t
s
•n-r
I'
-ocr page 3- -ocr page 4- -ocr page 5-i Oiicler-quot;AaJfclamp;-
Boor
f.'J
-V,
¦\
___
By d Erfgenamen vanJOATSTKES JaNSSONIUS van 'WAESBERGE.iffSj.
-ocr page 6- -ocr page 7-C, I o IC I f» (
dONDER-A ARDSE
Haar Goddelijk Maakfel en wonder
WISKUNDIG WERKSTUK
der Zeen en Rivieren j den oorfprong der Onderaardlê Vuuren, Winden en Fonteinen 5 beneffens der fèlve woedend vermogen inde Tempeeften en Aardbevingen j denbsp;vrerade werkingen der Wateren, Baden en Meiren ; als mede hoe en op watnbsp;wylè de Souten, deMetallen, de Swavels en andere vruchten binnennbsp;d’ingewanden der Aarde, als door een Konftigen Werkmeefternbsp;natuurlijk werden voortgebracht.
quot;quot;
V* ¦5'i
'«è
.X;--
1-3
fAMSrELTgt;AM,
In ’t Jaar ió8i. Mzt WtVihgu,
,\V e
3]
-ocr page 8- -ocr page 9-mi
II
Ed. Erntfefte, Manhafte, Acht-
bare, Wyfe, Voorfienige en feer Difcreten HEER,
d’ H E E R
DI-
-ocr page 10-VAN WEEGENS
Ende de ^eoBróyeerde Weft-Indifche Compagnie over de en 2^uid-l{i4/ïe van Africa, en?:^ ^efiderende op'
quot;t Qajleel S\ George del Mina ïn Guinea.
E Weereld, een algemeen Schouw-tooneel van de wonderlijke Werkkingen en onbegrijpelijke Wijsheden Gods , verfchaft innbsp;alle hare deelen, door die fijn verftant wiltnbsp;vlytig tewerk leggen, vele heerlijke en feernbsp;nutte opmerkkingen, waar door wy,, ge-duurendc den loop dcfes levens altijd meerder in kennisnbsp;en wetenfchap vorderende, ons fclven en andere wel aangenaam konnen dienen , en hooger redenen vinden omnbsp;d'Almachtige hand des Alderhoogften meer te roemennbsp;en te verheerlijken. Defe Schryver geftaag fijnen tijd hefteed hebbende om de verborgenfte Geheimeniflen dernbsp;Natuur i ontdekken, en de felve fijnen naaften klaar voornbsp;te ftellen, heeft ons feer geleerdelijk als een Nieuwe Wereld onder d’Aard, komen vertoonen, met vele onbekende heerlijke faken daar in aan den dach te brengen, terwijlnbsp;hy fich niet vernoegde met de fchors der aarden flechs aannbsp;te fchouwen , maar van binnen daar in dringende geheelnbsp;dat groot Lichaam als f ontleden, om miffchiên de Guide Eeuw weder te vinden, of wel om de waarheit , die,nbsp;gelijk men feit , in de Philofophifchen Put is gevallen,nbsp;door neerftig onderfoekken daar uit te trekken. Met on-vermoeiden arbeid word het Goud en veele koftelilke Ge-fteenten uit d’ingewanden der Aarde gehaalt, waar medenbsp;wy ons lieve Vaderland uit d’Afrikaanfe Ruften dikwilsnbsp;verrijkt fien ; en dewijl uwe JEel-Edele Hoog - Achthaarheitnbsp;nu nieuwlijks verheven is tot de Hooge Bediening ennbsp;Waardigheid van Direfteur Generaal van de Weft-lndi-fche Compagnie op de Noord-kuft van Afriken , tegen-
woor-
-ocr page 11-woordig gereed zijnde om met den eerften in dien Staat daar na toe te vertrekken ^ waar de gronden der aardenbsp;fonder ophouden doorfocht worden , foo hebben wynbsp;gants eerbiedig en gedienllig dit ongemeen Heerlijknbsp;Werk , uit het Latijn in het Nederlands vertaalt , aannbsp;uwe TTel-Edele Hoog- Achtbar heit willen opdragen en toe-eigenen. Het Vaderland verwacht grootc vóordeelennbsp;van uwe bequaamheden j daar de Heeren Bewintheb-beren , fonder eenige uwe de minfte aanbieding , uitnbsp;eigen drift bewogen , felfs uwe IFel-Edele Hoog-Achtbaar-heit hier toe verfocht hebben , door haare grondige kennis van uwe goede hoedanigheden ^ gebleeken in uwenbsp;getrouwe dienften den tijdt van veertien Jaaren lanknbsp;voorheen aan de gemelde Compagnie gedaan 5 foo datnbsp;yder van haar volkomen bewuft was , hoe grooten Er-varentheidt en diepen begryp uwe JVel- Edele Hoog - Achtbaar heidt heeft ontrent alle den Koophandel en belan-gens van voordeelen der felve Compagnie ? daar uw Per-foon foo feer uitmuntende eigenfchappen en bequaamheden befit , dat felfs de Barbaren en Swarten op dienbsp;Kuft een ongemeene genegentheid en achting voor uwenbsp;JFel-Edele Hoog - Achtbaarheit hebben. Wy konnen tegenwoordig niets beter doen , dan met al ons hert goeden Voorfpoed en Geluk op d’aanftaande Reife te wen-fchen 5 op dat daar door den handel van die Compagnie van tijdt tot tijdt beter en beter , en met meerder nuttigheit mag voortgefet worden ; en wy den alreeds foo feer wel verdienden roem van uwe Wel-Edelenbsp;Hoog - Achtbaarheit , als DIRECTEUR GENERAAL van de meermaals genoemde Weft-Indifohenbsp;Compagnie op die uitheemfche Kuften ^ onder die wyd-afgelegenevremde Volkeren ^ en voorts heel de Weereldnbsp;door , langen tijdt noch heerlijker mogen fien opryfen,nbsp;ten beften van ons algemeen Vaderland , terwijl wy met
fchul-
-ocr page 12-fchuldige eerbiedigheidt glory ftellen in ons te mogen noemen-;,
Heer,
VOOR-REDEN,
WERELD;
EERSTE DEEL.
Het I. Hooftsttjk.
Handelende van de eerfie aanleiding tot dit Werl{, en van de ^ifen
des Auteurs.
Unftige Lefèr, de Wereld kan gefegt werden een Orgel te zijn, ^ door wysheid des Scheppers in getal, gewigte en mate, Ibdanignbsp;'toegefteld, dat of Ichoon in de geheime Onderaardlè vertrek-¦ kende Werktuigen verfchuilen, echter geeftlè door de Onder-'aardfè pijpen foodanige geluiden en 'verlcheidenheidt vannbsp;^ftemmen , dat er inde Ondermaanlè Wereld niet voorkomt,nbsp;het welk niet met lijn getal, gewigte en mate is voorfien.nbsp;Wy bevatten dele Orgel in twaalf Boeken , als lbo veel Regifters, daar denbsp;ganfche gefaglijkheid en Rijkdom der natuur met de grootfte verlcheidenheid dernbsp;dingen ondwagteld werden, het Ibude iemand mogen fchijnen, dat ik dit ondernemende, eenftoute en mijn bereik te boven gi^ande daad begaa 5 dewijl ik als na denbsp;Onderaardlè plaatfen reilende een weg betrede, die, mijns wetens, noch van niemand is bewandeld, en voor het menfchelijk verftand ontoeganglijk fchijnt. Dochnbsp;ik laat my niet ophouden, maar ben vrymoedig die reis aan te vangen, daar toe iknbsp;door een Godlijke drift en door ’t verlbek van uitftekende Mannen gedrongen ben.
Ik weet dat’er in defe verligte eeuwe deftige Mannen zijn geweeft die met de uit-terfte kracht en met grootekoften hebben gearbeid, om de uitwendige omtrek der aarde te befchry venj doch niemand is doorgedrongen tot de vertrekken en verborgenbsp;plaatlèn der Onderaardlè Wereld. Daarom heb ik de oogen mijns verftands gewen-det tot het gebouw der wonderlijke Onderaardlè Wereld tot noch toe verwaarlooft.nbsp;Ik had al o verlang begrepen dat delè Hof ongemeen en deftig alsookweerdigwas,nbsp;dat de uiterfte kracht des verftands daar aan Ibude hefteed werden. Ik had by de natuur Gefchied-fchryvers veel gelefen van dé geheimen der Onderaardfe Wereld dienbsp;ik agtede niet Ibfeer ondervonden, als enkelijk verhaald te zijn, Ib dat’er niet veelnbsp;ftaat op te maken is. Daarom fogt ik alleen een oog-getuigenis, dat my nodig wasnbsp;tot uitvoering van mijn voornemen. Terwijl ik in dit gewoel van gedagten was, Ibnbsp;gebeurde dat ik door laft der Overfte een reis Ibude doen na Sicilien en Malta in ge-lelfchap van den uitftekenden Vorft Fridericus Landgraaf van HelTen, en namaalsnbsp;Kardinaal, diens Biechtvader ik op die tijd was. Ik oordeelde defe gelegentheid mynbsp;van God toegelbnden,lèer bequaam tot uitvoering van mi jn voornemen: ik ben ooknbsp;in mijn hope niet bedrogen : wantin Sicilien komende, Ib heb ik daar volgens mijnnbsp;wenfch een Toneel van de fich felfs onder een wonderlijke verlèheidenheid verklarende natuur ontmoet, dewyle al ’t gene dat in de ganfche aarde wonderlijk, ongemeen en ongewoon voorkomt, daar als in een kort begrip gevonden werd. En doornbsp;bequaamheid van de Maltefe Galeijen, daar van de voornoemde Landgraaf Admiraal was, die mijn pogingen gunftig bevorderde, fo heb ik mijn voornemen vervolgd, krijgende gelegentheid om,volgens mijn groote begcerte,te klimmen op dennbsp;Berg T-tna, die de bron en oorfprong is van al de wonderen, welke in Sicilien voorkomen : daar ik felfs als een ooggetuige heb onderfogt ’t gene de Schryvers van allenbsp;eeuwen van die Berg verhalen. Daar na heb ik onderfogt de dEtolilè of Hephseftilenbsp;I.DEEL.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ttnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Eilan-
-ocr page 14-Eilanden, en voornamelijk het Eiland Strongylus, en ’t welkmen Vulkanus noemd, als ook de Mamertinle Zee-engte die door de ongelooflijke -verwiflelingen dernbsp;Zee-vloeden niet min gevaarlijk als door de menigvuldige Schip - breuken vermaard is. Daarenboven heb ik de wonderlijke bewegingen en driften der vermaarde Scy lla en Charybdis;,benelfens haar oorlaken met groote iever onderlbgt. Al hetnbsp;gene ik heb waargenomen is terftont op mijn Geheugboekje aangetekent, en te huisnbsp;komende naukeurig overwogen ; gelijk de Lefer vervolgens in ditW.erk falnbsp;vinden.
Dele dingen waargenomen zijnde, Ib heeft het de Godlijke goedheid beliefd my te openen een ander Toneel, dat vervaarlijk en vol droevige gevallen was, tot geennbsp;ander einde van mijn fijdc, als dat belchoud zijnde de magt des vergramde Gods innbsp;de natuur werkende, ik mijn werk Ibude vervullen niet alleen met dingen die eennbsp;nieuwsgierig gemoed voldoen, maar ook met dingcn,dié de vreelè Gods en de diepten der oordeelen Gods in de menfehen verwekken en vóórhellen : want na dat denbsp;waarnemingen te water en te lande waren afgelegd, en dat ik gelegentheid afwagtenbsp;om na Romen te reifen, Ib weet ik feker niet door wat voorfienigheid het gelchiednbsp;is, dat ik onwillig fo lang te Medina daar io bequame gelegentheid tot reifen was,nbsp;ben gehouden. Doch gelijk wy de verborge wegen der Godlijke voorfienigheid,nbsp;•volgens welke hy de onkundige menfehen meer als meteen Vaderlijke Ibrg leid,nbsp;niet genoegfaam konnen verwonderen. Ibis ook niet vergund de felfde boven hetnbsp;bereik des menfehen verhand zijnde, te onderfbeken. Maar het licht der waarheidnbsp;gaat ons dan eerh op, alswe uit verfcheide gevallen en gevaren verloh, ons met denbsp;oogen der ziel keeren tot Gods onbedenkelijke grootheid en goedgunhigheid, hetnbsp;gene uit mijn toeven tot Melfina door de ondervinding is bevehigt. Seker het is gebleken, dat God gewild heeft, dat ik niet alleen een getuige der gevolgde qua-den, maar ook tot eere fijns naams en beproeving mijns geloofs een deelgenootnbsp;der lèlfderfoude zijn. Op dat ik alfb fbude konnen verhalen fb groote ongevallen, *nbsp;die haar gelijke noch in Afien als er twaalf heden zijn omgekeerd, noch in Italiennbsp;oit zijn voorgevallen : dewylein weinig tijd by na het meehe deel van Calabriennbsp;is verwoeh.
HET II. HOOFTSTUK.
IN ’t Jaar 1638. den 14. van Lentemaand ben ik met twee Geehelijke van de derde Orden van S‘. Francifcus en twee Wereidfe van Meffina afgevaren; den felfden dach geraakten wy aan den uithoek Pelorus daar wy drie dagen verblijvende metnbsp;. allerlei ongevallen hebben geworheld, door dien de plaats en de locht tegen onsnbsp;^^Tragoe- fchecnen te gaar gefpannen: dit w^aren alleenlijk voorfpelen van t volgende “Droef-cinde-fpel. Wy hebben eens en andermaal getragt af te varen, doch zijn door denbsp;ongehuimige Zee, en, gelijk namaals is gebleken door verborge behiering van Godnbsp;te rug gedreven na de felfde plaats; ’t welke indien niet gefchied was fb fbude de hadnbsp;S.Euphemia,daar wy meenden heen te reifen, en eenige tijd moehen verblijven, onsnbsp;graf geworden zijn ; hier uit hebben wy konnen leeren dat de menfeh dikwils niet 'nbsp;weet wat hy begeerd, als ook hoe iedel en onfeker de voorfchikkingder menfehen is,nbsp;wanneerfe Gods wille niet is onderworpen. Wy eindelijk in de langer vertoeving verdriet krijgende zijn Saturdag voor Palmfondag den 27.van Lentemaand afgeheken,nbsp;de Zee was buiten gemeen onheld, bylbnder ontrent de uithoek Scy lla door Ib veel
Schip-
-ocr page 15-Schipbreuken vermaard, neerdalende met groote draaikringen, dat niet alleen ons, maar ook de meefte Schippers een fchrik op het lijf jaagde. De drift der Zeenbsp;ons dan tegen zijnde , lbo letten wy onlèftreeknade ftadTyndaridasofMilazonbsp;om allo met een Suid-oofte wind korter en fpoediger door de Zeeboelèm Cujaciuranbsp;aan de Kuil: van Calabrien te komen. Doch alK^e gekomen waren midden tulTchennbsp;Liparas en de uithoek Vaticanura, Ib lach ik dat den Berg iEtna en Strongylus buiten gewoonte groote brokken, rook als heele Bergen uitwierpen, die wijd enfijdsnbsp;verlpreid zijnde, nietalleen de Liparae, maar ook het Eiland Sicilien ons gelicht ontrokken. De Ichrikwerde vermeerderd door de onderaardlê loijingen en geraas,nbsp;die als voorfpoken waren van de volgende Ichaden en verderveniflen over Siciliennbsp;en Calabrien gebracht. Ik door dele dingen bevreell:geworde,trachte op allerleinbsp;wylè de Schippers te bewegen datlè afhoudende vande Liparitaanfe Strand recht nanbsp;de Vaticaanle uithoek Ibuden varen, voegende daar by datwe in groot gevaar warennbsp;om door de Zee weggerukt te werden en te vergaan : want of wy Ichoon dicht bynbsp;het Eiland Strongylus waren, echter konden wy het lèlfde door de rook niet lien,nbsp;maar wy werden alleenlijk gewaar het geraas met een fware Iwavelige ftank. Verders lagen wy alle met verwondering, dat de Zee in ftil weder even als fiedend water opborrelde, en andere ongewone veranderingen onderging. De gene dieoitnbsp;een ïsleir gelien heeft ten tijde als’t regend, met ontelbare Maasjes belet, die kannbsp;van dele geftalte der Zee een bequaam denkbeeld maken. Alswe de Vaticaanle uithoek naderden, de lèlfde ontroering der Zee noch blijvende duuren, Ibvoorlèidnbsp;ik mijn reis-gefellen, dat’erin’t kort een Aardbeving zoude volgen, daar doornbsp;te vreelèn was, dat hangende Rotfen en Bergen mochten af breeken en in Zee Horten, daarom was niet geraden dicht daar by te komen : en mijn voorlegging is doornbsp;de uitkomft bewaarheid: want wy hebben gehoord dat twee uren daar na een grootnbsp;gedeelte van die uithoek met al de wooningen is in Zee geftort.
OndertulTchen onlè reis vorderende, Ib zijnwe alle behouden te Tropjea aangekomen met groote blijdfehap, doch onkundig van de gevaren diewein de borrelende Zee te nauwer nood waren ontkomen, ons felfs nietkonnende verbeelden datwe in ftil weder Ib digt by de dood waren. Doch wy hadden de voeten naulijks over dennbsp;drempel van ’t huis onfer ^ Broederfchap gefet, als op een onderaards vervaarlijk ge- ^ coiiegt;nbsp;luid, even als van leer fnel-rydende wagens, Ib een geweldige enlchriklijke Aard-^‘“”*nbsp;beving is gevolgd, dat het huis met de ganlche ftad en onder gelege Berg even als innbsp;eenwaagfchaleftond en waggelde 5 Ib dat ik niet langer kennende ftaan, voorovernbsp;op mijn aanhgt viel en geen hope meer tot’t leven hebbende, mijn ziele aan Godbe-veelde. Hoe iedel was in Ib een gevaar alle wereldfe blydfchap! doen bleek alle eere,nbsp;weerdigheid, gelag en wijsheid niet anders als een water-bel, rook en door de windnbsp;verdreve kaf te zijn : als ik mijn ziele bereide om uit dele vergankelijke wereld innbsp;de eeuwigheid over te gaan, het geene ook op die oogblik Ibude gefchied zijn, tennbsp;ware God my had beliefd te bewaren van de inftorting der muuren, om noch Iwaar-der ongevallen tot eere fijns naams uit te ftaan. In defe worfteling mijns gemoedsnbsp;werd my een ongemeene Ichrik aangejaagd door de vallende Ticchels enl'cheuren-de Muuren, die van alle kanten dreigden te vallen,Ib dat ik niet lach op wat wyfe hetnbsp;gevaar te ontkomen om mijn leven te behouden: echter moed fcheppende Ib ben iknbsp;ontkomen, nochtans Ib verbaaft, dat als ik totmy felfs quam, my ontbloot vond vannbsp;mijn rok en hoed, die verkregen hebbende, fo ben ik aanftonds uit de ftad gevlodennbsp;van de ftad na ons Schip. Dele onfteltenis had bevangen al onfe Vaders Jeliiiten alsnbsp;ook mijn reis-gefellen, die tot behoud hares levens haar matten pakten, fonder eennbsp;woord te preken als offe ftom waren.
Daags daar aan, zijnde Palm-fondag, de Zee ongemeen hoog lopende, vervolgden wy onlè Reis, en zijn gekomen te Rochette , daarwe uitftapten, doch de Aardbeving: verhefte weer fo 2eweldig:,datwe genootlaakt waren wederom na onsSchip te I.DEEL.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tt 2.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;keerem
-ocr page 16-keeren. Daar ontrent was een huis gefchikt om de Vreemdelingen te ontfangen, daar in wy ons begaven om wat te ruften : doch de Aardbeving verhefte fich Ib-danig , dat ik , voorftende het gedreigde ongeval, met luiderftemme lêide die fijnnbsp;leven lief heeft volge my na de Strand j daar door mijn gefellen beweegt zijn hetnbsp;huis te verlaten en my te volgen. Wy warennaulijkseenuuropftrandgeweeftofnbsp;de Aardbeving verhefte fich wederom , daar veel huilen, en onder die ook dat genenbsp;in ’t welk wy waren gevloden, zijn ingeftort : wy dankten God, die ons door fijnnbsp;verborgen beftiering van Ib grooten gevaar had verloft.
Terwijl wy een plaats foeken om van fo een fchrikkelijke Aardbevingbevryd te zijn , Ib kommenwe te Lopizium midden tulTchen de ftad Tropaea en de fterktenbsp;S. Euphemia , daar wy een bequame wind om over te varen wagtende , van denbsp;eene fijde door de ongeftuimigheidderZeeen van de ander fijde door de neerge-ftorte Huilen cn verwoefte Dorpen verveerd gemaakt werden. In dele ongevallennbsp;llaa ik myn oogen wat naukeurig na Strongilus f lèftig mylen vandaar gelegen, ennbsp;lag het lelfde op een ongewoone wyfe woeden 5 want het Icheen geheel met vuu-ren vervuld als of het vuurige Bergen waren j een fchrikkelijk geficht dat de alder-kloekmoedigfte Ibude verveerenenontlètten. Ondertulïchen werd een geluid alsnbsp;een Donder gehoord, doch om de veer afgelegentheid wat doover, ’t welk allens-kens aangroejende onder de aarde voortkroop en aangroeide tot dafet onder on-lè voeten was, daar de aarde lo geweldig gefchut werde, datwe niet langer konden ftaan, maar ons lêlfs aan de ftruiken en boom en moeften vaft houden.
Op die felfde uur gebeurde een aanmerkelyke en eenige gedachtenis weerdige laak, namelijk de omkeering van de vermaarde ftad S. Euphemia die gelegen wasnbsp;aandeuiterftekantdesZee-boelèms onder het gebied van de Ridders van Malta.nbsp;Na datwe dan als dood op de aarde liggende de geleide ftad met een wolke bedektnbsp;lagen. Ibis die wolk allenskens verdwenen , doch wy lagen geen ftad noch eenignbsp;overblijflèl delTelfs, maar in delfelfs plaats een vuile Poel. Wy Ibgten menlchen,nbsp;die ons van defe ongehoorde laak Ibuden onderrigten, doch vonden niemand. Denbsp;Schippers door Ib een vremde laak verbaaft,wierpen de riemen weg, fioegen op harenbsp;borft,en badenGod om genade,verwagtende diergelijk ongeval of de jongften dach.nbsp;Eindelijk verfterkt zijnde en gebiegd hebbende Ib hebbenlè het Ichip door de op-Iwel lende baren aan de tegenoverige ftrand gebragt, daar wy aan Land gaandenbsp;wederommenfehenhebbengelbgt, dochgeenegevonden, behalveneen jongen,nbsp;die als verbaaft op de ftrind Ik. Wy vraagden hem wat de Stad S. Euphemia wasnbsp;overgekomen, doch kregen geen antwoord : want fijn tong was door devreelèennbsp;verbaaftheid Ib gebonden , datwe noch door medoogende woorden, noch doornbsp;gedienftigheden eenig woord hem uit de hals hebben konnen wringen. Hy wildenbsp;ook de voorgefette fpijfe niet nutten , maar fcheen met fi jn vingers de droevigenbsp;ondergang van S. Euphemia aan te wyfen. Sijnde ontrooftbaar en met een droe-vig gelaat even als een onfinnige,fo loopt hy van ons in’tnaafteBofch, komendenbsp;namaals niet meer te voorfchijn.
Wy onlè reis bevorderende door Nicaftrum , Amantea, Paula, Beldeverium, lagen 200000 treeden veer niet anders als ingeftorte Steden, Sterkten, Huilen ennbsp;doode menlchen , de levende in ’t opene veld loopende en van vreelè als verwel-kerende , Ib dat de Jongfte dach voor de deur fcheen. Dele dingen metgrootcnbsp;linerte en verbaaftheid gefien hebbende , Ib fijnwe eindelijk na Ib veel gevaarnbsp;ongelukkelijk te Napels gekomen. Wat my vorders gebeurt is lal ik in t volgende Hooftftuk verhalen.
HET
-ocr page 17- -ocr page 18- -ocr page 19- -ocr page 20-Het III. HOOFTSTUK.
door den Kutcuxgedaan.
Na dat ik fo groote gevaren was te boven gekomen en Ib een ongelooflijke kracht der natuur in de Onderaardlè plaatlèn onderfbcht hadde , fo werdnbsp;ik bevangen van een fterke luft om te weten of den Berg V eiuvius in Ibnbsp;groote ongeftuimigheden eenige gemeenfchap hadde met het Eiland Strongylusnbsp;en met den Berg ^Etna. Ik ben dan gegaan na deStadPorticumaandevoetdesnbsp;Bergs gelegen , daar heb ik voor groot geld gebuurt om my de weg te wy lèn eennbsp;Boer , die de gelegentheid van die plaatlèn fc^kent was, en ik ben met hem midden inde nacht den Berg door verdraaide en verwerde paden opgeklommen, daarnbsp;opgekomen zijnde , Ib bevondenwe den ganlchen Berg door vuur verlicht te zijnnbsp;met een ondraaglijke flank van Swavel en Joden-lijm. Over Ib een fchriklijkenbsp;vertooning verbaafl zijnde , Ib verbeelde ik my de Hel te flen, daar niet ontbraknbsp;behalven de gedaante der Duivelen. Wy hoorden vervaarlijk geluid en geraas,nbsp;een onbegryplijke flank , rookmetroodebrokken vuur vermengt, uitelfonder-Icheide gaten geduurig opgaande, fo dat ik gedrongen wcrde uit te roepen : 0 dkp'nbsp;te des ^jkjdoms heide der Wijsheid en der kennijfe Gods , hoe ondoorgrondelijk ^jnnbsp;uTi^e ligt;egen j indien gy u macht door Ibodanige vervaarlijke gevallen der natuurnbsp;tegens de boosheid der menlchen betoond , wat flater te gebeuren in den laaftennbsp;dach , wanneer de aarde door u Toorn fal vergaan en de Hooft-flofFen verbranden lullen.
De Morgen-flond aan brekende Ibheb ik, om de inwendige geflalte des Bergs te verflaan een bequame en veilige plaats om te flaan uitgekofen , namelijk eennbsp;groote vlakke Rotlè , van waar een toegang tot den Berg was. Doen heb ik mijnnbsp;Werktuigen voor den dag gehaald om den Berg te meten , en bevond de omtreknbsp;des Tops 300000 treden , de diepte 800 treden. DeBergwasoveralaf^broken,nbsp;hebbende nergens toegang om binnen te komen , maar de opening daalde fleilnbsp;neder. De Bodem Icheen wel (rnalder te zijn , doch lulksgelchiede alleen dooinbsp;de veer afgelegentheid, die oorlaak is dat de voorwerpen volgens de regels dernbsp;Geflgtkunde haar kleen’er vertoonen. Midden op de Bodem Icheen de natuurnbsp;haar Haart-flede geplaatfl te hebben, daar gedurig vuur geflookt en allerlei Mijn-floffen gebrand en gelinolten werden : de Onderaardfe walèmen door de hittenbsp;gaande gemaakt beweegen de Berg, de aarde, Swavel en andere Mijnftoflen vallen ter neder, daar door Ib een vervaarlijk geluit verwekt werd, dat de allerkloekflenbsp;raenfch de hairen te berge ryfen. De ftof uit de Berg gedurig opgeworpen, maaktnbsp;als een nieuwen Berg, die leerverlcheidenvanftofis, doordeverlchcideMijn-floffen uit welke lyis te gaar gefleld : want op Ibmmige plaatlèn is e groen van tnbsp;Koper, op andere geel van de Swavel en Kattekruid , op eenige plaatlèn roodnbsp;van ’t Vermeljocn, Iwart van Vitriol met watergemengt, alchgraau door de Aflchenbsp;gelijk de Lelèr in de nevens-gaande Af-beelding kan lien. Dit nieu Bergje wasnbsp;na de brand in ’tjaar 1Ó31 voorgevallen, Ib aangegroeit, datlè Icheen weer totnbsp;haar voorgaande hoogte te lullen komen , in dienlè niet door een andere brandnbsp;wei'de omgeworpen, gelijk in dit Jaar lóóoisgefchied : want de Berg is door delènbsp;brand merkelijk vermindert.
Delè dingen onderfbcht zijnde, fo ben ik weer na Napels gekeert, en des anderdaags gegaan na ’t Eiland .^tnaria of Ifchia, by de oude lèer vermaard en bekent: van daar heb ik my begeven na de Iwavelige en brandende Bergen van Puteo-lanusj en hebben lècr waarachtig bevonden het geenede Oude en Nieuwe Schry-I.DEEL.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tt 3
-ocr page 21-vers daar van verhaald hebben; gelijk de Lefer in t vervolg deles werks lal vinden aangeteekend.
Ik heb beginnen te denken wat kracht onder de aarde mach fchuilen om Ibda-nige wonderen uit te werken. Vorders heb ik ook belacchen de gene die ftellen dat de Aard-kloot niet anders Ibude zijn als een doorgaanlè klomp lender eenigenbsp;verlcheidenheid van deelen. Seker al^e de laak naaukeurig onderfoeken Ibnbsp;bevindme , dat in de aarde geen min verlcheidenheid van openingen en anderenbsp;deelen zijn tot dienft van’t Geheel Al gelchikt, als in het lichaam der menlchennbsp;ingewanden, Aders, Senuwen, Beenen en andere deelen gevonden werden. Omnbsp;dan de rechte kennis defer onderaardle dingen te bekomen , Ib heb ik belchryvingen van alle Landen, de Zee-vaarden en voorts alles dat my eenig licht in defe faaknbsp;konde geven neerftig door-bladert. Daar by gekomen is dat onlè Vaders uitnbsp;Ooft en Weft-Iudiën my roildelijk hebben medegedeelt en rijklijk voorlien vannbsp;menigvuldige waarnemingen haar in die landen voorgekomen. Daar door innbsp;myeen groote verwondering is verwekt, en met die verwondering een ongemeenenbsp;begeerte om de oorfaken na te vorlèn. De dingen dan met malkander vergeleken , en alles naaukeurig overwogen zijnde , Ib heb ik eindelijk aangevangen te befchryven , het geene mogelijk van niemand tot noch toe is ondernomen , een Onderaardle Wereld , en heb de felfde volgens mijn beloftennbsp;na veelvuldige beletlelen eindelijk voltooid, tot Godes eere en nut des gemeens.
Adien ik door veel luiden om dit werk te gaar te ftellen ben verlbcht, en veler hulpe nodig hadde om te weten de wonderen der natuur, dienbsp;in Indiën, America, Alia en Europa voorvallen, Ib dacht my dienftignbsp;door Brieven mijn voornemen in de voornaamfte deelen der Wereld bekend te maken, bylbnder aan de ervarenfte Vaders van onfe Jeluitilè Orden, haarnbsp;verlbekende, datlè my wilden overfchryven het geene in de Mynen, in de Zee,nbsp;Rievieren, Kruiden en Dieren aanmerkens weerd voorkomt. So haalt ly mijnnbsp;voornemen hebben verftaan, Ib zijnlê ook gaande geworden om. met alle neer-ftigheid en Ibrge my de helpende hand te bieden; daarom Ibud ik ondankbaar zijn,nbsp;indien ik die toegebrachte hulp niet erkende met haar namen in den ingang delèsnbsp;Werks ter eeuwiger gedachtenis voor te ftellen.
De Keiler Ferdinandus de III. zaliger Gedachtenis, heeft my niet alleen tot dit werk aangeraden, maar ook door Brieven en geld, of ik Ichoon lulks onweerdignbsp;was, Ibnderophouden geholpen. Daar in hy achtervolcht is van lijn Soon Leo-poldusdel. een navolger fijns Vaders in’t Rijk en in deugd, die het werk heeftnbsp;helpen ten einde brengen door middel van den Aartshertog Leopoldus Guilielmus,nbsp;welke my en mijn beyveringenfo veel goeds heeft toegedragen, dat’ernietisont-broken’t welk konde dienen om mijn arbeid in’t licht te brengen. Derhalvener-ken ik dat al’t gene t’federt lojaren van myis uitgegeven aan dele twee Vorftennbsp;als mijn behulplameVoefterheeren moet werden erkend : Hier toe behoord ooknbsp;de Eerweerden uitftekenden Francilcus Georgius Keurvorft en Aarts-bilfchop vannbsp;Ments; als ook den gedachten Carolus Ludovicus, Keur-vorft van de Palts.nbsp;Deler voorbeeld is achtervolgd van Auguftus Hertog van Brunswijk en Lunenburg: vanFrancifcusdeLippayEerftevanHungarien, Aarts-bilfchop van Strigo-
nien 3
-ocr page 22-nien; van Bernardus Grave van Martinez, voor een tijd, weerde Burg-graafen Onderkoning van Bohemenj met fijn Broeder de tweede plaats in dat Rijk bekledende 5 als den Aarts-hertog Ferdinandus Carolus, die tot my heeft doen fenden alles watnbsp;aanmerkens weerdig in Tyrol te vinden was.
Daar toe hebben ook geholpen de eerwaarde Vaders vanonfeBroederfchap Andreas Schaffer en Joannes Eiffer, die alles dat ongemeen in de MyneninHon-garien gevonden werd my hebben toegefbnden, beveftigt en verfterkt met hetnbsp;getuigenis der Myn-overfte: fb dat niet alleen defe Onderaardfè Wereld, maar ooknbsp;mijn Bewaarkamer door dit middel met allerlei foorten van Mynftoffen isnbsp;lijkt. Wat dienft tot voltojing defès werks gedaan hebben de Vaders Jelui ten uitnbsp;Indiên hier te Romen komende, Martinus Martinius, Francifcus d’Orville, Hyacin-thus de Magiftris, Philippus Martinus en andere Francen, Spangiaarts,Portugeefèn,nbsp;lal in’t vervolg delès werks blijken, daar haar namen dankbaarlijk lullen werdennbsp;voorgeftelt.
En nadien ik van natuur lodanig gefield ben dat ik niet licht geloof geve aan ’t gene van de Schryvers verhaald werd, ten zy ik daar vanverlèkcrt werde door ontwijfelbare getuigenilfen van geloofwaardige lieden, ofdoor eigen ondervinding; io is naulijks te leggen hoe veel tijd, arbeiden kollen ik belleed hebbe, om Ibecnnbsp;verlèkering te krygen, en met eigen oogen de Mynen, Spelonken en andere on-deraardlè plaatlèn te onderloeken,op dat my nietlbude gebeuren ’t gene veel anderenbsp;Schryvers is gebeurd, die van Steenen, Metallen en andere Mynllolfen hebbennbsp;gelchreven, welke haarlèlfs onbekend waren. Ik heb ook Ib mondeling als doornbsp;Brieven geraadpleegd met Stoflcheiders, Goudfmeden, Steenhouwers, Juweliers,nbsp;Myngravers en andere Konllenaars, daar door ik bequaam ben geworden om grondiger te Wijsbegeeren. Daarom kan de Lefer fich verlèkeren in dit Boek niets voornbsp;te komen, ’t welk door eigen ondervinding van my niet is beproefd : want ik geefnbsp;my felfs geen rulle om te denken dat ik de oorlaken van eenig verlchijnlêl heb uitgevonden , ten zy ik door ervarenilTen de natuur in haar werkingen heb nagebootll.nbsp;Indien ik my lelfs niet bedriege, Ib heb ik hier in ten minllen Ib veer gevorderd, datnbsp;andere een weg is gebaand om lichter tot de naalle oorlaken der dingen door tenbsp;dringen. Mogelijk lal een ander hier in gelukkiger zijn om volgens delen draad denbsp;geheimlle vertrekken der natuur te doorwandelen, ik heb mijn plicht gedaan volgens ’t Talent van den Vader der Lichten my toevertrouwd. Niemand moet denken dele dingen tot een ander einde gelchreven te zijn, dan tot eere Gods, dienbsp;wonderlijk is.in fijn werken.
-ocr page 23-VAN DE
7) E S
EERSTEN D E E L S
der
EERSTE BOEK.
EERSTE AFDEELING.
I. nbsp;nbsp;nbsp;Hooftstük.
II.
III.
\Iddel^unts Befchryving.
' Van de Streep der be^iering.
Wonder-reden van het Middelpunt der Aarde.
TWEEDE AFDEELING.
I. nbsp;nbsp;nbsp;Hooftstuk. BefchryvingevandeBlaatfe-
lyke beweginge en natuureliyke drift der lichamen.
II. nbsp;nbsp;nbsp;Va,n de naturelyke en geweldige’verhaa-
Jie beweginge derfware lichamen , en dejfelfs gemathheid na de tyd. in welkenbsp;bet de genoemde ruimte afloopt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;xj
III. nbsp;nbsp;nbsp;Vdn de beweginge der fware lichamen bo
ven bochtige of kromme vlakten. x8
IV. nbsp;nbsp;nbsp;Van de beweging der af hangers. 31
V. nbsp;nbsp;nbsp;Van de Middel-kegel-fnédtge beweginge
der dingen j dio geworpen ^ge gooit worden j en dejfelfs wonderlijke uitwerkingen. nbsp;nbsp;nbsp;34
DERDE AFDEELING,
Hoofstuk. Hoe de fhelheid der beweginge van fware lichamen tot het Middel-punt kan bepaalt worden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;40
VIERDE AFDEELING.
L Hooftstuk. Van de WereldMiddel-punt-kunde-konJi. nbsp;nbsp;nbsp;43
II. nbsp;nbsp;nbsp;Van de beweginge der af hangers.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;46
III. nbsp;nbsp;nbsp;Van het gebruik en de nuttigheid van het
gene gefecht is. nbsp;nbsp;nbsp;49
lY. Van het gebruik der afhanger sin faken die tot de Landmeterye behooren.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;5-4
TWEEDE BOEK.
EERSTE AFDEELING.
I. nbsp;nbsp;nbsp;Hooftstuk.. Van het einde en oogmerk der \
Aardkloot. nbsp;nbsp;nbsp;61nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;IX
II. nbsp;nbsp;nbsp;Van de fchetfe des Aardkloots in het
Goddelijke verftand. nbsp;nbsp;nbsp;62,
III. nbsp;nbsp;nbsp;Van de natuur enfamenflellinge der
IV?reldf? K loot en ofSterren j en hoe fy tot debenedenfteWereldinvloe-jen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;63
IV. nbsp;nbsp;nbsp;Van de Son en dejfelfs verwonderens
waardig Werkftuk, Krachten en ei-genfchappen , waar door hy in de Aardfe Wereld invloeit.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;64
V. nbsp;nbsp;nbsp;Van de natuur en uitwerkingen van
het lichaam der Mane. nbsp;nbsp;nbsp;70
VI. nbsp;nbsp;nbsp;Van de evenmatigheid der Aardkloot
tot de Son en Mane. nbsp;nbsp;nbsp;71
VII. nbsp;nbsp;nbsp;Van het uit er Jie ge fielder Aarde 3 en
dejfelfs grootheid. nbsp;nbsp;nbsp;yx
VIII. nbsp;nbsp;nbsp;Van Bergen des Aardrïjksj en derfel-
XIII.
XIV.
ver motfaakeljkheid. nbsp;nbsp;nbsp;yy
Van de verborgenegefteldheid derBer-gen. nbsp;nbsp;nbsp;77
Van de Bergen in het by fonder 3 en der felver verborgen geflel of makingenbsp;tot het gebruik der menfchen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;79
Van de Vuurbrakende Bergen. nbsp;nbsp;nbsp;8 5
Ofde Bergen terwylefy met ter tjd af nemen 3 ook eindeljk wederom toenemen 3 en vande wonderIJke hervor-minge der Aardfer deelen. 8 7nbsp;Van de Wateren of de 2lee die rondomnbsp;’t aardrijk gaat 3 en degemeenfchapnbsp;der IZ^en door verborgene wegen. 97nbsp;Vin de hoogte der Bergen en diepte dernbsp;Oceaan3 ender^en 3 alwaar ooknbsp;de hoogte van den Berg Caucafu53nbsp;van Ariftotelesvaflgefield 3 onder-fochtword,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;loz
Y^Y.Van
van de BOEKEN m H OOFT STUKKEN.
XV. nbsp;nbsp;nbsp;Van de oneffenheid van de Grond der
Z^e : waar bygevoegt wordt een ge-denckwaardige gefchiedeniffe het boven verhaalde bevefiigende. 11 j
XVI. nbsp;nbsp;nbsp;Van de meetinge van de Straat van
Sicilien door den Schryver gedaan in hetjaarï6‘i%.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;113
XVII. nbsp;nbsp;nbsp;Van het Seilftenige gejiel, of van het
geraamte des Aardryks. nbsp;nbsp;nbsp;118
XIX.
de wonderlyke verjcheidenheid der dingen en alfadigheid door welkenbsp;V /iardfe lichaam bejiaat en welk denbsp;waare en eigent lyke Aar dfe Hooft-ftoffe zy.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1X3
Van het inner l§ke ge fel des Aar dry ks en deffelfs winkels en overeenkomfle^nbsp;met die van het menfchelijk lichaam.
X’l6
XVIII. ‘Dat V Aardje lichaam geenfnts van | X X. Van de holen j ofeningenj en ontallyke een gelykgeflagtige natuur is i envan\nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ff leten of gaten der Aarde.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;13 j
DERDE BOEK.
EERSTE AFDEELING.
I, nbsp;nbsp;nbsp;Hooftstuk. Van de verfcheidenheid der driften door welke de Z£e 't aller tijd beweegt word.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;146 II. nbsp;nbsp;nbsp;Van de algemeene beweegmge der Zje, welke gefchied uit het Ooflen na het Wefien.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;148 |
III. nbsp;nbsp;nbsp;Van de bewegingen j die menfroomen of weder omgefagene of wederom gekeerde noemt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j IV. nbsp;nbsp;nbsp;Van de algemeene beweginge der Zee j en deffelfs uitwerkinge omtrent den Aardkloot. nbsp;nbsp;nbsp;I jquot; I |
TWEEDE AFDEELING,
VII. II. III. IV X. I. Hooftstuk. Van de tweede algemeene bewegingen der Zs^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tegenflrydige bewegingen t' faamgefeldj en welk men de Vloed en Ebbe j ook het komen en kee-ren j of het vallen en waffen der Zeenbsp;noemt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;154 Door wat kracht of hoedanigheid de Maan de Zge beweegt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;156 Waarom de Zee meefl fijn kracht ten tyde als de Maan nieuw en vol is j uit-fet.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;159 Waarom de Zee in verfcheidegedeeltens der Wereldjuiet altyd fes uuren Vloeidnbsp;en fes uuren Ebt j en waar uit foo onregelmatige bewegingen der Zee ont-Jiaan.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;164 V. nbsp;nbsp;nbsp;Waarom te Londen in de Riviere de Teemsj dan de aldergroofe opfwellinge der Zs^g^heurtj wanneer de Maan innbsp;PZuid-weflerlyke deelvan 't ^artiernbsp;geplaatf is j daarentegen de Maan innbsp;de Noorderteekenen en in de ftreek vannbsp;'t Noord-ooflen gefield zynde dan denbsp;grootfie opfwellinge gefchiedj drie uren^nbsp;namelyk t e voor en eer fy aan den Meridiaan of Middag-lyn van Londen komtnbsp;of raakt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;168 VI. nbsp;nbsp;nbsp;Waarom V water in de mond van de Ga- |
ronne een Rievier in Vrankryk feven uuren wafi j en aUeen maar vyf uurennbsp;valt-., enwaarom in tegendeel inde Senega j een Rievier in Africa het Zeewater vier uuren wafi j en acht uurennbsp;valt,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;171 Sefte onderfoek handelende noch van voorgaandefioffe.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;171 VIII. nbsp;nbsp;nbsp;Waarom denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j gemeenelykdel Zur, ontrent ‘Panama fulke ongewoo-ne en ongelooffelyke Vloeden en Ebben maakt: integendeelj indeNoord-zeenbsp;gemeenelyk del NordjOwtrent de havennbsp;Nombre de Dios en andere flrandennbsp;van V vafie Land van Afnerica eennbsp;Vloed en Ebbe maakt die naaulyksnbsp;kan gemerkt worden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;173 IX. nbsp;nbsp;nbsp;Achfie onderfoek handelende noch van de voorgaande floffi. nbsp;nbsp;nbsp;17 f Van de wonderlyke Draai of Swelgkuil van Hoorwegen j de grootfie en vermaart (ie van den ganfchen Aardkloot. 176 ¦ Item tiende onderfoek handelende van de natuur der Middelandfe-zee, deffelfsnbsp;Stroomen j Vloed en Ebbe ^ en anderenbsp;gedenkwaardige faken j die indefelvenbsp;gefien en gemerkt worden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;160 |
DERDE AFDEELING.
I. nbsp;nbsp;nbsp;Hooftstuk. Van het Gebruik endePrak- tyk van de vloed der Zee ^ voor diegene die het Stuurmanfchap keren.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;18 3 II. nbsp;nbsp;nbsp;Van de Omloop of Ronddrajing des Oce- aans. nbsp;nbsp;nbsp;189 III. nbsp;nbsp;nbsp;Van de Southeid der Zee j en deffelfs oor- |
ffrong , nootfakelykheid en andere toevallen van den Oceaan en der Zeen. 193 IV. Of de Soutighcid der Zee uitgefpreid doornbsp;al de weegen van den Oceaan over alnbsp;eveneens is.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1^7 |
VIER«
-ocr page 25-KORT INHOUD
VIERDE BOEK.
EERSTE AFDEELING.
I. Hooftstuk. Van de nootfakelykheidenhetv weejen des Onder aar dfe Vuur s ^ en ofnbsp;het een ware HooftJioffe zy. zoznbsp;Welk de waare Hooftftojje des vuurSj ennbsp;waar dejfelfs eigen plaats is. 203nbsp;Van ’t Onder aar dfe Vuur door alles ver-fpreid i en waarom het in fommigenbsp;plaatfen geduurig zyn in fommigenbsp;te mets.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zolt;)
IV. Van het ‘Phlegraifche veld op den Akker vanTuteoli.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;xi3
Van ’t Hol van Charon, gemene lyk Grot-ta de Canijgelegen by het Lac AguanOj niet verre van Napels j en van dejfelfsnbsp;doodelyke kracht en eigen/chap j waarnbsp;door het die geene die daar in komennbsp;doet flikkenen f erven.
Vuur-brakende Bergen diemPbui-tenfle oppervlak des aardrijksteflen zijn j toonen genoegfaam dat de Aarde
II
III.
V.
VI
vol vuur is: nbsp;nbsp;nbsp;219
VII. Van de altjd-duurende volhardingedes vuurSj en van dejfelfs voeder of queek-fel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2x4
N\\\. Befchryvinge van den lt;iyV.tna in welke als eenfeeker voorbeeld de redenen dernbsp;Onderaardfe vuuYen en derfeher onophoudelijk voeder j geljkmenpleeg te fegge Tij voor het oogegetoont worden. 227nbsp;IX. Befchryving van den Vuur-poel van dennbsp;Berge_yAitna.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;228
———Item een verhaal van denBrand van den Berg e_/Vtna (in het Italiaans eigent-Ijk genoemt Montis- gibbelli J en vannbsp;die dingen welk op de fèlvegevolgt zjnnbsp;den j. Maart Anno \66().in het Italiaans bejchreven van den Heer M. Te-trm S. ^juiUatim Cretaneenfer ‘Briefer j en nu in het ‘Duids vertaalt.
233
TWEEDE AFDEELING.
I. nbsp;nbsp;nbsp;Hoqftstuk. Van veelderleye oorfaak der
winden j der felver afdeelinge en be-fchryvinge. nbsp;nbsp;nbsp;9
II. nbsp;nbsp;nbsp;Vande algemeenevimd , en hoej endoor
wat oor fake de felve voortkomt. X4i
III. nbsp;nbsp;nbsp;Van de beurtige ofjaarwinden^ welke de
Grieken Etefial noemen^ en van de oor-faken der felver. nbsp;nbsp;nbsp;244
IV. nbsp;nbsp;nbsp;VandeJaarljkfe winden^door de Spaan-
fej Hollandfe^ Bortugaalfe en Engelfe j Schippers in den Oceaan aangemerktnbsp;en ondervonden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;247
V. nbsp;nbsp;nbsp;Van de oorfaken der verfcheide winden
worden ver klaart. nbsp;nbsp;nbsp;z^o
VI. nbsp;nbsp;nbsp;Van de dwarjjê beweging der winden^ en
dejfelfs oorfaak. nbsp;nbsp;nbsp;2Ó3
VII. nbsp;nbsp;nbsp;Wlar van daan komt de bevinge, fchud-
dinge en de verfcheidene trappen van de vermeerder inge van het geweld dernbsp;winden j en hoe de felve door het geluid
kan onderkent worden. nbsp;nbsp;nbsp;264
VIII. Van de natuur en eigen fchap der winden.
z6‘)
Van de voor tbr enginge der door konB gemaakte windenj welke en tot vermaak en tot nut van de menjchen dienflignbsp;zjn.
Datter geen hoogvliegende damp is die fijn oorfprong niet en krygt uit de Onderaardfe Wereld j en dat in de felvenbsp;hoogvliegende dampe van allerlei foort^nbsp;niet anders als in het buitenfe Oppervlak en Eucht-gewelf ^ voortgebrachtnbsp;worden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;xyz
In welkgetoont wordt j dat alle de hoogvliegend dampige indruk fels j welke in het hooge voort gebracht worden j vannbsp;de Onderaardfe vuuren haaren oor-Jprong trekken.
IX.
X.
XI
VYFDE BOEK.
EERSTE AFDEELING.
I. nbsp;nbsp;nbsp;Hooftstuk. Van de veelderlei oorfaak des
oorfprongs der Fonteinen. nbsp;nbsp;nbsp;283
II. nbsp;nbsp;nbsp;Van de voorname en algemeene oorfaak fo
der Fonteinen als der Rievieren. a86
III. nbsp;nbsp;nbsp;Van de overige wyfeH en manieren. 293
IV. nbsp;nbsp;nbsp;Van den oorfprong der Boelen of Meiren
in de vlaktens. nbsp;nbsp;nbsp;3 00
tweede AFDEELING.
I. nbsp;nbsp;nbsp;Hoofs TUK. Van het enkele Fontein-waterAlYL. yan de gemengde offaamgefeldegemid-
envandefelfs goedenquaatheid. 303 nbsp;nbsp;nbsp;delde wat er en in het algemeen j en der
II. nbsp;nbsp;nbsp;Vande Water-wettenofvan deteekenen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;felver oorfaken j en van de verfcheidene
door welke iemand weeten kan 3 waar nbsp;nbsp;nbsp;wyfe en manieren der ^enginge met de
ergens water onder de aarde verborgen nbsp;nbsp;nbsp;Mjnfloffen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;306
is. nbsp;nbsp;nbsp;314 W. Van de menginge der gemiddelde wateren
dat
van de BOEKEN m H OOFT STUKKE N. en/waarheid des waters ge/roe ft wort. V. dat is j hoe en door wat fchranderheidj door ver/cheidene Troeven geweten kannbsp;worden welke de Myn/loffige en Metal-lige lichamen zyn j die in aüegemiddeltnbsp;water zïjn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;31 x Befchryvinge van een wat er-maat , of. water-weeger waar door de lichtheidnbsp;315' |
VI. Van de hitte en warmte der Baden j en deffelfs oorfaak j en hoe de felve met fonbsp;een verfcheide verwingevan Mynjiof-fen gemengt worden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;318 |
DERDE AFDEELING.
I, HooFTSTUK. Van de voornaamfle Baden^ofnbsp;gemiddelde wateren j welke fo nu en dannbsp;in het Oppervlak des dar drinks voorkomen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3 |
W. Waar van daan de gemiddelde of gene-fende kracht der Baden j tegent fo vee-Ie en fo verfcbeidene fiektens hervoor vloeit.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;334 |
VIERDE AFDEELING.
I. Hooftstux. Vandecoleiir,fmaak,reuk en flank in fommige Fonteinen en Badennbsp;uitfiekende.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;339 ÏI. Fan de lichtheid en fwaarheid van fommige wateren j en derfelver wonderwerken. nbsp;nbsp;nbsp;3 4X III. nbsp;nbsp;nbsp;Van de doodelijke wateren en Charons kui len j die een verflikkende of ombrengende kracht hebben.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3 47 IV. nbsp;nbsp;nbsp;V'inde Vloed en Ebbe fommigerFonteinen, en verfcheide verandering en dér wateren als ook van Fonteinen die de dierte . 3^5 ÏI. Van degroote verfcheidenheidder dingenj welke in dé Baarmoeder van de kloot desnbsp;Aar dry ks vervat worden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;367 VX.Van de ongelooffelyke verfcheidenheid der dingen^ de welke door de kracht des foutsnbsp;te jamen met de hulptroepen der Hooft- I. nbsp;nbsp;nbsp;Hoofxsxuk. Van de Salpeter en deffelfs foor ten Sout-falpeter 3 Schuim-falpeter en Bloem-falpeter.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;375 II. nbsp;nbsp;nbsp;Van de Sout-falpeter de tweede foorte des fouts. nbsp;nbsp;nbsp;377 III. nbsp;nbsp;nbsp;Vin des Salpeters voortbrengingej natuurnbsp;van Levens-middelen voorfeggen. 349 |
V. nbsp;nbsp;nbsp;Van de veranderende kracht der Fontei nen, Rievieren en Meiren ^ door welke alles wat daar in geworpen word in fie-7ien en atidere foorten van Metallennbsp;wort verandert.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3 5^4 VI. nbsp;nbsp;nbsp;Van de overige wonderwerken der wdte- ren. nbsp;nbsp;nbsp;357 VIL Van verfcheidene hervorminge der Boelen j Meiren j Rievieren en Fonteinen door de veranderingen der aardfe dee-len.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;360 floffettj in de wyde en woefle Baarmoeder van de groote Wereld voortgebrachtnbsp;worden; en eerfl wel van het Sout en des-felfs on derfcheident heden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;368 XV. Van de onderfcheidentheden der Souten. IjO V. Van de wyfe en maniere om de fouten uit te trekken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3 74 I. Hoofxsxuk. Vm den naam, befchryvinge en | nbsp;nbsp;nbsp;des Almns.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;387 verfcheidenheid des Aluins. nbsp;nbsp;nbsp;3 8 ó III. Vin de geneefende krachten en andere geil. Van de natuur 3 hoedanigheid en bereidinglnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bruiken des Aluins.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;389 I. nbsp;nbsp;nbsp;Hoofxsxuk. Van de befchryvinge, verdee-1 fchappen 3 en het gebruik des Koper- linge enoorfprongdes Koperroods. 3^0 II. nbsp;nbsp;nbsp;Of het Tfer warelyk eit dadelijk in Koper door middel van ae geefiv an Koperrood kanver anderdt worden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;394 III. nbsp;nbsp;nbsp;Van de verfcheidenheid 3 krachten eigen- |
EERSTE AFDEELING.
I. nbsp;nbsp;nbsp;Hooftstur. Van Sandj Savelj Steenjand en AJfche. nbsp;nbsp;nbsp;403 II, nbsp;nbsp;nbsp;Van de hoedanigheid en het gebruik des |
fands. nbsp;nbsp;nbsp;‘nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;404 III. Van de wonderbare omloop der natuur^ 406 |
TWEEDE AFDEELING.
I. nbsp;nbsp;nbsp;Hooftstur. Vtn de oor faken van de ver an der inge des Aar dry ks. nbsp;nbsp;nbsp;40 7 II. nbsp;nbsp;nbsp;TVat eigentlyk aarde Jy ^ waar uit die voortkomt en van de verfcheidene Aard-fe weefensj welke mengemeenelyk Aarde noemt. nbsp;nbsp;nbsp;410 III. nbsp;nbsp;nbsp;Waar van daanfogroot eenverfcheiden- heid van Aarden voortkomt. nbsp;nbsp;nbsp;41 ^ |
IV. nbsp;nbsp;nbsp;Van hetgebruikvan verfcheidene aarden. 315 V. nbsp;nbsp;nbsp;Van de dingen die vereift werden om lan den te bouwen. nbsp;nbsp;nbsp;418 VI. nbsp;nbsp;nbsp;Van de aardige lichamen welke alleBoet- feerders en Schilders gebruiken y benef-fens een hooftfomme van de dingen die in dit Boekgefegt zyn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;42X |
BLADWYSER
voor de
BOEKBINDERS
Om de lojje Figuren na teJleüen,
IN HET EERSTE DEEL.
I. 10. 11. 12. 6. ^Ypus Montis VefuVii , of Af-beeldinge van den Berg Vefiivius, in de Voor-reden. 1. Typus Corporis Lunaris, dat is, Af-beeldinge van het lichaam der Mane.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;70 3. Schema, Corporis Solaris , dat is, Af-beeldinge van ’t lichaam der Sonne. nbsp;nbsp;nbsp;yz TahuU Geographica Afioi Major is Hydrophylacium exhibens, dat is,nbsp;een Tafel van de Waterhollen innbsp;Afia.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;81 Hydrophylacium Africee, dat is, van de Waterhollen in Africa. 81nbsp;Fopographia Fontium Nili , of Af-beeldinge van de Riviere deNyl. §3 7. Tabula MotUS Oceani currentes indi-cans., dat is, Tafel aanwyfènde de bewegingen ên ftroomen vannbsp;de Zee.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;148 |
8. Mappa Fluxus refluxus , dat is, Kaarte van d’Ebbe en Vloed. 173nbsp;p. Mappa fluxuum Maris Mediterranei,^nbsp;dat is, Kaarte van de Vloeden innbsp;de Middelandlè Zee.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;182 Compasjens. nbsp;nbsp;nbsp;185 en 187 Syftenia Ideale Apuarum, dat is, Af-beeldinge van de wonderlijke uit-werkinge van het Water gemengt met Vuur.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;210 Syflenia Ideale Vyrophylaciorum Subterraneorum , dat is , eigent-lijke Afbeeldinge van de On-deraardlè Vuur-bewaar-plaatlèn. 219 13. nbsp;nbsp;nbsp;Typus Montis JEtnd , dat is, Af beeldinge van den Berg ^Etna. 227 IN ’tll. DEEL. 14. nbsp;nbsp;nbsp;Afbeeldinge van de Sout-mynen. 2iy |
DE
-ocr page 28-Fol. 1
Het Eerjie Boek
* Centro-graphicus.
Welk ook
* Centro-fophia.
DE Eerste afdeelinge,
VOOR-REDEN.
Erwijl ik voorgenomen hebbe de wonderheden van de Onder-aardfeVandena.
Wereld in bet lichtte brengen, heeft het mygoet gedacht een begin Sïddei?* van mijne verhandelinge van dat geene te maken, welk niet ten on-rechten voor de grondflag en het fundament van alles gerekent ennbsp;gekent wort. Gelijk dan in het ganfche maakfel van de lichamelijkenbsp;Wereld, enfchikkingender Welèns, de oneindige macht Gods ; Ib blinkt ook innbsp;de Ichikkinge, of iamenftellinge van het Middelpunt, aldermeeft de verwonderlijkenbsp;en onuitputtelijke wijsheid dcsWerk-meeJiers uit. In het lèlve fchuilt, ’kweet nietnbsp;wat, dat ganlch wonderlijk is, of op dat ik lo Ipreeke, iets, dat de Godheit na tracht,nbsp;in welk het grootfte met het kleinfte op het naafte over een komt, terwijl het alle denbsp;uitblinkende lichamen in de wijtte van de ganfche Wereld famen vouwt,alle dingennbsp;in fich afbrengt, beweegt, en alle dingen buiten fich omwentelt; een werk dat warelijk wonderbaar is,een werk door de re^terhand des JlderhoovUen,nkt als door de kragtnbsp;van de Almagtige God gegronder. Die gelijk hy uit het Middelpunt alle de voort-Ipruitlèls van de wereldfe klomp heeft doen voort komen ; allo brengt hy ook allenbsp;dingen weder tot het lèlve, en heeft gewilt dat alles met het fèlve 2;oude laam gehecht zijn, door fo vaft en geduurlaam een wet, door jfb groot een verbindingenbsp;der lichamen, dat men eer de ganfche klomp van de wereld kan ontdoen, dan denbsp;lichamen van dele wet, door de onuitlprekelijke fchikkinge van de Goddelijkenbsp;voorfienigheid eens gegeven, te ontdaan. Hier op hen inlonderheid alle de * Samen-ftellingen van de hemelfche Kloten, dewijl fy door haare gedurige drajingen nergens anders op haan, als op dat gene, fonder welk de felve in de ganfche nature tenbsp;vergeefs van God zouden konnen fchijnen voortgebracht te zijn, als die nooit eeni-ge uytwerkingen van haare invloejinge zouden deelagtig worden. De lamenflel-linge van de * hooftjloffige Wereld, hangt Ib noodfakelijk van het Middelpunt af 5 datnbsp;hy fonder het lêlve geene werkinge in de uytwerkinge der dingen, noch in de voort-fettinge van de dingen die gegenereert worden, eenige kragt kan krygen. En alhoewel het lèlve na het getuigeniffe van Vroclm fcer kleyn, onfichthaar namelijk en on- produ»,nbsp;deeliv is 5 ’t is echter door fijn kragt fo groot, dat het alle dingen onderftut, alle din-I. Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gen
-ocr page 29-1 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD,
Ving?’ genbehout, alle dingen beftelt, alle dingen verfterkt: fonder het felve iher geen beschrs-. ordre der dingen, geen kragtige werkinge der hooftftoffen : lender het felve ilfernbsp;geen aenwas der minerale nature in de Onder aar dfe Wereld ; geen magt van de groei-jende, geen werkinge van de gevoelende zoud’ ooit fijn einde bekomen : met eennbsp;woord, de Wereld zoud nootfakelijk tot niet worden. Enopdatwy denLeelèrnbsp;niet en fchijnen ongelofelijke en ongemeene dingen voort te brengen, Ib hebben wynbsp;voorgenomen, al het geene dat wy in dele reex van de MiddeUpunts Wijsheidgelègtnbsp;hebben, te bewijfen : en om lulks op de alderbondigfte wijle te doen, zullen wynbsp;*Axioma-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lt;^efchrijfmgen en * Sin^redenen en andere dingen die noodig zijn om de Kunll
volmaakt te maken, voor af laten gaan.
BESCHRYVINGEN. I. Het yWsèi^nvan het geheel is eenjiif- X. Het midden van het geheel is oiwewegelyk^ welk Middelpunt der Wereld genoemtnbsp;wort, en alle dingen hellen na het felve. 3. nbsp;nbsp;nbsp;Het Middelpunt der Swaarheid, van iedernbsp;fwaare faak, is het midden van het felvenbsp;fssaare. 4. nbsp;nbsp;nbsp;Het Middelpunt der Grootheid, is de mid-delfef if van ieder figuur, door welke eennbsp;figuur, hoe ook doorfneden, altïjd in gelijkenbsp;deelen verdeelt wort. |
5-. Het Middelpunt des Kragts is het midden van het naturelijke lichaam waar uit fichnbsp;deffelfs kragt of het meefie uit laat. 6. T)e fireef van befiieringe is die, welke de beweginge van de fwaare dingen befiiertj,nbsp;en die men weet dat van het Middelpunt totnbsp;de buitenfie rand toe getrokken is j door hetnbsp;Middelpunt van een fwaarefaak. |
Verklaringe fan de IBefchryfingen.
Wat het Middtifuntnbsp;i-y}
* Dialylis. t Sjrnthe-lif.
De Eerste Beschryvinge.
Een Middelpunt is de eerfie en kleinfie fiif in een ruimte, enkel, fonder eenige fdmenfiellin-ge en verdelinge, noch geheel j noch hoe veel,nbsp;noch groot, noch met eenig hoe veel meetbaar,nbsp;H is echter dat na welk alle fwaare dingennbsp;naturelyk hellen ; van welk alle \\ch.iQa\n-gen om hoog worden gedreven.
L het geene gefegt is bewijs ik volgens de * lofmaking en | famen-hechtiiige in defer voegen.
By aldien de Middelfunts fiif, niet is het kleinfie in de ruimte, fonbsp;kander iets datkleinder is, voor het felve in een
geheel is, fo heeftfe geen deelen ; en om dat fy geen deelen heeft, daarom is fy enkel ; en omnbsp;dat fy enkel is, daarom is fy het kleinfie en eerfie in een ruimte ; en om dat fy het kleinfie innbsp;een ruimte is, daarom heeft fy een plaets in de-felve ; en om dat fy een plaats heeft, daaromnbsp;heeft fy ook een fettinge of flellinge in eennbsp;ruimte, en by gevolg fegt fy datter een opfichtnbsp;op flippen, flreepen, hoeken, vlaktens, lichamen is, -welke in een ruimte zijn, waar uit datnbsp;wonderfchijnige hervoorkomt.
Het Middelfunt van de Wereld alhoewel het een flip is, wort echter eenigermaten metnbsp;een Omtrek gemeeten ; fo dat de Omtrekkennbsp;en vlaktens ook van de aldergrootfle *nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;* circuius,
ruimte gaan ; maar dat is onmogelijk, terwijl nbsp;nbsp;nbsp;Middelfunts fiif , fchijnen, na alle
datter niets kleinders als een flip kan aange-1 haare deelen famengetrokken ; en met defèlve wefen worden ; fo is fy dan het kleinfie, en by | gemeeten te worden ; door dien na het getuy-
gevolg het eerfie in een ruimte. Is fy dan het eerfie, fozalfy enkel zijn ; fo enkel, fondernbsp;eenige famenftellinge; fo fonder eenige famen-flellinge, ondeilbaar ; foondeilbaar ,fokanfynbsp;noch hoe veel, noch geheel genoemt worden,nbsp;terwijl fy geen deelen heeft •, fo niet hoe veel,nbsp;ook niet geheel, fo dan ook niet groot ; en omnbsp;dat fy niet groot is, fo zal fy ook niet grooter,nbsp;kleinder, of gelijk zijn ; en by gevolg moet fynbsp;geenfmtsmethet hoeveel gemeeten of meetbaar genoemt worden. In het tegendeel dan;nbsp;om dat fy met geen hoeveel kan gemeeten, kannbsp;fyook metnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
en nademae'
genilTevanyw/z^f, den Omtrek van alle kan- Produs. ten met het Middelpmt wort famen gevoegt,nbsp;en alle fijne deelen na de fiif van het Middelfunt beweegt en famentrekt. Want by aldiennbsp;uit fekere flip oneindige Middelpuntige Kringen befchreven,en uit de grootfle van alle Krin-gen,door alle de middelkringen, flrepen tot hetnbsp;Middelfunt, uit welke fy befchreven zijn, getrokken wierden : het is feker, dat de alder-kleinfle Kring ^ fo datter geen kleinder kan getrokken worden, net met het Middelfunt overnbsp;een komt ; fo datge derhalven ook uit defennbsp;hoofde leert de nootfakelijke afhangelijkheidnbsp;des Middelfunts met den Omtrek; ja fo datge
ken worden, Ib kan fy ook geen hoeveel zijn; 1 noch een nbsp;nbsp;nbsp;fonder Omtrek,noch een
en nademaal fy geen hoeveel is, fo is fy niet deilbaar ; en nademaal fy nietdeilbaar is, foonbsp;heeftfe geen flukken ; en om dat fy geen Bukken heeft, is fy niet geheel ; en om dat fy niet
Omtrek fonder Middelfunt kont begrypen. Want nademaal de Goddelijke Wijsheid denbsp;Wereld uit een Middelfunt heeft voor den dagnbsp;gebragt, neem vemshtzMiddelfuntssieg, en
daar
Ï.AFDEE.
LINGE.
weggedaan zijnde, verflaan dat alle lichaam dat fwaar is , van het holle van de Maan, bynbsp;voorbeeld, nedergelaten word, fo zal het voornbsp;al na het Middelpunt beweegt worden, en nietnbsp;rullen, voor dat het met fijn uiterfte gedeeltenbsp;hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zal bekomen hebben: want in
het Middelpunt is niet, gelijk veele meinen, eenige feilfteenige of aentrekkende kracht,nbsp;welke de aengetrokkene lichamen vaft hout,nbsp;opdat fy van het felve niet beweegt worden, | lijk in een Bol en diergelijke te fien is ;fo gebeurtnbsp;maer liever in denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dingen felve; en in I fulks echter niet altijd, dewijle in de meefte li-
ieder van der felver deelen is fekeren trek, die j chamen de reden van de figuur en fwaartege-tot het Middelpunt leidet: Als dan dat uiterfte | heel verfcheiden is,en ’t midden van een figuur gedeelte des lichaams, welk het Middelpunt 1 feer verre van ’t midden des gewichtes af ftaat.nbsp;raakt, en welk , indien het van andere fwaare i Ten rechten vermaant hy dan, datmen alleennbsp;dingen afgefcheiden was, zoude ruften,van an-1 op dit eewichte, niet op de grootheid en fwaar-dere fwaarder lichamen, welke boven op hem | heid fien moet; en dat heeft hy aangewefenjnbsp;ftaan, gedrukt wort, en die machtige niet kan' terwijl hy het midden van een fwaarefaak ge-wederftaan; fo is het noodfakelijk dat,het felve I noemt heeft: Maar als hy fegt, by aldien doornbsp;wijke,vanhet A/ilt;a^(3'É’^®^i^afgeweert,ennaher foeen Middelpunt een vlak getrokken wort,nbsp;eftelde deel gedreven wort, tot dat het een figuur op alle wijfe fnijdende, fo fal hy de-
van het Middelpunt der Swaarheid, een weinig EEscimv. klaarder flelt.iA’/ Middelpunt der Swaarheid^ vikge.nbsp;van ieder vafle figuur is, fegt \x^,die in het midden geplaatjiefiip, om welke de deelen van gelijke bewegingen van alle kanten befiaan; ’t welkenbsp;wy dus verklaaren. Dewijle in de lichamen, ennbsp;de figuur en het gewichte kan overwogen worden,en fo het gewichte als de figuur in fommigenbsp;lichamen met malkanderen overeenkomen, ge-
Platoi
even fo veel deelen die net foo veel weegen met fich gebracht heeft, alffer uit dit bovenfte deelnbsp;blijven. Alle defe dingen nu welke ik gefegtnbsp;liebbe, behooren fiechts alleen tot een ftreep,nbsp;door welke datfwaare door een rechte weg beweegt is; en dat, dat wy in die ftreep van denbsp;voornoemde beweginge tot noch toebewefennbsp;hebben , even dat felve zoude in alle anderenbsp;ftreep van alle andere beweginge, die van hetnbsp;holle van de Maan na het Middelpunt der JVe-relt gefchieden zoude, op de felve wijfe kon-nengetoont worden : waer uit gebeurt, dat datnbsp;lichaem niet eer kan ruften, voor en al eer hetnbsp;fijn eigen midden, haer midden der Werelt bekomt of raakt: want dan zal dat evenwigtignbsp;lichaam door een over al evenwigtig gewigtnbsp;van fijne deelen ftaen. Alle welke dingen ^la-
felve altijd in evenwichtige deelen verdeelen: Snyden^xs.Ver deelen moeten fo niet genomennbsp;worden, datfy een affeheidinge der deelen vannbsp;den anderen beteekenen : want het gebeurtnbsp;meeften tijd, dat het fwaare, volgens fekerenbsp;vlakte door het Middelpunt der Swaarheidnbsp;doorgaande, verdeelt zijnde, geenfints in tweenbsp;evenwichtige deelen verdeelt wort ; daaromnbsp;dat, na dat de deelen van het fwaare verdeeltnbsp;zijn,ieder van defelve opficht op fijn eigen, nietnbsp;meer op het eerfte Middelpunt heeft, welk datnbsp;van het geheel is. Waar uit gebeurt, datmeeftnbsp;altijd, in opficht van een Middelpunt, de reden van hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verfcheiden is, van die,
welke fy gehat hebben in opficht van een ander. Van welke faak voornamelijk die reedenkannbsp;getoont worden, dat de deelen hoe fy of meer-
to in fhadro met defe woorden beveftigt: ^at \ der of minder van het Middelpunt afftaan, des dan heb ikfeer vafi in mmfiel ingeprent ;Eerfi^' te meer of te minder weegen gelijk hier na zalnbsp;indien de Aarde felf in het midden van het ge- getoont worden.
heel al is , van den Hemel met evenwijdige i Dufdanig dan zal de fin van deefe woorden ruimtens over alomfet, dat hy dan omniet te \ 7X]n. Somen door het vlakke verftaat hoe ooknbsp;vallen, de hulpe van geen ding van noden heeft j i iets door het Middelpunt der Swaarheid door-noch geen fieunfel van de lucht, noch van iets \ gaat, fo zullen volgens hetvoorfeide vlakke,nbsp;anders dat noot fake lyk is gebruikt. Maar dat \ alle deelen gelijk wegende zijn. Maar dat fom-het genoeg is om defèlve te houden, datnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i mige het daar voor houden,dat het
Hemel fijn felvenover algelyk,en de aarde felf \ der Grootheid en Swaarheid het felve is daar evenwigtig is, want een evenwigtige faak, in \ uit, om dat ’t Middelpunt der Swaarheid ner-’t midden van fekergelijk evenwigtiggeplaatfi | gens verfwaart, die menfehen hebben een ver-zünde, zal noch meer noch minder elders an-^^hQ(ttx.gQYQt\cn-,vfz.m.2l\\oe.vfe\\\tx. Middelpuntnbsp;der she en hellen ; en het geen even fo en opnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;uit fijn felven van fijn natuur niet verfwaart,’t is
felve wijfe gtfi^^ff^ ^ helt na geenJijde ^ maar \ echter het fondament in een fwaar lichaam, blyft^ volfiandigljk.^ pi fozaldebefchrijvinge ten welkers opficht het lichaam, dooreenfny-
dinge in hoe veel deelen het ook zy; doorliet felve gedaan, altijd de deelen even fwaar wegende laat, het welke in het Middelpunt dernbsp;Grootheid nooit gefchied. Want in dien datternbsp;een kloot kon zijn, welkers eene halfrond vannbsp;loot, het andere van hout gemaakt zy, het is feker , dat het Middelpunt der Grootheid van hetnbsp;Middelpunt der Swaarheid verfchilt, en wel fonbsp;dat het Middelpunt der Grootheid het middennbsp;van de kloot ten rechten kan gefogt worden tenbsp;befitten, als het midden des figuurs; maar het
Mid-
van het felve Middelpunt der Swaarheid van Alexandrinm nagelaten^ met debo-
nu5.
Frideticus Coramaanbsp;dinus.
venftaande net over een komen. Het Middelpunt der Swaarheid van ieder lichaam,ïcgp hy, is fekere tujfchen gefieldefiip, van welke by aldien eenig aangehangen fwaar door de gedachten begrepen wort’ ,fö rufi het, terwijl het beweegt wort, en hout die fiant welke het in dennbsp;beginne hadde ; noch het en wort in fijnbewe-ginge niet rondom gedreven : welke befchry-vinge Fridericm Qommandinm in fijn boek
l'f !
-ocr page 32-1
1 lboek, Middelpunts C A p. I. Middelpunt der Swaarheid zal fo veel te verder van het midden afwijken, als het gedeelte van het half rond, waar uit de kloot faam gefteltnbsp;wort, lichter zal geweeft zijn, na de flip namelijk , volgens welke fo de kloot doorfnedennbsp;wort, fy de deelen even gelijk wegen zal laten. ’t Is echter waar dat in een gelijkflachtige bol, en die uit geen vermengfel van een verfcheidennbsp;ftoffè gemaakt is, het Middelpunt fo der Grootheid als der Swaarheid te famen voorvallen ennbsp;ten eenemaalhet felveis. Op even fuik een wyfe dan moetmen meinen dat het in een kloot van aarden en water toegaat; want dewijle het water na de fchikkingenbsp;van de aardelijke deelen een opficht heeft vannbsp;een verfcheiden gewicht,fo is het feeker dat hetnbsp;Middelpunt der Swaarheidin. een aarde kloot Toemaat; van het Middelpunt der Grootheid verfcheiden l hare beweginge fchikte of beftierde; welk heel delpunt der Swaarheid, evenwichtig llil lla. T o E M A A T. Hier uit blijkt, dat de Aarde, in dien die door de goddelijke macht uit het Middelpunt der \ flip van het doorfneden lichaam doorgaat: en Ut Aarde indien dienbsp;epgelichtnbsp;teitrdnbsp;feedernbsp;Middel- Were ld gelicht wier t, niet, gelijk fommige wil-1 derhalven moet fich niemand verwonderen, als len, Haan blijven, maar lo^elaten zijnde door Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Middelpunt der Swaarheid punt der fjn eigen kracht, gelijk alle jwaare dl\pgp.n,X.ot \ in de opper-vlaktens, die ganfch geen fwaar-Wereid Pte- het Middelpunt der Wereld wederkeeren zou- i heid hebben, nalporen : dat dit nu, niet als in de. Het blijkt ook, datter tulfchen het Middel-! order om het Middelpunt der Swaarheid vannbsp;Hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Swaarheid endittGrootheid tQïigtoot een valt lichaem te vinden, van ons gefchikt delpunt der onderfclieit is. Gelijk het dan aen een Bol eigen cTowheTd^ ’ alleen daar uit, om dat fy een Hip inde mid-¦ den heeft van gelijke deelen over al omfet, datnbsp;de Bol in twee gelijke deelen verdeelt wort,nbsp;door een vlak door dat midden doorgaande:nbsp;wanthykanopgeenerlei wijfe in twee gelijkenbsp;deelen gedeelt worden, by aldien het vlakkenbsp;door delTelfs midden niet doorpat: alfo ooknbsp;daarom , om dat alle [waar fijn midden vannbsp;Swaarheid heeft, zal hv van een vlak door fijnnbsp;Middelpunt heen gaancie, in twee gelijke delennbsp;gefneeden worden, en men zal niet konnen weten dat hy van het vlakke in twee gelijke deelennbsp;Verdeelt wort, ten fy het voorfeicte vlakke doornbsp;dat midden door ga. Volgens de Regulen. is; maar altijd met het Middelpunt der Wereld over een komt, als welk door de ingeborennbsp;kracht in hetfelve, gelijk ook alle andere dingen gedreven wort. Maar de faak beveilig iknbsp;door dit exempel. Laat de Aardkloot zijn A. B. het Middelpunt der Swaarheid C. laat het overeenkomen met het Middelpunt der IVereld door de felve C.nbsp;laat nu door denbsp;goddelijke krachtnbsp;het affnijdfel DEnbsp;doorfneden worden , of eenig ander ; welk weggenomen zijnde is het feeker, dat het Middelpunt der Swaarheid nu niet in C langer blijftnbsp;maar in F; en fo met het Middelpunt der Wereld overeenkomt, fullende fich aanftonds nanbsp;het felve voegen op dat het fo nevens het Mid- |
Beschryving. R E G U L E N. Van het Middelpunt der Swaarheid en Grootheid. By aldien datter gttnMiddelpunt der Swaarheid was in de faaken zijnde, fo zouder by gevolg geen beweginge zijn; waller geen bewee-ginge, alle dingen zouden traag en gevoelloos worden, ja her zoude nodig zijn dat de ganfchenbsp;Natuur tot fijn verwerde klomp wederkeerde:nbsp;daarom heeft de voorfichtige Natuur in denbsp;fwaare dingen een trek ingefchapen tot hetnbsp;Middelpunt,na toe fy alle hellen.Maar dewijle na het Middelpunt d.oor haar eigen krachtnbsp;niet zouden konnen nederfinken, fo fcheen datnbsp;nootfakelijk vereifcht te worden, dat fy derfel-ver trek na het Middelpunt van het geheel innbsp;anders is, ,als het Middelpunt der Swaarheidnbsp;zzniQÓitT fwaare faak eigen; want fonder ditnbsp;bekomen zy alle haar eindpaal. Maar op watnbsp;wijfe dit Middelpunt in alle Lichamen in hetnbsp;byfonder beftaet of is, en hoe het kan gevondennbsp;worden, is nu overig om verklaart te worden;nbsp;als fonder welker kennis, de dingen welke wynbsp;in het vervolg van dit Werk feggen zullen,nbsp;geenlints konnen verllaan worden. Men moet dan aanmerken, dat het Middelpunt der Swaarheid in valle lichamen zijnde, ten vollen niet begrepen kan worden, tenzynbsp;het felve eerft in deoppervlaktensvangefne-den lichamen getoont worde. Want gehjkuitnbsp;het volgende blijken zal , door dien dufdanignbsp;een Middelpunt, als binnen in de vafte lichamen zijnde, niet onder onfeoogen valt; fozalnbsp;het felve geenlints, uit de duyfternilïe in hetnbsp;licht konnen gebracht worden,dan door het oppervlak, welk doordefnijdingevandegefeidenbsp;lichamen alleen openbaar en bekent wort. Wantnbsp;het Middelpunt der Swaarheid, welk getoontnbsp;wort in feeker oppervlak te zijn, dat moet mennbsp;ook reekenen dat het Middelpunt der Swaarheid is in dat oppervlak, welk door de middelnbsp;wort, zal dan blijken, als iemand de volgendenbsp;dingen inniger zal verftaan hebben. Maar laatnbsp;ons de faak door een Exempel toonen in eennbsp;kloot,en vierkant van een gelijkflachtige floffe. Het Middelpunt der Swaarheid dewijl binne-waarts is, fo is het niet te fien, maar alsge de ge-feide lichamen aan wat fijde het u gelieft door haar midden op tv^eederlei wijfe te fnijden,nbsp;zo zullen aanftonds na de gedane fneede tweenbsp;oppervlaktens overblijven , welker middelftenbsp;ftip der grootheid, ook haar Middelpunt dernbsp;Swaarheid is; welke wederom tot een lichaamnbsp;faam gehecht zijnde,fo is dat in een Bol of vierkant het Middelpunt der Swaarheid, het welknbsp;fich in de oppervlakte vertoonde,en fo moet gynbsp;A 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;op |
I. AFDES- op gelijke wijfe van ander dingen oordeelen. LiNGE.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dingen nu voor af vermaent hebbende,
fo laat ons onfe begonnene ftoffe vervolgen.
De I. Regel.
In alle geregelde Figuren is het der Grootheid en Swaarheid het felve.
Geregelde Figuren dan zijn een Kring,Vierkant, Vijflioek, Evenbeenige Driehoek; En na-
demaal A een kring is, fo is het feeker,datnbsp;het Middelpunt vannbsp;de kring, het felve isnbsp;met het Middelpuntnbsp;der Grootheid, en ditnbsp;blijkt uit de tweede ennbsp;derde Befchryvinge.nbsp;Want gelijk de fnedenbsp;in een kring door
llreepen van de gefeyde Figuren malkanderen Rt.Gf doorfnyden, als in de Figuren S B C D blijkt.
De III. Regel.
In geregelde veelhoeken is, aan wat fijde men het ook neemt, het Middelpunt van de kringnbsp;om defelve gQX.x.ókkc\\,\Miadelpunt derGroot-heid en diCt Swaarheid, fie de Figuren EF.
De IV. Re
In de rechthoekige llreepen van een Driehoek , van wat foort hy ook zy , zultge het „ .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. 'Middelpunt der Grootheid QnSwaarhcidhéö-
deflelts Middelpunt gedaan, altijd de kring in j jjgjj op defe wijfe. Laat ABC een gelijkbeeni-tween, dat is, in twee halve kringen deelt, alfo nbsp;nbsp;nbsp;Driehoek zijn,hetM/^-
zouden alle de halve kringen, in dien men een j nbsp;nbsp;nbsp;van wilkers om-
G E L.
fnee ded« door het Middelpunt der Swaarheid overwichtig zijn. Het geene dan van een kringnbsp;gefegt wordt, dat kan ook van een vierkant ge-legt worden, welker Middelpunt der Grootheidnbsp;en Swaarheid daar is, alwaar de hoekfe ftrepen
C D en E F fich door-fnijden in de Hip S. i
Want op wat wijfe ook datmen daar doorfnijt,nbsp;fo laat het altijd de dee-len over gelijk en innbsp;grootheid en in gewigt:nbsp;het felve moet van allenbsp;ónbsp;nbsp;nbsp;nbsp;geregelde Veelhoeken
gefegt worden. Want by aldien dat g’een Figuur met een kring omtrekt, fo zal \\ttMiddelpuntnbsp;van de kring en de omgetrokken Figuur tennbsp;eenemaal het felve zijn; waarom de Figuur opnbsp;wat wijfe door het felve gefneeden,de deelen altijd gelijk laat en in hoeveelheid en in gewicht.nbsp;In een gelijkfijdige Driehoek is ’t Middelpuntnbsp;der Grootheid en Swaarheid daar alwaar de
llreepen, DL, IM^NO, haar in ’t midden door-fnijden , waarom eennbsp;twee fneede door ditnbsp;Middel - punt gedaannbsp;zijnde, de deelen altijdnbsp;gelijk laat en in hoeveelheid en in gewicht.nbsp;R I
D E 11.
E L.
trek dat gefocht wordt: de drie fijden in de flippennbsp;D E F, doorfneden, en eennbsp;pasloot A F , gefchotennbsp;zijnde, fo neemt E G,evennbsp;gelijk met F C, dan zal denbsp;ftip die D G, famen voegt,nbsp;de pasloot llreep A F, in I doorfnijden, welk iknbsp;fegge dat het Middelpunt der Grootheid ennbsp;Swaarheid is van de gelijkbeenige driehoeknbsp;ABC, het welk ik fodanig bewijs.
Want alfmen DF,FE, famen voegt,lb zal DE, F E, een Evenwydige Vierhoek zijn, volgensnbsp;X. 6. waerom volgens X9 . i. de hoeken D G E,nbsp;en F D G, gelijk zijn; maer ook met den felvennbsp;hoek is gelijk de hoek G D E, als de grond DG,nbsp;van de gelijkbeenige Driehoek D E G, door 5-.nbsp;I. fo zijn dan ook de hoeken F D G, en G D E,nbsp;gelijk, en fo is de geheele hoek G D E, door denbsp;rechte llreep D G, in tween gefiieden ; maarnbsp;ook de hoek D EI, is door de rechte llreep A F,nbsp;in tween doorfneden; fo is dan de gemeene flipnbsp;der fnijding I, het gefochte Middelpunt dernbsp;Grootheiden Swaarheid van den gelijkbceni-gen Driehoek ABC, want volgens het felvenbsp;doorfneden zijnde, fo Iaat het altijd de deelennbsp;gelijk in fwaarheid.
Ten anderen laat ABC, een fcheef-beenige Driehoek zijn, in welke fogy uit D demiddel-llip van de grond AC,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
en uit C in E demid-delflip van de boven-
Het Middelpunt derSwaarheid en Grootheid in Vierkanten Evenwydige vierhoeken,Scheve | kant A E B uit B D en
jCE llrepen zult ge-
haalthebben, fofalde
vierkanten en Langwerpige vierkanten, is ei-gentlijk, alwaar de hoekfe llreepen of middel-
llipvandedoorfnydinge der llreepen BD en CE in de flip F, het gedochte Middelpunt dernbsp;fwaarheid zijn. So blijkt het dan dat het Middelpunt der Swaarheid van alle Driehoek denbsp;rechte llreep is van den hoek tot de halvenbsp;grond getrokken, of dat, waar in de rechte llrc-pen van de hoeken der Driehoeken tot de mid-1 dellle zijden getrokken, te famen loopen. Het
blijkt
I. boek,middelpunts BESCHRYVING. nbsp;nbsp;nbsp;7
Cap. I,
delpmt der Swaarheid is,nbsp;welke in denbsp;halve kring Anbsp;B C gefochtnbsp;wierd : fie denbsp;reden hier vannbsp;in de aangetekendeplaets.
D E
blijkt ook, dat het Middelpmt der Swaarheid welk hier A E is; fo feg ik dat de flip E in welke regel. van alle Driehoek de flip is, dewelke men vind, de vierkantende flreep A. E eindigt het Mïd-inde rechte flreep van den hoek tot de doorfny-dinge in tween van de grond gerrokken,welkennbsp;de flreep alle doordeelt,dat ’tfnijdfel dubbeld isnbsp;na de hoek, de andere na de grond. Laat in dennbsp;Driehoek ABC een eveiiwydige fnydinge ge-
Viï. Regel.
Om het Middelpunt der Swaarheid in een Parabola of Middelkegel fnee te vinden.
D E. Welk gy ook op een feer lichte wijfe fuft Fier Middelpmt der Swaarheid in een Mid-hebben, fo ghy een van beiden de beenen of AB del kegel fnee zult gy vinden ; fo gy den As of of A C in drie gelijke deelen zult verdeelt heb-; Spil BG welk de grond AC tweefmts verdeelt,nbsp;ben, want de flreep door* tot de lijn uit het I afdeelt in vijf gelijke deelen; want foge eennbsp;middelpunt rot aan ’t midden der hjde BC,'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;”
evenvtydig getrokken en in twee doorfneden, zal u het Mddelpunt der Swaarheid geeven.
Maar lufl het iemand van alle defe dinsen de
« nbsp;nbsp;nbsp;.. rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i .tinbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-f.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/*
fchieden tot B C, door de flreep, D C,alfo datnbsp;D A,na D C, of AE nanbsp;F B dubbelt zijn;ik feg-ge dat het Middelpmtnbsp;der /waarheid van die jnbsp;Driehoek de middel-flip F is in de flreep
Archime-
Comman- Commandiiius, Lucas Valerius, Galdinus al L'quot;^‘erius. hy vinden zal dat alle defe dingen in hetnbsp;Galdinus. bteede getoont en beweefen zijn.
De V. Regel.
Middelpunt der Swaarheid in een Tafelachtige Driehoek te vinden.
Laat ABCD een Tafelachtige driehoek zijn, na welkers Middelpmt der Swaarheidnbsp;moet onderfocht worden. Laat in de aan eennbsp;palende flreepen B C en A D de in tv^een fnij-
dende flippen E F fa-
-bewijfen te hebben , die de na Archimedes, \ fal de flip der ^
rechte Paralel VT na de grondnbsp;A C door I deelen trekt, dan
doorfnijdinge S het gefochtenbsp;Middelpmt dernbsp;Swaarheid in een ‘Parabola of middel kegelnbsp;fnee uitmaken. Alle welke dingen dewijle dienbsp;wijdlopig van de een weinig te voren aange-trokkene Schryvers getoont worden, fo fullennbsp;wy ons in defelve als faken die afgehandeltnbsp;zijn, niet langer ophouden.
GEL.
D E VIII. R E
Om het Middelpunt der Swaarheid in vaflege-lijkf achtige deelen te vinden.
Is noch overig dat wy ook in het korte tonen elijke deelen zult j de wijfe,op welke het Middelpunt der Swaar-T door deilen , en laatnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in allerlei flach van vafle lichamen gevon-
* Paralella.
door de flippen der j den wort; welke faak wy als die eigentlijk ons ° verdeelinge tot ADI oogwit raakt, geacht hebben, een weinig inni-of B C getrokken wor- ger te moeten verhandelen; terwijl veele fakennbsp;dende*Evenwijde IH en ST ; en ten lellen 'van defe voorflellinge afhangen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;inde
laat ook uit A en F twee andere flreepen wor- j volgende zullen moeten onder d’oogen bren-den getrokken tot E en C. Dit fo voor af ge-1 gen. So nbsp;nbsp;nbsp;Middelpunt der Swaarheid
punt des Bols het gefochte Middelpunt der Swaarheid is. Dewijle ook een Vierkant eennbsp;regulier lichaam is;fo feg ik dat het Middelpuntnbsp;des Vierkants welk ’t middelfle is in den Diameter of Middelijn van het vierkant, het gedochte Middelpunt der Swaarheid is. De faaknbsp;heeft geen betoog van noden, als die uit fijn
delpunt der Swaarheid van een Tafelachtige Driehoek is. Sie hét vorder vertoog hier van bynbsp;L.Valerius, j^^cas Valerius.
fielt zijnde, fo zal de flreep, indien ghy die i ineen Bol of Vierkant wilt vinden; ga voort op trekt door de flippen F C en A E, daar^efelve ' defe wijfe.Dewijle \\otSHddelpmt der Swaar-de flreepen LH en S T midden door fhijden, de ' heid van een Bol ook ’t Middelpunt der Groot-flreep E F in^de flip G fnijden, welk het Mid-1 heid van defe felve is; fo feg ik dat het Middel-
EGEL.
D E VI.
Maar in een halve kring zult gy het Mid- lelven klaar, en van Archimedes en deffelfi delpunt der Swaarheid hebben alsge een vier- uitleggers die wy boven hebben aantretrnJi: t
kantende flreep, volgens di^bewijfen de tvelke wijdlopig getoont is. nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’
Middelpunt der Swaarheid in een half rond (y^halve kring te vmden.
D E IX. Regel.
Om het Middelpunt der Swaarheid in een * Bol «Cylinder; en * Kantige Pylaar te vinden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;* Piifma.
Dewijle een kolom of Rol uit de trek van een kring gemaakt wort, fo fal de middelfle punt B
van
kantende flreep, volgenï Wy in Arte magna Lucis Dmbra^ lib. 3. ge-leert hebbeii, befchreven hebben.
^ nbsp;nbsp;nbsp;Laat ABC een halve kring zijn , en be-
de * vierkantende flreep , uit A in D B de halve mid-iijn van de halve kring.
-ocr page 35-8 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD,
I. AFDEE- van den As of Spil van de Rol, nootfakelijk het ftuk geven. Laat B C D A, een ftuk zijn van REGEL-
gefochte Middelpmt der Swaarheid geven.
ÏS
Het felve fult gy hebben in QcnVierkante Ti-laar aan wat .zijde het ook zy. By voorbeeld *Paraieiie- laati RS, de * EveuwydgrondTAjnnïtó^ctïQk
een gefnedene Kantige Naaide, E F, den As of Spil; en laat dan A B C D, de Oneevenvvijdfij-digheid in het vlakke vanden AsofSpilzijn,nbsp;i welkers Middelpunt der Swaarheid , fo gynbsp;I volgens de voorgaande vijfde Regel zult ge-' vonden hebben, fo zal by voorbeeld G het felve zijn, en het Middelpunt der Swaarheid vannbsp;het voorgeftelde ftuk van de Kantige Naaide,
D E XII. Regel.
Om het Middelpunt der Swaarheid der “vp/geregelde lichamen te vinden.
De vijf geregelde lichamen zijn. Een * Vier-kant,cn*ViergrondigLichaam,QQV)Sjdchtgron- drun
* nbsp;nbsp;nbsp;Conus.
* nbsp;nbsp;nbsp;Pyramis.
r ----------t) ------------------, . n- nbsp;nbsp;nbsp;J-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;uuarrijyjiii ¦mK.ic,.'- quot;DodeCS
ten der vierkante lijden IS, de Middel-ltip van | gy Kringen trekt, Ib zal het Middelpunt van drum. welke As of Spil R, het géochtQMiddelpunt i Aq Kringen \\etMiddelpunt vandevijf gere-
' gelde lichamen,ten eene maal het felve gefoch-te Middelpunt der Swaarheid zijn. Sie het betoog hier van by Stevin ‘Propof. 14.
D E XIII. Regel.
Om in een * Halfrond het Middelpunt der »Hemi-Swaarheid te vinden. nbsp;nbsp;nbsp;iphxrium.
So ge een Halfrond tweezints doorfnijt, fo zal het vlak van dè fnijdinge nootfakelijk eennbsp;Halve Kring zijn, fo ge dan ’t Middelpunt dernbsp;Swaarheid in dit Halfkringige vlak door de Se-fte Regel zult gevonden hebben, fo zal ook dienbsp;Stip het gefochte Middelpunt der Swaarheidnbsp;in den As of Spil van het Halfrondïï}n. Gynbsp;kont het ook anders vinden op defe wijle; verdeelt de As of Spil van het Halve rond in achtnbsp;gelijke deelen; want de Stip welke de vijf dee-len nederwaart van de Kruyn, of de drie van denbsp;grond opwaarts bepaalt, is het gefochte Middelpunt der Swaarheid.
Het felve moet men ook van een * Middel- *
‘ nbsp;nbsp;nbsp;loeide.
der Swaarheid zal geven. So moet men ook van een Pylaar van 5'.6.7.8. en x. kanten, ja fonbsp;veel allTer zijn konnen feggen.
De X, Regel.
Om het Middelpunt der Swaarheid in een * Kegel of *Kantige Naald te vinden.
In Kegels en Kantige Naalden fult gy de Middelpunten der SwaarheidhéSoew, aan watnbsp;fijde het ook zy , foge de As of Spil der genoemde lichamen fo deelt, dat het gedeelte nanbsp;defpits of kruin dubbel zy in opficht van hetnbsp;benedenfte; dat is , foge den As of Spil in drienbsp;gelijke deelen deelt, fo zal de derde Hip van denbsp;kmin in de AsofSpilderverdelingehetnbsp;delpunt der Swaarheid zijn: want het Middelpunt van de Figuur, door welke de As of Spilnbsp;doorgaat, fo wel de grond, als het Middelpuntnbsp;van dat vlakke evenwijdige, door welke ondernbsp;degegeveneverdelinge de fnijdinge gefchiet,nbsp;is ook het Middelpunt der Swaarheid. Sie de
by gevoegde Figuur MN OP in welke htt f egel-fne dig lichaam fe^en ; want het Mid-
A nbsp;nbsp;nbsp;i delpunt der Swaarheid, welk het Middelke;
i gel-fnedig vlak door een fnijding aen den As of j Spil van het lichaam gedaan vertoont, dat falnbsp;j ook het Middelpunt der Swaarheid van hetnbsp;: Middelkegel-fnedig Lichaam vertonen.
D E XIV. Regel.
Om het Middelpunt der Swaarheid in alle lichamen * w^erkelijk in alle lichamennbsp;te bepalen.
Laat aan de buitenfte kant van het lichaam een draad of pafloot neder, en teken aen denbsp;ftreep, welke de draadh\ het oppervlak van denbsp;fteen drukt; flel naderhand upafloot op een andere fekere plaats van de fteeiij en teken al wederom de ftreep aan, die de draad in het oppervlak van de fteen drukt:want alwaar defe ftreepnbsp;de voorige eerfte ftreep fnijd; daer is het Middelpunt der Swaarheid in het Oppervlak vannbsp;de fteen. Herdoe dan beide defe aanmerkingennbsp;in de andere tegenhjden van het Lichaam ennbsp;teken op gelijke wijfe de ftip der ftreepen dienbsp;malkanaeren door fnijden; want by aldien defe twee flippen in defe twee oppervlaktens ge-
ften.
Middelpunt der Swaarheid de flip T is , en in de Figure van de kantige naaide A B D denbsp;flip C.
De XI. Re Om in een ftuk van een Kantige Naaide hetnbsp;Middelpunt der Swaarheid te vinden.
Sie de Figure van de vftfde Regel.
Als een Kantige Naaide gefneden is door een vlak, evenwijdig met ftjn grond, fo fal hetnbsp;* Trapezii. Middelpunt van de*Oneevenwftdfijdigheiddatnbsp;men in het vlakke van den As of Spil fiet, hetnbsp;Middelpunt der Swaarheid van het gefeide
gel.
?Mecha-
nice.
I. Boek , Middelpunts Beschryving fien, door inbeeldinge doordeftreep-be- Ket Mid-
^Hetero- geneis. fielde Bol, laat het een lode zijn, die van des As i gen over daat C H D van was-, en de overige of Spils A B, even verre af daande afgefnède- i twee A F C en,B G D van krijt, en hetbinnen-Fnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ne dukken E F D, en ' de Lichaam van de Bol A B C D van loot zijn. G C H, andere gelij-; Ik fegge dat de Bol, hoe wel uit dukken van ke afgefnedene duk- j ongehikdachtige doffe faaiu gedelt, noch fijn ken by fet, maar uit i Middelpunt der Swaarheid noch der Groot-een ongelijke doffe ' heid verandert : want nademaal de dukken gemaakt , by voor- j A E B, C H D gelijk, en uit de felve doffe, bynbsp;beeld uit hout of was j voorbeeld was, gemaakt zijn, ten wederfijdennbsp;welke de gefeide af- even veel weegen, uit de onderdellinge, fofal ' bet Middelpunt der Swaarheiduït niet wijken ; volgens die dingen welkenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Archims- medesxn de evemvigtige dingen toont ; maar ook de pleiderige dukken A F C en B G Dnbsp;wegen te famen evenveel: fo zal dan een Kloot dukken GCH, konnen zijn, die veranderen gevolgelijk het Middelpunt der Swaarheid en der Grootheid in een onvolkomen Bol niet; maar fy behou- ^ nbsp;nbsp;nbsp;______________ den dat felve welk fy eerd in een volkomen] uittegengedelde dukken, hoewelhyuitver-Bol hadden. Met derde geval, is, alfmen het af- fcheidene gewichten opgedelt is, echter fijn doffe,’tfy hout, was, glas, metaal, goud; welk j aldien Hechts een van de tegengedelde duk gedaan zijnde fo zoude het Middelpunt der ken uit een ongelijke doffequot;^was opgemaakt. Swaarheid van de As of Spil A B, fo veel dichter aan de C, komen, als het daar aangemaakte duk E F D,lichfer was; of fo veel dichter aan denbsp;1. Deel. Cap, I. vat worden faam gehecht te 2ijn, fo zal de middelde flip van dieflreep het gefochte Middelpunt der Sivaarheid zijn, het welk wel waar is in geregelde Lichamen; maar in ongeregeldenbsp;Lichamen, moet ge meer ondervindingen innbsp;het werk dellen, om u oogmerk te bereiken. Toemaat nit het gefeide. Hier uit volgt, dat alle de Bol ro nde, Vier-staaquot;he1r nbsp;nbsp;nbsp;Rolwjjfe, Kantige Tylaars wijfe Licha- in het ledi- men, en diergelijke tot noch toe vertoont, hoe-fe rufmder nbsp;nbsp;nbsp;^htgcliolt worden,dat eenBol maar lichamen ceu ring, CU ecu nbsp;nbsp;nbsp;twaalfvadeSchra- Vierkantige lichaam famen hechtende in de vafte overlaat, en een .Sö/maar een Pijp word en eennbsp;Lichamen. Kantige Tylaar hoe veeie djden dat hy ooknbsp;heelt een Put vertoont •, fo zal echter hetnbsp;delpunt der Swfiarheid door inbeelding in hetnbsp;ledige ruim begreepen, het felve worden, alsnbsp;dat in de vade lichamen. Dus fal het Aliddel-punt van een Krings wijfe ring,lecdig Vierkant,nbsp;en van de overige Figuren, het Middelpunt dernbsp;S‘-jsaarheid in het ingebeelde Midden zijn, denbsp;gelijkheid echter van gelijkdagtige deelen altijd voor onderdek zijnde. D E XV. Regel. Van het Middelpunt der Swaarheid welk in *Ongelijkdachtige deelen verborgen is. In een^ö/uitevenwigtige dingen gemaakt, is gelijk wy boven aan gewefen hebben hetnbsp;Middelpint der Swaarheid en der Grootheidnbsp;een en het felve; maar als het uit Ongelykjlach-tige of ongelijke deelen bedaat, kan het en hetnbsp;felve, en verfcheiden zijn. Hier komen ons drie gevallen voor; het eer-ƒ e is indien de ganfche Èol gelijkfl achtig zy, en fo het Middelpunt der Swaarheid en dernbsp;Grootheid, gelijk gefegt is, altijd het felve is.nbsp;Het tweede geval is, fo men van de nevens^É’- gefnedene E F D , en gefnedene duk E D F,weg neemt,en in delTelfs plaatfe dek een duk uit een ongelijkflachtige |
F, als het bygedelde duk E D F, fwaarder is als R-ECEL. de dode van de Bol : het Middelpunt échternbsp;(\qxgrootheid altijd fijn plaats houdende, welkenbsp;plaats het Middelpunt des ongelijkdachtigennbsp;Kloots is. Welke dingen men ook verdaan nfoetnbsp;van alle de geregelde Lichamen, welke wy boven befchrevenltebben. Gevolgen uit hetgeenegefegt is. Gevolgen. Hier uit volgt Ee?'ft, dat het Middelpunt Dat’tmd^ der Swaarheid van alle vad lichaam uit fijn smauLldnbsp;plaats kan verfchoven worden, alders iets wort nannbsp;toe of afgedaan, of als de deelen op een anderenbsp;wijfe gedelt worden. Laat in een Vierkant A B •Korden.alf-faam gedelt uit een ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;p j gelijke dode , dat is, /T/f nbsp;nbsp;nbsp;/[/] chaam Lis uit een gelijkdachtige r--—-—] nbsp;nbsp;nbsp;toe of afge bet Middelpunt der Swaarheid C zijn,nbsp;dat fegge ik kan opnbsp;driederlei wijfe verandert worden; of fo by hetopgegeven Lichaam het Lichaam ED B G by gedaan wort, om dat fo men by het Vierkant A B een nieuw gewicht by doet, fo zalnbsp;nootfakelijk het Middelpunt van djn plaats nanbsp;het by gedane deel wijken ; of het geene hetnbsp;felve is, fo uit A B afgetrokken wort A F1Rnbsp;fwaarder wegende als G B D E fo zal het Middelpunt der Swaarheid C te gelijke van fijnnbsp;plaats wijken na B D. Maar fo men by het tus-fchen beide zijnde lichaam B F Igt; A ten weder-fijde bygevoegt F R en E D evenveel wegende,nbsp;fo zal het Middelpunt der Swaarheid in C,nbsp;volgens de wetten der evenwigtigheid onbe-weegt blijven, V olgt ten Twee den, dat een Bol, hoe wel uit dukken van verfcheiden mengfel faam gedeltnbsp;zijnde, echter het Middelpunt der Swaarheidnbsp;niet verandert. Laat A B C D een Bol zijn,nbsp;welkers dukken A E B, en het geene daar te- Middelpunt C niet veranderen , fo dan een Bol, enz. het geene te bewijfen was. Maar bynbsp;dan foude ook het Middelpunt der Swaarheidnbsp;nootfakelijk uit fijne plaats moeten wijken. Het |
lO
I. afdee-LINGE.
f Linei Di-redtionis.
Cap. II.
Voorstel:
Kan de -j: Streep der ^ejlieringe.
S'waarheid evenwigtig zijn, fo zal nootfakelijk de middel ftip van het fwaare defireep der be-derfware dingen beftuurt, en getrokkennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;uitmaken, de overige buitenfte dee-
zijnde begrepen wort fwaar te zijn van het ; len des Lichaams de Strepen na de Jlreepder
De Streep der Befiierinee wort die Streep genoemt, welke de beweginge
Middelpunt der Wereld na de Kruin. Want alle fware lichamen worden door haer narurelijknbsp;gewichte gedreven na het Midden, welk in den
Befiieringe gelijkelijk evenwijdig befchrijven-de. Laat AB eenfwaar rond of Vierkant Lichaam zijn, welkers 'Middelpunt der Swaar-
1 nbsp;nbsp;nbsp;• 1 ^ rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t *nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ • 1 ! t.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»
O --------Oquot;quot;'
omtrek der Aarde bevat wort, en daarom wor-1 C fy ; ik fegge dat IxkUiddelpunt der den de dingen die by ons zijn, of beweegt; of! S waarheid C door fijne beweginge de Streepnbsp;fy ruften ; om dat fy belet en vaft gehouden! C D befchrijft, welkenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘
Worden. Van die dingen nu dewelke beweegt j de Streep der Beftie-worden, worden fommige in hare beweginge ringe is, en dat de pa-verhindert, maar andere gereddet; gelijk ais i lende ftippen A B de blijkt inhet Water dat omdeAardegeftortis;! ftreepen des Lichaams
want terwijie hetfelve recht toe reclit aan niet kan nederdalen, fo bereid het fijn felven dennbsp;Wxg door omwegen nahet Middelpunt, tot datnbsp;het een bequame ftantplaats ontmoetende ftil-ftaat: maar in dien datrer niets in de weg is, fonbsp;gaat het recht toe recht aan nederwaerts metnbsp;lijn Middelpunt vereenigt zijnde, Igt;ic Streepnbsp;nu welke dus een beweginge beftiert, oft die denbsp;beweginge bellieren zoude, byaldienhetbe-letfel was weg-genomen , wort de Streep dernbsp;Beflieringe genaemt. Defe Streep
IA E en B F befchryven, dat wtXdtJireependernbsp;bejiieringe CD evenwijdig zijn in het oppervlak der Aarde, dat-le echter omtrent hetnbsp;Middelpunt der Wereld t’ famen loopen,nbsp;hellende na het A/id?-delpuntdem.i'p heeiiennbsp;willen, gelijk als alle de
- V p c. nbsp;nbsp;nbsp;.1 moet,
nootfakelijkvanhet nbsp;nbsp;nbsp;voortkomen, j deelen van een fwaar
of tot het Middelptmt gaan', welk eenenhetj Lichaam. Maar by al-felve is, en niet anders, als de Streep welke j dieniemant ontkent, dat de bewe
* Perpen-diculariter. « Polus.
eep weme j uien lemant ontjcent, ciar de Peweginge door * rechtftandig op den Gefichteinder ruft, ofte, de Streep der ‘Beperinge gefchied; laat die dannbsp;het geene even veel is, de Streep uit de * Af-1 gefchieden door A E of B F. Maar terwijl dienbsp;punt van den Gefichteinder of kruin beftiert i deelen buiten de Middelftreep zijn en geennbsp;door MitUelpmt der Wereld,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blik ruft der *Evengel(k bellèndhiidm
Spil van den Gefichteinder,gelijk hem è^tSter-rekundige noemen, komt ten eenemaal met de-felve over een,en wort dierhalvenfomtijts voor defelve genomen. En defe Strepen fo fy aangemerkt worden in het oppervlak van een Aard-kloot,zijn fo veel het oog aangaat, even wijdig;nbsp;gelijk baarblijkelijk in de Sonne wijfers te fiennbsp;is ; welke alhoewel van den anderen ftaande,nbsp;echter evenwijdig gerekent worden , fondernbsp;eenige hinder aan de kunft der Sonnewijferijenbsp;te doen ; het blijkt ook uit de Praktijk dernbsp;Bouwkonjienaars , die de wanden van haarnbsp;maakfel fonder acht , op het Middelpunt tenbsp;liaan, net evenwijdig na het Pafloot ophalen,nbsp;alhoewel de felve na ’t Middelpunt getrokkennbsp;zijnde,nier meer evenwijdig zouden zijn, maarnbsp;in het felve foude famen lopen. Maar fie van defe dingen, het gene wy ten vollen befchrevennbsp;hebben Lib.^. Artis Magna Lucis ^ ^mbra.
Eerste Voorstel.
Het is nodig dat alle dingen, die beweegt worden j, onder de Streep van Beftieringe beweegt worden.
In alle fwaar Lichaam beftaat het Middelpunt der Swaarheid in de Streep der Befiieringe , en word nevens defelve beweegt, fo dat het Middelpunt der Swaarheid de eigenenbsp;Streep der Befiieringe in haar beweginge om-fchrijft; wwnt na de maal alle de deelen van eennbsp;fwaar Lichaam gefchikt na het Middelpunt der
B of A kangeftekwwden, fo is het ónmogelijk dat de Streep der Befiieringe kan geftelt worden; noodfakelijk dan word de Streep dernbsp;Befiieringe door de middelfte ftip van eennbsp;fwaar Lichaam , welk wy gefegt hebben datnbsp;het Middelpunt der Swaarheid is, getrokken;nbsp;het geene dat is welk bewefen moft worden.
Wllt;*,
Tweede Voorste Het is noodfakelijk j dat de voortgaande beweging van een tnenfeh na de ftreep dernbsp;beftieringe beweegt wort.
Laat een Menfch voortgaan op het oppervlak der Aarde, fo feg ik dat de voortgaande beweging nbsp;nbsp;nbsp;^
niet gefchied dan onder denbsp;Streep dernbsp;Befiieringe.
Laat ABC het oppernbsp;vlak van denbsp;Wereld zijnjnbsp;ideffelfsAfii.nbsp;delpimt D;nbsp;ftel eennbsp;menfch ofnbsp;ander
eenw
Ö
L.
dier“ in de plaats F; fofeg ik dat een menfch door fo een naturelijke^^j;^^ niet w^andelen kan,nbsp;als onder de ftreep F D, welke de Streep der
Be-
II
II I. boek , Middelpunts Beschryving. Cap. II. nbsp;nbsp;nbsp;is; want door defe wegzoude hy jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hex III. Gevolg- gaan, fo hy afgong na het Midael^imt der ¦ Hier uit blijkt ook, dat een groote Sfieffe of ; onder defey/ré’^ dan word hy warelijk j piek, door de hand van een ^Scberm-meejfei'nbsp;en eigendijk evenwigtig gemaakt en bepertnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^eJHerin^e gehandelt, om fijn werkingen gemakkelijker te volvoeren, nbsp;nbsp;nbsp;„jgj- df reinig weegt, en ^at defelve ook By aldien iemant dit ontkent, laat hem dan' nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. gaan door de ftreep E F, maar dewijle defe buiten het Mïddelpmt der Swaarheul en Streep der Beftieringe is, zo fal hy uit de ftip I fchuinsnbsp;nederdalen in K ; en uit K fal hy beginnen opnbsp;te klimmen in E ; welke bewegingen dewijlenbsp;die geen naturelijke maar geweldige zijn, alsnbsp;buitennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ftreep der 'Beftieringe zijnde •, fo is het Ónmogelijk dat iemant naturelijk voortgaan kan als onder de Jïreep der Bejiieringe F D;nbsp;het geene getoont moft worden. niet valt: want door dien dar de langte van de Piek onder de Jlreep derBeperingeis, fo zullen noodfakelijk alle de evemvigtige deelen nanbsp;het Middelpunt hellen ; en by gevolg zal de-fclve door de aardigheid van den Schermer denbsp;Piek alfo handelende dat hy hem altijd gefliertnbsp;hout onder de gefeideJlreep,nooiïAMpk flaan^nbsp;en niet veel weegen. Maar by aldien dat hynbsp;maar een weinig buiten de p'eep afwijkt, lonbsp;zal de Piek en gewicht krijgen en vallen ; zonbsp;dat hoe veel meer hy zal afgeweken zijn, fonbsp;Het I. Gevolg. ) veel meerder Swaarheid hy altijd krijgen zal,nbsp;u- • 11-1 1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 nnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r* tot dat hy evenwijdig zijnde met de ftreep van Tff waf nbsp;nbsp;nbsp;Ge4l,teindcr ^overwichtniet Iang£ fc„a„ beeBen ontrent het Aardfe Opnenlak wan- , j Van welke faak trecn anderkedcn delende altyd recht op gaan, en alle dingen van ^ •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;«inuere reuen alle kanten opw^aarts fien, gelijk in de ftippen EGS ; om dat fydewijlelyfwaareLichamen rm^e nederwaarts gJdreeved wofden na'h« TO nbsp;nbsp;nbsp;onder denree/ , waar na toe alle fware dingen nbsp;nbsp;nbsp;ged''lt;=ve« worden ,, gevolgel.jk Het II. G e V o ten lichaam nbsp;nbsp;nbsp;uit-Eiijkt het, dat alle Lichaam op een ftaat, of ftip ftaande, dan fiaat, als de fireep der Beftie-rifige door de ftip, daar hy opftaat, doorgaande ook door het Middelpunt der Swaarheid vannbsp;defelve is doorgegaan, en dat hy valt^ fo hy buiten het Middelpunt der Swaarheid dogrge-gaan is. Laat A D B, het oppervlak van dennbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Aard - kloot zijn, des felfs Middelpunt Qnbsp;de ftreep dernbsp;Bejtieringe Cnbsp;D. Laat bynbsp;voorbeeld eennbsp;*Kantige naaide met fijn Waanm dt tneolchsnnbsp;en beeft;nbsp;gaande,nbsp;recht Cfnbsp;gtan. zijn, noodfakelijk volgens de JlreepderBepe-hellen. L G. (famecr valt. ' Pyramis. fpitsinde ftip D geftelt worden; fo dat de fireep der bejiieringe net door het Middelpunt der Swaarheidnbsp;van de Kantige Naaide in I doorgaat. Ikfeggenbsp;dat de Kantige Naaide fal opgerecht blyven;nbsp;want nademaal alle de evemvigtige deelen, nanbsp;behoren even verre van de voorleide ftreep af-ftaan, noch geene deelen de andere aan een vannbsp;beide de fijden konnen brengen, fo kan het ooknbsp;niet gefchieden, dat op defe wijfe de opgerechtenbsp;evemvigtige Kantige Naaide, niet fo zoude blyven ftaan. By aldien het Middelpunt dernbsp;Swaarheid{\tch.ts een weinig uit de Jireep dernbsp;Beperinge-^i heide, fo zoude hy nootfakelijknbsp;moeten vallen, dewijle Be deelen van die fijde,nbsp;van wel ke het Middelpunt der Swaarheid afwijkt , meer wegen als de ander. Maar defenbsp;dingen zullen breeder in het volgende Voorjielnbsp;door exempelen uit gebreit werden. I. Deel. |
GEVOLG. is, dan dat de opgerechte Piek OI, en vry op de hand van de Sclierm-meefter leunende,doornbsp;dien alle de deelen door een naturelijke bewe- geen wicht krygt : maar fo men die buiten de Jireep der Bejtieringe ftelt als in A; fo is hetnbsp;nootfakelijk datnbsp;nu alle de dee- .nbsp;len van de Pieknbsp;BCDE,als buiten haare natu- ¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;: \igt; relijke plaats geftelt zijnde, dewijle fy alle en ieder in hetnbsp;byfonder fwaarnbsp;worden,haar gewicht vermeerderen, en fo veel te meer als hy nader aan de Gefichteinder; fo veel te minder als hy nader aan de Kruinplaatsnbsp;is. Het IV. Gevolg. Hier uit blijkt ook, waarom dat de Koorden- Mm behoeft danpers op een tomv w andelende,zo valt gaan; oennbsp;om dat fy door een dwersftok die fy in de han- Koorde-den dragen, evenwigtig gemaakt zijnde, altijdnbsp;onder de Jireep van Bejiieringe voortgaan, fonbsp;gebeurt het, dat de uiterfte einden van de ftoknbsp;evenwigtich zijnde, ook het Middelpunt dernbsp;Swaarheid welk ’t midden in de p-eep der Bejiieringe is, net evenwigtig gemaakt w^ort, welknbsp;zijnde men voor geen vallen heeft te vrefen. De III. Voor STELLING E. Swaare lichamenfiillen danjiaanps de ftreep der Beftieringe door het Jware Midden dernbsp;hoeveelheid op welke hy rujtgetrokken fjnde,nbsp;door ^^’/¦MiddeIpunt derSwaarheid zal doorgaan. Laat A B C D CQnpaar Lichaam zijn,w el-kers Middelpunt der Swaarheid E is, en laat B Xnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;het |
11 het ruflcn op de hoeveelheid B C, fo dan de ftreej? der befiiermge F E, doorgaande door denbsp;flip K, het midden der hoeveelheid B C, vannbsp;gelijken ook door de flip E 2al doorgegaan zijn,nbsp;zo zal het als fwaar flaan; om dat de deelen vannbsp;het fwaar, welk rondom de flip E flaan, even-vvigtig zijn; waarom ook defe die niet konnennbsp;trekken, noch van defelve getrokken worden. Waar uit het gebeurt, dat het ganfche fwaare ruft. Maar in dien het fwaare van de andere fij-1 welke van denbsp;de vermeerdert wort door de hoeveelheid C D ^ Jireef der Be-G, fbo dat het Middelpunt der SwaarheidW. fikringe twin-zy, indien èitfireep der befliertnge doorgaande ^ tigfchreden af-door het uiterfte C, van de hoeveelheid B C, j wijkt. En laatnbsp;uitgebreit zijnde door de flip F, zal doorge- het Middel-gaan zijn, fo feg ik dat een Lichaam gelijkelijknbsp;opgerecht zal blyven. De reden is, om dat indien het lichaam alleen leunde op de flip C, fonbsp;zoude hetfelve door het twee-de gevolg van de voorgaandenbsp;i Voorfeüinge flaan. So faldernbsp;|A dan ook niets konnen verhinderen , waarom het niet Jfaat,nbsp;leunende op de ganfche hoeveelheid B C. Wederom, fo denbsp;uitgeftrekte ftreep F C , nietnbsp;doorgaat door de flip H, maarnbsp;defelve voortfet na E toe, fo zalnbsp;een fwaar lichaam, even als vannbsp;te vooren Jiaan. Want indiennbsp;iets fwaars kan leunen op denbsp;flip C, hoe veel te meer zal het konnen liaannbsp;leunende op de ftreep C K, op welke nootfake-lijk het Middelpunt der Swaarheid is nade-maal het niet gefchieden kan, dat de hoeveelheid A B C D welkers Middelpunt E was, tennbsp;deele vermeerdert zijnde, deflèlfs Middelpuntnbsp;der Swaarheid E Wederom zoude trekken nanbsp;het tegengeftelde deel, namelijk na E, waaromnbsp;’t Middelpunt tuffchen de flippen F1 E, nootfa-kelijk bly ven,deftreep der Beftieringe aiflchennbsp;de flippen C K , doorgaan, en foo het lichaamnbsp;flaan zal. Waar uit befloten wort, dat by aldiennbsp;het Middelpunt derSwaarheidbuiten de ruimte H E, by voorBeeld in L of V was,en ftreepnbsp;der Beftieringe buiten de ftreep C K, gedrevennbsp;wort, het lickaam dan nootfakelijk zal moetennbsp;vallen; nademaal de meerder wegende hoeveelheid , de mindere zal trekken, en daaromnbsp;fai het vallen uit de fijde van G of S, om dat hetnbsp;in dat deel van httfwaare het Middelpunt dernbsp;Swaarheid gevonden wort, buiten de ftreepnbsp;der 'Beftieringe F E, en buiten twijftèl daar vrynbsp;meergewichts heeft,waarom het niet Haan kan.
L G. Ze» Muur ender denbsp;ftreep van wigheid f» I. AFDEE-UNGE, 11c B G E V O Hier uit volgt. Waarom datmen te mets muuren vint, die by na driegen om verre te val-bëftieri'nge, len; daar fy echter altijd en feer vaft blyvennbsp;^^‘Iblefhy 5 hoedanig een de gedraeidemuur te Ro-ooix.y!biét men is, buiten de Toort van Flaminea aan denbsp;tifhZIT veften gehecht^daar alle Menfchen,die over denbsp;felve gaan, voor fchrikken, vrefende dat hy fonbsp;aanftonts fal vallen,om dat hy fo geweldig voornbsp;overhangt. Derhalven heb ik^ op dat die geene |
die geen kennifte hebben van fo wonderlijk een gevolg. Maakfel, daar fy haar over verwonderen, totnbsp;kennifte mochten komen ^ voorgenomen hiernbsp;reden daar van te geven. Laat dan het geheelenbsp;eeftel van de muur A B C D E F zijn, en de ge-draide of hel-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot; lende opper- nbsp;nbsp;nbsp;^ vlakte van de muur E BCD, punt der Swaarheid van de ganfche fteene klomp G zijn, in deftreep der Beftieringe GDnbsp;felve. Ik fegge dat het ónmogelijk is dat denbsp;muur E B C D valle; want door dien het Middelpunt der Swaarheid van het ganfche geftelnbsp;G is, fo fal nootfakelijk het gedeelte van denbsp;muur H B C DE even fo veel wegen als het ander gedeelte A H G D F , en by gevolg zal denbsp;muur onder de ftreep der Beftieringe evenwig-tig gemaakt zijnde flaan, hoe wel gedraait ennbsp;voor over hangende, nademaal het gedeeltenbsp;H B D C niet overhalen kan het gewicht vannbsp;het andere gedeelte A H F D. Maar in dien hetnbsp;Huk A L E K van het ganfche geft-ft weg genomen wiert, dan zoude nootfakelijk het gedeelte H B C D E, moeten vallen, terwijl het overige gedeelte L H K D onmachtig is om het gewicht van H B D C te weder-ftaan, dewijle hetnbsp;meerdere het mindere ophaalt. Uit welke dingen Middag klaar blijkt,hoe te mets afgebroke-ne Hukken van Bergen, als oock Toorens doornbsp;haar gewicht zonder vallen Haan blyven. Maarnbsp;fie van defe dingen onfen It er Hetrufcum, vannbsp;de Toren van ‘Pifa. De IV. Voorstelling E. Geen bcweginge lt;?ƒ Werkelijkheid bewegende van plaats kan gefchieden, dan onder de Be-flieringe van de Streep des Middelpunts. De Goddelijke Voorfienigheid heeft door fijn Konft, dat is door de nature de Wereld alfonbsp;gefchikt , dat geene fFerkelykheid bewegendenbsp;van plaats fondernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Middelpunt gefchieden kan; waar van ons geen dagelijkfe voorbeelden in de menfchelijke bewegingennbsp;ontbreken. Want wie van de menfchen ifer dienbsp;fich felven na voren of achteren of ter ftjdennbsp;kan buigen, ten fy dan dat de ftreep der Beliie-ringe door het uiterfte gedeelte van de hoeveelheid op welke fy ruft,doorgaande ook doornbsp;het Middelpunt der Swaarheid d.oovg2i, of denbsp;menfeh overhange op de hoeveelheid op welkenbsp;fy ruft, daar hy anderftnts nootfakelijk zoudenbsp;moeten vallen; voor defe nootfakelijkheid dannbsp;heeft de Natuur forge gedragen leerende dennbsp;menfeh, als hy hem, gelijk ik gefegt hebbe,nbsp;buigt de linker voet na achteren uit te fteken,denbsp;welke als een liever aan de balans, wigtiger alsnbsp;’t hooft zymademaal hy,gelijk ik gefegt liebbe,nbsp;niet zoude konnen flaan, ten fy dan clat of de ftreep |
I. Boek , Middelpu
ftreep der befiieringe door her Middelpunt der Swaarheid doorga, oftenminftehetfelveuitnbsp;de tegenftelde fijde laate gaan na dat geene, nanbsp;welke het fich neigt. Want fo iemand fich metnbsp;faam gevoegde voeten , en fo fijn geheele lichaam tegens wat voor een muur het ook zy,nbsp;met het aangeficht daar van af fiende, fielt, ennbsp;fijn benedenfle gedeelte faam gevoegt blyven-de aan de muur, fich voor over wil buigen,fo zalnbsp;hy nootfakelijk vallen; en daar uit zal hy lerennbsp;dat een menfeh door een fekere ingevinge dernbsp;Nature gedreven, die dingen doet, dewelke wynbsp;gefegt hebben. Welke dingen ook een fittendnbsp;menfeh gebeuren ; want fo een heeft fijn bee-nen, en alle deelen die los aan ’t lichaam hangen niet van noden, om hem te bellieren; maarnbsp;als hy wederom (wil flaen, op fijn voeten, fonbsp;is het nootfakelijk , dat het Middelpunt dernbsp;Swaarheid van fijn ganfehe lichaam,fo na by fynbsp;aan de ftreep der befiieringe als immers mogelijk is , welke flreep door moet gaan door denbsp;voeten op welke hy flaan wil; en daarom fet hynbsp;f jn voeten onder het lichaam, en recht ’t hooftnbsp;op, op dat het boven de voeten uytfleeke, ennbsp;door fijn naturelijke krachten geholpen zijnde,nbsp;recht hy hem over ende; fonder welke kromming het niet gefchieden kan, dat hy fich oprechte , voornamelijk als hy fich al te langfaamnbsp;oprecht, door dien de gefwintheid en force vannbsp;de beweginge te mets uit defe dingen voortkomt, en belet dat men de andere met ’t gevoelnbsp;niet kan gewaar worden. Het felve moet mennbsp;feggen van die geene die op de aarde leggen,nbsp;welke als fy haar willen oprechten, eerflhetnbsp;hooft, daar na door de hand of arm, als met eennbsp;fekeren bever oprechten even als een menfehnbsp;die fit; daar na de voeten den anderen trekkende , en eindelijk door beide handen geholpennbsp;zijnde, haar opgeven als een menfeh die flaat.nbsp;Welke werkelijkheden nu om geen andere oor-faak gefchieden, als op dat het lichaam fichnbsp;fchikke na de ftreep der befiieringe, en fo fijnnbsp;oogmerk of einde bekome.
Maar dat de Koorde-danjfers voor over leggende , even gelijk als houten, geen van de voorgaande wijfen of manieren daar voor gaande,haar als in een oogenblik fchijnen op te rech-tenj van dat kunsje fchijnen fy meefler geworden te zijn door lange oeffeninge en gefwintheid der beweginge,gelijk fy de genoemde werkelijkheden onder net gevoel niet fielt;nbsp;fo beelden haar ook de toekijkers in, bedrogennbsp;door de gefwintheid der werkingen,dat defelvenbsp;fonder enige toebereidinge des lichaams tot denbsp;Jireep der Ibeflieringe gekhiet, alhoewel datternbsp;altijd de gefeidefchikking of bequaammakingenbsp;tot de Jireep der befiieringe tuffehen beidennbsp;komt, hoe wel die, om de gefwintheid van denbsp;wcrkinge, gelijk ik gefegt hebbe, niet gevoeltnbsp;wordt. '’K ontkenne echter met dat een menfehnbsp;die op fulke dingen afgerecht is, te mets fijnnbsp;felve fuik een force kan indrukken, dat hy alsnbsp;hoven de wetten der dingen die Jwaar zijnnbsp;gcenfints aan de felve gebonden fchijnt te zijn;nbsp;maar dewijle defe beweginge een geweldige be-
Cap. II.
Koorde-
danflcr.
NTS BESCHRYVING. 13
weginge is, handelen wy van defelve niet, maar Voorstel. alleen van de nature lij kehe.'xcgin.oe der fwarenbsp;dingen, welke de werkelijkheden heden van denbsp;menfeh, afhangende van deplaatfeljke bewe^nbsp;^w^cbefliert.
De V. VoORSTELLINGE.
‘De viervoetige Beeflen konnen niet voortgaan,
ten Jy onder een gedmirfame ftutting ofon^
derfchraginge van de Streep der Befiieringe.
Gelijk in alle andere voorgaande bewegin-gen^blinkt ook in de voorgaande beweginge der beeflen de wonderlijke voorfienigheid van denbsp;Natuur uit, terwijl fy de viervoetige beeflennbsp;fuik een fatfoen geeft ^ dat defelve onmogelijknbsp;niet konnen voort gaan, als door een hoekfenbsp;voortfetting van haar beenen. Ik verklaar denbsp;faak met de volgende Figuur. Laat A B C D, denbsp;vier voeten van het beeft zijn;
A B, de twee voorfle, C D, de twee achterfle.Ikfegge dathetnbsp;Beeft niet voortgaan kan, denbsp;twee voeten van eene fijde BDnbsp;of A C, te gelijk op lichtende;nbsp;om dat op defe wijfe de ftreepnbsp;der befiieringe EF, niet overnbsp;j een komt met het Middelpuntnbsp;j der Swaarheid van het gefeidenbsp;I beefl, welk in een beefl datnbsp;Haat bevotiden wort te zijn in de flip G, daarenboven dewijl de opgelichte zijde EBF D,nbsp;wigtiger is als de zijde AECF.fo moet het beeflnbsp;nootfakelijk vallen. Waarom het door de wonderlijke voorfigtigheid der natuur fo gefchiktnbsp;is, dat altijd twee voeten die hoekig tegen mal-kanderen over Haan of gelijkelijk ftant houden,nbsp;of opgelicht worden, als daar zijn A D, of C B,nbsp;want op defe wijfe wort het beefl door de e-venwigtigheid van de fijden C B D, en ABC,nbsp;omtrent het Middelpunt der Swaarheid, ennbsp;ftreep der befiieringe E F, in balance gehouden, en fo gaat het voort fonder eenige vreesnbsp;voor vallen.
Hier in het Roomfe Capitolium fietmen wee groote witte Marmore Teerden,hzngen over denbsp;hoogte van de trappen, waar van het eene datnbsp;aen de rechter zijde van den opgang is.twe voeten van de eene zijde op gelicht zijn, de tweenbsp;andere op de voet ftal llaande; welk een grootenbsp;onervarenheid van den ’Beeld-houwer te kennen geeft, terwijl uit het geene te vooren gefègenbsp;is, niet gefchieden kan, dat een ‘Peerd, onenignbsp;ander beeft, te gelijk en op een tijd fijne tweenbsp;voeten van defelve fijde oplichte fonder vallen. By aldiende Beeldhouwer dan op de natuur gelet hadde, fohaddehy de twee voetennbsp;die fchuins over malkanderen flaan, moetennbsp;oplichten, latende de twee andere op de voet-ftal blijven flaan; gelijk gedaan is in het koperenbsp;Teerd^-èXi de Keijer Jntomnus fittende op eennbsp;beeld op deplaats van het Capitolium, ’t genenbsp;waardig is om van een ieder met verwonderin-ge gefien te worden, in welk de Baas meerdernbsp;oordeel heeft gebruikt, terwijlehyhetx'öör^-gaande Feerd fo na het voorbeeld der Natuur
B 3 nbsp;nbsp;nbsp;ge-
-ocr page 41-14
de Vogelen geleert, met hare vleugelen af re Voorstel. trekken van dat gedeelte dat wigtigk is , als innbsp;een juike balance haar felven wichtig te houden; want fy doen dat, liet geene die doen fou-de die van de ipil van de balance daar hy op-kont, het gewacht, of het gewicht van de As ofnbsp;Spil wech doen zoude; want op beide die wijfenbsp;zoude hy de fwaarte evenwigtig maken.
De vil V OORSTELLINGE.
Het Groeifame kan van Nature niet groeien,
als onder de bekieringe van de Streep des
Middelpunts.
Al die het aanwallen der ‘Planten met een. nette opmerkinge in acht neemt, fal fich nooitnbsp;over de Wijsheid van de groote Alwpfe GOD,nbsp;genoeg konnen verwonderen,dewijle hy defelve metfo veele en fo groote behulp-middelennbsp;om haar felven te behouden voorfien, en defelve wetten van de fireep der beslieringeowd^ex:-worpen heeft, welke fylb vak behouden, datnbsp;geen gewelt haar van defe gekafte kan ver of afnbsp;draijen. Door een naturelijke trek dan rechtennbsp;haar de hoornen enplanten recht om hoog op, ennbsp;dat onder de fireep van beBieringe, als welkenbsp;fonder defelve nooit haar oogmerk of eindenbsp;zoude bereiken. En hoe kandvakig de Natuurnbsp;zy inliet bewaren van haar recht, leeren onsnbsp;oneindige ondervindingen in de planten in hetnbsp;werk gekeft: als men de takken van een boom,nbsp;door de reeten van een muur keekt, rechtennbsp;haar de uitfpruitende botten, fo dra fy in ruimernbsp;lucht komen, en nu wetende wat recht fy hebben , en hare rechtheid van den Gefichtéindernbsp;kant begerende, om hoog.gelijk blijkt in de Figuur in A G en B. By aldien iemant aan een
\mG£^' nbsp;nbsp;nbsp;heeft, dat de twee voeten die hoeks
over malkaiideren haan alleen op getik worden , de andere opdevoetftalftaan blyvende. Welke dingen ik nu geoordeelthebbebydefenbsp;houwers, en fuik hach van Bafen meer j vannbsp;noode hebben.
D E VI. Voor STELLING E.
2)i? beweginge van de Vogelen kan nietgefchie-den j dan na de be slier Inge van deftreep des Middelpmts.
De Natuur fchijnt ook geenfints traag ge-weeft te zijn om te voorden, in die dingen,wel-ke de Vogelen,om haare werkingen wel te doen, van noden hebben. Want het fy dat fy eeten,\\QX.nbsp;fy dat ïggaan, of ietvves anders doen, het is altijd nodig , dat de rede van de fireep der beHie-ringe, onder welke-fy wigtig gehouden of gewogen worden, bewaart of behouden worden.nbsp;Want het is door de dagelijckfe ondervindingenbsp;bekent, dat fy, om \\darQ jpijfe van de aarde tenbsp;pikken,terwijl fy haar hooft na de aarde buigen,nbsp;haervoetenfodanigvoorwaarts buigen, datfynbsp;op defe wijfe evénwigtig hjndenbsp;haare w-erkingen des te lichternbsp;volbrengen. Maar als fy vliegen,nbsp;worden fy door hare twee vleu-‘gelen als kutten op gehouden,nbsp;op dat niet het ganfche lichaamnbsp;voor of achter fwaarder wegenbsp;helle, maar hetgewichtdeslichaamsnabeho-ren gewogen of wichtig gehouden worde .Welknbsp;niets gefchieden zoude, ten fy de kreep der be-fiieringe door het kutfel en Middelpunt der 'nbsp;Swaarheiddoorging. En gelijk andere Vigelennbsp;een andere gekeltenike desiichaams hebben,nbsp;fo is de Naanir in geen gebreke gebleven omnbsp;haar op fuik een Wijfe te fatfoeneeren, door fuiknbsp;een konk haar lichaam, pooten, keert, op eennbsp;andere wijfe re fchikken, dat fy fo onverhindertnbsp;hare werkingen beginnen en volvoeren.Op defe wijfe heeft de Natuur Vogelen met langenbsp;halfen, ook langer pooten gegeven, gelijk mennbsp;in denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fien kan, welken op dat fy on
der \\ctvUegen net wigtig zoude blyven, de natuur geleert heeft, dat fy haar hals voor uitke-kende, ook hare voeten even verre achter uit zouden gekeken worden, op dat fy fo haar lichaam na het Middelpunt der Swaarheid ennbsp;de fireep der be ilieringe- fchikkende , haarnbsp;vlucht des te gemakkelijker zouden volvoe-!nbsp;ren. Ook hebben de vogelen noch een andernbsp;fiach van in het gewicht re blyven geleert.nbsp;Want als fy het voorfte gedeelte van haar lichaam om hoog willen heken, enhetachterke
neerdrukken, fokrekkenfy haar, dat
is fchragen, na het voork gedeelte uit; maar als fydaar en tegen harenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nederwaarts kie
ren , fo trekken fy hare vleugels na achteren; want op defe of gene wijfe brengen fy feer lichtnbsp;te weege, SMÏxex Middelpunt der Swaarheidnbsp;in het lichaam van de vliegendeNnbsp;plaats verandert wort. Op defelve wijfe hebben
N JM
fekere tak gewicht hangt,als in I, met meinin-ge om defelve nederwaarts te buigen ^ houd hy echter fijn recht fo vak dat hy aankonds na denbsp;kromming van de tak,de laatke bot G niet wetende van nederwaarts te groeien, lichlbveelnbsp;hy kan en mach oprecht, op dat hy fich na fijnenbsp;fireep der beHieringe fchikke. Hier blyktdenbsp;opgefetheid derNature,meek in alle hoornen ennbsp;planten, welke uit het nederhangen der bergennbsp;of wanden der rotfen, als in N en M, uitfprui-ten. De natuur daarom heeft gewilt dat fynbsp;volgens de wetten van de fireep der beftierin-groeien zouden ; fonder welke dat fy nooitnbsp;haar einde of oogmerk konnen bereiken. Wantnbsp;gelijk als een Menfch die met de beenen omnbsp;hoog kaat niet kan eeten of drinken, als in eennbsp;tegen naturelijk poftuur zijnde, alfo konnen denbsp;omgekeerde planten, het voedfel welk uit denbsp;innigke wortels na boven wort voortgefet, niet
na
DE ONDER-AARDSE X'^ERELD, Alle welke dingen dev-ijle defeive niet kon- 1. AFDES-LINGE. de 'werkingen -van delslmcTdlo.Natuure nen gefchieden, danmetopfichttothet in de Onder-aardfe Wereld,gefchieden of na delpunt, fo heeft de Natnnr feer wijfelijk voor voegt zijnde , door behulp van de geelden, ) ruim een ftolfe te befchrijven. Laat het der-dampen en uitwaafemingen , door ontelbare j halven genoeg zijn in defe plaats getoont te buifen in de verborgene ontfangers van ver-| hebben j dat alle dewerkingenvandeO?/«/er-fcheidene Bergen en onderaardfe Kooien,welke IWereld, ons feggen darter een noot-als fekere.^re/w//zijn, heenen geleider zijnde i fakelijke op Acht isnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Middelpunt der alle de werkflukken van de Minerale Natuure | W?reld ; want fo gy het Middelpunt wegvoornemen en uitvoeren ; en wel fo, dat het, neemt, fo zullen alle dingen, gelijk wy boven Vogtige in haare binnenfte ingewanden fchui- i6 De vul Vo o R S T E L L I N G E. het Middelpunt of van het Middelpmt. In de Onder-aardfe Wereld-, welke de baarmoeder of ontfanger is van alle de Mineralen, behalven het Water en Vuur, waar van hernbsp;eerfte van het tweede m^MiddelpiintM^Mc,nbsp;zijn ook Sappen, Souten, mengfels van aardfenbsp;faculteiten, Metallen en Steenen van allerleinbsp;flag, de oorfprong van welke alle niet als vannbsp;het Middelpunt derWereld af hangt. Wantnbsp;de Onder-aardfe Wereld is ais een diftiieernbsp;Forneis, in welk het Water en Vuur faam gelende, fich draagt als het eerft werkende, uitnbsp;welkers ovcrhandfe werkinge , en lijdinge,nbsp;de geelden in de aardige deelen fchuilendenbsp;gaande gemaakt zijnd?, door dampen en uitwaafemingen , na de natuur en hoedanigheidnbsp;van ieder aards deel, deflelfs Minerale eflen-tie of weefen ftremmen , welkers genoemdenbsp;aardfe deel het faadagtige behout. |
flen •, dat de lichte dingen, van het Middelpunt tot den omtrek, maar de fwaare, hoedanig eennbsp;de vogtigheid is, daar en regens van den Oni-trek na her Middelpunt zouden gaan. Wantnbsp;uit dufdanig een huwelijk , door behulp vaJinbsp;de Natuur als Speelgenoot, is het nodig datnbsp;de voortteelingen van alle Onde7'--aardje din-^ff/te voorfchijnkomen. Maar dewijl wy vannbsp;defe faken ^ op haare ordre , in het ganfchcnbsp;derde Boek zullen handelen, fo docht het onsnbsp;overtollig te zijn, in defe plaats wijdtopiger fonbsp;getoont hebben raldeiij alle Lichamen zullennbsp;lónder beweging zijn; cnamp;ebewegingof[\o\i-dende,fo moeten nootfakelijk de voortteelingennbsp;van alle dingen ophouden. Dat dan de lichtenbsp;dingen na om hoog trachten, en de fwaare omnbsp;de Onder aardfe -voortteelingen te volbrengennbsp;nederwaarts gaan; daarvan is\\Qt Middelpuntnbsp;der Marde alleen en de eenige oorfaak. |
Het iii. Hooftstuk.
t Parado.x3. nbsp;nbsp;nbsp;f Wonder-redenen 'ran het Middelpunt der Aarde.
De Eerste Wonder-reeden.
Hoe een houte, ronde, langwerpig ronde Brug, \\mgp.x\M.in de hucht, fonder eenig onder-fiutjel kangebouwt worden.
’k'^ ~T Oor onderftel eerft, dat de ganfche Aarde die dicht aan het Middelpuntnbsp;^ is, eenige duifend mijlen hol is, welk
fwaarte is, volgens de i. en t . Regel, fo kan het niet gefchiede datfy aldaar rulle, maar volgensnbsp;de Weeg-kunflige Wetten, zullen alle deelennbsp;haar fchikken na her Middelpuntnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Middens,
of her Middelpunt der Wereld, welk dat het te gelijke het Middelpunt der Swaarheid is, hebben wy boven wijd en breet getoont, op dat fynbsp;..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;daar een vallen ftant bekomen; dewijl het on-
yeftelt zijnde, fo feg ik, dat indienmen een j mogelijk is,dat defeive anders beftaan kan.Een houte of fteene Brug, het zy dan dat hy rond, ronde houte^m^ dan of uit eenige andere ftof-of langwerpig rond zy, omtrent hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;feopgeflagen zal noot fakelijk in de Lucht om-
punt der Aarde maakt , dat defeive zonder trent het nbsp;nbsp;nbsp;ftant houden;
eenige onderfchraging blijven Haan zal. nbsp;nbsp;nbsp;j het geene dar was dat getoont moeft worden.
Laat ontrent het Middelpunt der Aarde I j Het felve zoude gefchieden, fo een groote ring
Brug zijn A B CD ;nbsp;welkers alleen byfon-dere dee-
Al-ti'l nbsp;nbsp;nbsp;rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lil ) ^ len,dewijle
defeive na ’t Middelpunt bellen , fo zalnbsp;hy ontrentnbsp;I eindigen,
en Ib nootfakelijk evenwigtig in de lucht bly-ven die hem aan alle deelen gelijkelijk peril. Maar om dat in geene van de gefeide Hippennbsp;het Middelpunt der Swaarheid van de ganfche
C D een effen oppervlak fouden hebben , denbsp;overige op- Anbsp;pervlaktenbsp;van B en Dnbsp;na C, of vannbsp;B en D na A,nbsp;zouden om
een Houte of een rad na het Middelpunt der Aarde geworpen wiert; het felve zoude gefchieden in een Brug die langwerpig jond gemaakt was,nbsp;met dit onderfcheit echter, dat alleen de viernbsp;plaatfenABnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
hoog gaan, en iets bergachtigs vertonen, en fo zouden de menfchen in Hen M, ook in tegen-
-ocr page 44-17
boek , Middelpunts BESCHRYVING.
het Middel-punt\,dis\\ct gedeelte NHnbsp;AD; in ditnbsp;geval dan zalnbsp;hetgelijk hetnbsp;gelijke te boven gaan; dienbsp;deelen evenwigtig en niet évenwigtig zijn ; welk dewijle het ongerijmt en tegens ^e voor-onder-flelling is ; fo zal, denbsp;lijden rondfom evenwigtig zijnde, en door eennbsp;gelijke kracht na het Middelpunt flrekkende, de Vierkante Brug, in de lucht blijven hangen: namelijk de Streep der Beftieringe richtfnoe welk dat was dat getoont mofl worden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;rig aan de kanten van èc^Brug voorvalt; maar ^ance hun- nbsp;nbsp;nbsp;moetmen feggen van een driekan- in het voortgaan, gelijk de Streepen der Beftie- £ende Brug. nbsp;nbsp;nbsp;A B C D E F. Het onderfcheit echter | ringe tuflehen E en A toonen, kan hy op het tuilchen het ronde en vierkante of driekante i vlakke van de Brug niet meet recht blijven gedeelte is dit, dat een menfeh gaande over een j flaan, ook zullen de Streepen der Beftieringenbsp;vierkante Brug, alleen maar in de vier plaatfen i niet meer rigtfnoerig aan de kant van de Brugnbsp;ACDE,eenrechroppervlakzoudevinden;doorj voorvallen, maar de hoeken met de kanten of dien hy van hjden des Brugs fo veel te fcherper of fpitfer A, na B ge- maken, als fy aan de Kruin A nader zullen gedurig zoude komen zijn. Hier door gebeurt het, dat eennbsp;opklimmen; | menfeh om fich onder de fchikkinge van denbsp;maar van B | Streep des Middelpunts op te houden, met eennbsp;na C gedurig gebogen lichaam na het hellen en op fijn tee-nedcrdalen;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’ op gelijke wijfe moeten wy innbsp;de driekante nen Cap.III. gengefteldeplaatfen, in de langwerpig ronde oppervlakte om hoog klimmen, tot dat fy doornbsp;de vier genoemde flippen A B C D recht opnbsp;het oppervlak zouden blijven flil flaan. Gevolg. Etn vier- Hier uit blijkt, by aldien een vier of meer kantige Brug omtrent het Middelpunt dernbsp;de Lucht. Aarde gemaakt wierde, dat de felve van gelijke in de lucht hangende, zoude flant houden.nbsp;Want nademaal her Middelpunt der S-waar-heid van een evenlijdige vier of driehoek, hetnbsp;felve zy met het Middelpunt der Grootheid,nbsp;gelijk wy boven in de eerfle regel getoont hebben , Ib zal nootfakelijk de Brug na de wettennbsp;van fodanige Lichamen op getimmert, in denbsp;hangen. Want alleen de byfondere deelennbsp;der fwaarte dus door een gelijke kracht na hetnbsp;Middelpunt hellende, zal de Brug evenwigtignbsp;gemaakt zijnde, ftaande blijven, dewijle darternbsp;geene reden is waarom fy meer van de eenenbsp;als de andere fljde na het Middelpunt helle.nbsp;Maar hyfal afwijken indien het gedeelte ABnbsp;D M, van de Brug N B H M, meer afwijkt na Ee» driekante/)«»- tgt; Brug A B C D E F inde flippen B D F, ons een vlak inbeelden, van welke men na A C E, gedurig uit de flippen E B D zoude op en af klimmen. Wel fo dat de vier hoornen van een vierkante Figuur of de drie van een driekante, fichnbsp;op doen als Bergen, welkers wortelen zijn innbsp;de plaatfe of in de drie hoeken B D F, maarnbsp;hare fpitfen laat die zijn in de flippen B Hnbsp;I. Deel. |
NM van een vierkant, maar in een drie hoek gevolg-A E C; dewijle de afwijkingen van het ronde vlak niet anders zijn, als of een opklimmennbsp;van het vlakke na om hoog, of een nederklim-men van om hoog op het vlakke. Defe redennbsp;blijkt ook in het oppervlak van dennbsp;in de Bergen, dewelke hoe fy meer af hellendenbsp;zijn, hoe veel te fpitfer hoek Aq Streep der Be-Jtieringe, na welke wy gaan, met het overhellen van den Berg maakt, en by gevolg denbsp;menfeh fich geweidelijk nzdit Streep der Be-flieringe met het ganfche lichaam drajen moet;nbsp;en defe draijinge als geweldiglijk, is fo tegensnbsp;de natuur ; dat het derhalven geen wonder is,nbsp;dat de menfeh in het opklimmen van fteilenbsp;Bergen fo moede wort. Maar het geene wy van het optimmeren der Bruggen omtrent het Middelpunt der Aardenbsp;gefegt hebben, het felve moetmen feggen vannbsp;gelijke geboufels die men omtrent het oppervlak der aarde in de lucht wil optimmeren. Maar laat ons den handel toonen. Laater door de voorfienigheid Gods omtrent het oppervlaknbsp;der aarde C D B , een driehoekige Brug zijnnbsp;ABCDEF; dat men nu de Streep derBeftierin-omtrent het buitenfle oppervlaknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Brugs trekke; feker is het dat een menfeh uit B na A voortgaan;nbsp;en gedurignbsp;als den fleil-flen Berg opklimmen f^,nbsp;en op geennbsp;plaats rechtnbsp;ftilftaan kan,nbsp;dan in denbsp;flippen E Bnbsp;D , alwaar, aan moet; dewijl het onmogelick is in het hellen van een Berg, fonder gevaar vannbsp;vallen rechtop te flaan. Gevolg. Hier uit blijkt, dat in het Middelpunt der Maakfei in Aarde, geen maakfei voor het gebruik van dennbsp;menfeh bequaam kan zijn, als een Krings ge- Aarde.nbsp;wys of rond. De II. W o N DEPv-rede N. Het Vuur, Water, Sand, en andere vloejende lichamen in het Middelpunt der Aarde zullpnnbsp;fich aanftonts tot een Bol vormen. C nbsp;nbsp;nbsp;Laar |
i8 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD, Laat door de Goddelijke voorfienigheid een | haar famen trekt, en de drie overige vogtighe- gevolg. groote kracht van Water door een Buis na het i den rondom gaande zullen haar ieder omtrent Middelpmt der Aarde heen geleic worden; ik | het aardige voegen of fchikken, na feker regel-quot;efd7/hËnnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fdvc in het Middelpint der Aar- \ mate of overeenftemminge , welke gemeene- hch tot een BoItA. vormen ; want dewijle Uijk in de Elementen begrepen wort , en de aITbIT hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;der Swaarheid van een fekere i hier bygevoegde Figuur H genoeg betoont. De reden blijkt “uit de voorgaande ITboU/ MidAelpuut der Grootheid van de Bol, fo is het dingen klaar en kloot komen ^QkQr j dat het Water niet anders bellaan kan, naakt. Wantde-wijle defe vochtigheden onmengelijk zijn , en Hf de eene altijdnbsp;fwaarder als denbsp;andere is; fo zalnbsp;nootfakelijk denbsp;fwaarfte,die van-d?^«r^é’,nadenbsp;wijfe van een Bol, de deelen van het felve nanbsp;het midden hellende haar fchikken; en de waterige vochtigheid, leggende op de fwaardere,nbsp;dewijle die van geen mengen weet, fal fich rondom de aardige kloot na de forme van een ring, J en de vuurige rondom de luchtige door een I wonder konft - ftuk der Natuure voegen ofnbsp;fchikken : het welk nergens dan in het Middelpunt der Aar de gebeuren kan,en mogelijk innbsp;het in geheelde raim, dat buiten defe Wereldnbsp;te fien is, fo de gefeide Fles door de Goddelijkenbsp;voorfienigheid daar heen gebracht werde. Sienbsp;na het gene wy van defe dingen wijtloopigernbsp;verhandelt hebben in Arte Magnetica lib. 3. 11. G E V o L G. Hier uit blijkt de ydele en domme opfnyerije De chy-van fommige Chymiften , die haar beroemen “'ftea wcr-dat fy door Chymife vogtigheden tot famen geloopen, het konll-ftuk van de ganfche iejiaan. Luchtige, boven de waterige, de derde ; de! uatuure, dat is, de ronden van de gevoelijke 'Wereld, en fo het werkftuk der ganfoher Wereld in een Glafe Bol buiten het Middelpunt der Aar de, konnen vertoonen; w^elk als ik feg-ge dat niet alleen de menfchelijke, maar ooknbsp;de macht der Engelen te boven gaat, als alleennbsp;B vertoont. LaatK®®’^ kracht van den almachtigen God belui iemand doornbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fo kan ik my over de rouwe onw'eten- de Goddelijken j nbsp;nbsp;nbsp;dufdanige menfchen niet genoegfaam ke de Fles A iAMÜs'' qtims I. AFOES LINGS.nbsp;Tiat hetnbsp;Water en anders 7is g^^dk-flagtige Bolof kloot, plijk wy in de eer-onder degc-Jfe Regel nbsp;nbsp;nbsp;hebben , defelvezy met het als onder de gedaante van een Water-Bol. Want laat het, fo het gefchieden kan ^ beftaannbsp;onder de gedaante van een Vierkant of eenigenbsp;andere Figuur, fo zal het Water in defenftaatnbsp;omtrent de hoornen of hoeken van het Vierkant , tegens de natuur en geweldiglijk ftaan;nbsp;maar dar is ongerijmt ; nootfakelijk dan falnbsp;het zich tot een 5ö/of kloot vormen, wantinnbsp;defe gellalte, fullen de byfondere deelen nanbsp;het Middelpunt door een even gelijke krachtnbsp;hellende haar volkomener ftaande houden,nbsp;en van alle fijden evenwigtig zijnde fo ftaannbsp;blijven. Het felve moetmen van het vloeibare fand foggen. Gevolg van de Troef. llTJe vlr hher uit volgt, dat by aldien iemand vier Elementen Vochtigheden van een verfcheidene foorte, die; ”lo7n nbsp;nbsp;nbsp;Elementen door haar fwaarheid en 'heTopfer^ lichtheid vertoonen, gelijk wy in de Ars Ma-nsiak der gnetica gekeft hebben dat men doen moet, in inliet ttxvBolroudglasdeondervindingeleertnbsp;Middelpunt dat de gefeide vochtigheden in het oppervlaknbsp;der Aarde,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;met den Gefichteinder evenwijdig zijnde, de eene op de andere zal leggen ; alfo dat de fwaarfte, w-elke de Aarde vertoont, denbsp;onderfte plaats ; de tweede van een Luchtigenbsp;Coleur, het Water vertoonende in de Flesbo-,nbsp;ven de aardige vochtigheid befla ; de derdenbsp;vierde Vuurige eindelijk, de vierde enhoog-fte : en fo zuUen fy alle onderfcheiden en on-vermengt in het oppervlak der aarde die geftal- te houde , wel-A wAtiii voorfienigheid met de gefeidenbsp;Fles neerwaartsnbsp;gaan,ontrent hetnbsp;Middelpunt dernbsp;Aarde; ik fegge,nbsp;dat hoe nader denbsp;genoemde vochtigheden aan hetnbsp;Middelpunt der Aarde zullen komen,in fo veelnbsp;te gevoeliger inpakking zullen fy haar famennbsp;trekken; maar als deFles met ’t Middelpunt dernbsp;Aarde tA over een gekomen zijn, dan zullennbsp;alle de vochtigheden na de ftantplaatfe, welkenbsp;de vier Elementen omtrent de aarde hebben,nbsp;haar Bolfaoyfe famen voegen of fchikken, fo datnbsp;de aardachtige vogtigheid in de geheele Fles |
verwonderen , terwnjle fy haar niet fchamen fulke groote beufelingen de Wereld tegen tenbsp;werpen, dewijl fy haar inbeelden datfy, als fynbsp;fulke dingen denken, niet en dw^alen, ofalsfynbsp;fien dat fy dwalen, haar vaflelijk voor latennbsp;liaan, dat alle defe haare fo fchoonfchijnendenbsp;bedriegerijen van de ware Philofophie nietnbsp;konnen gekent of gemerkt worden. Laat dannbsp;het ydele ingenomen vooroordeel des volks,nbsp;vanfoonfinnig een W'erkftuh der Chymie eennbsp;einde hebben ; en laat een ieder het vallelijknbsp;daar voor houden,dat dat niet anders dan in hetnbsp;Middelpunt der Aarde kan volbrocht worden. IIL Gevolg. Indien het waaragtig is , het gene by na van de met een algemeene toeftemmige der Heiliki^e^f^^nbsp;VMeren wort gefchreven, dat de Helle in'de 7 bene- |
I. boek , MiddePunts BESCHRYVING.
» -van een ^ciicdeiifte plaatfe der z\arde van God geftelt! oppervlak ge-
Cap.III.
¦verfiMmt is ; op dat die geene die haar felven door de | worpen ner-TZ IT ^'‘''quot;aarheid haarer fonden feer verre van God | gens ruften als Middelpunt hebben afgemaakt, met recht de laatfte en al- j in die eenigenbsp;dsr Aarde, derverfte piaatfe in de gevoelijke natuuretot' ftip,doorweikenbsp;haar deel hebben; fo kan het geen andere zijn,; de Streep dernbsp;als die groote ‘T^oel van dat Vuurïge Forneis bejiierïnge uitnbsp;om.tx:cnx.\xcx. Middelpunt der jlarde op- het Middel-plaatftis. Uit de dingen die wy voor af gefegt punt getrok-hebben, blijkt klaar genoeg, dat na de algemee- ken middennbsp;ne opftandige des Vleefchs, alle de lichamen door gaat, welder Verdoemden tot een kloot of rond zullennbsp;opgehoopt worden, terwijl men daar geen oppervlak als een kringfwijfe kan bevatten. Gelijknbsp;dan de Haringen in de Vaten ^ zo zullen die opgehoopte helwichten de ftrafFendie haare zonden verdient hebben , fo lange God God zalnbsp;zijn, dar is, eindelofe ftraftèn tot in alle eeuwigheden lijden, en dat wel fo veel te fcherper, alsnbsp;fy dichter by het Middelpunt der Aarde ge-weeft zijn. Hier uit leere een Chriftenjiele vannbsp;de fonde af te wijken, en het goede na te jagen,nbsp;op dat fy niet door het vonnis van den alder-rcgtveerdigfte Richter in defe alderfchrikke-lijkfte piaatfe derpynigingen,in defe vreefelijkenbsp;afgrond van eeuwigdurende duiflèrniffen gehort word, alwaar fy alle fchuilplaatïen vannbsp;den klomp der Aarde gefloten zijnde, ftrafienbsp;drage van een eeuwigdurende fchrikkelijkheid.
Maar het zy genoeg dit fo inhetvoorby gaan gefegt te hebben.
De III. WONDER-REEDE.
Hiemant zal op het Middelpunt der Aarde op fijne voeten konnen ftaan of vafigefteltnbsp;worden.
Want nademaal (gelijk wy in het voorige ge-toont hebben) alle fwaare lichamen in het M.id-delpunt der Aarde haar nevens of omtrent het Middelpunt der Aarde famen fchikken, en innbsp;de Tjoeten, de uiteindens van het menfehelijkenbsp;lichaam, het Middelpunt der Swaarheid nietnbsp;zijn kan, fo zal hy nootfakelijk of aan dc Navel,nbsp;of het deel dat daar dicht by is het Middelpuntnbsp;der Aarde blijven hangen, gelijk inde Figuurnbsp;blijkt; hier uit ontftaat een andere JVonder-reeden, dat een menfeh in defe geftalte uitge-ftrekt met beide de middelften des lichaams,nbsp;de voeten aan de eene,het hooft en de borft aannbsp;de andere zijde, om hoog gaat en wel op een ennbsp;defelve tijd.
mZLZ. nbsp;nbsp;nbsp;^oor de Goddelijke kracht
dernaafi ep Loode Bol van ecii gelijkmaatigd e groot-Middel- heid, een diameter of mid-lijn van les of Reven voeten geftelt zijnde, in het Middelpunt der
Pervlak.
lp
WoNDER-
Reeden.
-Na
ke de korfte van alle de ftrepen is die uit het Middelpunt der Aarde na het oppervlak getrokken zijn ; ook zoude ditnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in ieder
ftip van debol die onder het felve geftelt is ruften-., dewijle het over al in een gelijke ruimte van het Middelpunt afftaat, en de Streep dernbsp;beftieringeis. Alle welke dingen uit het geleide blijken.
De IV. W ONi:)ER-REEDEN.
Een Menich. geftelt zjnde op het Mxddelpxxnt der AardCj zoude noch eeten noch drinkennbsp;konnen.
Laat iemand door de Goddelijke kracht in het Middelpunt der Aarde, op defe wijfe geftelt worden dat zijn mond over eenkome metnbsp;httmiddenNznhamp;tMiddelpunt ; ik fegge datnbsp;die Menfeh in defe geftalte noch eeten nochnbsp;drinkenixMdt konnen. Want dewijle in defenbsp;geftalte het Lichaam waar heenen het ooknbsp;wort gekeert, omgekeertis, en met het hooftnbsp;altijd aan het Middelpunt der Aarde valt blijft,nbsp;zal hy noch fpyfe noch drank na zijn Maagnbsp;konnen verfenden : als die geheel omgekeertnbsp;zijnde altijd en overal met de beenen omhoognbsp;wil ; maar aanftonts als hy maar een voet breetnbsp;het hooft van het Middelpunt zal opgebeurtnbsp;hebben, dan zal hy wel iets konnen door fwel*nbsp;gen tot dat gedeelte, welk met het Middelpuntnbsp;over een komt, en niet verder; want hy zal altijd de fpijfe fo veel te beeter doorlaten j hoenbsp;veel verder zijn mond van her Middelpunt zalnbsp;afftaan. Maar defe dingen zijn klaar.
De V. Wonder-reeoen. 'ludien de ganfche Aardkloot ftchteinderlyknbsp;door het Middelpunt der Aarde , dat is,mid-lünig wier de gefne den, fo Joude in dit gefne-de vlak niet alsQQntnc\\{c\\.ineenrechteennbsp;naturelijke ftant konnen ftaan door een Wiskundige ftellinge, door een natuurkundingenbsp;meer.
Laat de fichteinderlijk of op wat maniere het zy gefnedene oppervlakte desnbsp;A B C D zijn. Ik fegge dat door een Wiskon-ftige ftellinge ,nbsp;met meer alsnbsp;een in een rechte en natuurlijke ftant ftaan ^ 1nbsp;kan , namelijknbsp;in het Middelpunt E , wantnbsp;door dien allenbsp;de ftreepen van
C z nbsp;nbsp;nbsp;de
¦i liii
punt der
aarde geplaatft wiert, ik fegse, dat een menfeh op de felve 5(?/,de fvvaarheidhet niet verhinderende , in fijn natuurelijke gtMMtfiaan, en omnbsp;defelve wandelen kan,gelijk in de Figuur blijkt.nbsp;Gevolg.
ioZZpZ nbsp;nbsp;nbsp;op dQgefei-
Jieid» op. de loode BoleQno'ppecyhkl^^de gelijk met de blici-lijn, dat een Menfeh nergens als in hetnbsp;midden van het gefeide oppervlak ttclvcffaannbsp;kan ; ook zoude het N op het gefeidenbsp;I.Deel.
20
De
ONDER-AARDSE WERELD,
ï aporji- de genoemde oppervlakte nederwaarts na het liNvjE. Middelpuntnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fo kan het niet gefchie-
den, dat iemand in een andere flip, behalven in \\^x. Middelpunt fich kan veftigen. Want laatnbsp;fich eens iemand in de ftreep A E ofE C overnbsp;eind houden; maar devvijle dat M. Streep dernbsp;'Bejiieringe zijn , fo zoud hy fich in de felvenbsp;konnen veftigen, en niet veftigen, welk onge-rijmt en onmogelijk is. In het Middelpunt dannbsp;van de gendemde vlakte alleen, dan zal hyinnbsp;fijne nature lijke flant ftaan blijven ; op delenbsp;wijfe echter, dat indien hy in de genoemde opper vlakte een Paflodige ftant krijgt, op fijnenbsp;njoeten zoude konnen ftaan ; maar fo hy eennbsp;evenwijdige ftant na het toppige vlak kreeg,nbsp;zofalhyniet met fijn voeren, maar nanjel aannbsp;het Middelpunt der IVereld, in een natuurelijke ftant hangen. De reden is, om dat hy Pas-lodig op het vlak ftaande , onder fich heeftnbsp;waar door hy opgehouden wort ; maar fo hynbsp;fijn even wijdige ftant na het toppig vlak heeft,nbsp;hy op fijne voeten niet konnen ftaan, maar fijnnbsp;lichaam zal nevens het Middelpunt Y2Lnf\}nc
D E VI. W o N D E R - R E E D E N.
Alle rad in het Middelpunt der Aarde rond-om ge draait, zoude noch om hoog nog om laagnbsp;gedreven voorden.
Geen rad kan in het oppervlak der aarde gedraait worden ; tenfydellelfseenmid-helftnbsp;altijd opwaarts, en de andere nederwaarts ga.nbsp;Maar het felve rad in het Middelpunt dernbsp;Aarde rond-om gedraait zijnde, zoude nochnbsp;om hoog noch om laag gedreven worden, maarnbsp;Middelpunt der Aar de totv en de-felve ftant houden, van welk het van alle kanten even verre afftaat en gelijk wigtig is ; ooknbsp;zalder geen onderfcheid der fijden, rechter,nbsp;linker, fchuins, bovenfte en onderfte zijn. Daarnbsp;komt by, dat aan wat fijde het ook gedraaitnbsp;wort, altijd in die ftant ruft, om dat het niet liever na de eene als de andere fijde helt ; maarnbsp;na alle ftant, daar het nanbsp;verfchillend is.
GEVOLG.
I geftelt zal worden on-
Eerste Gevolg.
Hieruitvojgt,byaldien de Scheppers richt-Scheppers Swaarheidin het Middelpunt geveftigt wor- fnoerig ftaande op een Molenrad met l¥aterfi‘“‘’^‘*^nbsp;den : gelijk in denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blijkt, alwaar ! gevuk wierden, het felve omgedreven zijnde, d7ev°en^rad
het vlakke LM N O, in een Paslodige geftalte i niet van het Water dat het in fich heeft zou-vertoont wort ; in welk klaarlijk blijkt, darde i dedoordien alle de Scheppers recht
' ta\\e.tMiddelpiint\\A!iei\.
menfeh ner gens in denbsp;ftreep , LNnbsp;recht ftaat,nbsp;ook dat hy innbsp;het Middelpunt S op fijnnbsp;voeten nietnbsp;blijven ftaannbsp;kan, maar dat
Tweede Gevo
Hier uit volgt ook,hoe,het geene veele uit de oude Vaderen niet hebben konnen vatten, denbsp;* Tegenvoetelingen, met de voeten regens ons * Antipo-geftelt zijnde in een natuurlijke ftant beweegtnbsp;worden.
Laat A'B C D eenAard-voaterigeBolTXpt ; Bewijs van en AeTegenvoetelingen F E^ ES, die met denbsp;dan eerft fijn lichaam geveftigt wort als het voeten, recht regens ons aan gaan. Ik fegge,nbsp;Middelpunt der SwaaAoeid van een fwaar li- dat die in een naturelijke ftant gaan, om dat fynbsp;chaammet \ Middelpunt der Aarde over-een met beide tegen den anderen aanftaande door
ae Streepen der Bejiieringe f T) ewSG nd. het Middelpunt D hellen. Even het felve moet ooknbsp;van de Scheepen verftaan worden, dewijie fynbsp;over al en van alle kanten door de Streepen dernbsp;Bejiieringe onder welke fy beweegt worden,nbsp;na het Middelpunt der Aarde ftrekken ; ooknbsp;behoeftmen, gelijk de eenvoudige menfehennbsp;haar felven valfchelijk inbeelden , voor hetnbsp;vallen van de Menjehen of Schepen die regens
komt; alle welke dingen uit de Figuur blijken. Gevolg.
m geftalte Hict uit volgt ook,dat op wat wijfe de Aard-of rechtfnoerig of fichteinderlijk, of met ¦fcioot” i7ai- een hellende geftalte gefneden wort, altijd hetnbsp;tijdpaflodig fé.ve volgt; want ook kan fo een vlak niet ei-gentlijk een fichteinderlijk genoemt worden.
L G.
maar hoe bet ook gefneden is, t zal altijd een j aangaan, niet te vreefen. By aldien derhal-?aftodige geftalte \\3. het Middelpunt nbsp;nbsp;nbsp;| ven fommige Ouden de Natuur des Middel
den. Hier orn hebben wy het vlak A B G D | gekent hadden , fy zouden niet fo oner-voor fo verre fichteinderlijk genoemt, voor lo j nbsp;nbsp;nbsp;yan weet niet w'at voor een Poel en Af-
verre als het in ome inbeeldinge fodanig fchi^it i nbsp;nbsp;nbsp;^ welke fy haar inbeeldeden dat beneden
te weefen, alhoewel het felve op het minfte ^ nbsp;nbsp;nbsp;Qgj[icrteinder was, geredenkavelt hebben,
met fichteinderlijk, maar het oppervlak volko-: nbsp;nbsp;nbsp;®nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
men paflodig is. Want gelijkerwijs niemand^ De VII. Wonder-REEden. naturelijk, en al wil hy af, op een vlakke muur TmeeMenfchen Middelpunt der Aarde
of wand ftaan kan; alfo ook niet op het gefeide oppervlak ; welke even als een lekeregrootenbsp;muur overal en alle kanten paftodig is, welkers middelfte ftip der rufte het Middelpuntnbsp;der Aarde is.
tegen malkanderengaande, zullen natu-\ nbsp;nbsp;nbsp;re Ijk om hoog gaan,
* Laat in ’t Middelpunt der Aarde A,een Lad-I der B C geftelt zijn. Ik fegge dat uit het Alid-; delpunt A j twee Menfehen, waar vande eene j uit A na B, en een ander uit A na C op eennbsp;endefelve tijd opwaarts gaat, dat die beide,
hoe-
21
Cap. hi.
door de Swaarheid van te konnenop komcn^ en door haar eigen Middelpmt dcr S’lvaar-heid, gehouden zijnde. .
De IX. W o N D E R - R E E D E N
WONOEK-
Reeden.
hoewel fy na de te-gengeftelde fijden A en B of gaan j, echternbsp;natureiijk opgaan.
De reden blijkt uit, nbsp;nbsp;nbsp;.
de bet félve over al in de gedaante van een Jiralige Sterre uitgroejen.
turelijke ftant heb- j nbsp;nbsp;nbsp;By aldien de Saden van eenige ‘Plant in een
ben. nbsp;nbsp;nbsp;j kluit aarde gedaan, en h\\\QiMiddelfuntder
! Aarde geworpen wierden, ik fegge dat defelve De VIII. Wonder-reeden. 'niet anders dan onder de gedaante van een
fun felve. Ook zal' ^'H'dïen het Saad van Plant Middle Ladder na wat! nbsp;nbsp;nbsp;K^tè.t wïerdege^joorfen^ fofou-
Het gevlieg vanfekere Vogel ontrent het Mid- j delpunt der Aarde, zal [eer licht, en ten!nbsp;hoogHeunaturelyk zyn, of onder deY\xings-^nbsp;* Heiicis. gewijfe of* Slangtrekkende Ilreep; alle andere beweginge zal een geweldige zyn.
Alle Vogel zal door een naturelijke en lichte 1 beweeginge omtrent het Middelpunt der Aar-
Straalige Bol groejen kon-nen. Want nademaal alle deBlanten naturelijk, gelijk boven ook is gefegt ge-weeft , onder de Streef dernbsp;Beflieringe om hoog gedre-
)mtrent net ivitaae^vun, «r, nbsp;nbsp;nbsp;’ füreepen
beweegt , wanneet die zal beweegt j nbsp;nbsp;nbsp;f'-
Zaden onder die Ilreep en haare Steelen Bol-rondig oprechten , dewijlfe onder eenen anderen Ilant haar einde niet zoude konnen bekomen.
gel door lijn gevlieg maakt ; om dat hy op defe wijfe geen geweldige beweginge hebben zal,nbsp;welke beweginge de Vogels te beurte valt, dienbsp;hoog gedreven worden; het welk men ook
wordenondetdeteepvaneenAm.?ofT quot;’gt;11“ i/o zouden de mtbottende trek, gelijk in de Kring A blijkt, welke de Vo
om
wierde j fo feg ik dat fy niet anders als een geweldige beweeginge zal ondergaan; fy zal wel uit D na A of B om hoog gedreven worden onder de rechte Ilreep ; maar die beweeging is opnbsp;het hooglle geweldig aan de Vogelen; maar denbsp;geweldiglle van alle is, welke gefchiet door denbsp;Pallodige Ilreep, fo datter nauwelijks een Vogel is dewelke de felve kan verdragen. Hieromnbsp;trachten alle Vogelen door een ineeven dernbsp;Natuure met haar vlucht, het fy dat fy om hoognbsp;of om laag wille na de Slangkring. Hieromnbsp;zoud een Vogel in het 'Wliddelfunt der Aardenbsp;vall blijven; want dewijl daar niets fo feer Ilry-digmet de Vogelen is, ale een Pallodige beweeginge, wanneer fy om hoog vliegen, en dewijl in hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;der Aarde, aan geene
ftjde een opgang is als onder een Pallodige Ilreep^ daarom foude de Vogel d aar blij ven, en
De X. fV o N D E R - R E E D E N.
van het vliegen feggen moet,het gene onder de Slang-trekkende ftreep gefchiet, welke dewijlfe uit eenkringfwijfe enbogtige beftaat, op hetnbsp;aldermeell de vlucht zal verhaallen; en lyzalnbsp;op een andere wijfe niet lichter na het Middel-funt der Aarde willen, als onder defe Ilreep.nbsp;Want fo de onder de Ilreep A B beweegt
Vuur in het Middelpunt der Aarde ontfleken is Bolrondig.
Want dewijle het Vuur door lijn natuur omhoog gedreven, en in het Middelfimt en aan alle kanten bevat wort, fo zal het noot-fakelijk overal verfpreit zijnde een Straa/ignbsp;Lichaam aanneemen.
I
De XI. Wonder-reeden.
Van de Eeuwigduurende beweeginge in het j Middelpunt der Aarde in het werk tefteüen.
) Te defer plaatfe kan ik de ydele voorgee-I vens , en groote drogrèedenen van fommige iiiietvoorby gaan, welke meinenja trachten tenbsp;jbewijfen, dat door konftgemaakte eeuwigenbsp;! beweginge, op een feekere wijfe in het Middel-' funt der Aarde kan gemaakt werden, en datnbsp;j trachten fy op defe wijfe de toonen.
I Laater cerll twee hutten G K, HI, gellelt I worden, eene met de As of Spil G H, omtrentnbsp;I welke de winkelhaak ABC met een loodenbsp;i kloot daar aan vallnbsp;zijnde fo geplaatllnbsp;i werde, dat hy metnbsp;! fijn wervelpunt Anbsp;omtrent de Spilnbsp;kan gedraait wor- gnbsp;den. Dit fo gelleltnbsp;zijnde feggen fy,nbsp;dat het gebeurennbsp;zal dat de winkelhaak eens gaande gemaakt in denbsp;kring B D E F bewogen zijnde, defelve geduurig be-hout. De reeden van defe faak feggen fy delenbsp;C 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;te
-ocr page 49-tl
I. AFDEE- t;e zijn, dat cle loode kloot aan de winkei-Iiaak
UNGE,
dcfe bewees;ing;c, als eenp;eweidig;e, kurende
Won DER-
vaü: gehecht, dewijle hy verhindert zijnd c, na vS^reej) der Bejiierhige A C beftaat, fo kan het Reeden. het Middelpunt A, volgens de Streep der Be- \ niet gefchieden, dat hy fich fonder een nieuwenbsp;fileringc, niet kan neder finken, door fijn fwaar- i aanfettinge, blijve beweegen. De winkelhaaknbsp;heid na D wil, enfouitDnaF, enuitFnaE, | dan met de daar aan vaflgemaakte Bol zal innbsp;en hier van daan na B beweegt, door dien hy! ieder ftip van de kring B D E F blijven liaan,nbsp;door fijn gewicht verfwaart zijnde, nergens i het welk ik aldus toone. Want dcwijle de gan-
rullen kan, ten laaften de kring, door een nieuwe en vernieude omwenteiinge, en door een eeuwigdurende beweeginge, altijd zal herhalen.nbsp;Dus dan en op defe wijle beelden fy haar fel-ven valfchelijk in, datter een eeuwigdurendenbsp;beweginge omtrent het Middelpunt der Aardenbsp;gefchieden kan.
Na dat ik op dit fo fchoon-fchijnend werktuig meermalen had gelet, heb ik nootfakelijk de bedriegelijke te leur-llellingen van de men-fchelijkeinbeeldinge moeten belacchen, Hoenbsp;dan defelve tegen onfe in dit boek verhandelde voorftellingen, llrijdigzy, hebbe ik nodignbsp;geacht te verklaren; op dat in het toekomendenbsp;andere fich door een vruclitelofen arbeid, innbsp;defelve te betoonen, het hooft niet breeken.
Eerll dan Hellen die menfehen twee Hutten G H, HI, te gelijke met de As of Spil G H; ennbsp;fy meinen dat de Spil en Hutten de felveHantnbsp;omtrent ’t Middelpunt der Aarde hebben, alsnbsp;wel op delfelfs oppervlakte *, welk belacchelijknbsp;en een fpeeling van een valfche inbeeldinge is.nbsp;Want indien de Hutten omtrent het Middel-
fche bevattinge van de winkelhaak, fich heeft op de wijfe eener vaHe fwaarte of klomp; fo zalnbsp;volgens de derde Befichry vinge en vierde Regel het Middelpunt der Swaarheid in I zijn,nbsp;en by gevolg overal waar het geHelt wort Hil-Haan ; om^'zx.hamp;x.Middelpunt der Swaarheidnbsp;I met de Streep der Befiieringe volkomelijknbsp;over-een komt; gelijk wijdlopig in defe eerHenbsp;afdeilinge is getoont geweeH. Maar laat hy alnbsp;door fijn eigen felven uit C in D, en hier vannbsp;daan in F beweegt worden. Nuvraagik, defenbsp;fwaarte of dit maakfel zal het ruHen, of nietnbsp;ruHen indien het ruH, fo hebben wy nu onsnbsp;oogmerk bereikt. Indien het niet ruH, gelijknbsp;de kramers van de eeuwigduurende beweegingenbsp;willen, zo fal het dan nooit het einde van fijnnbsp;begeerte verkrijgen, welk is tegens de derdenbsp;Befichryvinge, terwijl alle beweeglijk lichaamnbsp;info veel het beweegt wort, in fo veel het betnbsp;einde van fijn begeerte welke de ruHe is, ver-kteegen onder de Streep der Befiiermge, beoogt. De.winkel-haakdan zal in alle Hip van denbsp;kring BDEF geveHigt worden, dewijle fo veele
punt der Aarde konSen gefchikt worden , fo Hippen alfler in defelve zijn, nbsp;nbsp;nbsp;Streepen
j-.. j- /•_! nbsp;nbsp;nbsp;1..1,^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ .,1, der befiieringe begreepen worden, welke alle
door I het Middelpunt der SwaarheidYindt Winkelhaak, getrokken worden; de Winkelhaak dan op wat flip van de kring hy ook ge-flelt wort, zal op defelve ruften ; en fo kan hynbsp;na de volgende flippen van fijn felven, tenzynbsp;hy voortgedreven worde, niet beweegt worden. Ook doet het niets ter faak, datmen val-fchelick denkt dat de kloot fwaarder weegt ennbsp;altijd na vooren wil; terwijle defe meerder wig-tigheid door een naturelijke beweeginge nietnbsp;gefchiet na vooren, maar na het Middelpunt A,nbsp;door de Streep der Befiieringe die onder hemnbsp;geftelt is; welk ookuit de voorgaande Winder-reedenenerpzxAöfi. blijkt. Want by aldien datter omtrent het Middelpunt der Aarde eennbsp;Buis wierde gemaakt, gedraait na de kring B Dnbsp;F E, en in defelve een kloot of Bol geftelt, hetnbsp;is feeker dat defelve geport zijnde niet eeuwig-duuriglik beweegt worden, maar in ieder plaatsnbsp;van de Buis ruften zoude. Het felve moet ooknbsp;van het water, in de Buis gegooten, verftaannbsp;worden; welk niet vloejen, maar ftilftaandenbsp;fich fonder beweeginge, onder de Streep dernbsp;quot;Befiiermgeh.onSamp;ïVTxmè.Q. So is dan, hetgee-ne ik eerft ter neder geftelt hadde, een eeuwigduurende beweeginge op de gefeide wijfe innbsp;het Middelpunt der Aarde onmogelijk. Hetnbsp;welk het geene was dat getoont moft worden.
zouden de felve geen, gelijk in de oppervlakten der Aarde Paflodige , maar een tegen-geftelde , een fchuinfe namelijk en om hoog willende ftant krijgen. Gelijkerwijs de eenenbsp;helft G A om hoog, en de andere H A te gelijk
om hoog zouden -V gaan. Indien dannbsp;in G en H de ui-terfte deelen vannbsp;de Spil Paflodennbsp;gehecht wierdennbsp;met loode bol-letjens voorfien,nbsp;het foude waarlijknbsp;fchijnen , dat defelve volgens denbsp;ftant der ftuttennbsp;geenfints zoudennbsp;konnen vallen,dewijle die buitennbsp;Streep der Befiieringe zijn. De ftutten dan dewijle die tegens de naruure om hoog gaan, konnen nietnbsp;liaan blijven. Laat ons aefe dingen getoontnbsp;zijnde nu fien , of de winkel - haak omtrentnbsp;de Spil G H beweegelijk, een eeuwigduurendenbsp;beweeginge kan uit maken. Laat de winkelhaak hem dan, fo het mogelijk is, uit C in Dnbsp;door de booge C D beweegen. Maar nademaal
Cap. I,
1. Boek , MIDDELPUNTS Beschryving.
DE Tweede
AFDEELINGE,
E N I S
VOOR-REDEN.
, Erwijl alle Sivaare dingen, door een inhebbende trek, na ’t Middelpunt gedre-1 ven worden; (b zoude ook by aldien darter geen Middelpunt was, alle beweginge op houden ; dewijle het Iware, niet zoude hebben daar het na ftrek-te. WaflfergeenMidc/e/jJMnt, alle van plaats bewegende kracht zoude ophouden j terwijl geen van plaats bewegende werkinge , gelijk wy ho'uen getoont hebben,nbsp;zonder een wefèntlijke opficht tot luct Middelpunt kan volbracht worden. W^aflernbsp;gtttn Middelpunt, de lichte dingen zouden niet om hoog gaan 5 omdattergeen beweginge van het Middelpunt na den omtrek zoude gegeven worden , noch innbsp;Iware dingen van den omtrek na het Middelpunt. Het Middelpunt dan is niet alleen de oorlake van de plaatfelijke beweginge, maar ook van de hooftftofFelijkenbsp;beweginge. Maar wat eigentlijk defè be'toegmge zy , en hoe defelve volbrachtnbsp;word, hebben wy voorgenomen in dele Afdeilinge te toonen.
HET I. HOOFTSTUK.
Befchryvinge nbsp;nbsp;nbsp;deplaatfeUjh he'^eginge en naturelijke drift der Lichamen.
WY handelen hier niet van de innerlijke bewegingen , welke die van het verftand , wille en verfcheidene ge-lleltheden der fiele zijn, maar van de plaatfelijke, naturelijke en geweldige,of inwendige ennbsp;uytwendige beweginge; van den rechten ennbsp;kringswijfe beweginge; en verders van de gemengde en uit de naturelijke en geweldige, ennbsp;uit de rechte en krings-wijfe en van de gekromde; van alle eindelijk, die fonder ophchtophetnbsp;Middelpunt niet konnen volbracht worden.
‘De naturelike beweginge van de fware dingen na beneden, is een naturelijke trek na het Middelpunt dér Aarde, daar fy alle na tragten.
Niet gelijk fommige haar hebben ingebeelt, van de aantrekkende kracht der Aarde; nochnbsp;van geen fekere dunne ftofFe, welke het fwarenbsp;aanport tot de beweginge; noch van de aange-Piëcius, fette lucht te rug dryvende, gelijk Tiërim wil;
noch van eenige fwaarte in de beweginge felf Peripatetici, by deii fteeii gedaan zijnde,gelijk fommige Te-ripatetici willen ; maar gelijk ik gefegt hebbenbsp;door een naturelijke trek , welkers ganfchenbsp;kracht is van de naturelijke drift of aanfettin-ge. Maar op dat de wijfe van denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;of aanfet-
tinge, eer wy verder gaan, des te klaarder aan den dag kome , foo moet men weten.
Dat de drift of aanfettinge niet anders is,als een fekere hoedanigheid, welke een bewegingenbsp;van lijn onderwerp vereifcht.
Want dewijle de bewegende kracht en faculteit werkelijk is, fo is het nootfakelijk dat fy iets voort brenge; maar fy brengt niet anders
II. Afdee-linge.
voort, als een drift, fonder drift dan zoude een fwaar lichaam naturelijk niet konnen beweegtnbsp;worden. De drift dan of aanfettinge is nootla-fakelijk faam gehecht en mede natureljk met denbsp;beweginge der fware dingen, alhoewel defelve iets verfcheidentlik is van de beftanelijkheidnbsp;van het bewegelijke, dewijl een ruftend bewegelijkenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;drift zijn kan, maar in werkinge
beftaande kan het fonder drift niet begrepen worden. Hier uit beduit ik, datde-j/ri/f voortnbsp;gebracht van iets van buiten niet voort gebrachtnbsp;wort van de hoedanigheid, noch van de weder-ftaande kracht, noch van een ander, als van denbsp;drift, welke op het meefte oorfaak is van eennbsp;andere mede naturelijke «aV’/j/ï ; voor foo verrenbsp;echter werkt fy maar na buiten, voor foo vele fynbsp;de hinderpaal of het beletfel weg neemt. Hierom ishy na de verfcheidene gelegentheid desnbsp;voorwerps dan meer, dan minder werkfaam,nbsp;maar dan op het aldermeefte, als de hinderpaalnbsp;of het beletfel aldergrootft is. Hier uit volgt tennbsp;ttveeden, dat een kragtige drift eenflappe driftnbsp;kan voortbrengen, ib de drift van een mindernbsp;bewegelijke gedreven wort in een minder bewegelijke als het felfis;en een flappe, een kragtige , fo de drift van een meerder bewegelijkenbsp;gedreven word in een minder bewegelijke alsnbsp;het felf is: maar by aldien de bewegelijke lt;^ïf.nbsp;zullen geweeft zijn, fo zullen fy een gelijkenbsp;drift onnvloet voortbrengen,welke dan op hetnbsp;aldermeeftzalgefchieden, als Middelpunten der Swaarheid van de beide bewegelijke,nbsp;met de Streep der Befieringe faam gehecht
vvor-
iiü
I. boek , Middelpunts BESCHRYVING.
even foo fal het bewegelijke felve gefatfoeneert door de beweginge,cn aangedreven door fijn naturelijke prikkels de ruimte D, in minder tijdnbsp;doorlopen, als het die uit de doe alleen verkregen force zoude doorgelopen hebben,en foo zalnbsp;het met grooter trap van fiielheid het gedeeltenbsp;van de ruimte D doorlopen,als fy ’t deel van denbsp;ruimte C afgelopen hadde, welke men gelijk iknbsp;fegge de trap der/helheidnoemt-,o^ gelijke wij-fe, fal door de voortbrènginge van altijd nieuwenbsp;en nieuwe aanfettingen, het bewegelijke gaande gemaakt zijnde, de ruimte E doorlopen, innbsp;minder tijds als het die in C, afgelegt haddcj ennbsp;in F,in noch minder tijds, als in E, en foo tot hetnbsp;oneindige, 't Bewegelijke dan zal omtrent hetnbsp;einde en door die naturelijke geneigtheid vannbsp;flrekkinge na ’iMiddelpunt van 'tgeheel ennbsp;door de voortbrenginge van altijd nieuwe ennbsp;nieuwe aan/ettingen, /helder enfnelder voortnbsp;gedreven worden, ’t Gene mofl getoont worde. Maar welke de gelijkmatigheid van defe een kamer ve'rnieerdert en krachtiger doet zijn, navLe tijd zy, moet nu verklaart worden. Het II. HOOFTSTUK. Vm de naturelijke en geweldige verhaafte Beweginge der Sware Lichamen, en des^ y^^gematigheid na de tijd, in loelke het de genoemde ruimte afloopt. Cap* II. ’tT nbsp;nbsp;nbsp;An geenfints ontkent worden, dat de fchranderheid van de naau door/iende ^^^Thilofophen defes tijds, in het onder-foeken van de geheimen beweginge, tot foonbsp;verre is gekomen, dat fy fchijnen alle de oudennbsp;feer verre te boven gegaan te zijn; want ’k vin-de, voor foo veel my bekent is, niet dat iemandnbsp;van de oude een degelijke en rechte gelijkmatigheid van een verhaa/ie beweginge aangewe-fen heeft; welke echter niet aangeweefen zijnde , fie ik niet dat gefchieden kan, hoe de reden en eigenfchap der beweginge (’k fpreek altijd van de beweginge der fwaare lichamen hetnbsp;fy natuurelüke het zy geweldige ) kan beflaan.nbsp;En dewijle het een faak is vol icherpfinnigheidnbsp;en verfland,fbo heb ik te defer plaats,de lecrin-genenvindinsen vande hedendaagfe Philofo-phen volgende, voorgenomen een weinig bre- der daar van te handelen. Welk op dat ik het op I toe bequaam zijn, daar en boven plegen ge het belle doen mocht, foo moeten nootfakelijk! daan te worden, foo dat Ac/ftelheid, welke op Cap.II. flrekkinge eerft moet gebracht worden door de ruimte C. Maar laar ons feggen dat de trapnbsp;der /helheid Van het be'wegel/ke felve moet zijnnbsp;gelijk als een. Maar als nu het bewegelijke innbsp;de ftip O fonder verhinderinge vallende doornbsp;fijne naturelijke geneigtheid van flrekkinge nanbsp;het Middelpunt niet ontfet wort, maar fijn eensnbsp;verkregene bett'eginge , en fatfoeheringe vannbsp;beweginge geduriglijk behout; foo zal het doornbsp;de ruimte D door een in fich klevende geneigtheid , als door een gedurige prikkel gedrevennbsp;worden; want behalven die by gekomene fat-foeneringe der beweginge te weeg gebracht ennbsp;eens verkregen van het bewegende, is die inwendige naturelijke geneigtheid na \}£.t Middelpunt in fijn kracht, welke gedurig; aanprikkelt , en als met de hand voort drijft^ door hetnbsp;voortbrengen van altijd nieuwe en nieuwe aan-féttingen. Derhalven door dien die aanprikke-iinge de uitwerkinge fich aanmatigt, niet andersnbsp;als een keers gefet by een andere keers ’tlicht in tot lichter bevattinge van de aankomende leer lin^n eenige dingen voor af gefegt worden. Eer/t dan moetmen acht geven dat het aan allen openbaar is, dat de beweginge der dingennbsp;vallende van boven, fnelder is op ’t einde als innbsp;het midden en in ’t midden als in het begin.Tennbsp;tweeden moctmtn.2ic\v:gc\Qn, dat de fnelheidnbsp;van de beweginge der fwaare dingen op die wijfenbsp;fijn toeneminge vermeerdert; dat van den eer-ilen oogenblik van den val af,in welk het bewegelijke van fijn rulle afgaat, defTelfs bewegingenbsp;meer en meer verhaalt wort, of, het geene hetnbsp;felve is, dat de toenemingen der fnelheid altijdnbsp;meerder en meerder even gelijkelijk, boven denbsp;teers verkregene vermeerdert worden. Mennbsp;moet ten derden acht geven, dat defe toenemingen of aangroejingenofmet de deelen desnbsp;tyds, of met de deelen der ruimte konnen vergeleken worden; want eer/ifm fekere tyd aan-gewefen of betekent worden, als het eerfle ofnbsp;I. Deel. |
tweede minut van een uur, aan wélke volgende gelijke tijden konnen toegewefen worden, foo dat die geheele tijd, welk het bewegelijke,nbsp;in het neder vallen toebrengt, in meer diergelijke deelen van een uur onderfcheiden wort;nbsp;of fekere ruimte, beeld u in van een voet ofnbsp;twee, of van diergelijk een maat, by welke innbsp;de volgende ruimte andere gelijke konnennbsp;ontfangen worden, foo dat die geheele ruimte,nbsp;welke van het nedervallende bewegelijke doorwandelt wort, verflaan wort, in veele diergelijke deelen verdeelt te zijn ; of ook kan êic be-weginge eenige vergelykinge hebben tot fekerenbsp;eerfle fnelheid, welke namelijk op het eindenbsp;van die felve eerfle tijd verkregen zy, en bynbsp;welke door de volgende beweginge andere gelijke daar en boven gedaan worden , gelijknbsp;trappen by trappen in hoedanigheden die daarnbsp;het einde der beweginge op fijn krachtigfl verkregen is, uit alle de /helheden of trappen, dienbsp;gedurende de beweginge verkregen zijn ge-weell, en defelve onder malkanderen en metnbsp;die eerfle gelijk zijnde, faam geflelt word. Defe dingen voor af geflelt hebbende, laat ons nu voor alle dingen de befchryvinge vannbsp;een verhae/ie beweginge der Sware Lichamennbsp;daar Hellen, op dat de felve geweten zijnde,nbsp;wy de overige dingen des te lichter verflaan. De verhaafte beweginge der fware lichamen flrekkende na het Middelpunt befchrijft Gali- Gaiikus.nbsp;heus dros. De welke van fijn ru/i af gaande opnbsp;gelijke tjden, geljke fionden en aanwa/fmgennbsp;van/helheidverkrijgt. Defe befchrijvinge verklaren fommige verkeerdelijk; want fy meinennbsp;dat het met de fnelheden is als met de ruitntens,nbsp;of datter eerft fo veel trappen van fnelheid verkregen worden, alfïer gelijke deelen van denbsp;ruimte zijn,welke de eerfle trap te boven geko-Dnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;men |
lö nbsp;nbsp;nbsp;De
II Afdeï- nbsp;nbsp;nbsp;afgelopen worden : by voorbeeld.
LiNCE. By aldien feekere ruimte nbsp;nbsp;nbsp;was in tien
voeten, fo op her einde van der eerfte ruimte van een voet het bewegelijke een tra^ van Jhel-tó^/verkrygt, in de tweede twee, in de derdenbsp;drie, in de vierde vier, en fo van de reft,fo moetnbsp;men denken dar het in de tiende tien trappennbsp;der fnelheid verkregen heeft; welk gelijk hetnbsp;regens de ervarenheid ftrydig is, fo kan het ooknbsp;ma geen reden gefegt worden. Want daar Uitnbsp;2oiide volgen, ddt de laatfte trap der fnelheidnbsp;gelijk was met de eerfte ; welk tegens onfenbsp;voor-onder-ftellinge is, en de gemeene Leere,nbsp;de Bevveginge is op het einde fielder, opentlijknbsp;wederfpreekt. Andere meinen, darde?^'.^, innbsp;welke by voorbeeld feker bewegelijke doorloopt A B, het dubbeld van die tja is, in welkenbsp;het B C doorloopt; welke even als het voorige,nbsp;niet gefegt moet of kan w'orden ; want daaruitnbsp;zoude nootfakelijk volgen, dat, allTer foo eennbsp;tijd was, op welke het gedeelte A B eens wasnbsp;doorloop en , op geen wijfe foo een tijd die de-felve gelijk was fouden konnen bereikt worden,nbsp;ten zy een oneindige ruimte te boven gekomennbsp;zijnde. Welk op dat het opentlijk blijke ; foonbsp;neemdatdeftreep A B oneindelijk lang, en innbsp;gelijke deelen AB, BC, C D, E F, F G, en GH,nbsp;verdeelt is ; by aldien dan de tijd in welke A Bnbsp;wort doorlopen, eens foo lang w'^as als de tjd^nbsp;in welke BC doorlopen wort, fo zoude nootfakelijk volgen, dat die tjd, in welke B C wortnbsp;doorlopen, eens foo lang w'as in welke C D w^ortnbsp;doorlopen, en defe, eens foo als in welkenbsp;DE, en weer defe eens foo lang, als in welkenbsp;E F w'ort doorlopen enzgt;. Want daar is geennbsp;grooter reden voor het een als voor het ander.nbsp;Wantdewnjlede/^j/, in welke BC wort doorlopen , half foo lang is als die in welkenbsp;A B doorlopen wort, foo wort daar uitnbsp;nootfakelijk befloten, dat die ruimte:,
gelijkelijk nbsp;nbsp;nbsp;zijnde verfchaftj W'elkers
Jnelheid geduriglijk in een evengelijkheid aangroeit : foo datter geen oogenblik van de volgende tijd zy, in welke de beweginge niet fnel-derzy, als in eeirge van de voorgaande j en in welke niet de fnelheid op defelve wijfe vermeerdert worde. Hierom verklaart Galilaasnbsp;de toenemingen van de genoemde fnelhedennbsp;door de volgende driehoek ABC; w'elkersnbsp;hjde AC in eenige gelijke deelen, by voorbeeldnbsp;vijf, AD, DE, Equot;F,FG.GC, verdeelt is, uit welke foo veel even wijde gronden H D, 1E, K F,nbsp;ïG,nade grond BC worden afgebracht,want opnbsp;defe w^ijf^ zullen de deelen van de fijde KC,gelijke tjden uitdrukken-,en de evenwijde grondennbsp;de trappen de?’fnelheid, die in ge Ij ke tjden gelijkelijk en eenswefentlijkaanwallen. Soodatnbsp;A de plaats vertoont der rulle, waar uit het be-wegeljke valt; en de even wijde grond H D, denbsp;fnelheid, welke ’t hewegeljke A, vallende uit Anbsp;door de ruimte A E verkrijgt; en fo van de reft.nbsp;Maar nademaal defe fnelheid gedurig van oogenblik tot oogenblik fonder eenig belet, fondernbsp;eenige halte of vertoeven evengelijkelijk van feker e tjd tot feker e tjd aanwaft; fo is ’t feker datnbsp;de trappen der fnelheid van A, tot de bekomin-ge van de trap HD,\telk gefchied in de tijd ADnbsp;oneindig zijn, volgens de oneindigheid der vervolgen des tijds A D^ of der Hippen A D. Maarnbsp;laat ons defen handel wat klaaaxier uithalen.
Men moet dan aanmerken,dat alle de fnelheden B C gerekent worden, uit alle de voorgaande faamgeflelt te zijn; gelijkmen het daar voor houd dat A C de fireep der tjden, uit alle denbsp;andere deelen faam gefet is. Maar de oppervlakte der driehoeken, wxlke de evenwijdigenbsp;ftrepen met de frepen destjds uitmaken, alsnbsp;daar zijn van den driehoek, AD H, AIE, AKF,nbsp;A ï G, A B C, worden vermeerdert na de gele-gentheid der vierkante tjden, of het gene hetnbsp;in welke CD wort doorlopen, een ^ ifelveis,oHder de verdubbelde gelegentneid dernbsp;van de eerfte tijd, en die in welke DE | tijden. Op defe wijfe vertoont de driehoek Anbsp;5, en die in welke E F , en die; in ï E de ruimte, welke wort ge-welkeFG-jj, en die in welke GHA; durende den tjd der bewegin-deel zy van de eerfte tijd; en datter fo ge uit A in E, en is een vierdub-een oneindige verminderinge der dee-, belde na den driehoek A H D,nbsp;len wordt in een dubbele evenmatig-;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;namelijk, wellte wort
worden ; of gy moft willen feggen datter een oneindige ruinite, en gelijke deelen wefen konden; welke doornbsp;oneindige overeenkomingen of helften der helften, die verftaan wierden
heid der verminderinge, die alle op j gedurende den tjd der bewe-malkanderen flaan; alle welke echter' ginge uit A in D; en defe ftreep te gelijk gevoegt zijnde, nooit met de, A D is eens foo veel als die vannbsp;eerfte tijd A B, als dewelke deflelfs de tijd A E, en by gevolg is hetnbsp;deelen zijn, zullen gelijk gemaakt' oppervlak van dedriekoek A
inde tijd felve, in welke A B doorlo-| als die, welke in de tijd A F). pen wort bevat te worden , over-een komen, j Derhalven nademaal de tjd A E, en fnelheidnbsp;Nooit dan moetmen op defe wijfe die Befchry- j E1, o.mtrent de tijd A F en fnelheid K F, haar
vinge verftaan, maar op die, dewelke wynu zullen verklaren.
Het is feker darde beginfelen oftoeneminge der fiielheid omtrent de ruimtens eenige evenge-lijkheid krijgen ; niet wel foo een als een gelijkenbsp;onmiddelijk, maar foo een als een beweginge
hebben gelijk i tot 3', foo zullen nootfakelijk de nbsp;nbsp;nbsp;of oppervlakken der driehoe
ken AIE en A K F, als die van de vierkanten 4 en 9 zijn. By aldien dan de geheele ruimtenbsp;in de deelen van de gefcide tjden verdeeltnbsp;wort, foo falhetgedeelte begrijpen Ii,
. het
-ocr page 54-I. Boek, Middelpunts Beschryving. 27
C A p. II. t^jveede 3 , het derde 5 , het vierde 7, het het vierde •, eii de deelen DE, F G, HI, K L vyfde^, en foo volgens den voortgank der on- enz. van de evenwijdige ftrepen verfcheidennbsp;even getallen tot het oneindige voortgaande; j na hare driehoeken , koiinen genomen wor-gelijkerwijs de oppervlaktcns van de drie hoe- i den voor de fnelheden, door welke de bewe-kenAHD, i, HDIE, 3, lEFK, 5-. KF 'ginge verhaaft worden, met de momenten ofnbsp;L Gj 7, L G B C, 9. vertoonen-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;| oogenblikken van de hjde overeen komende en
brieven gebruikt het voorgeferde te verklaren. Later een driehoek zijn ABC, welkers fijden A B en A C verdeelt zijn in evenveelnbsp;gelijke deelen ; by voorbeeld de fijde A B innbsp;A DFHKMO enz. en A C, in AGEILin ordrenbsp;volgende deelen;laat de ftippen van ieder in hetnbsp;bylonder,die malkanderen inde twee fijde ont
het fijne toepalien.
Laat dernalven de llreep PQ^zijn , door welke wat voor een beivegelyke het zy na hetnbsp;Middelpunt met een gelijke en een Itakigennbsp;beweginge loopt. En laat P Q^in 16 gelijkenbsp;deelen verdeelt zijn j welke de deelen van denbsp;m/Wc vertoonen, door welke her bewegelijke
Maar op dat ge mijne meeninge klaarder ! gelijk zijnde ; en de driehoeken voor de deelen mocht vatten, fo heb ik voorgenomen door een | der ruimte, welke het beweegelijke alle oogen-Gjfiindus. zwiXqxafbeeldinge,\\t{ktookGaj[fendusinjïjne \ blikken zal doorloopen. Maar laetonselkop
moeten faamgevoegt worden door de ftrepen j valt uit P in(^, by voorheek door fellienteer-
lings gewijfe vierkanten. Warelijk de driehoek toont door fijne verftandige fchikkinge heelnbsp;fchoon, hoe veel ruimtens onder gelijke tijdennbsp;de driehoek AD E vertoont: eerji in de ftreepnbsp;PQ^, deeerfteruimte PR vaneen, by voorbeeld, vierkant, welke het in de eerji e oogenbliknbsp;des tijd door loopt. En de drie naafte driehoeken,\ettoontn,Mt het bewegelijke in de tweedenbsp;oogenblik des tijds drie vier kanten doorloopt,nbsp;welke K S in de ftreep P Qjuit drukken. En denbsp;vijf driehoeken tuflchen de deelen F G, HI, innbsp;den driehoek ABC ingefloten, wnjfen aan datnbsp;het bewegelijke in den derden ftont GI, vjfnbsp;vierkanten doorloopt, welke de ruimte ST innbsp;de ftreep PQ^aanwijft. En de driehoeken tuflchen de evenwijde gronden Hl, KL,
(ingefloten toonen, dat het bewegelijke in de 1 vierde ftont IL, feven vierkanten door loopt,nbsp;j welke de ruimte T Q, in de ftreep P Q^aan-wijft ; en even het felve moet men van de reftnbsp;I tot het oneindige voortgaande, ftellert.
Uit welke dingen klaarlijk blijkt, dat de ver-meerderinge der driehoeken even fo zijn,als de ( * vierkanten des tijds; want gelijkerwijs als A *Quadr*ta4nbsp;IDE een driehoek is, allo ififer de ruimte P Rnbsp;ook een, en A E de ftond des tijds, in welke hetnbsp;i gefeide bewegelijke en vierkante ruimte door-1 loopt, ifler ook even lbo een. Maar door diennbsp;I darter tuflchen G H twee ruimtens zijn, dienbsp;i zullen in malkanderen getrokken zijnde Anbsp;'geven, een vierkant namelijk, hetwelk evennbsp;ïo veel kleine drie hoeken, in de driehoek Anbsp;F G ingefloten, deggen. willen, met welke denbsp;vermeerderinge der deelen tuflchen P en S innbsp;de ftreep P CLover-een komt. Soo fiet ge datnbsp;het by een vergaderde A Hl in de driehoeknbsp;ABC negen is, gelijk ook het by een vergaderde der deelen in de ftreep P QmlTchen PT,nbsp;ingefloten, gelijkerwijs ook A ï van de in driennbsp;verdeelde ftreep, welke drie ftonden des tijdsnbsp;aanwijft, het 9 vierkant is. Eindelijk, A K L,nbsp;welke in de ftreep P Q^over een komen, is 16;nbsp;gelijkerwijs het het vierkant A L, van de ftreepnbsp;uit vier ftonden faam gefet, ib is.
Verders gelijkerwijs A L de ftond van de eerfte tijd in een oneindig kan verdeelt worden,fo konnen ook uit de on-eindige ftippen van denbsp;ftreep A E oneindige evenwijde gronden tot Dnbsp;D znbsp;nbsp;nbsp;nbsp;toe.
DE, FG,HI,KL, laat daar na uit ieder der ftippen van beide de fijden andere ftrepen evenwijdig met de fijden na de grond B C, van dennbsp;driehoek ABC getrokken worden als E «, G .nbsp;\ y , en de evenwijdige ftrepen uit de ftippen,nbsp;van de fijde AC na dc ftippen van de grond;nbsp;gelijk ook de evenwijde gronden uit de ftip-den D F H van de fijde A B in de ftippen / i gt;,nbsp;van de grond van de driehoek getrokken ge-noegfaam toonen. Want defe getrokken zijnde fo wort de geheele driehoek ABC in andere kleinder driehoeken, door een grooter ge-duurige over-eenkominge en onder malkanderen gelijk en ten eenemaal gelijkhoekig zijnde, verdeelt.
=::4
Mi
* nbsp;nbsp;nbsp;^ V «'l t ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;« fl lt;
Dit dan geftek zijnde, kan de ftip A in defe driehoek genomen worden, of voor herbeginnbsp;èit^tijds, of voor herbegin van de ruimte ^ ofnbsp;voor het begin van de fnelheid; welke drie hiernbsp;in de beweginge gefien worden, gelijk bovennbsp;gefegt is, en te geUjke met de felve beginnen.nbsp;De beide verdeelde fijden in de gelijke deelennbsp;AE,EG,GI,IL, enz. of AB,DF,FH,HK,nbsp;konnen voor de gelijke oogenblikken van’t begin of de ftip A van dc vloejende tijd gerekentnbsp;v^'Orden; fo dat A E betekent het eerfle momentnbsp;of oogenblik, E G het tweede, GI het derde, ILnbsp;I. Deel.
-ocr page 55-28 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD,
Hip A totdeftreep DE, foo waft de fnelheid lichamen, nbsp;nbsp;nbsp;\xctMiddelpmt,d,QhcQj^^-
van het begin der becjceginge gedurig aan tot felen en aangroejingen van hare fnelheid, vol-aan de laafte ftip van die eerfte tijd, welke E gens de voortgank van de ongelijke getallen vertoont. En om dardenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;naderhant | van de eenheid af, geduriglijk, gelijkelijk en
aangroejende , wederom door grooter en groo- eenftaltelijk verkrijgen, gelijk de boven geflel-ter ftrepen tuftchende fijde vanden driehoek de Bejchryvinge leert ; en dat devermeerde-getrokken zijnde, kan vertoont worden , foo , ringen der fnelheden in de verdubbelde op-wort daar uit beftoten, dat de ftreep F G ver-; licht der tijden gebeuren. Het welk foo waar toont de Jiielheid op het einde van de tweedej,! is, datter geen beweginge is, het zy naturelijkenbsp;en de ftreep HI op het einde van de derde, en'nbsp;de ftreep EL, op het einde vande vierde ftontnbsp;verkregen. So dat derhalven hier uit klaarnbsp;blijkt, dat gelijk het met de tijden, even ook foonbsp;met de fnelheden gelegen is, dewijle gelijk fich
iï^afdee- toe,uit de felve getrokken worden,foo dat gelij-11A, en K L tot L A heeft. En uit defen allen ^ ’ ¦ kerwijs defe ftrepen gedurig aanwalTen van de blijkt dat de ^erbaafie beweginge de [ware
of geweldige, het zy rechte, het zy krommCj of rondbogtige in dingen die hangen, of ookeinde-lijk foo ge op het vallen van het water fiet welknbsp;tuflchen beiden beftoten is ; waar in dat niet be-waarachtigt wort; welk ik ook voorgenomen
D E tot E A, alfoo ook F G tot G A, en HI tot | hebben in even foo veel Capttelen te toonen.
Het III. hooftstuk.
Vm de Beweginge der Sware Lichamen ho)ien bochtige of kromme Vlakken.
pen A foo A C als C S voort getrokken , de tweebefchrevene eindpalen aanwijft. Waaruitnbsp;opentlijk volgt, dat de tijd van de paftodige valnbsp;tot de fcheve of fchuinfe val even ftch lieeftnbsp;als de gebogene beweginge tot de Paftodige.nbsp;Byvoorbeeicï ; de tyaYxa de val vanfekerenbsp;fwaarte uit C in B, tot de tyd van de val van defelve fwaarte uit C in A, of uit D in A, zal evennbsp;eens zijn, als C B tot DA of als D B tot D A.nbsp;yhzTxnAo.tweedeFiguurfaak beternbsp;begrijpen.
’K feg dan, dat gelijk ftch A C heeft tot B A, alfoo heeft ftch de beweginge uit A in C, tot denbsp;beweginge uit A in B, en gévoigelijk zal het bewegelijke A op defelve tijd in D uit A vallen,nbsp;op welke het bewegelijke uit A in B. Het welknbsp;ik dus toon. De hoek B van de dtiehoek ABC,nbsp;dewijl die van 3 o graden of trappen is, fo zal denbsp;ftreep A C, de helft zijn van B A , welke de ge-heele * Hoekmaat is; gelijkerwijs A C de rechte hoekmaat is van3 o graden of trappen,hoeda-nig ook de hoek D van de driehoek A B D is, ennbsp;foo deftelfs hoekmaat AB twee dubbelt na denbsp;halveMiddelijn AD,welke vierdubbele vanC Anbsp;is ; en de middelfte B A is de gelijkmatige tus-fchen AC AD,want die is dubbelt na A C en twee dubbelt nanbsp;AD;en foo wy voor-onder ftel-len dat AC een ruimte is vannbsp;drie voeten,foo foude feker^é*-wichte het felve dóór loopen innbsp;de halve tijd van een fecundenbsp;van een minuit, en de drie andere deelen, welke zijn van Cnbsp;in D, in de andere helft van een fecunde. Welknbsp;geftelt zijnde feggen wy^dat het gefeide^^m-'i^-te op de felve tijti bewogen v'ortjdoor \\qigebogene A B, als door het rechtfioerige of van hetnbsp;toppuntige A D: waar uit volgt, dat het bewe-in cie tijd van de fecunde van een minuitnbsp;meer als tweemaal foo veel tijd toebrengt, alsnbsp;het be wegelijke doet uit A tot C. Waar uit ooknbsp;wederom volgt,dat het defelve opftcht des tijds
is
Cap. III,
Galiixus.
GElijk in de voorgaande Paftodige be-wegïnge der fjoaare lichamen, de bewegelijke dingen door een verhaafte beweginge onder een gedurige en een ftaltigenbsp;vermeerderinge van fnelheid, na het Middelpunt gedreven worden, niet anders doen fy hetnbsp;felve in alle Vlakken, hetzy hoe die ook gebogen zijn. Met defc voor-onderftellinge echternbsp;dat het bochtige Vlak heel weinig en op fijn pasnbsp;gebogen ; en het bewegelijke net rond, en denbsp;punt of fpits foo geftelt zy dat het de beweginge niet hinderlijk zy. Welke dingen gefteltnbsp;zijnde.
* Sinus,
Soo later twee kromme of bochtige vlakken zijn A C en A. D, door welke feker bewegelijkenbsp;loöpt tot aan de geficht-cinder ftip A; en laatnbsp;C B de paftodige ftreep zijn, door welke hetnbsp;fware door een naturelyke beweginge na hetnbsp;Middelpunt beweegt wort;laat daar na uit B totnbsp;de beidene bochten C A en D A getrokken worden de Pafloden BT , ennbsp;B I. Soo fegt dan Gali-laus, dat op defelve tydnbsp;en ftont, op welke het bewegelijke uit C vallende,nbsp;komt tot de uiterfte eindnbsp;paal van de beweginge B,nbsp;dat op defelve tijd en ftont,nbsp;het bewegelijke C uit Cnbsp;door de bocht C A,en doornbsp;de bocht D A gevallennbsp;zijnde, fijn eindpaal bekomt ; het eerfte uit C in T, het tweede uit Dnbsp;in I; de eindpalen namelijk, door de Paflodennbsp;B T en BI in è^^gebogene vlakken A C, en D A,nbsp;aan haar toegewefen. Dat felve ook moet vannbsp;alle flippen van kromme of bochtige ftrepen,nbsp;welke aangewefen worden in C A en D A. Ennbsp;foo de ftip A het laafte bepaalde is in de ftreepnbsp;CA, fo fegt dat het bewegelyke uit C op defelvenbsp;tijd de taaks van fijne beweginge zal afdoen,nbsp;als het bewegelijke vallende uit C in S, welkenbsp;door de Paftodige ftreep A S, in beide de ftre-
-ocr page 56-29
Cap. III. is van de beweginge AB ^ totdetijddcrbewe-j nbsp;nbsp;nbsp;in het genoemde haddenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;By voegsel
singe H G , welke de ftreep B A van fcs voeten j terwyl ondet'tiiffchen de andere door de top-neeft, tot de ftreep AC van drie voeten ; om\pmitJfreep af vallende,^ijfvoeten afkide. T)e dat de ftreep A B dubbel is tot AC, gelijk de 1 kloot nu boven het bochtig vlak hy aldien de re-. tijd van de val A B dubbel is tot de tijd van de ; denkavelinge van Galilanis waar was geweejr,nbsp;val A C of anderfints.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j moji in hetgefeide vlak, niet een voet, maar 16
Dewijle de tijden in een twee dubbelde op-' duim afgelegt hebben. ficht der ruinitens zijn, foo fal de opficht des | IVederom hebben wy hetgefeide vlak gebogennbsp;tijds, in welk het bewegelijke valt door A C, tot j totnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;graden of trappen, en de bollen wederom
de tijd in welke het valt door A D zijn, gelijk hebbende laten fikken , hebben wy bevonden^ de wortel van de ruimte AC i. tot de wortel dat de kloot door hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fechts an-
dat nadem^aal A B het gelijkmatige midden is tulichen AC en AD,foo fai de felve tot de gefei-de ftrepen zijn, gelijk de wortels van de ruim-tens A C en A D zijn tot malkanderen.
Byvoegsel.
Tenferfte- nbsp;nbsp;nbsp;GaliLeits de bewegingc boven de
gtnt de gis- bogtige vlakken door aardig gevondene rede-¦Sfeuf getoont heeft,foo zal echter niemant die de t-J de W laak wat ruimer overwogen heeft, konnen lo-Wegingenbsp;boven denbsp;bogtigenbsp;vlakken.
vande ruimte AD x.ookiflèrdefelveopficht derhalfvoet hadde afgeïegt ; daar hy echter ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van de ftreep A C tot B A en A B tot D A : om' twee voeten, een duim, en derde van een duim
hadden moeten afleggen. Op defe wijfe, leide de kloot, in een vlak tot 3 o graden of trappen gebogen ^ hechts twee voeten af daar hy uitnbsp;kracht van de voor ge/chrevene regel, tweenbsp;voeten en een half hadde moeten quot;af leggen.
dienen, datter onder defelve veele valsheden | Ie welke proeven, met de grootfeneerjligheid fchuilen , die ten eenemaal ftrijdig tegens i in tegenwoordigheid van jeer vele en die haarnbsp;d’ondervindinge zijn. Het eerjie dan dat te- de konft verftonden, niet alleen eensgenomen,nbsp;gens defe man kan geftelt worden, is ^ datter maar ook dikwils en menigmaal uit vreefè vannbsp;een groot onderfcheid tulTchen een rechte of j eenige bedriegerie, welke wy meinden dat moge-kruinige beweginge, en boven de bochtige vlak-1 lijk elders van daan mochten tuffehen beidennbsp;ken, klaar te fien is; welke twee bewegingen in-! zfjn ge komen,hervat zijn.Endat heeft ten hoog-dien iemand na behooren onder den anderen fal fen wonderlik en vreemt gefchenen , dat denbsp;vemeleken hebben, diezalfienj dat het tiitf kloot ineen gebogen vlak van 5'o graden ofnbsp;gelchieden kan, dat een beweginge in een boch- trappen niet radder nederdaalt,in een gebo
Vwders, boven een gebogen vlak van graden of trappen, liep de kloot, die uit kracht vanden regel mof loopen drie voeten, twee duim en een halve, niet meer na een naukeiirige genome-neproef, dan twee voeten en negen duimen. AU
gen vlak40 graden of trappen, alhoewel eerfle in graden of trappen meerder gebogennbsp;is als het andere. Ook u dit aan te merken, datnbsp;i^É-buiginge der vlakken w/;? 50, do, 6gradennbsp;of trappen hy na defelve bev eginge krijgen alsnbsp;die, dewelke gefchiet boven een vlak na 45nbsp;trappen of graden gtho^cn ; fo dat het onderfcheid van eenhcwcfmgc in een gebogen vlak
tig vlak bepaalt door het Paftoot, net over een komt met die, dewelke door de kruinige of top-puntigc ftreep gefchiet. Want dewijl in eennbsp;top-puntigc nederdalinge het bewegelyke, be-halven de lucht , geen andere veminderingenbsp;heeft ; fo fal het felve fijne ruimte fekerlijknbsp;veel fnelder, en gefwinder af doen, als het he-wegelijke in het nederdalen door een bochtignbsp;vlak _, alwaar men reekenen moet, hoe veel | van^j^ graden of trappen, niet meer als eennbsp;flippen dat feker bewegelijke raakt j dat het foo i halve voet is. ‘Eit welke diingen blijkt, hoe datnbsp;veel beletfels en verhinderingen vint.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\^de befpiegelingen, dikwils de ondervindingen
heid en het vertrouwen van foo groot een man, ons verfekeren dat fy immers ja loo zijn ;foo kannbsp;ik niet leggen dat de oorfaak van defe foo grootnbsp;een verfcïiillentheid ecjnige andere is, als dcnbsp;meermaals voorvallende verhindering en be-
dan de beweginge, boven de bochtige vlakken kom meringe der beweginge in de gefeide vlak-van Galilaeus befchreven naukeuriglyker zou- j ken; waar door veel tijds de fnelheid van de bede onderfoeken-, heb ik eerft uitgekipt een hoogte | weginge belet wort. Maar dat in vlakken, meer van vijfvoeten koninglyke maat, daar na als45' graden ot trappen gebogen zijnde, bynbsp;ik een'^\dk doen maken,foveelals mogelijk was, ^ na defelve fnelheid van beweginge zy, als innbsp;glad en effen, foodaniggeflclt, dat het felve vol- tilakkenwooT^Q graad of trap ; daar vindenbsp;gens verfcheidene buigingen, na het de werk- ik geen andere oorfiiakvan,'dan dat in de mceftnbsp;baas beliefde , zoudSkonnen gefliert wordenfdbodvcigc vlakken de kloot, niet foo fcerdoornbsp;daarnahebiktweeloode bollen van eengelijke\ccnQgscgdAcbewegmge\oonpi‘^t, als in dienbsp;grootheiden Swaarheid laten af fikken, de eer-1 die foo bochtig niet zijn, maar clatfe al hortendenbsp;ft e door hethoc\\x.igcv\‘d„de andere door de top-1 en Hortende tot zijn eindpaal komt. p{ier doornbsp;punt ftreep, op de felve tyd en op defelve hoogte:! gefchiet het, dat de kloot door de gedurige hor- ¦nbsp;enwy vonden, dat de kloot door eeiihQd\xxg-si\dfj'j\ng^ en ftortingc nootfakelijk van de rechtenbsp;van graden of trappen kopende , een voet; ftreep der beweginge af geleit wort; en foo die
D 3 nbsp;nbsp;nbsp;tijd
Ten ^'tiW^lt;?/?,daar zijn ondervindingen, door | tegen fpreken. Dus verre Merfennm- Welke Merfennus. •yvHke Merfeunus ten overvloed toont, hoe i dingen foo fywaaragtig zijn,^gelijk de neerftignbsp;veel de giflingen YmGalilaus van de fwaarheidnbsp;afdwalen in fijn tweede Boek, van de algemeenenbsp;Sang-konfl, fol. 113. en in een brief aan my ge-fchreven, alwaar hyde proeven by hem genomen , met defe woorden Verhaalt. Op dat ik
-ocr page 57-30 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE II. Afhee- tijd, welke fy voigens de rechte ftreep in een meeft gebogen oppervlak moft af leggen, volgens de geni einde evenmatigheid der fnelheid,nbsp;defelve door het gedurig rtóten van de rechtenbsp;ftreep der be'ivegmge ontbet zijnde, verheft. Bynbsp;aldien dan een kloot door feker bochtig vlaknbsp;op die voorvvaarde koude gerolt worden, dat fynbsp;het gefeidevlakgeenfmtsraakte,, maaralleennbsp;door de lucht ge voert wierd, daar is geen twijf-fel aan te ftaan,of dan zoude de redenkavelingenbsp;van Galilam fijne waarfchijnelijkheid hebben:nbsp;of ook zoude mogelijk het vloejen van het water binnen gebogene buifen, de gefeide wettennbsp;der beveeginge lichtelijker vertoonen. Maar vannbsp;defe dingen in het vervolg. Het derde, het gene de redeneringe van Ga-lilaus twijfelachtig maakt is de oplicht felve van het bochtige vlak ; want hy voor-onder-ftelt, gelijk ook feer veel andere doen, dat denbsp;bochtige vlakken j die fo nu en dan voorkomen,nbsp;in alle hare deelen en ftippen gelijkelijk na dennbsp;geficht-einder hellen,welk tegens de Wis-kon-fiige redeneringe ftry t. Laat by voorbeeld A B,nbsp;een gebogen vlak zijn, de geficht-einderlijkenbsp;ftreep B C, de top-puntige A C. Ikfegge datnbsp;na ^QfViskonjiige regel op het nauwft genomennbsp;de ftip A, in de bochtigefireep A B, op een andere wijfe helt,oip een andere wijfe de ftipE, opnbsp;een andere wijfe de ftip B, op een andere wijlenbsp;alle de overige ftippen die tulTchen beiden zijn. En alhoewel dat ons om de kleinheid van het vlak vergeleken by het Middelpunt der Aardenbsp;geenfmts fo fchijnt te zijn,fo zoude daar echter JLING£. fekervlakkonnengeKyenworden,inwelkede| Het felve gebeurt, ten minften in de Wis-yerfcheidenheid derA#?Vi;?^^0 op’t meeft zoude konnen gevoelt worden; en fo zoude ’t geen klein beletlel konnen toebrengen aan de waarheid der bewijfen, welke in het ondeelbare be-ftaan. Maar laat ons ’t gene wy feggen toonen. een vlak zijn, in de driehoeknbsp;A B C , ennbsp;’t oppervlaknbsp;van den Aardkloot CBV^nbsp;welkersnbsp;delpunt is X:nbsp;laat dan dennbsp;Kloot uit Anbsp;vallen doornbsp;het gebogennbsp;oppervlak Anbsp;) C , en een Laat derhalven de geficht-einderlijke ftreep! andere uit defelve'plaats en op defelve tijd uit E F zijn, welke de Aardkloot D N O P raakt in j A in X,nu is het feker uit ’t gefeide,dat de klootnbsp;D . Later boven dien een bolletjen zijn het | uit A, door de lucht vallende in X, als (fo ge de ''H welk loopt door de ftreep E F. Door dien dan de bol op deeerfte plaats geftelt, door te top-puntige o{Middelpuntige Streep I s,de gefigt-einderlijke ftreep E F, aan de rechte hoekennbsp;fnijt, daarom ftaat die recht op defe plaats, alsnbsp;op den geficht-einder, alfo ruft die in fijn naturelijke ftant in geen andere plaats als in defe;nbsp;gelijk wy nu op een andere plaats in het voorgaande getoont hebben. Laat nu een Kloot geftelt worden in de ftip X, van de ftreep E F: iknbsp;fegge dat defelve fijnen naturelijke ftant nietnbsp;meer heeft,dewijle de Middelpuntige Streep of |
WERELD, der Bejiieringe S X,niet meer met E F een reg-ten hoek maakt, maar minder ais een rechte, waar van fy allengskens na den geficht-eindernbsp;begint te buigen of te hellen. Maer by aldiennbsp;de Kloot geftelt wort in H ^ fo fal de Middel-pimts Streep S H, met de geficht-einder ftreepnbsp;EF ,nochgrooter buiginge maken, en fo altijdnbsp;grooter en grooter in de overige ftippen LV Q,nbsp;gelijk als de Figuur felve vertoont. In alle denbsp;ftippen dan van E F, fal de kloot altijd een andere en andere buiginge krygen. Het gene datnbsp;is welk wy hebben willen aanwyfen. Waar uitnbsp;ook volgt dat het bewegelijke ook verfcheidenenbsp;Honden der fnelheid, in opficht van ’t Middelpunt derSwaarheiddes kloots in andere en andere ftippen van de ftreep EF verkrygt.Gy fietnbsp;dan dat defe kloot, als geftelt buiten fijne naturelijke ftant,in geen plaats vande gefeide ftreepnbsp;E F ruften kan, als in de ftip D,alwaar namelijknbsp;èit Streep der Bejiieringe met \\tt Middelpuntnbsp;der Swaarheid van de Kloot, welke fy ooknbsp;tweefints fnijt, net overeenkomt. Door diennbsp;de Middelpunts Streep in wat andere plaats hynbsp;ook zy van de ftreep E F,niet door het Middelpunt der Swaarheid van de Kloot doorgaat;nbsp;maar de ftrepen SX, SH, SL, Snbsp;nbsp;nbsp;nbsp;SC, door die ftippen in welke de kloot den geficht-einderlij-ken raakt getrokken, fnijden altijd de Kloot in ongelijke ftukken. Uit welke fnijdinge volgt,nbsp;dat het groOtfteftuk van de kloot, als fwaar-der, het mindere overweegt, en gevolgelijk altijd grooter ftonden der fnelheid verkrygt , totnbsp;dat het in D, als in fijne naturelijke plaatfe ruft. gejiriktheid,m oMe.gebogen vlak. Laat AC gebogen - A lucht uitfondert) geen andere verhinderinge onder worpenzijnde,veel radder de ruimteAX,nbsp;af legt, als het de kloot uit A in C doet; nade-maal gelijk de Kloot in alle de deelen vannbsp;gebogene vlak een nieuwe gefteltheid krygt, alfo bekomt hy ook nieuwe en ongelijke ftondennbsp;der fnelheid.. Waar uit nootfakelijk is dat denbsp;bewegingeverfcheidentlijk belet wort, om denbsp;verfcheidene fnijdinge des kloots, w^elke ge-fchiet door denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Middelpunt ge trokken, en de kloot in die plaats, alwaar hy op het vlak ftaat, ongelijkelijk fnijden de; dewijls die |
'AP. IV. ’t An niet gefchieden, dat wat voor een kloot het ook zy vryehjk door ’t rond-bogtige oppervlak van een Bol bewogen wort, offy moet aanftonts het felve verlatende, door de trek die in haar is tot hetnbsp;delpunt, door een pajkdige beweginge nederwaarts gedreven worden. Hier door is hetnbsp;gebeurt, dat de fcherp-ftende Fhilofbphen deler eeuwe zullende de beweginge der fwaar-tens naeukeuriger onderfoeken, die dingennbsp;door de banden van fnaren en ketenen aan denbsp;wetten van een kringfwijfe beweginge bonden. Laat der-halven LB K een lial-ve kringnbsp;zijn,in welkers Middelpunt A,nbsp;een fnare |
door een daar aan gehechte kloot verfwaart zijnde opgelicht wort in L, en het gewicht ne-dergelaten zijnde de Af banger nootfakelijk af-fakt uit L in B, door het vierde deel L B van denbsp;kring L B K ; welke fnaar te gelijke met hetnbsp;gewichte nederfakkende , foo zal fy de verfcheidene wetten dernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;waar-neemen in alle de tulfchen middelige vierkante deelen; en wel foo , dat hoe fy nader aan de flip B zalnbsp;zijn, foo veel te fnelder beweegt worde, gehjknbsp;fy ook foo in O fnelder dan in L, en, in D fneldernbsp;dan in O, en in B fnelder dan in D, zal beweegtnbsp;worden. Maar al eer wy de fnelheid van dusdanige Afhangers door het vierde deel van denbsp;Kring gedreven , met de naturelijke fnelheidnbsp;der fware lichamen en de paflodige bewegingenbsp;van die dingen die nederwaarts willen,vergelijken ; foo moet gelet worden, dat wy hier ondernbsp;ftellen de opfigt der ruimtens,welke è^^fwaar-tens afleggen door twee ftreepen, in een verdub- |
De onder-aardse Wereld, II. AifDEE- dubbelde opficht der tijden is, by voorbeeld de paflodige bewegmge , eerder zijn taak af ’ ' quot; ais wy vergelijken de ftrepen N O en 1D, voor j doet, als de beweginge der Afhangers door eennbsp;foo veel de bogen L O en L D met defelve over i boog. een komen. nbsp;nbsp;nbsp;i In welke handelinge echter infonderheid Ik fegge dan eerjldat gewicht of de j nbsp;nbsp;nbsp;faken,als door een onmiflelijkeondervin- fwaarte terwijl het neder daalt door L D B,niet | dinge goet gekeurt, voor-onder-helt moeten LINGE. voeten lang zijn, en gedeelt in 700 deelen; laat tyddefelve duurt; in tegendeel, met hoe veel van gelijken ook de boog LB verdeelt zijn in) te lichter gewicht de felve gefpannen wort, innbsp;drie gelijke deelen, namelijk in L O, O D, en | hoe veel te minder tfds fy ook fijne keeren zalnbsp;D B. ’t Sal dan gebeuren, dat als \xtx.gewicht of afdoen. By voorbeeld, een lode kloot, dewel- ' Sinus. Defe dingen geftelt zijnde, foo is het noodig uyt L, tot B toe doorloopt, foo veel te nader zy dat wy, om de tyd uit te vinden in welke de de ftip B, welke het Middelfunt der Aarde deelen. Door defe in het werkftellinge zult gy of fwaarte het eerfte gedeelte van de ruimte te j-„ j_ _nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ boven komt, het zy op wat ^ylt;/hetzy,W voor beeld , in eene ftond, het felve in twee ftonden drte gedeeltens van de. aiimte aflegt; en in de derde fo haeft komt tot de flip B,als terwijl het neder daalt door te toppuntiee ftreep A B, uit A in B.nbsp;Maar by aldien AB in foo veel wierde verlengt,nbsp;dat defelve de booge van het vierde deel LB innbsp;lengte gelijkwas ; ik fegge in dit geval, dat hetnbsp;gewicht of de fwaarte op defelve tijd, en doornbsp;de boog LB, en uit A tot de eindpaal van denbsp;verlengde ftreep A B zal komen. Want dewij-le A B de halve mid-ftreep tot de ftreep vannbsp;het vierendeel L B, gelijk 7 tot 11, de tijd vannbsp;de verlengde ftreep,op welke gewicht of denbsp;fwaarte door de felve valt van 3 o derden is;nbsp;fo zal de felve uit A in B vallende alleen van 3 onbsp;derde afdoen, en alfoo fes derde minuten radder rot de eindpaal F komen, als \\ttgewichtenbsp;aan de Af hanger vaft gemaakt uit L in B. Laat derhalven de koorde of fnaar A B drie de fwaarte uit A door de ftreep A B vallende, in de ftip M zal gekomen zijn, namelijk door denbsp;ftreep A M gelijk met de * Hoekmaat N O vannbsp;dertig graden of trappen, nu gerekent wort denbsp;ruimte van x5'o deelen, vanhoedaniee AB 5-00nbsp;is, afgelegt te hebben ; en wanneer net tot dienbsp;ftip zal gekomen zijn j welke de ftreep C D innbsp;A B fnijt, dan fal het gerekent worden de ruimte n'Tci 433 deelen aJ^elegt te hebben ; welkenbsp;ruimte nu gelijk is met de hoekmaat van 60nbsp;graden of trappen, van welke foo gy de eerftenbsp;x^ro deelen zult afgetrokken hebben, zo ful-lender 183 overblijven, voor de deelen welkenbsp;hetfware zal afleggen, loopende door de boognbsp;OD. Indien ghy verders 433 aftrekt van denbsp;halve Midde-lijn van een kring van 500 deelen, lbo zullender 67 deelen overblijven, welkenbsp;de Af hanger door fijne beweginge voltrekt,terwijl hy gaat om de boog B D. Afhanger ider ruimte in het loopen afdoet, dus te werk gaan. Neemt de wortel van de vijf-hondert deelen, uit welke wy voor onder fteltnbsp;hebben dat de halve middelijn beftaat ; ennbsp;neemt daar na de wortel van x5'o, de opfichtnbsp;van welk getal gelijk is de 3 o derde minutenjnbsp;welke Afhanger xoéxtivsy, vallende uitL,nbsp;in O ; en gy zult twee wortels X3 hebbennbsp;meer xp enix minuten ; fes welke zijn gelijknbsp;7 41 tot j. Gelijk dan 7 -df Üch heeft tot 5- evennbsp;foo de 3 o derde minut tot een ander, en daarnbsp;zal uitkomen xïi;i, de tyd, welke de afhangernbsp;toebrengt met te vallen uit Lin O, dat isfl” vinden de ^yi/vande val des Afhangers uit O in D ^ 36, en de tydvan de val des Afhangersnbsp;uit D in B 1 iö. Waar uit fekerlijk volgt, dat |
worden waar van de eerfte is, dat de Af hanger met gewicht verfwaarc zijnde uit L, buiten B,nbsp;na K, beweegt zijnde,zijn keeringe of loop voltrekt in de tijd vaneene halve verminderinge,nbsp;en hoe welk de keeren, van L in K grooter zijn,nbsp;als die uit OofDnaK, dat echter niet te minnbsp;ook die kleinfte tuftchen D en B, even langdurig zijn als de grootfte, en by na alle de andere.nbsp;Ik hebbe gefegt by na, om dat men bevondennbsp;heeft dat de grootfte keer de kleinfte in denbsp;ruimte van fo ongevoelig een tijd te boven gaat,nbsp;dat na dertig wederom loopingen de kleinftenbsp;omloopingen niet meer als I uiuvinnen, als denbsp;groofte wederom loop. Ten tweeden komt in aanmerkinge de ge-fteltheid van de fnaar, want met hoe fwaarder gewicht defelve gefpannen word, hoe langernbsp;ke twaalfmaal foo fwaar is als een houte klootnbsp;van defelve grootheid, duurt viermaal foo lang,nbsp;als de houte; daar nochtans elk van die uit denbsp;gelijke afftandB, het beginfel van fijne beweginge genomen heeft. Want men heeft bevon-denj dat de houte kloot maakt 40 keeren^ terwijl ondertuflehen de loode niet meer als 3 9 afdoet, en foo de houte een keer boven de 40. Bynbsp;aldien de fnaar fefmaal dikker is , die zal eennbsp;keer uitwinnen hovende xoo , wel foo, dat denbsp;keeren van een dikker fnaar altijd meer vermindert worden^ als de keeren van een dundernbsp;fnaarj en dat de fnaren onder den anderen dienbsp;opficht hebben, gelijk het gewicht, dat aan defelve vaft gemaakte is, tot het gewicht. Laat ons dan voor-onder-ftellen Eerft een fnaar A B van drie voeten, een loode kloot aannbsp;defelve vaft gemaakt van acht oneen ofeen halfnbsp;pond; ik fegge dat defe fnaar foo veel te raddernbsp;vertoont, zal geweeft zijn. Ten tweeden feg ik, dat de fnelheid van de Beweginge des Afhangers door het vierendeelnbsp;van de kring, volgt de {namp;Wxtiè. der bewegingenbsp;van het gewichte vallende door de toppuntigenbsp;ftreep. Maar uit de vergelijkinge van de eenenbsp;by de andere, vertrou ik dat de Lefer mijn mei-ninge beter vatten zal. Boven in het x.HooftJluk hebben wy gefegt; dat de ftonden van de fnelheden in de naturelijke beweginge der fwaare lichamen nederwaarts, gelchiet volgens de evenmatigheid dernbsp;ongelijke getallen, fo dat indien feker gewicht |
BESCHRYVING. 33 re van de kring gedreven ; om dat echter het onderfcheid foo gevoelig niet en is, foo mein iknbsp;niet dat men daarom het gebruik van de Jf-hangers behoorde te verwerpen ; door diennbsp;men in de mtuur-kundige dingen op dc JVis-konflige friktheid niet altijd letten moet. Ennbsp;alhoewel Galilaus mcint, dat hy de fekerheid Gaiikus.nbsp;van de faak door een onmüTelijke proef en bynbsp;hem dikwils herhaalt gevonden heeft, in een Cap. IV. ^tXiy^xvèamp;Beweginge der Afhangers,\,^\sie:^^ kleine nbsp;nbsp;nbsp;van drie voeten, dewelke hy derde ftond, vyf gedeeltens van de ruimte; in de vierde ftond Jèven; eindelijk in de vijfdenbsp;ftond negeii gedeeltens van de ruimte af-legt;nbsp;en foo fal het gewichte in ftonden, dat is, innbsp;de duringe van de gegeven ongelijke tijden,nbsp;25 gedeeltens van de ruimte te boven komen;nbsp;gelijk uyt de Figuur , die bier by geftelt is,nbsp;blijkt. Hetfelve moet men met eeniger maten feg- door een halve kring, ’k Hebbe gefegt maten, om dat nadcmaal de Af hangers doornbsp;een tweederlei beweginge, een naturelyke, namelijk nederdalende door ’t vierendeel, en eennbsp;op klimmende door defelve gedrevennbsp;worden, foo zullen de Af hangers de opfichtnbsp;volgen van de dingen die om hoog worden geworpen , welker drift of kracht door de felve e-venmatigheid om hoog wort vermindert, doornbsp;welke hy aangroeit in net nederdalen. Op de-fe wijfe zal de Af hanger AG, uit D, gevallennbsp;zijnde, de toenemingen van fijne fnelheid vol- fens die evenmatigheid vermeerderen, welke eftrepenBH, Cl, DK, EL, vertooneninnbsp;de halve middelijnAF. Op defelve wijfe ver
mindert den Af hanger door een geweldige beweginge uit F j na nbsp;nbsp;nbsp;beweegt wordende in die |
evenmatigheid de ftonden fijner fnelheid, door welke hy die in het nederdalen vermeerdertnbsp;haddcj gelijk de evenwyd-grondige ftreepennbsp;ME, ED, OC, PB, geno^ en ten over-Gaiiixus. vloed vertoonen : dus legt Galilaus. Maarnbsp;ook in defe plaats, wordt niet gevonden waarnbsp;in ons verftant beruften kan ; terwijl de ne-derdalinge en opklimminge van den Afhangernbsp;veel verlchilt van de toppuntige beweginge nederwaarts, en omdewederftantvandelucht,nbsp;enomhettegenftreven vandefnaar; dewelkenbsp;door dien fy volgens hare geheele lengte, te gelijk met de kloot die aanhaar vaft gemaakt isnbsp;meer luchts moet te bovenkomen, dan of denbsp;kloot alleen van om hoog nzhctMiddelpuntnbsp;naturelijk wort afgeleidet; hier door gebeurtnbsp;het, dat, gelijk wybovengefegthebben, eennbsp;kloot vryelijk rechtfnoerlijk nederdalende altijd radder fijn eindpaal bekomt, als qqw Afhanger op een verfchêiden wijfè doordekee-gebruikt heelt; dat zal ik lichtelijk toe ftaan;nbsp;maar by aldien de proef in een Afhanger vannbsp;dertig voet;en genomen wierde, dan zoude hetnbsp;onderfcheid van de merkelijke fnelheid desnbsp;Afhangers, en van het gewigt dat vryelijk valt,nbsp;buiten twijftèl wel gemerkt worden. Want indien wy het verfchil van fes derde minutennbsp;gevonden hebben , door welke het gewichtnbsp;door een natureljjke beweginge fijn eind-paalnbsp;bekomt, boven een Afhanger ; fekerlijk foonbsp;moet niemand twijffelen dat dit verfchil na denbsp;langte der Afhangers altijd aangroeit. Hetnbsp;felve gebeurt in twee gelijke bollen, maar uitnbsp;een verfcheidene ftoffe gemaakt, welke in diennbsp;fy van boven in een niet altegroote ruimte ne-dergelaten worden , lbo oordelen de dagen,nbsp;door welke fy op het gefichteinderlijke vlalcnbsp;fluiten, en het oog dat die klooten te gelijkennbsp;op defelve tijd tot het vlak komen ; daar nochtans de proef op de hoogte van 600 palmen genomen , een feer merkelijk en gevoelig onder-fcheit van de beide beweginge ftelt, de lode bolnbsp;altijd eenige eerft minuten j de bol uit een lichter ftof gemaakt zijnde voor-komende. By aldien dit in de hoogte van 600 voeten gebeurt;nbsp;wat zalderin 100o,en wat in 10000 gebeuren?nbsp;Ten anderen, datde Afhanger nietjuift uit lijnnbsp;tegen geftelde deel tot de uiterfte ftip van hetnbsp;vierendeel opklimmende geraakt, daar vannbsp;acht ik niet alleen de oorfaak te zijn de weder-ftant, maar ook de werkelijkheid felve van denbsp;bewegende kracht verwekt _, en in het opklimmen en in het afdalen ; en met dit argumentnbsp;bewijs ik het. Daar is de bewegingegrooter, alwaar de bewegelijke kracht grooter is; Maar de bewegelijke kracht j welke uit beweegt wort in F, is grooter, als dewelke wortnbsp;uit F in G : ergo ^ foo zal defe beweginge groter zijn. Ik bewijs de mindere; om dat de beweginge in de ruimte Q_F is van lijn eigen fwaarheid,nbsp;en van de drift die fy gedurig ontfangt ; maar^nbsp;als de beweginge gefchiet door F in G ^ foonbsp;beweegt de drift of aanfettinge alleen ^ en denbsp;fwaarheid ftaat niet mede om te helpen, maarnbsp;wederftaat: foo is dan de beweginge grooter uitnbsp;Qjn F, als uit F in G : het gene bewefen moftnbsp;worden. |
Het
I. Deel.
-ocr page 61-ÏL AfdeE'
tiNGE.
Vm de Middel-kegel-lhedige bewegingÊsder dingen, J/V geworpen ^gegooit ypordenj en dejfelfs 't^onderlijke uttlperkingen.
OHM P,_ Cap.V. T TIt dele verwonderens waardige even-I I matigheid der nbsp;nbsp;nbsp;is van de uit- nemende fVis-konfienaars defes tijd aangemerkt, dat de fwaare lichamen aan geennbsp;band gebonden , door de drift en aanfettingenbsp;van de gene die gooit, uitkracht van defe verklaarde evenmatigheid, een ftreep hefchrijft ofnbsp;maakt, die ’k weet niet na wat voor een brand,nbsp;of middel-kegel-fnede gelijkt. Maar laat onsnbsp;de faak wat dieper infien. Want nademaal dat-ter twee bewegingen in alle geworden fw'aarnbsp;lichaam konnen aangemerkt worden, een na~nbsp;tiirelyke e\\geweldige; en de naturelike na eennbsp;richtmatige beweginge trekt; maar de geweldige een beweginge na dat deel, na welk hetnbsp;fwatej fchuins aangedreven is ; foo gebeurtnbsp;het , dat daar door in de dingen die fchuinsnbsp;gegooit zijn feker middel-beweginge gegevennbsp;wort, waardoor het fware een ftreep, meeftnbsp;lijkende na een brand of middel-kegel-fnedenbsp;volgens de gegevene evenmatigheden der be-weginge in het voorgaande,befchrijft.Maar laatnbsp;ons de faak in een gefchut toonen. Laat onsnbsp;dan voor-onder-ftellen, dat de ftreep T O vernbsp;toont een ftuk gefchut, gelijk ftandig met dennbsp;Gefichteindetj of met eenige andere, van welknbsp;gefchut de mond O iSjde kloot dan door krachtnbsp;van het aangefteken bufpoeder,indien hy geennbsp;fwaarte by hem hadde ^ en de lucht defeivennbsp;niet wederftont, zoude buiten twijffel eindelijk door een felf gelijke beweginge in QJ^epaaltnbsp;worden, dewijl hy geen ophoudinge vint, dienbsp;hem van fijne begonnene beweginge te rugnbsp;trekt : maar dewijl hy door fijne inhebbendenbsp;fwaarheid, door de richtmatige ftreep na hetnbsp;Middelpunt trekt; foo gebeurt het, dat hy vannbsp;de begonnene ftreep T O, door kracht van fij-
ne fwaarheid, afgewend wordende,fekere middelweg foekt. Laat derhalven de t^d, in welke de kloot T O fal doorlopen verdeelt zijn in viernbsp;gelijke deelen, laat defe even foo veel zijn ofnbsp;vermogen in de Sang-konft als het lange Teken a , en laat de verdeelde deelen OH, HM,nbsp;MR, ‘R Qzijn. Het is feker, dat de kloot, doornbsp;alle defgelijke deelen in ’t byfonder, in een tpdnbsp;van de Sangkonfi^ gelijk uit de fijde blijkt, doornbsp;gaat; foo gelijk ik gefegt hebbe, hynietfwaar |
was,en geen wederftant des middens gevonden wiert:maar om dat de fwaarheid hem na \Mid-delpunt2i2a\dxvfLSoo laat ons de fwaarheid ftel-len op die tïjdj op welke de kloot beweegt wortnbsp;door O H, dat de kloot van de ftreep Önbsp;nbsp;nbsp;nbsp;af wijkt in de ruimte van de ftreep O B ^ vt elke een gedeelte is van de richtmatige ftreep dernbsp;beweginge OX;laat op gelijke wijfe door de ftipnbsp;H de ftreep HV evenwijdig tot O X doorgaan;nbsp;gelijkmen ook door de flippen M R trek-; ken zal M R, R H, QJT, alle en ider onder dennbsp;: anderen, en tot O X evenwijdig; en laat de aftnbsp;I wijkinge des kloots vande ftreep OQ_aanftontsnbsp;als hy tot de ftreep M R zal gekomen zijn foonbsp;groot zijn, als het ftuk O L is, van de richtma-telijke ftreep OX; en de afwijkinge des klootsnbsp;van de ftreep O Q^, aanftonts als hy tot denbsp;ftreep R H gekomen is, als is O P: en de afwijkinge des kloots van de ftreep O Q , foo haaftnbsp;als hy tot de ftreep QY zal gekomen zijn, foonbsp;groot, als is de richtmatelijke ftreep OX ; ennbsp;laat daar na door de Hippen O B L P X tot O Xnbsp;richtmatelijke en evenwijdige ftrepen, ondernbsp;malkanderen SF, EK_, ZC^ A*Y j en anderenbsp;tot de richtmatelijke en evenwijdige ftreep ennbsp;T A, D A, G T, N I. Defe dingen geftelt zijnde , zal de kloot afgewendet worden van denbsp;ftreep O Q^, terwijl hy de ruimte OH afdoet,nbsp;in de hoeveelheid van ftreep O B , of H F, wel-ke gelijk fy tegen-geftelde zijden zijn in hetnbsp;langwerpig vierkant BH, alfoo zijn fy ook gelijke ; op gelijke wijfe,zoude de kloot terwijl hynbsp;bewogen wiert door HM, van O M afgewendetnbsp;worden in K, en door M R in C, en door Rnbsp;in Y, en dewijle de ruimtens van dufdanig eennbsp;afgewende kloot gelijk zijn met de ruimtensnbsp;OB, OL, OP, OX, dat is, terwijl fy aangroeijennbsp;volgens de hoe veelheid of hoe grootheid dernbsp;ftrepen O B, BL, LP, PX, fo volgt nootfakelijknbsp;dat fy vermeerdert worden, volgens de rangnbsp;van de ongelijke getallen die van de eenheid afnbsp;gedurig volgen. So \vy dan Hellen O B i. fo zalnbsp;BL 3, LP 5-. PX 7. of OL 4. zijn. OP 9. OX 16.nbsp;en even op defe wijfe volgen de vierkantennbsp;OH,OM,OR,OCL;ofBF,LK,PC,XY,nbsp;wxlke haar gelijk zijn; als tegengeftelde fijdennbsp;van de langwerpige vierkanten. Dewijle dannbsp;het vierkant BF i is, foo zal het vierkant L K 4nbsp;zijn, en het vierkant PC 9, en het vierkant XYnbsp;16; en het zal worden gelijk OX tot OP^ alfoonbsp;XY tot het vierkant PC: en gelijk OP tot OL,nbsp;alfoo het vierkant P C tot het vierkant L K; ennbsp;gelijk L O tot O B, alfoo het vierkant L K totnbsp;het vierkant BF. Indien dan volgens de flippennbsp;een halve kegel-fnede OY, of eewgeheele kegel-fnede A O Y befchreven wiert, welke doornbsp;de ftip O, en door de flippen A Y zoude doorgaan, fo zoude ook de vierkanten tufTchen OXnbsp;en de kegel-fnede A O Y onderfchept, de felvc gelijk- |
1. boek , MIDDELPUNTS
Cap, V. gelijkmatigheid totmalkanderen hebben, als onder den anderen hebben O X, O P, O L,
O B; gelijk wy in Arte hue. amp; Umb. cap. de
35
Toegift,
T o E G I F T.
Hieruit h\jk.t o6k.di2it de bochten, êiicïnêiC Be hochtm Conïcis SeBon. wijdloopig getoont hebben. De | beweginge sztigeffannene koorden gefien wor-fijden dan van defe vierkanten, zullen overeen- \ den,geen mtddel-kegel-fneden^ en dat wel Wïs- den nu tennbsp;komen met de Tijden P C,LK, B F , en met de { konfiige befchrijven, gelijk fommige gemeint middetke-fijden P Z, L B S : de kloot dan in de flippen i hebben; maar ’k en weet niet na wat dat mid~
ge der dingen die gegooit of geworpen worden, door ondervindingegeleert, meinen, dat t^wrwemhoognbsp;bewegelyk lichaam fchuins en geweidelijk nanbsp;om hoog geworpen, en in bjn opklimmen j ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;op-
in fijn nederdalen een ware en volkomene mid-del-kegel-Jhede befchrijft; welkers As of Spil de dalen 'een midden richtmatelijke ftreep is uit het toppuntnbsp;van de middelkegel-fnede tot de onder gelegene gei. inedc'nbsp;gefichteinderlijke ftreep,w'elke de Kegelfchry- befchrijft.nbsp;vers de Ordentelijk toegepafte noemen,getogen,nbsp;dewelk gelijk fy richtmatelijk op de rechte r
OFKC Y zal altijd in de middel-kegel-fnede, del-kegel-fhedïg\s, fwijmendé,teneenemaelop A O Y zijn. Een en \ felve kan ook van alle an-1 die wijfe gelijk van de koorde gefegt is.nbsp;dete gojinge van een fw^aar lichaam getoont | IBeheden/daag/eThilofophenmidthewegiti-len bene-worden. De gegooide kloot dan zal door fijne!nbsp;beweginge een middel-kegel-fnede willen maken. Het geene bew^efen moft worden.
Ik hebbe gefegt, fy zal een middel-kegel-fnede willen makenom dat ik van geen gedachten bendatdufdanigeenflreep van dingen die ge-gooit zijn veroorfaakt, een volkomen middel-kegel-fnede is,gelijk feer veele Wis-konftenaarsnbsp;defes tijds Galilaum-^oigende meinen ; maarnbsp;dat het iets diergelijks is. De reden van mijne
tre-
twijflèlinge is ; Sat die fnede niets heeft, waar ^ nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j i
allerlei flag van kegelige fneden voort brengen. Alwaar dan de grondflag van de kegelige fnede ontbreekt, ook daar konnen de ware geneigtheden der fneden op geenderlei wijfenbsp;begrepen worden. Soo is het ook in een koordenbsp;die groot en fwaar is; welke als hy aan beide fijne einden wort opgehangen, foo is hy gewoonnbsp;om fljne fw^aarte in ’t midden een weinig nederwaarts gebogen te worden, en een kromme Figuur te maken ; dewelke ’k weet niet wat voornbsp;iets middelkegeljhedigs fchijnt te willen zijn, ennbsp;fy kan echter geen middel-kegel-fnede genoemtnbsp;worden, dewnjlfe geen grond heeft, waar door
uitfy voortgebrachc wort, en alle middel-kegel-! pen toegepaft zijnde, blijft, alfoo ook de gan-fiede heeft fijn oorfprong uit defnydingevan fchemlie/-%e/-//e^etweefmtsfnijt; op dat een kegel. Maar in dingen lt;Xie geworpen alfoo den opgang van het bewegelyke ècoo'c.denbsp;gooit worden kan geen mydinge des kegels be- leene helft van de middel-kegel-Jnede, een gedacht worden, gelijk ook in den handel van de j weldige^ door de andere, een naturelijke bewe-Sonne-wijfers-kunde, alwaar de lucht en fcha- i ginge krijge ; en dat foo de geheele bewegingenbsp;duwe in hare omgangen ware kegels ftellen j gerekent worde faam geftelt te zijn uit een ge-of maken, welke daar na door de vlakke kegel-1 weldige en naturelijke; en fy meinen dat het be-fnijder des Gcficht - einders gebieden zijnde, Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;foo veel tijds toebrengt in het opklim-
^ nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;“ *-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;men jen foo veel in het nederdalen, als liet
wegelyke tijd van nooden zoude hebben wanneer het richtmatelijk en naturelijk door de As of Spil van de middel-kegel-fnede af gevallennbsp;was. Dus ftelt het Galilam en de andere fijnenbsp;navolgers Gaffendm ,TorriceÜim ^ Cavalle-'Tomcs\-rius : en fy meinen dat fy de faak konnen too- ^^gjiusnbsp;nen in'de loffinge der geftukken na de konftnbsp;der middel-kegel-fnede ofnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vieren j als ook
uit de beweginge van de fpringende waterenj welke alle een middel-kegel-fnede fchijnen tenbsp;befchrijven. Andere meinen , dat dat alleennbsp;gefchiet in een vierpijl en water-fprong door
fy voortgebracht word, namelijk geen kegel.! een nederfakkende beweginge uitgeworpen ;
Want indien het een ware middel-kegel-fnede was, fo zoude daar geen reden zijn, waarom fynbsp;ook geen lege kegel-fnede of hoek-kegel-fiiedenbsp;zoude voortbrengen, van welke echter geenenbsp;in diergelijke uitwerkingen, gelijk als ook nietnbsp;in dingen die gegooit worden, of koorden doornbsp;haar eigen gewichte gefpannen,te flen is. Maarnbsp;dat de evenmatigheden der ongelijke getallennbsp;met defe naukeurig over-een-komen , komtnbsp;van het achterfte : want door dien de ftrepennbsp;van dufdanige dingen die gegooit worden j dennbsp;middel-kegel-fnedezijn, alfoo konnen fy aan de ware middel-kegel-fieden lichtelijk toegepaft worden. Want her is met de dingen van de handmetery en Reken-konftïo gelegen , dat fy lichtelijk op alle natuur-kmdiglijkenbsp;zaken toegepaft worden, alhoewel in de natuur kandiglykefaken geen grond is der getoonde geneigtheden.
maar in de Gefichteinderlyke beweginge, meinen fy dat die dingen niet foo feer een middel-kegel-fnede , als een fekere Figuur uit een kring en rechte ftrepen faam geftelt uit werken.nbsp;Wat het ook zy de faak heeft niet weinige fwa-righeden, welke ik te defer plaatfe voor genomen hebbe te ontknopen, op dat men eindelijknbsp;weten mach watmen gevoelen moet. Wantnbsp;het is feker, gelijk wy ook boven aangewefennbsp;hebben,dat het met de Landmeterlyke beginfe-len, alhoewel de felve op de natimrkenlyke faken licht toe gepaft worden, lbo echter gelegennbsp;is, dat fy de wetten van de Wiskunftige ftrikt-heid in de bewijfen niet konnen houden ; de-wijle fy alleen door een gevoelijke ondervindinge gemerkt worden, welkedewijlediebe-driegeiijk is, en in het gemeen de finnen bedriegt, foo kan het niet zijn, datmen aan de-felve ontwijfFelijk geloven moet. Maar eernbsp;wy de faak verder uit-breiden, foo heeft hetnbsp;my in defe plaats eerft goed gedacht het be-E ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wijs
-ocr page 63-De onder-aardse Wereld, de ftreep O Q, aanftont§ als hy de ftreep R H, zal geraakt hebben in C, foo groot als het ftuknbsp;O P, is in de richtmatige ftreep O K : en de afwendinge des kloots van de ftreep O Q^, aanftonts als hy de ftreep CY,inYzal geraakt heb-ben,fo groot, als OX,van de richtmatige. Latennbsp;daar na door de ftippen O B L P X, rot O X, denbsp;richtmatige en evenwydige onder den anderen,nbsp;SF,EK,ZC,AY,en andere tot OT,paflodige ennbsp;evenwydige onder den anderen T A, D A,GT,
II. AFDEE- wijs by te brengen, welk CavaUerim, GaüUi LiNGE. beginfeien navolgende, ftek, en daar na fuilennbsp;wy der het onfe onder ftellen, op datmen weten mach watmen van beide te gevoelen heeft. Cavaikriu.'. Cavalkrhis als ook Torricellim , zullende ' lt;3e middel-kegel-fnedige bewegingen der dingen die gegooit of geworpen worden toonen,nbsp;hebben dtis geredenkavelt : nademaal datternbsp;twee be'i^egingen in een gegooit fwaar lichaamnbsp;konnen aangemerkt worden,een naturelijke ennbsp;geweldige ; en de naturelijke trek heeft na denbsp;richtmatige tot het Middelpunt; de geweldigenbsp;na om hoog na dat deel, na welk het fwaar lichaam fchuins aangedreven is; foo gebeurt hetnbsp;dat daar door in dingen die fchuins gegooit ofnbsp;geworpen zijn feker middel-beweginge, doornbsp;welke het fware een middel-kegel-Jneaige fhedenbsp;befchrijft, volgens de gegevene evenmatigheden der ongelijke getallen, door elke tuflchen-palen der ruimtens, welke met de evenmatigheden over een komen befchrijft; en het felvenbsp;toonenfe in een gefchut en vier-pijlen.Laat onsnbsp;dan voor-onder-ftellen dat de ftreep L vertoont een ftuk gefchut, in ftant evenwijdig metnbsp;den Geficht-einder, of in een fcheve ftant, ’t isnbsp;evenveel, welkers mond-gat T zy. De klootnbsp;dan, in dien hy geen fwaarte hadde en de luchtnbsp;hem niet wederftont, zoude door kracht vannbsp;het aangefteken Buspoeder, fonder twijfel doornbsp;de rechte ftreep T O eindelijk met een eens-wefige beweginge palen in C^, dewijl hy geennbsp;Verhinderinge ontmoet, die hem van fijne be-gonnene beweginge te rugge hout; maar dewijlnbsp;hy door fijn inhangende iwaarte door de richt-niatige ftreep na het Middelpunt ftrekt , foonbsp;gebeurt het dat de kloot door de kracht vannbsp;fijne fwaarte van de begonnen ftreep OQ^af-gewendet zijnde , feker middel - weg houdt.nbsp;Laat dan de tijd in welke de kloot O Q zoudenbsp;doorlopen, verdeelt zijn in vier gelijke deelen;nbsp;en laat ieder der deelen O H, H M, M R, R C^,nbsp;foo veel zijn of vermogen, als eene tweede mi-nuit. Het is feker, dat de kloot door ieder vannbsp;fulke deelen in eene tweede minuit door gaat;nbsp;indien het gelijk ik gefegt hebbe, niet fwaar, ennbsp;geen wederftant in het midden was. Maar omnbsp;dat fijn fwaarte hem na het Middelpuntnbsp;foo laat ons de fwaarheid op die t^d ftellen, opnbsp;welke de kloot beweegt wort door O H ; datnbsp;de kloot van de ftreep O Q_afgewendet wortnbsp;in de ruimte van de ftreep O B, welke een gedeelte is van de richtmatige ftreep der naturelike beweginge O X. Laat op gelijke wijfe doornbsp;de flip H, doorgaan de ftreep H V, evenwijdignbsp;tot O X. Laat ook even foo door de ftippennbsp;M R Q^, getrokken worden MR, RH, QY,nbsp;alle en elk onder malkanderen,en tot O X evennbsp;verre af ftaande, en laat de afwendinge desnbsp;kloots van de ftreep O C^, aanftonts als hy denbsp;ftreep M R, in K raakt, foo groot zijn, als hetnbsp;ftuk O L is in de richtmatige ftreep O X ; ennbsp;de afwendinge des kloots van de ftreep OQ,nbsp;aanftonts als hy de ftreep M R, in K raakt, foonbsp;groot zijn ^ als het ftuk O L, is in de richtmatige ftreep O X; en de afv^endinge des kloots van |
NI, H V, M R, R H, QY, getrokken worden. Defe dingen geftelt zijnde, ïoo laat de kloot af-gewendet werden van de ftreep OQ^, onder-tufichen terwijl fy de ruimte OH afdoet ^ de hoeveelheit van de ftreep OB,of HF,welke gelijk fy in het langwerpig vierkant O F, tegenge-ftelde fijden zijn,alfoo zijn fy ook gelijke. Evennbsp;op defelve wijfe, zal de kloot terwijl hy doornbsp;H M, beweegt wort, door de drift of aanfettin-ge van fijne fwaarheid afgewent worden van denbsp;ftreep O M, in K, door de ftreep F K^en uit K innbsp;C, door K C, en uit C in Y, door de richtmatige ftrepen MR, RH, Ó.Y. En dewijle denbsp;ruimtens van dufdanig een afgewende kloot,nbsp;gefchiktnahare paflodige ftrepen, gelijk zijnnbsp;met de ruimtens Ö B, O L, O P, O X, dat is,aisnbsp;de beginfeien of aangroejingen der fnelheid genomen worden volgens de hoeveelheid dernbsp;ftreepen O B, B L, L P, O X, foo volgt noot fakelijk , dat defelve vermeerdert worden, volgens de reex der ongelijke getallen van een af,nbsp;voort getelt zijnde. So wy .dan ftellen dat denbsp;ftreep O B, een ruimte is, foo zullen B L, drienbsp;ruimtens zijn, L P, '^,fèven; of het genenbsp;het felve is, O L, zal als 4,0 P, als 9, en O X,nbsp;als 16 zijn. En op even defelve wijfe volgennbsp;de ftrepen OH, OM, OR. OQ_, of BF. L K, P C, X Y,die haar gelijk zijn ; om dat hare fijde in de * Langwerpinge vierkant, tegens * Paraiiei-over malkanderen ftaan. Derhalven dewijlfe het vierkant van de ftreep B F, i is, foo zal hernbsp;vierkantvande ftreep LK, als 4 ; en het vierkant van de ftreep PC, als 9; eindelijk het vierkant X Y, als 16 ; en het zal worden gelijk totnbsp;O P, alfoo X Y tot P C; en gelijk L O, tot BO;nbsp;alfoo L K tot B F. Indien derhalven, volgens denbsp;ftippen O F K C Y een halve middel-kegel-fnede , of een geheele kegel-Jhede A O Y be-fchrevenwierde, welke door de ftip O zoudenbsp;doorgaan, en door de ftippen A Y, foo fuilennbsp;ook de fijden van de vierkanten, dat is, van denbsp;ftreep O Y, P C . L K, B F, of die daar tegensnbsp;over ftaan XA,PZ,LE,BZ, defe gelijk en onder- |
I. boek ,
V. onderfcheptzijndetulTclien OX, en de mïd-del-kegel-fnede, defelve evenmatigheid onder-malkanderen hebben, als onder malkanderen hebben de ruinitens OX, OP, OL^enOB.nbsp;Een kloot dan door de flippen A Z E S O omnbsp;hoog, als ook om laag door de flippen F K C Ynbsp;gebracht zijnde, zal een volkomene middel-ke-gel-Jfiede befchrijven, en foo veel /jf^jzalhynbsp;door een naturelijke beweginge uit P in X gebracht zijnde toebrengen : wederom, foo veelnbsp;tuds uit Z in E,met op te klimmen uit A in Z,ennbsp;daar van daan in E, en uit E in S, en in O, als hynbsp;tijds toebrengt uit X in P , en hier van daan innbsp;L, en foo naderhand uit L in B, en in O, geweldiglijk en toppuntiglijk uit gerekt zijnde. We-*nbsp;derom, hy zal uit O in F, en daar van daan innbsp;K C en Y door de naturelijke beweginge metnbsp;neder te dalen foo veel tijds toebrengen, als uitnbsp;O in B j en daar van daan in L P, en X, door eennbsp;naturelijke beweginge neder gevallen zijnde.nbsp;Als dan fekere kloot door de flreep O X doornbsp;een naturelijke beweginge nedergevallen zijnde , de ruimt ens OB,BL,LP,PX af legt,nbsp;volgens de evenmatigheid der ongelijke getallen ; foo is het feker nootfakelijk, ^at hy de wetnbsp;van defelve evenmatigheid in de ruimtens vannbsp;demiddel-kegel-fnedeOF,FK,RC, CYonderhout. Het gene getoont mofl worden.
Cavallerius. En dit is het betoog van nbsp;nbsp;nbsp;, waar
mede hy meent dat hy toont dat de beweginge der dingen die gegooit of geworpen worden,nbsp;niet anders , dan een middel-kegel-Jhede befchrijven •, ’kbeken ’t is een aardige vond,foo denbsp;natuurkundige reden der beweginge, daar mede over-een quam, of foo fy hem door de onder-vindinge feker en waar was. Maar nademaal wynbsp;boven getoont hebben, dar het perk van het be-wegelijke volgens de evenmatigheid der ongelijke getallen, noch niet ïVis-konfiiggttoont is;nbsp;foo zal fekerlijk dit bewijs, foo het voor eennbsp;Lantmeterlijk genomen wort, nooit den genennbsp;die in die dingen ervaren zijn voldoen ; terwijl
Ca
p.
altijd het verfland omtrent de bedriegelijkheid veel driftiger beweginge,als door een naturelij van de proefblijft twijffelen en leuteren. Maar ke, als in de overigenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van de middel-
laat ons alle de deelen in het byfonder onder foeken.
Cavallerius meint dan, ja voor-onder-ftelt, dat de beweginge van een kloot, door een gefichteinderlijke flant befliert ; uitgedrevennbsp;zijnde, b^int van O het top-punt van de midde l-kegel-Jne de , het welk de ondervindinge
leert dat niet gefegt kan worden ; welke klaarlijk bewijfl tot overtuigens toe dat dieganfche handelinge en dat geheele bewijs op een val-fche voor-onder-flellinge fleunt ; dewijl denbsp;kloot niet aanftonts als hy uit het gefchut uitgaan is, een middel-kegel-fnede begint te be-
kegel-fnede CK, K F, F O, nederdaalt. Dewijle derhalven het bewegelijke in de deelen van denbsp;flreep O X, als door een naturelijke trek nanbsp;het Middelfunt gedreven , fnelder beweegtnbsp;wort, als in de deelen van de middel-kegel-fhe-uit een geweldige en naturelijke bewegingenbsp;opgemaakt zijnde; foo volgt nootfakelijk, datnbsp;fy fich in de laatfte langer ophout als in de eerde ; terwijl fy ook fchuins gaan, en de weder-flantenvandelucht, en van de geweldigenbsp;weginge verdragen. Byaldien èAgeljkheidè^éettnbsp;bewegingen ons door de ondervindinge bleekjnbsp;feker ik felve zoude daar gaarne mijn fegel aan
MIDDELPUNTS BESCHRYVING. 37 bewegelijke van het felve trager en tragernbsp;fchijnt beweegt te worden, gelijkmen oogfchy-nelijkfien kan. Ook is het bekent, dat gelijknbsp;de fneiheid in naturelijke bewegingen altijdnbsp;vermeerdert, even foo in geweldige vermindertnbsp;wort. Laat ons derhalven (lellen ais de mondnbsp;van het gefchut geplaatfl is in T ; dat de klootnbsp;een fekere verheid de rechte flreep zal volgen, tot dat hy de kracht die hem bygefet wasnbsp;verflauwende, de gedaante van een middel-ke-gel-fhede begint; ook konnen die ruimtens TD,
D G N, N O, als vooraangenomen worden j en dat om de gefeide reden ; terwijlnbsp;de kloot in de ruimte TD,door een felder bewe-^
ne gedreven wort,als in DG,en in defe ruim-3or een krachtiger als in G N, foo moetmen ook denken van de overige ruimtens ; en datnbsp;foo defe ruimtens haar even eens moerennbsp;hebben , als in de flreep O X de ruimtens O P,nbsp;PL,LBjBO,te weten onder malkanderennbsp;ongelijke zijnde, Met geene reden dan moetnbsp;gefeitofvoor-onderfteltworden, dat de klootnbsp;gelykeruimtens, gelyke deelennbsp;in de gefichteinderlijke flreep aflegt, gefchiktnbsp;na de bochten ofboogen van een middel-kegel-fnede. Ten anderen is het onfeker, of de deelennbsp;van de middel-kegel-fnede O F, F K, K C, C Y,nbsp;welke met de deelen O B, B L, L P, P X in denbsp;toppuntige flreep X O overeen komen, juifl ennbsp;ten eenemaal op defelve tijd doorgaan, op welke feker fwaar lichaam,de gefeide deelen vandenbsp;flreep O X, door gaat. Want de onBervindingenbsp;leert,dat een kloot of vierbal aanflonts als de ingedrukte kracht is uitgedooft, niet meer hetnbsp;perk van een middel-kegel-fiiede hout, maarnbsp;recht nederwaarts gaat, endooreenpaflodigenbsp;beweginge op de aarde valt; het welke voor-na-melijk of meeft gebeurt in de laatfle ruimte vannbsp;fijne beweginge ; en iet dat rechtdradigof flre-pig is kan tot geen middel-kegel-fnede viiXcn.nbsp;W aar uit klaarlijk volgt, dat een vuurbal of pijlnbsp;in de laafle ruimte van fijne beweginge door
fclirijven, maar eenigiins m de kracht van üjne hangen ; maar terwijie datter tot defe tijd toe beweginge fchijnt te maken,en naderhand eerfl | niemant en is, die een proef gedaan heeft in eennbsp;na de gedaante van een middel-kegel-fnede ge- j handel daar foo menig oog mede kan bedrogennbsp;kromt wort. Ten anderen fchijnt niet wel te | worden jfoo kan men fekerlijk van defelve geennbsp;fluiten, dat de door gelijke ruimtens des bewijs geven of na laten; en foo legt de waar-tijds , gelijke deelen van de gefichteinderlijke; heid van dit oogfchijnelijke noch in het diepnbsp;ftreepaf legt, gelijk hy voor-onder-ftelt ; ter-i verborgen ; ook kan niet begrepen worden,nbsp;wijl in al het^e«e^m'ör^e« kan worden, al het j hoe een kloot uit de mond vanher gefchut ge-
E 3 nbsp;nbsp;nbsp;plaatft
-ocr page 65-38 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD, II. Afdee- plaatfi; in O, foo veel van de flreep afgaat, dat j verre zijnde, op het einde te mets naulijks een LiNGE. hy aanflonts de middel-kegel-Jnede 'OF be-1 gevoelijke bocht befchrijft;te mets ook eens tennbsp;fchrijft, dewijl, gelijk ik boven gefegt hebbe, j eenemael onder een rechte ftreep, na gelegent-die in de geweldigheid van fijne eerfte drift of 1 heid van fijne fnelheid of drift, volgens het padnbsp;aanfettinge j ’kweet niet wat voor iets recht- j van een fichtbare ilreep na de flip van fijn witnbsp;ftrepigs befchrijft, tot dat hy fijn kracht ver-! gaat; en de kloot moE, om een ware gevoele, het fchijnt door de ondervindingen QQ.nmïddelkegelJnedehQ^xvoamp;x\:;Q,^t\kx.zytx\amp;èjt meer waarfchijnelijk, by aldien dat het gefckut i ondervindinge is. Gelijkerwijs dan in de bewe-geplaatE in de gefichteind erlijke Eant, ontloE ginge der dingen die gegooit of geworpen wor-wort, dat het dan gebeuren zal, dat de kloot foo den iets rechtErepigs met iet kromErepigs ver- gnur ge Eelt heeft, maar in V, moet geplaatE j de fchaduwedoor hare omgangen ware kegels worden, waar uit hy daarna na gelegentheid j maken, welke naderhand na gelegentheid vannbsp;van de duringe der drift ofkrachr, de andere fij-i het vlak van de Sonnewijfer allerlei flag vannbsp;de van de middelkegelfnede OS befchrijft; maar | kegelfnydingen voortbrengen; alwaar dan denbsp;alsdedriftofkrachtverflappendedeihgedruk- grondflag van de kegelige fneden met en is, /' flauwende, eindelijk fich tot een middel-kegel-fkede Eelt. Maar, op dat ik fegge het geene ik aanEonts als hy gefchotenis , nadegelegent-hcid van de drift of aanfettinge van den rechte Ereep A B, niet afwendet,maer een Euk weegsnbsp;om de kracht van de drift of aanfettinge langsnbsp;een recht pad gedreven wort, gelijk in de Ereepnbsp;C blijkt, tot dat de drift of kracht verflauwendenbsp;de fwaarte van de kloot hem dwingt tot fekernbsp;middelkegelfnedi^e Figuur, en dan loo het toppunt van de mikdelkegelfnede geenfintsinO,nbsp;gelijk het CavaUerius foo in de voor gaande Yi-te kracht allengskens te niet gaat; en dan befchrijft hy ten eenemael niets dat middel-kegel-fnedig, maar ten eenemaal rechtErepig is, doornbsp;fijn naturelijke bewegmge, dat is een paflodige,nbsp;op de aarde vallende. Laat de Mond van het gefchut A zijn, welk geloE zijnde uit A, tot in C, niet mtddelkegelnbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Jnedigs be- JMmè==~^-----fchrijft,daar de kloot het gedeelte vannbsp;de rakendenbsp;middelkegel-Jhede KQ,totnbsp;in C, en vannbsp;daar de boognbsp;van de ge-meinde mtd-delkegel-fne-de tot in V,nbsp;deffelfs toppunt formeert, alwaar hy de force van fljn driftnbsp;ophoudende,de overige ruimte T S, onder dek-fel van de rechte Ereep, het Euk van de rakende middelkegelfnede opmaakt; en alhoewel hetnbsp;aan allen foo fchijnt te wefen dat de kloot iets |
gelfnede te befchrijven aanEonts,fo haaE als hy geloE was van Eip tot Eip,de befchrijvinge van mengt wort, foo is het ook te vergeefs dat iemand mtddelkegelfnedïge redenen foekt. Daar komt by, dat dufdanig een mtddelkegel fnede,nbsp;gelijk een weinig te voor en gefegt is, niet heeft;nbsp;waar van hy voort gebracht wort; en ’t is fekernbsp;dat alle mtddelkegelfitede uit de fliijdinge vannbsp;een kegel zijn oorfpronk lieeft; maar in dingennbsp;die gegooit of geworpen worden, kan geen mij-dinge begrepen worclen,gelijk in de Mpiegeling * Theorie,nbsp;van de Sonnewijfer-kunde, alwaar het licht en ^aarook konnen de ware neigingen of Erekkin-gen der fnede op geenerlei wijfe begrepen worden. Want indien eenig fwaar door een geweldige beweginge in het ronde gedreven een ware middelkegelfnede befchreef, daar zoude genenbsp;reden zijn, waarom hy niet op de felve wijle ennbsp;een kring en een hooge of een lege kegel fnedenbsp;zoude befchrijven; van welke ecltter in dingennbsp;die gegooit worden niet in een Eip te vinden is.nbsp;Maar op dat de waarheidvan de faak klaardernbsp;blijke,heb ik voorgenomen defelve op defe wijfe te bewijfen. Laatderhalven tegenwoordige Figuur de Ereep A X, de toppunt Ereep zijn, de naturelike beweginge vertonende, en de Ereep AB,nbsp;de Gefichteinderlijke Ereep,volgens welke hetnbsp;bewegelijke geleidet wort, laat daar na een boognbsp;zijn befchreven uir de Eip X, afgebeelt door de |
begin als einde debeweginge van de kloot ge-fchiet door de rakende deelen van de middelkegelfnede A B en B S; het welk ongerijmt is, ter-wijle de rakende deelen van de middelkegelfnede , de mtddelkegel fnede niet als in een Eip raken konnen. Ook kan niet gefegt worden, dat deaanEonts na fijn uitgang uit’t gefchutnbsp;tot een gevoelijke kromme Ereep neigt; wantnbsp;de ondervindinge leert, dat de geloEe kloot, nanbsp;de flip van fijn wit, ook twee hondert treden |
X letters AI; laat ook de Gefichtcinderlijke Ereep A B, in eenige gelijke voeten wordennbsp;verdeelt ALMNOPB, en paflodige Erepennbsp;getrokken zijnde tot de Ereep evenwijdig metnbsp;de Gefichteinder A B, foo zullender fes vierkanten uit komen die onder malkanderen gelijknbsp;zijn A Q, L Rf M G, enz. Defe dingen geftelt zijnde; |
I. boek , MIDDELPUNTS BESCEIRYVING. 39
tot de ftippen E G in defelve leege kegel-fnede. En wederom nademaal A O S, A R F , gelijkenbsp;driehoeken zijn, en A O het vierkant van O S,
kegel-Jnede IS,.
Dat fy geen kring is bewijs ik dus. Want na-demaal de driehoeken A P T, A E V even eens
Cap. V. zijnde fegikj eer ft dat in de ft reep der ^£•‘12;^-! recht hoeken onder de affnijdfels van den As ginge van dingen die gegooit worden geen | of Spil der leege kegel-Jnede tot de vierkantennbsp;kring, noch middel, noch hooge, noch leege van haare halfgefchikte ftrepen, en der halven
de Figuur, zal van 6 5 deelen zijn; en de bevatte rechthoek A V, en de fijde faamgeftelt uit A V, en demiddelijnvan de Figuur, van xonbsp;deelen; de reden of opftcht nu van 6f tot xo is
ALgelijkis met de bevatte rechthoek,of’tlang-werpig vierkant begrepen onder A V en de ftreep AP, en E V genomen zijnde, tien dernbsp;deelen zijn , waar van A V twee is, en foo zal
zijn,io zal E Vzijn tot A V,gelijk als AP tot AT; j zoo zal ook A F het vierkant van A K, en A K T P nu is het vijfde gedeelte van de ftreep AP. van 5 deelen zijn, van hoedanige K. l xo is; denbsp;Soozal dan ook A V ’t vijfde gedeelte van de driehoekige bevatte rechthoek dan A K, en denbsp;ftreepEVzijn. En nademaal het vierkantEV, of fijde faamgeftelt uit AK en de middelijnvan
-/ ' ,---- -----^ ^
de volmakinge van defe te weren de ftreep ( minder, als die van het vierkant K F tot het
en de ganfche middellijn van 100 deelen zijn; maar ook is defelve van ^-x deelen. De ftreepnbsp;der bewegjmge A E F G H : dan is de omtreknbsp;van de kring niet.
Maar fy kan ook geen middel-kegel-fnede zijn. Want laat daar, foo het gefchieden kan,nbsp;een ftreep van een middel-kegel-fnede zijn; foonbsp;zal gelijk de rechte AC tot de rechte AV, alfoo
Dat ook eindelijk defe ftreep der beweginge geen hooge kegel-Jnede iSj wort dus bewefen.nbsp;Laat A in Z voortgerrokken worden, welke denbsp;paflodige ftreep IZ fnijd. Dewijle dan in L denbsp;fwaarheid gelijk wort met de drift of aanfettin-ge; fo zal IZ grooter zijn als alle de rechte ftrepen welke uit de ftreep der beweginge richx-fnoerlijk rot de middelijn AZ vallen; en der-
AP 5-0, en de geheelemiddel-Jhede 5’xdeelen | vierkant V E. Flet blaatjen danomkeerende, zijn. Wederom , omdat C G het drie dubbeld i feggen wy de reden of opftcht der rechtlioe-van A C , en deftelfs gelijke vierkant in de be- j ken onder de affnijdfels van de As of Spil totnbsp;vatterechthoeck,endeflelfsvervullingetotde j de vierkanten van de halfgefchikte ftrepen isnbsp;middellijn van de kring is ; het vierkant nu van ! niet een en defelve en derhalven de ftippennbsp;C G is van 900 deelen, en A C van tien ; het 1 E F worden in de ftrepen van de leege kegel-overige afgefnedene dan zal van 90 deelen; niet bevat
A C tot A V is gelijk i o tot x, dat is, vijf dub beid ; niet dan gelijk A C tot A D is, is het vierkant C G tot het vierkant V E, en derhalven isnbsp;de ftreep A E F G, geen middel-kegel-fnede.nbsp;Laatfe nu,in dien het gefchieden kan een lege
den in de hooge kegel-fnede niet bevat.
Uit het gefeide blijkt dan dat de ftreep der beweginge in de dingen èxc: gegooit of geworpennbsp;worden geen van de kegelige fneden befchrijft.nbsp;Men moet derhalven befluiten, dat de ftreep
ook het vierkant van de half gefchikte C G, tot halven zullen die de halve middelijn van de Fi het vierkant van de half gefchikte V E zijn; guur zijn: maar M word met IZ gelijk gemaaktnbsp;en om dat CG drie dubbeld is, zal EV deifelfs door de halve middelijn AZ, en die moft onvierkant niet dubbelt zijn tot dat vierkant.Maar! gelijk zijn. De ftippen AEF GFf, dan wor-
vierkanten van haare half gelchikte ftrepen defelve reden of opftcht tot malkanderen, alsnbsp;de vierkanten van de half-gefchikte ftrepennbsp;hebben; zo zal ook defelve reden of opftcht der
tot noch toe aangewefen is geweeft; foo zullen wy, gelijk wy die in alle tuigwerkeljke handelnbsp;zullen konnen gebruiken , defelve ook metnbsp;opfet in het volgende gebruiken.
kegel-fnede zijn, en laat ons ftellen dat deifelfs ' der beweginge , 'welke feker bewegelijke be middellijn van 8 deelen is,gelijk AC van 10, en fchrijft , uit geen geliikflachtige Beweginge,nbsp;AV van X. So fal dan de driehoekige rechthoek, i maar uit een ongelijkftachtige voort-komt,nbsp;bevat onder AV, en de fijdefaamgefetuit AV,; dat is , uit een rechte en krings-gewijfe onen de middelijn van de Figuur, zijn de ftip xo; ’ gevoelijk vermengt zijnde. Want indien onsnbsp;en de driehoek bevat onder AC, en onder de de evenmatigheid der naturelijke en gewel-ftjde faamgeftelt uit ACj en de middelijn van dige beweginge volgens de evenmatigheid dernbsp;defelve Figuur de ftip 180, maar de opftcht ongelijke getallen lekerlijk en Landmetertjknbsp;van defe tor die is niet geregelt, ook is het vier-j bleek , en een waar betoog deifelfs aan onsnbsp;kant van de halfgefchikte ftreep C G, niet ge-; wierde gegeven ; dan zouden alle de fakennbsp;regelt tot het vierkant van de andere half ge-1 die tot noch toe gefegt zijn, wel degelijk zoonbsp;fchikte ftreep V E ; daarom dat de fijde CGizijn. Maar evenwel dewijl daar, ten minftennbsp;het driedubbeld is van de ftjde V E. Dewijle | na mijn oordeel, geen waarachtiger noch nadernbsp;dan de rechthoeken onder de affnijdingen van , evenmatigheid om de wijfe of reden der bewegen As ofnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;leege kegel-fiede tot Ac finge te toonen, kan aangewefen worden, of
let ¦’ nbsp;nbsp;nbsp;’
^1
-ocr page 67-40
III. Afdee-linge.
De onder-aardse wereld,
De III. Werkstellige aedeelinge,
VA K D E
Een Hooftst uk.
Hoe de Snelheid der Beweginge Van Sware Lichamen tot het Middelpunt
Lhoevvel \vy in het voorgaande klaar getoont hebben, dat de evenmatigheidnbsp;'V^LïiAQbeweginge der fware dingen nanbsp;het Middelpunt; volgens de toeneminge dernbsp;oiigelijke getallen van de eenheid , Land-meters gevoyfe niet kan getoont worden ; omnbsp;datter echter als defe evenmatigheid , geennbsp;waarfchynelijker en die nader aan de waarheidnbsp;is, tot noch toe is aangewefen, foo word defelvenbsp;byiiavaiide nieefte 'L^hilofifhenmWiskonfie-iiaars defes tijds, als de ware voor-onderhelt,nbsp;en in de werkelijken handel, fonder merkelijkenbsp;misflag, gelijk jtaderhand gefien zal worden,nbsp;gebruikt.
Door het behulp van defe gefeide evenma-Gaiikus. tigheid, meinen Galilam, Merfennm en ande-Merfènnus. re dat fy konnen bepalen ; hoeveel tijds fekere fteen toebrengt met te vallen van de Maan, Sonnbsp;en Sterren tot aan \\ti Middelpunt der Aardenbsp;toe ; welke faak echter gelijk die op feer kleinenbsp;gronden fteunt, foo kan die ook noit een vaftenbsp;Zekerheid in de verftanden van geherlfendenbsp;mannen veroorfaken. Waarom nootfakelijknbsp;eer wy de faak breeder uitbreiden, fommigenbsp;dingen voor-oiider-fteltmoetmen worden; opnbsp;dat die geftelt zijnde, den lefer weten machnbsp;wat hy te gevoelen heeft.
Ik voor-onder-llel dan eerft dat een fteen of een fekere andere fwaarte, in de naturelijkenbsp;nederdalinge van fijne beweginge , en aan-groejingen^der Jnelheden die evenmatigheidnbsp;houd, welke de getallen van de eenheid oneven tot malkanderen houden; waar uit gevolgelijk moet voor-onder-ftelt worden , dat de
kant tot fijne wortels.
Ik voor-onderftel ten tweeden, dat het den^oor\sjékkk.Qr:fivaar valt, gelijkfiachtignbsp;z.ijn moet, over al even dun^ noch geenver-Ichillende beletfelen onderworpen ; want eennbsp;lichaam kan fnelder door een klaar ftilnbsp;en kalm , als door een onklaar , nevelachtignbsp;midden, of dat met een dikke lucht befetis,nbsp;vallen, gelijk de ondervindinge leert.
Ik voor-onder-ftcl ten derden. Dat ook in-fonderheid de gefteltheid des gewichts van het geene dat valt ^ moet aangemerkt worden;nbsp;want het is feker, en de ondervindinge leertnbsp;het, dat een kloot of alle bol-ronde lichaam
fnelder nederdaalt, als een vlak lichaam, of dat door veele hoeken belet is ; alhoewel fy evennbsp;fwaar zijn. Een pilaar ook na fijne lengte paflo-dig nederwaarts gevallen zijnde, verllijt minder tijds in het nederdalen, als in dien hy nanbsp;fijne gefichteinderlijke lengte geftelt zijnde,nbsp;viel; om dat hy in defen ftant een grooter we-derftand van de lucht, dan in de eerfte zoudenbsp;ondergaan.Op gelijke wijfe konnen de luchtga-tige en fpongieachtige lichamen,gelijk als daar-fijn Kurk en een Ttiimfieen niet foo dra tot hetnbsp;eindperk van hare beweginge komen, even foonbsp;ook ontelbare andere lulke lichamen meer,nbsp;wanneer fy van boven vallen, als lichamen dienbsp;niet foo luchtgatig en vaneen vafter ineenge-(pakte ftofïè faamgefet zijn, alhoewel die gehjknbsp;I in fwaarte en groote zijn. Ook moetmen na dienbsp;i luyden niet hooren, dewelke feggen, dat eennbsp;I houte, en yfere, of lode kloot, van wat voor eennbsp;; hoogte het ook fy nedergelaten, op een gelijkenbsp;I tijd op der aarde valt; daar nochtans een veel-jvuldige ervarentheid in de Cochlea S.Tetri,nbsp;i een plaats van een merkelijke hoogte my gan-fchelijk het tegendeel geleert heeft; ’t is echternbsp;waar dat hy in een hoogte vanftechts looofnbsp;zoo voeten naulijks gevoeliglijk verfchilt,nbsp;maar in een groote hoogte, valt dat^ welknbsp;fwaarft is , eerft op de aarde. Door dien in eennbsp;groote hoogte, de verdikking van de lugt uit denbsp;geweldigheid van het drukkende gewicht foonbsp;taai is, datfy naulijks, dan door de fajaarheidnbsp;van het gewicht kan gebroken worden ; maarnbsp;een lichaam dat lichter is, daalt niet regt neder,nbsp;maar leutert gins en herwaarts,door kracht vannbsp;de verdikte lucht, die van geen wijken weet,nbsp;verfcheidentlijk gedreven zijnde. By aldien denbsp;lucht dat doet ineen hoogte van 40 o voeten,nbsp;wat zal fy niet doen in een van 1000, zooo,
3 000, enz.
Defe cfingen dan voor-onder-ftelt zijnde, laat ons nufien, indien een kloot uit de bol van denbsp;Maan en de andere omtrekken der hemelfchernbsp;lichamen vallen kan, en foo ja, hoe veel tijdsnbsp;die in het vallen zoude toebrengen, ’k Weetnbsp;wel dat verfcheidene de tijd daer toe verfcheidentlijk bepaalt hebben. Scheinerusmeint,dat Scheinerus.nbsp;een kloot de tijd van fes dagen toebrengt metnbsp;van de Maan tot het Middelpunt der Aarde te steen m-vallen, maar hy word bedrogen, door dien ^Qkrengtmetnbsp;Maan fijn rond om lopende ten eenemael door ^ran 'tet
een
-ocr page 68-41
I. Cap.
htt Middelpunt der Aarde tenbsp;vullen.
de halve middellijn van de kring des Maans, niet meer dan 196000 mijlen^ of, hetgeenenbsp;het feive is, dan 56nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;halveMiddelynen
der Aarde •, de halve middelijn der Aarde nu bevat 3 500 mijlen ^ en een mijl 3000 ellen.nbsp;Indien dan de reekening net op gemaakt wort,nbsp;foo zullen, wy vinden, dat de kloot van het holle des Maans tot het Middelpunt der Aarde,
Galilseus.
I. Werkstuk I. Voorstel.
Te bepalen hoe veel tijds een gewicht van hon-dert ponden nbsp;nbsp;nbsp;den Hemel van de Maan toe
brengt tot het Middelpunt der Aarde toe.
Voor onder-flelt zijnde dan dat ^eke::tJwaar lichaam de trappen van fijne y?/c/6ci^/,volgensdenbsp;toenemingen der oneven getallen verkrijgt, ennbsp;dat de ruimtens volgens atiquadratenoïyitr-kanten des tyds groejen. Laat by voorbeeld fe-
11960C0 mylen of ySB
ellen , welke
ruimte overeenkomt met 56 halve middelynen der Aarde. En defe rekeninge ftemt met denbsp;ondervindinge van Galileemitcn wel over een.
Maar volgens de proef genomen door Aler-Jènnm,ïotx^t die kloot in noch veel minder tyd Merfennuai uit het holle des Maans tot het Middelpunt dernbsp;Aarde vallen. Want als hy de proef yztï Gali-l£m op de toets geflelt hadde , foo heeft hy
van 100 ellen afleide, noch veel grooter ruimte namelijk van 180 ellen, namelijk in minder tijd.
Galiixus,
de minuten valt uit een hoogte vaii hondert ellen : (en laat dat door de ondervindinge van
welke wy gefegt hebben dat de kloot valt in de ruimte des tijds van vijf tweede minuten ) bynbsp;vermeerderinge optelt door het vierkant vannbsp;twaalf, dat is door hondert vier en veertig-, omnbsp;dat vijf tweede minuten door twaalf vermeer-
tot aan ’t Middelpunt der Aarde toe, niet meer toebrengt als de tijd van twee uren X9,14.
II. Werkstuk II. Voorstel.
Te bepalen in hoe veel tyds fekere kloot, met
dertzijnde,y?y?ig tweede minuten maken; heti vallen uit de Maan tot het Middelpunt
vierkant dan van de tyd van z^y/feconden of-tweedenis twaalf, welke gelijk ik gefegt hebbe onder malkanderen getrokken of gerekent zijnde , geven hondert vier en veertig ; defe'nbsp;wederom gerekent zijnde door hondert ellen,nbsp;geven veertig duifendvierhondert ellen, voornbsp;de tyd, door welke het fware m.ds, ruimte wmnbsp;een tweede minut op der Aarde valt.
By aldien ge gelieft te weten, hoe veel ruimte de gefeide kloot in de loop van een uur met vallen af legt; foo vermeerdert het vierkant
van de 60 eerfte minuten met het even te voo- j door het middel der aanhoudinge, dan wanneer ren gevonden getal 14400, en gy zult denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fekere kloot door de Goddelijke voorfienig-
vinden, die even foo veeUijn als 17x80 my- heid uit het oppervlak der aarde viel ; want
defe beweginge gelijk die uit de gedurige vermeerdering (Ter fnelheden veel rafter is; alfoo legt hy ook in korter tijd die ruimte van denbsp;aardje halve middellyn af, dan of hy onmidde-lijk uit het oppervlak felf viel in het Middelpunt der Aarde : de duringen van die beidenbsp;bewegingen zullen wy te deler plaatfe aanwy-fen, op dat het onderfcheid van die beide be-
een even gelijke beweginge die ruimte aflegt.
Maar een fwaar lichaam door een natiirelijke heweginge nederdalende ^ fijn aangroejingen,nbsp;niet door een even gelijke beweginge , maarnbsp;volgens de evenmatigheid der ongelijke getallen verhaaft. Welke evenmatigheid hem doenbsp;ter tijd noch niet is bekent ge\veeft;en mogelijknbsp;hebben fy een andere evenmatigheid der
ginge gehad met de verhaafiinge delTelfs over- nedervalt in de tyd van minder dan 'vier mirenj een-komende. Galilaus willende Scheinerum; namelijk volgens Galilaus in drie uurennbsp;verbeteren , hoewel hy nader aan de waarheid j en 4. Want nademaal de klootuitdevoor-komt,fo heeft hy echter de feive niet getroffen ;!onder-ftelhnge in de tijd van jp bonder t ellennbsp;derhalven heb ik voorgenomen te deler plaat- jvan om hoog valt, foo fal hy nootfakeljkvol-fe te openen, wat gevoelen ik daar van hebbe. 1 gens den regel der evematigheden, in de tijd
van drie uuren zi en 4 af leggen de ruimte Van 000000
kerekloot, volgens nbsp;nbsp;nbsp;hondertponden gefiendat de kloot, welkeGalilaushQvon^tw
wegen, die in de ruimte des nbsp;nbsp;nbsp;van vijf twee- heeft dat in de tijd van y fecunden de ruimte
GaliUm {oohevondien zijn) hy fegt^ dat dat| 5,4^, z6' en niet y af legt ; foo dat de gefeide fwareïtvminder danvier uren tyds, fijn perk, kloot volgens de w^aarneminge vannbsp;welk is, uit de Maan tot ket Middelpunt der de tuffehen ruimte 108 voeten net in drie fe-Aarde door fijne beweginge af legt. Want foo i cunden, en eindelijk 300 voeten, dat is, 18 o el-gy weten wilt, hoe groot een ruimte het in de len in de tijd van y af legt; welke dingen nietnbsp;tyd^zneen eerfte minut, welke het fefligfte weinig van de proef van Galilam verfchillen,nbsp;gedeelte van een uur is, af legt; gy zult de be- uit welke ondervindinge befloten wordt, dat denbsp;geerde tydhebben,fo gy de hondert ellen ( door {voornoemde kloot met het vallen uit de Maan
der Aarde , die ruimte, welke is tuffehen het oppervlak en het Middelpunt der Aarde^ of,nbsp;het gene het feive is, de halve middelijn dernbsp;aarde, af doet.
Men moet acht geven eerft, dat de beweginge \'2Li\eem'g fwaarte tot ket Aliddelpuntder Aarde, onder een tweederleiopficht kan aangemerkt worden ; eerfi door het middel desnbsp;beginfels, dan wanneer iemand door de Goddelijke voorfienigheid een kloot uit het Middelpunt des Maans liet vallen; ten tweeden
len, dtgefochte ruimte. Soo ge eindelijk gelieft te weten, hoe veel ruimte hy af legt in het verloop van vier uuren ; foo vermeerdertnbsp;het vierkant der vier uuren, namelijk 16 metnbsp;17x80, een weinig te vooren gevondene ruimte van een uur,en daar zullenuitkomenx7648onbsp;mylen j, welke rviimte grooter is als de halvenbsp;middelyn\2Lt\dQkt\n^dcs Muans. Want volgens de rekeninge van de Sterrekundigers is 1 wegingen te klaarder aan den dag komenbsp;I. Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;F
Na-
I. Cap,
heid defer beweginge verfet zijnde, de felve! alleen de beweginge het uitjpanfel, welk Getolo. nnpnHiit lipKKpn rrplnrlipnc rvn rlar-fvrnr o-pf^np 1 in Ae- fiirl vati ia. uren hin loon volbreiifft;
opentlijk hebben gelochent, op dat fy tot geene ongery mtheden fouden vervallen. Ik voorwaarnbsp;fegge, dat uit foo groot een hoogte, de /helheidnbsp;foodanig toeneemt, datter geen lichaam in de
____/-.I.- nbsp;nbsp;nbsp;rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;F.____II- J-I____ I
in de tijd van 24 uren hjn loop volbrengt; daar de kloot van hetuitfpanfel af vallende, denbsp;fijne eer ft ten einde brengt in 3 9 uren, vijftiennbsp;namelijk later , welk einde het Middelpunt
J— yf—uit-
luuaanig cocneemu, aatter geen ucuaaminae j nameiijK later , wens. nbsp;nbsp;nbsp;n'-»- j.yj.fuuarjyitnt'
ganfche natuur foo vaft zy, ’t welk de kracht en j der Aarde is, en dit zy om uit defe beweginge van dufdanig een buiten gemeene beweginge! des uicfpanfels iets van defenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;te mogen
kan wederftaan of verdragen; door dien ik niet j ramen, en tvvijffel of een mineraal lichaam door de hevigheid van de hitte ontftaan door de kracht
11. G _____
Hieruit zult gy afnemen hoe onuitfpreke-z)efneiheid van ae oeweginge geimoiLcu zijnae, zal iicn, lijk de/A?^/^^der^lt;?^/E/y/r felfsftandighedennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•
aanftonts ontdoen. Ten tweeden, datter by de zy, terwijl fy alle ruimte, ook hoe verre gele- ftandijk-beweginge van defe fneiheid niets kan vergele- i gen, als in een oogenblik of ftond afdoen. nbsp;nbsp;nbsp;heden,
ken worden,noch het fchieten van pijlen of flit-1 nbsp;nbsp;nbsp;Maar dit zy tot dus verre genoech van de
fen, noch ’t vliegen der vogelen, noch de bewe- n)al der fa^aare lichamen ; waarom wy ons tot gingevan een pottebakkers rad, uitgefondert andere dingen begeven.
IV. AFDEELINGE
Wereld Middelpunt-kunde Konft,
EK IS VE
Toegef'a^e cfAfiddelpmts Jf^ijsheid.
Het I. HOOFTSTUK.
Cap. I.
dat niet in opficht van de fneiheid, maar in op-ficht van de duurfaamheid gefegt hebben-, want ’tis feker dat de bewegelijke dingen boven of opnbsp;een geboge vlak trager voortwillen, als door denbsp;naturelijke beweginge door de toppunt-ftreep.nbsp;Laat derhalven ietsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vallen door C
in D , en een ander gelijk bewegelijke door C in A,het eerfte door de to/puntjlree/, het tweede door Qcw gebogen. Laat in ditpajlodigefireefnbsp;C Ebepaalt worden ieders ftip,by voorbeeld E,nbsp;van welke de richtmatige getrokken in D tot denbsp;gebogene C A de eindpaal toont van de ftreepnbsp;C D, over welke het bewegelijke rollende een
INde voorgaande afdeelinge hebben wy van de evenmatigheid der beweginge ons oordeel gegeven; in defe afdeelinge, zullen wynbsp;het gebruik en de toepaffinge van de dingennbsp;die gefegt zijn^ verklaren en alhoewel de Ka-tmrkundige dingen op de Wis-konjiige toegepaft om de onvaftheid der proeven, en verborgene bedriegelijkheden (de gelegentheid vannbsp;de ftoffe niet anders toelatende) geen ware ennbsp;Landmeterlyke betoogingen konnen vertoo-nen of verfchafFen; aftrekkende echter van allenbsp;wederftant des middens j en van alle onvaftheid of ontftantvaftigheid van een bedriege-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
lijke ftoffe, brengen wy te defer plaatfe eenige i tijd toebrengt, gelijk met die beweginge, w^elke betoogen by, in welke de g'elegenthedenvani door dei?öT/z#^fd?re£'^ CEgefchiet ; wantna-deplaatfelyke beweginge^ foo veel als totde'demaaldedriehoekenADE, AECevenhoe-Matmirkundige\ie.yN\famp;\v-i!a. noden is, op datjkig en gelijk zijn^ foo zullen ook de hoekennbsp;wy de hedendaagfe Wis-konjlenaars niet te | A D E en AEG gelijk zijn, rechte namelijk.
na komen ; welk op dat het met des te beter ordre toe ga;
Voor-onder-ftel ik eerfl, dat in 2X{Q.plaatfe-Ivjke beweginge foo naturelijke,als geweldige de oogenblikken of ftonden der fneiheid haarnbsp;hebben^ als de toeneminge der ongelijke getallen van de eenheid. Ten tweeden. Dat de ruim-tens of ftrepen der nederdalinge van fwarenbsp;lichamen zijn in een verdubbelde opficht dernbsp;langdurigheden of tijden ; of , het gene hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
felve is, dat de toenemingen der fneiheid de-'bogen vlak gerolt felve opficht hebben , als de tijden tot haar worden, wordennbsp;vierkant.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vermeerdert, in
en EAD de gemeene. Gelijk fich AC tot A Ej foo is A E tot A D , waarom de tijden gelijknbsp;zijn door A D en C D. Marcus Mara vertoont even dit fel- ^
ve op een andere wijfeheelgeeftig;nbsp;want hy fegt datnbsp;de drift of forcenbsp;van de lichamennbsp;die door een gg-
opfichr van deaf-ftandt des Middelpunts alle /ware lichaamnbsp;van de onderhever. Laat in de Figuur denbsp;kloot gerolt zijn uit A iiiD, en laat de onderhever ftreep E F zijn , het Middelpunt dernbsp;(waarheid van de kloot ï, de afftantvanhet
1 nbsp;nbsp;nbsp;F znbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Mid-
ï. Voorstel L Beschouw stuk. TDe Bewegingen door de toppuntige freep ennbsp;gebogen ftreep j welkers eindpalen de rechtenbsp;paftodige ftreep tot de gebogene ftreep famennbsp;voegt, zftn gelyk.
Wanneer wy feggen dat de bewegingen tede-fer plaatfe genomen gelftk zijn, foo willen wy I. Deel. '
iv.Afdee. Middelpunt L en van de ftreep des onderhe- 'JhelheidmêiQ gebogenJfree^
; pen van de rakinge des kloots QllS, richtmate-i lijke ftrepen QT,RT, ST,totT getrokken worgden ; en naderhand uitdefelve flippen der ra-j kinge QR S anders evenwijdige Q_G,SH, R I j tot A D de middelijn des krings, welke mennbsp;j noemen mach de onderhevers,oïgedrukte ftre-jpen, enlaatdefedeklootfnijdenin de flippennbsp;IKN V;laat daar na'uit \\sx.M.iddel^unt van de be-I wegeljjke kloot tot des onderhevers flrepen, denbsp;°nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;richtmatige «», «iS, «y getrokken worden; om dat
want de driehoeken zijn onder malkanderen! «udeuiterflehoekT SI, grooter is als de hoek gelijk, en gevolgelijk de zijden over-een-ko-|TRH,fo zal ook by gevolg de hoek yr., grooternbsp;mende, en wel amp; zijde ID, met de fijde AC, ^djn als de hoek ^ r. «,en de fijde ygrooter als denbsp;en E Z, met de fijde A E. Gelijk dan C A tot Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/* s welke de afflanden van t’ Middelpunt
E A is, alfoo ID, tot IZ; en gelijk AE tot A C, 1 nbsp;nbsp;nbsp;Swaarheid des kloots zijn van de flreep
alfoo ID tot Z D. nbsp;nbsp;nbsp;! des onderhevers. Dewijle dan datter grooter
drift of aanfettinge is in y«de meerdere affland van het Middelpunt der Swaarheid van de
vers E F, IZ ; gelijk dan DI de grooter drift j fnelheidin de ftreep A D , gelijk haar de hoek-of aanfettinge, tot de mindere drift D Z is, alfo maten hebben van den hoek A T S,tor de hock-de beweginge in AE tot de beweginge AD; I maat van den hoek ATR. Want laat uit de Ifip-
II. VOORSTEL. II. BeSCHOUW-STUK.
’De beweginge door een minder-gebogen vlak is fnelder als de beweginge van een vlak datnbsp;meerder-gebogen is j in de opjïcht welke denbsp;hoekmaten der vervuüinge van die buigingen hebben.
Te deferPlaetfe noemen wy de flreep,of een minder gebogen vlak, dat, het gene minfl vannbsp;de top-punt of p afloot flreep afwijkt,en wy feg-gen clat dat een meerder gebogen vlak is, welknbsp;meer van de pafloot flreep aAvijkt. Dit gefleltnbsp;zijnde ; iaat daar uit de flip AC van de kringnbsp;A L T R getrokken worden de ftrepen A B,nbsp;A C, A D, A E; en laat de gefichteinder flreepnbsp;A B, de toppunt A T, of, het geene het felve is,nbsp;de middelijn van de kring zijn. Ik fegge,dat hetnbsp;felve bewegelijke, by voorbeeld, de kloot O innbsp;de gefeide flrepen ongelijkelijk beweegt wort,nbsp;fnelder in het vlak A E, als in A D, en in A Dnbsp;fnelder als in A C, en foo voorts; en dat wel foonbsp;de kloot altijd boven feker minder gebogen vlaknbsp;fnelder beweegt wort, hoe veel het felve nader
flreep des onderhevers, als in /s» de mindere, foo zal by gevolg in de flreep A S, dat is , in hetnbsp;minder gebogen vlak , de beweginge fneldernbsp;' zijn, als inde minder gebogen flreep A R, doornbsp;dien de flreep des onderhevers VS, een mindernbsp;fluk V X S van de kloot weg neemt, als doet denbsp;flreep des onderhevers N R; waarom by gevolg de kloot in A S om het grooter fluk V Y Snbsp;des kloot dat wichtiger is, f ielder zal beweegtnbsp;worden, als in de flreep A R, alwaar de flreepnbsp;des onderhevers N R het grooter gedeelte vannbsp;de kloot welk minder weegt overlaat. Maarnbsp;dat de fnelheid der beweginge zy in de opficht,nbsp;welke de hoekmaten van de vervullinge dernbsp;buy gingen hebben , toon ik dus. Gelijk haarnbsp;SO tot »/3 hebben , alfoo AT de middelijn onder de ondergetrokkene flreep AS ; en even alsnbsp;R O gelijk met S O tot«, alfoo A T de middelijn tot de ondergefpannene A R; maar gclijker-wijs A S en A R haar tot malkanderen hebbennbsp;alfoo ook haar helften A L A M de hoekmatennbsp;van de hoeken A P L en A P M,gelijke hoekennbsp;namelijk met de hoeken A T S,en ATR, om denbsp;evenwydige T S, P L, en T R en P M, en fynbsp;zijn de vervullingen der buigingen van de vlakken T A S en T A R: gelijk dan o v tot “ , alfoonbsp;hebben haar de hoekmaten der vervullinge vannbsp;de buiginge der hoeken tot m4kanderen. Welknbsp;geroont mofl worden.
III. Voorstel. III. Beschouw-stuk.
Bewegelijke dingen, uit de felve flip door de onder getrokkene flrepen des krings, welke de gebogen vlakken vertoonen j gerolt zijnde,nbsp;doen op de felve tijd de ruimtens der ondergetrokken f repen af j op welke het de bewe-gelyke dingen doen door de middelen desnbsp;krings door eennatureljkebewegingeneder-voaarts vallende.
ë iH
aan de toppunt of pafloot flreep komt, en foo veel te trager,fo veel nader als’taan het geficht-einderlijke vlak zal gekomen zijn; en dat fo de
Laat B C A G een kring zijn,welkers middelen A B is, en de ondergehaalde uit de flip B tot den omtrek van de kring getrokken, welke denbsp;gebogen vlakken vertoonen, laar die zijn B E,
BF,
-ocr page 72-Cap. I.
I. boek , MIDDELP UNTS BESCHRYVING. nbsp;nbsp;nbsp;45
B F, B G, B Hi, B I. Ikfeagedatde bewegelijke B HinN gaan, dan zoudenfy tegenGhvc dingen door de onderqehaalde ftrepeii BE, BF^ delpunt gaan, welk ongerijint is : in de ftippennbsp;BG, enz. haar beweqtnge opdeIHGF E dan, namelijk door de alaerkordtenbsp;doen en bepalen, op welke fy het doen door de i ftrepen heeft de ttaaiur^ de palen der bewegm-
fniddelyn van de felve kring. Want foo uit de Hip A getrokken worden de rechte ftrepen
1
\ge van de fwaarheid geftelt, op dat fy in de fef-vedoor de ondergehaalde, welke fy bepalen.
^ nbsp;nbsp;nbsp;E B,AFB, I haar einde zoude liereiken, welke is de nifte_,
n, de overige hoeken in de halve kringjmet het bewegelijke , welk door de toppunt
rechtezijn en gevolgelijk doorliet i./rrfjftreep BA, door de naUirelykehtwt^xmc,
ju en I oöry?e/vandefebeweginge BA, injdefelve , op de felve tyd verkrijgt. De bewe^ uur aamheid gelyk zpn met de beweginge in 1 gelgke dingen dan enz. Het wHk bewefen moftnbsp;BE,BF BG,BH, BI. Op gelijke wijlb zal! worden,nbsp;het gefchieden, foo uit de ftippen van den omtrek B E, F G, HI, door de ondergehaalde E A,
F A, G A, H A, IA in A de beweginge bepaalt wort, devyijle de ftrepen B E, B F, F G, B H,
Gevolg.
Hier uit volgt, dat een ^ajlodige beweginge veopfich vaneen rechtjlrepige Figuur, tot een ge bogennbsp;beweginge, is in opficht van de bewegmge van wt'ginge
BI, tot de gefeyde onderhaalde rechtmatige! de halve middelijn des Figuurs tot dcftelfs af- ’ÜZtlZti.
^ nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;V wi.3.
gefchiet door de ondergefjaalde Ë A; en de W'el-1 O B leker vlak zijn, van de paflood ftreep' kegejchict door de onder ge haalde BF gelijk is j afwy kende , op welk wat voor een lichaam hetnbsp;met die, welke gefchiet door de ondergehaalde ook zy,loopt by voor-F A., en dewelke gefchiet door B G, zal gelijk j beeld
worden met die welke gefchiet door GA ; ge-lijkerwijs die welke gelchiet door BH, en BI, met die welke gefchieden door HA en IA.nbsp;De reden is, om dat het bewegelyke gelijk hetnbsp;door dc gefeide ondergehaalde BE, B F, B G,nbsp;B Hj HI, of in tegendeel door IA, H A, GA,nbsp;F A, E A tot de kring bepaalt wort: alfo heeft'nbsp;de natuur in de ftippen E, F, G, H, 1, inde ui-'nbsp;terftevande alderkortfte ftrepen door welkenbsp;fy werkt , haar palen der beweginge van denbsp;fwaarheid geftelt ^ welke fy niet te buiten kannbsp;gaan ; foo dat tuftchen defe eindpalen en denbsp;toppunt ftreep of middelyn des krings de alder-minfte afftant zy van ’t Middelpunt der Aardenbsp;A. Maar om dat de hoeken A ï B, AHB, AGB, ^nbsp;A F B, A E B, rechte zijn, hebbende de felve'nbsp;grond A B, foo zullen fy door 15- i. 4. Eu-
een vtergron-dig lichaam, een vier kant M vyfgron-dig lichaam .Maar na-demaal door die dingen wxlke wy in denbsp;eerfte afdeelinge vannbsp;dit Boek geleert hebben , in een kantigenbsp;naaide,kantige pilaar,nbsp;viergrondig lichaam,nbsp;het Middelpunt dernbsp;Swaarheid , het lichaam door Vet Middelpunt des Figuursnbsp;gefneden zijnde P is;nbsp;foo laat de ftreep desnbsp;onderhevers uit eninSevenwijdi
vetrokken
clidü TAinin^GfobiQ halve kringVt^A GHIA,! worden met OQ^, en vxtVet Middelpunt der vyelker middelijn B de toppunt ftreep is, de | Swaarheid P tot O Q^van de rechtmatige P L,
welke de halve middelijn des Figuurs genoemt wort. Ik fegge dat de toppuntige bewegingenbsp;in OQ^tot de beweginge nnè^egebogene^^jnbsp;haar tot malkanderen hebben , gelijk ficlinbsp;O P de halve middelijn des Figuurs heeft,
I rot het affnijdfel j welk tuftchen het Mid-i delpunt der Swaarheid P en de ftreep des on-I derhevers N S , onderfchept is ^ dat is , tot ¦PR. Want dewijl de fwaarheid der bewegingenbsp;' gelyk is met de beweginge , en de geneelenbsp;fwaarheid of dat welk toppuntelijk beweegtnbsp;; tot de bewegende IwaarhS P Q^in O B, zynbsp;! gelijk P Qgot P R, foo zal ook de toppuntelykenbsp;beweginge in O Qtotêie gebogene bewednge innbsp;O B zijn als P Q_tot P R, dat is, als de fialvenbsp;middelijn des Figuurs P Q^totdelTelfs affnijdfel tulTchen het Middelpunt des Figuurs P ennbsp;de ftreep des onderhevers. Op gelijke wijfe zalnbsp;fich de beweginge van een vierkant in een^e-bogen vlak nederdalende, fidi hebben tot denbsp;paflodige bewegmge O Q^, gelijk de halve mid-delkring des Figuurs van het vierkant K Z fichnbsp;heeft tot K L, het affnijdfel tuftchen het mid-F 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;del-
afftant namelijk tuftchen B en het Middelpunt
des Werelds. Als dan de ftrepen , by voorbeeld, Bl, buiten de kring in S of T,en de ftreep
DE OKDER-AARDSE WERELD, iv.Afdee. delpunt K van de Figuur des vierkants, en de gebogen vlak A C ; en op defelve tijd in G, als Voorstei- ftreep des onderhevers N O. Niet anders heeft fich de beweginge van een vijfgrondig lichaamnbsp;in ^cgebogene ftreep O B tot de beweginge innbsp;de pajlodige O , als het affnijdfel T X tot hjkt dan dat uit defe grond ontelbare geheime i jg ^oek A D S recht is, foo zal door 15 L. 4. de redenen om de handwerks - kof te verrijken, ^. nootfakelijk in de halve kring A D S zijn,nbsp;konnen gevonden worden ; en t is ons genoeg |nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;flippen F en H te gelijke in haar halve dat wy die als met de vinger aanraken. Die' ’ ¦ nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. meerder hier van gelieft te weten, die fie na h^tgebogenvlak AC vertoont, en de flip in S het perk van dicfajlodige beweginge, welke hetnbsp;gewichtpaflodig vallende op dejélve tïjd aanraakt, als de a^erolde fwaarte in D doorliet TV de halve middelijn van de figuur van het i vyfgrondige lichaam. Alwaar ook aan fe merken is,dat hoe de ftrepen neder buigen, of doornbsp;hare buiginge afwijken van de toppuntigenbsp;OQ^, dat liet ftuk van de figuur buiten denbsp;ilreep van de onderhever foo veel te mindernbsp;weegt, en gevolgelijk het vlak trager doornbsp;loopt; en dat het foo veel te fnelder voort ge-rolt word, als het ftuk des figuurs buiten denbsp;ftreep des onderhevers fwaarder gewoogennbsp;heeft j tot dat het de figuren van de ftreep desnbsp;onderhevers tweemaal heeft gedeelt ; welk alsnbsp;gefchiet is, dan ruft het lichaam volkomen, alsnbsp;geftelt in de gefichteinderlijke ftreep.^.Het het over-aardig nbsp;nbsp;nbsp;Joannes Marcus Marei van de evenmatigheid der beweginge. Uitvinding E. Ken^^^xkmv^temaken, waar door de gelijkheden der beweginge foo veel haar duur-faamheid aangaet vertoont worden. Laat daar een fajfer zijn, welke fy een even-matelyke noemen, in fijn twee beenen ABC in hondert deelen, of weiniger, aan ieder beennbsp;evenveel verdeelt ; later daarna een dwerfenbsp;zijn,welkers uiterfte D altijd aan de rechte lioeken ftaat op de fijde A C, en laater eennbsp;bewegelükeregelTxysx boven de fijde AC ; ennbsp;laat de fijde AD vertonende fajlodige firefennbsp;van de beweginge van fekere fwaarte nederwaarts; en laat AC \ gebogen vlakyettoonQn,nbsp;welk afgeleid zijnde na alle buiginge kan ge-fchikt worden. Ik fegge dat de regel in D recht-matehjk toegepaft het perk der beweginge mnbsp;in F en in I, als in Ff aanraakt. Wantdewijle |
kringen A F G en AHI. En ïewijle wy in de derde voorJieUinge getoont hebben , dat defe in de gebogene vlakken de alderkortfte ftrepen zijn,nbsp;door welke de natuur tor het perk der bevvegin-ge komt, en dat de beweginge even langduerignbsp;ïï^ntoidiCbewegingenvfóke gefchieden in denbsp;paflodige ftreep AI, foo zal ook de bewegingenbsp;uit A D tot D evenlangduurende zijn met denbsp;beweginge uit A tot S, en de beweginge uit A innbsp;F tot de beweginge uit A tot G, en uit A tot Hnbsp;tot de beweginge uit A in L. Want foo gy eennbsp;lt;Ac'er7?regÉ’/begrijpt die altijd op de fijde ACnbsp;met een van fijn uiterften richtmatelijk ftaaiinbsp;blyvende ’t vlak door loopt, en met fijn anderenbsp;uiterfte de pajlodige fireep H fnijt, foo volgtnbsp;nootfakelijk uit het gefeide, dat het bewegel^enbsp;boven \\Qtgebogen vlak A C, een evenlangdu-rige beweginge befchrijft met die welke ge-fchied boven de paflodige A S. Het felve volgt,nbsp;foo ge de fijde A C des pafters brengt tot eenigenbsp;buiginge, het zy dan een kleine of groote, wantnbsp;de deelen in de beenen gelijk gedeelt,wijfen aannbsp;de ruimtens, welke het bewegelijke op gelijkenbsp;ftonden in beide de fijden aflegt. Demeenin-ge van de voorftellinge blijkt dan. |
Het II. HooETSTUK.
.Ewijle de beweginge der af-hangers jdoorde bogen van een vierendeel%èa.t Cap. II. D •* ten eenemaal op defelve wijfe hebben, als de beweginge door de gebogene vlakken.,nbsp;welke wel niet anders zijn, als de fpannendenbsp;draden of koorden, van een boog des vieren-deels , dewijle de felve in een boog des vie-rendeels oneindelijke konnen aangemerktnbsp;worden, alfoo moet ook gerekent worden datnbsp;een afhanger oneindige vlakken nu meer dannbsp;minder-gebogen , door fijne bewegingen doorloopt ; van welke wy defe VoorjteUingen maken. |
IV. Vo ORS TELLINGE. De beweginge der af-hangers krijgen veele hellingen of eigenfehappen. De eerfte is datnbsp;alle de lopen het zy meerdere het zy mindere,nbsp;die ruimte welke ’t beginfel der beweginge dernbsp;af-hangers onderfchept, en de ftreep der be-ftieringe of des Middelpunt s, in een gelijke tijdnbsp;doorloopt. De tweede dat alle de uit en wederom loopen onder den anderen even langdurig zijn. De derde, dat alle de loopen ge-mengt zijn uit een naturelijke en geweldigenbsp;beweginge. De vierde dat alle de uit en wederom loopen, alhoewel die altijd minder en |
min-
-ocr page 74-'0^
'0^ I. boek , MIDDELPUNTS BESCHRYVING. 4P Cap.iii. hoekmaatCY , alfoode be'weginge in FB totj A B tot de beweginge AC, en deflelfs dub- Uitvin-de beweginge in GC, en gelijk ^GtotCY ,\ belt LB tot MC hebben defelve reden of alfoo A B tot A C ; daarom dat de bewegin-ge hY), even gelijk is bewegingeYtG, en de beweginge hQ, beweginge CVnbsp;door het tweede voorgaande JVerkfiuk. Maar |
opfichr als de tyden van de beweginge der kringen , en derhalve hebben de middelijnen de reden of opficht van die tyden tot malkanderennbsp;verdubbelt. |
Merfennus. chaam in het nederwaarts te vallen van: van 5 _, welk het naaft daar aan volgt vereen hoogte van drie voeten, de tijd befteet, van meerdert, en de uitkomft 15 regens over 5', de hellt van een tweede minuir. Yentweedenjin dQ vierde Colom ter neder gefet worden.nbsp;Iaat ons uit het gene wy gefegt hebben ftel-: Verders, laat 3 eindelijk met 7 het getal innbsp;len j dat de fnelheid van de vallende fwaarte, de tweede Colom geftelt vermeerdert, en de de ruimte door welke de nbsp;nbsp;nbsp;gerolt wort | oneindige toe de Tafel konnen vervolgen, tot voeten, ieder voet van i x duimen; en laat I met altijd het dry-tal met alle de ongelijke in fes van fulke voeten een roe of ftok van fes j de tweede Colom in ordre geftelde getallen tenbsp;voeten zijn, en fulke i5'ooo voeteUj of ^ het [ vermeerderen, en de uitkomften regens over gene het felve is , X5'o roeden van tien voeten een Franfe myl uitmaken. Welke dingen voor onderftelt zijnde, laat in de eerfie Colomnbsp;in ordre befchreven worden een halve tweedenbsp;minuit tot 60 toe, foo dat feftig halven van denbsp;tweede minuten , even foo veel zijn als 3 onbsp;tweede minuten. Dit dus gedaan zijnde, laatnbsp;in de tweede Colom in ordre befchreven worden de reije der ongelyke getallen, gelijk in denbsp;volgende Tafel blijkt. Laat in de derde Colomnbsp;de vierkanten des tyd in een naturelijke ordrenbsp;befchreven worden, gelijk gy ziet. In denbsp;f/eCö/ow de voeten j of ruimte, door welk denbsp;fwaarte, op ieder geftelde tweede minuit, ofnbsp;der felver helft, valt. Dewijle dan uit de voor-onderftellinge gemerkt of gefien is , dat denbsp;fwaarte in de tijd van een hawe tweede minuitnbsp;af legt een ruimte van drie voeten ; foo zullen defe drie voeten de eerfteplaats inde Colom hebben ; en de overige getallen zult gynbsp;door defe konft in ordre vervolgen. Laat defenbsp;drie voeren met de byfondere ongelijke ge- Eerste Uitvindinge. Een Tafel te maken ^ uit welkeghy de tijd, van fekere fwaarte, uit wat f laats het ook zy vallende,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zynde, de hoogte, weten kon- det j en m tegendeel wetende de hoogte, de tijdj welke die in het vallen toebrengt. Aat ons eerfl Hellen, volgens de onder-vindinge van Merfennm j dat feker li-volgens de evenmatigheid der ongelijke getal len wort verhaaft. Laat ons ten derden ftellen. |
tallen in de tweede Colom in een nette ordre na malkanderen geftelt vermeerdert; en daarnbsp;regens over in de vierde Colom de uitkomftennbsp;in ordre geplaatft worden : by voorbeeld, hetnbsp;getal 3 , in de x.Gj/ö;» op de tweede plaats ge-fetj met fijn felven vermeerdert zijnde^ brengtnbsp;voort 9 , welke geplaatft moeten worden regens defelve over in de tweede plaats van denbsp;vierde Colom. Laat wederom 3 met het getalnbsp;uitkomft XI daar regen over 'wxdtvierde Colom geplaatft worden , en foo zultge tot hetnbsp;de getallen die uitkomen moeten in de vierdenbsp;Colom te plaatfen. De vyfde Colom word doornbsp;defe konft opgemaakt: voegt in de vierde Colom het tweede getal, 9 namelijk tot het eer-fte in de vyfde Colom ^ namelijk 3 , en gynbsp;zult hebben 11, ftelt die in de tweede plaatsnbsp;van de vijfde Colom regens over 9. Doe wederom 15quot; in de vierde Colom by het een weinig re vooren voortgebrachte getal i x, en gynbsp;zult hebben X7 , welke geftelt moeten worden in de vyfde Colom, na i x regens over i $ ;nbsp;verders xi , welk het vierde getal is in de vierde Colom j laat die gedaan worden by het derde getal in de vyfde Colom xj, en daar zullennbsp;uitkomen 48 j, die gy regens over xi in de vyfde Colom ftellen moet. Op defe wijfe zultgenbsp;met de andere getallen in ordre voortgaan,nbsp;de getallen in de vierde Colom altijd voegendenbsp;met de getallen een weinig te vooren uitgekomen in de vyfde Colom, en gy zult een Tafelnbsp;hebben die tot u gebruik feer dienftig is j gelijknbsp;foo een hier volgt. |
TA-
I.Deee
-ocr page 77- -ocr page 78-L boek , Middelpunts BESCHRYVING. ji
AI. III. nbsp;nbsp;nbsp;Verklaringe des Tafels.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(3^79 gevoegt zijnde geven i x,welk de tweede Toïma at,
De eerfte Colom van defe Tafel, vertoont de plaats in de V.Colom heeft; en 15,9, en 3 in de
IV. nbsp;nbsp;nbsp;Tafel te faam gevoegt zijnde , geven hetnbsp;derde getal in de V .Colom xj ; w^clk felve getalnbsp;gy hebben zult, foo ge i5-totix voegt, welknbsp;getal onmiddelijk gaat voor xg. Op gelijkenbsp;vvijfefo gy 2,1,15quot;,9,3, totmalkanderen opteltjnbsp;zalder 4K uitkomen j het vierde getal in de
V. nbsp;nbsp;nbsp;Colom, welke felve getal voortkomt uit de
optellinge van ix tot 'lj , ftaande een plaats hooger in de V. Colom. De vordre in ordre w/-gendenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;derhalven te gelijke by eenver-
famelt zijnde, geven het getal der voet en,
een fwaarte aflooptj over-een-komende met de tijd der halve Mid-Iijnen in de I. Colom geftelt.
Voor
BEELD.
Indien gy weten wilt, hoe veel ruimte Ie-
helft van eene tweede mmiit, hoedanige izo een eerfte minuit maken; waar alle twee mal-kanderen in ordre volgende getallen te gelijknbsp;genomen zijnde, een tw eede minuit maken, ennbsp;dat foo de geheele Colom, welke60halvefe-cunden bevat, gerekent w^orde 3 o minuten tenbsp;bevatten. En defe zijn de tijden, door welkenbsp;de ruimtens, door welke ^ffunaartevalt, gemeten worden.
tijd van de tweede halve minuit valt drie voe-1 kere fwaarte van fekere hoogte gew^orpen aften, welke gedaanzijndeby 1^4 maken, zijnde [legt in de tijd van ïo halve tweede minuten, de vermeerderinge der voeten, welke de fwaar-1 of het gene even veel is 5 ; fic welk getal in de
tweede Colom bevat de reex der ^^^^//ezzvandeeen af, van welke in het vorigenbsp;wijdloopig gehandelt is; en konnen tot alle me-tingebequaam gemaakt W'orden, de tijd in denbsp;eerfte Colom gegeven zijnde ; foo dat men rekenen moet, indien de Jwaarte in de eerftenbsp;halve minuit een voet valt, dat die fwaarte in de
te af legt in de i en x halve minuit, en is het vierkant van de tweede half tweede minuit.
En de derde Colom toont de vierkanten des tjjds, of vermeerderingen der voeten, welke denbsp;Jwaarte de tijd gegeven zijnde,aflegt; fo datnbsp;indien de fw^aarte in de eerfte halve tweede minuit een voet valt, door de ruimte van een voet,nbsp;als die af is gerekent wort in de volgende halvenbsp;tweede minuit door drie, en in de derde halvenbsp;minuit door vijf, en in de vierde halve minuitnbsp;door 7 voeten te vallen, verftaan; enfo voorts.
Maar op dat w y de wijfe of opficht der evenmatigheid in een ander voorbeeld zouden too-
ll.Colommttio halve tw^eede minuten overeen komt, en ge zult bevinden dat fy 19 voeten af legt; dit echter geftelt zijnde dat Jwaartenbsp;in een halve tweede minuit valt door de ruimtenbsp;van een voet; maarindien ly volgens de waar-Merfennus in een halve tweedenbsp;minViït drie voeten zal hebben afgeloopen, ennbsp;gy weten wilt, hoe veel ruimte hy af legt in denbsp;tijd van lo halve tweede minuten, dat is,nbsp;fie dan in de eerfte Colom het getal i o , en gynbsp;zult in êic\y .Colom vinden het getal dat daarnbsp;mede over een flaat 5 7, welk aan wij ft de ruim-
Merfennus
halve uveede minuten fal aflopen 9 koninglijke voeten, en in drie halve tweede minuten denbsp;ruimte van 15- voeten; en foo voorts.
De v^ftde Colom in de Tafel toont niet anders j als de vermeerderinge der voeten, welke fekere fwaarte af loopt in de tijd in de eerftenbsp;Tafel overeen komende;by voorbeeld,fo fekerenbsp;Jwaarte in een halve tw eede minuit drie voeten valt, foo fal defeive in de tweede halve minuit aflopen de ruimte van i x voeten ; om datnbsp;inde \y .Colom van de Tafel 3 en 9 faam gevoegt zijnde 1 x maken; gelijkerwijs by aldiennbsp;de fwaarte in een halve tw'eede minuit afliepnbsp;de ruimte van een voet, foo zoude die in de vol-
te, welk de Jwaarte op de gegeven tyd af doet nen, daar toe hebben wy de vierde Colom in de j Maar foo gy de verfamelinge of vermeerderin-Tafel gefchikt, in welke op ordre de voeten ige van alle de voeten, welke de fwaarte doornbsp;gefteltworden,volgensdewaarnemingeofon-lio halve tweede minuten heeft afgelegt, be-dervindinge van Merjennm, welke bevonden gerig zijt te hebben, foo zultge alle de in ordrenbsp;heeft, dat een Jwaarte inde tijd van een hal- volgende getallen tot 3,het eerfte in de V.C0/0Z»nbsp;ve minuit afloopt de ruimte van drie koning- tot malkanderen optellen, en daar zullen uit-lijke voeten ; waarom hy nootfakelijkintwec i komen 3 00, welk felve getal gy bevinden zult
dat in de V Taftel recht regens over de i o halve mid-lijnen ftaat.
,ende halve tweede minuit 3 voeten af lonen iher zal p -'V' nbsp;nbsp;nbsp;---------- -------. —
by welke de eerfte voet gevoegt zijnde maaktq’ ’ ftelien • lgY onder de 18 zult
het vierkant namelijk van twee halve minuten liik mer nbsp;nbsp;nbsp;^
gehjk in de 3. en 4. Cokm van de Tafel blijkt en' - nbsp;nbsp;nbsp;’ quot;quot; SY
alle defe dingen uit defteUinge of fchikktage i de ongeuquot;keretXMelterrelS,^?^ desrnMee„wem.gte^•«™aange^vefenge.ide ulLift Lr van zal n JetSStt’sT-
Soo gy vorders door ondervindinge bevond, dat fekere Jwaarte in de ruimte van een tweede minuit fes voeten af liep, foo zoudge volgensnbsp;defe ondervindinge door defe gaau of aardigheid de Taftel der waarneminge hebben. Laatnbsp;in de eerfte ordre geftelt worden een tweedenbsp;minuit; daar na de ongelijke getallen van denbsp;eenheid af: ten derde, vermeerder het getal opnbsp;de eerfte plaats in de derde Taftel geftelt doornbsp;3 , het ongelijke getal naitnelijk in de II. Co/owz,nbsp;en ge zult 18 hebben ; vermeerder daar nanbsp;het derde ongelijke getal namelijk 5 met 6, en
Wereld,
T o E M A A T.
Uit defe dingen blijkt, hoe ge uitrekenen Dewijfe of kond de tyd j in welke fekere fleen uit den He-meldes Maani, des Sons , Juf iters ,Saturni, „en tijdnbsp;uit het uitrpanfèl zoude vallen. Welke dinsen»»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘
IV. Afdee- moeiten Tafelen konnen maken. Maar die de'
LiNCE. ^e^m^^v2iVLè,tvoergaandeTafel eens ter degen bevat, 2al geen fwaarigheid vinden om ontallijke diergelijke te maken.
II. Uytvindinge.
Vervolg van devoorgaandeT'^i^ïtot het oneindige.
Sooge eenige Tafel wilt vervolgen tot het oneindige ^ 'doed het op defe wijfe. De vierkanten van de vallen zultge vermeerderen metnbsp;hetlaaftegetal in de Colom bevat, en ge zultnbsp;hebben het geene gyfoekt.
V oorbeeld.
Indien ge weten wilt, hoe veel een jieen Y^,«/^indetijdvan 6ó', of 120 halve fecmden,nbsp;dat is, tweemaal in foo veel tijds, als hy valt innbsp;de tijd van 60 halve fecunden of 3 6 ; doet foo!nbsp;want dewijl het laatfte getal van denbsp;lom 10810 is , foo zultge het vermeerderennbsp;met 4, dat is, met het vierkant van het getalnbsp;twee, welke vierkant in de derde Colom rechtnbsp;regens over 2 ftaat, en ge zult hebben 43 400,nbsp;het getal der voeten, door welke de gefeidenbsp;jieen valt in de tijd van 6ó of 120 halve fecunden, dat is, in een eerfte minuit. Wederom foo-ge weten wilt, hoe veel hy valt 3 maal in foonbsp;veel tyd, als hy door 60 halve fecunden gevallen heeft; dan zultge wederom het laatfte getalnbsp;in de vyfde Colom 10810 vermeerderen metnbsp;het vierkant van het getal 3 bevat in de derdenbsp;Colom, dat is, met 9 , en daar zullen uitkomennbsp;97290 voeten, de ruimte die men weten wilde.nbsp;verders, foo ge weten wilt, hoe veel hy valtnbsp;viermaal in Jöo veel tyd, als hy gevallen is innbsp;60 halve fecunden ; vermeerdert het vierkantnbsp;van het getal 4 in de derde Colom vervat, namelijk ld, met het laatfte getal van denbsp;Tafel, namelijk met i o 81 o, even gelijk te voeren , en ge fult hebben 172960 , de ruimtenbsp;van de voeten die men focht. En foo knntgenbsp;op die wijfe tot het oneindige voortgaan ; wantnbsp;ak ge de vierkanten in een naturelijke ordre innbsp;de derde Tafel vervat, altijd met het laatftenbsp;getal van de vyfde Tafel vermeerdert, foo zalnbsp;de uitkomft altijd het getal der voeten geven,nbsp;altijd foo veel te grooter, als het vierkant groo-ter is als het getal waar van het vierkant is.
By voorbeeld, foo ge weten wilt, in hoe veel tijds een fteen een ruimte feftig maal grooternbsp;maakt, als die, welk hy afdoet in 60 halve fecunden ; dan zultge het vierkant van de wortelnbsp;60,dat is 3 600 met het laatfte getal van de vyf-de Tafel 10^1 o j vermeerderen en ge zult hebben 17314000, de ruimte der voeten , welkenbsp;een fteenin de tyd van 3600 halve fecunden afloopt, welke gedeelt zijnde door 17000 voeten , want foo veel maken eene myl, fo zal denbsp;uitkomft zijn 1174^2 mylen, welke ten f eennbsp;af loopt, welker 1147nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;halvemid-lijn
der aarde gelijk geftelt worden. De halve tweede minuit 3600 dan door 60 gedeelt zijnde, zullen ons uitleveren de tijd van 22? uren, innbsp;vvelke een feen de ruimte van 11747? mylennbsp;zoude afleggen.
Uytvin*
dinge.
ten
dewijle die uit de voorbeelden door ons ver-klaart meer als overvloedig te fien zijn^ en fon- fei x.eude der moeite konnen uitgerekent worden, foonbsp;laten wy dat over voor die, die meer tijds hebben als ik, om te rekenen.
$. II.
Hoe men de ruimte zal vinden, die een fteen in de laatfte minuit aflooft.
Indien ge weren wilt, hoe ^xootttn ruimte een Jieen in de laatjie halve tweede minuit fy-ner beweginge afloopt ; geftelt zijnde dat eennbsp;jieen de geheele hoogte van 43200 voeten afdoet, in 6ö minuten of 120 halve fecunden,nbsp;welke beide even veel zijn als een eerfte minute ; doe dus : foekinde O/öW van de halvenbsp;tweede minuten, het getal 120, en fie welknbsp;ongelijk getal met het felve over-een komt, ennbsp;ge zult vinden 239 welke foo ge met 3 vermeerdert , foo zultge hebben 717 voeten, denbsp;ruimte Ritmen focht, welke de fteen in de laatfte halve tweede minuit af legt. Maar dewijlenbsp;het verdrietig valt, de halve fecunden in denbsp;Tafel te vervolgen ; fo zultge by na fondernbsp;moeiten en haaftig ieder ongelyke getal kon-uen vinden, door defe aardigheid. Verdubbelnbsp;hetvoorgeftelde getal der halve fecunden, ennbsp;de eenheid van het verdubbelde afgenomennbsp;zijnde zal geven het geene gy foekt. By voorbeeld. Laat’er aangewefen moeten wordennbsp;het ongelyke of onevene getal, met de dertigftenbsp;halve tweede minuit over-een komende; verdubbel 30 en ge zult 60 hebben, waar vannbsp;I afgenomen zijnde , zalder 79 overblijven,nbsp;welke htt gejöchte ongelyke getal is, met denbsp;dertigfte halve tweede minuit over-eenkomen-de. Indien ge wederom weten wik welk on-gelykoïon-evengetal met de 120 halve fecun-de over een komt, ge zult het ften als gy van denbsp;verdubbelinge defes getals 240 een aftrek, ennbsp;dan is het 2 3 9 ,het ongelyke getal dat menfocH.
Van gelijken foo ge begerig zijt na het overeenkomende ongelyke getal 3600 halve tweede minuten, die foo veel zijn als 3 o eerfte minuten fever dubbel 3 600, engy zult 7200 hebben, httongelykegetaldstaxmtnnz jöcht, namelijk als daar een is afgetrokken, en dan blijft het 7199. Alfoo gemakkelik zultge alle andere getal vinden, mits de halve tweede minu-ten gegeven zynde. Defe ongelijke getallen,nbsp;foo ge die door het oneven getal van eene halvenbsp;tweede minut vermeerdert, foo zal de uitkomftnbsp;u geven de voeten, welke een jieen in de laatftenbsp;halve twede minuit aflegt.
, ’k Zal een ander voorbeeld geven. Soo ge de vaHzn een uur weten wilt; foo zultge 3 600nbsp;hetvierkant van 60 vermeerderen met de valnbsp;vaneen f, namelijk 720 o ; en daar zullen uitkomen 27920000nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, dat is, 17746000
voetenj de gefochte val van een ure. Sooge
de
Cap. III.
1. Boek , Middelpunts beschryving.
de val van defe fteen in de laatfie tweede mi-! de kringen, of eindelijk volgens de aardfe * As-nuit begeert te weten vermeerder het onge-} punten na de As of Sp ilen voorwaar op de lijke getal 143 99 met het mindere van een uur i eerftewijfefouddebewegingeineen evenarignbsp;dat met dit over-een komt, welk gy ook met 3 1 vlak een flangs gewijfe bocht befchrijven ; opnbsp;2ult vermeerderen, gelijk gefegt is jen ge zult i de tweede wijfe, ook foo een, maar omtrentnbsp;hebben 43197 voeten, lt;is.gefócbte valvan de i een Kegel een faam^evouwene, gelijk wy na-
laatlle halve fecunde.
Nademaal de geweldige heweginge die reden ofo
derhand toonen zullen ten derden, een rechte ftreep; foo zal fy dan geenfints een halve kringnbsp;befchry ven konnen.
De lengte derruim-tens in dt
locht by ten Wo c/t nbsp;nbsp;nbsp;tte-, j ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vdii uuvcu j icitied volgcns cJc evenmatigltetü cier ongcnjjsc
de tijd 7èt beneden j gelijk wy boven getoont hebben; getallen, loo kan het niet gefehieden, darter fo-bewegin- daar uit zult gy afnemen , datmen lichtelijk! danig een beweginge ^etoontveorde, indien fy hebben kan de lengte der ruimtens in de luchtnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;halve kring befchreef; ja daar zoude een
welke de nbsp;nbsp;nbsp;van roers, pijlen, enalleUj^y^egtj^ge gefchieden, tegens de beweginge
ander fchiet of werp gereetfehap af leggen; i Jei- verhaaftiginge ten eenemaal ftrydig. want om dit te weten, word niet anders ver-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;yen derden zoude volgen, dat dufdanig een
eifcht dan een gelijk zijnde tyd,o^ welke,de ge- beweginge de felve beweginge vertoont, vvelke noemde dingen , haar beweginge eindigen. By j de beweginge van de Maan in fijne kring ^ ennbsp;voorbeeld ; foo fekere jieen van boven vallen-1 foo zoude een fieen neder waarts gevallen zijnde, indenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van ló'af legt de ruimte terde in de ruimte van 60 graden j welke de
van 300 voeten ; en feker werf o{ fchiet-ge- Maan in fijn kring vertoont^defelve ruimte af reetfehaf te gelijke toebrengt de tijd van 10! leggen in fes uren ; welke tegens onfeonder-fecunden, zoo zultge bevinden dat de doorge-j fteflinge is ; dewijle een jieen van hetopper-loopene ruimte ook 3 00 voeten lang is.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j vlak, van de Maan vallende, de tuÜcUen beide
II. Gevolg. nbsp;nbsp;nbsp;' zijnde ruimte niet dan in x uren en 19 afdoet»
De wiifc of Hier uit blijkt ook, hoe de ruimtens van alle | gelijk wy boven getoont hebben.
Eerfi dan zullen wy toonen, hoedanig een fireef eenfieen befchrijft, uit het offervlak dernbsp;aarde tot het Middelfunt vallende, geftelt,nbsp;maar niet toegeftaan zijnde, dat de aarde omtrent fijn As of Spil beweegt word. Laat’ernbsp;twee ftrepen ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, v *
getrokken * worden A Cnbsp;en CO, vannbsp;welke iedernbsp;een halvenbsp;mid-lijn dernbsp;Aarde vertoont : laatnbsp;defe tweenbsp;ftreepen eennbsp;hoek af-fny-den van fesnbsp;graden xxmi-nuten. Soonbsp;dan de ftreepnbsp;A O gefteltnbsp;word, tot eennbsp;halve midlijnnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j 6\
van 10000 deelen , foonbsp;zal volgensnbsp;de Tafelennbsp;der hoekma-ten nootfake-lijk de bo -venfte ftreepnbsp;A O 11170nbsp;zijn ; wantnbsp;laat de boog
Ten tweeden ; dewijle wy boven getoont
der '
of opficht, hoewel een anders omgefette, heeft,! hebben j dat de verhaafiinge der beweginge^e-als de bewegingc der fwaare dingen van boven j fchied volgens de evenmatiaheid der ongehjke
de^werpo/'^^^u^^curige wijfc konnen bepaalt worden, fchiet ge- door het vergelijken van de bewegingen defernbsp;reet c ap-^ dingen met de beweginge volgens de nature, of
m»mere om
pen YlAMdi'- ^ nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'~i fnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1
kcHYtg tt het gene het felve is, hoe ge de beweginge der dingen die door een geweldige bew^eginge ge-gooit o{gefchotenvtotdamp;rx, tot de mate der naturelijke bewegingen, en tot de Landmeterl^kenbsp;wetten zult konnen brengen. En op dat wynbsp;voor den nieufgierigen Lefer foo veel defe werkingen aangaat, niet zouden fchijnen in gebreke te blijven, foo heeft het ons goed gedachtnbsp;fommige der felver hier nevens te laten gaan.
beduien.
III. U Y T V
Te weten , hoedanig een ftreep een lode kloot z^ude befchryven vallende uit het oppervlaknbsp;van de Maan of de Aarde, een eenfdaagfe Be- ^nbsp;weginge der Aarde omtrent fifn eigen As of\nbsp;Sfil onderfi e It zynde.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
Indien de aarde, volgens het averechtfe be-; vatte gevoelen vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ontrent den As
of Spil beweegt zynde , in de ruimte van X4 uren ftjnen loop volbracht dan meinen denbsp;menfehen die naar inbeelden fcherffienig tenbsp;zijn, dat een fieen niet door een rechte ftreepnbsp;na het Middelfunt der Aarde zoude vallen,nbsp;maar door een halvekring, en daar by dat de
ganfche lucht gelijkelijk omtrent de aarde ge-
trokken word. Welk gevoe en, (dewijle het
veel ongerymtheden met nbsp;nbsp;nbsp;ik voor-
genomen hebbe hier ter plaatfe te wederleggen. Want
Eerfi ; defe nbsp;nbsp;nbsp;gefchieden of
*^quatori. van de oppervlakte met den aardlen * Evenaer over-eenkomende, of van de oppervlakte vannbsp;een evenwijdig, of van kleine over-eenkonien-
I N D I N G.
Gcpetni-
cus.
A O in vijf gelijke deelen verdeelt worden, van welke ieder een graad met 16 bevat; en laat denbsp;G 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ftreep
IV.Afdee- flreep AC in deelen verdeelt worden, op val een flreep formeren niet af ftaande van de Gevolg-clefe wijfe, dat het eerjie A B zy , of een deel halve kring, de evenmatigheid echter van de
maake van de 15 ; het tweede B D 3. het derde 5'. het vierde 7. het vijfde 9. en laat de boognbsp;Middelfnnt C door ieder der felverge-
verdubbelde opficht geilek zijnde ; maar indien datter een evenmatigheid zijn zoude ^ gelijk de hoekmaat gekeert zijnde na de bogen.
trokken worden. Dit gellelt zijnde zal het ge-1 dan zoud’ hy boven de gegevene hoogte een beuren, dat als aarde beweegt Tizlgewtcii halve kring befchry ven. Maar buiten defe afzijn uit A in S, denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;op defelye tijd valt kant zoirf hy een llangs wijfe kring befchry-
uit A in B, in de tijd van 6; en lbo fy beweegt ven, lbo de hoogte 3 x6 meerder als de halve zal geweell zijn uit S in T j de fwaarteyAx. mid-lijnen der aarde zijn zo,ude. Alle welkenbsp;uit B in D, ook te gelijk in de tijd van ƒ, 6 mi- dingen uit het te vooren gefeide lichtelijk kon-nuten ; en foo de aarde beweegt zal geweell uien bellotcn worden,nbsp;zijn uit T in V, dat is, drie gedeeltens van de
boog zal befchreven hebben, nbsp;nbsp;nbsp;eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Gevolg.
Jieen de ruimte uit D in E af loopt; en de aarde nbsp;nbsp;nbsp;Blijkt derhalven uit het gefeide, dat het be-
komende uit V tot X , de keen de ruimte | toog van Gali/aus vzn de beweginge vaneen af legt uit E en F, en komende de aarde uit X1 feen een halve kring befchry venae ^ een daag-in O een feen de ruimte uit F in C ten einde i fenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;der omtrent fijn As of Spil bequot;egjage
brengt, in een gelijke tukchenpofe vanJgekelt zijnde, geenfintsbekaat; en dat de namelijk y, ^.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j weginge der aarde daar uit geenfints kan be-
Een feen dan uit de kip A , tot het Middel- i koten worden; gelijk die gene meenen, die de kring h funt der Aarde omtrent fijn As of Spil be-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’tzydat die kan of niet, al te kout als
weegt zijnde, zijnde gevallen , zal vallende nbsp;nbsp;nbsp;bewegen. Ook doet, dat de beweginge der aarde
geen rechte fireef dan in de Afpunten maken, van een vallende feen uit de top van de mak quot;maar zoude in alle andere kip der aarde be- van een feilend fchip op defelve plaats valt, opnbsp;fchrijven de kromme kreep A. B D E F C. Dus welke hy het fchip kil leggende^ zoude geval-zoude de evenmatigheid der verhaafiiginge len hebben, niet om de beweginge der aardenbsp;volgens de opficht der ongelijke getallen bc- vak te keilen ; terwijl dat altijd in alle voorthouden worden, en de verdubbelde evenma- gaande beweginge aan eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gebeurt, ofie-
tigheidder tijden ^ welke de beweginge van de i mant door een wagen, of loop beweegt wor-Maan in de boog A O meet. nbsp;nbsp;nbsp;] dende Qtnjleen om hoog gooit, of dat de aar-
Maar in dien ^tafwaarte uit de plaats van | de ruk of beweegt word. Maardewijle wyde het Middelpunt der Aarde 3x6 halve aardfe | redenen en oorfaken van defe proef of bevin-mid-lijnen af zijnde, viel, dan zoude defelve dinge elders wijdlopig getoont hebben, heeftnbsp;inde ruimte van fes uren komen tot het A/zz/-j het ons overtollig gedacht te zijn, deielvehiernbsp;delpunt, en de kreep des vals zoude indefen 'wederom te herlialen.
Vm het gebruik der Af-hangers 'm faken die tot de Landmeterye hehooren,
opkcht der tijden, foo volgt nootfakelijk, dat de acht tijden, welke een kleine draad achtmaal door kjn loop en wcderloop, meet, metnbsp;malkanderen vermeerdert zijnde , de hoogtenbsp;aanwijfen.
I. Gevolg.
Hier uit volgt uit de hier nevens gefeide Tafel, dat hoogteY^eadWenbsp;dingen feer makkelijk kannbsp;gemeten worden, alleennbsp;met behulp van een voetnbsp;draad. Want als ge zultnbsp;hebben bevonden dat unbsp;draad op een keer vannbsp;een langer koorde fefmaalnbsp;loopt en weder-loopt, foonbsp;zal u in de tweede Colomnbsp;het getal dat regens overnbsp;6 in de eerfe Colom kaatnbsp;de gefochte hoogte geven,nbsp;namelijk van 36 voeten.
Soo u draad tienmaal is wederom gelopen,Ib zuk-ge de hoogte hebben vannbsp;100 voeten; foo twintig-
I. Uitvinding E. hoogtens der dingen te meten door behulpnbsp;van de af-hangers.
Cap. IV. TT Aat’er, by voorbeelt, een koorde zijn,aan I welke een lamp gebonden is, en laat dienbsp;-M... ¦^vanhetipits af tot het benedenke deelnbsp;van een tempel of kerk af geleid worden, ennbsp;wil iemant weten hoe hoog de fpits van de aardnbsp;is; die moet eerk voorfien zijn van een draadnbsp;die een voet lang is met loot; welke hebbende,nbsp;ga dus te werk ; onthou hoe veel keeren of be-wegingen een koorde van een voet maakt, on-dertullchen terwijl de beweegde koorde eennbsp;keer of beweginge maakt-,en ik bevind by voorbeeld dat een kleine koord van een voet zzc/5»^nbsp;keeren maakt, dat is, achtmaal loopt en wedernbsp;loopt, terwijl de groote koord eens loopt ennbsp;wederloopt. Acht keeren dan zulrge onder dennbsp;anderen vermeerderen, dat is , vierkanten ofnbsp;vierdubbelenj en ge zult hebben 64^ dcgejbch-te hoogte van de fpits tot de kant paal der lam-
Se : by welke foo ge voegt de hoogte van de :ant-paal der koorde tot het oppervlak van denbsp;vloer, foo zultge de geheele hoogte hebben.nbsp;W^ant dewijle wy boven getoont hebben, dat denbsp;beweginge der af-hangers is een verdubbelde
Kee
ren.
Hoog
tens.
Kee-
XZ
Hoog- ^ , tens. hoog*
484
quot; * dingen* Hy door behulpnbsp;S16 van eennbsp;diy wet draad
%7 nbsp;nbsp;nbsp;729
30 nbsp;nbsp;nbsp;900nbsp;%i 961nbsp;52 1024
34 nbsp;nbsp;nbsp;lïH
37 i22y
37
39
40 nbsp;nbsp;nbsp;1600nbsp;jo 2700nbsp;60 3600
maal
I. boek, Middelpunts besceïry ving.
Cap.III. maaly2A\4fOo ; {oodertigmaal van 900 : foo eindelijk veertigmaal van löoo voeten , al
Colom, foo zullender uitkomen 14.^ het tweede Voorstel-getal in de derde Colom , dat is , de lengte van
hoewel ge naulijks een koorde jvan die lengte de koorde, welkers ieder keer o{loopentwxc fe ¦ ’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;cunden duuren. Defe dingen geftelt zijnde,
worden defe voorjf ellen gemaakt, van welke ieder twee nbsp;nbsp;nbsp;heeft : de e£’;'y?^‘wcrkinge
_ -/“-l- r _ J J____J____XT'W^ i
vinden zult. T w
EEDE Gevolg,
Dog foo ge begerig zijt te weten, hoe veel j gefchieddoorde vermecrderingevanginjerde een draad%^ncci\ voet op alle geaevene vierkanten van de z Colom enkchjk fonder ge-
D« kecrcn
ceu draadvotiecn voet op alle gegevene dl te vin- hoogte docd; neem foodanig eengè-boü^t‘g!.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;u gelieftjCn deflelfs wortelTjA geven
geven xj^n- ’t gene gy fockt. By voorbeeld luit iemand te weten hoeveel keereneen kleine koorde óiOQ.t\
broken getallen, de andere gefchicd door de vermeerderinge der gebrokene, gelijk volgt.
V o o R S T E L.
Eerst Tgt;e lengte 'vaneen koorde‘welkersnbsp;hyfondere ioopen of keeren drie fecundennbsp;duuren.
terwijl cengroote koorde van 3 6co voeten, een keer doet; trekt uit 3 600 de \vortel, en ge fultnbsp;60 keeren hebben ^ die ge focht in de kleinenbsp;koorde. Laat er een koorde zijn van foo groot |nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;werk; vermeerdert , dat is het
een lengte , als daar is de affiant des Middel- jeerfte getal in de derde Colom, met het derde punts van het oppervlak der aarde , namelijk j van de tweede Colom, namelijk met 9 en ge zultnbsp;van 1697^000 voeten, welke de halve midlijn j hebbennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;doe hier by de vermeerdermere of
der aarde vertoont, en foo ge weten wilt, hoe , nbsp;nbsp;nbsp;i cn 3 ; namelijk 4, of, het|ene
veel keeren een koord van een voet doet, ter-! het felve is, de uitkomfl uit de vermeerderinge wijl de koorde die even gelijk met de halve, i^an de helft van het drietal C met het geheel,nbsp;lijn der aarde is, een keer doet; trek van |nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3 helft het is, en ge zult hebben |. ’ de
I ()j‘iooo c cvierkante 'Wortel,cvi^t7.\gt;i\x.\\eh-1 qefochte lenetevan de koorde, gelijk deTafel ben het geene gy foekt; namelijk 41 %o ^ 600 j tanwiiftnbsp;keeren.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•
11. Uitvinding E.
Een andereTzhl te maken, op dat de lengte ns der koorden, ge'weten worde,nbsp;hoe xlt;rr/tijds, dat is hoe veel tweede minu-
IT. Voorstel.
’De lengte van een koorde te vinden j welkers byjöndere keeren vier fecunden duuren.
Vermeerder het getam metió het vierde
ten j ieder keer van de gegevene koorden i vierkant index Colom^ en ge zulthebbeh48, duirt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I vermeerder wederom de helft van het viertal,
/ j r nbsp;nbsp;nbsp;1. t _nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦ i '1 dat is x, met het geheefwmlkers helft het is,na-
eerjle Co nbsp;nbsp;nbsp;giftelt wdaihequot; “nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;“ d”oegde uitkomft 8 met het
60 ; in weitas nbsp;nbsp;nbsp;^
len geftelt worden de vierkanten van de daar j
mede overeen komeTtdetyden,^‘c\kQVR^\\{o\\-\ nbsp;nbsp;nbsp;m Voorstel.
der moeite heeft, terwijle nbsp;nbsp;nbsp;inordre 'p)e lengte van eenhoot^c. te vinden j welkers
met malkanderen vermeerdert zijnde, defelve i nbsp;nbsp;nbsp;eene keer vijf fecunden duirt.
vcrtooneigen lode getallen van de nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;..^i
niet anders aanwijfen als de wortelen der vier- \ nbsp;nbsp;nbsp;wcGcrom het 3I met het vijlde
kanten befchreven in de tweede Colom. De der- i nbsp;nbsp;nbsp;fecunden, dat is, met X5 , en ge
de Colom bevat de langtens der koorden mvoe- nbsp;nbsp;nbsp;75 ; vermeerder daar nadeheiit
teuj w'elker keeren getoont worden foo laiwe te
van het vijftal xf met het geheel, waar van
duuren, als de tweede minuten daar tegens o-1 nbsp;nbsp;nbsp;is, dans, met 7, en voeg de uitvet ftaande in de eerde Colom met haer over!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;een weinig te vooren ge-
een komen. De Tafel nu van defe wmrt i nbsp;nbsp;nbsp;u
op de volgende wijfe na de konft opgemaakt, i ^ nbsp;nbsp;nbsp;g^pcat wiert, gelijk de
Wy onderftellen dan eerfi dat een $aad van | toont.
drievoeten en een halve een/^eer doet in de tijd! nbsp;nbsp;nbsp;iv. V o o r s t e l
van een tweede minuit: waarom dit getal als de |
grondflag van de ganfche Tafel met recht de i De lengte van een hoosde te vinden, welkers eerfte plaats in de derde Colom heeft: want uit jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;eene keer fts fecunden duirt.
defes vermeetderiogevandevermnigvuldig-1 Vermeerder wederom Blmet het felle vierde getallen inde nbsp;nbsp;nbsp;d.e; kant der fecunden, dat is met ,6, en voegby de
ften inde derde Colom vertoont, geujh gy ,n het feftal, namelijk 5 met het geheel, melkers
het voorbeeld fien zult.
Eerft 51 het eerfte getal in de derde Colom, vermeerdert zijnde met het tw’'eede getal in denbsp;tweede Colom^ dat is met 4, geeft i x,by welkenbsp;foo ge X doet, het tweede getal in de eerfte
helft ’t is, op 6 namelijk uitkomende en ge zult hebben i x6,de lengte van de koorde die ze fochtnbsp;wiert.
V. Voor-
boek , Middelpukts BESCHRYVING.
57
Cap. IV,
behulp van een draad van drie voeten kan ge-fchieden , xullen \vy te defer plaatfe betoonen. Neem een draad van drie voeten en een halfj
7875 hooo' is. Op defe wijfe zullen i o een koor- ter degen met fijn fwaarte voorden; want defe de van 3 5^0 geven; en foo al voorts.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;volgens de opmerkinge van Merfennm zal dog Merfennu».
En de gemlleiij die boven de 3 o minuten tot j fijn loop en wederloop met de üjdvaneen tijve-1000000 toe in de 2 öjv/vervat worden, too-nen alleen, hoe groot een koorde zijn moet, welke eene keer doet, terwijl dat een koordenbsp;van drié voeten 30,40,5'o,6o,7o,80^90,100,
1000, 1000000 keeren doet. Daar wort dan gevraagt hoe groot een koorde zijn moet, wel
eerjfe Qolom foeken j en het gene met het felve over een koiAt in de derde Colom, 7.al gevennbsp;het gene gy fockt, een koorde, namelijk die
de miniiit, dat is, h vaneen eerfte minuit ^ of van een uur uitmaken. Maar deii uitftcken-den Geneesheer en Wiskonftenaar ^oh. Mare.
Marei neemt tot het gebruik vande loop-kimdige dingen een pafloot van vyfvinge-
_______, . - nbsp;nbsp;nbsp;en wat meer lang; want hy heelt onder-
ke eene keer doet, terwijl dat een koord vanlyonAtn dat nbsp;nbsp;nbsp;van het felve met de
drie ^’oe^mIoooooo keeren doet. Ik fegge dat j flag van een Jlagader overeenkomt, foo dat defe koorde 15'00000000000 voeten lang moet i men het daar voor moet houden, dat dewijl eennbsp;zijn,welke tot mijlen gebracht,geven i oopoooo i flagader in de tijd van een uur 48 ^o maal flaatjnbsp;; defe wederom tot halve middelijnen ^ even ook fo veel keerenhet pafloot doet. Maatnbsp;der aarde, welker eene 1145 mylen bevat ge-! nademaaldefe foofnelle ja alderfnelfte bewe-bracht zijnde, geven 18x99 halve aardfe mid- j ginge^ om de kleinheid van de kring niet geheelnbsp;delijnen, en foo zoude de koorde in de ruimte ! lange duurt, foo is her genoeg, defelvetotdenbsp;van elf dagennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jbewegingc van het ^ajtoot een tweede minuit.
En gehjkerwijs de koorde in allendeelede jgelijk zy te verlengen, welk pafloot dusver-hoogte van het nbsp;nbsp;nbsp;te boven gaat j alfoo I lengt gelijk zal zijn met het pafloot van voet
niet meer gemerkt of gefien konnen worden, 'Mgt;\s^x.aangroejen^z.s kruiden. Hier komt by,nbsp;dat het gewichte ^ welk de koorde zoudenbsp;fpannen, in allen deele de ganfehe klomp vannbsp;het lichaam der Aarde zoude moeten in grootheid en fwaarheid te bovengaan, omdefelvenbsp;voort te fetten. En de koorde zoude eennbsp;Im moeten hebben van i z voeten, op dat hy denbsp;Iwaarte zoude konnen verdragen, die ander-
zoude de keer of weerflag, of bewegingevan vanilf(?rye#«?«'geftelt, bequaamomeenfccun-de koorde in de tijd van elf dagen voltrokken, de te meten.
Ook zultge dufdanig een pafloot, door eigen opmerkinge en ondervindinge na defe kunfl; op maken. Neem afloot dat foo watnbsp;langachtig is ^ en hetfelve beweegt hebbende,nbsp;fie , hoe veel keeren en wederkeeren\i^t.\x\.è,^nbsp;ruimte van een vierendeel uurs doet ; en genbsp;zult bevinden dat het 3 00 maal loopt en weder-loopt. Daar uit zult ge derhalven befluitennbsp;jdat het felve in de tydvaneenmrYioomzAnbsp;fluts door fijn eigenfwaarheidgewis en feker ’loopt en wederloopt. Welk dat is dat ge be-zoude breken : alle welke dingen door Wis-,geerde te weten. Maar op wat wijfe doornbsp;konflige redenkavelinge uit - gebreid konnen ^ dufdanig een draad de bewegingen der Ster-worden. Hier komt by dat een koorde door ren te meeten zy, fie dat wijlopig verhandeltnbsp;feker gevvichte te feer befwaart zijnde , door Un Almag. Nov. van den fcer geleerden Va-fljne keeren niet een halve kring , maar een • der Johann. Baptifl. Ricciol. alwaar ge alles Job.'Baptjnbsp;half langwerpig rond he.{d\nflt, het gewicht I wat tot dit werk kan vereifcht worden, vindennbsp;namelijk aan de koorde vafl; gemaakt _, de koor- j zult.
rond, of langwerpig rond zoude befchrijven; W'elk echter niet zoude gefchieden indien hetnbsp;gewügte aan een yfere ketting valt gemaaktnbsp;was.
III. Sterrekundige Uitvindinge.
Tijdmetinge te maken ^ welke de alderkleinfle deelen der uuren aanwijfl.
Daar is niemant van èiO. Sterre-loopkenners
de door fijn fwaarte verder als een halve Maar van alle defe tot noch toe door fchran-kring uitfettende ; tvaar door het gewachte dere Konflenaars uitgevondene uurmetingen allengskens meer en meer na de hellingevan , voert de Vlag feker nieuw flag van een utir-de koorde verfw arende, nootfakelijk feker ei- werk nu onlangs gevonden , het welk alleen
ofhy weet, van hoe groot een aangelegentheidi by dat in de nette metinge der tyden ^ de naukeurige verdeelinge der uuren,en wel tot j om de beweginge der Hemelfche lichamen opnbsp;het aldcrkleinfte gedeelte der felvertoe, in tie ,het iiauft w^aar re nemen, van éit Sterrelogp.‘nbsp;praélyk der Sterreloop-kunde zy; foo dat daar-1 kenners niets gemakkelijkers,fekerders, en uit-om die gene die haar met het meten der He~ nemenders kan vereifcht worden. Maar de wijlenbsp;melfcher liehamen befig houden, nergens meer wy delfelfs toeftel en gebruik in ’t breede in no-in gearbeid hebben, als om een uurwerk, welk ftro Itinerar. Hetruje. befchreven hebben, foonbsp;de alder kleinfle deelen der uur en v ertoonde,uit wyfen wy onfen Lefer daar henen.nbsp;te vinden; het w?elk fy tot noch toe niet hebben
konnen vinden; doch dat fulks alleen door het nbsp;nbsp;nbsp;Hnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I V.Land-
I Deel.
door een enkele keer van een pafloot of flinger niet alleen de uuren , maarookdequartieren,nbsp;eerflc minuit, en dat meer is een tweede minuit net aanwijft. En gelijk het felve eennbsp;fchoone en feer treffelijke vindingeis , foo isnbsp;her qualijk uit te fpreken , in hoe groot eennbsp;verwonderinge de toekijkeren verrukt worden, als fyfien dat het pafloot als door een gedurige beweginge gedreven wort. Daar komt
en
-ocr page 85-DE ONDER-AARDSE Cap. IV. de haven is; foo 3600 drie ^ f004800 werden gy vinden zult, door’t verkorten of verlangen foo voorts.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van een van beide de einden der koorden. Maar die defe praélijk op het naauft wilj Want by aldien defagteras is, moet men doorfnuffelen, zal lichtelijk hen, dat het geen-1 de koorde verkorten, foo te traag verlen-fmts beftaan kan^ het gene op foo wankel-jgen , en op defe wijfe zultge voortgaan, tot niet als feer befwarelijk kan verfchoven worden , en fchuif defe kogel voort tot boven de eerfte veertigfte trap R, van de lat A B met dienbsp;voorfigtigheid, dat de koorde AB , niet vannbsp;fijn eerfte lengte verfet worde. Soo ge dan opnbsp;een andere dag de verfcheidenheid van de kloppingen der flagaderen wilt weten, dan zultge ofnbsp;door verlangen of door verkorten een van beide de einden der koorde fo verre voortfetten,totnbsp;datge die lengte van de hanger krijgt, door welke een keer met een klopptnge\zndamp;fagadernbsp;over een komt; welk gedaan zijnde, fie welkenbsp;I trap de kogel in de lat affnijt ; want defe falnbsp;Laat eerft en voor al een Werktuig gemaakt I het onderfcheid der kloppinge zijn tulTchen hui- ” :hi worden op die wijfe en dat fatfoen. Neem een 1 den en gifteren welk gefocht wiert. 58IV. Land Beschb.yvende Uytvindinge. Of de Lengtens der plaatfeii door hulpe vannbsp;een tijd-meteiide draad konnen gevonden Veelc onder de hedendaagfe ls.on^tn2axs zijnder, die haar ingebeelt hebben dat fy doornbsp;behulp van defe draad diC lengtens derf laat-feil konnen na v orfchen ; en fy meinen dat mennbsp;het kan doen op defewijfe. Men moet op hetnbsp;felve oogenblik als men uit de havlen af fteektnbsp;* Aftrola- door een * Sterre - hoogten-meter net lettennbsp;hoe laat het is ; daarnanioetmen op de felvenbsp;ftond, op welke een Schip regelrecht na Oo-ften of na Wellen feilt de keer en van hetnbsp;werktuig tellen : by voorbeeld; laat het in denbsp;tijd van een uur 1200 keeren en wederkee-ren doen. Soo ge dan het Schip door een rechte weg , en geftadige wind , voort gedrevennbsp;zijnde, bevint dat in het Werktuig 2400 keeren en wedcrkeeren gedaan zijn , foo zultgenbsp;befluiten dat het Schip twee uuren verre van bare en onvafte grondllag fteunt. Want in defe plaats wort voor - onderftelt een altijd ge-lykwefige beweginge van het Schip en een altijd cveh eenfe voortgang, welke dat fy die naulijks een uur lang aan malkander konnennbsp;houden, om de veranderinge en ongeftadig-heid van de wind, my de Schippers ten heiligen fweeren. Het tweede is, dat dufdanig eennbsp;Konft-ftuk, geen gevolg fchijnt te hebben ^ alsnbsp;dan , wanneer het Schip een rechte koersnbsp;hout, dat is regel recht nahetOoftenofWe-ften gaat. Daar komt by de fwarigheid om denbsp;keeren te tellen ^ dewijle het naulijks kan ge-fchieden , dat foo veel en foo groote keeren,nbsp;als door een geftadige handhoudinge van denbsp;Werk-baas , twee of drie uuren lang fondernbsp;miflag of haperinge konnen gedaan worden,nbsp;de oogen op foo veele kleinigheden en minderingen , met groote moejelijkheid fchemeren-de. Dewijle dan dit doen in de praftijk tennbsp;hoogften verdrietig en ontelbare mifllagenomnbsp;het gefchreeu en geraas vaii de Jantjens onderworpen is, behalven de boven aangewefenenbsp;fwarigheden : foo ben ik van verftand dat mennbsp;het in het ftuk der hand-befchryvinge geenhnsnbsp;behoort in het werk te ftellen. Maar van defenbsp;dingen was in nof- Concil. Geograph. breedernbsp;gehandelt ^ welk indien het my niet diefachtignbsp;was ontftoolen ^ mogelijk foude den Lefernbsp;daar in faken gevonden hebben die tot defennbsp;handel niet ondienftig geweeft zoude zijn. V. Genees konstige EJitvindinge. 'De verfcheidentheden van kloppingen der flagaders te vinden door behulp van een tijd-metende draad. |
WERELD, lat K'amp;, welkers bovenfte oppervlak gy ver- Uitvin-deelen zult in foo veel gelijke deelen als ’t u be-lieft, by voorbeeld in 100 of 5quot;o,en defe foo verdeelde lat fultge op de ftandaart A C, foodanig vaft maken, dat hy van fijn plaats niet kan vcr-fchoven worden, laat ook de voet van de ftandaart , foo Iwaar met loot worden voorfien datnbsp;het Werktuig daar door foo vaft ftaat, dat hetnbsp;geen lints kan beweegt worden. Dit gedaannbsp;zijnde neem een koorde of draad, foo dun als denbsp;fijnfte die men opeen luit fpant, defe zultgenbsp;door de gaten A en B, aan de einden van denbsp;lat geboort fo vaft hechten, dat door de gewichten aan beide de einden van de koorde E ennbsp;gehangen, de koorde na u geliefte verlengt ofnbsp;verkoprt kan worden; en dan is het werktuignbsp;vaardig ; welkers gebruik foo ge gelieft tenbsp;weten , lees het gene volgt. Als ge dan vannbsp;de verfcheidentheden van de klofpingen dernbsp;flagaderen zult gelieven, proef te nemen ,nbsp;foek de eerfte keer ^ die met een klop van denbsp;fagader voor die tijd over een komt, welk dat ge een keer van de koorde vint, die met de klop van defagader ten eenemaal gelijk is, dienbsp;by voorbeeld is A F, of B E y want defe zal denbsp;lengte van de hanger welkers eene keernbsp;gelijk is met een Bof van den flagader, welkenbsp;gy neerftelijk zult tekenen,, door defe vond.nbsp;Leg in het bovenfte deel van de koorde v/elkenbsp;op de lat is een knop of kogel foo vaft , dat hy By |
Cap. IV.
By voorbeeld : laar Bide lengte van de' dersalsdehangersfooginsenw'ederlopen, tot Aanhakg-
fy daar dertig graaden of trappen af fnijt^ foo zultge af neemen dat het onderfcheid van denbsp;kloppinge des ftagaders van de voorgaande ennbsp;volgende dag 10 is, dat is, tien graden of trappen fnclder. Maar indien de klopping van denbsp;iaatfte dag flauwer is geweeft , dan moet denbsp;koorde B E foo verre verlangt worden, tot datge de gelijkheid van de keer der koorde met denbsp;kloppinge des ftagaders zult gevonden hebben;nbsp;en daar cn boven moermen aantekenen ^ wel
in K, als in haar Middelpunt zal ruften. Uit de-fe dingen volgt.
Dat de grootfte keer van de fnaar op defelve tijd de gcheele ruimte af legt, foo wel als denbsp;kieinfte of middelfte, en dat fte bochten foo welnbsp;E A, de grootfte, als IK, de kieinfte, en anderenbsp;die noch tuffehen beiden zijn j even langdurignbsp;zijn zullen.
Want dewijl de kracht en drift, waar door de fnaar A Bj uit fijnftreep der ru/le A B j getrok-ke graad of trap de koegel in de lat affnijt, en i ken wort tot E, foo veel te grooter, als de ruim-ge zult vinden, by voorbeeld, dat die in de 5-0. | te van de keer E F, langer is : hierom fal ooknbsp;graad of trap ftant houdt; en dan zultge ge-1 defelve foo veel tey/^mrr de ruimte F G, door
koorde zijn, welke met fijn keer een klofgt; van; datfy in de middellijn der beitieringe als in haar een Jlagader^ vaneenmenfchdatfoogefontis iilf/W^^fi^?/^?, daar fy natrekken, ruften : tennbsp;als ooit een menfch wefen kan, even gelijk is, • eenemaal op defelve wijfe gelijk als eenfiecn geen laat de koegel de veertigfte trap in R teke-' worpen na ’t Middelpunt der Jarde ^ 'niet aan-nen; maar daags dgar aan voeltge wederom de ; ftonts foo haaft hy tot het Middelpunt komt,nbsp;pols j en gy vint hem radder; waarom de koor-1 ruften ; maar heen en weer geflingert foo langenbsp;de Ba tot foo lang moet verkort worden, tot | de herhalingen van die geweldige bewegingenbsp;datge bevint dat een keer van de verkorte' door een evenmatige verminderinge vervolgennbsp;koorde met een kloppinge juift over een komt; i zoude, tot dat hy eindelijk in het Middelpuntnbsp;welk gedaan zijnde fie, welke graad of trap de j te ruft quam: op gelijke wijfe zal è^tgefpannennbsp;koegel in de lat A B fnyt. En laat ons ftellen! Jnaar A B, met kracht geroert zijnde in Ewe-dat de koegel uit de verkorte koorde te gelijke \ derom lopen tot F, en daar van daan tot G ennbsp;uit R in G voort ofte rug gefet is ; en oewijleiuit GtotH, en uit H tot I, tot datfy eindelijk
loopen, als de tuftTchenpofe van de eerfte keer grooter is. Waar uit nootfakelijkblijkt dat denbsp;overige inordre \o\gtnM, keeren even langdurig zijn; dewijle, die foo veelefy afnemen innbsp;langte en groote drift der keeren, foo veel tenbsp;minder en korter ruimte hebben om af te loopen; en foo de lengte ó.QsikeerenyoQtamp;tnx\)^ynbsp;in een omgekeerde evenmatigheid zy. By voorbeeld ; laat A B, een fnaar zijn welke 100 koeren doetj en laat fy met haar eerfte keer E F,nbsp;een voet afleggen, en met haar Iaatfte het hon-derfte deel van een voet,dat is, door de honder-fte keer IK. Ik fegge dat de eerfte keer E ^,hon-dertmaal fiielder is als de hondertfte, dewijlenbsp;defe hondertmaalftauwer, en min krachtig of
waar worden dat het onderfcheid der kloppinge wederom i o is, dat is ^ dat de kloppinge van denbsp;eerfte dag, 10 graden of trappen flauwer is,nbsp;als de kloppinge van de volgende. Niet andersnbsp;zultge om de andere kloppingen te weten j te!nbsp;werk gaan als op defe wijfe.
AANHANGSEL.
Van (^eovereenftemmende beweginge der fnaren.
Dewijle de beweginge der fnaren in de Sang-inftrumenten fich ten eenemaal op defelve wijfe heeft, als de beweginge der Afhangers, zul-lenwe hier fbmmige dingen in Mufurgia wijd-lopig verhandelt herhalen, op dat wy niet iets,
het gene tot Middelpunts PVysheidnoodagi geweldig, dan de eerfte, als de naafteaande is, fchijnen vergeten te hebben.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j ruftplaats zijnde.’tBlijkt dan dat de opficht van
het getal der keeren der fnaar en omge keert is, ten aanfien van hare langte. Maar of de koor denbsp;in de flippen die de ^É-Érr-^bepalen^gefegt kannbsp;worden te ruften, hebben wy wijdlopig verhandelt in Mufurg. noft. Fol. 4x8. En of wy ooknbsp;door wat voor een konftige vindinge het ook zynbsp;eindelijk tot de kenniffevan \\ttgetal êiCt keeren komen konnen; is ook daar ter plaats in hetnbsp;breede van gefproken.
Overeenstemmend Gevolg.
Uit het gefeide blijkt, dat de geheele reden Dat uhde 'vandeSan^konfl op defe onfe beginfelen fteunt.
Want dewijle ieder toon uit loo veel trappen hsu der van verlaginge en verhoginge gemaakt wort,nbsp;alffer flippen van gebogen keeren zijn, doornbsp;welke foodikwils het trommelvlies van’t oor,nbsp;eenige tuffehen tijd, g^even zijnde, van denbsp;Het is door de dagelijkfe ondervindinge be- beweegde lucht wort geflagen, fo blijkt middagnbsp;hent, dat de fnaren dat men gewoonelijk op klaar,^atfoowelde?00;?m^alsalledeowrm^-Sang.inftrumenten\tgt,gtr.ot^t2X]{\dt,X)\Qi‘m-gt;ftemmende en niet ov er eenftemmende ge fangennbsp;I. Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;H 2.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;niet
-ocr page 87-6o nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD, iv.Afdee- niet anders zijn, zhverfcheidene getallest \ CGj nbsp;nbsp;nbsp;beweegt wort als A B. Gevolg. be'-^'egingen des luchts die onfe ooren Baan, en Wederom,fo ge de fnaarCD,in vier gelijke dee-die door behulp van de fenuwen en geeften tot j len verdeelt,en een vierde vanCD,port te gelij-de herllènen en het verftand worden gebracht, i ke met A B, dan fal daar door dc overecnftem-By voorbeeld. Indien het trommelvlies van ; minge uitkomen dienmen eennoemt, het oor in eenfekerenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;twaalfmaal \ V\! 2Lnt^e.\\\]\Qiit{cmtamp;nver dubbelde evenma- wort geflagen; dan zal de van’t gehoor uit tigheid nbsp;nbsp;nbsp;, en het gedeelte ID, tot A B, voort» pen en wederloopen, als C D. Nootfakelijk dan | geluit en de keeren van de fnaar te gelijk zou- tvvaalTtrappen van een gevoelige rakinge faam geflelt worden; en de fiel zal door haar hoerende kracht gevoelen dat fy door defe twaalfnbsp;trappen, geheel anders aangedaan wort, alsnbsp;door eenig ander getal van Hagen. Laat ons de faak door een Exempel verklaren ; Darter twee fnaaren zijn A B, CD, van welke A B, twaalfmaal en C D, fejmaal denbsp;lucht door fijn keer geflagen heeft, en laatfe ooknbsp;even foo op de felve tijd en in defelve duringenbsp;het oor geflagen hebben,nootfakelijk zal de fielnbsp;de overeenflemminge «gevoelen, welke wy eennbsp;OdiaavoiachtjlenoQmtn, ondereen dubbelenbsp;evenmatigheid der keeren aangemerkt zijnde.nbsp;Want gelijk haar de fnaar AB,tot de fnaar CD,nbsp;en 6 keeren of bewegingen desƒ, hebbennbsp;tot IX, alfoo hebben haar tot malkanderen denbsp;bewegingen des luchts in het trommelvlies vannbsp;de ooren in geboren. En defe twee bewegingennbsp;foo die in een dubbele evenmatigheid zijn, fo zalnbsp;ook de beweginge des luchts in het trommelvlies ineen dubbele evenmatigheid zijn, dat iSjnbsp;terwijl de fnaar C D fejmaal, foo zal de fnaarnbsp;A B j twaalfmaal loopen en wcderloopen:nbsp;nootfakelijk moetmen clan cenOBaav of acht-fle gewaar worden, dewijl de fnaar A B, tweemaal fnelder beweegt wort, als de fnaar C D,nbsp;uit de boven gefielde beginfelen. Tweede Gevolg. vit een nbsp;nbsp;nbsp;Hier uit blijkt de oorJjrongvzwadlLtovereen- en niet overeenflemmingen. Want matigheid gelijk als uit de Eenheid alle getallen voort-fc^iendenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ook uit Eentoon alle de famenjiem- mende getallen, of overeenkomingen, en nieto-vereenkomingen.Laat ons een Exempel geven; Later twee famen gefpannen worden van gelijke dikte enlangtè, en door een gelijk gewichtnbsp;of fpan-yfer foodanig gefl;elt,dat fy htiatgelgk-tonig klinken. Het is feker uit het voorgaande,nbsp;dat gelijk haar de eene fnaar heeft tot de anderenbsp;en het gewicht tot het fpannende gewichtnbsp;van de fnaar, dat haar ook even foo de keeren ofnbsp;bewegingen tot malkanderen hebben; dewijlenbsp;dan de fnaaren even gelijk zijn, foo zullen denbsp;felve opeen gelijke tijd gelijke keerenoïhamp;'^t-gingen maken. A B, dan zal foo dikwils loo- moet men een Eentoon gewaar worden, dewij- G I Ie de eene den anderen 'mfnelheid niet te boven gaat. Maar indienge een van beiden tweefints,nbsp;zult gefneden by voorbeeld, CD in G, en GD, tot A Bj geport hebben_, dan moeter nootfake-lijk terwijl AB tot G D, of C G, dubbelt is, een of achtfte voortkomen, dewijl GD of |
fich onder defelve evenmatigheid heeft, als tot 4; foo volgt nootfakelijk dat de fnaar ID,nbsp;fnelder beweegt wort, als A B, alfoonbsp;datmen rekenen moet dat terwijle A B, eenenbsp;keer, ID, ondertuffehen vier keeren doet. Dewijle wederom de doordringing van de toon totnbsp;de toon fich heeft, gelijk ttn geroerde fnaar totnbsp;een geroerde fnaar, foo zal ID , by gevolg viermaal doordringender klinken , als de koordenbsp;A B, als viermaal meer gefpannen zijnde,als denbsp;fnaar A B, waar uit een fefliende overeenfem-minge nootfakelijk voort moet komen. Gy fiernbsp;dan hoe uit dit eene voorbeeld ^ de herkomjiennbsp;van alle overeenflemmingen konnen fpruiten. Maar die alle defe dingen klaarder gelieft ge-toont te fien, die fla op lib. 6. Mufurg. nofl. part. I. welk Chordofophia genoemt wort. Alwaar den nieufgierigen Leefer niets overgefla-gen zal vinden, van die dingen die verborgennbsp;fchijnen te zijn , en na buytenredighcid tenbsp;fmaken. Derde Gevolg. Uit het geene tot noch toe gefegt is, blijkt i»veda‘ datrer in èdtgeheel al, niets foo onbewegelyk is,nbsp;dat niet eenige, alhoewel voor ons ongevoeli- »ietnbsp;ge^ beweginge voortbrengt. Soo dat indien Godnbsp;de hoorende kracht van den menfeh verflerkte mde roe-foo foud’ hy door een oneindige verfcheiden-heid en geflcltheid en hoedanigheid der licha- ‘gelijk sg»-medj geflagen of geroert door de beweginge desnbsp;luchts,ook een gedurige overeenflemmingeyex-nemen. Maar de Natuur fchijnt dit den menfehnbsp;benijt te hebben; door dien ik door een dikwilsnbsp;herdane proef heb ondervonden, dat foo haaltnbsp;de keeren van eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gefpannen fnaar haar aan ’t oog door een gevoelige vertoninge doen fien, dat is, als men die tellen kan;dat te gelijkenbsp;op defelve tijd alle^c/«/Vophout, foo dat, denbsp;oore niet kan oordeelen het geene het oog fiet:nbsp;maar foo we de fnaar een weinigy?^ wr fpan-nen, datfe dan wel eenig geluit vernemen,maarnbsp;onder foo groote en foo radde en foo fnelle halen van de bevende fnaar, dat het ooge geenfinsnbsp;kan onderfcheiden, het geene het oor hoort. Sonbsp;flip namelijk flaat de natuur op haar recht, datnbsp;fy geenfmts fchijnt te willen toelaten, dat het den zijn. Waarom die geene uitlacchens waardig fchijnen te zijn, die haar te vergeefs affloven,nbsp;om de keeren der fnaren te willen tellen. Wantnbsp;alhoewel het oor oordeelt ^ dat de fnaar nietnbsp;meer klinkt, van welke ook het oog meent flatter gantfeh geen beweginge meer in is; het isnbsp;nochtans feker, flatter noch altijd eenige beweginge over blijft, ja ook^i?/^/^, alhoewel fo kleinnbsp;en fijn, dat het in geenderlei wijfe onder onfe finnen |
I. Boek , Middelpunts beschryving.
6t
overgelaten om de laatfie eindpaal der ginge te kennen, veel minder der keeren, welke
10000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000 deel van een fireefi. Welk voorwaar alle bevatting van onsver-ftand fchijnt re boven te gaan.Maar fic defe dingen in nbsp;nbsp;nbsp;nofir. citat. loc. |
En dit zijn de dingen welke wy vande7\Z^-?««r,eigenfchapp en hoedanigheid ^tsMiddel-fiunts inèiit Eerfie Boek van de Onder aar dfe Wereld, goed gedacht hebben voor af te latennbsp;gaan. Laat ons nu met verftand en pen toe treden om te befchryven die lichamen welkenbsp;rondfom het Middelpunt geplaatftzijn. |
© E
ONDER-AARDSE
VAN HET
FAN Tgt;E
HET I. HOOETSTUK.
^ nbsp;nbsp;nbsp;~nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Aardkloot , welke wy de
TAardje Wereld noemen; gelijk |die het einde cnMiddelpunt vannbsp;ahet ganfche Schepfcl is ; foo isnbsp;^defelve ook van de Goddelijkenbsp;^ Wijsheid de wcrkmeeftreffe aller dingen,dus door die kunft en dat vernuft ge-fchikt; dat alle de krachten die in het geheelnbsp;al, alle de verborgene eigenfehappen in de by-fondere ronden der Sterren, die als in het donker leggen j in defe als in een feker kort begripnbsp;De Aaid- geheel en al fchijnt by een gebracht te zijn. Ennbsp;^at moet niemant wonder fchijnen , want innbsp;’¦ defe heeft hy den menfeh als een Heere van denbsp;Wereld geftelt, op dat hy uit de felve, als uitnbsp;fekere wachrplaats, de grootheid, fchoonheidnbsp;der Goddelijker werken, en de onuitputtelijkenbsp;overvloed met fekere oneindige veranderingenbsp;aanmerken, aanmerkende verwonderen, verwonderende den Bouwmeefier van foo grootnbsp;een werk met eenforgvuldigebekommernilTenbsp;van fijn herte foeken, fockende vinden, gevonden hebbende in eeuwigheid befitten zoude.nbsp;En nademaal de meiifich door de loosheid en
tfch w hftigebedriegerye des Duivels, door de Sonde
— quot; der Eerfier Ouderen van God was af gevallen-, fo heeft fich,door de onnafpeurelijke hoogheid
Van het einde en oogmerk, der Aardkloot.
van de Goddelijke raad, den Eeniggeboornen Soone Godts, het Woord des Vaders, op dat hynbsp;den verdorven en verloeren menfeh in fijnenbsp;voorige (laat van waardigheid zoude herftel-lcn_, verweerdigt, om een menfehelijk lichaamnbsp;aangenomen, en met de menfehelijke natuurenbsp;vereenigt zijnde, in defe Aar dfe W?reld te ver-fchijnen , en daar des menfehen Saligheid tenbsp;werken. Het Woord is vleefch geworden, ennbsp;heeft in onsgewoont.
Welke hoogte en uitnementheid van dat voor-recht voorwaar foo groot is geweeft ^ datnbsp;het met recht de uitnementheid van alle denbsp;Goddelijke werken, oneindig veel, gelijk mennbsp;gewoon is te feggen, t e boven gaat; en derhal-ven hebben wy felf uit defen hoofde ó^ekAard-\ fe Wereld het Einde een Middelpunt van het
geheel Al genoemt.
De Wereld
»»/.
Want het is feker, dat het ganfche geftel des Werelds tot een feker einde van den grooten ennbsp;alwijfen God is gefchapen. Maar welk is datnbsp;einde? Warelijk men moet geenfints meinennbsp;dat die eer ft om fijn felfs noch om der Engelennbsp;wille j noch om dat Godt de Schepper iets behoefde, gefchapen is ; foo dan om wat anders;nbsp;foo dan om des Schepfels wille, tamp;ngevalle, fegnbsp;ik van den menfeh. Dewelke gelijk hyuitop-H 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fwht
-ocr page 89-6z
! reld, ook felf met al de Hemelfche Heirfcharen i dienen, en tot de Saligheid van het menfchely-I kegeftachtej fonder w-elke fy niet behoucle koude w'orden, mede w'erken zoude.
Hierom is den Aardkloot, boven alle lichamen der Wereld alleen met dit voorrecht begiftigt geweed , op dat al wat verwmnderens-I w^aardige krachten en eigenfehappen in het I ganfche gedel des Werelds verborgen W'aren,innbsp;I de eene Aarde als in een feker kort begrip, ge-, lijk wy boven gefegt hebben,zoudc worden uit-I gedort; op dat gelijk den Menfch ^ de kleinenbsp;\ IVereld^ en erfgenaam van de ganfche Were ldnbsp;\ alle gaven des Werelds in fich bevat, alfoo ooknbsp;de Aarde, het rijke van het menfehelijke gedachte, met alle de invloeden der Wereld ver-
¦ nbsp;nbsp;nbsp;rijkt, w^arelijkde kleine WereIdhon^cgtcvocmt De Aardenbsp;worden. En dardatfoois^toonen meer als over-vloedigde on tallijke verfcheidenheid en asti- invloed ianbsp;vloed der dingen, die de menfehen om w^el ennbsp;gelukzalig te leven wan nooden hebben, welke
; verfcheidenheid en overvloed wy metonfeoo-gen fien en handen taden konnen. Dewijle dan de Aardkloot foodanig en foo groot is , warelijknbsp;fchijnt de reden en waardigheid van de fake felf
* nbsp;nbsp;nbsp;te vereiflehen dat een voorwerp fuik een op-I merkinge op het aldermeede w aardig, met foo
groot een forge en naardigheid befchreven I worde, als immer mogelijk is. Het welk wy in
¦ nbsp;nbsp;nbsp;dit Werk, na de mate die ons is gegeven, en foo
* nbsp;nbsp;nbsp;veel als de fw'^aarheid van ons begrip toelaat,ful-len ondernemen. G O D de Werkmeefter dernbsp;. Wereld ^ en gever van alle licht zy ons voornemen gundig.
Cap. I. jjcht van fijn beftaan de dingen die van een li-ehameiijke en verftanelijke nature zijn eeniger maten begrypt;aIfo is liy ook in opficht van fijnenbsp;ftoffè met lichamelijke f nnen begaaft geweeiljnbsp;ten dien einde, op dat hy het tonneel van de /i-chamelyke JVereldzoude befchouwen; maar innbsp;opficht van fijne forme of gedaante, door fijnnbsp;verltand alle de palen van de lichamelijke na-tuure re boven gekomen zijnde , de Goddelijkenbsp;Konftenaar en Werkmeefter erkennen, prijfen,nbsp;en hem beminnende in eeuwigheid befittennbsp;zoude. De Wereld dan met alle de Hellingennbsp;der ronden is gefchapen gewéeft eerjl om Gods,nbsp;ten tweeden om èitt Menfchen, maardemen-fche om Chrijti wille , God en Menfch, hetnbsp;Woord dat vleefch geworden is j welke hetnbsp;laatfle einde en uiterfte perk van al het Schep-fel is. Waarom ? op dat hy den menfch,die hy nanbsp;de gelijkeniflè van fijn beeld hadde geformeert,nbsp;en nu door de verdorventheid van de Sonde dernbsp;eerder Voorouderen veriooren, tot fijn uiterftenbsp;einde, waar uit hy gevallen was, welk is Godsnbsp;genadig aanfchouwen,en een altijd durende ge-nietinge van het opperde goed, weder brengennbsp;zoude. De Aarde dan het voornaamde en eerdnbsp;voortgekomene lichaam der Wereld j isvoort-. gebracht geweed om den Menfch en w^ei dennbsp;Menfche Chriftm j het Woord des Vadersjnbsp;welker inwoonder hy heeft willen worden,en innbsp;de felve de Saligheid der Wereld w^erken. Hetnbsp;Bet einde paiifche koiidduk der Wereld dan is ten defen
waarom ae nbsp;nbsp;nbsp;jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. i •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r
Aarde van ctfide van ccuwigheit voorliet! en verordineert, God^«- jiiet om dat die alleen om haar felfs wille zoudenbsp;fchtt^en ts.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fy jg Aarde, als
het voornaamde en einde vandegeheele We-
Cap. II. [ Elijkenvijs QtnBouwkonftenaar eenKo--ninglijk Palleys zullende optimmeren, eerd alles in ’t gemeen en in ’t byfondernbsp;in fijn verdand overlegt, en met de grootdenbsp;voorfichtigheit na de gelegentheit en bequaani-heid van de plaats omfiet en overw eegt het fat-foen, van ’t ganfche toekomende gevaart, doornbsp;een feker Bewerp en tot vermaak van deVord,nbsp;en tot het huis gebruik, de nootfakelijke duk-fcen in het byfonder, af tekent; daar na volgensnbsp;die tekeninge als een eerfte voorbeeld de Fondamenten legt w'aar op het gebouw daan zal, denbsp;onderaardfe kelders tot gebruik der werklieden , doven, en winkels der werkhuifen fchikt,nbsp;de verdeelingeii in verfcheidene ordres van ka-gaanderyen, en falen onderfcheit,Too-tens om de uitficht tot vermaak van de kijkersnbsp;in de hoogte met verfcheidene fedoenen optrekt. Bedden der Hoven voor Planten,Kruidennbsp;en Blomdragende vruchten afmeet, en ten laa-den verborgen buifen tot Fonteinen legt; eindelijk t begonnen Palleis, met den huifraat vannbsp;tapideryen, beelden, en alderhande kodelijkennbsp;inboei opfehikt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i |
_Niet anders heeft de eeuwige Wijsheid GODS zullende voor het menfehelijke gedacht het Aards Paleis, de Wereld, feg ik,bou-wen, eerd de fondamenten van den Aardklootnbsp;gelegt j op datter niet gefegt zoude konnennbsp;wor(^en datter iets ontbrak, en tot vermaak, ennbsp;tot nootfakelijkheid diende, welk niet gefcha- Devaflitnbsp;pen was; welke Wereld hoewel die op geennbsp;grond-dag, op geen deunfel daat, maar doornbsp;fijne ogenblikken gewikt zijnde , altoos onbewegelijk blyft; echter door het vermogen vannbsp;de Goddelijke kracht foodanig is bevedigt geworden , datter geen kracht van dat vermogen^nbsp;geen bulderen van rafende winden, geen ge-W'cld van dindende baaren of van de zee ofnbsp;fnel lopende revieren foo groot ïy, die defel-vehetaldermindedat ik niet en fogge van hare dant verfetten, ja felf het alderminde duknbsp;daar van uit fijn plaats bew^egen kan. De Aarde dan is niet anders,als de Aardwa- wm * teragtige Kloot der Wereld, van de Goddelykenbsp;Voorfienigheid daar toe gcfchikt, op dat het ge- x.y.nbsp;dachte der Menfehen daar in zoude woonen,nbsp;verfien met alles datmen w^enfehen kan om welnbsp;gemakkelijk, en gelukfalig te leven, geplaatd innbsp;het midden van het heel Al, op dat hy van allenbsp;de lichamen der Wereld, en klooten der Sterrennbsp;van alle kanten verlicht, door de invloejingen van |
II.boek, VAN HET werkstuk DES AARDKLOOTS. 63
C AI*. II. van boven vruchtbaar gemaakt, en tot de groei | yerfcheide ¦ allerlei flach van voorttelingen befielt kon-worden. De ganfche klomp heeft hymetnbsp;op dat nergens foo noodfakelijknbsp;Aaide. een hooft-ftoffe ontbreken zoude ; de bergennbsp;heeft hy als tot dijken geftelt voor de wateren,nbsp;en om de kracht van haar force te flutten, en
overfchoone bergplaatfen, voorben met overvloedige en heilfame bergftoffèn, en onuitputtelijke treforen van koitelijke gefteenten, en tot vermaak des levens , en tot nootfakelijknbsp;gebruik van het menfchelijke geflachte, voortgekomen.
Maar op het buitenfte oppervlak zijn uit- Helt; uiter-om de felve met een gedurige overvloet van! muntend veel groene wouden, door te toppen nattigheid re befproejen; hy heeft hem met on-1 der bergen als door fekere torens onderfchei-telbare holen uitgeholt; onder aardfe kuylen den, wijd uitgeftrekte lufthoven van weiden,nbsp;als fekere winkels der nature, en om het vier, weeidrigencierlijkraetboomen,planten,bloe-enomhetwater,omdeverfcheidenewerkinge men, en vruchten van allerleiflachovervloe-der nature te toonen toebereid, heeft hy te dien dig opgeciert, en met de fachtevloet van oneinde daar in gemaakt, op dat het gene Vulca- telbare fonteinen :en Rivieren bevochtigt, uit-nus in die foo woefte hoeken door eenen langen gefproten.
door buifen , als door groote aderen des li chaams, aan alle en byfondere deelen bequa-melijk zouden mede gedeelt worden uit welke wonderbare mede deelinge , gelijk uit de
arbeid heeft toebereid te weten de voetfelen' Dushebben wy eenfcker grof ont'uverp van der nature in de diepfte fpelonken der holen, den Aardkloot gefien ; daar is niet verders
felve een vcrfcheidenheid v^an ontelbare fa byfondere foo in wendige als uitwendige leden ken komt, en in de ingewanden binnen den van groote gevaarte met die naarlligheidnbsp;Klomp der Aarde j enindeflelfs buitenfte op- en getrouwheid de welke daar toe vereifchtnbsp;pervlak voortkomt, alfoo zijn ookuitdefelve) word, voldoen.
Het III. HOOETSTUK.
Vm de Namuv en lamenftellinge der Wereldfè Klooten of Sterren, en hoe fy tot de benedenjle Wereld in Vloejen.
Cap, III. TT^At Wereld met ontelbare nbsp;nbsp;nbsp;li-\ Ten tweede om dennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en tot gebruik
^chamen is voorften , kan niemant ont- i van het redelijke Schepfel,en by gevolg om den kennen als die , dienietdeminfteken-'y^iflrlt;f^/(?ö^ ^ welke de eigen verblyf enwoon-nis van de leere der SterrekundehQamp;ix., fom-1 plaats van het menfchelijke geflacht is.nbsp;mige van d,efe hebben den naam van ‘Planetennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ten derde tot behoudinge van het geheel al;
of dwaal, andere van vajle jlerren verkregen, j op dat gelijk in de kleine Wereld van het menin drie dingen echter komen defe lichamen\fe\\amp;\\f.amp; lichaam het eene lid het andere koe-of klooten alle en in het byfonder voornamelijk Iftert, en door een wederfijdfekoefteringe alle over een.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;| dé leden de byfondere, en de byfondere alle de
Eerfi dat fy alle uit een vloeibare envafte [leden ten dienft ftaan; alfoo ftaan ook deli-
overig, dan dat wy het ganfche geftel by Hukken aantallen ; welk wy dan ter degen zullen doen , foo we de f licht van een kondig ennbsp;trouw ontlederl\n hetbefchryven van alle en de
ftofte faam geftelt worden.
Ten tweede ^ dat fy door haar eigen Middelpunt vaft gemaakt worden.
Ten derde , dat fy door eenkringswijfebe
chamen van de groote Wereld als fekere lede-materi; door wederfijdle invloejineen en krag~ ten die aan yeder eigen zijn malkander tennbsp;dienft, en of door een onmiddelijke invloed, of
die overvloedig in Itïner. nofir.Exflat. verban-' dek hebben , foo wil ik defelve hier niet herhalen, maar, ’kzal alleen in het algemeen ^ hiernbsp;fommige dingen, welk tot ons oogmerk op hetnbsp;meeft fchijnen te dienen, onderfoeken: En datnbsp;is, of alle de Sterren in eigenjehappen en krach-tenverjchillen gt; en of fy aüe tot bet Aardfe Lichaam invloej en.
Wat \\Qieerfte aangaat, hetisleker, dat de groote en alwijfe Schepper, niet alleen tot cie-raat, maar tot tallofe einden, den Maker vannbsp;het konft-ftuk der Wereld alleen bekent, hetnbsp;geheel-al gefchapen heeft, van welke de fwak-heid van het menfchelijke verftand alleen drienbsp;weet; te weten, de Eere m Heerlijkheid desnbsp;Scheppers; want de HEERE heeft alle dingennbsp;om ftjnes felfs wille gemaakt.
weginge gedreven zijnde, en door het invloejenj door behulp van de tuftchen beiden zijnde li tot de Aarde ^ en tot haar felven onder mal-j chamen, koefteren, voeden,verfterkcn, en ein-kanderen, tot behouding van het geheel-al fa- delijk door dit onderling verbond van vereeni-menfpannen. Allcwellfy dingen, dewijlc wy' ginge verbonden zijnde, behouden fy gedurig
quot; quot; ” nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;den een den anderen;doch defe onderhoudinge
zoude tevergeefs geweeftzijn, tenzy die tot een liooger einde gedient hadde, welke is ge-weeft de uiterfte onderhoudinge van de Aard~nbsp;kloot en foo van de menfch of kleine Wereld.nbsp;Nademaal alle de krachten die in het ganfchenbsp;werkftuk der Wereld verfpreit 2;ijn, al wat rijkdom in de klooten der Sterren is, God in de eenenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;als in feker bundelke by een ge
bracht heeft, op dat fy voor den menlch die alles in allen worden zoude, het kort begrip van alle dingen die inde Wereld uitblinken, ja denbsp;kleine Wereld, een wel gefchikte woonftedenbsp;met even foo een toeftel (alle de lichamen vannbsp;deWereld tot dit einde famen fpannende) bereiden zoude.Want alle de klooten ècexSterren, ge-! lijk die niets ontfangen hebben van de aangrbe-
jende
-ocr page 91-6i{
werkend voortbrengt. Want gemengde dingen , van welke een ontelbare verfcheidenheid in defe kloot der Aarde gefien wort^ dcwijle dienbsp;een gedurige voedinge der hooftH:ofïèn,uit welke fy haren oorfprong hebben genomen , vannbsp;nooden hebben; en de Aarde, in haar ftant-plaatfe onbewegelijk vall blyfg, fo volgt nootfa-kelijk, darter feker bewegelijk medelydend lichaam is, welk de fadelijke deelen in ieder gemengd ding ingefchapen tot voorttelinge aanprikkelt; op dat het door fijne altijd durendenbsp;invloed j en her gene voort gebracht is , hoeftere , en in de kracht van fijne voorttelinge,nbsp;het geene bevrucht is, behoude. En dat doennbsp;de lichamen der Sterren die boven zijn; welkernbsp;invloejingen clewijle die gevoelt konnen worden , foo moeten die tot iets noodfakelijk zijn;nbsp;want daar is niets te vergeeis, noch van GODnbsp;te vergeefs gemaakr en voort gebracht. Soo dienbsp;invloeden dan nootfakelijke zijn, foo moetennbsp;die fekerlijk noodfakelijk zijn om de benedenflenbsp;Wereld en te befielen en te behouden. En na-demaal het wel de fijnfte gedeeltens zijn van denbsp;hooftftoffen en beginfelen der Nature , alfoonbsp;zijn hetpok de krachtigfte en meeft daar toe be-quaamfte, en daarom moeten fy noodfakelijknbsp;tot de famenftellinge van alle gemengde dingen het hare doen; en de oneindige veelheidnbsp;der gemengde dingen, geeft ook een oneindigenbsp;veelheid, en een overvloed van inhangendenbsp;krachten van Hemelfcbe lichamen 'te kennen. durigen invloed van de bovenzynde lichamen i Maar defe dingen lbo in het algemeen verklaart beftaan kan; gelijkerwijs het niet kan gefchie- hebbende, laat ons aanftonds tot de byfonderenbsp;den, dat een lijdend beginlel iets fonder krachten der SterrentoQ treden. Het IV. Hooftstuk. de Son en dejjelfs'ber'^onderem leaardigW ^ krachten, en eigenlchappen, -^aar door hy in de Aardlè Werelt inAoeit. E SON, de eerfte en voornaamfte ISterre der Wereld, de Fonteine en oorfprong van alle warmte en licht, denbsp;fourftë van het leven van de ganfche benedenfte Wereld, de waaragtige en naturelijkc hoofc-ftoffe des vuurs, van den grooten en alwijfennbsp;GOD uit de eerfte vervverde klomp der Wereld voort gebracht, en uit een groot gedeeltenbsp;van het eerfte licht geftremt, beftaat uiteennbsp;vafte en vloeibare ftolfe; gelijk heden ten dagenbsp;door behulp van Verrekykers meer als overvloedig gebleken is, welke als men die befigt,nbsp;foo barnt en brand hy niet anders door een gedurige kokinge, als met groote baren gelijk eennbsp;grooten Oceaan. Dat hy ook rondom dat eigennbsp;Middelpunt gedreven word,geven genoegfaamnbsp;te kennen de ontftantvaftige nature, en fchielij-ke veranderinge der vlakken,welke niet andersnbsp;zijn als groote uitvvafemingen van deflenvu-rigen Oceaan. Van alle welke 1 Schijnbeeldennbsp;der Sonne, dewijl e wy daar van ht It ener ar.nbsp;nofl. Exflat. breedfprakelijk gehandelt hebben , foo wyfen wy den Lefer daar henen. De groote en algoede GOD die alderwijfte Bouwkonftenaar der Wereld, voornemende ditnbsp;Wsreldfe geftel te maken, dewijle hy fach dat Cap. III. jende of gevoeleii4e nature, lbo zijn die enkel en alleen door ztwfamenfleüinge der lioofcftof-fen geftremt j en foo hebben fy foo door de wille GODS, als in opficht van hare llant, welkenbsp;fy in de ruimte van die groote Oceaan de Luchtnbsp;ieder byfonder hebben gekregen, en ook doornbsp;de verborgene krachten van den invloed vannbsp;haar naby zijnde Hemelfcbe lichamen ondernbsp;een andere en andere geftelteniflej ieder fekerenbsp;uitnemende en byfondere en toegepallenbsp;giften gekregen, met welke fy het lichaam dernbsp;Aardej door hare gedurige invloed, en door foonbsp;een verfcheidenheid van faken, over welke wynbsp;ons dagelijks verwonderen j zouden gelukkignbsp;maken. Alle krachten dan die in her geheel alnbsp;verborgen zijn, ontfangt in fich, koe{lert,ennbsp;verkeert tot het gebruik der menfehen , denbsp;Aardkloot alleen, ais het gemeene onderwerpnbsp;van alles. Maar hoe dat dit toegaat, is nu tijdnbsp;datwy toonen, opdat de diepeverborgenthe-den van onfe Aardkloot ^ of Onderaardfenbsp;re/i/meer enmeeruitbiinken. Waar van daannbsp;dan foo groot een verfcheidenheid der fakennbsp;die in het lichaam der Aarde uitmunten, voortnbsp;komt,en hoe defelve voort gebracht vvort;moet,nbsp;getoont worden. Het is feker, naderekeninge vanalle lofophen dat de benedenfte dingen door behulpnbsp;van de bovenfte bellaan; en darter tuffehen dienbsp;foo grpot een verband is^ dat het onmogelijknbsp;zy, dat de benedenfle Wereld fonder een ge Cap. IV. |
defelve fonder een voornaam werktuig noch beftaan,noch tot voortbrenginge der dingen be-quaam zijn konde, heeft aan de Wereld dat,nbsp;waar door wy alle leven, beweegt worden ennbsp;zijn,voor afgenaaakt;namelijk hy heeft dat verwonderenswaardige vat,z\s een feker af beeld-fel van fijne Goddelijkheid, warelijk een Werknbsp;des Alderhoogflen te voorfchijn gebracht; hynbsp;heeft,feg ik^de Sorh als een feker herte en fiele,nbsp;of feker verftand, en voornaamfte der nature,nbsp;foo men hem foo mach noemen, een beftuur ennbsp;Goddelijkheid, een Stedehouder van de warenbsp;God, op datdeWereld daar door beftiert_,en denbsp;verborgene tekenen der Wijsheid GODS, uitnbsp;de verwerde klomp en afgrond der duifterniflenbsp;te voorfchijn gekomen , geopenbaart, en uitnbsp;defe fichtbare en ftofFelijke Goddelijkheid, denbsp;Majefteit van die onfienelijke en boven We-reldfe Goddelijkheid, aan de ftervelingenbekent worden zoude, gefchapen. In den felvennbsp;verfcheidene bewegingen in fcheppende. ’t Verfland veefk dit gevaarte beweegt ^ en fich als met dit lichaam vermengt, heeft hetnbsp;felve aan gene kringen willen binden, maar datnbsp;het door een gedurige aanfettinge van luchtigenbsp;ftoffèn, van 1 Sonkeerkring tot Sonkeerkring 1 Tttopco- be- |
Phseno-nienis.
-ocr page 92- -ocr page 93- -ocr page 94- -ocr page 95-door die fo feer uitnemende Vlt;;rrekykers en Vergroot-glafen j meer als eens genomen onsnbsp;daar van verfekert hadde.Dat nu de Son een vurig , rouw en ongeluk lichaam is, is door de volgende proef, in defe laatfte tijden bekent geworden. Indien ge door een Ver groot-glas of
deelagrig maken.
En daar is niets in de natuure der faken welk meerder de Goddelijke voorfienigheid aan-toont als dit werk. En men heeft in defe laatllenbsp;t ijden bevonden,dat de Son niet alleen ten aan-ficn van den Aardkloot j maar ook ten aanfien
11. boek, VAN HET WERKSTUK DES AARDKLOOTS. lt;^5 Cap. IV. beweegt zoude worden , op dat het de pinA Jtaande: her welke niet ten onrechten aanie-fchc Wereld door fijne vruchtbare beweginge 1 mand wonderlijk foude konnenfchijnen,tenzynbsp;befvvangert zijnde fijne kracht zoude me^e 1 dat de proeve en feer duidelijke oprnerkinge
van fijn felven fijne bewegingen verandert; en ^?rrekyk.er ( van dat dach, die uitnemend puikj, fijne beurten verwifielt ; alle welke dingen om tot befchouwinge der Sterren uit gevondennbsp;eenige uitwerkingen in den Aardkloot voort te zijn ) na defe wijle den verfchietkijkers gebrui-brengen,feer wylelik gefchikt zijn. Want indien 1 kelijk, op verfcheidene tijden n? de Sonne ge
GOD en de Nature niet te vergeefs doen •, foo blinken ook in defe benedenfte, alderkleinftenbsp;dingen, welke anderfints feer gering zijn j ennbsp;gemeinclijk onder degevallige getelt worden,nbsp;te meer fulke krachten uit, dat defelve niet anders als na wat Hemels fmaken; men moet fe-kerlijk meinen dat aan dit fichtbare ( op datnbsp;ik met 'Tc'lato fpreke/oo verhevene, foo belten-dige, foo gQ.{c\\\VxQ.afbceldfel GODS , bovennbsp;andere, feer hooge, en ten eenemaal Hemel-fche oorfaken vall ziin; van welke oorfake ik
Plato.
geen fwarigheid make de aldergoddelijkfte en fcheidene beurten, heden anders dan gilleren.
keert zijnde, delTelfs doorfchijnende gedaante in een geflotene en donker gemaakte kamer,nbsp;op een wit blad of linnen ontfangt, foozulrgenbsp;niet fonder verwonderinge eerft fien , dat denbsp;ganfche oppervlakte -van het halve voorfchij-nende Sonne-rond ongelijkllachtig is uit jeha-duwen en bojfchen faam geftelt, en dat defelve Son rouw'\s gelijk de Zee door de vloeden,nbsp;en onelFen door de van allen kanten toefchie-tende baaren ; en dat niet altijd even eens,nbsp;maar op verfcheidene tijden wilTelt hy ver-
en morgen, anders als heden, enfo zultge hem nooit in defelve gedaente, op defelve ftant vannbsp;wefen, hoe feer ghy daar op 1 et, met verbaaft-heid befchouwen j gelijkdeA/^wr leert. Allenbsp;welke dingen niet alleen ik, maar warelijk doornbsp;een onvermoeide arbeid van veelejarcn, onfennbsp;die foo vermaardennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;indatvolko- Schemers,
men en feer fchrandere werk, en het gene vol is van de alderdiepfte opmerkingen, het werknbsp;van fijne Rofa Urftna ^ onderfocht hebbende,nbsp;getoont heeft. In dit felveworden ooknbsp;ibmtijds met de grootfte verwonderinge groo-te vlakken als jehaduwen en tegengefteldenbsp;lichten gefien ; van welke fommige, in haarnbsp;groote en fwaarte afnemende, met eenetoteennbsp;feer lichte en fijne fchaduwe verdunt worden;
dingen zoude kennen, beminnen, en eindelijk in eeuwigheid hetfelvebefitten. V an defe Fon-teine des Lichts dan j en delTelfs wonderlijkenbsp;geftel en mogentheden hebben wy eerft voorgenomen te fpreken,al eer wy tot de wonderwerken des UciJts voortgaan.
Eerft dan wort gevraagt , wat die blinkende
eer lie te noemen, het oogmerk en einde j om welk GOD de Schepper van het geheel al, dennbsp;felven van doe af doe hy de Wereld fchiep foonbsp;geordineert heeft : op dat namelijk het men-ichelijke vertland over dufdanige wonderbarenbsp;uitwerkingen van de Goddelijke Wijsheid opgewekt den Schepper der dingen, en het ui-terlle Einde van alle foo uitmuntende, en doornbsp;een onbeervoelijke goedheid mede gedeelde
felffandigheid zy, welke wy wel dagelijks be- foo, dat ge eindelijk de felve van het overige op-fchouwen , en over delTelfs onbegrypelijke nbsp;nbsp;nbsp;als door bequaam behulp van
fchoonheid verbaaft Haan, alhoewel het noch 1 het Werktuig naaulijks kond onderfcheiden : niemand gegeven is om tot de nette kennilTei en fomtijds duurt foo een fchadiiwachtigover-van delïclfs beftanelijkheid, of wat defelve zy 1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;een en meerder dagen .¦ Ibmtijds verte geraken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dw ijnt het haaftelijk ganfeh en gaar ; en fom-
Ikfeggedan, dat de Son een vuurig lichaam tijds.gcfchieden alle defe dingen eenlichtjen is j Uit een iJemelJche vochtigheid geftremtj daar nevens gaande of volgende.nbsp;de ftoffelykc Kloot van het alaereerfte Lichtjnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Daar zijn ook fomtijds eenige vlakken^,
met eenjèkerevolofalfadigheid voorften ; uit welke tot een fijne en gelijke f^aduwe ver-welke , als uit eene fekere onuitputtelijke duntzijndedefefelvenaderhant ontdoen, tot fonteine des lichts en des vunrs, de queekingen kleine vlakken die van den anderen liaan,evennbsp;van warmte en licht tot alle dingen af vloejen, j gelijk als Hippen, foo dat tulTchen defelve, denbsp;dat is, door den hever of ’t behulp van het licht i overige ruimtens van des Sons oppervlak uitvloeit hy tot alle by fond ere dingen, en ook in'fchijnen ; en wanneer dieonderfcheidingetotnbsp;de hoedanigheden die tot behoudenilTe van | kleine vlakken gefchiet is, gaan fy echter nietnbsp;alle byfondere dingen bequaam zijlij wel- te min in haar ordre voort, een of meerder da-ke naderhand met hare eigene faden, die met! gen, en dat verfcheidentlijk, fommige in hetnbsp;ieder ding gegenereertzijn, vermengt zijnde,! gemene oppervlak der Sonne verdwijnende,nbsp;eindelijk die w^onderlijke verfcheidenheid der 1 fommige tot een aan eenhoudende fchaduwenbsp;dingen, die wy dagelijks in defe JVereld be- wederkerende , beide als door een feker be-fchouwen voort brengen. De Son dan is een'rouw gedreven, haar van malkanderen af fchei-bol-rond lichaam, niet Wiskonftiglijk , maar! dende, op dat fy daar na verdwijnen, ennader-^‘f^f^kundiglykj door fijne rouwheid en on- i hand uit die die verdwenen zijn, als uit defelfs-geltjkheid uit een vloeibare en vafte foffe be- \ Handigheid der Sonne opkomende weder bell. Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;komen,
-ocr page 96-66 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD,
C A p. IV. komen, en tot een nieuw geflachte aangroejen. 1 fich heeft de krachtemzw oXlQfadel^ke^mgtn, Jaeenendefeivefomtijds, nadeverdwijninge i als, die van den werkmeefter der Wereld, alsnbsp;van een of twee dagen wederom te voorfchijn ? tot een fekere fiele der Wereld, en Vader vannbsp;komen. Maar, op dkt niemand meinc dat dus- | alles gellelt, alle de vermogens van de fade lijkenbsp;danig een fchijnbeeld by gebrek van het oog of | opfichten in fijn kracht foude bevatten; welkenbsp;glas toegekomen zy ; die were, datditinhet! gevoegtmetde van ieder ding in het by-offervlak van het ronde der Sonne^ altijd en op | londer de voortjettinge van alle dingen in denbsp;ieder ftonde van den dag, onverfcheidentlijk | Wereld uitwerken. Want (gelijkyfry?lt;?^e/?J-tennbsp;gèfchiet, in alle gedeelte der Sonne, echter | rechten fegt) de Son en Menjeh genereren den
Menfch : en hy genereert niet alleen door fyn licht en beweginge ; foo dan door wat anders,nbsp;namelijk hy werkt dit door fijne flralen, als
evenwel onder fekere flellinge der Sterren, en dat de omvederfprekelijke ervarentheid hetnbsp;felve tot nu toe ontwijffèiijkgeleert heeft. Dienbsp;ooit m fmelt-forneiJén{ngrootQ^mdt-kwQ^en \lt;^oox een gefl; of rijfinge die hy vanfichgeeftnbsp;gefmolten Koper heeft geften, die fal de over- j en met alles in het byfonder vermengt. En datnbsp;een-komende redenen van het fchijnbeeld der denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;het voornaam fte werktuig ètrSon-
eenigfints konnen begrijpen. Want ge-j ne is, kan niemand heel licht ontkennen, als lijk als in dufdanige fmelt-kroefen, de hitte van ¦ wiens herfiênen averechts geplaatft zijn.nbsp;de opfiedende ftolFe, te mets fulke baren maakt, 1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Wy hebben in de boven gedane befchrijvin-
dat fy fekere zeen door voorige baren bew'eegt, I ge der Sonne gefegt, dat het lichaam der Sonne en door de drajingen der gieren gekromt, niet ‘ rouw of oneffen ( NaUiurkundig niet wis-kon-ongelijk fchijnt ; alwaar de fwarte rook, met j ftigw/yis, gelijkveele willen.) Wantgelijke-feerheldre vlammen vermengt, fekere wonde- wijs de Aarde j door zijn damp .geweft here verwifielinge van lichten en fchaduwen ftaande , met een ongelijk kleed van dam-vertoonen, in'plaats van welke als fyverdwe-en uitwaafèmingen omringt word, ennbsp;nen zijn wederom andere van gelijke op volgen; verfcheidene gefteltheid van deelen heeft:nbsp;en het gefmolte Koper welk in der daad ge- want elders vinden wy die dik^ elders dun ennbsp;fmolten word, een glantz heeft, foodanig een fijn, overal m et verfcheiden mengfel van krach-glantz der Sonnenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dat geen andere ding ten en hoedanigheden voorfien ; in andere
in de geheele nature der faken glantz is'É’r ! plaatfen en wederom andere brengt fy andere Sonne beter vertoont.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j en wederom andere dingen voort, volgens de
My heugt dat ik de Sonne dus befwalkt heb-1 nature en gelegentheid van het uitwafemende be gefien, eerjl in het Jaar 16x5' den 4. April te ^ deel: even foo moermen het daar voor houden,nbsp;Ments j en naderhand op verfcheidene andere i dat de Son door fyn ongelijk Vuur-geweft berijden hier tei?öwm,en dat fonder verbaaftheid, ftaat ; gelijkerwijs de onweder-fprekelijke er-niet owït Scheinerus; waarom ik goed gedocht' varentheid, uit de gedurige verwifielinge dernbsp;hebbe defe fchijn-figure hier nevens te Hellen., vlakken, roö/ém^nevelen,en boffehen in defielfsnbsp;En dat defe fchjn-beelden van fchaduwen en ^ oppervlak, nu opfiedende, dan wederom ver-fakkels, geenfints, buiten het Sonne rond j maar' dwijnende, geleert heeft, en dus zal niemandnbsp;uit de oppervlakte van defielfs lichaam als op- die het geene te vooren gefegt is wat dieper zalnbsp;wellen, word door defe redenen bewefen. j hebben ingefien, twijffelen, dat het Sonnelijkenbsp;Eerfi,om dat men bevonden heeft dat de Son lichaam even gelijk een Vuurige Zee Pm een ge-of doornbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van verfcheiden coleur, of: duurige beweginge en dryvinge is, welke foo,
verkrijgen, foo gefchied dat overal, op de felve tijd en plaatfe van de Sonne , ja van verfcheidene jaaren, als fy maar door gelijke tijden en innbsp;defelve evenwijden waar genomen worden: gelijkerwijs ons uit het eenftemmig en eendrachtig getuigenifie van Galilam ^ Malapertius^nbsp;GaJJenduSj Hevelius^ en andere aanmerkers innbsp;Indien is bekent geworden.
Ten tweeden j httïjd^tdiCtuffehenflanden van de fchaduwen en vlakken jeePt lange,of brede, ofallebeide werden genomen, foo falmennbsp;altijd bevinden dat fy in het oppervlak der Son
¦6oot boffchen{dmmlt;ingïs,, of geen van beiden na de verfcheidene natuure van het hebbende,gelijk hy op d’eenc plaats verfchijnt, | de Sonnegewefl ^ bewogen en gedreven zijnde,nbsp;alfoo ook verfchijnt aan de geheele Wereld. I ook verlcheidene uitwerkingen in de natuurnbsp;Van gelijken alfer wederom nieuwe opkomen, i veroorfaakt. Want de reden ofopficht van allenbsp;of die in’t oppervlak der Sonne ttn fekere plaats j wereldlijke lichamen is eenderlei,fo dat ’t gene
wy van de Aarde feggen, van de Son, Maan,cn. ¦mè^tramp;Tlanetenmotx. gefegt worden ; alleennbsp;wort eenige verfcheidenheid daarin gevonden,nbsp;dat ieder vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gelijk die een ver
fcheidene natuur gekregen hebben, alfoo ook een verfcheiden rond van fijn uitgewaafemdenbsp;kracht fielt of firemt; die defe wonderwerkender Sonne wat dieper fal hebben nagefpoort, dienbsp;zal buiten twijlfel den oorfpronk der Cometen,nbsp;die in ’t bovenfte gewefi van den Hemel opkomen, lichtelijk fien. Ook zullen veele Ehilofo-phen, die terwijl fy de verborgene oorfaken vannbsp;^fommige ongewone uitwerkingen meefi al aannbsp;y ineen! den elfden Hemelfvocvcd te vergeefs toefchry-
ne zijn; 't welke geenfints,gelijk uit de geficht-kunde blijkt,gefchieden zoude,in dien fy
andere kring of rond Imiten de Sonne waren.
In de befchry vinge heb ik gelegr, met een fekere alfadigheid voorfen: daarom dat de Sonne
ven,haar fel ven,als fy dit Vutirgeweft der Sonne en defielfs verfcheidene uitwerkinge wat nauwer aanmerken,volkomener voldoen. Verders
niet alleen met de enkele hoedanigheid van j krachtenPilichtQi\warmteécrSonnetnfa-licht\s\oot([Qn, mzdx ook ntsfQadmt licht hj'^ den dingen van fijn firalen ge voert, en tot
de
-ocr page 97-11. boek , VAN HET WERKSTUK DES AARDKLOOTS. 67 Cap. IV. de lichamen aangevoert, en van de warmte in- werkinge doen; foohyheltnade-éw;;, zalhynbsp;gevoert en gebroeit om oorfake re zijn van al- foo veel krachtiger hitte mzken. ^ als de hoek.
e dingen en van de voorttelinge, zijn hetver-menglel van alle dingen. Want het Sonnelicht gelijk dat een af hr enger is van de Saden der faken , alfoo is het derfelver maate, en getal, ennbsp;ftooiplaats : want terwijl het verlicht, gaande rondom de lichamen van het geheel m, ennbsp;defelve, met fijn nevens gaande warmte doorwandelende, danfcheidhetaf, dan vergadertnbsp;het by een, fuivert en beweegt, dringt in dienbsp;lichamen in, voedet, vermeerdert,, volmaakt,nbsp;vernieuwt,, en maakt defelve levendig, alle dienbsp;bevattende, van alle bevat wordende, foo datnbsp;alle lichamen na hem, als den genereerder, alsnbsp;den verwarmer, als den verlichter, en eindelijk als den gever des levens, en deffelfs Behouder , fnakken en verlangen. Want hy vloeitnbsp;met alle defe dingen in de lichamen in ennbsp;die aan foo wel met fijn oogfchijnende krachten des lichts, als verborgene en onlichamelijke w'erkingen-, foo dat de Wijfeman op defenbsp;wonderbare Eigenfchapfen der Sonne fchijntnbsp;gefien te hebben, als hy fegt; JVant betgeenenbsp;van het vuur niet konde vernielt worden ^ verdorde firaks alffer de Son maar flecht eenigenbsp;heeteflralen of uitfchoot. De ware werktuigennbsp;der Sonne dan zijn het licht, de warmtej en fa-den, om alle die dingen, dewelke in de Wereldnbsp;zijn, uit te werken.
En op dat de Sonne defe fijne warelijk wonderlijke krachten die deflelfs lichaam aangeboren zijn, aan de lichamen der Wereld, te beter en des te bequamer foude konnen mede deelen;nbsp;daarom heeft de Alderwijfte Werkmeefter dernbsp;nature gewilt, dat hy om fijn eigen As of Spiftnbsp;door een gefchikte daagfe enjaarlijkfe ruimte,nbsp;tot een voorbeeld van de daagfe en jaarlijkfenbsp;beweginge , zoude worden bewogen ( welknbsp;foo wigtig wonderftuk in defe laafte tijden dennbsp;feberffenden Sterrekundigere eindelijk is bekent geworden ) op datter foo geen deel zoudenbsp;zijn, welke van foo een vruchtbare bedieningenbsp;van foo nootfakelijk een licht 2oude ontfet worden. Dewijle daar-en-boven de Straalige gedaante der Sonne van feer groote kracht is,nbsp;heeft de Wijfe Maker , en op dat die brandende aanhoudinge van deffelfs hitte aan denbsp;aarde niet foude fchaden, een damf-gewefivdtnbsp;aardfe uirwafemingen, en wateragtige dampen , door de werkinge der Sonne opgetrokken , willen fcheppen , op dat de at te grootenbsp;hitte in defelve als verkoelt zijnde, de ganfchenbsp;Wereld door een fekere gelijkmatige warmtenbsp;2oude vervullen.
Dewijle het blijkt dat uit ieder ftip der Sonne gekeert na de Aarde, een fekere onfeheidba-re richtmatige fraai voort komt , die altijd recht toe recht aan gaat, foo door het damf ge-weft, als door de lucht, gelijk wy in Art. noft.nbsp;Anaclaft. geleert hebben ; foo leggen wy datnbsp;defe de oorfake van de verfcheidentheid dernbsp;Warmte, in verfcheidene geweften is. Wantnbsp;foo hyop en neder op het oppervlak der aardenbsp;ftaat, zal hy buiten twijffeldealderkragtigftenbsp;I. Deel.
Sap 16. Nutn. *7.
welke hy met het oppervlak maakt, nader aan den rechten hoek is.
Maar dewijle defraai van de Oofter en Sui-der Son vallende op de voorkomende lichamen van het oppervlak der zaxAcrechtofennedernbsp;ftaande, ten eenemaalop defelve wijfe valc,alsnbsp;onder de rechte Hemelkring, in de middelkrtnnnbsp;des Hemels geftelt zijnde; foo zoude fich iemand met recht konnen verwonderen, waaromnbsp;de Straaien der Sonne, op de wanden of muu-ren van dufdanige Bergen, Toorens, Kerken,nbsp;en Huifen, als ook op de oppervlakken vannbsp;Grafnaalden en Pilaaren die recht op en nedernbsp;ftaan, niet defelve werkingen doen, als ondernbsp;den rechten Hemelkring ? Maar ik antwoor-de, dar deoorfaak van dele uitwerkinge zijn dgnbsp;Stralen van de Son ïn\\ct damp-gewef gebroken j welk damf-gewef de aarde als met eennbsp;cierlijk overdekfel bekleet.en van de fchietfra-len der Sonne alfoo befchermt,dat het derfelvernbsp;krachtigfte force,en dat verfcheidentlijk, na denbsp;verfcheidene bocht of kromheid der flralen, ofnbsp;dun of dikheid van het gefeide damf-gewefnbsp;breekt : en dat alfoo de dun of dikheid van denbsp;doorfchijnigheid, een hoeveelheid der brekinge,nbsp;en de fchaduwagtigheid van de doorfchijninge,nbsp;een verfompnge der Stralen veroorfaakt. Dewijle dan in het damp-gewef fulks beide gevonden wort, foo en is hetgeen wonder,dat hetnbsp;felve foo veel vryheids over de fralige kringnbsp;der Sonne gebruikt. Waar uit gevolgelijk blijkt,nbsp;dat indien datter geen dampgewef ware,dar denbsp;richtmatige kanten of onder flcfoomen der bergen als ook alle richtfnoerlijk opgerichte vlak-tens defelve warmte ten eenemaal zouden wederom doen fluiten, welke de middag en kruin-Son onder den * Evenaar van der aarde weder- • ,®qu;no-om fluit. De fcheve fant dan doet,dat de flraalnbsp;van de Son die dicht aan de Gefichteinder is innbsp;dat damp-gewef haar lang ophout; en daarom,nbsp;terwijl hy door het vogtige midden van dennbsp;dampkring doorgaat,feer veel en licht en krachtnbsp;en hitte, als verdooft en verkoelt zijnde, verheft. Indien het anders gebeurde, foo zoudenbsp;de Aarde door de hitte der Sonne , buitennbsp;twijffel niet te bewoonen zijn, foo dat ge ooknbsp;hier uit de wonderbare Wijsheid des Algoedennbsp;en Almachtigen Gods in de toedieninge en on-derhoudinge der Wereld fien, en u daar overnbsp;verwonderen kond. Maar van dit wonderftuknbsp;der Natuure en van de Nuttigheden van hetnbsp;damp-gewef, fie veel faken in Art. nof. Ana-claf. Uit welke dingen, mis ik niet, in de on-derhoudinge der Aarde, blijkt de nuttigheidnbsp;van At gebrokene Sonne Straal.
Verders, alfoo de Sok , door de fchaduwe der Aarde die tegenshem over is, altijd feernbsp;dikke duifernifen elders over de deelen desnbsp;Aardrijks verfpreit,en de Aarde by gevolg nietnbsp;weinig het mifien van foo nootfakelijk een lichtnbsp;gevoelt ; foo heeft hy, op dat niemand ooknbsp;hier in de Goddelijke voorfienigheid als nietal-1 les nabehoorenvoorfiende zoude berifpen, al
T nbsp;nbsp;nbsp;dit
-ocr page 98-6Z nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD,
ture namelijk fulks vereifTchende ? Sie de hier neve gefielde Figuur, in welke ’t flraligelichtnbsp;ABCD, en Se. Aar de., en SeMaan^en de anderenbsp;Sterren flaat, welke in’t tegengeftelde deel van
riig fiaande firaal der Some, willen vergoeden. Want dewijle hy door fijn overgroot licht , de tegens hem over gefielde lichamen der ManetxxSterren'se.divScit'-, enfy haar
Cap. IV. dit gebrek van licht, als door een fekere tejdooreenonmijdelijkenootfakelijkheid, de na
mede gedeelde licht als uit fekere foiegel, tot de het Aar dry k IL, wederom geflagen zijnde, al-vanhaar afgekeerde en in de duifternifTen Ses A^LZx Se hitte en het licht gematigt zijnde, de nachts ingewonde vlakte der aarde uitfchieten- ibeurte van de Sonne neemt, en daar nanbsp;de, doen fy wel anders om foo te fpreken als! de verfcheidene vermenginge vande by ge-een tweede werk der Sonne , en door het licht | fette kracht, verfcheidene uitwerkingen voortnbsp;en door de terug gefiagene warmte, als ook‘brengt.
Dewijle de kracht der Sonne in de Wereld ongeloofelijk en warelijk wonderlijk is (wantnbsp;van de Sonne is alle Beweginge, en Leven, ennbsp;onderhoudinge, en vercieringe van alle He-melfche en Aardfe dingen) foo dat hoe men dienbsp;nader aanfchouwt, hoe men in defelve meerdernbsp;wonderwerken vint : foomeineikdatheteennbsp;Bhilofooph betaamt, alle de fchatten der Nature door te fnuffelen, om daar uitkeringen,nbsp;met {oogroot een wonderwerk overeenkomen-ke, voort te brengen. |
Laat het derhalven vaft en feker zijn; dat by aldien de Sonnefiilftont, de beftieringe van de-fe Wereld haar geheel anders foude toedragen,nbsp;te weten fy foud in een flaat zijn die geweldignbsp;ontflelt en beroert was ; met een dat de Klootnbsp;der Aarde niet over al bewoonbaar, noch denbsp;fchikkinge of gefleltheid van het damf-gewefi,nbsp;niet foo zoude zijn, gelijkerwijs wy het nu bevinden te zijn ; en dat om het af zijn van denbsp;goeddoende , alles vrucht en groeibaar makende en onderhoudende Sonne. Uit welkenbsp;dingen de uitmuntende goetheid van de Goddelijke voorfienigheid uk blinkt , dat hy aannbsp;dit lichaam of de Je Sterre een beweginge ennbsp;in de lengte, dagelijks, en in de breete, jaarlijksnbsp;en wel een buiten kringige, ingefchapen heeft,nbsp;opdat doordufdanig een vericheidenheiddernbsp;beweginge, het damp-gewefi, tot een gelijkenbsp;middelmatigheid, en een tot het menfchelijknbsp;gebruik beft gefchikte getempertheid zoude bc-quaam gemaakt worden ; want hier door hebben wyde verwiffelingen van de tijden. Winter, Somer, Herfft en Lente ; hierdoor volbrengen wy den loop der jaren, maanden, dagen , en weken, welker verfcheidenheid eennbsp;en defelve Son door fijn tegenwoordig ennbsp;af zijn te weege brengt. De kracht der Sonnenbsp;dan word van deGoddelijke voorfienigheid aannbsp;den Aardkloot gegeven door een plaatfelijkenbsp;daagfe en jaarlijkfe beweginge, welke bewegingen al het vermogen en krachten der Sonne totnbsp;alles af breiigt. Maar op dat de aarde niet altijdnbsp;door defelve Sonnefir alen geflagen of befchee-nen worden, en het andere gedeelte van ’t Sonne lichaam welk Sterrewaarts gekeert is, fchij-nen zoude niets te verrichten , heeft de Goddelijke voorfienigheid aan het felve lichaamnbsp;der Sonne j verfcheidene bewegingen, van alle andere bewegingen af gefcheidenj in gefcha-pen, door welke hy ( gelijk uit de lange erva-ringe der Sterrekundigen blijkt) omtrent alle fi- |
II.Boek, VAN i-iet werkstuk des aardkloots.
Cap. IV. fevcne'dtwïntig dagen een keer om ftjn eigen! kan het niet gefchieden, of die menigte moet Middelpunt af legt ; en door behulp van de-! nootfakelijk het licht en de ^^armteheXcttcn,nbsp;fedrajinge Vv^at kracht wat licht hy ook had-jfoo dat hyrnin krachtig omtrent defe beneden-de , by bcurte foo op de Aarde als aan deifte dcelen werken kan. Snetomus fchrijftdatnbsp;klooten van de Hemelfche en Lucht geweften i te dier tijd doe Julmt Qejdr wierdeomhalsnbsp;op het overvloedigfteuitftortenxoude; en dat 1 gebracht, lange tijd als een fekere dikke eilnbsp;defe omloop der Sonne van den Schepper om | rookachtige ftotfe omtrent de Sonne gefiennbsp;Set Aarden wille indenfelveningefcnapenis, | wierd. Ook lichte de Son ten tijde van dennbsp;blijkt daar uit j dat hy niet door een enkele, | Keifer JuJiinianus een geheel Jaar lang, evennbsp;maarjaarlijkfeomvoeringvan fijne bewegelijke I als of hy met een dekkleet omhangen oihdietnbsp;As of Spil, gewentelt wordt. Waar door het 1 was, foo weinig, en foo duifter, dat hy by nanbsp;gefchiet ^ dat de Son omtrent de Noorder hoog- in de Maan fcheen verandert te zijn. Even loonbsp;te en Suider laagte na de Aarde helt, en fich na | een wonderftuk hebben de. Arabiers aange-defelve neigt den tijd van /es maanden lang, en! merkt in het 64 Jaar van Hegira j gelijknbsp;door die beurtigeverfchijninge der bewegelijke] in zijn Sterre-kyk-kimdc befchrijft, op welkenbsp;Afpunten en Spillen boven denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ge-jaanftonts een groote rampfpoed en verwoe-
fichteinder, en verberginge beneden defelve j Hinge gevolgt is. By ‘PaulmHiaconm Idfen afkeert; en dat ook dele kruinige wikkinge tot wy, dat in het Jaar 700 het ronde van de Son-nut van de Aarde is gemaakt, daar aan felf kan | ne als met een bloedige koleur befet, aan ganfehnbsp;niemand met eenige reden twijfl'elen : want!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;veele dagen lang, het weer heel hel-
hier door gebeurt het dat hy door dertien O»?-1 der en klaar zijnde, foo duifter heeft gefche-gangen, met welke hy de nbsp;nbsp;nbsp;Aarde door-^ nen, dat hy by na de Wereld met duifterheid
wandelt, de Aarde gelijk die altijd met een an-1 bedekte. Op welke duifterheid ook een groo-der en wederom een ander Somie licht befchee-1 te Comeet gevolgt is. Cornelim Gemma getuigt CovncUus nen, alfoo ook met een andere en w^ederom een i in Jua Cojmocritica j dat in het Jaar 1569 het Gemma,nbsp;andere krachtder'SonnehQg/ixxgx\lt;!OtS.t. 'Wei- \ ronde der indefclve gedaanteverfchce-ke verfcheidenheid der invloeden op een won-' nen is ; op w^elkc vcrfchijninge en een Comeetnbsp;derbare wijfe voort gefet word door de geduri-1 en borgerlyke beroerte gevolgt zijn. Einde-ge famenvoegingc, fcheidinge, weggang en we-1 lijk is ooY.Soot m'j 'vsxHuydjland envanonfennbsp;derkomfte van de beweginge der vlakken, fcha- Scheinerm te Romen, gelijk uit zijn Rofd TV-duw'en en lichten. Wantnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Scfchaduwe JinahXvjkx., gef]endathetroWevandei5'(?^/een
der Mane in de verduijleringe der Sonne het weinig voor den Sweedfen Oorlog, het gehee-Aardrijk foo feer ontroert, hoedanig een ont- Ie Jaar door een groote opfiedinge van vlakken roeringc of onftelteniffe gelooven wy dat de , hadde. Alle w^elke dingen, by aldien die denbsp;Sonne in de OndcrmanigeSdxzmQn zoude te Sterrekundige naarftiglijk aan tekenden, fou-wege brengen j die te mets vijftig of feftig ver-1 de mogelijk uit defe fchynbeel den gefchikt totnbsp;duifteringen van vlakken, en fchaduwen on- de onder-manige uitwerkingen, een nieuwenbsp;derworpen is, van foodanig een grootheid, datnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, veel fekerder als die gemene
fy alfoo groot fchijnen te zijn als het oppervlak RlaneetSterrekiiude,o^ gemaakt konnen wor-van de Mane en Aarde ? Maar dewijle de Son j den hoe w'el ik niet ontkenne dat de oorfaken nu eens als om het vlakkige geleide der fchadu-1 van defe Sonne-Jiektens niet anders zijn als denbsp;wen treurende, voort gaat; nu het treurige dek-1 ongelukkige en verderfelijke Sterre-geftchtennbsp;fel afgefchut hebbende heeiyê/w«, helder, be-| van de rondom gelegene Sterren , die het/i-daart, en lacchende, aanftonts vlammen^ cn \ chaamnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;terbequamer tijdaantrelTen-
wederom daar na iwzttc, dampen fchijnt uit teldeofbefpringende, eindelijk die ongemakken braken, gelijk in de Figiiur leer fchoon te fien 1 en buijen aan het Sonne lichaam verwekken,nbsp;is ; foo leert fekerlijk die reeden dat hy ver-1 In de verduijiering van het Jaar 16x8 heeftnbsp;fcheidentlijk omtrent denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;werkt, en on-jonfen CyJ'atm op Kers-dag in de Maan eencyütus.
fchijnen te zijninopfichtvandegew^onelijke; en w'elke de Sterrekykers'^mStsit^'chchtiStntnbsp;Afpeften ofStergefichtenderPlaneten,wy waa-ragtiger aan de verfcheidentheid of verande
gelijke uit w^erkii^en voort brengt ; StyNv/cïj \dampgewefi of uitwafeminge van dampen gehoor defe verwiHelingehet/zV^^der A(?;^?/r’fel- hen. Waarom ik niet en twijlTel,of het felve geve w'onderlijk veranderen , beletten, voort- beurt in de ronden van alle dePlaneten ;dewel-fetten, vermeerderen en verminderen ; welk kegóxjhi'f Middelpunten hebben die van het verandert zijnde, moet ook gevolgelijk de in-'\ Middelpunt van het geheclAlverfclieiden zijn,nbsp;vloet der Sonue tot de Aarde en onder Maanfe alfo hebben fy ook verfcheidene ronden van uitnbsp;dingen verandert worden. En dat defe dingen dampingen.Uit W'elke dingen,fo ik niet en mis-foozijn bewijfen hy Sterrekundige weroorfprongStt Corneten^ohGst\\nbsp;kingen van alle eeuwen. Hierom bevinden wy den de Mane ontfteken, en der nieuwe Sterrennbsp;dikwils dateer Jaren zijn, die by na vremdej klaarlijk blijkt- ’k Zoude te defer plaatfe veelc
Son en andere Planeten de Ronden van hare uitwafemingén gieten, en hoe daar Cometennbsp;uit komen, voortkomen, by brengen konnen.
dingen van de wnjfe en maniere, op welke de
nm^^-zxiSitfchmbeeldderSonne toefchrijven.imaar dewijle wy dat inmjt.Itinerar.Exjiat.
’ — nbsp;nbsp;nbsp;------¦ nbsp;nbsp;nbsp;’C^f/lt;?/.wijdIuftiggeleert hebben, foo wijfenwy
Het
Want dewijle een groote menigte van op-fiedende .yma-? dampen uit gegeven wort, foo j den nieufgiengehLefer daar hene
ï
-ocr page 100-70
Cap.V.
DE ONDER-AARDSE WERELD,
HET V. HOOFTSTUK.
Van de Natuur en uitwerkingen ^mn het Lichaam der Mane.
OP dat de meerder of grooter verfchei-denheid der faken en uitwerkingen des te beter zoude uitblinken, fo is het doornbsp;den raad van de onuitlprekelijke Goddelijkenbsp;Wijsheid dus gemaakt, datfeer vele byfonderenbsp;lichamen in dit geheel al, met verfcheidene ennbsp;onderfcheidene hoedanigheden voorfien daarnbsp;zouden zijn, op dat die door de vruchtbaar makende ftraalen der Sonne befwangert, en hetnbsp;mengfel der laden als door den wederom ge-ftuitene of geflagene Sonne-ftraal tot de Aardenbsp;af gebracht zijnde, aldaar nieuwe famenllel-lingen van voort te brengenfaken zouden ondernemen. En op dat fulks des te gemakkelijker zoude gefchieden, heeft hy gewilt dat denbsp;Mane om de Aarde, en de Planeten om de Sonne als haar Middelpunt zoude gedraait worden , op dat fy hare van de Son ontfangenenbsp;ftralen gemakkelijker tot het Aardrijk zoudennbsp;fchieten. Om dat de genoemde lichamen denbsp;fchijnfels der Sonne niet alleen foo maar vannbsp;boven op, maar ook in het binnenlle van haarnbsp;trekken, en door haar aangebooren eigenfchapnbsp;verwen, foo gebeurt het, dat de fadelijke krachten die in de Sonne gelegt zijn door de helderenbsp;ftraalen tot de gefeide lichamen voort gefet, aldaar dan door de fadelijke kracht der Planetennbsp;en andere Sterren met ieder derfelver in hetnbsp;byfonder gemengt en door den wedergeflagenenbsp;Straal op de Aarde, en door een rechte en ge-brokene tot het dampgeweft op een verfcheidene wijfe werkende, ook verfcheidene en welnbsp;ontallijke uitwerkingen omtrent de gefteltheidnbsp;en bevattende bequaamheid der Aarde , dienbsp;van gelijken met een alfadigheid voorfien is,nbsp;voort brengen. En dat defe verwinge haar foonbsp;heeft,blijkt uit de verfcheidene gecoleurde lichten der Planeten, als de Loodige van Saturnus,nbsp;de Vuurige van MarSjSc Si herige van Venm,nbsp;de heldere en glinfterende van Jupite r, welkenbsp;verfcheidenheid van coleuren dat die niet geheel en al van de Sonne zijn, daar uit word be-vvefen, dat fy op defelve tijd, niet met een gelijke, maar een op haar pailènde coleur, altijd;nbsp;en over al voorfien worden; ook moeren duf- jnbsp;danige coleuren niet uit het midden genomennbsp;worden ; daarom dat^ op wat wijfe eindelijknbsp;het midden beroert ofontftelt wordt, fydoornbsp;haren volftandigen trant, altijd met lichtbe-kleet worden dat in ieder van haar verfchei-dentlijk van verwe is. Waar in men moet belijden dat uit dein haar gelegde verwen het aankomende licht der Sonne geraakt, en daar vannbsp;daan tot de aarde, te gelijke met hare byfondere hoedanigheden wederomnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wort, niet |
anders als de Sonneftralen, door glafen die een verfcheiden coleur hebben, ook een verfcheidenheid van verwen vertoonen. En dat dele invloeiende tot de Landen uit haar aankomft ennbsp;wegwijkinge foo tot de Sonne, als tot de Aarde , als ook door haar verfcheidene plaatfingnbsp;foo ten op licht van den Hemel als van de Ge-fichteinder, verfcheidene gematigtheden vannbsp;de genoemde hoedanigheden veroorfakeri, kannbsp;niemand twijfïèlen. Hierom, op dat niet doornbsp;de al te groote hitte der Sonneftralen de Aardenbsp;zoude worden beroert, heeft hy fekere Lucht-^arde^ op dat ik met 'di^lutarchm fpreke , de piutarcbu®-Mane feg ik, als een feker waterig lichaam,nbsp;met ontelbare krachten voorfien, regens denbsp;Sonne geftelr, door welkers verkoelinge denbsp;ftralen gebroken en gematigd, en haar eigennbsp;laden aan de bevruchte Aarde mede gedeeltnbsp;zijnde, aldaar een nieuwe herkomft, en vruchtnbsp;zouden beginnen. En defe twee lichamen, on-le Aarde, en die luchtmanige Aarde hebbennbsp;een groote gelijkheid tot malkanderen, gelijk innbsp;ons IV. Boek zal worden getoont, waar door denbsp;eene de andere koeftert, en fy malkanderennbsp;behulpig2ijn ; ook de invloeden waar door fynbsp;felve en beider deelen en leven, en behouden,nbsp;en gevoet worden zouden. Dat ook onfe zeennbsp;op de AJj?e£ien of aanjichten der Mane beroert worden, behoeft geen getuigenillè, al-foo daar niets is dat bekender is; maar van defenbsp;dingen zal in de aangetogene f laats, te weten,nbsp;ons vierde Boek breder gelegentheid gegevennbsp;worden om van tefpreeken. Defe onderlingenbsp;trek nu tot den anderen beftaat niet anders alsnbsp;in die grote overeenftemminge en van krachtennbsp;en van werkingen ; en de overeenftemmingenbsp;der krachten niet anders als in de gelijkheidnbsp;van wefentheid, dewijle na de gelegentheid vannbsp;het wefen van de faak krachten in defelve zijn,nbsp;en van defelve voortkomen; en dat na gelegentheid der krachten ook werkingen gedaannbsp;worden is nootfakeiijk. Want nademaal denbsp;Maan een rouw of oneffen lichaam is en tennbsp;eenemaal ons Aardrijk gelijk, vajl en fchadu-wachtig, uit een vajie en vloeibare ftolFe faamnbsp;geftelt, foo drinkt het felve lichaam de ftralennbsp;van de Son niet alleen volkomelijk in, maar dienbsp;in gedronken hebbende, keert het defelve doornbsp;een onderlinge overeenftemminge der krachten na ons. Maar op datter niet altijd defelvenbsp;invloed zoude zijn, heeft de alderwijfte Bouw-konftenaar de Maan foo konftig toe geftelt,nbsp;dat hy altijd meteen ongelijk aanficht na lijnnbsp;maandelijke ruimte zoude ficn, ennalijnver-fcheide geftalte en door een andere en wederom andere poginge van fijne werkinge defelve aandoen, en dan na dat de natuure van noden hadde de voortteelinge der dingen voort-fetten zoude. Maar op datwy niet iets fchijnen overgelaten te hebben dat eeniglints onderfoekens waardig is j heb ik goet gedacht te defer plaat-fe her Jchijnbeeld van het lichaam der Mane,nbsp;even foo als het felve en \n\\QtRoomfegefel-fchap, en van den Goddelyken Eufiachius metnbsp;feer nette vergroot-glafen is gefien, hier by tenbsp;fetten, In dit lichaam zult gy vinden feker |
won ¦
-ocr page 101- -ocr page 102- -ocr page 103- -ocr page 104-Cap.V.
II. boek , VAN HET Werkstuk des aardkloots.
71
wonderlijkaanfienfaamgefteltuit fchadtt‘vi)en\^ci\. Dat groote licht nu yerfpreit in ftraletn c\\ bojfcben j niet anders in hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;meiiien wy datfeker netbefnedenllegedeelte
fchijnbeeld der Sonne gebleken is, alleen met of oppervlak , van een uitftekender deel der
dit onderfcheid, dat dc lichten en 'vlakken in de Son gedurig onbehendig ; maar in de Maannbsp;altijd even defelve en onbewegelijk op den fel-
Mane is, de ftralen der Sonne boven de ande re deelen geweldiger re rug flaande. Indien wynbsp;in hetvan denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;waren, den Aard
veil trant blijven ; gyzoudet leggen dat ge een 1 kloot befchoiiwende, wy'zouden waarlijk feg-Zee faagt die aan onuitfprekelijke oorden dér | gen, dat de ontoegangelijke toppen van de al-Aarde aanfpoelde. Sie hier in de midden derhoogfte bergen, als daar zijn die van de yf/-grond, ais in een fekere Zee wijd en breed ver-‘Pirenaen^Andien ^Caiicafm j, die altijd fpreide Eilanden. Sie wederom op een andere j met ys en fnecuw bedekt zijn, een gelijk lichtnbsp;plaats als fekere fchaduwachtiqepittenoi wa- ' even na de faken geftelt in de Maan-kloot zouter plaatfen, uit welkers Middelpunt,’k weet 1 den te rug haan. Want het is niet om feggennbsp;nier wat voortkomt, ge zoudet leggen dat het - hoe krachtigen dufdanigen licht dat fy tot mal-een bevende uitwafeminge was, het welk ook j kanderen wederom geven, gelijk my heugt datnbsp;daarom dc Maan-befchryvers, en die van alles ' ik in het Jaar 1638 doe ik den berg zyEdna be-wat daar omtrent te hen en te doen is haar werk 1 focht, in de Calabrife bergen, en de naburigenbsp;maken, het damp-ge'wefl der Maane genoemt! omleggende Eilanden niet fonder vermaak geil ebben. In defelve kant of boort zultge niet ' hen en ondervonden hebbe. Datter nu indenbsp;fonder verwotideringe aanfchouwen, voorna-als uitftekende klippen der bergen zijn,nbsp;nielijkineen/:i^z/'ueAfo^«j als eenige afgebro- ;dat toonen genoegfaam de toe en afnemendenbsp;kene klippen en een ordre van aan een gdiech- jfchaduwen op her opkomen en ondergaan dernbsp;tc Bergen. EHt ^QÏQfchets dan , door Zeen,; Sonne in den Gefichteinder der Mane. Wantnbsp;Aardfemeiren, Bergen, ordentelijk onder mal- van de fiherjjfiende Sterrekykers defer eeuwenbsp;kandcren gefchikt, zultge niet onwaarfchijne-! is gemerkt, dat eenige uitnemender deelen dernbsp;lijk befluiten, dat deikf^^z^eenklootis, onfe 'Mane, welke fy Maan-bergen noemen , bynbsp;Aarde ten eenemaal gelijk, een lichaam name- beurten nu van de eene kant verlicht, dan vannbsp;lijk, aardwaterig, dat is, uit een vochtige ftof-! de andere kant verduiftert worden, niet andersnbsp;fe en hemelfche Aarde faam geilek, met on-' als in onfen Aards en Gefichteinder, de Bergennbsp;tallïjkevermogenthedenvanverborgenezaden\cyp het opkomen der Sonne , fchaduwen vannbsp;'voorfien, w elke met de ftralen der Sonne ge- haar geven; en wel foo veel te kleinder als denbsp;mengt,op de Aarde die veelvuldigheid van din-i Sonne hooger op-gegaan; foo veel te grooter,
];en voortbrengen, over welke wy ons noch alle dagen verwonderen,alhoewel wy derfelver ver-borgc reden naulijks met ons verftand begrij-
Cai'. VI.
als hy dichter aan het ondergaan is. Maar dit zy genoeg van het maakfel,gebruik, en natuurnbsp;der Mdne.
’ Y hebben in Itinerar. Exjrat. gefegt, dat de Son en Mane en andere Planeten , in foo groot een evenmatigheid j foo veelhct lichaam dat ieder derfelver
lijke fchikkinge der getijden zoude voortgekomen zijn, maar het zoud het ook de grootfte en een onmijdelijke verwerringe veroorfaaktnbsp;hebben. Maar indien de Son kleinder als hy
udL ut.L iciver 1 neuoen. iviaar inaieii ue aon Kiemaer ais ujr beft fchikt, en de afftant des eenen van den an- i nu is, ge weeft was, foo zoud het over al veelnbsp;deren aangaat, gefchapen zijn geweeft, dar al-1 kouder en duifterder geweeft zijn, der wijl hynbsp;tijd de eene kloot in de kring der werkinge van' de kloot alleen maar Ichaars half zoud verlichtnbsp;den anderen zy, dat is, dat fy elk door een fe-| hebben. De Aardkloot dan is h\^\.Qevenma-kere overhandfe toevloet van harenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tigheid geftelt, datter geen volk op de Aarde
de ftraal malkanderen aandoen ; het welk een | zy, welk van niet genoegfame warmte en licht
1 nbsp;nbsp;nbsp;1gt;.l 'flnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/'T_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Aquot; 1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•
Openbaar teken is van een verwonderlijke
klagen kan, of de natuur toefchryven, dat fy in
J ... nbsp;nbsp;nbsp;A ^1 I ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;y-» ..-v «./T I 1*
evenmatigheid ^ langheid , of tuftchenftant, waar door fy van malkanderen af ftaan.nbsp;won- Indien derhalven de Son onder defelve af-’ welke hy in de Wereld van de Aarde
^«lt;iGods. heeft, grooter of kleindcr was, dan zoud, gelijk ........v.^vuv.1. viiu ucl
‘^'quot;quot;;^„hy grooter zijnde, door zijn al te groot licht, warmte veel fchade konde aan brengen, hierTrSonT/ rfrrwaar door hy altijd het grootfte gedeelte der om heeft de Wijsheid van deeeuwige Werk-
A nbsp;nbsp;nbsp;... ___4^ nbsp;nbsp;nbsp;ï *f xnnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;O 11nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Izquot; flnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 1quot; 4^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Xl- V....nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_ _ nbsp;nbsp;nbsp;I _nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ .A 4 ^ ynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;444nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1« ^4!.^ ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;J .te
lig-
de ver ^clinge vannbsp;licht d.nbsp;Sonn
de verdelinge van het nootfakelijk licht ver-fuimig is geweeft. Maar fie van defe dingen Art. noft. Magn. Lm. pmb. Fol. 5-7.
Maar dewijle het Jchynfel der Sonne uit de ceMaanó gedurige toevoer van het verfpreide licht der
hy —o o ------
Aarde zoude benauwt, alfoo ook de grootfte oiigematigtheid der dingen ingevoert ; ooknbsp;zoud’ hy onder de Afpunten boven het halfnbsp;Jaar, ’t half rond meer als de helft verlicht heb-hen, waar door niet alleen in de ganfche Aardkloot een feer grote ongelijkheid van Tdagen ennbsp;dSachten ^ en ook de grootfte ongefteltheid desnbsp;Jaars en ’t is niet te feggen hoe groot een onge-
meefter een ander aardwaterig lichaam, de Maan namelijk, geftelt regens de Sonne j opnbsp;dat het gene de aanhoudende kracht van denbsp;hitte der Sonne, droog gemaakt en verfengtnbsp;hadde, door fijn kracht en ingeborene vochtigheid tot een juifte getempertheid weder brengen zoude, enopdatnietdeiVföf??/^ als nadernbsp;aan de Aarde, defelve meer als recht, door
een
Cap. VI. een menigte en overvloed van vocht zoude j de deelen van fijn plicht j, met die neerftigheid hinderen, heeft hy gcvvilt dat defeivedan zal j in de Wereldlijke huishoudinge waar neemt,nbsp;toe en dan zal al nemen, foo wel om een netter welke de wet van de eeuwige Wijsheid aan ie-temperament van de ondermaanfe dingen te, der der felver heeft voorgefchreven.nbsp;beftellen, als tot ontelbare andere gebruiken | Van welke dingen dewijle wy daar van innbsp;en nuttigheden, welke wy '\\\\iQX.s^xso\'^s^ri\ltmerar.Exftatic. gehandelthebben,foowij-dit werk zullen verklaaren.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;| fen wy den Lefer daar henen. Defe dingen dan
Ook moet de ganfche reije der Planeren niet j voor af gegaan zijnde, laat ons nu het maakfel voor nodeloos gerekent worden, dewijle elk ,engellelvanxiennafporen.
Van het uiterjle geftel der Aarde, en dejfelfs grootheid.
Ut vajlig heid dernbsp;Aarde*» Cap. VII. nbsp;nbsp;nbsp;Y liet dan , dat aan dit verwonderens i C Ip waardige werk door foo groot een konfl; van de Goddelijke Wijsheid is gemaakt,! noch ordre , noch Jchïkktnge j noch huishou- [nbsp;dinge of overeenkomft ontbreekt ; in welknbsp;niet is , welk niet over al zy bequaam , net, jnbsp;heerlijk , en alle verwonderinge te boven;nbsp;gaande. Wantfoo ge fiet op de vercierfelen der jnbsp;Pilaren, of her verwaïlffel en giants der daken |nbsp;of overdekkingen, of de vaftigheid der Fonda-1nbsp;menten, nootfakelijk moet gy tot een prijfelij-jnbsp;ke verwonderinge verrukt worden. Maar hoe |nbsp;, . kan het gewichte van defenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gegrond j 001 offen. nbsp;nbsp;nbsp;7 welk zijn de mallen ? op hoedanig | een verband van palen zijn fygeveftigtomopj de onvafte fwaarte der baren die rondom defel- jnbsp;ve gegoten zijn, met foo groot een vaftigheid^ jnbsp;Haan te blyven? foo wyde drie overige hooft-1nbsp;floftèn voor Pilaren van het maakjel der Aarde ]nbsp;willen ftellen; wy zullen fien dat de eene foonbsp;veel verfchilt van de andere, alsde LA^^é’/vannbsp;de Aarde. Wie heeft ooit konnen fien èae^ilaren 5-000 Jaren hebben konnen blyven ftaan, in welkenbsp;tot noch toe de legcrfteden, banken, kruinen,nbsp;flingers, verbindingen der beddens, tafels, tinnen j en andere deelen der T^ïlaren volkomeiijnbsp;en vry van alle verdervinge blyven, daar nochtans de hooftftoffen nu by na 6000 Jaren innbsp;haar geheelheid gebleven zijn.? Wie verwondert üch niet over heedakvm di\tgefield welknbsp;niet alleen het bovenfte gedeelte van dit gebouw , maar het ganfche gebouw overdekt,eennbsp;dak welk door de beweginge van een onophoudelijke omdrajinge, foo gedurig gedraait wortnbsp;op dat het het huis volkomelijk dekke;enfo omnbsp;het felve geleidet word datfe het geenlints be-fwaart, en het is daar foo verre van daan, datnbsp;het de aarde met duifternilfe zoude bedekken,nbsp;dat het liever alle delfelfs ontfangers met lichtnbsp;en warmte over Hort •, dit dak noemen wy dennbsp;Hemel een groots en treffelijk werkftuk vandennbsp;Eeuwigen Bouwkonftenaar, welkers vloer, denbsp;Aarde j in de middelftede van de Wereld ge-plaatftj vaft is en felf over al vaft aan een ge-venierfel fonnen, bekleet met bloemen, vruchten, kruide»- Heme- den, boomen, heefters, welker alle ongeloo-felijke menigte door een onverfadelijke ver-fcheidenheidonderfcheiden door welkers ge-ficht gy vermaakt, fmaak gevoedet, reuk ver-uikt wordt : welkers Maanden zijn Bollen,nbsp;ie met de Hemelen gemeenfehap hebben, |
vaft door een aan-een-houdende kruin, fterk door een gedurige wet der omdrajinge, helder^nbsp;net, van buiten en van binnen licht, door ft lichtnbsp;w^elk de Sterren uitfehieten, fichtbaar- YoQgvermake-hier by de verfcheidenheid en grootheid dernbsp;vermakelijkheden j de altijd durende killingennbsp;der Fonteinen, doorluchtige vochtigheden, denbsp;aldercierlijkfte en bloejenfte oevers derRievie-ren, de verwulfde hoogrens derfpelonken, denbsp;rouw en oneffenheid der klippen, de toppennbsp;der overhangende Bergen, de breedgeftrekt-heid der velden op dat ik niet en fpreck vannbsp;de grooteen onuitputtelijke menigte en overvloed der fchatren die in de diepfte ingewandennbsp;der Aarde verborgen zijn. En wat een verfchei- n* mwom-denheid en geral iffer vanInwoondersvandit^quot;quot;J^^j'nbsp;foo verwonderlijk ‘Paleis, hoe groot een ver-fcheidentheid j behalven den Menfch, het einde van alles, van alle dieren ieder in fijne foortnbsp;verfchillende.droe groot een Wijsheid en Goedheid van denHUlS BESTIER DER,in de voor-fieninge van dat gene welk ieder der felve omnbsp;fich te onderhouden en voort te fetten van noden heeft ? hoe treffelijk een fchoonheid van denbsp;Zee.? hoe groot een menigte van Eilanden.?nbsp;wat een aangenaamheid van Oevers en Stranden .? hoe veel, en hoe ongelijke foorten vannbsp;Viffehen en groote Ondieren, die met haarnbsp;aangebooren fchelpen aan de rotfen hangen. De wonderbarelijke uitwerkingen van de Lucht, het Water, en Vuur, die haar inde na-tuure der faken vermengen en daar toe aan-fpannen, ga ik ftilfwijgens voor by; daar nevens de innigfte gefteltheid van de binnenftenbsp;ingewanden van den der Aarde. Maarnbsp;ik vier geen langer fchoot om langer van de onwaardeerlijke werken Gods meerder te fpre-ken, op dat ik, door ’k weer niet wat voor eennbsp;verrukking van finnen vervoert, vandeftoffènbsp;die wy voornemens zijn te verhandelen, nietnbsp;langer als het behoort, afgetrokken worde. Het Aardrijk dan, welk wyde Aardfe JV?- di Aari-re ld noemen, de kring of het ronde van het”’^^quot;'.^'' menfehelijke geflachte, tot een kloot uit Aarde 'nbsp;en Watert’faam geftelt, hangt in het middennbsp;der Wereld vaft door h-are gewichten of fw^aar-te; welkers buitenfte oppervlak, als ten deelenbsp;alsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Aardsytamp;n oeele als met een wate rig dekfel bekleet, gaat alle de andere ronden van de Wereld en in treffelijkheid en in verfcheidenheid van faken te boven ; welkersnbsp;grootheid en hoeveelheid hoewel defeive van feer |
tenllen omtrek , en van de grootheid en hoeveelheid van een Bol of Rond door defel-ve te vinden feer feker en onmifl'elijk zijn; en ook de ontlediginge van de Bolrondige
lijk leme-itn.
IL boek , VAN HET WERKSTUK DES AARDKLOOTS. 73 Cap. vil. feer veele Wiskonfienaars van alle eeuwen, die warelijk feer grooten lof-waardig zijn,nbsp;die verllandigen wel ter deegen afgericht wa- zult onderfocht hebben j foo zult ge nauwe-ren, is onderfocht, echter van niemand, voor ’i lijks vinden dat den een met den anderen overnbsp;foo veel my bewuft is, niet net tot huiden de-leen komt ; daar echter de regulen van denbsp;Kitmund fcu dag toe wort geweten. Want de meeften evenmatigheid des middelijns tot den bui-LKh«ra fy fulks onderftaan voor onderilellen eennbsp;des Aard- Kloot die wiskonftig rond is ^ fy voor on-een volkomen vaftigheid van de-fen Klomp j de felve van alle de binnenfte
Oorfaak
hooien fijner ingewanden af trekkende , en , Driehoeken, foo èi.cLandmeteryo^^\}nko\:Qn door defe redenkavelinge zijn fy wel tot ee- flaat, niet bedriegen kan. Welk derhalven nanbsp;nige fekerheid van metinge geraakt, hoewel onfemeininge de reden van foo groot een ver-niemand tot de juifte bepalinge van deflelfs fchillentheid zy ^ zullen wy een weinig opennbsp;gekomen is.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I leggen. *
Landme-terli)k on-derfoek niet •valt.
Want behalven de bedriegelijkheid van ! Twee dingen mein ik datter voornamelijk Aaidri^**^ de Veranderlijke en ongeftadige metingen, | zijn die alle den arbeid der Landmeter en in hetnbsp;onder 'het en dic aaii ieder, ’k zal niet feggen Rijk, maar i meten van de hoe grootheid der Aarde te leurnbsp;Landfchap , ja Steden byfonder en eigen jftelt.
zijn , foo komt daar by , en de ongelijkheid | Het eerfie is, de al te groote 'verfcheiden-van ontallijke Bergen, en die haar door een i heid der maten ^ in verfcheidene Landfchap-faam gefchakelde ordre wijtenbreet verfprei-1 pen , Rijken en Steden gebruikelijk ; welke den, en dan detotdefendagtoenochnieton-j verfcheidenheid, warelijk foo groot is, datternbsp;derfochtetulTchenruimte der vlaktens en woe-: naauwelix een Stad zy, die in de hoegroot-llijnen die tot onmctens toe uit gefet zijn, alle i heid van maat niet van een andere verfchilt;nbsp;welke dingendewijle die onder defer menfchen en darter foo niets fwaarders zy, als alle defenbsp;kennifle niet vallen, alfoo kan het ook onmoge-werfcheidenheid der maten ^ tor eenfekereennbsp;lijk gefchieden j dat die dooreenfekereenbe-lonveranderlijke maat te brengen , .dewijl denbsp;paalde metinge door een menfchelijk vernuft i grondllag hoe foo een maat te maken noch nietnbsp;konnen bepaalt of befchreven worden. Waar- j gevonden is.
lichaam der Aarde uit een Waterige en Aard-fe felfflandigheid tot een bol kringswijfe fa
de genoemde greinen van een foo verfchillen-de hoe grootheid, dat defelve naden aart en ge-
men gelopen, alle de toppen der Bergen, en Uegentheid van verfcheidene geweflen,Geficht-^’’quot;'^‘'^^‘'’ de daar op volgende dieptens der Valleien over einders en Landen merkelijk in hoe grootheidnbsp;het hooft fiende aan te merken,, en volgens! verfchillen. Maar foo ge, wat voor een lid vannbsp;defe vooronderftellinge hare metingen in het het menfchelijke lichaam het ook zy, vooreen
om de Landmeters alleen met een enkele Wantfoogevoordealderkleinftemaatofhet kan vooronderftellinge te vreden zijnde, op dat alderkleinlle gewicht fielt, by voorbeeld eennbsp;fy iets fekers zouden (lellen, gewoon zijn het tarwe grein, of een moftaartfaadjen, foo zijn wichte^c-
ongelijkheid vinden, hoe meer de eene menfeh van den ander in opficht van geftalte des li-chaaras verfchillender zy. Op dat derhalven innbsp;foo groot een verfcheidenheid iets fekers zou-
te zijn
Hoe ik ’r meer onderfla^,
Hoe ik meer rug’waartsga.
Eratoflhe- Eratofihenes heeft dat eerft met een Son
werk te ftellen. Welk alhoewel veele in alle ty- fekere grondftag van een mate of gewichte zult konftenaars*^^'^ hebben onderftaau , fco verfchillen fy ech-nemen, het zy een duim, palm, fpan, voet,nbsp;tn het me ter foo fccr onder den anderen, dat het vol-1 trede en diergelijke , warelyk ook onder dienbsp;Aardé!^''nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;onaardig van haar fchijnt gefegt | zultge foo veeltegrooterverfcheidenheidvan
newijfer ondernomen, tuftchen Syene en Ale-\A^ geftclt worden, foo moft een fekere en on-
miffelijke mate of gewichte aan alle de IVis-van de Wereld beftelt worden, na welke fy hare werkingen zouden doen , ennbsp;dat door fekeren Monarch van grooter machtnbsp;en aanfien , en die niet op papier of perga-ment gefchreven (alfoo ook die de veranderin-ge van lucht en Landftreeken onderworpennbsp;zijn,) maar inkoper of diergelijk een harde ennbsp;duurfame dofte in gefneden. Maar dat ooknbsp;foo de reden of wijfen van de aangenorae-maat niet beftaan kan , toone ik op defenbsp;wijfe.
In de nitvindinge van defen Landmeter- c-en andere lyken handel wordt nootfakelijk vereifcht,nbsp;voor-onder-ftelt , de ontlediginge van eennbsp;driehoek, uit de evenmatigheid van welkersnbsp;fijden en hoeken als wy de hoegrootheid vannbsp;een fijde weten, de kenniflè van de geheele
K nbsp;nbsp;nbsp;onbe-
nomen om xandrieuj ook hebben fulks gedaan
tme7ei^ nbsp;nbsp;nbsp;^ Strako, Ltolomaus ^ maar
op een wijfe feer veel van die '^¦è.n Eratofihenes verfchillende. Ook heeft met groote kollen daar van in de velden Ftnlt;iar een proef genomen den Koning Alammon^ gelijk by dennbsp;Arabier Abulfeda geen onaardig Land-be-fchrijver, telefen is. Ook hebben fulks onderfocht alle ntik.otneW'XeJVükonfienaars die maarnbsp;eenigfints fchrander van verftand waren ^ metnbsp;Sonnewijfers, en andere diergelijke werktui- nenbsp;gen, als ook met een konftige en nette mee-tinge van feker vlak Landfchap omtrent hetnbsp;Weften, welk met een Hemelfche graad overnbsp;een quam. Sy hebben de hoogtensvanToo-rens en Bergen verfet, op hoop om tot foo ge-wenfcht een kennis te komen, maar te vergeefs; want als ge dc poogingen van alle die,
I. Deel.
-ocr page 107-74 nbsp;nbsp;nbsp;De onder-aardse wereld, Cap. VII. onbekende hoegrootheid gehaalt wordt, ^n\'winge oi verbrekinge de verborgene dingen \vy daar door tot die kennifle komen. Maar j boven hare naturehjke plaatfing na de ge- keren Tooren of Bergmuren of kijken, recht (van dt grootheid des Aard kloot sXoogxooicQïi toe reclit aan tot het voorwerp gaat, foo dat | verfchil zy. Maar die dufdanig cenLandme-het niet gefchieden kan j dat fuik een flreep j terlijk nverk in een groote vlakte door roedennbsp;niet net geflelt zy , welke Alhidada , foo i aanvangen, vinden even foo veel fwarigheids;nbsp;recht toont te zijn ; maar die de geheimenif- dewijle een ruimte hoe weinig die ook zy , be- ninge, te gelijke fijne veranderingen of ontflel-(doet fich een andere fwarigheid op; dewij-teniflen heeft. Hier komt by de ganfch niet ge-de wy niet konnen weten , of cfe gefeide lijkende gefleltheid der f laat Jen, waar door | vlakte met het oppervlak van de Zee rechtnbsp;het gebeurt, dat het lucht-midden anders zy ; voor valt , of die ook of hooger of lager zy.nbsp;aan de Zee, Revieren, Meiren, MoerafTen;; Want wie fiet niet dat indien fy hooger is, dennbsp;anders op de Bergen en woefle en dorre of niet, omgang hooger als den omtrek, indien klein-waterige plaatfen; anders in de Zuider, anders ; der, kleinder voorden zal? en het middennbsp;in de Noorder landen; anders onder de dorre j wie zal daar toe komen .? Sekerlijk Hy al-ofverfengde, anders onder de gematigde, an- ;leen, die gelijk hy alle dingen in getal, ge-dersonderdekoude Wereld-flreek, en dat foo | wicht en mate alles heeft gemaakt, ook al-het felve aan den flaat en naturelijke geflelt- 1 leen de nette gelijkheid van het Aardfe oJgt;- pervlak met weet. Daar zijn andere , die meinen dat fy uit een fekeren hooge fchouwplaats , door dennbsp;GeJïcht-Jireej , het oppervlak van de Zee rakende , ten einde van den Aardmeterhjkennbsp;handel konnen geraken ; maar wie zal in fuiknbsp;een ongejiadigheid van die hooftjioffe de flipnbsp;der rakingen fekerlijk konnen aantekenen ;nbsp;wie een Wekere en vafle Stip in de ongefla-digheid van deffelfs vloeibare Nature , ^Q^ZZiaget -----... uv nbsp;nbsp;nbsp;—---------^ nbsp;nbsp;nbsp;Bareii nu foo diep als den afgrond dalende zee »^^ aan ons doet fien, welke echter na de nbsp;nbsp;nbsp;dan foo hoog als de Bergen rijfende, onder-ƒ kijkkundige flriktheid , noch onder den Ge-1 fcheiden.? Sekerlijk niemand. TicAardmeters fichteinder fchuilende, niet mollen voor den | zullen haar wel vaflelijk laten voorflaan dat fynbsp;dag gekomen zijn. Eilanden in den midden-j in de nabyheid van den Gefichteinder- en Hellen boefem van de Zee, komen voor den dag, | mei, door óicnGeJicht-JlreeJ niet als den Stipnbsp;die eerll niet te fien waren, kruinen der Bergen (raken, maar ik fegge» dat dat flechts foo eennbsp;anderfints noit gefien doen haar op; voorwaar | Stip is , die in fijn wijd geflrektheid , ’kzalnbsp;door geen andere reden, dan dat de wanfchou- j niet feggen een voet of trede, maar veele quot;mylen ¦ be- dufdanig een driehoek kan niet geftclt worden , als door een fichtbare of Sonneftraal in een feker ftuk of w^erKtuig vaneen Sonnewij-fer; maar dat geen van beide tot dit werknietnbsp;genoeg 2ijn kan, is foo waaragtig , dat niemand daar aan twijffelen kaïij ten zy mogelijknbsp;die^ diefichaan de onmydelijke klippen in denbsp;fichtkundigenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;haar opdoende, noit gefloten heeft. Detuuring 'Eqxi Nieu'weling niet veèl in den Sterre-fmvJ‘'kykkundigen handel ervaren, foudehetmoge-in nbsp;nbsp;nbsp;daar voor koimen houdeii, dat den j waar door wy door een hoogt en wijdt-driegeiijL meter op een fekere Star, of kruin van een fe- fen der Nature kennen, en de ongefladige na mre der wederflrevinge , in foo groot eennbsp;verfcheidenheid van middelen , naukeurigernbsp;na fporen, bevinden het anders. Om welk eennbsp;weinig wijdloopiger te verklaren , foo moetnbsp;men weten dat het midden des hichts om denbsp;ongefladigheid van de vloejende nature , foonbsp;verfcheiden is, foo in opficht van de tijd, alsnbsp;plaatfen , dat naaulijks defelve uure van dennbsp;dag, naaulijks defelve maand of week in dennbsp;geheelen loop van een jaar kan aangew'efennbsp;worden , in welke het niet volgens de ver-fcheidene wetten van verdikkinge ofverdun- heid der Gefichteinders, nootfakelijk anders en wederom verandert wordt. Het is feker,nbsp;dat ook de Ge Jicht oiSien-Jir aal degrondflagnbsp;van den ganfchen Landmeetkundigen handel,nbsp;volgens de genoemde verfcheidenheden wonderlijk ontflelt wort, terwijl het gefiene voorwerp nu hooger , dan lager , na den opfichtnbsp;ifkheil^in gclegentlieid van het wanfchouwen mid-de -wan- den vertoont wordt. De Gefichteinder felve fchouwing toont defe bedriegelijkheid , die de lichtheb-uc «s. nbsp;nbsp;nbsp;lichamen der Sterren , nu door de macht van de verbrekende Nature op gegaan, |
fteltheid des midden , nu hooger en hooger opbeurt. Van welke dingen üe Art. ncfir.nbsp;Anaclajlic. in ons Werk welk Ars Magn. Luc. ^ ^mbr. genoemt wordt , alwaar wy alle defe dingen wijdloopiger verhandelt hebben. Dit dan geflelt zijnde, mein ik dat het niet Welke de gefchieden kan j dat iemand hoewel hy eennbsp;fchrander en fnedig verfland heeft j de hoog- groot eennbsp;te van een Star ; of vergelegene Berg netnbsp;warelijk, laat hy foo goet en ftker een w^erk- Zl nemennbsp;tuig hebben als hy wil, kan w^eten ; foo datnbsp;ik enkel daarom meine dat dit de eenigc oor-faak is , waarom datter onder de Schrijvers halven dat die in opficht van den omtrek van den Aardkloot ongevoelig zy, ook het klein flenbsp;gedeelte van den Hemel met de felve nietnbsp;over een komty welke ik daarom geloovedatnbsp;niet door werktuigen in de Eerfte of tweedenbsp;minuten kan geweten worden; op dat ikon-dertuffchen van de misdagen der meters, die fynbsp;in het nieten der lengten door roeden of ketenen fonder het voor by te konnen begaan,nbsp;fwijge. En geflelt zijnde, dat alle defe dingen ten rechten en met een naarfligheid die daar toenbsp;vereifcht wordt gedaan zijn ; fie daar door lie van het Water, kent en |
II. boek, VAN HET WERKSTUK DES AARDKLOOTS. groote kuilen fonder getal, kleine, alderklein-lle, aldergrootfte voorfien is; en ook uit mengingen van een ongelijkflachtige nature be-ftaat, nootfakelijk kennilTe, en wel een nette, van alle defe dingen hebben. Laat ons derhalven met den Goddelijken nemen warelijk niet beftaan kan, tenzymenjbefluiten, het oppervlak van de Zee rond, fonder eenige j nbsp;nbsp;nbsp;Gordet mtj als een Man j uwe lendenen ongelijkheid, ten zy men de Aardfe vlakte met yoo fal ik u vragen, en onderricht my- Aarde weg genomen zijnde het overige aan'meten en te wegen ,dewijlewy die nbsp;nbsp;nbsp;in ou den evenaar bevelen , moet mijns bedunkens ife Werken hebben befchreven, en daar naulijks voor een voornemen gerekent worden,dat ftou-1 een Landbefchryvend Boek is, alwaar die nietnbsp;ter is als nabehooren; dewijl dat bchalven de; te vinden is, ben ik met voordacht, om niettenbsp;onnutte oefteninge derrekeninge ons geen an-, doen ’t geen foo veel andere gedaan hebben,nbsp;dere nuttigheid voort of toebrengt. Dit eenige voorby gegaan, op dat echter den Lefer vannbsp;weetik, ézi\\Qt gewichte ÓlCc Aarde n-Si tefpo- 1de vereifchte kennilTe niet zoude yerfteken ren, mogelijk meerder fwarigheden met llch vergefelfchapt heeft, als den arbeid v.analhetnbsp;menfchelijke vernuft oit kan te boven komen.nbsp;W ant gelijk als in het volgende zal worden ge-toont, foo moft iemand óm rot het voorbereidenbsp;oogmerk van de weginge te raken, dewijle denbsp;'Aarde met ontelbare holen doorgraven, met ^Ap nbsp;nbsp;nbsp;' *’¦ befdirijft en bevat; wy worden door onfe fm-nen te leur geftelt, door de ongelijkheid van het oppervlak der Zee voor een efFene vlaktenbsp;genomen, worden wy bedrogen, de Lucht fetnbsp;ons op duifenderlei vvijfe een toot; foo dat daarom dit ganfche Aardmeterlyke werklykvoor-het oppervlak van de Zee malkanderen rakennbsp;de, ten zy men de Lucht midden in alle plaat-fen het felve ftelle. Welke faak gelijk die denbsp;menfchelijke macht en wetenfchap verre te boven gaat, alfoo wordt ook al het voornemennbsp;van het menfchelijk vernuft in de hoegrootheidnbsp;der Aarde net na te fporen,befpot en te leur geftelt - Welke dingen ik niet fchrijve, om iemandnbsp;in foo prijfweerHig een voornemen te benadee-len, maar op dat ik de fwarigheid, om de faaknbsp;uit te voeren voor het ooge van den nieufgieri-gen Lefej: ftelle. Maar ik kome tot het andere ftuk van de fwarigheid. Daar zijnder die niet alleen de op-Aarde pcrvlakte, maar ook de bondigheid en hetnbsp;wichte van de Aarde de weegfchaal willen Aardfe Mid- vooronderftelt zijnde , foo fy door die vooronderftellingde Wereld z\s gelykflachtig,nbsp;een lichaam foo groot en lang het is voor bondignbsp;of vaft aanfien, niet fwaar om doen zoude zijn,nbsp;maar datter fommige zijn, die de holen der |
Waar waartgy doe ik Fondamenten der Aarde leide ?geeft het te kennen, indien gy kloeknbsp;van verftanazijt. Wie heeft hare maten ge fet ?foogy het weet, ofte wie heeft over haar een richtfnoergetrokken? Waar op zijn hare grondveften neder gefon-ken: ofte wie heeft haren hoekfteen ge legt ? Zytgy de diepte der Zee in getreden, en hebt gy in de uit erft e plaatfen van den afgrond genbsp;wandelt 1 Hebt gy de breette der Aarde vernomen ? En Job antwoord. Wat kan ik antwoorden ? ikzalmynehand‘°^^^f op mijnen mond leggen, een woord heb ikgefpro-ken, welk och of ik het niet gefproken haddcj ennbsp;ook ten anderenmaal, en niets zal ik daar toenbsp;doen. En dit zijn de dingen welke ik gedacht heb-be dat van de woeftheid tngrootheid der Aardfe Wereld moften gefegt worden : de wijfe of maniere om de klomp van het geheel al en te blyven, zal hy by onfenfeer geleerden Vader Ricciolius in Almageft. nov. fom. i. Fol.nbsp;een tafelken vinden van de Schrijvers ^ die totnbsp;het meten vande Aardklomp het hare hebbennbsp;gedaan, vinden, alwaar hy in foo groot eennbsp;verfchillentheid van gevoelens ^ fich van dat,nbsp;1 dat hem meeft aanftaat, kan bedienen. |
Het VIII. Hooftstuk.
Fan de Bergen des Aardrijks, en der felVer nootlakelijkheid.
VIII. VI Soad, *‘o«. ONder alle Schryvers, voornamelijk de uitleggers der Heiliger Schriften, is eennbsp;groot verfchil,ö/^e Aarde voor de Sond-vloed met Bergen is befet geweeft, dan of de-felve over al en aan alle kanten een vlak rond-bollig oppervlak heeft gehad. Ieder gevoelennbsp;heeft fijne verdedigers en aanhangers. Maarnbsp;gelijk het eer/?e het waaragtigfte is, foo is hetnbsp;j,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;laatfte feer valfch ei^evarelijk Voor het geloo- Heiligen Text feker leertuitdrukke-lijk, dat de Aarde van den beginne met.fier-gen is voorfien geweeft; want fy Ipreekt van den Berg Ararat, fy fpreekt van de wateren innbsp;de Sondvloet dat' defelve vijftien cubiten hoognbsp;ftonden boven alle de Bergen in de ganfchenbsp;Aarde. Soo dan de Sondvloed der wateren denbsp;!• Deel. |
Bergen bedekt heeft, foo zijn defelve nootfakelijk voor de Sondvloed geweeft; waarom men de voorftanders of navolgers van het laatfte gevoelen niet hoorei! moet. Tixt Mnnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Aard kloot met Bergen is befet geweeft, is foo feker^ dat niemand tot het tegenftrydige gevoelennbsp;kan overgaan, dan die, dien de nootfakelijkheidnbsp;der nature onbekent is. De Bergen zijn voornbsp;den Kloot Mr Aarde foo nootfakelijk geweeft,nbsp;dat den Aardkloot fonder defelve niet beftaannbsp;zoude konnen, foo om de voorname nuttigheden welke fy de Aarde toebrengen, als orn redenen die wy een weinig hier na in het breedenbsp;zullen verklaren. Nademaal, gelijker wijs denbsp;Goddelijke voorfienigheid door een verwon-dcrens weerdig konft of werkftuk de Kloot vannbsp;K ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de |
RDSE WERELD,
I lucht, alle w-elke dingen nergens anders als in j de hoogfte vertrekken van de Bergen te vindennbsp;zijn. Hierom foeken en Menfchen en Beelten,nbsp;door de Somer-hitte afgemat, meell altijt^cr^-agtige Landenj en dat koekens halven, en omnbsp;hare gefontheid te bewaren.
Ten vijfden j, wat zijn de Bergen anders, als Mineralen, de eerlle onuitputtelijke IburlTevande Minerale lichamen ^ in welker holligheden fy doornbsp;verborgene wegen, door de kracht en force vannbsp;het onderaardfe vuur, als infekerForneisgekookt, en tot behoorlijke rijpheid gebrachtnbsp;j zijnde, ten nutte der llervelingen worden tenbsp;I voorfchijn gebracht. Ik zal te defer plaatfenbsp;Wande aangenaamheid der gelichten, van denbsp;; nuttigheid, welke fy door haare fchaduwe aannbsp;; de ondergelegene vlakken der akkers en val-I leien toebrengen, niet fpreken ; van wat voornbsp;i aanbelang de Bergen zijn in het bekellen vannbsp;I de nature der plaatfen, fw ijg ik ook : dat durfnbsp;1 ik heiliglijk verfekeren, dat de eigenfehap ennbsp;I hoedanigheid van verfcheidene Rijken, Lan-I den en Steden nergens anders als van de natu-1 relijke ftellinge der omgelegene Bergen voortkomt. Maar een ding ilfer her gene devoor-fichrige nature in de ftellinge der Bergen ^ ennbsp;oneffeiimakinge van de Aardfe deelen voornamelijk beoogt, namelijk een ge-evenmatig-de aangroei van de warmtefonder w-elke niets Bergennbsp;ten rechten gefchikt zoude hebben konnennbsp;worden ; w'ant hier door gefchiet het, dat de ^jfte.
I ftralen van de Sonne en andere Sterren, tus-j fchen de kromme engtens der Bergen, en onge
•van Bergen
De nuittg-heden der Bergen innbsp;den Aardkloot.
lijke gefteltheid van de lleenachtige klompen, door een verfcheidene w^eerflag de hitte ge-w'^eldig doen toenemen, en de opw’afemingennbsp;1 en dampen, die een grooten invloet op ons ennbsp;alle lichamen hebben,uitlokken; uit w^elke din-' gen nootfakelijk ontallijke nuttigheden in denbsp;I himhondinge der Aarde, gelijk te fijner plaatfenbsp;; zal gefegt woorden, moeten voort komen,nbsp;j Wien is het niet door de ervarentheid be-; kent, dat de vlakrens gelegen beneden de Beregen , foo haaft als de Son in den Ram komt, denbsp;fneeuwhoopen , met w elke de toppen der Bergen befet zijn, gefmolten zijnde ^ het rondomnbsp;gelegene Land wonderlijk gedienltig zijn, ennbsp;tot vruchtbaarheid aanfetten? En op dat denbsp;Aarde door al te veel vogtigheden niet te drasnbsp;zoude worden, foo ftoot fy^ het ftaan blyvennbsp;van de vogtigheid door haar rondbogtigheidnbsp;belettende , defelve door een gedurige vloejin-ge binnen de Oever der Rievieren bedwongennbsp;hebbende , in Zee; op dat fy foo van hare overtollige vogtigheid ontlaft zijnde bequaam gemaakt worden, om alle dingen te doen voortkomen.
Want indien de Aarde, met een effen opper- marom^^ vlak was uitgeftrekt geweeft, foo zoude zynbsp;kcr 3.11c d-cre voor vcrh33ldc voorucclcn licb-to Aa^quot;nbsp;i ben moeten milTen; want ook zouden de Revie-j ren haren loop, om de gelijke oppervlakte dernbsp;! Aarde nier aan gehouden ^ en het gefmoltennbsp;^ Sneeuw geen plaats gehad hebben om haattenbsp;jontlaften ; denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;derhalven door de veel
heid
Cap.VJII. de Aardfe Klomp heeft daar doen zijn, alfoo zijn ook de einden van den Werkmeefterfoonbsp;verhevene , datter naulijks iemant zy , hoenbsp;fchrander van verfland hy oook welen mach,nbsp;die die alle in het gemeen en byfonder kan weten en verdaan, ’c Heeft my echter evenwelnbsp;goed gedacht fommige dingen te defer plaatfenbsp;te verhalen, op dat iemand die herlTens genoegnbsp;in ’t hooft heeft, daar uit, het overige zoudenbsp;konnenbelluiten.
•/ Geraam- nbsp;nbsp;nbsp;g ^ Eerfl j de beenderen doen in
de kleine Wereld, dat doet het gellel der ^er-(chakeiinge ggji nbsp;nbsp;nbsp;clc Aarde ^ die deii ganfclien Klomp S2eci
¦van R^r- j_ardkloot foo klemmen en verbinden, dat die geenfmts kan ontdaan worden, maar op de-fe wijfe een volkomene beftanelijkheid ofva-lligheid krijgt. Want dewijle de Aarde nietnbsp;eenerlei klei in haar fchoot bevat, maar met ontelbare foorten van verfcheidei^ dingen , alsnbsp;met Mineralen, Poeders, Mijn-vogtigheden,nbsp;AlTchen, gelijk naderhand zal verhaalt worden , bevrucht is : foo zouden warelijk die dingen niet konnen bellaan, ten zy die door eennbsp;valle houdinge binnen haar binnenlle holligheden, door liet verhand der Bergen; gelijk denbsp;vaten door hoepels, gehouden wierden.
Ten tweeden, nademaal de Zee die rondom de Aarde vloeit, gedurig en door fijn bruifen,nbsp;en door Ebbe en V loed, en door het geweldnbsp;der Winden word gefchut,foo zoude defelve fe-kerlijk fonder het verfet der Bergen niet ftaannbsp;konnen; want door defe word de Zee binnennbsp;lijn palen en hooien, als door grendels en deuren gehouden, op dat hy de aarde door een onmatige overvloejinge niet verwoelle, volgensnbsp;Job. c. 38, het gene Job fegt: Ik hebbe den [elven met my-ne eindpalen omtrokken j en heb hem grendelsnbsp;en dtmtngefteltjCn ik hebbe ge fegt; tot hier toenbsp;fultgy komen en niet vorder, en hier zultgy dennbsp;hoogmoet uwer golven breken.
De Bergen nbsp;nbsp;nbsp;Xcn derden Jat Bergen waren ganfch noodig
¦aaren noo- yoortfettinge Van de Fonteinen en Revie-fourfre-üo^ïrren ; wmiac Jaraerondachtiger ^«jomei- Bergen, maakt dat defelve gemakkelijker innbsp;Zee loopen, welk niet zoude hebben konnennbsp;gefchieden indien de Aarde ten eenemaal vlaknbsp;was geweell; maar van defe dingen zullen wynbsp;breeder fpreken in onfe verhandelinge van dennbsp;Oorfprong der Fonteinen. De Bergen dan zijnnbsp;als fekerc borllen in de Aarde uitpuilende , ennbsp;als tot fekerefpijs enbewaarkameren der Nature , en om gedurig vogtigheid te verfchaffèn,nbsp;en om de ondergelegene valleien der Bergen ennbsp;Landfehappen, door behulp van het verquik-kende en behulpfame nat dat aan alle kantennbsp;en over al heen vloeit, te voeden en vruchtbaar te maken, van de voorfichtige Nature ge-ftelt.
Kruiden, Ten vierden , de Bergen doen wonderlijk ftoel *”veel en om de raferye der wanden te bedwingen, en om de verfcheidenheid der Kruiden,nbsp;Boomen, Planten , welke anderlints fondernbsp;de Bergen niet zouden voor den dag komen,nbsp;voort te brengen, en eindelijk om de hitte dernbsp;Sonne te matigen, en tot gefontheid van de
-ocr page 110-weginge zijnde en itilftaande zouden veroor-faakt hebben.
Uit alle welke dingen met inniger gedachten overwogen zijnde, de nootjakelijkheid der' Bergen openbaar genoeg blijkt.
vin. heid van de ftil ftaande en over al verfpreide welke de verrotdngen der wateren fonder be wateren, te gelijke met de vruchtbare drachten van de groejende en gevoelende Naturenbsp;zouden nootfakelijk, door den overvloed vannbsp;vogtigheid ^ verlooren hebben moeten gaan;nbsp;daar komt by, de ongefontheid van de lucht
Vein de verborgene gefteltheid der Bergen.
I)v)erjje ketenen Ue!i‘nbsp;Ber{;co,nbsp;welke dienbsp;zya, eanbsp;Waar toe, anders als een rug-graat, door net gefchikte en ke ordre worden voortgefet. \velgeftelde beenderen , door een aan een vol-1 Maar ge zult mogclijk vragen, waarom dus-gende reije door Sicilien aan de Bergen van! danige aan een gefchakelde ketenen niet in de word gehecht, en die dienien AA-ar/-j Zee gefien worden, maar aan de uiterftenbsp;bergen noemt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i Hoofden van den landen, als afgebroken en De andereSchakelvandegrooteketenverdwijnen ? Ik antwoorde , dat uitgeftrekt tot aan het uiterfte van het i dufdanige ketens Acs Bergen nier te eenemaainbsp;Zuiden, genaamt Caap de Bon Efperance ^ en afgebroken, maar onder de diepte van de Zeenbsp;dat die ordre foo tothetdaartegenover gele-linde felve ordre vervolgt worden ; maar datfynbsp;gen Afpunt van de Wereld vervolgt wort, leert j niet uitkijken, dan door de hier endaarver-buitentwijffel de reden felve. En uit dit Zui-j fpteide Eilanden in de Zee opkomende, beeld ufekerlijkindatdatdoöreen alderwijfte raad van den nature gefchiet is want dewijle denbsp;Zee door een gedurig vloejen den kloot dernbsp;Aarde omloopt, foo vereifcht de hooft-ftoftènbsp;van foo vloeibaar een nature als door fekernbsp;recht, een vaarweg vry van alle hinderniflennbsp;daar fy van daan begonnen | en beletfelen, en die over al te gebruiken was; hierom worden de ketenen der Bergen door uitftekende kruinen in den Oceaan niet vervolgt, op dat die aan de bewegiiige van dennbsp;Oceaan en Zeen geen verhinderingen toebrengen , en dat die foo een vrije doortocht hebbennbsp;Knbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zou- der dt Die een floffêlijke kloot of Bol willen maken, bereiden eerft de kringen, welke fy Middag of Zuid-kringen noemen,nbsp;in die fchikkinge, datfy malkanderen in de As-punten der Wereld door fnijden, en op defe ftelnbsp;len fy dan den Evenaar en andere evenwijdenbsp;kringen, en omdebelfanelijkheidvande Bol,nbsp;en om de verborgene gefteltheid van het Aardrijk aan re wijfen. Soo we het^lt;^^’/ der Aardenbsp;op een weinig fijnder balance waar door fy denbsp;kloot der Aarde toebereid en opfchik't , wegen en onderfoeken, wy zullen bevinden datnbsp;het de natuur net foo daar mede geftelt heeft;nbsp;nademaal de Aarde ^ meer als overvloedig,nbsp;felve leert dat de ketenen der Bergen van As-punt tot Afpunt, of uit den Noorden rot dennbsp;Zuiden geftelt zijn. Maaropdatwydewaar-heid der lake klaarder toonen.nbsp;lerfle rondenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ecrjle keten der Bergen tot een kring ge- der fcliikt wort vaii liet Afpunt afgevoert of ge-trokken door TJlandj Schotlandj Engelandj ‘Duitjland ^ door een aaneenvolgende rcije vannbsp;Bergen en recht toe recht aan tot aan de Al-fes j welke als een fekere SchakeV^xv den groten keten zijn, door welke, de Bergen dewelke niet in een gefchikte ordre uitgelet zijnde;nbsp;als eenige mifftal zouden fchijnen te geven,nbsp;tot meerder vaftigheid zouden gebonden ennbsp;by een gehouden worden. Van de Alp es nunbsp;als door een nieuwe kringige ordre gevlochten,nbsp;worden de Bergen met dennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ge voegt, door welke het hertje van ganfeh nbsp;nbsp;nbsp;niet der Afpunt, word fy door de onbekende ftre hen van het Zuid-Land tot aan den Oevérnbsp;quot;^an Magellanes j uitgefpannen, en hier vannbsp;daan Aooy de Andes, leggende in het Zuidernbsp;America, en de niagtig groote ftreken van hetnbsp;Noorden word fy door het Noorder Afpunt ge-Voegt met datnbsp;hadde. De andere keten de eerfien aan de rechte hoeken in het midden fnijdende, en uit hetnbsp;\^»keid‘' ¦^hpunt afgaande, en devoortfettinge vanfy-iis uitbreidinge door Tartarien afbrengende, |
voegt fich met den berg Imam j de welke door het middenfte Scbytien ^ het ryk -van dengroo-ten Mogolj en eindelijk door de middenrugnbsp;yzn Indien j totdeCaap Comorin uitloopt, alwaar hy door behulp van den Bodem der Zeenbsp;aan de Bergen van het Eiland Ceylon j en hiernbsp;van daan onder den Oceaan tor het Zuider As-punt uitgeftrekt wort; en eindelijk hier vannbsp;daan, door de onbekende ftreken van de landen en Oceaan, met het begin, waar van hynbsp;afgegaan was, faam gehecht word. En nademaal de gedurige Ebbe en Vloed van de Zeenbsp;uit het Öoften tot hetWeften, door fijne gedurige aanfpoeiinge, geen weinige verhinde-ringekonde toebrengen; hierom heeft de voor-figtige natuur dwerjfe ketenen der Bergen geftelt , door welke het Konft-jiuk van den Aard-Jen klomp te vafterhechtigheidzoude krijgen.nbsp;Waarom ge fiet dat uit het Ooften tot hetnbsp;Weften van het laatfte Landfehap van Chinanbsp;BergenBergen fodanig gehecht zijn, datnbsp;die welke China over dwers voortfet, den bergnbsp;Imam hmtenChina tot het weften van Schy-tiefij IndienV^fpife Zeej America, klein AJia^nbsp;Macedoitien, tot aan de Celtife en Rhatife Al-pes vervolgt , door aan een gehechte Bergennbsp;famen voegt, welke Alpes zy aan een volgendenbsp;door her Delphinat en het ganfche Narbonnifènbsp;Vrankrïjk aan dè Byrenaife Alpes overgeeft,nbsp;welke eindelijk hier van daan rot de laatftenbsp;Eindpaal van her Weften, tot dat fy weer komen daar fy waren af gegaan, op een ‘cconderlij- Waarotti dufdanigenbsp;ketenennbsp;m de Zeenbsp;met te fannbsp;z-ijn. |
78
DE ONDER-AARDSE WERELD,
tens van de omleggende landen te mets afge-leit zijnde, faamgeftelt zijn na dat de noot-fakelijkheid der nature vereifchte.
Maar de wijle wy foo God wil in hetz^ö/-gende overvloediger hier van zullen fpreken, foo zy dit voor tegenwoordig in her algemeennbsp;genoeg gefegt van de Bergen.
Cap. IX. zouden om de geheele Aarde door een ovQX’\^\\\Qttamp;gtn?,^td'werfer§en der Bergen geftelt, vloedige toevoer van water vruchtbaar te ma-1 op dat de natuur op defe wijfe, fonder verhin-ken ; welke niet zoude gebeurt hebben, foo' deringe fijne werkinge in de huishoudinge vannbsp;den Oceaan door de ketenen der Bergenhcltt, \ de Aardfe Were ld zoude volbrengen, ’k Wilnbsp;geen vrije, maar door de bewegingen en fchud-! echter niet dat iemand hier ter plaatfe het daarnbsp;dingen,ontoegankelijke doortochten zoude ge- j voor houde, dat defe ketenen der Bergen totnbsp;vonden hebben.En op dat hy door fijn al te vrije' volkomene kringen gefchikt, maar de boordennbsp;en geweldige beweginge de Oevers van de lan- of fomen der ketenen tot de onmctelijke ruimnbsp;den door fijne aanfpoelinge , tot geen hindernbsp;zoude ftrekken, heeft de natuur defe ketenennbsp;è^txBergen beftelt,op dat de ftormen van de on-ftuimige baren aan de felve gebroken zijnde,hynbsp;binnen fijne bepaalde Oevers zoude weder ke-ren.En nadien den Oceaan ook fijne wetten vannbsp;vloejen van het Noorden tot het Zuiden , ennbsp;anders, op fijne gefette tijden onderhout; zijn
EEN half rond,
Van het geraamte den Aardkloot ontbloot Van Wateren.
Sie de hier nevens gefielde Figuur. In welke de keten der Bergen ABC toont, die rèye dernbsp;Bergen^ welke van het Noorder Afpunt doornbsp;het midden vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en è,oox Africa, tot
aan het Zuider Afpunt, en hier van daan door de Andes van het Zuider America ^ wederomnbsp;aan het Noorder Afpunt, waar van hy afgeleidnbsp;was, gebracht word. Maar de keten der Bergen j A E C, wort van het Noorder Afpunt Anbsp;uitgeftrekt door het Midden van AJiatj Qtiln-
I dien tot aan het Zuider Afpunt C, en hier van j daan eindelijk door de onbekende Onder-zeefenbsp;I reije wederom tot het Noorder Afpunt ge-I bracht. Maar de ketens der Bergen uitge-' flrekt in de breete BED, en de andere evenwy-dige of daar mede over-een flaande, berekenennbsp;de dwerjfe reije der Bergen j tot vaftcr beftane-lijkheid van geheel AljOeo die einden welkenbsp;een weinig te voren van ons befchreven zijn.
Het
A V
-ocr page 112-Cap. X.
§. I.
Van de Holen of Water-grottcn die in Europa zyn.
DAt de Bergen niet door een eevallige of onvoorfiene, maar feer wijlen raad vannbsp;de Nature in het oppervlak van de Klootnbsp;der Aarde geplaatft zijn, en daar haar kruinennbsp;op Heken, zullen genoegfaem bewijfen dienbsp;dingen, welke wy foo aanllonts zullen feggen.nbsp;Want uit defe, behalven de vochtigheid^ welkenbsp;fy door behulp der Bergen aan het ganfchenbsp;Aardrük toebrengt, heeft zy andere ontallijkenbsp;nuttighedefij welke wy boven verhaalt hebben.nbsp;Voor ons, wy Hellen, onfe pen te werk om dienbsp;dingen te befchryven , welke onfes wetens,nbsp;tot noch roe niemand aangemerkt heeft. Welknbsp;op dat wy des te beter doen, foo moeten wynbsp;achtgeven:
Eerfl j dat de Aardkloot van Afpunt tot Het einde Afpunt in een fekere ongelijke en ongefchiktenbsp;reije, maar niet fonder de hoogfle voorfienig- Bergen!nbsp;heid foo gefchikt is, op dat fy haar in de bin-nenHe herten èittAardfe deelen, meeH verwonderlijk zoude toonen , terwijle die voor-fienigheid defelve binnen de ophopinge van denbsp;aldergrootHe en geweldigHe Èergen.'Aè, fekerenbsp;van groote ketenen, ingekropt heeft,nbsp;en tot vaHer Heun en vaHigheid van de ganfche klomp,en om in de blinde ingewanden dernbsp;Bergen onmetelijke JVatergrotten en bewaar-plaatfen te veHigen, uit welke als eerHe fours-len de Rievieren aan alle kanten uitwellendenbsp;de onder haar leggende Hreken vanvalleyennbsp;en velden met een vruchtbare vloejing zoudennbsp;befproeijen. Welk op dat het voor de oogennbsp;van den nieufgierigen Lefer blijke, hebbe iknbsp;voorgenomen door ophalinge der deelen denbsp;faak wydloopiger te ontwinden.
_ 'Düfdanige Berg o£/chmlh^aat/èn der mturc Eurofa zijn in de eerHe plaetfe de wijtsnbsp;^Jpes. en fijdfe voortfpruitfels van de uitkykende
Bergen, welke men de Alfesmtmt.. Uit welke als uit fekere rijke nbsp;nbsp;nbsp;feer over-
_ ? . 7 • * nbsp;nbsp;nbsp;-ww-r . _nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_ _nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;11 1
landen van Eurofa verfchaft worden. Defe Alpes nu worden door driederlei namen on-derfcheiden, van welke die dienaVrankrijknbsp;fien, de Cottife j die om Switferland gaan denbsp;—Mil. iijivv, rr u-tee -^r w»--- -vv,!. »jvv-i.- j Rhctifè mctdc daat aangehechte Vogejtis} ennbsp;vloedige uitvloejingen van Water, aan alle de j die eindelijk na de^AdriatiJche Zee
de
-ocr page 113-7lt;^ nbsp;nbsp;nbsp;De onder-aardse Wereld, C A p. X. de Temiinife genoemt worden. Uit defe gan-; Maar in Polen komen voort de WjJfel; in Hon- Rievieran fche bevattinge van de yllj^es als uit een j garijen de Tijfa ; in Duitfland den Oder ^ ennbsp;vruchtbare baarmoeder, maken de groote uit-'andere ontelbarenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;daar van de voor- geftorte Rievieren, den DonaUj, Rhijnj Inn^ 1 fchreven Landen vol zijn. Duitfland ; de Rofne j Seine j Maas j Moe fel^ j En foo wort door defe drie gefielde IVaterhol-Vranekrijk en Nederland; de yöj nbsp;nbsp;nbsp;der nature, geheel Europa met de hoogfte m.r,T(?/f//Égt;jItalien ; QW^e^Sauwan'Dauw'Vv- en oniiitfprekelijkfte voordelen begiftigt. ^is„\aenf^^A'^^d^^r,d:gt;urim,Taag,Batis,Guadiana nbsp;nbsp;nbsp;^______^ nbsp;nbsp;nbsp;_________ ¦yen Span- Uit ^tBlojen Van deBirenxen, dat is, uit de j takken in fiaar Stam in geplant worden. Inden jen. Bergen van Cafiilien albrengende, uitgeven, {uitterflen hoek van het Noorden hebben de 1 nbsp;nbsp;nbsp;Hy. lyrien door haar bevochtiginge, gelukkig. Hier uit hebben niet alleen rievieren, maar ook feernbsp;groote meiren haren oorfprong genomen ; innbsp;Duidfland het meir AcronitiSj Lticerims _gt; Su-richfe ; inVranekrijk en het Landfehap vannbsp;Lombardyen, het mtif^zViLoJannen; opdatnbsp;ik ondertufTchen van veele kleinder meirennbsp;fwyge. In Italien aan defe fijde van de Alpesnbsp;drie Meirenwelke fy Vamp;egroote Comenfife, denbsp;oude het Zee-meeuwen Meir j en de la Gardanbsp;noemen. Maar waar van daaii foo groot eennbsp;overvloed van wateren zijn oorfprong krijgt,nbsp;en hoe dat in de Bergplaatfen of Threfoirennbsp;der Bergen bevat of bewaart word, zal te fijnernbsp;tijd cn plaatfe getoont worden ; want hier ternbsp;plaatfe heeft het ons goed gedacht alleen maarnbsp;van de fchikkinge of gefteltheid detThrefoi-ren te handelen , op dat wy defelve doorfochtnbsp;¦' hebbende allengskens tot de verholene en ver-borgene oorfakeii van foo groote wonderfluk-der nature komen. Maar laat ons de aangehechte draad af fpinnen. Dewijle echter de verhaalde wulffelen van de Alpes niet door een gelijke mate van Wateren , haar aan alle en de byfondere omgelegenenbsp;Landen konnen mede deelen ; hierom heeftnbsp;de natuur op dat fy geen ftiefmoeder zoudenbsp;fchijnen in’t verfchaffen van die dingen dewelke de ftervelingen van nooden hebben, fich andere van allen deelen faamgehoopte reijen vannbsp;door haer fomen toegevoegt, even alsnbsp;Anhr* fekere hulptroepen : en wel in Duytfland denbsp;Wawrgrot-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ Hercinife dieBohemen omringen, de Catzenelleboogfe die na ’t Noorden fiet ; in Vrankrijk de Vogefm, Aq Alver-nife j en’t overfchot van de Cottifè Alpes ^ de BergenvanTOelphmat: in Italien het geraamtenbsp;van den Appeninj door ontallyke Bergen ^ alsnbsp;fekere rug-graad uit beenderen , faamgeftelt.nbsp;Soo dat de aangetogene Bergen in Duytflandnbsp;een andere voortbrenginge \^nrievierenMamp;x-fchaffen, dat is, de Maiftj Elve j Moldauw^nbsp;Amafm ,• in Vrankrijk de Ltguris j Seyne^nbsp;'DronOj Varus^ in Italien de ArnfTyberj, Antennbsp;;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• II Gariglidno j Vultnrnus door wélke ganfeh ¦ 5 nbsp;nbsp;nbsp;Italien, Vrankrijk, Duitfland door een vrucht bare toevlocjinge bevochtigt worden. Èii 6^ dat de uiterfle Landen van Europa niet vannbsp;behoorlijke vochtigheid tot haar voedfel zouden verfteken blijven, heeft de natuur nieuwenbsp;kelders of Threfoirengc^Slt. Tuflehen Span-Pirensife jen en Vrankrijk de Alpes of Birenceife Ber-Bergeti. . tuffehen buitfland, Polen en Hongaryennbsp;Berg Car- dc Corpathifè Bergen ; waar van de eerfle innbsp;pathiiè.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Vrankrijk de rievieren de Garonne ; in Span |
X.Van de Threfoiren der nature, lt;/ƒ Water-hol-len die in Afien geplaaffi zijn. Defelve ordre die de nature in Europa ge- Water-ho-houden heeft in het plaatfen vandeThrefoi-'®quot;'” ren dcx Bergen ^ even foo heeft fy ook gedaannbsp;met het plaatfen der innbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Want uit Landbefchryversleere blijkt, dat de mid-delfte lengte van g?ii\ïd\Afien door aan een-gehechte ketenen van..0crpc??vandenThraci-iQX\ Bofphorus yzxvhQX'SS G^nQXi, tot aan de uiterfle paal van het Ooften uitgeflrekt, het Noor der Afia, dat is, Schytien. ofTartarijennbsp;van het Zuyder Indien als onderfcheit. Welkenbsp;aaneenkoppelinge van Bergen , na hare ver-fcheidene gelegentheid , verfcheidene benamingen hebben, gekregen ; fommige defelvenbsp;onder de namen van Taurus en Anti-Taurus,nbsp;fommige door Caücafus ^ fommige ook doornbsp;Imam, en Barapanifus, aanwijfende. Wat hetnbsp;zy ,wy hebben niet met namen maat met fakennbsp;te doen. Het is feker dat defe Bergen in hetnbsp;hertjen van ganfeh Afien fameniopende, eennbsp;groot rond van feer hooge Bergen maken, welknbsp;wy daarom feggen en vafl; ftellen, om dat hetnbsp;voornaamfte '^IVat er hol van ganfeh Aften is. Want het felve geeft ha alle de deelen van Afien geweldig groote rievieren uit ; na hetnbsp;Zuiden,de Indus en Ganges,Soox welke geheelnbsp;India overvloedig befproeit wort ; na ’t Ooflennbsp;feer vele en geweldige rievieren van ’tRijk China y na ’t Noorden de Rha en Obis^ eindelijk nanbsp;’t Weften die fo edele rievieren de Oxus, Jaxa-fies en HydafipiSj behalven ontelbare en grootenbsp;meiren, die het maakt en voor den dag brengt,nbsp;gelijk de hier nevens gaande kaart overvloedignbsp;toont. Maar om dat.^^mwijts en fijdfer ver-fpreid wort, dan dat het tot de byfondere foonbsp;gints als herwaarts verforeide Landen komennbsp;kan; hierom heeft het fijne rijkdommen, doornbsp;^egemeenfehaf van de onder aar dfe rijken al-foo verdeelt, Idat het eene land niet roemennbsp;kan meerder ontfangen te hebben als het an- .nbsp;dere. ^^Xit^tTauruscxiAntiTaurus begun- Beberoek^nbsp;fligen klein Afien met feer overvloedige rievie- j^^rgennbsp;réii; Griekenland door de rievieren uit de Acro-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vin ceraunife Atho/DlympusfPelmiPJfa^ en ande- Afia. . re voortvloejende. Armenien, Perfidis,Babylo- :nbsp;nien bevogtigen de Gordiai, Ararat en Cafpifienbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘ Bergen, door de foo vermaarde Rievneren den Euphrat j Tigris, fOerbi, en andere welke iknbsp;kortheids hal'ven verfwtjge;wel'ke van ’tWeftennbsp;met den Taurus ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gehecht zijnde, eindelijk na ’tOoften in de even voor verhaalde fantenkoppelïnge der Bergen als verfcheidene |
[I.
te
%.. •
-ocr page 117- -ocr page 118- -ocr page 119-/*r
' -? ■‘^r
II. BOEK, VAN HET WERKSTUK DES AARDKLOOTS. Cap. X. *z, ona tor- fida, f‘tors ge. ’quot;«Ut nbsp;nbsp;nbsp;- -oeor. voornamelijk het Meir Zambri^sNAk, als in het de binnenfte landen van ^lyEtlowpien gewendt Hyperborife en Riphaïfe Bergen hare ÏVa-terholen , uit welke de foo fnelle rieviereUj de Boryfihenes j ïVolga j Tanais , uitgeftortnbsp;zijnde, Ruffien en Tartairen overvloedig be-vogtigcn ; Van welke, en de faken die in defelvenbsp;raar en wonderbaar zijn, te fijner plaatfe bredernbsp;zal gehandelt worden. §. III Waterliolen (^Threfooren Bergen die in h{nc2.geplaatjl zyn. Gelijkerwijs Africa ten grooten deele aan ’ de brandende hittens van de * ‘uerfengde Wereld -flreek over gegeven is , en derhalvennbsp;groote droogte te lydcn heeft, alfoo heeft denbsp;Natuur regens dit quaad voorfiende, een feernbsp;geweldig Waterhol in deflelfs midden ge-plaatft, welke zy de Maanbergen noemen, ennbsp;is een 'vergaderin^^e van feer geweldige Bergen , die aan allen lijden ontelbare ricvieren alsnbsp;uit overvloedig gevende Uijers wijts ennbsp;fijds uitftorten ; uit welke in de eerfte plaatfe de Nyl de vermaarfte van alle de rievierennbsp;in de Wereld fijn oorfprong nemende, en doornbsp;lange en onbekende omwegen eindelijk doornbsp;Watervallen tot groot geluk door Egyptenne-dergeftort zijnde , door al te veel Waters be-laft;, in de Middelantfe Zee ontlaft wordt. Uitnbsp;2.'defe gaat de Zaira na het Weften, en vcrfchei-dene landen welkers grootheid tot noch toe onbekend is aanfpoelende, verdwijnt eindelijknbsp;in de Atlantife Zee; van welke de Niger ofnbsp;Swarte Rieviere niet verre fijn oorfprong nemende j en verfcheidenc toevallen uitftaande,nbsp;dan door de Afgronden der Aarde ingeflokt,nbsp;dan wederom uitgebraakt, even foo in de voornbsp;verhaalde Zee dood loopt. Van het Zuidennbsp;welt op de Cama en andere rievieren met onbekende barbarife Namen , die wegens haarnbsp;woeftheid met de Zee felve konnen vergelekennbsp;worden , welke alle in de Zuid-zee uitloopcn.nbsp;En op dat de woeftijnen van Nubien en Lybiennbsp;niet door hitte zouden vergaan . heeft de Nature de faam gefchakelde Atlantife Bergen regens het Ooften foo verdeelt, dat gelijkerwijsnbsp;de vogtigheid van het hooft door aïle de ledennbsp;van het lichaam wordt verdeelt, alfoo ook vannbsp;den Atlas, door de andere ingewanden dernbsp;Bergen, de gebreklydende nature hier onder-* ftant zoude gedaan worden. En van defe Wa-ffff teren zijn als de * Leggers de twee Meirennbsp;groote Zambre en Zaire; van welke ge de Zaire nietnbsp;affetfei van een anderen Sambrinbsp;ge- kont noemen; beide foo vol Waters, datter nietnbsp;jïeyieren, maar Zeen fchijnen uit te berften Middelpunt geftelt, en in feer wijde rievieren verfpreir, aan alle de deeien der Wereld, als uitnbsp;een feer rijke ader overvloedige toevoer vannbsp;Wateren toebrengt: en wel voor t Noorden denbsp;Nyl, voor \ Ooften de groote rievieren Qnamanbsp;en Qoabiis^Zeila, MaMce of Manhenfen voornbsp;het Zuiden; en eindelijk voor’t Weften de Zai-•• van welke delaatfteal’t Wefterfe geweftnbsp;van ’t Suider Africa, de rijken Congo, Angola,nbsp;I. Deel. |
8i Monomotapa, Matama, Bagomirdi, Agofymba Groote tor aan de Gaap de Bon Efperance befproejen-de door haar vette flib voor onvruchtbaarheid Zuidernbsp;behoeden:cn de eerlle’t ganfche binnenfteland-fchap der Abyflinen, en alle die, welke de Zeekant van de mond der Erythrsife Zee af totnbsp;aan de mond van die van Lnama onderfcheit,nbsp;welke zijn Melinde,Barragairus,Qiuloa, Mom-baza, Mozimba, Mombara, Menbaca, Mozara-bice,en meer andere fulke vremde landen. Maarnbsp;op dat wy foo aanmerkelijk een gefchiedenilTènbsp;hier by ftellen, en op dat de waarheid, daar foonbsp;vele eeuwen is na verlangt, eindelijk aan dennbsp;dag kome, foo zal ik de Fonteinen welke ei-gentlijk tor de A^'/hooren, trachten te openen. Elders hebben wygefegt, dat Odoardus Lo- vaifchw-pez boven andere fijn werk heeft gemaakt om haai van de oorfprong van den Nïfluit te vinden, en daarnbsp;op alleen toe gelegt, dat hy denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Fonteinen de Nyi. van den Njjlmocht aanwijfen. Maar Odoardus heeft de fourfie van den Nijl niet warelijk ge-fien, ook komt fijn verhaal niet al te wel met denbsp;faak over een ; wy moeten derhalven van foonbsp;wichtig een ftuk beter en waaragtiger redenennbsp;voort brengen. Te dier felver tijd dan, doemynbsp;defe foo feer verwarden handel op het meeftnbsp;verbijftert hielde, quam hier te Romen Fadernbsp;Francifcus Caravaglius j voorbeforger van In-dïèn en zyFthiopien; van welken ik door hetnbsp;handfchrift van Vader Betrus Bats van denbsp;waarheid onderrichr, defelve hier den nakomelingen te gevalle hebbe willen laten volgen, opnbsp;dat eindelijk de waarheid na foo veel en foonbsp;groote bedriegeryen en fotte giflingen der voor-naamfte Schryvers, in haar voorige volle lui-fter herftelt worde. Dus is dc faak gelegen. Het landfehap daar de sefchry-Nylopkomt,\sfom Agaos genaamt,dicht aan her Rijk Goya-, ’t land in welk hy opkomt,word Sa- fprongvannbsp;bala genoemt, op den top van een Berg, in fijnnbsp;vlakte aan alle fijden omfet. De midlfi van denbsp;Fontein is anderhalf voet breet, ongrondelijk,nbsp;loopt niet overdefielfs rand, maar maakr fichnbsp;een uitgang aan de wortel of voet van den Bergnbsp;alwaar hy foo haaft als hy uit de ingewandennbsp;van den Berg is voort gekomen^tot een Rieviernbsp;wort, die te mets door andere rievieren vermeerdert zijnde, eindelijk fich in een meir datnbsp;dertig mijlen lang cn veertien breet is, ontlaft;nbsp;van waar hy,als hy wederom opkomt,door lange omwegen van landen henen gierende, by nanbsp;tot defelve plaats, waar uit hy gekomen was,nbsp;namelijk tot AcFonteine komende,met een omgekeerde loop recht toe recht aan door grootenbsp;fteiltens cn ontoeganklijke klippen vallende na M^ort. Alle welke dingen door het oog-getuige-niftTe van Vader Betrtis BaiSj Priefter van onfe Sociëteit beveiligt worden.diedefeAiw/err-denbsp;Ay/tc gelijk met de Keiler van 7Ethiopien,bei-de door nieufgierigheid en liefde der waarheidnbsp;beweegt,verfelr met een groot heyrleger,de^£’-noemde Fontein heeft gefien. Maar rerwijle denbsp;meer gemelde Vader Betrus Bais^xx. ftuk metnbsp;degrootfteneerftigheidin fijn groot gefchrevenbsp;Lnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Werk |
De onder-aardse V'^ereld,
Werk van de c^/Ethiopfche faken, eii al wat hy j kenteken ^ datter PFat er onder verborgen •
Cap. X.
daar genen heeft,heeft verhandelt,fo fal ik hier | en om die oorfaak loopt het Water niet over aan delTelfs woorden uit ’t Portugees in Latijn ver- j de Fontcinc maar hetfortfch met het groot-taait by Rellen, op dat de waarheid van de faak ^^fte geveeld uit aan de wortels ofvoeten der Ber-des te klaarder aan den dagkome; foo fegt \\j\gen-, endeinwoondersverjekerdenons, alsooknbsp;Xnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ van de vruchtbaarheid der \ de Keiferfelve die te gelyke met fijn lieirleger
Niihe» des felfs Oor-Iprong,nbsp;fiieulijkge.nbsp;Hinden.
Beef en, waar van fy ec?t plechtige offerhande makenj,f achtende vele Koejen,dewelke dit volknbsp;al te famen villen en geheel en al met derfelvernbsp;fineer bedekken Jan fétfich deBriefier in eenennbsp;Tfier en Stoel, en werpt en vlees envet en dannbsp;noch eenige andere dingen in een ontfeken vuur,nbsp;en dat 71a de maniere van dat volk, die, gelijk denbsp;meefe Heidetien,door defe apery en als betovertnbsp;fchjnen, de Briefer houden fy daar na voor eennbsp;Keifer en deffelfs Heir leger was, ben ik op de- \groot Heilig,om dat hy defè fake verricht heeft,nbsp;fe plaats geklommen, heb alles neerfligljk be- \ Vorders is het veld van de Fonteine van dennbsp;fien, en hebbe daar eerf gevonden twee Fontei- Nyl van alle kanten fwaar om ofte klimmen^nbsp;nen die rond waren, elk in den Midljn omtrent' behalven aan de Noortfijde, alwaar dat mennbsp;vierpalmen F\y.,en heb met het gr ootfleplaifier \ daar gemakkeljk op komen kan. Omtrent een loopnbsp;van mjnherte gefiendat, waar toe, hoefeer mjl beneden den Berg komt in een fier diepe'^ff^ff,^nbsp;fy daar ook na verlangt hebben j noit hebben '\ valleijé een andere rieviere uit de ingewandennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;««gt;¦-
kennen komen Cyrus Koning van Berfien en''der Aarde uit barfen, die hem echter een wei-Cambyfes, Alexander de Groote, en dien ver-' nig daar na met den Nyl voegt; waarom men maardenIvSvss Caefar. Hetylt;Jzx.ttvandeYox\- \gelooft dat hy uit defilve fourffe met den Nylnbsp;tcintisfier klaar en licht j en fier aangenaam fioort komt, maar door verborgene buifenon-van finaak-, echter moet mert weten, dat defi' der de Aarde heengeleidet zjnde eerf te defernbsp;twee ope^nngen van de konttinc geen uitgang''plaatfe uit breekt. Ende^tok van deYoütQÏ-hebbenittdebovenfievlaktevande ^Qtg,maar 1 ne , die beneden den Berg uit barf ,flrekt na
tjdjde Kerke ver wilderende,door verfcheidene by gelovigheden befmet en verdorven., van harenbsp;Heidenfé Afgodife geburen weinig verfchiüen.
He Fonteine van de Nyl is gelegen in het Wef er gedeelte van het Rijke Goya op de hoogte van een Valleije ^ welke de gelijkeniffe vannbsp;een groot veld heeft aan alle kanten met tof-pen van Bergen omfet. In het Jaarï6x% dennbsp;XI April, doe ik in dit rijk in gefelf chap van de
Petrus Pais Landen Onder de Heerjchapfye van Paap Jan, i daar by was dat de Harde in dat Jaar wei--vcm den gehande It hebben ^ heb ik het voor my te fijne j niggebeeft hadde, cm de groote droogte van het veaaftgeacht, te deferplaatfefbmmige dingen \ felve ^ maar dat hy op andere Jaren foo beefdenbsp;Niji. van de voornaamfie Rievieren en Meiren der \^ en op welde, dat men daar naulïjks fonderge-Landen _, die dejfèlfs Heerfchappye onderwor-1 vaar kan by komen. Hen omtrek van deplaatsnbsp;pen zijn, te verhalen. Onder welke fichinde \ is als een rondmeir, welkers breette Joo wytnbsp;eerfte plaats of doet, die aldergrootjle en door | is als men met eenpleen f ingeren kan. Benedennbsp;de ganjche Wmeld aldervermaarfie Rieviere j de Jpits van defen Berg onthout fich het volknbsp;den Nyl, welke niet alleen by de Oude j en he-' aan den Bergj omtrent een myl Weflwaart vannbsp;dendaagfe Leeraers, en trejfeljkfle Schrijvers ^ de Yonitmgelegen, en wordt Gmxgenoemt, ennbsp;inverwonderinge is geweef ^maar vanwelken' het fchynt dat men hier vandaan de Yontmxnbsp;ook deHeilige Schrift dikwils gewag maakt, •.meteenfukgefchuts befchieten kan. Te defer riaatfennbsp;vefchryvin- Gcncf. X. wordt fj Gi\\oi\ ge HO emt j een van de \plaatfe ts een Heidens vlek welke veele Koejennbsp;vier die V Baradys bevochtigen. Heden ten da-1 offeren, en op fekeren dag des Jaars met harennbsp;ge wort die van dl Ethiopiër s Rhzongenoemt:; offeraar tot de Fontein komen, welken offeraarnbsp;fy heeft haren oorfpronginhetrïjkGoyFm een' ffy voor haren Briefer houden, die aldaar ne-Landfreek welk Sabala genoemt wordt de \vens de Yoniosneeti Koe offert, en het hooft vannbsp;naam van deffelfs inwoonders is Agous, en het j de Koe af -gefheden hebbende in den Hfgrondnbsp;zijn Chrifenen, alhoewel fy door verloop van I vart de Fontein werpt j en dan brengen fy veele
X)rgele-gentheid Han denbsp;plaats innbsp;welke dennbsp;Nijlfp-komt.
het Oofen een Kanon-fihoot verve; daar na fihieljk omfwierendegaat hy na het Noorden,nbsp;en omtrent eenvierdevaneen mjl doet fich eennbsp;nieuwe Beek op uit de Klippen en Steenrotfennbsp;opwellende met welke haar naderhand tweenbsp;andere Beeken voegen j uit het Oofwaarts gelegen Land voortfpruitende ; en foo groeit einde Ijk , door het toekomerr van andere en weernbsp;andere tf'aam vergaderde Beeken j de Nylnbsp;merkeljk aan.
En na dat hy een dag langgeloopen heeft wort hy met een groote rieviere j welke ma genoemt wordt j gevoegt, welke fich daar nafinger t na het hFeflen, tot omtrent 3 j mjlen vannbsp;fijne eerfe fourffe; naderhand van loop verdurende gaat hy fia het Oofeti j fich in een grootnbsp;Meir inlatende; dit Meir is gelegen in een land-
fihap
aan den voet van den Berg, wy hebben fok de Diepte vm diepte der Fonteinen gcpciltj en wel in dén eer-Fontebnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;piekgefeken/welke in het nederdouwen
op elf palmen als fikere wortels van de naaf gelegene Boomen fcheen te raken j die door dennbsp;andere7igevlochten waren.
Diepte van He tweede Fontein fiaat Oofwaarts van den EerRen omtrepit een fieeriworp verre; denbsp;diepte vm defepeilende j een piek van twaalfnbsp;palmen daar m ge f eken hebbende , vonden wynbsp;geen grond jen tweepieken van twintig palmennbsp;aan een geboeiden hebbende, hebben wy wederom gepeilt, maar ook doe geen grond gevonden. En de mwoojtders figgen dat denganfehennbsp;Berg vol Water is; waar van fy dit teken gaven j dat deganfche vlakte omtrentnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Fontei
ne bevende en op-wellende was-, eepiopenbaar
-ocr page 122- -ocr page 123-in’z.i
ft-
romou-s
IConi/ütus JlTom-, I
Tol-
z.
, V.
desep^t;/!
Atizi
'e^TM
'jücus. I iinct
-Mh
Hid!
V'-
hnT-j
'm:
'Hlm'
W'r
'NI ifC-Xl
irtlS
z^c^rnns
Ail;
K'JrVï
TÖt
Ê^
tj
de Moe,
quot;d
iliü
rfnont
.CciUO'^M
lila
lt;j^r
.y
XV
\Cdnvvc
jkczimla
AX
OiHt
'aifi
'duie ¦
Af g ? I
^ol
la/rnliie }nw mo:X
. cvd
¦Q.
T'
V
'LTCi
lunfen monies
Cü^ncorni
OSo no
.C nbsp;nbsp;nbsp;CTIATXA
Ti
\\
' (riet „
o#
/I
\-
'Bond Ipo i
Troinontoniim
aotAd P-PrtroPms '. SocFrt IRSU_z4nno i6t%'. ii? XT:..^n(As m^t^pini-ld In^fratorls-.A Rot
-ocr page 124- -ocr page 125- -ocr page 126-II.boek, van het werkstuk de op doen, foo is het waarfchijnelijk, dat voor' word ; maar na het Noorden bevrucht hy een I. Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;L xnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nieuw welk Ygt;tè.^enoemt wordt, en legt ten dee-hit X«gt;onder het Rijk Gojam, ten deele onder bet ryk van Dambia welkhy alfoo doorgaat dat denbsp;IVateren van den Nijl merkelyk onderfcbeidennbsp;zijn van de Wateren van het Meir j en degan-fche Rieviereii finder hem met het Witer desnbsp;Meirs te mengen fijn loof en vloed hehout, dienbsp;fioo haaft hy daar uit komt, door verficheidenenbsp;Jlingers af-fiakkende na het Zuiden een landnbsp;befiroeit Alata genoemt wordt j fiaandenbsp;vijf mylen van het ^at van het Meir j alvuaarnbsp;hy door rotfleenen die veertien armen lang zijnnbsp;nedergefiort zynde tegeljkémeteenvreefieljknbsp;gedruis en Water-rook ^ die my uit er Ijk eennbsp;Mijl ficheen te zijn, een weinig daar na tufichennbsp;‘uffcheT' groote rotfen nederftortende alfioo ver-^'fftzrotfen.Jwolgen word.t, dat men hem naulyks rnet oogennbsp;fieji kan. Tie toff en van de gefielde rotfen zjnnbsp;fioo dicht by den anderen ^ dat de Keifier eenigenbsp;malen, een Brug over de fielve geflagen hebbende j metfijne ganfiche Meir kracht daar is overnbsp;getrokken ; by welk alles ik ook ben tegenwoordig geweefl. Na dat hy dan van de fijae van hetnbsp;Ooftenhet rijke Ëegamidri, Gojam, en de anderenbsp;tufichen gelegene Rjkenkxcfi\2.x.2i, Olaca,nbsp;Damot wjdts en fijds heeft bejf roeit ,foo wentnbsp;hy fijne loop aanfionts wederom na 'tRjk Gojam , en de landfireken Bizan en Gumancancanbsp;bevochtigt hebbende, nadert hyfioo al lang faamnbsp;wedetvm het rjk Gojam,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dat menniet be vinden kan dat hy verder als een dag van fijne Fonteine aflooft. Hier van daanfijnen loof ömdrajende na Fazolo en Omhzr:ea.,een Koning-rjk van Heidenen, welk in het Jaar 1613 Erasnbsp;Selachriftos, de Broeder des Reifers met eennbsp;groot Heir had fonder gebracht, en het Rjk,nbsp;als onbeke'dt, en om dejjèlfs woeftheid, Ayzo-lam, dat is. Nieuwe flexéA, genoemt heeft.nbsp;Hier van daan uit het Ooft en na het Noordennbsp;af wendende door ontelbare andere landen ennbsp;fier vreefiljkeftorfmgen valt tot in ^EgypteUjnbsp;en hier van daanontlaft hy fich in de Midde-landfe Zee. En dit is de befchryvinge van èitFonteine des Nyls j en deflelfs vloed j welke gelijk hen denbsp;\ootmcmlt;iQVader‘Petrm‘Pais met fijne eigene oogen in gefelfchap van den Keifer der A-byffinen in’t Jaar 1618 den xi April naukeu-rig aangemerkt heeft, alfoo heeft hy hem ooknbsp;met de grootfte neerftigheid aangetekent; foonbsp;dat hy door defe fijne foo groote en met fijnenbsp;eigene oogen gefiene onderfockinge, veele geleerde luiden van veel leutcrens en twijfelensnbsp;verlof! heeft. Welken ik meene darmen in hetnbsp;toekomende alleen geloven moet, nademaal denbsp;Fonteine van de Nyl door ’t toegeftane en goednbsp;gekeurde getuigenilTe van den Keifer fijne fe-kerheid heeft verkregen. Maar op datteraannbsp;dit werk niet fchijne te ontbreken, heb ik goednbsp;gedacht hier een Landfihafs befchryvinge bynbsp;te voegen, welkegyfienkonti;^!Ti9w.i.nbsp;fi. caf. dé Origine Nili. Dewijle dit verhaal fegt datter twee Fontei-tieft tufichen de aan allen kanten bevende Aar- |
DES AARDKLOOTS. 83 defen een groot gedeelte van dit veld , niet een opene Fonteine als in het^^^^ van den Bergnbsp;begrepen of gelegen is gcweeft, en by verloopnbsp;van tijd de kmiden meer en meeropgroejendenbsp;en de groene takken modderig geworden zijnde , als fekere korft gekregen hebben, hoeda-nige my heugt dat ik ook in verfcheidene plaat-fen van Europa gefien hebbe, welke weg gedaan zijnde fo twïjfiel ik niet of de ganfche bevende vlakte foud aanftonts het gefichte vannbsp;de voor dees gewefene eerfte Fonteine ovlxA€s.-ken. Maar dit zy genoeg van den oorffrong-desNjls. § IV. V%n de Waterholen der Bergen van America. Gelijk America ten grooten deele onder de verfengde Lucht - ftreek gelegen is , foonbsp;heeft de voorfigtige nature het lelve bovennbsp;ai met feer rijke Water-holen van de alder-hoogfte Bergen die op den Aardkloot gefiennbsp;worden, willen verrijken ; hoedanige de Ber- ve ^irgmnbsp;zijn, welke zy de ^W^j'.noemen, die doornbsp;verfcheidene takken van andere Bergen totnbsp;een famcnlopende dat grootb Wat er Thr efoor,nbsp;welk fy den naam van Naragua geven , opnbsp;maken, tulTchen Cufcum j ^litum en Limajnbsp;in het midden van het Landfehap, door ontelbare Bergen omheint. Hier van daan wordennbsp;de aancengefchakelde Bergen door een yfelijknbsp;groote Landftreek', welke de Spanj aarts daarom Cordiliera noemen ,- tot den Oever vannbsp;Magellanes, de uiterfte eindtpaal van de bewoonde Wereld, voortgefet. En na het Noorden worden zy door de Engte van Tanama ge-voegt met de Bergen van nieuw Spanjen, dienbsp;voortgaan tot de onbekende oorden der Aarden. Dit Threfiir van de Andes dan, ftort foonbsp;groot een menigte, en van meiren, en van beken uit, dat het fo gy op de veelheid, of op denbsp;grootheid fiet, geen of meiren of rtevieren innbsp;de gcheele Wereld by defclve vergeleken mogen worden : waar vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Amazouius, gemeenelijk de rievier der Amazonen ge- mevUrvun noemt, niet verre van ^ito fijn begin hebben- Amazo-de,de ganfche breette van America rechtdoor-gaat, tot dat hy door de talloofe byvoegingenbsp;van andere rievieren aangegroeit zijnde, fichnbsp;in de Noord Zee, door een mond, die na mennbsp;fchryft, 70 mijlen wijd is, ontlaft. De tweede den voorigen niet wijkende, die uit Maragnon, het felve nu genoemde Threfoor van de Andesnbsp;uit gebracht zijnde, ontallijke Landen van hetnbsp;onbewoonde Midde landfi America aanfpoe-lende , inde Brafilife Zee uitloopt, met foonbsp;groot een kracht en drift, dat fy tien mijlen innbsp;Zee aan den Varendman vers water verfchaft,nbsp;in fijn toe en af nemen ten eenemaal den. Nijlnbsp;navolgende. Na defen volgt de Januarius ge-meenelijk Rio de la Tlata, die uit den binnen- Januariusnbsp;ften boefem van denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;uit gebroken, door een vreefelijke macht van JVater, en toevloed van beeken vermeerdert zynde, eindelijk tus-fchen Taraqiiaria en Brafil in Zee ontlaft |
DES AARDKLOOTS. 85
mige gelijk warme baden, fommige koude, en door verfcheidene mijnfappen verdorven, innbsp;de na by gelegene Mare Racifienm in de vvijt-te van dertig of veertig mijlen, welke de Andesnbsp;van de Zee afleggen. Ja en onder alle de wonderen der nature, gaat alle verwonderingetenbsp;boven , dar in defelve Bergen foo befet metnbsp;Water , de nature daar en boven 14 Vmir-Bergen (diealle door heruitgeven N^nVlam-men en een vloed van gloejende beeken meernbsp;als eens ’trijkvanC6i/itotdeuiterfteverwoè-ftinge hebben gebracht) door een vreemd ennbsp;als onbindelijk Huwelijk gevoegt heeft. Maarnbsp;van defe breeder op een andere plaats.
En in het Noorder America is ae nature even foo voorfichtig geweeft , terwijle fy anderenbsp;Waterqiieekeryen binnen feer vvoefte Bergennbsp;heeft befloten, door welke die ganfche Land-ftreek wzrxótS:NieuwePVereld iXoot Rievierennbsp;bevochtigt word;
Uit alle welke by gebrachte dingen klaar blijkt, dat de Bergenj in haar voornaamfte einde van de nature geftelt zijn om de Aarde doornbsp;Rievieren en voortfettinge van Beeken vruchtbaar te maken ; maar hoe de gefeide Water-holen door een gedurige vloed der nature nooitnbsp;gebrek van Water hefiben, zal op zijn plaatsnbsp;gefegt worden.
IL boek , VAN HET Werkstuk
^adcr Al-lgt;tgt;onfus Oualle.
Cap. X. nieuw Rijk door groote rïevieren , welkers eene fy van S. Maria Magdalena,è,z\\ anderennbsp;van S- Martha benoemen. Ook verfchaft hynbsp;het alderwoefte meir van de ganfche Wereld,nbsp;welk fommige d^araima , andere Titicaccanbsp;noemen, verrijkt door ’t by komen van twaalfnbsp;Rievieren. ’k Zal hier niet ophalen de rievie-ren zonder getal, alle bevaarbaar, welke hetnbsp;na het Wefterfe geweft fo van Lima als van hetnbsp;Rijk Chili tot de Zuid-Zee gemeenelijk Delnbsp;Zur j\\Qvicn fent, van alle welkers nature ennbsp;verborgene eigenfchappen te fijner plaatfenbsp;overvloediger Idolfe zal gegeven worden omnbsp;te fp reken.
Vader Alfhonfiis d'Oualle van Chili, vertelt dingen van de wonderlijke gefteltheid defer Bergen, die naulix te geloven zijn. Wantnbsp;fy worden uit het Noorden tot het Zuidennbsp;tot 1500 Spaanfe mijlen uitgellrekt : in hoogte en langte gaan zy alle de ketenen dernbsp;Bergen in de gcheele Wereld verre te boven.
En in defe fleUen wy dat groote JVat er-hol i welk gelijk het gedurig door de overhandfenbsp;groote Ebben en Vloeden van de Ooft en Weftnbsp;Zee word vervult: alfoo ftort het ook de in hemnbsp;geloopene van/Ftf^^r'door de grootftenbsp;Rievieren en Meir en van de ganfche Wereldnbsp;uit. En in het rïjk van Chili alleen ontloft hetnbsp;tot X40 Rievieren meeft al bevaarbaar, fom-
HET XI. HOOFTSTUK.
Cap. XI.
De W'ater-holen der nature ten beften van het Aardrok beftelt, hebben wynbsp;gefien, laat ons nu de Vuur kolken, datnbsp;is, Threforen van het Vuur op den felven trantnbsp;nafporen.
Het is feker indien alleen de vochtige hooft-ftoffe over de Aarde heerfchappije hadde, dat het Aardje lichaam door den overvloed vannbsp;vochtigheid gedrukt, zoude verloren gaan.nbsp;Ook is het feker , indien de Vuurige Hooft-Jioffe alleen befloten in de Aarde fijne machtnbsp;oeffende, alle dingen tot verwoeftinge zoudennbsp;geraken van het onder Aardje Vuur. Welkenbsp;dingen dewijle de nature der faken de felvenbsp;wift, foo heeft die de Waterige Hooft-jioffe metnbsp;de Vuurige bequamelijk aan een gehecht, opnbsp;dat defelve door vriendelijke banden van ver-eeniginge gepaart zijnde, het eene fonder hetnbsp;andere fijne werkingen niet foudekonnen ondernemen. Dit wonder-ftuk der nature lichtnbsp;wel meeft uit in ons Aardrijk. De nature hadde veele Water-Threforen geftelt , beflotennbsp;binnen feer hooge bergen, gelijk in het voorgaande Hooft-ftuk is gebleken, maar dewijlenbsp;die fijne verborgene dracht,fonder de behulpfa-me hand van het Vuur en de warmte niet kon-de voort brengen , daarom heeft fy door het'nbsp;ganfche oppervlak van de Kloot der Aar de,h\i\-nen de ingewanden van de alderhoogfte Bergen., verfcheidene Vuurfutten verdeelt; op datnbsp;fv door deflTelfs ingeboorije eerfte warmtenbsp;ae Aardige en Waterige Hooft-ftoffe befielt
zijnde, de genereringe der dingen des te lichter zoude volbrengen; want op dat het Water binnen de verborgene en ontoegankelijke holennbsp;niet zoude ftremmen, walTer een bequame ennbsp;overeenkomende ontdojende warmte van no-den, en tot gaandemaking van nodige dampennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7n-
en uitwaefemingen, en om de ontfangene Aard-vrucht of bevruchtiging aan den dag te bren-gen. En \\ttVuur, dewijle het fonder voedfel niet beftaan kan, leeft warelijk niet anders alsnbsp;door het vochtige voeder ; op defe wnjfen zijnnbsp;Water en Vuur het eens in de ingewanden de?'
Aarde j en als in een lieflijk en famenftem-mend verbond met den anderen. En nademaal het geweldig gaarne vryheid hebbende,nbsp;zonder een vrije aanftokinge van de lucht nietnbsp;harden of duren kan; hierom heeft de voorfig-tige natuur de alderhoogfte Bergen als fekerenbsp;eindpalen geftelt, op dat door defelve als doornbsp;fekere tochtgaten de lucht aangetrokken zijn-de de ThreJoren\2a\\\QtVuur, door foobroc- Bergen4»nbsp;derlijk een gaft koefteren, en fo het Vmr fichnbsp;door defe hoeken der Bergen als door feker riool derAaTdrë‘nbsp;van fijne overtollige fwaarte van rook en doodénbsp;kop ontlaften zoude.
Behalven meer andere worden in Europa vuurber-voornamelijk v§f van dufdanige SchoorftenerAfff‘'J geftelt; dcc/^/»^ in Sicilien bekent door denbsp;fchriften van alle vermaarde fchryvers ; denbsp;Vefuvius in Campanjen , de Strongilus , ennbsp;fommige andere van de Lharitaanfe Eilanden , voornamelijk die bekent door den naamnbsp;L 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van
-ocr page 129-Cap. XI. van Vulcanm j welke alle, gelijk te lijner tijd zal gefegt worden, ik met mijne eigen oogennbsp;in het JaaridjS gefien en onderfocht hebbe.nbsp;In het uiterfte Noorden den Yflandfen bergnbsp;Hecla. In Griekenland d^cChimara. InJjïennbsp;Vuurber-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;erjis cx\\\M\lznó. Jrmuzta fommige
gen van Vuiirhe^'gen. In het rijke van den Mogol, in km?Afien Eiiaiid Zetlun den Berg die den naam draagtnbsp;«Apèriicn. \2.nZdam ; maar voornamelijk in de
Pbilipfinfe^ Bandaanfe Eilanden, en in beide Vuurber- die van , heeft de natuur binnen de inge-inbsp;gen 'm ver- waiidcii vaii fcer hooge Bergen , dufdanige ;nbsp;Viiur-Fcrneifèn gefteit : onder welke in denbsp;Bandaanfe voornamelijk uitmunt, de Berg ^nbsp;Gourap, in Sumatra den Berg Balalvanm;nbsp;een feer fleilen Berg in het Eiland van Ter- \nbsp;naten j op welkers kruin een fonteis is met een ;nbsp;vreefelijke openinge, welk in meergrooteennbsp;kleine kringen verèeck, de gedaante van eennbsp;h alf Schoiiburgvertoont. In de Moorfe Eilanden den Berg Tolai in Tandaja neven ’t Hooft |nbsp;van den Heiligen Geeft worden ook fimmïge jnbsp;gevonden , als ook in het Eiland Marintica. jnbsp;’herders is ook in Japan geenkXem getal van;nbsp;defe Bergen dicht by Firandus en Tanexurna^nbsp;en in de daaromtrent gelegene Eilanden worden hier en daar met de grootfte verwonderin-ge van de reiftgers dufdanige Fuurwinkelsge-fien, welke verborgen handeldrijvende de lel-ve door Onderaardfe holen of Loopgraven innbsp;de Eilanden van de Archifelagus van S-Lafa-rus by nieuw Guineaj en de Eilanden, welke fynbsp;Salomons Eilanden noemen, door nieuwe ope-iiingen der Bergen xoorkellen, en voorgefteltnbsp;zijnde daar na aan de andere Eilanden van denbsp;Mare Tacificum om deden.
Geen deel echter van de wereld levert verin aarder nbsp;nbsp;nbsp;uit, è^un America. Al
leen in het rijk van Chili worden daar veertien inordre gerelt ; in dat vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;niet weiniger,
welke alle, de aaneenvolgende Kruinen van de toppen der Andes^ uit leveren. In Nieuw Spanjen u'ordender drie getelt , affehouwelijk ofnbsp;verfchrikkelijk door haar/Y/arnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;; ook is
de laatfte ftreek van het Noorden van fijne Vuur kolken niet ontfet; de fchryvers teilendernbsp;in het Tartarife Landfehap van de Tynféersnbsp;vier y op dat ik ondertullchen van de Vuurber-van Groenland en andere fwijge, of in denbsp;na by gelegene Eilanden, of ih de vafte Landen die rondfom het Alpunt gelegen zijn, welke fy ook tot aan de onoekende Streeken vannbsp;het vurige Landgemenelijk del FuegOj vervolgen ; foo dat veele Zuidèrfe volkeren meindennbsp;dar het Afpunt om de menigte der Vuurbra-kende Bergen ontoegankelijk is. Maar van defe dingen zullen wy in het volgende breedernbsp;fpreken.
lUa^rom Maar waarom de Nature der dingen defe viam^rr*'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ingewanden van de alderhoogfte
kende ?,cv- Bergen heeft ingelloren, daar van is de Eerfte gefieit Qorfaak, op dat uit de verholenfieplaatfenalsnbsp;door eenige uitnemende Schoorfteenen de verborgene HooftftofFe der Narure,lucht of tochtgaten foude vinden, waar door fy haar van de
(cheidm
Eilanden.
gen
Japan.
Chili heeft o vervlotd
van Vuurbergen.
overtollige befwaringen van de perlïènde Nature ontladen zouden. De tweede^ op dat niet, foo wanneer her Vuur dufdanig een geweldignbsp;ampt van de lydende natuur bediende in denbsp;vlakker plaatfen der Landfehappen , alle denbsp;omleggende ftreeken der landfehappen, doornbsp;aftch en rook, uitgeworpene brokken, en doornbsp;verderffèlijke en doodelijkc uitwafemingen,hetnbsp;laatfte verderf voor landen en dieren, toe brengen zoude, welk in de onnakelijke toppen dernbsp;Bergen niet gefchiet, deuitwerpfelen,, enaf-fchen of in de afgebrokene ftukken der Bergennbsp;neerwerpende, of de rook en doodelijke uit-wafeminge tot een dunder lucht gebracht ^ ennbsp;door de Winden elders anders heen gedrevennbsp;zijnde; foo dat derhalven de natuur dufdanigenbsp;Bergen tot geen ander einde of aan de Zee ofinnbsp;Eilanden die van het vafte Land af gefcheidennbsp;zijn, gcplaatft of verbannen heeft, als omdatnbsp;fy in ’t herte van het vafte land aan alle de om-gelegene volkeren geen onmijdelijk verderfnbsp;zouden aanbrengen.
Maar mogelijk zult ge vragen, waarom fy dufdanige Bergen tot het behouden der Wateren foo nootfakelijk niet over al by de Watergrotten gevoegt heeft ? Ik antwoorde, dewijlenbsp;dufdanige Bergen niet anders zijn als tochtgaten , waar door haar de Hooftflofe des vuursnbsp;fuivert, dewijle het die tocht die het tor fijnesnbsp;felfs behoudenifte nodig heeft, door defelve totnbsp;fich trekt, foo volgt niet dat die tochtgaten metnbsp;Bergen, die vol van Water zijn ^ niet faam gevoegt worden ; dewijle de^wa/c# of loop-graven van defe Berzen dtoordee inzewandensian „
j nbsp;nbsp;nbsp;_ ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. ,onbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/- Snbsp;nbsp;nbsp;nbsp;II groeven
cle ganlche Aarde voort gelet ^ by na met alle worden door de Bergen, door de verborgene wetten der na-rure j op dat dc Aarde nergens van foo nootfa- van ^hetnbsp;ke\ï}k een warmteontket blyve, gemeenfehap Aardrijknbsp;hebben; welk ook ontallijke opwellingen vannbsp;warme wateren in vele Landen te fien, genoegnbsp;en overvloedig bewijfen, welke nooit daar innbsp;fouden voortgaan of volharden, ten zy de verborgene kracht sian de vurigeHooftjioffe indenbsp;ingewanden der Aarde verborgen defe warmte door een gedurige vloed aanlèttede.
Maar gy zult my tegenwerpen, dat twee te-genftrydige faken, hoedanige het W'ater en het vuurtïyn, ineenplaatfe nietbeftaankón-nen. Ik antwoorde, dat fy in het felve onderwerp niet zijn, maar dat devurigeThrefórennbsp;van de Waterige gefcheiden door de verborgene Pypen van de Aarde en Bergen onderlingnbsp;onder den anderen werken, en door een verborgen verband van vriendfehap malkanderennbsp;koefteren en voeden, en de Natuur op defe wij-fe fijne beoogde uitwerkingen verkrijgt. Maarnbsp;dewijle wy foo GOD wdinh.etvolgendé'vannbsp;defe dingen op het wijdloopigftc zullen handelen , zal ik hier geen langer tijd daar medenbsp;toebrengen.
En uit defe dingen blijkt, dat uit dufdanige Fhooftftofen des Waters en Vuurs geplaatftnbsp;binnen de ingewanden der Aarde, de voorttee-linge van alle faken en gemengde dingen wortnbsp;opgemaakt,gelijk in ordre fal verklaart worden.
Het
Jio Vuur-
II. BOEK , VAN HET XfERSTUK DES AARDKLOOTS. 6y HET XII. HOOFTSTUK.
Of de Bergen terl»yle fy metier tijd afnemen, ook eindelijk Irederom toenemen^
Je wondere hervorminge der Aardlèr deelen.
E Ervarentheid van alle eeuwen leert, numedeaandeZee-wettenvaft. Hetfelvege-
tuigt van den Oever van Hercules en Sicilië Valer. Flaccm.
Want de Koning z^yFolas regeerde daar niet Tien oever doe een vreemde Zee het Lybijè Cafe van eenj^quot;nbsp;fc beur de, doe het fchreijende Italten de Land-palen van Steilten verdorfj en de baren tot innbsp;het binnenfle der bergen door drongen.
De rievieren veranderen hare pronden en
^fiftoteles •'b- I. Menbsp;teor.
Rievieren
gewoone ioopeii; bloejende heerfcliappijen ver- veranderen gaan : alle w'elke fchrikkelijke vervvocftingen,nbsp;gelijk die Goddelijke Macht aanwijfen , foo
dat ’t Aardrijk fijne fiektens en bntftel-tenilTen heeft, ontlfaan uit de verfchei-dene niet over een komften van de binnenin hem zijnde huishoudinge. Wantdewijle, gelijknbsp;Arifloteles ten rechten fegt; de binnenfle deelennbsp;de.et Aardrijks te mets geljk de lichamen dernbsp;dieren en planten j hare jonkheid en ouderdomnbsp;r koniicn wyteilrecliteiibefluiteii,,
^eeft temets AditdiO Kloot der Aarde, noch foo veel delTelfs inwendige , noch foo veel delTelfs uitwendige deelen aangaat , in dien Haat volhardet, _ .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
in welke hy van den eerltcn beginne geweeft | maken fy ook de onfekerheid van den flaat der is. Laclantius do gefleltheid van de ongefla-1 menfehen openbaar, en vermanen de fterdelij-dige nature , en cTe ongelfadigheid van het ke inwoonefers vanher Aardrijk, dat fy, de-Wereldfe rad , waar door fy alles in oneindi-1 wijle daarnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;niets gedurig is, maar
rulle vall liaan, in welkers hand zijn alle rechten der Koningrijken en alle einden der Aarde.
Op verfcheidene wijfen dan kan het lichaam oorfake der der Aarde in de genoemde veranderingen val-len; want of, eerflelijk, de Bergen worden door Aardrijknbsp;de opfyerringe der Aarde verllonden, of komen
ge toevallen inwikkelende , niet toelaat dat-fyHo dingen vergankelijk, verlcheidene tocval-ter onder de Sonne iets gedurig of langdurig is,! van deForcuine, verfcheideneenonvoor-wat dieper overwegende,, roept aldus uit;; f ene bedrieglijkheden der dingen onderwor-Laa-antius jj, zoude komteti optellenj hoe dikwils de Aarde {pen zijn, erkennen, alle poginge van haar ver-door de Jchielyke bewegingen gefchut zijnde ofl\ hand, alle naarfligheid, alle de krachten van haar op gedaan j of van een ^efcheurt ts ; /loe j haar Ziele, die door geen gefchapene fake ver-dikwils en Steden en Eilanken door de Baren | fadigt kan worden, tot de verhevene en eeuwi-verdronken in de diepten verfonken zjn; hoe 'fl^ befittinge derbovenHemelfcher goederennbsp;dikwils de moer ajfen door eenvloed vruchtbar enbsp;nbsp;nbsp;nbsp;; alleen op GOD als haar ftipvan
der onflantvafliger Nature j degrootfle Philo- fchielijk daar, daar fy te vooren niet w^aren.Ten
velden hebben bedekt, rievieren en flilflaande wateren uitgedroogt ^ en ook Bergen van eennbsp;gefcheurt zjnde zijn neder geflort ^ en tot vlaknbsp;veld gemaakt j ook verteert het verborgene ennbsp;ingeborene vuur fleer vele landen en fleer velenbsp;Fundamenten der Bergen ; welke willelinge
tweeden, de Bergen door verloop van rijd,door het ongemak der flijtende buijen verteert zijnde vervallen, de valleijen haar dan nootfake-lijk verhoogende. Ten derden^ de landen, welke de Aardrijks beflchrijvers halve of by nanbsp;Eilandenj de Grieken Cherflbneflbs noemen,
waren; of daar en tegen worden dt Eilanden door Engtens aan het vallelandgevoegt, dienbsp;door geweldig groote Sandhoopen, welke denbsp;kracht van de Zee cloor fijne baren toe brengt,nbsp;voortkomen. Ten vierden, de Zee neemt doornbsp;een onvoorfiene of geweldigen inval wederomnbsp;in aan de andere zijde die ruimte van land, iknbsp;weet niet door wat voor een linkfe trek der nature , die hy door fijn Ebben aan de eehe kantnbsp;verlaten hadde; foo veel landen met fijne barennbsp;overdekkende, als hy aan de andere kant metnbsp;fijn vertrek ontbloot hadde. 'Tmvijflden j daarnbsp;komen te mets fomraige nieuwe Eilanden voornbsp;den dag, andere die daar van alle geheugenisnbsp;her geweell waren, verflonden zijnde. In te- vuphrunbsp;gendeel laten fommige/^;/Jfgt;;/in hethertedernbsp;Aarde door ’t in haar zijnde geweld des Vnurs,nbsp;zijnde ingeflokt, een Meir in haar plaatfe, in
fom-
fophen nietflonder verwonderinge hebben aangemerkt.
Scneca.
y. 'ue rievieren zyn
met meer j en de voortvlocjende Zee nbsp;nbsp;nbsp;die fmalle aardige doorgang, welke meiiEng-
aan fijneflranden. De Bergen worden vlak, en i te noemt, door ’t geweld des Waters gefcheurt de hooge kruin en fliorten ter neder.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;|of gebroken zijnde ^ maken Eilanden fulke
Me- Ovidius in ’t cerlle Boek der Herfcheppinge. | plaatfen die eerll een gedeelte van ’t valle land
Alle dingen (fegt Seneca) verteert de ver-flindende tyd ^ alle dingen ruktfly afl^ alle dingen beweegt fly van haar plaats j en laat niet toe dat iets langwjltg zy. De rievieren
0vi,3.
'*niürphof. Jk hebbe geflen , dat het gene eeriyds fleer vafl land was j, nu een Oever is, ik hebbe Landnbsp;van de Zeeflien maken ^ en Zee flchelpen verrenbsp;van Zeeflien leggen : Ookheeflt menwel een oudnbsp;anker op de hoogflc Bergen gevonden. En hetnbsp;gene te voren veld wasgeweefl ^ heeft het verloop des tijds tot een Witergrachtgemaakt ^ ennbsp;door een overvloejinge is wel een Berg tot innbsp;Zee vervoert, en een moer f Land brandwelnbsp;door drooge Sanden, en een korre grond verandert wclinvochtige Meiren.
Engeland is te vooren door een liefiêlijkc défenquot; der vereeniginge aan Vrankrijk vall ge-weeft ; NoordllrandenNoorderEiland, welknbsp;»vaü.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Noordvriefland noemt, wierd aan
het valle land van Ditmarfen gehecht, maar nu van het valle- land af gefcheurt, en in denbsp;Kaart der Eilanden aan gcfchreven zijnde , is
-ocr page 131-88 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD,
Gap.XII. fommige 'uveggefonkene nbsp;nbsp;nbsp;worden i woorden. Ook komen wederom landen op een
van aarde over gefme ten. nbsp;nbsp;nbsp;j andere wüfe voor den dag^ en fchielijk in de eenenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jer
T Qwfeften de rtevieren en Meiren in fommi-1 of de andere Zee boven, de nature alfoo als door i^ergtn. ge landen ontbrekende, maken het land wede- j een gelijke vergeldinge j aan een midereplaatsnbsp;rom bewoonbaar, in andere word laud dat in ' weder gevenae , het gene te voor en door eennbsp;den aard vet is, door een fchielijke veranderin- J openinge was ingefokt', ‘De van outs vermaarde. tot een Meir.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;| de Eilanden Delos en Rhodus , verhalen de
Maar op dat alle defe dingen door geloof- | gefchiedenijfen, dat nu onlangs eerfi voor den baarheid der Hifiorien vall gemaakt worden, '\dag gekomen ïïjn ; naderhand kleinder, behal-
ven Melon j Anephes tujdchen Lemnus en Hel-lefpontus , Nea itujfchen Lebadan en Eheon, Ajon ; tuJSchen den Colades : Olympiade 13nbsp;Hier a; en noch tujfchen de felve Automate ; ennbsp;tweefladien van het felve,na 11 o Jaren in onfenbsp;eeuwj als M. funius SyllanuSj L. Balbo Bur-germeeflers waren op den 6 Julii Thia. Innbsp;netjaari63 8 is by het Eiland van S.Michiel
heeft her ons goed gedacht van ieder in het by-fonder, net in foo vele afdeelingen te handelen.
§ I.
Van de gefonkene en weder opgekomene Bergen É’;gt;/Valleijen.
piiniui lib. ‘Plinius Verhaalt, dat te fijner tijd Cybotus i.cap. 19.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;pggj. hoogen ^ÉT^ te gelijke met het Stede
ken-foodanig van de Aarde is verflon-
den, darter noch taal noch teken meer van te | in de Atlantife Zee door het aandryven van Gefonkene, yinden was. Ook fchrijft hy dat hetfelve lot; het OnderaardfeYmxt foo groot een menigtenbsp;heeft: ondergaan den BergSypilo in MagnefeUj i van fleenen in het midden ^er Zee uitgewor-voor welke de vreefelijke ondergang van de pen, dat daar van de fleenen haar tot bergennbsp;door een openinge der Aarde ingeflokte Stad ophopende een Eiland is gegroeit welk fichnbsp;Tantalisj gegaan was. Niet ongelijk een lot j vijf mijlen in de breette uitftrekt. Dicht bymhetwUnbsp;hebben uitgeflaan Galanü en Canatis eertijds j teoli in den inham van Bajane omtrent voor
feer vermaarde Steden in Ehcenicien ; Bhle-gium een feer hooge top van e^yEthiopien j is door de geweldige Schuddinge van eene nachtnbsp;verdweenen. Ook konnen wy daar by voegennbsp;die Bergen welke wy gefien hebben dat in onfenbsp;tijden door de Aarde ingefokt zijn. De Bergnbsp;‘Piem is een van de Moluefe Eilanden, van foonbsp;groot een hoogte, dat hy gelijk een Pilaar fichnbsp;eenige dagen verre, en geweldig diep in Zeenbsp;aan de Schippers op dede ; defe door het geweld van een Aardbevinge ter neder geworpen,nbsp;foodattergeen blijk meer overblijft, maar innbsp;deffelfs plaatfe een Meir of Toel gekomennbsp;zijnde , word tegenwoordig gefien een grond-flag hebbende 'even gelijk den omtrek van dennbsp;bergwas.’t Selve is gebeurt in ’t Koningrijk vannbsp;China ^ in ’t Jaar 15- 5-6 in welk een geheel berg-agtig land van China met alle ’t vofk en de Steden ingeflokt zijnde, in zijn plaats een grootenbsp;Toel of Meir nagelaten heeft, niemand als eennbsp;Jonge die op een hout fwom daar van af komende. Ook hebben wy in onfe tijd de vreefTelijkenbsp;ondergang van Tluris een flad aan de gren-fen van Switfcrland leggende, door den val vannbsp;een overhangenden berg gefien. Even foo ooknbsp;de Bergen Vefuvius en Strongylus door hetnbsp;gedurig Vmrbraken als half gekort, die eerfinbsp;DeBer ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hemel fclieenen te raken.
chiieY*^x^» Van êi^BergenChiles, welke fy Andes noe-ingeftort. men, zal ik hier ter plaatfe niet fpreken, waar van men bevonden heeft dat fommige weg ennbsp;van kant zijn, na die aldergrootfle en door allenbsp;tijden foo vermaarde Aardbevinge, waar doornbsp;byna het ganfche Koningrijk tot een verwoe-flinge geraakt is, in het Jaar 164^6, gelijk denbsp;vertellingen door onfe Vaderennbsp;len. De Sinkinge of infokkinge der Bergennbsp;hebben wy gefien, laat ons nu der fel ver wedernbsp;her voorkominge verklaren.
PliniusL. 1. c.Sy.en. cap. 88, verhaalt ons
Cefchiede-,
niJle.
Flinius.
I xo Jaren, heeft een nieuwen Berg uit de Zee, nieuwen door het geweld van een nacht van de woeden- ^quot;8nbsp;de Onderaardfe nature voortkomende, allenbsp;menfehen gelijkelijk en verwonderinge aangebracht enfchrikaangejaagt, die ook tot delen dach toe in wefen is, braverende met dennbsp;naam van Heiligen Berg. Men fchrijft dat denbsp;Vuurfpouwendeberg van Lip ar it a ^ ontrentnbsp;voor festig Jaren ,fo veele fleenen uitgeworpennbsp;heeften alTchen,dathy nevens hem in het midden der Zee,een andere berg heeft gemaakt,dienbsp;fy ook daarom Vulcanellus noemen , als eennbsp;Soon van lijn Vader voortgebracht; welk ooknbsp;ik , doe ik die Landen door reifde, waarachtignbsp;hebbe bevonden, gelijk blijkt uit die dingen,nbsp;van welke ik in mijne Voor-reden tot den Lefernbsp;gewag hebbe gemaakt. Ontallijke dufdanigenbsp;uitkomllen die warelijk gedenkwaardig zijn,nbsp;komen ons in de hillorife aantekeningen voor,nbsp;welke alle te verhalen, dewijlc ik het felve o-vertollig hebbe geacht, heeft het ons alleennbsp;goed gedacht de meefl bekenfle hier by tenbsp;brengen, en om dennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van fommige,
en de nieuwe weder opkomlle van andere bergen te bewijfen; welke dingen Tlinius met dele woorden bekrachtigt. L.x. c. 88. Voor ons Flinius, iffer en nevens Italien tujfchen de e^Adolife^nbsp;wederom nevens Cr et a een Eiland van 1500nbsp;treden uit de Zee opgekomen, te gelijke metnbsp;warme Fonteinen ; een ander Olympiad. 143nbsp;in het derde Jaar, in den inham vanThlt;Aconbsp;brandende y en dit met een groote beweginge ;nbsp;en men verhaalt datter een groote menigtenbsp;fwemmende vifen omtrent het felve gevondennbsp;wiert j en dat de menfehen foo haaf als Jy vannbsp;de felve hadden gegeten forven y alfoo fchrpftnbsp;men ook de Titheeufa in den Campaanfennbsp;inham zijn opgekomen en aanfonds in de felvenbsp;Epopon, na dat een vlammeJchielyk uit defel-'^e was uitgefagen , tot vlak Veld gemaakt
de gefchiedeniffe en reije daar van met defe i wier dj en dat in 't five, door eenfware bewe-
j
^^3
^^3 ^ nbsp;nbsp;nbsp;11.boek, van het Werkstuk des Aardkloots. 85? ginge een Stad verfonken, en door een andere op ging, daar men nu tot defelve met trappen een-^oqX voor den dag gekomen, en de Bergen' ‘nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ elders anders heen ge wentelt zijnde jbet Eiland Brochyta gevvorden is. Byuerhop-vmpdnemendc^ltv, af; ende nbsp;nbsp;nbsp;Waarom veele gemeint hebben dat V Ir nbsp;nbsp;nbsp;011 liP'tAPt'i tOPnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. Sp .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;« gf^uarom •^e'-geo Vnemen. Zneeuw, Hagel, langdurige Vorft, en andere ! vloejinge van Watereil gelijk gemaakt, by ver B er gen fodanig, dat de Fondamenten verfvv^akt zijnde, felfop de eerlle Aardbevinge vallen;nbsp;welk ik ook meine de eene en eenigfle oorfaaknbsp;te zijn van het vergaan van fommige Bergen. Ook doen de Onder aar dfe Vuuren wonderlijk het hare tot het verteer en der Bergen, gelijknbsp;de wy boven hebben aangewefen. Het is dan | prus; van Europa Afien door de Propontis ennbsp;i’ootfakelijk dat uit de verteeringe der Bergen, Thracifen Bofphorus; van Beotien Euboea; vannbsp;'«Kalk. de Vaüeyen en Vlaktens aangroejen, en foo de- Eubma Atlas en Macris; van Bithynien Besby-ferBergen afnemen ftrekke tot toeneminge vannbsp;de daar rondom gelegene Vlaktens en Valei-Job jen; foo dat daarom het feggen van Job, de aarde worde allengskens door aanfpoelinge ver cus; van Spanjen Africa, door het verbroken huwelijk van de Calpes en Atlas ; op gelijkenbsp;wijfe het Sierenife Leucofia door een hooft;nbsp;van Camboja Sumatra ; van Indien Ceiloii;nbsp;van America Groenland , Straat Davids ; vannbsp;Ditmarfen Noordllrand een Eiland in de Oofl-hcn» cii gcfmolce Zneeu w, knagen óidfijden der | zee, na het getuigenüTe van Cranzitis-, van hetnbsp;quot; Bergen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;foodanig datdeFondamentenderhui-l Zuider America het Vuurland; de engte ver- fen gelegen op de Bergen meelt altijd ontbloot | brekende, en door de Straat Mageüanes, door gefien worden ; het welk ik meer als eens heb- het aantaften van een gedurige vloejinge ofnbsp;be konnen en mogen fien in de Kalteelen van aanperfmge van de groore Ooit en Welt-zee,nbsp;Duitfland , die boven op oude rotfen gelteltjhaar felven opening makende om tevereeni-worden ; maar nergens laat fich dufdanig een gen. Want de mcelle engtens zijn als fekere regen, teert, in defen bewaaragtigt fchijnr. Want het T)e Eng- der ,tijden foodanig zijn nbsp;nbsp;nbsp;dat fy bynanbsp;nbsp;nbsp;nbsp;door verloop van tijd uitgeholten vlakveld((ffff]ncn-,]zff3xdeFundamentenvzn\óie Fondamenten der Bruggen door de bewe-het oude Capitolhm nu een vlakte gelijk zijn, ginge der aarde gedoopt zijnde, foo moet noot on § II. Vlaktens en valleden toe. Dat de toppen der Bergen door Regen, ongemakken van de lucht ten laaflen jlyten en verteert wordenXccst de ervarentheid ; ennbsp;is nu in de voorgaande afdeelinge uit het ophouden van de Vuurbrakende Bergen genoeg-faam gebleken. Want daar zijn fommige Aét-gen j als in Ltpara, Pialta en llva, welke denbsp;Salpeterige geeflen aan die Tijde, aan welke denbsp;winden die defelve by haar hebben regens defelve aanblafen, foodanig uit eten, dat de overhangende rotfen een haail: aanilaande verwoe-ftinge dreigen ; en de ruinen van de rotfen dienbsp;nocii in de valeijen te fien zijn, zijn overvloedignbsp;getuigen dat fy voor defen overende geftaannbsp;hebbende, nu in geftort zijn. Ook verjlyten denbsp;Onder aar dfe ÏVatervaUen,Qn fteile nederftor-der rievieren het binnenfte geftel dernbsp;S^n. on~ quot;'raardfe Vuur W^ter van de Regen, rievieren,loopende be- omkeringe der Nature meerder lien, als te Romen, en in dc andere deelen van Italien. Ik befchouw byna dagelijks dat de eertijds gewelene en Iteile Rotfen van de Bergen Ba-latinus en CapitoUnus, echter door het ongelijk laat dat de ontblootinge der Fondamenten felve middag klaar leeren; en wel foo, dat het genenbsp;de Schryvers feggen dat eertijds Bergen ge-weelt zijn, nu niet anders als fekere voetftap-pen^2a\ Bergen Aoex. fien, en ge qualijk geloo-ven zoudet dat daar ooii Bergen geweelt waren , de Vlakte foo veel ryfende, als de Bergen afgenomen zyn. Dat leert infonderheid denbsp;¦ Bantheon na welke men eertijds met trappennbsp;I. Deel. |
ai moet gaan. Dat leeren ontallijke half be-dorvene brokken der Graffledeji, Schoubiir-gen, Boogen, en Bylarenvm'^Bikedingen, foo GOD ons het leven geeft, wy breeder in onsnbsp;werk van de wonderen van Italïen zuilen han- na verloop van veele duifenden Jaren gebeuren zal, dat de vlaktens door een algemecneover-loop van tijd, ook de Bergen tot diegeftaltenbsp;zullen brengen ; welk ik echter meine,darmennbsp;geenfmts toeftaan moet, in die groore bovennbsp;verhaalde ketenen der Bergen maar alleennbsp;in die, die door het dagelijks gebruik en lallnbsp;van Timmeragien gedrukt, of uit een aardige,nbsp;potaardige , en diergelijke licht brekende ennbsp;onrajic (toffe gemaaict worden. § III. ff^e Cherfonefen of byna Eilanden worden in Eilanden, en de Eilanden in Cherfonefennbsp;en byna Eilanden verandert. Het is ten eenemaal waarfchynelijk, dat de vtrande. oevers door welke nu ter tijd de eene Zee tus-^trnbsp;fchen dc nautens der Bergen fich veegt metnbsp;de andere, voor defen door een Engte aan den landen,nbsp;anderen vaft j en datter Oevers geweeft zijn,nbsp;de Zee, door de onfluimige geweldenarye dernbsp;vloeden, de Engte allenskeris afknagende. Opnbsp;defe wijfe, na het getuigenis van Bltnius^ heeft piinius.nbsp;de Zee van Italien Sicilien ; van Syrien Cy- bruggen, onder welke door fekere verborg ene tens zijn ah hooien en blinde fchuilhoeken of winkels, de§Jf “/J;nbsp;Zeen, welke te wederlijts aan denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aan- Ipoelen, defelve door de gedurige kabbelinge van Water meelt altijd laltig vallen ; welkers fakelijk de engte inltorten. Maar laat ons tot het andereditelvin^eïe verhandelinge komen. De Zee nemen denbsp;tens weg, deïelve worden re met tegens de aan-Ipoelinge der Wateren en groote ophoopingenbsp;van Sand vtodctorngef elt gelijk wy de Bhartis phamsnbsp;van vEgypten, welke voor defe den genen die «»nbsp;in her midden der Zee in gevaar waren licht Egyptto.quot;*”nbsp;'verfchafte , nu door een engte aan het Vajlenbsp;,Mnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;land |
Cap. XII. /^//.^gevoegt fien, daar geplaatfl door cle grote als ook D , metter tijd door het geweld der overvloed van Slib uit de Nyl den hals of ftraar rieviere uitgeholt zullen worden, en dat de ric-Bergnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vervullende. De Ber^Circejus voor: vier allcnsskens inboort in het binnenfce var
iN. Ut.
defen van hetvaftelandafgefcheiden,isnuaan de Landen F en G, waarom nootfakehj-’^ '
Eiland. fg|yg y^j[]-^ jgj^ hals of ftraat door fandlio-pen vervult zijnde ; en het gebeurt meelVaan enge en lage plaatfe der Zeen , tuffchen Eilanden en het vafte land gelegen, alwaar of denbsp;barning van de Zee geweldig, of door het aan-fpoelen der rievieren een groten overvloed vannbsp;Sand aangefpoek word, als in Nederland Zeeland, Vriefland, in alle de landen van de Archi-pelafTen,en andere Sandige en Kleiagtige ftran-
den, allengskens uit de vlakte totfeerhooge wateren van Strand B, haar flantplaats verla-Bergen opgroejenae. Soo leert BlinuiS lïh. t. rende, het Land door een overhands recht van 89. datlnriiTavoordefenmetLesby, Ze- de Oevers van beide de Stranden het vcrkre-phyra met Halicarnafïus , Ethufa met Mindus, gene onder malkanderen verdeelende, zullennbsp;Dormifcus en Parres met Miletus , Pytheiufa ontblooten. Defe veranderinge der Nature isnbsp;rnet Parthenia door een Hooft gevoegt zijn; ja ondervonden in vele rievieren, den Rhijn,nbsp;dar Hybande, feker Eiland van lonien, nader- Main ^ Moe fel, Rhofnc , en voornamelijk dennbsp;hand twee hondertftadien van de Zee tuflchen, welke ik aangemerkt hebbe dat eerft ««««•nbsp;het vafte land afgedaan heeft, en darter Syri- voor twintig Jaren aan de vlakte van den Bergnbsp;tes in Ephefen is, Derafidesen Syphon ia in Marius, tct de Landen en Weiden is in gekro-de Middellanden van Magnefia, welke voor- ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i^y wortelen des Bergs te
de/èn onder de Eilanden geteltwietden-, einde- defer tijdingeneplaatfenaandoet,aandean-iijk dat nbsp;nbsp;nbsp;en Orimr niet meernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dere kant groote hoopen fands na latende.
den zijn gebleven : volgens dat vanOwV.iy,; Maar dewijle defe dingen aan ieder een bekent Metamorph.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;! zijn, zuilen wy ons met defelve niet langer op-
ook in de Zee toegaat, welkers Ebben en Vloeden , en Stroomen, hoe die geweldiger zijn, hoe die, ook grooter veranderingen in dennbsp;Aardkloot re wege brengen. Dat echter moetmen onthouden, dat fommige rievieren, voornamelijk die, die haren oorfprong uit de alder-hoogfte bergen hebben , met ioo groot eennbsp;droellèm van modderig mengfel af gefpoeltnbsp;van de bergen en valleijen, de lagere plaatfen vitam‘-befet, dat defelve uit foo groot een overvloed fl'*’nbsp;van flib en fand tof groote hoopen aangegroeit, tT aXknbsp;en de wateren binnen hare oevers en Hllen ge-
Tgt;e tyd zal zyn , als Tyramus eens door houden. Even foo moetmen denken cfat het fielle Baren ^ tot het Heilige Cyprus metnbsp;aan-een-gegroeide Stranden^ komen zal.
§ IV.
krygtfe wederom in een ander, waar uit de nieuwe Eilanden en Landen voortkomen.
Dat leert de dagelijkfe ondervindinge in het verloopen der rievieren overvloedig!ijk laainbsp;M N een rievier zijn, laat de ganlche krachtnbsp;of drift van de rieviere haar aandringen uit Cnbsp;tot B : het isïek.erd2xdekleiachtigeJirand^
Al nvat de Zee in het eenc Land ver lief dat
bannen zijnde , een Nieuw Landfcbap maken , becpaaam en voor menfchen om te woo- nen, en te bebouwen ; de waarheid van welken faak middag klaar blijkt, uit de groote rievie- |
11. BOEK , VAN HET WERKSTUK DES AARDKLOOTS. pt XII. rievieren, den Rhyn j T)onauw ^ RhofnCj ‘Poj' nieuvoe ver‘Woefimge der Zee toonen j tcrvvijlenbsp;Eufbrat j Indus j Ganges ^ en andere wyd- hy fyner voriger goeddadighcid niet meer ge-beroemde rievieren in America , alle welke dagtig, ’k weetniet door wat geweldenarye dernbsp;groote lioopen fands op een hebbende gefta-; Nature, feergroote en wijt uit geftrekte Land-pelt, metter tijd in de lage plaatfen , alwaar, fchappen des Aardrijks, door foo hard een joknbsp;eertijds de wateren ftonden , door den aan-'van ryrannye drukt, fommige Eilanden ten ee-groei van een gedurige toevoer en ophoopin- jnemaalverfwelgende ^ en andere als wat meernbsp;ge, nieuwe Aardfe woonfieden gemaakt heb-1 tegen houdende foo verdrukkende, datmenfenbsp;ben ; de rievieren als uit de Bergen D C, in niet kan fien als door de toppen de£ Bergen,nbsp;de ftilftaande vlakte A B vallende, en binnennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;— ent fommige plaatfen , door fijn weg wijken, en towj, feker Eiland bultende Pilaren van Her-toegevoerde Slib van de rievieren ^ fommige cules in de Atlantife Zee gelegen, te beurt is landen j door de grootfte weldaad der Nature ! gevallen j veel grooter als Aha en Africa ; ennbsp;bewoonbaar heeft nagelaten; laat ons iiuecn; datAsAwvande AigyptiTche Priefters (die denbsp;EDeelnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;M 2,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gele-* de oevers bedwongen zijnde , en eindelijk door de vcelderleije verdeclinge der monden in denbsp;2ee haar onrlaftende. Waar uit wy fekerlijknbsp;befluiten , dat de lager gelegene ftreeken,nbsp;EFGHIj dicht aan de monden der rievieren, ennbsp;de eilanden, welke de armen rievieren uitmaken , niet anders als een vrucht zijn van denbsp;fanden, en de flib door de gefeide rievieren op-gefpoelt, en aangevoert, gelijk de Figuur leert.nbsp;En dat dat foo is, leerendeHillorien meer aisnbsp;overvloedig. Dat ook’t benedenfte deel van E-gypten, welkfy Delta noemen ^ van de Nijlopnbsp;flib geworpen is, waar van het ook van Herodotusnbsp;Gave des N^/s genoemt word,is ’t ^emeene gevoelen der Aardrijk-befchryvers ; en wy hebben dat in \itt Eerjie deel Oedipe_/Egyptiacinbsp;Holland it wijdlopig getoont. Op gelijke wijfe leert Goro-it flfb” “'^f ius dat de meefte landen van Holland door denbsp;* Rhi|n en Rbijn^ CU de Maas en andere rievieren aangefetnbsp;xijn. Op defelve wijfe is een groot gedeelte vannbsp;den Akker van Ferraren van deopfpoelingennbsp;van de IPö aangegroeit. Het land van Arles tenbsp;gelijke met het Eiland Comargo, is een vruchtnbsp;Meir van de Rhofne. Op gelijke wijfe waren de Mei-tis*’* ren , Ammonia en Mxotis eertijds dieper ennbsp;van bevaarbaarder, als naderhand na datfe foo veelnbsp;'Tansij. flib j[5 genomen hadden, na het getuigenis vannbsp;Arijioteles. Geheel Teuthranien, en de vlaktens welke omtrent Ilium zijn, zijn nu velden, die te vorennbsp;deZee waren,door toedoen van de Revier Me-einder. En dat defe dingen alfo zijn, bewijfen denbsp;rfe Steden die eertijds van de Zee befpelt wierdennbsp;agt;i.r. en nu verre van defelve afgelegen zijn, over-Z'Zvan vloediglijk. Ravenne eertijds aan de Adriatifenbsp;af. gelegen, legt nu 6000 treden van defelvenbsp;‘zm. af. De Monden van den Eyber eertijds haarnbsp;plaats dicht aan Strandnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de .Zr-r-hebbende, leggen daar nu 3000 treden van af,tullchen beide vcele groote Sandhoopen leggende. Welknbsp;ook hier en daar in veele plaatfen vannbsp;duitjland bewaarachtigt is. De Zee was nu tennbsp;tijde van Plinius van de haven van Ambraciennbsp;van Athenen vijfduifend treden geweken, welke eerft de genoemde plaatfe belpoelde.Ik zoude te veel tijds door brengen, indien ik alle defenbsp;verwoeflingen der Nature wilde op-halen, terwijl datter naulijx een Landfehap is gelegennbsp;aan Zee ^ alwaar defelve, voornamelijk by denbsp;monden van grote rivieren niet geilen worden.nbsp;Dus dan hebben wy gefegt, dat de Zee in |
Dicht by Dordrecht in Holland, en Dullart in Vrieüand, zijn veele geen onvermaarde Uor-fen en Cajieelen, door een verderIfelijke ennbsp;droevige overloopinge fodanig verdronken,dacnbsp;felf te defen dage de uitftekende fpitfen dernbsp;Torens , de ellende van het geledene ongeluknbsp;aan den nakomelingen fchijnen te willen vertellen. Aan den oever van Tofcanen niet verrenbsp;van Tofcanen, is een geheele Stad in Zee ver- ‘nbsp;dronken j de woonplaatfen der menfehen innbsp;fchuilhoeken der VilTchen verkeert zijnde ^nbsp;welk ik niet fonder fchrik in het Jaar 1634 metnbsp;mijne eigene oogenbefchouwt hebbe.TulTchennbsp;Hondert Keldersj gemeenelijk Civita Vechia^nbsp;en S. Sever a worden dikwils en veele ruinennbsp;in de Zee Of (]tnj waar van fommige noch metnbsp;Venjters j andere met Poorten en Bogen ge-fien worden, blijken van de voorgaande ramp-fpoeden. Recht tegens over Puteoli felf in dennbsp;inham van de Stad Bajane, toonen eentenbsp;gelijk met hét onderfcheid der jiraten j warerelijk een droevig gefichte, in den grond dernbsp;See j de voet (lappen van den ondergang, vannbsp;eertijds een feer treffelijke en vermaarde Stad. En defe dingen hebbe ik felve door ondervin-dinge gefien, om van andere ontallijke gebeurde faken, daar de gedenkfchriften der Gefchie-denü-fchryvers vol af zijn, te fvvijgen. Uit alle welke dingen wy befluiten, dat alle die reijen van byna op een gehoopte Eilanden^ TerfiZTnbsp;welke men Archigelagi noemt, eertijds aan hetnbsp;valle land gehecht zijn geweell, het geweldnbsp;van de aan alle kznt^n aanfpoelende Zee j dew«A wnbsp;fekere deelen van het vallc land allengskensnbsp;uitgegeten, en doorboort ; maar de fteenach-tiger klippen der Bergen totfoo groot een me-nigte van Eilanden, gelijk de kaarten ons ver- onder/cheitnbsp;toonen, af gefcheiden, of te mets ook door denbsp;verteerende vlamme der Onder aardje Vuiirennbsp;door aardbevingen van een gefcheurt zijnde. Dat de Atlantife nbsp;nbsp;nbsp;alwaar nu de Eilanden zijn, die men de Canarijje en die vanTcrrcm noemt, fekerlijk met inwoonders en wel eennbsp;groote menigte bevolkt is geweeft; leert onsnbsp;indiefamenfpraak, die hy den titulvannbsp;Critia geeft. Maat laat ons een korte fchetfenbsp;van defe gefchiedenifie hier nevens Bellen, warelijk bequaam tot groote redenkavelingen, iknbsp;haal dan de faak w'at hooger op. Plato dan in lijne famenfpraak , die de naam riato /0 heeft vanCrA/VrJ-,verhaalt dat in de verdeelingenbsp;der landen wel ke de Goden maakten, aan A^ep- tilb Eiland. |
sgt;i nbsp;nbsp;nbsp;De onder-aardse wereld,
Cap.xII. gelegentheid van dat land, en de nbsp;nbsp;nbsp;we ïnjlokkende en al wat van boven quam inJijn
menfchen die in het felve leefden, e.x\^Qx.e:Q.x'fchoot verbergende en in fijn ingewanden inla-van alle bedrevene faken in hmxtïchniitnhQ-itendefehielt’tfelvealtefamenbyfch;waar fcbrcven hadden) onderwefen, dit foo de Grie- j nit allengskens en temets gr oote beeken van rie-ken heeft na gelaten : amp;nt\x(ic\\Qi\dLQtc\m\'M)i\vierenenfonteinenvoortvloeiden ; van welkenbsp;‘Plato en de eeuw van het noch overig zijnde ooknu in de oude fonteinen eenige Heilige over-Atlantife land fijn verioopen 9000 jaren. En blyfjelen te vinden zijn. Dit fegt Plato. Die opnbsp;dat de eerfte Helden ^fdLwAthenenmtibttge- dat hy den ondergangvan d AtlantijeEilandnbsp;noemdeEilandïccrï\\3XQOor:\GgQr\\\QhhcngQ- zoude toonen, fulks begint van dievermaar-voert, welk echter door het ongeliJk van foo de veranderinge der aardfer deelen , welkenbsp;groot een geheugenis, in vergetinge geraakt, de Grieken beufelen dat in het verloop vannbsp;niet anders als de namen en het geruchte na ge- 9000 Jaren af in Griekenland door driederlei
van het
AtUntife
Eiland.
Derhalven legt hy de oorfaak van defe veranderinge eerfi, op de fnkinge der Bergen, welke hy wil dat fy alle eerft met een vette ennbsp;weeldrige aarde, als met vleefch, als ook met
inwoonderSj oi door een Watervloed, of door Aardbevingen ingefiokt TXyt\dG.
En op dat hy defe ware, geenfints verfierde^ dat is, fabelachtige gefchiedeniffe toone, foo
ondtrgmg IztQnhtck,hetgebeekEilandzeQy\ïjk.tmQtdc, Watervloeden gebeurt zijn.
neemthy voordefeive uit de Griekje Oudheid boEcbcn , als met een kroone of hair-cicrfel, te bewijfen; welkers uiterftepalen hy eerft tot bekleed geweeft, maar nu kaal en glad en vannbsp;de Land-Engte uitfet,en hier van daan tot Epi- j alle cieraad der boflehen ontbloot zijn, en haarnbsp;rus en Cytherona aan de rechter, aan de linker | nu ais de beenderen van een door fiekte uirge-fijde tot de Zee bepaalt; en hyfegt dat het foo 1 teert lichaam vertoonen. Wanthy meintdatdenbsp;vruchtbaar, fo plaificrig, en vol van alle noodi-' fnkinge der Bergen , en door de vloeden van denbsp;ge leeftocht is voorfien geweeft, dat een verge-! regen, en de vette aarde te gelijke met de bof-hjkinge van de voorige en hedenfdaagfe geftel- * fchen afgehaalc en algerukt, de benedenfte val-tenifle van dat land gemaakt zijnde, hetfeive leijen, velden en foo de Zee feit allengskensnbsp;nu niet anders als de dorre beendersnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;! vervult hebben; waar van door de ophoopinge
toppen der Bergen van die eerfte tijden, niet alleen lager en korter gemaakt, maar ook van al haar vleefch berooft, en behalve fommige beenderen van Bergen niet overgelaten heeft. Hetnbsp;felvemeint hydat mdAtlantifelandgeih^mt
genoemt worden; welke foo veranderde ge-fteltheid in opficht van de voorige hy met defe woorden uitdrukt: want als hy den grooten o-vervloed van alle dingen die in de eerfte eeuwen van de Wereld in Griekenland te vinden
door fiekte uitgeteert lichaam zoude konnen van de klei, de aarde op een gefmeten zijnde.
was, befchreven hadde,foo voegt hy de redenen \ zy. Ten anderen fegt hy darter heden ten dage van foo groot een ontaardinge aanftonts daar | veele Rievieren niet te vinden zijn , als ooknbsp;ï!denvln ^7nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wootdeii: AUc Landjchap (fegt | medewelke de gedenkfchrifcèn van
ken, en het in gedronkene, in verborgene holen der Bergen verborgen,cindelijk het vergaderdenbsp;water tot een feer overvloedige Rieviere ennbsp;Fonteinenaanperften, welke hy nochtans fegtnbsp;'gefchied) ingejlokt, maar altydkringswijfèfak-\ dat daarom heden ten dage niet gevonden wor-
demtaar^- hy) namelpk van een ander va ft Land in ^^’jde oude eeuw’cn feggen dat voor defen het ge-dingeder lengte Uit geftrc kt, legt als een Hooft ; endat\be:Qle.landhtyogt[gth.ehhcn. De oorfaak hier Werd”*;* gi^oote diepe vat de Zee, omringt het felve van fegt hy fezijn, dat de Bergen voor defennbsp;voornamt- alle kanten. PJewftle dan datter in het verloop 1 met een verre aarde befet zijnde niet toe lietennbsp;van 9000 Jaren (want van die tyd af tot njddit den regen die van den Hemel viel afvloei-toe zynder foo veel verlopen) veele engroote j de, maar aanftonts gelijk een fpongie in dron-Watervloedenzyn geweeft ff00 heeft geen ge- 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-
deeltevanhet Aararyk ^ tot onfe tydenendefe veranderinge toe, uit hoogereplaatfen afvloe-jende, den puinhoop (gelyk in andereplaatfen
kende, word het in de diepte verfmoort; daarom zynder ^ gelijk als in naauwe Eilanden defe Atlantife plaatfen, die tegenwoordig bewoont worden j welke foo men de felve by de oude vergelijkt, niet anders zijn als dorre beenderennbsp;van een door fiekte, uitgeteert lichaam ; dienbsp;aarde namelyk die vet en week waSj van defel-ve af gefcheurt zyndc j foo datter ftechts eennbsp;fchraal en bar gedeelte van Aarde over bleef.nbsp;V Land namelijk doe het noch in fijn geheel was,nbsp;had hooge Bergen en Heuvelen, en Velden welkenbsp;nunbsp;nbsp;nbsp;nbsp;genoemt worden, vet van grond ^ en
veele boft'chen ^ waar van noch tegenwoordig klare bijken zjn, waren daar op de toppen vannbsp;de Bergen. Haar en boven lofte dit land, hoewel het genoeg met vruchtbaren regen van dennbsp;Hemel begenadigt wiert,ftjn Water uit een ftei-le en bultige plaats niet in Zee j maar het fiel-
den, om dat de doortochten ifcr Bergen met klei en flib befet, allen den toegang voor het regenwater gefloten houden ,of ook door aardbevingen gefchut zijnde, die veranderinge vannbsp;welke w y gefproken hebben , hebben inge-voert.
Maar dit gevoelen van Plato wegens het^^ nemen der Bergen en uitdrogen der rievierennbsp;zullen wy op een andere plaats breeder onder-foeken; laat ons nu wederom tot het Atlantife Eiland keeren; welk, gelijk wy in onfennbsp;Oedipus geleert hebben, PlatOj op vele wijlenbsp;') tracht te toonen, dat niet fabelachtig, maarnbsp;warelijk in der daad foo gefchied zy, terw ijlenbsp;hy foo naaupuntig de gelegentheid van het gemelde Eiland , de hoedanigheid deflelfs, denbsp;manieren en bztgedrag der menfchen,de Biir-geljke wjfe vanheftieringe befchrijft, en verhaalt
-ocr page 136-II. boek , VAN HET WERSTUK DES AARDKLOOTS. 93
Cap.xii, \\xi[t^2X.^tStedenjCaJleelenjFortrefmj\\\t\. \ Maar foo de dingen waar zijn, welke deO^/-alleen met toeftel van wonderlijke burgwallen j nbsp;nbsp;nbsp;van her felve verhalen, zoo fal ikinwaar-
geen andere geweeft is , als die in de Ca-narife, Azorife en Vlaam/è,c{\ andere noch overige Eilanden begrepen wordt (gelijk uitnbsp;de hier volgende by Qejhlde Kaart te fien is)nbsp;yziWvoikc genoemde Eilanden gelijk die uitnbsp;groote en feer hooge Bergen beftaan, aifoo isnbsp;het ook waarfchijnelijk, dat fy de hoogte ennbsp;hardfte plaatfen van het Atlantije Eiland zijnnbsp;geweeft, de overige diepere tuflchen gelegene
Gejieentens isgeweeft, waarmede de Tempelen der Goden plegen opgefchikt te worden; en gelijk het door de Zee verjlonden is geweeft,nbsp;foo is het ook van ’s menfchen geheugenüTenbsp;afin vergetinge gebleven. Warelijk de Grieken,nbsp;gelijk die wonderlijk groots zijn, lbo hebben fynbsp;defe tocht der Athenienfen na’t Atlantije land,nbsp;welke Tlato fegt, dat de alderoutfte en van de
en grachten voorfien, maar datter ook een gro- heid feggen dat deflelfs fiant ofgelegentlaéid ten overvloed van Goud^ Tvoir j en koftelijke
eerfte menfchen, zijn die de aarde gedragen! plaatfen der kleindere bergen, valleijen, vlak heeft, infonderheid aan derfelver dapperheid j tens, door de Aardbevinge ingeflokt, en in dernbsp;en goed beleid toegefchreven, om de eere en ' felverplaatfende Zee ftant gegeven zijnde,nbsp;oudheid der Ttgyptenaren door foo gedenk-1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Daar zijn fommige die willen dar dit een gewaardig een gefchiedenifte te verduifteren,daar ^ dcelte van ’tVafte land is,gehegtnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;America;
nochtans Elato felve bekent, dat Solon defe | maar dat verdient geen geloof; want op defe gefchiedenilTe van denoAj^^Ê’w^re^/geleert | wijfe zoude het vafte land volgende tot aan denbsp;heeft, die defelve in haare heilige gedenk-; Straat van Hercules, by na meer als 9 o gradennbsp;fchriften befchreven hadden, als een gedenk-j de ruimte van den kring der aarde in de lengtenbsp;teeken van de meer als een Cederboomfe oud-! vervolgt hebben, het welke tegens het voorne-
heid en dapperheid der vEgiptenaren, tocht Want fy verhalen, gelijk wy in onfen Oedi-annbsp;nbsp;nbsp;nbsp;getoont hebben, de reije van de daar bedre-
’ opdefewijfe ; darden jEgyptifen Herculesj die zy ook Ofiris noemen, als hy denbsp;forg van het rijk aan fijne huifvrouw IJis bevelende , de ganfche Wereld met een wel toegeruft: Heir-leger door trok, en van het ooftennbsp;af alle die landfchappen, by en omtrent den
men der nature is geweeft, welke de gedeeltens van de Aardfe Wereld foodanig verdeelt heeft,nbsp;dat fy altijd aan de daarom loopende Zee doortocht geven, foo totvoortbrenginge van Fonteinen en Kievieten, als om andere goeddadig-heden der Nature uit te voeren, die wy bovennbsp;hebben aangewefen.
Daar is noch overig dat wy verhalen hoe het Hot het At-, is ondergegaan ; en foo veel men door een fe-Sir^'a.tYznHerctiles j na fjnen naam aifoo ge-1 kere ervaringe heeft konnen vernemen, Atrgegmn. noemt , gelegen , onder fijne heerfchappye | het felve flechts op tweederlei wijfe aan foonbsp;hadde gebracht, eindelijk door een feker be-; droevig een ongeval konnen geraken: waar vannbsp;rjeht van camp;ngroot Eiland ^ welk in de Woejle * de eerjfe is, welke genomen wort van de Aard-.2^^’lag, verwittigt zijnde, èen tocht te Waternbsp;nbsp;nbsp;nbsp;waar van de uitwerkende oorfaak
na het felve ondernomen, het Eiland fchielijk: zijn de geeften van de Onder aardfe Vuuren^ befprongen, onder gebracht en met de inwoon-! van welke de Atlantife Zee vol is ; en dat hetnbsp;ders vrede gemaakt hebbende, daar een Co- 'daarom ^éScssi'A'i,Aardbevmgen is onderwor-lonie gefticht heeft, een van fijne Neven, met, pen, fchryven de Hiftorie-fchryvers van defe
En dit wel zijn die dingen welke de Egyptenaar s van het Atlantije land verhalen: maar dat Elato fegt, datter te fijner tijd 9000 Jaren
Keytunus, tot Overheer over het felve ! tijden. Want fy verhalen dat den hergEicus ^oogta Hellende.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in Tenerijfa een van de Canarije Éilanden,
verloopen waren, in welke hy bewijft dat die | uit fijn top te mets rook uit geeft, en te mets dingen gefchiedt zijn, is ook van gelijken een een vuurvlamme heeft gebraakt ^ getuigendenbsp;verfieringedercz£^ygt;?e«/a'rew, die omdat {y' fwavelige Jieenenj, die van defe plaats in groo-
van foo groot een hoogte is , dat hy van de eenUtrC^. Schippers en Varende luiden 60 mijlen in Zeenbsp;als een pilaar kan gefien worden ; dat hy ook
haar zouden inbeelden de oudfte van alle menfchen te zijn, ’k weet niet, ja ’t kan nauliks ge-fegt worden, hoe groot een aantal van Jaren tot de voorgaande tijden verfiert hebben, innbsp;welke fy zouden begonnen hebben te zijn.nbsp;Maar om dat wy alle defe dingen op het wijd-Ipopigfte in Enmo Tomo Oedipi hebben getoont, foo wijfen wy den Lefef daar henen.nbsp;Laat ons derhalven , die dingen varen latende , die tor ons voornemen niet behoo-ren, wederom na het Atlantife Eiland kee-ren. Dat het Atlantife Eiland feer groot isnbsp;geweeft , is door de geheugenilTe van allenbsp;eeuwen in het voorgaande gebleken , hoe ennbsp;wanneer het opgehouden heeft te zijn , isnbsp;foo onbekent als de tijden onbekent zijn , opnbsp;welke het in fijn meefte bloejeii geweeft is.
ten overvloed na Spanjen worden gevoert; na drie dagen reifens komtmen op fijn Kruin, die ‘nbsp;boven op al vry vlak is, waar van men alle denbsp;Canarije Eilanden, hoewel verre van dén anderen leggende, beoogen kan ; hy is oök volnbsp;van baden en lijmige Fonteinen, welke openbare kentekenen zijn van een fchuilend Onderaards yvaxi. Inde Azorijè Eilanden wordnbsp;een Berg gefien, die van gelijke hoogte is alsnbsp;de Eicus van Canarien j van de inwoondersnbsp;word hy Eico de Fayal de S. Georgia genoemt,nbsp;rondom dien berg leggen Eilanden _, van welke Ei-men verhaalt dat die welk de naam van Ter ze-ra cnS.Michieldragen,op vele plaatfen en rot-len vuur hebben uitgeworpe, en fy worden ooknbsp;door vele Aardbevingen gelchuddet, die omtrent voor twintig ]2LSCi\,\ganfche Eiland vannbsp;M 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;S.MK
-ocr page 137-94
DE ONDER-AARDSE WERELD,
Cap. XII.
Oceanus
Jleenen, en anderegroote fware lichamen j die van buiten, een fchrikkelijkaanfen voor de be-fchouwers , niet anders als Wevers vlokkennbsp;door de lucht ylogtn ; enalsde gefmolte flofenbsp;weder in Zee daalde jhad Jy de gedaante vannbsp;weeke pap of bry. En wareljk moetmen hetnbsp;aan de Goddelijke voorf enigheid eti goedertierenheid toefchryven, dat de v/ind doe ter tijdnbsp;een Landwind was uit de deelen van het Eiland tegens het woedende en verf indende V uurnbsp;aan wajende ^ welk indien het niet gebeurtnbsp;was j f00 zoude fonder twjfelhet ganfcheLi-land door defe verfchrikkeljke Brand verjlon-den zjnde, hebben f ondergegaan. Het geweldnbsp;van ae woedende Nature wierp te mets rot-Jèn van een fchrikkeljke grootte drie piekennbsp;hoog, dat ge zoud gejegt hebben j dattergeennbsp;Steenen, maar geheele Bergen j op geworpen
S. Michiel foodanig beweegt hebben, dat het by na geheel en ai in den Afgrond is gefonken.nbsp;vnUsl Maar terwijle het een waardige lake is omnbsp;Tbrand7»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van te fpreeken, heeft het ons
Eiknd goed gedacht die eanfche gefchiedenilTe uit het vun s. Mi- getrouwe verhaal van onje Vaderen hier by tenbsp;voegen. Op den 7.6 Junii des Jaarsx6^% hebben acht dagenlanefbovreejetyke enfchr 'tkke-lyke h2LxdbQvingtr\hetgan/che Eiland beginnennbsp;te fchuddeUj dat de menfchen de Steden j Vlekken en Cajfeelen verlatende,ge dwongen zyn geworden om in het opene veld te woonenj voornamelijk de inwoonders van het land Vargen, alwaar cl’Aardbevingen veelforfer woede den alsnbsp;in andere Landen. Defe Aardbevingen wier-den vervangen van dit vreefelyke wonder .Vannbsp;de Picus {gemeenelyk Pico delle Camerine) legtnbsp;een plaats omtrent fes mjlenverre ^genaamtnbsp;la Ferreira, waarna toe haar de inwoonders
ottuitfprekelïjk een geweld uit ge b or f en, dat, niet tegenfaande de Zee hier na het voor defennbsp;dikwils meten der ViJIers ixo Landmeterlijke voeten diep was j hy echter niet machtignbsp;genoeg was om Joo groot een Brand te bluffen.
Uet geveld Tie ruimtc die het opfiedendeT uur befoeg, was \
akker dic mcu met twee maten' Koorn bezajen kan j met foo groot een geweldnbsp;uitbarfende ^ dat niet tegenfaande die grootenbsp;diepte der geljkwygefegt hebben, dejelvenbsp;haar tot aandewolkenverhefte j tot in debo-venfe luchtplaats gedreven zijnde, met fchnbsp;nemende, en het JVat er felve, zand, aarde.
wier den. Tot vermeerdering van de fchrik van dit land met fchuiten gewoon zjn te bege- \^deed veel dat, dat de wederkerende om hoognbsp;ven om te viffen j voornameljk indeSomer tijd y i geworpene Rotfb er gen, tegens andere die uitnbsp;want daar vongenfe in de tijd van eengemeenen j het ingewand der Zee voortgekomen zijnde,nbsp;dag foo groot een menigte van vijfen, dat daar haar tpppen om hoogfaken aanflotende, als eennbsp;niet een fchuit was, ofhyquamtenminfenge- glas in duifendf ukkenJprongen, welke nader-laden met 10000 'vijfen wederom fhuys. In \ hand als men die in de hand kreeg totfwartnbsp;defe Zee-ftreek, op een Sondagvan de maand ^Sand gewreven wierden. Verders is uit de zennieHifnbsp;Julim in het Jaar 163 8 ^ ir het Tummetjoo verfcheidene en geweldige veelheid der brok-
Vuur.
ken en de ophopinge van ontaüjke rotfen, een der zee op nieuw Eiland in het midden j en dat wel vanz‘^om‘”'nbsp;de alderdiepfe Zee voort gekomen j in het beginnbsp;wel klein, van vyf bunder en, maar dagelijksnbsp;aangroejende fodanig vergroot, dat het 14 dagen daar na, een plaats van vyf mijlen in denbsp;langte befoeg. En door defe quot;Qxnydi is foo grootnbsp;eenmenigte vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gefiorven, als geen acht datter g‘-
gewoouelyke Indife Vrachtfchepen zouden kon-nen laden j die wyts en fjds door het Eiland verf rooit leggende j van de inwoonders in feernbsp;diepe kuilen zijn begraven, op dat fj door haarnbsp;fank geen bejmettinge zouden ver oor faken en
^ fy
-ocr page 138-Ci,
II.boek, VAN HET WERKSTUK DES AARDKLOOTS. 9) fameUendefehe op omtrent mbtienmplen\ En geUik defe
ierre lt;DevexLvattde's-Xigt;ielhgt;nmenvtercn-'veranderingen des JardUooti, de one.nu.g.
imacht GODS op«bm maken foo doen ij
Sc^ ' nnen blat klaar dat het gene in ook niet minder de onfckerheid van het men-Uit aeie cangen DiijRt Kiddi, kiel .5 nbsp;nbsp;nbsp;\nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;riopl enfv vermanen de fterf-
onfe tijden gebeurt, en eertijds in dc vooi gaan- fchelijke lot o ’ „ j gt; a ordnik dat terwii-de tijden heeft konnen gebeuren; terwijicde i lelijkeinwooncersv i , nbsp;nbsp;nbsp;^-gj.
nature van de plaats altijd defelve is, namelijk] Ie fyfien en haar bekepns, da
onder defe Landftreek geplaatft heeft, gelijk wy te fijner plaatfe zullen leeren, onmiddelijk
verfcheidene gevallen van dc Fortuin, ja den ondergang onderworpen zijn, hare gedachten,
de vuur-threfooren of Kolken, welke de nature | rig noch bellendigis, maar alle dg nbsp;nbsp;nbsp;, ^
den onder,nbsp;quot;ban
vooronderftelt zijnde: waarom het altijd Aard-1 betrachtingen,herte en fiele,dewelke door geen bevingen onderworpen zijnde, meell in alle i gefchapene dingen konnen verfadigtworden,nbsp;eeuwenyf'/i^i/e aannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;geleden heeft, j tot de Hemelfcne en altijd durende goederen
Ei' de geweldige beweginge van de Zee uit den \
worden af geiEeten, dat allTer maar een kleine I De Bergen, en het geitel en maakici der AardbeviugelntldLt, de ganfche klomp, de] Bergen, hebben wy foo veel alstotojisvoor-fpleten der Bergen haar wijder en wijder ope-1 nemen genoeg fcheen te zijn, verklaart, daarnbsp;nende, ter nederYinkt. Hetis dan waarfchijne- ¦nbsp;lijk, en feer w'clbewijfelijk, dat èXt Atlantifenbsp;Eiland j eertijds van een gew'eldige grootheid,nbsp;door diergelijke ongemakken der nature af ge-foolt, eifdelijk ver Jonken Isj niet anders dan de-
By defe dingen komt een ander quaadder'ophefïen,GODE alleen aanhangen, in welkers Nature , het W'elk het Atlantife Eiland tot den handen alle de vermogens der Rijken zijn , ennbsp;uiterften ondergang toe bereid heeft, en het isde einden van de ganfche nature beftaan.
intiC;
Aanhangsel.
is noch overig, dat wy met weinig w^oorden iets van de meefi bekende Vlaktens des Aard-rj^ikfeggen.
Vlaktens konnen verfcheidentlijk verdeelt verdee-, w’orden : w^ant vele zijnder tor den bouw be-fe voor verhaalde Eilanden (welke gelijk die ' quaam, en vol van bolTchen en wouden ; daar vlaktens. metfeer hooge Bergen zijn voorfien, alfooook j zijn fandige , daar zijn fteenige en rouwde, wel-een valler reden van beftaan hebben) als fekere Fe ook Woeftijnen genoemt worden, van w’el-boden zngetuigen, van foo groot een voorgaan- j Re fommige haar tot een groote vvijrte uitftrek-derampfpoed overgebleven zijnde.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;alhoewxd vruchtbaar , echter
Het felve is w^aarfchijnelijk van de Archije-1 door onkunde der inwoonderen, of gebrek van lagnsyxa excEhilippijnfe Eilanden (welke dat Landbouwers onvruchtbaar blyvende, ftenw'ynbsp;AnreaCherfoneJm¦ea.w het vafteland ’ infonderheid in ‘Polen , Mofcovien, Rnjfien,nbsp;gehecht zijn geweeft,de d/;:'/yêy/2'tfrdlt;?É’^£’.^;?vaft befet met fware en feer dichte Boftchen. Afrunbsp;uellen) te weten dat die daar gekomen is door, lt;9^ is boven alkandere landen van de Wereldnbsp;de geweldenarye der Zee, daarom dat het gene belaft met fandige en favelagtige plaatfen;nbsp;eertijds een was, in de volgende tijden tot ö«- Arahienmexfleenachtige jm^Aoeiachtige j ennbsp;taUijke Eilanden is onderfcheiden. Maar defe JOuitfand j en de andere gedeeltens derWe-dingen hebben wy in \\ttvoorgaande breeder ^ reld. YiQ:vrucbtbareVlaktens\roiè.cnin.A A
aangewx.en. nbsp;nbsp;nbsp;(^ Thuinen, en Boftchen verdeelt. De ver-
T o E M A A T. nbsp;nbsp;nbsp;! fcheidentheid der Boftchen is groot en in op-Boffehea.
Uit dit verhaal dan,het’gene mogelijk langer ' Pcht van de plaats en in opftcht van het ^w^eft.
het
als het licht op den middag, dat de Aarde in de- i Bofch, bet Sjeshard WAd^ vruchtbaar al te fa-
fe onfe tijden een geheele andere gefteltheid | men in het uitleveren van eiken j boeke, pijn^
ii geduurt heeft als het behoorde, blijkt klaarder ¦\nY)vaAidi\'i^T\]ti’tHercynifé Bofchdtfi^'M''te
J .,L L-.-1-- -1_____ t - nbsp;nbsp;nbsp;11nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;11.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1-1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-. -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;— . ¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
heeft, als eertijds voor de gemeene Overftroo minge der Wereld,ofook van onfen tijden na denbsp;Soiidvloed. Daar zijn dan tegenwoordig Eilanden , w'elke te vooren niet waren, daar is Landnbsp;gekomen^ daar eertijds de verftindende en ongetemde waterkolken hare plaats hadden. Daer-entegenwetenwy ook darter ftreken zijn , dienbsp;eertijds vet en vruchtbaar land w^aren, en nunbsp;niet anders door hetoverheerfchen derZee dannbsp;wooningen tnjcbmlflaatfen voor de vifenMtnbsp;toppen %rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;op de eeiie plaats in geflokt
2ijn, een nieuwe op andere plaatfe hare kruinen
lil nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;y-ynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r ¦
genever, ook dennen, willige en eske boomen. In Vrankrijk en Iralien hebben de cafianie-bos-jehen het hok in. Africa heeft overvloed vannbsp;palmboomen. en aan de groene Caap, geheelenbsp;bodchen met limoenen; Ceilon \\cétcaneel-boJtnbsp;Jbhen ; de Eilanden van Banda en Moluccennbsp;verderen de mufeaat- boomen, de cedreii dennbsp;Libanon; cn op dat ik veel in weinige w'oordennbsp;fegge, de verjebeidenbeidder bofeben, volgt denbsp;natuur van het landfehap, in welke fy voortkomt ; welke dewijle die in alle de landfehap-pen verfcheiden is, foo moeter ook nootfakehjk
hebben om hoos ‘geftekeii. Groote Meiren tc { een ontaïlijke verfcheidenheid van boJfchenAic vooren onder ’t gebied van Kejimm zijn ver- j in foort ol llach van boomen verfchil en,gevon-andert, in Tempelen van Land-goddmnen j en 1 den worden. Maar van dele dingen breeoer 111nbsp;ook anders Denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;haar naturelijke wa-j/je?
tergroeven verlatende, hebben haer een andere Daar zijn ook fchrikkehjke groote landftre-uittochtuitdekluifters der Bergen toebereit. | ken, daar ganfeh geene menfehen woonen ;^als
-ocr page 139-Cap.xii. daar TLv\\èiS,Woefiijnen y^nTartarienj welke A/lt;?;^^^//enLö/gt;genoemt worden ; waar van denbsp;iaatfte gemeent wordt die fandige Woeftijne te
Wuefliinen e» dtrfelvnnbsp;moejlheid.
Woeftijne •van hetnbsp;Zuidernbsp;America,
Pampas.
Ut hof'gte •van de An-dile Berg-nnbsp;en de dunheid -van denbsp;lacht of de-Jeive,
Tic lucht is licht aan-fttkelijk.
breeder hier van verhaalt in fijne Hillorievan het Rijk van Chili, en op datwe ons hier in nietnbsp;langer op houden, den iefer kan de Landbe-
zijn, welke niet verre van de muren van Chi- \Jchrijvende Boekenm{\^\\,Ayi22x hyailedin
na, na de gedaante van een windfel, welkers langte men noeh niet weet, uit het Zuiden nanbsp;het Noorden wort geftrekt, welk de Koopluiden die over en weder uit Tartarien na Chinanbsp;willen door moeten, warelijk een vervarelijkenbsp;plaats voor alle Menfchen.
Daar zijn ook foo in het Noorder als Zuider Jmerica feer woefte PVoeJlyneftj van welke die die tulTchen het rijk van Baraqttavia ennbsp;Chili legt, de voornaamfte is, van de reiftgersnbsp;‘Pampas genoemt. Alle die dan uit het rijknbsp;Chili na Paraquavia trekken, die moeten eerft,nbsp;die foo ongelooffelijke hooge Bergen, welke fynbsp;Andes of Cordilleira noemen , een weg vannbsp;veertig mijlen overtrekken, op welkers kruinnbsp;men fegt, dat de lucht foo dm is, dat fy fondernbsp;gevaar te loopen van de verftikkinge haternbsp;Geelden naulijks beftaan konnen.
Waarom fy alle met Spongien die vol koud
gen zal verhaalt vinden, die van de Woeflijnen der Aarde gefchreven worden,’t is ons werk denbsp;Oorjaken van defe JVoefiijnen na te fporen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•'
Daar wordt dan gevraagt, waarom en tot wel- Oorfi.ke
ken einde de Nature foo vele nbsp;nbsp;nbsp;in hét
Aardrijk, die nooit den menfchen te nutte zou- Woeitijnen den komen, voortgebracht heeft; ik fpreke hiernbsp;van fandige enfleenachtige PFoeflyneUj niet vannbsp;de bofchachtige en heiachtige en kruidachtigenbsp;die haar nuttigheden hebben. De Sandige ofnbsp;Savelachtige Woejiynen zijn meeft .te fien innbsp;Africa en de Noorder Landpalen van het gelukkige Ar abten ; en foo veel my uit een ver-fcheidene onderfoekinge van piaatfen en on-derrichtinge genomen van inwoonders, als ooknbsp;uit de leefmge van de verfcheidene Arabife
V Alphons ie Ovale-
Oudheden is gebleken ; foo vind ik dat defe rsat de Sandige Zee tufTchen den Perfifen en Ery-^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;thrsifen oever gelegen voor de Sondvloed een tuffchen
Water zijn , om de lucht te verdikken, moeten! aaneenvclgende^ZeFreweeil L; en dat de Sond-voorfienzijn ;endeluchtisfoo tor ontftekinge i grootc hoopen van Sand en Savel daarb'ifer^v^-geflelt, dat de reifigersfchijnen vlammen uit te', ter plaatfe op een heeft geworpen, en dat de ademen, en door een groote Sweet-vloed ont- Aarde wederom re voorfchijn komende, en de
Zee binnen fune oevers gedreven zihide, defe hoop of Savels, diemen heden ren dagenbsp;fiet, nagelaten heeft; het welk niemand onmogelijk fchynen kan , die de lage, gladde, fonder eenige Bergen ( als die vi^elke het bewegelijke Sand of favel door beweginge der winden,nbsp;fch:eiijk , en die ook wederom haaft verftui-ven, daar maakt) effene nature van de plaats,nbsp;flechts maar befchouwr. Het felve moetmennbsp;van de Savel of Sandachtige JVoeflyne van
fteken zijnde, fien fy daar ten eenemaal vuu-rig uit, een wonderlijk aanfehouwen voor fulke wien de nature van de plaatfe onbewuft is ; allenbsp;welke dingen jk gehoort hebbe uit de mondnbsp;van Vader d’Ovale van Chili, een man van onsnbsp;Gefelfchap en voorbeforger van’t gefeide rijk,nbsp;die dufdanigeen reife gedaan hadde. Als mennbsp;dan na drie dagenreiiens van den Berg neder-komt,foo vintmen een St^è-Mendoza Qcnotmt,nbsp;en daar na die foo groote Woejfyne j welke fy
Befchry-
tiinge van nbsp;nbsp;nbsp;...nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ ,
«icWoeftij- Pampas noemen, even als een Zee ; wijt en Aartariengevoelen, welkopgeenqualijkge
breet uitgefl;rekt,echter geenfms onvruchtbaar, nademaal defelve fonder darter eenige blijk vannbsp;Sand is, van de nature geheel met kruiden is be-faait, en van allerlei ilach van dieren bewoontnbsp;wordt, ook isfy niet fonder rievieren enmei-ren ; hier gaan de reifigers in re werk, even alsnbsp;men in Zee doet, altijd een Compas by haarnbsp;hebbende, welk fy na de uiterfte paal van denbsp;AVoeftijne , die Los Buenos Ayeres genoemtnbsp;wordt, en deeerlle Stad van Paraquavia is,nbsp;gelegen aan de rieviere Januarius, fondet verletten drajen. Sy hebben houte wagens , daarnbsp;veele menfchen ^ konnen fitten, welke ter-wijle fy van de Oden worden getrokken, te gelijke door het vertreden van het gras en de kruiden ’t pad eden en foo de reis bequaam maken;nbsp;in welke fy felden drie, meed; altijd vier maanden foek maken. Hoe verre defe Woefiijne, nanbsp;het Suiden ftrekt, heeft men niet onderfocht;nbsp;fommige meenen, dat de felve tot aan de Straatnbsp;van Magellanes reikt, dat altijd heb ik hoorennbsp;feggen , darter byna in de ruimte van tweenbsp;maanden, noch taal noch teken van verder landnbsp;of Bergen te defei plaatfe haar op doen, en datnbsp;de Gefichteinder over al en aan alle kanten uitnbsp;gebreidt is, ge zoudt feggen dat ’t een Aardzeenbsp;was.Sie die dingen welke V.Alphonfus d'Ovale
gronde redenen eertijds een inham van de Zee geweeftis, v^fiZ2n\è,eCafpife Zee ^ gelijk naderhand zal gefien worden, Ook hetlelve vannbsp;óte Sandige velden vanLybien ; want de wijlenbsp;wy hoven gefegt hebben, dat het lager gedeeltenbsp;van A gypren qertijds door de Zee is overlopen gevveeft Lekerlijk foo is dat ook van Lybiennbsp;niet te lochenen, dewijle het in een gelijkenbsp;vlakte met vLgypten word uitgellrekt.
En het einde het gene de Nature heeft be-oogt j is mogelijk dat geweeft, op dat, indien de genoemde Woeflynen een vochrigen grondnbsp;hadden, de Dampen van de Sonne uitgetrokken, en in regen verandert, door hare overftro-mingen , aan de naby haar leggende veldennbsp;van de foo vruchtbare Landen, ais daar zijn dienbsp;vanjigypten, gelukkig Arabien en den Akker van Babylonien bevochtigt door den Eu-phrat dicht by Balora , den uiterften ondergang niet zouden veroorfaken: de regen nu totnbsp;in der eeuwigheid uit defe Sandige plaatfe gebannen zijnde , foo hebben de omleggendenbsp;volkeren voor geene overftortingetevreefen.nbsp;Het fel\ e moet men van andete fandige offa-velagtige JVoefiijnen feggen. Maar defe dingen varen latende, foo laat ons onfe penne metnbsp;iets anders behg houden.
Het
I
97
I
97
Cap.XIII.
door 'Verborgene leegen.
DAt ’t Aar drift uit een waterige, en aardige felfftandigheid tot een geftremt is, zal mogeiijk fa een ontkennen, die geennbsp;kcnnille van de fVaterbejchryv'inge, noch denbsp;kaarten na de konft van den Aardrijks-kundenbsp;befchreven,ooit geilen heeft, ’t Aardrijk dan isnbsp;een Aardwaterige Kloot, door de groote en feernbsp;hoogen raad der nature uit dit verfcheidenenbsp;mengfel der Hooftiloffen van den beginne ge-fchapen; door dien nergens de Aarcfe fondernbsp;Water, noch’tWaterfonderde Aardebeftaannbsp;konnen. ’t Is dan tot onfen lafte, dat \vy de reden van foo nootfakelijk een mengfel en toeflelnbsp;onderfoeken, welk op dat ik het na behoorennbsp;doe, fal ik eerft een aanvang maken van de ver-deeltnee der Wateren-, zullende naderhand denbsp;oorfadzen van ieder in het byfonder aan den dagnbsp;brengen. God de alderwijfte Bouwmeefter desnbsp;Aardryks zy ons voornemen gunftig.nbsp;dt Oceaan word genoemt alle die grooten hoopnbsp;vvaters welke rondom dennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gaat, foo
datter geen Zeen zy, welk niet met defen, of door Straten, of door verborgene holen der aarde famen hangt. Daar is dan eenen Oceaan, nanbsp;de opficht van de verfcheidene landen welkenbsp;hy aanlpoelt, verfcheide ne benamingen kry-gende. Soo is de AtlantifeZ^ee^ tuflchen America en Africa en Europa leggende, of van dennbsp;Berg Atlas,o{ van \Atlant 'ifé Eiland dat in de-felven lag, waar van in ’t voorgaande is gefpro-ken,alfo genoemt; die ook naderhand verfcheidene benamingen krygt.En die zijn de Sfaanfenbsp;Zee, Ts- zee, ‘Deucaledonife Zee, Noord-zee,nbsp;Eth'wpife Zee, Amer'icaanjc Zee. Defe Oceaannbsp;dan van de Afpunrige tot noch toe onbekendenbsp;iandflreeken, door verfcheidene ontmoetingennbsp;van Eilanden als van een gefpleten,omringt by-na van het Noorden en Ooflen Afia, van hetnbsp;Wellen door een machtig groote verbreidingenbsp;opgefwollen zijnde, heericht hy over drie ge-deeltens der Wereld, te weten over Anterica,,nbsp;Africa en Europa. Defen Oceaan ten deelennbsp;door de wielingen van de Mageüanife Zee fichnbsp;toegang makende, word door een nieuw verba^ met de Suider of Mare Eac 'tficum geme-nelijknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gevoegt;rendeele door de Straat
van Ie Ma 'tre, tot de uiterfte tegens ons aan gelegene deelen van het Zn iderland,daar hy door tot noch toe onbekende omwegen al fpijpe-lende voortgaat. En de Mare Eac'ificum of delnbsp;Zur, groot (te van alle ..^(?;^,onderfcheitdoornbsp;fijne aanfpoeiinge van de eene fijde de Wefterfenbsp;en Noorcler deelen van het ganfche America,nbsp;van de andere fyde alle de onbekende landllre-ken van ’t Zyiiderlandt en keert uit den Noorden door de Straat Anici, gelegen tulTchen A-merica en Tartarien, door den tegens ons vannbsp;onderen aan leggende Noor der 2jpe, wederomnbsp;tor de Atlantife van waar hy gekomen was, ennbsp;van het Weften door de ontalhjke veelheid dernbsp;I.Deel.
, Eilanden als gefplitft, en door de nieuwe wie-[lingen der Straten gaande gemaakt, keert hy j door de IndifeZ£e,êt.Q groote ftreken van ’t landnbsp;j China, beide de Indien, Perfiden, Africa door-! wandelt hebbende, aan de Caap de bon Esper ance, wederom tot de Atlantife Zee.
Uit defe befchrijvingen blijkt klaar genoeg, datter een Oceaan is, rondom de vier voor-naanifte gedeeltens der Wereld alfoo vervolgende , datter geen Wereld-kloot of Oceaan ofnbsp;Zee is, dewelke niet aan defelve in eenig gedeelte van de Wereld is gehegt of famen hangt.
Dus wordt de Middelandjè Zee gevoegt met de Atlantife door Straat yzn Hercules, ofnbsp;Ga 'éta,cn in de roodeZ^e komt hy door verborgene vermeng-plaatfe der onderaardfebu'ifen.
En de Cajpife Zf^ word op gelijke wijfe gevoegt met de nbsp;nbsp;nbsp;die weer door
denBoJphorus met d’ Archipelagus,en eindelijk wordt hy vermengt mQX.de Middelandfe Zpc.
Op geen ongelijker wijfe wordt de Oofl-zee door^twee 'inhammen, de Bothn 'ifche en Finni-fchedn ’t hertje van Schonen geftort zijnde metnbsp;de Noord-zee oiHeticaledomfe door de Straatnbsp;van Eienemarken faam gehecht.
En dit zijn de nbsp;nbsp;nbsp;door welke als door fe-
kere armen de ganfche Klomp des Aardryks omvat wordt, welke dus voor af gegaan zijnde,nbsp;laat ons nu tot der fel ver byfondere befchry-v'inge door fommige afdeelingen voort varen.
Van de Cafpifc Zee,Pontus Euxinus, en femmi-ge Meiren van America, en van de Atlantife Zee, eenige dingen die aanmerkens waardig zijn.
De Cafpife Zjee heeft byna alle der Natuur-kundiger en vernuften in engte gebracht, terwij-Ie fy niet vatten, hoe defelve door een altijd du- Zte. rende toevloed van groote rievieren nooit toeneemt , en ook geen de minfte blijk toont vannbsp;fijn uitvloed of aan-een-volgingc met een andere Zee. De faak warelyk fchijnt my foo duifternbsp;niet te zijn, darmen geen reden van die verbor-genen uitwerkingen zoude konnen bybrengen.
Ik fegge dan eerllelijk, en voorondcrftelle als Zeén door een veelvuldige ervarenheid bevonden,datnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’’
alle de niet alleen met ’t oppervlak, maar hQie,T|e”® gelijk ik boven hebbe aangcwefen,door verbor-geneewmideraardfebuifen, met malkanderennbsp;wederfijdfe gemeeufehap hebben. Ik beginnenbsp;van de Cafpife Zpe-.ddt voorde Sondvloed,metnbsp;den Oceaan.,dQ\yQXvJi door een bewijfelijke gis-finge, alle de Woefttmen, de vlakke en fandigenbsp;plaatfen van Tartarien overftroomde, door dcnbsp;Straat dicht aan de mond van de Wolga gevoegCnbsp;isgeweell, gelijk niet weinige met my gevoelen. Maar door de overftroominge van de Sond-vloed, de wekere Aardfe deelen van den groten Caucafifen keten der Bergen afgefcheurtnbsp;Nnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zijn-
-ocr page 141-Cap.xiii. 7.ï}ndiC,^c J^e2L\^2.'3xfianthoudende, mogelijk Het Sandi- niet al tc dicp is vervult gewccft, waarom dcnbsp;MffigirTr’ diepften boejem van de Cajpfe Zee, door de o-taryen *gt; vcrigc wijds cn fijds verfpreide Zse, een grotennbsp;hoopaardfedeelendaar ingefleeptzijnde, totnbsp;teeefi^ dcfen dag toe, gelijk een Meir ten eenemaal isnbsp;gefloten gebleven. Maar om dat liy van een onheugelijke tijd grooten toevloed van Rievieren
heeft ontfangen, en men nooit gefien heeft dat hy cene rieviere wederom uitgeeft,en taal nochnbsp;teken blijken doet van vermeerderinge of o-vcrvloejinge, foo is fulks eenfeer klaarblijkelijknbsp;teeken , ^t hy met den Oceaan of naburigenbsp;Zeen , door verborgene holen gemeenfehapnbsp;houdt. Maar hoe en waar fulks gebeurt, is nunbsp;tijd, dat wy voor oogen ftellen.
F :e R S I M
Mare
Caspian.
jLare
Ferjlcunv.
^CaucTifus
JiejreUa.
M'a^ezarde
A Cf O S 3 A.
SuKotus F. Mare
C atpantmo^olis
Cammmicationis Ma--ris Cippa, ctwtTer: Jico et Euxino .
f ZeTÏ meinen dar hy twee doorgangen heeft; mee \n- Waar van de Eerfie door de onderaardfe onder-deraardfe gclcgcnc holcn A B, van Georgien en Megre-doorgan-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;éitnEontUSEuxluUSnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, foo
door hy met dat dat ganfchc landfehap leggende tuiiciien de Tontus Etwinus en Cafpije Zs^, met grootnbsp;gevoegt recht een Brug v an onder door vallende wateren kan genoemt wordcn.Blijken hier van zijnder geen gebrek. Want voor eerfl; verhaalt Êa-radia de Eer/iaan, van de Trapezuntife gc-fchiedeniffè,in fljn Aardbefchrijvend Boekskennbsp;van de Cafpifè Zee , dat hy in de Zee-plaatfennbsp;die omtrent MegzeUia zijn, gemerkt heeft datnbsp;de Euxintfé of Zwarte ^epis door groote op-fiedingen brandend heet is geweefl:; ook wijftnbsp;hy de oorfaak daar van aan met defe woorden:nbsp;Ë)oor een lange waarnemïnge heeft men ondervonden j datj foo wanneer de Oofle winden in denbsp;Cafpife TLtcgeweldiglyk wajen^ dat dan op de-fèlve tyd, in ae Euxinife Swartc Zee, dufda-
loordt.
nige opwellingen der Z^e^ meer als na oudergewoonte , met een groote beweginge van degan-fcheZpegefien worden ; en daarenboven wanneer de W fie winden lang blafen in de Euxinife (^Swarte 7.tt,worden duf danige beroeringen in de Cafoifc ïttgemerkt. Het w'clk voorwaarnbsp;een openbaar teeken is, dat defe Zeen door verborgene , en feer wyde en woefie doorgangen,nbsp;malkander en door overhandfe bewegingen aannbsp;doen. Op dat hy dit beveftige, voegt ny daar bynbsp;dat te mets verfcheidene uitwerpjêlen, die an-derfins geenfints in de Euxinife olSwarteZpenbsp;zouden zijn, maar die eigen zijn aan de Cafpifenbsp;( als feker foort van meergras, en flaiigen, ennbsp;planken van Schepen, ftukken of ftammen vannbsp;boomen die alleen aan de Cafpife Zfe wafïèn )nbsp;te fien zijn en te voorfchijn komen, een klaarnbsp;kenteekenvan de aanhoudende vereenigingnbsp;sizx\dufdanige Zs^^^'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;onderaardfe wa
teren.
Dat
Cap.XïII.
¦Df tïpeede
¦ D at ook de andere doorgang van de Cafpfe \ nbsp;nbsp;nbsp;'t Beefi met dit gefchenk vereert, vvierd aan-
door
'gmg.
door onderaardfc gangen een aan een hou- ‘ ftonts wederom in Zee gefmeten, en fich door dende gemeenfchap heeft, ntet ès TerJife Zee \ de fwaarce van dc plaat belaft voelende,en doornbsp;of i^(?^(?^»_,daar toe worden geen duifterc kente-; vreefc beroert, is tot vaèxdiépjie ingewandennbsp;kenen of blijken van de Ber^anenhj gebracht^ ’ dernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gekropen. En hetis in ’tfelve Jaar g;c-
u'aar van de eerfte is, de Charybdis of T)raai- beurt dat Vifters in de Mïddelandfe Zee dicht ftroom van den boejèm j die Berfien aanfpoelt, i by Bdamiaten viflende, behalven een grootenbsp;twee dagen reifens van Balfara, in welke de ; menigte van viftchen die in het net waren, ooknbsp;met een merkelijke verminderinge wordt een Dolphijn van een feer groote fwaarte op ’tnbsp;ingeflokt, en eindelijk de wateren wederge-: land trokken, welke in ftukken gefnedenzijn-keert zijnde binnen hare oevers,noch taal noch ! de hebben fy in de felve de plaat m. fo onlangsnbsp;teeken van den ’Draijiroom meer te fien is; van: door den genoemden Ba/la met Arabife Let-wolkcfaak de reden gene andere is, als een aan ’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;befchreven daarin gevonden; Bajfa A-
een houdende gemeenfchap met de nbsp;nbsp;nbsp;we^hiervandeweetkrygende bekendejdatdit
Z^e, die door de kracht der winden bewogen; fchrift fijn eigen was.
zijnde, na dat hy een groot gedeelte na de Eu- \ Maar hoe den 'EotpEjn uit dc Roodexoi in de xini/èóiSwarteZ^ej\\ce{tnoor:tgc^o\x\vuè.^-\dAiddelandfé Z^e gekomen is, heeftwarelijknbsp;felve, op dat hy het gebrek der wateren zoude j veler verftanden bekommert; fommige feidennbsp;vervullen, uit den ‘Ferjifen boefem door de^e-1 dat hy met het fwemmen rondom geheel Afri-noemde onder aar dfe doorgangen C D ^ na üch | ca door de engtens van de Straat van Gadita tenbsp;trekt; waar uit in de gefeide plaats C, nootfa-j defer plaatfe toe gekomen was ; welk gevoelennbsp;kelijk een ‘Draiftroom ontftaan moet. Maar ’echter als onbewijfleiijkenongeloovelijk aan-als de Swarte oi Enxinife Zs^-’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de felheid! ftonts is verworpen geweeft.Maar fommige die
aan bevolen pand van wateren aan de Cafpife wederom levert, defe dan haar volheid bekomen hebbende, herftelt wederom aan dennbsp;BerJifen boefem den laft van het water,welk hynbsp;tot fich getrokken hadde.
Door defe overhandfe omlof ingedi^ax houden de genoemdenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»warelijk door een wonder
lijke fpelinge der nature beweegt zijnde, hare onderaardfe gemeenfchap, aan mal kanderennbsp;vaft bly vende door een onderlinge mededeelin-ge van wateren. Maar op dat den Lefer ver-fta dat defe dingen waar zijn, zal ik fommigenbsp;andere Zf^n by brengen, in welke een veelvul-
{\ootó.c onderaardfe doortochten j door welke de Mïddelandfe Zee ^ met de Roede gevoegtnbsp;wort, tot daar toe was geraakt; welk gevoelennbsp;niet fonder toejuiching van allen aangenomennbsp;is geweeft, en my ten hoogften heeft iiehaagt;nbsp;en indien het waar is, het gene dc gefchiedenisnbsp;hier van verhaalt, foo kan warelijk de faak nietnbsp;anders zijn.
Hier komt by de Afphaltife Zee, welke zy nbsp;nbsp;nbsp;Doode
de doode Zee noemen, vermaart in Palseftina, om dat hy den Jordaan in fijnen boefem ont- (chap metnbsp;hangende,in fijn buitenfte of uiterfte oppervlaknbsp;geen uittocht, om fich te dntlaften hebbende;
van de Wefte wtitden beweegt zijnde, het fich wat \ erder fagen,verfekcrden dat den Bdolphyn
dige opmerkinge en ondervindinge van defelve ' en dewijlc dan door ’t vermeerderen der rievie-
genomen geleert heeft, dat het felve gebeurt.
§ II.
Ean de Middelandfe en Roode Zee.
Dat de Mïddelandfe Zpo met de Roode
ren de genoemde Zee niet hoger word, fo is het een openbaar teeken dat defelve haar op gelijkenbsp;wijfe door onderaardfe fchuilhoeken en groevennbsp;in Zee ontlaft: maar in wat Zee.? ik zal vertellen
—. nbsp;nbsp;nbsp;----------xve/uM.- ’tgene my uit her verhaal van vele reifigers aam
door verborgene doorgangen^pmte.\\{c\\2ep gaande die faak bekent is. Daar is aan de Zee-de heeft,leert de vermaarde gefchiedeniffe, welke | kant van de Roode Zee^ aan die fijde, welke het f^^f^pAbulhaffen in fijn Boek van de /FöWfm/vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aanfpoelt,-een feer vermaarde
'****ndfe. nbsp;nbsp;nbsp;verhaalt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;plaats AAiïr genoemt, gelijk in de
^onierv nbsp;nbsp;nbsp;Ba fa van de Stad Sues (die in den fien is , alwaar nier verre van ftrand uit de ïnge-
e‘[ctui' uiterften hoek van de Roode Zf^ gelegen, voor wanden der nbsp;nbsp;nbsp;verfcheidene tijden eenen
quot;*'A. defen Afiongaber genoemt wierd) op fekeren grooten hoop Lijms en blom van Ifm opborrelt^ tijd by een luftige Vis-vangft was, is het ge-1 ieder fich verwonderende, waar van daan dochnbsp;beurt, dat als de villchers nare netten ophet|fbo groot een overvloed vankomen mach.nbsp;ftrand haalden, een grooten ‘Dolphynddcdctin Ik, als ik uit het verhaal van die gene die allenbsp;vongen, welken fy, en als wat raars en onge- Jaar in pelgrimagie na MechareSen., kenniftènbsp;woons, en om de groote, en om de wonderlijke van de nature van de plaats hadde gekregen,nbsp;gedaante van het Beeft den Ba fa gefchonken en over den oorfprong van defen lijm , langenbsp;ïiebben. Die het Beeft met vérvvonderinge ge- by mijn felven getwijfelr hadde, foo heb ik ein-fien hebbende,oordeelde dat men het niet moft delijk dit befluit genomen , dat defe ofwelUngenbsp;dooden, maar fijn vryheid fchenken: welk ge- van lijm _, niet als uit de lymige Zf e van Bade-daan wierde, eerft tuflehen de kuwen vair de ƒ welke om fijn traagheid denbsp;vis een metale plaat vaft gemaakt zijnde, op j noemt word, voortkomt. Want dewijle de JAquot;-vvelke met Arabife letteren defe woorden ge-Zee, alfoo genoemt van denveelnbsp;fchreven wierden : Amed Ahdalla Bajda van lyms voort brengt, en de omleggende ftran-Sues heeft u het leven te gelyke met defe gave ftw vol/y^-J’#?^e/^gefien worden; ende.^r’jnbsp;gefchonken in het jzo Jaar van Elègtra. j geen uittocht heeft om fich van ’t ingekomenenbsp;I. Deelnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;N ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;J^r-
-ocr page 143-100
GEVOtO.
Idufnat.
'Xr^olis
laüs Jl^
^ P A-L 2k ^
i’\ Ca.mei
Crnmuooaatw lt; .-Hjtris ^^eÜierrmei etnbsp;tj^uidJdortuum, diamf,nbsp;aum. Jlari 'Ruhro.
SUer
'V
m.
iCy^rus
^ Sues
^ ¦ ' ' nbsp;nbsp;nbsp;ha'oum,
^jypüis
Alex.andria-
’Jordaan water te ontlaften,foo leert warelijk de opwellïnge van l§m in de gefeide plaatfe, datnbsp;die See fich niet als door een verborgen doorgang der aarde, te defer plaatfe te gelijke metnbsp;Too veel medegefleepte flijm,ontlaft, foo ’t waarnbsp;is, het gene ik uit de mond van Ooe-setuiecnnbsp;gehoort hebbe.
tuur haar toe beftelde holligheden , afgclc zijnde.
Eerste Gevolg.
Uit defe weinige flaaltiens blijkt de reden,
I nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• terholcn
noe , en waarom lommige meiren rtevieren ontfangen, en geenc uitgeven; fommige uitge-
ven en geene ontfangen; fommige ontfangen
En dat defelve lym nergens anders van als en uitgeven ; van de eerfie foorten van mei-gtratitsa t-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;uit de Afphaltife Zee hervoorkomt, blijkt daar ren is nu al gefproken. De meiren nu die rie- quot;^vieren
uit, dat die ganfehe ftrand, niet het aldermin- vieren uitgeven, en niet ontfangen, trekken ZnZZs^ fte teken van lymquekinge toont, her gene hy nootfakelijk de duurfaamheid van hare vioejin-echter toonen moeft, foodie van de Natuur in | ge uit de verborgene Waterholen der naburigenbsp;lijn naaft gelegene ftrand voorgeteelt wierde; Bergen, door welke altijd dat gene, welk door rkvierennbsp;want de Zeen en Landen die van de Zee aan- de uitvloejinge gemift wordt, uit de felve wordnbsp;gefpoelt worden, hebben meeft altijd in op- j vervult. En dat fommige rievieren en uitge-i'«i'wenz-licht van krachten en eigenfehappen, fekere dienen ontfangen, dat heeft even defelve reclennbsp;Kae t/err« overhandfe gemeenfehap. Het blijft dan dat j als in het voorgaande. Alwaar ook dat aan tenbsp;Ae Doode de Doodc Zee fich in den Arahifen boejemj \ merken is, dat Jommige rievieren de Waterennbsp;Rooie ”/gt;ƒnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^znGxmylen (wam foo verre is i der meiren onvermengt doorloopen , gelijk de
legt. nbsp;nbsp;nbsp;Afphaltifè Zeenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Roode ZTcc gelegen) |A3'/door het meir ofnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en den
ontlaft : AcDoode Zee dan heeft een aanhou- Aoqï'\\cx. Acroniaanfe ^ en de Rhofhe doorliet dende gemeenfehap met de Roode, en door de-; Lemanife. Van welk doen, geen andere redennbsp;fe met den Oceaan ; het gene getoont moft is , dan de licbtigheid en helderheid der rie-worden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vier-wateren door een gedurige beweginge en
Heryc/w moetmen van alle Wétc Zm/ en 1 drift van hare voortfettinge, van alle heffe of Meiren feggen, die rievieren ontfangen, en ge-1 vuiligheid gereinigtzijnde, waar van het noot-ne wederom uitgeven; want fy hebben j fakelijk is dat en de Meir-wateren door drab-aardfe doorgangen ^ door welke fy haar in den i biglieid befwaart, en door ftilte en ledigheidnbsp;Oceaan oinabyg^ekgene Zee ontlaften : want j als traag zijnde, verfwaart worden, daar’tlich-gelijk hetmeirZ^fir^'in^thiopiengroote rie- j tederhaiven overheen loopt ; welk ook indenbsp;wm^ontfangtl en andere in den onr-j vanblijkt ; uit welkenbsp;laft, in het uiterfte oppervlak der aarde groc- |dc ftroomen haar in Zee ontloflende vele my-yen gevonden hebbende ; alfoo ontfangen de len verre haten loop te gelijke met haren fieten
Cafpijè en Doode Zje fommige rievieren, maar fy g^ven defelve niet wederom uit, ais door denbsp;binnenfte ingewanden van de aarde denbsp;na andere Zeenheenen gelcidet zijnde ; metnbsp;dit onderfcheid echter, dat fommige te metsnbsp;zout zijn , defe foet , en gevolgelijk uit denbsp;Threfooren der Fonteinen tot de van de Na-
fmaak vervolgen; om geen andere oorfaak, ais om dat het rievier-water lichter is als datnbsp;van de Zee, het foctc als het foute. Maar vannbsp;defe dingen te fijner tijd en plaatfe. En eindelijk die meiren die noch rievieren ontfangennbsp;noch uitgeven, die konnen op twcedetlei wijfe
aangeraerkt worden.
Eerf,
Cap.XIII.
GEVOLG
Eerfl, fommigezijn foo geftelt, datfe dan geweldig vermeerdert worden, en aanftontsnbsp;Ichielijk afnemen , en ten eenemaal worden 'enth: ¦ ïl. G E V Hier uit blijkt ook, dat bynageene van eenige achtinge zijn of eenigen naam hebben, te weten van dat flach, die noch rievieren ontfangen noch uitgeven, en echter niet te minnbsp;bequaam zijn om te konnen groejen en afne-tneii; die alhoewel fy geene r/Vwm/ontfangen , echter byna altijd door de menigte van uitgedroogt ; en defe moet men rekenen, dat nergens anders, als van den aanwas der flagre-genen en gefmolte zneeuw haren oorfprongnbsp;nebben, en worden niet foo feer meiren, als welnbsp;foelen en moerafien genoemt. Ten tweeden ; daar worden ¦èxièisxtme’tren gevonden, die nooit noch toe noch afnemen,nbsp;altijd in een feker gedurig evenwicht blijvende ; en de reden is, om dat fy met de IVaterho-len der Bergen, door de verborgene doorgangennbsp;met het oppervlak der Wateren net geevenaartnbsp;lijnde foo blijven, geen onderfcheid daar tus-fchen komende, dan dat de verborgene Water-holen door het bovenfte der Bergen als met fe-kere dekfels gedekt, en defe van dekfels ontbloot zijnde, in den open lucht geftelt worden,nbsp;gelijk in de Figuur blijkt; alwaar ge u moet inbeelden dat het Waterhol D E met den Bergnbsp;ABC gedekt is; welk fijne Wateren buiten denbsp;wanden der Bergen afgeleidet zijnde in hetnbsp;buitenfte oppervlak der velden de twee meirennbsp;E F maakt , en defe meiren zullen eveneensnbsp;van oppervlak zijn als de Wateren van hetnbsp;Waterhol DE, en de uitwendige verfchillennbsp;niet van het inwendige, dan dat het inwendigenbsp;gefien wordt gedekt meteen Berg , de anderenbsp;ontdekt. Maar van defe alle en byfondere zalnbsp;in ons deel van den Oorfprong der Fonteinennbsp;volkomener gehandelt worden. o L G. |
heekskens en toevloeden der foerflen vermeer- Beeksken*] dert worden, anderfints zoude in de fomer tijdnbsp;van de felve noch taal noch teken oVerblijven ;nbsp;gelijk in de Jliljiaande en moerajfige fVaterennbsp;gebeurt, welke meeft al door de Somer- Sonnbsp;verteert worden. Dat dan derhalven meiren door de onder-DeUéten aardfe doorgangen, dan vol dan ledig worden,nbsp;h\vfxvöi-s[és.rievierenj dewelke in het mid-Zir7e».nbsp;den van haren loop in fommige plaatfen tennbsp;eenemaal worden ingefwolgen j en aan een andere zijde wederom hervoorkomendenbsp;ften, dat het ten eenemaal nieuwe Hé”wVrmnbsp;fchijnen te zijn. Dus wordt de ^thiopiferie-N^'er»»^nbsp;viere de Niger uit het meir van den Njl voort-vloeiende als hy in Nubien in de groote kete-nen der Bergen ingefloten en befet zijnde geen wederomnbsp;plaats vind om uit te vallen, defelve als eenigenbsp;banden of hindernilfen gebroken zijnde, doornbsp;de onderaardfe omwegen vallende en uit hetnbsp;andere Wefterfe gewe'ft fich felven een uitgangnbsp;makende, en met vele andere rievieren verge-felfchapt, en als met een fekere winfte vermeerdert na de Atlantife Zee gewendet. Opnbsp;gelijke wijfe wordt de Tigris in Mefopota'mianbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Tigri*. het meir Arethufa overgevoert zijnde en de hem wederftaanden Caucafus ontmoetende,nbsp;en hem in een feer groot hol verbergende ingefwolgen j en eindelijk een groot einde weegsnbsp;verre wederom tiitbrekende , gaat hy naulijksnbsp;met een onverhinderde vloejinge door’tmeirnbsp;Thofpites , als hy met nieuwe beletfelen ofnbsp;hinderpalen der Bergen lang en breetgewor-ftelt hebbende ^ en eindelijk als met liftigheidnbsp;hem verfchuilende ^ en aan de andere fijde vannbsp;den Berg omtrent duifend treden verre uit-barflende j fijne vloejinge vervolgt , en omtrent of nevens Babylon met den Euphratge-voegt. Jripteles fchrijft datter vele duÓa-AriftoHe^nbsp;nige beken geweeft zijn L. i. Meteor, cap. 11. Soo meinen fommige Gnekfe Schryvers, dat N 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de |
Cap.xIII.
Alpheus rieviere van Achaja, felfs be-nedcn den grond van de Zpe fijnen loop vol-xgt;lt;isGrie- brengt tot Sidlientoe , alwaar hy by Siracufen te/gt;ge-^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;groote Fontein uitbreekt ^ dewelke
nieenichap Arethufa wordt genoemt. Zy feggen dat dit
WERELD,
komen; foo dat daarom de Spaiijaarts roemen, dat haar Rijk eenbrug heeft voorfien met bos-fchen en beemden, in welk veie duifenden vannbsp;heeften door feer vette weiden gevoedet worden. Ook heb ik in verfcheidene en vele plaat-fen van Duttfland diergelijke fpeliogen dernbsp;Nature gefien. In IVeftphalen niet verre vannbsp;Lichtenau v\Hgt;rdt een rieviere verfwolgen,nbsp;welke felf onder den grond van de hooftkerkenbsp;van Paterborn wederom uitberftende ^ daarvannbsp;daan door een dreiderlei beke in de Lip ont-loft wordt. Diergelijk een heugt my gefien te
thuia het teeken daar van is, dat hy voor defe om de siciiien. ‘vpfde Somer, dat is, om de vijf Jaren, drek vannbsp;beejlen ^ op gaf, op die tijd namelijk, op welkenbsp;in AchajendeO/^/^^/i/^fttijden geoedent, ennbsp;den drek van lt;\c gedacht ede beeflen in Ac Alpheus geworpen wierden,die door de voortftro-mende onder aar djé rieviere eindelijk in de
ArethufacnmiAAcn^chodcm van de haven, Urebben inA'ir’/’jr/f/.^j welkers naammy nu nier die ook daar van tot defen dag toe de Alpheus'pc binnen komt. In America wordt foo hiernbsp;genoemt wordt, gemenelijk, wierden 'en Ac^c boertende fpclinge Acxrievierennbsp;uitgeworpen. Op gelijke wijfe weet de Guadia-! gefien, foo dat ik derhalveh meene dat het nietnbsp;na die voor defe denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;genoemt vvierdt, een nodig is de felve .wnjdloopiger te befchryvcn,
rievier tulfchen Portugaal en Spanjen by de i nademaal over al, hier en daar in alle Land-^zA. Medelina^ door de onderaarafe inge-1 ftreken der Wereld dufdanige befchouwingen fvvolgenzijnde, 32 mijlen verre wederom op- 'ons' voorkomen. ,
Cap.xIV. TT ^Et is het gevoelen geweeft, van fommi-S quot;'”11 ge en is het noch van feer vele, dat de '^grootfle hoogte der Bergen foo groot is,nbsp;als de grootfle diepte der na by gelegene 2leen;nbsp;welk of het waar zy, wy in dit Hooftftuk zullen onderhoeken, zullende den aanvang onfernbsp;redenkavelinge van de hoogten der Bergen beginnen.
De oude Aardryks befchryvinge heeft fich al re eenvoudig ingebeeld dat de Bergen niet hoo-ger als vijmen ftadien op getrokken wierden,nbsp;en fy toont ons de hoogfte Bergen van alle die innbsp;de Wereld zijn de CaucafmAmamj oïFarpa-nifoSjAlpes y hesUonder-gebergte mk\cmh-fien; AcwOlympus/PelioneoOJda inMacedo-nien; in Moorenland den Atlas ; in Griekenland de Athon.
Over de hooge kruinenyxsx den Berg Cauca-Ariftot.i. i.fus heeft fich Arifioteles felve verwondert.
Met. C. gt;3-jv^aarterwijleindentextfelve/.i.AAi^.(r^/..i3.
alwaar hy den felven befchrijft , vele dingen voorkomen , die een nader onderfoek ennbsp;' toets van nooden hebben, foo zullen wy defennbsp;nu van veele verhandeldenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van den
cafm j op de proef ftellen, op dat dan de w'aar-heid der faken mach aan den dag komen. En dus fpreekt hy:
o iï nbsp;nbsp;nbsp;'Tavnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'siuj 'rlwnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;é97
Tav nbsp;nbsp;nbsp;9nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;eiearXeóircittf
V-Ve'v nbsp;nbsp;nbsp;\nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f 1.^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;9/nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
£71 nbsp;nbsp;nbsp;Trig vvjcrognbsp;nbsp;nbsp;nbsp;is*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;piipag
Trdxtv 71J5 écere^-i-
Dat is:
‘ïDe Berg Caucafus nu is eene der gener; die nc). den Somer opgang der Sonnef rekken j denbsp;grootfte in menigte en vangelijke in hoogteennbsp;kaneenteekenvan ö'é’hoogte deJSelfs 'hier uitnbsp;afi^enomen worden ^ dat hyenvan die plaatfe.
Hoo£te VS» Caucafus.
welke fy de diepten der Zee of de Vontus Eu-¦ximus noemen , en van diegene die den mond van het Maeotife Meir met Schepen bevarenjnbsp;gefien wordt. Tdaarenboven worden dej^elfsnbsp;hoogfie deelen by nacht ^ morgen en avond totnbsp;het derde gedeelte toe met de Sonne-ftralennbsp;verlicht. Dit is het gevoelen van Arijiote-les van Ac hoogtevdLn AcnCaucafits j welk hynbsp;in den tegenwoordigen text verklaart heeft,nbsp;waar over onder de uitleggeren foofcherpennbsp;hevig een knibbelinge is ontftaan, datter naulixnbsp;een zy die defe plaats ter degen uitgelegt heeft;nbsp;en op dat ik fpreke foo als het is, foo de Vhilo-fooph in eenige plaatfe fijner fchriften , ooitnbsp;eenige nadeel aan fijne achtinge geleden heef^nbsp;foo is het in defe; dewijle na den inhoud dernbsp;woorden de hoogte van den Caucafm foo grootnbsp;is, dat fy alle de beginfelen van de Sterrekyke-rye fchijnt om verre te werpen. Maar laat onsnbsp;de faak wat uitvoeriger verklaren.
Vtrklarinêf van dennbsp;Text vannbsp;Ariftotek*'
En eerft begint hy wel van de p laat [en ^ uit welke hy gefien wordt, welke iSm Ac dieptennbsp;van de .^r’^of het gene het fclve is, de ‘Fontusnbsp;Euxinus,om fijne onmetelijke diepte met rechtnbsp;de fwarteZ.eegenoemt. De andere plaats isnbsp;het Maotife Meir welke hy ook Stagnum ofnbsp;ftilftaand water noemt, en hy verfekert dat denbsp;Caucafm van de varende lieden in het felve gefien wordt. De plaatfen hebben wy gefien, uitnbsp;; welke men meteenvry oogdenG'«rr/5ry?/J’fiennbsp;!kan; nu fchijnt daar niet anders vcreifcht tenbsp;1 worden, als dat wy den afftanddes Maotifennbsp;I Meirs van den Caiicafus bepalen. Welk als wynbsp;jdoen^ foo rijft daar gcene kleine fwarigheicl,
Te veelkef plaatfe denbsp;Caucafus
; welke eigentlijk dien feer vermaarden Berg \ Caucafus zy, en die met fijn kruin den Hemelnbsp;^ raakt, en in wat landfchap hy te vinden zy.nbsp;Want het is feker, dat hy noch in wefen is, ennbsp;uit hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kan gefien worden , ten
zy
-ocr page 146-V
AP.XIV. 2y ge leggen wilt dat of andere tulTclicn leggende onderwijlen nieuw opgekome Bergende kruin van den verft afgelegenen Cauc^üs uitnbsp;de oogen hebben weggenomen,of dat den Cau-cafus door een meer als ftout beftaan eldersnbsp;heen gevoert is; alle welke dingen ftch in tenbsp;beelden,ik meine dat belacchelijk en plompartsnbsp;werk is. Ik om tot eenig licht van kennis in foonbsp;groot een duifteriiifle te geraken, heb warelijknbsp;alles wat in my was te werk gelegt ; ik heb mynbsp;vervoegt by de Arnienife Koopluiden, en by denbsp;uitgefondene van ’t gefelfchap de l^ropagandanbsp;fide,o{, om het ge love voort te[etten^ die haar innbsp;vele Jaren in Qajfa de hooftftad van Cimmerianbsp;Cher finefus onthouden, en het Maotife Meirnbsp;meer als eens door gevaren hadden. ’kHebbenbsp;ook met de Vaders Tbeatinen gehandelt, aannbsp;welke de voortplantinge van den dienft desEu-angeliums in Georgien of Colchis is toegewefe,nbsp;dat fy my van de hoogte engelegentheid van dennbsp;Caucafus iets fekers zouefen berichten. Maarnbsp;noch de bovengenoemde onderfoekersvan hetnbsp;Micoüfi 7neirj noch de Theatinen van Georgien of Colchis, konden my hier in niet voldoenjnbsp;en gelijk de laatfte my niet fekers konde feggennbsp;van foo groot een hoogte desAer^jj-^v^^elke ik be-fchreef, en my verfekerden dat fy nier daar vannbsp;ondervonde hadden, alhoewel zy gedurig overnbsp;en weder van de quot;TonUisEuxinns tor de Cafiifenbsp;Z^e^ en wederom hier vandaan na de‘AötóJquot;nbsp;Euxinus over voerenj foo hebben ook de eerftenbsp;van de Caucafue j vermaart door die foover-vvonderens waardige verlichtinge der Sonnenbsp;niets ondervonden. Ja fy hebben heiliglijk getuigt, dat Georgien fo verre een weg reifen van'nbsp;’t Maotife meir afgelegen is,dar het niet moge-iijk zy , dat eenigen Berg hoewel van een on-metclijke hoogte , uit foo verre af gelegene landen kan gefien worden. Darter wel fommigenbsp;feer hooge Bergen zijn die aan het Brocofiijenbsp;Tartarien hooren, welke de oude de Hippifinbsp;noemden, als ook gedeeltens van de Corax dienbsp;uit Grjf^geficn worden,maar datdefe gcenfmsnbsp;de Bergen van Caucafus wefen konnen,dewijlenbsp;de ganfche Aardryks befihryvinge daar tegennbsp;is ; en dat ook geen Berg klein Afien i\c\\
tis meir.
hier van daan voor het oog van den aldernau-keurigften onderfoeker bloot geeft; foo dat fy derhalven het ganfche verhaal van Ariflotelesnbsp;van de hoogte van den Berg Caucafus voornbsp;verfiert houden.
Defe dingen dan na behooren onderfocht aotL hebbende, treed ik toe om te roonen dat defennbsp;geheele text feer vals is. En eerft zal ik welnbsp;toonen, dat de Caucafus uit het Maotife Meirnbsp;op geenerleiwijfe kan gefien worden. Hetgc-mcene gevoelen der Aardryk Befihryversnbsp;ftelt een Caucafut van het Landfehap Colchisjnbsp;welk zy huiden ten dagen, Georgia en Megre-lia noemen, onder de breette van47graden,nbsp;dat is, inliet midden van het Landfehap,
leM,
Berg is, maar een keten vzn Bergen in een driederlei ordre uit geftrekt; van welke de eer-Jkj uit het midden des Landfehaps na het Westen, de andere na het Ooften, de derde na hernbsp;Zuiden, een groot getal afsetfels van heuvelen voortfet,gehegt aan den Tö'm/.'r ; waaromnbsp;ook feer vele verfekert hebben dat de Caucafusnbsp;een gedeelte yf2^^ê^twTaurus is. Wat het zy, vc geh.nbsp;de Caucafus heeft foo vele benamingen,nbsp;nog tot defen dag toe om de ware ftantplaats cdu.? ?«/-van AewCaucafus en rechte gelegenthcidtus-'^l^‘quot;^^^^_nbsp;fchen de Aardrfis befihryvers getwift wordt; xinus cnnbsp;fommige hem met den Taurusj andere met denbsp;Corax en Heniochus j fommige met den Cafpi-onder een warrende : ook vintmen der, dienbsp;willen dat de Caucafifi Bergen een en defelvenbsp;zijn met de Imaus en Barapanifus. Het waar-fchynelijkfte gevoelen echter, ftelt hem gelijk wy boven gefegt hebben,tu{rchen de Cajpi-fe en EiixinifiZfe fx de tuflehen beide leggende Landftreek van Colchis ^ Albanien of Ibe-rien, welke Georgia en Megrelia bevatten;nbsp;want defe driederlei ordre der Bergen in een lopende fteken een feer hoogen kruin op,dicht bynbsp;de Alhanife Havenen; en defennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;of liever
hoop van Bergen noemenfe tot defe dag toe Qa-xesjcen woord niet qualijk na Caucafus luidende; en defe feggen wy dat de Caucafus is, over welkers hoogte ik met Arifloteles in verfcliilnbsp;ben; dewijle in die ganfche ftreek van de ftran-den van de Bontus Euxinus of Colchis geennbsp;grooter als die gevonden wordt ; hier medenbsp;ttemt over een, den oorfprong van de Rievierenbsp;Phafis welke ook Arifloteles aantrekt.
Daar wordt é’é’TAg^^vraagt ; of uithetilA^ö-tifé Meir j of Caffa, voor defen Theodofia ^ al- Caucaius waar die plaatfen waren, die de dieptens van denbsp;genoemtwierden, den Caunbsp;cafus kan gefien worden .? ik antwoorde vannbsp;neen ; terwijle het Meir de lengte van tiennbsp;graden van den felven, na het getuigeniftè vannbsp;Btolomaus j en de hedendaagfe Aardrijks be-fchryvers, af legt, welke uitgerekent zijndenbsp;een afftant van óoo Italiaanfe mijlen uitleveren , foodanig een ruimte namelijk als de Aitnanbsp;van de Penninife Alpes af legt. Gelijk het derhalven onmogelijk is dat men de Alpes vannbsp;den c^jEtna fien kan, alfoo feg ik dat het onmogelijk is uit 'tMeir'OXwMaotis ^QnCaucafusnbsp;re fien, ten zy defelve van foo groot een hoogte was, dat hy ftjn kruin meer als hondert dui-fend treden op ftak ; welke hoogte niemandnbsp;tot noch toe in het foo dikwils bereifde rfi vannbsp;Georgia gefien heeft, noch van eenige Wereldnbsp;Befaoryver,om. redenen die wy hier na toonennbsp;zullen, wordt toe geftaan. Ik doe hier by, datnbsp;een Berg, de hcuvelagtigheid der Aarde felve ven,nbsp;^ enomen zijnde,onder de aangewefene af- G» gefiennbsp;ftand van tien graden niet alleen niet gefien kan
-ocr page 147-¦*r-
Cap.XIV. mcrs eens met feer helder weer even als een j wijfe kan, ofmoetroegegeven worden, maak Voorstei-; dunne en hemels-blaauwe duifterachtige wol- ik openbaar door een oogfchijnelijk bewijs,nbsp;ke, van andere feer hooge Bergen van Duits-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;En eer ft wel kan het licht, waar door hy fegt
den ganfche Gefichteinder, welke eindigt door het oppervlak der Zee,flaat, fultge niet een ftipnbsp;van de hoogfte Bergen van Corfica noch Sardi-nien ften, welke echter nauiijks 100 mijlennbsp;van den anderen leggen; alhoewel fy te metsnbsp;eeris, welk echter feer felden gebeurt, door eennbsp;byfbndere geftekheid van den weerflag, als denbsp;lucht op fjjn alderhelderft is, en bequaam omnbsp;een weerftraal te konnen geven een weinig verheven zijnde te voorfchijn komen; foo veel vermogen en de bultigheid van de aarde, en de ingepakte dikheid van de luchtige oppervlakkennbsp;in het verbergen of fchuil houden der Eilanden
het wederjlralende of tweede lichti fo fy’t voor \\cz'is;ederjtralende licht, hoedanig een in dennbsp;vroegen morgen en begin van den avond te fiennbsp;is, dat is, voor \\Qt Schemer-licht ï\Qm(tn, foonbsp;bewijfen fy niets, terwijle dufdanig een lichtnbsp;van de 45- tot 66 graad der Breette in de Somernbsp;nachten gedurig is, en alle de Bergen foo kleinenbsp;als de alderhoogfte met een gelijke ftraal vannbsp;een wedergejlagen licht fonder onderfcheitnbsp;verlicht, en ook fchijnt dit de meininge vannbsp;Ariftotelesnietgevyeeftte zijn, door dien hynbsp;uit de verlichtinge of befchijninge des Bergsnbsp;des felis uitnemende hoogte heeft willen too-
land konnen gefien worden. Het felve gebeurt dat AtnCaiicafm voor den op en ondergang der in de Berqcnésx Eilanden; want als ge op den (Sonne foo veele uren verlicht wordt, tweefintsnbsp;\\OQ^^t\\Afpenijnfen top ftaat en u oogen over genomen worden,of voor ’t rechte licht,oiy 001
en verre af gelegene Bergen. Soo dan op foo na | nen. De woorden van Arifioteles dan moeten by een afftant de voorwerpen verdwijnen, hoe jvan het rechte verlichtende licht des Bergs
verftaan worden ; wat ook de onervarene uitleggers van de dingen die in de Sterre-kijkerije te verrichten zijn daar tegens fnappen. Dit dannbsp;geftelt zijnde, foo vang ik aan te toonen, dat
zal dan de Caucajm van ’t Maotife Meir 600 mijlen af gelegen zijnde, met het ooge konnennbsp;bereikt worden.
Uit defe dingen, mein ik, blijkt klaarder als
kene text blijkt, dat de toppen van den Cauca-Son den ge- ftis, wcl tot üan het derde deel van de Son hekelen nbsp;nbsp;nbsp;lt;uuorden j des morgens omtrent den och-
tentfiondj en voederom quot;omtrent den Avond. Welke plaats her verftand i^an alle de uitleggeren te wonderlijk verbyftert heeft; te wetennbsp;om darter een onoploflêlijke fwarigheid haarnbsp;in den text op doet; fommige hebben defe verlichting tot het derdendeel des Bergs uitge-ftrekt; andere hebben het genomen voor hetnbsp;derden deel van de nacht, tn terwijle fy de dwa-
Sonne-ftralen verlicht konnen worden.
Ik voor onderftel dan uit Btolomceus j dat de kruin van de Caucafiis onder de breete van 47nbsp;of48 graden geftelt, en de Son indeneerjiennbsp;trap van de Kreeft is. Ik vooronderftel tennbsp;tweeden het derde deel des nachts ^ op welkersnbsp;aanvang den Berg begint verlicht te worden.
cafust«» njan den
den Middag,dat den text van Ariftoteles geen-1 den Berg van een uitnemende hoogte geweeft fints met de faken over een komen kan; en dat | is ; en eerft wel zal ik toonen, de Son in denbsp;het niet kan gebeuren dat den Cauca/ksw{zd^e\ Kreeft A2L2Lïi\2imditn Ram QnïVaag, tender-aangewefene plaatfen gefien wordt. Maar ik 1 ften in Capricormis geftelt zijnde , van hoenbsp;kometotdeö//i/ÉTefwarigheid,fooveeltegroo-! groot een hoogte indiebyfondere ftantftellin-ter,alshyingroterfwarighedeningewikkekis.! gen, den heeft moeten zijn, zoud hy opnbsp;D««Cau- JrifiotelesÏQot, gelijk uit de ^ow/aangetrok-, heiderde uur des nachts met recht geftrekte
wei licht vornbsp;den.
Eerste V Een Boog van vier uren beneden den Gefichteinder, en in de Toppuntige geftelt, denbsp;Son in de Kreeft geplaatft zijnde Js \6graden
linge van Ariftoteles halfterig en op allerlei
wijten getracht hebben te beweren, hebben fy i o minuten^ op de breette van 48 graden, haar fel ven en Ariftoteles geen kleine kladdenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;B e w v s.
van onwetenheid aangevvreven. Die dan de Laat hY'amp;, de toppuntige kring van den woorden genomen hebben voor de verlichtin- Caucafus zijn, de Stip van de kruin F, den Ge-ge van heiderden deel des Bergs, als of de Son \fichteinder A D B C, en de *Teeken-kring of *Ecliptionbsp;dos nacht s^Aqs morgens j en des altijd \^Sonne-weg„ G D L C, het Middelpunt dernbsp;het derden deel van den Berg befcheen, is eennbsp;dwaiinge in de Wereldbefchryvinge fo bekent,nbsp;dar de kinderen defelve konnen weder leggen.
Want hier uit zoude opentlijk volgen, dat den dicht aan de Maan-grenfen foude moetennbsp;komen, om foo ongewoon een uitwerkinge tenbsp;volbrengen; welk hoe belacchelijk het zy,iedernbsp;een wel fien kan. Waarom fy terwijle fy haarnbsp;over foo fchandelijk een mifllag fchaamden, denbsp;woorden van den text tot \\amp;t derden deel desnbsp;Nachts,o\Qx gebracht hebben, foo dat op hetnbsp;derde gedeelte des nachts, dat is, vier urennbsp;(want de nacht heeft twaalf uren) voor den op
en na den opgang der Sonne,dt Berg begint ver- Aarde O, welke alle uit de vooronderftellinge licht te worden. Maar dat ook dit op generlei jde grootfte^m^e/^zijn, welker vlakken malkan-
-ocr page 148-CAp.xiV.kanderen in het Middelpunt der Aarde fnij-den; en laat de Midljjn dergemeetifchap zijn C O D, en denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in de Stip L,met den aanvang
van het derde gedeelte des nachts. Daar wordt dan gefocht na de boog A L. ¦
De uur van de nacht en hoogte van het Af-punt dan gegeven zijnde, wordt ook volgens de leere der Klootige Driehoeken deflip van denbsp;Sonneweg gegeven, en wel den opgaanden innbsp;D, den ondergaanden in C, en beide en boven
3(^311, alfooook 76()04 tor een ander, en de werkingen gedaan zijnde zalder uickomen dennbsp;hoekmaat 27681, met de boog L A, met welke in den Tafel der hoekmaten over eenkomennbsp;16 graden 10 minuten. De boogeL A , dannbsp;de Son irt het begin van den Kreeft zijnde; isnbsp;van 16 graden 10 minuten. Het welk getoontnbsp;mo II worden.
Op defe wijfezullenwy vindende nbsp;nbsp;nbsp;in de
Stippen van den Ram en Waag onder de gege-
AtnGeflchteinder diamp;s Middags, en onder, te! ven uure des nachts geftelt zijnde, dat de middernacht.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;L A, beneden den Gebchteinder is 3 5’ graden
minuten. En in den eerften graad Van Ca-pricornus dat de booge LA, beneden denne-derhellenden Gefichteinder 50 graden is: welke dingen nu gevonden zijnde, foo laat ons nu toonen; hoe groot de hoogte van den Berg Cau^nbsp;cafm wefen moet, op dat hy foo veele verlichtnbsp;worde als men te vooren gefegt heeft.
II. Voorstel,
Hoe groot de hoogte moet zyn van de Berg Cau-cafus lt;^^Son op het derde gedeelte des nachts terwyl hy in de Kreeft, Ram en Capricornusnbsp;geftelt wordt, defelve verlichtende.
Maar de kruintoppige ftip in den midden Hemel gegeven zijnde, wort ook op de gefielde breette gegeven den hoek van den Gefichteinder , nevens den Sonneweg boven dennbsp;gegeven Stip des Sonnewegs j welke is A C L,nbsp;en den hoek L A C, zal zijn een rechte hoek,nbsp;gelijkerwijs de kruintoppige, tot den Geflcht-einderlijken; en de flippen L C, gegeven zijnde , zal ook de boog L C, gegeven worden.nbsp;Maar ook in den rechthoekigen Driehoeknbsp;A L C , volgens het tweede PFerkfluk van denbsp;4. lorfteüinge der Klootige Driehoeken vannbsp;Clavius, zal den hoek A L C, gegeven worden , tc gelijke met de overige boogen j ennbsp;gevolgelijk Aamp;gefochte booge L A. Den klooti-gen rechthoekigen Driehoek A C L, dan gegeven zijnde, fal men de twee bekende fijdenbsp;nebben, namelijk de onderfpannende rechtenbsp;L A C, welk de booge is tuffehen den Gefichteinder en hoogfte des Hemels, 68 graden^nbsp;y 3 niinuten,want foo veel ifïer tuffehen den zonbsp;graad des Leeus, en den elfden van de Tweelingen ftaande in de hoogfte Stip van de middernacht, de Son^zn ftaande in de Stip L, opnbsp;’t derde gedeelte des nachts. En de andere fijdenbsp;A L, zijnde de booge van de Middagkring heeftnbsp;men van gelijken. Dewijle dan den hoekmaatnbsp;des hoeks A C L (welke na de aftrekkinge vannbsp;de afwijkinge des Sons geftelt in den trap dernbsp;Tweelingen ii. 7 van de vervullinge van denbsp;verheffingen des Afpunts blyft) van zi gradennbsp;19 minuten, is 36371 * en de gegeven boogenbsp;L C, van yo graden , welk het onderfcheidnbsp;der graden is tuffehen het begin van de Kreeft 1nbsp;en de zo graad van den Leeuw, die op de gegeven rijd in den Gefichteinder ftaat; en denbsp;graad van deffelfs hoekmaat (gelijkikfegge)nbsp;yo fy 76604, foo zal het zijn gelijk den ge-heelen hoekmaat 100000 tot den hoekmaatnbsp;I. Deel.
Laat A C B, den kruintoppigen omtrek van den Caucafiis zijn, van het Aardrijk eopq,nbsp;welkers Middelpunt is D. Den naturelijkennbsp;Gefichteinder ofdie van den Berg w# : deredelijke AB, de ftreep van de kruin of van denbsp;fpil des Gefichteiiiders e C, en de hoogte vannbsp;den Berg ef.Tit ftreep i h, die die het oppervlak van de fijde raakt in den ftip g, op dienbsp;tijd, wanneer de Son voor fijn opgang, of nanbsp;fijn ondergang op het begin of einde van denbsp;vierde uur des nachts den kruin des Bergs verlicht. Dewijle dan de ftreep i h, van de Sonne-ftraal, de aarde raakt in de ftip^ ; en den ge-fichteinderlijke m n, denfelven in de ftip C,nbsp;foo laat uit het Middelpunt D, getrokken worden de ftreepen Dg,enDej door de flippennbsp;der aanrakingen en van de ftreepen i/.?, en
mn-, welke nademaal fy te wederfijds rechte hoeken met de ftreepen ihj en m n, en van dennbsp;halven middelijn der Aarde De en Ygt;g, uitmaken , foo fullen gevolgelijk de kruintoppige boog Lo en Qn , onder malkanderen gelijk zijn ; van de gemeene boog L« weg ge
nomen
loó nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE Cap.XIV- nomen zijnde, zullen de overige hoo^tnnh, en L f j onder malkanderen gelijk zijn. Maarnbsp;de boog nh, leggende tiüTchen dc Son endennbsp;Gefichceinder is nu bekent dat ló graden lonbsp;minuten is, en di'iiX.mx.'voorgaandevoorfiel- Ihige. Soo is dan ook den boog die met de- tinge van Ariftoteles toonen kan; en laat de fen gelijk is, CL, van gelijken bekent in den | Peripatetici hier haar toevlucht tot het lichtnbsp;hoek eD ; ook is dan mede den hoekD^^’, jder fchemeringen niet nemen , want fy zul-bekent, als een rechten hoek zijnde. Denhoek ;len niet uitrichten : want dewijle de fche de overige lijden dioor frof of. x. Triang. r^-jlei wijfen de hoogte des Bergs , welke Ari-Ail.Clavü.hQk.amp;nt\ foo dan ook ef, de hoog-echter uit de verlichtinge des Bergs tedesBergs, opnavolgcnderwijfe. De in|aanwees j afgenomen konnen worden : hynbsp;het begin van de Kreeft flaande op deniheeft dan van de rechtgef rekte^nv^^sever-vang of het einde'S2X). httderde ^deelte van l^lichtinge der Sonne gefproken ; gelijk fijnenbsp;de nacht j foo is de booge h n, tuffehen de Son j woorden klaar genoeg leeren. Ook moet mennbsp;en Gefichteinder geflelt, gelijk wy boven ge-j de woorden, dewijle die feer wel en gemakke-toont hebben i6 graden en i o minuten, wel- lijk te verllaanzijn, in eenen anderen finver-kersvervullingeis 73 graden 5^0 minuten, wel- drajen , maar fich aan de woorden van dennbsp;kers hoekmaat is, van 96040 fulke deolonf. Auteur houden : ook flaat het ons niet toe tenbsp;alffer de geheelehoekmaat 100000 heeft.Daarj verklaren, wat hy met fijne gedachten begre-en boven , dewijle het teeken van de halvejpen, dewijle ons daar niets van blijken kan,nbsp;middelijn der Aarde D^ is van 3 o 3 6 Italiaanfe maar wat hy in fijne Schriften, en die klaar ennbsp;mijlen ; foo laat gelijk den hoekmaat Tgt;g, duidelijk zijn gevoelt heeft. Indien het dannbsp;96040, tot 3036, de bekende halve midde- waar is , gelijk men het uit fijne Schriftennbsp;lijn der Aarde , alfoo de geheele hoekmaat feer waaragtig bevint , dat hy gefegt heeft. afgetrokken zijnde, zalder 1x5quot;overfchieten, met de hoogte van den Betg die men weten wilde. Maar de Son geflelt zijnde in het begin vannbsp;den Ram en ÏVaag dewijle de booge nh, ofnbsp;fijn aanvang en einde voorafna het ondergaan | zijn, en foo groot een verfland teneenemaal onwaardig , als flrydende tegens alle de be-ginfelen van de Aar dryks befaoryvmge, foo if-fer om voor Arifioteles te fpreken, niet anders overig, dan dat wy feggen, dat hy dit uit hetnbsp;verhaal van andere foo gefchreven heeft. Maar voorfigtitnbsp;een man van fuik een naamenvermaartheid,nbsp;mofl foo alle oude wijfs fabelen niet aannemen, VgH'ynnbsp;maar met de grcotlle vlijt en voorfichtigheidnbsp;te recht bedenken, of die dingen die gefegtnbsp;wierden met de waarheid over een quamen,nbsp;en niet of fy met de beginfelen der Sterre-kijkerye konden famen gaan; ja , dewijle hynbsp;geld en goeds genoech hadde , en foo verrenbsp;niet van het Mteotife Meir af gelegen was,nbsp;foo mofl hy Aar dry ks befchrfvers fenden,nbsp;die de faak op fijn alderdiepfl onderfochten,nbsp;geen koflen fparen , om noch fijn felven ennbsp;met eene de nakomelingfchap in wonder-fchijnige en ongerijmde giffingen in te wikkelen. Maar dit fy foo genoeg als by tuflehen-reden van de hoogterendeBergCaucaJmnbsp;fproken. Hoor een Land me-terlijke re-denkave-linge wordtnbsp;de hoogtenbsp;van dennbsp;Cauca/usnbsp;getoont. eDg, dan van den rechten afgetrokken zijn-de zal den hoek DeG, voor den dag komen. Soo zullen dan ook alle de hoeken van dennbsp;driehoekigen rechthoek D eg, Voor den dagnbsp;komen. En als men ook de fijde geeft, denbsp;halve middelijnen der Aarde : foo zijn dan 100000 tot een andere zijn, en na de gedane werkinge zalder 3161 uitkomen, namelijk denbsp;flrcep D/, uit gemaakt uit de halve middelijn der Aarde enef-. waaromnbsp;van 3161 de halve middelijnder Aarde 3036nbsp;der Sonne is gevonden door de Eer fie Voor fie l.nbsp;te zijn 3 ty graden minuten , foo zvrltge volgens den voortgang van de voorgaande werkingen vinden dat e f ^ de hoogte quot;van dennbsp;Berg van 689 mijlen is. Eindelijk de Son in Ca-fricornus, en \xs\s.ex.beginoi einde-sz-n x. derdenbsp;gedeelte des nachts in de flip h, beneden dennbsp;Gefichteinder geflelt zijnde, welke booge h n,nbsp;wy door de EerfieVoorfiel gevonden hebbennbsp;te zijn yo graden 17 minuten, en gy volgens denbsp;regulen derwerkingen zult voortgaan, foo zultge ef de hoogte des Bergs vindennbsp;te zijn, van 1715 mijlen. Slot van de rekeninge. Indien de Son in het begin van den Kreeft voor
|
WERELD, Dewijlc defe dingen dan door een onmis-felijke redeneringe der rekeninge beftaan foo fie den Lefer nu, olfer in den nature dernbsp;faken een Berg van foo groot een hoogte kannbsp;gevonden worden , die de gefielde verlich-mermgen of lumieringen , de Son in dennbsp;Kreeft geplaatfl zijnde , den geheelen nachtnbsp;duuren , en een en defelve fchemeringe ennbsp;lumieringe foo wel aan de vlakke plaatfen,nbsp;als aan de kleine, groote ^ aldergrootfle Bergen gemeen is , foo zal hier uit op geener-dat den Caucafus met regelrechtgefirekte Jlra-len der Sonne ofgt; het derde gedeelte 'van dennbsp;nacht ‘verlicht ncordt j foo zullen ook nootfa-kelijk daar die ongerijmde dingen uitmoetennbsp;volgen, dewelke wy nu getoont hebben, namelijk dat den Berg als de Son in den Kreeftnbsp;geplaatflis \'Liy, 'mde\\Rame\\lVaag6%lt;) , innbsp;Capricornus 1715 Italiaanfe mijlen moet hoognbsp;zijn. Welke dingen dewijle die feer ongerijmr De |
II.BOEK, VAN HET WERKSTUK DES AARDKLOOTS. lo; Cap.xiii. 'Qt-Berg Athon ^ welke Mela meent dat voor fo veelnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kan worden, weten
^^^g°vaT nbsp;nbsp;nbsp;de plaatfe der plasregenen re boven ! of kennen.
Tafel KEN,
fVaar uit men de affiant gegeven zynde de hpogte van een Berg:, of defegegeven zynde.,nbsp;de affiant voor foo veel diegejien kan wordennbsp;te vinden is.
Tafel.
Miatite der graden.
Jraden. nbsp;nbsp;nbsp;Mnutert.
de verwarde over hoop legginge der xqT” ^dchen die jaarlijks op den felven gevondennbsp;iUviT' worden , warelijk door een heldhaftige en vannbsp;alle eeuwen vermaard bellaan van Xerxesnbsp;door graven, en door een ftraat vaarbaar ge-maakt, word gefegt van Dinocrates gemeten,
Hoogte vm een Berg ia treden.
'iïilen. nbsp;nbsp;nbsp;Treden.
Athon.quot;^ en twaalf ftadien hoog gewceft te zijn, Siede maniere der metinge in Arte Magn.J^uc. amp;
Umb. alwaar gy alles van defen Berg in het breede zult verhandelt vinden. ‘Plinim en Ge-minus leeren dat de Bergen Belion en Cyïlenenbsp;van ‘Dicaarchus op kollen der Koningen gemeten zijn, en dat men bevonden heeft dat denbsp;eerlle 1x5'o fchreden, en de tweede niet veelnbsp;minder hoog was. Blinius fegt dat den Berq^
Cafïs in Afien fijn kruin 4000 fchreden hoog oplleekt; en Martianus Capeüa fchrijfc dat denbsp;Berg Hremus 6000 fchreden hoog is. Strabonbsp;verhaalt dat de rotfe van Sifimythr a\^ lladiennbsp;en den Steenen Berg van Sogdianen 3 o lladiennbsp;hoog is. Maar op dat ik in de befchryvinge dernbsp;Bergen van andere nu al gedaan, mijn tijd nietnbsp;verllijte, zal ik hier een T^A^van de hoogte dernbsp;voornaamlle Bergen Hellen, op dat den Lefernbsp;derfelver hoogte kennende, wete wat hy vannbsp;èiS. diepte der ive tebefluiten heeft.
Stadiën. | |
Petton |
10 |
Catalyrium |
14 |
Cyllene |
u |
Steen van Sogdianen |
30 |
Hamui |
80 |
Olympus |
lOT-’f |
Steenvan Sifimythr a |
If |
Pictu van Canarien |
80 |
ty£tna |
^3 |
ey£tna |
40 |
Caucafpu |
120 |
\ Caacafits |
408 |
Cajfius |
224 |
uitho |
i6o |
Atlas |
xio |
Hoogte varlt Ripheife Gtherchte Sio\'pgeW)etnt. |
200 ( |
Bergen van Noorwegen |
iL 120 ! |
Maan-Bergen |
Welker s een mijl uitmaken. | |||||||||||||||
|
Scliredcn, |
ixfo |
1680 |
1875 |
37fo |
10000 |
1269 |
1875- |
10000 |
4000 |
JOOO |
lyooo |
flOOO |
28000 |
20000 |
I^OOO |
2JOOO |
6000 |
I5000 |
II. T A F E L.
Minute der den.
ara-
cfï
Hoogte van een Berg in mijlen en treden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Minuten.
— o
60 nbsp;nbsp;nbsp;-- - o
By voorbeeld. Indien datter fekeren Berg is welke tien minuten verre van u af legt, engynbsp;delTelfs hoogte gelieft te weten; fie in de I. Tafel j in de tweede Colom lo minuten, en daarnbsp;regen over in de I. Colom zult ge vinden xinbsp;fchreden, en foo veel is de hoogte van den Berg.nbsp;En foo een Berg 50 minuten van u af is , in denbsp;tweede Colom 50 minuten gevonden hebben-,nbsp;de, zullen in de eerlle Colom geven 5'z8 treden, ^Qgefichte hoogte des Bergs.
Op gelijke wijfe, foo fekeren Berg 4 graden van u af Haat, foek in de x Tafel in de x Colom
- nbsp;nbsp;nbsp;- -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;----4 graden, en daar tegens over zult ge vinden IX
Hier onder voegen nbsp;nbsp;nbsp;af eiken, waar | mijlen, X09 treden, denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;des Bergs diemen
door wy de afHand gegeven zijnde de hoogte\weten wonde. Niet anders zultgemet dean-'van een Berg, en defe gegeven zijnde, de ! dere handelen.
I. Deel nbsp;nbsp;nbsp;O %nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Maat
lU.
io8
Cap,XIV. Maar indien dat u dedes gege- vooronderftelt een juifte nbsp;nbsp;nbsp;van dé
ven wordt, foo zultge in de tweede Colom der halve Aardje mïdlyn, welke tot noch toe ge-
tafelen de minuten of graden vinden, zijnde de gefochte afjlant van den Berg.
Onthout evenwel, dat alle defe dingen ver-ftaan moeten worden van’cooge desafmeters
fogt word, en in foo groot een verftel van de onder den anderen verfchillende Aardryks be-fchrtjveren j tot defen dag toe noch niet ter degen is aangewefeii; dewijlefy haarvalfchelijk
op ’t oppervlak der Aarde mede Middelpuntig \ inbeelden dat de meetvlakte, op welke fy (laan
Acofti.
met de Zee^, niet van de Berg oppervlakte.
En defe 7.V)nê^tBergenjWtlkftnhoogtens fchranderfte JViskonJienaars niet foo leer doornbsp;een fekere mate hebben getracht te onderfoe-ken, als wel te meten; welkers hoogverhevene kruinen echter foo ge defelve met die van denbsp;Americaanfe Andife Bergen wilt vergelijken,nbsp;zultge warelijk, na het getuigenifle van^rö-Jia vinden, dat defe niet als kleine hutten bynbsp;verhevene palleifen, als lage willigen, fegik,nbsp;by haar top ten Hemel verhelFende CyprelTennbsp;zijn. Welker mare te ondernemen, als ook die
met de overige vlaktens, of ook onder het oppervlak van de mede middelpuntige bultagtig-heid, met de Zee een aan een houdende ge-meenfehap heeft. Ontallijke andere beletfeïen en bedriegeryen van ’t gefichte zoude ik kon-nen bybrengen, maar laat het gefegde genoegnbsp;lijn om de Iwarigheid van de uurmetinge klaarnbsp;genoeg te toonen : welkeechter innaby^É’/^¦-^^é';^^?rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ en die geen verhinderingen van
fulke lange omwegen van verheid hebben,geen gelukkiger uitdag zullen hebben; want op defenbsp;wijfe hoeft men Ib groot een acht niet te geven
van de nbsp;nbsp;nbsp;Bergen wel ter degen eenfeer opdewederdaninge,nochopdeGefichtfl:reej:
waardig en pryfelijk werk voor een IVtskonJiig verftand is; maar die de hindernidèn van denbsp;ontmoetende fwarigheden, met de balance vannbsp;een bedaart en rechtfinnig verftand ter degennbsp;en na behooren zal hebben overwogen, die zalnbsp;mogelijk na de voorkomende evenmatigheidnbsp;defelve fwatigheid vinden, als diemenielfinnbsp;het meten der Sterren ontmoet. Ik fpreke altijd van die feer Bergen, als den Cauca-fuSjBarapaniJas^BicuSjAtbOj en ontallijkenbsp;andere waar van boven gefproken is j en alfoo innbsp;het bepalen derfelve door een fekeren matejnbsp;naulijks ooit de bepaalde waarheid van denbsp;maar alleen die , welke uit de gegevenenbsp;vooronderftellinge fpruit, kan aan gewefennbsp;worden.
Want dewijle de wortel der Bergen meeft altijd veel dagreifens van u af legt, foomoeftii defelve eer//door een nette mate bekent zijn.nbsp;Ten tweeden hebt ge den fekeren , recht ge-ftrekten en onmiflelijken toelicht van den Ge-fichtftreep tot de jiip van de kruin van diennbsp;Berg van nooden: die door geen behulp van ee-nig werkftuk fekerlijk in foo een afftant kan genomen worden.
Ten derden j men moet ook de grootfte toe-ficht hebben of acht geven op de wederllanin-gen, welke hoe veel te onfekerder fy in fo groot een verfcheidenheid van het rondom gaandenbsp;midden is , in foo veel te grooter fwarighedennbsp;wikkelt fy het geheele werk in.Ten vierden: innbsp;foo groot een afftant des meters van hetpajlootnbsp;des Bergsjy foo diende men wel van te voren, ennbsp;dat feer net de hoegrootheid van de bult van denbsp;A ardkloot te hebben. Want dewijle hetpajloofnbsp;des Bergs tot het pafloot uit het Middelpuntnbsp;der Aarde door of van de kruin of top des meters gefchoten, ’t eene geenfints met het andere evenwydig zy, foo moet men nootfakelijknbsp;waar af den hoek welke de paflooden uit hetnbsp;Middelpunt der Aarde en des Bergs, en desnbsp;ftants van den meter maken , te vooren weten ; welke men geenfints hebben of wetennbsp;kan, ten zy den afftant tufiTchen defpits desnbsp;Bergs enftant des meters bekent zy; en defe
noch op de bult der Aarde, als naaulijks eenige merkelijke milfinge onderworpen zijnde, alsnbsp;maar fo veel het overige aangaat den Landmeter geen naarftigheit noch verftand ontbreken.
De metinge van den Berg Baldus in het veld van Veronen met een verheven kruin uitfte-kendcj en van dcplaatsvanNxvius 75quot; mijlennbsp;af ftaande, ten onfen tijde door Blancanus ge-daan,toont de fwarigheid die in dit werk fteekt,nbsp;en die heeft de hoogte van den Berg gevondennbsp;tot 860. Maar Cabeus, de fake inniger hebbende overwogen heeft naderhand dellelfs hoogtenbsp;gevonden 1190. En defe man heeft noch alnbsp;Ricciolum niet konnen voldoen: want alles nanbsp;behooren onderfocht hebbende, fo wijft hy aannbsp;dat de hoogte des Bergs eens fo groot is, als dienbsp;welke Blancanus gevonden hadde, namelijknbsp;1654 Bononienfife treden. Met welk van driennbsp;nu ik het houde, kan ik onmogelijk niet fien.nbsp;Mogelijk zalder noch wel een andere komen,nbsp;die andere fwarigheden gevonden hebbende,ofnbsp;meerder of minder fchreden aan den felven zalnbsp;toefchrijveii; dus waft men den Moriaannbsp;defelve man bly vende, en nooit buiten fwarigheid. Soo dat men derhalven aan de drie evennbsp;te vooren by gebrachte meters van den Bergnbsp;Baldus, geen geloof geven kan; als onder dennbsp;anderen met 100 merkelijke en taftelijke on-derfcheidingen verfchillende.
Die onfekerheid dan die wy in de hoogte van den Berg Baldus dewelke foo geheel grootnbsp;niet is hebben, is foo feker dat wy noch in grooter fwarigheden ons ingewikkelt zullen vindennbsp;in ’t onderfoeken van de vreefelijke^öö^^É’dernbsp;bovengenoemde Bergen j als onfeker en twij-felagtig is het pogen van alle het menfehelijkenbsp;verlfand inliet oploflcnvan fooveele fvvarig-heden; voornamelijk dewijle de nQitQgelegent-heid vandufdanige Bergenmh.’^^itgradenx.otnbsp;noch toe niet onderfocht is, waar van echter denbsp;uitkomft van defe ganfche handelinge metnbsp;recht afhangt. Ik voorwaar op dat ik eenig-fins de fwarigheid van defe uunnetinge moch-te ondervinden, hebbe noodig geacht fulks innbsp;het werk te ftellen in het meten van den y^/-
baan-
ILBoek, Van het werkstuk des aardkloots. 109
Cap.xTV. baanfen twintig duifend treden van Ro-1 Maar opdat wy eindelijk tot den draad on-Aftroia. men af leggende. De * Sterre-boogten-meters j fes voornemens wederkeeren; vvy hebben de dan op een bequame plaatfe geftek hebbende, i hoogtens der Bergen tot geen ander einde hiernbsp;naderhand ook de Quadrant of het vierendeel, I by gebracht, als om den twift noch tegen-welker Middelijn was vier palmen,heb ik belaft jwoordig onder de bcroenifte fchrijvers zijnde.
door foo veele geoeffende en fcherpfiende op-paflers de laatfte uitftekinge van den top des genoemden Bergs , in de graden van dennbsp;Quadrant na te fporen ; hopende dat het gebeuren zouden dat fy alle in een en defelvenbsp;graad en minuten zouden over een komen.nbsp;Maar in plaats van dat is alles vruchteloos ge-vveeft; want de getallen van de afgefnedenenbsp;graden opgetelt hebbende, hebbe ik die alle tornbsp;een toe, niet alleen in graden alléén, maar ooknbsp;in minuten verfchillende gevonden. Hetfelvenbsp;is my gebeurt, die proef noch drie of vier maalnbsp;herdoende ; en eindelijk nochmaal ondernomen door ieder byfonder oppaflèr van datnbsp;Quadrant, welk ik het netfte oordeelde. Maarnbsp;ook hier in quamen fy niet onder malkanderennbsp;over een. Ten laatften hebben wy de faak aangevangen in het nemen van de hbogte van eennbsp;naby gelegen 'Tooren ; welkers Sftts gelijk dienbsp;ons nader by was, foo hebben wy ook deftelfsnbsp;nette Stip geraakt, en foo quamen fy alle innbsp;graden en minuten over een. Eenfeerblijke-lijk teken, dat de oorfaak van de miftlag in denbsp;eerfte proef geen andere geweeft is, dan de alnbsp;te groote afftand des ; welkers uiterftenbsp;Spits niet net kan geraakt of bereikt worden.nbsp;Uit defegenomene proef kont ge fien hoe befwarelijk het zy, in een verdere en buiten gemene afftand, de juifte hoogte van fekeren verrenbsp;af gelegenen Berg met een onmilTelijke feker-heid, te konnen na fporen.
Mogelijk zoude den Lefer wel begeerig zijn, dat ik te defer plaatfe fekere methode, of wijfenbsp;hier by ftelde om de hoogt ens der Bergen te onder foeken ; maar dewijle ontallijke andere datnbsp;hebben gedaan; en tot die faak foo veel ver-ftands niet vereifcht wordt, heb ik het overtollig geacht, in foo gemeen bekend een fake,
mijn tijd te verffijten ; voornamelijk als de een hoopt,fultgcnoit tot een gelijke hoogte ko-
faak na het richtfnoer^der “Hriehoekmetinge, alle de boven genoemde w^aarnemingen achternbsp;de bankftellende, en vereifchte con^itien,doornbsp;een eenvoudige Landmeetkunde gedaan wort.nbsp;Maar wil iemant met kracht weten hoe mennbsp;het doen moet, die ga te rade of fie na Clavim,nbsp;Snellius, Maginus, Metius, Sambecus ^ en foonbsp;veel ahler van de werkelijke handmeteryegp-fchreven hebben, maar onder die allen Riccio-lus, die I o lib. Almag. nov.fie-Ü. 4. dit ftuk vannbsp;de uurmetinge op ’t breedfte verhandelt heeft;nbsp;en de redenen die denSchrijver in het w^erk vannbsp;de Reformat. Geograph. tegens my en mijnnbsp;meininge van de metinge der Bergen bybrengt,nbsp;gelijk die niet veel om het lijf hebben , alfoonbsp;zijn fy ook niet veel te achten; dewijle die vannbsp;ieder kenniflê hebbende van den twift ondernbsp;ons ontftaan, en die een vryborftig hater vannbsp;hairkloveryen is, geen quaften, gelijk men gnbsp;woonistefeggeif, in de biefen foekende, leernbsp;licht konnen bygelegt en vereffent worden.
te fcheiden. Dog het gene volgt is geweldig twi iff elachtig : Of de diepte van de Zee of O-ceaan, met de hoogtens der Bergen over een ho( gtenbsp;komt. De meefte uitleggers over Gene fisnbsp;ook de Aardrijksbefichryvers,mdkQi\ geen fwa- overem ks.nbsp;righeid om de toeftemmende partije te omhei-fen, en fy fchijnen het uit de woorden van Ge-nefis te willen bewijfen : Bgt;at de TVateren totnbsp;eenef laats vergadert vjorden en het drooge home te voorfiebijn enz. Zoude dan het voater datnbsp;rondom den Aardkloot gaat tot een plaats vergadert worden foo warender diepe groeven in ’tnbsp;oppervlak der Aarde van noden. Derhalvennbsp;feggen fydat de Aarde door de feer machticrenbsp;kracht Gods en hetdadige gebied van de Goddelijke ftemme,fijn hooft heeft op geftoken, ennbsp;x.01 groote hopen aangefet is.
Uit welke naderhand de ketenen der Bergen' nbsp;nbsp;nbsp;(p-
geworden zijn; foo dat derhalven felf uit defen hoofde de diepte van de Z^e foo ^ootiag, zls'^^rdt-ver.nbsp;de hoogte der Bergen is. Dit is het gevoelennbsp;van de meefte uitleggers der Heiliger Schrif-ture. Maar die het gefeide wat inniger nanbsp;fpoort j zal klaar fien, dat hier uit geen gelijkheid van de diepte des Oceaans noch hoogtensnbsp;der Bergen kan befloten worden; dewijle denbsp;ondervindinge leert, dat de diepte van putten,nbsp;grachten en fundamenten van eenig getimmernbsp;altijd hoogcr is als de aarde daar omtrent totnbsp;Kampen velds gebracht, want op dat de aangehoopte aarde net met de diepte van fekere putnbsp;zoude over een komen, foo zoude men denbsp;aarde pilaars gewijs, ten eenemaal in defelvenbsp;Figuur als de Put hadde, moeten ophopen, ennbsp;foo in de hoogte gefchikt zijnde , zoude fynbsp;met de aarde die in de put was, en foo de diepte met de hoogte nootfakelijk over een komen;nbsp;maar foo ge de gefeide aarde /pits opgaande op
men die met de diepte des puts overeenkomt; en de reden is, om dat de deelen der aarde, dewijle die op de kruin van de fpits niet vaft konnen bly ven, door een gedurig nederftorten nanbsp;haar grondffag keerende, defelve foo zullennbsp;vermeerderen, als de afgefonderde by een ho-pinge der aardfer ftoffe van de kruin gewekennbsp;was; en lbo zal op defe wijfe de hoogte vannbsp;Ipits opgaande aardfe hoopen nooit met denbsp;cliepte der grachten, uit welke fy opgeworpennbsp;zijn, over een komen, Dewijle wy dan de Bergen niotBi laars j maarmeeft altijd kegels ge-wijfe opgeworpen fien, foo is het feker ,quot;dat dienbsp;veel lager zijn als het hol van de Zfie, altijd jnbsp;ftelt zijnde, dat door de uithollinge van dnbsp;bodem der Zee denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;geworden zijn, ge
lijk de boven genoemde Schrijvers meinen.
Maar op dat ik ook mijn gevoelen van het Gevoelen aeftelderBergenhxQï, foofegikA’^’r/?,
^at de Goddelijke nature, gelijk die niet011-voordachtigs en overhoops in de natuureder
O 3
-ocr page 153-no
De onder-aardse wereld,
Cap.XIV.dingen heeft befchiktofbeftelt, alfoo ookdeihoc^c Bergen; daar zijn Valleijen, Weiden, j)e grom* -van tie Zee is alfoo on-•fn ah htt de eerfte affonderinge der wateren, by geval! hoornen felf buiten het oppervlak der Zee, niet gen, oogenblik daar geweeft. En dat dat waar is ;! plaats zullen open leggen. Datter ook onder- onderxsd* leert by na het geftel van alle Bergen opentlijk, | zeefe beemden gevonden worden die weeldrignbsp;dealderhoogflo Bergenj2Xs (X2.2x'LÏ]n. vnex. bloemen lïaan , toont opentlijk genoegnbsp;AlpeSjByreneen jfdonderbergen, de kete-jden Oever van \\tx. nieuw gevonden Rvik,'^e\~nbsp;ncti't2inóiQn.'?gt;trgCaucafus enimaus , tot feer! ke Woemen door de Duikers in grond vannbsp;groote ruimtens van landen uit geftrekt; niet; de Zee afgeplukt zijnde, aanftonds als die innbsp;aan den Oever van den Oceaan , maar in de de lucht komen, even alsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;worden, de Middelanden j of in êtc ftreeken vanhetvafte gedaante der nbsp;nbsp;nbsp;net uitdrukkende, welke land, of eilanden j door een groote tuffehen-! de Carthaginenfife Vaders van het gefelfchap wijtten van landen van de Zee afgefondert, van onfe Societeyt of Broederfchap veel befi-haar ftant die haar van GOD geftelt was, be-; gen, om hare x\ltaren op te fchikken ; W'arelijknbsp;houden hebben.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;! een treffelijk w'erkftuk der nature, en het gene Seer valfch is dan het leerftuk van die geene,' Europa nooit geficn heeft, die willen dat de Bergen foo hoog zijn j als de j Ook ontbreekt het geen Zee aan feer plaifie-Zje diep is. Want gelijk de Aardfe Klomp be -, rige onder zeefe groene velden van allerlei flachnbsp;ftaat door fijne ongelijkheid, verdeelt of opge- van Meer kruiden. En niet verre van Malta isnbsp;hoopt zijnde door Bergen en Valleijen; alfoo} een oord van de Zee, wclkMjBratertasnoc-ook êiQgrond van de Zee. In het Aardfe opper-! men, in fonderheit vermaart door fijne viffTche-zijn groote, kleine, middelmatige, feer rye, a waar een groot ftukw^eegs als inde vlak- 1 nbsp;nbsp;nbsp;te Bergen en Oceaan tot de alderhoogfte en onbevattelijke einden als in ’t Goddelijke Denkbeeld verhorgen, met die voorfienigheid beftelt heeft, datterfelfniet demiiifte^i/^j-van een heuvel zoude zijn die niet fijne algemeeiienbsp;nuttigheden en gebruik hebben zou^e in hernbsp;onderhouden van het Aardrijk, en fijn byfon-dere in het onderhouden vaneen feeker Lgt;and-fchap. ¦ Ik lègnc ten tniveeden ^ dewijle daar voor het Aardryfinve.'i nootfakeiijker is, als een bequa-me verdeelinge der Bergen ^ foo blijkt hetfe-kerlijk dat die felve op ordre na het vereifchnbsp;van ieder Landfehap geftelt zijn ; want uit de-fe als uit de borften van de groote moedernbsp;krijgt de ganfche Klom^ des Aardrijks een feernbsp;overvloedig en genoegfaamvocdfel. Waaruitnbsp;ik befluit dat de hoogte der Bergen en diepte dernbsp;Zee niets met malkanderen fe doen hebben,nbsp;noch ook dat de Bergen, van de Aardfe op ge-worpene kluiten uit eenige Zee of Rieviere, in geworden zijn ; maar foo haaft haar de Godde lijke ftemme heeft laten hooren; dat de IVanbsp;teren tot eene plaatje vergaderen j op dat hetnbsp;drooge gejien worde enz. datookaanftontsdenbsp;de ganlche Klomp van het Aardrijk; volgensnbsp;de wet in het eerfte voorbeeld voorgefchreven,nbsp;tot Bergen opgehoopt, tot bequame groevennbsp;voor den Oceaan, Zeen, Meiren , en Rievierennbsp;nedergefakt is: met een woord dat alle de werktuigen van het Aardrijk, en winkels, bewaar-plaatfen, luchtgaten en fchoorfteenen van denbsp;daarbinnen in zijnde Huishoudinge beftelt zijnnbsp;geweeft, ten eenemaal in die volmaaktheid,nbsp;in welke wy fien dat die noch tot defen dag roenbsp;De kracht volharden. Ook moet men niet meinen dat denbsp;‘L'Tvmde oneindige wijsheid GODS het Aaadrijk op eennbsp;Goddelijke mcnfchelijke wijfe gefchapen heeft;dat fy eerftnbsp;léfnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Gr aften uitgraven.^n daar na de uitgegravene der Aarde Aarde foo by geval tot Bergen opwerpen zou-tnder%ix- fte ; illgccnendccle; maaralle endebyfonde-re dingen, voorfien met hare nodige behulpfe-len, volgens het eerfte voorbeeld van het Eeuwige WeTen, zijn op de Stemme GODS in een |
Boffehen, Beemden, Heiden nbsp;nbsp;nbsp;alledefedin gen zijn ook in de grondyzn dtt Zee ^ oneffen .. ^oorontallikeonderaardfe klippen en heuve-len , lbo dat ge u derhalven niet anders inbeelden moet dat de Eilanden iets anders zijn, alsnbsp;onderaardfe en feer hooge Bergen, alleen metnbsp;haar kruin buiten den Oceaan en Zeen uitkij-kende , welkers wortelen en foomen echter totnbsp;groote ftreeken van de onderaardfe plaatfennbsp;wijts 'en ffjds verfpreit zijnde, ghy dan eerftnbsp;den foudet, foo de felve, de w^ateren door denbsp;Goddelijke voorfienigheid uitgedroogt zijnde,nbsp;haar voor hetooge vertoonden. Datter onderzeefe boffehen zijn, leert de Roo-de Zee meer als overvloedig, uit welkers grond te mets van de viffers een grooten Vooy^Coraal-boomeUj onfe KerlTebomcn in grootte noch dikte niet wijkende, wordt tiitgetrokken, gelijk iknbsp;van de Arabiers die by de roode Zee woonen,nbsp;meer als eens gehoort hebbe : ja fy groejen tenbsp;met tot fuik een hoogte, dat fy hare takken of fonder beletfel en gevaar der Schepen, fchijnen op te ftekeii; en duidanige onder zeefeho^xdottw,nbsp;worden niet in eene plaats, of in fekere kleinenbsp;ftreek, maar in feer veel plaatfen van de genoemde en in ftreeken tot eenige mijlennbsp;verre uirgeftrekt bevonden. En dufdanigenbsp;CraalboJ^en worden niet alleen in de Erythrei-fe of roode gevonden, maar in feerveelenbsp;andere; als in de Siciliaanfe Zfee dicht by Dre-panum; in de France, dicht by Toulon, en innbsp;andere oorden van de figurijenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t en in den Oceaan op ontallijke plaatfen, welke ik kortheids halven overfla. Datter ook onderwaterige of onder-zeefe onder-beemden geweeft zijn, heeft de ervarenheid beemdeo-meer als overvloedig genoeg geleert aan die gene, die uit Spanjen en Portugaal na Americanbsp;over en weder varen ; alwaar ’t geheele oppervlak van de Zee „ door een onderzees kruid,nbsp;welk SargaJSo Dotmtn, niet anders als eennbsp;feer aangename beemd veel dagen lang groennbsp;ftaat; welk kruid niet op fijn plaats kanbly vennbsp;ftaan; de oorfaak waar van wy op een andere |
ILboek, Van het werkstuk des aardkloots. m quot;• te van fekeren Berg een 'uveidejUitmmtnA door tengrooter diepte, en aan de vlakkere ftranden, lijn groente, en nlaifierigheid, niet fonder ver-; altijd een minder en minder diepte eevonden mooir Ao,- nbsp;nbsp;nbsp;___________ /*. _i_ nbsp;nbsp;nbsp;1-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 Tt 1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 1 r . ----- J- I I ^ de Zee foo wel als^de aardfe rouw, oneffen, nbsp;nbsp;nbsp;-------- ^^xx.xx^wiainxi wcuci- 0.x bulraMin.metbersen.valleijenofonnarpeurc-jom met andere en andere khppen der lijke famp;Tondeti vforfienis ; datfy ook over-) ^efe Bergen wordt faamgeknoopt,- enopdc Ri- vloed van Fonteinen en Rievieren heeft, ^yjknbsp;‘'¦•en. ^rodrom. Subterran. getoont is geweeBffoonbsp;dat derhalven iemand te vergeefs de hoogtenbsp;der Bergen uit de diepte der ^e nafpoort. Dit fegge ik echter, dat gelijkerwijs men Bet dat in de herten of binnenBen der vaBe landen de hoogfle Bergen op een gehoopt zijn •, datnbsp;alfoo ook in het midden van den Oceaan altijd maak der aanfchouweren, fich uitftrekt, by-na twintig palmen onder het water diep zijnde ; in welke ontelbare foorten en menigte van viflen, als in een vette weide van vermakelijkheid grafende, haar verheugen, niet fonder eennbsp;groote winft voor de viflers. Soo iemant de ui-terfte palen van defe weide wat nader befchoutnbsp;die zal fien, dat de Zse buiten het perk van dienbsp;groente^ met een fekere fwarte coleur of om denbsp;groote diepte, of om de feer hooge ileiltens dernbsp;klippen, welke die weide bepalen, als betrokken is. |
Maar dewijle wy van defe wonderen der nature te fijner plaatfe met voor dacht handel en zullen, foo treed’ik in defe ftoffe niet diepernbsp;in-, dewijle het ons genoeg is, dat de grondwannbsp;wordt. Ik hebbe gefegt aan de vlakkereftran-den, om dat daar ter plaatfe alwaar de Brandennbsp;met groote klippen omringt worden, ook eennbsp;grooter diepte als in de vlakker Branden gevonden wordt, niet anders dan gelijk de erva-rentheid felve leert in de Steenklippige Branden van Noorwegen, Ylland, Vlaamie Eilanden , en ontelbare andere meer. Sie in de volgende Figuur een Aardfen Berg, welkers wortelen in de Zee B C ingefonkennbsp;zijnde, beneden de wateren worden voortgefetnbsp;tot D, alwaar hy door nieuwe klippen D Enbsp;wordt op getrokken, en hier van dan voortgefet tot F; de aldergrootfte diepte of afgrond dernbsp;Zee hier van daan wederom opklimmende ennbsp;buiten het oppervlak van de Zee uitkomende,nbsp;maakt het Eiland G, welk naderhand weder-fe wijfe wordt de gehele^^roö^^ van den Oceaannbsp;door een wonderlijke en ongeloofelijke oneffenheid daar geBelt. De onderzeefe vlaktensnbsp;nu worden nieeB gerekent daar te zijn, alwaarnbsp;den Oceaan ol Zee , gefien word het minBenbsp;teken van Eilanden te hebben , niet andersnbsp;als de vlaktens in de valleijen , gelijk in I,nbsp;blijkt. |
deffelfs fekere en gewiffe diepte kan bepaalt worden; want dat is foo fwaar om doen, als hetnbsp;fwaar om te doen is, op een fekere en vaBe re-ho'oitVdisBemls, de heette d^ Jarde , denbsp;diepe der Zee, ¦®'lt;’ |
1 ten ? |
Het XV. hooftstuk.
JFan de oneffenheid van de grond der Xee: iiaar hjigeVoegt loordt een gedenkwaardige gefchiedeniBfe/’^t hoyenherhaalde hebefttgende.
Vtr
• ’k^^j^Al hier ter defer plaatfe invoegeneen gefchiedeniffe, welke ten tij de van Ko-^ning Frederic in Sicilien gebeurt is,nbsp;Waar door, die dingen die tot noch toe van denbsp;^^^ffenheid van den grond der Zee gefegt zijn,nbsp;yS^eBigt worden. Daar is doe ter tijd in Sici-geweeB fekeren ©/ffyéer die geweldig be-naani was Claas j die fy om dat
hy fo fnedig fwemmen kon, gemenelijk Fefce- jbyna vier ofvyf dagen op Zee bleef, met raau-
we
cola, dat is^ Claas Vis noemden.Defe van jongs op aan de Zee gewent ^ en uitBekend wel kon-hende fwemmen, wiert hy daer toe alleen gehouden omOeBers enCorallen en meer diergelijke dingen van de grond der Zee te halen,nbsp;welke hy dan verkocht, envanhetgekregenenbsp;geld, fijn felven onderhielt. En op ditnbsp;was hy fo verflingert, dat hy, als die tijd begon.
-ocr page 155-Ill nbsp;nbsp;nbsp;De onder-aardse Wereld; Cai'. XV. we vi/Tcben lijn leven onderlioudende, te mets; vry wat vermoeit was, wierdt hy door een tref-fwomhyoverenwederovernaCalabrien, het felijk ontbijten een genomen llaapjen na den ampt van Briefdrager waarnemende : menjeten, foo vry wat verquikt zijnde, voor den Ko-fegt van hem dathy de Liparitaanfe Eilanden [ ning gebracht; en men fegt dat hy van alles,nbsp;meer alseens met fwemmen aan gedaan heeft, j het geenehy op de^röWbevonden hadde, ge-Hy is ook al te mets van de Galeijen gevonden vraagt zijnde, den Koning in defer voegen ant-in her midden van den Boefem, van de onftui- woorde. my van den ¦ Duik nooit uwe bevelen zoude hebben gehoorfaamt, swemmer, ann mer. fijn vingeren en toonen feker kraakbenig vlees niet hebbe konnen doorboren, waarom ik my dis. dingen vertelt hadde; en nu foo fchoon een ge- j noemt, die aan de wanden van de klippen han legentheid gekregen hebbende nam hy voor gende,door hare wijds en fijdsverfpreide fchai-om de innerlijke gefteltheid van defen Draai- ren my een groote fchrik aanjaagden; van wel-ftroom eens te onderfoeken, achtende dat het jkeikker een gefien hebbe, foo men op fijn lyfnbsp;door niemand beter als door defen Claas konde! fiet, grootcr als een menfeh; foo op de fchairennbsp;gefchieden. Claas dan kreeg ordre om na de | die waren foo lang als een ftok van tien voeten jnbsp;grond te duiken; en nademaal hy foo eenigfins met welke indien fy my geklemt hadden, foonbsp;regens den laft des Konings, onder voorwend- zouden zy my fekerlijk enkel maar met mynbsp;fel van het merkelijke gevaar darter in ftak, en daar tulTchen te nijpen om hals gebracht heb- mige en door Storm ontftelde Zee,recht regens over Calabrien,het varende volk in den eerflennbsp;opflag van gedachten zijnde dat het feker mon-fter was; maar van fommige bekent zijndenbsp;wierdt hy in de Galleije genomen. Gevraagtnbsp;zijnde waarhy heenging ineen ^^-É-die doornbsp;foo veele llormen ontftelt wiert ? antwoor-de hy dat hy ( na wat ftad komt my niet tenbsp;binnen) brieven bragr, die in een leere fak gefloten om niet nat te worden , en met een tounbsp;ter degen om fijn lyf valt gemaakt waren; eindelijk na lang gehoudene praat en eengoeton-bijten,de Scheepluiden goeden dag gelegt heb-muardwgnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hy wederom te water. En verhalen van de» daar en boven darde genoemde omdat Ta'^Dak ^^dldinhetw^^er was foodanig fijn natuurnbsp;«/quot;swetof en temperament verandert heeft, dathy beternbsp;een Zeerob dan een menfeh geleek; tulTchen even als de Ganfen hebben om te fwemmen, aangroejende, en fijnnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;foo uitgefet zijndcj dat fyluchts genoeg bevattedeomeengehee-len dag fijn adem te konnen halen. De Koning dan fich op eenen fekeren tijd te Meffmen onthoudende, en gedenkende datnbsp;hem van defen ‘Duiker of Swemmer te metsnbsp;wonderlijke dingen vertelt waren, was geweldig verlangenden nieufgierigomdefenmantenbsp;fien, en gaflaft dat men hem voor hem zoudenbsp;brengen, welk eindelijk, na dat hy lang op Zeenbsp;en ’tiand gefocht was, gefchiede. De Koningnbsp;hadde gehoortdat men hem van de nature vannbsp;' Charyb. de naby gelegene * Draaiftroom wonderlijke niemand dan hem bekent was, een weinig fcheen te fchoorvoeten : heeft de Koning omnbsp;Claas des te williger te maken een goudenenbsp;Schotel daar in doen werpen,belovende dar dienbsp;voor hem zoude zijn, indien hy defelve wederom koft vinden. Claas happig na het geld, ennbsp;het beding aan nemende wierp fich aanftontsnbsp;plomp verloren in den Draaiftroom en trok nanbsp;éie grond, daar hy by n'k drie vierende el uur snbsp;bleef, de Koning en al de oniftaanders met verlangen wachtende wat darter af komen zoude;nbsp;Claas eindelijk kom tuit den dief ft en grond vannbsp;den Draaiftroom wederom boven, en de fcho-tel tot teken van triomph, in fijn handen houdende en te mets eens opgojende, wierdt hy tenbsp;hoof gebracht; en dewijle door den arbeiti al |
woorde. Aldergenadigfte Koning, het belaft hebt, heb ik volvoert; en ’tis feker dat ik duiker gt;f by aldien ik te vooren hadde geweten, het gee-£„ ne ik bevonden hebbe, ja felf al gaaft gy my de man de»^'nbsp;helft van u Koningrijke; ’k hebbe eennbsp;reukeloosheid begaan, terwijl ik meinde dat de»nbsp;het reukeloosheid was, des Konings bevel niet‘^quot;^®quot;‘nbsp;te gehoorfamen. En de Koning na de redennbsp;van die reukeloosheid vragende, gaf hy totnbsp;antwoord ; Weet o Koning datterwf’r dingennbsp;zijn, die defe plaats, ’k fal niet feggen voor duikers die mijns gelijken zijn, maar voor de vijfennbsp;felf ontoegangelijk, al te vreefelijk rhaken : Eer ft de drift ofkrachtvaneen wweruitde alderdiepfte Draaiftromen der Zee opwellende , die een menfeh, hoe fterk en krachtig hynbsp;ook is, naulijks wederftaan kan, welken ik ook door andere omwegen na de diepte hebbe moeren begeven. Ten tweeden de veelheid der kliffen die men foo hier en daar ontmoet, welkers gronden ik naulijks fonder openbaar gevaar van mijn lyf en affchraping van mijn velnbsp;hebbe konnen bekomen.Ten derden de draai oiverfchn^J^*'nbsp;fwelgkuilen, of Ae barningen der onder aarnbsp;wateren, die met een grote drift uit de binnen- len ma»nbsp;fte ingewanden der klippen hervoorkomen, ennbsp;welkers tegenftrydige vloejingen de draai ofnbsp;fwelgkuilen foo verfchrikkelijk maakt, datfenbsp;door vreefe alleen een menfeh die licht ver-fchrikt is konnenontfielen. ^envierdenj denbsp;menigte van groote viflen die men Tolyfi ben. Ook onthouden haar in de naby gelegene kloven der Steenrotfen grouwelijke groote vif-fen, die fy Honden noemen, gemenelijk Tefcenbsp;Cane, en hebben drie reijen tanden in de mond,nbsp;van lichaam omtrent fo groot en fo fwaar alseennbsp;Dolphijn, van welkers wreedheid niemant vrynbsp;zijn kan; want die fy ecus met de tanden gevatnbsp;hebben, beeldt u vry in dat het m« die men-fchen gedaan is; door dien geen mellen, nochnbsp;degens foo groot noch foo fcherp een punt konnen hebben, welke de fcherptc acztamenyznnbsp;dele Zeemonfters in’taanftukkenliiijdenvan alles niet te boven gaan. Defe dingen foo op ordre gefegt hebbende,is hem gevraagt, op wat wijfc hy de ingeworfenenbsp;Schotelhadde konnen vinden.? hygaf tot |
n.boek, VAN HET WERKSTUK DES AARDKLOOTS.
tot antwoord , dat den A^'Z’ö^é’/doorde gewei- j verfcheidenheid des tijds in het oppervlak die dige vloed eji wedervlocd der wateren niet j beroeringen of ontftelteniflen te weeg brengt,nbsp;recht neder was gefonken, maar dat hy bevon- j hoedanige de Zeeluiden met groot gevaar vannbsp;den hadde datfe door de drift van ’t water heen hare Schepen ondervindennbsp;en weder gedreven wierd by na op diewijfe
als hyfeide dathy heen en weder tuflehen de holte van een klij) gedreven w^as; welke Schotel in dien hy op de grond was geraakt, datternbsp;dan voor hem de alderminfte hoope niet zoudenbsp;ge wee ft hebben om den fel ven in foo groot eennbsp;opwellinge der barningen en drift der draaikuilen te vinden : want dat de fwelgkuilennbsp;door wTlke het onderaardfe water nu word in-geflokt, dan weder uitgefpogen, met foo grootnbsp;een beroeringe gedreven worden, datter geennbsp;kracht zy, die defelve wederftaan kan. Datnbsp;daar by komt, dat de Zee in die plaats foo diepnbsp;is, dat fy de oogen van een menfeh by na foonbsp;blind als mollen maken. Verder noch van denbsp;vioeT” inwendigenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;deferJiraat ondervraagt
i gaf hy tot antwoord, dat hy geheel en 'eren* al met ontallijke Steenklippen belet w^s, uitnbsp;welker wortelen de vloed en! wedervloed der
Verders wderdtheni gevraagt, ofhy’thert wel hadde om noth eens den grond van defennbsp;te befoeken : ATe^i^feidhy. Eindelijk echter door een Beurs met Goud voornbsp;de tweede maal overredet zijnde ; met eennbsp;daar by gedane Schotel van groote waardye innbsp;den 'Tgt;raaiJlroom geworpen, en door de boofenbsp;begeerte tot geld verrukt, heeft hy fich andermaal in den vreefelijken Waalftroom geworpen ; Maar hy is nooit w^ederoni voor den dagnbsp;gekomen, mogelijk door de kracht van denbsp;Draaiftromen binnen de hooien der Bergen vervoert, of door de viftèn,daar hy fo voor gevreeftnbsp;hadde verflonden zijnde.
Het heeft my goed gedacht defe gefchiedë-nijfe gelijk die in de Koninglijke Aéfens be-fchreven is, van den Secretaris der Archiven my mede gedeelt, hier by te ftellen, op dat denbsp;B)raaifireeken der Zeen des te klaarder zoude
onderaardfe tuflehen loopende wateren na de [blijken
Het XVI. Hooftstuk.
^*’ Xvi. nbsp;nbsp;nbsp;Ls ik nu een gcruimen tijd de beroerde
andert, en datfoohetTm^mTe byna Eiland in een Eiland verkeert is. Maar dewijlewy innbsp;Zrt. Magnetic a defe onfe tocht of reis befchre-ven hebben, heb ik alleen goed gedacht hiernbsp;ter plaatfe by te brengen, dingen die aanmer-
Haat en gelegentheid van defen Sicili--^aanfe firaattn door eigen bevindinge gemerkt, en by de Hifiorie-Schryvers gelefen
hadde, en te lelver tijd wederom mitalienko- nbsp;nbsp;nbsp;daumcL—
mende by Pharus drie dagen lang, na de be-j kens waardig, en van ons daar ter plaatfe over-quaamheid van de tijd wachtede, op dat ik my j geflagen waren.
foo fchoon een gelegentheid om de Straat te i quot;Drie dingen dan had ik met de grootfte onderfoeken, niet ontgaan zoude laten, heb ik | naarftigheid te onderfoeken, welker vremdenbsp;my, na dat ik Zeeluiden gebuurt hadde die net-1 uitwerkingen wy lefen dat de grootfte Philo*-te kennis van de plaats hadden, in de Straat: fophen veel moejelijkheid hebben gebaart in ’tnbsp;begeven, voorfien zijnde van een grooten hoop; aaiiwijfen van derfelver rechte reden. Het eer-draaden dietotdepeilingedienftig waren ; en ! fte is geweeft de Stroom van de Scylla. Hetnbsp;wel eerft heb ik bevonden dat de breette van de | tweede die van de Charybdis. Het derde de on-A^r^^ï^daar hyop lijnengfte is,tullchendenlt;gt;£’-en verfcheidene overhandfe bewe-wrvanyr’/jr^/i'tot Pharus toe eii’t Hooft van ginge van de Straat. Welker oorlake als ik,nbsp;CalabrieUj welk het Hooft van Scylla genoemt; 100 ik hoope, fal aangewefen hebben, foo zal iknbsp;Wordt, öp fijn Landmeters gemeten zijnde,! warelijk cfat hebben gedaan, welk in alle tij-was 2783 Landmeterlijke fchreden. Dit ge-1 den van alle Philofophen enkelijk is begeert ge-en de boot recht over gefteken zijnde re-j weeft.
1% sic[. gelrecht van Bharo tot aan nbsp;nbsp;nbsp;gefetde hooft S Eerft dan heb ik met de grootfte naarftigheid
heb ik gedurig met het uitwerpen van het diep- j onderfocht de ten eenemaal verfcheidene /00-ioot de diejgten der Zee gepcilt; op {ommigQ f en detftromende nbsp;nbsp;nbsp;, rechte, bochtige, ftry-
kanderen ftotende. Daar en boven heb ik die ganfche Zeekufl tuilchen de Scylla en Charyb~nbsp;dis by na vijf mijlen lang feerbarnende gevonden, met geen dieploot te peilen en vreefelijknbsp;door de Draaiftroomen; alwaar detegenftry-ftigenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;geweldige drajingen maken, danA'^^^^^»'''»
eens de ftraat fchielijk wijkende , dan eens de Zee met haar bovenlte gedeelten tc rug*straat,nbsp;fpringende met geweld en gekraak der tegennbsp;malkandere ftotende oaren, veroorfaken fy eennbsp;wijde opening en geweldige fwelgkuil ; doornbsp;welke ovcrvlocjingen de Schepen en al wat ^
plaatfen heb grond op 3 o dan eens op 5'o,6o, dige, en als door een gedurige worftelinge malen dan weder op 100, te mets op xoo voeten^ ^ nbsp;nbsp;nbsp;J., TN ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1.
“WC VY WAVI. v 0.11. WiW X llj' nbsp;nbsp;nbsp;VIWAW I V» VHVV v » tnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ui VV lt;1L
aigefcheurde engte of hals, tot een Straat ver-1 datter in komt op eenen wonderlijken wijfe Ï-Deel. 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Pnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;door
gevonden, opfommige plaatfenalseenigeaf-gebrokene Steenklippen. Maar onder anderen het is wonder om feggen, heb ik bemerkt dat denbsp;ganfche grond en het klippig pad van de breette als een Brug is van Calabrien na Sicilien des-ftlfs wederfijdfe einden in den afgront verdwy-tiende, die my geen onduiftere tekenen ver-^t:haften dat Sicilien eertijds door defe klippigenbsp;Calabrien vallis geweeft:, en dat vannbsp;Onheugelijke tijden af, of door de Aardbevinge,nbsp;of door het geweld van de Thyrrenife Zee defe
-ocr page 157-DE ONDER-AARDSE WERELD, Cap XVI Joor de drajiiigcn en tegenftrydigc nbsp;nbsp;nbsp;der Z^e^en daarna geeft fy dïe weder orn door het inwendige geweld van die bewegende j of^ en de golven kletfén tot aan de Sterren. geeften ingeflokt, rot inde binnenfte fchuil-j Van welke verllindinge der verborgene na-lioeken van den Draaiftroom getrokken , en | ture de gedenk-fchtiften van alle Hijiorie-daii aan den Taiirominitaanfen Oever, niet al-1 Schryvers en Toeten vol zijn, hoe wel met on-leen na het getuigenenilTe van Sallnflim en jtallijke beufeliiigen, welke in dien iemand be-Strabo , maar ook volgens de ondervindinge \gcQ,x\g\stca\cmCluvernslib. x.SkiLnbsp;van de Taurominen wederom op-gefmeten Antïq.fol.6^. Wy fijn niet van meininge iets worden En defe woefte en onftuimige flormen fpe-len niet altijd (gelijk my in de tijd van een Maand, my met voordacht tenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ophou dende is bekent geworden) even woeft een rol, maar dan wel aldermeeft, wanneer de winden,nbsp;ten deelen uit de lonife, ten deeien uit de Thyr-^ ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_ renife Zje door Itrydige vloeden de keelen van 'i pende wateren beweegt wordt. Wanneer fy die nauwe Zee ontftellen en gaande maken; j ontfteld wordt door de vloedj is delTelfs ge-op de andere tijden, al fchijnt ny van bovenen | weid foo groot, dat een fchip welk fich daar opnbsp;Uil en bedaart, foo houdt hy echter niet op van j begeeft fonder eenige hoope van behoudenis,nbsp;Ejn inwendige quade en oproerige parten te i tegens de wanden der Bergen aanftotendenbsp;DetiToom fpeclen; maar hy fchikt fijne vloeijingen foo na | aan de Schipbreuk wordt overgegeven ; dienbsp;'vlïLtlnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;walTen of afgaan van de Maan j dat felf de i echter een weinig bedaart, als de llroom haar Schippers die van jongs op AQ^tStraathtxz- dQoxdiC ebbe nahetOofterfe gedeelte van de ren hebben, de wyfe der looygt;en op het eerfte i Straat gedreven heeft; maar ten zy men fichnbsp;geficht der Mane voorfeggen; en als de Maan | voorfichtelijk tegens het gevaar voorfie, en denbsp;met wolken betrokken is, uit de vloed der loo-1 tijden van de vloed niet tijdelijk waergenomennbsp;fen deflelfs ftand in den Hemel weten : alle j worden , gebeurt het te mets , dat fy uit denbsp;welke dingen van my te gelijke met de grootfte j drajingen van de in de wielingen van denbsp;nieufgierigheid en verwonderinge foo bevonden zijn. Waarom defe Straat eertijds foo vermaard door Schipbreuken, nu foo gemakkelijknbsp;bevaren wordt als eenige andere, en dat doornbsp;de ervarentheid van defe Schippers ; die haarnbsp;fchepeii door verfcheidene omwegen fondernbsp;eenig gevaar fodanig weten te voeren, dat fy denbsp;ftiydige loof en mydende den naaften, die aan-llonds recht gaat, aandoen, totdat fy eindelijk komen daar fy wefen willen. Maar indien fom-! Scylla niet altijd fijne toornen los laat, maar op De kracht II4 quot;atgmge uan dtnbsp;Maan. migc het geleide defer Schipperen verachtende , onbedachtfaam in de jiraat komen, foo Rellen fy haar foo feker als iets fekers zijn kan,nbsp;gelijk fy de verborgene redenen der lof en nietnbsp;weten, alfoo ook in openbaar gevaar van Schip-breuke, ten zyfyaanftondsdoordebehulpfa-me hand der roejers van het gevaar verioflnbsp;worden. Te MefTina is een huis voor de leerlingen °P hooge plaats Re.nbsp;in hefspe- Icgcn , uitwclkedc langte van at Jtraat i\c\\nbsp;dIrsSinnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;geficht op doetquot;; uit dit huis heb ik te mets niet ifonder verwonderinge gemerkt, dat felf groote, ja Laft-fchepen, met al de feilen bynbsp;gefet, veel uuren lang foo gefammelt hebben,nbsp;als offe met yfere nagels vafl gefpijkert waren-, welke echter aanflonds de lof en verandert en door de ervarentheid der Stiermannennbsp;te boven gekomen zijnde haren begonnen loopnbsp;vervolgden. Maar op dat wy tot onfe voorgeftelde flofïè wederkeeren. In de eerfte plaatie na de keelennbsp;van de straat, komt ons voor die vermaardenbsp;Scyllaj waar van Virgilius: Tgt;e rechter fjde befet de Scylla, de linker de onverJoende Charybdis ^ txxjlokt met een draainbsp;de woejle baren in het binnenfte van den af- |
vremds aan te trekken, maar alleen dat by te brengen het geen wy doornbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ondervindinge bevonden hebben. De Scyüa dan legt by het hooft, welk voor defen Genys wierdt genoemt,nbsp;nu noemen wy het ’t ScylUifCj, gemenelijk Sci-glio : welkers nature defe is, dat fy door een scyiia.nbsp;geweldige ontroeringe der gins en weder io- Charybdis vallen, en het gevaar, welk fy ontvloden zijn, dan eerft gewaar worden, en daarom feer wel op haarpaft het volgende. Hy valt in de kuilen van de Charibdis ^ die de Scylla wil ontvlieden. En wederom anders Hy raakt in de Scylla die de Charybdis wil ontwyken. Ik hebbe gefegt dat die woejlbeid van de fekere wajingen der winden, gelijk naderhand zal getoont worden. Op dat dan foodanig eennbsp;overhandfe ftroom van foo wonderbaar eennbsp;door een natuur-kundige redenkavelingenbsp;befchreven worde, foo feg ik eerft j dat de Scyl-Zoniet anders is als een onder aar dfe draai ofnbsp;Jwelg-kuyl door verborgene wegen tot aan denbsp;Thyrrenifej of eenige andre Zee vervolgt wordende i hoe nu die vloed en ébbe der waterennbsp;gebeurt, moet verklaart worden. Het is bevonden, en van my met de grootfte naarftigheid, als ook van de Schippers onder-focht, dat in den Cujatifen inham by het Vati-caanfe hooft binnen een hollen inham, en allenbsp;dagen, en meeft; dan als (kt wind Ooft waaitj,nbsp;en voornamelijk, wanneer de Scylla vloeit ^ bynbsp;na altijd tekenen gefien worden van ctxxgevDel-digof wellende Zfe ; maar als kt Scylla ebt t\\nbsp;ktwmdoaktnaYonkOoftblaaft dat dan ooknbsp;de Zee als tot fekere drajingen en wielingennbsp;beweegt wordt. Welke dingengelijk die doornbsp;de dagelijkfe ervarentheid blijken, alfoo too-nenfynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hcwloed van cle Scyüa als met de vinger aan. Merk dan dat en de Thyrrenife Zee en de Siciliaanfe of iiefvioelt;inbsp;Scyüife Straat door een tweederlei bewegingenbsp;gedreven wordt; de eene door den aanvloed van den |
AARDKLOOTS. II5 van de Maan j gelijkerwijs te fijner tijd 2al ge-fegt worden, afliangt, alfoo duurt fy ook doornbsp;een vaft gefette en altijd blyvende vloed en her-vloed tweemaaldaags en des nachts. Denbsp;tweede beweginge van de binnenfte Zee wordtnbsp;aan de winden toegefchrcven, en aanfpoelin-ge der wateren door de wind aan de onder wegen leggende landftreeken gedreven zijnde;nbsp;welke gelijk die wel in hare narure ongeftadignbsp;is, alfoo gebeurt hy ook niet als op een onfekercnbsp;1 onbepaalde tijd.
en
IL BOEK , Van het werkstuk des
Cap, XVI. den Oceaan door den hals van de Golfo di Gaë-ta^ waar door de Zee van binnen door de groo-te macht van water geperft, fijne forcen aan alle de andere boefems en Straten die hem ontmoeten mede deelt : vyaar van den boefem dernbsp;Zee en voornamelijk defe onfe Straat een feernbsp;grooten aangroei krijgt maar als de Zee her-vloeid of ebt foo neemt onfe ftraat in het ebbennbsp;in die evenmatigheid weder af, in welke denbsp;binnenfte Zee in fijne boefems en ftraten gewaden was, welk afnemen ook een natrekkin-ge genoemt wordt, en defe beweginge gelijk die
Svr^iaf^~
cricj
CofurAisi
'O?
^ahvla-
'freti SicukjChcayilis et Scyttee, aUorumqiUnbsp;^gbam-raüanes ej^U’
cans .
Defe dingen voor af geftelt zijnde laat ons nu van de Scylla fpreken. Door een gedurigenbsp;ondervindinge weet men dat fy alle dagen harenbsp;•vloed en ebbe heeft, die op defe wijfe toe gegaan : den Oceaan, door een verborge krachtnbsp;van de aandringende Maan j fichtuftchenofnbsp;binnen de Middelandfe Zee door de Straat vannbsp;Gaéta inboefemende , en die ganfche langtenbsp;der Zee fchielijk van het Weften na het Ooftennbsp;verbreidende, en door de drift of kracht vannbsp;den Oceaan geraakt, wordt aan den recht te-gens hem over leggende boefem van Cujatiumnbsp;A, door de groote fwaarte van het Water, alsnbsp;door een gemaakt heyr, aangeftoten. En na-demaal de Zee in defen boefem, fijnen mond B,nbsp;in de grond offijde der binnenfte Zee van dennbsp;onderaardfe doorgang C B, daar ter plaatfe vannbsp;naturen heeft, foo gebeurt het dat de engtensnbsp;van den boefem door de groote fwaarte van hetnbsp;Water gedrukt zijnde, gelegentheid foeken omnbsp;Weg te loopen, en foo door t genoemde Canaal,nbsp;^Is ook door dc Scylla, haar felven een doortocht maken; waarom de Scylla door de fwaartenbsp;Van de aaneenvolgende wateren gedrukt fijndenbsp;de vloed Ooftwaarts na de Charybdis D ftiert;nbsp;maar als den Oceaan wederom vloeit of ebt, ennbsp;I. Deel |
foo defwaarten der wateren van de binnenftö Zee metfich fleept, foo neemt het wijkendenbsp;water uit denCujatifen boefem de plaats wedernbsp;om in van de vloed van de Scylla door een ftrij-dige beweginge fich binnen fijne gewoonelijkenbsp;fwelgkuil onder de Scyllaife verbergendetnbsp;en defe is de oorfaak van de altijd durende beweginge van de daagfe vloed en hervloed vannbsp;óit Scylla : waarom de Schippers op denbsp;lettende dooreen onmiflelijk teken de vannbsp;de vloed en hervloed weten ; en defe bewegitigenbsp;van de Scyllais lbo veel te fachter, als het afwijken en toenemen der Zee van den Oceaannbsp;beftendiger is, maar als de Wefte winden denbsp;Zee geweldig ontftelt hebben , dan verwektnbsp;ook het tochtgat van de Scylla in den Cujatifennbsp;boefem door de Storm der golven beroert zijnde, in den uitgang van de Scylla die onweders,nbsp;welke de Schippers met groot gevaar van haarnbsp;felven dik wils ondervinden; want defelve Tyr-renife Zee dan beroert zijnde , niet alleen doornbsp;verborgene toegangen, maar ook in het openbaar door EF, de keelen dernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ingehoe- femt zijnde , maakt, terwijl fy geweldiger aan den gekromden oever van de Straat wordt aannbsp;gefpoelt, en door de ontmoetende blafingennbsp;P Xnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;des |
iió nbsp;nbsp;nbsp;De onder-aardse wereld, Cap.xvi. des Ooftenwitids van de overfijde door fijnen i te werpen. Na de oorfaak dan van defe faak bogtigen loop daar ook tot drajinge aangefet wort gevraagt en onderfochr.nbsp;zijnde, als door een open veldllag met de vloed ’k Weet wel, dat vecie fuik een ongewonenbsp;vanded’^^^diefchrikkelijke drajingenenbe-! uitwerkinge op de Jirijdige ftroomen van denbsp;wegingen. Welke worftelinge der nature ioo Jf raat óiitrmVMindtrtn te gen komennbsp;langc duurt, foo lang als men bevonden heeft j kers ontmoetinge de opgehoopte wateren omnbsp;dat de raferye dernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;duren. Maar als de j hoog geworpen worden, gelijk in fommige v7ikhuiT' Welle en Oolle wind Uil , en de Zee door i Zeen gebeurt, gelegt hebben. Maar is dat foo; lt;if»Schee drajingeii enllormen nochontllelt is, terwijl j waarom is^zndLW^dzmgQe.nopweUingevandenbsp;penat/cr |.|y fjiet eeii groote macht van water hQ- \Zee altijt op een en defelve plaats'^ Waaromnbsp;fwaart fijnde in de fchuilhoeken van de SepUa: niet in feker ander oort van de Straatquot;^ terwijlenbsp;begeeft; fiet dan lleept hy met fich, al wat dat- * dc Zee de winden malkanderen tegen zïjnde opnbsp;ter door de llroom van den Loop in gebracht is, ’ alle plaatfe foodanig een opfettinge van Water en het felve door een onmijdelijke ontvluch tinge aan de klippen flotende, doet het foo een droevige en dodelijke fchipbreuk lyden; op datnbsp;ook daar uit blijke, waarom als de Straat beroert , fulke groote gevaren den Schipluidennbsp;nakende zijn. Dat is feker, dat dicht by het ScyUteife hol een grond is die ik bevonden heb- verfcheidene bewxgingen beroert en gedreven, be dat met geen dieploot is te peilen; de oor Ja- in de hoogte even als een Pilaar, met groot ge-ke van welke faak ik geacht hebbe dat men niet i vaar der fchepen opgefet word. En het is doornbsp;foo feer aan den afgrond, als aan de geweldige | een gedurige ondervindinge bekent in de Fran-flroom des waters het dieploot te gelijke met j ce Zee ; recht tegens over de vande rie-fichflepende moet toefchrijven , het gene ook! viere denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, welke zy gemenelijk de w-ederomlluitinge van het dieploot en Aq Lione noemen, een ondervindinge, warelijk gefetteafvvijkingenadeScyllatoemeer als ten foo veel re gevarelijker, ^hd^Suidewindhc-overvloed fcheen aan te wijfen. Hier hebt gyi viger en de llroom van de Rhofne fnelder is.nbsp;Lefer, èjs, reden van de Jiroomcn wederJiroom \ Waarom bid ik u volgen als dc opwellingen ophouden in defelve plaats aanllonts fwelg en draaikuilen^ mogelijk zult ge feggen, datnbsp;door de fwaarte van de opgehoopte Jakkendenbsp;wateren , dufdanige fvoelg of draaiktiilennbsp;voortkomen. Maar ook dat kaïiniet gefegt worden; terwijl de draaikuilen van de Charybdis foodanig van natuur zijn, dat alle dingen die in defelvenbsp;worden geworpen eindelijk eerll na veeleom-des havens^van de bultigeJlrand, doorwelke\^ti]xn^tn het Middelpunt nu bekomende, nanbsp;men na Rhegium vaart,) is gelegen aan het ge- de grond gelleept; en wederom in verre afgele-dcelte vande Meffinifehaven, \N^\kn2i.C2L\2i-\gene boejems eindelijk door een onderaardfe eenen ketel, gedurig opjied, dan eens fwelgkui-\ anders is als een groote draai of Jwelgftroom of het hooft hernat van de Scylla, welke indien niemand niet voor goed keurt, laat hy ons een beter aanwijfen,nbsp;welke wy beloven leer gaarne te willen onder-fchrijven, wy, die die dingen, welke wy doornbsp;een onwederfprekelijke ondervindinge gelecrcnbsp;hebben, hier open leggen en verklaren. Befchiy. Nu volgt dat wv de nature van de Charybdü tKlt. verklaren. De Cl larybdü ( welke niet andersnbsp;dis. ^ 2\i,eenopJlorpingevan de Zee isj 2Lmlt;SiQ(\]^Q brien fiet, niet verder als twintig fchreden welken ik ook tweemaal door de vernuftigheidnbsp;van mijn Stierman, en by gelegentheid van eennbsp;bequamen tijd ben doorgevaren; welkers nature is, dat fy dan eens, als vuirr geworpen onder len als door nbsp;nbsp;nbsp;beweegt maakt, welke voor de Zeeluiden mo veel te gevareiijker zijn, als opjiedingen haar in des te minder gevaarnbsp;flellen; door dienge onverbindertdoordei^-Jiedende ‘Draaijiroom, maar niet als hy doornbsp;fwelgkuilenhc\\Qtgx. wordt, doorvaart. Doornbsp;een lange ondervindinge der Schipperen is gc-mttnterde merkt, dat de Chafybdts dan meeji opweidt^nbsp;Wanneer de wind uit Syrophesnicien V, gemee-veida‘7 nelijk Scirocco de Zuidooftelijke namelijk,doornbsp;dc ftraat blaaft; die echter na de gemeene wetnbsp;van deftroom enwederllroom des Straatsdannbsp;van weder uitwerpinge j dan van infwelgingenbsp;geenduiftere tekenen geeft ; echter dan, gelijk wy gefegt hebben meeft, als de Zuidoojie-lyke wind waait, en wel met foo groot een on-iluimigheid des waters, datfe de ftroomen dernbsp;w’ateren in gedaante van een Tilaar fchijiit op |
kan veroorfaken, gelijk ook in de Zeen die omtrent groote moncien der rievieren gelege zijn, gebeurt, alwaar door de blafingen der winden,nbsp;de llrcom der rieviere doende Itilllaan die beroerde en onllelde worflelinge veroorfaaktnbsp;word, waar door de macht van het water, door uitwerpinge uitgebraakt worden. Dc nature dan gebruikt andere werktuigen om fulke gweig 4nbsp;vreemde uitwerkingen uit te voeren;W'elke din- Ov33gt;-gen op dat fy mochten verklaart worden, wildenbsp;ik weldatgeonthieldtdatdefe Charybdts niet afgrond, door welke door de blinde ingewanden der Aardej als door groote en wijde gooten desnbsp;Aardrijks, die opwellende macht van water opnbsp;eene Jekerentyd wederom wordt uitgebraakt inbsp;en de oorfaak van de wederuitbrakinge ophoudende, is het nootfakelijk dat het wegwijkendenbsp;water als door eenfekere trekkinge wederomnbsp;wordt ingefwolgen, op welke injwelginge Stxnbsp;wateren nootfakelijk een Draatjiroom volgt;nbsp;en dat gefchied op defe wijfe: Het is feker, en by na door een dagelijkfe on- oorf»»^^ dervindinge en in de Straat, en innbsp;Eilandtoegeftemt, dat Siciliengeheelholis, en rybdis.nbsp;dat de Zeen door verborgene en onderaardfenbsp;buifen dooreen overhandfe mededelinge vannbsp;water met malkanderen gemeenfehap hebben. Gelijk wy dan getoont hebben dar het in de (iroom van de Scyüa gefchied, op defelve wijfe ful- ^ |
ILBoek, van het Werkstuk des aardkloots. 117 CAP.xvi.fuIIenwY te defer plaatfetoonen dat dea^O'^-l noch gefien wordt daar van is de oorfaakde ^Afiincgt;m;??e«rokofvventeIt.De‘Z)r^^ii/«v!gelegendieid of gefteltlieid van de plaats en Charybdts heeft fonder twijffel door eenigen j ifwelgkuil , welke niet recht op en neder, maar mderaardfen doorean. NM, in de Oofterfe i door een fchumfenoffcheeven loop de waterennbsp;Zeeeldersf,jnenuitsang,hetfydefelve,gelijkluitbraaltt, anders doet de Sial,a,«fe. Hier^_o,*tnanbsp;fommise meinen, en dat wel uit de dingen die komt by , dat de verborgene builen uit dennbsp;in de Charyhdk gegooit zijn^en naderhand hier | r^tna afgebtacht, met de ter van de Charyh- k.ii.» derhalven opfwelt wanneer de winden uit het'ook het bovenferhaalde onderfoek \znClaas Oofterfe geweft voort barften, gebeurt het dat j Vis blijkt, is devan dciejiraat ten eene-de beroerde Zee door de grootfte laft van v ater I maal klippig, en door gwotegedurige Jlroomen ^ nbsp;nbsp;nbsp;------ - I • r. f ' nbsp;nbsp;nbsp;1 - ' 1 •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’ jende winden j de golven nu op een plaats wijkende dan eens op een andere aanfpoelende,nu IS, gebeurt her ook, dat de macht van de opge- / eens alle te gelijk famen lopende, door welkenbsp;fettede wateren recht om hoog gaat, en foo fich i de Straat als die tijd daar is op het aldermeeftenbsp;na de gedaante van eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;het oppervlak | raaft enontfteltis. En datnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hol, en met sidiien k Maar als de nbsp;nbsp;nbsp;wind I onrallijke buifen doorboort is, blijkt hier uit/'^quot;’^quot;^* ophoudt , aanftonrs ook de macht van water, | meeft, omdatdcc.y^^«^door het ganfche Alwaar mede de Charybdis belaft w'ierdt, fakken- j land fijne verfpreide btiijen heeft, en eerft w^el de, en loo fich binnen haren fwelgkuil verfchui-1 na de Liparitaanje Eilanden •, ioo dat dennbsp;lende door de buts M.N, door w’elke het geweld sMEtna fijne gewonelijke opw^erpingen onder- worpen ziincïe, ook de Strongylasp\s door fe ker medegevoelen of overeenftemminge, op de-felve tijd ook de fijne heelt : en dat ook denbsp;waarom de wateren door de fwelgkuil wegwh- fwavelachtigeopwaftmingen en vochtighedennbsp;kendej nootfakelijk een Draaiftroom moet ver-. door hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verfpreidt, dan ook foo veel te oorfaakt w'orden. Waar uit blijkt, datde Airi-1 krachtiger hare werkingen doen : welk met liaanje Charybdis D, dan opweldt,'dls de Taor- zoude gefchieden, ten ly datter door de on er-minije P, door Draaiftroomen bew eegt de Zee aardje gemeenjehap van het vuur toegang totnbsp;ifijwelgtj en dat in het tegendeel de Siciliaanje defelve was. Maar hoe de kooien, die het vuurnbsp;Char^dudaxi'DraaiJlromenva'iaSx, wanneer jwerm,, van de kooien die het Water voeren, weder op gekonTeii^zijn, by Taormina zy :want Lucanus gewaagt van denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van Taor mina lib. 4. Vliedende de onmydelyke ongelukken van de Taorminife Charybdis. 'E.nlib. 14. T)e Taorminen fien de Charybdts van haar jiad. Welke dingen niet van de Charybdis vande Siciliaanfe Straat, maar vande Charybdis vannbsp;di^laats, of die aan de Ooftfijde vanSicilien isnbsp;tuuchen de hoofden Pachynus en Lilybaeusnbsp;moeten verftaan worden. Want men heeft gemerkt, dat dan, als de Zuidoojiewind waaiY denbsp;Charybdis zijne raferf e oeflent. A’s de Zeenbsp;geperft, fich met een groote drift binnen denbsp;genoemde openingok doorgang inftort, endoornbsp;den eenen baar den anderen voortftouwcnde,nbsp;en door de wederomftuitinge der klippigenbsp;ftranden de macht van het water verfwaren-de, eindelijk door de ^Draaikuil vandeCo^-rybdü met fuik een kracht en geweld ontloft,nbsp;kj die wineLvii^QSïde gewaar worden;nbsp;aai kuil dewijle die ( gelijk de bovennbsp;genoemde Claas Vis door ondervindinge ge-Icert zijnde, verhaalt heeft) tullchen de diep-tens vande rondom leggende klippen geplaaftnbsp;der ftroomen was uitgekomen, aan de Zee daarnbsp;fy uit voortgekomen was, wederom gelevertnbsp;zijnde , raakt fy wederom aan het bedaren ^'Taor. P''yibdi5] H i,}quot;aaaie. d^aorminije doos opwellingen beweegt wwt; ®n dus dry venfe door een overhandfe verwufte-lende wet der beurten een onderlinge gemeen-fchap van haar verborgene voorneminge. Maarnbsp;doTaorminiJe Charybdiskoo niet gevoelt |
overeenkomen, die mervuurige geeften be-fwangert, en daar uittocht foekende de See rybais. door Schrikkelijke Stormen beroeren. En datnbsp;ook de Charybdis dooreen dagehjkfeJiroomnbsp;foo ietwes fchijnt op te wellen en te Jakken, datnbsp;mein ik dat men aan de vloed en wcdervloednbsp;van de ftraat moet toefchrijven, by na op defel-ve wijfe als wy boven van de Scylla geleert hebben. Want gelijk ’t wajden van de Zee gedruktnbsp;door de Maan, de opweüinge van de Charybdisnbsp;veroorfaakt, alfoo ook deflèlfs Jakken j ’r wedernbsp;infwelgen van de Charybdis. Verders is noch overig, dat wy de veelderleye lopen van defe ftraat verklaren. Want gelijk nietnbsp;alleen my door een e) gen ondervindinge, maarnbsp;die door de verbórgene fwelgkuilen komen,beweegt : welkeJiroomen nu nergens anders vannbsp;daan konnen komen, als door onder aardje bui-Jen, en uit verfcheidene Zeen ^ welke rondsomnbsp;het Eiland lopen, en uit den lt;:_/Etna afgebrachtnbsp;zijnde. Dewijle dan de rondom loopende ZJenbsp;noit fonder ontftekinge van winden is,foo heeltnbsp;ook altijd defe Jiraat, nu in dit en dan weder mnbsp;een ander gedeelte fijne overhandfe jiroomen nanbsp;de eelegentheid van de nu fusen dan foo wa-onderfcheiden woorden, zal een weinig hier nanbsp;breder verklaart worden. En dit zijn de faken,nbsp;welke ik meindedatvande^r^zz^vanSicilietinbsp;moften gefegt worden. |
Hef
-ocr page 161-grondfiag en het uiterfte einde van de gefcha-pene nature zijn zoude, in welken als in den Ichoot en eerfte lijdende beginfel alle de anderenbsp;lichamen van den Hemel wereld, hare zadennbsp;en de uitwerkingen van hare krachten zouden
mik»
wordt een ftout ftuk der Nature voorgeftelt, om welk te verklaren niet als een ftout beftaannbsp;des verftands vereifcht wordt. Defe verbor-gentheid dan zullen wy foo niet met een ftoutnbsp;beftaan, ten minften met foo een als de fwak-heid van ons verftand toe laat, wat nader on-
ftorten; warelijk foofcheen die uit ftjnfelven en uit fijne nature rufie te vereiftchen, fondernbsp;eenige plaats veranderinge onderworpen tenbsp;T)oor wat 2ijn : want Op defe wijfe befwangert zijnde,nbsp;fy des te bequamer onder de krachtennbsp;in het mii- yan tondom lopende fterren, en vermenginge
d,n hangt. nbsp;nbsp;nbsp;fadelijke opfichten gefchikt.Nu kan ver- ] derfoeken en open leggen.
ders met recht gevraagt worden ; op wat wijfiej,! Men moet dan weten, dat de GROOTE eil of door wat krachtnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;grote-vaflheid\h\JSIYS^ GOD , door de onuitfprekelijke
der onbewegelykheidfkzznS^ gehouden wort.?i fchikkinge van fijne voorfienigheid, de Hemel-of door een onmiftelijke of onophoudelijke ^lt;2-lichamen in het vloeibare EJitfpanfel van lance van eigen fiwaarheid in gewicht gehou-; de ^V€reld tot de onbewegelijke Aarde foo ge-den wordende ? dan of fy door een daar toe ge- i ordineert heeft ; dat gelijk die alle en ieder in
het byfonder gedurig van het Oofien na het fVefien ^ door een onverfiettelyke wet haare be-weginge binnen de tijd van een naturelijke dagnbsp;rondom de Aarde af doen: alfoo onderhoudennbsp;ook alle de byfondere klooten, of Sterre lichamen defe wet,dat alle de byfondere Herhelfchenbsp;lichamen, rondom de Aarde, niet door een verwarde drajinge, maar de vafiigheid of gefta-^nbsp;digheid der beweginge fouden gedraajt ofge-wenrelt worden, op dat de Afpunten van allenbsp;de byfondere klooten of Sterre lichamen, metnbsp;d’ Vjpitnten der Aarde met een volkomene be-quaammakinge zouden over-eenkomen. Wel-ke verborgentheiddéhedenfdaagfe fchrander- „quot;((che ü-heid der naau onderfoekende menfehen ons chamennbsp;ontdekt heeft; want wyfien, dat alle de He-tVnbsp;melfche lichamen, de Son j Maan, en andere emkomt’^^^nbsp;Sterren foo bequaam gemaakt of toegefteltnbsp;zijn, dat watvoor kringen en Afpunten van den m»t het a*'nbsp;Aardkloot ons ook inbeelden ; defelvenbsp;alle en de byfondere klooten der Sterren uitgedrukt fien; alleen met dit tulTchen beyden komende onderficheid^ dat fy in de onbewegelijkenbsp;Aardej onbewegelijk ^ en in de Sterren rondomnbsp;haar eigen middelpunt beweegt wordendenbsp;wegelijk gevonden worden. Maar om defe dingen nader te befchouwen
ii8 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDEB.-AAROSE WERELD,
Cap.XVII.
HET XVII. HOOETSTUK.
Van het Seilftenige gcftel, of Van het geraamte des Aardrijks.
Elijk het werk der nature, een werk van Seilfieenige kracht of iets dat met de Seiljïeeni-¦ verftand is,foo kan het ook niet gefchie- ge kracht over-eenkomt ^ of een fekere wonder-den, dat alle dingen foo maar in ’t hon- Lyke over-eenftemminge of mede gevoelen der dert en op een gevaÜige wijfe faam geftremt Hemelfcher lichamenvolgens welke het fichnbsp;2ijn: ja dat meer is dat alle dingen in de grootfte {door een onophoudelyke ‘vafiigheid fchikt zy;nbsp;ordre, onderfcheidinge en fchikkinge der delen \ want foo wy defc kracht of defe o-ver-eenjtem-van den beginne zijn bedelt geweeft; kan dien | minge der ganfeher Natuure toeftonden, daarnbsp;alleen onbekent zijn, dien de wonderlijke fpee- j foude geen reden zijn,waarom Afpunten dernbsp;lingen der Goddelijker wijsheid in het Aardrijk | Aarde liever na dit, als na een andere gedeeltenbsp;met aandacht overweegt. De Goddelijke; van den Hemel fagen: nootfakelijkdanzaldernbsp;tótir’ïvoorfichtigheid dan heeft Ixamp;c Aardrijk in die j fekereinde Hemelfche lichamen zijn,nbsp;^artirijk. ordre en geftalte gefchikt, dat dewijie die de | met de Seilfieenige kracht daar het Aardryk
mede aangedaan wordt over-eenkomende j door welke het h\{\]nQvafiigheidtovS)amp;v;QQgth\y{tnbsp;ftaan. Nu dan word gevraagt, welke die krachtnbsp;' zy in den Wemó-gemeenfehap houdende _, na ofnbsp;tot welke de Aarde haar fchikt. Warelijk daar
dane kracht,als door een toom hetp in de mond geworpen door een onberoerde ftand vaftig-lieid, altijd nadefelve deelen der Wereld fiet.nbsp;De onnofelder oudheid heeft de onbewegelyk-heid alleen op het gewicht van deJSelfis nature-lifkefiwaarte geworpe. De nakomelingen doornbsp;ondervindinge van fake beter geleert,en de dingen hoger na gevorfcht hebbende,hebben by denbsp;fiwaarte de kracht om de Aarde door een fekere onverfettelijke vaftigheid in fijne plaatfe tenbsp;houden, daar toe gedaan ^ welke kracht fy eennbsp;Seilfieenige kracht noemen. Maar op dat ge-toont worde hoe alle defe dingen toegaan ennbsp;volbracht worden, heeft my goed gedacht denbsp;faak een weinig hooger op te halen. Ik vooron-derftelle dan eerft, dat ’t Aardryk van de Goddelijke voorfienigheid, gelijk bwen is gefegt,nbsp;foodanig geftelt is, dat het door een ingebore-ne en inwendige trek na de Hemelfche oorden,nbsp;als na de eindpalen van hare rufte gedrevennbsp;wordt. Maar nu dewijie geen ding door een in-vvendige trek tot iets anders gedreven wordt,nbsp;ten fy dat gene, waar toe het gedreven wordtnbsp;iets zy, hetgeenehemwelwil, en door wel-,nbsp;kers pedt het gekoeftert wordt; foo zoudenbsp;warelijk het AardrijkiotSt omleggende oorden der Wereld door foo een onverfettelijke ftantvaftigheid geenfints gedreven wor -den, ten zy een fekere voedende en weldoendenbsp;kracht t met de Hemelfche orden over-eenko-jnende in de Aarde was, het zy dan dat die een
even
D« gf
¦entheid
In de Sonne-kloot van de even nachtigeen^^„ft;/»«'^'
verfengde ftreek is een oord, door onuitfpreke-lijke hitte fiedende, met onfen evenmatige en verfengde fireek net over-eenkomende , en
een.
ILBOEK, VAN HET WERKSTUK DES AARDKLOOTS.
• V’enus,
P-XVI. even verre afftaandej de eenige queekfchoole Saturnus : van Viclko.inó.c Kloot van Jiipter'
der vlakken; welke dewijle diere gelijke met dit welaldermeefteenteekepis, dathy omliijnj^j.y53fuf‘' de Sonnelichamen rondom haar eigen Middel- ^ eigen Middelpunt beweegt zijnde, ftjne 'wind- nus, topUnbsp;punt gedraait, en net overeenkomende met /eA of banden, nu voor weinig tijdseerfi; doornbsp;onfe ilreek of oord door een ZuidwcEerlijke de verrekijkers gevonden, altijd e-ven'ivydig oi'nbsp;bewegingc gedreven worden, foo bevinden wy overeenkomende met de E/verMachtige be-ook aanflonds darde Stippen van de Sonne Af- fchrijft; waarlijk een fcer blijkelijk teken, datnbsp;punten met onfe flippen net overeenkomen, en de ganfclie klomp des Kloots, en door haarenbsp;dat deSonnefpii met die van de Aarde over-, Spil endoor den toeflel der overiger flrepen,nbsp;eenkomilig of cvenwydig is : en tot noch toe welke in defelve begrepen of bevat worden,nbsp;heeft men niet bevonden dat ’c Sonne lichaam geduriglijk en volftandiglijk met den Aard-ooit van foo groot een overeenflemminge met | kloot, hoewel de bewegingen eenigfmts verbet Aardrijk felf in het alderminfte is afgewe-' fcheiden zijn', na de gefeide over-eenkomflenbsp;iütgenomen eenfeer kleine gmtsc.i\sNcdct-'oinbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hellen. Dat het felve
heenen ik den Lefer wijfe. Dus fien wy dat de Sonne kloot door een onveranderlijke gelegent-heid of flant der deelen tot de Aardkloot toe-bereit of bequaam gemaakt wordt. Want indien
ftemminge of regelmate , ook van de Sterren gevoelt worden.
Maar dewijle wy van defe en diergelijke dingen wydluftig in Itenerar. Extatic. fol. xji.
hellende wijkinge des Spils ^ van de Aar dfe At Kloot van Saturmis gebeurt, toonen vcitt^sunen * Afpunten, om byfondere voorgeflelde einden als overvloedig de gefellen die rondomnbsp;der nature, welke wy in nojir.ltenerar.Ex-\\oo^ti\. En hetgeenewyvande‘Pii2;^/?^^;^ge-y|^,(,XTOgt;nbsp;tat. de Itiner.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verklaart hebben, waar I fegt hebben, moet volgens defelve ower-een-oftequaam
WX LZ nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;l- VV V/J-'-fc».. T V uxxi. Ax.a^j.wa.1. |nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;V» ^ \.VX WXinbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ftf^ /nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;l/tt-i-'tf'l-. J y • jU g
de Sonneklooc door een feker verwarde drajin- i gehandelt hebben, foo wijfe ik den Lefer der ge omgewentelt, de Afpunten,Spil en overeen-j waarts heenen ; en op dat de Nieufgierigenbsp;komende oorden met de Aarde veranderde, | Lefer mijne meininge des te beteyfien en begry-
’t is feker dat de overeenkomft van alle Aardfe en Hemelfche lichamen aanflonts de door ver-werringen der nature,zoude vernietigt worden.nbsp;'fiiinf'S Maar de Maankloot gelijk die nader by onsnbsp;is, alfoo toont hyons ook oogfienelijkerfijnenbsp;toebereidmge of bequaammakinge tot de aarde;nbsp;in welken foo ge eenige afhellinge en drajingenbsp;dquot;*Aar- uitfondert, foo wordt bevonden dat de ganfchenbsp;overeenkomft van de Spil der Afpunten ennbsp;kringen, volkomelijk met de Aarde over eennbsp;flaan; de ftant of gelegentheid van welke deelen hy door foo een volftandige wet onderhout, ^nbsp;dat om die reden de fcherpfienfte Sterrekundi- jnbsp;¦ ge, de Maanklootj niet anders als de Aardklootnbsp;met hare kringen, flippen, fpil, net met denbsp;Aardfe overeenkomende verdeelt hebben :nbsp;hierom hebben fy de vlakken, die in het mid-denfte oord van de plaats hebben, en denbsp;Evennachtige welke in de Kloot onder de byclenbsp;Afpunten onderfchikt worden, na de gelegent-lieid of ftand van den Afpil, nu de Suider Afnbsp;punten ^ dan de Noor der Afpmten genoemtnbsp;welke bequaammakinge of toebereidinge dernbsp;byfondere deelen, en de even gelijke afftandnbsp;van hare fpil tot de Aardfpil fy met foo grootnbsp;een wet der gelijkheid onderhou t, dat fy heïnbsp;fy dat de gedaantens van de verfchpningen dernbsp;mane veranderen, of den op en ondergang innbsp;haren kring, door hare beweginge ontfteit zijn^nbsp;nooit van de bequaammakinge of toepaffingenbsp;Van hare Spil rot den Aardfen Spilafwijkt;ooknbsp;is het te genen tijden gehoort dat de Afpuntigenbsp;deelen van den Kloot der hare plaatfennbsp;verandert hebbende, de oorden van de Evennachtige deelen, door een verwerde en onftel-de drajinge van hare beweginge gehouden of
ivenfoo ¦
*°tb,rei. Het felve moetmen van de KlootenwTm Ve~ Mercurim ^ feggen : het felve wil iknbsp;^‘“«taxgt;I^®°^datge gevoelt van (iie vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, Jupiter,
pe, fo voeg ik hier de volgende Figuur nevens.
Alle de Klootige lichamen der ÏVereld^zn houden altijd een volkomene Zuid-noordelfnbsp;ken flant, of een ftant uit het Suiden tot hetnbsp;Noorden, \ olgtns Sen ftant des. A ar dry ks-, ennbsp;dat defe flant of gelegentheid haar van naturennbsp;in gelegt is, leeren alle ftoffelyke Klooten, en dienbsp;uit het zy wat voor eenftofhetookzy op gemaakt zijn, welke foo gy op eene effene of vlakke plaats loopen laat, foo zultge fien, dat fy nietnbsp;verwerdelijk is door een fekere onftelde of beroerde drajinge, maar met hare Afpunten gedurig nadefèlve ',tw dat wel na de tegens haar over-heftelde oorden fiende,hare bevueginge afleggen.
Welk op dat her des te klaarder blijke, foo laat twee regens malkanderen over flaandenbsp;plaatfen het fy wat voor dat het ook fijn van eennbsp;Kloot, met eenige verwe getekent worden,nbsp;welken foo ge op defe wijfe met fijne flippennbsp;getekent zijnde, door den overeenkomendenbsp;Gefichteinderlijken Spil zult voortgerolt hebben, foo zultge fien datdeA/öö^ door een onverlette of onveranderde wet, altijd door eennbsp;ftand vanfijn Spilevenwydig of overeenkomende daarmede met èitnGeficht einder zal vervolgen.Dewijle dit dan in kloten anderfins van eennbsp;verfcheidene fchikkingCj van Spil, Afpunten ennbsp;ftreepen, gebeurt, hoe veel te meer fullen wynbsp;meinen dat defe fchikkinge der delen tot de Aarde in die foogreote lichamen der hE?reld zijn ?
Ik befluite dan eerftelyk dat alle de wereld- l'oe ehds-lijke lichamen fekere verborgene eigenfehap welke wy een rechtgeftrekte noemen, van na-ture in haar hebben, waar door fy met harennbsp;Spil van het Zuiden na het Noorden, gedurignbsp;worden uitgeftrekt, want op defe wijfe fullennbsp;fy beter omnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;iïihct geheel al te on
derhouden famen ftemmen, en omde Aarde om welkers wille fy gefchapen zijn door harenbsp;invloejende ftralen vruchtbaar te maken, haar
vol-
-ocr page 163-DE ONDER-AARDSE WERELD,
lgt;.?* i Pr volkomelijker fchikken; want dewijlefy rondom de onbewegelijke Aarde geduriglijk uit het Oojien na het JVeflen ge wentelt worden, foonbsp;fcheen fekerlijk door een fekere nootfakelijk-heid der nature vereifcht te worden, dat de Af-punten en Spillen der byfondere Hemelfchenbsp;Klooien j op gelijk een voet met de fchikkingenbsp;en gelegentneid van de Aardkloot volkomelijknbsp;2ouden over een komen. Want de bewegingennbsp;van de Hemelfche klooten zijn door de Goddelijke voorfienigheid alfoo geftelt, dat fy doornbsp;een volkomene fchikkinge van j[lant,en overeen der een andere Itellinge, malkanderen koeftc-ren, befieien, behouden. Want indien de ftant door een fekere onverfchillige en beroerde dra-jinge verandert wierde; foo zouden ook de/i-chamen, als eenen geweldigen ftant bekomennbsp;hebbende, van hare werkingen, waar door fynbsp;door een fekere overhandfe en naturelijke treknbsp;van invloejen malkanderen koefterden, aan-ftonts tot een ongewone en onbequame ftant,nbsp;te gelijke met den ondergang en laatfte ver-woeftinge der Wereld, afwijken. Want gelij-kerwijs de aarde foo die door de Goddelijkenbsp;voorfienigheid,de Afpunten na den Evennach-tigen ftreep gekeert zijnde verdraait wierde. |
foo zoude nootlakelijk uit {oogeweldig en qua-lijk paflende ftant de ganfeheordre der faken moeten verboren gaan, de wetten of rechtennbsp;der nature nu verandert of omgekeert zijnde;nbsp;ook foo van gelijken, loo eenige Hemelskloot,nbsp;het fy dat het de Son j oi Maane, of ee-ne uit de Elaneten j oi-vafte Sterren zy, hare Afpunten verandert zijnde , haare (lantnbsp;tot of na de Aarde ^ en andere rondom haarnbsp;leggende Klooten veranderden , het is feker,nbsp;dat uit foo ongevoegljk een ftantj de fchikkingenbsp;van \\cx.geheelj en over-eenftemminge met thenbsp;dingen , met welke fy gemeenfehap hebben,nbsp;ren eenemaal zoude vernietigt worden. Wantnbsp;dewijle het door de ondervindinge blijkt dat denbsp;W?reltlyke klooten rondom h22x'eigene ff Uiennbsp;^ewentelt of gekeert worden , foo pafte hetnbsp;naar fekerlijk geenfmts dat fy haare fpillennbsp;door een verwerde en ontftelde ordre foudennbsp;bellieren, maar de regel der ordre \o\gex-\% hetnbsp;eeuwige feggen van het eerfte goddelijke voorbeeld, door het geven van'een eeuwige wet,nbsp;vereifchte, dat de plaatfeti der ff Uien onveran-dert blyvende j haare bewegingen^rondom denbsp;Aarde door defe haar beftierende Auid-Hoor-derljke macht zouden bcfchryvcn. Ikbefluite ten tweeden, dat defe Zuid-noor-derlijke beftierende kracht een Seilftenige, en 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aan |
ILboek, VAN HET WERKSTUK DES AARDKLOOTS. XVn. aan alle lichamen der ïVereld gemeen is, haar' ginge door de Jcheve band des Sonne'-jvegs ge krafht cerftc beginfcleii der Wereld ingefcha- i rolt zijnde, met het verlichten van den gehee-in aUe' p^n, als foiidet uHke fy in de volkomene toebe- j len Kloot, de Honden van de vier Getyden, der liikhdjnbsp;van hzzrjlant, en tot de andere Ster-! Lente, des Somers, Herfts, Winters, vaft ge-ingifchfl^ ren , en voornamelijk tot de aarde gemaakt j Helt hebbende, de genereringen en voortbren-berddingenbsp;zijnde, niet fouden konnen bewaart of behou-! gingen der fakenfoude voortfetten; welk geen- fints zoude gebeuren, foo de aar de defe fteftie-rende Zuidnoordelyke kracht ontberende door een onlekre wankelinge gins en herwaarts helde. Van defeftant der aarde,cnjaarlijkfe bewe-ginge der Sonne dan hangt, en die ganfche ver-anderlikheid van ontelbare faken,tw de foo feernbsp;noodige beurtwiffelinge dernbsp;warmte en koude^ licht en dnifterniffe in ’t ganfche oppst'vlak van de Kloot; als fonder wei.kenbsp;fy niet beftaan foude konijen. Ten eenemaal opnbsp;dcfelve wijfe volgende den draad der overeen-ftemminge, zijn de overige Klooten van de wereldlijke lichamen door defe Ztiidnoorderlftkenbsp;bejlieringe van de natuur voorfien, op dat fy,nbsp;dewijl het gemengde lichamen zijn , en metnbsp;verfcheidene krachten befwangert na hare ver-fcheidene op en nedergang boven den Geficht-einder der Sonne, haar verfcheidentlijk zoudenbsp;aandocn, en nu W'at meerdere,dan wat minderenbsp;traffen van warmte in defelve voortbrengende, defelve uitwerkingen als in \\qx Aardryknbsp;zoude voortbrengen, met de behoudenijle dernbsp;Klooten overeenftemmende. Alle welke dingen inde Maankloot ft^x. klaar blijken. Wantnbsp;gelijk de Son in een Znidelijk oort geplaatftnbsp;zijnde, in een Noor der oort der aarde vermin-deringe der warmte toebrengt, alfoo ook in hetnbsp;NoorderoortvandeMaan-aardej en overigenbsp;Klooten ; en daarentegen in het Noorden geplaatft zijnde, in de felve een vermeer deringenbsp;van warmte te weeg brengt : wel foo, dat dienbsp;leidingen welke de aarde om de verfcheiden-heid der Climaten overkomen , ook gemeintnbsp;moeten worden felve, echter op hare wijfe, ennbsp;aan ieder der overige klooten, gelijk haren nood,nbsp;vereifcht, over te komen, op dat gelijk fy allenbsp;onder de heerfchappye van defelve naturenbsp;ftaan, alfoo ook het beginfelderbewegingecnnbsp;rufte aan allen^^é’;;^É’i;/ zoude zijn. De wonderlijke vereeniginge en overeenkom- ftant ös dn Aatde^ het fciieef aanficn of befthijnen der Sonne fes niet onaardig een Seilfteenig lichaam genoemt niaanden dag gekregen; op dat fy deveroor- kvort, en dcllelfs v er bint eniJJe^2.\\ Afpunt x.oi faak te warmte van IX uren onder de verfengde nbsp;nbsp;nbsp;...... ’ ftreek, met het ophouden der Sonne voor fes maanden boven den Gefichteinder wederomnbsp;zouden vergelden Ten tweeden, op dat de Son door fijne bewe- ^ om die niet hier ter plaatfe te vcrhalcn.daar v an EDeel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Qnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;d den worden ; x.ct'^ï^czz.n^c Hemelfe Kloot en bew^eegbaar door de ydele of ledige ruimtensnbsp;van ’t groote Uitfpanfel, niets lichters gew'eeftnbsp;is, als door een verwarde bejlieringe des S^ils,nbsp;nu na defe, nu na gene plaats van het Hemelsnbsp;pad te wenden, tenzy fy door defe macht totnbsp;feker bepaald opficht, als door eenen fekerennbsp;toom bedwongen, of van de verftandlijke be-weegfter onder defen ftant, volgens de wettennbsp;van den eerften oorfprong der nature voerge-fchreven beweegt waren geweeft. Eerste Gevolg. Hier uit blijkt het,waarom de aarde met fijne en Hequot;-' Afpimten fich door een onfehendelijke wet, nanbsp;kioo. den zuidnoordelijken ftant mede uitftrekt, welnbsp;om wat oerfaak, het zy deftellsnbsp;“quot;'¦aeün. Afpuntcu vaii haar naturelijke flippen ver [etnbsp;zwierden, die, te weten de Aarde , aanftonts aannbsp;haar eigene vrije keur overgelaten, dooreennbsp;naturelijke kracht na de ftant waar van fy afgerukt was , haar felven fovide toeberejden ofnbsp;fchikken: w^elk even fo van de Hemelfe Klootennbsp;moet gevoelt worden ; want onder defe ftantjnbsp;niet onder een andere koefteren, Herken, be-fielen fy malkander door overhandfe of wedcr-ftjdfe invloeden, enkel daar toe alleen ingefteltnbsp;en om haar felven, en hetgeheel al te behouden. Het Aar dry k danfchiktfichonder^^y?®nbsp;ftant na de Hemelfe lichamen, om dat die harenbsp;deelen te gelijke na den felvenftant mede uit-geftrekt hebben, foo dat noch het Aardrykjnbsp;noch de Hemelfe lichamen geen beteren ftant,nbsp;om de werken van de nature voorgefchreven tenbsp;volbrengen, konnen hebben : want onder defenbsp;wijfe, beter als fy zijn konnen, ftaan fy, op datnbsp;fy zijn, waar toe fy zijn. II. G E V o L G. uitroer. nbsp;nbsp;nbsp;Hict uit blijkt ook, waarom de natuur ge wilt heeft dat de Hemelfe K loot endoor Sefe Zuid-noordelijk beftierende macht, tot deny?^?;^/-des aardryks gelijkformig zouden zijn: op dat namelijk het Oppervlak des aardryks voor defenbsp;^uidnooderlijke uitfpanninge , warelijk doornbsp;eenen feer wijfen raad der nature, de warmtenbsp;der Sonne, Mane en Sterren met een groot on-derfcheid van voornemen ontfangen, en de ver-fchillende verwiflelingen der nachten en dagennbsp;bekomen. Want gelijk de gedurige evengelijkheid der dagen en nachten onder de verfèngdenbsp;ftreek door ftjnpaflodige of rechtop en nedernbsp;gaande invloed de grootfte warmte veroorzaakt , alfoo hebben de tegenvoetige landen uit |
I2I “ AVe i\è ^ nbsp;nbsp;nbsp;tPelks de fte der famcngehechte Hemftlfé lichamen door een fekre Seilftenige kracht die fy haar met hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de Aardrijk verkregen hebben, dan gefien heb- ICloorer. bende; laat ons nu te defer plaatfe verklarennbsp;welke die Seilfteenige kracht zy, en of die doornbsp;haar felven genoegfaam is , om foodanig eennbsp;klomp of fwaarte door haar kraert vaft te makennbsp;of te beveftigen. Ik feggedandat^^A^^^'^''^^nbsp;niet anders isnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;beftierende 2fnid- noorder lijke kracht,waar doorjy haarfelven en de andere lichamen en voornamelijk 't Aar dry knbsp;uit het Zuiden na ’t Noorden, door een onkreukbare wet uitftrekt door haar Spil; waarom het Afpimt klaarlijk leert;gclijk wy op ’t wijdlopig-fte, en door de menigte van verfcheidene fo ondervindingen als waarnemingen in Arte Magnet. l.x. ptig^'-i- getoont hebben, welke dingen. |
$1
-ocr page 165-toe wy hem ook henen wijfen. Dewijle dan ’c Aar dry k door defe kracht uit fijn felven rot alle llant onverfchillende 2y, ennbsp;dufdanig een onverfchillentheit vele onhelpe-lijke gebreken in de nature veroorfaken kan; fonbsp;hzdhctïokettbt’IItef^endekracht van nooden,nbsp;door welke het binnen de naturelijke palen dernbsp;nature bleef, welke wy een Seiljfenige noemen.nbsp;En op dat ’t aardrijk door fijn hellen en wankelen,niet alles in verwerringe foude brenge,had-de het als defen toom van nooden.En de hellingenbsp;en de ongeftadigheid van het wankelen hebbennbsp;by verloop van rijd, uit de verfcheidene inwendige overhooplegginge van ’t Aardfe lichaam.,nbsp;door dikwils wederkomende overftroomingen,nbsp;watervloeden, aardbevingen, inllokkingevannbsp;eilanden en geheele Landfehappen, en diergelijke uitkomflen , van welke wonderflukkennbsp;degedenk-fchriften der Hiftorte-fchryvers volnbsp;zijn, konnen gebeuren ; door welke, nademaalnbsp;het Middelpunt der Swaarheid des Aardryksnbsp;wonderlijk ontlbelt, en van fijne naturelijkcnbsp;ftant verwrongen wordt, foo was warelijk defenbsp;kracht om altijd ’t aardrijk in ’t midden te houden , en van’t gevaar van alle hellinge en wan-keiinge te bevryden , meer als nootfakelijk.nbsp;Maar ge zult ie^s^ndzedeingeboornefwaar-heid van het lichaam der aarde dit heeft kon- konnen verhindert worden, en het dikwils foude gebeuren, dar het eene Afpunt na ’t Alpunt des Aardrijks gekcert zijnde, het andere gintsnbsp;en herwaarts te vergeefs foude dwalen; gelijknbsp;uit het gefeide blijkt. Op dat dan defe aldergrootfle niet overeen-komfte foude worden gefchouwt, molt aan het aardryk foodanig een hoedanigheid gegevennbsp;worden, die en verfcheidene eindpalen hebben,nbsp;en re gelijke over ’t geheel een gedeelde machtnbsp;van heerfchappye gebruiken foude; waar doornbsp;te weeg gebracht wierd, ddX een feker Afpuntnbsp;onophoudelijk, en nootfakelijk feker Afpuntnbsp;dat met hem overeen quam en overeen ftemde,nbsp;begeerde en beminde ; maar een ander als buiten de palen van fijn ban geftelt,lbo veel als hetnbsp;immers kon, vliedende, cn als met fijne naturenbsp;ftrydig en niet overeenkomende, gefettelijknbsp;ontweek. Dewijle dan ieder een fijn eigen hoknbsp;dat hy in heeft voor tracht te fiaan, foo gebeurtnbsp;het dat de ganfche hoedanigheid na verfcheidene deelen hellende, de ganfche Kloot by denbsp;Afpunten na beide de Afpimten hellende, hetnbsp;aardryk onwijkelijk in het midden va A hangt. Op defe wijfe dan befit’t aardryk in die fijne gefielde verbintenifle van Afpunt tot Afpuntnbsp;een Seilfteenige en drajende kracht, waar doornbsp;het fijn felven tot de Afpunten fchikt, en fo genen doen , foo datnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^r^ïctederbalven als te I fchikt zijnde, behoud ; en heeft de macht niet veel by het felve fchijnt gedaan te zijn. Dé Aarde ïk fcggc dan, dat de aarde met een tweeder-ü met een lei hoedanigheid van de nature voorfien is, die kTacfrw- tor dcrfelver behoudenis feer noodfakelijkwa-fien,met een rcii, namelijk met een fvaarheiden Seilfteeni-Sitenige. drajinge; ’t werk van de eerfie is, ’t aardryknbsp;Vaft in \Middelpimt,en van de tvteede,’t felve,nbsp;om de wankelinge te beletten, afpuntigrechtnbsp;te houden, welk wy een drajinge noemen, en isnbsp;niet anders als fekere bewegende kracht of hoedanigheid j door welke een byfondere Seilftenigenbsp;beweginge en rufte wordt veroorfaakt. Dewijle nu ’t aardryk na fijn mcefte gedeelte een^e-lykflachtig lichaain is, en van gelijke deelen,nbsp;voor foo veele deflelfs rotfieenige natuur aangaat , fo moft het felve ook nootfakelijk een en-hele en door’t ganfche lichaam gelijkelijk ver-fpreide hoedanigheid hebben. Daarenboven,nbsp;üewi le het aafdryk niet door een verwarde,nbsp;maar fekere enhc^^zzldcpantnii \Zuidennznbsp;’t Noorden moet geftrekt worden,foo pafie wa-reiijk aan ’t felve wel die hoedanigheid, die hernbsp;felve tot twee eindpalen fchikte of beweegde;nbsp;alfo dat de hoedanigheid anderfints enkel in denbsp;eindpalen echter, als door een gedeelde verfcheidene rechten gebruikte : en wie fiet niet dat dat feer wijffelijk van de natuurnbsp;D» plicht alfoobefielt is. Wantfo beide de aardfe Afpun-üeenfge^'*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Afpuiit gelijke kracht en kntcht. macht hadden, foo foude daar geen reden zijn, waarom by voorbeeld ’t Zuiderlijk Afpunt desnbsp;Aardrijks,liever onder \ Noorder,als ’t Zuider,nbsp;en wederom anders ’tNoorderlijke liever ondernbsp;het Zuider als Noordelijke onder fchikt wierd.nbsp;Het foude dan met het aardryk cjualijk zijn ge-fielt geweeft, dewijle deffelfs wankelinge door |
alleen om defe drai kracht in fich felven, maar ook in alle andere hem evenmatig en mede gelijk zijnde lichamen voort te brengen, foo fy in,nbsp;de reije van de Seilfeenige hoedanigheid ge-plaatftzijn. Daarenboven is bekent dat in^e-lykfachtige bejtanelykheden, de deelen niet alleen met ’tgcheel worden vergeleken,maar ooknbsp;t’eenemaal van ’t felve wefen en defelve natuurnbsp;zijn als her geheel is; foo dat de byfondere ei-genfehappen en toevallen met het geheel overeenkomende , ook nootfakelijk met de deelennbsp;overeen komen. Terwijledanded'«^ee«eennbsp;waar en gelijkflachtig deel van het gelijkflach-tige geheel is ; ja ook een rechte foon van hetnbsp;aardryk, uit bet ware en naturelijke zaad dernbsp;/?-«rlt;f^voortgekomen, meteen woord , t’eenemaal het aardrijk mede gelijk en recht gefchiktnbsp;zy; fo gebeurt het, dat hy ook aan de begeertennbsp;of pogingen van ’t geheel deel heeft, waar doornbsp;hy op den luchtwagen gevoerr,en met die Seil-ftenige uitflortinge der aarde hare krachten aannbsp;alle kanten verfpreidende foo als het behoortnbsp;aangedaan z ijnde, met fich na ’t geheel te voegen , ook felf die maniere en wijfe van ftant ennbsp;bevveginge, welke fijn vader de aarde heeft,nbsp;mede kieft, en de ontfange kracht van de aardenbsp;niet alleen in fich, maar in alle andere bequamenbsp;en overeenkomende lichamen uitftort. Gelijknbsp;dan ’t aar druk in de Afpunten der kVereld, alfo krachtc'*nbsp;ook word degt;/7ye^^^ «a ètc AJptmten^ttaar-^pnnbsp;de beftiert, om dat hy fo tot de aarde toevloeit,nbsp;en van de gedaante des gantfehen kloots fo ge-ftelt wordt, gelijk de geheele beftanelijkheidnbsp;der aarde vereifcht, om dat dan de geheele (iel-linge der aarde door een ordre na de Afpuntennbsp;geplaatft of gelegen is, daarom ookftemtdit des- |
II. BOEK , Van het Werkstuk des aardkloots. 123
^A.XVIi. ^Q^ItVisgelijkjlachtige deelo\Qtamp;Qn. met het geheel, daarom tracht fo begeerig om de krachten van fijn moeder in fich lelven uit te drukken.nbsp;Maar waarom niet alle de Metallen en anderenbsp;fware lichamen ^ niet alfoo gefchikt of gefteltnbsp;worden, daar van is de oorfaak, om dat fy geennbsp;eerft geboorene en rechte, en ware deelen dernbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2ijn, maar veranderde, en door fekere
x,a,'’®'j^^pbaftart ftoffen verdorvene. Wederom dewijle alle beftanelijkheid nootfakelijk tot fijn inwen-«««”nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;behoudenifle naturelijk en noodfa-
kelijk gedreven wordt; en het goed vandefen Seiljicen zy, fijns felfs fchikkinge of voegingenbsp;na de /?i«;?^enftellinge der Aar^e, of vanhernbsp;geheel waar van hy gedurig gekoeftert en onderhouden wordt; foo wordt hy nootfakelijknbsp;na de djpunten befliert om fijn inwendig goed,nbsp;en gemakkelijke onderhoudinge , op dat hynbsp;namelijk met fich na de fiant en flellinge der
den alle kruiden of uitbottende groente om hoog gedreven, omdat defederfelvery?^/V/‘is,nbsp;welke fy tot haren goede naturelijk begeeren,nbsp;daarom ook dan bemindt ^tSeilfieeudetw ge-fe iden fiantj om dat hy op die wijfe en niet anders gevoedet en onderhouden wordt. By al-dien hyniet itidie fiantvtéke^Q Aardeh^cïtnbsp;gevonden wierdt, foo zoude hy fonder fijnenbsp;naturelijke neiginge bly ven. Op dat dan de nature door defe ftrydigheid niet eenig geweldnbsp;zoude lyden, foo fchikt fy haar door de dra-jinge naden fiant van dennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dus wordt
de Seilfieen door die fijne ingewortelde kracht en wefentlijke uitwerkinge geftelt of gericht nanbsp;de Afpunten van den Kloot der Aarde om denbsp;overeenftemminge der kf ireldj en overeen-komfte van de volkomene en gelykfiachtigenbsp;deelen tot het geheel, en onderlinge overeen-komfte van de voörnaamfte krachten in defel
Aarde tefchikken ofte voegen, van defelve vetotaanhoudinge, flellinge, befiieringe, en geholpen en verfterkt worde. Door defe reden j eenheid : foo dat vvy het verft afgelegene be-ook worden de lichte dingen om hoog, en ^^^ginfel van defe ^fé-m^^ftellen te zijn,de formenbsp;fware na beneden altpd gedreven, als in de of het wefen felf van den Seilfieen, maar denbsp;plaats, in welke fy makkelijk met het gehee-, naafte en onmiddelijke , die tweederhandfènbsp;Ie beftaan, hierom ftremmen haar de deelennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;welke na de tegengeftelde deelen
des waters tot droppelen, op dat fy door del hellende, het lichaam m.ttnfiant methet ge-vereenigingc en tegens de vyandige verdro-' heel overeenkomende tracht te bewegen. Waar gingen befchermende, te gemakkelijker be-1uit ook blijkt, dat defe drajingeoifirekkingenbsp;ftaan , en met de ganfche Hooftflotte, door: niet door een feker uiterlijk werkende dat den
een in haar fijnde kracht een krings gewij fe oppervlakte begeerende, volkomehjker gelijk gemaakt worden. Om defe oorfake wor-
Seilfieen verandert, maar door het innerlijke beginfel en de eigen forme gefchiedt, welk welnbsp;moet aangemerkt worden.
•Xviii,
fijn felven voortbracht ; foo zoude noch het geheel noch de deelen konnen befiaan^ nochnbsp;tot de vereeniginge van het geheel famen
Aar fijn fommige Thilofophenj dewelke jmeinen, dat het Aardryk alleen voornbsp;foo veel als deflèlfs uiterlijke oppervlakte aangaat omelükdachtia is ? creenfir
iini
'S.(n he.
aangaat ongelijkfiachtig is; geenfmts voor foo veel aangaat de inwendige en weldenbsp;diepere ingewanden der Aarde, alwaar fy mei-nen dat die fuivere Hooftfioffe der Aardenbsp;fchuilt,maar gelijk alle die flach van menfchen,nbsp;van alle ondervindinge der dingen ontbloot,nbsp;alleen met befchouwingen die van alle ftoffènbsp;afgetrokken zijn opgehouden worden, fo moetnbsp;niemand, die de verborgene wonderwerkennbsp;der nature inniger kent twijffelen, dat fy ooknbsp;tot ontallijke en dat wel ongerijmde mifllagennbsp;vallen.
Men moetderhalvenweten ,datde^.3:r^5^ Wereld j daarom felf, om dat fy de Naam vannbsp;de Wereld draagt, nootfakelijk veranderingenbsp;onderworpen is; niet anders als de groote^nnbsp;kleine Wereld j welken de Griekennbsp;mus en Microcofmus noemen. Want daar isnbsp;voor het Wefen van de WereldyttX gelegen,nbsp;om de vercieringe en het nutte van het geheel al, en om de oneindige Wijsheid desnbsp;Scheppers te vertoonen, van een ontalhjke ver-ftheidenheid der dingen voorfientezijn. In-oien dan de Wereld2\.txjS een en het felven innbsp;I. Deel.
fpannen , maar defe ganfche famenfpannin ge beftaatniet als door Acverfeheidenheiddetnbsp;dingen j en in de wonderlijke wetten van over-eenkomfie enverfchillinge der naturelijke dingen van de nature voorgefchreven, waar doornbsp;het eene terwijl het het geene hem felf goed is,nbsp;beforcht, ook aanftonts het gene hem fchade-lijk en verderffelijk is, door een naturelijkenbsp;trek, met alle kracht van fich afweert; enter-wijle alle dingen door openbare banden van on-eenigheid envriendfehap worden faam gebonden , wordt het geheel al te famen met fijnenbsp;deelen in een volkomen eenigheid en feer volmaakte overeenfiemminge mx.gelijketnongelfnbsp;faam geftelt, gelijk wyf;? Mufurgianbsp;getoont hebben, behouden.
Men moet het dan daar voor houden dat het nbsp;nbsp;nbsp;Aard-
Aardrijk tot een overeenkomHe van dtgroote-re Wtreld faam geftelt, geenfmts door een fe- gUijkflTcL ktxc gelykfiacbtige felfHandigheid,nbsp;gemeene flechthoofden van Philofophen mei-^'X”nbsp;nen, faam geftremt is, maar fy heeft een alfadigheid van ontelbare dingen haar van het begin der Yoortbrengingc ingcfchapen, om dienbsp;Xnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ver-
i
-ocr page 167-ri;
114
C. XVIII. verfcheidenheid der dingen voort te brengen, j lijke gellacht van eeuwigheid een wconftede
welke wy door de dagelijkfe ondervindinge j Verordinerende, welk uit de flip der eeuwig
gen,
helft
geleert zijnde niet fonder verwonderinge aan- jheid in de volheid des rijdsisvoorrgekomen,^*^^^^^'^^
fchouwen. Wantdaarzijn, gelijk wy in onfe/-tenerar. Extatic. getoont hebben, foo veele verfcheidene krachten der dingen in de befla-nelijkheden van den Aardkloot ingefchapen,nbsp;alffer in de groote Wereld verfcheidene krachten en eigenfehappen der hemelfcher lichamennbsp;en Sterren zijn; welke alle de uitgevinge harernbsp;krachten of mrniddelyk gelijk de benedenBenbsp;Sterren j of door behulp van anderen tufïchennbsp;beide zijnde, gelijk de bovenfte, op de aardenbsp;uitflorten.
nodumg Maar opdatwy ons voorgeftelde oogmerk 'tgeraumH een weinig nader komen. Het geraamte of op-der Aarde p^gl des Aatdojks , heen fekere Seiljieenige ennbsp;Steenachtige famenbtndtnge van Afpmt totnbsp;Afpimt j welk men echter houden moer, datnbsp;geenjints van een geljjkjlachtige nature ts jt-ven gelijk een fuivere Seiljieen, maardaaren-enboven behalven de Seiljieenige veefels be-flaat het uit een ontelbare vermenginge van lichamen j die met een Jèer verfcheidene naturenbsp;voorfien zijn. Daar zijn in fommige plaatfennbsp;metallige en minerale lichamen, maar niet vannbsp;eenerlet foort, maar door een groote voorfie-nigheid hier en daar foo verdeelt, dat gelijknbsp;Geen een land alle dingen draagt.,nbsp;virfcheide- het in de eene plaats Goud, in d’andere Silver,nbsp;nepiaatfen fommige Yfcr cnKoper, in fommige Loot,nbsp;vlruhiide- Tin of Quikfilver voortbrengt. Alfoo gevennbsp;we dingen fommige dcelcii van het Aardrok verfcheidenenbsp;ko{lelijkenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ andere verfcheidene foor-
ten van kriiiden^flanten enfpeceryen y andere verfcheidene foorten van marmorfieenen , andere brengen verfcheidene foorten van dieren,nbsp;en wel fulke die haar eigen zijn, voort: alle welke dingen uit het verjeheidene temperamentnbsp;van de aardfe gedeeltens haaren oorfprongnbsp;krygen. In de Kloot der aarde zijn ontelbarenbsp;aderen van feer verfcheidene faken door hetnbsp;ganfche lichaam des Aardrykss^A^xhèx, vannbsp;welke fommige een aardig en kleiachtig wefen,nbsp;fommige een potaardig of puimlleenig, anderenbsp;een wefen dat vol van mpnfappen^ anderen eennbsp;Onderaard- dat ynnflofen fandhQ^amp;t is, voortbrengen. Watnbsp;J^Aderen ^al ik feggen van Scverfcheidenheidderfelf-VdfeheTde. ftandigheden, welke uit Ac grond der Zee gQ-neflack kaalt, haat aan het geficht vertoonen ? Ikdur-ve heiliglijk feggen, dat men naaulijks weinigenbsp;mijlen weegs gaan kan,in welke wy niet en fiennbsp;dat het aardrijk hier met gene, gints wederomnbsp;met andere eigenfehappen van aardfe gedeel-tensbefet is. Maar dewijle wy alle defe dingen voor de volgende verhandelingen bewaartnbsp;hebben , hebben wy onnodig geacht om onsnbsp;voor tegenwoordig hier in langer op te houden.nbsp;Maar of defe alfadigheid der dingen, en die foonbsp;groote verfcheidenheid van het eerHebeginfelnbsp;aller dingen met het aardrük isgefchapen, dannbsp;of die by verloop ‘van tyd door defe kracht dernbsp;Sonne en Sterren befet ofbefieltügeweeA, isnbsp;overig dat wy noch verklaren.
De Goddelijke Wijsheid voor het menfehe-
den
m hut
heeft de felve met foo groot een Konftwerxk, daar geflelt, dat al het gene welk in Ac ganfche Aardrijknbsp;W?reld raar en uitnemende is^ al wat krachtennbsp;en eigenfehappen in de Hemelfche Klooten., dienbsp;fonder getal zijn, in zijn, tot dit aardrijk fchij-nen afgebracht te zijn. Want dewijle ’t aardrijknbsp;in verfcheidene luchtstreken onderhouden, eennbsp;verfcheiden aan fien rot de Son, Maan en Ster-m/zoude hebben; foo volgde noodfakelijk uitnbsp;defe foo veelderlei opficht en aanficht der ,0e-melfcher lichamen, het Zy ge op de huishou-dinge van de mijnfloffige, of groejelijke en gevoelende nature fiet, cengroote en ongelooffe-lijke verfcheidenheid en veelheid Act dingen jnbsp;want het verfcheidene aanfienyzti de Kloot dernbsp;Sonne, Mane en Sterren, door de verfcheidenenbsp;en overhandfe invloejingen der overige klotennbsp;befwangert, nu na defe flreek der aarde be-fliert, dan van defelve afwijkende nufeherp,nbsp;dan verflompt zijnde, wat, feg ik, vermocht dienbsp;op dc öörr/e niet ? Daar komt by, datdegant-iz\\.c klomp uan het aar dry k j nutevooren, nanbsp;dat de nootfakelijkheid van ieder landflreeknbsp;\ctciic\\X.cfiaden\i-aiAAc, die metdenfelven^e-fiebapen:, efl ieder fake eigen waren, w^elke doornbsp;de kracht van de handbiedende voarmte be-fielt, tot een voorrfertinge van ontelbare dingen zijn uitgeborflen.
Dat nu de faden der dingen met het aardryk mede gefchapen zijn j wert opentlijk in het heilige Boek decScheppingegeiegt, cap.i.ii. Ennbsp;hy fèide _, de aarde geve uit groen en faaddra-gend kruid j en vruchtdragend hout, gevendenbsp;vrucht nafifiien aard, welker faad in haar fel-ven zy boven de aarde; en het gefchiede foo.
De alfadigheid dan, of de fadige vermenginge Al/adig-aller dingen, is met de aarde icgelykgefchapen geweefl. Maar nademaal defe alfadigheidnbsp;noch niet in volle kracht tot fijne werkingenbsp;wierd gebracht voor de affeheidinge der wateren j en ontdekkinge Van het frooge ^ maar eennbsp;kracht uit der hoogte van nooden hadde, doornbsp;welkers invloeden fy behouden zijnde, de fadennbsp;der dingen tot fpruiten , bladeren, bloemen,nbsp;en vruchten fouden uitfetten: hierom heeft hetnbsp;Boek Act Scheppinge daar aanflonts de voort-brenginge der Sonne, Mane en Sterren doennbsp;volgen, volgens welker invloeden en verlichtende heerlijke werkingen hy de aarde alfoonbsp;heeft gefchikt, dat daar uit na een fekere ge-fleltheid der tijden en landflreken een onmis-folijke uitwerkinge Act groejende dingen foude
volgen ; en foo heeft het eerfle werkelijke begin , faam gevoegt met het lijdende, door de behulpfame hand Gods , doe eerftde voortfet-tinge van de geheele groejende natuure achter-volgt.
God dan heeft door fijne onuitlprekelijke Wijsheid eerfl na het vereifch van ieder land,nbsp;faden die bequaam waren om verfcheidenenbsp;foorten x^tv planten voort te brengen met hetnbsp;lichaam des aardryks te gelijk mede voorr-
gebracht,
1:.
wefen zullen worden.
en
fcheidene nature è,tt dieren cngroejendektxxi den; welke dingen foo bewaaragtigt worden,nbsp;darter nauliks een landfehap zy, welk niet ietsnbsp;’t gene van een ander, ’t fy in natuur of hoedanigheden verfchillende voortbrengt; alle welke dingen uitAc eerfiefade lijke menginge'wdAtnbsp;mede de Aardfe Wereld is befet gewcelt harennbsp;oorfprong hebben, die van den opperften Bou-meefter foo tot de tijd, plaatfen Hemel toebereidt of bequaam gemaakt zijn geweeft , datnbsp;noodfakelijk die ongeloofelijke verfcheiden-heid der voortgebrachte dingen, waar overnbsp;wy ons verwonderen, daar uit heeft moetennbsp;voortlpruiten.
En de Mynftoffen, gelijk die uit de onmldde- Mi’inflofE-n l^ke faden van de beginfelen der naturenbsp;hooftftoffen, door Aoganfche Klomjt -van het en in allenbsp;Aar dry k verfpreidt zijn voortgekomen ;nbsp;hebben fy ook een onverfchillende ftant of ge - ‘morden.nbsp;legentheid gekregen; hier door gefchiedt her,nbsp;dat fy, terwijl fy aan geen luchtftreek gebonden zijn, alle volkeren daar gemeen recht roenbsp;hebbende, door hare gelukkige inkomften allenbsp;landfehappen heteene meer’t andere min gelukkig maken.
Verders is daar noch eene fwarigheidte verklaren, en die is, het geene volgt: Indien het Aardryk door foo groot een verfcheidenheidnbsp;der Aardfer deden beftaat, foo kan met rechtnbsp;gevraagt worden, we/Aenwaar terplaatfedenbsp;waaragtige en eigene, en gelykjlagtige hooft-fioffe der Aarde omwelkcfwarigheidopnbsp;teloflèn.
Vooronderftel ïkeerfl j darde Aardfe kelk-ftandigheid te deler plaatle op een nbsp;nbsp;nbsp;Hooft-
wijfe kan aangemerkt worden : eerft voor foo veel die eon fiiivere j en van alle droefagtignbsp;mengfel van feer vcrfcheidene dingen ganfehnbsp;reine felfftandigheid is. Ten tweeden, voornbsp;foo veele die voor een onfuivere Jèlfftandigheidnbsp;en door een toevloed van een ongelijkfagtigenbsp;ftojfe verfcheidentlijk aangefet,genomen wort.
Op de eerjie wijfe wordt een van de vier Hooft- tiet Sout ftofen van ons daar gefluit, envvyfeggendatnbsp;het niet anders is, als de Jeljjtandigheid des Aarde.nbsp;Souts, als een fekere fie Ie enforme des Aard-rijks, de vierde en laatfte hooft ftojfe aller din- chamen dèènbsp;gen ; want dat verfchaft aan alle de dingen van Wereld heb-de wereld de noodfakelijke ftrem, en brengtnbsp;een hard en vaft lichaam voort,endat bequaam offamento-is om re konnen beftaan; wel foo, darter geen^^^g^ quot;j.'*nbsp;mengfel in de geheele huishoudinge des Aardrijks gevonden wordt, welk niet van het Sout
gebracht, m^axè^zwinvloedderHemelfcherli- een Iierfclieppinge bekent gemaakt ofaange-chamen tot een levende engroejende Stele, tot een eeuwige voortfettinge der foorten, heeftnbsp;defelve naderhand by verloop van tijduitge-Eoren : want fonder warmte en licht j waren alle dingen flaauw,ja dood. Maar hoedanigenbsp;dus gelijkegeweeft, uit wat beginfelennbsp;fy faamgeftremt zijn, zal in het volgende ge-
-van öp gelijke wijfe heeft de Scheppnge nz de ''°°’^'^l^ï^enginge der Sonne, Maane, en Sterren,
Dief*” * onmiddelijk de voortbrenginge der watere en dieren daar aan gevocgt. Want doornbsp;de roepende ftemme Gods, zijn ten eencmaalnbsp;volgens de nature en eigenfehap der Wateren,
Rievicren en Zeen ^ vcrfcheidene foorten van fvvemniende dieren, en wel aan ieder plaats eigene, door de Aarde te voorfchijn gebracht, ennbsp;dat volmaakt in hare foort, v/elke naderhand denbsp;iwvloed der Hemelen mede werkende door denbsp;voortteelinge voortgefet zijnde, alle de deelennbsp;van het Aardrijk vervult hebben. Gelijker-wijs dan niet alle Zeen, defelve dieren, en defelve vilTen voortbrengen, maar na de natuurnbsp;en het temperament van de plaats daar het water is, verlcheidene in vcrfcheidene Rievieren,
heeften te weeg gebracht. Hierom
Meiren, Zeen; alfoo heeft fy ook ten JèJien dage op een gelijke wijfe cn ordre niet in alle gedeelte van het Aardrok, defelve voortbren-
heeft fy het Indife Land tot
ver-
’ waar uit de Oliphanten, Rhinocero-ten en andere ons onbekende dieren zouden ‘^'quot;¦geformeert worden; het AJïatife Landhttïtnbsp;Cameelen, Leeuwen, Tygers; AfricaYogé.-ftruifen, Draaken, Apen ; America allerleinbsp;flag van de andere verlchillende; Europa Paarden , Efels, Oflên, Schapen enz. alle met haarnbsp;temperament overeenkomende dierennbsp;fchaft.
nm
, waarom de Indife, Afiatife,
e Bee
ft,
Maar de onfuivere gcdeeltens vanhet^^ïr^-ryk, konnen geenfmts een hooftftoffo genoemt worden, maar zijn als een feker uitwerf fel estnbsp;uittrekfel j, welk de natuur infonderheid ge-Q_ 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bruikc
jende nature verftaan worden, gelijk te fijner plaatfe overvloediger door bybrenginge vannbsp;dingen daar toe behoorende zal worden bewe-kn ; alwaar ook andere einden van foo groot
Africaanfe en Americaanfe Beeflen foo qualijk aan den Europifen Hemel wennen, en daar-entegens de Eurofife aan de andere gedeel-tens der Wereld; om dat fy een vremek luchtnbsp;en die met haare natuitte geenfmts overeenkomt gebruiken; en om dat den Vaderlykennbsp;bodem, uit welken fy haren oorfprong hebbennbsp;gehadt, haar alleen, en wel doet dyen en tiernbsp;hebben, en haar voedfel verfchaft dat met harenbsp;natuur overeenkonTt j van welk foo fy ontfetnbsp;of afgetrokken worden, foo fterven fy, als vannbsp;haren Vaderlyken bodem verbannen j terwijlnbsp;fy die onovereenkomende, en vreemde ftreeknbsp;des Hemels en luchrs niet verdragen konnen,nbsp;foo vervallen fy aanftonts; of foo fy te met innbsp;het leven bly ven, foo veraarden fy echter vannbsp;baar naturelijk temperament fodanig,dat fy ten . het wefen van fijne vasligheidkrijgt; alle wel-cenemaal een andere forme e» aartaaniiemen. |ke dingen wy door Chymife of fmeltkonftigenbsp;En al wat van de dieren gefegt is, dat moet ook : ondervindingen in het vervolg, foo God wil,nbsp;9P defelve wijfe tfzn Aq voortfettinge dergroe- zullen bewijfen.
-ocr page 169-Ca.XVIII. bmikc om de grof en dikheid der aardfer licha- j mengde aldermeeft nootfakelijk zijn, op een men te maken. En nademaal dufdanige idt- jwijfe die deje hooftftoffe eigen is , de anderenbsp;werpel^ke deelen des Aar dry ks niet foo volko- j hooftftojfen echter het hare daar toe doende
Haar ts geen fuivenbsp;re hüoft-ttofJ'e.
melyk en vaft met de hooftftoffen vereent worden; hierom doet haar ook nootfakelijk denbsp;lofmakinge van de eenheid der deelen te nietenbsp;gaan; maar hoe veel te meer fommige dingennbsp;vaHer aan de toevloed der hooft Aojfen veree-nigt worden, foo veel te meer nemen fy een nature aan van een onverderfelijke felfftandig-heid en die minder de ontdoeninge onderworpen is, gelijkin het blijkt. Ik hebbe boven gefegt, dat de fuivere felfftandigheidjwel-ke wy het Somgenoemt hebben, de ware en eigene aardfe hooft Hoffe maakt; niet dat de hooft-ftoffe des Souts foo fuiver zy,darter ganfeh nietnbsp;ongelijkflagtigs mede vermengt is; want opnbsp;defe wijfe wort daar in de nature der dingennbsp;geen fuivere hooftftofFe gevonden; de hooft-jioffe der Aarde dan is eigentlijk niet anders,nbsp;als de alder fuiverfle felfjiandigheid des Souts
toebrengt of verfchafr. Want in dit Sout fchuilt, mnderlijki niet anders als in het zaad en deflelfs aankle-vende kracht, 'kweet niet wat voor eenGod-de lijke Werkmeefter, die in ’t alderverborgen-lle deslichaams werkt fonder eenig werktuignbsp;enontilelteniffe, en brengt, werken tevoor-fchijn die aller verwonderinge waardig zijn,nbsp;ganfeh vol van een ongeloofelijke verfcheiden-heid van feer ongelijke en verfchillende dingen , en alles uit een rouwe en onhebbelijkenbsp;aandoeninge van een ftofïèlijke felfftandig-heid, ten minften voor foo veel men fien ennbsp;merken kan, in welkegelijk daar in geen ongelijkheid is, alfoo doet fich ook geen ver-fcheidenheid aan de finnen op. '^olkcSoutenbsp;terwijl fy in alle plaatfen der Aarde,nbsp;ja in alle foorten der gemengde dingen gefcha-pen zijnen haar echter fchuil houden, en niet
Souts.
Sout «
door het ganfche lichaam des Aardryks ver-1 als door de Stoffehey-kunde in het licht
le-
fpreidt j de beftatielykheid van alle de krachten welke in het Aardrijk uitblinken en dergemeng-derfaken ja ook derfelver oorfaak engrondfag.nbsp;Ook wil ik niet Leferdatgemeint, datdienbsp;%,mikde aardfe hooftfiojfe welke wy een fuivere ge-hooftftofFe noemt hebben, het Sout zy dat wy gebruikennbsp;^gme'emt^ of Salpeter, of Koperroot of eenig diergelijknbsp;'jeordt. Soutachtig lichaam dat getaft en gevoelt kannbsp;worden; want dufdanige lichamen zijn nietnbsp;anders, als de heffe, het uitwerpfel, en als fe-ker aantrekfel van de aardfe hooftftoffe, waarnbsp;door de forme van de hooftftoffe, als een ficl aannbsp;fijn lichaam gebonden fijne verwonderlijkenbsp;werkingen doet; maar wy noemen defelve eennbsp;fekere geeft j hoe wel lichameljk^ echter evenwel ongevoelïjk en onbederfelyk in het Middel-jpunt van het Soute lichaam huishoudende ofnbsp;zijn verblyf hebbende _, waar uit die de flraalennbsp;van fijne kracht uitfehietende, aan alle de foorten van mengfels die nuttigheden, welke totnbsp;een hechte en vafte beftanefjkheid van het ge
Ugt;at eigent-
Cap. XIX, ’k'
bracht worden, foo blijkt ook daar uit felf dat een feker {loffelijk Sout lichaam van de Aardfenbsp;hooftfloffe ten rechten van ons geflelt wordt;nbsp;welk gelijk het tot de famenfettinge der gemengde dingen ten hoogflen noodfakelijkis,nbsp;alfoo heeft ook de nature gewilt, het felvenbsp;door het lichaam des Aardryks tot inde vee-fels van deffelfs inwendigfle deelen het felvenbsp;verfpreidende, dat het nergens zoude ontbreken. Niemand dan focke in het Middelpuntnbsp;der Aarde, ’kweet niet wat voor een Hellendenbsp;Aarde van de ware Aardfe hooftftoffe ; niemand fekere foort van krijt, potaarde of gyps;nbsp;niemand, ’k weet niet wat voor fanden of flof-fen die aan de aardfe feifflandigheden vaft zijn:nbsp;dat het Soute lichaam alleen en het eenige is datnbsp;de hooftftoffe der Aarde uitmaakt ^ heeft dienbsp;Goddelijke wetenfehap van de Ervaarkunftnbsp;en nu al lang genoegfaam en overvloedig ge-leert. Maar van defe dingen met voordacht innbsp;het volgende.
MEen niet datter een Thilofoofh is foo flecht van verftand, die fich zoudenbsp;inbeelden, dat de Aardkloot doornbsp;een fekere ongefchikte famenhopinge van kleinbsp;faam geftremt, in een volmaakte vaftigheid,nbsp;fonder eenige holligheden over te laren daar ge-ftaan heeft; want dat zoude een inbeeldingenbsp;zijn die warelijk een Thilofoofh niet pafte ; janbsp;laat het veel liever ieder een voor feker en on-getwijffelt vaft houden, dat de eeuwige Wijsheid Gods de Bouwmeefterfe, van het Aard-ïijk, gelijk die niet over hoops, niets verwerts,nbsp;ononderfcheidents en ongefchikts in de naturenbsp;der dingen geftelt heeft, dat fy ook alfoo hetnbsp;Aardrijk, het laatfte einde der gefchapene werken, door de grootftc wijsheid, eeuwigen raad.
onuitfprekelijke ordre, en op een voor het menfehelijke verftand onbegrypelijke wijfe,nbsp;daar heeft geftelt. Want het zoude belacche-lijk, dat ik niet en fegge fottelijk zijn,een grootnbsp;Palleis van fekeren Koning alleen voor foo veelnbsp;deffelfs uiterlijke vercieringc, fchilderyen ennbsp;behangfels, tapi{feryen,ordre der venfteren, ennbsp;diergelijke tekenen van cieraden en grootsheit,nbsp;van buiten aan, feg ik, alleenlijk aan te merken,nbsp;en te meinen datter den overigen toeftel vannbsp;het binnenfte huifraad, ruimtens der kameren,nbsp;dieptens der kelders,net gefchikte zalen, ordrenbsp;der winkels nootfakelijk om het huis wel te bedienen, niet en is, of van geen gebruik en is.
De Goddelijke Wijsheid heeft dit huis verordineert , voor het menfehelijke geflachte ge-
bouvvt,
'A
-ocr page 170-II.Boek, VAN het werkstuk des aardkloots. 127 XIX. bouwt , met die volheid en overvloed aller i weien ter degen doen moeten nodig is, ais met '‘«heidir*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;die tot het menfehelijke leven nco-! een befproejende weldaad, bedauwen. van ^^'g watcii voorficn, dat gelijk het in fijn bui- j Wy hebben genoegfaam, fo veel als de reden oppervlakte met een ontelbare verfchei- j van ons voornemen fcheen te vereiflehen, denbsp;If denheid van dingen is voorfien geweeft, {oo'^innerl^ke gejteltbeïd van de kleine Were ld inveendige huisbovidinge van het j fien,de winkels befchouvvt.de plichten of dien-die behulpmiddelen ter hand geftelt, dat | ften van ieder der leden verklaart, laat ons nu het uiteriijkeaanfien der dingen geenfints zou- {fien dat ten cenemaal op defelve wijfe en opnbsp;de hebben konnen be Haan, indien hy niet het 1 dat fatfoen het eerll bouwende ver (land Gods gaat, Ge fiet in defelve de voornaamfte leden , het i niet moet twijfièlen ot het geheel zal verval- T T ï TT nbsp;nbsp;nbsp;_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;!«nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;__ ^ t •' r 1 Hertelde Lever j Long en Maag, Herllenen, Nieren, Milt, als fekere winkels, in welke denbsp;vier humeuren verfcheidentlijk geweekt , opnbsp;dat fydoor de ontelbare leidingen der buifen,nbsp;dat is Aderen, de veelvuldige vefelen der fpie-ren der kraakbeenderen en ledematen,door eennbsp;onderlinge overhandfe mededeelinge zoudenbsp;konnen behulpfaam zijn; op dat niet een lidnbsp;ontbrekende, het geheel zoude vernietigt worden. Ge fiet, hoe de Maag de fpijfedoordenbsp;mond genomen al kokende bereidt, bereidtnbsp;zijnde tot gyl maakt, en door de Darmfcheilnbsp;Aderen tot de winkel des bloeds de Lever, omnbsp;daar vorder bewerkt te worden, heenen ftiert,nbsp;en de Lever om defelve met geeften des levensnbsp;te voorfien, ten deele in het Forneis van hetnbsp;Herte henen fend, op dat het daar van daannbsp;door een volmaakte toebereidinge gedreven,nbsp;dat is , door den omloop welke gefchiet doornbsp;uitfetten en toetrekken tot alle de Aderen desnbsp;lichaams verfpreidt, het ganfche leven metnbsp;geeften, levende bewegingen, welke fy aan denbsp;fpieren en kraakbeenderen mede deeldt, ver-vulle. Ge fiet dat ’t gene in het bloed weiachtig is, de Nieren , dat droefaclitig is, de Miltnbsp;na haar trekken, en dat de dikke heffe en die uitnbsp;^ het lichaam zijn moet haar door de bochtigenbsp;'hbarmen ohtlaften. Maar om datnbsp;’t nootfakelijk lucht van noden hadde,met welke ’t geheele lichaamfoudc worden doorblafennbsp;en om den adem re halen, en om de hitte van ’tnbsp;herte en van het bloed dat daar uit voort welt tenbsp;temperen, fbo heeft fy door hare hoogfte voor-fienigheid de Longen by het threfoir het Hertenbsp;geftelt, door welkers gedurige beweginge, foonbsp;intrekkende als uit gevende het voornemennbsp;der nature fijn oogmerk zoude bereiken. En de-lichaam fekere algemeenevochtigheidnbsp;van doen hadde, op dat de werktuigen der inwendige ledematen door hitte verdroogt vannbsp;geeften niet zouden worden ontbloot, fie daarnbsp;foo begeven haar en de Maag, en de overige Ie- dematen door verborgene wegen al opfieden- germatenfoudebefieltworden.Maar om darde fte na de/fcr//^m/lals een feker verwulffel, vuurwinkelsfonder/^^c/j^ niet beftaan konden,nbsp;alwaar fy door de ingeboorne koude tot vogtig- beeft de Wijfe JV?rkmeejier der nature door denbsp;heden gefniokenot ontdaan zijnde, allege Ie- onuitfprekelijke fchikkinge van fijne voorfie-cien met een vogtigheid die haar om’t geen fy nigheid, andere lucht-ontfangers of fltiatfen be- ««Aard quot;^'’^^'^^^S.^nücbaamvanhetinveendige buis met pik ij ^e. gelijke toeftel voorfien hadde. Want gelijker-II * wijs fy de kleine Werelddat is, het lutt er lijkenbsp;¦voorfJlj^i^licbaam vonden menfcbmex.ctnketv^onder-*Mj in. lijke verfcheidenheid der leden heeft verciert;nbsp;toeftèijjjj alfoo heeft fy in geen gebreke gebleven/.lé’if nerlijke Ikbaam van den menfeh door een groo-ter famenfchakelinge der leden op tefchikken. Van 7‘l ii |
\\Q.i\jdardrijk gemaakt heeft. Wy weten dat de kleine Wereld door twee be- Maahfd ginjelen j een inwendig en uitwendig in fijn zijn j.nbsp;behouden wordt; het uitwendig is den Hemels vmmko-f de invloed der Sonne, Mane en Sterren; het in-wendige, zijn delevendigmakendeleden,fooweteid.nbsp;vaft aan het uiterlijke beginfel faam gehecht,nbsp;dat een van beiden weg genomen zijnde j men len. Het Aardryk heeft ten cenemaal defelve beginfelen, welkers eene weg genomen zijnde,nbsp;’t geheel in fijne w«rkingen nootfakelijk moetnbsp;befvvijken. Den Hemel j gelijk wy te fijnernbsp;plaatfe zullen toonen, verfcliaft feer overvloedig voed fel, welk ’t Aardrijk als het dat ontfan-gen heeft bewerkt,kookt,dun maakt,en dun gemaakt zijnde tot de andere inwendige ledennbsp;door verborgene buisjens verdeelt, en tot denbsp;nootfakeiijkc voortbrenginge der Mjuftoffetijnbsp;en om het huisgefin van de uitwendige huis*nbsp;houdinge door een overvloedig inkomen gelukkig te maken. Maar defe verdeelinge dernbsp;voedjelen zoude geenfints konnen gefchieden,nbsp;by aldien het Aardrijk van bequame winkelsnbsp;om dun te maken, kooken, en verdeelen ont-fet was, als mede van verborgene wegen die totnbsp;byfondere dcelen henen lopen; gelijk wy wijdlopig in Itmer. Exflat. in Mund. Subterran.nbsp;geleerr hebben. Maar hoedanige defelve zijn,nbsp;is nu tijd dat wy voor ’t oog van een ieder opennbsp;leggen; welk opdat met des te beter ordrege-fchiede, foo zal ik in dien deele de plicht vannbsp;een goeden ontleder waar nemen, en de faaknbsp;by ftukken en op ordre afdoen. . § I- Van degefteltheid der onderaardfe Ontfan-gers, holligheden en Winkels. Gelijkerwijs in de kleine Wereld fommige winkels of ontfangersj zls de Herirenen,Lever,nbsp;Blaas vol vogtigheid zijn, fommige van levendmakend vuur gloejen, als het Herte; anderenbsp;door een luchtige opfettiiige fwellen, als denbsp;Longen; fommige als de Nieren, Milt, met eennbsp;hefftge of droejsemachtige ftoffe vervult worden ; op gelijke wijfe zijn in ’t Aardrijk van denbsp;voorfigtigc nature ontfanners van vogtigheit ennbsp;wateren bequamelijk geftelt: welke dewijle fynbsp;fonder warmte niet konde omlerhouden worden, fo zijn daar andere Vuurtjorefoiren aan,ge-hecht, door welke de vrucht der wateren eeni- |
28
RDSE WEPvELD,
met defe woorden ; alle uwe verhevene, en volgens de Chaldaeife uitleggingc , alle uwenbsp;Bergen j en alle uwe vloeden zfi over my heennbsp;gegaan; alwaar door de verhevene, de hoogte van de Bergen en Aarde,waar door hy van denbsp;was gereddet, en door denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;der
Zee , de uitnemende woeftheid der wateren, waar door hy bedekt wordt, wordt beteekent.nbsp;Waarom ook den Tfalmifi op een andere plaatsnbsp;tot in den afgrond vervoerdt, en door de Goddelijke ontferminge uit defelve gereddet zijndenbsp;uitroept, e7^ van de afgronden der Aarde hebtnbsp;\gy my wederom gebracht. Datter dan^z^mü-den zijn, verhaalt de Schriftuur op vele plaat-fen ; uit welke als fchrikkelijke en ontoegangelfnbsp;ke fwelgkuilen j de Uitleggers van de felve denbsp;gelegentheid hebben genomen om defelve totnbsp;een fedelijke en verborgen fin te verdrajen :nbsp;Want de Zee tot defelve door de geweldigenbsp;fteiltens van de inwendige klippen heen geen
DE ONDER-AA
Ca^.xix. beflelt tot een koefteringe of quekinge van die beiden, die dooreen verborgenovereenkomftnbsp;der doortochten hetop dat het niet zoude worden iiitgebiuft, en het fVater op dat hetnbsp;niet zoude rotten offtremmentotduringevannbsp;de algemene beweginge zouden behouden.nbsp;Maar nademaaldefe fmkkingeoi verdeelingenbsp;der hooftjioffige ontfangers te vergeefs zoudenbsp;zijn, tenzydatter iets was, waar op fy werkten ; hier om zijnder andere aardje threfoirennbsp;der nature, befet met allerhande flach van fa-delijkheden geftelt, in welke door een fekerennbsp;verborgen handel, de winkels der Wateren ennbsp;des Vtiurs gedurig werkende, een ontelbarenbsp;vrucht of voortkomft der dingen zouden uitnbsp;brengen.
Van de winkels hebben wy gefproken ; nu vereifcht de reden van de ordre, dat wy alle denbsp;by fonder e opgeleide winkels op ordre, en met reden en met auBoriteit beveiligen. Maar om namen te -vinden die op defe winkels paffen, hebben wy ten rechten geoordeelt dat men de water on fangers ; Wat er-holen, die van het V uurnbsp;Vtmr-holen, die van de Lucht hucht-holen, ennbsp;de threfoiren van ’t aardfe mengfel Aard-holen,nbsp;als of men feide Berg of hewaarplaatfen vannbsp;de Wateren f Vmir,At lucht en de aarde foudenbsp;noemen. Welke dingen voor af gefegt hebben,nbsp;treden wy tot ons voorgeilelde oogmerk.
Van de Waterholen lt;?ƒ hewaarplaatfen des Aardrijks.
Van de Waterholen binnen de ingewanden van de alderhoogllenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;geftelt, om Fon
teinen , Rievieren en Meiren voort te brengen, hebben wy overvloedig en genoeg gelprokennbsp;boven in het 6. Cap. QViin It in. ii. inMund.nbsp;Subterran. in welke plaats wy ook van gelij-•ken alle de vermaarfte Rievieren en Meiren,nbsp;met welke het Aardrijk als met fekere foomennbsp;of boorden bekleet wordt, en die uit de bovengenoemde binne kamer en der Bergen harennbsp;oorfprong hebben op getelt. Nu is noch overignbsp;dat wy vande Waterholen fprekcn, die men afgronden noemt,die niet dicht aan het oppervlaknbsp;vande Gefichteinder, maar binnen de blindenbsp;ingewanden van het diepe Aardrijk tot uitfte-kende einden van de nature gefchapen zijn.
Datter nu tuffchen de ingewanden des Aar d-ryksafgronden‘att wateren7.ï}n, is foo feker, dat felfde fchrift vandennbsp;defelve met klare en duidelijke woorden aan-wijft, Pfal. 41. B)en afgrond roept tot den af-(frond met de femme uwer Sluif en. Alwaar denbsp;ïneefte Uitleggeren de afgronden tot geheimenbsp;waalfpreukige, verborgenfinnigebetekeniffennbsp;verdrajen, als fy echter by den lerterlicken finnbsp;blyven, foo noemen fy een afgrond in de heilige fchriften, een alderdiepfie fwelgkuilder wateren j welkers ^ond men niet peilen kan j ge-plaatfi in de alderdiepfle deelen der aarde; vannbsp;welke fie Lorinm over de ge feide plaats van denbsp;‘Pfatm. En het volgende Vers van de Pfalmnbsp;verklaart feer duidelijk en breetdeffelfs diepte
woor-
den vanhetaangetrokkene vers, van de femme uwer Sluif èn,
En datter feer vele dufdanige afgronden bin-nen de diepfe ingewanden der aarde befoten gronden zijn j toonenwy uitdegÉ't^ö/^É’r/die tefienzijnnbsp;in fommige plaatfen van Meiren,Zpen, en d'0-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘
ceaan die foo diep zijn, datfe met geen dieploot hoe groot en lang ooitkonnengepeilt worden.
Onder welke ook de Bgt;raaif romen of‘Draaikuilen en Swelgkuilen getelt worden; van welke wy fommige te deler nbsp;nbsp;nbsp;tot beveBinge
der afgronden zullen by brengen. Van welke De infonderheid eene die vermaart en èitgrootfenbsp;is,indeAk)(9rlt;^-2;eejaandiefijdevan Noorwe- gen nnbsp;gen,, aan welke h van Lapland wordt gefchei-j den, geilen wort ; want nahetgetuigenifïebynbsp;[ na van alle de Aardrfs befchrijvers is hy dertien mijlen in fijn nmtrek groot, in welkersnbsp;Middelpunt een rotfe ftaat, die van de inwoon-ders A/i'///éé’genoemt wordt, diefoodanigeennbsp;kracht vaneen inlwelgende natuur heeft, datnbsp;hy binnen de tgd van fes uur en alle dingen dienbsp;by geval in de kolk van de gedurig in het rondnbsp;gedrevene /z£.ri^;é0z7vallen,aanftonts foo haaftnbsp;als fy ftechts aan de lefte kring komen, woe-fte opgehoopte Baren, Walviflchen, Laftfche-pen, en andere dingen als door een drajinge gedreven, infokt-, en infooveeluurenhetinge-fwolgene weder uit braakt, en met een grootenbsp;drifr,met een ongeloofelijk gekraak en gedruis,nbsp;welk niet fonder vrees der aanhoorderen in feernbsp;verre afgelegene plaatfen vernomen word, weder opgeelt, de oorfaak w'aar van ik in ’t volgende boek, foo God wil, zal openbaren.
In den Boejém van de ‘Perffe Zee, wordt diergelijk een Draaikuil gefien by het Hooftnbsp;Moffendam, welkers verborgene kracht, omnbsp;dat fy aller opmerkinge waardig is, ik hier metnbsp;de woorden van eenoogtuige inujtieReisbe-fihryvinge na IndïènsodtxZtSt, zalbyftellen.
Daar ü%gt hy ^ een feer gevarelykeplaats in den Perfifen boefewh diegemeenelyk door onweer ontfelt is.Want in het Hooft Moftendam
zijn
Wm een Afgrondnbsp;x,yt
LorinuS-
1.
-ocr page 172-II.Boek, van het Werkstuk des aardkloots. zyn feer veele kli^^en j welkt Jy Salemas noemen. Eene van welke fbonaby hetlAooïi legt^ dat hy de Z^e in foodantlt;i^een engte brengt dte-men makkelyk met een Jteen begojen kan. Egt;enbsp;Zee ook dan als Jyo^een andere plaats fiil ennbsp;bedaart is j is daar in gedurige ontfieltenijfe^nbsp;en maakt fulke groote Draaikuilen, dat in hetnbsp;midden der Jelver j aldermeefi als de Zee ont-fielt is j een groote fteen fekeren tijd lang kannbsp;ingegooit worden , finder dat hy het waternbsp;raakt.Daawm is de doortocht voor de Zeeluidennbsp;daar ter plaatje bekommerliyk en gevarelijk.,nbsp;en niemant vaart daar door als de Zee ontfieltnbsp;is ; maar bedaart zfidejfoo leggen fy het werknbsp;afmet de riemen: want Jy worden door eenJé ernbsp;Jhelle drift van het water voortgedreven : ennbsp;fy komen foo na aan het Hooft dat zy in hetnbsp;voorbyvaren byna aan hetfilvefiooten. Wantnbsp;Jy vreefen voor de klip en dat Jy niet mogelyk innbsp;de Draaikuilen vallen. Andere feggen dat de-fe Draaikuil door een onderaardfè doorgangnbsp;met de regens hem aanleggende Cafpifenbsp;gemeenfehap heeft. Uit welker verhaal, beternbsp;ondericht zijnde, heb ik de waarheid gevonden in het Boek Taradia Ter fa ^ die beide denbsp;Zeen befchrijft, en ’t felve beveftigt want datnbsp;op de felve tyd de QafpiJeZje in de Zuiderlijkenbsp;llranden geweldige vloeden en barninge maakt,nbsp;door den toevloedè^tt Terfife Zfe j van den O-ceaan door de halfen of engtens gedreven zijnde, welke ophoudende volgen de Draaikuilen. Draal- nbsp;nbsp;nbsp;Engeland en Normandien wordt diergelijk een Draaikuil in de Zee gefien, tot welke de fchepen door een wonderbaarlijkcnbsp;fnelheid niet foo feer henen varen, ais fy welnbsp;door het geweld van de ftroom of vloed gewel-delijk getrokken worden. En ook dat is echternbsp;wonderlijk om fien, dat fy door die fnelheid,nbsp;door welke fy verre zijnde aangehaalt zijn,nbsp;doordefelve, nu dicht by de Swelgkuil zijndenbsp;ZjJY , '^Dg gedreven worden. Van de Qhakidifenbsp;Swelgkuil behoef ik niet te fpreken , als dienbsp;door alle de fchrifren der Hijorie-Schryversnbsp;beroemt is. De Indife gefchiedcnilTe by Te-trus Martyrnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, dat denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aan den in gang van de Straat Mageüanes door vreefe-lijke ftromen en barningen ganfeh ftormwin-dig of ontftelt zijnde van een onmetelyke diep-! atrde door ondragelijfe nbsp;nbsp;nbsp;niet ge- tej. «jl foo dat vele gemeint hebben dat Èe | fJlJgJJpgHvldlZ de^TO^/J'vaSlc ffquot; *.c,f r fèonieft’d? nbsp;nbsp;nbsp;* ff„Sewar.«deJfgrlt;mdJwtMiddelfmt zJSt' -tWe nederfonk. Ook heeft dc Clt;r/M« J^^^,.^,„ietonbequaraelijkgeftclt hebben, o i. l. AfPrnndnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fijnenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;na het verhaal van z. aetznbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'lnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fjnrilnnfon Middel- “¦ Rkard, Prielfer vanOnfeordte, die defelve|voor de overgevaren heeft ; en daarom meenthydatitothaerreditvetdiendefttaffctoegelchikt. Ca,p,XIX. '»Nor- 'r^andijen. èicftganfcheZeejOm fijne onpeilijke diepte een Afgrondis, doorgaande tot de binnefie inge-'wanden der aarde. Diergelijke worden derge-vonden aan de ingang van den inham Aynam,nbsp;dicht by Sumatra en Camboia. IndtnAJri-by df^^nfin inham, welke fy de Too van Ferdinan-noem en, word het water tor de onderaard-‘doorgangen met talk een geweld weggetrok-dat geen Schip, als het in die firoom ver-va len is, de macht heeft om te konnen wederom keeren; maar vele maandenlang, als metnbsp;ï- Deel |
iif? fpijkers aan een balk vaft gemaakt zijnde, he-nendryvende, met groot gevaar voor de Schepen , opgehouden wordende, en ’t is fcker dat fy fouden moeten vergaan, ten zy de winden innbsp;die felve plaatfen opfteekende, fyuitdiebe-nautheden als met geweld getrokken vvierden. ’k Soude te defer plaatfe or\.i2L\\\}kamp;Zfgronden foo in de Rievieren, Meiren als Zee konnennbsp;aanwijfen ; maar tèrvvijle wy daar van in hetnbsp;voorgaande ten deele gefproken hebben, fo zalnbsp;het genoeg zijn dat wy die te defer plaatfe hebben vertoont, enine^nalgemee7teKaartnbsp;gewefen : te weten alle deplaatfen van den O-ceaan., de Zgen en Meiren,aic. van een onpeiljj-ke diepte zijn j als ook dat de Draaifiroomen^nbsp;Draaikuilen en Swelgk'uilen _, Afgronden zijn,nbsp;verborgen in de bmnenfie en alderdiepfie inge^nbsp;wandelt der aarde. Maar waar toe de natuur defelve befchikt heeft, en hoe fy met de andere wateren gemeenfehap hebben, en hoe diep dat defelve opnbsp;het alderwaarfchijnelijklle zijn, zullen wy tenbsp;gelijk met de oorfaken van de Vloed en Ebbe innbsp;\\tivolgende Boek open leggen. Dat dan hetnbsp;Aardryk vol van defe Waterbewarende Af-gron.den zy, verhalen verfcheidene Hifiorien. Huithon iprekende van de Tartarife fakeuj Huitfion fegt datter een fVelffel gevonden wordt rus- rP 1 r -r T-I nbsp;nbsp;nbsp;°nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;rfonderiuke lellen de Lalpile Bergen, etlyke dagen gaans dingen,-vm lang, waar in de menfehen feggen dat fy te metsnbsp;groote Water-vallenjen feer wyde onderaard- rijen.nbsp;fe plaatfen gevonden hebben, van diergelijkenbsp;Welffels handelt in het breede T. Martinusnbsp;Martinim in fijne Qhinefifen Atlas. § III. Van de Vuur-bevvaar-plaatfen of holen des Aardrijks, of van de Vuur Afgronden. Darter nbsp;nbsp;nbsp;Af gronden en die vol van vuur zijn, gevonden worden in de ingewanden des Aardrijks verborgen, toonen genoegfaam denbsp;vuur Bergen gt; welke gy geenfints ineinennbsp;moet,gelijk ’t volk fich laat voorftaan, dat in denbsp;wortel van den berg zijn; maar fy hebben harenbsp;winkels in de alder^iepftefy^eze’^z^^e^/der n'^r-i^e_,w eiker Bergpjtj, niet anders als eenige lucht-gaten zijn, om zich van het overtollige roet, ennbsp;’t geweld van de ontfangene hitte, op dat fy de En op dat niet fommige meineh , dat het Helfi vuur van een andere nature zy als het hooftfl:offige,diegelieventeweten,dat gelijker-wys GOD de hooftfiofie des waters gebruikt, door een gehoorfamende macht gelijk deI«quot;wT^ Godgeleerde fpreken,verbetert om dc genade innbsp;denDoop aan te brengen;alfo pynigt hy ook de ^ke °k!achtnbsp;Godloofe door ’t ware en eingentlijke hooft (lofnbsp;fige vuur j maar door de grootheid van fijnefcTZ/zie-macht, en een boven gewoonelijke kracht foo- len d^r 'ver^*nbsp;danig verhit, dat het met een oneindig R nbsp;nbsp;nbsp;ter |
AARDSE WERELD,
eindelik wederom tot water , en daar fy ophouden , daar maken fy aanftonts wederom nieuwe begiiifelen van haren gedurigen omloop. Op gelijke wijfe, keert de Zee door verborgene holen en door de verborgene konft dernbsp;aanperfende nature binnen de alderwoefte holen der Bergen gedreven zijnde, en van daarnbsp;eindelijk tot Fonteinen, RieviereiijMeiren uit-berftende , ten laatften wederom daar hy vannbsp;daan gekomen was, fullende al wederom fijnennbsp;ouden gang gaan. En ’t water door de blinde ingewanden der aarde vallende,te gelijke en vog-tigheid en een mengfcl van de Aardfe deekjensnbsp;mede gefieept hebbende , beftelt die aan denbsp;vuur bewaarp laatfen'wt voedfel enonderhou-dinge; ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;warme geef en fwellende,
voeder en befiek door een mede delende warmte door hare gewonelijke buifen , de Water-bewaarplaatfen en anderen threfoiren , foo om de voortbrenginge der mijnftofFen als dernbsp;groeifame dingen, door de uitdampingen voortnbsp;te fetten; en foo beftaan alle dingen welke in denbsp;nature der faken gefien worden door een gedurige en rondgaande beweginge, en foo wordennbsp;fy onderhouden. Maar hoe defe dingen van denbsp;nature volbracht worden, zullenwe gelijk iknbsp;sefeet hebbe, in ’t vokende boek verklaren.
^ ^ nbsp;nbsp;nbsp;§IV.
Van de onderaardfe luchtbewaarplaatfen. Gelijkerwijs her vuur en water fonder luchtnbsp;niet beftaan konnen, foo zijnder ook nootfake-iijk voor het Aardrijk fommige luchtbewaarplaatfen van noden geweeft,uit welke beide denbsp;hooitftoffen, ’t water en ’t vuur j als uit fekerenbsp;longen der nature, hare nootfakelijke ademha-linge fcheppen, en de lucht in defelve in gefloten zijnde van gelijke van hetaanwas,nbsp;van’t vuur de kracht en de vruchtbare warmte verkrijgen zoude.Dufdanige waterbewaar-
plaatfen dan zijngroote inhammen van hooienj btwaar-volvan luchtige hooftfoftj ten dien einde daar befleltj op dat de lucht door de ontaUyke openin-gen der verborgene wegen, tot andere Threfoi-renPt zy waterj V zy vuurbewaarplaatfenge-leidet zynde; in de eerfte den hoop waters doornbsp;daar toe beftelde buisjcns tot andere threfoirennbsp;heen gevoert tot Fonteinen en Rievieren aan-perjfe; en in de tweede de verborgene vonke desnbsp;vuursgedurig koeferCj en door het geheim vannbsp;de fmeltkonjfige om hoog drijvinge, ’t Aardrijknbsp;tot verdere einden bequaam makeVhtax. de wijfe hoe ieder fijne werkingen volbrengt, zullennbsp;wy gelijk gefegt is,in ’t volgende boek verklaren.
En datrer dujdanige holen offpelonken zijn weten wy dat met on tallijke cArm/c/c;/be wefen is,waar van w^y fommige hier nevens zullennbsp;ftellen. V. M.Martinü verhaalt in fijn treffelijk Werk,weik hy den Chineffen Attas noemt,nbsp;datter in ’t midden van het Ryk ^tin China eennbsp;feer grooten en fwaren berg is met fijne foomennbsp;tot aan de feer verre afgelegene landen aan allenbsp;kanten henen ftrekkende,welk alfo fy door fijnnbsp;kreupelboffige oneffenheid nauliks over te komen is,heeft de natuur willen dit ongemak ver-foeten en te hulp komen,den ganfche.öfr^ met
feer
130 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER
Cap.XIX. ter vinnigheid, als ’thooftftolFige vuur die gene die xoidit eeuwige Verdoeminij^e zijn pynigr,de ftrengheid namelijk van de Goddelijke rechtvaardigheid fulks vereifchende.nbsp;Wyfullen dan niets ongerijmts feggen, fo wynbsp;valt Hellen dat den HeïJchenJfgrondgicgQ[\]^Qnbsp;voor een rijd, en voor de noodiakelijkheid vannbsp;de nature,en voor de Sielen,en na de algemeenenbsp;veroordelinge der Verdoemden, om derfelvernbsp;Sielcn en licTiamen in eeuwigheid te Pynigennbsp;ten rechten beftelt is. ’t Selve mein ik datmennbsp;yzxihttVagevimr gevoelen moet ; welk mogelijk door geen onbewijfelijke giffinge in denbsp;binnenfie fchiiïlhoeken è.tïAardeii\ een of meer-der Vmrhewaarplaatfen plaats heeft. Wantnbsp;gelijk het met de Goddelijke macht geweldignbsp;wel over een quam, de naturelijke hooftftoffcnbsp;des waters, en om naturelijke, en om bovennbsp;naturelijke uitwerkingen te volbrengen,te metsnbsp;te gebruiken , gelijk de meefte H. H. V. V.nbsp;en Godgeleerden gevoelen; alfoo quam het ooknbsp;feer wel met de natuur over een, een plaatfenbsp;Waarom in voor het vimrïw het Middelpunt der Aarde tenbsp;punfdef bepalen, op dat het uit de felve als uit een Mid-Aarde. delpuntige Vmrbewaarïnge, (de force of hetnbsp;vermogen van fijne kracht aan de andere boven-gelegene Vmrbewaarplaatfen,) en defe wederom aan andere meer, door onder aardfe wegen.,nbsp;tot fclf aan ’t oppervlak des Aar druks toe, fou-de mede deelen; dewijle aan defe hooftflojfe eigen is altijd van beneden naboven te gaan.nbsp;uoehit Maar hoe è^itVuurbewaarflaatfen ineennbsp;vuurïww gedurige hitte volharden, en hoe fy doorfoonbsp;heid^Iu' groot een dtiringe van uitwafemingen niet verrijd duurt, teerende in een gedurige hitte bevvaartworden;nbsp;moet den genen geenfints wonder dunken, dienbsp;de altijt durende werken der nature,en defelvernbsp;onophoudelijke omgang nader zal befchouwtnbsp;hebben. Want dewijle hti Aardryk ttn KirAnbsp;waterige kloot is, foodeeltfekerlijkherwar,nbsp;gelijk het leven van de lucht, en van het waternbsp;nootfakelijk voedfel krijgt; ook het vuur, doornbsp;een overhandfen handefkracht en leven aan denbsp;waterige en luchtige hooftftoffe mede; als fonder welke geen van beiden zoude konnen be-» Haan. En de aardfe felfftandigheid verfchaftnbsp;aanftonts ’t eene voedfel ophoudende door on-deraardje toegangen, wederom andere aan hetnbsp;vuur; foo dat op (ftfe wijfe alle en de byfonderenbsp;dingen in haar gedurig wefen behoude worden;nbsp;gelijkge in ’t buitenfte oppervlak fiet gebeuren.nbsp;Gelijkenis- De Soii trekt ’t vogtige uit de Rievieren,Mei-rege'mren. Zeen, om hoog, door dampen, de dampennbsp;door de koude van ’tlucht-geweft tot water,re-gen,fneeuw, hagel geftremt zijnde, geven eindelijk aan de water-bewaarplaatfén al dat tenbsp;famen wederom,welk de Son na fich getrokken jnbsp;hadde. En de uitdampingen van de Aardfenbsp;deekjens aangehaalt of getrokken zijnde wor-omloop*rrlen in vurige deelen verandert; defe door denbsp;Nature. drift of aanlettinge van de ontmoetende koudenbsp;de nature van de na by zijnde lucht aannemende, worden tot lucht; en hier tot water, hetnbsp;water tot aarde verandert zijnde,keeren fy doornbsp;een verwonderlijke herfcheppingc der nature,
p.
Martinus
feer wyde Spelonken foo doorboort, dat men i nbsp;nbsp;nbsp;Ook ifTer na het verhaal van Strabo tu0chen strabo.
hem geheel van de eene tot de andere zijde Marfilien en de mond van de Rhofne, een veid doorgaan kan; en de blinde leidinge van dufda- van honderd lladien, en een plaats vol van kei-nige doorgangen wordt tot ^ulk een wijtte uit- fteenen niet kleinder als een vuift, die van felfnbsp;geftrekt, dat men die niet als na een halfjaar j van de grond van dat veld door de 'wind, die-tïjds ten einde kan komen ; en datter geweeft | men de naam Metemboris heeft gegeven, omzijn,die defe reis hebben gedaan, en niet weini-: hoog worden geblafen, de kracht van welkenbsp;ge gevonden, die wonderlijke en ten eenemaal| wind foo groot is, dat fy defelve keifteenen doornbsp;ongeloof-fchijnelijke dingen van de wonderba-j een form gelijk als hagel voortja'agt , en denbsp;re gefteltheid dernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;deelen verhaalt menfchenternedcrwerpr, ja ook uit de wagens
Ik meine dat dit het veld is, welke de Fran-een La. Cranx noemen. En ik hebbe dit leggende vier France mijlen van Arles-gt;^01 -van
hebben. Want dat daar fVateren in grooteni gooit , klederen en wapenen van defelve af-overvloed wordengevonden,infommige plaat- fcheurt. fenookgrooteMeirenvolvanFA dat ook innbsp;vcele plaatfen Rievieren, door een groote ver-fpreijinge of uitftortinge van water, haar tot
gras, en kruyden, en onderaardjèd'terensi-m een vreemd flach in een groot-getal gevonden
met ontallijke Jieenen , datmen naulijks een Aries en voet fetten konde daar defelve niet waren •
groote vlaktens^verbreeden ; fy feggen datter | Jaar i lt;53 3 doorgegaan, en vond het foo befaait
door de onene toppen der Bergen en kloven der Steenrotlen als door fckere ScljoorJleenen wordnbsp;ingelaten.
Uit welke befchryvinge overvloedig genoeg blijkt, dat het gene in defe onder aardje plaat- j een verloop van jaren de tochtgaten geflopt,nbsp;fen gebeurt, dat ook het fclve in alle onder-ofdoor de regen met ftof vermengt,toegegroeitnbsp;die defe gelijk zijn, gevonden! zijnde, de winderige doorgangen elders eennbsp;wordt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i uittocht gevonden, of eindelijk om een andere
Dat alle de ingewanden des Aardrijks vol i oorfaak opgehouden hebben , hebbe ik niet van lucht zijn , getuigen overvloedig alle de! konnen vernemen: ook hebben my de inwoon-boekenvande Aardrijks befchryvers •,x.et'xi}\.e \ deren verfekert dat fy noit foo wonderlijk een
worden : dat hethoew^elduifter, echter waarom fommige beufelcn dat Aenjiryd der
wel ik daar na met de grootfte neerfligheid onderfocht hebbe, het zy dan dat door fco lang
daar is voorgevallen : foo geweldig een wind echter gelijk Strabo hem befchryft, hoe
uitwerkinge vernomen hebben,hoe wel ik haar met de grootfte naarftigheid daar na vraagde.
datter naulijks een volk zy, welk niet eenige tochtgatenvdLnèe. lucht-bewaarplaatfen ontdekt.
Eerlt zal ik fpreken van de feer wonderlijke uitwerkingen van dufdanige Lucht - bewaarplaat fen in Afien, Africa, America, zullendenbsp;naderhand fchryven van die, dewelke in Euro-ƒ ^gevonden wwden.
\nó,e Bergen Tibeth j alwaar de nbsp;nbsp;nbsp;fy-
nen oorfprong heeft, gelijk uit het verhaal van B. Balthazar dl Andr ad a blijkt, geven fom-
. Wht-
d'A '•’sfar
A^feph
Dat echter ’t gene daar van gefegt wordt, heeft konnen gebeuren, kanmen genoeg uit de ge-fteltheid van de plaats fien. Want dewijle ditnbsp;veld fich tot de monden van de Rhofne uir-ftrekt; en dewijle aldaar een groote bewegingenbsp;en tegenftrijd door de invallende Rieviere metnbsp;de drift van die daar tegens aan worftelendenbsp;Zee voorvalt, heeft het licht konnen gebeurên,
---------- datde/zzc/z^ uit de tochtgaten die in het vafte
lender Berge» ontfte-ken.
mige Bergen door alle hare kloven met een 1 land zijn, beweegt zijnde, elders in dit een vreefelijkegeluyd en gekraak, winden uit. Het | uittocht voor fijn felven met fuiken geweldnbsp;felve vindmen in de vertellinge van B.Tau\ A‘i gefegt is gemaakt heeft. Want gelijknbsp;van fommige Bergen van e^thiopien ; en Jo-1 Zee-Journa]en feggen, foo word byna aan allenbsp;fephus Acofla verhaalt dat het felve in Ameri-1 uitftekken of hooicTen, alwaar een groote aan- gt;¦«» zee,nbsp;ca gebeurt, in de Bergen welke men Andes \fnoc\mgc van baren is door de barninge Vannbsp;noemt. De reden waar van geen andere is, j cfeftroomen der Zee, meeft altijd uit denbsp;dan dat fy voortkomen of uit de pnderaardfe j der Bergennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;geweldige voortbarftende
Water-vallen, of uit de onderaardfe Vuurige vvind gemerkt en gehoort.
gedreven, over al uittocht foekende, maakt die te vinden door de kloven der bergen,en dat welnbsp;met een groot geluid, en geen minder gekraak.
O lam Magnm verhaalt, dat in het Noor de-lykgeweii Bergen gevonden worden, aan welker wortels men Imen vind, uit welke men foo groot etngekraak van de uitbarftende JVindennbsp;verneemt, dat het de Reihgers door een fchic-lijke vreefe, of om hals brengt,of de meefte we-gens groote pijn in het hooit verdooft, enfoo
kent is dat geweldige wajingen van Winden voortkomen,datmen daar niet een woord meernbsp;van behoeft te fpreken. Ik fwijge nu van ontal-lijke andere uitwerkingen vannbsp;plaatfen in Europa,diejfoo hier en daar voorkomen. Alleen zal ik hier by voegen het gene iknbsp;door eigen ondervindinge in Italien vernomennbsp;hebbe.
Dat ik in hetJaarid^ S Godldienftigheids hal ven het huis van de Licvevtouwe te Lorette
Geeften, de lucht gzznêiQ makende, of om an- ’k Zal hier van den Windberg in het Venu-dere oor faken, w^elke wy hier na zullen ont- \jïnfeGraaffchap , die over Carpentras hangt, dekken; want de lucht door defe in her ronde niet lp reken, uit welkers Spelonken het foo be
voor een tijd van haare uiterlijke finnen be- befocht, en onder wegen vele dingen die aan
alle bekent, en daar by de wonder werken der F Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;R ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;natu-
-ocr page 175-131
Cap. XIX
Dt WinJ-berg der Cxliers, ennbsp;deffelfi be-fchryvingt.
Een grootc Watervalnbsp;van de Uie-vier Veli-u\ii,^emee-nelijk alianbsp;Marmora.
nature die echter aan de meefte onbekent zijn en my daar ontmoeteden, in acht nam; en onder andere veele verftond van den Windhergnbsp;der Ceefars, foo heb ik het te pijnevvaard geacht, en dat ik een goed werk zoude doen, innbsp;dien ik der felver verborgene oor faken, en dienbsp;na het gevoelen van allen onnavorfchelijk zijn,nbsp;onderfocht.
Mydan nabegevende, hebikeerft de naaftgelegene JVaterval die door geheelnbsp;Italien vermaart is, vieXktAtRievierVelmusnbsp;door de alderhoogfte rotfen nederftortende innbsp;de alderdiepfte valleije van den ondergelege-nen berg maakt,beginnen te ondcrfoeken,en ofnbsp;hy ook een verborgen gemeenfchap met dennbsp;Windberg hadde. Door dien de Rievierdaarnbsp;ter plaatie met de grootfte drift boogs gewijsnbsp;voortlopende in een feer diepe Swelgkuyl omtrent de hoogte van 300 voeten, gelijk my uitnbsp;de meetinge van de rotfteen gebleken is, metnbsp;foo verfchrikkelyk een gekraak, en geweld vannbsp;ruiflen word nedergeftort, dat foo fy de by-
ftaanders niet doodede,ten minflen het gehoor verdovende defelve niet anders als aan de JV1-tervallen quot;van de Nyl gebeurt, doof zoude maken.
Warelijk een verfchrikkelijk gefichte , ge W!nder^^‘ zoudt feggen dat het de hel was, vreefelijk doornbsp;fijn fchuimende fwelgkuilen, en de verwerdenbsp;wederomflag der barnende baren, met fuik eennbsp;naar geloei der vallende wateren, datmenhetnbsp;felve te 'Teramo vijf mijlen daar vandaan leggende, des nachts als hetftilis lichtelijk kannbsp;gewaar worden. Het water wordt tuffehen denbsp;fcherpe fcherven der rotfen foo verdunt, datgenbsp;fvveeren zoudt datge in gedurige nevel o{nbsp;mijl ftondet; ook komt men daar niet vannbsp;daan, als wel ter degen nat zijnde. Daar by isnbsp;dat aanmerkens waardig, dat als de Son fchjjntnbsp;daar ter plaatfe , niet gelijk aan de fpringen-de Fonteine een droppelige befproejinge, maarnbsp;een gedurige regenooog van de felve grootc,nbsp;als men die aan den Hemel ziet, vertoontnbsp;wordt.
CoHiJitpa
VeUnL ^ ¦
¦ ......
JLms
____________
E. ip
.....iS;..,...»».-
'ABU1.A CatAXgt;UPAM^ Velini Eluminisnbsp;J^etdliüttkm wViolium Cc^tnoi^tmtfiunbsp;circunv a^itcenüum hcoram
c--lt;hihens.
konnen aan wijfen. Te Caefien dan van de voornaamfte van de plaats met de grootfte be-leeftheid ontfangen zijnde, heb ik de ganfchenbsp;gelegentheiddes Bergs ten deelen onderfochtnbsp;door mijne eigene neerftigheid , ten deelennbsp;door onderrichtinge der inwoonderen geleert.
De ^eleq^cntheui van defen is tuftchcnC»
„ nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦ CT-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. .. ...¦.(Jb«'’b
Alles dan dat tot mijn voornemen dienftig was onderfocht hebbende wegens de omftan-digheden van de JFaterval, en te Teramo wedergekomen zijnde , ben ik daags daar aannbsp;na den Windberg gereift op dat ik de wonderlijke dingen die ik van den felven verftaan had- j
de, met mijne eigene oogen onderfoeken, en nbsp;nbsp;nbsp;^
de oor faken van de byfondere uitwerkingen \\e:x.Qi^ci\^. Gemini enT'ifra»;^, gemeenelijk
ferntj
11.Boek, VAN het werkstuk des aardkloots. 133 mochten na fporen en opdoen. ’t Kan nauiijks gefegt worden,hoe feer de on-derfoekers der dingen in ’t nafporen vande na- _ nbsp;nbsp;nbsp;haar hebben afgeflooft, hoe'» deelt, nbsp;nbsp;nbsp;omóiQjiormenói(s^winden,\vQdó\Qidcnc verdichrfelen dat fy hebbenge-^7L‘*'^T welke hy op fekere tijden uitgeeft, den JVind- j fmeet,en echter illèr geenvan allen geweeft,dic defe wind. berg noemen moet. Want by de Somer tijdfot de ware enOjprechtecorfaakisgekomen.nbsp;blaaft hy door alle fchèuren en fpleten feer ge-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Sommige hebben gemeint dat de oorfaak geweldige winden uit; foo dat de genoemde! daar van zijn, ^Gwater-Jluifenin de ingewan- AP.XIX. Ternij ftrekkende van het Ooilen na het Westen door'de keten der Bergen,z.c}t\x. mijlen verre; gelijk uit de hier nevens gefielde kaart blijkt.nbsp;De^É’r^is geheel fteenaclitig, van de naturenbsp;fodanig opgemaakt, datmen daar fiet fleenennbsp;van een geweldige groote den eenen op dennbsp;anderen leggende , en door een wonderlijkenbsp;aardigheid en konftfluk der nature net op mal-kanderen gevoegt. Op den rug van den bergnbsp;legt een Stad, fpn naam is Cafiï, van de eerftenbsp;Hertogen van het oude hnïs Cafien gelijk fynbsp;leggen,gedicht. Ten rechten dan heb ik geoor |
gelijk fy een fuivere en onbelmette droogte heeft, foo is fy ook op een wonderlijke wijfenbsp;den menfehen dienftig tot gefindheid en ver-lenginge van haar leven. Én dit zijn de omjiandigheden, die ik oordeelde dat voor al mollen gaan, op dat wy by defelve blyvende, eindelijk de ware oorjakennbsp;van defe foo verwonderlijke uitwerkingen |
Winden, niet anders als in andere Steden del hoe enop wat wijfe hy ook kan, na buiten uit buifen der Water-leidingen, tullchen de welf- j fpat. Maar dat dat met geen reden kan gefegtnbsp;fels en holen hier en daar weten te fchikken,i worden, blijkt hier uit, dat dan de altijdnbsp;en om de wijn en het water, en vruchten van l zoude moeten duren foo wel des Somers, alsnbsp;allerlei foort met een aangename koelte teides Winters, foo wel by dag als by nacht; welknbsp;vcrfrilTen ; en dus veranderen fy het geweld jtegens de ondervindinge is. van de woedende nature in de alderfoetl ;e ver- '“’tderlijke deftn ^^^^hjkheden. En in de buifen der Edelen buifen. hetmen/^^//yc« foo aardig geplaatll, en dek felsnbsp;foo aardig gemaakt, dat fy de kracht van denbsp;Wind na haar wel gevallen konnen matigen;nbsp;hebbende ook hare deuren en traliën, binnennbsp;welke de weg gefette fpijs of drank door denbsp;groote kracht van de koude by na in ys verandert worden. Maar eer ik my tot het onderfoek der oor faken begeef, zal ik eerft alle deomftandighe-den van de gevolgen of uitwerkingen laaten voor of gaan, dewelke dufdanig zijn: Eerft,nbsp;de uitblafngen der winden verneemt men nietnbsp;alle de dagen van het jaar, noch op ieder uurnbsp;van den dag, maar alleen \n^e Somer maanden j vier uuren voor ^ en vier uiiren na dennbsp;middag ; welk gedaan zijnde, foo nemen denbsp;hlafmgen derWinden allengkens en by beurtennbsp;af, en houden foo eindelijk op; maar des nachtsnbsp;ifïèr naulijk taal ofteeken van wind te vinden:nbsp;wel foo; dat nadatdedagof heeterofkoeldernbsp;is geweeft, nu meer dan min een beweginge ennbsp;kleine uitbiafinge der ingefloten^é’^e’//gevoeltnbsp;wordt. Ten tweeden, in de Winter maanden^nbsp;krijgen de tochtgaten geheel andere werkingennbsp;als in de Somer. Want foo iemand een c/öÉ’ij'-ken of lapken , of iets anders, aan de mond vannbsp;de buifen legt , dat wordt, ’t is wonder omnbsp;ftenen feggen, nu niet doov het ontf eken vannbsp;de Wind voortgedreven ^ maar binnewaartsnbsp;’k weet niet door wat voor een verborgennbsp;kracht ^getrokken, en wel foo veel te fterker alsnbsp;de koude vinniger is geweeft. Ten derden, de hoedanigheid vzw hlafene lucht is foo geftelt, dat fy door de huivering van de wind de menfehen in dufdanigenbsp;''oeelfsels voor een tijd vcrblyvende, geenfintsnbsp;fodanig maakt als of fy de koortshaddenge-hjk in andere plaatfen plag te gebeuren ; maar |
Sommige hebben het daar voor gehouden, dat de winden van de holen der na hy gelegenenbsp;bergen voort komen, binnen welke de uiterlijke blafingen der winden door verfcheidenenbsp;holen ingekropen, en binnen defen berg gebracht zijnde, eindelijk uitbarften. Maar ooknbsp;dat kan door geen reden beftaan : want dannbsp;zoude volgen, dat in Winter tyd, als denbsp;winden aldermeeft blafen, de winden van defennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;meer zouden moeten woeden, als op een andere tijd, welk ook al tegens de onver-vindinge is. Daar zijnder ook geweeft, die vaft ftclden, dat dufdanige winden van de vloed der nabynbsp;gelegene Zee haar oor ff rong hadden y want datnbsp;de lucht in de onderaardfe doorgangen ftantnbsp;houdende, door de aanferfinge van de barennbsp;derZeehmmtn defen voortgeftuuwt, ennbsp;aldaar benauwt of bedwongen zijnde, eindelijknbsp;door de fpleten geweidelijk uitgeftoten word. Maar ook dat heeft geen vaften grond van bewijs : want, dan zoude volgen dat de winden gedurig na de gedurige beweginge der J^enbsp;zouden duren, of dat fy ten minften verwer-delijk als overhoops zouden aanhouden; welknbsp;wederom tegens ae ondervindinge is. Dit zijn de voornaamfte poinélen , door welke de Natuurkundigers haar meiningennbsp;van de Natuur de fes Bergs vaft maken. Alleen noch iffer overig, dat ook wy in foo De ware verwerd een ft uk werks de krachten van onsnbsp;verftandbeproeven. Ikfeggedan,dattergeen 'vantlefenbsp;andere oorfaak is van de foo wonderlyke uit-werkingen in defen berg, dan de verdunningenbsp;en verdikkinge des luchts ; het wel ik aldusnbsp;toone. En eerft wel vooronderftel ik , dat defen Degeheeh ganfehen berg hol is, welk ook de inwoondersnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'* *’°*' door een lange ervarentheid geleert zijnde voor feker houden, cn ik door een ontwijfel-R ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bare |
Ca p.xix. bare ondervindinge bevonden hebbe. Want als ge door de verborgene opcningen een weinig
geftrekt zijn, en als ge daar een iteen inwerpt, foo komter eerfl na een langen tijd, gelijk in denbsp;putten en regenbakken eenweerdaand geluitnbsp;voor den dag, en grooter teken van de holte desnbsp;bergs als dat, kander niet gegeven worden.
(jehed nbsp;nbsp;nbsp;tweeden, de gelieele oppervlakte van
den fteenachtigen berg is vol van gaten, fple-ten, fcheuren, niet alleen aan die fijde, welke na Cafis, maar ook aan de andere fijde welkenbsp;na êiC^k^AiAqnafparta fiet, alwaar ook defelvenbsp;uitwerkingen als in Cafa gevonden worden.nbsp;rgt;e grootenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Tcii dcrdeii, defe faamgeketende klomp of
fima'rte nbsp;nbsp;nbsp;Bergen, van alle Aardfe
vo-vors of felfllandigheid berooft, krijgt by de Somer tijd dlr'seroennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dc VQxfchQÏdeïie weder/lralingen der Sonj
binnen de oevers en holligheden der Bergen gemaakt, foo onmatig een kracht van hitte, datge zoud konnen feggen datge onder de verfengdenbsp;ftreek gcftelt waart, en daar is ook niemand,nbsp;die de hitte omtrent den middag verdragennbsp;kan, want menfchen en heeften moeten haarnbsp;. dan in huys en op ftal houden.
Op defe gronden fteunende , feg ik; dat foo haaft de buitenfte lucht binnen de Jteenige Bergen j door de gedurige en veelvuldige weder-ftraal der Sonne tot eenfeer dunne felfftandig-heid gebracht ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zijnde, wordt
fet, foo gebeurt het dat fy zullende nbsp;nbsp;nbsp;grooter
plaats foeken, door de/‘pleten en fcheuren des bergshmntndthmnQn^amp;ingewanden met denbsp;grootfte drift wordt ingelaten. Maar dewijlenbsp;diemetde/#fZ»i^die van binnen is niet beftaannbsp;kan, foo wordt de ingedrevenen of van buiten-gekomene of vremde lucht gedrukt en geperftnbsp;zijnde, en eindelijk fijn felven door de'wijderenbsp;gaten des Bergs ftch een uitvlucht makende,nbsp;na lange worftelinge ten laaften met het grootfte geweld uitgedreven. En op defe wijfe wordtnbsp;die vtonderdekt JVind, van welke wyfprekennbsp;indie Somer tipdop de beftelde uuren voortgebracht : en als de uiterlijke hitten ophoudt, isnbsp;het ook noodfakelijk dat wederom de wMnbsp;ophoudt. Alle welke dingen feer fchoondoornbsp;deproefvan Windballen ge toont worden.
T^roef. nbsp;nbsp;nbsp;Maak een bal van feervaji koper, met een
ïeexnauwehals, daar een^g'^?^ in is fo klein als depunt van een naaide ;de(e bal halfvol waternbsp;gedaan en in het vuur gejmeten zijnde j falmennbsp;daar foo lange laten leggen, tot dat ly heel heetnbsp;géwordén is, heet geworden zijnde zultge hemnbsp;aan ftonds in koud water gojen en een wijle tijdsnbsp;onderhouden; enge zultfiendatde/?^ei6rdaarnbsp;tor plaatfe haar onthoudende tot een feer fynenbsp;felfftandigheid gebracht j allengskens verdiktnbsp;zijnde, te rugge wordt gedreven ; en dewijlenbsp;datter geen andere lichaam in de plaats van denbsp;gewekene lucht geftelt wordt, het water metnbsp;eengroote^rnzOT binnen in ftch trekt., en opnbsp;defe wijle fal hetvat van de balfoo volworden^,nbsp;als noodig is. En als ge daar dan wederom gloe-jende kolen oiidcrftookt, foo fal het water dat
RDSE WERELD,
daar in is verdunt zijnde aanftonts tot dampen worden, en de beflotenedampde'd\fe.dê.e geen uittocht als door dat foo feer nauwe gatnbsp;vindt, zal door het felve methet^rööi^^ge-druys en kracht van forcenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;; en als de
I uiterlyke warmte ophout foo zal het water fyne nature lijke ge (lelt heid wederom gekregen hebbende noch dampen, noch winden meernbsp;uitgeven.
bat felve bevinde ik ook dagelijks in de Aö-mer maanden op mijn Studeer-kamer , welk door een verborgene gang rot aan mijn huysnbsp;thuynbefloten binnen vier feer hooge murennbsp;van de kerk en kloofter wordt voortgedreven.
Het gebeurt dan, dat foo haaft als de lucht in denhof, door de hitte van de middag Son, ennbsp;doorde verbreidene wederfag der Jfralen regens de muren aanfpelende wordt ontfteken,nbsp;defelve door de altegroote verdunninge uitnbsp;gefet zijnde , mijn kamer terwijl hy uittochtnbsp;foekt, door de gang of weg met een grootcnbsp;drift voortgedreven, met een feer aangenamenbsp;koelte verfrifcht, en dat gebeurt niet als in dennbsp;namiddag en in de Somer maanden, maar opnbsp;den overigen tijd van den dag, of in de Wintermaanden verneem ik niet van fulke werkingen.
Dit zoud’ ik behoudens het goed oordeel van andere, voor de ware en oprechte oorfaaknbsp;van de winden, met fuik een geweld uit dennbsp;Cafiaanfe Berg in dc Somer maanden uitbar-ftende, houden.
Dat hy verders in de Winter maanden de U'na.rom buiten Jijnde lucht lo gelijk met de aan de mon-den der openinge geleide 4zj^£’/?j',pampicr, en aUeding»^nbsp;andere diergelijke dingen van feer lichte ftoffenbsp;in fijne binnenfte ingewanden door een ganfehnbsp;tegenftrydigeuitwerkinge na fich trekt ,0.2130:nbsp;vanfegikdatditde(?ör/2zd:^is : dat de verdikte lucht by de Winter tyd j uit vrees voor le-digte worden j al tijd andere, enwedcrom^»-dereluchtV2inh\i\iamp;nn3ibinnen trekt : de oor-faak van defe beide werkingen, te weten vannbsp;uitdryven en nahalen bewijs ik door defenbsp;proef.
Maak uit fekere vafieftoffe, glas, koper, tin een vat, welkers gedaante de Figuur A B ver-
Troef-
BH
toont; uit welkers grond een pijp BA C geleidt wordt, en ftop de mond D E fodanig toe datternbsp;de lucht nergens kan uitkomen; en dan fal hetnbsp;werktuig wel zijn. Dit in de Son of by het vuurnbsp;gefet zijnde, zal de foo haaft als hy vannbsp;binnen heet geworden, en door verdunningenbsp;uitgefet is fich felven door de pijp BAC, uittocht
II. Boek, Van het werkstuk des aardkloots. 135
• tochunaken, en by gevolg aan de mond van de j Maar de 'öiiinden, gedurig uit eenige an- De oerfmk
pijp C een merkelijke wind verfchafFen diemen 2:aL konnen gewaar worden als men daar eennbsp;%’eder aan vaft maakt. Maar als ge het vat A B,nbsp;met koud water over giet, foozultgemet ver-vvonderinge voelen dat de verdikte lucht AB,nbsp;de buiten zijnde lucht, om de plaats van de vannbsp;binnen ontbrekende lucht te vervullen, na fichnbsp;trekt; welk blijken zal alfmen een vedernbsp;de mond C legt, welke aanftonts na binnen zalnbsp;getrokken worden. En uit defe proef blijktnbsp;voorwaar feer wel de oorfaak van die beide uit-vcerkittgen in de genoemden Berg.
dere openinge, van een Berg uitgeblafen ww- ^ den, die hebben buiten alle twijfel haren oor-wind w.nbsp;fprong, of van de onder aardfe watervallen j of ^nbsp;van de aanfpoelinge dernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lucht in de on- hZfIn. '
deraardfe doortocnten gaande makende, gelijk in fommige plaatfen van dengySte^gefiennbsp;wordt; of uit de Jmeltingey^ca ’tfheeuw, gelijknbsp;de Berg van Alvernien, en van ’t hol in Hetru-rien by Volaterra,v^z2it uit, na het getuigeniilenbsp;van Albertus LeanderSomü)t% fo geweldig een Aib. Lemd.nbsp;geeft en uitbreekt, dathy alles wat hemnbsp;ontmoet, ja felfs de boomen omverre w^erpt.
'van At
Verhaal 'van het winderig Welffel by den Tichel of Scherfberg. |
^zddLfwyyzndcnCdf/ènhVindberg'y en de ®ntlaken der winden uit defelve blafende wijd-loopig genoeg gefproken hebben,is noch overignbsp;dat wy een ander wonderwerk der nature hetnbsp;voorige niet ongelijk en vermaart binnen denbsp;^uuren der Stad Roomen felf wat nader opennbsp;leggen, Welk gelijk het verwonderens waardignbsp;is, daarom heb ik ook gedacht 't fclve tot beve-ftiginge van ’t gene te vooren gefegt is bequa-melijk hier te konnen invoegen. Aan de wortels van de Tichelberg te Romen, welken de oude Doliolum noemen,is aan die ftjde, aan welkenbsp;hy na de rievier fiet, een Hof of Thuyn die feernbsp;groot is, en cpgemaakt tot alle plaifier en vermakelijkheid, onder de heerfchappye en bannbsp;van het feer doorluchtige gedacht van Cian- tes |
i3lt;SCap.XIX, tes fich tot aan den Tyber in de lengte meer als duifent palmen verre uitgeftrekt. Tot welken Thuyn als my onlangs de ‘Doorluchtige ennbsp;ïttT Eerwaardige Jofeyh Ciantes Biflehop van DE ONDER-AARDSE WERELD,Waarom die gene geweldig mifïlaan, die het daar voor houden dat dufdanig een fVind nergens anders, als uit de gelegene Rievierenbsp;den Tyber voortkomt •, want Ty feggen dat defe AAz;yi’fÊ»jeenbyfondergeleertman,enookfeer I rievier, door de verborgene wegen der aardfe vermaaart wegens het over fetten en uitgeven j aderen, gedurige aanvloeden vanwaterente-van’t Werk van dennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gens de gefeidc wegen aanfetten, door welker in deHebreeufetaal,heen geleider badde ij drift of aanfettinge aanftonts de beweginge omditwonderftuktefien,en ïk^Qjiant tn.ge- j van de ingeflotene lucht volgende, eindelijk,nbsp;legentheid van de plaatfe op het naufte onder- terwijl die in de gefeide welffels uittocht foekt,nbsp;focht hebbende ^ hebbe eindelijk gevonden dat defe voornoemde wind veroorfaakt. Dat defenbsp;het waar was, het geen men van de windige mcininge op geeneriei wijfe bellaan kan, be-welffels tot dus lange gefegt hadde, dat is, van wijs ik dus. ’t Is in de Scholen bekent, dat het duurt, wie fiet dan niet dat ook nootfakelijk de Wind uit de genoemdenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blafende het geheele jaarmoetduuren ? welk echter gelijk het ten genen tijden ondervonden is, foo kan ven, op dat wy daar uit en uit de andere om- ook die genoemde meininge de ervarentheid Handigheden de redenen van die uitwerkingen' felfs daar tegens getuigende, op geeneriei wijfe gaart, F H, de Muren of V elfen van de Stad, 1 uur en van den dagj op de overige tijd, felfs de L M, een feer lange jj^zd;«^^rjyt',door de fchadu-i alderminfte blijk van wind gevoelt, dat men veel eer bevindt dat defe welffels des Winters fonder wind en laaiLW zijn. Daar moet dan een andere oorfaak van de uitwerkinge defes Bergs aangewefen worden, om welkte doen, moeten wy eerH eenige dingennbsp;voor onderHellen. Ik vooronderHel dan eerH,nbsp;dat de Scherfberg geheel uit fcherven en brokken laamgeHelt en opgemaakt en gevolglijk^e-joeelpypig en voor de tocht doorgangelijk is. Tennbsp;tweeden, dat uit de al tegroote hitte der Sonnejnbsp;waar mede de berg in de Somer tyd getroffennbsp;wordt, (Staardefcherven aan hare buitenHenbsp;kanteen brandende hitte krijgen ; dat, deoii-dervindinge ons fulks leerende, den berg eennbsp;weing voor of na de middagzoo heet is, darmen den felven fonder gevaar van branden qua-lijk kan begaan, of datmen qualijk omtrent dennbsp;felven kan duren, en dat om de kracht van denbsp;brandende fcherven. T en derden dat de tegelsnbsp;en fcherven dewelke in de binnenfle ingewanden van den berg verborgen zijn, altijd haarnbsp;oude koelheid houden. Ten vierden , dat denbsp;lucht rondom den berg door èitgeweldige hittenbsp;op het al(|£rfijnHe verdunt wordt. Welke dingen vooronderHelt zijnde, foo feg ik, dat dc Scherf berg diamp;s Somers door eennbsp;geweldiger hitte der Sonne ontHekende, denbsp;verkregene warmte aan de rondfom hem fwe-vende ïocht mede deelt: waar door de verdunde lucht van defe andere lucht, die om den af-Hant van den berg een weinig koelder is, beletnbsp;word om fich verder te konnen verfpreiden,nbsp;geen kans dan tot verder verjfpreidinge llen-de, terwijl fy nergens anders heen kan, alsnbsp;door depypige doorgangen des Bergs, en fple- tigc de foogroote enbyna onverdrage lijke koudej welke de koele winden, uit de binnenfte holennbsp;en fchuilplaatfen uithlafende te wege brengennbsp;of veroorfaken. Welke uitwerkingen gelijk dienbsp;een ieder tot vervvonderinge verrukken,foo zalnbsp;ik ook te defer plaatfe de ware en oprechte oor-faakvanfoo ongewoon een uitwerkinge trachtennbsp;aan den dag te brengen. Welk op dat het innbsp;dies te beter ordre geichiede, zullen wy eerftnbsp;deflant cngelegent)oeid van de plaats befchrij- af brengen, De Tichel of Scherf berg getekent met de letters ABC, C de poort van de Thuyn of Wijnnbsp;we van feer hooge boomen rot alle vermaak ennbsp;plailler opgequeekt, D E, de winderige welffels niet foo feer door de natuur als door vernuft van de kond opgemaakt. Door dien omnbsp;de luchtgaten des Bergs te maken, de Murennbsp;van de welffels niet met kalk of leggen van Henen, maar van oude Hukken van tegels , leijen,nbsp;en aarde vaten, waar uit Atngeheelen Berg be-Haat, opgemaakt zijn foo net, datfydew/Wnbsp;uit de luchtgaten des Bergs uitbarHende doornbsp;êic door blaf ge muur\id\t.tVi)kk.onnQi\ door laten; welke muur de wind ook uit laat, en welnbsp;om de drift en beroeringe van de lucht foo veelnbsp;te heviger, als hy door de engere doorgangennbsp;en de kromme en gedraaide wegen van dennbsp;Scherfberg uittocht foekende, met een groo-ter gewelt door den uittocht den vryen toomnbsp;foekt te hebben. Dit dan geHelt zijnde, laat onsnbsp;nu de oorfaak van defe uitwerkinge, met allenbsp;naarHigheid nafporen. Men. moet derhalvcn aanmerken dat defe winderige kracht enforce niet altijd, noch dennbsp;geheelen loop van het jaar duurt, maarbyfon-derlijk in de Somer-tyden, in welke door denbsp;daagfe ontHekinge der Sonne den Scherfbergnbsp;geheel en al door heer is; welk gebeurt in denbsp;Maanden Junimj Julius j Auguflus ^ tot halfnbsp;September , een weinig meerder of minder nanbsp;de verfcheidene geHeltheid der Jaren; ook nietnbsp;den geheelen dag, of alle uren van den dag,nbsp;maar voornamelijk op die, op welke her geweld of de kracljt van de hitte der Sonne op hetnbsp;aldervinnigH is. Want fmorgens , ’s avondsnbsp;en de ganfche nacht als dc lucht tot een gematigde verkoelinge is gebracht, houd dc windnbsp;teneenemaalop. |
noodfakeliik is dat defelve oor [aak altijd 'tfelve JVerkendej altijd de wet der nature niet verhindert zijnde,defelve uitwerkingen volgt. Dewij-le dan de beweginge der wateren,welke de Rie-toegelaten worden 5 dewijl, gelijk wy boven gefegt hebben, het daar foo verre van daan is datnbsp;men behalven in de Somer maanden j en fekere |
*'• tige openingen, en fich daar aanftonts in voegende , foo haalt als fy de koude lucht die haar binnen de diepfle fcbuil^laatfen des Bergsnbsp;onthout ontmoet, en defe twee om de tulTchen-komende tegenfiant j veroorfaakt uit de gedu
'-11
vruchten van allerlei foorte in de felve weg-gelegt zijnde foo ys - koud, datmen defelve, even gelijk in de Berg der Cajïers gebeurt,nbsp;fonder killinge der tanden naauiijks kan gebruiken. Wantdewijle de binnenfte^0/e;i?des
rige toevloejende drift van de eeneenandere lA^r^jfeer koud zijn, foo moet fekerlijk de buiten zijnde lucht nu op hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Vé’op’taldermeeftefcherp en vinnig worden,
niet te gelijk beftaan konnen ; hier door ge- j nbsp;nbsp;nbsp;wonderbaresstcYvs%tèi^^fcherf
beurt het dat de binnen zynde koude lucht ge- Bergs in de Stad was bekent geworden, foo dwongen wordende te wijken, en waar hy kan j wiert daar geoordeelt datmen die tot eenig by-ot mach heen fwervende door de tochtgaten j fonder nut van de Stad moft te werk Hellen,nbsp;des Bergs en de daar aan gehechte wanden van I voornamelijk van dat flach van menfehen, dienbsp;het winderig welffel uittocht foekende , tot niets anders doen, als dat fy inde Somer tijdennbsp;koude windengefegtheb- enkel daar op alleen toeleggen om met de verben beweegt of aangefet wordt. Maar by nacht makelijke koeligheit dtïRoom/e drinkwaren en
of in de overige maanden en uuren buiten de reets genoemae, gelijk dan den geen ge-tïocgfatnewarmtehech, en de luchtvmbui-ten de daar toe vereifchte verdunninge nietnbsp;krijgt; alfoo moeten ook nootfakelijk deyFrji^ |nbsp;van de koude lucht met de warme ophoudende en als een feker beftant gemaakt hebbende, de ftorm der winden ophouden. Hiernbsp;hebtge dan de oorfaak van de wind in de welf-Jels van de Ciantife Wind-bergen j verklaart,nbsp;door fo duidelijk een redenkavclinge als cenig-lints heeft konnen gefchieden.
Maar dat ook op andere tijden als den Noorden wind waait, dufdanig een wind in de ec»/»-vernomen wordt, ik fegge dat daar niet anders de oorfaak van is, als de kracht
verllê vruchten de dertelheid en lekkernije van hare brooddronkene keelcn noch meer te kittelen; onder welk flach van menfehen de Waarden , door hope van winfl gaande geworden,nbsp;als fy door pr oef van den C/ö«f z/c^Hiofgeiecrtnbsp;zijnde, denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;winderige gaten des Bergs cn-
derfocht hadden , foo hebben fy die gevonden hebbende,aanftonts verfcheidene kroegen metnbsp;tafels en banken, en groene takken wel ter degen voorfien zijnde, beginnen re timmeren, gelijk de huyfen getekent met de letteren Pnbsp;RS toonen ; ook hebbenfyinhetonderH; vannbsp;hare huyfen, kleine weiffels, als keldertjens,nbsp;nier fonder een byfondere gauwigheid toege-ftelt, om die dingen die fy koel beliefden tenbsp;hebben en te bewaren in de felve te leggen, en
quot;Van die wind; welke dewijle hy met de groot- j ’t is feker darter in de grootfte hitte van de fte drift of aanfettinge fich in de doorgangelyke j hondfdagen niets aangenamers en fmakelijkersnbsp;felfftandigheid des Bergs inboefemt, fo maakt | voor den Romeinen zijn kan, om die dewijl fynbsp;hyookmeteen,de/^/ffeby de tochtgaten ! geweldig op haar tong gefet zijn , daar doornbsp;Bergs haar onthoudende en door de van tege-1 tot haar te lokken; fy zijn in haar hoop niet beien en fcherven vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;opgemaakte : drogen geweeft ; als fy op de gefeide maanden
heen gedreven, winderig. En ik hou-'de hjden des Bergs met tenten omfet en met
de het daar voor dat de oorfaak van de wind van dit welffel een en de felve is, die wy in denbsp;IVindberg der Qafers verklaart hebben.
En de koude van dit welffel is foo vinnilt;r dat-ter naulijks op de genoemde tijden iemand binnen de felve Ibnder huiveringe zijn kan ; en by gevolg , worden de wateren ', wijnen en
een goede voor-raat van eetbare w’aren voorfien zijnde, by na geheel Romenj, om de gefeide vermakelijkheden te genieten, met een groeten toeloop van koetfen en wagenen tot haarnbsp;trekken ; de Waarden , gelijk haar oogmerknbsp;was, geen kleine winftedaar van trekkende.
Maar nu van de holen en aderen der aarde.
j-'I'weif/ nbsp;nbsp;nbsp;verdeelt de weiffels van
'¦ I het Aardrijk in fi j ne onderaardfe Wereld in vijf foorten; Goddelijke, menfehelijke, bee--’llelijke, naturelijke en door konll; gemaakte.
I. De Goddelijke verdeelt hy wederom in
Reinmakende, of ’t Nagevuur, 'voorburg^ en Reinma-diergelijke, diemen, door het geloof weet. kende. , Hier onder worden gerekent de fpelonken ofnbsp;weiffels van de Magi of toveraars, in welke fy joÏÏeïnbsp;met ontallijke bygcTovigheJen haar toverkonftnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Magi.
verfcheidene foorten ; Engelfe weiffels of ho- \ in het w^erk Helden, die op vele plaatfen gefien
Icn zijn, in welke de Engelen verfchynent gelijk daar is de Sfelonke of den Berg Garganm feernbsp;K:erk 1-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’'quot;^'^maart door de verfchijninge van S. Michiel.
Kerkeljke j of Tempels tuHchen de rotfen ^itgehouw^en; gelijk fy in Indiën van den Bergnbsp;der Ragoden verhalen.
‘«graaf.
Begraafplaat/èfijWtik in ’tRoomfe veldhitx daar feer eerlijk gefien worden ; van w elkenbsp;Subterran. overvloediglijk handelt,nbsp;.^^yvelfe of Helfe in het alderdiepfte dernbsp;^^^de.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1. Deel.
itxx.
worden. Ook de fpelonken der Helden j, Af go- Helden. dendienaarsjGelukfeggers en in w^elke de God-ff raken gegeven wierden, hoedanige Delf bisnbsp;en het hohm Ammonien waren. Hier toe wor- verfmdenbsp;den gcbrocht de verfierde holen der Roeten van kolen dernbsp;de Fauni, Dryades, Nimphen, Tritons, Sire-nen, en andere Goden en Godinnen.
2. Menfcheljke fpelonken : hier toe hooren eerH de ffelonken der ReiifenfsQtèaecixgt in Pa-IxHina, Sicilien, en in andere plaatfen getoontnbsp;Snbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wor-
wei mcinen, nenjie ingewanden der aarde ? Dat is lèker datnbsp;alle holen of welffels met een fekere uitmuntendenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voorfien, harenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;niet an-
Cap, XX. worden; de holen der MufencwSibyllenwor-] (im aardkloot 7A\n, hoe groot een menigte dan' noch in veele plaatfen gefieh, als te Napels moeten wy wei mcinen, dayer zijn in de bin-in-het Qiimanife veld ^ welk wy in het volgendenbsp;zullen befchryven.
DerKiui- Hicr onderkonneii ook gemakkclijk gcrc-
fenaren. nbsp;nbsp;nbsp;^^^ordcn dc holen van de H. Kluijenaars ; 1 ders als van feker diep en groot holltzy dan dat
heid van de plaats alles water in komt loxfiee- nbsp;nbsp;nbsp;°
nen; fommige verquikken geweldig door een geurige reuk; fommige doen iemand een waar-feggende geeft krygen,gelijk fommige verkeerdelijk gevoelen. Ook vindmen fulke die mennbsp;fegt dat iemand tot ktmheid, en wederom an-deren die tot weUuft verwekken. Daar zijnder turtijksnbsp;die door een faapmakende kracht de menfchennbsp;doen Japen, wederom andere die doen wakkernbsp;blyven.y ele hebben overvloed van olie van eennbsp;bloedig fap van lijm fout Jooperroot Jeenolie ennbsp;diergelijke. De oorfaken of redenen van welkenbsp;alle wy in ’t Je Je Boek van dit IVerk fullen aan-wyfen ; want van defehangtafdeganfchefa-menfteilinge dQt gevoelyke jgroejelyke en onbe-
gelijker in vEgypten enThebais ontallijke holen J uit een waterbewaarplaats of vuiirbewaar-gQ(\QXi\lt;imèA:A\,\-3XiS.Jntonis/Paultis^ BUa-\plaats zy, door feer verre uitgeftrektedoor-rion^enz. te Meliten d^cfpelonke van den H.A-tochten afgebracht, na gclegentheid van de^e-pojielPaulus gt; in Sicilien van S.RoJdlia op den! Jleltheid van de felfflandigheïdder aarde^ door BergPeregrinus; tevanes'.welke de gefeide doortochten heen geleidetnbsp;in Vrankrijk van de faltge Maria Magdalenaj ’ worden, krygcn. Hierom verkeeren fommigenbsp;gemeenelijk la fainte Beaume : nevens Arle j holen door een Jfeenmakende Jap na de gelegen- stctnmu-vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en foo van de reft.Hier onder
Onderaard- konneii ook de Onder aar dfe Steden en andere,
(esleden. ^^^¦^x:MZ.i\in.\\amp;ivolgende, gerekcntworden.
Holen 3. Holenèi.tï.BeeJlen : waar onder gereken t Beeitcn. wordcn de holen Leeuwen, Tygers, Wolven, Vollen, Beeren, Slangen en Draken , ennbsp;andere fchuilplaatfcn van onder aar dfe Beejtennbsp;en Vogelenj welke hoUgeplaatfen beminnen,nbsp;wdffeis of 4. Daar zijn natnrelyke welffels offpelonken.
fige,
gen, wateren. Daar zijn ook nbsp;nbsp;nbsp;die
Spelonken gjj jg foortcn daar van zijn niet te tellen, heb-Terii^r' bende ider fijnen naam na de naturelpke krach-krachten die in dc fclvc zijii. Sommige zijn met een •Bo‘gt;rfien. medicinale\s2i(f\x.vooV\tt\.. Sommige hebbennbsp;Mijnftof- overvloed van mynjioffige dampen,uitwafemin-
vol van fneeu en ys zijn, gelijk my heugt dat ik ' fielde dingen. Welke famenloopinge der oorja-op den Berg Soranus gefien hebbe. Daar zijn j ken, op dat die uitwerkingen voortbrengen die ook winderige, '^Siamp;amp;lt;^^\xvL'^twindblafmgen met de nature overeenkomen, foo doet fy datnbsp;uitgeven. Ook vindmen daar fulke die met een niet anders als door ontallyke buifen en holen^nbsp;lojmakende, vaJmakende^ftremmendeks^ÓM waarmede ’t lichaamnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aar dry ksAoothoott
de aardfe feIfJandigheidhe.cyxikmtVijk mede te deden.
Maar laat ons ficn die verwonderlijke dingen van de Spelonke van Corycianus, en die gewei-digdienftig tot ons voornemen zijn, dewelkenbsp;]^ola /.I. f. 6. by brengt, t tv ook So linuscy^.nbsp;‘Blin.l.i i. Strabo l.xjf. Sy feggen dat nier verre
voorfien zijn, van welke te fijner tijd en plaatfe. is, als door fekere vefels en vaten van de groote nwkuaft- 5quot;. Xhoot konjgemaakte welffels oijpelonken Wereldpuet alles aan allennbsp;gemaake. ^ijn ^ ftic tot den meiifchen iiut ofvcmiaak toc-bereid worden. Van gelijke door konj gemaakte onder aar dfe gangen j gelijk te Napels de fpe-lonkenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aujlippus uitgeholt: teSyracu-
enanderewy^ö,^/^ uitgraaft, van welke faken van Pompejopolis een ftadt legt Cöryciz/»z ge-
lèn de onderaardjè Bboolhoven-, hier onder worden gerekent de huüwelffels,waterbakken,on-deraardfe tempels;dis ook holen daar men Jeen
in ’t volgende met opfet zal gehandelt worden.
En dit is de verdeelinge der we IJ fels of holen, van welke wy echter geen andere als de nature lyke in dit hVerk wat nader fullen aanmerkennbsp;en onderfoeken.
Naturelijke fpelonken noemen wy, welke de Goddelijke Wysheid in de binnenje kamers dernbsp;aarde tot ’tnodig gebruik der nat ure lyke dingennbsp;bejelt heeft; van welke fommige in ’t buitenjenbsp;oppervlak der aarde een toegang hebben; andere voor de menfchen onaankomelyk j worden innbsp;de binnenfle hoeken des aardryks verborgen,nbsp;zijnde onderfcheiden in drie foorten, en zijnnbsp;water bewaarplaat Jen, vuurbewaarplaatfeujnbsp;lucht bewaarp laat Jen j van welke nu al in ’t w-is gefprokengeweeft, en welke wy in hetnbsp;volgende nodt verder zullen nafpooren. De utterly ke geven aanleidinge tot een groote woej-heidswijpelonken, en afgronden der fwelgkui-leny^ex welke wy nu fommige zullen ophalen.
Indien dan datter foo groot een meenigte en vcrfclieidenheid van holen in ’t oppervlak van
Nature-
lijke.
noemt, boven welke men verhaalt datter een Spelonk is Cözz^^jyojgenoemt, foJchoond^xmonnbsp;defelve niet wel befchryven kan. Want uit eennbsp;groote wyde opening geeft hy aanftonds uitnbsp;fijn bovenfte kruin een Berg uit, die dicht aannbsp;ftrand legt,fteil om te beklimmen en om aan denbsp;top te komen die tien ftadien hoog is, welkersnbsp;afklimminge altijd wyder en wyder word; fy isnbsp;rondom befet met fchaduwachtige en meeft al-xx]^groene boffchen, en in fijn ganfche ronte isnbsp;fy geheel met liiftige geboomten omvangen,ennbsp;dat fo fchoon, dat de befchouwers met den eer-ften opflag daar over verbaaft en verwondertnbsp;ftaan,en haar naderhant niet fat konnen kyken.nbsp;Een plaats ifler langs welke men na benedennbsp;gaat, eng en rouw, van omtrent 15-00 tredennbsp;door plaifierige fchadiiwen en dichte bollchen,nbsp;en die fo wat na een hofftede gelyken,de beeks-kens hier en daar tufichen beiden uitvlietende.nbsp;Alfmen tot het binnenfte van de Spelonk komt,nbsp;dan word wederom een andere Spelonk geo-pent, die die gene die daar in komen verfchrikt,
en
-ocr page 182-^iP.XX. fpletene opfperringen, die dikwilsgeheeleJie-den in haren kolk ontfangen ^ en een fchrikke l^ke verwoeftinge op de aarde gemaakt hebben.nbsp;En op het 8. cap. fegt hy aldus. Gelvjk in V bui-icnikegedeelte der aarde wyde moeraffen, grote en bevaarbare meiren leggen, gelykerwys , nbsp;nbsp;nbsp;------------ ------tquot; ^ nbsp;nbsp;nbsp;j' ’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ fA(gt; 7pp in 't breede rondom de aar de nttgeflrekf drift gemaakt heeft, foo neemt hy wederom af nbsp;nbsp;nbsp;-vaUeUen heeft; dat evenfoo de en vekvijnt. Van binnen is een ruimte, fo ver- nbsp;nbsp;nbsp;f r fchnkkehjk dateer tot noch toe niemand van nbsp;nbsp;nbsp;jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;endatfaljdovjemigftdfl^an, fooftouteeninborftisgeweeft,dieheeftdur-;vvateroeu«;e;^,^« ___ .. I als by ons den Oceaan en dejdelfs boefem jja zy zynfoo veel te wy der,hoe veel te hooger de Aarde uitfleekt. Welke woorden vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voor waar als een hooftfomme konnen zijn van alle die dingen, die tot hier toe gefegt zijn. Verfcheiden dan zijn dt for men oïgedaan.-tens van de onder aar dfe holen, welke of by ge- „ndre We\f-val.of door de nature worden;want fommige///V zijnde ftrekken haar wjrV en breet;nbsp;xnïgQ¦z\]n^tQx:diep hol; fommige^^r^’^/'in dcnbsp;lengte j andere fcer diep na de laagte gefonken;nbsp;fommige hebben veder lei toegangen en fchuil-hoeken ; alle echter met die konft van den Oor- ojden dryven de Indianen daarna toe, en door\fprong der\nature gefchapen, met die eigen fchappen voorfien , als de gelegcntheid van de plaats infonderheid na recht als fcheen te ver-eiffehen. Na het getuigeniffe van Strabo is ne- straboi.ó*nbsp;vens Metaiiriis in Sicilien een hol waar doornbsp;een groote Rievier wdjt en breet met een onder aar dfe vloed doorlopende, eindelijk tot eennbsp;open vlakte heen gevoert wwdt. Na het getui-genifïè van den felven man, fegt men datter eennbsp;ander is in den Emropifeninham vanMaurita-nien, omtrent de Zee foodanig uitgeholt dat fynbsp;tot feven fladien verre ebbe en vloed binnen innbsp;haar boefem ontfangt. Een ander by Mier ago •nbsp;lis en Laodicea, waar van gé na Een kont Strabo : en lib. 13. fegt hy datter by dndria een holnbsp;is, van fuik een wijd geflrektheid , dat het tot fffchrik- mfm Philippus ingelaten wier den „ op datfe na eenig! aan Falea grenfl, namelijk 130 ftadien verre, ''yvtr „„aj . nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'cn het felve is daar door bekent geworden, dat naderhand eenigen tijd doorfichtig is , hoe men daar dieper in komt, hoe hy donkerdernbsp;wordt, en die daar in is, komter in als door eennbsp;diep hol. Een groote Rieviere fich geweldignbsp;verheffende vertoont fich daar maar flechts,nbsp;en als hy na een kleine vloed een geweldige^ ven beftaan om daar in te treden, en derhalven weetmen niet wat van de felve is. ‘Flinimnbsp;voegt daar by dat de druppelen die van dit holnbsp;afdruypen aanftonts in fleenen veranderen.nbsp;f‘b7ikkdl'k,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;mede komt wel overeen het genei openings * nbsp;nbsp;nbsp;befchryft lib. 16.C.16. Bydeïndi- fe Arrianen is een hol, het hol van Pluto noemt j in veelkers diepfle verborgene Idolen ennbsp;fchrikkelyk groote inhammen zyn j van geenenbsp;menfehen tot noch toe bekent y en hoe het foo diepnbsp;geworden is, ook daar geven de Indianen geenenbsp;reden van. Meer als drieduifend van ver-fcheidenefoorten van beeften jJchapetij geiten., bygelooyigheidforten Jy vele beeften van boven neder in dejdelfs diepe afgrond ^ daar Jy nooit \nbsp;wede'romuit komen konnen j noch daarmen de- \nbsp;felve ooit wederomften kan. Met loejien echter \nbsp;van de ojjen, het geblaat van defchapenj en het jnbsp;metten der geiten en het hinniken der paardennbsp;kanmen makkelijk hooren ; en die fijne oorennbsp;dieht aan de mond van de openinge legt j zal de-felvefeer lange hooren; ook hout dat vermengdenbsp;geluyt nooit op jOm dat ter dagelyks vee Ie beeftennbsp;op nieuws wederom ingefmeten worden. ‘“fde sZ'. nbsp;nbsp;nbsp;dingen Seneca met het exempel van ander hol beveiligt /. 5. Nat. ftju. l. 15. h,tnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;* -AftIcpidortis fegt, daar is niet verre van dit Jpi’nft ander hol j in welkefeer vele menfehen van ‘quot;'ierftiie metaal dat eertijds opgemaakt was zou-^pnetne dcii foekcn ; en wat voorraad daar van waslnbsp;''^^^kedegelegentheiddaarvanwas ? ofdeou-Van de gieriftoeid iets voor den nakomelingen had-de o vergelaten, en dat dat vele dagen duurde,nbsp;dat Jy naderhand door de lange weg vermoeitnbsp;zynde,groote rievieren en gewxldige famenlo-pingen van water gefien hadden, gedrochtennbsp;even als monflers * en niet belemmert of befetnbsp;wegens de boven haar zynde aarde ^ maar vrynbsp;en onbekommert j diemen fonder fchrik niet ftennbsp;kan. Waarom hy uit foo groot en beknopt eennbsp;verhaal van foo verwonderlijke dingen ten^nbsp;laatllen vvijfelijk befluit: deganfche aarde fegtnbsp;hy, is niet door een vaften jdmenhang tot eenennbsp;maften klomp gegoten ; maar heeft invele dee-ten ledige, en in ‘donker vorborgene hole n, daarnbsp;^‘^¦oiTCg^en vogtigheid in is. Maar ook lib. 3. c. 16.nbsp;Maar zyn,Jegthyg)nder de aarde die ons minftnbsp;bekent is rechten der nature, die echter niet tenbsp;min Jeker en wis zyn. Gelooft dat het genenbsp;gy boven fiet ook onder is^ want daar zyn woe-fte Jpelonken, daar zyn groote fchuilhoeken ennbsp;rtiimtèns, fleenrotfen hier en daar aan de bergen hangende, daar zün ontallijke van een q.e-I.Deel |
doe cens een Bok in het felve gevallen was, de-fcl ve aan de andere Ejde van ’t hol des anderen daags, van den Herder gevonden wierdt. Ik zal hier van de feer woefte cn groote Spelonken van e^jBahiopien niet fpreken, welke F. F ais wijdlopig befchrijfr,dQor welke de groote Rievieren cm ‘Mijl en Niger door onderaardfenbsp;wegen, een onuitfprekenjke lengte en een on-geloofelijke hoogte onder door lopende henennbsp;vloejen. ’k Zal hier ook geen verhaal doen vannbsp;de Spelonken en holen van den Berg 'Taurus ènnbsp;Jarnam die foodanig 2ijn datfe alle geloof dernbsp;menfehen te boven gaan, van welke fie Ramu-^JiusTom.x. Wonderlijk zijn die dingen welke Ewhoi;»nbsp;de Americaanfe Hiflorie verhaalt van de Andi-fe Bergen; in welker ingewanden hy verfekertnbsp;dat {xAhtJcbrikkelykehoUe kuilen Q.nfpe Ion kennbsp;en van fuik een wijce gevonden worden dat het'nbsp;niet om uit te fpreken is,fo dat fy in groote voornbsp;geheele landfcliappen van ’t Aardfe oppervlaknbsp;niet wijken; dat ook in defeivenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;groote wel- /^¦/? van feer groote RievierenFjn, welke met fuik een gekraak en verfcheidenheid van geluidnbsp;haarwateren van boven neder florten, ^at denbsp;S znbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Gra- |
140 nbsp;nbsp;nbsp;quot; De onder-aardse wereld, Cap. XX. Gravers of Bergluiden getuigen datfe nooit iets Edelman van Parma, niet te vreden zijnde met fchrikkeïijkers op d’Aardbodem gehoortheb- nu al een groot gedeelte van Europa gefien tenbsp;ben. Dat onder andere merkwaardige dingen, {hebben, en zullende fijn reis aanvangen omnbsp;aldaareend’lt;r/amp;lt;?.^/émgevondenis,maarhoeen nadeuiterfte grenfen van hetOoftentetrek-op wat wijfe het in ditnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;|kcn,metmyteRomenovcrdewijfeen manie^ men is, heeft nooit iemand konnen raden. Na- re van fijne reife aan te vangen fprak ; als ik derhand echter heeftmen^bevonden, dat defe (hem fo veel in my was onderlicht fen ook brie- aan de andere fijde des Bergs byna hondert veertig mijlen verre in feer diepe val-leije een uitgang vindet.Maar door dien fich denbsp;Rieviere door vreefelijke fteiltens uirgeeft ennbsp;ontlaft, fo fie ik niet, hoe dit Schcepken tegensnbsp;de nature door de onderaardje boffen van de Stuerlui heeft konnen heen geftuurt worden jhy hem op reis begeven. En een groot gedeel-tot defe ontoegangelijke onderaardfe plaats; {te van het Turkfe Rijk befien hebbende, ishy ” ....... ' ' nbsp;nbsp;nbsp;quot; ’ door de ^ ' het is waarfchijnelijker, dathetfelve Swelgkiilen van de Mare Bactficum of Atlan-ticum ingellokt zijnde, door de aanhoudendenbsp;vloed in de onderaardfe wegen tot hier henennbsp;gevoert is, en dat het aan de onderaardfe ftrandnbsp;is opgeworpen. Maar van defe verwonderlijkenbsp;inhammen, rievieren, watervallen en anderenbsp;fpelingen der nature van de Andes, die wy elders lullen verhalen, kandenLefernaficn ,cn lefe dingen te Romen gehoorthebbe. Den Lefer fie en verwondere fig over de dingen welke Olausnbsp;Magnm in fijn Roordfe hijiorie van diergelijkenbsp;onderaardfe Spelonken of liever Landfc happennbsp;verhaalt. Ontallijke andere zoude ik hier ternbsp;plaatfc konnen bybrengen , maar op dat onsnbsp;werk niet al re wijt zoude uitloopen, heb iknbsp;voorgenomen hier mijn penne te doen ruften,nbsp;fullende in ’t vervolg van dit werk bequamelij-ker veele dingen op haar plaats en tijd by brengen. Maar ’t heeft my niet ongeraden gedachtnbsp;te defer plaatfe in te voegen de gefchiedenillenbsp;van een nieuw onderaards landfehap in het eiland Antiparus^ welkindeMiddelandfeZeenbsp;legt, welk onlangs is gevonden, die dus is. ’t Is nu acht Jaar geleden, doe de wel Edele en wel ervarene heer Cornelius Magni een |
ven van voorfchryven gegeven hadde aan foo-danigc mannen die wegens dcliefhebberije der fteden met my feer gemeenfaam waren, foonbsp;na Conflantinopolen, als na Aleppo, en dennbsp;berg Libanus by de Maroniten, ja felf tot innbsp;Indiën en China toe ; welke hebbende, heeftnbsp;foo haaft als hy te Mefopotamien quam, fijnenbsp;verdere reife ftakende, begeerig zijnde om hetnbsp;Jubilé van dat tegenwoordige Jaartefien,nanbsp;Italien en Romen getrokken ; alwaar hy ooknbsp;aanftonts, my, als door een nootfakelijke ver-binteniflè aan hem verbonden, aanftonts heeftnbsp;befocht , en van die faken welke hy in fijnenbsp;reife gefien, gemerkt en aangetekent hadde,nbsp;reden en rekening gegeven : en voornamelijknbsp;van feker onderaardfe landfehap in een Eiland van de Archipclagus of Middelandfe Zee,nbsp;welk fy Antiparus noemen , van hem ontdekt, vol van veele en groote wonderwerkennbsp;der nature. Welke, dewyle ik het achte eennbsp;feer bequaam ftuk voor de Onderaardfe Wereld , welkers tweeden Druk de Eerwaardenbsp;Man J. Janffonius van Waesberge nu onderhanden nam , en ook een ftuk dataller ver-wondcringc waardig was , foo heb ik op hetnbsp;alder ernftichts van mijnen Vriend begeert,nbsp;dat hy my het geheel verhaal in gefchrift wildenbsp;laten toekomen; welk hy feer' gaarn en gewillig nu onlangs door een Brief, die hy op Reisnbsp;zijnde, en by gebrek van gelegentheid tot nochnbsp;roe niet gelonden hadde, inliet Italiaans gc-daan heeft , alle gronden en bewijfen en redenen van waarheid en waarfchynelijkheidnbsp;daar by voegende, en luid als volgt. |
Seer waarde Fader- Evens mijne andere brieven, hebbeikals nieuwe vonken willen opblafen mijnennbsp;ontmoedigen en onveranderlijke dienft, die iknbsp;U E waarde fchuldig ben, door het verhaal vannbsp;fommige dingen die my op mijne reife met hernbsp;Turkfe Hcirleger na Kaminitz zijn voorgeko-men, en het zijn fulke dingen die ik niet zoudenbsp;hebben konnen fwijgen en u vriend blyven. Denbsp;gelegentheid om mijn voornemen te volvoerennbsp;is niy ter hand gekomen in den dienft van dennbsp;, Marquis Nointhel Afgelant en Orateur vannbsp;fijne Alderchriftelijkfte Majeftcit aan hetnbsp;, Turkfe Hof; een man, warelijk fijner afkomftenbsp;waardig , en uitmuntende geleert in allerleinbsp;Iborten van letteren, ja foo dat die gaven wonderlijk in hem uitblinken ; behalven noc h eennbsp;uitnemend overwichte van anderebyfondere ¦N en ontelbare gaven, die hem op het hoogfte aangenaam maken en verderen; maar voornamelijk die altijd foo fnedige niet vergefochte,nbsp;maar als eigene uitmuntende weerdigheid ennbsp;bequaamheid in ’t recht behandelen der faken,nbsp;en alle fijne handelingen op het aldervoorfig-tigftete beleggen, byfonderlijkindehernievi-winge der tradaten of handelingen van fijnennbsp;Koning met het Turkfe Hof, geen klein voordeel ten beften van de faken des Konings toebrengende , met een groot profijt en van de Ca-tholijke Godfdienft, en van de Koopmanfehapnbsp;of handelingen daar uit voortfpruitende : allenbsp;welke dingen dcwijle fy door haare middagnbsp;klaarheid hem aan den Chriften wereld vermaart genoeg maken;en datter genoegfanie betuigingen zijn van fijne waardigheid en uitne-mentheden; fo is ’t niet nodig dat ik my breder uit- |
II. BOEK, Van het werkstuk des aardkloots. 141 ^ Xx. uitlate om die alle in het brede op tc halen, de-1 de Oofterfe talen hebbende, op dat hy ’t maak-»gt; wijle dc^werkenièlve die overvloedig genoeg fel van dit foo beroemdeAe^’^/zoudgaanbe-» betuigen en uitbrommen. Die foo in vermaart- hen, en befeheid wederom brengen ; latende »gt; heid weergadeloole man had my door fijne be-1 het aan het oordeel en verhaal van de Jong-»leeftheid tot de voorgenomene reife genodigt, man, of de naam met de daad over een quam,nbsp;» en met een fijn voornemen om alle feldfame fa-1 en of het voor hem fèlven te pijne waard wasnbsp;^rchife/agus na te fporen bekent i om daar na toe te trekken. Hyging, en quamnbsp;»»gemaakt; hoe welde voldoeninge van die foo | wederom vol van vcrbaallheid enverwonde-•gt; uitmuntende man, waar door hy brand om het; ringe, foo veel en lbo groote wonder werkennbsp;’«talent van zijn verftand met her queckfel van i der nature verhalende, dat hy feer licht fijne •gt; nbsp;nbsp;nbsp;gt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;«ynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;LJ’ ,,fchoone en voor fijn grootfte gedeelte Catho-jmenftel van welke klomp niet anders waren als ” lijke en vermakelijkc Scio, Micone ; en aan-! die dewelke de faraenftremminge of verfteen in de Egsife Zee ; daar na het vruchtbare en | door fteenmakende kracht verftyft zijnde, foo overvloedige Naxis, en eindelijk Parus, welk! hadden doen aangroeijen; en door defe foo voe- moet ik hier niet voorby gaan ; doe wy tot aan I ner en fonder fuike levendige trekken , en «gt; geleerde nieusgierigheden te voeden mijns ’«oordeels geen ftant binnen die palen zal hou-’gt; den; ook met een dat hy de wijdgeftrektheidnbsp;’«Van fijn foo feer bevattende en bcquaam begripnbsp;’«aan defe weinige woejie klippen zal binden,nbsp;«gt; maar ’t legt by my fo dat hy nu aangelokt zijn-” de om grooterc dingen te onderfoeken dennbsp;j» voorgenomen loop van fijne reife verder alsnbsp;’»van te vooren zal uit flrekken. »’ Na dat wy nu by na twee maanden Conflan- j »»tinopolen verlaten hadden, en op gebaande |nbsp;’.wegen voortgereift waren hebben wy beficnjnbsp;, de eilanden Tenedo. Lesbo of My tilenen, het ” ftonts daar na de twee klippen van Delos, ver-j. maart door haren naam en eertijds eenvoor-” naam Heiligdoni van het Heidenfe Grieken ”door de bequaamheid van fijne genoeg wijdenbsp;». haven een veilige en welgelegene geTegent-«. heid voor de Schippers verlcbak; enhier doornbsp;’.lokt het feer vele Zee-rovers tot fich, om bynbsp;„tijde van onweder hare fchepen op anker tenbsp;gt;’ leggen, en als de Zeetocht af en het faifoennbsp;’’Verloopen is, daar te overwinteren, ’kBreeknbsp;” af, op dat ik U E. waarde niet verdrietig valle,nbsp;met die dingen ( hoewel genoeg befpicgelensnbsp;,, waardig zijn) te verhalen, w-elke ons in de ge-„ noemde eilanden zijn voorgekomen; w='antdatnbsp;j, die dingen U E. waarde meer als overvloedignbsp;,, bekent zijn fla ik geen twijffclaan. Een dingnbsp;„ het eiland Parus gebracht waren , quam ternbsp;„ooren van fijn Exellentie den Orateur datternbsp;„ feker beeltemffe yzn eenA^«.f aan het begin vannbsp;„ een Hol, van het gcenfints onvermaarde eilandnbsp;„ Antiparu% was, door een feer kleine klip nau-„ lijks twee mijlen van het eerfte afe,elegen^ijn-„de ; hy hadfulks naulijks gehoor tof hywerdtnbsp;„aanftonts (’t is niet te leggen hoe) gaande ennbsp;„ begeerig om het felve te hen. Waarom hy voor-5’nam om op den zx. December daar na toe tenbsp;” trekken, en hy deed het. '^¦xAntiparus gc-” voert zijnde gingen w’y na een feer breet buysnbsp;«gt; omringt met treffelijke eft vafte muren , al-” Waar w^y in gingen door een poort, daar ik fagnbsp;” dat eenige Geflachtwapenen van het edel huis-” gefin Loredana boven in marmeryiitgehouwennbsp;’.Waren ; en wy wierdenalleontfangenvanfc-ker Grieks Priefter in een kamer. Ondertuffennbsp;„beeft zijne Exellentie fijne Boekbewaardernbsp;sfgevaardigt, een feer geleerd en naarftig Jong-uian, en in fonderheit o;een kleine kennifie van |
Exellentie den Orateur gaande maakte om fich aanftonts daar na toe te begeven, ’t Was If raksnbsp;op weg , en na omtrent vier mijlen weegs rei-fèns door vermakelijke vlaktens en heuvelen,nbsp;klommenwyop een feer lagen Berg, in wel-^*quot;nbsp;kersnederklimmen aanftonds de mond ofnbsp;'gang van een feer wyde fpelonk fich op deed,nbsp;die door zijn duifleren en wijtgapenden in en*'quot;'nbsp;uitgang aan de oogen een donkeren verfchrik-kelijke intreed voorflelde.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘¦‘' Na dat wy ontrent twintig treden voortge-gaan waren , ontmoeten ons het genoemde Meufen Beeld; de leden of bouw4onftige fade drtippelen der verdikte wateren, door de in- ‘nbsp;gewanden defes Bergs, en het Fornek der Spe- ‘nbsp;Imke van boven nederwaarts druppende , en'nbsp;dende melk der natuur, op datikfoofpreke,‘nbsp;was het metter tijd foo groot geworden, dat het ‘nbsp;by na de hoogte hadde van twintig palmen, en ‘nbsp;na den ftand die den kijker hielt, foo een^f*- ‘nbsp;maakt Reufetp-beeld j welkers kruin als met ‘nbsp;een konftig fnymes gefneden, een menfehen ‘nbsp;hooftj met een nette groote \2iXivoorhooftj hol- ‘nbsp;lighèid det oogen j uitflokende neufe ^ en een‘nbsp;feer groot uit^ruitfel van een aangroejende ‘nbsp;baardj en fraje gelijkmatigheid van halsj,cn ai- ‘nbsp;Ie andere leden, feer wel en aardig na de rege-'nbsp;len van de konll gemaakt, vertoonde: maar hetnbsp;overige gedeelte des lichaams veel wanfehape-fchrikkelijk door zijn rouvyheld had de natuur ^nbsp;als een qualijk ontfange mifdragr, van alle frai-jieheid ontbloot. Door dit met onaangename^nbsp;voorfpel noodigde ons de natuur om de meernbsp;binnevvaarts {\]tid.Qtoegangen van dit hol te on- ‘nbsp;derfoeken, en deffelfs verborgene fcliatten naquot;nbsp;te fporen; welkers leidingen wyvolgonde, en^nbsp;een weinig voortgegaan zijnde dede fich voor^nbsp;de oogen der aaiifchouwers op een Fylaar al ^nbsp;van ’t felve maakfel, feer dik en rond, die fo w^elnbsp;gemaakt was darmen naulijks feggen konde'nbsp;datter iets .aan ontbrak. En noch verder daarnbsp;van daan quamen ons voor feer wel gemaakte'nbsp;kegelen in manier van boonipjens ^ op fommige'nbsp;plaatfen groen, op lommige plaanen afgrau,'nbsp;welke met een evenmatige doorfieninge vol- ‘nbsp;gens den afftand vertoonden feker faamgeftel- ‘nbsp;fchouplaats van verfcheidenc verfchieten'nbsp;en plaatfen gemaakt na de wetten van de door-'nbsp;fichtkunde ; die door een verfcheiden vermaak |nbsp;aan allen fiiden wonderlijk de menfehen tot'nbsp;S |
DE ONDER-AARDSE WERELD, Cap. XX. „de gelukkelijk fpelende nature waren, diemet foo wonderlijk een ver „door hare eenvoudigheid wonderlijk de oogen [fcheidenhcid uitpuilende feker naukeuriger „ die na een lang geraas van een weerflaande | fteenen die ik daar in geworpen hadde en haar “ ,, val af gerolt zijnde, warelijk van fekere holle]^trage en verre val feiden my genoegfaam de “nbsp;„Jwelgkuil fchenen ingeflokt te worden. Den/diepte van de fteilte : echter niet te min my op “ waacht; alwaar ik aanftonts als ik daar in qnam; gen aan malkanderen gebonden,hadden de ge- “ ” een fprong moft doen hooger als een menfchjdaante van aardige feftoenen,die tot een plech- “nbsp;” was ; ik klom echter onbeteutert neder, j tige ftatie door een dikke famenhechtinge der “nbsp;5, en fes fchreden voort gegaan zijnde , en mijn door malkanderen fpeelende bladeren en wr-^¦gt;oogei\om\\oog]xt^QnSe\mh\k^Q'^oeiiQ.wyt-^fchietendevruchtenmct toeleg gemaakt vvor- “nbsp;\ite en hoüigheid van de gelegentheid desden; ioo li^etdie'wonderen van ^eïe nature lijke “nbsp;5,gefien eir gemerkt, die myverfekerde dat Steenhouwerye de oogen en t herte met recht “nbsp;5 gt; defen Berg geheel holen uit gefleten was, ge- in een gedurige verwonderinge houdende, al- “nbsp;lijk hy ook vvarelijk voor een groot gedeelte tijd meer en meer door een nieuw vermaak quot;nbsp;’gt;was. De duifternifle en donkerheid vermeer- gaande maakten.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;“ ‘ nbsp;nbsp;nbsp;Mijne 141 ,, haar trokken, ja foo datmen met verwonderin-,, gedaaropmoftblyven ftaroogen. Alle welke ,, wonderen der onder aar dfc IVere ld daarom tenbsp;„ genoeclielijker aan te merken waren, om datfenbsp;geen moejelijke vrucht van de kunft, maar vannbsp;„ ftreelende en afleidende, na deverfcheidenenbsp;„ ftant der toekijkeren altijd haar figuur en denbsp;„ vertooninge der voorwerpen fchenen te ver-„ anderen. In een inham en hoek van dit holle fchou-,, bnrg was een feer donker gat omtrent drie pal-,, men wijt. Den voortrelfelijken Orateur wierd „ feer nieufgierig om te weten, wat hier dochnbsp;„ verders mocht fchuilen, en hy heeft aan de in-„ woonders van de plaats gevraagt, of ook ie-„ mand kennille hadde watter doch van dit holnbsp;„ mocht zijn; feker oud man van tachentig Jarennbsp;,, antwoorde : dat hy altijd gehoort hadde datnbsp;„ defe aldcrduyflerfe hooien in een feer diepnbsp;,, meir eindigen ; tot proef van welke faak hynbsp;„ daar fommige keifteenen ingeworpen heeft,nbsp;„ Orateur was hier geenfints mede te pajen,nbsp;„ maar verfcheidene lichten hebbende doen aan-,, fteken heeft hy daar eenvande bootfgefellennbsp;„ ingefl;uurt(men noemtfe gemeenelijk Leventi)nbsp;„ die, gelijk dit flach van menfehen na haren des-„ peraten ftaat haar gedurig met Zeeroverye er-„ nerende, voor alle gevaar vereelt was, fich fel-„ ven onbevreeft, war uitkomft: ook de faaknbsp;„ mocht hebben, met een onfteken kaars in denbsp;,, hand daar binnen heeft begeven, enbynaeennbsp;„ vierde van een uur daar ingebleven is, nader-,, hand wederom aan den ingang gekomen zijn-„ de, heeft hy verhaalt, dat hy omtrent vijftignbsp;„ treden binnenwaarts was gegaan, en dufdanigenbsp;„ verftyvingen en vele wondlerlyke druipingennbsp;,, gefien hadde ; tot proefwaar van hy fommigenbsp;„ brokken mede gebrocht hadde , die warelijknbsp;„ het aan de kunfl; re rade gaven, en defelve alsnbsp;5, foo veel niet konnende befchaamt maakten. „ De nacht was nu voorhanden, en de Grie-„ken rieden ons dat wy wederom na het felve „huys zouden keeren daar wy vandaangeko-„ men waren-, maar de nieufgierigheid en hetnbsp;„ verlangen lieten my niet toe dat ik eerder daar'nbsp;van daan ging voor dat ik my daar heen bege-j-ven hadde, 5^aar de Bootsgefel eerlt ge weeftnbsp;?. was. Een touw derhalven aan den ingang vannbsp;het gat vaft gemaakt hebbende, en my daar opnbsp;” verlatende,hebbe ik langs her felve de tocht ge |
den alles; ik riep drie vier maal luits keels,wel- ‘ ke ftem meer als een mijl weegs fcheen te Hui- ‘nbsp;ten en foo van verre te antwoorden.Naderhand'nbsp;wat fcherper toekijkende heb ik omtrent ge-'nbsp;merkt dat defe Steen 'wordende wateren, en onderfoek verdienden, als die lichte en foo ter- “ loopfe overflag van voeten en oogen. Die wa- ‘ ‘nbsp;terige kegelen hingen aan alle kanten op de wij- “nbsp;fe van Tapjleryen foo net en op de maat ge- “nbsp;maakt, dat al hoewel fy feer groot en ruim wa- “nbsp;ren, op haar dunfte niet dikker waren als een “nbsp;blad pampier, en op het minfte aanraken als “nbsp;klokken klonken. Deeene fijde die foo afgaan- “nbsp;de niet en was en al wijkende tot een feer diepe “nbsp;fteilteheen liep,maakte dat men heel befware- “nbsp;lijk na beneden konde klimmen, gelijk door “nbsp;behulp van het licht gemakkelijk konde ge- “nbsp;merkt worden ; alhoewel de dikheid van de “nbsp;duifternifle in defe woefte nachtwooninge alle “nbsp;dingen aan de oogen grooter konde vertoonen. “nbsp;Het fchielijke en weerflaande gedreun van de “ bet touw en geleide van den Bootsgefel ver- “ trouwende, ben ik omtrent vijftig treden al af- “nbsp;dalende voort gegaan, de groote en gedurige “nbsp;voorfigtigheid, die ik gebruiken moft om in “nbsp;defe onbekende plaat s te gym,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;“ dig fwaar, foo om de gladdigheid van de plaats, “ als om dat mijn herte gedurig in angft was,waar “nbsp;door op gehouden zijnde, koftikmy niet al te “nbsp;wel voldoen in het aanmefken van defefpelin- “nbsp;ge der Bouwkonftige nature in defe altijd nieu- “nbsp;we en verwonderlijke wateren tot verbaaftheid “nbsp;toe in fteenen verftijvende.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;“ Op het einde geraakte men aan een kort en “ vlakplaatsjen, alwaar fich van de grond af tot “«»Vyonbsp;aan het holle welffel een T'tiaar oprechtedenbsp;even als een IVyngaard met ranken en taks- “nbsp;kens omfet,en door foo een nette gelijklormig- “nbsp;heid van evenmeetbaarhe 'id op hmen grondjlag “nbsp;en fijn gekroondeftylband ^ volgens de wetten “nbsp;der evenmatigheid ftaande, datikgefwooren “nbsp;zoud hebben, dat hdt geen werk van de natu- “nbsp;re , maar van de konft en een voortreffelijk “nbsp;Beeldfnijder was, foo ik het elders onder oude ‘ ‘nbsp;puinhoopen en niet in defe winkel der nature “nbsp;foo gevonden hadde. Defe Pylaar was bequa- “nbsp;melijk op de plaatfen daar het behoorde met “nbsp;veelerlei verder fel bekleet; en de hier en daar “nbsp;kleine en aangename uitbeeldingen van blade- “nbsp;ren en vruchten, door verfcheidene verwernn |
I
-ocr page 186-II. BOEK, VAN HET WERKSTUK DES AARDKLOOTS. 143 Mijne oogen nu eeiiiger maten aan ditnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j alles te befichtigen, en na dat wy man vooi XX. 1 nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wiidenwoeH;foohoogenverreals men“ treden voort nbsp;nbsp;nbsp;| het oor bereiken konde. Want biet had.. gevaarlijke kant van een nbsp;nbsp;nbsp;je aatdive latuur een wonderlijk fchoufpel.. niet kennende in befvvaatlijk wedetkotnenl aangencTttendele./?««^e nbsp;nbsp;nbsp;enyermj, V nbsp;nbsp;nbsp;t - - ,Fen, moftfulks met meer als twaalf boeten. Na i om alles na behooren te verhalen, en meerder , datwe wederom in ons oude verblijf gekomen! fchenen re dienen voor een Poëtife uitbreidin-, waren, begaven wy ons te ruft, maar voor my | ge, als voor een oprechte waarheid die ik voor Den anderen dag dan gekomen zijnde be- lafte fijn Exellentie'^en A?gefant, darmen daar! voetbefloot niet alleen eenige uren, maar eeni een groote ladder zoude heenen dragen ; en | ge gehele nachten en dagen alhier te verblijven. “ r - , , nbsp;nbsp;nbsp;/-r-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I Sekcre verftijfde klomp of brok rees als uit “ 1 nbsp;nbsp;nbsp;rnaken , volgde fijne Exellentie | het midden van defenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;“ en Aigelant lelve, en ten deele hem aan het! omtrent vijftien palmen hoog zijnde , welke “ ' der duyjf ermjfe gewent zijnde, nam ik voor om noch dieper in te gaan; maar naulijks eenige -gt;..deed ik mijn beft om daar uit tc geraken met mijne voeten altijd in het felve fpoor te fertennbsp;¦jgt;dat ik afklimmende gemaakt hadde, en nu nietnbsp;jj fonder moeiten wederom aan den ingang vannbsp;jj ’thol geraakt zijnde,hebbe ik aan fijne Exellen-jjtie den Orateur die niet fonder bekommerigenbsp;jj nu al na my verlangde, van alle dingen, die mynbsp;jj voorgekomen waren onderricht, waar van hynbsp;niet weinig verwondert was.nbsp;jj De vaft aankomende nacht deed ons den af-tocht flaan, en riedt ons om ’t buys tc keeren;nbsp;jj en een verder en mogclijk bcquamer onder-jjfoek tot des anderen daags uit tc fteilen. Wynbsp;begaven ons dan op reis , en ik van het rechte jnbsp;jat afgeraakt zijnde,’k geloof omtrent vier mij-, was die ongeruft, gedurig meer in verlangennbsp;, na die wonderlyke Jpelonk j als met flapen befignbsp;, zijnde. met een fond hy na Parus, alwaar andere roof-fchepen aangekomen waren, om noch meerder en verfte hulp van menfehen en touwen, ennbsp;voorfieningc van andere nootfakelikheden vannbsp;fakkels en kaarfen te halen. Als wy nu wederom aan de fpelonk gekomen waren, was ik eennbsp;van de voorfte om de ladder te fteilen,gelijk denbsp;reden en nootfakelijkheid vereifchte : en tiennbsp;Jantjes met brandende kaarfen in de hand voornbsp;afgefonden hebbende, om ter degen te lichtennbsp;en foo de reife na dit Ryke dér duyfiernijfe kort . f. nbsp;nbsp;nbsp;¦*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;...nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;— , touw houdende, en ten deele op de voorgaan-j de en lichtende bootfgefeilen leunende, gink , hy daar vrymoedig in en quam te boven de vre-, fe, die hem die foo dikke dtiyfiermJSe in het be-,gin aanjaagde, gaande foo verre tot dat hy by gt; nbsp;nbsp;nbsp;die plaats quam daar die voornoemde Colomnbsp;, fich op dede en te fien was. Hier in defe nietnbsp;, ongemakkelijke plaats hicldt hy halte om allenbsp;, die werken der nature te fien en merken, dienbsp;.geenfints fijne verwachtinge te leur ftelden,nbsp;.maar altijd voor een nieufgierig oogennaau- gt; nbsp;nbsp;nbsp;keurig onderfoeker nieuwe en wederom nieu- -we ftoffe verfchafte. Ondertuftchen waren .de bootfgefeilen elk met een lichtende kaarsnbsp;gt;in de hand, de een hier en de ander daar, dienbsp;’gints en herwaarts geraakt zijnde onder denbsp;'diepte van die foo dikke duyfternifTe met harenbsp;. kaarfen in de hand, niet anders fchenen als wa-¦ rende Helfche Geejfen diemen heel verre innbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;is te fchilderen. Sijn Exellentie den Orateur bega! fich om |
man langs de ladder afgekiommen waren, bevonden wy ons weinig treden verre in feker de kegelen fpeelden op een wonderlijke wijfe en in overvloed en in gedaante of maakfel. In ‘ *nbsp;de verdere afgelegene plaatfen van dit perk of “nbsp;Schoutojineel j verdeelden haar als in feerge- “nbsp;fchikte regulen en ordres, een recht vierkant “nbsp;en welgemeten‘T;öörrö;/?iee/_, met fijne behang- “nbsp;als met een tapüTerye naturelijk en aardig- “nbsp;lijk behangen , hoedanige de menfehelijke “nbsp;kunft en aardigheid en diergelijk een vertonin- “nbsp;ge gewoon is aan de wanden balken en pylareii “nbsp;te hangen ; en eindelijk verfchaftefeker“nbsp;fel door fijne diepe boefem of grond in een wel “nbsp;degelijke evenmatige afftand foodanig een “nbsp;overvloed van AcsoomotmAt^^erfyfdekege- “nbsp;len j dat vele bladeren niet genoeg zouden zijn “ genomen hebbe Ü E. waarde naakt en bloot en geen flirts opgefmokt voor oogen te fteilen,nbsp;bitaanfiender dingen maakte fijn Exellentienbsp;den Orateur foo opgetogen dathyopftaande Hier dan deedTiyal fijn gefelfchap komen, en hy wilde by gelegentheid van de aanftaande “nbsp;alderheiltgfie nacht j welke die van C^gt;r/y?z ge- “nbsp;boorte was, hier fijneGodfdienftplegen, tot “nbsp;welken einde hy ook na Parus fchikte om vijf- “nbsp;hondert waftèkaarfen, en twintig fakkels, en “nbsp;geen klein getal lampen, om dat wyde park of “nbsp;tonneel aan alle kanten re doen licht zijn, welk “nbsp;aan alle fijden foo aardig ftont dat het te pijne “nbsp;waard om fien was.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘‘ met fijne proportien of evemarigheden gelijke- “ Jijk afnemeiide van fijne grondllag tot aan fijne “ fpits,fekere naaldsge^eeijfehutte fcheentema- “ ^aaMs.'nbsp;ken,rondfom metduifend vlechtingen vercierr, “nbsp;foodatiemand die van dit konft-ftuk meteen “nbsp;der tele hand iets fchond, tegens de Konftenaar “nbsp;der nature fcheen te fondigen. Aan wellcers “nbsp;voet fijne Exellentie den Orateur eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;“ belaft heeft op te richten,om daarop den dienft “ van dien AlaerheiligBen nacht tedoen. Hier'‘nbsp;en daar om defe hutte ftonden als feer vele aii- “nbsp;dere pylaarachtigc kegelen in maniere van een “nbsp;kroon of hellebaardiers, die ons voor kande- “nbsp;laars dienden, en om de fakkels daar op te fet- “nbsp;ten. Van’t hooge verhemelt of welffel hingen ‘*nbsp;andre van een groote langte en fwaarte die haar “nbsp;om malkanderen flingcrende een hechting of “ knoping van verfcheidene vruchten en bladen die aardig door malkanderen gevlochten wa- “nbsp;ren, tot geen kleine vercieringe van de plaats, quot;nbsp;en verwonderinge der aanfehouwers, maakten. quot; Onder- |
144
Cap. XX,
Malta, en andere luiden van wapenen na Pa-,,rus gekomen, om te overwinteren : die alle ,, hare gclioorfamc dienll aan fijn Exeïlentie dennbsp;„ Oratcur zullende aanbieden, by ons zijn geko-
vandat flach geweldig fchoon, die opmalkan- “ deren leggende als een gedekte tafel vertoon- “nbsp;den, op welke hier en daar eenige kleine bob-“nbsp;beis wiellchen, die alfmenfe maar het alder-“
OndertiuTchen waren veele Ridders van [fonderheid waren drie vier feergrootefteenen
„ men, foo dat de plegtigheid van dien dag en in 'minft aanraakten even als ys van eenfcheur-' „ getal en in fwier van Godfdienlt geweldig toe- jden, waar van fijne Exeïlentie belafte datmen ^nbsp;,, nam.By ons waren twee France Vaders vanher eenige voor hem bewaren foude.Daar vandaan unbsp;„ gefelfchap der Meffionaires,waar van den ecnc | wederkomende tot de voorige vlakte die met..nbsp;„ geheten wasnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;den anderennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jfoo veel licht voorfien was maakte wy een be- u
wijfen voor oogen ftelde door leidinge van wel-kers licht fy de ware Sonne, dat is her nu eerft geboren Hemelskindeken hebben aangebeden.nbsp;Waar by quam geen kleine aanfettinge tot de-„ votie en verwonderinge, en dat door een andernbsp;,, gellel van afgedropene en geftremde waterennbsp;„ een weinig van de grond afgelicht, welk gelijknbsp;,,als feker vierkante kas , onderfchraagt door
„ LaUj en bchalvendefe noch een andere Vader ’gin van onfen morgen Godfdienfi;, waar op te^t „ Capucyn Armbeforgcr van fijne Excellentie | Middernacht een MifTe volgde : en eindelijknbsp;,, den Afgefant, dicop degefeideplaatsdenAl-jnatweeuurcn rullens, maar altijd bcfig in hetnbsp;^ taar toellelde met defierfs toetakelinge die hy onderfoek van nieuwe dingen, zijn gevolg; de unbsp;mede gebracht hadde. Dit onderaards gewelf | dienllen van den morgcnllond ; en een weinignbsp;verlicht door al die fakkels en lampen, bracht daar na volgde den dag en opkomll der Sonne,nbsp;ieder in verwonderinge; om dat de bootfgefel-! die door dc guldene uitfchietinge fijner llralennbsp;Icn op klimmen en klauteren over faken pak, j den ingang van dit ’wonderlijke hol een wijlenbsp;roef, vooronder, ja felfs tot in enuitdemarsjtijdsbefchijnende, een groot gedeelte van hetnbsp;van ’t fchip afgerecht, in alle hoeken en win-; felve fcheen te vergulden. Een ding warelijk 4*nbsp;kels kropen en fprongen om daar lampen en oververmakelijkomtefien.nbsp;kaarfen te fetten. Een van die maats fekerej Debootfgefellendiebyons waren, hadden««nbsp;alaballer witte kegclachtige druppinge gevon-, eenig fchiergereetfehap mede gebracht, maarnbsp;den hebbende, van binnen geheel hol in ma-gt; niet groot, welk echter eengeluit gaven nietjenbsp;nier van een hol^ejy'erhuysj heeft in de felve | minder als dat van een Mortier : welke foo innbsp;’ ” als in een lantaarne een kaars gefet ; welke on- ,de nacht als in de morgen tot eere Gods in denbsp;der foo veel oogs vermakingen, z‘3X\.'il^.t\\èxiQiX\alderhoogfle te mets gelcll wordende indefe,cnbsp;,, dit foo aardige en van het oogmerk der tegen- i holle kuyl der fchaduwen foodanig klonken ennbsp;^, woordige plechtigheid geenfins afwijkende | balderden, even als de aldergrootlte gellukken «nbsp;voorwerp, die voorlichtendeJierre van de drie' ooit of ooit deden of doen konden.
Eindelijk alhoewel wc nooit fat konden worden om foo veel befienswaardige faken tenbsp;bcfchouwen, echter evenwel na het licht ver-«nbsp;langende, zijn wy met eenige moeite uit dc »nbsp;nacht tot in den dag verhuift, en eindelijk we-derom onder den blauwen Hemel gekomen,nbsp;en een weinig als met nieuwe geeften ver-verfeilt zijnde, hebben wy aan den ingang van
„ twee pilaartjens, in fijn fchoot op-gefloten! het hol een Grieks opfchrift gevonden waar . „ hadde en overvloed van de alderaangenaamfte | van de letters nu al aan het verflijten enver-
„ en vermakelijklle bladeren en vruchten , tus-,,fchen welke twee aangeftekene lampen feker „klein kribbeken vertoonden -. foo dat alle din-
gaan waren, welk foo veel wy konden afne-.. men, door fijnen kreupelen fin leerde dat fe- .tnbsp;keren Antipater ten tijde van Alexandertot^tnbsp;„ gen tot de Godfdienlt en aandacht van defe al-1 hier toe gekomen was, maar dat hy ook tot .tnbsp;„ dcrheiliglle nacht fchenen het hare toe te bren- ¦ binnen in het hol geweeft was, daar repte hetnbsp;„gen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/niet een Hip van. Den heer Orateur had feke-,,
hebben : ook kaMk niet vatten hoe in het ver-, loop van foo veel jaren , in welke de Vene-„nbsp;tiaanfe Vloten by tijde van oorlog hier placly,,nbsp;ten te overwinteren, niemand foo nieufgierignbsp;is geweeft om diergelijke wonderen der naturenbsp;natefporen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
De iioogte endieptex'A.n ditfof? wijdeejphol- de Ie vat of kuil, heb ik foo veel ik koude afgeno-,,nbsp;men van de langte en metinge van het touwnbsp;welk wy daarbinnen gebruikt hadden ; en ik,tnbsp;heb bevonden dat het was meer ah fefiig,.nbsp;Schippers treden:, waar van ieder immers al foo..nbsp;groot als eens Rooms riet of Roomfe maat- „nbsp;ft o kis.
kHad
,,met gelijke yver des felfs binnenftefchuilhoe ,, ken te onderfoeken. Door behulp van eennbsp;„ touw en licht zijn wy daar in geklommen,nbsp;„ meer als vijftig treden, tot fekere kleine vlak-» ke ruimte, welkers grond, niet gelijk de anderenbsp;»gt;nit vaft marmor, maar week was en licht fak-gt;, te Voor die geen die daar op trat, en daarmennbsp;,, een ftok tot fes of feven palmen diep in kon-„ den fteken en dat om den overvloed der wa-,, teren, die hier en gintsvandaanvlocjendetenbsp;„ defer plaatfe wierden verfvvolgen. Alles wasnbsp;„ vol van wonderen der faamgeftelde wateren,nbsp;,, en van feer aangename konft-ftukken dernbsp;» druipingen, die als melk foo wit waren. En in
„ Maar noch zijn wy tot de grond van dit holle \ re opfchriften ter gedachtenilTe van defe on- ^ „ Rj niet gekomen. Aan de eene fijde van dit | deraardjè tocht doen vervaardigen, waar door,,nbsp;„foo groote park was den afgang geweldig Heil; 1 hy koude gefegt worden dit nieuw en tot nochnbsp;„ en om dat fijn Exeïlentie ook kennis van de na-j toe onbekende land van de duiftere Wereld,,nbsp;ture van die plaats wilde hebben , belloot hy 1 veel liever eerft gevonden , als doorfocht te,.
-ocr page 188-„ ’k Had altijd gewenft om een fpoedige cn ¦ was *, en hy vreefdenu al voor die verdrietige -,, goede gelegentheid na ïtalien te krygen, om | laft en moeite, om de felve uit ’t Latyn inTurks' ,, U E. Waarde eenige ftukskens of boeken van! door de onwederfprekelijkc lafl der Grooten ‘nbsp;„ defe feldfaamheden, tot een teeken van my-i te fullen moeten overfetcen,foo maar het min-'nbsp;„ nen langen enondcrdanigen dienft en fchuld-| fle gerucht van defe Boeken ter ooren quam 'nbsp;j i-1 1 .t .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vandenBroeder van den Grooten Vifier, een'
Jongman diefeernaarftig, en gecnfints ongc-¦ leerd is ; gelijk hem nu reets aangefegt was om ‘nbsp;het geheele Boek van den Aardrijksbefchry-'nbsp;venaennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in de Turkfe taai over re fetten. ‘
Ik ben niet fonder vrcefe, of mijne andere'
„ pligtigheid fekerhjk over te fenden „ koe wel mijn wil goed was , het heeft mynbsp;„ evenwel aan gelegentheid ontbroken. Ik nu,
,, die voornemens ben verdere en langere rei-„ fen te doen, heb noit voorgenomen noch ge-„ raden gevonden , noch gelegentheid gehaat,
„ om my met dufdanige en diergelijke dingen j Brieven U E. Waarde wel ter hand geftelt zijn;' ,,op reis te belemmeren , die liet in foo een! en terwijl iknochteNaxi ben, en fich bequa-‘nbsp;,, gelegentheid dikwils quaad genoeg met mijn i mc gelegentheid te Conftantinopolen opdeed,'
maar
„ lelven foude hebben, ja dikwils met verdriet „ van mijn eigen leven; foo dat het feer waar-„ achtig is, dat die gene die fich op lange reifennbsp;„ begeeft , van alle beletfelen moet ontflaan,nbsp;„ en als fijn felfs in de waagfchaal Hellen ennbsp;,,verfaken. U E. Waarde echter late fich hiernbsp;„ uit geenfis voorftaan, of gelieve hier uit geennbsp;,, reden te trekken dat mijne fchuldige eerbiede-nis omtrent U E. eenigfints is vermindert, van
hebbe ik het gene ik U E. Waarde re feggen ‘ hadde, en met een om UE. Waarde van alles'nbsp;kennifle te doen hebben aan het geluk willen ‘nbsp;bevelen ; en ik hope dat fijne Exellentie de ‘nbsp;Afgefanr in ’t korte na Coiis zal vertrekken, en ‘nbsp;mogelijk ook na Rhodiis ; en ’t zy waar ik ook'nbsp;ben, ’k zal geenfints nalaten, foo veel als my'nbsp;de fwakheid van mijn verftand zal toelaten, ‘nbsp;mijns eens aangehechte webbe van de dingen'
wien ik dikwils nset de Heer ?aneottm Nico- j die my op mijne reife raar en aanmerkens vvaar-eerfte Taalman aan hetTurkfeHof , en|dig voorkomen, af te weven ; als ook altijd eerften Dienaar van den Grooten Vifier, een ' even begeerig te zijn, en met alles wat in my isnbsp;„ Man die voor niemand van het ganfche Ooften | na alle gelegentheid te wenfehen en te trach
„ in geleertheid behoeft te wijken, hebbe gefpro-,,kcn , uit welkers redenen ik meer alsover-vloedig verftaan hebbe , de goede genegent-heid en achtinge welke hy van U E. Waardens „ groote verdienften en naarftigheid, om alles tenbsp;„weten, heeft. Ja hy voegde daar by, dat de Ntixi, dthnbsp;„ Sinnebceldige uitleggingen van Egypten vannbsp;„ U E. Waarde in fijne Oedifm verklaart, nu al' ” n. *
„ ooren van vele feer machtige en curieufe „ na nieuwheid verlangende Turken gekomen
ten, die my metter daad fal konnen doen betüi- ‘ gen, dat ik leve enkelijk alleen met die begeer- ‘nbsp;te om U E. Waarde dienft te doen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘
Waarde feer ootmoedige en -verplichte Egt;ienaar.
Parmensis
I. Deel.
[4^
Het derde Boek,
VAN DE
WATER
VAN DE NATURE des OCEAANS,
Oorfprong en bewegingen, foo uitwendige als inwendige gt; van gelijh^n de gedurige omloop dejjelfsy en andere uitwrlangen
N defe afdeelinge zal gefproken worden , tot welken einde de Natuur defe bewegingen der Zeen rondfom hetnbsp;ronde van den Aardkloot geplaatftnbsp;heeft. Van gelijken van de verfcheydenheid
Het I. Hooftstuk.
aardfe Wateren is, een eenige naturelyke be- nbsp;nbsp;nbsp;ff it
weginge heeft, waar door deflelfs alleenby-^^;„iiatu' fondere deelen haar tot een volronde vlaktenbsp;voor ons wel ongevoelijk^ maar gevoelijk tot eennbsp;vlakke oppervlakte fchikken j welke bewegin-ge volbiacht zijnde ruften fy ; het gene doornbsp;ondervindinge blijkt;
Want indien de TVind feker Meir gints en herw'aarts doet vloeijenj het is bekend , datnbsp;als die ophoudt, ’t water tot fijn evenwicht onder een gelijke oppervlakte des Meirs wederkeert : want dcwijle het een van naturen vloeibare hooftftofïè is, foo kan het niet gefchieden,nbsp;dat het eene gedeelte hooger ofdieperalshetnbsp;andere ftaan blijft; nootfafchjk dan moet hetnbsp;tot fijn evenwicht wederkeeren; wmit dat is
het einde van den trek defer hoointotte.
eilanden, en oevers voorvalt; vzn^^oorfaken van ieder in het by fonder en van allen y van denbsp;wonderlijke gefteltheit van de grond des Oce-aans; van de omloop des Oceaans door beide denbsp;Afpunteiides Aardkloots ; en van de wonderlijke gefteltheid en gemeenfchap van alle denbsp;.^^^^door verborgene doorgangen der Aarde.
en veranderinge van de vloed der gee j dewel ke in vcrfcheidene landfchappen , ricvieren.
VobROiVDERSTELLINGE,
Lhoewel wy in Art. Nojir. Magt; gnet. dit foo vermaarde Werk dernbsp;nature, ’kmeine de VloedtnEbbenbsp;van de gee ^ die men ook het was-feii en vallen van de Zee noemt, wijdloopignbsp;hebben verklaart; om dat dat echter een vannbsp;denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;geheimen des onder aardfe JV?relds
IS, door welkers kracht alle dingen behouden en onderhouden worden; daarom heb ik voorgenomen het felve foo veel mogelijk is te defernbsp;plaatfe op het naaukurigfte te bcfchryven, alsnbsp;het alderbequaamlle werktuig der nature, doornbsp;welkers behulp, gelijk ik gefegt hebbe, allenbsp;dingen in de onderaard/è Wereldj als in fekerenbsp;baar- moeder en alfadig threfoir der nature,nbsp;om de voorteelingen der dingen te volmaken ofnbsp;uit te voeren enkel alleen befchikt worden, gelijk uit het verhaal zal blijken.
Ik onderftelle dan eerft, dat den Oceaanj welke degemeeneontfanger van alle de onder-.
Dantr ü eene bewe-ginge -vm
Want foo ge op den gantfchen Oceaan in fij-nen naturelijken ftaat iiet, hy fchikt fich buiten ^-gaan twyfFel na een bolrondige oppervlakte, foo dat^^nbsp;alle delTelfs byfondere doelen van het Middel-
punt
•AI'. I,
111. B O E K , BESCHRYVENDE DE \7ATEREN. nbsp;nbsp;nbsp;147
punt der Aarde even afftandig zijn, het gene j blijkt ook uit alle die dingen welke overtrefTelijk bewefen vioidtyin Archimedes desm\\ttaangetrokkeneboek door eenfcherp-
in het boek van die dingen welke of het water dry ven.
Ik vooronderftelle ten tweeden , dat het nbsp;nbsp;nbsp;^
noodfakelijk is, dat als het eene gedeelte des \ boort, foo zal het water niet tot D of C , maar T»tt ^lt;^^tLans door een geweldige drift wordt in de flip A tot B QQrx fasloodiggat gemdidKtnbsp;wordt'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ook by gevolg den geheelen Oceaan be- zijnde recht aan neder loopen. Het felve moet
sjvojgeiijk weegt wordt. Want dewyl het een Verknocht' verftaan wotderi van alle plaats in èttgeof enden lichaam is, foozalhetbeweegdedeel A, aan-1 dès vats ; by voorbeeld laat den éöimnbsp;ftonds het volgende deel E opfettentot B, eri jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zijn in E of I, eii ge zult aanftonts be-
I vinden dat het water tot D of C door de ge-s nbsp;nbsp;nbsp;boorde gaten fasloodig nederfinkt, en fich
Wet tem S“itelt,nbsp;den Onbsp;^e~
gehee-
quot;*gt; Oceaan
'»gt.
B het gedeelte F tot C, en C het gedeelte G tot D, enfoo al gedurig in het ronde, totdatnbsp;hy wederom komt daar hy van daan begonnennbsp;hadde. Maar fielt dat altijd voor vafl dat denbsp;bewegingen altijd foo veel te flapper zijn, alsnbsp;fy verder van het begin zijn. Alle welke dingen wy enkel gefegt willen hebben van de bewegingen der ^e door gene wajingen van winden, die meeft over al den baas fpelen, ontflelt,nbsp;en de ontmoetende beletfélen van ftranden en
finnige redenkavelinge toont, waar na toe ik denLeferwyfe. Het blijkt ook uit defe proef:nbsp;want föö ge in B de grond van het vat^ooc-
door E of I ontledigt.
ik vooronderftelle ten vierden; dat de be-wegingè ^¦aaxdtZee, of een rechtgejirekte of weglnV een draginge of tca fchuddinge oiberoeringe is.
Een recht gefirékte bewéginge der Zee iSj wanneer hy na Jëker gewefi van een uit er lijkenbsp;drift beweegt wordt.
Een drajige beweginge der Zee is ^ wanneer de Zfe in het ronde gedreven wordt j en dit ge-fchiedtmeefiaitijd, of naturelijk, oï door toeval. Natureljk wanneer het water in den bodem der Zfen door een verborgen afgrond
hoofdenzijnde: want het is noot-j wordt irigeflokt, van welke dingen te fijner fakelijk dat ète beweginge hier door niet alleen jplaatfë breeder,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wordt hy in het ron-
verhindert, maar ook vernietigt wordt. nbsp;nbsp;nbsp;j beweegt, wanneer de Zee door tegenftry-
Hier uit blijkt, dat indien fekere f§fj, ’t zy! dige winden tot kringen of drajingen beweegt ook hoe lang de felve zy, met water gevult, 1 wordt.
en met froffen van hurk geflopt wordt, het nbsp;nbsp;nbsp;tx\\^è,zalgemeenerechtgefirekte
water als het ftopfel afgenomen , of fachte beweginge tweederlei j de eerjie volflandig en lijk ergens mede gepertl wordt, op defelve gedurig ; «Were is wel gedurig maar echternbsp;oogenblik des tijds aan het andere einde te ge- viit verfcheidene bewegingen faam geflelt. E)enbsp;lijk lbo groot een beweginge zal verwekken, rechtgejirekte gedurige en algemene beweginge
* Water
als het binnen de pijp gedrukt zijnde, plaats hadde overig gelaten.
Ik vooronderftel ten derden, dat alle de bui-tenfte deelen des waters , naturelijk alle de wateren die onder haar zijn tot de grond toenbsp;na het pasloot mz2cthy toeval, of door een geweldige ^nh,fchuins perlïen of drukken. Laat
L M N O feker vat
is die, waar door de Zpe of Oceaan gedurig volgens de beweginge der Soniie van het Öojienna het W?fen beweegt wordt. De andere alge-meene faam geftelde beweginge uit tegenftrydi-ge bewegingen j is eigentlyk die welke wy denbsp;Vloed en Ebbe^ andere V komen en keerenfom-mige het wallen en vallen der Zee noemen j etinbsp;gej'chied door de beweginge der Mane van hetnbsp;zijn vol water. Ik feg- Ooft en na het Weft en.
N ge dat de deelen van Daar worden ook in de Zee fekere andere hetwater Ainhetop-|nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en byfondere , en znftctc gebeureljke
pervlak de onder haar zijnde wateren nietnbsp;fchuins perlTen ofnbsp;drukken na M of O,nbsp;maar na de beneden-lle wateren die na hetnbsp;pasloot onder haar gelegen of geflelt zijn, volgens de ftreep A B; ennbsp;de deelen C of D zullen niet fchuins na B, maarnbsp;na E of I, recht aan perlTen of drukken: En het
i. D££L
bewegingen gevonden. De eigene en byfondere bewegingen j noemen wy die eigene en byfondere door welke alleen fekere deelen van dennbsp;Oceaan beweegt worden; en die zijn wederomnbsp;tweederlei gedurige en jaarlykfe. De eerftenbsp;laten nooit af van de Z^e te bewegen: Aamp;jaar-zijn die op fekere maanden of dagen desnbsp;jaars in fekere Zee bevonden worden. Maarnbsp;fie de verdeilinge van alle defe bewegingen innbsp;de volgende ontvouwende 'Tafel.
C A F. I.
De beweginge van den Oceaan den ont-fangerofhet ^nbsp;threfoir vannbsp;alle onder-inanig wateren is ofnbsp;een
De onder-aardse wereld,
lachte ge~ ftrekte
Bochtige en is of uit
Eigene en byfonderenbsp;aan eenige derotnnbsp;alleen jnbsp;en is !
r Volftandige en gedurige, en is van het Ooften na het PVijlen, en hangt af van de Sonne.
lt; nbsp;nbsp;nbsp;uit ve'rfcheidene bewegingen, en wordcgenoerntder/oedenEiZie der Zee,
^ nbsp;nbsp;nbsp;en hangt af van de Maan.
r De algemeene bewegingen, waar door de Zee aan de ftranden van de aan de over fijde leg-J gende Landfchappcn wordt aangefpoelt.
T Of uit de wederom ftuytinge der s^ee aan de overgelegene ftranden door de kracht der win-L den na een andere fijde, welke wy jtroomen noemen.
r nbsp;nbsp;nbsp;jr Uit dcinjlokkinge van het water der ;g're,gelijk gefchied in de Draaijlroomen,
I nbsp;nbsp;nbsp;J !nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;morden kring! ge'peyfebe’Veegingengsnotmt.
! nbsp;nbsp;nbsp;1 hJit csngev^eldige invloed Van eenige onder aar dfeüzvKXS. gefchied in onder-
^ nbsp;nbsp;nbsp;waterige Landfchappcn, waar door de 0ee gedurig ergens henen vloeit,
j Uit de dri/t van groote vloeden en üievieren die haar in de Zee ontlaften, Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vvaar door de Zee of recht toe recht aan ergens heen gedreven , of tot
V drajingen beweegt, of de Zee tot ongejladige vloeden gedreven wordt.
nge en is defe we-
_ /'ir r nbsp;nbsp;nbsp;jaarsin fckere JZfe bevonden worden:
jaatltjaje 3 nbsp;nbsp;nbsp;wordt gebracht de beyeeginge des Oceaans van het Zuyden na het
L nbsp;nbsp;nbsp;Koorden, of van het Koorden na het Zuyden.
[zijn
Gebeurelijke bewegingen der Zee zijn.nbsp;Waar doornbsp;de Zeenbsp;nooit vrynbsp;is, enfynbsp;komennbsp;voort ofnbsp;uit de
PVinden, van welke een ontelbare verfcheidenheid in de Zee is, door welke de Zee door gedurige beroeringen, nu na defe, dan na gene kanten heen gedreven wordt, ennbsp;hangtafvandefchielijkebewegingedesluchts, gelijk van den oorfpronk derJVindennbsp;zal gefegt worden ; en fonder lekcreordre houden fy dan eens op, en dan eensbegin-nen fy wederom, en zijn als oneindige.
Of nit de onderaardfiGeeJlen en uitwaferningen die de Zee beroeren, die re mets uit de grond van de Zee uitberften, en door geen fekere ordrebeftaan, noch geen fekcrennbsp;en bepaalden tijd duuren.
f nbsp;nbsp;nbsp;c Isdie, waardoordeOceaannithetKoorder Afpunt door het Zuyder Afpunt
1 Algemene ^ door de nbsp;nbsp;nbsp;des .(iard/t/oorr gedurig omloopt.
Idgndlo- i , r. Waar door alle met rnalkanderengemeenfchap houdende .Sfee» door en^^er-
pende nbsp;nbsp;nbsp;Byfondere S aardfe doorgangen een onderling verdrag oeffenen.
1 nbsp;nbsp;nbsp;, Waar door de Zee door onderaardfe doorgangen haar binnen de omfangers
1 ^y*o”der f Berven ontlaft, en defe omloopme volbracht hebbende, wederom aan eigene ^ haar begin herftclt wordt.
Het II. HOOFTSTUK.
C A p 11 ' nbsp;nbsp;nbsp;E algemeene beweginge van den Oceaan
I Jis uit liet Ooflen na het Weften, en is •^-^dooreen langwylige ervaringe aan dienbsp;gene die door een gedurige vaart over ioo vree-ielijke plaften na de nieuwe Wereld foo menigmaal gedaan, bekent geworden. Want die vannbsp;maront Iipdiëft na de Caa^ d’Bon EJperance afvaren,nbsp;men minder ca van Eortugaal en Sfangien na Mexiconbsp;doen fodanig een reis veel korter, als uit Por-Pottugaai tugaal iiaindiën, of uit Mexico naSpangien.nbsp;onderreegennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bovcii dic u\têcQhavenvzn Acafulco
Portugaai vaii Nicuw Spangicu gewoon zijn na de naindiëtt Upline Eilanden te vaten, uit de gefeide ha-ven , alwaar byna een gedurige haperinge ofnbsp;ontfieltenijfe is,kttcw het op tien graden Noorden breette , en volgens dt gefeide evenwyttenbsp;\ znêi^amp;n tienden graad, foo varen fy foo gelukkig na ’t IV fen, dat fy fonder de feilen te verhalen , in den tijd van 8 5- dagen een ruimte vannbsp;3000 mijlen afleggen ; en ook hare lêilen nietnbsp;veranderen, dan aan de Eilanden welke fy La-drones noemen, alwaar fy de evenwydige tiende graad te rug ftellende het Schip op den der-tienden fturen, om foo de mond der Eilandennbsp;(fy noemen die la bocca de las If as) regel rechtnbsp;in te varen, en foo alle gevaren gefchuwt hebbende , krygen fy eindehjk den haven van Ma-nilone. Het derde gedeeltenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Aardklootnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;af, niet anders als door defen Jè-
venmaandigen Ooften wind ^ die de Schippers nooitte leur ftelt.
Integendeelkonnenfyuitde nbsp;nbsp;nbsp;on-
der den tienden evenwijden graad niet na^.'*® wnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;varen,dewijl fyakijt de winden phfHppinequot;
nieuw i
regen nebben ; waarom ’t nootfakelijk is, n» dat fy iwWtnërc.ViitëiQ.eilandenAcVbilippinefF^'”^'nbsp;na nieuw Spanjen varen de hoogte van veertignbsp;graden Noorden breette houden, want ondernbsp;defen van de Noorder winden, die gedurig innbsp;die flreken van het Noorder America regeren,nbsp;voortgeftuwt zijnde,foo krijgen fy in korte dennbsp;haven van California. Soo hebben my mondelinge verhaalt V. StmonCoUatw ‘P. Didacusnbsp;Bobadilla voorbeforgers van de Eilanden denbsp;Pbilippinen j die de genoemde Zee nu tweemaal overgevaren hadden.
Ook word defe beweginge in de Straat van ovtrd^^ Magellanen gemerkt, alwaar den OceaanSvi^^^j^oor^nbsp;’t Oofte rot de feer enge keelen van defeftraat deriijk®nbsp;invallende door groote opwellingen der vloe-den alles fonder onderfcheid onder de voctg,voelt-fmijt, tot dat fy aan en in de Mare Pacificumnbsp;een doortocht vindt. Soo worden fy door denbsp;Straat Manilanus en Gangetife Zee door hetnbsp;canaal van de Caap Comorin uit het Ooften nanbsp;het/Fe/??;/door een feer fnelle betveginge ge-voert. Aan den inbani van Paria word hynbsp;door fuik een geweld uit het Ooften na hetnbsp;IVeften gedreven, dat het daar van èi^Mondnbsp;desP)raaks^cïioccat is. Ook wordt defe be-weginge gemerkt van die gene, die uit Europanbsp;nz Canada vzren. Ook wordt de Tartarifenbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Zee
49
9°
Bo
6a
zo
to
to
: zo
Ija
40
(er Oorfaak waarom on-
derde veer-
So ipo
zoo
zzo
z^o
le- tigrte graad
lp indeMa.TO
Pacificum
IjG-.de Noorde-
2 gj-j lijke vvin-
1 den domi-IBI
neren.
iet
kt
,et Dep Ooft' 'D, Vjevfegifk^
iïl' 'Vertoont
•C,-/«fc 'voof-namelijk on-de der de
ge-
:z^e- De bewe-in giagevan — de Maannbsp;CD fetdefelve
^eel aldermtefl r veert.
r-ss Kaa
iWo
£ | |||
ZOO |
zto |
z^o |
z^a |
giet
®pa-
oL
en
ia
ijn
*oo
)n-
al-
XJ'it dufda-nig een al-gemeene les bewegingenbsp;r van den O-ceaan fpruhnbsp;lia ten twee an~nbsp;. dere uit het
Noorden
ie- na het Zui-,jr^ den , en in
tt-
tegendeel'
'Tormis
TT iE
ITsr UTsTIVERSO ORBE IRDICAN S , © TsTOTAT ElG, ABY5SOS/'V MORTES V UEC AYiOS .
to
So
yo
80
DE WATEREN.
H9
I.
- mrmx
11L Boek , beschryvekde
Maar waarom onder de veertigfiegraad der Oorfaak breettemeeftaltijtdeNoorderlijkewinden aannbsp;de ftrandenvan de Mare Tacijïcnm domine- tigde graadnbsp;ren, daar van is de oorfaak de verdunninge dernbsp;dampenj welke onder damp;gefengde fireek op ge- Noorde-trokken, en na het Noor derlyke geweft wijd ennbsp;fijds verftrooit zijnde, van de óverkomende,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*’”'**'
koude, en verdikte lucht wederom gedreven zijnde d^gefeide winden maken. Maar waarom
in dtïiganfchen Oceaan dufdanigen een be we-de wind in de Mare ‘Pacificum gedmdglyk Oofi
-^(?door èitStraat Weigats mee een gewei-' dige drift gedreven, welk en uit de bewegmgenbsp;feive, en uit het overvloedige ys, welk de genoemde ^eein die ftraat ftort , blijkt. Vannbsp;gelijken wordt in de MareTacificum^QXctnbsp;na de Straat; Aniati beweegt; van Ja^on wordtnbsp;fy gedreven na China, op gelijk een wijfe wordnbsp;zy in de Straat van Java heen gevoert. Metnbsp;een woord, het is foo fcker dat meeft over al
zy, daar van is de oorfaak, dat als de Son opko?nt de dampen die over den Oceaan hangen van denbsp;koude des nachtgeprangt ^ en van de volgendenbsp;warmte der Sonne verdunt zijnde in windennbsp;ver keer en ^ welke dewijle fy altijd na het voorgaande pad van den Oceaan willen, fo is ’t geennbsp;wonder, dat de feive oorfaak volhardende, ooknbsp;de beweginge van de 2jee van het Ooften na hetnbsp;Weftenna. de beweginge des Sonne achtervolgtnbsp;wordt. Daar komt by, dat de dampen uit het Cf/iOoft-Noorden na het Zuiden wederom gedreven,nbsp;de wateren aan beide fijden ook gedurig bin-nen den Ooft-we(terlijken ftroom houden. En-^'^
^ A t *! M ^ nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- namelijko\
Son richtfdoerlyker boven den Oceaan ftaat.
Daarom alhoewel in den oceaan leggende on- quot; der den gematigden ftreek ^ de Son ook fijnnbsp;kracht toont en van hem geeft, om dat fy echter het oppervlak van de 2jeo met fijne ftralennbsp;alleen maar fchuins treft, daarom wordt defenbsp;beweginge der Zee uit hetO^»/?É’^nahet/Fé’j--ten j geenftnts foo geweldig gefien als in de gefengde ftreek j en in de plaatfen die daar dichtnbsp;by leggen.
Dar ook eindelijk de defe Ooft-wefte- m bewe-bewegingevoortfet blijkt hier uit, dat de Conjunctie of Oppofitie van de Sonne en fa de feivenbsp;Mane defe ooft-wefterlyke beweginge yQelMemeOinbsp;heviger en geweldiger van de Schippers be-vonden wordt ; dewijle fy in de Conjunöïie ofnbsp;faraenvoeginge de plaatjén des Oceaans dootnbsp;de Sonne ledig gemaakt krachtelijk perft, uitnbsp;welke perfinge de Zee altijd na ’t voorige deel,nbsp;volgens de beweginge der Mane en Sonne wortnbsp;gedreven gelijk beneden wijdlopiger fal getoontnbsp;worden. En in de oppofttie of tegenftellinge,nbsp;perft de Maan van gelijken bynahet Weften ;nbsp;waaruitdeeene baar den anderennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ge- '
durig een fekere vloejinge uit het Ooften na net Weften gefchiedt, waar door het gebrek der wateren van de Sonne na getrokken door de v'ol-gende bewegingen of beroeringen der waterennbsp;vandeA/i2'^^’geperft,herfteIt worde. Maar innbsp;de ^artier Manen ^ gelijk dan de fijnnbsp;opfidit niet ter degen op de .Zee heeft, alfoonbsp;werkt fy ook minder perjftnge uit; en de ondervindinge leert, dat defe beweginge byna altijd in de ftpuartier Mane veel flapper is.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fit dufda-
En uit dekalgemeeneOoft-wefterlykebewe-^^^f‘”„f' ginge j fpruiten twee andere bewegingen des bewegingenbsp;Oceaiins; waar van de eene is uitnbsp;na het Noorden j de andere uit het Noorden na ten twee an-het Zuiden. Want het is bekent dat den Oceaannbsp;uit den Noordelyken hoek der Wereld, door fe- na het Zui-kere geweldige drift na het Zuider lyke geweftnbsp;T 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vooit-
ginge uit het boften na ’t JVeften gefien wordt, als leker is de eenftemmige ondervindinge foonbsp;veler Jaren van alle de Schipperen, die den genoemden Oceaan dikwils en meermalen bevaren hebben, die alle het feive immers foo feg-gen te zijn.
Na de oor fake dan defe foo merkens waar-gefocht. De Teripa-'''eginge. teticiratvcLtn na hare gewonelijke wijfe, tot het mengelmoes van het eerfte bewegelijke ^ welknbsp;of het in de nature der dingen is, noch nier bekent is, hare toevlucht. Andere verfieren een
Seilfteenigekracht'mdQ.%ot\nt.,'^]2ikïdoQtdt^_______________...............
Zee zoude getrokken worden. Andere mtC^dtitbeweginge'samp;{Qoyic.t\x.tgeweldiger Boven-naturefjke Spiegelingen beftg zijnde,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
Vein
'^rfaak
ver-
zijn foo verre daar af, van de oorfaak van foo groot een lutwerkinge aan te wijfen, dat fy denbsp;feive veel eer noch meerder verduifteren. Wy,nbsp;alle die foo verre gehaalde befpiegelingen aannbsp;een ftjde fettende , gaan voort tot de meer by-der hand zijnde en naafte oorfaken.
Wy dan zullen beter Philofopheren foo wy ¦-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dat de keeringe der Sonne uit het Ooften
na bet Weften de oorfaak van defe beweginge der Sj^eis. Want dewijle het meefte gedeeltenbsp;van de Oceaan onder dtgefengde ftreek gefteltnbsp;wordt, en de Son byna gedurig dit gewefte ergens met fijne ftralen richtmatelijk treft, ennbsp;daarom t^n groot en hoop waters dagelijks doornbsp;hare ftralen na getrokken en verdunt hebbendenbsp;of in lucht, of in dampen en wolken verkeert,nbsp;fo is t nootfakelijk, dat in de plaats van de verteerde en na getrokkene wateren , andere vannbsp;\\ti Ooften of van beide de fijden in plaats geftelt worden ; en dewijle defenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;der
Seer
wateren altijd duurt, foo ifter niemand of hy kan wel fien dat defe uitwerkinge van de vloednbsp;-.ccrnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^gelijken moet bly-
duren. En datter eengrooteenongelofe-iijke macht van water door de kracht van de ^dt den Oceaan na getrokken wordt; ge-Son b!. tuigen overvloedig dc dagelijkfe en feer over-vloedige regens in die Landfehappen, daar denbsp;Son recht op en neder fchijnt, en het is bekentnbsp;uit het verhaal van onft Vaderen, die in denbsp;Collegien die onder de gefengde ftreek leggennbsp;woonen ; door dien de Son recht boven haarnbsp;hooft geftelt zijnde, fy ontrent de middag dage-^ksMkcgeweldigeftagregenengtvodtn., datnbsp;fclfs de vlaktens van de velden meiren fchynennbsp;te zijn, en de havens en ftranden door het mede gefleepte fand uit de Bergen en andere klei-^‘jlitige ftoffè vervult worden ; en dar op defenbsp;jvijfe aan de Zee wordt wederom gegeven, hetnbsp;gene hem door de Sou ontrokken was.
-ocr page 196-150 •van deft bewegingen, Cap.II, voortftoiivvtin Atlantife oceaan ,* waardoor het gefchiet, dat die, die uit Tortugaal of de Eilamen welke fy Azores noemen, na denbsp;Caap d' bon Efperance reifen, die reis in hetnbsp;heen gaan eerder als in het wederom komennbsp;doen ; en de kracht en force van defe v/oednbsp;duurt byna een halfjaar, en dat van het ATöör-den na het Zeiden^ en ook reeht anders. Welknbsp;hoe het gefchied ik nu zal verklaren. De oorfaafc De wijle de Son, gelijk ik nbsp;nbsp;nbsp;gefegt heb- bc , gedurig recht boven de gefengde Jlreek fchynt en een macht van wateren uit den Oc^-die onder hem legt trekt, foo gebeurt hetnbsp;dat defe oorden van den Oceaan door de ontledigde wateren als leeger gemaakt worden; ennbsp;de Hoorder Oceaan j als buiten de richtfnoerc-lijke ftralen der Sonne geplaatft zijnde, doornbsp;hjn foo fecr vochtig temperament meelt altijdnbsp;de naait by hem zijnde lucht in water veranderende , een gedurigen aanwas van water'nbsp;krijgtj en fich in de plaats van de verteerde wateren , de voorligtige befchiklter der dingennbsp;de nature het op defe wijfe alfoo beltellende,nbsp;Itelt, foo gebeurt het als den Oceaan onder denbsp;verfengde jlreek gebrek van water/heeft, denbsp;Noordelijke hem door lijn aanwas te hulpnbsp;komt, even gelijk als een rijk man eenen armennbsp;doet, alle de deelen tot behoudinge van hetnbsp;geheel te famen Hemmende. Hetfelve moet-men feggen van de Zuider Oceaan ^ die regensnbsp;den Hoorder over geplaatft is. Waarom aannbsp;de verfengde en min waterige altijd uit hetnbsp;Threfoir van de meer van water voorfienenbsp;Zeen j alle half jaren, by beurten als fekerenbsp;voorraad van leeftocht van de voorfienige natuur, op dat fy geen gebrek van noodfakelijk-heden hebben, wordt heen gefonden, om hetnbsp;gebrek van den eenen, door den overvloed vannbsp;een andere te voorficn. Het geen wy feggennbsp;bewijs ik door defe proef. |
Sogc boyen feker langwerpigvat vol water rX^n^e, eenyfere kogel cerft door het gloejende gemaakt, en in een tang gevat al-lengskens uit A in B brengt, foo echter, dat hynbsp;’t oppervlak des waters niet raakt; foo zultge bevinden het gene ik gefegt hebbe,nbsp;dat het water denbsp;beweginge van denbsp;kogel aanftondtsnbsp;zal volgen, in hetnbsp;midden als fekerenbsp;groef of buis latende; en fo ge van te voorennbsp;de kanten van het water en vat tekent, foonbsp;zultge lien dat als de beweginge van de kogelnbsp;ophout en hy koud geworden is, het water merkelijk in het vat afgenomen heeft, als door denbsp;warmte des kloots in dampen verandert zijnde. En dit zy genoeg van de Algemene oojl-wejier lijke j of Zuid-noorderlyke beweginge. Proef. |
DEfe^^'ze^^^i^sJ^É’gefchiedt veelderlei; of luit d« algemeene Oojl-wejierlyke beweginge tegens de naby zijnde ftranden dernbsp;Landfdiappen aangedreven, en hier en daarnbsp;wederom geftuit zijnde, welke men de firoomnbsp;der nature of de naturelijken ftroom noemt;nbsp;of uit de Wajingen der kVmden;o{ eindelijk uitnbsp;de vvederom geftuite beweginge van de vloednbsp;en ebbe ^ veroorfaakt door kracht van de Maan.nbsp;jgt;t ftrom«n Dic uit de Canarijfe Eilanden na Mexiconbsp;der Zee varen,wordenmeeftendeeldoorde//ro»?c?^desnbsp;ffriffe Oceaans daarnatoegevoert, welke ftroomennbsp;Eilanden tuflchen Cuba en Hifpaniola en het vafte-land van nieuw Spangien foo geweldig zijn,nbsp;dat fy een fnelloopende rteviere Ichynen te vertonnen ; en de. Schepen die daar eens in geraken , konnen onmogelijk daar w'eder uit komen ; ja die gene die uit den inham van Mexiconbsp;na Spangien zullen varen, moeten de oeversnbsp;van Virginia en Florida kiefen , op dat hetnbsp;Schip zoude konnen kours houden. De redennbsp;Van welke laak geene andere is, dan dat dennbsp;Oceaan ten deelen uit het Hoorden na het Zuiden met een groote force woedende aan het
hooft of de Caap Candida (welk fy Cabo Bianco noemen ) aan een wederom-fiuitende ^ en hiernbsp;van daan wederom door de algemeene beweginge fijnen loop uit het Oojlen na 't fFeJien nanbsp;de Eilanden Cuba en Hifpaniola ftiert, alw^aarnbsp;hy binnen de engtens befloten en beperkt zijnde geweldige bewegingen van vloeden maakt.nbsp;En dewijle hy lijn loop tor aan den vannbsp;Mexico vervolgende, daar verhindert wordtnbsp;uit-tocht te hebben, foo wordt hy, fijnen loopnbsp;aan de ftranden van Florida en Virginiennbsp;krommende, aldaar met de grootfte drift tennbsp;laaften aan de vrye Oceaan herftelt, zullendenbsp;alwederom in het ronde loopen, welken de algemeene beweginge van de Zee geweldig (gelijknbsp;ik gefegt hebbe ) helpt. Want dewijle hy vannbsp;^t{CtstoVièitt^c.verJengdeftreek geweld lijd,nbsp;en niet volkomelijk door de beweegde Zee kannbsp;doorbreken, hierom wordt hy, door lijn^^’^ö-geneftroom QQn.VLitvhxc\\i foekende, en binnennbsp;Xzgefeide plaat Jen geloopen hebbende, wederom aan lijn beginfel herftelt. Maar^van defenbsp;dingen zal in het volgende overvloediger ftof-fc, om van te fpreken , gegeven worden.
Cap. III.
m Hifpa' niola.
Het
-ocr page 197-c A I-. ly
iji
Vmde algemeene beweginge ckr Xee, en dejjelfs uitleerKtngeyi omtrent den Aardkloot;
^En Lefer moet eerft weten, dat gelijker-wijs de Rïevieren in ’t buïtenfle oppervlak verfcheidene uitwerkingen hebben ; dat fy ook even foo in de Zpe doen. Doordien in de vloeden^firoomen, fandeninflokkin-gen en wederopwerpingen der ^e de Rievie-t'en binnen de wanden der Bergen befloten, en met groote omtrekken afgekringt, eenfneldernbsp;beweginge dan de andere krygen, gelijk de on-dervindinge leert, en foo veel te radder als fynbsp;meer afgaande gronden hebben; maar als fy innbsp;verre uitgef rektevlaktens verfpreit zijn, lopen fy te fo veel trager^ als hare gronden vlak-o-ond^ ker zijn.En dt grond van den lt;^Q\\CQ\amp;nOceaanjnbsp;O- is even gelijkmen in ’t oppervlak der aarde fiet,nbsp;eenemaal ongelijk en onelïèn; want nu eensnbsp;'quot;quot;fnelder mct de groote ketenen der bergen, en menigtenbsp;'r»ger der klippen omfet,maakt hy op fommige plaat-fen feer diepe ’valeijen en engtens ; dan eens 1nbsp;doet hy fijn wijdgeftrekte golven tot m^Qvlak- *nbsp;tens van feer groote en wyde landfchappen lopen*, te mets binnen verborgene en verholenenbsp;fwelgkuilen ingelateh zijnde foo voerdt hy eennbsp;groote kracht van water met ficli : fomtijds uitnbsp;de blinde afgronden der aarde weder opwellende, maakt hy feer vreefelijke onweeren. Dcfe dingen foo gelegen zijnde, foo kan ik my over de onkunde van fommige niet genoegnbsp;verwonderen, dewelke feggen, dat de Éfe foonbsp;Veel deflelfs beweginge aangaat , altijd eveneens gellelt is, en in de ecne plaats niet fneldernbsp;als in de andere beweegt wordt. Welk gelijknbsp;het tegens de ondervinding^ is, foo geloof iknbsp;ook dat het al vry wat los is fulks te feggen, ge-hjk een weinig hier na by gelegentheid vannbsp;de a^emeene beweginge der Zpe fal getoont Het is feker, dat diznOceaan door een alge ^-------- ------------- meene beweginge uit het Ooft en na het M'^eften^ 1 hier door te fterker voort, niet anders gelijk e be. door kracht van de Sonne en Mane voortgedre-1 Rievieren tulTchen de Bergende^^ff^^^'^’^ ...--J- rr- '----' lt; nbsp;nbsp;nbsp;• 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- '•ü, ven wordt. En het blijkt uit het gene boven j datfy wederom‘t'/^^/^^’^plaatfen krygen. ^yg^t)mcht is, dat de vloed en ebbe of het was-fen en vallen door de Manige kracht des O-ceaans verwekt, den Oceaan niet alleen flechts boven op, maar den ganfehen Oceaanvatt Anbsp;fijn watergrondtotboven toe beweegtnbsp;Wordt. En van alle defe dingen kan ik een oorgetuige zijn, die doe ik de wonderen van denbsp;Siciliaanfe Engte onderlbcht meer als eensnbsp;in het hooglle wajfenditt Zee j een feer grootnbsp;geraasgehoort hebbe. En als ik aan de Zeelui- den vraagde, wat dat voor een geluid was ;ant-j/a(92/i^J dan wordt de Zee ftil- Maar de ftro-woordenfymy, dat dat geluid altijd gp\\oott\menj\etTjdezeejWindenoi tempeeftenon-'vierdt, als de Zee op het alderhoogH aan het ’ ¦’’ouni. Vloed Wordt. ‘^loejen\,y2amp;; en dat és. geluid en gekraak quam door de ftooting der fleentjes etvjchelpen ^ ennbsp;diergelijke dingen die op dc^^w/i vaft waren,nbsp;'V’elke door de Jnelheid der zee beweegt zijnde,nbsp;van gelijken tegens malkanderen ftootendcnbsp;maken. Waar uit ik afgenomen heb-Eerft, dat niet alleen het oppervlakvzwde |
'^zeej maar ook dtgdnfche macht des waters door kracht van de Maan beweegt wordt. Want ind ien defe kracht de fchelpen d ie aan de grond felve vaft hangen, en alles wat hard ennbsp;vaftis, offchelpen of geen fchelpen heeft, ennbsp;als de Maan nieuw en als de felve vol is doetnbsp;groejen, foozalfekerlijkde^£quot;t£^f^mlt;^^ krachtnbsp;vzn dQ Maano^ lichamen uit falpeter, zout,nbsp;aluin, koperootenlymfaamgeftelt, waarvannbsp;de ganfche zee vol is, met geen minder krachtnbsp;werken, dan op andere. Want de Zee j doornbsp;de kracht der Mane verdunt zijnde, terwijlenbsp;alle deelen te gelijk een grooter plaats foeken,nbsp;en defe de volgende , en andere wederom andere geweldig Voortftouwen; foo kan niemandnbsp;ontkennen, of hy moet geen kennifle hebbennbsp;van defe dingen, dat daar ook een groote beroerte en fwelling van het binnenfie der Zpcnbsp;moer ontftaan. Enditishet£’f’rf?^. De andere meininge is van die menfehen, De diepte dewelke gevoelen, dat de volgens de diep-ten van de onderzeefe valeijen niet fnelderj zee veroor^nbsp;als in de onderzeefe vlaktens beweegt wordt *,nbsp;welk ten eenemaal tegens de ondervindinge ^.r ftróo.nbsp;ftrijdt. Want dewijle nu getoont is, dat denbsp;ganfche majde van den oceaan te gelijke beweegt wordt j foo is het feker , dat de felvenbsp;met grooter drift en force voortfet in de dieptenbsp;der valeijen als in de gronden; en datnbsp;verfcheidene gedurige ftroomen des Oceaansjnbsp;nu op dit, dan op dat oord door hare fnelheidnbsp;foodanig aanloopen, datfy gcladene Schepenjnbsp;niet tegenftaande defelve voor wind hebben,nbsp;ook tegens dank met haar liepen ; welk nietnbsp;zoude gebeuren, ten zy datter de gefeide diep-tens in de zee gevonden wierden ; want denbsp;macht des Oceaans door defe befoten en benauwt , en verfcheiden zijnde , fet lijn loop -j nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_ Maar ge zult feggen, datter in den Oceaan Tegenmt. en in de zee dagelijks verfcheidene en verfchil-lende ftroomen voortkomen, die echter geennbsp;duur hebben; maarzijn. Ik antwoor-de, dat dufdanige ftroomen niet onmiddelijknbsp;van de kracht der Mane, noch van de gefteltnbsp;htidvzndegronddet^e- maar van delFin-den de wateren nu na defe, nu na gene zijde boven op Hechts bewegende voortkomt; waaromnbsp;ly ook geen duur hebben: want als de windop- derworpen offtil van alle beweginge is, duren echter altijd. By aldien dan de Zee door dienbsp;bewegingen foo algemeene als by fonder e waarnbsp;van wy gefproken hebben, niet beweegt wier-de, maar altijd ftaan bleef, dan zoude ii er ooknbsp;waar zijn , dat de zee altijd eveneens 'geidedtnbsp;zoude zijn, het zy dat defielfs grond vlak ofnbsp;fchuins was; maar nademaal de zee gedurig nu |
151 nbsp;nbsp;nbsp;De onder-aardse
c AP. IV. nu van het OoHen na het WeHen,mt het Noorden na het Zuiden j en wederom anders ; nu tufl'cheii de onderaardfe Valeijen door harenbsp;ftroomen beweegt wordt , foo is het ónmo
WERELD,
gelijk dat fy altijd eveneens gellelt kan 2ijn. Maar laat ons alle defe dingen door een
klaar en Aardrpkbefchryvend betoog bewy- {fakelijk in het ronde moet loopen, en als de fen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vloeden of flroomen der Suid-zee, van de an-
welke dere zijde van Japan daar noch by komen, foo
we en wederomnieuweophoopiiigen van water K {Jie de Kaart) perlTende de Zee terwijl de wederom gedrevene vloeden dat niet te boven konnen komen, door de oevers vannbsp;China X Y V , de ferjjinge die aan de oevernbsp;van Japan gefchiedt daar by komende, nood-
Leg
voor u de Aardrijks Kaart
wy met voordacht foodanig afgetekent heb-1 moeten nootfakclijk, terwyle die de^Tee^ uit ben , dat die dingen, die tor ons voornemen ; het Noordelijke gedeelte in het rond gelopennbsp;dienftig zijn, uit dcfelve klaarder als de Son op j hebbende ontmoeten , groote en vreefelijkenbsp;den middag zullen blykcn. Wy hebbe nin het: Eormen ontftaan.waar door menfehen en fche-voorgaande gefegt, dat de algemeene bevee-A^ti om hals raken.
ginge der Zee\zr\\\amp;iOoften na htifZ?fienis-,\ nbsp;nbsp;nbsp;Verders , als de vloed van de..^^ uit het
welk ik echter foo niet wil verdaan hebben, als 1 Ooften na het JVeJien blijft aanhouden, terwijl of de Zee door een gedurige vioejinge regel- i hy tufichen de Philippine Eilanden en oeversnbsp;recht uit het tot het tegen over leggende \ Conchinchina fich binnen de Straat s'èAX Ma-gewelf gedreven wierdc, maar dat hy te mets j lacca wat dieper in laat,fal hy in dufdanige eng-door een aver echtfe hervloed foo nu en dan! tejts M, fulke ongewoone onweders en vloedennbsp;rond loopt j fomtijds de beweginge van de vloed | verwekken, ais de Schippers dikwils door hetnbsp;en hervloed na de gelegenthcid. van de voor-! verlies van alles wat fy hadden ondervondennbsp;komende beletfelcn of ninderpalen volbracht, hebben; en het is geen wonder, dewijle de zeenbsp;Waanm in wordt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j door het genoemde Canaal van Conchinchinaj
Archies. De Son dan in den aldergrootften nbsp;nbsp;nbsp;' als door een fcer diepe, ja alderdiepfte
gus üeke zijnde , en als in het aiderbreedlte veld fch ‘^ich binnen de Engtens nbsp;nbsp;nbsp;Straat M be-
ter niet konnende verfwelgcn , een gedeelte in het ronde beweegt, een gedeelte tegens denbsp;oevers of Jiranden van Sumatra wederomnbsp;flaat : waarom her noodfakelijk is dat de aee-bewegingen moet vertoonen , die tegens de algemeene bewegingenftrydig zijn.
Het felve fcgtmen dat gebeurt tuflehen de Straten van Java, Borneo en van hetSuid-land : want de Zee uit E, den Suid-oceaan ge-port, maakt, en om de ontelbare ontmoetingennbsp;1 en aanfpoelingen der Eilanden, byna even mik'nbsp;een vloed als wy boven befchreven hebben, totnbsp;dat hy van de moejelijkheden der Eilandennbsp;ontlail, fijnen vryen loop na VtiWefien'^tt-volgt. Uit de Engtens dan van dc Straten Onbsp;en P, met de aldergrootfle drift vallende,fl;iercnbsp;hy eerft fijnen loop na de Caap van het Suid-land B , alwaar hy fijnen wederom gefiuitennbsp;Jiroorn Noordwaarts ftiert na den inham van
Jrftmln voornamelijk uitllrekkende, foo verbreed fich geeft, alwaar hjr foo groot een macht van wa-den Oceaan j door kracht van de Lichters wijd en breet, volgens de beweginge der Sterrenjnbsp;en voornamelijk door de Indije ArchipelaguSjnbsp;doör de dracht van iiooo eilanden , gelijk-men verhaalt , geweldig'gefwoilen zijnde.
En daarom heeftmen gemerkt, dat de Zee, in foo menigte van Eilanden befet zijnde , omnbsp;de verfcheidene ontmoetende wederom ftui-tingen en aenfpoelingcn aan de volgende Eilanden , ten ecneniaal ongewoonelpke vloedennbsp;en barningen maakt.
Maar infonderheid wordender drie plaat-fen ^getelt , in welke dufdanige fpelingen der voornamelijk gefien worden. De eer-Jle tuflehen Japon en China; de andere in denbsp;Straat tulTchcn Malacca en Simiatra ; denbsp;derde tüKditn JavajCeletesjBorneo j en hetnbsp;Verfchrik- Suidlatld.
SljiTut- De i^e tiiflchen Japan en China ^ dan eens ^
lijke onweders, dat, gelijk dc ^e-Journalen Jhel-loopende Rieviere gelijkt, en daar voor ge-verhalen, de Schepen van de felve overvallen j houden kan worden. En op den Gangetifen vbed zijnde, haar naulijks konnen redden; want de | oever wordt de ebbe en vloed van defeJiroorn
v»n
japa^uithet IFefien na het Oofien ^ daneensinhet Camboja R, niet foo groot een kracht, dat hy, enChüia,»» foopgjjjg , vetoorlaaktfoo verfciirikkc- gelijk Scheeps-Journalen verhalen, een
derftlvêr.
foo fnel, en met fuik een kracht opgefet, dat! fy At Jirand tot 3 o mijlen toe op en afloopt, boja.nbsp;met foo groot een fnclheid , aat hem eennbsp;wel opgefoten Ruiter ter nauwer nood kannbsp;ontryden.
Na de oorfaak van defe foo fnellc ftroom wordt ge vraagt. Dient tot antwoord, dat denbsp;Zee j terwijl hy door de froomnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aan de
Strand van het Suidland wordt gekeert, fijn loop een ftukweegs verre, by voorbeeld, tot'nbsp;ver volgt, alwaar At froom wederom doornbsp;het by komen der froomen die uit dc Engtensnbsp;van de rondom leggende Eilanden ftorten,nbsp;ftuitende, te gelijk met de felve na de uiter-
ftc
drift of het geweld van dc 2l^e is in die plaat fen foo groot, dat hy uit de famenloopingc vannbsp;. dc tegenftrydige vloeden de Schepen felfs foonbsp;iinbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^^öog opfet, dat fy geen Zee raken, en infon-
een mind' derlieid aliler de Wind * Cacias by komt, door ^ucht aan de nabyleggende klippen ftooten-fich trekt, de, in duifend Hukken breekt. Sie van defenbsp;*”eh!nhet ‘P- Furnerimn in fijne Waterbefchry-So4n '^inge lib.G.c.%.
« Ooften. De oorfaak hier van is ; om dat de
met een feer groote drift tegens At Jiranden van wederom geftuit uit httWeJien nanbsp;het Oojien wederom gedreven zijnde , fijnennbsp;loop een ftukweegs verre houd; en altijd nieu-
-ocr page 199-ik dat de oorjaak is, de fihuint^ van de onderxeefe 'valletje, door welke de Xse metnbsp;de grootfte drift nederftortende , de evennbsp;te vooren genoemde uitwerkingen aany?r^z«(3?
aan de ander zyde, gelijk de nbsp;nbsp;nbsp;aanwijft,
wijkt hy af, uit G. tot E. tot in den ‘Perjifen Boefem welk ook uit de gedurige vloed dernbsp;.^e,na de gefeideTFre^?/?heenlopende, be-
oever van den Inham P geftierd word. |Bcrgen doorloopt i is foo bekend, datmen En van de /helheid der innbsp;nbsp;nbsp;nbsp;niet een woord meer heeft toe te doen:
ik Har H^gt; nbsp;nbsp;nbsp;------j -:----- J----j------J~ —t-:i- J- rr------ nbsp;nbsp;nbsp;..n
veroorraak=t:-SS.J£de“^;?t7dSpiaT I amp;;id
fe bevonden word, foo fcéedramoifltielgAgrottdenis, en door een onderMrdleopemngej„p„f.,„ kuilen te hebben, dat de Schippers die ciualijkj by de Kaap Lojfanda met denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ege
te boven konnen komen, daar van feg ikde! meenfehapheeft, hebbenwy wijdlopiginons oorfaak texijn, darde te defer plaatfe Ylt;,\tweede Boek getoont. Seker is hetdatdei/z-door fekeie openinge van een onder aar dfedife Oceaan, gelijk hy dewr iijne gcvi^ mgenbsp;Jwelgkuil tot in de binnenftevan; beweginge in defe Z,ee inftort, even lo 00nbsp;de Bergen Imaus en Barapanifus, om de feer fware en ontkomcntlijke/mme^ door enbsp;fouriïen van de Fonteinen en Rievieren te ma- ongeftadigheid óamp;tVloeden, en verfcheidcnenbsp;ken hem ontlaft : en dat dat foo is getuigtnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;der ftroomen nuhierendanweder-
genoegfaam de diepte der Zee , die te deler om daar wederom gedreven wordende ver-plaatfe niet geen diep-loot te peilen is; gelijk wekt , en folks getuigen e yna alledaagfe uw folks ook in Itinerarto wfolopig getoont Schipbreuken - gelijk ook en onfe Vaderen,nbsp;hibennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en andere, die defe Zee meerder als eens heb-
Verders dewüle de Zee met defelve drift ben overgevaren, my mondelinge vertelt hebniet welke fy aangevloeid is te defer plaatfe ben. Defe feggen alle cenftemmelijk, dat./e-wederom afvloeid , foo gebeurt het, dat hy l/e X/e en om fijne ongrondelijke e en om fijnen Jlroom., fijnen eerften ftroom verlaten-; de fwelgkuilen welke hy geduriginlijnedra-de, ten deele na G, ten deele door de openin-'jinge behoud , vol fijnde van onderaafo enbsp;ge F, tnlTchen Seilon en de Caap Camorin ge- i doorgangen, liever een
legen, nemende, met geen minder nbsp;nbsp;nbsp;; moet genoemt wor en.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;J 2-^Dmryget
alt welke wy in de bovengenoemde Engtens fCyger tnEuPhrat feergrooteRievieren, befchreven hebben, aanfet, alwaar hyterwij- ontrent Babylonm malkande^n oopen e^e
Ie hy nieuwe ontmoetingen vanJïroomen vind, haar by Ballora in dejen Boejém met een eer
ten deele na den Inham van Camboja, ten dee Ie na de macht van water van de Maldwijenbsp;Eilanden wend, alwaar hy door de vajiejfant-Jplaatfe , als ook door de veelvuldige tegen-Iland die hem ontmeed voorkomen xijnde, ennbsp;aftrekkende j na de ftranden van Indierthee-nen vluchtende, als nu rond gelopen hebbende
dige monden ontladen, foo kan het niet anders xijn , of fy moeten groote bewegingen verwekken. Maar van defe Xpe fullen wyinnbsp;dit werk op een andere plaats breeder fpreken.nbsp;Waarom wy onfen afgebrokenen draad wederom aanhechten.
Eindelijk ontmoeten malkanderen noch twee stroemm
\ nbsp;nbsp;nbsp;_____ • nbsp;nbsp;nbsp;^ r. T 7* /¦- iO - - . -.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• - quot;VM
uithetAf^/-^-/^«^wederomgeftuit,fijnenloop groote aangroeUan wateir, door de veelvul-
tpn Hpplf» nbsp;nbsp;nbsp;T,.-!—..—nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;! a.rv,..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;J~“ —--
,'*'’'‘'o/»e»na de binnenfte ingewanden van den Indifef Jïroomen in ddcnlndifen Oceaan ^ de eene uit Africa*n. boefem heen gedreven word; en hier zich met i den hoek van Camboja lïervoorkomende neemt fcn Oceaan.’nbsp;de vorige y?röow? gevoegt helibende, verwekt 'fijnen loop nanbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;alwaar
w».«»»wx.s.. xxfcxax v-XN.r Jgt;’f nbsp;nbsp;nbsp;t cxxx.
loop houdende tuficlien de engte ^ gelegen
^ nbsp;nbsp;nbsp;jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;—------- tullchen Africa en den Berg van Sr. Laurens,
'tonden van den Indus brengtde vloed en her-1 als van eenen hoogen berg in een diepe vallei-
vloed der Xee by na alle menfehen in groote i ie flortende, daaz^ter plaatlè en die vloeden en
... ^ ^------------------
aan tot dertig, of gelijkfommigefeggen, tot veertigs otitw. En byfonderlijk in een van de
hy te gelijke groote vloeden en hervloedcn,! hy als een valftroom ten deele inde enfijn o/Jwellinge aan de gefeide ftrand grocid 1 ten deele aan de Jlranden van Africa fijnen
^ ^ nbsp;nbsp;nbsp;1 t'~ï \1lnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;VA* VAXW V #'(/O C'f’C //
vT™ord;^f;e”L“ r;r2)7d W van de .Anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^8'“';! S hSiT™'
‘klippen en banken is, alfo i$ fy door de me-
CJ
-. op of aflopende Xs dat veele meinen dat Alexander denbsp;Voor defen door de groote aanwaffinge vannbsp;defe foo wonderbaare vloed verfchrikt zijnde fijn tocht niet verder heeft durven voort-fetteii.
De oorfaak mein® ik defelve te zijn, die wy fo den Inham of Boejem van Camboja befchre-ven hebben, namelijk dit fchuinsheid van denbsp;grond der Zee of fekeren dfgrond ^ waar doornbsp;l^ch de Zee in het binnenfte der Bergen om
^eiren en Rievieren te makeiT, ontlaft : en dat defe onderaardfevalleije afgeleid word, na de
monden van den Indus nbsp;nbsp;nbsp;hy met een aard-
fe valleije der A^Vwr^faamgekoppeltword; want dat den Indus door feer diepe valleijennbsp;tulTchén de fteile en afgebrokene klippen dernbsp;I-Deel.
nigte van Schipbreuken vcrfchrikkelijk geworden , en daarom ten rechten de fchrik der Zeeluiden genoemt.
‘De anderftroom uit den Boefem van Cdmbo-\ja voortbarftende, sxoxè,m\\tx.Suidland met fuik een kracht voortgedreven, dat geen Schipnbsp;defe ftroom volgende ooit is wederom gekomen ; een baarblijkclijk teeken, dat de niett-we fchuinfe afgang van de Zee daar ter plaatfe,nbsp;de Xjt ’kweed niet in wat voor onder aardje doorgangen van het Suidland X ^ heenennbsp;voerd.
Verders de eeffte7?rööwby de Caap d'Bon Hit Hooft Efperance met de laatfte famenlopende , ennbsp;Vnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hare ‘
-ocr page 200-ONDER-AARDSE WERELD, ' kers wijtte tot noch toe niet gevonden is, uit-ftrekkende , gaat door de gemeene leidinge van de algenieene beweeginge ftillekens ennbsp;fachtkens voort , tot dat hy wederkomt aannbsp;de plaats, van welke wyonfevertellingebegonnen hadde. Welke dingen dewijle die opnbsp;het alderbreedft in de kaart getoond worden, 154 i.AFDEE- hare krachten by een voegende verwekken daar nieuwe flormen met een fchrikkelijkenbsp;Vloed; en hier van daan wat meerder ruimte Africa moejelijk te vallen; het eene gedeelte | foo heb ik niet nodig geacht de felve wijdlopi DE krygende, en in de wijdgeftrekte plaatfen van óiQ IVeJt j dat is , jdfrkaanfen Oceaan wijdnbsp;en zijds heen gedreven zijnde, foofchijnennbsp;fy door een in tween gcdeeldcn loop ganfeh van den Oceaan uit S tot D loopende, en hier van daan door de daarbykomendeftromen vannbsp;den Noordernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;belet zijnde, kromt fick binnen de engtens van lefraat en de feer ver-werde paden van den Mexicaanfen Boefem; alwaar hynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;geweldigheid en die droevige^e- wolgen van die Vloeden verwekt , welke wy hier na in onfc fevende verhandelinge fullennbsp;befchrijven ; maar het andere gedeelte , te-gens deflranden van het Suider America aan-ftotendê, en van de daar-by-komende wateren des Oceaans fijnen keer hernemende,wordnbsp;engtens van de Straat vzn Magel-'vm MageJ- lanes befet, of bekneld, alwaar de ftroomennbsp;Uncamp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Suid-zee by komende, terwijl beide de Zpen feer hevig om den doortogt worftelen, hét water foo hoog als Bergen opgefet zijnde,nbsp;alles gins en herwaarts flingert, behalvenalsnbsp;de Maan de bevredigfiery^L'O.èLQ, doornbsp;haar afnemen en herkeer niet te mets tus-fchen die beide Zpen flilre en befland maakte. Sie na B .Joféphus Acojla ^ die Aq flormen gevaren van defe plaats op het naukeurigftc befchreven heeft; alwaar hy ook met uitdrukkelijke woorden verfekert, dat den Oceaannbsp;uit eenen hoogcn BerghmvitKiAamp;engtens, alsnbsp;tufichen een naauwe valleyej en feer befet metnbsp;klippeh en flcenrotfen met het grootfte geweld nederftord: dat het felve ook aan de Said-zee gebeurt j als hy binnen de gefeide engtensnbsp;door het aanwafïèn van de vloed heen gedreven word. De Zee dan de fo grootc engtens van de Straat eindelijk ontworjieldzynde^ en als overnbsp;fijne overwinninge triumpherende, fich wijdnbsp;cn breed in At iioo groots Suider OceaanjVttï- |
ger te verklaren. STE Gevolg. Hier uit volgt eerft; dat de bovenfte wateren rgt;« ^ dernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ten zy dan dat fy van de winden bekt worden, altijd haren/ölt;^uithet0^e«nahet4,rt PVeften nemen; maar dat fy in de onder zeefe”*Jf* *nbsp;valleijen, nu na defe, dan na gene oevers heen'nbsp;geleider worden, x. Dat de loop van denbsp;loo de bovenfte als die tuften de leegtens looptnbsp;belet word j als hy aan de ftranden van aard- inrit-fè Landfehappen en Hoofden aanftoot; foonbsp;dat derhalven uit defe dingen te recht verftaannbsp;zijnde, de verfcheidenheid van alle defe vloeden in andere en wederom andere ftreekennbsp;voorkomende afhangt. II. Gevolg. Uit defe dingen volgt ook, dat niet altijd en op alle plaatfen de gemclte gevolgen foo vannbsp;de ftroomen als van de vloeden even cens,S‘«'w®'“nbsp;maar na de gelegentheid of ftand derfterren in dmnbsp;de *Sonneweg; want fy zijn andere veranderin- ftaotnbsp;gen onderworpen als de Maan in de f Sonne-heer kringen , wederom andere als fy in dcaiomiK^nbsp;* evenachtige gefield is; wederom andere in dcnbsp;famenvoeginge cn tegenftellinge der fterrennbsp;en dat wel de grootfte , en in het middennbsp;tuflehen de famenvoeginge cn tegenftellingenbsp;des lichts dc kleinflcj gelijk wy wijdlopig innbsp;het volgende fullen leeren. Defe dingen dus gelegen zijnde, foo laat ons nu gaan toetreden om de naafte oor fakennbsp;van defe gevolgen te verklaren. |
11. AFDEELIN GE. HET 1. HOOFTSTUK.
Van de tweede algemeene beweeginge der Zee, uit twee tegenfhydige beweegingeri t'Jaamgejlelt, en ipelk men de Vloed en Ebbe, ook het komen en keeren, of het
Cap. I. Verfchtide. ne gevoelens om-trtnt hetnbsp;Vlocjcn ennbsp;Ebben desnbsp;Oceaans. De Vloed en Ebbe der Zee, gelijk die foo wel als iets ter werelt bekend zijn,nbsp;fb@ getuigen echter fbo veel en lbonbsp;grootc monfters van Schriften welke daaruitnbsp;heryoor gekomen zijn overvloedig dat aan denbsp;Bhilofophen felfs tot noch toe niets minder alsnbsp;de daar van bekend is geweeft. |
Want fommige willen dat defe beweginge door een belachelijk verdigtfeluitdeadcmha-linge van ’k en weet niet wat voor een uiernbsp;hervoorkomt; andere feggen dat fy komt vannbsp;de daagfe beweginge der Aarde rondom fijn’nbsp;middelpunt, gelijk alle die die de Aarde rond-fbm de onbeweegelijke Sonne met een ver-geeffe arbeid drajcii; Ibmmige van de onder-aardfe Aardbevingen ; fommige maken denbsp;Maan tot een feilfteende Zee, nu aantrekkende, dan te rug ftootende. De |
III. Boek, besghryvende de wateren. 155 De tijd 2oud my ontbreken foo ik te defer plaatfe de beufelingen van alle die menfchen Proton nbsp;nbsp;nbsp;ophalen. Die hier van meerder gelieft {fchen de oorfaak en het gewrochte. Maar dat Four- weten, die fie na de Meteorologia van Fr o-1 defe over-een-komjie of band tulTchen de Maan “'quot;«Si»»*,, fnondtis j en de Hydrographia van FourneriuSj 1 en den Oceaan gevonden wordt, is al te bekentnbsp;Conimbricenjes, Qabeum lib.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lom daar meer van te fpreken. Soodan: ^ nbsp;nbsp;nbsp;______________ V hare'Schriften bindendïT Skn hier‘ter piaat- ~de eigene ,» fe ons gevoelen van defe wonderlijke beweegin- de opvolgmge der tekenen, emgeheele Maan Sïi nbsp;nbsp;nbsp;^ nuttigheden, en meerder gewicht van redenen fallen voorkomen. En alfo dit Vloejen en Ebben een van die geheimen der Nature is, in welke nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ na re vorfchen de alderwyfte felvebekennenjlprekelijkc ondervindinge bekent , dat heimal,...... dat fy haar byna vruchteloos affloven fo ftaat \groejen der Zee alle dagen met het omgaan der het ons toe de Recht-^eleerden na te volgen, \ Mane begint j en fes uuren tyds verloeren zyn- 1_ nbsp;nbsp;nbsp;, Jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;e.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;® I /?:-----...y,/2----------/---/f.-----II------fl . 11 J. . . . Huren twee- Clquot;'” Verlicht, de uitwerkende kracht der Mane verwekt uitwerkingen, van welke wy handelen te wege brengt. Wy feggen derhalven dat de Maan - - j ___________________-________van de conjunClie of famenvoeginge beginnen de naajle en te weegbrengende oorfaak van Fy wederom te wajfen als vooren, defe over-defe Beweginge is : de Son de eerfte en fchik-1 handfe beurtwiffelinge van vallen en wajfen kende ; beide te famen de geljkgefchikte\%lt;ièaxn%^\xtt\\die^. oorfaakvzn alle ÓlQ beweegingen ; en ftoffe- En dit is het eerfte bewys van de öwr-£’£’//-Ijke den Oceaan felve te gelijke met de ver- ftemminge AerManevatiditZee. Het dndcre bewys wordt genomen van de i plaatfing of ftant der Aff2»^’;doordien de Maan of (land der Van de naalie oorfaak zullen wy eerftin de nbsp;nbsp;nbsp;geplaatft zijnde met de Mane. fpreken daar na van de vormeljke txsftojfeljke, ftmtfte invloed van allen, als na de felve richten voorliet laatft van de nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jfnoerlijkgepla^ft zijnde werkt, en met foo als Dat de Maan naaft en voornamelijk de oor- \ hy in de Sonneftandige geplaatft is : foo dat ge-fiiak van het Vloejen en Ebben der nbsp;nbsp;nbsp;is, toon lijk in de daagfe beweeginge der Mam . de lee Middagljn komt; alfoo krijgt de Zee met recht fiin meefte aanwas in de maandeiijke, als denbsp;‘nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;V znbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Maan ¦AP. I. •j.- , nbsp;nbsp;nbsp;—-------------------------J Rheitam in Oculo fm Enoch Elice ; alwaar hy die gevoelens in het breede zal wederlegtnbsp;vinden. De meefte echter van het befte flach van Philofophen komen hier in overeen, dat hetnbsp;Ebben tnVloeJen dien Zee nergens anders dannbsp;van de Maan konnen hervoor komen. Maarnbsp;ook defe wormen geweldig, en dat op een ongelijke voet tegens malkander en. Wy ons noch aan haar gevoelen, noch aan die eerft in de daad of ?iet faidi eens zijn, eer fy van het Recht fm-twiften, dewyie het by denbsp;Recht-geieerden feker is dat het recht uit denbsp;daad felve voorkomt. Opdefewyfe, moetennbsp;wy eerft het gewrochte of de fake felf klaar ennbsp;feker hebben, op dat ons denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van fuik een wonderlijk gewrochte re klaarder blijke; dewijle nu de oorfaak van de faak met Philofo-pheren te onderfoeken lt; voor en al eer ons bekent is dat ^^faakwaarlykfeois j belacche-lijk, dat ik niet fegge fottelijk, en fcer verre vannbsp;de reden zoude zijn. Wy ftellen dan , dat de voorname oorfaak van het Vloejen en Ebben der Zee j welk wynbsp;het wajfen en vallen noemen, geene andere is,nbsp;dan de Maan te gelijke met de Sonne t’famen-lopende, fonder welke hetonmogelijkzoudenbsp;zijn dat de zoude konnen werken; de-wijle de Son de Maan gedurig met ftjne ftra- h,r 1------' ¦ ’ ;, de uitwerkende kracht der en foo ten laaften onmilTclijk de ^heidene gefteitheid der Bergen,Oevers,Streken en Eilanden die in de felve zijn. werkende oorfaak yan eenig^ noemt, welk door den invloed uit fjchv I. Deel. |
lijk gebrekkig invloeit in het gewrochte ; foo datterfekere wejentlyke overeenkomfte^j tuf- Welk op dat he t getoont word, foo moetmen onxr h ten acht ge ven j datter te defer plaatfe een tweeden-lei beweeginge der Zee kan aangemerkt wor- der Zee,nbsp;den; een daagpa door welke de beweeginge dernbsp;Zee de dagel^kfe beweeginge der Mane vannbsp;het Ooften na het TVeften volgt, tot aan dienbsp;plaatfe toe van welke fy heeft begonnen te be-weegen, by na in de tyd van zy uur en. Denbsp;tweede is de maandelijke beweeginge der Zee jnbsp;daarom om dat het vallen en 't waJSen der Zee net in de felvetijd tot fijn laagBe vallen. Maar laat ons eerft de daagfe beweeginge vioed der Zee verklaren. Het is door een ontegen-^nbsp;en tn defijn groot fee aanwas heeft; welk meefi altyd gefchied als dtSon indeiiTop-kruinofnbsp;dagljn is; en de Maan van den Middag-lijn nn.nbsp;af wy kende de wateren in het verlatene Quadrant in wederom even gelijke fes uurenvaltjnbsp;foo dat in de tegengeftelde ^adranten de wateren altijd in fes uuren of wallen of vallen, gelijk wy naderhand door ons Werktuig oogbly-kelijk zullen betoonen. Maar in de Maandeljke beweeginge is het met de Vloed en Ebbe dus gelegen. Zls denbsp;Maan nieuw u de Zee op fijn aldermeeftnbsp;vol en gefwollen by na en gemeenelijk tot datnbsp;de Maan vier dagen oud is. Want van dennbsp;vierden dag af rot den fevenden toe beginnennbsp;de Wateren merkelijk af te nemen, foo dar lynbsp;omtrent acht dagen na de nieuwe Maan j opnbsp;haar laagfte zijn, tot den elfden toe; en vannbsp;den elfden tot den feventienden^rö^V^ fy wederom aan; en van den feventienden tot dennbsp;twee-en-twintigften nemen fy af tot den vijf-en-twintigften, en van die tijd af tot aan de tijd |
Ti.AFDEE- Maan tot den e-vennachtigen gekomen is, welker dingen oorfaak naderhand zal aangewefen worden; welke aangroei dan ook degrootftenbsp;en maclitigfte van allen is, wanneer beide ennbsp;Son en Maan of in de tijd van harey^A^eww-ginge oitegenfieïïmge in den evennachtigen ge-plaatft zijn. |
En de twee even te vooren verklaarde be-weegingen der Zje met de beweeginge der Mane overeenkomende, zouden altijd eveneens zijn, indien fy niet door van buiten aannbsp;komende beletfelen , van welke wy naderhand zullen fpreken, van haren trant of gangnbsp;afgeleid wierden. Maar laat ons nu toe-tre-den om de ware en rechte oorfaak te ontvouwen. |
N het nbsp;nbsp;nbsp;hebben wygefegt dat de hoedanigheid van de ganfche gelijkheid van Maan de naafie oorfaak is van het x'/ö^mihctu’e/è»derA/^«é’voortfpruitende,jaeenfeer dunne, en wonderlijk (wat voorhinderniflenij' Tit tarnen- terlgetj Bol heid van beide deKlooten of Ronden gefpro-j dat defe te gelijk met den ganfehen Oceaan uit vloejende kracht van de Maan tenbyfondere\warmtey^n\xct.Maanlichtdatlb ' nbsp;nbsp;nbsp;haaft Gap. II. : ebben der Zee welke oorfaak ook ontallijke andere Schryvers met my aan defclve toe-fchryven. De fwarigheid dan fchijnt alleen hier in te beft aan, door wat kracht namelijk,ofnbsp;hoedanigheid hy fnlke wonderlijke uitwerkingen te weege brengt ^ welke alfoo die niemandnbsp;tot defe tijd toe ten rechten heeft verklaart,nbsp;heb ik gedacht dat het mijn werk of plicht was,nbsp;dcfelve, foo klaar en naakt te toonen als immers doenlijk is. Ik vooronderftelle dan fcerft, datter tuftchen Maan en Aardwaterige kloot een wonder-Im M lijke overeenftemminge en overhandfe famen-^aar7wanbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i^ ’ ^i*^ fekere gelijkheid en evenmatig- #ƒ Giobu». ten ; want dat de famenleiding uit een geIjk-heid hervoorkomt, is foo bekent, datmen daar niets heeft toe te doen. En gelijk allfer indennbsp;omtrek der naturelijke dingen geen felfftan-digheid is, welke niet met een andere gedurignbsp;of overeenkomt of ftrydig is; alfoo is het bekent dat het Maan-lichaam mci\\civochtigenbsp;van de Aardwaterige kloot boven alle de andere Sterren een wonderlijke wet van over-eenflemmingeonAcr\\o\\A., niet alleen indenietnbsp;levende, maar ook groejelijke en gevoelendenbsp;De Maan felfftandighedeii , ja ook in de vochtighedennbsp;tTffTofquot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;{itimenfcheljkclichaamiL^x),, die dlr met het wajfen van de Maan wonderbarelijk vochtighe- ontroei't worden : de Maanjjeke rafen , denbsp;Gichtfieken gevoelen meer pijne als wel anders , die metfmkingen gequelt zjn j word denbsp;borft vol; in de levenlofe dingen vintmen bly-ken van de Maan^ gelijk als verfcheidene Steenen en Berg-floj}'en\ onder de groejelijke dingen vindmen kaïiden, die om de wonderlijkenbsp;overeenkomfte , welke fy met de hebben , Maankruiden genoemt worden ; ondernbsp;de gevoelijke dingen bevinden denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aan de heerfchappyeAcx Mane onderworpen, wonderlijke wijfelbeurten der vochtigheden j in welke te verhalen ik onnodig hebbe geachtnbsp;tnijn felven langer op te houden, dewijle denbsp;Schriften der Natuurkundige daar vol vannbsp;zijn; op dat ook hier uit de wonderbare owr-eenkornfle vande Maan in de ondermaanfe dingen blyke. Ik vooronderftelle ten tweeden, dat defe in- |
datter ook mogen zijnjdoordringende is. Door- nbsp;nbsp;nbsp;ift- dien Ac Schelf-vijfen op de grond Zee den de kracht der Mane door haren aangroci meer ^nbsp;als overvloedig getuigen; ook die met finkin-gengequelt zijitj al fitten fy tulTchen feer dikkenbsp;muren befloten ; fommige waters {ccrA\d\th\nbsp;glafè Flejfenbefoten j worden met het wajfennbsp;der Mane foo beroert, dat fy fchynen te wellennbsp;of fieden. Ik vooronderftel ten derden, dat het Maan-lichaam j volgens fekere overeenkomfte en evenmatigheid uit hetfelve temferament be-beftaat, even als onfe Aardwat er kloot; maar foute lichamen, hy\oorhcc\ASoutjSalfeterj Aluin j Koferroot ^ en overvloedige lymigenbsp;ftoffen ten meeften deele beftaat, is den genen ^nbsp;bekent, die de * Smeltkonf verftaan, dewelkenbsp;getuigen dat fy alle defe dingen in de f Over-' *nbsp;halingev2a\\\tiZ^e-water'nbsp;uit welk de voortkomfte van alle de anderenbsp;wordt gemerkt, gevonden hebben. Dewijlenbsp;daar naauwelijks een lichaam in defe onder-maanfe Wereld is, welk niet van foute, falpe-terige, koperrodige en aluinige geeften, foutennbsp;foo vafte als vlugge, vol is, en de vafle foutennbsp;dewelke in de laafte verteeringe van de nu nanbsp;de konft ondane lichamen overblyven, toonennbsp;overvloedig, dat alle dingen vol Sout en Salpeter zijn ; en dat het Maan-lichaamdusdanig een gefleltheid is , feggen wy niet alsnbsp;door ondervindinge die ons overtuigt heeft. Het blijkt ook , dat in de foute lichamen die kracht is, dat, of om de luchtige vochtighedennbsp;die in de felve gefloten zijn, of om haar eigenenbsp;en ingeborene , even als door het licht dernbsp;Mane, dat met gelijke kracht voorfien, de Zeenbsp;daar van geraakt wordt, defelve 'aanftonds omnbsp;de winderige hoedanigheid die hy heeft verdunt, doet fwellen, en wonderbaarlijk aan allennbsp;zijden uitfet. Waar uit wy befluiten, dat de eenige oorfaak \2kï\Acwajfende ci\ vallende Zee j fekere win-h‘^^ derige ^ en volgens de overeenflemminge tot het lichaam des aardrjks cen falpeterige oïfoute van den hcfinnc A m^t.h.cx. lichaam Acs Mane gefchapenc hoedanigheid is, door deflaauwe |
111. B o E K , cnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
^ iiaaft als het de Zee met fijne ftralen raakt, de felve om de gelijkhcit der natuur,en feer evenmatig temperament als met fich t’famcn ge-fchapen en gemaaktnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;opfet j ^viwyds
en zijds verbreed^ de Salpeterigegeeflen die in de waterige iicliaamtjens ingefloten zijn, doornbsp;de flaauwe warmte der Mane ontdaan of ge-fmolten zijnde , terwijle die meerder plaatsnbsp;foeken, fiouwen hierom noodfakelijknbsp;i^ggende baren voort, en defe wederom de andere die volgen , en fo al voorts tot dat denbsp;Maan tot de naafle plaats van het Top-puntnbsp;komt , alwaar fy het gewiekte der waterennbsp;niet langer konnende dragen , de wateren innbsp;haar eerjie quartier van haar opkomjiehj eennbsp;vergadert weder van baar geeft, fullende innbsp;het tweede quartier wederom een nieuwennbsp;hoop van wateren by een halen; waar uit volgtnbsp;dat fo veel uren als de wateren in het eerffenbsp;quartier allenxkens door de aankomfte vannbsp;haar vloed gcwalTen waren, even foo veel urennbsp;gevolgelijk vallen ^ tot dat fy wederom totnbsp;haar eerftc rufle komen.
Defe byfondere hoedanigheid dan van het lichaam der Mane uitgegeven en verfpreit,nbsp;heeft bovenalle andere Sterren dit voor uit gekregen , dat fy niet alleen de Hooftftoffigenbsp;vochtigheid , maar de falpeterige en fiutenbsp;lichamen gemengde dingen fo van leven-
lijk ontroert of gaande maakt, door haar y2?/-peterig en foutachtig vermogen. Maar op dat de faak voor ons ooge blijke , fal ik hier ternbsp;plaatfe fommige genomene proeven by brengen , welke ons gevoelen fo vafl: fullen maken,nbsp;dat niemand als die verftandeloos is, defelvenbsp;fal konnen tegenfpreken.
Eerste Proef.
Neem een Bekken of ruime kom, doed het somachtig felve vol Salpetrig water gemengt met ge-meen fout; als gy dit Bekken naderhand in laatci vmnbsp;een wijde plaats ^ en als het fchone nachten ü-zijn in èje.jiralen van de Maan fet, fultge metnbsp;verwonderinge fien, dat het-ty^'^Fraanflontsnbsp;begint te fisden en wellen op te geven, en welnbsp;fo veel te krachtiger, als de lichten nader lijnnbsp;aan de plaatfen fo van haar tegenftellinge alsnbsp;famenvoeginge j welk gy niet fult bevinden,nbsp;fo gy ’t Bekken of de kom vol fchoon Fonteinwater doed, om dat het niet fout en Salpetersnbsp;genoeg heeft; en hoewel die fomtijds by hetnbsp;felve fijn, om dat nochtans de foetigheid vannbsp;het water de overhand heeft, fo worden de-felvc als verflikt en verdrukt, en tonen in hetnbsp;minfle niet dat Jy beweegt worden. Hier omnbsp;ook gevoelen die die xattSoute^ Salpetrige, ennbsp;JVynfteenige finkingen gequelt zijn, de krachtnbsp;der Mane verre boven andere^ als de Gichtige,
ïjS nbsp;nbsp;nbsp;De onder-aardse wereld,
IIAFDEE-naderhand in defe wijdfte plaats een ander'feer veel tot ons voornemen dienen, {o'mjiee 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;buisken oif^pken A O, boven open ^ gelijk het nen ^ als \i\flanten en dieren fal vinden.
De Manige hoedanigheid Ams verklaart zijnde , waar door hy dat wonderlijke Vloejen en Ebben te weeg brengt in de S^ee ^ fo is het ooknbsp;nu tijd dat wy toonen ^ hoe de Maan als hy denbsp;Zee drukt , het gefiide Vloejen en Ebben tenbsp;weeg brengt en voltooit.
Laat daar een Sterrekundiglijke Gefichtein-der zijn in een Figuur. De toppuntigc of middag zijn X H; laat daar en boven dc bolrondag-tige oppervlakte des waters zijn T AV O; de ooflelijke quadranten vande aarde A V en OTnbsp;de eerfle quadrant van de nacht de andere vannbsp;den dag ; en de wcflelijke quadranten A Onbsp;en TV, en de Maan in de flip X. laar dienbsp;ieder uur de oppervlakte raken, vandewijfernbsp;vande aardwaterige kloot. Ik fegge dar Zfeof-pervlakte EQV Y een eigewijfe figuur EQV Ynbsp;fal krygen, en gcvolgelijk dat de vloed in dcnbsp;valle quadranten van de aarde A V. en OT.nbsp;de Ebbe in de quadranten V T. en A O. falnbsp;volgen , want de Maanfiralen op de oppervlakte van de QEY. nedergedaalt zijnde , fo fal de Maan aanfionds de Zee door hare foutfalpeterige hoedanigheid , te gelijkenbsp;met haar verdunnende en uitbreidende krachtnbsp;gevoegt zijnde, door de flauwe warmtenbsp;net Maanlicht aan alle kanten opgefwollennbsp;fijnde uitbreiden , en niet anders gelijk eennbsp;fleen op de flille oppervlakte van het waternbsp;doet fich verbreeden, en de gedrukte oppervlakte grooter plaats foekende , dewijle hynbsp;defelve niet vind, den eenen baar den anderennbsp;voortfiotende ^ en de Salpetrige lichaampjesnbsp;door de flauwe warmte der gefmoltennbsp;zijnde, fo fullen fy ook een geweldigenbsp;tinge van deZ^e j en een opfwellen na Y en
te wege brengen. De Zee dan door de firalen der Mane mttAxt Salpetrige tMowtt hoedanigheid befet gedrukt zijnde, fal na de flippen QY. fo veel te geweldiger opfwellen, is de Maan defelve door des te krachtiger Afpe(5lnbsp;of aanfien fal hebben geraakt of geflagen ; ennbsp;her op een gehoopte water in de flippen Q^en
Y nbsp;nbsp;nbsp;, lal nootfakelijk in E vermindert fijndenbsp;afnemen , om dat de wateren van hare toevloed ontledigt fijnde na de fwellingen Q^en
Y nbsp;nbsp;nbsp;geweken zijn ; maar ook fullen de faam-getrokkene wateren in V gefield regens denbsp;flip E van gelijke vallen om dat het water ten deele om het affijn van het
van de fwelling-makende kracht der Mane verder afwefende , verdikt ^ ten deele van denbsp;firalen der Sonne r\zgetrokkentn\er^mityAtttnbsp;fijnde fich tot fijne naturelijke flaat wederomnbsp;begeven heeft; zo dat het niet anders als in denbsp;flip T, weiniger en kleinder fchijnt; en gelijknbsp;defe twee tegens den anderen overgefleldenbsp;flippen gedurig den loop der Mane volgen,
fo fullen fy ook nootfakelijk dc Xttitt fwellingen der wateren rondom de klotige oppervlak^ te der Zpe by beurten en gedurig verkrygen.
Hierom op Ad-iAtwyfeoim^mtrAtt Mane in het beroeren of gaande maken der Zee des
LING.
in de bovenftaande Figuur gefield fijnde, te fien is, defen ring vuld die met quikfilverig ennbsp;te gelijke metnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;doorhetgatS.
en het gat dicht gefloten fijnde, fult gyden ring in den gefichteinderlijken fland {leunende op feer net en klein gemaakte flutjens in denbsp;firalen van de Maan, ten tijde dk(iQMaannbsp;vol is fetten , fo dat het mïddelfie gedeeltenbsp;IA V binnen de muur ofhetvenfter, heto-verige gedeelte IB V. vry ftaat voor de firalen van de Maan buiten de muur of het ven-fler; en lt;^{v\x.{\tvièax.è£,quikfilverigevochtigheid door de firalen van de Maan geraaktnbsp;ot geflagen, allengskens uit B beweegt wordtnbsp;na A , alwaar die terwijle fy daar geen uït-gangvinêi, door httpyfiken kO(\d\ontlafijnbsp;en foil!hetpijpkenfelf, eenfoortvannbsp;afnemen vertoont. Welk gy felve bevindennbsp;fult in het water uit Olijftakken j ten tijdenbsp;als de Maan vol is gemeden , getrokken;nbsp;maar van defe dingen overvloediger te fijnernbsp;plaatfe.
III. Proef.
Dehaire» Gouzalus Femandus d'Oviedo in fijne///-2e” wolf nbsp;nbsp;nbsp;duiver fal. America lib. 13. c. 6. fchrijft
«/¦Zëe-kaif dat hy defe Proef gedaan heeft ^ endatfevan dikwils fo bevonden is. Indien ie-¦van de mand het leeder van een .^e-za;o^ofvaneennbsp;vloed der kalf VU de firalen vdoidc Maanlcgt, dienbsp;re^hu^‘ fal fien dat de hairen van dit dier als de Maannbsp;aangroeit overende gerecht worden, en, hetnbsp;gene meerder is , volkomelijk de ordre van denbsp;Vloed en Ebbe der ZeelxQwèetxv. Maar op datnbsp;ik niet fchijne iets van het mijne daar by gedaan te hebben, fal ik des mans woorden hiernbsp;ter plaatfe bybrengen. Want fo fegt hy in denbsp;aangetogene plaatfe F)aar en boven is het eennbsp;faak die alle verwonderinge waardig is welke ik van den 2^ewolf(welke Plinius ook Pho-cas of een Zfpkalf noemd) fo aanfionds fal verhalen : dat de huid van dit dier,ds ook de riem,nbsp;gordels, en beurskens van defeIvegemaakt defenbsp;kracht of eigenfehap in haar hebbenj dat als denbsp;2keefill is ^ en fonder aangr oefen ook de hairennbsp;van dit dier feer efi^en en glad zfuj en als Atnbsp;Zee of /^«alderhoogflefj-^ ook de hairen vannbsp;dit dier haar oprechten: En het is een faak dienbsp;door een veeIwerfsgedane Froef my bekent is,nbsp;en word in de meer genoemdeh.\xvA alle dagennbsp;ge fien ^ fo dat wat voor veranderingen de Zeenbsp;infijnVloejenenEbbenmaakt, ookdehairïgenbsp;huid van dit dier even de felve onderhavig is.nbsp;Welke felve dingen Olaus Magnusht^t^Aigx.nbsp;tn Lib. 6. Septent. Hifior. Caf. 6. van de Zfe-wolf ti]att^ekalf Diergelijke voorbeeldennbsp;brengen de Schry vers by in verfcheidene oogennbsp;van heeHen, die op het waflèn der Mane ver-grooten of verkleinen. Van alle welke dinpnnbsp;devvijle wy daar van feer overvloedig Lib. 3.nbsp;de Arte Magnetic: Fart. c. 4. gehandeltnbsp;hebben, fo wijfen wy den Leefer daar heenen,nbsp;alwaar hy fekere wonderbare geheimen, die
te
IILBOEK, BESCHRYVENDE DE WATEREN. 1^9 Ca?» II. tc klaarder blyken, hebben wy de dardwate- j ons echter ten gevalle van den Lefer het felvenbsp;Kloot door de alderkleinfte kring AOT V onbeweegelijk en vaft aangewefen, cndecis-gewyfe Figuur EY V Q_, welke de fwellin-gen der Zee vertoont, door het armpjen N, welk foo gy omdraait, fultge als door een feke-re oogbetooninge fien, hoe de Zee in verfchei-dene flaatfen allengskens^ en allengs-kens valt in tegens over malkanderen gefielde plaatfen. Het blykt ook hoe dat Atfweüin-gen des waters Qen Y de beweginge der Matte rondfom den Zardwaterigen Kloot volgen. Welke dingen foo klaar xijn» dat fy gcene verdere uitlegginge van noden hebben. Laatnbsp;met een of twee voorbeelden verklaren. |
Laat de binnenfte kring de uitdrukkende altijd onbeweegelijk zijn, in welke, foo gy op de gegeven mre den Meridiaan dernbsp;door den Jireek van Romen door gaande , denbsp;Maanden-gejichteinder ondergaande fielt, falnbsp;de Wyfer X T boven de volgende uuren voort-gefet zijnde, toonen dat de wateren in ’t Quadrant QE gedurignbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ten opfigte van den Roomfen Meridiaan ^ gelijk ook in het tegens-over gefielde Quadrant V Y, in de twee overige tegens over malkanderen gefielde Qua-drantch EY en QY, gedurig afnemen in die |
plaatfen, welke de namen der Meridianen aan-wyfen ; en na fes uuren „ fal het water j welk in de Quadranten E Qjen V R gewaflen was,nbsp;allengskens vallen j en in de daar tegens overnbsp;gefielde Quadranten fal het water even foo veele uuren waflèn. Gy ziet dan dat in de tijd van vierentwintig uuren de wateren tweemaalnbsp;wajfenj en tweemaal vallen. Ên dit fy foo genoeg voor foo veel als daagfe beweginge èett Mane aangaat. |
HET UI. HOOETSTÜK. nbsp;nbsp;nbsp;i TWEEDE VERHANDELING E. nbsp;nbsp;nbsp;I Waarom de Zee, tneefi fijne kracht ten tijde de Maan nieuw vol uitfiet, \ ^Ap.iu,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;E onwederfpreekelijke ervarentheidt n*»,. H heeft geleert, datde..^lt;?dangp/.;e^(3:/-«« b n derkrachtigile beweegt wordt j als de tegens de Sonnegeflelt 3 of met de felvenbsp;^»ne tn fi^^^tigevoegt is geweefl, foo niet, als de felvenbsp;'^”^‘dnochnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Quartieren flaat; na de oorfiaak hier y?*'y^ï'dt gevraagt. Maar eer wy tot de ver-klaringc felve toetreden, fullen wy eerfl uit |
i verfcheidene aanmerkingen van.werfcheide-ne Schryvers leeren , dat de faak alfoo inder daad is. De Lecfer gelieve dan tc weten, dat de ware beweegmge van de Maan in de *Tekenkring-gt;^'L^^^lt;^S.nbsp;ten eenemaal onregelmatig is, foo dat wy te d^nbsp;fer plaatfe genootfaakt worden een Middel-beweegingetQyooïondiQiikQihn, welke echter foo |
i6o
DE ONDER-AARDSE WERELD,
ILAFDEE
LING.
* Pcri-gsum. f Theore-ticis.
tApog*-
um.
Onitlqk-hiid valt dt Maan-tnaanden.
foo gelijk niet is, dat niet de beftelde tijd te mets van de feive afwijkt. Wantde Afo^^innbsp;het naaHe of * By aardigepunt geftelt zijnde,
gt; w§kt veel radder (gelijk uit de f Befpiegelingen blijkt) vanded’ö» ^ dan alsfyinhet^'^'rƒ?^ ofnbsp;X Af aardigepunten is,en dan duurt haar hoogfenbsp;aanwas langer als 6 uuren en i x minuten; allenbsp;welke dingen wel ter degen aangemerkt moeten worden. Hier komt by de ongelijkheid vannbsp;de Maan-maandenwaar van fommige meerder als 3 o dagen hebben, andere minder, tenbsp;weten X9; fommige zijn tuflchen beiden, namelijk van X9 dagen, ï x uuren en 44 minuten.nbsp;Wat daar van fy ,’tis feker datmen in deNatuur-kunde niet al te naau op de Wiskunde lettennbsp;moet : want ofde Nieuwe of Volle Maan eennbsp;half uur voorgaat of volgt, ik fegge,dat daar foonbsp;veel niet aangelegen is , dewijle het ons genoeg is, dat de beweeginge van de Zee fommigenbsp;dagen voor en na de famenvoegtnge of tegenflel-linge van die twee lichten, en dat At groot Henbsp;aanwas of vloed der Zee op de Nieuwe of Volle
Maan gefchied; de oorfaak van welke faak wy navorfchen.
Men moet dan acht geven, dat alhoewel de ^ Maan uit fich feiven en van fijn nature van eennbsp;koude en vochtige f Gematigtheid isj \ gebeurtnbsp;echter dat AtSonh.2at{\]ntftralenbyfèttende,nbsp;die koude en vochtigheid foo gematigt wordt,nbsp;datfe noch boven maten kout, noch boven maten heet is , maar als een flaauwe warmtenbsp;krijgt: en AootAïtflaauwe warmte óitfalpe-trige hoedanigheid der Mane j welke wy boven gefegt hebben, dat de oorfaak van de vloednbsp;en ebbe der S^ee is , gaande gemaakt zijnde,nbsp;werkt fy foo veel teo^AtZee ^ hoenbsp;fy met meerder licht j welk als fekere liever ofnbsp;voortfetter van de voorfeide hoedanigheid is,nbsp;de Zee getroffen heeft. Dewijle dan denbsp;omtrent de tijd als fy vol is door het mede gedeelde licht der Sonne met rechter ftralen denbsp;Zee treft, fo is het ook nootfakelijk dat daar uitnbsp;een grooter beweginge volgen moet. Welk iknbsp;aldus toone.
m:
isr
Laat de Oppervlakte der j of Aardwa-1 tenge Kloot i zïys.. At uitmiddelpuntige kring'nbsp;der MLane van de Eügewyje Figuur A B C D :nbsp;want defe Figuur befchrijft de Maan tweemaal alie Maanden in het Afaardige punt, ennbsp;tweemaal in het Byaardige punt geftelt zijnde,
gelijk uit de Befpiegelingen blijkt, welke alhoewel wy die hier niet hebben uitgedrukt, dcti Lefer fich fal kunnen verbeelden. Laat nu denbsp;Maan ten rijde der famenvoeginge in de flip Anbsp;ten tijde der Tegenftellinge in de flip B, en innbsp;hare Quarticren in de ftippen zijn, DC. Ik fegge
III. Boek, beschryvende de wateren. iói lII. dat de Maan in de (lippen C en D, foo weinig op het volkomenfte gefchrevetl hebben in drt~ ills immer mogelijk isk'SLW bewegen ; maar inde Magna Luc. ^ ‘Vmb. in het einde van hetnbsp;(lippen A en B op het aldermeeHe ^ laten daar i. Stuk. uit het middelpunt van het lichaam der Sonne Maar laat ons nu het tweede deel van defe lijnen getrokken worden, door de gedaantens fwarigheid eens uithalen ; hoe namelijk denbsp;of vertoonfels der Mane A O D C F G, enz. Maan als hy nieuw is, en met fijn ganfche aan-welkeaanwijfenhoeoutdatde AAï^^jVaneen j fien van de aarde afgekeert , en niet na denbsp;maandelijke Maand van 29 dagen is ;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Aar dwaterige Kloot iXe-vAt., noch den felvcn ben^ hier rriaar dleen geftalt gedaantens\ geen licht konnendebyfetten, de uitw^erkinge aan de Midlmiige teeenfleUinge èitt Mane A Bi tyde Atc famenvoeginge de onder zijnde zijn, ook de nedergefla^eneflraal ïoo vceltej .Ms^w^onmiddelijktref^nde, metdefelye wöe- na de nbsp;nbsp;nbsp;keert) gelijk de opfweüingma- \ ¦Asnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;oppervlakdev^^ kende kracht der Mane in verfcheidene oorden j kere Stedehouders der Mane in e rwa-verflbreit j nietganfehengaartotde^^r^/ein-j terige Kloot vloeit; alfoo ook de onbeweegde Zee j door het | en wel met een dubbele nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 onovereenkomende ajpebi of aanfien der nbsp;nbsp;nbsp;t door defe Proef, vallende, fchijnt als of fy eenigbedant met den felven gemaakt hadde. Daar komt ook dit by , dat de Maan ten tijde als hy half is, inde alderverftcdipvannbsp;fijnen uit kring van de aarde afgedelt zy, denbsp;kracht der Maane als verflauwende of ver-(lappende, de voorgenomene uitwerkinge innbsp;de Zee niet kan volbrengen; denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;daar en tegen, in de dichtde en aldernaude (lip der aarde gedelt zijnde,welk in O en p gefchied, fonbsp;zal fy nootfakelijk door defe aannaderinge eennbsp;fleer levendige tn geweldigemtwerhngedoot]nbsp;hare kracht te wecge brengen. Uit defe dingen blijkt, waarom de Zee als de Maan vol is jnbsp;meer als op andere vêfl.t'dontflelt en voldernbsp;van Water is. Sie na het geene wy van de W(2-tunre der te rug geflagene of gekeerde firaalnbsp;‘ I. Deel. Ca welke de (Iralen van de (Ireepen op de oppervlakte van het Maanlichaam vallende, vertoo-nen; en laat uit defe (lippen (Ireepen getrokken worden tot het Middelpunt der Aarde AI, SI, Tl, VI, enz. welke de (Iralen der Sonne met de flaauwe warmte en falpcterige hoedanigheid der Mane befet, en van de Maannbsp;na de aarde re rug gefchoten, aaiiwyfen. Defenbsp;dingen gedelt zijnde, feg ik dat de (tralige hoedanigheid , door fijne we der flag (bo veel tenbsp;*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_ krachtiger uittrekkinge zal krygen, als de we- cis, dergeflagene flralen j gelijk uit de * Sfliegel-fchouwkundige werkingen blijkt , regelrecht meer aannaderen, of foo veel te (lerker als denbsp;nader aan het/^j/ijö/'komt, of rechtnbsp;op en neder gaat. Dewijle dan de Sonneflralen j hoe fy flader 1 n W‘ t f' ‘ nbsp;nbsp;nbsp;tl»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 regelmatiger maken ; (bo is het dan nootfa-kelijk dat daar door ook een krachtiger ontflel-tenifle of beweginge der Zee te wege gebr^ht Wordt; terwijle de genoemde flralen ac Zeenbsp;regelrecht treffen, en het geheele wefen dernbsp;Mane tegens de Zee gekeert zy; ook zullennbsp;de byfondere affchijnfeK van het Mdanwefennbsp;of het rond yznóiQftraligeMaanmciSitfal-¦peterige hoedanigheid beiwangert zijnde werken , welk nergens niet als in de tegenflellinge^nbsp;cn deffelfs naby gelegene (lippen gebeurt. Na-demaal in de ^artieren der Mane (behalyennbsp;dat de Sonneflralen dan met een fleer fchuinfenbsp;llant het ronde van de Maan treffen, ook denbsp;AfiZlt;2#felve alleen de helft (\)waangeflcht 1 nbsp;nbsp;nbsp;. r *nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' |
van flo groot een onfteltenijfe in de kan voortbrengen. Merk dan, dat gelijkerwijs diCSonicntyde der famenvoeginge nader by de Maan is; alfoonbsp;ook deflralen na het gefiente der Mane regelrecht gefchoten zijnde , door de opflweïling-makende Madns hoedanigheid der.^^j wélke het lichaam der Mane gedurig van fichnbsp;geeft , geheel befet wordt. Niet anders, als y_, nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-------komen, en foo een geheele ruimte daar tus-fchen zijnde , die koleur die het glas heeft vertoont , en de wanden , als het glas roodnbsp;is met een j-'ood, als het groen is met ttngroenjnbsp;als het graauw is met een graauw koleurnbsp;befet : alfo feg ik , dat de Sonne-flralen ten danigheid daar mede de Maan aangedaan is, befet worden. Want dewijlè in defeflamenvoe-ginge of (land der nieuwe Mane, h^taanflennbsp;der Mane recht tegens de Sonne gekeert (laat,nbsp;en in geen andere plaats van deffelfs uit-kringigheid nader by de Sonne is. Soo is hetnbsp;nootfakelijk darter dan en een groote aan-fettinge van het licht der Mane j en beroe-ringe van deffelfs flalpeterige hoedanigheidnbsp;moet gefchieden ; welke aan alle kanten verbreidt Zijnde , worden de flralen der Sonnenbsp;(o dra die de felve raken, door de medegeborenenbsp;kracht att Manenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en als befwangert, en fo door de kracht van de tufichen verlprei-dehoedanigheid bevrucht zijnde, fo doenfy. P R o E F. Maak een langwerpige ronde Buis A B, in welkers mond B men leggen moet allerleinbsp;dach van ruikende kruiden of bloemen nietnbsp;dicht gepakt, maar foals immers mogelijk is ; defe pijp zultge in een kamer dellen,nbsp;fo , dat de mond daar de ruikende kruiden innbsp;zijn, recht tegens de Son gekeert da, en hetnbsp;andere, A, binnens kamers bly vc: en ge zultnbsp;bevinden fo haad als de pijp recht tegens denbsp;Sonne gedelt is , dat de flralen der Sonne B,nbsp;door de ruikende doffe doörgaande j in de kamer een feer aangenamenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zijn hetroofen van roofen, zijn het lelien van lelien, zijn het violen van violen zullen verwekken ; welknbsp;niet gebeurt , als de Son die ruikende doffenbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Xnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;niet: |
iLAFDEE- niet verlicht of befchijntj want dc to 'f}t\x\ruikendehoedanigheidgeverwtendoordron-
ling.
door fijn warmte de kracht op die in de bloemen verborgen is, en (i/efTclfsflraalals met die
gen zijnde, brengt op defe wijfe die reuk buiten de mond van de pijp binnen de kamer.
Uit dele Proef blijkt hoe d!e Sonne ten tj/de als de Maan nieuw is door de fweUingmakendenbsp;kracht der Zee geverwt j en door de afuloejin-ge der Maan^ als geklenft zijnde, met de gefei-de hoedanigheidheSet wordt. En doordien hetnbsp;geheele Maan-lichaam met de gefeide krachtnbsp;Ibefct is , hierom is het itoodig dat het donkerder gedeelte der Mane , en dat van denbsp;Sonne afgekeert ü, met welk het na de aarde ziet , devvijle het door dc daarom rondgaande jiralen der Sonne eenigfins wordtnbsp;gaande gemaakt en verdunt, gevoegt met denbsp;andere voortvloejinge j defe uitwerkinge ee-nigfints mede maakt. En dit achte ik de oor-faak te zijn , waarom de Z^ee fo feer gaandenbsp;gemaakt wordt ais de Son met de Maanfaam-gevoegt is. Laat A de Son zijn , het lichaam der Mane B , het dampgeweHydiWÓiZ.Maanshoedanigheid C C C aan alle kanten verfpreit. Gy fiec dan darde lichtendevoortvloejingeoïuic-fchietinge der Sonne door het dampgeweH vannbsp;^^Maankracht geklenft, gefift, en verduntnbsp;¦z^ijnde met een overvloedige vrucht geverwtnbsp;wordt, en dat de gevatte verwinge D , doornbsp;de lichtende liever van de Jiralige voortvloe-jinge eindelijk tot de Zpe afgebracht wordt;nbsp;waarom het nootfakeiijk is dat defelve omnbsp;driederlei oor [aak op het krachtigfte gaandenbsp;gemaakt wordt. |
Eerft om dat Son met dc Maanhoedanige heidbefèt zynde jjlerker en krachtiger werktnbsp;als de Maan felve. Ten tweeden , om dat de Son meer doordringende is, fo treft hy dc Zee door fijne ftra-\t\\gevoeliger als de Maan. Ten derden, om dat de Jiralen der Sonne door defe hoedanigheid befet zijnde, een meerder oppervlakte van de rondachtige Zee aandoen als die van dc Maan ^ gelijk uit de befpie-gel-w er huigen blijkt, en gevolgeiijk, gelijk fynbsp;een groot er macht van water veroorfaken,nbsp;alfoo ook een krachtiger beweeginge. Hier komt by, dat terwijle de te (^^ofgeflagene Jiraal der Sonne uit mMaannbsp;I de Zee als de Maan nienw is, regelmatig treft,nbsp;de werkinge die dan gefchieden de alderkrach-tigfte is. Maar als de in de overige Hippen geplaatft zijnde, de Jiralen der Sonne dS.-tijd meerder of minder door die hoedanigheidnbsp;befet worden, fo gebeurt het, dat dc Zje doornbsp;de Jiralen der Sonne die als Stedehouders dernbsp;Mane zijn geflagen zijnde, foo veel tz. groot ernbsp;aanwas krygt, als de Maan nader by de ftip Anbsp;is, en fo veel te meerder afneemt als de Maannbsp;dichter by de ftippen X H is geweeft; want innbsp;dele om datfe dc fchuinftc ftant van allen hebben , krijgt de aardwaterige kloot het weinigftnbsp;van allen van de Maankracht j en dat om denbsp;oorfafcen boven aangewefen. |
De
III. BOEK, BESCHRYY ^ A p. III.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;X)e Sonne nu begitit geverwt te worden drie dagen voor de famenvoeging j ttip L, waarom ook de Zee begint te fwellen tot aannbsp;de ftip der famenvoeginge B, alwaar den lioog-llen aanwas is ; en hier fijnde begint fy allengs-kens in drie andere dagen af te nemen, tot datnbsp;de Son buiten deJlralen van de voortvloejingenbsp;der Mane geplaats zijnde, fijn ftede-houder- |
ENDE DE WATEREN. 1^5-fchap aan de Mane weder overgeeft, welke echter gelijk fy naderhand de Zee met eennbsp;flaauw ficht treft, alfoo ook defelve op hetnbsp;minfte gaande maakt, tot dat fy van haar quadrant allengskens afkomende , dagelijks eennbsp;grooter en grooter aanwas , na de grootheidnbsp;van het licht, waar mede fy dej^e treft,nbsp;voortbrengt. |
Ml
de mede-gedeelde nbsp;nbsp;nbsp;als te ruften.
Op defc wijfe krijgt de Maan M N uit H voortgaande in de ftip by voorbeeld V drienbsp;dagetfvoor de tegenftellinge meerder en meerder krachten tot de ftip der tegenftellinge, al-‘ waar fy aldermeeft perft; en hier van daan fijne kracht allengskens minderende tot de ftip Snbsp;drie dagennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aldaar af
te nemen, tot aan de ftip X , alwaar fy omi jhet water te beroeren de aldcrkléinfte kracht
! heeft.
Toemaat.
y*» nbsp;nbsp;nbsp;'“it blijkt het; dat dedrie of by-
dagen voor de Nieuwe Maan alleen dlnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;door het licht der AonnOj echter door de Maan-
kracht geverwt fijnde, beweegt word; maar Maan even foo veel dagen voor óf na denbsp;^»ne.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;y'gt;lle Maan door haar eigen kracht onmidde-
bjk foo veel te krachtiger beroert, als de felve aan de ftipÈer tegenftellinge B nader is ge-'veeft, en in de overige dagen voor of na hetnbsp;Siuarrier, fchijnt de tgt;tn de kleinheid van
Het
!• Deel.
-ocr page 210-1^4
II.AFDEE-
LING.
De o ND er-aardse wereld,
Het IV. Hooftstuk. DERDE verhandeling E.
Waarom de Zee in 'perfcheidegedeeltens der Wereld^ niet altijd fes uwen vloeit en Jes uwen ebt, en leaar uitfoo onregelmatige beweeginge der 'i.tt antjiaan.
Voor-ONDERSTELLINGEN,
genomen uit ondervindingen.
Cap. IV. *r K voor onderftelle eerd; indien de geheè-I Ie Aard-kloot met water, als in de alge-meene Sond-vloed bedekt wierde, datter dan geen Vloed of Ebbe door de kracht der Mane veroorfaakt zoude te vinden zijn; maar denbsp;gantfche vloejinge der Z^e foude nu na defenbsp;dan na gene zijde de Zee heenen dryvende,nbsp;buiten twijffel aan het wajen der winden toe-gefchreven worden: en de reden is naakt ennbsp;klaar, om dat de vüïjfe of manier van de Vloednbsp;en Ebbe in een volle Zee niet gemerkt word,nbsp;maar alleen aan de ftranden, in welke alleennbsp;een wajfen en vallen der Zs^ wor d gefien.
Ik. voor-onderflelle ten tweeden. Indien datter maar een eenig Eiland in den Oceaannbsp;was geplaatft onder den evennachtigen ftreep,nbsp;by voorbeeld het Eilandnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ik feggc
dat de Vloed en Ebbe der Zee aan foodanig een Eiland altijd door een ftandvaftige en onveranderlijke Wet van ordere door de krachtnbsp;der Mane uit denOollen na den Weden beweegt, eveneens foude zijn; indien datter echter eenige verfcheidenheid van bewcegingennbsp;foude zijn, die foudmen veel eeraandcavi;/-den j het waffen en vallen der Zge belettende, of nu nadefe, dannagenedeelenheenennbsp;dryvende , dan aan de Maan moeten toe-fchryven.
vJ-
Kl
Laat het Eiland A onder den evennachtigen ilreep geplaatft zijn, en het eenigfte in de wereld; en de Maan laat die lijn in r of *^^5,nbsp;en laat fy aldaar rechtmatelijk de onder fich gelegene oppervlakte der Zge drukken, welkenbsp;van alle kanten tot fwcllen opgehoopt zijnde, niet anders als een fleen geworpen infe-ker jiilflaande poelj altijd grooter en grooternbsp;uitjehietingen van baren tot aan de ftrandennbsp;B C D Ë E, van fich zoude geven; en ’t waternbsp;^'^é^tfirand D regel recht aanjïotende dennbsp;aangroey van 6 uuren vertoonde ; en aan denbsp;Jlrand C en E fchuins aanftotende , aldaarnbsp;even foo veIe uuren aangroeide \ en in de hollenbsp;franden C en E op het alderfchuinfle aan-fpoelende bogtige wederomftuitingen maakte. *Tropicis. Op gelijke Wijfe fal dcMaan inde*Sonkeer- |
kringen O en N geplaatft fijnde andere en wederom andere aanjpoelingenderwaterenvet-porfaken aan de fr anden j gelijk als dc ftree-pen OG, OC, OD, OE, OF. welke den loop der baren en, vertoonen. Op gelijke wijfe foude de Maan in de Sonne keerkring geplaatft zijnde , aan de genoemdenbsp;firanden F E D C B, andere en wederom andere aanfpoelingen voortbrengen , we^ ooknbsp;van alle en de byfondere paralellen oieven-vjijde van de f Gefengde (Ireek,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verftaan worden, De Mane wederom in de plaats X ge-ftelt, en de daartujfchen leggende Zee z'sn de ftranden YZB regens over de eerfte gelegennbsp;j heenen gedreven zijnde, foude daar een nieu-I we aanwas vertoonen, en in de ftranden j daarnbsp;i tegen over gelegen een afnemen j en dat altijdnbsp;!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in |
IILBOEK, BESCHRYVENDE de wateren. nbsp;nbsp;nbsp;1^5
Cap. IV. in de tijd v^ati 6 uren^ doot een ftandvaftigef Wantbetisdooreenomvederfprekelijke eren onveranderiijke Wet der nature, ten zy dat I varenrh^ir van alle die menfchen die aan de hy door het blafen der winden-^ ^t\ï^\'e:,^c-ffiraiidmdcs,Oceaans ^ of aan de anderenbsp;fegt hebbe, verhindert wierde. Wantfoden[woonen, ondervonden;
Noorden wind waeide , foo fouden de firoo-\ Eerft dat de opjwelüngederZ^e dan eerfi meniiZxZee door denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verwekt of gaande Igefchict, als dc lshM\h€ttö^ o{ mnigjie^unt
gexnaakt, na het Stiiden gedreven worden ; jvan dc Middaglyn dier plaatfebeilaat; maar in tegendeel den Suiden-wind wajende na het 1 in veeie andere plaatfen heeft men gefien, datnbsp;Noorden. En de Maan in L en S geplaatft die of five Hinge gQÏchiet, z\slt;io Maan een a?}-Zijnde , fal ^ioothe.twaffenderwaterennicw.- derejtandhcth.
We aanfpoelingen ondernemen,en in wat even- j Ten tweeden; Men heeft bevonden, dat de matigheid hier dc,^i? waft, met de felvevalt aan de mcefte ftranden vloeit fes urennbsp;hy in de tegen over gelegen ftranden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i ^ minut. en dat die even fo veeie uren valt;
Gy ftet danindefe nbsp;nbsp;nbsp;dat haar de wa-'fi fommige plaatfen echter vloeit hy^^r^^der
tereno'^hztferJfen lt;Xcx.Mane verweiden ,\N\nren ^ nbsp;nbsp;nbsp;At mindernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gelijk naderhand
gensde/r^eyée^derwi/^de^ophetCompasge-jfal gefegt worden; fo nochtans, dat de tijd nbsp;nbsp;nbsp;^
fielt, en volgens het nbsp;nbsp;nbsp;^ welke fy tot de van de %4oed en ebbe j namelijktuflehenbei-
firanden hebben, en de hier nevens gefielde j den de twee aldergrootfte opfettingen, tege-!^3_quot;J* Figuurnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tOQtxt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i lijke maakt 12. uren en minuten, of gelijk h»f?ef iz
jandere willen, nbsp;nbsp;nbsp;zeuren. Enfokomtde
*»ebbr*r klit defe dingen blijkt, dat deVloedettEb-]hxef^ om dat de nbsp;nbsp;nbsp;alle dagen by na een
isaityd be der Zfee uit fib /elven en fijne nature gelijk | geheel uur later, tc weten 48 minuten tor het echter door verfcheidene oorfizkenifeUemiddagqfto^^nntkqmi.nbsp;verhindert en vertraagt word; eerft of uit de | Ten derden ¦' Men heeft ondervonden, datnbsp;^^geljkes^ndereeawcdccqmzndQtegeJleltheid in fommige plaatfen devloedfeergroot en ge-vzndewFdeLandenj Hoofden, in Zee leg-jweldig, op fommigeinfommi-gende Eilanden, Boefems. Ten tweeden, ge ganfeh gene, oi naaulijks kenbare. Na de oorfaaKnbsp;verfcheidene gefieltbeit van de grond der Zje, | reden daarom van alle defe verfeheidentheden J/veufhetnbsp;welke gelijk fy feer oneffen is, alfo word de 1 word gevraagt. Welke opdatwy op het alder-denthedea.
door defelve op verfcheidene wijfen be- klaarfte toonen , hebben wy goet gevonden weegt. Ten derden, tertdeeleuitde/^^»^ of jhier eemge Water-befchrifvende Figuren hynbsp;gelegentheit van de onderaardfeo/eningenoi te ftellen , op dat door de felve , als in eennbsp;doorgangen, groote hopen wearers niet alleen voorbeeld de reden van de tot hier toebyge-uit haar grond, maar ook hare onder water zijn- brachte ondervindingen te naakter blijke.nbsp;de waanden of lijden uitbrakende; ten deele uit}
^ nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;//~gt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-XT
V R A G E.
Eerste Gevoeg. \Jwellinge der alle dagen by na een uur
» T nbsp;nbsp;nbsp;A i 1. * 1^4^ WA*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7
Waarom in fommige plaatfen de grootBe op-/wellinge der Z/e gebeurt , als de Maan in den Middaglyn ; én in fommige plaatfennbsp;als de Maan tuj/chen de draaiftippen geplaatft is ?
IK antwoordc : in alle diey//?/?/^» des Ore-yf/yi/t r alwaar fteen verhinderinge tiillehen
de gew'eldige uitberjlinge der onderaardfe gee- ^ jlen j M^aar door de algemeene beweginge der inbsp;Z/e op een wonderlijke wijfe belet w-ord. Tennbsp;vierden uit het wajendet windenweeffdjds denbsp;Zee nu na defe dan na gene zijde heen bewegende.
II. Gevolg.
/icb/èlven en fijne nature in alk plaat/en onee-\aans j aiwaar^^^c^^*.........'V'j? nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/
fiadigis ^en verficheiden op verfcheidene daqen}]ee\dekovnt ¦, heelt in^t^ nbsp;nbsp;nbsp;u
en fo veel tegrooter of kleinder als de Maan {en Ebbe elk fes uuren t uuren, a s © ^ , aan 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ M.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-----/i---. inae nbsp;nbsp;nbsp;gW jtlsgefchietm
• # nbsp;nbsp;nbsp;_ 1 (nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tv /4 o •G**ri ,4 n 1 II
^at de hoeveelheid van de ebbe en vloed tiit Jicb/elven en fijne nature in alle plaat/en onge-
n f • nbsp;nbsp;nbsp;’ r' 7nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*7nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;________3_____
donrl’ '' A -KM nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ISj\ixS.fXlt;t IMtaaagF^^i^ji
%di8co *T^L nbsp;nbsp;nbsp;flc ^3an alle dagen fijn plaats in den i de Straat van Magellanes , aan de branden in
IHÏIU nbsp;nbsp;nbsp;------- ,
Java en Malacca: w^ant in defe plaatfen houd de Zee regelrecht en geftadiglijk fijne ais windbrekende beweging j gelijk uit de Kaart te fien
|is; foo hy maar ficchts niet van dcrjyzWc» en
firoomen der Zee j van welke naderhand fal quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' ' - -r----______,
^”^o^p3»dere dagen de engte leggende tufichen Africa en het Ei.
gevolg van alle plaats verder, of dichterh^^ defelve.
Djt geft elt zijnde befluiten wy, dat de hoeveelheid van de vloed en ebbe of verfcheidene dagen in een en defelve f laats verfcheide ij-,het
^ nbsp;nbsp;nbsp;-----r\i 'iUpt
n andere plaatfen tofpuntig üaat, en by land .St. Laurentius; in de Straat van Mandje.
' nbsp;nbsp;nbsp;gjj Malacca:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-
7zn^de vloedTn7bbe aan verfcheUene ftran- tegengefproken word. De Iwarigheid alleen denaefxenword- moet men niet meinen, dat komt hier op aan , waarom dat in fommigenbsp;fo felr aan de M^n, nooit in een fekere plaatfe plaatfen de Zee eerder opfwelt eer de Maan d^nbsp;vaft ftaande blyvende, q\^^t^t\deverfchei.\Fliddagljn raakt^ ^ datis, waarom dan eerft
dene gefieltheid Att vafte Landen nbsp;nbsp;nbsp;Ei
landen en winden moet tocgefchreven worden , gelijk wy naderhand fullen toonen.
-ocr page 212-DE ONDER-AARDSE WERELD, Waarnemingen Van de Vloed en Ebbe der Zeein Duitsland;, Vrankrijk, Engeland mHolland, uit'rerfcheidenenbsp;SchryVers by een getrokken. ebbe van andere verscheiden , ofnbsp;gekeert. WeH. öe over maten en in de ebbe en vloednbsp;te gelijkenbsp;cfgerekentnbsp;maakt hetnbsp;vallen en negen uuren meeften tijd duurt, vloedde Ebbe drie, foo dat de tijden v2Ln.dQvloednbsp;te roetennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gS;be te gelijke opgerekent twaalf uuren en vierentwintig minuten omtrent uit maken, gelijk wy boven gefegt hebben. Maar op dat wy naaukeurigcr vandex'^r-fcheidentheid der by [andere bewegingen fouden konnen wijsgeeren, moeten wy eerft de onder-Findingen of waarnemingen hier ter plaatfe by-hrengen. Dat de nbsp;nbsp;nbsp;in Duitsland, Vrankrijk, Enge- jand,Holland,aan de Stranden van de genoem-de Lan(^n, ten tijde als de Maan nieuw of vol iS j fich foo heeft, gelijk als volgt, is door eennbsp;gedurige ervarenthéie bevonden. i66Te Londen Nademaal re Londen de Zee ficli geheel anders v‘oed‘‘en‘ 'verfcheiden toont: want \water is dan cerftnbsp;ebbe. op fijn hoogfie als de Maan komt tot de Jireeknbsp;In China is B of A. In China in de haven van de ftad Mac- de vloed en Zuid- OoH. —Noord. can , gelijk ‘P. Martinius Martini in fijnen Atlas verhaalt, krijgt het water 0/ verfchei-dene tyden in een verfcheidene Jiant dernbsp;Mane , fijn meefte aanwas. Omtrent dennbsp;twintigjien September j als de Maan Nieuwnbsp;is, neemt het water fijn meefte aanwas by-na ten half negenen , de Maan noch drienbsp;uuren van den Middaglyn afftaande. Op dennbsp;derden dag van Febriiarius ten derdennbsp;dage des Nieuwen Maans komt de hoogfienbsp;vloed der J^e na twaalven; waar uit afgeno-raen word dztnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;den eer ff en dag ysinFebrua- rius dc hoogfie of grootjie vloed van water veertig minuten na tien uuren geweeft is; cnnbsp;naderhand heeftmen bevonden dat den 18 .Februari. op den fel ven dag als de Maan Volnbsp;was, de hoogfie vloed geweeft is omtrent dennbsp;Middag. Dat op den tweeden Junhis viernbsp;dagen na de Nieuwe Maan de grootfie vloednbsp;der Zee van gelijke omtrent ten twaalf uurennbsp;geweeft is, waar uit afgenomen word, dd.topnbsp;den eerfien dag van de Nieuwe Maan de hoogfie vloed is geweeft omtrent drie uuren voornbsp;den Middag, Hy voegt daar by, dat men on-ZTg”b‘rek dervonden heeft, dat de tijden en uuren van'nbsp;der uuren de vrootflc hoo^te en aanwas des Waters i\ict eïp nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;IT'ir over een komen met die uuren welke uit dc be-weginge der Mane gerekent of getelt worden, ten fy dan vyf dagen voor en na de Nieuwenbsp;Maan: dat evenwel de vloed in dit gedeelte II uuren 24 W(»«. ten. |
Als de Maan nieuw of vol is, begint de Zee het hoogfte te worden , aan de Stranden van ^^fibedennbsp;Vlaanderen , Enkhuifen in Holland ; iniaNedet-Vriesland, Zeeland, te Dorenbern in Enge-land ten ix uuren ; 45quot; minuten na twaalfnbsp;Uuren te Vlilfingen in Zeeland. Ten I j uuren aan de weft-zijde van het Eiland Wicht, te Calis , aan de Monden van denbsp;Teems in Engeland , aan de Stranden vannbsp;Zeeland in de Monden van de Schelde. Ten xj uuren voor de Monden van de Schelde en Maas. Ten 3 uuren re Amfteldam, Rotterdam, Dort, Nieuw-Cafteel in Engeland, voor de Banken van Vlaanderen , in dc Mond vandcnbsp;Garonne , aan de Stranden van Engeland,nbsp;Vrankrijk en Spanjen; aan de Weft-ftrandnbsp;van Yrland tot Holland toe. Ten 3~ uuren te Rouaan in Vrankrijk , by Capelle , in de Rieviere de Garonne, en andere plaatfen van de Strand vanSpangien,nbsp;Portugaal, Gallicien. Ten 4j uuren, van Texfcl tot de zuiderlijke Stranden van Yriand. Ten 5'i uuren in alle de zuiderlijke deden van Yrland, te Pleimouth in Engeland. Ten 6 uuren voor Hamburg indeElve, inde Engte tuflehen Engeland en Braband. Ten 6| uuren tuflehen Bavik en Vaalmuijen. Ten 7-I uuren totTexfel op deReedc, teKil-duin. Ten 8? uuren omtrent het Eiland Wicht, tot Bevefiertoe. Ten 9 uuren voor de Monden van den Éems eenRieviervan Vriefland, en aan alledes-felfs Stranden. Ten 105 uuren voor de Monden van dc Teems de Rievier van Engeland, aan de Strandennbsp;van Normandien en Picardien. Ten 11? uuren in de Rieviere de Teems, en andere plaatfen van Engeland. Ondervindingen genomen Van de Zee-luiden in de Wefi-gge.^omtrent r/eVloed der Zee,nbsp;in de Nieuwe Manen.In de Straat van Gaditano, als de Maan nieuw is, is het water hoog na middernacht, tennbsp;half twee uuren. Op de felve tijd in de haven van Calis, en in die ganfehe Zeeftreek van Tarif en S.Lucas. Van het Hooft Ruta, tot aan de Caap S.Maric, is de Zee vol na middernacht, een quartiernbsp;over twee uuren. Van de Caap S. Marie tot de Caap S. Vincent, en hier van daan tot aan de Caap Finis Ter-rx, en hier van daan door de Stranden vannbsp;Biftajen en fommige plaatfen van Vrankrijk,nbsp;behalven dc mond van de Qaronne j en fom-* mige |
^AP.ÏV.
mige andere plaatfen , \Velke fy nbsp;nbsp;nbsp;j dieptens van de onder2eefe ftraten, dedief fie
en la OUona noemen, is de Zee hoog na mid- j ‘valley en nbsp;nbsp;nbsp;ook niet in darter geen onder-
1 r-y'J\ n nbsp;nbsp;nbsp;TH ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jtfiA/i/t.tnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tTT^lïr^-gt; 1 '
dernacht, ten drie uur en.
En in de aangerogene uitgefonder de plaatfe is de Zee vol na middernacht, quart ter overnbsp;ivuee uuren.
Aandeftranden vanVrankrijk tot Pondavid, Corado, Blancabo,cnwelkfy Fornonotm^wnbsp;toe, quartier over drie uuren.
, quarvter over arte uuren. nbsp;nbsp;nbsp;KC m errene piaatien met een tragen voortgang
Van Forno tot aan het Eiland Hebas, is de Zee | in de S^ee ontlaft, en de Rievieren tulTchen de vol, ten halfvyven.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j Engtens ^ fo van Bergen als van vlaktensy/zé*/-
V an het Eiland Hebas, en welke fy Cafchette \ der in het middenjAdin aan deflranden beveeegt noemen, tot Corneful aan ftrand, quartier | worden ^ ten zy de grond enftroom der Rievie-mwvnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;groote fwaarte van water belaft
zijndeftegens het aardrijk aanftoot, welk niet fonder affwelinge en verteeringe der ftranden
zeefe Rievieren zijn, door welke te mets de algemeene vloedj fo wel de rechte als de weder-omgelluite op een wonderlijke wyfe verhindert of belet wordt. Wederom, dat, gelijk denbsp;ondervindinge leert, de Rievieren binnen denbsp;Bergen befet, altijdfielder zijn als die dewelke in effène plaatfen met een tragen voortgang
over vjyven.
Aan het vafte land vanVrankrijk, welk na de genoemde Eilanden toelegt, quartier voornbsp;fevenen.
In Normandien en Picardien, Calis,Nieupoort, ten negen uuren.
In het midden van de Engte, tuftchen Engeland en Vrankrjjk, ten twaalf uuren.
Van Calis tot Nieupoort in Zee, dertien mijlen van ftrand, een quartter mirs.
Van Calis tot Grevclingen in de Zee van ftrand af, ten half twee uuren.
Van Grevelingen, aan de ganfche ftrand van Vlaanderen en Zeeland, ten drie unren.
En in de Zee van de ftrand af, quartier over drie uuren.
Waarom dan datter inde bovenaangetrok-
kene plaatfen fo groot een verfcheidenheid'^'Ax.
gefchieden^n; het felve gebeurt in of op de grond van deS^e. Want terwijle de geheelènbsp;waterige maffe des Oceaans door kracht dernbsp;Mane tot At grond toe beweegt word, en op denbsp;grond overal ontelbare groote uitfiekken vannbsp;klf-pen:, en haar diepe vallei] en indeonder-zeefe plaatfen wijt en breet uitgeftrekt voorkomen , wordt den hooqgt; waters zynde bovennbsp;defé valleijen of dieptens door de kracht dernbsp;FLane ^ en door de algemeene beweeginge dernbsp;Zee van het OoFten na het W?tlen beweegt; P‘ beween de wateren welke tuftchen dt valleijen ennbsp;holtens van de alderhoogfte Bergen of Eilan-den en ftranden befloten zijn, defe volgen de
j'iaautiiio groot eenverjetjeiuenuci'U' vmi. j drift naden looq^dexvaUeijen ^endeïe noemen nbsp;nbsp;nbsp;vsi-
faken.
De eerfic grondoorfaak is de algemeene be-weeginge der Zpe j door de Maan j nu in defe, Atr dan tvederom in een andere van den 'Teken-geplaatft zijnde, verwekt.
De tweede reden is, de verfcheidene af en aanfpoelinge des Oceaans aan deflrandenvannbsp;America , uit welke veelvoudige wederflag
____nil *'» nbsp;nbsp;nbsp;innbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1
en de Zee niet op eene voet beweegt wordtj j wy natuurlijke flroomen. Want defe als fy daar van zijn veele byfondere xedenenoioor-\genfiand van andere Bergen en Eilandenont-Cakennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I moeten, fluiten wederom _, en fiet door die we-
dcromftuitinge beweegen fy het water , of tot de tegenover haar gelegene deelen , of totnbsp;kromtens, of door een fekere andere en wederom andere keer, en door hare aanfpoelingen,nbsp;vallen fy de ftranden laftig, gelijk wy bovennbsp;getoont hebben.
----------- _, nbsp;nbsp;nbsp;vtcivuuuigc vvcucruagi vvcuecuingciiucwijicuici'we'^
van een ongelijke gefteltheid aan de ftranden nbsp;nbsp;nbsp;maar vroeger of later, na de
de aldergrootfte verfcheidentheid, en in op- deneJamenloop van de vloeden der Z£e daii
fichtvandeZy^/j en in opficht ^znhetwaff'en rechte, dan na andere en wederom andere ftro-
d.er Zpe liervoorkomt.
Welke dingen dewijle die niet op de felve tjd
rechte, dan na andere ------------------
he
De derde reden is de andere en wederoni an-! wecierom nbsp;nbsp;nbsp;----'¦'r i nbsp;nbsp;nbsp;j------
Z^fteltheid van de grond der Zffe. Want j naakt uit het geene wy gefegt hebben, dat de niemand moet fich inbeelden dat defelve over- j algemeene vloed derZfpnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;plaatfen niet op
men en ftreken van ftranden verfcheidentlijk wederom geftuite, fo blijkt het feker klaar en
al ejfen en gelijk is; maar van een feer ongeljke defelve tijd voorvalt, nbsp;nbsp;nbsp;7 ’
N‘on. gefteltheid^ gelijk wy in Itinerar. Extat. Sub- j flroomen verfcheidentlijk na de verfcheidene mar. getoont hebben.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;| ftant der Mane inden Te kenkrtng verandert
Want gelijk op den Aardkloot overal groote j en verfchetden worden. Want de Maan m de ne Zee toppen van Bergen opryfen; en feer diepe Fal-1 Sonnekeerkrtng van Yp geplaatft, en verre vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•
leiien wederom in andere en andere valleijen ^ ons toppunt af ftaande, beweegt de nbsp;nbsp;nbsp;op een wa/^èver-
eiHerfcheiden, een eindelofe wech verre totj verfcheidene wyfe, en wederom op een ver-/^J‘^“* ontelbare landen worden afgeleidt; de Rievie-1 fcheidene in den Evennachtigen; en wederom Mane.
' vm. vi^ nbsp;nbsp;nbsp;----------, nbsp;nbsp;nbsp;_______
^0 ontelbare verrijkt zijnde dooronmetelijke Omwegen van landen met haar bogtige fwierennbsp;henbsp;nbsp;nbsp;nbsp;9^%en; ’tfelve wil ik dar gy ii inbeeld,dat ook
Zee ^'^®fop de grond van de Zeegefchied. In welke ^^ttken moet dat de Eilanden met hare fonbsp;^hende kruinen de alderhoogHe Bergenflanbsp;^^degrond vande Zee vaft zijn;en de ruimt ensnbsp;tuffehen de Eilanden en Eilanden en
die dichter by ons is; en wederom op een verfcheidene, metde^ö;/gevoegr, en wederom op een andere tegen de felve geftelt, en wederomnbsp;op een verfcheidene en andere in de Ouartie-ren geplaatft zijnde.
De vierde reden is, de verfcheidentheidder n. w.'nden Winden ^ welke meeft; OYerh.et oppervlak dernbsp;aarde te feggen heeft, door welke deflroomen vbedf *
der
‘^en uit de Bergen voortwellende, en met ande- op een verfcheidene in de Sonkeerkring van lt; te ontelharo vorrilkt ziinde dooronmeteliike, die dichter Iw ons is: en wederom ODeenvlt;
-ocr page 214-DE ONDER-AARDSE WERELD, 1(58ii.AFDEE- der ZeCj fo rechte als wederom geftuire, of fecr LING, yeel ongehoudenj of fnelder beweegt worden.nbsp;Tts ontia-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De vijfde reden is, de ontlafiinge of loop van We/é- Rievieren tn den Oceaan; alwaar uit i» de Zee dc gedurige tegen den anderefiotinge j of wor-V ^s^digc der baren de vloed der Zee wonder-de^rquot;* baarlijk verhindert wort, en dedriftofomfet-tinge der Rieviere wordt niet als door ’t grootenbsp;gewichte van de aanperfenden Oceaan einde-lyk te boven gekomen, en fo komt de vloed later , en de ebbe vroeger; gelijk in de mond vannbsp;de Garonne een Rieviere in Vrankrijk, en innbsp;deAfricaanfe rieviere, diefynoemen,nbsp;wordt gefien , gelijk naderhand aangewefennbsp;wordt. De fefde reden, dewijle de grond der Zee, |
gelijk wy in ’t aangetrokken nbsp;nbsp;nbsp;Exjiat. Siibmar. getoont hebben, met ontallijkep^pen wafemin-of buifen is doorboort foo gebeurt het dat uit de onderaardfe vuiirkuilen veeltijds groote yioed. opgegeven worden , door welke de Zee op een wonderlijke wijfe opgefwollen gemaakt, en door de felve de algemeene bewee-ginge der J^e niet weinig ontftelt wordt. En uit defefo veelvuldige opgeftelde oor/d-ken worden alle de uitwerkingen van de fo ver-fcheidene vloejinge der Zje opgemaakt ; in welke voort te brengen nu de eene , dan meerder, te mets alle de oorfaken gelijk te famen lopen. Maar de ordre vereifcht nu, dat wy fom-migegevallen die ons voorgeftelt zijn, door denbsp;te voren gegeven redenen oploflen. |
Waarom te London in de Rfviere de Teems dan de aldergrootfte opfwellinge der Zee gebeurt^ Dpanneer de Maan in het Zuidwefterlijke deel Van het Quartier^ep4?4^ is;nbsp;daarentegen de Maan in de Noordertekenen en in de ftreek Van ’t Noordooltennbsp;geftelt gjjndC) dan de grootfte oplwellingege/:hied, drie uuren namelijknbsp;te Vooren eerfy aan den Meridiaan o/Middaglijn Van London
komt of raakt.
C A p. V. TK fegge dan, dewijle de Maan in de Suider-I lyke tekenen geplaatft zijnde verder van de •^Noord-zee af is, dan dat hy die met fijnenbsp;firalen kan raken, hier door gebeurt het, dat fynbsp;folks uitvoert door omwegen ^ het geen fy doornbsp;geene rechte offchuinfe ftralen doen kan. Wantnbsp;fo haaft als de Maan den middaglijn van Londen raakt,dan begint ook met een deZ?^’ xeLon-denindeTeemsx.e'xAden ; dit beginfel nu vannbsp;aanwas komt niet onmiddelijk voort van denbsp;macht der Mane door welke de Noord-zeenbsp;gedrukt w^ordt , maar door fekere wederom-Jlach des Oceaans die aan de ftranden gebeurtnbsp;of gedaan is, gelijk volgt ; want denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ge
plaatft zijnde in de middaglijn door Londen doorgaande, ter wijle die door eewkracht^yenbsp;haar eigen is de Zee die onder haar lecht, pas-lodig drukt, fo gebeurt het dat defe gedruktnbsp;zijnde, en allengskens opfwellende, en doornbsp;den zyEthiopifen Oceaan wijt en breet ver-fpreit zijnde , terwijle fy aan de ftranden vannbsp;het Noor der America geen uittocht vindt, we-deromgefagen of geftuit zijnde, aanftonts daarnbsp;van daan door een tweederlei wech fich toegang tot de Noord-zee maakt; eerft van hetnbsp;fVellen na het OoHen door de Zee die tuflehennbsp;Engeland en Vrankrijk legt: ten tweeden doornbsp;de Noord-zee omtrent Schotland omgelopennbsp;zijnde, alwaar fy aan de f randen van Noor-wegen aanfpoelt, en wederom geftuurt zijnde,nbsp;daar van daan, terwijl fy fich geweldiger na denbsp;Noord-zee indringt, terwijle ondertuflehennbsp;’teerfe gedeelte des Oceaans door deEngelfenbsp;of Brittannife zee en de Engtens of Cana-len j fich wijt en zijts na alle oorden van denbsp;Noord-Z^ee verbrect, fo gebeurt het, dat beide
de vloeden des Oceaans famcnlopende ceil groote worftelinge in de Zfe ontftaat, en gelijknbsp;de laagfte Xpe de hoogfte niet kan te bovennbsp;komen, en de felve door ’t gewicht de Noordzee gedrukt zijnde, waar hy flechts maar kannbsp;heenen vluchtende, begeeft fich regelrecht nanbsp;de hem ontmoetende mond van deTeemsjè\sN23Xnbsp;het‘:£;^^(?rallengskens tot fijn hoogfte aanwasnbsp;opfvvelt, welk omtrent ten drie uuren na denbsp;middag gefchiedt, de Maan in de Jireek vannbsp;’t Suid-weHen geftelt zijnde ;¦ en de tegenftrijdnbsp;f van de Zpe aanftonts ophoudende, begint ooknbsp;\water der Rieviere met eenen allengskensnbsp;af te nemen.
Maar de Figuur fal u alles beter Iccrcn ; in welke aan de Jiranden van America A, de aan-fpoelinge Oceaans gaande gemaakt van denbsp;Maan gefchied; defe uit A wederom geftuitnbsp;of gedreven, ten deele rot C en B, ten deele totnbsp;F in het ronde gelopen, en aan de Eilandennbsp;M L aangelpoelt, en wederom gedreven zijnde, begint üjneny?m»? of loop wederom , ofnbsp;door O, of door P, die door de hem ontmoetende f randen C en Fï te rug gedreven , dennbsp;Noord-zee D geweldiglijk ingelijft zijnde, alsnbsp;dan in Y,ÓLc/iroom XY aantrelt,dic om hem tenbsp;wederftaan te onmachtig en niet fterk genoegnbsp;zijnde, fo drijft hy denfelventcndeelenadenbsp;omleggende plaatfen, van Enge land^ ten deelenbsp;na de. franaen van ÉlaanderenesiDenemar-ken j voornamelijk na de hem onderweeg ontmoetende mond X sxodeTPeems ; om welkenbsp;reden daar ter plaatfe \\etalderhootHe waternbsp;is, dne uuren na dat de Maan van de middag-lijnLonden^e'xe)s..e\\is : want fo lang eennbsp;tijd, gelijk als uit onfc kring oïradydoxde vloed
der
-ocr page 215-i6^
Cap.v. der^^eblijkt, ‘l^^^^tdcgenoemd.eö^ö/^ Z^s van de fltanden van
mSm ons nu tot het andere gedeelte van
^regelt- dc fwarigheidovergaan, in welk p eg ’
ttjr. als de Maan in goorder teehnenoi keer-
ge wordt kring van s eeplaatfl; is, ^an eerft ie ,? gfl Itmnt. _____P ^ nbsp;nbsp;nbsp;1
water te Lonien veroorfaakt, als defelveTn de tegenovergelegene ftreek van het Noord-Oo-Jien geftelt is. Wy feggen dan, dat fulks daarom gefchied, dat gelijkerwijs de Maan als dannbsp;de gefeide naaH zgt;ijnde recht boven denbsp;fehe fchynt j dat hy ook alfo den felven doornbsp;fijne kracht te beeter en geweldiger treft.nbsp;Waarom At^ee D door èit opkomende Maannbsp;allengskens gedrukt zijnde, aanftonts begintnbsp;te fwellen j en dewijle hy geenen vryen uitgang in de engtens X vind , hierom maaktnbsp;het water aan de mond der Rieviere X op eennbsp;gehoopt, binnen drie uuren de grootfte oR-fwellinge der Zjee j welk anderhnts indien hetnbsp;water in de open Zee een vryen doortogt vond,nbsp;binnen de van fes uuren gebeuren zoude,nbsp;gelijk aan de andere Jlranden van Engeland.nbsp;Dan in de fireek van het Noord-oofien ge-plaatft zijnde , vervroegt om de genoemdenbsp;oorfaken het hoogjie water drie uuren. Onder-tuflchen de Atlantife Oceaan aan Amet'icanbsp;aangcfpoelt en wederom gedreven zijnde, gelijk die door de Britannije Zee heen vlietende,nbsp;de mond van den Teems van fich afgekeertnbsp;vindt, alfo defclve defeive Rieviere voorbynbsp;lopende, in de Noor der of Oofergewejien dernbsp;¦Zee verfpreit zijnde, en de opgelwollene wateren in de mond van de genoemde Rievierenbsp;ftaande^ mede llepende, voert hy die te gelijke met fich weg, waarom ook het water be.-gint te vallen van 9 tot i x uuren ja meer.
G E V
dingen blijkt ^ _dat foo wanneer de ^P'^ordt ft^oom van de Z^e een BofemoiflraitdsivAnbsp;die hem regelrecht ontmoet, dat hy ook te-fjat^ent. den felven fijn meelle kracht oefïènt; ge-gefchied aan de Jlranden van Trlandnbsp;“• Z, Schotlandj en Eilanden M L. En in tegendeel , als hy fekere firand alleen maar fchuinsnbsp;treft, óf dcfelve ten eenemaal afgekeert\itAk,nbsp;dat ook in de ió.y^geen waffmge gefchied, gelijk als aan de ft randen B B van de Brittan-nife Zpe ten zy hy na de felve eenige tegen-ftand:, of Hooft of Eiland vind; want de ftroomnbsp;der Zjee tegens defeive aanloopende en wederom Ruitende , veroorfaakt na eenigen tijdnbsp;wajfinge van water. En dit is de oorfaak^nbsp;waarom aan verfcheidene ftranden^ ^zuurenbsp;van het waf en des waters foo onwis zijn. Omnbsp;dat de .Zcf eerft met een reehten loop die ftrandnbsp;voorby ftromende , terwijle hy aan een anderenbsp;ftrand wederomHuit ^ en dus in de plaats dienbsp;hy te vooren verlaten hadde‘Ie’^|^?i?r(5;;^^É’^r^?-ven zijnde _, daar eindeljk met een omgekeer-de loop doet , het geene hy te vooren niet gedaan of nagelaten hadde.
I. Deel.
o L G.
11. G
De opfwellinge der Zjee welke door de alge- Ve reden meene beweginge van de Maan verwektnbsp;fchied, helpt ook veel tot vorderinge van defe^ieirf dsrnbsp;onregelmatige tjd; wantofde.2rc^ waft inhet^^‘^‘g‘^nbsp;Ooften, en valt in ’tWefterquartier.of in tegen- *nbsp;deel valt in het Oofter ^ en waft in het Wefter;nbsp;of eindelijk waft in die beide, of valt in dienbsp;beide ; uit welke famenvoeginge een grootenbsp;verfcheidenheid van de vloed der Zee in op figtnbsp;van de tijd hervoorkomt. Want het gebeurt,nbsp;dat de Zje^ hi het gedeelte van feker Oosfelijknbsp;hooft valt j en in het IV^Helijke waft, en ooknbsp;anders, gelijk gebeurt in den Inham of Bofemnbsp;van de France zee getekent met de letter W;nbsp;alwaar het water aan de WeH-firand van hetnbsp;hoofd X , door de vloed van de wadende Bri-tannife Zee om de aanlpoelinge tegens het genoemde hooft wasl; en aan de tegenovergelegene Oosi-ftrand valt het met het water dernbsp;Zee, welk daar in het algemeen voorby looptnbsp;en afvloeit; en na eenige uuren begint hetnbsp;water aan de Jlranden X te waden: daaromnbsp;dat de vallende Zee na de bogtige ftrand vannbsp;de aangedrevene Zee, omtrent de engtens X,nbsp;het water tegens de overleggende ftrand *i* tenbsp;rug drijft, het water onder en tudchen aan denbsp;tegenovergelegene IVeH - zijde van het hooftnbsp;vallende.
Het gene wy dan vair de eene feggen, willen wy datge ook fo van de andere verftaat. Ik fou-de te defer plaatfe alle de onregelmatige uitwerkingen der Zjee aan verfcheidene ftrandeiinbsp;foo van Landen als van Eilanden befchry ven;nbsp;maar die het geene tot noch toe gefegt is tennbsp;eenemaal en wel fal verftaan hebben, fal geennbsp;fwarigheid vinden om alle defeive op te lollen;nbsp;terwijl de vremde of buitengewone vloed óicsnbsp;Zee altijd tot eene of meerder of ook tor alle denbsp;boven verhaalde voor en famenkomende redenen kan gebracht worden.
E V o L G.
Het blijkt ook waarom in At Mz-^tlVeigatz Waarom ia de vloed der Zee uit het fV?Beiï na het OoHennbsp;gefchied. Ik fegge, datfulks gefchied óm dienbsp;oor fake, dar de aangefpoelde Oceaan aan de Sf *nbsp;ftranden van America k, zynen ftroom of«lj? wT/nbsp;loop door E O en P, uit het JVeslen na hetnbsp;Ooflen gelijk dc Kaart toont, leidet j en daarnbsp;tuftchen de Eilanden, Nova Zjembla en IVei-gatz j en het vafte land van Finmarken ennbsp;Biarmien belet zijnde, door lig met den grootfte drift in de ooH-zee teontlaften, heenennbsp;voert, en in de Zee E O P vallende moet ooknbsp;de vloed uit \\.e.t Ooften nVnetWeftensexSxoX-fen. Waarom ook tuftclien Engeland en Ierland fulke woefte K bewegingen der Zee ge-fien worden, daar van feggen wy de oorfaaknbsp;te lijn de omlopinge der ftroomen uit E de Deu-caledonife en B Britannije zee m K we-deromgeftuit, alwaar het geenfms wonder isnbsp;dat de zee tuftchen de verfcheidene bochtennbsp;van de Inhammen en Eilanden, en verfcheidene engtens gebroken , verdeelt ^ en doornbsp;de verfcheidene weder Hagen,fo rechte,fchuin-Y ''nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fc^
-ocr page 216-170
en bogtige beroert, die foo onregelmatige vloeden veroorfaakt. Hier komt by de opge-vinge of opwellinge der onderaardfe Butfennbsp;van beide die Eilanden, die van alle kanten denbsp;wateren na haar trekken ; welke famenko-
mende of famenlopende, fo laat u niet voor-liaan datgc eenige bcftendiglicid in dc vloed vinden fult. Defelvc oorfaakfegtmennbsp;ook te zijn , dat èitZee in de Hebridtfe Eilandeneven fo ongeftadig is.
'^'Vortex ^ ^bOrtdeuS
Si'
kDaa-
xa.
r'
(.Weit phalia-i
Dcfcriptio 'Vbrticis llNOfRyEGLÏirtBOXHKlnbsp;eorumtjj mirabiliiAmnbsp;effêcbium-, injlnxtt,nbsp;ref^4xu^ ^eranhtr •
regelrecht kan aandoen j maar uit H na V afvloeit, datmen dan daar ook geennbsp;vallen merken kan: daar komt by, dat denbsp;dere ftroom EMH door L de hem ontmoetende Eilanden fo de Hebrides als de Orca-des j en ook door de by leggende Eilanden Hnbsp;van Noorwegen als verdwit of verflapt zijnde,nbsp;zijne kracht, de Vloed der Z^e alleiigskensnbsp;verftauwende y verheft-
III. Gevolg,
mnZln^e Waarom men aan de /Fquot;/Ierftranden H van Stranden l^oorwegen gccn Zloed noch Ebbe vernemen
antwóotdc ik, dcvvijldc/mw? droom of der J^e EOF, van de Ts-zee ^ en vart denbsp;vloed mor-jirand van Ftnmarken te rug gedreven ^ zij-Hen V, na de iVoör^-.z^É’heenennbsp;kromt, en fo de genoemde ftranden H niet
-ocr page 217-Het VI. HooFTSTUK,
VYFDE verhandeling E.
Waarom VWater in de mond 'Vande Garonne een ^eVter Van Vrankrijk leven uuren waft, alleen maar v\]£xm\:tn\2Xt 5 en v^aarom in tegendeel in de Senega, een Reviernbsp;in Africa het Zee-water vier uuren waft, en acht uuren valt.
’’^den '’«Hei ¦ga. P het eerfte antwoorde ik: om dat de wijle den Oceaan van defiranden vannbsp;America te rug gedreven zijnde regelrecht in den CantabrifenBoefemoi\n\\2an Cnbsp;inloopt, ^ndamp;mond van de Garonne de felvenbsp;regelrecht ontmoet, foo gebeurt het dat denbsp;ftroomen de ftranden /s en y aanfpoelende,nbsp;en in C te famen loopende, ^6'w^tegensdennbsp;anderen worjlelen j en fo de mond van de Garonne C befetten. Om dat echter denbsp;jgende Vloed A A C , regel-recht na de mondnbsp;gaat, gebeurt her, dat de eerde tegens wor-ftelende droomen door de drift van de droomnbsp;A A C gebroken zijnde , te gelijke den mondnbsp;inlopen; maar hier een nieuwe worjielinge vannbsp;de baren van de Garonne j die haar tegens denbsp;Vloed der Zer-fetten bykomende, dewijledienbsp;de magtiger ftroom der Zee niet wederdaannbsp;kan , terwijl de met’er tijd de overhandnbsp;krijgt, fijn grootde hoogte een uur later, fevennbsp;uuren namelijk , als de algemeene bewegingenbsp;der Zee vereifcht, om de moejel^kheden die hynbsp;doen moet, om de golven der Rieviere te boven te komen, bekomt. En als de Vloed van denbsp;Zee afneemt ^ en de Rieviere als meerder vry-S^kregen hebbende, lichter en in korternbsp;^yd , namelijk in vijf uuren j fijn vallen afnbsp;doet; fo dat detijdvandex'/o^^/ene^^t?j totnbsp;welke de natuur twaalf uuren bedelt heeft,nbsp;gelijk dieyeT;m uuren in fijne moejelijken aanwas bedeet heeft, alfo defelve in den afvloednbsp;of het vallen door dé kortheit des tijds , namelijk vijf uuren wederom vergelder. - «e Wat de Rieviere nbsp;nbsp;nbsp;welken de hefchryvers ook den noemen, aangaat, waarom die vier uurenvloeit, tn acht uurennbsp;valt j wy feggen dat fulks daarom gefchied,nbsp;om dat de algemeene bewegingeèeexZeenbsp;Indifenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verwekt,en door den eyEthiofhifen Oceaan wijd en zijds verfpreid , alfo hy de He-fperides Rilanden die hem eerd ontmoeten aandoet, foo gebeurt het dat hy van defelvenbsp;wederom gedreven zijnde, na de mond der Rieviere Senega anderfints fagt en traag, echternbsp;in defelve inlopende, allengskens fijnen aan- |
groei aanvangt, en dewijle ondertudchen de Oceaan aan de firanden van Brafil aange-fpoelt, en te rug gedreven zijnde daar van daannbsp;recht fijnen na de nu reets genoemden mondnbsp;nemende, in de tijd van vier uuren wonderlijknbsp;aanwad , foo gebeurt het dat ondertudchennbsp;een anderefiroom der Zee uit het Vloorden, denbsp;drift van den eerftenfiroom breekt, en eldersnbsp;anders heenen wenden doet; hier door denbsp;vloed aan de monden der Rieviere allengskensnbsp;minderende, foo fiet men dat de dewelkenbsp;in de binnenfte bogtige baren van de dille ennbsp;fachte Rieviere ingekropen was, allenskens tenbsp;gelijke met de fachtigheid der Rieviere aflopende , eindelijk fijnen firoom nu minderende j die het vloejen der Rieviere belet had-de, na acht uuren wederom tot fijnen Boefemnbsp;keert. Gevolg. Hier uit blijkt, dat de Zfe fo veel te meerder redmn tjdsj alle dingen anders wel zijnde,nbsp;jen en aanwas van fekere Rieviere toebrengt, men m denbsp;en dat het vallen fo veel te lichter of gemakke-lijker gebeurt hoe de Rievieren , in welkers reordènver-monden hy inloopt, fnelder en fteildcr zijn;nbsp;en in tegendeel, dat de Zjee fo veel mindernbsp;werks m de Rievieren heeft met aanwajfen,nbsp;en veel minder tijds toebrengt in het vallen^nbsp;hoe de Rievieren ejfender fiilder en fachternbsp;zijn ; want defe worden van de inbrekendenbsp;Zee lichtelijker vervult; in tegendeel heeft denbsp;Zee veel meer werks , om in fnelle en dei-le Rievieren en tegens der felver baren in tenbsp;boren. Het blijkt ook, dat Ilc firoomenmal-kanderen hinderen of in de weg zijn, en denbsp;natuurlijke bewegingenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aanwas op houden , dat de ^e die met fijn waf en, maar fis uuren tijds moed toebfengen, defelve nietnbsp;dan in vier of minder uuren gt; door vervroegin-ge of verlatingc, na de drift of force van denbsp;andere tudchen komendefiroom volvoert, gelijk uit het gefeide blijkt. En dit meene ik denbsp;oorfaak te zijn, omtrent de verfiheidene vloeden of aanwafifingen der Rievieren. |
Edele en Welgeboren Heer A. de J JP Moray Schots Edelman heeft onlangsnbsp;een feer treffelijke fwarigheidvoorgenbsp;field,quot;--’ nbsp;nbsp;nbsp;' r-t Jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;--- |
ke na dat hy die aan verfcheiderie andere ervarene mannen te vergeefs voorgeworpen had-de,heeft hy ook fulks eindelijk aan my gedaan, hopende dat ik hém de oor fake van fo ondoor-grondelyk een uitwerkinge feggen, en van dienbsp;onnafpeurelijke fwarigheid eenig licht gevennbsp;Y znbsp;nbsp;nbsp;nbsp;foude |
l7^ nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD, ii.AFDEE-foude konnen. De woorden van den geiioem-1 fijne omftandigheden uirgedrukt is, heb ik LING, nbsp;nbsp;nbsp;—i.ii. j;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-----nktredelijkgeaclitmijnootdeeloveidefefaak lichtveerdiglijk te vellen ; dewijle my onber wuft is, of de Zee na den derden dag in de fa-menvoeginge en tegenfiellinge ^ foodanig eennbsp;buiten gewoone veranderinge onderhavig is,nbsp;of ook op de andere volgende dagen van het aannbsp;en afnemen der Mane, welk in de voorgefteldenbsp;fwarigheid niet is uitgedrukt geweeft. De tweede reeden heeft noch meerder fvva-righeid, dat is, datde-Z?£’gefegtwordi;?i/^^ Somer altyd na het Wejien, en in den Winter den Ridder, gelijk die uit de brieven aan my gefchrcven getrokken zijn, luiden aldus: D«wc«. fc Het zoude,icgthygeweldigvoordeeligvoor fchetder*^' Schip-vaart zijn j een nette gefchiedenijfenbsp;heid der Verklarende de vloed en ebbe , en alle de bewe-yi^fd en gingen der TtQ:,fo regelmatige als onregelma-HebridTfe *nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voorvallen te befchr^en. Al xiknden. watwe tot defe tyd toe daar van hebben^ ofge-fienofgehoort j mein ik niet dat in allen deelen juififoj, maar geheel onwis en onfeker is. T)efenbsp;laPl mein ik waarlijk dat ‘l) E.fchouderen beHnbsp;paf en foude. Haar zijn in fommige plaatfen inbsp;wonderlijke wiflelbeurteri vande vloed en ebbe,nbsp;te defer plaatfe fal ik verhalen ^ het geeneiknbsp;in de Hebridife Eilanden, ten deek met mijnenbsp;oogen gefen en gemerkt j ten deele van geloof-vüaardige inwoonders geteerthebbe. Haar isnbsp;een plaats in de ftraat lt;?ƒengte, befet met vele kleine Eilanden j Steenrotfen en droogtensnbsp;gelegen tuffchen de grooterè Eilanden geme-nelijk Eüft en Herres genoemt. De grootfte Vloeden gaan ordentelijk, dat is ten tijde van de famenvoeginge en tegenftel-linge der Sonne en Mane, is het hoogfte waternbsp;ten fes uuren ; de Vloed van het Ooften nanbsp;het Weften, gefchiet in de tyd van fes uur en^nbsp;gelijk ook de Ebbe van het Weften na hetnbsp;Ooften. Hit is j twee dagen voor de Volkmaan en dejfelfs tegenftellinge, en even fo veelnbsp;daar na^ altyd zo. 2daar op den derden dag en daar na geheel anders, wantaltyd als het dag is, hetzyAtnbsp;Zee vloeit of ebt , gaat de loop van het water altjd na het Weften, maar als het mdxcnbsp;is, loopt het na het Ooften. Hat heb ik felvenbsp;ondervonden; maar de inwoonders verhalennbsp;daar-en-boven ^ dat hier een faakgebeurt dienbsp;noch wonder lijker is^ namelijk dat den gehee-len dag, als de Son de Noordertekenen doorwandelt de genoemde ftroomen des waters nanbsp;het Wt^tngaan, en dengthttltti mmtt rechtnbsp;anders; de oorfaak waar van ik onmogelijk kannbsp;doorgronden. Tot dus verre de woorden vannbsp;den boven genoemden Ridder. Hrie dingen dan moeten in defe voorgeftelde fwarigheidt aangemerkt worden ; eerft, waarom de £^e twee dagen voor en nanbsp;de famenvoeginge en tegenfiellinge der Sonnenbsp;en Mane altydfes uuren vloeit en ebt. En de fe Ebbe en Vloed, gelijk die uit de beweginge der Z^e, door de kracht der Manenbsp;gaande gemaakt voortkomt, gelijk bovenv^^^A-lopig getoontis, alfo heeft die geen meerdernbsp;verklaringe van noden. Het tweede heeft meerder fwarigheid; waarom op den derden dag na de Nieuwe ofnbsp;Volle Maan de Zee altijaby daag na het We-fien, en des nachts na het Oojlen heenen vloeit ? der de is dat de Zee als de Son door de Noor der Reekenen gaat altijd na het Weflen,nbsp;enm de Suider-teekenen ^ in de winter namelijk , altijd na het Ooften loopt. |
Maar terwijle de gefeidc aanmerkinge of , ondervindinge , niet in allen deelen na allenbsp;na het Oofi en te loop en}, welk van gelijken nietnbsp;kan begrepen worden; daarom dat het de voorgaande ondervindinge fchjnt tegen te fpreken.nbsp;Sy hadden dan alles ophetnaaukeurigfteby-fonderlijk moeten ternederftellen; of namelijk de Zee, behalven als de Maan Nieuw ennbsp;Vol is, in den Somer alleen na het Weften, ofnbsp;in den Winter alleen na het Ooften liep. Welknbsp;foo \\Qtfoois, foofalnootfakelijkvolgen, datnbsp;de Zee het eene half jaar lang altijd na hetnbsp;Weften, en het ander halfjaar na het Ooftennbsp;loopt, welk ongerijmt is; dewijle men ondervonden heeft dat de Zje buiten de tjd van denbsp;famenvoeginge en tegenftellinge ^ des nachtsnbsp;alleen nahet Ooften jen by daag na het Weftennbsp;loopt; waarom gelijk als’er in defe voorgeftelde fwarigheid niets bepaalt, maar op eenfe-kere verwerde wijfe overgefchreven is , hetnbsp;geen werk van een voorfigtig maar onvoorfig-tig man foude zijn , al te haaftigen oordeelnbsp;over die dingen te geven. Op dat dan de rechte oorfaak van fo groote veranderingen op hetnbsp;naukeurigBe geweten worde, zoo moet daarnbsp;èerft van menfchen hen des verftaande eennbsp;feer nette proef en ondervindinge genomennbsp;worden, namelijk. Welke die en of daar fo een buitengewone beweginge drie dagen voor en na de famenvoeginge en tegenftellinge der Sonne en Mane zy. Daar na, op wat tijd de Zee by nacht na het Weften begint te loopen: Op wat tijd des daags na het Ooften. Of fodanige tegenftrijdige vloeden juift in de tijd en het getal van twaalf uuren begrepennbsp;worden. Dan, hoe defe Vloed net het Somer half jaar na het Weften; Hoe net het Winter halfjaar na het Ooften duurt. Of men dat van alle de byfondere dagen var» het half jaar moet verftaan, of alleen in de dagen die buiten de Nieuwe en Volie Maan zijn. Wederom of dat gefchiet in alle teekenkrin-gigeftant der Mane. Eindelijk moft ten nbsp;nbsp;nbsp;fte.gelegeniheid of plaatfe der Stranden en EUa^nden befchre-ven , de diepte der nbsp;nbsp;nbsp;^j diergelijke om ftandigheden onderfocht worden, fonder welke dingen faam te voegen, en te weten onmogelijk foude zijn , datwe tot ons voorgeftelde oogmerk fouden konnen komen. Want het is qualijk om feggen, hoe feer onfe oogen in de verfcheideneVloed der Zee ons te mets |
III. boek, beschryvende de wateren.
mets bedriegtj ’k wil niet feggen ons die daar ®”®’‘V^ren zijn, maar ook die de zeevaart vannbsp;öroonj der Op gewent zijn; als fy meinen dat de Zeenbsp;*vioer*^ ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;of na dat gedeelte loopt, daar echter
ebbe aaf! andcrs als een fekere vloejinge of bewe-der Zee j waar door wy teleurgeftelt 'borden j te vinden is. Waarom dat’er, gelijknbsp;'^»n te on. Wy bier voor en ook gefegt hebben, niet fwaar-'^'nden, (jgj- noch moejelijker is, als in een voüe of hoogenbsp;Zee, de Vloed en Ebbe der felver waar te nemen en te ondervinden; ook oordeele ik datnbsp;het feer befwarelijk is, in plaatfenmetwé’/é’
Eilanden befet, in de veelvuldige wederom-of wederomftuitinge, en gedurige \pinge der baren van de ^É’^,nu na dit dan nadatnbsp;gedeelte opgefct, een vafte geftadige bewe-ginge der Zee na het OoflenmïVefteniamp;h.on~nbsp;nen ondervinden.
Maar laat ons tot ander gevaUen die door naukeuriger waarnemingen of ondervindingen , en aan alle , die in dufdanige plaatfennbsp;woonen , door de dagelykfe ondervindingenbsp;bekent j voortgaan.
Het VIII. HO o ETST UK.
SEVENDE ONDERSOEK ö/VERHANDELINGE.
Waarom de Zuid-zee, gemeenelijk del Zur, omtrent Panama, fulh ongewoone en onge-^ loo0elijke vloeden en ebben maakt; in tegendeel^ in de '^oo^ó.-z^Qjgemeenlijk del Nord,nbsp;omtrent de ha'ren IS! ombre de Dios, en andere JlrandenVandVafie Land Vannbsp;[America, een vloed en ebbe maakt-, die naulijks kangenierkt Iporden.
DEfe vrage verhandelt
Jales d'Oviedo in zijne algemeene ge-fchiedenijfen van America lib.v.c.xo. en hy fegt, dat ïiy aan alle ‘Fhilofophen en Geleerden, defe fo wondere uitwerkingen dernbsp;voo^eftelt heeft , maar dat’er niemand ge-
IS, die hem in het aanwijfen der oorjdke eenige vergenoeginge heeft gegeven, en datnbsp;hy derhalven hare eigene onwetenheid bekent,nbsp;en defe vrage of fwarigheit als onoplolïèlijk varen laten hebben ; ook meent hy ’t onmiogelijknbsp;te zijn, dat d'oorfaak of reden van defe fa^ kannbsp;gegeven worden, als van fö een man dien hetnbsp;Goddelijk word bekent gemaakt. Wy echternbsp;meinen dat daar toe fo groot een verftand nietnbsp;vereifcht word, maar dat door het naturelijkenbsp;licht, alleen fodanige wonderbare uitwerkingen , foo niet op het aldernaauft ten mihftennbsp;eeniger maten konnen nagevorfcht worden;nbsp;en op dat wy nietenfoudenfchijnenfofchoonnbsp;een gelegentheid om ons verftand te oeffènennbsp;verfuimt te hebben, eerft alle deomftandig-heden van de uitwerkingen van beide de Zeennbsp;ter degen onderfocht, eii ook de gelegentheidnbsp;van aardfe flandnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;beide^enm.^-^^
vorfcht hebbende, komen wy eindelijk onder' Gods believen totdiQ ware oorfaak'siznïo buitengewone bewegingen ; welke ik dan eerft falnbsp;verklaren, als ik eerft de uitwerkingen j welke de voornoemde Zpe in \\tx.VloejencxiEbben gevoelt, zal befchreven hebben. De faaknbsp;is dus gelegen.
--««e vi” I^oor dien de Suid-zee van de Noor der , of Jeu de Weft-zee van de Oofter, foge op de rechte ftreep acht geeft, niet verder dan twaalfnbsp;«tijlen gelegen is , namelijk een Engte tuf-fchen Tanama en Nombre de Dios tuftchennbsp;beiden leggende , beide die bepalende,nbsp;^oo verwonderen haar alle menfehen
sgt;00,
'«««2
del
''3nia.
wee
en
fchijnen niet te bonnen vatten, waarommfo
klein een ruimte van tuftchen-Icgg nbsp;nbsp;nbsp;»
echter fo groot een onderfiheidvoxsL^^ ow gingen gevonden word. Want aan dea r
den by ^Panama ebt hyfo uitermatenjhelèn haaftig, dat die gene die op Strand ftaat, daarnbsp;geen oog op kan houden, enhetfchijntalsofnbsp;de Zee ten eenemaal verdreven en weg geweken was; en in fijn ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wordhy
met fuik eengroote kracht tegens de ftranden aan en opgefet, dat hy de onderweegnbsp;de Eilanden ^oxs^e.rs.Boefemoilnhamy'sxxSt.
Michiel eerft met fijne baren bedekt, daar na ook de huifen felve aan ftrand te famen met denbsp;oriderweegftaande boomen overvalt, en in denbsp;tegen over-leggende Oofter of Hoorder - zee,nbsp;gèmerielijk del Nord , kan men op defelve tijdnbsp;naulijksnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gevoelyke beweginge derZjo
vernemen. Op datwe dan de reden van fo buitengewoon een uitwerkinge aanwijfen.
Soo vOor onderftel ik eerft, dar deftroomen waarem d» van de Zee in de Atlantife Zee na deftrandennbsp;van America , en voornamelijk tuftchen de engtenbsp;Engtens vooahtiNieuwe-Ryk, ^svde Eilan-den Cuba ttvHiJpaniola ^ gelijk wy elders ge-hieingnbsp;toont hebben, per machtig en geweldig zyn, nMiyhgc.nbsp;en datfe met fo een groote macht van water 3'nbsp;binnen de gefeide Engtens inftorten , dat denbsp;fchepen daar ter plaatle niet anders als door eennbsp;feer fnelle Rievier, of van de fteilte van fekere Berg niet fo feer fchijnen voortgefet, alsnbsp;wel met geweld voortgedreven te worden; fonbsp;dat het daarom voor die gene die uit Mexiconbsp;of Peru na Europa willen varen, onmogelijknbsp;zy de drift of aanperfirige van de Z^^ te boven te komen, maar fy moeten door verfchei-dene gangen cours houden na deftranden vannbsp;Virginia en Florida, op dat fy fo door den omloop,wék. deZoe daar omtrent dQgenoemde Eilanden maakt de Haven van Europa befeiien.
Ik vooronderftelle ten tweeden ; dat volgens de ondervindinge der Zee-luiden , de Zee in de genoemde Straat of Engte van eennbsp;onmetelijke of ongrondelyke diepte is ; eennbsp;openbaar bewijs dat den Bodem of dtgrond dernbsp;Zee, in fekéren daar verborgen zijnde Afzrondnbsp;bepaalt word.
DE
174
ii.AFDEE- nbsp;nbsp;nbsp;Ik voor onderftelle ten derden, uit mijn Iti-
LiNG. nerar. terrejf. extatic.feSi. %. de Itinerar. Sub-mar. dat daar ter plaatfeef’/^^röo^^ onderaard-fe openinge is j door dewelke de Noord-zee met de Suid-zee gemeenfchap beeftnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’t gemee-
ne gevoelen der inwoonderen is, en de verborgene overeenkomjien en handelinge in die beide genoegfaam openbaren. En dat deflrandnbsp;of Engte van defe openinge of doorgang als fe-kere brug is onder welke de Jlroom van denbsp;Noord-zee met de grootfte drift als een ras
landen hier te Roomen gekomen zijnde, dik-wils vertelt hebben, en de genoemdé Gonzales d’Oviedo fol. 87. aardig genoeg befchrijft. Van welke faak geen andere dan de geweldige wederomkeringe van de Zj^id-zeOjnbsp;uit die openinge zijn kan.
doorloopt. Defe dingen dan voor-onderftelt jke het water door de nbsp;nbsp;nbsp;doorgaande, te
zijnde. Seg ik, dat als de door fijne lira- gelijke de vallende wateren der Z^e van de len de Atlantife Zee treft, en de Zee door des- \f randen van 'Eanama met lig wegvoert, hetnbsp;fclfs kracht gaande gemaakt zijnde , met de | water nu dus door de openinge te rug lopende,
Maar waarom inde Noord-zee info groot een bewegingc des waters ganfch geen vloednbsp;of jlroom, dan alleen een feer kleine en geringe gefien of gemerkt wordt, de oor fake daarnbsp;van fegge ik defelve te zijn, met die door wel-
grootfte drift, gelijk nu gefegt is, binnen de genoemde Engtens invalt; en door dien hy daar geen uitgang vindet, zich binnen de genoem-
en fijnen loop mdenMexicaanfënBoefemoi Inham heen wendende, voert ook met fich denbsp;waterenddezzKidejiranden^onderv, alfodatnbsp;de fchuintens der Engte, met een groote op-i het aan defelve niet zh een ieex kleine aanfto-hopinge van water inamp;rr. Endewijlehyniet j^i;*?^ekanveroorfaken.nbsp;als in de Suid-zee by Banama uitgang vind,! Maar gy fult feggen, dat defe in eennbsp;zich aldaar inde^e op defelve tijd ebbende\vallende wel beflaan kan , maar dat’ernbsp;ontlafty waardoor de Zeeyzndeftranden we- moet vex\ddLZst ynoxden, waarom aan dereetsnbsp;derom geftuit, voornamelijk op die tx]d'xz.\\-\genoemdeftranden SS.sdeNoorder-zee'xz^hynbsp;neer Je Maan van fijnnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;afwijkt,'na geennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van water gemerkt wordt. Ik
ook het fwellen van de Zp^ inden Jtlantife'.znvxooxde, d'ax'ex geex\ toevloed inde ^exioem-Oceaanj gelijk ik gefegt hebbe , ophoud; enjdeplaatfengefchiedt;
hier van daan komt dat aftopen der Zee, welk! Eerft om dat de drift of force det Zee door de boven-genoemde Gonzales d'Oviedo niet ! de ontallijke onderweegleggende Eilandenge-heeft konnen vatten.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j broken wordt •
bd'X^x ^sde Maan2.'xn\\ettegenge(lelde\^n\ Ten tweeden, om dat het water om de het quadrant gekomen is, fier dan wendde ftroom of vloed der Zee temaken, in de daarnbsp;Suia-zee opgefwollen zijnde fijne haren n'a. •^'fci^ox^QnTAjnde openinge oiAfgrondingeftoktnbsp;de fVefterftranden van America , endevori- zijnde, bet bovenide water der Zee/wakennbsp;ge baren , en uit de oDeninge van de Engteonmachtig maakt, zoo dat het derhalvendenbsp;en n\t de Straat van MagettanesN\]den'L\]d%nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;niet aandoen of aanfpoelen kan. Daar
vloeden j en foo de eerfte vloeden door de volgende baren van de fo groot en volle Zeenbsp;f ondergebracht zynde, lopen waar henen fynbsp;konnen, en na de ftranden en binnen de lt;ygt;e-ninge van de Engte te rug gedreven zijnde,nbsp;en verwekken aan deftranden van den Bana-mifen Boefem of Inham die gxoote ftroomen vannbsp;overvloejinge. Want men fchrijft dat de forcenbsp;ebt Ae Zee cn geweldigheit van de Zee op die tijd fo grootnbsp;zmeidig. is, dat hy de onderweeg leggende Eilanden,nbsp;die daarom onbevarelijk, en niet ganfch vlaknbsp;maar met fteenige Klippen en Boomenbefetnbsp;zijnde, alle te gelijk overftromende tot eennbsp;bare Zee maakt , de Stranden en Stad Ba-
verfpreit zijnde, den anderen ontmoetende, komthy, dat het, dewijle het aldaar foonftaat daar een ^poote oploop van baren en in het ronde gedreven wordt, gebeurt, dat
het felve niet nbsp;nbsp;nbsp;regens na of tegen dey?m/-
den aangedreven wordt, maar met defelve alleen te likken afvloeit , gelijk boven in het hreede getoont is. Hier hebtge in weinig woorden de oor faak van fo wonderbare uitwerkingen in de genoemde Zpen verklaart.
Eerste Gevolg.
nama felfs met water vervult, met een feker jen en ebben onderhavig is : om dat de alge-
Hier uit blijkt, waarom in het Ryk van Mexico twee groote Meiren grooteftroomenoï j^exiconbsp;vloeden onderworpen zijn; van welke het eet- vioeie“nbsp;fte fout zijnde, fes uuren waft en fes uureiinbsp;valt n het tweede daar het foet water heeft,nbsp;echter evenwel defelve wijfelbeurten van vloe-
Jandeïti fchrikkelijkonderaards^e/ö^^enaardbevingen mit aard- Welke ifc meen dat, uit dat groote geweldigheidnbsp;btvmge. force waar mede fich de wateren binnen denbsp;genoemde openinge opgehoogt inftorten ont
meene beweginge der Zs^ van de Maan gaande gemaakt, dewijle die den r^yEthiopifenOceaannbsp;ten deele na de halfen van de Banamife engtenbsp;methetgrootfte^^^‘r2;é’/lt;s^ van boven nederflort,
. nbsp;nbsp;nbsp;, keert fijr_________
ce na den BoefemoUnhamvxa. Mexico en de volgende (inanden van het Noor der America;nbsp;gelijk onfe Vaders die als beforgers van die
. gefeide _ _ eenen die de verborgene onderhandelingennbsp;er nature onbekent zijn, tot noch toe wonder en vreemd heeft gefcheenen.
Ver-
ftaat. Want de Zee uit de tegenovergelegene j ten deele in den Boefem of Inham van Mexico ftrand yxa.de: Noor der-ze e j nade Haven van pntlaft, zo gebeurt het dat hy daar geennbsp;Nombre deTgt;ios op defelve tijd met tYQXtïo'.gangoïuittochtvmdcnde.,’ü}xvQvloedoiftroomnbsp;een vreefelijk gcluit op een wonderlijke wijfe door amp;cx\ onder aar dfèopeningoidooxgxalt;^zznnbsp;opfèttende QwXo^QxvdQ, keert fijne drift en for- de gefeide Meiren mededeelt; het welk den
I
-ocr page 224-‘11
* Mexico
ftr amende, fich, de wijle hy daar geen door tocht ,vindt, door B E de onderaardle doorgang ofnbsp;ppeninge ontlaft in C \\tt foute Metr ^ en ditnbsp;Aoot Ac onder aardfe doorgang F, in het andernbsp;Meir G vol van foet water zijnde, boven welknbsp;deftad Mexico felfgebout is. De meefte men-fchen verwonderen haar ook , waarom ditnbsp;laatfte Meir ontallyke Rievieren infig ontfan-gende echter evënwelnooit overvloeit: welkenbsp;fo fy de gefteltheid van den onderaardfen ge-meenen handel kenden, geenfins van Ib eennbsp;openbare faak fouden twijfelen. Want daarom vloeit het niet over, om dat het water vannbsp;het Meir ontlaft word uit D door den doorgang F, in C j en hier van daan door den doorgang E B in de 2!lee j als hy Ebt heen gevoerd wordt; zullende aanttonts.als denbsp;wederom vloeit, wederkeeren tot de plaats uitnbsp;wtelkc het uitgelopen was.
tl. G E V Ö L G.
Hier uit blijkt oók, waarom het water in de Zee Hudfon tot 15- voeten hoogvloeit^ en' “nbsp;echter in een andere nabyleggende Inham ofnbsp;Bofèm van defelve Zee ^ niet hooger als tweenbsp;voeten; om dat namelijk AcZje uit hetOo-ften na het Wellen heenlopende ^ regelrechtnbsp;in de genoemde invalt, waarom net geennbsp;wonder is dat het aan de tegenover leggendenbsp;ftra7id aangeffoelt zijnde tot i ƒ voeten hoognbsp;‘ opgefet word.. En in den anderen Bofem of Inham j raakt of het water de genoemdeT?^^:»-den niet, of fo het defelve raakt word het doornbsp;een onderaardfe doorgang, of na andere om-leggende Meiren gt; of na de naburige Zeennbsp;weggevoerti
VAi
Verbeeld u den iMexicaanfen Inham of Boft^ A, in welke de lt;uEthiophtfen Oceaan in-
HET IX. HOOFTSTUK.
ACHTSTE ONDERSOEK ö/ VERHANDELINGE.
Daar is eenplaats omtrent deftrandvan Guinad drie, graden van den Evert-injj-'*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nachtigen lijn afleggende, in den Bo- fitn of Inhard welke fy ÉerdinandoToo hoe-’ in een hoek, door welke Guinaa door een tl “^^er lange ftrand uit het/F(?/?^;zria het ftrekkende, eindelijk na het Suiden gebogen Word; te defer plaatfe is de beweginge der Zeenbsp;ganfehftrydig tegens dealgemeenebewegingenbsp;uit het Ooflen na het Wellen; en diebewe-ginge is fo geweldig, dat fo veel Schepen alsnbsp;hier ooit aangeland zijn, defelve door een fe-kere verborgene kracht weg gerukt worden,nbsp;lo dat fy door geen middelen ter Wereld, tennbsp;ly door val en feer fterke tydige winden geholpen zijnde, wederom konnen terugkee-’^en : V is een plaats vermaard doorSchip-ondnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vol van fchrikkelyk£fvelg-kuilen. En het is wonder, dat’étniemand tot noch oorfaak hier van gegeven of gefegtnbsp;*“• Meir'quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;daar fo vele Zandbefchryversrwxdk in •^««Africa. nefpiegelinge van die plaats hare herfenen nebben afgefloofc. Wy feggen AalAcoorfaaknbsp;nier van een onderaardfe doorgang is, waarnbsp;nor fig de ^e in een Meir van het Midde- |
landje Africa ontlaft, welk fommige Nigrai, andere Niger noemen- Defe zijn de redenennbsp;daarvan : YlzntBigaféttainfhoItinerarionbsp;Africa fêgt , dat dit Meir van fijne naturenbsp;fbitt is, met welk de Niger door her folvc hee-nen vldèjende , niet gemengt word , dat’efnbsp;dikwils in het felve ftukken van %chepen gevonden worden, en veele atlderê dingen j dewelke openbarelijk toonen , dat het felve iknbsp;weet nier wat voor een gemeenfehap met dennbsp;na byleggenden Ocenanneeïx., hier uit belluitnbsp;ik, dat het felve met geen andereplaats desnbsp;Oceaans als met die plaats welkenwynube-fchreven hebbenjgemeenjehap hebben kan ; alwaar hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;door een feer geweldige vloed^ als ook niet eert groot verliess'kn Slepen en menfehen, de opgehoopte wateren des Oce-aans irt dien hoek achter fielt flependcj fichnbsp;door diert onderaardfe doorgang ontlaft. Ennbsp;de reden die daar van gegeven word is klaar,nbsp;om dat de fnelheid van duldanig een vloejinge ^nbsp;behalveri dat fy gedurig zy, niet verder als totnbsp;den afftand van 14 uuren duurt. En dat for»gt;migc meinen,, dat defe vlocjim ge uit de wéderilag des Oceaans aan de ftran^ dert |
gt;¦ i
gt;¦ i DE ONDER-AARDSE WERELD, iy6ii.AFDEE- den van Brafil gefchied hervoorkomt, dat kan ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;* niet beflaan; want dewijle dufdanig een we- derflag der Zeen na het opkomen der Mane beftiert word, fo foude defelve fonder twijfelnbsp;als de Maan aan het tegengeftelde quadrantnbsp;quam, ophouden, en dcfe vloejinge, het fynbsp;dat de 2^e wall, of valt , is alt'^ en in dernbsp;eeuwigheid even-esns: waarlijk een feer baar-blijkelijk teken, datJichdeZ^ealsdoorfeke-re fteile Rieviere door een gedurige vloejingenbsp;na de blinde ingewanden der aarde door defenbsp;onder aar dfe jwelgkuil in het genoemde Meirnbsp;ontlaft. |
Tgt;e Scheejs-gefchiedeniJje^ti\\2L2\^, dat de meefte Schepen, eer dit Afwr bekent was al-daar oi ingeflokt, of aan de ftranden door een bmkf-geweldige beweginge aangefmeten zijnde, nietnbsp;anders als Hukken ellendige overblijffelen vannbsp;een droevige en dodelijke Schip-breuk hebben nagelaten ; en fo al fommige door nettenbsp;kennille van de Zeevaart defe Jwelgkuil ge-mijdet hadden, dat fy echter veele maandennbsp;opgehouden, en alle lijftocht verteert en opgegeten hebbende, terwijle fy de ftroom nietnbsp;konden te boven komen , eindelijk ellendignbsp;door honger en dorft vergaan zijn. |
HET X. HOOFTSTUK.
NEGENDE ONDERSOEK lt;ƒ VERHANDELINGE.
Vmdeleonderlijh'DïZ'Ji«y^lwelg-kuilyanNoorwegen, degrootfteenvermaartfte
Cap.x. TN de nabyleggende Noord-zee vaniVóor-
Mi^hry- I wegen is te fien een draai of Jwelgkuil waar vinge -vun voor meeft al de Zeevarende menfehennbsp;Schrikken en beven: men fchrijftdathy^/^^r-^f» mijlen in fjnen omtrek heeft: van de in-woonders word hy^cnoc^mt'Meel-Jiroom. Innbsp;het midden van de draaiftroom is een Steen-rotz de daarwonende landsluiden noemennbsp;hem Muske ^ onder defe is een groote Jwelgkuil j, welke binnen de tjd vanfes uur en infoktnbsp;alles wat binnen den omtrek van fijnen komnbsp;komt, geladene fchepen, groote ^ kleine, water , Walvillen en andere dingen, en 'vnfo veelnbsp;uuren geeft en braakt hy alle die dingen metnbsp;een groot geweld oi geraas, en ongefene beroe-ringe van de drajende Z^e'^oèiOx.omo^. Dusnbsp;getuigt Olaus Magnus : dus verhalen de in-woonders van de ftrand, dus de Zeeluiden vannbsp;Denemarken en Nederland. Datditfo^^^if^^nbsp;en waar is hebbenwe gefien beveiligt doornbsp;het getuigenilTe van alle de Noordfe volkeren,nbsp;daar blijH overig dat wy ook de oorfaken vannbsp;fo wonderbare uitwerkingen aanwijfen ; voornamelijk om datter niemant tot noch toege-weell is, die de rechte reden van die dingen gegeven of befchreven heeft.
ondefjeek Men moet dan letten eerll, dat na het ge-
Olaus Magnus j het geheeIe landvzixSchandienoiSchandinavienholj ennbsp;met ontalijke tot noch toe van een onbekende lengte doorgangen voorfien is, die fulks uitnbsp;'t vreefelijke^é’/^M van de (iranden vande Bot-nife tn Finnife ZeOjCn ook vande Meiren welke fy Venner en VHter noomen, en eindelijknbsp;uit dat van de Bergen beveiligt. Welk geluidnbsp;uiet anders als uit de wijd en zijds verfpreidenbsp;wegen of leidingen der onder aar dfe wateren jnbsp;welke uit de nabyleggende Zeen en Bofemsnbsp;elders anders heen gevoert worden, of doornbsp;de verfcheidene wederfag van de baren dernbsp;wateren in de fteile en bogtige doorgangen dernbsp;aarde, kan te weeg gebracht worden , welknbsp;geluid de genoemde Olaus Magnus fommige plaarfen fo groot fchrijft te zijn, dat het de
menfehen die daar al te dicht by komen, doof en als verllomt, en verllijft, te mets ook levenloos maekt, tenzyfy haar intijds van dienbsp;doodelijke holen vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wegpakken.
Men moet letten ten tweeden: dat niet al-leen de Meiren van Noorwegen , maar ook yslw Sweden ; welke fy ennoemen , van een onmeteljke dief te zijn, gelijknbsp;den felven Olaus verhaalt, fo dat eengeheelenbsp;Jcheefsladingeyzxx touw , niet genoeg is omnbsp;de diepte te peilen. En ’t iêlve hebben de Hollanders aan de reets genoemde ftranden vannbsp;Noorwegen ondervonden, die met een diefnbsp;loot van 130 vademen , geen grond hebbennbsp;konnen krygen; gelijk fy in hare fcheepvaar-ten na de Noord verhalen. Welke ongehoordenbsp;dieft ens niet anders aanwijfen dan onder aardje Afgronden die van een onmetelijke wijdge-I ftrektkeid zijn.
Ten derden : uit fo gwoioonveelheidvan \ onderaardfe ofeningen konnen wy lichtelijknbsp;de onderlinge en verborgene gemcenfehap vannbsp;de omleggende Zeen met den Oceaan dienbsp;Noorwegen aanffoelt afnemen; en dat toontnbsp;Olaus met veele exempelen , alwaar hy denbsp;bygebrachte feer groote en niet min diepe Meiren V^tter en Venner befchrijfr , welke hynbsp;openbaarlijk fegt, dat mtlt;XoBothnife Zje^i-geleidet worden: en dat SorxBothnifeBofemnbsp;een verborgene gemeenfehap met de Witte-zee j welke den Bofem van den Tartarifennbsp;Oceaan is heeft , en de fVitte-zee met dennbsp;Finnifen Bofem door een Meir welke fy hetnbsp;JVitte Meir noemen, dit Meir te geljke metnbsp;de BothnifeXjej met ScoOceaanszwNoorwegen.
quot;Welke dingen voor afgegaan zijnde, laat ons nu ons felven fchicken om de rechte oorfaakd^^^^^^'vic*
den draaijtroom 'van Noorwegen ^ de wel-ke fès uuren waf en fes uuren valt , aan te 6 wijfen.
Dewijle dan .de gefeide draai of Jwelgkuilj door een onwederfprekelijke ondervinSinge,nbsp;het na by hem lijnde water met alles wat daar
in
-ocr page 226-t77
^ X- in geworpen word fis uur en lang fo krachtelijk inlwelgt , en e-ven fo veel uuren aU'engskensnbsp;Wederom opgeeftfo is het feker dat dit waf-fen en vaUen of infvveigen en uitbraken, welke in de tijd van twaalf uureu gebeurt, geennbsp;andere oorfaak heeft, dan de alg?meene bewe-ginge des Oceaans j door kracht der Mane
gaande gemaakt. Maar hoe alledefe dingen
lèlve in de mond van de Oofter Straat ontmoet de Tartarife Zee ophoud , hierom wordhynbsp;zijnen loop elders anders lieenen wendende,nbsp;gedwongen hch in de Witte-‘zee welke fy 'Fet-zorche noemen, te begeven •, en defe Zee, omnbsp;dar die met den Botlinifen en Finnifen Bofemnbsp;een verborgene gemeenfcliap heeft, en defeBo-fems met denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gelijk
konnen gebeuren, zullen wy te defer plaatfe fo i blijkt uit ’c gene wy in onfe eerfte aanmerkinge niet door onwederfprekelijke,ten minften door! getoont hebben, door verborgene onderaardienbsp;nieeft bewfibare redenen trachten te toonen. j openingen of doorgangen van gelijke gemeen- ;
vloejende in den Tartarifen Oceaan ontlad, en wederom door defelve al vallende in de tijdnbsp;van fes uuren in den Oceaan loopt die hy verlaten hadde , alwaar wy ook getoont hebben , waarom als het water aan de drandennbsp;van Noorwegen valt, in de gefcidegewedennbsp;nauwelijks de minde blijken van een merkelijke droom gefien worden.
Ik fegge dan dat \\ttwajfenoiinfwelgén'vcs de gefeide fwelgkuil op defe wijfe gefchiedt:nbsp;wanneer de Deucalidonife Zee door de alge
In het vierde onderJoek of in de vierde ver-1 fchap hebben, fo blijkt ’t geene wy feggen wil-handcimge hebben wy getoont, dat de Den-1 len. \n2LntOlauslib.x.fi7gt;t.Hifior. 1.6.icgx.\nt-calidonife Zee door lietNoorder gewed om-jdrukkelijk, dat denBothnifenBofimtntiQn- xgt;lt;«Both. gelopen zijnde, fich door de Sitz^ffFeigatz al j telbare deenklippen verwert, en door fèer hoo-
— nbsp;nbsp;nbsp;-- -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;die gedurig wit van fneeu zijn befet
is, binnen welker wortelen de door geweldige fwelgkuilen met een verfchrickelijk en ondragelijk geluit, nuwordingejlokt ^ en dannbsp;wederom uitgebraakt alle welke dingen eennbsp;weinig te voren en in het voorgaande boek wijd-lopiger verklaart zijn.
meenebeweginge en kraclitteManegaanae|nm^^
de 4teten, in die fo geootc engtensvandejaardfe doorgangen binnen Straa- peweldeliik onsefet en door de be- i fem;en aan de andre zijde verwekt de Noord otnbsp;letfci;; 4n i Ys zee® niet' te gelijke in de | Duitfe Oceaan door het land van Denemar.^nnbsp;Straat komen konnen ; waar door een grootnbsp;gedeelte der Zee dat verhindert word fijnennbsp;loop keert na de ftranden van Finmarkenen
Defe dingen dan gedelt zijnde fegge ik, dat in die fes uuren in welke de Zee van Noorwe-I gen op fijn alderhoogd wad, de Tartarife Oce-i aan omtrent na vier uuren, volgens de re ke-
fnlllt doorwegen ; alwaar het tuflehen ontelbare
igm klippen en aanwas van wateren woedende, on-1 tarien ontmoet zijnde groote onfteltenifien; der de vloeden vanfoveele holen, en aan en! waarom de Zee binnen de engtens van dennbsp;wederomftotinge van Eilanden eindelijk in de I Bothnifen Bofem ol Inham befet zijnde ^ doornbsp;kom van de fwelgkuil valt, alwaar het de in-j verborgene fwelgkuilen en openingen weder-fwclginge van de verborgene nature niet lan-; om gebracht worSt tot de Noord-zee, door dienbsp;ger verdragende ^ ter fclver plaatfe met alle!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;welke wybefchre ven hebben ;door
die dingen op die tijd of by geval, of door de! dien de Tartarife en Noord-zee meer rijds van medeflepinge der Zee door de onbedachte haa-1 noden hebben om haar hoog-water door fo vee-ftigheid der Zee-luiden daar ingebrocht, word; Ie bogtige ftreeken van Landfehappen, als welnbsp;ingeflokt, die inflockinge foo lamre , als de het hooge water van de Zee van Noorwegen,nbsp;vloed of het wafien vandenompcTopenenO-j Want ais't water
ceaan duurt, durende. Dit is de oorfaak van de j of waft, fo fietmen dar her in e genoemde Bo-infwelginge die in yFr uuren gefchied; daarisjfems valt, en ia tegendeel als defe vallen, fo overig dat wy verklaren, hoefi^ alle die dingen, j geeft de ’Draaijlroom t geene fy ingeftvolgennbsp;die te voren ingeflokt waren, binnen de tijd van j hadde wederom op.
fis uuren wederom uitbraakt; het welk met | Maar om dat ik niet en fchijne dit Ib maar al- Ljvmus recht veele die weinig van de verborgentheden j leen by giflinge te fegge, fal ik de map noemennbsp;der nature wiften, gemeent hebben dat alle ! by wien ik het gelefen hebbe, ’t is Livinus Al- vmge van
menfehelijk verftand en begrip te boven ging. In ’t derde dat aan te merken front en van ons
-•'Mil
weinig te vcoren is voorgeftelt, is getoont, Tartarife Z£e door de fwellinge dernbsp;gaande gemaakt door de kracht der Manenbsp;ftaande in het tegenovergeftelde quadrant ^ fijne ftroomen met de aldergrootfte drift ten dee-^ docr de Straat Weigatz ^ ten deele door dennbsp;Tartarifen Bofem j in het verloop van fes uu-ren^Wederom van voren af begint; endewijlenbsp;e 10 groote opfettinge van water eiiys die deft Deel.
Hot
^paikuii ^Ues
en defielfs groote fwier van ftranden , en feer nauwe engtens door de Baltife Zee of Belt innbsp;beide de Bothnife Bofems en die van Finlandnbsp;ingelaten zijnde, en door de ftromen van Tat-
gotius en tot Antwerpen gedrukt, die in fijne Hidorie van de Noordfe€anden,^ht2.2a: hy vannbsp;de natuur en wonderlijke faken der genoemde
landen fpreekt, uitdrukkelijk gewag maakt van de fwelgkuiN^n Noorwegenj en van de anderenbsp;in den Bothnifen Bofem; en hy fegt, dat van denbsp;Zee-luiden aangemerkt is, dat als de fwelgkuil vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de wateren infwclgt, dat
dan den Bothnifin na verloop van eenige uuren , defelve door fijne drift of aanfettinge wederom geeft, en fo ook het tegendcel.De woor-Z nbsp;nbsp;nbsp;den
-ocr page 227-178
C A p. X. den van den Scliry ver zijn defe. Kn diegene die gewent zijn defe kuH te bevaren en daar vannbsp;kennijfe hebben j hebben gemerkt dat na dat denbsp;Draaiftroom van Noorwegen de wateren heeftnbsp;ingefokt j de andere Draaikuil in de Bothnifenbsp;Zee, den felven nootfaakt om door een onder-aardje Bofem van Noorwegen de water en dienbsp;hy ingefokt haddoj weder of te geven. T ot dusnbsp;verre de aangetogene Schryver; welke woor-
DE ONDER-AARDSE WERELD,
Wy bynaallefwarigheid in ’taanwyfenV2.^è.t oorfaak des Draaikuils fchynen te boven ge-komen te zijn. Maar moegelijk fal iemandnbsp;tegenwerpen, dat wel de verborgene bande-aroom vannbsp;lingen van den Oceaan met den Bothnifen Bo-fem niet fwaar om te begrypen zijn; maar datf^6««''®nbsp;dat niet te begrypen is, \\OQdiQTgt;raaikuilvan^‘f’Jfnbsp;Noorwegen die dingen die fy ingeflokt hadde,nbsp;niet anders elders heenenvoert j maar binnennbsp;tmreu wxderonr geeft:-
-alüL,
-----
•ff
'' Jlealus
Jt-
'.u'V
X-lt »
lil rdl If ik antwoorde,datHele ganfehe lo wonderba-re werkinge tot de naturelykegefeltheid ofge-legentheia van de onderaarfe ‘Draaikuil moet gebracht worden. Maar laat ons de faak in denbsp;volgende verbeeldinge toonen ; in welk C denbsp;Draaikuil is, de Rot [teen B,' de mond van denbsp;Draaikuil A, de buis vande Draaikuilhinntnnbsp;de binnenfte ingewanden der aarde paslodignbsp;heen gevoert D, beneden welke een woeft ennbsp;wijt waterhol E ; de onderaardfe opening ofnbsp;doorgang F HI ; en de draaiflroom van dennbsp;Bothnifen bofem K, de Berg binnen welke hynbsp;gemaakt of toebereid word G. Ik fegge dan datnbsp;als de Zee van Noorwegen opfwelt, de wateren op een wondere wijfe allengskens opgehoopt zijnde, met de grootfte drilt in de draaikuil C, door de mond A, fich in dien grootennbsp;put D ontlaften, en uit die in het onderaardfenbsp;waterhol E , en dat de Zee in de tijd van fes uu-ren gedurig meerder en meerder wateren in hetnbsp;felve inftort; en dat daar door de wateren in hetnbsp;hol E boven maten toegenomen zijnde,dewylcnbsp;die geen uittocht vinden, haar met de grootftenbsp;kracht of drift door de onderaardfe ofeninge ofnbsp;doorgang F HI, haar in den Bothnifen df aaikuilnbsp;K nu geheel laag van water zijnde ontlaften, ennbsp;als dan de Bothnife Zee wederom waft, en dienbsp;wateren door het fwellen der Zee gaande ge- binnen de nbsp;nbsp;nbsp;van Qamp;Draaikuil met het grootfte gewelt uitlatende , waar van ^quot;Atvreefelykegeluit getuige is, welke alle de boven aangetrockeneSchryversnbsp;feggen dat daar gehoord wordt, endevorigè |
wateren door de doorgang IH F wederom gedreven zijnde, fullen door de mond F tot het waterhol E wederom gebracht worden. Ennbsp;nademaal de Zee in den Bothnifen Bofem altijtnbsp;meerder en meerder opfwelt, hierom gevennbsp;de wateren van de waterkuil E, van de overkomende vloeden IF1F, gedrukt zijnde, hetnbsp;water met de dingen die ingefwolgen zijn, ennbsp;binnen de waterkuil gehouden , allengskensnbsp;wederom op, en de Zee van Noorwegen nu vallende , fo braakt de draaikuil de dingen die hynbsp;ingeflokt hadde wederom uit,en dat fulks overhands of beurt om beurt gefchiet, blijkt door denbsp;ondervindinge. Gy fiet dan dat de ingeflokte dingen binnen de holtens van de waterkuil E , dewijle dienbsp;door de openinge of doorgang F Hl, of om denbsp;pijp, welke Heron een verfindalnoQvat, daarnbsp;ter plaatfe in de Rotfteenen van de nature ge-plaatft, of om de engtens van de fcheuren ennbsp;monden, niet konnen uirvloejen,aldaar gehouden worden, tot dat fy door de te rug vloejendenbsp;wateren door de opening of doorgang IH F, allengskens opgeligt, en eindelijk wederom uitgeworpen worden. Dus fietge dan eindelijknbsp;de oorfaak van de uitwerkingen van den draaikuil of froom van Noorwegen ontdekt. En opnbsp;dat de fand of gelegentheden van de draaikuilen aan den nieusgierigeiiLefer des te klaardernbsp;blijke, heeft het ons goed gedagt defe Rlaatnbsp;of Kaart hier nevens te ftellen. Eer- |
I
-ocr page 228-cai; k
f FriHand
^pania..
Gallia
, HAemia
slilanAiaJ
Scoi
y»
quot;Norvegia
Taljvda Fl-UXUS etREUfLUXU^nbsp;rationes m Marinbsp;^^^byUco Ccekris^f ctrcum,nbsp;jacenhlms j,Uvrthusnbsp;exlnhetts
Daaua.
5ttecia:
Eerste Gevolg.
blijkt datter ^cene andere redenen Van het wafTen en vaüen van den Qhalcidi-^^aiku inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Vermaart door de
¦^«»Eub*j verfierde dood van Arijioteles ; want ‘Plmius fchrijlt dat die fevenmaal des daags en nachtsnbsp;vloeit en wedervlocit ; alhoewel andere laterenbsp;Ltindbefchryvers ïóiTy^cn. dat hy fes uur ennbsp;wad en fes unren valt, daar indealgemeenenbsp;vloed en ebbe derZee volgendenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;echter
kan op defe wijfe verklaart worden, als of hy feide dat de draaikuil fevenmaal des daagsnbsp;vloeit en bervloeït j en fevenmaal des nachts-,nbsp;welke verfcheidenheid in fo groot een menigtenbsp;van omleggende Eilanden aan de verfcheiienenbsp;omlooy der'^^’É’ ^ en aan de nu haaftiger dan trager toe en afvloejing der onderaar die ope-omgen of doorgangenquot; kan toegefchreven wor-
11. Gevolg.
Hier uit blijkt ook, waarom fommige ’Tiraai- DriederJèi kuilen altyd het water injwelgen ^ nooit we- onderfcheHnbsp;derom opgeven, gelijk boven van den Afri-caanfen ‘Draaikuil getoont is. Van dit flag isnbsp;ook de Draaikuil van den Donau^èSs. de wateren,welke fy inllokt,door een onderaardfe opening of doorgang binnen in een Meir van Hon-garien, dicht by CanilTa, lolt. Dan zijnder ooknbsp;Draaikuilen die ’t water infwelgen en wederom uitgeven ^ gelijk die, van welke wy even tenbsp;vooren onfe verklaringe gegeven,en ^tDraai-kuil in de Straat van Sicilien j welkers natuurnbsp;en eigenfchap , wy in het derde boek wijtlo-pigbefchreven hebben. Eindelijk zijrider, dienbsp;nooit infwelgen, maar altijd als eenpilaar fo innbsp;de oppervlakte van dt Z,ee, als in dié van de
i8o
ILAFDEE-
LING.
De Middelandfe Zee ^ als in eenen fekeren Haven tuffchen de ftranden van Europa,nbsp;Africa en Afia beflotcn, heeft vele wonderwerken der nature j welke lioewelfe tot noch toenbsp;niet al te wel bekent, echter evenwel allernbsp;aanmerkingc waardig zijn. Het heeft niet alleen aan Arifioteles maar ook aan andere on-derfoekers der naturelijke Wijfgeerte , won-De Midde- der gefcheueu; hoe namelijk dienbsp;nbsp;nbsp;nbsp;over al en
aan alle kanten befloten , en die niet als een uittocht door de fo naauwe Straat van Herculesnbsp;of Gibraltar tot den Oceaan heeft, en daar-der fo veele Rievieren zijn als de Beds, Iber,nbsp;Rhofne, Le Var, Tiber, Padus, Nijl, welkenbsp;haar indefelveontlaflen ^ op dat ik van ontallijke andere fwijge, echter evenwel niet overvloeitnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;komt by de gedurige en geftadi-
ge invloed van de Etixintfe Zee door de Propontis in de Archipelagus en hier van daan tot de Middetlandfe Zee: dewijle het door denbsp;ervarentheid van allen bekent is, dat de genoemde Z£^ door de aldergrootfle en vermaar-!nbsp;fte Rievieren van ganfch Europa den Donau,nbsp;Borifthenes, Tanais aangefet, en door de eng-tcns van Byzantien aangedreven zijnde, gedurig fonder eenige hoop van wederkeringcnbsp;daar heenegewent wordt.
Het foude derhalvcn vremt of wonder kon-nen fchijnen, dat de eene Zee met den andere ontfmgenie 2ee Vermeerdert zijnde, en daar liy fondernbsp;ogenfch ijnelijke ontlaftinge fo groot een machtnbsp;van water niet kan bergen, defelve echter tenbsp;geener plaatfe aan de ftranden overvlocit;nbsp;voornamelijk als de tijd Van de ofJweÜendenbsp;Atlantifè Zee daar by komt, op welke hy ooknbsp;die Zee met een groote macht van water verrijkt , dewijle Zich die in de felve met de groot-ftc aandrift van water ontlaft; en dat is het,nbsp;het geene niemant heeft konncn vatten. Wantnbsp;,wy (\Qn..êi^t^Rievieren of Meiren endoordenbsp;g^fmolte fneeuw, en door het water welk van 1nbsp;den Hemel valt vol geworden zijnde aanftontsnbsp;om haar al te gx:oox.Q2L2iïm2iSOverJlroomingenj \nbsp;tot groote fchade der Landen en Akkeren ver-oorlaken. Hoe ^¦mdiO.kZs^^etgeheelenbsp;te gelyke met de alderfwaarjle Rieviere dte hynbsp;binnen fijnen Schoot of Bofem ontfangt ^ nietnbsp;overvloeit ^ dat is het dat nagevorfcht moetnbsp;worden; want daar in feker fchuilt fonder twijf-fel iets dat verborgen, en met allen waardig isnbsp;om onderfocht te worden.
Wy hebben en in \\ttvoorgaande boekten in fnderaard- ^dtnerar. Submar. gefegt, dat alle Meiren vannbsp;fe door- de nature fo geftelt zijn, dat fy door de ontfan-gen of ingelopene Rievieren vol geworden ofnbsp;vermeerdert zijnde,dewijle fy haar door openbare monden of gaten nietkonnen ontlaften,nbsp;fulks door fekcre verborgene en ondcraardfenbsp;doorgangen doen , gelijk boven in het derdenbsp;boek van de Cafpife Zee getoont is; welke al-
landfe Zee mtfeingtnbsp;(eer veelenbsp;Rievieren,
Wamm hy fo veelenbsp;Rievieren
gangen.
hoe-wel die ontallijke Rievieren ontfangt^ geene echter weder uit fchijnt te laten, nochnbsp;door de veelheid der Rievieren in defelve inlopende vermeerdert te worden, en dat datnbsp;een feer baarblijkelijk bewijs is, dat hyfichnbsp;door fekere verborgene doorgangen j in anderenbsp;nabyleggende Zeen , na die evenmatigheidnbsp;na welke hy de veelheid der wateren ontfangt,nbsp;ontlaft; ook.2iZ.xi Arifioteles lib.y Met.nbsp;fo toegefcheenen heeft, en wy onwederfpre-kelijk in de aangetrokkene onderzeefe vaartnbsp;van ons Itinerar. Extatic. getoont hebben:nbsp;alwaar wy uit de gemeenfehap-houdinge der venbsp;Zeen hebben getoont, dat de Cafpile Zeenbsp;met den Perfifen Bofem en Euxinife ïocfchafnbsp;door onderaardfe wegen een overhandfe ge-meenfaamheid houd. Welke dingen dewijle pontusË“'nbsp;die alfo zijn, fo fegge ik het felve van de Mid-dellandfe Z^e, om de onderlinge gemeenfehap jjenbsp;welke hy door onderaardfe doorgangnbsp;de Roode Zfelncch. Welk dewijle wy fulks ennbsp;in het voorgaande boek ^ en in het aangetogene met ^nbsp;Itinerar. met verfcheidene bygebrachte ex-empelen wijdloopig verklaart hebben , heb- .nbsp;be ik het onnodig geacht fulks wederomnbsp;hier te herhalen. Maar laat ons tot hetgee-ne wy voorgenomen hadden voortgaan , tenbsp;weten.
Waarom Ma èiO Middelandfe Zfe fo verfcheidene bewegingen ganfch ftrijdig tegens ‘den Oceaan gevoelt, nu uit het Ooften na hetnbsp;Wellen,en dan wederom uit ’tWeften na *tÖo-ften door een overhandfe beweginge geweiiteltnbsp;word ; temets door geheel ftrydige en onregelmatige ; dik wils van een rechte bewegingenbsp;tot een gierige en kringsgewijfe heenen gaat;nbsp;fomtijds hare halfkringige beweginge ontko-méh zijnde, hare ftroomen na andere en wederom andere deelen heenen wendet, op fom-mige plaatfen niet anders dan den Oceaan opnbsp;gelette uuren waft en valt; en waarom mennbsp;aan fommige andere ftranden ganfch geenenbsp;vloed of ftroom vinden kan.
Die uit Stcilien na de Archifelagus\2.xQX\, worden door fekere verborgene ftroom wech-^^^^^w^nbsp;gerukt zijnde geweldiglijk na den Adriatifen loopen dnbsp;Bofem heenen gedreven. Daar en tegen die‘'‘^°®^”nbsp;van TIrefano ai'varen na het Hooft, gemeenelijk Bon Andrea genoemt, onder de Suid-Ooftelijke kring, welke men gemeenelijk Sci-rocco noemt, door een tegenftroom verwertnbsp;zijnde, gevoelen dat fy na het Bifertife Tripolis heenen gevoerr worden. Die uit Cyprusnbsp;na Alexandrien willen, alhoewel fy de ftreeknbsp;van het compas met alle macht foeken te houden , worden echter door kracht van de ftroomnbsp;weggerukt of vervoert zijnde na Hamiatennbsp;6o mijlen beneden Alexandrien heenen gedreven ; cn die daar-en-tegen van Alexandrien nanbsp;I Cyprus fullen reifen, worden door de ftroom
verfet
-ocr page 230-'AP.X.
Verfet 2ijnde na de Jlrandens^n ‘Pamphjrten^ygtoox.t drift of aanfpoelinge aan de ftranden heen'geftouwt. Die doordey^rfZ’^£’/^^«^j'na)vanPaIcftinanietallesover{lroome, wordliynbsp;CojiJlantino^olen trekken, gevoelen een open- j door die onder aar dfe doorgang B C , waarnbsp;bare en gevoelijke wederftant der Zee ; die i door hy eerft ingekomen was, aandeRoode-daar-en-tegen van Conftantïnopolen nadcy^r-jzee, en eindelijk door defe aan den Oceaannbsp;t''^/A^I(«^a:j-afll:eken,worden altijd als voorwind j wederom gelevert. Als derhahen de Maan-heen gedreven, fonder eenige verhinderinge ^\vloed afneemt, word de Z^e tiit het Weflen nanbsp;of wederftant der Zee, als die de tegen winden 'het Ooft en j en als de vloed toeneemt uit hetnbsp;maken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\Ooften na het Weften voortgedreven. En dus
De uitwerkingen hebben wy gefien , laat jfiet en hebtge de nbsp;nbsp;nbsp;van de voorgeftelde
ons nu na de oorjaak van fo groot een ongefta- j vrage.
firij .‘^‘gbeidgaanfoeken. nbsp;nbsp;nbsp;i Ten tweeden fultge vragen : waarom die ve oorfa^
'“’'U^kvan nbsp;nbsp;nbsp;brengen alle dufdaiiige bewegingen totnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;die uit Cyprus na ALexandrien
^^«4- een driederlei oor fake; van welke de eerft elmeeft altijd na 'Damiaten 6o mijlen beneden 2^“^der cn voornaamfte uitwerkende de is, de j Alexandriennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;; en te mets boven
Son als de algemeene oor fake mede werkende, i lexandrien vervoert worden. Idn in tegendeef gelijk in het voorgaande getoont is gewceft.!lt;/r^ van Alexandrien affteken te mets bovennbsp;De andere formelïjke oorfaak, is de by/ondere [ Cyprus en Vamphylien te ?nets na Tripolinbsp;fweüingmakende kracht der Mane van de j in Syrien vervallen ?
Zee^ waar door die gelijk op de Zee, alfooj Ik antwoorde; Om dat wanneer de Roode ook op alle vochtigheden door haar Salpeter; Zee door de onderaardfe doorgang opborft,nbsp;fourachtige hoedanigheit werkt. De derde, dan de ftroom der Zpe uit het Oofteu na hetnbsp;ftoftvlijke oor fake ^ zijn de uitftekinge of mt-\ Weften gaat, en dat hetbygevolgnoodfake-BergentnHoofden, ook de ftant fsft is dat die geeneidie van Cyprus afvaren,nbsp;of gelegentheid der hier en daar leggende A'i-ials fy aan de deelen xzn Aqftranden van Ly-landen , en de gefteltheid der Bofems of In- \bien of Cyrenieh vervallen, door de ftroomnbsp;hammen die bequaam zijn om de winden te . der Zee boven Alexandrien gedreven worden;nbsp;ontfangen en bewaren, als ook de verfcheide-j en die uit Alexandrien nanbsp;nbsp;nbsp;nbsp;willen,
Rievieren in de Zee.
Gy fult dan eerft vragen. waerom de Mid-delandfe Zpe nu uit het Doften na het Weften^ dan uit het [Heften na P Ooft en beweegt word?
Ik antwoorde^ dat dat door de algemeene beweginge der Zee gefchied, na de overhand-fe wiflelbeurc van het waflen of vallen des waters in de Zee. De faaktoon ik aldus; welknbsp;op datge te inniger foudet mogen weten,nbsp;moetge de Kaart van de Middelandfe Zfe dienbsp;hier nevens geftelt is naarftig nafien. Wanneer dan de Maan den Indifen Oceaan door
gedreven. Maar als den Oceaan door de Straat van Hercules of Gibralter invalt loopt de Zeenbsp;van het JVeften na het Doften ^ en fich aan-ftonts door de onderaardfe doorgang in de Zeenbsp;inbofemende , word de ftroom na de ftrandennbsp;van Balaftina heen gewendet, en by gevolgnbsp;moeten noodfakelijk die geene die van Cyprusnbsp;na Alexandrien willen, door de ftroom der Zeenbsp;afgeleidet zijndeJoQWQdiQn Alexandrien te T)a-miaten of Belufien aankomen. En die in tegendeel haar reis maken van Alexandrien nanbsp;Cyprusj worden,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;èsAs. ftroom der Zpe
ne en ongelijke oneffenheid van de grond der | door defelve ftroom van de rechte weg afseleit Zee ; by welke komt de inftortinge van alle de I zijnde, worden na de ftranden van Bamphylien
haare ftralen treft, fo, ftortdie fichfchielijk I van de rechte ftreek des Compas afgebraclit opgefwollen zijnde door de Straat in de zijnde na Tripolis \nSy7quot;ienQpdr:evcn. Waar-Roode-zee,en tot aan ’t uiterfte van ’tbegin der ‘ om de geene die van dit vaarwater kennis heb-Roode-zee, hoopt hy fijne golven op malkan-1 ben of het zy dat fy van de eene of d’andernbsp;deren, alwaar hy fich na een groote aanwas of! plaats afvaren , niet na de rechte ftreek van
opfettinge, die hy aan de ftrant veroorfaakt, te gelijke door de onderaardfe openinge of doorgang AB , in de 'M.iddelaitdfè Zee begeeft.nbsp;W'^aarom de Zee door defe vremde bykomendenbsp;wateren voortgedreven , enallengskensdoornbsp;de kracht van de opkomende Mane felf ge-fwollen, gevolgelijk uit het Ooften na hetnbsp;Weften aangefet zijnde door de Straat vannbsp;Gibralter aan de Atlanrife Zee word overgegeven ; tot dat de Mane den Middaglijn tenbsp;boven komende de wateren afnemen. Welknbsp;gefchied zijnde fo neemt aanftonts de Atlan-tife Oceaan door die nieuwe opfwellinge alsnbsp;Verhovaardigt zijnde , terwijle hy met hetnbsp;grootfte geweld in de Straat van Gibralter valt,nbsp;gedwongen word voor de Middela^idfe Zeenbsp;^ wijken, zijnen keer wederom van hetnbsp;ften na het Ooften: en op dat hy door al te
het Compas feilen, maar het altijd een ftreek hooger of lager nemen, om de gewenfte haven die fy beftevent hadden tcbefeilen. Allenbsp;welke dingen door deontlaftingeymdetiNylden Niji^nbsp;geweldig voortgefet worden; want dat de wa~nbsp;teren des Nyls in Zee gevallen zijnde mdeTe tZtnbsp;reets genoemde loop offtroom gebogen wordennbsp;is bekent.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’
Waar uit ook blijkt; 'Waarom de ftroom van de Middelandfe ftjee uit het Ooften na het [Heften j en in tegendeel ^ door de groote machtnbsp;des waters j, welke de Nyl door (even mondennbsp;in Zee ftort ^ niet verhindert en belet word'.nbsp;om dat dewijle de wateren der Hyf ^dsfoetnbsp;zijnde altijd lichter zijn als de loute wateren,nbsp;en daarom alleen ea^axfvexoppei^vlakderzjenbsp;beflaan ; maar het water door de onderaaMfenbsp;doorgang opwellende gaat en door \hartje dernbsp;Z 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Zpe
-ocr page 231-i8i
DE ONDER-AARDSE WERELD,
V/ zee j en maakt hem gaande fonder eenigever-LiNG. hinderinge van Kievieten. uerden u^ord ge vraagt. Waarom de ftmndén Middelaudfe zee aan deflranden van Vrank-Italien als ook aan fommige van Africa,nbsp;Spangien naulyks eenige gevoelyke Vloed of Ebbe ver-geen vloed oorfaakt: en in den Adriatifen Bofem j Straatnbsp;Zrmlm ^an Sicilicn^ enHavenvzrvGoÏQtz, enfom-vorden, en migc anderefrandenio over groot een ?nbsp;Adnafife Ik antwootde, dat fulks om driederlei oor-flrand *• fake gefchiet; eerft om dat de Middelandfenbsp;zee geweldig naau en belemmert enmet^Ei--ceeig zy.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bsfetis; CH daat-eii-boven recht na de eindpalen van fijne lengte uit het Ooflen na het WeAen wordt geftrekt, waar door gefchiet,datnbsp;de Oceaan wanende en binnen de halfen ofnbsp;cngtens van de Eilanden Erythria en Gadesnbsp;geweldiglijk inflortende fijnen loop, recht nanbsp;Corfica, Sardinien en Sicilien heenen wendet;nbsp;waarom de uitgeholde Stranden van Spanjennbsp;en Vrankrijk j het water wederom vallende,nbsp;aan het toenemen der Vloed geen deelhebben.nbsp;En als hy binnen de engtens van de Straat vannbsp;Sicilien gevallen is, fo maakt hy die vloeden^nbsp;welke wy een weinig hier nabefchryvenful-len. De overige ftroom tufiêhen Sicilien ennbsp;Africa aanhoudende of vervolgende, wordt regelrecht tot aan de Gaap of ’t Hooft van Africanbsp;X gedreven . Alwaar de drift of aanfettingenbsp;allengskens minderende, de Zee door de ftran-den van Libien rond gelopen zijnde, gelijk hynbsp;defelve niet treft, ook aldaarmerkelijkenbsp;vloed maakt; ook niet aan de ftranden van Pais Kina , als welkers aanvloejinge door de daar-bykomende verfpreijinge van de wateren desnbsp;N.ïjls allenskens verfiapt zijnde, ten eenemaalnbsp;ophoudt; en aan de ftranden vaiikleinAfiennbsp;kan de drift of aanfettinge van de ftroom j alsnbsp;door de geweldige vloed van de Archipelagusnbsp;verhindert zijnde niet aanhouden.Maar dat hynbsp;in Corfica en Sardinien eenige vloeden, en nietnbsp;in Majorca maakt, blijkt genoegfaani uit denbsp;ftroom der Z,ee uit de Straat van Gibralter ofnbsp;Hercules recht na of tor de gefeide ftrandennbsp;aangedreven zijnde. Welke dewy Ie fy denbsp;aanperfingen der Zfc ondergaan en verdragen,nbsp;fo worden hierom ook de ftranden van Italiennbsp;Hoe de Aooïgeenevloedhctocrt, als welke vandege-troL tide Eilanden als fekere voormuur verhindertnbsp;Haven en befchetmt worden. Maar de Zee omtrentnbsp;ftranden van Vrankrijk, Ligurien en Italiennbsp;Tpoidt. in het ronde gaande j valt binnen de engtensnbsp;van de Straat van Sicilien, en van daar te rugnbsp;gedreven _, en in de haven van Tunis, welke lynbsp;Goletta noemen j heen gewendet zijnde, verwekt aldaarnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kleine vloed of ftroom. Gy fiet dan dat om de verfcheidenegêfteltheit of gelegentheit èiOt Zee en voorkomende Eilan-d^^n^n Landen j de vloed aan de ftranden dernbsp;Zps naulijcks kan gemerkt worden; hier doornbsp;gebeurt het dat de wateren van de Mane gaande gemaakt, haar al te haaftig verfpreijende, ennbsp;aan de ftranden en na-by-leggende Eilandennbsp;aangejfoelt en gebroken zijnde, geenftnts eennbsp;regelmatige beweginge van Vloed en Ebbenbsp;hotiden konnen. |
Welk ook door defe ondervindingebewe-fen wordt. Soge in het midden van fekerröw^/ Vat h. vol water zijnde, eennbsp;fteen werpt , fo fultge aan-ftonds merken dat ’t waternbsp;fich tot kringen verbreden-^nbsp;dejOn regel en gelijkmatig nanbsp;de kant baarsgewyfe begevende , aldaar een evenmatige aanwas en afneminge tenbsp;wege brengt. Neem daar na een vat A C, langwerpig geftrekt _, vol water,nbsp;in welkers midden gy wederom inbsp;eenfteen fult werpen; en ge fult =nbsp;zien dat de waterige kringen om ïnbsp;de ongelijkheid der ftralen aan-; | _nbsp;ftonds gebroken zijnde , en el- = | ^nbsp;ders anders heenen vloejende ^ |nbsp;niet meer aan de kanten van het 11nbsp;Vat als een ongeregelde vloed \ \nbsp;nalaten. Maar laatge daar eennbsp;houtje of JpaantjeV indryven, \\nbsp;ge fult fien dat het de waterige i |nbsp;kringen gebroken zijnde de aan- \ jnbsp;fpoelmge aan de kant van ’t Vat | \nbsp;belet.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I; Dit is het welk ik wil datge verftaan fult, dat even het felve | \nbsp;evenmatig in de Middelandfe | Zee gefchiedt; want de baren i door de vloed verwekt, wordennbsp;aanftonds aan de nabygelegenenbsp;ftranden en Eilanden verdooftnbsp;en verftikt, uitgefondert in dienbsp;Engtens alwaar de vloed als binnen naauwenbsp;palen befloten zijnde, fijne krachten toont ennbsp;van fich geeft. Hierom verhalen de Hiftorie-fchryvers darter tuftchen het EilandCherre-bene en ’t Land van Africa eengroote vloed ennbsp;ebbe voorvalt. Maar laat ons verklaren hoe in den uiterften hoek van den ddriatifen Bofem of Inham denbsp;Vloed en Ebbe gefchiedt. Dewijle de Zpe j gelijk ik gefegt hebbe, uit het Ooften na het W^e-ften tot een groote lengte tulTchen de ftrandennbsp;van Afien,Europa, Africa, namelijk van 6o graden , die 3 5'oo Italiaanfe mijlen uitmaken,nbsp;wordt uitgeftrekt, fo gebeurt het dat de krachtnbsp;en invloed van de opkomende Maan welke dienbsp;kleine breette der Zee niet vatten kan, na denbsp;lengte der Zee wordt uitgegeven, fo dat hy,nbsp;dew'ijle het niet anders gefthieden kan, op dienbsp;wyfe heen gedreven wordt, en fo de Zee alsnbsp;de Maan opkomt , na het Weften voortge-ftouwt zijnde , begint te waflèn , tot dat denbsp;Maan in de Suid-oofter ftreep, welke fy gegemeenelijk Scirocco noemen, ftaat; dan wordnbsp;de ganfche macht der Zee j ten deele na hetnbsp;Weften, ten ^eQ\cn2iêiC mond van den Adriatifen bofem op een gehoopt (terwijle de breettenbsp;M X, welke is van de genoemde mond M totnbsp;aan de ftranden X van den Adriatifen bofem,nbsp;de aldergrootfte van de Middelandfe Zee is,nbsp;gelijk de Kaart toont) ; en dan fich door een gewei- |
BeSCHBYVENDË de wateren. nbsp;nbsp;nbsp;X83 Itadigheid van Vloed en Ebbe altijd gefta-dig is. Alhoewel de beweginge derVloed vetfehei-dene formen maakt, nu opwaarts, dan nederwaarts gaat nu ter zijden heenen wendet, dan gieren en Swelg-kuilen , dan eens opwellingen maakt, gelijk wy boven in het derde Boecknbsp;van de Scyllaen Charybdisgeiooni\\éöhen-donbsp;behoud echter ^egemeene Vloed in fö groot eennbsp;ontlleltenifle en verwerriiige der beweginge, 'AP. X. ---------- ------------- . - Viced en Ebbe zal blijven duuren, tot dat de: de gehelde tijd van de nature, te weten jes uu-Maan in het tegengcllelde quadrant komr,'ge- j ren vloejens, en fo veel tim-en ebbens^, en dat o lijk boven wijdlopig verklaart is. Maar laat oiis nu leeren hoe datter fo groot een kracht van Maan-vloed in de Straat quot;vannbsp;Sicilien'ysdewijlede MiddelandfeZeej vannbsp;dellranden vanSyrien tot de Gades 60 gra- den,dat is viermrmverre aflegt. gelijk avy onm.ffcl.jke redentoelm|e tepalcn; endaar bmirn gefept hebben , fo gebeurt het dat de en tegen, de W«e./en£«e det gegevennbsp;Maan als fiv vier tuiten boven de Midddand- z«nde, al is ook den Hemel met wolken be-/elt;f/gekloLnenis, dan eerft denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^trokken, deftant dernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;feMtlijk en fon- zVaSde fttalen der A/we geflagen en gc-;der miffen weten tefeggen ¦. hetwelk ik nooit III. boek, geweldige beweginge door de engtens ofhal-fen van den genoemden mond inde Adriatife inbofemende, zal in het uiterlle van ditnbsp;gedeelte lands door de aanftonds volgendenbsp;voortftotinge der baren en Vloeden Ebbe ver-oorfaken. Maar dat hy aan de lijdelijke Itran-den van den Bofem geen teken van Vloed ofnbsp;Ebbe nalaat, daar van is de oorfaak ^ om dat denbsp;Vloed der Zee daar ter plaatfe, ( als al tenbsp;fchuins) geen aanfettingen maakt- Endefenbsp;drukt zijnde fijn aan'^a.’as begint te krygen. Denbsp;Zee dan op fijn hooglfe gefwoüen zijnde, ennbsp;de ’xateren vajt denOceaan allengskens krachtiger wordende en toenemende en door denbsp;Straten van Hercules met het grootlle geweldnbsp;ingedrongen en gekomen zijnde, drijven denbsp;opgefwollene JVateren van de Siiddelandjenbsp;de Maan nu afnemende, metde grootftenbsp;kracht na het Ooft en, en voornamelijk na denbsp;recht tegens hem overgelegene Mond van denbsp;Straat van Sicilien y alwaar hy de reets gemelde en aller verwonderens waardige Vloednbsp;veroorfaakt, die echter in fijn gedurige onge-ftantvaftig en gelladig , dat de Schippers ofnbsp;Stuurluiden,de rijd op welke de Maan den Ge-licht-einderofMiddag-lijn, of ander gedeeltenbsp;van den Hemel raakt, gegeven zijnde , hetnbsp;vallen en vvalTcn van de Z^ee en Vloed door een |
quot;zoude gelooft hebben,ten zy dat ik na naukeu-rig onderfoek de waarheid der fake van de Schippers felve was re weten gekomen. De verdere toevallen van defe Straat konr-ge, fo ’t u gelieft, fien in ’t 3 .Boek, alwaar wy de felve naukeuriglijkgetoont en bewefen hebben. En dit zy genoeg g^fegt van de Bevcegingen der Middelandfe Zee. Indien u evenwel eeni-ge andere vreemde bewegingen mochten voorkomen, die hier niet verklaart zijn, fozultgenbsp;echter de reden daar van, uit de beginfelennbsp;die wy hier gellelt hebben lichtelijk konnennbsp;afbrengen. |
III. Af DEEDING E.
Vm het gebruik en de pradbyk 'uan de Vloed der Zee, looor diegeene die het
Na dat wy in het voorgaande Hooftftuk ] genfteUinge meerder, en in de quartieren mit^ met een lange redenkavelinge van de 1 der van vogtigheid voorfien is, waar van denbsp;Nature der Vloeden A^^Hiebben ge- \oorfaak geen andere is, ^^^latdefe opwelhn-fproken, blijft overig dat wy ter liefde VanBie ge der Zee.o^ het alderijauft At bewegtnge dernbsp;geene die gedurig en altoos ter Zee varen, ook Mane volgt; welke ook de gefeide lichamennbsp;‘fommige tutmheden welke ons uit de Vloed' fo net tot een ftip toe onderhouden, dat denbsp;ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;der gewoon zijn voort te komen, Sch fy er s , om dicuuren vande vloedcnEbbe
leeren ’ w’elkwy en met die naarftigheid die te weten, geen aimere regel van noden hebben, daar toe vereifcht word en met cenennaukeu- j alsdiewelkedenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en om de uur en
«Ver
•ten.
rwliik en op het befte zullen trachten te Soon.l van den dag, en de ft laats der Maane tn den
, .....t Dewiiledan de Uane over alle Vogüg-fteken-krïngxt'^^K.en, gebruiken. Uit welke
gemaakt word. Isiaar op dat wy met^ordre mochten voortgaan , fo laat ons de ganfehenbsp;Konft in weinige voorftellingen bevatten.
ddlaannieuwofvolisQftfisüelti en ook geen ge-lichaam ^ of uit de famenftellinge van , of gevoelijke dingen opgemaakt,nbsp;^ niet ten tijde van de famenvoeginge en te-
heden een byfondere heerfchappye heeft, fo dingen wy befluiten , dat de beweginge der ' datter eeen Zee zv. voelke niet ten tyde als de \nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, oft de beweginge der Maane net gaande
E E R-
-ocr page 236-t V**^
,gt;i r*^ .'\ nbsp;nbsp;nbsp;!» tzy
• 'quot;!'¦ -v nbsp;nbsp;nbsp;M .quot;
' c*igt;•
- - \ . nbsp;nbsp;nbsp;«* a , -I.
ir ,‘T nbsp;nbsp;nbsp;H-»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ |
|
l'r\ |
hv .fX'.' -' .gt;., nbsp;nbsp;nbsp;:•: ,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;--nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- --co r '^.
¦y' ' J ’T . - ¦ nbsp;nbsp;nbsp;. *;' ••nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.'•-inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r.'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.»lt; ƒ•gt;•;- ^
¦ nbsp;nbsp;nbsp;quot;S’j^Sgt;inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*''¦ ¦^¦‘'^¦SE' ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
¦ *¦ Oï’ïïiAFi^sS.'. nbsp;nbsp;nbsp;^ 5 “ ï .-vnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;cy^i -v.-j*. .-»i - yi ^ -
1 i\ nbsp;nbsp;nbsp;\ \nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘--'i ¦,^ ,-.-,1i;‘ k-» ..-4
r- '¦’ nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦¦¦-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'B; snbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦quot; 'i •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'T»:-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,-r-,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,-vnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i-j. .-
T '
¦ï^j i,. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•'^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- '¦'
Vi'..quot;ïi.-t-rgt;. quot;fe-‘.'--'•'O®'O fquot;'lt;v oc. o fi!i_'- Jc :
. . nbsp;nbsp;nbsp;-T ^ Mnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*¦gt;• i’ .'¦¦gt; ri= t-f f, rn ir •
'L; nbsp;nbsp;nbsp;'t**'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.' :y ' j - 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' ¦'^ .....'
..^ nbsp;nbsp;nbsp;Mnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. _ CC' gt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;!-U i
--i nbsp;nbsp;nbsp;rgt;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•^-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-
^5 nbsp;nbsp;nbsp;,quot;A
i^r---^5». ^ m nbsp;nbsp;nbsp;/Zj
J nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;«w 'ï . -
-;-f-
•'tï -H H nbsp;nbsp;nbsp;-V-
r i-c
rf . -^U.rV -•
't CV - “ 3
-/x cc. c cy ^
... nbsp;nbsp;nbsp;lt; A
Ci, O»^ 05^ ó' y.-4 nbsp;nbsp;nbsp;cr.,^\nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;;c-
^ U, t
y 'i- a/ CC O 'f' gt;gt; V--
•-gt; nbsp;nbsp;nbsp;/•»gt; ryr . H *5 ;X3 V
'!«i‘quot;'^_'
; |- nbsp;nbsp;nbsp;'1-'^ t,;.
K'-'C ?:_ T' '¦-*
¦f--^ .^.j-rr r\ nbsp;nbsp;nbsp;~ .'^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘'J
’ — ^ ^ ^ -
r* r! ^ m ó :¦gt;
«w C-C'-^’J cy»
|
‘ ïTi'-- |
S|)i’
m
X ¦
Xi* |
¦ ; | ||
•Xr '•; |
TJ |
^ xi ' |
Xlir |
i ¦ • |
’ /Vt |
; xt ' |
i» |
* : ï |
TX' |
- r |
iquot;r“ ! xr |
Al;
ATI t Ali? I / jl'igt; j iX:'
x: AJ*
t A ‘ f.
zau.:
- W-'!
f.ti
xrr
TtT
i fvlt;
t;.
|
toi |
- f ï j
rf-ïAiï’- ’gt;
/ I-
IS^i
¦ -»-gt; '
in
TTT'.J im
i t
iii
TC- | |||||||||||||||
| |||||||||||||||
h* |
t
t ¦ .-'t
,-ï.
hM'
T 'i
'¦jf4
'k
I
-ocr page 238-I.Deel. Pol.i8y.
Van de offwUmgen der nbsp;nbsp;nbsp;* igt;megmge der é\iane gellelt.
C- |
V ' |
_ |
----- |
.t/. H |
0 |
• 'rf » | |
ïüv |
ii / |
8 '. Y '. r' | |
gt; V' ¦ . 'i -i'- - | |
:• ¦V. | |
;¦ | |
'1'?: |
; ir |
; *» • |
^x: |
' ',- |
: ;Ii/L |
— |
*. |
‘ 'X | |
iYquot; ¦ |
! : |
Cap; I.
-v
VI
iX
TA
Gebruik 'lgt;an bet Werk-tuki
O
'n Tiet felve kortebjk door rekeninge. Vernieerder den voorgeflelden dag der Mane by voorbeeld 17 door 4, en daar fal uit-komcn 6 8, deelt defe door 7 , en her fal maken I3y , de geheele uiireri voeg die bydeuurennbsp;welke de ftreek van de gegevene plaats toont,nbsp;by voorbeeld 3 , en ge fuit hebben \ 6 , vannbsp;welke twaalf afgetrokken zijnde, fallen over-blyven 3 uuren met 3 6 minuten, welke uit hetnbsp;overfchotderdeilinge overgebleven waren. En defe is de gefochte uiire van de volheid der Zee. II. Voorstel. Om het hoogBe water der Zee op alle plaatfe. op een ander wijs te vinden y door alle de dagen van de oudheid der Mane, |
j in de voorftellinge hebben wy eennlaniefe ;om het hoogde water door hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;te \ve- ! ten, ter neder gefet, nu fallen wy noch een ge-I makkelijker voordellen door een Tafel ^ uit 'welk gy het hoogBewater veelhaadiger fultnbsp;'konnen afnemen, welke wy ook uit d.eaan-teikeiiingen der Zeeluiden hebben uitgetrokken. Want defe fchikken de Tafel geheel anders, als wy in’t voorgaande gedaan hebben.nbsp;Want in geenc hebben fy de quot;Nieuwe Maannbsp;op twaalf nuren in den //^rfegepad, in defenbsp;drie uuren voor middernacht ^ de Son en Maannbsp;in de Noord-ooder, of Zuid-v^eder dreeknbsp;daande, dat is, de SonenMaantuffchenhetnbsp;OoBen en Noorden en TVlt;;Ben en Zuiden in betnbsp;middengefelt z^nde ; waarom fy voor den dagnbsp;van de Nieuwe Mane felve dufdanig tcr\Taf elnbsp;maken. |
EEL.
TA’
i86 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER.AARDSE WERELD,
IÏI.Afdeb-
LfNG.
Outheit der Mane. Vuren van het Tvitjjennbsp;der Zee, Omheit der Mane. Vuren van het vutjjennbsp;der Zee. |
|
Defe Tafel nbsp;nbsp;nbsp;door een achter-
eenvolgende optellinge der uur en j en vijfde dee-len van een uure, welke vyfde deelen echter geenfints tot uur-minuten gebracht worden, ennbsp;dat op defe wijfe. Terwijle de Maan 48 minuten later wederkeert tot lijn perk, waar vannbsp;fy afgegaan was, zullen, als ge de tellers vannbsp;de vijfde deelen in de breekingen met twaalfnbsp;fult vermeerderen, de uur-minuten uitkomen;nbsp;want IX minuten van een uur, zijn het vijfdenbsp;deel van een uur, gelijk uit de deilinge vannbsp;60 door 5- blijft. By voorbeeld, foge in defenbsp;brcekingef, 4vermeerdert metix, fo faldernbsp;uitkomen 48 , alfo fal 3 vermeerdert doorix,nbsp;3 dgeven ;x door Ix,i4: i door ix,ix.o.o. Gynbsp;fiet ook dat defeTafelv^x.ms.x.Ao'voorgaandenbsp;overeenkomt; want fo ge in de voorgaandenbsp;neemt de Colom NO, oTS W, en volgens denbsp;dagen der Mane voortgaat, fo fultge vindennbsp;dat het wajJen derZ^e volgens de uuren die innbsp;defelve geilelt zijn, teneenemaalopdefelvenbsp;wijfe voortgaat : 3, o, op den eerften dag dernbsp;Mane 3 uuren 48 minuten; op den tweedennbsp;dag der Mane 4. 3 6. en fo voorts; welke dingen aardig overeenflaan met de Tafel die wy
® . 1 nbsp;nbsp;nbsp;.2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-
hier voorgeftelt hebben: 3l3 l4f| Welk warelijk een fchoone vinding is. Maar dewijle defe Tafel alleen maar den aanwas der Zee toont 3 uuren voor middernacht, de Son en Maannbsp;in de llreek van het Noord-ooften of Zuid-weften geftelt zijnde : hierom hebbenomnbsp;defe Tafef feer algemeen te maken, defelvenbsp;op de volgende wijfe gefchikt; want hier uit,nbsp;elke uur van een naturelike dagge geven zijnde ^ in welke defamenvoegingeqf'tegenjiellin-ge der Sonne en Mane gebeurt ^ als ook iedernbsp;dag van de oudheid der Mane, keren wy hetnbsp;wajfen der Zjee vinden. De algemeene Tafelnbsp;volgt.
Gebruik van de af el.
Wiltge weeten, op wat uur de hoogÜe vloed^ op de eerfie dag der Maneis j de Maan hidenbsp;jlant van het Noord-oojien j of 2^id-wejiennbsp;geftelt zynde ; foek I uur voor aan , en hetnbsp;B uur voor de middag, aan de zijde, in welknbsp;de Maan by voorbeeld in het Noord-ooften
ftaat, en de gemeene hoek fal u geven het gee-ne gy fogt, namelijk i oi uur. Van gelijken fo het de i x. dag van de Maan is, enge begeertnbsp;te weten wanneer het hoogiie water na middagnbsp;ten ^ uur en is, de Mane dan in't Noord-ooftennbsp;geplaatft zynde ; foek voor aan den twaalfden dag der Mane, en in de zijde daar de uuren ftaan, 4 na de middag, en de gemeenenbsp;hoek fal geven het geen ge foekt, namelijknbsp;I y na middernacht ; en op die wijfe en nietnbsp;anders moctge voortgaan : merk echter, datnbsp;getallen i ,x,3,4, de urenna middernacht;nbsp;en defe I. II. III. IV, even tot XII toe de uurennbsp;na middag betekenen. Verders fo het Nieuwenbsp;of Volle Maan is op wat uur het ook zy die innbsp;de eerfte Colom ter neder zijn geftelt; by voorbeeld, foge weten wilt, als het op ^ uuren nanbsp;middernacht Nieuwe Maan is ^ wanneer opnbsp;den eerften dag der Maan het hoogHe Zee-wa-ter zyj dan fultge in de eerfte Colom foeken denbsp;5 uuren na middernacht, en i in het voorftenbsp;van de Tafel, en de gemeene hoek fal gevennbsp;7 uuren en \ van een uur, de tijd die gefochtnbsp;wierdt. En fo moetge altijd voortgaan. Maarnbsp;terwijle defe dingen fo gemakkelijk zijn, dat fynbsp;geen verder uitbreidinge noch verklaringe vannbsp;nooden hebben, fal ik tot andere dingen voortgaan.
III. Vo ORSTELLINGE.
Een algemeen W?rktuig om de Vloed en Ebbe deganfche Werelddoor te ftellenj totnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gra
den toe.
Maak eerft een bewegelijke kring j getekent met de letteren A B C D, die in X4 deelen verdeelt is, en de Middaglijnen rondom den Aardkloot , de ruimte van een uur van malkanderennbsp;afftaandep^Y welke men èitLanden en Zeen,o^nbsp;die ordre, die ge fiet, fchry ven moet; om des-felfs buitenfte kant fultge een Eisgewyfe Figuur EF, GH, trekken , rondom welke denbsp;eerft Kring gemakkelijk \esx\gedraait wof'den,nbsp;toegeftelt vs\sx.èi\Q. getalkn tvftreepen j welkenbsp;ghy hier nevens het geftelt. Laat eindelijknbsp;noch een andre kring die onbeweeglyk is om denbsp;Eisgewyfe Figuur rond gaan,verdeelt in 14 uuren
-ocr page 242-
| ||||||||
k i 5^ nbsp;nbsp;nbsp;/S' |
A
-
w
RcTtuuais JleriMait^per OceaX.
A
Wquot;
z
\
rji*
-r^'d
^\ A
'ylt;
19 ^ nbsp;nbsp;nbsp;^ ¦^i
(' I
111
'/U
'il
'gt;/
r'cyi'iiii
iy.
fifi
¦ hi
W-5-5-'*:-'» ;.*• ^i.--- ^
-ocr page 243- -ocr page 244-ENDE DE WATEREN. 187
Gy fiet dan, dat als de Maan boven den Gefigt-einder komt,deZee fes uuren lang gedurig aangroeit , tor dat hy aan de Middaglijn gekomen is, alwaar de aldergrootjle aanwas is, gelijknbsp;de waterfweliinge in de Figuur leert; en denbsp;verfcheidentheden der aangroejingen wordennbsp;bequaraelijk ge tekent door ^eftreefen j, in denbsp;Eisgewyfe Figuur ingefchreven, welke gelijknbsp;die evenmatig walTen of vallen, fo vertonennbsp;fy warelijk het wa ffen of vallen aardig genoegnbsp;in de verdcelinge der ftreepen door Hippen;nbsp;gellelt iX^nèiS, hoogHeaanwas altijd vannbsp;les Hippen is.
'AP. I.
III.boek, BESCHRYV yeti van i x tot i x; en dan hebtge het werktuignbsp;fo als het wefen moet.
Dus kontge het gebruiken. So ge te Komen het wajfen en -vallen der vloed door den gan-fchen omtrek van den Oceaan weten wilt ^ ftelnbsp;dande/i^^y^r A in de Eisgewyfe Figuur bovennbsp;het uur van het opkomen der Mane, en ge fultnbsp;het wajfen invallen Set vloeden dioothamp;igm-fche Aardrijk, en in alle plaatfen aldaar vertoont 2ien. Maar let dat het getal der uurennbsp;in de Eisgewyfe Figuur befchreven, de vloe~nbsp;den der ^e betekenen j welke hy fes uuren alnbsp;wajfende maakt j en foveel uuren al vallende.
Ben Rad op 'itelk.e de uur en MïêXi]n ^egelien Rpjnde , het walTen en vallen der Zee
in den ganfehen Aardkloot gebonden itordt.
Wederom , foge weten wilt j te welker plaatfe het water waf of valt, doet fo, fet denbsp;Wyfer A onder de Hip E van de Eisgewijfe Figuur, en ge fult fien in de Zeen die onder dennbsp;Roomfen Middaglijn leggen, dat de in fijnnbsp;hoogfle aanwas is inden Indifcn Oceaan en Salomons Eilanden die regens deRoomfeMid-daglijn geHeltzijn. Op defelve tijd fultge zien,nbsp;dat in den Oceaan die onder Perfien en Mexiconbsp;legt de vloed op het aldèrkleinfte is. En de overige plaatfen in de getrapte of trapwijfe ftree-I. Deel. |
pen’toon en de trappen van ’t wajfen en vallen door hare getallen uitgedrukt,in ider der Land-fchappen, met welke fy over-een-komen. Wederom, indien de Wyfer A beweegt word onder de i uur van de opkomft der Mane ^ ennbsp;van den aanwas in de Eisgewyfe Figuur befchreven ; fo fultge wederom het waffen ennbsp;vallen dc ganfche wereld doorzien , en fonbsp;moernien wegens de overige uuren met ordrenbsp;voortgaan. By voorbeeld f Soge weten wiltjnbsp;hoedank het waffen of vallen rondom dengan-Aa X |
Schipper dufdanig een werktuig waar het he.ni beft goed dunkt , met fjne Idampen aan denbsp;zijde van het Schip vaft maken, het gedeeltenbsp;van de Spil D E met fjn kopere Bijp of Buisnbsp;tot 6,j,'^,enz. treden onder waterfekende; ennbsp;fo fal het gefchiedendathetlopende water denbsp;Pijp of Buis , volgens de vloejinge of ftrekkingenbsp;van de ftroom heenen drijft, welke heen gedreven zijnde by gevolg de Spil daar hy aannbsp;vaft is, als ook het Compas fal rondom drajen;nbsp;en de naald van’t Compas fal u toonen na watnbsp;gedeelte de ftroom loopt. En door behulp vannbsp;dit werktuig, kunnen de driften enftrekkingennbsp;van alle f romen naukeurig aangetekent worden. Een faak voor de Schippers niet alleennbsp;nuttig, maar ook ten eenemaal nootfakelijk;nbsp;want dikwdls meinen fy dat fy voorwind met alnbsp;de Seilen by, na een fekreplaars toe varen, daarnbsp;het echter fo verre van daar is, dat fy daar nanbsp;toe varen , dat fy veel eer mettet tijd bevinden , dat fy door een verborgene bewegingenbsp;der Zee , veel verder van defelve afgeraaktnbsp;zijn, gelijk het den geenen gebeurt die na hetnbsp;Eiland S. Helena varen.
V. Voorstelling E.
Om een uurwyfer van de vloed der Zee te maken , welk alle het wajfen en vallennbsp;der vloeden en der felver trappen geduriglyknbsp;vertoont.
’k Heb lang en dikwils by mijn felven gedacht , o^rwat voor een wijfe men fcker werktuig in manierc als een uurwerk fou-de konnen vinden, welk met fijnnbsp;Wyfer het wafennbsp;en vallen van denbsp;vloed in hare trappen volkomelijknbsp;fouden konnen tonen; eneindelijknbsp;is my een middelnbsp;te binnen gekomen , welk wy fonbsp;feer niet fchryvennbsp;als wel aan de vernuftige werktuignbsp;konftenaars , alsnbsp;met de vinger innbsp;weinig woordennbsp;aanwijfen.
Stel opinfeke-re bekende en o-penbare Haven daar een wakkerenbsp;Zee - vloed gaat,nbsp;een Torentje A Bnbsp;rond als de Pilaar van een Put;nbsp;maar het moet fijnnbsp;grondflag onder de aarde B C hebben , foonbsp;veel mogelijk is even foo diep als de grondnbsp;van de Zee. Ook moet men in de gxonAgatennbsp;D maken, op dat het Zee-water gemakkelijh
binnen
10
(T
m.hvTgt;tz- jchen aardkloot op die tijd^ op welke de Maan 5- unren boven den gejichteinderfiaatj zy j ftelnbsp;cleWyfer A boven het uur 5, niet indebui-tenfte kring, maar in denbinnenftenomtreknbsp;van de; Eisgevvyfe Figuur, en daar na fultge!nbsp;bet wajfen en vallen op alle plaatfen, verge- jnbsp;lijken met de landen, by welke fy gefchreven jnbsp;7,ijn, en ge fult hebben ’t geen gefocht wierdt. ^nbsp;Ook fultge zien, te wat tijd ook dat denbsp;der 2kee fes uuren waft, dat defelve ook wederom in fes andere uuren in het volgendenbsp;quadrant valt; fo dat de Zee in de tegengeftel-de quadranten altijd waft of valt, alle welkenbsp;dingen op het alderklaarfte in het werktuignbsp;vertoont worden.
De buitenfte kring in xq uuren verdeelt, toont hoe laat het de ganfche w'ereld door is,nbsp;op defe wyfe. SogeteRomentenZuurenvoornbsp;de middg weten wilt ^ hoe laat het is in dienbsp;plaatfen en landen j welke in de kring A B C Dnbsp;ingefchreven zijn, ftel de wyfer van de Roomfenbsp;Middaglijn boven ’t uur dat te Romen gegevennbsp;is, namelijk 8 , en ge fult hebben ’t geene gynbsp;foekt ; want de uuren welke met de overigenbsp;landen over-een-komen, fullen geven ’t geenenbsp;gy focht. Dus fal het in Syrien i x en in Chinanbsp;6 uuren na den middag zyn, en foo voorts.
In een volle Zee door een werktuig te konnen I vinden van waar, of uit wat gedeelte der Wereld de Vloed en Ebbe hervoorkomt.
Maak een Compas ftaande op de fpil C D, welke fpil na de grootheid vanhetfehip, bynbsp;voorbeeld fesfchreden onder water moetgefle-ken worden : en laten aan de fpil armen ofnbsp;dwarshouten BBB zijn, op dat defelve van
buiten wel ter degen aan hetnbsp;Schip vaft gemaakt zijnde,nbsp;de Spil vrye-lijk binnen denbsp;felve als As-punten kennende wenden en kee-ren rond gaannbsp;kan, foo datnbsp;ook ’t Compas welk daarnbsp;boven op isnbsp;met eenennbsp;rond gaat;nbsp;maak ook aannbsp;deftelfs eindenbsp;onder water
vaft een T^p of Buis EG gemaakt van leder of dunne kopere platen, geftrekt even als eennbsp;fak, aan fijnuiterfte einde G met een gatj welke fo aan de Spil moet gehegt worden, dathynbsp;met defelve vry en onverhindert kanomdra-jen, en dan is het werktuig kanttn vaardig.
So ge dan begerig 7x^tttv^tx.Qnnawat oord de froomen der 2kee heenenftrekken. fo laat de
-ocr page 246-III. Boek, Beschryvende de wateren. Ca een looden gewicht hangen moet, op dat de} veelde Wyfer op het Bort voortgedraait is, op koorde niet wederom gedraait worde. Aan het j welk men de maat der voeten aantekenen binnen de holligheid van deColom of Pilaar homen kan; en maak dat het boven de aardenbsp;al fovry wat hoog A B uitfteek. Dit gedaannbsp;zijnde, maak een ronde Bol E van feer fijn metaal of koper, van binnen hol en digt toe ge-*^aakt, daar om dat ’er geen water in koeien , en hy des te gemakkelijker vol luchtnbsp;lijnde dryven zoude , gelijk een Bol vannbsp;hurk dryft; maak na delielfs midden E eennbsp;koorde F vaft die men drie of viermaal om denbsp;Spil G H winden en aan welkers einde men voorfte van de Pilaar maak daar een ander rond KLM, welk in fijnen omtrek hetnbsp;wajferi en vallen der Zee fesnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lang aan- wijft, hecht daar n^ieenWyfer2i2.n\\ex.uiter-fie van de Spilj die in het onbewegelijke oppervlak van het ronde bort KLMN, heen en weder kan gedraait worden , en dan is hetnbsp;werktuig vaardig. Het waffen en vallen nu det Z^e j in het binnenftc oppervlak van den uurwijferfultgenbsp;door ondervindinge ofopmerkingedusophetnbsp;gaaufte en netfie bejehryven. Stel j op die uur j als deZee infljnalder-minfte waffen is de Wyfer in de middag ofge-figt einder Jlreep j het is evenveel. En nade-maal de kopereBol die om de koorde of het touw vaft gemaakt is , onbelemmcrt op hetnbsp;water drijft, fal het gebeuren dat het waternbsp;binnen de Colom of Pilaar op volgens de bcur-tige , aanwas der Zee opklimmende allengs-kens te gelijke met de Bol die daar op drijft falnbsp;om hoog gevoert worden ; en door dien denbsp;koorde aan welke de Bol hangt, om de Spilnbsp;gewonden, cn de Wyfer aan het uiterfte vannbsp;de Spil vaft gemaakt is , foo fal noodfakelijknbsp;de Spil te gelijke met dc Wyfer omgedraait |
worden. En de Wyfer in en ophetbuitenfte van het ronde Bord drajende, zal van gelijkenbsp;de trappen van het 'ivaffen en vallen in ordrenbsp;toonen. By voorbeeld. ïndien het wajfendenbsp;water binnen de Colom gekomen is, tot denbsp;hoogte van een voet ^ fo fal de gedraaide Wy-ler op het Bort een evenmatige ruimte met dennbsp;aanwas aanwyfen, waarom ge aldaar op hetnbsp;Bortfultfettenl, namelijk hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van een voet. Komt het water te gelijke met de Bol X voeten hoog binnen de Colom, zie dan hoenbsp;moet; en op defe vvijfe fultge zWe de trappennbsp;der aanwaffèn j fo veel de voeten aangaat^ totnbsp;denhoogflen aanwas konnen ondervinden, totnbsp;welke als het water te gelijke met fijne Bol vannbsp;koper of van kurk gekomen is, fo fultge ooknbsp;de plaats van de Wyfer met een byfonder teken merken. EnsdsdeP^evalt ^ fal ook metnbsp;eenen het water te gelijke met fijne metale Bolnbsp;fakken. En als het gevallen is, fultgenbsp;van gelijke de plaats van de Wyfer merken, innbsp;een kleinder kring die op het Bord is; en fo alnbsp;voorts aan, tot datge alle de voeten van hetnbsp;waffen en vallen op het Bord zult afgedaannbsp;hebben. En dan fultge een ftukwerks hebben niet fo feer gemaakt omeengroote en deftige Havennbsp;tc vcrcieren als wel tot voordeel en nutte vannbsp;de Schippers en Schips-vaart. Dit was het dat ik aan de Werkbafen aangaande het tmrwerk van de vloed der Zee voorgenomen hadde mede te deelen, welkenbsp;fo fy het gewicht van dit werk ter degen overwegen , ’k twijffèl niet of het foude eenaan-leidinge geven, om een geheele menigte vannbsp;nieuwe vindingen aan den dag te brengen. |
II.’k wanneer de dingen in de wereld ontfet waren, fo nbsp;nbsp;nbsp;lichaam van den Oceaan,{ondexhe fo foude de ganfche nature derfakennoodfa-weginge was gelaten geweeft, en fonder twij kelijk te niet moeten gaan.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fel foude de ganfche hooftftoftèlijke nature i nbsp;nbsp;nbsp;Aa 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quij- MÈen niet dat iemand fo van verftand cn fmnen is berooft, of hy moet denbsp;Goddelijke voorfienigheid in ’t bellieren der nature inniger befchouwende , innbsp;de hoogfte verwonderinge weggerukt worden.nbsp;De Bouw en Werk-meester der Wereldnbsp;hadde de Wereld door fommige gedurige wetten van veranderingefeer geftadiggefchapen;nbsp;cn gelijk hem behaagt heeft de Sterre Lichamen der Wereld door een fekere gedurigenbsp;en onvermoeide drajinge, alfo ook de hooft-ftoffelijke wereld door een gedurigen omloopnbsp;td^'”^‘^der hooft-ftoffen met een fekere onophoudelij-'HaTfdit ftrijd of worftelinge, cn tegenftanden vannbsp;^ff^'gtSi-frydige hoedanigheden te behouden. Hieromnbsp;ifier in de nature der itiktn geene felffiandig-heid^welke niet met een eigen of een vremde be-veginge verf en word, van welke beweginge, |
Defe wyfe of reden van de beweginge word mets kan meeft in de waterige hooft-flofewelk *“*^7nbsp;om de gelegentheidt of gefteltheidt van fijne bewegingenbsp;vloeibare nature niet ruften kan , als infonder- tejiaan.nbsp;heit beweginge, Ibnder welke geen middel overig zijnde, deganfehe hooft-ftoffelijkenaturenbsp;foude vervallen, van noden hebbende; en hetnbsp;blijkt door ondervindinge. Water dat niet be-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ jj weegt word verrot t’enemaal, brengt wormen Riindd' voorts befmet de Lucht^ krygt quaadaardigenbsp;indrukfelcn, en is de moeder van de onteiba-rmtbgTn-re fiektens. Regen-water dat in grachten valtnbsp;die niet beweegt worden word ttxfigroen, dan fwart, eindelijk veraard het felve tot Kikkers,Padden , Slangen , en allerlei foort van ondieren met groot gevaar van befmettinge van de Lucht. En hoe groot een fchade foude aannbsp;de nature toegebracht zijn geweeft , foo dat |
\
-ocr page 247- -ocr page 248-III. BOEK, BESCHRYVENDE DE WATEREN. nbsp;nbsp;nbsp;191
quijnende, en eindelijk onieekeert zijnde, om \ het omlopen des IVaters onder defe vafte ftip-een zekere oneindige overvloed van verrot- Ipentepiaatfenofft^ilen. Wamdoor^d^^^^^ tinge, welke het andere Lichaam daar uit zoude hebben gevat, vervallen hebben; Fonteinennbsp;en Rievieren, Meiren en Poelen zouden op
1-1 nbsp;nbsp;nbsp;t.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;________
houden; alle groejelijke dingen, met een daar opvolgenden ondergang van alle dieren, ver-«^^^^quot;J^'^^weenen hebben. Hierom, te weten om dat ditnbsp;tew. verderf der nature zoude worden voorgeko-men, heeft de Groote en Alwyzenbsp;God de Maker eninftellerder Natuurnbsp;dat de ^ee ^ in fekere gedmrige hewe-
' nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'---------j— j- ______
Oml(
lopin.
--------
lopïnge wordt het nbsp;nbsp;nbsp;door onbekende
wegen of openingen der aarde, als tot een fe-keren onderaardfen Bofem af of heenen ge-bragt zijnde, van onder aardje Vmren die het overal ontmoet, fo veel als aan het rijzennbsp;gebracht en genoegfaam gekookt of bequaamnbsp;gemaakt tot een Zaad der nature en voedfelnbsp;van alle dingen: het aardje Lichaam name-lijk^welkvandenbeginne met het Water ge-fchapen was, de Joute Geejlen na ficli trekken-
emit dat de z,ee ^ in \ev.ere gemmngf: m-wK- nbsp;nbsp;nbsp;~ .j________
ginge zoude z^n, beweegt door de verborge-1 de, en de minerale deelen dat vette vochtige .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. j^-Tv/r----- e-----—(’'ir.r^ifromrlevoortbrensinsderMiin-ftoffente
egt; nbsp;nbsp;nbsp;5 —----1,---------------o
ne invloeden der Maane, Sonne, en alle de andere Sterren.
Hierom loopt defelve , behalven de be-eveginge van de Vloed ^ door een viermaals daagfe Vloejinge en Ebbinge ontflelt zijnde,nbsp;en andere bewegingen boven aangewejen j totnbsp;defendagtoe, door een andere onbekende be-weginge in het ronde. En gelijk hy gewiltnbsp;heeft, dat den Oceaan volgens de daagfe bewe-ginge der Hemel-lichten fijne baren uit hetnbsp;boften na het Wellen zoude rollen ;alfo heeftnbsp;o. hy ook een andere beweginge van de Noordsnbsp;na de ZdJid-Jool ingeftelt, door welke denbsp;Zuid poolnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;onder de Noord-Jool in een groote Swelg-
kuil gevallen, en ingellokt zijnde, door onbe-vertrekken en onnalpeurelijke openin-
^ord Jjy nbsp;nbsp;nbsp;— ----_ _i_ _ nbsp;nbsp;nbsp;—J —yx-,
LIC'^ W.11 U-v nbsp;nbsp;nbsp;------------------ ^
nodig om de voortbrenging der Mijn-ftoften te voltrekken inhalende , en de foorten van denbsp;groejelyke dingen, dat welk met haar naturenbsp;beft overeen quant of tot defelve dienftig wasnbsp;door een fekere Seilftenige kracht aannemende en het gene van het Water ongerefen enon-j gekookt overblijft, dat word door de ^ud-Jool wederom ge Jonden ^ door een herhaaldenbsp;omloop ^rdikmntntrgerefen en gekookt te worden. Want op defe wijfe word dat groote lichaam der zee overvloejcnde van ontelbarenbsp;vuiligheden, en droellem van aardfe mengelingen , door dufdanig een omlopinge en doornbsp;de geduurige kokinge van de onderaardfe vuu-ren aan het rijfen gebracht en verbetert zijnde,nbsp;altijd tot een nieuwen wederom nieuw zaadnbsp;en voedfel der nature toebereidet.
De tweede reden. Byaldien datter die om- Eentwee-lopinge door heide de Ajpunten niet was nbsp;nbsp;nbsp;Redequot;.
geven wierdt ^ fo zoude tegens ons aanleggende zee :,niet anders als tot een geduurige vorji
anderdreden of oorfaak is, alsopdatdegan-jonbeweegt Diijvenac, urcugrccgrooarc v..-fche Nature, de Hemelen, de Hooft-ftoffen, de j rotdngen te
Vogtigheden van het menfehelijke Lichaam, i oorfaken de nbsp;nbsp;nbsp;f
door een fekere volkomene overeenkomfte, wafemmgen, door welke de omleggende lan^
en wonderlijke wyfe van famenhang ondermal-1 den geraakt zijnde, fonder een merkelijk ver-
kanderen overeenkomen, en op dit ladben in, jderfvanmenfehen en heeften met fou en .e -haar zijn onderhouden of bewaart worden ben konnen ftaande gehouden en belioeaec
zouden. Maar mogelijk zultgefeggen, it'/eUvorden.
/• 1 . nbsp;nbsp;nbsp;r\ 1 f •!-.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/- /-----1 nbsp;nbsp;nbsp;quot;P^ /Tk A £
------^------
heeft u dufdanige Swelgkuilen van de tegen
ons aanleggende Landen getoont ? wie heeft die ooit gejien ? Ik vraag u; gy noch iemandnbsp;der Stervelingen heeft ooit de oorfprong vannbsp;de beweginge der Zee door onderaardm wegen fich in Fonteinen en Rivieren ontlaftende
/lUCii.
De derde reden is, om dat deganfche aard- Een der-waterige Kloot door gedurige en feer fware Schipvaarten nu al twee eeuwenlang aan onsnbsp;fodanig is bekent geworden, datter nauliks eennbsp;hoek van de Aarde of Zee zy, die niet onder-fochtof ontdekt is; uitgenomen de lauden die
gen fich in Fonteinen en Rivieren ontlaftende j loent 01 oikücb.l ..........
gefien.? Ergo hy iflèr niet: waarlijk een {ctjonder beide de Afpunten leggen. Door dien fo
.....verre van daar is dat de meefte, na fo veel on-
•’ j—/»-*’*'*'^*‘ nbsp;nbsp;nbsp;• ¦¦ —
quaad gevolg, welk op ontelbare andere dingen zoude konnen gepaft worden. Ik fegge derhalven, dat weimemand die Swelg-kuilen
' nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t 1 . ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;J ^4- A rff
---- nbsp;nbsp;nbsp;OO'quot;'-----
verre van daar is dat de meefte, nafo veelon-dernemens der Hollanders enEngelfe, nafo vele fchadelijke verliefen van menfehen, door
¦» nbsp;nbsp;nbsp;/^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;«nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;11nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*
derhalven, dat welntemand die etweig-nuimn 1 » -----— ____________________________
heeft gefien; daf er echter defelve zyn, dat dat honger, dor ft en koude om hals geraakt, van
en door de reden j en door de ondervindinge en haare hoope verfteken zijnde, door het bewüsvan andere kan getoont wor- ftreek fouden konnen bekomen, dat fy felfsnbsp;denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wel op defe wijfe: Want dewij-| niet verder als tot de tsgdgfte cvenwijdheid
onder ons tegeftvoetigeGewefien onbequaam I der breedte fouden hebben bonnen geraken; 2»*
wmrden om het menfehelijke leven baarblijkelijke tekenen van een ontoegangc-vr/I«1e^ -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' oequamelijk re onderhouden, en om dat het! lijke ftrekkinge. Wat heeft Davis niet on-
...... dernomen? wat niet Hudfion? Wat niet de Hol- deZ»Z
' nbsp;nbsp;nbsp;' ¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, maarnie-
daar een half jaar licht , en een half jaar duifter is ; foo was het beft betamende , opnbsp;dat de natuur der dingen in die geweften nietnbsp;zoude fcliijnen ledig te zijn, de beginfelen van
ClCIUOlllVll? VT«*»y nbsp;nbsp;nbsp;,
landers in haar dnederley vaart na de Noord
zijnde beftierder van die ganfche tocht Baren -hetfelvt^ Jon een man feer ervaren in den loop der Ster-lt;
ren,
tot
perlijk aandrong, voortfettede, in het midden van die fijne befigheid en bekommeringe doornbsp;de lelheid van de koude is omgekomen: ennbsp;Hudfön van fijn vvederfpannig Scheeps-volk innbsp;een boot gefet, is nooit weder te voorfchijn gekomen.
het gevaar vati veele Schepen gejien, welke van de Draaikuilen weggernkt zynde j nooitmamp;ctnbsp;gefien noch te voorgekomen zijn. En cap.nbsp;8. Een wondere verborgentheid der Nature.,nbsp;welkers redenen en oorjaak niemand tot nochnbsp;toe heeft nagefpoort noch gevonden-, om dat defe
DE ONDER-AARDSE WERELD, iilaedee- ren, die als hy fijn voorgenomen oogmerk dap-^^i?y^ Draaikuilen gefien hebben j ook hebben Jy
De vierde reden wordt gegeven van die gee- wewegmge onbekent isgeweef, tot dat die door
De vierde Reden.
de Schipvaarten bekent is geworden.
Doch die meerder van defe wonderlijke ge-fteldheid van defe tegenvoetigc flreek, van die groote Swelgkuil, fnelheid der 2!jee door vier
De Zee U omtrent
ne die ten deele gefien, ten deeie in hare fchrif-ten hebben nagelaten dat de tegenvoetige Pljee omJyne fnelheid niet te boven kan ge feilt worden. De Land-befchrijvers verhalen van een
derfnelft.
letfjmt fekerc Minderbroeder van Oxon wonderlijke Draaikuilen daar ingeraaktjhQgQQtXitQ'xc-cphetai- dingen , welke fy feggen dat door de Tover-^ ten, die leefe de^Schecps Journalen of aante-kunft rot den Ajpunt gevoert zijnde, aldaar j keningen van de volgende Schrijvers : Hugo een fekere fwarte Rotfteen van 3 3 mijlen in Viltulbeim Ridder, van Richardm Cancel-fijnen omtrek gevonden heeft, onder \véke.\larim, s^aStephanusBaruclrtus^ vanGrrö-den Oceaan door vier Draaikuilen met een on- j lus facman, van Jacobus Aldajus, van Mar-geloovelyke fiielheid binnen de tegenvoetige'ten For bifcher j y-xa Johannes Davis , vannbsp;preek ingelaten zijnde j beneden de genoemde! Jacob Cnoxen van ’s Hertogen Bofch, van Gi~nbsp;freek door een afgry/elijke groote Swelgkuil\raldus Camhrenfis j van welke defe defelvenbsp;wordt ingefokt. Wat’er van de waarheid van met de navolgende woorden befchrijft: in hetnbsp;dit verhaal zy , alhoewel het ook aan veelen i Noorder gedeelte word zekere groote Swelg-beufeiagtig en verfierd fchijnt, fo houde ik het i kuil der ''Letgevonden, tot welke alle de vloe-echter daar voor dat het niet ten eenemaal | den van de ver afgelegene deelen fchynen bete verwerpen is ; dewijle dat’er veele Land-\weegt te worden, enalsuiteenfuütoevloejennbsp;befchrijvers voor defe tegenvoetige Swelgkuil [enverfwolgen worden jWelke haar als in feke-zijn, en defelve met veele niet onwaarfchijne- i re btnnenkameren der nature aldaar uitflor-lijke bewijfen wordt vaft gefteit. De Engelfe | tende als in een Afgrond worden verfwolgen.nbsp;na die kullen vervoert zijnde, gelijk Eurchas | So dan een Schip tot fijn ongeluk daar in vervet. fijne Landbefchrïjvende Verhalingen heeft, valt, word het met fo groot een geweld weg-zijn van de inwoonders van Groenland yex-\gefeepten na getrokken^ dat de onwederlla-maant, dat fy niet verder wouden reifen, fofy nelfke kracht der verfwelginge herfelvc aan-en haare Schepen behouden wilden blijven ; I llonts infiokt.
wetnt 0.2.1 de Zee jltot (y n2Ldet2an\\etAfpunt\ Defe redenen zullen genoeg zijn om die quamen,foOiigefl;uimigenfofnelwas,datgeennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Swelgkuil, door welke de inge-^fkuU-
rug gebragt
worden. Den nieuwen Atlas verhaalt, dat de Scheepsluiden wsSpitsbergen varende om Wal-viflen te vangen, verhaalt hebben, dat namelijk geen Schip verder als de 8x evenwijdheidnbsp;van de Noorder Hoogte ooit is wederom ge-keert, en dat hare boots te onvoorfichtig door fpreekt: Dienade^ootd-Voo\ zyn gevaren:,nbsp;de gefeideftreken heen fwervende, nooit meernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;haar die toevloet van water van de
voor den dag zijn gekomen, en dat de Z.ee al-1 Zuid-Pool met fo groot een geweldfen ontmoe-daar als uit fekeren berg voortbarftende, alles' ten, datmen daar geenfms noch met riemen met fich feept : warelijk tot een feer baarblij- noch met feilen tegen op kan; gelijk ook de wakelijk getuigenifle, datter onderbet Afpunt, tetetsrondom of omtrent de'^ootd-VooX met fonbsp;of aan de daar naaft aanleggende deelen een groot een fnelheid gedreven worden na de
onbegrijpelijke wegen omgelopen zijnde, ein delijk in de andere tegengefelde fjuid-Doolnbsp;wederom word uitgebraakt j vaft te maken,nbsp;van welke de te vooren bygebragte Eetrus Johannes Faber in de aangetrokken plaats aldus
Schip daar eenmaal opgeraakt zijnde, doot'^okte Zee en door de binnenfie ingewanden geen menfehelijk vernuft kan te rug gebragt | der Aarde, daarvoor het menfehelijk vernuft
groote Swelg - kuil is , door welke het water net water trekkende te gelijk ook de Schepennbsp;die daar op zeilen door een onhelpelijk geweldnbsp;en onwederftanelijke kracht word in of wegnbsp;gefiokt. Alle welke dingen Eetrus Johannesnbsp;Faber een DoTor in de Medicijne en in fijnenbsp;Hjdrographie j en in fijne Eanchymie lib.y.nbsp;c. 7. met defe woorden beveiligt: Inhet Noorden z,yn vier Draaikuilen, van welke de bin-nenfi e om defielheid van hare beweginge nooitnbsp;meiTs befet worden j welke met fo groot en fonbsp;fnel ttti geweld na de Noorder-pool hopen ^nbsp;dat niemand het felve met woorden kan uit-druknen: daar word denOcc22.n ingejwolgennbsp;en ingefokt van de Aarde j en veele zijnder die
Pool, dat geen Schipfich van de fnelheid der o„dervilt;^ wateren kan ontwar-ren ,fo het by wfien by ge-val in de Draaikuilen v.an den Oceaan felf ver- ffippemnbsp;valt. Het felve getuigt het verhaal van denbsp;ontdekkinge van ^e nieuwe Straat in de Ma-gellanife Zee , gemeenelijk Ie Maire ge-noemt; in het welke het die eerfie Schippers denbsp;Hollanders, na dat fy by na tot de 60. graadnbsp;van de Zutder breedte gekomen waren, omnbsp;de tegenheid der ftroomen , en fchrikkelykenbsp;ftortinge der Wateren, niet toegelaten wierdnbsp;verder te varen. Het felve getuigt Herrera Herrera*”nbsp;in fijne hiftorie van het Zgiider America. Hynbsp;fegtj datter uit het Rijk van Chili metgoetvin-\.an Anoden des Konings een vloot Schepen ü mtgerufl. rUn-
om
-ocr page 250-111. Boek, Beschryvende de watepvEN. nbsp;nbsp;nbsp;193
^ A p.i I om dep laatfen van 't Zuid-land te ontdekken i (loop der nature met de hoogfle verwonderinge '^^El^^nhet onmogelykwas verder als tot denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hadde, door fijne gefondene brieven
g^aadderht^zdaQ, fneiheid der wateren die haar gedtmrig ontmoeteden en aanvielenjnbsp;d-e lucht Jèlfflil en fonder Wind zpnde j teko-hebben ook de Hollanders in-''quot;donders van het nieuwe Batavien onderno- .
gelijk haare nbsp;nbsp;nbsp;of Zee-boeken :------------—....... , — ---
Verhalen, welke nevens of omtrent 'andere met de tot noch toe onondervondene ilranden van \\tx. Zuid-land tulTchen {tcit flranden van America en ’t Af at ife Tar~nbsp;tt.f/- ,, gfQQj-g ruimtens van Zeen hoger geraakt zijn-omringt , welke van felven door eennbsp;de, terwijlfede^Ê- altijd als fteil vonden, en f ierduhbelde engte der Jlraten ^ niet andersnbsp;door de kracht der ftroomente rug gedreven; als een klein gedeelte van den Oceaan nila-Wierden, te rade zijn geworden de reife na die ten.
landen, tor welke de nature den toegang tot Ik hebbe geantwoord, dat fulks door de ver-noch toe geweigert heeft, te ft aken. Welk wonderlijke fpeelinge en byfondere voordacht voorwaar blijkelijke teekenen zijn, dat de zee \ der nature gefchiet was : eerft op dat fy het gein het tegenpolige Gewefi ergenseenegewel- weid van dennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;daar na toe beweegt ziin-
dige opgevinge en wederinfwelginge onder- de, als door een muur fouden doen te rug ftaan gaat. Welk ook de oorfaak isgeweeft, datwe en breken. Ten tweeden om dat de genoemdenbsp;tot defen dag toe geen kennis hebbenbeko- landen als fekere bakens fouden zijn, buitennbsp;nien, van dcgelegentheid en gefteldheid, noch welke datmen niet verder mof gaan j daar he-Atczee, noch landen, noch der eilanden nen,alwaar de door hacchelijke gevallen ennbsp;van den fefligf en graad af tot de Zuid-poolioz-, doodelijke gevaren, alle dingen henen fleepte,nbsp;fo datter een feer geheime verborgentheid der met een onhelpelijke ruine en ondergang vannbsp;natuur mede vermengt fchijnt te zijn , dat die menfchen en fchepen. Hierom fchijnt fy ooknbsp;Pool tot hiertoe fo onbekent en ononderfocht denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;daar regens geftelt te hebben, wel-
is gebleven; terwijle de Zee-winden of by ge-, ke door hare fchotfen fo hoog als Bergen ryfen-val, of al willens tot de tegenpolige Streek ^ ver-1 de, den toegang tot het woefte Ge'weft van de vervoert, en door de kracht der zee ingefokt \ tegenpolige zee fo verftopt en befet, dat hy aannbsp;zijnde, geen bode van fo groot en fo ongelukkig 1 ieder de hoop beneemt, om verder als tot denbsp;een lor hebben konnen wederom fenden; en; tachtigfte of rwee-en-tachtigfte graad dernbsp;die tot de Zguid-pool vervoert worden, hebben hoogte te geraken gelijk in de tocht der Hol
dufdanig een fvvarigheid voorgefteir: Waarom de ^^atmr het tegenfolige gewefi door een gedtitirïge famenfchakelinge van Eilanden fonbsp;omfèt heeft,datter denOceaan naulyks toegangnbsp;toe heeft i en aan de eene zijde wel heeft fy hetnbsp;felvemet Spitsbergen en Groenland, aan de
de drift of het geweld van de weder-uitge-braakte zee overal wijd en zijds verfpreid zijn-
«Je
fequot;'quot;
landerennade Noord wijdluftig blijkt. En in de tegengeflelde Tool doet de drift en de gewel-
de, met konnen te boven komen. Welke dingen! digheid van de wederuitgegevene Zee felf den als: Georgius de Br uyn inniger aanmerkte, fo 1 geenen die daar na toe willen, terwijle fy denbsp;meinde hy dat de Bool daarom onbekomeljjk I moejclijkheid der ontmoetende baren niet
Aheat.Urb. was, om dat God het Aardfe Taradys ver-leggende, het felve onder die Tool geplaatft Verheeft , ontoegangelijk zijnde en blijvendenbsp;voetftappen der menfchen. Maar de-YV’ijle defe dingen met de reden nietover-een-komen, zoude hy mogelijk beter met ons ge-voelt hebben, indien hy de oorfaak van de on-toegangeljjkheid van dufdanige plaaifen op denbsp;omlopinge der zee uit de eene Tool tot den anderen Tool gelegt hadde.
Seker vermaart Wijsgeer heeft onlangs als hy in mijn Itinerar.Extat.Terref. defe om-
konnen te boven komen, van felfs van haar voornemen afftaan.
Hier hebtge ons gevoelen van den Omloop der Zpe van Tool tot Tool, mogelijk breder alsnbsp;wel nodig was befchreven. Maar tot welkennbsp;einde, en wat nut daar in fteekt voor het aardrijk , fal in het volgende te fijner plaatiê wijd-loopig getoont worden, leeft fo het u gelieft,nbsp;die dingen welke van my van dit geheim dernbsp;nature in onïeItinerar. Extat. ii. welk ooknbsp;de Voorloper van dit Werk genoenit wordt,nbsp;quot;Dialog. I. in het breede verhandelt zijn.
Van de Southeid der Zee, en deffelfs oorfprong, nootfakdijkheid; en andere toevallen
Van den Oceaan en der Zeen,
Ca j
-----
'^1 nagefocht,om uit te vorflchen wat voor oor-W lt;^0011 van fo vermaard een uitwerkinge lt;icrnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;der Nature by brachten: maar ’t is qualijk om
^ggen hoe feer dat fy van den anderen ver-fchillen , en hoe groot een verwerringe van nTa datter is; ’k geloof feker dat de zeenbsp;left door fo vele baren niet kan gedreven wor-I. Deel.
¦ill.
SSoott
DRie-en-dertig naamhaftige Schryvers die van de Southeid der Zfe op hetnbsp;breedfprakelijkfte handelen , hebben
den, als wel defe menfchen die met die duifter-nifle des verftands benevelt zijn. Ieder van haar, gelijk fy noch van den Oceaan en deflelfsnbsp;nature noch van de Laitdbejchryving jdXs doenbsp;ter tijd noch onbekent zijnde kcnnijfe gehadnbsp;hebben, alfoo hebben fy ook in veelen daar nanbsp;gcllagen en gemift, gelijk te fien is in ii^.4. Me-fcor. waar van hier na. Der felver yveri-pe navolgers , dewijle fy haaren Meefter
willen voorftaan,en van dwalingevry-fprcken,
ic?4 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD,
iv.Afdee- vallen in noch grooter ; op defe wyfe worden ^ de Regen, Sneeuw, Hagel, Rijm, Dauw, Mift de dwalingen als een gefcliakelde reijc op de j ontdaan zijnde, aan die Pïooftftoffèn, waar uic
LlNG.
Lees-jioelen voortgefet ^ terwijl men op de waarheid felve niet let ¦, maar dat [modenbsp;en (tinkende avT»lt;; t0o(, , hy heeft 'het ge [egt innbsp;plaats van de waarheid wanhebbelijk word uitgebraakt, terwijle fy niet toelaten of geen werknbsp;maken om de fwarigheid van de voorgefteldenbsp;vrage, of de faak van welke gehandeld wordnbsp;waarlijk zy j wat dte zy , en waar in die bc-ftaat met een byfonder overleg van het ver-lland te onderfoeken. Hier komt by de Onder-'vindinge welke een Leer-meefirefe is van alle dingen, fonder welkers behulp het onmogelijk is, datmen in Nat uur-kundige (Mngen ietsnbsp;ten rechten navorfchen kan. Hierom neemennbsp;veele, de naafte oorfaken te rug fettende,harennbsp;toevlucht tot ’k en weet niet wat voor bovennatuurkundige befpiegelingen. Sommige maken hare meininge valt door ongerijmde en be-lacchelijke verdichtfelen. Daar zijnder dienanbsp;by de waarheid komen; fommige echter wijkennbsp;fo verre van de felve af alfmen fich naulijks inbeelden kan.
Wy willen tegens niemand ons in het twift-perk begeven, maar den draad van onfe begin-felen volgende j fullen wy onder andere gevoelens ook het onfe ter neder Hellen, welk alhoewel wy het niet betooglijk toonen , fullen wy echter het felve met verfcheidene bevindingennbsp;fo vaft maken , dat alle, die gewoon zijn denbsp;dingen in de rechte waagfchale der reden tenbsp;wikken, fullen toeftaan, datfo het onfe niet hetnbsp;waare, ten minften niet verre vande waarheidnbsp;af, dat is, het waarfchijnlijkfte is.nbsp;mttergern vootonderftelle dan eerft ; datter in denbsp;enkeir°^ ntiUire der dingen geen fuivere noch enkelenbsp;Hooftttoffe Hooftfioffe natuurkundig aangemerkt gegevennbsp;kan worden j maar dat alle lichamen z^n ge-mengt en van verfcheidene hooft-floflèn, befetnbsp;met een veelvuldige famenmenginge van dingen , en dat alle de byfondere Hooft-ftoffèn innbsp;alle byfondere dingen inklevendc beftaan;nbsp;waarom geen Hooft-ftoffe fo gefuivert kannbsp;worden, datmen defelve tot de fuiverheid ennbsp;enkelheid van een Hooft-ftoffe warelijk brengen kan; welk wy op ontelbare wijfen in hetnbsp;volgende, te fijner plaatfe bewijfen fullen.
Ik vooronderftelle ten tweeden; dat de eer-fte (toffe faamgeftelt in de natuurlijke meng-fels, her fout der nature is welke in alle lichamen in is j van de eerfte beginfelen der dingen af in de verwerde klomp in-gefchapen j fonder welke fy noch vaftigheid noch beftanelijk-heid hebben, noch in haar zijn bewaart wordennbsp;konden, als welk alle lichamen, op dat ik na denbsp;Smelt-konfl fpreke, vaft maakt.nbsp;tjuts gna. Ik vooronderftelle ten derden, dat’er regel-mtuurnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;natuur der dingen niets te leur gaat
dingen tt het Zy uit de HooftftofFen, of uit de dampen en uitwafemingen uit defelve nagetrokken,nbsp;maar dat elk byfonder aan haare Hooft-ftoffennbsp;wederom her(telt word. Opdefewijfe wmrdennbsp;uit de -^^-getrokken lOampen ; welke eennbsp;weinig daar na door de koude verdikt j en door
gegeven
wordt.
leur,
fy getrokken zijn, wederom herftelt worden.
Het felve moetmcn van de uitwaaflemingen der Aarde feggen.
Defe dingen geftelt zijnde, feg ik eerft, dat het Sout door de nature in de eerfte Scheppingenbsp;aller dingen (fo haaft als het water door denbsp;ftemme Gods binnen fijne Oevers gedrevennbsp;zijnde het Aardrijk ontdekt heeft) in den O-ceaan en alle andere wateren ingejchapen is, fonbsp;echter dat na de gclegentheid der Wateren ennbsp;naturelijke lichamen, het Sout dat in defelvenbsp;gelegt is, nu meer dan minder tot een ongevoe- ^nbsp;l§ke hoeveelheid toe gefpeurt wordt. Want na-diamp;mz.'Ahtt Sout, de aardige Hooft-ftoffe, aan^^, lt;»nbsp;de lichamelijke dingen hare dikte j en gelijk denbsp;Smelt-kon(lenaars fpreeken fekere vaftigheid ‘nbsp;en lijvigheid geeft, we Ikefy fonder Sotit j denbsp;vaftmakende Hooft-ftoffe der dingen, nooitnbsp;hebben zouden, fo volgt dat en de ^e en allenbsp;dingen foutigheid van noden hebben gehad.nbsp;Daar-en-boven, nademaal de Narde met dennbsp;Oceaan en Zeen t^nKloot of Rond uitmaakt,fonbsp;gebeurt het noodfakelijk, dat gelijk óiQganfchenbsp;Nardklomp met fout befet ij-,alfo ook de Zee denbsp;foutigheid uit dl aarde als uit Mammen van allenbsp;kanten fuigende, als fijn voedfel na fich trekt,nbsp;welke na getrokkene en uitgefogene foutigheid, èitZee door de onderaardfe doorgangennbsp;geklenft zijnde , door het recht der natuure,nbsp;volgens onfe derdevooronderftellinge,-Asïcx.^nbsp;dat hy aan haar fchuldig is weergeeft, of lievernbsp;het Aardrijk door een fekere overhandfe aan-trekkinge, dat gene welk het aan de by-gefet hadde, van den felven binnen de onderaardfe holen befet zijnde wederom neemt.
Doch op wat wijfe fulks gefchied, zal naderhand verklaart worden.
Het Sout dan volgens ons gevoelen is de aardfe Hooft-ftoffe of Jekerzaad derNatuu-*l^f,p0e.nbsp;re^^aan alle lichamelijke dingen envafighedennbsp;voedfel verfchaffende; waarvan een feer baar-blijkelijk teken is, dat’er geen Lichaam , het fynbsp;dat het een gevoelijk of groejelijk of onbefieltnbsp;is, welk niet door het felve beftaat; of welk nietnbsp;als het fout daar afgenomen is , ontdaannbsp;word.
Gy fult feggen, dat de foute Wateren der Z.ee door de fmeltinge der uitgetrokkenenbsp;dampen warelijk in foete Wateren verandertnbsp;worden ^ welk fonder affeheidinge van hetnbsp;Sout niet gefchieden kan. Ergo u fluit-redennbsp;isvals.
Op dat defe tegenwerpinge te beter opge-. loft worde, moetmen acht geven, dat te defervaftnbsp;plaats een twee der lei Sout kan aangemerkt vi«g-worden, een vaft en vlug; een vaft Sout noemen wy dat, welk «/de byfondere dingen natuurlijk ingelegt is, en daar van niet ten eene-maal kan afgefcheiden werden.
En het vlugge noemen wy dat, welk na de gelegenthcid van fijne geeftachtige felfftan-digheid van het vafte Sout afgefcheiden wordnbsp;en wech vliecht.
En
-ocr page 252-Dit geftelt zijnde, het voorgaande toeftaan-1 het warelijk door een wijfe raad der nature fo Tn^et Fon-de, ontken ik het gevolg: de reden is, omdatTelleltis, dar alhoewel het foet water en datquot;”........
'AP. III.
tein-water
alhoewel de Son de dampen uit de Zeeuit-jbequaam is om te drinken van alle fout water, nfde ovt-trekt, welke naderhand gefmolten zijnde tot j door de uitwafeminge van het vlugge fut kan een foeten regen worden, daar uit volgt echter afgefcheiden worden, altijd echteniet vafle in ”vcrtg.
het onderhorig lichaam ook onder hetalder-
niet, dat f danige wateren f van haar wortel-fut afgefcheiden worden ^ datgeene kleine deeltjens van Sout, (hoewel die fo veel als hetnbsp;het gevoel aangaat door de fmaak naulijks ofnbsp;qualik konnen gekent worden) daar in over-blyven ; welk ook de ervarentheid leert, datnbsp;tn allerhande foort van Fontein-water waarachtig is ; nademaal fuik 11 ach van water doornbsp;eeni*/;wovergehaaltzijnde, altijd eenigfoutnbsp;in de grond nalaat, gelijk den Smelt-konfte-naars bekent is.
Eerste Toemaat.
Hier uit blijkt, dat de Aardwaterige Kloot in de verwerde klomp noch verborgen zijndenbsp;van het eerfe beginfelder dingen af, konftelijknbsp;een Sout in fch bevat heeft, maar dat het dadelijk of werkelijk eerft op den derden dag is tenbsp;voorfchijn ge komen ^ op welke defcheidinge desnbsp;wateren van God binnen hare Oevers verdeelt zijnde, het Aar dry k van den laf des waters , onder welke het bedekt lag, vry en on-belemmert ontdekt heeft ; en op defe wijfenbsp;konnen veele ftrijdigheden van den oorfprongnbsp;des Souts, waar van de Boeken der Schryve-ten vol zijn, ter neder gelegt worden.
Tweede Toemaat.
Tgt;atter geen hooftftojfg water is j het zy Fontein ot Meir-water welk na een gedanenbsp;overhalinge niet eenig overblyffel van foutnbsp;achterlaat j gelijk in het volgende Boek in hetnbsp;Trabiaat van Y Sout breed door bevindingennbsp;zal bewefen worden. Want terwijl het Soutnbsp;aan alle dingen hare lijvigheid of vuiligheidnbsp;geeft, volgens onfe tweede vooronderftellinge^nbsp;fo foude warelijk ’t Water van alle Sout ontfetnbsp;lijnde geen ly vigheit of vaftigheit welk het vannbsp;de nature hebben moQi,konnen deelachtig worden , als van fijn aardige vuilmakende Hooft-llolïè ontfet zijnde, en fofoudhettoteenal-derfuiverlle Hooftllolfe ontdaan worden, hetnbsp;¦ft^elk onmogelijk is. Want dewijle alle lichamen der naturelijker dingen uit de vier Hooft-ftoffèn famen gellelc zijn, fo zoude warelijknbsp;dan wanneer dat een der felver ontbrak noot-fakelijk de geheele famenllellinge moeten vernietigt worden ; geen water dan kan van lijn
ontfet worden. Want gelijkerwijs in alle naturelijke famenllellinge , een of tweenbsp;Hooft-lloffen zijn die de overhand hebben; allo heeft ook in de waterige HooftllolFe, het ee-tgt;e water meerder of minder Sout tot een on-'ddoelyke foutheit toe als het ander; niet andersnbsp;golijk als in de andere Hooft-llolFen altijd eennbsp;meerder ofminder gedeelte van defe of geenenbsp;Hooftlloffe de overhand heeft, dewortelijkenbsp;Hooft-llolïe altijd in Haat blijvende. Waaromnbsp;ï' Deel.
J/Sout»
* Ver-
Wcrde
klotnp
y Sout
kleinfte gedeelte overblijft. Doch ik fpreke te defer plaarle niet alleen van het Sout in het by-fonder, maar in het algemeen van dat, welk nanbsp;een gedane overhalinge in dé grond van de kolfnbsp;overblijft, welk ook de Smelt-konftenaars doo-de Kop noemen : want dit alle vochtigheidnbsp;daar uit getrokken, en tot allche gemaakt zijnde , fal aanllonts een nieuwe fourffe van Soutnbsp;verfchallèn, gelijk te lijner plaatle fal geleertnbsp;worden,
Derde Toemaat.
Hier uit blijkt, dat het Sout van het begin der dingen af naturelijk in den aardwaterigennbsp;Kloot, als eenbalfem der nature, en om het geheele bellier van den aardwaterigen Kloot tenbsp;behouden, en om dcnfelven te onderhoudennbsp;en te voeden ingefchapen is ; want alwaar geennbsp;fout is, daar moet nootfakelijk een beginfel vannbsp;verrottinge zijn , het Sout alleen bewaart denbsp;bezielde en onbelielde dingen voor verrottinge. Niets is’er in de natuur zonder Sout, nietsnbsp;van de naturelijke dingen, het zy datge op denbsp;Metallen en Mijnlloffen, of Planten en Dieren , of op de Hooftllolfen felfs zier, uit welkenbsp;de aardwaterige Kloot faamgellelr is,welk fonder de begiftiging van Sout bellaan kan; alwaar Sout gebrek is, daar is niets duurfaam,nbsp;maar alles word aanftonds door een Hinkendenbsp;verrottinge aangetall, nootfakelijk ontfet zijnde van alle fijne bylland fo van het geheel Al,nbsp;als van Menfchen en Beeften. Hierom is’ernbsp;geen plaats in de Wereld aan welken deNatuurnbsp;geen ovetNoed van Sout byfet; en daaromnbsp;heeft de Goddelyke VoopvSienig-H EID niet fonder reede gewilt dat dat geene,nbsp;welk fo noodfakelijk was, overal by der handnbsp;zoude zijn. Want hoefeer dat de Menfchen ennbsp;andere dieren het felve van noden hebben,nbsp;leert dedagelijkfeondervindinge , want het isnbsp;heteeniglle dat alle fpijlen fmakelijk maakt,nbsp;en voor bedervinge bewaart. Want dat welknbsp;geen Sout by fich heelt, word niet verbetert,nbsp;welk niet verbetert word,dat komt den menfchnbsp;j geheel ongefont, ongerefen , en de verrottingenbsp;onderhavig voor , welke verrottinge de foer-fe is van alle naturelijke fiektens ; waaromnbsp;flomerushct Sout niet fonder oorfaak godde-\ lijk noemt, als dat, welk alle dingen die gefiennbsp;Worden voorde verdervinge bewaart. Ik doe Cit voort-daar by dat de bcginfelen van de voor teko-
i. nbsp;nbsp;nbsp;. I r 1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;der dingen
mene dingen , uir net dout haren oorfprong n^^Sout hebben; waarom ook de Poëten een Aphrodi-tife Venus als een die uit het Schuim der Zeenbsp;voortgekomen is verfieren , op dat fy alsnbsp;in dit voorbeeld de voortteelende krachtnbsp;des Souts door de 2iee verfpreid zoudennbsp;voorftellen ; en om defelve oorfaak maken fy
Bb T nbsp;nbsp;nbsp;de
-ocr page 253-196 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE iv.afdee- de Zee-goden fo vruchtbaartnOyxèit'i?, vanfo veel kinderen. En het is aan alle bekent, dadernbsp;niets vruchtbaarder j niets dragtbaarder is dannbsp;de 2^e en dat getuigen overvloedig en de oneindige menigten der Zee-monfters, en de geweldige voortteeling der Villen, voortgefetinnbsp;meenigte door baar ontelbare eijers die wy kuitnbsp;2ijn gewent te noemen. En dit fy genoeg gefcit w2i\\^Qnootfaakelyk-heid des fouts. Is overig datwe fien hoe het wa- Line. Bi ter met die Joutigheid van den beginne befet is \ veelte fouterfal worden geweeft j en hoe het felve afgeleit hebbende Mooe veel teflerkergy het felve in het vat zult feet wordt. In de eerde leidinge en voeringe der wateren binncii dc Ocvcrs dcs Aardrijks, welk het Hei-in het mater lige Bock der fche^fingc leert dat op den derdennbsp;dag des Werelds gefchied is, heeft aanllondsnbsp;het vermengde water vanfich felve n met foutnbsp;befwangert zfeide ^ en uit de felfllandigheidnbsp;vande foutachtige aarde als voor fich een nood-faaklijk voedfel na getrokken. De aarde derhalve vol fout zijnde als door fijne natuurlijkenbsp;hoofdllolFen beftaande, fchielijk door de ftem-me Gods geflagen, heeft die noch fagte flib, ofnbsp;de grond der wateren na gelegentheid van dernbsp;felver deelen eerft tot de fchetfe der aarde,nbsp;daar na totlleenen van allerlei flachfototge-vat allenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;als tot koftclijke vall gemaakt; nader- vajie licha. liatid liceft hct dc verfcheideiie foorten van ^rachTvmnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;cw Bergftoffèn , dat is, de Swavef het sout ^ikJdver^Qw znè.QteBerg-ftoffenj als echte So- ^ fogemorden nen van \Jbutj het onder aardje vuur welk piet door gebeurt het, Jat een kluit die mét fout be Hoe het So ut van onii„-'’^tde deelde j en de Son en de door ge- deel te krijgen aan de foutigheid, heeft het on Hit nbsp;nbsp;nbsp;— aardfe vuur duurigc invloejmgen door de menigte der Win-^ocLaZnet ^tGDampen de onophoudelijk beweeg-foutheid den. Hier door hebben de Jout agtige geeft en die doordeioM. met dezcc Vermengt warcM j den ganfehen O-diedomnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;met die yStóe/Wbefet, welke hy tot den huldigen dag toe beliout, en tot de te niet wor-1 lijk een volkomene vermenginge des waters wafemen. ding der wereld behouden zal. En dat de j met dey2®/‘^Gé’^m gefchied. Want, de de feorfijne foutheidjtnd' onderaardfevuuren\geeHen zijn, gelijk wy ondervonden hebben, door de verborgene openingen en tochtgatennbsp;van de grond der Zee, den Oceaan met de om-höoggedrevene Geeften des Souts be fet j toon iknbsp;door defe Proeven. haar gefchapen is medewerkende te voorlchijn gebracht ; maar fijn felven als Sq grondflag qwnbsp;de noodfakelijke onderhouding van alles, heeft,nbsp;het ganfeh en gaar door al de veefelen van hetnbsp;aar dry k verfpreid; uit welke den Oceaan alsnbsp;uit Mammen geduurig zuigende ^ behalvennbsp;dat hy felve daar nu al mede befer was, hetnbsp;felve gretig na fich trekt. En alfo wy in onsnbsp;eerfle Boek getoont hebben, dat de Grond dernbsp;Zfe met ontallijke doorgangen en fwelgkui-len doorhoort is, hier door is het gefchied, datnbsp;het onder aar dfe Vuur degeeflen van de foutachtige aarde door de warmte gaande gemaaktnbsp;zyndcj aan den Oceaan overalinalleplaatfen Eerste Proef. yH^te^xvvier kant Vat ABC uitftukken gegraven Sout ^ welkers naaden met pik of ee-pige andere vaft-klevende ftofïè moeten toe-geftteken worden, welk gedaan zijnde, laater |
Wereld,een wijle tijds in bly ven Haan foet vaat er j welk daar in gegoten isj en genbsp;zult bevinden dat \foetnbsp;water binnen kortennbsp;tijd,geheelinfout waternbsp;verandert is ^ het foetenbsp;water de foutigheid dienbsp;in hetVat is na fich trekkende ; ook fultge bevinden dat het Water fbo gejehud hebben. Uit defe proef blijkt klaar, hoe het foete water de foutigheid na fich getrokkennbsp;hebbende,yöaf wort. Ook hebben wy eens in Sicilien en te Maltha daar een proef van genomen in allerlei flach aarde, vette namelijk, geen fandige dienbsp;dicht aan zee was ^ binnen welkers kuil dienbsp;kondig in defelve gemaakt was j het ingegoten foete Water aanftonts fout wierd. In tegendeel foge fout water giet in fekere foete kryt-achtige en fandige kluiten, en daar eenigenbsp;gen in laat Haan ,fo fultge bevinden dat het wa- heid Mt’quot;nbsp;ter fijne foutigheid van fich ge legt heeft, denbsp;aarde door fijne eigene nature net zout \ welknbsp;hem ontleent was weder na fich trekkende. Denbsp;oor [aak van welke faak geen andere is, dan denbsp;verfcheidenheid der aarde kluiten j van welkenbsp;fommige overvloedig veelfeut, andere naulijksnbsp;eenighebben didX gemerkt kan worden. Hier jwangert is fijne foutigheid aan hetfee te waver mededeelt j door een fekere naturelijke en overhandfe natrekkinge; en in tegendeel eennbsp;kluit die weinig fouts byfich heeft ^ het fout datnbsp;hy uit het 'Le.o.-water na fich getrokken heeftnbsp;als een voedfel dat met fijn natuur over-een-komt na fich neemt ^ waarom het noodfakelijknbsp;is dat water welk geen vlug fout heeft, foetnbsp;moet worden. Op gelijke wijfe moetmen denken dat het met de Z.ee toegaat. Het aardrijk deelt fynnbsp;fout, verfpreid door alle de Veefelen van hetnbsp;aardfe lichaam mede aan den Oceaan-, en op datnbsp;de ftranden niet fouden fchijnen alleen maar der aardfe Vuur door een geduurige omhoog- jjet heffinge der foute GeefteUj door de gaatige ofnbsp;doorboorde grond der Zee, al de wegen derp^fe^^-Zeen fo met Sout befer, dat’er denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;* beweeginge der Zee daar by komen foo machtig, dat felf een klein gedeelte van defe geen , foo veel namelijk als in een leepel kan,nbsp;een groot vat vol foet water geraakkelijk ennbsp;geheel licht kan doen fout worden. Nu kome ik tot de oploflinge van de tweede fwarigheid, hoe namelijk ’t water in de onder-aardfe groeven foet wordt, of hoe het waternbsp;nbsp;nbsp;nbsp;h* fijne foutigheid in defelye afgelecht hebbende, nbsp;nbsp;nbsp;00 tot foet water wordt, gelijk de Fonteinen en Kievieten opentlijk toonen. Ik |
III. boek , Beschryvende de wateren. nbsp;nbsp;nbsp;197 p. II j, ik fegge, dat fuiks eerftelijk gefchier door de j me bocht van de Haven van MeJJlna j welke bokinge der wateren. Wancnademaaldatde in-j licht tuffehen de wateren van de Haven ennbsp;gewanden der aarde vol onder aardje vuuren\^x\lt;^e., die zsd van gelijkenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vinden zijn, foo gebeurt het dat in de natuur holen of naturelijke nbsp;nbsp;nbsp;binnen infich haalt jjlrand door een verborgene vloejinge door de, W^ya/^^^^?^fc^•«^^totregen, hagel:lt;y^-'te^^^er op de boven-verhaalde wyfe en fneeuw gemaakt worden; welke binnen de; maakt; of fekerlijk iwr eenfeeker Metr of toppen vahde alderhoogftc Bergen ontfangen} wer van Sicihen fCalabnen^oox tesv onderen èiOQr{m€ixSmgxt\\ès.^\t in de uiterlijke, ten! nbsp;nbsp;nbsp;beneden de grond van de Zeeui - deele in de inwendige Waterholen ingelaten geftrekt, welke devvyle die inde kromte van zijnde, het vermeerderen, ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j defe Haven uittocht vindt, het water^oot^^ foetigheidjtochfoetermzk.cn.. nbsp;nbsp;nbsp;| genoemde ftreek verfpreid zijndenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• Maar van defe dingen breeder in het volgen-: Want de Scheeps Journalen verhalen , at in dende Traftaat van den oorfpronz der in?»- veele plaatfen, en in ècgrond, enin onimigenbsp;teinen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;! Zee-khppen foet water gevonden word, fmin- Wonder is het, het geene ik voor defen aan ¦ gende eveneens als nbsp;nbsp;nbsp;'¦f è-c f randen van de Straat van Mamertinen,szn^conderzeefe on nbsp;nbsp;nbsp;z ge eg of Sicilien hebbe ondervonden : de ftranden worden. nbsp;nbsp;nbsp;r. zijn fandig, en vol Sabel, in welke fo iemand Hier hebtge Lefer, e nbsp;nbsp;nbsp;^ dpt/de vzn een i»i/graaft, zal hyaanftonts nbsp;nbsp;nbsp;uiteer vinden, alhoewel de kuil maar drie of vier | welke gy na ’t u luft, mfondernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;crenoeaen voet van den oever der Zee af is. Ja het geene kiefen, die aan u verftand j!” ^ noch meer te verwonderen is, indien iemand geven kan; \vant e la \ en 1 gnbsp;op de gefeide wyfeeen maakt in de krom- telijk geen andere vinden. HET IV. HOOETSTUK. Of de foutigheid nbsp;nbsp;nbsp;Zee uitgefpreit door al de quot;^egen Van den Oceaan fVeral eveneens v. Proef Vie \ ¦ A p, IV. iT^Efe fwarigheid, gelijk die van groot ge-I^Jwicht is, alfoo hebben wy ook voorgc-nomen defelve naaukeurig te verhan-öelen. isjen moet dan eerft letten dat defe fwa-ngheid op veelderlei wyfe kan verftaan wor doorgangen pijps of fpuits-gewijfe voortgefet, alsfy door de vuurbolendoot-g2L2Ln, de vluggenbsp;geeïlen van het foute water gekooktnbsp;refen zijnde, aanftonds omhoochgedreven worden, en tot de grootfte fijnheid verdunt zijnde,nbsp;fich door de binnenfte veefelen der aarde inlaten , en als fy door de koude verdikt zijnnbsp;geworden, wederom tot fout worden:, en foonbsp;aan de aarde wedergeven het geene fy den fel-ven ontrokken hadden, de aarde door een na-turelijke natrekkinge dat geene welk fijne was,nbsp;W'ederom-nemende. Hier komt ook by, dat het water aanjjoe-lende aan de kanten der ojeningen dievolfoete klei zijn,de aardejde aldaar doorgeklenfe foutenbsp;vochtigheid op gelijke wyfe door een fekerenbsp;dat welk fy eerft aan de Zee gegeven laadde,nbsp;volgens de Troeven een weinig xtvcorenhj-gebracht, waarom de Fonteinen en Rievieren,nbsp;welke uit de Zee eer fout gekomen waren, doornbsp;de doorgangen van de grond der Zee, om denbsp;bygebrachte oor faken , hare foutigheid afgelegtnbsp;hebbende door de uiterfte monden vol van (oetnbsp;vjater zijnde, uitkomen en vloejen, tot dat fynbsp;aan de Zee herftelt zijnde, eindelijk wederomnbsp;fout worden ; defe keer en weder keer der dingen is geduurig en altijd duurende. • Daar-en-boven, dewijle de Son gedurig een grooten hoop dampen uit de Zee na fich trekt,nbsp;gebeurt het dat defelve door de koude vannbsp;°”*‘’''^‘de in het midden liggende lucht verdikt zijn- V- attn ’’^nde» Sici, |
Het felve gebeurt aan de frandvanCalabrien by Reggio, alwaar my heugt dat ik foet waternbsp;hebbe gevonden 'vsxttnfandige kuil, niet verder als twee fpannen lang van het X^e-waternbsp;afgelegen zijnde , ook toont fuiks genoegfaam.nbsp;de Fonteine aan den oever van de Zee , tennbsp;beften van ’t gemeen aldaar op-gemaakt. Na de oorfaak van fo vreemd een uitwerkin-ge, wordt gevraacht, welke mijnes oordeels driederlei is, dewelke ik ook hier terplaatfenbsp;zal trachten by te brengen. De eerfte kan zijn,nbsp;het fand door fyn natuur feer droog zijnde,nbsp;welk de foutigheid door fekere aantrekkif^e nanbsp;\jich kan nemen, gelijk in de voorgaande Troefnbsp;getoont is. De tweede oorfaak kan zijn, dat dcnbsp;Beekskens uit het Hooft Peloro, welk over denbsp;Engte hangt, voortfpruirende, de fabelachtigenbsp;kopende , eer fy in de Engte vallen over alnbsp;foet water verfchaff'en. Het geene men ooknbsp;van de f randen van Reggio feggen moet, innbsp;welke, en de openbare en verborgene Beekskens uit de Bergen van Calabrien , welke denbsp;Engte omringen, onderbet fand door kopende,nbsp;het felve foete water, eer fy haar in de Zee ont-laften, overal verfchafFen. Maar waar van daannbsp;het foete water in den arm van de Haven vannbsp;Meflina, tuflehen beide de Zeen van de naturenbsp;gekromt, hervoorkomt , heeft buiten twyftèinbsp;een andere oorfaak , terwijl die geen Beekskens uit de Bergen deelachtig kan worden.nbsp;Men moet dan feggen , dat of foodanig landnbsp;door een ingeborene eigenfehaP , het gekleniie den. Eerft ofde Zjee in de grondfouter ts , dan 'tn fijn Oppervlak. Ten tweeden , of aan denbsp;firand, of in het midden. Ten derden, of in denbsp;plaatfen onder de Gefengde ftreek, dan indenbsp;Jfoorderlyke gewejien gelegen. Ten tweeden moet- |
ipS nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD, IV. afdïe-iTJoetmen letten , dat het Z^e-water dat ge- \yanfoet waterhervoor komt jXoiQtn(tamp;tgtoo-heel kout is j fo fout niet is j als het warme re rrooft, behulp en voordeel der Schipluiden lijk die verfcheidene eigenfchappen en hoe- gebeuren of aan dedie fo veel fout niet danigheden hebben , alfoo ooknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 hebben, of in die plaatfen, in welke men bevint verjcbeiden zijn. Defe dingen vooraf gegaan ! dar de Zee door de toevloet van feer fwaare Ri- foupigheid krygen aan de ftrand dan in het Teurt het^ dat de vlugge geeft en des fouts , te midden y en miks getuigen ook overvloedig- i geli ke met de dampen door de warmte dernbsp;lijk dit fout kuilen j welkenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;oevers van de ftonno. nagetrokken eerft tot wolken ontdaan lt;1^^ tot groot nut der ftervelingen gegraven worden, welke door de beweginge der Winden worden Ik fegge ten tweeden: dewy Ie het vaHefout fwaarder is danhet water fehe ^ fo is het fe- jgeweften verdikt, en het vlugge fout door water. LING. foute water. Ten derden moetmen letten, dat de aarde j grond en Jfranden der Zee ge zijnde, of de Zee Wort gevraagt; ecrllelijk; nbsp;nbsp;nbsp;zj f/Jond!' oppervlak: ïk fegge dewyl dt grond van of in fyn dc Zee in verfcheide plaatfen van de Oceaannbsp;Oppervlak.^en anders heeft en met verfcheidene eigenfchappen en krachten in verfcheidene planten fo van de grond als van de ftran-den, na de verfcheidene gelegentheid en ge-fleltheid des aardrijks eedeeltens voorfien is,nbsp;heeft niet alleen de reeden maar ook de taftelijke ondervindingen geleert, dat de zee te metsnbsp;fouter in de grond j alsf§n Oppervlak ^fomtydsnbsp;fouter aan defirandenals in de grond of middennbsp;Oceaan is. So de zee doorgaans door een Mftenbsp;die vol fout isj Qcngat vind waar door de vlugge feefien des fouts door de onderaardfe vuur en om ooggedreven\iZtnVsynx\^w, dan ishetfeeker,nbsp;dat de Zpe in de grond fouter ü als boven op ;nbsp;dewijle aan de felve van de onder - gelegenenbsp;fout-aderen een overvloedige foutigheid on-middelijk en geduuriglijk wordt mede-ge-deelt. Het felve moetmen feggen van deftran-den der Zee : want als de Zpe door fijne gedurige vloejingen een nabygelegene Sout-mijnnbsp;aanfpoelt, foo moet hy nootfaaklijk meerder ker j dat het felve boven op geen ftant houden kan j maar nederwaarts na de grond fakt y ennbsp;dat echter het vlugge fout ^ als welkers geeft-achtige lichtigheid nergens door belet kan worden, ganfche lichaam der Zp^ iot bovenennbsp;toe doorgaat ^ en de Zee, met een volkomenenbsp;menginge , door de gedurige beweginge dernbsp;baren tempert. De foutigheid der Zp^ echternbsp;in de grond en aan de ftranden, kan op veel-derlei wijfe verhindert worden , dat die nietnbsp;-De Fontei- fclicrper fy dan boven op , waar van de eer-nen in de ftc is van de Ricvicrcn, Beeken , Fonteinen,nbsp;Zeeuiférlnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Onderaardfe door-gangen in de kende, ver. groiid dcr Zec ontlaftcndc ; door welke het op een wonderlijke wijfe getem-pert en de foutigheid wech-genomen zijnde, lbo foet word j dat een opwellinge daar vannbsp;midden door de Zee doorborende, felfs bovennbsp;op te mets aan de Zeeluiden een groot einde-weegs verre foet water verfchaft: gelijk fy verhalen van fommige plaatfen van de Mare Ta-cificum aan de Strand van hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ameri ca:, en van den Rerftfen bofem by OrmttSj welke alhoewel die om de omleggende foutbergen denbsp;fout ft e van alle de zeen is, fo verteltmen echternbsp;datter in het Oppervlak der zee felf een weüe |
en andere in en bywoonders van dat fo dorre Eiland. Het felve kan in de qrondvande zee vieren veele mijlen verre foet nbsp;nbsp;nbsp;welke din gen alfoo die te bekent zijn, als datraen daar meerder van fpreken foude, fo Iaat ik de felvenbsp;varen;wanr gelijkerwijs niet alle land alles heeftnbsp;en de gefteldheid van de aardfe deelen feer ver- mrinbsp;fcheiden zijn,door welkers gelegentheid deAquot;quot;^-tuur der zee op een wonderlijke wijfe ver an- dert *nbsp;dert wordt^ dewijle defelve niet in alle plaat-fen, maarnade verfcheidentheidvandeeigen-^,.^/»nbsp;fchappen der Landen, altijd andere en wede-?'''*”'*^”’nbsp;rom andere dingen voortbrengt, van welke renbsp;fijner plaatfe; op gelijke wijfe is om de gefeidenbsp;oorfaken de zee in de eene plaats fouter dannbsp;in de andere. Het gebeurt echter door de ge-duurige beweging der zee, dat de foutheid doornbsp;een volkomene fmeltinge verfpreid zijnde by-na op alle plaatfen een gelijke tempering vannbsp;fmaak krpgt „ als die maar geen Wellen vannbsp;foet water aandoet. De tweede fwarigheid is; of de zee onder de gefengde ftreek fouter zy j als onder de koude ofnbsp;getemperde j ik antwoorde, dat hy alle dingen streeknbsp;wel en gelijk zijnde onder de Gefengde StreeZfff denbsp;fouter is. Want nademaal de Son den felven koudenbsp;door fijne paflodige ftralen gedurig treft, fo gena verfcheidene deelen des Werelds heen gedreven ten deele in de foutere deelen der berg- geduurige beweginge gefmoken zijnde tot regen en groote en feer overvloedige flagrege-nen van water verandert, ren deele tot Sneeu verdikt worden; waar door de zee het vafte foutnbsp;en door de warmte en door de hitte der fo vlaknbsp;op fchijnende Sonne gaande gemaakt, noch veelnbsp;fouter word. Want het is door de ervarentheidnbsp;bekent, dat de fpüfen diemendagelyx eet j fonbsp;haaft als fy door heet water warm gewordennbsp;zyn, veel fouter zyn dan de koude y de reden vannbsp;welke faak defe is, dat de foute lichaampjensnbsp;welke niet ten eenemaal van geeften ontblootnbsp;zijn door de warmte verdunt en van mal-kanderen afgefcheiden zijnde de zee door dusdanig een fmeltinge der lichaampjens, een feernbsp;groote of de aldergrootfte fcherpigheid toebrengen. En het is door de dagelijkfe ondervindinge bekent, dat aan de ftranden van Sicilien , Ga-labrien en andere ftranden van de Middeland- dernbsp;fe-zeCj het Zpe-water j in fekere kuilen geleidnbsp;zijnde, in de tijd van weinig dagen tot een feernbsp;wit Sout door de warmte der Sonne gekooktnbsp;word. Ook ftremt het Zee-water in de klip-pigegroeven derftrandenj waar in de Zp^ doornbsp;kracht der winden ingejaagt word, door geen kon ft |
^99 f^la noemen alle daar omtrent leggende plaat- konnen worden ; anders gebeurt het in defe fen met fout ^ fwavel en lïjm vervult; alfo be- jlaatjen die door de hitte der Sonne feer warmnbsp;fwangeren ook foute ge e kien door de grond ;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in welke de/ö^f^’lichamen door de warm- te gefmolten en de boven tte wateren vermengt I zijnde, als fy op het ftrand geworpen worden, heid van de gejengde ftreek niet behoeft te! een overvloedig fout de Son Kok zijnde voort- brengen De derde fwarigheid is, waarom het /water door de kracht der Sonne door de BPam gt; ter mngènnbsp;Ikfeggedan, dat in het uit er He Noorden de \ Jen oJgetrokken zftide fijne foutigheid afieg-gc«”gt;''dc:nnbsp;Zee alhoewel hy overvloedig veel fouts heeft 'x g^tide, tot foet water word y en integendeeFjjjjfquot;'^nbsp;het felve echter om de kracht van de fo vinnige j het Zee-water door een Helm overgehaalt zyn-koude niet kan gefmolten worden j hier komt by i de altijd in den ontfanger niet drinkbaar be-datdeZ/^^, om è,t gedurige regen jStSisxSèlv^ffvonden word-, en dat het onmogelijk is dat het quot;quot; nbsp;nbsp;nbsp;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' ‘nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;........Sout daar van ten eenemaal kan afgefcheiden - worden. Ik antwoorde, dat de Zee-wateren door de warmte der Sonne opgetrokken in foet waternbsp;veranderen; eerft, of om dat de foute Geejien,-welke het met fich opvoert, van den damp afgefcheiden zijnde boven de Midlucht ojklim-meUjOkdoot koude verdikt zijndeftryken , of fijne foutigheid afgelegt hebbende , tot ys'ftnken , of met de dcmwtge lucht ^ttmi.MaaitVii-saxomhztysvandeZeefoetzj, zijnde, dt Viook-kkonc des waters enbsp;daar van is de reden dat het foute water verdikt hand hebbende, ingejlokt wcr n. .nbsp;door de koude, door fijns fwaarte flrykt jfet\nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ten tweeden, of om e y ^ S S fowigheid afgelegt, nbsp;nbsp;nbsp;gedieven zijnde! nebbende en gedurig door de regen en fneeuw , nbsp;nbsp;nbsp;en van een gefcheiden prmeerdett zijnde, gelijk h«door fijne ichr-, eindelijk lo J nbsp;nbsp;nbsp;SouNct in de heid nbsp;nbsp;nbsp;hetfwaardcreyr^ft. alfo word het,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;overlaten; waarom deft wrde omleggende kou^ lichtelij S,fi ¦ | .„f/ï.«oDdeeefeidewijfen afsefcheiden zijn-Wanthet foete water gelijk de o“?«vindmge nbsp;nbsp;nbsp;Jrer-//moeten laKn, Sdr'lMiafoettrm^fi/n'liA^^^^ des | Maar gelijk inden Helm, omdatdenontfan- tegemakkelijkertotYsgemaaktwordt. FprsteToemaat. nbsp;nbsp;nbsp;I geen uitgang vinden , allo konnen fy ook met ^ ^ ^ nbsp;nbsp;nbsp;I hel water vermengt zijnde, niet ten eenemaal Hier uit blijkt, waarom aan deftranden der S gefcheiden worden, waar door het water van Om Zei. i, ‘*an tel koiiil van felf tot een overvloedig fout tot groot Voordeel der inwoonders 'izw Malta j alwaarnbsp;dit fo gebeurt. Dat het felve ook aan alle denbsp;firanden onder de zefingde Jlreek gelegen geschiedt, verhalen alle die geene die na die plaat-fc gevaren hebben. Welk echter in de Noorder deelen nietge-fchiedt, een feer baarblijkelijk nbsp;nbsp;nbsp;dat bet ^ee-’isjater ,/b veel te overvloediger fout voortbrengt j en fo veel fouter wordt, als het door Vinniger fr alen wordt getroffen. En dar de Zee in de Nooider deelen fo Jout /»{olt is, is door de ondervindinge bekent, nietnbsp;datter niet even fo veel in foude zijn, maarnbsp;om dat het varie Jout door de grootheid en vinnigheid van de koude onjmeltelff is. De Zee-journalen echter verhalen, dat de Zee in Tslandnbsp;feer fout is; de reden van welke faak^een andere is dan een onderaards vuur j welk in het ge-feide Eiland de overhand heeft ; welk ge^knbsp;het door de wortels van den Berg, welk iy tie- xder zee inbrekende den Oceaan met hare naturelijke fouti^heid fodanig dat hy voor de foutig-wijken; welke fcherpe ïbutigheid evenwel met die naburige Ys-zee vermengt zijnde, met er tijd wordt afgelegt ------j nbsp;nbsp;nbsp;^111 Jneeuw j hagel die altijd fonder ophouden inde genoemde plaatfen zijn eenigermaten vermeerdert wordj en in macht van water en in Jbetig-heid. Door dien het foute water gelijk dat doornbsp;ttjn vatte Sout fwaarder is , fo blyft het ooknbsp;dichter by de. grond j dan het foet water dat boven en lichter is ; welk dewijle het dun en fijn is,nbsp;lichtelijk door de daar rondom zijnde koude, p.___ nbsp;nbsp;nbsp;r * '2e, ^^^^ywelke van feer hoge bergen omringt wor-ËejJ nbsp;nbsp;nbsp;j bet water foeter is dan in het midden j om ^inhit ne nbsp;nbsp;nbsp;de feer overvloedige fiach-rege- “ tte”'quot; nbsp;nbsp;nbsp;gefetre rijden in de Berg-gewe- ^ vallen , dewijle die als rivieren , door de |
dalen der bergen aflopen, en haar te gelijke met het Z^e-water mengen het felve eenftuk-weegs verre foet maken; gelijk aan de firan-van de Malabarife Zse ^ aan den Ceilonfennbsp;Berg Gat is ^ en aan de PFejter f randen vannbsp;America j welke dicht aan de Andifè bergennbsp;leggen , ten tijde als de fach-regenen vallennbsp;pleeg te gebeuren; welke uitwerkinge alle Rie-vieren die haar in de Zee ontlatten, met mal-kanderen gemeen hebben. Tweüede Toemaat. Het blijkr ook, waarom in de Noorder dee- waarom dt len, als het fomer is ^geen Sout aan de (trandennbsp;flremt y en het felve onder de gefengde ftreek ,fi -vrucht.nbsp;ofdclanden die daaromtrent leggen Co over-t^^''nbsp;vloedtg gevonden word: om dat namelijk denbsp;foute lichamen die om de fèerfchuinfeftralennbsp;der Sonne geftremr zijn, noch gefmolten, nochnbsp;door gebrek van de warmte der Sonne gekookt fijn vaftfout eenigfins vry, echter met de vlugge geeft en vermengt zynde, alhoewel het fijne foutigheid met behout, echter evenwel ik ennbsp;weet niet wat voor iets bitters en het geenenbsp;ganfch niet Jhiakelyk is met fich vermengt heeft |
200
iv.afdee- heeft waar door het ook onbequaam gemaakt wordt om te drinken. Maar of het Z^e-water door een d'thwils herhaalde overhalinge j gelijk in de ^inteffen-tie van de Wijn pleeg te gefchieden , eindeliknbsp;van alle zijn Jout ontlaji kan worden ^ kan iknbsp;ook niet voor vaft feggen de wijle ik daar vannbsp;geen proef genomen hebbe; het fchijnt echternbsp;waarfchmelijk dat het, alhoewel in een feernbsp;klein gedeelte , gefcheiden kan worden. En iknbsp;meen datmen het op defe wijfe moet aanleggen.nbsp;of het Zee- Maakt een fangswyfefïjf 3 welkers vat volnbsp;'^ThMng water Z^ndevj h, de Slangsw'Jfebocht foet him irerdsa. laat Zijn BCD, den Ontfanger E. Het vuur dan onder ’t Vat of de Ketel A geftookt zijnde, |
fo fullen de Jbute geeHen door de warmte ge-fmolcen zijnde , door de bochten beginnen op te klimmen, maar door dien fy tufTchen fo veelenbsp;bochten verdikt zijnde, in hare bewegingenanbsp;om hoog belet worden, fo moeten fy nootfake-lijk ophouden van hoger te klimmen, infonder-heid fo de bochtige pijp dikwils met kout waternbsp;begoten wordt; maar het water door fijne dunte door de hitte in den helm F, geklommennbsp;en hier van daan tot droppels geworden zijndenbsp;zal ficli Horten in den ontfanger E, welk ik doornbsp;veele redenen overtuigt zijnde, voor vaft gelo-ve dat foet is. Om dat het bekent is dat de loutenbsp;geeften, felf op de eerfte koude verdikt zijndenbsp;ftrijken of fetten; maar de damp j even als denbsp;wolke, zijne weg door de kromme bochten vervolgende , eindelijk in de Helm F ontdaan zijnde , fai fich in den ontfanger E vry van fou-al druppelende inftor ten : het verdiktenbsp;vlugge fout binnen de bochten van de pijp overblijvende , en aan de lijden vandekromtensfonbsp;hier en daar geftremt en vaftgehecht zijnde:nbsp;van welke faak ik wel wenfchte dat de Smelt-konlienaars de proef namen, en mogelijk fou-den fy, het gene ik gefegt hebbe waar bevinden.nbsp;Want de wijle ik in andere werkingen dufdanignbsp;een pijp gebruikt hebbe, fo kan ik nauliks feggen hoe veel men dooi;dit konft-ftuk het waternbsp;van alle fijne hef en vuiligheid fuiveren kan.nbsp;Maar van de andere manieren om het foete water van het Jbute te fcheiden zal in \\QX.achtftenbsp;Boek van ditwijdlopig gehandeldt worden. Waarom wy hier een einde van defe afdee-linge fullen maken. Van het eerfte begin der ganfeher nature, welke wy het water feggen tenbsp;zijn, gaan wy over tot het tweede, welk hetnbsp;Vuur is. |
Het
-ocr page 258-Fol. 201
Het vierde Boek,
VAN DE
Beschryvende het Vuur.
F'an het
ONDERAARDSE VUUR,
I. Afdeelinge.
en dejfelfs werkingen.
VOOR-REDEN.
lElijk de giootheid van de Goddelijke macht in de Hemel-wereld twee ' Lichten geftelt heeft, ^tSonnetnManevan welke hy gewilt heeft datnbsp;, de Sonm van'een Vuurlge^ de Mane van een Waterige felfjlandigheidzijn fou- -^de, ten dien »einde, op dat de hitte der Sonne door de vochtige uitvloei-jinge der Mane getempert;, de al te groote ’Vochtigheid der Mdne, door de geweldigenbsp;droogte der 'Vuurige Sonne bedwongen loude worden, en op dele wylê de rechte be-ginfèlen louden konnen zijn van alle dingen die voort moeten komen op het Oppervlak. Aarde. Welke behulp-middelen der Nature Ib nootlakelijkzijngcweeftinbsp;dat een van beide ontbrekende, de Wereld in fijn ftant niet behouden Ibudc hebben konnen worden. En alhoewel dele en de waterige Hooft-ftolfe der Zee, en^fnbsp;den bovenften van het klomp van het aardle lichaam krachtiglijk tot voortte-linge der dingen aanlètten, loo kolt het echter niet zijn dat ly door hare invloejende Hemei-, aifonbsp;kracht tot het hinnenfte der ingelanden Van het aardrijk doordrongen, dewyle ly een be - totmalkun-paalde en beperkte plaats van werkingen hebben. Hier om is het op dat t binnenfte ond”ratrd-van d’Aardkloot, door de vinnigheid van de koude niet verity ven, en tot d innerlijkenbsp;Werkingen der Nature tot de voortteelinge der Mijnftoffen en Metallen onnut zijnnbsp;Ibude, door den raad van de Goddelijke Wijsheid allbo gelchiktjdat het Vmr te gelijke met \Wdter in delêlve geplaatft wierden,welke louden zijn ais lèkere onderaardjenbsp;Sonne en onderaardfe Mane, door welkers onderlinge hulpe, en fekere onovereenko-i'nende overeenftemminge van een overhandlê werkinge, alle laden der Nature innbsp;den Aardwaterigen Kloot mede gefchapen, tot die veelheid en verfcheidentheidnbsp;'quot;an die dingen louden bezielt worden, welke wy en binnen de binnenfte ingewanden der Aarde, en boven op delTelfs Oppervlak met verwonderingebefchouwen.
Is derhalven overig dat wytoonen, welke onderaardfe Vuur ? ivat het Werkt ? toaar het in de onderaardfe plaatfmgeftek is ? hoe ofdoor 'ivat Voedfel duf danige altijd-duren^nbsp;de Vuurbranden lt;reVoedet 'borden ?
T. D
EEL,
Cc
%oi
DE ONDER-AARDSE WERELD,
l, AFD SEEING.
HET 1. HOOFTSTUK.
Van de noodlakelijkheid en het weefen des onderaardfen Vuurs, en of het een
tpare Hooftftoffe ^
ons Lucretius met dufdanige woorden hier van fprekende aanhooren:
Eerp heeft het aardrijk in Jich de eer Be lichamen j uit welke de Fonteinen die tot Rivieren worden ge duriglyk de groote Zee vernieuwen }‘ het heeft Vuuren, waar uit die voortkomen-, want de aangeftekenegronden der aarde branden op veele plaatfen. En het geweld van den lt;iyEtna komt foo verfchrikkelyk voortnbsp;uit de diepgelegene Vuuren.
Maniliusm Allronomicis.
En de Vuuren zijn vermengt met alle de dee-len j Jy bewonen de fwangere Bergen maken de Blixemen ^ Jy dringen door tot de aarde j ennbsp;dreigen den Berg (^yEtna ^ en fy maken felf denbsp;wateren warm in de Fonteinen.
JVelk dan, en wat eigentlijk dat onderaard-fe Vuur zy, fie daar in weinig wwrden Het onder aar dfe vuur is een gedeelte -van het'hooft-ftoffelükey\x\xtwelknietJuiverj maar door denbsp;[ verfcheide menginge der brandende dingen be-fwalkt is j binnen de holen der aarden qf Vuur-ikuilcnvan den Alwysen God, van hetnbsp;begin der wereld af tot befcherminge van denbsp;\ondermanige natuurej behoudentffe en voort-brenginge aller dingen befoten. Het word ge-noemt eerll een gedeelte van het Hooftftoffely-ke Vuur dat niet fuiver j maar vermengtnbsp;om uit te fluiten het gevoelen en de meiningenbsp;van die gcene , dewelke feiden dat dufdanignbsp;Vuur in foort van het hooftftoffelijkeYwm onder fcheiden j dat het onlichamelijk en onfieneljknbsp;is j dat warelijk behalven dat hetllrijd tegensnbsp;de Kerke, en vaflllellingen der heilige Vaderen die op vele plaatfen verklaren dat ’t helfchenbsp;vuur felve , niet onlichamelijk en geellelijk,nbsp;maar een ItofFelijk, lichamelijk en van de felvenbsp;gedaante met hetkonllige ofHooftlloflèlijkcnbsp;vermengde Vuur is, fo llrijd het ook tegensnbsp;de wetten der natuure en befluiten van bynanbsp;alle de Wff geren y dewijle het bekender is dannbsp;dar het kan of mach gefegt worden, dat een o»-lichamelijk vuur ^ geen kracht, geen evenmatigheid heeft om op een lichamelijke felfftan-digheid te werken.
Ten tweeden w'ordt gefegt ; dat het onder aar dfe Vnm^engedeelte is van het Hooft-lloffelijke Vuur(^^/rwm(?^^? ts j om het gevoelen van die geene te verwerpen , welke valt fielden dat dat onderaardjè vuur geennbsp;lichamelijk, dadelijk maar eenwerke-Ijk of uitnemend Vuur is (gelijk wy in onfenbsp;maag hebben ) alleen maar een kookendenbsp;kracht hebbende , welk in onfc Itinerar-Extatic. wijdlopig wederlecht is; en naderhand fullen wy de valsheid opentlijk too-nen. Democritus ^ op dat hy geen dadelijk
Vuur
Cap. I.
. At’er een onder aar dfe vuur is,is fo feker fdat geen Wijsgeer dan die van fijn ver-fland en finnen berooftis’t felve kan ontkennen. Want al wie de vuurbrandendeBergen,nbsp;de Swaveligevuuren nier alleen uit de aardenbsp;maar ook uit de Zee felfs voortbarftende, denbsp;veelheid en verfcheidentheid der Baden dienbsp;in veele plaatfeii gevonden worden befchouwt,nbsp;die fal nootfakelijk en felf onbedwongen ge-nootfaakt worden te bekennen, dat defe vuu-ren defe vuarmtens j ^tïzgloejingen defe^/ö^-jende Forneijèn niet in de lucht, niet in hetnbsp;water, maar in de binnenfie vertrekken dernbsp;Vit wat te.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;felye haareii oorfprong hebben. Want
teflaitTaquot; hoc foudchctkonneiigebeuren, datmenover kan dutter al fo groot ccn overmoed vzw Mijnjioffen j fo'nbsp;MsdsVuur groot een menicbte van Swavelj lym en bran- jnbsp;».nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dendeStoffenj welke op alle plaatfen ons voort- j
komt, datmen feg ik de felve fonder vuur^ fonder eenige hitte der warm-zijnde natuur in die fo koude fchuilhoeken der duifterniffe , en dienbsp;fo verre zijn van alle invloed der Sonne alleennbsp;uit de onderlinge flrijdvande lucht en vochtigheid voortgekomen, foude konnen begry-pen 1 Het onderardfe vuur daarom is nood-fakelijk geweefl; voor de inwendige huishou-dinge des Aardrijks. Tlato j feeker, als hynbsp;alle defe dingen van die altijd-durende vlammen befchouwde heeft een ongelovelijke veelheid fo van koude als van warme wateren^nbsp;en feer veele groote ftromen van water ennbsp;vuur in Bhadro erkent. Ja en ook Arijtote-les felve heeft van de gefiene uitwerkingennbsp;des vuurs welke hy te voren onder de ver-wonderens-weerdige dingen getelt hadde, ge-leert lib. x. de Mund.cap.jf. dat de aarde, gelijk die groote fourffen van water alfoo ooknbsp;feer groote van geelt cn vuur in fich heeft,nbsp;welke hy naderhand lib. de Meteor, als hy denbsp;Qorfaken der winden in de aardbevinge na-vorfcht ontvouwen of verklaart heeft.
Overal ü Vuur.
Ook hebben TliniuSj Vitruvius j Cicero dit geheim der natuur gemerkt; want als fy de ingewanden der aarde onderfoeken, vinden fynbsp;de werkmiddelen der warmte die in de felvenbsp;verborgen iXjn. Want de grootfte gedeeltensnbsp;der wereld worden onderhouden, gellerkt ofnbsp;onderlleunr zijnde door de warmte; uit Jleenennbsp;tegen malkanderen aangeworpen of geflagennbsp;fien wy vuur komen, en de nieulings opgegra-vene warm zijnde aarde j rooken ; ook datnbsp;uit verfcheidene putten warm water opge-haalt wordt , cn dat voornamelijk fulks ge-fchiedtdes Winters, om dat de groote krachtnbsp;der warmte haar in de holen der aarde ont-Tgt;e vaiulen houd. Dc Poëten hebben ook van dit onder-fffntttnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wr^r foo valleen inbeeldinge gehadt,
Vuur,
onderaards dat alle hare labulen van VulcanuSjVejta en de Reufen op het felve fchijnen te Haan. Laat
-ocr page 260-IV. boek, BESCHR Y VE NDE HET VU U R.
20j wierde^
_ nbsp;nbsp;nbsp;„ ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ eerften
en als door tegendrang j en ongevoegelijker j af geweeft zijn, dewijle in een nbsp;nbsp;nbsp;een
als dat, kanmen niets feggen. Want fol^/é 'i dadelijke en gelijke ileilinge der Erijdigedin-en ajfche binnenin de aarde 'verborgen zijn} gen vereifcht wordt. Welk indien hetfois; fo loudmen met recht konnen vragen , wie de vraag ik dan, waar van daan defe voorgaandenbsp;b-alk en ajfche tot dufdanig een lichaam ge- warmte voortgebracht zy'inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;niet'van
zoude fchijnen toe te Haan , heeft gefegt i nbsp;nbsp;nbsp;warmte door tegendrang ontflekenui
an uat de onderaardfe warmte gefchiede uit kalk | fo zoude buiten twijfel die warmte van e
Het Van
Oemocri-tüs
ont. Mat niet
AfTche.
bracht hadde ? Dewijle het onmogelijk is dat kalk en a^che fonder vuur worden konnen. Daar komt by dat dan de ganfche Klootnbsp;Van de Aard - wereld uit kalk en affiche moetnbsp;t Jamengefielt zijn j terwijl datter bynageennbsp;plaats in de ganfche wereld is , gelijk naderhand zal getoont worden , die geen uitwerkingen van defe warmte doet fien. Welk gelijk het de gevoelijke ondervindinge tegen-fpreekt , foo laten wy dat gevoelen beternbsp;over, niet door redenen , maar door oudenbsp;wijven te befchimjen en te belacchen. Ooknbsp;fegt de reden niet dat die warmte in de onder aardfe j laat fen door uitwerkinge van dennbsp;Hit een tegendrang gefchiedt. Want dewijle de Tcgen-drang ^ na het getuigenilTe van den Philo-fooph, niet anders is als een worflelinge vannbsp;de tegenflrydige faken koude en warmte y fonbsp;kan die worflelinge j om dat niets het geenenbsp;geweldig is langdurig is, door die altijdt durende ftrijdigheid, niet in ftant blijven. So die nietnbsp;konde in ftant blijven fo fouden nu al over langnbsp;alle de baden niet meer , de vuur-holen ennbsp;vlam-fjouwende Bergen j al over lange uitgebluft zijn, welk van gelijke rechtdraats tegensnbsp;de ondervindinge is ; dewijle de felve gelijknbsp;fy geduurt hebben van het begin der dingennbsp;af, fo laten fy tot defen dag toe noch niet af harenbsp;warmte te behouden. Daar komt by, dat indien
de koude _, dewijle hèt onmogelijk is dat door dingen die in den hoogften trap ^öz/^/zijnnbsp;een tegendrang kan gefchieden; want het gelijke foude op fijns gelijke werken, welk tegensnbsp;de gemeene ftellinge der Philofophen is, ooknbsp;niet van de warmte dieuitnementlijkindtin-gewanden der aarde haar onthout, dewijle vannbsp;geen verftandige Philofophen toegeftaan wordnbsp;dat defe warmte tegens de Hooftftofelyke koudenbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;geftelt wordt y ook kan die warmte nietnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;u gun
maar door oude j maar een werkelijke of macht he ziin ; dewüleZfïf.^.
een werkeltjk alleen maar eigenfchajpenmintHik ' infg bevat ^ volgens de meininge lelfs van par-tijen. W^at fy derhalven feggen, waar fy haarnbsp;keeren , fy vinden niet anders om haar uitnbsp;defen ftrik te ontwerren als datfy ftcllcnecnnbsp;formeljke warmte verwekt van een werkeljknbsp;Vuur welk in de ingewanden der aarde verborgen is.
Ik hebbe gefegt, dar het Onder aardfe- vuur een gedeelte is van het Hooftjloffeljke vuur dzxnbsp;niet fuiver maar met een verfcheidene mengin-ginge van brandende dingen befet is , om denbsp;meininge van die gene uit te fluiten, dewelkenbsp;meinen dat alle gebruikelijk of Keuken - vuurnbsp;het HooftftofFenjk Vuur zy. Maar op dat hetnbsp;te klaarder blijke hoewe te defer plaatfe hetnbsp;Hooftfloffeljke vuur neemen, fo heeft ons goednbsp;gedacht het felve wat hooger op te halen.
Het II. HOOFTSTUK.
É Oude Philofophen, Trismegiftus ^’'hhticie I ^Zo^oafter,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hebben vaftge-
ftelt, dat de ganfche Wereld uit de vier; Hooftftoffen, Vuur , Lucht, Water , Aarde;nbsp;faamgefet is ; alwaar fy door het vuur niet een'nbsp;fekere plaats, maar de beflaneljkheid van dennbsp;H£’»2É’/verftaan hebben, welken fyook het levendige vuurnotvaQn % ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;leert, dat
alles van den Werk-meefter beftelt is door Vuur. Water, Aarde en door den alvoedendennbsp;Hemel, met defe woorden: ‘De ganfche W?-reld is gemaakt uit Vuur en Water en Aardenbsp;en de alvoedende lucht of Hemel. Ocellus ^ dienbsp;de lefTen van Tythagoras gehoort heeft, ftelrnbsp;de eerfte onder allen het Vuur beneden denbsp;Maan, en boven de Lucht; en op defe wijfcnbsp;Word volgens fijn goedunken, het Geheel Alnbsp;uit vjf HooftHoffen Aarde , Water, Lucht,nbsp;Vuur en Hemel faamgeftelt, van welke hy ge-leert heeft dat de vier eerfte gedurige bewegingen van verdervinge en voortbrenginge onderworpen zijn, en dat de Maan als een Befchut
I.D
EEL.
heid en voortbrenginge. En een weinig daarna fegthy : Het'Vmx^nuende Kzxdc zjn debui-tenile j en het yhztet en de Lucht de mid-delHe.
Dit gevoelen Empedocles en na hem Hippocrates^ txiBeripatus fijnennbsp;Meefter averrechts verftaande, heeft het fehnbsp;ve voortgefet.
Wy willen ons met niemand in het twift-perk inlaten , maar de waarheid foekende en defelvc van herten lievende, fullen wy te defernbsp;plaatfe, daarwe de waare en eigene plaats vannbsp;warmoeien bepalen, uit AriHoteles felfnbsp;trachten te toonen dat ’t ronde des vuurs ondernbsp;het holle van de Maan niet kan geplaatft wor den. Maar op dat ik niet en fchijne al te rouwnbsp;en onbedacht den Text in acht genomen tenbsp;hebben, heeft het mygoed gedacht de woor-C c ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;deii
204 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD,
1. Akdee- den felve van dien fo feer wijfen man by te onder de kringige beweginge is het warme en
LlNG.
brengen, op dat het openbaar worde, wat der-felver fin en meininge fy. Dus dan fegt Jlri-lib. I. Met. cap. 4. In het midden dan en ontrent het midden is ’t alderfwaar-Jle en alderkoutjle afgefondert , de Aarde ennbsp;het Water ; en ontrent defe en die daar naafinbsp;aanleg^en j is ook de Lucht en het gene wynbsp;om de gewoonte fbo noemen het Vuur ; maarnbsp;het is geen V uur : want vuur is een overmaat van warmte j en als een hitte des Vuurs.nbsp;Maar men moet weten j dat dat geene welknbsp;wy Lucht genoemt hebben j het welk omtrentnbsp;de Aarde is is als vochtig j en warm j daarom , om dat het Dampen en Ditwajèmingen
drooge j, welk wy j fegt hy, het vuur noemen want het is ongenoemt engemeenin alle dampige affcheidinge: echter evenwel omdat foda-nig een lichaam voor al voortgekomen is omnbsp;verbrandt te worden j daarom is het nootfake-lïjk namen te gebruiken . Gy fiet wel dat denbsp;Philofooph te defer plaatfe niet anders als de bo-venfteplaats des luchts belchrijft, welke hy de-wijle dienbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de beweginge der Hemelen heet-
van de Aarde heeft. En het geene hoven | dat fy niet haar felve en haren Meefter door dit de felve is j dat nu is warm en droog. Want \ gemaakte vuur
gemaakt en verbrandt wordt; dan eens een uit-wafèminge j olten hoogHe verdunde lugt j dan eens vuur en in kracht vuur noemt, feg ik, nietnbsp;warelijkj maar welk uit gewoonte vuur genoemtnbsp;wordt. Maar de navolgers van Ariftoteles, op
de natuur van de damp is vochtig en warm; vetgevoeAn dc damp veel j is in kracht als water;nbsp;imvmk- en de uitwafeminge in kracht j alsvunr. Uitnbsp;wwTw- defe woorden blijkt klaarlijk, dat AriHotelesnbsp;hhart. te defer plaatfe niet anders leert, als dat de uit-
men haar niet daar de dadelijke Heemclkring van het hooftf offeljkevuur j felf tegen het gevoelen van haar Meefter ftellende, tot op denbsp;punt van het mes te beweeren.
Vorders fo het vuur in die plaats maar uit wafeminge afgefcheidcn van de dikkere dam- • gewoonte fo genoemt word, gelijk uit zijnenbsp;pen des waters, fich na de laatfte enhoogfte ; woorden blijkt, en de gedachten ofbenoemin-plaats van de Hooftftoftèlijke wereld begeeft, Igen der menfchen niets in de nature doen daarnbsp;welke gelijk fy uit feer dunne en fijne deelen,: zijn, fokonnenfy waarlijk het daar alwaarnbsp;warme, namelijk en drooge beftaat, fo komt fy i het niet is, niet plaatfen. En fo hy het alderdun-fo veel haar natuur aangaat nader aan hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;| fte ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gedeelte des daar plaats
als feer wel gefchikt zijnde om ontfteken te houdende, óitHooftfoffe des vuur sx\otcs\tx\{o konnen worden. Defe dunne tn deelen fwWtnnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hooftjloffeik.t\\amp;n in gedaante on-
des luchts nu fegt AriBoteles , darmen gewent I derfcheiien van de lucht. is vuur te noemen; echter evenwel betuigt hy | Gaarne beken ik dat ik de woorden van dennbsp;uitdrukkelijk, dat’et h.Q,i ware vuurnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Griekfen Text langen tijd en dikwils met de
Hooftftoffe des vuursfelde ; maar’t is fo verre van daar, dat ik fijn fin en meininge foals dienbsp;verklaart moft zijn hebbe konnen vinden,datiknbsp;veel eer ben gewaar geworden,dat hy een twijfelachtig en in alles onfekcr ^mr ^ nu op defe,nbsp;dan op gene wijfe beftaande, met een wonderlijke duifterheid in defelve plaats befchrijft;nbsp;welke woorden, dewijle ik die feer bequaamnbsp;vond, om de waarheid te konnen navorfchen,nbsp;en de ingebeelde Vmtr-kring onder het hollenbsp;van de Maan te wederleggen, de pijne waardig geacht hebben om hier, foals defelve oprechtelijk uit den Text getrokken ,zijn, bytenbsp;ftcllen, want fo fegt hy: want daar is geen
j eenderley fóort van Vuur; want wat anders is Als hy dan htivimr onder het holle des\ de gedaante van eenKoo\enYhmmQ,amp;nLichx:,nbsp;Maans ftelt , is het foo verre van daar ékZ \elkvandefelve psYnm-, geljk het alderftjnAenbsp;hy het fuivere vuur ^ of de ware fakeljke\datïnhetVuurjdatis/uandealderfynftedee-Hoofd-ftoffe des vuurs verftaat , dat hynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lenu; want van feernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;is het Licht
eerder leert dat felfs niet dat gene welk wy pnvaneenKooleenvan eenVlamme. gemeenlijk vuur noemen, daar geplaatft moet jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hier ter plaatfe dan ftelt hy drie föorten van
Worden ; want hy fegt in den 18. Textj Azz Vuur inde nature der dingen, een ontfteken'^‘*
hy geeft een baarblijkelijke en krachtige reden,' grootfte aandacht hebbe overwogen of hy daar om dat het vuur een fekere overmaat van ter plaatfe de ware dadelyke en gevoelykenbsp;en wel een hitte; maar de uitwafe- ^'nbsp;mende beftanelijkheid van de bovenfte luchtnbsp;is niet heet , en heeft ook fuik een overmaatnbsp;van warmte niet. Als derhalve Ariftoteles elders fegt, dat het vuur in het holle des Maansnbsp;is , moet hy onder defe verklaringc verftaannbsp;worden , welk gewoonelijk vuur genoemtnbsp;word , niet dat het warelijk vuur zy. Maarnbsp;de navolgers van Ariftoteles door het qualijknbsp;verftaan van den Text in de onderlinge fchik-kinge der geeften , trachten aan de haare opnbsp;alle wijfe , ook regens de zin en meiningenbsp;van haren Meefter , wijs te maken dat denbsp;eigene en ware kring des vuiirs in defenbsp;plaats is.
als de aarde van de Son warm gemaakt is, dat’er dan een geeftachtige en dampige uitwafeminge komt uit de eigene daar zijndenbsp;drooge aarde , en om de felve fegt hy dat denbsp;warmte uitfteekt boven de damp; en dat vannbsp;de felve uitwafeminge moet verftaan worden het geene hy daar onmiddelijk byvoegt,
Kookj de Vlamme en ’t Licht; defe echter bevat hy onder een licht j en van een Kool en van de vlamme, welk uit feer fijne deelen be-ftaat. Defpreukenu,uit TimeoTlatonis uitgetrokken, welke hy, als ft tijdig zijnde tegensnbsp;fijn gevoelen van de Hooftftoffe des Vuurs ^ liC'nbsp;ver had mogen achterlaten als bybrengen,
-ocr page 262-IV. BOEK’-Bèschryvende HET Vuur. nbsp;nbsp;nbsp;lof beinvy voorgenomen hier ter\^laatfe na te fpo-, toe ooic ondervonden dat het Ho/k van ^ ren, en te verllaren of defelveinet üiagevoeUn | Mamivlammtg is, des Vtmrs onder de Maanhe^aanhaxï. nbsp;nbsp;nbsp;Jicht oiwarm Snbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Snbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’ Ik. fegge dan eerft, indien datter maar drie-1 me dan kan nbsp;nbsp;nbsp;' fpgaen dat de Ce derley föorten van Vmir zijn, van Kook^ Ham-1 Maar moge ij ^ nbsp;nbsp;nbsp;als van me^ Licht Jo fouden die warelijk in her Onder-1 vlamme om haar ^,r^ fi ^ nbsp;nbsp;nbsp;niet manige Hol openbare tekenen van haar nbsp;nbsp;nbsp;^efelve vaneeiUuch /• nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;«nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jL-rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;«nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;* py*/T/\ ¦I-.. —- nbsp;nbsp;nbsp;« Indien dattervuurinhet holle Van de Maan nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;----------------- 1/2” '^tis, dat zoude of een Koof of een Hamme, of\ mei vuur was ^ alle dingen zouden nu al ver-*''¦ Licht zijn; want vofrens den Lhilofóofh felve, | brand zijn; is den Hemel geen Vuur, dan heb- ben wy ons voornemen bereikt. Ook'kan de derde foorte van vuur welke hy Licht noemt, in het hoUe der Maan geen eigennbsp;plaats hebben; want het foude lichten e.nmttnbsp;fijn verfpreide licht, ons verlichten; en dewijl vuur-kringgehegt word onmiddelijkvaft te zijn aan de bovenfie kant van de Lucht j fo foude in de Lucht geen duifterheid, fo foude innbsp;ge en nacht konnen zijn, enfo foudennbsp;wy altijd by nacht en by dag in een geduurignbsp;licht leven ; endatdatdeongerijmtheidfelvenbsp;is,wie is’er die fulks niet en fiet.? Geen licht dannbsp;gaat om de lucht by nacht geen vuur benedennbsp;de Maanhsdsxi, fo en is dan daar geen licht desnbsp;vuurs. Teripatus fal het my niet qualijk gelieven af te nemen dat ik in mijne werken ’t licht te mets .nbsp;een felfftandigheid en lichaam gefegt hebbe tenbsp;zijn, want dat te doen heb ik van Ariftotelesnbsp;felve geleert die te defe plaatfe een licht fteknbsp;welk een foort is van een Uchamelyk vuur^ geennbsp;gewag makende van de hoedanigheid. Maarnbsp;dit in het voorbygaan. Laat ons toetreden tot dat welk wy eerft voorgenomen hadden, en fien of dat welk Peri-patus onder het holle van de Maan fielt wareljknbsp;eigenlijk een Hooft fioffe zijn kan. Hoèftfoffensnexistn msss Ariftotelesèixe: dingen genoemt nbsp;nbsp;nbsp;een lichaam als tlaafte uavnut ontdaan wordj of uit welker eerfte in zgt;jn de^^lf^l^ faken felf beft aan j welke dingen geen vandej?ec» nooft-Philofophen ooit ontkent heeft. Soo dan der-halven dat kringige vuur onder de Maange-\fteld word j het félve fal ofeen Hooftftofte zijnnbsp;of niet. Is het een Hooftftojfe, fofal het felvenbsp;buiten alle twijfFel in de famcnftellinge der be-nedenfte dingen:, en met andere daar mede ver-eenigde HooftftofFen, in de famenfettingc vannbsp;alle de gemengde dingen inkomen, als hetnbsp;voorname en meer werkelijke deel dan de andere. W'ióiQïhdHtnnootfakeljk, dat dit vuurnbsp;om de famen-fettingen der faken te voltojeiinbsp;van boven neder komt. Maar de nederkomingcnbsp;van dufdanig een vunr is noch ooit gefien,nbsp;noch tot eenigertijd van geen Philofooph ofnbsp;Sterre-kundige gemerkt. Want indien het vannbsp;boven neder quam, fo foude het of tegens denbsp;C c 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;na- •* nbsp;nbsp;nbsp;Jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- ¦ ¦ O —nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦ er^öfy zijnder niet. Want ook en fpreken wy hier niet van de Hooft-ftolfen van het onfiene-lijke krachtige en werkende Vuur , welk hynbsp;ook een dampachtige felfftandigheid of verdunde lucht noemt, maar van liet gevoelykenbsp;wefentlijke en dadelijk beftaande. Dus dannbsp;redeneer ik:nbsp;zijnder geen andere Toorten van Vuur. Maar voor eerft daar en is geen Kool. Want fo daar een Kool zy, die zal noot fakelijk moetennbsp;geglommen zijn,want uitgedooft zijnde kanmennbsp;een Kool geen vuur noemen : want alle vuurnbsp;door fijn eigen nature geelt licht fo ’t lichtennbsp;zal, fal her ook fijn licht van fich uitfpreijen; fonbsp;het ’t felve zal uitfpreijen, fal het odkde dingennbsp;die beneden zjn verlichten. Maar niemand vannbsp;de Scheppinge der Wereld af tot nu toe heeftnbsp;ocsit gejien de Vuur-kring onder de Maan ennbsp;hovende lucht brandende , ook nooirmetfijnnbsp;oogenbefchout, iets dat licht gaf. Daar-en-bo-yen, indien die kook licht gaf, fo foude hy ooknbsp;in fijn felven heet zijn, en de lucht die omtrent hem was warm maken, als ook het Water , en eindelijk ook de Aarde. En om dat denbsp;Duringe van dufdanigen warmte niet of hout,nbsp;fo zoude die ook de naaft onder hem leggende jnbsp;Hooft-ftofFen gedurig warm maken. De Lucht)nbsp;dan zoude nooit kout zijn; echter evenwelnbsp;werkt hy fo fel door een ondragelijke koude opnbsp;alle de naby hem zijndeHooftftoften,dar hy alles tot Ys maakt. Een aangefteken Koole daarom kan de Ondermanige Hooftfioffe des vuursnbsp;niet ge noemt wor den. Want indien datter foda-nig een/föö/was,gedaan was ’t met ons,terwijlenbsp;die alles nu al over lange in afch en vonken foude verkeert hebben; welk Arifloteles voor de-fen aan die geene die beweerden dat den Hemel vuur was j byna met defelve woorden tegengeworpen heeft. Ook kan de ondermanigeHooftfojfe des vuurs geenVlamme iXyy ; want was het eennbsp;fo foude die nootfakelijk branden ^ fo die bran-dede, foude fy ook nootfakelijk lichten ^ fo dienbsp;lichtede, foude fy te gelijke met haar warmtenbsp;tot onsverffreid worden; en by gevolg zoude fodanig eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vlamme ^ hoedanig een de Vuur - kring is , ved duilend millioenen groter als de Son, en dat van fo veele eeuwennbsp;fijnen brand, ik fal niet feggen de nanbsp;hy hem zijnde Hooft-ftofFen , maar ook dennbsp;ganfehen kloot des aardrijks met alles dar daarnbsp;opwas, al lange verteert hebben. Maar ge-hjk het niet en blijkt dat iets van defe dingennbsp;gebeurt is; alfo ook heeft niemand tot defe tijdnbsp;tige of Hemelfche natuur is, fo fullen daar tweenbsp;Luchten of Hemels zijn, een bovenfte en be-nedenfte; is dat waar, fo fal die vuur zjn ofnbsp;niet. |
Segt hy het eerfte, fo fpreekt hy fijn felven opentlijk tegen , terwijl hy vaft Eelt dat dennbsp;Hemel of Lucht geenjints vuur konnen ge-noemt worden: want hy fegt indien den He- |
0NDER-.AARDSE WERELD,
10(5
nature, of de nature het felve perfende -van boven neder komen. So door leidïnge der natu •nbsp;re j fofullenwy gedwongen worden te ftellennbsp;dat het vuur met twee tegenjtrydige bewegin^nbsp;gen voorfien is, een naturelijke met klimmen,
l. Afdfe.
een tegennaturelijke met nederdalen; welk te- \^alle dingen uit vier Hooft-jlojfen ^ welke in gen Veripatus is, welke ftelt dat een enkel haar kracht in den verwerden Klomp ingeflo-
lichaam een enkele beweginge heeft. So het van boven neder komt tegens de nature, fo falnbsp;het dan door een geweldige beweginge in allenbsp;mengfel inkomen; en fo fal dan aüe mengfelnbsp;niet een naturelyk, maar tegens de nature zijn;nbsp;en by gevolg de nature gedwongen zynde, en fonbsp;nooit ge duur ig, welk tegens de gemeene regelnbsp;van de Philofophen ftrijdig is.
Maar indien iemand fegt dat defe nederda-littge gefchied van de nature, die fal dan nu nootfakelijk gedwongen worden re ftellen datnbsp;’t vuur in fijne nature fwaar is; dewijle allesnbsp;welk door een narurelijke beweginge na hetnbsp;Middel-punt der aarde trekt, fwaar is. Ditnbsp;Vuur dan zal als fwaar opklimmen , en hetnbsp;klimt op als licht , fo fal het dan te gelyke ennbsp;fwaar en licht zijn, welk een tegenlprekingenbsp;influit.
Maar fo gy fegt, dat het felve gedurig door fijne nature na boven klimt j zo zal het dannbsp;nooit met de benedenjie dingen iets te doen hebben.
So gy eindelijk fegt dat het felve nederdaald door de beweginge van do. Maan-hemel foizlnbsp;die beweginge zijn, of door de beweginge van
den aandringenden, oi werpenden,oinatrek-1 zijn van de andere, welkers bekentmaker of kenden, of voerenden Hemelt want alle ding ; aanwijfèr die Hooftftoffè is, welke volgens het
word door defe bewegingen, of van {\]xs felve, of van bovetie , of van onderen, en geene andere beweegt. Maar ’k en fie niet hoe den Hemel door fijne kringige beweginge het \ uurnbsp;recht toe recht aan na beneden drijft; want hetnbsp;drijvende lichaam, foude nootfakelijk het gedrevene moeten volgen; den Hemel dan fal hetnbsp;Vuur nederwaarts volgen, welk fo ongerijmtnbsp;is, dat ik niet fie dat’er iets ongerijmders we-fen kan. Defclve ongerijmtheden zullen volgen, fogy fegt dat het felve, door werping ofnbsp;voeringe na beneden gefloten wort.
Ook kan het niet van denabyzynde Lucht getrokken worden; want of het zoude in hetnbsp;geheel of menige deelen deftelfs getrokken worden. Indien het eerfte waar is, zo zoude dannbsp;wanneer het Vuur ten eenemaal weggetrokken was, nootfakelijk een ledig ruim moetennbsp;overblijven, welk in de Scholen niet toegeftaannbsp;word.
Uit alle defe dingen befluiten wy eindelijk, dat dat Yxxntwelk in het holle van de 'Maannbsp;fijn fit-plaats heeft j dewijle het van geennbsp;menfeh gefien, met geen gevoel der finnen bekent is , door geen redenkavelinge word beflo-ten, van geen gebruik is, noch tot de famen-ftellinge der Wereld, veel min rot de mengin-ge der dingen, gelijk getoont is, iets medewerkt, behoudens het oordeel van die gene dienbsp;beeter meinenteweeten, jioit toegeflaan kannbsp;worden.
Nu gaan wy voort, en fullen trachten te too* nen welk de ware Hooftjloffe des Vuurs zy. uooftpPnbsp;En eeril wel vooronderftel ik, gelijk wy el-ders geleert hebben, dat de Grootenbsp;Algoede God de alderwijfte Schepper
ten waaren, den Hemel, de Sterren, de Aarde gefchapen heeft gelijk wy in Itinerar. Ex-tatic. wijdloopig uit de Heilige Faderen gc-toonthebben.
Ik vooronderftelle ten tweeden, darter ei-gentlijk te fpreken geen fuivere Hooftjloffe in de natuur e der dingen kan gegeven worden; janbsp;Hooftjloffen in ieder derbyfonderenbsp;dingen opgefotenlïggtn, endathetfoonietei-gentlijk/^iwr^ ^ maat gemengde Hooftftoffènnbsp;zijn; om dat wy door een overvloedige reden-kavelinge en in het voor gaande en in onsTwe-deltinerar.Terrefl. getoont hebben dat geennbsp;fuivere HooftJloJJe door fijn felven be (laan jnbsp;noch door het geficht noch door eenige der uiterlijke finnen gemerkt worden kan.
Defe dingen geftelt zijnde, feggen wy, dat alhoewel daar geen fuivere Hooftjloffe kan gegeven worden, fo fchuilt echter iet inde^^-mengdeHoofJlofe^aXs in hetbinnenfte Middelpunt van de Hooftftoffige felfftandigheid ,nbsp;welk de naam voert van een waare Hooftjloffe j en dat de form en als fekere fielvan denbsp;Hooftftoffè, aan de Hooft-ftoftè geeft eennbsp;derfcheidene Hooftfoffe \ngedaante of foort tenbsp;vereifch van fijn eigen forme fich aan onfe finnen vertoont. Want als ww het L««rfien,nbsp;fo noemen wy dat een Hooftjloffe, niet om datnbsp;hetcigentlijken inderdaad fodanmzy; wantnbsp;het is maar een Jloffelïjke Hooftflojje , met eennbsp;brandende rook als met een rok omkleet;nbsp;maar de wefentlyke Hooftjloffe fchuilt daarnbsp;binnen , welke door het licht aangeweefennbsp;word, namelffdie eerfl gefchapene en ingeboren warmte,en dewelke in alle dingen fo hemel-fcheals ondermanige gemengde in is. En datnbsp;dat die ware Hooftjloffe is, welk tot de famen-flellinge van alle lichamen het fijne moet toebrengen , word daar uit afgenomen, om dat dewijl het vuur dat wy dagelijks befigen, gelijknbsp;het uit fijn felven en uit fijne nature vertee-rend is , het fo verre van daar is, dat het in denbsp;famenftellinge der dingen inkomt, dat het veelnbsp;eer de nu famengefletde verteert; daar moetnbsp;derhalven een andere en eigene Hooft-floffe aangewefen worden, fo een die de men-gingehelipt voltoyen, niet die uiterlijke brandende, maar en inwendige , welke wy het lichtnbsp;of de ingeborene warmte noemen; want defenbsp;gelijk die in alle dingen in is, fo toont defelvenbsp;echter fijn meefte kracht in lichtende licha-7nen.
En eerft heeft het fijn plaats genomen in de Son, als in de eigene Kring vanhetlAdnennbsp;het Vuur, onder het alderfuiverBe licht / en innbsp;debinnenfte ingewanden der aarde ondereen
IV. boek , BESCHRYVENDE HET VuUR. 107 Cap.1i. diiiHer Licht cn befet met een verfcheidenjklaarlijkhoeinlevendigelichamennaeenfwa-mengfel van dingen die verbrand konnenwor-Iren arbeid fo groot een warmte voortkomt, den; m het bovenBe gedeelte des lucht s ^ on-jen diergelijke dingen meer die uit het geennbsp;^^rAo-dampge felfHandigheid-.tn'inAQov^n-lmQVi dagelijks het middag - klaar blijken. Ik ene lichamen legt het als befet met de uit te werpene overblijffelen der Hooftftoffen,nbsp;welk echter door de Smelt-konft vande felvenbsp;afgefcheiden zijnde, fo toont defeive den aartnbsp;van fijne vuurige natmire ten eenemaal of aannbsp;de naafte ontflekinge van een ander vuur nunbsp;niet een luchtige rok als omhangen zijnde. Gy fiet dan, wat wy eigent lijk door de Hooft-Jtojfe des vuurs ^ welk het fijne doet tot de fa-menftellinge der lichamen, wat wy door de Hooftfioffe omfet met het behangfel van Lichtnbsp;en Vuurwelk wy gemeenlijk een konftig ge- mengt vuur, of wel Ariftoteles een aanfiekinge _ nbsp;nbsp;nbsp;_ van eenendroogen geef j ofher gene het {cï'^cve/achtige en dampige Geef en te famen ge-is een uitwaféminge of aangeftekene j voegt zijnde , eindelijk meteen vtmrig en noemt, verftaan. Waar uit blijkt, dat door een j vlammig kleed omhangen zijnde, voor den dagnbsp;lanae ingevoerde gewoonte niet onbetamelijk i komt. Want alhoewel dat alle gemengde li-de ^Hooftfoffe desYnms,al de brandende jaan-\c\izmQnm fich dufdanigc fwavelige envuuri-geflekene en lichte lichamen genoemt word, in \ge geef en beflooten hebben, gelij^door hare j fegge dan dat de reden van alle defe dingen geen andere is dan de Hooftflo;ffe des vuursjnbsp;of die ingeborene en in gejchajgt;ene warmte,nbsp;ïo wzt fwavelachtigs niet ongelijk zijnde behoren in het binnen fte middelpunt der naturelijke dingen; wei befet en van de aardfedeel-tjens der overblijffelen verdrukt, maar na denbsp;verbrekinge en vryvinge der tegenmalkan-deren gefotene lichamen door de gaandema-kinge der Geeflen beficlt, verwekt die warm-tens van welke wy aanflonts gefproken hebben ; tot dat de lichaampjens die van een vochtiger natuur zijn daar afg^cheiden, en de Swa- len clen anderen de warmte door tegenwryvinge j ften door de verdunninge van de Lucht een 'voorVgebracht word, als men fien kan dan waanneer het yfer op het ambeeld met een hamer geflagen, of met een Vijl gevijlt word, als ooknbsp;dan, wanneermen twee houten door het wrijven van een derde in brand fteekt. t Blijkt ook in eenboor, die fo geweldig heet wordt als men daar een wijl tijds mede boort; eindelijknbsp;ook uit het vuur flaan uit de fteenen; ook uitnbsp;de Blixemen en IFeerlichten, ook fietmcn het welkers Middelpunt, echter die ware Hooft-floffe j welke aan de vlamme en alle licht lichaam kracht verleent uit fich felve en in fijne nature als onbedervelijk bevat word, infom-migedingenopenbaar door hetin fom-mige alleen door de warmte ^ het licht in hetnbsp;lichaam verdooft zijnde, welke aan de wettennbsp;^'^'tifwaarheid of lichtheid niet onderworpennbsp;^ j maar uit fich felven en fijne nature tot allenbsp;ftatid onverfchilknde is , gelijk als in den Bli-xem, Weerlicht, en voornamelijk in het Busnbsp;en Gouden Poeder blijkt, waar door defeive innbsp;de laatfle door f jne natuure na om hoog gaat,nbsp;en inde eerflemeteen wonderlijke drift nederdaalt j namelijk na de gelegentheid dernbsp;Stoffe waar mede defeive gevoegt word. Ennbsp;opdefewijfe moet de fpreuke van Arifoteles,nbsp;in welke hy de Hooftfojfe des Vuurs onder hetnbsp;holle van de Maan fielt, niet als bevat in fijn eigene kring , maar als een gedeelte des vuurs,nbsp;welk gelijk het in alle dingen, alfo ook in datnbsp;luchtige ondermanige lichaam verborgen is,nbsp;verftaan worden. Want dat geftelt zijnde,nbsp;kander geen fwarigheid omtrent de Hooft f of-fe des vuurs worden bygebracht, welke doornbsp;die dingen dewelke wy nu bygebracht hebbennbsp;niet kan opgeloft worden. Eerste Toemaat. Uit het geene tot noch toe gefegt is blijkt, ^^oe in de ftotinge van harde lichamen regen |
ontdoeninge die door de Smeltkonfl gefchied, blijkt, en op defe wijfe alle dingen door de be~nbsp;weginge van het tegenmalkanderen vryvennbsp;warm worden; fb zijn echter fommige bequa-mer als andere, namelijk die welke een grooternbsp;overvloed van vaïl Swavel, engeeftigeofo-vervloediger of meer in een gedrongene deelennbsp;verkregen hebben. Hierom bevinden wy dat het Tzer als een fCMrom grooter overvloed van verbrande Swavel heb-bende, gloeyender word dan alle de andere Me- ah denbsp;tallen, en fo doen niet ’t Loot, Koper, Tin, Sil-ver, Goud, als in welke de overvloedige vochtigheid tegenftand doende niet foo licht dienbsp;vuurige Geeften door de aanvry vingc, die in denbsp;eerfte gefchapene warmte verborgen zijn bynbsp;een vergadert worden. Maar waarom eennbsp;als hy het hout fnijt, hgevfeldigwarmword,nbsp;en’thout niet,daar van geven wy voor reden datnbsp;de fwavelige GeeBen in het hout als loflèr uit-wafemen en in de harde Saag vafer j en doornbsp;de overvloed van Swavel dichter in een gepakt zijn ; hier door gebeurt het, dat defeivenbsp;door de aanvry vinge lichter in het Tfer als innbsp;het hout aangefteken worden. Maar in de wolken komt den Blixem en het PFeer licht voortnbsp;uit de fwavelige lichaampjens te gelijke metnbsp;den Damp na om hoogt getrokken zijnde, welke dewijle defeive vol vuurige en falpetrige^nbsp;geeflen zijn, fo worden die door de geweldigenbsp;tegenfrijd der wolken beweegt en aaneenge-vreven zijnde lichtelijk tot vuur, welke gee- meerder plaats vereifchendc, dewijle fy uit de dicht befette hoeken der wolken geen uittochtnbsp;vinden, door eenfekeregeweldigebewegingenbsp;waar fy konnen of mogen defeive foeken ennbsp;maken, met fulke droevige uitkomften, als wy jaarlijks ondervinden. |
208 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WEPvELD, TweedeToemaat. nbsp;nbsp;nbsp;] Maar Op dat \vy eindelijk tot oils vDorne-^quot;[vuuf* Hier uit blijkt ook, 'izsaarom des winters'- rnen van hetwederkeeren, Waarom de ulU het gecfie dat groeijaam is droevig en dor ^somet^dlffi^^^ 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gtoci cn bloci van de Bomen en ^\tn, en des Planten af gaat, om dat namelijk de Son verder Wsniers ^iji^Je dic vuurigo cïx dzmpïgcgeefïOU j alsnbsp;door de koude onderdrukt, niet los noch dun enthoaf' maken kan; maar aanftonds als hydenew#-nachtige lyn te boven gekomen zijnde, wederom aanwas van warmte gekregen heeft; fiet het met fuiverefwavelgevoegt, het word fo worden èdogeeHen ^ die haar tot die tijd toe jend^ met lijm , ’t geeft een droevige bruinenbsp;fchuil gehouden hadden door de warmte vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;met lijm en koper groen te gelijk,’t is dien als nieuwen Son bejieltj en als door een in- \groen ; het is roodfoo het met Meni of dierge-wendige blydfchap van hare aart verwijdert j lijke Mineralen die een roode verwe hebben, zijnde, geven fy haar uit tot botten, knoppen, vermengt word; indien met Arcenicum,Oker,nbsp;bloemen, vruchten en takken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j Sandrak, het is geel j wordt het gedaante by Maar waarom fy door die beweginge niet j fmydige vette en olieachtige ftofFe, ’t verliejl heet of aangefieken worden j daar van is de re- byna al fïjn lichtj alleen maar door rook fijnennbsp;den , en denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van het vochtige dat fy aart toonende. Alle welke dingen deonder- by haar hebben, en die foete en fachte aan- j vindinge leeren fal, foge een lemmet uitde^i?-vloed van de warmte der Sonne, \^'èi-d\.èsooïèie fèideflojfe met olie gemengtG^eenkznè,^zzxof vurige geeften die tot de voortteelinge nodig ineenhxsx^eaanfteekt. En hier vandaan komtnbsp;zijn met de vochtige vermengt zijnde , foonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hooftjioffe des vuurs j alhoewel die gematigt worden dat fy tot geen vuur uitber-; in gedaante van foort in alle 'dingen een en de-llen. En dat is dat warme cn vochtige door iy?/w is, na nature der brand-ftoff'en in welk , na het getuigenide van den ‘Thilofo- yeenfoortfchynt teverfchillen. gaande makende de vlamme foo lang duurt | \\f.Cornelim SeverusiwfiyazyBtna feidc,y5^ als duurt de invloejinge tot de wortel van de verre als het groote rond der Hardef rekt ^ ennbsp;vochtige vettigheid en die vloejinge ophout, de zee met fijn bochtige baren heenen vloeitjnbsp;foo haaft als die vloejinge van de \od\x.ig-\iJferniets datvaflofbondigisftis over alvolnbsp;heid afgetrokken wordt en die fwavelige gee- \ ffleten of ofeningenS:, de geheele aarde is vannbsp;ften beroert, belet en verflikt zijnde, of door | binnen met hoeken en winkels uitgeholt j en byzijnde deeltjes van een doovekoole welke \ welf fis j, die die vcrfcheidentheid der dingen met. phen alle voortteelinge voltooit, alle dingen in kracht zijn, en onderhouden worden. En defe onfe beginfelengeftelt en toegepaft: zijnde, fo zalder geen fo vreemde uitwerkingenbsp;in de nature der dingen voortkomen , waarnbsp;vange geen reden zult konnen geven. Derde Toemaat. T)e vlamme Hier uit blijkt hoe de vlamme^ welke niet an-is etn vloei- dcts dan ccn vloejend vuur is ^ uit gebluf wor d; iendvmx.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jn gg„ keersj welke de wijle die een vochtig en lymig vet heeft,en daar feer vele fwaveligegeeflen in zijn, fo gebeurt het dat hetnbsp;onfleken lemmet aanftonds en èee geeflen ’t vuurnbsp;vattende te gelijke tot een ‘u/^z»2;»^aangefte-ken worden; en fo om den overvloed van hetnbsp;vochtige vet beginnen te vloejen; en de geeften malkanderen porrende en tot vloejingenbsp;een geweldige blafinge , of door opgegotenenbsp;vochtigheid, ofdooruitdompeling, niet meernbsp;noch gevoedet worden noch vloejen kan.nbsp;Maar in een alhoewel daargeen vlam innbsp;is, daar is echter licht in, noch door een vuuri-ge hitte brandende ; waarom fy tot behoudingnbsp;van haar felven, als tot hulp-troepen de naaftnbsp;tot brandinge geftelt zijn roepende aangrijpen , en die gekregen hebbende, voornamelijk als daar by komt, een geweldig grootnbsp;vuur woi:den;maar fo fy die hulp-troep mift,fonbsp;trekken fy haar in, fo veel als fy konnen tot datnbsp;ly eindelijk door de daar ontrent zijnde koudenbsp;krachteloos gemaakt en uitgedooft zijnde ophouden van licht en van branden. |
tltt hebben vvy ten rechten in de befchry vinge ge-fegt, dat het een gedeelte van V HoojtBoffelyke denheid^ vmir is niet fuiver, maar geverwt ofbefet doornbsp;een verfcheide mengfel van brandfojfge on- ,n hetfc^nbsp;deraardfe dingen: en dat vuur word geverwtnbsp;of vertoont lich na de verfcheidene natuurnbsp;van de f laats waar in het fich onthout word Datter dusdanig een wm’tot befcherminge^^,.^* « van de ondermaanfe natuur en voortkominge^o/'»^^'''^'nbsp;van alle dingen in de ingewanden der aardenbsp;ingefoten is, fteit onfe befchrijvinge voor vaft. Dat de aarde holachtig is, is in het voorgaande Boek in het breede getoont,alwaar wy ook metnbsp;een aangewefen bebben dat den aardldoot binnen in lich felfs geweldige groote ruimtensnbsp;in hameren, verdeelde fpelonken, breede ftre-ken onnafporelijkc afgronden heeft. Want gelijk Seneca van het Veld van Vuteoli verhaalt;nbsp;fijn daar woefleff elonken:,groote vertrekken ennbsp;ruimtens j rotfen aan denier en daar hangende Bergen en ofeningen ^ welkers dief tens nietnbsp;te door gronden zyUj, die dikwils geheele Stedennbsp;ingefwolgen en omhoog ofof de aarde een grootenbsp;verwoeflinge te wegegebracht hebben; en ge- heeft in fch veele en verfcheidene wegen. Het geene ook Blinim j c_yElianm j Lucretius ennbsp;andere Schryvers van de naturelijke dingennbsp;toeftaan. Het vuur en het water door een groote band van vriendfehap famengevoegt zijnde,woonennbsp;in verfcheidene wijds en fijds groote en opene Vtnbsp;uitwerken,welke ons de MetalletijMftfof enjnbsp;Saffen ^ Kluiten j Sfringbronnen bekent maken . Want gelijk Manilius ten rechten fegt. Het vuur 'tgeene zijn woonf laats heeft in d^ fw anger e Wolken die B linemen voort brengennbsp;is vermengt met alle deelen ’t dringt door tot denbsp;aarde en dreigt den lt;:_^tna en Olympus j ennbsp;maakt felf de wateren warm in de Fonteinen. Op |
Cap. ii.
^‘tonder.
^urdfe
Juuruer.
iPf‘idfich
^^ndnliik.
op dat derhalven 00k hieruit de verwon- matigheid gehouden zijnde een geweldig gro-deriijke machten kracht van het onder aardje tetoeftelvan vimr mhcKingewand ólt;tx:'Matn-quot;Vuur uitblinke , dat het door een gewoone re maakte ; waart uit fy als door fecr lange drift om hoog klimmende, ook die dingen die ’ Schoorfteenen oneindig foude verfpreiden denbsp;hetvermeeftert doet opklimmen; het neemt,hitte tot het gebruik der noodigedingen , ennbsp;toe door een vermeerderde overeenkomfe by-1 nutte van het Aardrijk , de menlchenen bee-naoneindig, het verderft en verandert alles\ ften. En gelijk God de wateren haar perk gc-''^at het ontmoet in fijn eigen felfs voeefen , en; fteld heeft welk fy niet te buiten kennen gaan;nbsp;nooit als men al een gedeelte van het felvclalfo heeft hy dc'fe nature des vuurs door fonbsp;wegneemt word het vermindert. Want in de | wonderlijk een verdeelinge, door fo groot eennbsp;HooienAarde beflootenzijnde enfich be-jOrdre en evenmatigheid van menginge indenbsp;Weegende, maakt dan wanneer hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verborgene wegen der onderaardjè nature be-
vint, fijn uitgang veele hondert duifenden tre-; field, op dat het niet door de wijds en fijds ver-den verre, ook onder de Zee en ongebaande mengde baren van den daar rondom gaanden kromtens der aarde; gelijk wy in onsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Oceaan uitgedooft worden, en buiten fijn ge-
werk-As een ooggetuige van alles, geleert heb- flelde perk weiden zoude; want by aldien het ben. En dewijle het hand overhand ofgedurig anderfmsdoor fijne fo vryebeweainge na bui-meerder toeneemt, fo verteert het Landen, ja ten uitbrak,foude het alle dingen t’onderfle bo-felfs Rotfen en Bergen en alles wat hem ont- ven keeren rot een openbare verwoeftinoe vannbsp;moet, fodat indien het niet door den omrrek de aarde en menfehe; welk ik achtedat indienbsp;van den Oceaan en het bevel van het Opperfle | volheid des tijds gebeuren zafwanneer de ban-Weefen wierd bedwongen, fofou het de gan- den van de woedende nature gebroken, en denbsp;fche Klomp der Hooftfloff'elijker Nature foda-:der onderaardfe vuuren door hetnbsp;nig aan brand fteken, datmen die nooit foude bevel van de goddelijke macht geopend zijndenbsp;konnen uitbluflchen. Het is ook geen wonder,' niet alleen de Aarde maar ook de Hooftfloffcnnbsp;éi2C^X.Gx.^oó^2in\^ttn kracht ^QsVmirsmdiQAar- door de hitte, meteen geheele verwoeflin-
gevan de ganfche w'ereld, zullen fmelten. So dat gelijk God in die algemeeneSund vloednbsp;de Sluifendes Hemels,en wellen des Afgrondsnbsp;geopent zijnde, de wereld door de w'atervloednbsp;verdorven heelt, ook alfo denfelven in de laat-fle tijden door een overjiortinge van vuur verderven zal. En wie is’er die ontkennen kan datnbsp;fulks fal gebeuren, fo hy het geduurige vuurnbsp;brandende in de aarde befchouwt, en daar bynbsp;het woedende aanfleken van landfehappen, ennbsp;eindelijk fuik een openbaar toeflel van fo groot
groote toe'itel vannbsp;vuur m dennbsp;butk dernbsp;aarde.
de van de nature beflelt is; dewijle van duf-danigc Vuuren de ganfche welvaart of behou-deniffe van de ondermanige Nature afhangt, w ant in het onderhouden van die dingen by-fonderlijk, wxlke, hetzygyopde noodfake-lijkheidoflangduurigheidfiet, het behuljAamp;snbsp;Viiurs niet konnen ontbeeren, heeft de natuurnbsp;niet fchaars, fpaarfaam en fchraal, maar tennbsp;eenemaal mildadig en groots moeren zijn.
Want gelijkerwijs de Goddelijk^Voorfie-nigheid den Hemel van fo wijd een omtrek dat ly alles kan bevatten gemaakt, en de woelte i een flofFe en Swavel te gelijk, welk in eene ont
klomp der Hooftflofïèn gefchikt heeft en den grooten Oceaan der Zeen waar uit fy een onophoudelijke overvloed van w'ateren in de aderen van het ganfche aardrijk zoude verdoelen;nbsp;alfoo was het ook rechtmatig, dat die de even-
ftekinge van onderen opbarft, wie is’er fegge ik, die dit bemerkende niet voor feker moet belijden , dat ’t een blijk en feker teken is van dcnbsp;voorbereidinge tot die van de Goddelijke Wijf-heid voorgenomene verbrandinge.
Het III. Hooftstuk.
Vmi het onderaardfe Vuur door alles Verjpreid ; en 'ïtaarom het in jommige plaatjen
ndiiuï lt;±gt;
GElijkerwijsde warmte \n\\Qtmenfehe-lïjke lichaam j de kleine Wereld door alle de openingen van het ganfche lichaam verfpreid, te gelijke met den hoop dernbsp;vochtigheden faam gevoegt, door fijne geeflennbsp;alles befielt, levendig maakt, gaande maakt,nbsp;bew'eegt, alfo heeft ook de W e u. k m e e -S TERSE de N A T u UR met geen mindernbsp;voorfichtigheid het Aardrijk befteld, hetfel-ve met feer veele en overvloedige vuuren nanbsp;gclegentheid van fodanig een klomp voorfien-de, op dat dat geene, welk voorde natuurelijkenbsp;werkingen fo nootfakelijk was , nergens zoude
in foynymge mets.
opweldJxexi'^Q.e.x. uit de ganfche felfftandigheid van de gatige huid uitdrijvende; alfo is’er nau-liks een plaats in de aarde die na een voorgaande gravinge geen overvloedige wellennbsp;waters verfchaft , of van felf , of door na •nbsp;crekkinge en fuiginge van Pot - aarde, nietnbsp;alleen warme maar ook laainve , heete,nbsp;en die door een ondragelijke kracht vannbsp;hitte woeden. Want hoe zoude het Waternbsp;fonder het vuur , of her vuur fonder het w^a-y^X^wa.nbsp;ter beftaan konnen ? w’ant fonder vuur wa-relijk zouden alle dingen door een geduurigenbsp;ftremminge verftijfc zijnde tot een openbaar
het water nilsrVuut
ontbreken. Het menfchelfe.e lichaam, is, | verderf der nature van alle voortfettinge der tle kleine wereld, is vol vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;! dingen die voortgereelt moeten worden, opge-
en vochtigheden; hen Aardrijk ook. Want ge- houden hebben ; en fonder water fouden nu al lijkervvijs in het menfehelijk lichaam ter w'at'over lange alle dingen door de brandinge van fonbsp;plaatfe dat het ook gewond w'ord, aanilonds j veel ontelbare woedende onderaardfe Vuur -hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en op de minfte beweginge I poelen verteert , en het ganfche geitel dcs
I. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ddnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Aard-
I. Afdeb
LING.
Aardrijks in vonken en aflchen verkeert zijn geworden. Gy fiet dan met hoe groot een voor-üchtigheid en met wat voor een fckere verwonderlijke konft der natuure defe tweenbsp;Hooftftofïen zijn famen gevoegt, op dat denbsp;eene aan de andere door een fekere overhand-
afgeleide Vuur het Aardrijk, en tot de voott-brenginge fo van Fonteinen al MijnftofFen en Metallcn fchikt, en fyzijn fo als de Veefel-aders in het menfchelijkelichaam, welk nietnbsp;de minfte fier van defelve ontbreekt, gelijk nunbsp;boven getoont is. Hier uitookfultgy leeren
fen handel nootfakelijkvoedfelverfchafFen, de j dat de Vmr-kuilen \\z.2x. dichtfl heb
eene des anders geweld en drift in den band houden foude; en op defe wijfe door een vrced-faam onderling verbond vergefelfchapt zijnde,nbsp;de voorgenomcne uitwerkingen der nature tenbsp;weege zouden brengen ; waar van ons baar-blijkelijke kentekenen konnen zijn , dat wynbsp;fien dat het Aar dry k, diefo goede Voefter-moeder aller dingen, de quekeryen aller dingen in haar ingewanden befloten heeft, dat hetnbsp;Water , de Lucht, het ^«/rdoor een fekere
ben ontrent het Middel-punt, en de Waters holen nader ontrent het Oppervlak der Aarde,nbsp;warelijk door een voorfichtig beftel van de natuure ; want de potten of ketels moeten nietnbsp;beneden,maar boven herwar gefield wordennbsp;wilmen water warm maken en fo gebruiken.
Een Brand nu is niet anders als een feeker groot toeval in de natuure, fekere ^r(?(7if(? over-mate van V uur die uit de onder aar dfe Kolkennbsp;der onder aar dfe V uuren, de vette en brandba-
mt
Brand*/'
wonderbare evenmatigheid, waar door fyfehie- \ refloffe der Aarde vervolgende ^ of door force lijk allerlei werkingen behulpig zijn, haaflig j ergens de Schoorfteenen verbrokenhebbendejnbsp;ter hand of bereid zijn tot allerlei voorttee- wonderlyke en voor deflervelingen verfchrik-linge der dingen. Hierom fien wy een over- \ kelyke vlammen uitwerpt; en alhoewel dufda
matige groore kracht van vochtigheden door een altijd dunrende vloejinge uit de Aardenbsp;voortkomen , dat’er gedurige dampen uit-wafemen , oneindige voortfpruicingen vannbsp;Wateren, nooit eindende Schoorfteenen, vannbsp;een behendig Vtmr j groote ontfleekenenbsp;Forneifen, en in defelve openbare uitwerkingen vaneen eeuwigvuur, rook, viamme,nbsp;hictens, wellen van fiedende Wareren , ennbsp;fchrikkelijk veiteerende brandingen, welke denbsp;Schoorflenen van eengefcheurc zijnde inge-gevolg van tijden verwekt, dieindeganfehenbsp;wereld te land en te zee overal gefien worden,nbsp;en die dingen geven ons een feekere vaftigheidnbsp;van de overige warmtensen hitrens dewelkenbsp;door verfcheidene ftreken vande Aarde en Zeenbsp;verfpreid worden, en gelijk als tot verfcheidene rakken vanSchoorl1:enen gebracht zijnde,nbsp;fo groot een verfcheidentheid van Baden ennbsp;Mijnfloffen te wege brengen. Maar op dat defenbsp;dingen te klaarder fouden aan den dag komen, hebben wy het raadfaam geoordeelt eennbsp;Afbeeldinge van alles hier nevens te (lellen.
Hier hebt ghy een Afbeeldinge die een Schetfe is van het onderaardfe Vuur welk metnbsp;wateren vermengt is,welke wy niet vafl (lellennbsp;dat fich even fo inde Aarde heeft; want wienbsp;van de menfehen die leeft heeft defelve ooitnbsp;gefien.? maar na fekere gelijkheid van de werkende natuure, enfo veel alsdeverbeeldingc
nige Branden niet altijd op de buirenlle deelen der Aarde gedurige, maar buitens-tydige zijn,nbsp;daar uit echter word niet weggenomen, datnbsp;\vuur in de ondergelegene,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;altijd
durende en gclijkformigToude beüaan, gelijk uit de warme Baden, die altijd in een en defelve (lant blyven, openbaar word.
En èc, reden j waarom infommigeplaatfeuj niet altydj in Jömmige een altyd duurende uit- \uittfnbsp;werkinge des Vuur s g^ejien word ^ is defe, dat/^'^^'*^^nbsp;alhoewel het onderaardfe vuur met fijn felf-J^^,nbsp;handigheid in fijne fchuilhoeken door het ge- feivenbsp;duurig byfetten van hoffen die het felve on-derhouden behaat, foo gebeurt het echter tenbsp;mets, dat de hofFe leggende naby het lichtnbsp;onthekene oppervlak der Aarde, of door hetnbsp;felve verteert zijnde, al de doorgangen doornbsp;de verbrande kluiten van de onderaardfe hohè,nbsp;en de fcheuren van de verbrandeForneifen verhopt , of door de overhortinge van een onderaardfe Vloed de Schoorheenen met waternbsp;vervult, en fo de voortfettinge van het Vuurnbsp;verhindert zijnde , door het maken als vannbsp;fekere hilhand, den loop van veele jaren ruhnbsp;en hil blijft; totdat de Mijnhoffèn der doorgangen van rijd tot tijd voortgefet, en metnbsp;nieuwe brandhoffèn verrijkt zijnde, eindelijknbsp;buiten uitbarhende, wederom als van te voo-ren alles in lichter lage vlam held; want weetnbsp;dit dat het branden foo lange duurt, fo lang als
ons te binnen brengt dat het gcfchieden moet, | de tontel van BrandhofTen duurt, welke fo die want ’t kan nauliks anders door ’t menfehelijk | Jom de gefeide oorfaken ophoud, fo is het ooknbsp;verhand begrepen worden, hoe het Water ge- inootfakelijk dat h Vuur ophoud,en voorname-mengt metvuur fo buiten als binnen de Aar- [lijk in die Schoorheenen ofStook-plaatfendienbsp;de j fulke wonderbare uitwerkingen te wege iwatverre vandenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;afgelegen zijn,
brengt, het Midpuntige vuur wordgetekent! Maar indien de gefeide oorfaken niet tnf-met de letter A, de Vuur-kuilen uit de felve ! fchen beiden komen, fo is het feker, dar de afgeleid met de letter B, ^e Wat er-kolken met 'brandingen altijd duuren ; want de viammenbsp;de letter C, de Buifen vande eene Vitur-kuil ( welke wy een aangeftekene damp noemen,)nbsp;tot de andere Vuur-kmlS, zijn de Vuur-fchoor- i barh uit, en vervolgt,fo veel als fy kan de fpijfi-*
lleenen; de Buifen V, van den eenen Water-kolktot den anderen Wat er-kolk j en de freep getrokken en tot de Vmtr-kuil en tot het Wa-terhol zijnde Veefelen, Spleten of Scheurennbsp;der Aarde j door welke en het Water en het
van de brandbare hohè, welke verteert zijnde,
verteertzy ook zelve en houd op, tot dat haar
uitdegeduLirige onderhandelingcn die fy met de Zee heeft, wederom nieuwe^^hoffe beheldnbsp;zijnde, en van binnen dooreen gedurige damf
'/ê^.
vX'
^•i}
miia
^'43SS!0^'^
,\ '
iï
'A\
st-A
f luj cefi~b^ï:ift-i' /
^//Z ctgt;/ii:a2gt;^cn-icm anii^r
aer
if
^OCilus _
sv#*
-5C\':
liLiTXc^li ei-jier nbsp;nbsp;nbsp;ca/iafej ejc-/iafaiieiresJ^I^^''^'^^'^jj '^Jim /ii/^'^ejj^jgt;^iic^ tnijjdcte$,jMrhtn tn i^et'iniij-Xij'jiaiiit^'pdrXin in n
ii-enun^r/iiciS^uj- i/Xj-t, iX'ijMre /(^ci Cdiuhndcth m djU'^ gt;quot;'/i Z,/'quot; '4“y 'W,/, ‘m nercint: par/ini in a fius-^ii’drspt'um niinerii ftiini j^uccur
quot;^eriv^afi fi nieta/fica carptrrd cd^t/ej-cunt, diif- tn nüJHtm cdinftutififj'
7
re.f c^its ludittin, a^^uds jicrJdi 7fdelt;f cjiidtj'jXttficrrdvcicm Orfctn, i-n cxiimd^titcr^cic terrrc vid fc. cdv^üJ-ipJitfrcpui,*’^
fa^
myt-ncdd ciniicu/aa tn d
fhj/i'm,
-'Jutmus I.iSB
mparej- dXeniidi-; -fartoj' VI air IC Cd
/ndtetidc ïp nbsp;nbsp;nbsp;iiuiriinenficnidf/fiiidtihir.JiT^ej fic aiiodj dlidmatare vtntie ctaeru pt'cdfra,
/ nbsp;nbsp;nbsp;, fii\rüdX ^' ., ,,i if^ ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;rsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, i l l 'd a. ¦ enbsp;nbsp;nbsp;nbsp;d'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;//- X.
1 nidtihiini tl]'dt nbsp;nbsp;nbsp;• ¦•fdaCriatird ie niefii
nrd ie niefiiij' Xa-refif- dmnta, piidvi 'e^d^ij^idt't/nw rcr fid Vim eacj. X^dina Xdcet-;iJlcfiijud exartuur ear tnj^t (^lerisXescrwilnie et rdhacivid iidieftu.
f
fJic.
t Cd fint tuii
'.ï'.
•t'-’
' â– â– â– â– 'ft ^ â– . â– - .'â–
ft Vv'S'
/;T
rV . iiquot; \ • ' •• - ;• ••nbsp;\u.. .
% ;.;ft
-.S'-.-'â– ft'.^ ft' Wlir;'
IV. boek , BESCHR YVENDE HETVUUR. iii en donkerheid opgaat tot de bovenfte fornei- de Schoorfteenen en doortochten voortgefetnbsp;len der doorgangen , welke niet anders als Word) opgewekt of gaande gemaakt, ontfle-eenen feer dikken rook, en de wind door de ge- ken het vuur door een geduurige beweegin-durige drift en voortfcttinge vanbinnen daar ge, endelplcerenen kloven der aarde, wWkcnbsp;by komende het aangeblafen Vuur vat, en het water een groot mengfel van brandbarenbsp;foo wederom nieuwe vlammen te voorfchijn ftoffe met Ech afgebracht hebbende, te we-brengt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ten fout, fwavel, lijm vervult hadde, en defelve
Maar dat kan niet altijd op een en defelve hier door de warmte en dampen fiedende, en tijd gefchieden; wantdegeheele natuur is in na de natuur en gelegentheidder aardfe welfden geduurige beweginge, en brengt nootfake- fels gefmolten zijnde, en defelve tot ficlitrek-hjk meerdere en mindere flach van toevallen kende, veranderen fy defelve tot een nieuwenbsp;Voort, na de verfcheidegefleltheden der brand-' ftoffe om wederom te branden y en dat ge-bare ftoffè en gelegentheid der aanperfende | daan zijnde word de geduurige aanlioudingenbsp;windoi blafinge, welke de noodfakelijke oor- iofachtervolgingevan de werken der natuure;nbsp;faken van defe toevallen zijn. En nademaal de | en op defe wijfe word door een wonderlijk ver-foffe nier altijd op een trant, en hoeveelheid ' nuft en aardigheid der nature de Keer of Omen hoedanigheid gefchikt zy, en inheteene loop en van het IVat er en van het vuur vol-gedeeke niet fobequaam totnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;als in het: bracht. Defe dingen dan na behooren ver-
andere, om de verfcheidene geftekheden der klaart zijnde, fo laat ons onfe penne te werk Schoorftenen; hier door gebeurt her, dat de i ftellen om Hiftorifè verhalingen van f^uur-brandeno^^iommx'^o fiiadlovi gedurigTXyayOm branden by te brengen, op datdelochenaarsnbsp;dar de Vuur-kuil tot defelve feer fuivere en van het onder aardje vuur ten minften tafte-als geveegde toegangen der Schoorfteenen : lijk leeren, het welk fy met haar verftand nietnbsp;heeft; in fommige plaatfen gaan fy daneens | begrijpen.
uit, dan eens worden fy na het verloop van i Maar op het alderbequaamft zuilen wy van veelejaaren, eindelijk en om den aanwas van de deelen van Italien beginnen , als welkenbsp;nieuwejiojfe en om de verfcheidene krachten meerdere en openbaarder blijken en voerdernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vve- ftappen heeft van de onder aardfe vuur en ^
Vuur-hiiishoudinge zijn, dar fonder defelve als de Auteurs van alle quot;de toevallen der nature,nbsp;ïiiets gefchied. M.d.zt hoe defelve voortgebrachtnbsp;worden _, fier dat in defe weinige volgende regelen.
Dewijl vvy in ons Itinerar.Terreflr. gefegt ve, -*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Oceaan een grond heeft even
Seeve met ontelbare gaten doorboorr; , nbsp;nbsp;nbsp;^______________
nier anders zijn, als de monden der fy- i pes af door een lange ftreek van faamgeketen-J’en of Btiifen, door welke het water als het | de Bergen uitgeftrekt is, en hier en daar in een door de drift der Zee aangefet word loopt, foo | tweederlei zee beflooren zijnde , te wederfij-moet ge volgelijk daar door Wind veroorfaakt den van de Appenin , door welke het geheelnbsp;woiden; defe wind door de BuiJendotVtmr-1 word verdeelt, word ook door ontelbare Sours-holen, dewelke byna altijd met de pijpen der | fen van Fonteinen , Meiren en Beken vannbsp;waterenvereenigtzijn, dooreen groote drift ' groote Rivieren aangefpoelt; welke alle vannbsp;voortftouwende,oftot in de Vuur-kuilen felf |de Water-holen en van deAlpes en van dennbsp;gebracht zijnde, maakt niet alleen daar ternbsp;plaatfe door fijn feer vochtige blafinge de brant-bare ftoffe gaande , maar beftelt defelve ge-duuriEtor feer brandende vlammen; nietan-ders als een Smit door het blazen der Blaas-
genomen bewijs gegronder worden ; welk dingen ik zekerlijk niet zoude gelooft hebben,nbsp;indien ik die alle door de verfcheidene gelegentheid van mijne reifen, met mijn eigenenbsp;oogen befchouwt hebbende, niet onderfochcnbsp;hadde.
Italien dan onder een middelmatige getem-pertheid des Hemels, dewijle het van de Al-
der ontfteken ; welke fo nootfakelijk in de in welke alle de betoningen van ons aan-
J A nbsp;nbsp;nbsp;ï7/a Oi ï r* i rrnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;___^11.^
het
Ie V,
¦rsard-
uur
balkcn en nat maken met water fxet vuur op de ' penin fchaduwachtig, kouder, en heeft weini Smit Je krachtelyk aanfet ^ en met eenen de |ger Warer-fonteinen van Baden, dieraauwen
Appenin haren oorfprong hebben. En op dat-ge de wonderlijke Jlant of gelegentheid van f alien fien moogt; dat gedeelte, welk regensnbsp;deAdriatife Zee ftrekt, welk ten deele na hetnbsp;Noorden fiet, is om de fchaduwe van den Ap-
hitte des vuurs vinniger ma.ken, en door des-felfs kracht en vermogen, welk hy fonder b/a-finge eerft niet doen konde, het yfer tot fijn wil hrijgende, het yfer tot fodanig een form en fat-‘Xr. fmedende brengt als hy wil. De blafin-nu of onderaardfé Winden ^ door de be-
Ufi nbsp;nbsp;nbsp;_ •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1___________
derkeer van Vloeden Ebbe (welke als fekere Jdene na-byleggende Eilanden verfcheidene blaasbalken èamp;r nature zijn, door walkers ge- proeven van hictens, Vuurbranden en Baden
niet veel zijn ; maar aan de rechterzijde, welkers grootfte gedeelte na het Zuiden fiet, en van deTyrrhenife Zee omgelopen word,gelijknbsp;her daar vlak, open, en om de fwavelachtigenbsp;natuur der Sonne, waar van het overal blijkennbsp;geeft, bequaam gefien word om vuuren te voe-'veginge der ^e en quot;de dagelijkfe keer en we- den en dragen, alfo heeft het ook in verfchei-
ten allen tijden voortgebracht; waar van men na ’t getuigeniffe van Berofus verhaalt, dat hetnbsp;voor defen van deCumis en V efuvius totifiriennbsp;toe gebrand heeft, en dat het der hal ven van denbsp;D d Xnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in-
duurige aanblafinge en het water door de Zee binnen fijne riolen over-geftorttot ontlaftin-ge aangeport.en de Wind door de gedurige be-weginge der Wateren binnen de vuurbraken-E Deel,
-ocr page 272-Ill
I. Afdee ' inwoonders Talenjana j dat is, liet aangejiee-LiNG. nbsp;nbsp;nbsp;Qf uerbrande Landfchap genoemtis. En
fo vvy de faak dieper navoriTchen, fofulleiiwy bevinden dat Italien alle de geftelrheden totnbsp;dufdanige woejfe branden heeft; namelijk eennbsp;engte van deiïelfs flrekkinge, waar door hetnbsp;tufïchen twee Zeen door de aanftotinge dernbsp;baaren geduuriglijk als gegeeflelt word; onder-itaihn is aardlc doorgangen of openingen en holle boch-ten die het J^nnr en de Winden doortocht ge-onderaard- vcn, en eindelijk een overvloed van fwavel-feVuuren. achtige ftofFc, waarvanlict geheel vol is, ennbsp;op fekere plaatfen over de gehecle aarde brand.
Want in dit ganfche gedeelte van het zuider Italien van de uiterftc einden van Sicilien afnbsp;tot aan de grenfen van Hetrurien worden innbsp;fommigeplaatfen^É“^?/i'^r/^É’ branden gefien, alsnbsp;in den i£tna; in fommige brandenfy by tydeUjnbsp;als in de vEolife Bergen,welkefyL^/^r^jy noemen, en tegen over Napels, als in Ilchien, Pro-chyta, Pithacufa, als ook in de bergen van hernbsp;vafteland, den Vefuvius , Miferius, Puteolifenbsp;en Cumife bergen, dewelke dikwils branden,nbsp;en in fekere plaatfen toonen dat fy groote vuur-ftofTen binnen in haar hebben , en dat doornbsp;VmreHj menigte van rook , dampen , baden,nbsp;daar zy vol van zijn, bochten die hier en daar,nbsp;gelijk ik met groote naarftigheid ondervondennbsp;hebbe, te mets voorkomen, en uitgeholde gapende tochtgaten , welkealszy een wind uitlaten , fo verneemtmen aanftonts niet fondernbsp;fchrik der omftaanders, als knappinge van eennbsp;brandend vuur , en geluiden van wateren, alsnbsp;inde ‘Phlegrai/è Heuvelen^ welke het vuurnbsp;DeVhk- veld, gemenelijk Sulphatara genoemt, om-^idea‘ tingen, te hen en te hooren is ; dat fulks waarnbsp;is getuigt ook, het daar niet verre van afleggende Hol van Sibylle by Cuma,en fo veelefchrik-kelijke openingen en vertrekken omtrent A-vernen die om de gloed onnafporelijk zijn.nbsp;Ganfch Campanien droogt over al in fijn oppervlak doordekentekenen van deffèlfs ver-brandinge ; zijnde dor van grond, even ge-Ga»fc6 als AfTche cn Puinfteen, met het /'o^er ,nbsp;?vuurén” welkfy Tuteolanum noemen, endedove-ko-onderwor- len in cen levende rotfe bcfloten.
is nbsp;nbsp;nbsp;Laat ons van Puteoli na Latium overgaan,
vol van welk vol is van Jwavelige Kolken, welke de Swavel-wijnen, door Minturne, Sulmo, hiernbsp;van daan door de Roomfe velden vervolgende,nbsp;fich en in veele plaatfen, en voornamelijk ont-laft in een Zae of Meir van een ongrondelij-ke diepte vier mijlen van den Tyber gelegen,nbsp;het welk door het voortbrengen van fefliennbsp;Eilanden, welke fy Brachettas noemen feernbsp;vermaart is, uit welk de fwavelige riviere yll- jnbsp;f’ula fijnen oorfprong krijgt, en eertijds fchijntnbsp;het een naam gehad te hebben van warme ba- !nbsp;den, waar van te zijner plaatfe. Hier van daan ;nbsp;kromt fich het //ö/ofde A^^i/vanhet Onder- \nbsp;aardfeVuur na den ronden Berg, eertijds het,nbsp;veld van Egrctanen genoemt, en hiervan daan ;nbsp;word het in takken verdeelt, welker eene ge- jnbsp;deelte gaat na de Stiglianife Baden , en eennbsp;Poel midden in het bos, en door de flank van
Swavel.
De drijvende Ty-iurtinfe 0anden.
dt Swavel j cn door het aanfien van het op- veMt^ fiedendc water, even als een pilaar verfchrik-
kelijk; en eindelijk door den naaflgelegenen onderaüd-
berg (in welk ook een hol van Slangen of penten is ) vol zijnde van Vuurpoelen cn vcrfche‘d«‘nbsp;Schoorfleenen tot Tolfien en centum Celiasnbsp;of honderd Kelders toe, alle welke plaatfen ^nbsp;vol van Swavel en Lijm zijn, eindigt het in denbsp;Zee. Zie andere tak gaat mden Roofen-berg,nbsp;tuffehen welke en Roncilion fich nieuwenbsp;Swavel-kolken uitgeven, welke hare verborgene handelingen liebben met den Berg Cimi-nus, welke zy den berg van viterbien noemen,nbsp;en het Dorp victis, vermaart, door fijn overvloedige Swavel-aderen; en den berg Qiminusnbsp;fchijnt warelijk noch een groote kracht vannbsp;vuur te voeden, onder fijne feer diepe hooien ,nbsp;welke kracht hy aan fijn noordelijk gelegenenbsp;wortelen nevens of omtrent V iterbien over dienbsp;ganfche vlakte verfpreid, vol zijnde van eennbsp;feerfwavelige tiitwafemingeyc mets met dorre en Puimfteenige kluiten, en met ontelbarenbsp;warme Fonteinen, onder welke de fonreinenbsp;Bullicamus om fijne ondragelijkc hitte de alder vermaarfle is, welkers wonderlijke ge-fleltheid wy in ons Hetrurien wijdloopiger be -fchryven. Dit Lac heeft groote gemeenfehapnbsp;met een ander na gelegen Lac of Meir tuffehennbsp;Viterbien en den Berg Fiafco, alwaar h waternbsp;uit de grond van het Lac uitbar(lende, vton-derlijke ontroeringen maakt, en ’t geene won-y^f,^^»f«.nbsp;deromtefeggenis, hier worden twee Fontei-ncn te gelijk gefien , die naulijks een treede ‘^'^„deanbsp;van den anderen leggen, waar van de eene feer warmnbsp;fedenden heet, de a.ndeicc{icct kout water op-weld, waar van te fijner plaatfe.
Het Hol of de Loopgrave van het Onder-' aardfe vuur fich hier van daan over geheel Hetrurien in ontelbare takken verfpreidende,nbsp;laat naulijks eenige plaatfen vry van Baden,nbsp;Swavel-poelen en minerale wateren; want geheel Hetrurien door,voor fo veel ’t na deThyr-renife Zee fiet tot ’tEiland Ilua toe, is, het gan-fchc aardrijk overvloedig vol van warme wate-ren,ofhet heeft overvloed of van Yfer en Koper of van Swavel-mijnen. Uit welken hoofdenbsp;warelijk gedenkwaardig zijn de Grachten vannbsp;Volaterra,dewelke vol zijn van heete en fprin-gende wateren, en Mynen van de alderbeflenbsp;Swavel by Caflruni, welkfy Libbianum noemen van welke gy veel en overvloedig gehan-dek fien kont in ons Hetrurien.
Aan de andere zijde na het Ooften ontlafl fich een vuur-hol of loop-grave wijt en zijdsnbsp;! verfpreid zijn de voornamelijk onder den Bergnbsp;I die fy Vivus noemen, alwaar het de vermaardenbsp;baden van S. Cajfiamts en S.Bhilippns veroor-faakt; en hier van daan flrekt het fich uit na denbsp;Baden, w^elke de Avenionije genoemt wordennbsp;tot den hcxfPolitianus roe,ai waar het byS. Al-bineus overvloedig vol is van minerale waterennbsp;met de aldergrootfle flank van de wereld; ennbsp;hiervan daan flrekt het fich aan de eene zijde eindelijk tot den Appenin, felve vol zijndenbsp;van Vuur-poelen, aan de andere rot Sena cn de
nabu-
-ocr page 273-V. boek , Beschry
naburige deelen die dicht by de Zee leggen, en tot aan de plaatfen palende aan Ligurien en hetnbsp;Lucenfife veld , welke plaatfen fuiken overvloed van metallen, fo veel Swavel-myneftj ennbsp;fonteinen van warme en heete wat’ren hebben,nbsp;als mogelijk geheelniet heeft. Meeltnbsp;echterontlallen haarde Tochr-gaten van hetnbsp;Onderaardfe-vimr in den Appenin by Petranbsp;ï^lala en de daar omtrent leggende plaatfen;nbsp;daar de lucht by nacht vonkt, en lange als uitnbsp;V»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;onder brandende Forneis rookt en
*'«raMaia nbsp;nbsp;nbsp;de Wateren die daar in gebracht
worden warm maakt en fpaanderen aan brand fteekt. En dele Fonteine fchijnt vervolgendenbsp;Aderen te hebben tot de Wateren van Porre-tana toe in het Veld van Bononien, welker heuvelen overal by nachtnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en hier van daan
fchijnt fy geftort te worden in het Veld van Mutinenlis, alwaar de gefmolte Lijm en hetnbsp;vuur op een wonderlijke wijfe al hedendenbsp;voortbreekt , en hier van daan vervolcht fynbsp;branden van hare Jourffen tot in Illrien toe;nbsp;want datdefe Euganeife heuvelen eertijds omtrent de baden van Aponus, na het getuigeniffenbsp;van Berofus, gebrand hebben, toonen genoeg-faam en de gebrokene llreken en de Aflchen ennbsp;het Puimfteenig wefen der Heuvelen, en denbsp;kolen en de hitte der lleenen , die ook felve
’^“chtgaten het on.
der,
‘tardfe
VENDE HET VuUR. 215
de tuflchen-lopende wateren warm maken.
Welke dingen dewijle die alfo zijn , foo kon-nen zy ons voorwaar een waarachtig bewijs I zijn , dat ganfeh Italien van binnen geheelnbsp;I met een fwavelige ftofïe vervult is , welkersnbsp;I Loopgrafofhofna dat defelve fijn takken wijdnbsp;en zijds uitllrekt, alfo llrekt hy fich ook uit onder de Zee tot de bygelegene Eilanden, en nanbsp;de byfondere temperinge van het mengfel, ennbsp;de kracht der v/armte, welke defelve onder denbsp;verfcheidene ftreek der aderen heeft, brengtnbsp;hy voort verfcheidene uitwerkingen, enver-oorfaakt op fekere tijden wonderbare branden.nbsp;Wy befluiren dan, dat Italien de Voefler-moe-der der branden, gelijk ’t geheel vervult is metnbsp;onder aar dp vuuren, die op fommige plaatfen gedurig , op fommige by tijden branden,nbsp;alfo ook voor defc in hem felven fodanige aan-groejingen van Swavelen , fodanig een ophoping van vuuren geweeft is, dat fo het fich nietnbsp;geheel, ten minllen een groot gedeelte van fichnbsp;felven , na hetgetuigenifiTevan^cro/^/j j verbrand heeft; en niet minder behoeft men te geloven, dat eens de tijd komen fal, datlhet ftaan-defe beginfelen der natuure , wederom en alnbsp;wederom verbranden zal, tot den eindelijkennbsp;ondergang en verteeringe van het geheelnbsp;Al toe.
Ca
Vmhet PhlegmfcheVeld oi^den AkkermiVuteoli.
IN het Jaar 1638. door Napels reifende,^ hehbe ik niet konnen nalaten, of ik moft denbsp;van veele eeuwen fo vermaardenbsp;Velden welke de Oude de Fhlegratje Velden noemen, befien. Als men dan voorby denbsp;onderaardfe openinge gekomen is, welke fynbsp;la Grotta noemen, die wy op een andere plaatsnbsp;befchreven hebben, en binnen den berg Paufi-lippus uitgeholtis, niet verre van Futeolijms-fchen de halfen of engteris der bergen,vertoontnbsp;fdpijvin- fich een wijd en zijds geftrekte vlakte j een
Het geene daarom voor defen de kruin was, is nu een groote gracht, in een vlakke valeijc; dat'nbsp;welk eertijds wanden of zijden der bergen waren , zijn nuflechts toppen van klippen en rot-fen; ook defe wel, na her getuigenifie van 'Nionnbsp;Cajfms braakten eertijds in grooten overvloednbsp;vuuren en vlammen uit; ook brandeden de na-by leggende Bergen gedurig,en wierpen als uitnbsp;Forneifen een feer dunne rook en vuurige wateren uit. Maar nu ter tijd is de vlakte felve
„-„an Ai nbsp;nbsp;nbsp;- onbsp;nbsp;nbsp;nbsp;________ -____ niet anders als de F hlegrteife heuvelen ès^ot
^h^iegrjei. nbsp;nbsp;nbsp;tcii oeneniaal vol van fclirik cti vrecfe. geduurigenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;uitgepur, oneindig en over
vlakte I zoo voeten lang, en! al hol, en de flolïè die daar van komt, en fy 100 ovoeten breet ï'S,,ssit\k.éPlinius befchreven I felve zijn over al geel en hebben een Jwaveli-heeftdat de B h Ie gr ifé Velden vdLwdevlam- ge coleur-, de grond ook als die maar vanie-en/^r^z/z^fgenoemtwierden; maarnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;mand daar op wandelende betreden word,
lius Strabo noemtèXedie Markt of plaats van | geeft een wederklank en rammelt om al de Vrdcantis j de plaats waar van ook fommige i holligheden als een trommel , en onder uwenbsp;beufelen dat Hercules de Reufen overwonnen j voeten voeltge niet fonder verbaaftheidJieden-heefc. De hettvelen worden te mets daar ge- de wateren en een dikken en vuuriger rook ge-fien in haren diepften grond te branden; want luid maken, en hier en daar met een groot gc-fywafemen altijd door feer veele gaten eenen'kraak vloejen door de onderaardfe buifen ennbsp;feer groten en dikken rook uit met een Jwavel- \ holen,die gemaakt zijn door de kracht der uit-achtige reuk ^ die door het ganfche na-by-leg- j dampingen; welke hoe groot en veele die zijn,nbsp;gende land felf tot Napels toe van de Winden Igy ondervinden zult, indienge het een of an-heen gedreven worden. Defe ganfche ^'/^/êrci^ergatroeftoptmeteen fwaren ftcen, cndaiinbsp;Word omringt met feer hooge Heuvelen ofifultge aanftonds een groote drift van rook
RotfeUj v^eVfjet kruin eertijds feer hoog, maar ^oot het gedtiurige vuur verteert of^afgeflee-
fien uit-barften.
^ nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Echter heeft my een Boel in defelve vlakte schMe-
ten zijnde, tot een diepe valleije gefakt is, ge- j ten hoogften met verwonderinge ingenomen; lijk men fulks uit de gedaante of het fatfoen want defe vintmen altijd vol fie^ende wateren,nbsp;van de plaats heel gemakkelijk afnemen kan,! en die door hare fwartheid iemand eenfchrik
' nbsp;nbsp;nbsp;Dd 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aan
aanfagen. Gy foud feggen dat het een ‘Pot of Ae^É’/vvas vol kokend yi/è en Harjfe; welke te mets van plaats verandert, en als de wateren hard worden, aan de kant van de Pot verengt of verbreed word , te gelijke met eennbsp;meerder of minder drift van uitdampinge.nbsp;Ook is dat wonder, dat die SwelgkuU het water hooger als de geftalte van een menfch totnbsp;8 ja I o voeten uitwerpt in maniere van eennbsp;Piramide, en wel wateren die vet en kleiachtig en byna /wavelig van coleur zijn , welknbsp;ook de inwoonders van !P#^f’lt;?/ifelfs niet ontkennen ; dewelke verhalen, dat defe fieden-de wateren fomtijds wel tot 16, ja ook 24 palmen om hoog ge dreven worden, en dat voornamelijk , als de Zeegaande of onjiuimig, ennbsp;Ein tem- niet fo als die ftil is. Warelijk een feer baarblij-traËt de lelijk teeken, dat defe wonderbare uitwerkin-teaterm gen van Atomhoog-gedrevene vochtigheidnzt-gens anders dan van de Zee hervoor komt:nbsp;want de Zee door ftormen beroert zijnde, de-wijle die door onderaardfe doorgangen denbsp;Sourflen van defe gefmoltene ftonen port ennbsp;gaande maakt, foo is het geen wonder, dar denbsp;vochtigheid die fich in fijne engtens ofbenaut-heden niet kan houdan, van de nature verdernbsp;tot hare befleide palen om hoog uitgeworpennbsp;word, en wel fo veel te geweldiger, als de driftige aanvloed der Zse defelve na buiten uit-geftoten zal hebben. Ja ook de verfcheidene
1. Afdee
LING.
Uitroer-
fende.
coleur der wateren op die tijd herkomftig üic het verfcheidene mengfel van hetZee-waternbsp;i met een verfcheiden mengfel van mijnftoffigenbsp;j fappen faamgeftelt, welk mengfel namelijk denbsp;onderaardfe winden uit de diepfle holen dernbsp;aarde door de ftormen derZee gaande gemaaktnbsp;zijnde, en onder de toenemende vlammen uitwerpen, leert fulks opentlijk. Maar als de Zeenbsp;ftil is, word van alle defe dingen niets gehoortnbsp;of gevoelt, alleenlijk fiermen dan maar de wateren in de engtens van de Poel veten door eennbsp;fwart Roet drabbig, te gelijken met eenige op-fiedinge.
Wat fal ik feggen van nbsp;nbsp;nbsp;Bergen cn
waar mede dit Vimr-veldhtiex is .?in defe ope- ^ot ningen of weegen van defe Schoorfieenen wor-den niet weinige Tocht-gaten gefien, van wel-ke fommige eenen gedunrigenWind met eennbsp;verfchrikkelijk geluid en gekraak uitgeven,nbsp;met fuik CQn geweld j dat indien gy daar eennbsp;fteen in werpt, defelve aanftonrs wederom fietnbsp;meteengroote kracht na buiten uit-gejlagen ^nbsp;fommige werpen rook uit die met vlammennbsp;vermengt is ; gy foud feggen dat gy in denbsp;Helle waait, alwaar alles affehouwelijk droevig en een verfchrikkelijk aanfien heeft, en eennbsp;flank van Swavelj Lflm en andere Mijnftoffen,nbsp;die machtig zijn om de ziel uit het lichaam tenbsp;doen verhuifen.
.1,-^
¦sA''-y
'O
En alhoewel die plaatsfo verfchrikkelijk is,; ve toebereid vvoixk..,...........
fo trekken echter die geene die haar werk ma- i fijner plaatfe feggen. De Figure vanquot;^die Fel-ken om Swavel^Salpeter^ Koper-root te berei-1 den, welke wy tot hier toe befchreven hebben den, niet weinig voordecls van. En hoe defel-1 ftcllen wy hier nevens.
fulien ia het volffende re
H F. 1
IV. Boek ) Beschryvende het Vuur. Het V.Hooftstuk.
Van het Hol van Charon, gemeenlijk Grotta de Cani, gelegen by het Lac Agnanoj niet ^erre Van Napels, enVan dejfelfs doodelijke kracht eneigenfchap^lpaardoornbsp;het die geene die daar inkomen doet flikken en flerVen.
IN het felve Jaar 1638 , terwijl ik alle de Iwoft rot aan her gat gekomen, offiet ik begon wonderwerken der nature van denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jaanilonts door de venijnige damp ademloos te
ftreek van Napels in de twee voorgaande | worden; en indien fy my niet aanftonds daar Hooftftukken verklaart, namelijk, dennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j uittrekkende met kout water hadden begoten,
j it Swavelige \\xvit-velden en Baden Van dPuteolij, met die dingen welke in hetnbsp;land Ifchia gefien worden, op het naauft on-derfocht hadde; is my onder andere feer ge-denkweerdige dingen het Hol of de Spelonknbsp;der Honden voorgekomen, aan veel menfehennbsp;om deflelfs wonderlijke en verborgene krach-ten van ombrengen bekent; welk eer ik be-
’t was fekerlijk met my gedaan geweeft.
Maar eer ik it oor Jake klaarder in het licht brenge , fal ik eerft verklaren wat eigentlijk lt;9* Dood-door die doodelyke Hooien Kuilen verftaannbsp;word.
T)ood-kuil€n of Holen zijn alle die plaatfen, welke voor menfehen en voorts alle de anderenbsp;Dieren een doodelijke uitwaafleminse uit
j________ _____ l-*i nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r-»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ö
fchrijve hebbe ik goclt;l nbsp;nbsp;nbsp;Je gekgemheid i da^en mogelijk van de Boot van Charm of
of ftrekkinee van de plaats eerft voor af te la- j de T)ood alfo genoemt, om dat fo le mand te on-ten eaan ° nbsp;nbsp;nbsp;i voorfichtig defelve te na komt, Charon ftraks
gefeide Hol legt dicht by een Meir welk i'p Agnano noemen, in een ronde Figuur,
by der hand vind om hem in de andere IVereld over te voeren : Sy worden ook Tocht-gatennbsp;yznVluto oi it Helle genoemt; en fy krijgennbsp;roj en vry koud water, dat door minerale Beeken! baren^oorlprong uit de verftikte dampen in de
VanpjHoiwelkers ^^Hlijn 500 treden is, ’theeft klaar
vermeerdert word. Aan de kant fiermen een Boeren-huis, in welk den eigenaar feer veelcnbsp;Honden opvoed, om de proeven binnen het ^nbsp;Hol te nemen met het inlaten van honden, bonbsp;haaft wy dan aan de plaats quamen, wierd aanftonds een Hond genomen meteen touw aannbsp;een lange ftok gebonden, en van een rnan dienbsp;kennis van faken hadde in het dodelijke Tochtgat van het genoemde Holgeftoten ; die aanftonds als hy by het Tochtgat gebracht wierd,nbsp;en de vinnigheid van de venijnige damp dienbsp;daar uit quamgeenfints konnende verdragen,nbsp;fcheen te flikken fonder ftch eenighnts te kon-nenbewegen, diefy aanftonds wederom uittrekkende in de TeelAgnano dompelden: ennbsp;na een weinig toevens , als komende uit eennbsp;diepen flaap, begon hy wederom te gaan, ennbsp;eindelijk door fpijfe verquikt zijnde, wierd hynbsp;aan fijn Meefter weder gegeven, ’k Beken datnbsp;ik feer verwondert was, foo ongewoon een
innigft: en meeff verborgene Holen der Aarde, die of door de venynigheid van de Mijn-fap-pen bedorven, of door een andere te niet doende kracht harer hoedanigheid befmet zijn; dewelke gelijk die in haar gehecle wefen regensnbsp;de menfehelijke natuure ftrijdig zijn, alfo doennbsp;fy ook aanftonds de levendige geeften van hetnbsp;harte ftremmen. Maar van defe dingen fie denbsp;volgende verhandelingen van de Natuur en ei-genfehap der Mynaderen Jiotid^nigt in Hetrn-rien met allen veel gevonden worden, en .meeft.nbsp;in de Vmr-velden, die fy gemeenlijk Svvavel-velden noemen; door welker verdorvene ennbsp;quaadaardige geeften de genoemde Tochtgaten van die Holen of Kuilen verdorven worden.
Is dcrhalven noch overig dat wy bevvijfen dat’er dufdanige vermogens der uitwaafemin-
gen zijn.
Daar zijn fommige kuilen , of grachten j vevtt. uitwerkinge der natuure ficndequot; en ’k en! die haar oorfprong uitnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aderen heb-
hej niet nagelaten om de nbsp;nbsp;nbsp;van fovremd ben, en defe trekken aanftonds nahetherte.
een uitwerkinge na re vorfchen, van welke ik | Daar zijnder welkers uitdampingen ^tkjil-defe verklaringe doe. nbsp;nbsp;nbsp;i verig zijn ; en defe bekommeren meeft de Je-
Ikfegge dan dat in feer veele plaatfen ixxflnuwen en longen i daar zijn wederom andere, danige aoodelyke Grachten en in T)uitjland ^iat\x3xt uitdampingc krijgen uitbrandendenbsp;Voornamelijk in de ftadOrA^ in land van dennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, die ook een famen-nijpende kracht
Keurvorften Aardfch-bilTchop vanMcnts ge-; hebben, tuit keelen en de vliefen der herfe-vonden worden; alwaar fy die kenniflc van fa-1 nen famentrekkende, de ademhalinge doen opken hadden my in een Beemd van een vrucht- j houden, en die worden flikkende genoemten hare nature geleider hebben, tot een fekere'defe worden enkel met het begieten van koudnbsp;plaats, die met een Molen-ftccn gedekt was, Kvatergenefen, fonder welk men anders feker
' nbsp;nbsp;nbsp;» , 1 . . tnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r\nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
uit welke een vcnynige damp uitwaaflcmoe Ik noch jong en echter niet te min door een in-geborene nieusgierigheid gedreven, ^en door
lijk zoude moeten fterven: en de reden is, om dat het koude water op het hooft gegoten zijnde , de verbrandende en famen - trekkende
^en kinderlijke onvoorfichtigheid beweegt ifcherprederkeelen,ontdoet,waardoordekee-^'Ünde, heb geoordeelt dat ik de waarheid van j len ruimer geworden, en de geeft weder geko-faak, hoewel tot mijner fchade, mofton-
derfoeken
maar nauliks was ik met mijn
men zijnde, die gene die eerft voor dood gere-kent wierden , wederom beginnen te leven.
Maar
1x6
1. Afdes- Maar foo die befmette uitvvafemingeti haren LINO. oorfprong hebben uit Oker j Sandrac j Auri-figmentcn Arfenkiimnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bui
ten allen tvvijflel een verftjj-ving van het hertCj ^ en dooden fonder eenige hulpmiddel die geenenbsp;die daar van geraakt of befmet worden. En ditnbsp;meineik datdeöory2f^/è is van de verflikkendenbsp;geeften van het ‘Dood-bol by het Lac Agnano\nbsp;welkers ftrekkinge, nature en eigenlchap denbsp;feêr Eerweerdige en vermaarde quot;Joannes Ca-ramuel BilTchop van Vegevanenflt grootlle ennbsp;befte konftenaar in fijne brieven aan myge-fchreven, met geen minder ervarentheid ennbsp;naarftigheid , door verfcheidenc genomenenbsp;proeven met grooten toeloop van Edelen, Def-tigen Prxlaten en veele nieusgierige, op hetnbsp;wijdloopigfte befchrijft; fo dat ik het de pijnenbsp;waardig geacht hebbe het ganfche verhaal daarnbsp;van hier nevens te ftellen.
Aan den Eerwaarden Vader
wenfcht
JOHANNES CARAMUEL alle Heil Voorfpoed cnZeegen.
Aar is een Lac welkgemeenelijk de Agna-no genoemt word ^vermaard hy de Land-befchryvers dieli-Aitnbefchrevenhebben^ het legt van'Hz^tXs vierduifénd treden,op de wegnbsp;waar langs men na Puteoli gaat ^ het wordnbsp;omfet met heuvelen , welke de natunre metnbsp;Boomen verderf heeft: want feldenvindmennbsp;Boeren die defelve willen bouwen of bewoonen.nbsp;Het Lac is plaijierig en fcboon : want hetnbsp;toontflch als een fchoone Burg. E)ie weinigenbsp;Land-luidenj die niet wel wetende door de we~nbsp;re ld te komen en haar daar nederfetten jfen-der jfo haafl als fy daar komen, als menfchennbsp;uit die aanflonds de geefl fullen geven: wantnbsp;alle die bergen wajfemen fenijnige Dampennbsp;uitj welker quaadaardigheidnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;het fy dat fy
flapen j of het land bouwen gevoelen. f)aar is een Hol dat van de Honden fijn naam krijgt^nbsp;inwelkalsmeneen Wond werpt jfo fier ft die;nbsp;maar alsmen dien daar uit trekt en in het Lacnbsp;dompeld j v)ord hy wederom levendig. He on-
onderfocht hebbende de oorfakeii zouden na-vorfchen. Op den x8. Oifober dan van het Jaar ihGjf. (kwasop een Sondag) zjnwynbsp;meefl alle daar na toe gegaan ^ na de middagnbsp;namentijk op dat de morgen-nevelen onjénbsp;waarnemingen niet fiouden beletten. Twee uitren voor den ondergang der Sonne wier dennbsp;daar gefien t ien JVagenen, veele Baarden j ennbsp;behalven de knechts, Edelen (namelijk Hoblo-ren, Graven j Marquifen ^ Vorfien j Brine en jnbsp;BratlateU;, Bijfc hoppen J die by geval daar waren j vjftig en meerder; ’k metne niet dat dienbsp;plaats ooit met fo groot eengetalvan brave luiden jOfmet fo groot een heerlykheit van verflan-den is vereert geweefl. So haafi dan als wynbsp;daar waren by den anderen gekomen hebben wynbsp;met gemecnen arbeid en naarfligheid alle denbsp;byfonderheden beginnen te onderjoekcn.
Eerste Waarnbemin ge.
Wyfagcn waarde B laats was; en die is in het hangenvan den Berg j hoedanig ik die af-uoi.nbsp;teekene. Hy heeft een boute Boort in E C, fonbsp;dat die geene die de proef daar van willen nemen , eenig geld aan den Boer moeten gevennbsp;die het gebruik van dien Berg heeft. Het Holnbsp;is met handen gegraven, ontrent acht voetennbsp;hoog, fes breed, twaalf lang: hetfoudegroo-ter gemaakt konnen worden, indien de nieus-gierigheid vcreifchte dat men de proef van hetnbsp;felve in een ruimer en grooter plaats wilde nemen. So veel men met oogen iien kan word innbsp;het fclvc geen onderfcheid van ftoffè vernomen ; want gelijk als de ftreep C D boven,nbsp;alfoo word het ook onder A vol lucht gefien,nbsp;nederwaarts tot G zijn de fijdenvochtig, alsnbsp;ofhet water daags te voorentot die ftreep toenbsp;gevloeitwas; van de ftreep C D, opwaarts,nbsp;zijn alle de zijden droge en dorre aarde, daarnbsp;de zijden droog zijn, is het kout; daar fy natnbsp;zijn warm. De warmte is gematigd, fo grootnbsp;echter datmen die aanftonds met de hand kannbsp;voelen, óok kan men defelve in korren tijdnbsp;door de fchoenen aan de voeten gewaarworden,
Tweede Waarneeminge.
va»
Den voor deftigen Heer Francifcus An-drea Rechts-geleerde , een man van een feer^
der/oekende Hooge Schoole (dus heeft die wil- gelukkigen doorluchtig verftand (aan welke len genoemt worden j omdat fy het goetdunkennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hooge Schoole al haar glans en eere
van de oude en jonge Philofophen voorbygaan- Tchuldigis, en ook de nakomelingen fchuldig de j, de verborgene waarheid in het Boek der 'fullen zijn aan fijnefeer geleerde Boeken) nietnbsp;Nature nafpoort) heeft geoordeelt ^ dat haar ' langer konnende wachten is’ er ingegaan tot G,nbsp;daar aan gelegen was om de faak in de grond en alhoewel wy al te famen riepen, dat het heit^ onderfoeken. Herwaarts heenennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ter was dat andere de faak onderftonden; heeft
fommige en wel van de voornaamfle gegaan, liever willen alle de byfonderheden felve on-maarjy verhaalden veele dingen fwelke om dat 'derfoeken, dan andere geloven: fo groot een die ongeloofelijk fchenen j /onder eengemeen on- luft en begeerte heeft die fo geleerde man omnbsp;derfoekj niet hebben moeten toegeflaan wor- dew^aarheid na tefj^oren. Hy nam een Fak-den: want wy die noch ondencch jonge Mee- kei HIK, die ontfteken was; die brandende
ken.
fiers geloven j waarom /ouden wy fulksdoen aan onfe mede Leerlingen ? IVy hebben dan be-Jloten de faak met een gemeenen y ver en .
naar
tot vier vingeren breed namelijk van h tot I en fo lange als de gehecle vlamme was bovennbsp;de ftreep C D brandede de Fakkel gelijk op
fligheid aan te taflen yop datwy de waarheid eenige andere plaats; let op Num.
Als een
deel
Cap. V,
217
TX
Si
'‘^!T
.','1 \'
WM!
-jI
•¦\vquot; ¦amp;
¦ '*w. ^
boven ds. ftreep C D, maar fich tuflehen del geyochtighcid nafich getrokkenhadde I. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;Eenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ses deel van de brundende Fakkel geftelt wierd beneden de ftreep C D, fo brandedehetbo-venfte (welk boven die ftreep was)het onderftenbsp;(welk beneden diefelve ftreep was) wierd uit-geblufcht; gelijk als Num. %. gefien word.nbsp;Maar als de Fakkel opgelicht wierd foo dat Inbsp;boven de ftreep C D weder uit quam, brandede defelve wederom, gelijk van te vooren vannbsp;H tot I. En eindelijk als de geheele Fakkel ge-fteld wierd beneden de ftreep C D, fo wierdnbsp;die geheel uitgeblufcht, en raakte niet wederom aan brand , al lichtemen defelve wederom op. Derde Waarneminge. Komt in Aanmerkinge de Rook, en wy heb-ben iets gemerkt welk wel te pijne waardig is dat met aandacht overwogen worde. Laat denbsp;Vloer van het Hol M B zijn gelijk te vooren,nbsp;doe de vlamme brandede hoven de ftreep C D,nbsp;wierd de rook om hoog gedreven,gelijkiY^/w^.q.nbsp;vertoont, maar als de Fakkelgebragt wierd beneden de ftreep AB, fo klimt de rook uit deFak-kel recht op tot aan de ftreep A B toe,maar niet |
ftreep A B en C D met de quaadaardige lucht vermengende, wierd die door een haaftige be-weginge gedreven uit L door C, en ly daaldenbsp;neder tot M, even als of ’t water was welk uitnbsp;een kan van boven nedergegoten wierde. Vierde Waarneminge. De Fakkel uit wierd onderfocht en d. p/iiw men heeft aan defelve niets konnen vinden datnbsp;na vochtigheid geleek-, fy wasdroog gelijk tenbsp;vooren; welk felve uit het geene Ntim. x. ge-fegtis, beveiligt word, want indien daarbeneden de ftreep C D water was, fo foude hetnbsp;gedeelte van de Fakkel dat daar in geilekennbsp;was, uitgeblufcht zijn geworden, en weder opgelicht zijnde niet aanftonds wederom vlamnbsp;vatten en branden,want de aanhangende vochtigheid zoude fulks beletten. Vyfde Waarneminge. Wy hebben een Spongie een drooge name- -emfvan lijk gebracht tot G, en na een lange tijd heb-ben wy niet alleen niet een druppel vochtigheid daar konnen uitdrukken, maarfelfsnietnbsp;het alderminfte taal of teken fien dat die eeni- |
2i8 nbsp;nbsp;nbsp;de ONDER-AARDSE WERELD, der als lucht, derhalven fouden daar tweevoetige heeften, (die in het water en in de lucht le-RjaKijk- Wy hebben Ge/icht-glafen genomen en ven) leven konnen: dat leerd de reden,en daar-ghfen. boven de ftreep C D wierden die niet met al . om hebben wy een Kikvors daar in gelaten tot vochtig; maar als fy onder die Jfree^ gebracht G, welke aanftonds voor fich fo ongewoon eennbsp;wierden, wierden fy als met een vochtigheid damp vernemende, met alle kracht daar fochtnbsp;beflagen( den Spanjaart noemt die even uit te komen: gedw'ongenbleeffydaarin, ennbsp;als of fy met een menfihelijke waajfem overco- fy wmrd niet fo haaft als de Hond van haar ge-gen waaren. Maar defe bevochtiging verdween voel ontfet ; en men meende dat fy dood was.nbsp;aanftonts, even als die die uit een waaftèm be- i Sy word daar uit getokken en met koude aardenbsp;vat is. Hierdoor moediger geworden zijnde,; overdekt, want wy wilden de moeite niet doennbsp;hebben wy willen onderibeken of wy door den omhaar tot aanhet Lac te dragen; fy quamnbsp;Druip ¦ we. 'T)riiip-weg iets konden of fouden leeren. Wynbsp;hebben dan het bovenfte gedeelte van eennbsp;Druip-glas of den Helm genomen en gefteldnbsp;op de grond, namelijk met fijn openinge op denbsp;vloer van het Hol felve, of mogelijk de uit-waaffemende damp daar in ontfangen zoud L Afdee-linc. zen. ^ nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De verftandige nieufgierigen wenfchrente worden; gelijkge ftet Hum. 5-. en echter na- |onderfoeken of Bus-jvoaveL (op Spaans derhand weder uitgetrokken zijnde, was {r^'Holvora) beneden de Streep C D aan brandnbsp;vanbinnen niet beflagen noch belopen; maar jgefteken zoude worden; maar de grootftefwa-van buiten wafler fo iets aan als wel buiten aan I righeid was daar in, op wat wijfe men daar beftnbsp;de glafen fig vertoont die vol ge-yft water zijn. I ’t vuur foiide i u krijgen; want alle vlammen ennbsp;Doe, om dat de beweginge uit D door C tot M 1 gloejende kooien worden uirgcblufcht, als die Dt Hond werd innbsp;’rHol ge.nbsp;Ut en. Sesde Waarneminge. gedrongen fcheen te worden , hebben wy het open van den Helm na D geftelt, en na een ge-ruimen tijd hadden wy eenige vochtigheid daarnbsp;binnen, met veel, maar die men evenwel fiennbsp;konde, fo veel echter niet dat die tot een droppel wierde. Daar warender die geen fmaakinnbsp;de vochtigheid vernamen; daar warender dienbsp;feiden dat defelve Jimr was, mogelijk wierdennbsp;fydooreenig vooroordeel bedrogen : want iknbsp;heb daaraan geen fmaak konnen proeven; hoewel ik op mijn proef niet durve aangaan, wantnbsp;dieisvervalfcht. Sevende Waarneminge. Naderhand hebben wy een Hond daar in gelaten; die fo lange hy fijn hooft boven dejireep C D mocht houden,ftil en geruft bleef, en geennbsp;her alderminfte teeken toonde, dat die luchtnbsp;herh moejelijk offehadelijk viel. Als hy ge-dw'ongen wierd het hooft beneden dejireep tenbsp;houden, fo trachte hy fulks met alle kracht tenbsp;ontworftelen, en ontquam een en andermaalnbsp;de hand van die geene die hem daar in dreef;nbsp;maar naderhand een ftok om fijn hals gedaannbsp;zijnde,lach hy ftil, wierd ademloos en flaaii: gynbsp;zoud gemeent hebben dar hy dood w'as. Hynbsp;word wederom daar uit getrokken, en in hetnbsp;Lac of Meir gedompelt, hy toont eenig teekennbsp;van leven; maar hy ftaat niet op ; op dat hynbsp;niet verdrinken zoude, word hy op het land ge-haalt, met water begoten ; hy komt weder totnbsp;fijn felven, ftaat op, fiet ons alle aan, en loopt,nbsp;op dat hy niet wederom in het Hol geftotennbsp;wierde, n-iLNapels. Achste Waarrneminge. De ftoffè waar mede het onderjle van het HolhtÏQt is, namelijk beneden de rtreep C D,nbsp;hoedanig die ook zy, is lichter als water,fwaar-tot haar felven, en ontquam het al huppelendenbsp;door de groente. |
Negende Waarneminge. beneden C D gefteld worden. Wy ftrooiden dan die bns Svuavel van A na G, en met eennbsp;gefwinde hand brachten wy een aangeftekennbsp;draad aan A, die vartede vuur, enftakaldenbsp;bus Swavel beneden de Jtreep C D in brand;nbsp;en de rook tuffehen de viaktens CD en A Bnbsp;fich verfpreidende ontquam, gelijk wy te voo-reninde derde veaarneminge gefien hadden- De Son was nu al onder; en om dat wy wederom na Napels zouden keeren , heeft het opdifien van de koftelijke verfnaperingen ennbsp;ververffingen door bevel van den feer bravennbsp;Heer de Marquis de Arenis van defe fo geleerde byeenkomft een einde gemaakt; waar in alles fo groots en overdadig, was, dat na dat denbsp;Heeren haar bekomft hadden, ook fuiker Banket ^ en ge-yfdeaan de Knechts gegevennbsp;en gefchonken wierd, enkel daarom, om dat fynbsp;haar hart eens fouden ophalen, en vanfo eennbsp;tocht weten te fpreken. Wy quamen wederomnbsp;te Napels : daar hoorden wy verfcheidenenbsp;dingen, en wy feiden verfcheidene dingen: Wynbsp;fullen op een gefette dag by den anderen komen, en ieder fal fijn verftand fcherpen om de-fe Waarnemingen, die wy niet zullen verdragen dat in twijftèl getrokken fullen worden,nbsp;ftaande te houden, den tegenwerper mach foonbsp;veele gevolgen by brengen als hy kan. Den feer vermaarden Heer Thomas Corne-lifz. der Medicijnen Doftor en ProfelTbr, een wonder van een verftand, heeft belaft datmennbsp;graven zoude tot M, en om da thy niets vondnbsp;dat aanmerkens waardig was, liet hy dat gatnbsp;vaaren; hy heeft wederom belaft te graven totnbsp;G, en om dat hy oordeelde dat de uitgegravencnbsp;aarde wxl re pijne weert was teonderfoeken,nbsp;heeft hy defelve in een glafe Flefle gedaan, omnbsp;t’fijnen huife daar een fmeltkonftige proef vannbsp;te neemen: fo hy iets vind dat de pijne waardig is om geweten te worden, fo fal hy het onsnbsp;bekent maken. Den |
^ (jjouj^ia^nv u^tc jie.mim2nt’
' nbsp;nbsp;nbsp;itfto-,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fi/iiA~. £ja Ca
JL Utei'ii. :KeJ4pLa, ce^-htart^i :^^aütyns.,^j,tta±a. B. CcaiaSef ^i}jn'^a.^i Cgt;
//A? ne aficii/l-i nbsp;nbsp;nbsp;ij^ uo^ cOlijkerm-hatu ^eocc^tUA.
r^tijrca ,1^c^|lla{Juam , Qms enim ficec cSsei^P^dini-' V/^ -j^vroii/i^^iicuj^J^'ipe ed jdni /loc mo^c ,J^ve fnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/7?(?r//(V O^u-fcdims ’^e^tixt ntiLj-; ^^ntf Cenb'aJtJJ^i^n-iitur -
'V
- tgt;tfi
â– t'.
“v nbsp;nbsp;nbsp;'-T--; :’■.
^-. ;.-■/ï. 'i;' -'Vt
û-,V, I
â– nbsp;nbsp;nbsp;;fquot; r
■nbsp;nbsp;nbsp;ïgt; .
â– â–
-AP.V,
IV. Boek , BESCHRYVEKDE HET Vuur. 219 Den feer uitnemenden Heer Marquis, die kanderen vergeleken zijnde,de wecènfchappen
voortfetten, zal ik echter, die van mijne joiik-
defe Hoogc Schole over hondert jaar van fijne Voorouderen opgerecht, nu eindelijk wederom herftelt heeft, en niet groote kollen onderhout (want men kan om geen kleintjen fo vee-le en verfcheidene werktuigen maken) wildenbsp;die llofFe nemen welke beneden de flreep C Dnbsp;fet, of liever doorvloeit, en onderfoeken, of ennbsp;hoe veel fwaarder defelve als de gemeene luchtnbsp;Was; maar de knechts ( fo gaat het meell overnbsp;al) hadden de Werktuigen die hy belaft haddenbsp;niet mede gebracht.
Defe dingen dan geftelt zijnde, hoewel de
redenen van verfcheidene verftanden met mal- ren.
heid aan toelegge om de Natuurkunde voort re fetten, de vrymoedigheid nemen om met u,nbsp;diem.et my inliet felve werkbefigzijt (wantnbsp;de afgelegentheid der plaatfen fondert die gee-ne niet van den anderen af, die even gelijkenbsp;ftudien fameii - voegen) raad te plegen.nbsp;Eerfl wat \oorgevolgen men van defe waarnemingen volgens de regulen van een goede Phi-lofophie kan maken.Ten tweeden of men nochnbsp;een andere Proef moet doen , welke de gedane noch meerder licht kan geven en verkla-
2)^ Vuur-brakende Bergen, amp; in het huitenfte Oppervlak, des Jardrijks te Jien tooneng^enoegptum dat de Aarde vol Vuur is. INdien wy uit eenig-teeken de waarheid van in den laatfien brand opgebraakt, voortgeko-het onderaardfe vuur konnen kennen, fo j men is. Alle de Eilanden zijn vol van Swavelj fien wy die warelijk uit de vlam-braken- j Salpeter^ Lym^yA. dat ook de grond van de Zeenbsp;de Bergen en andere Swavel-poelen j men; met ontelbare gaten doorboort is , wijfen ge •nbsp;noemtfe ook Vmr-poelen ^ foo klaar, dat fo ie- i noegfaam aan en de Swelgktiilen^ en ^t dikwdlsnbsp;mand defelve foude willen ontkennen , die w^ajen der Winden, die de Zee op een wonder-zoude na het gevoelen van alle voor lichtveer- 'nbsp;dig, op dat ik niet en fegge voor bot en dom,nbsp;moeten gereken t worden; dewijle der fel vernbsp;veelheid en verfcheidentheid fo groot is, dat’ernbsp;byna geen Land is in de wereld , die defelvenbsp;niet vertoont, gelijk wy opentlijk in onfe alge- Ca lijke wijfe ontfteken. So dat ik derhalven geen-fints van die geene kan verfchillen, welke feg-gen, dat de Mynen en onderaardfe groeven met den lt;i_/Etna,zi\ naderhand door aaneenvolgen-de wegen door de holtens van den rugofach-terfte des Appenyns met den Vefuvius ge- yuur-kru-meene Kaart toonen. En op dat wyvan de meenfehap hebben; welk dat het feer waarach-**j^'^^f^'^'nbsp;meeft-bekende beginnen; in Sicilien is den! tig is, ik in’t Jaar 1638 , in welknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;by-Italian. Strongylus benam my alle toegang , om del Vrankrijk, Spanjen : in welke alhoewel men 'Vuuren welke hy geduurig uitbraakte. Maar dej daar geen bergen vind, gelijk wy aanftonds op-^ulcanus fo veel als een beftand met de Vuur- getelt hebben, fo toonen die landen echter vele halen, dat uit de uitwerpfelen van den Bergjteckenen van een onderaarfch vuur binnen I. Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ee xnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;der P- VI. Berg lt;:^tna de vermaarfte in alle de Schriften der nbsp;nbsp;nbsp;en Gejchicht-Schryvers, wel kers verborgene gefteltheid ik in het volgende fal befchrijven,als zijnde een Ooggetuige, tn dienbsp;den gefeiden Berg felve onderlocht hebbe. Hondert vijftig duifend treden van den ei_yEtna zijn gelegen de Liparitaanfe of lt;iyBo-lije j of die van de Grieken fo genoemde iTÉ”-pheflia 3 van de Latijnen Vulcania: bergen gelegen, enzijnfeven, namelijk Strongyle, Li-pura, Hieta heden ten dage Vulcano 3 Hicefianbsp;ofSalona, Erieufaof Alicur, PhaenicufaofPhe-licur, Euonymos van Ttolomeus genoemt Ifti-ca en Didyme; welke alle na het verhaal vannbsp;Blinius gefegt worden gebrand te hebben; heden ten êiZgQ braakt ^tStrongylus alleen uit denbsp;felve vuuren uit, geen mindere als die van dennbsp;e.yEthna of V'ijuvius. Na het getuigenifle vannbsp;j verhaaltmen dat voor defen, te gelijkenbsp;met de Bergen ook de gebrand heeft. In het Jaat 1638. doe ik by gelegentheid van een Malthefer Galeye voorby defelve hee-nen voer, heb ik daar na toe gegaan zijnde on-dcranderen voorgenomen om den Berg Vul-canus txiStrongylustQ onderfoeken; doch denbsp;gloeden gemaakt hebbende,toonde niet andersnbsp;als een rook; daar is echter een Eiland aan vaft,nbsp;Welke fy Vulcanellus noemen , welk fy ver |
na tot fijn uiterfte ondergang door het woeden van de Aardbevinge gebracht was, daar tegenwoordig een oog-getuige zijnde , bevondennbsp;hebbe. Sie na ’t gene wy in de Voor-reden vannbsp;dit werk op het wijdloopigfte verhaalt hebben. De Vefuvius is in Campanien, welkers Hi-ftorie, Lefer gy, fo het u gelieft fien kond in de Voorreden van ditWerk; want als ik op defe opgetelde Bergen in’t jaar 1638. geklommen was,nbsp;en alles niet fonder groot en openbaar gevaarnbsp;van mijn leven onderfocht hadde, fo hebben denbsp;dingen die ik gefien en in defelve ondervonden hadde, en die alle geloof te boven gaan, fonbsp;veel op my vermocht, dat ikfelf hier van denbsp;gelegentheid en het eerfte begin van dit tegenwoordige werk genomen hebbe. Ook heeft Hetrurien eenen brandeiiBerg in ve vuur-het veld van Appenin^ en in dat van Felfina of Bononien eenen anderen; daarenboven ontbre- en-van denbsp;kender tuflehen ‘Pijlorium en Petra Malanbsp;geen Poelen en Hooien3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gloeden van Geweïen vlammen , infonderheid des nachts uitwerpende.Ook fietmen in het Veld van Mutinen twee vermaarde plaatfen vol van branden3 van welke in het voorgaande. Ik kome tot Duitfland, ^oSwavel-kolken q,wPoelen die vuur en vlamme uitbraken, en de Ontelbare veelheid der Badennbsp;op alle plaatfen , van welke hier na, feer groote |
der felver Vmr-kuilen of Bewaar-^laat/en kruipende. In Mifnien woed den Koolen-bergnbsp;te mets door rook en Vuur, Olaus verhaald,nbsp;dat in Lapland feer hooge Bergen even als dennbsp;^_/Etna vlammen uitbraken.
Wie weet niet dat Aen'^ergHecla in Ifland branden by aldeLandbefchryversfonbsp;leer vermaart is,by welkers wonderwerken dernbsp;Nature noch fchijnt te komen , dat dcflèlfsnbsp;kruin altijd wit van fneeuw is, dat de wortelnbsp;met onuitblujfchelyke vuur en brandende ennbsp;de veelheid der verborgene Swelgkuilen niemand felf tot eenige Stadiën verre toegang totnbsp;defelve verleent, en dat hydoordeuitbrakin-ge van fteenen en Aflchen alle de daar rondomnbsp;leggende Velden te famen meteen fchrikke-lijk geluid en gekraak, onvruchtbaar maakt;nbsp;welk geluid als de inwoonders hooren, fo geloven fy al re bygelovig,dat de zielen der God-iofen met een erbarmelijk gehuil aldaar gepij-nigt worden. Sie na Olaus Magnm, en anderenbsp;Landbefchryvers in de Befchryvinge van ditnbsp;Eiland.
En op dat de Natuur niet zoude fchijnen het uiterfte geweft van het Noorden,door een eeuwigdurende ongenade van koude en ys veroordeelt , fonder eenige hulp-middeh^LW Warmtenbsp;gelaten te hebben, fo heeft fy in het eilandnbsp;welk fy Groenland noemen, naaft aan de Poolnbsp;of het Afpunt een grooten Vuur-berg geplaatft,nbsp;aan welkers wortelen een Kloofter van de or-dre der Prcdicaren, welk fy het Cloofter vannbsp;S.Thomas noemen, van fteenen, die de bergen uitgeworpen hebben getimmert is ; vannbsp;welke leerveeleen aller verwonderinge waardige faken verhaalt, den Oog-getuige van allenbsp;defe gedenkwaardige dingen Bartholomeusnbsp;2^netus Venetiaan, op die kuften door’k ennbsp;weet niet wat voor een toeval vervallen. Dusnbsp;zijn ftjne woorden. Hierfietmen een Cloofiernbsp;derTOominicanenvan S. Thomas en niet verre van daar een Vuurbrakende Berg, mt wel-hetcieofier kevsvoet een vuurige Fontein uitbarjl. T)oornbsp;lt;/(? Wateren van defe Fonteine door Buifennbsp;Groenland, heenen geleid^worden niet alleen alle de Cellennbsp;der Monniken als Badjioven warm gemaakt jnbsp;maar ook de Spijfen, ja en ook het Brood felvenbsp;gekookt; de Berg braakt fteenen en wel Buim-Jteenen uit uit welke het geheele Cloofter oft-getimmert is; want defe uit gebrande of Buim-fteenen met dat water doordronken zjnde jnbsp;worden even eens als metljm aan malkande-ren vaftgemaakt. Hier zyn ook van gelijkennbsp;feerfchooneThuinen die doordat\sttx.t'^‘3Xtx.nbsp;bevochtigt worden3 in welke bloemen en vruchten van allerlei foort waffen. T)it waternbsp;nu als het door de Thuinen looft., valt in een na-by gelegene Bofem of Haven ^ waar door hetnbsp;gebeurt dat het ys daar ter plaatfe nooitnbsp;ftremt en daarom komt daar een oneindigenbsp;menigte van Viflehen en Vogelen na toe, waarnbsp;u iP'^^^^^ders meer als wel leven konnen.nbsp;Sofchrijft Nicolaus Z^netusYtntxxaaea, Admiraal van den Koning van Denemarken, dienbsp;het genen en ook defe kuft ontdekt heeft.
En ’t is waarfchijnelijk dat de Hecla de Vuur» berg van Ifland en Groenland door verborgene wegen tx\. groevengemeenfehap houd, ennbsp;geduurig daar toe befig is, om de gew'eldigheidnbsp;van de koude en het Ys door verborgenenbsp;Vuur-gloeden te temmen. Waar uit ook afgenomen word de reden, waarom in fommigenbsp;Noordfc Eilanden en Stranden van Noorwegen, Finmarken, Biarmen, Lapland, de Zeenbsp;aan de eene kant lichteljk toevrieft en aan denbsp;andere zjde hoe ftrengook de koude en Sneeuwnbsp;isjnooitftremt; van gelijken dat aan fommigenbsp;ftranden feer overvloedige weiden te gelijkenbsp;met veele boomen en feer vruchtbare veldennbsp;gevonden worden; in fommige als in Novanbsp;Zembla, noch lover noch gras , noch eenignbsp;voedfel voor menfehen te vinden is, het landnbsp;een geduurige onvruchtbaarheid onderworpennbsp;zijnde, om dat namelijk de Vuur-kolken dienbsp;plaatfen onder welke fy leggen, ook door eennbsp;overvloed van hare warmte gelukkig maken ;nbsp;het tegendeel gefchiet in die plaatfen ondernbsp;welke de Vuur-gloeden haar niet verfprei-den.
Aften heeft in feer veele plaatfen overvloed van vuurbrakende Bergen. In Ormus een Eiland van denPerfifen bodem,is alles vol van onder aar dfe vuuren j waar van verhaald word,nbsp;dat het fevenjaren geduurig gebrand heeft;nbsp;noch dagelijks braakt het uit de foute Bergenjnbsp;waar van het Eiland vol is, gloejende Klootennbsp;van vlammen , door welke de vermaarftenbsp;Koop-ftad van het geheele Ooften byna totnbsp;verwoeftingc gebracht is. In Perfiden felf worden hier en daar te mets Swavel-poelen gevonden , welkeniet fonder fchrik der Reifigersnbsp;nacht endach rooken en branden. De Cophan-tus in het landfehap der Baftrianen jaagt iedernbsp;die hem fiet door fijn vreefelijk branden eennbsp;fchrik aan.
Te Sufis in Meden by den Toorn welke fy den Witten noemen, barft het vuur uit vijftiennbsp;Schoorfteenen j met fo geweldig een geluid datnbsp;de omleggende volkeren haar vaftelijk ingebeeld hebben dat daar de deuren van de Hellenbsp;zijn.
Aan de ftranden van het Noorder Tarta-rien, na het verhaal der Mofcoviters, worden feerdikwils dufdanige Vmir-wtnkels gefien.
In de Koningrijken Indoftan, Mogor, Tibet, Camboja, worden hier en daar dufdanige Bergen, alsookinhetfofeergroote Rijk vannbsp;China gevonden , gelijk Vader Martinusnbsp;Martinius in fijn Chinefen Atlas aantekent.
In Japan fchijnt de Vuur-God boven alle andere Eilanden een grooten overvloed vannbsp;Winkels die nacht endach Rook en Vuur uitbraken, geplaatft te hebben; welke alhoewelnbsp;die feventig Mijlen van Firando een vermaardenbsp;ftad afleggen, fo lichten fy evenwel dat gehec-le landfehap als met fakkelen, met verwonderinge van een ieder die het fier.
Daar zijn ook Eilanden die dichte by Japan leggen , welke fy feven Sufters noemen,nbsp;van welke het eene een groote Vuur-berg
recht
/B fotntni;’ Soordftnbsp;Landennbsp;.i/riejl de
terne» en met mnbsp;de andt’^
daaromtrent ieS'
gendepltitd'
fen.
ynur-^t^’ genin A'nbsp;fien.
r»
rieo.
In hetV'
in JaP'
IV. boek,Beschryvende HET Vuur. Cx- berg Thola worden fo veele vlammen j alTchen, fteenen die geen boomen in grootheid behoeve te wijken, uitgeworpen ; dat het byna eennbsp;baare Helle fchijnt te vertonen. Sietdenaan-gerrokkenen Schryver. ïn nieu Guinea j zijn van de Hollanders, als ook in het Znid-land dufdanige Bergen ge-j fien tot een groote fchrik voor het zeevarende del Zur.nbsp;' volk. Diergelijke zijn ook gefien in die fo wijde zuid Oceaan ^ gemeenelijk delZysr, maarnbsp;fonder naam. In den Indifen Oceaan roonen te mets de IJ woefte en klippige Bergen haare rookende dat’er meer als tren dn,T.«u nbsp;nbsp;nbsp;-----1 ^^^r-fchoorfteenen, welke alle u de algemeens bvleo-D-f-nf^/» “™^”“*^^^Ichenmde na- \ Kaart vertoont. ^lt;gt;“5''“‘|=quot;gsl^ens , den Oceaan en gt;-«.4.. duvermaarde nbsp;nbsp;nbsp;wo mffe over de ftad^Panacura door den fden^in Monomotapawee, i/AngoIaXongo rook gebracht, dat hy de Son belettende, den dag in duifternifïe verkeerde. iirg Daar was ook noch eenen anderen Berg op ^ nbsp;nbsp;nbsp;^ ^_______________,___________________o- het Eiland Timor met name Picus j van foo j de brandbare ftoffe verteert zijnde, en alstre-groot een hoogte dat delTclfs brandende kruin ves gemaakt hebbende, opgehouden hebben te hch 300 mijlenverre in Zee liet Een; defe in j woeden , ’t is feker dat die wederom te fijnernbsp;het Jaar 1638. de fondamenten door eennbsp;fchrikkelijke Aardbevinge gefchud zijnde, tenbsp;gelijke met het geheele Eiland verfonken zijnde, heeft niet dan een groot Meir achter fichnbsp;gelaten. So verhalen de Dag-regiflers der Je-Juiten. hlan- Den Berg Gounaj^i op eene van de Eilanden van Banda in het Jaar 1586, na een gcduurignbsp;aan eenhoudend branden van 17 jaren lang,nbsp;eindelijk gefcheurt zijnde, heeft fo groot eennbsp;overvloed van Steenen, AlTchen, Lijmfwave-lige Puimfteenen uitgeworpen,dat de^^ doornbsp;defelve byna bedekt zijnde, geheel fcheen tenbsp;branden ^ met den ondergang van alle vifTchcnnbsp;en dieren. In Sumatra word een groote Vuur-berg gefien, na de fprake van dat land Balahanus ge-noemt, van de groote menigte van Vuuren, welke hy uitbraakt. -eme n. Eiland Ternate een van de Molukfe, 'l’I'sop fgt;et u^^^^^”^h6tgetuigenif[êvan!P.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;een kruin op tor boven de wol-, welkers benedenfte deden met dichte ie fel. bofichen befet, de bovenfte door de geduu-verdervende, kaal worden. Opnbsp;fijn kruin heeft hy een Vuur-oven door eennbsp;wijde openinge tot meerder kringen, van grotere tot kleinder , even als een Schouburg innbsp;het ronde getrokken. Defe als de Son ondernbsp;den evenachtigen ftreep komt, byfonderlijknbsp;door het aanmafen van de noordelijke Winden , door rook en vlammen woedendej brengtnbsp;alle de omleggende plaatfende felve met af-fchc overdekkende tot woeftheid. De Moorfe Eilanden, na’t getuigenifle van j P. Turfellinus j in het leven van S. XaveriuSjnbsp;hebben fo geweldig een kracht van onder aar d-fi vuuren, dat fy geheel en al fchijnentebran-•I^n ; waar uit verfcheidene Aardbevingennbsp;ontftaan , en uit de holen en kruin van den matra. •6«) P-Vi. recht tegen over te Stad °^auaxuma ver- ''e2(/«nr' De Philippine Eilanden en de gcheele Ar-chipclagus van S. Lazarus is loo vol van Vuur-flaatfen ^ darter naulijks een Eiland zynbsp;welk fo het niet op de Bergen, ten minfteninnbsp;de Kolken en Holen vertoont dat fy met Vuurnbsp;befwangert zijn. Bergop het Eiland Java niet verre van Pana. H^^d ‘Panacura; defe daar hy te vooren innbsp;veele jaren niet gebrandet haddc, in het Jaarnbsp;1586. ecrft van malkander fcheurende, heeftnbsp;door een geweldige uitbarjiingevan brandendenbsp;Swavel fofeergewoedet, dateer gefegtword igt;t ^'Cus fnof hit iet, “ïnda. InSu; ^Hur- |
221 en Guinea vier, in Lybien een, in Abaffia een; behalven ontelbare Kolken en S wavelholen dienbsp;overal byna gefien wordenjvan welke fo eenigcnbsp;tijd als de JïoJfe der Vuuren bequaam en rijpnbsp;fullen zijn, woeden zullen. De Atlanrife Zee is foo vol van onderaardfe Atiaa-Vuuren dat dat land van‘P/^?ö,welk Xv^Atlan- noemt, om gene andere oorfaak dan door het woeden van defe vuuren en Aardbevingen/*nbsp;hier op volgende, ingefloktzijnde,vergaannbsp;fchijnt te zijn; en fommige Jlreeken der 2^enbsp;óiOot^tvlammen Qn vuuren die uit de Vuur-holen voorkomen toonen fulks meer als overvloedig tot defendagtoe, welker woeden ennbsp;Colunwus en Vejpuccius niet fonder groot gevaar ondervonden hebben, gelijk in de H^o~nbsp;rie van de nieuw ontdekte Wereld gelefetinbsp;word. Ook ontbrekender geen overblijffelennbsp;van defe faak. De Eilanden welke fy Terzera noemen, konnen om de geweldi^eid der vuuren nau- cananftnbsp;liks bewoont worden. De Canarife Eilandennbsp;en op defelve den berg Picus van een feer grote hoogte, gelijk als ook de vlakke plaatfen dernbsp;omleggende Eilanden, geven noch tot defennbsp;huidigendag vuur lt;3^, welke vlaktens vol vannbsp;Swavel en Li^m zijn. Sie na het gene wy in hetnbsp;derde Boek breedfprakelijk verhaalt hebbennbsp;van de fchrikkelijke Aardbevinge , wdke isnbsp;voorgevallen op het Eiland van S.Michielj eennbsp;uit de Eilanden van Terzerajax het Jaar 1638.nbsp;en van de wonderlijke uitkomften die daar uitnbsp;ge volgt zijn. Dat de Eilanden van d. Helena en Afcenfion eertijds gebrand hebben, toonen meer als over- s. Helen»,nbsp;vlocdig genoeg, en de verbrande Rot zen dernbsp;Bergen en de veelheid van Aflchen en verbrande fteenen. Eindelijk begeven wy ons tot America, welk vmr.Uf. fo ik het Vuur-rijk of dat van Vulcanus noem, a-’k foud warelijk niet qualijk doen. In de Andes'nbsp;alleen, welke de Spanjaarts van de famenket-tinge der Bergennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;noemen, onder £03 nbsp;nbsp;nbsp;welke |
DE ONDER-AARDSE welke het Koningrijk van Chili legt , worden na het getuigenillè van !P. Mj^honfusnbsp;d'Ovale een inwoonder, vijftien vmr-bergennbsp;gefien, die ook defelve in een Kaart uitgedruktnbsp;Reeft, van welke fommige fwanger van vuurnbsp;gefvvollen zijnde in het jaar 1645', fogrootenbsp;droefTeniflen en elenden aan het felve Kpnink-rijke gebaart hebben die naulijks met eennbsp;penne konnen befchreven worden, ganfchenbsp;fteden felf en ingeflokt, en omgekeert zijnde. Sie de Jaar-boeken van onfe Fade7'en op het geleide Jaar. By defe voegen wy de Vuurbergen die uit het fuider gedeelte van de Magella-Terrade nife Zee gemeenlijkTÉTr^ofhetnbsp;A«vuur- ^Mur-land gefien zijn. .nbsp;land, by denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;In het Rjk vuft Rertv^ot^tn ook fes Vuur- Magdianus. van een ontoegangelijke hoogte gevonden , drie in de Andes behalven ontallijke Vuur-groeven. In Carrafa een Landfchap van Popayana is een Berg by mooi weer aldermeeft door rooknbsp;en vlammen woedende. nenfte veefelen der Spieren en Senuwen van de geheele kleine Wereld doorgaan; alfo ver-Baratjuipa een ftad leggende 90 Mijlen l^jjengen haar ook de Water-Kuilen met de ge-van Lima, heeft een Swayeligen Berg dichte heele kloot des Aardrijks door fekere onbcgrij- vuuf van het Noorder America. . Afdef- LINO. by fich leggen, dewelke niet ophout geduurig vuuren uit te werpen, het volk ondertulTchennbsp;vol vreefe zijnde dat hy niet eindelijk fcheu-rende het landfchap aan fijn uiterfte verderf ennbsp;ondergang helpe. By de Valley e van Peru Mulahallo ge-naamt 50 mijlen van de ftad ^ito gelegen, vertoont fich een andere Vuurberg ^ dewelkenbsp;door fijne gedurige uitbrakinge van vuuren ennbsp;vlammen j die hy feer verre hier endaarver-fpreid, ook aan de ver daar van afgelegene volkeren de elenden die daar op meeft gewentnbsp;zijn tc volgen, dreigt. viif nbsp;nbsp;nbsp;In het Noorder America worden vyfYuur- vuurbergm bergen gefien , ten deelen in Nieuw Spanjen, ten deele in Nieuw Granaten, tendeelein California en andere middelplaatfen van het bin-nenfte Rijk van Mexico. In Nicaragua vijl en dertig mijlen van de ftad Leon, werpt een feer hoge Berg in foonbsp;groot een menigte vlammen uit,dat men die totnbsp;tien duifend treden verre fien kan. Een andere niet verre van Aquapulco bc-vindmen dat op diergelijk een wijfe woedet. Aan het vafte land van Calafornien drie, en in de Middellanden twee andere; van welke fienbsp;B. Andreas Beret de Schry ver van de Hifto-rie van Mexico. Tot dus verre dan hebben wy de vlambra-kende Bergen door de vier deelen des Aard-waterigen Kloots gefien, namelijk de deelen van Europa j Afia^ Africa ^ America ^ dienbsp;van de voorfichtige natuur en op de Aardenbsp;en in de Zee geplaatft zijn; niet dat’er in de totnbsp;noch toe onbekende deelen der wereld geen in defe eeuwen in fo veelvuldige vaarten en rei-fen rondom het Aardrijk te lande en te water gedaan, gevonden zijn geweeft. En op datge de verfpreidinge van het onder-(Kirdfevuur door alle de paden of wegen der |
WERELD,Aarde des te beter verftaan moogt , heb ik goed gedacht de Figuur of hetafbeeldfelhiernbsp;by te ftellen , op datge mijne fm en meininge tenbsp;inniger foudet vatten. T o E M A A T. Hier uit blijkt, dat de ganfche winkel van het binnenlle des Aardryks met ontelbarenbsp;Vuurfoelen voorfien en van den MAKERnbsp;der NATUUR met de HooftftolFc des Waters fo naau vereenigt en verbonden is, dat hetnbsp;nootfakelijk zy dat veel eer de Wereld verga,nbsp;dan dat de eene van de andere foude afgefchei-den worden. Want alwaar een Vuurberg is,nbsp;is het fo feker dat onder defelve een Vmir-foelnbsp;is, als het feker is dat onder een Schoorfteen ofnbsp;Keuken, of Forneis, of Pot of Ketel of iet diergelijks is. En gelijkerwijs de vuur-foelen doornbsp;ontelbare fpleeten, fcheuren en doortogtendernbsp;niet anders als de Geefien^ootAnhin- pelijke wegen over al verfpreid, niet anders als pod het bloed in het menfehelijke lichaam door denbsp;hair-aderen. En hiervandaan iflerfogrootnbsp;een veelheid en verfcheidentheid van Baden innbsp;alle de deelen der Aarde, van welke te fijnernbsp;tijd en plaatfe. Ook is het niet altijd nootfakelijk dat de Bergen alleen maar voor Schoor-fte-nen dienen, mzsx beneden denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fovvel als in de aardfe landen, zijn onder Schoorftee-nen en Vuur-poelen-, quot;Wclke fo die fomtijds door de brand aangetaft worden , door het geweldnbsp;van de daar in geflotene lucht alles ’tonderftenbsp;boven keeren; gelijk hier en daar in het voot'-gaande gefegt is geweeft. En dusdanige Vuurpoelen zijn ook in Europa onder den Archipe-lagus; welk op dat het getoont worde, fal iknbsp;hier tor een belluit by voegen de befchry vingenbsp;van B. Francifcus Èiccardi Jefuit j bygele-gentheid van de verfchrikelijke Aardbevinge,nbsp;welke voorgevallen is inliet Jaar 1649. inlietnbsp;Eiland Santerinia ^ by welke ook de voornoemde Vader tegenwoordig zijnde alles metnbsp;fijne oogen gefien, en te Romen deuitkomftnbsp;van de geheelefaak naderhand aan my mondeling verhaalt,en gewilt heeft dat het lelvc doornbsp;her navolgende getuigenifie aan de nakomelingen bekent zoude zijn, welk ik ook als totnbsp;mijn voornemen geweldig dienftig zijnde ,nbsp;goet gedacht hebbe hier nevens te ftellen. |
TV BOEK , BESCHRYVEILDE HETVUUR. IV. nbsp;nbsp;nbsp;)nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fpypar^aibeaandeftrandvandezgt;ee \\. gen de waarheid gefprokenheeftivoornamely’./war nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gedeelte van het Eiland daarhymcUBofkei-vanMneH.ftmoptelAmhetmte^i^^^^^ vuleÉUai.den, welked verloof vant-idu.t^pvmden-M,deA,weuea nbsp;nbsp;nbsp;, het diepfle d.er nbsp;nbsp;nbsp;zwi uitgeborft en ^ en onder i andere Tbera in de 13 O^wf ias ^ welk wy | weetendatooken Califta enV\d\oiC'C'Agemenit\ ---- /gt; gefonde Baden gebruiken om de Siektens te verdrijven die uit kotide haren oorfyrongbebbejt. Maar Jo ooit die vimren in de ingewanden rerfcOnk-^^geweeji ; maar mi word het na de Heilige 1 der Aarde be (loten hare kracht geoeffènt heb-Irene een uitflekende Maagt en Martelarejfe | ben j fo is het doe voornamelyk gefchied wan-dewelke aldaar ge dient wordj, Santeriniuni^É’- j neer Jy in hetjaar 165-0. van den Septem-noemt. Want ook Baronius felve in fyne Ker-\ber tot den (jDBoberAat^Azwèidoor fo groote Buimfleenen vervult zoude zijn , en in het Jo dat hyin de haven van Candia felve, die ech Ie» My»- een wonderlijke wijfe nu vijfenv^ftigmaal zijn i te konnen fen , fo feer wier den de oogen der^f^fffffl voorgevaIIen,behaivendietweeopdenx5No-i^2/2»7'?/^ö«'ie'eré’;^ gequetH door die fcherpe eniyh-voor denbsp;vember, hoe de woelde cn verfiindende The- \ fwavelige dampen, dat fy byna alle in die drienbsp;refills de Sceenen van fijn Schoorfteen mtd dagenblind geworden zijnde ^niet alleen nietsnbsp;een barfi; heeft afgeworpen ; hoe een gpooiJ faqen jinaar met fo groot enföfwaar eenfmer-fteenklip uit het diepfteder baaren fijn hooft' te bevangen zijnde, haar ellendig nootlot ge-heeft opgefteken, wareiijk daar fal een groot en i duurig beklaagden;^ en alsfy hare oogen weder-wonderbaar wanfchepfel uit re voorfchijn ko-1 om open deden, hebben fy gefien alle haar goudnbsp;men.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Pnfilver , hare vaten en hare kleederen, en iP’y'k'tte ff _ dicht by het eerfe in het Jaar i^yo. gefor-uA. ^ • tot geen minder febrik der Santire- Jp Ar. meert is ge fen die beneden , en aliengskens fich als jwee eerfe Maanden de aldergrootfie;doordien een trechter ronduit fet, uit welke als uit een 'men fn-ch dat de nabyleggende Zee opfwol Cai , nbsp;nbsp;nbsp;----------------J----—JW-'' keltjke Gefchiedenijfen fchijnt aan het leggen van Plinius geloof gegeven te hebben ^ als hyinnbsp;de felve alfö ff ree kt. Tuflchen de Eilandennbsp;Thera en Therafia lieefcmen eenige dagennbsp;lang een damp des Vunrs uit de diepte der Zeenbsp;als uit een fchoorfteen Een opwellen, welkenbsp;aliengskens verdikt en verfpreid zijnde doornbsp;den brand van de vuurigen gloed, fagmen denbsp;rook geheel en al vuurig- Verders heeft defel-ve door de woeftheid van de aardfe ftofiè gtoo-te Buimfieenen en fommige hoopen overge-vvorpen door ganfch Aften , Lesbus en Aby-dus en de Zee-plaatfcn van Macedonien ; aifonbsp;dat het ganfche Oppervlak der Zee door defe cn ' n nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;midden vanfo groot een Vuur, is een Eilandnbsp;uit die Vxximgegroeit het geene te vooren riietnbsp;was, en faam gehecht aan een Eiland welk hetnbsp;Heilige genoemt word. Welk ook j dat het tnnbsp;hetjaar 14 5^7 gebeurt is j wy ge leert hebbennbsp;uit eenige veerfen, die ter eeuwiger gedachte-niffe in een Marmorfeen faan uitgehouwen jnbsp;dewelke nevens deBoort van hetCafieel Sca-t\xs aldus gelefen worden. Grootdadige, Francifcus Crifpus, die warelijk uit een Helden-ftam gefproten xijr, gy fiet met uwe oogende vernietingen die hier op Wederom blijkt dat noch een ander Eiland ’ igvjj ------ quot; nbsp;nbsp;nbsp;rnmuKf jLuriK- lt; nenfen, alfo de hvmAeen geheel jaar duurde, geljk als noch fommige getuigen, die het felvenbsp;met oogengef en hebben. En in het midden vannbsp;dit fo gemaakte Eiland, welk heden ten dagenbsp;Mieree Kammenee genoemt word, word tennbsp;defen huldigen dage eengroote en diepe grachtnbsp;fchoorfteen die groote feenen en klippen uitnbsp;borden, die met affche vermengt zijnde dienbsp;klomp die tegenwoordig op het water legt opgemaakt hebben. En dat die onderaardfe Vuuren die uiteen overvloed van S wavel en Ljjm gequeekt^ worden, enfomtijdsmet het grootfe geweldtutbar-ften,nooit uitgeblufl worden bljkt uit die fo feer |
enfo veele Aardbevingen gefchut hebben, dat de Santerinenfen, vreefende dat haren uiter-t erf en ondergang voorhanden was by dag ennbsp;tiacht al fmeekende tct den altaar liepen. Ennbsp;het kan nietgefegt en naulijks verklaart worden met hoe groot een vreefe fy alle bevar^gennbsp;wier den als die overwinnende Vlammen denbsp;grendelen los gebroken hebbende ^ fich een wegnbsp;door hét midden der Zce getracht hebben te maken j ontrent vier mijlen van het Eiland Sante-rinien na het Oofien; want de Zee fwol fchie-hjk tot dertig cubit en hoog, en fich breed doornbsp;de nabygelege landen verfpreidende Joeeft allesnbsp;wat hem tegen quatn V otiderfte bovengeheert; ter 80 mjlen daar van af egt en de Galeyen en de Schepen door een fchieIjken aanval verbrokenheeft. Maar de Lucht door die fo qualjkschrikhij.nbsp;ruikende en fwavelige dampen befmet t^jttde J'f df fffnbsp;begon en te verdonkeren en verfcheidene ge- lucht metnbsp;daantens aan te nemen % hier wier den ’tmurigeffff^'^^’^'nbsp;Bleken en vuurbrandende Swaardengefwenktnbsp;daar gloejende pjlen uit gefchoten / hier alsnbsp;verfc hr ikke lijke Serpenten enTdr aken te vlie- 'nbsp;gen j daar faagtge wederom Wederlichten ennbsp;Blixemen te voorfchjn komen. Alhoewel men naaulijks vryheid had om het ^ alle hare fchilderjen als met een donker geele verwe overtrokken. En die Vuurige Swelg-veeihM dtrnbsp;kuil heeft fo groot een meenigte van Puimftee-quot;'^.?*”’^^/’»-nen uitgebraakt, dat fy het geheele OppervlakJJfff'nbsp;der Zje bedekten , fo datnauljjks iemand tenbsp;Scheep varen kofe. En het is Jèerfeker dat Jynbsp;tot Smyrnen en Conftantinopelen toe vervoertnbsp;zjngeweesl, en alle de Stranden vervult hebben. En de kracht van defe brand was in de even als een kokende Por, en nacht en dacb quamender grootenSlhmhA\Qi\nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dikke Rook-dampen te voorfchjn. Welke Vlaniballen die fomtjdsmet een venonin. tegenwind tot de naahuurige plaatfen gedrc- gting 'vannbsp;ven wier den, fo brachten die, behalven een feer ofetlnbsp;\fwaren ftank, en vogelen en becHen,ja ook men-fchen felve At dood aan ; geljk op den 9, October |
DE ONDER-AARDSE WERELD, 214 I. Afdeb- nbsp;nbsp;nbsp;^.Novembergefien isj of ‘welke behalven LiNc. nbsp;nbsp;nbsp;een ontelbare veelheid vati Vogelen j OJJen j E- feletij vijftig Boeren door die rook verflikt zijnde j ellendig zijn omgekomen. Het felve is gebeurt aan negen Scheef s-gefeilen , die bynbsp;nacht daar voor by varende j na drie dagen alle half verbrand gevonden ^ en of het Eilandnbsp;lo begraven zijn. En alhoewel die heifche gloed de overige vier maanden veel vanfijn for ce en brand naliet j en fich naulijks uit de baren konde of heffen j foo /ach men die niet te min en Puim-ftee-nen uitwerf en en toe leggen tot de formeringe |
van een nieu Eiland y welk alhoewel het noch niet boven de baren uitfleekt ^/b fietmen echternbsp;alsdeZeefilishet bewerf daar van j en hetnbsp;lecht maar qualyk acht cubit en onder water. Indienmen vraagtj of nu die Vuuren ten ee-nemaalzyn uit ge dooft lfo faltot antwoord dienen datfe altemet gefien worden als weder levende ; door dien men gemerkt heeft, dat het daar ter plaatfe veelmaal wonderlijk aan hetnbsp;geilen of rijfcn raakt j en de rook fch met denbsp;baar en opheft, maar voornamelyk in dit Jaarnbsp;ï6j6.of den elfden Januarii en de drie volgende dagen. |
¦en- re* E KONSTIGE MAKER DER WERELD en DE WETGEVER VAN DE GANSCHEnbsp;N ATU EJR E heeft, doe hy de aarde gegront-velt, en te gelijke de andere Hooftftoffen vannbsp;het ondermanige geweft te voorfchijn gebracht hadde, door een onuitfprekelijke wijsheid de gefchiktc famenlopinge der Hooftflof-fen gefcheiden en gefneden zijnde, tot ledennbsp;gebracht. Hierom voor de cierlijkheid en hetnbsp;behooren van het geheel Al forgende, en alder-meell voor de onfchade der levendigcn, ennbsp;voornamelijk der geener die de aarde bewoo-nen , heeft hy een gedeelte der HooftftofFennbsp;Het onder- in dcii Hemel geplaatft en de Sterren zijn tenbsp;aardfeVaar yoorfchijn gekomen^eeii gedeelte heeft hy metnbsp;*LtdeTegin- dc Aatdc gevocgt , met die eendracht datnbsp;feivanaUe lyfondcr den ondergang van het geheel, nietnbsp;dmgen. malkaiideren gefcheiden konnen worden;nbsp;en het vuur wel heeft hy in de binnenlle ingewanden en het Middel-punt belloten, ais fe-ker werkend beginfei, welk alle de andere dingen haaren form geven , en befielen zoude,nbsp;net felve met het Water als het lijdende beginfei, door fulke nauwe wetten van vriendfehapnbsp;verbonden hebbende, dat alhoewel fy llrijdigenbsp;dingen fchijnen, het eene echter van het andere niet afgefcheiden worden kan, als door welkers overhandfen handel en fy felve , en allenbsp;dingen dewelke uit haar voortkomen, onderhouden worden. De G ROOTE en AL-GOEDEGOD dan is de makende oorfaaknbsp;van het onderaardfe Vuur , gelijk van allenbsp;de andere dingen. Dewijle dan het werk dernbsp;natuure een werk van verllandigheid is uit denbsp;voorfienigheid welke in defelve is, fo heeft ooknbsp;God niet gewilt, dat die nature gebrek zoudenbsp;hebben van die dingen die tot haare onderllandnbsp;nodig zijn; dewijle die geene die het fijn geeft,nbsp;ook de toevallen tot het hjn geeft. Dewij--Deduurent-^^ dan de eerfte beginfelen der Wereld daarnbsp;heid,der watcn, fo hebben defelve warelijk, opdatfynbsp;indfaatu-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verloop van tijd met den ondergang van |
de geheele natuure fouden ophouden,altijd durende werkingen moeten hebben ; waar uit de eeuwigduurende onophoudelijkheid enduur-faamheid der natuurlijke werkingen en Hooft-floffen hervoorkomt , welke gelijk die geennbsp;konft of menfehelijk verhand kan namaken,nbsp;alfo zijn fy aan de Almacht van de Goddelijkenbsp;konft alleen eigen; welker deelen alhoewelnbsp;die fchijnen te gronde te gaan , foo kan echternbsp;geen van die volgens het geheel van fijn zijn,nbsp;dewijle fy beftaan onder her gefach van denbsp;Wet der Nature, te gronde gaan of verdorvennbsp;worden. Hier uit komt ook hervoor die altijdnbsp;durende en nooit ophoudende drajinge dernbsp;Sterren, nu fo veeie daifenden jaren door eennbsp;altijd vafte en fekere onkreukbare w'et voortgaande ; hier van is de beweging der Hoofr-iloffen inde grootfte veranderinge altijt onver-anderlijk. Hier van daan komt de geduurigenbsp;omloop der Wateren foo binnen als rondom de ve»nbsp;Aarde;en gelijkerwijs als na ’t getuigeniffe vannbsp;den Wjfeman alle Rievieren in Zee loopen,ennbsp;uit de Zee wederkeeren, w^aar uit fy beginnennbsp;hadden tevloejen; fo ontledigt de Son de Zeenbsp;door dampen, de dampen tot regen gefmol-ten zijnde, worden aanftonds wederom aan denbsp;Zee, uit welke fy getrokken waren herftelt. Veele zijn verwondert als fy den Aïtna fien die nu al fo veel duifend jaren gebrand heeft, ennbsp;fy konnen niet begrijpen, hoe het m.ogelijk is,nbsp;dat die Berg door ib langwdjlig een brandennbsp;noch niet verteert en het vuur woeda niet uit-gebluft is. Wy hebben den (i^yEtnafien overvloejenfijne Forneifeil gebroken hebbende ^ en dat hy Vuurbrakende Klcoten en gefmoltene (fee-nen uitwerpt. Defè menfehen feker indien fy de rondkrin-gige w^erkingen der nature verftonden, fy fouden fo feer niet verwondert weefen; terwijl defelve nooit voeder om haar branden aan re houden ontbreekt, gelijk wy naderhand zullen toonen. De branden doen de Bergen aanbranden, en veranderen het mengfel vandenbsp;brandbare ftoffe in aflehen, uit de allchen metnbsp;water vermengt groeit een nieuw’ voeder vannbsp;altijd durend , gelijk naderhand getoontnbsp;fal w'orden : dus IVorden alle dingen gedurig in fnelle ronden gedreven, de Nature fijne beweginge altijd houdende. Daar |
IV. BOEK, BESCHRYVENDE HET V U U R.Daar 2ijnder feer veele geweeft uit Teripa-tus die dewijle fy dit geduurige Vuur niet bevatten konden, genaeint hebben dat het fel-veniet warelijk en dadelijk te vooren beftaat,nbsp;maar altijd door een nieuwe en wederom nieu ’kHoore te defer plaatfe Teripatus regens my morren , met dit bewijs. Alwaarnbsp;ge dingen zijn daar moet nootfakelyk het verderf van het eene tujj'chen beiden komen. Hetnbsp;vuur word altijd met de aardwaterige Klootnbsp;tegens welke het ftrydigis faamgevoegt; ergo bergen gaande gemaakt zijnde, hervoor komt; \fo Jalnootfakel^ hetwaterhetVuuruitblnf-te averechts. Want de Geeft, die uit de be-of het vuur het water verteeren. De weegde engebrokene wateren komt, is altijd 1 Reden blijkt vlxtAtnThilofooph. Wanneer fy 'J - nbsp;nbsp;nbsp;* -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. . . ï I. I..|nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, t-., i-I 1.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•’ die koud enWhtig is het vuur ontfteektin 1 de andere, dan is het valfch. Wantuitdeeer-een ftoffe, Iaat defelve fo bequaam zijn als fy | fte ftellinge foude volgen, dat alle dingen al-kan. 'Dzt'ctèmmèQ Ingewanden der Aarde verdorven, niets voortgeceelt worden, een oorfaak van fogroote branden en gloeden ! «iets leeven zoude, en fo foude, ditganfchenbsp;is, welk wy het onder aar dfe Vuur noemen, is jgeftel van de Wereld al over lange opgehou-uit het voorgaande gebleken , door welkers 1 don hebben. Derhalven dan nademaal de OfUtJinge warmte machtiger is als de koude , her vuur als de aarde, fo fal hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;altijd door fijne werkinge de Metalen geweekt of verteert, de Bergwerken en Mijn-ftofïèn rijp gemaakt worden, en al wat het Aardrijk anders van brandbare ftofFen voortbrengt hier door fijnen oor-fprong krijgt. Ik fegge echter dat door de geeftnbsp;van de beweegde Wateren verwekt, het onderaar dfe Vuur als met een Waijer aangeblafennbsp;word. En datfich daarom de vlammen omhoog heffen^ En de fteenen opvliegen en met Jich fach-re-jj. nbsp;nbsp;nbsp;gpnen van fand mede voeren j verders andere uit Eeripatus ^ wel-!*'‘'/iVuuik£ verwondert 2ijn, waarom het onder aar dfe Vuur inde binnenfte fchuil-plaatfen of vuur-groeven der Aarde geplaatft zijnde, daar vannbsp;daan niet vervliegt, en fich na hoger en naturelijke ftreeken begeeft. Aan defemenfehen geven wy tot antwoord, dat G O D de Wereld,nbsp;met foo groot een onderfchikkinge der Lichamen en derfelver geduurige aaneenhechtingenbsp;gefchapen heeft; dat’ct niet gefchieden kan datnbsp;de eene van de andere fonder den ondergangnbsp;Van de geheele natuure afgetrokken worde;nbsp;Want uit defe aftrekkinge, gelijkerwijs her eene lichaam het andere fonder vreefe van eennbsp;ledigheid, als die tegens de natuure her meeftnbsp;ftrijdig is, niet kan volgen,alfo fullen de Lucht,nbsp;bet Water en het Vuur haar plaatfe die fy innbsp;bebben tegens den gemeenen vyand der nature foodanig befchermen, dat fy behoudens denbsp;nature door wat voor een geweld het ook zynbsp;niet van malkander konnen gefcheiden nochnbsp;afgetrokken worden. Daar is niets by gevalnbsp;alwaar de opperfte Wijsheid alle dingen faam-geftelt heeft; daar is niets geweldigs alwaar denbsp;Wetten van eenbyfondere nature te rugge ge-fet zijnde de faken van felve volgen en gehoor-famen. I. Deel. ‘quot;gt. we genereringe door de geeft in de hooien der koud en vochtig, en hier door word de lucht met een vremde hoedanigheid aangedaan, welke ganfch ftrijdig tegens de branding is; en hetnbsp;is’er fo verre van daan dat de lucht felf door hetnbsp;blafen van een feer fterke Noorden Wind zoude vuurig worden, dat fy veel eer in de wintertijd fo haaft hy maar blaaft ftremt; ook kan fonbsp;feer fijn een klfftandigheid hoedanig een denbsp;lucht is niet vernietigt worden, ten zy dan vannbsp;feer harde lichamen die tegen malkander opnbsp;bet alderkrachtigfte aanftoren; het kan der- halven niet aefchieden dat een dunne geeft, 1. . - ^ « - - |
te gelijke zijn werkelijk en lijdende, foo is het nootfakelijk dat altijd het eene werkt, het andere lijd; het vuur draagt fich op de vvijfe vannbsp;een werkend beginfel en de aardwaterigenbsp;Kloot als een lijdend beginfel; foo moet dannbsp;nootfakelijk uit de overhandfe beweginge dernbsp;dingen een veranderinge ontftaan. Ik antwoor-de, dat dat waar is indien de HooftftofFen innbsp;den hoogften en een gelijke trap van hetgeenenbsp;fy doen moeten aangefien worden; maar worden fy angefien in een ongelijke of verfcliillen-de trap, volgens de overhand van de eene over werkelijkheid tegens de aarde en het water de overhand hebben; en op dat door fo veelenbsp;gedurige branden At geheele Wereld niet tennbsp;laatften verviel, heeft denature voor de dingen forge dragende defelve altijd met nieuwnbsp;en wederom nieuw voedfel vooriien; fo dat fo -veele als het vuur verteert, foo veel verfchaftnbsp;wederom de aardwaterige kloot, in welke hetnbsp;ingeftoten is, aan het felve; en daar is ook geennbsp;gevaar dat datoit uirgeblufcht worde, aan wel-kede natuur fo veele Schoorfteenen om luchtnbsp;te fcheppen fo vele wegen en verborgene Paden van doortochten om nieuw voedfel totnbsp;fich te trekken aangewefen heeft. Maar hoe ditnbsp;voedfel en defe ^eek-plaatfen door een altydnbsp;duurende omloop dtmren j dat is het dat wynbsp;voorgenomen hebben te verklaren. In het voorgaande hebben wy gefegt, dat het geheele Aardrijk uit Sout als uit fijne eigene Hooftftoffe beftaat, en dat de Zeè het felvenbsp;van alle kanten en overal van daan van den beginne der dingen als tot fijn voedfel uit de aarde na fich trekt; en datuithet Sout op Aardenbsp;en in de Zee dat vette hervoorkomt , waarnbsp;door alle dingen fo buiten als binnen der Aardenbsp;vervat zijnde leven, gevoedet, onderhoudennbsp;worden. Want dit Sout is als een fekere flibbenbsp;en balfem der natuure, fonder welk niets fa-mengroeijen, geen van al de ongelijkflachtigenbsp;dingen tot een weefen ftremmen zoude. Ditnbsp;Sout dan met daar toe bequaamgemaakte kluiten der aarde gevoegt zijnde brengt danSwavelnbsp;danQuikfilver dan een ander flagvan eenMijn-ftolFe voort, enomdeingeborenewarme, eiinbsp;om het vochtige en vette of fmeerige , welknbsp;men bevind dat overvloedig in het Sout is. Ff nbsp;nbsp;nbsp;Ik |
I. Afdee- Ik heb gefegt dat het mef daar toe bequaamge-1 (lig is. Daar is geen groejelijke welk van de
om datdewijlede goedertierene AJoeder niet diergelijk aarde voornamelijk een fwavelige wafemnbsp;heeft, het fout te gelijke met fijn vet met de-feive gevoegt zijnde geduurig nieuwe en wederom nieuweSwavelvoortbrengt: fo brengtnbsp;het ook met die eerfte fmeerige vochtigheidnbsp;gevoegt zijnde met een andere diergelijke ftof-fe in de vefels der aarde verborgen zijnde,
Qiiikfilver voort, en in andere plaatfen na de gefleltheid en overeenkomfte der aardfe dce-len wederom andere en andere fappen, na eennbsp;lang aantrekken vandenatuure die byfonde-re en wederom byfondere gelijke dingen fa-:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;men-hecht, andere Mijn-ftoamp;n en elk van die,
om fodanig een, en geen andere uitvverkinge voorre brengen. Maar dat het Sout van allenbsp;defe dingende oorfaakis, toonenwyop defenbsp;wijfe.
Eerft, dat het Sout als feeker zaad der na« tuure is, en een uit de drie naturelijke begin-uet Sout fels. Ten tweden, dat het in fich en het warme
ts door die nbsp;nbsp;nbsp;vochtige bcvat, zijnde de twee andere
ütmen w» t . r ^ i ^ nbsp;nbsp;nbsp;inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r
fpreid, beginielen der natuure , welke door geen kragt der natuure van malkanderen gefcheiden kon-nen worden ; en dat fohet felvc doordefelf-ftandigheid van den Aardwaterigen Kloot,ver-fpreid is , dat’er geen fo klein gedeelte van aarde , van wat voor een gefleldheid defclve ooknbsp;zy kan worden aangewefen, uit welk het felvenbsp;door de Smelt-konll niet afgefcheiden Word,nbsp;foo dat alle natuurelijk lichaam in de laatftenbsp;ontdoeninge of losmakinge fijner deelen nietnbsp;anders dan overlaat, en dit wel gelijk hetnbsp;van allenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aangenomen is,allo heeft
het geene verdere proef van noden. Dat echter in dit Sout iets vets offmeerigs van naturen ingefchapen is , en daar van nictt’eene-maal gefcheiden kan worden, hebben wy voorgenomen met een proef te bewijfen ; op dat het klaar blijke , dat gelijk her Sout in allenbsp;dingen in is, dat ook alfo fijn vet te geenernbsp;plaatfe ontbreekt.
Proef.
Neem onbebouwde aarde, die nooit genieft is, droog die gefloten zijnde in de Son, en haal*'nbsp;defelve tot flofgeftampt zijnde over door eennbsp;Retort,gelijkm en in fmeltkonflige wateren gewoon is re doen; neem daar na den ontfangernbsp;In die din- weg, en gy fult de oprechte vettigheid der aar-vmiiLid. ’ Op J^^ot water (welk in het eerfl met voor-dacht in den ontfanger gedaan was) vindennbsp;drijven, hebbende een bitterachtige fmaak vannbsp;het Sout; her blijkt derhalven , dat de aardenbsp;vol vettigheid, en meteen oliachtige ftoffè vervult is; waar uit alle dingen het zy fy uit onbezielde , of groejelijke of gevoelijke zijn, haar
een
voedfel trekt te gelijke met het Sout tor onder-houdinge van fijne natuure; welke naderhand gelijk die tot voedfel van de dieren worden, allo deelen fy ook door defe mildelijk mede, hetnbsp;fo nootfakelijk goed, het geene fy van de aardenbsp;na haar getrokken hebben, nu meer dan minder,na ieder eens flaat en gelegentheid.
Defe dingen dan als de alderwaarachtigfte beginfelen der natuure vooronderftelr zijnde,nbsp;laat ons nu dat bewijs van het eeu^juigduurendenbsp;voeder der vuuren ^ welk wy eerft voorgenomen hadden vervolgen. Wy hebben in hetnbsp;voorgaande gefegt , dat hamp;t aardfe Lichaam,nbsp;over al vol Sout en een fmeerige vettigheid ïs,nbsp;welk van de Zee door een naturelijke fuigingnbsp;eerft nagetroken zijnde , in die foutheid ennbsp;fmeerige of vette felfftandigheid dewelke onsnbsp;de Zee verfchaft verandert word ; en datnbsp;dat foo is , toonen de uitw^erkingen van hetnbsp;Zee - water genoegfaam; want het maakt denbsp;kleederen en lappen vlakkcrig, en behalvennbsp;dat het onbequaam is om defelve te w'allchen gt;nbsp;fo maakt het die ’k en weet niet door wat vui-ligheid morllig , en daarom wmrd het door hetnbsp;vette dat met het felve vermengt is, waar doornbsp;het de vlammen ik fal niet feggen uitblufcht,nbsp;maar veel eer vermeerdert, ren eenemaalnbsp;onbequaam gevonden om vuur uit te do
ven.
0eti‘
•eh“'
Wy hebben daar en boven gefegt dat het ..... ’ - - - -
het aardfe lichaam niet uit een gelijkllachti-^^'''*f^‘^**^
ge, maar geheel en al ongelykjlachtige ftojfef^^lhrt-en kluiten beftaat, alfo door de natuure binnen deinwendigfte en door de geheele weegen ennbsp;paden des Aardrijks befteld, dat fy door denbsp;dampen en uitwaalfemingen van \ onder aardfe vuur verwekt die of die Mijnftoffe, welknbsp;met ieder Mijne beft over een Hemt (alwaarnbsp;een fwavelige gefleldheid van de kluiten isnbsp;Swavel; alwaar een quikfilverachtige Quik-filver, en foo van de reft) door hulpe van hetnbsp;Sout en het genoemde fmeerige vet vóórtbrengen. Maar nademaal dufdanige ftolfennbsp;van het onder aardje vuur aangetaft merter tijdnbsp;door de geduurige branden verteert worden,nbsp;foo was her noodfakelijk, dat wederom anderenbsp;geduurig in de f laats gefteld wierden. Ennbsp;hoe dat fulks gefchied, laat ons dat eens uithalen.
In het voorgaande is gefegt geweeft, dat de Zee door de invloejende kracht van de Sonnenbsp;en Maanegaande gemaakt zijnde en in een ge-duurige en onophoudelijke beweginge van Eb-be en Vloed is , en door de jaarlijkfe ftormen,nbsp;geft-ftoffen , en dagelijkfe bewegingen der'^quot;^'*nbsp;winden en onweders beroert wort,door welkernbsp;geduurige aanporringe de Zee tfaam-gedrukt
Vt
voedfel trekken. De Wormen de eigen foonen j zijnde door de verborgene wegen van de grond
van defe aardfe vettigheid, worden foo met defelve vervult, dar fy door de Smelt-konft toebereid zijnde, als geheel en al tot een oliachtige vettigheid fchijnen ontdaan te worden, een vettigheid die tot veele fwakheden dien-
dewelke van fwavelige, foute,cn vandege-feidegeeftenvandie‘i^cï/‘cdaar hy veele van heeft vol zijn , tot de binnenfte ka-meren van het Aardrijk verfpreid word, en alwaar hy een ftoftè vind, die bequaam is gt;
die
IV. Boek , Beschryvende het Vuur. die bevrucht hy door fijne fadelijke kracht, en het voeder welk door het Ca ________ _ vuur verteert was Verfiet hy met nieuwe lijftocht: en óp defe wijle houd hy door een feekere eeuwigdurende omlopinge het voeder van de brandbare ftoffenbsp;van het begin der dingen af tot in de toekomende eeuwen toe, ja felftotde voleindinge |
227 der Wereld toe gaande. Maar op dat defe dingen noch klaarder blijken, hebben wy voorgenomen fulks met de eenige befchrijvinge van den Berg ayEtna te bewijfen terwijl het metnbsp;al de Vuurbergen op eene en defelve wijfe gelegen is. |
Het VIII. HOOFTSTUK. BESCHRYVINGE van den ^ T N A.
cb
--------- , nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-------r ------D- J^ttiin is hy als verbrand door Aflche en Puim- p. van brand-Itotte b.areftofSï. Ff Oc ik in het JaariÓ3 8. Sicilien befag, 1 § Mnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voorgenomen om den | Berg (:,ylitna die by alle Schrijvers foo! beroemt is, te onderfoeken, dat groot en al- inbsp;der beroemfl; voorbeeld feg ik, van de branden-1nbsp;de landen, en foo by na van alle andere gloe- jnbsp;den die of in Zee of tm het land woeden; ja jnbsp;door dit eenige fchou-lpel der nature alleen is jnbsp;Sicilien verwonderlijk. Door dien mennaau-|nbsp;wclijks een Schrijver of uit de oude of uit de Inbsp;nieuwe vind, dewelke niet de kracht van defe jnbsp;Woedende natuure rot verwonderinge en ver- (nbsp;baaftheid verrukt heeft. Maar door dien fy inbsp;echter de waare en rechte oorfaken van foo,nbsp;groote uitwerkingen alleen maar van verrenbsp;befchouwt hebben, foo fullen wy een weinignbsp;nader komende, die dingen, die in defe laatftenbsp;tijden volgens het geene ik felve gefien hebbe,nbsp;van my ondervonden zijn, en derfelver geftelt-heid vervolgen, en de oorfaken van Ib vreemde uitwerkingen op het bequaamlle trachtennbsp;te toonen. Den Berg e,^/istna dan is een eenigen berg, fijn kruin tot dertig duifend treeden na het Afpunt of de Spil, gelijk van Maurolycus en Cla-vius j die dellelfs hoogte Landmeterlijk uir-gereekent hebben, orn hoog fteekende; fijnnbsp;breedte onder aan fijne verfpreide wortelen,nbsp;is van feftig, of gelijk andere feggen honderdnbsp;duifend treeden, met vette omleggende Ak-kers, Wijnbergen , vruchtbaar van weiden,nbsp;en bofchachtig door de veelheid van Pijn,nbsp;Beuke en Denne-bomen; maar op fijn hoogfte .¦“«fe {teen; hy gaapt door een feer wijde kolk van twaalf mijlen in fijn omtrek, die fich inwaartsnbsp;door een fchuinfe fteilte tot in de helle toenbsp;verengt; een fteilte die verfchrikkelijk o™ is , door deuitbarftende vlammen, rook, fo van binnen , als uit de zijden van den Bergnbsp;met een verfchrikkelijk geloei, niet ongelijknbsp;tie donder, foo vreefelijk, dat fclfs de inbeel-dinge van het foo aanftonds aanftaande vuurnbsp;en ondergang ieder een hoe flout en on-I. Deel. |
vertfaagt ook iemand wefen mocht, niet aan-flonds met het eerde aanfien verbaad, en als van'een helfchen afgrond te rug doet dein-fen. Ook twijfel ik niet of die geduurige branden die op alle tijden en in alle eeuwen hier gefien worden , hebben defe foo groote ennbsp;woede berg door hare geduurige uitwerpingennbsp;van hare adchen niet weinig vermeerdert;nbsp;welk aan allen fijden het doodachtig gefichtnbsp;der deiltens , en het adige en puimdeeningenbsp;van de verbrande rotfen, en de gedaantens vannbsp;de groote Holen , waar van ik een gefien hebbe daar meer als dertig duifent menfehen innbsp;konden, verfchrikkelijk door de Puimdeenigenbsp;kooien, alsook door de overblijffelen en puinen van de gefmoltene MijndofFe, overvloedig toonen. Uit de genoemde dode welke fy Sciurum noemen kondge op veele plaatfen vuunge fien de weegen van groote Vuur-rievieren , uitnbsp;de vuurige vloedszn het gefmolte metaal voor-defen als feekere voetdappen van groote ver-woedingen overgebleven. Op deigt;top fchij- sneeu^Bnbsp;nendeSneeuen Aflche als offy een eeuwige affehe^eé.nbsp;famenkoppelinge voor hadden, alles met een ferhmAnbsp;droevig en treurig aanfien bedekt te hebben kruin.'nbsp;welke fo veel te ge varelijker zijn voor die genenbsp;die te onvoorfichtig tot defelve toegaan, als’ernbsp;feekere meerdere diepe gaten , tot in de bin-nennende afgronden des Bergs fonder grondnbsp;uitgedrektzijn, dewelke met Sneeuwen Af-fche bedekt leggen; welke gelijk fy veele menfehen die te onbedacht en fonder leids-mannbsp;daarheenengingen ingefwolgen hebben, alfonbsp;hebben die door haaren ondergang aan anderenbsp;een exempel gegeven, dat men niet renkeloosnbsp;tot fulke plaatfen gaan moet,welke door fo verborgene kuilen en verholen bedrieg-gaten dennbsp;menfehfoo licht om hals helpen. Gelijk metnbsp;groot gevaar van fijn leven ondervonden heeft: B. Matthaus faver an ^ die gelijk hy een naaukeurig onderfoekcr der naturelijke dingennbsp;1 alfo ook van defen Berg geweed is. En op dat nieuwenbsp;jik in weinig woorden veel fegge, de geheele |
DE ONDER-AARDSE WERELD,
leen affiche en fonder faad. Defie een en ander~ maai ladende en door diiifendvuuren door dronken zijnde herfieldfijne krachten.
Want dewijle in de diepfte afgronden,’t vuur te gcenen tijde uirgeblufcht word,of het laat altijd van hjne voetffappeii na, of hitte, of rook,nbsp;of vlamme, gelijk ik veelmaal in het onderfoe-ken van den Berg bevonden hebbe; van buitennbsp;echter begint het niet als op fekere tuffclien-pofen van rijden meerder of minder na de mee-nigte van de bjeen vergaderde branbare fiof-fe te woeden; en hoe hy langer opgehoudennbsp;heeft, de ftoffe nu als tot den brand rijper geworden zijnde, hoe hy fich met des te meerder geweldigheid ontlafl;, en met de vlammennbsp;felvcgrootefandhopen opgeeft, en gelijk alsnbsp;Lucretius verfekerr.
Hy floot te gelyke (leenen iiit van een ver^ wonderenswaardige fwaarte.
i.Afde*. {lofïè van den bovenften nbsp;nbsp;nbsp;fchijnt niet an-
ders te zijn als een ongcfchikte en flordige hoop van aflehen, puimfteenen, en fleenen,nbsp;welke fy ftcen-kolen noemen; welke dewijlenbsp;die aan alle kanten en voor de in wendige mijn-ftoffigcgceflen, en buiten voor de fneeu, regen, hagel, en winden open legt, en die aan dienbsp;dingen een lichten ingang verkenen, fo moetnbsp;het voorwaar niemand wonder dunken, dat de-fe verbrande en uitgebrande ftoffè, gelijk dienbsp;altijd met nieuwe en wederom nieuwe voorraad uit den Hemel befw'angert word, dat dienbsp;ook even fo met verloop van tijd nieuwe bevruchtingen opvat, op dat fy wederom bran-de, en fonder einde dan eens en wederom dannbsp;cens barne% gelijk ooknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;getuigt,
l^e overige ftoffe en alle die vruchtbaar van vuur is j fier ft fo haafi als defèlve aangefiekennbsp;word j en in defelve blijft niets overigs om wederom op nieuws te verhalen t de aarde is al
Het IX. Hooftstuk.
De wijtte van den Vuur-poel van den Berg zyLtna is van verfcheidenenbsp;Lief-hebbers van een verfcheidenenbsp;ruimte bevonden , fommige feggen dat hynbsp;twee duifend en tachtig treden, andere dertignbsp;duifend treden, andere eindelijk feggen dat hynbsp;vier duifend treden wijt is. Maar het kan nietnbsp;gcfchieden, dat in de mond, daar fo veel geraasnbsp;is, en die door fo veele aanvallen van de woedende natuure geduurig gaande gehoudennbsp;word, defelve niet te mets wijder, te mets enger , na de gelegentheid van de tijd gevondennbsp;word; welk ook ik met de hoogde verwonde-ringe niet in den ci_yEtna alleen, maar ook innbsp;de Liparitaanfe Bergen, ja ook in de Vcfuviusnbsp;felve ondervonden hebbe; nademaalde Bergnbsp;dan wanneer het opgeven van de brandbarenbsp;ftofïè een weinig krachtiger is als nabehoorennbsp;gefchutword, en uit de khuddinge vallen altijd de hoopen welkers doffen nu brandbaarnbsp;en aan den Berg vad zijn, dewelke dan gelijknbsp;fy door een nieuwe dracht befw^angert zijn, al-foo aan de vuuren nieu voeder en voedfel geven ; en fo is het nootfakelijk dat de Vuur-kolknbsp;uit het vallen van defe berg gedeeltens wijdernbsp;gemaakt word; waar door het gebeurt, dat hetnbsp;binnende van den berg allenskens toenemende oprijd, en de ledige plaatfen van de ver-minderdeVuur-kolk vervult worden; waar doornbsp;het dan wederom nootfakelijk is dat de Vuur-kolk van den Berg van gelijke wederom naau-wer gemaakt werd: ja de Hidorien verhalennbsp;dat de Stodc van binnen door het vallen aange-gegroeit te mets fo hoog geworden en toegenomen heeft, dat de kolk in veele jaren noch roo-kennoch vuur uit gaf, en de S welgkuil voornbsp;een tijd fonder vreefe van ongemak aan dennbsp;kijkers toegang gaf, tot dat de Sourdè van eennbsp;overvloedige dode en nu rijp om vuur te vat
ten , eindelijk het jok affehuddende den Berg wederom aangetad en aangedeken hebbendenbsp;en door feer fchrikkelijke branden fo veel te genbsp;weldiger gewoed heeft, als hy meerder en toe-bereider onderfiand van brandbare ftoffe had.
Cap. IX.
HU
Dufdanig een lot of deel hebben alle Vuurbergen, dewelke nu als bedant gemaaktnbsp;hebbende van binnen door de ophopinge van^*^;Etngt;-de invallende doffe toeneemen, dan de Sourfnbsp;fe van de toebereide doffe door de verborgenenbsp;toeleggingen der onder aar dfe Vuuren aanpe-I deken zijnde, het geene fo veele jaren uitge-: worpen was ; door de verfchrikkelijke buijennbsp;der branden verteert en verfpreid zijnde totnbsp;aan den dienden afgrond des Bergs uitbraakt,gelijk lulks heden te den is; welk fchou-fpelfó vreefelijk is, dat’er niemand het hartenbsp;heeft, om fonder dat hem de hairen re bergenbsp;, rijfen, en het hooft als een tol draait, en fonder vreefe in defelve in te fien. De Swelgkuilnbsp;J is fo diep dat men die met het gefichte niet be-I reiken kan, vreefelijk door de klippen die op denbsp;I wijfe der Grafnaalden, aan de lijden oprijfen;
I en dewijle de djden door een rechte en pado-jdige leidinge der klippen dooreenevenwijdi-: ge nedergang hellen, echter fchijnen defelve, volgens de wetten der Geficht-kunde in hetnbsp;middcl-punt door de al te verre afltand famennbsp;: te lopen;welk veel Opmerkers bedrogen heeft,nbsp;j die door defe geficht-fpeelinge bedrogen zijnde gemeint hebben dat de binnenfte zijden desnbsp;'Bergs kegelsgewijfetoeliepen. In de grond,nbsp;het is wonder om te feggen, is de Berg altijdnbsp;befig om uit de geduurige opwellinge van denbsp;minerale flofïè, ’k weet niet wat te maken totnbsp;nieuwe herflellinge van den berg, nevens welke my heugt dat ik feekereGooteofRioolge-fien hebbe blinkende van gefmolten Metaal-Bezijden braken te mets door de overeenkomende
-ocr page 295-IV. Boek , BeschrYVENDE het Vuur. 229 inende doorgangen in feer veele plaatfen eenen, af zijn; alfo konnen die ook van geen menfclie-ê^^uurigen rook uit,welke wy bevinden dat by j lijk verftand genoegfaam bevat worden, en wy fi»..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r, , r ¦' fnoeten ons alleen verwonderen over dat gee- ne, welk in de onbevattelijke Majcfteit van verichrikkeiijk uitgeeft, dat fy den | de goddelijke werken niet begrcepen kan wor-^^^^^^Ivedoenbeeven. Meteen woord, die j den. Want foge de rekening der gefmolteflof-JWffij. de verwonderlijke macht van de G O E D E) fe volgens de aantekeningc van verfcheidenenbsp;en ALDERGROOTSE GOD wilbc ’ ’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• ¦ • ’ Cai Vuurcn ^nrct, ten. bti •Me datdefe «efmoUene nbsp;nbsp;nbsp;van w»r tcmcts yi.j. ziee-haven legt er vry van fterm enm- tot 1800I treden in de lengte, en in de breedte nbsp;nbsp;nbsp;maar Atna d.chtiner by gelegen,^. mkVn dan twee, drie ofvier duifend treden nbsp;nbsp;nbsp;Wwewf'ernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en bederft al vërTaevloeit hebben; fodat fich derhalven trinf'er omtrent legt: hywylen berd de berg niemand ffenoee verwonderen kan, waar van ^naer de lucht uit met een fwarte wolk, enpek-rlaar. Aree-U fn doo^W]^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;omdwarkuden fr/iookOilgloejcndevofi- «Wt ne IrSnoorfprongheeft; ter 'fel' en ^eeerft brandende kloeten om hoogden wat DlSM deamp;ri®«^f/J en fmeltfornei- 'liekt deftarren met mgenvan vlam. By v:§-ren vS Lot een ruimte verborgen heeft om len braakt hy rotftn en tngewa^,van den bergnbsp;fooveclXaien e7Mjn-fto®quot; fmelten. afgefcheurt nit fijne keet enhajfelt krakofnbsp;Maar eeliikals defe ontoegangehjke Werken krak gefmolteficeneninde lucht,en barntvannbsp;Gods. feer verre van alle menfimelijK. verftand den onderJlengrot^ op^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ •XI. Root P^'^^^^ een ontjieken vlamme \s. De Swelgkml i'erunbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^®*’^er geluit noch fonder geloei, clie fy ‘vkeolll'.-'' °*’^*-y^^^overlehrikkeiiik uitgeeft, dat fy den fchouwen, die ga tot dufdanige bergen, en hynbsp;fal verfchrikt en verbaaft door de onuitfprekc-lijke uitrekeningen der wonderen der natuurenbsp;gedwongen worden met de grootfte bewegin-ge van fijn harte te feggen. O diepte der Ryk-dommen en fVysheid Gods ! hoe onbegrypelyknbsp;zyn u'we oordeelen ^ en onnajporelyk uwe wee-gen ; door welke gy de wereld geftelt hebt! denbsp;Berg is fo j6öi’^,datmen van den felven geheelnbsp;Sicilien fien kan, ja als het eenbequamc tijdnbsp;is kan men felfs tot in Africa en Tunis fien:nbsp;maar fo de Berg door eenigonwederberoeitnbsp;word, denk dan vry dat het met ’t leven gedaannbsp;is, van die geene die daar op zijn, fo worden alle dingen door fchrikkelijkc draaiwinden , ennbsp;fneeuwen en aflehen overftolpt. Een weinig te vooren hebbe ik gefegt dat uit de lijden des Bergs in feer veele plaatfen rooknbsp;vuur vermengt vertoont word ; welkenbsp;*' ï’WAw vuur-gloeden fo fy metter tijd of door fcheidin -ge (Jes Bergs, of door eenig ander toe val overftolpt worden, dan heeftmen bevonden, datnbsp;fy, de woede of raferye des Bergs voorhanden zijnde, ook elders haar felven, door hetnbsp;buitenfte oppervlak des Bergs uittocht maken;nbsp;welk als het gefchied, fo veroorfaakt het fulkenbsp;fchrikkelijke opfperringen des Bergs, fulkenbsp;vreefelijke openingen van Holen, welke dat fynbsp;t’eeniger tijd tot defen dach toe geweeft zijn,nbsp;wy verfchrikt zijnde met verwonderinge be-Ichouwen. Ik hebbe een Hol gefien , daar gemakkelijk dartig duifend menfehen in konden, gelijk wy een weinig te vooren verhaalt hebben. Ook is daar ter plaatfe een feer donkere Spelonk j welke fy La Grotta della Balomba noemen, fo diep en fowijd, dat die geene die by den Berg wonen meinen dat door defelveeennbsp;doorgang door een onderzeefe weg is tot denbsp;^olife Eilanden. En dat uitdefe en diergelijke Holen voor defen vuurige Rivieren uitge-borften zijn, leert overvloedig een daar omtrent leggende groeve die vol is van Puimftee-nen en uitgebrande ftenen,welke de Sicilianennbsp;Scibarre noemtry. En de Hiftorien verhalen |
tijden opmaakt, ge fult bevinden, dat die fco groot is, datfy meer als twintig zyBtnas innbsp;grootheid verre te boven gaat. Maar op dat wynbsp;onfe redeneringe des te klaarder beveiligen,nbsp;foo fal ik hier een kort quot;Dag-regifier van denbsp;meeft vermaarde Branden, door welke denbsp;Berg door fchrikkelyke vernielingen in hetnbsp;ronde woedende, op veele tijden fijne branden uitgegeven heeft , by fteilen. ‘Dag-regifter van de Branden van JEtnz. I. Ten tijde doe de Janigenal fullende Ttmiide nieuwe Colonien foeken eerft haar voet in Si- van de ja-cilienfetteden,fegt Berojus j dat den Brandnbsp;des Bergs fo groot geweeft is, dat de inwoon-ders uit vreefe van verwoeft te fullen wordennbsp;het eiland verlatende hier van daan vertrokken zijn, om andere Colonien in Italien re foeken; denkende dat het geenfins voor haar eennbsp;verblijf-piaats koft zijn, daar de wreedheid dernbsp;natuure de plaatfe door foo veele en fo grootcnbsp;vernielingen verfchrikkelijk hadde gemaakt;nbsp;fo dat derhalven by defe gelegentheid de Fabelnbsp;van de Schakinge van Broferpina fchijnt inge-voert te zijn. X. De Sicanen volgende de Janigenal, door nbsp;nbsp;nbsp;^ nieuw'e buyen van den brandenden e_yEtna *rSicanen, verdreven zijnde , zijn gedwongen geweeft.nbsp;het Oofter gedeelte van Sicilien te verlatennbsp;en het Wefter gedeelte te bewonen. 3. nbsp;nbsp;nbsp;Ten tijde der Argonauten, welke als deArgonaii.nbsp;fo feer oude Orpheus gcfien hadde aldus ge-^nbsp;fongen heeft. Maarwy dienu de oevers van Sicanien^e-woonengevoelen ó Lilybsa uwe S^een ^ en wy jïen in de hoogte de vlammen vannbsp;den brandenden Aitna. die ons met droevige overvallen dreigt. 4. nbsp;nbsp;nbsp;Ten tijde van de tocht van z^neas ^ dienbsp;doordeReufenvandeftrand van Sicilien verdreven , door de brand des Bergs verfchriktnbsp;zijnde.die doodelijke ftand-plaatfe verlatendenbsp;fich elders anders heen begeven heeft; dusnbsp;lingt Virgilius lib. 3..£neid. En twijffelende waar wy henen vaaren, belanden aan de Kuji der Reufen, Een gewel- |
Onder de heerfchappye der Grieken in j 15-, In het Jaar 1444, tot 47, dan eens en dan AnnoJ444'
roe na het
oiymp.ien getiiigeiiifle vaii Thiicfdides, diefelf te defer Thlcidhie! leefde, is de Berg dr 'mnaal dooT feer fwa-
16. nbsp;nbsp;nbsp;Inhet Jaar 15-36, tot 3 7 toe.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Annoi/?^-
17. nbsp;nbsp;nbsp;Inhet Jaar 1633 , tot het Jaar 3 9 heeftAnno)633'nbsp;de brand fo veel te feldergewoedet als hy langer tijd geduurt heeft; doch terwijle feer veel
van defelve gefchreven is, fal ik my niet langer met defelve ophouden.
18. nbsp;nbsp;nbsp;Inhet Jaar eindelijk van 165-0. weder-Annoi^r^-om woedende,heeft hy uit hjn Noorder enOo-
I fter-hoek, de bergen van een fcheurendc fuik
re branden aangefteken, te welker tijd de Berg een weinig daar na wederom woedendeï^'//?^^-goras felfs in de grootfte vxrwonderinge, foonbsp;men verhaak, foudeópgetrokken hebben; alsnbsp;ook ten tijde van Hero ^ op welke ook de hi-ftorien verhalen dat Empedocles een naaukeu-rig onderfoeker des Bergs, omgekomen is
6. Uitverfcheidene Schrijvers, 'Hiodoriis,
Bolibius en andere is te fien dar den Berg ten
Roomfe Burgermeefierenvtermaal\ hetuiterfte gevaar ën fijn ondergang gebracht aan brand geraakt is.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j wierde. Siem Cater, de CatanenfAntiquit.
7. Ten tijde van C.JulmsCafar verhaalt©iö- j Bhilotheum, Mufculus en andere, j dar de Bergnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wederom gewei-1
dig gewoeder heeft, welk fy ook willen dat j nbsp;nbsp;nbsp;Eerste Toemaat.
een voorreeken van de dood van Ca far is ge- j nbsp;nbsp;nbsp;Uit defe dingen blijkt opentlijk, dar de Berg
ge uitgewerkt heeft dewelke wy met verwon-deringe leefen; en het is’er fo verre van daan, dat de Berg door de fo groote uitbrakinge vannbsp;ftoftè vermindert foude zijn, dat hy veel eerdernbsp;fchijnt toegenomen te hebben. Want dc Ctz-tanenfen zullende Pnim-fteenen uitgraven,nbsp;hebben als fy rot hondert palmen diep gegraven hadden,ftraten gevonden die met marmor-fteenen gevloert waren , en verfcheidene over-blijffelen van outheden en rarigheden; welkenbsp;dingen opentlijk leeren, dat de fteden in de oude tijden alhier gebouwt door de uitwerpfelennbsp;van den Berg, waar door den grotelijksnbsp;roegenomen is, overdekt zijn geworden. Sy word/fnbsp;EtMaZ. van S. Agatha; door welkers verdienften en; hebben daar en boven veele bruggen gevondeiinbsp;SaV voorbiddingen het gebeurt is dat de Berghoe-! van Puim-fteen. die uit de vloed der gloejende pfenbsp;tha. wel hy feer fel woedende was Catana echter ’ beeke alleen , de fachtere aardfe ftoftè verteert ‘nbsp;niet heeft durven befchadigen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^zijnde, voortgekomen zijn ; ook laat fich de
Tennde 10. Teil tijde van Caret de groote in het vlamme uit de verhoogde aarde te mets eens van Card Jaar 8ix, die ook evcii gelijknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;na men ficn, te mets verdwijnt die weder; welke
eGrootf. nbsp;nbsp;nbsp;woedinge des Bergs ver-; openbaarekenteekenen zijn van dat de grond
fchrikt zijnde fich na een veiliger plaatfe bege-, verhoogt is.
weeft; want men fchrijftdat de gloed fo groot' de ftoffe verteert zijnde, nu een meerder dan is geweeft, dat de zee tot Lippara toe door een minder tijd opgehouden heeft van bran-hare hitte de fcheepen felfs verbrand heeft, al- den, tot dat hy met een nieuwe voorraad vannbsp;lede Viflehen dodende en gaar makende, en brandbare ftoftè vermeerdert zijnde , eindelijknbsp;dat fo binnen twintig jaren den Berg viermaal uitbarftende , die omkeeringen en vervvocftinnbsp;gebrand heeft.
y.caj.csef. 8. Ten tijde van nbsp;nbsp;nbsp;negen en veertig
Caligula, nbsp;nbsp;nbsp;Chrijius, heeft de Berg wederom foo
Adrian us it op dennbsp;Berg (lenbsp;klommen
feer gewoedet, dat Caligula fich doe ter tijd in Sicilien onthoudende van fchrik voor de nakende quaden bevangen zijnde , Sicilien verlatende,, fich na een veiliger Leger-plaats begeven heeft; in tegendeel verhalen fy vannbsp;Ven Kei/er den Keiler Hadriamis ^ dat hy terwijle dennbsp;' Berg noch brandede, echter na de grootheid van fijn gemoed, den Berg een ftukweegsnbsp;opgeklommen is, om fo groote wonderwerkennbsp;nader by te befchouwen.
Omtrent
9. Omtrent de tijd van het Martelaarfchap
viVf
vet*
ven heeft. nbsp;nbsp;nbsp;| Maar defe dingen zijn bekent. Dit eene
Annoiiöo. II. Vanhet Jaar ii6o, tothet Jaar 1169. | echter heeft tot hier toe het verftand der nbsp;nbsp;nbsp;^
toe is geheel Sicilien door fware Aardbevingen; lofophen geweldig feer bekommert, dewijlefy gefchuddet, denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;feer fel branden- niet vatten, w^zzr van daan altijd nieu en
de heeft door een groote verwoeftinge alle de; derom nieu voeder voor de verflinding van fo rondom leggende plaatfenomgekeert, met dennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vuuren verfchaft word, en hoe de
ondergang van de Cathedrale Kerk van Cara- Puim-fteenen, Aflèhen enandereoverblijffe-
¦ len van de uitgebrande ftoftè by verloop van tijd wederom in een nieuwe bequame ftoftènbsp;voor de vuuren verandert worden. Welkenbsp;knoop op dat die los gemaakt worde.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
Vooronderftel ik eerjï, dat in de ajfchen een overvloedig fout verborgen ts y wxlk felf^^^, ii«fnbsp;hieruit bewxfenword, dat het Sout op geen^o^^^”’
na, door welke ook den Abt Joannes met al de Monnikken overvallen zijnde, omgekomen is.
Annoii48. In het Jaar 1x48. is eeii verfciirikkelij-ke brand geweeft ten tijde, doe Karei Ko-ning van Sicilien eiiArragon defe wereld verliet. nbsp;nbsp;nbsp;__________________ , nbsp;nbsp;nbsp;^
Annoijij). 13. In het Jaar 13x9, tothet Jaar 33 toe 1 lichter wijfe, als uit de loog van dingen die tot heeft de Berg op een vreefelijke wijfe gewoed | afièhe verbrand zijn, gemaakt word. Op defenbsp;ten tijde van den Koning van Arragon.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j wijfe word in fommige vochtige plaatfen, de
Annoi4o8. 14. In het Jaar 1408. onder de Koning nbsp;nbsp;nbsp;hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^e Aluin j als een blom
Martinus. nbsp;nbsp;nbsp;iop de muuren komende, als ook uit dehok-
! nbsp;nbsp;nbsp;ken
-ocr page 297-IV. BOEK , BES CHRY VEND E HET VUUR.
231
c 1 p_ nbsp;nbsp;nbsp;jtnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-
• cn der Duiven en ftallen van andere heeften , alfo houd het ook voor een tijd op , dan wan-le eerft met der felver pifte doorvochtigt zijn neer het vette en fwaveiige we!k binnen in de ft grooten overvloed vergadert. Van I Puim-fteenen getrokken was verbrand is, totnbsp;welke ^ zijn ’er plaatfe met voordacht. Ik | dat de wederom ledige openingen of gaten vannbsp;vooronderftelle tendatuitdewrZ)//-!, dePuimfteenen en Kalk met een nieuwe be»nbsp;ge Zice befet met een vette foutachtigheid tn jfwangeringe van brandbare ftoftè, gelijk ge-^cn mengfel van ander Mijnftoffige*dingen, j fegt is vervult worden. En het geene in hernbsp;^^ngroote menigte van uitdampinge ^^^'/é^jbuitenfte oppervlak van den ^Etna gebeurt, isnbsp;de geeflen der genoemde dingennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, dat dat ook in alle de andere vuur-en
trokken werdenj welke en van buitenen tot re gen hagel, fneeuw ondaan zijnde, ontremdenbsp;kruinen van de alderhoogfte bergen haarenbsp;plaats neemen ; en van binnen door de onder-aardfe doortochten der Zee heen geleidt zijnde, de ftoffe der Vuurkuilé^t met een nieuwenbsp;voorraad bevruchten of verfien, gelijk bovennbsp;aangewefen is geweeft.
Defe dingen voor onderfteltzijnde,fegge ik, dar het vuur welk in de Vuurholen gedurig fichnbsp;onthoud en in fijn kracht is, door de verborgene veefelen van de daar onder doorlopende Zeenbsp;gedurig vermeerdert word dewijlejvyde ver-
de natuur op defelve wijfe omtrent allen draagt. Ja de handelinge der nature, welkenbsp;wy gefegt hebben dat in het buitenfte oppervlak des Bergs gehouden word, houd fy ooknbsp;op den felven trant in de binnenfte Vuur-holen^nbsp;en niemand die defe dingen ter degen door-grondet fal hebben, kan daar van önbewuftnbsp;zijn.
Tweede Toemaat
Hier uit volgt, dathetwrierendefourfie Httvoed,f van het onderaardfe vuur de bewegingenbsp;Zee door een gedurige ovcrhandfe vloed envuur-uo/^»
^^^gf der Sonne uiige- j vlam-brakende bergen gefchied, dewijle fich
^ . _________^-------.----------- • -
Zee.
brandinge eeniger maten te voren bereid en bequaam maakt. En als de hagel en fneeuw
quot;'«cht
fo dikwils gefegt hebben, gefloten zijnde, zijn vette en vochtige , met hctwarme en droogs
teerde ftoffe, gelijk daar zijn de alfchen en de | ebbe beweegt wordende volgt; warit die fourf-fo feer gatige puimfteenen, door een fwaveiige | fe of dat voeder des vuurs door de oeweginge '¦^it^ok.inge enlijmigegeeften ver vult,en tot 5e j der Zee door verborgene wegen, gelijk wy nu
en door de hitte der Sonne, en 3e warmte van i welk in de binnenfte dieptens des aardrijks on bet na by zijnde vuur welk fich daarbinnen j derde fwaveiige kluiten fich onthoudgevoegt
hebbende j herftelt door een onophoudelijke bevruchtiginge van een nieuwe voortgebrachte ftoffe hetgeene verteert was; en in het buitenfte oppervlak des Bergs maken de dampennbsp;uit de Zee opgetrokken en door de gefeidenbsp;voorteelende ftóffè der Zee befwangert zijnde,nbsp;een nieuwe voorteelinge binnen de verborgenenbsp;kameren van de nu verbrande ftoffe, door denbsp;fnceuw,hagei, regen, ftoffeiien alTchen,welkenbsp;te zijner tijd die ftoffèn nu rijp zijnde,eindelijknbsp;wederom tot groote branden uitbarft. Gy fietnbsp;dan de wonderlijke en onophoudelijke omloopnbsp;der natuur in fijne werken.
Derde Toemaat.
Uit defe dingen volgt, dat de formelyke oor- d, faak van de branden defes Bergs het Vuur fel-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;oorfaah
\ei$, defofèlpke :,dëS\vzvd.en het Sout, de£»^'
quot; • nbsp;nbsp;nbsp;- -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;rL.a'_ _ i._,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•
Salpeter, Lijm, cn diergelijke ftoffèn die be-quaam zijn om het vuur te konnen voeden, van de binnenfte donkerheid der Aarde, en tenbsp;gelijke van de broejende Zee door een geduu-
onthout gefmolten zijnde, en als het feer veel regent de ftoffèn en aflchen door een feer overvloedige befproejing natgemaakt worden, fonbsp;komt daar door feker mengfel te voorfchijnnbsp;welk binnen de gatige hoeken der puimftee-nen diep ingelijft zijnde, en de fwaveiige ennbsp;bjmige gceften, die haar al over lang daar ont-bielden daar by komende, word aan ft on ts, fonbsp;baaft als het rijp geworden is, tot een 7neu'wenbsp;voedinge en queekftoffè voor \ vuur. En datnbsp;dit ficb fo toedraagt, hebbe ik door een onwe-derfprekelijke proef in de kuilen van de doornbsp;het vuur verbrande valleijen van dennbsp;Vefuvius en Strongylus ondervonden , aannbsp;Welkers meefte aflige wanden ik een menigtenbsp;Van uitgeffage Sout, Aluin, en Salpeter, innbsp;fommige ook een uitvloejingc van Lijm, Hers ^nbsp;diergeliike vette vochtigheden te gelijkenbsp;^et een feer groote menigte van Swavel gevonden hebbe. Welke'nergens anders vannbsp;baren oorfprong hadden, als ten deele uitnbsp;de affchen der verbrande dingen, uit welke
nootfakelijk een nieuwe fourffe van Sout en_ nbsp;nbsp;nbsp;_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r-jj
Salneter moet voortkomen, ten deele uit de irige beweginge voortgeteelt ; de
le die uit de kolk des nbsp;nbsp;nbsp;gedurig uitwafc-
«len , daar door de Berg kouder is, tot Swavel '’^tdikt worden; en fo komtuit Sout, Salpeter,nbsp;¦^foin. Lijm, Swavel dat mengfel voort, welk,nbsp;binnen de vofo gaten der puimfteenen en an-^foiefteenen die tot aflche verbrand zijn inge-^mkken zijnde,dat eeuwigduurende voeder desnbsp;^uurs, daar wy tot hier toe na gefocht hebben,nbsp;’^erfchaft: want dat door het Vuur aangevatnbsp;^'ijnde, gelijk het nieuwe branden voortbrengt,
endenganfehen Bergdielnffch felven geheel hoi is en aan malkander hangt, en geduurignbsp;met een fwavelig roet befet ofbefwaartis; denbsp;uitwerkende oor faak eindelijk zijn de winden xituhwtr'tnbsp;die uit de diepfte hooien uitvliegende in haren ^endt.nbsp;uitgang , en als in dc eigene halfen of keelennbsp;van die hooien, de gerekende en gedoofde Vuren aan de naaft bygelegene ftoffe hoedanignbsp;die ook zy, als met feekere Blaasbalken gaande maken en opblafen. Want dat geheel Sici-
lien
Iwaveligelichaamtjesofjeeften, welke dewy-dehoUige of gatige nauire der plaatfe,
-ocr page 298-231 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD,
is, is in het voorgaande Boek getoont geweeft, alwaar wy de wonderlijke flroomen van denbsp;Mamertinfe of Siciliaanfe engte of flraat en denbsp;onfleltenifTen of veranderingen van de Vloednbsp;en Ebbe als ookdeonverfadelijke verflinden-de kracht van de Schyllaen Charybdis, welkenbsp;dat die van èiQgefeide Bergen door het geheelenbsp;Eiland in de onderaardfe winkels op een wonderlijke wijfe be fielt afhangt van ons overvloedig getoon t en be wefen is. Van welke faaknbsp;een middag klaar getuigeniffe zijn kan, dat alsnbsp;ditCharjbdis op een ongewone wijfe ontftelt is,nbsp;ook te gelijke den Berg ^Etnadoor dien geeftnbsp;des oproers aangeftouwt zijnde aan het woeden raakt en de fwavelige hooien de geweldigere winden binnen in haar ontfangen hebbende, de brandbare ftoften, niet anders als of die
licn met ontallijke holen en gaten doorgraven j defe uitwerkinge te volbrengen het welk wy
nu aanvangen re toonen.
Ik hegge dan, dat de ganfche fioffevanhet onder aar dfe vuur fcherp en dik zijn moet, hoe-^rw^^nbsp;danige is de Swavelige enLymigeftoffe; nietnbsp;welke door een groote nootfakelijkheid van wnor-handel het Salpter gevoegt wordt, welk innbsp;fijn wefen met leer winderige of opgefwollenenbsp;geeflen vervult, en met het Swavel vermengtnbsp;en aangefteken zijnde, terwijle] het geen uittocht vindt, die kracht of dat gewelf regens denbsp;onderaardfe beletfelen die het ontmoet, oef-fent , welke wy een weinig te vooren verklaart hebben , voornamelijke fo daar rouwenbsp;Antimonium en Quikfilverige geeflen by komen , gelijk uit de kracht of force van het Ge-fchut genoegfaam blijkt.
en geweldige vlammen uitbarft.
Na de Kin- Maar als andere winden wajen, fchijnt den den waijen ^^ffia als ccnige ftilftant te maken, daaromnbsp;quot;xlrgvuu- dat de monden der openingen geheel andersnbsp;ren uit,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;als de loopende flroomen der Zeen gcftelt en
door de naby gelegene Bergen belet zijn. Maar als de wind Noord-ooft of Zuid-weft waaitnbsp;werpt den Berg na de gelegentheid of geftelt-heid der buifen dan vlammen, fomtijds rook,nbsp;en te mets vonken uit,en fomtijds de queekingenbsp;of fourffe des vuurs in den felven vermeerdertnbsp;zijnde woed hy geweldig door branden, metnbsp;een vrefelijke vloed vanwaar en Swavel welknbsp;hy uit de binnenfte winkels der vuurgloedennbsp;re mets gewoon is op te geven, met een grootnbsp;verderf van verwoeftinge, en ondergang vannbsp;de daar by gelegene Hoeven ^ Velden, Stedennbsp;menfchen en heeften. Waarvan de voor bodennbsp;zijn het geloei der hooien door de daar innbsp;beflotene geeflen het gebruis der Zee vermengt met een fchuddinge of bevinge der aarde , door welke de natuur als getergt zijndenbsp;en die banden niet konnende verdragen, ennbsp;uit zijne gevangeniffe uitbrekende, uitbarft
hoedanige zijn verfcheidene foorten van ftee-nen, verfcheidene foorten van aardfe kluiten, mengfels van Metallen en andere Mineralenbsp;mengfels, daar-en-boven Sout, Aluin,Salpeter,nbsp;Sout van Armoniac j en al wat daar ter plaatfenbsp;tot’t water toe gevonden word binnen de Bergen en feer fware Rotfen, wordt in ftoffe en totnbsp;voedfel van het vuur verandert. Temets brandnbsp;de geteelde ftoffe alleen, en defe verteert zijnde wordt het vuur uitgeblufcht, e n fijne ftant-plaatfe verandert hebbende , taft een anderenbsp;aan die naby haar is, gelijk als in lymerige aarde gefchiedt ; te mets wordt te verteerde ftoffe , nieuwe brandfaden ontfangen hebbende,nbsp;wederom als herbooren, en na een lange tijdnbsp;aan brand gefloken; welke wel, fo fy uit eennbsp;fchielijke voortteelinge in een groote overvloed te voorfchijn gebracht wordt, gelijk alsnbsp;in den zy^tna , Strongylus , Phlegaeife velden, dan fullen fy door een altijd-durende vuurnbsp;branden. De voortteeling nu van dufdanigenbsp;ftoffen gefchiedt op defe wyfe : De metnbsp;vettigheid en fmerigheid befet zijnde, terwijlenbsp;hy de verborgenfte kameren des aardrijks on-
Verder, dewyle de brandbareftoffen niet als metblaasbalkenaangebafenwas, tot fo groote'in de onderaardfe hooien gevonden worden,
te wat plaatfe dat fy kan, en even als een bran- nbsp;nbsp;nbsp;j voed dan aanftonds wederom de
dende Rivier niet alleen de Velden waar na beenderen of overblyffelen van de als uitge-toe fy met een groote macht heenen gevoert | teerde Bergen, en vervult derfelveruitgemer-wordt, maar ook ganfche Hoeven verteert, de; gelde felfftandigheid wederom met vet, en nabuur-fteden omkeert en over al veele ver-1 krijchthy toegang tot de fwavelige kuilen, fonbsp;fchrikkelijke voetftappen nalatende en Bof-; fal her daar binnen gedreven water in voedfelnbsp;fchen en Steenrotfen opflokt; van welke de^é'-' voor de Swavel verandert worden; fo tot denbsp;denk-fchriftenèitx.Hiftorie-fchryvers\o\TX)n. Ilymige wordt het tot voedfel van de lym ; fonbsp;Wy befluiten derhalven : De ftoffe des o;z- totaluinige aderen van Aluin (en foalreden-deraardfen vuurs is niet alleen Swavel of Lijm kavelende van de anderen) verandert. En defenbsp;ofgegravene Kooien, maarook Aluin, Sout, | door de verlorene felfftandigheden j wordennbsp;Antimonie , koolige Aarde en Koper-root,! wederom herfleltjhyn^io^óieysiyk, op welkenbsp;en diergelijke foort van dingen die Metallen; in het Eiland Ilvade Myneuj eenen grootennbsp;genoemt worden. Want de Swavel en hetj en geruimen tijdftilftaande, het yferweder-Lijm maken fo geweldig en krachtig vuur' om voort-gebracht wordt; in het veld van Ty-niet gelijk dat vuur welk de Bergen ’t onder-: burtinen de fteenen , welke fy Travertinenbsp;fte boven keert, de Steden in de affehen en noemen.
uirgeworpene puimen begraaft, fteenachtige ! Maar hoe of op wat wyfe de gefeidefloff'en Bergen uit de Bergen felve door een ongeloo-1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;is boven gefegt geweeft, als
felijk geweld der natuure op of uit werpt;gelijk | welke niet van de Sonne, Sterren, niet van de uit het voorgaande gebleken is; maar by het Blixem en Weerlichten , niets van iets an-felve moet iets anders gevoegt worden, om ders dat fulks uitwerkt, maar van het onder-
i nbsp;nbsp;nbsp;aardfe
Uj.
^ nbsp;nbsp;nbsp;Vuur felve gefcliied, welk fich door de
verborgene openingen of doorgangen der Rot-len , welke het brand, een toegang maakt; of lofy van het werkelijk Vuur niet onmiddelijknbsp;geraakt worden, fo worden fy fekerlijk van denbsp;^ee-vloedeii door de kracht der winden , doornbsp;onderaardfe fpleten tot defelve ingedrongen
, BESCHRYVENDE HET VUU R. 233
geraakt. Want het kan niet anders gefchie-den , of fy moeten uit de geweldige aanftoo-ting der baaren in fo enge plaatfen ^en door de beweegtnge van de geeften der brandbareftof-fe en door de beweginge van de vette hicht,nbsp;aanftonts het vuur vatten.
De iEtna (MontifgibelliJ de grootfte der Bergen, een wonder der Nature,nbsp;die van buiten met Sneeuw bedektnbsp;xijnde van binnen vol vuurs is, is gewoon doornbsp;fijne van naturen iiigefchapene kracht fijnennbsp;fchoot open te fcheuren, en nevens eenen geweldigen rook gloejende beeken van een levendig Vuur uit te braken , en dat om de i^rnbsp;Jaren eens, te mets wel die tijden vervroegende , nooit verlatende, gelijk wy uit de gedenk-fchriften der Ouden leeren; en aldus betaalt hynbsp;aan de natuure het geene hy aan defelvefchul-dig is. Van Donderdag, den 7. Maart des Jaars Ï669 tot des Maandags middag, wierd denbsp;aarde met fogroote gedurige fchuddingen beweegt , datfo wel de huifen van de flad felve ,nbsp;als die daar omtrent leggen, haar vertoondennbsp;als Kelderkens die gedragen wierden, die ge-duurig als lichamen die in haar felven geen b^e-Weginge hebben voortgingen. Alle het geweld en de raferye wierd te gelijk uitgeflort op de Hoeve Nicolojen j foo dat alles fonder eenig kenteeken over te laten onder fijne eigene puinen begraven wierd. Hierom onthielden haar de inwoonders , eer fyditnbsp;fo droevig Treur-fpel befchouwden, veele dagen op het veld haar huifen verlaten hebbende, en als fy eindelijk fagen dat de aarde opnbsp;veele plaatfen opgefpleren was en gaapte,nbsp;welk warelijk fchrikkelijk genoeg om fienis,nbsp;zijn fy alle met vreefe bevangen geworden,nbsp;en wierden als levendige lijken ; daar na benbsp;omtrek groot is. Defe openinge braakte feernbsp;veel vuur uit, en veele fteenen, waar van denbsp;kieinfte by na drie Qantaren fwaar was.nbsp;En de floffe des vuurs welke in de lucht geworpen wierd verfpreide fich tot twee mijlennbsp;verre in feer kleine deeltjens, en de gedaantenbsp;hebbende van een vuurige flagregen deed feernbsp;veel quaads aan het daar by en omleggendenbsp;Aardrijk. |
Wanneer die genoemde rafende Berg van malkanderen fpleet, verwekte hy fuik een gekraak en Aardbevinge, dat ik de fchrikdaarnbsp;van met geene woorden kan uitdrukken , hetnbsp;gefchreeuw en getier van het volk van Cata-nea, als het welk dacht dat de wereld verging,nbsp;vermeerde dit gekraak. Maar defe dingen zouden dragelijk geweefl zijn, indien het quaadhier by was gebleven;nbsp;maar dit woeden ging noch felderaan , verge-felfchapt met de raferye van de tweede openinge ten drie en twintig uuren, en niet langnbsp;daar na met die van de derde; en ieder der fel-ver braakten om ftrijd fo groot een menigtenbsp;van Vuur en Sand uit, dat de velden door dennbsp;levendigen Brand rood Bonden, en de fladnbsp;als met fwart Sand overdekt wierde. En al dat Vuur liep tot twee beeken den Monff iliero als orahelfende en aan de kantennbsp;likkende, die even gelijk een Eiland ofRor-fteen uit het midden der vlammen uirftak. Eennbsp;van de Beeken verteerde Malfafföjceni^c weinige huifen flechrs van den val bevrijd blij- V'erhaal 'ban den %rand 'ban den Berg Mtns, (in het Italiaans eigentlijk genoemt Montis-gibellij en 'ban die dingen 'ibelke opdefel'bege'bolgt ;^ijn den 7. Maart anno i66p. In het Italiaans bef :hre'ben 'ban den Heer M. Petrus Squillacius Catanehfer Vriejier;nbsp;en nu in hetDuitsbertaalt ,gelijhr'tbijs alsbolgt. te-filter o ^ die men fegt dat een half mijl in fijn gonnen fyna Catanea te vluchten, elk mede jvende; die beek wierd wederom gefpleten in nemende, dat hy in foo groot een verwerringe: twee beekskens, waar van het eene liep in het en ontfleltheid naafl by der hand vond, hetjronde Veld,’t ander in dat van S. Pieter. Maarnbsp;Overige voor die het maar eerfl bergde daarla-; een van de voornaarnfte beeken overviel denbsp;tende; en by hopen plenkende, en de barm-j Hoeve van Mon fpiliero _, foo dat het nooitnbsp;hartigheidvanS.Aachtaanroepende, hebben meergefien, noch eenige gedachrenifïe vannbsp;fy haar in de Hooft-kerke begeven.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;die plaats meer overig is. Dat vermeerderde OndertufTchen redeneerde elk na her ver- de fmerte geweldig , dat de alderheiligHe fland dat hy hadde, over de oorfprong van defe Moeder van de. Boodfehap ^ de lieve Vrouwnbsp;fo dik wils voorvallende Aardbevingen, en na van Monfpilierogemamp;mt, inde vlammen be- |
ONDER-AARDSE WERELD,kermen entranen van bloed voor haar borften op hare aangefichten floegcn , op welke rijdnbsp;het feer veel fand regende. Verders van twaalf uuren tot drie-en-twin-tig uuren des Dingfdags , maakten de gefeide vuurige openingen foo groot een geraas, darmen in lange niet hooren konde. En dat wasnbsp;te fchrikkelijk, dar veele Dieven defe gele-gentheid waarnemende, na alle plaatfen lie- 234 nbsp;nbsp;nbsp;DE II. Afdie- glafemakers in hare winkels gebruiken, meer na het bleeke als na het roode hellende; en alsnbsp;het in de lucht quam wierd het geheel lichtnbsp;verdikt , en daar uit quam Sc'mra voort,nbsp;welke veele vuurige fteenen op een hoo-pende , hjne ftrekkinge groot maakt, ennbsp;op dit levende vuur verbreed en ópgetrokken word, boven op fijn rug en Rotfen en Grafnaalden uit de bovengenoemde verftijfde ftof- fe formerende. En te wat plaatfedieftoffenu ipen die door het vuur onder de voet geraakt tot een fwarten Steen {Arjiccius) geworden waaren , om te fteelen , en fes menfchennbsp;¦zijnde , komt daar door nooit eenig gras te die haar op de velden onthielden ombrach-voorfchijn. De buuren van de naafte hoeven ten. in Mafcaluciaj S.Tetro ^ Muflerblanco, Cam- Op Woenfdag ten twaalf en dertien uuren, jen. Vrouwen alle pracht van klederen wegwer-| bewogen wierden. pende , een hairen rok aantrokken even eens De ganfche Geeftelijkheid en al het volknbsp;als die die Poenitentie doen , en fy betuigden vannaby quamen defe heilige Reliquien te ge-haare droefheid, door fo groote kaftijdingen, moete, met hare aangefichten regens de aardenbsp;dat fy haar felven byna Martelareflen maak- leggende, met tranen van levendige vuur, dienbsp;ten, de kleine kinderen volgden het voorbeeld i haar ten oogen uitborften. In al die plaat- Vaders Francifcanen, een man van een groote | wierde, begonnen die helfche keelen haar ge-heiligheid het woord, op dat hy door fijn hart- j luiden in te houden , en de fchrikkelijke aard-brekende redenen, een flagregenvantraanen 1 bevinge wierd gedwongen re wijken voor de po Rotmdo , en andere , vreefende dat ook eindelijk het vuur haar foude overvallen, terwijl het alles fofnellelijk doorliep, zijn na Cannasnbsp;of Catanea gevlucht, eerft hare Threforennbsp;geopent en her geen tot levens onderhoudt vannbsp;noden was mede nemende, en geheele achr dagen lang hielden de menfchen niet op by hoo-pen en troupen derwaarts aan te komen; totnbsp;darter in de Stad niet ’t alderminfte celletje ofnbsp;keldertje meerder overig was om iemand tenbsp;herbergen. De Aldereerwaardigfle Bifïchop belafte na fijne gewonelijke miltheid en forge, datmennbsp;voor den tegenwoordigen tijd fommige van dienbsp;menfchen in ’t Gafthuis, fommige in de Kloo-fters, en fommige in byfondere huifen foude innemen, aan delelve veele ververflingennbsp;fendende. Het geween ,de boeten, gebeden, omgangen, Predicatien, vallen, onthoudingen, gebeden van veertig uuren hielden in geene Kerken op, en veroorfaakten fuik een droefheid, datnbsp;felf de fteenen zouden hebben moeten fchrei- Ook moet niet vergeten worden, dat de van haare moeders Op den IX. Maart van de gefeide maand, i wierd ten X3 uuren de alderheiligfte arm vannbsp;deAmafoon van Catanea deonverwinnelijkenbsp;Aacht, van den Heer Nicolaus Tudifcus, innbsp;het gefelfchap van den aldereerweerdigftennbsp;BifTchop en Raad na buiten op de vlakte vannbsp;S. Dominicus gebracht, alwaar een Altaarnbsp;recht tegen over den brand opgerecht was, dewelke men daar van daan fien kon , op datnbsp;en oog en herte door dat fchouw-fpel verflagen zoude worden. Daar dede Vader Franci-fcus Ayala, Meefter der Nieuwelingen van denbsp;uit de oogen foude lokken. De Vlakte van S. Dominicus was overal vol en befet met menfchen, die op het aanfehou-wen van de heilige Reliquien, met fuchtingen. |
doe de faken nochflimmerfcheenen te gaan, wierd de alderheiligfte Sluijer van S. Aachtnbsp;door den feer eerwaardigen Biflêhop die eennbsp;kroon van doornen op fijn hooft hadde, in tegenwoordigheid van den Raad ook metkroo-nen van doornen op haar hooft, van al de Regulieren ,Gefelfchappen, en Geeftelijkheid al-telamen hare Poenitentie-kleederen aanhebbende ; en als men gekomen was tot de Vlaktenbsp;van onfe lieve Vrouw de Concordia, wierd datnbsp;Vuur door de alderheiligfte Sluijer befworen;nbsp;naderhand gingmen na Mafcalcia toe, de alderheiligfte Sluijer wierd op een riet-ftok gedragen , die met voordacht daar toe gemaaktnbsp;was, welk de Heer Petrus Statella, Schat-mee-fter van de Hooft-kerk in fijne armen droeg,nbsp;vergefelfchapt met veele Canonniken, de drienbsp;Geiworene, de Heer Joannes Paternus, en Ca-ftellanus Capitein van het Gerecht, te famennbsp;met Bragildus, en veele Soldaten envierdui-fend Devotariflen, feggende en lefende onderwegen feer veel gebeden van S. Aacht en andere Heiligen; en door wat plaadendatmennbsp;ging hoordemen een groot gefchrei en geween,nbsp;o groot, dat felf de heeften met medelijdennbsp;fen verkoftmen in de herbergen niet alsnbsp;Wijn , om datmen wegens de verbaaftheidnbsp;en vlucht der inwoonderen geen Brood vinden kon. Onderwijlen terwijlmen tot Mafcalcia gekomen was fagmen daarop eenenfeerhoogen Berg een Altaar opgerecht , alwaar Vadernbsp;Cyrillus CalTia een Jefuit predikte ; en alsnbsp;fijn Predicatie uitwas, deed den HeerSchat-meefter de alderheiligfte Miflè , en eindelijk wierd het vuur door ’t Vaandel van de Alderheiligfte Sluijer befvvooren. Maar ó grootnbsp;Mirakel! doe de heilige Sluijer ten toon gefteltnbsp;deugt en kracht van de Heldinne de Heiligenbsp;Aachtjtn fijn loop veranderende ging hy door,nbsp;door S. Jean.de Galcrmo; en na dat de alderhei-ligfteSluijer fo groot een mirakel gedaan hadde hebben |
IV. boek, Beschryvende tiet Vuur. 235
hebben fy defelve na de Viiiir-gloed van iV///- jdatge niet gelooft foudec hebben dat her regen-fler-blanci gedragen, op dat die ook het andere: de, maar dat de wateren met emmers uit den gedeelte des vuLirs bedwingen, en het geheelej Hemel gegoten wierden. Doch alle de men
' Ap,
volk verquikt worden zoude.
Op Maandag, den 14.van de gefeide maand, wierd te rechter tijd de alderheiligfte Sluijernbsp;gedragen na het land van S. ‘Piet eren de Cam-fus Rotmidus j als in welke plaatfen her mee-fte gevaar voor den brand was, gelijk ook warelijk veele huifen van die plaatfen verbrandnbsp;zijn: maarfo haalt als die alderheilislle Reli-
fchen, die de heilige Reliquien droegen , niet een fier om die fo groore flag-rcgen gevende,nbsp;wilden met een meerder dodinge van haar fei-ven de alderheiligfte Sluijer in datonwedernbsp;met een hoogc en diepe eerbiedigheid na denbsp;Hooft-kerk geleiden.
Francifcus FuUica^ aan die geene, geeneTcha-de deed, die van de Gordel van deonverwin-
heilige Brood proefde. Ten fel ven dage hoorde de BilTchop en den Raad, dat die Bee-
Op vrydag den 14. van defelve Maand, wierd een algemeene Communie gehouden;nbsp;quien in beide die plaatfen gebracht wierden,! niemand walTer onder dat groot getal vaiinbsp;keerde het vuur te rug dat men het ficn kon, j menfehen , wat jaaren hy ook hadde, als hynbsp;in foo verre d^t het gaande door de huifmg van maar daar roe bequaam was, die niet van dat
temaal door het vuur verloren foude gaan; tnaar de genoemde Rapicauli antwoordede,nbsp;dat fijn huis genoeg voorfien en befchutwas,nbsp;om dat hy op een boom een klein beeldekennbsp;van de Hel dinne Aagt geftelt hadde , waarnbsp;door hy het onbedwingelijke Vuur koft in dennbsp;band houden ; en op het felve vertrouw'ende
met een levendig geloof, ging hy geruft leggen I ftonds te wecge gebracht , dat het gefei-ftapen , en het Vuur fijnen loop veranderende I de Becksken daar geftut wierde , gelijk het ftorte fchielijk als van boven neder die plaats I noch heden ten dage in de genoemde plaat-ongeraakt en ongequetft gelaten hebbende,! fe cnbeweegeliik , noch een weinig warm-
nelijklle en alderheerlijklle Heilige Aacht^kc Vuurs , dewelke S. Joanni de Galermo voorfien waren; eindelijk dede de genoemde, verteerde , verdeelt wierde in twee Beeks-Sluijer het felve Miracul in de huiRn vandejkens , waar van de eene Mufter-blanco, denbsp;Heer Francifcus Virgilliti, en Joannes Maria andere Catanea aandeed, de genoemdeHoe-Rapicauli; doe de plaats die in het midden tuf-1 ve in het midden latende, hoewel weinignbsp;fchen Li Placht en Mafcalcia legt aan brand j huifen verbrand wierden; waarom in acht ge-geraakte, walTer groot gevaar , dat defelve' nomen zijnde, darter foo groot een gevaarnbsp;plaatfe foude hebben verbrand gew'orden, als i voor handen was, wierdt het felve aannbsp;leer naby leggende by de vaft aannaderende j beide die Beekskens fchielijk met de Alder-gloejende Vuur-beeke; en terwijle hyop de heiligfte Sluijer te gemoet gegaan; maar hetnbsp;gefeide Hof-llede veele van fijne middelen I vuur wierd doe ter tijd geenfmts geheel en alnbsp;kadde, hebben alle die haar aan die man lie-1 uitgeblufcht , maar echter de loop van hetnbsp;ten gelegen zijn, en ook fijne namagen hem felve bedwongen, fo datdaarhettevooreninnbsp;geraden, dat hy, terwijle hy de vernielinge van de tijd van vier-en-twintig uuren een mij-fijnehuifingenietkondevoorkomen, ten min- Ie verre was doorgelopen, naderhand in ee-fte het geene hem nodig was daar van daan! ven foo veel tijds door het Wonder-werknbsp;dragen laten , en niet toelaten foude dat dat al-j van de 'VieilïgQ ^acht j defoofeer ge-eerde
VerlolTerlTe des Vaderlands , niet verder doorliep dan twintig treden; en als men bevonden hadde, dat onder het nu uitgeblufch-te land van Mons-pilicro, een ander Beeks-ken van vuur ontdekt was, welk de Toorennbsp;van Griti wel groote fchade konde toenbsp;brengen , heeft de alderheiligfte Sluijer aan-
defelveomfettende metdemuuren van dele vende Sciara.
Veel Vaders Jefuiten, en van andere Orders , de Gordel in het vuur geworpen hebbende, hebben getuigt dat hy niets verbrand, maar
overigh
de lelvc
te in word.
Maar aleer de alderheiligfte Sluijer ten tweede-maal uitgedragen wierd , heeft denbsp;Eerwaardige Vader aan den Raad van Ca-
zijnde , gezien
een weinig bleek geworden is. Indien dan de tanca voorgcfteld , dat foo de Sluijer bui-Gordel foodanig een kracht heeft regens de |ten fijne Stad gevoerd wierde (wetende, vlammen, datalleen maar een ding is, welke; dar al her volk defelve zoude volgen) allenbsp;het beeld van de Bruid GODSnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aan-: de huifen vernielt fouden worden. Den
geroert heeft, wat zoude de heilige Sluijer niet Raad , defe faak verftaan hebbende, heeft doen, waar mede haar levende en alderheilig-1 aanftonds en recht van pafle belaft , dardenbsp;ftc hooft bedekt is geweeft ? verheugt uCa-j Heer Caftelein de ganfche ftad met gewa-tanea, dat u, terwijl gy van fo groot een Maagd I pende Ruiterye en fijne Spaanfebendefou-befchermt word.de vlammen nooit zullen kon-! cle befetcen , en dat den Capitein het fel-nen befchadigen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;| ve foude doen met veele Soldaten ; en de
Het alderheiligfte Vaandel van de Heilige! Capitein om fells de niinfte ongemakken Sluijer quam wederom, na dat het een dag en voor te komen , heeft mettoeftemmingevannbsp;een nacht buiten fijn Kas en Capelle inde re- den Biftchop alle die , die daar na toe ge-gen geweeft was, op Donderdag den veer-1 lopen waaren , in de Biflehoplijke Gevan-tiende van de genoemde Maand. Want op die 1 gen - huifen gefiooten. Baricellus liet fichnbsp;ftjd woedede de Noord-oofte Wind fodanig, met veele gewapende vinden, alwaar de noodnbsp;I. Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Gg 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fulks
-ocr page 302-23Ó nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD, I, Atdee- fulks vereifchte; en fommige Edelen verkoren! geene baden God dat hy doch barmhartigheid rot Overftens over veele Soldaten, gingen nu j geliefde te bewijfen , dankte de alderheer-hier en dan daar fien wat dat’er om ging. Doe j lijkfte Maagt dacht ^ dat fy die Hoeve van hetnbsp;wierden alle de Poorten van de Stad gefloten, Beeksken vuurs verloft hadde, welk den on-naderhand wierden diegeopent onder de be- dergang aan defelve dreigde; en tervvijlevaftnbsp;waringe en wacht der Ruiteren en Edelen die iedereen den Opperfte Schepper om genadenbsp;vanden Raad daar toe befteld waren,alle vrem-| aanriep , ftal fekeren jongen iets van eennbsp;delingen her inkomen verbiedende; en foo i e- j Meisken de Gratia, maar dewijle het een feetnbsp;mand om eenige dringende nootfakelijkheid in i kleine dieverye was,wierd hy op een openbarenbsp;de ftad moft zijn, die namen fy eerft de wape-! plaats by de Poort van de Canalen op de Kaak LiNG« plaatsvan de poort di dci j de tweede op de Lelfchappen, vergaderingen en Klooftersqua- nen af, al eer fy hem in de ftad lieten, en alle vremdelingen die by haar eenighns in vermoeden waaren, deden fy de ftad ruimen. Daar wierden drie Galgen met alles dat daar toe hoorde opgerecht, de eerfte op denbsp;plaats van de Markt, en de derde op de plaatsnbsp;van de tiende Poort. Sommige vremdelingennbsp;afkomftig uit verfcheidene plaatfen en Stedennbsp;wierden by de kop gevat, om dat men oordeelde dat het dieven waren , en in bewaringege-fonden; en fo heeftmen door GODS genadenbsp;voor alle ongemakken geforgt, en men is defelve voorgekomen. De Vaders Benediftinen bouwden een Al-aar op de plaats van haar Kloofter recht tegen over het Vuur , en droegen daar heenen metnbsp;bloote voeten, fonder kappen, gekroont metnbsp;doornen , de alderheiligfte Nagel, en feidennbsp;met een beweeglijke reden veele gebeden op;nbsp;waar door gebeurt is, dat het vuur wel nietnbsp;verder voortging, maar het behaagde de Goddelijke goedheid nier het felve geheel en alnbsp;weg te nemen; maar het vuur heeft alleen innbsp;de hoogte toegenomen, de bergen en muurennbsp;fo verfchrikkelijk makende, dat fy eeniedernbsp;fchrik aanjoegen. Het volk door het verlangen na de overwin-ninge en rufte wilde door behulp der heilige keli en boete het vuur ten eenemaaluit-bluftchen ; waarom de genoemde Vaders Be-nedidinen wederom op Saterdag den 16. vannbsp;de Maand de Alderheiligfte Nagel, op defelvenbsp;wijfe als re vooren hebben uitgebracht, dennbsp;eerwaardigften Biftchop, Raad, Regulieren, ennbsp;gefelfchappen dat werk met haare tegenwoordigheid by ftaande; en de voornoemde Vadersnbsp;Benedidinen Boegen haare lichamen tot bloedens toe, fommige op hare fchouderen , fommige op hare wangen, fommige op hare tongen, fommige op hare armen, fommige op hare borften, en fo hebben fy de Nagel op de wallen van de ftad defen helfchen Swelgkuil onder de oogen gebracht, welke de alderheiligftenbsp;Nagel fiende met een geraas minder wierd,nbsp;wanneer de H. Paftoor de alderheiligfte Nagelnbsp;in fijne hand houdende , defe ftinkende ftoftènbsp;en beftraft, en vermindert en vernietigt heeft. Op Sondag den 17. van de Maand vernederde fichin de Moeder-kerkde vergaderinge van de Heeren Edelen in feerflechte en geringe kleederen, te gelijke met de vergaderingenbsp;van de befte Burgers in hare gewoonelijkenbsp;kleederen. Het gefelfchap van de Hoeve dellanbsp;“Tunta verootmoedigde fich het aldermeeft; |
gefet, alwaar hy een geheelen dagh ftaan moft. Na het middagmaal wierd het alderheiligfte Lichaam van de Maagt dacht gefet op hetnbsp;groot Altaar van de Hooft- kerk, en alle de ge-men om het felve aan te bidden, foo gefcheurtnbsp;en gedodet, dat fy felf de alderhartvochtigftennbsp;deeden fchreijen; daar na wierd het alderheiligfte Lichaam ten 13 uuren wederom in fijnnbsp;kas gefet, met een algemeen geween en ge-fchrei van veele menfehen die met feer grootnbsp;geroep de barmhartigheid Gods aanriepen. God betuigde dat iiy op de fondaren fo toornig was, dathy als alle de Hooftftöffèn dede famen Ipannen tot barer bederf. Wantfowynbsp;fpreeken van den Hemel, die was befet metnbsp;wolken, en regenachtig,en fwanger van fchrik-kelijke winden; fo van het wker , de Zeenbsp;even eens als eenReus met de lucht worftelen-de, ftreed als om de hoogfte plaats met denbsp;Sterren , fijn gewoone paaien verre te buiten gelopen zijnde; fo van de aarde, die wasnbsp;ftik vol van dieven; dat nauwliks iemand fichnbsp;veilig verfchuilen konde; en fo eindelijk van ’tnbsp;Vuur, dat heeft alle de velden onder fijn joknbsp;gebracht, defelve met fijne vlamme overftro-mende, foo dat het felve na de ftad toe naderende , en het volk fich in een veilige fchuil-plaats willende bergen, overal onderwegennbsp;belet wierd. OpSaturdag wierdde alderheiligfte Sluijer wederom gebracht, na dat die fo baarblijkelij-ke wonderwerken uitgewrocht hadde , en fynbsp;vernachtede in de Kerke van S. Maria Jefus; denbsp;Eerwaardigfte Bifihhop en Raad , gingen opnbsp;Maandag den 18 van de Maand te i y uurennbsp;in de genoemde Kerk, met de gefellchappen,nbsp;geeftelijke en Kloofters, veel meerder gedodet dan fy ooit te vooren geweeft waren, en opnbsp;een berg niet verre van de gefeideKerk afftaan-de heeft hy de heilige offerhande van de Miftênbsp;doen doen door den Heer InnocentiusCraflus,nbsp;Singer van de Hooft-kerk , ten einde van welke de Eerwaardigfte Biftchop de alderheiligftenbsp;Sluijer genomen heeft, met welke hy de brandende Zee befwoer en belafte te vertrekken,nbsp;die defe heilige befweeringe niet konnendenbsp;verdragen, met fo groot en verdubbeld een gekraak te rug liep , dat de geene die daar omnbsp;ftonden van vreefe verbleekt wierden. En tennbsp;18 uuren op denfelven dach quam defe alderheiligfte Sluijer wederom in de Stad, dewelkenbsp;door den Eerwaardigften Biftchop felve gedragen wierd. ^ nbsp;nbsp;nbsp;Van |
RDSE WERELD, ten, want men heeft noch alles niet opgenomen ; maar dat kan ik voor vafi: feggen , datnbsp;de geeftelijke Ridders en Edelen veele goederen en befittingen van een feer groote waarde verloren hebben.
En dit, waarde Lefer, zijn de dingen die ontrent de brand van de ittna zijn voorgevallen; dewelke van den 7.Maart af tot den 28. der fel-ver Maand geduurt heeft. Weshalven ikubid-de, datge dit mijn eerfi;e fchrijven niet in vergerenheid gelieft te ftellen, en ook niet qualijknbsp;van ’t felve te oordeelen, wanneer het doornbsp;den druk het licht fal zien. Want weeft altijdnbsp;gedachtig dat alle kleine vrucht, die van eenennbsp;nieuwen boom voortgebracht wordt, altijd alsnbsp;twee-fmakelijk geproeft word, en om de foortnbsp;te kennen, en om de forme tefien. Vaarwelnbsp;en leef gelukkig.
ONDER.
II, Afdee- tot het laarfte toe, dat het ophield te branden, niet nagelaten omtrent de Monniken van denbsp;Kloofters fijnen yver te toonen, metdefelvenbsp;te verfterken, en door fijne geduurige befoe-kingen moed in te Ipreken; regens den armennbsp;heeft hy fijne liefde betoont, met aan de felvenbsp;aelmoefien te geven en defelve te hulp te komen foo in het openbaar, als in hetbyfonder:nbsp;zijne wakkerheid die infodanigeengelegent-heid vereifcht word en noodfakelijk is, heeft hynbsp;getoonc, met telkens iemand te fenden, omnbsp;van de loop des vuurs kennis te hebben; daar-en-boven heeft hy fijne bequaamheid getoontnbsp;in ’t voorfichtig en naarftig befchikken en be-flellen van alle dingen die in fo groot een onge-iegentheid ter hand genomen moeten worden.
De fchade die de Stad Caranea van het vuur geleden heeft, kan men noch niet feker we-
II. AFDEELINGE.
V J N Tgt; E
dewelke
En op het huitenfle Oppervlak, en in de hinnenfle Onderaardfe holige plaatfèn des Aardrijks de overhand hebben,
VOOR-REDEN.
Xgt;t Jivarig-heid ia het /Mnnyfennbsp;vm de oor-faak dernbsp;Winden,
E oorpduk. der Winden h^eeft ten allen tijden aan dQVhtloJophen lólwaargc-Icheenen, dat den Koninglijken Vfalm-fmger niet ten onrechten vaft ftelt, dat die uit de Schat-hmeren GODS voort-gebracht zijn, die de Windennbsp;Voortbrin^t uit uSiie Schat-kameren, die -pandek opc(e Ueu^elenderWindm, enfielt dienbsp;alle namen; en gelijkerwijs de Schat-kameren van de Goddelijke Wijsheid de onbevatte wyfè en maniere waar uit delèlve voortkomen, voor het menichelijke verftandnbsp;aanwylèn of te kennen geven, allbo toont de wandelinge op de 'vleugelen der Winden ;nbsp;wederom dat de oorlaake der lèlver lbo Iwaar zijn, dat die niet anders Ichynen behouden of be waart te worden voor hem die defelve alleen te gebieden heeft, dienbsp;alleen de felve doedt w^oeden, de lèlve intoomt, defelve namen ftelt j en dat daaromnbsp;de menlchen, daar over alleen, ’t geene ly niet bevatten, moeten verwonderen, ennbsp;dat ly daar uit leeren de onuitfpreekelijke grootheid van de Goddelijke macht overnbsp;fijne Scheplèl, veel liever te aanbidden als delèlve al te naaukeurig na te vorften.nbsp;Nademaal evenwel de Goddelijke goedheid de menfehen met verftand en linnennbsp;begaaft heeft, op dat ly door die dingen die gemaakt zijn, d’onfienelijke louden kennen , dat is, door de dingen die onder hare uiterlijke finnen vallen tot der felver on-fichtbare krachten doordringen, en hier door eindelijk tot den GROOTEN AL-GOEDEN GOD den Auteur en Maker aller dingen, door fijne onfienelijke krachtnbsp;alles befturende, opklemmen louden 5 Hier vanisdieongeruftheidderverftandennbsp;in het nalpor en der naturelijke dingen, en die begeerte der ftervelingen, brandendenbsp;van verlangen om de waarheid te weten, voortgekomen; door welke ook wy ont-fteken zijnde,Ib vangen wy tot eere van delTelfs Naam aan het onderlbek van de oor-fiahn., nature^ eigenfchap der Winden, in welk Ib wy iets lofweerdigs voortbrengen, {bnbsp;willen wy lulks niet aan onlè kinderlijke redeneringe, maar aan HEM die het willennbsp;en het konnen gegeven heeft, toegelchreven hebben.
' nbsp;nbsp;nbsp;Het
-ocr page 305-239
239
¦AP. I,
IV. boek , Van den oorsprong der winden. Het i. Hooftstuk.
Jit ........uic zijden tegen malkander en fooien j welke oorfaaknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hardnekkig verdedigt. Wy fullen te defer plaatfe, na de uerfcheidentheid der Winden verfcheidene Oorfaken j welkenbsp;echter uit eene oorfaak de werkmeefierffe vannbsp;allen beftaan , trachten aan te wijfen; welkenbsp;geweten zijnde, zaldergeene fo vremde hoedanigheid der Winden ^ geen fo buiten gewone uitwerkinge der winden gevonden worden , waar van gy de oorfaak niet fult konnennbsp;aanwijfen. Maar op datwe in een verwerde ennbsp;dniftere ftoffede mede naturelijke ordre houden , fullen wy eerft van de verfcheidenheidnbsp;der Winden en daar na ook van derfelver oorfaken redenkavelen. Seven verfcheidentheden der Winden vind oor/prong hebben. tij. lt;ge. HEt kan niet gefchieden datter altijd.; eene en defelve oorfaak zy die de Win- snbsp;den voortbrengt; nademaal de ver-fcheidenheidder winden, die in natuur,krach-t£n , en eigenfcliappen verfchillen , buitennbsp;twijfFel verfcheidene oor faken re kennen geeft;nbsp;foo dat het dierhalven beufelachtig is te feg- I 1 nbsp;nbsp;nbsp;^ fnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;trr' /nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' gen, ..... door welke de geheele klomp des Aardrijks geduuriglijk beweegt word. En eerft wel zijn daar gemeene en altyd duurende Winden jnbsp;die ten allen tijde en op alle plaatfen wajen, tennbsp;zy die van andere winden, of verfcheide hin-i-^ocfie.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;worden, hoedanig een die eeni- elijke Wind is, die wy de algemeene noe-^‘^'=ngde. ^*^''°°^”3melijkaandeGefengde Streek onbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fpeelt, uit het Ooften na het We- ften heen drijvende. z. Daar zijn‘Z£;i®lt;^é-;?clie aan fommigeplaat-en eigene en beurtige zijn , dewelke gelijk fy op eenen feekeren tijd des jaars, alfoookinnbsp;een feekere plaats offtreekder aarde waijen;nbsp;gelijk daar zijn de Ooftelijke jaarlijkfe winden;nbsp;die alleen in de Somer-tijd in Griekenland ennbsp;Egypten, en foo niet in de andere deelen dernbsp;aarde in fwang gaan. 3- Jaarlykfe Winden, en zijn of maande-%kcjoidagelykfè ,oï vuurige die na de verfcheidenheid der tijden uit verfcheidene ge-vveften der wereld waijen , en op fommige plaatfen een half jaar, vier maanden , drienbsp;maanden , twee maanden, in fommige eennbsp;maand, week dag, ofuurduuren. 4. nbsp;nbsp;nbsp;Daar zijn buitentijdige Windendie uitnbsp;de geweldige tegenaanftotinge des Luchtsnbsp;voortkomen ; gelijk daar zijn de Winden voornbsp;af na een reegen, donder enz. 5. nbsp;nbsp;nbsp;Daar zijn haafige ^ fchielijke en geweldige winden,als Draai-wiiiden, Storm-winden,nbsp;Orcanen, enz. dewelke niet als felden wajen. d. \S2Lèa.TXyi\ geweldige winden j dieinfom-nftge plaatfen uitbarften, en uit de hooien der |
Bergen, en uit de binnenfte ingewanden en Swelg-kuilen der aarde, ja ook uit de grondnbsp;der Zee en fommiger Meiren met groot gevaar voor de Schepen, om dat fy het water geweldig ontftellen en beroeren. 7. DseeLTïmdiOot Konf gemaakte Winden j als die die met Wajers en Blaasbalken w^xvatkigermnkte.nbsp;worden, ofomvermaaksen verkoelingswillenbsp;tot fommige welffels of hooien door verborgene buifen henen geleidet worden. Gelijkerwijs dan defe even opgeleide Winden ^ in haare krachten , natuur, en eigen-fchappen verfchillen, alfo hebben fy ook verfcheidene oorfaken. Want fommige komen voort door de kracht mar uit der Sonne, het vochtige verdunnende, gelijknbsp;de algemeene Wind. Sommige worden alleen door de verdunnin-ge en verdikkinge des luchts voortgebracht. Sommige, door de fmeltinge van de veelvuldige Sneeuw die op de hooge toppen der Bergen leggen. Sommige en de meefte uit de onderaardfe damp en uitwaafteminge , welke twee in denbsp;meefte winden tuflehen beiden komen. , Sommige krijgen haren oorfprong uit de opkomft van de Maan en fommige Sterren. Sommige komen voort uit de verfcheide ge-fteltheid der ontmoetende Bergen, Hoofden, Stranden , Eilanden, door feekere wederflachnbsp;of wederomfpringinge, of ook uit de geweldige drift der ftroomen des Oceaan s, of Ebbe ennbsp;Vloed der Zee. Andere eindelijk hebben haaren oorfprong in de binnenfte ingewanden der Aarde; anderenbsp;op het oppervlak der Aarde felve; fommigenbsp;in het middelfte en bovenfte gedeelte desnbsp;Luchts; de Uitwerker van alle welke is, of denbsp;Son, het Hemelfche Vuur, of het onderaardfe in ontelbare Vuur-holen verdeelt, fondernbsp;M-elker hulpe geen Wind in de Wereld kannbsp;zijn. Maar laat ons nu ieder derlelve in dienbsp;ordre in welke wy defelve opgefteld hebbennbsp;verklaren; welk dan te gemakkelijker fal ge-gefchieden, wanneer wy eerft de Befchryvinge der Winden ter neder geftelc fullen hebben. B E s c H R Y VIN G E van de WIN D. De Wind kan te defer plaatfe twee der lei aangemerkt worden , en oneigentlijk genomen. De eerfie word uit eendampigen gee-ftigenrookachtig weefen. De andere uit eennbsp;geweldige en van buiten komende of uiterlijke beweginge des luchts; en komt voort omnbsp;veelderlei oorfake, of door een geweldige uit-barftinge der flag-regenen, als in Donders , ofnbsp;om het vallen der Slag-regenen wanneer daarnbsp;een beweging van de lucht voorgaat, of in groo- |
DE ONDER-AARDSE WERELD,
240
II.Afdee- groote branden, of eindelijk door een parffin-ge der Winden. Want dufdanigeen l^k genoemde Wind j is niet anders als een be-weginge van de gaande gemaakte Lucht, ennbsp;fo is Wind in het algemeen met ^nAcïs, dannbsp;dat, welk op wat manier het ook zy de luchtnbsp;kan gaande maken en voort drijven. Van allenbsp;welke wy in ordre handelen zullen, na dat wynbsp;eer ft de befchrijvingen van de eigent l^k genoemde Wind zullen bygebracht hebben.nbsp;sefchryvin- De cigeutl^k genoemde Wind dan is , eennbsp;wind”^* dnmpige en winderige uitwaajfeminge uit denbsp;Aarde en Zee door de krachten der Sonne vannbsp;buiten en van binnen door de kracht van het onder aardje vuur uitgetrokken j welke uitwaffe-minge door de warmte verdunt of door de koude
fluiten de belchrijvingen der geener dewelke j nenons de waare redenen derfelver niet an feggen dat een enkele warme en drooge uitwa- \ ders als door fekereover-een-komftenregel-feminge j alle vochtigheid buiten gefloten zyn-1 mate. En foo iemand fijne oogen recht-draadsnbsp;doj defioffe van de Wind is. Ik hebbe gefegt een) op de wetten der over-een-komfte en regel-winderige, om wefen oizynszxxóioVlmii mare flaar, die zal buiten twyfFel bevindennbsp;legt uit de Aarde en Z.ee, en door de kracht dernbsp;Sonne van buiten^ en van binnen door de krachtnbsp;van het onder aar dfe Vuur uit getrokken. Wantnbsp;de Son verdunt het buitenfte vochtige rot dampen die de ftofte der wolken en winden zijn.nbsp;’tOnderaardfe Vuur geeft door de verborgenenbsp;en van de Sonne verdunt zijnde, de oorfakenbsp;van groote beweginge in de Lucht zijn. Hetnbsp;werk van het onderaardfe Vuur is, uitwaaffe-mige en dampige uitrokingen te verfchaffen;nbsp;van de Sonne, de felve van buiten tot een ftofFenbsp;der winden te verdunnen; want defe naby leggende verbredet zijnde veroorfaken een voort-ftouwinge van de Lucht, en hier door word de
aanhoudende fchuinfe beweginge van de drifti- verdunt zijncle een ruimer en meerder plaats ge Lucht voortgefet. Ghy fiet dandatindefe! vereifchen , de lucht die haar befet met hetnbsp;xm-titer S^^chryvinge een vierderlei foorte van, öör-j grootfte geweld en een force drift, nu na hetnbsp;derZJZt J‘^b.en vervat wordt: een uitwerkende oorfaak, j eene dan na het andere gedeelte van de lucht;nbsp;’t Vuur ten deele het inwendige, ten deele het j en nu aan de hooge kruinen der bergen aange-uitwendige , het Sonnelijke namelijk ; een ftoten wederom te rug gedreven zijnde,veroor-flojfelïjke de dampige en winderige uitwaafTe- faken fy de Tegen-wtnden-., remets met ftrijdigenbsp;minge; een formelyke^ d^jehuinje beweeginge tegenworftclende dampen vvorftelende,makennbsp;der uitvvaafTeminge; een eindelijke het goede fyverfchrikkelijkeregenftrijdingen, door welder Natuur, waar van hier na.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;[ ke fy fchrikkelijke Önweders en Draai-ftorm-
Tse Bena- £(^ yjj. jg verfchilleiide gefteltheid van defe | winden, Orcanen ^ fchielijke felle Winden met ”er winden. komt ook de grootfte Veelheid en wr- het grootfte gevaar der fchepen veroorfaken,nbsp;vmdeGe- fcheidenheid jgj- ff^inden voort, van welke enfy worden door een beweginge nu even ais
genoemt worden,eenfachten, dan als een fnellen loop vaneen lt;:/(?, fommigenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;of middag, fommigeriviere heen gedreven , en wederom meteen
tujfchen-beide Winden genoemt worden ; fo datter fo veel Winden konnengeftelt wordennbsp;als wy graden of trappen op de kant van denbsp;Gefichteinder tellen, en fy worden fodanig genoemt in opfichr van de plaats en het geweftnbsp;uit welke fy hervoort komen. En hoe wel eennbsp;en de felveuitwaajfemingenbsp;Noordelijke, voor fommige een Zuidelijke,nbsp;Ooftelijke of Weidelijke zy, fo word echter de-felve met verfcheide eigenjehappen en hoedanigheden terwijle die vloeid, na gelegentheidnbsp;der plaatfen door welke ly doorgaat, befet, gelijk naderhand zal getoont woorden.
^e wonderlijke omloop der Nat uur e.
So iemant met fijn geficht de oorfprongen
ling.
verflikt zijnde ^ dooreen fchuinjje ook te met s\ der Winden konde bereiden die foude buiten door een rechte beweeginge de Aarde enZee \ twijffel fonder fwarigheid de oorjaken der fel-gaande maakt of beweegt, verordent ten goede ver begrijpen en gewaarworden; maar terwijle
het weejenoih^zzw der felver, gelijk ook dat van de Lucht voor het geficht van allen verborgen is, is de felvet’eenemaal onfichtbaarnbsp;en ongehoorr. Alfo befwarelijk werden ooknbsp;derfelver oor faken aan ons bekent, enfy too-
van de Natuur, verkiaringenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ik hebbc gefegt eer ft, een winderige uitwa-
¦vm de Be. Jefnlfigg^ oni dc meininge van die menfehen uit ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' te fluiten,die van gevoelen zijn dat deWind een
.enkele beweeginge van de lucht is, en om uit te
jnet
vari'’quot; ur danbsp;vieinonbsp;fclen»;
fie-
0
inblafen beftaat: want indien de uitwafeminge door de winderige geeflen nietbeftonden , zoo
dat het felve, welk in de beweginge des Hooft-ftoffeltjke waters ^ ook in de beweginge of
zouden fy de Lucht met fo krachtig een bewe- j gaandemakinge der Winden j gebeurt. Want ginge niet gaande konnen maken. Ikhebbege- gelijkerwijs de Zeen verfcheidene verande-
ringen van de Son, Maane en het onderaardfe Vuur, ondergaan , alfoookde/Fi//^/^^. Denbsp;door de onderaardfe uitwafemingen be-fwangert fwelt, en verwekt in fijn buitenftenbsp;oppervlak verfcheidene ontHekeniflèn. Hiernbsp;door volbrengt hy fijnen loop van her Ooften
veefelender ^iZiiiofalpetertge uitwaajfeminge\m\\ti'^dk.znmèit leidinge derHemel-lich-uit, die tot het buitenfte oppervlak opge voert i ten ; en nu door verfcheidene Stromen gedre-c nbsp;nbsp;nbsp;j. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, r, 'ven, en aan verfcheidene Stranden en Hoofden
van het Aardrijk aangefpoelt, maakt hy kringen ; dan door tegenftrijdige Vloeden of Baa-ren opgefet, veroorfaakt hy draai-en maalftro-men. Ten eenemaal opdefelve w'ijfe drijven de dampen tot aan ’t Lucht-geweft door denbsp;kracht der Hemel-lichren of des onderaard-fen Vuurs opgedreven en verdunt, terwijl fy
¦t'3» oor-faak inde
Winden.
fommige Oofe ^ fommige eindelijkof j fteilen val de onderfte deelen aantreffendc
! nbsp;nbsp;nbsp;be-
-ocr page 307-IV. boek , VAN DEN OORSPRONG Ca p ^n vernomen worden , wanneer ly in j nbsp;nbsp;nbsp;——gt;gt; — t lucht-geweft bewogen worden uit;fo dat der-1 voorraad voor het onderaardfe vuur te weege, ö» tnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de beroerende oor faken des Oceaans de waar door het gevoedet en onderhouden word; luch. nbsp;nbsp;nbsp;welke klucht-gewejiop veelc j en verfchaft op defe wijfe door hetbeweegen l't' o. plaatfen aanhitfen en laftig vallen, want ge-j der Zee wederom nieuwe ftofïen. beroeren fy alles, dan eens maken fy alles effen , dan eens onftellen fy de lucht, nu op dele dan op geene wijfe. ’t Geene ons dan de bewee-ginge des Oceaans fichtbaarlijk in fijn oppervlak vertoont, dat drukken de dampen ennbsp;'voortjiootmge des luchts wel door een voor denbsp;oogen onfienclijkc vloejinge, en die alleennbsp;maar van ons door het gehoor konnen ge- lijk de waterige Oceaan, alfo is ook het damp geweft van de Aardkloot fekere Lucht-oceaannbsp;door fo veel te geweldiger beweginge gedreven , als de beweeg-oorlaaken en de Mafte vannbsp;de luchtige felfftandigheid uit een fijnder ennbsp;beweegUjker en om beweginge te ontfangennbsp;bequamere ftofFen beftaat. De Son, Maane,nbsp;Sterren lokken uit,verwijden,drijven op, en leiden tot de verdere woefte ledige plaatfen vannbsp;het lucht'geweft door een uiterlijke invloed denbsp;dampen, welke het onderaardfe vuur aan denbsp;zee by gefet en in de felve gelegt hadde, dewelke de dampen die tot wolken gewordennbsp;den zijn ontmoetende en van de felve befetnbsp;zijnde, terwijl fy waar fy konnen of mogen uittocht foeken, èdtverfiheidenheid cnongejla-fiadigheidder windenj, waar over haar de Zeeluiden niet genoeg konnen verwonderen, tenbsp;Weeg brengen ; en op datdefefo wonderlijkenbsp;omlo op der nature te klaarder aan den dag ko-nie, fal ik de faak een weinig hooger ophalen.nbsp;om. Hemel-lichten , Son, Maane, Sterrennbsp;'«'¦na. veroorfaken de overhandfe loop of ftroomnbsp;der zee, gelijk in de voorgaande Afdeelinge opnbsp;het wijdlopigfte getoont is. De ftroom, ofebbenbsp;en vloed der zee met een forfe of drift door denbsp;diepe en verborgene doorgangen van de grondnbsp;des Oceaans, een groote en Iwaare macht vannbsp;wateren tot in de binnenfte ingewanden dernbsp;aarde voortftouwende , maakt door de driftnbsp;der winden het onderaardfe vuur gaande, ennbsp;verfiet het felve met een nieuwe toevoer vannbsp;genoegfaam voedfel; het onderaardfe vuur nietnbsp;anders kennende dan werkfaam zijn, door denbsp;overhandsheid der ftroomen als door fekerenbsp;blaasbalken aangeblafenenontfteken, terwijlnbsp;het door andere en wederom andere veefelennbsp;der verborgene doorgangen of openingendienbsp;vol Metalen en Mijnfappen zijn doorgaat. |
DER Winden. 241voert een groten overvloed van uttwaaffemin-gen met fich, die ten deele door de aardfe doorgangen der Bergen, ten deele door de grond des Oceaans tot ’t buitenlle Oppervlak voortgeflo-ten en verbredet zijnde, vallen wederom doornbsp;haar wajingen ofvvinderigheden de Lucht, O-ccaan en Zeen laftig; de laftig gevallen en geporde Zee, wederom door de monden des O-ceaans ingelopen zijnde, brengt een nieuwe So fietgedan de wijfe en manier van den om- pt wind loop der^Nature, gy fiet hoe het Water hetnbsp;Vuur, ’t Vuur ’t Water als om ftrijd malkande- deZee.nbsp;ren weldoende, fich onderlinge voeden,koefte-ren en als door een eenmoedige overeenftem-ming tot behoudenhfe van het aardrijk famen-fpanncn;want indien ’tondcraardfeVuur geenenbsp;dampen j die een Jlojfe der IVinden zijn, opgaf;nbsp;fo foude de trage Zee byna fonder beweegingcnbsp;zijnde, lichtelijk met den ondergang van hetnbsp;aardrijk rotten-, en gevolgelijk van de nulpe ennbsp;byftand der Winden ontfet zijnde, ook nietnbsp;door het nootfakelijke onderaardfe Vuur tenbsp;hulp konnen komen ; waarom het Vuur uitge^ I blufcht zijnde de geheele natuur nootfakelijk foude moeten vergaan. Op dat dan de Natuurenbsp;door fo groot een fchade getroffen zijnde nietnbsp;foude vervallen , daarom heeft GOD door denbsp;voorfigtige Natuure die een dienareffe van dennbsp;Opperften Werkmeefter is.gewilt dat beide dienbsp;Hooftftofïen in een geduurige beweeginge fou-den zijn tot verwonderens waardige einden, over un-welke wy hierna fullenaanwijfen. Want hetnbsp;geen de levendige en dierlijke geefien in denbsp;huyshouding van \7nenfchelykelichaamdoen,^^[‘i^nbsp;dat doet de wereld-huishouding door de geeft- thMm-achtige nature der fVinden-, en gelijkerwijs dannbsp;wanneer den felve ophouden , deMenfchnietnbsp;kan leeven, alfo moet ook nootfakelijk de Winden weggenomen zijnde het aardrijk vergaan. Maar gelijkerwijs als by defe oorfake andere en wederom andere gevoegt worden , alfbonbsp;komt ook een onfeglijke verfcheidenheid ennbsp;grootfte verandering der Winden uit defelvenbsp;voort, welk niet als door weelefamelopinge vannbsp;byjbndere oor faken verklaart.echter altijt tot denbsp;voorname gebragt konnen worden; alle welkenbsp;dingen, wy nu, op dat wy nietfehijnen iets o-vergeflagen te hebben aanvangen te verklaren. |
Vm de algemeene Wind, en hoe ^ en door nbsp;nbsp;nbsp;oorfake defelve Voortkomt.
algeemeene Wind, noemen 'ftydiefoet Ooften na het PFeften verklaart hebben; \^mdie doamp;r een gedurige beweegtnge van want defe kan men niet dan in de alderwoeftcnbsp;den opgang enden nedergang der Son- Zeen,de Indife en die, die iy‘PacificumnQe-en den loop der Mane vergefelfchappen- men , en onder de G^fengde Streek legoen,nbsp;, voortgaat, welke op dat te gemakke- gewaar worden , en gelijk als de beweegfngcnbsp;hjker verftaan word , wilde ik wel dat ont- j des Oceaans en der Zee door een onfeneid-houden wierden die dingen dewelke wy boven j bare yerbinteniffe met het waajen der Win-'^^^de algemeene beweeginge des Oceaans van\denlt;^esne^ iSj alfo kan de eane fonder dcnbsp;I' Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hhnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;an-
-ocr page 308-gemeens Ifmd z.ifn. Hot de al' gcmuenenbsp;Windi'fo»’# 241 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-A Aniet zijn : en daarom moet nu hoe die j wind te weee gebracht werd verklaart worden. , nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Eneerll;welvooronderllelik,datdefe/3'/fÊ’- Indiendtn. nbsp;nbsp;nbsp;/ ocemn de mecue Wlud de Oolï-Welte ot die van het Oo- deTfrofou nbsp;nbsp;nbsp;^altijd onveran- dedJarat dcrlijk zoudc zijn, indien de ganfche Aard-ttjdeenaU kloot met den Oceaan overdekt was , want op defe wijfe foude die geen beletfcl of verhin-deringevan Bergen Eilanden, en ontmoetendenbsp;flranden vinden; welke wel de eenigfte oor-laak is , waarom die algemeene beweegingenbsp;meeften tijd aan defe aanftotende, afgebrokennbsp;word, en andere wetten van fijne voortwajingenbsp;Iioudet; tot dat hyin de gefeide foo woclienbsp;ruimtens der Zeen zijnvoorige vryheid bekomen hebbende, en met een vallen trant de Sonne volgende, fich rondfom het Aardrijk ver-fpreid. Ik voor onderllelle ten tweeden , dat de Sonne fonder voorgaande drooge dampen,wel-ke wy een weinig te vooren geiegt hebben datnbsp;door het onderaardfe vuur aan den Oceaan by-gefet worden, of vochtige v/elke de verdundenbsp;Zee felve aan de lucht mede deelt, niets totnbsp;voortbrenginge dernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kan doen. Welke dingen voBronderllek zijndei Seg ik, de dat algemeene Wind van ’t Ooften na het Weften op defe wyfé ‘voortge brachtnbsp;gebracht 'Wordy als de Son onder deGefengde Streepnbsp;vtrd. den Oceaan met fijn recht nedergaande llraa-len , nu in dit, dan in dat gedeelte na gelegent-heid van de Sonne, nu in defe dan in die van denbsp;twaalf reekenen geplaatft zijnde geduurignbsp;treft , fo gebeurt het dat door de geweldigenbsp;hitte van de altijd opfehijnende Son de Zeenbsp;verdunt zijnde , een grooten overvloed vannbsp;dampen die met uitwaalïèmingen vermengtnbsp;zijn in de lucht brengt; welke dampen en uit-waaflemingen nu verdunt zijnde , floten fydenbsp;lucht in het voorlle pad der Sonne flaande metnbsp;een feer groote drift voort, de lucht door dienbsp;voortflotinge beweegt of gaande gemaakt zijnde na dat gedeelte na welk de Sonne beweegtnbsp;word verfpreid zijnde, brengt die Wind, welke wy de algemeenenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;uithetOollen na het Wellen, te weege. regenteer- Mogclijk fal my iemand te defer plaatfe te-fmgetnder genwerpctt, dat defe voortbrengingc der dam-L^ngT en iiitwaaffemingen in denganjehen omtrek vanden Oceaan gejehied-y en dat ookderhal-ven de dampen na allen deelen verfpreid zyndenbsp;aan alle kanten of over al Wind veroor faken.nbsp;Ik antwoorde , dat het w'aar is dat de uitwaafnbsp;femingen na alle deelen verfpreid worden, maarnbsp;terwijle fy te wederzyden van het Zuiden ennbsp;Noorden een dikkere tegenkomende luchtnbsp;ontmoeten, fo gebeurt het dat defe beweegdenbsp;dampige lucht van een dunderweefen vandenbsp;dikkere daar rondom zijnde te rug gefloten ennbsp;gedreven en binnen het Koninglijke pad dernbsp;Sonne aan beide zijden gedrukt en bekneltnbsp;zijnde, geduurig van het Ooflen na het Wellen heen gedreven word, de Sonne binnen hetnbsp;felve pad voortgaande en door fijne warmte |
RDSE WERELD, nieuwe en wederom nieuwe dampige gee-llenuirtrekkcnde. Wederom, dewijledeSonnbsp;door fijn geduurig opfehijnen een groten hoopnbsp;waters uit deZee los maakt,en fo in dat gedeelte der zee al vry eenige leedigheid brengt; fonbsp;beweegen de oollerlijke baren der Zee dewelke volgen, door een fekerlijke nootfakelijkheidnbsp;der natuure , en het Zee-pad der Sonne tenbsp;geweldiger, en fy drukken en llootcn de daarnbsp;flaande dampige lucht y al voor uit na het Wellen , enkel alleen om defe ledigheid te vervullen ; waar uit die geduurige Ooll-wellelij-ke Wind door fekere wonderbare aantrek-kinge en wederom - llotinge der baaren ennbsp;dampen hervoorkomt, welke wyde Algemee’nbsp;ne noemen ; en nademaal de Sonne altijd opnbsp;defelve wijfe werkt, fo leert ook de reden dernbsp;natuure felve dat defe Wind geduurig is. Maarnbsp;dat alle defe dingen fo zijn, laat ons dat doornbsp;een proef bewijfen. Die van Aquapulco een haven van nieuw ^ Spanjen na de Philippine Eilanden vaaren, dienbsp;moeten eerll regel-rccht na den Equator of “^3 Me*'-Evenaar voortgaan , welke als fy bekomen co,nbsp;hebben, of;omtrent of byna; dan konnenfygljflfden.nbsp;met volle feilen het Schip ter goed dunkennbsp;van de winden latende; dewelke daar ternbsp;plaatfe onder de gefengde llreek en zuiderlijke en noorderlijke geduurig ooft zijn , in denbsp;tijd van feven maanden gelukkiglijk , en hetnbsp;geene wonder is, fonder ooit hare zeilentcnbsp;keerenaan de Eilanden de los Bokkas j bynanbsp;drie duifend mijlen van het Oolter Americanbsp;alleggende. Welk niet gebeuren zoude fodenbsp;Wind in die alderwoeften Oceaan en die fichnbsp;fo verre uitftrekt veranderinge en ongefladig-heidonderworpen vizs. Maar dat ès. Agemee'nbsp;ne wind in den Oceaan volgens het eerfte aan-fien der ontmoetende Eilanden, welke in denbsp;Archipelagus van S. Lafarus ontelbaar zijn,nbsp;andere ftreeken houdt, daar van is de oorfaaknbsp;en de aanllotinge der wateren de baren te rugnbsp;keerende, en de nieuwe en verfcheidene beroeringen der aardfe dampen y die uit dienbsp;vruchtbare quekerye der Eilanden door denbsp;Sonne getrokken worden; en de verfcheidenenbsp;redenen of opfichten der Vloeden en Stroo-men, door welke gelijk daar door de algemeene windhttotxèi of ontfteld word, alfo veroor-faken ook defelve wanneer fy de overhandnbsp;hebben die llormen en drajingendcr Winden ,nbsp;welke al die geene die de Indife Archipelagusnbsp;be vaaren met groot gevaar , ja verlies vannbsp;menfehen en Schepen ondervinden. Maar alsnbsp;de fchepen uit defe engtens der Eilanden gekomen , en in de Ib wijde ruimtens van de In-dile Oceaan geraakt zijn, foo voert haar dcnbsp;algemeene wind die aanftonds wederom toeneemt , tot aan de Caap de bon EJperancenbsp;anders het Hooft van goede Hoop of totnbsp;het Eiland , ’t welk wy Sint Helena noemen . Eer- |
IV. boek , VAN DEN OORSPRONG DER WINDEN. 143 Eerste Gevolg. nbsp;nbsp;nbsp;| Doch ik wil niet dat gymeint, dat defe/F/W En uit defe dingen blijkt, waarommenveelV'^^^^ een en defelve evenwijde ondeilbare DeVaatt wit de Pfei-Upftns £(¦ Unden no ilmerico iinbsp;ander denbsp;Gefengdenbsp;Streefe on- gemakkelyker unOofl-Indien na Brafil of Ta-! ruimte heen gevoert word; geenfmts; maar hy ------ nbsp;nbsp;nbsp;¦ 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' heeft in fommigeplaatfen fijne meerder breet- te; men heeft bevonden dat hy onder deSon- --------.S'quot;*- '' nbsp;nbsp;nbsp;.........'quot;V nbsp;nbsp;nbsp;1 heeft. Ên op defe wijfe word At algemeene Indien na Brafil door de beweeguige derZee nbsp;nbsp;nbsp;gnonderhoudem en Oofte-winden heen gevoert zijnde, vol-|j^^^^amp;^Jg,^Lefer dit des te klaarder mach brengen fy in feer korren tijd harereiie nadej nbsp;nbsp;nbsp;Val ik hier een jfm/ by Rellen,uit welke Wefterlijke deelen. Maar die van de Phihppi-1------1—— ^ ^ ...... ne Eilanden na de Oo(lelijke landen van America willcn,die konnen ónmogelijk het pad der Sonne onder de gefengde Streek houden ofnbsp;weder krijgen en dat door de gedurige regen-worftelinge der Zee; maar op dat fy de havennbsp;van Acapulco uit welke fy uitgevaren waren,nbsp;wederom mochten bekomen fo moeten fy hetnbsp;Schip na de gematigde flreek, nadeftrandennbsp;van hei Noorder America Bieren , op datfynbsp;hier vandaan door de Noordelijke Winden geholpen zijnde, eindelijk ter gewenllerhavennbsp;geraken. Waar uit de wonderlijke beradinge der Nature blijkt, waar door fy de Mare Ta- __________________,________—v-------- cïficim onder de gefengde Streek altijd door!nigvanhetwatera{b!ijfc;gyfuItinhetopper- t ^ nbsp;nbsp;nbsp;¦ P. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;........ ï)e nén fijne oevers belloten te fneldervloeit,by of! met die drift of force, tot ttwdamp ontdaan **quot; hv in een wiids en zijds Rrekkende vlakte ver-1 worden als in enge plaatfen, want in defe als fp'reid was alfo heeft fich de beweeginge des luchts onderbet pad der Sonne, dewelke nietnbsp;anders als een fekere luchtige en fnelle Rivierenbsp;is, die van de Noordelijke en Zuiderlijke Wolken ten wederzijden beperkt zijnde, door denbsp;kracht der Sonne gedurig uit het OoRen na hetnbsp;WeRen heen gedreven word; de Zuid-noorde-lijke blafingen te wederfijds oppallende en belettende dat hy niet buiten Rjne Oevers loopt. I. Deel. Cap. Ill raquavia kan vaaren, dan anders. Want van Brafil na Ooft-Indien moeten de Schippers alnbsp;tijd met een tegen fVïnd worftelen, van Ooft-een en defelve blafnge Ier Winden uit het Oonbsp;Ren na het Weden tot de Eilanden van de Ar-chipelagus heeft willen bewegen, alwaar denbsp;tot noch toe aangehoudene Wind van defennbsp;Oceaan, en aan de hem ontmoetende Eilanden die volBergen zijn,en aan de fo wijde ftree-kenvanhet vafte Land van China aanlloten-de, en door nieuwe dampen daar ter plaatfenbsp;verwekt uit het Wellen na het Oollen na denbsp;Stranden van het Noordelijke America re rugnbsp;gedreven zijnde, als in het ronde, tot grootnbsp;Voordeel van die geene die over en weervaa-ren, beweegt word. Tweede Gevolg. Hier uit blijkt ook , dat defe algemeene Wind, in alle de landen die onder de gefeng- altijd op een en defelve Sm**quot;^* tijd en plaatfe infwanggaat, maar voorname-lijk onder die tegen elkander llaande Tekenennbsp;welke de Son doorgaat; waarom de Schippersnbsp;eenllemmelijk getuigen, dat fy fo veel te lichter en gemakkelijker ter gewenller haven konnen komen hoe fy haar nader na de Sonne-we-gen gefchikt hebben;maar lo gemakkelijk niet,nbsp;lofy te wederzijden van ’tpad der Sonne meernbsp;als recht toe afgeweken zijn, en dat om denbsp;nieuwe waafingen der Winden ^ welke fy bevinden dat den Ooll-weftelijke Wind tegennbsp;2ijn. Want gelijkerwijs als eenRievierebin-keerkringen na ’t Zuiden en Noorden 7 graden |
hy de wijfe en maniere beter fal konnen leeren^ Proef. Verklarende de oor faken noan dc algeweene JVind. Neem een Bekken dat over midden twee palmen wijt is en doet het boorde vol koud water; dit gedaan zijnde, neem een yfere Kloot jnbsp;die over midden,een vierde van een palm groocnbsp;is ; neem defe kloot als hy door een feerfterknbsp;vuur gloeyend is geworden met een Tang ennbsp;beweegt hem heen en weer boven het oppervlak des waters, welk in het bekken is, rechtnbsp;in het midden, maar fo, dat hy altijd een weivlak van het water feekere holligheid vinden,nbsp;door welke het water op de bewegingevan denbsp;gloejende kloot geduurig na de kant van hetnbsp;bekken heen gedreven word, alwaar het vannbsp;loop veranderende te wederzijden aan de kanten van het bekken tot het tegenover-gelegencnbsp;deel te rug gedreven word. Dat ook uit defenbsp;verdunninge des waters en bewegingevan hetnbsp;gloejende yfer Windveroorfaakt word, fult gynbsp;dan bevinden,wanneet gy een Veder tegen overnbsp;de gloeyende kloot Relt; want die lal met geennbsp;gedachten ter zijden af beweeght worden;nbsp;maar altijd met een volflandige beweeginge denbsp;voortgang van de gloejende kloot volgen; welknbsp;welde oor faken van defe gemelde Wind ^ foonbsp;klaar uitlegt en vertoont, dat fy defelve alsnbsp;voor onfe oogen daar fchijnt te Rellen. Gy fult vragen eerRelijk,(y^/gt;/ deMareTaci- oftehxivm ficum ook andere Winden behalven de algemee-ne de overhand hebben? Ik anrwoorde dat ja bui- noch anUerenbsp;ten het pad der Sonne ontelbare Winden m de- Marenbsp;' fen Oceaan de overhand hebben , maar dat die dZerhZdnbsp;byfondere zijn, die uit de dampen uit de grondnbsp;der Zee door kracht van het onderaardfe Vuurnbsp;of van de Sonne voortgebracht zijnde, de luchtnbsp;op veele tijden beroeren; maar gelijkerwijs dienbsp;Oceaan leer wijd is, alfo verdwijnen die ver-fpreide dampen die metter tijd als flap wordennbsp;te gelijke met de Wind. Gy weet dat het Bufnbsp;kruid in wijde velden aangeReken zijnde niet feer naauw beperkt of beknelt zijnde, verfpreit en verdrijft het alles met een greote driftennbsp;geweldig gekraak ; welk ook van de Winden in dufdanig een Oceaan kan gefeghtnbsp;worden ; anders gefchied in de Zeen welke door verfcheidene Eilanden verdeilt zijnde, door de groore hindernififen der vaRenbsp;landen bedwongen worden ; want de Winden in defe verfcheidentlijk wederom geRuit,nbsp;H h Xnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en |
AARDSE WERELD, welke alfo hy fich om de aan allen zijden be-fette lucht ter zijden niet kan verfpreiden , fo rukt hy te gelijke met het vuur om hoog gedreven zijnde, de omgelegene lucht met fich;nbsp;dew'elke fich op darter niets ledigs blijve, in denbsp;plaats van de weggaande verdunde lucht fielt;nbsp;en uit defe beweginge komt voort die ÏVindnbsp;welke wy in groote Branden gewaarworden.nbsp;En dat dit fich fo toedraagt keren wy door denbsp;volgende proef. Proef. Welke de Wind allee^i uit de beweginge des Luchts ‘voortgebracht ‘vertoont. II. Afd EE-tlNG. Of de Al-gemeene Wind doornbsp;andere winnbsp;den kan 6e-let of verhindertnbsp;morden; Uit het voorgaande blijkt, dat dc wind ook temets niet uit de dampen en uitwaaflemin-gen, maar alleen uit de beweginge des Luchtsnbsp;het ledige vervullende voortgebracht zijnde! de lucht door fijne warmte en licht verdunt;nbsp;kan opkomen; gelijkerwijs in groote brandenverdunt en om hoog getrokken zijnde,nbsp;gefchied, op welke in het gemeen wind volgt.) voert de naaftbyleggende lucht met fich wech.nbsp;Maar hoe defe wind voortgebracht word zal ik jen by gevolg vloejen tot het felve gedeelte toenbsp;gaan verklaren. Hetisfeker dat door de hitte |de wefterlijke noch niet verdunde deelen desnbsp;van een geweldigen brand de omgelegene | luchts, en op defe wijfe word die ochtend-be-lucht op het alderhoogfte verdunt word, de-|weeginge verwekt. 244 nbsp;nbsp;nbsp;D E O N D E R en van gelijke met nieuwe dampen vermeerdert zijnde, verw^ekken fy groote ftormen en gew^eldige T)raai-winden j gelijk de Zee-lui-den verhalen datindcindife Archipelagus ennbsp;in den Oceaan tuffchen Japan en China voorvallen. Gy zult ten tweeden vragen, ofdeopgeko-mene PFinden den algemeenen Wind in hetpad der Sonne Jelve beletten konnen ? Ik antwoor-de dat in den wijden Oceaan fulks niet gefchie-den kan , om dat alle ftofFe der Winden, ennbsp;door debeweegingedes Luchts en der Zee in-geflokt wwd, foo dat die aan de algemeenenbsp;geen belet konnen doen; ja fo daar te mets eennbsp;fterker wind opfteekt,die wanneer hy denbsp;meene ïVind ontmoet voor defelve als voor eennbsp;waardiger aan de zijden wijkende, keert fichnbsp;en word met de Zuidelijke of Noordelijke alsnbsp;fijne makkers gevoegt. Ik hebbe gefegt in dennbsp;wijden Oceaanj om dat fo haafi; als fy de flran-den der vafte landen , of de breedgeftrektenbsp;llreekcn der Eilanden naderen, fier dan voelennbsp;fyde banden van haare holen gebroken hebbende andere bewegingen der winden , doornbsp;welke de algemeene wind niet alleen geftoort,nbsp;maar ook als tegens de befpringingen van de te-gensftrijdende vyanden gedwongen word fichnbsp;te vertrekken , tot dat hy wederom fijne oudenbsp;vryheid krijgt. Derde Gevolg. ^at de IVind te mets uit de natrekkinge der omgelegene lucht hervoorkomt. DeWind cntjlaat tenbsp;mets uit denbsp;bewegingenbsp;•van hetnbsp;leedige. |
Leg op de Haartf ede van fekere Kamer een Vuur aan j de deuren en venflers dicht toe-gejloten zijnde j, engy fult bevinden dat aan-ftonds door de fpletcn der deure een fterkenbsp;Wind inkomt, als door een fekere verborgenenbsp;kracht aangetrokken zijnde, dew^elkc geen andere oorfaak heeft, dan dat de lucht in denbsp;kamer zijnde te gelijke met het vuur buiten denbsp;Schoorfteen gedreven word, en die weggedrevene lucht,terwijle die nootfakelijk een anderenbsp;lucht van nooden heeft welke de plaatfe van denbsp;weggaande vervult; fo gebeurt het hierdoor,nbsp;dat de buiten zijnde lucht medelijden met denbsp;in nood zijnde natuure hebbende , ook doornbsp;de aldernaaufte fpleten, fcheuren en gaten fichnbsp;meteen groote drift indringt, om te belettennbsp;datter niets ledig blijve , van welke de natuure foo groot een afkeer heeft. En hieruitnbsp;word ook afgenomen, waarom des morgensnbsp;mot\\Qt{c\\omer-\ic\\x.mee(i altijd voor het op- tijd eff'’nbsp;gaan der Sonne een lieffelyke Windgevoeld^^'^^^nbsp;\word ; omdat namelijk de opkomende Sonne |
Van de Beurtige o/Jaar-winden, icelke de Grieken Etefiai noemen, en
Cap. III. nbsp;nbsp;nbsp;Arïflotelife gelijk ook haar Meefler I 1 wenden en keeren haar wonderlijk, in her geven der redenen van die Winden,nbsp;welke fy Jaar-winden noemen, die met hetnbsp;opgaan van deHonds-fterre of in het begin vannbsp;de Honds-dagen Griekenland dat dan geweldig heet is met hare koele blafingen fo goeder-tierentlijkverquikken , en van het Noordennbsp;ontvloden zijnde by nacht wel bevonden wier-den niet, maar by daag ja al te blaafen, welkenbsp;ophoudende,volgden deWinden vznOrnithionnbsp;en Chelidon uit het Zuiden fo fchadelijk voornbsp;Menfchen en Beeften. |
En wat de Jaar-winden aangaat; de oor-fake daar van feggen fy te zijn de fmeltinge der Sneeuwde hoognoordelijke bergen van hetnbsp;tegenvoetige geweft, dewelke gelijk die van denbsp;ftraalen der Sonne gerreft en tot dampen ontdaan of gefmolten zijnde by daag een IlofFe dernbsp;Winden verfchafien, alfo dwong de genoemdenbsp;fmeltinge van de Sneeuw die by nacht met denbsp;Sonne als een beftand fcheen gemaakt te hebben, van gelijken ook de winden dat die niet ennbsp;waaiden. En dit is de meininge van Teripatus van de herkomfte èietJaar-winden'f^Q\k.t dat die vals is, |
Cap. in
Jaar
einden
¦lt;^oortuit
^¦‘“Pdete-
i^-lt;gt;oetige
komt; foo is’er feeker geen reden, waarom fy ook niet in defelve tijden Mofcevien, Polen,nbsp;Duitfland, Hongatyen, Vrankrijk, Spanjen ,nbsp;Engeland met defelve blafingen doorwajennbsp;zoude. Maar die geduurige Jaarvvindcn vannbsp;veertig dagen verneemt men met het opgaannbsp;van de Honds-fterre nergens in defe landen,nbsp;als wel in Griekenland. Soo kan dan de reden
maanden met fijn tegenwoordigheid en licht begeeft; foo befluit hy waarelijk daar uitnbsp;ten onrecht dat de Jaar-’winden om het afzijn der Sonne de Sneeuw in dar geweft nietnbsp;fmeltende by nacht niet wajen, en om deftelfsnbsp;tegenwoordigheid by Jaag ai; hoe defe dingen met de beginfeien der nature overeen tenbsp;brengen zijn, laat ik over aan de verftandige
IS, ik met 4 be wijsredenen toone. Want fo uit de I hy inde Waag komt, in het tegenvoetige ge-tegenvoetige bergen met Sneeu bedekt en door j weft geduurig dag is: Dewijle dan de Son de kracht der Sonne tor dampen ontdaan of ge-1 nooit het tegenvoetige geweft een halfjaarnbsp;Imolren zijnde , die Jaar-'wind , die in dejlang, of fogy de verdere hoog Noordelijke ofnbsp;Honds-dagen in Griekenland waait, hervoor- Riphsife Bergen daar by neemt vijf of vier
Griekenland bylonder is, foo is het ook noot fakelijk dat de oorfaak daar van geen algemce-ne maar byfondere zy, niet een die afgebracht
nigte van vochtigheid die defelve aan alle kanten omringt en fo koud is, ongefchonden bewaart blijft. Want ik erken geen andere Joort
van de Sneeuw der tegenvoetige Bergen niet onderfoekers der natuurlijke dingen, genomen worden; want ik fie niet waarom Het vierde is regens denbsp;dufdanïgeenWind in de gefeide tijd meer m\femingen ¦. want de Peripatetici feggen , datnbsp;Griekenland als wel inde aangemelde plaatfen | onder de Sneeu warme en drooge damden ver-de overhand zoude hebben; iiademaal Mofco- i borgen zijn, die door de hitte der Sonne uirge-vien, Polen, Duitfland, Engeland, gelijk die 1 lokt zijnde die winden veroorfaken welke fynbsp;nader aan de Pool leggen, denfelven alfo ook\jaar-winden noemen. Niemand warelijk zalnbsp;meerder gevoelen fouden dan Griekenland of | my wijsmaken dat die fo feer drooge en war--dEgypten, landen die verder van de Pool afge-i»?^ dampen j onder fo groote hoopen van denbsp;legen zijn. Gelijkerwijs dan defe Wind aan i noordelijke Sneeuw, en byfo groot een mee
word van de tegenvoetige Bergen, maar die el- van uitwaajfeminge^ als die, die uit alle meng-ders anders van genomen is, welke wy nader-1 fel afgefcheiden word, en fy zijn feer dunne hand zullen aanwijfen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;geepen met een dampig weefen bekleed ^ welk ik
Het tweede bewijs, welk Teripati mei- ^zfoffe der Winden nbsp;nbsp;nbsp;Ik weet wel dat
fchen-wijdte defer tegenvoetige Bergen van Griekenland, die omtrent 45- graden bevat.nbsp;Welke door feftig vermeerdert zijnde,x7ooIta-liaanfe Mijlen maken, of met 15-, 675 A ftrono-mife mijlen; dar nu een en defelve uitdampin-gedoor fo groot een ruimte, door foo veele andere ketenen der bergen belet, doorfo veel ennbsp;foo ontelbare tuftchen beiden zijnde dampennbsp;en uirwaflemingen, welke overal uit de Rie
verborgen is, w^elk ik echter die enkele warme en drooge uitdampinge niet wil genoemt hebben, maar foutachtige en falpeterige en alui-nige GeefieUj die door de kracht der Sonne uitgetrokken of van het onderaardfe Vuur ontkomen zijnde, dat geweld der Noordelijkenbsp;Winden, waar over wy ons verwonderen tenbsp;weeg brengen; want defe worden door haarnbsp;dampig wejen j in welk te gelijke warme en
«inge te leur ftelt, is die groote afftand en tuf- ook te mets in de Sneeuw feker dampig weefen
vieren, Meiren, Bergen en vlaktens der Vel-‘ nbsp;nbsp;nbsp;dampen verborgen zijn, een bequame
den op een en defelve tijd uitgetrokken wor-' nbsp;nbsp;nbsp;~
den, geduriglijk voortgefet worden, kan geloven die wil. Ik fal naderhand bewijfen dat geen uitdampinge tot 100 mylen voortgefet
Daar word dan gevraagt,‘te'/2^r van daan die jf'aar vm
Poffe der Winden .
. nbsp;nbsp;nbsp;..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;n , T ¦ j j D Jaarvvindan
legge uit de natarelijke gefeltheid der -tier- htmr oar-
die tegens Griekenland Macedonien,
gevraagt,‘te'/2^r van daa faar-winden haaren oorfpronk hebben ? Ik
word. Maar wie heelt tegens Teripatus ge- gen ^ ...v- nbsp;nbsp;nbsp;-------------
itgi, da f er onderdek 00 fBergen nbsp;nbsp;nbsp;Bofnien f rekken^ en die groote
Ie tot defen dag toe noch niet bekent is, of dat j keeten der Karpatife Bergen, is uit het Weften tegenvoetige geweft, of vaft Land, ofeen door een groote ftreek lands na het Ooften totnbsp;Eiland of aan alle kanten met deZee bedekt zy. aan de Euxinife Zee toe,uitgeftrekt, alwaar hynbsp;De derde reden waar door hy bewijftdatdej uit de Noordelijke ftrand door de bergen vannbsp;Jaar-wittd vandePoolafkoraftigis, beftaat; hetXaurife Cherfonefus, die hem door haarnbsp;daar ïn, dit Jaar-windenhy npLchtnicz ,hy \ hoogeenontoegangelijke fneeuwige kruinen,nbsp;daag al wajen, en de oorfaak daar van fegt hy | niet anders als den Appenijn , Italien in tweennbsp;defe te zijn, dat de Sneeuw van dieBergen door | verdeden, en hier van daan met de toppen vannbsp;de Sonne van gelijken gefmolten zijnde totj deCoracifte, Hippifeen Caucafife bergen fa-dampenwaarvanfy vol zijn, ontdaan worden , men gevoegt en na het Ooften in een langenbsp;w^aar van daan de Wind by daag; maar als by reije uitgeftrekt zijnde omtrekt hy Polen, Lit-nachtde fmdtingeder Sneeuw ophoud , ook | tauwen,MofcovienenTartariennbsp;de Wind ophoud. Die defe reden of dit be-' den ^ en die vol Poelen en Meiren zijn, en datnbsp;wijs ter degen fal doorfocht hebben, fal nieti vande Wijflelaf tot de groote rieviere Wolganbsp;alleen bevinden dat het felve valfch , maarj toe. Dat derhalven deje hooge en altyd metnbsp;ook tegens de beginfeien van de klootige ofSneeuw bedekte Bergen te gelyke met dege-leere is. Want wien isonbekent, èafnoemde wydgeflrektbeid van de moeraffigenbsp;het fo haaft als de Son in den Ram treed tot dat | vlakte j in Griekenland en in de andere naby-
' nbsp;nbsp;nbsp;Hh 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gek-
-ocr page 312-24Ó nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD, gelegene verhaaldeplaatjen j te famenmet de'^tcn en wederkeeren dan door behulp van daartujfchen beiden leggende Euxinifenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I Sleden verleent word. en het Meir van Maotis de wajingen der Jaar- nbsp;nbsp;nbsp;Defe dingen dan geftelt zijnde, gebeurt het winden veroorfaakt toon ik op defe wijfe. ! dat fo haaft de Son onder de Evenaar komt, en Voor eerft dan is bekent, na hetgetuigenif-1 de menigte van de Sneeuw der Alpife Bergen,nbsp;{cv^axHerberJieinius qi\ Martinus CromeruSj, \Qndc over de bergen gelegene vlakte die metnbsp;Hillorie-fchrijvers van de genoemde landen,) Ys befetis, allengskens ontdojen ;de Son na I!. Afdbe- LING. Waarom in Sarina-tien o/i de-felvetijii aUnbsp;de Jaar-windennbsp;te- gen-win-den ont-Iia;i7). de Jaar-winden ftrijden, na het getuigenifle nbsp;nbsp;nbsp;Anatolien, Egypten na het Zuiden van de genoemde Hiflorie-fchrijvers ^ in die | met een groote kracht heen gedreven worden, landen blafen. Dat dan by die volkeren die j En nademaal dat’er een groote meenigte vannbsp;over de Bergen woonen op die tijd de Suidelij-)een dampig Weefen by een gehaalt is, foge-ke, op welke by de aan dees zijde der Bergen (beurt het hier door, dat fo lange als defelvenbsp;woonende Grieken de Noordelijkenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;niet verteerd is , de Winden fo lange duuren, dewelke by daag ontrent den middag voornamelijk door de verdunninge verbredet zijnde de genoemde Winden dagelijks verwekken,nbsp;en des nachts door de koude verdikt zijndenbsp;haar in een trekken, en ophouden van waai-jen. En dit meine ik de oorfaak te zijn van die Winden , die byna twee maanden , Thra-cien, Griekenland, Anatolien, ^Egyptendoor-wajen, en een feer gefonde lucht aan die landen tot groot voordeel vanMenfehen enBee-ften toebrengen; het zijn koude Winden, cn wajen , dat moet fonder twijfiél aan geen andere oorfaak als aan de naturelijke geuelt-heid van dufdanige Bergen toegefchreven worden. Maar laat ons de Klouwe ontwinden.nbsp;Depaat- Het blijkt eerft; door het eenftemmig verhaal der Land-befchryvers ^ dat de Bergennbsp;even te vooren aangewefenjlt;gp^v^èXoy2Ln eennbsp;ontoegangelijke hoogte^, alfo ook met een ge-duurige Sneeuw bedekt, en ook met onder-aardfe vuuren befwangert zijn, welk de ontelbare meenigte der warme baden, en de gloedennbsp;der geduurig rokende MijnftofFen overvloedig fen van Sarmatiennbsp;xdjn vlak. toonen; welke ik, om niet lang te zijn, onnodig (door de koude van de gefmoltene Sneeuw en Dé onge-ftuirnig. heid vannbsp;de Euxmi-feZee, dat ontrent Julius eoAuguftus, op die tijd op welke in Polen, Mofcovien , Ruffien en de andere Landen over deu Carpathus ^ Taurifenbsp;Bergen en Euxinife Z^e gelegen , denbsp;Winden ., ookop defelve tijd te Conftantinopo-len en door ganfch Griekenland^ Anatolien,nbsp;^Lgypten, de Noor de Winden, welke Ariftote-les Jaarwinden noemt, beginnen te wajen.nbsp;So Jaar-winden in Griekenland en denbsp;andere opgenoemde landen van detegcnvoe-tige bergen hervoor quamen,fo fouden warelijknbsp;de tuflchen leggende verhaalde landen vanSar-matien defelve boven andere moeten gewaarnbsp;worden ; welk echter fo verre van daar is, datnbsp;’t gebeurt, dat veel eer de ondervindinge fulksnbsp;leerende, op defelve tijd, Winden die regens hebbe geacht hier op te tellen. Ten tweeden, dat alle de vafte over de Bergen gelegene landen van de Rieviere de Wijflel af tot de groote Rieviere de Wolga roe, welkenbsp;groot Tartarien van Mofcovien en hetPreco-penfife Tartarien affeheid, in een groote vlaktenbsp;vol van Meiren Rievieren en Moeraflen uitge-ftrekt worden. Ten derden, dat de Euxinife Zs^ die foo ongeftuimig en onmetelijk diep is, en door denbsp;ontlaftinge van het Meir van Maeotis en denbsp;Rievieren de Boryfthenes, Donauw en anderenbsp;in defelve, en door de onderaardfe Winden,nbsp;door welke hy te mets fwelt, door geduurige*nbsp;ftroomen en onweders beweegt word. |
Ten vierden, het blijkt door de ondervinding, dat degefeide bergen die door de veelheid der Sneeuw fel koud zifn j voor diegeene dienbsp;omtrent defelve woonen een koele gefteld-heid van wind veroorfaken; dat ook de vlakkenbsp;over de bergen gelegene landen den ganfehennbsp;winter fo met Sneeuw en Ys befet zijn, datnbsp;aan de Koopluiden geen andere toegang in hetnbsp;derhand dagelijks hooger en hooger opklimmende, en het Ys en de Sneeuw gefmoltennbsp;zijnde (welke fmelringe of ontdojinge in de tijdnbsp;van twee maanden. April namelijk en May volbracht wort) alles metoverllromingen gewoonnbsp;zijn te vervullen ;waar uit door d’hitte der Sonne een grote menigte van dampen wort getrokken, welke aanftonds in de holtens der Bergennbsp;ingekomen zijnde, tot regen ontdaan wOrd.nbsp;De Son ontrent het midden van Junius nochnbsp;hecter zijnde, trekt na de Wateren, hjnderenbsp;dampen met MijnJioJfgeUitwafemingen vermengt uit; die haar in foo enge plaatfen nietnbsp;konnende onthouden; door een geweldige uit-barftinge de tegengeilelde dampen van hetnbsp;koude Noorden haar perflende , na Grieken-het ontdooide Ys, en door de foo feer koudenbsp;Euxinife Zee, die nadar hy de fneeuwige ennbsp;yfige baaren van groote Rievieren ontfangennbsp;heeft; daar uit een koele wind na Anatoliennbsp;en Griekenland mede deelt. Al wie defe redenen ten rechten zal verftaan hebben, die fal byna de oorfaak van alle denbsp;Windenjóiicvzndc gelegentheid offtrekkingnbsp;der Bergen afhangen, konnen aanwijfen; waarom hier de Noorde, en daar de Zuide, wederom gints de Wefte, en wederom op een anderenbsp;plaats de Oofte Winden verwekt worden. Gevolg. 'Dat aUe de Winden verfcheidenz§n in opfcht van de verfcheidene plaatfen uit welkenbsp;fy blaafen. Uit het gefcide blijkt, dat dewyle de Winden uit een feekere ge feit heid der Bergen voortkomen ook na de verfcheidentheid dernbsp;Landen die na de Bergen flrekken verfcheidenenbsp;Winden voortgebracht worden j waar uit niemand |
247
zal dat de Noorde TVindzXs hy *«lt;lt; dtr liiet te Romen waait defelvc ook waait doornbsp;^‘»dm. geheelItalien.DuitflandofVrankrijk.Sekerlijknbsp;is het door de ondervindinge bekent, dat als innbsp;Lombardije de Noorde, dan in het Overalpife
J 1 nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• T Txr* »
Gelijk dan ieder der Rievieren haar eigene landen natten,alfo ook deWederom, Demndtn
terwijl het dan wanneer de Hemel by ons wolken befet op een andere plaats den Hemelquot;^»nbsp;klaar en helder is;fo gaat ’t ook met de Winden,
^ nbsp;nbsp;nbsp;, --------------------jr-- ;---------------------~
meen ik niet dat dePFinden die uit defneeu-wige kringen der Al^es voorrgekomen zijn, tot Romen toegebracht worden, dewijl de toppennbsp;van de nabyleggendey^y'e/ry?? ons een genoeg-fame ftofFe van PVinden verfchaffen konnen.nbsp;Hierom leert de onveranderiijke ondervindingnbsp;darden Bergjanuarim met een fware fneeuwnbsp;beladen zijnde den geenen èiititRomenv^oo-nen QtnNoordeóöt over de7tBerg wooncrtnbsp;QenenSuiden, maar op defelve tijd den Sabi-ners eenen Ooft en, en den Veflinersop een ennbsp;defelve tijd na de verfpreidinge der vjmdej'igenbsp;dampen eenen W?ften windveroorfaakt; gelijk uit een waarneminge van velejaren doornbsp;my ondervonden is geweeft.
Duitfland de Z^tide JVind waait en in tegen-1 wantopdiedagalsfybyonsivlt;7or«ewajenlnl-deel. Van gelijke als aan de ftranden van de j len fy op een ander ^/rlt;3''iiye/?ofO^/wajen-,ook Tyreenile Zee de Wefte, dat dan aandete-genovergelegcne ftrand van Vrankrijk de Oo-fte wind waait, het geen wy uit de aanmerking der Zeeluiden geleerd hebben. Waaromnbsp;ik volftrekkelijk fegge, dat de ^Vind in eennbsp;landfchap en van de dampen van een plaatsnbsp;verwekt niet buiten fijne paaien gaat, ten fy datnbsp;de ketenen van groote bergen in de wege zijn,nbsp;welker winderige uitwaafiemingen gelijk dienbsp;fecr overvloedig is, alfo word die ook na verdernbsp;gelegene plaatfen heen gedreven om haarnbsp;hoogte geen tulTchen beide leggende hindernifinbsp;fen onderworpen zijnde;welk in ^ejaarwin-den wTinGriekenlanddoor de tufichen leggendenbsp;Euxinife Zee uit de Taurife Bergen gebeurt.
Het IV. Hooftstuk.
Van de Jaarlijklè Winden^ door de Spaanfè^ Hollandïè, Povtagaalfè en Engelïè Schippers m den Oceaan aangemerkt en onderhonden.
IV.T
I van de voornaamfte Schippers gedaan, is
quot;*¦ een fekere wonderlijke eigenfehap er beurtwiffelige winden gemerkt en ondervonden , door welke fommige op een fekerenbsp;de natuur gefielde tijdbeginnen, Qpcamp;nbalfnbsp;jaar lang duuren; fommige wajen vier oitweenbsp;of een maand Sommige eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fommige een
dag, ja fommige een uur. Na de verborgene, en tot noch toe van niemand ondervondene redennbsp;Van defte fdak word onderfocht en gevraagt.nbsp;Wy na de mate van ons verftand zullen de fel-ve, fo haaft wy de waarfiemingen of ondervindingen van de gcnoemdeSchippers hebben by-gebracht, trachten aan te wijlen.
2^e-ondervindingen of waarnemingen ontrent de winden.
N de veelvuldige vaart rondom het aardrijk jmaar ontrent de firanden van Afien en het
Indien houden de Winden niet altijd defelvc fireek gelijk als in den Oceaan; want in de gan-fche maanden van Junius, Julius, Augufius,nbsp;zijn fy door veel ftormige onweders en het geweld der Noorde Winden, fo onfiuimig, datnbsp;fy den Koopluiden alle toegang tot defe plaatfen verhinderen.
Maar aan de fy de van het over de Ganges ge- vm céiké legene Indiën na Cormandel en Narfinga, wor-den t’eencmaal op (de felvc tijd) ganfeh geene den.nbsp;fiormen, het geene wonder is, gevoelt.
i. In Guzarare of aan de ftrand van het aan r»Guzirat-defe fyde van de Ganges gelegene Indiën jen van Maart af tot September toe de Noorde- de Stranden
lüke Winden, en van September tot Maart, de Afien, Zrnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en het aart
l'^k.6 * nbsp;nbsp;nbsp;dejïe zijde
4,
I. In den Oceaan tulTchen Africa en Indiën beginnen de Oofte Winden na ’t Wellen vannbsp;Januarius aftot ’t begin van Junius toe ; wel-hc ophoudende volgen ontrent Augufius cnnbsp;September de Wefte Winden met geweldigenbsp;fiormen door de Noorde Wind geholpen zijn-de woedende, waarom men bequamelijk vannbsp;Ceilon na Java cn de Moluefe Eilanden om denbsp;weftelijke beweginge welke dan begint, na hetnbsp;Ooften varen kan, welke Wefte Wind tegennbsp;de Oofte Wind ftrijdig is (maar als wy van denbsp;Oofte en Wefte en Zuide en Noorde Windennbsp;îken, fo willen wyfulks niet altijd van denbsp;Hooftwinden,maar van de halve en vierettdeelnbsp;Winden fo alfmen die gewent is te noemen)nbsp;gelijk daar zijn de Zuidoofte j enNoordwefte,nbsp;^f Noordoofte, oiZjiidwefte verllaan hebben;
3. nbsp;nbsp;nbsp;De Hollanders fullende uit'Java na Euro- quot;Van deGan-pa feilen, varen in het gemeen afin denbsp;van Janitarius en Februarius : welkenadat fy pvat mndnbsp;door de Oofte Wind tot de 18. graad zuidernbsp;breete gekomen zijn , fo begint dan de java ««***nbsp;o£ Zgda-00(Ie Wind, door welke fy met eCn^^ropa-aanhoudende loop tot het Eiland van S. Helena gebracht worden.
4. nbsp;nbsp;nbsp;Aan het Eiland Banda is de ftaat der Win- tiet e/.nbsp;den geheel verfcheiden; dtWefteljke\\€o\gt;t\x(ft^^^Snfnbsp;de overhand in Maart, ontrent hereinde van '^gt;rfehetde.nbsp;April zijn de IVinden veranderlijk met ftilee;nbsp;in Mayotitftaan gcwtWgo Oofte Winden ^ ennbsp;dit vol reegen zijn.
5quot;. Aan'het hooft welk T^ Tunto Gallo noemen in het Eiland Ceilon, is op den 14. Maart de eerfté halve Wefte Wind, daar na de Zuidnbsp;Welle, in het begin van April, die volftandignbsp;en gefirekt blijft duuren tot deneerfte Ofto-
ber,
-ocr page 314-248 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER.AARDSE WERELD,
ber, welke ophoudende, volgt de nbsp;nbsp;nbsp;jfwaarlijk uit Panama na het Zuiden. En het
II Afdïe-
L!NG.
is wonder, datmen defe Wind nier als aan de ilranden van Peru en Chili verneemt, en nietnbsp;van gelijke in de verdere van flrand af binnen
6. nbsp;nbsp;nbsp;In het Eiland Madagafcar, wajen van den 1 de Oceaan gelegene plaatfen.
“ I f .May tot de laaiden toe,de Noor de tnNoord-1 11. Aan de Stranden van het Land van Ma- _
Winden, maar in Februarius en Maart gellanes, of del Fuego omtrent de Straat de j^/jag^unts-wajen de Winden uit ’t Oojten en Zanden; en in Maire, wajen de Wefte winden, met fo groot de Maand van Maart en April waait aan het ’ een force dar de boomen felf door kracht vannbsp;Hooft van Goede hoope lt;\QNoordetx\ Noord- |dc Wind gefien worden na het Oofte gedraaitnbsp;oojie; fo dat het iets ongewoons is als daar de | te zijn. Soge echter langs de ftranden van hetnbsp;Zuide of Zuid-oofte Wind waait.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j Zuid-land, tulTchen de Straat de Maire uwen
7. nbsp;nbsp;nbsp;Na den 20. April is de wind in de | loop houdt, fo zultge altijd het wajen van den
Zee van Bengalen geweldig, voor welke dag Zuiden wind hebben. nbsp;nbsp;nbsp;^
dan de Zuid-wejie, dan de Noord-wejle met 13. Aan de ftranden vanMalabar in Indiën groote ftorraen wajen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wajen in Julius en Auguftus, de Noorde en Grande®-
8. nbsp;nbsp;nbsp;Van Malacca na Macao een Haven vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wind, maar van September tot A-
China domineren in de Maanden van Julius, pril de Ooflelïjke winden uit het Land, van
Reide vat! de Windennbsp;aan Mada'nbsp;gUcar.
en die gedurig tot Maart toe, fo nochtans dat fy te mets tien of meerder dagen vroeger ofnbsp;laater beginnen.
In de Zee van Bengalen.
Van Malacca na Ma-
Oftober, November, December de Xuidewin den,óiQ Zuid-wefiOj en te mets ook denbsp;Jie; en in Junius woeden ontrent Malacca ennbsp;aan de ftrand van China de wejfe. Maar dienbsp;van Java na de haven van Macao willen voornbsp;die wajen de wejielijke winden in de maand vannbsp;May. Die wederom van Macao na Japan fuliennbsp;trekken hebben de felve wefielyke winden innbsp;de maand van Junius en Julius, welke echternbsp;dikwils van den Noorde tv\ Noord-oojie windnbsp;by daag geftoort worden, en by nacht laat fichnbsp;de Zz^id^oojle hooïtn. Maar die integendeelnbsp;van Japan na China willen varen dien dientnbsp;aan de ftranden vanChinadeOi^eenAZbörÉ^-Oojle , in de maand namelijk van Februariusnbsp;en Maart; om dat de Son de dampen door fijne warmte na het Noordelijke geweft heennbsp;drijvende, en fy daar een dikkere lucht vindende die van geenwyken weet, hierom wordennbsp;fy door de felve weg, van welke fy gekomennbsp;waaren, wederom te rugge gedreven.
9. Die van de Maniljes afvaren ^ fulien u Acapulco een haven van Nieuw Spanjennbsp;hebben die trekken, hebben daar tocée.weJiewind{nêiCnbsp;uit denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van Junius, Julius, Auguftus, niet
door de gefengde ftreck (alwaar fy gelijk boven gefegt is geweeft, gtdwmxgècnalgemeeneoo-Jie wind tegen hebben ) maar van de ftrandennbsp;van het noorder America; welke wejie windennbsp;echter flapper zijn dan de Oofte ; om dat defenbsp;van de algemeene geholpen, geene van de felve verhinderd worden, gelijk boven gefegt is.nbsp;Inden o- 10. In de Chinefe Zee zijn de winden in Ju-Chna^^” lius, Auguftus CU Oiftober geweldig verfchei-den en ongeftadig. Want dan eens keert hy fichnbsp;nit het Z^iiden na het Noorden j cn daar vannbsp;daan in ’t Weflen of uit ’t Noorden fchielijk nanbsp;’t Zeilden j waarom fy te mets die ftormen ver-oorfaken hoedanige groote het Zeevolk nergens overvallen hebben, gelijk naderhand falnbsp;gefegt werden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
11. Aan de ftranden van Peru en Chili is de wind byna altijd W?(i en Zddid-wefl. En dienbsp;begint vande 46. graad Zuider hoogte, en waaitnbsp;door, verder als Panama, een ftad leggendenbsp;aan de Engte van America; waarom men lichtnbsp;uit Chili na Nieuw Spanjen kan varen,maar be-
Straat
’s nachts ten twaalf uuren tot ’s middags ten twaalf uuren; fy worden echter niet boven denbsp;tien mijlen in ^e gevoelt. Maar van twaalfnbsp;uuren des middags tot twaalf uuren in de nachtnbsp;blaaft de Zee-winduit het wefien na het oojlen,nbsp;ganfeh ftrijdig met de voorgaande. Welkenbsp;Wefte Winden alfo die fwak zijn, fo worden fynbsp;ook fo licht niet gevoelt als die byna altijd vannbsp;de Noorde winden verteert worden. Het felvenbsp;gebeurt aan de ftranden van America in nieuwnbsp;Spanjen; alwaar by daag de Zs^, by nacht denbsp;Land-winden domineren : welk ook foo innbsp;het Koningrijk Congi gebeurt.
En defe zijn de voornaamfte waarnemingen door de boven-verhaalde Schippers genomen.nbsp;Nu ifter niets anders overig dan datwy óiQree-dtnen van ieder in het by [onder aanwijfen.
‘De oor [aak en reede van de genoemde Winden.
Ik voor-onderftelle dan eerft, dat de bewee~ ginge der Sonne binnen de Keerkringen, Waarnbsp;door hy nu de Zuid,dan de Noord-pool nadert,nbsp;de verdere oor [aak ü van die winden die o[nbsp;het buitenfle Oppervlak des aar dry ks voortgebracht worden j als ook van de dampen en uit-waaffiemingen. Want als Son'xn^^Zuider-teekenen geplaatft is , foo domineren in denbsp;Noorder halve kring de rcegen, fneeuw, vorft:nbsp;en dat door het al re lang wegblyven der Sonnenbsp;de dikkere wolken, cn de raauwe en ongerefe-nc dampen niet kennende ontdoen ; waar doornbsp;uit de koude die over Land komt j de regens enflag-regencn de overhand neemen, denbsp;bergen met fneeuw bedekt, de velden met rijmnbsp;en ys te famen met de Rievieren en Meircn bc-fet worden ; dc tocht en alle de kichtgaten,nbsp;der aarde door al te groot een vochtigheidnbsp;doorweekt zijnde worden gefloten ; maar doornbsp;dc fo naauwe famendringinge èsxaardeyiot-dende onderaardfe Vuur-branden, dewijle fynbsp;door haar gewoone veefelcn, geen lucht kon-nen krijgen met de aldcrgrooftc hitte ontftee-ken. Maar als dc Son uit het Zuiden wederkomt, na dat hy onder den Evenaar gekomen iSj,nbsp;fo word aanftonds door de hitte der Sonne alsnbsp;op nieus befielt zynde,geopent, en door de fmel-
tinge
Wat voor
lippinc Ijriiicn nanbsp;Americanbsp;fallen vaten.
Aan de Strandennbsp;van Perunbsp;en Chili
IV. boek , VAN DEN OORSPRONG DER WiNDEN. HP ^ nbsp;nbsp;nbsp;..... • nbsp;nbsp;nbsp;lt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r _ _lf. ......... krygen, Zo ftooten Zy met een groote dr A door nbsp;nbsp;nbsp;en verZpreid zijnde die winden ver- de opene Luchtgaten der Bergen, en door de nbsp;nbsp;nbsp;^^t gedeelte heen gedreven veeZelen en aderen der aarden befwangert nbsp;nbsp;nbsp;^^^x^^xcgdtzdxitegensoverdeBer^- met Sour, Salpeter, Aluin, Koperroot, Lijm,de nbsp;nbsp;nbsp;plaatje harer uitwaaffeminge gelegen dampen die met de genoemde dingen bevrucht amp; Op deZe wijZe , Zo de Bergen gelegen zijn zijn na het bovenfte oppervlak des aardrijks,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^^nhet tuiïchen leggende Noord- welke Zo haaft als Zy de Scraalcn der Sonne nu nbsp;nbsp;nbsp;uitjzullen Noordelijke winden wa- heeterals tevooren ontmoeten, cnookaan- nbsp;nbsp;nbsp;fo aan het zuiden,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;of Zo Zy aan ftonds dar^c?7?/^?‘t£^^ey?vder^/^wpe«oplweL nbsp;nbsp;nbsp;Zo zullen Zy ook lende en Zich verfpreidende terwijl nbsp;nbsp;nbsp;^ fodanige winden voortbrengen. So de leggin- uitwaaflemingen door nbsp;nbsp;nbsp;j ie of llrekkinge der Bergen verZeheiden of gevoegt wordt , Zo wordt het tot die Jaar-, amp; - nbsp;nbsp;nbsp;..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;°..... ir.i i- winden welke wy een weinig te vooren be-Zchreven hebben beZielt; welke wel na de gele-gentheid van de dampige en winderige ftoffe in een plaats langer of korter duuren. Maarnbsp;de onder aardje Vuurkolen ^ en door den overvloed van de buitenftc vochtigheid tot haarcnbsp;diepfte ingewanden inkomende en door denbsp;wind door de onderaardfe Watervallen verwekt beZielt zijnde, geven groote rook en damp yiitdixQvoloigeJwollenszngeeftenzïyti, en dat fo lang als de dampige uitwaaJPemingen duren. En daar uit blijkt waarom aan de Indije ftrand van Guzaratte van Maart ajtot September toe de Noordelyke winden geduurignbsp;Wajen i om dat dieeroote/éee?^«van deGaw uiu uat nbsp;nbsp;nbsp;1 geen anderenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2:ijn kan,uannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;w» cajije Bergen Zich door ganfeh Afien uiturek-1» gf^^graardje Vunr, welke niet alleen door de kende ,door de Jmeltinge van de Sneeuw en ; g^,|^QQj.p^eenen der Vuurbergen, welke aldaarnbsp;openingen der Bergen een grooten hoop dam-1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^^ peer veele zijn, ’ nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦ Te Vuurgloedenby-j ö ,_______j .i..„ pin h=Kc“dquot; nbsp;nbsp;nbsp;i gelijk uit de KaartbUjkt ley vee, gefetuitblaaft.vvelkedootdeSttaalenvanlelookdegto^^der^^^^^^^ Salpeterii’ 'weefenop de Baren der Z^e als op een hoopt, welke naderhand vallende en ne-dereedrukl zijnde die Dampen en yarrae»nbsp;verLfaken , welke ik te vomn befchteven SomerZonne verdunt zijnde haar na het Zuiden verfpreiden. En nademaal de woejheid van de dampige klomp fo groot is, dat die innbsp;de tijd van een halfjaar niet verteert kan worden , hierom is het nootfakelijk dat ook de-Jelve winden een halj jaar, echter evenwel op Jekere uure van den dach op welke na-fnelyk de flojfe door de Stralen der Sonne ge-Jwollen zijnde fich met de groofte drift ver-fpreid, duuren. Maar waarom als defc Noordelijke Winden ophouden de Zuidelijke naderhand volgende beginnen te blaajen, daar van isnbsp;d'oorjaak dat dufdanig een gxoote fwaartevannbsp;dampen na het Zuiden heen gedreven zijnde^nbsp;daar ter plaats door de koude van de Zuidelijkenbsp;Hemel in e '.....een weinia fiandt houd j LUU wiau w-- -komende, defelve ontdoedt of los maakt, en los ê^^aakt en verdunt zijnde nadeNoordelijkenbsp;deelcn overdrijft, waar uit de Zuidelyke Win-den oneftaan, en ten eenemaal ’t felve gebeurt I. Deel. li tinge van de Sneeuw op de Bergen worden fo buiten als binnen groote watervloeden veroorzaakt , fb veel te Zwaarder als hy fich nader aannbsp;onZen kruin-top geplaats heeft, en wel Zo datnbsp;als de Son ne tot een Zekere graad van den Tee-kenkring voortgeZet is, juiil op die tijd darn-!nbsp;pge ‘Weefen der aarde regens ’t geZeide teeken'nbsp;en trap gsftelt zijnde daneerfl beweegt , beweegt zijnde allcnskens wt Ja ar-windennbsp;fcliikt wordt. En terwijle odkée gloeden van^denbsp;onderaardfe l^uuren nu een grooter ruimte |
dan in de Zuidelijke halve kring ,iwelk wy verhaak hebben dat in de Noordelijke geZehiedt. Gevolg. Uit her geZeide blijkt dat overalwaargroo- di quot;reote te ketenen der Bergen gevonden, ook daar ternbsp;flaatfej door het by komen der Sonne een groo-ten hoop dampendoor kracht van het onder-aardfé Vuur na buiten gejiooten worden^ dienbsp;door de niterIpke kracht der Sonne in eenZeke*nbsp;rejaarlijkZe graad van den rekenkring geplaatft Ö nbsp;nbsp;nbsp;~nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' O 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;o verfpreidt is, gelijk als in de Philippine Ei-landen, fo zullen Zy ook verjeheidene winden buijige, ftormende , den anderen tegen zijnde en draaiwinden|veroor/aken; welke re metsnbsp;tuflehen Japan en China en Thoncin van fo ^Jrlnind*nbsp;groot een geweldigheid bevonden worden, datnbsp;' Zy nu eens groote Scheepen , ten eenemaalnbsp;doen vergaan, dan eens door het geweld dernbsp;zee die gelijk als een Berg op een gehoopt is innbsp;de lucht opgenomen zijnde, tegens de onderweeg leggende fcherpc Rotfen nier anders alsnbsp;een Kaatsbal aanfmijt; van welke de Indijènbsp;Zeevaarten dingen verhalen welke naaulijksnbsp;Zonder Zchrik en onfteltheid des gemoeds ge-! iefen konncn worden ; van welke faaken welnbsp;geen andere reeden zijn kan,dan de kracht van Ir' irr nbsp;nbsp;nbsp;----rtltooM vcroorlaken , wcikc hv vv. — hebbe, by welke indien de gefmoltene menigtenbsp;van de uiterljke dampen komt, dan fo fullen-der Zekerlijk ,fo veel te geweldiger bewegingennbsp;van de Lucht ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verwekt worden, ais die gefmoltene dampen; met een grooter kracht en force haar binnen de Engtens der Bergennbsp;begeeven hebben. Maar waarom datrer in de Moluefe Eilanden, de Celebes tot Banda toe en andere geengejla-'nbsp;digheid van winden is, daarvanisdeoorfaaknbsp;de verjeheide}nbsp;der Eilandnbsp;de genoemdenbsp;leert hebben. Maar laat ons defe dingen wat breeder door vragen uitpluifen. Hex |
2 JO
II. Afdee-
LINGE.
HET V. HOOFTSTUK.
De oorfakcn der Verfcheide Winden loorden Verklaart.
voorgenomen die in het geheel met een oog-fienelijk bewijs te verklaren. Wat de ftroomen zijn, en wat weegen fy in den Oceaan en andere Zeen houden, hebbennbsp;wy in het voorgaande wijtlopig geleert; ennbsp;ook leert fulks de Kaart^ die defel ve vertoont,nbsp;genoegfaam. Dewyle dzndsxdeftroomenwznnbsp;de Indife Zje meeft feerverfcheiden.ofdoornbsp;de bochten der ftranden , of door de ongelijkheid ofoneffenheid van de grond der Zee , ofnbsp;door eenige andere oorfake hoedanigen dienbsp;ook fyvoortgebracht worden , fo gebeurt hetnbsp;dat indien eenige dampige uitwaS^^if^g^^^^nbsp;de grondnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;oor kracht van het onder aardfe Vuur uitgeblafen , eene van defe/Z^öö-men ontmoet de felve , van de geweldige vloejinge der Wateren als na getrokken zijnde , het felve Pad welk de beweeginge der Zeenbsp;houdt. Laat B A C D E de Indife Zee zijn, C F den Evenaar en de Stroomen CF , DK,nbsp;EL, AI, B G. Laat nu de dampige uit- Cap. V. O^loJJingt vm de eer-jie vruge. IE GY fult dan eerft vragen , waarom in den Oceaan tuffchen jdfrica en Indïénnbsp;van Jantiarius afj tot het begin vannbsp;Jmius toe ^ de Oojlelyke winden domineren en waarom in dé overige maanden denbsp;Wejtelyke Winden volgen ; ik. antvvoorde,nbsp;dat fulks gefchiedt ten deele om de alge-meene Windj op die vvyfe welke vvy bovennbsp;verklaart hebben, welke fonder tegenkomende belet over de Indife Zee die wijt en fijds ge-flrekt, en onder den gefengden (treek gelegen is domineert ten deele om de dampennbsp;uit de grond der door kracht van het on-deraardfe Vuur uitgetrokken j diedenalge-meenen Wind ontmoetende , vandenfelvennbsp;na het Weften heen gedreven worden; en daarnbsp;uit blijkt dat, dat die geene die van Goa varennbsp;en na de Gaap de bon EJperance vaaren fullen,nbsp;niet op alle plaatfen van den Oceaan defeWindnbsp;vinden, maar defe op i z graden Zuider-breed-te eerft opkomende vergefelfchapt haar totnbsp;z 8 graden, welk van de Gaap de bon Efperan-ce tot Brafil toe gebeurt. Waar uit blijkt datnbsp;defe Wind alleen geftadig is in die paden ofnbsp;weegen desOceaans door welke de Son doorgaande beweegt en met ftch trekt, en de luchtnbsp;De mge- en de hem ontmoetende dampen. En dat welnbsp;lykeU’inde» beeft geene fwarigheid; maar dit pynigt geweinbsp;oiftel^ke. dig het verftand van veelen, waarom de tegen-geftelde Wefie winden de Ooftelpke winden^ dienbsp;'^een halfjaar duureUj volgen ? Ik fegge derhal-ven, dat die groote hoop ontmoetende dampenjnbsp;of door de beweeginge der Sonne, beginnendenbsp;tuflchen de Bergen en van het Eiland welk fynbsp;Madagafcar noemen , en binnen of tuffchennbsp;de vaften of wydeholrensderMaan-bergen,nbsp;faamgelopen zijnde , daar op een bequamcnbsp;of gelegene plaatfe ftant houdt, rot dat de Sonnbsp;de Soomer-teekenen door gaat; door welkenbsp;ftant, gelijk daar door de onderaardfe Gloedennbsp;in Africa, gaande gemaakt worden , alfo verwekt of maakt ook de groote verfpreide menigte der dampen en uitwaaffemingen j de daarnbsp;ter plaatfe van langen tijdJlandhoudende dampen wederom gaande, dewelke kracht gekregen hebbende, na dat gedeelte waar van fy verdreven waren, dat is, na het Ooften weder tenbsp;rugge geflagen worden, en duuren fo lange alsnbsp;uitwasemende weefendinmn, en fo langenbsp;de Son inde plaats der uitdampinge gedomi-neert heeft. Maar waarom de Wimen dannbsp;na 't Zuiden j dan na 't Noorden heenen loopen jnbsp;dna van Oofteljjke_, nu Zuidelijke^ dan Ooflelijkenbsp;worden ^ dan anderegeweflen aandoen j heeftnbsp;niemand tot noch toe opgeloft. Ik fegge datnbsp;de ftroomen der Zee van defe faak oorfaak zijn,nbsp;volgens welke de uitdampinge daar ter plaatfenbsp;ontftaan, heengedreven wordt ; maar op datnbsp;de faak bevat foude konnen worden , heb ik |
B3 vi;aaffemingeontikzznmC,o{m'D, ofinE, of inB , of in A. Ik fegge dzi de uit damp inge^j^^Jj ianbsp;nootfakelijk \\expad volgt welk dejlroomderprin^*^^^nbsp;Z^ee houdt; want de Lucht die de Zee volgtnbsp;wordt na dat gedeelte gaande gemaakt' na»enbsp;welk het de grootfte indruk ontfangt; maarnbsp;grooter indruk kan hy niet ontfangen, dan vannbsp;de drift der ftroomende Zee , door welke hynbsp;heenen gevoert en als na getrokken wordt. Ergo. Maar wanneer de dampige uitwaaf-feminge in de felve ftreek uitgetrokken wordr, fo is het feeker , dat defe die drift offeree niet ontkomen kan ; door de kracht dernbsp;Sonne verdunt en verfpreidt zijnde foo falnbsp;die geen ander pad gaan , dan dat van denbsp;ftroom. Gelijkerwijs dan de ftroom de hemnbsp;volgende Lucht met lich fleept, alfoo ooknbsp;de Lucht de uitwaaffeminge ^ waar uitnbsp;die verfcheidentheidt der winden ontftaat,nbsp;waar over haar veel verwonderen. Maarnbsp;het gebeurt te mets , dat defiroom der Z.S^ door |
' A p. V.
door eenen anderen óverkomenden firoom af- j me van de Kaars door fijne neiging dien JVtad gebroken wordt ; alfo belet de droom EL de uitdrukken , welke de loop des waters op le-ftroom D K, dan feg ik dat de kragtigfleftroom derftreek eindelijk met fich voert. Het feltdenbsp;de overhand fal honden j en by gevolg dar i fult gliy ook bevinden , fo ghy een opnbsp;de lucht en uitwaaffeminie innbsp;nbsp;nbsp;nbsp;loop des waters'noïpt, welke altijd door
(treek ontdaan, volgens her pad des drooms de kracht der nbsp;nbsp;nbsp;welkemet
te gelijke nagetrokken lijnde, heen-gevoert fich brengt , na het tegen ovetgelegene ee
wordt. nbsp;nbsp;nbsp;j heen gedrecven fal worden. Uit welke fo
WzTitomook è.t ooftelyke Wind in dufdanig\\s!2t3a\\]k frai en deftig een proef open aar een wijtgeftrekte Oceaan fo verfcheidennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j blijkt,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wind denhof der wateren vo
met de felve vermengt is.
Gevolg.
Hier uit blijkt, nbsp;nbsp;nbsp;volgens de vijfde
Waarneminge ^ aan het Hooft van het Eiland'^flZrT
Ceilon j welkfy ‘Punto Gallo noemen, op den 14. Maart de eerfte wefe wind waaidt, daarnbsp;na de Zfuid-welie^ dewelke naderhand gedu- diUtn.nbsp;rig met het begin van April , tot den eerfiennbsp;dach van October duurt. Om dat namelijk denbsp;Son fo haaft als hy de Bergen van het Eilandnbsp;ter deegen met fijne ftralen getreft heeft, vannbsp;gelijken ook de Vmr-gloeden van onderen beweegt , welke dewijle die een groore menigtenbsp;vdXiwinderige dampenmv^eïpexi , fo veroorfaken defe na dat gedeelte na welk de uitdam-pinge voorgaat verdunt zijnde , dat is, uit hetnbsp;Zuid-weften na het Noort-ooften voortgefto-ten zijnde , óit Half jarige windj en d2.x.moïnbsp;volgens de duuringe van de Half-jaarfe (lofïè;nbsp;welke wind echter niet verder als tien mijlennbsp;in Zee waait, waarom gemeent wordt dat hetnbsp;een Land-wind is, want uit het andere regennbsp;overgelegene gedeelte van het Eiland begintnbsp;ook even fo ten laaften de Oojien wind te waa-jen. Maar waarom de wind die eerft Wejï was,nbsp;een weinig daar na in de JZ^fdwefte zyde windnbsp;verandert wordt , daar van is de oorfaak denbsp;drift, door welke de eerfte uitdampinge heennbsp;gedreven wordt, welke naderhand fo wanneernbsp;darter noch andere uitdampingen ontdaan zijnnbsp;afgefneden zijnde haren loop verandert na hernbsp;Zuid-weftelijke fijd-geweft; welke geeindigtnbsp;zijnde beweegt ondertulTchen de Son in eennbsp;bequame plaats andere gloeden onder in dennbsp;Oceaan, uit welke de dampige uirgewaas-femde ftoffe , de vloed van een Noordooftelij-ftroom volgt.
T o E M A A r.
Hier uit blijkt dat de Jaar-winden van d, verfcheide Z.een nergens anders haaren oor- «orfpronsnbsp;fprong van daan hebben , als eerft van de ver- wW*n**^‘nbsp;fcheidene gelegentheidt of ftrekkinge dernbsp;Bergen j welke gelijk die een verfcheide opficht tot de Sonne toonen , alfo worden fy
daar van vinde ik geen andere oorfaak j dan de i cn door de wind te gelijke de uitdampinge le fchielyke opkomfle der dampen^ nu in defe, dannbsp;in een andere plaatfe de overhand hebbende,nbsp;door welke gelijk daar door de algemeene ^
Wind belet wordt, fo veroorfaken die ook nootfakelijk door de affnydinge van de nieuwenbsp;opgekomene wind , nu herwaarts dan derwaarts heen geblafen zijnde, terwyle die uittochten foekt, verfcheide winden.
Ieder fchrander en opmerkende Waarnemer die defe redenen ter deegen fal onthouden hebben, fal geene fo vreemden of bui-tenfporigen Wind voorkomen, waar van hy de reeden en oorfaak niet foude konnen gevennbsp;en aanwyfen.
Maar laat ons defen ganfehen handel met een Pm/beveftigen.
Proef.
Maak een Bekken E, of eenig'ander Vat, in welk gy na de vier deelen der Wereld wé’?quot;
Kranen A B C D fult (Iceken , en het Bekken E , met water vullen ; en draag forge datge dan een brandende Kaarjfe by de wer-
ken hebt. So ge dan de ooftelyke Kraan opent, fal het water met een groote kracht uitlopende te gelijke ook eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;die na dat gedeel
fta het Noorden heen geblafen wordt. Indien daar naderhand fo veel' Kranen geftclt wierdennbsp;alflèr ftreeken op het Compas zijn,fal de vlam-I. Deel.
naaulijks een Hooft dat vermaart is, welk niet binnen in fich groote holtens, feer wijde fpe-lonken te gelijke met Wacer-poelen binnen.
li 2. nbsp;nbsp;nbsp;in
te, na welke het water loopt verwekken; en fo ge daar de Proef van gelieft te neemen , fo fetnbsp;de Kaars onmiddelijk boven den loop van hetnbsp;water daar ter plaatfe daar het vloejende water (ich een kring maakt , en ghy fult fien datnbsp;dena geene fijde als na die waar heeften de loop des waters gedreeven wordt, vannbsp;fijne rechtheid fal afwijken, uit het Weften na-iftelijk nahetOr^É-w. Defe Kraan naderhandnbsp;gefloten en de Kraan van T geopent en de 1 ook volgens die opficht verfcheidentlijk vannbsp;Kaarffe op fijn plaats gefteld zijnde, fofultge de Sonne aangedaan , en nadcniaal dattetnbsp;fien dat de Vlamme hellende nit hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j naaulijks een Berg is die een naam heeft.
-ocr page 318-een andere in de plaats van de vvechgaande volge, hierom vervult altijd een nieuwe Luchtnbsp;van binnen uitdeonderaardfe Gloedenofvannbsp;buiten door de fcheuren en fpleeten der Bergen na getrokken het gebrek van de weggaande, en duurt fo lange, als de by daag dennbsp;Berg bequamelijk befcheenen heeft y maar denbsp;Son ofryfendeofdaalende j gelijk dan de eerde befchijninge te niet gedaan wordt , alfonbsp;opent hy andere threfoiren van dampen ^ uitnbsp;welke de nieuw'e uirgelokte of uitgetrokkenenbsp;dampige uitwaafTemingen nxtmit'Jaar-winden veroorfaken. En het gene van een Keetennbsp;der Bergen gefegt is, moet yan alle de Koetenen der Bergen der gcheele wereld verdaannbsp;worden. Maar alle defedingen moeren wijt-lopig door Voorfieüingen verklaart worden.
Eerste Voorstel.
Hoe de Wind wmrdt uit de verdunninge ofyet-dikkinge onderaardfc Wateren.
Hat de ingewanden der aarde vol wateren stgt;^n _, is boven op verfcheidene plaatfen getoond ; w^aar uit veeltijds eenfeer geweldigenbsp;Winduit de verdunninge namelijk des watersnbsp;è-itindiC ingewanden der aarde geplaatd zijnnbsp;voortgebracht w’ord, want terwijl geen waternbsp;dan in djn bedaan kan ; en in denbsp;den der aarde op veele plaatfen ontelbare alsnbsp;Waterpóelen geplaatd zijn van de natuur ennbsp;daar bedelt om de wateren te ontfangen;fo gebeurt het ook dat door de verborgene Schoor-deen vande onder aar dfe vuurgloed een gfbotenbsp;damp uitgelaten wordt, de welke gelijk hy dienbsp;pod door fijne fo geweldige hitte befet , alfonbsp;maakt hy ook het water geweldig heet, welkenbsp;door de warmte tot een damp verdunt zijnde,nbsp;en defe fo verdunde damp met de Lucht eennbsp;grooter plaats fockende aan alle kanten uitbrekende, ontwordelt met een feer groote drift,nbsp;door de enge kuilen, tochtgaten, fpleeten ennbsp;fcheuren der Bergen, en wordt met de buiten-zijnde lucht gevoegt, waar uit een feer geweldige wind ontdaat, en die fo lang duurt, als’ernbsp;water in de Por is , welk ontbreekende, moetnbsp;ook nootfakelijk de wind ophouden. En opnbsp;datter geen vreefe voor leegheid in de uitgeleegde pot kome, fo roeptfy door een natuurlijke aantrekkinge, altijd nieuw en wederomnbsp;nieuw water elders anders van daan. Maarnbsp;laat ons dit door de volgende ï’rör/be wyfen.
Proef.
Het gebruik der Windballen in het verwekken der Winden, is vry wei bekent. En alhoewel wy dit kondig Werktuig van de Lucht-be waarplaatfen befchreven hebben, heeft het my echter goed gedacht ’tfelve hier te herhalen , als welk voornamelijk te defer plaatfe feernbsp;van paflè komt, om den oorfprong der Windennbsp;te verklaren. Maak dan een Wind-balfo grootnbsp;en wijt als het u gelieft: want hoe grooter datnbsp;die is . fo veel te grooter iiitwerkinge fal hynbsp;voortbrengen, uit dicht Kooper ^ aan ’t uiterde
van
UKG.
II. Apdee. in fich beeft, gelijk in het voorgaande gefegt is geweeft, fo fal wa^arlijk niemand, dan die geennbsp;kennille van de natuur heeft, loochenen, datnbsp;binnen der felver ingewanden een groote ojgt;^o-pnge van dampen en mtvjaajfeming verborgennbsp;is. Én dewyle her buiten (te Oppervlak dernbsp;}3ergen uit de aldcrgrootite ongelijkheid vannbsp;deelen beilaat, want nu worden fy aan de eenenbsp;fyde met groene dikke BolTchen omfet, aennbsp;de andere zijde glat zijnde, beftaanfe niet alsnbsp;uit bloore beenderen ; in een ander gedeeltenbsp;worden fy door een uitgeholde rondheid gebogen, in een ander worden fy bocchels gewyfenbsp;gekromd; daar zijnder ook welke op het vlakke van haar kruin overvloed van Poelen ofnbsp;Meiren hebben, andere in tegendeel gloejennbsp;door vuurige Forneifen. Welke dingen dewylenbsp;die fo zijn , Iaat ons nu hen hoe de dampen ennbsp;uitwaaffemingendie inde felvegeplaatfizpUjnbsp;van de Sonne gaande gemaakt worden.
Moette on- Hct blijkt door ondervindingc, dar de Ber-deranrdfe gen nict altijd op eene wyfe van de Sonne ver-ultlaap- ^Icht woorden, maar alle dagen van den Morgen -Par/tot den Avond verfcheidentlijk , en wel na denbsp;^^kerc ftrekkingc en plaats welke hy in de Son-gemaakt iic-kring heeft ; want de Son drukt aen de fel-werden,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;andere kracht in in Capricornus, een an
dere in den Eve machtigen ftreep,een andere in de Kreeft en voorts al de overige reekenen ge-plaatft zijnde ; wederom doet hy een anderenbsp;des morgens als de Son opgaat, een andere desnbsp;middaags , een andere op den avond invloejen,nbsp;eindelijk in welk vande tw'aalf tekenen hy ooknbsp;gefteld zy,na de verfcheidenheid der wedergc-flagene ftralen, door welker behulp het gan-fche werk der Winden volvoerc wordt. Tennbsp;derden, de Bergen zijn aan d’eene zijde meernbsp;open als aan de andere; op fommige plaatfennbsp;hebben fy overvloed van holen en Spelonkenjnbsp;welke niet ten pnrecht de Baarmoeder dernbsp;/iFzWlt;?»konneng^pemt worden ; in fommige plaatfen zijn fy vdl vanSwavel» Salpeter,nbsp;!Muin , Sout en andere Mijnftoffige fappen,nbsp;welke alle rot dampen en uitwaapfemingennbsp;ontdaan zijnde , de oorfprong Van die geweldige beweegingendes luchts zijn. Dewijle dannbsp;de Son de verfcheidene deelen der Bergen op,nbsp;verfcheidene tyden , en onder verfcheidenenbsp;ftreeken verlicht ; hier door gebeurt her datnbsp;de Son in een verfcheiden graad van den Tee-kenkring geplaatft zijnde, terwijle hy denbsp;len der Bergen met fijne dralen ter bequamernbsp;tijd treft, aan donts ook de van binnen verborgen leggende hoop der dampen ^ met fijnenbsp;warmte door de nu open zijnde tochtgaten uitlokt, welke verfpreidt en verdunt zijnde, ennbsp;dewijle die fich niet verder als tot het achterdenbsp;gedeelte van den Berg kan uitlaten , fo ver-ftrooitfy de tegenkomende lucht nanbsp;dat tegen over den Berg legt^ en fo breng t fy nanbsp;de gelegenthcid of drekkinge des Bergs, dannbsp;een Noorden,dan een Züiden,dan een Ooden,nbsp;dan een Weden , en andere hy winden y ooit.nbsp;Maar doordien de damp of uitwaajfemingenbsp;niet uit dennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gaan kan, ten zy dan darter
-ocr page 319-IV. boek , Van den oorsprong der winden. C A p. y_ van welkers hals ccngaf gelaten moet worden fo klein, als met een alderkleinfte naaide gemaakt kan worden. Defefulrge tot de middennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, r ~ \nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i t toe mer feer fuiver en klaar water vullen door 1 gebeurt het dat hetgefmolre water ten deele werpen, fo dat hy reneenemaal ookfelfmetj door de Sonne tot nbsp;nbsp;nbsp;verdunt zijnde, een zijnde , fo fiel de Bal wederom op ontfiekene j kolen, laat hem door behulp van een Blaasbalk j heet Worden, gelijkte voren, en het water daar i nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i- r- binnen verdunt zijnde , terwijl het geen uit-; op die forme dewelke gV hier le , p ^ gang dan door dat fo enge gat heeft, vliegt uit grond geleyt moet worden een armer-j ee \ytt{QÏv cm^tt^n^xootger aas ge blaas. jl. boven op feer glad gefleepen ; en uit . Ik hebbe op mijn Kamer drie dufdanige Wind-ballen j welke op het vuur gefet zijndenbsp;door haar fo feer krachtige Wind, door een rad jnbsp;een Spit daar fes pond vlees aanfteektfoudenbsp;konnen drajen. En uit defe Proef blijkt opentlijk, hoe uit de holtens der Bergen de bewaar-flaatfen dernbsp;wateren j door kracht van het onderaardfenbsp;Vuur j te mets een ^tooto wind alleen uit denbsp;verdunninge desnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voortgebracht wordt; welke voornamelijk plag te gebeuren indie Bergen die vol Vuur en en Gloeaen zijn. defe fnedigheid, de Bal fet die op gloejende kooien j dat hy feer heet wordt , welk gedaannbsp;zijnde , fultge hem aanftonts in koud water fijn hals onder water legt, en nademaal de daar binnen zijnde warme en verhitte luchtdoornbsp;de koude van het omftaande water verdikt fichnbsp;in een feer kleene plaats famen trekt, fo roeptnbsp;die nootfakelijk uit vreefe voor leedigheid eennbsp;ander lichaam in de plaats van de weggaandenbsp;Lucht tot fich; en dewyle die anders niet vindtnbsp;dan het water ^ fo trekt hy de felve met hetnbsp;grootfte geweld binnen den Bal: en door defenbsp;fchranderheid der natuur fo vervult het binnen getrokken water door dat fo kleinenbsp;den Bal een ftuk-weegs verre. Dit gedaan brII. V OORSTEL. fioe de Jaar-wind uit de onderaardfe Watervallen voort gebracht wordt. In het voorgaande ïsgcxoontgQyNet^ , dat de Bergen meefi al met hooien en feer diepenbsp;doorgangen, en aan alle kanten met ontelbarenbsp;I^uifen doorboort zijn; welke nu gelijk die metnbsp;^fiijd duurende Sneeuw bedekt zijn, alfo bren-grén fy ook een groote fioffe der Winden toe ennbsp;¦J3nbsp;dat wel op tweederlei wyfe. De eerfte is , fónbsp;wanneer , de Sneeuw ‘defer Bergen door hetnbsp;aannaderen der Sonne beginr te fmejren, dannbsp;in de ondergelegene vlaktens der velden ver-foreidt de landen met een vochtigheid van eennbsp;verfcheiden menglël befet endoorvveekt, en |
overvloedige queekerye der Winden daar fielt; doordien denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gelijk als een wei nig tevoorengefegtis, holiXya^ hier door gebeurt het dat de vocht igheid van de gefmolte faeeuwÓLOOt de ff let en Aqx Bergen dieper ingelaten tot de binnenfie vertrekken, door de ontmoetende klippen die binnen den Berg zijn^nbsp;nedergefiort zijnde de Luchtnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;binnen is, door de driftige aanfiotinge der nederftor-tende wateren, welke ook felve een overvloedige Lucht met haar af voeren feer geweldig beweegt; waar door de Lucht altijd door eennbsp;nieuwe aanwas en van een andere Lucht ennbsp;van een ander water , gaande gemaakt zijndenbsp;terwijl die uittocht foekt, eindelijk door denbsp;verborgene en enge Buifen des Bergs met eennbsp;grootc force na buiten tot geweldige IFindennbsp;uirberfi ; welke fomtijds met fo groot een geweld uitgegeven worden, dat fy felfs de alder-grootfte Boomen die haar ontmoeten om verre fmijten; gelijk wy in ons Hetrurien van hetnbsp;fVind-hol in den akker van Volaterragetoontnbsp;hebben. Sie ook na de wonderlijke dingennbsp;welke wy in het derde Boek van den Wind-berg der Cafiers verhaalt hebben. Maar opnbsp;dat de wyfe of inanierenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;onder aardje Wind te klaarder blijke, fullen wy de felve met fommige Troeven bcwyfen. Proef. Maakt van Tegels cttthoUe’Deftilleer-fot moetmen een Slangs-wyfe Typ ficllen die boven in A. en onder in L. open is - end^nbsp;Veftilker-ptmoct (ogejkten zijn. dat iy g«nnbsp;andere uittocht heeft dan in F. Defe dingennbsp;dan toebereidt zijnde, fai het water, of uit eennbsp;Ij ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fekere |
DE ONDER-AARDSE WERELD,
witte coleiir befet wordt) fo is het feker noot-fakelijk dat daar uit groote onderaardfe winden voortkomen, welke naderhand door feer geweldige winden veroorfaken. Endufdanigenbsp;winden Bellen wy onder het getal van die,nbsp;welke niet uit dampen of uitwaafièmingen,nbsp;maar uit een enkele voortftotinge van de beweegde lucht voortkomen.
III. Voorstel.
Hoe i/tquot; Wind uit de dampen en uitwaaffemingen in de holen der aarde j door kracht van hetnbsp;onderaardfe vuur verwektvoortkomt.
Dewyle het blijkt dat de aarde vol van on-tallijke gaten, fpelonken en hooien is, volgens ’t geenc wy boven verhaalt hebben, van welkenbsp;fommige met wateren j andere met Inchtj ooknbsp;andere met befet zijn; en daar en boven wordr»-de meefte overvloedig van Berg znMynftoffennbsp;en andere kluiten van verfcheiden mengfei; fonbsp;fullen warelijk de felve door de warmte dernbsp;Vuur-forneifen fich in de felve door haarenbsp;Schoorfteenen begevende, tot een winderigenbsp;en geeftige ftoffe van Sout, Salpeter. Aluin,Ko-perroot. Lijm, welke in defelve vervat wordt,nbsp;gefmoiten zijnde, ongetwyfielt de aldergroot-fte uitwaajjeminge en fnelle dampen veroorfaken ; welke van defelve overkomende warmtenbsp;gedrukt en verwydet zijnde, door de verborgene doorgangen en vefelen der Bergen eindelijk tox.geweldigewindenmihtL'i^znaz Azaarde en zee met fuik een geweld beweegen, hoedanig de menfehen met groot gevaar van haarnbsp;leven dikwils ondervonden hebben. Maar hoenbsp;die Wind wordj fal de volgende Rroeflzzrzn.
Hoe de on-derattrdfe Wind door
lï. Afoee- fekere Fonreiae of Riviere afoeleidet zijnde, ficli met de grootfte drift door K in de Buis ofnbsp;Pijp A L ontiallen, door welke , met eennbsp;grooten hoop belette lucht vergefelfchaptnbsp;zijnde, het boven op de fteen I met geweldnbsp;en geraas vallen zal ; en door het geweldnbsp;van het nederilootende waater zal de lueht,nbsp;die binnen in de Deftilleer-pot befloten is,nbsp;op een wonderlijke wijfe beweegt worden;nbsp;door de Èngtens dan befctzijnde, terwijle dienbsp;uittocht foekt, fal defelve eindelijk als die doornbsp;de mond F ontkomen is, een ten hoogften^e-weldigewind veroorfaken, die ook de Water-wcrktuigen beftelt, en den Smit in plaats vannbsp;Blaasbalken dienen kan. Sie ltb.ïX.MuJürgt£jnbsp;alwaar wyvan/o/.308. tot/^/. 311. wijdlopignbsp;van de windkamers gehandelt hebben.
Ten cenemaal op gelijk eenwyfe , opdat wy weederkeren daar wy het gelaten hadden,nbsp;de Waur- gefchied t het in de hollens der Bergenj binnennbsp;vÜTio^rde. welke het watergefmoUeSneeuw^ ofnbsp;het Regen-water ailcnskens in de wat er-vallen inkomende een gtooiQ beweginge van denbsp;Lucht veroorfaakt; de beweegde Lucht terwy-Ic die mt-tocht foekt , vervalt eindelijk doornbsp;een verborgene Buis of Pijp des Bergs in denbsp;verwekte Jiormen der windenj welke ic’wd nunbsp;indien,die geduurig is, die fal dan fekerlijk nietnbsp;uit de Imeltinge der Sneeuw^ , maar uit dej7«ijnbsp;van een fekere onderaardfe Riviere fijnennbsp;oorfprong hebben, v^e\kcrsvaltnnederJïor-tinge gelijk die gedurig is , fo moet die ooknbsp;nootfakelijk de Lucht binnen de ingewandennbsp;des Bergs beweegt, tot ttngeduurige wind nanbsp;buiten ukdrijven. Maar indien de wind alleennbsp;maar in de Somcr rijden door dusdanige wind-gaaten der Bergen blaaft, dat is een feer baar-blijkelijk teekcn^ dat defelve nergens andersnbsp;dan door de onderaardfe Water-vallen der g^-fmolte Sneeuw voortkomen; want defe windennbsp;fullen fo lange duuren, fo lange als de fmeltin-ge van de Sneeuw fal duuren, welke ophoudende is het ook nootfakelijkdatde Windennbsp;ophouden; want de oorfake weggenomen zijnde , wordt ook het gewrogte weggenomen.nbsp;Wederom indien de wind uit fommige Bergen niet anders dan in ^^Somer-dagen (^xitnbsp;of vier uuren voor en na de middag waait, ennbsp;buiten defe tijden nooit, niet des nacht, nietnbsp;in de Lente , Herfft , of Winter j datfeekernbsp;moetmen op de aardfe Sluifen niet leggen ofnbsp;dan de felve toefchrijven, maar tot andere oor-faken brengen welke wy Lib. 3. cap. ultim. denbsp;lt;iyEoUis Montts Cafii Miraculis verklaartnbsp;hebben, waar heenen wy den Lefer wijfen.nbsp;x)« hrixcht ^at dan de onderaardfe Watervallen grootenbsp;van Winden door de lucht-gaten dernbsp;dtraardfe Bergen uitgeven j leert de reede. Want dewy Ienbsp;Water-val. hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;met een groote drift lopende volvan
*quot;¦ lucht is , en in alle Watervallen een groote me-nichte van die lucht met fich afbrengt (gelijk uit hztfchuim fo wit als Sneeuw blijkt, welknbsp;niet anders is als een ontelbare veelheid vannbsp;bettenj die door de lucht opgefet zijn; uit welker verdikkingc het water als met een fcekerc
Proef.
Maak een Vat uitnbsp;Tfere Platen toe -ge-ftelt als eennbsp;Trompet, ennbsp;op welkersnbsp;grondt B ,nbsp;men Salpeter met Soutnbsp;van Hrmo-niac en eennbsp;gedeelte rounbsp;we Antimo-nie van elksnbsp;evenveel ennbsp;fijn geflotennbsp;en in Soutnbsp;water geweekt leggen moet :nbsp;dit gedaannbsp;en het Vatnbsp;op het vuurnbsp;gefer zijnde,nbsp;lal de daarnbsp;binnen innbsp;zijnde ftoffenbsp;fo
als die maar hcc vuur gevoelt, zieden-j malkanderen als vvorftelen en flooten ^ den
Schipluiden alle hoope van behoudenilTe. Dus-
de , tot damp en waafTem gefmolren zijnde een rafende wind die bequaam is om alle dingen om vettere frnijten, uitgeven; enrenfynbsp;het Vat niet vaft met banden gebonden wordtnbsp;tukge met de groolle verandering fien dat hetnbsp;Iclf binnen de lochc ingetrokken wordt , de
d^SLnïgQ ÏV'mden nu ontdaan meelt in de Zeen in welke haar feer groote Rivieren ontlafteiijofnbsp;al waar de geweldige Vloed desOceaans tegensnbsp;de woeftesgeweften van de vake fanden aange-floten zijnde, gedwongen wordtfichtot een
'ïpinddie daar wordt uitgebiafen is nbsp;nbsp;nbsp;kring te begeven; of alwaar twee tegenover
tiat fy wanneermen de hand of iets anders daar voor houdt, defelve metdegroofte kracht ofnbsp;force te rug-floot. En dar Kgeeft niet alleennbsp;de /P^wd met een gvoot geraas tn ge kraak uit,nbsp;maar ook fo dik een rook , datge foudet mei-nen datge van een wolk omvangen wordt.
malkander gelegene Oceanen door de Eng-tens der Straten inflorten. Maar laat ons het gefeide in weinig woorden wat nader uir-pluifen.
In de Middelanfe Zee wordt een Bofem ge- mndsrUjke
ontpeder m
o nbsp;nbsp;nbsp;.vonden die fy ge méenlijknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;noe-,
^ufdanig een Troef haugx. my dat voor de- j men, tegen over de Mond door welke de Rhos-
fen hier te Romen op den Markt Pantheon fe-ker Apotheker die al vry goede kennis van de Smelt-konft hadde heeft gedaan. Die denbsp;genoemde flofïen om der felver natuurlijkenbsp;kracht te toonen in een Mortier gelegt hadde ; welke llofFen met kooien aangeflekennbsp;zijnde , fo is uit de felve aanftonds met eennbsp;gekraak en te’i«lt;ifo dik een rook uitgekomen,nbsp;dat na dat die de ganfche Markt met een rooke-rige duifterheit bedekt hadde,den eene menfehnbsp;den anderen naulijks heeft konnen fien, denbsp;menfehen door fo ongewoon een befchouwin-geverfchrikt zijnde.
De Troef hebben wy, laat ons nu de felve toepaffen.
Over al dan waar de damp van het ondef-aardfe Vuur in de Welffels ofhoolendievan diergelijke flofïen 'vervult zijn in-komt, daarnbsp;is met te twijffelenofdiefloffe tot ontdaan zijnde, indien \\'ggeen uittocht vindt' zalnbsp;alle dingen ’t onderfte boven keeren, gelijk innbsp;de aardbevingen gefchiedt. Maar fo die doornbsp;de opene Luchtgaten en veefelen der Bergennbsp;een vrijen uitgang krijgt, twijffel dan ook nietnbsp;of hy veroorfaakt van buiten door fijne geweldige beweeginge de kracht Qi\{otcQ.dQx. winden, die en Bomen uit de aarde rukt en huifennbsp;en toorens tot de groofleruine van menfehennbsp;en beeflen ’t onderfle booven werpt. Maarnbsp;van defe dingen meerder in het volgende.
IV. Voorstel.
Hoe de Wind die men een Storm o/Draaiwind noemt te Land en in 2dee veroorfaakt wordt.
De Wind diemen een Storm of Draai-^ wind om fijns groote geweldigheid noemt, do-'mineert voornaamelijk in de groote Zee en dat te met met het groolle gevaar voor de Zeeluiden; welke gelijk hy de Zee in de groote ophopingen der Vloeden ingewdkkelt met eennbsp;Ihelle drajinge rondom denGefigteinder draait,nbsp;emdoor gedurig aanwaffen met een vreeffe-hjke drift en woedende Stormen in een kringnbsp;beweegt, alfo beneemt de woeiiende damp
ne meteen fnelle vloed fich in Zeeontlafl;^’^'^”quot;^^'* in defe woedt aldermeefl het geweld vanZe„w|wenbsp;de Storm en Tgt;raai-wind op gefette tydennbsp;met een gröote vreefc van het Zee volk; en opnbsp;defe wijfe wordt die voortgebracht, want als de leordt.nbsp;Zuidewind waait j en de ganfche majfe dernbsp;Zee na de holle flreek van de genoemde Bofem tracht beweegt te worden; en dtbaarennbsp;of vloeden der Rhofne met een Noor de windnbsp;vergejelfchapt zynde aan de andere fijde metnbsp;een groote drift afloopen; fiecdanonftaat’ernbsp;fchielijk cen groote tegenworfteling der barennbsp;terwijle de eene niet wetende van wyken voornbsp;de andere, tot groote drajing beweegt worden,nbsp;door welke hettuffchenleggende onderfcheptenbsp;water geweldiglijk gedrukt terwijl ’t geen ont-vluchtinge vind, als een Tilaar of Berg opge-fet zijnde, den varende Luiden een onontko-melijke Schipbreuk voorfpelt; nademaal hetnbsp;Schip door dusdanige drajingen onklaar geraakt zijnde, door gene Konfl de onmedogent-heid van die woedende Hoofdftoffè kan ver-fetten.
Laat de genoemde Bofem j gemeenlijk de Golf van Lion ABC, de mond van de Rhofnenbsp;B, de ^^or de Zuide windt beweegtnbsp;D E F G, zijn. Ik fegge dar de Zp^ DE, beweegt na de holte van de Bofem ABC, ontmoet baar en of vloeden B, dewelke door denbsp;baar en of vloeden G D E, dewijle fy de felvenbsp;niet konnen wedcrflaan, na Z heenen gedreven worden ; maar ook defe door de baaren dernbsp;Zee aan de ftrand C wederorti gefluit na T gedreven, terwijle fy At fwelling der Zee DEnbsp;niet ontvluchten konnen, worden na K M N Onbsp;voortgedreven zijnde tot eenbeweegt:nbsp;welke als fy in L gekomen zijn aldaar doornbsp;de van nieus wederom volgende baaren gedrukt terwijl fy aan geene kanten uittocht vinden, om hoog, het geene fchrikkelijk omfien isnbsp;opgefet worden; tot dat fy de winden ophoudende en de Zee effen geworden zijnde,
aan haare gewoonlijke vloed herflelt worden.
So fiet ghy dan uit defe Figuur de waare oor-faak en reeden der Storm en Draaiwinden Atugenoemde Bofem der Zee fo moejelijk val
ais de groote baaren gaande worden en onder lende betoogelijk vertoont.
II. Afdee-,
maart «oor SckijibreH- ken. ÏVonderlijkl •van Mageh lanes. T)é japanfe Dc Schecps Joumakfi verhafeh dat in^en Zee ii ver. Occaan tulTchen Japan en China voornamelijknbsp;in den Herfll dusdanige onweders door denbsp;dikwils wajendc ‘Tgt;raai-'wmden oat^zzn, metnbsp;fuik een geweld enraferijedatniemant j dienbsp;die nooit gefien heeft, meteenige gedachtennbsp;kan vatten ; en de bevaringe van defe Zee isnbsp;fo gevarelijk, datmen de Reis voor gelukkig ennbsp;wel gedaan rekent, allTer van drieScheepennbsp;flechts een behoudent’huiskomt. Vi^reedennbsp;van defe faak is eerft de algetmene wind uit hetnbsp;Ooften voortbarftende, waar door de Zse nanbsp;de Stranden van het Vafte Land van Chinanbsp;voorrgeftoten wordt ; welke Vloejinge op denbsp;felve tijd door den opkomenden gilden windnbsp;afgelonden zijnde nevens de ftranden na hetnbsp;Noorden wordt voortgeftouwet; maar ook denbsp;vloejinge van defe op de felve tijd van deNoor-delykewindzigtiacdamp;n, en om de ontmoetende Ooften wind befet zijnde, terwijle die nietnbsp;ontkomen kan, veroorfaakt in fichfelvenalsnbsp;weder omgedraaitzijnde, èit^Draai-windennbsp;\vaar van wy gefproken hebben. Uir het verhaal van veele menfehen is be-Tquot;stZaT nbsp;nbsp;nbsp;Straat van Magellanes boven alle “ feer dikwils met Stormcn‘Draai-windenhe-kommert wordt; en dat moet niemand wonder dunken, de wijle allTer tegenftrydige winden en gelegcntheid van plaats gegeven wordt nootfakelijk een Tdraai-wind moet verwektnbsp;worden. Als dan de ofalgemeenete^/Wnbsp;in de Oceaan leggende tulTchen Africa ennbsp;America en ook op defelve tijd de JVefte windnbsp;uit de MareTacificum\izz\x., fo gebeurt hetnbsp;dat dele twee in die fo naauwe Straat inkomende , defelve wonderlijk beroeren ; en dewylenbsp;de tegengeftelde windennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Baa- ren beweegen, en de eene voor de andere niet |
wil wijken, fo moet nootfakelijk het water tot kringen en oplopingen fo hoog als Bergen op-gefet worden; welk wy ook boven geleert hebben dat in defe ‘i^or de Vloed en Ebb®nbsp;gebeurt. Maar waarom de Scheeps-luidenvootnbsp;den ‘Draai-wind de Zee feerftil en fo effen alsnbsp;een pen, en echter een weinig daar na door fonbsp;vreefelijke baaren on fielt vinden , daar van isnbsp;d e oor faak j dat denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;door de tegenheid der winden van verre allengskens tot weegingen gefebikt word; en bygevolg door hetnbsp;water aan alle kanten gelijkelijk gedrukt zijnde nootfakelijk in zijn binnenftc ruimte vlaknbsp;en effen gemaakt wordt; gelijk de ondervin-dingein alle flilflaandePoelen en Vyvers leert,nbsp;welker wateren fo ge met een flok in het ronde roert, fo fultge altijd de felve in het middennbsp;fonder eenige ryfinge vanbaaren^Az^/en^»nbsp;vinden; maarfogeaanhout met roeren, foful-len de wateren aanflonts Slangs-gewyfe gc-draait zijnde , grootelijksontflelt worden. ’tis echter wonder het geene de Land-bc-fchry vers van Ardabil een Stad in Perfien ver-halen; nademaal omtrent de felve in dc maand van Junius en Julius , dagelijks op de middagnbsp;een TOraai-wind ontflaat, welke omtrent eennbsp;uur lang duurt, waar door gedurig een menigtenbsp;flof het geene menfehen en beelxen fchadelijknbsp;is gaande gemaakt wordt. De reden moetnbsp;fonder twijfTel opnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Jaar-wind die inde ge- feide Maanden waait, degefteltbeid der jplaat-fedaar by komende nbsp;nbsp;nbsp;• want defe omtrent den middag uit het gewefl na een ander uitbarflendc wordt terwyle hy in het felve tegenflant vind, tot fich felven weder heen gefloten, en het flof met fich flepende in het ronde gedreven. Op defe wijfe dommineert denbsp;‘Draai-wind in het Schouburg te Romen, gelijk |
IV. Boek , van den Oorsprong der winden. 257
^^•V. lijk, jk dikwils ondervonden hebbe ; Ac ontmoetende nbsp;nbsp;nbsp;met de grootfte force
IK aiKwiis onaervonaen ncuuc ; wauu nbsp;nbsp;nbsp;________ _________
ind regens de muuren die krings gewyfe porrende nbsp;nbsp;nbsp;op die wyfeVüjl^wvse-
gemaakt zijn aanftotende, cndewijlehy langs ifegt hebben fwelien doen, welkuitde vofpen-defelve al wajende blijft, en eindelijk in her | de nbsp;nbsp;nbsp;blijkt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
ronde gedreven zijnde , vervult alles met het I nbsp;nbsp;nbsp;E e r s t f P r o p f
gaande gemaakte ftof. nbsp;nbsp;nbsp;i' , i. e r s t e i r o e f
j Maak in de grond van het Bekken A B een ‘te
V,Voorstelling E. nbsp;nbsp;nbsp;|nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ die voor open is , en het eene huitenjig vermengt
Hop ptt Pi, nbsp;nbsp;nbsp;-v^ TT7-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-11 IdeCD maak dat aan het Bekken van
¦ •• eneT rr nbsp;nbsp;nbsp;beneden de grond der Zee, groote ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Maas opnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;D
----,1 water wen
hoop rookerige dampen van haar geeven, wel- \ nbsp;nbsp;nbsp;jg
ke door de grond der Z^e uitberftende, en door 1 nbsp;nbsp;nbsp;eênemaal
de fwaartederwaterenonverhindert doorgaan-geweldige bellen en fwellingen de aanttonts als fy buiten het Oppervlak der .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j^jg^ dan door het geblaas
Zee komen, opfwellende en haar verbredende,' nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' ¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;---------1---u-.-
loopen daar fy konnen,en woeden op die wyfe,
1 r- I nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1- _ 1.1_
*W”?quot;ders zijn of de felve moeten eengrooten i
boven
J V» nbsp;nbsp;nbsp;------ _ .
O
.J ----------^
^ befchreven hebben, nbsp;nbsp;nbsp;| wditi uciut.icuugt;.,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;---------,
S?r”quot; nbsp;nbsp;nbsp;mogelijk fal iemand te defer plaatfenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;die bekent zijn, alfo hebben fy
Peggen, dat de dampen door het vocbtigenkt\j ë^en verderverklaringe van noden. Het
konnen doorgaan of fy JuUeu fchielijk alsfy'
het felve aanraken verflikt worden Om I nbsp;nbsp;nbsp;^f^P^terige geeB door de grond dernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;uit-
— \ r Z _ . d. j„„ \ gedreven fonder eenigemenginge met bet water
' te maaken , geheel en al in het Oppervlak des
waters ontkomt. Maar op datwe niet fonder
vaftfleÏÏmge van onïeredenen laaten doorgaan,
ttel ik hier de volgende IPm/by ; uit welke
ghy duidelijk leeren fulc , hoe de damp en rook
onvermengt door de vochtigheid heen gaat.
II. Proef.
Neem een Flejfch hoedanig een ghy in de nevensgaande Figuur fiet, voor een gedeeltenbsp;met water of eenige andere vochtigheid^e-
door de grond van het vat ^ooxg^zn^Q Qr\\\ci water beroerende veroorfaakt worden. Maar
* ^ \ nbsp;nbsp;nbsp;11 c
de valsheid van defe tegenwerpinge te wederleggen moetmen weeten, dat dufdanige.S^//'^-terige en fwavelige geeft en , 'n elke de onder-aardfe Gloeden van haar geven, geenfmts van het...............•-------Mp^evmPrL-
maar
—i: water vernietigt worden, x(s.^z.ton'vermen-gel§k door de waters doordringen; welk de on-dervindinge niet alleen in de Aardbevingen maar ook in alle wateren geleert heeft. My gedenkt dat ik in het Jaar idj 8, in welk Calabri- ^nbsp;en door ongehoorde Aardbevingen gefchutnbsp;wierdt, de Zee niet anders dan als het regendt,nbsp;en als ieder drop een bel in de.2ee te voorfchijnnbsp;brengt, of gelijk het vuur welk onder een Potnbsp;geftookt is, het water door fijne hitte tot bellen jnbsp;maakt,T;o/en heet van bellen gefien hebbe,welk!nbsp;buiten twijfièleen blijkelijkteeken was van de inbsp;geejlige dampuit de grond derZfc doordmiddennbsp;des waters fonder eenige hinder doorgaande.nbsp;Wederom het water wordt op fekere tydennbsp;door de onderaardfe winden en dampen in fijnnbsp;ZtZZrnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;merfo ongewoon een fwellinge op-;
^^fet -, dar het die geene die op den eenen oever *
ZfZt' nbsp;nbsp;nbsp;geficht van den overleggenden ten
eenemaal beneemt, gelijk nbsp;nbsp;nbsp;van de Rie-
i lt; .«.lUiuiiiii tiiiittuM
vult, by voorbeeld tot B C toe ; ftcekinde mond van de Fleffch een Tabaks-ppp , fo diepnbsp;dat hy grond raakt; maak daar na de mond
dan de nbsp;nbsp;nbsp;; kan. Defe dingen geaaan zijnde fok» indeope-
geen andete kan Zijn a nbsp;nbsp;nbsp;..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;* J mond van de Pijp drooge F ah aks-blade-
¦mmden en to/W ^ ff Jlpes door vet-1 re» oiSwavelfii iets diergelijks, welke aange-hooien van de na by gelegene nbsp;nbsp;nbsp;1 «l- blinde on re «liike een nf/.Cn de
viere Macra verhaalt. Onder allen is het wonder , welk die geene die by het raeir Lemano woonen verhalen , dat het felve namelijk tenbsp;mets ja als het ftïl weder en denHeemel heldernbsp;is fpdanig fwelc, dat fo lang als de opwellingenbsp;van ditopfiedende meir duurt, geen fchip fonder merkelijk gevaar van Schip-breuk fich daarnbsp;op derft begeven. En deopfwellingevanditnbsp;omleggende meir noemen fy in het Frans
fteken zijnde en te gelijke°eenpipkeni^ i^^ndt mond van de Flefchvaft gemaakt hebbende,nbsp;inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Kknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fuig
VdU UI., na UJ nbsp;nbsp;nbsp;-----,
“orgene doorgangen , die in de grond van het ’^eir haren uitgang hebbcn, uitgeeven, welkenbsp;1. Deel.
-ocr page 324-tuur.
258 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD,
CAP.jV. fuig daar door uit de Lucht die binnen de Flefch is , en ghy fultfien,’tisvvonderomtenbsp;feggen , dat de rook vande aangeflekeneftojfenbsp;en de damp door de mond van de Pijp D innbsp;grooten overvloed in manier van ttnwolks-ken j en onvermengelyk door het midden van denbsp;vochtigheid doorgaat, en een uitgang door de;nbsp;mond van de Typ É vindt, als door de fcherp-!nbsp;heid vanderöö/é de droogte het te boven ko-\
Niet anders als fo moetmen oordee-1 len dat het in de Z^e toegaat, door welkers I
Jl
\l
ken.
grond eengrootemeenigte van Swavelachtige Salpeterige geeften uit een Vuur-hol afge-fclieiden en opgeheven , het water fonder gevaar van dat die fich met het felvefullen mengen doorgaande ^ aanftonds als fy in het Oppervlak der Zee ontkomen 2ijn,fal die menigtenbsp;van dampen tot blafingen en Winden ontdaannbsp;Zijnde, op die wijfe gelijkwygefegt hebben, ; Lucht die door dampen enuitwaaflemingennbsp;en de Lucht en de Zee met een groote for-i verdikt is , dan fal hy of uit Bof uit C uittochtnbsp;ce en hevigheid ontroeren en gaande niaa-1 yj^den; en foisdenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;A, eveneens als een
VI. V OORSTEL.
Hoe de nbsp;nbsp;nbsp;uit de perfllnge^s'erwmlkcn
voortkomt.
Het gebeurt dikwils ó,jx.o^eenfeker aan-Jlaande onwe der fchielif. een geweldige Wind verwekt wordt, w^elk dtui aldermceft gebeurtnbsp;wanneer dattér een Jlag-regen vallen fal , ofnbsp;als het gedonderde heeft. Na d^eoorfaakyznnbsp;defe Wmd wordt onderfocht ? ikantwoorde,nbsp;dat dat gefcliied of uit het nederdalen dernbsp;wolken die fwaar van water amp;yn door welke de Lucht die onder defelve is geweldignbsp;gedrukt wordt, waar door degeperftclucht,nbsp;indien die van de zyden geen tegenftant vindtnbsp;van iets anders dat hem dringt, het zy van eennbsp;wolke, het zy van een dampendeuitwaafle-Jnbsp;rainge ontmoet, fich kringsgewyfe overal hee-1nbsp;mtkruchtnen verfpreit. Maar fo die ergens van van ee-1nbsp;imdtrni' geweft een verdikte damp tegen komt, fo inbsp;UnMbhm. ftortde Lucht door de op hem leggende wolke |nbsp;geperft, met geweld na vooren en defe Wind^ |nbsp;hoew^el die en oj? her land en op het water feer |
j Blaasbalgj die de Lucht tulTchen hem en het Oppervlak van de Aarde en Zee door fijne ne-derdalinge als door een Pijp met een grootenbsp;kracht uitdryft. Waar uit blijkt, waarom tenbsp;mets fchielyk fo geweldige en^ormende Winden voortkomen : om dat indien de Lucht vannbsp;alle kanten van de om hem fwevende wolken omlèt, en daar en boven van de boven opnbsp;i hem leggende Wolke door eenfchielijkene-derdalinge geperft wordt , fekerlijk , terwijlnbsp;hy geen uittocht weet re vinden, waar hy ooknbsp;kan, met een groote kracht als door een feeke-re naauwe Pijp fal uitbarften.
____________________j. ___________ de drukkende Wolke zyn j P de ge-
dTkvviïs voorvakrib duurt die echter niet ïan-1 nbsp;nbsp;nbsp;lucht ^ MN de dikke omfaande dam-
ge, maar na de nederdalinge van de op hem j O de Typ of uitgang j door welke de leggende en perlTende Wolke, welke nederda-linge ophoudende , houdt ook de Wind op.
Maar laat ons de faak oogfehynelijk vertoo-nen.
Laat A een wolke zynjbefjvangert met een
geperfte lucht uitbreekt. Maar defe dingen zijn fo licht oni te bevatten, dat fy geen breeder uitlegginge van nooden hebben.
outlaften fal, en wel fo veel te geweldiger, pr«/®lt;»’*hoe veel hy de Luclitdie onder hem is doornbsp;‘dt/mikennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fnelder engeweidiger nederdalinge fal ge-
’perfl hebben. Maar Ib die aan een van beide de lijden hinderniflenontmoet, dat is ,
Uit defe dingen blijkt ook , waarom men na T)onder Witid verneemt .- om dat ge'„»lt;,/ynbsp;Slag-regen j D hetOppervlakvande 2fee of^Xvf als door de gefcheurde Wolke de Luchtnbsp;Aarde j de middelruimte ftC , de Lucht: j die onder hem is op her meefte gaande ge-Ikfeggedatde Wolke A, door defwaarteder i maakt wordt, hetooknoodfakelijkisdatdaarnbsp;wateren, aanftonds als hy wil nederdalen, de!uit voortkomt. Het blijkt ook waaromnbsp;Lucht B C perft , en dat fich defe gedrukt | in valleijen en kloven der Bergen meeft al-zijnde,fo daar geen hindernis in B en Cgeftcltl tijd fo geweldig een wind blaap : om dat denbsp;Wordt , daar heenen met een groot geweld wind in een open veld verwekt zijnde , al
een
is hy ook feer klein , aanftonts als hy in dele engtens is ingekomen, ook daar als befloten ennbsp;belet zijnde op een wonderlijke wyfe toeneemt ; dat heb ik op dien Ib hogen Berg van ’tnbsp;Soranife veld niet fonder gevaar ondervonden,
IV. boek , VAN DE Oorsprong der winden. 259 ^ A p. V. op de vlakte van welkers kruin men niet, dan meet tien dagen achter een; en terwijl den He-door een opgeretene engte der Klippen komen mei en Zee llteeds veranderde, hadden eenige kan, 'mvi€^tlt;itwindeii{oge'weldig7A]\\, dat fwaareendikineengedrongenewolkennahetnbsp;niemant recht opgaande fonder prijkel voort- Noorden alle de gelijk als by beurtennbsp;gaan kan ; maar om niet van de wegge- na haar getrokken. De Zee was Uil, dieftil-rukt te worden , wordt ieder een die op den te bedriegelijk , de Schippers onkundig vannbsp;Berg klimmen wil gedwongen fulcks al krui-! de plaatfen en het weer hadden om wind tenbsp;s2ry*ytf‘‘nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;doen. Mijn Reis-broeder verhaalde J hebben al de Seilen bygefet; als uit die Wol- my dat een geheele Kudde ^wynen te defer | ken daar wy aanftonts van fpraken, de Koorde plaatfe door diC. Stormen der windei\ gtV2it, \ 'wmd als geheel en al fchielijkuitberftendeennbsp;weggevoert, en regens de Klippen van en naby j fich verfpreidende , vier Scheepen die over dwers lagen, en welkers toeruftingenietalte bequaam tot de reife was, voor het oog van denbsp;andere, fchiclijkalfoomgekeert en overvallennbsp;heeft’dat van fo groot een getal van menfchennbsp;niet een eenige overgebleven is , de anderenbsp;Scheepen ftreekenfchielijkhaare Seilen , ennbsp;die niet haaft genoeg geftreeken konden worden , wierden van de wind aan flarden ge-fchcurt. De Koorde wind naderhand doorbla-fende begon ook de Zee van gelijke te fwel-len, de Baren refen dan eens Hemel hoog , ennbsp;dan daaldefe weder by na tot de grond toe.nbsp;Een Orcaan wordt genoemt een fchielyke en {feil verfchrikte fy de Sonne by daag door haarnbsp;fcer geweldige Wind dewelke als hj uit een\ V\kk{gQ by nacht door haar Vuurigeverwe;nbsp;Wolke uitberft j alle dingen\on(iQlt;KiQho'VQn\xys!mng dagen lang duurde die afgrijfelijkcnbsp;keert; en die gevoekmendikwils in den Oceaan die tuflchen Brafil en Africa legt; ook aannbsp;de Caap de bon Rfperance^ en by het Land vannbsp;Katas; van gelijken ook by Guinea onder denbsp;Midlijn,welk de Portugefen met een averechtsnbsp;Woord dikwils 'Travades noemen,en fy gebeuren inde gefeide plaatfen jaarlyks.’H^esx eer wynbsp;tot het onderfoek van de verborgen oorfake toenbsp;treden, moeten wy eerft verklaren hoe dejelvenbsp;voortkomen; op dat wy de wonderlijke uitwerkingen gefien hebbende, des te gemakkelijkernbsp;tot der felver oorfake konnen doordringen TEL. lier Ufe» gelegen Berg gefmeeten wierdt en om hals raakte. Te defer plaatfe foud ik ontelbare wonderen van de kracht der Winden die in alle plaatfennbsp;voorvallen konnen by brengen, maar het falnbsp;genoeg zijn dat ik die alleen aantrek, die ik fel-ve ondervonden hebbe. VII. V o o R sHoe en uit welke oorfakendeYlinAdiewyeen Orcaan ö/Travade noemen ^ voortkomt. Portugefen eer.fy genoegfameken-nHTc van denOceaan hadden, verfcheiden tochten om nieuwe landen te ontdekken, omtrent de bon Efperance en de Hoofden vannbsp;Africa ondernamen j hebhenfy de vernielingenbsp;van defe fchielyke windt meermalen metnbsp;•groot verlies van Schepen en menfchen ondervonden. Want als de Koning van Portugal, nanbsp;dat Indiën door Vofctis Gama ontdekt was,eennbsp;nieuwe vloot , die dertien Kloeke Scheepennbsp;fterk was , in het Jaari5'oo, onder het beleidnbsp;van een Admiraal en Schout om de nieuwe landen te befoeken, uitgerufl hadde, quam defe denbsp;eerfte van alle die in Europa woonen, tot groo-teblijdfchap der Portugefen,in Brafiflen eindelijk na dat fy daar een weinig vertoeft haddennbsp;in de maand van May afflekendenadeGz^/nbsp;de bon Efperance j TX^niy doot een geweldignbsp;onweder ovttvaWtn, welk onfen Maffejm warelijk nadrukkelijk bcfchrijft. Van Brafil totnbsp;de Gaap de bon Efpermtce telden fy byna ixoonbsp;niijlen*. Die Landen zijn voornamelijk voornbsp;den woedenden Oceaan en Srroomcnde Winden. De Portugefen eer (louter dan gelukkiger op die ruime plas in de Maand van May gekomen zijnde , verfcheen aan dcfelve in eennbsp;verfchrikkelijke gedaante een brandende Co-L Deel. |
Storm, Tot dus verre Majfejus. Of dit onweder warelijk voor een Orcaan kan géteekent werden , is onfeker, terwijl denbsp;Schrijver leert dat het felve uit de quade invloed des Comeets yan foveele dagen voortgekomen is. En de uitwerkinge van een Orcaan gelijk die fchielyk is , alfo duurt die ooknbsp;maar voor eenen kleinen tijdt. Ik kan mynbsp;geenfints laten voorftaan dat het een Comeer,nbsp;maar waarfchijnelijker houd ik het daar voornbsp;[dat het een geduurigeuitvloejingeszn onder-zeefe dampen geweeft is, welke uirvloejin-ge in het Middel-gewefl desluchts opgetrokken en verdikt zijnde, dat onweder waarvannbsp;Mapeim{'px.ee\x , veroorfaaktheeft. Nu is noch overig te feggen wat een Orcaan zy. Te mets gebeurt het dat als den Hemel feer Hoede onhelder en de Zee (lil is , aan den Hcn^I een klein wolkje komt dat na de gelijkeniflc een wordt.nbsp;OJfen-ooggenoeml'^otdt, binnen korten tijdnbsp;fchielijk groot wordende. hdzmgeonweedersnbsp;verwekt, die wy fonder fchrik naulijks leefennbsp;konnen. Sulk een wonder der natuure wordt sefchrynbsp;dikwils ondervonden ontrent de Caap de bon'^^e.lt;‘-v‘tnnbsp;Efperance ^ welke Caap of Hooft gemaakt io'TV/'*nbsp;wordt door een hoogen Berg die fich wijt ennbsp;brect in Zee ijitflrekt de kruin van defe Bergnbsp;loopt niet fpits toe gelijk die van andere Bergen, maar heeft een groote vlakte, welke denbsp;Hollanders om zijn gedaante en figuur dennbsp;Tafel-bergj dat is, een 'Tafeldie met een Ame-laken gedekt is, noemen. Op de vlakte van Teehe» van defen Berg dan, vertoont fich eerft in de lucht gelijk my Fader Martinim Martinim ^ dieilln^'^'^' het felve gefien heeft, mondeling Jieefcnbsp;verhaalt etnfeernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vvelk aanftonds de ganfche breette van den Berg bedekt, welk als de Zee-luiden gewaar worden, begevennbsp;K k znbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fy |
i6o
ilAfdee- fy aanftonds , als een feeker voort eeken\ van een onmydelyk onvoeeder fiende, na het}nbsp;ftrijken der zeilen van de Itrand af, na een vei-1nbsp;liger plaats toe , willende liever die doode- jnbsp;lijke toefpijfe van die gedekte Tafel milTen,nbsp;welke veeltijds veele die daar al te onvoorfich-tig aangingen , tot een openbare ondergang!nbsp;heeft gellrekt. Want aanftonds wordt uit de jnbsp;kruin des Bergs fo geweldig een wind uitge- jnbsp;laten, datter geen Schip fo llerk en toegeruft; ]nbsp;isj welk het geweld van die wind kan uitftaan; |nbsp;waar door de Zee op een hoop als Bergen ge-jaagt zijnde , fo groote Baaren en Stormennbsp;verwekt, dat de Zee met de Scheepen niet anders als met een Pluim die van de Wind voortgedreven wordt fchijnt te fpeelen; waarom de-lelve door de ongelovelijke beweeginge dernbsp;Zee, of gefloopt worden en fmken, oftegennbsp;de onderweeg leggende klippen gefmeten zijnde, met een beklagelijk verlies van menfchen,nbsp;aan fplinrers geftoten worden. En dar dufda-nigeen Orcaan niet alleen by dit Hooft maat)nbsp;ook in veele andere plaatfcnop gefette tijden'nbsp;gebeurt, is boven gefegt namelijk.aan het Landnbsp;Natal, aan de Zee-ftreckenvau Guinea; aannbsp;het Hooft van ^uardatui by Loanda, en meernbsp;andere geweften van de Indifc Zee, welke alsnbsp;daarblixemen bykomen , gelijk geraenelijk gebeurt , ook by de Grieken ‘Prefieres genoemtnbsp;worden.
De foo Schrikkelijke uitwerkingen van de Travaden cn Orcanen hebben wy ge-fien , laat ons nu der felver oorfaak onder-foeken.
Ik fegge dan dat het ganfche Zuidelijke -Africa over de Maan-bergen j welk men Mo-nomopata, Angole, Mozambique, Melinde,nbsp;Sophala noemt, vol van onder aardje vuur ennbsp;is ;¦ welk dat het waar is in het voorgaande vannbsp;de Vuurbergen en verbrande Eilanden van denbsp;Africaanfe genoegfaam verklaart is, datnbsp;daar en boven het ganfche gtnzzmêit Land vinnbsp;Monomotaja gevolgelijk hoNn vol van afgronden, hooien en fpelonken van een onmeerelijkenbsp;diepte is,getuigen de jaarlijkfe Brieven van onsnbsp;Gefelfchap; wederom dat de inw'oonders verfe-keren dat het fo vruchtbaar van Goud is datnbsp;fytullchen defpleeten der Bergen menigmaalnbsp;ftukken van vaft Goud fo groot als een Hoen-der-ey gevonden hebben, en dat het daaromnbsp;van Mctaal-lappen en Minerale geeften be-fwangert is. En uit het voorgaande is gebleken,nbsp;dat alwaar de onder aardje vuur en dominereiijnbsp;dat ook aldaar Schoorjlenen^n tochtgaten, fonder welke het vuur niet foude konnen leeven,nbsp;gevonden worden; waar van fommige onder denbsp;2^e wijt cn breet in de grond van de Z^e uitge-ftrekt zijn, andere indealderhoogftenbsp;haar uittocht vinden, in welke en allerlei flachnbsp;van Souten, en andere Mijnftoffèn, de natuurlijke beftellinge der Sonne daarbykomende totnbsp;Goud en andere Metallen bereit en toegemaakt worden.
Defe dingen geftelt zijnde, fegge ik dar dusdanige vuur holen in een fekere fiandt der Son
ne in deTekenkring gaande gemaakt wmrden, het fy dat fulks gebeurt door de overhandfenbsp;ftroom vandeOofte ofWeft.Zf’É’, waardoornbsp;fy de Waterlopen die van naturen in de ftran-den geplaaft zijn drukt; of omdemachrvannbsp;de Straalen der Sonne, gefchoten regens denbsp;grond van datvoofe'en IpongiachtigLand, ofnbsp;eindelijk om de fneeuwige overftroomingennbsp;van de Maan-bergen, welke het ganfche Zuidelijke Africa onderworpen is , is even veel,nbsp;en dat w'arelijk de byfondere ojgetelde oorfa-ken den Vuurkolen een grooten aanwas toe-brengen is boven getoond geweeft. Dat nu denbsp;Orcanen QnTravadenvoot\\cini2amp; hier vin°JJfnkir»nbsp;haar oorfaak hebben zijn wy nu voornemensnbsp;te toonen. Dewijle dan de Gaap de bon EJpe-rancej alwaar dn(lt;Xin\gt geweldige en vlam-migewindennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;boven andereLandennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;;
woeden verheven tot een feer hoogen Bergj, die door zijn fteenige top heel wel te fien is, overnbsp;al en aan alle kanten uit afgebrokene klippennbsp;en rotfen beftaat, fo fchijnt het niet vremt vannbsp;de waarheit dat de vuurkolen door verfcheide-ne welfsfels en verborgene doorgangen haar,ennbsp;elders op defei^^r^ en inde opene Zee ontlaften;nbsp;ontlaften nu konnen fy haar niet dan doornbsp;ygt;^;?enuitwaaireniingen , welke metSoutvannbsp;Ammoniac, Salpeter, Swavel, Antimonie , ennbsp;andere diergelijketnvinnigeMynjioffennbsp;befwangert zijn, defelve aanftonds te gelijkenbsp;met de vlugge geejien van het Goud j waar vannbsp;fy vol zijn, door de mond van de openingennbsp;des Bergs om hoog geheven zijnde, fo haaft;nbsp;als fy in het koude gedeelte des luchts komen,nbsp;aldaar verdikt zijnde dat wolkje wclkfy Oj-fen-oog noemen teweegbrengen. Maar dewijle dufdanige dampen en uitwaaflèmingen doornbsp;een gedurige opvolginge vermeerdert worden , fo gebeurt her dat fy ditginichamp;vlaktenbsp;van den Berg allengkens als een Tafel dekken,nbsp;en de geejiachtige en fwcllende beftanelijk-heid der dampen en uitwaaflèmingen herwaarts en derwaarts gedreven zijnde , ont-fteekt feer licht tot vuur. Welk als het gebeurt , fie daar dan hoe de geeften niet langernbsp;in die banden konnende belloten blijven , nanbsp;voorgaande weerlichten , door een fchrikke-lijk gekraak, als ook met een ongclijk geweld na beneden ftortende, alles wat haarnbsp;ontmoet , ter neder fmijten. Maar dat fynbsp;liever na beneden als na omhoog gedrevennbsp;worden , daar van zijn de oorfaak de geeften des Gouds te famen met het Salpe-terige weefen, als ook dat van het Sout vannbsp;Ammoniac en Antimonie met de felve vermengt zijnde , en krachtiger [dingen als; dienbsp;en die meerder gewelds baaKn , konnennbsp;daar in de natuur der dingen niet zijn.
Maar laat ons de faak door een Proef be-wyfen.
Proef.
, VAN DEN OORSPRONG DER WINDEN. i6i te Wijnfteen die den anderen fo feertegeri zijn gevoegt zijnde , fo hebben fyfoveeltcnbsp;vinniger ftryd hoe veel te geweldiger fymal-kanderen tegen zijit. ' A p. V. .i'OooJer- kracht f kimera-un. l^achtïo gxoot ïs, dat alle fchrikkclijke onwe-j Wanneer dan dêfe geweldige Jtoffen door ders en llormen, en omkeeringen van Steden 1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en dampen in de Lucht ge- froef. _ nbsp;nbsp;nbsp;^ en en dat niet fonder groot gevaar des levens van Ipon uit de ingewanden der Aa^e uitgetrok-die geene die het felve onvoorfichtiglijk han-1 ken vermengt worden, als hetfeker is , dat alle vremde uitwerkingen binnen de ingewanden t“i'ilUen fktior. drijdig met die van hetBus-poejer; wantge- oorfike gdchiedt-, of doot den geweldigen Or- en aandeekt ; fal in een oogenblik nevens een ^van de Zee komen aanvallen , de welke de' verfchrikkelijk geraaas bevinden , dat de Ta-! Baaren die nu door denOrcaan gaande ge-fel hoe dik die ook geweed is, volgaatenis |maakt zijn , ontmoetende , met een grootenbsp;geworden; waar van het Sout van Ammoniac! ftribbeling tegen den anderen aan wordelen,nbsp;de eenige oorfaak is. Want gelijkerwijsalsde iwaar door de Zee door de hardnekkigheidnbsp;ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;een verborgene tweedragt [der Baaren nu als tot een Berg opgefet, dan' en vyandfehap onder malkanderen hebben, Itot drajingen beweegt, en dan aan de djdfe fo dat fy felf te gelijke niet bedaan konnen; alfo ' Baaren verfcheidentlijk aandotende , die on [l’^ghctd Ur de welke het Sout van Ammoniac en de gefet- ceaan gewaar geworden zijn. Ook gebeurt het R k 3 nbsp;nbsp;nbsp;fom- IV. BoekROEF Daar 2ijn in de natuur der dingen fommige ^fnerale felfflandighedetij welkers vereenigde en Bergen met recht aan de felve konnen toe gefchreven worden; welk ghy met de grootllenbsp;verbaaftheid en verwonderinge bevinden fult,nbsp;fo ghy een meng/eluitge/üivert Goudjnbsp;Koning-water j Sout van Armoniac^ en olienbsp;quot;Van nedergedreven IVijnJieen , want dit opnbsp;het minde aanraken des vuurs aangeftee-ken zijnde , dort na een groot voorgaandenbsp;gekraak ^ alles tet neder wat hemontmoer,nbsp;delen. Ik hebbe dufdanig een TPoejer gezien welk gelegt was op de punt van een dataan-gedeken zijnde , fo groot een^rr^z^j-maakte,nbsp;alfmen ter naauwer nood verdragen konde;nbsp;ja alle die daar tegenwoordig waaren wier-den door het gewelt van het geluit als verdooft. Maar de üitwerkinge van ditpoejer is ganfeh lijk ais dit aailgedeken zijnde met geweld na omhoog, allo wordt dat nanbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gedreven. Want fo iemantfelf een weinigvun dit Blixe-mendepoejer op een yfere of \\outenTafellegt f'^'gheid S»cr. heeft ook het nbsp;nbsp;nbsp;fijne dry- digheden tegens de PVftnfleen. Wanneer dan het Sout van Ammoniac met den Olie vannbsp;Wijndeen die fo feer drydig tegens liem isnbsp;gevoegt wordt, geraken fy aandonds in eennbsp;onderlinge heevige dryd, en het Goud dat nunbsp;in het Koninglijke waater gefmolten is gaat nanbsp;beneden , maar de Olie van Wijndeen treftnbsp;dc gefuiverde geeden van de Salpeter , dienbsp;door defe gemaakte drijdt beweegt zijnde,nbsp;door een vyandige verbintenidc van vriend-fchap met de Swavel van het Sout gevoegtnbsp;wordt. Maar de wijle de Swavel van het Goudnbsp;ten alderhoogden gefuivert en onvergelijkelijk fijnder als de gemeene Swavel is; daaromnbsp;maakt die dufdanige wonderlijke werkingennbsp;terwijl die fich over al in dringt j alles ver-drooit, doorboort,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;; en de Salpeter vyand zijnde van de Swavelige geeden des Gouds , terwyle het opgefwollen zijnde vannbsp;die enge plaatfen niet kan bevat worden,nbsp;breekt te famen metdealderkrachtigdegee-ften door eeh ongelovelijk geweld door allesnbsp;heen met een groot geraas en gekraak ; met |
trokken worden , foo gebeurt het dat die eindelijk onrdeken zijnde, de Orcanen ennbsp;Travaden veroorfaken , welke wy befchre-ven hebben. Want in alle geweldige j hevige en derke wind waar door ook denbsp;Boomen uitgeroeit, de Huifen gedort, en denbsp;Ruiters en de Menfchen door de Lucht weggerukt worden, is het foo feeker dat dufda-nige ftoffen door uitwaajfetningen en dam-der aardejVifzato^ Adeeêibevingen, omkeerin-gen van Bergen en Steden, en voortbrengin-ge van nieuwe Poelen volgen , door de ver-menginge van dufdanige ftoffen veroorfaaktnbsp;worden. Nu wordt gevraagt; waarom de Z^e met het marom de uitberfien van een Orcaan fo geweldig ontfieltnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ wordt ? ik antwoorde dat fulks om tweederlei van cm or-caan dte op de Zje valt, die den felven als -uordt. hy dichte by hem is in een oogenblik feer geweldig fal beroeren. Ten tweeden om de te-genfrydige Baaren die uit het verde vertreknbsp;deltenide veroorfaakt, dewelke wy befchre-ven hebben. Ja het gebeurt in fommige plaatfen felfs als wanrotrt de jhet dil en mooy sneedetiÚt deZfe alstot^“ft‘ffff^ groote Bergen opwelt j van welke faak de oor- aardtgenbsp;faak geen and’re is dan dat degefeide uitwaaf- fe.nbsp;femingen en dampen door verborgene wee- roert wordt.nbsp;gen in de grond van de ingeboort zijnde,nbsp;gelijk die met het grootde geweld voortge-fiouwt worden, en de wederdaande Hooftdof-fe des Waters ontmoetende dryven’t felve omnbsp;hoog, en maken op defe wijfe de Zfe geweldignbsp;gefwollen en ontflelt: welke dampen met hetnbsp;gefeide mengfel befet zijnde te mets , gelijknbsp;wy boven door een Proef getoont hebben, doornbsp;een onvermengelijke bedanelijkheid des waters in borende j en boven het Oppervlaknbsp;der ontkomen , en door dc al te veelenbsp;beweeginge aangefieken zijnde, fo feken fynbsp;met een, voornamelijkfofyHardig ofLymignbsp;zijn, de geheele Zf^ tian : het welk de ge-fchiedeniffen verhalen d2X\Americus Vefputiusnbsp;ondervonden heeft, en na hem de red dernbsp;Zeeluiden in verfcheidene dreken van den O- |
DE ONDER-AARDSE WERELD,
ÏI. Afde^
LINGE.
fomtijds dat de fVaterp '^pen van den Oceaan van dufdanige dampen en nitwaafferriingennbsp;laftig gevallen wordt j waar door de waterennbsp;gedwongen zijnde te wijken, fchièlijk de gan-fche boven op haar leggende fwaarte des Oce-aans geweldig beroeren. Waar uit een feernbsp;feekere regel kan getrokken worden, dat fonbsp;wanneer by Jiïl enmooyweeder dusdanige on-weeders ontflaan dat dèfelve of van degefei-
de uitwaafemingen of onder aar dfe IVinden wybefchreven hebben.
‘veroorfaakt worden. Dus hebtge dan de cor-]
faak van de Orcaan en Travade te defer plaat- j nbsp;nbsp;nbsp;IX. Voorsteli^jge.
fe verklaart. nbsp;nbsp;nbsp;inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Orcaan en Draaiwind zy welke degene
te mets ondervinden die de Zuidlanden doorreifen en hoe defelve veroorfaakt word.
Wnt een ff'tnd daarnbsp;geduurignbsp;regen by is,nbsp;xj.
In de Engrehs van den Arabifen Bofem, als ook in van Arabien, ^Ethiopien, Libien en an-dere Woeftijnen van Afien, komt feer dikwilsnbsp;men, op duirs de w'tnd daargeduurigreegen \xtx\ Orcaan met een ‘Draaiwind; eerft doetnbsp;by is kan tweederlei aangemerkt worden; of’ fich voorhetoogopeen^i^^cenfwarte'ti:.'ö//éc,nbsp;yootiostéièaesooixk.omtuitdegrootejwaar-'i^tntt vlammende Geeften als een brandendenbsp;te der wolken gefmolten tot water j welke op | Schoorfteen, fchrikkelijk om fien, Hinkende,nbsp;de aarde niet drups-wijfe, maar met een ge-i dewelke door fijne dikke duifternifle den dachnbsp;heele uitftortingc van water alles mti(\y\Q\ donker maakt; defe wordt op de voet gevolgt^^^^*^,^»nbsp;overftrominge bekommert , Qno'^\^tx.]^{oog-\y!2^^ttnJiormende wind j die echter niet langJ^V#nbsp;duidts IVolkenbruch j op het Nederduidts'duurt, waar door het Sand der Strand en vande»«»f^*nbsp;fcheuringe lt;/ergenoem’t wordt; of \\y\Roode Zee en de ftoffige Velden van denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;* ¦'
door welke de gefeide dampen door ’t midden der Zee uitgehaalt worden , veroorfaakt worden: wantdefe loiomhoogopgevoertj altijdnbsp;nieuwe en wederom nieuwe winderige uit'-waajfemingen daar op volgende, eindelijk ver-breet en beweegt , en om de geeftachtige beweeglijkheid van haar weefen, niet konnendenbsp;gehouden worden, en waarfykonnenuitbrekende , ontftellen de Zee mtiéicStormen
VIII. V OORSTELLINGE. Hoedt 'VI inè. daar gedmirigreegen by is
voort gebracht wordt.
De wind welk de Grieken Ephydrias noe-
komt voort uit het alderdiepfte der wateren f notWoeftijnen gaande gemaakt zijn van welke te defer plaatfen noch overig istc j onweders veroorfaken veel gevarehjkerals die^^^nbsp;fpreeken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I op Zee vooorvallen. Want’t gebeurt dikwils,/cM
Het is door een langwijlige ondervindinge dat een geheel gefclfchap van Koopluiden,
w’elk ly een Laravane noemen , en wel les duifent menfchen veeltijds uitmaken, die doornbsp;de gefeide .Woeftijnen trekken, door dat foda-nige onweder overvallen en begraven zijn alsnbsp;bok haar Kameelen fonder dat fy door eenioenbsp;menfchelijke Middelen konnen gereddet w'or-
Ie» onge-wenelhk on-veder der Zee.
van die geene die de ecrfte wegen van den Oceaan menigmaal bevarenhebben ondervonden, dar by rijd en wijlen als de ILttfeerftil ennbsp;van cjuaadaardigheid als met beefcmengefui-vert is, Jèkere damp ontjiaat ^ dewelke gelijknbsp;als een Hoos of mouwe welk dePorrugefennbsp;daarom la Manca genoemt, allengskcns rotjde | den.nbsp;groofte hoogte opgeheven word, welke nader-1 Na de oorfaak van fo feldfaam een voorvalnbsp;hand fo word verweidet dat fy de ganfchen en vvord met recht onderfocht; en ik meine feker-HemelenZee met een dikke duifternilièbe-1 lijk darter geen andere dan die is, welke ik gedekt , waar op feer fchrikkelijke winden en die | noemt hebbe; namelijk Salpeterig-fwaveligenbsp;\2inttnongelovelykgeweldT.\]n\o\gtn ; ^oot'dampen ofuitwaaffemingen vermengt metSalnbsp;welke den Oceaan met fuik een raferye ontfte-1 /Immoniac, welk voornamelijk in defe Ammo-kcn werd,dat niemand dat fchrikkelijk gewelt' nijè Woeftijne van Lybien, waar van hy ook denbsp;der Baareneenigfinrs met gedachten begrijpen naam draagt, in grooten overvloed vergadertnbsp;kan , ten fy dan die die defelve ondervonden w’ordt, wantdefe aangeftekeh, en nagelegenr-heeft ; men vint in geen Scheepsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;heid van die geweldige vinnigheid der nature
zijnde, alles wat het ontmoet, door een onmij-delijk noodlot overdekt en begraaft. Waar blijkt, waarom in fommigeplaatfen van Ara- ic*nbsp;bien en Lybien fomtyds eenRegenvan fVormen
De oor faak van ditnbsp;onvoed er.
^at een eenig Schip fo wanneer het door dus-j waar mede fyvoorfien zijn, verwijt zijnde, en danig ttn water wind ovttysXltn'is, isontko-jden fandigen grond die geweldig mul is tref-men , te wéten in de eerfte tijden in welke den jfende , beweegen de felve tor in den grond.nbsp;Schipluiden de kracht vande woedende natuur waar door ’t Sand tot byna aan de Sterren op-noch onbekent was; maar nu door de onder- Igejaagt en tot Swavelige Bergen gewordennbsp;vindinge wijfer geworden zijnde, konnen fy denbsp;woede van de genoemde wind fo haalt als fy denbsp;dampütn opgaan , met een groote abelheidnbsp;te leur Hellen.
Slangen j Vorjfen en diergelyke beesjensgefien siang‘’*.f^^
is. Want defe te gelijke met het Sand, o( ook dierV^
uit wat voor een plaatfe het zy alwaar fyhaar door een overvloedige voortiéttinge onthouden, door het geweld der winden weggerukt,nbsp;ninia defe dan na geene geweHen^ na dat denbsp;wind waa'it heen gevoert, of ook uit de fadigc
licha-
Soge na de oorfaak van defe wind vraagt, weet dat het ten eenemaal defelve is als dienbsp;welke den Orcaan veroorfaakt, alleen metnbsp;dit onderfcheid dat de Orcanen door dampennbsp;en uitwaaflèmingen door aardfe openingennbsp;uitgetrokken , en de Hoofen of JVater-windennbsp;door de pijpen die in de grond van de Zee zijn.
-ocr page 329-‘I A:
-f.'JG,
OE
«M
'Uloj
“¦ lichamen van de genoemde beesjcns genomen jwyfe ifTer geen foort van reegenen fovreemt en in een vochtige en warme lucht door een I v^aar van in de Hiftorien gèmelt wordt,nbsp;fchielijke baringe voortgekomen zijnde, ver- iwaar van ge de oorjaak tnreeden niet kondtnbsp;oorfaken die jeldfmnen Reegen , waar vau ! aanwijfen , waar van in het 'volgende bree-wy aanftonds gefproken hebben. En opdefe ^der.
Van de d-^ï^drjfe beweeging der Winden , en dejfelfs oorlaak.
AP.VI.
eteo.
mige door feer afgetrokkene beginfelen ver-leit zijnde op de macht der natuure geen achtgevende, en totuitterlijke en vrye oorfaken haaren toevlucht nemende, dc bewe-ginge der winden aan dc krachten der Engelen tocfchrijven; welk alhoewel het temetsnbsp;waar zy, fo mein ik echter niet dat her bera
te zijn) door de warmte verhoogt zijnde, fo haaft als het in de koude vande middelftreven-de lucht komt; wederom een aardige natuurnbsp;aannemende, terwijle het nederdaalt; doornbsp;hjne fwaarte de benedenfte maflevan dedik-keluchttreft; en terwyle die noch na omhoognbsp;noch na om iaa g kan, een middel, dat is dwars-
Et is nauliks om te leggen hoe feer j wicht der bewegende kracht af brengen ; de-haar de “ verheveling - kundige pijni- j wyle fy op een valfchen grond fteunende niei-gen om de vvaare en rechte reden van inen, dat het lichter gedeelte der uitwaaffe-defe beweeging te geeven , waarom fom-i minge (welk fy wefentlijk de aarde feggen
men
mdi]k zy voor een IV^sgeer j allTerwaare, fa- fe beweginge aanneemt. Die her lull kan die kelijke en grondige oor/daken der mturelijke veele en verfcheidenemeeningenmiüenbyBo^nbsp;dingen gegeven worden tot de hogere macht ^die in een groot Boek bynanietan-van Gooen Engelen zijn toevlucht te nee-|dersdoedt,dandathy ,dere£’^£’«m en oorfa-want op defe wijfc fouden de Weetnie-1 ken van defc dwarffe heweeginge der winden
navorfcht. Wy ons aan de woorden en het gevoelen van niemant verbindende,fullen ons gevoelen hier nevens ftellen , en wy twijfelen gccnftnts of wy fullen de waare reeden van denbsp;dwarffe beweginge, die v^vèievormelukeoor-
^ r nbsp;nbsp;nbsp;rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'•
ié ¦
ten en Oude Wijven, fonder veel moeite on-1 trent de verborgene en duiftere oorfaken der |nbsp;dingen, alle wet van Wijsgeeren uitgeflotennbsp;zijnde, Wijsgeerenkonnen.
Ik weel wel d3X.de Tovenaaas en weerma-
door hulpe der 'Duivelen fomtyds onder\faake der winden noemen aanwyfen, temeer Gods toelatinge feer felle onweders verwek-1 om dat wy fteunen op de grondflag van een on-hen maar fulks gefchiet echter fonder eenich; wrikbare Proef en bevindinge.
nadeel van de natuurlijke oorfaken ; terwijle gt; In het voorgaande is gefegt,dat de wind niet titvart fy die niet onmiddelijk door haar lelven, maar | anders is , als een winderige uitwaaff'eminge*gf*^km.nbsp;tnet behulp der natureüjk oorfaken te wecge foor de warmte of kracht des onderaardfennbsp;brengen ; want gelijk als haar de ganfche huis- vuiirs uitgedreven j of door de hitte der Sonnenbsp;houdinge der natuure door en door bekent is, jöwnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Welk gefl;cltzijnde,feg-
alfo is’er ook voor haar niets lichters om doen, ge ik dat de beweginge van defe uitwaaffemin-als door hetfamenvoegen van werkelijke met \ge oj^ vele wyfe over dwers kan gedaan wor-lijdende dingen , foodanige en uitwerkinge ; en eerftwel, door het vluchten voor dat voort te brengen , hoedanige dc natuurelijkenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;welk daar mede fry dig is, ten tweeden
oorfaken van diergelijke dingen innerlijk onidoor erJfngc\ rcnó^crdcnêLOordwangvande uit haar felven en uit haar nature voort te bren- j daar rondom zijnde dampige lucht. Het vluchten gewoon zijn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;| ten voor dat geene vjelk daar medefrydig is,
, nbsp;nbsp;nbsp;I^s^r zijnder dewelke doordien fy haar vande igebeurt op defe wijfc ; want dewijle de uit-
ontftelrheid deferbeweginge niet konnen red- jwaaflêminge die van een feer lichte ftolFe en houden, dat de felvejuergens 1 van natuure warm-droog is van het geene waarnbsp;anders van daan komen dan van de ziele der ! mede hy vermengt vvas, uitgetrokken zijndenbsp;aarde, niet anders als het vermogen van hetmet de grootfte drift na boven vliegt, Ibge-uidjlafen en inhalen des luchts door dc longen ; beurt het dat die in het middel gedeelte vannbsp;in de Dieren ; maar defe gelijk die leer onnolèl 1 de lucht de koude die tegens fijne natuure ftry-redeneren, allo meine ik ook dar fy geene de Idig is ontmoetende, terwijle fy tefamennietnbsp;minfte wederlegginge waardig zijn ; fommige ; beflaan konnen, en door fijne al te groote lich-zijn van gedachten dat door het wegvoeren der | tigheid verhindert zijnde, niet na beneden kannbsp;Hemelen de Winden jehuins beweegt worden; gt; komen, en wederom daar van daan geflotennbsp;maar ook die gedachten zijn niet een Oolikoek ; wordende en fich foekende te bergen j de mid-vvaardig. Wantdewijle.diewegvoeringederfel- idelweg kieft over dwers gedreven zijnde. Ennbsp;Ver van het Ooften na het Wellen gefchiedt, fo .dit isdeeerftereedenvandedwerlTebewegin-Zoudehetooknootfakelijkzijndatalledewin-!ge. Dc tweede die èooi perffmge gefchiedt,nbsp;den van gelijken uit het Ooften voort borften, gaat toe op defe wijfe; her is aan ieder een be-'A’elk ftrydig is tegens de ervarentheid. Ook ikent, dat de dampen van de Zee en Aardenbsp;moetrnen na die menfehen nietluifteren die de i verhoogt zijnde , als fy in het middelfte gc-dwerfle beweginge der winden, van het even-jdeelte des luchts komen, aldaar door de kou-
I nbsp;nbsp;nbsp;dc
-ocr page 330-164 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD, de verdikt in wolken verandert worden, de-i nadien oort (Irekt aan welker zijde fy een ope- II- Afdee LINGE. een altijd nieuwe en wederom nieuwe byko-j fijdelingfe vloed, dewelke hy van den beginne minge van opkomende dampen vermeerdert, | aangenomen hadde; en op defewijfe^ trachtnbsp;en van boven vande daar op dalende wolke ge- ihy met alle kracht na dar gedeelte , alle anderenbsp;peril zijnde, breeken, op wat wijfe her haar | dampen en uitwalïèmingen en geellen die hemnbsp;maar eenigfints mogelijk is, over dwars uit ontmoeten te trekken, ja beweegt foodanig denbsp;en op defe wijfe wordt de dwerjfe beweging der! ganfche lucht; welke gelijk die feer licht om tenbsp;winden volbracht. De derde wijfe gefchiedt | bewegen is, alfo word hy lichtelijk na alle oor- aangewefen wort; waarom fy alle hindernilfen I brengen zy, welke nu getoond zijnde , iffer doorgebroken hebbende en die met een grootc i niets anders overig als dat wy op gelijke voetnbsp;drift ontkomen zijnde door een dwerjfe bewee-' de natuurj eigenfehap en krachten der Windennbsp;^l;/^^’nadatgewellheen gevoertworden,welk toonen. HET VII. HOOFTSTUK. Waar daan komt de beevinge, Ichuddinge en de herfcheidene trappen Van de Ver-^ meerderïnge en Verminderinge Van het geloeid der ^ ïnditn, en hoe defelve door het geluid kan onderkend Iporden. welke door haar fwaarree allengskens neder-finkcnde , gelijk fy dan verhinderen dar de winderige dampen niet hooger op konnennbsp;klimmen, alfo drukken lyookdefelvegeweldig door haar nederfinken. Defe beneden door door den dwang van de dampige daarom [wevende luchtdefe wijfe: de dampen oprijfen-de, gebeurt het dat defelve veeltijds over al en aan alle kanten, en boven door de wolken, ennbsp;ter fijden door het dampige weejenvan de dikkere lucht omfet worden ; terwijle fy dan innbsp;defe Engtens bedoren , en daar uit de altijdnbsp;nieuwe vermeerderinge der opkomende dampen een groot geweld lijden , fo neemen fynbsp;al vluchtende doortocht foekende , die wegnbsp;die haar door de nature als de gemakkelijklle |
ning, gemaakr hebben, De vierde reeden van de dwarjfe be weginge voeg ik hier by , namelijk de [pleet en en ft beur en der Bergen , uitnbsp;welke gelijk als uit defclve denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ter zyden uitbreekt,-Mo hout die ook de dwerffe of den heen gedreven,en even fo gaat het ook metnbsp;deuitwaalTemingc; enfo krijgt die geelt warelijk en eigentlijk krachten al loopende, eevennbsp;als een lopende Beek of Riviere, door de vermeerderinge van nieuwe dampen toenemenen-de fo lange duurt, als duurt de uitblafinge ennbsp;vloed van de dampige Holte. Hier hebtge , Leefer de reeden van de dwerjfe beweeging der Winden fo aan een ge-fchakelt , clatter geen andere kan bedachtnbsp;worden dewelke met defelve niet over een te |
Cap. VI. Aide, Wind met anders als een Riviere (door het lucht gewell gedreven wordtnbsp;Haar ons re dekr plaatfe.te bewijfen.nbsp;Want gelijkerwijs als een Riviere nu vol, dannbsp;leeg is, dan binnen de engtens der Bergen be-fet zijnde fcekere [nelheid aanneemt , dannbsp;eens wederom door een fachte oplopinge vannbsp;fijne golven over de vlakke Velden heen gedreven wordt; te mets tulTchen de hem ontmoetende Steenrotfen als gehekelt wordendenbsp;op een wonderlijke wijfe hairig wordt y fom-tijds uit de watervallen van boven nederllot-tende, veroorfaakt hy door zijn geweldig gekraak een groore fchrik en vreele , fomtijdsnbsp;maken de wateren door de Keijen en Steenennbsp;heenen vloejende een klein geruis , en dusnbsp;brengen de Rivieren dufdanige ontelbare uitwerkingen voort;even op defelve wijfe gaat hetnbsp;DeWind de toe mct de Wind^ welk indien wy metonfenbsp;^de%heifnnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;mochten bevatten, wy zouden ten eene- druktuitde maal defelve werkingen daar in verneemen, vanlmRie- ^ Rivieren ondervonden hebben.nbsp;viere mfijn Maar op dat wy niet en fchijnen iets overgefla-vioejen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hebben het geene tot de natnure der Winden behoort , zullen wy de faak door een Pröc’/’uitvorlTchenen ten toon Hellen. Proef. Indien iemand een [naar gemaakt uit de darmen van heeften in een plaats die een weinig te |
voorenbereid is uitfpant die fal aanftonts merken dat de [naar van Honden aan ge luit geeft, niet fuik een als fo een uitgefpanne fnaar gevennbsp;moet, maar ten eenemaal een verjcheidenswzmnbsp;dan eens fal fy een derde, dan een vijfde, dsinfffjrjnbsp;wederom een vijftiende of twee en twintigfte,/lt;Wlt;.^^'nbsp;te mets een derde, vierde of fefte geeven;nbsp;dewijle niemand, daar van de oorfaaknbsp;konnen aanwijfen, hebben wy gedacht dat het^quot;'quot;^^'nbsp;ons werk was de rechte oorfaak van datver-fcheidene geluit hier ter plaatfe open te leggen. Ik voor onderHelle dan eerH, dat de wind niet altyd met een evengelyke kracht tegens denbsp;fnaar aangedreven wordt j maar als door fe-kere Straalen nu dit dan dat gedeelte vandenbsp;fnaar, nu met een tragen dan met een raddere kracht treft, en dat defe ongelyke driftnbsp;van de wind namelijk , de oorfaak van fonbsp;verfcheidene geluiden is , toon ik op defenbsp;wijfe. Laat A F de fnaar zijn, de wind G, welke indien hy de geheele fnaar A F, met eene ennbsp;onverdeelde force treft, hetisfeeker, dat dienbsp;fnaar dat felve geluit fkat, als hy volgensnbsp;(\)namp;uitjpanninge{\'3iZn moet. Maar by aldien de Straal G C alleen de fnaar treft, dat is, tweefints deilt, fo zal het gebeuren dat de overige deelen CA en CF,nbsp;een geheelen achteling klinken I, gelijk wy io de |
IV. boek , VAN DE OORSPRONG DER WINDEN.
verdeelinge van de Sanglyn geroont hebben.
Want de Straal van dein plaats van de ^tryk-ftokiSyci , welke alshy Cfal geraaktnbsp;hebben , fo fal de beweginge vandeganfchenbsp;Snaar in de deelen C A en C F, tweemaal rad-
gen. Waarom hoe de Windigefiraal ’t groot fte gedeelte van de Snaar ongeraakter laat,nbsp;hoe fy fcherfer fal voortbrengen , enfonbsp;veel te Jwaarderj hoe veel hy het mindere gedeelte ongeraakt laat. Het geenedandewindnbsp;in een Snaar doedt, fal hy ook in ontellijke andere eengeluiden doen ; en defe is de rechtenbsp;oorfaak van {o^oQzctxs.verJcheidentbeidActnbsp;geluiden , die in dit Werktuigvernomen worden. Somtijts komter als een bevend geluid, datnbsp;den ooren wonderlijk voor komt, welkfeekernbsp;nergens anders van daan fynen oorfprong heeftnbsp;alsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Schuddinge Aqs Winds j die niet al
tijd met een rechte drift, maar even als de baa-ren tegens de koorde aanflaat , en by gevolg verwekt hy de Snaar rot defelve beweginge dienbsp;hy felve de Snaar treffende heeft.
Toemaat. nbsp;nbsp;nbsp;^
i
der klinken, waarom nootfakelijk de Snaar in het oogenblik van eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hoogergeluit
fal geeven. Maat by aldien de Straal van de wind G B, tuflchen A en F het midden van Bnbsp;treft, fo fal het gedeelte van de Snaar B A nootfakelijk rot BF het geluit van een twaalf aege-ven, om de felve reedenen die wy in de ver et-lïnge van de lyirw/M^aan geweren hebben, onbsp;wederom de Wind de geheele ruimte A U lalnbsp;gedrukt hebben , fo falDF nootfakelijk eennbsp;vijftiende klinkende, en fo van de tcamp;.-AeJtraalnbsp;van de wind dan fal nadathy deSnaarotinnbsp;dit of in dat gedeelte raakt , in defelve en andere en wederom andere geluiden vóórtbren
Uit defe dingen blijkt ook, dat een en de fel-aUidt ve Snaar oneindige verfcheidene geluiden gee- Ye'/tL7iennbsp;ven kan. Want alhoewel de'te;i//i^de Snaar in «/«rWindennbsp;de eene plaats fterker drukt, in andere plaatfennbsp;de lelvellapper drukkende , fo fal hy nieuwenbsp;en nieuwe verfcheidentheden van geluidennbsp;voortbrengen. Want fo hy by voorbeeld innbsp;i fterker fal gedrukt hebben , in B flapper, foisnbsp;het feeker dat de A niet een fuivere OElaaVjnbsp;maar een toon die tuflchen beiden is flaar.
Uit defe ‘Proef blijkt feer klaar dat alle de verfcheidentheden dernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;welke in des
felfs beweeginge en aanireffinge geften worden , alfo dat die die de vloed en beweginge der winden met fijne oogen niet fien kan , defelvenbsp;in defe Proef met fijne ooren gewaar wordt, fienbsp;na fo het u gelieft, het geene wy hier van in hetnbsp;breede gehandeit hebben in Secund. Tom. Mi-furg.fol.i^A,.
Het VIII. HOOFTSTUK. Wau de Natuni* en eigenfehap der Winden. plaatfen die door de hitte der Sonne verbrand zijn doorwaait, gelijkerwijs de Grieken, Cre-tenfen Cypriers ondervinden , als de Lybifenbsp;l-Zuide wind of diergelijk een uit den hoek vannbsp;het tegen over haar gelegene Africa W'aait. Ook is fulks door de ondervindinge bekent. t De hoed ét-Want ètt Noordelijke wind^icomh[QtiQ^o-”fff*2l men droogte en koude aanbrengt, die Iclve Winden,nbsp;brengt 'va. Nederland cn andere Zee-plaatfennbsp;rcegen.en wolken aan. Tlc^c'cnxnètcNoorde-verjeheiie.nbsp;lijke windj die by ons van een droogkoude hoe- sxem-danigheid is , verneemtmen dat x.cThunisin^fl‘^NT. TEL. I. V O O R S Waarom en waar vandaanfommige'^'vn-den koude, fommige warme, anderenbsp;drooge en vochtige zijn. Die geene dewelke meinen dat alle de Noorde Winden koude, de Zuide war-me, alledeOofte drooge en de Wellenbsp;vochtige zijn , zijn geweldig in haare meinin-ge bedrogen ; dewyle de hoedanigheden dernbsp;Winden niet van de geweften der wereld, maarnbsp;van het midden j door welke fy door gaan ^ moeten af gebracht worden; wanr her fy dat feeke-re Berg die met Sneeuw bedekt is, of na hetnbsp;Noorden , of na het Zuiden, of na her Ooftennbsp;cn Wellen gelegen is , het fal altijd w^aar zijn,nbsp;dat de wind^ ’uit wat voor een gedeelte van dennbsp;Berg dar hy ook w’aait, om het Sneeiiwige midden welk hy doorgaat, koud fal zijn ; alfo is hetnbsp;nootfakelijk dat die u^/Waltijd vochtig is dienbsp;door Moeraffen en Landen die vol ftil llaandenbsp;Wateren zijn doorgaat; die altijd droog ennbsp;Warm die door Sandige Woellijne en Saveligenbsp;I. Deel. |
Africa een warravochtige hoedanigheid heeft, ‘ienhdd der Integendeel de Kd^idelijkehjons'^'xt\'nsod\-^iff^Pf^'^^^nbsp;tig, is aan de Strandvan uifricakondditoog.mede' denbsp;En de oorfaak is klaar en niet verre te foeken;^‘“^^'quot;nbsp;want terwyle de Voörié’fy/èi? ons uit de Sneeu-ay».nbsp;wige Appeninfe Bergen aanblafen, fo fal hy onsnbsp;die hoedanigheid beftellen, dewelke het mid-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;: den hadde, door welke hy doorgaat^ dat is, de koude. En doordien denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ons uit de Zeecn moeraflige ftreeken aanblaaft, fo maakt hy ons eveneens (onbsp;nbsp;nbsp;nbsp;als het midden was LI nbsp;nbsp;nbsp;door |
lóó
IT. Afdee-
LING.
door welke hy doorgaat, dat is, vochtig warm. j als een winderige Berg gemeenclijk Windberg Maar te Ttinis in Africa , terwyle de Midde- [ genoemtdie by Carpentras legt, welke fy ver-landfe Zee opficht van het felve Noorde-j halen, dat door de verborgene doorgangen vannbsp;lijk legt, fo fal de felve geen koud-drooge, maar I fijne binnenfte ingewanden gedurige windennbsp;een warmvochtige wind hoedanig fijn midden j uitblaafi:, door welke de dampen uit het veldnbsp;is, aanbrengen, In tegendeel fal uit \\tx.Zuiden {van Avignon door de kracht der Sonnc uitge-en om de Bergen van Numidien en om de tuf- trokken zijnde , ten ecnemaal in drooge win-fchen leggende SaveligeWoeftynen , nu een den die ganfehgeene vochtigheid by haar heb-
koud drooge dan een warmdrooge wind aanwa jen. Ontallijke exempelen foud ik om defenbsp;waarheid te toonen re defer plaatfe konnen by-
ben verkeert worden. Sy feggen dat defe fireek lands omtrend over vijftig Jaren gedurig beregent wierdt; maar na dat de inwoonders een
brengen ; maar om dat wy in het voorgaande ^ groot Meir over de Rhone omtrent vijftien defelvegeopent hebben, fo hebben wy ons fel- duifend treeden van Avignon gelegen droognbsp;ven daar mede niet langer ophouden willen. gemaakt hadden, dat ook te gelijke den Hemelnbsp;Ghy fiet dan dat de natuur der winden niet j de vochtigheid die fy door middel van \\ctMeirnbsp;op alleplaatfen eveneens is^ en dat defel ve niet | genoten hadde, afgelegt hebben de, naderhandnbsp;als van het midden , of van de naturelijke ge- i reegen geweigert heeft. Daar zijn daarenbovennbsp;llelthcid der Bergen , Valleijen , Vlaktens, fommige/'/^lt;a'?y?« èatgedurigejtortregenenon-
nemtmr-kingm der Winden,nbsp;hangen afnbsp;van Weenbsp;dingen.
Zeen, Meiren, MoeralTen afhangt.
derworpen zijn ; hoedanigezijndiedoor hoo-
En het wordt door de reeden beveiligt. Om ger Bergen omfet worden. Want de wolken be-dat de nature en uitwerkinge des winds nbsp;nbsp;nbsp;binnen derfelver engtens houden llant
twee dingen afhangt : van de^^équot;/? felve, waar j en vermenigvuldigen , tot dat fy de Vochtige uirdewindbellaat, envSinAie plaats door wel- wind uitSyrophaenicienofLybienwajendetotnbsp;ke hy doorgaat. Maar de Geellen die uit het | wateren ontdaan worden.
Land dat Ooftelijk van ons legt uitblafen,ver-
oorfaken ook een Ooftelüke wind j die felve uit nbsp;nbsp;nbsp;V o o r s t e l l i n g e.
het Weftelijkc sewelt fal voor die aeene die nbsp;nbsp;nbsp;-vm daan de Gdontbeii e/Oagdoat-
daat woonen eeii lVeftel§ke veroorfaken , fo I nbsp;nbsp;nbsp;dquot; Winden voortkomt.
daar niets anders in de weg komr;uit hetNoor den een Noordelijke cn uithetZuiden een Zui-
Verfchei-denheid der vitdampin-gen in an-dere, en an-dere Land-fchafjen.
Na het oordeel van de Artfen is alle wind die met en komt uit de beweginge van de Lucht,
delyke; daar het nochtans een en de felve Wind maar uit dampen en uitwafèmingen, niet alleen
is en met defelve hoedanigheden voorfien. De-vvyle dan de Zuidelyke Winden niet op alle plaatfen en in alle Landen , uit warmvochtigenbsp;plaatfen voortwajen , en niet altijd van hernbsp;Noorden koude en drooge plaatfen gevondennbsp;worden , die dufdanigekoude étooge windennbsp;voortbrengen,fo blijkt het klaar, dat de natuurnbsp;der vnnden niet altijd de(elve is.
Op dat derhalven iets feekers van deNature derWinden{e)\xè.eV.onnen gellelt worden , fonbsp;Ibudmen nootfakelijk op de natuur en gellelt-heid van een Landfehap moeten letten , bynbsp;voorbeeld, de uitdampinge uit wat gedeelte dienbsp;blaall, en door welk midden die doorgaat; wantnbsp;defe twee maken en veranderen voor’t meell'nbsp;de Nature der Winden. Want gelijkerwijs als
fchadelijk maar ook dodelijk voor de menfehe-lijke lichamen;welk op dat het bewefen worde, fullen wy die faak een weinig hooger ophalen.
In het voorgaande is getoont ge weeft, darde winden meeH altijd uit uitwaajfcmingen^ voornbsp;fo veel haar weefen cn eigenfehap aangaat be-fiaan: want defe geeftige en dampige uitwaaf-femingen worden niet alleen door haare eigenenbsp;kracht, verfpreidt, maar fy dry ven ook alder-hande flag van uitwaaflèmingcn die haar ontmoeten voort, waar uit het noodfakelijk is datnbsp;de vremde en verfcheidene uitwerkingen dernbsp;winden voortgebracht worden , na dat fy verfcheidene plaatfen met verfcheidene deelrjensnbsp;vaneen aardelijkefelfftandighcidbefetzijndenbsp;j doorgaan; want gelijk fy op defe wyfe verfchei-
'Een winderige Berg in UGraafnbsp;fchap vannbsp;Avignon.
de grond en hoedanigheid der nbsp;nbsp;nbsp;van ieder dene overvloed van hoopen aanneemen , alfo
Landfehap veele verTchilt van de andere; alfo, maken fy als verfcheidene Heirlegers , waar maken de uitwaaflêmingen die uit de felve uit- mede fy nietnbsp;gaan verfebeidene winden. Hierom moetmennbsp;de verfcheidentheid dernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;neemen na de
gclegentheid van de Geficht-einders. Want daar zijn fommigc plaatfen dewelke felden ee-nige winden toelaten, gelijk vEgypten ; fo dienbsp;echter de overhand neemen,dan zijnhetfoda-nige, hoedanige wy boven doe wy van de Or-canen handeldenbcfchrevenhebben, geweldige en felle. Daar zijn andere plaatfen die gedurignbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Reegen van dete^/Woverheert
worden, als op den bodem van Avignon, daar-ge naaulijks reegen fult vinden , denheemel altijd helder en klaar, maar de winden gedurignbsp;zijnde, en die al de vochtigheid verteeren; vannbsp;welke faak geen andere reden fchijnt te zijn
mede fy niet ophouden her menfehelijke lichaam moejelijk te vallen. Want fommigenbsp;fetren door haar al te groote vochtigheid denbsp;verflapte lichamen te veel uit ; fommigenbsp;doen die ftremmen door de koude en ftop-pen de lichamen door een al te overvloedigenbsp;aanfettinge der dampen die fy in haar hebben,nbsp;en uitblafen ; waarom fy de vochtigheden innbsp;het binnenfte der lichamen als gefloten gehouden wordende , finkingen van allerlei foort,nbsp;pleurifen , en die toevallen diemen in de gc-raaktheit fier veroorfaken.Ook zijnder windennbsp;die door haar dunheit en droogte in de binnenfte huishoudinge|des menfehelijken lichaamsnbsp;inborendc cn van haare noodige vochtigheidnbsp;ontbloot zijnde, cn de dierlijke en de levende
nr. geeften uitdrogen^ dcwijle die Salpeterige uit--’'iwe. mingen , door haar geeftelijkefelfftan-alleen in de verborgene doorgangen der ingewanden inbooren , maar ook binnen de verborgene weegen der vliefen en fpie-ren mgedrongen zijnde, en allengskens voorc-kruipende, brengen fy geen minder uitwerkingen voort als die van de Orcanen^ TravadeUj en andere geweldige winden ; wantopdefenbsp;volgtftraks een moeheid,een doofheid van allenbsp;de ledematen , en een feer pynelijk gevoelen,nbsp;allerlei vreemde flag van finkingen, pyn in hernbsp;hooft met een moejeiijke hoeft, en andere toevallen , die het te lang foude vallen hier op tenbsp;halen , en veeltijds den geeiien die van de^^-noemde winden voornamelijk als haar Sweet-gaten open zijn , en of door al te groote hitte,nbsp;of door al te groote oeflèninge haar lichaam af-,nbsp;gefloofthebbende, bevangen worden,tebeurtenbsp;valt. Maar Iaat ons de laak door een ^roefbe-vvyfen.
IV. Roek , Van den oorsprong der winden. 167
zijn doorgaande , fal met fo iets befer worden als de plaats hadde door welke hy doorging, fonbsp;door gefonde, met gefonde enz. Maar iaat onsnbsp;de faak door een nieuwe ï’rö^/^beveftigen.
De Scheeps-Journalen verhalen , dat in die niflorie tijd als de Cancelo'^ Ceilon in fijn aldermecfte
bloejen is, dat hetEiland fo groot een overvloet ge(ieuhetu van welriekentheid van fich geeft, dat defelvenbsp;tot bondert Mijlen in Zee niet fonder herftel- (en.nbsp;linge van de verfwakte gefontheid door hiilpenbsp;van de aflandige wind vernomen wordt. Welknbsp;ook in de Molukfe Eilanden gebeurt, in welkenbsp;de wind de reuk der Nagelen tot veelmylennbsp;verre byfonder als het ftil is verfpreit.
Pro
E F.
Maak een lange Typ als een buis, welke ghy alfo fult ftellen dat de breejle monddiOox.ttnnbsp;muur ergens buiten de Kamer vaft gemaaktnbsp;wordt, het overige van de Pijp binnen feckerenbsp;Kamer of,ander Vertrek uitkomende; doe op
In tegendeel heeftmen door een lange onder-vindingeaan \ Hooft welk men Serra die Liane noemt bevonden , dat byna alle de Reifigers met vreemde fektens gequelt worden *, alfonbsp;door defelve de wateren vol wormen vervulr,nbsp;haar lichaam meteen ongewonclijk gcfwel be-fet, haare tanden verdorven, fy door quaadaar-dige koortfen aangetaft , en na ieders gcftelt-heid en gematigheid is, met verfcheidene toevallen befocht worden. Van welke faak geennbsp;andere reden is , dan de naburige Bergenj dewelke gelijk fy met geeften van Arjenicum,,nbsp;Antimonie ^ ^ik die ten eenemaal doodelijknbsp;zijn, zijn befer,fo en is her ook geen wonder datnbsp;fy door de bVind tot inde Schepen gebragt zijnde , die toevallen mede brengen dewelke wynbsp;befchreven hebben. En de ondervindinge leert troef metnbsp;fulks ook aan een Wind-bal ^ in welke fo ghynbsp;jc I wateren doet waar in die dodelijke dingen geweekt zijn, en daar gloejende kolen boven opnbsp;ilcgt, fofultge bevinden dat de dodelijke dampnbsp;der warcren aan de menfehen die in die plaatsnbsp;befloten zijn defelve werkingen doen die wynbsp;befchreven hebben, niet fonder gevaat des lee-vens van die geene die defelve uittrekken, ver-oorfaken fal. Want gelijkerwijs de gloejende overu»-kooien haar hebben tot de Wind- baf alfo heeftnbsp;1 fich het onderaardfe Vimrtot de onderaardfe vai mn hetnbsp;Mijnen; en gelijkerwijs de dodelijke damp des
j nbsp;nbsp;nbsp;tot de menfehen die in fekerc kamer zijn,
defe wyfe in de gefeide Pijp allerlei flach van alfo heeft fich ook de venijnige damp der Mijne dingen dunnetjes en losjes j, als daar zijn wel-1 tot die geene die dicht by de fourfle van fo ver-riekende ?i\oemem,LelienWiolen„Thijm^Bal- \detüe\i]keendam^T.ï}n.
en diergelijke. Het fal dan gebeuren dat fo j nbsp;nbsp;nbsp;Maar hoe deuit wat voor oorfakenhy
haeft eenige wind in de gefeide buitenfte mond; ook voortkomt, door befmettin^ tot in fo ver-vande?’^blaaft,dat die de kamer met de reuk re landen overgebracht wordt, fullenwyhicr 'ièrnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kruiden fal vervullen dewelke gy in de niet feggen, dewijle wy daar van in ons Scruti-
de wind. Maarwanneerghy in de gefeide Pijp i ben, waarheenen wy den Leeferwyfen , daar kruiden doedt die met een quaataardigheid jhy fommige wonderlijke dingen die totdefcnbsp;voorfien zijn, als Bilfemj Alruin, Nacht-fcha- faak behoren fal vinden.nbsp;de , Scammonium , dan fultge door het behulp van de wind fien dat de Kamer metfeha-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;m Voorsiellinge.
delyke dampen vervult wordt ^ en bevinden dat fommige met een flaap, fommige met feernbsp;fcherpe hooftpynen , fommige met herten-'veen, en diergelijke toevallen die van die fcha-delijkc en verderfïelijke eigenfehap hervoor-komen bevangen worden. Beeld u in dat hetnbsp;Veeltijds niet anders in de wind gefchiet, wantnbsp;defe door plaatfen die vol gefont-zijnde dingennbsp;I. Deel.
Pijp gedaan hebt, en dat enkel door middel van | nium Thyfeum ovcrvloediglijk gehandelthcb-
® nbsp;nbsp;nbsp;J * Jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/t — nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 • 1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.. T J — 1 'l It. 'ïnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_______ jm. .tm I.K n A •fUT .-IA T nbsp;nbsp;nbsp;^ 1
Van de nmti^eiddex'^ïnden en wonderbare aantrekkende kracht die door behulp dernbsp;Winden in de voort brenginge der dingennbsp;fien is ; terwijl al watt er is datuitdeuit-waaffemingen , die met een verfcheidennbsp;mengel der fadelyke dingen befet zynnanbsp;fich trekt, het welk door de winden tot hemnbsp;Li znbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ge-
-ocr page 334-Jï. Afdee-
LING.
ongélijkjlachtige of fadelijke j die met geen oogen gcfien k^onnen worden te gelijke wordennbsp;opgetrokken. Wederom , dat de Planten ennbsp;Boomen uitwaalTemingen opgecven als aan ie- *9»nbsp;der der fel ver eigen is fo haaft als fy van de ftra-len der Sonne getreft worden, is fo bekent, dat
gebragt zijnde j be^imetJïjnnatnurovereen komt.
Tgt;at de Natuur fijne werkingen door een fee-kere gedurige omlooj.volvoert isinhex.woot-gaande getoont gewecft. Nu fullen vvy ecnen nieuwe Omloop ter hand neeraen, door welkenbsp;met behulp dernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;door welke alle licha
men der gemengde floffen uit de dampen fo de j dan fommige uitvloejiuge van Lichaampjens onderaardfe als Hooft-ftoffige, vol zijnde van ï zijn, van welke ieder met die hoedanigheid alsnbsp;een verfcheiden mengfelvanfadelijkedingen, jhet gcheele lichaam befet is. Daarenbovennbsp;dat voedfel welk beft met haar ondcrhoudinge trekt de Son het Minerale Oppervlak des Aard-
De
uer‘'
niemand daar aan twijfïèlen kan ; en fulks ge-tuigen genoegfaam de Rjken _, die niet anders
overeen komt en tot defelve nootfakelijkis, door de winden tot haar gebracht zijnde nanbsp;haar trekken.' Maar hoe dat datgefchiedj fullen wy nu onder G O D $ feegen leeren.
Het is bekent, dat de Sonne doorfijne Stralen gefchoten op het Aardrijk, fo haaft als hy iets vochtigs dat ontdaan kan worden aantreft,nbsp;het felve door fijne warmte verdunt zijnde omnbsp;hoog optrekt , gelijker by na geen Mengfel isnbsp;welk niet van de Sonne verdunt wordt (uit ge-feidt die Metallige en Minerale lichamen , dewelke nu de vaftigheid van haarbeftaan gekregen hebben , dewelke tot haarerontdoeniMenbsp;een fterker vuur van noden hebben , alfo ifiernbsp;ook geen welk door de Sonne Stralen tot fijnnbsp;Hooft-Jlojfige deelen niet kan ontdaan worden.nbsp;Gelijk dcrhalven het onderaardfe Vuurfichnbsp;heeft tot de verborgene hooien van het Minerale mengfel en het door konft gemaakte Vuurnbsp;tot den Helm, in welke de gemengde lichamennbsp;door uitwaafiTeminge afgefcheiden worden;alfonbsp;heeft fich de So7me tot alle lichamen des dard-Dampen rjks dic Ontdaan kannen worden. Hoedanigenbsp;'fooru»‘der voot eerft zijn alle vochtige, als de Zee,nbsp;mtHrei^ke Rievïeren.Meircn, PocIen,Graften,Fonteinen,nbsp;deHoZZe plaatfen die met Minerale geeften befwangertnbsp;sonne uit- zijii ; tcn tweedenPlanten, Boomen en Krui-getrokken. jgjj . derden j de mengfels der zadelijkenbsp;dingen; ten vierden^ Dieren, van allerlei foort.nbsp;‘Dat uit defe alle fommige datnpen of geeflennbsp;door de Sonne uitgetrokken worden j dewelkenbsp;naderhand door een wonderlijke aantrekkingenbsp;wederom na getrokken worden van die dingennbsp;die met het zadeljke mengfel in de dampennbsp;haar onthoudende feekete evenmateofover-^nbsp;eenftemminge, welke een medegevoelen ge-noemt wordt, hebben, heb ik voorgenomen opnbsp;het naaukeurigH te defer plaatfe te verhandelen.
Ai\ wat Eu eerR wel fo veel als de vochtige natuure Vorwarmt aangaat , het kan niet gefchieden of defelvenbsp;zijndlgoeft moct vati dc brandende ftraalcn der Sonne ge-dan!ptquot;‘^ treft zijnde, aanftonts rot dampen opgetrok-uitwaajfe kcn wordcn; welke wel niet anders zijn alsnbsp;oneindige veelheid van waterige lichaampjes j welke gelijk die door de Sonne ten hoog-ften verdunt en fijn gemaakt worden,alfo worden fy ook om haare fogrootelichtigheid/ö^nbsp;aan het Lucht-gewefl heen gevoert. En nadc-maal wy elders getoont hebben waterige Hoofdftoffe mzikekttcalfadigheidhtktnbsp;is, fo kan het niet gefchieden, of daar moeten met dc waterige lichaampjens ook eenige
Overeen
komfie.
flachtige
lichaam-
fjes.
rijks treffende Sonte, Salpetcrige , Swavelige en dampige ge efeu van de andere Mijnftoffeiinbsp;uit. Welkikwildatge verftaanfult, dat ook innbsp;de Dieren van allerlei foort gefchiedt.
Defe Alfddigheit der dingen dan op die wy-fe gelijk wy gefegt hebben door dampen in lucht opgehaalt, door behulp der winden na al- den ‘«'“fnbsp;Ie geweften derjWereld overgebracht zijnde,nbsp;legt de grond van een nieuwe huishoudinge dernbsp;^ueekeryen.
Want tervvyl allerlei faken vXitweederleiJiof-fen beftaan, waar van de eene vast en beftant, de andere dun en vlug is; hier door gebeurt het ff iapnbsp;dat de vafte taay , en ftijf aan de grond kleeft;nbsp;maar de andere die van natuur dun en vlug is,nbsp;fo feer om hoog vervliegende datfyeensvannbsp;haar onderwerp afgetrokken zijnde,nooit meernbsp;met het vafte kan worden famen gevoegt, dannbsp;als fy door^É’/:;«^endienftder'tjy/Wmomge-voert zijnde, eindelijk op fo een plaats komtnbsp;daar fy een vaft lichaam vindt dat met haarnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
overeenkomt en evengematigd is.’ welk als het v« gebeurt, dan wordt fy aanftonts nagetrokkennbsp;gelijk het yfer van den Seil-fteeUj en de Swavelnbsp;van devlamme, en fo wordt aan het vafte we -derom gegeven , welk van het felve door denbsp;warmte der afgefcheiden was.
Hierom is die omlopende alvoortbrengingCj waar door alle dingen aan haare gemengdenbsp;waa r van fy afgefcheiden worden, door een fe-kere Seil-fteenige aantrekkinge worden her-ftelt,fowonderbarelijk. De Soute,Salpetcrige,nbsp;Swavelige,Aluinige,Lymige^^(^^» der Mijns,nbsp;die door de kaacht van de onderaardfe warmte daar van daan waren gevlogen, worden doornbsp;een overhandfen handelAts fVinden wederomnbsp;aan de fplceren en fcheuren der Bergen gebracht zijnde , elk aan fijn eigen overeenkomende vafte lichaam, door een wonderlijkenbsp;aantrekkinge herftelt. Want nademaal defenbsp;geejlige uitwaaffeminge op alle plaatfen uit-darapen, fo gebeurtnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vafte lichamen
zhïycgebrek hebbende, die fonder vluggegeefte in haar zijn niet behouden konnen worden, uitnbsp;\gemeeneThrefoir der dampen door den dienjinbsp;der winden voorfien worden. De fadelijkenbsp;drachten der Planten te gelijke met het zaadnbsp;felve door de kracht der windenvctwoQtt. zijnde , worden op alle plaatfen tot voortfettingcnbsp;van haar foort geftrooit.
Welk ook in de Gedenk-tekenen der oudeRo- op meinen j Water-leidingen , Schouw - burgen, schoubuf^nbsp;Vellen, Tempelen en andere geruïneerde ge- wonitn lt;*'
bou-
IV.Boek, Van de oorsprong der winden. lóp bouwen te fien is, op welker hoogtcns aUc/oor- j nbsp;nbsp;nbsp;Median, overvloedig gehandelt f. cr^. nbsp;nbsp;nbsp;r, ..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'l^ebben, fo willen vvy te deler plaatfe met lan- Cap.viii, vun nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Lj 1 nbsp;nbsp;nbsp;en Kruiden voortkomen; maar die daar gekomen zijn , of vviedefelvein die plaatfen geplant heeft, kan alleen dien on-bekent zijn , aan wien de natuur en eigenfchapnbsp;der winden onbekentis. De heeft fijnenbsp;Verborgene vervoeringen, ^nedkcèitongevoely-•^e faaden der ‘Planten daar hcenen brengt,nbsp;Welke met de Soute en Salpeterige geeften vannbsp;de Kalk en Cement,daar fy overvloed van heb gemengt , en daar na door den reegenen dauw [aan het geilen geraakt zijnde, datfoort Van een Plant voortbrengt waar uit fy voortge-fproten zijn. Welk gelijk de ondervindingenbsp;leert dat fulks, iude alderdorfle en droogamp;nbsp;plaatfen waar is; alfo moetmen fo veel te meernbsp;geloven dat in alle die .plaatfen waar na toe fynbsp;door de vervoeringe desnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gebracht zijn dufdanige ^eekeryen dingen gefchieden. dien die Geejien der Mengfels die doornbsp;* de warmte ontdaan zijn , door debewegingenbsp;gaande gemaakt, en door de winden omherge-voert worden, dampige ge efl en van verfcheide-ne foortenzijn , met welke de geeften uit denbsp;groejelijke , dierelijke en Mijnftoffige huis-houdinge voortkomende te gelijke vermengtnbsp;2ijn ; als fy dan door de beweginge gaande gemaakt worden, en verfcheidene plaatfen doorgaan, en fy dan aan fodanige met haar evenmatige Moeders geraken , fo fuigt ieder moedernbsp;of alle ftofïèlijk en vaft lichaam , en drinktalsnbsp;m uit de voorby vloejende geeften her gedeeltenbsp;fiat met hem meeft evenmatig is , de reft alsnbsp;met haar niet overeenkomende vaaren latende. Niet anders als in de eetinge van verfcheidene foorten van fpijfen en na een gedane Jmge in de Maag volbracht, het herte het geenenbsp;daar mede overeenkomtnafichrrekt;deLee-ver het geene met hem : de Herfienen, Milt,nbsp;Longe, Nieren, en alle de overige leeden, iedernbsp;het geene met haar overeenkomt natrekken.nbsp;Waarom die Geneesheeren diede verborgent-heid der Geneeskunde te recht verftaan, ver-fekeren, dat de leeden van de Dieren fohaaft als fy tot fpyfegenuttigt, en doordewarmte 1 gefchiedt; '^zsst^e.iamp;geeftenvande'windver- I. -I- O. nbsp;nbsp;nbsp;ïTQn jprett zijnde; als fy lucht regens lichamen aanftoten , \o trekken aanftonts de vafte dingenj welke in de aarde in klecven, ieder die geeft naJichnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;meeft met haar en haare natuur overeenkomt, en op dat daar uit wederom het voorige famengefettenbsp;foude ftremmen , fo behouden fy die geeft dienbsp;fy na haar getrokken hadden ;en derhalven zijnnbsp;^Il^^'Swan daan is die verborgener merkteekenigewe- dufdanige vafte lichamen niet andtrs danyej?-tenfehap der naturelijker dingen voortgeko-1 kere Setl-fteenen tot diefo onder een gemengdenbsp;waar door de voorfigtige ' vertoonen, vorderlijk konnen zijn. En hier '‘gtn. ben te» I?’»der Mage verteert zijn, elk van die aanftonts na de leeden die met haar overeenkomen, hee-nen vloejen : de herfienen na de herfTenen,nbsp;bet herte na de herten, de leever na de Icever,nbsp;de longe na de longen, enz. op dat fy door denbsp;Verborgene gelijkheid en evenmatigheid dernbsp;natuure dat deel welk fy in haat afbeeidfol ^en, ,, ------------- — ^ ^ doorde verborgene merkteekenen der dingen eigene gefontmakende kracht der Plant ennbsp;'^an ieder lid van ’t menfchelijke' lichaam/welknbsp;^Planten en andere gemengde lichamen doornbsp;^ar figure vertoonen j keren onderkennen.nbsp;j^n welke,gelijk wy daar van in Art.Magnet,nbsp;¦^nfurgia^ en in het tweede [iuk van onfen Oe~nbsp;in het Tradaat de Hieroglyph. Veter. |
gerzijn. Maar wy hebben het de pijne waardig geacht de faak door een andere gelykenifie re verklaren. Indien iemand een oneindig getal van ftof- seiU fen tot Poejer geftoren, en ondereen gemengtnbsp;zijnde, ganfeh en volkomen op een Tafel ftcl-de, ik fegge dat gelijkerwijs het ftofvanyfernbsp;geheel en al uit fo groot een hoop ondereennbsp;gemengde dingen alleen door de bybrengingcnbsp;van een krachtige Seilfteen ^ door aantrekkin-ge kan afgefcheiden worden, alfo kan ook innbsp;vermengde Poejers van Metallen denbsp;door verbyting ^ gelijk het de Smeltkonfte-naars noemen, eerft tot een Poejer gemaaktnbsp;zijnde, alleen door de kracht van het vuitr^ geheel en al in een omgedraaide /fo^afgefchei-den worden. Indien nu iemand de trekkendenbsp;Seilfteen des Gouds kende, die foude op defel-ve wyfe \\ex goudefaagfel van de overige gemengde klomp met kleine moeftenJeonnen af-fcheiden , en fo is het met de reft gelegen. Maar van dit geheim fullen wy mogelijk in de volgende Boeken fommige tot noch toe onge-fiene en ongehoorde dingen openen, op dat wy ¦nbsp;den naukeurigen onderfoeker der verborgent-hedengelegentheidgeeven, om die fo eerlijknbsp;een befigheid meer en meer voort te fetten. Het geene ik dan (op dat wy tot onfe voori- De Lucht u ge ftofe wederkeeren) fegge van dennbsp;mengden hoop Poejer ^ het felve wil ik dat ghy verfchtidt-van de geeften der verfcheidene lichamen j de- dingt».nbsp;welke vermengt zijnde door de lucht verfpreitnbsp;worden, verftaat. Want niemand falkonnennbsp;ontkennen dat éxgeeften van ontelbare dingennbsp;met de lucht vermengt zyuj die en uit de aardenbsp;uitblafen , en in de fmeitinge der dingen vannbsp;malkanderen gefcheiden worden; want ik fpre-ke van S\t fddelijkegeeftenjSxt^ocgt;t\tStof-fchei-kunde uitRoofen, Violen, Wijn, en andere ontelbare dingen uitgetrokken worden. Her geene dan de kunfl kan,dat doet de natuur veel voortreffelijker, in de fmeitinge der genoemde dingen die door de warmte der Sonnè geeften en die door de natuure tot affeheidinge verordent zijn. Wederom fegge ik , dat van mndennbsp;een nu volkomen nature het faadvan een leven-de ten vollen bewerkt wordt j welk faad als de *'*^”*^*‘nbsp;Seil.fteen van die nature is ; want als het faadnbsp;volkomen en rijp is, wordt het van het levendenbsp;afgefcheiden, welkafgefcheidene aanftondrsnbsp;door de aantrekkende kracht die in hem is, fichnbsp;begint re voegen met de deelen die daar medenbsp;L1 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;even- |
lyo II. Afdee- evenmatig zijn groote fchatten van Rijkdommen het men-fchelijke geflachc gelukkig te maken ? en het geene het grootil van allen is, het Heilige lichtnbsp;aes Euangeliums de ganfche Wereld door, ennbsp;tot fo verre afgelegene onbekende Landen,nbsp;wel en Winden nieuwe geejienaanwajendej] mettQnongQ\ovlt;dï}k gewin \'-3in.T.\c\Qnoscxx.Qnbsp;door welke eindelijk het famengeftelde zijn' voeren ? laalte volkomenheid verkrijgt. nbsp;nbsp;nbsp;j Maar mogelijk fult ghy my tegen werpen, Dat opdefe wyfede Goud , Silver, Y^ex:,\dat het niet goed kan zyn het geene de Wereldquot;*^^^^*ti. LIKGE. fekerlijk op veele plaatfenophouden ; want; welke de lichamen cenigermaten gefuivert dien Opperfte Bouwmeester der Nature j worden , opdatfyvanhaarew«)'w^^voch-weet fijne konftfo te verbergen, dat het alder-j tigheden ontlaft zijnde, haar voorige gefont-goddelijkfte Konft-ftuk alle konft fchijnt te | heit met des te meerder voordeel mogen be-ontbeeren, enalledingenby geval fchijnen ge-; komen. Op gelijke wyfe, hoewel darter fom- vall zijn , als uit de geeftige die door de lucht vliegen , en op defewijfe wordt het vermeerdert en volmaakt, de wortelen haar altijd nanbsp;nieuwe aarde, op dat fy uit defelve nieuwe vaf-te deden foeken, uitilrekkende,de regen even Steen-mijnen , na dat fy ledig gemaakt zijn, wederom aanwafïèn, hebben wy in dit Werk,nbsp;en in Itin. Nofl. Hetrufe. in het breede geleert.nbsp;Op dat ook fell uit defe dingen de onuitfpre-kelijkvoorfienigheid des Alwysen Goosuit-blinke, terwyle de dingen fo famen groejen, ennbsp;fo naarflig den een den anderen behulpig zijn,nbsp;dat alhoewel het eene fich ten eenemaal geval-lig omtrent het anderefchijnt re hebben , hetnbsp;eene echter fonder het andere noch zijn nochnbsp;beflaan kan: want ren fy dar de winden dlegee-fien die met datfadelijkemengfelbefwangertnbsp;zijn verfpreideden , fo foude denbsp;beurt te zijn. T o E M A A T. He einde- nbsp;nbsp;nbsp;Hier uit blijkt de eindelyke oorfaak der win- TfeTgroo^- en het groote voordeel ^ welk fy met haat te nuttig- brengen ; want defe fmelten of ontdoen de innbsp;wSdfn gepaktenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tot reegen , fonder welke de nature der dingen ten eenemaal onvruchtbaar zoude zijn; op dat fy echter door al te onmatige vochtigheid het Aardrijk geen hinder fouden doen , komen aanftonts de ¦k'/Wê’w dienbsp;van drogernatunrTX]nhjdit’chzndi , dienbsp;het aardrijk dat door al te groot een vochtigheid nat is opdrogen. Van defe hangt af al denbsp;vruchtbaarheid der velden en het dragen dernbsp;Boomen; dcwyle de fadelijke krachten tot allenbsp;overvloediglijk toevloejen; door behulp van dcnbsp;winden worden denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en op dat fy niet en rotten door een ge-èMigf-beweginge gaande gemaakt i de rei/en worden met allenbsp;winden rondom den Aard-kloot gedaan; fo datnbsp;derhalven nergens ontbreekt dat geene welknbsp;fo feer nootfakelijk is om de nature der dingennbsp;te behouden. Want wat iflèr wonderlijker alsnbsp;door behulp der winden in fo kort eentijdtfonbsp;groote plaflen van Oceanen en Zeen over te |
met f00 veelt’ ellenden vervult ; en dat defeiijke'^!“' ¦winden behalven ontelbare fchaden dewelkenbsp;fydenmenfehen aanbrengen, ook doodelijke '*nbsp;dampen fomtijds uit de ingewanden der aardenbsp;en doode aafen van alle verrotte dingen, uit-waallèmende overbrengen, tot ondergang vannbsp;menfehen en heeften ; terwijle fy door haarnbsp;fadige blafingen de Peft verfpreiden; Ergo. Ik antwoorde, dat het waar is ; maar dat door de/è qnaden der natuur en het felve gedaan wordt het welk gedaan wordt in lichamennbsp;die met verderfFelijkc vochtigheden befwaartnbsp;zijn, door afdryvendegeneejmiddelen j doornbsp;tijds doodelyke of verderfelijke winden op-ftaan, hoewel fy de lucht befmetten, en planten en menfehen met venynige hoedanigheden befetten, dat goeds iffer evenwel mede bynbsp;haar , dat fy haare doodelijke damp uitgebraakt hebbende, de aarde aan haar voorig welnbsp;zijn herftellen. Maar op dat fy de aarde metnbsp;geen langer moejelijkheid fouden qucllcn, fonbsp;is her warelijk door een groote raad der naturenbsp;fo beftelr, dat aanftonts andere winden die vannbsp;een ge fonder natuur zyn ontftaande, als metnbsp;feekere beefemen de quade indrukfcls in denbsp;lucht gemaakt, uitfuiveren ; en al het gevaarnbsp;dat de verderfelijke dampen aangebracht hadden , defe door haare goetheid afveegen , fonbsp;darter in de nature der dingen niets fo verderf-felijk is , waar uit de nature niet een feekernbsp;groot goet foekt aan te brengen. Daar komtnbsp;ook te mets bydatdegoederticrne God omnbsp;de verkeertheit van het menfehelijk gcflachtnbsp;te ftraffen, fodanige quaden der natuure, doornbsp;ftjn rechtvaardig oordeel , ten goede vandcnbsp;zielen toelaat; terwijle fy door defe ftormennbsp;van ellenden gedrukt zijnde ^ tot den God vannbsp;alle goede dingen , van welke fy afgevallennbsp;waaren, door berouw en waarebeeteringe desnbsp;leevens fouden wederkeeren. |
Hex
-ocr page 337-V
en tot nut Van de menfchen dienjiig ;^jn.
ge der door konft \emaakte Winden j te handelen.
De menfch die een Aap der nature is de wonderlyke werkingen der nature vernemendenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hy na fijn lufl: en welgevallen over
defelve geen heerfappije kan hebben , heeft iets diergelijks, het geene hemdienftigwas,nbsp;door fijn eigen vernuft, na het voorbeeld dernbsp;nature in het werk geftelt. Want alshyfagnbsp;dat de Winden doorbefetteplaatfenenbeflo-tene Muuren, of tuftchengeicgene Bergen,nbsp;Valleijen , of ingewikkelt in hem ontmoetende dingen, groote krachten krijgen, heeftnbsp;fich aanftonts begeven rot het maken vannbsp;Scheef en om over Rivieren, Meiren, Zeen tenbsp;varen, en defelve met Seilen voorden, in welkers uitfpanninge de Wind als door feker netnbsp;gevangen, terwijle hy niet ontvluchten kan,nbsp;te gelijke en SeilenenScheepenmetfichfou-de voortdrijven. En op het Land zijn Molensnbsp;getimmert die door de wind omgedreven worden om het Kooren re malen, op dat die geenenbsp;die geen lopende Rivieren hadden, om denbsp;nootfakelijke hulpmiddelen der nature tc bezorgen , fy defelve doör behulp der Windennbsp;fouden bekomen. Maar de Konftenaars als dienbsp;ondervonden dat de wind op de minfte pers-finge wonderlijk veel loenarri, hebben omnbsp;haare vuuren des te fterker te maken, denbsp;Blaasbalgen uitgevonden, door welkers op-,nbsp;gaan de ingetrokke wind binnen gefloten, en |nbsp;nedergaan de geperftc lucht met de grootftenbsp;force uitgedreven foude worden ; enalfodernbsp;niets gemeenders als dat is , fo heb ik het ooknbsp;overtollig geoordeelt om meer van die faak tenbsp;fpreeken. Ik fal ook niet fpreeken van hetnbsp;KonH-ftuk der water-werken, en wind-roersnbsp;welke wy ten deele in /Irt. Magnet, ten deelenbsp;in Mufurg. op het overvlocdigftgetoont hebben , van welke dingen ghy ook fien kontnbsp;B. Gafp ar: Schot turn voor defe mijne met ge-fel in mijne Studiën, 'xn^xyao.'Bneumat. Ma-giaj alwaar hy defe dingen aardig verhandelt.
Ik fwijge van het V.on^\lt;ggeftelAamp;x Windvangen waar van wy libr: zo. y4rt. Magnet. gefproken hebben. In defe plaatfe fal ik alleen inbsp;in het volgende daar by doen, hoe een ^iW-katner kan toegemaakt worden,nbsp;i^rmaanden gedurige windenvan allerlei ge-matigtheid verfchaft j op geftelt tot vermaaknbsp;Van Princen en om de dranken en vruchten tenbsp;verkoelen.
Maak een Steene Bak A B C D, fo groot ^Is men in het maken van een kamer gewentnbsp;is tc fetten, beneden welkers vloer C G H D
kortfteftuk open zijn moet, hetftuk dat langer is moet van gelijken aan fijn mondY open zijn,nbsp;en door het Middelfchot L M , daar het wel
P dat vvy geen fakcndaarietsnaukeu-1 men/‘tiyé’lt;’r0im?é’;^Jinaken moet door het mid» rigs in is in dit Werkfchijnenoverge-j delfchot LM van malkandercn afgefcheiden;nbsp;dagen te hebben, hebben wy ook voor-1 in welker eerfle C D LM een kromme Pyp Cnbsp;genomen te defer plaatfe van de voortbrenqin-1 moet geftelt worden, van welke de mond X het
aan vaft gemaakt moet zijn , heengebracht worden , tot in de ruimte L M N O, in welkenbsp;een andere kromme Pyp R , welkers langftenbsp;ftuk aan de Grond N O vaft zijnde en daarnbsp;door komende na buiten uit moeten fteekennbsp;als gefchikt zijnde om het water te loften. Innbsp;de ruimte C D L M nu breng daar uit na buiten een feer wyde Typ met een kraan T voor-fien, op dat defelve geopent zijnde hetnbsp;met een groote drift na beneden gevoert worde in het Vat P , welkers V openzy.nbsp;Laaten daar en boven èxgt;oï\fchot CD, welknbsp;de Grond van de Vloer G H C D is, beneden .nbsp;die plaats de welke getekent wordt met denbsp;letteren G H , geleidt worden twee krommenbsp;Loode Pypen ter fijden dc Wanden A E C G,nbsp;FBHD, EEGH, welker binnenftemondennbsp;ftrekken tot binnen ^(truimteC D LM , de 'nbsp;boven fte j laat die in de plaatfen de welke getekent worden met de getallen i,x,3,4,5,6,7,gc-piaatft worden in den muur, fo dat de mondennbsp;binnen de kamer komen, en dan hebt ghy eennbsp;wind-kamer fo als die weefen moet.
Het gebruik hier van moet fo in ’t werk geftelt worden; open in dc Somer tijd, de Kraan vandc SP , die in de muur vaft is, waarnbsp;door het water van buiten gebracht zijnde in
de
-ocr page 338-DE O^DER-AARDSE WERELD,
Pijp X B Y verordineert, welke Hero een Tis-vloednoemt, waar door het water in de L M N O, en hier van daan als die overlooptnbsp;door de kromme Lijp X na buiten geloft wordt.nbsp;En de wijle op defe wyfe fo veel waters alirernbsp;door de Lyp S P, van boven nederftort, de Lypnbsp;XCY fo veel wederom loft ; ennademaaldenbsp;Lucht tuflehen her water en het befchotvannbsp;de ruimte , gedurig in roeringe, en bewegingenbsp;is; hierom fal het door de monden van de Typennbsp;I, z, 3,4,5-,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gedreven zijnde gedurig dc
kamer een winderige en koele lucht verfchaf-fen. Maar dit fy fo genoeg gefproken van de natuur j eigenfehap «n \gebruik der winden.
LJ-KG.
II Afdee- de ruimte C D L M , van boven neder ge-flort, en de aldaar fijnde Lucht door de opene monden van de kromme Pypen binnen denbsp;ruimee na buiten uit gedreven fal worden; welke door de monden i, z, 3,4, enz. van denbsp;Pypen die ter fyden de wanden van de kamernbsp;ingemaakt zijn heen gedreven , en met eennbsp;groote force en drift uitgaande , en de kamernbsp;en alle die in de felve zijn met een feer aangename /éö^/rÉ’falverfriiïchen ; en de wind falnbsp;foo lange duuren , als de nedervallinge vannbsp;het water welke door denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nedèrvalt
duuren fal. Maar alfo de ruimte C D D M. metter rijd vol wordt, daarom hebben wy de
HET X. HOOFTSTUK.
fMeteoron. Dattergmi I Hoogvliegende damp is diefijn oorfprong niet en krygt nit de Onderaard^ Wereld, en dat mdefelve hoogvliegende dampen Van allerlei foort, niet anders als innbsp;het buitenjle Oppervlak en Lücht-geVeeft ^ Voortgebracht Worden,
C A p, X, nbsp;nbsp;nbsp;Onder aar dfe vuur d'oorfaak van 1 Jalle de Hoogvliegende dampige indruk-kingen is j hebben wy boven aangewe-fen ; maar op wat wijfe het defelve voort, door wat kunft het defelve te wege brengt; of hetnbsp;defelve in fijne eigenewooningenQnhmntnSktnbsp;kameren maakt j twgemaakt zijndej aanjlontsnbsp;wederom uitgeeft ? dan of het als een neerfti-ge huishouder, en onderkoning der natuurenbsp;allefijne by fonder e bannen félfbeföektj en daarnbsp;be (lelt het geene dutter te be ft ellen is ? of hetnbsp;door een eigenwillige beweeginge defelve berei-det ; of het van de Sonne die een groote heer-fchappye heeft ^uitgeroepen wort, om reden vannbsp;fijnwerktegeeven ? zullen wy den als wy allenbsp;dellelfs manieren van doen opgehaalt hebbende , dan bevinden dat het felve alles feifs be-fchikt, en het zal noch nader uit het geene wynbsp;noch leggen zullen, blyken . Want voor ainbsp;doet het aan de naalte ftofFen , en overwint defelve, of onderneemt verfcheidene foorten vannbsp;mengingen, na welker maate een nieuwe forme wordt voortgebracht, zullende aan hetnbsp;nieuwe faamgefteldc de wet fetten: daar nafetnbsp;het voort en koeflert door de bykomende hul-pe van djne eigene warmte het ganfche beitelnbsp;der gemengde dingen ; dikwils gebeurt hetnbsp;dat die onderaardfe vuurvoogt als hy eennbsp;gefeggelijke ftoffe en overvloedige voorraatnbsp;krijgt door lange weegen, nieuwe hooien ennbsp;huisveltingen maakt. Onwillig haalt hy fichnbsp;nooit, en als hy wil komt hyjuilt niet voor dennbsp;dag; maar door het ingeven der nature draagtnbsp;hy het licht der Sterren fo feer geen ontfachnbsp;roe, als hy wel fullende het gefelfchap van eennbsp;met hem overeenkomende warmte genietennbsp;de Paaien der Aarde te buiten gaat, lullende,nbsp;aan den Koning (ï/é’j/ir'/jfj'manfchapbewijfen jnbsp;en rekening doen van de onderaardfe inkomlte jnbsp;fo wel by hem beltuurt. Maar alle fpeelinge \nbsp;dej: woorden vaaren latende, laat ons her geen jnbsp;wy voorgenomen hadden wat nader aandrin-1 ge»- |
. Her onderaardfe Vuur dan fors en Iterk van krachten is fo niet gefet op een enkele voort-teelinge of her laat ook een overvloedige voort-j fettinge van gemengde dingen toe. Twee mak-j kers heeft het die het werk met hem uitvocren,nbsp;I de damp en uitwaafj'eminge„ waar van de eerde in macht is als water, de tweede als vuur,nbsp;dewelke warelijk de alfajing der gemengde lichamen zijn , door welkers behulp alle dingennbsp;die in dehoogtegefchiedenendevoortteelin-gen voortgefet en volbracht worden. Maar opnbsp;dathy fijne weldaden in het Lucht-gewell ver-, fpreidt hebbende,niet foude gelegt worden hetnbsp;I felve van fijn rijk berooft te hebben, fal ik eerftnbsp;wan de indrukje Is der hoogvliegende dampen,nbsp;\ welke in de onder aar dfè wereld gefchiedennbsp;j handelen; daar na fal ik in ordre by afdeelingennbsp;j verklaren de oor faken en reedenen van die dingen die door derfelver behulp in het buitenfienbsp;Oppervlak en Lucht-gewell kenbaar worden. § I.Alle Hoogvliegend dampige indrukkingen welke om hoog buiten de aarde gebeuren,nbsp;defe felve gebeuren ook in de Onderaardfenbsp;Wereld. In het voorgaande \\thhtn\^y osQx\\otè.ïg getoont dat het y^^i'^^ry-ébehalven fijne ruim-tens of ontfangers die wy Vuurplaatfen, Wa-terplaatfen,Luchtplaatfen noemen , ook metnbsp;ontelbare hooien, fpelonken, en ruimtens die totnbsp;feer verre uitgeflrekt zijnvoorfien,e.ntva^^- lijk met 'T)oorgangen,Loopgraven,Typen,Sple- ten en Scheuren door boort is, in welke door een altijd-durende valt geftelde wet de dampen ennbsp;uitwaafftemingen de overhand hebben, waarnbsp;van de eerde van de wateren,^^VNttèiamp;s2LVi \\QX.vuur haaren oorfprong heeft. Vanderie-vierennu. Waterleidingen, onmetelijkeMei-ren en Zeen die onder de aarde zijn,hebben wy in het voorgaande Boek in het breedc gefproken; |
IV. Boek , Van den oorsprong der winden. 273
blaafen mer fuik een kracht, datdebywoon-ders het geweld der felver niet konnende verdragen, na dat fy menigmalen de mond van de Spelonk met fteenen gedopt hadden, echternbsp;doorde_^É’'a;lt;?/^/(?^/2ry^derhet gat nooitnbsp;Ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;onder aar dfe Reegenennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hebben konnen toemaken of de wind
Kanalleen dien onbekent zijn die de gelegent-(heeft door Qtwverdubbelde r aferye'AXthcki-
-AP. X.
1« 6n(l«* ftwAfeBie-jtn -BcrAtnbsp;Hrt dl OBf»nbsp;dwninjenbsp;itt W»terJnbsp;litnntn denbsp;Welff.Unbsp;deer denbsp;li'AEtit dei
DttMTl «iJ-
jeiT*elit.
heid van de Druipkonft door een Helm onbe-kent is. Want als een groote dam^ uit de water-bewaarplaatfen gedurig door de kracht van de inwendige warmte tot de verborgene Welffelsnbsp;der Bergen heen gevoert is, en defe in kouderenbsp;plaatfen verdikt' en Welffels ingepakt, en tot
wem van oe mitortendegc maakt, terwijle hy niet als door feer enge doorgangen uittocht vindt, te gelyke met de geeftnbsp;met fuik eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;daar uit als wybefchre-
ven hebben. Y.n damp;ïciséteerfleoorfaakvan de Onderaardje Wind. De tweede oorfaaknbsp;der winden j, zijn de Watervallen van de onder aard fe Rievieren j welke als fy haar doornbsp;de Steenige en Klippige plaatfen van bovennbsp;nedergeftort hebben, aanftonts binnen de bollige plaats Van het Riool door haaren val eennbsp;groote wind veroorfaken, dewelke naderhandnbsp;door verborgene doorgangen, en daar nadoornbsp;de wind gaten der Bergen ontvloden zijnde,nbsp;Ibdanige ontfteltenijfen maakt, als wy befchre-ven hebben. De derde oorfaak der winden kannbsp;zijn, vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gefmoltene Sneeuw op de Bergen j
welker gefmoltene VA^ateren inde holtensder Bergen inkomende , door haaren val te metsnbsp;binnen de Bergen groote winden veroorfaken;nbsp;welke oorfaak niet verfchilt van die dewelkenbsp;ae Wijn die in defelve gegodten worden kout! komt van de Onderaardfc Watervallen der rie-te maken, ja fy worden daar ftrenir koud-Vieren, als dat defe gedurig, geene alleen maarnbsp;in tot groot vermaak van de geene die daar ®P feekere tijden van het Jaar woeden. Daarnbsp;van drinken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zijn ook noch andere oorfaken van de onder-
Onderaardse Winden.
^k^omQtoidiQonderadrdfeWinden , welk fo feeker is dat die niet alleen in de holle plaatfen der ylarde domineren , maar ook met eennbsp;ongelovelijk geweld woeden, als de bulderendenbsp;en geweldige winden der Wind-bergeUj die innbsp;alle plaatfen te mets gefien worden,feeker zijn.nbsp;Sie na het geen \yy in ons derde Boekvan dennbsp;IVind-berg der Otfiers ^ en in ons Itinerar.nbsp;tietrufe. van de Wind-ff elonk in het veld vannbsp;^olaterra gefegr hebben. De Edele niet alleen , maar ook feer geleerde Man Tetrmnbsp;^uifonius Franfman, der Rechten en Medicy-Tdobior^ heeft myonlangs verhaalt, datnbsp;by Uoyon een Berg legt die feer vermaart isnbsp;tQr).Windholj waar \x\tgedurigeVlmAtonbsp;I. Deel.
; laat ons dcrhalven voortgaan om andere dingen te verklaren.
Onderaardse Reegen.
felen om verre fmytende wederom ruimte gemaakt. Sie mXxttgcQnQW^'m^taangetrok-kene plaats van diergelijke Bergen verhaalt
Na de oorfaakvandufdanige Onder aar dfe
Winden wordt ge vraagt. Ik fegge dat den oor- ueraardfe
¦,-------.....-w nbsp;nbsp;nbsp;yan defe winden veeLderlei kan zijm
WatM ontdaan zijnde, valt drupsgewijfe even nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kracht des
als den nbsp;nbsp;nbsp;neder: ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hier doornbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^^rdmt , 1 welke dewyle fy door de
gelegentheid gekregen hebbende heeft gefegt nbsp;nbsp;nbsp;en doorgangen geperft zijndat denoorfprongder Fonteinen nergens an- .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;opener en wyder hooien komen
ders dan uit de nbsp;nbsp;nbsp;^
binnen de onderaardfeWelfsels gefchiet.voyt- nbsp;nbsp;nbsp;Spelonken bedoren is , door het ge-
gebracht wordt ; ^elk mj echter in de nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1^^ inftortendegeeften gaande ge-
Itnge van den oorfprong den ronteinen toonen nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-
oiet de algemeene maar de oorfaak ten deele te zijn. Over de onder aar dfe Reegenen dan isnbsp;geenverfchil : maarofdeiS'^^’e/^'iyen/ifo^^’/innbsp;de onderaardle hooien voortgebracht worden,nbsp;daar aan moet van gelijke niemand twijffelen^
Want fo de TOamf in koude Welfselsdievol Salpeterige Geelden zijn valt, fo wordt dienbsp;door de fchuimige felfftandigheid des dampsnbsp;eer die in water verandert wordt, door de koude van de omfwevende lucht tot Sneeuwvlokken t’famen getrokken ; maar als hy tot eennbsp;droppelig weefen van water gefmolten is dannbsp;Wordt hy ook,al{rer een geweldige koude windnbsp;opvolgt nootfakelijk verdikt tot Haageltn Tsnbsp;Ik hebbe in den Berg vanSoraneeenHolofnbsp;Welfsel gefien dat alsmetTVoverldortenbe-fet was, hier en daar in het Forneis met af hangende KeegelSj uit welke die geene die by dennbsp;Berg woonen in de Soomertijd Beekers maken , die feer bequaam zijn om de waater of
aard/e winden j welke om dat wy die in de aangetogeneplaats verklaart hebben, fo fullennbsp;wy ons hier met defelve niet ophouden ; laatnbsp;het ondervvylen genoeg zijn dat wy de onderaar d/è winden3 door defe weinige by gebrachtnbsp;reedenen getoont hebben.
§.II.
f)e Aardbevihge is een eigentlyk uitwerkfel van de onderaardje Branden.
Dat de Aardbévinge niet fo feer een hoog-vliegend dampige als onderacwdféindrukkin-^^.^^^^'^-ge is , leert dereedenfeIve,terwyledetf^zr^/-''“’^'^‘ bevinge niet buiten maar binnen de aarde haarcnbsp;verwoéftinge aanrecht fo fchrikkelijk datternbsp;in de nature der dingen niet fchrikkelijkcr nognbsp;vreefièlijker, noch rampfaliger voor het men-M mnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fchc-
V»'-
-ocr page 340-274 nbsp;nbsp;nbsp;de onder-aardse wereld, II, Afdee-fchelijke geflacht voorvallen kan , fy is de» Wanneer hec Onder aar dfe vuur aldergrootfle gccflel GODS , waar door hy geweldigheid van fijne hirte fich, de kluifterSgg^jr^i'* de menfchen die regens hem meinedig zijn en der Bergen ergens geopent en van een ge-lijne Geboden verachten gemeenelijk gewoon I fchcurt hebbende , detor een vvy t en fijrsnbsp;is re befoeken. Wat voorSrecden leefen wy niet) ftrekkend hol gemaakt heejt, fier dan wordtnbsp;dat hier door tot Puinhopen , wat voor Lan-j de Lucht die daar binnen is aanftonts doornbsp;den hier niet door vervvoeft , wat voor Bergen i een ge'weldige bcjceeginge gaande gemaaktjnbsp;hier niet door omgekeert zijn ? ^P/i«i»jfchrijft| en om dat defelve met een overvloed vannbsp;darter in de Brand van den Vefuviustefyner brandbarefoverwekt dienbsp;tijd dufdanige Aardbevingen, dit door de fcbielyke aanjleekïngen der ftojfe een welke men fach dat de aarde, ’k fal niet feggen beweegden, maar het onderfte boovenfmee-teii. Scipio Mazzella en andere verhalen darter inhetjaar i5'94 io^tootamp; Aardbevingennbsp;Zijn geweeft te Puteoli , darmen met grootenbsp;vervvonderinge en verbaaftheid gefien heeftnbsp;Cefchitde- dat de Zce zoo treeden te rugge liep. De aard-wfnLrl^kenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wclke ging voorden brand van den Ve- krachtder fuvius ill lict Jaar 1631, wordt gcfcgt fo groot Aardbcvin-j-g^ijn , dat de srond van de Zcc se-nttide. fcheurt zijnde de Vinen ten deele uitde Zeenbsp;gefmeeten, ten deelealsdeZee viel op Strandnbsp;gelaten zijnde te gelijke metdeScheepentc- gens den anderen aanfticten ; w'aarop fchrik-1 gefwoorene vyand der natuure is , aangedre kelijkeloejinge,rook,eenairigereegen,enuit-werpinge van‘groote fteenen volgden , ja ooknbsp;vuurige Beeken, enSourllen van nieuwe Fon-I keert hebbende , doen fy het felve j welkjinnbsp;teinen en brandende Pik ; alle welke dingen] her door konft gemaakte Loopgraven hetnbsp;de ongelovelijke en feer geweldige iotcctw kruid doet , dat is , fy breeken alles door,nbsp;kracht der woedende Nature toonen. Maar) Steden en Srerktens keeren fy om , maken ven zijnde , de gende Rotfen , verhandelinge van de branden van den Berggevao'^* Vefuvius , (welken ook ‘Petrus Caftellusnbsp;een Arts in het laafte blad van fijn Werk^tf 1.INGE. de ordre vereifcht dat wy de nbsp;nbsp;nbsp;van alle defe aanwyfen. Het geett nbsp;nbsp;nbsp;Het is bekent , hoe^^toot. een kracht het ge- Gefchut fchut en de onder aar djè Mynen hebben die vol Buskruid zyn , want feekerlijk daar is nietsnbsp;opfervUk fovafl , niets fo wel gegrond , welk fy niet innbsp;JwrÜ eenen oogenblik en dat met eene flag ter ne-¦vm 'tnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;derwerpt ; en fo wy de oorfaak van fo ftark en ^dTet'dT* doordringend een kracht onderfoeken , w'y Aardbevin- fullen bcvindcn dat de fourfle van fo grootenbsp;Tooien “der vcrwoeftingcn niet anders is als eenfoejernbsp;aarde. gemaakt uit Salpeter j Swavel en doove kooien; want het poejer door de kooien aangefte-ken verdunt de Salpeter, de Salpeter verduntnbsp;zijnde, dewijle die met de Swavel fijne grootenbsp;vyand niet tefamenbeftaankan , noch doornbsp;de engtens derplaatfen bevat w'orden , maaktnbsp;door fijne gew^eldige uitbarftinge en doornbsp;alle befetfelen heenen breekende, die vernielingen dewelke wy befchreven hebben. Indien dan een door konfi gemaakt poejer j fonbsp;groot een kracht heeft , hoe veel te grooternbsp;moeren wy denken dar fuik een heeft, in hetnbsp;welk een overvloed en menigte van brandbare fioffe is, te wectenvan Swavel, Salpeter,nbsp;Aluin , Sal Amoniak, Lym, en andere Minerale en Metalligeftoflèn, van Goud, Koper,nbsp;Yfer , Arfenicum, Qi.iik,waarvande/^r^m/-pe ingewanden der aarde vol zijn? en dat hiernbsp;uit vreefelijke Aardbevingen voortkomen,nbsp;wien is fulks onbekent ? Defe nu gelijk in hetnbsp;voorgaande gebleken is, worden in de onder-aardfe Hooien ^ en dat op die wyfe gelijk alsnbsp;volgt. |
grooten hoop van fwaare uitdampingen , en gelijk aan defelve nergens uittocht word gegeven , alfoo worden na een vreeffelyke tegen -Jiryd foodanige beroeringen hoedanigenbsp;fwaardere de macht der natuure niet verdragen kan. Den uitgang dan aan alle zijdennbsp;gejloten zijnde , fchudden fy nu de binnenftenbsp;wanden der Bergen , dan de fachtere weegennbsp;der aardfe geweften doorborende, foo is hetnbsp;nootfakelijk dat uit dealte grooteaanftootin-ge der in nood zijnde nature de aardbevingennbsp;veroorfaakt worden. Eindelijk door grootenbsp;vreefe en bedreigingen van leedigheid j die eennbsp;beletfelen van de overhan-en aardfe fwaartens omge-fchrikkelijke Swelg-kuilen , brengen voortnbsp;nieuwe Meiren , en doen diergelijke dingennbsp;als in de Gedenkfchriften der Hijloriefchry-vers verhaalt liaan. (LyBgydius Neapolitanus verhaalt in fijne van de Vefuvius aantrekt) datter te fijner tijd in de Koninglijke Provintie van het Rijk*'”;pgl,nbsp;Napels , een fchrikkelijk voorval is gebeurt;nbsp;want hy fchryft dat door een vreefelijkenbsp;bevinge daar ter plaatfe ontftaan eenganjehennbsp;Berg j vermaart door deWynbouweryCj uitnbsp;fijn plaats in een andere , drie-duifend treeden verre van de voorige j fonder tuflehen-beiden cenig her minfte teeken na te laten,nbsp;vervoert is ; en hy fegt datter tot defcndachnbsp;toe noch dingtale is voor den Napclfen Rechtbank , welke men daar gemeenelijk Vicarianbsp;noemt, tulTchcn die geene die eigenaars vannbsp;den gefeiden Berg zijn , of de inkomften ennbsp;Tollen, welke deFifcaaldesKoningsgewoonnbsp;is in te vorderen , of uit de eerlle plaats, alwaar de Berg voor defen geftaan heeft, of uitnbsp;de laafte , tot welke hy heen gevoert was,nbsp;moeren geeift worden f En het is voorwaar wonderlijk dat lbodanig een geval dat van alle eeuwen her ongehoort is , foo het waar is,nbsp;niet van meeraer Hiftoriefchryvers befchreven is geweeft. Her fy foo het zy , het isnbsp;evenwel feeker, en wy hebben het in de voorgaande Boeken getoont,dat de Bergen door hetnbsp;\ewelt der aarabevinge niet alleen omgekeert, maar |
IV. Boek , van den Oorsprong der winden. J^aar ook op nieuw, felf in het midden der Zee, fchielijk voort gebracht worden. Uit welke dingen , fo ik my niet bedriege, klaarlijk blijkt , hoe tujfchen de onder aardjenbsp;^oltens de Aardbevingen te voorfchyn gebragtnbsp;Ivor den j en hoe de aangeftekene uitwaaflemin-gen dan na de eene dan na de andere plaats lopende terwijle fyuittochtfoeken,enniet vinden, de aarde krachtelijk doen fidderen; tot datnbsp;y eindelijk de fondamenten der Bergen ge-^heurt , of een krachtigen aanval gemaaktnbsp;hebbende , de fwaarte die op haar legt, ergensnbsp;anders heenen fmyten , of fo die al te fwaar is,nbsp;dwingen tot een ganfche omkeeringe te linken. Maat dat in de plaats van de inge/wolge-of verfönkene Steden of Bergen meeli altijdnbsp;Boei komt j dat gefchiedt op defe wyfe; omnbsp;dat de ingefwolgene aardfe klomp infeekerinbsp;Water hol valt , welke dewyle fy te famen ofnbsp;gelyke nietfbellaan konnen, fo komt het water als lichter zijnde dan de aardfe ftoffe en door de openingen en fpleeten uitgeperfl; in de {)laats van de verfönkene Berg of Stad ; ook eert fulks de ondervindinge. Want fo ge innbsp;een Bekken dar vol water'x?,, een groote Steennbsp;werptj fo maakt die finkende^ dat het uitgedrevene water nootfakelijk buiten het Bekkennbsp;overloopt. Onderaardse Donder. Dat ter uitfo groot een Jlryd der onderaard-uitwaajfemingenmet de ljucht j door die fo fier geweldige tegeneenftotinge der lichamennbsp;een geluid te .voorjehyn gebracht wordt j isnbsp;nootfakelijk. Hierom getuigen alle die geenenbsp;die hy oioxrxxttm Vuur brakende Bergen woo-nen , dat fy veele dagen te vooren^ eer fy beginnen te woeden,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;groote loejtngen en gelui den die niet ongeli^k'L\)X\\\ex’Dondereno{iL{-Ichieten van Kartouwen vernomen hebben, op '^®^ke dan aanftonts als op feekere voorteeke-nsn die doodelijke Treurfpeelen volgen. My,nbsp;j'quot;'^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;het Jaar 1638 by die ongehoorde e^eirdbevingen dewelke Calabrien byna tot een geheele verwoeftinge brachten, teegenwoor-dig was, heugt altijd dat ik eer de Aardbevingenbsp;gefchiede, een fchrikkelijkgemurmel j welknbsp;fcer dikwils by nacht en dag wederom herhaaltnbsp;Wierd, en ongelooflijke krakingen even als ’t geluid van vele trommels vernomen hebbe.En opnbsp;cene fekere dach als ik merkte dat de Strongy-lus meer vuur en gloejende Hukken uitbraaktenbsp;als na gewoonte , heb ik ook ’k weet niet watnbsp;voor een gerommelin een plaats omtrent feftig duifend treeden van den Berg, hetnbsp;geen ons al nader en nader fcheen te komen,nbsp;en als het tot ons quam , gafhetfulkevreefe-hjkenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;binnen de aarde , dat men die qualijk met fijn finnenkonde verdragen : Waar by fo idmïkdx]kcc\xfihuddingevandenbsp;aarde gevoegt wierdt, dat niemant langer opnbsp;^jne voeren Haan konde, al mijn makkers doornbsp;’1^ geweld der woedende nature verftelt ftaan-de; en als die eindelijk ophield en wy opftaan-de de Stad van S. Etiphemiaj daar wy niet ver-I. Deel. |
der dan drie Mylen af waren , met een groote wolke bedekt fagen , hebben wy defelve al-lengskens verdwijnende , bevonden dat denbsp;plaats fonder taal of reeken na te laten verfon-ken, en eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;die daar te vooren nooit was gew^eeft , in deflelfs plaats gekomen was, en dat met fuik een ontfteltenifle des gemoedsnbsp;als naulijks befchreven kan worden. I. G E V o L G. Van de onderaardfe 'Donder. Uit welke dingen ik door eenonmiflèlijk gevolg befloten hdohedat Calabrien door verborgene loopgraven en met den e._^tna en metnbsp;den Strongylus en ander Vuur-eilanden ge-meenfehap heeft j en dat dufdanige onderaardfe geluiden en loejingen en uit de verfcheidenenbsp;aanfiotinge der oproerige geef enen door denbsp;overhandfefamenworftelingeder fiedende uit-waaiïemingen haaren oorfprong hebben, welke dewijle die eveneens zijn als de Dondersnbsp;in de Lucht, alfo konnen en moeten fy metnbsp;goed recht onderaardfe Donders genoemtnbsp;worden. n. Gevolg. Van dé onderaardfe Blixem en fV^.erlicht. Uit dele dingen blykt ook, dat de uitwaajfe-mingen als die in de onderaardfe Welffels die volWavel , Salpeter , Kooien en diergelijkenbsp;Sourlïen van brandbare llolFen zijnaangeHeken worden , daar uit ook fchrikkelyke BH-xemen j en veel felder en dikwilder als die innbsp;lucht’gemaakt worden ; want de uitwaafle-mingen des luchts hebben al haare HoHe omnbsp;Blixemen van te maken nergens anders vannbsp;daan dan van de onderaardfe uitwaaflemingennbsp;(buiten de aarde, te gelijke met den damp omnbsp;hoog getrokken, en daar tot een Blixem be-wrocht : want over al waar defelve oorfakennbsp;t’famen komen, daar is het nootfakelijk dat dienbsp;defelve uitwerkingen voortbrengen. En datnbsp;om defelve oor fake in de onderaardfe hooiennbsp;weerlichten t\x flikkeringemX)K\, is dien alleennbsp;bekent die de oorfaken van alle die ten rechten begrepen heeft. Datter dan inde onder- ^nbsp;aardfeplaatfen ook Blixemen in fo groot een Blixemen.nbsp;overvloed voortgebracht worden , dat fy de^YnS'nbsp;van de engtens niet konnende bevat worden, ringen,nbsp;te mets ook na buiten voortHouwen, dat feive Brandin-leeren fommige Bergen klaarlijk, die dikwils onderTafd-met fchoon en helder weer fulke vreejfelijke door-Blixemen van haar fchieten j dat qualijknbsp;mand van defelve bevrijt kan blyven. Soda-nig een is de Berg Tola in de Moorfe Eilanden, gelijk byte Hen is,nbsp;in het leeven van S. Francifcus Xaverim j uitnbsp;welkers openingen of fpleeten op feekere tijden met groot verderf van menfehenenbee-Hen, vuuren uitgefchoten worden. En dat getuigen al die geene, fo veele alflèr van de biran-den der Vuurbergen gefchreven hebben , alsnbsp;Tetrm Bembus en andere van den Berg Vefu-Mm znbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vius |
DE ONDER-AARDSE WERELD, n. Afdee-vius en Airna , van welke fy met recht en wel j alsde Zeekanten , ofalsdeverfte Eilanden fchryvcn , dat die door onderaardfe branden lof de Midlandfe geweften ; en eindelijk nbsp;nbsp;nbsp;•»«» gaande gemaakt zijnde nbsp;nbsp;nbsp;die met eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gelegen zijn , beneden welke dikken rook bejef z§n\xlt^c\\\cx.en. KWcwdkc' aardfe groeven zijn gcftelc die haar fomtijds dingen ik voorgenomen hebbc re defer plaatfe j xoo mylen verre wijt en fijds taks gewyfe uit-brceder te befchry ven dan ’t wel behoorde op^ ftrekken, welk ik met de grootfte neerftigheidnbsp;dat ik foude toonen, dat de onderaardfe plaat- [ in Calabrien ondervonden hebbe , in her eennbsp;fen niet alleen vruchtbaar van hoogvliegend' weinig te wöm/aangetrokkene Jaar in welkenbsp;dampige indrukfels^maar ook de eenige oor/aak j de aardbevingen van Sicilien af tot Belvideri-zijn van die dingen welke in het hoogkïe der '\ um toe , een ftreek van tweemaal hondert dui-hoogvliegende dampen voortgebracht worden, fend treeden en verder door de Onderaardfe Groeven en Loopgraven grooreomkeeringcn van Steden en Dorpen gemaakt hadden. Denbsp;Groeven gelijkmen uit het geluid kon afnee-men, hadden haaren oorfprong uit den Bergnbsp;Strongylus,welke naderhand doorOnderzeefcnbsp;fpleeten tot aan het hooft van Vaticano , ennbsp;hier van daan langs Tropea,Monteleone, Leo-picum, S. Euphemiauitgeftrekt worden , ennbsp;nier van daan meteen omgekeerde loop Ni-caftro, Amantea, Confentia, en hier van daannbsp;Paula, en eindelijk Belviderium aantafteden,nbsp;alwaar fy of de doorgangen verftopt zijnde, ofnbsp;de Geellen ontbrekende , een einde van haar weg-gaande (lellen kan, fo fal nbsp;nbsp;nbsp;door een | woeden en wreetheid maakten; dat fy echter zl te groote vree/è voor ledigheid met een barflleyenwcl ook eenige gemeenfehap met den en geluid in kleine Bukken verbroken worden. Berg Vefuvius gehad hebben is doe gebleken.nbsp;Het felve gebeurt ook in hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ welk j wanneer ik den felven na mijne wederkomft door re al te hevige twiilvandeaangeftekenei van Napels naukeuriger onderfocht hebbe: uitwaaHeminge dikwils met een Berk geluitj waar van ghy m{\tnV£gt;nèx den Brief tot dennbsp;aan Bukken fpringt. Vf.\m.eemge kleinegla-\Leefer die ik voor dit werk geflelt hebbe.nbsp;fé boUekens maken j fo groot als een Kerfle, die Waar uit ik als een feer klaar teeken befloten Tgt;e vreeft voor ledig.nbsp;heid werktnbsp;wonderlijkenbsp;dingen. Troeven. Tgt;e Aardbevingen gebeurennbsp;mee(l in di*^nbsp;fluutfcn. lyóLINGE, Proef. Waar door wy hetgeene wygefegt hebben toonen. Indien iemand ttnVat eer ft volheet water gedaan fodanig fluit datter de lucht ge enjintsnbsp;uit kan j en het felve inde Winter in de koudenbsp;lucht fet j fo fal \\cx.gebeuren dat her water innbsp;het felve verdunt nootfakelijkdoor de omfwe-vende koude lucht verdikt zijnde, flch 'm eennbsp;kleinder plaats famentrekt j en de wijle dienbsp;lucht geen ander lichaam in de plaats van het ik eerB half vol Salpeter-water doe ; defelve op gloejende kooien gefet zijnde , terwijlenbsp;fy door de damp van het daar binnen zijndenbsp;verdunde water uittocht foeken , en niet vinden , fo maken fy alle hindernilTen doorbree-kende door een feer geweldige uitbarBingefonbsp;groot een gekraak, dat fo ’t nier grooter als vannbsp;een Musket,ren minBcn fo groot is, alle die gene die daar by of omtrent zijn over fuik een ongewoon geluid verbaaB en als verfchrikt zijnde ; met dit aar dig geb alder ben ik gewoon allenbsp;groote Heeren op mijn kamer te onthalen. Het is derhalven fo feckcr dat de Aardbevingen die geluitgeeven uit den oproer der be-flotene geeBen worden, dat over die faak geen tegenfprekinge kan gedaan worden. Maar het geene Arifloteles fegt van den ti^d der Aardbevingen j van de Eilanden in hetnbsp;midden der Z^e die van defelve vry zijn j vannbsp;de veertig-daagfe duringe j gelijk dat tegensnbsp;de ervarentheid Brijdigis , alfomoetmendatnbsp;ook fo in het algemeen niet geloven; want datter niet alleen in de Zee plaatfen, en Eilandennbsp;die by het VaBe Land leggen, maar ook in denbsp;verB afgelegene Eilanden , jafelfindeMid-landen van groote vaBe landen op alle tijdennbsp;van het jaar groote aardbevingen voorvallennbsp;is door de ondervindingefo bekent geworden,nbsp;datmen aan het felve in het aldcrminfle nietnbsp;meer t wyfelen kan. De aardbevingen dan gefchieden aldcr-meeB in die plaatfen onder welke de Gloeden van de Vmrholen woeden^ het fy dat die lecger |
welke de on*' hebbe, dat diefleden aldermeeïl aardbevingen onderworpen zyn , die boven op eenvan de genoemde groeven of loopgravenft aane n d at denbsp;overige na by gelegene Steden de fchuddingenbsp;van de Aardbevinge wel gevoelen , maar nietnbsp;als door de overeenftemminge van de aardfenbsp;deelen , gelijk in die groote Aardbevinge opnbsp;den Akker van Soranen den z, July 165-4 ont-Baan , gebeurt is , waar door wyfelf gevoeltnbsp;hebben dat Romen felve het geene daar bynanbsp;drie dagreifens, van aflegt uit een medegevoele , ^nbsp;of overeenftemminge gebeeft heeft. Ook hebnbsp;ik afgenomen dat die plaatfen de felve aldernbsp;miuH onderworpen zftn dewelke of op Water-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ holen leggen, of uit de vee Iheid der Mciren en Poelen en MoeralTen, overvloed van vochtig-heid hebben j gelijk Tofcanen; welk alhoewel^fngeonbsp;het vol van brandbare floflè, het ganfche landnbsp;met Swavelige klompen befet is; ’t is evenwelnbsp;feeker dat daar fo dikwils geen aardbevingennbsp;voortgebracht (Worde , als in drooge landen,nbsp;daarom dat de onderaardfe dampen, fodietcnbsp;eeniger tijd aangeBcken worden, door de aan-getrokkene veelheid van vochtigheid uirvrec-(e voor ledigheid, uitgedooft en gefmoort w'or-den ; welk indien het fo niet waare voor mynbsp;ik gelove dat het al lange met Tofcanen gedaan foude geweeB hebben, Ver- |
Ca
IV. Boek , Van den Oorsprong der Winden. 177
een quaad welk niet fonder de aldcrgrootflc droef heid veele dagen lang aljeen van die weinige gefien wierd,welke die val en verwoeftin-ge overgelatcn hadde; en die waren niet bovennbsp;de 600, uitgefondert 25 Edelen.
Niet fonder tranen foudgy dit volk hebben konnen aanfien , ten meerendeele verminkt,nbsp;als van finnen berooft wandelende door denbsp;flraaten die minflvervvoefl;waaren , meteennbsp;Rofenkrans om denhals, enomdehulpeennbsp;barmhertigheid Gods , en om de vergevingenbsp;van haare fonden biddende. Ja men heeft gefien dar het Cafteel tweemaal geopent, en wc-
E R H A A L.
Van de fchrikkelyke Aardbevinge welke de Stad Ragufa geleeden heeft , en anderenbsp;flaatfen en Steden van Dalmatien eu Al-banien.
Dl Illyrife Stad Ragufa j aan den Oever van den Adriatifen Inham gelegen, is op-gekonien uit de afïchen van het oude Epi~nbsp;daurus. Die Stad, (omtn Michaë ISalonita-en alle de outfte Schry vers van ’t Jaarnbsp;ïot ’t Jaar 267 geloven mach , is gcbouwt opnbsp;een zuidelijk half Eiland, lufligdootdeaan-
genaamheid van de plaats op welk fy legt. |derom toegefloren wierdt, en dat debaareit Haar ban ftrekt van het Ooften tot het Wellen der Zee viermaal wegvloeiden , fo dat alle denbsp;ontrent hondert twintig mylen verre ; en is j Fonteinen van defe plaats droog wierden , ennbsp;twaalf mylenbrect. Aan het Ooflen legt het j niet een druppel waters om te drinken over-ttaaft aan Albanien j' na het Wellen wordt het bleef.
rnet Bofhia gevoegt; daar het na het Noorden fiet raakt het aan het Hertogdom van Herfe-guinenje ; maar daar het na het Zuiden ftrekt.nbsp;Wordt het van de Adriatife J^e befpoelt. Be-halvcn de genoemde Stadt zijn in het felve denbsp;Steden Stagni ^ en oud Ragufa. Daar zijn ooknbsp;vijf vruchtbare en bevolkte Eilanden. Sommige Inhammen van de zee verfchaffen een plai-fierigebefchouwinge, welke deSteden kroonennbsp;met groote Palleifen en Tuinen. De Havensnbsp;feer veilig voor de onweders van de Zee, zijnnbsp;elk groot genoeg om een treffelijke Vlootnbsp;Schepen in te bergen. Het ganfche Land is
De Veftingen die na het vafte land lagen, zijn in haar geheel gebleven ; maar eenigfintsnbsp;als ook het Tolhuis en Gafthuisdoorde.^^nbsp;befchadigt, welke echter met een kleintje en innbsp;’t korte konden herftelt worden. Daar warender veele, die door medelijden beweegt, op hetnbsp;klaagelijk geroep van fommige die onder denbsp;Puinhopen begraven lagen toeliepen , en meenbsp;barmhertigheid ontfteeken de houten en ftee-nen trachteden uit de weeg te doen , waaronder die ellendige beftolpt lagen, welke fy nochnbsp;in het leeven behielden, alhoewel die drie,vier,nbsp;ja vijf dagen , defe ellende hadden uitgeftaan,
doorgaans fteenig, Stragnum heeft veele Sout-; waar uit gereddet zijnde feiden fy dat fy alleen mijnen. De lucht en het weer gematigt ge- 'door het drinken van haar eigen water haarnbsp;noech. Daar wordt een grooten overvloed van i leeven verlangt hadden. In hetmiddelandfenbsp;Koopmanfehappen na toegevoert uit het Oo-! Eiland verder, teSan6laCruce,de Abdyevannbsp;quot;ften, dewijle het een voortreffelijke Koopftad S. Jacob en Philippus, en andere plaatfen bui-is. Dcfelve ftadi?^z^a7^j is wel niet groot van , ten de Stad , omtrent twee u uren gaans in hetnbsp;omtrek, maar geheel en al als een Cafteel ; en ronde wierden fommige huifen en palleifennbsp;terdcegen van alle Krijgsbehoeften verforgt. omverre geworpen, niet fonder de ondergangnbsp;Alle maanden heeft het fynen Hertog ; het Ivan veele inwoonders. Defe Aardbevingenbsp;heeft ook Raads-heeren en Edelen, tor het ge-1 heeft acht-dagen lang naden anderen geduurt,nbsp;tal van 200 , waar uit verfcheidene Raden en ! hoe wel alle dagen minder en minder wor-
Magiftraten gemaakt worden. Burgers zijnder by na éooo , en terwijle ieder een met fij nen handel befig was , fiet fo ontftont
dende.
De Heer Joris Crook verordende Refident der Hoogmogende Heeren Staten van Holland
aan het Turkfe Hof, en de Heer Jacob van Dam ConfulvanSmirna , waaren vierdagennbsp;voor de Ardbevinge te Ragufa gekomen , lullende daar van daan met haar gefelfchap vierendertig menfehen fterk , haare reife verdernbsp;te lande afleggen , van welk gefelfchap gebleven zijn den Heer Refident met fijn Vrouw ennbsp;Dochter, feekerc Edele Juffer , de Camenier,
op
Woenfdag den 6. April 1667 tuffehen dertien en veertien uuren, fchielijk uit het aardrijk eennbsp;fchrikkelijke en vervaerlijke Aardbevinge dewelke in een ogenblik het Pallcis van den Hertog omkeerde , en den Hertog felve onder denbsp;Puinhoop verfmoorde. Hét felve viel ook innbsp;het gemeen ten deele alle de Kerken, Palleifen,
Klbofters en Huifen van de genoemde ftad, en terwyle alles t^onderfte boven wierdt ge- twee andere Huifgenoten , twee Ridders vannbsp;fmeten , raakten daar feer veel menfehen om- S.Jan, en'feeker * Hoogduits Edelman : denbsp;hals; daar quam by de fchade welke de fteenennbsp;van een matige groote , die van de Bergen of-gerolt wierden, toebrachten ; tot fo verre datnbsp;de gehcele ftad in een Puinhoop verkeert is.
Een feer fterke wind op defelve tijd ontftaan-de wierdt het eene quaat op het andere gehoopt ; want hethuisvuur, datde Burgers tot haar dienft en gebruik hadden , kroop voortnbsp;door de ftoffe van de houte huifen die omgevallen waaren,«n brak uit door de Puinhoopen:
S.Jan, en'feeker * Hoogduits Edelman reft niet fonder wonde*- werk behouden , en uit fjJstnnbsp;fommige gequeft zijnde.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;genoemt
Op deklve tijd heeft de genoemde vïnge het nieuwe Cafteel befchadigt, en des-felfs Burgten in Albaniendie onder het Turkfe gebiedt leggen , met den ondergang vedernbsp;inwoonderen. Het felve toeval heeft ook getroffen en doen fchudden ’DulciniutnjQn Anti-varuftij en in ‘Dalmatien Reraftm en Catta-rumj met het verlies van omtrent drie hondertnbsp;Mm3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;men-
2;8 nbsp;nbsp;nbsp;DE ÓNDER-AARDSE WERELD, * nbsp;nbsp;nbsp;, fondet groote fcliade echter van het | duifend menfchen zijn gefneuvelt, en datter Gadeel. Ook heeft dit ongeluk niet weinig alleen maar vijf of fes hondert zijn overgeblc-QQ\ot\t. klein Budua j dewyle daar niet anders j ven, en onder dat getal vyfentwintig of dertig als het Gadeel is ovcrgebleeven.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 Edelen. Door defe vermaningenheeftGoodeSon- De Refident van iAi//^z;//^fullende van daar vuur voeder wierden door de houten der huifen, die in defelve gevallen waren , en niemandnbsp;dorfl: toelopen om defelve te blufichen , uitnbsp;vreefe van door de verwoeftinge dtr aardbevinge betrapt te worden. daren willen verfchrikken , op dat fy fouden ophouden fijne Goddelijke Majedeit te vertoornen, en ieder fich aan de Goddelijke genade beveelen, en trachten foude met Gebeden,nbsp;Aalmoeflen, en andere werken der liefde, metnbsp;dealdergrootdevernederingc defiTelfs gramp-fchap te dillen , aanmerkende, datenleevcnnbsp;en goederen , ja geheeleSteeden in een ogenblik tijds door Gods Gramfchap konnen ver-duiven en te niet gaan, Verhaal Van veele fchaden welke de heindfchappen van Dalmatien en Albanien door de Aardbevingen geleden hebben. TN het Jaariöó/, denfedendagvandenlo-penden Maand April, ider een fchrikkelijke en vervarelijke aardbevinge voorgevallen innbsp;de Stad Cattaraj en dat met groote fchade vannbsp;die plaats. Veelehuifen, gemeene Palleifen,nbsp;Kerken en byfonderlijk de Hooft-kerke zijnnbsp;onder de voet gedort. Ook zijn vecleBor-gers en Soldaten omgekomen. Defelve aardbevinge heeft met meerder geweld verwoed BuduacnTeraJitm. In hetnbsp;eerde is niet overig als het Gadeel; in het laa-de zijn feer veeleHuifen , te gelijke met denbsp;Kerk by de klip van S. Sixtus , en het Kloodernbsp;der Dominicanen of Predik - broeders inge-dort. Het gerucht loopt dat in Gadeel Nuovo, alleen maar vijf , of fes huifen overig zijn, ennbsp;darmen het getal van de Dooden niet en weet;nbsp;dat echter het hovende Gadeel niet veel fchade geleden heeft. |
Te Ragufa zijn alle de Huifen van de Stad, de Palleifen, Kerken geene uitgefondert, ingevallen. Men verhaalt datter wel vyf of fesnbsp;na Gondantinopolen gaan is onder de Puin-hoopen gefmoort met fijn Vrouw , Kinderen,nbsp;en al fijn gefelfchap, en feer veele vremdelin-gen, die den laaden Maart vertrokken, en eindelijk met een Schip van Verona, dat de naamnbsp;van de Goddelijke Maagt de Salute droeg, hiernbsp;gekomen waaren. In den beginne van dit fchrikkelijke toeval heeftmen genen dat het Gadeel geopent, ennbsp;wederom gedoten werdt ; dat het water in dcnbsp;Haaven weg liep , datter feer groote deenennbsp;van de Bergen vielen, dat de Fonteinen uitge-droogt wierden. ¦ De rraanen wierden getrokken uit de oogen van die geene , die die weinige overgeblevenenbsp;menfchen met Roofekranfen om haar hals haa-re behoudenilTe fagen in de Velden foeken. Niemand was machtig om de weegenof draaten van de huifen te onderkennen. Wantnbsp;alles was tot een Steen of Puinhoop gemaakt. Ik fal het in korte woorden feggen , uit den Staar van Ragufa is niets overgebleven, behal-ven het eenige Sabionello j en dat noch voornbsp;een groot gedeelte befchadigt. Sommige weinige die overgebleven, en ry-ker dan de andere waaren , gingen met alle haare goederen die fy uit de overgeblevenenbsp;Puinhopen bergen konden , by S. Gruce tenbsp;Scheep , fullende , na haar feggen een woonplaats te dncona gaan foeken', de overige blee-ven op de Velden onder hutten, om een nieuwnbsp;gevaar te ontvlieden. De grootde fchade veroorfaakte het Huis-welkers vlammen voortgefet en ge- |
’k ^“^Al hier vanlt;legenefende Fonteinen, Rievieren, Mciren, en verfcheidenenbsp;fmaken der Wateren , niets van denbsp;Minerale, Bergwerkige en Metallige lichamennbsp;fpreeken, dewijle het aan allen bekent is, datnbsp;die als echte V ruchten uit de onder aar dfe vertrekken haaren oorfprong krygen. Maar fullende te defer plaatlè van de Waterige j Luchtige vuurige indrukk'mgen handelen , zalnbsp;ik door afdeelingen vertoonen dat defelvenbsp;alle het zyn ^ of de befianelykheid van hare nature van de vuurige uitwaajfemingennbsp;des ondernardfen Werelds hebben. |
Gclykerwijs de onderaardfc hooien door kracht van ’t daar binnen zijnde vuur, dooreennbsp;gedurige en eeuwige bewegingc der uitvvaaflc-mingen gaande gehouden worden, cn ook de aarde geheel fpongieachtig . en met ontelbare openingen of fpleeten, m indeVlaktens als Bergen en grond van de Zee doorboort zy; fonbsp;kan 'het niet gefchieden of defelve geduurignbsp;uitwaaflemende, en met het vochtige, of van de |
IV.boek, van de oorsprong der winden. ^79 ^Ap-Xl.de Zeen , of van de Meircn en Rieviercn, (gemengde lichaamjensv^deSwayelLymige of met dar van de aafde door weekt zijnde, ger ftreek op willende, algelcheiden en ont- jvan die moejelijke rook vry zijnde, mooywee-daan zijnde,inreeqen verkeeren,die naderhand i der fal toebrengen. nbsp;nbsp;nbsp;a^roaan wederom aan haare fourlTe waar uit fy geko-1 ^ Maargyfultmy tegentv^rpen, men waren, herftelt worden. Maarfode Wol-'^oortbrenginge veelliever tot de^nbsp;ken meteenigeSalpeterige enSoute lichaam-1dufdanige geeften pjens befwanlertz^de^enfchuimachrigen dan tot dampige en winderige o^eraar^^^ aart aangenoLn hebben, dan worden fy ook niv^^^amp;mm^enkangeh acht worden aanftondi allTer een kouder windby komt, in woordc , verkeert; maar als de Wolke nu tot heeft , dat die dat in het geheel heeft of droppelen ontdaan , en defelve door de kracht n\tdefmgtnge^etAatdeM^\p^lt;^pnderaard- .f ri j ,i-,.,afvenndettin'ecii/Mf»K'rf-raatacrelïëcloothaate®»tólt;^aliretvochtioc flmmjSSd dewelke •xyManna noe-iinnemende.cnnietdedampenvermengtzijn- re jelpjtandigmia j uc nbsp;nbsp;nbsp;jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gevoert worden, alwaar fv de koude nietkonnehde verdragen tot Blixemen worden uitgewerkt ; welkgs-fchiedt , fo fy in dikkere wolken in geflotennbsp;zijn,en de dampen door feekere geeft van Swa- Moeten in forme van dampen opgetrokken, en opgetrokken en tót het Middel-lucht-geweftnbsp;Romende, door de koude verdikt zijnde , innbsp;Wolken verandert worden welke echter fwaarnbsp;door de vochtigheid, en van de uirwaaflemin-gen door kracht van haare nariuire na een hoo Van de daar ontftaande koude in het vallen voorkomen worden, fo worden fy door krachtnbsp;van de Salpeter tot Hagelgcüïemt, en op defcnbsp;Wyfe komt den Hagel. Maar mogelijk fultge feggen, dat de Sonne in defe haringen der Nature geen(\nts\eeêng,nbsp;mzax êie voornaamjle oorfdk 'xs. Ik aiitwoorde,nbsp;dat het waar is, dat de Sonne, Mane en Sterrennbsp;feer veel tot defe dingen medewerken. Wantnbsp;de Sonne verdunt aanftonts door fijne hitte, ennbsp;Voert, verdunt zijnde, om hoogde dampige jnbsp;Salpetcrige, Swavelige, Aluinige en Lymigenbsp;nitwaaff'emingenj'^eW.e het onderaardje vuurnbsp;uitgelaten heeft ; waar door de felve doornbsp;haar ingeborene kracht eindelijk wederom innbsp;dat geene veranderen uit welk fygekomen zijn.nbsp;Maar de fyndere damp als die uit de ingewanden der aard uitwaaffemt, en echter door fijnenbsp;Salpetcrige lichaampjens ftant houdende, ennbsp;hy nacht, door de koude veroorfaakt uit het af-Wefen der Sonne verdikt zijnde, en u ederomnbsp;door fijne fwaarte na de aarde keerende wordtnbsp;daauw j een bequaam voedfel voor alle aard-gewalïèn ; en defe daauw hangende en bly-vende op Doornen die een Salpeterige krachtnbsp;hebben en daar toegefchikt zijn wordt doornbsp;een feekere Seilfteenige en overhandfe aan-trekkinge tot Manna bereidt, op defe wyfe. Dewyle de bladeren van fommige Boomen in haar alderbinnenfte feekcr Aluinige ^ of fogenbsp;liever wilt een Salpeterige en vettefioffe bevatten, fo gebeurt het dat defe door de heetenbsp;ftralen dernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;getroffen zijnde, de Salpete rige kracht uit het Middelpunt na den omtrek gebracht wordt ; en die des nachts als denbsp;daaww valt als geweekt zijnde, terwyle de Salpeterige lichaampjes des daauws met de eenig-fints foete fteelen der bladeren gevoegt worden , worden aanftonts op de naafte hitte dernbsp;Sonne als een overtollige vochtigheid daar van Wederom fo de uitwaaffemingevnzionki-' • 'Verheden vermengt is, die noch raauw en on-, en rookachtig even voor den opgang der ^onne verdünt zijnde , wordt om de tulfchen |
verbrande en rouwe ftoffè in verandert, door fijne brandende kracht niet alleen fcha-delijk voor menfehen maar ook voor alle ge-waflen ; welke mill fo die door de opkomendenbsp;hitte der Sonne opvliegt, Reegen j maar foo fynbsp;door de fwaartc der lichaampjens het vochtigenbsp;verteert zijnde nederdaalt, en den Hemel ook fe uifwaajjèmingen j met welke de Zpe gedurig befet wordt ; en foo door de waterwee-gen der aarde , dat geene welk na getrokken enbygefetwas , ten deele herftelt , ten deele door de kracht der dö/z^comhoogege-heeven zijnde, verders aan de Lucht overfetnbsp;om daar voorts Wolken^ Reegen^ SneeuwHa-^el van te maken, en fo worden al wat uitwaaf-fèmingen hex. onder aar dfe vuur j, onmiddelijknbsp;uitblaaft, geheel en al door behulp van de Pleenbsp;van het Hemelfche Vuur, de Sonne kg ik, aan-getrokken en verhevelt zijnde tot de^^yêidi?nbsp;voorthrengingen verordent, en door de grootenbsp;ftrecken der Zeen en Landen door de krachtnbsp;der Winden verfpreidt. Want defcnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Vuur- n^Vuur- vorjïeuj de Sonne, fegik, en Vulcanus, of geene evenveel is , het Hemelfche en Onder-fie Sonne^xinbsp;aardfe Vuur , zijn in haare werkingen door fo Vulcanus.nbsp;een onverbrekelijke band van vriendfehap verbonden , dat de cene fonder de andere nietnbsp;werken kan. Welke dingen alfo vvy die in vee-leplaatfen van dit onsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hebben aangewe- fen , alfo fullen wy op defelven niet langer ftaan. §.n.Van de luchtige ofSf uurige onderaardfeln-drukfelen, en eerjl van den Blixem. Vuurige indrukjels zijn den Blixem ^ Weerlicht, Brandingen, Flikkeringen, Dwaal-lich-ten, Caftor en Pollux , de Lucht-Cometen, en diergelijke van welke de V’^rhevelingkun-dige handelen ; alle welke dat die uit de onderaardje haar en oor fproug trekken,, wy op defenbsp;wyfe toonen. Dewijle de Onderaardfe Wereld gedurig en aan alle kanten rntgeehuitwaaffemingettnbsp;die met een verfcheiden mengfel van Mj/nfloJi-ge lichaampjens verbonden zijn, fo gebeurt het |
i^WG,
tcrwyle fy de vlamme her verhinderende niet verder ontkomen konnen, en aldaar met een ^nbsp;nienwe en wederom nieuwe ophopinge ver-meerdert zijnde j door een onge love lijke hittenbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;waar uit! gloejen j fo is het geen wonder, dat die fo onge-
ge des Bii door de Swavelige \iiV^di2Lamp;mïngt na bovend.wooneuitweYkingenvanverbrandingeenver-aardfe door de fw'aarte van hare Salpete-' fmeltinge veroorfaken-rigen aart na beneden willende, die beroerde nederdalinge des Blixems hervoortkomt.
Waarom hy nbsp;nbsp;nbsp;dat hy doorfijne doordringende kracht \ Doe in een Lamp die vol olie is een dik^
ioed^fmeT nbsp;nbsp;nbsp;Mctaldat hem ontmoet doedt fmeltennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en | met ^ geweekt in gefmolte S wavelcn olie van S»'
ten de wee- alle harde dingen de weekere ongefchonden la-1 Sout van Ammoniac en Salpeter ^ welk aange-iTethfn nbsp;nbsp;nbsp;ternederwerpt cnMQttztn, datgefchiet! fteken zijnde, fo blaas de vlamme door een “
quot;leiiaunde. nbsp;nbsp;nbsp;de V uurigc ftraal en Sw'avelige geeft des j glafe of andere pijp; de punt van defe vlamme
De
ii Afdee- vel, Arfenicum, en Goud befvvangert, met het \ gaande gemaaktfodanige krachtenheeft jhtóx. haar vyandige weefen der Salfeterige uitwaaf- u in dat dit hier van de oorfaak is. Dar de vuu-feraingen beginnen te vvorftelen , want dan rige geefien door blajinge gaande gemaakt zyn-worden fy,een geweldige veranderinge of door i de dewyle fy haar van het onderwerp daar fynbsp;den oproer der (irydïgegeeflen of door deiin zijn nier ontdaan konnen, merdegrootftenbsp;tens der wolken, in welke fy in gefloten zijnde j force in de uiterfiepimt van de vlamme famen-ontftaan zijnde , -Ai^aangefreken , enindenjgevoegtworden, alwaar geperft en verdikt, ennbsp;eerften aanval met het grootfte geweld i tot de alderkleinfte ruimte gebracht zijndenbsp;banden van haare ondragelijke opfluitingenbsp;doorbrekende , fchuins en al vliegende doornbsp;de lucht van boven neder gedreven, fullen-de een fchrikkelijk en doodelijk Schouw-den llervelingen verfchaffen
Proef.
is van fo groot een kracht, darter geen fo hard metal zy, welk door defelve niet fmelten moet;nbsp;want in de nature der dingen kander nietsnbsp;krachtigers gevonden worden, als dufdanige
Gouds die van een ongelovelijke en ten hoog-ften doordringende kracht is. Hebtge ooit ge-fien een Konftenaar glas by de Lamp blafende dat de vlamme j feg ik , door het blajen tot denbsp;groot (ie langte en fijnheid gebracht wordt? \ vuurige geejien uit Swavel en Antimonie ennbsp;Welk fo gy gefien hebt, fo fultge met verwon-1 Salpeter. Maar in ons fievende Boek van denbsp;deringe dat geene bevinden, dat bet geene de Mijnfiof en fal onsmeerder ftoffe gegeven wor-vlamme fonder blafinge niet konde uitwerken, den om van defelve te fpreeken.
§. HL
Van de overige vuurige Onder aar dfieln-^ drukjèls.
De Indrukfels welke de Verheveling kundige vallende Sterren noemen , gefchieden op een tweederlei wyfe. Eerft denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;«ir-
Va el kin- blafende uitgewerkt wordt, dat is , dat het' gemet At glcis en alle we^ö/felf in een oögcwi'/i^jfo haaftnbsp;Vlamme als dc vlamme^e felve raakt, fmelten ; welkenbsp;r'chlbk-dingen fo nfii op uitwerkingen van de Bli-larsj ver xemvlamdefi gepaft worden, darter niets in denbsp;Senk-««ture der faken zy, wclkdanaturedesBli-fen. A’É’/^j’beeter uitdrukt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i
xem een Deegen fonder fchade van de Scheede, i waaffemingen tot de hoogfte plaatfeh des lugts en de Wyn fonder befchadiging vanhetvatjnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zijnde , klimmen , indien fy geen
verteert i hoe dat fulks gefchiedt fult gy daar | verhinderinge vinden, fo veel fy mogen, na de Ai\\óxi\)ts'\DAt'CiSolt;^^voor de geblafene vlam-1 ftreek die met haare nature beft overeenkomtnbsp;rne een (iuk Leer of een dun hout efpaantjen 'hakende op; welke gelijk die door haare natu-hout; want gy fult fien, dat denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ ’t is | re lichtnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;konnen worden, alfow'or-
Veele zijn verwondert waarom den Bli-
vvonder om re 'feggen, door fijne doordringende kracht nbsp;nbsp;nbsp;door defelve fonder die te
quetfen heenengaatj en aan de andere fijde alleen op metalhge en glafe lichamen werkt.
En fo gy Water of WynineenLcepelge-
daa.i Zijnde , voor de vuurige ftraal feft ,;gy; koude van de boven hem zijnde Lucht raakt,
fult met verwonderinge fien dat de ganfchc vochtigheid , eermen een Vader Ons leefennbsp;kan verteertenverwaaflemt wordt.
Door deefe uitwerkingen komen w’ybee-rer tor de kenniffe nbsp;nbsp;nbsp;oor faken ^ dan
door duifend bovennaturelijke befpiegelingen, dewelke niets ter faak doen. Byaldieneennbsp;geblafen vlamme fo veel krachts heeft , hoenbsp;veel te grooter fullen wy meinen dat deigt;/i-xemvlammehztix. , voornamelijk die metnbsp;Mynfioffige geeften Atfijnfte en doordringenftenbsp;van allen befvvangert is.
Maar waarom (op dat ikniets van de dingen die tot de minfte kennilTe van defe ftoffe nodig zijn voorby ga) de vlamme door blafinge
den fy ook op haare meefte beqüaamheid zijnde aangefteken ; en door dien dufdanige pige geeften in het lange uitgefirekt ï\]n , fonbsp;fieekt die rookerigc bundel of dat rokerigenbsp;windfel, aanftonts als het de hem tegenftaande
II nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;..n_.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lt;
en wel de uiter(tepunt van die uitw^aafleminge door de alte groote ftrijd en vryvinge ontftekennbsp;zijnde, allengskenks voortkruipendej die gan-fche ftoffè van dat dampige Swavel tot dennbsp;einde toe door een fekere beurtige aanftekin-ge in brandy en fo fietmcn dar die na de geftelt-heid van dar rokerige windfel van om boog totnbsp;om laag of na een fchuinsgeiegcn deel des werelds neenen Jwiert.
Tot een voorbeeld nbsp;nbsp;nbsp;de opgaan-?rod-
de rook van een uitgeblafene Keerffe^ welke fo aan een andere brandende Keerjfe houdt j fonbsp;loopt die aangeftekene rook aanftonts na fijn be-ginfel waar uit hy uitwaajfemtj en fieekt denbsp;quot;nu uit geblufte Keerjfe met e enen wederom aan.
IV. Boek , Van den oorsprong der winden. 'Ap.xi, V,, of Een Proef die fo bekent als hy is ook fo feeker ’s , en de uitwaaffemende rook van de Keerjfenbsp;orukc niet anders uit dan de SwaveUge uit-'lt;ioaaffemingeyi in het Luchtgewefl: m het langenbsp;uitgeflrekt zynde j door: welk dculamme gc-volgelijk voorgefet wordt , en dusfultgy eennbsp;'vaUende Sterre hebben. Welke ook even fonbsp;in het Bujpoejer blijkt dat ftreepsgewijfe langsnbsp;de vloer^^röw^ is , welk foghy aan het eenenbsp;einde aanfteekt, fult gy fien dat het Poejer^^-’^olgelyk de vlam vat, fo dat de vlamme heennbsp;en weer fchijnt te loopen , hoe wel daar geennbsp;plaatfelijke beweginge achterwaarts is , maarnbsp;een aaneenvolgende nieuwe voor tbr engingenbsp;'^an vuur in de aaneenvolgende deelen van het onderwerp. Op de tweede wijfe kan fulks even eens fo l^iehieden als de Schiet-vuuren welke wynbsp;Muurballen noemen, die door de force van haarnbsp;Vuurige lichaam ontfteken en verdunt zijnde,nbsp;•^et de aldergrootfte drift fo veel fy konnennbsp;Onder de gedaante van een lichtendeflreepjnbsp;Om hoog glimmen , alwaar fy als haar driftnbsp;op hout wederom nederfmken , tot dat fynbsp;haare vuurige damp eindelijk verteert zijnde,nbsp;Verdwijnen. Maar de Hoogvliegende dampen welke brandingen gcnoemt worden, gebeuren op de- wijfe ; defwaveligeuitwaajfemingenmde ''^olken van een gelcheiden by den anderennbsp;'^^rfamelt zijnde, fo haaft die aangefteken zijnnbsp;Vatten als de voorgaande uitgebluft zijn nunbsp;dan geene wederom aan ; waar door dienbsp;fohitteringen komen welke onder de gedaante van vechtende menfehen j den geenen dienbsp;geen kennifle van faken hebben, met een groo-281 |
te verwonderinge , als een feeker voorbeduidend teeken van quaden, voortkomen; daar de felve ten eenemaal op die wyfe gebeuren alsnbsp;in het gejirooide bufpoejer j welkers gedeei-tens hier en daarverfpreidtenfovan malkan-deren afgefcheiden zijn , dat fy den anderen door de hooien komen te raken ; want hetnbsp;eene gedeelte aangefteken zijnde loopt ftraksnbsp;tot een ander , en dit w'ederom tot andere ennbsp;wederom andere by beurten ^ tot dat fy allenbsp;aangefteken zijnde, eindelijk ophouden. Dienbsp;hier van een Proef by nacht neemt, die falnbsp;die brandingen volkomelijk door een ver-lichtinge die allengskens vermindert wordtnbsp;vertoon en. ‘Dwaal-lichten j en die diemen op dc riemen en het wand der Scheepen fiet, (eggen wy van gelyken niet zndcïs. te zijn dXs een onder-aardjè uitwaa((eminge, vermengt met Swa-velen Lym^ welke uit de Zee uitgevlogen zijnde en aan de houte lichamen bly vende hangen,nbsp;eindeljk door de beweginge der .^eofdes-felfsi beweginge, aangefteken wordt. Maar de-wyle wy over defe dingen op een andere plaatsnbsp;in het breede geredenkavelt hebben , hebbennbsp;wy hier niet langer willen zijn. Daar zijn nochnbsp;overig de Comten en Vuurbakken , van welke den Leefer nafien kan ons Itinerar. Exta-tic. alwaar wy der felver rechte reden en herkom fl verklaart hebben. Uit defe dingen , breeder mogelijk als wel behoorde uitgebreidt, blijkt klaarlijk , datternbsp;geene fo vreemde uitwerkingen in de naturenbsp;der dingen is , die niet fijnen oorfprong uit dcnbsp;Onder aar dfe Wereld heeft. |
I AfdeE’-
Het vjfde Boek,
VAK Tgt;E
NATUUR cn EIGENSCHAP
DER
en derjèlver oorfprong uit de onder aar dfe
plaatfen^.
I. A F D E E L I N G E.
VOOR - reden.
iV
et Goddelijk feggen van den Tredikerïs leer waaragtig: de Sonne gaat op en onder, en keert Ipeder jiaJtjne plaatfe^ en daar Van niew^s “Wederom te Voof^nbsp;'^fchijn komende draait hy na het 2^uiden en-^ordtgebogennahetTSloorden, allenbsp;dingen Verlichtende fpreit hy Geeften in fijnen omloop, en hy keert loeder na fijnenbsp;kringen. Alle de Rievieren loopen in de Zee, en de Zee vloeit niet oVer, denbsp;gevieren keer en loederom na haare plaatfe, waar van daan fy uitgaan om 'Wederom te Vloe-jen. Defe dingen zijn Ib lèeker, dat daar over nooit by eenigen Uitlegger van delenbsp;Heilige Text twijffelinge ontttaan is ; maarde wijfè en maniere, waar door datnbsp;gelchicdt, Ib leer voor delen verborgen, heeft onmogelijk en onnalpeurelijk gelche-nen,lb dat ten delen dage de twijffel van de ivare loyfe Van den oorlprong der Fonteinennbsp;noch niet Ichijnt weggenomen te zijn : en gelijkerwijs dit ftuk door veele monftersnbsp;vanmenlchen, leer veele verdichtlèlen der Wijsgeeren, en Iwarigheden, en eindelijk in onuitkomelijke doolhoven van gevoelens verwert is, alfo heeft fich naulijksnbsp;iemand uit defelve konnen ontwarren en redden. Wy de Ib groote en byna ontebovenkomenlijke Iwarigheden van dit ftuk belchouwende , hebben op dat wy innbsp;dit werk aan lbo groote duifternilTc een weinig lucht Ibuden toebrengen , delenbsp;ganfche ftoffe eens ter Proeve willen ftellen , en door de ervarentheid van veelenbsp;jaaren geleert en geleidt zijnde, mogelijk datgedaandatlbo wy niet tot de redenenjuftelijk van de nature beoogt doorgedrongen zijn op het naaft , evenwel lbonbsp;na de lèlve gedoelt hebben, dat wy fchijnen iets netter , waarlchijnelijker, ennbsp;bewijsbaarder, behoudens het oordeel der geleerdere, boven andere ontrent ditnbsp;ftuk bygebracht te hebben. Welk op dat het na de befte en netfte ordre gelchie-de i fal ik eerft eenige onderfiellingen voor af laten gaan, daar na lullen wy onlè pennenbsp;richten tot de oorfaaken der uitloerkingen Van alle.
t
EER-
-ocr page 349-'*p. I.
EERSTE VERHANDELING.
Voo RONDERSTELLINGE. IK ondcrftelle eerft, d^Ltdenganfchen Aardkloot j gelijk in het voorgaande wijt en breet is getoonc geweeft, met ontaüïjke hooien^nbsp;Watcr-hoolen, Vuur-hoolen, Lucht-hoolen,nbsp;Doorgangen , Pypen, Water^weegen.Splee-fen, Tocht-gaten , niet alleen in het buitenflenbsp;Oppervlak des Aardrijks,maar ook inde gronden van den Oceaan en Zee, doorboort is ; ennbsp;dat is door veelerhandeen verfcheidene Exempelen en Hiftorien vaft gemaakt eh beveiligtnbsp;geweeft. Ik onderftelle ten tweeden, At gedurige ^loed en Ebbe der Z^e door de Sonne en Maa-^e veroorfaakt, tegelyke met de alderfchielyk-fie beweginge der altijd durende windenj waarnbsp;door hy gaande gemaakt wordt j van de wonderlijke fchikkingeder Goddelijker Wysheid,nbsp;^Ifo bejlelt is j dat die door de ongelovelijkenbsp;perftinge van ftjne fwaarte de wateren door alle de openingen der aarde niet ander sals metnbsp;een perffe gedrukt zyndeom hoog uitwerpende verjpreit j welk ook feet overvloedig in denbsp;quot;doorgaande Boeken als ook in om Itinerar.nbsp;Extat. getoont is geweeft. |
Ik onderftelle ten derden, dat de quot;dan het onder aar d/è vuur wonder lykeonfiel-teniffen j en \trè.nAtx\nlt;^tnindeonderaardfinbsp;wateren die van de Zee voortkomen te weegenbsp;brengen ; terwijle fy die door dc vuur-doorgamnbsp;gen en Pypen die defelvc ontmoeten nu verdunt zijnde verheffen j te dik zijnde Jmelten^nbsp;dan eens met Mijnjio^ge dampen verwen, ennbsp;op diergelijke wyfen werken, welke in \\tzvol-gende lullen bygebracht worden. Ik onderftelle icn\\tïAtn, AztAtNatuur allïèr in dé verborgene en aan alle kanten ge-flotene onder aardje hooien een flryd utt vree--fe van leedigheid die elders tulTchen beiden komt ontftaat, wonderlyke uitwerkingennbsp;doedt in de wateren na hogere plaatfen tenbsp;trekken. Ik onderftelle tenvyfden , dat de onderaar dfe Watèr-buifen niet over al even breet maar dat die na de gelegentheid der plaatfen , dan eens geweldig verbreedt , dan eensnbsp;verengt , dan in een middelmatige ruigitc gehouden worden, van welke onregelmatige uit-fettinge verwonderlijke uitwerkingen in dcnbsp;nature der dingen voortkomen, gelijknader-handIulgefegt worden. Defe dingen onderftelt zijnde , fo laat ons nu van ons voorgenomene werk een aanvangnbsp;maken. |
Het i. Hooftstuk.
VER HANDELING E.
Fan de Veelderlei oorfaak des oorfprongs der Fonteinen.
'Et kan niet gefchieden dat den oor-'^prong der Fonteinen tot eene algc-meene oorfaak kan gebracht worden; waarom men ook na de gelegentheid derver-ichddener uitwerkingen , ook verfcheidenenbsp;oorfaaken Hellen moet; welker wy te defernbsp;maatfen tien, van welke eerft den oorfprong dernbsp;Fonteinen en dan der Rivieren en Meiren afhangt , fullen aanwyfennbsp;verklaren fullen.
diewy alleinordre
De eerfte is ,die van Arijióteles en alle des-felfs navolgers,die den oorfprong der Fonteinen tot twee Hooft-ftükken brengen, namelijk totnbsp;de fmeltinge des damps in de binnenfte For-neifen der Bergenj door de koude van de plaatsnbsp;verdikt zijnde. Ten tweeden tot de AccfCWjnbsp;welke ais fy door de doorgangen der aarde hee-nen gaan, en ergens uittocht vinden, een Fon-teine veroorfaaken. Want dus Wijsgeert hynbsp;l- 4. Met. Text zy. Sijoe woorden zijn. Waarom ook de vloejingen der Rievieren uit de Bergen fchynen voort te vloejen : en demeejteennbsp;grootjie Rievieren vloejen uit de groot (ie Ber-geUj en zijn dicht hyboogeplaatfen ^ maar innbsp;de vlaktens en velden worden [eer wynige Rie-'^ieren : want de bergachtige en andere plaatfen als een bovengehangene ffongie !t:’Jn wel ge-, ï. Deel.
matigt na degefleltheid van den Berg j maar in vee Ie andere plaatfen hebben fy overvloednbsp;van water en doen het felve neder druipen ^nbsp;want ff neemen een groote menigte van het ne-dervaUende water na haar j en de opgaandenbsp;damp verkoelen en verdikken ff wederom totnbsp;water; waarom men j gelyk wygefegt hebben^nbsp;fiet dat de grootfe der Rievieren uit de grootjie Bergen vloejen. Defe zijn de woorden vannbsp;Arifloteles ^ M'elke gelijk die feer duifter zijn,nbsp;alfo hebben fy ook in de Schooien veele twi-rtingen of verfchillen veroorfaakt. Ik feggenbsp;dat de waargtige fln van het gevoel van Arïfto-teles aangaande deoorfakender Rievieren ennbsp;Fonteinen defe is.
Eerft fegt hy dat het er is welk uit de rutgevti^ aarde den reegen door her fmelren der wolkennbsp;daar by komende vergadert, en als een feekere den ZT**nbsp;Spongie in gedronken wordt, ennaderhandt^^^l^^*’’nbsp;van binnen allengskens aftrekkende geeft hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;**’^*”'
na die tijd het water uit door Fonteinen en Rie-vicren ; welke fin klaar is, gelijk uit de aange-trokkene woorden blijkt. De tweede oorfaak wyft hy aan door At oprjfende damp welkenbsp;damp verkoelt en loi water verdikt wordt:nbsp;doorwelke damp ik niet wil dat gy die verftaannbsp;fult dewelke in de Lucht is, maar die, dewelkenbsp;N n ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van
284
I. Afdee-ling.
Verklaringe 'van het gevoelen.
Vat de oorfaak vannbsp;Ariftotelesnbsp;aavgewefennbsp;niet algemeen z,y.
Tegenteer-ioerpinge van Peri-patus.
'van binnen fchuiltj, en in de koude groeven der hooien in gepakt, aldaar tot water gefmoltennbsp;wordt.
En alhoewel ik niet vreemd ben, van dat uit de fmehingen der dampen Fonteinen konnennbsp;'üoof'tkomen ^ gelijk wy naderhand fullen too-nen ; fo kan echter niet begrepen worden watnbsp;die dempen vei'wekt ^ hoe de indrinkinge vannbsp;de reegen en het aftrekken der druppelen fuiknbsp;een groot en macht van water kan verfchajfenjnbsp;hoe groot een wy te mets uit de Bergen fiennbsp;voortvloejen; veel minder kan begreepen worden , hoe in de Foelen van de alderhoogsle Bergen j dewelke aan alle kanten geheele Kievieten door een altijd durende vloejinge uitftor-ten, en dewelke mei geen IVelffelnodigioióiCnbsp;fmeltinge der dampen in water j gedekt worden j de wateren opklimmen. Ook kan dat nietnbsp;beftaan dat alleen in hooge Bergen Fonteinen^nbsp;maar in de Weiden of velden of laagtens weinige zijn. Ik gevoele het tegendeel, dat namelijk te mets in de lage landen een grooter mee-nigte van wateren door de onder aardje Fonteinen voortkomt,alfo wel als uit de Bergen, en denbsp;groote Meiren of Foelen toonen dat duidelijknbsp;en klaar, gelijk wy^^/err/üZ fullen toonen.
Dewyle derhalven Arifloteles geweldig afgetrokken , en na fijne wyfe bovennaturelijk van de oorfaken der Fonteinen gewijsgeertnbsp;heeft; hopen wy als wy loidte. nadere oor faken fullen gekomen zijn , dat wy dan alle denbsp;klippen der voorkomende fwarigheden, welkenbsp;in het duiftere gevoelen van Ariftoteles verborgen zijn, onder Gods zeegen, te bovennbsp;fullen komen.
Dat dan de Fonteinen uit den damp in de Welffels der onderaardfe hooien gefmoltennbsp;voortkomen j fo wy die in het algemeen aanmerken, is vals; want wy fien en het blijkt doornbsp;een dikwils gebeurde ondervindinge , dat innbsp;ontelbare piaatfen alwaar groote Kievieten ennbsp;Beeken uit de Bergen haaren oorfprong hebben, het water niet op de wyfe van een wellendenbsp;Fonteine j maar als een woeftegroote Rievierenbsp;uitberll , en aanftonts vaarbaar bevondennbsp;wordt , gclijkmen van de Fonteinen van denbsp;Ganges, Nijl, Padus, Rhofne, Khijn en anderenbsp;Rievieren van het geheele Aardrijk fien kan.
Maar iemand lal mogelijk uit Feripatus feggen, dat het waar is, dat die niet by manierenbsp;van weüinge uitgelaten worden j maar datternbsp;fonder twijfel van binnen groote watergroeven zyn j die uit de fmeltinge der dampen in denbsp;Welfjels der hooien niet anders als in een gla-fen Forneis vaneen Helm en Kolf, defen overvloed van water in de onder hem legqende waterkuil verfchaft welke naderhand door denbsp;fpleeten dér Bergen uittocht foekende tot eennbsp;Rieviere uitberften. Aardig en ook metTechtnbsp;kanmen defe dingen feggen, ook ben ik, gelijknbsp;in het voorgaande gebleken is, niet vremd vannbsp;dit gevoelen ; en hy falder veele vinden dienbsp;het met hem toeftaan ; maar fwarelijk fal iknbsp;gebracht worden , dat ik gcloovenbsp;dat defe macht van wateren j alleen uit de af-
j trekkinge der onderaadfe W?lffels in fo groot i een menigte vergadert wordt, dat het fo haaft
als het tot buiten uit»eftoten is een Rievier
maakt. By defe komt noch een andere fw’arig-heid omtrent den damp in de onderrardfe W’’-Iffels verdikt en ondaan tot druppelen welke de Philofooph fielt. Maar waar van daan innbsp;de alderkoudfie hooien, tot welke noch Vuurnbsp;noch Sonne toegang heeft, dufdanig een dampnbsp;foude konnen voorcgebracht worden , fie iknbsp;terwijl e men getn damp {onèti warm
met
te het water verdunnende, noch geene warm te het water tot een damp uitlokkende in denbsp;alderkoudfie hooien ooit begrijpen kan.
Maar laat ons fiellen , ^zi éc onderaar dfe warmte j door de baden lofende buifendie^w»'!^®^nbsp;I haar door de Nature verordineert zijn binnennbsp;I defe aan alleka;^tcnenovcralgeflotenehoo-B«»'lt;^«*-I len in gelaten wordt ; doch wienishetonbe-^ kent, dat dan de hitte metter tijd fo feer fal toe-neemen j dat die gelijk fy de Kerker des Bergsnbsp;met een ongelovelijke hitte ontfieekt, alfo ooknbsp;het water dat daar binnen in is ontfteeken fal,
I en dat fo gelijk in de Baaden gefchiedr, de Rieviere daar niet koud maar warm en rokende uit komen j de warme uitwaafieminge fichnbsp;te gelijke met het water door de aan beidennbsp;gemeene waterlofingeontlatten fal. Waarom;^nbsp;j dit gevoelen , fo het in het algemeen aange-I merkt wordt, met waar kan zijn ; wanrgelij-ikerwijs den reegen niet altijd op de Bergennbsp;duurt , en de Bergen van veele landen j geennbsp;reegen konnen vatten j gelijk de Heilige Textnbsp;van den Berg Gilboa fpreekt, en de Land-be- 'nbsp;fchry vers van feer veele Bergen fo binnen als ^nbsp;buiten den Gefengden Streek gelegen verhalen , dewelke echter nochtans feer veele wateren uitftorten; alfo kan ook de drooge aardenbsp;aan de binnenfie hooien der Bergen , fo grootnbsp;een macht van water door een altijd durendenbsp;vloejinge niet verfchalfen, als wy fien en wee-ten dat de Bergen uitgeeven.
Op de andere S warigheid feg ik, dat het wel kan gefchieden, dat de aftrekkinge van dege-fnoltene damp wel fommige Beeken maakt,nbsp;maar dat die fo groot een macht van waternbsp;de Bergen temetsRieviersgewijfeuitfiorren,nbsp;kanverfchaffen j ontkenik door endoor. Welknbsp;ik op defe wyfe toon. Eerfi door die aan allennbsp;bekenden Proef van een Kolfen Helm ; die wy
is
welke de dampen verfamelt worden , en gt; wederom ioopen moeten , welk behalven dat drukt uit het Welffels van het hol, gelijkerwijs i het teegens de ervarentheid ftrijdig , ook te-A de Waterplaats en grond van het hol ; en 1 gens het oogmerk der Nature is.nbsp;laat het vat C het water van de gefmoitene!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;è,zx\. dathet gevoelenvan Ari^o~
io A door het ‘Pijpjen D ontfangen. j teles van den oorfprong der' Fonteinen en RÏe-tondir gcfteit zijnde, redeneer ik dus ; want; vieren in het algemeen genomen niet be ft aan A ofvol offender water zijnde , wordt alleeny na een [andere algemeene oorfaak dan_^nbsp;‘icn damp die daar door de fplceten der welken den oorfprong ó^ex fonteinen en rie-Bergen inkomt vervult. So ghy het eer/Ze toe-^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;uit de fmeltinge der dampen daar doed
Het Gevoelen des Schrwhrs.
Fan den oorfprong der YomQïnQn uitdeon-deraardfe dampen.
In fommige Fonteinen uit defmeltinge der dampen voortkomende , kan ik feer wel, voornbsp;lbo veel het weef en der faaken aangaat, hetnbsp;gevoelen van Artftoteles toeftaan , maarnbsp;echter hier de wyfe op welke de felve worden. Hoedanig dan wy nieenen dat uit de
dê
ftaat, fegge ik, dat het fonder een verdunnende: zftn j moet gefogt worden, welke vvy nu onder quot;Warmte niet gefchieden kan , dat hetGods feegenfullen verklarennbsp;tot een damp gemaakt wordt, gelykerwijs alsnbsp;dedamp in hervat A vol water zijnde , nooitnbsp;fonder warmte lal oprijfen. Soghy hetr-tere^^enbsp;fogt , fo fal wel de damp in het koude Welp felnbsp;verdikt, door wat voor een warmte het ook fynbsp;die tulTchen de fpleeten der Bergen doordringtnbsp;gefmolcen worden, maar ook in fo klein eennbsp;veelheid door de Pijp Dncderfakken , dat hetnbsp;niet als een Beeksken maakt , maar een Rie-Vier fal het nooit uitbrengen.
En gelijkerwijs als ik fegge dat als de
in hervat A ophoudt, dat by gevolg ook dan | nbsp;nbsp;nbsp;de Fonteinen konnen voortgebracht
v-
niét
quot;^^ordt de ganfche aftrekkinge ophoudt ; alfo feg ik ’ worden, verklaren wy in defe weinige woor-ook dat de dampen en hier uit ontftaande ree-! den : Eerftelijk onderftellende , dat de aar-gen op de Bergen ophoudende, ook met eenen j de j gelijk nu meermalen is getoont geweeft de hooien van haarevogtigheidontfer zijnde ten deelen met waterhoolen j ren deelemetnbsp;van haareair'L’/fl^i/i'j^efullen ophouden, en datnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en lucht hooien voorfien is , welke
Cr
ten dienft ftaan , heeft defelve door een feer wijs overleg gewilt die met verfcheidenenbsp;Bypen ^ doorgangen , openingen , fpleetennbsp;en fcheuren om de verborgene overhandfe ge-meenfehap van fijne werkinge fouden voorfiennbsp;zijn; welke wy , indien die uit de Vaurholennbsp;afgebracht worden goed gevonden hebbennbsp;Badftoofloftngen j maar fo uit water hooien,nbsp;waterloftngen te noemen : fo dan de waterlo-fende buis in een van de Vuurhoolen der Bergen een grooten overvloed van Vuur geeft innbsp;voert fo fal aanftonts het water, door de mak^nbsp;kelijke bykomft van fo een mengefel geport ennbsp;gaande gemaakt, en tot dampen opgeholpennbsp;zijnde aan het Vuurhoolige Welffel aanhangen , welke aldaar door de koude der plaatfenbsp;verdikt en gefmolten j en door de wandennbsp;van het hol nedervloejende en in de holtensnbsp;vergadert zijnde , Tullen die eindelijk door denbsp;Buis of Pyp tot ctnfonteine uitbreken; en dewijle dele uitgewaajfemde dampen altijd durende zijn , fo is ook nootfakelijk dat de/w?^’/-tinge der dampen , en uit defe gevolgelijknbsp;de Beeke , als ook de Fonteine door een altijdnbsp;durende vloejinge te^^^ere^uitftortende, ge*nbsp;durig fy.
De tweede wyfe is defe : maar indien die vuurige uitwaajfeningen een vochtig onder-aards holj dat niet fo vol water en is aantreffèn fmnbsp;fo fal het gebeuren dat die met hctvochtige vannbsp;die plaatfen door welke fy heen gevoerr worden vermengt iKyado., de natuur van een dampnbsp;aanneemen ^ tndt dampen in de hooien ingekomen, en een koud Welffel aangetrofFen hebbende , aldaar verdikt en tot water gefmoltennbsp;zijnde door de waterlofende buisjens van denbsp;Nn 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;natu-
hc als de ftoffe der reegen door de Sonne verteert zijnde de flagregenen ophouden en de Bergen droog worden. En dat niet tegenftaan-de alle defe ontbreekingen de Bergen echternbsp;altijd haare beekskens uitftorten is al te bekentnbsp;om daar veel van te fpreeken. Nademaal hetnbsp;doordeondervindingeblijkt, datdc druppelsnbsp;in het Welffel of der Bergen, of van den Helm,nbsp;gelijk die langen tijd van noden hebben zexfynbsp;vallen ; alfo fal ook het water door het vallennbsp;det druppelen vergadert aanftonts als het opening vindt, uit vallen, het beeksken fo lang op-l^udende _, tot dat het bekken door een vernieuwde ingietinge van water wederom vervult wordt : en in de voorgaande Figuur BCnbsp;blijkt klaar , dat fich de damp in het vat B totnbsp;druppelen ontdaan, aanftonts als het door denbsp;Pijp D in het vat C gekomen is, daar wederomnbsp;by een verfamelende , aanftonts als hy doornbsp;fijnen aanwas tot aan de mond komt, door denbsp;Pijp E fal ontlaften, en fo fal na een kleine tufnbsp;fchenp^e de vloejinge van het water ophouden,nbsp;tot dat het vat wederom met water gevultnbsp;wordt, en fo fal de vloejingdes waters als bynbsp;afgebrokene beurten altiidt een weinig ophouden.
Het is ook nootfakelijk dat het felve in de hooien der Bergen gebeurt, dewijle de fmel-tvnge der wateren tot druppelen nooit fo grootnbsp;een macht van water kan verfchafFen , als eennbsp;altijd durende uitvloejinge of van een Rievierenbsp;uit een Berg door haare nature vereifcht, daarom dat fy de hoeveelheid van het uitvallendenbsp;Water door haare druipinge niet kan herftel-^en ; waar wit ook(o\idc volden dat dt Rievie-en Beeken te mets ophoudenj en te mets
voornamelijk in de Soomer-maanden, in wel- op dat fy aan de werkingen der nature foudcn
-ocr page 352-z8(5 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER.AARDSE WERELD, nature verordineert vloejende,fullen te gelijk nbsp;nbsp;nbsp;haarennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hebben , feggen wel J. Afüee-ling£* tot een altijd durende Fonteine en Beeke worden. En op defewijfe kan het gevoelen van yfri-Jloteles gemakkelijk verdeedigt worden. Maar die geene die feggen dat uit de reegen en Sneeuwj van welke naderhandnbsp;fal gehandelt worden , in de hooien vergadert |
maar defelve fullen om de boven aangevveie-nc oorfaken wel Fonteinen hebben, maar niet alt^d dmirende j maar fullende op feekere tijden , dan namelijk als fy en van de reegen ennbsp;van de Sneeuwe berooft zijnde, van haar vloe-jen ophouden , gelijk wy naderhand doornbsp;verfcheidene Exempelen fullen beveftigen. |
VERHANDELING E.
Van de Voorname en algemeene oorlaak foo der Fonteinen als der Rievieren.
§ I.De Eerste Wysë. ^Erip at U'S ontkent tegens de H. Spreuke van den ‘Prediker j dat den oorfprongnbsp;der Fonteinen en Rievieren uit de Zeenbsp;voortkomt, maar hy fielt vaH dat die alleen uitnbsp;de fmcltinge des Luchts tot damp verdikt zijnde , gelijk wy een weinig te vooren boven gc-toont hebben, hervoortkomen y welk gelijk wynbsp;te vooren, befig zijnde met het onderfoek vannbsp;de algemeene oorfaak, getoont hebben vals tenbsp;zijn, alfo fal het ons werk weefen , het^É-^^^-deel door een verfcheiden toeftel van Proevennbsp;dat is , datnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fonteinen en rievieren alle uit de Z^e komen ^ en tot de felve wederkeereUj in dit Hooft-ftuk te verklaaren. De fwarigheid, om welke Partijen haat die faak nief konnen inbeelden , is alleen hier innbsp;geleegen, dat fy niet konnen vatten , hoe datnbsp;het water tegens defclfs nat ure lijke neigingenbsp;felfs tot de ‘hoogfie kruinen der Bergen kannbsp;opgelicht wordenj terwyle de Zje veel legernbsp;als die is ; welke fwarigheid indien ik kan op-loflên, fo meene ik niet darter iemand fo domnbsp;van begrip fal zijn , die niet handen en voeten losgevende, gelijkmen gewoon is te fpree-ken, totmiin gevoelen fal overgaan.nbsp;mt de Ik fegge dan volgens de eerjte en tweede on-derfteUnge van defe Afdeeling dat nier alleennbsp;ge der Zee lict aardfé licliaam, maar ook de grond der Zeenbsp;met ontallijke doorgangen doorboort is, welknbsp;derFontcf- ook \n Ac voorgaandenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;by gelegentheid van de Zeen en Landendaar wydoe vanfpra-ken overvloedig is getoont geweeft. Welk ge-ftelt zijnde, is het ook feeker dat het niet fonder een wys beleid der Nature gefchied is, dat de Zee, volgens de tweede onderJleUinge^ doornbsp;fo veele onweders, doorfo veele wajingen dernbsp;winden , door fo veele fwaartens der nederdalende wolken gedrukt wordt, en dat hy doornbsp;fijn gedurige overhandfe Vloejing en Ebbingnbsp;door een altijd durende ongeftadigheid , feernbsp;geftadig. En warelijk het groote voornemen der wyfe en voorfigtige nature wijfen defe dingen aan , welke gelijk het nietgewilcnbsp;heeft dat iets te vergeefs foude zijn, alfo heeftnbsp;het alle defe dingen tot de wonderlijke eindennbsp;en oogmerken der nature beftuurt. Het is bekent uit de Waterpypen , hoe dat felfs de al- |
derminfie kracht waar door het gedrukt wordt '^firijdig Jy tegens het water , als welk fich dannbsp;niet in fijne plaatfe kan houden, maar geperftnbsp;of gedrukt zijnde loopt het of aanftoncs over,nbsp;of fo het ergens een uitgang vindt, fal het aan-ftonts door defelve als het geweld welk hemnbsp;aangedaan wordt ontvliedende , buiten denbsp;paaien aan het felve door de nature gefteltnbsp;heenen loopen; dat blijkt als men een Jieen i»nbsp;het water gooit j ook blijkt het door wéquot;/-maal gedane Proef der IVaterpypen j welkenbsp;wy naderhand fullen bybrengen. Dit gefteltnbsp;zijnde fegge ik , dat het water ook boven denbsp;alderhoogfte toppen der Bergen j gelijk uit dcnbsp;altijd duurende Poelen der Bergen , die hiernbsp;en daar in defelve gevonden worden , blijkt,nbsp;fonder moeite uit de Zee kan heenengevoert worden. I Eerste PROEFb W(later wanneer het geperfl word en geen uitgang -vind j klimt hooger als dejfelfsnbsp;naturelyke beweeginge of flrekkinge is. Maak twee Blaasbalgen h'?!gt;, uitdik Leer diemen toevouwen kan , in welker grondennbsp;men tweenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;F moet maken , die haar binnen den Ontfanger D C E F van het levende water uitftrekken, en maakt in de binnen-fte monden van beide de Blaasbalgen twee Klappenj fo toegeftelt, dat als men den Blaasbalg optrekt deeene geopent, en als die nc-derfakt de andere gefloten wordt; maardennbsp;Ontfanger van het water moet door een feekernbsp;MiddelfchotGL onderfcheidenzijn , opdatnbsp;de werkinge van de eene Blaasbalg die van dennbsp;anderen niet belet. Dit gedaan zijnde , folaatnbsp;twee PypenKl , NO , geleid worden tegennbsp;lover de monden van beide de,'Blaasbalgen, 1 vaft gemaakt aan de fyde van den Ontfanger ! C D E F; en laat de Pypen RI, N O, met haarenbsp;j Klappen voorfien zijn , fo dat die op de voort-! ftotinge van het water geopent worden , ennbsp;Ileidet defelve roz'm óienOntfangerK. Sogynbsp;i dan fult willen werken, fo fal als ghy dc Blaasbalg B optrekt, het water van den Ontfangernbsp;D C E F , door het Pypjen F, getrokken worden binnen den Blaasbalg; maarfbhaaftalsnbsp;de Blaasbalgen fakken , lo fal het water óidX.nbsp;hintxengetrokkenis engeperH wordt, door hetnbsp;inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Pyp- |
ler FONTEINEN, MdlREN, 287
laft, in fo groot een menigte als de Blaasbalgen in den ontfanger K, uitgeworpen hebben. Ennbsp;op defe wijfe fal het vat K altijd vol water zijnnbsp;en door een gedurige toevloetin Xdampen,nbsp;voornamelijk lo het water van den ontfangernbsp;levendig of lopend water is, en de Blaasbalgennbsp;door de konll die wy evengetoonr hebben,nbsp;en gelijk ghy in de Figure üet, door de be-weeginge des waters overhands, nu op en dannbsp;neder getrokken worden.
V.boek, Van d'oorsprong
PijpjcnRI, gedreven worden in ’tvat K onder-1 tuffchenrerwijle de B/aasbalg B nedergaacfalnbsp;de andere Blaasbalg A op gaan, en ’t water opnbsp;gelijk, een wyfe uit den ontfanger DCEF, door jnbsp;een daar toe gemaakt Pijpjen G nagetrakken jnbsp;zijnde j door fijn nedervaÜen het water door jnbsp;de Pijp S na hoogt drukken ofperfleninhctnbsp;vat K, 'en fo fal door de overliandfe natrekkin-ge en geweldt der perffinge her water gedreven worden in den Ontfanger K, die in X eennbsp;openinge heeft, waar door het water fich ont-
tier quot;«(i “ft. KT Het Werktuig hebben wy , Iaat ons nu het felve op de werkingen der nature toepaflen.nbsp;Beelt u in dat het water welk is in den ontfanger C D E F , de Zee of Oceaan is ; en denbsp;blaasbalgen ^ ^tVloeden Ebbeder Z^e^ dienbsp;doordeoverhandfe aanwaffingen der wateren,nbsp;door de Maane aangetrokkén geperft zijnde,nbsp;door de watcrlofende Pijpen door de naturenbsp;in de grond van de Zee gclegt het water uitnbsp;drijven tot in de watermolen der Bergen^nbsp;welke het vat K uitbeeldt ; en op defe wyfenbsp;feggenwy , dat denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;uit de fonder moeite door het groot gewigre der opeengehoopte wateren , tot op de hoogfte toppen der Bergen, opgefet worden. Want gelijkerwijs de Blaasbalgen door overhandfe bewegingen nu opgetrokken dannbsp;nedergelaten worden ; alfo houden ook denbsp;EloedtnEbbe der in de tijd van z4uurennbsp;tweemaal door een overhandfe beurtwifïelingenbsp;de wetten van een over en weder overgaandenbsp;beweginge, fodanig in fes verdeelde ftanrwis-felingen van uuren , dat in de tegengcftcldenbsp;plaatfedes Oceaans, ofhetgeene het felve is,nbsp;als de Maan integengefteldeplaatfengefteltnbsp;is, de Zje altijd op defelve tijd opgefet en opnbsp;dcfelve tijd in de twee andere quartieren ne-dergedrukt wordt, welke wy de F/oe^/en^^-noemen, gelijk in de voorgaande Afdeelin-ge gefegt is geweeft. Dat nu het ugt;^ifernietnbsp;alleen door de Vloed en Ebbe der Zee geweldnbsp;ingedaan j maar ook ètOGtèttonwedersttinbsp;ftormen der winden,7^ van het nederdalen detnbsp;opleggende lucht en damp geperft en uitgedrukt wordt, fullen wy door de volgende Er oefnbsp;leeren. |
T WEED E Proef. E)e geperfle Lucht per ft en drftft het water uit fo hoog als het weefen moet. Maakt een looden Eijp A C B, die aan beide fijne einden kommen A en B heeft , en laat denbsp;Kom A uitzijn midden eennbsp;uitflaande Eypjen C hebben; en de Kom B een weinig lager zijn enin fijn midden een open gat hebben,nbsp;binnen welke de Eyp C Bnbsp;vaft gemaakt wordt ; ennbsp;dan hebrge een werktuig fonbsp;als het weefen moer. Laatnbsp;de Kom B de .ZVé* vertoo-nen , lager als de Bergennbsp;tot welker kruinen het water opgedreven wordt; ennbsp;Iaat de Kom A fo veel zijnnbsp;als de Bergen hoogerdannbsp;de.^^. 'Vulteerftdegan-fche Pijp met water doornbsp;het Bekken B. Ik feggenbsp;dat alleen uit de drukkingenbsp;des Luchts binnen de ruimte van de holligheid zijnde, gedaan door een opgelegde vlakke hand. |
DE ONDER-AARDSE Klootswijfe Aarde H A T. Laat ons nunbsp;Hellen den hoogHennbsp;Berg des Zardrjksjnbsp;fo groot en hoog alf-fer geen groorer nognbsp;hooger op dc Klootnbsp;des Aardrijks, gelijknbsp;als uit de hoogte dernbsp;Bergen in de Kaartnbsp;in ons derde Boeknbsp;vertoont , gegevennbsp;kan worden ; voegnbsp;defe by de halvenbsp;Midlijn der aarde Bnbsp;A, en daar fal uitkomen de flreep CA,nbsp;welke de hoogte vannbsp;den alderhoogflennbsp;Berg des Aararijksnbsp;uit drukt. Gelijker-wys fich dan B A,nbsp;heeft tot A C , alfonbsp;ook de halve Midlijnnbsp;der aarde tot échoog-te van den Berg AC,nbsp;een hoogte van 30nbsp;mylen, welke in op-ficht van defowoe-flen en grootenOce-aan, en der aarde fonbsp;klein een evenbeel-ding heeft, dat dienbsp;nauljks gevoelt kannbsp;worden; en de even- beelding fal altijd fo stó. ongevoeljkerTX]i\, hoe minder hoogte deBergen fullen gehad hebben; fo dat de Picus in Tenarilïè, dc Olympus in Afien, de iLtnain Sicilien, deCaucafusin Op defelve wijfen moetmen feggen dat Afien , de Athos in Macedonien, in opficht in deblafingen der winden, door welke de van den fo wyden en woeften Oceaan eeniger-gedrukt wordt, defelve kracht is, om het water maren fchynen te verdwijnen,nbsp;welk fich binnen de waterlofingen onthoudt, I Waar uit ik bef’.ntdatde'tt;/2?É’ré’«desO^^*nbsp;buiten de eindpalen van dcllelfs evenwicht op aans of door de Vloed en Ebbe, of door de i nbsp;nbsp;nbsp;on» hand, ook het water dat inde 7*^/CA Bis quot;van geleken gedrukt zijnde j met eengrootenbsp;mt Werk- drift boven A tot in C door het Pypjen C totnbsp;p'aathoe gTOOte boogte fuL opgedreeven worden.nbsp;de wateren Beeld u in dat het ten eenemaal opdefelvenbsp;der Zee -pnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;toegaat, welkc of door de force Verhoogt nbsp;nbsp;nbsp;Jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i worden è»- van de Lucht van de winden gaande gemaakt ¦vm de Ber- yande fwaattc der nederdalende wolken dienbsp;vol water zijn geperft nootfakelijk wykendenbsp;door de waterloüngen (welke nootfakelijk altijd vol water moeten zijn ) fich boven fijnnbsp;evenwicht A inde bekkens der Bergen die veelnbsp;hooger als de Zee zijn tegens fijn naturelijkenbsp;neiginge door de wint fal ontladen;en gelijker-wijs de Vloed enEbbe fo vande-^^ en de lucht,nbsp;of gaande gemaakt door dc wind, of door ’tge-durige nederfinken der wolken byna overalnbsp;gedrukt wordt, alfo is her ook nootfakelijk datnbsp;uit defe perffinge der Zee^^ door pijpen die daarnbsp;toe gefchikt en bequaam zijn wijkende , denbsp;cntlafiinge in het waaterbekken der Bergen,nbsp;gedimrig zy ; dewijle het feer wel bekent isnbsp;dat op d’oorfaak van altijd durende werkingen,nbsp;altijd duLirende werkingen volgen. Warelijknbsp;een raare Proef, welke wy met groot vermaaknbsp;der aanfehouwers gewoon zijn op onfe Kaa-mer te vertoonen ; want het waater door de be-weeginge van de lucht in de Kom B gedrukt,nbsp;en door het pijpjen E uitgeperft zijnde , falnbsp;fich binnen de Kom A en hier door door eennbsp;ander pijpjen L, als een Rievier ontlaften. Eennbsp;Proef foo klaar j dat hy de oorfaak van onsnbsp;voorncemen of oogmerk ganfeh en volkomen als voor de oogen fchijnt te ftellen. Maar fal iemand feggen dat het waater van de Zee door fo groot een kracht niet gedruktnbsp;word:, dat al het water dat in de waat erlofngenbsp;en van een oneindig gewigt is kan gaande gemaakt worden. Aan dien die dit foude willennbsp;feggen antwoorde ik. dat het waater welknbsp;binnen in de waat erlofnge is niet alleen licht e-lyk beweegt j maar byna fonder moeite buiten den eindpaal vati fijn evenwicht voort gefloten wordt : wantnademaal het waater binnen de pijp B C H, in H en B evenwichtignbsp;wordt, foo moetmen aan het felve geen andere ruimte verder als inde eindpalen van fijnenbsp;nature opdichten, als uit A of H, binnen denbsp;Kom C A. Wederom, door dien den hoop dernbsp;ftromende waateren in de Z,ee, of ook denbsp;drukkende kracht der winden veel machtigernbsp;of flerker is als het waater tuflchen A enH,nbsp;oftulTchen Hen C, foo is het feekeruitö»/^’nbsp;Waterwicht-kunde ^ dat het water als nietnbsp;machtig zijnde om fo groot een fwaarte van be-weegde wateren te konnen wederftaan, nootfakelijk door een fterker beginfel, of door eennbsp;flerker macht gedwongen te wijken fichfelvennbsp;fal begeven binnen de Kom C A, door de Py-pen die van de nature daarmede vermengt |
WERELD,te drijven. Door dien wy in de volgende Af-beeldinge fullentoonen , dat de fwaarte der wateren die boven baar evenwicht opgefitnbsp;moeten worden j tot de fwaarte der drukkende wateren in den Oceaan als ongevoelig is. Ik vooronderflel ecrfl, volgens de gemeene rekening der Landmeeters , hoe wel anderenbsp;anders gevoelen,dat de halve Midlijn der Zar~nbsp;de niet groorer isd\s^6ooMyleuj welker óónbsp;meteen Heemcis Graad overeenkomen ; cn dat defe halve Midlijn van het Oppervlak der Zpo of van de Aarde die Wiskonflig rond isnbsp;algenomen wordt. En dewijle de Bergen, welker grondflag de gefeide Oppervlakte is, hoo-gcr dan die zijn , fo moet flu getoont worden,nbsp;hoe veel hooger de Z^e boven fijne naturelikenbsp;eindpaal gaan moet om de wateren die in denbsp;Kommen der Bergen zijn te konnen opfetten. Laat de Midlyn der Zarde-3,600 mijlen lang , welke ook zijn eindpaal heeft innbsp;de flip van het Oppervlak der Zee^ of van de |
'AP. II. de Maak een Vat uit Yfere of Loodeplaaten emf, AB , welkers Byp uit BinC fchuins geleidtnbsp;wordt, een anderepaflodig uit E tot D ; laatnbsp;het water waar van het vat vol moet zijn ofnbsp;met een platte hand, of met een ftanipergc-perft worden. Her is feeker dat keiwaternbsp;veel lichter uit B tor C fal gedreeven wordennbsp;als uit E tot in de Pijp ED die paflodig gemaakt is ; om dat het gewicht des waters innbsp;de fchuinfe fant j minder weegt als in denbsp;pajlodige fant j gelijk wy in onfe Waterwigt-kunden getoont hebben ; waarom de voorfig-tige Natuure op dit beginfel fchijnt gefiennbsp;te hebben , als fy dufdanige Bypen niet regelrecht paflodig binnen de aarde j maar metnbsp;een fchuinfe leidinge ^ om het waater te gemakkelijker voort te dryven , heeft willennbsp;buigen, gelijk uit de Pijp B C blijkt. Daarnbsp;komt by , dar niet alle de waater loofendénbsp;Bypen in de grond van de Zee , maar ooknbsp;Teer veele door de natuure in de monden dernbsp;aardfe Bergen , die aan Zee leggen , of innbsp;j de zijden der Eilanden ingelegt zijn ; en ge.-jlijkerwijs als die door de perlTinge van denbsp;[fwaarte des waaters geport worden , alfoonbsp;I vervoeren defe foo door de aanftotinge dernbsp;Baaren , als der onweeders , en kracht dernbsp;Winden , en door de Vloed en Ebbe dernbsp;ftroomende Z^e geperft zijnde , het waater feer gemakkelijk tot alle kruinen der Ber- gen- Maat mogelijk fal iemand te defer plaat- Tegeimtr-fe tegenwerpen , dat de beweeginge der niet geweldig , maar naturelyk wefen moet:nbsp;welk ftaande onfe vooronderftellinge onmogelijk weefen kan. Ik antwoorde , dat denbsp;natuur altijd beoogt of voorgenomen heeft bynbsp;de natuure lijke beweeginge iets geweldigs tenbsp;voegen j welk wel niet eigentlijk en enkelijknbsp;geweldig moet genoemc werden , maar doornbsp;feekere noodige verfellinge , gelijk uit allenbsp;de werkingen der natuure blijkt. Op defenbsp;wyfe is de ganfche Zee gedurig ongerusl ennbsp;beroert, niet door een feekere natuurelijkenbsp;O onbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kracht. V. Boek, Van d’Oorsprong onweders der winden en derfelverkrachr , öf door het nederfinken der wolken gedrukt zijn- jnbsp;de, fonder eenige moeite j felftot de kruinen jnbsp;der alderhoogBe Bergen j konnen opgefmeten jnbsp;werden ; en dat de ganfche dwalinge'samp;een jnbsp;maar een fpeelinge is van de menfehelijke in-jnbsp;beeldingc : want de menfehen gewent zijnde inbsp;aan ’tgeene fy dagelijks zien, zijn verwondert jnbsp;lioe de wateren tot fo groot een hoogte konnen jnbsp;opgefet worden, fonder op dew^dgefirektbeidnbsp;Aardkloots j omjet met den Oceaan te letten, tot welke de Bergen j gelijk getoont is,!nbsp;naaul '^ks eenige gevoeligheid hebben. Hier op jnbsp;volgt noch een andere misleidinge van de in-!nbsp;beeldinge, terwijl fy haar voor laten ftaan, dat-1nbsp;ter maar fekere kleine fwaarte van water in dennbsp;Oceaan gedrukt wordt ; geenfints : want denbsp;fwellinge door de ophopinge der wateren vannbsp;deMaane gedrukt is fo groot, dat die fich,nbsp;jk fal niet ieggen tot eenige duifenden, maarnbsp;tot veele duifenden der duifenden mylen uit-ftrekt : wantdefwellingen der die doornbsp;de Maan in den Oceaan veroorfaakt worden,nbsp;gelijk die altijd tegen malkanderen gefteltnbsp;zijn , fo beflaat ieder fwellinge een geheelnbsp;vierendeel van den Oceaan , gelijk uit denbsp;Figuur blijkt. In welke de fweüinge der Zeenbsp;A B C , en D E F , die teegens malkan-dcren geftelt zijn , net twee vierdcndcelennbsp;Van het Aardrijk beflaan en de Terjfmgenbsp;Van de Zee beflaatcr even foo veel, namelijk B D , en C F. Maar fie defe dingennbsp;het wijtloopigfte verklaart in het derdenbsp;Boek de eerfte Ajdeelinge van de beweegin-ge j of van de Vloeden Ebbe der ^e. Wantnbsp;defe fwellingen lopen in de tijd van vierentwintig uuren rondom den ganfehen Aardkloot,nbsp;doorfo eenbefteldernatuure, datfydoorbetnbsp;gewicht der opeengehoopte wateren, de Zeenbsp;gaande maaken, en binnen de waterlofingennbsp;door de natuure in het Aardrijk gelegt , tot denbsp;Waterholen der Bergen uitdrijven '¦gt; ennade-maal defe fwellingen altijd duurende zijn, fo is ¦nbsp;het ook nootfakelijk datter een toevloed van 1nbsp;Wateren binnen de gefeide waterhoolen zy; en ¦nbsp;fyfullen.fo lange als de wereld ftaan fal , niet'nbsp;nphouden de Hooftftoffen deswaatersaante 1nbsp;‘loen en voort te ftuwen. Dewijle dan defe 1nbsp;Fwellingen fo wijt en breedt zijn , en geweldiglijk opgehoopt worden, en ook ieder gedeeltenbsp;der Iwellingcn het water mede drukt , fonbsp;l^lijkt klaar, dat die haar niet alleen door eennbsp;I. Deel. |
der FONTEINEN,MEIREN, nbsp;nbsp;nbsp;289warerlofendepijp , maar door ontallijke, welker wateren fy gedurig aan doen en tokkelen, binnen alle de Bergen des Aardrijkt ontladen;nbsp;welke ontlaflinge nu fo veel tegemakkelykernbsp;zfi falj hoe veel te fchuinfer de water lojèndenbsp;Butfen weefen /uilen j welk ik ook door defenbsp;Proef verklaare. |
. Afdee-
LING.
kracht , maar door de gaandemaakinge , en ', fiens , maar door een groote en wyfe raad der winden , en der Vloed en Ebbe dernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;natuur e ^ ja met geen minder voorfich-
Waar door de baaren aan de baaren feker gc-gt; nbsp;nbsp;nbsp;dan de aderen en Jlach-aderen in het
werkingen fouden hebben konnen vóórtbrengen.
Veele zijn verwondert ^ en konnen niet vatten , hoe het gefchiedj dat by Voorbeeldnbsp;de Alpes bevat door Vrankrijk , Duitfland,nbsp;en Italien, y» wf’/É’Rievieren , fo veele Jlroo-men uitjiorten j die van haar altjd durendenbsp;vloejinge nooit fèlf van het begin aller dingen af j lot noch toe hebben opgehouden ^ ennbsp;door de nature beoogt zijn , alfo zijn fy ook ge- ook niet fuüen ophouden j fo lange de wereldnbsp;durig. Want indien xqis enkeljjk geweldigfaan fah^ van welke feg, ik, de Donauw,nbsp;waaren , fo zouden fy nu al over lange, opge- Rhijn , Moefel , Maas ,fRhofne, Arar, Pa-houden hebben, maar ly duuren , en fullenjdus , Ticinus , Oenus , behalven ontallijkenbsp;duuren , foo lange als de Wereld Haan zal ;j mindere Rievieren en Beeken als ook Meigelijk nu al van alle outheid her den ^Etna,: ren haaren oorfprong hebben ; welke fo ie-foo veele brandende plaatfen , foo veele en, mant fegt, gelijk de peripatetici doen, datnbsp;verfcheidene foorten van Baaden getuigen.; fy uit de aftrekkinge der dampen binnen denbsp;Wy worden derhalven gedwongen te beken- onderaardfe hooien der Bergen haaren oor
indrukken. Van gelijken gefchiedtdit;lichaam of de kleine Wereld, wat^rder ook in dc hoogvUegcnd dampige indrukfelsy ïn de Vaaten en vochtigheden ingelegt zyftnbsp;Zee, jj «¦-gelijk als de wind de Boomen omfmijt, en gevoeeH ; en gelijkerwys als de Eeuwigenbsp;de Toorens ter nedervverpt, ook de Aard- Wysheid alle dingen in getal, gevvigte ennbsp;bevingen Sleeden omkeert, de Zee te rug maate geftelt heeft , alfoo heeft fy ook dcnbsp;doedt loopen , en alles het onderfte hoovQn ] inwendige huishoudinge en het geftel desnbsp;fmijt ; welke buiten twijffel alhoewel het Aardryks met die behulpmiddelen voor-naturelijke werkingen zijn , echter fonder jfien , fonder welke fy te vooren fag dat denbsp;geweld en dat wel nier fonder het grootfte oorfaaken der dingen geen eeuwige uit-gefchieden konnen , alfoo dat op die bewe-ginge volgt. Op gelijke wijfe wordt het water door de aandrift der Zee die binnen denbsp;waterlofende pijpen gefchiedt , nootfakelijknbsp;geweldiglyk gedrukt zijnde j gedwongen fichnbsp;boven de eindpalen van fijne natuure te verhogen ; en het is fckere aardrift , die uit denbsp;werkingen der naturelijke dingen nootfakelijk volgt. Gelijkerwijs dan defe werkingen
fprong hebben , die fal na het gevoelen van alle iets feggen dat geweldigh belachhelijknbsp;is. Dew’yle alle de druppelen van hier ennbsp;daar van daan door de Welffels der Bergen vergadert, naaulijks eene rieviere konnen uitmaken. Derhalven is hier een andernbsp;geheim der Natuure verborgen j w^lk mynbsp;goed gedacht heeft hier terplaatfe openbaar tenbsp;maken.
De Leefer gelieve fich te errinneren , het gcene \xy 'vcx\iexderdeBoekszxi óiQfVaterhoo-
tien , dat , defe dingen geenjints iets enke-lyk geweldig moeten genoemt worden , maar dat her naturelijke uitwerkingen zijn,nbsp;met haare naturelyke oorfaken t’faamen gehecht.
der in de naturelijke werkingen iets gewei-j/'?» der Bergen gefegt hebben ; en hy fal dig fchijnt , dat dat echter niet eigent lijk\htvin^Qn, dat gelijkerwijs in de Alpes , alfo
gcvoelen doedt veel de ver-KThomas, klaringe van den H.Thomas over die plaat-fe van Arifloteles j geen geweldig ü gedurig i alwaar hy uitdrukkelijk fegt : dat geen geweldig gedurig is ^ ten zy de oorfaaknbsp;gedurig zy ; eeven als of hy feide , indien-
ook in de andere keetenen van de aldergroot-fte en fvvaarfte Bergen, de genoemde hoolen van den beginne der dingen af, doornbsp;een byfondere voorfienigheid van de G r o o-TE en AlwyseGod geplaatft zijn ; uitnbsp;w’elke Rievieren tot of na verfcheidene deelenbsp;der Wereld , en om de daar rondom leggendenbsp;landen te bevochtigen , en tot nutte der men-fchen cn bequaamheid der bevaaringe afge-leidet worden. So veele en groore Rievierennbsp;nu fouden door een altijd duurende vloejingenbsp;niet afgeleidt konnen worden , ten fy de ge-feide JVaterhoolen altijd door een nieuwe ennbsp;wederom nieuwe voorraadvanwateren vervult wier den : xidkuitdcfmeltinge der dampen binnen de hooien der Bergen niet gefchie-den kan. Want indien , gelijk boven gefegtnbsp;is ge wee ft alle de dampen van de geheelcnbsp;Lucht tot water gefmolten wierden , fo ihü-den defelve voor fo groot en aanhoudendnbsp;een fwaarte van wateren niet genoegfaam 2;ijn^
en enkelijk geweldig kan genoemt woorden, dewijle een geduurige uitwerkinge der nature volgt op een geduurige oorfaak der Natuure.
Defe Werkinge dan behoort niet tot den rang van het geweldige, maar gedurige, gelijk de andere foorten gedurige en van de natuur beoogt zijn, gelijk als in den omloop vannbsp;het menfehelijke bloed j het opklimmen vannbsp;het fwaarftc bloed uit de voet na het hooft,nbsp;niet geweldig genoemt wordt, maar van denbsp;nature beoogt, en fo, fo lange als dc menfehnbsp;duurt, gedurig is.
Defe dingen verklaart zijnde, laat ons nu de wyfe en manieren verklaaren, waar doornbsp;de wateren uit denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tot de hoogHe Bergenj
cn andere w^aterhoolen der Bergen worden.
Hoe het En eerft wel onderftel ik dat de JVat er-der nature j gelijk ook de huifen of lU Bergen Waterlofende rioelen niet by geval of onvoor-
geheven
veorilté
-ocr page 357-V. Roek, nbsp;nbsp;nbsp;D’OORSPRONG der FONTEINEN, MEIREN,
gt;-sc;
S^rr.’
Sgt;^L
ook niet de fmeltinge vatiden nbsp;nbsp;nbsp;ende J Sneeuwj dewyle defelve niet gedurig is, maar j op fekere tijden ophoudt van natten, en fo fou- jnbsp;den , gevolgelijk ook de Rievicren van haare |nbsp;vloejinge moeten ophouden, het welke tegen;nbsp;de ervarenheid ftrijdig is.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i Niet anders dan komt ons beetcr voor, dan dat de genoemde Water-hoolenuit de Z^eof \nbsp;Oceaan j dagelyks door onderaardfe Ktoelennbsp;vervult worden j welk hoe het gefchied ik nunbsp;fai gaan toonen. Laat daar een , of meer Water-hoolen ABC Dl zijn, binnen de holtens der Bergen even alsnbsp;Potten geplaatft, welkers onderaardfe water-lofendeRioelen GLM, G LB, F O, QP, Hl,nbsp;zijn , en laaten der felver monden geplaaft innbsp;den grond der .^f^zijnGEQ:^ Ikfegge datnbsp;door de gedurige kracht der Vloed en Ebbe ennbsp;winden, de wateren in den grondge^erji zijnde , de geheele macht der waterenj door welke de onderaardfe Rioelen tot aan de Wa-^er kuilen toe vol zijn, haai in defelve y^/-lenontlajlen. Waarom dt waterkuilen altydnbsp;'üolzynde ^ door de fpleeten en openingcn dernbsp;Bergen eindelijk tot i^iiwiÊT^n fuUen uitbree-I. Deel. |
ken , gelijk als indeblijkt. So dat hier uit felf den oorfprong derrievierenklzzrdornbsp;als ’t licht op den middag met oogen tc den is. Gy nbsp;nbsp;nbsp;ookhoeo^ den alder hoogBen kruinnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Poel van den Berg T) doorhet onderaardfeRÏoeBP QP, een Boel D gemaakt wordt die rievieren s.^Gothard.nbsp;uitgeeft ; en ge moet niet feggendatdePoelnbsp;door de vermeerderinge van de fmelting dernbsp;reegen of Sneeuw voortgekomen is,dewijle dienbsp;dan op defe wyfemettertijdfoudeverdroogtnbsp;worden; maar dufdanige Poelen zijn feer hd-der en klaar van water, gelijk als de Boel op denbsp;kruin des Bergs van S.Gothard j diedeRie-vicr Ticino door menigvuldige hier en daarnbsp;zijnde Sluifen tot in de alderdiepfte valleijennbsp;door een geduurige beweginge van boven neder flor t; welk een leer baarblijkelijk teeken is,nbsp;dat defelve quot;Ar^d elders anders van daanmiex.nbsp;een nieuwe voorraad van wateren verreiktnbsp;wordt; en ge moet niet/eggen j dat hy uit denbsp;fmeltinge der voortkomt, terwijle hynbsp;van alle Welfsel ontfet zijnde ofider den blootennbsp;Heemel Haat. Ook ftaat te letten, dat verfcheidene dufdanige ÏVaat er kuilen in de Alpes zijn, nu hoogerj Oo znbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dan |
LAfdee-
-TSÏ-'
dan lagere j welke echter door fekere Q;emeen-fchap met malkanderen overeenkomen •, en fommiggAvel bedektó^oor de Bergen,maar fom-mige ( gelijkerwijs byna aile de Poelen dernbsp;Bergen zijn) onder den b loot en Hemel \\2arznnbsp;ftant vertoonen , gelijkerwijs in Switferlandnbsp;zijn de Poel Lemanus, de Lucernife, Zurichfenbsp;en Acroniaanfe, welke dat die uit z^ngemeenenbsp;Waterkuil in vérfcheidene Banden verdeeltnbsp;tot in de grootfte en wijtfle vertrekken dèrnbsp;Bergen uitgeftrekt hervoortkomt, daar aannbsp;moet die geene niet tvvijffèlen , diedewor-gaande dingen ter deegen verBaan heeft. Wantnbsp;fo de genoemde Bergen door de Goddelijkenbsp;kracht nevens de vlakte van defe opene Poelen \n het midden door gefne den wier den, ghynbsp;foud fekerlijk binnen in defelvenbsp;boelen vinden, voorfien met ontallijke water-lofende Rioelen die gedurig water uitgeven,nbsp;en defe met de uiterlijke en opene nietnbsp;alleen gemeenfchap hebbende, maardew^elkenbsp;ook van binnen onder een gelijke vlakte vervolgt worden. Daar en boven fult ghy vindennbsp;fommigenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;geplaatft indehoogSleWelf-
fels der Bergen ^ die door de lijden der Bergen uittocht vindende, tot verfcheidene Fonteinennbsp;en bceken worden.
En op dat ghy niet en meent dat wy defe dingen fo maar hygiffinge feggen, fo is het fee-ker dat de gephiedeniffen der Waterbefchry-vinge door baarblijke getuigeniflen beveiligennbsp;dar dele dingen alfö zijn.
i Onder anderen verhaalcn fydatin Nicaro-gua een Landfchp van America by een groote Poel een feer wijt hol oiWelffelïs , binnennbsp;I welkers inwendiglle vertrekken de Barbarennbsp;in gaande, verlekerenfyvoorvall dat aldaarnbsp;een feer wyde Toel of Meir als een Zee fondernbsp;j eindpaal gevonden wordt , endatinhetfclvcnbsp;I fulke Jchrikkelyke watervallen fo vreefelyknbsp;een geluidgchoort word t, dat fy indien fy haarnbsp;niet aanllonds wegpakken , door het geluidnbsp;doof worden. Het felve getuigt Olam Magnus van de holle Stranden van Bothnien, vannbsp;welke op eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;overvloediger ge-
fproken is; dat het felve binnen Jommige Ber-genvau het Rijk van China, die vol onder aar d-fe Rievieren en Meir en zyn , gemerkt wordt, heeft my meer als eens verhaalt, B- Marti-nim Martinius j welk hy ook in fijnennbsp;naderhand door den druk heeft gemeen ge-gemaakt; ook verhaalt fulks B- Andreas Eis-fert Prieller van ons Gefelfchap vanfommigcnbsp;Bergen in Opper-eojïenryk ; van welke te lijnernbsp;plaatfe. Ook fegtmen dat in het of denbsp;Boel Fucino een groot hol of W^Ifselgcvon-den wordt, in welk fo iemand intreedt , diefalnbsp;behalven ttn grootnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;welk hy bevind dat
met het uiterlijke iMeir vereenigt is, ook het geluid der nederflortende wateren met eennbsp;groote fchrik voor die daar in gaan , vernee*nbsp;men.
En dewijle ik altijd van die geene , die my fulke dingen verhaalden naaukeurig onder-
focht.
-ocr page 359-“Ap. nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;y j
•locnt, oi fy binnen de gefeide hooien eenige| De Leefer kan uit de hier by gefielde Figuur ^ftrekkinge van wateren vernamen, fo hebben | fien de bmienftegefieltheid van een vjaterholnbsp;j^‘gt;ayheiligljji5. verklaart , datfy noch aftrek-1 op het netlle afgeteekent. Alwaar ge fiet eennbsp;jtinge, nochdicnonderaardfenrt’É'^m ^ Vit\- ,T:^oeloï Meir^ticgQVi binnen een Berg^ binnennbsp;J^^^'i^atm ficir verfiert ooit vernoomen welk uit de fijden des Bergs dooronderaardfenbsp;le^en.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;waterlofingen het water inde gefeide Poeivan
geluid è,z.nv2iï\dcnedervallendewate- boven neder geftort wordt, welke naderhand ^en leert opentlijk , dat het water fi'ch ergens uit de onderaardfe Poel door andere verbor-door de rioelen van grootefleiltens binnen een gene buifen tot de buitenfle velden ontvlodennbsp;^deraardfe poel of mcir van boven nederftorr. zijnde, Rivieren en Meiren maken , gelijk denbsp;Ontallijkenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van defe faak foude ik ‘Prent Icetx..
tc defer plaatfekonnenbybrcngen ; maar om Laat ondertufïchen defe dingen genoeg dat die nu al in andere plaatfen verklaart zijn, zijn om te bewijfen dat geene welk wy voorge^nbsp;ik mijn felven daar mede niet ophouden, nomen hadden.
Het III. HOOETSTUK. verhandeling E.
O nbsp;nbsp;nbsp;j
uitweede W y s E. iRe de ivateren uit vreefe van ledigheid door ten naturelyke aantrekkinge omhoogge-voert worden. P R o E F. Maak QmBekken de van loot,gedekt met een glas B X C; laat dit bekken binnennbsp;denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;B H en C L een ^en F hébben,uit welk ’tpijpjen F ^.gemaakt in c bekken d£’,en in e open geplaatft wort;dit gedaan zijnde, fo maak inde grond van ’t bekken,nbsp;een anderG, met een kraan S, onder welke een ander bekken H L moet ftaan; 3C nbsp;nbsp;nbsp;enlaatdeï'z/^zr^’^ B H en C I het ganfche Werktuignbsp;onderfchragen ;nbsp;welke gemaakt bovenjte bekken d é’door de openingenbsp;X vullen , welkenbsp;naderhand fo gefloten moet worden dat daar geennbsp;lucht kan inkomen; doe ook hetnbsp;bekken F vo\ water. Welke dingen gedaan zijnde falnbsp;her water als genbsp;de Kraan S vannbsp;Hnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;het Pypjen f S G flik openen, door een natuurelijkenbsp;vloejinge nederdalende de Luchtnbsp;i'?iiwnami(M?ir:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'lt;• in het vat ABC natrekken. Defe nagetrokken zijnde terwijle ny geene vind die hy in de plaats van de weg |
gaande flellen kan, fal hy aanflonts door vrees van ledigheid stxiox zijnde , hQXwaterdzx 'mnbsp;het bekken F is doox hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;d na halenj welk metdegrootfledriftdoor de mond e tot eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fal uitberflen ; dit wederom ge vallen zijnde in het bekken defal fich door het Pij-pjen eG ontlaflen in het bekken HL, al-altijd nieuw en vers water uit het bekken Fnbsp;trekkende; alfo dat indien her bekken F uit eennbsp;feekere^É’Afi^e Fonteinegevult word j fo fegnbsp;ik dat ook de vloejinge des water sinhet bekken de gedurig fal duur en j ’t bekken nimmermeer overlopende ; dewyle dat fo veel het uitnbsp;het bekken F intrekt, fo veel door de Pyp e Snbsp;uitlaat. Wy hebben een ï’rö^op onfe kamernbsp;die door fijn dagelijks gebruik goed gekeurt is.nbsp;Laat ons nu defelve tot de ftofïe die wy voornbsp;hebben toepafTén. Verbeeld u datter feeker bekken binnen het holle van een Berg welk het glas B A C ver-; toont is, binnen welk de lucht van buiten nietnbsp;kan inkomen ; en laat dit bekken aan de fljdenbsp;gevoegt zijn met een ander welk daar dicht bynbsp;' is, by voorbeelt F , welk overvloed van wateren heeft uit feekere alt'jd duurende Beek, opnbsp;'wat wyfe defelve ook voortgekomen zy. Ennbsp;j laat het door de openinge van een Berg als doornbsp;! een feeker Pijpje F e, gemeenfehap hebben metnbsp;heit bekken de y en doordien dufdanig een bekken ; een ander Pijpjes S heeft welk fich totnbsp;het binnenfle des Bergs uitflrekt , het is feeker , dat het bekken de door de wateren, doornbsp;de veefelen des Bergs roevloejende , fo haaftnbsp;als het vol is Jich door het Pijpje e S ontlaJieUjnbsp;en by gevolg , op dat het holle gedeelte desnbsp;Bergs door het weggaande water geen vreefenbsp;voor ledigheid krijge, uit het bekken F fo veelnbsp;water natrekken fal, fo veel het door de Pypnbsp;e S uitgelaten hadde : en dus fal het bekken d enbsp;altjd overvloed van water hebben. Als fichnbsp;dan het bekken door de Pyp eSontlaft, ennbsp;in G een andere holte vindende fo fü het waternbsp;uit dat bekken tot een altjdvloejende Fonteinenbsp;of beek worden. Maar de mond vandepjp F d,nbsp;O o 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;moet |
2P4 nbsp;nbsp;nbsp;De onder-aardse Wereld, 1 Afoee- moet altijd een wzlmg boven het wat er van plaats van allen , welk my heugt dat ik met de jioi-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nigt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-7^7rlcif riip in lipt-mirlrlpn nf grootftc neetftigheid in het Natbonilc Vtankquot; rijk inden Jaare 1631 hebbe aangemerkt in de Fontein of liever Rievier vande de Pijp É-Sfoude moeten gelofi; worden , fich FaUeije^ welkefygemeenelijkF(?i-/®/^noe-door de Pijp niet ontlafte. nbsp;nbsp;nbsp;men.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_ Gy ftetdanuirdefeProef,hoedeTulTchen Carpentras en Cavallio , is^^^petrsf' en Beeken te met uit vreefe voorledigheid\(ttke:,xQX.e.ntQnQmz^\verfchrikkelykeValletjej door de gedurige aantrckkinge der wateren.ólxFtxx door het fien van de overhangende Rotfennbsp;ergens anders van daan afgeleidt zijn, konnen j verveerelijk, gelegen vier mylen van Avignon,nbsp;worden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j in welke noch ten defen dage een huisgefien ve Konft Mogclijk fal my hier iemand de nbsp;nbsp;nbsp;' wordt, hoewel door de tijd feer vervallen , in 7eiiUhn overtolligc naarftightïd Q{voorforgeder\\vc\kmQn\et\\‘3a\x: óiZiFrancifcusFetrarchaj, ¦van roerkin-natuure tegenwerpen. Maar die weete, dat-1 fich eertijds, als fijne Poëdfe geeft veerdig was in de Waterkonftige beweegingennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;; en hy in eenigheid wilde zijn,vertrokken heeft ’¦ door de konsl kangefchiedeUj welke met de be-1 om on verhindert van al het Hoofs gefwier op ginfelen van Ji 'pie werkingevan het voorbeeldlte maken het geene hy in fijne herflenen be-der alles vermogende Natuure, en van de ma- j grepen hadde ; niet verre van dit huisj fietmennbsp;nieren van doen der eeuwige wet ö/nf/emf ; en! binnen de van alle kanten geflotenevalleijenbsp;hy zy fceker dat de Wereldmakende Wijsheidt een Spelonk op de Rotfen door de Natuure ge-door de Nature zijnde fijne konft niet te ver-[ maakt, welke hetiswonderomtefeggen.^z/-geefs maar alle dingen metdehoogfte voor-j/^V een half Jaar langdroogis j en niet een drup vochtigheids laat fien. Maar die in de Spelonk ingaan, gelijk ik feer naaukeurig hebbe vernomen, ontmoeten hier en daar verfchei-dene openingen j aan de grootflevan welke geennbsp;eindpaal gevonden wordt j cn fy feggen dat dienbsp;fich feer veele mylen binnen de vertrekkennbsp;der Alpife Bergen uitftrekt, welke openingennbsp;daar en boven in verfcheidene takken alfonbsp;verdeelt zijn , dat ge fweerenfoudet konnennbsp;datge in een F)oolhof ingingt. Op de gefeide Mnbsp;tijd dan namelijk des N'\r\x.tx%\Þfegeheele^oxFx^^ bochtige en gedraaide openinge j en doorde veelderhande verdeilinge der takken fover-fchrikkelijk, droogs en men fiet dar hy met feernbsp;klein fand en verfcheidene kleinigheden vannbsp;een Minerale ftoffe beftrooit is. Maar aan-ftonds daar na op die tijd in welke het Sneeuwnbsp;op de Bergen van Delphinatofde CottifeAl-pes gewoon is tefmelten, fiet dan braakt denbsp;genoemde openinge met een groot gekraak,nbsp;door de mond van de Spelonk , fo grootnbsp;hoop wateren uit dat die door haardrifty^Jnbsp;Molens niet verder als vyftig treeden van den delijke Teekenen doorgaat allengskens door mond geleegen zijnde , datelijk doedtomlo- het bekken dehet zy dat die in het midden of aan de fljde des Bergs gepfaatfl; zy, uitjieeken,nbsp;op dat het water in het bekken d e, welk door fienigheid , gelijk alle andere dingen op dit Tonneel van ’t geheel Al, alfo ook voornamelijk in óx onderaardfehVereldêiOot ten onu'ït-fprekelijk Konft-ftuk geftelt heeft ; welk naderhand ètmtxFchttnylapdernatuure j fonbsp;veel hy kan , in alle fijne werkingen fal trachten na te volgen. D E R D E W Y S E. Hoe de Fonteinen en Rievieren uit den Reegen en gefmoltene Sneeuw konnen gemaaktnbsp;worden. Niet lichtelijk fal ik ontkennen dat de Aic-vieren en Fonteinen te mets uit den Reegen en gefmoltene Sneeuw worden, dewyle de onder-vindingc fulks opentlijk leert; maar dat kannbsp;my iemand qualykwys maaken j datikfoudenbsp;geloven dat dusdanige Fonteinenen Rievierennbsp;altyddtiurende zijn. De Fonteinen en Rievieren nu worden op defe wyfe ; op de vlakkenbsp;Kruinen en fijden der Bergen,wordt ded’;?cc//'ie.’nbsp;des Winters opeengehoopt^ als de Son de Noornbsp;de warmte der Sonne , ennedervallenderce-gengefmolten , gefmoltemA]ndLt,begeeven{ynbsp;haar ten deele door de fpleeten der Bergen,nbsp;ten deele door de bochrigekromtens allengskens binnen de onder aar dfe hooien of Welffels,nbsp;by welke indien daar Reegen en Slag-reegennbsp;toekomen , {o ontlajlen haar ^tgt(t\lt;\t hooien eindelijk , door den al te grooten aanwasnbsp;der wateren befwaart zijnde, door de fpleetennbsp;en fcheuren der Bergen, de ontlafte waterennbsp;worden tot Fonteinen¦,^oox^zmtx)\oo^\n^c vannbsp;defe wordt eindelijk een rieviere y en de vloe-jinge fal fo lange duurenfo lange als de fmel-tinge der Sneeuw diiurenfal; welke geindigtnbsp;zijnde houdt de Rieviere op van vloejen, fijne Beeke waar uit hy voottquam verdroogtnbsp;zijnde. On tallijke Exempelen van defe faak kanmen by brengen; maar laat een genoeg zijn in |
pen ; en het geene wonderlijker is de is met eene volTruiten en andere Viflen', welke het onderaardfe water binnen welke fy doornbsp;Iweigkuilen of door feekere drift der Rievieren of Meiren weggetrokken waren gevvceft,nbsp;met fich voert , maar als denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;allengs kens verteert is , en de wateren geleegt zijn houdt èit Rieviere j tot fijne beftemde tijd ftil-ftand gemaakt hebbende, met eene op, de Vif-fen verdwijnende, die buiten twijffèl door eennbsp;feeker ingeeven het gebrek des waters te voo-ren gevoelende, haarbytijds in de Rievieren,nbsp;welke in een Eiland zijn , niet verre van defenbsp;gelegen, begeeven. En op defe wijfe worden de Fonteinen en Rievieren uit de gefmoltene Sneeuw. Op gelijk een wyfe worden te mets Rievie-ren uit de Reegen en Slag-reegens, en dat dus: re«g*‘’ op de kruinennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;alder hoog |
i
• Bergen j of die ontrent haar kruin vlak of hol | doedt, en ook ontrent het begin des Winters worden ƒgevondennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;die geheele Landllreek door een goede en
welk aldaar vergadert is, en aliens-1 groote vangft vart viffen die lekker van fmaak kens tot een Poel wordt, waardoor ’t gebeurt, | zijn voorfiet.
.at het water, binnen de onderaardfe groeven | De wonderlijke uitwerkinge van êitk plaats ingelopen^ en door vermeerderinge toenemen-Igefien hebbende, laatonsnu deoör/tf,émdaarnbsp;“C, eindelijk tot een rieviermzhttckt-, hoe-j van onderfoeken.
oa Loretam, tuflehen den heuvel van Floridus, gemeenelijk CoUe FioritOj en SeravaUishe-Eoten wordt, alwaar die ganfche vlakte desnbsp;ff inters tot een Foei word, en dar alleen doornbsp;de reegen en gefmolte fneeuw; maar als het So-J^ers en in den Herfft is, is het een feer vrucht-barebcemdj en vette weide.
Waarom ik dikwils door defe plaats heenen Wandelende , en verwondert zijnde waarnbsp;door fo groot een macht van water fo fchielijknbsp;’^^rdweeUj en door defa verwonderingeaan-gefet wierdt om na de oorfaak te onderfoeken,nbsp;neb ik die geene die kennis van defelve hadden daar van ondervraagt , die my tot eennbsp;plaats gebracht hebben , in welke fy my eennbsp;groote Swelgkuiltoonden, door welke het water fich ontlaftede , en fy voegden daar by,nbsp;dat de wateren haar door onderaardfe doorgangen niet verre van den Tyber uit een groote Spelonk des Bergs tot een Rieviere loofden;nbsp;Welke Rievier loopt als die Poel daar is ^ ennbsp;sis die droog wordt, is ook de Rievier droog.
Diergelijke plaatfen hebbe ik in den Appe-nin van Tofcanen gevonden, van welke gy ons dter. Hetrufeum na fien kondt.
danig een te Tien is op de vlakte van de Appe-! Voor eerft dan wordt gevraagt, waar van tiinfe toppenj welke voor die van Romen reifen daan [o groot een hoop waaters aan defeplaatsnbsp;— ¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;welk fofchielijk totfo wijt een
Meir wordt ? Ik antwoorde, dat, fulks gebeurt daarom om dat op de\ ‘Penninife Alpes een groote menigte fneeuw waar mede fy bedektnbsp;worden in ’’t Sornerfaifoen gedurig/w£’/^; waarnbsp;door het gebeurt dat het waaterholvan de Alpes door een aanwas van de gefmoltene fneeuwnbsp;ontrent het einde van OÏlober allengskensnbsp;overvloeitj en dat het fich door fijne ontlaftin-ge door eene onderaardfe opening in defeplaatsnbsp;loft. Want gelijk de inwoonders aangemerktnbsp;hebben, het waater komt op den gelette tijdnbsp;met een feergroote koude uit de ingewanden ennbsp;van de naby leggende klippige rotfe, en uit hetnbsp;midden van dit Veld , de ganfche vlakte innbsp;een Meir veranderende.
Van het Wonderlyke Veld IN Carniolien.
In welk binnen het verloop van een Jaar^ op de daar toe gefette beurten der Natuurenbsp;de inwoonders Sajen en Ma jen j Jagen, ennbsp;etndelyk het ganfche veld in een Meir veranderende:, Vijfen.
In Carniolien niet verre van Laubaco is een plaats die warelijk aller verwonderinge waardig is, dewelke ik voorgenomen hebbe te defer plaatfe te befchry ven. Defe plaats laat fichnbsp;in het eerft van de Sootner tyd en Nerf tl, aan-fien als een beemd vol en vruchtbaar van veel-dcrlei gewaflèn; maar innbsp;nbsp;nbsp;nbsp;is hy niet
anders als een groote en breede filftaande Waterpoel, en des Winters is hy vol Ys; maarnbsp;in de Lente als het water wegloopt, wordt hynbsp;tot een Akker feer bequaam om te befajen : fonbsp;dat een en defelve plaats , nu den dienft vannbsp;een Akker j dan van een vruchtbare beemd,nbsp;dan van een Meir , door een driederlei amptnbsp;hem door de Natuure opgelegt, doedt; en datnbsp;niet fonder een groot voordeel van het alge-«leen ; dewylehyhet Vaderland niet alleennbsp;door eenen overvloedigen OogH fo van Koo-^2n als van Plukvruchten en van hooi geluk-l^ig maakt, maar ook in de Soomer door denbsp;jacht van Haafen en wilde Verkens den huishoudende lieden geene kleine onderftant
Ten tweeden word gevraagt waarvan daan het Meir fo groor een overvloed van vijfennbsp;krijgt ? Ik antwoorde uit feeker waaterholoinbsp;inwendige of uitwendige Poel die vol vijfen is,nbsp;die met een groote drift overlopende te gelijkenbsp;vijfen met fich tot defe plaats heen en voertnbsp;gelijk in veele diergelijke plaatfen gebeurt. Ennbsp;dat het Meir in de Lente te gelijke met de vis-fen j fo datter niet eene overblijft, verdwijnt,nbsp;daar van is de reden , datdicdevlocjingevannbsp;het water allengskens volgende door de onderaardfe openinge wederom daar heenennbsp;gevoert worden , van waar fy gekoomen waa-ren.
En op defe wyfe wordt de plaats van de overheeringe der wateren vry zijnde in eennbsp;Veld en Akker die kleiachtig en vet en fo feernbsp;bequaam tot Sajenis^ verandert ; en als dennbsp;Oogfl: in is , verfchaft hy door een veelderleinbsp;opkomft van heefters en ftruiken bofchach-tig wordende een bequame voederplaats voornbsp;Haafen ,' wilde Varkens en Wolven ; totdatnbsp;het Veld door een nieuwe overvlocjinge bedekt eindelijk in een Meir verandert zijnde,nbsp;eindelijk wederom onder de heerfchappijcnbsp;van den Water-god ^ komt. En defe warelijknbsp;wonderbaare beurtwijfelingen der Natuurenbsp;duurt Jaarlijks , dewelke Ook buiten allenbsp;cwijfïèl tot in der eeuwigheid duuren zal.
De VlERDE Wyse.
Van den oorfprong der Fonteinen, c«Rievie-ren, dewelke wordt uit de Jamenvloejingc der onderaardfe ÏVateren.
Het kan niet gefchieden dat niet uitfo veele Jaarlijkfe Watervloeden, enfamenlopinge van gefmoltene Sneeuw te mets een groovenbsp;macht van water in de onderaardfe hVater-hoolen op een gehoopt wordt, op defe wüfe.
Want
-ocr page 362-DE ONDER-AARDSE WERELD, van de lagere Bergen ontlaPi ; waar door defe potten door het behulp der wateren vermeerdert en verrijkt zijnde tot Fonteinen en rievieren j volgens de doorgangen aan haar doornbsp;de natuuregeftelt, uitgeftort worden. Dufdanig een over een kom ft der Bergen wordt voornamelijk in Ae Alpes gefien; in wel- aijerhcfog'nbsp;ke niet felden uit de onnakelijke toppen dernbsp;Bergen groore watervallen uitgegeven wot-geilaif”quot;quot;''nbsp;den, welke nochtans van ftonden aan indenbsp;Klippige valleijen , en geflootene winkels dernbsp;Bergen ingefwolgen zijnde , elders fich eennbsp;uitgang maaken. Ook heb ik gefien , dat uitnbsp;de Toel van den BergCiminm in Tofcanennbsp;(welke fy gemeenelijk il Lago del Viconbsp;noemen) op een feer hoogeplaatsgeleegen,nbsp;door onderaardfe doorgangen te Roncilion een Want nademaal clc Bergen fcer veel tochtgaa-ten hebben , en vol van ontallijke fpleeten en fcheuren zijn, fo ver'uullen de wateren door denbsp;felve ingelat en zijnde als fy feeker IVater-holnbsp;offeekere pot vinden , denfeiven door haarennbsp;famenloop ; waarom die door de engtens dernbsp;vaten geperfl zijnde , nootfakelijk moetennbsp;overlopen ; en overgelopen zijnde berftennbsp;fy door andere openingen en buifen uit tot Rie-vieren. Beverfchei- }^iQx:\x\th\ï}kt:,waaro?nOpfekcrcijêiQti'M'tit-fchiüentheit tcn fó vevdroogt worden, dat men fonder moei-¦vmdevioe^ te door dcfelve gaan kan, en op een andere tijd ^nkvitrZnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;opfvvellen dat fy voorden reifiger alle die nu vel, ovcrtoclit weigercii, om dat den famenloop der wateren ophoudende j het nootfakelyk is datnbsp;de rievieren vermindert ; en in tegendeel fo ] Afdee-linqe. dan leedig zijn, neaarnbsp;van daannbsp;die komt. lange de vermeerderinge der waateren duurt, feer fnelle rieviere uit breekt ; endatternoch mooi weedcr is , en dat hetnietenreegent, regeweeftis;welkikdoorhetw/^^»^^ Ao»/?-fchielijk gewoon is op te kooraen. Siena het ftukioonc. geen wy in het derde Boe kvan den oorJprong\ des Nyls in het breede verhandelt hebben. De Vyede Wyse- Fgt;e Meiren (?/quot;PoeIen van de alderhoogkte Bergen doen haare wateren in de waterhoolen der laagHe Bergen invloejent waarvannbsp;daan de Fonteinen en Rievieren, Het gebeurt niet felden , èi^tmetxop de al-derhoogfle Bergen gr oote Boelen vindt dewelke gelijk fy haare kruine verre boven allen | reegen Liitfteeken , alfo konnenfy ook vande- j bovenfte gronde , daar hy aan vaft gemaaktnbsp;felve niet vermeerdert worden , gelijk fy van. is, afgeleid worden door het Middelfchot C Dnbsp;den Berg Athus verhaalcn; en fo krygen fy on- i tot F. De tweede IK aan beide f§den open laatnbsp;getwijffelt, op de nu boven gefeide wyfe haa-1 die afgeleidt worden uit de grond I tot in K- Eerste Proef. Loerende hoe het water door kracht der OU‘ deraardfe Winden om hoog gedrevennbsp;wordt. Maak twee vaten die aan den anderen,vaft zijn AB uitLoodeofYfercPlaten, Aoothamp;iternbsp;Middelfchot C D van den anderen gefchieden:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tf dit gedaan zijnde, leg daar in (^nV j {oogthtv^^^ gelijk ghy die in de Figuure gcplaatftnbsp;Laat de eerfte E F aan beideJyde open uir de 2p6 opgefvvollen worden Doch onder dusdanige Rievieren is geen kleine verfcheidenrheid ; dat fommige verdroogt zijndf? ten eenemaalophouden van vloe-jen; en hier van kan geene andere oorfaak aan-geweefen worden , dan Actenigcfamenvloe-jinge dernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in de Porten der Ber gen , welke duurende , duurt de Rieviere, welke ophoudende, houdt de rieviere op; fommige nn hebben wefeen altijd duurende vloed,nbsp;maar zijn niet altijd even vol; als nu laag^ dannbsp;/aofig van wateren zijnde; denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van welke faakis , éiiAo: IVaterhoolen j diehaarenoor-fprong van de Zee hebben, te mets door andere buitentijdige wateren ^ het fy reegen of Sneeuw wateren vervult worden; door welker vermeerderinge fy by gevolg een grooternbsp;overvloed van water waar door de rievierenbsp;fwelt uitftorten. Maar ik fpreckc hier nietnbsp;van de kopende Beeken ^ die alleen maar doornbsp;den famenloop der waateren ^ dewelke ten tijde der Slagreegenen binnen de potten der Bergen verfamelt worden, worden gemaakt; maarnbsp;van die vermeerderinge der wateren in de rievieren , welke te met felf ook als het ftil ennbsp;ren oorfprong niet anders dan van de ^e. Denbsp;Boelen uan duf danige Bergen j gelijk die ge-duriglijk vervult worden , alfo worden fy ooknbsp;door de onderaardfe openingen in de potten |
drie naby leggende Boelen daar vandaan af-* geleider worden, hebben wy wydloopig in onsnbsp;Iter. Hetrufeum getoont, welk wy willen datnbsp;ghy na fiet. De Seste VVyse. flat ook de Fonteinen en ^icvÏQtQnte mets uit de onderaardfe Winden konnennbsp;voortkomen. Die de verborgene wecgen van de wyfe en voorfigtigc natuure ter deegen kent die falnbsp;operttlijk belyden, dat aan defelve in de voort-brenginge der wonderlijker uitwerkingen nietsnbsp;geweigert is; want gelijkerwijs als fy een wonderlijke kon ft gebruikt in het opvoeren der wateren uit de Zee tot de aldcrhoogfte groevennbsp;en hooien der Bergen , alfoheeftfy een wonderlijk beftel en aardigheid om de felve doornbsp;^Q,onderaardfèWinden j enuitwaalTemingennbsp;om hoog te voeren, het welk ik nu gaa toonen.nbsp;Dewyle dan de Ao??/niet anders dan een fee-kere navolginge der Natuure zy, fo is het feeker , dat al war door de Konft gemaakt wordt,nbsp;dat dat eerft in het eerfte voorbeeld der natuu- De derde G H uit G door den bovenfte grondt tot H geleidt zijnde laat die een weinig uitflee-ken j en dan hebt ghy het werktuig fb als hetnbsp;weefen moet. Wiltge van de uitwerkinge van het |
V. boek, VAN D’OORSPRONGi/er FONTEINEN, MEIREN,ra;f ^9?
-B-
-JUU.
—aiu^
^ct Werktuig fien , y5 iy«/ nbsp;nbsp;nbsp;Vat K door het
gat V met 'watevj en het gat V tóegejiopt hebbende , Ib iaat het water in de Kom V H E gehort worden , welk door de ‘Py(gt; E F nederdalende, de Lucht in het Vat B ftaande , door de IK uit drijft, en de Lucht hier van daannbsp;uïtgedreeven zijnde in het Vat A fal het waternbsp;drukkenj welk gedrukt zijnde j dewylehetnbsp;geen uittocht dan door de Pijp G H vindt, zalnbsp;lich gelijk gy fiet toteenfeerklaare Fonteinenbsp;ontlaften. De ondervindinge van de faak hebben wy, laat ons defelve nutotonsvoornee-*nen ijoepalTen.
In de voorgaande Afdeelinge hebben wy ge-leert, dat de winden om de menigte der uit-quot;^^ajifemingen gedurig inde onder aardje hooien domineren gt; want als die door de hinderpalen der Bergen belet zijnde, een ruimer plaats foeken en niet vinden , fo ontkomen fynbsp;ïelve door de alderkleinfte fpleeten en kloovennbsp;lt;let Bergen als door feekere Buijèn met denbsp;groot fte force van de wereld ; enalsfyinfee-kcre pot water vinden , foo fullen fy hetnbsp;felve buiten twyffèl perjfen } en als het‘.holnbsp;andere Buts heeft, fal hy het water doornbsp;de felve uitdrukken. Maar laat ons de faaknbsp;door cenFöor^^^/lt;^toonen.
Laat F G H een Berg zijn , van binnen een fVat er hol A hebbende , gefloten door hetnbsp;Welffel C, in welke de Kloove uit D, f ^p^g^-'^yfe open zy, en laat die DC zijn. Ikfeggenbsp;dat de winden door de dampen van het onder-aardfe Vuur of op eenige andere wijfe gaandenbsp;gemaakt, en door deD C heenenj^^'^r^’-'üen zijnde binnen het Welffel C van het Wa-terhol A, terwijle fy geen uittocht vinden, hetnbsp;water fuUenperJfen ; cn ^ztó.Qgeper[ie wateren j door feekere andere openinge , als doornbsp;een feekere Buis, laat die EI zijn in de Bnbsp;van den Berg X hooger als de Pot A . hetfynbsp;flat defelve in ofbuiten de Bergop deflêlls topnbsp;gelegen is haat tot een Fö«?««^ofloopendenbsp;Water fullen ontlafien. De reden blijkt uit denbsp;quot;doorgaande !Prö^klaarlijk.
Tweede Proef.
De Proef van diC gedraaide‘Pyp\shzk.tnt, Welken als ghy met water fult gcvult, en metnbsp;I. Deel.
fijn eene einde in de grond van een vat dat vól water is fult geftelt hebben, en het ander eindenbsp;buiten uitftaande fult laatenloopcn , dat hetnbsp;geheele vat Ie e dig fal worden y en fo het vat volnbsp;vloejend water is, dat de vloejinge door de Pijpnbsp;ook alt^d fal duur en. En eeven dat felve wilnbsp;ik dat ge u inbeeldt, dat fulks te mets binnen denbsp;onder aardje opentngengchemtgt;
c~
jk
aiUr.
Laat daar een Pot zijn binnen de ingewanden van der Berg A, laat daar ook een andere TXyaindenBergQ ; in welkers grond de lt;/öör-]gang C E door de Natuur geleidt zy tot de Totnbsp;A en uit de grond F laat daar een andere doorgang, langer als de eerfte , afgeleidt zijn in dcnbsp;Tijp B. Als dan het water uit de Pot A vloeit,nbsp;door de Pijp F G in het Bekken B, fofal noot-fakelijk het v/axtT uitvreefevoorledigheidnïtnbsp;de Pot C door de Pijp C F na getrokken zijndenbsp;fich in de plaats van het weggaande ftellen,nbsp;namelijk in de Pot A ; en geujkerwijs als hetnbsp;water in de Kom C gedurig is, alfo fal ook denbsp;j vloejinge door de Pijp F G irt de Kom Ptgeduu-rig zijn ; alwaar het fich ook na buiten of tötnbsp;een Fonteine oftoteen Beekefalontlaften.
Doordeefekonfténfpeeltde fchranderheid ^•h» der natuure in de onderaardfe huishoudinse •nbsp;welke dingen hoewel die voor onfe finnen re der din-feer onbegrijpelijk zijn, fo leert echter de ree-den felve dat die re mets alfo gebeuren. De- tn terug,nbsp;wyle êitgeheele werktuigen der natuure j ge-‘*‘^'^*quot;'
P p nbsp;nbsp;nbsp;lijk
298 nbsp;nbsp;nbsp;DE QNDER-AARDSE WERELD,lijk die nietandersdan in feekere nbsp;nbsp;nbsp;j dat het water van de Kryügepilaar door fu e.xiizrugdryvingebegaatooW\ginge van de ondcrftaande deelen allengs in het leiden der wateren ten deel eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;; kens nagetrokken ^ eindelijk tot aan het Bek- vende als in de eerlle Proef, ten deele een na~ ken B van de Pilaar A komt, en aldaar tot gelijk in defe tweede Proef! vloejens toe aanhoudt ; maar als het Bekken geledigt en de Pilaar uitgedroogt is , dat dan Het Aard- Nu al dikvvils hebben wy ingellampt, hoe al-lan üdLn Vecfeleu van het doorgatige Aardryk^ niet anderi en uitdeZec , CU uit de Mciten en Rieviercnnbsp;rXiykevochtig voedfel door een feekere natu-ikhaam. relijke trek na haaien ; want devvyle de aardenbsp;uit ontelbare fpleeten , veefels en tochtgatennbsp;beftaat , fo verfchaft de Zee door defelve aisnbsp;door feekere aderen j aan het ganfche aardrijknbsp;fo wanneer hy fich daarbinnen begeeft het nodige voedfel door oneindige andere Aderen,nbsp;niet ongehjk de hair-aderen in her menfehe-lijke lichaam. Want gelijkerw'ys als uit denbsp;huid van een menfeh waarmen dieookfnijd^nbsp;aanflonts bloed komt behalvcn uitdeplaatfennbsp;die met eelt befet zijn ; alfo iflèr bynageennbsp;^]2i‘aeisin het aardryk j in welke foghy deaar-Jnbsp;de daar èiamp;^^uitgraaft j n\Q.i{c\\\c\i}k water \nbsp;fulc vinden ^ uicgefeit in fommigefandigeennbsp;favelige plaatfen; welke by de eeltachtige deelen in het menfehelijke lichaam niet onbequa-melijk vergeleken worden ; en gelijkerwijs alsnbsp;defe fo ge heel diep infnijt,^/o6^^_, foverfchaf-fen geenc eindelijk water. De ganfche Aard-kloor dan , is gelijk als wy gefegt hebben metnbsp;veefelen en fpleeten , niet anders als het menfehelijke lichaam met aderen j en veele uitnbsp;defelve voortkomende hair-aderen doorboort,nbsp;door welke gelijk het vleefch , alfo het aardfenbsp;lichaam door een natuurelijke trek haar nodignbsp;voedfel natrekt. Defe aantrekkinge nu gefchiedt op veelderlei wyfen ; eerft trekken denbsp;gedeeltens der Bergen, na dat fy door de vuu-rige uitwaafïcmingen droog geworden zijn,nbsp;door een feekere inhangende kracht , tot eennbsp;hulpmiddel van haaredroogte en dorheid, denbsp;naby zijnde aderen daar vochtigheid is doornbsp;een fuiginge , en op defe wyfe herftelien ennbsp;bewaaren fy haar voor verderf. Ten tweeden,nbsp;rei^k’tvfi- onder de aardfe Kluiten wordt te mets eennbsp;teiahfyn c^Qofe en krütige ftoffe otvonden, welke ge-vet ft na,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;naturelijkc droogheid , een w'onderlijke kracht om te fuigen heeft, alfo maakt fy ook het water van om laag tot omnbsp;hoog opheffende aan fijn uiterfte einde tot eennbsp;loopend water. De faak fal door een Troefnbsp;klaarder worden. jtrü' de fuiginge des waters nochjeheel tot kley, ifler Maak een Ttiaar A C van Krijt of Pleiftcr in welkers opperde gedeelte eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;B moet gemaakt worden ; defe geftelt zijnde in denC, van ’t Bekken D, dat vol water is, laatnbsp;fo eenige uuren ftaan , en ghyfult bevinden, |
Maar mogelijk fultge feggen, dat defe Kry-tige veefelen der Bergen ^ aanftonts als fy het nbsp;nbsp;nbsp;J vochtige ingedronken hebbenj ophouden van een verdere aantrekkinge van water. Ik antwoor -de, dat fy wel voor een weinig tijds ophouden,nbsp;maar fo haafl; als fy door de vuurige uitwaafTe-mingen wederom uitgedroogt zijn, de Bekkensnbsp;altijd wederom door een nieuwe en wederomnbsp;nieuwe fuiginge vervult worden^ met fuik eennbsp;beftuurdernatuure , dat de Krytige ftoffe doornbsp;noch door de vuurige uitwaaflemingen ten ee-nemaal uitgedroogt zijnde tot ftof gebrachtnbsp;wordt , maar feekere middelmaat houdt netnbsp;uit het vochtige en drooge faamgeftelt. En darter dufdanige Krytige Bergen gevonden worden . toonen genoegfaamen de,/^^é’j-endennbsp;,,^^/^wi«,uitwelke ’t water volkryt en Tleijiernbsp;zynde voortvloeit, waar door al de geene dienbsp;’t drinken krop klier ig worden. Maar van defenbsp;dingen in het volgende alwaar wy van denbsp;krachten der wateren overvloediglijk fullennbsp;handelen. Achtste Wyse. Hoe nieuwe Fonteinen , Meirene»Rievieren te mets uit een Aardbevinge voortkomen. De Gefchiedcnis-Schryvcrs yerhaalcn , en onder anderen Seneca en Tlinius j dat in denbsp;toevallen van Aardbevingen te metsnbsp;Fonteinen en Beeken worden, in die plaatfen,nbsp;in welke nooit te vooren eenige geweeft zijn.nbsp;Welk op wat wyfe het gefchiedt, ik toonennbsp;zal. Hos |
V. Boek, Van D’OORSPRONGHoe de am-dhevinge njüordt j hebben wy in *!ni *wydloopig vertoont. Als de Vmr-¦gt; of gelijk écSmeitkon/iewaé'rsfytccken,nbsp;door fijne branden in fijn onderaardsnbsp;W/*v'j'’*^j^''^®cdcten gaande is ; fo gebeurt het, datnbsp;*^lt;ie'ingeanbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Schoorftcenen een grooten hoof ’vuu- '*^'[lt;u,kt.rjge mtwaaffemingen door de vuurlofende Bypen uitgedreven wordt, dewelke in de on-deraardfc doorgangen meteenongeloovelijkenbsp;lorce 'worftelende ^ terwyle fy uittocht foe-l^cn , en niet vinden , in die engtens nietnbsp;langer konnende noch willende blijven , haarnbsp;felven een uitgang bereiden ; waar door denbsp;fondamenten van Teeker waterholverfwaktnbsp;cn gefchut, en haar Weïfjel en al wat boven op het Wclflèl is omverre gefmeeten zijn-j ib is het nootfakelijk dat het felve geheelnbsp;|n al inllort, en als die Jwaarte in het water-,nbsp;dat daar onder legtnedervalt, terwyle dienbsp;gelijke met ’t water niet beltaan kan, lö berftnbsp;hetta;^7(3:/quot;é’rgeweldiglijk^eö'ri!/^? j en voor dienbsp;Vreemde gaft te wijken gedwongen, en doornbsp;de verborgene pijpen die het ontmoet uitgedrukt zijnde , na buiten uit totnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ of wordt ten minften na buiten uitgeperft zijnde, en de plaats van de opfich leggende fwaartenbsp;innemende, tot een '^cel gemaakt, gelijk innbsp;het Jaar 1638 in mijn byzijn gebeurt is by denbsp;Stadt S.Euphemia in Calabrien, welke doornbsp;een Aaadbevingeingefwolgen zijnde , in fijnnbsp;plaats een ^oel nagelaten heeft. Seer veele Exempelen van defey2i^/é foude 11^ konnen bybrengen , maar dewyle in hetnbsp;’tioörgaande van dcfelve gehandelt is , is hetnbsp;overtollig defclve hier te herhaalen. Negende Wyse. Hoe uit een verdikte Lucht, en wajingen der Winden Fonteinen en Kievietennbsp;voortkomen. In de Onder aar dfe ƒ nbsp;nbsp;nbsp;wordt dikwils ttt\ grooten hoof van damf en en uitwaaffemin-gen voortgebracht , die door de gatige en Py-pigc deelen der Bergen uitgevoert aanftonis als haar de koude Lucht by komt tot IVolkennbsp;verdikt worden ; defe door de koude vannbsp;Lucht-geweft ontdaan zijnde tot Reegen, kee-ren wederom na buiten. 'Maaxzls^eonder-^oirdfè damf en of houden j terwyle fy geen lichaam hebben , welk fy in de plaats van dennbsp;We^aanden damp ftellen, dan trekken fy uitnbsp;vreefe voor ledigheid de omleggende Luchtnbsp;re gelijke met dampige Wolken vermengt zijnde door defelve ^leeten der Bergen na haar,nbsp;cn die damf ige Lucht binnen getrokken zijnde, fo haaft die de warme lucht gevoelt, wordtnbsp;aanftonts tot een onder aar dfe reegen gefmol-icn, welke binnen de hooien vergadert zijnde,nbsp;temets een nieuwen oorfprong voor Fonteinennbsp;de®*'Beekengeeft. V ecle zijn verwondert, waarom de tof f en ^^t-gen als het dreigt te reegenen ^ by nanbsp;^tijd met Wolken overtrokken worden ; defenbsp;'***ïo. gelieven te weeten darter geen anderenbsp;I. Deel. |
der FONTEINEN,MeiREN, nbsp;nbsp;nbsp;ipp is , dan de dampen ^ die fo haaft als fy door de ffieeten der Bergen uicgeblafen zijn , aanftonts alsfy de koude van de van haar gaandenbsp;lucht gevoelen tot wolken verdikt, ftant houden en door de koude dampen van het lucht-geweft elders anders van daan om hoogge-voert zijnde , op dat fy niet verwajenfouden,nbsp;als dooi hinderpalen hcXttvioxiXcn want denbsp;Nacuure der dingen heeft overvloed.vanyy'a^-linge van dufdanige natrekkinge en uitdiyvin-gCj dat fy fonder defelve in de bcurtwiflelingenbsp;der Hooft-ftoftelijke ftoffe niets , niets in denbsp;formen van de hoogvliegend dampige indruk-felen fchijnt tet hand te nemen om te maken. Tiende Wyse. Den Omloof des Bloeds door alle de Aderen Exempel in het menfehelijke lichaam ^ is een vindingConibornbsp;van deèfe tijd, door ontallijkc Proeven en on- des waters,nbsp;dervindingenfodanigbeveftigt , dar daarnbsp;mand meer , ten fy dan die, die geen kennifte om’oop desnbsp;van faken heeft, aantwiiffelen kan.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;“* Een wonderlijke faak, dat dat gedeelte dés bloeds welk mxin de Aderen dervoetenis,nbsp;eenige uuren opklimmendc de aderen desnbsp;Hooft s door looft j, en dat het hier van daan wederom nedervloeitj op dat het door een nieuwenbsp;opkiimminge, warelijk door een wonderlijk ennbsp;wys beftel der natuure , fijne verlatene poftnbsp;wederom inneeme. Van welke gelijk wy daarnbsp;van op een andere plaats overvloediglijk gehandelt hebben, alfo heeft het ons niet gekiftnbsp;daar van te defer plaatfe meer op te haaien;nbsp;derhalven op dat w’y weder keeren tot de ftoflenbsp;die wy voorgenomen hadden, feg ik dat fy defenbsp;wyfen van een omlofende beweeginge niet al~nbsp;leen in het menfehelijke lichaam , maar ooknbsp;in de Natuure van de Hooft-ftof des waters,nbsp;of het geene het felfdeis , in den omloop desnbsp;Oceaans houdt : fie na die faakenwaarovernbsp;wy in htx.W.Boekj in de eerfie aifdeelingCjnbsp;caf.6. van den omloop des Oceaans door denbsp;Noord en Zuid Pool , met een overvloedigenbsp;reedenkavelinge gewijsgeert hebben. Indien dan iemand al re ftijfhnnig van Hooft zijnde defè onfe wyfcnof reedenen vaunbsp;den oorJf rong der Fonteinen, Rievieren, Boelen en Mciren niet wil aanneemen , die vertrouw ik echter dat defe onfenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;niet ver- werpen fai; dewyle de natuuredat geene welk fy door een wonderlijke wysheitin hetö«?/ö.nbsp;pen des bloeds doedt , ook aan defelve in dennbsp;omloof der wateren mt de Zee door de kruinen der Bergen niet fchijnt geweigert te zijn;nbsp;nademaal die beide een cn het felve beginfelnbsp;hebben. Maar hoe fy defen omloop uitvoert, fie daar over na Hervam; die warelijk aardig genoegnbsp;toont, dar dat gefchiedt door het Hertedenbsp;eerfte oorfprong en aanheffer van defe bewe-ginge, door de Klafvliefender Aderen diein.nbsp;alle dewxegen zijn daarliet bloed door moet. Indien derhalven iemand de Klapvliefender aderen j met de onder aar dfe IVaterweegennbsp;ter deegen fal vergeleken hebben , die fal be-P p znbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vin- |
De onder-aardse Wereld, 1, Afdee* UIIG» 3C0 vinden dat het felve in die plaatfen gebeurt, het welk ook de Proeven tot hier toe gegevennbsp;middagklaar toonen. |
Ghy fiet dan Leefer, dat wy de oorfaak der Fonteinen en Rievieren in defe verhande-linge alfo met den anderen by eengevoegt hebben, datter geene fo vreemde uitwerkinge omtrent defe ftofFe kan aangewefen worden,nbsp;welkers oor fake ghy niet toieene van defe tiennbsp;foudet konnen brengen. Waarom het nu genoeg is het geene vvy vandenoorfprongdernbsp;Fonteinen en Rievieren gcfegt hebben. |
IN het voorgaande acht ik dat genoeg van de 'Poelen op de toppen der Bergen,derfelvernbsp;oorfprong, gehandekis ; nu is overig , datnbsp;Meiren of \\y Qcnnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;deMeiren^fiUftaamewu-
teren en Poelen ^ welke wy hier en daar in de vlaktens der velden fenfpreeken. Die nunbsp;zijn van een vierderlei foort volgens de vierderlei wyfe van vereeninge. Want eerft zijnnbsp;daar foramige Meiren j die geen Riviere ont-fangen noch uitgeven j piaar altijd in den trantnbsp;van haar beftaan volharden. Ten tweeden zijnnbsp;daar fommige die wel Rievieren ontfangen ,nbsp;maar geen uitgeeven. Ten derden zijn daar |nbsp;andere die geen riviere ontfangen ^ maar uitgeeven. Ten vierden en eindelijk zijn daar dienbsp;en Fievieren ontfangen j en uitgeven. Behal-ven defe wys en manieren , fal niet lichtelijk ;nbsp;eenige andere konnen aangeweefen worden.nbsp;Waarom defe ten rechten verklaart zijnde, ^nbsp;fullen wy met recht de hangende dingtaalenbsp;van den oorfprong der Meiren afgepleit hebben. Laar derhalven zijn.
DeEersteWyse.
Waar van daan en hoe nbsp;nbsp;nbsp;Meiren lt;/ƒPoelen
die geen Rieviere noch uitgeeven noch ontfangen j, voort gebracht worden.
Dufdanige Meiren of Poelen konnen xve-derom onder een vierderlei f.ach aangemerkt worden. Eerft zijn daar fommige van deefe door konHgemaakt. Ten tweeden, fommige TAyagebleeven uit den overloop van deZeenbsp;cn Rievieren. Tenderden, fommige zijn wr-andert uit den Reegen enfmeltinge der Sneeuwnbsp;binnen de potten der Bergen. Eindelijk en tennbsp;vierden, fommige zijn beftelt door de Natuurenbsp;felve door de onderaardfe SourfTen. Van denbsp;drie eerfte dewyle die noch altijd duurendenbsp;zijn, en des Soomers, ten fy dan dat fy door denbsp;naarftigheid en behulp der menfehen die water van noden hebben in ftant gehouden woorden , lichtelijk uitdroogen, fullen wy niet metnbsp;allen feggen. Maar laat ons onfe Penne tenbsp;werk ft ellen om de oorfaak van dufdanigenbsp;Meiren of Poelen na te vorflehen, die hoewelnbsp;Jy geene Rievieren noch ontfangen noch uitgeeven j altijd duurende zyn. Wy fpreeken hiernbsp;niet van Beekjens , uit de na by zijnde aderennbsp;der Fonteinen tot een feekerMeir of Poel afgeleidt ; maar van Rievierendie haar in fommige Meiren ontlaften of in defelve inloopcn.
Cap. IV.
I)3»r z,'^n 'vierderlei
Scer veele Meiren of nbsp;nbsp;nbsp;van defe foort
worden hier en daar gevonden, voornamelijk in de landen die met een wijtgeftrekte vlaktenbsp;omfetzijn, alsinMofcovien, Holland, en andere plaatfen van Europa , A fia, en America;nbsp;in Tofcanen het yitvLphrafmenm ^ in denbsp;Veftinen Fucinmj\n Italien RigiUuSj en diergelijke. Het grootfte echter d3ito\)dengan-fchen Aardbodem is , is het Aleir Parirne in ‘nbsp;America, onmiddelijk onder den Evenaar leg-gende,langontrent 3oo,enop fijn alderbreetftnbsp;omtrent 100 mylen, daar door verwonderlijk,nbsp;om dat het geene Rieviere ontfangtendaarnbsp;door vermeerdert w'ord, noch geene uitgeeft.nbsp;Welk Meir cn diergelijke, dewyle die grootnbsp;zijn , noch eenige Rieviere ontfangen , nochnbsp;uitgeeven , als Beekjens door den reegen, cnnbsp;fmeltinge der Sneeuw by een vergadert , fonbsp;ftaat ons wel ter degen toe na derfelveröör-fpron.g te onderfocken.
Ik fegge derhalven, dal dufdanige Meiren j in welke men buiten in haar Oppervlak nochnbsp;taal noch teekenfiet van het ontfangen of uitgeven van een Rievierc,yö3-^er feekcre verborgene onderhandelinge j van onderaardfe Rievieren niet beftaan konnen. Dewyle fy opnbsp;deelê wyfe, niet anders als die die uit den reegen en gefmoltcnc Sneeuw voortkomen, in dcnbsp;Soomer door de uitwaaftèminge der dampennbsp;droog w'ordendc by verloop van tijd ten eenenbsp;maal fouden verteert worden ; welk echter innbsp;de gefeide Meiren regens dc ondervindingenbsp;ftrijdt, dew’elke al hoewel fy des Winters doornbsp;den reegen en de flagreegenenvermeerdertnbsp;worden, als ook in dc Lente door de fmeltingenbsp;der Sneeuw , echter in de Somertyd haarennbsp;ingeborenen trant van aanwas houden , geennbsp;verdervinge onderworpen zijnde. Want nade-maal fy door onderaardfe Pypen uitfeckcrnbsp;waterhol het afgevoerde water ontfangen, fonbsp;laaten fy , op dat fy niet metter tijd door denbsp;macht enmeenigte van water fouden overloo-pen, door een andere onderaardfe doorgang fonbsp;veel waters uit, alsfy van den eerften ontfangen hadden; en op defe wyfe blyven dufdanige Meiren altijd in eene ftant. En alhoewelnbsp;fy des Somers doordc hitte der Sonne eenigernbsp;maaten tot dampen worden, fo wordt echternbsp;dat gebrek door dc onderaardfe toevloed dernbsp;wateren fodanig herftdt, datmen nooit hoeftnbsp;bekommert te zijn dat defelve teneenemaalnbsp;fullen uitdroogen. Het blijkt dan dat aan
Mei-
-ocr page 367-^ en uitgeeven j alleen maar met dit, (Jat geene door onderaardfe , defe !nbsp;door bovenaardfe Rievieren vervult en gele-aigt worden.
Waarom hetgeen wonder is‘dat het AAir - f(irime in America altijd duurt, dewijle hetnbsp;l*’'itn°dh buiten twyfFel, of door de Waaterhoolen
V.BOEK, Van D’OORSPRONG der FONTEINEN, MEIREN,e;2;v. 301 Meiren hec felve gebeurt, hctgeeneaandic men, dat niemand , ofhy moeft miflchien vannbsp;d'ieinhaar buitenjie Oppervlak en Rievieren i finnen berooft zijn, daar aan twijffelen kan.nbsp;ontfangen
De derde Wyse.
Waar iiït en hoe de Meiren die welgeene rieviere ontfangen, é”» echter eentic-viere uitgeeven, voortkomen.
________ j ,_________________________ Een groot getal van diifdanige Meiren komt utt Meir
der Bergen, welke men de Andes noemt, aan ; ons in alle plaatfen voor; onder welke uitfteekt Welkers wortels het legt, door onderaardfe ’tMeirC^^w^y aan de Ooft-fijde van de Gan-^rc«r Rk-weegen wordt onderhouden ; of gelijkerwijs gcs;ditAf«r llortviergroote riewm/uit, dienbsp;het door een geduurige toevloed van onder- door haare overvloejingen de Rijken van Siamnbsp;sardfe Rievieren wordt gevult, alfo wordt het en Pegu,gedurig gelukkig maaken; ’t tweede isnbsp;ook door andere gelijke binnen de diepfte af-'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;langwerpig inde landpalen vanChi-
T^hrajimene Jlch door onder aardfeRypen in de Clanis ontlajiende j overvloedig gehandeltnbsp;hebben in het Boek welk den tytel van Iter.nbsp;dditrufciim draagt , alwaar wy dit gevoelen
gronden der aarde Icedig gemaakt. Sie na het | na welk met een andre vergefelfchaptin China ^ene wy van ó.tw oorfprong van het Meir d^^'tSLh.’tDcrdeWtMeirTiticam 'mC\i2Lxe2LGQnnbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;''nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- - -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• • Lanjfchap van America 80 mijlen in fijn om
door eigene Troeven fodanig quot;beveft'igt \\zh-\ onderaardfe doorgangen t\^tïS2iX\dctsce^nu\i-ben, datmen aan het felve nier meer twyffè-j tocht Toekende. In’tMeirVierïrrz^örz van^f^»^-len kan. nbsp;nbsp;nbsp;| ricayvelk nigt verder als 4 mylen vande Mare
Ten tweede, alle die Meiren j die by de Zee j Racificum afgelegen zijnde een Rieviere uit-leggen y gelijk die fout zijn, alfo worden fy niet \ geeft:, die door een omweg van hondert mylen dznof door de overftroominge der Zpe j ofdoor' kctnQn flingerende eindehjk in dc Atlantifenbsp;onderaardfe doorgangen^ door welke fy met denbsp;Zee gemeenfehap koxxdcn, gemaakt^ gelijk wynbsp;in het vierde Boek van de Meiren van Mexiconbsp;len rechten getoont hebben.
trek, dit brengt een grootc Rieviere voort, dewelke echter een weinig daar na met een ander Meir vermengt zijnde, verdwijnt, als door
De Tweede Wyse.
Waardoor en hoede^gt;dt\xtw dievjel^iQ-vieren ontfangen, edoch geene uitgeven, voortkomen.
Seer veele dufdanigc nbsp;nbsp;nbsp;worden door
^p?i*gro»tt Landbefchryvers aangeteekent, onder wel-kc met recht de aldereerfte plaats heeft dat al-AfeirvaiAallen inde ganfeheWe-'reld, welk men dc Cajpife Zje noemt , dat groote Rievieren ontfangt, maar oogfehijnelijk
•ie
geen uidaat, over al en aan allen fijden door j worden, alfo worden fy ook door een openbare een klippi^e Keeten der Bergen geflooten zijn-! en fienbare rieviere geledigc ; welke dingen
Zee ontlaft wordt. Dit Meir heeft buiten twijffèl door verborgene weegen fijnen oor- Meiren dienbsp;Iprong van de MareRacificum. Van dit flagnbsp;zijn de Meiren Ifoquoü in Canada, uit welk denbsp;Rieviere van S. Laurens fijnen oorfprong trektnbsp;fodanige zijn in Italien , \iCt Meir Viafmo\M^*'“^'nbsp;Tofcanen, welk de rieviere Marta van fichnbsp;uitlaat; het Meir van Bracia of SabbatinuSjnbsp;welk de voort brengt , en feer veele andere welke ik voorby ga. De oorfaak hier vannbsp;isgefielt teegens de voorige. Want gelijkerwysnbsp;als de Meiren , dewelke rievieren ontfangennbsp;en niet nitgeeven j haar elders door verborgenenbsp;wtegen ontlaften j alfo ook deefe d.\c geen rievieren ontfangen^maaruitgeeven j gelijk fynbsp;door verborgene waterlofende Rypen\cxvu\t
de ; van het welkeüenadenegende verhan-delinge van het voorgaande Boek, in welk wy ^^^wijl het daar te pafle quam enmetopfetnbsp;oorfprong'hebben aangeweefen. Innbsp;de tweede plaats komt het AJphaltifeMeir,nbsp;Welk de ï)öolt;/e ^^egenoemt wordt, welk be-halven de Rieviere de Jordan oogfehijnlijk gene uitgeeft , welk wy in het voorige naaukeu-rig verhandelt hebben. Onder deefe konnennbsp;het Meir Soram'm'M.ofcov'icn, inPerfienhetnbsp;Meir Calgiftan j in Africa het Meir Cytur en
klaargenoeg zijn.
De Vierde Wyse.
Ric-
Waar door en hoe de Meiren die vieren ontfangen ^«uitgeeven,nbsp;voortkomen.
Dit foort van Meiren moet wederom ver-fcheidenrlijk aangemerkt worden , wanr fy
helden haar beftaanofdoorde vermeerderin- rerfiheide
feervKleandercgetdtwordcn Eerltwordt|aardfejóeTOr”ê/opfef“vjfd^^^^^^ na de oorfaakvan defeuitwerkmeelevraanx lt; beerer rl^nnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vceiMsirau.ai,
dat dufdan,gery«;r«,alhoewclryoogfchij„o. Igevanrtevieron door een nbsp;nbsp;nbsp;w”quot;*”'
tien gevoegt zijn ; want of fy ontfangen door de ttSvloed vaneen rieviere meerwaatersalsnbsp;fyjaitgeven; of fy ontfangen minder als fy uitgeeven ; of fy ontfangen alleen maar fo veelnbsp;o ’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Pp 3
ter evenwel, op dat fy metter tijd niet fouden ovetvloejen door een andere niet ficnelijkcnbsp;Onderaardfe doorgang uitgelaten worden; wel-hc dingen fodanig mst de reeden overcenko-
|Uk eeuwigdurende R.eïieten ontfangen. ech- lyë vermeerdert; waar by wederom veele coS
* * nbsp;nbsp;nbsp;- r /*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;cnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
-ocr page 368-301
I. Afdee- al5 fy uitgeeven. De twee eerfte herilellen' het gebrek van waterinhetontfangenenuit-fnbsp;geeven , door een andere toe of atvloed van Inbsp;onder aar dfe wateren gt; in de Meiren van denbsp;laatfte foort worden de wetten van toe en af-vloed om de gelijkheid derwaterweegennetnbsp;verdeelt; gelijk in de doorkonftgemaaktenbsp;Fonteinen blijkt.
Noch moet een ander onderfcheidtuflchen defe Meiren aangemerkt worden; dat fommi-ge de rieviere die fy ontfangen door het midden des Meirsmeteenonverraengdevloejin-ge doorgaande buiten het Meir ontladen , ge-lijk alsgefchiedtindenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, door
welk de Rhofne ; \n\\.ttAcroniaanfe ^ door welk den Rhijn ; in het Mcit 2^ire o{Bed^,nbsp;door welk de Nylon vermengt doorgaat. Denbsp;^la een rievier in Mofcovien word gefegtnbsp;tien Meiren te doorlopen; ook wordt fulks vannbsp;andere Meiren van China en Brafil verhaalt,nbsp;welke ik kortheids halven voorby ga. Sommige nu ontfangen rievieren, maar aanftonts metnbsp;het Meir-water vermengt zijnde , laaten fynbsp;geen teeken van haare vloejinge na. Datder-halven fommige niet vermengt worden , daarnbsp;is geen andere oorjaak van als dat dewyle denbsp;rievier wateren veel fijnder en dnnderdan denbsp;Meir-wateren zijn , by gevolg ook door eennbsp;inhebbende kracht en onvermengelijke vloejinge over de dikkere wateren, liever w illennbsp;heenen loopen. Maar die fich vermengen, ’t isnbsp;tot overtuigens toe w'aar , dat die ook van eennbsp;en defelve natuure zijn. Waar uit blijkt, datnbsp;alle dufdanige Meiren wel door rievieren, Slag-reegenen, en gefmoltene Sneeuw vermeerdertnbsp;worden , maar fo veel haar oorfprong aangaatnbsp;dar fy haare ganfche-K^/^ vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ door
onderaardfe waterweegen en SourlTen hebben.
LIKCE,
Rieweren dewelkenbsp;door hetnbsp;rrrtddcnnbsp;•vitn (om-ttti^e Mei-ren finder
gian,
Gevolg.
Uit het geene tot noch roe gefegt is blijkt èiit defe vierderleireedeoïwyfe j gemakke-lijk tot een konnen gebracht worden.nbsp;het geene in étMeiren die rievieren ontfangeonbsp;en uitgeeven gebeurt, dat gefchiedt in de Meiren die oogfebijnelijk geene rievieren ontfan-j gen noch uitgeeven door verborgen zijnde rie-j vieren onder de aarde , door welke fy vervultnbsp;1 en ontlafl worden, en fo verfchillen fy van denbsp;i uiterlijke niet, als darmen defe geheel niet, dienbsp;geheel wielen gcmakkelijk fien en verneemennbsp;kan.
Laat A een Meir zijn, welk de rievier B ontfangt, de nVwre Cuirlaar, het fal gebeuren , dat indien de rievieren B en C bevondennbsp;worden onderaardfe te zijn, het Meir A alleennbsp;fal fchijnen te beflaan , gelijk inhetAf^r Anbsp;blijkt. Wederom laaterfeeker Afeir zijn welknbsp;de rievier B ontfangt ^ maar geen uit geeft f dannbsp;fuirge u inbeelden dat dcrievicre C een oitder-aar dfe is; en fo fultge een Meir begrijpen doornbsp;de rieviere B merkelijk vermeerdert ; en datnbsp;I het door C niet oogfchijnelijkontlaft wordt,nbsp;j Denk het felve van een Meir welk wtïgeennbsp;I rieviere ontfangt j en echter een uit geeftnbsp;! fultge door een reden ftrijdig met de eerftenbsp;•bevatten dat het Meir A door Been ondcr-j aardfc rieviere niet blykelyk vervult ^ maarnbsp;door de ntsictamp;C fenelyk ontlafl \fOïdz. Dienbsp;defe dingen ten rechten fal verftaan hebben,nbsp;die fal fonder twyffel de van het voorge-ftelde ondefcheid der Meiren fonder moeitenbsp;aanwijfen.
Waarom dit genoeg fy van de Meiren èïQ in de vlakke landen gefien worden. DeFi-guuren ftaan hier by. Geef acht dat het fwar-re welk hier gefien wordt, een onderaardferie^nbsp;viere betekent.
-Ar
Htt Meir A ontfangt B, mUat HitCRievie-re». Het Meir V ontfangt Leen Rieviere , en laat geennbsp;uit. |
Het Meir S ontfangt geen Revier , maar laat eennbsp;Rivier uit, als Y. |
V. boek , Van de eigenschappen der WAATEREN. 303 11. A F D E E L I N G E. VERHANDELINGEnbsp;VAN Tgt;E VERSCHEIDENE ONDERSCHEIDENTHEDENen EIGENSCHAPPEN der WAATEREN, of ^ htt geme het felfde Van dc ^aaden, of gemiddelde en faamgejlelde PfVaateren , cn derfelver natuur^ eigenfchap en oorfaaJ{.Het I. Hooftstuk. Vm het enkele Fontein-waater, m gt;4» dejfelfs goed en quaadheid. Soï , g^voig ken, en om den dorft te verflaan, en de tecringe i fchieden, of het moet uit de onderaardfepyp in de maag te bevorderen het alderbequaamfte ! jens door welke het langen tijd en feer verrenbsp;enaldcrdienllige voorthelpfter des blocds als | loopt, met \\eiverwfeh2.ndeaard/e[2.^^en.nbsp;bet uit de Leever overal door het geheele li-1 en (leencn dewelke verfcheidene eigenfehap-chaam uitgeftorc wordt, zy , daaroverisonder j pen en krachten hebben , en het affchraaplclnbsp;Geneesheeren geen kleine twill ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i van lichaampjens befmet worden; gelijk in het ^ei(^ofverfchil; {onwcn^ehemenheiFontein- voorgaande Boek in het Hooftlluk van de om dellèlfs groote klaarheid, foerheid, i foutheid der Zee j genoeg is geroont geweeft.nbsp;lichtheid en koelheid voor het befte; fommige | Wederom het reegenwaater ^ gelijk dat komtnbsp;^^^^t^etnigfni^ey2eaBlutarchus heireegen-\ Viii dc verfcheidene fmeltinge der dampen,nbsp;quot;Waater of het geene metdeSlagreegenenne-1 die met een verfcheiden overvloed van Mine- i nbsp;nbsp;nbsp;ralc IK voor ondcrftellen ccrfl, darter geen fui-vere noch enkele Hooftftoffe indeNatuu-re der dingen kan ge ge even worden j en by '^olg dat het waater j welk wy gebruiken , en niet ontbeeren konnen , niet enkelenbsp;noch fuiver , maar een weefen is met ver-fcheidene lichaampjens van ongelijküachtigenbsp;mengfels gemengt en befet, welke dingen gelijk wy die door dringende befluiten van m-l^en en verfcheidene Proeven elders andersnbsp;toont hebben, en hierna wijdloopiger fullennbsp;twnen, fo willen wy ons met defelve niet ophouden.En alhoewel wy te defer plaatfe leggennbsp;dat \Ponteinwater enkelis^ fo wil ik egrer nietnbsp;dat gy fulks van een volkomene enkelheitnbsp;van eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verdaan fult, voor fo veel het namelijk met andere waateren vergeleken zijnde grooter reekenen van enkelheid vertoont , welk evenwel dat het niet ten eenemaalnbsp;enkel is, fo groote verfcheidentheden der Fon-S^ooegfaam toonen. En alhoewel w^ynbsp;^^'^^^^Iter.Hetrufcum overvloe-diglijk gehandelt hebben, fo heeft het my echter goed gedacht, fommige dingen daar voorbynbsp;ge^an, naaukeuriger te verhandelen. '^^^dfheidentheden van drink of foet wa-daar in het gemeen geftelr. Eerft, ^^’^^^^tiwaatcr j welk uitdebinnenfte ingewanden der aarde door een leevendige aadernbsp;^welt ; ten tweeden, het Meir foei enJlil-Jtaande waater; ten derden, het reegenwater;nbsp;ten vierden het bakwaater ; ten vijfden, hetnbsp;rievierwaater; ten feilen, \\etputwaater.nbsp;Welk uit alle deefe aldergefonrll om drin- |
dervalt, daarom dat het licht en luchtig is s fommige fetten het Bak-water hooger dan denbsp;andere, daarom om dat \xei niet ander sis dannbsp;regenwaterjtn op het meeft van allerlei onrei- n^heid gefuivert. Ook zijnder dewelke mee- nen dziéiC Rievierwateren de aldergefondlle g/, zijn, fulks mogelijk oordelende om dar de wa- fomheid mnbsp;teren van fommige rievieren geweldig gefondnbsp;en heilfaam zijn , hoedanigenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fegtdat^»- de wateren van de rieviere Choafpis in Perfien zijn, van fo groot een volkomenheid , dat denbsp;Koning geene andere als dele voor fijnennbsp;drank foude gebruiken; gelijk ook van het Nyl-water, als het foetllc en vruchtbaarlle van allen , en ontallijke andere meer, gefegt wordt. Het Putwaater is fwaar, en wordt met moeite gemaakt, en men kan niet Hellen, dat het vannbsp;alle verrottinge vry zy ; doch het is fo veel tenbsp;beeter en prijffelijker, hoe het meerder door dcnbsp;beweginge van het geduurig putten verbetert wordt; of fo hetuiteenonderaatdfeFon-teine opwelt. Eindelijk de Af^r^Poelofllil-llaande wateremh van allen uit hetnbsp;dergefondewaterenxiiigeêiZzn'z.ï^nAe , lolaatnbsp;ons toonen wat voor een gevoelen men van denbsp;anderen overige moet hebben. En eerft welmoetmen voorfeeker houden, darter geen water in dewy de Wereldgegevennbsp;wordtoi is, welknietuitdevuiligheedenvannbsp;een aards mengfelj waar mede het nootfakclijknbsp;moet vermengt worden , ten minftennbsp;maaten bejmet wordt. Want fo ge let op dennbsp;oorjprong van het water van een Fontein j alhoewel Teer helder en klaar , het kan niet ge- |
304
1!. afdee- rale geeftcn bcfet zijn ,airo konnen fy dan wanneer fy nedervallen de befmettinge der aarde^ waar mede fy vermengt zijn niet ontgaan
gefec zijnde lichtelijk warm en kout worden, fo aanllonts als ly van het felve worden afge-noomen ; fo fy eindelijk haar felven niet een
'\^aarom \\lt;it'Bak-water ^ welk dewijl het een j oogenblik in de ingewanden ophouden ^ maar mengfel IS en van verfcheidene wateren , die j feer lichtdoorfetten, fonder eenigfints de maa-op vcrfchcKicne tijden des Jaars in defelve ver-1 ge moejelijk te vallen , alsge fuik waater hebtnbsp;gadertvyorden, en door de Haagden Sneeuw i met fulke reekenen en hoedanigheden, dannbsp;die des Winters op de daaken fmeken. te mets j hebtge waater feer goed om te drinken, en feernbsp;van de Geneesheeren , gelijk MatthïoLus ver- dienftig voor de gefontheid zijn, na het getui-
haaIt.ciuaadgcKeurtwordc;daaromdatdeHa- geuis van Gaknus, Tgt;iofcorides^Cardams,
gel en Sneeuw, ik weet niet wat voor iets fcha-delijks en dodelijks by haar hebben, ’t geene de DO Rievier- queckerijc van veelc fiektens is. Wederom denbsp;rievierwateren j dewyle die veel Mineralen,
Wateren x,^n oabi.nbsp;quaam.
Di Poet-waateren zijn dtnbsp;flimft*.
Tuktnen vun denbsp;goedheidnbsp;dtr waateren.
Cap. II.
Mattiolus j en andere.
Het tweede teeken,foghy de menfehen het gemeene water van feekcre plaats gebruikende fult vinden Jierk van kracht, warm van ge-
Beeken en alle vutltghetd tn doode aafen, matigheid . fdndcr gebrek in de gewrigtèn, z\s mtfangen , fo kan warelijk niemand die [fonder loopendcoogcn, langengefondhtvcn-herffens in het hooft heefr feggen dat fyge-1 de,wectdandatdiewaterenfeeFgoedeulofïe-lond om re drinken zijn , ten fy dan datfy een ' lijk zijn.
tijd lang in groote aarde porten bewaart en van 1 Het derde teeken, fo het water in de keetel naar vuiigheid gerei nigt zijnde enten \aanftonts als men daar vuur onder legtnbsp;eenemaaluitgefuivert worden. Eevenhetfel-1 en het vuur weggedaan zijnde, alfoEaaftig
ve moet men ook van de ï*(?f’/of ftilftaande wateren gevoelen, welke fo veel dimmer als denbsp;Rievierwateren gehouden worden , hoe veelnbsp;te meer fy door haare onbeweegelijke ftant be-Jwaddert\votóienè.e der verdervinge onderworpen zijn.
So ghy dan uit defc fes foorten der drinkbare wateren j de ftildaande uitfonderr, fo kander byna geen zijn , welk nieteenigfintsfehaa-de aan fijn goetheid lijdt ; en daar zijnder ook geen olfy konnen door een verfcheidener/ö^r-klenfinge ^ kookinge en fuiveringe verbecrertnbsp;worden. Waarom men denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van goed
heid en gefindbeidder wateren elders anders van afneemen moet; welke reekenen wy nunbsp;laaten volgen.
Het eerile en algemeene teeken dan van de goetheid ^et wateren is, namelijk als die klaarnbsp;helder , dun , fuiver , licht, haar eigen co-leur , en geen fmaak hebben onaangenaamnbsp;voor de Proef zijn , welke ook eh by her vuur
koud wordt j fo hout dat voor goed water en van de befte flach, voornamelijk fo daarnbsp;of ten minften weinigfands j of modders opnbsp;den grond van de keetel blijft.
Het vierde teeken , fo de flukvruchten in defelve gekookt j haaB gaar zyn en geen har*nbsp;digheid behouden , dat is een leeker kentec-ken vanfeergefond water.
Het vijfde teeken, als ghy een Fontein fier, daar noch Mos noch Biefe waft, en die plaatsnbsp;jmec ganfeh geene vuiligheid befmet is ; hetnbsp;water helder, klaar, endootkeitjens en fteent-jens daar geen ftijm op fit doorloopt, fo fultgenbsp;feekere tcekenen van de fijnheid en gefontheidnbsp;van dat water hebben.
Maar hoe de fwaarheid en lichtheid j de goedheid en quaatheid van alle water kan ge-kent en door waterkundige Werktuigen vernomen worden , fullen wyinhetw^Ê’»^/fopnbsp;veele en vexfcheidene wyfen leeren.
Van de nbsp;nbsp;nbsp;aacerwetcen, of van de teekenen, door quot;ioelke iemand heetten kany toaar ergens
W aater onder de Aarde Verborgen is.
DEfe Ptoeven zijn van een groot aanbelang in die plaatfen in welke of Sterk-tens of Hoffteden, of diergelijke plegen gebouwt te worden; en dewijle het gebrek vannbsp;water alleen alle vermaak en plaifier wegneemt; en geen land is welk niet ergens ondernbsp;fich eenige vochtigheid, of een aader van feekere Fontein heeft; fo pleegen êicWater-bou-konjienaars over fo groot een goed bekommertnbsp;met recht tefoeken , offer hoopejy van eenigenbsp;verborgene fourffe j waarom fy door een gedurige betrachtinge en yever daar op toeleggende eenige teekenen hebben gevonden , doornbsp;welke fy eindelijk tot den aader van het verborgene water gekomen zijn ; welke Vetru-vius l.% Archit. ‘Plinius.falladiusenCaJfio-dorus aan de geheugenille der nakomelingen
hebben aanbevolen : en het zijn de navol-gende.
I • So ge een weelderige f laats fiet groen van kruiden^ en met hooge Boomen vol van bladeren, weet dan fekerlijk, dat daar onder eldersnbsp;overvloed van waateren is. Want de Landennbsp;onder welke niet diep foet water is, hebben altijd als een overvloed van feekereJf ruitenj alsnbsp;daar zijn Water-biefen, Licht-riet, fterke Braa-me, taje, Willige, groene Populier, en anderenbsp;foorten van Boomen , dewelke echter bovennbsp;hare naturelijke gewoonte weelig voortfotten.
2. Teekenen van verborgene wat er emX)n huikstt Willige j Elfon, Kuilch-Boom ; uitnbsp;de kruiden Haanevoet j Plompe, Vlookruid,nbsp;Cyperus , Watermunt en diergelijke, welkenbsp;en het water beminnen , en fonder het felve
noch
11
11 V.Boek, Van de Eigenschappen der waateren. 305 noch gevoedet noch behouden konneii worden. By defe komt geen onwaarfchijnelijk tee-ken, groote hoojpen koakeadQ Kikkers h^3X^\- daar onthoudende. -ren t ^ nbsp;nbsp;nbsp;gcnomcn uit de hoedanigheid der quot;«grfon/ plaatfen , en uit dc natuur en eigenfchap der ^ aardfe Kluiten. Alwaar een Kryttge grond is Inbsp;bedorven door een verfcheiden mengfel, hoopt j i ven aoor een vericiieicien mengiei, noopt! iheht treffen, welk als hy bevindt, dat hy dan daar noch veel water ; als ook niet het geene |nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;falnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'uerboreen‘-mater _ 1 nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;— graave , en hy fal feeker verborgen 'Waater vinden. Sommige ’k weet niet door wat inbeeldinge dwarsdryvende, meenen dat fulks kan te weeg fTmnügUitnbsp;gebracht worden door een Seef j in welke een waater/ir-of gehangen Schaarj door fijne punten, fo haaftnbsp;alflèr een ader van verborgen water voorhanden is , door een onmiflelijk kenteeken hetnbsp;water toont. My heugtdatikte Viterbo dusdanig een belacchelijkeProef van eenen Steenhouwer hebbe fien doen ; maar gelijk die opnbsp;geene beginfelen der natuure fteunende ge-vui I wierdt, alfo wierdt hy ook met recht vannbsp;gefondet:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;uitgelacchon. By defe fal ik noch fommige teekenen , die echter feer feeker zijn doen,nbsp;waar door ik voor deefen de fchuilf laat Jennbsp;der verborgene waateren pleeg op te Joeken. 'AP. II Kt' goed van fmaak is. In tegendeel in Votaardi-gegrond van alle vuiligheden gefuivert , is het 'Water altijd foet ; kouder in kleijige \nbsp;Want die beide maaken de wateren foet en lichtnbsp;^n behouden de vuiligheid in het doorklenfen.nbsp;jf’** ^^l^^^ck)tige 2e3ixdQ belooft onfekere waateren,nbsp;die goed van fmaak zijn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;uit ^»i«,^*'quot;^3rbonkclachtig fand belooft feckere en be-• ^^^dige, en het geene het voornaamfle is, jonde wateren. So belooven ook de roode Rot-I^n de befte en die wel te vinden zijn ; onder!nbsp;de Steenige 'wortelen der Bergen en die volnbsp;Keijens zijn , vintmen kouder ennbsp;Water. En defe zijn de voornaamfle teekenen van verborgene 'wateren ; laat ons nu fien hoe denbsp;felve uit andere manieren van doenendootnbsp;Proeven konnen onderjocht worden. Eerste Proef. Graaf een plaats uit omtrent vyt voeten diep, ftel dan met het ondergaan der Sonne |nbsp;een bekken van Koop er of Loot met oliebe-fineert in de felve, ’t onderfte booven^ fo dat hetnbsp;holle na de grond legt, de mond van de kuilnbsp;dek die ondertuffehen met riet en groene takken , en doe daar dan wederom aarde boovennbsp;®P ; maak de kuil des anderen daags wederomnbsp;oo^n , en fo van het Kooper of Loot nattig-^^^quot;^hdruipt en dat vry met eehige druppelen,nbsp;Weeft dan verfekert dat daar overvloed vannbsp;‘herborgen water IS. Tweede Proef. Indien ghy in fo een kuil alsvooreneen aarde vat dat noch rouw en ongebakken is,nbsp;cn een vacht met fijnlosjes daar inge-1nbsp;ftopt ftelt, en des anderen daags vindt dat hetnbsp;t^at verbrooken , en door de uitwaaffemendenbsp;'tochtigheid ontdaan ^ en ook de vacht nat is,,nbsp;fo dat daar water uit kan gedrukt worden, dat jnbsp;Warelijk fal een teeken zijn van overvloed van jnbsp;water welk aldaar verborgen is.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;| Het felve fal gefchieden, fo men een brandende Lamp die vol olie is in defelve kuil fet toegedekt met groene takken , welke als ghy,nbsp;«^es anderen daags fult uitgedooft fien, fonder,nbsp;dat de olie of het lemmet verteert is , beeld u'nbsp;fekerlijkin , d^ld^^t water en verborgen]nbsp;^iju niet verre van de lamp te foeken zijnde, jnbsp;Van gelijke fo ghy in defelve een vuur aan- inbsp;fteekt, fo fal de aangebrande aarde een neve-^^ge damp uitwaaflemen, een teeken van wr-^orgen water. 1. Deel. |
Derde Proef. Een Waterfoeker des morgens na het Oo-* (ten, voor der Sonnen of gang echter, vlak op denbsp;aarde nederleggende , dat die acht geeve , ofnbsp;ergens fich 'vochtigheden tot een dun'wolkjennbsp;ioen , en met een bevende beweegingede Vierde Proef. Maak een Rijl B C van feeker hout dat met het water overeen ftemtj hoedanig een Elfe ennbsp;Willige Boom fouden konnen zijn , by na opnbsp;die wyfe gelijkmen de Naalden in de Compas-fen gewoon is te ftellen , echter evenwel metnbsp;defe konft dat de eene helft CA, uit eenig ander hout, fo droog als mogelijk is, en de andere helft A B, van groen hout van een Elfe of WillL ge Boom gemaakt is, welke in ’t midden A aannbsp;de holte van een kopere vangelijke vaft,nctnbsp;evenwigtigis ; welk gedaan zijnde, maak eennbsp;voet waar op ’t Werktuig vaft ftaan kan, en laatnbsp;het boven op een Spil hebben, die in de koperenbsp;pen van dc Pijl vaft gemaakt zijnde , de Pijlnbsp;niet alleen onderfchraagt , maar fo drillendenbsp;maakt dat de Pijl fonder moeite en fonder belet of wederftant door een feer lichte en fachtcnbsp;beweeginge , niet anders als de Naald in een Com- |
DE ONDER.
II. Afdee-Conipas heen en weer kan gekeert worden, en dan hebtge het Werktuig Ib als het weefennbsp;moet; of fo ge die holle Ten qualijk makennbsp;kont , fofult gy de Tijl boven de drajendenbsp;Spil evenwichtig maaken , en dan fal het fel-ve uitgewerkt woMen; gelijk in de Tiguurnbsp;blijkt.
Zullende dan ergens op een plaats een ader van verborgen water foeken , fo fultgenbsp;’t Werktuig die door de voorgaande reekenennbsp;bekent enlchaduwachtigis, morgens heelnbsp;vroeg voor der Sonnen opgang ftellen; en befienbsp;naderhand als het eenige uuren verleden is het
AARDSE WERELD,
hoe de aderen der Fonteinen fomtijds ntt' droogen.
T)e aderen der Fonteinen plecgen omyier-der lei oorfaak te verdroegen ofte verdwenen / eerft om den w/der^^r^/É’en lleenen ondernbsp;de aarde, door Aardbevinge, of reegen, en ge-fmoltene Sneeuw voortkomende, waar doornbsp;het waater belet wordt dat het fijn gewone-lijke gang niet gaan kan, en gedwongen nieuwe uittochten te foeken. Ten tweede door denbsp;nieuwe verjloppinge der groeven j of openingsnbsp;van andere. Ten derden, door een nieuwe uit-graviuge van een feekere Put of Fondament
gedeelte AB van het Werktuig des Tijls die van . of Mijne , of iets diergelijks , waar door den ovmen- Elfen hout gemaakt is; welk fo ’t neerwaarts weg aan het vloejende waater afgefneeden, ,el-««Eift'wk helt, fo fijt verfekert , dat daar ter plaatfe ! ders anders geopent wordt. Ten vierden ein-methitwi-ter verborgeniswant terwijle het gefeide i delijk , door een nieuweoftf/-hout een feer groote overeenkomt met de wa-; houwinge van BoJTchen en Wouden ; want denbsp;teren heeft, en de vochtige waaffem uit de aar- i Wortelen der Boomen trekken de wateren nanbsp;de greetig na fich trekt , fo fal het felve noot- i haar; daar van daan komt het, dat een Fon-
ter.
fakelijk door de vocht doordronken en ver-fwaart zijnde na beneden hellen ; het felve fal grooter kracht hebben fo ghy het felve met
tein door een nieuwe uitfpruitinge van planten of verdroogt j of door der felver uirroe-jinge vloeit. Sie na het geen wy in ons Iti-
woüe vlokken bekleedt, om de groote trek die | nerar. Hetrufe. van defe dingen overvloede wol na vochtigheid heeft. nbsp;nbsp;nbsp;dig gefegt hebben.
Maar te defer plaatfe fal ik niet voorby gaan 1
Fm de gemengde of faamgejlelde gemiddelde Waateren in het algemeen , en derfeber ooiTaken , en Van de verlcheidene wyfe en manieren der men-
ginge met de Mijnftofien.
Je Waateren worden , gemengde of
,dewelkeuitver-
Cap. nbsp;nbsp;nbsp;Waateren worden
I JPfaamgefleldegenoemt, wairnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fiheidene aarden, Mjjnftojfge lichamen,
dat een an- Jappen j en de overige föorten van Mynfoffen Zijnde faamgefet worden y welkernbsp;getal gelijk dat oneindig is , alfo heeft ook denbsp;verfcheidenheid der verfchillende waaterennbsp;geen einde. Want gelijkerwijs alller geen aan-gefcht 'mdaxmenfch , gamp;cnt Steen j geen natutelijke neiginge des verftants , gCQngema-tigheid kan gegeven worden , welk niet vannbsp;eens anders gematigheid verfcheelt ; alfofegnbsp;ik, datter geen water is , her fy dan enkel ofnbsp;faamgeftelt, welk niet byfonderlijk van allenbsp;andere wateren verfchillende is. So dat ik dur-ve feggen, datter fo veele verfchillende foortennbsp;van wateren , alUer verfchillende foorten vannbsp;aardfe Kluiten, Mijnfappen, Metallen, Sappennbsp;fo vloeibare als niet vloeibare zijn ; welke de-wijle men de felve niet tellen kan , alfo zijnder ook ontallijke foorten van wateren j byfonderlijk fo de mengingen van byfonderenbsp;met byfondere ter deegen vergeleken worden ; fo dat het derhalvenfwaarzy , van denbsp;Svi^x\ght\amp;E,^ntiddelde wateren een vafl: oordeel te vel-m het on- len. Dat hebben de twee feer treffelijke Wijs-d‘envande?S^'^^'‘^ gefien , Seneca cnTlinius ^ waaromnbsp;krachten de Eerfte Ub. 3. Nat. fhp.et. fullende van
waate-bewateren redeneeren, aldus fpreekt ; wy
zijnj fegt hy , tot een ernftige^fwaarej groote faak ge komen : wy fuilen doen het geen de Rei-figers gewoon zyn j die het laait vertrekt,nbsp;JpoeitJïch fo veel te beeter en verkort de wegnbsp;met fo veel te haaftiger voort te gaan : ook nee-men wy een werk op ons , welk ik niet weet ofnbsp;wy af doen fuUen , feeker een groot werk, laatnbsp;het ons echter fonder verfchoning van eenigenbsp;outheid ofjaaren verhandelen : en de tweedenbsp;lib. 31. cap. I. de fo veele krachten envet-fcheidentheden der wateren befchouwende.nbsp;Wie roe pt hy uit. Jouden die alle konnen optellen ? Waarom Jóuden felf her tigeWysgeer ennbsp;niet bevreet zijn ? want het oneindige kan niótnbsp;doorgegaan worden y niettegenftaande evenwel alle defe fwarigheden worden wy fo nietnbsp;afgefchrikt, dat wy daarom de moed foudennbsp;verlooren geeven.
P Is al vry wat, voort te gaan fo verre als men koomen kan.
Ik houde het daar voor dat my te doen ftaat
\\ti geënt dt Natuur kundige doen , die in die oneindige verfcheidentheidder gematighedennbsp;uit de Voorkennifpe van de overheerjmge dernbsp;felver fo feer niet miffen, of fy weeten te metsnbsp;de innigfte natuur der menfehen hoe fy namelijk tot deugden of ondeugden geneigtzijn,nbsp;net als op een hair te leggen, en dingen die feernbsp;waarachtig zijn te bepaalen. Op dat wy ’t felve
V. Boek , Van de Eigenschappen der waateren. • in dit ons oordeel der wateren doen , en fulks met fo veel te gelukkiger gevolg toonen , fal iOek fels 'quot;S-Stereo. ik alleen te defer plaats de fels der dingen j waar door de waterengever-ruwt worden j verhaalen, uit welke de nieus-gierige Leefer feer licht de wyfe of maniere oninbsp;de overige na te vorflchen zal vinden ; dewylenbsp;die uit de overheerfchinge der hoedanighedennbsp;door den dienfl der finnen en behulp der Proe-'^en , niet fwarelijk bevonden worden. Denbsp;'Miengfels vanalledeta'/a’^/É’rÉ’^^dan, hoedanignbsp;ook dat fy faamgeftelt zijn, breng ik rotnbsp;Hooftfi ukken. I. Of fy worden met verfcheidene kluiten van een aardfefloffe gemengt, onder welkenbsp;'^Qfiortens van aarde begreepen worden. 2.. Of met verfcheidene foorten van fouten ^ die faamgelopene fappen genoemt worden, ennbsp;daar worden fo veel verfcheidene foorten vannbsp;oiengfels aliïer verfcheidene foorten van Sou-fen zijn. |
3. nbsp;nbsp;nbsp;Of fy worden met verfcheidene foortennbsp;van Sappen of vloejende vochtigheden ge-voegt, in welke en vette ^ als daar zijn lijmige,nbsp;en niet vette j als daar zijn fterke en branden*nbsp;de wateren vervat worden. 4. nbsp;nbsp;nbsp;Of fy worden met Metallige lichamennbsp;gemengt, en fy neemen aan de natuur van dienbsp;Metallen , met of door welke fygeverruwtnbsp;worden. y. Eindelijk fy worden met verfcheidene foorten van Steenen gemengt, onder welke al*nbsp;Ie de verfcheidene Steenige weefens of befta-nelijkheden begrepen worden. En totdefe vyf Soorten j wordt alles wat in de Lichamelijke en onderaardfe Natuure verborgen is, gebracht; xx\x.\Ne\kQtvermengingenbsp;de volgende m/e der hoedanigheden, welkenbsp;in die verfcheidentheid der wateren dewelkenbsp;wy verhaalt hebben uitfleeken te fien en tenbsp;vinden is. |
Suure.
Bittere.
Soute.
Warme.
Koude.
Olieachtige of Vette. Venynige.
Geverwde.
Opwellende.
Hervormende.
Afvagende of Suiverende. Voor alle leeden heilfaamnbsp;of gefondc. .
Uitdefc komen voort de hoedanigheden ^nbsp;als daar zijn
'Met Aarde befmet,
Soute,
Salpetcrige,
Aluinige,
Koperrodige,
Swavelige,
Waaieren Spaanfgroenige,
Uit Kalk en Krijt,
Metallige,
Lymige,
Die met. Quik befmet zijn, Yferige,Kooperige,nbsp;Steenmakende,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;J
En uit de (amenvoeginge van defê, komt die Wonderlijke verfcheidentheid der wateren,nbsp;Welke de boven verhaalde Wyfgeeren nietnbsp;hebben konnen vatten ; want lo ghy defenbsp;twaalf foorten volgens de beginfelen vannbsp;onfe Samenvoeg-konH fult verdubbelen , fonbsp;fullen daar uitkoomcn 479001600 , dat is,nbsp;vicrhondert negenenfeventig Miüioenen, dui-fend feshondertnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van verfchiliende wa teren. So ghy defe wederom door ling tot verfcheidene foorten van aardfe Kluiten, Souten, Salpeter, Aluin, Koperroot, Swa-vel, Metallen fult optellen, ghy fult eennbsp;hebben, welk al het Sand der ^e verre in getal te boven gaat. Maar nademaal in de opgetelde twaalf foorten^ altijd die die de overhandnbsp;heeft onder de finnen valt wy ons daar medenbsp;vergenoegende , fo is het nu tijd dat wy vannbsp;ieder in het by fonder met ordre handelen. § LHan de Fonteinen ofVl‘3MQttn die Goud enGe-Jieentens draagen j en van andere die met Aardfe befet of befmet zijn. ''’¦enonel* ^Sen drkderki wyfe vanmengingemoti'm 8e- ^lle defe aangemerkt worden. Eerft zijn daarnbsp;fommige gemiddelde wateren, die niet uit eennbsp;Volkomen , maar verwerde menginge faamge-!• Deel. |
ftelt worden : dat is die vol van chaampjens van verfcheidene Mjjnftoffen zijn,nbsp;en lichtelijk van defelve konnen afgefcheidennbsp;worden. Ten tweeden, fommigebeftaan door tenvoikfnbsp;een volkomen mengfel j fo dat de byfonderenbsp;deeltjehs des waters , met de byfondere dam- ®nbsp;pige geeften innigftdoorfeekere vereenigingenbsp;nier als doordekokinge van eenen langen tijdnbsp;onaffeheidelijk gemengt worden, en {o met denbsp;waateren een lichaam ^ een beftanelijkheid, gt;•nbsp;eene form maaken, als de fout en koperoodigenbsp;waateren ,eK\'L. Ten derden , eindelijk zijnnbsp;door fommige waateren , welke tendeeleuitnbsp;eenwaaragtig mengfel van de dingen, welkenbsp;fy bevatten, ten deele door een verwerd, fonder waaragtig mengfel beftaan ; en die zijnnbsp;lilt de eerfle en tweede wyfe der mengingenbsp;faamgeftelt. Op defe wyfe zijn daar veele sommigenbsp;Baaden die een kalkachtige fteen uitgeeven, °™on-en van haar affcheiden, als door een feekere volkome-verwarde wyfe in defelve geraakt zijnde, maarnbsp;met het Sout worden fy door een volkomenenbsp;vereeniginge gemengt. Maar laar ons alle defe dingen wat dieper navorftchen. Gouddragende Fonteinen en Rievieren wor- Gouddraden byna op alle plaatfen gevonden; infonder-heid ftcekenuit'in vermaardheid de Tagus inRieviwen, Spanjen, in Duitsland en Hongaryen ontelbare Beeken } in h(\en^e‘Padratus j Qhryfor-\nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Q^q 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;rhoaSj |
GoU‘J
Carnenien de Hyramnü i in Africa de N.ylj Niger en Zdirus ; in America by Potoliumnbsp;l^ijn aide Rievieren vol goudenefpruiten.
Maar fie hier van handelen mirand. Audition. Rlinius j Solimis, en Ac defe foort in het Aardrijk gevonden wordennbsp;meefte Landbelchry vers van defeeeuwe. Het fo foude iemand met recht konnen tvvijfïè-is ons werk de oorfaak van defe Gouddraginge len, of ook defe rievieren niet iets van de krachtnbsp;te verklaaren.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;des Gouds fouden deelachtig zyn, of het geene
Indien derhalven iemand vraagt, waarvan . het felfde is , of het Goud volkomen met het daan doch dufdanigenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;haaren water gemengt is ? Ik antwoorde van//^?^’^^-'
lt;?örj^m/^/^r^’^^^’;?,ofuitdenatuurevandeRie-j want al bewaart ghy water hondert Jaarcn viere vermengt met aardfe kluiten , of van el-! lang in een Goude Bceker, het water evenwelnbsp;anders. Hoor na mijnverklaringeineen | fal geen kracht daar uit na fich trekken ; wantnbsp;soutdra- faak die geen fints vetborgcn is : indien datter \ dt'xfQ het Goud onfmeltelijk endoorfecr
^ der Bergen voortgekomen , daar uit door de Goud \»de vloefmge en drift der Rievieren en Beeken af-Rievieren gcfchraapt ^.wcggevocrt j en binnen de oevers
voortge . nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_ .
bracht wordt.
308 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD,
II Afdee- rhoaSj in het Land der Baörianen de Oxus ; in j Egypten vcrfchaft, hebben vvy in Secund. Oe-
' di^. E^ptiac. Syntagmat. \2l\\ óitStoffcheid-
kimde der Egyptenaren getoont, waar heene wy den Leefer wyfen.
Dewijle dan datter ontallyke Rievieren van
gen
^et
af.
LING.
HetCo'i^
ka»
volkongt;‘‘’ll
terco r
de»-
gmdeSind (^Q^^^fragende aderen onder Qcn Rieviereoi Meir of Poel zijn , fo konnen die waarelijk,nbsp;volgens het goeddunken van fommigegefegtnbsp;wordennbsp;worden
vafte en naauwe wetten der natuure geklonken en dicht is, fo kan het tenJy dan doorflar-jé^’‘Z2;tfrÉ’ré’ögefmolten zijnde , deuitwerkingc in de wateren fclve voortgebracht te Idiemen hebben moft niet doen. Het gebeurtnbsp;wy fullen echter netter fpreeken en j echter temets , dat de Goudaderen dooreen
beeter met de faak overeenkomende , fowyjfeekere knagende en inetende vochtigheid ge-feggen dat het Gw/r/in de ingeborene aaderen; fmoken zijnde tot^c^^^//worden , endewa-
’ nbsp;nbsp;nbsp;' teren door defe befwangert zijnde krijgen dan
daar fo eenige kracht van ; ik meene echter niet datter een volkomene mengingevan hetnbsp;der Rievieren heen geleidt, en met der felver' Goud met het waater weefen kan, maar alleennbsp;faaden en wateren vermengt wordt; en de on-! een verwerde en dun geverwde , gelijk wy op
me
if
lijn plaats van natuurvanhetdrinkbaar G(7»(!/wydloopig ieeren fullen. Wat nwgejïeen-tensdragende wateren en pïaatfen aangaat,nbsp;daar over fullen wy elders anders Wysgcc-
ren.
§.II.
Van de Fonteinen en Wateren die met een aardachtige Klei befmetnbsp;zpn.
dervindinge leert dat inliet Prinfdom van Tirol, in Bohemen , Saxen , Hongaryen, en eindelijk in alle die landen in welke de Baarmoeder der Bergen met Goud befwangert is , dat ook daar ter plaatfe de Beeken affchraapfelnbsp;van GoudsddA de Gouddragende aderenafge-vefelt en met het fand vermengt zijnde vertoo-nen. Mariana Hiftorie-fchryver van Spanjennbsp;verhaalt, dat eertijds de inwoonders de Bergennbsp;breekende en fcheurende water in de felvenbsp;gooten, welk door het wajfchen Goud met fichnbsp;voerde. Het Goud dan uit de aderen af ge-\nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;So wanneer hette^tf/frdoorplaatfen die met,
fchraapt fit in het fandj maar in het fand word; een verfcheidene Klei van een aardfe weefen j het niet geteek; want het fand heeft geene ade-1 befmet zijn gaat , dan wordt het felve met die ]nbsp;ren y in welke de jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Goud hoedanigheid welke de klei felve in fich beeft j
wordt , foude konnen gehouden worden, ook ï gevetruwt. Dusdanige A/« nu wordt uit komt de rypende warmte tot daar toe niet. i Botaarde j Sand ^ Pleifter, Oker, Sandarak, 1nbsp;hMm°^dfnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^aders verbalen, dat de rievieren om-; Roodaarde , Aflche, Kalk, en andere fanden ’
inkomften Gefclfcliap tc Potofi gccn andere zijn dan die «it’/Goud ciie haar een Gouddragende rieviere verfchaft;nbsp;llm!un‘uit gaan fy daar mede te werk.
*m Rievier De Slaaven worden op feekere engefette tijden gefonden om Sand uit te graaven , dienbsp;liet uitgegraven fand op tafelen die een w^einignbsp;gebogen zijn van alle vuiligheid en onreinig-heid door een gedurige waflinge van opgegoten water fuiveren; en de overige aardfe ftoffenbsp;op defe wijfe door het opgieten van waater
tige en Bot aardige wateren worden ineen groot getal in Tofcanen gevonden , fy zijnnbsp;fwaar en ge en fints goed voor de gefondheid.nbsp;Als het water doorgaat door fand en favel vannbsp;harde Steenen, dat wordt voor het ennbsp;gefondfle van allen gehouden. Wateren dknbsp;met Bleifier geverruwt zijn worden ook vannbsp;gelijken dikwils in Tofcanen gevonden ; welke gelijk die feer goed zijn om het lichaam vannbsp;buiten mede te waflehen , echter meentmen
vaden van trcnt het Land Potofi in America fo Gouddra- \ en poejers der Mijnftoffige lichaamenfo haaft uL^haarnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Jaarlijkfc inkomften van ons ] fy met de vochtigheid gemengtworden. Kr§'
dit haar aangfinbsp;ftn is.
vuur gelét zijnde fmekenfy ; en naderhand liet gefmokene met haamers tot Plaatennbsp;Baande befigen fy fo tot haar onderhoud.nbsp;Maar de Nijl lKgt;e veel Göö^j-diedoordenbsp;Nyls betu' Watervallen van boven nedergeftort , aan
weggenomen zijnde , iohlyhhttaffchraap-fiat Jy fonder gevaar niet konnen gedronken fel van Goud dat fwaar der is over. Dat af-1 worden j om de ineetende kracht die fy by haarnbsp;fchraapfel in Smekkroefen gedaan en op het i hebben. De wateren die vol Oker, Sandarak
drinken , die defelve echter als een Bad gebruiken worden van veele fwakheden verloft. Doch dit foort van fteenen verfchik niet weinig na de plaatfcn in welke die vallen ; want
men
en diergelijke zijn , zijn feerfchadelijkomte
1/
-ocr page 375-V. B O E K , VAN DE EiGENSCHAPPEN ér WAATEREN. 309 Pleillerij» ?'*quot; rflt;WB '•'Ut. ^^ti^xe,eixix^overvloedszt^pleifterige watereti\\\zz ooV. door de hitte nbsp;nbsp;nbsp;f p g^be- gevonden ; gelijk in Italien by de Camerinen-[zijnde tot een len, by de ntvicxtCaUu ^ waarom die geene jquaam om vaatennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ die uk defelve drinken Ar^/^/im^v^rden Het water dan door du^^^^^ Te Bononien is het waaier van fommige j vloejende, wordt met een ƒ g plaatfennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, feer fchadeUjk , kere verflikkende kracht by fich hebbende, 1 aangedaan.^Defelve^ hr^v by de Switfers by Eugefta ; te Pureoli in ’ - V nbsp;nbsp;nbsp;Jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦'Onbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦ '^anipanien, en andere ontelbare plaatfen. § ÏII. Van lt;^^’Soute wateren en Fonteinen. Dewy Ie wy in het voorgaande Boek van de Southeid der Zee overvloedigiijk gewijfgeertnbsp;hebben , en in het volgende van de Islatmre fullen handelen, fal,ik re defer plaat- ___________________ _____________ , fe de Soute Fonteinen niet fo feer befchry ven jbula indenBanvan Baja , enteSucullariaby als wel alleen maar met de vinger aanroeren, i het Meir Averno , en dat welk in het Eiland gt;ts quot;«Hr ’’Bn ontbreeken foude , welk tot behoudemfte der; welke ook g nbsp;nbsp;nbsp;verbeeteren den dingenfofeernootfakelijkfoudezijn. Hierom heid uit py*” f falder by na geen foort van BaadengQg^se,n\buik week maake , -Aenr^enedoordc konnen worden, in welke niet iets Souts inge- j B'^brefkcn der Senuwnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;isgoed mengt zy; die wateren echter in welke hetyc;^-^ ®het eeneeft de gebreeken en de overhand Iteeft, die worden ook Soute ge- voor de bor ; g alsmen het in de ooren noemt; van welkeyow2«2i^f wel «i? ie ^^««^»/^i^churftbe^ nbsp;nbsp;nbsp;füifmgeentuitingeweg, fmte boeiender Bergen voortkoomeUj fommige ^ doedt neem uit de oevers der rievieren felve die metfouUg- \ met een nbsp;nbsp;nbsp;^wederhou- heidvoorftenzijn^ mdetewordenmt6conder-\doamp;di , nbsp;nbsp;nbsp;een afvegende kracht aardfe wateren felve d^ nbsp;nbsp;nbsp;fquot; | ^Maarvl dc Natuur cn ienfehap des ingefchapen fouitgheid der plaatfen hebben hee . nbsp;nbsp;nbsp;/-„Hef.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;v^v met voor(^cht od een geverruwt. En dc Fonteinen cnRievieren vm ! Salpeeters fullen wy met vooraacht op een Hongarije, Poriën, Tirol, Saxen, te Volaterra in ïtaUen , in iEmüien , Piceno, Tolcanen,nbsp;Vrankrijk, Spanjen, eindelijk in den ganlchennbsp;Aardboden op plaatfen hier en daar wor^-komende getuigen dat genoeglaam. Maar vannbsp;deefe fullen wy in het volgende fo God wilnbsp;ovcrvloediglijker handelen. §.IV. ?^^^Salpererige Fonteinen. fVat de Salpeter Is, en hoe veeldellèlfs Jbor-zijn, fie in het volgende Boek in het Hooft- Aluinig men vind afverwigs, paarfe, bleeke, lichtroo-de; op een andere plaats wafcbt een foort van fteen welke uitgegraven zijnde toteenfeecnbsp;v-aft Tleifier wordt, als in Cyprus na het ge-tuigeniffe van ‘Plinius; als de waters doornbsp;de aderen van defe fteen zijn doorgegaan , fonbsp;worden fy wit. In alle plaatfcn dan wordt J quot;, kekb^ Cl.Pilt t'ir. Het blijkt dan dat onder alle Aegemiddelde waterenj geen meerder noch talrijker zijn dannbsp;de Soute Fonteinen ; want geen water ik falnbsp;niet feggen een gemiddclt , of famengeftelt,nbsp;niaar ook felf geen fuiver noch enkel kandernbsp;aangewelen worden , welk niet iets Souts metnbsp;fich vermengt heeft; welk door de S meltkonftnbsp;fodanig beweefenis , dat daar over niet meernbsp;kan getwijffèlt worden. Wantgelijkcrwijshetnbsp;‘S'oK^feeker faad^ex natuure is , en de aardige .Hooftftaffe, d'ie nootfakelyk in de famenjtel-linge van alle gemengde d'mgen moet zftn j alfo |
ft uk van de Salpeter. Wy fullen alleen hier U'Aay de ter plaatfe die wateren aantrekken die metnbsp;Salpeter befet zftn ^ welk op dat wy na be- hjk geven.nbsp;liooren doen, wil ik eerft dat ghy weetet, datnbsp;het aardrijk opfommige plaatfen een feer overvloedige Salpeter voort brengt, als ^Egyptennbsp;by Memphis, heeden ten daage Cairoalwaarnbsp;het'quot;Land der Sabinen, welk heden ten dagen sd^tl^gnbsp;de Put van Petina genoemt wordt, de Catïli- w»ter *y».nbsp;fe wateren j feer vermaart door de Gedenk-fchriften der Oude Schryvers , jafelfvandcnbsp;tijd der Aborigines at, feer vol van Salpeternbsp;zyUj van welke meerder in het volgende Boekjnbsp;in het Hooftjiuk van de PDryvende Eylanden.nbsp;Dufdanige zijn fommige wateren in ^Emiliennbsp;omtrent Mardula, en in de Valleije van S. Marten omtrent de weg van Flaminien, en te Brac- Ifchin is. In Tofcanen het waater Borra en Volaterrana , in Duitfland zijnde befteSal-peeterige wateren by Straatsburg , inSwitfer-land by Zurich , in het Hertogdom van Wittenberg by het Bofeh Martiana , in Holfternnbsp;en ander ontelbaare plaatfen ; kracht vannbsp;welke aUcj gelijk die afvagenden is , alfo worden fy 00k van alle Artfen gehouden voor Alike die den buik week maaken enden afgangnbsp;bevorderen , ten fy dan dat fy door her mengen met andere wateren andere en verfchillen-|de werkingen doen : veoxttdtOverheerfching andere plaats handelen.§. V. Van ie Aluinige Waateren. So wanneer de nbsp;nbsp;nbsp;loopen door plaatfen die vol Aluin zijn , fo fullen fy door der-fel ver krachten befet zijn , nbsp;nbsp;nbsp;worden.Maardey^/»i» is zlsmctftrydige hoedanighe-denvootCicn , naLmelijkmiddelmatig warmej en ten hoogften iroö^e ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;daar en boven Qadiekrachtigfamentrekken : endickanmen kennen aa« de fmaak; want alfmen den Aluinnbsp;Qa 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;eerft |
310 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD, 11. Afdee-eerfl: proeft is hyfoetachtigenfijn , detong|zijn doorgaan , endoor óa af geknaagde fiuk-fteekende , en dan wordt fy allengskens bit- \dens van het fwavelige weefen felvc, en de geeterachtig en geweldig famentrekkende , aan [ften die in defelve zijn volkomelijk geverruwt, welke krachten ook wateren volkomelyklta innigft endoor een onfcheidelijkevereeni- Door eenSteenachtigoiSteenmakendSapj verft a ik hier feekere feer wel uirgewerkte en aendenbsp;gekookte vochtigheid uit een Steenachtige flof-Je voortgekomen ^ welke vochtigheid of fapnbsp;droog wordende in f een verandert wordt : denbsp;gemiddelde wateren nu die met dit Sap befet de verruwe des Swavels, de dampen en de gee-1 zijn worden Steenmakende genoemt, om dat daar meede gemengt zijnde deel krijgen. Het is voorwaar wonder dat ik nooit een .ÖÉ’f’^ge-fien hebbe die met Aluin befet was^ daar loo-ver of gras op de kanten wilde walTchen. Ennbsp;het welk ook Theofhraflus felve gemerktnbsp;heeft : de aluinige vochtigheden voeden ofnbsp;brengen geene planten voort, warelijk een feernbsp;klaar tseken van de krachtige droogheid ^ dienbsp;daar in de overhandhztïv, waarom die waterennbsp;om alle die fiektens die uit al te groote vochtigheid en koude ontftaan zijn te genefen, feernbsp;nut en dienftig zijn. Sodanig zijn de waterennbsp;omtrent Tol fa uit de Aluinige Bergen voortvloeiende ; fodanig zijn die Abulamhtt^nbsp;veld van den Tyber. Men gaat na de koude Kaf eelen van Hercules alwaar denTyber nbsp;nbsp;nbsp;Albula rookt van Swavelize waaieren. O En andere ontallijke , gelijk uit htx Regifler der Baaden blijkt. §. VI.Van de Swaaveligc en Lymige Wateren. vmteren^' De wateren konnen tc defer plaatfe drie-aangemerkt worden, fo dat fommigc zijn gcfwavelde , fommige Swaavelige en fom-mige van beidsfuivere ; gejwavelde noemennbsp;wy dewelke veel Svvavelige onmengelijke ftof-fe bevatten. Sxxis^ttSwavelige j welke metnbsp;veel Swavelige dampen en geelden vermengtnbsp;zijnde fo lang als fy heet zijn, befet of geverruwt zijn ; maar koud geworden en wederomnbsp;op het vuur gefet zijnde bevonden worden al ften, dewelke in de felve zijn , vervliegende, verloeren te hebben, fo dar fy noch reuk nochnbsp;fmaak , noch ietwes anders van deSwaavelnbsp;meerder overig hebben. Maar fo de waterennbsp;door de fwavelige lichaampjens te famen metnbsp;de dampen en geeften recht geverruwt en volkomelijk gemengt zijn , dan dragen fyeerftnbsp;waarelijk en cieentlijk den naam van Swavel-wateren en fy doen altijd het geene de Swavelnbsp;doen moet ; hetzy dan dat fy warm of koudtnbsp;zijn. Van de eerfte foort zijn de wateren van den Albula j die overvloed van Swavelige Kluitennbsp;hebben , en echter met defelve niet vermengtnbsp;worden , maar gelijk ik te vooren gefegtnbsp;hebbe , in welke de Aluin de overhandtnbsp;heeft. Van de tweede foort zijn alle d\t Swavelige wateren j welke koud geworden zijnde den Swaveligen aart afleggen. Van de derde foort zijn in Tofcanen de wateren van S. CafflanuSj en de wateren vannbsp;Caja dicht by V iterbo , want de wijle ly doornbsp;lange omweegen door Swavel-aderen die volnbsp;van fwavelige dampen cn uitwaaflemingen |
ginge vermengt worden. Wat de Lymige of vette wateren aangaat het is feeker door deondervindingedatallej{p.i,.nbsp;vette en Lymige vochtigheden alhoewel fynbsp;in den eerften haar geenftnts met het waternbsp;willen vermengen , dat fy echter na lang heidens verwonnen zijnde met de felve verwardelijk gemengt worden, gelijk 3\\e de Lymigenbsp;Fonteinen toonen ; want fy zijn gelijk Fallopius van fommige Fonteinen in netland vannbsp;Parma ver haalt) fo vol van Lymige dampen,nbsp;dat het water als men daar eenigfints maarnbsp;vuur in werpt aanftonts aan brand raakte en denbsp;vlamme kan door geen water , hoe veel mennbsp;daar ook opgiet, uitgebluft worden , maar welnbsp;en dat alleen door wind, of met lappen diemennbsp;daar op fmijt. Dusdanige Lymige IVat er en nunbsp;worden uit veele Lymige gèeften en dampen,nbsp;die in die onderaardfe plaatfen van een fieden-de Lym-ader gedurig opgedreeven worden.nbsp;Maar van de Natuur ffoorten en oorfprong desnbsp;Lyms fie in het volgende Boek in een byfon-derHooftftuk. §. VII. Van de waateren die een Steenachtig Steenmakend Sapnbsp;hebben. fy alles watmen daarin doet na verloop van tijd met een fleene korH bedekken j of wel tennbsp;eenemaal in fteen veranderen. Dit Sap nunbsp;wordt wel mee ft in de wateren der Baaden gevonden. Met fommige wordt het op een twee-derlei wyfe vermengt, te mets door een waarenbsp;en eigene •, te mets door een niet waare maarnbsp;verwerde menginge. Een voorbeeld van denbsp;eerfte wyfe geeven wy inccaFlant. Wantnbsp;fo van eenige plant Steenmakend water totnbsp;voedfelnz getrokken is, dan is het ook nootfa-kelijk dat hetfleenmakend Sap tegelyke nagetrokken wordt. Maar in dien het Sap niet metnbsp;'t water gemengt is geweeH ^ maarverwertis,nbsp;dan fal ook de plants het Sap mydende , nooit als fy het water na trekken tot fteen worden, maar alleen de fleel met eenfleenige korft be-kleeden. Alle welke dingen ik door ondervindingc in mijn *Tofcaanfe Reife geleert hebbe , opnbsp;welke ik dicht byRonchilion een Stad ondernbsp;het gebied van S'ionüt'ftamp;o warme Fonteinennbsp;gevonden hebbe, welker water door buifennbsp;geleidt wierd om de Moolen-raderen te doennbsp;drajen. In |
311
311 V.Boek , Van de krachten der Wateren. In^defe Waaterleidingea wieffchen Bie-\^ nbsp;nbsp;nbsp;§. VIII. VandeyiQtdWyge Waateren. wquot;’^' nbsp;nbsp;nbsp;waters nietfouden MetaUigelVaateren\!^ordiQngtnoQmz, de- Metaiiig» welke de eigenfchappen van Goud, Silver, Ko-per, Yfer, Tin enLoot vertoonen. Maar ofnbsp;niet fonder vewönderinge geficn dat alle ! de Met allen warelyk t.\\ie:\gtvM\%met de wa~nbsp;de Kruiden in fteen verandert waaren. En \teren vermengt kannen worden , daar ovensnbsp;als ik aan de Molenaars na de oorfaak hier van onder de Mynkundige Wysgeeren een grootnbsp;vraagde, gaven fv my tot antwoord , datdie , verfchil. De voornaamfte reden van die geenenbsp;wateren die kracht hadden, dat alle de kruiden. die het ontkennen is, eerft om dat fy haar omnbsp;die in de waterleidingen, ofin het water fel ve , haar fo onbreekbaare hardigheid nietvolko-uitgroeiden, fohaaft als fy uitgeroeit wierden, j melijk met de wateren en konnen voegen. fieen worden : maar al de Kruiden die buiten j Want fo ghy in een Beeker van Goud, i ve moft uitroejen; en als die uitgeroeit en op een andere plaats geworpen waren, heb tot ^ Beek j die gemeenelijk den naam van Sena | foo kan het te mets gebeuren , dat het een uraagt ontlaft wordt. Defe loopende Beek is| toeyloetvan hytende waterendaatby komen- '' nbsp;nbsp;nbsp;t' f- ü yj /dgt;t/y n rt ni/t A a rroofi-OM 4-a vol van een feekerefleen die met een feenma-kende geeft befwangert is, hier door wordt het rieviertje fo haaft als het daar mede vermengtnbsp;IS , ook aanftonts met een fteenmakende hoedanigheid aangedaan; want alles wat in her ge-feide water blijft, als hout, kruiden,, takken, ennbsp;meer andere dingen , worden wel geen fteen,nbsp;maar alleen maar met een fleenige korH, behoudens het weefen van het hout of de kruiden overtrokken: w'elk te kennen geeft dat hetnbsp;fteenmakende fap niet volkomelyk , maar alleennbsp;verwerdelijk met de wateren , gelijk wyge- fegt hebben vermengt wordt. Maar van defe wonderbaare fteenmakende \ kan worden vermengt. Fallopius ontkent dat ^en. ^ A Kill - --------------^--- ------------- ^ Haanevoet en diergelijke Krui- gt;1* fo weelderig darmen defelve alle Taaren, k,het Water op het vlakke veld uitgroeiden, wierden, als fy uitgeroeit wierden, nooit fteen.nbsp;J welke faak de oorfaak geen andere zijnnbsp;ö ^ datnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;h.Qzfieenige fap j of de ” «ïï, Jf^nmakende geeft mee dufdanige wateren op het innigst vermengt h , ewAe Kruiden hetnbsp;quot;^ater door defe geeft befet en daar vol vannbsp;zijnde tot haarnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;natrekken, fo moet het nootfakelijk gebeuren , dat de kruiden fo lange als fy door die vocht gevoedet worden, niet tot fteen worden konnen ; maar fo haaft als fynbsp;daar vanontfetzijn , en dan de vanhernbsp;Steenmakende faf in de kruiden ingetrokken,nbsp;3ls dan fijn eigen vry heid gelaten met allengs-hens te droogen door de inhebbende geneigt-heid van fijne natuurc indat waar uit fy eerftnbsp;Voortgekomen was , dat is, tot eenJieenig wee-fen vcrande'rt wordt ^ even fo als dat uit welknbsp;het fijnen oorfprong genomen heeft; welk eennbsp;openbaar teeken is vzneenvolkomenemengin-met het water. Maar de wateren vie\kenbsp;niet volkomelyk maar op een feekere verwerdenbsp;quot;^yfe met dusdanig een fieenmakend fap ofnbsp;geeft vermengt zijn , die worden fo veel haarnbsp;geheel weefen aangaat niet tot fteen ; maarnbsp;even als met een feekere fteenize haft overtrokken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ In Tofcanen by een Kafteel dat fijn naam van een Heuvel draagt is een fcer helder ennbsp;rX^.'èx. rieviertjen dat een weinig verder vannbsp;daar daar het zijn oorfprong heeft in een lopenhoedanigheid fal in het volgende in het Hooft-Fukvan de op fteen groejende dingen breedernbsp;offe gegeven worden om te Ipreeken, |
of Loot enz. koud water ja hondert Jaaren lang liet ftaan, ghy foud echter noch taal nochnbsp;teeken van eenige menginge verneemen. Maarwy houden hetmet het^ez-w/^i vandie geene die ja feggen ; en w^at het Goud aangaat , het is feeker dat het felve eenige fo nietnbsp;volkorriene ten minften verwerde mengingenbsp;met de vochtigheid maakt. Het blijkt uit denbsp;Jlarke wateren : in welke het Goud tot ttnnbsp;eencmaal ongevoelige veefeltjes gefmoltennbsp;wordt ; ook blijkt het 'm gefaalde tn geyfer-de wateren welke met de krachten van hetnbsp;ftaal en yfer befet worden, krachten die ge-w'eldig goed en dienftig zijn voor de verftop-pingen der ingewanden. Laat onsderhalvcnnbsp;gaan verklaaren hoe de waateren met de Me-tallen konnen gemengt worden. Ik fegge dat èevafeAIetallenQnnuêiOot of ha de fuiveringe des Vuurs tot haar volkomen- ^ °^Krennbsp;heid en reiniginge gebracht zijnde,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ja *4» ge- qualijk naaulijks eenige menginge met wateren, ten fy dan dat menfedaar toe bereidet toelaten:nbsp;want de Metalligegeeftendoorde bereidingenbsp;gemaakt zijnde , maaken fo eenigermaatennbsp;gemeenfehap met de wateren, gelijk de onder-vindinge in de geftaalde wateren leert. Tennbsp;tweeden , nademaal de Metallen in de onderaar dfè Aderenfo vaïi noch hard zijn, en haarnbsp;volkomene volmaaktheid niet hebben , alsnbsp;door welke fy noch veel vochts by haar zijnde en een w'eekheid als aardkluiten hebben; de de afgefonderde Gouddragendegee^en , tc gelijke met het afgegetene faagfel des Goudsnbsp;aanftonts als fy haar binnen de warme waateren begeven hebben , aan defelve njet eenenbsp;haare kracht door feekere menginge , hoedanig die eindelijk ook zy, meededeelen : en opnbsp;defe wijfe achre ik dat deBeeper-baden innbsp;Switferland , en fo daar noch ergens anderenbsp;gevonden worden , de kracht van het Goudnbsp;hebben. Terwijle infommigeplaarfen nbsp;nbsp;nbsp;ofhet%\. gevonden worden , kan met recht gevraagt''“menge. i worden , of het felve warehjk met de waateren 5? het felve om fijne groote taaiheid en hardigheid daar het mede voorfienis , metde wateren kan gemengt worden. Wy feggen , dat y^ddo koude wateren , of dewelke te mets in dc |
De onder-aardse wereld, iiafdee- deSilver-mijneti als Beekjensfaamenvloejen, [lijk gefegt is , fo veel haar nbsp;nbsp;nbsp;of beftaan LING. onbequaam tot menginge 2ijn ; fo echter de filverigegeeflen j of door de hette van he t on-deraardfe Vuur, of door de kracht van by ten-de wateren in de verodende wateren gefmol-ten met denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vermengt worden , fo twijffei ik ook niet dat de felve met een voorname kracht van het Silver geverruwt worden, en fulks leert ook genoeg en overvloedig hetnbsp;lilver tot kalk gemaakt en met de wateren vermengt. Maar van defe dingen breeder in hetnbsp;Hooftjitik van het Silver en dejfelfs verruw-fel. Al het geene van de Goud en Silvervoe-rende wateren gefegt is; moetraen ook op gelijke wyfe vnnéQ gekoferde j geyferde j getin-de en geloode wateren feggen. Welke wel, ge- |
aangaat met geene waateren , maar wel voor fo veel de kracht aangaat door de geeften innbsp;defelve in fijndeaan defelve bygefèten mede-gedeelt gemengt worden. Want de Loodha-den j die hier en daar in Duitfland en Lotte-ringen gevonden worden , worden fo niet vannbsp;het Lootgenoemt, om dat in defelve teeke-nen of blijken van ctn Loodig weefen gevon-den worden , maar om dat iy de kracht en ei-genfchap van Loot hebben ; en fo verre goednbsp;zijn om de Jïektensnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;geraaktheid noemt te verdrijven. Daar komt by dat hoe veel te fachter de MetaüemX]n, hoe fy lichter haarenbsp;kracht aan de waateren mede deelen. Ennbsp;dit zy fo genoeg van de mengingen der waateren. |
DAT IS,
volg welker natuur en eigenfehap datgebc-geerig zijtteweeten ^ moét onderfocht worden j hoe veel fy namelijk van het enkel water in gewicht, coleur, fmaak en eindelijk door hetnbsp;gevoel fchijnt te verfchillen. Welk weefen ofnbsp;beflanelijkheid in het gemeen door eennbsp;derleigiftef raait ; d^cene een Hooft-floffigejnbsp;waar door ieder ding door hoedanighedennbsp;werkt, door een warme, koude, drooge,voch-tige; de andere is een byfondere^ welke fommi-ge ook een hemelfche noemen, hoogerdannbsp;alle de krachten der HooftflofFen, dan alle denbsp;giffingen der finnen; als diefichnietdaninnbsp;wonderbare uitwerkingen fien laat ; welkenbsp;voorwaar fo die fich eenige foort der gemengde dingen vertoont, fekerlijk fy doet het voornamelijk in de gemiddelde wateren j gelijk naderhand falgetoont worden ; en fy flrekt fichnbsp;fo wyt uit darter ’k fal niet feggen geene Fontein van gemiddelt , maar felf van geen enkelnbsp;water voorkomt, welken niet eenige ftraal vannbsp;hemelfche gunfle befchijntenmeteen^fon-dere weldaad aandoedt. Welker navorfichingnbsp;echter fo veel te fwaarder is, hoe fwaarder mennbsp;tot de binnenjle geheimen der oorfaak kan toegang krijgen. Daar komt by feekere oneindige verfcheidentheidder mengfelen in de wateren uitflekende, in welke gelijk daar in de vermogen theden niet in eene trap beftaan gt;
de eene en andere Fontein niet de lelye krachtige uitwerkinge hebben , alfo verdubbelen ly
ook defwarigheden. nbsp;nbsp;nbsp;, ,
De ArtfeJ meeft altijJ met de hnmffe der eerfle hoedanigheden te vreede zijnde , het krgcbw®,nbsp;gebruik van haare Icere als door feekerenbsp;fen van warmte verdeelende, gaan voort vannbsp;de eerfle rot de tweede tot de derde , en hier
van daan tot de vierde, om te fien tot hoe groot
een
Gap. IV.
W Aarelijk daar is voor de GeneeskonB feer veel aangelegen datmenvandenbsp;gemiddelde wateren een net oordeelnbsp;uit w”tnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;; dewyle daar van de behoudeniffe
rtiiddclde
waateren
mengfel der fiekcn die defelve gebruiken afhangt. En alle de ge- hoé welveele , verfcheidene wyfenomdefel-ve te kennen hebben voorfchreven ; fo heeftnbsp;het ons echter goed gedacht , fommige‘Proe-ven in opficht van de andere nieuwe en in hetnbsp;werk geftelde re deefer plaatfe te geeven ;nbsp;om dat den Leefer in ditvan onsvoorgeno-mene fluk niets foude vinden , dat niet in alles op het naaukeurigfte verhandelt was.
Door het Maar nademaal de krachten en eigenfchap-dfwêden der Badwateren byfonderlijk in die gema-moeten de tigtheid, wclk de wateren felve met de meng-LTdlngen van de aardfe en Mijnftoffige kluiten ver-onderfociit ktecgen hebben, beflaan ; fo moet voor eerfl worden. Pq die dit werk falonderneemen , welternbsp;deegen bekent zijn feekere ‘zt^/é’in manierenbsp;van een Proef , nootfakelijkgevoegt meteennbsp;nette kenniffie der Mijnfloffen. Diemanierenbsp;van doen gefchiedt op een tvveedcriei wyfe.nbsp;De eerfle wordt ten eenemaal gedaan door behulp der finnen ; de tweede welk de Natuurkundige een bewijs van achteren noemen;nbsp;wordt afgenomen uit de hoedanigheid dernbsp;ovcrblijffelen welke deBuifen ofPypenovernbsp;of na laaten. Beide fullen wyfe met weinignbsp;woorden verklaaren.
^iMere In den menfchen is vandenatuure inge-een kragt om te kennen van die dingen die klaar en naakt te fien en te voelen zijn , doornbsp;welke fy niet alleen de oorfaak navorffehen,nbsp;maar ook naakt en klaarfchijnen te kennennbsp;dan wanneer de reeden met de finnen overeen komt; het weefen en de beftanelykheidnbsp;der wateren dan welker menginge en by ge
-ocr page 379- -ocr page 380-RDSE WEPvELD,
! die vol fand is, fet 'dan dit glas dat vol gemiddelt water is te famen met de aarde fot in de Son, of op een andere plaats daar ’t geheel nietnbsp;I Itolfig is, en doet dat by daag, de mond van hetnbsp;{glas open zijnde, by nacht of als de lucht koudnbsp;jis falder om het gebrek van warmte geenenbsp;fcheidinge gefchieden. Het water dan doornbsp;: defe kond uitgewaadèmd zijnde, fo droog hetnbsp;geene overbluft of in de Sonne, en uitnbsp;de faagfelen der verfcheidene M§nfoffeni\d\tnbsp;ghy het mengfel konnen af nemen, gelijk wy naderhand feggen fullen. Defe Proef heeft defenbsp;fwarigheid by fich, dat ook een lt;^001 gedeeltenbsp;‘nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j famen met het waater
j vervliegt j welk niet gefchied in de voorige 1 Proef.
Derde Smeltkonstige Proef.
’De mengfels der Wateren door Overha-linge te kennen.
Te defer plaatfe fal ik een Droef dellen die d^fekerfe en veiligde van allen is, waardoornbsp;niet alleen de deelrjens der byfondere Mijndoffen met de wateren vermengt, maar ooknbsp;de geeden en dampen die in defelve de overhand hebben warelijk op een fchoone wyfe j ennbsp;een nette balance des oordeels onderkent worden. Dus nu fultge te werk gaan.
II Afdee- en begroeit 2ijn , fo geloven fy dat ook de wa-teren fodanige zijn. Maar wareiijk tervvyle die menfchen niet weecen , of de wateren warelijk en volkomelijk , of alleen met een verwarde menginge der gefeide dingen befet worden fo fal alle het oordeel van defelve afhangen. Ik door defe dingen beweegt zijnde, heb-be voorgenomen om ce.nanderewy/e en manier e om het meng fel der wateren te onderkennen te befchry ven , welke indien iemandnbsp;volgt, fo fal hy een ommiiïelijk oordeel vannbsp;de mengelijke menginge der wateren vellen.nbsp;- .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;En dar doet en vervolgt men op een drie der ley
wyfe door kookinge^ nitdamf ingej en overhaa-linge ; welke wy met evenfo veele^Pmt^^?? fullen bewijfen.
Eerste Proef.
T)e menginge der Wateren door Kookinge te kennen.
Neem een Glafe vat, of ten minden een aarde , van binnen verglaaft ; kook in dit vatnbsp;een gemiddelt water van war foorthetooknbsp;fy fo lange rot dat het derdendeel daar vannbsp;verkookt is , laat het daar na drie daagen Jlil-Jiaan j tot dar het van alle fijne overblijvendenbsp;vuiligheden gefcheiden wordt, her fetfel alleennbsp;overhly vende. Maar wacht u dat ghy het vatnbsp;aan geene kanten roert ; want opdefewyfenbsp;fouden de overbly vende vuiligheden wederom vermengt worden ; waarom het waternbsp;door defe ^^/^r^/i^^ei^^vandegeftreekenew^i-wfeofma-llgjjgdgfi fal gejchetden worden : Neem eennbsp;d!ór êm groote Kiens-laf, die ge even als een averecht-Viod de jènbsp;nbsp;nbsp;nbsp;of Suikerbrood móet maaken,
watfrs tic ft^nt van defe fultge een ftukweegs in het • kennen, gekookte water in fteeken , en het overigenbsp;van de lap fultge ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nat gemaakt TX}ndamp;,
buiten het vat laaten hangen : hier door lal het gefchieden dat de buitenfte kant die natnbsp;gemaakt is en buiten het vat hangt het waternbsp;trekt na het andere uiterllevandekleenelapnbsp;welk wy in het water gefteeken hebben , en,nbsp;fo fal fich het water geheel en allengskensnbsp;van fel ven door de rrekkinge van de kiens-]nbsp;lap buiten hervat, \vamp;ifetfel-dS\s.trkoverbly-vende j ontladen : welk fetfel inde ftr aaiennbsp;der Sonne gefet zynde ^ fal aanftonts verfchei-dene mengfelsder ilfy/^6^®vertoonen , opnbsp;fo een wyfe als wy een weinig hier na verklaren fullen.
De Tweede Proef. menginge der Wateren door uitwaaffe-minge te kennen. Neem een glafe vat dat wyt van mond is,hoe-danig de Pisglafen gewoon zijn te zijn , welk-Miet een drykfel van meel en wit van een Ey,na de regelen van de kond ter degen bedreken zy,nbsp;fet dit omtrent de helft in een andere aarde pot |
Het Forneisje A klaar gemaakt hebbende, met het Tochtgat B en een derk vuur daar in,nbsp;fo fet in defïelfs holte een aarde pot C D E F,nbsp;half weegen vol SandTXynèi.e ; fet in dit Sandnbsp;ook omtrent halfweegen een ander warnetnbsp;een naauwen hals welk wy met de letterennbsp;GH getekent \xêSoen,vo\gemiddeld waternbsp;daar boven op een Helm I, met een f yf K voorden, fo vad metftrykfel en wintfel aan ’t vat G in |
in deHgelijmt, darter niet uitgaan kan. Steek aan de Pijp K van denleen andernbsp;glaafepij-pjetij fo konftig vaft gemaakt dat ooknbsp;daar niets kan uitwaaflemen. Laateindelijknbsp;^Mp'ypje LM , in het midden door eennbsp;Dat N vol koud water zijnde doorgaan ; beidenbsp;de gaaten O P , van het Vat N ter deegen^^-jloten zijnde, en danhebtgeallesveerdigomnbsp;de mengfels der wateren te onderfoekcn. Want het Vuur in het Forneis A aangeftc-^cn fal her Sand van her vat C D E F, welk on-niiddelijk op het vuur gefet wordt, warm ma-^Sfij welk warm gemaakt zijnde, falook het gemiddelde water welk in het vat G is , warm maaken^ waar door het water tot dampen verdunt z^nde j fo haaft als het in den Helm I falnbsp;ïogekomen zijn , door de koude verdikt innbsp;DO at erJal verandert worden; welk dewijl hetnbsp;cn dampen cngeeften met fich voert, fo konnennbsp;^ie door de Pijp K nederdalende, door de nieu-'ve ontmoetende koude , waar mede de Pijpnbsp;L M, om dat hy midden in koud water van hetnbsp;Dat X legd , eanve,èid,'m'tiotèx,nïetuïtwaaf-femen. Het vuur daarom moet gedurig op de-fe wyfc verbeetert worden , tot dat al het water verteerd is , en alfo der noch altijd ictwesnbsp;in het vat G overblijft , fo moet dat in de Sonnbsp;Kiir, „,S^droogdworden. Bist Set fel dan cnêit verdere overblijffelen gedroogt zijnde j fultge om de gemengdenbsp;der Mynfloffèn na te vorjjchen met de-2c»*' fibranderheid te werk gaan. Stel het Set-mfel op eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;yfereTlaató-icgloejendis. x.ijn, So dan by de wateren gemengd zijn geweeft Aflèhe, Pleifter, Kalk, Swavel, Sout, Salpeter,nbsp;Aluin, Koperroot en Geruis, fo fultge u onder-foek volgens de natuur en eigenfchap van iedernbsp;tn ’t by fonder aanftellen. Wantfoby de wateren vermengt zijnnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j MarmerQwldlei- fter ghy fuL fieo dat die op een gloejende Plaat niet verbrandt worden, maar na dat alle de an-dere dingen verbrandt zijn , fullen defelvenbsp;overblijven veel helderder en witter als te vo-^st ditonderfcheid echter, datallTernbsp;Pleifter by is , hetfelve aanftonrsfeerwitfalnbsp;Worden ; rnaar de Kalk en Marmor hebbennbsp;Wat meer tijds van noden eer fyhaare witheidnbsp;Vertoonen. So daarA'Zt^i^w/by is, diefal fichnbsp;aanftonts door fijne fterke en Hinkende reuknbsp;bekent maken. Maar fo Sout en Salpeter ^ dienbsp;fullen terwyle fy verbrandt, worden op de |
j gloejende Plaat vonken en glinfteren ; met dit I onderfcheid echter , dat het Sout met en denbsp;Salpeter fonder knappinge fal vonken. Sonbsp;daar Ceruis of Löotwit by is , die lal op denbsp;gloejende plaat hoog rood worden , en dat isnbsp;dan een feer klaar teeken datter lood by is;nbsp;want gelijk de Gfr^/ijofherlootwit gemaaktnbsp;wordt uitlood geweekt in afijn, alfo wordt dienbsp;op het vuur gebrandt wordende tot Menie. Sonbsp;daar eindelijk Aluin by is , dat fal gefmoltcnnbsp;zijnde ten eenemaal witte melkachtige teeke-! nen nalaten. Maar hoe fy moeten onderfogt worden 0/quot; daar Metallige lichamen in lt;ick\wQï\]{i, daarnbsp;toe wordt een andere wyfe ofmaniere ver-eifcht, gelijk als volgt. Vierde Proef. Hoe meu bevinden kan datter Metalligever-ruwfels in de gemiddelde wateren zpn. Vit Met allige forten konnen niet als uit de verdervinge van het fetfel of ftrykfel onderkent worden ; alfo dat ieder Metal, welk bynbsp;de wateren is , in fijn eigen uitwerp/elvtt3Lr\-dert wordt, waar uit naderhand geweeten wortnbsp;offer dit of dar Metal by fy ; enopdefcwyfenbsp;worden het Yfer, Silver, Goud, de Borax, hetnbsp;Koper en diergelijke bekent. Maar op dat allenbsp;die opgetelde in haar eigen uitwerplel verandert worden^ daar toe is feker behulpmiddel,nbsp;dat is , van bytende vochtigheid van noden,nbsp;hoedanige de bytende wateren der Smeltkon-ftenaars zijn, oneer fterke en fuure Afijn. Denbsp;wyfe of maniere hoemen daar mede handelennbsp;moet is gelijk als volgt. Giet en week het fetfel of ftrykfel van een Metaüig water in de genoemde , of innbsp;een water dat een bytende kracht heeft, en als offer Mctai-ghy het water befiendc , fult merken dattirnbsp;boven het fetfel of firykfel eenige roeit gt-zip.nbsp;groeit is , fijt dan verfeekert dat de gemiddelde wateren tin mengfelvznTferhyhaoitgt-hadt hebben ; maar fo ghy fiet datter Spaans-groen opgekomen is, dat fal een teeken zijnnbsp;datter kooper mede vermengt is; fictge eennbsp;Goud-roeft, dat fal een teken zijn datter Goudnbsp;in verborgen is, en fo van alle de andere. En door defe Konft fultge het nbsp;nbsp;nbsp;van ieder water met wat voor Metallcn het ook fy lichtelijk ondervinden. |
Het V. HOOFTSTUK.
Befchryvinge van een Waater-mdut j of Wddtêt'Toeegêri
E oudfte Konftenaar Johannes Tö/-1 als mogelijk is leeren , hoemenhctfelve ma-'denus van wien Cabaeus het heeft,' ken moet. Maar het gebruik daar van ftrekt heeft eertiids diergelijk een Werktnig \ alleen ten dien einde eii kan niet anders in hetnbsp;in de mengfels van Sourwater gebruikt. Maar 1 werk geftelt worden als in die waterp waarnbsp;dewyle datter nauliiks ien^and geweeft is die mede iets fouts vermengt is, alsookomdc
verftaan , fal ik te defer plaatfe, fo kort onderfoeken.
L Deel. nbsp;nbsp;nbsp;Rr %
maniere of wyfe van gebruik ten rechten nbsp;nbsp;nbsp;tn/waarheid der loete wateren te
heeft verftaan - Gl ït
X.
Maak
-ocr page 382-^l6 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD,
II. Afdee- I
of kloot, met een feerengen hals die echter Hm de Wa- niet langer als een fpan moet zijn; in het mU-ter-maac ^elfunt van wclkcts ghy een haakfultnbsp;TeitJorün. maken, waaraan ghy, als het de nood vereifchtnbsp;een gewicht kondt hangen ; en dan fultge hetnbsp;Werktuig hebben, fo als het wefen moet. Des-felfs Figuur is AB.
Verkies u een vazic'eïo helder onklaar als immer mogelijk is , en feer fuiver van alle
dey%/?/6 aldus beginnen.
Set de fieffcbeCh in het Bekken , fijn gewicht C voorfien^ en fy falfmken j vol-gens de tweede werkinge , tot aan de mond.
Welk gedaan zijnde fo werpt in het water van nbsp;nbsp;nbsp;ifcht-
het Bekken I een once van het weggelegde fout en als het gemengt is, fal het het water fwaar-der maaken _, waar door de flefch opgehevennbsp;zijnde, fo fal de felve een weinig opdryven^ by
Mzikctnglafe Fles , buikigalseen bol fultge de nbsp;nbsp;nbsp;ofvermeerderinge vati
befmettende vuiligheid van Soutof van Aarde, voorbeeld, tot in D, welke ftip ghy ter deegen
feek de Flefch in dit water , welk gefchicden fal , fo ghy het water daar altijd allengskensnbsp;in giet, tot dat hy onder het water ftaande, alleen maar de mond A niet overdekt wordt.
merken moet. Werpt voor de tweedemaal wederom een once fouts in her water van hetnbsp;Bekken; en de flefch fal hooger op dry ven, bynbsp;voorbeeld, rot in E , welke flip wederom gemerkt moet worden. Werp dan al wederomnbsp;noch een once fouts in het water van het bekken, de flefch fal opdryven tot in F, welke flipnbsp;van gelijken wederom moet gemerkt worden;nbsp;en op defe wyfe fultge by beurte al wederomnbsp;; andere oneen fouts in het water werpen , totnbsp;dat de flefch met fijnen geheelen hals bovennbsp;is, altijd meteen byfondere vlijt de flippen hodnbsp;verre de vlefch met fijn hals aan het waternbsp;raakt, by ieder flip het getal in ordrc aanfchry-vendc, en dan hebtge het Werktuig fo als hetnbsp;wefen moet j welkers mond eerfl ter deegennbsp;moet gefloten zijn, op darter geen water in-kome.
Gebruik van het Werktuig.
ID
Indien gebegeerig fijtteweeten , hoeveel Souts 2\\ffout water byfleh heeft ^ het fy dannbsp;dat hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;of Fontein water zy j foft eek ufles
Dit gedaan zijnde fow^’É'^ het ganfchew^zf^r dat in de flefeh is , fo net als immers mogelijknbsp;zy, en fo fwaar als het water weegt, fo veel ge-wiclits fult ghy aan den haak in de grond van
wicnts uit gay aan oen aaaic m oc giunu vau de flefch op de plaats C hangen. Dc hals ofnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gefeide water vvoeg. Wanthet
pijp NA na fultge door defe konft m fijne traj,-, nbsp;nbsp;nbsp;^en feeket en bepaalcl|ewigte van
tegelyke met fijn gewicht in het felve j en aan-flonts fal defltp daar het water den hals van de flefch raakt in de getallen de hoeveelheid too-nen van het mengfel Acs fouts welk in het water
pen verdeden.
3. Neem een Bekken ^ fo wijt als het moge lijk is, welk ghy , gelijk te vooren, met feer
eenig water gefegd wordt, dat moet verflaan worden van den geheelen hoop waters gefegt
/iW watS- fik vullen , de grond evenwel, quot;
foutwater door een ge lyk meng fel inaüedeelen gefchikt is. Want gelijk fich een twaalf-hon-derfte deel van hondert pond fouts heeft totnbsp;het water in het bekken ; alfo heeft fich hernbsp;fout van wat fwaarte het ook zy tot diergelijknbsp;een deel van water.
moeteen weinig diepet zijn , als de langte of nbsp;nbsp;nbsp;Want daar wordt onderftelt,, dat
daar aan is het geheele werk gelegen ; en laat bet by voorbeeld, loo ponden fwaar zijn ; ennbsp;nademaal een pond uit twaalf oneen beftaat,nbsp;fofal I oo vermeerdert met twaalf,twaalf-hon-dert oneen water geeven.
4. Dit ook fo toegemaakt zijnde, neem Sout
hoogte van de flefch CA ; dit WdïrÉ’r fult ghy eerft fo net als het mogelyk is weegen j want
G E V Hier uit fulree leeren
o L G.
eerfl, hoeveelteveel feer wel toebereidt, gedroogt en feeryf/lv ge flo- en hoe veel te weinig Soviis het gemiddeldenbsp;ten,foveelalsgetotdewxrkingedieaanflontsly2'a?lt;? water heeft. Ten tweeden fult ghynbsp;volgen fal van noden hebt. Leg van dit Soutj | hier uit weeten, aljfer honderd dufdanige ponweg de oneen by deelen eeven fo als van het wa- \ den waters gegeven worden j hoe veel fouts ghynbsp;ter dat een weinig te vooren^é’tc^ö^é’ö is , A-ii flaar uit fult konnen trekken. Ten derden,nbsp;is , weeg eerfl een pond Souts op een fchaal, j of het Zeewater fouter als het Fontein waternbsp;in de eene fchaal het water , in de andere het 1 is, of anders. Ten vierden , fultge hier uit we-Soutleggende, totdatfyevenwigtigzijn;weegi ten , dat war voorfoetewaterennbsp;daar na even fo een once water , met een once; darter zijn, hoe veel lichter het eene als het an-Souts, legA.-oaxmbyfonderwegio'^ccXconcen dere is ; want dat falzijn in welk denbsp;fouts j als ge inde werkinge fult meinen van flefch diepfl infinkt; endaty^fZfzr^^’?quot;in welknbsp;noode te hebben. Welke dingen geflelt zijnde de flefch hooger oprijft. Want hoe veel fwaar-
^ nbsp;nbsp;nbsp;V.BOEKjVAN de krachten wateren. 317 .^'’^vut nbsp;nbsp;nbsp;water is, hoe veel te hooger de flefcli het water in foort zijn fal, en fo veel te lichter, ^^^opdryven ; en hoe veel lichter het is , hoe j hoe veel te wcinigerdatter boven komen ; en te minder het de flefch fal beletten te fin-1 het lichfte van alle, wanneer niet een bollekennbsp;jj'W * hen. Want de Jwaarheid V2ivi drmkbare\hoYtn komt. Maar dusdanig een Proef heeftnbsp;hangt af van de hoeveelheid des fouts | fijne fwarigheden; waarom wy \\tx.voorgaandenbsp;Hi liocfc tiaar mede vermengt is, welk hoewel dat onfenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en bequamer en minder misdagen W nbsp;nbsp;nbsp;L-J_ 1-1- 1-__________________• 1- nbsp;nbsp;nbsp;-1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1- .1-_LI 3o [«To *' bedriegt, dcwyle die geen vermenginge ^°ut verneemt, fo kan fy echter ons Werk-tuig niet bedriegen. Een ander Watermetend «^Waterweegend IVerktuig. Maak een Glaafe of.öaijfodanig als hier nevens fier en laar die getekentzijnnbsp;woor abc. Laatnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Buiso^en7.\]ti in A, welkers Hals A B in vecledeelen verdeelt zy. Innbsp;defeBuis of Pijp fultge^/i^-flvergxcicn, tot dat ge fietnbsp;dat de Kloot B onder water finkt. Maar indien hetnbsp;^ikfilver door fijne fwaar-te de ganfche Waterweegernbsp;na de grond drukte , dannbsp;moetge daar altijd weinignbsp;Quikfilver ingieten, tot datnbsp;het ganfche Kloot jen of Bollet jen C dar aan degrootenbsp;vall is vol wordt,en dat fult-gc fo lange doen, tot dat denbsp;ganfche Kloot onderwaternbsp;finkt tor DE toe,en dan fult-ge een Water-weeger hebben die kant en veerdigisnbsp;om het water te weegen ennbsp;te beproeven. Doch de proefnbsp;hier van moetge eerft nce-men in water dat feer lichtnbsp;is , want de Water-weegernbsp;in water dat een weinig fijn-der of dunder is gelegt zijnde,fal ook fo veel te meerdernbsp;finken, en fo veel dieper, alsnbsp;het water fijnder of dundernbsp;is,cn te gelijke in fijn hals de verfchillenthedennbsp;van de Jwaarheid en lichtheid toonen. Hetnbsp;^ik-filver dient nergens anders toe, dan omnbsp;het Werktuig altijd evenwichtig in het waternbsp;tc houden. Proef. Raphael Magiottus een byfonder vermaart Wiskonflenaar in fijn boekjen de Renif.Amiar. '8' 'per Compref heeft om de fwaarheid en lichtheid des Waters uit te vinden , dusdanig iets bedacht. Men maakt van Kooper-draadetnnbsp;rond of langwerpig Inftrument als eenBy-korf, of liever als een viflèrs Net, gelijk in denbsp;tegenwoordige Figuur blijkt. Binnen defenbsp;l^orf of dit Net fleltmen \zdeglaafebollekensnbsp;^ie onder een gat hebben, welkers groote na denbsp;k^yffer-kundige evenmatigheid moet zijn.nbsp;^egt dan dit ïo toegeftelde Net of defe Korfnbsp;^et zijne bolle hens in wateren die van verfchei-denefwaarheid zijn, en hoeveelmeer bolfekensnbsp;dat ter na boven dry ven j hoe veel te/waar der |
onderworpen te zijn bevonden hebben. Andere fmy ten een Ey in de wateren, en als het water fwaar is , fo dryft het, maar alsnbsp;het licht is, fo finkt het. Maar ook dat bepaaltnbsp;het nette onderfcheid der wateren nier. De Doorluchtigfle Groot-Hertog van Tof- andere canen Ferdinand óitTvjttètC , heeft my eennbsp;andere manier getoont om de goetheid en Hertog x-a»nbsp;quaadheid der wateren te beproeven en dienbsp;is defe : hynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;allerlei fagvanwaterdxdX^ ' bequaam om te drinken was, Fontein, Rievier, Put, Meir en diergelijke wateren, in glaje Beer yéÉTJ'op ordre nevens den anderen geftelt ; ennbsp;dan noch bewaarde hy in eenfeekere glafenbsp;flefch eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dat hy inde beekers goot die op een rei nevens den anderen Honden, en in de v;2iX.cte:nvaneenJlechtegeJleltheidïzch.-men het water bruin worden , ja fwart in denbsp;alderfleehtfte , maar die vochtigheid maaktenbsp;ganfeh geen veranderinge in het water dat feernbsp;fuiver was : waar uit aanftonts de oorfaak vannbsp;dus fchielijk een onjleltenijfe of veranderingenbsp;konde afgenomen worden. Want dewyle innbsp;water dat feer is nauwelijks eenig Mineraal mengfelis, fovondt de vocht niet waarnbsp;op fy werken konde ; maar in de andere dienbsp;met het genaemde mengfel der Minerale ftof-fen befetwaaren , gelijk de in gegotene vochtnbsp;hoe die ook geweeft fy , op het met hem ge-voegt zijnde mengfel werkte, alfo veroorfaak-te fy ook in de wateren een nootfakelijkenbsp;veranderinge. Maar wat voor eendit ««geheimnbsp;geweeft zy, fal in de volgende Boeken gefegt smeitkónnbsp;worden, in het Hooft (luk van de * nederdryvin- ftige neder.nbsp;ge der vachten tot o{onder andere j welke ne-dergedreven zijnde de wateren ,dan in een tatiGS''quot;**nbsp;melkige, dan in.een roode danin een blaauwe,nbsp;groene, purpure, en andere verwen verandertnbsp;worden, alwaar den Leefer eenige wonderlijkenbsp;geheimeniflen fal vinden. Rr 3 nbsp;nbsp;nbsp;Hex |
II. Afdee-linge.
Van de\\\ttten\j2iXmtQ Baden, dejfelfs oorfaak, en hoe defelvemetfoeen yerfcheide verwinge 'Van MijnftofFen^fwew^t leorden.
Cap.vL \ Lfowy in het voorgaande Boek van het Z-\ onderaardfe Vmr dit ftuk wydlopignbsp;fcfeid^Z' -^verhandelt hebben ; fo blijft re defernbsp;¦uerfchillent- plaatfe niets overig als dat wy de wyfe en ma-heden van njgj-g tooncn, hoe de wateren der Baden warm
¦aarmte der nbsp;nbsp;nbsp;..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, i rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r-, ¦
warme wM-cn hoe dic met jo WÉ’/cnlogroote wryrm-teren. nbsp;nbsp;nbsp;krachten befet of aangedaan worden.
Het blijkt door de ondervindinge, datfommi-ge Baden koude zijn, fommige laauwe j fom-raige wel heete j maar fo’,evenwel dat de hitte te verdragen is . maar fommigenbsp;en broejende , dat fy de lichamen van de heeften diemen daar inwerpt aanftonts onthairen,nbsp;ontvellen, ontbeenen,verteeren. Na de oorfaaknbsp;hier van wordt gevraagt. Ik fegge dan kortelijk , dat alle defe van denftant ot gelegentheid
der Vuurholen afhangen. Want fo onder een pot met water, of onder Waterhoolen, onmid-delijk een Vuurbol is , ik fegge dat hetnbsp;om de naby heid van her heete Vuur feer heetnbsp;fal worden ; en fo veel te verder als het Vuurnbsp;van het Waterhol fal zijn , dat de hitte fo veelnbsp;te meerder fal afnemen , tot dat het fo verrenbsp;weg raakt, dat het van alle hitte ontfet zijndenbsp;wederom fijne naturelijke koude krygt. Ennbsp;hetblijkt uit het geene men in de Keukens fier:nbsp;want hoe dichter dat de potten by het vuur zijnnbsp;hoe fy heeter worden ; en fo veel kouder alsnbsp;fy verder van het vuur afftaan. Meat hoe datnbsp;ht de onderaardfe huishoudingegefchiedt hebnbsp;ik voorgenomen door de hier neTens ftaandenbsp;Figuur te toonen.
. .....
- -
Ti/.S M
cThemue
ff )
' IHl. i'
V erbeeld u een onderaardfe plaats^ in welke een Vuurbol is A, welk door fijne Vuurvoe-rende Pypen of Schoorfteenen fich aan allen lijden taksgewïjfe uitftrekt,als daar zijn L R S,nbsp;DGH , enz. So dan feeker waterhol ofpotjnbsp;by voorbeeld B, onmiddel§k boven op het Jel-vegeflelt zy^ het is feeker dat door de fo heetenbsp;dampen des vuurs , dewelke gedurig uit hernbsp;Vuurbol A door de Pijp A B uitdampen , denbsp;wateren die in de kom A zijn, feer heet fullennbsp;worden , gelijk als in denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Viterbo gefchiedt , en als de genoemde dampen door de Vuurvoerende pyp LRS haar in het vuurbol V inlaten, dat ook het toeneemen der hittenbsp;in het Badwaters minder fal worden , en nochnbsp;minder in W, en op het alderminft in X, en denbsp;daar dicht by leggende Baden, tot dat fy fonbsp;verre van A afgelegen zijnde, eindelijk allenbsp;wermteafgelegt hebbende, koud worden. Hernbsp;felve moetmen van de vuurvoerende Typnbsp;DGA feggen , door welke de vuurige geeftennbsp;doorgaande , haar jn de waterkommen E en Fnbsp;ontlaften , die haare wateren uitgeeven in denbsp;Fonteinen Z en Y. Het beurt evenwel te metsnbsp;dat feker Vuurhol een waterleidende Pijp ont-moet , gelijk als in bet vuurbol O tenen is,nbsp;welk de pyp A, door fijne vuurige damp treffende , het water feer heet maakt , waar doornbsp;her water in de Baden B ontlaft zijnde, vannbsp;gelijken feer heet fal zijn. TtcoMAtRomeynennbsp;dit exempel der natuure navolgende, maakten |
^Jy de wateren tot het gebruik der Baden door vuurïïjdende pypen of buifen warm. En defenbsp;dingen kanmen ook feer wel en aardig fien in alle Konftvuuren. Laat A een Fonteis zijn daar vuur ingefookt is , dat fal zijn vuurige dampen door de Kawr- lydende pypen BCD tot de vaten E F G H, heenen fenden, die door een feer groote hittenbsp;brandende de vaten EFHGI fullen aantrefiènnbsp;vatten, namelijk die in die pypen vaft en volnbsp;water zijn. De ondervindinge leert, dat denbsp;wateren van de gefeide vaten aanftondsalsfynbsp;tot de holtens derfelver gekomen zijn door dc dam- |
V.Boek , Van DE Kra ^•Vl. dampige geefteii van het brandende Vuur ’’^a.rm worden , en welfoveel te/^É’É’^^r , hoenbsp;veel te dichter fy by de Forneifen fullen2ijn.nbsp;pp defe wyfe fullen de wateren van H en Gnbsp;heeter 2ijn als van H en I, en die van E heeternbsp;dan alle de andere. Alle welke dingen my denbsp;ondervindinge in de Smeltkonfiige Forneifennbsp;geleert heeft , van welke wy \x\\itx.fevende |
CHTEN der WAATEREN. 319 Boek met voordacht fullen handelen. Dat hetnbsp;felve binnen de aarde gebeurd is uit de vorigenbsp;Proef gebleken ; fo dat het daarom geen wonder fy , dat ïotmngc Baden byna koud, fom-mige laauwe , fommige feer heet gevondennbsp;worden, de reeden van welke faak blijkt uitnbsp;het geenegefegtis. |
Uit het gefeide blijkt ook , waarom in fom-naige wateren Fonteinen gevonden worden, Waar van de eene feer koud,de andere feer heetnbsp;is; want de Pijp of Buis van het water dat kouder is , is verder van het vuur af als de anderenbsp;die heeter is. Daar komtbydatde Vuurpijpnbsp;te mets door een ander koud watergaal, ennbsp;fijne warmte quijt rakende, naderhand koudenbsp;Wateren uitgeeft. Laat daar tvóeeFonteinenTXgaFtxi^, laat A een warme , B een koude zijn, gdijkmynbsp;fieugt dat ik op den Akker van Viterbo gefiennbsp;fiebbe , niGV verder z\s twee palmen van dennbsp;anderen fiaande ; wantnademaal het vuur Snbsp;onmiddelijk onder de Fijp of Buts L legt , fonbsp;is het geen wonder , dat die heet wordt en is; |
en dat het water in B dewyle het verder van het Vuurbol P af legt de warmte allengskensnbsp;verminderende koud wordt. Voornamelijknbsp;fo óitFypN door de koude wateren van hetnbsp;Water-holX doorgegaan is; want op defe wijfenbsp;fal het fich in de Fontein B wel ter deegen ennbsp;gevoelijk koud 2ijnde ontlaflen. Dat kan ooknbsp;gebeuren , dat uit fekere -^tiA^Qverborgenenbsp;water-plaats TL het koude water fich in B ont-laft j fonder bykomfte van eenig verder afgelegene vuur. Te defer plaatfe kan ik niet voorby gaan, Gefchi'ede-die faken, dewelke my, terwijle ik defe dingen fchryve verhaalt worden. In het Jaar 16óo. in ie/^^Aard-de maand van Junius , in welke een grootenbsp;Aardbevinge al ’t land dat fich van de Stad Bordeaux tor Narboneuitftrekt , geweidelijk aan-getaft heeft. Digt by Bigornium was een groote en feer hooge , die men fegt dat doornbsp;de kracht van de woedende natuure , fodanignbsp;ingeflokt is, dat’er van defelve , behalven eennbsp;groote Poel, welke hy nagelaten heeft, nochnbsp;taal noch teeken meer te vinden was ; fy voegen daar noch by, dat dat geweft omtrent denbsp;Pyraeneife Bergen , geweldig vol van feer vee-le Baden geweeftwas ; in eene van welkenanbsp;de verwoeftinge des Bergs , de wateren dienbsp;eerB feer heet waar en, fo groot een koude gevat of aangenomen hebben j dat niemand de-felve om haare koudheid meerder gebruikennbsp;kan. Waar van die veranderinge dernbsp;heete wateren in fo kil-koudeontftont , dat is’t daar na gevraagt wordt ? Ikfegge, dat de Vuurvoerende F§p des Bergs door de valnbsp;flopt 2iinde , een andere Pyp geopent heeft,nbsp;die koude wateren voerde ; offodatfonietennbsp;is , dat de wateren van alle warmte die haarnbsp;door de Vuur-pijp toegedient wierdc ontjet 2ijn- |
1
-ocr page 386-DE ONDER-AARDSE WERELD,
320
ilafdee- zijnde , eindelijk tot haare naturelijke of aan-geborene koudegekeetczijn.
Proef.
Vertoonende de menginge der Wateren.
De menginge der wateren is of enkel , of faamgefer. Een menginge is , wanneernbsp;het maar flechts met een der MijnftofFcn vermengt wordt; t^nfaamgefettejyN'3Ximttmsxnbsp;meerder; die mengingen nu gefchieden op de-fe volgende wy fe.
mthati- Uit de dingen die te vooren gefegt zijn blijkt dat het aardrok vol van ontelbare foorten vannbsp;haare foor. Mijnfioffen iSj fo dat nooit in alle plaatfen eenenbsp;defelve famenkoppelinge der dingen gevon-fen. den word , maar na de verfcheidentheiddernbsp;verJchiUende aderen een ganfch veelderleye ennbsp;ontelbare , uitgefondert echter denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en
het SoutjèXQ nooit van eenige waterenj in lom-mige meerder in fommige minder af Maar hoe in de onder aardje Baar-moeder desnbsp;aardrijks dufdanige mengingen worden j fal iknbsp;door een Landmeetkundig voorbeeld toonen.nbsp;Verbeeld u derhalven een groot geweïi vannbsp;een onderaards LandfchaJ j door de leidingennbsp;der watervoerendeJypen in verfcheidene takken verdeelt j binnen welke het doorlopendenbsp;waater , door verfcheidene affchraapfels ennbsp;htokkamp;nvdL.nverfcheidene Mïfnflojfen te gelijke met der iedstr krachtengeverruwt wordt:nbsp;het is feeker dat daar door een groote famen-loop van verfcheidene faken tnmengbare^oi-fen ontftaat, welk daar na tot een Fonteinenbsp;uitbreekende defelve krachten heeft, als denbsp;foorten van Mijnftoffên hebben met welkenbsp;het water vermengt was. Maar Iaat ons denbsp;faak door een voorbeeld toonen.
veRoSe Laat A feekere IFaterwel vfeekn , welke Mij’nftoffr alls fijden door de verfcheidene weegennbsp;•virruw des aardrijks , tot verfcheidene Fonteinennbsp;gimdewA- BCDEFGuitbreekt; e:tih.2.x.\\Qiwater door-ter met die gaan door de weg oiFyp AB vol van een Sa-velige en Sandige ftoffe , of feer harde kei-heeft. Beenen. Ik fegge dat de onxamp;RnQFonteinBnbsp;foet water fal verfchajfen j terwyledePijpnbsp;geen andere ftoffè , dewelke het water mexnbsp;een feekere uitftekende Mijnftoffige kracht,nbsp;behalven de gefeide verwen kan , bevat. Ennbsp;laat het waater uit A door de F^p A C die volnbsp;Sout is doorgaan , ik fegge dat denbsp;Sout fal zijn, fodanig namelijk , hoedanig denbsp;- foute ader is , door welke het doorgaat. Wederom laat het uit A uitgaan door de F^p A D,nbsp;ik fegge dat de Fontein D Salpeterig fal wefen,nbsp;ofmet^a^e^ergeverruwt worden, te weetennbsp;het fal die kracht hebben als de Pijp heeftnbsp;door welke het doorgaat, die vol Salpeter was.
En op defelve wy fe, fo door A E een Aluinige en door A F Qen Koperrodige ^ en door AG,nbsp;een Tferige ^ en door A H een Swavelige falnbsp;doorgaan, dat de Fonteinen EF G van gelijkenbsp;met die kracht die de Pypen hebben, door welke fy doorgaan, nootfakelijkmoetmenaangedaan worden.
Ghyfietdan , waar uit de enkele menginge der gemiddelde wateren fijnen oorfprong heeft,nbsp;namelijk uit de enkele ader van feekere Mijn-flofïè die met geen andere vermengt is. Daarnbsp;uit blijkt ook, waarom te mets in eene feekerenbsp;plaatje j gemiddelde wateren van verfcheidene krachten j die in verfcheidene Fonteinennbsp;zijn voorkomen j gelijk my heugt dat ik voor-defen te Arba j een Stad in her gebied van denbsp;Keurvorft van Ments, gefien hebbey^j Fonteinen namelijk die feer verfcheidene krachtennbsp;hadden ^ en niet verder als viertreedenv^Mnbsp;den anderen af^aandeUj de oor faak is, om dat
na-
^'^deldf gt;erennbsp;rif/» veel. ï“‘^gt;gt;tbaar. quot;.V» Ë'hten namelijk het water terwijl het door verfchei-denePypen, die vol vanverfchillende foorten van MijnftofTen zijn , doorgaat metdefelvenbsp;gevetruwt zijnde , in verfcheidene Fonteinennbsp;lodanig een kracht vertoont, hoedanig een denbsp;PÜp of mijne heeft , door welke het doorgaat. De wyfe of maniere dan van enkele mengin-ge hebt ghy gefien, laat ons nu tot de faamge-ftelde toe treeden. En eerft wel wil ik dat ghy Weet, dat de onder aar dfe wateren niet alleennbsp;haaren weg door een watervoerende Typ nee-^en j maar niet anders als in het buitenfte oppervlak des Aardrijks, feekere voorname Rie-vier uit verfcheidene beeken gemaakt defelvenbsp;ook aifo tot verfcheidene beeken van waterennbsp;taks gewijfe verdeelt, verjpreidt wordt, welige takken , gelijk die door verfcheidene foorten van verfcheidene Mynfioffen^ door welkenbsp;fy doorgaan, geverruwt worden, alfo wordennbsp;fy ook door defelve , als fy tor eene feekerenbsp;Fonteinefamenlopen,ook door een veelerleienbsp;bevruchtinge van verfcheide krachten vervult. Op defc wyfe, op dat ik de faak door eennbsp;Voorbeeld doe fien , wordt het water uit Anbsp;door de TypH een/ze;^‘yr’//^É’doorgaande af- |
gevoert tot K en I, daar van daan door een pijp die een foute Ader heeft , daar van daan doornbsp;een falpeterige : waar door de fwavelïge ftof-fe van de Typ gemengt met de Typen K en Inbsp;foute namelijk en falpererige , een fwavelignbsp;fout falpeterignbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fal maken. Wederom di^Typ K afgeleidt tot L en M, daarvandaan een kop errootachtige, hier van daan een alui-nige ader ontmoetende, door de famenvloejin-ge der voorgaande wateren geverruwt zijnde,nbsp;fal ook dufdanige wateren voortbrengen in denbsp;Fonteinen LenMj tw'^amp;'myieenjwavelig-fout-aluinig water jQï\ in L een fwavelig-fout-ko^errodig. Wederom de onderaardfe beekenbsp;L afgeleidt tot in L hier van daan een goud-voerende Ader in O, daar van daan een yferigcnbsp;in P ontmoetende, fal in de Fontein P een fwa-velig-fout-koferrodig-yferig ^ in de Fontein Onbsp;een fwavelig-Jout- koperrodig-goud mengfelnbsp;voortbrengen. En het geene van defegefegtnbsp;wordt, moet ook van de overige Beeken KMNnbsp;en HIZ, ST verdaan worden , tot datfe allenbsp;in R famengelopen zijnde , uitalledeMijn-ftoffen door welke fy doorgaan de Fontein R,nbsp;faamgefteld uit alle foorten en krachten vannbsp;Mijnfloffèn maken. |
i'j'.
En het felfde het geene de natuur doedt fult-jf ^e ook door konft doen , fb ge de wateren uit ^nbsp;eeker Fontein door verfcheidene pypen , totnbsp;een Fonteine afleidet. Want fo gy iedet pypnbsp;met verfcheidene Mijnftoffen, fout^ falpeterjnbsp;aluin j lym , koperrood ^ enz. 't’^Z/jfofullennbsp;de wateren door defe pypen verfpreit ennbsp;met de MijnftofTen vermengt zijnde , eindelijk ttn Fontein maken die vol van alle de genoemde foorten ü. Sodatfelf hier uit de konftnbsp;fchranderheid der Natuur in het makennbsp;'^an de mengingen der wateren als met oogennbsp;fien is.
Hier uit blijkt ook. de reede der Colcurmj Oewiteren
waar mede verfcheidene wateren befet nbsp;nbsp;nbsp;*
aangedaan worden ; want het water fal foda-I«»vr«(/e nig een coleur aannemen , 2dÞMyn-kluit^y^^^oornbsp;is door welke het doorgaat; is fy geel fal fynbsp;eengeekj is fy rood een roode^ fwart eenjwar-tOj blaauw een blauwe j groen een groene ^ eindelijk wit een witte verruwe verfchaffèn, maarnbsp;in de faamgeftelde een verfcheiden verruwige.
Maar laat dit genoeg zijn van de mengsels der wateren.
'Hl
I. Deel.
III. Af-
SlZ nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD,
ïl. Aedee^
LING.
III. AEDEELING. VERHANDELINGE
Van dtgemiddelde Waaieren, en derfclver wonderbare krachten en eigenfchap^en in het bylbnder, dewelke bewelèn worden alle uit de onderaardlènbsp;haaren oorfprong te hebben.
HET I. HOOFTSTUK.
Fan de voornaamfte Baaden, of gemiddelde waateren, laelke fo nu en dan in het
oppervlak Aardrijks 'Voorkomen.
rijk, Duitfland, Hungarijen, Polen, Illyricumj Griekenland met de byleggende Eilanden, Si-cilien, Engeland, Schotland, Yrland, alle welke landen dat die over alnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Baaden zijn,
fal uit ’t volgende blijken. In Bortugaal acht, in Spanjen veertien, in Vy'ankrijk vyf en veertig, in ‘Du'ttJlandhonóiQxxQntvt'inüg, in Ita-lien fes en X2ic\\x\lt;g,óriHungarjen en de nabuuri-ge plaatfen nege,in Tolen by de Carpathus feernbsp;veele, in lUyr 'tcum feftien , in Griekenland ennbsp;de byleggende Eilanden twee en twintig; welke alle door verborgene doorgangen der aardenbsp;met malkanderen gemeenfchap hebben , ennbsp;door een en het felve vuur in verfcheidenenbsp;vuurholen verfpreid befielt en onderhoudennbsp;worden, niet anders als in het menfcheljke lig-haam^de. fielijke warmte alle dingen door verfcheidene pijpen en takkigeweegen der aderen befielt beftuurt, en tot de werkinge van denbsp;natuure beoogt aanfet.
En op dat ik van de Baaden van Tortugaal beginne, fo weetedeLeefer.datbyna^z^^^i?nbsp;Eilanden van de Atlantife J^e , als daar zijnnbsp;Canarien , Madera , de Azores,vannbsp;Baaden zijn gelijkerwijs de Jaarboeken vannbsp;ons gefelfchap overvloedig getuigen, en dar isnbsp;geen wonder, terwyle fy feer grooten overvloed van fwaveffout, falpeter,aluin, lijm hebben, en onder haar groote vuurholenvoeden,nbsp;door welke fy gedurig gaande gemaakt of beweegt worden. Maar van defe is breeder in hetnbsp;voorgaande,als ook in ons Itinerar. Submarin.
gehandelt. Ondtx zwdt.xt wonder en vanT or-tugaalj is in fonderheit die verwonderlijke
Boeloxp dQ KruinvdOidtn Berg Erimnius^ die
na her getuigenis van YOidex Antonias f'afcon-cellos een Godgeleerde van ons gefelfchap in fijne Befchryvinge van Bortugaal j van dienbsp;natuure is dat als de Oceaan oploopt en ont-ftclt is , hy ook van gelijken ontjielt zijnde opfwelt , warelijk een baarblykelijk tee-ken van een verborgene gemeenfchap metnbsp;den Oceaan door watervoerende Pijpen ofnbsp;Buifen.
«
Van
Cap. I. TT^Ewyle de verfcheidenhe'td^txaardfe i ^Kluiten en Mijnftoffige lichamen nietnbsp;^ quot;^beeter dan door de vetfcheidenheid dernbsp;gemiddelde wateren'^tlks. de natuure der dingen over al voortbrengt gekent wordt; fo hebnbsp;ik het warelijk voor my de pijne waardig geacht, om te defer plaatfe een regifter van alleennbsp;maar de voornaamfte en meeftberoemfte Baden , ontelbare andere die totmyne kennifteinbsp;niet ^ijn gekomen voorby gaande daar by telnbsp;voegen. Want daar uit fal ooghenelijk dat gene blyken, welk wy in het uoorige fo wijtlopignbsp;getoont hebben. Eerft, datter in hetnbsp;feker altijd duurende onderaards vuur, welk fonbsp;Vamp;tlenioontébztt Baden door fijne warmtenbsp;befet domineert. Ten tweede, datterookö^-telbare onderaardfe waterkuilen zijn-, welkenbsp;door het Vuur haar onaffcheidelijke metgefelnbsp;warm-gemaakt zijnde , over al door het lichaam des aardrijks met ontelbare fo water alsnbsp;vuurvoerende pypen doorboort, uitbreeken^nbsp;niet anders als ’t klein wereldlijk l'tchaam vannbsp;demenjch, met ontelbare leidingen van aderennbsp;en flagaderen en vertrekken van de voornaamfte leeden door de verwonderlijke Wijsheidnbsp;des Almachtigen Gods fo gemaakt. Ten derden blijkt ook de wonderlyke en onuitfpre-kelijke overeenftemminge en famenlopinge''x^nbsp;van alle dingen tot een einde. Ten vierden denbsp;onbegrypelijke verfcheidenheid der krachtennbsp;welke in genoemde waterenszxhox^tn'xs,nbsp;waar door de grootfteverfchillentheid welke!nbsp;in de Mijnftoflen verborgen is , enderfelver;nbsp;onbegrijpelijke verfcheidentheit voornamelijknbsp;uitblinkt. Welke gelijk fy haar over al klaarnbsp;aan het geficht opdoen , alfo toonen fy ooknbsp;feekere wonderbare beftieringe van de Onderaardfe Huü-houdinge. Defe dingen gefteltnbsp;zijnde fo laat ons onfe tot dus verre afgefponnenbsp;draad wederom aanhechten.
§. I.
Vinde Baden van Europa, en eerfi vande Fonteinen en Baden van Portugaal en Spanjen
In Europa legt Portugaal, Spanjen, Vrank
-ocr page 389-DE BAADE
'AP. I.
'^gus.
XII. boek, Van
Van gelijken van de wonderlyke Tut by her Kiooftervan S. Hieronimus, geheel en al metnbsp;fijne Celletjes en Wooninkjesuiteen Rotfeopnbsp;den Bej'-q Sintra gehouwen, in welke de ware-de Zee vloeit opfwellen. Tortugaalnbsp;dat tuiïchen de Rievieren lecht nietnbsp;dan achtieimy/iTz^j en twaalf breet,nbsp;teld na het getuigèniffe van Vafconfèüm vyf-èntwintig duijènd altijd wellende Fonteinen.,nbsp;he In treffelijk van water darter geen Fonteinen innbsp;Europaby halen mogen; ook hebben fy wonderbaarlijke krachten om de Goudftortendenbsp;landen van den Tagus, welke fchatten hy aan
de naby leggende landen overal en aan alle | welke aanwyfen dat de wateren uit de alder-
maatigen kan. Wederom vindmen by de Baden amp; Orduna veel warm water en een Ader die feernbsp;ryk van Menie is ; en hoewel dat’er al vry watnbsp;Swavels by is , fo vertoont het fich echrer alsnbsp;het koud en gefonkenis , fo klaar en helder,nbsp;dat het niet alleen feer bequaam om te drinkennbsp;maarookomtekooken, is ; en dat het van denbsp;oude Romeinen voor lekkernijen gebruikt ennbsp;gebefigt is toonen genoegfaamde(9W^ö‘t'’^r-blyffelen der Baaden. Ook is dat wonderlijk,nbsp;dat tiit het midden van de Rieviere Minius^nbsp;by welke de Baden gelegen zijn , feer warmenbsp;wateren in een groote menigte iiitbreeken^
diepfte ingevvanden der aarde in de grond van de rievieren felve een uittocht hebben, en metnbsp;een onmengelijke vloejinge doorde w^aterennbsp;der Rieviere heenen loopen. Daar zijn nochnbsp;andere in dit rijk van Gallicien by de Stad Via-na en op de Suidife Bergen. Hierom fulr gy alsnbsp;gyvan Caftilien na S^^njenteï^ alleJlaatfennbsp;vol Baaden vinden.
Binnen de palen van Tarracanen en Navarre, daar niet verre van daan den Iber aanfpoek by hetFiorp Fitteri, worden hier en daar .5/z-aen van een groote kracht gevondien , alsooknbsp;over al aan de wortelen van de Tyraneen ; innbsp;het Spaanfe veld van Hiffalis komen feer vee-le Baaden tevoorfchijn , welke mogeüjk dienbsp;zijn, w’elke van Plinius de Caparia^ of Anthe-tana genoemt worden.
In het midden van Spanjen is een feer hooge Bergss-die in een lange ftrekkinge na het Weamp; nefijk Tervenca om de g^edurige opfiedinge Caftilien affeheid van het rijk van Granaten, ren»,« *
- nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;...nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, „ .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wonitrai
van binnen de Bsetis opentlijker in de Midde-iandfe Zee invloeit; in dit acht ik dat dat groote hol van de Vuur-god is , uit welk allerlei
hanten mede deelt. Onder welke ookveele ^ad-fonteinen z§n j om haare vermaartheidnbsp;dóór ganfeh Porrugaal bekent, als die zijn bynbsp;de Obidas Caldes , vermaart door het Kloo-fter en Gaflhuis welk Johanna Hüilvwuwenbsp;Hnnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van Koningj^ö^öWÉ’j de tweede, tot behulp der
jWen fwakken aldaar gefticht heefr. Volgen de Ba-vany^fi^^^i^Ê’öbydeftad Alvor , in welke Koning Joannes de tweede,gefegt word omgekomen te zijn, doe hy hulp focht voor een dodelijk venijn.
Maar andere die in Beiro en in het Kloofter de Lafoes zijn, en noch andere meer die fo hiernbsp;Cn daar voortkomen voorby gaande , moetennbsp;Wy te defer plaatfe een PFonder (luk verklaren,nbsp;Welk in een Fontein j vier mylen van Conim-I^rlca gelegen . hyAe?iedienCutanthediumex\nbsp;Cadimaj uitblinkr. Daar is een Fontein nietnbsp;dieper als een voet ^ fandig en drabbig, geme-
Van fanden en wateren , waar door hy beetle, jvan welke van bovenen de Rieviere Ana , en
alfo genoemt ; en hy is van die natuur dat hy . alles watmen daar in werpt verjlindt, en mennbsp;kan niet klaar genoeg uitvinden waar heenen
hy de ingeworpen takken der Boomen voert, (foott van Metallen gegraven worden, en met dewyle hy meer als eens een geheelc Boom een wonderlijke verjeheidentheid van wate-met w'ortelen en takken, of ftam en takken al-befwangert zijnde ganfeh Spanjen metnbsp;leen, fo gratig infloktjdatmenfe door geen ge-'g'^ootc en overfchoone Rievieren doorvloeir.nbsp;weid daar wederom uittrekken kan, en in kor- i £ti dar de Metaüen aldaar door een overvloeier rijd noch tak noch fteel op het alderminfte jdige vruchtbaarheid voortkomen toontge-tefienis. Dat gebeurt ook te mets, dat hy als-Inoegfaam de foor en ftorheid des Bergs j alsnbsp;fer de voet van eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;inraakt, hetganfchel van w'elke alle Boomen als eeuwig gebannen
Beeft in korter tijd fo fterk na fich trekt, dat’et j zijnde, alleen maar fandige en klippige hooien naulijks door eenige konft ofkracht van ge-i de overhand hebben; door zijn ver we als vaalnbsp;weid der inflokkende wateren kan gereddet | cn uit den bruinen fchynt hy als het verwytnbsp;Worden. vcvhz.’AionsFaJconzellus j de ! van fijne onvruchtbaarheid teb^reuren , nietnbsp;reden waar van wy in het volgende van de! onaardig om zijn Moorf ofnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;coleur
wordt uitgchaald, die fulks of om een grooten daghuur moeten doen, ofwel vanfulke men-fchen die om het begaan van grouwelijkenbsp;fchelmftukken tot dat werk veroordeelt zijn,nbsp;gedaan wordt, die daar door met een bevendnbsp;lichaam, en trekkingen van Senuwen, de klei-Ss inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nen
vermaartdertig ftadien van de StadTra-/zétgelegen, welkfoo veel te meerder voordeel toebrengt, hoe veel te beeter iemand de wateren hier ter plaatfe uit een naturelijkc mengin-en famenvloejinge van,verfcheidene Fonteinen, nadat hem goed-dunkt toebereiden ennbsp;I. Deel.
Wonderlijke Fonteinen openen uillen. \ Sierra Morena van de inwoonders alfo ge-F)e voernaamfle Badfonteinen van Span-\ rie)Qx\\x.. In den opgang van defen Berg worden JemXjn te FaldasdelRey ^ fo wordt het Dorp! leer diepe toegangen gefien, en onder anderenbsp;genoemt, nevens welk fy opfieden, by de weg j is by het Dorp Almadien een groote fpelonknbsp;de welke van CompoftellenaPortugaalgaat, fich by na vyftig mylen verre uitftrekkende,nbsp;vermaart door de voortreffelijkheid der Baden i in welke feer veeLe feer diepeworden Quikfiive-van een warme en verdouwende of verteeren- j gefien,uit welke een overmatige groote menig- fgeVutten.nbsp;dfi kracht. Dan vintmen noch een ander feer te van ^ikfdver óioox: de arbeid der gravers
-ocr page 390-ONDER-AARDSE WERELD, veel drinken als uitgedroogt fchijnt. Diergelijk een Fontein wordt daar by Bolegnum gefien j een Stad niet verre van de voorigenbsp;gelegen. Ook ilTer een Fontein vdLWgelyke gefteltheid ruwe, maar als die uitgebrant zijn, vertoonen j drie mylen verre van Foleto, hier in echtet ver-- fy haar voor ’t oog als fwart, en van verre ( /f/6i/^hy van de voorgaande, dat het nbsp;nbsp;nbsp;dat Ichynen fy als vaal of y ferachtig. Ook fiet- i boven in het oppervlak van dcFontein gefchept mQn vier Fonteinennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;waterennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;feer Joetïy , maar als jemand meteen den Akker •van Toleto. letoby Valentiola, niet verre van de dieptens irensife Bergen , fultge overal een veelheid alwaar de Rieviere Ana in de aarde verborgen wordt, in een woefte en groore vlakte de Fon-teine Navavoox, wonderlijk fcharp , die metnbsp;feer heldere wateren, aan alle kanten en overnbsp;al met biefenbefet zijnde , de feer vruchtbarenbsp;Tuinen een groot einde weegs befproeit ennbsp;vruchten voedt , en feer lekker van fmaak,nbsp;en die om haare veelheid en grootheid bovennbsp;andere te achten zijn; en ’t is fo fcherp èan hetnbsp;een ftuk vlees dat in de Fontein geworpennbsp;wordt ja in de tijd van een uur felfs tot de beenderen toe verteert; buiten twijffel trekt hy fijnen oorfprong uit den genoemden Berg Morena, die van een Quikfulverige geeft gefwollen,nbsp;en echter door de doorklenfmge door aardenbsp;daar Aluin ^ Salpeter ^ Koper-rood in is,nbsp;verbeterd zijnde , den geenen die daar vannbsp;drinken fo groote en veele nuttigheden toebrengt. Het fal derhalven niet ten onrechten iemant, nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ - o j.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j wonder fchynen , dat een water dat felfs de \'^ol van Baden , en wat er en van gemiddelde Rievicren, Bergen ten deele geknot, ten deele by de ftad Almagra j welkers water feer verfonken , ook felf de feer heete wateren dernbsp;^öcr/enfo aangenaam om te drinken is, datby Baaden felve , de eerfte pijpen of verlegt ofnbsp;na vijftien-hondert huifgefmnen die in dat I verftopt zijnde , door een fchielijkeverande ity d'. Almagra. al te maal van een verfcheidene kracht en wer kinge en wel omtrent herbegin des Bergs ; eennbsp;teeken van een verfcheiden meng fel v2Ln andere Metallen en Mijnftoffèn die inden Bergnbsp;verborgen zijn ; welke echter door de door-klenfinge de krachten van haar quaad aanbrengende nature af-gelegt hebbende , vannbsp;de inwoonders tot een groot behulp vannbsp;taje fiektens der (leen en blaafe gebruikt worden. Baden op Verdcrs komt in her Aartsbifdom vanTo- beenderenvan een Kalf verteert j echter den geenen die daar van drinken geen hinder doedt,nbsp;welk warelijk aan de nat ure lijke warmte ^ dienbsp;feer haaftig hetfelvige doorklenfl, en des felfsnbsp;fcherpigheid matigt moet toegefchreven worden; want den Afjn, alhoewel die een koperenbsp;of yfere plaat door fijne fcherpte uit-ectennbsp;verteerd, fo is die voor de maag niet alleennbsp;nietfehadelijk, maar ook feer gefond , en datnbsp;leert ons genoeg deffelfs dagelijks gebruik innbsp;het toebereiden derfpijfen.nbsp;zwFontein Nocli fictmen een andere Fontein met fcherp vlek woonen, na het geruigeniffe van Baltha-far Ruizius die hier geboren is en defe Fontein befchreven heeft, voor het groofte gedeelte in een gedurige onthoudinge en fo-berbeidleeven, nooit Wijn drinkende , maar alleen haar luft boeten enkelijk met dit water , met foo groot een toeloop van men-fcheii, dat hy omtrent den middag door het |
emmer van de grond fchept, feer fcherp water fal ophaaien. De reeden waar van niet fwaarnbsp;om vinden is; want terwyle in defe Fontein ofnbsp;Put en foete en fcherpe wateren invloejen,nbsp;fo gebeurt het dat de fcherpe om de fwaar-heid die in defelveis door den overvloed vannbsp;verfcheidene fouten aanflonts flrijken,defoe-tere als lichter na boven drijven. Hier van daannbsp;voort gaande door de andere geweflenvannbsp;Spanjen, of na hetNoorden, of na het Zuiden,nbsp;of eindelijk aan het OoftelijkegeweftderPy-van Baden vinden; fo datge naaulijks tien mijlen voort kond gaan of ge vind altijdnbsp;en wederom nieuwe befchouwinge van Baden,nbsp;welke ik hier ter plaatfe wel in ordere foudenbsp;voortbrengen en afhandelen , maar om geennbsp;werk re doen dat and’re nu al veelmaal voor mynbsp;gedaan hebben, heb ik her beerer geacht daarnbsp;van niet meerder te feggen ; te meer dewijle fynbsp;alle een en defelve oorfprong en uitdePyre-n£Een en uit de.Bergen van Gallicien, Caftilien,nbsp;en Afturjeadie volMijnfloffèn zijn , dooron-deraardfe doorgangen haaren oorfprong krijgen. §. 2.FandeYonx.amp;ïnQn of gemiddelde Wateren van Vrankrijk. Datganfchegedeelte nbsp;nbsp;nbsp;Vrankrijk, welk door de 'Tyrenaife 'Bergen bepaaltwerdtisfo^^an^e^^t Fonteinenj datter nauliks iemandgevonden'^f^xidf^ wordt, die defelve tellen kan. Want vannbsp;jone wtNarbonezoQ , iseenaaneenvolgcndequot;*jJ/nbsp;ader , offwavelig Canaal van de Bergen afge- ^nbsp;legt door verfcheidene onderaardfe takken ennbsp;weegen, befwangert van fwavel, falpeter, aluinnbsp;lijm, koperrood, welke ader die groote Aard-beevinge in dit Jaar 1660 aldaar ontflaan ennbsp;die daar yfTelijkc verwoeftingen veroorfaaktnbsp;heeft, genoegfaam heeft getoond ; waardoornbsp;behaiven feer diepe fwelgkuilen, uitgedroogde ringe in kil koude verbafert zyn. Maarwy ontelbare andere voorby gaande fullen alleennbsp;te defer plaatfe deen meeft be- roemfte Baaden ophaaien. De Baaden by het dorp Dax gelegen tus-fchen de Pirensife Bergen, Aycy/wavel-lymig, fodanig door de natuure getempert,dattcr geennbsp;fiektens zijn, diemen Gichtfiektens noemt dewelke |
XII. B o E K , V A N DE B A A D E K. welke fy niet genefen , welke te mets echter 1 den. Defe volgen de alderberoemfte door Ib heet worden , dat niet alleen denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Vrankrijk die van ie IsLivernoü en 'Ap. 1. kramp, lammigheid , waterfucht en gicht-liek- j kommert gemaakt. Defe vloeit uit een Rot-tens. Dan noch vindmen aan de wortels der j fe , en al in fijnen uitgang brengt h}^eer witte PyrenjEife Bergen Baden,gemenelijk de il/ö?^^ fteenen voort. De Beek die uit de ncviere ferra genoemt, van defe! ve krachten en deug-: voortvloeit verjehaft door fijne eigen kracht denalsdevoorige. Hierop volgen denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voor de inwoondersnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;om over defel- gemeenclijk de 5tf/???«irejnabctbyleggende;Vctegaan , door dit aardig toeuel ; ly maken Dorp alfo genoemt, en andere gemeenelijk j dat de Beek tegens planken aanv loeit dienbsp;vermaart door den groote toevloed leven als een weiffel gcfchikt oi gelegtzijnnbsp;van menfehen, van een wonderlijke kracht, die; en her is wonder om leggen binnen de tijd onder anderen hieruittefienis, datfydeon-;van vierentwintig uuren vinden ly een b ug- reeden waar van wy op een andere plaats ful- door een gevoelijke w'erkinge door een na- ______ VT- nbsp;nbsp;nbsp;rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1--I .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_ V _ 1 j- ________i.-.j________ 1.. gelden EnditzijndevoornaamfteBa'denvan'/er'OW nbsp;nbsp;nbsp;want geopent zijnde , vindmen dat dit Ser PySfeBerg-geweft; welke gehjk haar maag niet vol water maar met fteen ver-die uit ond^aardfe doorgangen haaren oor-'vult is. De inwoonders fullendcdewonder-fprongtreLn, alfofictLn ook dat fy haat^lijke kracht nochlerder als tot de Bergen van Auvergne, fes uit ftrpkk.*n nbsp;nbsp;nbsp;^leUnhet’-^atcrineenglas , enaan. Od de Bereen van Juverme nu en derfel - nbsp;nbsp;nbsp;mjlexn ver m,derf , en het o las gebroken ^ nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ \'\ fne Tl/i/iin 2^'^IHdc VCTtQGUt hct fo 'llCt dc Fl^tiUT^Clflhct ver omtrek worden voornamelijkvcrcuunb jb j gefien dieverntaart zijn : welker eerfte zijn j datmeii gclov nbsp;nbsp;nbsp;Oi aHiilce die diemen gemeenelijkdeE'iW^’fö/^^^’noemt, jvorm van I leifter gegoten w' s. p g j welke uit een grooteRotfe met een groot ge-iwyle worut ook het water , kraak en hitte , als uit weekraanenvan bo-; vat vangt;yat voor ear Figuur rerugi , ven nederftortende beneden een bequaam bad-'ftoots als feker ftrem enbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„„j^^rrppvendie water toeftellen voor alle die met een taje en iverdikkinge ineen een ver nbsp;nbsp;nbsp;_ lt;1 • 1 , 1 - « maar ook de omleggende Yelden fchynen te branden^ welk opentlijk aanvvijft dat’er ergensnbsp;binnen den Berg een overblijffel van een Vuur-hol verborgen is. Na defe volgen//^/^^Ti^feer vermaarde Baden , gemeenelijk Orentaine genoemt, die trefïèhjk goed zijn om alle fiektens der Nierennbsp;en des Leevers te verdryven. Ook vindmen aan den Berg Balarba dicht by Biterre een byfonder hulpmiddel voordenbsp;vruchtbare Vrouwen vruchtbaar maken , ennbsp;alle andere fiektens die de vrouwen fo nu ennbsp;dan onderhavig zijn, voornamelijk genefen, denbsp;len geeven. Niet verre van hier fiermen wenbsp;derom nieuwe Baden in een ongebaande ennbsp;woefte wech gemenelijk Baregues genoemt,nbsp;welke alhoewel de fieken daar geheel onmakkelijk konnen bykomen , die moeite echternbsp;door haar kracht die aUe (iektens ver dry ft vernbsp;llymerige vochtigheid gequelt worden ; hetnbsp;water is koperrodig, waar van een reken is, datnbsp;het overgehaalt zijnde een fuiver koperroodnbsp;op de grond laat, en als iemand een Galnoot innbsp;’tfel ve legt:, die fal bevinden dzt het 'water aan-ftonts tot wordt; v^n^o groot een fiberf-heid., dat het, fo het niet door het mengfcl vannbsp;een ander voorby-vloejend water gecempertnbsp;wordt, om fijn alte vinnige en bytende kracht,nbsp;verfweetingen in het gedarmte veroorfaakt, denbsp;Roode-loop doet krygen , en andere fiektensnbsp;aoebrengt, '^dktdnietgetemyert ziyndefeernbsp;nut en dienpg is om veel quaalen te verdryven.nbsp;Defe volgen by de genoemde Bergen van Auvergne de Baden van Mont d’Or , en die ge-menelijk Jygues Candes, dat is, warme wateren genoemt worden , ook van een wonderlijke kracht , waarom fy door de toevloed vannbsp;veele menfehen beruchtigt en geroemt wor- |
Bourbon, welker krachten naturclijkegeftclt-heid , devvyle die van anderen is befchre-ven , fo fal ik my felve daar mede niet ophouden. Eindelijk is noch overig een 'wonderlük wonder Jiuk der natuure in de nbsp;nbsp;nbsp;, welk ons Clairmont een beroemde Had in Anvergne ver-fchaft, verklaren. Wc^aanmerkenswaardige wonderfiuk van defe Fonteine heeft de ver-flandender Wijsgeeren dapper gequelc enbe-getje door de gedurige en arbeidfame naar-Itigheid des wa ers opgemaakt. Want hetnbsp;feer kiaare water van defe Fontein wmrdtnbsp;turelijke vloed die nooit verhindert wordt,nbsp;in fteen verandert. En de wijle hy van andere Fonteinen noch in coleur nochinfmaaknbsp;onderfcheiden wordt, fo gebeurt het dat denbsp;beeflen felve bedrogen zijnde , terwyl{'g\vexnbsp;felve gx.QQi\g drift ken, aan ftpntsbefwy kende. Figuur hebbende dewelke het vat hadde. Waarom fommige naukcurige en nieusgieri-gcr menfehen het felve in een vorm gietennbsp;daar beeltenilTen in gemaakt zijn , welke gebroken zijnde bevinden fy datter een fteenenbsp;beeld uitkomt. De van welke fowon-bare veranderinge , dewyJe die hooger be-ginfelen vereifcht, fo fulleii wy die inhetnbsp;volgende in een byfonder Hoofc-ftuk ontvouwen, En dit fy genoeg gefecht van denbsp;Fonteinen ongemiddelde wateren van Vrank-ryk, hoewel wy noch andere ontelbare voorbynbsp;gaan. Ss |
DE ONPER-AARDSE WERELD, I II. De Gerkerfveldije in der Elfas / zijn § 3 •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;! aluinig-yferig-falpeterig; fy helpen de Milt en Ingewand fiektens , als ook alle gebreken van de huid. IX. De Carolinife by Elenbogen een ftad in Bohemen zijn S wavelig-aluinig; fy genefen denbsp;Klieren, Kropfweren,Heupjicht,Lammigheid, III. Afdee- LIKG. Van de Fonteinen Baden'y^?;^Duitfland. Gelykerwijs byna het ganfche nbsp;nbsp;nbsp;j- land voornamelijk het Bergachtige , vol van feer veele Metaal-aderen is ; alfoiiïèr naulijks een plaats wdkenietof^W», oigemMel- die„elijke fiektens. denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ergens voott^engt., Enhet^«.,llnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;he fVesbadt/e inMentsaandeoverfy- dergt;« flt;gt;»te«»in ü»tamp;Wisfogioot de des Rhijns byhetdotp Wisbadenbeftain als.neemchanderLandfchap;rW«/e«.,j„jjnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.^n weinig aluins enfalpeters; fegt dat etmeeralsduifendzijn, behalvend.ei jj„ ^ koudefi?ktens. Baaden d.e ovet al te fien en te vmden z,j„; nbsp;nbsp;nbsp;DeG«amp;«//ein Beijerenondetdenban doch om dat het verdrietig loude vallen die - - - nbsp;nbsp;nbsp;- ynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- - te befchry ven, fal ik hier alleen de namen, der fel ver plaatièn en toeftellinge, uit verfcheidene 15-- vanfwavel , aluin en falpeter, en ruiken als gebrade eijeren ; zijn van defelve krachtennbsp;werkingc als de voorgaande. 16. nbsp;nbsp;nbsp;De Abechenjije in Beijeren by Regensburg, beftaan uit fwavel, aluin, falpeter : zijnnbsp;goet voor de fteen der nieren en der blaafe. 17. nbsp;nbsp;nbsp;Tgt;cWembdingenjife in Beijeren beftaannbsp;uit fwavel, aluin, falpeter, hebben de felve van May eenheiligedachwegensdew;?lt;^r0^ kracht als de voorgaande. B)€ Baden van Baden in Switfèrland nbsp;nbsp;nbsp;enioMtS', fy zijn goed voor de veramp;pthe- lig falpeterig - aiuinig , dienftig voor koude | ken. fiektens.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j 23. Denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;beftaan uit roodko- 6. De Ferinife in het Hertogdom Wirten-! per en yfer; zijn goed voor de milt-fiektens en berg, gemeenlijk Wilbad, zijn even fo gemengt j vierdendaagfe Koortfen. ^4- De nbsp;nbsp;nbsp;in Brifgouwbevatten in 31ÓSchry vers getrokken, by ftellen. Tafel, Van de Baaden in Duitfland. I. De Curienjife of Beeperfe Baaden be-flaan uit een Goud-fwavelig, Yferig Salpete-rig mengfel, fygeneefen alle fwakheden en krankheden. B)ejenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hebben boven alle andre dit wonderlyke dat fy op den derden dag des Kruices uitbreeken, en op den veertiendenbsp;September zijnde Kruisverheffing haar verbergen en verdrogen; de reede van welke faaknbsp;ghyin^ 'tvolgende van de wonderwerkige Fonteinen kont verklaart fien. X. B)e hood-baaden in Lottharingen j beftaan uit een Loodig mengfel, waar van fy ook haar naam dragen; fy genefen alle fiektens dienbsp;verfweeringen veroorlakennbsp;zijn Swavelig-aluinig ; fy verwarmen en verdrogen , fy zijn feer goed voor koude fiektens. 4. ‘Dicx'flwBaden 'in Markgraaffchap Baden hyHoebarg^ zijnfy fwaveligfout-alui-nig; fy helpen koude fiektens. 'B)ie van Baden in Ofienryk zijn S wave als de voorgaande. 7. nbsp;nbsp;nbsp;De CoUife by het Martiaanfe offwartenbsp;bos, zijnfwavelig-falpeterig-aluinig, fy genefen de langdurige Koortfen. 8. nbsp;nbsp;nbsp;De Goppingerfife , in het Hertogdomnbsp;Wirtenburg by de Stad Gappinga, zijn uit dennbsp;Jumen vermengt met een weinig fwavel; fynbsp;genefen de fiektens van de Borft en Longe. 9. nbsp;nbsp;nbsp;De AvenfifCj gemenelijk..^«,by hurg aan de Nekker, z(jn even fo geracngc als de voorgaande hoewel de Swavel een weinignbsp;meerder doorfteekt; zijn wonderlijk goed voornbsp;de fiektens der Senuwen. 10. nbsp;nbsp;nbsp;De Emblenjife by het Acronianife Meirnbsp;zijn aluinig-falpeterig ; zijn goed voor denbsp;hooftpijn , verftappinge derfenuwen uit hetnbsp;colijkontftaan. |
vanSalsburg, beftaanuitgoud, four,falpeter fulver, kooper : zijn goed om allerlei fiektensnbsp;te verdryven , en maken de Vrouwen vruchtbaar. De dhachfe in Beijeren , zijn voorfien 18. nbsp;nbsp;nbsp;DtHubadiJe , gemenelijknbsp;dichtbyde Badife, worden gemengt van fwa-vei, roodkoper, en een weinig aluins en foutsnbsp;fy helpen krachtiglijk de verftoppingen. 19. nbsp;nbsp;nbsp;De Salsbergfè beftaan uit ftv^avel en falpeter, fy genefen alle fweerende fiektens , be-halven de Spaanfe Pokken. xo. De Badenvilife tuflehen Friburg en Ba-fel hebben veel fwavels , maar weinig falpe-den van de borft en ingewanden. XI. YitPVattonuvilife in Opper-Elfas worden met een klein gedeelte fwavels en falpeter geverruwt, hebben defelve kracht als de voorgaande. IX. De nbsp;nbsp;nbsp;by hetHercijnifebofch zijn fwavelig aluinig, fy verdrogen en verfter-haar fwavelj falpeter, aluinj fout, genefen allerhande fiektens. xy. De Glottoberdife gelegen tuflehen Fry-burg en Waldkirchen , brengen rood-koper voort met een weinig fwavels ; fy helpen denbsp;geelfucht de lever en andere fiektens. x6. De Vogtspergife in der Elfas geefcover-vloedig veel falpeter, weinig aluinen fwavel is feer goed voor defchurftheid. 17. Hier by leggen ditZA^b.terhalifetxiSal~ zife Baden , van de felve krachten als de voorgaande. x8. De ‘Vberkirchfe en Nideravife by Rho-tenburg aan de Nekker, brengen fwavel voort, met een mengfel van koper-rood of calchant;nbsp;zijn goed voor die met finkingen gequelt zijn. 29. De |
V. boek, Van
2,9. De nbsp;nbsp;nbsp;in het Hercynife Bos by
de uad Kalb ^ worden met yfer, roodkoper en aluin geverruwt, helpen de verftoptheden.
30. De Tider 'mije hebben in haar aluin, Koper, met een weinig fwavel, fy zijn in coleurnbsp;on fmaak als de Wijn; fy genefen de bloedfpou-Winge.
3 ï. Tio. ylntigajirife in her Hercynife Bofch oy de ftad Oppenac hebben in haar fwavel,nbsp;^uin en een weinig koperroods , fy zijn goednbsp;om alle quade vochtigheden uit te dry ven.
32,. De Kirchenfeldife in de laage Paltz, in me ban , welke Hondsrug genoemt wordt,nbsp;beftaan uit yfer, koper en koperrood,
33. De Trierjè met drtefuureFonteinen, oio by het Kloofter van S. Marthijs zijn , denbsp;tweede wordt Berggeel genoemt om fijn geelenbsp;coleur; de derde dicht by Metier fdorf.
3 4. De Bajfenheimje en Kejfelhrunfe in het Aartsbifdom van Trier, hebben aluin, falpeter,nbsp;bloem vanfalpeter, fwavel.
45. De Conterhalife in een valley die dezelve naam draagt dicht by Memmingen brengen voort, aluin, blom van falpeter, fwavel met een weinig Chalcant.
3 F Op defe volgen naaft d e Fonterbrun en by Andernach , welke dit byfondernbsp;heeft, dat hy niets verdraagt datonfuiver is ofnbsp;hy geeft het aanftonrs wederom op.
3 7- De Annabergje in Meiflen hebben fwavel met een ader van koper ; fy helpen gewel-‘^ig de finkingen die uit het hooft vallen.
38. 'Qq Aquenfi/ebf hk^n , zijn geverruwt oiet fwavel, fout, aluin ; fcer bequaam om denbsp;Seenuwe-fiektens te genefen.
39- De nbsp;nbsp;nbsp;in Swaben by UIm , zijn
Wavelig falpeterig ; zijn goed voor jongen en ouden en alle temperamenten.
40. nbsp;nbsp;nbsp;'Dc Louningse qx\Turjfen bergs e , zijnnbsp;fout falpeterig aluinig.
41- De Lucenjife en Brigenfijè in Valois beltaan uit veel kopers en een weinig fwa-vels.
41. nbsp;nbsp;nbsp;In het Aarts bifdom van Trier teltmennbsp;Fonteinen met Juur water.
43. nbsp;nbsp;nbsp;De SpiegelbergsehyHummdQmnXdai^nbsp;Saxen, zijn befet met aluin, koperrood en oker,nbsp;helpen de Jicht-fiektens.
44. nbsp;nbsp;nbsp;De Teplnzife in Bohemcn beftaan uitnbsp;falpeter, aluin, lijm, en fteenachtige kalk; daarnbsp;is byna geen foort van fiektens die fy niet genefen.
45-. De Wolkenfteinfe in Meiften, van welke warelijk feer gelcerdelijk in het duits ge-fchreven heeft de voortreffelijke Geneesheer Augujim Harpman, die ghy hier over na fiennbsp;kondt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I
En defe zijn oigemiddelde Fonteineno{\ ‘ie Baden in Huitjlanddie vermaart zijn , on- jnbsp;tallijke andere voorby gaande. Uit welke 1nbsp;blijkt dat de natuur door dufdanigefpeelingennbsp;Van wateren voornamelijk in de Berggeweftennbsp;•n wel van den Alpes de overhand heeft.
¦AP. I.
Fan de gemiddelde nbsp;nbsp;nbsp;en Fonteinen
Hongarijen, Sevenbergen en andere daar by leggende Noordelijke landen.
He Berg Carpathm fcheidendeSevenber? gen van Hongarijen en Polen , gelijk die vannbsp;alle foortcn van Metallen, Mijnftoftën en wateren bevrucht is, fo brengt hy ook byna overal en op alle plaatfen ontelbare Fonteinen ennbsp;Baden voort die vol van wonderlyke krachtennbsp;zyn i de Vuurholen van onderen de voornemens der Natuure dapper helpende. Want hetnbsp;Vuur van nature geneigt om op te klimmen ennbsp;in de binnenfte hooien der aarde bejloten zijndenbsp;wort altijt aangefet om uittogt te {oektn,welkenbsp;als het vint en ergens opkomende Fonteinen vannbsp;wateren ontmoet ,fö maakt het defelve geweldig heet, welkers kracht namelijk noch het water, noch de wind, en ’t minft van allen ’t Vuurnbsp;te niet maakt ; ja daar het eens force doedt,nbsp;daar dringt het fo veel re fterker aan, en als hetnbsp;tegen ftant vindt berft het uit om die toevallennbsp;te werken, welke wy tot verwonderinge en innbsp;de nature en in fekere werkingen van de konflnbsp;iien : befloren zijnde kruipt het allengskensnbsp;voort, en maakt ten laaften wonderlijke branden; fo dat het waar het inkomt, ennietuit-dampt, eerft de ontmoetende lucht, die lichtnbsp;veranderlijk is, mede tot Vuur maakt, daar nanbsp;fteekt het de aarde aan in welke het inboort, ennbsp;het ontfteekt niet alleen de wateren die hernbsp;ontmoet , maar ook de fteenen en alle doortochten, en dat aldërmeeft als het door een narurelijke trek tot uittocht voortgeftouwt word,nbsp;en door fwavelige plaatfen, alwaar het gekoe-ftert en gevoedt wordt, heenen gaat; en op defe wijfc verkrygtbex fich die krachten rö?nbsp;grootjie hitte toe , welke wy in de Baaden fiennbsp;en voelen , welk gelijk het in alle de tot nochnbsp;toe opgetelde hittens der Baaden gebleken is,nbsp;alfo blijkt fulks noch klaarder in de Baden vannbsp;Hongarijen en Sevenbergen. Maar dewijle wynbsp;den dufdanige wonderwerken der Fonteinennbsp;van een verfcheidene natuur voorde volgendenbsp;Hooftftukken behouden hebben , fullen wynbsp;ons met defelve niet langer ophouden.
Van de wateren en warme poelen j en die ^oovAcid^itkondiamp;ttOoittoevriefen , kan nanbsp;gefien worden Olaas Magnus , die defelvenbsp;naaiikeuriglijk befchryft. Van de Baaden vannbsp;Tjland en Groenland tn yzwSitalderheetfienbsp;wateren fie na ’t geene wy boven van de wonderlijke werkingen des onderaardfen Vuurs,nbsp;op het breetftegefegt hebben.
In Schotland Engeland en Yrland , lecsfo hetu gelieft Helior Boetius, Buchanamtsnbsp;ook F. Eufebius Norimbergus van de wender-werkige uitwerkingen der nature van Fr land}nbsp;welke alfo ik in defelve veele valsheden bevonden hebbe , heeft het my niet goed gedachtnbsp;daar veel van te feggen; maar ik fal my tot dienbsp;begeven dewelke en bekent en door proevennbsp;ten deele van my ten deele van andere geloof-
waar-
-ocr page 394-DE ONDER-AARDSE WERELD, een kalkachtige fleen dewelke namelijk gekookt zijnde in kalk verandert) eneindelijk een fwavelige damp ; waar uithy beflnit datnbsp;het water in den tweede graat hoewel flappe-lijk verwarmt; van gelijken inden tweedennbsp;graad, maar wat fterker verdroogt; welk hy mtnbsp;Italien b efloten door de Alpes , endoorden de Geneeskonft XQgcws SavanoroUaiodi^nxg III. Afdee- LiNGfi. faamgeketende toppen van den Appenin in fijne ganfche langte^'^WÊ’^'/^, als ook door denbsp;opper en lager Zeenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j heeft fuik een ftant en flerkkinge van de natuur gekregen, hoedanig een geen andere op her aardrijk tenbsp;vinden is ; nademaaldenatuurehetfelvemetnbsp;fuik een veftinge omringt heeft , fo kan hetnbsp;niet zijn of fy heeft te gelijke in het felve allenbsp;dingen gefchikt niet alleen nodig totonder-houdingc van het menfchelijkeleeven, maarnbsp;ook tot allerlei vermaak en lekkernijen en datnbsp;veel en in feer grooten overvloed; onder welkenbsp;txchdcveelheid der Baaden en derfelver vcr-fcheidenheid voornamelijk fien laat; welkernbsp;getal fo wy het felve net moeften ophalen,nbsp;pampier foud ons ontbreeken om defelverenbsp;befchry ven, als ook verftand om derfelver on-nafpeurelijke krachten en eigenfchappen, dienbsp;in defelve uitblinken re verklaren. Tojcanen alleen triumpheert met den roem van vyjentwintig fèer vermaarde Baaden^nbsp;behalven het gelicht van ontelbare gemiddelde Fonteinen-, welke dewyle wy die in een by-fonder werk welk wy de naam van hebben gegeven , hebben opgehaalt, fo willen wy die niet wederom herhalen.Maarnbsp;eerft fal ik my begeven om die te befchry vennbsp;welke in het Overfpadaanfle Italien zldict-raeeft vermaart zijn; van welke men alleen innbsp;V land van Badua fes teld; en fy zijn het Badnbsp;van Aponitanen; het Bad van den Berg Oflho-nus: S.Biet er j Nieuhtm en S. quot;BartholomauSjnbsp;en eindelijk het Bad van S. Helena aller welker natuure ik met ordre in weinig woorden falnbsp;verhalen. Het Abanife Bad , op het Grieks daarom dat het fonder fmerte geneeft , is nietnbsp;alleen beroemt door dehedendaagfeSchry-vers maar ook door de oude, Suetonius, Clau-dianusj Blinius, gelegen in ’t midden van eennbsp;valleije,omfet met Bergen aan het Noorden, denbsp;fijde die na de flad Badua ftrekt.word omringtnbsp;met een groote en breede vlakte ; de heuvelnbsp;doet fich op als faamgepakt door een raauwenbsp;puimfleen, uit welke als door fteene pypen datnbsp;fo pryfélijkenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;overvloedig en door eene gedurige voortvloejinge voortkomt; van welkers mengfel verfcheidene Geneesheeren ver- fcheidenthjk geoordeelt hebben. nbsp;nbsp;nbsp;van het nieuwe Huis , van de Carrarii van de 328 waardige en geleerde Schry vers, fo bevonden zijn. §. y.Van de Baaden^’® Fonteinen Italien. gelijk die het onderfoek daar van door dui-fend proeven in het w'erk gefteld heeft , en alles gedaan wat doenelijk was om het nettenbsp;mengfel van defe Fonteine te mogeweeten,nbsp;fchijnt met recht alle andere hier in te bovennbsp;te zijn gegaan, dewyle hy door een onweder-fprekelijke kennifte van proeven geleert zijndenbsp;eindelijk gefteld heeft dar in die wateren hetnbsp;wel voornamelijk de overhand heeft ^ dannbsp;bewefen heeft , dat daarover geen plaats van |
twijfïèlen meer voor de Geneesheeren is overgelaten. Men gebruikt defelve op vierderlei wijfe;met door drinken, infitringe, opdruipen, floven , door welke alle fiektens van een verouderde koude en vochtigheid haaten oor-fprong hébbende , genefen worden, behalven de Spaanfe Pokken Van de verdere fiektensnbsp;die dit water geneeft fie daar van na het voortreffelijk eerdicht van het felve gemaakt vannbsp;Claudianus , inwelkhyfommige wonderlijkenbsp;eigenfchappen defer waateren by brengt. ' Van Abano na het Weften , bondert vijftig treeden voortgaande , ontmoetmen een feernbsp;hooge heuvel, die de naam van Orthonusnbsp;draagt, aanwelkers wortelen een Kerk van denbsp;heilige Maagt Maria gefien wordt vermaartnbsp;door feer Veele wonderwerken ; op w^elkersnbsp;dorpel men een hol fiet waar in men met eennbsp;ladder klimmen moet. Hier vloeit feer fuivernbsp;en fchoon water laauwachtig, en feer facht foutnbsp;zijnde, het geen alleen genefen kan door drinken. Niet verre vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Maagde water (\ct- men een fourffe van feer heet water , fout en fwavelachtig feer bequaam om de tuffehen-huidige quaalen te genefen. Maar in die Poelnbsp;alw aar dat heete w^ater is, is een potaardige ennbsp;vette klei , dewelke die kracht heeft , datfynbsp;droogt, verteert, verfterkt en de losgemaaktenbsp;deelen voegt; maar wacht u dat ghy net warmnbsp;zijnde op het feer legt j maar beftrijkt eerft denbsp;plaats met koude flik dat door dat water warmnbsp;gemaakt moet worden, met het te fetteti in denbsp;Son, om dan fo naderhand te gebruiken. Van Badua een vlakte van twaalf mijlen voortgaanden vindmen een feer vermakehjkenbsp;heuvel uit welkers ingewanden die fofeer heete wateren op welken, die van het Kappelletjenbsp;ter eeren van .S’.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aldaar getimmerten hem toegewijt , haaren naam hebben ; fy be-ftaan uit veel fout, en feeker fap den Oker niet ongelijk; fy verwarmen matiglijk , verdrogennbsp;en verfterken fachtelijk. Hier van daan vier mijlen voortgaande, ontmoetmen een heuvel, die aan de Noord-zijde feer heete wateren uitbraakt, aan de andere fijde is hy ook vermaart wegens het uitgeven van feer veel gemiddelde Fonteinen , welke deftigfte der ftad Padua aldaar gebouwt is, de Baaden van Nieuwhutsnbsp;welke echter by gebrek van onderhoud heden ten dage by na ten eenemaal vervallen zijn. Omtrent vyf hondert treeden hier van daan vintmen een Berg , welk om de veelheid dernbsp;fieken die daar t’famen vloejen der fieken Bergnbsp;en met een gebrokennaam, noemt |
'Ap, I V. BOEK, VANnoemt wordt , uit defen Berg vloejen feer roemde Baaden, faamgefet uitfwavel.foutennbsp;pleifter. Waarom fy geweldig droogen, ma-tigiijk verwarmen , de fwceren van de huidnbsp;voornamelijk geoefende. Verder voortgaande in fekere valleije aan she kanten met {leile rotfen omringt, tweeduizend treeden van het Bad van S. Bieter j fiet-naen het Bad van S. Bartholom^iis j fo ge-noemt van een huis hem ter eeren toegewyt,nbsp;het beroemfie en meeft befochfte van Me Baaien. Juift nietinopficht van het water, maarnbsp;Om de feer heete en lymige jlynij die op het fel-vc dryft, feer bequaam tot fmeeringe om denbsp;gewrigtenenfenuwen te vermurruwen ; defenbsp;hitte krygen fy door een vuurige en lijmigenbsp;WaafTem , welke de benedenfte Vuuren uitdampen. T wee mylen hier van daan ontmoetmen op oen heuvel een Kapel aan S. Helena toegewijtnbsp;waar van het Bad ook fijnen naam heeft. Innbsp;Welke behalven feer aardige Badftoven ennbsp;verquikkende wateren-ftraalen, ook een Fontein van heet water en genefende klei gevonden wordt; het water vol van fwavelige dampen heeft behalven fout , een w'einig fwavels,nbsp;en’ken weetniet watpotaardigs nadecoleurnbsp;van den Oker ftrekkende; waarom het marig-lijk verwarmt en droogt; maar als de klei koutnbsp;geworden is, verheft fy al haar genefendenbsp;kracht. In defe klei fchuilt ietsbyfondersennbsp;verfcheiden van de klei van het Bad van S.nbsp;Bartholomausj om dat defe geweldiglijk verdroogt, maar gcene verfacht. En uit defe nbsp;nbsp;nbsp;der Baaden w'elke in den Akker oï het land omttznóiBaduamx.-fteekt, blijkt middag klaar, dat deefe ganfche Jfreek vol van onderaardfe vuuren j en by gevolg van allerlei foort Mjjnjioffenis, welke haare aderen wijt en fijds tot de omleggende landen verfpreiden. Want op het Veld vannbsp;Verona, tien mylen van Badua gelegen, fiet-tncnsL^niitoïxtsdcCalderiaanJèBaaden, welke de Geneesheeren niet alleen tot drankennbsp;infirtinge , maar tor verfcheidenegebruiken,nbsp;ja om de koft daar in voor de fieken te koken, |
DE BAADE en den wijn te mengen befigen ; haar mengfelnbsp;beftaat uit een roodachtige aarde met een weinig fouts en fw^avels. Hier mede komen overnbsp;een door onderaardfe pypen in het land datnbsp;over de Po legt de Aquaritaanfe en Regien-Jie Baaden; iyvloejen uit het Veld van Mutinanbsp;by het dorp Aquarium behoorende ondernbsp;Reggio; en fy beftaan na het oOrdeel der ervarende Geneesheeren uit fout, falpeter en marmorachtige kalk, en hebben defe wonderlijkenbsp;kracht, dat fy hondertjaaren buiten de Fonteinnbsp;zynde niet bederven ; waarom fy ook niet alleen na de byleggende Italiaanfe landen, maarnbsp;ook na Vrankrijk en Spanjen vervoert worden,nbsp;men kanfe tot alles gebruiken waar toe denbsp;Aponiaanfe gebruikt worden. Hier meedenbsp;komt aldernaaft over een het Bad van de H.nbsp;Maria in Flaminien , in drie onderfcheidenenbsp;Baden verdeelt; namelijk het Bad der Heeren,nbsp;her Middelbad en Toorenbad, welker w'aterennbsp;alle een feer helder en criftallig fout hebbennbsp;met een W'einig falpcters , fy worden daar ennbsp;boven door fwavelige dampen en een marmer-achtige kalk geverruwt. Flier by leggen andere Baaden van S. Marten,, S. Chriftoffel, ennbsp;van Meldula, van welke lees Fallopium ^ ennbsp;andere.§ 6.Baaden van Tofcanen.My gedenkt nictdatikineenigLandfehap van ïtalien meer Baaden hebbe gevonden, alsnbsp;'mTofianen, welke fo iemand wilde optellen,nbsp;hy fouder verre overdevyftig vinden, maarnbsp;dewyle wy die in ordre in ons werk welk denbsp;naam van Iter. Hetrufeum draagt verklaardnbsp;hebben, heeft het ons niet goed gedacht defel-ve wederom te herhalen. Want de Baaden dienbsp;Tofcanen uitleevert 2ijn in[onderheidjdt Baden van ’t land van Luca, ‘PiJloiaj Pifaj Vola-terra, Viterbo, Braccia; van welke ieder wederom in verfcheidene en veele andere Baadennbsp;verdeelt wordt, welke wy in de volgende Taa^nbsp;fel met eenen opflag vertoonen. |
1. Deel.
Tt
Ta-
DE ONDER.AARDSE WERELD,
FèrVattende de Baaden Van Tofcanen.
'' Florcntiola.
Luca de Baden van
Mala Perta.
Corfenas. j DeDuGcüs.
1 S.Jan.
LDeVillerfife.
’ Het Coninginne Bad. S. Juliaan.
. De Waateren.
’ Bagno al Mort o. Gekookte Kaas.
Volaterra ^ HeS der vlakte.
Tofianen-^ in het heeft de-*» land.;nbsp;fe Baden}
Siena
van
Viterbo
Bracciano
S, Michiel.
Met verfcheidene foorten van waateren.
De Baaden van S. Philipp us.
De Baaden van S Caffinus en worden in tien Fonteinen verdeelt. De Waateren van Borra.
Het Bad van Avenion.
Bagno BeUo.
Het Bad van Clufinum.
¦Ruiïellanum.
.Rupolanum.
•Saturnium.
•Van den Berg Alcetus.
Het Bad Bullicanum.
—- Bofletum.
—. Cruciatum. nbsp;nbsp;nbsp;‘
-- De Palatiis.
—------ Jafellium.
_ Caftrenfe.
¦¦ - —. Balneoregium.
__ ByhetMeirVadimon.
r Het Bad Vicarellum.
j- DeStyliano.
I- Caeres Veteris.
Centum Cellarum of Hondert kelders.
En feer veele aan de Zeekant.
Nepefinum.
§• 7- Baaden van Camfanien. Tofcanen met Camfanienlt;}oox. onderaardfe Mynen overeenjlemmende j brengt ontelbarenbsp;foorten van gemiddelde wateren en Baadennbsp;voort, voornamelijk in heiveld s^mTuteolijnbsp;Baja , en de naby leggende Eilanden Ifchianbsp;enBrocida, welke in alle die Landftreeken denbsp;felvc oorfprong hebben en van eene natuurenbsp;zijn , en w2inèieSwavel-winkelv2inV\xieo\\ennbsp;de Swavel-winkelen van den Vefuvius, denbsp;Vmr-berg van Napels, als ook van verbrandenbsp;landen en aflehen; van welke fommige niet al-leen fcherp en onfmakelijk zijn , maar uit denbsp;aflchenfelve nu uitgedooft zijnde, ontfpringennbsp;ook feer fchoone en lekkere gelijk nu alfo ooknbsp;voor defen feer vermaart. Sommige in welkenbsp;al vry eenige fcherpigheid uitftcekt , zijnnbsp;voordeelig als men die drinkt voor feer veele fwakheden , fy zijn namelijk van een af-veegende kracht, en of falpeterachtig, of foutachtig. |
De Qiceroniaanfe Wateren eertijds , •nu Balneo del Tlato genoemt, leggen by Baja^nbsp;van welke Plinius aldus fegt : Tdaarü een gedenkwaardige hoeve alsmen van Averno nanbsp;Buteoli gaaf j dicht aanJirand hebbende eennbsp;vermaarde haaven en hcfchj, welke ook M. Cicero een Hooge Schoole noemde ^ in welke nanbsp;fijn doodt alsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ti\xamp; daar eigenaar van was j feer warme Fonteinen voortgeffron-gen z^n,welke dat Jyfeer goed voor de oogen zytt ons in een aar dig ge dicht gemaakt van Isiexcïrnbsp;na Tullius fijn vrygemaakteflaave voorgefon-gen is. Heden ren dage hebben fy defelve kragt en |
Ca
I'. I.
en zijn een feer voortreffelijk Oogwater , fy beftaan uit Calamei-fteen of Tutia door welkers kracht fy geverruwt worden.
Ook zijn te defer plaatfe , doch by na door ouderdom verfleeten Baaden, fommige van denbsp;Son, andere van de Maan, andere Keijers Baaden genoemt ^ na de oude bygelovigheid , fy
heeft.
’Daar is geen plaats in de Wereld die by deplaijierige plaat Jen quot;van Baja haaiennbsp;mag.
Hier vloejenfegt!P/^W//f, indemeeflelan-
temen van een feer groote kracht, dit ter rech-'^er hand flaat is feer klaar , ter linkerhand 'ïielkachtig, welker wateren des Winters laaunbsp;Worden , des Somers koud zijn , de reedenbsp;Waar vanwy nu boven verklaart hebben, be-ftaat uit een mengfel van Kalk, Swavel en yfer \nbsp;gelijk uit de yferachtige kluiten en fleenen inbsp;des Bergs blijkt. In defen felven inham vannbsp;Baja by het Cloofler van S. Maria fietmennbsp;^^iBad \znBetreolie j en een ander welk fynbsp;Qulma noemen , van een en defeive natuure,nbsp;fy beftaan uit een atveegende kracht.
tialu eertijds verwondert zijnde aldus aan Flaccm fchryft.
Baja is de Strand van Venus , Baja is Goud , Bajas milde gaaven van de ho-veerdige natuurj hoewelk ik Flacce Bajanbsp;met duifend . veerfen prijfej ’k fal echternbsp;Baja noch niet genoeg na waarde konnennbsp;pryj'en.
Maar, hoe groot ook is de ongeftadigheid en wiffel - benrte der menfehelijke dingen , denbsp;meefte der felve zijn in de voorgaande eeuwe
hebbende, haar eigenfehap is om dcpiffe.fteen fo der Nieren als der Blaafe af te fetten. By defe wordt ge voegt het Bies bad, daarom dat hetnbsp;water tuffchende^ic/c«opwelt , gedronkennbsp;zijnde maakt het vet, en het verwekt in koudenbsp;lichamen de lull tot byflapen. In defen ban zijn
defe nu hebben verders door onderaardfo kromme weegen , de naburige Eilanden vannbsp;Ifchia en Prochyte welke met een naam eertijds Canaria genoemt wierden, fo groot eennbsp;vruchtbaarheid van feer verfcheidenenbsp;ren en vuuren gekregen datter naulijks een
niiddelde of genefende krachten hebbende; en dus is defe ganfche jireek van Baja vol vannbsp;''wateren j en die fogefond zijn , doxHora-I. Deel.
t'ms niet ten onrechtenvandefeivegcfongen
oeltaan uit fwavel en yfcr. Drie mylen hier j den, doch fachjesen hier en daar maar^^tó-van daan onder het Hooft van nbsp;nbsp;nbsp;het-oi gene Jende wateren , maar nergens
^en het fofeer vermaarde Bad van Cantorel- j meerder, en ook grooter in kracht van genefen om fijne wonderlijke werkingen , welke als in den Inham van Baja y fommige doornbsp;ct doedt in het uittrekken vanfpykers , ten een mengfel van fwavel, fommige van lijm,nbsp;onrechten meentmen dat het met een Seilfte- fommige van falpeter, fommige van aluin, ennbsp;verwfcl befet is , gelijk wy in onfe Jrs | ook fommige door een four en verfcheidennbsp;Magnetica overvloedig , door eigen onder/! mengfel , en ook fommige door eenfeekerenbsp;^ndingegeleert zijnde , hebben aangewefen. * damp voordeel toebrengende en helpende,nbsp;«'er dicht aan in het veld van Lucullus by het By welke komt de onvergelijkelijke plaifierig-aiifilippiis ^ ontfpringennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;heid en lulligheid der piaatfen, waar overAf^r
^ nbsp;nbsp;nbsp;- O------ ' nbsp;nbsp;nbsp;quot; quot;
Doe ik in het Jaar 163 8 defe landftreek on- j in den brand van het land van Puteoli, met derlocht, wierdt ik feer verwondert, over de j affohe overftelpt, en houden als begraven zijn-veelheid en verfcheidenheid der gemiddelde de op vanvloejen ; endievandeverwoeftin-Fonteinennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;opwelden j terwijl ge zijn overgebleven, worden heeden ten daa-
men naauliks hondert treeden voort kan gaan. [ ge met groot voordeel befocht, hoedanige die of men vindt telkens een feekere nieuwe Fon- { „eene zijn die wy nu opgehaalt hebben. Allenbsp;tein of Waffchplaats en v2inQcnverfcbeidene \\\Q phatfen dan van defe ftreekzijnnbsp;kracht.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\ Jourffen van opwellendenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en Baaden,
Hier heb ik een Fontein gefien welke fy j fo dat felf in het hol van de GiUeroJit\C)Q.ïnüï\, feer bequaam om de Nierennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;natuur een Badwater voortgebracht heeft,
uit te fuiveren. Daar naaft aan zijn de1 welk eenfeekere hulp is voordefwakheidder ren^ïQÏY Bracchulanoemenl'v^Lnecni'^y^cM i menfehen. Sy zijn ook alle vol vuuren, alsdenbsp;ge falpeterige natuur : de Baden vanS. Jorts, j Phiegrxife Velden, ofhet Huis vanVHlcanm^
die gehèel en al uit falpeter beftaan. Andere,;welkwybovenbefchreveuhebben,overvloe-
genoemt zijn feer goed voor het vloejen Icbglijk getuigen ? fo dat dat verftandwelk der Speenenof Ambeijen, vaneen famentrek- Be grootfte konftenareffe van allen is mBekende kracht. Andere de naam dragende van ifo plaatfe , een wonderlijknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tuftenen
d'ïfCfcA/ïriaaand’oevers vanhetMeir Averno |betcy/2?^r en \\amp;ivuur j de natuure peege-uitvloejende, fietmen dun witachtig en fmaak j noot zijnde , fchijnt gemaakt te re en. Van
noch andere Fonteinwateren. Steenfon-\. \^ ¦ y o'y:-b'----—-
teiu:, en het alderkrachtigfte Bad dat fy Blaga \ Uppf^ vr ^ nbsp;nbsp;nbsp;van geen overvloed
noemen , en wordt om fijne fterkende kracht i „.p. nbsp;nbsp;nbsp;dingen gelieft te
by die van Napels feer groot geacht. Alsmen 1 nbsp;nbsp;nbsp;li^txtsScipio MazelIa^Bighim ttx.
by het Kloofter /an S. Anaftafia maar een wei- S nbsp;nbsp;nbsp;vers van defe plaatfen. ’t Heeft
nig graaft, fo fpringter feer klaar water en alleen goed gedacht hier ter plaatfe by te 'aangenaam om te danken , enfeerveelege-die wyfelf gefien en onder-
331 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD, ^. 8. nbsp;nbsp;nbsp;jnigebarftingen en krakingenIaathooren even ^ Tie Baaden van Sicilien en Liparata. ; of het fterk donderde; warelijk een verfchrik- i keiijke faak, en die een ieder fidderen en beven jj^i xengroott Van de Baden mFonteinen welke in de noch' doedt. Onder anderen ifler een woeïlhol, in rJverfchd-O'^orige Zceplaatfen van her Koningrijk van | welkers midden een Tut is van een onmeete-dcnheid Napels 611 byfoiidcrlijk innbsp;nbsp;nbsp;nbsp;te fien [ lijke diepte, endonkerenfchrikkelijkominte zijn, fai ik te defer plaarfe niet fpreeken , maar i hen , defe is fo hier en daar en byiia overal raiddeid? ïk fal my begevcii totnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in welk de Na- w/ van warme aaderen j welke vallen uit de ^^“quot;'^quot;'quot;tuure alle de rijkdommen welke fy aan andere , pypen van verfcheidene hooien , en die put plaatfen fo hier en daar toont, in dit Eiland als! geeft ook van geljken dampen uit , die aan denbsp;ia feeker kortfchijnt famen getrokken ibovenfte verdiepinge van het hol . gefóndenbsp;te hebben; van welke de Voorbeelden van deveroorlaakc den geenen die daarnbsp;verfcheidene en alle veranderinge in de gemid-; in komen. En ook noch ten defen dagen fiet-dclde of genefende wateren uitftekende ten i men fitplaatfen van de Ouden uit een levendi-rechten moeten gehaalt worden; dit Eiland is ge ftcen gehouwen en dat van onnadenkelijkenbsp;het W'aarachtigenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van dennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I tijden af, die met verfcheidene opfchriften alwaar her Vuur, en deflelfs nbsp;nbsp;nbsp;fich! verciert zijn , welke echter gelijk fy doorliet door de natuure verroonen , welke zijn de j verloop der tijden verfleeten zijn, fobenemen vlamme, damp, verbrandinge, rook,deflofïè|fy ook alle hoop aan den nieufgierigen om renbsp;des vtmrs zijn fwavel, een vette klei, aflche, weeren watter opgeliouwen is, en wie die daarnbsp;puimlleen, fteenkool , lijm, fout, koperrood, heeft doen maken. Ook zijn in dit holnbsp;metallen van alderleije foort. Waar door om jof fpuiten ^ dan of die door de natuur of doornbsp;de verfcheidentheid der ftofFe de werkingen'konlt gemaakt zijn, weet ik niet, latef uit de diepite afgronden verfpreit zijnde, en van defen Berg ontjiaan aanflonts anderefoor- T*' 111. Afdee- LiKG. van de Vuuren wonderlijk veranderende,over-al ontelbare Sweedbaden ontftaan , warmej laauwe j koude, foutej [uure^ witte^fwarte^nbsp;bloedige j vette j lijmigCj verrotte wateren^nbsp;welke niet alleen aderen verfchaffen, maar ooknbsp;^heelerievieren, meiren, poelen, fonteinen,nbsp;Baaden uitftorten. En dit moet niemand wonder dunken, want die óiOgeweldige kracht vannbsp;den zyBtna kent , die fal ook licht den oor-fprong en oorfaakallerdeferdingenvaft {tellen ; want de macht van defen Berg door aannbsp;alle kanten óver dwars lopende Vuurweegennbsp;in den ganfehen omtrek van het Eiland doornbsp;een gedurig rooken en dampen w'oedende,nbsp;branden na die trap der warmte die fy by haarnbsp;hebben, lichter laage ter Spelonken uit en maken overal of Sweedbaden ; of als fy waterennbsp;ontmoeten , fo veranderen en verkeeren fy denbsp;felve^ en fy maaken door haare verwLels fonbsp;veelderlei foorten van Baaden , alsmenwönbsp;gelyk nergens meerder op den ganfehen Aardbodem vinden fal. DeBaaden Onder anderen zijn vermaart die BaadeUj vun siacca welke dien Berg inde overblijffeien van de fladnbsp;Selemmtina j heden ten dage wordt fy Sciaccanbsp;genoerat, door een wonderlijke vericheident-De Berg heid voortbrcngt ; door dien in het middennbsp;tianS Caio-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hoogcii Berg aan S. Calocerus toe- vonderiijk gcwijt , hier en daar verfcheidene Toolhoven door de ver Spelonkcti tc ficn zijii; waarvan fommigcnbsp;wateren rechte , audcre awarile Loopgraven hebben;nbsp;c» dampen, andere worden tot in den binnenften afgrondnbsp;der aarde door een feer diepe Swelgkuil uitge-flrekt ; die altijd met een Jcbrikkelyk en ver-vaarljjkgekraak wedergalmen; of om de veelheid van het in haar behoten zijnde vuur,of omnbsp;de barsheid van de gints en herwaarts lopendenbsp;winden , of om den grooten aandrdtvan denbsp;baaren der Zee tot in de Loopgraven des Bergsnbsp;met een groote kracht voortgeflouwt wordende, waar door dien Bergop gefette tijden foda-1 |
me waajjemen gt; aan welke die geene, die met eenongematigtheiddeshoofts , met tuitingenbsp;ofruifingederooren en doofheid gequeltzijn,nbsp;als fy haar ooren daar regens aanleggen in eennbsp;kleinen tijd van die fwakheden verlofl worden , fy zijn ook goed om de Senuw'en te ver-ilerken; waarom fy van een grooten hoop heken , die daar in een groot getal en voornamelijk op her Feeft van 5.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;by een ko men , met groot voordeel befocht worden, want daar is een Gafthuis uit ’slands beurfe tennbsp;dien einde aldaar opgetimmert. Op de vlakte ten van Baaden ^ en onder anderen een {eerbeek klaar water , van een wonderlyke kracht omnbsp;den buik week te maken welk als iemand drinktnbsp;die daar geen kennis van heeft veroorfaakt hynbsp;hier door een groot lacchen voor de kijkers,nbsp;dewylede weckinge fo fchielijk op het drinkennbsp;volgt, datter naulijks tijd en plaatfe zy, om ennbsp;waar heen hch re begeven. Waarom de fpot-achtige inwoonders dikwils met de uitlanders,nbsp;door het drinken vanditvyater, aardige poefen aanrechten. Aan de wortels van den tiyEtna ontbreeken geen menigten van Baaden die echter hetnbsp;fo groote getal der geener die goed zijn nietnbsp;in acht genomen worden. Dat teSyracufennbsp;de voortrefFelijke poelen van Tijma en Qianon 5**fcuielt;‘nbsp;geweeft ï\]n\ccnMirabella j van welke denbsp;tweede na die mans eigen feggen met de Maannbsp;toe en afneemt. Dat ook voor defen te Catananbsp;twee vermaarde Baaden met een groote toe-ftel van Pilaren geweeft zijn , looniTetrusnbsp;Carea in fijne befchryvinge van Catana. Dienbsp;van Catana na Panormo te voet gaan fien aan ^**óeun’.gt;nbsp;de fijde een ftad welk men gemenelijk Mineogemee»*^^^.nbsp;noemt, in welkers vlakte ^ die fo feer van denbsp;oude Schryvers beroemde Toel der Talicennbsp;Lago Naffia, een weinig binnen de midlandennbsp;re fien is , van een onmerelijke diepte , hynbsp;fchynt door een verborgen overeenftemminge met |
V. B o E K , VAN met den JEtna, het water drie cubiten hoog op-ryfinde j. als gemeenfchap te houden , en de winden die daar meeft wajen komen en vannbsp;de nabyleggende Zee en van den JEtna ; denbsp;wateren zijn fwavelacbtig en affig ; de poelnbsp;felve is evenfobefmerteiijkalsden ^tna ^ innbsp;het branden, in fwavel , alTe en ftank, waaromnbsp;hy dampen opgeeft niet alleen dodelijk voor denbsp;Vogelen, maar ook voorde menfehen, terwy-le hy eeven als den ^_yEtna brandende kluitennbsp;uitvverpt, van welke Owd'i/zj'aldusfpreekt'nbsp;5- Metamor. De Wind. Elandennbsp;va» TBat En de gefcheurde aarde wordt over jw^elk de naam draagt vaiiPanralaria, f^epe meirenheengeworpen indejiedende pok treed is degrond Aoïendtoo^, rood en Jioemt, en alhoewel fy drie Fonteinen hebben jaardfe weegen gemeenfchap houden , fijnen fo lopen defe echter niet over de boorden van | oorfprongheeft;en’tblijktuitdefpelonkendes Peel gt;hdt reafleggen èXtvan^tfladThermana , uitde lvanditholvintmencenSwelgkuilvaneenon Selinus wordt hy Herbefus , heden ten dage wateren door vuurige dampen warm gemaakt, *• nbsp;nbsp;nbsp;..___ 1 nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^_______________ ® nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1,1. Jl .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;J.-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I 'AP, I,Boelen der Ba Heen en die fo feér na fwavel Jlinken. Heden ten daage worden fy om den lijm die fy uitgeven van de \nvioonètt'csNaphtialt;^Q-den Poel , fich buiten tvvijffel ergens andersnbsp;door onderaardfe weegen ontlaftende , gelijknbsp;Wy boven in de eigenfenap der Meiren oïBoe-len getoont hebben. Dufdanig een'?(?Wfier-men ook tuflehen Gergenticn Bivona , vannbsp;een onpeilelijke diepte, die fijne fwavelige baren van daar het fijn begin neemt drie cubitennbsp;hoog, tot groote verwónderinge der aanfehou-Wers , uitwerpt. Wederom fietmen by‘ïPf’/o-of Capo di Faro aan de ftrand van Sicilien drie Poelen of Mei ren , vermaart door denbsp;hygelovigheid der Ouden , van welke niet ver- overblyffelen van de aloude ftadHymerana het getuigenifie van Blinius en Cicero gefticht,nbsp;Baaden die feer bequaain zijn tot vermaak ennbsp;het verdrijven van fiektens. Ook fietmen bynbsp;Enna, welk heeden ten dage Caftrum Bhannosnbsp;genoemt wordt. Poelen vermaart door de fcha-kinge van Troferpina, welke de Poëten verfie-ren dat te defer plaatfe ter helle gevaren is, eennbsp;Swelgkuil vol van feer ftinkende en byfierenbsp;wateren na haar latende. Ook zijn in den bannbsp;van Palermonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;die van natuur fwavelig Qnfeer heetzKyn , vermaart door haar gebruik tot Badlloven als ook tor fwecten. Ook isnbsp;Trepani, welk eertijds Segejia genoemt wierd,nbsp;aan de wortel van den Berg Erix, van gelijkennbsp;vol gelijk van verfcheidentheid van Metallen,nbsp;alfo ook van wateren , welke alhoewel fy feernbsp;heet en fwavelachtig zijn, echter evenwel, omnbsp;dat fy door geen fout weg lopen , als fy koudnbsp;geworden zijn, na het getuigenis van Strabonbsp;drinkbaar worden ; en heeden ten dagen zijnnbsp;noch drie Baaden in vveefen, waar van het ee-newarm, her andere wat warmer, het anderenbsp;feer warm is, onder welke,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;azelt44 ver haalt, omtrent fo verre alfmen met een Slinger gojen kan een Swavel-poel is , die door eennbsp;’ïligeT^ffchielijkeopbarftinge onftuimich wordt, van Van de inwoonders Gurgut genoemt. De tijd foude my ontbreeken indien ik alle de Poelen , Meiren, Rievieren, Fonteinen,nbsp;Dootsholen, en fwavelige Putten, in de Mid- |
DE BAADEN.delandfe plaatfert van Sicilien wilde ophalen; maar defe dingen die ik felve gefien hebbe, laten die voor den Leefer genoeg zijn. De Eilanden Lipari, of de V uur of Wind Eilanden zijn iovolvan BaadeUjêiatïjnan\ï)ks water om te drinken konnen verfchafTen ,nbsp;in opficht van haar vruchtbaarheid van gemid-deide w’ateren, envanvuuren. Maardevvijlenbsp;wy van Ac{e\vamp; inhtx. voor gaandenbsp;hebben , fo willen wy ons daar mede met lan -gerophouden. Tuflehen Africa en Sicilien legt een Eiland warm, fo darmen daarnauliks met bloore voeten op gaan kan ; welke warmte warelijk uit de binnenfte Vuurgloeden , die met de Vuur-winkels van den jttna en Liparien door onder- Bergs, die door de wateren en dampige winden gaande gemaakt zijnde, door een altijd durendnbsp;geluid gevoelt worden te fuifen en te murmelen. In het felve wordt na het getuigenis vannbsp;Fafehis een feer groot wonderftuk der natuu-re gefien ; w'ant door dien het land door de alnbsp;te groote hitte dorftig zijnde groot gebrek vannbsp;foet water heeft , fo is warelijk door een wonderlijke raad der natuure, voor defe ongemakken verforgt. In het midden van het Eiland isnbsp;een groot Hol over en aan alle kanten metnbsp;verfchrikkelijke Rotzen omfet; in het middennbsp;metelijke diepte uit welk geduurige opgaandenbsp;waaflemen en dampen , in een groot welfselnbsp;verdikt zijnde rot dxn^ipeXcnvan foet waternbsp;worden, in fo groot een overvloed en meenigtenbsp;dat her felve daar van daan door pypen tennbsp;deele door konft, ten deele door de nature nanbsp;buiten uitgelegd zijnde , aan het ganfeh Eiland waters genoeg yerfchaft en om te drinkennbsp;en om andere nootfalèclijkheden daar ‘medenbsp;te doen. §• 9- Fan de Baaden van Afia, Africa en America. Dat het ganfche Aardrijk overvloed van Vuurgloeden heeft, is in het lV.,5(?é’ié getoont,nbsp;de waarheid waar van wy door de aanleidingenbsp;der Vtiurbergenj die om de ganfche vlakte desnbsp;aardrijks te met in byna ieder Landfehap gefien worden , beweefen hebben. Ook hebbennbsp;wy de Bergen op ordre in een Landkaart vertoont , waar uit nootfakelijk een groote overvloed van Metallen en Mfnftofïèn volgennbsp;moet ; maar dewyle wy ook aldaar de Watcr-hoolen die in de aldergrootfte Bergen zijn,nbsp;befchreven hebben, fo hebben wy ook hier uitnbsp;door een nootfakelijk gevolg bclloten , dat denbsp;cn door de kracht der Mijnftoffen die op veelenbsp;plaatfen verborgen zijn , geverruwt zijnde,nbsp;een ovctvloed van Baaden, Sweet-ftoven ennbsp;semiddelde of genefende Fonteinen verfchaf- ^ nbsp;nbsp;nbsp;Tt 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fen; |
334 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD, fcn;dewyledenatuure overal het felveclocc!t,j uit de elfduifend Eilanden die in die Arclii' en alle de uitwerkingen der naturelijke dingen j pelagus getelt worden een.ezy, welk niet ietsnbsp;na defelve regelmaate fchikt. Defe dingen ge-1 byfonders en wonderlijks in de wateren voort-ftelt zijnde , feg ik, dat defelve overvloed van j brengt. Baaden en M^nfiojfige Fonteinen, dewelke wy in Europa gejien hebben , ook in de andere dee-len van de werelt is , en daar kan die geene alleen aan twijfelen , aan wien de wonderlijkenbsp;wetten der natuurc onbekentzijn. Maar omnbsp;dar wy dit niet fchynen te vergeefs gefegt tenbsp;hebben , fullen wy nu eenige derfelver, en uitnbsp;de Gedenkfchriften der Hiflorie-fchryvers,nbsp;en uit het verhaal van verfcheidene die hetnbsp;aardrijk met neerltigheid doorwandelt en ge-fien hebben, op halen en befchry ven. Groot en Klein Afien te gelijke met Griekenland welk het bevat , is fo overvloedig vol van Baaden QnwonóiQxtn van Fonteinen darmen een geheel (luk van node foudehebbennbsp;om die alle te befchry ven, die wil, kan hier van i tuure en tot vermaak en tot genefinge veelernbsp;leefen Arijioteles de Admirandis ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;! quaalen aldaar geplaatft. Den dag foude my en daar van defelve in Tarrarien, en andere ge-'wateren gefien worden. Laat dit derhalven Afia.China, en Japonnbsp;hebben overvloed vannbsp;Baaden. De Philippine Ki landen zijn vol vanhaadea Ilf. Aedee- LING. Griekenland igt; vol van Baaden, Solinm, TheophraJius,z_yElianus, en onfallijke andere; hy fie daar en boven na her Reisboek van Baulus Marcus Venetns , die hier wellen en landen gewag maakt: ook Haithon de Armeniër van de Baden by de Cafpife J^e ;nbsp;deReifen van verfcheidene in Perfien.dewelkenbsp;verklaren dat het geheele land vol is van wonderbare Water-fpnteinen. ‘De Jaarboeken dernbsp;Jefiiiten van de IndiJefaakeni^rtck^nAzzvnbsp;hier en daar van , en onder andere op het nau-keuriglle ‘P. Martinius Martinius in fijnnbsp;voortreffelijk werk welkehy den naam gegeven heeft van Atlas Sinicus. Japan is gedurig heet door feer warme wateren, na het ge-tuigenife van Aloyfius Froes. De Philippinenbsp;Eilanden zijn fo vol daar van , dat’er naulijks |
Africa voornamelijk omtrent de Stranden heeft overvloed van gemiddelde wateren. Van de Landfehappen van Americafal ik hier niet fpreeken, dewelke fo vol van defelve htUnbsp;zijn, dat fy, gelijkerwijs de Hiftorie-fchryversnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^' verhalen, niet alleen een groote menigte daar van aan de Middelanden verfchafen, maar ooknbsp;in fommige plaatfen uit feer hooge rot-fen feer heete wateren als rievieren uitftorten,nbsp;en fo die nergens uittocht vinden , doordenbsp;grond der-^Équot; felve , in het buitenfte oppervlak der met een groote force , allernetnbsp;wonderbare krachten voorfien zijnde uitgie- .nbsp;ren. Ik fwyge hier van de fo groote menigtenbsp;der Baaden van Mexico van de goeddadige na- ontbreken indien ik ondernam de wonderwerken der Natuure te befchryven welke te Gua-warto,Peru, Chili, Quato,Cufco, Potofi,inde een algemeene regel zijn ; dat overal waarnbsp;Fuurwinkels en Mijnen vanMet allen gevondennbsp;worden, dat d aar nootfakelijk Baaden, als derfelver onaffcheidelijke metgefellen moeten bynbsp;zijn\ maar datter over al Vuurwinkels, fwavel-putten , falpeterige, foute,aluinige.koperro-dige Fonteinen gevonden worden is in hetnbsp;voorgaande getoont geweefl. Met recht beflui-ten wy dan , dat' er te geenerflaatfenYi-xè,èitx\,nbsp;en Fonteinen van een vvonderlijfe kracht ennbsp;vermogen ontbreeken. Maar ditfyfo genoegnbsp;gefegt van de Baaden. |
Waar Van daan de gemiddelde o/genefende kracht der Baaden, tegens fo Veele en
DEwyle in de ganfche befchouwinge der naturelijke dingen de Majefteit dernbsp;Natuure nergens beter uitblinkt als innbsp;de xsionèitxXxfsjtverfcheidentheid der wat er en;nbsp;fo moet warelijk in allerlei manieren getoontnbsp;worden j wie doch de Werkbaas van fo grootenbsp;uitwerkingen, welk T Meefterfchap zy, waarnbsp;doorFIooftflofen anderfints feer verfcheide ennbsp;ten eenemaal ftrydig, echter evenwel met fonbsp;groot een vreedfaamheid en eendracht in denbsp;warme Baaden der wateren met fo groot een o-vereenftemminge vereenigt worden, dat ’t^wa-ter door fijne vochtigheid de kracht des vuursnbsp;niet uitdooft,en ’t vuur door fijne vermogen denbsp;vochtigheid die fo feer tegens het felve ftrydignbsp;is geen leetdoet; ja door een feekere naturelijke fucht totvriendfchap,fodanig eenVreed-verbond maken welk door geene macht fchijntnbsp;ondaan te konnen worden ; fo dat het Vuurnbsp;alle dingen door fijne werkelijkheid beweegtnbsp;alle dingen voedt; en dar fo volgens het feggen
van diQnPhilofoophArifloteles, deeerftemc-dedelinge des Icevens komt uit de warmte, en in het vochtige defelfs behoudinge. Eloe derhalven het water de warmte vat of krijgt, isnbsp;in het voorgaande overvloedig gefegt, maarnbsp;hoe het fo groot een aanwas van wonderbarenbsp;krachten bekomt, 'hoe en door wat fpeel-noot de famenvloejinge van fo feer verfcheidene krachten door fo een naauwe verbintenifenbsp;in fo een nette even maate, in fo een juifte maa-ite en overeenkomfte gematigt worden , datnbsp;warelijk is van een hóoger onderfoekenbe-denkinge. Welaan dan , laat ons daar van ietsnbsp;ondernem.en, in welk fo wy den Leefer in allesnbsp;niet fullen fchynen te voldoen, ’t fal ons echternbsp;' geen kleinen lof baaren, in fo fwaren faak ietsnbsp;ondernomen te hebben.
I De Groote God de alderwyfte Schepper en Maaker der dingen , gelijkerwijs die allenbsp;dingen om den menfeh voort gebracht heeft;
alfo heeft hy ook gewilt dat defelve van alle
mid-
V. boek, Van de baaden. 335 middelen om hem in een volkomen ftaat van , het vloeit door fvvavel enfant, komt het, de gefontheid te bewaren en wel van allerlei flag jlafl: van het fout door de doork enfinge.a ge-¦««t^God-foude voorfien 2ijn . Hierom ifler j legt hebbende, foet te voorfchijn. Maar ijijaar-niets in de natuure der dingen welk niet een ; de fontachtige warme waaterett fouter ^y^nndere genefende kracht heeft; niets welk. zijn dan de andere; dat komt door de aanbran-^t,iet op een féeker deel uit de deelendesmen-\Amlt;^t, welke gefchiedt door de kracht van het lichaams door fijne kracht fat j en | onderaardfe Vuur , waar door de geeften verboor een fcker wonderlijk merk of indrukfel i vliegende het vafte fout overblijft, door welknbsp;flat gecne vertoont totwxlkers koefteringe en ;de wateren fo vee! te fouter gemaakt wordennbsp;onderhoudinge het gefchapen is : ja als door dioe veel te beerer het fout met het water doornbsp;feeker gewicht na dat geene waar mede het! een volkomener mengingegefmolten is. Hetnbsp;floor de natuurelijke wet van vriendfchap over-, felve daarom gcfchict ook in de Baaden die vannbsp;cenkomtj gedreeven wordt. Dewyle dan het |natuareye//Atff/6i^/^ zijn , het geene gefchiet innbsp;amp;^fiellt;it%menfchelfaenlichaams uitfeerveeie i wateren in welke het fout volkomen en in eennbsp;fwavelige , falpeterige, foute, koperrodige en i volle maate gefmoltenis , te weeten in fulkenbsp;olieachtige deelen uit defelve namelijk waar j wateren die door de konft toegemaakt zijn;nbsp;floor alle mengfel beftaat, fo gebeurt het hier | welke gelijk die geweldiglijk verdroogen, min-,nbsp;floor, dat het warme water der Baaden^ waar j der verwarmen, aantrekken^ famentrekken,nbsp;^ofle fy net gemengt worden gebruikt zijnde, 'afveegen, fuiveren, welke de eigentlijke krag-die wonderlijke en heilfame uitwerkingen, 'Vaar over wy ons in de toevallen der fieken en ren van het fout zijn , alfo veegen fy ook de huid af en maken defelve fchoon, en bedwin- l'tanken verwonderen, volbrengt. Want ik en | gen alle de uit te fuivcrende en rottende voch-'vil niet datghymeint, dat de oorfaken van | tigheid , en fy verdunnen mettertijd de alte flefe uitwerkingen altijd van de eerfte hoeda-j groote grof of dikheid des lichaams.nbsp;nigheden afhangen, maar infonderheid van de I Dat dan de Jbute waateren der Baadennbsp;byfondere krachten en hoedanigheden der din- ! voor de fchurfde , melaatfe , Jafarus-fle quot; goit 13 voornbsp;gen die in de Baaden vermengt worden, gelijk | ken , builige , puiftige foo goet zijn , datnbsp;quot;7 naderhand van de oorfaken der wonderbare j moer voornamelijk en meeft aan de krachten fXeïs. van het fout toegefchreven worden ; welkde-wyle het van de natuure door een wonderlijke overeenkomft en evenmatigheid onder denbsp;wateren verdeelt is , hierom doet het door denbsp;opene tochtgaten doorborende die werkingen,nbsp;waar over wy verwondert zijn ; gelijk alflernbsp;geen deeltje van ons lichaam is j. welk niet uitnbsp;foute itchaamfjens beftaat j welk in dien hernbsp;of door een bovennaturelijke warmte verbranr lichaams gedreven worden, alfoo maken fy! wordt, of elders vandaan door de bedervinge toonen, van de foute gemiddelde oïgenefende' buiten door de voeringc van ’t water in gebragt lijke hoedanigheid, bevat; deverfcheidenheid 1 gebrek der vochten bedorven zijn ontmoeten. Wateren fullen toonen en openleggen. De din-gon nu welke in de gemiddelde Baden gemengt worden , en dat meeft altijdnbsp;floor een volkomenevereenigingc, zijn, fout,nbsp;falpeter, aluin, koperrood, fwavel, lijm^ te fa-men met de feeven verwfels der Metallen,nbsp;W’elke gelijk die ik weet niet door wat voor eennbsp;Seilfteenige eigenfehap tot de haar aanbevo-lene voornaamfte deelen des menfchelijken ook de felve door die wonderbarelijke kracht, van welke wyfpreeken gelukkig, en bewaa-ren de felve in een volkomen ftaat van ge-fontheid. Maar laat ons eindelijk de laak wateren een aanvang makende. Alle land heeft een fout 'oy fich dat hem ei-f lt;Jing‘quot; gen is, in fommig veel, in fommig weinig, en C®quot;'* medanige landen darmen vindt, fodanigeen; van een foute hoedanigheidhédüzwoo'f de wateren j waar door fommige dampige,nbsp;flrooge, bittere, fcherpe, bitterachtige zijn; ennbsp;alwaar het aardrijk op het netfle fout is, aldaarnbsp;zijn ly ook op het netfte fout; waarom daar fel-den een indrukfel uit feekere myne of metalnbsp;in de wateren gefchiedt, welk ook geen gedeelte van fout heeft, want ieder land fmaaktnbsp;na het felve ; waar uit wederom blijkt, datternbsp;naulijks een fuiver of enkel water gevondennbsp;wordt, gelijk wy te vooren ook geleert hebben,nbsp;welk niet iets fouts, alhoewel in een ongevoe-nu der trappen van fcherpheid hangt of van denbsp;onderaardfe plaatfen , door welke het vloeit.nbsp;Welk fo het gaat door mijnen die een overvloedig fout hebben, dan zijn fy feer fout, fodoor plaatfen die minder fout hebben,fo fout niet, fo |
der vochten fchadelijke hoedanighedenver-kreegen heeft , fo gebeurt het dat het felve, binnen de warme fout baaden j door een fekerenbsp;natuurelijke trek in fijns gelijke deeltjens, vannbsp;na getrokken zijnde , ’t lichaam van dien moe-jeiijken gaft, door deuitfuiveringevan de ver-dprvene verrorheid en gebrekkige tuffehen-huidfe vochtigheid, veriofien. Maar waarom het ook fo feer goer is voor de Milt-en ingewand-fieken en andere fa ktensiiii\it\l'k*a.nbsp;die haaren oorfprong van winden hebben, datnbsp;gefchiedt op de volgende wyfe. De foute lig-haampjens te gelijke met het warme water,nbsp;waar mede fy gemengt worden, door de tocht-gaaten ingevoert, en door de warmte verduntnbsp;zijnde, gaan aanftonts door haare fijnheid hetnbsp;ganfche lichaam door , en fy ontfluiten doornbsp;haare fcherpheid de verllopte weegen na denbsp;milt, darmen , lijfmoeder en andere leeden,nbsp;alwaar fy haars gelijke lichaampjens die door die haaien fy door een feekere aanttekkinge na haar en verfachten eindelijk de leeden doornbsp;die afveegende kracht daar mede fy voorfiennbsp;2ijn , makenfe bequaam rot haare gewoonelijke werkingen , en de drabbigheden oorfaken ont- |
336 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD, I'lI Afdee- der verftoptheden, vervoeren fy te gelijke met maken, fy bedwingen de bloedvoejinge uit wat haar door die weegen welke de natuure tot de voor een oorfaak de felve ook voortgekomen ontlaftinge gefchikt heeft. Hier uit blijkt, is;fy ftrcmmendefaadvloejinge;verfachtende waarom fommige Banden onvrngtbare vrugt- hitte of fnijdende pille , fy neemen de verftop-^/7^rmaken;omdatdcfoutelichaampjensdie pingen derblaafe en pifweegen weg, fy verin de w^ateren ingemengt zijn de vergaderinge der gebrekkige vochten in de fiektcns van denbsp;lijfmoeder verdrogen, verteeren, afveegen, denbsp;toegeflotene weegen openen;welke dingen gedaan zijnde, fo is het nootfakelijk, indien daarnbsp;geen natiirelijk gebrek van de lijfmoeder in de weg is, dat de vruchtbaarheid te weeg gebragt heeft, alfo ook veel krachtiger dan de voor wordt. En op defe wyfe werken de genefende i gaande werkt ; want door de overheerfchingenbsp;krachten dernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;inliet verdry ven | des waters hebben fy dat fy verkoelen , en uit van de nu opgetelde fiekrens. nbsp;nbsp;nbsp;' de vuurige fcherpheid dar fy matiglijk verdro- De falpeterïge Banden verfchillen feer wei- {gen en famen trekken Krachten van de Sal-psrerigenbsp;Baaden. verteerende. k Weet echter niet , wat voor i hoewel fy dat daar en boven hebben , datly ™t”r LÏ-’een verborgene overeenftemminge fy hebben 1 veerdiger doorboren en afvegen; waar om mennbsp;hen nooit fot dz gcbrCCkcfi dcr oogenQh\hQt\oo^tn0QY\ xi'i.-3iw\\]k.s fimrachtige Baaden vindt dieniet jgjopji-een ondervinding ! iets van Az KooperroodVtchhzn , juift wel niet gemerkt, dat niemand , mdzSalpetermpnen ócztmzn het net voelen kan , maar fo veel desnbsp;ooit met loopende oogen , ofeenig ander ge-; felfs geeftig en dampig weefen aangaat, waarnbsp;brek der felver befochr wordt welk buiten door fy op hetfijnffeenvolkomenftegevcr-twijffèl aan deflelfs alderhoogfte fijnheid en ruwt w'orden. LIKG, nig in krachten van de foute; want fy verwar men, verdunnen, verteeren, byten, verdikken,nbsp;droogen , ontfweeren : om de kracht die fynbsp;meerder hebben dan de foute, zijn fy ook bitterder dan'defoute, en om de fcherpe fijne ennbsp;geeftige lichaampjensvandefalpeter , welkenbsp;in de wateren gemengt worden, fnydcnfyin,nbsp;en verdunnen veel krachtiger dan de foute,nbsp;waar door fy de taje vochten uitvoeren , dennbsp;buik week maken , de pifiè verw^ekken , hetnbsp;fweet uithalen, hetfand verdryven ^ den Heennbsp;breeken, de Nieren fuiveren , want al wat fynbsp;van faipeterigc vuiligheden in het lichaam geheel onfuiver en van een quaadaardige hoedanigheid vinden , dat maken fy ais haar gelijknbsp;zijnde en het felve door een feekere aantrek-kinge met haar vereenigende door haare fcher-pigheid los , alle de vochtigheid en tajigheid infnijdende kracht, welke alle dingen verteert moet toegefchreven worden. Waarom dey2z/-peter altijd by de Geneesheeren voor een oogwater gehouden is het befte boven veele andere ja voor fo goed een allTer weinig te vindennbsp;zijn. Sie na her geene wy in het volgende Boeknbsp;wijdlopiger van de natuur eneigenfehapdesnbsp;falpeters bybrengen. Aiuinige nbsp;nbsp;nbsp;De aluinïge Baaden, behalven die krachten derfAver fy falpetetigc en foute gemeen heb-krachten. ben , zijn voomamelijk met een doppende kracht voorfien ; waarom fy de deelen des li-chaams welke fy door haare dunheid van denbsp;uitwerpfels ontladen, ook vaft, en vry fterker |
fterken de verflapte wederhoudende kracht der Nieren, en fy baaren ontelbare andere uitwerkingen , tot grootbehulpderfwakkenennbsp;kranken. De reeden waar van geen anderenbsp;zijn kan als feekere kraicht , welke gelijk dienbsp;aan het mengfel des fouts en falpeters deel De Koperrodige of Inkjge'^ToAtn, Griekennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van de Calcanth; als of ghy feide. bloem “van koper of het buitenfte uitflag van een koperige (toffe ; gelijk die dan uit hetnbsp;Kooper haaren oorfprong hebben , alfo wordtnbsp;het ook alleen in die plaatfen die vol Kopermijnen zijn ^ voortgebracht. Waarom de Baa*nbsp;den die door dufdanige Koper mijnen vloejen,nbsp;deel krijgen aan de kracht die aan het Koperrood eigen is, w’elke gevoegt is met een geweldige (lopninge en groote verwarmende kracht,nbsp;en fy verdrogen , verdikken, trekken famenjnbsp;en knagen niet minder, waarom fy , indien fynbsp;niet wel getempert worden , nier alleen nietnbsp;goed, maar ook fchadelijk om te drinken zijn;nbsp;ly zijn echter feer goed in Badftoven en Druip-(toven, bequaam om de felve fiektens te gene-fendiedealuinige , falpeterige, foute genefen En defe zijn de vier foorten der foute lichamen ; z\k.z niet gemengt xxyaèiZ, en ieder op fich felve werkende wel defelve uitwerkingennbsp;doen in die wateren in welke fy gemengt worden , alleen maar in verfcheidene trappen vannbsp;vermeerderinge, en ook van ’t koperrood, dienbsp;kracht die het koperrood alleen eigen is daarnbsp;by komende , verfchiilende. Maaralsfyon-der den anderen vermengt zijn , verkrijgen fynbsp;werkingen die geheel en al van den anderennbsp;verfcheiden zijn , welke fo wy die tot de reegelen van dzVereeniging-konJi brengen foful-len wy bevinden dat fy vierentwintig der bande verfcheidene werkingen krygen. |
Ver-
V^B OEKjVAN de baaden.
Het fout boven het fout. Het fout, boven de falpeter
Overheerfchende«i
Het fout, boven den aluin
Het fout , boven de koperrood
Her fout, boven de falpeter en aluin
Het fout, boven de falpeter aluin en koperrood
Een warm en vochtig mengfel
De falpeter , boven de fal-quot;) peter
De falpeter, boven het fout De falpeter, boven de aluin
Droogt.
Droogt, verdunt.
Droogt , dringt door.
Droogt, verdunt, fnyt in.
Droogt,verdunt,dringt door.
Droogt,verdunt,dringt door , fnyt in , verwarmt.
f Verdunt , verfpreidt.
Verdunt, droogt.
Verdunt, dringt door
I nbsp;nbsp;nbsp;Xnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_
^Verheerfchende-i falpeter , boven ’t ko- [ Een droog en warm j Verdunt, fnyt in.
r mengfel
Overheerfchende-i
perrood
De falpeter , boven’t fout en de aluin
De falpeter, boven’t fout, de aluin, koperrood
De aluin, boven den aluinquot;)
De aluin boven het fout
De aluin.boven de falpeter
De aluin, boven het koperrood nbsp;nbsp;nbsp;^
De aluin , boven ’t fout en de falpeter
De aluin boven ’t fout en de falpeter koperrood
Het koperrood, bovenliet koperrood.
Het koperrood, bovenliet fout
Het koperrood gt; boven de falpeter
Het koperrood boven de aluin
Het koperrood boven het font en de falpeter
Het koperrood bovenliet fout, de falpeter, aluin j
Alle de hoedanigheden welke ieder van dele vier in het byfonder konncn toekomen hebbennbsp;Wy hier niet geilek , maar alleen de eer ft oor-Jprongelyke en overheerfchende, byaldien wynbsp;de byfondere die aan ieder eigen zijn hier wilden byftellen , fo foude de famenvoeginge metnbsp;recht tot het oneindige aangroejen. Want de-'vyle ieder der felver in het byfonder meeft al-*^ijd met een vierderlei gifte van hoedanigheden doordenatuurevoorlienis , fo foude iz
Verdunt , droogt, dringt door.nbsp;Verdunt, dringt door,nbsp;verdroogt, fnyt in.
f Dringt door, verdikt.
Dringt door , droogt.
Dringt door, verdunt.
, nbsp;nbsp;nbsp;, ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Dringt door, fnyt in.
Een koud droog nbsp;nbsp;nbsp;°nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
mengfel
I Een vochtig koud ^ - mengfel
Dringt door , droogt, verdunt.
Dringt door , droogt, f verdunt, fnyt in.
Snyt in, verwarmt.
Snytin, droogt.
Snyt in, verdunt.
Snyt in , dringt door.
Snytin, droogt, verdunt.
Snyt in, droogt, verdunt, dringt door.
meerder ; fo fullen daar even gelijk 11 jz foor-ten , alfo ook even fo vcele verfcheidene werkingen uitkomen ; op dat ik derhalven van de verfcheidene foorten der fouten , falpetcren,nbsp;aluinen, koperroden fwyge, welkeloikaan-vong onder malkanderente vereenigenoffa-nien te voegen , de faak foude byna tot hetnbsp;ontallijke uitlopen; en wie fal, als dc lijm, fwa-vel, en de overige foorten der Metallen ennbsp;MijnftolFen daar by quanien,^de famenvoegin-
,1 nbsp;nbsp;nbsp;verfcheidene meng'! ge der dingen met genoegfamewoordenbe
vermeerdert door Z4,xö o veric nbsp;nbsp;nbsp;j r ^ ip,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;? c;^.nahetQ;eenewyhiervaninon-
•vier trappen der eerfter hoedanigheden ver-j hebben.
I. Deel.
Eer-
ONÖER-AARB^SE WERËLÖ,‘- rypcn; de Jh'avelige geejfen als Viervorften alles in de wateren door haare warmte beftu- rende en befielènde. Eindelijk Volgt daar op IV. Afdee- LlNGE. -(iamp;gemid- _________ ______, nbsp;nbsp;nbsp;o onbsp;nbsp;nbsp;nbsp;______ _______________ ________j - o nbsp;nbsp;nbsp;* u.w.- reren 'vm' quot;^o-ter kuu gegeven worden:, welk niet een j de inkomftder gtootcn , welke zijn de geefti-fchiUtnin verfchillend nbsp;nbsp;nbsp;vati Metallen, enby ge-, ge weefens der Merallige lichamen , van wel-„leB- foort. volg verfcheidene reedenen en opjlchtenw^sv eigenfehappen beeft. Want defe raengfels heb- ke ieder aanftonts fijne naturelijke ftandc enfcheiy^' verblijfplaatsneernt;ende^oK^É’welalsop-‘^‘^j’^^^ei-ben haarnietanders als de^£’^^//?« j by welke / gehoopt met koninglijke krachten , neemengenfebap^^nbsp;een gedaan zijnde het getal wefentlijkveran-1 aanftonts boven andere de hooftplaats des'^quot;'®**nbsp;derf, gelijk/. 4. A/i?/^/gt;/zgeleert wordt, wel-1 Herts in en verfterken hetfelVe;.de'/:^lt;?r/^lt;?nbsp;ke alhoewel men die met de finnennietbe-1 en die veel ftvavels by haar hebben vloejennbsp;grijpen kan, en dat fy evenwel in der felverj na de ftarkte van de borft en delongeomnbsp;verborgene Schatkamer door een wonderlij-! daar ftant te houden; de jyyêr/^e haaften haar Uirdefe dingen blykt , dutter geen gemid- ke wijsheid der natuuregemengt zijnde verborgen zijn , leert van voorende reedefelve, van achteren de ondervindinge; fo dat wy onsnbsp;derhalVen over de wonderlijke voorfienigheidnbsp;van de Goddelijke Wijsheid in de fchikkingenbsp;der naturelijke dingen , niet genoegfaam verwonderen konnen, als wy dat verwonderlijknbsp;famen koppelen en huwelijk van leer verfcheidene dingen tot een overeenftemmende nadernbsp;befchouwen, en wel in die gematigtheid, ee-venmate, overeenkomfte en fekere netpafien-de maate gefchikt, fo dat de ellendige fwakke,nbsp;fiekelijke gefteltheid der ftervelingen in hetnbsp;gebruik der felver een onmifiTelijke uitwerkin-gc verkrijgt. Maar ten rechte fotide iemand te defer plaatfe konnen vragen , hoe defe verwardenbsp;menginge van Joo veele vetfchillënde dingen in de waateren fonder verwerringennbsp;werkt ; hoe het fijne krachten in de lichamen der fieken uitgeeft.? Op defe vrageantwoord ik met weinig woorden: terwijle Godnbsp;en de natuur niet te vergeefs doet, en allenbsp;delfelfs werk en na fijn voornemen de alder-befte en aldervolmaakfte zijn , fo hebben fynbsp;warelijk een feekere wonderlijke maatigingenbsp;van noden gehad, op dat de eene des anderensnbsp;werkinge niet vertragen noch verbreekennbsp;maar door een fekere eenmoedige overeen-fteniminge, de genefende uitwerkingen voornbsp;het menfehelijke lichaam , om welkers willenbsp;ly gefchapen waaren , nodig tot delTelfson-derhoudinge beoogen fouden , en welfulkenbsp;die daar roe nodig en daar mede overeenkomende waaren. Hier door is hetgefchiedtjnbsp;dat gelijk de byfondere foorten van de genoemde gemengde dingen op de byfonderenbsp;leeden des menfehelijken lichaams fieh , ennbsp;door een feekere Seilfteenigeeh thedelijden-de genegentheid tot defelvé gévoert en getrokken worden ; alfo fien ook de byfonderenbsp;foortennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;inwendig gedronken , of uitwendigdoor infittinge, wallchihge,befme-ringe en opdruipinge gebruikt zijnde door een vriendelyke genegentheid der natuure totnbsp;foodanig een lid ofgt; welkfy fien „ envloejenooknbsp;daar heenen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;èt.QoxdXtx\ At foute foorten van feer fijne geeftenzijn, fo gebruikt de na-tuure defelve als feekere voorlopers en om de poorten te openen, en om de famenpakkin-ge der vochten te bereiden, te verteeren en te |
na de winkel der milte eiv ingewanden, om de droefgeeftig-makende droefiem uittefui-veren. Die een loodig, tinnigtnfalpeterig-fout weefen hebben voegen haar in de bloedmakende keuken van de kleine wereld , omnbsp;de leever te verfterken , en om de waterigenbsp;flijm uit te fuiveren en te verdroogen.nbsp;Zwavelige j Ifmige tnèxtctnfaIfeterrgweefen hebben komen over een om door haarenbsp;kracht de dikke darmen week te maken. Hetnbsp;mengfel van eenfieenig weefen doet w'onder-lijk zijn dingen om de Nieren en de Blaas tenbsp;helpen en te verlichten ; andere zijn door in-fnijdende en losmakende kracht goed voornbsp;de fiektens der Herfienen en Senuwen, de geraaktheid , ftijfhalfigheid , bevinge, kramp,nbsp;lammigheid en dat door opdruipinge. So liet ghy dan , dat de natuur door de veelheid der foorten die in de u’ateren ge-mengt zijn het fcive doet , welk in een vol-niaakte bedieninge van een Staat daar hetnbsp;yolk regeert plag te gefchieden , daar iedernbsp;een de laft hem opgelechr en aanbevolen , innbsp;defe of in geene plaats , na de geleegentheidnbsp;van defe of geene bedieninge , op de beftenbsp;wyfe als hy kan waarneemt, alle echter altijdnbsp;op een en hetfelve oogmerk doelende; welk innbsp;defe reegeennge is het gemeene goed , ennbsp;eenige behoud van het gemeene befle j in gee-ne een volkomene gefondheid , en matigingnbsp;der vochten van de Huishoudinge der kleine Wereld. EEDE Gevolg. Hier uit blijkt, dat by na de meefle wonder- nbsp;nbsp;nbsp;it lijke uitwerkingen \vt\kt wyte mets fien dat in de gtnt(mgt derkrankengtA3L^ï\gt;Norètn,*'^%fnbsp;niet door de formen dereerfter hoedanighe-^jdde^i^'nbsp;den (welker werk het alleen is, te verwarmen,nbsp;droogen, vochtig maken, koud maken) maarnbsp;ook door de byfondere eigenfehappen derMyn-fioffen van de geheele gelijkheid haares wee-fens voortvloejende , voortgebracht worden:nbsp;welke byfonderlijke eigenfebap niet andersnbsp;is, als feeker medelyden ^ en verborgene over-eenftemniinge der natuure, waar door de eenenbsp;liever in dit dan in een ander lid van het menfehelijke lichaam fijne kracht uitftort , plijknbsp;wy in het volgende feer ovetvloedig mllen |
339
waar van
daan doch komen , en door welke oer faken die fo verwonderlijke wonderflukken v elke in fom-mige Fonteinen » tot groote verwonderingenbsp;der Phillofophen, uitbiinken, haren oor ff rongnbsp;hebben.
'AP. I.
V.Boek, Wonderwerken der waateren.
Ghy fiet dan Leefcr , hoe de gemiddelde of ernft enneerftigheidonderfoekcn gfnefende krachten in de Baaden'njerken , ennbsp;door wat kracht fy de opgetelde uitwerkingennbsp;volbrengen; welke dingen afgehandelt zijnde,nbsp;loiiïer nier meer overigdandar wy nudebin-nenfte dieptens of geheimkamers der naturenbsp;een Weinig hooger navorlTchen , en met allen
IV. A F D E E L I N G. VERHANDELINGE
VAN Dl
VOOR-REDEN.
O in eenig naturelijk mengfèl de Majefteit der Natuure uitblinkt, Ib kan den geenen alleen onbekent zijn , datfy inhet Waaterrijk haarenSeetelnbsp;geplant heeft, die delêlve nooit met aandacht befchouwt heeftj waaromnbsp;Vlinm duldanige wonderftukken die het menfehelijk geloof by natenbsp;boven gaan, onder handen neemende, en als fijnes Leefèrs gunft of gelovevoornbsp;inneemende , fo quot;iPie, legt hy , meint dat eenige Van deeje dingen geen geloofVerdieneHydienbsp;leere datter in geen ftuk of deel meerder quot;^onderloerken :^ijn: Van welke fommige tot denbsp;coleuren, fmaaken, reuken, fwaarheid, lichtheid, dunheid gebracht worden, fommige bevatten in haar een wonderbarelijke kracht om te genelèn , fommige eennbsp;dodelijke. Ook vintmen der, die door een foekere veranderende kracht alle dingen in fteen,yfer, koper, verkeeren , de grijsheid verhaaften, een waarfoggendcnbsp;kracht hebben. Andere volgen met het opgaan der Maane de Ebbe en Vloed dernbsp;2,ee 5 andere zijn voorfien van wonderbare eigenfehappen. Van welke allewynbsp;in het byfonder lullende handelen , fo follen wy fo veel als ons mogelijk is , en denbsp;iwakheid van ons verhand toe laat, de oorfaak derfelver trachten na te vorlTchen.
Het L Hooftstuk.
Fan de coleur, imaak, reuk en ftank infommige Fonteinen en Baaden uitflekende.
IN de wateren7X]nor\iQ\h'3XQverfcheident-heden van coleuren ^ de verfcheidentheden van welke gelijk die openbaar zijn, alfo ful-len wy ons ook in defelve niet al te lange ophouden,voornamelijk dewylc wy in dit ftuk ennbsp;in het voorgaande , cmnonsTofcanen, overvloedig en volkomen afgehandelt hebben. Wienbsp;weet niet , dat de wateren fodanig een coleurnbsp;aannemen., als de Mijne of de loopgrave is, doornbsp;welke fygevloeit z,yn. De gracht nu door welke het water vloeit kan op driederlei wyfe aangemerkt worden, of in de foort van groejelijkenbsp;of der Mijnftoffige of der Metalligefappen.nbsp;De wateren van de eerfte foort worden ge verruwt door de fappen der kruiden of boomen.nbsp;By voorbeeld, de IFateren by welke den Olm-hoom wecldrig groeit, fien wy dat met eennbsp;rode of liever loodachtige coleur geverruwtnbsp;Worden. So fy regens kruiden aanfpoelen, alsnbsp;^tinkende-gouwe, Roomfe Camillen en andere diergelijke krygen fy een fafferanige coleur,nbsp;I. Deel. |
als fy regens witte of blanke, of krijtige aarde aanfpoelen . fonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;mQttznmelkachtige coleur vloejen ; fo fy door roode aarde loopen, fullen zy met een fm^^’y^r'Z^'^befet worden;nbsp;fo door Oker, Sandarac,fullen fy met cengeekjnbsp;fo door Spaansgroenige, met een groene coleurnbsp;gemengt worden; en ib gaat het met de overigenbsp;metallige fappen. Maar laat ons het geene wynbsp;feggen door een Proef bewyfen. P R o E E. Laat BA een Bekken zijn , in welkers buL ikigen omtrek de/’y^ymCDEFGHIKmoe*nbsp;ten gemaakt worden , die ghy eerft met/gt;öE-jers van verfcheidene colew'en moet vullen,nbsp;dat is, C met een rood, D met een geel, E meenbsp;eenblaauw, F met een bruin, G met een afver-wig, H met een groen,! met een wit, K met eennbsp;fwart. Ditnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vul dan het bekken met Fontein-waateriotho^QD toe, en het water uittocht foekende endoordepypjensuit-V V 2, nbsp;nbsp;nbsp;lo- |
DE ONDER-AARDSE WERELD, iv: AfDEE ïJêig gefchiedc meeftentijds , alsJyhetUchamlyke weefen der aarde deelachtig zyngeworden; | geele gal , uit een geele een groene of fwar-maar fo fy alleen flechtsdoordealderminfte |te , door feekere trappen der verruwe veren kleinfte dampen en uitwaaflemingen der; meerdert zijnde , dewyle het door de kokingenbsp;Mijnftoffen geverruwt worden, ol alleen maar j namelijk tot een overmaat van hitte , en hiernbsp;door de warmte fonder eenig mcngfel op-j uit tot verbrandinge voortgaat. Ook blijkt ditnbsp;fteden; dan worden fy met de natuurelijke co- j in de verfcheidene foorten van Barnjieenywit-/e«r van het water , dat is, klaar , helder Qn\ te ^ geele ^fwarte ^ waar van de eerfte door eennbsp;doorfchynende uitgeftort. En dit wel heeft j matige warmte tot een wat, het andere uit wit Voor eerft dan wordt gevraagt, waarom de \ een fwarte gemaakt wordt. Z,ee van Jeekeren Berg ingefien zmide ^ den \ En defe is de reede , waarom de Rievieren aanfchoüweren fo groot een verfebeidenheid '. en Fonteinen te met haare aangeborene verru-van coleurenvertoottt ? Want ghy fnlcfien dat Itc’e veranderen , namelijk om de tolt;t's\otèiS'3S\.nbsp;fy aandeeenefijde.m^f j aandeanderey=///»2- i verfcheidene andere rievieren , dieineenfec-jieenig , aan de andere aan dc andere we-|kerc Rieviere inlopen, w^elke dewyle die uitnbsp;derom groen fich vertoont. Ik fegge dat defe ! verfcheidene Mijnftoffen haaren oorfprongnbsp;coïcmcngctn{\nx.swefentlijkeo{\\kQcnmeng- j hebben , alfo fetten fy ook haar verkreegennbsp;fel voortgekomén, maar alleen ftechts fo fchy- j verruwfel aan de groote Rievieren by, in welke ^ quot; fy inlopen, aldermeeft na feer groote overftro-mingen van Slagrccgenen , door welke het water doordc verfcheidene verwfels der aard-fe kluiten befet zijnde, met een groot gewicht nende zijn (gelijk wy 'mArtenoH.Luc.lê Umbr. in het breede getoond hebben ) of uitnbsp;de verfcheidene wederftraal der Wolken ofnbsp;Bergen, en voornamelijk uit de grond der Zeenbsp;na dat ieder dcrfelver verfcheidenrlijk gefteit j fich in een andere Rieviere inftort; waardoornbsp;is, gebeuren. Want alwaar de Zee aldcrdiepft j de Rievieren eerft troebel w'orden en nader-is, daar isó^cZpealsfwartQnpikachtig; als! hand als de Slib ftrijkt, fo befmetten de Mijnde grond van de Zee groen is en die groen- ftoffige geeften die overblijven , het klaarnbsp;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r \nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 I nnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vvater met een verfcheidene verruwe en fmaak. De Rieviere Flyponis feer gefondja by na de gefondfte om re drinken , wordt nanbsp;het getuigenis van ‘Plinim feer bitter alsnbsp;hy de ovcrloopende waateren van de feer bittere Fonteinen , welke fy Exampaum noemen , inlaat. Maar laat ons nu tot wonder werken der Fonteinen nader toetreeden. ¦§. I. 340lopende, fal net met de eigene coleur die in dc pyp ge verruwt worden. En ghy fult dan fien dat ’r water door C met een roode ^ door D met ecngeekj door E met een blaaitu^e^ door F metnbsp;Qcn bruine j dootGmQiQQnaJfchige doorFlnbsp;met ccngroene door I mee een witte^ einde-door K met een [war te coleur geverruwt zijnde fai uitgaan. Hetfelvcwiiikdat inde onderaardfeplaat-fen gefchied, in welke ghy u moet verbeelden het IVatervat AB, welk fich door verfcheide-ne pypen met verfcheidenc MijnftofFen voor-fien, ontlaft. Ik legge dat wel het water in dcnbsp;grond van fijn Watervat fuiver en enkel fal zijn,nbsp;maar aanftonts als het de gefeide pijpen dienbsp;vol van aderen van vcrfcheiden verruwigenbsp;MijnftofFen zijn fal zijn doorgegaan, na buitennbsp;foorten van Fonteinen verfchillende vannbsp;Cmaakj reuk en verruwe fal uitleveren. En datnbsp;geen fwarigheid ; w’aarom wy tot andere ver-borgener uitwerkingen voortgaannbsp;heid opgeeft,fo hy vol roode fteentjensnbsp;en fand is, fal fy rood fchijnen te zijn. |
Op defe wijfe is het gebeurt in de eerfte togt der Hollanders na èiC Mageüanife Zee , nietnbsp;verre van den mond van de rieviere deüa Pla-f'^»datmen de Zee teneenemaal bloedrood fag,nbsp;en als fy een puts vol w’ater gcfchept haddennbsp;oni het felve nader te beften,vonden fy een on-tailijke menigte van roodachtige wormpjes dienbsp;in het water vermengt waaren, die met de hantnbsp;daar uitgenomen zijnde , even alsdevlojennbsp;gincs en herwaarts fprongen waarom fy denbsp;felve ook Zpe-vlojen noemden; fommige mei-{nen dat defelve op een fcekere tijd des Jaarsnbsp;j door de WalvifFchen uitgebraakt worden. An-I dcre feggen dat die van de oneindige menigtenbsp;I van kleine Kreeften voorkomen, die haar in dcnbsp;genoemde ftreek van de Zee onthouden , ennbsp;gelijk die rood van coleur zijn, alfo vertoonennbsp;fy ook de Zee voor den geenen die defelvenbsp;van verre befchouwen als of hy met een bloed-roode verwe befet was. Op een andere plaats fietmcn den Oceaan ten eenemaal^röfw j om de veelheid van hetnbsp;kruid, welk men Sargajfo noemt, waardoor denbsp;Zee tot veele mijlen verre befet wordt , vannbsp;welk kruid, dcwylc wy daar van op een anderenbsp;plaats gchandelt hebben ^ wy niet goetvindennbsp;iets verders op te haaien. Daar en boven verfchijnen fommige ren door de meenigte der Metallen, oxblaauwnbsp;of door feekere befmettinge^röÉ’w^ na de wonderlijke matiginge des Onderaardfen Vuurs.nbsp;Want het ismetdeeo/e^rfodanig gelegen datnbsp;fy re mets uit een witte ^ een roode, uit eennbsp;roode een geele , uit een geele een groene of fwarte maakt ; niet anders gelijk alsnbsp;uit een foot flijm bloed wordt, uit bloed eennbsp;door de vermeerderinge der warmte tot eennbsp;geele, uit geel door een verbrandende hitte tot |
341
'A MI.
En op dat wy niet gedwongen worden aan de beufelachtigc opfnyerijeh der Poëten al tenbsp;veel geloof te geeven, het is bekent dat in feernbsp;veeie landen van Duitfland en Vrankrijk dusdanige Fonteineny die men verhaak dat na dennbsp;’wyn(makenj gevonden worden ; onder welkenbsp;de uitllckenfte en vcrmaarfte door den groote
verhaak lib.'h. l. 103. dat by de d'f 3®”'''“ ’¦^glodyten de Fonteine der Sonne is , die om-
*‘Hir ''
Van de Fonteine^/^r Sonne. ^limits verhaak lib.
den middag koiid'xs , enaanflonts
na begint hy laatiw te worden tot de mid- nbsp;nbsp;nbsp;^ , _____________________-----
^'‘^nacbt toe, van welke tijd af hy feer en i toeloop der menfchen is in hetGraalfchap ^tter wordt. So de dingen waar zijn dewelke ¦ Catzenelleboge,niet verre van Ments gelegen,nbsp;Flinius fegt, fofoude ik de reeden daar van ge-, van de ftad daar hy by legt, Swalbag genoemt,nbsp;niakkelijk en feer licht aajt degejieltheiddcr Qcxi andere by de famenvloejingevanAnder-
toefchryven, van wel- nach ; een andere op het Veld van Lions in ke de eerjie met foetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dat altijd vloeit,; Vrankrijk , by de ftad van S. Caldoman , de
door een hen eigene pyp gelijk alle andere nbsp;nbsp;nbsp;genoemt,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vervult
loete Fonteinen,word, andere óioox. \ hetgebrek van den wijn, van welkfomeneen een langen omweg geleidt uit denOceaan, en i vierde deel by de wijn mengt , fo verheft denbsp;door de onderaar^le Vuuren warm geworden ' wijn niets van ftjn fmaak, fo men daar meel bynbsp;pijnde, ontlaft fich opdebefteldeuureinde !doet , aanftontsfalhetgiftenofrijfen, gelijknbsp;leive Fontein; en door dien her water van dus- alle fuure dingen; hy is fo gelond dar die lands-danig een pyp door de ^/i?e’(:/en derluiden felden een Geneesheer gebruiken, wel-gaandegemaakt wordt y fo gebeurt het, dat ke kracht ook de boven verhaalde hebben,nbsp;ket fich in fes of meerder uuren allengskens Sodanigcen vindraen ook in Aquitanien, nietnbsp;inde Fonteine in geeft , maar als de Zee valt, | verre van denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fuurachtigwynig
Ook het felve weg trekkende ophoudt van 1 is, van welke fo men een klein gedeelte onder vloejen , totdat het door de aanvloejinge der den wijn giet, ghy foudt geloven dat ghy vannbsp;wederom geper ft wordt; tn dt bitterheid dt befte en fuiverfte wijn , daar geen waternbsp;dtswaters y ontftaat uit de Salpeterige plaat-| onder was, gedronken hadt. Darter inSpan-fen, door welke het vloeit, welke Salpeterige ; jen bynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;diergelijke gevonden worden
lichaamjens allengskens ftrijkende , en het | is boven getoontgeweeft. klaare de overhand nemende, krijgt hy I Welke dingen dewyle die nadegemeencnbsp;allengskens fijne voorige koude ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;iachtingc der menfchen alfozijn;fo wordt voor-
quot;ouederom y w^elk men verhaalt dat nbsp;nbsp;nbsp;den Uvaar met xtehtna de oorfaak van defe(maak
door de Vloed der Zee gaande gemaakt wordt, fo is het ook nootfakelijk dat de Fönteine wederom toeneemt in warmte en bitterheid
Jy dat in reuk enfmaakdenwyngelykis y of niet?ikfegge , dewyle alleyizzzrzzf^^z^^wate-
---------------- nbsp;nbsp;nbsp;1.. vvai.i..,-V.,-...Lcw.wv.-, ren ’k weet niet wat voor vriendfehap met de
dat de Vloed der Zee voornamelijk als de Son | wijn hebben , en de geeften indefelve verbor-P^ot de Maan gevoegt is op den middag heer I gen zijnde door haareaangeborenefcherpig-, is boven getoont gcw'ceft. Maar van : heid wonderlijk opwekken, en opdry ven; hier dit iVonderftuk fullen wy hier na breed han- ,door meene ik datgebeurt , datfyfometdenbsp;delen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.....
middag gefchiedt ; maar als de pijp wederom , ge vraagt: offer namel^k in het wat er felve iets
en
I wijn vermengt zijnde, dewyle fy de tong en I het gehemelte met fo aangenaam een tintelin-; ge kittelen en derhalve, door de reuk en fmaaknbsp;i van den wijn bedrogen zijnde, gelijk wy in hetnbsp;voorgaande ook gefegt hebbeh, die geene die
§11.
Van de Wijnige Fonteinen, of die feer na den Wijn ruiken.
«ebt,
De goeddadige mildheid der Natuure heeft . daar van drinken nieinen dat die reuk en fmaak niet alleen op wonderlijke wyfen gefpeelt in de l die in de wdjn is , ook in die fuurachtige w'ate-Wateren, maar fy heeft ook lekkernijen willen | ren felve zijn. Want nademaal alle d^fuur-gebruiken in vochten van een wijnige fmaak, \ agtige wateren uit aluin oï kof errood,en faff e-^ echter evenwel niet of fy moeten met wijn ver-; ter tefamen vermengt zijnde haaren oorfprongnbsp;?«ur-' niengt zijn. Het water van de Lynceffts j welk I trekken , en defc geen reuk hebben ; fo is hetnbsp;mm fuurachtig noemt , maakt de menfchen i feker dat fyde reuk vanden wijn door haar nietnbsp;bevende eeven als de wijn ; welk Wonderftuk ! konnen ujtgeeven, maar de kracht van het fuu-Ovidius waarlijk aardig heeft befchreven/i^. I re water felve gevoegt met de aangenamenbsp;15- Metamorf h.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j fcherpigheid van den wijn , baart in de inbecl-
Nevens defevloeit de Rieviere Lynceftü ge ¦ Idingc der geener die daar van drinken fodanig heelverfcheiden in werkinge yVan welke als ie-! een uitwerkinge, hoedanig een fy in fmaak vannbsp;mand maar matig drinkt y fo gaat hy knikke- dm wijn verneemen. Alle welke dingen doornbsp;heenen niet anders als iemand die fijn fff vol\\m{d\amp;idmQ ondervindingen , dikwils ennbsp;''^yngedronken heeft.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I meermalen beproeft eindelijk tot mijne kennif-
En Tropertius van de wijnige Fontein in het I fe zijn gekomen.
Siet in het midden van u vloejen de welriekende Rieviere Naxo: waar uit het volk van Naxia haaren wyn drinkt.
nige genoemt, daarom dat fy de nature van den wijn deelachtig zijn , maar om dat fynbsp;V v 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fcherp
Eiland Naxo. nbsp;nbsp;nbsp;( Dusdanige wateren dan worden niet wy-
-ocr page 408-DE ONDER-AARDSE WERELD,
derhalven dit gevoelen voor die geene overlaten, die gelijk fy altijd na den wijn Hinken, ook niets dan van de wynige vochten en om dienbsp;te drinken, fo haalt ais fy maar een fuur fmaak-je verneemen droomen.
IV. Aedze. fcherpt zijnde en met de Wijn gevcegt en ver-mengt, de fmaak van de wijn leer lekker maken ; want van de wijn afgefondcrt zijnde fult-ge van deffelfs reuk fo veel gewaar worden als van alle andere focte wateren, die men hier ennbsp;daar te mets voor drank gebruikt. Laatons
Het
Cap. II. nbsp;nbsp;nbsp;brengt de oor [aak va?t. de licht-
waarom de nbsp;nbsp;nbsp;eu fwciarbeidin de wateren j tot de
eene waste- eerlle hoedanigheden , de warmte en ren fwaar- {.Qude ; andere tot de dikheid en dunheid.nbsp;JeMdtrequot; Want gelijkcrwijs fy uit de lloffe daar fy doorgaan, de fmaken cn reuken natrekken, fo ver-krygen fy uit defelve en uit het verfcheidennbsp;mengfcl der felver Mijnltoffigelichaampjens,nbsp;alsderSoute , SaJpeterigc, Aluinige, Koper-roodige, en der andere. Mijnftoflèn, na de veelheid haarer famenlopinge haare fwaarheid.nbsp;Én hier uitfpruiten die wondere befchouwingenbsp;inde wateren fommige alles darmen daarinnbsp;werpt doende drijven , andere warmen daarnbsp;ook inwerpt doende linken. De porfaak waarnbsp;van geen anderenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fwaarheidcnlicht-
heidder wateren-, maar op dat wy van de meelt bekende tot de minft bekende aüengskensnbsp;voorcgaan: veele zijn verwondert waarom dienbsp;Scheepen die uit Rie vieren in Zee ioopen, dieper in de Rievieren als in de Zfegaan^ ik heb-be dat meer als eens ge lien, en naaukeurig opgelet , dat de fcheepen fo haalt als fy uit dennbsp;Tiber in de Zee komen ^ tot twee palmen hoo-ger rijfen en lichter gaan, de oorfaak van welkenbsp;faak warelijk geen andere isdanhetyS»?nbsp;met de JZje is vermengt j welk gelijk het denbsp;Zeewateren dikker en fwaarder maakt, alfo |nbsp;doedthet ook de Scheepen lichter vlotten.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;|
Proef. nbsp;nbsp;nbsp;j
Neem twee bakken, of bekkens ^ waar van de i eene vol foet de andere volfout water fy. Dit |nbsp;gedaan zijnde fmijt een in de eerlte bak dienbsp;vol Fontein-w^ater is , en gefultfiendathernbsp;aanltonts ftnkt; werpt het feive Ey in het waaier daar fout in gedaan en gefmolrcn is, en dannbsp;fulrge bevinden dat het drijft; want fo veel tenbsp;lichterfinktnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j en het drijft fo veel te lig-
ter, hoe veel te fwaadcr het water is.
gende,lichter gemaakt worden als de Meir-\va-teren, met een verfcheiden mengfel van onderaard fe dingen befmet zijnde; waar door fy ten deele door een lijmige lloffe verfwaart, tennbsp;deele door de natrekkinge van aardachrige fap-pen, ook de dunderedeelen des waters doornbsp;de Sonne nagetrokken zijnde , en de drabbigenbsp;lloffe overblijvende , nootfakelijk moetennbsp;fwaarder worden; dat ook de vette en olieachtige wateren over de foete heen dry ven,(\^iïnc\\nbsp;veelmaal en is wel bekent.
En hier uit blijkt ook de oorfaak van de Fon-teine van Fanchaa in Thracien, welkers waa-terj na het verhaal van FlutarchuSj in bet fel-ve vat des Winters tweemaal fo fwaar weegt als des Soomers j om dat namelijk de tochtgaten der aarde des Winters gclloten zijnde , denbsp;onderaardfe dampen door de openingen van denbsp;grond doorgaande;het water met een verfcheiden mengfel van Mijnfloffen vervullen ; waarnbsp;door het ook fwaarder is. Maar de tochtgatennbsp;der aarde des Soomers door de hitte der Sonnenbsp;geopent zijnde en defelve uitwaaflemende,nbsp;ontlallen de Fonteinen van het mengfel dernbsp;danmen. Hier door gebeurt het dat de grondnbsp;der lel ver om de gefeidc reedenen des Wintersnbsp;warm, en des Soomers koud is.
VOLG.
verhaalt, dat in het Siciliaanfe Meir Grigenti, in ’t Afpalthife van Pakllina, in hetnbsp;Acufeidamfe van Africa , in de Arethufa vannbsp;Groot Armenien, alle dingen dry ven , geenenbsp;finken , ja felf fieenen niet. In andere in hetnbsp;tegendeel, als infeekerMeirvanzEthiopien,nbsp;finken de dingen met als fydaaringefmeteiinbsp;worden , fo fchielijk, èax.{c\{^ttnblaaderennbsp;daar op drijven , maaraanllontstenbsp;gronde gaan. So iemand al kan hy ook welnbsp;Iwemmen , -fulks in het Alcyonife Meir bynbsp;S. Tol de Leon onderneemt, die wordt het fynbsp;hy wil of niet ondergetrokken , cnaanllontsnbsp;na de grond gerukt .* na denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van beide
5omm\gt ll\Cïw\th\\]kiook, waaromtcmci^fotnmi-ZTdènrnet nbsp;nbsp;nbsp;wateren bovenover andere heenvloe-
ttndere niet jCU .'waatom namelijk van llhijn loopt over het gemingt.'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Bodenzee, de Rhofneoverhetlac van
Geneve, de Minho over het Meir Gardzee, de TefmooverLagoMaggiore, ’tLagodi Comonbsp;over de Adda , del’Óglio overhetlacd’Ifeo,nbsp;de Mancia over het lacdi Velona; te weetennbsp;om geen andere oor faak j gelijk wy in het voorgaande ook geleert hebben, dan om dat de rievieren door een gedurige vloejinge en bewe-ginge gefuivert, baar fwaarder mengfel af leg
defe wonderbaare uitwerkingen wordt ge-vraagt. Ik fegge dan voor eerll; dat de Lijm, in de Meiren , in welke niet finkt, als in hetnbsp;Aspalthife, de oorfaak is , waar van het fo volnbsp;I is, dat het met recht de Lijm-Zee kan genoemtnbsp;worden; want nademaal het feer fwaar en daarnbsp;by feer dik is , en feer vallhoudende door f.mnbsp;taje en valle ftoffen, fal het alles watmen daarnbsp;ingooit, fo het niet fwaarder is als de lijmigenbsp;lloffe doen dry ven, gelijk uit die dingen j wel'nbsp;ke wy een weinig na uit de leere van Archimedes fullen bybrengen blyken fal. Maarnbsp;inde Meiren die niet lijmig zijn, maar de welke
-ocr page 409-ke offojit, offalpeter, of eenfleenmakendel|le uit de dikheid en traagheid der wateren, ten kracht hebben, de wateren door de foute , fal-j deele uit de form en figuur der lichamen innbsp;peterige , en fteenachtige lichaampjens ver-jdefelve vloejende veroorfaakt worden. Sonbsp;fwaart zijnde , fo veel te machtiger gemaakt feggenfy dat een vlakke Schotel lichter op hetnbsp;om alle fwaare dingen die daar ingeworpen} water drijft als iets dat bol-rond of vierkantnbsp;Worden te doen dry ven , hoe veelte meer fy lof een lichaam van een andere figuur is; maarnbsp;sis de genoemde lichaampjens verdikt zijn, j fy dwaalen de-wyle dusdanigeganfchevloejin-Wclke in fommige plaatfen nietlijm gevoegti^fi' alleen van de [waarheid en lichtheid desnbsp;lijnde die ftreeken.der Zee voor de Scheepen 1 waters ge-ee venmatigt na de fvvaarte van hetnbsp;ten eenemaal onvaarbaar. maken , gelijk de; inhangende lichaam afhangt; en alhoewel wynbsp;^cheeps-Journalen van de kleijige Zee in den j defc dingen uit de leere van Archimedes \\\nbsp;Uiterften inham van Calefornien.v.erhalen, ihet Boek van de dingen die inde wateren in-De reeden dan van de Meiren die alles doen hangen feer overvloedig in lib. x. Art. Magnet.nbsp;^yveniamp;licht:grooterisdefwaarigheidindie getoont hebben ; fo heeft het my echter goednbsp;in welke alle dingen die daar in gewor-' gedacht hier ter plaatfe fommige dingen , alpen Worden , tot de bladeren der boomen toe I daar overgefiagen , daar by te voegen , wantnbsp;ondergerukt worden enfinken ; dewijle defe' uit defe dingen fal u niets fo verborgens otnbsp;Wonderlijke uitwerkingen aan de lichtheid des! moejelijks omtrent de fwaarheid en lichtheidnbsp;Waters niet konnen toegcfchreven worden,! der wateren ontmoeten, waar van ghy de öör-niaar andere verborgeuer oor faken hebben, die 1 [aak niet fult konnen aanwyfen.
Wy nu aanvangen te verklaren. nbsp;nbsp;nbsp;j T)riederlei gevallen dan konnen daar voor-
'tt
'ren
Wyfeggendan, dat de nbsp;nbsp;nbsp;van defe uit-(komen van de dingen die in’t water inhangen.
Werkingen niet van de lichtheid der wateren uit welke de meerdere oi mindere fwaarheid ^^\\2aigx.,mz'3x.vz.nAt geweldigheid des watersnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;afgenomen worden. Want fo feeker li-
dene onderaardfe weegen ontlaft ; en het is nootfakelijk dat door deontlaftinge draaikuilen , en door dc draaikuilen een natrekkingenbsp;van alle ingeworpene lichamen volgen moet.nbsp;Dat leert de dagelijkfe ondervindinge te Roo-naen in de Somermaanden , rerwyle felf denbsp;alderbefte Swemmers , fofy teeeniger tijdinnbsp;de Swclgkuilen van dusdanig een draai ftromi-ge Rievier vervallen, door een feekere geweldige natrekkinge tot de diepfte afgrond dernbsp;Rieviere , fonder eenige hoope van te fullen
hei d der fwaarheid gegeven zijnde fvvaarder is als het water welkers plaats het inneemt , iknbsp;fegge dat fodanig een lichaam aanftonts na denbsp;grond fal gaan. Ten tweedennbsp;chaam in het water gelegt eevenfwaar als hetnbsp;water is, welkers plaatfe het in neemt, ik feggenbsp;dat dat niet na de grond gaan , maar in iedernbsp;plaats van het binnenfte des waters ruften fal;nbsp;want het fal niet opdryven , noch fich bovennbsp;het oppervlak der waters laaten fien, want an-derfin' s foude het lichter zijn, regens het gee-
waar door het fich in de grond door verfchei- chaam in de wateren gelegt zijnde de gelijk-
j nbsp;nbsp;nbsp;„Aevooronderftelt is, ook fal het niet te gronde
ontkomen, door een nbsp;nbsp;nbsp;want anderfints foude het regens het
weggerukt worden. DatfultgedooreenPioclig gt; ^ onderfteltisfwaarderzijn. Maar lecrennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vat welkers grond mcivoox-\gnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;derdend.sxsó.^mgtcnïxcVz[cagQ-
ve nootfakelijk lichter is als het lichaam des waters, de fwaarte van het ganfche ingelegdenbsp;lichaam evenaarende ; en dathet weijuiftlbnbsp;veel te lichter fal worden als het gewicht desnbsp;waters is welk de groote van het ingeworpennbsp;lichaam evenaart; dat is, fo ghy een vierkant
é.zc\\x.mcx.\Qmm:\gQgaatenïsdoorboort , nbsp;nbsp;nbsp;cateren drijft, ik fegge, dat het fel-
hier in , na dat gly het eerft vol water gedaan (legt m de wateren arij t, nbsp;nbsp;nbsp;, 65 ,. ,
hebt, de gaaten gefloten zijnde j verfcheidene dingen die drijven inwerpt, fo fullen die ge-makkelijk boven dryven : maar fo ghy de gaaten in den grond open maakt, fo fultge fien dar
dat alles wat ghy daar in geworpen hebt, als
half finkt, ik fegge , dat dat gedeelte des waters , welk het midden des hours dat in het felve gelegt isbeflaat , fofwaar fal zijn als hetnbsp;geheele vierkante ftuk hours is. Maar indiennbsp;bet vierkante hout net met het oppervlak desnbsp;waters gelijk drijft fonder dat het eenigfintsnbsp;uitfteekt, ik fegge , dat her water, welkersnbsp;plaats het vierkante hout bellaar, het ganfchenbsp;vierkante lichaam fal eevenaaren; enfofal ooknbsp;een lichaam dat na de grond finkt nootfakelijk fwaarder zijn als het lichaam des Watersnbsp;welkers plaats het bellaar. Maar ik toondenbsp;faak door een Voorbeeld.
Laat A B C D -z^^^^^rzijn, in het welk een vierkant lichaam geworpen wordt ; A B hetnbsp;oppervlak , CD de grond des waters , fmijtnbsp;eerft feeker vierkant lichaam in het water
by A;
een Draai-tol omgedreven wordt, hout, pam- • water lept en genomen , dat het
pi« . blaadetcn^n me, een dat fy doo, het] houd.n het «are, legt nbsp;nbsp;nbsp;......
met kracht weglopende waater weggevoert wordende aanftonts fullen finken. So mennbsp;dcthalven dusdanige wateren ergens vindt innbsp;welke alle de lichamen door een feekere natrekkinge woeden weggevoert, fomeinikdatnbsp;men de oorfaak daar van aan de draaifroomennbsp;moet toe fchryven.
§1-
de waare en wefentlykeooxhzkvanhet gewiekte j dat van de fwaarheid en lichtenbsp;Iieid (Verwateren , en der dingen dewelke innbsp;defelve vloejen ^ na de leere van Archimedes.
344
344 DE ONDER-AARDSE WERELD, kante lichaam IKLM; ik fegge dat het lichaam heid en lichtheidnbsp;Aer wiatcnbsp;ren worAtnbsp;getoont. IV. aedee- by a ; wcl'k fohetfinktnade grond C D, ge-lijk als biykt aan hec vierkante lichaam EFGH, dat op de grond legt; ikfeggedathetnbsp;fcekerlijk fwaarder fal zijn als lichaam desnbsp;vcaters EFGH, welkers plaats hetbedaat:nbsp;want indien het lichter was als het genoemdenbsp;water, fofoude het niet finken, maar ofin hetnbsp;midden, of boven op het water bly ven dry ven. D« fwaar-;^^aar het gaat volgens onfe vooronderfleilin-ge, na de grond , fo fal het dan fwaarder zijn als het water welkers plaats het beflaat , welknbsp;geroonr moft worden. Maar indien eenignbsp;vierkant lichaam alfo in het water geworpennbsp;wordt, dat het net met het oppervlak desnbsp;ters AB gelijk drijft, hoedanig als is her vïer- |
I des waters IK L M N, ’t vierkante lichaam H j evenaren, en ook in alle plaatfe des waters, bynbsp;j voorbeeld N, gelegt zijnde ruften fal; fo fal hetnbsp;iderhalven of linken of boven dry ven , gebeurtnbsp;het eerfte , fo fal het nu niet langer het water,nbsp;welkers plaats het beflaat, evenaren , het falnbsp;idan nootfakelijk fwaarder zijn , welktegensnbsp;j onfe vooronderftcllinge is; gebeurt het laatfte, : fo fal het lichter zijn , welk van gelijken ook tegens onfe vooronderftellinge is : fo fal hetnbsp;;dan her water evenaren , welkers plaats hetnbsp;i beflaat , by gevolg fo fal hetin wat vooreennbsp;'plaats des waters het ook geftelt wordt , ruften. |
Maar fo het genomene vierkante lichaam boven op het water drijft , gelijk als gefchiedtnbsp;in óit vierkante lichamen'H 0^9 ik feggenbsp;dat het vierkante lichaam lichter is als hetnbsp;lichaam des waters, welk het lichaam van hetnbsp;vierkant evenaart; en wel fo veel te lichter hoenbsp;veel te meer het vierkantelichaam boven uitnbsp;het water drijft. Ik fal myfelveneen weinignbsp;naarder verklaren. Laat cerft O een vierkantnbsp;lichaam zijn, dat met fijn eene derdendeel innbsp;her water gelegt wordt, de twee andere der-dendeelen boven uitftekende. Ik fegge datnbsp;het waater rfpq (welk her derdendeel desnbsp;waters is dat het ganfche vierkante lichaamnbsp;evenaart) dit derdendeel des waters, fegge ik,nbsp;in welk het vierkante lichaam geworpen wort,nbsp;fal even fo fwaar weegenalshetgeheeie ftuknbsp;van het vierkante lichaam; om dat het waterige lichaam rfpq driemaal fwaarder is als hetnbsp;gedeelte van het vierkante lichaam rf p ^,wel-he in het water geworpen is ; by gevolg dannbsp;het geheele vierkante lichaam evenarende;nbsp;fo fal dan ook her vierkante lichaam niet verder als voor een derdendeel finken. Laat tennbsp;tweeden X een vierkant lichaam zijn, welk innbsp;het water geworpen zijnde, half finkt; ik fegge , dat het water xyza in opfichtvanhetnbsp;halve vierkante lichaam dubbeld is in opfichtnbsp;van hec waterige vierkantT ^ 2. a en datnbsp;het gewicht en dc fwaarte onder en boven, gelijk is met het gewicht en de fwaarte van hetnbsp;geheele hoiite vierkante lichaam. Dewylc dannbsp;de helft van het water tweemaal fo fwaar is innbsp;opficht van het midden van het ganfche daarnbsp;in dry vende vierkante lichaam, fo kan dan hetnbsp;Vierkante lichaam niet finken , maar het falnbsp;half finken , en half dry ven. Het felve moet-men feggen indien het vierkante lichaam Pgt;nbsp;twee derdendeelen in het water , dat is metnbsp;fijn ganfche lichaam geworpen wordt,nbsp;want dan falmen fien dat alleen maar een derdendeel van ’t vierkante lichaam boven drijft:nbsp;want de fwaarte van de twee derdendeelennbsp;des waters fal her geheele vierkante lichaam evenaren ; en by gcvo% 1^1 maar eennbsp;derdendeel van het boute vierkantelichaamnbsp;boven uit fteeken ; van gelijke fal ook in hetnbsp;vierkant O geevenaart met het houte vierkante lichaam NOP Q.bet eene derdendeel finken , en de twee andere derdendeelen fuUen |
uit |
Ca
Mil.
V.Boek, Wonderwerken der Waateren. 34^
uit het vvaater boven dryven. Want gely-1 om dat het bekken als het vol water gedaan. erwjjs haar de gedeeltens 'uan het waa- en fwaarder wordt als de plaats des watersnbsp;enge vierkante lichaam hebben tot het ged welke het beflaat, nootfakelijk Tinken moet:
^^^terige vierkant j alfoo hebben haar'Too en dat bekken en het water dat ook de gefonkene deelen in het^ houte wr- daar in is te Tarnen noch lichter is als hetnbsp;^ntelichaami tot het geheele. Alle welke vvater welkers plaats het beflaat, Tal alleennbsp;ingen in de aangetrokkene plaats van ge- maar To groot een deel deffelfs Tinken , hoenbsp;yken op het alderTcherpfinnigfl: van Archi- \eel het lichaam des waters gelijker is metnbsp;'^des j Getholdm en Galilem bevolen wor- het gewichre van het bekken enhetgeene
daar in is.
i En hier uit blijkt, waarom de Schepen font's, 'e. s r 'e. Gevolg. i der eenige vrees voor fmken j dryven. Want
To ghy het geheele gemaakte Schip met al-Hier uit blykt dat dat niet alleen waar les dat daar in is neemt ; ik Tegge, datTolan-is in vafte en gelijkflachtige lichamen, maar ge de Twaarheid van dit Schip met alles dat in ja alle lichaam dat op het waater dryft,: daar in is minder is als de grootheid desnbsp;cwyle duTdanig een dryvinge juifl: en net'waters , welkers plaats het door fijnenbsp;H^i'gensanders van afhangt als van de fwaar-'
^id des waaters , geen opficht genomen ^Undc , op dit of op datwaarer. Want het
iy/c,.
''‘’tit af '''*gt;ters
in-
dryvinge beflaat , dat Schip Tal dryven , alhoewel het felve fo veel het gewicht aangaat
. nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;___________ _______ ..^..gelijk zy met dat ganfche Taam-gevoegde.
dat het put of fontein , of zee , fout,! Hier uit blijkt , dat het zy het gewicht ver-alpeterig , fwavelig en lymig zy , en ein-i andere wordt , gelijk gefchiedt in fommige delijk hoedanig een vochtigheid het ook zijn | Zeen die vol van fout water zijn ^ of het ge-mach , het is evenveel , alleen maar moet; wicht van het Schip , dat ook altijd het lich-de fwaarheid deflèlfs aangemerkt worden, j ter ol fwaarder dryven Tal , verandert wor-'^^Ik hoe het fwaarder is i fo veel te meerder j^n want fo het water door eenig toevalnbsp;f^oe veel te lichter is j fo veel te minder draagt jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wordt , To Tal een minder gedeelte
blijkt ; jade Mercuriale vocht van het Qui
filver, gelijk dat alle andere vochten m iwaa -heid te boven gaat , alfoo kanookme^s t fwaar het ook zy , Tinken , uitgefeid nnbsp;Goud welk fwaarder is. Wederom men moenbsp;ook geen achtgeven op de lichamen dw m
.^r. *1
gelijk uit de boven bygebrachte exempelen (des waters de fwaarheid van het felve Schip KI..I,*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;X. . .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘evenaaren, en daarom Tal het lichtergaan ;
in tegendeel als het klaar en fuiver water ontmoet , fo Tal het Schip ook fo veel te dieper gaan , hoe het water van fijne dikkenbsp;vochten meerder gefuivert Tal zijn. Maar alsnbsp;jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Vnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wiv AU j het Schip door fteenen , vaaten , of andere
volkomen en vaft lichaam geno worden. By dit lichaam fo ghy daarnbsp;cvengroot een fwaatte van een waterig lichaam doedt , en bevindt dat het lichaamnbsp;des waters fwaarder is als het lichaam datnbsp;daar ingeworpen is , foo moet ghy nootfa-kelijk befluiten dat het felve moet fmken.nbsp;Maar foo het gewicht des waters gelijk isnbsp;met het gewicht des lichaams dat daar ingeworpen wordt , foo fal het f^lv^ uochnbsp;Tinken noch dryven , indien eindelijk hetnbsp;lichaam des w’aters lichternbsp;^haam dat daar is ingeworpen
Tullen , hier toe gebracht
landen feggen worden.
^ gefeide vochten ingedaan worden ; nier'dingen verfvvaart word , dan Tal het buiten up de verfcheidene formen der figuuren ,| twijflel een meerder hoeveelheid van waternbsp;^‘jnde de eene vlakke , ronde , hoekige ,i om het gewichtc des Schips te evenaarenver-uch ook op een feekere ftcllinge ol iet- eifchen , waarom ook gevolgelijk het groot-JUge des lichaams , gelijk veele fich in- fte gedeelte des Schips Tal onder water ra-g^ eeldt hebben. Alle lichaam dan, en uitj ken. Maar dit zy fo genoeg gefegt van denbsp;t Voor deelen ook het felve eindelijk zy j lichtheid en fwaarheid ^ welke mngen iknbsp;^^geilelt , w'at voor een form dat het j voorgenomen hebbe wijtlopiger te verklaa-ook heeft , foo een lichaam moet altijd al i ren de wyle alles wat wy van de lichtheid ennbsp;® j^t fchoon ongelijkflachtig is , als een! fwaarheid der wateren tot noch toe gefegtnbsp;en Volkomen en vaft lichaam geno-j hebben , en naderhand vandedryvendeEi-
Tweede Van de dryvende Eilanden in de Poelen ennbsp;Meiren.
IS
‘Dryvende Eilanden in de Meiren ftukken van aarde uit een verfcheiden meng-als het li-jfel van een lichte en taaje ftoffe faam-ge-dan fal het i groeit, dewelke door den wind heen en we
J'^ater boven dryven, onder die evenmatig-^^id welke wy een weinig te vooren voor-^^^^^hreven hebben. By voorbeeld. Indien
®P het water'fet fo fal het felve ja feeker lijk dryven , niet net uit opficht van fijnnbsp;figuur, gelijk veele verkeerdelijk gevoelen;nbsp;ï. Deel.
der gedreven worden ^ te geener plaatfe vaft en liegt zijn hoedanige Seneca getuigtnbsp;dat hy voor defen in de Meiren van Stra-lemand een koper bekken neemt, en vlakUo, Tarquinien Vadimon ge^n heeft, ennbsp;OU hot- ci o. 0-1 L». r.i—nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' wy hebben van defelve mons £ ofcanenw\)i-
lopig gehandelt , van welke men echter bevindt dat geene beden ten dage ovetgeble-Xx nbsp;nbsp;nbsp;ven
-ocr page 412-•voortko^ msn. 34^ nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AA iv.APDEE-ven zijn. nbsp;nbsp;nbsp;leert dat in hetMeir Cuti- gliano leggende in het gebied van Reate , ten tijde der Aborigines een groot Eiland gedreven heeft, aan de oude inwoonders van Italiennbsp;door een Godfpraak bekent , en ‘‘Tomponhisnbsp;verhaalt van de dryvende Eilanden der Nym-phen die beweegt wierden door de voeten dernbsp;geener die daar opgingen. Herodotus verhaaltnbsp;wonderlijke dingen van het Eiland van hetnbsp;Meir Chemnis in /Egypten , welk Bolïchen ennbsp;Wouden , en een grooten Tempel Apollo dragende, dreef. Heden ten dage wordennbsp;die in feer veele plaatfen fo in Europa, als in denbsp;andere gedeeltens der Wereld , Afia, Africa,nbsp;America gevonden. Maar geene vaaren latende, laat ons alleen van die fpreeken, die en nader by on sen aan ons bekent zijn.nbsp;mur vm Die driemylen verre vandenTibernaRo-de Eilandennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt; moetcn over de Ricvicrc Alvula overgaan, fogenoemrnadeflelfsmelkachtige coleur , die fijnen oorfprong uit een naby gelegen Meir heeft, aanmerkelijk door Jefiiennbsp;dryvende Eilanden die fy Barchettas noemen , en aldaargefien worden, welker natuurnbsp;eigcnfchap , forme, wyfe, famenftellinge, dewy Ic wy die in ons Latium'm allen deelen be-fchreven hebben, fo wyfen wy den Leefer daarnbsp;heene. Ookifièrin Walsduitflandbynbsp;rus een Meir dragende een groot Eiland volnbsp;van Boomen en overvloed van weijen, in welke Ollèn en Schapen die daar gaan weiden tenbsp;fatnen met het Eiland, werwaartsheenen haarnbsp;ook de wind drijft , beweegt worden. Ooknbsp;wort daar een in het Narbonife Vranckrijknbsp;niet verre van Rouffilion gefien, feer groen vannbsp;klein en feer dun riet. Maar laat ons defenbsp;vaaren latende, tot ons voorgenomene werknbsp;wederkeeren. T wee dingen moeten wy te defer plaats met recht onderfoeken. Het eerftenbsp;is, waarom fy dryven. Het tweede, hoe de mee-y?é’van welke doorde Oudefoveelmaleop hetnbsp;heerlijkfl: gefproken is, eindelijk vergaan zyn.nbsp;De oorfaak der dryvinge is buiten twijfel denbsp;lichtheid van de ftoffefelve, volgens dat geene,nbsp;welk wy een weinig te vooren, van die dingennbsp;die in de wateren zijn, gefegt hebben. W'antnbsp;waaren fy fwaarder als het gewicht of de klompnbsp;des waters, welkers plaats fy beflaan, feker-lijk fy fouden finken; maar fy fonken niet, omnbsp;dat gelijk wy dikwils dooreen naukeurigena-vorEchiginge onderfocht hebben, gelijk die uitnbsp;een lijmige aarde, fwavelige kluiten,fplinters,nbsp;fouten, biefen, wortelen der planten door eennbsp;wonderlijke Ichranderheid der natuureenhetnbsp;taje lijm , te gelijke met kly en flijk vermengt |nbsp;zijnde famen hangen, alfo ook door het weef-fel van foo licht een EofTe , na het goeddunken en wajen der winden fvvemmen, ennbsp;herwaarts en derwaarts drijven op geen plaat-fevaE blyvende. Maar hoe die voortgebracht worden,en met-ter tijd x!ondergaan, dat is noch overig om re onderfoeken, de laak is dus gelegen. Dewy- |
RDSE Wereld,Ic by na de meefte dryvende Eilanden in Meiren die met lijm, fv/avel, falpetcr en diergelijk een ftorfe befwangertzijn voortkomen;nbsp;fo gebeurt het dat fy eerfi: door de taiheid vannbsp;het lijm van een verfcheidene Itoffc te famennbsp;met de fanden of klei, en falpeterige lichaamp-jens die door de kracht des waters dewelke innbsp;de felveis, famengroejen, aaneengelijmt werden; en defe by verloop van tijd , of door hetnbsp;aanfpoelen van het Meir, of door de krachtnbsp;der winden en onwedersgeflingerd zijnde , ofnbsp;door de kracht der reegenen en flagreegenen,nbsp;voornamelijk in een Land dat niet fteenig ofnbsp;klippig , maar kleiaehtig is, uitgegeten zijnde, eindelijk vervallen, welk als het gebeurtnbsp;is, fo drijven fy ook aanftonts, om de lichtheid der ftoffe uit welke fy gemaakt worden,nbsp;en fo worden fy xox dryvende Eilanden. Hetnbsp;kan ook gefchieden, dar of dooreen Aardbe-vinge, of door een ander toeval, her lijmigenbsp;en aardige gedeelte in de grond van het Meirnbsp;afgefcheurt zijnde , en om fijn lichtheid nanbsp;boven dryvende , tot een fwemmend Eilandnbsp;wordt. En op defe w^fen konnen de Eilandennbsp;voort gebracht worden. Maar fy verdwijnen, oï houden op van dry-ven, of om de meerwerffe aanflooting^^yvatn veele jaren, of tegen malkanderen of regensnbsp;den oever, waar door fy metter tijd verflcetennbsp;en ontdaan werden, en in veelcftukken ver-brooken zijnde, aan het vafte Land der ftran-den vereenigt zijnde, wederom vaftgroejen.nbsp;Of ookdufdanige Eilanden door al te grootenbsp;laft van de daar opwaflende kruiden , ftrui-ken en Hammen gedrukt , als ook door denbsp;menigte van de fwavelige en falpeterige Hof-fe aldaar gedurig aangroejende bewaart zijn-jde door de fwaarheid des Eilands, defwaar-heid des waters , welkers plaats het beflaatnbsp;te boven gaande, blijven eindelijk van felfs. Hoor haar gewicht fakkende aan h et diepfie 'van de grondfitten. En dit is den oorfprong en ondergang der dry-vende lichamen. Waarom hetgeen wonder is, darter eertijds veele dufdanige Eilanden in denbsp;boben verhaalde Meiren ge weeft zijn, welkenbsp;heden ten dage niet gevonden worden, welkenbsp;of aan het vafte Land vaft gegroeid, of doornbsp;haar gewicht re fvvaar geworden zijnde eindelijk gefonken zijn; en darter ook noch hedennbsp;ten dage veele dryvende Eilanden gevondennbsp;worden die den ouden Romeinen onbekentnbsp;zijn geweeft, gelijk wy van het Meir van Al-villa verhaalt hebben. Op defe wijfe fpeeltnbsp;de natuur op het aardrijk doordewiflelbeurtnbsp;van een geduurige op en ondergang , te wee-ten als de eene in de eene plaats ophouden,nbsp;wederom elders nieuwe voortkomen, die ooknbsp;te haarer tijd zullen ondergaan. Enditlyge-noeg gefegt van de dryvende Eilanden. Het |
347
‘MIL
V.BOEK, wonderwerken der WAATEREN. HET III. HOOFTSTUK.
helfe
^ '*‘'dsnde '^^«terea
de dodelijke wateren en Cbarons kuilen , die een 'i^erjlikkende of omhreiu
¦zijnde, eindelijk fich toe een Meir of poel uit-ftort; eb heeft fo groot een venyn ; dat defielfs water gedronken zijnde aanftonts fo wel men-fchen als heeften ter dood brengt , daar komtnbsp;by de bedrieglijke klaarheid der wateren,nbsp;waar door die geene die dórftig zijn bedrogen zijnde, fo haaft als fy het gedronken hebben, nedervallen en na deoutvaders reifen.
De reeden van welke faak ik meinetezijn, of feekere kracht der wateren, die in defelve is,nbsp;namelijk een lleenmakende en de ingewandennbsp;verfty vende, verhardende, gelijk in de pleifle-rige wateren gefchiedt; of een feekere knagende of inby tende kracht, waar door de maag ennbsp;de leeden die daar dichfl by zijn uitgebeten
E verfcheidentheden defer waateren, zijn verfcheiden , want fommige zijnnbsp;maar dodelijk voor de heeften , nietnbsp;voorde menfehen *, in tegendeel andere voornbsp;4e menfehen , niet voor de heeften , anderenbsp;voor beide, fo ook voor de planten felfs, welkenbsp;San der felver oever groejen. Van deeerftenbsp;foort zijn alle die Charons kuilen , van welkenbsp;'vy in ons Tofcanen overvloediglijk gehandeltnbsp;bebben , op welkers eerfte reuk de daar overvliegende vogelen dood nedervallen, gelijk denbsp;''’ateren op den BergToltcianus j enbyi?^z-folanum en Volaterra j welkfy gcmeenelijknbsp;titeoli noemen , defe echter van de menfehennbsp;gedronken zijnde, want fy zijn feér klaar cn
beider , verfchaffen een hulpmiddel voorfeer wwden; of een verflikkende en klemmende.
vele quaalen en fwakheden. Maar waarom Jy de ’vogelen dooden j dat komt van een dampnbsp;uit verbrande fwavel , welke gelijk fy regensnbsp;devogelenftrijdigis.eninde vogelen verilik-kende geeften voortbrengt, aifo ook de felvenbsp;de doot aandoet, ook hebben defe kracht denbsp;Boel van Averno j en de helfche waateren innbsp;\ytiveldvan Qar et en j, welke damp ftch nietnbsp;alleen voor de vogelen, maar ook als de Suid-wefte wind w'aait voor de Often en andere heeften fchadelijk toont te zijn , gelijk ik van denbsp;Harders felve , doe ik defe plaatfen befocht,nbsp;gehoort hebbe. Maar om datterin de w'ereldnbsp;ontelbare Tioodskuilen van defelve kracht ge
waar door de keel en de doorgang van de lon-ge pypen fonder darmen fijnen adem kan haaien toegetrokken wordt; of rottekruidsnbsp;geeften in cle wateren door een feer fijn en volkomen mengfel in de wateren in geflotennbsp;zijnde, welke gelijk die feer vyandig voor hetnbsp;herte zijn , alfo ook feer haaftig de levendigenbsp;geeft verdroogt en de levendige vaaten afge-knaagt zijnde ombrengen, van welke dingennbsp;ieder op fijn felven genoeg is om van kant tenbsp;helpen , en w^el fo veel te haaftiger hoe veelnbsp;meer fy alle te gelijk in de wateren tot eennbsp;mengfel faam gevloeitzijn. Vit wonderbaar-lijke uitwerkingen die fy doen beveiligen de-
vonden worden, fulknwy defe vaare«lat»de;fc mijne ™einingt;: nadénmlfy , volgensde
alleen van die fpreken die wy of felve genen oi daar van wy door een getrouw verhaal van dienbsp;gene die defelve gefien , gehoort hebben.
Ook zijnder in het tegendeel fommige , ^ *6 de menfehen en andere dieren dooden, uitge-
feiddevijfen ^ die haar in defelve onthouden;
\ »
even re vooren by gebrachte getuigen , niet alleen alle vaaten , uit wat voor een ftoffe dienbsp;ook gemaakt zijn, Glaafe, Cryftallijne, fteene,nbsp;aarde, in welke men het water doedr , gegoten zijnde aan ftukken fpringen , maar ooknbsp;loode,kopere,yfere,tinne,filvere,goude,ofvan
, nbsp;nbsp;nbsp;, T ’ -------—— —- j eenig raeral, niet anders dan door een feeker
Ml nbsp;nbsp;nbsp;i^felve water gedurig gebruiken,; koningiijk, ofbytend water van de waarachti-
welke gelijk fy de venijnige kracht der wate-! ge helle ontdaan worden , alleen de hoeven ren m haar eigen natuur verandert hebben,; der paarden daar van onbefchadigt bly vende,
^an haar tot voedfei ftrekt; ge-1 in welk men ook fegt dat ’t water van de Fon-ijk het aan fommige menfehen gebeurt, die ; rein Styx aan Alexander gefchonken is , welk V'enynige dingen allengskens eetende, defelve hem na dat hy het gedronken hadde ombrachr,nbsp;^^.4erkhadegebruikt hebben, gelijk men van n2i\\QXi\'ct\\^iz\w3inJuJimusenFitruvius.nbsp;^^thridatesenAlbertusMaguushamp;th, als! Welke dingen fo die waar zijn , fo is overig Kracht
de reeden van welke faak neen andere is dan
nat* nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. t ..
ook van een Vryfter van Geulen , die door het vangen van Spinnekoppen welkefy op at,nbsp;haar voor de fchade van alle venynen bevrijt
x_ r
dat wy onderfoeken de reede en oor faak _, door ‘^'S'nfchap welke alleen de paar de-hoevenhet water van^ftf‘ff'nbsp;de Styx fonder befchadigen verdragen. Ge- i?aarden.
beeft , maat echter felve fo vol van een venij-} ftelt dan zijnde dat fich de faak fodanig toe-nige geeft wierdt, dat fy felf door haaren adem | draagt; fo feg ik, datmen defe uitwerkinge aan andere ter dood bracht, het felve feg ik dat in |hec temperament der hoeven moet roefchry-de vilTen gefchiet diehaar inde wateren ont- 'ven ; want dewyle defelve uit falpeterigeuit-bouden. Sodanig fegtmen uit het verhaal der werpfels te famenmereen naturelijkevettig-Poëten en Hiftoriefchryvers dat de Styx^z- heid crevoecrr viinde rot een hoornicre fl-niT'fl
Hiftdriefchryvers nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
^^eeftis, wékt Fonteme, nahetgetuigenis
van Blmim cn Seneca, uit eenaf-gebroken rotfe by Novacris in Arcadien , op Gen feer hooge fteen drupsgewijfe vallende,nbsp;daar van daan in de rieviere CrathiS geloopennbsp;ï. Deel.
Styx^c- i heid gevoegt zijnde tot een hoornige ftofte, doordefchranderheiddernatuure aangroeje'n,nbsp;fo gebeurt het dat defelve door een fekere haarnbsp;naturelijke gefteltheid de knagende waatc-ren tegenftaan, gelijkerwijs als in een nochnbsp;onlangs gedaane Proef , feeker koningiijknbsp;Xx znbsp;nbsp;nbsp;nbsp;of
348 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD, iv,ArDEE-of llyx-watcr , getrokken uit fout , faipeter, | Ikkeereweder totde^tf^r’/e’;/, welke de on-aluin of vermilioen, welk men een helfchwa- dervindinge leert , datbovenalleandcredie-op een fiuk van een hoorn of hoef ren, door defe verderffelijke dampen gehin- mt«« Averflusnbsp;z.y. ginge of uiteetinge ongefchonden bewaart , en Plutos-kluiten niet ten onrechten van de want de lijmachiigheid en taaiheid vanfom-j Grieken den naam van«lt;jgt;lt;^ , dat is , fondernbsp;migcdingen isfoftrijdigmetfuureofbytende jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ waar mede jdverjuts m hci'Lzx.ï]^. dingen, dat die door geene kracht van de felve j overeenkomt, verdient hebben ; welk ik ge-kan vermeefterc wordcn;en ’t blijkt ook uit het f vonden hebbe waar te zijn , nadeniaal fy dus-,Was waar mede de ‘Flaat/nfers de Platen die s danige fwaveligc uitwaaflêmingen , ais ik by fy fnydenfullenbek}edcn,welkvangeenigby- gelegenrheid defe plaatfen onderfocht , doornbsp;tend water iets te lyden heeft;in tegendeel bijt een leeker naturelijk ingeven , alstegenshaarnbsp;hetdekopereplaatfohaaflals’etdefelvemaar flrydig en voor haar dodelijk zijnde vlieden ;nbsp;raakt,uit; ^v^aarom ik het ook fekerlijkdaar wantdewylefy vaneen luchtig temperament dige kracht befmet zijnde aanftonts altemaal de gefondheid der menfehen , maar aanftonts gekorven.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1de dood. Maar waarom de dampen van de ter noemt gegoten zijnde, defelvcfondereenigeofkna voor houde dat defe uitwerkinge niet alleen ineenpaardehoef, maar ook in de klaauwennbsp;Tegengift cn hoorncü van allerlei heeften volgt. Ooknbsp;hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;yj j.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Proef der Geneesheeren , die otte rui YuPende fulke menfehen genefen die rotte-kruidige , qiiikfilverige en fpaanfgroenige ven^neuonvoorücluig gebruikt hebben, nietnbsp;lichter rot haar voornemen komen dan metnbsp;her doen drinken van Olie en diergelijke fap-pen die een feekere tajigheid of lijmigheidnbsp;by haar hebben; want het venijn kan fich hiernbsp;door, alsvermift, en door feekere ftikkingenbsp;gefmoort zijnde , niet verfpréiden. Defe dingen dan verklaart zijnde , foo laat ons nu voortgaan om de andere eigen-fchappen van de doodelijke Fonteinen te verklaren. Darter feekere Fonteinen gevonden worden die niet alleen Fe (luchtig zijn voor de heeften,nbsp;maar ook voor de Vijfen felve, getuigt Agrico-la j dewelke fegt dat in Duitfland by de rievie-re Saai een Fontein is vol van feer helder water , maar dat hy op feekere gefette tijden desnbsp;Jaars de gefteltheid van fodanig een quaad-heid werkende natuur krijgt, dat hy al de Vis-fen die daar in zijn ombrengt , de Poel of hetnbsp;Meir noch in coleur noch in fmaak niets vannbsp;fijne voorige gefteltheid afwykende; de reedenbsp;van welke faak geen andere is dan dat op feekere tijden des Jaars de onderaardfegloedennbsp;gaande gemaakt zijnde, een feer fijne venijnige damp uitwaaffemen j die door een verbrande verrotringe haar aldaar onthouden , welkenbsp;damp gelijk die feer fijn en dun is , alfo wordtnbsp;hy ook lichtelijk met de wateren vermengt;nbsp;waar door de Viffenbefmet wordende , aan-ftonts fterven; aanftonts evenwel als de dampen door het ophouden van de onderaardfenbsp;waaffemen, vervlogen zijn, krygen de waterennbsp;haar vorige heillame kracht wederom, en hernbsp;Meir of de Poel wordt door een nieuwe drachtnbsp;van Viflen vervult; een middag klaar teeken,nbsp;dat de befmettinge haaftig gefchiedt , en ooknbsp;haaftig wederom ophoudt ; en fulks leert ooknbsp;dcFroef want als onfen Apotheker op feenbsp;kere rijd rottekruid in een Vyfel fijn geflotennbsp;en het vatnietterdeegegefuivertineenliuis-bekken dat vol VifFen was, afgewafTen hadde,nbsp;fo zijn de Vifïên door de groote en quaadaar- |
dert worden : fo dat derhalven fulke Charons zijn, fo voelen fy veel haaftiger en lichter als de Dieren die op de aarde zijn dufdanigeeiinbsp;voor haar vyandige kracht; ja aanftonts als fynbsp;defelve geroken hebben , worden fy als doornbsp;een fwijmelingeoverdwcrs gedreven , of doornbsp;de.waterén verflikt, offy fterven al vallendenbsp;regens de fteenen en klippen en dat de faaknbsp;fich niet anders toedraagt, heb ik door dusdanig een Froef ondervonden. Eên Mufeh innbsp;een koje gefet hebbende heb ik daarondernbsp;fwavel met een klein w’einig lijm aangeftekennbsp;en fie daar de Mufeh fo haaft als hy de rooknbsp;in de neus kreegbefwykende en de deur vannbsp;de koje open fijn de docht fich noch eenigfintsnbsp;door de vlucht te redden, maar de fvvymelingenbsp;toenemende befweek hy eindelijk allengskensnbsp;op der aarde vallende , maar aanftonds alsnbsp;h em met de kop in het koud water ftak en hetnbsp;felve in fijn bek goot fo kreeg hy, het koudnbsp;water dat in en op fijn hooft gekomen was denbsp;fwavelige damp ontdoende, fijn voorige krachten wederom, daar hy anders fonder dit hulpmiddel fekerlijk foude geftorven hebben. En hier uit heb ik afgenomen , waarom de beeflen in defpelonk van Futeoli j die fy hetnbsp;honde-holnoemen, ingebrachtj en in eenoogen-blik ver (lijft zijnde ^ aanftonts als fy in de na-byleggende Foei van Agnanogedompelt worden j van haare verftyvinge wederom levendenbsp;verloft worden ; de wonderbarelijke eigen-fchappen van defe fpelonk of dit hol aan allenbsp;de Wereld bekent dewyle die van ontelbarenbsp;Schry vers befchreven zijn, fo fal ik by die dingen die ik boven in dit werk verhaalt hebbe,nbsp;niets nieuws by doen noch my met de felvenbsp;langer ophouden. Laat het ons genoeg zijn tedefer plaats , de oor faak en verfcheidentheid der uitwerkingennbsp;te toonen,welke fy byna in alle plaatfen alwaarnbsp;een groote famenlopinge van fwavelige en andere Mijnftoffige wateren vergadert, doen. Ennbsp;eerft wel is het leker, dat de uitdampingen vannbsp;de|fvvavelige en Mijnftoffige wateren,feerveelnbsp;van de verderfFelijke dampen welke de Plutosnbsp;hollen uirblafen verfchillen ; want geene , denbsp;ondervindinge daar vandeLeermeeftereflènnbsp;zijn, verlofien de menfehen van veele quaalennbsp;en krankheden, defe met een feekere dodendenbsp;kracht befetzijnde beoogen, ik fal niet fegge» mi‘ |
• minerale 'wateren aandemenfchengeenfcha-de doen in het nbsp;nbsp;nbsp;gefegt geweeft;
maar waarom de damfen der hooien aan defel-’ve ten eenemaal fcbadelijk en dodelijk zijn,
dampen nbsp;nbsp;nbsp;Verklaren.
*quot; hooien , Eerlt wil ik datgeufekerlijk inbeeld ^ dat
k/U Ak/ - nbsp;nbsp;nbsp;I F^fnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ĥ/'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/ m T' t
ontelbare andere, vvelkein fterke wateren geweekt zijnde, fo dodelijke dampen opgeven dat fy felf , alfmen die maar alleen ruikt, denbsp;dood doen. Alle welke dingen blijken uit denbsp;‘Proef Att GoudfmeedeHj of der Gravers {éist,nbsp;waar door geene terwyle fy die MijnftofFennbsp;bewerken, ten zy fy daar feer voorfichrig mede
der hooien j dïe dieverderjfel'^ke, nbsp;nbsp;nbsp;_________,_____^ nbsp;nbsp;nbsp;_________ . ^_______
uitvvaallemen , haaren oorJpronkuit\ic werk gaan , met vreefelijkeenongeneefe onderaardfe kuilen hebben ; en êitic helfche lijke fiektensbefocht worden ; maardefefee-lucht der kuilen met veele vuiligheden der kereonderaaadfe kuil des Bergs geopentzijn-Mijnfappen geverruwr , fal aanftonts als hyi de door de vuiligheden van dusdanige dampennbsp;d’omleggendegloeden gaande gemaakt is,! fo feer bevangen worden dat fy te mets alte-^0 door dusdanige fpleeten uitgegeven diejfamen fo veele daarin werken ja felf tor eennbsp;^^twerkinge welk wy verhaalt hebben, en wel j toe verflikken en omkomen.nbsp;feer verfcheidene na deverfcheidentheidder/ Maar hoe fy de Peil defer dampen gewoon
ftoffe doen. Want als de lucht alleen met de damp \z.nverbrandefwavelgQscnxx'^'x.i^, fonbsp;die voor niemand fchadelijk als voor de vo-geten , fo hy dampen uirgeeft vermengt met
zijn voorrekomen, fal beneden gefegt worden.
Indien QiadéX^kdegrootfiehoopderverrot-tingen in degefeide kuilen door behulp van den
de doode kop van verbrande lijm j fo'^Tal hy | reegen door quot;de verborgene weegen der aarde door een fekere verdovende kracht alle die idan fal die door de metalligenbsp;f’eeften moejelijk vallen en quaad doen, diete geellen en vuurgloedige dampen aan het ry-onvoorfichtig daar te dichte by komen. We-jfcn of geilen geraakt endoorde vuurgloedennbsp;derom fo de lucht doornbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tot waalTemcn ontdaan zijnde, doordeveefe-
fenicnmj jJntimonie ^ of ook met een Mercu- \ len der aarde, eerll de groejelijke huishoudin-riale vocht doordronken zijnde, geverruwtigc; en naderhand ook de lucht door zijn verw-word t, fo fal hy lender dat daar hulp voor is de | fel befmetten, w'aar door fy uit het verdorven beellen door een fmoringe des herre de dood voedfel der beellen en bedervinge van de luchtnbsp;aanbrengen : als de damp vaneennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verfcheidene tnmonjlreuje quaalentnfoorten
floffe is , vermengt met een gedeelte van ko-jJiektens , en feer woedende T*f//É-«ont-perrood of aluin , fal hy diedaarby komen i Haan zijnde , een groot gedeeltederllerve-docn Hikken ofwurgen. En op defewyfe fal hy lingen aan kant helpen. MaardeLeefcrgelie-na de gelleltheid der venijnige llolïe ver- ve ons Scrutinium Phyjico Medicum na te fien fcheidene toevaIlenveroorfaken:welkepelli-j alwaar ik van defe dingen wijtlopiggefprokennbsp;gc uitdampinge of de inwendige warmte der i hebbe. Ghy fiet dan uit het gefeide , datdenbsp;aarde, gelijk ik gefegt hebbe, voortbrengt, o{\dampen ^ na dejierkteoffwakheidderveny-kracht der vuuren de lleenen en andere j nige lichamen nu vluchtiger en fchadelijker,nbsp;^ijnlloffige kluiten aanbrandende, hoedanige vafter en minder befchadieende zijn.
. I nbsp;nbsp;nbsp;..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦¦ rr ^ ,Tv/r_______ J;_____J\l 1_____1____I_____
Onder andere die nu verklaart zijn, zijn Vuurde enen , Spiegelglasi 'sielkijP^ntimonienoe-^^^,Calamy-JleenjOmhooggedrevenquik j en
Maar van defe dingen fal breeder gelegenthêid gegeven worden om te fpreeken in onsTra-ftaat van het Fenijn.
HET IV. HOOFTSTUK.
Hf.jv
de Vloed zn Ebbefommigzr Fonteinen, en 'Verfcheide veranderingenr/^r Waateren, als ook 'ban Fonteinen daz de dierte ban lebensmiddelen boorfe^en.
hf'* over-
HEt fchijnt fommige wonder datter Fon-te'inen en Baaden zyn, welke de Vloed en Ebbe der Z^enavolgen ^ meteennbsp;Wonderlijke ongelladigheid evenw'cl , wantnbsp;fommige vloejen en ebben tweemaal ’s daags,nbsp;fommige in het verloop van twaalf of meerdernbsp;dagen;fommige worden het eene halfjaar verdroogt , en vloejen het andere halfjaar. Ik falnbsp;te defer plaatfe niet ophalen het geene de oude met onrallijkc beufelingen vermengt zijndenbsp;verhaalt hebben-, maar alleen die geene welkenbsp;ik of fel vege fi en, often minllen uit het verhaal en de fchrifteu van feer geloofwaardigenbsp;mannen ondervonden hebbe. Daar is eennbsp;‘ plaats in Wellphalen, omtrent vier mylen ver-te by een dorp dat fy gemeenelijk Altenbeckennbsp;uoemen, in een open veld , dat overal en aannbsp;alle kanten met fandhopen befet is , fonder
eenig vermoeden van w'ater. In defe fandige vlakte beril het water tweemaal daags uit, metnbsp;fuik een geweld en gekraak ( waar van fy ooknbsp;de naam van Bollerbrun gekregen heeft) datnbsp;het die ganfche vlakte overllroomt en naderhand, op defelve wijfeals hetgewalTen is , wederom vallende verbergt het fich ten eenemaal , alleen maar die fandachtige vlaktenbsp;waar van wy gefprooken hebben overbly.nbsp;vende.
Die by de Fontein woonen verhaalden my dat de BilTchop Theodorm eens een Vrouwen-timmer dat feer begeerig was om dit wonderwerk te lien , vermaakshalven daar heen ge-bragt heeft, en een koHelijke cn wel opgedillenbsp;tafel in die vlakte dede dekken, die als van denbsp;gelegentheid der plaatfe wel ter deegen kennis hebbende, voornam om met de nieufgierig-
3p nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD, IV. Afdee-heid der Vrouwen, dieinhetalderminftedaar i hen , in welk een feer vermaarde Fontein van niet van wiften.w^el rer deegcn eens te iacchen. j Baaden , de felve wiflelbeurte van het vloejennbsp;De uur van de uitberftinge der wateren was j en ebben der Zee onderw^orpen was , en nochnbsp;nu aanilaande, en fiet doe elk onder een foet | heden ten dage Vck. Bad van Monte Falconenbsp;praatje op het aldervrolijkft was , komt het | genoemt, vermaartdoor de veelheid der menwater met fijn gewoonelijkedrifttiitbarften, jfchendiedaar na toe komen gefien wordt, hoenbsp;en terwyl fy haar van boven niet weinig met 1 wel het Eiland door de aanfettinge der flib aannbsp;wijn bevochtigden heeft het w^ater van onde-1 het vafte land gehecht zijnde, heden ten dagenbsp;ren w'el ter deegen zijn rolfpeelende , aide j den naam van een Eilancl verloeren heeft. Nanbsp;gaflen tot de borft toebefpoelt, fodatfydie jde oorfaak dan van {owonderbare eentoene-droogs voets aan de tafel gegaan waaren, nu al minge wordt gevraagt, en waarom by met denbsp;druipende en badende ( niet fonder een groot .^Z^ebaaren niet vermengt wordt j maar ooknbsp;Iacchen en gekken van die die kennis van defe ! felf tot de Zee toe fijne foetheid niet verlieft-plaats hadden en een weinig te vooren haar Welk eer ik aanwyfenbsp;weg gepakt hadden, het fpel aanfagen) op het L}NG£. drooge fochten re komen. Maar dit is fo om eens de leever tefchudden. Na de nbsp;nbsp;nbsp;van defe Vloeden Ebbe w'ort gevraagt ; Ik fegge darde Vloed en Ebbe vdn de Oofl-zee, van welke hy tien dagen reifensnbsp;aflegt, deoorfaak daar van is, w^elkedcwylenbsp;die door een verborgene onderaardfe doorgangnbsp;re defer plaatfe een uitgang vindt , indefelvenbsp;volgens de wetten van de Vloed en Ebbe dernbsp;Zee fich op de gefielde uurenontlaft. Welknbsp;dar het w’aar is de verfcheidene overhandfe be-weeginge der wateren toont, welke niet anders als de Zee na de bew eeginge van de Maannbsp;in den Tekenkring , als de Maan nieuw of volnbsp;is overvloediger , en in hetafneemen vande-Maan fchaarfer bevonden word te fw-ellen. Maar mogelijk fulr ghy feggen dat defe wateren foet zijn ^ en derbalven haar en oorfprong niet uit de Zje konnen hebben. Ikantwoorde,nbsp;dat defe wateren opeentweederleiwyfefoetnbsp;konnen worden; ofdoordedoorklenfinge dernbsp;fandige en krijtachtige aarde , gelijk in hetnbsp;voorgaande getoont is geweeft. Ten tweede,nbsp;door een andere onderaardfe Rieviere , w^elkenbsp;als het Zee-W'ater waft , gedreeven zijnde nanbsp;de mond van defe plaats defelvedoedt overlopen ; en als de Zee valt , ook defe Rievierenbsp;binnen fijne oevers wedergebracht, nootfake-lijkmoet terugkeeren. Iets diergelijks fietmen in de Rievier welke de Oude HTimavo noemen j van gelijk eennbsp;naam als feekeren Berg tuffehen ifirien^nnbsp;Carnien. Defe Berg vol waterholen zijndenbsp;berft door negen monden uit in de rieviere Ti-mavo na het getuigenis van Firgilim. Waar om de Zjefich door negen monden des Bergs met een groot geraas van boven neder fort j en fluit de mond van dengeluid-gevenden Oceaan. Waarom hy ook van de Ouden niet ten on-rechten de Fonteine en Vader der Zfe ge-noemt is gew^eeft : alfohy niet anders als de Adriarife Zee in dien laatften hoek van dennbsp;Diomedifen boefem waft en valt, en hy wordt De te mets fo vol dat hy het ganfche land met een ifen en wafïen van de genoemde Rieviere altijd watervloed overftroomt; en dewyle hy altijd fijne foetigheid behoudt, fo zijn veele verwondert , waarom hy nietmet de foutheid der Zeenbsp;befmet wordt. Niet verre van de mond vannbsp;defe Rieviere wierdt eertijds een Eiland ge- |
So moermen w^eeten , dat veertien mylen verre van den Timavus een Berg is , by eennbsp;vlek ’ welk fy het vlek van Anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;noe men , uit welkers ingewanden een groote menigte van water even als een Rieviere uirge-ftort wordt, welk naaulijks op de vlakte gefien wordt, of fiet het komt door een ontmoetendenbsp;fwelgkuii aanftonts ingeflokt zijnde nergensnbsp;meer te voorfchijn. Defe onderaardfe Rieviernbsp;dan het doorgaande Zee-water van gelijkennbsp;door een onderaardfe pijp ontmoetende , de-Tiwa''®'nbsp;wyle hy ’t gew^’eld vande Vloed der Zee,als vannbsp;een lichter natuur zijnde, niet kan te boven komen,en hy ook geen macht heeft om wederomnbsp;tewyken, door een andere pijp , dewelke totnbsp;binnen den hollen Berg Timavus uitgeürektnbsp;wordt te rug gedreven zijnde, vervult hy dennbsp;ganfehen Berg van bovenen tot onderen ; defenbsp;door de gefeide overvloed der wateren vervultnbsp;en door veele monden overlopende, maakt denbsp;Rieviere Timavofie als de Zee waft ook waft,nbsp;en als die valt wederom ook valt. De Zee dannbsp;doet de Rieviere als hy hem ontmoet door fijne befpringinge in fijn oppervlak niet fwellen,nbsp;maar hy brengt het wafïen en vallen der Rieviere door verborgene werktuigen van de inwendige en onderaardfe gefteltheid te weege;nbsp;want als de ingeflokte rievier by het vlek vannbsp;S.Cantianus de onderaardfe Vloeden der Zeenbsp;ontmoet, fo vervult hy te rug gedreven zijndenbsp;door feekere pypen den ganfehen Berg. dewelke overloopende AenTimavomaakt; die doornbsp;fijne overftrominge alles vervult; maar als denbsp;ZjeV2i.ltj de onderaardfe Rieviere nu een loflernbsp;toom gekreegen hebbende, en de onderaardfenbsp;baaren der Zee navolgende, en den Berg fijnenbsp;behoorlijke rol van wateren weigerende j fonbsp;krijgt de Rieviere Timavus gevolgelijk feekere middelmatigheid en afneeminge uit denbsp;natuurelijke Fonteinen des Bergs uit welke hynbsp;voortvloeit, rot dat de Zje wederom vloejendcnbsp;en de nieuwe worftelinge oftegenftrijddernbsp;wateren gedaan zijnde de Berg wederom volnbsp;wordende den gewonelijken aangroei aan denbsp;Rieviere byfet ; defe wiffelbeurte van het val-duurende. So iemand defe verborgentheid der natuure ter deegen begreepen heeft, fo twijffèl ik nietnbsp;of hy fal ontelbare gevallen , over diergelijk een ftuk voorgevallen konnen oplofïèn. Het |
V.BO EK, WONDERWERKEN der WAATEREN. IV. ^ijnde buiten de naturelijke ftant van haaren j wyle de fmeltinge van de Sneeuw by navier ^ver wijts en fijdsdoen heenen loopen. Dus- i gehecle maanden duurt, fo is het nootfakelijknbsp;danige Bergen worden ook in dePyrenaeife dat de wateren in het Badduuren , en als denbsp;l^tgen gevonden. Sodanig een iffer in het i fmeltinge van de Sneeuw ophoud , dat dannbsp;veld van Poidou, by een dorp de la Goudenure j ook de wateren in het Bad ophouden. En datnbsp;een Fontein by de ftad Saumnr aan de oe-1 dat waar is blijkt daar uit, dat de wateren vannbsp;vers yan de Loire, in een dorp gemeenelijk de het Bad van het begin van May tot het eindenbsp;genoemt. En uit defe twee bygebrach-1 van Julius merkelijk toeneemen ; endatmennbsp;Exempelen blykt, dat fo wanneer daat Fon-j fiet dat fy naderhand op defelve wyfe afnee-teinen enRievieren gevonden worden,die door j men. Het blijkt dan dat ineenRievierevanfoet Water de de oorfaak niet is van het waffennbsp;en vallen maar de aandrift der Zee binnennbsp;een onder aar dfe door gang :,w aar door de onder-nardfe Rieviere van fijne rechte f ad afgeleidnbsp;^ynde binnen de hooien der Bergen geweldiglijknbsp;ticordt voortgeflout; door welke voortftouwin-ge de porten des Bergs overlopende, de rievie-met een groote macht van water befwaart ccn dagelijkfe Vloed en Ebbe niet anders als ‘ie Zee beweegt worden, dat die gefegt moerennbsp;Worden haaren oorfpronguirdeStroomendernbsp;Zee door onderaardfe weegen te trekken , opnbsp;die wyfe gelijk als gefegt is. Laat ons nu fien^ welk de oorfaak fy van die Rievieren j die het eene-halfjaar vloejen j ennbsp;het andere halfjaar verdroogt worden. Onder welke warelijk gedenkwaardig is het Re-per-bad, in den ban van Chur dicht by Switfer-land, welk op den derden dag van May , na-wielijk op het Feeft van Krüifvindinge, vol water zijnde , tot den veertienden Septembernbsp;zijnde Kruisverheffinge blyft duuren , en alsnbsp;«ele heilige dag voorbyis , fichalsfteelsge-'Vyfe verbergende , de plaats van alle waternbsp;tgt;ntfct laat. Denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van welke faak ik gee- ne andere fegge te zijn , dan de fmeltinge der Sneeuw op de Alpes, welke meeft omtrent hetnbsp;tgt;egin van May fijnen aan vang neemt; waar |
door her gefchiedt, dat de wateren de Sneeuw door de hitte der Sonne gefmolten zijnde doornbsp;de fpleeten , fcheuren , en doorgangen in denbsp;binnenfte Potten en Bekkens der Bergen vermeerdert zijnde, de ontmottenóeBeper-wa-teren een weinig onder de plaats van het Badnbsp;verborgen voortftoten, en het water eindelijknbsp;door defe voortftotinge overlopende de plaatsnbsp;die tot het Bad befcheiden is vervult. Énde- Daar is op de Pyrenaeen een andere Fontein Fonteia van de felve eigenfehap, Eflor be genoerat, nanbsp;een Berg aan welkers wortelen fy gelegen is,nbsp;ontrent de Somer Sonneftand, of op het Feeftnbsp;van S.Jan den Elooper j word fy met een groo-te drift en noch meerder gekraak uit de ingewanden der Bergen uirgegoten , en dele vloei-jinge duurt tot Kerstijd, of tot de Winter Sonneftand , wanneer hy ophoudt van vloejen. Maar hy verfchilt van de voorgaande Fontein door een tweemaandige verlatinge; de oorfaaknbsp;van welke faak ik meine te zijn ; datdewa;ate-ren uit de gefmoltene Sneeuw op de Pyrenaei-fe Bergen meer tijds toebrengen om de holennbsp;te vervullen als in de voorgaande. De ganfchenbsp;reede dan van de verfcheidentheid in het vervroegen of verlaten der vloejingen, beftaat innbsp;de verfcheidene gefteltheid van de watervoerende hooien of pijpen; maar wy fullen de faaknbsp;oogfienelijk vcrklaaren. |
Laat A dtRyrenaife Bergemi]nos^i^ekt\\nt\kt de gefmolten Sneeuw afvloeit tot het *^et Sneeuw , en B de fpleeten des Bergs door ondergeicgen onderbergse Hol C D E F G , de
I nbsp;nbsp;nbsp;Fofh
-ocr page 418-351 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD, VJ- pontein die gewoen is te Tjloejenente Ebben\dQ.T)iQxlt;gcx\x.Qhz,gcamp;VQ.n: In het tegendeel, de laat die H zijn. Nademaal dan de Sneeuw in | Sneeuw op de toppen der Bergen gedurig ftaan het begin van de Lente door de krachten het j blyvende , dewijl die niet als Jangfaam en alvermogen der Sonne allengskens fmelten , fo | lengskens gefmolten en van de Sneeuw felve gebeurt het dat de vocht door ontelbare fpie- j aan alle kanten opgehoopt, als wederhoudennbsp;ten en fcheuren der Bergen gelopen zijnde in | wordt, dat fy nier met een groote drift van bo-het hol CDEFG by een vergadeidt wordt; en ! ven needervallcn; foblijkther fekerlijk, dardenbsp;dewyle de macht van water binnen het hol, vocht een genoeglame tijd heeft om fichbin-dagelijks toeneemt , uit de altijd meerder en nen de ingewanden der Bergen door de hemnbsp;grooter overvloed der gefmoltene Sneeuw, fo ontmoetende fpleeten en veefels der Bergennbsp;gebeurt het dat als het water tot de bovenlle allengskens dieper in telaaten. Enorndatinnbsp;kant van het/lö/CD gekomen is, fichdanein-; de Winter de eene Sneeuw op de anderegedelijk door de Typ C H, in de pot der Fontein | hoopt wordt fonder eenige vrees voor fmelten beurt het dat het water in de maanden Julius^ ontmoet,- waar door hy fich binnen de hooien op‘de Alpife Bergen ontfangt; en dan blijkt het! vloeit?ik fegge dat de oorfaak van defe faak zijn warelijk middagklaar , dat het kleinlte hol | en de gefteltheid der plaats, en de holen des Bergs uit welke hy in den Fferftft uitgegoten wordt. Wat fijnfiant of ftrekkinge aangaat,die befchrijft Wernerus aldus; Plet land byna vlak3nbsp;echter aan allen zyden met Bergen befloteUjnbsp;wordt door veele waterleidende Beeken bevog-tigt^en wel van drie van de Ooft, en vier vandenbsp;Zuid-zyde j defe Rivieren hoe fy verder vannbsp;haare Fonteinen afgevoert worden, hoe veelnbsp;tefehaarfer en weini^er water fy mede afbren-gen 3 welke en de luchtige of tochtgatige grondnbsp;in het voorbyloopen indrinkt 3 en de opene hoo^nbsp;len omtrent haar einde j als poorten van feernbsp;groote fpelonken onder die Bergen inpwelgen.nbsp;Hierdoor dan gebeurt het, dar dewijle defenbsp;Rievieren den geheelen Somer-tijd die fpelonken met geduurige waateren vervult hebben,nbsp;eindelijk op het einde van den Herfft, de vlieten en oevers alfdan vol zijnde en overvloejen-wateren tuffehen komt ;' want alhoewel de 1 de, defelve niet alleen niet ontfangen, maar ontlaft, en de Fontein begint te vloejen ; die het hol niet vervult zijnde, van vloejen ophielt.nbsp;Wederom, hoe de Son heeter is hoe hy meerder macht van Sneeuw fmelt, en hier door ge- Augullus, September wonderlijk feer binnen het hol vermeerdert wordt , en by gevolg denbsp;Fontein A overvloediger vloeit Maar als denbsp;fmeltinge der Sneeuw by gebrek van de warmte der Sonne ophoudt ; fo fiermen dat hetnbsp;flcrk reegenen in de Maanden October , November , December even op die wyle begintnbsp;af te neemen , tot dat het in de Winter Sonne-ftant ten eenemaal ophoudt, het hol fich on-dertulTchen door anderefpleeten en fcheurennbsp;tot leedig wordens toe ontlaftende. Ghy fietnbsp;dan uit defe verftandige fchranderheid der nature, hoe {oxeecdi'^zFonteinen een half jaar lange quot;vLoejen, en het andere halfjaar van vloejennbsp;ophouden. Alwaar ghy ook hoe de wateren van het voorgaande Badbynz twee maanden vroeger vloejen. Laat in het voorgaande Peper-bad het bekken van de Fontein H zijn, en hert onderaardfe i^ö/CD; kleinder als het eerfte, welk de wateren van de gefmoltene Sneeuw en der reegen CDEFG, fich ook alfo veel eerder in het bekken van de Fontein Fifalontlaften, w'aardoor het ook nootfakelijk is dat de vloejinge vannbsp;de Fontein vervroegt wordt; welke dingen fo-danig voor het oog vertoont worden dat niemand daar langer aan twijffclen moet. Denbsp;ganfche reede dan van de vervoepnge of ver-latingevan \\ttv\oQ]cnétxFonteinen j hangtnbsp;niet anders af dan van gefteltheid der Bergennbsp;van de breetre en diepte der hooien, en fchik-kirigeder pijpen. Maar iemand foude te defer plaatfckonnen tegenwerpen j dat den regen, die in de Winter-gedurig zijn, defelve uitwerkinge welkenbsp;4e efmeltinge der Sneeuwvtxoot{2ak.x. , föndenbsp;komen doen. Ik antw^oorde , datter een tennbsp;eenemaal ongeliike reede tuftchen die beide |
reegen in de Winter-tijd als gedurig is ; fo gebeurt het' echter dat het reegen-water op de Bergen niet blijft ftaan, maar aanftonts afvloe-jende tot loopende beeken wordt, en fo tijdnbsp;heeft oiw fich dieper binnen de ingewandennbsp;fo houden ook de vloejingen der Fonteinennbsp;hierom op; maar de reegen vloejen, gelijk ge-fegt is, met een groote drift af van de Bergen innbsp;I de valleijen; en alhoewel die te mets fpleetennbsp;ingeeft , fo zijn defelve echter niet fo grootnbsp;noch fo veel dat fy de genoemde hooien kon-nenvervuilen, noch eenige overlopingever-oorfaken. Maar Georgius Wernerus verhaalt in fyft Tannonia van een Fontein ganfeh ftrydig metnbsp;defe Fonteinen. Hyfegt darter in Hongaryennbsp;een naturelijke Poel of Meir en van fprin-gende wateren is , welke echter niet altijdnbsp;duuren, maar dat die den ganfehen Soometnbsp;overwinteren onder de naby leggende hooien der Bergen haare vlied verlatende, dienbsp;alhoew^el van water berooft , op die tijdtnbsp;echter vermakelijk genoeg en vol kruidennbsp;is ; dat hy fo haaft als den Herffl komt w'e-derom te voorfchijn komt, en den ganfehennbsp;Winter door tot ’t begin van den Somer toe nietnbsp;alleen vloeit, maar met een menigte van viflènnbsp;vervult word. Daar word dan gevraagt, waarom degefeide Riviere, die in een groot Meirnbsp;eindigt, alleen des Wintersjtw niet des Somersnbsp;liever ik weet niet door wat voor een inwendige beweginge, en door de groote aandrift desnbsp;luchts en der winden,gelijk de gedurige loejin-gen getuigen , de w'ateren die fy tevooren innbsp;fo veele Maanden ontfangen hadden even fo veel |
V.BOEK, wonderwerken der WAATEREN. 355 Ca f'IV. veel als uit de keelcn des afgronds uitbraken, en met fo groot een drift en kracht, dat eennbsp;Paard, gelijk fy verhaalen, defelve naaulijks tenbsp;viervoet ontlopen kan; en opdefewyfevervullen de Meiren alle de leegheid en omtrek |
van de plaats ; anderhalf myl verre , en op fommige plaatfen meer als achtien cubiten ofnbsp;fevenentwintig voeten diep. Maar laat onsnbsp;de faak ^ootQQnfVater-werktuig-voorheeldnbsp;verklaren. |
¦N
i.--
ft nbsp;nbsp;nbsp;¦
i-quot;' v
j'.C’‘. fi
Laat de Bergen van her Ooften na het Suilen HHH zijn, defourfender BeekenQGG\ kuilen door welke fy ingeflokt wordennbsp;, en laat fy hier van daan door onderaard-fe weegen in E famengelopen zijnde binnennbsp;groote hol D van den Berg C afvloejen.nbsp;En laat daar binnen het hol D door de fteeni-ge en klippige wanden een feekere anderenbsp;doorgang zijn , in de grond van het hol, nanbsp;om hoog gaandeBA, afgeleidt in form vannbsp;een blinde RN , welkers mond I na buiten open is. Defe dingen geftelt zijnde ; fofegikdatde Rieviere IK. nootfakelijk des Soomers verdroogt wordtj maar in de Winter vloeit; wantnbsp;nademaal de wateren door de famenlopingenbsp;der ingefwolgene beeken , en binnen het holnbsp;D, en in de Pijp BA , een halfjaar langdurignbsp;¦walTen, fo gebeurt het hier door dat de waterennbsp;3ls fy tot het bovenfte binnen de pijp AB gekomen zijn, door I è^tmondvandef^p . metnbsp;oen groote drift uitgegeven zijnde, de Rie vierenbsp;en naderhand binnen de holte van de vlak-ïo het Meir L maaken. En nademaal de nature van de gebogene pyp, welke de Water-kundige een Tü-vloed noemen , fodanig is,nbsp;dat fy niet ophout van water te Horten voornbsp;I.Deel. |
en al eer het geheele vat, in welke fy ge-legt wordt, ledig van water is ; foo moet nootfakelijk volgen dat de pijp dan wanneernbsp;al de waateren uitgeput zijn , eindelijk vannbsp;een vordere uitftortinge ophoudt. Hier uitnbsp;liet ghy , dat de waateren binnen het holnbsp;en de pijp door een gclyke aanwas oprijfen-de , als fy tot de jtreep LE gekomen zijn,nbsp;dan eindelijk haar door de mond I fullennbsp;iontlallen. En fy fullen fo lang volgens de ei-genfehap van de pijp vloejen , fo lange als-fer water binnen het hol blyfc; en het kannbsp;nooit ophouden van vloejen , uit vreefe voornbsp;ledigheid, die binnen de pyp AB , uit het nietnbsp;uitleveren van wateren binnen de Pijp AB fou-de konnen voorvallen ; ja het foude altijd metnbsp;een gedurige loop vloejen , indien datter fonbsp;veel waters door de Pijp uitgeftort wnerdt hoenbsp;veel water deRievierenvan het hol verfchat-fen . Maar her is door een voórfichtige raadnbsp;der natuure fo beitelt dat de Pijp A B meerdernbsp;water uitftort als de Rievieren G F konnennbsp;aanbrengen , w'aar door de wateren nootfakelijk in een half jaar tijds rot de grondnbsp;van het hol door de pyp fullen geledigt worden ; en als de mond B van de pijp geopentnbsp;is , fullen de waateren ophouden te vloejen,nbsp;Y ynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tot |
ONDER-AARDSE WERELD, van redenkavelingen foekentoe te febryven; en dar fo her felve aan haar gebeurt ais aannbsp;die geene die het Goud welk fy onder haa-rc voeten verborgen hebben , uit het hollenbsp;van de Maan foeken: foge u in dufdanige mongers der uatuure niet tot denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en voorde Al wie defe dingen terdeegen heeft begre- hand zijnde oorfaken begeeft , fb zijt vry pen, die fal geen fo verwerde knoop ran een j verfekért dat ghy in her navorfTchen van'nbsp;ongeregelde vloed en in de Fonteinen, Rievie-| dusdanige oorfaken , verloren arbeid fultnbsp;ren en Meiren te fien vinden, die hy niet uit ; doen. diergelijke w erktuigen der natuure zal konnen I Sommige Philofophen pijnigen haar ook los maaken. Maar die dingen welke van de wonderlijk om roeden te geevenvan dever-Schryvers vandotS’^zi'i'^f/jJ'-nVwÊ'r^ in Syrien jborgene eigenfehappen in feekcre wonder-verhaalt worden (als die altijd, behalven op (baare ‘Put aan den oever van de Gundal-den Sabbath j waar van hy ook fijn naamnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;die als de vloed aan de Zee toeneemt, heeft, vloeit) gelijkdieinveelemeinmgenen valt, en als deZee Ebt, w'aft ; waarom veele inbeeldingen ingewikkelt zijn , fo heeft her tordeverborgenekrachtderSterrenharentoe-my ook goed gedacht defelve als maar met de vlucht nemende, meinendarfy de oorfaak en 3J4 nbsp;nbsp;nbsp;,iv.AFDEE-ïocdatfyin het andere half jaardoor de Rie-'uïeren F G van het hol wederom tot de ftreep L F met wateren vervult zijnde , defelve wederom gelijk te vooren beginnen te vloejen, ennbsp;dat door een altijd duurende wiflelbeurtige ?¦* 1' wet. vinger aan te wijfen. So fy echter waar zijn, gelijk‘Dominicus Magrius die hetFelve gefiennbsp;heeft, my heeft verfekert dat fy ja w'areiijknbsp;W'aar zijn; fo foude ik feggen dat de oorfaaknbsp;van die faak niet fo feer een wondervverkigenbsp;uitwerkinge der geener , die liilks op zijnnbsp;Joods willen doen, maar een Natuurkundige is;nbsp;dewyle die uit het voorgaande voorftel lichtelijk opgeloft kan worden; want wy leggen darter fo veel wateren in de onderaardfe Bekkensnbsp;konnen byeen gevoert worden, dat het voornbsp;fes dagen genoeg is, en op de fevende ophoudende zonder niet genoeg zijn. Waarom iedereen feer licht zal konnen achten de ydele ree-de der geener, die dufdanig een werkinge olnbsp;aan de verborgene invloed der Sterren, of aannbsp;de geeft des werelds, met een deel bravadesnbsp;reden daar van konnen feggen en geven; andere ik weet niet tor waar voor natiirelijkc befpie-gelingen gebracht zijnde,wijsgeeren belacche-lijk, welke indien fy de naafteoorfake van denbsp;wonderwerkende nature in de binnenftc plaat-fen kenden , fy fouden warelijk beter na ’t begrip der menfehen redeneeren-.want de oorfaaknbsp;van dufdanig een Fontein is geen andere alsnbsp;darde vloed der Zee de onderaardfe openin-gen doorgaande, fichineenigbekkenontlaft,nbsp;welk eindelijk als de Zee op het hoogftnbsp;gewaftèn is vervult zijnde fich allengskensnbsp;in een feekere put ingeeft, w^aar door de putnbsp;als de Zee valt fchijnt te wallen ; ten eene-maal op die wijfe als in de voorgaande Figuur |
Cat.V. nbsp;nbsp;nbsp;het aardrijk zijn ontelbare. Fonteinen R Poelen ^ Meiren, Rievieren die door haar ^fieenmakende kracht alles wat daaringe.nbsp;worpen wordt ten deelen aUeenmet een fiee-nige korft bekleden j ten deele ook geheel ennbsp;al inft een veranderen ; de Sarno in Campa-nien, de Silaro over Saviento, in Tofcanen denbsp;Elfa ; en in het veld van Volatevra feernbsp;veele; de wateren van de Albano in Lombar-dyen, in Duitsland , Vrankrijk, Spanjen innbsp;verfcheidene plaatfen , van welke ghy innbsp;het voorgaande fien kondt welke alles warmen daar inwerpt , gelijk ik gefegt heb-be , of ten eenemaal in fteen veranderen , of met een fteenige korft overtrekken , het lichaam dat fy overkleeden, tennbsp;eenemaal in fijn geheel blijvende. Van denbsp;eerfte foort zijndet feer veele , welke innbsp;het Tyburtinfe Veld , ontrent de oeversnbsp;van de Taverone en Albula gevonden worden. |
In de Kamer der Qualdinen op den Berg Pincio fietmen onder veele andere rarigheden , houten, bladeren van boomen , byge-wafièn , Kreeften , een-Bekkeneel van eennbsp;menfeh j en het water felve in een pijp ofnbsp;goot, door welke het water van Claudianbsp;liep, verandert in Albafterfeen, ook zijnnbsp;op mijn kamer feer veele dufdanige dingen,nbsp;feer groote beenderen van een feekere ReuSjnbsp;bygewafichen, houten, tarwe granen, fchel-[ pen , keegels die 'in fteen verandert zftn tnbsp;op dat ik ondertuftchen fwijge het grootenbsp;' getal van fulke dingen hier te Romen, dienbsp;, op de kamers van veele liefhebbers re fiennbsp;I zijn; op de hoeve van Ludovifia fietmen eennbsp;geheel menfehe lichaam verander t in een fteen.nbsp;Ook ifier te Gerro ontrent twintig merkftee-'nen verre van Romen gelegen een plaatsnbsp;j in welke \\tt fetfel der waaieren fteen uitlevert , en als het overloopt verftrekt hetnbsp;voor een brugge ; ook hebben wy hier vooren gelegt |
gef^t dathetfelve gebeurt in de Fontein van | haam formeert, en opdefewijfe door de byquot; de lud Clairmont in Vrankrijk. By Sepufen( doening van nieuwe en wederom nieuwenbsp;een ftad in Hongarijen is een Fontein, welkers deekjens, wordt eindelijk het geene daar inwater waar het ook heenen loopt, fteen wordt, geworpen is, het fy hout, het fykruid, ofnbsp;metfogroot een aanwas, dat de inwoondersjiets diergelijks, met een fteene korft over-van het felvc huifen maaken , en gewoon! trokken. Maar op dat defe faaken beeter be-zijnte roemen dat ly huifen hebbennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 greepen mogen worden , heeft het ons goed
quot;belter getimmer et zyn. Van de afdruipingen; gedacht de felve een weinig hoogcr te begin-der Hooien of Welffels, in welke her afdrui-, nen.
tVaar om 1 hoe denbsp;waaieren
pende water in alderhande formen of gedaan- j nbsp;nbsp;nbsp;Dat fteenmakendefap wordt op een tweeder-
tens verandert wordt, fal ik hier niet fnreeken. i lei wüfé door de natuur in de wateren bewerkt. Wonder is het het geene verhaalt word van'want of het water wordt met feckcre lichamp-fteen vornbsp;Spelonk van Cahorsj welke de fpeelendeijens der Mijnftoffen ter deegen en volkomen*”’nbsp;natuur door de gedurige afdruipinge fo fraaij gemengc , of alleen maar in fijn oppervlaknbsp;met beelden verciert heeft, dargefweerenfou-jen niet volkomen : cp de eerfte wyfe \s hetnbsp;det dat gy de Monnikken in hare Cellen faagt nootfakelijk dat her ganfche weefen in fteennbsp;fttten. Diergelijke fietmen in Hongarijen en verandert wordt, gelijk in de Coraal-plantennbsp;Sevenbergen. In de Grotte van Ancona die blijkt, welke het ftcenmakende fap derZeenbsp;•Sfara genoemt wordt; te Anticoliin Latium ; door een feekere narurelijke trek natrekkenin het veld van Reatino heeftnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de opgewaften zijnde in haar weefenveran-
gefeide dingen gemengt wordt, alfoook niet als hetbuitenftegedeelte, te weten van houten , kruiden, rietten met een fteenige korft,nbsp;het binnenfte weefen ten ecnemaal ongefchon-den blijvende; niet anders gelijk als door denbsp;gefmoltene ongel het lemmet door een ge-
ftrominge niet alles verwoefte. Dat aan de ftrand van de Ooft-zee by Lubek , een taknbsp;van een boom met een vogel-neji daar in gevonden is, welke in een Jleen verandert wasnbsp;leert Alberttis , en uit hem Agricola ; hynbsp;verhaalt ook datrer noch een andere Fon-
kracht van de Rivier y€limis{oói2im^dc over- deren; op defelvcwijfe fietmen dat kruiden, hand, dar na het verloop van eenige jaaren, bladeren, houten, vruchten , dieren , volko-de menfehen door de vloed der Rieviere, melijk het fyghy op de hardigheid, of op hetnbsp;welke de rotfen hier en daar door een ftee- gewicht fiet , in fteen veranderen. Op denbsp;nige korft aangegroeit zijnde beletten, mamp;tl laatjie wïf/e omkleed het fteenmakende fap,nbsp;het affakken der fteenen en dat wel in een' welk uit een onvolkomen mengfel derBerg-groote menigte , gedwongen w’orden ope-j ftoffige lichaampjens beftaat, cn gelijk hetnbsp;ning te maaken, op dat hy door fijne over-jfelve noch geheel noch volkomen met de
tein in Gotland is geen minder verwonde-' durige indopinge eindelijk tot een kaars ring waardig, diealwatghy daar in werpt in I wordt, door de verdikkingen der koude hartnbsp;fteen verandert , van welk wonderwerk de jen ftijfwordende, alfo verkrijgen alle dingennbsp;Eeifer Frederik een feekere proef willende j in het water geworpen niet eer devaftigheidnbsp;neemen, heeft hy belaft, datmen fijn hand-fn hardigheid van een fteen voor datfe bui-fihoen met fijn feegel daar op , alleen maar\tcn het water zijn , gelijk inde Koraal blijkt.
daarin foude doen, en na eenige dagen j De van welke faak is, dat fy fo lange l^evondmen dat de eene helft die in het w’a- jals de vervochtiginge van het water , vvaarnbsp;gefteeken hadde , totnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in fy geworpen zijn , duurt, alfo ook door de
lijnde en blijvende. Maar gelijkerwijs allTer byna geen plaats van dusdanige wonderwerken fchijnt onvoorfien te zijn , fo fullen wynbsp;otts met defelve als te wel bekent niet langer ophouden . Maar laaren wy ons begeven tot het onderfoek van de oorfaak hiernbsp;van.
Uit het voorgaande is ten vollen en overvloedig gebleken, dat de wateren met ontelbare menigte van Mijnfiojflge lichaampjens be-fet zyn , falpeter, fout, aluin , koperrood, lijm, welke de moeders zijn van verfcheidenenbsp;Metallen en Steenen. Voor eer ft dan groeitnbsp;uit het mengfel der foute lichamen met de ftijpnbsp;en het affchrapfel der fteenen en rotfen feekernbsp;fteenmakend fap , welk fich indringt in de
durige aanfettinge der lichampjens vermeerdert worden j on echter niet eer om de gedurige toevloejinge van de daar romdomgaan* de vocht tot een hard fteenig weefen veranderen , voor dat fy een tijd lang in de luchtnbsp;geweeft zijn : want dan worden ly de overtollige vochtigheid of van de Sonne doorna-trekkingc gefmolten , of door de droogheid^-der winden verteert zijnde , tot een fteenignbsp;weefen verhardt.
Maar die dingen die met het fteenmakende fap innig en volkomen vermengt worden, die moeten nootfakelijk in een fteenachtignbsp;weefen veranderen ; want dewijle hetj?m?-makende Jap niet anders fy als een vochtigheid van ongevoelïjke lichaampjens uit de
. (ie andere gelijk hy geweeftwas, leer kracht van het fteenmakende fap en een ge
tochtgaten der dingen die daar ingeworpen fleenachtige aderen , en Jalpeterige en Jbute
Worden, uit welker gedurige vervolginge, te weeten de volginge van die lichaampjens dienbsp;altijd haars gelijken foeken en begeeren , datnbsp;fap de eerfte gronden van het fteenige lig-I. Deel.
plaatfen , gemaakt en uitgevverkt door het mengfel van die dingen die daar af gejlotennbsp;zyn j en de lichaampjens volkomelijk metnbsp;de vocht vermengt , ‘dewyle die natuurelijknbsp;Y y Xnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;haar
-ocr page 422-De onder-aapvDse Wereld,
ben, tor fieen, of om dat her fteenmakendefapYJj’'^j^,‘
gelijk Vetrnvim wil, als ftrem, de wateren, waar mede het vermengt wordt, verdikt , ennbsp;dar de hitte der Sonne defelve fo verdikt zijn-aeeanbsp;de droogt en verhardt : of gelijk Agricola wil.nbsp;om dat het fteenmakende lap vloejendc uit denbsp;^ aaderen en fpleeten der fpelonken, eer het ne-I dervalt, hardt wordt, of als derfeiver druppelsnbsp;nu afgedroopen zijn , niet anders als de kee-gels der daken Ys . alfoo ook het nederdrui-pende fap door fijne kracht ook keegei^vannbsp;fteen in de Welffels en op de vloer maakt,nbsp;het fout falpeterige fap allengskens in fteennbsp;verandert zijnde ; of eindelijk worden denbsp;dingen felve in fteenen verandert j als fynbsp;het fteenmakende fap felve ingedronken hebben.
Gelijkerwijs als doe doe een oorlog ontftaati zijnde de Werkluiden in deMijnen van Lydiennbsp;omtrent Pergamusgevlucht waaren , mits datnbsp;de Vyanden den uirganggeftopt hadden verflikt zijn : maar na verloop van een feer langenbsp;tijd de Mijnen wederom geopent enfehoonnbsp;gemaakt zijnde, vondmen de emmers en diergelijk een flag van vaaten , diefy als gereed-fchap van noden hadden, vol van feekere vog-tigheid , en alles verhardt tot fteen , en ooknbsp;daar neven de menfehen beenderen.
Ik hebbe gefegt, fo wanneer de dingen het fap ingedronken hebbenj om dat fo wanneer hetnbsp;fteenmakende fap volkomelijk met het waternbsp;vermengt, doorgedrongen is tot het geheelenbsp;merg, beenderen, en tochtgaaten van de dingen die daar ingeworpen zijn, fier dan wordennbsp;fy na haar geheele weefen in een fteene klonygt;nbsp;verandert, de houtige en beenderige ftoftenbsp;door de fteenmakende vochtigheid afgeknaagtnbsp;zijnde, en de fteen vochtige lichaampjens haarnbsp;in derfeiver plaatfen ftellende, die gelijk ik gefegt hebbe in de fteenmakende vocht door eennbsp;volkomen mengfel in zijn; welk niet gefchiedtnbsp;in de dingen die alleen met een fteenige korftnbsp;overtrokken worden. De oorfaak van welkenbsp;faak de verwerde en alleen uiterüjke aanfetrin-ge in de fteenmakende vocht van de licliaamp-jens of affchrapfels en de flijp uit de Sreenigenbsp;aderen afgefieten, aan de ontmoedende dingennbsp;is; niet anders als inde kokingey-mde Aluinnbsp;gefchiet, in welke wat voor een figuur gemaaktnbsp;van eiken hout daar ook ingelegt wordt, in denbsp;tijd van vierentwintig uuren als Criftal wordt.
Even het felve gefchiet in de geftookte Suiker daarmen de Stok-fuiker af maakt, en het isooknbsp;eindelijk in alle de foute * Meefterfchappennbsp;der geftremde lichamen te fien. Wantnbsp;alle de affehen der houten en kruiden j wordtnbsp;door een bequaame loog fout getrokken.
Maar dewyle wy van de wonderlijke voorf-brenginge van allerlei foort van Steenen ^ Marmers j Jaspiffen en andere wonderwerkige veranderingen der dingen in fteen met opfecnbsp;en voordacht in het volgende te fijner plaatfenbsp;fullen fpreeken , hebben wy ons in die dingennbsp;niet langer willen ophouden.
Het
LltJG.
IV. Aedee* haar felven wederom trachten te brengen in die ftaat in welke fy geweeft zijn, hieromnbsp;booren fy door de voeringe van de falpe-terige, aluinige offwavelige vochtigheid, omnbsp;de fijnheid der geeften , inalledeveefelenennbsp;inwendigfte deeicn van die dingen dewelkenbsp;fy ontmoeten ; welk gefchiedt zijnde en doornbsp;de kracht van de fcherpheid die fy by haarnbsp;hebben, de fachtere deelen van die dingen dienbsp;haar ontmoeten verteert en afgebeten hebbende , Jf ellen Jy haar in de plaats van de dingennbsp;die afgebeten zyn j en op defe wyfe veranderen fy in een fteenachtig weefen. Welky2?ygt;nbsp;wel fo veel iqkrachtigeruitwerkende{d\.'Lï]nnbsp;hoe het door de onderaardfe warmte meerdernbsp;gekookt en toebereidt is. Wantdekookingenbsp;trekt door de kracht der warmte feekere vettigheid uit de aardfe kluiten welke met hetnbsp;lleenmakendefap vermengt zijnde, als feekere lijm verfchafc, waar door de lichaampjensnbsp;aan een kleven , en de deelen met de deelennbsp;naauw en vaft verbonden worden.
En fo leert de ondervindinge, dat de dingen die fteen worden^ eerft als met een feekere llibnbsp;omfet worden , aan welk de lichaampjens vannbsp;het fteenmakende fap als door lijm aanklevennbsp;en altijd een nieuwe en w'ederom nieuwe aan-fettinge gefchiedende , tot dat fy eindelijk denbsp;flib met een korft overtrokken, en in de luihtnbsp;geftelt zijnde , in fteen verandert worden.nbsp;Maar laat ons defe dingen door een ''Proefnbsp;bewyfen.
Proef.
Neem het Poejer van wat vooxQcn Steen het u gelieft maar leer fijn geftoten, welk ghynbsp;met water gewreven hebbende (daar een wei-mgfoutj/alpeter en vochtig lym by is) tot eennbsp;volkomen mengfel fult toemaken en bereiden.nbsp;Dit gedaan zijnde fo neem een Bekken vol vannbsp;fodanig water als het u gelieft, in welkers midden in een paflodige ftant en kruiden,en droo-!nbsp;ge houten, beenen, en al wat u gelieft geftelt |nbsp;moeten worden ; daar na fult ghy het even te!nbsp;vooren befchreven mengfel gekookt zijnde innbsp;een Hipfocras-fakj, gelijk het de Smelrkonfte-naars noemen , gedaan zijnde doen druipen,nbsp;en ghy fult fien dat de ingelegde dingen met-ter tijd , met feeker flibbig vlies overdekt ennbsp;dat door de gedurige aanfettinge der lichaampjens de beginfelen rot een baft gemaakt worden , welk ghy naderhand het w^ater uitgegoten en fy in de openlucht geraakt zijnde bynbsp;verloop van tijd fult bevinden fo hard alsJleennbsp;geworden re zijn. Het geene dan dat de ondervindinge ons leert dat gefchiedt, wnefalnbsp;loochenen dar het felve veel volmaakter ennbsp;fchranderder door de nature uitgewerkt word,nbsp;of het moft fo een zijn die geen herftenen dannbsp;in fijn hielen hadde.
Gevolg.
De dingen dan in fekere wateien geworpen , woorden op die wyfe gelijk wy gefegt heb-
¦;r
'AP. VI.
V.BOEK,WONDERWERKEN der WAATEREN. 357
HET VI. HOOFTSTUK.
Van de overige wonderwerken Vfr waateren.
‘Et gene vvy in het voorgaande van fom-1 mige wonderbare uitwerkingen der \nbsp;'wateren gefegt hebben, alle die dingen inbsp;hebben wy bewefen dat door haare naturelijkenbsp;oorfaken beftaan. Daar is noch overig, dat wynbsp;Ook iets van de beroemde wonderwerken dernbsp;'^'ateren by Unites j e_Ai.lianus ^ Solinm /Poly-^iftores.tn andere oude verhalen;welke dingennbsp;gelijk fy door geen grondden natuureondersteunt worden,fo zijn het of loutere verdigtfelsnbsp;of ly hebben in de byfpreukige manieren dernbsp;Poëten ingewonden , of uicdebeufelachtigenbsp;'vertellingen, welke of de flechcigheid der men-Ichen , of de bygelovigheden der Heidenen jnbsp;hebben ingevoerc, haaren oorfprong genomen.nbsp;Want het is in het menfehelijke verftand in-1nbsp;gefchapen , en fo met het felve gelegen dat het Inbsp;fo haaft als het een vreemde en ongehoorde jnbsp;uitwerkinge fier , daar veel by te flanfen , ot 1nbsp;beufelerijen met ernllige dingen te vermengen. Warelijk die geene die die dingen fchry-ven, foeken veelmaal in de felve fo feer nier denbsp;Waarachtige bewyfen , als wel dat fy haare eigene uitvindinge en datgeene dat fy voorhebben door aardige finfpeelingen , of met eennbsp;Vreemd bewys in opficht van de fin, en fommi-ge wel fo breed als fy mogen uitmeeten. Sonbsp;bekentnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dathyfich , als hy van de Hi- ftorie der wereld en natuurefoudefpreeken. Veelmaal aan de oorfaken niet gebonden heeft,nbsp;on daarom heeft hy de moeitens van dat werk,nbsp;on het geene hy gevonden heeft dat daar vannbsp;gefchreeven en gefegt was, eenvoudigiijk verhaalt, felf de wonderwerken , van welke wynbsp;in dit werk hebben bygebracht en opge-lolt door het aanwyfen van de rechte oorfakennbsp;Sotuitwerkingen. ?/«Iquot;'®®''- nbsp;nbsp;nbsp;meinen dat die dingen dewelke hy uit I ^^Theophrafius bybrengt ten eenemaal ^oufelachtig zijn , teweeten vandeFonreinenbsp;op het Filand Csa en in Cilicien, waar van denbsp;eerftc alsmen daar van drinkt de menfehen botnbsp;en de andere fchranderdervanfinnen maakt;nbsp;even van dat flag zijn de dingen welke hy vannbsp;de Ciciliaanfe Fonteinen Cl£oneamp;n Gelone verhaalt, waar van de eene van het lacchen, en denbsp;andere van het fchreijen, welke hy in die genenbsp;die daar van drinken veroorfaalt , genoemtnbsp;wordt. Belacchelijk is het geene hy fegt vannbsp;de Fontein Leontinus , welkers wateren dennbsp;geenen die daar van drinkt , tot een geleerdnbsp;Geneesheer maken; van gelijken het geene hynbsp;fchryft van de Fonteinen van CupidoQn. Venus^nbsp;Waar van defe de liefde verwekken , geenenbsp;verdooven foude; welke felve dingen Caluusnbsp;uit Paitfanias verhaalt van de rievier Seleniusnbsp;Jn Achajen , in welke fo wel de mannen als denbsp;Vrouwen de lietde die fy tot iemand droegennbsp;louden afleggen. Ydel zijn die dingen dewel-e Petrus Martyr met een groote fwier eii |
bravade van woorden van de Fontein in Bonic-een Eiland van Hifpaniola by brengt , die de oude luiden jong maakt, alhoewel fy de grijsheid , noch de rimpels niet w'egneemt. Uitnbsp;W’elke , die onervarene oudheid, endebedrie-gelijke praterye der Grieken, veele diergelijkenbsp;beufelachtige dingen van dat flag met byge-lovigheidgevoegc heeft. Hierom wmrdendernbsp;fo veele Fonteinen gevonden die aannbsp;Mufen j Nepgt;htunus Bacchus^ Jupiter^ Pluto en andere Goden fijn toegewijt; gelijk en bynbsp;Ovidius in fijne Metamorphojis^ en by Virgi-en de andere Poëten hier en daar te fien is,nbsp;van welke dingen ik , om dat fy den kinderennbsp;felf bekent zijn, ftok flilfwyge. Maar op datwydiewonderwerkenderNa-ruurenietfehijnen voorby tegaan , welke alhoewel fy beufelachtig gelijken te zijn, echter onder defelve ’k weet niet wat voor waarachtige fpeelingen der natuurefchynt verborgen tenbsp;zijn. Her eerfle blinkt uit de Fontemen dewelke door fekere verborgene kracht de onvruchtbaarheid en vruchtbaarheid derjaar en geenenbsp;alsjy vloejen, defe als Jy ophouden vanvloe-jen j voorfeggen . Dusdanige wordendernbsp;vier in Tofcanen gevonden , gelijk wy innbsp;Itenerarium aangemerkt hebben; onder welkenbsp;die van Luca in het Veld van Siena by hetnbsp;dorp Rofiainfonderheid vermaart zijn, dewelke niet als op feekere Jaaren vloejen ; welknbsp;wanneer het gefchiedt, fo befluiten de inwoon-ders daar uit dateer een gebrek van lijftochtnbsp;voorhanden is ; maar wanneer fy ophoudennbsp;van vloejen, fo darmen daar droogs-voet doornbsp;kan gaan , dan beloven fy een groot vruchtbaarheid en overvloed vanlevensmidddelen;nbsp;fodanig is de Fontein van S. Regulus by Pien-za in Tofcanen , welke als hy verdroogt is,nbsp;vruchtbaarheid, als hy veel water opgeeft, onvruchtbaarheid voorfegt. Albertus Leandernbsp;verhaalt in fijn ïtalien van noch een anderenbsp;Fontein van het Lac Viterbo by Narni, die defe eigenfehap heeft, gelijk wy i» ons Tofcanennbsp;geleert hebben, dat die daar omtrent woonennbsp;getuigen: dathyjadiefelveeigenfehap heeft;nbsp;van welke Baccius in fijn Boek Wan de Baden met defe woorden fclirijft. Het Lac Viterbo welk ook Baflanelli genoemt word y omtrent drie duifittd treeden van de fladgelegen ^nbsp;welke wy om ons fo Veèt meer te verfekerennbsp;we et en dat in ditjaar 11^6^ in welk nu in Ita-Hen een algerneene fchaarsheid engèbrekü,nbsp;overloopt op Jeer wonderlijke wyfe endat alnbsp;van het begin van de Lente af. Het felve hebben wy verflaan van de voornoemde Fonteinen van Luca en S. Regulus, w^elke namelijknbsp;nu veele Jaaren droog gew'eefl zijnde , in ditnbsp;Jaar tot verwonderingederinw’oonderentoe,nbsp;die van defe derfelver natuure kennis hebben,nbsp;overlopen. Defe dingen dan geftcit zijnde, fonbsp;Y y 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wordt |
IV. Afdee-vvordt nu na de oorfaak derfelvcrgevraagt, welke ik dan fal aan wyfen , alsikeerfteenigenbsp;dingen van het aan'Ui'aJJen dzs, Nyls faibyge-bracht hebben , want defe dingen fullen onsnbsp;den weg baanen om tot de kenniffe van de ware oorfaak te komen.
vande Nyl- De Njlpeikrs j is gelijk als voor defen in^E-pciiers. gypren, alfo ook nu een feer vermaardeWater-maar. Het is een rond maakfel op den oever van den Nyl als een put , in welkers middennbsp;een Marmore colom Haat met twintig evenwy-de kringenj welker getal op de colom getekent
ryft, foverwachtenfyeengroote fchaarsheid
van alle dingen ; het water al het gcfaaidc ver-ftikkkende; maar fo het niet boven de t'waalf-de kring van onderen rijft , fo ifler voor haar ook niet anders als fchaarsheid te verwachten , om dat de Nyl dan niet hoog genoegnbsp;rijft, en alles door dedroogte verteert wordt-En de kringen die daar tuffcben zijn toonennbsp;datter nu een meerder, dan een minder, alsnbsp;ook een middelmatige vruchtbaarheid zijnnbsp;fal , tot de achtiende toe j die de aldergroot-fte belooft. Uit de gelijkenijfe van defé Nyk'
zijn; en uit de ryfinge en fakkinge des waters fullen wy lichtelijk tot de verborgene ten tijde van de overvloejinge des Nyls, weten j oorfaken van de nu verhaalde aanwyfers dernbsp;de Ai^gyptenaars'de toekomende gefteltheidivruchtbaarheidt en onvruchtbaarheidt ko-des jaars of het namelijk onvruchtbaar, ofjmen. En daarom wil ik dat ghy u inbeeld
vruchtbaar zijn fal. Want fo het Nijl-water welk door een verborgene pyp in de put loopt,nbsp;boven de twintigje kring üïQ op de colom is,
dat de natuur op defe wyfe in de wonderlijke gefteltheidt van dusdanige Fonteinen werkt.
m ^ |
jl |
Verbeeld u onder de aarde DE een Put ABC, binnen welke door verborgene fpleetennbsp;of door feekere waterweg by voorbeeld F hetnbsp;water fich allengskens op fommige tijdennbsp;meerder, op fommige minder ingeeit , en ooknbsp;op feekere tijden over fijne gefielde paaien henen loopt, welk echter ni^t gefchiedt dan als*nbsp;fer feer natte en vochtige jaaren zijn; want dannbsp;fal het water allengskens door de aandrift dernbsp;wateren gedurig vermeerderen, en door de putnbsp;opryfende overloopen, welk gelijk het gevolgelijk gefchiedt in een feeker geheel Land FG,nbsp;de wyle de aarde door de vochtigheid ren dee-le door het overlopen der onderaardfe hooiennbsp;geheel doorvochtigt, en de Fonteine met door ^nbsp;ftilbly vende wateren verkropt zijnde, feekerenbsp;waterige gefteltheid krijgt en die van eennbsp;quaadaardige natuur is ; waar door het koorennbsp;en de groeifaamheid der kruiden verflikt zijnde, verrot; alfoo moet ook daar door nootfake-lijk onvruchbaarheid en fchaarsheid van alle ,nbsp;dingen volgen ; waar van de overlopinge ennbsp;vloejinge des Fonteins een teeken is. Waaromnbsp;fo daar te eeniger tijd jaaren op volgen die feernbsp;fchraal en droog zijn,dan fal het water ten dee-Ie door de hitte der Sonne en Sterren nagetrok-ken, ten deele in fijn opkomen door de inwendige droogte verteert zijnde de Fonteine nietnbsp;toelaten te vloejen; welk gebeurt, wanneer hetnbsp;water binnen de binnenftevertrekken vandenbsp;Put A BC, de TaalC niet te boven gaat; wantnbsp;dan moetmen reekenen dat hetftlvcaandenbsp;velden gebeurt, dat in de put gefchiedt, denbsp;ganfche vochtigheid door de droogte der aarde verteert zijnde : waarom het Kooren , denbsp;Kruiden, en al het gefaaide van vochtigheidnbsp;ontfet zijnde als met een feekere tecringe ge-quelt zijnde , vervallen , waar op dan een onvruchtbaarheid volgt; waar van het wegbly vennbsp;of al te diep fakken des waters in de put eennbsp;teeken is. Uit de gefeide reedenen derhalvennbsp;fo van het te veel coeneemen als te veel afnee- .men |
'Ap.yj f nbsp;nbsp;nbsp;^
¦ stnecmendes waters befluiten fy éconvriicht-1 gefegt worden , rerwijle dikmaals de oorfaak ^'ïrtó^/enfchaars heid van leeftocht, gelijk j van elt;nbsp;de Nylpeilers blijkt. Maar als de gellelt-leid der jaaren gematigd is , dan hout ook die
put te famen met de velden fekere middelma-______________*..........^ nbsp;nbsp;nbsp;. ________
tigheid waar op een vruchtbaarheid volgen j de Soomertijd op welke men gemeenlijk ge-gt; en het koorn, de weiden en fpruiten der j woon is de kruinen van defe feer hooge Ber planten zullen door een mild en geévenma-’^•gd voedfel groeifaam gemaakt zijnde, metnbsp;een overvloedige inkomft van vruchten dennbsp;lajer en planter begiftigen, en wel met eenfonbsp;Veel te grooter, hoe veel te nader de waateren
een ongewoone uitwerkmge , aan een ding wordt toegefchrevcn, die een geheel andere en vcrfcheiden oorfprong dan van het fel-ve heeft, door dien het gebeuren kan, dat in
gen re befoeken degefteltheid vande luchten heemelfodanigis datde gefeide uitwerkingenbsp;daar uit volgt. Daar komt te mets debefpot-tingeen bedriegerye der Duivelen ofgeeflennbsp;by, die meeft altijd in woefte en ontoegange-lijkcplaatfenden baas fpeelen, door welke fynbsp;de verdagene herten der menfehen door een
aan de Jiip der middelmatigheid B gekomen En defe fegge ik èf oorfaak te zijuj ^
quot;'^^‘iromfommigeFonteinen cnovQtlofingQ on- 'feekere bygelovigheid van een feekere God-'^fucht baarheid te kennen geeven ; maar I heid en wysmakingen dat die fodanige en fo quot;^^^chtbaarheid fo f^ ophouden van ‘^’/öe/e/ïj igroote dingen werkt gewoon zijn te bedriegen,nbsp;jj'ct Wel geheel en al , maar als het waater | Onfe Vaders van Lucernen , in welkers ban denbsp;^^^^®*’®welgeilelde middelmaat houdt. \Filatus Berg gelegen is, getuigen dar fy allenbsp;jJfePon.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Een ander wonderwerk der wateren oflie- i'jaren gewent zijn om haar wat te verlufligen op
quot;'«.ji». Ver van fommige Fonteinen is , dat fo j den Berg re klimmen, en dat alhoewel fy daar ^^ts in defelve vjerptj aanflottts buijen en vree-1 veel fteenen in werpen , echter dat verwekkennbsp;folïjke onweders verwekt worden. Dufdanigjder onweeders nooit ondervonden hebben ^nbsp;een Poel of Meir iffer eerft in het Graaffehap ! Flet felve verhaalt Majolusv^in den Appenyn-^G^^ahor genoemt toegewijt aan den H-Bar- j fen Berg Schajagiolm^cn van de Yrlandfe Fon-tholomaus , van eenonmeteljjke diepte, {n\x.e.inMomonimjCn\zn\ls\Quoidie.Voc\Cana-fijn laafte kruin , buiten het Lucht-geweft en in Spanjen. Soechtereenig geheimderna-alle ongemakken des luchts verheven zijnde,nbsp;geplaall:, vol van feer groote grotten ; het
I ^ nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- O C?
ture daar onder verborgen is, ik foude warelijk feggen dar dat niet anders zijn kan dan eenr^er^
is gefond,alhoewerher altijd onbeweegtj/c/jÉ’iiiÉ’/? mengfèl van Mynfappen op de grond geen beek daaruit geleidetwordende,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;want de wijle door’tin werpen van
een diemen aan de wortel van den Berg fiet. i een feer groote fteen , de rogtgaten vande diep^ Van defe wordt gemeenlijk verhaak dat des- j fte grond des Poels die metflib bedekt zijn,ge-fylis Water, alsmen door konfl eenigebewe-'opent worden; fo moeit ook noorfakelijk aan denbsp;ginge daar in maakt, of doorbet inwerpen van ' geelden en dampen te vooren befloten zijndenbsp;teenen, of door het roeren van een flok, dar uittocht gegeven worden, welke als fy door denbsp;quot;y dan groote reegens, donderen, blikfemen wateren heen gaan , ook de damp re gelijk metnbsp;S^elt en verwekt. Sodanig een fegtmen ook haar in de luchtvoeren, door welker droog-op een BergmetvcncwznTrentengQ- it de geeften aangefteeken zijnde tot blixe-gen. Welke gefegt wordt fovreefelijkeflormen men en weerlichten worden; en dat de dampnbsp;^ onweders te verwekken, dat het geheel wijt en breet verfpreid zijnde door de koudenbsp;p°l^^°’^leggende Land daar door feer groote | des luchts tot recgen ontdaan of gefmoltennbsp;f ^dekomt te lijden ; fo dat dierhalven op Wordt; en behalven defe oorfaak vindikein-waare ftraffen verboden is , dat niemand in |delijkgeene andere die doot famenvoegingenbsp;6 elve noch het eene noch het andere werpen \ gefchied. Alhoewel ik niet fienkan , hoe uitnbsp;TOach. De derde wordt gefegt in SwitJerland\ioWi^tv(\ een gewicht des fteens fo veel dam-
^ zijn, op den Berg 7 gemeenlijk ‘Pilatus Berg genoemt van welke fy wonderlijke dingen beufelen van de verfchyninge van Pilatusnbsp;op defelve als het Vrydag is.Na de oorfaak dannbsp;Van defe Meiren of Poelen , die fo fwaarenbsp;ftormen verwekken wordt gevraagt.
Ik fegge dan voor eerft, dat al die dingen die ^t^'p^^r^gemeenelyk verhaalt worden niet altijd waavjnbsp;‘ noch licht te geloven zijn, welke of door denbsp;bygelovigheid der weetnieten, of door feeke-te forte en buitenfporige inbeeldingen te mets
pen, om her gefeide uit te werken en te doen, uitgevoertfouden konnen worden. Waarom iknbsp;die faak aan een beereren volkomener Proef,nbsp;en dan aan naukeuriger verftanden om defelvenbsp;uitte vorfTchen beveele. Maar het geenc denbsp;Oude, van de Poel of het Meir verhalen datnbsp;gewent is fich op het geluid van een Cythernbsp;of ander Mufyc-inftrument te bewegen, mei-ne ik datmen veelliever en waarachtiger voornbsp;een fabel dan voor een verborgentheid der na-tiiure moet houden.
Het
IV. Aedee-
LING.
door de Veranderingen der aardfer deelen.
Cap. VII.
Et is alfo door de Natuur met de ge- j floffen fiedende tot branden uitbrceken, 16
fleltheid der wereldfer dingen gele-i groeit voor eerft uit defelve een groote menig gen, dat in defelve niets fo vaft, niet fo j te van dampen vermengt met feer geweldigenbsp;fterk en fohechtis, we/kde verteerendenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;winden , door welke aardbevingen ontftaan
eindelyk j fo niet volkomen verteert, ten min-; zijnde, dewijlefy uittocht foeken en nietvin-üen fo verandert en verkeert darmen naau jden, Ib keeren fy door eenfcekere geweldige lijks weetenof kennen kan dat het te vooreii j fchuddinge de fondamenten der Bergen hetnbsp;fodaniggeweeftis. Alle welke dingen voorna- onderfle boven , en (lokken feer grootenbsp;melijk in de deelen des aardrijks, gelijk die ftreeken Lands te famen met de Rievierennbsp;dichter by ons zijn, alfo ook in defelve van in haar balg; waar uit nootfakelijk wonderlij-ons meer gefien en bevonden worden. Op de ke hervorminge van de aardkloód moeien onx.'
ftaan.Hier door dwingen en ftooten de neerge-fonkene Bergen door haare fwaarte deonder-
eeneplaats verdwijnen metter lï^dde Bergen, op de andere worden nieuwe opgeworpen; de
, en
^e zijnde de Speelgenoot der Natuure de 1 aardfe wateren, perflende defelve fo hoog uit aarde met het water famen voegende, maakt, dat de Bergen te vooren niet hooger waaren;
de ingeflokte Rievieren terwijle die uittocht foeken , op wat wijfe fy maar konnen, door denbsp;inwendige verborgene pogingc der woedendenbsp;geeften in war fcheuren fy maar ontmoetennbsp;haarfelve inflortende, maaken fich eenen uitgang op een andere plaats; en naderhand doornbsp;de val van de flukken aarde verftopt zijnde,nbsp;beroven fy de naturelijke pijpen der Fonteinen en Rievieren van alle vloejinge , gelijk ditnbsp;jaar in de Aardbevingen van Vrankrijk ge-fchiedt is , alwaar fommige Rievieren ^ der-felver watervoerende pijpen door het vallennbsp;des Bergs verftopt zijnde , ten eenemaal op-gehouden hebben te vloejen, ergens anders innbsp;haare plaats nieuwe en Fonteinen en Beekennbsp;ontdaan zijnde, Baaden uit feer heete wate-
datdaarmen voor defe Zee zag , nu Land ge fien wordt, en ook in het tegendeel wederomnbsp;anders; wyleefen dat fommige Eilanden alsnbsp;door een houwelijks verband aan hetvaflenbsp;Land gehecht zijn geweefl, en wederom datnbsp;andere deelen als met de aarde een fcheidingenbsp;gemaakt hebbende van het vafte Land afge-icheurt zijnde tot Eilanden zijn geworden;nbsp;alle welke dingen, wydoorveele bygebrachtenbsp;exempelen in het voorgaande getoont hebben.nbsp;Maar ook blinken diergelijke befchouwingennbsp;van de fpeelende nature uit in de Meiren, Poelen, Rievieren en Fonteinen. Boelen komen innbsp;die plaatfen daar te vooren Bergen Ronden,nbsp;gelijk in dit jaar in welk.ik defe dingen fchrijf,nbsp;in Vrankrijk by de Pyreneife Bergen gebeurt
is : Rievierenddoetmenwoordefe van plag tel ren in kilkoude, verandert, hebben eèn aart
fpreeken, zijn nu in veele plaatfen niet re vinden , veele in het tegendeel wederom voort-gefproten zijnde, van welke by de Oude gee-nig gewag gemaakt wordt; veele Fonteinen en Baaden zijn heden ren dage verdweenen, dienbsp;eertijds voor feer vermaart gehouden wierden.nbsp;Van de Put Bullicamus te Viterbo die vol vannbsp;altijd feer heet opfiedende wateren is, fo wonderlijk dat my nooit heugt iets verwonderensnbsp;waardigergelien te hebben , wordt by de Oude geen gewag gemaakt, die echter heeden tennbsp;daage door de ichriften van veele Schry vers opnbsp;een wonderlijke wijfe vermaart is. Maar de-wijle wy van defe en diergelijke in Itiner.nbsp;nojir. Hetrufe. gehandelt hebben , fo wijfennbsp;wy den Leefer daar heenen. Laat ons onder-tuffehen toetreeden om de rechte oorfaakennbsp;van dufdanige veranderingen aan te wijfen.
Een tweederlei oorfaak van defe veranderingen vinde ik ; een inwendige en uitwendige. Ble inwendige is dewoedinge van de on-deraardfe Vuuren : de uitwendigeh.ci geweid Van de overllrominge der Zee, Rievieren ennbsp;Meiren, welke dingen wy nu in ordre zullennbsp;gaanverklaaren.
De onderaardfe vuuren, fo die te eeniger tijd door een groote voorraad van brandbare
getoont van een verfcheidene fmaak , reuk en coleur.
Uit diergelijk een geweld van de onderaardfe tyrannye , fchryft NicolamDamaJcenuSj dat ren tyde van dq^n oorlog met Mithridatesnbsp;by de Stad Apamca in Phrygien , niet alleen nieuwe Meiren en nieuwe Boelen voort-gekomen zfij maar ook nieuwe Fonteinen ennbsp;Rievieren, en onder defe eene foute, die eennbsp;groote menigte van Ooeflers en andere Zee-viffen uitgeworpen heeft ; alle welke dat dienbsp;buiten twyffel uit deruine, of van feekerennbsp;Berg, of uit de inflortinge vande aarde,leggen'nbsp;de boven feeker waaterhol, of een pijp die volnbsp;Zeewaater was, veroorfaakt, en alfoo gefchiednbsp;zijn, kan iemand die kenniflè van faaken heeftnbsp;fig beter inbeelden, dan ik het met veele woorden foude konnen befchryven; ontelbare fulkenbsp;dingen foude ik te defer plaatfc konnen by-brengen indien wym\\et voor gaandeonfehe-loften van defelve te verhalen niet hadden voldaan. Sie na, de dingen die wy hier van breed-fprakelijk in ’t Hooffluk van de Aardbevingennbsp;bygebracht hebben ; want gelijk de aardbevin-ge van het geweld des onderaardfe Vuurs fijnen oorfprong heeft-, alfo is het ook de oorfaaknbsp;van alle ruine en onderaardfe ontfteiceniffen.
Want
VBOEK WONDERWERKEN WAATEREN. nbsp;nbsp;nbsp;3
V.iSOERjW nbsp;nbsp;nbsp;Tocjr T 660 den 4.. November,on welke
Want de Vuuren veranderen de fteenen in| nbsp;nbsp;nbsp;j:,,CTenfchryve, heeft een groote o-uer-
Kalk, hierdoor fcer woedende '-nden enp.
zijnde , die kccrcn , terwyl fy belet worden uit te gaan , en door een geweldige bevve-ginge en aandringinge op de nu reets totnbsp;kalk en breekbaar gemaakte felfftandighejd
Icn , welke byna drie dagen geduurt heeft, de Welffels en Wijn-kelders vol water lopende, het geheele vlakkere gedeelte van de ftadnbsp;vvierd met fchuiten en barken bevaren , om
dampen door de kracht des Vuurs vQrv.^ckvJiromugen ‘la 1 ’
^anftormende , eindelijk alles her onderftc Idicgceneonderftant tedoendiedoordeover-^oven : Waar door het vallen en de nbsp;nbsp;nbsp;j vallinge des waters als belegert waren. Ook
uen gedrukt en van gelijken vermeerdert pijnde de aarde doorborende, berften einde-ujk uit w’aar fy konnen , en toonen nieuwenbsp;lourffen van Fonteinen, Rievieren en Meiren,nbsp;J^elke die geene die de Konft der Naruure nietnbsp;pannen noch weeten met verwonderinge beschouwden.
deelt in verfcheidene ftraren van de over-ftoomde ftad. Voor defe overftrominge gingen den geheelen Odtober door gedurige reegenen , en geweldige flagrecgenen ; daarop zijn in de eerfte dagen van November de fa-menkomfte of conjun(R;ie van alle de Planeten gevolgtjdie als door een vaft geftelt Raads-i befluit defe verderffelijke overftrominge , wel-
^J%e der Bergen en door defe de verftop jwas dat nieuw orn te Cien , datdeSchcepen pingen van Fonteinen en Rievieren nootfa-1 (daar anders de Waagens mede overgevoertnbsp;lelijk volgen moeten; en de wateren bin-jwierden) nu op Wagens gevoertwierden, ver-
cWl, het Jaar 1638 heb ik dufdanige een,- nbsp;nbsp;nbsp;--------,— - nbsp;nbsp;nbsp;o
Schouwfpelgefien,enbendaarby tegenwoor-1 ke wy naderhand by ondervindinge geleert geweeft , wanneer de vermaarde ftad van j hebben , fcheenen voorgenomen te hebben.
S'Mr,'”'A nbsp;nbsp;nbsp;in Calabrien , door een Aardbe-1 Maar laat ons de oör/a^/fewvandefelve ver-
vinge ingeflokt, niet anders als een Poel na j klaren.
‘‘¦fCiquot;’ fich gelaten heeft, van welke {\Q^QVoorree- Gelijk in de overftrominge van den
regenen, deZee, detegen-wind , endegele-^^_J^‘®'''^' gentheidofftrekkinge derrieviere, welke wynbsp;in ordre fallen verklaren: de jlagreegenen w'el-ke zijn als de ftoffe van de overftroomin-ge , moeten niet van die genomen worden,nbsp;die in eene feekere plaats de aarde doorree-genen want defe hoew'el fy gedurig een
ge van de Fontein Bullicanus by Viterbo , by Blinim en de andere Schry vers geen gewagnbsp;gemaakt wordt, maar dat fy alleen fommigenbsp;dingen feggen van de warme Fonteinen , fonbsp;is het feeker datter die doe ter tijd noch nietnbsp;en was , maar dat een onderaards hol doornbsp;het vier verbrand en uitgegeten zijnde , ein-
den van dit werk. En ten anderen dewy- alfo komendcr ook in ^coverJiromingender^H^”'^^ Ie van dat wonderw’erk der natuure, ikfeg- andere Rievieren drie oot{2k.^nyoQf., de flag-mingen ï»
maarde Baaden , die heeden zijn, noch gebruikt worden , gelijk ook de /It-bunije Baden in het Veld van de Tiber , vnbsp;welke overvloedig gehandelt zijnde in onsnbsp;Tofcanen en Lat mm j fo kont gy daar hetnbsp;felvenafien. De Eilanden'xc\k^amp;Senecasoox.nbsp;deefen in de Meiren vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt; te wee
ten dat van Vadimone . Viddne, en Strato-
nootfakelijk is dat dan groote overftromingen gebeuren , als de wateren door gedurige reegenen door een groot en wijrgeftrektland al-lengskens uit verfcheidene Beekskens vermeerdert zijnde en fvvellende onmatig hoognbsp;opgefet worden : gelijk als in den Tiber ennbsp;Po gebeurt.
De Fontein van den Tyber fpruitendeuit
cielijk tot die wytte w^elk wy heden fien by j groote menigte water ftorten , foo worden verloop van tijd geraakt of gebracht is. Seer| echter de felve niet foo haaft neergegoten,nbsp;yeele dufdanige wordender en in Tofcanen en | ofjfy worden ook alfoo haaft door deinfwel-iuLatiumofltalien aefien , eertiids feer ver-! gende Rievieren in geflokt. Waarom het
nienfife , heeft nbsp;nbsp;nbsp;Iden Berg
daage niet te fien ^ of door de ongemakken |penin een ruimte va , y J1 ^^at dees tijds gefonken , of aan het vafte l^ucTverrévandenmondvanbsp;nbsp;nbsp;nbsp;g |
uangegroeit zijnde ; in tegendeel fien wyder | kan die met al waters nbsp;nbsp;nbsp;enkel alleen
nu dryven in het Tyburtinfe Meir, daar de reegenen opgaren . nbsp;nbsp;nbsp;nadc
oudeo^iervao,ewe Jnhebben, nbsp;nbsp;nbsp;| -r^dac voo^e^en .nh=cnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;«ade
V^/raf nbsp;nbsp;nbsp;Na,u,.rfjneRakere, in,
^ nbsp;nbsp;nbsp;I hangende rotfen in een', verfchnkkelijke plaats
^cr Meiren of Poelen en de fwcllingen der Kievieren : van de overJïromingeidX iknbsp;‘pteken.
I-Deel.
des Jaars met twintig Beeken vernieerdert naderhand aan beide de zyden voorteaan-de , vond ik aan de eene zijde uit de Bernbsp;gen van Tofcanen , cn ontmoete aan de an-
de-
Maar laat ons nu tot de inwendige i geftelt , en ook door de ontoegangehjke ken der veranderingen toe treden , die niet j kruinen , vyf mijlen in het rondeomfetw^a.s,nbsp;minder noch niet kleinder dan de inwendige j ik vond hem tot ae niet onvermaarde ftadnbsp;Sfn rcrdfèzP=Selijkeovetftrom.nge„|Plettia toe . ook op d= aldordroogfte tijd
-ocr page 428-S6z nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD, IV. Afdee- tlere fijdc uit de toppen van de vreefclijke Ap-! feer veele andere , die gefette wetten van tij- penijn vanlopende Wateren, Bee- den en ftonden houden in het overftromen der ken , Rievieren in fuik een menigte darmen Landen door welke fy vlocjen, enwelkewet-naauüjks twee duifendtreeden verre kon gaan, ten fy ook niet overtreden ; ook zijn die fo of men vond daar of een lopend water ol een verderffelijk niet als die, welke alleen by toe-of een Rievier. En des Winters als het Beek of een Rievier. meeft feer veel regent, fo vervult de Kom, dienbsp;fo veel waters nier kon bevatren, en daar doornbsp;defelve wijts en fijrs over beide fijne Oeversnbsp;verfpreidende, de Velden en Weiden fodanignbsp;dat het een Zee fchijnt te zijn. En op defe wy-le wordt de Rievier allengskens vermeerdert,nbsp;welke altijd nieuwe en wederom nieuwe Rievieren ontfangende voornamelijk de Clanisnbsp;gemengt met de PaliauitdeTofcaanfeftrandnbsp;met een grooren Jaft van water befer waaren,nbsp;waar by noch aan de andere oever de Rievierennbsp;Nar, gemengt met de Velino en Taverone ge fproten uit de Bergen van Abrullès een groote Albruflö , en Latium of Italien doorgaat, in en ten eenemaal ondragelijke laft by doen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;| den Tyberinvloejen , een groot gedeelte van En de nbsp;nbsp;nbsp;door defe dodelijke toeftel en de Reegenen Sneeuw van den Berg Appenin voorraad van wateren verhovaardigt zijnde, en bevat, fo is het fekerlijk nootfakeiijk dar door dusinhetRoomfeland , ja in de had/elveh-: (odanig een famenvloed van Plas - reegenennbsp;gelopen zijnde, heeft met een groote en onher- een overftrominge moet veroorfaakt wordennbsp;ftelbarc fchade der inwonderen, en met geen'voornamelijk fo de Zee door aandrift fijnernbsp;minder wreedheid en tyrannic alles’tonder-'baaren , door het wajen der Zuide winden,nbsp;fte boven gefmeten ; want alle de onderaardfe ; gelijk ik gefegt hebbe , ontftelt zijnde de Ontfangers , Rioelen, fVeifsels, Kuilen, Kelders vervult zijnde , heeft hy de ganfehe ftad niet fo feer tot een wonderlijk als wcl tot eennbsp;droevig en erbarmelijk Schoufpel , vaarbaarnbsp;gemaakt. Hier by fpeelt met rechtde Zeedelaatfle rol, welke door de blajingendex Zuide windennbsp;aangetaH en gaande gemaakt , de mond dernbsp;Rieviere met fo fchrikkelijk een laft: van waternbsp;floptquot;, dar defelve , dewyle hy als door defenbsp;voorgefchotene grendel fig niet kan noch magnbsp;ontlaften, te rug gedreven w’ordende, en doornbsp;de altijd nieuwe toevoer van de invallendenbsp;wateren gedrukt en opgefwollen zijnde , allenbsp;vlakrens overlopende ook alles overftroomt.nbsp;En defe meine ik dat devoornaamjie oorfaaknbsp;van de overjirominge is, want als de mond nietnbsp;verftoptis, fo taft de Rievier nier tegenftaandenbsp;dat hy door het veel reegenen feer vol geworden is, de ftad maar een weinig aan, al dat water metter haaft binnen fijne oevers inrrekkea-de ; dewyle de baaren malkanderen volgende! fonder eenig belet enwederftandaltijdopde jfy gemeenelijk defelve met een gedurige op- Oor/aak VM denbsp;overvJoe-jing desnbsp;Tybers, felve trant van vlocjen , de vloed eindelijk vreedfamelijk aan de Zee beveelen of overgeven; welk niet gefchiedt, als de mond door denbsp;Zee-baren opgedreven , door het blafen dernbsp;Zuide winden, verftopt wordt, want dan wordnbsp;de Rievier als voor fijn machtiger wykendc,nbsp;gedwongen te rug te keeren; en uit die te rug-keeringe de macht des waters noch meerennbsp;meer toenemende moet de overftromingenbsp;nootfakeiijk volgen. De oorfaak dan van de overvloejinge des Tibers ^ als ook die van de To, en diergelijkenbsp;andere, is tennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gebeurelijk en Ky toe val, geen bepaalde tijd van fijne overvloejinge hebbende , als de Nyl, Indus, Niger, Zaire en |
val gebeuren ; ja dat meer is deinwoonders ontfangen die als een gave Gods metgroo-te blijdfchap en vreugde , als een eenig®nbsp;voorbode van een vruchtbaarheid die daarnbsp;op volgen fal. Welke nu denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fy waar om de Ny/ op fijn gefette tijd des jaarsö't'^'^' looft , is in het IV. Boek in hetbreedege-toont. Dewyle dan de ruimte van de Fonteinen des Tybers, de Rievieren, Beeken en lopendenbsp;wateren daar by gerekent zijnde, die ten dee-Ie uit de Bergen van Tofcanen , tendeeleuRnbsp;de grootekeeten der Bergen die doorUmbrien»nbsp;j wateren van de daar invallende gefwollenenbsp;Rieviere , door fijne forsheid weder re rugnbsp;drijft. Tot een volkomene overjirominge dannbsp;komen nootfakeiijk famen een groote overvloed van wateren j een leege ftant van denbsp;oevers en de aandrift der Z^etegens dernbsp;felver monden ^ welke wy niet tenonrech-ten, deformele oorfaak der overftrominge noemen. De oorfaak der overftromingen dannbsp;onderfocht hebbende , fo moet nu gefegt worden wat voor veranderingen daar uit op dennbsp;Aardkloot ontftaan. Dewyle de Fonteinen meeft al dóór de natuure in de wortelen der Bergen geplaatfl:nbsp;zijn, fo gebeurt het te mets , dat de toppennbsp;der Bergen door de gedurige Reegen vannbsp;haare aardfe kluiten ontbloot , en door denbsp;lopende Beeken afgeknaagt of uitgekalftnbsp;zijnde tot het Laagfte der daalen nederge-ftort worden ; alwaar fy op een gehooptnbsp;zijnde, en by geval een fourfle van een Fontein die laag legt ontmoetende , fo vervullennbsp;hopinge van de afgekalfdc brokken ;quot;^en denbsp;meefte Fonteinen fouden op defe wyfe tenbsp;niet gaan , ten zy de inwoonders van hetnbsp;aanftaande gevaar kennifle hebbende , hetnbsp;felve voorquaamen , of door een Muur dienbsp;fy rondom de Fontein optrekken , of metnbsp;voordacht een waterlofinge maakten waarnbsp;door het water ergens anders heen geleidetnbsp;zijnde , tegens het geweld der lopende beeken bevrijt blijft; en op defe wijfe gaan de Fonteinen door de lopende beeken verftopt zijnde,nbsp;en veele plaatfen, dewyle fy geen uittocht vinden, te niet. En dewyle de natuur geenfintsnbsp;leedig kan zijn , (o vergoed fy de fchade van denbsp;eerfte fourfTe, met een andere nieuwe door de onder- |
Ci
V.BO EK, WONDER WE
¦ craardfe veefelen;een getuige van defe faak IS tonder aardfeRoomen., in welk en de Beekennbsp;en de levende Fonteinen , door verfchcidcncnbsp;ongelukken en ongelegentheden van tijden ennbsp;eeuwen verdopt zijnde, totdefendag toe , nognbsp;quot;'^an die geene die de fondamenten der huifennbsp;graven, gefienworden. EndieinSicilienaannbsp;oe Wortelen van den ^Etna graven , die ko-;nbsp;^en en Rievieren en feer veele onderaardfenbsp;fonteinen in hetgeficht, die buiten twijfFelnbsp;'oor defen buiten uitgevloeid hadden maarnbsp;door de woede branden des Bergs of ingeflokt, :nbsp;of door de ashopen en menigte van Puimdee-'nbsp;den verdrukt zijnde ^ binnen de alderdiepdenbsp;ingewanden der aarde quynen. Sic na het gee-de wy hier van in het breede, in de befchryvin-'nbsp;den eiyRtna verhandelt hebben.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j
Maar laat ons nu tot de wonderbare over- j Jt^'omingen van fommige Roeien of Meiren jnbsp;Voortgaan. Welker eerde teweeten de over-'\nbsp;lopinge van het Meir Alcano van oude tijden |nbsp;her gedenkwaardig is geweed , die gefchie- jnbsp;de by feer mooiweer, ten tijde doe den oorlog 1nbsp;der Romeinen enVejenten op fijn hevigd was, inbsp;welke en Rlutarchus en Ltvim naaukeurigjnbsp;befchryven , en daar by verhalen dat een Tof-1nbsp;caanfe Waarfegger foudegefegthebben , dat!
het Meir ofdePoelnooitgeenoverdrominge meer foude maken, by aldien fy den Berg doorgravende het w’ater elders anders leideden;nbsp;Waar van wy in ons Latïum feer overvloedignbsp;gofproken hebben. De overlopinge vandefenbsp;Poei of dit Meir fchijntbyna aan alle Schry-vers ’k weet niet wat wonders van te voorennbsp;getoont te hebben. Wy feggen, dat het een tennbsp;^onetnaal naturelike iiitwerkingegeweeflis\nbsp;maar gedelt onder die geene die feer feldennbsp;gebeuren; ook ben ik van geen gedachten dat-men die aan dc reegen of fneeuw niet moet!nbsp;toefchryven dewyle fy by mooiweer en alsnbsp;iet niet en regende is gebeurt ; maar dusnbsp;meinen wy dat de felve heeft konnen ge-Ichicden.
E nbsp;nbsp;nbsp;Itinerar. Extatic .Ter-
^ • klaarlijk getoont hebben , datden.Sr’r^ met een waterhol voorfien is , gelijknbsp;eiielfsuitvloejinge tot een Meir enFonteinenbsp;over en aan allen lijden by de wortelen desnbsp;ficrgs , ja het bekken felve , w'elk fy hetnbsp;van Hannibal noemen j in welk eengrootenbsp;lourlle opwelt, klaarlijk toonen, en de inwoon-ders van het Cafteel, welk fy Nocca di Rapanbsp;noemen , hebben my doen ik defe plaats be-focht eenftemnielijk verfeekert dat defen Berg,nbsp;Van onderen af totbovenen toe feer vol ja over- jnbsp;vloedig vol van wateren is ; en fy voegden!nbsp;«^aar by , dat fy by nacht als het mooi en flilnbsp;Weer is , enhaaroogentegensdefteenenvan'nbsp;«len Berg leggende , ’k weet niet wat voor een inbsp;onderaards gemurmel van vallende wateren inbsp;gevoelen : een feer klaar kenteeken dat daar!nbsp;een volle waterpot moet verborgen zijn, door inbsp;Welke en door de genoemde wijts en fijds ver- jnbsp;pteide fourffen, het omleggende Land bevog-'nbsp;Pgt Worden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;|
I. D E E L, nbsp;nbsp;nbsp;'
RKEN der WAATEREN.
3^3
Hit wonderjiiik dan feggen wy dat om twee-derlei oor faken heeft konnen gefchie den : of door dc onmatige weder uitbrakinge der Zeenbsp;door een daar roe gefchikte watervoerendenbsp;pyp in defe waterkuil, of door het geweld dernbsp;ondcraardfe winden, waardoor het water vannbsp;de waterkuil door de Zee ontfangen , of denbsp;Poel felve ergens van buiten in fijn grond ge-weldelijk geperlt zijnde, fo hoog fwelt, dat hynbsp;over de kanten als den Berg noch niet doorgegraven was henen lopen foude, hoedanige op-fwellingen ook in andere Poelen of Meiren, alsnbsp;dat van Nurfmus , Vadimon en Lemanototnbsp;verwonderens roe gefien worden, en wy in onsnbsp;Iter. Hetrufeum vvijtlopigcr befchreven hebben. De oor faak van defe opfwellinge kannbsp;warelijk geen andere zijn , dan de ondcraardfenbsp;winden en geeften dewelke uittocht foekende,nbsp;en door de grond der Poelen of Meiren doorgaande, de wateren tot ongehoorde fwelhngennbsp;opdryven , en op feekere tijden fo verhogen,nbsp;dat fy fchyncn een feeker leeven te hebben.nbsp;Maar fie van defe dingen in hetnbsp;breeder gehandelt.
FEerhebtge , Leefer , nbsp;nbsp;nbsp;de na
tuur en wonderen des waters _, of van de geloofwaardige Schry vers aangetekent , en aan denakomelingenovergelevertls.offulkedin-gen welk ik door eigene ondervindinge gefiennbsp;en verfocht hebbende hier hebbe by gebracht,nbsp;ontelbare andere beufelachtige faaken en daarnbsp;ik geen feeker bericht van konde krygen, voor-by gegaan zijnde. Waar in wy alleen dit beoogtnbsp;hebben, dat wy geene van die ongewoone uitwerkingen hebben willen bybrengen fondernbsp;derfelver oor faken daar by te voegen.Door welke luft en welk voornemen wy door de Goddelijke genade fo verre gekomen zijn dat wynbsp;geen fo vreemde uitwerkinge der natuure fou-den voortbrengen, welk wy niet met een doornbsp;konft enfchranderheid van een ondervindendenbsp;en beproevende Philofophie in IVerktuigennbsp;van ons uitgevonden , fouden konnen toonen. In welke neerftigheid en ftudien wy nunbsp;fo veele jaaren lang, met geen minder koften,nbsp;als ook onuitfprekelijken arbeid ons tot geennbsp;ander einde hebben befig gehouden,dan op datnbsp;wy die fchandige klip der verborgene hoedanigheden j de Jchuilplaats zWtt onwetenheidnbsp;fouden omverre werpen , en toonen darter janbsp;geen uitwerkinge van een verborgene hoedanigheid kan aangevi^efen worden, welkers waa-re en rechte oorfaak wy door Proeven niet fouden konnen toonen.
Uit welke dingen ik eindelijk hebleeren kennen, dar her geen wonder is, dat de naturelijke Philofophie in fo veele bewindfelen ingewonden met fo veele monfters van inltellingeiinbsp;ontheiftert zijnde, tot defen dag toe geblevennbsp;is : want de Schoiaftike Philofophen met eennbsp;algemeene kennifle der beginfelen te vreedennbsp;zijnde , gelijk die haar tor de naafte oorfaak dernbsp;dingen niet begeven,alfo verkrijgen fy ook nietnbsp;dan een verre en ten eenemaal afgetrokkennbsp;kennilTe van defamenftellinge en ontdoeningenbsp;Zz znbsp;nbsp;nbsp;nbsp;der
Belluif,
3)8 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD
IV. Aeoee- der naturelijke dingen. Wy merken in dit werk j dingen met de werkende , door welke faiuen
óe algemeene oorfaaken der dingen j gelijker^ ’ nbsp;nbsp;nbsp;^ ’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' ..... '' nbsp;nbsp;nbsp;---------
wijs als daar zijn de invloejingen der
ling.
' 'O quot; ¦ ¦ nbsp;nbsp;nbsp;' — - ------------
voeginge fy de wonderlijke uitwerkingen voort brengt; welke fo iemand legt dat die in de diep-
Mane en andere Sterren in defe Hooltfto.ffige j fte en innigfte kamers der dingen verborgen Wereld, allo aan, dar wy evenwel in dit onder-1 zijn, die fal felf met fulks te leggen ontkennennbsp;lock n^t liaan blyven ; maaraanhoudendeinidathyeen'?’/3i/oy?igt;/gt;/3is,a!snuaItotdefchuil-netonderioek van de naburige oorfaken, i plaats der onwetenheid vervoerdt zünde.nbsp;een verfcheidenefamenvoeginge van Troeven,; Maar fo iemand tot de oorfaken der bovenna-volgens fckereaaneenvoigcndedraatderwer-|turelijke en hemelfche dingen fijn toevlucht
kende Natuure voortgaande hebben met ge-1 neemt, die fal in even fo een Doolhof verwer-acht dat wy de rechte oorfaken der dingen op [ren dewyle ons verftand niet anders ais een een beerer wyfe konden onderfoeken, dan als | nachtuil is by het licht der Sonnenbsp;wy deleive wonderbare uitwerkingen en wcr-jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Alhetgeenedandatwyvjeeten , dat keren
mgen der'natuure , welk fy felve door haar 1 alleen door den we^ der/Innen en toeval-lelve, en door een feeker naturelijk ingeeven | len tot de[oort der dingen die buitenztjn, welke
volbrengt, volgens de beoogde ovcreenkomll van het eerlle voorbeeld der natuure, door denbsp;fchrandere konll toonden ; welk ghy fien fultnbsp;dat ik dit geheele werk door gedaan hebbe.
En dit heb ik altijd gerekent dar de noot fake
haar aanftonts genoeg voor de finnen opdoen; fo dat wy derhalven belijden dat defe onfe we-tenfehapalleen raakten befigetmetdcfchars-fe en omtrek der dingen ; tot welkers middel-j punt den geenen alleen maar toegclaren is een
was om van de Natuure der dingen te 1 weinig dieper in tedringen , welker verftand Philofophercmwanttotdc innigfte natuur, we- |de fcer goedertierene God en Vaderdcrlicb-fen en eigenfehap van alle dingen, de innigfte i ten door de ftraal van fijne eeuwige wijsheid
famenfteïlingen van ieder ding in het byfonder als ook der felver mengingen, en de verborgene nellen der eigenfehappen dewelke aan ieder der felve medegedeelt zijn te willen indringen, gelijk dat naaft God , alleen aan denbsp;Engelen gegeven is, alfo is het voor de duifter-heid des menfehelijken verftands tot defennbsp;dag toe verborgen gebleven ; dewyle wy denbsp;vernuftige fchranderheid der natuure in hetnbsp;famenftellen der dingen , of in het inplantennbsp;der krachten in defelvc, de evenmatigheid vannbsp;ieder byfonder tot een ander byfonder , en dennbsp;trap der overeenkomende hoedanigheden m^x.nbsp;weeten. Waarom wy alhoewel wy door hulpnbsp;der Proeven even als de Aapen het eerftc voorbeeld der nature fo wat trachten na te volgen.
meerder heeft overftort, en welke met onderen kennille van verfcheide dingen
sn door hetonderfoekder verbor-gentheden en geheimen der natuur en liefde der waarheid, door de leid inge van de Godde-lyke by ftand en hulpe begenadigt zijnde, aangedreven worden , in veele dingen, welke wynbsp;tot noch toe in dit JVerk by gebracht hebben,nbsp;hebben wy fo veel gedaan als ons de Goddelijke goedertierenheid gefchonken heeft : innbsp;veele andere dingen houde ik het beerer datnbsp;men fich over de werken Gods die met eennbsp;ontoegangelijk licht omfet zijn,veel liever verwondert als defelve al te diep nafpoort. Wantnbsp;God is het, die geJprokenhzQix en fy zyn gemaakt. Hy heeft bevel gegeven en fy zijn ge-
vindinge voorfien
fo konnen wy echter daar door felve niet tot fchapen , hy de Heere dewelke is de oorfaak dewaareen wettelijke werkingen der natuure j der oorfaken, de Fontein der Fonteinen , denbsp;dan door feekere fchaduwe van gelykeniffen | ontoegangelijke afgrond des Fdemels, der Aar-geraken. Sy alleen weet doorwatfchrander- , de. Zeen, en de Maker van alle dele.nbsp;heid , door wat evenmatigheid der lijdende I
3'5J
Het feBe Boek,
V A N D E
vierde hoofstoffe
Natürelyke dingen,
welke men AARDE noemt,
I. AFDEELING.
Van de wonderlijke nbsp;nbsp;nbsp;der AARDE , en of die eigentlijk een
Hoofflojje zy, en wat en hoedanig iets daar door moet verftaan worden.
HET I. HOOFTSTUK.
Mp. j
Vijt,
haam diQt aarde en dar fonder eenige famen-ftellinge is , heeft konnen toonen. Want 'tn-dien datter foodanig een Hooftjiof in de natuur der faken is j al dat zal of ftof j of klein find ^ of een aar dfe kluit j of een ft eenjnbsp;of Metal j of Metallig fap of diergelijk een
t Ie gene die uit de heffe der bot-' ftePhilofophen haar inbeelden dat de Aarde rouw en fondernbsp;kond, ja hol overbol, doorgee-^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verfcheidentheid, engeene
wee Ten zijn, uit ontelbare foorten der Mijn-
^ nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-- uUmge der
onderfcheidinge van plaatfen ^d^eelen, van God door een gevalligc ftrem-
defe ontledinge des Aardrijks een weinig dieper i),.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Zullen hebben ingefien.
fgt;Haok'* nbsp;nbsp;nbsp;delel ve wijfe warelijk moeten die
gcene uitgelacchen worden, die gemeint heb-datmen de klomp van dit aardrijk met den Hooftftof moed noemen ; want hoenbsp;foude fy enkelkonnen genoemt worde in welkenbsp;* de natuur nier gewilt heeft dat ietsenkelds,nbsp;^aar alles uit ontelbare dingen faamgefetzijnnbsp;Zoude? en wel fo datter ja felfniethetalder-hleinde lichaampjen vaneenfandjekangege-ven worden, welk nier uit mengfels van anderenbsp;^ti Wederom andere ongelijkflachtigc dingennbsp;^Pgemaaktzy. Wie van de Philoft^heniffèrnbsp;ïot hier toe geweed, die ons een juiver lig-
feer veele Mijndof^e vuiligheden, gelijk den geenen die kenniflc van de Scoffeheidkundenbsp;hebben, genoegfaam bekent is, gemengt worden, en ookdatfelvemoetmen vanlt;2//i?lt;^£’^0-dere Mïjnftojfen feggen. Wie fal dan vad dellen dat foo veelenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, foo veele fou
ten, fwavels, koperroden , aluinen, arfeni» cums, fo veele boluffen , boraxen, feildee-nen , fo veele giafen, cridallen, fo veele diknbsp;gewordene vochten , fo veele dunne fappen,nbsp;en eindelijk fo veele foorten van waaieren,nbsp;enkelelichamenTA^n ? niemand feeker als diénbsp;van alle de natuurkundige dingen ten eene-maalgeenkenniifeheefc, en in defelve geheelnbsp;onervaren is.
z 3 nbsp;nbsp;nbsp;Ik
een kaas tot een ronde vorm ge-1 ftoffen faamgeftelt. Maar het kzn gzamp;n ftof word is^i^en dat inden beginne der dingen, jnoch/and zijn , devvijle en dofnbsp;Hilke me^chen hebben wy nu al dikwils in dit | anders zijn, als eenige afffijrfels, of feer klei- enk®,nbsp;werk getoont , dat met recht van de beeter|ne lichaampjens uit feekere geheele deenic Hooft-gevoelende Philofophen mogen uitgelacchen 1 of klip afgegeten , welke gelijk fy aan de na-en begekt Worden. Datwarelijk het fcheppen-1 tuur van haar geheel deelhebben, alfo Ronde verdand in defc wonderlijke baarmoeder nen fy ook geen enkele lichamen zijn; ooknbsp;er Natuure met een groote en onuitfpre-i kan het geen of zijn, dewijledefel-hjke kond gewerkt heeft, fal dan duidelijk ver- ve en door droogte en door vocht behalven an-daan worden, als wy de binnenkameren van ; dere krachten die in defelve gelegt zijn, met
-ocr page 432-^66 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD,
Ik weet wel dat fommige gevoelen dat de j haam en daarganfchgene vochtigheid by ü Maagd Aarde ^ welke niet als in het Middel-1 Maar ook dat kan op geenderlei wijfegefegcnbsp;punt gevonden wordt, de waare Hootjioffe der f worden : want fodanig een lichaam zoude zijnnbsp;Aarde zy. Maar gelijk het onfeeker is dat duf- ^ oiglaSj of[and j offaveloi lei j of iets dierge-danig een lichaam in het Middelpunt der aar-1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, die fo als wy achten devan
de gevonden wordt, alfo fuigen fy ook defe i alle lichamen fchijnen. Wie weet niet; dat het praat uit haar duim, en het is te vergeefs al wat 'fand gcfmeten in de Forneifen der Glasblaafersnbsp;fy daar van feggen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j aanftonts vloeibaar wordende in glas veran-
Daar zijn fommige,die willen dat of de ^//fZ?fidert wordt ? ook is her bekent dat de o{ witte aarde, hoedanig een de Geruis ol het i ais alle vochtigheid door de kracht desvuurs
Loodwit is, fommige ook dat de aarde Marne die men gewoon is uit de Franfe gronden tenbsp;graven, de Hooftfioffen der aarde zijn. Het tegendeel is waar, en eerft wel kan het geen lt;2^-jcheiXyn, om dar die uit veele dingen faamge-fec zijnde, uit een vocht, droog en fout lichaamnbsp;en poeder beftaat, gelijk wy te fijner plaatfenbsp;leeren zullen ; geen witte aarde , namelijknbsp;ceruis,pleiller, krijt; dewijledecoleurfelvc,nbsp;gelijk in alle dingen die meteen verfcheiden
daar uitwaaflemtgefmolten wordt tot iets dat vry watyferigfchijnr, welk niet zoude kennen gefchieden indien het een enkel lichaamnbsp;was j en van alle vloeibaarheid ontfet: wantnbsp;die dingen dewelke aldcrmeefl door de warmte gedroogt en gefengt fchijnen te zijn, affche^nbsp;JlofJandJeij worden door de kracht des vuürsnbsp;gefmolten, en vloejen, een openbaar reeken,nbsp;datter in defelve geene vochten ontbreeken.
f,—j--------------^------------------------------ Dewijle defe dingen dan fozijn, kan
zijn ; maar met fand vermengt zijnde , maakt het geen lichaam ; de fleifier is fo verre vannbsp;daar dar die famenftelr , dat fy veel meer metnbsp;andere lichamen vermengt zijnde, hetgeheeienbsp;te niet doedr;en wie fiet niet dat het de Marnenbsp;hier en daar in ’tveld maar te vinden,en van dienbsp;dingen, welke gefegt worden dat uit de bc-vruchtiging van deMarne in ’t mengfel komen,nbsp;niet zijn kan?wanr de wijle defelve alleen mdarnbsp;inVrankrijk gevonden wordt j fo zal ook bynbsp;gevolg op andere plaatfen noch de Hooftftoffenbsp;der Aarde , noch eenige famenftellinge der
coleur geverruwt zijn te fien is, een klaar ken- recht gevraagt worden , welk die Hooftjl off^ teeken geeft dat fy faamgelet zijn; en einde- der aarde zy^ die tot de famenjlellinge van allenbsp;lijk niet de aarde , welke iy Marne noemen,! dingen nootfakelyk daar moet zyn ? ik fegg^^^quot;'nbsp;want dewijle men fegt dat die nergens dan al-1 dan, dat dufdanig een Hooftjioffelïjk enftoffelybnbsp;leen in Vrankrijk gevonden wordt, fo kan {k \ lichaam aldernaajl het fout is ^ welk veele denbsp;nietfien hoe defelve het algemeen beginfel en * bewaringe der natuure noemen. W'ant dirge-de Hooftfloffe tot famenftelling der dingen kan; hjk het in alle de dingen, die in de ondermaanfenbsp;genoemt worden ;wantfo defe aarde de Hooft-' W^ereld zijn, verborgen is,en niets fonder ’tfelvenbsp;ftoffeis, fo moet die nootfakelijk de Hooft-j beftaan kan; alfo blijft bet ook door de krachtnbsp;ftofie der gemengde en faamgefette lichamen j des vuurs indeondoeninge der gemengde lig-
gemengde lichamen gegeven worden. Allcinatnrelijklichaambcftaanofvaftgem. iktzou vvelkedmgendewijle d.ebmrendenhaakzijn, de konnen worden. Want dSe kriluvan
fabclef dan'^TOo/Mn'^lTr'''’'’quot; nbsp;nbsp;nbsp;deMetallen en dcMijnftof-
bar lende Ihiiofophcn houden. nbsp;nbsp;nbsp;ten en Kruiden tot wortelen nit ballen tak-
Wy feggen dan,ken, bladeren, bloemen vrii’cire’n hout door
geen fu.vere ,.ch enkek Hoefeflofegege. \ defe krijgen dé Sn i:;!; aUeriei foort Imre
aardfe vaftigheid om re beftaan; de -waare enkele , en onverderffelyke Hooft floffe, welk
hamen, altijd het laafte over, gelijk wyiuï^^^ volgende dioot ontelbare Proeven zullen too- ^nbsp;nen. Ikhebbegefegtdat het fout de (ioffelykenbsp;Hooft floffe der aarde is, en by gevolg geen en- ftofiénbsp;kei lichaam , gelijk uit de verfcheidentheidnbsp;der Coleuren, krachten en eigenfehap daar hetnbsp;mede voorfien is,blijkt; datter echter in ’r mid-delpunt van de natuur des fouts iets formelyksnbsp;verborgen is datflrernt^ namelijk die onfichtba-re geeft des fouts ^ die door fijne vaftmakendenbsp;kracht alle dingen fijne behoorlijke dikte ennbsp;beftaneiijkheid geeft; als fonder vv.flke geen
. - nbsp;nbsp;nbsp;-f'-i 1* 1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I nnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r n . bnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^»-i_
lit «ieNatuure dtr
dingen is ^ nbsp;nbsp;nbsp;r r
geen fuive- ^eti wordt', lict wclk fo feckcr is, als de on-lerHoóft- dervindinge der dingen die door de Schei-ftofle. konft geproeft worden feeker en ontwijfelbaar is. Want indien datter een fuivere, loutere , enkele en onfamengeftelde Hooftftoffe konde gegeven worde, die warelijkfoude ofnbsp;week, of hard, of geverruwt,of met fijne krachten en hoedanigheden voorfien zijn; maar datnbsp;felve, welk of op het aanraken wijkt, of eindelijk met eenige verwe hoedanig die ook zy be-fet is , dat felve feg ik , geeft ten eenemaalnbsp;eenige blijken van famenfettinge en men-ginge.
j Maar mogelijk fal iemand feggen dat de ^ Hooft floffe der aarde dat alderdroogtfie lig-
gelijk die in alle dingen is, ook alfo ror alle la-menftellinge helpt en daar by is, en wordt altijd wederom in fout,in welkers middelpunt en innigfte hy fijnen throon geplaatft heeft, eindelijk verandert en ontdaan, altijd de felvc ennbsp;onveranderlijk ; en dit feggen wy de waarenbsp;Hooftftoffe der aarde re zijn, welke door denbsp;wereldmakcnde Wijsheid in her begin der dingen in de kloot des aardrijks ingcplant door
fijne ftremmende of verdikkende kracht, tot de daar ftellinge van alle gemengde dingen H-men komt, en de felve nu daar ge ftelt zijnde,
-ocr page 433-VI. Bo EK, VAN DE HOOFTSTOFEE der AARDE.
Het II. HOOFTSTUK. degroote verlcheitienhcid der dingen, trelke in de baarmoeder ')gt;an de Kloot des Aardrijks Im'Vat 'borden.Sïsi die het hebben moet. Indien iemand jis gebleeken. En voor dereftkonnen alle de éifmenfehen lichaam met een fpekle door j overige lichamen der aarde onfuivere genoemt huid fteekt , die zal aanftonts bevinden matter bloed uitkomt, eyen fo ook indien ie-^and ja het alderkleinfte gedeelte der aarde tenbsp;•ep üitgraaft aanftonts fal hy water vinden,nbsp;•^dien iemand de innigfte gefteltheid defernbsp;aueren met oogen konde befchouwen, dienbsp;oude buiten twijffcl fien , en de felve tennbsp;oenemaalfo gefchikt en beftelt vinden als wynbsp;m de ontlcdinge fien hoe wonderlijk dat hetnbsp;Weellel der aderen na de grootheid van hetnbsp;ganfehe lichaam taksgewijfe verfpreitis. Daarnbsp;IS dan nu niet anders overigdandat wy too-den _, welke warelyk en eigentlyk die Hooft-ftoffe der aar de zy ^ waar over onder de Schry-Vers fo groot een verfchil is. De Aarde , voor fo veele fy is de vierde en laafte Hooftftojfe uit de dikfte deelen dernbsp;naafter beftnfelen j, welke in de verwardenbsp;klomp en afgrond in waaretj is door de 'onna-bpeurelijke Goddelijke wijsheid tot devoort-brenginge aller dingen faamgeftclt en voortge-^'‘^acht, als feeker fetfef voornamelyk uit denbsp;dikkere deelen des fouts s want dit, door deinnbsp;bem2ijnde geeft van binnen werkende, verschaft enkel en alleen deftremminge aan allenbsp;dlt;2 deelen des werelds, en brengt een dik ennbsp;hard lichaam voort; en gelyk het [out in denbsp;^arde de overhand heeft j alfo konnenwyook De aarde 't middelptint en de baarmoeder van alle dingen jres welke de Hooft-ftofïen haare faaden werpen , die fy naare fchooc voet, kookt en verteert en totnbsp;'verkinge brengt, volgens de eerde beoogingenbsp;Natuure , en wonderlijke fchikkinge ennbsp;Voorfienigheid van de Goddelijke wijsheidnbsp;«•e defelve op dat fy tot fo groot een alfadig-heid der dingen bequaamfoude zijn, fo kon-heeft gemaakt op datter niets zoudenbsp;het welk niet ten rechten gefchikt, nietsnbsp;Welk niet bequaamfoude zijn om in de won-derlijkerije der dingen de beoogde of vOorge-^oniene uitwcrkinge cc verkrijgen. Hieromnbsp;^^eft fy defelve , gelijk wy in het tweedenbsp;Eoek gefegt hebben. rnet ontelbare pijpen uic-g^fet, en in de felve ontelbare hooien van water en Vuurholen uitgegraven, en de Eeuwige Wijsheid heeft met geen minder forge en be-kommertheidgefpeelt,als in den toeftel vannbsp;het menfchelijke lichaam. £«. nbsp;nbsp;nbsp;gelijk als inden toeftel van V menfche- sa nbsp;nbsp;nbsp;lichaam het takkige vveefen der aderen tot verborgenfteplaatfen van de huishou-'ine tlinge der kleiner wereld alfo wort uitgefet dat-' nbsp;nbsp;nbsp;ter lelf niet het alderkleinfte deeltje zy, welk J’iec door de hairadercn het bloed j als fijn behoorlijk voedfel na trekt, alfo kander ooknbsp;geenfo klein gedeelte der aarde gegeven wor-Welk geen overvloed heeft |
met rechtféggen, dat het Jont de aarde maakt enfa?nenftelt; wel k op dat het verftaan worde. So moctmen acht geeven , dat te defer trelke een piaatfe een tweederlei aarde kan aangemerkt «„fuiVerenbsp;worden , een fuivere en onfuivere. Een fui- aardenbsp;vere aarde is niet anders dan een geflremtnbsp;fout j in welkers middelpmt die geeft fchuilt^nbsp;die doorfijne kracht aÜes vaft maakt j verdiktnbsp;befielt „ foo dar het fout niet onbequame-lijk als feekerc fiele der aarde kan genoemtnbsp;worden, fo ghy de aarde zijn fout onttrekt, ’tis ookfeeker dat ghy met eene de krachten vanvaftmaken, uitbotten, uitfpruiten enop-queeken zult vvegneemen, gelijk ons fulksdenbsp;dagelijkfe ondervindinge fckerlijk leert; en hetnbsp;blijkt mglas welk alhoewel het een ware aardenbsp;zy door het vuur gew^aflehen, gelijk het evenwel gedoodr en byna van alle fout ontfet is,nbsp;alfo blijft her ook van alle krachten berooftnbsp;zijnde onvruchtbaar en fonder eenige voortfet-tinge. Hier uit blijkt dat alle de krachten,welker getal in defe aardkloot geen einde heeft, fonbsp;van het fout, als ook van de krachten deflelfs,nbsp;van de geeft die door de nature in het felve ge-legt is, als van het voornaamft werkende foda-nig afhangen dat fonder her felve het aardrijknbsp;nootfakelijk zoude moeten verderven en tenbsp;gronde gaan. ©-«r dan geftremt fout, te gely-ke met zijne geeft die een va ftmakende krachtnbsp;heeft de fuivere aarde w ^ is uit ’t geene gefegtnbsp;worden, en zijn niet anders als een uitwerp-fel, en feeker uitrrekfcl der aarde , ten diennbsp;einde door de natuure ingeftelt, op dat fy denbsp;voortbrengingen en verdervingen, of de op ennbsp;ondergang der dingen door een feekerc achtereenvolgende verandcringe en door eenen ge-durigen overgang van de eenc tot de anderenbsp;voorrgefcr zijnde, onophoudelijk tot behou-dinge der wereld zouden arbeiden en befignbsp;zijn. Want indien alle dingen alleen \nt fout be- pt sout ftonden, fo zoude der felver op en ondergangnbsp;geenfins in die beurtwiffelige verandcringenbsp;volgen, maar fich uit de onverderfïèlijke natuure des fouts , feekere onverffelijkheid gelijk indenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;het Goud endeftee- nen te fien is, beloven: want datuitwerpfel, of op dat ik met de Smeitkonftenaars fpreeke,nbsp;dat dikke lichaam, welk met een feerwijdennbsp;omtrek van vcrfcheidcncdroelTcmsde Hooft-ftoffe des aardrijks omfet en bekleedt, gelijknbsp;dar de volmaakte en volkomenevercenigingenbsp;der Hoofeftoffen belet , alfo laat het die ooknbsp;niet re lange inftant te blijven , dewijle dienbsp;dingen die met een Happeen fwakkefamen-hechringevereenigt worden, ook nootfakelijknbsp;feer licht in haar deelen konnen ondaan ennbsp;gefloopt worden 5 maar gelijk in die dingen die |
368 nbsp;nbsp;nbsp;DE o ND ER-A A
die volkomen vereenigc zijn de band van faa- 'j menhechtinge fterker en vader is, alfo maakt jnbsp;fy ook een duurfaamer beftanelijkheid derinbsp;'uan de lig- deeleii, gclijk dat in het weefen des Gouds ennbsp;Aöofj-openbaar is, waar van het eerfte om fijnnbsp;innigile vereeniginge, enfeervafte band dernbsp;deelen, in fijne losmakinge of ontdoeninge nietnbsp;ten onrecht alle de verftanden der Smeltkon-ftenaars moede maakt , en het tweede felf fo
I. Aedee-
LING.
De duur faatnheid
Sout.
RDSE WERELD, haaft als het maar gloejend wordt weg fmelt.nbsp;Het blijkt dan dat hoe de faaken uit eennbsp;fniverder weefen des fouts bef aan j dat f ook.nbsp;van een fo veel te langer duuringe zgt;^n j gC'nbsp;lijk in de koftclijke Gefteentens , den Diamant, Beryllus, Topaz, Esmaraud en andere , van welke wy te fijner plaatfe brcedfpta-kelijk fullen redenkavelen , klaarder als denbsp;middag blijkt.
Van de ongelooffelijke verfcheidenheid der dingen , deivelke door de kracht des Souts te we/:ï/ehulpti'Oupen^/erHooftftofFen, in de itydemlsgt;oejieh2i2ix:n\ozdcïnbsp;Van de groote Wereld Voortgebracht loorden ; en eerjl Wel Van het Soutnbsp;en dejjelfs onderfcheidentheden.
Cap.III. ITN het voorgaande Hooftftuk hebben wy, fo ’k my niet bedriege, genoegfaam getoonr,nbsp;-waar in warelijk en eigentlijk de Hooftflojfenbsp;der aarde op het naaflhc^zox-, maar nu is hetnbsp;rijd dat wy toonen, en wei volgens de optellin-ge der deelen, al die dingen dewelk door behulpnbsp;des fouts door de bykomjte der andere Hooft ft ofnbsp;fen in de aarde voort gebracht worden ; ennbsp;op dat wy daar van, waar van aan alle de lic-. hamen der ondermamge IVlt;ireld die Iftvige dikheid voortkomt, beginnen, fo moeten wy eerll;nbsp;van he tveelvuldige onderfcheid der foute lig-hamen fpreeken , op dat wy dan daar na denbsp;overige geftremde fappen , na de foute lichamen, dat is, de famenftellinge van ieder dernbsp;geftremde vochten en mijnfappen, en dan dienbsp;der Steenen en Metallen vervolgen.
Sout.
noch ghy zult het Sout des Ver bonds Godts 'vau uwe Offerhande niet wegnemen j in alle Offef'nbsp;hande zult gy Sout offeren : en Mare. 9. uUenbsp;fiachtoffer zal met fout ge fouten worden; ennbsp;ontelbare andere plaatfen, die hier en daarinnbsp;de Heilige Schrift fo des Ouden als des Nieu-j wen Teftaments voorkomen, geeven de heer-I lijkheid en voortreffelijkheid des Souts te ken-j nen. Dat in de Godsdienften der Heidenennbsp;I Sout gebruikt is toont Ovidius J. Fe forum-1 Tiaar om wordt ik fanmgememt ^ omdatnbsp;! de Triefer van Ceres als hy offert, Blom met
i Sout offert. Het geene eertijds den menfeh met
; de Goden verfoenen kon j was blom en eenglin-I flerende korrel van fuiverfout.
Wat Sout De oorfprongelijkheid van het woord Sout ^ voor de Letterkonftenaars overlatcnde, begeven wy ons om de innigfte natuur des Souts nanbsp;te vorfTchen.
Sout het middelpuntige lichaam der nature is, de kracht, bloei en fterkte der aarde , eennbsp;kort begrip van alle aardfe krachten, het onderwerp van alle de beginfelen der Natuure,nbsp;van welkers middelpuntig weefen of zftn denbsp;wetenfchapj en volkomene kennijfe der natuurenbsp;afhangt j de ftoffe uit welke alle dingen gemaakt eneindelijk ondaan zijndein het felvcnbsp;wederom verandert worden , het eerfte ennbsp;laaftebeginfelder mengelijke dingen, de putnbsp;der Natuure, en een ding dat byna Goddelijknbsp;is , gelijk Homerm %ox\x\lt;gp, hy heeft hem metnbsp;Goddelijk fotit beflrooit \ warelijk nergens anders om, als om de kracht die in het felve innbsp;is, waar door het niet alleen de lichamen vannbsp;alle bedervinge bevrijt , maar ook defelvenbsp;door een wonderlijke vruchtbaarheid voort-fet.
Het Sout is Want in het Sout is, ik en weet niet wat voor ifts Godde- indrukfel of merkteeken van Goddelijkheid , waarom God te kennen geeft dat hynbsp;met de gaave des Souts in de offerhanden geheel wel en feergedient was, Levit. 2.. HUe Offer haude dieghyfult offeren, mlt ghy fouten
lijks ¦uaarm.
en
\ Want het leeven kan, op dat ik mQiTli-j nius fpreeke, fonder Sout niet geleidt worden, en is fo nootfaakelijk een Hoofrftoife, dat des-felfs kracht bekent geworden zijnde cenigernbsp;; maaten tot welluften des herten overgegaannbsp;i is ; want al wat braaf en deftig is noemrraennbsp;j J’ö^^jfodat^et bekent is.dat alle aardigheid desnbsp;j levens, en degroofte vrolijkheid, enderuftenbsp;van arbeid met geen ander bequaamer wordtnbsp;i als Sout genoemt wordt. Waarom Horatiusnbsp;de Art. Toetic. fegt, maaronfe meefle voorouders hebben en de Tlichtkonfi en de Souten, datnbsp;is aardighedengepre fen\ en ook beveftigt fulksnbsp;' den Apoftel Colóff. 4. Laat uwe reeden altftlt;^nbsp;in aangenaamheid met fout vermengt zyn j ofnbsp;dat ghy weetet hoe men een ieder moet antwoorden. Maar op dat ik hier voor geen Lof-fanger des Souts fchijne te fpreeken,fo laat ons,nbsp;alle andere eernamen vaaren latende, voortgaan tot die dingen die meeft tot ons oogmerknbsp;dienen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;a
Dz geef Souts van deaardfcHooMofie^,. IS van den beginne der dingen door den Alwij-fen God, in de aard waterige kloot ingeplant,nbsp;en tot behoudeniffe van het geheel , ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;»•
de voortbrenginge van ontelbare weefensof^,/^|f-beflanelijkheden; hierom koefteren en voeden fich de Aarde en Zee door een onderlingenbsp;beurtwifielinge den een den anderen, op datnbsp;de Oceaan ’t Sout het geen hy uit de mammennbsp;der aardfe kluiten uitgefogen heeft, het felvenbsp;door de onderaardfe openingen en riolen afge-'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;leidt
-ocr page 435-vr. boek, van de HOOFTSTOFFE der AARDE. 260
Ciclt , als een pand hem toevertrouwt,, Agrtcolaxw TA^nl. Boekde FoJfdibusvtthsaXi Wederom aan de aarde ter hand ftelle. Lees, heeft.
o het u gelieft Leefer , hetgeenewyin ons Alle Sout als het op het vuur gefit 7.i]ndQh\ wijdlopig van de foutheid der Zee I een pot gebraden wordt verliejt niets of feernbsp;dusdanig een overhandfen handel des Oce-!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van de wijdheid van fyn vaeefen oï
33ns en Aardrijks, met een breede redenkave-! beftane lijkheid; wanthetbemind dedroogte, ’^uderhinbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hebben.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i welk met warmte of koude vermengt het fel-
^ gsmeene en gebruikelijke Sout nu kan j vevaffgemaakt heeft; in tegendeel gelijk de driederlei onderfcheid aangemerktvochtigheid aan het felve als een vyand is, alfonbsp;Kr,.,, ‘quot;'Worden , fo dattereneen Zee-fout , én een j fmeltén word het verilrooitfo haaft als het innbsp;raaf-four, en eert door Konft gemaakt 2y, uit- j defelve gelegt is; ja ook als het in een vochti-^^trokken uit aardfe kluiten of foutachtigei ge lucht gelegt word verheft het al vry watnbsp;Wateren. Her Zfe-fout hoewel het in foort j van fijne fwaarte. Die derhalven het felve ternbsp;Van hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;niet verfchiit , wordt ech-j deegen willen behouden en bewaaren, die
r nbsp;nbsp;nbsp;merkelijke verfcheidenheid daar- j moeten het felve in drooge plaatfen bewaren.
enfulks getuigt ook hexFDrepaniaanfe Soutj welk op hoopen gebracht zijnde vijftien jaarennbsp;onder den blooten heemel goed blijft en tenbsp;^tica in Africa fietmen groote Sout-hoopennbsp;dewelke de gedaante van heuvelen hebben.
omlelveonderfcheiden ,
als meer vochtigheids hebbende, v^ ter en weeker weefen is; maar het ^
«iaaren tegen meerderlaardc by hc a nbsp;nbsp;nbsp;inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;______ vaft
de een dichter en vafter weefen heeft; en het , nbsp;nbsp;nbsp;*^1(1^1-
heeftdee nbsp;nbsp;nbsp;, cjeihen 1 en verftiift worden, dat fy nocanbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i.u.:.
'vaardijk nbsp;nbsp;nbsp;™ befwatel.jkmet debet
Calabrien, Polen en ontelb . i nbsp;nbsp;nbsp;tel gehouwen konnen worden. „„pnoeir-
fen groeit, is fo hard dat het tot nbsp;nbsp;nbsp;u„ifenvan' En defe dingen, dunkt my,toone Snbsp;nbsp;nbsp;nbsp;S
nen verdikt word, feer bequaam om huifen va nbsp;nbsp;nbsp;^atintetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Soutnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tnZe^Zt
te timmeren, en beelden daar van te t . nbsp;nbsp;nbsp;’!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dat het voornamel^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;een
gelijk Soimu! getuigt, als nbsp;nbsp;nbsp;1Ö Ir 1 en het is
graven word welk fijns gelijk is ; want het kan onder de metallige li^amen niet gerekentnbsp;worden, om dat het door de warmte niet fmelt;nbsp;noch onder de fteenen, om dat het als daarnbsp;water opgegoten word, fmelt; ook niet onder de andere mijnftoffige deelen der aarde,omnbsp;dat het gefmolten zijnde geheel tot waternbsp;word; en evenwel kanmen het ook geen water noemen , dewijle het gefmolten zijnde,nbsp;door de verdunninge der warmte, noch damp,nbsp;noch van het vuur verteert, maar veel eernbsp;gebrand, en eindelijk wederom door de ver-brandingeverftijft zijnde aan fijne natuur her-
.5' Leekt. » overif^e Sout-metallen, .!^g‘' i ^ dattet nauUjks tets uit der aarde g die dicht by het veld van Gergentinbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i
nen voor harde fieen gebruikt
daar haktmen brokken af om nbsp;nbsp;nbsp;i fH-
menfehen en Goden uit te houwen. — i
vefegthy datby deNafamonenenT g
ten in gebruik is : want van , „
i^en(yhuifeninfie^tot nitgehouwen en met kalk vermengt zij
den onbouw der huifen gebruik^.
Het onderfcheid dan van het Zee en Graaf
/oafhebtge, enbeftaatdaar in, dat ae ®
door het water vochtig gemaakt om de
inpakkinge fijner deelert licht fmelt ; cti
nier fo I I nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 w*v*i*v***,g^v-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;«ctfcj JLIJamp;AW AAUW M Mi. A.AV J. -
fmelt nbsp;nbsp;nbsp;wateropgegotenword fteltword. Het fy dan dat ghy het op het vuur
'''Oef, nbsp;nbsp;nbsp;_____ , nbsp;nbsp;nbsp;_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;[braad, ofin water weikt, of door kokinge ver
teert, ^t keert echter, fich felven altijd gelijk zijnde, wederom tot die ftaat welke de natuur beoogt, als zijnde van natuur als onver-derffelyk ; welke onverderfFelijkheid vannbsp;hem komt die vol van alle Hemelfche Wijsheid is.
‘Degeejienvan binnenvoedt j het verf and verfpreid door alle de leeden beweegt denbsp;klomp, en mengt fich met het groote lig--haam.
Maarfie van de natuur en eigenfchapvoLti dit Sout gehandelt in het JLBoek van ditnbsp;werk.
tweede als van een ingepakte natuur , oo ^ nif'r (r, l;..u-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’
fmelt.
Echter evcnw'el is ook dit in het Graaf-fout aller verwonderinge waardig, gelijk niy eennbsp;lange ervatentheid geleerc heeft , dat eennbsp;ftuk daar van aan een draad opgehangen zijnde alffer een Zuide of andere wind waait dienbsp;Vochtig van natuur is allengskens drupsgewij-fe afvloeid , welk als de Noorde ot Weftenbsp;Wind waait niet gefchied, warelijk om geen andere oorfaak, als om dat de daarom fwevendenbsp;Vochtige lucht, allengskens in het weefen desnbsp;Sours inboorende ’t felve met fijne vochtigheid befet, waarom het door druppelen al-lengskens vetfinelt, welk ik ook bevm c a
ï. Deel.
Aaa
Het
¦n
370
I, Afdee-
LltiS.
DE ONDER.AARDSE WERELD,
Het IV. Hooftstuk.
Atter fo veel foorten van Souten zijn al-pfer foorten in de Natuure der dingen vertoont worden , heeft ons de Scheikundige ondervindinge geleert; terwijlder fichnbsp;niets in dedriederlei heerfchappijeder Mijn-llofïen, groeifame dingen, en dieren opdoedt,nbsp;welk ons niet door kokinge, weekinge, ovcrha-linge , fmeltinge een valt en deugdig Sout fiennbsp;doet, gelijk als in het volgende als wy van denbsp;uittrekkinge der Souten fullen handelen openbaar fal worden. Waarom wy te defer plaatfenbsp;van \\ttgemeene en eigentlijk fo genoemdey2gt;//^nbsp;en dejfèlfs verfcheidene verdeelinge fullen redenkavelen. Maar op datghy At onderfchet-dentheden van het gemeene ongebruikelijkenbsp;Sout met den eerden opflag fien moogt, fonbsp;I ik een ontledende Tafel hier nevens. |
Of in opficht van de
Zee-fout, Aard-fout,nbsp;Meir-fout,
plaats in welke het ^ nbsp;nbsp;nbsp;^
groeit, en fy zijn
Fontein-fout, Sand-fout.
'Welke wederom veelderlei zijn iti opficht van de Baarmoeders i*^nbsp;welke fy gevonden worden , ennbsp;van welke fy verfcheidene hoedanigheden en verruwfels trekken.
Het na-turelyke Soutkannbsp;aangemerktnbsp;worden
Ofin opficht der J krachten ^
rtur I, r ^'^yh^^hfout, nbsp;nbsp;nbsp;pEn eindelijk alles wat uit vette en
j Week Sout vanGemma, ^ olieachtige dingen uitgetrokken
LSteen fout.
L wordt.
f Ammoniak-fout, fEn bevat alle weefen en beftanelijk-Hard K Lijm-fout, nbsp;nbsp;nbsp;heid des dat tot fteenver-
fPis-fout. nbsp;nbsp;nbsp;f dikt is.
fWit.
Of in opficliKGever- J Geel,
der coleuren d ruwt
Door kokinge
Het kon fiig Sout,nbsp;wordtnbsp;gemaakt
Door uitdroginge
1 Rood, t Swart.
fUit Soutachtige i aarde,nbsp;l Uit Zee-water,nbsp;rUit Poel-water,nbsp;j Uit Sand,
1 Uit de Pis der l Beeften.
f Bevat alle die ly^^^^^diehetverw-fel krijgen van die faak uit welke
fy getrokken worden.
Welke wederom van een veelderlei ve rfcheidenheit zijn ,na gelegent-heid van de natuur en hoedanigheid van die plaats uit welke fynbsp;uitgetrokken worden.
Door verbrandinge tot aflehe
'Uit deMetallige lichamen,
Uit de groejelij-ke,
Uit de Dieren, En eindelijk uitnbsp;alle naturelijke dingen.
«5 En bevat de algemeenfaamheiddet dingen.
Hoidamg Maar laat ons nu, de ontledende ordre voor het Zee- afgegaan zijnde, ider in het byfonder met wei-nig woordenverklaaren. Het Z^e-fout is dat, welk wordt uit het uit-getrokkene en gedroogde water der Zpe-, en het wordt op een tweederleiwyfegtm^zkx. , doornbsp;een naturelijke en vanfelfs groejinge j of doornbsp;de konji getrokken. Wefk Aoot tenvanfelfsenbsp;groejinge door een naturelijke werkinge wordt,nbsp;is dar, welk door de barning van de ontroerdenbsp;Zee, tot fchuim gemaakt, en op de ftranden en |
klippen gefmeten zijnde, aldaar door de warmte der Sonne verftijft eindelijk in Sout verandert wordt, en word eindelijk nbsp;nbsp;nbsp;of Sout j dat uit het fchuim der Zje voortgekomen is genoemt, dat by de Oude Grieken de naam vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in onfe taal fchuim der Zpe draagt; met welke Griekfe naam de Poëten ook yenus genoemt hebben, om dat fy beu» felen dar Venus uit de uirgefnedene klootennbsp;vz-xiSaturnusAxt in de fchuimendc Zee geworpen wierden gelproten is, welke fabel in de na»nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ture |
der VI.Boek, Van de hooetstofee moniac van Armenien der dingen van grooteraanmerkingeis; g^elijk wy op een andere plaats fullenfeggen. ^«1/? ***«1!»? g,. gsene in de aarde is^ door kracht der Sonne gedroogtzijnde, in Sour, herfoetevvaater totnbsp;dampen ontdaan wordende ; en op defewyfenbsp;Verdikken deMaltefers, Siciiianen , Calabre-, en in veele plaatfen van Tofcanen ennbsp;Dftien , het water in feekere groeven beflotennbsp;^ncusMav. ^'¦l”‘^®’totSoiit, welke maniere dealderoud-gt; en na vvy ieefen van Ancus Martius denbsp;Koning der Romeinen ingevoertis , dienbsp;'de eerfte van alle de SoutgroevenvanOflïmnbsp;dpgemaakt heeft ^ een tol op alle de Latijnennbsp;du Italianen wegens den Sout-handel leg- lien Door defc konft wordt byna geheel Italien hnn fout voorfien,uitgefeitde Calabrefen, dienbsp;^slialven het ^Ê’-ƒwrookeengroorenover-^quot;*‘'«^t i,. van feer treffelijk Mijn of Graaf-Soutnbsp;/ .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^^d. TeDrepanoinSicilienkomthetSout groote overvloed voort meer als in een landen van Sicilien en Italien , ge-lit, maakt en door de konft en door de natuur.nbsp;Daar is een Gefelfchap van onfe Ordre welknbsp;Jaarlijks een groote inkomfte van dit Sournbsp;trekt %fy leiden de Baar en der 2^e in verfchei-^ene kuilen die fy elk een byfondere naamnbsp;van een Heilig geeven , welk dus in de hitte jnbsp;der Sonne gelaten zijnde ^ fo veel fouts geeven , als nier alleen voor het ganfcheKlooker, maar voor een geheel Landfchap genoegnbsp;ft...nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tonde zijn. 1*1, Silsburs heeft van de overvloed desyêatjfij-ftoten zijnde op tafel gefet en om andere din- nennaamgekregen, gehjkoo a e * gen te fouten gebruikt wordt, en het onfuive- die van het/öö? de naam van nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’ j- en dat door de Aardfe kluiten befmet is dien ik de plaatfen van alle de ov Word in het water gefmeeten en gekookt zijn-' men geheel Duitfland doornbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ de tot Sout gemaakt. De wyfe en maniere hoe 1 len , amp; foude ik te defer men daar mede moet te werk gaan , fullen wy I geheel Regifter moeten voorat Ite en. naderhand uitleggen. nbsp;nbsp;nbsp;i In Aücn 7.\jn óe Cafpife Bergen mt fout De Sout, welk uit Sand vergadert wordt, word ! faamgegroeit feer vermaart. Ormus fchijnt ge- ^ Ammoniac van het SandgtnotTcx , onder i heel van fout geftiemt te zijn , van fo groot/quot;«aOTMnbsp;welk het in Cyrenic een Landfchap van Ly-! een fcherpigheid dat het alles verteert en af-^^»«®.nbsp;bien by den Tempel vermaart door de Godf-i knaagt, fo dat daarom noch Boom, noch Plant HetEiland fpraakw^n Jupiter Ammon verfamclt wordt; I noch Beeft daar ter plaatfe leeven kan, en ook welk alhoewel het van een feer bittere en on-1 geen water dat bequaam om drinken is op dat sS.nbsp;aangename fmaak is , echter evenwel inde i Eiland gevonden wordt; en fy leggen dat het ftoife, ^oor konft gemaakte wordiX. opdefewyfe. Zee-water in groeven die dicht by de leggen en daar door konft gemaakt zijn,nbsp;‘quot;•ré. ot door kracht der onweeders opgefmeten, ofnbsp;Soufnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;door konft daar heenen geleidt verdikt het jj, -'mtt Waar laat ons nu tot het Aardfe fout voort-’ welk of uit de Bergen gehou wen ^ of uit e Velden gegraven , of uit Sand getrokkennbsp;^p1»ifouh '''^°*'dtgt; en dat is oi fuiver Sout ^ als het Salnbsp;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;cryftal-fouti welk in Calabrien, Poo- en en ^dere plaatfen, fo fchoon als de fuiver-e cryftal, feer overvloedig getrokken wordt geen andere toebereidinge van noden hebbende , als dat het maar van de inwoonders ge- Genees-middelen om fijne uitnemende krachten loffelijk en met groote wijsheid wordt ge-l^tuikt. Htx Amntoniaccx\fandSo\xx dan zijn In naam wel verfcheiden , maar in der daadnbsp;len eenemaal het felve ; het geen veele Ar-I.Deel. |
AARDE. 371 averrechrs noemen; en het is tweederlei, naturelyk en door konjïge-maakt ; her eerfte , gelijk wygefegt hebbennbsp;vindmen geftremt onder de Sanden van Ly-bien, datmeinenfommigedatvande Arabieren uit de Pis der Cameelen getrokken wordt:nbsp;wat daar van zy, fo Verhalen echter Faüopimnbsp;Bixias en andere dat het niet alleen in Lybiennbsp;maar ook in feer veele plaatfen van Europa,nbsp;noornamelijk in de vuurftreek van Puteoli gevonden wordt. A/^^ip;/ofMetal]igSour, wordt meeft in Ca-fout. labrien, Polen, en Hongarye gegraven , en denbsp;inwoonders eeten hetfelve ; Jy hollen de Bergen omtrent tweemalen diep uit ^ de grootenbsp;klompen Sours met touwen om hoog trekkende : dixSout wordt Steen en Marmer-foutnbsp;genoemt, het wordt met yfere Stampers gefloten , en het is treffelijk om andere dingennbsp;daar mede te fouten , voornamelijk dat welknbsp;wit , helder en vaft is. Op geen plaats even-wei wordt dit Cryftal-fout in grooter over:- CrTfauwnbsp;vloed gevonden dan in Poolen, welker MijnenPolen,nbsp;door haar verwonderlijkeonderaardfeopma-kingen een geheele ftad vertonen , uitdefenbsp;houwen fy een vaft Sout fo hard als een fteen,nbsp;en fo groot als groote fteenen, uit de ftraats-gewyfeonderaardfe hooien of weegen , en alsnbsp;het in ftukken gebroken is, fo ftoten fy het innbsp;een Molen die door Beeftengedraait word totnbsp;haar gebruik. Dusdanige Bergen worden byna overal in Europa, Afia, Africa en America gevonden. In de Alpes van Spanjen omtrent den Iber, te Languedoc in Vrankrijk , in een ftad vannbsp;Burgundien van het Sout Salie genoemt, in het ''«W.nbsp;Duitfe Graaffehap Tirol, te Aal by den Inne,nbsp;alwaar het echter in de gedaante van fteenennbsp;niet uit de Bergen uitgegraven wordt, maarnbsp;Jy graven in de fout achtige hoeken der Bergennbsp;kuilen , binnen welke het foete water heen ge-leidet en allengskens door de foutheid dernbsp;aardfe kluiten aangedaan zijnde , naderhandnbsp;in feer groote potten en keetels door de Bee-ken heen gebracht tot fout gekookt wordt. Eiland fo brandend heet is dat de inwoonders des Soomers gedwongen worden gedurig innbsp;het vvater te leeven , met het geheele lichaamnbsp;tot den hals toe daar in blijvende. Siena hetnbsp;leeven van Gafpar Barzam. Aaa z nbsp;nbsp;nbsp;Dat |
47-
-ocr page 438-RDSE WERELD, gemaakt van foute fteenen, fodatfy het water niet indrinken, noch de aarde van achteren en vooren daar niet afvalle ; in defe bakkennbsp;fmyten fy de eike of hafelare kooien, die doornbsp;het opgiecen van fout water in Sout verandertnbsp;worden, hoewel dat Sout noch in coleur, nochnbsp;in gocdtheid met ’t andere Sout overeenkomt,nbsp;dih/w ar ten. bruin van veerweiA^ndc. baar is ook een andere foort van Sout j welk nbsp;nbsp;nbsp;frjü Kali of Alkali genoemt wordt gemenelijk bequaam om glas van te maken , van*«^7^L welke kojilf de Arabier Buscafus een g^-dt«s‘-heel Boek gefchreven heeft, en wy fuliennbsp;in de verhandelinge van de Glasmakens-konftnbsp;j daar van wijtlopiger handelen. Dus nu wordtnbsp;I het fout door de kunftuit het Kruid Kalig^-; trokken. Dit kruid tot affehe verbrand zijnde, I wordt gemenelijk Souda genoemt; defe Souda imaalenfyin een moolen , en als het fijn ge-: malen is fo fcheiden fy het felve meteen Buil* , molen of fift van de grove Hukken die daar onder vermengt zijn; op elk een pond van defe , aflche gieten fynet een emmer water, en alsnbsp;i het wel door een geroert is kooken fy het viernbsp;j uuren lang, tot dat het waret twee derdedeelennbsp;I verkookt is; dan nemen fy het aanftonts vannbsp;het vuur af, en laaten het twaalf uuren langnbsp;ftaan finken, en als het gefonken is, fo zultgenbsp;bevinden dat het watet feer klaar en helder is. Daar na trekken fy de vochtigheid daar af met wolle lappen diefy met het eene einde in ennbsp;het andere buiten den bak laten hangen waarnbsp;door het w'ater uitdruipt, en dit doenïy fo langnbsp;tor dat fy bevinden dat het water fout op denbsp;tong is. Eindelijk fetten fy een pot die vol vannbsp;dit water is op het vuur, en koken die fo langnbsp;tot dat fy, de vochtigheid afgerookt zijnde, bevinden dat het water dikker en tot gebracht wordt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,( Het Meir-fout, welk uit foute Meiren ge-trokken wordt, hoedanig een het Afphaltife I, Afdee- LING, Jn Atrica houwtmennbsp;huifm vannbsp;SüEt.ftee-nen. Meir in Pal^ftina is , uit vvelk Sout gehaalt Ult fchen. 372 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AADat ook in Africa Sout-bergen zijn, uit wolkers fleenen de inwoonders huifen bouwen, die fy met/ö?/ife Tannen gewoon zijn te dekken , is mede in het voorgaande Hooftfluknbsp;gefegt. In de Nieuwe Wereld ontrent dcftranden van S. Michiel worden Sout-fteenen als klippen , gelijk ook in ontelbare andere plaatfennbsp;gefien , van welke lees de Reisbefchryvin-ge van America. Rievier en Rievier j Meif cn Fontein-foiit is , welk Meir-fout.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ jvieiren en Fonteinen gehaalt en mecli altijd door kokinge uitgetrokken wordt. Maar w^aar van daan de Fonteinen,nbsp;Kievieten en Meiren Sout krijgen, dat meinennbsp;wy dat op defe wijfe toegaat; over al waar ofnbsp;Sout-bergen , of foute kluiten zijn , daar gebeurt het meeft altijd dat deonderaardfebee-ken door dufdanige kluiten doorgaande metnbsp;Sout befet worden, welke beeken naderhandnbsp;toteen Fontein uitbrekende , fo maken fydenbsp;Fonteine ^ en defe de Rievieren Jout. Maarnbsp;indien dufdanige onderaardfe Beeken haarnbsp;door verborgene onderaardfe Riolen infcekernbsp;Meir ontlaften , dan fetten fy defelve foutenbsp;hoedanigheid w’elke fy van de Bergen en ibutenbsp;kluiten afgefogen hebben aan de Meiren by.nbsp;Maar laat ons dat door eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bewijfen. Soat *in Laatcr feekere onderaardfe Beek metfoet Meiren!kie.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zijn getekent met de Letter A, die door vieren en zijtt Riool door de binnenfte ingewanden der ^roeirTf Bergen afgeleidet wordt, ’t Is feeker, datnbsp;veortkomt. hy de foutheid ten eenemaal nagetrokken hebbende Sout fal worden en gevolgelijk aanftontsnbsp;als hy tot een Fonteine uitgeborften is , en de Fontein en de Rieviere E die daar uit voort* | fpruitfout zal maken. En het Meir F door denbsp;onderaardfe Rieviere FDnu met Sout befetnbsp;zijnde, zal ook van gelijken aan die foutigheidnbsp;deelhebben. Sout uit Darter ook Sout uit verbrande houten ge-trokkènf' titokken wordt, hebben feer geloofwaardige en deftige Schryvers verhaak, voornamelijknbsp;uit Eiken of Hafelaaren. De maniere op welkenbsp;het gedaan wotdtleextAgricolalib.iz. de renbsp;Sout ^^^taUic. Die geene nu èXefout uit brandendenbsp;as- fronten , met defelve in Sout water te doovennbsp;maken j moeten bakken graven in welke fy denbsp;houten leggen, en fy moeten twaalf voetennbsp;lang zijn , wijefeven, hoog twee en een halve,nbsp;op dat ’t ingegote water daar niet uitloopt, op- |
wordt, welk fy na Sodom Sodoms Sout noe-men. Het is een Meir feer vermaart by alle heilige en wereldlijke Schryvers,om de vijf lieden, dewelke tot een fchrik voor alle ftervelin-gen in alle eeuwen, van den Hemel door eennbsp;vuurige reegen zijn aan brand gefteeken en uic-geroeit ; dit Land, gelijk het na het getuigenisderalfo vermakelijk ennbsp;plaifierig als het Paradys was,alfo is het naderhand om fijn ongehoorde en afgryfelijke ja tegen naturelijke hoererye die door de inwoon-ders gepleegt wierdt , door het heinelfchenbsp;vuur verbrand, nutercijdbeeter een helle alsnbsp;land gelijkende , want ’t is vreefelijk en fchrik-kelijk om re fien. Sie hier van na de uitleggersnbsp;over het BoekGenefis die daar wijtlopig vannbsp;fpreeken. Het Sout van dat Meit is feer bitternbsp;van fmaak, en fo grol van weefen , darmennbsp;bevind dat het tweemaal fwaarder als het Zee-fout is ; waar om de lichamen die daar in geworpen worden , nooit om her overvloedignbsp;mengfel van lijm, finken, en het kan menfcheiinbsp;en heeften dragen , fonder datfe eenigfiuts haar |
375
375 VI. BO EK, VAN DE HOOFTSTOEFE der AARDE, haar met fvvcmmen behoeven te behelpennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Het Ljjk heeft Jyn Gr af niet. ^ maar fy komender fo haaft niet uit, of fy fchy- nbsp;nbsp;nbsp;Ook hfeft hc^ Gr af fijn Lijk met.^ nen ove. ,ehce,e ,|chaa™ n,ecSÓ„c be - Ht-ooit te 2iin die daarbvwoonen, cvenvvell Maar ciitinncL vuu J'ö . , gebruiken nbsp;nbsp;nbsp;i.t Sout tot iJ nootfakelijkheden : onfcvMrgenomene ftofc v^^^^^^^^ n.t anders als wy het onfe. S.enaG*« Da^ Htt^S!rdeHeili,cSchtiftva„het^/| ekcnt .quot;vanLoth , dewelke in een t5'6gt;f«i*^/^/'2^^veran eg^en . nbsp;nbsp;nbsp;.„nrek moet eerft ^elscht dert IS, verliaalt, is bekent. De uitleggers nbsp;nbsp;nbsp;verftaan wordt , moet ecrlt , «'gen en breeken haar hooft geweldig, 'waarom fy niet in fekere andere fteen, of ftam, niaar hl een Soutbeeld verandert is geweefl. Wynbsp;meinen dat fulks om ecnt'weederleioorfaak worden ‘^Fekekdan , welk men voor defen tot het in-leggen en bewaren der fpijfe gebruikte , vvas f'gt;’‘derivke §^'‘”hiedt is, ten deelc om een naturelyke , ten i Garum, die ook Makreel cenoemt wordt, ten S(»n,h.oeek - nbsp;nbsp;nbsp;'' 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;a-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, I, ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-r» I- _____o-/.. Vriederlei den j alfo tot haarer fchade ineenSoutpilaar de alderflechftc viftchen gemaakt , ingeleide 1 nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ . ....nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i % \ ' r\i.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 •• t . 1 • n 1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 en haar lecren voor fien . nbsp;nbsp;nbsp;uit olie beftaat, en een ander welk uit Peekei, verhaalt dat her felve tenfiinetiidenochge- Olie, Wijn, geftoren kruiden,en andere dingen llf^n nbsp;nbsp;nbsp;rgt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 . fnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;___r______________________1_ .. rnuno Lothnbsp;*!'*'gt; Sout.nbsp;^''^Jver- ic om een fedelyke. Want fo wy de na-de plaats befchou wen , fofullenwy *'*'''* wr.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verhaal van alle de Hiftorie-fchryvers bevinden dat die feervol Soucis, waarom het *iiet onwaarfchijnelijk is dat fy liever in fo eennbsp;mengfel, waar van het V eld van Sodom overvloed hadde,ofin een feekere andere Steen olnbsp;mengfel welk dat land niet hadde, is verandert.nbsp;Daar komt bydcfedelijkeoorfaak , datgelij-kerwijshet dwaafeWijf, na voorgaande Goddelijke vermaninge, niet heeft willen wijs wor- verandert, door haar fchrikkelijk voor t, de nakomelingen, en ongefoute^^r.ifiri. ^5 velingen die het fouden komen te fien » nbsp;nbsp;nbsp;, vermanen , datmen niet vetachten mo^dat geenc welk de vertoornde Goddelijke Maje fteit gebied, en welkers nalatinge hy met lu k een ftraf enftrengheid , na fijn rechtvaardignbsp;oordeel wreekt; en op dat ly fouden wys wor- - nbsp;nbsp;nbsp;•*.»««. **Vk iWA*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_ fien Wierd. Brocardus , die over driehondert Jaaren geleeft heeft, iegt desgelijks dat hetnbsp;noch in fijn tijd tulTchen Engaddi endeDoode-zee geftaan heeft ; JdrkhoniusQ^nSchtywexnbsp;van defe eeuwe,fegt dat het daar nu noch ftiont.nbsp;De Jerufalemje f argm verhaalt dat her felvenbsp;rot de voleindinge der eeuwe, en de gemeenenbsp;opftandinge der menfchenfalduuren. Wonder is het het geene Tertiüiamis van het felvenbsp;verhaalt, dat dit beeld even of het leefde eennbsp;Vochtigheid van fich geeft , niet ongelijk dennbsp;Alaanftonden der Vrouwen. Wederom datnbsp;dat felve beeld indien iemand daar een ftuk afnbsp;I'Leekt, die wonde als wederom heelt , en hetnbsp;g^ene daar afgenomen is, w^ederom volmaakt.nbsp;Maar devvyle Tertillianus defe dingen niet onaardig in rjmrbefchrijft, fo heb ik goed gedachtnbsp;die hier by te voegen • ¦ Het Beeld felve fijne form fonder lichaam bewarende duurt noch, mott door ree gennbsp;of winden gequefi ; ja fo een vreemdelingnbsp;deformfehentj het heelt dte^woudeuveiH felfs ten eenemaalwederom toe. Ook f egt-men dat het noch als of het leefde een wonderlijk maanfiondig hloed'vanfich geeft. .Van welk Beeld ook dusdanig een Raadfeluitgegeven w^ordt. |
tweeden dat,welk fy van de vifch die m^nTho-noemt kookten, W'clk met wijn , faEraan, gekampte kruiden, en op andere vvyfen toege- pekei.nbsp;maakt wierdr. En ei^Fekel, welk fy uit denbsp;Makreel onder den naam vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;toebe reiden , als de befte en koftelijkfte zijnde, alfo wierd die ook niet anders dan op Vorftelijkcnbsp;Tafels gebruikt; de andere uit de vifch Thonynnbsp;toegemaakt, van gelijke een koftelijk inleg-nat, wierd van Rijke en Edelluiden voornamelijk gebruikt , de derde uit Meer-grnndel ennbsp;vifch genaamt, gelijk die flechter was , allonbsp;w ordt die ook nier anders dan van flechteennbsp;gemeene luiden gebruikt. Eindelijk is evenwel in gebruik gekomen dat aüe Sout-waterjnbsp;of alleen door fich felven,of andere dingen daarnbsp;ingelegt zijnde , ^Pcc/ée/genoemt wierde. Sienbsp;Horat. lib.%. Serm.Satyr. alwaar hynbsp;foortenvanfafpensQox^eXi, een welk alleen roebereidt is, en het was dan beft, vvanneerliet met Peekei uit de Zee van Conftantinopolennbsp;getempert w'as. Maar die meer van denbsp;en Garum en de maniere hoe die toebereidetnbsp;worden gelieft te wecren, die fie na Columellajnbsp;dOiofcorides , Galenus en andere. Veele noemen heden ten dage dat nat‘Peekei welk uitnbsp;Sout en foet water re famen onder een gemengtnbsp;gemaakt wmrdt, in welk alsmen een Ei werptnbsp;en het felve niet finkt, maar dryft, dan fegcnbsp;men dat de Peekei goed is. Maar dit nat heeftnbsp;de naam van Pekel niet gekregen , dan doornbsp;een feeker vergelijkende maniere vanfpree-ken ; en alhoewel het gebruik van Pekeluitnbsp;Garum en Thonjn , heden ten dage in Europanbsp;ophoudt , fo heb ik echter verftaan dat het tenbsp;Conftantinopolen en by de Turken noch innbsp;fwang gaat, en dat ook ’t woord tot noch toe innbsp;gebruik is gebleven geven de griekfe woordennbsp;te kennen,te weeten Oxygaron,en het is al datnbsp;nat welk foet en ftmr onder een gemengt ;Elaio~nbsp;garon, welk sanOlie en Sout ; Hydragaronnbsp;welk vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gemaakt wordt, niet on gelijk die natten offappen welke de Italianen Saza,lnüngoH 3 Guazzettiuoemeu.. Maarnbsp;dit fy genoeg van de Pekel en Garum. Aaa 3Hex |
374
L Aedee-
UNG.
Dhx. uit alle dingen dewelke door kracht^ des vuurs tot ajfche konnen gemaaktnbsp;worden, Sout kan worden getrokkennbsp;(het zy dat het van Beeften of van Planten ofnbsp;Mijnftoffen zy ) daar moet niemand aan tvvijf-felen. En in defe dingen vermengt zijnde is hetnbsp;^oot kracht; maar in andere , ais inZee-vva-ter, Peekei, Souteaarden, en andereplaat-^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fen die Salpeter, blom van Salpeter, Aluin en Koperrood in hebben ; van gelijke in fuure dingen,drek van beeften, voornamelijk van vonbsp;gelen, als van Duiven en Hoenders is het innbsp;der daad of geftremt, of gefmolten, waaromnbsp;de wijfe en maniere om daar de Souten uit tenbsp;trekken niet feer fwaar noch ongemakkelijknbsp;is. Maar laat ons nu fien hoe uit alle defe genoemde dingen ó.zSoiiten uitgetrokken moeten worden ; feer veele manieren daar toe worden van de Smelt-konftenaars aangewefen,nbsp;welke \yy tot een driederlei onderfchcid brengen , allö dat deeerfte '^'gi^licht, de tweedenbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fchr ander , de derde fc hr ander en verbor gen zy. Eerste Wyse. O/» Plantenen Kruiden de Souten te trekken. Eerfte wyfe nbsp;nbsp;nbsp;Neem uit de degroejelyke dingen alderhande emuitVXw- ‘PlantenA'^oog die eerft in de Sonne offehadu-?quot;n **Sou- we, en brand die of in een kuil of in een plaats ten titrek. diemetfteeneii of iets anders omfetistot^/nbsp;fche; de ajfche die daar van overblijft wordt innbsp;een pot gedaan, water opgegoten en gekookt,nbsp;gekookt zijnde in een ander vat afgegeten , ennbsp;als ’t geftreken is word VJoute nat dat wy loognbsp;noemen, door een fift daar afgetrokken en alnbsp;uitdampende geftremt, tot dat het als een ly-vige pap word , want fo men het te veel af- ’nbsp;rookt, lo brandhetlichtaan,deoverigevochtigheid word daardooreenlaauwForneis, ofnbsp;wel door de hitte der Sonne afgewaaflemt; hoenbsp;wel ik meine dat het volgens de onderrichtin-gc van Bulcafm bceter is, datmen het doornbsp;verfcheidene- Olie, ofKIens-lappen door laatnbsp;loopen. Cap.V. Dcjrde^?' ken. Tweede wyfe. E E D E Wyse Is defe; brand het gedroogde Kruid in een fteene pot gedaan zijnde, met een ftark vuurnbsp;daar onder tot een fèer witte ajfche, welke ghynbsp;in een glas doende met het opgieten vanree-gen of loet water eerft overgehaalt zijnde, innbsp;heere alTchen tot dat het vierdendeel van hetnbsp;afgerookt is, koken moet, en Iaat hetnbsp;dan ftaan tot dat de vuiligheden finkennbsp;dat gedaan zijnde, fo doe de gefcheide vochtigheid ^door een klens-lap doorgelopen zijnde in een ander vat, en daar in zal het Sout datnbsp;ghy h ebben moet ftremmen. |
DerdeWyse. Het varfe kruid en dat noch vol fap is haal dat over; en brand, als het water daar afge-fcheidenis, hetgeene overblijft met vuur totnbsp;ajfche j defe aflehe gefuivert zijnde fo giet daarnbsp;op het water dat ghy daar van overgehaaltnbsp;hebt en laat dit mengfel fo eenige dagen in eennbsp;Bad van heet water of op laauwe aflehe teeremnbsp;op defe wijfe geteerr en met voorfichtigheidnbsp;daar afgenomen zijnde, haalt het dan fo langnbsp;over tot dat het overblijffel de dikte van honignbsp;krijgt, giet dan het fap in een glafe bekken ennbsp;Iaat het allengsken ftremmen. Op defe wijf^ heb ik de meefte Smelt-konftenaars en die de meefte kennilTe daar van hadden fien werken. Defe voorgeftelde wyfen als de gemikke-lijkfte, verfchillen niet veel van die door welke het fout uit de gebrande ajfche van rietj biefen,nbsp;haafelare en eiken uitgetrokken wordt; welkenbsp;fout en gchjk die geen reekenen en blijken vannbsp;het weefen, welkinhaarbinnenfteis, hebben,nbsp;en door haar oliachtige vettigheid vloejcn, ennbsp;met een quaade verruwe en piflige reuk be-fer, en nietliefT’lijk om te rieken zijn, daarom zijn door die geene die in deSmeltkonftnbsp;ervaren zijn verbeterende konften uitgevonden , door welke fy gefuivert worden , ennbsp;eindelijk haare voltojinge ofvolmakinge kry-gen. Maar hoedanige defe manieren van han-delingezijn, zullen wy nugaan verklaaren. Die de aiderfynjie felfjiandigheidt van het fout foeken, die doen dat op verfcheidene wy-fen. Sommige opdatfy aIIedebovengenoem-^'’^^y^^«nbsp;de werkingen en pilfige ftank ten eenemaal^^sl*»^'^nbsp;weg neemen, die ftremmen de uitgetrokkenesou'^^nbsp;fouten niet geheel droog , maar fy maken de-felve alleen fo dik oXsSyroof , fo dat de nochnbsp;overblijvende vochtigheid of door de Sonnenbsp;geverru wt, of door de warmte van een Forneisnbsp;gedroogt word ; andere fmelten defelve metnbsp;roofewater , en klenfen defelve meermalennbsp;door, en laten ’t dan eindelijk ftremmen. Sommige verbranden die door een rondomgaandenbsp;vlammetotdatfe droog worden ; ook ziji''nernbsp;die defelve vloeibaar maken, en door fterkenbsp;vuuren fmelten doen. Maar wy feggen dat wynbsp;fuik een maniere van doen niet goed keurennbsp;om het fout tot fijn volkomenheid te brengen,nbsp;dewijledufdanig een Sout maar eenftoflelijKnbsp;lichaam is. Opdathetderhalvennbsp;menheid krijge , fo moetmen daar Bran e-wyn of de füivere wortel aijyf^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ ^ J veis, toe beefigen; mengtfe derhalven na eenige voorgaande walTchinger* Brandewijn of Afijn ; haalhet vermengde over, bet overgehaalde , laat dat uitgetrokken , door-ge- klenft, geftremt worden ; en doet datfolan- gg j rot datter in een fes dubbelde klens-lap daar het veelmaal doorgegoten is niets overblijft en het Sout ten eenemaal luchtig o* hemels |
Ca p.v. V. boek , V a n dhemels wordt. En defe is de eerfte nbsp;nbsp;nbsp;wy- fi of rnaniere om de Souten \x\x.^lantenQn Dieren^ die met de Planten overeenkomen,nbsp;Mit te trekken. ‘%)it kalk worden de Soutennbsp;noch veel gemakkelijker gefcheiden , maarnbsp;evenwel door defelve aardigheid in welke uit-trekkinge men geen Reegen of Fontein-waternbsp;enkelijk gebruikt, maar dat overgehaalt en ter,nbsp;deegen foet is. Sommige wat aan het kruid of|nbsp;dier overig is varen latende neemen alleen het;nbsp;nitgetrokkene fap, en hier uit rrekken fy het lnbsp;eerfte verwfel, of de fluinteffentie, twee of'nbsp;‘driemaal, totdathetalderfijnfte gedeelte af-gefcheidenis ; daar na neemen fy het drabbigenbsp;lap geheel droog afgerookt zijnde en makennbsp;^^^^oiajfche j en daar uit maken fy met eennbsp;hyfondere fchranderheid en verftand htiSontnbsp;fijn hoogde volmaaktheid, het eigen natnbsp;van de kruiden daar toe befigende, of dat fel-ve uit berei-water , waar door het eigene ennbsp;Wefentlijke fap afgefcheiden is geweeft. De overblijffelen van de uitgeperfte kruiden eerft gedroogt zijnde met het dikke van hetnbsp;fap , laar die in een pot gedaan zijnde, ftrij-ken, de ledige pot vult die wederom met nieuwe tot boven toe , welk men ook doen kannbsp;met het bydoen van de kruiden noch in haarnbsp;geheel zijnde , op dat een driederlei weefennbsp;Van het felve kruid op defe wijfe famen kome.nbsp;De pot gefloten zijnde met een klein luchtgat daar in, laat die by trappen door een omgaande vuur aangeftookt worden, fodanig datnbsp;het bovenfte kruid door het onderfte gloei-jend Wordt. De affche daar afgenomen zijn-, laat dan het laauwe overgehaalde tee- |
E S A L P E T E R. nbsp;nbsp;nbsp;37y ren, het afgegotene klaare water giet dat door, ftremt het, fmelt het, en klenfl: het, en alsnbsp;dat tienmaal gedaan is ftremt het dan wederom , tor dat de fuiverheid , reuk en fmaaknbsp;na u fin is. De doode koppen van fommigenbsp;in haar Swavelhe en Mercurïale vveefens alnbsp;van haar gegeven hebben , behouden nochnbsp;Sout, fo dat gy die van nieuws niet wederomnbsp;behoeft te branden en te gloejcn, maar als dienbsp;geftotenzijn doermen daar of haar eigene af-getrokkene vocht wederom op , of foet over-gehaalt water, vvelkaanftoncs hetA9///naflchnbsp;getrokken hebbende befet wordt; en dit is hetnbsp;vafl Soutj want het vlugge was nu al in de eer-fteoverhalingevervlogen; niet te min evenwel fal ook het vafte Sout vlug worden, fo hetnbsp;door een verdere overhalinge daar toe gepreftnbsp;wordt; en op defe wyfe wordt uit alle jbortenbsp;van Soute lichamen j, als uit dé overblpffèlennbsp;van overgehaalt Koperrood^ Wpnfteenj yüuin:,nbsp;Salpetervan gelijke uit de doode koppen vannbsp;verheveld ffiikjilver en deflrykféls der fier kenbsp;wateren het Sout getrokken j welk ook doornbsp;firemminge dergeefien gedaan w'ordt; want denbsp;geefien der genoemdenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;door kracht der vuuren ^ door een Retort of door een Helm afgetrokken zijnde, worden degeeftige voch-.nbsp;tigheid allenskens afgefcheiden zijnde , ennbsp;fich verbergende, eindelijk tot Sout verdikt.nbsp;Op defe wijfe wordt het Sout uit de IVijn-fieennbsp;getrokken, waar van ghynafien kond OJwal-dus CroUius in fijn Bafiltca. Maar van alle defenbsp;fal in de volgende Boeken breeder gelegentheidnbsp;gegeven worden om re fpreeken , waarom wynbsp;andere dingen ter hand neemen. |
II. A F D E E L I N G.
HETI. HOOFTSTUK. VAN de SALPETER, 'Ey’ll deffelfs foortm Sout-Ialpeter , Schuim-falpeter en Blom-falpeter. ‘•n 'peter fHrt Scitf ’“«he. E tweede foort van Sout na het gemee i ne Sout, is de Salpeter, w'elk wel metnbsp;verfcheidene naamen benoemt wor t,nbsp;welke echter gelijk die in opftcht van haarnbsp;Weefen ten eenemaal overeenkomen , allonbsp;fchijnen fy wat verfcheidens te zijn ten aanfiennbsp;alleen van de toevallen, en is niets anders dannbsp;‘ ^^nnaturelük of gemaakt Sout; het eerfie '¦‘Wordtin en béten de aarde gevonden, “f ««aarde verborgen wordtgelyk a Ie an- dere Berg-fouten gehouwen; nbsp;nbsp;nbsp;J '^ envaft, alseen fteen, waar uit gefegt wo d '¦ dat de Venerianeii de Boraxnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i of he quot;wordtin fpelonken vergader nbsp;nbsp;nbsp;pU fa wanden en welffels het even als ys-keegels la-menftrernt, o/noch nbsp;nbsp;nbsp;zijnde en op de aarde H'.r. V^^^lende tot bloemen w'ord, welkde Latijnen van Salpeter, de Griekennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;noe- men; het wordt van het vafteonderfcheiden «lt;^rgens anders door dan door de hardigheidnbsp;®n weekheid , dat foort Salpeter wtera |
eertijds in groore waarde gehouden, welk in iEgypten in de groeven na de overvloejingenbsp;des Nijls, ais de vochtigheid daar afgewaaflemtnbsp;was geftremr zijnde verfamelt wierdt; een andere ibort van een groote waardye wierdt eertijds by Philadelphia een ftad vanLybienennbsp;te Magnefia een ftad in Carien uitgegraven,nbsp;maar het wierd buiten de Mynen of in denbsp;Valeijen of Velden of Poelen, uit welkernbsp;monden her eeven als een Sout bloeide, afge- ter £reen.nbsp;fchrapt, welk fy cok Sout-Jd/peternoemden. Door de konfi word het op defe wyfe toebereidt, gelijkerwijs als in Agypten door het Hoeket Salpererig weefen en aardfe kluiten hyna (nnbsp;alle plaatfen Salpeter fwetende, niet anders w4«-gelijk als ’tSout uit ’rZee-water ingroeven door '”'**^’*nbsp;de bovenverhaalde fchranderheid uitgeholt.ofnbsp;in een Poel door de kracht der Sonne tot Soutnbsp;af gekookt word, even fo ftremt het water desnbsp;Nyls alleen in de Salpeterigc groeven, die fynbsp;Salpeter-kuilen noemen, of afgeleidet, of dat welk |
DE ONDER-AARDSE WERELD, e0 - V- nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;C grachten der velden overblijft door de kracht! ter, of uit water daar het in gefniolten is , oi inyfe éQtSonwQ tot Salf eter, defoete wateren tot uitloog, alfo ook de Salpeter. Wantnbsp;een damp verdunt zijnde.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ipeterige water word in Salpeter verandert, de He/foete Welk ook van alle dc plaatfcn moct verllaan falpeterige aarde word van gelijke door’t op-worden die vol van een falpeterige aarde zijn, ^ gieten en vermengen met reegen-water en dat dmigheid' wantgelijk hoven gefegt is geweeft, volgens! welk van den hemel valt door de hitte der Son-dc naturelijke gefteltheid van het aardfe on-' ne innbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verandert; en uit de houten van derwerp, neemt het/ot’^ door diergelij-; Eik en Akerbomen wanneer die verbrand en ke plaatfen heenen vioejende, de natuure van tot aflehen gemaakt zijn, word een heqnamitnbsp;de grond aan; als het fout in fich gefogen en' loog gemaakt om falpeter uit te trekken doornbsp;tot fich getrokken heeft, het zal Sout worden:! die konft en fchranderheid die vvy boven aan-is het door falpeterige plaatfen gelopenio zal'.gewefen hebben. \\amp;t mtt falpeter befet zynde j eindelek tot fdï- \ Maar wat de falpeterige nbsp;nbsp;nbsp;aangaat, p^^é’r'tc’ör^/oö.-fodooreenaluinigctotAluin,fo'die hebben van gelijken verfcheidene onderdoor een koperrodige, tot koperroot uitbloejen-, j fcheidentheden na gelegentheid der dingen alle welke dingen in het vpfde Boek wijtlopig'die te famen met het water vermengt zijn;nbsp;verklaart zijn. In^gyptenkomtde Salpeter; her Aïgyptife Myl-waater hoewel falpeterig !L AfDEE-door de overvloejinge des Nyls in AcIioWq.derheidenkonfi vind, dat geeft echter niette kennen dat het j feer bitter, fommigeeindelijk/^rtó en die nau-iets anders dan Salpeter is, dewijk het die | lijks eenigebytende kracht hebben, fie na de verruwe aanneemt die de aarde heeft daar het-dingen die wy van de kracht der falpeterigenbsp;uitgetrokken was , word het uit een roodei wateren in het v 'yfde Boek van dit werk be-getrokken het is root, fo uit een wdtte het is jfchreven hebben. 'De H. Hieronymus verklaart w'arelijk leer oyr fommige plaatfen Sout van een voorrrefFelij-j/öorr niet veel van het Sand-fout. Wantge-ker natuur voortgebracht word als welinan-'lijkerwijs als de hitte der Sonne aan de oever fen betere dingen voortbrengt dan in andere ve op ftrand gefmeeten heeft; alfo is.ook in Ni' die een vcrfcheiden gefteltheid van plaatfen i triaalw'aar des Somers de regenen het aardrijknbsp;hebben, alfo brengen fy ook betere mengfelsj geweldig lang bevochtigen, fo groot een hitte 35e fuive- muar toe-valüglijk van de on*nbsp;fuivere. 57lt;JLING. 'van Sout befet,nbsp;Tselk ’/ onnbsp;derattrdfenbsp;onderTverpnbsp;door [ynenbsp;natuurenbsp;voort-brengt. info groot een overvloed voort dat het op een gehoopt zijnde metter tijd tot een ileenrotsnbsp;wordt , waar van aardige en fchoone vaatennbsp;gemaakt worden. So men het te mets verfcheiden-verwig wit; en fo is het met alle de reft. ofdeMgj- Maar of dez_/Egpptife Salpeter een en denbsp;ptife Saipe-offjg ^ js noch tuifchendenbsp;Natuurkundige en Genees-heeren te beflech-deonfex.y. ten. Wy meenen dat de onfe in foort in ’tminftenbsp;niet van de vEgyptife verfchik, maar alleennbsp;in toevallen , byna op die wyfe op welke in dere. Want de aardfe gefteltheid der plaatfen, haar gelegentheid, aanfehijn des hemels, vernbsp;Icheidene ftreek, gelijk die in fommige plaat- van Mijnftofïèn voort, welk even fo in de voortbrenginge van alle andere foorten vannbsp;Sout toegaat, en fulks leert ook de Scheikon-ondervindinge klaarlijk. Want foge of Sout of Salpeter, hetfy fui-^v^rtmr ver, het fy onvolkomen, onfuiver, lelijk, en met verfcheidene mengfels befmet door denbsp;kracht des vuurs en even meermalen herdane *nbsp;overhalinge tot fijn volmaaktheid brengt, fonbsp;zult ghy eindelijk een feer fuivere Salpeter^ ennbsp;die in treffelikheid voor geen Salpeter, hoewelnbsp;ook de alderfuiverfte, wijkt, vinden ; fo datnbsp;derhalven de voortreffelykheid van de Salpeter van die, die fo voortreffelijk is nietver-verfchilt, dan datmenfe in defe plaats fonbsp;fchoon en fuiver niet en vindt, welke belctfe-len weg genomen zijnde, fo is hy in fijn natuurnbsp;tewatplaatfedathet ook voortkomt, eenennbsp;hetfelve ; fodat het derhalven te vergeefs alsnbsp;in fo veele foorten onderfcheiden zijnde van denbsp;mie ö^^^/'^^y'^tbenoemt re zijn ; want gelijker-^ter WW- kerwijs als \Sout door een driederleifchran- |
word evenwel geklcnft zijnde niet alleen tot een feergefonde drank, maar is ook feer goednbsp;om de vrouwen vruchtbaar te maken,gelijk wynbsp;in onfe Oedipus getoont hebben ; fommigonbsp;jalpeterigewateremX)t\{e.ex{ó\tt^, fommige tocj-fchoon dat de Salpeter in iEgypten uit de Zee voortgekomenisQ'iQidiQvtooïdiQn ¦LtyBrot.xx -xo., Acetum in nitro qui cantate enZ. De Ni-trum of Salpeter j heeft van het Landfehapnbsp;Nitria j daar het meejigewent is voort te ko-meUjfynen naam gekregen, en het verfchilt in van de Zee het Sout maakt, door het verharde van de Zee-wateren tot fteen, w’elke of eennbsp;geweldige wind, of de barninge der Zee zel-datfyderecgenwareren felve tuflehen de fanden kookt tot^e;^ Sout-fieenfofchoon en klaarnbsp;alsys j maar geen kille koude , geen foutenbsp;fmaak hebbende, welke fteen evenw'el even alsnbsp;fout in een drooge plaats kan goed bly ven en innbsp;een miftige lucht gewoon is te vloejen en tenbsp;fmelten; defe fteen gebruiken de invvoonders,nbsp;en als het nodig is fo waffen fy ook daar mede;nbsp;waarom tegens het fondigende Juda:a gefegtnbsp;w’ord, Jerem. x.Alwafchtghy umet Salpeternbsp;en al vermenigvuldigde ghy het kruid Boritjnbsp;ghy zyt bevlekt door uwe ongeregtigheid j fegtnbsp;de Heere. 'tKnapt in water als leigt;endige kalk,nbsp;en het verteert felve welj maar maakt betnbsp;water bequaam om mede te waffen. fVelkersnbsp;natuure j en waar toe het bequaam was Salomon fende j fegt / die liederen by een treurigenbsp;fingt j is als een die eedik op Salpeter giet^nbsp;want fbmen eedik op Salpeter giet jfo wordnbsp;die ten eenemaal heet en fled op \ evenfo is hetnbsp;met een verkeerd verf and ^ welk wanneernbsp;heldoor herifpinge beftraft word j of door de foetig- |
fietigheid der predikinge tot betere d 'mgenge aden ^ boos tot arger word en dan tot denbsp;^^^ii^^echtigheid der murmurerhige ontjieketij
N DE SALPETE
R. nbsp;nbsp;nbsp;377
waarom hy van fijne ongeregttgheid heeft moe^ ten bedwongen worden. Dit fegt de H. Hieronymus waarlijk, fraai en aardig.
Het II. Hooftstuk.
De Salpeter by de Grieken, Salpeter of i nbsp;nbsp;nbsp;Maar het is warelijk om het nieuwe Konft- f
Bloem-falpeter genoemt , word hier j fluk des nbsp;nbsp;nbsp;en om derfelver hoedanig-ta wr*.”
V, . door van de gemecne Salpeter onder-j heden rot noch toe niet fo net onderfocht en ^'*eiden,dathyr£;ö?/(^É’r/^^'te;i?/^(?r/^is, eneenlbefchreven de pyne waardig eenige dingennbsp;grootekracht vangeeften en een middel-nata-; van deflelfs nattmre die vvarelijk ïcgt;o«^frennbsp;p ^u^hen het Sout en de Salpeter heeft , é.\t\vreemt zijn na te vorflchen. De Sout-fal-^'j^^fchuimvanSalpeternoemen, na het ge-1 peter word heden ten dage uit een feerfcher-^‘g^nifle van Albertm , hy is van een fijnder! pe Loog , welke uit dusdanige Mift of ver-''^cefen cnkrachtdan de Salpeter felve ; waar-i ouderde drek of ook uit Hinkende Riolennbsp;de meefte Verhevelingkundigers feggen' en Secreten , en Landen die ook door fe-dufdanig een foort van Salpeter de eenige | ker toe doen verrot zijn , getrokken , doornbsp;^otfaak is van de groote bewegingen onder de het dikwils op-gieten van water in houtenbsp;aarde ; cn dat leert het Buskruid, daarnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Bakken , met welk water defc Loog ingroo-
by gedaan wordt, tot groot nadeel en | te potten tot Sout gekookt vwd , en de 'erderf der ifervelingen, meer als overvloedig; Salpeter iex ei2Xi me.x. lange veefels even alsnbsp;alhoewel vvy defe dingen in ons IV. Boek fout in de grond van het vat famen-groe-in het breede verhandelt hebben, fofullenwy jende. Defc nu is alfmen hem eerft proeft®*nbsp;échter te defer plaatfe fommige dingen daar '
^oorby gegaan, naukeuriger verhandelen , op oat de Wonderbare kracht van dit Sout meer cnnbsp;|®cer bekent en openbaar worde. Want hier innbsp;inkt de uitnemende waardigheid der natuure
°P een fonderlinge wyfe uit , alsookfeekere, nbsp;nbsp;nbsp;_____________^___, ________________
, °°^^^elijkheid tot ons gebruik ; want de! gereetfehappen belacchelijk geworden zijn; onlt is de navolgfter van de nature felf, en als i want door de onvergelijkelijke kracht, forcenbsp;dienarefle van deffelfs werkingen. Eerft • en gekraak van dit Poejer , meer Blixemen-vindmen gelijk als Sout en Salpeter ook de als Jupiter, durft de wreedheid van defenbsp;^^^^iaturelyk Sout-Jalpeter i fo iftèr onlangs eeuw met een meer als Reufen ftoutheid,
®en foórt van Aard-falpeter by de Saxen ge-j niet alleen de onverwinnelijke fterktens der onden , van buiten wdt en als meel opde ’fteden overmeefteren , maar ook de Metal-ar e leggende , welk ook weeldrig binnen | bergen felven van een barften , omkeerennbsp;e elve aderen is, uit welke fy de Salpeter' en een weg ter Zee en tc Land openen ;
'welk de wonderlijke nitwerkinge vanded’0:/-peter is.
Maar dat is meer verwonderens waardig en van fwaarder onderfoek , dat de falpeternbsp;fulke Jirydige uitwerkingen heeft en met hetnbsp;water en met het vuur. Want in het Buskruidnbsp;welk uit Salpeterj Swavelen Kooien gemaaktnbsp;word , word het vuur fo haaft als daar vlamnbsp;bykomtontfteken , en brand fofeerfelye nietnbsp;als het w^el fchielijk tot een winderige en geweldige geeft verfpreid word , W'elke krachten van het vuur aan het poejer felve eigennbsp;zijn. Het is echter w'onder dat de Salpeternbsp;een geheel ftrydige werkinge toond als hyinnbsp;water geworpen wordt. Want gelijk de dage-
n -^^hoew-elikniet gelove dat dit de oprechte Itoffe van het Sout-falperer is, maaroffeckerenbsp;'^^’^rotte foort van lijm waar van geheel Saxennbsp;is, of liever een foort van Mift
hol
quot;iïno'
toedanig een .fiizrd/zf getuigt by de ftad; Fa-in een feer diep hol , dat fy het don-J''*” Saipe. j,’ onderden Appenijn gefien p ^^i^ben y alwaar duifenden van Nachtuilennbsp;onthoudende , dcinwoonders uit dernbsp;^Iver Vuiligheid veele honderden van Jaa-aldaar vergadert een onwaardeerelykenbsp;phat Van Sout - falpeter verfamelt hebben,nbsp;^an fodanig een foort van Mift hoor ik datnbsp;^20 hol by cieorenfen van Vulturala , daar-
fcherp van fmaak , en aanftonts daarnafeetef*.^/,.^^'' fcherp de maag omkeerende , en de darmen^*»nbsp;knagende; welke door ftjn gebruik nu al te welnbsp;bekent is inde Vuurwerken en het Gefchut, kruid,nbsp;w^aar door nu de bygelovigheid van den Donderenden Jupiter ydel , en de ouw^de oorlogs
tnen na de Grffonsgaat , grooten overvloed 1 lijkfe ondervindinge hier re Romen leert, ^eeft ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en wyt ftrekkend is, | in de Somer, als men dan een deel Salpe-
^pr ontoegangelijk door de veelheid der | ter in een Glas of Bekken dat vol water is leder - muifen , fo dat fy ook door haarjdoed, fo wordt het water binnen weinig tijdsnbsp;' legen de Kaarflcn uitwajen. En mogelijk 1 fo koud, dat het geheel rot ys word, vafter alsnbsp;p die witte en verrotte ftofüe by de Saxen linde alderkoufte Winters.
1 Tot het onderfoek der oorfaken van welke L D E E L.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;B b b
ver-
378 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD,
II, Afdee- verfchcidenheid de gelijke uit^jjerhingen van maar een weinig tijds daar mede vermengt \\cx.Lootj ons eenige openinge geeft , wel- is , een feer vaft lijm geeft om gebroke-Hefwaater ke Gaknus fielt 9. de Simp. Me djac. want ne glaafen en potten wederom dicht te ma-hyverfekert ons dat kout water en met Loot ken. De oorfdak van alle welke dingen ennbsp;rigt;m 4»'^* geroert veel kouder word, als ook de Olie, | tot de flrijdige hoedanigheden van defelvenbsp;vordkout. Wijn en alle andere vochtigheid; wcJk name-: faak , en rot de ongelijkheid en verfchei-lijk aan de natuur van het Loot moet toege-' dene opficht en wyfe welke defelve met denbsp;fchreeven worden van een waterig en aards 1 eeneen metde andere faak in het doen en lij'nbsp;weefen, en in de tweede trap koud en vochtig' den heeft, moet gebracht worden.
’ nbsp;nbsp;nbsp;de Kalk dienbsp;nbsp;nbsp;nbsp;...
00
¦
De
2ijnde. nbsp;nbsp;nbsp;! Maar op dat wy tot
water
Maar nademaal dit wonderwerk van de i koud water gemengt is wederkeeren Salpeter fo veel te grodter is als die vzw Kalk in of onder het water gedaannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;c»quot;
het Loot, hoe veel te verwonderlijker des-i gefmoiten , en word heet om de ongenjj^' felfs uitwerkinge is ; fo heb ik warelijk en 1 heid van zijn weefen , gelijk Fraeaftort^^nbsp;fekerlijk voor my genomen met die neer- vvif Voeg hier de openbare oorfaak by,nbsp;fligheid die daar toe vcreifcht word te on- ; de flrijd , die tuffchen defe twee flrijdigenbsp;derfoeken hoe de Salpeter fo met vuurals 'dingen verwekt word , het water te weeteonbsp;met water fo tegenflrydige werkingen doetj Qn de Kalk ; of beeter tufichen de vuu-dat hy met vuur vuur en met water feer'x\gQ deelen van de Kalk en de koude hoC'nbsp;koud water word. Die de Natuur inniger 'danigheden van het waater. Want het vvS'nbsp;zal nagevorfcht hebben die zal bevinden dat I ter door het vuurige gedeelte van de Kalknbsp;alle dingen by na met firydigenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i heet wordende, dampt aanflonts uit; de ver-
den voorfien zijn. Een en het/(?/^’r’dan meerdere dampen fetten uit, en door de aan-buiten nbsp;nbsp;nbsp;verfcheidene dingen werkenpAvik van het volgende water drijven fy^l®
welk inde werkingen der enkele Geneesmid-| lucht voort, die fy eerfl en naafl by ont-delen klaar blykt, gelijk ook Galenus fchrijft; I moeten.
en daar en boven een en het felve heeftSo verdrijft het eene deel het ander, d® defelve opficht en wyfe in het doen en 1 lucht vervliegt feer licht, hetvolgtnbsp;den niet op een ding als het wel heeft Op een in de tochtgaten, ja dringt in tot de alderklein-ander. Want daar zal een doeninge en her* fle , op datter geen ledig gegeven worde.nbsp;doeninge van beiden , maar een verfchei- Hier door word het water heet, ook wordnbsp;dene worden ; gelijk die van de Salpeter de Kalk heet , defïelfs warm-makende hoe-op het water , en van de Salpeter op danigheid van macht tot werkinge gebrachtnbsp;'vuur. En in defe drie ondergeflelde din-S wordende. De Kalk word delTelfs deeltjesnbsp;gen bellaar de geheele reede en wyfe van een gefcheiden zijnde ontdaan , hetnbsp;de verfcheidentheid der uitwerkingen x-vz® l vvater en den damp des waters inde ganfchenbsp;de Salpeter i gelijk ^zzrTWten rechten aan-1 Kalk inborende.
merkt. nbsp;nbsp;nbsp;jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Maar de Kalk met Olie word tot gee-
Proef.
Welke reeden om de fwarigheid uit te'ne werkinge en flrijd verwekt ; om dat vinden, door de Eroeven vanfommigedin- fy onderlinge eenige gemeenfehap hebben;nbsp;gen klaar worden zal; en wareljk de oor-, waarom de Olie om dat fy niet uitdampCquot;nbsp;laak is openbaar in de Olie in welke wy lijk is , feer licht met de Kalk vereenigtnbsp;een driederleiverfcheidentheid tot ons oog-1 word , en behoudt voor de felve fijne hoe-merk vinden. Olie word nooit zzzÉ’ffnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;danigheden, en de lymigheid in fijne fcherpig-
vermengt j met Wynhttitx, met Loog word htiA.
gedaan zijnde doet ‘^het de Kalk om fijne
^ygeferte koude en vochtige hoedanigheden
de Kalk uirwaafTemen , in welkers tocht-gaaten het witte niet volgende, om dat het
ge , of verfchillinge van weefen , welk hy heeft en met de eene en met de andere.
Maar in de Kalk zijn meer voorbeelden die ons dienflig zijn , welke koud in werkin-mengt met gen , in fijn geheele kracht vuur is. Kalk kUc niet uitdampt, de Kalk fichIchielijKnbsp;Kafkoe» Water gegoten esynde word ontdaan, en: geheel en al in het witte ingeeft en inlijft»nbsp;gebroken ficd mct ccn gtootc iiittc op; met Olie ver-1 op datter geen leedig gegeven worde , ennbsp;%menhe''tnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ ingcgoten zijnde wil hy niet | in een ogenblik tijds trekt het ook m^ nch
mengen -. ja fo hy al eindelijk ontdaan word jen hecht feer vaflin de felve door een fterke hy bewaart fijne krachten , en wordt van i vereeniginge de deelen van het gebrokenenbsp;de Geneesheeren met Olie voor een inee-; vat.nbsp;tend middel gebruikt. Maar fo men de Kalknbsp;hy het wit van eenEy doet , fofultgefiennbsp;dat fy feer haaflig aan den anderen klee-veu ; want de Kalk fwelgt het wit fo geheel en al in dat het felve aanflonts verbrandt, fo dat het gebeurt datmen als het
hy een lichaam, en dat fcherp en van een | Maar ook is felf her witte van een E‘ warme kracht, namelijk om de vergelijkin-j lijmig en nietuitdampelijk , maar by de Kalk
Waarom het wit vannbsp;te» Ei ge
IctacW
Door defe exempelen nu fal de fwarig-heid van de firydige vermogens des Salpe-ters veel lichter konnen fchijnen. En eerfl wel fchijnt de Salpeter in de foort van de^^;.nbsp;foutachtige dingen re zijn , waarom dienbsp;lichtelijk in waater gefmoiten,wordt, en hier
over
-ocr page 445-P.II.
he
Over is geen fwarigheid. Verder blijkt uit! aandringende winderigheid, de derde komt oe fo verfcheide uitwerkingen met het wa-i uit de engheid van de plaats, waar door denbsp;en met het vuur openbaar, dat de Salpeter | geweldigheid des vuurs geen uittocht vinden-wel enkelijk door het water doorgaat en in her de, noch plaats in vvxlke het hch volgens fijnenbsp;y'fSf.^ftnoltenword ; maar het word niet e/;-1 natuure niet feer vvyt verbreiden kan , fijnenbsp;^y^piarigefleken,maar door behulp van de ton-, ganfehe kracht aanwend regens dat geene welknbsp;wdic hy by fich heeft, welke de Swavel is,' item belet, welk het door lo groot een drift ennbsp;jvelk in wcefen cn kracht vuurig is, en door be- force der natuure uitdrijft, dat het ook Bergennbsp;“ulp vandekoole, dewelke de al re grootei al waaren fy fchoon van Metaal zoudebree-vochtigheid van. de de Salpeter verdroogt en ken. Wat de andere aangaat, de Salpeternbsp;-’¦'«iienf *¦ ^oejer felf tempert, dat het MchteVi^kinl/melt in het water j want hy is van een wateri-j*^^*^*^ vliegt. Derhalven moetmen belijden, j ge natuure; hy verkout het felvc , omdathynbsp;^ weejen des Salpeters uit flrydige dee-! koud in werkinge is ; en eindelijk verkout hjnbsp;^^flaat uit waterige die w'el de meefte en | het felve haaftiger enfiarkerdan hetysj om denbsp;werkingen zijn , w^aarom hy geheel in geweldige beweginge en uitdovinge der warmenbsp;* ftnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verdwijnt,en te mets uit vuurigc en deelen van het omgaande water,.en de vochtig-
S‘«tet nbsp;nbsp;nbsp;en fmeerige , welke hy uit deMift i heid die m het felve de overhand heeft. Defe
^efTelfs fcherpigheid gekregen heeft, en | is de natuur van de Salpeter en het gejalpetert door Welke hy in vermogen tot het vuur is. Ne-1 water.
^^^^defe gejieltheid van de natuur des Salpe-
moet ook geantwoord en reden gegeven nbsp;nbsp;nbsp;G E v o l g.
^3rden op die fwarigheden: eerfl, waar van i
het koudfte van alles is,en de Salpeter uit vuu-•^ige deelen beftaat.
E ¦ nbsp;nbsp;nbsp;, .^^halven de naturelijke gefleltheid offehik-
'‘‘kruid. kinge des Salpeters tot bet vuur en tot het Water ^ komt by defe fwarighedennbsp;^Sdenfe,^]f^e:tgeweld, ’t geen aan beide zijdennbsp;het aidergrootfteverftaan word. Soveelenbsp;^ eerfte aangaat, de geweldigheid namelijk ennbsp;le onverlijkelijk, blijkt eerft/«weerlicht,nbsp;die word uit het koude en waterige deel vannbsp;“Ctw'eefen des Salpeters, welk niet bequaamnbsp;natuure is om te branden, maar door denbsp;facht van ’r over hem de overhand hebbendenbsp;vuur gedwongen zijnde, fo verandert ’t fchie-*Jk en Word tot een midden natuure van hetnbsp;^^^rcn het vuur, dat is,tot een winderigheid.nbsp;” Salpeter dan wordt een geweldigheid,nbsp;l^^ar de uitwerkinge is van hetgeheele Poe-jer te gelijk : want de Swavel grypt hetnbsp;touur aan ^ het vuur verwekt in de Salpe-een geweldige winderigheid ^ de winde-^gheid fet en verjpretd de brand voort y denbsp;hrand om dat die door geweld en kracht ver
ders gelijk als fy in de loopgraven dootBufpoe-jer de plaatfen onder welke het gelegt is om-keeren, met fo groot een geweld, dat fy felf geheele Bergen in de lucht fchijnen uit te werpen ; w'elk fonder Salpeter niet gefchiede zoude konnen; en het blijkt klaarlijk in de onder-aardfe vuuren, die nooit haar behoorlijk voeder of flofFe om te branden miflen, altijd branden , en echter die Aardbevinge niet ver-oorfaken : maar fo haaft als het in fceke-re doortocht komt die yo\ Salp et er'\s , ja dannbsp;brengt het felve aangefteken zijnde , doornbsp;fijne ontemmelijke gew^eldenarye fo groorenbsp;verwoeftingen te weege , w'elke wy met eennbsp;groote ontfteltenifiè onfes gemoets leefen,nbsp;dat in de verfcheidene plaatfen gebeurt zijn.nbsp;Waar uit ook volgr^, dat niet de holle, maarnbsp;de plaatfen die boven Salpeterige loopgravennbsp;leggen y de Aardbevingen onderworpen izyn,nbsp;De waare en naturelijke oorfaak dan van dcnbsp;Aardbevinge is de fchielijke ontfteekinge vannbsp;de Salpeterige ftoffe in de onderaardfe Loop-raven , welk op een fet geheel verdunt zijn-
daan het komt, dat de Salpeter brandende fo: Hier uit blijkt de reede en corfaak der Aard- De Aard-^root een gewelf en aanfettende force doetl'bevingen ^ namelijk het geeftige onjieken Daar na waarom hy in water gegoten zijnde,' /e« des Salpetersin de onderaardfe doorcoch- L '^aarjunbsp;het felvefo fchielijk verkout, ja het felve aan-1 ten of loopgraven, welke de engte der plaatfe x-»»*nbsp;ftonts kouder m2izkt, dan of daarys by ge-1 niet konnende veelen, alles terwijl het uit-^®''quot;'quot;’nbsp;daan wierd. welk ftrydigfehijnt dewijle het ys f tocht foekt, ’tonderfte boven keert. Niet an-
het
Wekt word , maakt en ichiclijk een force en de , en voor fich een ruimer plaats foeken-gekraak en eindelijk eok een verwoeftinge enide , dewijle die in foo eng een plaats niet verderf; waar toe een driederlei geweldig-1 kan gehouden worden , fich , alle hinder-heidhelpt of famenkomt ; de eerfte is het doorbrekende , de weg tot een uittochtnbsp;quot;t^mr felve, de andere komt van de parfiènde of | baant.
ï. Deel.
Bbb %
Het
380 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD,
II. Afdee-
LIKG.
HETIII. Hooftstuk.
Van des Salpeters 'Voorthrengmge, natuur en krachten.
Cap.III. “T lthQX.voorgaa7tde hebben wy fo veel [ det worden. Maar’t heeft hem ook behaagt bgt;
1 I de fwakheid onfes verftands toeliet,| dit {loffelijk deel ook een jormelïjkj welK. door werkingen ojan het Blijf ceder, te ge-'Vsz warmte getempert van de Koude voort-lijkemet de waar een rechte oorjaken van 'fo^ komt, daar by te doen , welk eigentlijK wd tij*-groot e en fo ftrydige uitwerkingen, niet fo feer I lucht en vuurj als uit een geeftig deel,
naonfe als wel na de meininge van de Peripa- defelve vervat wcrt,hervoorkomr;maar om da
tetici verklaart; maar nademaal de natuur van | de gemengde dingen niet uit bloot e hoedantghe-deSalfeterédoet niet als fo maar van buitenen den bejiaanmivochtigbeit mmc\\}ktQndroog'
in fijne fchorlTè ontdekt is; fo zullen wy, op ; heid, als uit fuivere Hooftftoffen, maar ddh'
datfo groot een verborgentheid der natuurej chamen uit Jo een vochtigheid en droogheid be
niet onverklaart blyve, hier de rechte oor ff rong' (taande ¦, daarom bepaalrde Philofooph di^ d' daar van trachten aan te wijfen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i chamen aan welke die famenflellende lioeda-.
^^Hooft- Tgt;amp; Hooftjioffen j gelijk wy in \\Qt tweede' nigheden toegefchreven worden tenrechieiK ¦meikaTdin d^oek gcfegt hebben, zijn uit de drie [melt kon- ¦ ais ’t Jtodfelijke onderwerf y dewy Ie dan ’t
gen (aam- fige beginfekn der dingen ^ welk wy volgens , nbsp;nbsp;nbsp;aarde droog ende lucht cn’tvjat er vocu'
regelmate of overeenftemminge vaftgeilelt tig zijn,daarom ichrijft hy defe lydende hocda geen fuive- hebben dat met ons Sout,Quik eiiSwavel over- nigheden aan de aarde en het water toe.
eenkomen. En het Sout wel geeft aan alle ge-; waarom hy te defer plaatfe noch van het vuur»
maar'ge- mengde lichamen de vaftiglieid, de nbsp;nbsp;nbsp;het noch van de lucht eenig gewag heeft gemaaK»
hooft/iofte. waterige weefen het lijm der lichamen, en de daarvanisdereede,omdatdcfeHoottuoue‘i Swaveldt vuurige werkelijkheid; en de lucht gelijk die met gene lijvigheid noch dikte vooruit deQtiik enSwavcl, ten deelen met een wate- ficn zijn, alfoo ook niet enkel en alleen om eednbsp;rig , ten dcele met een vuurig weefen voortko- gemengd ding te maken konnen famenkonieu- pefloojl'nbsp;mende,gelijkfelfdeuitwerkingevandevogrig- En uit defe leere van .e^rijtotelesbeOüilt;^^^’
De voch- heid cn droogheid ons leert; want wy fien dat dat hy onder de naam van aarde geenfmts ee-dfoogheld dingen volgens iets niet palen in haar eigen nich naturelijk lichaam van defelveondw ge-xijndeRof paal of perk, fo bevinden wydan door het ge- üjKe foort, op dat ik fo fpreeke , verftaan Jerwerpênnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vochtigheid cn heeft, noch door den naam van lucht eenig hc- ,i,ke J
l^ke hoedanigheden nootfakelijk moer famen-komen (dewylegeen ding van een fekerc werkelijke hoedanigheid ontbloot is) fomoetmen
hejiaanvuur ondcxzm feeker afgetrokkenc, fegik, bovcnnaturelijkeopfichtverllaan heeft;nbsp;cn dewyle defe redenen of opfichren in die al-
der men- drooghciuj cn dattcr iets van die beide is. Want haam van defelve laagftegelijkefoort;maat da^ of of gingen, «» droog meel plakt geen twee papieren aan mal-. hy eenige opficht,opYijn manicre die de bovennbsp;h^danig- kandcrcn, ten dan fy dat daar eerft nattigheid natuurkundigers gewoon zijn te gebruiken,^'nbsp;heden, by gcdaaii wotde; ook kan het water fulksop ge/ondert\znii\\cdïkkc en tajelloffe, aange-lucht g^^‘^rlerleiwyfe fonder meel doen,en wefen heeft, en onder dit op fiche, in welkenbsp;dewerke- droogednYi, lt;^t\\f.datdtonderwerfemX]\\yzn bovennaturelijk alle vafe en dikke lichamennbsp;ö:^^dingen wie die ook zouden mogen zijn die overeen komen,aarde,d^atnzddtdiQ lichamennbsp;gemengt 7X]n, alfozijn ook de vochtigheid en die tot damf en konnen ontdaan wordennbsp;droogheid der fclver lijdelijke hoedanigheden. \,'gxQn^twater ¦, maarde dampige en die eennbsp;Maar nademaal tot de famenfieüinge van het dunder vloeibare llofFe hebben,deniernbsp;gemengde ï\\tx. alleenmaar ooknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dampige en die uit een feer dun en fijn weefett
bekennen dat behalven dat weefen , van welk | Ie gevonden worden , daarom heeft hy de dingen de vo'chrigheid en droogheid heb-1 recht en fchranderüjk bcfloten dat alleh^h^'nbsp;ben, fy ook een wefen hebben,waar door fy met; men uit defe faamgeftelt zjn. Hy heeft ech^r w‘nbsp;warmte befet worden; dewyle het aan de kou- gevoelt dat defe lichamen fo dikke als fiju^ ft' lijk
de eigen is de overmaat van de bykomende nbsp;nbsp;nbsp;en ondercenmenginge van ihJ
hitte te temperen, welk eeniger maten dc\\Qt-\jeer ongelijke dingen zijn, en dat dat lichaam keUjkheid van de koude is.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i vvelk^^zr^egenoemt word, hoewel het niet
Maar dar defe leere dÏQwm Arifoteles felve anders als de'gefcidc ondereenmenginge van is, blijkt ex lib.r[. Met. text.i^. want om dat de j verfcheide fakenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,2l\\q, gemengde dingen
Philofooph aanmerkt dat de vochtigheid en ' wel daarom, om dat fy vafte ziju rloor droofoeidj gelijk die lijdende en onderwor- beftaan, aarde genoemt word ; cn dat dienbsp;pcnèhoedanighedenzijn, eigentlijknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hooftftoffè welke lucht of 'vfur genoemt
cn bo.x.water toekomen, fo heeft hy wijfie- word, niet anders is als een ondereenmenginge lijk befloten , dat alle famengeflelde dingen vanwaailcmen van feer verfcheidene dingen,nbsp;uit aarde enwater jdtiVdx. een onderwerp wor- j welke alle echter daar in overeengekomen, datnbsp;den, gelijk daar zijn de aardige en waterige fy fijne , dampige en waalemige lichamen zijn,nbsp;dingen, alle welke of uit de aarde of uit’t water, en daarom met een gemeené naam lucht cdnbsp;haare voorrkomft hebben, en in defelve gevoe-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;genoemt worden.
-ocr page 447-'A Mil.
, hoe Ariftotoles de redenen]weinigte^wr^'« en boven in het vierde we^k van deHpoftftoffèn bepaalt heeft;! overvloedig is getoont ge weeft. WantdeJo/i/^-^g^sjip^^r,nbsp;TT ^*^ctalles, datwyboven van de \\z2ece.\falpetef'igegeejienj alfoodie feerfijm.[]r\, fonbsp;^oortftoffe der Aarde , des Waters, Liichts en 1 door kf en fy feer licht de tochtgaten è^Qtaarde,nbsp;uurs gefegt hebben, geweldig wei en fraai ^ fo veroorfaken zy tot de hoogfte plaatfen desnbsp;^^^''^^‘‘'fternmen. Wantinhet»ivW^£'^?^;/^^/6’j-|li)chts opgevoert zijnde de uitwerkingen dernbsp;’s feeker geejlig vjeefen verborgen, welk | vuurige indrukfels , of fo fy om de vafte hin-o y k het in alle de foorten der gemengde din-1 derniftcn der onderaardfe deelen door defelvcnbsp;in is,alfo verfchaft het aan die alle de dikte j niet konnen beenboren, fiet dan foeken fy denbsp;j.gnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bejtanelykheid j en dat moet de waa-; Bergen die haar hinderen en waar in fy verbor-
^ en eigene en naafte Hooftjioffe der aarde\g^n zijn , fchcurende , alleen uit recht van b noemt worden,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gevoel^k Sout niet jnootfakelijkheid een uittocht op wat wyfe fy
^ als een ftolFelijk onderwerp is. En inliet] konnen.
fake wei dat wy'
. nbsp;nbsp;nbsp;_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t gemeente
nu ften hoe dejelvevan hetgemeene öoutver-^ovti verschilt j en uit welke dingen die beide beflaan.
' Het gemeene Sout uit het vochtige Jlymige des waters en luchts voortgebracht, is niet andersnbsp;als het aardige van èttsx jlymige, welke door dc
Ook feekere lijm , waar door alle aardige ^ndrooge lichamen aan een gckleeft worden,
^n even het felve moet ghy van alle dc andere
^ordeelen. Alle welke dingen ik goed gedacht hitte verhardet en tot Sout gedroogt word; en hebbe voor af te laten gaan , op dat de na- dat vuurige of Svvavclige, welk indatflijmi-'^uur van het Sout ^ de Salpeter ^ en Sout-Jal\ge vochtige des waters en des luchts is , wordnbsp;peter te duidelijker zoude verklaart worden, j verandert in Jalpeter, gelijk het aardige en vva--!«-«« Lnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;welmoetmen wceten , dat de jterigc in her fcive in Sout verandert word.
^^^fiK^^^aakte Salpeter, welke heden ten da-(De Sout-Jalpeter nu is het fitiverder en ont-- ge tot het Bufpoedcr gebruikt word, veel bee- \ hefter gedeelte des Salpeters. Waar uit blijkt, en krachtiger is,dan die, die of uit de Saipe- dat het Sout en de Salpeter hier in voorname-Wrige wateren en aarden voortkomt; waarom lijk verfchillen, dat dc Salpeter meer Swavelsnbsp;[y die meeft altijd gebruiken , welke gelijk ik en Quiks. dat is, meer vuurs en luchts in fijnenbsp;boven gefegt hebbe, uit de ftallen der Beeften 1 famcnftellinge ten deel heeft gekregen , dannbsp;cn verouderde drek-kuilen , uit de Mift van]het Sout, welk in fijne famenftellinge meer
^^delpiijjf van het vochtige^ is op gelijke wijfe i Maar dewyle de Salpeter fo verwonderlijke Hoe de Sai ^eker quikkiz. en geeftig wee (en verborgen, de! krachten heeft, fo vereifcht de fake wei dat wy f/'®''nbsp;^ooftftofïe des waters, aan alle licha-n byfettende dat geene waar door fy vloejeuj
“t IS Ook fppkprp litm wnnr rinnr nl !p aarriirip
'‘quot;’it.
- nbsp;nbsp;nbsp;Wl.V-lXTVLUAV.'li gt; W**-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Vlt;»
Hennen en Duiven, als ook uit fecreten, hoo-'^n en fchuilplaatfen der Vledermuifen gewonnen word; de oorfaak van welke faak aan *^iemant onbekent kan zijn,die de krachten on-der defc uitwerpfels der vuiligheden van pifte
waters en aarde te beurt is gevallen.
In het Sout nu zijn de lucht en het vuur nbsp;nbsp;nbsp;*
borgen , maar het water en de aarde openbaar; maar in dc Salpeter is het anders, waarom het Salpeter,nbsp;gemeene Sout geenfints , gelijk de Salpeter
ftront-drek verborgen zijnde, ter deegenivuurig en aangefteken word, daarom dat de Dewyle defew//i^W6’«, al’tSa!peteri-| aarde en het water, uit welke het Sout beftaatnbsp;is^ 1 ingewanden der beeften verborgen! de onftekinge beletten, en gevolgelijk die ge-’ door feekere Seilfteenige kracht tot haar jweldige uitwerkingen van de Sout-falpcternbsp;ner welke naderhand een lange tijd bin-j niet doen konnen. Want het vuurige dat innbsp;Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Salpeterige aarde gegeft hebbende,om I het Sout is, word met het vochtige fuur, als
i6t verfchej|3g|.jg nu gaande gemaakt mengfeljook inde Salpeter; hierom dringen fy beide
igen
mede
en de uitwerpfels der galle die een veelgrooter
daar
, nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;— vermengt zijn , ccu
Kracht krijgen als Je naturelijkc; en op defe
WiiO,---
door en ontdoen alle vafte lichamen, en als fymaar rotten veranderen fy alle dingen in denbsp;, eerfte ftoft'e die haar gelijk is,in Sout namelijk;nbsp;^ij'k T .^'^^'^vloedige behulpfelen verfterkt waarmede inde fmcltkonft wonderlijke dingennbsp;eeefl^'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fy allengskens die aanwas van! worden uitgerecht, als maar dat loutere enfui-
en K nbsp;nbsp;nbsp;defelve naderhand met Swavel | verevochtige ter deeg en volkomelijk vaftge-
fl nbsp;nbsp;nbsp;'^^‘quot;mengt zijnde , rot een groote j maakt word , welk vochtige met oneindige
^fik en verbaaftheit der ftervelingen toonen; j krachten om fiektens te verdrijven voorfien is, nt dele Salpeter hoe veel geeftiger die is ; welke dingen in onsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;breeder zullen
krachtiger in uitwerkinge by'uitgebreidet worden. Want gelijk als de Salpe-i nbsp;nbsp;nbsp;moet worden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jter een geftremr water, alfo kan hy ook een
t nbsp;nbsp;nbsp;Hierom is ook de Sout-Jalpeter welke uit de' geftremt vuur genoemt genoemt worden; als
'r 'mètt onder- welke in fijn innigfte middelpunt en fchatka-^ k hooien en door de toevallen van het merdernatuuredeganfehe ichat der natuure
door de na- en’tw?.z•lt;/^?J•/t'^’£’WJ'in fichbeflorenheeft;welk VVo H ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;plaatfe voortgebracht indien iemantdoor een fo gelukkige konft kon-
gt; ^^'^ftonts door dc binnen fte vuuren ge- ' de vaftmaken en met het verruwfel van Silver ^ J en aangefteken, de oorfaak van alle de be-’ en Goud befetten, die twijffel ik niet of hynbsp;fel|‘”ë^o hoogvliegende dampige indruk- foude dat groofte en onwaardeerlijkftegeheini,nbsp;n, en in de onderaardfe plaatfen en boven in waar na nu fo veele eeuwen lang in defchoolenbsp;ruimtens van het luchtgeweft, gelijk eenjderPhilofophengefogtis, befitten. Maarde-
i nbsp;nbsp;nbsp;B b b 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vvyle
-ocr page 448-alleen aan hetSout, de Aluin het San^-fouc ^ en andere fouten als door verwantfehap hemnbsp;Gevolgnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;| de naafte zijnde , maar hy vervult defelve met ^ j. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 ‘nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 die fijne rijkdommen, derhalven is hy van een jio. Uit dele dingen blijkt de wonderbare na-\ gxooi gebruik in dat eroote *Meefterfchap tuureneigenfchapvandeShit-falj^eter. Want|der Smeltkonftenaars ; voornamelijk in het ...... .....„ nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;------j ,------11 - in vermengt met vettigheid; en van defedin-jSalpeter-bloem en botten uitfpruiten. Maar ter gefmolten zijnde, brengt hy een fcherpe ; gen onder een; welke hoop of klomp door een koude aan deffelfs fmeerige weefen of deel, | driedaagfe legginge in de Son verhart zijnde,nbsp;door de hand gedrukt zijnde, fpringt meeft! te gelijke met de pijp in een vochtige kei-altijd met een geknars weg , hy heeft fo’der moet gebracht worden , en ghy zult nietnbsp;groot een overvloed van luchtige en vuurige fonder verwonderinge bevinden , dat metternbsp;geeften , dat hy felf uit een kleine klomp ^^u px^Ade bloemenvande Salpeter uithetgefeidenbsp;ongelofelijke menigte van dampen uitblaaft, j mengfel als vlokken van wolken zullen uitgelijk in het volgende zal gefien worden. Injbloejen ; ja te mets met fo groot een drift,nbsp;naturelijke wateren in zmdejjuivert hy, fnytnbsp;in, dringt door, veegt af, belet de verftoppinnbsp;gen, beweegt, en drijft voort het fandige weefen der niereen blafe. Als hy overgehaalt ofnbsp;opgedreven word , fo gevoelt hy meeft denbsp;overmaat der hitte, breekt de vaten; maarnbsp;als hy met konft gehandelt word fo blaaftnbsp;hy dampen uit van een wonderlijke warmte,nbsp;en fijne voornaamfte kracht is in de ftarke wa-teren,daar komen vochten uit om de befte Metalen te fuiveren en feer bequaam om de aderen toe re bereiden, welk warelijk een grootnbsp;kenteekenis, hoe groot een kracht hy heeftnbsp;om te ondoen en af te veegen. Daar is geennbsp;Myne van gemengde Mijnftofïèn of een Me-tal ader, daar hy ik weet niet door wat voor hy bevat meeft altijd drip weefensof beftan digheden, namelijk noch niet gefuivert zijnde-, Aluin, knappendSout, en weefentlijkenbsp;’ Salpeter, welke dingen uit delTelfs overhalingenbsp;ondervonden worden. Want de.-^/?«gt;/j wordnbsp;door feekere hitte en kokinge tor kalk gemaakt ;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Salpeter word aangefteken en verteert ;het Sout knapt en fpringt weg. Dat bewijft ook de aluinige, foute, falpeterigenbsp;fmaak.lii de felve zijn ten dele koude ren deelenbsp;vurige geeften, ookiffer feekere waterigheidnbsp;gen hangen af ó^twonderbare uitwerkingennbsp;en eigenjehappen van de Sout-Jalpeter^ wantnbsp;uit de verfcheidenheid der Hooftftoffen en te-gengellelde hoedanigheden, konnen niet alsnbsp;wonderlijke dingen voortkomen , hy komtnbsp;voort inde aarde,hy word gehecht en geplaatftnbsp;in de wateren, het vuur Heelt hy loofelijk, innbsp;de lucht fpouwt hy damperige rooken uit,nbsp;en hy kookt door fijn waterachtigheid; in wa |
Salpeterige Koperrood, in welkede Wavelen Quik gelijke deelen van evenmatigheid hebben. T)effelfs vruchtbaarheid blijkt ook felfnbsp;daar uit, te weeten, uit de landen die ondernbsp;deflelfs naturelijke rechts ban gelegen zijn,uitnbsp;welkeghy afnemen moogt fo veel alfge wih»nbsp;evenwel zultge na eenigcjaren bevinden, datnbsp;hy wederom aangegroeit is. Ja fo iemand Landen die vruchtbaar van delTelfs faaden zijn , ofnbsp;muuren met water begiet en natmaakt, die zalnbsp;fiendat defelve binnen kleinen tijd, weder als laat ons defe dingen door een Troef bewyfeo-Proef. Om de Salpeter tot Bloemen te brengen. Maak een houte , aarde of ykxtpyp, met veele gaaten doorboort^ doet die vol fViiynlleenjnbsp;leevende Kalk j Sout of ook pijfe die behoorleknbsp;\geteertis ; maar mengtfe eerft wel ter dee-dat fo ghy in een gefloten e glale flclTche fom-mige fappen van Salpeterige kruiden een tijdnbsp;lang laat ftaan , fo zal de daar in zijnde Salpeter nu gerefen of gegift en door fijn geeftnbsp;vruchtbaar geworden, door een groote begeerte om fich felf voort te fetten , branden,nbsp;en fich niet langer in die geflorene plaatsnbsp;konnende houden , ja het glas felve doornbsp;fijne fcherpigheid doorbooren , op dat hynbsp;fich de hindernifTen aan een zyde gedaan zijnde, des te vrijer kan uiten voortfetren. Sie hier van een warelijk feldjame Troef in de voorige Boeken getoont, welk my heugt dat ik met mijn eigen oogengefien heb- be doe die van een Geneesheer van Monte-polciano getoont wierd. |
Van de loyf i en ynankre om ’t Salpeterige Buspoeder te maken, en Van dejfelfs verfcheidene gebruiken in de Konft Van i/e Vuurwerkmakeiye.
Cap.1V.
.E wyfe en maniere om het Bufpoeder\pem{ztx veele, die kleine geftukken en hand-i mtemadken:,gelï}k Chraskovits {xiE)Vie\h\xEe.VL ofmuskettengewoonzijntehande-’“¦¦^Krijgkonft toont, is niet alleen den gee-jlen, ja nietweinige Boeren weetenihet felve '^xa^'^het nen bekent die in de Vuurwerkmaak-konft met haar eigene handen, geen gereetfehapnbsp;Euspotdsr. ftuderen, en anderen die haar werk maaken j daar toe gebruikende, tc maken. Wantwynbsp;0111 het felve toe te bereiden , maar 0Q\,\hebben gefien, ftgf de genoemde Schry^^*^
VI. Bo EK,Van de salpete wreven met Brandewijn of met gellote Swavel tot Poejer gemaakt zijnde,of eindelijk met olienbsp;van foete Amandelen tot een Olie gemaakt eennbsp;maate. De Figuur van deom hetnbsp;Bufpoejer te formeeren zullen wy in ons laajienbsp;Boekonlt;itx de gereetfchappen en vcrfcheide-ne Werktuigen die men in de Wapenhuifen gewent is te bewaaren , geeven. Dat is wonder in het Bufpoejer j dat hetge-^ nbsp;nbsp;nbsp;korrelt zijnde meerder krachten en uitwerkin-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;cjer ^Urenlang, tordatter een gedeelte verdampt, |gen heeft, dan als het fijn geftoten is, de xtt- gfooukragt cn de ftofifè ly viger en dikker word. Defe ftoffe! de waar van wy boven gegeven hebben; wantnbsp;éindelijk uit de pot nemende en een weinig in j het gekorrelde Poejer vervat in fich meer««wnbsp;Son of een warme Kachel gedroogt zijnde, | luchts en geefts, dan als het fijn gefloten is, 1 ten fy defeive dooreen teems totfeer klei-i in welk de verfpreidé geelden vervliegen. Jie korrelen. Maar andere floten defloffëtot; Want dat leertdeondervindinge in de gejfukken j als het met deJiamper fo gepakt en gefloten word, dat het fijn korrelen verliefl en ont-poejert word , dat dan ook het Poejer fijne kracht verliefl om de Koegel uit te fchiecennbsp;welke het zoude gehad hebben, indien hetnbsp;marelijk aangellampt was geweeft, en fo fchiet '^re en maniere van doen die in het toebereiden het deKoegelfomtijds naulijks uit de mond van gewonelijk gehouden word te befchry ven; het ’t Gelchut ;en het gaat daar mede eveneens,alsnbsp;Zal genoeg zijn in ditHooftftuk eenige , met het Poejer dat met water nat gemaakt is,nbsp;Jelsonieen driederlei 'Toejer te maken^ die feer welk van alle fijne uitdryvende kracht berooftnbsp;goed en beproeft zijn, voorgeflelt te hebben. Mengfelsvan het Boejer voor ftukken Ge fchuts. Xerfie ayfe. Salpeter 100 pond Swavel Kooien Eerfie royfe. Salpeter Swavelnbsp;Kooien 100 pond i8 p. ac p. Tweede wyfe. Salpeter loo pond-Swavel nbsp;nbsp;nbsp;lop. Kooien nbsp;nbsp;nbsp;8 p. ti^guuren lang gekookt en eindelijk tot feer ; den anderen nbsp;nbsp;nbsp;en niertot een lichaam vergadert zijnde aan brand geileken word; al ' nbsp;nbsp;nbsp;quot;veele inwoonders van ^odolien en de Ukrainej die wy Kofakken noemenj bet ‘Poejer op oen geheel andere vjsfe als de qemeene ma-‘•j jy leggen namelijk eentge deelen vannbsp;Jilpeterj S wave I en Kolen vzn elks in hetby-oiider ( welker evenmaren en toebereidingennbsp;Van de eene ftoHe met de andere fy uit de prac-fijk alleen gelcert hebben ) in een aarde pot,nbsp;^0 loet water daar op gegoten hebbende ko-en fy betnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;langfaam vuur twee of drie .'^iicicn. Maar andere itoten de itotte tot; Buspoejer in een yfere mortier of kom, ofnbsp;gladde en geflepene fleen feer fijn, en;nbsp;jïiaken die eindelik,vochtig gemaakt ziinde,totnbsp;Korrelen. Wynieinenderhalven dat het overtollig is, Veel woorden daar van te maken, en de or- Tweede wyfe. Salpeter 100 pond. Swavelnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aop. Kooien nbsp;nbsp;nbsp;a4p. Mengfels van bet Boejer voor Mufquetten. Tweede wyfe. Salpeter 100 pond. Swavelnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i^p. Kooien nbsp;nbsp;nbsp;18 p. van het Boejervoor Bifiolen en ander klein Schiet-geweer. . nbsp;nbsp;nbsp;^trflewyje. ^ peter 100 pond. Swavel Kooien nbsp;nbsp;nbsp;,11 meng fels der Boejers tot Geflukken en ^^fquettenkonntwondcthttkpok^n of metnbsp;enkel water alleen, of met edik, ofmetpifië,nbsp;oi met Brandewijn natgemaakt en befproeitnbsp;worden; maarfoghy het Poejer totdeBijio-entci het klein geweer forcer en krachtigernbsp;geliett te hebben, fo laat de twee boven genoemde mengfels met de volcrendevocht, ofnbsp;met water uit Orange en Limo'^enfchellen, dienbsp;Vers zijn door fmeltkonflige gereetfchappennbsp;overgehaalt dikwilsbefproeit, en vierentwin- . w nbsp;nbsp;nbsp;—nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;----— nbsp;nbsp;nbsp;--- Kleine korrelen gemaakt worden De vocht nu wordt gemaakt uit Brandewijn ^¦^^^^ maaten, geeflvan witte overgehaal-s Wijn-afijn twaalf maaten, geeft van Salpeter maaten , enkel waater uit Sand-foutnbsp;Sal-Ammoniac twee maaten, Campher ge |
383Wanrom ‘t gekorrel-;jernbsp;¦ragtnbsp;dm zijnde enkel maar fift als het door vuur aange-fleken word; en als het in een fluk Gefchuts is, enaanhetlaad-gatmetde Lont word aan-gefleken fo fchiet het de Koegel niet uit, maarnbsp;door het laat-gat uitbrekende hout het niet opnbsp;van branden, voor dar het ten eenemaal verbrandt is ; welk ook waar is in de Metallen.nbsp;Want die, hoefy vaflerzijn, hoefy befware-iijker gloejend worden, maar de fpongieachri-ge of die fo vaft niet zijn fien wy dat feer haaltnbsp;heet worden, daarom om dat fyyl enpijpignbsp;zijn, endoor haare lucht of tochtgaten , dienbsp;vol van lucht zijn, het vuur heel licht en nietnbsp;befwarelijk in haar binnen fle ontfangen. Evennbsp;fo is het ook in het Bujpoejer, welk behalvennbsp;de voorverhaalde reedenen , ook defe heeft,nbsp;dar als het op die wyfe ingepakt word; dardenbsp;flraalen des vuurs door het Jaat-gat van eennbsp;gefluk in’tfelve gevallen doordefTelfsy^^w-gepakte lichaam niet konnen heenkomen;nbsp;daarom, om dat tuflehen de korrelen van hetnbsp;Poejer, geenleedige plaatfen door welke fjnbsp;heen gedreven zoude moeren worden , over-gelatcn zijn, daarom fekerlijk konnen fy nietnbsp;haaftig het ganfche Boejer ^ waar in echternbsp;aUe dejjelfs kracht gelegen is, aanlleeken, ennbsp;fo verteert het vuur het Poejer alleen by deelen om dat het een flolFe die hier toe feerbe-quaam is verkregen heeft; en het word nietnbsp;nitgeblufcht, voor dat het Poejer verteert, ofnbsp;geweldigiijk urtgedooft word . Even fo ietsnbsp;diergelijks gebeurt ook in het BoejerjWelk vannbsp;waar wel de wefentlijke kracht van het Boejernbsp;niet gefmoort word , of wel de kracht van netnbsp;vuur in het Poejer, maar de werkinge kan omnbsp;de ftikkinge en befetheid der deelen fijne uit-werkinge niet krijgen, De |
II Afdee-
De praftijk van de Vuurvverkmakerye is, Eerft. Als men hem op gloejende hier een bewijs van, en ook zal de boven by-|{lrooit, en hy dan knapt, gelijk’tgemeeneSout^,Kocjeonbsp;gebrachte reede op de vraage , waarom ^^’fjdat’seeoteekendatdatPoejer overvloednbsp;Vttxi van ge korrelde ‘Poejer geweldiger is als het fijne j^Somhy (\c\\h.(tck.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, ovnvlcd
fnfinVoe toe eenigfints dienen, door dien inde/èor-| Tentvveeden. j^ls l^eenvet endik jtr. re/van de i’i2^e/‘^rdeirelfsingcflotenegecften( maakt, dat’seenreeken dat hy vet is.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ah'dchu'ta
te gelijke met de Kooien en S wave Wé”na de verbrandinge van het geheele
meer vereenigt is en gefien wordt, en niev Sout {bmmige on/uivere vuiligheden OTJerhlj'aa
fo van gelijke in het fijne gedampte Poejer. dat is een onfeilbaar kenteeken, datdus-Hier by moet ook dit gedaan worden dat in-1 danig een Sout feer veel aardfe ftofiè by dien een fluk gefchuts feer lang van /röw^j heeft, en hoe datter meer overvloed van dienbsp;metPoejer j ikfegge geen fijn, maar feil ook | vuiligheden is , fo veel te meerder veelheidnbsp;gekorrelt j x.oidQmond\.oamp; geladen word j, en! van dusdanige ftofie zalder ook by het felv^nbsp;juift niet door het laacgaat , maar door de j Sout zijn, en derhalven zal het voor veelnbsp;mond van het ge fluk aange(leken wordj dat het j der ge/uivert jCn veel on krachtiger geoordeeltnbsp;Gefchut geenfints daar door zal befchadigr worden.
worden , dewijle het vuur ook by ftukken Maar Jo hy een klaare j lange , en in veele en deelen op het Poejer werkt, nier ko\\-\d.iz'3XQ.Y\Lverdeitdevlammemaaktnbsp;nende het geheeie Poejer fchielijk aan (leken, i van de Tafel fchoon blijft, en brand als eennbsp;en als doordebovenfte deelen op de onderfle j gloejende koole fonder ecnigefchuim, en metnbsp;werkt, welk met delTelfs natuure feer llrijdig! een fchrikkelijk en ongelijk gefis ^ dan moogtnbsp;en ongelijk is. Of het geen meer éigen is, om Ighy Haat maken dar denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wel gefuivert
dat het niet opgejloten en aan de banden van jen volkomen is.
een enge plaatfe gebonden zijnde, noch geenej Sommige willen , dat het een onfeilbaar hindernifle in de weg hebbende, dewelke het | teeken van de goedheid des Salpeters is, als dienbsp;met fijne vryheid te foeken mocht aan kanrl na de tweede kiaarmakinge op de gewoonelij-helpencnbreeken, een vryen uitgang door de ikewijfe gedaan, niet meer als vier ponden opnbsp;mond van het Gefchut heeft.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de hondert verheft; en als hy wederom voor
Het Poejet
dut grof ge mach voorbv gegaan worden, dat het de mei-hotreltu.ts - nbsp;nbsp;nbsp;. J ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
fo kragttg mnge\svan ategeenedie met veel ervarent-ais het heid hebben, dat het Buspoejer ^ welk grover fijT^gJ^r.vankorrel isj, forcer en krachtiger is^ welknbsp;relt is, wel in den eerften opftag waarfchijnelijknbsp;fchijnt te zijn, om de reede boven van ons by-
Ook meinen wy dar, dat niet ftilfwjjgendc j de tvveedereife klaar gemaakt word, ook wederom nier meer als vier ponden op het hondert verheft.
gebmchr dat namelijk in een grover korrel j Salpete°r by fich heeft. Hierom fchieren de meerder Salpeters by de Kooien en Swavelis; Konftapels veel verder met de Koegels vannbsp;en van de andere zijde is het valfch ; om dat' een Geftuk daar vijftig pond goed kruid, dannbsp;de grover korrels trager rot vuur ontdaan wor- daar vijftig pond kruid in is dar fo goed niet is-denalsweldefijndere, en de praélijk van de Maar met wat voor een verfcbilhnge vanhoe-Vuurwerk-konft leert, dat het Poejer dat tot) verheid die byfondere Poejers de Koegels
feerkleine korrelen is gemaakt veel forcer en jkonnenvoortfehieten. Sie dat by de ervarene
Uit welke dingen blijkt, dat het Poeier fo veel te he eter is j met hoe veel te meerder naar-\fiigheid het felve gefuivert is; en dat het fonbsp;veel te grooter kracht heeft, hoe het fuiverder
Meef er Konfapels en Vuurwerkmaakers, die dufdanigeverfchillenthedennet op en in eennbsp;kaart toonen en Hellen.
Proeven.
Van hetflommePoejer.
Dewijle dat geraas en gebalder der Geftn^' ken niet anders dan van het geeftige weelennbsp;des Salpeters voortkomt, fo laat ons nu mo-
krachtiger is; dat ook de kleine korrels lichter verteert worden, en aldaar (daar de [aak opnbsp;aan komt) een meerder veelheid van Salpeternbsp;by de Kooien en Swavel is gemengt, dewijlenbsp;dufdanig Poejer alleen maar toegemaakt plagnbsp;re w’orden voorMufquetten en Handbuften,nbsp;maar tot grove ftukken Gefchuts Poejer datnbsp;op verre na fo fijn en fo degelijk niet bereidt is.
amp;...............— -----------------
gen van dit Poejer hebben gefchreven fo
wy hier echter alleen eenige feer beproefd^ mengfels byftellen, getrokken uit verfclmide-
ne geloofwaardige Schryvers.
Eerfte Wyfe. Gemeen Buskruid ^Vond. Borax van Vcnetien i p. Defe {koüe welnbsp;vereenigt en onder een gefloten zijnde,nbsp;maak die tor korrelen.
Tweede Wyfe. Gemeen Buskruid dpond. Borax van Venetien i p. Calameifteen 3P-Sout van Ammoniac 3 p. maak het totnbsp;korrelen als boven.
per-
van korrel zijn, op dat de (Iralen des vuurs fo veel te fielder door de groter tuffebenpoeie-riger korrelen „ grooter plaatfen ontloffen j ennbsp;al het Poejer te gelijk in vlamme fetren en ontdoen.
Proeven.
Van de goedheid des Salpeters.
Leg op een fchoone en gladde houte Tafel een weinig Salpeters , en fteekt die aan met een gloejende kool, en let op de volgendenbsp;dingen.
En dewijle de groote ftukken Gefchuts meerder kruid van doen hebben dan de mufquetten, ncn hoe eenPoejer dat geen geluid geeft moet fo moer ook noorfakelijk dat Poejer grooter gemaakt worden , en hoewel veele veele dim
-ocr page 451-'AP.IV.
Vl. boek, Van
Derde Wyfe. Gemeen Buskruid 6 pond.
‘Poejer van een levendige 'Mol in een verslaafde aarde pot tot Kalk gebrand 3 p. dioraxvanVenetien 3 p.
''ierdeWyfe. Salpeter6pon^.Swaveli'Vi.i .. n ? ^ nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 c 7
‘Poejer uit de tvoeede bafi van een Vlier- j n nbsp;nbsp;nbsp;^ P . -
boom 3 p. Gemeengehraid Sout x p. maak \P'^»g‘trandwx dat hy w.t .s, cn naderhand
hiervanop de gewonelijke wyreeengc-ï™f 8';““'’ '™f' nbsp;nbsp;nbsp;«•'''«g'”»» Pot
horrêit Poeder nbsp;nbsp;nbsp;^ i gekookt rot dat al het water atgekooktis §j.
, Merk evenwcke defer plaatfe, dat dufdaA De reede van defe alleisom datdeSalpe.. fgcenToejernietfigroot een kracht'anA m V^t ?quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;een w.ttc affche gemaakt
''«fchietenvandcKScgel, alswel het gefal-I^J'’^'-, «enpond Swavcl metfwartge-Pcterde Pocjer: de ree£is, om dat de voorna- nbsp;nbsp;nbsp;konnen worden. waardoor het Poejer
l^eoorfaak van de geweldigheid daar niet hy|^’^*^^^‘j”^*'e2ijn.
geep die inde Salpeter is, diei nbsp;nbsp;nbsp;nrvr-T
™’in de engtensderplaats niet kan houden, I ROOD POEJ d^^arornhy om uittocht te vinden, alle belet-1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Eerste P Fv o e f.
die'krÜf''? wquot;, 'quot;j* Neem ö pond Salpeter. Swavel. p. Amber
lt;!ertftl„ nbsp;nbsp;nbsp;7 ''%^'°‘'-\o(Barnlieïmp. rood Sandelhout i f.
‘^icitaan, tewcegebrengt. Met het Poejer] nbsp;nbsp;nbsp;J rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r
J^aarcm dar van Salpeter nbsp;nbsp;nbsp;is een Ge-jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;T w E E D ï Proef,
iQ krachteloos in het uitfchieten vandei
^oegei dat het de felve naaulijks eenige treden 1 Neem 8 pond Salpeter. Stvaveli^. pampier
DE SALPETER. nbsp;nbsp;nbsp;385
is gevveeft, en dan hebc ghy het fo het vveefen
moer.
Derde Proef.
E R.
Wijn-
Verre
\gedroogt^ en tor Poejer gefloten, en inCf-\ naber-water, of Braülis hout gekookt en wederom gedroogr i p.
De reede is om darde Salpeter door dingen die een roode verruw in haar hebben te gelijkenbsp;i met de gebrande Swavel lichtelijk geverruwtnbsp;Alle dejivartigheid van het gemeene Buf-' word, waarom ook het Poejer en de rook roodnbsp;poejer komt van dejwarte kooien. Het is ech-; worden.
^^^^^Sylijk om het felve ook een andere co- (
werpt
Proeven.
Gmbet Bufpoejer verfcheidene coleurente doen hebben.
te doen hebben, indien men in plaats van kooien of verrot hout of ‘ivitpampier totfknbsp;natgemaakt, en naderhand op een warm For-weis gedroogr, en tot Poejer gefloten, ofietsnbsp;anders diergelijks dat licht vuur vat, en brand-l^aar is , gelijk in ’t volgeiide zal blijken, neemt,nbsp;als daar verfcheidene coleuren by gedaannbsp;'vorden. Wy zullen dan indic Hooftiluk eenige meng fels voordellen , wonderlijk be-
^'¦iaani om de Poeiers ver fcheidene coleuren te doe^ ’ ' '
hebben. Hex
vtordfo gemaakt.
Eerste Proef.
Neem 6 pond Salpeter. Svoaveli p. Ge-Qtoogde merg van Flier i p.
T \V E E D E P R o E F.
Neem Salpeter 6 pond. Swaveli p. Eaften of het houtachtige gedeelte van geklopte hen-nip 1 p.maakt het gelijk boven voorgefchreven
GEEL POEJER.
Proef.
Salpeter Swavel \ p. Wilde Saffraan eerft in Brandewijn gekookt, en naderhand welterdeegen gedroogt en tot Poejer geftoren I p. De reede is defelve als boo-ven.
GROEN POEJER.
P Fv o e F.
Neem 10 pond Salpeter. Swavel 1 p. wr-met Spaansgroen en Brandewijn gekookt , en naderhand gedroogt % p.
BLAAUW POEJER.
Proef.
Neem Salpeter 8 pond. Swavel i p. fdag-felvan Linden-hout met Indife en Brandewijn gekookt , naderhand gedroogt en gepoejertnbsp;I p. doe als boven, en ghy fulr vinden dat ghynbsp;foekr.
ï. D
EE L.
Ccc
III. A F'
Ill Afdee.
LING.
38^ nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD.
III. A F D E E L I N G,.
Van den naara, befchryvinge en verfcheidcnheid des Aluins.
A de foorten van het Sout en de Salpe-1 „ ter zullen wy tot de derde foort e des ^nbsp;^ Souts dcsJluins namelijk overgaan;.nbsp;rfe Salpeter, hy fcliijiK ftjnen naam te krijgen van ’c Griek-1nbsp;}tthdeh\a[a woord «As, vvelk Sout bcceekent , daaromnbsp;totdeK.0- dathyinfmaak na Soutgelijkr, en isnietan-ders,alseen foutighe'id^ uitwater j fteenenzn.nbsp;aluinige fiib faamgegroeit ^ welke naderhandnbsp;door dejettinge in de Sonnegerypt zynde^dootnbsp;verfclieidene kokingen en fmelringen eindelijk Inbsp;tot Aluin verdikt wordt en gclyk fich bet Soutnbsp;tot de Salpeter t alfo heeft fich ook de K\\x\n totnbsp;het Koperrood meed altijd uit vuur haar bei-:nbsp;der Vader voortgebracht; en daar isnaau-'nbsp;lijks een Landfchap , in welke het niet ofnbsp;van fel ve uitbloeit , of gegraven wordt. Daarnbsp;zijn veele foorten van Aluin , w-aar over echter onder deMynkundige eengroote twiftennbsp;verfchil is. Ik hxtngzWQdQ foor ten des aluinsnbsp;met Brafavolus en andere ervarener Myn-meefters en kenners tot vyf; fo darter eennbsp;Klïp-aluin j gemeenelijk Alimi di Rocca eennbsp;S uiker-aluin jom dar hy dc. figuur en formvmnbsp;een Suiker-kroodhcchl een ‘Pluim-aluin ennbsp;Qtn klaar e Aluin zy, by welke fommigeeennbsp;vijfde foort voegen , die fy Kom-aluin noemen : andere verdeden hem in andere foorten,nbsp;welke echter fo feer niet in der daad, als welnbsp;alleen in naam verfchillen ; want die diefynbsp;noemen,noemen wy vochtige of dunnenbsp;aluin; die fy Trichetin], wy B luim-aluin yennbsp;die fy eindelijk Strongylen noemen, noemennbsp;vi'g klip oifieenige aluin. Maar op dat wy metnbsp;het verklaaren van de naamen onfe tijd nietnbsp;verflijten , fo laat ons ons begeven omdefaaknbsp;felf en de byfondere verfchillentbeden van ieder te vertoonen.
Die geene, die mcinen dat de Klip-aluin de-felve is met die , die dunne Aluin genoemt wordt dolen feer , want men kan naaulijksnbsp;met fijne gedachten begrypen , wat fy doornbsp;dunne willen verdaan hebben, ten fy dan datnbsp;fy verdaan Aluindiedoor water gefmoicen ennbsp;ontdaan is; welk echter om fund gefegr wordt,nbsp;terwijl darter geen Aluin is , ten fy dat die eerdnbsp;door water fchoon gemaakt word : van denbsp;wyfe hoe men dat doodt, zullen wy naderhand handelen.
De Schryvers kibbelen ook geweldig om liet onderfcheid van de Kom aluin en Aluin van
Cap. I.
perrüüd.
Alcbali re dellen; wy dellen dat het een en de felve is alleen met verfcheidcne namen. Wantnbsp;wyfeggen dat dtAlchali niet anders is, dannbsp;dat fap, welk fy uit de plant Sodam de Arabiersnbsp;noemen hem hlali:, drukken, welk daarom om
dat het in een fak gedaan zijnde in een Kom
druipt, en naderhand tot Aluin verdikt \vord, Kom-aluin word genoemt , en die komt feernbsp;na by her glas.
Meerder fwaarigheid idcrom ’tonderfcheid
ondaf''
.all''quot;
re bepalen welk daar is tujfchen dcBluim-aluin en de Amiantus, die fy denfleen Asbefius noe-men. Dat defe warelijk een en de felve zijn kannbsp;niet met recht gefegt worden, maar het is fekernbsp;dat fy om de groore gelijkheid die fy hebbennbsp;vanfommige Schryvers voor een en de felvenbsp;genomen zijn gewcefl. Want fo wy iedersnbsp;hoedanigheden ten rechten wikken, fo zullennbsp;wy een groot onderfcheid tuffehen beiden vinden ; terwijlede!P/^«»z-^Ai;2aangefteken ennbsp;in’t vuur geworpen zijnde, lichtelijk verteertnbsp;word,en in ’t water fmelr,welk in de brandbarenbsp;-^miantus oï Asbelfus, daar fy ook haar naamnbsp;Van heeft,geenfmts gefchied. Maar dewijle wynbsp;van d’Asbeftus of Brandaluin en derfelvernbsp;wonder en op fijn plaats in het breede zullennbsp;fpreken , fo willen wy hier niet langer zijn.
Ookfeggenwy niet dat de Aluin vanScajo-la de felve is met her Afirum Samiuni of Talk gelijk veele die onkundig in die dingen zijn,nbsp;gevoelen; terwijle de Akiin vanScajolavcï-; brand zijnde, tot een pleiderigckalk , waarnbsp;1 van het niet als het alderklaarfte deel is, word,
\ welk van de Talk niet kan gefegt worden; want hoe befwarelijk dat die tot kalk gebrachtnbsp;Word, weeren alleen die geene , die deflelfsnbsp;Olie rot noch toe met fogroote moeite en kolden , hoewel re vergeefs, gefogr hebben. Datnbsp;daarenboven de Aluin van Scajolafo helder alsnbsp;een glas, uit Pleifler vootrgekomen is, Je^ttnbsp;deondervindinge, wantdieinhetvuurgefme-ten of op de glocjende platen gelegt word,fjnonbsp;I voorige klaarheid vernietigt zijnde , vvit alsnbsp;i Pleifter, en een rechte foort daar van, welkm
I dtTalk niet dan na een lange tijd in een glom-jendForneisgef^ooktzijndc,gefchicd-
Maar laat ons dufdanige foorten van Aluin varen latende, voortgaan om die Alnin te ver-! klaren, welke over al en by allen in groot ge-I bruik is.
Het
VI. boek, Van de Alui
Het
H o o F T STUK.
INdien alle de foorten 'van Aluin ter deegcn j hadde eenSlaafgekofc die een tijd lang inAfien Overwogen worden, fo zal niemand dan die j in deAluinmakerye gewerkt haddeidefe als hy iJ!”nbsp;goen kennifTe van faken heeft kannen o»?-1 op een feekere dag de hoedanigheid der rotjen'^o\'iti.nbsp;bennen of alle foort van Aluin verwarmt hoe-1 nader onderfogt, en bevond dat die vol van fap
^^idüifterlijk ; nbsp;nbsp;nbsp;dc koperrcodChalcitis
Mijy ^ welLalhoewel fy geweldiglijk fa-quot;^ontrekken, echter niet verkoelen, maar geweldig heet maken, en derfelver inbytende kracht, waar door fy felf het yfer verteerennbsp;overvloedig genoeg aanwyft; welke kracht fynbsp;Wel nier van de eerfte hoedanigheden, maarnbsp;yan de byfondere kracht, die in defelve gelcgtnbsp;, hebben , gelijk wy te fy ner tijd, als wy vannbsp;de fterke waateren zullen handelen , klaar
leeren. De Joorten dan van alle deAlni-fquot;Verwarmen ~fuiveren,trekkenfarnen door haarenatuur; waarom fyniet onhequamelijk
v^xxféer koftelyke Aluiu'^'Sixc^w, wel weeten-de hoe veel inkom ft en voordeel daar van kon-de getrokken worden, word gefegt fijnen Heer opdefe wyle aangefproken te hebben : mijnnbsp;Heer fo gy my mijne vryheid gelieft te fchen-ken, fo zal ik u een fchat toonen, daar doornbsp;ghy rijk ja overvloedig rijk zult konnen worden ; de Heer hier over ontftelt en vragendenbsp;wathy hier mede fegtTen wilde, fb antwoordcnbsp;hy, dat hy een feer rijke Ahiin-ader ontdektnbsp;hadde, en dat die die belóofde fchat was de
welke hem fijn leven lang gelukkig zoude maken. Het Heerfchap hier toe geweldig be-Vande Grieken famentrekkers genoemtwor- gecrig, beiafte hem ernftelijk dat hy een Proef
den; maar dat fommige gevoelen dar alle de fa-! zoude toonen van het geene hy belooft hadde, tnentrekkende dingen koud zijn, die zijn gelijk; het geenehy ook gedaan heeft. Want uit wei-ttienfegt, het geheelefpoor byfter. Terwyle' nige fteenen de alderbe(te Aluin, volgens denbsp;de meeftefamentrekkende dingen als door de (regelen van fijne kunft trekkende, heeft hynbsp;kracht der warmte geftremt; alfoookeen feer! de eerfte van allen, want fijn Meefter wierdnbsp;groote kracht om te branden hebben ; gelijk | geweldig begeerig om wat grooters te onder-de Koperrood tn‘Pleifier en andere gefegt'nemen. de Aluinmakeryen opgefet, met dat
voordeel warelijk welk ganfeh Europa tot de-fen huidigen dag toe geniet. Heden ten dage
______________, word die van de Apoftolife Kamer voor feftig
met een foute aarde kluit; en fozal duifend Scudi verjaacht. Defe dingen dan voor
rs geweeft ; en hy word van de andere Souten onderfcheiden door een eigene en byfonderenbsp;kracht, die hy uit de Swavel getrokken heeft.
,'**ns I nbsp;nbsp;nbsp;o--------------7 nbsp;nbsp;nbsp;-----
tSom uenatuur van de plaats, vergefeltfchapt met een verfcheidenheid van Souten, nu in cieeenenbsp;plaatsSotit j in een andere Salpeter ennbsp;^out Van Salpeter uit de piftên der Beeften, innbsp;^^n andere eindelijk of uit drek en aarden, ofnbsp;fteenen, als Vuurfteen, vol van fwaveligenbsp;ichaampjens zijnde, aluin voortbrengende, en
afgegaan zijnde, laat ons de wyfij hoe defe Aluin toehereidet wordj en die ik met mijnenbsp;oogen metdegrootfte naarftigheid gefien ennbsp;gelèert hebbe, in een klein verhaal befchry-ven.
Defe {o {eet ver ma ar de klip-aluin d-i.n, ge-meenelijk Alume di Rocca ^ word gemaakt uit
y hebben haat kraciic in haar binnenrte mid-j een feer harde ileen waaruit de klippige Ber-lt;n dtn ban ^ylpunt, en daaruit ontftaan wonderlijke wer- Igen van defen Ban van Tolfa faamgeftelc wor-kingen in de Smeltkonftenaryen , die wy te.den\en\syaineentweederleifÖQrtjdeeene\y3bX-
^yner tijd zullen openbaren.
Laat ons nu voortgaan tot de wyfe en manie-
dec en na den rooden trekkende; de ander /achter en van witheid gloejende; defe laafte ter
^fotndefelve uit de rotfteenen te nbsp;nbsp;nbsp;ler’ci- ldeege bereidt zijnde blinkt fo klaar als een Cri-
kooken en ftremmen. Warelijk doe ik in iftal; de eerfte alhoewel fo fchoonniet, heeft ‘quot;'itT' *^.^^^'^^*^39te!ro^tfwas,alwaarnaveelermei-, de befte Aluin van geheel Europa ge-S^^ven word, welke fy Rots-aluinoemeene-
^^'ami di Roccanoemen\\\eh{kmet{t2L]ets als een fkchter fcherpigheid hebbende , en de konnen doen , dan datik de ganfehe handelin-! Zyde en Wollen findelijker makende. Defenbsp;ge om het felve te bereiden , met die naar ftig- dingen voor af gegaan zijnde , trekken fy dusnbsp;heid die daar toe vereifcht word te wete quam, | te werk.
en te weete gekomen zijnde, hier als op fijn ei-! Eerft: de Abtin-houwers werken niet in ver-pne plaats, tenbeften van het gemeen zoude'welfde kelders , maar onder denblooten he-oekent maken. Het Land van T olfa tien My- i mei, altijd een groote macht van gravers met len verre van de Haven van Hondert-kelders i beflage fchoppen , fcherpe beitels en groote ha-* teThyrrenifeZeelegt, gelegen, is vol | mers by haar hebbende, waar mede fy grootenbsp;klippige Bergen. De fteenrotfen der Bergen ] {{.ukken fteens van de zijden derrotfen afflaannbsp;ftetincn fomtijds wit , fomtijds roodachtig ; | en kloven , afgeklooft hebbende, breeken fynbsp;‘lu uit den geelen na den blaauwen trekkende, i die aan ftukken, ja kloppen hem heel klein, ten
meerder fcherpigheid by fich ; de witte is by de verwers van de Zijde en alderfijnfte Wolleinnbsp;groote waardye om die Scharlaken te verwen
Ten tijde van ‘Pins de II. is het ontdekt by delegclegentheid : feeker Edelman van Tolfanbsp;L Deel.
eenemaal op die wyfe als men in de Steen of Marmor-mynen, die tot groote gebouwen uic-Ccc znbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gegraven
388 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD,
III Afoee-gegraven worden, gewent is re doen. 'D^Stee-^ Ten feften. De grond van de bak wel ter nen gebroken en klein gemaakt zijnde, worden} deegen met beufcmen fchoon geveegt zijnd?’
in Forneifengefmetcnden kalkovens niet ow-So breken nbsp;nbsp;nbsp;Aluin è\amp; aan de kanten njan de
gt\\]k,z\\vzzï^y twaalf o{nQn\^ng(kcnveertien\vatenvaft gegroeit is j met feekerejyy^r^ miren met een feer fterk vuur gebrand vtox-\reetfcha^fen2k , afgetrokken zijnde doen igt;nbsp;den ; wantfo fy langer gebrand wierden, fo die in teene manden, en brengen hemnbsp;zouden fy geen kleine fchade aan de Aluin water , en wajfen hem ; gewalTchen zijntl?nbsp;lijden , als die in een langer vuur vergaan' neemen fy hem daar uit en brengen hem opnbsp;zoude.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i hoopen in de fchuur; en naderhand na Hon-
. Ten tweeden. Na dat de ovens koudgewor^ 1 dert-kelders gebracht zijnde, verkopen fy hed^ deiiTAyn, fo brengen fy de gekookte doffe met; aan de Koopluiden.
manden op een wije plaats en /(?^^é’;zdefelve ; ^nóitÏQisdewyfeofmaniereomdeKlftiln^ o^\\oor^e:nm de Son.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;| te bereiden , welke om dat ik die met mijt*?
Ten derden. Defe hoopen gemaakt zijnde, i oogen gefien hebbe , fo heeft het my ook go?t begieten fy defelve viermaal des daags met j gedacht de rechte maniere hoe men doen moetnbsp;emmers die daar toe gemaakt zijn mer koud fxQr. nevens te dellen; alwaar ikookditwon-rot dat de doorbrande deendoffe door derwaardige gefien hebbe, èi'èX.èi'iX Eiken-holdnbsp;het langwijlig opgieten van waater fo verre ge-! die kracht heeft, dat het dewy Ie ’t felve 'vol'vannbsp;weekt word, dat fy in fekere aarde, weeke pot-1 eenSalpeterigJap zy,als door een feker Scilde-aarde niet ongelijk, word verandert ; welk dannbsp;eerd gebeurt als fy een maand lang ja langer,nbsp;met dagelijks opgieten van water begoten isnbsp;geweed.
Ten vierden. Defe ftoffe nu tot Kalk gemaakt zynde j brengen fy na groote potten, in welke fy op het Forneis-daande w'ater door
LIHG
nigheid , de met hem vermaagjehapte Aluin na ficb trekt; waarom fo iemand uit dufdanig eennbsp;hout wat voor een figuur of merk het hem ook
Aiw'f
bequaamde nbsp;nbsp;nbsp;van allen om in het Landmn
Tolfa de Klip-aluin te bereiden ^ w^elk ook de voortreffelykheiddes Aluins die daar gemaaktnbsp;is genoegfaam toont.
Ik weet wel dat deSchryvers feer veele andere wyfen om de felve te maken, befchryven.
gelieft, als Kruicen, Sterren, de naam van^'^ Jesus en Maria, of diergelijke maakt, ennbsp;fo lang als het weefen moet in dufdanig een/lt;nbsp;Loog leggen laat, die zal daar na in plaats vannbsp;goten brengen , en het vuur onder de Fornei- i een houte een feer fchoone Cridallijnenbsp;fen aandekende, laten fyhet heet worden, j vinden, net en fraai en wonderlijk, met veel?nbsp;welk als fy bevinden, fo Jmytenkg oc Alui-1 hoeken onderfcheiden. En defe xsAthefe ennbsp;nige doffe nu tot kalk gemaakt in de pottennbsp;daar het heete water in is. Aan beide de fijdennbsp;daan twee derke jonge kareis, die met houtcnbsp;gereetfehappen dewelke als riemen zijn, denbsp;ingeworpene doffe door een geduurig roerennbsp;met het heete water vermengen, tot dat de
doffe des aluins al het water ingetrokken en 1 cn dat de maniere van doen niet enkel en op met fich vereenigt heeft; als fy nu door deIeenerlei wijfe gefchied. Want fommige trek-fmaak bevinden dat het geheelc w'ater met 1 ken de Aluin uit gekookt aluinig water, gelijknbsp;Aluin befet is , dan laten fy het daan ru- w'y boven van het Sout en de Salpeter geleertnbsp;den, tot dat de aardfe vuilighed na de grond j hebben. Sommige uit een aluinige vocht„ wel-finkt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i jc.e uit fodanige een foort van aarde of rotfe 01
Ten vijfden. Dit gedaan zijnde, fo tap- vuur-deen of ander mengfel getrokken word.
ander hout gemaakt worden fo zijn fy fo goed de Koperrood te fcheiden^ indien die daar mede niet) en als het in getapte water hier in eenige vermengt is. ViiêitFuurf eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;trekken
daagen gedaan heeft, fo verfchaft den Aluin Aluin op defe wyfe. Breng eerd de duk-aendelydenvandeEikenhoutc kuipen, daar ken Vuurdeen op een wijde plaats; en deltfe
hy naturelijk na trekt, hangende, ter dikte dan eenige maanden in de lucht,op dat fy week
van vier of vijf vingeren met Diamante punten, worden, en fmeltfe dan in kuipen gedaan zijnen een groote verfcheidendheid van alderhan- de, de gefmolte doffe kookt die in vierhoekige de Figuren fo klaar als een Chridal, een ver- kopere potten , tot dat fy tot Aluin verdiktnbsp;makelijk geficht voor de aanfehouwers. Het ; word. Tgt;e wyfe nw hoe van de Aluinige Vuur-overige vapde Loog als hu van de aardfe vui- ^ fleen, het Goud j Silver en de andere Mijn-ligheden gefuivert zijnde word wederom in de, doffen die hy meed altijd by fig heeft, gefehet-potten gegoten om nieuweAluin te koken, het i den worden j zal tè fijner plaatfe worden geo-drijkfel en drabbige water dar op de grond ^ pent.nbsp;leggen blijft, door een kraan uittappende. 1
DEwyle de Aluin voornamelijk eeni groote kracht van famentrekken, uit-1nbsp;füiveren j droogen j verwarmen ennbsp;quot;^er har den meer dan andere dingen beeft, fonbsp;Ean daar uit lichtelijk afgenomen worden, datnbsp;^tngebruik heelt feer bequaam om veelenbsp;Jwakheden te helpen en itgenefenJirLctom volgens het geene Hippocrates j Galenusj Bra-Javolm en andere Geneesheeren daar van ge-
ichreven hebben.
Verdrijft hy de feerigheid en ruidigheid der oogen,
Selet de jeukerigheid van het lichaam. Stremt of lluir hy het geheele bloed vannbsp;buiten opgeflreken zijnde.
Stremt de bloedvloejingen met ver vermengt en gefmeert.
per, ook worden deGoude Ringen daar door fuiverder en fchoonder ; ook hebben fy eennbsp;feer groore kracht om hetYfer te verharden,nbsp;gelijk te fijner plaarfe zal gefegt worden.
ISlaukeurige Proeven, die door behulp des Aluins o}ider'Po?iden iporden.
EersteProef.
Om een geheele Altaar met Criflallynefrajig-heden op te fchikken.
Ecrft. Neem Aluinige fteenen ctrft wel ter degen door infettinge en gedurige natma-kinge geweekt, gelijk boven gefegt is geweeft,nbsp;brand die tot Kalk, en kooktfe gedurig roerende in een pot ; de gekookte ftoffe giet die daar
Houd tegen de verrottinge der wonden. !iti Bakken of Kuipen gemaakt van Eiken
hout , en dan hebt ghy een looge fo ais die weefen moet, waar door ghy allerlei dingen totnbsp;Verbetert de gebreken der ooren metheti eenCriftaliigwefen fulr brengen op defe wyfe.
lap van Granaat-appelen. nbsp;nbsp;nbsp;| Maak eerft een kruice en kandelaren van Ei-
De bleinen der fweeren met Afijn of met hout, welke aan een Yfere draad gehan-gebrande Galnooten van elks evenveel. | ge« lijnde, en in de loog geileken daar in ee-
Geneeft de uitbrekingen tigen
der waterfuch
•nige dagen moeten blyven Haan, en als het water weg is, fo zult ghy in plaats van eennbsp;houte kruis en kandelaren een Criflallynenbsp;kruice en kandelaren, even gelijk Diamantennbsp;van verfcheidene foorten overtrokken, vinden,nbsp;Een Clyller met Aluin gemengt helpt de geen taal noch teeken van hout te fien zijnde.
Buikloop. • nbsp;nbsp;nbsp;I De beelden worden op defe wyfe gemaakt j
Herftelt de haneende Huis en verflapce maak een vorm van Eiken hout van wat voor
Dc Lafarusachtige vochtigheid met het fap van groene kruiden.
Doedt de fchurftlieid , rooven en uirflag verdwijnen.
Helpt de verbrandheid met Wei en Pik.
Amandelen.
Verdrijft die dingen die de klaarheid der oogen beletten.
Verbijt de uitwaflingen van het vleefch. Heeft ook een groot gebtuik voor de Ver-wers en Vollers , die om Lakenen ennbsp;Sijde te verwen den Aluin niet ontbeerennbsp;konnen.
I een beeld het u gelieft en dekt die boven toe,fo dat de Loog door een klein gat tot in de bifjnen-lle holte van de vorm kan lopen, ren eenemaalnbsp;op die wyfe, als in de vormen daar het Metaalnbsp;in gegoten word, gefchiet, en de aluinige Loognbsp;binnen de holligheid van de vorm gekomennbsp;zijnde, zaldaaraldeuitfnytfels van de vormnbsp;vullen tot Aluin verdikt zijnde; waarom nadcr-
Goudfmeden füiveren daar het Goud hand dat voorbeeld verhindert door de nau-niede, en verkoperen der felven Hukken heid van de plaats, dewyle het fich niet dan ^fplaaten.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tot die holligheid kan uitfetten, de vorm ge-
Leerbereiders verwen daar haare vellen opent zijnde, gy daar in een geheel Chrillally-tnede. nbsp;nbsp;nbsp;ne beeld zult vinden, even of het met een mes
He Boekverkopers en Drukkers haare Pam- aefneden was. pieren eerft in Aluin-waater natmakendenbsp;•^aaken defelve op die wyfe vaft en be-quaam , fo dat den inkt daar niet op doorgaat.
He inkige wateren met aluinig water ver
Op dele wyfe zijn dieAlu 'mmakers vanTolfa gewent haare Altaren op te fchikken, gelijknbsp;als my heugt dat ik met groot vermaak van
wateren met aluinig water ver-1 En hoe groot een kracht vordets de Jluin c . geven , fegt Agricola een koperigejnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;letterenïnAtkon^szndQverbor-
f^^'^^^'^^^etyfer, en andere witte Metallen,|^^e«f/e/jrwki7//ir re nbsp;nbsp;nbsp;zal de volgende
'''xiecn. ^ het Koper en Goud blinkend; een ge-j Proef leeren.
‘^efe Proef zijn de warme wateren I Vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hy het Kafteefdat de naam draagt i
^ieuW'huis, Neuhaus ; w’ant de Silvere ^ geener die dat bad gebruiken, wor-diff^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gebruik van het Koperro-
ë Aluinig water, metter tijd fo geel alsKo-
‘üitr,
Tweede Proef.
Neem Aluin van alle vuiligheden gefuivert ftoot die feer fijn, en in een fchotel gedaannbsp;zijnde fo giet dacixFontein-water op, en mengtnbsp;het tot dat het eenige ly vigheid krijgt; dat ge-C c c 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;daan
RDSE Wereld,
' Ontallijke dusdanige dingen foude ik te de-j fcr plaatfe konnen geven, maar dcwyle wy djc voor andere plaatJénhQwtLd.nhdgt;htï\ , heb iknbsp;het overtollig geacht, defeive met wy tlopigstnbsp;woorden te befchryven.
' Boven hebben nbsp;nbsp;nbsp;datter een groots
perwantfehap tuffehen de AluinenKopet't'OOt
isj als welke alle beide een Vader , de V'tur-
namelijk gehad hebben : want indien de harde ader van de Vuur-fleen die filverver-wig is in een fonnige plaats , geftooten ennbsp;geweekt zijnde , ge Helt wordt, fult ghy nietnbsp;lange daar na en de Koperrood en de
jfien uitbloejen , met dat onderfcheid eebtet dat de Koperrood daar geheel aardachtig nit'
fiet, de Aluin fo niet.
Uit alle welke dingen devan beide en van de ahtin envsmóickoperroodlicXs-telijk afgenomen wordt : en alhoewel defe : in het gemeen Schoenmakers inkt genoémtnbsp;: wordt , fo moetmen daar uit echter nietnbsp;befluiten , dat de Koperrood door fijne na-I tuure de wateren fwart maakt ; geenfints,nbsp;i terwijl wy bevinden , dat de Koperrodigenbsp;Wateren, altijd feer helder en klaar zijn; ennbsp;dat felf fo wel de Aluin als het koperroodnbsp;met klaar water vermengt het water nooitnbsp;befmetten ; de toebereide Koperrood evenwel heeft een feekere verborgene kracht,nbsp;waar door hy met het fap van een Eiken Gal-I noot vermengt zijnde de wateren innbsp;j ogenblik fwart maakt , welk ghy door eennbsp;I Proef fult fien ; fo ghy in wateren gekooktnbsp;I met Galnoten ilechts maar eenige druppe-;len daar in doet , die fullen de wateren aan-j flonts even of daar Inkt in gegoten was,nbsp;fwart maken; de reedenen waar van wy in het
volgende fullen openen, j Van de aluinige wateren fie na het geene wy wyriopig in ons Tofcanen verhandeltnbsp;hebben , en in het Pyfde Boek ^ van ditnbsp;, werk. De Natuure en Eigenfehap van dennbsp;j Aluin dan gefien hebbende , fullenwyopge-1 gelijke wyle de Natuur vandc Koperrood ont-! leden.
3po nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AA
LING.
iv.afdee-(Jaan 2ijnde, neem dan een nieuwe fen , en fchryft op een wit pamper, en iaat hetfo lange itaan tor dat her geene ghy gefchreven hebtnbsp;droog is. Welk gedaan zijnde lb fend aan uwenbsp;Vriend die met u gemeenfchap houd het wittenbsp;pampier, die nu kennilTè van faKen hebbende,nbsp;de Brief in een Bekken dat vol water is fal fte-ken. en als die daar een weinig in gelegen heeltnbsp;dan fiet fal het witte fchrift fich allengskens opnbsp;het wit openbaren , en maken dat u Vriend hetnbsp;leefen kan tot verwonderinge van alle die daarnbsp;by liaan, terwyl fy onkundig zijn hoe de letteren , die te vooren niet gefien wierden, nu ge-fien worden.
Derde Proef.
Maar fo ghy wilt dat de Letteren haar fwart opdoen, doe dan fo, neem Koperrootgemengtnbsp;met Fontein-water j fchryf hier mede op eennbsp;pampier al wat ghy wilt , en daar fullen geennbsp;letteren te fienzijn , maar fo ghy wilt dat dienbsp;fienbaar worden, fo neempoejer van Galnotennbsp;dat ghy met ander water in een byfonder bekken fult mengen ; dat gedaan zijnde fo neemnbsp;het pampier op welk ghy de letteren gefchreven hebt, en trekt het fachtjes door het Gal-warer, en in een ogenblik fullen de letteren dienbsp;eerll niet te fien waaren, feer fwart voordennbsp;dag komen en gefien worden.
Maar fo ghy lull hebt om op fwartpampier witte Letters te fchryveuj doe dus.
Vierde Proef.
Neem Fontein water, doe daar een doir van een Ey by . wel vermengt zijnde maak hetfonbsp;dik als inkt ; met dit nat fult ghy op een 12;/?nbsp;pampier fchry ven al wat ghy wilt, en fo latennbsp;droogen ; welk gedaan zijnde, fo Heek het witte Pampier in inkt en laat het droogen ; enfonbsp;ghy dan wilt dat de Letters fienbaar worden , fchraapt daar dan hetdrabbivevandennbsp;inkt af, en aanllonts fullen de wittenbsp;ne letteren fchoon ophetfwartevoordendagnbsp;komen, niet fonder verwonderinge der geenernbsp;die het aanfien.
IV. A F D E E L I N G.
Het I. Hoofxstuk.
Van de Befchry vinge, Verdeelinge en Oorlprong des Kooperroods.
Koperrood , fo genoemt van het door-fchynige weefen des Glas^ van de mee-fte Schoenmakers Inkt, daarom dat hy om vellen en andere dingen fwart te verwennbsp;gebruikt word, word ook van deGrieken Chai-canturn, ds Bloem van koperjnbsp;van de Arabieren , Mkandy van de Spanjaart
Cap. I.
Caporofa genoemt, en gelijk allTer niets beken-dersis , alfoilTer niets dat meet onbekentis, en
dat om defiêlfs verborgene krachten.
Wat het weefen en de famenfteümge des Koperroods aangaat , daar van vind ik ver- S-fcheidene gevoelens der Natuurkundigers ennbsp;Smeltkonftenaars. Want fommige van
l-
VI. Boek, Van het Kooperrood.
39ï
fchiilcn, dat , feg ik, moer aan fekcr derde toegefchrevenworden, gelijk wy cen weinignbsp;hierna klaar roonen zullen. De Koperroodoo^nbsp;alhoewel die onder de foort vanSouten en ge-
fouten
moet reekenen. Wy voegender ons | ftremdefappen ge telt word, moet echter Wör
fcggcn , dat de Koperrood een ftoffe i namelijk uit Aluin en Swavel laamge ^nbsp;Sommige houden het daar voor dat hy een ynbsp;fonder Sout is, en die men onder het geta er
Revoclcn by r'beveftigt'door vwfeheidene
Proeven. ^ nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j wijle hym krachten en eigenlchappen v ma nee
Wy feggen dan datdeK.o^cuoolt;lmct\xc\ \ Sout, de Salpeter , Aluin in oortve cut ftoffeiijk en metterdaad uit Aluinen
faarngejet ïs j voornamelyk de^wyle de Koper-rood als hy gebrand en tot Kalk gemaakt word,
en Swavel i Waar van daan dan en van wie defc byfondcre 'verjchïllentbeden der Sout en afhangen 3 zal
, nbsp;nbsp;nbsp;^__________ . ^ nbsp;nbsp;nbsp;, iknu trachtenreopenen.
gemengt is,quot; niet hetalderminZe methoewei-^^ig Vuur het ook fy mogen aangeraakt worden, of Wy fullen aanZonrs bevinden dat het ge-*^ocmde wefen van het Swavelige gedeeltenbsp;haaZig van de andere afgefcheiden en in rooknbsp;'¦'erandecc , aaiUTeZcken , en in een vlamme,nbsp;even als ontZekene Swavel , weg gaat of verdwijnt ; hy kan fo befwareiijk en qualijk denbsp;glans van fijnenaart verbergen , dar hy in denbsp;Antimouie, Aurinigment, MarchaZt, en andere defe niet ongclijke Metalligc lichamen baar-blijkelijk te Zen is , welkcdcwylefy vry watnbsp;S wavels by haar hebben, hoewel fy veel Zyver
taal noch toeken nalaat waarom hy tot I Eerlt moetmen onderzeilen , uk die dingen Van de genoemde dingen foude konnen ! die wy in het derde j vierde ^ vij/fde Boek ge.- gxotu! *nbsp;Worden : want dar moer voor een on-1 leert hebben , dutter in de hmnenjie ingewan-*ni elijk bewys ftrekken, dat alle lichamen, in ! den der aarde eenvuur verborgen ïs, nier eennbsp;^^^^^^txjïofelpkgedeelte van Swavelmeedefds.uk^iekend is, of dat uit een tegenZant
word, maar cen natitrelijk, gelijk wy gefegt hebben , in hoedanigheid en vermogen tennbsp;eenemaalfodanigais het HoofrZoffelijke is innbsp;fekere andere plaats'boven de aarde; en geiy~nbsp;kervüijs als het vuur dat vsy gebruiken , ncot-fakekjk een voorvserp vereijcht in vselk betnbsp;werkt 3 als daar zijn Olie, een harZlge ZoZe,
fo groot een vyandlchap cn on-
aangeZeken word , geeft ook van gelijken uit
hykggei^ke twmönaer ™alka„deren hebben.;
dat r; n4t anders dan Olie cn Water lang on-1 en mt nbsp;nbsp;nbsp;veefels
det een iyjpcRt en 'ptmengt konnen bi^en;; nbsp;nbsp;nbsp;befet en verrun t hy ook
waar uit klaarhjk afgenomen wordt , datae aecDLi^'lt;. nbsp;nbsp;nbsp;waarvan wy
Jhffel^ke farnenfetünge van nbsp;nbsp;nbsp;Koperrood uit,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;datde aard-
Aluin en Swavel met i/eftaau kan. Daar is dan; m I o . J. J nbsp;nbsp;nbsp;n-.f, inbvtende kracht en
iets anders in de Schatkamer van de Koperroot kloot vol gt; nbsp;nbsp;nbsp;het een waarachrig
verborgen, welk deffelfs weefen en rvaaracbti- ^ nbsp;nbsp;nbsp;quot;f,’ fk ovènaenoOTde khnten van
p enWelbke fanrenfettinge rnaakt. De,«
DcgCTOclijkeondervindingelecttons , cn|tcn. Defc fygggZfifkfullldeKoier-
het wordt van alle de ervarene MeeZers der 1 fchry ven wy nu de gepem
Hout, Kool : alfö heeft ook de onmerelijke Wijsheid Gods inde vaten en moeders ennbsp;Ichuilplaatfen der aarde, in welke tor gebruiknbsp;des menfehelijken geZachts de MijnZoZen ge-teclt, gekookt, en tot een metallig weefennbsp;verandert moeten worden, ieder der felve nanbsp;yaZer zijn dan de Koperrood , fohaaZalsi Zjn foort , verfcheidene weefens van Mijn-in het vuur gedaan worden ten eenemaal kluiten, en aardfedeelcn voortgebracht in wei-natuure en door haar fwaveiigecoleur, ke alle en ieder in het byfonder fy iets vets ennbsp;amme en reukopenbaaren , het welk in del olie achtigs bequaam om vuurtevattenhyge-Koperrood nooit gefchiet. Daar komt by, dati voegt heeft, welk wy feggen dat niet andersnbsp;oe Aluin en Swavel , uit welke fy feggen dat dan de Swavel is. Dcfe'l^'^'ue/dan , na datnbsp;Koperroodfaamgefet is, cn om de waterig- die in de gefeide holligheden der aarde van hetnbsp;6ia van deeenen , en om de vettigheid van onderaardrevuur,door deVuurvoerende pijpennbsp;den anderen ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.....
SmeltkonZ voor feker gehouden , dat ads Mpnfioffige en Onder aar dfe lichamen feekercnbsp;fcharpigheidhebben.xiókeiy nergens andersnbsp;dan van de fuure geeft .des Swavels hebben,nbsp;welkedeeenigegrondflagen volkomene oor-fpnong van alle de furigheden der Mynpoffennbsp;onZerhalvenmoetmcnhet daar voorhou-Sïtroodquot; den dar alle de lichamen welke devaZigheid
T-r nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-
en gefmolten worden , -haare vochtigheid en glans nergens anders dan van een en het fel-ye gemeene water verkregen hebben -. maarnbsp;oat die eenigermaren envandenandctetiol innbsp;form, offmaak, of eenige andere vvyfe
ver-
rood aldus.
an Koperrood en Ah\in hebben, waterige water, en van de Mijn Zofdes Kopers of Yfers gt; en alle die doorliet vuur dun gemaakt, krijgt hy fijne en Met aUigefmaak ^ en
' nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r-i inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;___ _I_
Tic Koperrood is een M 'ynfioffglichadm in Betchryvin. de binnenfie ingewanden der aarde uit eennbsp;Swavelige geeft 3 water en Mijn~fap van Ko~nbsp;per of Tfer 3 of van beide te gelyk vermengtnbsp;faamgefet-, en van degeeZdes Swavels heeftnbsp;hy fijne fcherpigheid en inbytende kracht;nbsp;maar Zjn helderheid en vloeibaarheid van het
uit defe drie, deg^ekdo-s Swavels, water en Myn-Zof, van Koper ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;weten wy door
de ondervindinge dar de Koperrood faarn-geftelt word. Wanr dat op die wyfe en na het voorbeeld der natuur door konftgemaakte
-ocr page 458-391 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD,
III Afdee
faamgeftelt word weeten alle die Welke het foutachtige aiuinige fap wetkfaam geene die haar leeven met defe konft onder-1 wordt gemaakt. Gelijkerwys dan het Koper
houden en mee defeive haar koft winnen.‘en Yfer van de Rotfteen die den Aluin voort-
Maar alles fal door een Voorbeelt klaarder ^ brengt, in foortverfchilt, alfo wort ook de fout-
Hte de Ko • pcrroodnbsp;jaxm gefieldnbsp;-teerd.
worden. nbsp;nbsp;nbsp;jachtigheid en uit Koper en uit Yfer, en ook
De Leefer gelieve dan te weeten, dat de fuu-; uit de gefeide Rotfteen door behulp des Vuurs re geeHnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Swavel, waar mede eenigo;^- mitgetrokken. Ghy fiet dan darhet gemeene
der aards'water ge verruwt wordt, darfmelt- [fout enwater der natuuredooralledepaacl^'' nat is , welk als het feckere plaats , daar een desAardrijks verfpreid,als
Mijn van Koperof Yfer onder is , doorloopt; ƒ r-;/ om verfcheideneformen teontfangenon-dan moeten wy ons feckerlijk verbeelden, verfchillende zijn;fohaaft evenwel als het wa-dar ook op die fclvc tijd eeiiiggedeelte van ter door de/tt’i2w/iije^m7 door de binnenft^ ,
dat Koper o/quot; Yfer nbsp;nbsp;nbsp;ingewanden der aarde verfpreidbefwangertis.
wordtj fo groot een namelijk , als het na de fo fal dat water als het een foute kluit viudi evenmatigheid van de fuure geeft, dieindefel-| na die eigenfehap en kracht van de kluit g^'nbsp;ve is, ontdoen kan; welk geichied zijnde , fo | voegt met het fout dat daar in is , gemeen Soldnbsp;fult ghy bevinden 0.20. dc vochtigheid een wei-1 voortbrengen ; fo het door falpeterige kluiten-nig daar n2.groen te voorfchy n komt of uit den \ doorgaat. Salpeter-^ fo door een aiuinige Rotfe.nbsp;geele j van een Metalligeen Swavelige reuk, \ aluin ; fo her eindelijk door ecnYfer-myusnbsp;ook van een fcharpe of liever fuure en famen- j doorgaat. Groen-koperrood; fo ten laaften doornbsp;trekkende fmaak ; uit welke vochtigheid vol, een fulverige kluit , fal het Koperrood blaauWnbsp;van koperrodige lichaampjens die Koperrood, zijn; welke hoe veel te meer fy haar oorfprongnbsp;gefcheiden en verdikt word, van welke wyte-i uit volkomcncr Metallige felfftandighedennbsp;genwoordig handelen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;! hebben , hoe veel re grooter kracht men ook
pvnge.
Maar laar ons de Jwarigheden die mogelijk' reekenen moet dat fy hebben fullen. iemand voorkomen door Vragen oploften. | Ik antwoordc op de tweede Parage : dat het (nbsp;Tegenwer- Eerïl. Iemand fal mogelijk Vragen , nade-;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;door een fwavelige geeft /uur worden-
maal dc geef des Swavels de by fonder en j e/é” de oorfaak is van alle wateren diemcny?/ar^ meeft voorname werkelijke felfftandigheid fo j noemt, want die fal na de gelegcntheid van denbsp;van de Aluin en Koperrood is, wam boven heb- j holte en ondergelegcne kluiten , door welkenbsp;ben wy gefegt dat fy uit de Vuurfleen voortko- het doorgaat, ook eigen[chappen van 'Waterennbsp;men; waar van daan vraag ik komt,dat die twee vóórtbrengen die van natuure verfcheiden zijn;nbsp;ïnformowcoleurioiftzt van den anderen wr- alle welke dimren in het K..fiöe/èfeer overvloe-fchiÜetiinbsp;nbsp;nbsp;nbsp;diggefecht zijn.
Ten tweeden , waarom, dewyle de damp of nbsp;nbsp;nbsp;So veele nu de derde Frage aangaat; waar-
waafem komende uit de Swave l do ooiGak om namelijk de meefte foeie wateren uit de fy van alle Juurachtige minerale wateren; j Bergen tot Fonteinen en Rievierenuitbreken;nbsp;waarom fy van fo een verfcheidene natuur\vs€da.o echter noch taal noch tecken van cenignbsp;bevonden worden?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j Sout dat daar in verborgen is van hoedanig een
Ten derden , waarom die fuurigheid niet in | foort ook dat het fy of in reuk of in fmaak na-alle het fy warme het zy koude Baaden gevon-| laten: daar op antwoord ik , daidocorfaakls, den wordt ?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i dat defe wateren meeft altijd uit feer wyde on-
waarom dewyle het water het nbsp;nbsp;nbsp;Water-kuilen haaren oorfprong
voorwerp is , in welk de menginge der andere hebben, en dat het nier gcfchieden kan dat van
vonden word ?
Opioffinge. Ik antwoprde eerft, dat dit gehecle hyfonde-re onderfcheidder uitblinkende krachten in de Souten, niet van de fwavelige geeft en het water alleen , maar van feeker derde lichaamnbsp;voortkomt, welk wy niet anders feggen tenbsp;zijn ais feekere Alynfojfge kluiten, welke gelijk die in foort krachten hebben van anderenbsp;verfchillende, alfo word ook het gemeene Soutnbsp;der aarde met defeive gevoegt zijnde van fijnnbsp;inhebbende kracht verandert tot dien aart die
daar van geen gevoelijkoverblijffeï of teeken ingedrukt, gelijk wy ook van hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gefegt
hebben. So het echter in een Smeltkonftig Glas of Helm gedaan word , fo fullen wyein-delijk als het door foute plaatfen is doorgegaannbsp;vry wat fouts, fo door falpeierige , ofaluinigCi sout^'nbsp;vry wax. falpeters cnali/ms ; fo het eindelijknbsp;door Koperige, Spaansgroenige, Yferige plaatfen is doorgegaan een Koperrodige ftofte op
dé grond vinden.
Het hangt derhalven af vandegefteltheid
lichamen gefchied, waarom leg ik , de Koper- een Swaveligegeef, alhoewel hy het felve ee-rood in de wateren niet ondereen vaft weefen, 1 niger maten befet, degan/che hoop des waters als inde Mijnen , maar dun oi gefmoltenlt;fip-\ dooigo.dx.ow'fipn wordt, en gevolgelijk word
de Mijn-kluitfelve heeft. Op defe wyfe groeit ! der onderaardfeplaatfc,dar de wateren nu een de Koperrood niet in alle Mijnen , maar heeft! meerder, dan een minder fcherpigheid, na de
5 nbsp;nbsp;nbsp;la I 1 ».S%.4 ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-- *
voor fich een byfondereentothemmeeftge fchikte, te weeten die van Koper en Yfef, welke hem vaftigheid verfchaft, alfo bemint in hetnbsp;tegendeel de Aluin niet alle aardachtige kluiten , maar feekere foort van een, in
natuur van de verfchillende kluiten heeft. Hier komt de fneldere vloejinge des watersnbsp;by , waar door die f'waveligegeeH binnen denbsp;klippige kuilen der oevers verfcheidentlijk
verfpreit en gekamt, gelijk die fijne kracht
niet
-ocr page 459-'AP. 1.
Widely.
d,
li
t?-
dracht die in defelve bewaart word door een |
^'¦^^’^delijk verband vereenigt en famenhegt.
Alaar laat ons komen tot de vierde Frage.
''^ragg Ikfegge dan hoewel de ftoffe des koperroods ttiet altijd uit feeker gefmolten lichaam of be-teide loog onder de aarde uitgetrokken, maarnbsp;de felve ook in de aarde onder de gedaante van'nbsp;cen vafie klomp even als een Myn-kluitof|
Graaf-ftuk gevonden word; ’k fegge evenwel | dat hier door felve op geenerlei w'yfe word ver- inbsp;hindert, dat defelve niet door behulp derfwa- ^
quot;^^[ige geejt en j die daar aanhangen tot feker j ^ynftoffig lichaam gebracht word. Want hetnbsp;dat de gefeide geeften door middel vannbsp;.eker Water in eenige Myne gsvoegt worden,nbsp;in Welke het vergaderde waterfeekere/fö/'^’r-
plaats ofy^ar^ maakt; of dar de gefei- nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. ^ c
de geeften uit deflèlfs lichaam uiteesaan zijn- kraanen openende laat vloeijen in Ontfangers
VÏ.BOEK,VAN HET KOOPERROOD. nbsp;nbsp;nbsp;393
niet gemakkelijk in de wateren kan indruk-j nbsp;nbsp;nbsp;Eerste Proef.
ken , alfo blijft hy ook hier en daar aan dei
kanten van de aardle kluiten hangen, welk met j Leg op feekere tkhelfteen een kluit i;anyfer gebeurt in dc vvateren die die by een vergadert | q£koper, giet daar op geejt 'van Snavel, ennbsp;worden, blijvende fonder bewegingen binnen; gjj,„en wehiigtijdszukghy bevinden, dat betnbsp;de kuilen der Bergen ftaan.alle welke feer licht | ^^atergeheeCmet Koperroodbejet is^ in reuk,nbsp;door de Evavehge geeft geverruwt worden;!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ coleur. Want de fwavelige geeft op de
€n in defe fpeelt de natuur door een feekere I nbsp;nbsp;nbsp;gegoten, zal defelve aan
wonderlijke Seilfteemgheid , terwfle ieder | nbsp;nbsp;nbsp;ontdoen, welke ontdaan zijnde lo
derfelver van fijns gelijke getrokken word dj je vochtigheid van de fwavelige geelt, het koper trekt het yjer door dein fich hebben- i Koperrood, dat in de kluit fchuilt, of de aide natuur, waar van het nu binnen fgne Ader!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;koperrodige lichaampjens na fich,
rVervultis; de Koperrood binnen de wateren L^,gll^e naderhand gekookt zijnde eindelijk roe door feer kleine koperrodige lichaampjens ver-verdikt worden. Her geene vvy
fpreit zijnde maar de Jluin verlatende de nbsp;nbsp;nbsp;de konft maken ^ dat leeren w y uit de
koperige of yferige Ader, ftrekt fich uit na fijns, nbsp;nbsp;nbsp;£„ maniere, op welke de natuur werkt,
gelijke, waarvan de kltppige fteen vol is;)
op defe wyfe foekt het 5’ö«t met een foute kluit nbsp;nbsp;nbsp;Tweede Proef.
door de Speelaenoot de naruure ge voegt te
worden. Het dan vervult met de nbsp;nbsp;nbsp;^eemfoutaehUgeaaf de, en
^e^/^r^j-A-x’WT,rerwijle het binnen de hoo-.r/^^' aarde, ^z^xtizalmmge, len of loopgraven der aarde ergens een gevon-' Spaansgroemge .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Tr tntiedec
dene Spaans^roenige kluit afeet,vermengt ook; Ontfanger of plaats fo hd^kken, d^tot i te eelifkc ^e koperrodtoe lichaampjessexhox- byfondere/j/e» komen M A, M B, MC, Mnbsp;een in een kooer of yfer Ader met fich, welk de plaatsM vul die met gemeen warer,by welknbsp;LdSndICr L ec„ met hem overeen- fo gy geeft van Swavcl --gj-“ jnbsp;komende en geevenmatigde Myne vine, degt;0rWef/,fo nochtans dat het noch na Sout
j -- nbsp;nbsp;nbsp;—nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- -Mnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦ I toebereici voor leaer oer aaraic Eiuucn in nee
de m forme van een damp in feekere Myne m-1, v- , nbsp;nbsp;nbsp;bevinden dat de foutach-
boren of komen, binnenwelkefyfeekere ko-: 7 nbsp;nbsp;nbsp;Sout-, de falpeterige B tot
perrodige klomp voortbrengen; of eindelijk op \ nbsp;nbsp;nbsp;aluinige C tot Jluin ,^Tpaans.
eenige andere wyfe hoedanig die ook zy nbsp;nbsp;nbsp;{„i e D tor Koperrood, de felfftandighe-
moet dat evenwel altijd voor vaftgehouden ^ nbsp;nbsp;nbsp;Waar uit opentlijk
Worden, dat alle dejoorten van Koperroodnn “r nbsp;nbsp;nbsp;vvord, dat het gemeene water be-
die drie dingen, uit een fkregeejt des Swavels^ fet metde geeft van Swavel, de foutigheid van uit water en een Myne van Koper of IJ ernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^yfondere gefmoltene lichamen tot fich
VQortgebracht word. Maar op dat niemand J nbsp;nbsp;nbsp;naturelijke aart van de kluit
daar aan in het toekomende meer twijfïelen nbsp;nbsp;nbsp;^ getrokken hadde , veran-
2oude, fo laat ons het geene wy gefegt hebben j nbsp;nbsp;nbsp;^
met Proeven beveftigen.
-ocr page 460-DE ONDER-AARDSE WERELD,
ÏV, Ai^dee-
LltlG.
Het II. H O O F T S T U K.
Of bet Yler leardif en dadelijk in Koper door middel 'ran de geeft Van Koperrood kan Ver anderdt quot;borden.
C ap. II. nbsp;nbsp;nbsp;geleden is my van defeer ge-j komelijk verandert worden , rerwijle fy
Andries SchaferwiiWongz- ,z.ndete{oim en volmaaktheid moeten aanne-^ ryenovergefonden eeninkig quot;juater men, dewelke fy te vooren niet en hadden; zamenmeteenfaardehoef door def elfs kracht ] v\och. het is niet genoeg , gelijk die vriendennbsp;’verandert in koper^ welke faak gelijk die in i feggen , dat wy door kracht des vuurs eennbsp;de gemoederen der aanfchouwers geen klei- ding dat week en vloeibaar is , vaft konnennbsp;ne verwonderinge heeft verwekt, alfo heeft fy j maken , of een vaft vloeibaar, of een wit fwart,nbsp;ook verfcheidene vragen en fvvarigheden van { of een fwart wit, en met andere verruwennbsp;dufdanig een veranderinge voortgebracht. Enibefetten ; want dat dit toevallige geen we-nademaal ik nu al over lang van verfcheidene Ifentlijke veranderingen zijn , weet alleen dienbsp;Myn-meefters en Smekkonftenaars, diewy jdie de waarheid der faken nier door rook ennbsp;in het volgende zullen aantrekken, verfr)cht| Forneifen, maar mctdeonbedriegelijkebalan*nbsp;ben om mijn gevoelen en oordeel over die faak ce van onwederlpreekelijke reedenen w'eegf-te feggen, fo fal ik dat felve hier ais de rechte j Alfmen dethalven fegt dat het TJer innbsp;en bequaame plaats zijnde, doen. Daztword'. verandert voord ^ dar moer geenfints vannbsp;dan ge vraagt, ofhetT/er j door een warelijke'wecHcnil^ke veranderinge , maar vannbsp;en dadelfjke verwijfelinge in Koper verand toevallige overhrenginge j ofderafgefcheide-'^^nbsp;word. De Alchymiften die haar uit defe | ne declen , of affonderinge deseenes vanhetnbsp;konfte- veranderinge Goude Bergen beloven , zijn j andere gefegt worden : en hetisfeekere
wonderlijk voor dit gevoelen , geen ander nbsp;nbsp;nbsp;door welke wederom by een verfa-
bewys evenwel gebruikende , dan dat fy' melr en tot een klomp vereenigt en als g£'
naars
feggen dat te Goflaryen en in Hongarycn en in andere plaacfen het Yfer re mets in Koper verandert w'ord. Maar dus is het metfom-mige menfchen gelegen , die door een. feke-reinbeeldinge vervoert zijn , voornamelijk innbsp;de Smeltkonftenarye , menfchen namelijknbsp;dooreen groote hoop van rijkdommen fo verre ^ overvloedig,nbsp;gebracht, dat fy geen blijken van de waarheid Inbsp;onderfocht noch ondervonden hebbende, vaft jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
mifte of verlorene door overeenbrenginge iu haar voorige ftaat w'cderom herftelt worden,nbsp;(eekere dingen, welke in feer kleine deelen ver-ftrooit en atgefcheiden waaren , als ook verwart en vermengt met feeker ander ding. Er*nbsp;de volgende 'Proeven toonen fulks meer als
ROEF.
ftellen en beweeren een gevoelen ren eenemaal ftrydig met de beginfelen van de narurelijkenbsp;Philofophie, ep fo fietmenfe rerwijle fy hetnbsp;grootfte en diepfte van alle verborgenthedennbsp;najagen, in de grootfte afgrond van on wetent-heid vallen, welk ook voornamelijk in defe te-
Goud in Koninglyk water gefrnolten word toteenklaare en doorfchijnende vochtigheidnbsp;falTranig van coleur gebracht, geen taal nochnbsp;teeken van fijne vaftigheid noch dikte nalatende, fo gy in de vochtigheid eenfiaaf Silver, ofnbsp;j feker ander ftuk Silvers werpt, fo zal het dun-
I om dat lydóof nbsp;nbsp;nbsp;inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;deSv^e
den van ons voorgenomene oogmerk niet af- kluit nbsp;nbsp;nbsp;, jelijkdeljn
dwalen nbsp;nbsp;nbsp;. ii j j-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- en met de felve geheel en al
ir nbsp;nbsp;nbsp;worden. Maar alstje dit aernensde
WareT en vertgt; Tquot;' i nbsp;nbsp;nbsp;deSmeltkonl UtÏMihei-
d' „rp;oev „t act „oZlV™quot; nbsp;nbsp;nbsp;( welke man,ere van Ida wy
vootondetfteUen, da^.flt ’te [fvir^f^rtTwar^ondS ~nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Sgt; 3n net eenCj den worden , niet anders als een wit en een
helder water overblijvende. Soo ghy ook in her genoemde Konings water doed
_______ nbsp;nbsp;nbsp;zultge niet londer verwonderinge fien dat
F, . en volkomenp5^quot;'“'-*'-1 die het Goud nafich trekt en als de voch-
vanheteeneinhetandei2^VnL'dcXm^^”'’' quot;^!l^‘'* ''T
diH in he, na de eigenfeha.-, n., adi- nbsp;nbsp;nbsp;^ Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;iiet vat tot een fwart Poe-
g=j.dt nbsp;nbsp;nbsp;Y?« in KtcT
Goud. ofSgebikrM^l^^^^^ nbsp;nbsp;nbsp;m Poejer met de Quik in een kleine kolf ge-
verandert wordenden tnr d “^‘^‘^'quot;gelijke daan en op het vuurgefet zijnde , vliegt de is ten eenemaal noorfiketiiV / ^ fff^^deringe Quik weg en krijgt in den Ontlanger aanftontsnbsp;van feker ding fTanfrhfgt;n ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ ^vewefens fijne eerfte form weder, het Gouefde gedaante
¦^^ingganfchcngaarverwilTeltenvol- van het felve Poejer houdende ; dit ten laat-
ften
tot het andere , of de affeheidinge des eenes van het andere een groot onderjeheid is.nbsp;onderfchiii Egf, veranderinge of overbrengingc tot eennbsp;TJlLTstm-^nderweden is dan, wanneerdereengcheele
ge en af-
tallen van Koper en Silver.
I haar in vriendji'hap overeenkomende onder-jleggendejy/éTvatten , methetfelve dooreen valie omhelUnge vercenigt wordende; maarnbsp;nademaal de geleide koperrodige lichaampjensnbsp;een feer groote inhytende kracht hebben, hiernbsp;door gebeurt het, dat fy in de binnenlte tochtgaten des yfers inborendc, het Tferdoor haa~nbsp;reJcherpigheidtot een openbare yfere roeit,denbsp;Lym des Tfers, of dat geenewelkin hetyfernbsp;ver is, gejmolten zijnde veranderen, welk ge-fmolten, en de liehaampjens door een overeenkomende famenvloejinge vereenigtzijnde, fonbsp;komt
Ilen in een Smeltkroes gedaan, op her vuur | mile van haaren oorfprong hebben ; fo gebeurt , en gefmolcen zijnde , zal het Goud j het dat fo haalt als de koperrodige lichaampjesnbsp;tot fijne voorigc llanr en weerdigheid bren-| doorliet water verfpreit en met her fclve ver-; welk geen waare veranderinge kan' mengt, gevoelen datrer iets yferigs in het waternbsp;genoeait worden , om dar het Goud en de gedaan word, en verdrietig over het met haarnbsp;eindelijk wederom in haar oude form foqualijk overeenkomende gefelfchap der wa-konnen gebracht worden , welk in een wa- i teren, en als tot een verder einde van de voor-te verandcringe nier gefchieden kan. Even dat fichdge naruure beitelt en gefchikr, aanltondsnbsp;lelyetoontookdeandercvermcngingederMe- j door een vriéndelijke famenvloejing, het met
Proef.
de veranderinge en overbrenginge in Silver Koper.
h Siher in Sterkuaater ge (molten j, een ol een ander Itukjen Koper ^aserpt, fonbsp;P'-T. Zalmen in de tijd van weinig uuren ficn dat hernbsp;Siiverop de grond fit, aan alle kanten met hetnbsp;Koper als een fpongic omfec; fo ghyditwr-^pi-’iigde Koper-Jilver op het vuur Jet enfmelt,nbsp;^o Zalmen bevinden dat het Silver en Koper innbsp;hjn voorige lorm van den anderen gelchei-den is.
Over. ten'
E R D E Proef. Van Koper É'wSwavel.
kop'7 ëy Itï Koper door Sterk water gefmolren, ^wiavsi. in geelt vanSwavel of een ander fmeltendnbsp;men het noemt, Tfèr doed, fo zalnbsp;^ het Koper van het gefeide nat afgefcheidennbsp;aangrypen en om het
de famenhopinge der koperrodige lig-vm’'4Ykt haampjens lot een klomp, in de plaatje vannbsp;hetyfer , welke naderhand in de Sonne ennbsp;lucht geltelr zijnde , word hy het vylfel vannbsp;het yfer overblijvende, in het bejie koper verdikt ; welk geenfints een veranderinge kan ge-noemt worden, dewyle alle defe dingen doornbsp;een bloote affcheidmge van verjcheidene Me-t'allen gefchieden , en het eene derhalven alleen fich in de plaats van het ander fielt, uitnbsp;ontallijke lichaampjes door het water verfpreidnbsp;tot een gebracht, het weefen van het ande-
--------1 re , dat is , de vylfel van het andere over-
felve feer valt blijven hangen; want gelijk de- j blijvende.
fe twee Metallen den felven oorfprong uit ko-j Het blijkt dan dat de koperrodige wateren perrodige kluiten hebben, alfo worden fy ook; uit koperige kluiten haaren oorfprong heb*nbsp;door een vriendelijk verbond en fekere wonde-'| bende , Koper in fich bevatten , en dat hetnbsp;re overeenkominge ge voegt, gelijk ook de een I Yfer in defelve gedaan geen ander gebruiknbsp;weinig te vooren genoemde Metalien; de heeft, dan dat het de inkige lichaampjensnbsp;en redenen , van welke alle wyin het herllelt en verfamelt door het aftrekken vannbsp;volgende klaar voorllellen zullen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;al het Koper dat in de felve is; welk wy door de
Vierde Proef.
ge kopert Koperrood of hoe- vt vtrxoU-danig een het ook zy, in water, welk gefmolcen ! zijnde,fo doe daar in een dunne Tjereplaat;
..quot;‘•o
Boven hebben wy gefegt dat de Koperrood i jens verborgen is, beginnen na fich te trekken; of uit een koperige of yférige klomp fjnen oor-! welk naderhant door fmelting gefcheiden zijn-
Uit defe dingen blijkt dan, dat dufdanige volgende Proef valt maken, vverkingen der natuure , geenfints door eennbsp;^^gont Ijk genoemde veranderinge, hervormin- inbsp;ge of overfelfltandigwordinge gefchiedcn,maarnbsp;alleen door een toevallige veranderinge, ter-wyl fy lichtelijk wederom tor dat geene ge-bracht worden w^elk fy van te vooren gevveelt ^nbsp;vvaaren. Daar is dan nu niet meer overig welk gedaan lijnde fal het yfer aanltonts denbsp;dan dat wy verklaren op wat wyfé gejegt wcii^reide koperige lichaampjens, en’tgan-worden kan dat het yfer in koper verandert. | fche Koper, welk in de Koperrodige lichaamp-
fprongheeji. Óók hebben wy gefegt dat alle; de, tot feer nbsp;nbsp;nbsp;A’ly/’fr gebradit word • iafoW
.. nbsp;nbsp;nbsp;, “ /nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/ ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.____r_________n nbsp;nbsp;nbsp;o...____)____i nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’
heiet wet een/„«reeeeJlvar.Seee-nvelea, een priem of mes m geeft vanKoperrood fteekt hperiecklmt uithyt; of het gene evenveel is,; dat zal aaoftonts doot de natrenkinge lt;te ko^nbsp;de koperige Hchairapjens door fijne, iibytinge; petige lichaampjes m de Koperrood vc b g
ontdoetenfeheidet, en dat deondaneoigc-, zijndeals Koper daar rmfien. Hier d^a komt
fmoltenc/ic/.?iZfï»;ij^gt;«j die ten cenemaalonge-i geene veranda inge tu V ^ nbsp;nbsp;nbsp;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
¦dingen gellelt zijnde dewyle tulTclien het Koper cn Y fer een groote natrekkende kracht isj Cn fy een groote overeenkomft nit de gelijke-I. Deel.
voclig zijn het water na haar neemen, en mzi \ alleen een nbsp;nbsp;nbsp;rfnericie lichaamoies haar
Hellen in plaats van het yfer dat roeltig ge worden is, dc roeft of uitflag des yfer afgefcheiden zijnde. En fo ghy defe feive dingen beproeftnbsp;D d d z
defelve geheel en al vermengt vvorden. Defe j Yfer, daarom dat de kopenge cliaampjes haar
in
-ocr page 462-%r
3pó nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AA
iv.Afdee- in geyfert Koperrood, en daar geen Koper in is, fo zal ook dat yfec fijne vervve niet verliefen,nbsp;ook zalmen niet bevinden dat het verandert is,nbsp;maar fo het iets van die Koperrood na fichnbsp;trekt, dat zal flechts maar alleen feker geelnbsp;Poejertje zijn en is nier anders dan iets yfer-
UNO.
achtigs.
Proef.
Van de veranderinge van het Yfer in Koper gebruikelijk in de Mynen van Honga-ryen.
matgzdk Maar/:gt;i?ehetjyyêrin Hongarycn tot het al-derfchoonfte^o^er^miz^z^f'‘te^’(?rlt;i, zal ik hier Yftr ,s Ko- by voegen , even fo als het my van de bovennbsp;per •xieran. geprefciie . /Indreas Scbaffer bekent is ge-maakt. Daar is in de OngerfeKoper-mynen,nbsp;indediepfteputten vandeMyne ïekere Beeknbsp;afgeleid uit de koperrodige Mynen Aoox behulpnbsp;van defe wateren maken fy her yfer totfeernbsp;fchoon koper , en dar op defe volgende wyfe.nbsp;Sy verfamelen feer veelflechrefuiken yfer ennbsp;die byna van roeji vergaan zyn ; want hoe hetnbsp;yfer roeftiger is, hoe de werkinge beter gelukt; defe Hukken wederom op het Ambeeldnbsp;gelegt zijnde fineedenfy tot dunne f laaien :nbsp;aQk^l^'axcnwerfenfy inde Beek en laten dienbsp;daar byna een halfjaar lang leggen j welkenbsp;tijd verlopen zijnde, vinden fy de platen doornbsp;kracht van het inkige water fo week alsnbsp;bry, welk als fy die in de Son geftelt hebben fo worden (y in het alderfuiverfe ko-
\per verandert ^ bequaam tot alle gebruik, de 'roell en de vuiligheid des yfers op de grondnbsp;i van de Beek leggen blijvende. En op defenbsp;I wyfe, word warelijk met een groote winftnbsp;' het Koper behalven dat welk uit de My-I ne gegraven word, door de konfi toebereidet.
! So iemand verder een {ccïdimnQy/ereflaat in geelt van Koperrood doedt, die zal metternbsp;tijd de roeit van het yfer op de grond van hetnbsp;vat van hetkoperige lichaam gefcheiden vinden ; de reede van welke faak geen andere isnbsp;dan dat, gelijk wy boven gefegt hebben , denbsp;koperrodige lichaampjens door het waternbsp;verfpreidthaar, dooreenovereenltemmendenbsp;famenvioejinge in de plaats van het yfer Hellen.
Uit welke dingen blijkt, dat hier geen we-fentljke veranderinge tujfchen beiden komtj dewijl in de gekoperde Koperrood geen andernbsp;Metaüig weefen ge vonden word, dan het Koper felve, welk als het daar van afgefcheidennbsp;is, fo verlieH defe Koperrood fijnen naam, ennbsp;daar is niet anders overig dan water , en denbsp;fvvavelige geeH die in het felve is, welk ook renbsp;mets Olie van Koperrood genoemt word , ennbsp;die heeft fo veel machts om het yfer in Kopernbsp;te veranderen , als het Sterk water heeft oninbsp;Loot te veranderen in Goud ; waarom mennbsp;geenfints na de bedrieger Paracelfus moetnbsp;hoorendieop alle wyfe en manieren aan hetnbsp;dwaafe volkdat aan de AlchimiHerye vaH isnbsp;foektwys temaken dat dit een ware en dade-j lijke ve randeringe is.
Het III. Hooftstuk.
De koperrood met alle fijne bygevoeg-de Joorten , welke zijn Sory _, Mify_y Chalcitis, Melanteria ^ is een van denbsp;geHremdefappen dewelke in de wateren gevonden worden. Want de wateren , die over-. vloed van fap van defe of geene foort hebben,nbsp;hebben by na de felve reuk , fmaak , en felvenbsp;natuur, alleen maar volgens her mindere ennbsp;meerdere onderfcheiden; want fo men op hetnbsp;gefag der Schryveren fiet, of op de Mynen,nbsp;waar uit fy gehaalt worden, ol op de krachten,nbsp;waar mede fy voorfien zijn, of de trappen vannbsp;verwandfehap waar door fy faarngevoegt worden, haaren oorfprong uit de Vuurfteeuj alsnbsp;haar aller Stam gelijk wy boven gefecht hebben, trekkende, ghy fultfogroor een gelijkheid , vermaagfehappinge en verlland vannbsp;Vriendfehap vinden, dat ghy met recht foudetnbsp;konnen feggen dat het een en defel ve laak was,nbsp;alleen maar door verfcheidene toevallen onderfcheiden , dewyle de eene uit des anderennbsp;. verdorvene Hoffe voortgebracht wordt. Wantnbsp;Sory,'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;famentrekkendfap word niet alleen de
Chalcitis , Aluin , maat ook de Koperrood, cn hier uitdc
’ Chalcitis, Melanteria voortge-bracht, Mify nu is de Bloetn van Koperrood,
Cap. III.
gelijk de Melanteria van de Sory ; de. groene Koperroodhloexi als dunne hairtjens, en komtnbsp;dikwils van dufdanig een VuurHeendoordenbsp;Melanteria te voorfchijn, die het rondom omvangt. De Aluin vintmen dikwils wit, denbsp;perrood felde, maar meeH altijd groen, oïblaUjnbsp;en ook uit defe die met hem vermaagtfehaptnbsp;zijn, heeft de Mijy een coleur fo geel als Goudjnbsp;de Chalcitis een als koper ; de Sö/^ , is bynanbsp;fwart, gelijk ook de Melanteria, welke echternbsp;gedroogt zijnde meeH altijd een alfigecoleurnbsp;aannemen: fy verfchillen echter, dat behalvennbsp;! de Koperrood^ die natureljk en door konH ge-; maakt is, alle de andere alleen maar natureljkenbsp;i zijn, in welke alle echter een famentrekkendcnbsp;'kracht is met een fvvavelige reuk ; de Koper-: rood vertoont fich fo ligt als veeten, de Melanteria eenige foutigheid, de Sory is feer hard alsnbsp;Hukken van de aldcrdikHe Heenen rneteennbsp;j feer feberpe fmaak; de.Mify is de alderdunHe,nbsp;\de Chalcitis tuflehen beiden.
I Maar dewyle ook over de Natuur van dele onder de Mijnkundigers een groote twiH is,
1 fo is het ons werk nier daar breeder van te fpre-I ken ; waarom wy ons haaHen fullenomde kragten en eigenfehappen te verklaren.
III.
^gt;gtn
f‘h,
Pet!
Eerd is hy in groot gebruik by Verwers en I Ten tweede. Het water uit de Koperrood Water ¦ƒ» Vullers om woile, vellen, fyde en andere din- door fand getrokken en fo vry wat geeft van
•en te Ver wen.
Svvavel hebbende, word het tweede water van
Tijud.
Ten tweeden. Hy heeft een groot gebruik 1 nbsp;nbsp;nbsp;genoemc, geen onlieffelijke reuk
de Genees-konft , waar van ghy naficnjvan ftch gevende , en is wonderlijk goed om
' 'S', nbsp;nbsp;nbsp;en I de Nieren re luiveren , en voor de inwendige
knagingc en ineetinge , als ook voor de ver-ftopte pis-vveegen, fmorgens in wat weere fap genomen.
Ten derden.
in
kondt Galenns j Brajavoh. andere.
Ten derden. Tlinim fegr dat de Koperrood Jo groot een (amentrekkende kracht heeft j datnbsp;de Muilen der Leeuwen als die daar mede be-Iprengt worden niet byten konnen.
Ten vierden. In de Koperrood fit Aluin, Want fo deftèlfs klei met water gewaftchennbsp;Word , fo fultge bevinden datdaar Aluin uit-Igt;locit , want fy zijn uit defelve vuurfteentenbsp;famen voortgekomen en vermengt.
Daar na word een ander feer Geeft van fijn weefen van de Koperrood uitgetrokken ;K.operrood.nbsp;welk de naam \^ngee}JvanKoperroodgQgc-venword ; welkers krachten fo groot en gaven fo wonderbaar zijn , dar dienaaulijks genoeg befchreven konnen worden , het is eennbsp;feeker wonderlijk tegengift regens by na alle
Ten vyfden. Als ghy de Koperrood brand,; fiekrens : want al watrotachtig, venynig en tot Word hy wit , om dat hy het Merallige! groote fiektens geftelt of gefchikt gevondennbsp;verwfel uitwaaftemende, wit, even als Soiit| word, fnijc hy in, eet uit , yerteert, fuiverthetnbsp;Wijft.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'bloed van alle beflag , neemt de ftoffe
Xiii
' bloed van alle beflag de Steen ueg ; fuivert
van
u eg ; luivert de Nieren en Blaas, alle de lijmigheid van de vochtigheid verree-rende.
Ten vierden. De Koperrood verder door oiiew» vochtige en caje ftoffe mengt ; want de geeft (het vuur gcperft^£-lt;?//rfeekcreö//gt; , welke ftik Koperroodnbsp;verdwynende , fo verdwynt ook het overige! vol van brandende geeften hoewel defelve
Ten feften. Daar uit kandebefteAt/:rry/-?//^^peinaakt worden, welke echter binnen fe-
fiere ruimte en tijd ten ecnemaal verdwynt, ghy namelijk geeft van Koperrood by de
fwart waarmede hetbefet wierd.
. Tenfevenden. ‘De Koperrood eet alle Me-tallen uit behalven het Loot ; waarom de Ko-perrood-kookers hetfelve niet anders dan in ioode potten koken, en als fy dat tor een feeke-rc Proef gekookt hebben , dan fmelt hy aan-ftonts en fo fy hem door fterker vuur parften,
in te neemen niet fonder gevaar is, fo heeft hy echter een groot gebruik van buitenen gebefigtnbsp;wordende in die gefwellen te helpen en te ver-dryven welke uit koude ontftaan zijn, de wylenbsp;hy tot defe trap gebracht zijnde, een ftillendenbsp;en verdovende kracht heeft; waarom hy ook
__________________ . nbsp;nbsp;nbsp;, meeft en enkel alleen goed is voor dulle en ra-
fo word hy tot een KoperrodigSout verdikt, jfende menfehen.
De van welke faak is dat het mengfel van I Ten vyfden. Eindelijk komt daar een Ko- Sout t-a» Quik daar hy mede voorfien isen het Lood jperrood uitdiemennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, of hetgeene
het feer fcharpe fap van de Koperoodftompi evenveel is,^w//w«Aöy'£’rrö(?ynoemt, en het maakt en bedwingt. Maarfie meer van dele zijn de overblyvende ftoffèn uit de geeft vannbsp;dingen in het volgende van de Proeven der | het fuure des Koperroods , en fy verbeeldennbsp;Souten.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j een fijne purpurachrige aarde, het heeft defel-
Ten achften. De Koperrood door fijne na- ve kracht als de olie, voornamelijkvanbuire-tuure trekt t’famen, eet uit, droogt : w aarom nenopgelegt zijnde.
hy feer goed is om het bloed teflremmen j en de 1 Ten feften. De geeften uitgerrokken zijn- Kope- van vochten en deverflopte doorgangen in te fnipden ] de, blyft in het fijnfte poejer van de Koperroot Koperrood,nbsp;en dun te maken,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;feker luchtig weefen over, welk ook tot Koper
De nbsp;nbsp;nbsp;maken Geneesmidde- kan gemaakt woorden, niet onbequamelijk kan
'len uit defelve, van een groote vvaardije en nut- hetjy/èr of koper van koperrood genoemt wor-tigheid om w'anhopige en by na ongeneelTelijke den, her fuivert de rotte fweeren, maakt vleeSj
en doet meer diergelijke dingen.
Tenfevenden. Alleoverhalingengeeindigt zijnde, blyft eindelijk de doode kop in de grondnbsp;van het vat over, \nè\keColcathar j oiaardenbsp;'uan koperrood genoemt word, fy is dienftig om
fiektens re verdry ven.
Dew'yle de Koperrood daarenboven voornamelijk uit drie wefens beftaat , namelijk uit water^ geeft: van fwavel en Metal , het fy datnbsp;het Koper of Yfer zy, fo trekken de Smeltkon-
P'frood.
/r^7/ö’r2rj'voornamelijk y^‘6’c«verfcheideneG^-' in verdrogende falvcn en pleiftersen diegene-neesmiddelen uit defelve, op die wyfe gelijk als fende zijn gebruikt te worden.
'^olgt. nbsp;nbsp;nbsp;' En uit defe dingen blijkt klaarlijk, hoe veel
Eerft. Sy trekken het WDXtt nbsp;nbsp;nbsp;ver fcheidene weeféns,'^'dkttniniorm , en in
dampig Bad , welk om dat hethet lichtfte coleur, eninfmaak,eningewichtverfchillen, Van allen luchtig , en het minft van allen aan «if het eene lichaam des koperroods door mid-geeft van Sw’avel deelachtig is ; Aicxtom delvanhetvuur getrokken wordennbsp;'vord dat water dauw van Koperroodt ge- ‘ felf hier uit leeren kond ^ hoe groot een veel-Jjoemt , het verfterkt de ingewanden , ver- heid en overvloed van feer verfcheidenedin-facht de onrftekinge des bloeds , verfterkt'gen , door kracht des'onderaardfen Vuurs ennbsp;herfiTcnen , verfvvakt door droogte en j Wateren, inde binnenfte Schatkamer der aar-'varmte.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de voortgebrachr wordt.
I nbsp;nbsp;nbsp;Ddd ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Het
DE ONDER-AARDSE WERELD.
IV Afder-
LiNa.
E Koperrood word van die in die kon^^ ervaren zijn op een vierderlei w’yfe ge-maa.kt. De eerite en tweede uit Inkig ofnbsp;Koperrodig water , de overige uit gcfmoltenenbsp;Sory en Chalciris, of uit aardfe kluiten en flee-nen, en andere inkige mengfels.
De eerile wy fe is defe. Het Inkige of Koper-rodii^e isuater, in warme landen in putten vergadert, en met emmers daar uitgefchept,gieten fy in piaatfen die onder den bloten hemel Haannbsp;en wat uitgegraven zijn door pypen daar in gekit zijnde; alw'aar het gelaten word, tot dat hetnbsp;door de hitte der Sonne tot Koperrood llremt.nbsp;Maar in kotide landen , en des Winters , wordnbsp;het inkige water gemengt met foet water eerilnbsp;in vierkante loode potten gekookt, naderhandnbsp;verkoelt zijnde gieten fy het in bakken, die fynbsp;houte kuipen noemen , die boven fodanig rnernbsp;houte klampen vaft gemaakt zijn , dat fy fallnbsp;blyven liaan , hier hangen fy touwen a'an dienbsp;met fteenen gefpannen worden, aan welke denbsp;lymige vochtigheid aanhangende verdikt wortnbsp;tot Cryltallen of Kegels of korrelen , van Koperrood, die de gedaante van een druif hebben.
DerdaWyfe Op de derde wyfc worddc Inkt ofKopcr-gemaakt uit de Mijy en Sory j maar de Mvfy en Calchitis , moetmen daar niet toebe-ligen, alfo fy de Koperrood vlakkig maken.
Op de vierde wyfe word hy uit aardfe kluiten gemaakt die met Koperrood be jet zijn j op de volgende wyfe gemaakt.
Eerll. Sy verjpreiden de uitgegravene ko-perrood-ader op een iangwerpigen hoop , op feeker fand toegemaakt en verordent om ditnbsp;werkte doen , aiwaarfydie onder den blotennbsp;heemel ten minllen/(?j maanden inreegen ennbsp;wind:, koude en hitte nacht en dach latenfiaannbsp;om te weeken ; in welke tijd fy op daar toe ge-fette dagen , met Schoppen en Spaden diennbsp;hoop van een breekenenomkeeren , en dannbsp;wederom op malkander hoopen , opdathyfonbsp;veel te lichter door de reegen geweekt, en hitte der Sonne gekookt worde ; en den hoop dannbsp;wederom dekkende laten fy hem noch een halfnbsp;jaar lang gillen en ryfen.
Cap. IV.
Eerde en tweedeWy-isen mxnie-reom Koperrood tenbsp;mnkg n.
ken.
Vierde
Wy/e,
j een dak, fo w’el en met hout, en met lleenen en I kalk verforgt dat het water nergens heen ftor-I ten kan ; defe groef vullen fy me t feer fchoonnbsp;\foet water in welk fy aarde van de Inkige fojfsnbsp;inwerpen , fo veel als de Werkbafen oordeel^nbsp;nodig te zijn .en fy mengen de gemengde llonenbsp;fo lang met houte Hokken die hier toe gemaaktnbsp;zijn , tot dat het water al het Koperrood datnbsp;I da a r in is j na fich getrokken heeft _, daarnala*
I ten fy de vuiligheden finken , tot dat het I ter met de Koperrood befwangert j klaarnbsp;! wordt.
; Ten derden. Defe dingen gedaan zijnlt;I^ j worden feekcre gaat en Aichthy do. grond'vaftnbsp;i de groef zzn de fijden gemaakt, geopent en hetnbsp;j water daar uitlopenae, word in een groote baknbsp;\ontfangen i welk {yhxQïuitfcheppendeinlodënbsp;' potten gieten die op Forneifen Haan, en als daarnbsp;, vuur onder geftookt is, fo roeren fy de F orneifennbsp;'opgeferre uurenop ; eindéajk. flee ken fy daarnbsp;\een jtuk Koper of Y{cr in ( want fonder deefenbsp;loopt de Koperrood niet famen) en de ingewot-ipene Hukken Koper of Yfcr fmeiten binnennbsp;kleinen tijd in het water,nbsp;j Ten vierden. Als fy dan de7?lt;?^lt;?fo lang g^'
¦ kookt hebben als fy koken molt , fo trekken 'fy het vuur onder de Forneifen vandaan, opnbsp;dat de loode vaaten door de hitte van het vuurnbsp;niet fouden fmeiten, en laten die ft aan koelen gt;nbsp;daar na gieten Jy hem in eiken-houte emmersnbsp;en laten hemnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lange ft aan tot dat Jy tot
/amen loopt j welk binnen de tijd van eenen gewonelijken dach gefchied.
Daar zijn noch andere nbsp;nbsp;nbsp;en manieren
van doen, welke ghy Hen kond by Agricola en andere Mijnmeellers. Wy Hellen hier maarnbsp;het geen wy felf gefien en gedaan hebben.
En defe dingen zijn het die ik nodig geacht hebbe om van de nat uur e zn eigenfehapnbsp;koperroods te feggen : maar die wonderen dienbsp;in de SmeltkonH door behulp van de Koperoodnbsp;gedaan worden, zullen wy te fijner tijd bekentnbsp;maken.
AANHANGSEL.
Van de vierderlei looit des Souts.
VRAGEN en EIGENSCHAPPEN des SOUTS.
Aarom het Sout in het vuurgewor-1 dar geknap maakt welk wy met onle ooren hopen zijnde knapt en wegfpringt, en ren, waar van dit de Proef is; want in een Lei-hö6 klcmdcv d(zt bet ItoTvclvs^ fic kovTQl^iSJOvdt nbsp;nbsp;nbsp;d^nin
fo veel te meerder ^ en hoe groorer, fo veel te i een grooter. rcxméer geluid geeft ? Ik antw'oorde 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' '
^^tde’
oorfiaVvanhet ongedult van de daar in befto-tene lucht nbsp;nbsp;nbsp;, welke door de
dufit zijnde terwylc hy ruimer plaatsJoekt, door een gemaakte drift fijne banden brekende
Proef.
Maak kleine boUetjes van Glas die ghy
vullen moeimetBrandewyndoieirSalpeteron~
der gedaan is, welke als gy boven na de konft
van
Kermes, dat is het glas eerfl: gloejend ma-) intrekt en fich met defelve vercenigt, welk ende en dan toe nypende fluit, en op gloejcn-! niet lichtelijk gebeurt fodik water ngt;et dik wa-e kooien fmijr, flet dan fal denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'ter gemengt word; hieroih maakt den
® kaaft als ghy de hcllerjcsinhet Vuurge- aisvaneenfijnderweefen, hetSoutlieffelyker orpen hebt uittocht foekende en niet vinden- * eft aangenamer. Maar 'waarom als de Noorde-’ met een fchrikkeüjk en vreereiijk^^e////^je2^iW waait/ji-^Sout overvloediger voortkomt,nbsp;even ais een ftuk Gefchuts datgeloft word, ;en de meefte blom van het Sout voortbrengt,nbsp;mil felven met geweid een uittocht maaken, daar van is de oorfaak, de farnenprffende kragtnbsp;^«Sout ^^^^§^^^“anduifend (tukkenfpringende. der fcherpe koude van dufdanig een wind.
y^mhet
^Klif
2'. hFaarom het Sout in defelve veelheid in waar door de Soute lichaampjens hoewel feer matig vuur knapt j en m eenJierkiMlks klein, licht faamgeperfl: en verdikt worden.
Y^inig oi niet doedt. De oorfaak daarvan; 8. kFaaromhetSand-fo^ltindQ'SNoc{\.^]ncnus^x^A.k^K quot;S ik te zijn , dat de geeft desSoutsineen vanLybia,^^r0«?lt;2/j^i'eMlt;3:^?«^^rlt;?ei? ? Ikant-o/SaiAm-^rk vuur aanftonts doorgaat, welk in een ma-:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. .
Vuur niet gefchiedt.
daarom Sout veellichter in fout dan in ‘*'*‘uetw^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ Ik antvvoorde, datdatge-
Hit
Sout
'ichter
woorde dat de oorfaak is dat het als de Maan waft al ijd met eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en wederom nieu-^lt;e Maan
we vocht befproeit word ,om dat het naderhant by daag door de hitte der Sonne word verdikt,
^ imd om de dunheid van het foete j en dikheid | de overtollige vochtigheid verteert, of tot een het foute water ; want het eerfte om dat | damp verdunt zijnde,nbsp;ict licht doordringt^ fo doedt het niet als met- j Hier uit word de 'wonderbare eigenfehap^nbsp;leertijd fj-j-jelten ; het tweede als dikker zijnde,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;het Sonne-meir by defiad AJpendi
fal het ook de dcelcn des (oms feer licht \ loft, daar des nachts fo veel by komt, alflTer by ontdoen ; en als de foute lichaampjens ontdaan j daag uitgenomen is , fomen Tlinim gelovennbsp;, fo is bet ook nootfakclijk dat het felve I mach. Want al de overvdoedige vochtigheidnbsp;sanftonts fmelt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;! welk de Maan des nachts tor een grooten aatv-
gtV d- IFaarom het Sout water niet koud kan [ groei van die Soure ftoffe verfchaft, die ver-gedronken worden , maar warm gemaakt cn x.zqx.x. ó,z hitte der Sonne na dat hyfeeerft ver
tct
dut
if;
ij
? Ikantwoorde, datdatgefchied, water warm gemaakt züpndenbsp;¦ nooit fijne verfpreide lichaampjens door hetnbsp;^nfehe weefen des waters, behoudt y maar alsnbsp;gemaakt is geweeft , geen kleinnbsp;^^der felve wr'ü/re'^^;, en als het koud ge-rden is flnkt het overige op de grond; waar-
wederom koud veel gemakkelijker en ver-: dunt heelt.
quot; ‘ nbsp;nbsp;nbsp;‘ 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;9. Waarom het Sand fout feer licht binnen’t?,ini.{o\x
fine booten is, en als het daar buiten is feer*‘
r nbsp;nbsp;nbsp;o Ttnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;111nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/'»•*'
Jwaar { Ik. antwoorcle dat de oorlaakis , om boven de dat het binnen fijne hooien meed altijd totnbsp;vlokken utibloeit, welke gelijk die feer dunnbsp;zijn, alfo zijn fy ook feer licht; maat aanftonts
--------------f,-------...— j als fy in het licht gebracht worden , dan word
•ï' het Water dat van fijn Sout vermindert rs j door de hitte der Sonne , dat geene welk daar dragelijker en gemakkeüjker gedronken j in luchtig en waterig is verteert zijnde , het
1 overige aardige verdikt; waarom het iVDOtfake-onh nbsp;nbsp;nbsp;Zee-water o/Sout water ^ lijk in fwaarte moet toencemen.
A om brand te bluffen .?Ik antwoor- j nbsp;nbsp;nbsp;10. Waarom de Egyptenaars haare Ra'dy- De Egy-
gsfehied, om dat het Zjt-water' met | fen eer fy die eeren, cevft mee Salpeter , gelijk p'^n^ars vvelke het foete niet heeft,befetiamp;, | wy met Soar, befprengca? Ikancwoorde, om £,7”lTdy-11nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de brand meer ontfteekt dan | dar de Radys icl£ v^ncca Sajieicrig'wefn met Sai-
Ulcht. Hierom branden ook de lampen bee-I zijnde (b feer dat fijns gelijken beminr , alsnien daar fout in doedt, hierom ookwelke fy door feekereovereenkomft beter ge-npt de kleederen met geen Zee-watergewafS\^mzdik\.^ozéQCi. Daar komt by, datdeSalpe-Ef en'Worden om datde vettigheid des fouts | ter die daarop geftrooit word, hetfapvan de
. ^ Veel eer befmet dan afwafcht. f 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;het Zee-water , hoewel het
3^arder is danhetSoet-water, echter even-
0»il,
l0{*»
Ren
;gt;«er
Radij s feer kom , daar de Egyptenaars groore lull toe hebben, maakt.
11. Waarom de Salpeter in Afijn-geworpen De salpeter ten eenemaal, niet anders als Ie vend eKalk daarnbsp;water op gegoten word , rookt ettbegmt te koo-ken ? Ikantwoordcj om d^tStfeherpigheidnbsp;van de Afijnde^^f^^w^^ï'^Wif^^ó^^^^dieindenbsp;Salpeter fchuilen , en terwijl fy knagende hetnbsp;menglel port en prikkelt, fh gebeurt het datnbsp;de Salpeter gefmolten zijnde, nootfakelijk
) door dc vervliegingder geeften, een
7- Waarom het Regen-water beter is om\ volgt.
IX. Waarom de Salpeter As h'j in de Muilen van Zeeuwen of Beirengefmeten wordnbsp;belet dat fy niet byten konnen ? Ik antwoorde,nbsp;dat fy door dc moejeljkheid van de fcherpig-heidhtweogg en terwyle fy haar van dic moe-
^ e helderder nbsp;nbsp;nbsp;het felve zy ? Ik antwoorde,
at de vuurige geeften befet met de vettigheid nf' A^cnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;oorfaak is. Hierom nee-
r nbsp;nbsp;nbsp;of Duikers olie in dc mond
^nals y die uitfpouwen. maken fy daardoor licht op het diepfte van de grond , be-ft'aaam en genoegfaam om haar werk by tenbsp;doen.
'«'re! ƒ maken, dan het Zee-waten en waarom ‘53.tmcn naulijks fouts maken kan fonder bynbsp;iwenginge van foctwatet ? Ik antwoorde dat dcnbsp;°oriaak daar van is, om dat het Soet-water, alsnbsp;ichter tnfijnder, alfo ook de Soute lichaamn-
IQ iVi nbsp;nbsp;nbsp;r____ nbsp;nbsp;nbsp;•• li l ... *
j^ns in het foute water in zijnde lichtelijker 1 jelijkheid foeken te ontlatten , lichtelijk het
on-
DE ONDER-AARDSE WERELD,
400
IV. Afdee- ongelijk dat men haar aangedaan heeft verge-ten; en dat hebben alle heeften.
OT^fswavd nbsp;nbsp;nbsp;Salpeter opgekookt met ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ - -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
^ ‘ Swavel, in fteen verandert word? Ik antwoor-jnootfakelijk het aardige lichaam xoi'Fleiftsr de , om dat de geeften fo in de Salpeter als)ontaardendemoet ; maarhoemennbsp;indeSvvavel fchuilende , doorde/iff^i®^Égt;ver-',doorde Weegkundeonderfoeken kznboeveelnbsp;tQn\gn.\]nèamp; ,so{komt\\]k'vajlgemaakt worden ; waar door het vochtige van dc Salpeter |
liefendcj als Tleifler luit -word ? Ik antwoörise, dat dat gejchied om de Jmeltinge der waterigsnbsp;deelen j door het Vuur , welke verdwynende^
gekookt, •vormdennbsp;tn fteen.
waterachtigheid hy byJichgehad heeft, fal op een andere plaats gefegt worden.
19. Waarom deFdrukkershaareFamps-ren op welke fy drukkenJuUen eerf door laau Aluin-water haaien ? Ik antwoorde , dat ftdks
Igefchied , om dat het Pampier uitgeftotene
vervliegende, en de vettigheid beide famenly-mende , eindelijk het aardige nootfakelijkYo hard als een fteen moet worden.
14. Waarom het Sout de ftroef of foorheid _
Atttandenverdrijft j tn^tSalpeterniet'i Ik jlapjens linnen gemaakt word, eninhetlinnoJ' antwoorde, om dat het d’oz/? weekt, enywe/tfw! veelaluinsfy (want^’/^J is een uit denbsp;doed ; maar denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;om fijne {c\\Qxft\g-\kruidenjgelpkook deFaftel ^ die van fo groot
heidendoedtnietfmelten. nbsp;nbsp;nbsp;ieen gebruik in het Laken-verwen is) daar
15'. Waarom de Flanten inplaatfen die fout I door gefchiedt her dat het Pampier door alui* en gevoed worden,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Salpeter \ rag water getrokken , door een fckereinkl^*
niets voortbrengt^ noch voed l Ik antwoorde,! vende kracht Seilftenig tot fich trekt de Alui' datdeoorfaakis, om dat dat viuirigcen aardi-; nigelichaampjcns die met het water vermengt^nbsp;ge in de Salpeter door fijne infiydende kracht 1 zijn; uitof door defe aantrekkinge nu word hetnbsp;alles knaagt en op-eet, welk in het vochtige en \geheele weefen des Fampiers wonderlijk ver-aardigc des fouts niet gefchied.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'fierktj en neemt als eenige hardigheid aan, op
Waar van daan die afveegende kracht in de j dat het niet vloeje noch doorfla, om de vereeni-Salpeter voortkomt , welke alle vuiligheden Iginge der aluinige deeltjens , welke fo in den uit de kleederen afwafcht, en om de lakens te jinkt als in het Pampier met de Aluinige krachtnbsp;verwen fo feer van de VerwersenVullersin befetjinzijn ; want gelijk defe door de gclijk-waarde gehouden en gebefigtword ? Ikant- iheid van haare nature feer begeerig zijn om tonbsp;woorde , dat die vuurige fcherpigheid te fa-1 vereenigen, alfo hebben fy ook een afkeer vaUnbsp;men gevoegt met dt vettigheid Ac S-dX-fWs, verftrojinge der deelen welke door hetnbsp;peter is, de ootfaak daar van is; en dat vuurige doorvloejen gelchied.
en fcherpe , welk de vlakken en vuilgheden' nbsp;nbsp;nbsp;20. Waarom geroerde of werkende Wpttti
aanvat ontdoet defelve door fijne knagende vaten door Aluin verbetert wordt ? Ik ant-kracht , en word lichtelijk door die waterige, woorde , dat de Aluin door {\]neinfnydende vettigheid afgeveegt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kracht de ‘Droeftem v^lW dtS^ïjnontdoedt cn
iVorftrooit, waardoor het gefchied dat de Wijn Krachten van dek .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'aanftonrs fijne voorige klaarheid wederom
Krachten ld. Waarom men om het Glastefmelten knjgt.
I nbsp;nbsp;nbsp;.
perrodige Wateren en Baaden wijtlopig gere-denkavelt hebben.
Krachten en Eigenfehappen van de Koperrood.
Kom-aluindaarby doet’l lkzi\xwoorde,mdc- \ De verdere Eigenfehappen fie die in het maal defe Aluin uit de plant j welk de Arabiers 'iS. Boek van dit Werk , alwaar wy van denbsp;noemen gemaakt word, en dufdanig eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;~nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
21. Waarom de Mijnwerkers dis Jy Koperrood vinden geen hoop meer hebben om eemge klaarder en helderder maakt , welk fo daar andere Metal-aderen wederom tezullenvin-
geen Aluin by gedaan wierd, veel donkerder nbsp;nbsp;nbsp;.- want gel ijk de meefte Schry vers fegg^n,
en doover zoude worden. Maar van defe din- de vindinge van Koperrood in de Metal aderen gcnmcctindcGlafèmakerskonÜ.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' is een reeken darter geen meerder Metal te
17. nbsp;nbsp;nbsp;Waarom water dat gedrupt ü vznwzx | vinden fal zijn ? Ik antwoorde dat dat gefchiednbsp;voor Aluin het ookzy infonderheid van de [om dat de natuur door dc Koperrood , als denbsp;Klip-aluin , het vleejch af-knaagt . ja icM'grondftach van de voorteelinge der Metallenjnbsp;dc Metallen ? Ik antwoorde, dat dat om toont,dattergeenmcerderMeraltotfijnevol-
aflegginge van de koude taje vocht gdchied komenheid gebracht is ; ook roonen fulks ge~ door behulp van het vuur , waar van verloft xxocgizztn de deelen van onvolkomenMetalnbsp;zpide j krygt het eengroote kracht van fcher- die dicht by een Koperrood ader leggen. Datnbsp;//^/^«i/bequaam omde Metallen te fmelten en 41U de Koperrood de naafte oorfaak van de
verteeren. nbsp;nbsp;nbsp;\voortteelinge der Metallen is j blijkt hier uit,
18. nbsp;nbsp;nbsp;Waarom de Schob-aluin jV}c\kmcr\om\om dat hy gelijk wy boven getoont hebben,
fijn doorfchijnend weefen een nbsp;nbsp;nbsp;, overvloed van geeft van Swav'el met eenQuik-
noemt, in het vuur geworpen cngchtzr\dTi}n-\k\ge vochtigheid heeft ; waarom hy door de de , aanftontsfijne naturelijke klaarheid ver- i fuurigheid van de geeft van Swavel een fcher-
kruid van een Aluinig fap befwangert is , hier door gebeurt het, dzx.de Aluin by een aluinigenbsp;fèlfftandigheidgedaan zyndeddeUe verfterktnbsp;en de fanden door fijne infnydende kracht lichtelijk fmeltbaar maakt: waarom het glafig weefen gevoegt met de doorfchijnige Aluinigenbsp;deeltjens van de fteen tjens en fanden, het glas |
-ocr page 467-'AP. ly
piglieir krygr en om uit te byten,en een fijnhéit Om in de Metaüige kluiten in te booten ; waarom by door de ingeborene nature valide plaatsnbsp;en eigen kracht van fijn weefen, lichtelijk totnbsp;Metallen , fodanig als de Mijne van natuureis,nbsp;voornamelijk tor koper,y(er en fUver, als metnbsp;hem overeenkomende lichamen, verdikt were.
401
7.5. Offer in de Koperrood Aluin zy, en ho^ die daar in zyl Ikantw'oorde vanja, voornamelijk in de Aluin die wix. Vuurjieenkomi.nbsp;Want terwyle de Vuurfteen beide en Aluinnbsp;en koperrood voortbrengt , fo fegikdardefenbsp;twee in foort verfchillendeweefens faamge-i voegt, en gevolgelijk, door de Smeltkonft lichtnbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^d'irom de Koperrood 't water daar hy gefcheiden worden : want fo de klei van Ko-
^ fo geweldig klaar enhelder maakt\\k'AX\i- perrood met water gefmolt en wort , fo bloeit Joorde dat dat gefchiedr, om datdegroverenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^A/w////jdaarom dat de verborgene alui-
eeledes waters de infnydende en verdunnen- ¦ nigelichaampjensin de klei, natgemaakt zijn-kracht des koperroods verfpreit zijnde dry-' de lichtelijk uit bloejen , om dar de Aluin van . en fo ’t w'ater om ’t doorfcbynige englafige ‘ een meer luchtiger en de Koperrood van eennbsp;gekoperroode lichaampjens, klaar- j meer aardiger nature zy; en her blijkt uit de
fchoonder en helderder gemaakt word.
Waar om de Koperrood uitgenomen het dl andere vaten van Metal uit knagende Verderft 11k antwoorde dat dat gefchier
Olie van Koperrood,welke ten eenemaal na de Aluin ruikt,om de vlugge nature van de Aluin,nbsp;vermengt met de S wavelige geeft, die de Koperrood in fich heeft.
gelijk wy ook boven aangewefen hebben, om: 2,6. Waarom de Gravers van de Koperrood de overvloed van de quikkige vocht h^x. in het diepfl van de Spelonken lichtelyk om halsnbsp;Eoot by fich heeft; want hierdoor wwd de in-1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;? Ikantwoorde, dat datgefchiedom
mydendekracht des Koperroods eenigerma-j de fchadelijke ftank vandeverrotteSwavel, ftomp gemaakt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jduor welkers verdovende kracht de gravers
rgf. Waarom de Muilen der heeuwen en i nootfakelijk moeten ftikken j voornamelijk l(eiren , gelijk Plinius verhaalt,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j in die Charons kuilen , w'elk haare venynige
kooperrood in doedt niet byten konnen ? Ik ant- en doodelijke uitwaaftèminge nietdan vandic Woorde, dat dat om defogroore fcherpigheid mengfel krygen en trekken.
van de Koperrood gefchied, want terwijl fy met
alle middelen haardefelvefoekcnquytrerna-
ken, alfo zijn fy ook daar mede fo lange be tg, dat fy feer licht vergeten het ongelijk dat haarnbsp;aangedaan is, vreefende , dat haar fo fy haarenbsp;vyandennoch meerder tergen , nochgrooternbsp;^aaad overkomen fal-
En defe zijn de dingen die wy voorgenomen hadden te {Qggtnvznèt krachtendes Koperroods, die hier meerder van begeert te vveeten,nbsp;Altnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;volgende Boeken ; alwaar wyvan
de giflinge of ryfmge , en nederdryvinge der Metaüige vochten, fchoone en wonderwaardi-ge Proeven bybrengen.
gt;gt;
1. Dvei.
401
It
Van de Natuur, Eigenfchappen en gebruik
Wdh dgmtlijk
DE AARDIGE HOOFTSTOFFE
fchynen te zijn j
En van de altijd durende omdï2L]m^c en veranderingc of omkee-ringe des Aardrijks? ysgt;ell^ door der [elver bemginge ge [hied,
VOOR-REDEN.
Et is voor al nootlakelijk geweeft, dat wy de geftremde Sappen voor dit Boek voor af lieten gaan 5 want gelijkerwijs als die de GrondJJag ennbsp;het fondament van alle de andere , het zy Mijnftoffen, het zy Metal-len zijn, alfo verdienen fy ook door ordre van de natuur de eerite plaatsnbsp;onder de Graaf of Bergwerken.
Welk op dat ghy verftaanmoogt, Leefer , fowcet , datter in de natuure der dingen geen lichaam of beftanelijk weefen is welk niet uit fijnen oorfprongnbsp;heeft, en welk niet eindelijk in oftot het lèlve wederom ontdaan word ^ gelijk innbsp;de Voorgaande boeken wijtlopig is getoont geweeft 5 dus is door de Goddelijkenbsp;voorfienigheid van de alderwyfte Werkmeefter , en om alle dingen haar beftaannbsp;en vaftigheid te geeven^, en totder lelverbehoudinge , en vruchtbaarheid ona
voort te letten , in den eerftenoorfprong aller dingen het 5'o«^gefchikt en beftelt
geweeft j want gelijk het weefen of de beftanelijkheid des Souts door alle de aders der aarde en afgronden van de Zee verlpreidt is, alfo ifler niets dat beftaat,nbsp;welke niet het lelve als door een lèekere Seilftenigheid der nature tot fich en in
fich , als een goedt welk haar enkel en alleen nodig is trekt^ als van welk het fijne' Vaftigheid en fterkte krygt. Alle welke dingen in hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;door verlcheidene
bevindingen en Proeven getoont zijn : Ib datter nu niets anders overig is dan dat
wy toonen Wat het fout der natuure in de andere Weefens der Mijnftoffen Veroorfaakt j nbsp;nbsp;nbsp;hoe
het felve in der lèiver beftanelijkheid en Wefens Verandert Wordt.
En op dat wy in alles met een goede ordre zoude gaan, ló lullen wy eeth: van die aardle Weefens , die Stof , ofSand, o{SaVelSteenig fandof Jffchefchip^^^^nbsp;zijn ; tent'fteeden vandeweekeof fachteWeefens, welke ly aarden noemen ,• ten derden , Van de onVolkomene Metallige lichamen en Steenen beginnen te fpreken.
I.AE^
-ocr page 469-VII.Boek, Van de aardige gedeeltens. 405
I. AEDEELING.
Aardrijks befloten worden.
HET 1. H O O F T S T U K.
door dikwils te vallen ; en men moet rekenen dat daar fo veel fands van voortgekomen is, alsnbsp;de holte van de fteen te vooren noch geheelnbsp;fteen zijnde, fwaar was; of door de bewegingenbsp;der wateren door fteenige plaatfen lopende,nbsp;waar door de fteenen gewreven zijnde tot fandnbsp;ontdaan worden;en dat blijkt eerft uit de fourfenbsp;derFonteinen welk hier en daar met fanden vannbsp;allerleifoort vermengt zijn, welke de cóleurieyr kan.nbsp;Het Gr aaf-fand is dat, wanneer het fteeni- i hebben van die fteen welke fy uieftijten, of van men kennennbsp;ge weefen of de Metallige kluiten of door een | de Metal-ader : want fo fy door een Yfer-ader J*”nbsp;fcherpe vocht uitgebeten in de onderaardfe ^ lopen , hebben fy een Jwarte, fo door een sand ¦voorgroeven verfamelt, of dooraanfpoelinge bin-i Goud een Goud-geelefo door Arfenicumen^*'quot;^‘’*quot;“‘nbsp;nen deholtens der Bergen en Mynen alle wel- j Oker cengeelefodoot een aluinige, een witte^nbsp;ker binnenfte plaatfen vol daar van zijn , op jfodooreenkoperige, een groene coleur ^ enfonbsp;êengehoopt wierd.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ivoor de reft ; waarom uit de fanden lichtelyk
Het Rtevier en Zee-fand\s , welk zm^fvande Myne kan geoordeelt worden Aoot'^eU ftranden en oevers der Rievieren en Zeen,door j ke de wateren die ’t fand afvoeren vloejen, ge-de beweginge der baaren aangefpoelt word, en lijk wy op een andere plaats geleert hebben.
Het nbsp;nbsp;nbsp;nu word ten eenemaal op de-
felve wyfe gemaakt en voortgebracht; want de- fand waar wyle de Zee in een gedurige ongeftadigheidnbsp;van beweginge vloeit en fijn fwellende baarennbsp;altijd tegen de ftranden aan floot fo gebeurt het
Erft moeten vvy van het fajidj het geene van een ieder bekent is, handelen, opnbsp;dat kennelijk worde wat hetfelve in denbsp;nature der dingen doedt of uitvoert j welkenbsp;deflèlfs vermogen j welke deflèlfs krachten ennbsp;^igenfehappen zijn.
Het Sand dan kan ondereen driederleion-ïJerfcheid aangemerkt worden ; want het is of Graaf of Rievier j of Zee-fand.
't is niet anders als eenige affchrapfels van fteenen veroorfaakt door de gedurige flijtinge van het aanfpoelende water;of in de holen der Bergen door de beweginge des waters vervoert, ofnbsp;landen die na een watervloed op eengehoopt
^djn ; waar van daan de fandige Bergen en heu-\dzx. de fteenen door de geweldige beweginge Velen haar en oorfprong hebben j \zn welke'der ^evermorfelt zijnde tot favefikeenzeh.-Cr. • .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' tig fand, en een fandige ftofFe ontdaan worden
fommige by verloop van tijd door een fteen-naakend fap in fteen verandert, fommige Sand-bergen gebleven zijn,gelijk den Bergjaniculus, die geheel uit een donker-bruin fand beftaar.
Maar het Sand dat in de fandige IVoeflynen 4^“’’ lannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;word, is uit de nature der plaatfe
««s? lelt als de fteenige geweftenot door een rofte vochtigheid , en de fteenen die van naturennbsp;wrijfbaar zijn allengskens klein geftoten wordende, in een fandige ftoffe ontaarden: welkenbsp;door de drift der winden gedreven wordende op hoopen gefmeten, en wederom ontdaannbsp;zijnde , in wijds en fijds verfpreide vlaktensnbsp;Verftrooit word. Want die rofte vocht met Salpeter befet zijnde , ontdoet allengskens de rot-ienen fteenige grond al uireetende tor fand ;nbsp;en dat daar ter plaatfe het Sand falpeterig is.
vit Ae co-
Alle welke dingen gelijk die de dagelijkfe on-dervindinge leeft, fo voegt het ons niet daar van breeder te fpreeken.
Eerste Toemaat.
Uit defe dingen blijkt dan datter fo veelderlei Hoe veel, foort en van fanden allTer verfcheidene foortennbsp;van Mynen en Steenen, welk door de aanfpoc- sanden,nbsp;linge des waters gefleten worden, zijn : allenbsp;welke de natuur en eigenfehap van dat geenenbsp;hebben, waar vanfyafgevloeit zijn.
Tweed
Hier uit blijkt de groote voortkom ft van de n^aar va» Goud-fanden in fommige Rievieren. Want de-wijle het water, infonderheid het Soute, door iZZ FoLnbsp;toont meer als genoeg het Sand-fout welk daar! Goud-mynen vloejcnde altijd iets uit de afge-in grooren overvloed gevonden word. Sie na | knaagde veefels met fich voert, fo hebben hier ’nbsp;het geene wy van de fandige geweften der aar- j door de Fonteinen en na byleggende Rievie-
de in ’t IF. Boek overvloedig gefegr hebben.
Den oorfprong der fanden dan komt nergens anders van, dan uit de knaginge van feekerenbsp;jeherpe vochtigheid waardoor de fteenen totnbsp;and ontdaan worden : of door de druipingennbsp;der hooien en welffels, om dat de druppelennbsp;de fteenen uithollen, niet door geweld^ maarnbsp;I. Deel.
ren, en Beeken fo veel te meerder Goud-fand in haar, hoe veel te dichter de Rievieren by denbsp;Fonteinen, of de Fonteinen by de Goud-groe-ven gelegen zijn. quot;Wza de wyfee.n manier e nunbsp;om daar het Goud uit te ver fame len waffehennbsp;en van de aardige vuiligheden te fuiveren j zalnbsp;op een andere plaats gefproken worden.
Eee z nbsp;nbsp;nbsp;Het
I. Afdee-ling.
Cap, II.
Verfcheide-ne hoedanigheden van het Sand.
Et fand j als het uit herdrooge wee-| Ten vierden. Om mirglafeno^licvctS^^^' fen van fteenen fijnen oorfprong heeft, j lopers te maken, welke door haar lopen denbsp;zal drooz; fo uit een lymige ftofie, en j uren wonen, dat tegenwoordig feer gemeends.
dikke aarde, w/zijn ; met een woord : het Sand, gelijk wy een weinig revoorengefegtnbsp;hebben, neemt de natuur en eigenfchap aannbsp;vandatgeene waar van het gekomen is. Hetnbsp;/and welk aan de oevers van de Nyl gevondennbsp;word , is geheel falpterig, als ook dat waar
Ten vyfden. Ook heeft het Sand een trene-lijk gebruik in de SmeltkonU, om de Metallig^ sme'' “ vochten, Mijnftoffen en kruiden door een ma-tig.vuur te weiken, van welke dingen overvloedig te fijnerplaatfe.
Ten feiten. Het is wonderlijk dienltig oro
mede het Land van Lybien gedekt word, en is’die fout of bitter zijn , meelt altijd onvruchtbaar: waaromhetnierenjdoor doorklenfinge.
deugt om het felve te befajen, beplanten of be-! Ten fevenden. De Tottbakkers gebruiken ploegen; waar van daan het fpreek woord, ;^|ook meelt altijd Sandom haare potten te bak-¦ploegt [and.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;| ken : de cryflallige lichamen des fonts door
Aiiibnius tegensTheon. Epift.d^. nbsp;nbsp;nbsp;i kracht des Vuurs in het Forneis gefinolren en
[naak die het Sand botrcüt nbsp;nbsp;nbsp;^fcjverfpreidt zijnde , Ityven de Potaarde gewei-
^ nbsp;nbsp;nbsp;t - 1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/. r •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' ( 1 •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 _nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_ _ _ r_l_________
VooYdethn en fchadennbsp;vannbsp;Sand.
het
dig en bewaren hem voor fcheuren.
Ten achtlten. De nbsp;nbsp;nbsp;maken haar Vuur
Iterkcr met het infmycen van fand'; cn om SE-. nbsp;nbsp;nbsp;tallen te fmelten is het gebruik van fand fo
fVat doedtgip Oenon , watfaaitghy m het s nootfakelijk, dat fy fonder delTclls bymengfels Sand j ghy -ploegt de firand metnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;qualijk gegoten konnen worden , voornamelijk
die geenvoordeel zgt;u܀n doen. nbsp;nbsp;nbsp;i'het Yfer en diergelijke Itroeve of rouwe Me-
Ten rw'eeden. Het is onnut en onbequaam j tallen ; maar devvyle her gebruik désfands om de fundamenten van gebouwen te kon n en ‘ nootfakelijk voor allen is, fo acht ik hetnbsp;dragen; de oorfaak w'aar van openbaar is. Om overtollig om meerder van delTelfs gebruikennbsp;darter echter niets in de nature der dingen fo | tefpreeken.
klein en verachtelijk is , welk niet re gelijke Maar hoe het Sand van de SaveV^ihet grooteniutigheden by fich heeft ;fo zullennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;onderfcheiden wordt, dat moetg.vei
iets vande nuttigheid des fands hier by fteilen. noch gefegt worden. Ik fegge dan dat de Savel• ¦ En oerll^vvel, alhoewel het fand niet dienllig j een fekere foort van fand ts j welk van het lel-
firand ploegt , wat doedt ghy in de utter jle hoek des aardryksgeplaats
zynde.
EndatvanOvidius.
is voorde fundamenten der huifen, fo is het even wel bekent, dattergeen timmer agie fonder fand kan gejchieden \ vtant uit kalk en fandnbsp;W'ord fement, welke gelijk die tot de optimme-ringe der huifen noodig is, alfo konnen wy die
ve niet onderfcheiden word , dan om dat het fand grover is ; daar is weeke en harde Savel,nbsp;de eerfte noemen fy de Vrouwe , de andere denbsp;Mant men vind hem onder en tulTchen de Kei-fleenen en korften van fteenen; hy is goed om
ook niet ontbeeren , en hoe ’t drooger en fijnder | de paden der ‘Tuinen daar mede te beftrojent is, hoe veel te valter het ook kleeft wanneer i met een woord de Savel en het Sand wordennbsp;het met kalk vermengt is , dewyle het de voch- j meellen tijd van cje Schry vers voor een geno-
tigheidr van de Kalk in-drinkende te gelij-! men,fo dat het derhalven maar tijd verfly ten is ke met de ticchels als in fteenen verandert jfich in fulke kleine dingen lange op te houden-
word.
Is dienftig cm Glas tenbsp;maken.
Ten tweeden. Het fand is nodig tot het ma-!
en
Het Steen-Jand word ook naaulijks van fao® Savel onderfcheiden , als alleen dat het
ken van Glas ^ waar van ghy nafien kont het j Steen fand grover is en als bet/ö^/^/en
’ nbsp;nbsp;nbsp;hoedanigezijndeafbrokfelsvan fteenen,mat'
mer, keijen, brokken, fteenrotfen die niet leer groot zijn .* en fy worden hier en d^-atbpaenbsp;oevers der Rievier en gevonden j meeft al door
______ - _____, ___________ ____ _____ , de verflytinge der vioejende wateren in een
wegipge van de faag worden de fandige lig-; ronde of eis-gewyfeol fpitfe Figuur verandert
haangt;p}ens gaande gemaakt , en ook haare zijnde.
hardigheid gaande gemaakt zijnde , fo flyten' Is noch overig dat wy van de ajfibe wts h lt;-fy te gelijke met de faag het Marnier, tor welk feggen. Jlfiche is een fiof die na bran handwerk Rlimm ons leert dat voor defen blyft ^ in welke een dirigoffaakdiep mnnbsp;het zMLthiopife fand geweldig dienftig is ge- word, word verandert ; eng^lp^M^nbsp;weeft. Heden is dat fand het befte welk men tot de fieenen en Mineralenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I
na een grooten ftorm vind in een kom van i fy getrokken word , alfo heett licli de aiicne, de Adriatjfe Zee, hoewel men heden ten dage: tot de dingen, uit welker verbfandinge fy voortnbsp;met allerlei fand het Marmor faagt en flijpt en fpruit; en op defe wyfe wordt de Kalk niet onglad maakt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\hequame\lt;]k Jeekere foort vatiAifchegenotmt,^
laatfte ftuk van deGlasmakerye-konfi. o« Mar. Ten derden. Het is dienftig om Marmor tenbsp;¦ fagen , gelijk dat fonder fand of fiijp, welknbsp;van gelijken een foort van fand is niet gefaagtnbsp;kan worden; want door de ttekkinge en be-
mer te
VILBOEK, Van de Aardige Gedeeltens. 40^
'“AP. II
z.yn
¦oeeh
'quot;Cr
‘’.'“'“ihare
Thrygifeajfche j geeft na hetgetuigenilTe van de Phiiofooph Scragyrires een feer koftelijknbsp;Oogwater. Speceryenmet ajfchegcmengtkxy-gen een feer fcherpe reuk- Dc Schermers ge-
hoewel fijnder in (lofïc en wefen als die , dewelke uit hout gebrand word. Ook hebben alle de Metaüen haare affcben , welke niet an-
e ers zijn als dat aardine overbli'ffel, va elk door denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. . .b . .
gtoote geweldigheid des vuurs in de grond ; neefden voor defe haare gelneede gewrichten vanher Forneis verbrand, oftot Kalk gemaakt een dronk van affebe. T)e ajfche vanhetnbsp;Zijnde , na blyft; en daar zijn fo veeie/öör-1van 'Teereboomen is een krachtige hulp-ten a£(^hen en kalke7t , alfterfoorren van i middel regens het venijn der Horfelen.nbsp;brandbare dingen zijn. De fteenen nu , ge.' Hergebruik van de OTCT//'Wi/eAlTche is fonbsp;'jh Wy gefegt hebben , geeven kalk mplaats \gocx. datfydie verre boven de mift van heeftennbsp;“Van affchs ^ en de overige verbrandinge van | achten. Daar zijnder die meinen dat de Tlrui-Hanten, Kruiden, Hcefters, Houten, Dieren, 1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gevoed worden, aandevvorte-
öeenderen. Hoornen, laar nbsp;nbsp;nbsp;na , van die i len van de Wijngaarden geftrooit zijnde. De
l^racht hoedanig een die dingen hebben uit; aftchenverquikken niet alleen herland, maar Welke fy gebrand zijn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;! ook neemen fy aan de wortelen geicgt zijnde,
. dat vvarelijk is in dc ajfebe der groepende ’ de gebreken dervruchten weg, de Mos , Rip-
' Affche.
fen, en andere vyandige beesjens voor Boomen en planten brengen fy om den hals. T)e affebenbsp;van eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tor Sout gemaakt en inge
nomen zijnde , is een treffelijk geneesmiddel voor de Steen in de Blafe. Tgt;c affebe •vein Effnbsp;febe boomen verdry ven, na het verhaal van Pli-nius , de Slangen , alsmen die in hare hollennbsp;ftroóit. Dc Kommen van affehen gemaakt hebben een feer goed en treffelijk gebruik in denbsp;Smcltkonft.
Wonderspreuk.
Te defer plaatfe kan ikniet nalaten , of ik vm de moet die verwerde moejelijkheiden vragevannbsp;de affehe oploft'en, en die is: of een en he} [elve wJter gevat fo veel affebe en water te gelpk kan bevat-teUj als bet van ieder by fonder daar ingedaannbsp;zijnde vat ? want fo ghy op aftche een byfonder warme water giet, fo beftaat her water metnbsp;de aftche vermengt fo veel plaats, als te voorennbsp;de aftche alleen beftoeg ; welke faak warelijknbsp;ten rechten voor den geenen die onervarennbsp;daar in zijn vry vreemd en wonderlijk fchijnt.
Maar laat ons verklaren hoe fulks gefchied. Ik feggedan , datdealTchede droogheid van desnbsp;fells natuur het alfo vereifchende geweldignbsp;voos zijnde deelen heeft die geen fints met den
aller verwonderinge waardige dat die l” “^h een Sout bevat feer bequaam tot voort-'^ttinge van dat groeiclijke uit welke de aftchenbsp;overgebleven is. En op dat ik my ten minftennbsp;door een voorbeeld verklare ; de affebe vannbsp;•^Ijjem by voorbeeld heeft fodanig een fout bynbsp;hch , welk uit de aftche uitgetrokken en in denbsp;^arde gedaan zfftde ^ een plante van defelvenbsp;^oort, uit welkers verbrandinge de aftche overgebleven is,namelijk Alffemvoortbrengt ;mz2LXnbsp;nademaal wy ^Qkvmidervoerkendernaturenbsp;in net volgende door verfcheidene Proevennbsp;oeweien hebben, fo heeft het niy goed gedachtnbsp;hier defelve niet fo feer te verklaren, als alleennbsp;maar met de Vinger aan te wyfen. Soghynanbsp;natuur van de aftche vraagt : ikfeggedatnbsp;ftie matig warm is, terwyle alle verbrande din-' na het getuigenilTe van de Phiiofoophnbsp;^Htoteles ^ -eenige warmte overhouden , ennbsp;u ks en de fcherpigheid fo van de Kalk alsnbsp;Ailchen, en de uitwerpfels der dieren , ja hetnbsp;out felve, klaar genoeg leeren ; en dat het nietnbsp;gelchieden kan dat de dingen die door een alnbsp;to groote hitte verbranden en gefengt zijn, nietnbsp;oenige trap van warmte hebben. Maar laat onsnbsp;gebruiken der affcben verklaren,nbsp;en Weinig te vooren hebben wy gefegt dat
niet alle affebe met een en het felve vermogen anderen faamgehecht zijn , maar aanftonts als Voorben is, maarnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ghy daar water by giet , byfonder warm, ftet
“^an de verbrandeJioffe. Waar uit wy befluiten, dan maakt het water door de warmte der aftche dat de affcben dïeoverblyvennitJeer warme''tot
verbrande dingen ^ feer warm en droog zyn^ 1 mengt zijnde een kleijige klomp, waar door de on dat blijkt uit denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van de verbrande deelen te vooren verfeidc wederom vereenigt
'^^tttVTyrethrum ^ die fo geweldig een fcher- wordende feer weinig plaats beflaan, na de ver-pigheid hebben , datmen die naaulijks op de dikkinge der deelen van de nu beflotene en nat tong verdragen kan; de affebe van Vygen-hout gemaakte aftche,en dus beftaat het kleijige wa-is feer fterk , en daarom word die onder de in- ter ten deele tot damp ontdaan , ten deele metnbsp;eetende dingen geftelt. Affebe uit wrangel Ac0i([che-VQxmcngt7X]ndLQhY na defelve plaatsnbsp;houten gemaakt trekt nier weinig faimen , en i die eerft de aftche befloeg; welk het water ooknbsp;helet de bloedvloejingen ; en denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;; doedt dat op koude aftche gegoten word.alhoe-
«a behoren verricht hebbende, valt hy van iel-ve af; de affebe van wynige aar dranken\\zo{t groote kracht om re branden , en is metnbsp;^ajperer en Afijn vermengt zijnde een grootnbsp;S^neim om een Vleesbreuk te genefen. De
hoornen verfchaft een feer treffelijk tand-poe-1 wel met een weinig grooter aanwas. Want de poejer; op verbrandheid gelegt zijnde, fai hy j affige lichaampjens gelijk die om haar al ré gro-ftaar niet eer afvallen voor dar hy een lijkte-j te droogheid,’t water aanftonts in fweIgen,alfonbsp;henheeftgemaakt, want dan, als fijne dingen! maken de deelen met dc deelen faamgehegt
zijnde die dikke en in eengepakte klei; welke byna de felve plaats beftaat. Maar van defenbsp;Proef zullen wy op een andere plaats wijtlopi-ger handelen.
Het
I. Afdee»
X-ING.
Cap. III.
Alls dingt» trekken haren oor-fprong vannbsp;de kalk ofnbsp;alTche dernbsp;Minsralennbsp;die door betnbsp;vHtir na-blyven.
Het iii. hooftstuk.
At het aardrijk vol van onderaardfe j fcheidenheid der dingen veroorfaakt jVuuren en Wateren is, is in’clV. Boek 1 ores de aarde verfchaft.
welke
op het alderbreetftcgetoonc geweeft;! Defe dingen gefteld zijnde , fo laat ons nu
welke dingen dewyle die alfozijn , foishec nootfakelijk dat de Vuuren tegens en op allenbsp;de haar ontmoetende of, ofnbsp;aardfe kluiten 'werken ; defe verbrand zijnde
de onophoudelyke ver ander tnge der dingen een weinig nader befchouwen.^^? het onderaard- «•nbsp;feVuurmet het-water de uitwerkers van allenbsp;dingen zijuj is nu dikwils gefegt; want ’t vuur
worden totaJfchen,o{h.ttgamp;cnchQX.{QhQ^\s,tot onmiddel^k werkende op de brand-ftoöen Kalk. Vit Kalk fich met de hem ontmoetende klompen, kluiten, brengt of maakt die tot kalknbsp;wateren vermengende maakt een loog., vol Sout ofajfche. Tie kalk ofajfche vol van V Sout dernbsp;kluit welke gebrand zijnde tot kalk ge- verbrande of Kalk-gemaakte dingen met watnbsp;maakt is geweefl, De aardje vefelen trekken 1 voor water het ook zy, eindelijk gevoegt doornbsp;nahaarhetdö^/^datindeloogeis, welke vee- de kracht des vuurs gekookt zijnde, veroor-felen even ais de darmfcheiladeren zijn die het faakt ol een volmaakte of een verwarde men-bloed en de gyl natrekken. Het in de ¦ ginge.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘Z/’;a'«verfcheideneyö«^^^
aderen {yfx onthoudende,door ontelbare gins en weder gedraaide of ge* ter hand, na de gelegentheid der kluiten , hier ; fiingerdc groeven en greppels afgevoert wordtnbsp;faden vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Salpeter , daar van \ szn de aardfe kluiten door een feekerefuigiU'
op een ander van nbsp;nbsp;nbsp;welke by | ge na getrokken , na getrokken zijnde ftrenrt
~ nbsp;nbsp;nbsp;- -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- het famen tot een lichaam met de kluiten,ieder
van alle de aardfe dcelen dat geene welk in de
wateren met haar nature beft overeenkomt. Uit defe wateren in een bequame plaats ont-fangen zijnde , komen ook voort als die fapp^ttnbsp;het Tpgefiremdej het zy vloeibare. Hier doornbsp;grond het Aö/’éZf j oiMetaUige j oiSteenijfnbsp;weefen welk het water met een vuurige krachtnbsp;befet door fijn fwavelige damp of geeft, uitknaagt, verteert en ontdoet totlichaampjensnbsp;die met bet water vermengt zijn, en eindelijknbsp;op een andere plaats een kluit van de felve natuur het felve door eenfekereintrekkingein
fich halende, een nieuwe Spys-kamer van een Metal-ader; en het geene van dit eene gefegt
verloop van tijd in MijnftofFen van verfcheide-Vit aiTihe foortcn Verandert w orden; dit Koperiee of
reordsn al- nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot;i
urisifoortsn ijepej ol öoute water jgrond oi maakt ten laa-van Souc. ffen de queekeryen der gemiddelde waterenj, door de natrekkinge van die aardfe klomp,wel-ke door medelijdenihcid met defe of gene vogtnbsp;overeenkomen, waar uit verjeheidene Mijnennbsp;haaren oorfprong neemen; en uit defe fpruitennbsp;oneindige voortteelinge van verfcheideneMijnnbsp;engraaffofen\\vt\k op dat het verftaan worde.nbsp;HU tent So moetmen w'eeten , dathet^aaröƒnbsp;trekt het Qyipy'i^delük of middeltjk op de brand ei^ Mm-gelijkeseti- jtoffen wefkt. Deonderaardle vuurgodonmid-
jteenig.
delyk werkende maakt die dingen op en in w-el-ke hy w^erkt tot Kalk. Maar middelijkiioot
! word, moet ook van alle de andere overeenko-nenfte vertrekken der Bergen, even als de gee- j mende fouten tot de kluiten gevoelt worden. ften in het menfehelijke lichaam al de aderen i So dat uitnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en knaginge der
van de kleine Wereld doorlopende over al ge- ^ge kluiten dioot At \tidiin^t of voeringedes w^a-fteld worden na de gelegentheid der deelen, jters nieuwe Mijnen voortkomen; en door welke fy doorgaan. Ten tweeden j ook jinge en verteeringe der fteenen allerleifoort
damden en uitwaalTemingen , w'clke in de bin-
worden inde ingeu’anden der ^zxAt Jappen ver
fcheiden van foort voortgebracht , welke met, nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;____________^
de \\2ax ontmoetende wateren vermengt zijnde, i En de ftoffe of ajf 'che dewelke komt van de af-wonderlijke uitwerkingen geeven ofvoor den dag brengen, en met een wondre voortteelingenbsp;na gelegentheid van het Aardfe waar mede fynbsp;De Aardfe ge'mengt worden. Vtnderden ^ menfictooknbsp;Sappeneer yerfcheidene foort en vanMet allen en Mimfiof-
andere ver- ^ nbsp;nbsp;nbsp;11
mengt, ma-Jeu j w'clkc met Jappen j dampen en uitwaajje-ken nieuwe minden van verfcheidene eigenfehapnen ver-
tingen, nbsp;nbsp;nbsp;Zijnde, ceii grootc overvlocd vaii graat-^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;______________________________________
ftofFendieten eenemaal van den anderen ver-! durende werkinge dernatuure ^ door^benuip fcheiden zijn, te weeg brengen. Ten vierdenj, van het altijd durende vuur, de ajfche der ver-daar ontbreken ook geen, genie ene t\\ brande dingenvoort.uit de ajfchenbsp;hoftelykej die ontelbaar zijn. Ten vyJdeUj daar, legentheid van de brandkuilen, Soutj ha peter,
groot een ^ijn aardfe V'l t{tx\%,^t\kt'^y aar den vsotvatxi.' Aluin,Koperrood \ en defe door b^ulp der dam-
verfchei- En uit At{tvtxmtx\gy'c\.’^ts‘3tXi.defe dingen , en pen uitwaajfemingen j in hetbin^nltenuoi verfcheidene famenvoegmge van dampen uit- met Metallige lichamen j ofmet fteenen vannbsp;voortkomt, ''^^affemingen, fappcii, metallcn, ftceiien, aar-! verfchillcnde eigenfehappeu , oifappendtt
den , Wordt A\t gxooittnonuitleggel^kevtx-\d.2.tA{tk\n\itx\gevoegtt^yudejmskteistticnti-
van ftcenige of fteenmakende fappen,waar van daan een nieuwe aangroei van fteenige Aderen.
En de ftoffe of ajf'che dewelke komt van de af-knaginge ofderfappen, of Metallige JoortenAJ^rr^ot^' of Lymige deelen door kokinge, fmeltinge doornbsp;de verborgene rioelen der aarde in de r 'lurho-lengevallen zijnde, verfchaft ten deele aan hetnbsp;vuur een nieuwe tonteftn brenge ten deele eennbsp;nieuwe aanwrts toe aan de nu uitgebrande na-hyltgopxiAt Vuur-forneifèn.
En dus komt door de aanhoudende en altijd
Waar van daan foo
I.
mengfels , uic welker verfcheidene ver-! dan,hoe dat a//e dinge eerft uit de kalk ofaffche niengin j e eindelijk die groote verfcheidenheid der verbrande dingen haren oorjprong krygen.nbsp;der dingen voortfpruit, voortgefet door een al-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Maar laat ons nu de byfondere foorte en der
durende tijd en onophoudelijke omlooy. Gy het felver herkomften wat wytlopiger befchryven.
VAN DE
dat IS,
Van de oor faken Van de Veranderinge des Aardrijks.
Dkxhcx aar dryk in f’^öfeekere^^^’^^/r/-1 brengt door de Fonteinen, Beeken enRievie-ge beweeginge j en wijfelbenrte van | ren : alfo fielt hy ook daar die wonderlijke faken , die verandert konnen 'not-' beweginge der aardjeftofen^ dtooihiksznnbsp;den is en bejiaat, is in het derde en vierde! de veranderinge van alle dingen in den Aard-Aoe^gecoont geweeft ; maat/Wdefe veran- ^]s.\oox., en dus word aardrok als éoortweenbsp;deringe der aardfe deelen, die wy met een ! wyanden aangetaji en geduriglaftiggevallen ;nbsp;Grieks woord Hylocinefis j dat is, een bewe- een inwendige door de bewegingen des vuursnbsp;gi^ge der aardfe ftojfe noemen, gebeurt, heb j en onderaarfe wateren;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;door de
^'ant het is feeker en door het eenflem-^'^ig gevoelen der Natuurkundigers goed ge-, dat dit aardrijk , gelijk dat uit vier
Hooftftoffen faamgeflelt is , en beftaat, al- --, —-------------------------------...
lo Ook Om de gedurige worftelingen en flry-1 maar verfacht ook als door een fekere wekinge oen der flrydige Hooftftofen groote wiflel-! het flecnige; wantdatinnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;een meng-JJJZler,L
beurten dér dingen verdraagt, enwelmeefl felvan Metallige en M§n(tryffige lichaamjjens na een andere en andere gejieltbeid of plaat- werborgen is ^ leert ons de Smeltkonftigeon-ajf^jks^^nbsp;hnge der Sonne ^ Mane en Sterren in het dervindinge, waar doordefe metde Mynfap-hemelfche uirfpanfel, en beurtige omrollin-' peii^er Bergen gevoegt, wonderlijke herkom-gen die her felve gedurig bewegen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j flen der dingen te weeg brengen. En alshy
' ^^'^aardigedat in het nbsp;nbsp;nbsp;is, word ver-! door de hitte der Sonne gefmohen is , fo voert
ogen oorlaakt of te weeg gebracht uit water en hla- hy te gelijke met de flagregenen, fand , favel,
byfonder doorderfelver bei- fleen-fand vermengt met alderhande loorten beweginge. Het water welk rondom de vanMynfloffèn,alfiytendemctljichaf;ende.
^'oot loopt, door kracht der Herren fe aan de Rivieren ter hand geftelt zijnde, wor-groote menigte van dampen en uitwa- den van de felve dewijle die fo groot een fwaar- ,
'“¦en. sQmingen ontdaan enin de daar toe verorden-Te en hoop niet konnen vatten,waar fy konnen, en bedelde plaatfen verdikt zijnde, word fo in wijt en zijds verfpreide vlaktens door over-het tot druppelen word in reegenfo het flremt ftrominge heen gevoert.nbsp;in haagel , eer het tot druppels word, in; Hierdoor gebeurt het dataan de
verandert. Dereegen. hagel, fneeuw die eerji vrucht baar waren , de vetfle klui-«r/? vrugt-uit de Rievieren, Meiren, Zeen uitgetrokken, ten daar afgefcheurt zijnde, niets overgelaten en door de geweldigheid der winden tot de top- word als een fleenig weefen ; en de velden, die vTuc^tbaar'nbsp;pen der Bergen en Landen heen gedreven, eex^Xdooxonvruchtbaarheidquyndenoïèoox'”^^^^-gronden daar die wonderlijke ontHeltenifle en Poelen en MoerafTen vervult wierden, doornbsp;bewegingen en queekeryen der dingen welke het bekomen van fuik een vetten gall, met eennbsp;'vy befchryven zullch. De ebbe nu en vloed gewenjchtevnichtbaarheithegdtigtcngamp;l\xk~nbsp;welke wy’t wafTen en vallen noemen kig gemaakt worden : welke echter, gelijk.er
als de voerders en voortfecters van de aardfe ftoflè zijn.
De fneeuw de kruinen der Bergen beflaan-de , doet niet alleen het aardige weefen ryfen, Ineeuw en
ik voorgenomen te defer plaatfe te openen. 1 reegens, flagreegens, hagel, fneeuw. welke
4,gt;-
We,
«Ict,
niets vafl of gefladig in defe dingen is, by ver-loop van tijden , hare vrugtbaarheid uitgetrok- T^derem ken ofafgelegr hebbende, ten laatften weer tornbsp;onvruchtbaarheid ontaarden, dewijle de flee- '««.«it wr-nige voortfettinge der Bergen door de wekin-
ge
m dedid van vierentwintig muen tweemaal groeiende en fakkende , gehjk die het waternbsp;doof de onderaardfe doorgangen heengedre-Ven , en welk een groot metigfel van een vrem-de ftoffe met fich wegvoert, en na buiten uit-
-ocr page 474-I Afdse-
Vtl-
Eerft wordgevraagt, hoe de nieuwe Akkers soorten Velden j nu onvruchtbare j dan vruchtbare nbsp;nbsp;nbsp;^^gt,
voortkomen!: Ikantwoorde, dat dat gefchied^ (/o» door de toevloed van [and ^ potaarde j fa'vefnbsp;fteenfand van de Bergen algevoert, eii in de*^»*nbsp;vlakte neergefmeten; waar door ook de aardenbsp;eerft Moeraflig , der felver ongevulde grachtenen holen tot een vlakte gefchikt worden;nbsp;of ook van de drift der lopende Rievieren na denbsp;eene of andere zijde, welke het geene fy aan denbsp;eene fijde af knagen , aan de andere fljde metnbsp;her toebrengen en vermeerderen van Landennbsp;vergelden j gelijk aan de oevers van veele Rie*nbsp;vieren te fienis. En hier uit blijkt dat denbsp;vieren by verloop van tijd door de uitteerin-ge vande eene Oever , en door den aanwasnbsp;van Land aan de andere fijde, te mets haarenbsp;groeven verliefen. Sie na het geene wy in onsnbsp;derde Boek feer overvloedig van defe dingennbsp;gefproken hebben.
Volgt ten tweeden dat door de toevoer van grove favel door het gewelt der lopende Bec-ken en reegenen van de Bergen afgefchraapt*nbsp;niet alleen dc Velden vervult , maar ook denbsp;groef der Rievieren door de famenhopinge ‘vannbsp;klei en andere fteenen hooger worden j doornbsp;welker vermeerderinge en de Kruiden die uitnbsp;de flib uitfpruiten, het water fich binnen fijnenbsp;groef niet konnende houden,eindelijk door eennbsp;nieuwe overvloejingc de vlakkere Velden vervult, welke echter door hare grippels en floo-ten van het daar opftaande water verloft zijnde, door het fetfel der overgeftroomde wate-
JSlieuwe beginfelennbsp;•van on -vrugtba/tt'nbsp;htiii.
ge der fneeu’v^ ontdaan zijnde in korflen of j ter, de fneeuw en regenen , wederom aandetl fchoriTen van malkanderen fpringt, en geklieit j Aardkloot door een altijd durende en ono^hou-zijnde tot een magre favel en fteenfand verbry-1 delijke wiffelbeurte der natuure.nbsp;ieltvvord : defe favel en dit fteenfand door de j De wonderbare omloop der nature\\Qhhtnnbsp;flagregenen en regenen weggehaalr en tot deiwygeftendaatonsnuopgelijkewyfedef^öry^-veiden vervoert, bedekt fodanig de vruchtba-1 ken vande by fonder e tiitwerkïngen welke die innbsp;re flibdcrlandendicfyin haar hadden , datfyjden Aardklootte weeg brengt, door vragennbsp;niet langer tot de bouwingc bequaam zijn. I verklaren.
’t Gebeurt echter metter tijd en na verloop van veele jaren, darde fandigeftofte met kruiden,nbsp;plantenen hceftcrs vervult zijnde,met ftrekennbsp;van boomen en boiïchen bekleer wort; hier vallenjaarlijks , namelijkin den Herfft de bladen,nbsp;vrucht, fpruiten of van felf ^ of door de krachtnbsp;der wïndem{, en worden ge voert tot de omleggende velden of vlaktens , of bergachtigenbsp;plaatfen, en dus door de wekinge der kVinter-fheeiiWj reegenen enJlagreegenen te gelijke metnbsp;her gras tot rottinge gebracht zijnde, overtrekken fy de velden met een nieuwe huid vannbsp;een vette aarde ^ welke dingen dcwijle die allenbsp;jaren gebeuren , fo fiet ieder een wel voornamelijk aan de oevers der Rievieren, dar ooknbsp;hier door het Land gedurig vermeerdert ennbsp;overhands toeneemt; in welke gy verfcheidenenbsp;Aders van fteenen of fand en fteen-fand , dannbsp;een ophopinge van fandige of flibbige aarde,nbsp;welke de favelige oppervlakte als met een korftnbsp;befet fien zult, en dus verrijfen de velden doornbsp;de nieuwe toevoer van foute aarde, en door denbsp;nieuwe ontfanginge van vruchtbaarheid vveel-drig zijnde verrijken fy den Landman met grote inkomften. Maarby verloop van tijden wederom een nieuwe menigte van magre afgeknaagde favel uit de Bergen toekomende, ennbsp;door de overftromingen en flagregenen afge-voert, fo vervult die terwijle hy de vette ftoffenbsp;overdekt de velde met een nieuwe wiffelbeurtenbsp;van onvruchtbaarheid. En dat duurt door een
altijddurende overhandfe wiffelbettrtj fo lange als de wereld ftaan zal.
De Souten Maar nadcmaal mceft altijd in de Spruiten, ren als die met de fandige ftofïè vermengt wor-Bladen nbsp;nbsp;nbsp;Takken, Bloemen enVruch- den, in een vet endeugdig Land veranderen.
il quot;zijZfquot; ten, Salpeter, Sout ^ Lym is ^ fo verfchaffen: Dat warelijk in de Berggeweften als de fneeuW brengen fy Joot, als fy afvallcndc op de aarde blij- j gejmolten is,het water dat van omhoog afkomtnbsp;quTiteryen vcu, als ^oot verrotthge gcxtkn zijnde,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;troebel en dik van fand, poraarde,klei,Sreen-
¦vanSoüt^a nieuwe (toffe om Sout en en Mynftoffen voort r^jfand, en een andere ftotte welke het met fich teeleuj maar infonderheid maken die die vol| voert vermengt, doordelaageplaatfe totindenbsp;van een lymig weelen zijn, het land op een by-! Rivieren afvloeir, is aan allen bekent:want nietnbsp;fondere wyfe dik en vet. En uit de fouten door | alleen van de nabyleggende, maar ook na ver-ryfinge daar roegefchikt en beftelr en de loop van eenige dagen, van de na by de fijdsnbsp;uit deBergen uitgehouwen en in gelegene Bergen, voeren die bevvcegingetjnbsp;de Rievieren famen gelopen, komt voort een i een kleijige of fandige ftoffe met haar, terwijlnbsp;nieuwe vruchtbaarheidvanMynftoffen \ men veeltijds fiet dat de grootfte Bergen ennbsp;ke eindelijk door de afvoeringe dergroocc en | Boflehen door kracht van hetafvloejende wa-
•voort.
ter afgeknaagt en vervoert zijn.
Ten tweeden wordgevraagt : PFaarom de ' i?/£.’wrinfodanige plaatfen de Landen doornbsp;aanfpoelinze Qeeroeid met een magen Jan , en mjnbsp;M Of om nlamp;re f laats metnbsp;begiftigt? Ikantwoorde dat de Landen cn nmf'nbsp;Velden op een driederlei wyfe dan vet j dan on-den-
geweldige Rievieren aan de Zee word overge geven.
hoger in de lucht opgevoert zijnde, ten decle ! vruchtbaar worden. Eerft dat fy door de toe-doordefourffe der Fonteinen, ten deele door 1 voer van grove favelen mager fand onvrucht-de uiterlijke beweginge van de lucht, het wa- jbaar, endoor de ovetdyminge van potaarde
De Z^e nu met alle de genoemde foorten der dingen vermeerdert en befwangert zijnde,nbsp;herftelt derykdom oiwinfte die hem toe-vertrouwt is, of door onderaardfe doortochren,nbsp;of door natrekkingc der Sonne door dampen
-ocr page 475-Vlï.BOEK, Van DE BEWEEGlNGErfVr AARDIGE STOEFE.m^. 409 ff nbsp;nbsp;nbsp;vruchtbaar gemaakt worden. Ten weeden fy worden onvrugtbaar door de groo-j*\ S^^veldigeontlaftinge der Kievieten van nClClJjQyp„ J nbsp;nbsp;nbsp;IJ r»n vpr(i-Nrr‘ir M/nrrl'VrnrNT- ^^aar dn nbsp;nbsp;nbsp;en dat de Spaans-groenige haren oor- het ^ftoffè , eni fprongvande Bergen die vol koperige klititen flib op de vlakte der 1 zijn hebben, leeren wy uit decoleurfelve. ^'“vtien”^ derden word gevraagt. nbsp;nbsp;nbsp;andere plaats getoont worden. Die fwarte 'klakte der velden j enhoedefandhett-\z2iiéQ nu is beft bequaam tot de Land-bou- quot;...... ‘ nbsp;nbsp;nbsp;“nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;werye, welke door denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van wr- rot gras j kruiden j en afgevallen bladeren lox. aarde word, waar door niet alleen de aardenbsp;gelijk ook door de mijl der beefien fwart en dik,nbsp;maar ook op een byfondere wyfe vet gemaaktnbsp;wordt; waar van ghy defe Proef kunt nee-men. j ^^^^^quot;^'lakkeplaatfengroejen'l Ikantwoor-dat het oppervlak der veldengelyk word., ^ or door overvloejinge de ftib alle de holen ennbsp;pfen gevult hebbende over al eveneens ver-'nbsp;preidword, gelijk in de fneeuwh[i)kxi, welkenbsp;een geftadig weder en fachjens vallende,nbsp;als hy de aarde bedekt , een gelijkenbsp;'^akte maakt die met fneeuw bedekt is, alfonbsp;^okverfpreid denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fonder drift, door ^racht der Rievieren over het Land ge-flib en het fand gelijkelijk, waar 'an daan een vlakke grond. Maar de heu-’t^eien groef en of komen op een veelderlei wy-^ ; eerft fo de velden met Jieenfand en Ja-'^^l of uit de Bergen , of uit de Rievieren verv^A.,. 1 ° nbsp;nbsp;nbsp;'1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(grond gefakt zijnde, bevindendathet «linee knm^ r nbsp;nbsp;nbsp;.deranderwater opdegefonkeneaarde, roert Ïïopen aankl ° nbsp;nbsp;nbsp;^ ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;doedtdat eenige malen, of E nbsp;nbsp;nbsp;defelvemerreekerekoift^ lotdatghy alle die fwarigheid van Sic aardfe de ?è ’ ! nbsp;nbsp;nbsp;luk afgetrokkenSiebben . eindelijk ™«ter iLT' fd-'f nbsp;nbsp;nbsp;«i'y l'oquot; ftnd en het geene daat by is ^ke Röpi nbsp;nbsp;nbsp;hcuveldoorandere^tè-i.^^^ ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;rooden ge- r wen van verrotte bladeren nbsp;nbsp;nbsp;'¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.0 aarde is, wonderlijk vermeerdert, Wafmgen nbsp;nbsp;nbsp;by'komende j,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;amp;quot;ndquot;v a„ wat voot-een coleur het door welke de droogere macht van fand , de VoU— —nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' Wtar van daan de ly. I. D 'AP.IJ hkers. Ten derden, door de verrottinge der anten , Kruiden en Bladeren , die van denbsp;onien afvallen en op de aarde blijven leggen,nbsp;^elke gelijk die overvloed van vettigheid heb-alfo maken fy ook de Velden ineen aar-®^geen vette klei verandert zijnde, na wenfch '’ruchtbaar. ¦Velden gaande gemaakt gedreven word , zullende mnbsp;toevoer vanaoffeduuten W'l ” fgefttandnbsp;‘ ZbTnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;worden ; geU’jkerv _jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hooge der Zee dicht by Oftien te fquot; ¦^““fptu.- i^euvelen en hopen met gras | p oelinge :*«t.‘“hekleetxijn , die door ^ ^ '•»quot;i.dct Zee en winden bcxycgt =0 8“quot; nbsp;nbsp;nbsp;^ maakt nbsp;nbsp;nbsp;allengskensnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;totnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fond - hop»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;na anT„leSeetk:kledictge,hkefond- hopen gevonden. ,,^r^^pt.lfeiarvande Ten vierden word gy h ^grfcheidenvannbsp;aardige ftoffe dernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;eene plaats üet- . rp^art , op een mende aarde ten eenema f ^ly -j ant- andere root ^ geel ^ of nbsp;nbsp;nbsp;ifet fand in woorde dat fulks nbsp;nbsp;nbsp;Noten en welke de Bladeren van ^^^ZZichte van Gal-de baftenvzn Noten oï nbsp;nbsp;nbsp;^,^ocht /ra verrot en in aarde verano nbsp;nbsp;nbsp;' fwart die in de Koperrodigc aard J ^ ^ verruwt en d^at in een o|=';“tv“deBet-geele aarde heeft ftjnen oorfpto eel. |
gen die met Oker j of Swavel of Sandarac bcfwangert zijn, v. elke tot de vlakte vervoertnbsp;aldaar een aarde voortfetten die hoog of goud- Gelykerwys dan de wateren der Rievieren van de verfcheidene Plynfappen verjcheident-lijk geverruwt worden , alfo worden ook denbsp;velden met een [and van die coleur hoedanignbsp;een de kluit heeft, waar van fy afgefchraapt is,nbsp;vervult. Maar waar van daan de MynenèaxiA^*nbsp;wxgtverfcheidenecoleuren krijgen zal op een R O E E. Seeker vat voor een gedeelte vol fwarte Stprtnv*^ aarde gedaan zijnde , giet daar water in ennbsp;roert het al opgietende rondom , welk als het dera-ftil is , zultge de aarde ondertuftchen na de^®quot;'^”' lijk dat gewoon is verfcheiden van coleur vinden ; welk een openbaar teeken felve ook geweeft zy, door het verwfel van de gefeide ftoffen, in fwartigheid verandertnbsp;word. Ten vyfden word gevraagt. Waar van daan de lymige en brandbare aarde fijnenmt£e7ardl.nbsp;oorfprong heeft ? Ik antwoorde , dat denbsp;aarde door het verfcheiden mengfel der foutennbsp;tor een feekere vette vochtigheid en die alsnbsp;fmeer is ontdaan word,waarmede befeten doornbsp;de Sonne gedroogt zijnde, de kluiten niet anders als de houten , op het minfte aanraken van vuur aangefteken worden , hoeda-nige de Turven die de Hollanders branden , gewoon zijn re zijn ; de waarheidnbsp;waar van ghy door de volgende Proef leerennbsp;zult. Tweede Proef. Neemt/a;.^zE^i? „ vette en fmeerige aarde, en druk uit defel ve in een vat al het waterghynbsp;zult bevinden dat het felve niet qualijk nanbsp;Schryf-inkt gelijkt ; dit water opgedroogcnbsp;zijnde zal aldctnaaft de coleur van Turfnbsp;Fffnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hebben, |
410
de monden der Rievieren die in meeft altydjandheuvelen die men duinen noemt ^.ecnbsp;gevonden worden ? Ik antwoorde , dar dat isnbsp;lüt de oyhopinge van hetfand en dejlih j welke'nbsp;de Rievieren dicht by hare monden meteennbsp;fachte en trage vloed in deZee lofen;en de wanden dryven het met de vloed gedurig ontrent
1 Afoeï. hebben, niet wel ten eenemaal fwart, maat bruin, en die ’k weet niet wat voor iets lymigsnbsp;by fich heeft; want by het vuur gelegt zijnde,nbsp;zult ghy bevinden dat die aanftonts, even alsnbsp;ietsdatfwavelachtig is, het vuur vat. Maarnbsp;van den oorl'prong van de Lym op een andere
plaats breeder. nbsp;nbsp;nbsp;I.....-------------------------^
Waar vm T en fefteii word gevraagt. Waar van daan\ de monden en ftranden; hier door beletten de daan de diejiemi^e korflen welke tuffchen de fandige en \ baren der Zee de fandige ftoffè welke de
aardigefiojfe loop en voortkomen, waar van Aarde. daau ook dc verfcheidefie ftoffe van fommige
vieren in Zee lofen, Jat die niet verder ver-n nbsp;nbsp;nbsp;jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de. fanden hier door tot hopen
faamgefme fieenen haaren ocrfprong beeft ? umgefet z,y„de , maken die duinen. ,vv.iat van Ikantwoorde; dewyfcuitdeBergcnverfchei- wygefproken hebben. En hier uit blijkt, dat dcnbsp;^n^ottei, van Souten en glafige deden als Zee by verloop van tijd, van die aanfpoelingcnnbsp;Minerale kluiten overde Velden, of on-|gefproten uit den toevoer der Rievieren inge-
nomen, en fo dagelijks door de gedurige toe
vloed van ftoffe vermeerdert werd , fo dat wy
j ___________j...____________j , ________1 voor vaft konnen feggen, dat de-
fteetiachtige affchraapfels, en door de mengin- j by de Zye voor dejen een wijts en Pxysgeftrekte ^ee ^*^4. ge van Sout, Salpeter, Aluin en Koperrood | zijngeweeft; en in het tegendeel dat daarnbsp;faamgefteld word; waar door de potaarde , of nu Zee is, voor defen Land is geweeft. Maat
eenige andere aardfe ftoffedie daar overge- dewyle van defe dingen feer overvloedig in de
ftrooit word in Heen word verandert; en dat op nbsp;nbsp;nbsp;gehandelt is, fo heeft hetmy
defe wyfe de fteenen onder de aarde uit m; nietgoed gedachrdefelvehierteherhalen. fieenmakendo{fteenigfap\oQnkomci\,7.v\\Qw\ Defe dingen dan breder mogelijk als nodig
was verklaart hebbende, iffer nu niet andet^ overig dan dat wy de by fonder e aarden van dcnbsp;gefeidc ftofFe in hetbyfonderondetfoeken ;Ctgt;nbsp;op het naukeurigft fo veel het mogelijk isnbsp;wat eigenfehap en kracht tx\gebruik ieder det*nbsp;fel ver heeft, en waar van daan dat fy harennbsp;oorfprong heeft.
middelijk.of door het toevoeren der Rievieren verfpreid worden, fo gebeurt her, dat by vernbsp;loop van tijd (cckeix feenmakendfap door de
wy dan door verfcheidene Proeven toonen, als wy van de dingen die in fleenen verandert zijnnbsp;overvloedig zullen redenkavelen. En uit defenbsp;dingen blijkt, darter in de nature der dingennbsp;geen enkele aarde gegeven word , maar dat fynbsp;alle meteen mengfel van verfcheidene dingennbsp;befer zijn.
Ten levenden word gevraagt. Waarom by
Cap. II.
De Aardkloot inde eerfte fcheppinge der van de ganfche kloot vafter te maken, beftelc-dingen als een fekere nageboorte ge- nbsp;nbsp;nbsp;Maar nademaal in die Reenige klomp ontel-
fchapen, wierd na het getuigenilTe van bare holligheden, mgrote voort/pruitingen tot de Heilige Text Gen.x. aan alle kanten met formeringevandehoogfieBergenoscxgfdvts'^^nbsp;wateroverdekt; indefelvewaren nochgeene waren, loishetdootdebyfondcrevoorfienig'
Bergen,geene valeijen.,gpe:n ander onderfchei den Hooftftofïelijk lichaam, maar alle dingennbsp;verwert en onfamengeflelt zijnde waren bedoven en quynden onder een feekere verwerdenbsp;klomp; tot dat ’t licht nu gefchape zijnde d’aar-de door de Remme Gods geflagen, de waterennbsp;binnen hare oevers gedreven zijnde,’t drooge isnbsp;te voorfchyngekomen,m2i2it hebbende noch eennbsp;kleijig weefen, welk echter de VorR des vuursnbsp;van binnen werkende aanRonts feekere hardigheid aangenomen heeft, en eindelijk als totnbsp;Qamp;nfteemg geraamte faamgdopen is ; op darnbsp;fy onder de flibbige klomp blijvende, door hare vloejinge en fmeltiuge alle denoorfakelijkenbsp;ordre en hetgeRelderOntfangers en kamersnbsp;voor de werkingen der nature,niet foude te nietnbsp;doen ; en fo is die klomp door de hand van denbsp;alfcheppende God tot verfcheidene hollighe-de gemaakt,, enkel door de werkinge van hetnbsp;onderaardfe vuur,en door deflelfs warmte verhard geworden, en dit is ’t eerRe f eenige gef elnbsp;des aardrijksnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ van God om’cgevesrc
waren,.. nbsp;nbsp;nbsp;____________
neid Gods gefchiedt, dat die Rib of klei noch niet verhard zijnde, ook degenoemde kdigcnbsp;piaatlenen valleijen gevult en het oppervlaknbsp;j rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Aardkloot en der Bergen,
met delelve noch nat zijnde enweeke klei als
cnet een feekere korR of Imit övertrokken;
dat fo die eerRe ;kIomp bequaam zoude worden om de fpruiten des velds , Kruiden,nbsp;Planten,Botten,Boomen en Vruchten door dcnbsp;Remme Gods geRagen zijn,voort te brengen,nbsp;vrelk op de derden dag des wcreldsgefchiecfs.nbsp;En defe is deJlaat van de eerjie gefchapene wereld. Welk geRelc zijnde, moer nu gefien worden, hoe by verloop van tijden,dit aardfe wee-Jèn vermeerdert is, wat voor veranderingennbsp;’tfelve door de verfcheidene invloed derSonne,nbsp;Maane en Sterreais ook van het vuur en onder-aardfe wateren ondergaan heeft, en wat dienbsp;aardenz/ijnzynofbeJiaanis\ want defe dingen geweten zijnde, fo vertrouwen wy dat vvynbsp;lichtelijk tot de kenniflc vande verborgene uitvoer kingen des aar dryks komen zullen.
p nbsp;nbsp;nbsp;VIL Boek, Van de Bewefging der aardige stofeEj^w;^. 411
^AP. JI p nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;~
maar eigentlijk een gehooftftoft aardig weefen,
Welk \\ y dus befchryven. jdarde ts een lichaam dat gegraven voord, vjelk van het vochtige benbsp;Sproeit eerft week, aan [fonts de vochtigheid na-
^etrokken hebbende vloei baar wordt. En hier
van worden afgefondert alle die dingen , welke
natgemaakt zijnde alleen week worden, echter nbsp;nbsp;nbsp;vvorden.
met fmeltcn, als pan^^ier, wolleen dierge^
Hier worden, ook uitgefondert de »teenen nbsp;nbsp;nbsp;^
en Merallen , die dlt;^or het opgieten van noch door
narer noch week , noch gefmolten worden. | door afknagmge der tier^/nAA ,
I^erhalven moet ghy voor vaft en feeker houden , dat al het geenc uitgegraven word , en nis daar vochtigheid word bygedaan weeknbsp;Word, daar na fmcit, dat dat eigentlijk genoemdenbsp;moet genoemt vvorden.
quot; Eerft dan word gevraagc. Hoe dek aarde 'Voortgebracht word ? Op dat defe fwarigheidnbsp;ontknoopt worde, fo moetmen weeten dat de-
ben , alfo ook om de vlakte fogeenoverilro-minge onderworpen zijn, en gcvolgelijk noch fanden noch flib, door welke de grootfte ruimte der vlakke Velden foude konneu vervultnbsp;worden, met haar voeren, Wanrde ondervin-dinge leert, dat grachten in dusdanige vlak-tens gegraven na het verloop van weinig
tvcnwelwil ik. dat den Leefereerft weete,j hopen van de afgevallene fanden aanvoeren plaatfe voor Aarde nier neemen; konnen, een overvloedige en Jeer vette aardenbsp;en onfamengefette aardige lichaam, gevonden word; echter geflelt zijnde dacnbsp;HeUe dc Natuurkundigers gewoon zijn een fommige dusdanige plaatfen door Rivieren be-'^otrlioffc te noemen , endiewy boven onc-lvochtigr worden, fofegiknietteniin,dardefenbsp;hebben dat in de naruureder dingen is,; gelijk fy geen fchuil-plaatfen der Bergen heb
dat is hetdatonderfocht moet worden.
Wederom; op de vlaktens van de alderhoog-Jle Bergen j ]z op de kruinen felve dieganfeh geene vlakte hebben, gelijk ik dikvvils hebbenbsp;gefienen ondervonden , word een [eer overvloedige envette kluit van een aardige ftojfe,nbsp;feer bequaam rot weiden gevonden , v.e’ke
, nbsp;nbsp;nbsp;—.................. , echter noch door de dyringeder Berg-rorfen
e aarde door een tweederlei tej^’^enwyfe in j en fteenen , veel minder Rievieren . die aldaar het uiterlijke oppervlak kan voortgebrachtigccn^xntsgievondtnwotécn, door een byeen-Worden. Eerft word dit aardige weefen voort-1 gebrachte afknaginge kan opeen gehoopt w or-gebrachten geteeltop die wyfe gelijk een wei-1 den : ja foghy de aarde daar al uit graaft, altijdnbsp;mgtevoorenis gefegrgevveeft, ren deele door j vindtnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nieuwe t\\ nieuwe aarde, niet door
® Hijtinge cn afknaginge der Steenen en fandige veefels faamgegroeit, niet onderfchei-^^y^ 'Huiten , ten deele door de flytinge den van favel en fteen-fand, maar ondereen a knagingc der reegenen , flag-reegenen gelijke en eenflachtigeuitjirekkinge der deelennbsp;1 wateren , of Beeken die door de Loo^- bejiaande, ten fy dan by aldien de aardigenbsp;gtaven der Bergen vallen, waar door de kxi-\[achtigheid door het tujfchenkomen van ver--en wrijfbaare fteenen, het weefen van de jeheidene Myn-klüiten geftoort zy; want dannbsp;yn-kluiten daar uitgebeten zijnde, en doot T.z\{yoÏQe.nfwartejo£ccngeelejoie:tt\brui-uritcderlonpendeBeekenenRievierenver-';?i?tflt;z?'lt;!/^ yoortbrengen, gelijk naderhand zalnbsp;‘leelen tot de vlakkere plaatfen word gefegt worden. IVaarvandaandzn dat dus-tèn deele aan de holligheden dernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;welke noch door de flytinge der
re*n nbsp;nbsp;nbsp;fplee- wateren, noch van de fteenen der Bergen door
langende, en eindelijk in aarde verandert knaginge tot fandige lichaampjens ontdaan gelijnde tot Kruiden , PUn ten, Heefters , en maakt word, fijnen oorfprong heeft; darison-oomen uitbot, welk het eenige einde der na-|fe plicht fo naaukeurig als immer mogelijk is Ure in de aarde is ; en op defe wyfe komt de j na te vorlTchen.
door de drift der Rievieren heengedreven pijnde . nieuwe quekeryen. van een aardige
voort behalven die de welke! Ikfeggedan, datdat eerft^(9lt;?rdejaarlijkfe^ww«lt; ^tn\o(rp èiQxRievieren van de kanten der\verrot tinge van het Gras, de Kruiaen , ‘tak-[^ers afgefchraapt word, welkeren AQQ\[ken,BlaaderenderBoomendootdc^nné.stt deren,»of-de grond vallende ten deele over de velden i fpreidt,welke en in de gefeide vlaktens,als ook
ftolfi
^ grondet.
“aar Maar defewykdevoortbrengin-te zijn, om alle mantere nbsp;nbsp;nbsp;nademaal de-
ge der aarde aan te wyleh. nbsp;nbsp;nbsp;^-Ueele opper-
feaardigeftoffe ,ovf enopWetgl^
vlak van den aardkloot gev nbsp;nbsp;nbsp;onnut
fonder welke de ^^uwinge nbsp;nbsp;nbsp;^
zoude zijn, fo moe men nbsp;nbsp;nbsp;„,.Apr aardk
fcUjkhoudcn nbsp;nbsp;nbsp;de afjlyti-b
wee/enis behalvendat nbsp;nbsp;nbsp;rj^vrd.
der fteenen en aanvoer der s\
W-
van nieuwe aarde verrijkt werden. Dat nu de Bladeren het Gras, en de Kruiden door dc winter of reegen of fneeuw geweekt en gerot zijnde in aarde verandert worden, leert ons de da-gelijkfe ondervindinge ontrent het begin vannbsp;November; en is fo bekent, dat ik myïchame
En dat de aarde Gras en Tlantenj
op de vlakke plaatfen der Bergen feer over- m fneeuw vloedigvoortkomen, gefchieden kan, welke'”nbsp;eindelijk in aarde verandert zijnde, de aardigenbsp;{toffe bevrucht door het daar in zijnde fout ennbsp;vettigheid, vermeerderen; welk gelijk dat jaarlijksgefchiedt , alfo is het ook nootfakelijk datnbsp;de vlakke plaatfen met een vermeerdennge
-...... - nbsp;nbsp;nbsp;der van tefpteeken.
'vantwyfien dar in de groote wijt en zijds gc \ nbsp;nbsp;nbsp;de faden van Gi
Eer-
ftrektc\iee(lerii,cvlaktens co '«'J'S'?’! nbsp;nbsp;nbsp;acvolgenae Pioef keren.
-aUvaat noch Bergen noch Rievieren zijn.d.e de j«iaev B jff ^
1. D EEL.
-ocr page 478-AARDSE WERELD,
ge weef en metfich afvoert j welke naderhand binnen de genoemde doorzochten , of op hetnbsp;hoogde der Bergen , als daar vochtigheid hynbsp;verdikt zijnde, loi aarde wordt van fuiknbsp;een- foort , als de Steenen of Mijndoden zijn,nbsp;welke fyuitgefleren heeft; want gelijk bovennbsp;gefegt is ge weed , fo iemand een gracht in denbsp;gefcide vlakte der aarde maakt^ die falna ee-nigejaaren bevinden dat defelve met een nieuwe aarde vervult is, want de vochtigheid alsnbsp;daar aanfettend roet by komt maakt een kleinbsp;of Bib , waar door de aarde doot een gedurigenbsp;toedoeninge vermeerdert wordt. Maar devvy-Je defe dingen niet beter , dun doox‘Proevennbsp;konnen bewefen worden,fo dillen wy den Lee-fer de volgende toonen.
411 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER
Eerste Proef^
Vul een aardeJleffche halfvol met feerfui-vere aarde, die met geen andere mengfels van faden befmet is, welke ghy in de Lente op eennbsp;feer hoogeToorn verre at zijnde van doffen, volnbsp;zijnde van een verfcheiden mengfel van Saden,nbsp;in de lucht moet fetten, ’t dekfel met een kleinnbsp;gaatjeitj waar door de lucht inkomen kan voorden zijnde; en na een maand tijds fult ghy vinden dat de aarde ctn kruid van dat foort voortnbsp;gebracht heeftj welk aan u land eigen is , eennbsp;openbaar kenteken datter iets in de aarde verborgen is dat kruiden voor tbr engt ^ welk wynbsp;niet anders feggen re zijn als de vruchtbaar-makende kracht des Soutsgemengt met de aarde j door w^elkers behulp de aarde bevochtigt,nbsp;en door de warmte der Sonne bedelt zijnde,nbsp;aandonts tot botten voortbreekt , alle welkenbsp;het Sout dat in de verrotte kruiden en planten
isgew’eldiitvoorrrer.uitdchfelven endoordj-|met een engen ne nature feer geneigt om dat wederom re her-| mond, w'elk ghy halfnbsp;baaren welk in her gras noch levendig of groen vol aarde die voor denbsp;zijnde, gew'eed was. Want joghy eenig kruid^ ^ hand is vullen fult, ennbsp;gelijk wy in het vorige gelegt hebben, tot Sout . xds het op het vuurnbsp;kruiden,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j en liet uitgetrokkene Sout ill de aar-' gcfet is , fult ghy
doedt , die fal een foort van dar kruid uit het laaten uitwaafe-hrengt een welk het fout getrokken was, voortbrengen, men : w ant de aarde gm T//* gelijk my de volgende ondervindinge gcleert: fal aandondts ais hynbsp;krutdwaar heeft. Vaii defe wonderwerken der natuure het vuur gevat heelt,
*trokken' breeder inde 'leAgy.nd^Boeken op fijn plaats, tot rook ontdaan wor-¦Hordt. Maar nadien in veeleplaaifen alwaar geen boo- den die met damp men zijn , die afgevallene bladeren aan de aar- vermengt is , welk alsnbsp;de verfchaffen, 'yisbinnen de kloven der Bergen her gedaan is, fult gynbsp;en binnenfle ingewanden der aarde j dufdanig omtrent de engte van de mond, als een leekerenbsp;een aarde die men overal vind te voorfchyn Salpererige ftoffe vinden , w'elke uit delic-komt j fo is ov erig dat wy noch verklaren hoe haampjens van den rook en damp aldaar ver-die wordt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i ‘^ikr zijnde aangegroeit was, en defe geftoi en
Boe de In de voorgaande Boeken hebben wy meer- zijnde, fal aanflonrs een aarde in reukjfmaak *^e^de^kionbsp;nbsp;nbsp;nbsp;geleert, dat de inwendige Huishoudinge, en coleur vertonen:, als die uit w^elke fy getrok-
Xen *der des Aardrïjks ^ door kracht der onderaardfe ken was. Herblykr derhalveh, dat op defelve Jitrgen. en yuuren door gedurige dampen en uitwaajfe- wyfe in het Oppervlak van den Aardkloot denbsp;*serg‘n wingen geport wordt ^ Altnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’^xoox.téïihnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aarde uit de roeken en dampen in detoege-
en force gedurig uit het pypige w eefen der aar- groeide monden vande aardje openingen voort-de en bergen , en ontelbare veefels en kloven, gebracht w’ordt : w'ant defe naderhand door van w^elke het doorboordeAardryk niet anders de Reegenen en Slagregenen afgefpoelt ennbsp;als het menfehelijke lichaam van haair aderen gefmolten, verandert in eigentlijkfo genoem-feervoliSj uitblafen. Hier door gefchied het, de aarde. En dewyle dusdanige rooken ennbsp;dat de damp met uitwaaJJemingenvermengtj dampen altijd duuren, fois hetook noorfake-binnen de gefeide klooven, fpleeten, en door- lijk, dat de uitw'erkinge daar van altijd duten-gangen altijd iets van het fieenige of Mynpoffi- de is.
ï, Afdee
LING«
grottt en voortkomt.
CAP,m.
T w E E D E Neem
een
buikig
Te defer plaatfe moet de rechte en ware oorfaak van fo groot een verfcheiden-heid der aarde uirgelegt worden; welknbsp;op dat het mettebeeterordregefchiede , fo
Enkele, Magere, verte,
fullen wy eerft eenige foorten van aarden ver-Rl^rcti
Aarde nbsp;nbsp;nbsp;aangemcrkt.foghyde eerftc
en tweede hoedanigheden befchouwt.
f Wit, fwart,geel,! nbsp;nbsp;nbsp;fSoet , bit-
JiKCic, i’-aagtu.,, vi-nw, I nbsp;nbsp;nbsp;jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vv u, iwarc.gcci,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;|nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i----’
yle,dikke,fachte,har- | So ghy de coleu- j nbsp;nbsp;nbsp;afch-achtigh,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 |§onbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ter,fcherp,
de,fwaare, lichte, te- h ren befchouwt, is d nbsp;nbsp;nbsp;root, purper,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;h fmanicnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fmakeloos,
Ap.Ili, nbsp;nbsp;nbsp;7.\}nlt;^tverfcheidentheden der aar-\i De eerfte vvyfe om aarde voort te brengen Ecrfte wy,
welke ten deeler’/^/^É’/é’, ten deeIey2?«w^É’-j word veroorfaakt van dt verjcheidenheid der fitte zijn,of met Mijnftoffige fappen vermengt aarde, of fuivere of gemengde, in de Baarmoe- ginge dernbsp;gelijk de coleurea toonen , of met ftecnige af- der des yhar dry ks wcxhovgcn zijnde. Indiennbsp;fchrapfels befet ; welke onder maikanderen derhalven de onderaardfe warmte op dufdani^
vermengt en faamge voegt zijnde byna een on telbare verfcheidenheid van verfchillendeaar-•^e vertonen. Want fo ghy de twaalf enkelenbsp;'^^'f'fibillentheden onder maikanderen famennbsp;voegt, fo fullen der 479001600 mengfels vannbsp;verfchillende aarde uitkomen , gelijk aan denbsp;^ant blijkt, eninonfeSaamvoeg-konftwytlo-
ge fuivere aarde werkt, fofal die feive aarde
verdunt zijnde uirwaaflemingen van fig geven, welkefeer drooge iichaampjens zijn , in welkenbsp;de aarde door de kracht der hitte verdunt ennbsp;ontdaan word; defe Iichaampjens door de fple*nbsp;tige fcheurcn , gaaren en aderen van de aardige Klomp heen gevoert, fullen als fy eennbsp;vochtige of fteen ofnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gevonden hebben;
welke ib gy de Metallige'met de feive vermengt zijnde', meenaarde aarde voegt,fofal der famen-i van die eigenfehap verandert worden , hoe-voegingen geen einde zijn ; {danig een deaardehadde , uit welke fyuitge-fo dacge u derhalven niet be-! waaflemt zijn . Maar indien een onjuiver-hoeft re verwonderen dat- \ der aarde van het Vuur verdunt , totroke-ter fo groot een verfchei- j rige Iichaampjens ontdaan zy , fo fal die metnbsp;denrheid van dingen en ;een vochtige damp vermengt zijnde, binnennbsp;veelheid van verfchillende jde hooien of fplcten der Bergen fo eennbsp;aarden gevonden word. De- vóórtbrengen, van hoedanig een eigenfehap
de onfuivere aarde is. So het een fuivere zy, een witte oïfihoone; fo een onfuivere een fot-tot dat geene voortgaan, w eikwy in den begin- [aardige^ en ietsdiergelyke. Indien dufdanigenbsp;ne belooft hadden , dat is , om denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*uitwaafTèmingen met een lymige aarde vei-
van fo groot een verfcheidentheid na te vors- j mengt zijn geweeft, fo fal daar door een x'erre ‘fchen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\en brandbare'dzxde , nagelegentheid van een
'Qdart'fiordgevrSiZgx., waar van daanfb vee-'{hchtexe of geweldiger hitte voort-gebracht lefiorten van verfchillende aarden haar en oor- i worden.
Sprong trekken ? Op dat ik defe vrage na beho- j De tweede wyfe hangt af van de gefleltheid ren oplofle , fo onderftelgk voor eerft uit denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;of aardfe pypen ; sK2mx. indien de
vorige Boeken , dat het Onder aardje vunr uitwaaffeminge der aardfe kluiten met een cioor de ingewanden vanhet^^’Zir’r’Zf Aardrijk groote drift door denaainve en engeweegennbsp;’verjpreidalle dingen door fijne kracht befielt. ; der pypen doorgaat, fo fal die altijd iets van denbsp;^vooronderftelle ten tweeden dat, datter in kluiten het fy fteenige , her fyMynftoffigc,nbsp;de binnenfie ingewanden der aarde verfchei- of aardige al knagende aftrekken, gelijk uit denbsp;«^’//eofaardige , of fteenige , en Mijnftofttge bovengaande firoefgebleken is. Waaromde-yeeefens zijn , op welke het onderaardfe Vuur fe tot het oppervlak uitgevoert zijnde eennbsp;gedurigiijk werkt. Ik vooronderftclleren der-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fal voortbrengend/vanZ/frat/e^^j-, fan*
den dat defe (ioffen van het vuur gaande ge- den en rouwe of fcliobachtige kluiten. Maar maakt en beweegt zijnde van fichodrx’/oe^//^ fo die door hooien dootg^zx. ^ fofalfymec hetnbsp;uitwaaffemwgen en rooken of dampen uitge- vochtige vermengt zijnde een aarde vzn dienbsp;ven. Ik voor onderftcllc ten vierden . dat de'natuur maken hoedanig het holis, vol vannbsp;gehee Ie aar de ^yfxg , adengen met onteibare Mijnftofiên.
veefelen door het ganfche lichaam des Aard- De derde wyfe hangt afvandc vermengin-rijks verfpreit, voorben is. nbsp;nbsp;nbsp;' ge dex dampen en uitwaaffemingen : want uit
Defe dingen geftelt zijnde, feg ik, dar defe wel terdeegen gemengt zijnde , fai een tweederlei uitwaaflèminge en damp tede^ex vette aarde sooxxgehxzchi'woxden , dichtennbsp;plaatfe kan aangemerkt worden; eene dewelke fonder fcheuren , over al 3an maikanderennbsp;^^t het onder aar dfè Vuur binnen de ingewzn-'h.\evendamp; ; maar als defelve met terdeegennbsp;der aarde verweekt word ; een andere die gemengt zijn , fal daar uit een voortko-“‘^or de natrekkingenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;uit de aardfe men de eerfte ten eenemaalongelijk , barftig,
oeelen, uit den Oceaan, Zeen, Meiren, Rievie-1 fpleetig, en vol gaaten.
ren en Poelen tot hooger luchtgew^eften wwd j De vierde wyfe. Indien de uitwaaffemingen Ópgetrokken. Dat beide defe beqiiaam zyn door de veefels vaneen Mjjnjiojfgefioffefullen'^yte.
pig isgetoont geweeft : by
14 1X0nbsp;7x0nbsp;7040nbsp;403x0nbsp;361880nbsp;36188001
39916800 fc dingen dan korteiijk ver-479001600 klaart zijnde, fo laat ons nu
Vierde
om aarde voort te brengen ^ ftaat ons nu te be-'vyfen. En op datikvande veelderleifamen-loop der oorfaken in de v-oortbrenginge der
doorgegaan zyn ^ danfuÜenfy metdefamen-klevende damp faamge voegt zijnde door de gewone veefels uitwerkingen voortbrengen na
aarden beginne ; fo feg ih darter behalven die! de gelegentheid der Mijn ftofïèn , enwelhier ^'yfe om aarde voort te brengen waar van wy leen koperige en groene , daar een [wave lige,nbsp;m quot;t voorgaande ge(^xokenhebben, feer veelc I elders anders eenyferige , gints een foute ofnbsp;dodere te famen komen ; en dus kan de Vfalpeterige j oïaluinigejo{ koperigej olquik-e cp verfiheidene wsfen voort - gebracht kige aarde, en fo voorts.
quot;borden.
Fff 3
Ai
I afdee- De Vyfde wyfe hangt af van de nbsp;nbsp;nbsp;gemaakt even als een Klok , daarmeti kleine
yy\^ily,y. Somie , waH c d cfc li 61 bult cn ft c Op p ct V ^ k dcs j py pj c ii s 1 n fc t tc O moe t C D E F , dieaanhaar ie.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Aardrijks met fijne warmte treffende, ontdoet [einde wat dunder zijn ; het V S nader
de aardige doelen tot ttïtwaafjemingen, en de ; hand aangefleken zijnde , en de kooien om de vochtige tot damfcn\ en geiijkerwys uit de uit- jpot vlammende, fal aanftont de aarde tot uit-vvaaftemingen een grooten hoop foutachtige jwaaftemingen ontdaan zijnde enindenOnt-lichaampjens , alfo wordt uit de vochtige din-jfanger komende aldaar in de pypeningclatcnnbsp;gen een groote'meenigte van dampige lig-[zijnde tot een roet worden j welke met darnfnbsp;haampjens , tot de buitenfte \\sc\\x.'^\7!eA.x.ïzn gevoegt zynde in een aarde falveranderen'^'^^nbsp;opgeheven , alwaar verdikt en binnen de top-[die coleiir en hoedanigheid , als de aarde heeftnbsp;pen der alderhoogfte Bergenen vlaktensder [dieindeporis. \N2inx.{odQaardewitgQ'fjt^^^,nhtlt;‘^J^^nbsp;aardfe plaatfen door kracht der winden ver- is, alskryt, Samifeaarde, en diergelijkefoftlnbsp;voert zijnde , fy de niet alleen konnen fy in een witte roet ; ïovetjamp;nlymig, in een jlt;«nbsp;doen toeneemen , maar by verloop van een fwarte, fo Swavelig.m een bruine,fo koperignbsp;lange tijd voortbrengen. Want gelijkerwijs als | een groene verandert worden ; en fo moetmennbsp;bracht het aardige wcefen door kracht des Vuurs tot i ’t felve van de overige oordeelen;vvelke nader-iiu de «»lt;-drooge lichaampjens , uit welke de uitwaafie-j hand te famen met het vochtige gevoegt zijn-gen en dam- mingcn en roerachtigheden beftaan, alfo word [de in een aarde ontaarden, als die uit welke fynbsp;fen fo btn- Jjet voclitige tot Waterige lichaampjcns , uit‘uitgewaaffemd waren: want dusdanige roetigenbsp;Vel de Aar- welkcde damp beftaat, ontdaan ; en de^wV-jA'irte.w^wïi^^^É’wdoor dedoortochrender aar-de.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;waajfemige roetachtigheid innbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en binnenfte veefelsheengedreven zijnde
fteide ftreek door tegenftant aangeftekenofien in \\QX.O^'^tt\\zkondereenongevoelykfoe^ onder de gedaante van een kool of andere ver- \jer fchuilende, ontaarden tot aarde of door dennbsp;brande ftoffe nedervallende, wort aan de aar- i reegen, of door den dauw, of door de reim, ofnbsp;de herftelc zijnde, wederom in aarde verandert; ! door de Sneeuw. Ten eenemaal opdcfelvenbsp;maar de te gelijke een verfcheide meng-jwyfe op welke de Smeltof Scheikonftenaarsnbsp;fel van een aardige ftoftè met fich flepende door de gefeide werktuigen denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Kof er ^
word in de bovenfte ftreek ontdaan, hierdoor \en andere Metallige bloemen binnen de Ontworden de aardige deelen die in de damp zijn, fangerSj en kloksgewyfe Helmen gewoon zijn
ptverfcl’‘‘:
door de Reegen , Sneeuw, Hagel aan de aarde wederom herftelt zijnde , van gelijke indenbsp;felve door een gedurige omloop, verandert.nbsp;Hoewel deeerfte wyje door welke het aardigenbsp;weefen door de onderaardje Vuuren tot uitnbsp;waaffemingen ontdaan word _, de mee^ be~nbsp;quaamjle en rechjle zy om aarde voort te brengen. Maar op dat niemand mogelijk defeonfenbsp;redenkavelinge fchyne tegen te fpreeken , fo |
te vinden: te mets vinden fy ook uit diergely-ke roeten een grooten hoop Quikfilvers, welk een openbaar reeken is, dat her felve in êicaar'nbsp;dige weefens en brandbare dingen verborgen Isnbsp;geween. Want wat zijn de roeten der Schoor-fteenen anders, als de alderlichtjie lichaamp-jens der uitwaaffemingen van de houten en andere brandbare ftoffen door kracht des Yuursnbsp;afgefcheiden, en aandefijdenderSchoorftee-
heb ik voorgenomenêieklvQmetvolgende nen opeengepakt, welkewyröf-;^noemen;
roeven te be ve ftige n.
Proef.
‘Z)^ oorfaak van de voort hr enginge der Aarde oogjienelyk toonende.
Set een wyde A op den haart half vol met feekere aarde die u gelieft , en die wat
die het vochtige daar uit gehaalt en gc* droogt zijnde , een fwarte aarde vertoont ennbsp;verfchafc.
r
Eerste Toemaat.
Uit defe dingen bliikt, waar van daan de
. nbsp;nbsp;nbsp;...nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;amp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tin
Metallige aarden haren oor ff rong krygen • i,ivt want veele zijn verwondert, als fy nu hier een gro^^nbsp;foute aardej of falfeterigej of koferrodige^ ennbsp;dan wederom een andere vinden, nu een land vnnnbsp;dat geheel vol als famengelopen is van fwavel, '‘¦nbsp;gints een ander vol lijm of klevende flib ; ennbsp;wederom op een ander een dat vol vannbsp;aarde of Oker is, enz. welke indien fy de han-delinge en het doen der nature verftonden, lynbsp;fouden nietiangcr verwondert zijn. Want ter-j vvyle dusdanige Off ervlakkige aarden in haarnbsp;i binnenjie ingewanden , een overvloed van de-felve ftoffe hebben dewelke fy vertoonen ; ennbsp;defe ftoffen tot uitwaaffemtngon door krachtnbsp;der warmte gebracht zijnde , gelijk die altijdnbsp;en gevolgelijk haars gelijke voortbrengen,nbsp;alfo worden fy ook door de tochtgaten en veefels der uitgewaaffetnde aarde tot het buitenfte Oppervlak aaneen volgende door byeen-
hopingc
ia»‘
i(igt;
hé:
VII. Boek , Van de BEWEEGING ér aardige STOFFE, en:^. 4Ï5
den dat men Jien kan : om dat namelijk de roetige uitwaaffemingen door de binnenfte veeleis der Bergen tot het bnitenjie ojppervLik voortgefet zijnde, aldaar of door een ïleenma-kendfap, ofdoor de omgaande vocht metde-felve vermengt zijnde, aan defieenen aangroe-jen. Maar van defe dingen telpreken lal in hetnbsp;overvloediger ftoffe gegeven worden,nbsp;wanneer wy van de voortbrenginge der fieenennbsp;Tullen redenkavelen.
quot;A p, lY I, . nbsp;nbsp;nbsp;_
• “Opingen der roeten voortgeteek ; en lo vermeerderen fy echter alhoewel ongevoelijk de bultendenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van wat foort die ook einde
lijk zy
de
eede Toemaat.
“'fgen «/¦ nbsp;nbsp;nbsp;wit blijkt ook , hoe defieenige Bergen
gedurige ongemakken der regenen Sneeuw getroffen worden , echter na fonbsp;duifenden jaren 7iiet vermindert wor-
Het IV. Hooftstuk.
E Aardige weefens welke wy een wei- j gebruiken om het Goud en Silver feet glad en nig te vooren aangewefen hebben, heb- j khoon te polyften.
ben warelijk een veelerley gebruik by | Tie Lemnije aarde fo genoemt van het Ei- temnus
'^erfcheidene Meefter - konftenaars , welke} land nbsp;nbsp;nbsp;in de Archipelagus, in welke hy
Wy in ordrefullcn verklaren. En eerft welzijnder fommige in een feer ^^roor^e^rwi^by de Geneesheeren,om haar uitnemende kracht dienbsp;fy hebben tegens aUevenynen.
El
gegraven wordt, welk Eiland ook Slangen- genoemt, eiland wordt genoemt, buiten twyffel vannbsp;de veelheid der Slangen, voor welkers doodelijke beeten de A l g o e rgt; e en Wv s e G o d,nbsp;defe aarde om het venijn endequaaraardigcnbsp;ja doodelijke beeten der Slangen te verdryvennbsp;j feer goet en wonderlijk bequaam zijndefebijnenbsp;I voortgebracht te hebben; dewyledatter^é'É'.iïnbsp;gift is tegens welk de nature niet (ijn tegengiftnbsp;geftelt heeft. Daar is eertijds na het getuige-niffe van ‘Diofcorides ^ Blinius en Galenm eennbsp;ftad geweeft aan Vulcanus toegewijt, met name Hephatia ^ dicht by welke een heuvel was.
ERSTE Gebruik.
Van fommige Aarden in de Genees-konfl'.
Onder andere Aarden zijn van oursafy^^r 'Vermaartgeweeft, de Samifè, Lemnifeaarde,
Belus van Armenien ^ en in de latere tijden de Maltefife, Majoricej en diergelijke,van welkenbsp;*^°ctgehandelt worden.
‘Vie Samife Aarde , fogenoemtvan nbsp;nbsp;nbsp;bruinrood, en even of hy verbrand was, die
eaar- een Eiland in de Archipelagus, in welk die aar-! droeg noch plante noch fteen.noch iets anders, e gegraven wordt, hadde ten tijde van Theo- j buiten twyffel om de al te geweldige en grootcnbsp;phrafitis een ader in hetiangeuirgeftrekr,|droogte,jaookfijnheidvryvanalleftremmui-twee voeten hoog', maar veel breder ; deaar- !gc; en uit defen heuvel wferdt voor defennbsp;2 wierd ten wederfijden met Steenen befet, ten tijde van Galenus dusdanige aarde uit-• welke fy afgefcheiden wierd : in het; gegraven , even als roode aarde, welke b
iTn nbsp;nbsp;nbsp;fynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aider-1 Afi/föw noemt, feer hoog root; dewy/eopwet
te llacn even alc mpro' e'n A'in'ynAe're^'1,0 itorp /iji’i'/lo‘iiifnp/rv/i'irpit on dp fïtmll/THdMht
even als een merg , en dan andere en andere aderen door een fteenigeftreep on-
derfcheiden , echter fo goet noch deugdig niet
als de middelfte. En nahetgetuigenifle van
SDiofcorides wierden twee foorten van deje aarde in de Mijnen van Samos gevonden ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
eene genoemt Oogaarde, de andere Sterreaar-de; de eerfte genas de gebreken der oogen, by uitnementheid en met recht het voortrene-lijkfte Oogmiddel genoemt: de andere Sterre-aarde, olom de F igure van een Sterre die daarnbsp;ingedrukt ftont , of om de Goudfantjens lig-tende als Sterren , dewelke daar in zijnde ge-
I ke defe aarde uitgegraven ^ en de omjiandighe-den met welke hy toebereid wierd, fie die wijc-lopig befchreven by Galenus lib.lX. Med.
Simpl.
Sy V)Oxdit ookgefegeldeaarde gtnoemt om Lemnifa j de Figure van de Geite , welke eertijds op de-felve gedrukt wierd, en daar van wierd fy van giijn een ennbsp;T/iofcorides het Geite-fegelgenoemt, hoe welnbsp;van Galenus verhaalt word , dat het Beeld vannbsp;Diana daar op gedrukt wierdr, Maardewylenbsp;de Geit aan Diana toegewyt is , fo heeft hetnbsp;eene licht met het andere onder een verwerdnbsp;konnen worden. Heden w^ordt een andere aar-
aarde.
Afte:
fien wierden. Diegeene gevoelen verkeerde-j de voortgebracht meeft altijd met opg^dtukte lijk dew^elke defe feer witte Samife aarde ^ met | Arabife letteren ^ welke veele twyffelen of dienbsp;de Afier Samius oiTalk onder een mengen en j uit Samos of Lemnos gebracht word; wat daarnbsp;rekenen ; dewyle die geheel en al van den an-1 van zy, ik hoore dat die plaats geheim gehou-deren verfchillen , waar van op een andere i den ^ gefloten, en met wacht bewaart wordt,nbsp;plaatfe: die beide zijn V2A\tznfamentrekkende\on niemand kan noch mach op lijfftraffe ietsnbsp;^art en goed voor die geene die bloed fpou-! daarvan afnemen, als die die de laft hebben,
'^'en, fy zijn ook een feer voortreffelijk regen-1 om defelvc uit re graven , en defelve tot gift tegens dtamp;venyiten j ^^twvolko ffiy Diof- jens maken , getekentiner het Segelvan dennbsp;^'’r’i^/c^naftenkondr. SyfeggendatindcAderjjB^i^, Vezier, of Groten Heer felve ; fodacnbsp;Van de Samife aarde die fteen gevonden word | dcrhalven veele twyffelen , of duf danige gefe-Wet ongelijk de Smyri^ welke de Konftenaars | gelde aarde defelve met die oude Lemnife ïf,
Ik voorvvaar befluire, dacfodie niecten eene-1 te menigte en nevens defelve veele fteenton-maal defelve, teminfte van eenfeer gelyke na- j gen hebb^e uitgegraven , van welke feet breed tureis,endatuitdcgevo!gen-,terwyiefymede |te fijner plaatfe. Vizic aarde is feerwtt j ednbsp;even als de oude blinkt van CQnroode coleurnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;w.tt verjcheidene af-beeldfelsvan Het-
de Oude noemden fy ook daar van Roode-aar-1 ligen getekent , fy heeft een groote kracht oid en geverruwt met het bloed van een Geite, |aile fiektens die met een vcnynige hoedanig-welke Galenus echter als een fabel van het 1 heid befmct zijn te verdrijven, niet fofeer door
volk uitlacht; maar hy bewijft met veele ree- j een naturelijke kracht , als door het voorrecht êi^ncx^d^.tïyóiOothidLïQnaturelykerodïgheidj Qn de fegeninge S.Tauliis , gelijknaennbsp;door welke ook dehedendaagfenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;heiligiijk geloven mach , aan de felve mede
Kr/gt;xhten beftaat. Degenefendekrachten in defelve gedeelt.
van de nbsp;nbsp;nbsp;licdcn Dcn dagc defelve die in de oude waa-' Daar zijn noch andere foorten van aarden,
ren ; want ly heeft tegens de dodehke veny by voorbeeld. Oker j Rood-aarde^Sile nen de krachten van een uitnemend tegengift,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Chijife ^ Selenujije ^ Rignitife j
met wijn ingedronken zijnde; de venynen die fej Ampelïtïfe jflof’vanRuteoli jKryt^Rot-in het lichaam gekomen of geraakt zijnde j aarde Klei van Apidien j van Myrrhui^ verdrijft fy door brakinge, fygencelldeveny-Major ijè j Tripolitaanfe tnonide-nigebeeten der Slangen. Maar van de krach-j bare andere, welke ieder haar naam gekregennbsp;ten deficlfs en het gebruik dat fy inde Genees- hebbende van plaatfen uit welke fy gegravennbsp;konft heeft fie xx'ADifiorides Rlinim, Gale- j worden.
mis,Matthiolm^ix-M\è^t^e:.Cardanus‘^iM.MzM\ Oker van de gravers Sile genoemt is een^k^' datmen door Ac konfi een gefegelde aarde ma-‘Aonkcïhm\nc gcgs2LVcmziAc ,niet ongelijk denbsp;ken kan voorfien met defelve en evengelijke lAuripigment, nu van een by na geele coleur,nbsp;krachten , als iemand gemeene potaarde fijn! van de Griekennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;genoemt, en word on-
geftoten met water van Scordium, in welk'derdeSchilderverwengerckent,enisof^/^/^' Genever-befiengekookt zijn, met vuur daar relykoïgemaakt ¦^AcccxSkcviOïAnictzWccnn'xnbsp;toe bequaam en tor koekjens maakt. Chrijtof- de Mctal, maar ook in fijne eigene aderen gc-fel Schor er Overftc van Lucernen heeft nu on- vonden, byfonderlijk in de Koper en Loot-my-langs uit Switferland aanmy gefonden , een nen, hoedanig een in feer veele ^plaatfen vannbsp;aarde die aldaar uitgegraven word , niet Europa, voornamelijk inDuitfland uitgegranbsp;gelyk de Lamp;mhtfe , welke hy meinde dat de ! ven word. De andere Oker word cp verfener
I Afoee-t gt;ï:g.
Leinnife
aarde.
Bolus van
waarachrige en die van de Ouden is ; door welke feeker inwoonder om de uitnemendenbsp;krachten die daar in zijn hondert jareii lang gekeft heeft. Maar wy keeren ons tot anderenbsp;dingen.
De Armemfe aarde welke fy ook Bolm van
denewyfen gemaakt. Eerft men Xivgx.loot in een langwerpige glafe fleflche.en als die op eennbsp;Forneis gefet is, flookt men daar vuur onder,nbsp;en kookt het fo lange tot dat het de coleur vannbsp;Oker krijgt, welke de fchildersmeeft altijd ennbsp;feer veel gebruiken. In Duitfland hebikbe-
9 ,
ril
noemen, dat is een kluit uit Arme-1 vonden dannen die fo maakt : Sy branden het ¦ ‘ nien gebracht, welke alhoewel fy een foort van; loot en wecken her, dan branden en weeken fv
-----IJ:_ I.,,.-----1----- ;I_________.
krachten.
fteen fchijnt te zijn, echter evenwel geweldig j het wederom, en dat fo dikwils en menigmaal facht en wrijfbaar is ; en om dat die 'feer fterk tot dat fy die coleur krygen, die fy hebben wil-en geweldig droogt, dazrom getteejl xy, vol-Jlen om mede te fchilderen. Sy word ook gc-gens het gevoelen der aangetrokkene Genees-1 maakt uit roode aarde in nieuw^e potten metnbsp;heeren, krimpingen j V Kolyk j de Roode-loop^ * klei beftreken, en is altijd fo veel te beeter, hoenbsp;Jïnkingen j bloedgang en teeringe; fy is won-.fy langer op het vuur gebrant is. En defetweenbsp;derlijkdienllig voory'y?i^^^’y/f-é^lt;?w j enfwee-\zzxdcn de Oker en Aw^/^^zr^/^’fchijnendoornbsp;ren van de Longe j en Kuch : daar en boven; feekcreoverhandfe verkeeringe de eeneindenbsp;isjyvoordeknzgendevenynen als die van de | andere verandert te worden. Want uit^^e^r^»-Spaanfe vliegen, en de verrottende vande Zee-! de Oker word de Roodaarde voor de Timmerbaas niet fo feer door fijne droogte en fijnheid, luiden gemaakt,die fy aandeSlaglijnen ftryketinbsp;maar door een fekerebyfondere kracht en heil- en daar mede de fircepen op houte Tafels ennbsp;fame hoedanigheit een geweldig dchxgGenees- \ balken maken. Maar dcwyl de Oker door eennbsp;middel; maar dewyle de genoemde aarde door j geweldige kracht van vuur tor Roodaarde ver
andert wordt, fo fie ik niet, hoe de Roodaarde w ederom rot minder verwigheid kan gebracht worden. Waarom ik meine dat her en-
de fo veelvuldige bedriegeryen der Koopluiden vervalfcht kan worden , fo moetmen naar-Eiglijk letten, hoe de waare van de valfche, en
door wat teekenkan onderfcheiden w'orden ; | kele bedriegerye der oogen is , met welke van welke dingen ghy met de Apothekers fy als fy Oker uit Roodaardekooken j
raad ploegen moet. nbsp;nbsp;nbsp;,de ongelijkheid dercoleurenbedroogenwor-
Tie aarde van Malta heek hy nzdeHelwe .den. ius%’tEi- krachten als de voorgaande; en word gegra-| Welk eertijds warelijk en eigentlijk her ^P^-paretoinbsp;land Malta, ven uitfeckere ftreeken van hef Eiland Mzl-iretoniusRoejergeweekzy, ge[i]kTlinius en
Ve aarde
taby de Zee, niet verre leggende van de oude Stad, en by het hol van S. Taulus uit welke iknbsp;defelve met mijne eigene handen in een groo-
VII. Boek , Van de BEWEEGING aardige STOFFE, 4Ï7 dat weetmen, dat het van de Schilders gewei- brengen, alfo worden die ook van de Land-dig veel gebefigt is, gebracht uit ^Egypten en luiden meeft altijd als onprofijtige verwor-lie^iland CrÉ’r^. V an hetTuteoli dat in het wa- Enuitdefe dingen blijkt, waarom Tarwe of Garft in fommige aarden gefaait j in Rogge ^ nbsp;nbsp;nbsp;Tar - en in andere in haver verandert word de «/Geiii reede is by der hand, wantterwyle defe tvvecnbsp;Koorns een feer vette grond vereifchen, fo ge - anAennbsp;{beurt her, datfyineenfchraale en onvrucht-(bare Akkeren die ook vol van Metallige Pappen is, geen genoegfame vochtigheid, foveelnbsp;als fy van noden hebben vinden, en derhalvennbsp;^^gen foorten van aarden vvordender ge-jishetnootfakelijk datfy van haare naturelijkenbsp;Vonden die van de Land-bouwers ondervon- j goedheid , het voedfel ontbrekende , en denbsp;ttPn zünnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;norlprlnn^ innbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wortclcn doordcfcherpiglicid vaolietfap vct' teert zijnde en het faad ontaardende , afwy-Maar welke aarde bequaam zy om ieder Ca om de andere Teekenen uit welke cnmengfcls, dewyle die de wortels der Krui- en geil van gedurige vochtigheid is ; en het den verteeren en knagen, en verderven, vvor- Land vruchtbaar en dicht met Kruiden be-denyande Landbouwers verworpen : tnè,e\waffen ftaat gelykerwys wy dat menigmaal p.ll.ter geworpen zijnde fteen word zal indew/-gsnde Afieeling overvloediger gefproken wor-Laat ons nu voortgaan toorten van aarden te befchry ven. barden bequaam en onbequaam tot de Land-bouw. . ^yn , welke naderhand in een veelder-onderfcheid van foorten onderdeelt wor-Want de aarde is. ^•^^toïfchraal. Deeerfteisvan naturefoet, vruchtbaar en alleen w'enfchelijk voornbsp;de Landbouwers , bequaam om allenbsp;vruchten voort re brengen , matignbsp;fwart. 2-. Schraaloimager. Defchraale daar en regen , gelijk die ftrydige hoedanigheden heeft, alfo doedt fy ook geen nut. 3 • Vet en voos. Vette en voofe, is den Landman en om fijne goetheid, en om dat fy licht beploegt kan worden infonder-heid aangenaam. 4. VH en vaft. Defe alhoewel die door fijne vettigheid aan de eene fijde vrucht belooft , is echter aan de andere zijdenbsp;fwaarom re bebouwen, en is fo wen-fchelijk noch groot van verwachtingenbsp;niet. S- Mager en vaf. Defe om fijne lleenige kluiten belooft aan die geene die de-felvc bouwen weinig anders dan difte-ii/tnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;doornen. o.Matigvet. Defe word liefft befaait foveel het Koorn aangaat metRogge en Gerft;nbsp;fo veel de plukvruchten met boonen,nbsp;vlas, erreten, hennip. 7. Middelmatig fchraal of mager. Defe bemint haver,en is onbequaam om vruchten te dragen die vetter van fap zijn. o. Matig vaf. Word liefft befaait metRaapen,nbsp;ftadyfen, Haaver. 9- Matigvet. Defe is bequaam om alle vruchten en plukvruchten te dragen. En defe foorten van aarden zijn of foete ^ of bitterej fcherfe of wrange; of voor fo veelnbsp;coleur aangaat zijn fy fwarte of witte^nbsp;geelenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;roodbruine oiafchverwige, uit wel ke teekenen de Landbouwers meeft giften of taamen, wat voor een plante ieder derfelvernbsp;Van wat foort die ook zy liefft dragen wil. inbsp;^aar de aarden befet met Metallige fapfen Mndige en die vol favel zijn , gelijk die be-ftuaam zijn om diftelen en doornen voort te I. Deel. |
ken vrucht of koorn in het by fonder te dragen, weeten of kennen de Landluiden uitde Kruiden die aldaar waflehen, daar toe defe regelen gebruikende. Eerft. So feekere Akker van felf voort-brengt ^ fwarte j bittere j en magre krui- genomen den j dan moetmen feggen dat die aarde die tvatnbsp;eigenfehap heeft.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;“-“ï Ten tweeden. Als ghy bevindt dat een Ak- om fulke of ker vol biefen j riet j Cyperus en diergelijke ^quot;^**vrug-is , fo noemen fy die otwweekeaarde , die^'^*nbsp;overvloed van vochtigheid heeft het faad verflikkende. Ten derden, fohy bramen, flebefien en een doornige aart van vruchten draagt, dan moetmen feggen dat hy feer fwaar om te bouwen is,nbsp;als die de ploegen en eggen met groote kluitennbsp;verfwaart ; anderfints niet onbequaam omnbsp;vruchten te dragen. Virgilius warelijk in fijnenbsp;Land-gedichten befchryft feer wel de hoedanigheid der Landen, en ik hebbe geoordeeltnbsp;dat het denLeefer niet onaangenaam zal zijnnbsp;defelve hier by te ftellen. En van de temperamenten oi gemat igtheden der aarden fchry ftnbsp;hy aldus v.Georgicor. Ook zyn alle gronden niet even bequaam om alles te dragen, willigen waffen geerne by vlieten ; Elfen in drabbige Toelen j onvruchtbarenbsp;Effehe-boomen op fteenklippen : Myrten tieren beft langs hetftrand : Bacchus Wyn-ranknbsp;bemint luchtige heuvels .• Tpenfoeken koude ennbsp;Noordfe buijen: hier waft koornj daar groejennbsp;de llruiven beeter ; op een ander plaats denbsp;boomen; ook groent het gras van felve. Van de teekenen van een fchrale en vette, vo-fe en vafte, foute en bittere, vochtige, fwaare, lichte aarde fingt hy aldus. Alwaar barre gronden zyn en op dorre heuvels ^ daar de klei mager valk ^ enkaiachtig met hegge begroeit legge : dit betuigt u aenbsp;wilde Olyf die overvloedig in die ftreekennbsp;waft-, ook zyn Beften j die in het wild langsnbsp;het veld groéjen. Maar waar de grond vet onder aan een Berg een gefonke dal fa-gen j en water'beeken boven van de Rotfen Gggnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;afvloe- |
4ï8 nbsp;nbsp;nbsp;De onder-aardse wereld, LAfum- afvloejende j een Jlib en vettigheid over het \^enkanfeindekuilniet^ fovaltfegrof jklotitigj landflee^endej en het veltj feil tegens het Sui-1 vet en fwaar, en hier moogt gy uwe fterke den aanleggende j varenkruid van geenploeg voor den ‘Ploeg dryven.nbsp;te verderven voort bracht. en Van de reekenen van een Svvarte en onvruchtbare aarde fingt hy aldus: Wy bevinden onder het bouwen ^ dat mee^i alle fwartachtige aardej en die vet valt in hetnbsp;ploegen j en murwe gronden bef granen dragen. Want fchrale en feenachtige heuvels be-fteüendenBy'énnaaulyksKaneel-kruid en Ro-femarein: en een ruwe Puimfieen en Krytgron-den van fwarte Waterfangen uitgeknaagt.nbsp;Een aarde die dunnen waajfem en vluggenbsp;dampen vanfich geeft het nat verfwelgt ennbsp;als het haar lufl weder uitwaaffemt; en fgfel-ve altijd in het groen kleed ^ fonder het kouternbsp;met fchorft enfoufroell te knagen^ die fal uwenbsp;blaren metgeele W'fnranken bevlechten ; dienbsp;fal u veel Olyven dragen: gy fult in het bouwennbsp;bevinden datfe gaarnegeploegt,gaerne beweitnbsp;wil zïjn. Sulke gronden bouwt het ryke Ka-puaj en het volkj dat aan Vefevmpaalt. Van de Grove en Fijne Aarde fingt hy aldus 1. Georg. Nu fal ik u alle gronden leeren kennenj vraagt ghy of de aarde bovenmaten grof ofnbsp;fijn is; naardien de een het Graan^ de ander denbsp;‘Druifbegunfligtj de grove aarde Ceres j allenbsp;fijne Bacchus dient ^fo flaat u eerH op de grondnbsp;te letten , en daar die vaf en dicht ts ^ eenennbsp;kuil te doen graven j weder met aarde toe tenbsp;delven en dan met de voet en vaH en effen tenbsp;treden. Indien 'er dan noch aardegebrekiSjnbsp;fbvaltfefijn j enisdienftigvoorweideenvro-Ijken Wjngaart : maar fchieter aarde over j |
Van de Soute en Bittere aarde fingt hy aldus: Maar is de Aarde Brak of Bitter, geli fegtj van fmaak ^ die is niet goed voor vruchy ten ; want de Ploegverandert haar brakheid niet j nochtefy laatden‘Druif en jlppelenhun aart en wefen behouden ; maar de bitterenbsp;fmaak fal u op de tong walgen , en melden ‘Watnbsp;fag van aarde het zy. Van de Teekenen vaneen Vette Aarde. Vette aarde kanmen aldus leeren kennen' wilt ghyfe wegwerpen , foblyftu aan de Vingers hangen fö taei als Pek. Van de Teekenen van een Vochtige, Swaare, Lichte , en Swarte aarde fingt hynbsp;aldus: Vochtige aarde teelt Kruiden van ongemee-negroote ^ en derteler dan het behoort : och dat fy my niet al te dertel zy j en al te vroegnbsp;de air en doe fwellen. Swaare aarde kenttnenbsp;lichtelijk aan haar eige fwaarachtigheid j denbsp;lichte aan haare lichtigheid ; fwart acht igejnbsp;aardegemakkeljk j by het oog enelkflaguitnbsp;fijn verwe : maar kommer Ijk kan men koudenbsp;aarde ^ die quaataardig ts onderficheiden jnbsp;ondertuffehen melden fechs roode dennennbsp;fchadelijke ITpen en bruin - veil wat koudenbsp;gronden zjn. Wat daar meer van zy fie na Plinius, Pal' ladius j Columella en andere Schry vers van denbsp;Landbouw. |
om fy te mets van de Duitfen Stiermark, daxis, fteenigmerggQr\oomx. wordt, en onthoutnbsp;fich meeft in de Metal-aderen en fpleten dernbsp;Steenrotfen , en go\\]k d\c van een feer grootenbsp;kracht in de Genees-middelen is , alfo isfynbsp;van kleine in de Landbouweryen. De andere foorten van witte klai zijn beeterdienftignbsp;tot de landbouw , en fy zijn of fteenige en
fandige , en dan die die fo vail: als een harde fteen wordt; de Aarde van Malta en defe ver-fchillen feer veel in coleur , de reden waarnbsp;vanboven is aangewefen; en hoe veel re vettere die witte klei \% , met fo veel te groternbsp;vruchtbaarheid worden de Akkers begiftigt;nbsp;en hoe veel te harder die is ; hoe veelejarennbsp;langer dcllelfs vettigheid duurt. En dit fy genoeg van de witte klei.
Het
Cap. V. nbsp;nbsp;nbsp;hoedanigheden der aarde, en het gee-
sevea din- I nut is tot den Landbouw nu verhaalt gen worden ¦»-^zijnde , is ovcrig, dat wy iets feggeno/nbsp;i.a^”beuw'^^^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tnagere aarde totvettigheid
vereifcht. gebracht wordt ^ en hoe de Landluiden de gebreken der Akkers helpen , waar toe voorna- i melijkfeven dingen vcreifcht worden : name- jnbsp;Witte bjk Witte-klei, Mifi, de Ploeg, Egge, Vuur, inbsp;kieiajt. gaden , Braaklegginge. Enfoveel heteerflenbsp;aangaat door de nzzmvzn witte klei word ^nbsp;defer plaatfe niet anders verftaan als een vette |nbsp;en grove aarde , feer bequaam om de Akkers jnbsp;vruchtbaar te maken ; want fy is als feeker |nbsp;fmeer der aarde, of als een klier in de lichamennbsp;alwaar fich de fmout of het malfte van het vetnbsp;verdikt ; en daar wordt een veelderlei foortnbsp;van gevonden ; {omrr\\^o\^ wittovloejende,nbsp;niet ongelijk het merg der beenderen ; waar
VII. boek, Van de BEWEEGING aardige STOFFE,e;2;^. 4T9 Het tweede dat daar toe vereifcht word is 1 uit foute j ten deehukljmige geef en, waar J^Akken Welke gelijk die veelderlei is , alfo is van de ganfche klomp der aarde vol is , faam-t»i.« fynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voor alle aarde goed : fommige gefet : welke aan de aardfe kluiten hangende, ïgt;^y^lt;^ndemiüwattLy/Iers^Tgt;mve» en Hoeu- defelve vrucbtlgt;aar maakt, daarom dat de aan-aers verwerpende de vuiligheden van alle hangende vettigheid de deelen metdedeelen andere Vogelen als te ket h-andig, alsdie jfamen lymt , en alfler naderhand de voch-van Ganfen en Endvogels : fommige wil-len dat de m(} van de Geiten de befte zy,nbsp;dan daar na die ydiwdc Schapen, dan dienbsp;Van Ojfen en voor het laaft die van allenbsp;} op dat felf hier uit blijkc , hoe veelnbsp;vuiligheden, uitvverpfels en drek men van noden heeft om ’eleven vanden ellendigen menfehnbsp;onderhouden. ouw , derde dat daar toe vereifcht wordt is ’Ploegt waar mede het Land moet gebro- tigheid by komt, fo maakt fy de aarde te gelijke grof en vet , feer bequaam totuitfprui-tinge van het koorn. Waarom ook het Land alle jaaren met de ‘Ploeg gebroken , met denbsp;Egge gekamt , en het onderfte boven ge-keert moet worden , op dat fy op defe wy-fe alle deelen met gelijke deelen gematigrnbsp;zijnde over al even goed gemaakt worden,nbsp;om de ingeworpene faden te doen uiefprui-ten. Ten tweeden word gevraagt. Waarom de mif fo goed is om het Land vruchtbaarnbsp;te maken ? En liever die foort van mift alsnbsp;wel een andere ; want daar zijn fommige foor-ten van mift , die het Land niet fo feernbsp;vruchtbaar maken als wel verbranden, gelijk den Poeet ten rechten fingt i. Georg. Want het vlas^gewas brand het Land, ook de haver ^ ook de Maankoppennbsp;die een doodelykeflaap maken : anderenbsp;Landen echter worden met lichter moeite bebouwt. De oorfaak dan van de vruchtbaarheid, wel- Hof M vw-ke de Landen van de mift krijgen, is de gif in- 3' ge ofryfnge van den drek felf in de ftallen, voortkomt.nbsp;waar door de Soute en Salpeterige geeften alsnbsp;in een gebracht worden ; want gelijk als 4enbsp;pijfe te gelijke met den drek der heeften vermengt, feer vol van Sout en Salpeter is; alfpnbsp;verkrijgt die ook een fekere vettigheid gelijknbsp;wy van het Sout en de Salpeter, in een vochtige plaats ontdaan zijnde, getoont hebben,nbsp;welke van de aarde vol van een gelijke vettigheid , overeenkomende na getrokken word;nbsp;cn denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hier door meteen dubbele vettig heid vermeerdert zijnde is aanftonts, fo fy vet uit haar feiven gevyeeft is weelig in een overvloedige voortbrenginge van Spruiten. Is denbsp;aarde magerder of fchraalder, foword fy vannbsp;buiten maar even fo vet als genoeg is om vruchten te diaken ; en defe vettigheid toonen d, J^ndb, Weo •'* nbsp;nbsp;nbsp;cynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;onbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;---- -----^----- -------- Pgt;e nieuwe geboude Landen moQen temets^'^'^'^ ^ flibbige Poelen, welker oppervlak wel braak leggen en't Land met eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vette korf verfcheiden van nek* 'Aï. V. . «»omgekeert nbsp;nbsp;nbsp;becret^ontfL- en worpene faden daar in des te , igggeft gen, en de benedenfte deelendootde|eelnbsp;van de Sonne of het licht, en van de lucht belet enmgenomenwotdej^ bedekt het gefaaide Het vierde. De nbsp;nbsp;nbsp;ae Voorenvry ten dien einde, op dat 2y van de Vogelen , te nbsp;nbsp;nbsp;oo dat bet in droogte van de Sonne en lucl , P natrek-de aa.de 7.ijnde , deffelfs «“'ê'f ^ .. ke, cn eindelijk verrot zijnde, tot Ipr pdèZ'. Ten vyfden en feften. Om nbsp;nbsp;nbsp;J te maken moeten de Stammen, T nbsp;nbsp;nbsp;gt; ne Bladeren, nbsp;nbsp;nbsp;^ Schever- aan van defc werkinge als hy begint. Het is ook dikwils voordeelig onvruchtbare akkers aannbsp;ken , en de lichtenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. kene vlammen tot ajfchentema nbsp;nbsp;nbsp;gt; welke ghy in de aangetrokkene plaatfe lee fen kondc. Wy zullen een weinig hier nanbsp;de ware en rechte oorfaak, beha ven lenbsp;gen welke de Poeet bygebraclit heett , oy^ Terfevende. Dcbraaklegginge de^k^ wort vereifcht om de aarde v^etnbsp;^«ge lijkde Poeet voorfchrijft i- Georg- de korf over trokken worden. dit zijn de dingen die vereifcht worden nodig zijn om goed land te krygen ; maar opnbsp;dat iilt;^ te defer plaatfe niet alleen Boeren wer-knbsp;ichijne te doen , fo zal ik nu als een Wys-geer de reedenen van de gefeide dingen aan-¦Wyfen. ^h*' , ^tiorecrftdan word gevraagt ; waar van tnen ftan de vettigheid der aarde voortkomt, ennbsp;diegeploegt, omgekeert,met mif voor-Ikf ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tijfchen overdekt moet worden ? ^^^^gge eerft dutter in de aarde feekere inge-vettigheid is j voortgekomen , tendeele E Deel. |
ccleur , en een teeken van de daar in verborgen zijnde Sout en Salpeter overtrokken is , welke ghy ook in alle drek van heeften met water en geweekt en wel vermengt zijnde mccter tijd vinden zult. Ten derden word gevraagt. Waar van de tuaarom h aarde altyd dat geene trekt welk met haarnbsp;meef overeenkomt. Op dat dit ten rechten waarmWnbsp;begrepen worde fo moeten wy het wat hoo-gerophaleni; ik fegge dan eerft dat de aar-t^yZ^quot;‘nbsp;de door een fekere Seilfeenige kracht ^ niet'quot;*'-juift die, waar door ’t yfèr van de Seiifteen na-gecrokken word, maar die waar door volgensnbsp;fekere regelmate het eene gelyke van het an-Ggg znbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dere |
420
].Afdee.
LINC.
deregelijke nagetrokken 'word ^ welke Seilftee-nigheid de wonderlijke voorficnigheidvande Goddelike Aardbouwer, aan het ganfche aardrijk om de voortbrengingen der dingen te voltrekken, gegeven, en ingeplant heeft, ten dien
door de warmte als Speelgenoot na buiten tot fpruiten uirgefet, en na de veelderlei^^'nbsp;Jichts des faads h'inntn de aarde fchuilenue,nbsp;nu dit, dan dat groejelijke voortgebracht word-Wederom, nademaal de dat hemelfche
----y------O J------- ---- 1 nbsp;nbsp;nbsp;/•¦
einde, op dat de ongelijkflachtige dingen van | Vuur, aUe uitjpruitende dingen door hjoc
de gelijkflachtige, en defe van geene algefchei-den zijnde, de overeenkomende naturen door een vriéndelijke maatfehappije ten goeden der
warmte gewoon is te verdunnen , fo gebeurt het hier door darter altijd iets uit de fadige dee-lender planten tot damp ontdaan zijnde . uan
Nature, de ongelijkflachtige dingen gemydet de lucht mede gedeelt wordt, welk naderhand zijnde, gevoegtfoudenworden : wantgely-[door de reegen, fneeuw hagel, na de aardenbsp;kerwys al wat droog is j door een naturelijke 'getrokken j aan fijn overeenkomend lichaam,nbsp;daar in zijnde kracht, het vochtige n2Xrtkx.,\vizzx van het afgefneden was, door de voor-alfo ook trekt al wat vaB is fijn vlugge. We-1 feide Seilfteenigheid nagetrokken zijnde, her-derom, gelijkerwijs de vlugge geeften vanaller- fielt word. En op defe wyfe word het vluchtigenbsp;leidingen in de lucht, i[{oT.v]n'ïnêiamp; aarde damp;iaan het vajie herjielt.nbsp;vafte deelen alle dingen j en gelijk de ge-jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De tweede wyfe is , welke wy ook in het
mengde dingen alle dag ten deele door de on-hebben aangewefen, als de groejelyke deraardfe Vuuren , ten deele door de Sonnenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j hoedanige die ook eindelijk ziju.
hetHemelfch Vuur , door verdunningcont-1 van haare B lader en. Bloemen ^ Vruchtenke-daan worden, en de fijndere deelen, welke feer rooftzyndejó.oosamp;cïi]z.xe\\]k^c wet der nature
fijne en lichte lichaampjens zijn, dat \s,hetgee-flige weef en van de aardfe en vafte afgefchei-den word: alfo heeft d’aarde op dat fy niet door de uitlatinge van fo veele geeften mettertijdnbsp;verteert zoude worden, feekere kracht van noden gehad j waar door de afgefcheidenegeeflennbsp;met dufdanige haare lichaamen van welke fynbsp;vervlogen waren , wederom famengevoegtfou-den worden. Die kracht is niets anders, als denbsp;trek der dingenj, waar door ieder tracht wederom metfijn lichaam vereenigt te worden^ waarnbsp;van het afgefcheiden was. Hier door wordennbsp;diegeefien, of fijnfte lichaampjens , waar vannbsp;de lucht door de afgefcheidene weefens vannbsp;alle dingen vervult is , het fy dat fy door hetnbsp;blafen der winden, of Reegen, Sneeuw, Hagel,nbsp;dats evenveel na de aarde gedreven worden,nbsp;aanftonts ieder met fijns geljke en overeenkomende door haare wonderbarelijke Seil-fieenigheid nagetrokken hebbende faamge-hecht worden.
Ten vierden word ge vraagt. Hoe dufdanig der^dingt»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;geefiig weefeii van de vafte dingen j en door
doer de lii- Welke üfgefcheiden j en hoe die naderhand we-ture ge. dcrom vereenigt wordenl op dat d efe vraag be-antwoord worde, fo moetmen acht geven, dat de aardefich heeft door de wyfe van een vaft ennbsp;fioffelijk beginfielj waaruit als uit de wortel zWenbsp;dingen voort fpruiten, en alle Spruiten , Stammen en Planten haren oorfprong nadever-fcheidenheid en veelerlei verfchillentheid dernbsp;felver, krygen; want alles is niet evengematigtnbsp;om alles voort re brengen.
Seilfteenig heid dernbsp;Natuure.
Hoe de Ns-
fehitdt.
aan de aarde uit welke fy voort gekonicu waaren herftelt worden : en het gebeurt meeftnbsp;altijd , dat fy door de reegen en fneeuw geweekt en gerot zijnde, eindelijk in aarde verandert worden; en nademaal fy uit alle foorten.nbsp;van groejelijke dingen zijn, en ieder overvloednbsp;van geeften heeft , als die aan haare plantennbsp;eigen zijn , fo brengen die door de Reegen ennbsp;Sneeuw geweekt en gerefen zijnde , aan denbsp;aarde een nieuwe kracht j en eenvermeerde-rtnge fo van vlugge als van vafte lichamen toe ;nbsp;want fo dat niet gefchiede , fo foude de aardenbsp;allengskens verteert, en de geeften uitgeputnbsp;zijnde nootfakclijk moeten vergaan; het blijktnbsp;derhalven uit het gefeide . dat dufdanig eennbsp;omloop ten rechten van de natuur ingeftelt
Ten vyfden word gevraagt. Hoe de Harde Dj door de verbrande affehen van Stammennbsp;Kruiden op de Akkers vruchtbaar gemaakt gen
wordt l Het foude warelijk iemand wonder*^
konnen geven , dat uit vernietigde dingen, hoedanige Sout en affche zijn, de velden eenigenbsp;vruchtbaarheid konnen krygen dat het echter gefchied, leert de jaarlykfe ondervindingenbsp;overal. Welk geheim der nature op dat hetnbsp;ontdekt worde, fo redenkavelen wy aldus: de-wyle en de aardige Qn groejelyke dingen vit.nbsp;twee deelen j gelijk gefegt is beftaan, en vlugnbsp;en vaft; fo kan de onvrucht baarheid der aarde uit die beide voortkomen, ofdoor gebrek vannbsp;vlugge geeftenj of vafte ; het gebrek nu dernbsp;vlugge deelenk•dx\Az^tvit\ooxlkomcn , of om
Terwyle dan het kruid uitfpruit ^ of iets dat de fpruiten nu by na de grootfte menigte
anders dat groejelijk is, fo moeten volgens on-fe gefielde leere twee dingen , op dat fo een ding doorde groejinge opwafTe, xfamenkomen-,nbsp;eer ft feeker hecht, vaft, ly vig en beftendig deel-,nbsp;AzzxnzQQnfijUjgeeftig^ levendig deel , welknbsp;de opficht of betrekkinge van een formeerendnbsp;heginfel \\Qth : hier door gebeurt het, dat denbsp;aarde met dufdanige geeften befwangert , ennbsp;als fy fich met het voltige gehouwelijkt heeftnbsp;aanftonts als bevrucht geworden zijnde, en
der aardige geeften, terwyle die fy nevens haar voedfel intrekken, verteert hebben, of om datnbsp;fy van de Sonne nagetrokken zijnde, aan denbsp;Lucht overgegeven zijn ; en hQt gebrek dernbsp;vafte deelen kan gebeuren of voorvallen oinbsp;uit het fteenfand der aarde felve, of uit de magerheid en fchraalheid der aarde vol van fandnbsp;zijnde , welke daar zijnde fo konnen de geeften niet behouden . noch doorde nature meenbsp;de lym verdikt worden. Hier komt by , datnbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;niet
VIL Boek, Van de Veranderinge der aardige Deelen. 411
trokken is , de eigene‘Plant hegiet ïo{\x\t^\y defelve door defe mede naturelijke vochtnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
derlijk vruchtbaar en voeelderig rnaaken: ter-vvyle defe affche meer genegen is
Ca
Hict ieder deel of foort der aarde tot uitfprui-^n en groejen bequaam gevonden wordt, «oe dan de aarde fijne vruchtbaarheid, waarnbsp;van hy berooft word, wederom krygtmoetnbsp;geopent worden
Nademaal dan de 4/ft'^^^dewelke komt van de verbrandingc der houten, fpruiten, ftoppels
gevvalTen , mii^Qvafte deelen dergroejelyke Jongen beftaat, en Atfijndere der vafte dingennbsp;^oorde verdunninge des Vuurs tot damp ont-a^n Worden, de vafte overblyvende ; welkenbsp;die om de overvloed van Sout en ryfin-I® gefchiedt door de menginge met vochtnbsp;l^ekere vettigheid verkrygen , foo gebeurtnbsp;dat die aarde tot magerheid gebracht vet,nbsp;co tot de bouwinge w^ederoin bequaam ge-*o^akt, en fo dat aan defelve wederom herfteltnbsp;''^ord, Welk de fpruiten door fuiginge wegge-oomen hadden: om dat echter de vruchtbaarheid fonder fijne eigenegeeften die nu vervlogennbsp;^yu,haar einde niet bereike kauj fo maakt hier-001 dar vlugge weefen ótcrgeefen van de aardenbsp;‘loor fijne gewoonelijke Seilllenigheid nagetrokken zijnde , de^x^r^/é’in allen deelen wederom bequaam om van nieuws uit te fpruitennbsp;en vruchten te dragen. Wederom, maar nadien de aarde met feerveele andere formen
P. III.
om een
plant van fijn foort w'el te doen, als wel een andere die van een verfchillende natuur is.
Hierom brengen de affehe der Akkers op w'elke de overhlyffels van f oppelen en ge-waffen tot affehe verbrand worden , gelijknbsp;jaarlijks pleeg te gefchieden den landen eennbsp;veel grootcr vruchtbaarheid toe, als die dewelke worden uit de overblijffelen van verbrande braamen , vaaren en onkruid. De reede is,nbsp;om dat het Sout van de gefeide Planten uitnbsp;fijne fadige kïzdytgeljkePlanten voortbrengt ^nbsp;dat is, onkruidwikke, maankop , vaaren,nbsp;braamen , en diergelijke ; door welker ver-menginge gelijk die het behoorlijke voedfelnbsp;aan het Koorn onttrekken, fo doen fy het fel-ve ook wonderlijk van fijne naturelijke goet-heid en volmaaktheid ontaarden. Dat denbsp;affehen dan , hoe die enkelder zijn, fo veelnbsp;te meerder vruchtbaarheid aan haare forten toebrengen , zal in de volgende Proefnbsp;leeren.
Tweede Proef.
en'^Tpiif-’ ^‘‘c**=-[‘cder dat uit het vlugge nbsp;nbsp;nbsp;by voorbeeld Tulpen, Anemonen, Le-g.
en geeltige w’eefen het eeene hem door de i f) r nbsp;nbsp;nbsp;n i rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j- .. Bloemen
geikheu\r nature naad is. Want fo iemand i t'quot; nbsp;nbsp;nbsp;van allerlei foott, en diergelijke
«it TimferneMBerHagie of diergelijke plan- nbsp;nbsp;nbsp;“ 'fnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦ ‘‘‘= “f'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;L.
V— ^ nbsp;nbsp;nbsp;Iteclen en bladeren, na dat fy gebloeit heb
ben , tot affehe verbrand zijnde , een Loog maken , welke ieder by de eigene wortelsnbsp;der Planten gegoten zijnde , fo zullen defelve met een wonderlijke vruchtbaarheidnbsp;en nettigheid voortfpruiten, welk ik ook vannbsp;alle andere Planten wil gefegt hebben.
So iemand fchoone nette en volflagene Bloe- Hoefchootn
ten water overhaalt, ^iefal vinden dat defe Wateren, alhoew'el het metdeoogennietkannbsp;gefien worden, in/ö(?r^ echternbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.• en
lo dat aardige op de grond van de keetel over-c ^ ‘j'^ende welk men Dodekop noemt, tot affehe word, ik fegge, dat de affehen en hetnbsp;Onbsp;nbsp;nbsp;nbsp;daar uitgetrokken wordt, van gelijke
UOOr Cen Innrf^^lnlr nbsp;nbsp;nbsp;\7nn nnAr^.
een foortelijk onderfcheid vandenande--t ^cn verfchillcn , hoewel fo opentlijk niet als in de vvateren. Want wy weeten door de onder-vindingc geleert zijnde, dat de affehe van IFil-tp ÏVjngaarden, de ^^^^natureljktotnbsp;'de Willigen , en de tweede tot de Wyngaartnbsp;als tot een faak die met hem meefl overeen-*nbsp;omt helt , en in het Sout van welke beide
Gevolg,
Uit defe dingen blijkt,^ö^ een en defelve aar-de fo veel men fien kan f verfcheidene din- verfchei -genvoortbrengt, om dat namentlijk dc aarde kluiten van een verfchillende nature in fich k7^‘ll„Tennbsp;heeft, van welke ieder heken geneigc is totdefdveaar-dat, welk in de overeenkomfte der nature beftnbsp;; methem'gelijkis. Ookblijktdaaruit, f/fzf «ie?
^6t§ uit het weefen van het geheel overblyft, \ alle aarde bequaam is om alle dingen voort te Waar uit het wederom tevoorfchynnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'brengen % daar zijn derhalven aardige ftoffen,
racht worden , warelijk door een wonderlijke j welke liever defe dan andere aarde willen, raad der nature, waar door fy om de voort br en-! Waar door een geeft in de aarde ontftanoen zjqn-^nge der dingen ge durigte maken , de fadige 'de befet met een kracht om Wijngaarden voortnbsp;kracht van ieder ding in het fout heeft willen | te brengen'^ minder bequaam fal zijn om Tarwenbsp;bewaren. Waar uit dan feer klaar blykt , dat j tc queeken, en fo voorts, daarom dat in ’t eenenbsp;de affehe van ieder dingten hoogfien dienftig\gcde:c\te der aarde de vafte deelen nu bepaaltnbsp;^ tot de vruchtbaarheid der aarde , waar zijn om groejelijke geeften meer van defe dannbsp;door de groejeljke dingen konnen uit fpruiten; van gcene na te trekken, en gevolgelijk groe-«laar laat ons ook dat door een Proef be- jen daar veel beter de Wynftokken, op een an-Wyfen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;| dere plaats andere gewafïèn. Maar defe din
Eerste Proef.
Laat een Plant van wat foort hy ook einde-‘j^foude mogen weefen , by voorbeeld, van . W» ^^“^Wyngaard , Roofe, Tarwe en diergelijkenbsp;affehe gemaakt worden; welk gedaan zijn-^'^««jde en fo ghy dan metdeLöö^diedaaruitge-
gen zullen breeder inde *Overhaalkunftoq.*
toont worden. nbsp;nbsp;nbsp;ftiiUtona.
en
Sefte vrage. Waarom door de braakleggin- tv^iarom d» ge alleen jAe, aarde een of meerder jarennbsp;ftende, vet en vruchtbaar gemaakt word. Ik legginge'nbsp;antwoorde , dat dar ten deele gefchied omnbsp;de veranderinge van het verrottende kruidZ^dt.nbsp;Ggg ?
-ocr page 488-lAfdee- en bladeren in aarde welk door de giftinge of |tene geeften bedwongen worden : en dcaar ryfingegefchied, waar door de aarde de vettig-1de felf krijgt door de onder aardje damjetl
LING*
heid daar nuuirgepur2ijnde , wederom door een nieuwe verkregene vermeerderinge vannbsp;een vette aarde verquikt en herftek word; ten
van de binnen zijnde daar toekomende dampige roet der aarde , en uiterlijke na-trekkïnge van nieuwe vlugge geeften j een groot
door de Sneeuw ^ door welke de ingeflo-i ren aanwas.
So wy de woorden van Plinius^ die hy van meifge». Cap.IV. quot;B Schepper vanallcsdeGRooTEen ? A L w y s E God heeft van den beginnenbsp;der dingen even als een Pottebakkernbsp;het lichaam des Menfche uit aarde van Da-mafcus geformeert, welke gelijk fy altijd denbsp;voortreffelijkfte aarde is ge weeft bovenallenbsp;die ooft gevonden zijn, alfo is fy van God ge-befigt om het lichaam van den eerften Menlchnbsp;te maken; waarom ook de Eenig-geboren Sonenbsp;van den Eeuwigen Vader fich niet verontwaardigt heeft, door de gevolgelijke voorttee-linge van het menfchelijk^e geuachte, fich eennbsp;lichaam uit de onbefmette aarde een Maagt,nbsp;een lichaam aan teneemen. Welke echter denbsp;Aarde van Adam, en hoedanig die geweeft zy,nbsp;daar over is onder de’uitleggers van de Heiligenbsp;Schrift gefchil. Wy die als welke alle men-fcheiijk verftand te 'boven gaat, varen latende,nbsp;gaan soontot de aarden j welke de^ottebak-kers gemene lyk gebruiken. Wat voor nbsp;nbsp;nbsp;Aarden welkede^Pottebakkersgebrui- Pottebak* keunaotieniKyadikke j taje ^ vafte^ fachtej kers gebrui- hoedanig een de Mar ga of witte klaai plegnbsp;te zijn; welke ontbrekende , fo nemen fy eerftnbsp;vtrtiffchm middelmatige, en dan fachte. Vaten wel-tot de Pot- ke door de kracht des Vuurs niet gebroken wor~nbsp;ïardïquot;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Zijn gemeenelijk uit vette en vafte aarden als daar zijn de Smeltkroefen, en andere Vaten ¦De Vaten of Potten die bequaam zijn tot de Smelt ofnbsp;Tma^m^ Scheid-konft, uit welke de lichjle van de alder-uit mat befte flach zijn, welke de vocht niet in trekkennbsp;Ilu emlÜkt uitfweren, niet broos zijn en het vuur te-ST** * genftaan, hoedanige zijn de Saguntife in Span-,nbsp;jen, in ItalienwelketeMutina , Aretiuniennbsp;Tofcanclla gemaakt worden , de kroefen vannbsp;Surrentum .• de verfcheidene aarden die dichtnbsp;by Napels leggen verfchafFenfeer nette fcho-tels. In Duitfland , worden overal voor eennbsp;groore prys getrokken die , dewelke te Wal-denburg zijn. En de aarde welke dient omgla-fen te Jmelten ^ moet de meefte van allennbsp;het vuur tegenftaan konnen, hoedanige die isnbsp;welke re Savona inLigurien uitgegraven word.nbsp;Maar van defe breeder in de Glafc-makers!nbsp;Konft. VoixeUk nbsp;nbsp;nbsp;waarom de Pottebakkers meeft al- kers by * tijd faud by de aarde gewoon zijn te mengen ^ dat de Potten door het vuur niet breeken,nbsp;vaa bakken daar van is de oorfaak ^ dat het fand door eennbsp;Sand fterk vuur gefmolten zijnde, het Potaardigenbsp;wefen als inïeker ftenig verandert, alle defièlfsnbsp;tochtgaten vervult zijnde. Daar zijn dan iommxgQpotten die van kryt, fommige die vanPotaarde, andere eindelijk die |
I van andere aarde gebakken zijn , welkeyö'^^’^^ I bequamer voor het menfehelijk gebruik zijn» ' hoeJy uit vetter j vajier en tajerjftoffe zyn gemaakt : van w'elkeghy met de Pottebakkers raadplegen kondt. Het felve moetmen vannbsp;deaardefeggen*die de Boetfeerders enVnl-lers gebruiken. Maar van defe op een anderenbsp;plaats. Vm de Myrrhinife, Porceleine en Majorice vaten. Maar wat de Myrrhinife Vaten der Ouden zijn , en uit wat voor een aarde die harennbsp;oorfprong hebben , dat is noch overich tenbsp;feggen. Myrrhinijè vaten gefproken heeft onderfoe-ken , fo lullen wy bevinden dat defelvepeene^«'*'^f anderegeweelt zijn, dandie wyheeaenx^^* noemen, welker oorfprongen makings ik met weinig woorden verklare. Tlinius l. 3 7* e. i. van de koftelijke varen handelende, fegcnbsp;dat de Myrrhinife vaten van het Ooften ge-braclit worden , dar fy wonder fchoon en metnbsp;een helder, en metveelerleiverfcheideneco-leuren geverruwt zijn; heden ten dage komennbsp;de Porceleine vaten feer wel met defelve overeen , van welker makinge verfcheidene, verfcheidene dingen verhalen; het befte van allenbsp;fchryft hiervan V\ Martin. Mar tinius}tP3d!t-die her alles felve gefien heeft, en dit in fijnennbsp;' Atlas Sinicus{o\.%6. van de Sx.'sAJaocheu innbsp;’t land van Kiangsi ter neder ftelt. En bet geen die Stadmeeft cierlykmaaktj is de toebereidinge en overvloed van Chinefenbsp;Schootels ; welkey^Porceleinen j waarvannbsp;daan fy de naam gehaalt hebben weet ik niet jnbsp;gemeenelijk noemen j welke in hetganfche Ko-ningryk nergens koftelyker gemaakt wordennbsp;alsineendorpvandefladVtxAzng : want alhoewel fy of een andere plaats aarde hebbennbsp;uit welke fy die moge lijk konnen maken, Jo konnen die echter by die niet halen^ dewelke in ditnbsp;dorp gemaakt worden j ja dat verwonderens waardig ü , de aarde daardie uit mahn, graven fy niet uit de grond van dit landje baf, maar fy ontfangen die en fy werdt daar gebracht uit deftadHociós^kx , van het Land-Kiangam ^ en ookkonnenfy die daar ternbsp;flaatfe , hoewel daarnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;een overvloed van die aarde ts , of geener lei wyfe maken. Tiaar zynder die dat aandegetemfertheidnbsp;des waters toefchryven. |
VIL Boek, Van de VERANDERINGE^/er aardige DEELEN. Oit dit 'Dorp dan van defe ftad zyn alle die! fiaan , en dat fy als fy by venyn komen berfieth ^htnefie fichotels en kommen , welke van de Boe- i cn dat fy even fio warm worden., hoe veel plaat s'nbsp;enfiechte luiden als potten gebakken wor- \ het warme water endefop die daar in gegotennbsp;d^on j op dejelise wyfie als deY'è.e.ïf^w inltalien, \ wordt befiaat , dat warelijk kanmen door de Proef niet vinden. Met dc Porccieine vaten komen in de twee-I de plaats over een de Majorice vaten, die en in fchoonheid en in prijs niet veel voor de Por-celeine wyken. Nu is noch overig dat wyfommige andere aarden die een middelbare kracht hebben, be-fchryven , de Eretrüfe , Chiife , Selinufife,nbsp;Simoli/Cj Tnigitis j Melia ^ filmpelitis. Twee foor ten zijnder van de Eretrüfe \ de , wel- gehouden word, want defe j fo fy langfaam over een plaat getrokken word,nbsp;En hoe rare envoortreffelyke vaten hier ge- jfozalfy een violette ftreep maken, een teekennbsp;'^aaakt worden , zoude te lang zyn om te ver- dat fy de befte is, fy word gewafTchen in Loot-halen ^ gy kont geen gedaante j geen afbeeldfefwit ; fy eenfamentrekkende en verkou-fohilderen jofimen kan het ooko^ deVot(:e\ein-\\\ct\de kracht, matiglijk week makende, fynbsp;^^^de die daar is doen ^ en hoe groot een menigte fitdidehoWe plaatfen, de bloedige fet fy aan fy oohi^^ noorderlyke Landfchappenywelk * eene geweldig wit, de andere afgraauw , ruiken om daar klederen mede te ver-f.Q voor de befte gehouden word, want gelegenejiadWaAdatugebracht mrdt , even nbsp;nbsp;nbsp;koudiswotdvoordebeftegete- alseendoorfchynendeHaver-halm , welke fy g nbsp;nbsp;nbsp;Edik e:efmolten zijnde. weeken j enmet het opgietenvan water tot een gt; nbsp;nbsp;nbsp;0 ^rdpTimitisi^ van coleur alsdeErc- ^/of^/’ maken. Ja defiukkenvandegebrokene j nbsp;nbsp;nbsp;als femand die in de hand neemt, vaten floten fy klein . en maken daar wederom nbsp;nbsp;nbsp;J ^op dc tong,fy kleeft daar nieuwevaieivan; maar defe zfiippverrena do zal/y verkoelen, fo op clc to g, y...... ly zijn verfiheide van coleur, hoeweiyj/ alle ‘iit diefofijne potaarde en die een weinig door-Wfiient is, befiaan ; die met een Jefifraan-'^'^erruw bcftreken worden en met verfcheidenenbsp;afbeeld fels van‘Tgt;raken bejchildert zyn ^ zijnnbsp;quot;^oor het Koninglyke Taleis j voor het gemeenenbsp;Volk worden roode^ geele en blaauwegemaakt^nbsp;Om welke verruwe te bereiden de Sinefien hetnbsp;J^nuid Gafium qewoon zyn te gebruiken datnbsp;daar in grooten overvloed gevonden word,voor '^an defe vaten dattergemaakt wordt kan licht ieder een uit de groote menigte defer die wy dagelijks in Europafieuj afnemin. Aiaar ik ben verwondert waar van daan dat hier het gerucht gekomen is ^ dat defe fiofenbsp;uit de doiren van Eijeren of gefiotene fijeenbsp;Qoncenilien toebereidet word , en dat na hetnbsp;Verhaal van fommige defélve houdert jarennbsp;bewaart wort van de Grootvaders voor denbsp;Neven van hare navolger : die ter degen ken-niffe van faken hebben voor die zyn defe dingennbsp;belacchelyk, en enkel ver fier t: want jy worden fofchoon en net niet als de eerfie; hetgeene defe vaten noch te meerder geacht maakt, is dat fy alle koft hoe beetdieookis , fonderberfiennbsp;konnen verdragen. Ja dat noch wonderlykernbsp;is jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;daar van met kopere Spykert- yens en een draadaaiimalkanderengefet, behouden het nat en lekken niet, defeBreekwatten vaandelen geheel China door , en hebben eennbsp;feer fjn Boort jen (Jy noemen het gemenelyknbsp;eeiiDril) om degaatjens temaken ^ welkernbsp;punt van eenDiamant is, bynagelykdeGlas-fchryvers by ons gebruiken, of liever die j die hynbsp;^e Milanefen het Berg-crifial doorboren. Dusnbsp;Verre Vader Martinius. Dus verhaaltmen datdeChinefende^lt;?7?^gt;-iykïle en befte Torceleinen van allen maken, die eroens gevonden worden ; vn^jax datmennbsp;^it de fitMen van de gebrokene vaten wan-neermen die tegen malkander en flaat vuur kannbsp;een; ioïcgzDiofcorides. |
Een andere aarde in het Eiland Chio gewent voort te komen, is wit, en die van de befte flach korflig,en verfchillende in gemaakte formen , feer gelijk de Samife aarde, welkers krachten fy ook evenaart, fy is een feernbsp;koflelijkparfum en cierfelen voor Mannen ennbsp;voor Vrouwen. De Selinufife aarde mcefl geacht om fijne giants, is wit en wrijfbaar, en word feer lichtnbsp;en ras in nattigheid gefmolten. De Simolifè aarde is van een tweederlei fo vaft aan, datmen haar daar naaulijks aftrekken kan. De Melia volgt in coleur de afgraauwe Eretrüfe, rouw in het handelen, met de vingers gewreven zijnde , fo knapt fy als een ge-rafptepuin-fteen ; fy is, gelijk uit de fmaaknbsp;blijkt met aluin befwangert, waarom fy eennbsp;afvegende kracht heeft. De aarde Ampelitis groeit in Seleucien , de fwarre word boven de andere voor de befte gehouden , welke eerft met Olie gewreven zijnde aanftonts fmelt; fy verftrooit, verkoelt,nbsp;is bequaam om het hair te verwen, by de uit-bottende Wyngaarden gegoten doedt fy denbsp;wormpjens fterven. Maar die dingen die tot hier toe van de aarden gefegtzijn , verroonen wyin de volgende korte fchetfe, te gelijke met ds hoedanigheidnbsp;van ieder. |
DE ONDER-AARDSE WERELD,Weert de eene f Armenife aarde, of Bolus van Armenien. het fenijn, als Lemnife of Gefegelde aarde, denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;LMelitife. De andere ver- rCimolia. dryft, als i Ampelitis.nbsp;denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fForneis-aarde. De andere r veegt af, ^ Aarde Melia. l En defe 2ijn de dingen , welke wy vandej volgende dikwils en meermalen fullen her* weekeaardfe'weefensnzdiQst^Va€\èiditïÏ2ktn\\\2S.Qrï, fo zullen wy dan der felver gehei-die te feggen waren met weinig woorden ver- men wat wytlopiger en bequaamer navors-klaart hebben. Maar dewyle wy defe in het! fchen. OP dat wy dan de dingen die tot hier toe gefegt zijn in het korte by eentrekken:nbsp;fo feg ik dat het Sout \\Qx.gemeene Saadnbsp;der aarde is , hetbewaarfel der Natuure , denbsp;grondflag en fteun van alle lichamen, de rechtenbsp;en naafle HooftftofFe der aarde f, aan allen hetnbsp;weefen verfchaffènde. Dit gelijk het van ver-fcheidene Mijnftoffèn word geverruwt, alfonbsp;wordt het ook in een ander in foortver-fchillende,als SalpeterAluin j Koperrood verandert; welk niet tegenftaande, fo bebouwt hetnbsp;altijd de plaatfen van fijn herkomfte door eennbsp;ongefchonde recht, want vandeSalpeter, Aluin,nbsp;Koperrood, dieMijnfi:ofïè,waar mede fy gever-ruvvt zijn geweeft, afgenomen zijnde, fo lal hetnbsp;Sout aan fijnen eerften oorfprong herfteJt worden: neem die ook weg vande aardfe kluiten ennbsp;aarden, die wy befchreven hebben,en altijd fultnbsp;gy dat waar van fy van haaroorfprongofbe-ftaan hebben, dat is lyö®? vinden : ’tfelvewiliknbsp;dat ghy van de MetaUen verftaat, en van allenbsp;lighamen fo die tot de Mijnjioffen zhgroejelykenbsp;txxgevoel^ke dingen tor aff'che verbrandt zijndenbsp;behooren : want het is feeker dat uit defelvenbsp;het felve Sout j waar uit het fijne beftanelijk-heid en vaftigheid gehad heeft, door de diktenbsp;van de Loog in het vat, ofuitdcuitbloejingenbsp;van de aarde Kop fal voortkomen. Maarnbsp;waar van daan fo groot een verfcheidenbeidnbsp;van Sout en en Aarden in krachten en eigen-fchagpen verfchillende voortkomt, verklaar iknbsp;met weinig woorden. Ik fegge dan dat dat voortkomt van de/(?m van het gemengde j welk gelijk het uit een ver-fcheidene famenvloed der mengbare dingen |
Oker. Rood-kryt. Roode-aarde. Eretriife. Samife. Chiife. Selinufife. Alle aarde. [gemaakt word ; alfo krygt ook het gemengde door de famenvoeginge der wyfe en voorfich-tige natuure fodanig een trap van zijn of weefen , waar door het van alle andere foorten on-derfcheiden word , en welk het door een on-fchendelijke wet der nature altijd befit. Bynbsp;voorbeeld, de Af^crm^/die een gemeen Soutnbsp;is geweeft, ontaart in foort in een verfchillendnbsp;Sout, door de verwinge van de Koperige kluitnbsp;en ’t water befet met een fuure geeft van Swa-vel ; in defe gelijk daar in de vier Hooftftoffennbsp;vervat worden,alfo groeit ook uit de famenvoe-ginge der felver feeker Sout mengfef welk vannbsp;’t Sout, de Salpeter, Aluin door een foortig on-derfcheid verfchilt, en Koperrood genoemtnbsp;word ; en defe is de laatfte trap der natuurenbsp;door de famenvoeginge der vier Hooftftoffen, dat is, uit water van Koper en fuure geeft van Swavel , in welke de vier Hooftftoftên zijn, befet zijnde daar geftelt, waar door die van allenbsp;andere, volgens het vereifch van fijne natuurnbsp;en eigenfehap onderfcheiden wordt. Op defenbsp;wyfe wordt van gelijke ook de Aluin van hetnbsp;Sout,de Salpeter en Koperrood onderfcheiden,nbsp;daarom dat fy uit het Sout van een aiuinigcnbsp;Rotfe met verfchillende krachten voortgekomen is , de fuure geeft des Swavels in die trap d aar by komende, waar door niet anders, door de wonderbaare famenvoeginge der natuurenbsp;gemaakt of daar geftelt word ; en defe is denbsp;laatfte trap van de natuure en her zijn of weefen waar door de Aluin gemaakt wordt, enly word gefegt van alle andere Mijnftofïe onderfcheiden te zijn : welk van gelijke van alle de overige aarden en Mynkluiten moet gefegt wor- |
VIL Boek , Van de Verandering der aardige deelen. 41 j
defeive alle door een verfcheiden toeftel van Proeven , klaarlijk zullen getoont worden.
------------------------------ --------- Maar laat defe dingen van de eerjie vruchten
' loort verfchillende. Maar van defe dingen der Onderaardfe Wereld gefegt zijn. quot;quot;J'lopiga in het volgende.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;BB.'
vvat maar een weinig fwar r, of geel, of rood,
p^^hetzalaanftonts een andere coleur worden in
Worden; alle welke van den anderen onder- j Het blijkt dan, dat alles dat wy tot noch Icheiden worden om do verfchillende trappen I toe van de verfcheidene krachten en eigen-aetnature, welkefy doordufdanigeen cn\ve- \fcbaffen ‘van de fouten en aarden injoortennbsp;cierom dufdanig een famenvoeginge van men- gefachte verfchiüende gefegt hebben, tor denbsp;pjijkedingen ongevoelijk krijgen; fo dat der- oorfaaken in de hooftfomme verklaart gebrachtnbsp;^^f^^ Artftoteïes 7 Metaphif niet onaardig moeten worden uit het tnengjel namelijk dernbsp;geiegtheeft, dat defoortender dingen haar dingen met verfchillende krachten begaaft^nbsp;quot;^^ben als een getal tot een getal. Doe een by waar in dat welk volgens de wetten van denbsp;ywee, en dan is het niet meer twee, maar drie, famenvoegende natuur meeft de overhandnbsp;in foort van twee onderfcheiden welk ook van heeft,een mengfel in fijn bepaalde foort maakt,nbsp;^de de andere getallen moet verftaan wor- Maar van defedingen in het volgende alwaarnbsp;en het blijkt klaarlijk indenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;doe
Vy Y dan eindelijk de fchrikkelijkc en een ontoegangelijke afgronden der Onder-aardfe Wereld ontkomen zijnde, fo is tegenwoordig niet meer overig dan dat wy onsnbsp;aanficht Hemelwaarts keerende,U dankfeg-gen en loven , die gelijk ghy alleen wonderen doed diemen niet tellen kan in den Hemel,nbsp;op de Aarde, Zee en der felver verborgene afgronden ; ook als my de hand geleend hebtnbsp;om tot de verborge heiligheden des aardrijksnbsp;tc geraken, en die my felfonwillig door uwenbsp;Voorkomende ingevinge daar toe willig gemaakt hebt ; ghy hebt de pogingen van mijnenbsp;[goede wille in my geholpen, ghy die in dennbsp;1 uwen en het willen en het konnen en het vol-1 brengen werkt. |
O God, o Kracht en Wisheid van ons gejlachtej hoe groot is uwe eere wonderlik overnbsp;I deganfche aarde,hoe ontfachelyk ‘O gedaantenbsp;'en de heerlijkheid van IJ.HeUigWoord en^Onbsp;\ Naam blyvende van eeuwigheid tot eeuwigenbsp;; heid. j Looft alle fijne werken in alle plaatfen daar fijnen naam genoemt word: looft den H e e r enbsp;mijne Siele. |
I. Deel.
Hhh
EERSTE DEEL
D E
Verhandelt vperden.
27c Aardbevingen van de Stad Ragufa en andere be-' nbsp;nbsp;nbsp;fchreven.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2-77 Aard beving die Water-poèlen achter laat. 29 9 [ Aardbeving ontrent Bordeaux en Narbonne. 3^9nbsp;Aardbeving hoe door aanfteking van de Salpeternbsp;Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gefchiet.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;379 , Aarde trekt het water in als fijn natuurlijk voedfel-I nbsp;nbsp;nbsp;298 , Aardrijk in fijn onderaardfe vruchten befchreven. I j Aarde offe een enkele Hooftftof is. ; Aarde die fuiver en die onfui ver is. nbsp;nbsp;nbsp;3^7 I Aarde ftemd met ’s menfehen beeld over een. 3^7 Aardrijk hoeen waar door het verandering onder- ( nbsp;nbsp;nbsp;gaat.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;407 : Aardfe kluiten hoedanig van verfcheide kleuren. I Aarde wat die eigentlijkzy , en waarfe uit voort-¦ nbsp;nbsp;nbsp;komt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4^^ Aarde in fijn verfcheide foortenbefchreven. 4*^ I Aarde die bequaam en onbequaam is tot de Landbouw. nbsp;nbsp;nbsp;4*7 j Aarde waaromfe door brake te leggen befet word. I Aardige lichamen die de Schilders en Boetfèerders gebruiken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;422' Adnatifche Zeeboefem hoedanigen Eb en Vloed fy heeft. Afhangers beweging in haar trappen van fnelheid onderfogt. O nbsp;nbsp;nbsp;. Afhangers van war gebruik in de Landmeterie. 74 Afgronden en onderaardfe waterfluifen. Alpes hoedanige Watergrotten die hebben Alfadigheid wat het zy. Alcal'föut hoedanig van aart. Aluinige Baden van wat Geneeskracht. Aluin hoedanigen ioort vanSout. Aluin fijn verfcheide bereiding- Aluin van hoedanigen Geneeskracht. Altaren hoedanig met Chriflallyne fraijigheden op tefchikken. nbsp;nbsp;nbsp;3“9 Aluin fijn verfcheide krachten. nbsp;nbsp;nbsp;400 America hoedanige Waterhoien daar zijn. nbsp;nbsp;nbsp;quot;3 America heeft veel Baden, nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;334 Ammoniac-fout befchreven. nbsp;nbsp;nbsp;37' Aan- agc een San£tinne doet den Gloed van Etnaftremmen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zgf Aardrijx Middelpunt. nbsp;nbsp;nbsp;4 Aard-kruiden hoefommige groeijen. Aardkloot tot welk een oogmerk gemaakt- 61 Aarde beftaat uit d’invloet aller Hemel fche lichamen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;62 Aardkloot hoedanig in ’t verftant Gods afgefchetft. 62 Aardkloot met eenkonftig Paleis-gebouw vergeleken. nbsp;nbsp;nbsp;62 Aardkloot wat die eigentlijk zy. nbsp;nbsp;nbsp;62 Aarde in velen met de Mane gelijk. nbsp;nbsp;nbsp;70 Aardkloot in hoedanigen gematigheid der warmte geflelt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;71 Aarde en aardfe ftoflFe van hoedanigen vaftigheid. 72 Aarde kortelijk in fijn deelen en cieraden befchre-ven. nbsp;nbsp;nbsp;72 Aardrijk in fijn omtrek of bolfter befchreven. 72 Aardmeting valt niet volkomen onder de Lantme-terfc regelen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;yg Aarde is eerft van Erafthoftenus gemeten. 73 Aarde waarom onmogelijk te meten. ' Aardkloots gewigt of l'waarte onmogelijk na te fpo-ren. nbsp;nbsp;nbsp;77 Aarde is nootlakelijk met Bergen voorfien. 75' Aarde waarom aan ’toppcrvlak niet effen heeft mogen zijn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;76 Aarde in haar geraamte vertoont ontbloot van water. nbsp;nbsp;nbsp;78, 124 Aardrijx gedaante nu anders als voor defen. 97 Aardrijx vermaarde vlaktens.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;97 Aardrijk waarom met foo veel Woeftynen voorfien. nbsp;nbsp;nbsp;96 Aardrijx Seilftenige gefieltenis. nbsp;nbsp;nbsp;118 Aardrijk waar door het kan blijven hangen. nbsp;nbsp;nbsp;118 Aardrijk hoe uit ongelijkftaltige dingen faamge-ronnen. nbsp;nbsp;nbsp;123 Aardrijk brengt verfcheide dingen in onderfcheide plaatfen voort.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;124 Aarde offe een Hooftftoffe heeft. nbsp;nbsp;nbsp;125 Aardz'ijx geftel met die van het tnenfehen lichaam | overeen gebracht.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;126 |
] Aardfe Paradys waarom van fómmige onderdePoo^ geftelt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i95 Aarde hoedanig van binnen met vuur geftelt. Aardbeving waar door ontftaat.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2-73 Aardbeving die fchriklijk was, van den Autheur felfs gefien.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;275” Aardbevingen in wat Landen die meeft voorvallen. 128 79 124 372 33fJ386 387589 |
vmi E E R S T E DEEL.
Aangroejing der Bergen, of het gefchiet. 87 Archipclagi hoefe eertijds vafl; land waren. 9 r
Bergen zijn de borften der aarde.
Bergen hoefe in de Schepping gemaakt zij n.
- nbsp;nbsp;nbsp;4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;O'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;V Ali. miiV.* VVAJLVIJ*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ 1. 4-»v*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I AIV/WIV AU W Wnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;H,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.1 * v»
riitoteles gevoelen van den Berg Caucafus weder- Berg Etna hocdanigen gemeenfchap heeft met de .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;105, 1061 Chanbdis.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;117
aarde. nbsp;nbsp;nbsp;416; Berg Etna hoedanig brandende j fietook de Voor-
AlphaltilcheZeehoedanig Lijm voortbracht. 100' reden van dit Deel. nbsp;nbsp;nbsp;zig
punten der Hemelfche lichamen , hoe met die j Berg Etna van hocdanigen hoogte , en groote Van de aarde gelijkftaan.
Aipunten zij n nootfakelijk foo alfe zijn.
Atlantifche Eiland hoedanig ondergraven.
Alpunten hoedanig die de Zeeinfwelgen.
Alk hen fijn verfcheide foorten en gebruik.
Aflchen en Kalk der Mineralen Iprong van dingen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;406
Aliche van fommige dingen wat voor vruchtbaar-heiddiede aarde toebrengt. nbsp;nbsp;nbsp;420
Atlantifche Zee waarom foo ongevoelijkeEobe naaakt.
Atlantifche Zee hoedanig vol Onderaardfê vuuren.
hoedanigen oor
ii8| Vuurkolk. nbsp;nbsp;nbsp;2,27
izz i Beeften van Indiën gt; waaromfe in Europaniet wel 951 wennen konnen.
191 Bevende en fchuddende Winden hoe veroorfaakt worden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;264
üaaden en Baad-wateren die in het Oppervlak Vande aarde voortkomen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gzz
Baden en Fonteinen in Portugal en Spanjen.
Baden op den Akker van Toledo.
Baden in Duitfland befchreven.
Baden in Hongaryen en Sevenbergen.
Baden en Fonteinen in Itaüen.
Baden van Tofcanen Baden van Sicilien.
Baden van Afia, Africa en America.
Baden in Griekenland, zijn feer veel.
Baden haar Geneeskracht onderfocht.
Bergen in de Maan hoedanig.
Bergen waarom nootlakelijk. ergen zijn ook voor de Suntvloed geweeft.nbsp;ergen maken’t geraamte of gedaante der aarde.76nbsp;Bergen haar byfonder nut in de heele natuur. 76,79nbsp;Bergen hoe fomtijds afgefcheurt noch (taandebly-Ven.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,2
ergen hoedanig in Zee gevonden werden. 77, i lo ergen van verfcheide Landen kortelijk aange-
15
Bergen diemen Wind-bergen noemt,hocdanig. 130 Beeld door de natuur gemaakt in ’thol van een Berg
141
Berg Panacura op ’t Eiland Java. nbsp;nbsp;nbsp;221
Bergen hoedanig oorlaak der Winden. nbsp;nbsp;nbsp;249
Bcurt-winden hoedanig die elders waaijen. nbsp;nbsp;nbsp;244
Bergen door d’Aardbeving vervoerd. nbsp;nbsp;nbsp;274
221 nbsp;nbsp;nbsp;Bergen met Wolken belet, waarom een voorbode
Bereiding van den Aluin. nbsp;nbsp;nbsp;387
Bergen waaromfe gedurig flytende, niet meer verminderen. nbsp;nbsp;nbsp;415*
324 i Beweging hoe door ’t Middelpunt der fwaarheid 3061nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gefchied.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;y
35^ j Beweging die¦ Eeuwigduurende is , offe kange-334, ; nbsp;nbsp;nbsp;maakt werden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zr
334 nbsp;nbsp;nbsp;Beweging der lichamen in’t algemeen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;23
Beweging van fware lichamen waarom infnelheid toeneemd.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;24
Beweging van fware lichamen boven kromme vlakten.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2^
Bewegingder Af hangers onderfocht. nbsp;nbsp;nbsp;31 , 46
Beweging diemen Middelkegelfnedige noemt. 34 Beweging der fware dingen na het Middelpunt. 40nbsp;Beweging door minder gebogen vlakte van hoedanigen Ineke.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;44
Beweging die Pafloodig en die gebogen gelchiet van wat verlchil in fnelheid.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;45:
Beweging der verfcheide dingen hoe door een Werktuig-onderfoek.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;46
Beweging van een Af-hanger wanneerfè Eeuwigduurende fou konnen zijn. nbsp;nbsp;nbsp;47
3ZZ
D —«w « MVCl «-«tnAWll» nbsp;nbsp;nbsp;j VA V4 VA t lU v AvVAnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ZilJlJ»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Aj.
Bergen die Vuurbraken in verfcheide geweften. 86 ' Beweging door gelijke bogen, van ongelijke krin
Bergen die afnemen offe weder aangroejen. 3? | ^ctgen gefonken hoedanig tot Poelen geworden.;
^rgen hoe meulijk opkomen daar te voren niet en Waren.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;88
^’¦gen in’c midden van de Zee nieuwlijks geboo-^ quot;cn. nbsp;nbsp;nbsp;88
Berg in Ge ^zorifche Eilanden van groote hoogte.
^^'¦gen offer foo hoogzijnalsdediepfteZee. 102, ft
Berg Caucafus befchreven. hoe hoog die is.
Bergen hoe hoog,konnen geen 100 myl veer gefien Werden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;103
Berg Caucafus hoedanig in veel Bergen beftaat.103 Berg Aton, van Xerxes doorgraven.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;107
^rgen die vermaart zijn in een Tafel aangaande naar hoogte met den anderen vergeleken. 107nbsp;^rg Baldus, van de Nafpeurders feerongelijkge.nbsp;meten.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fo8
I. Deel.
Beweging der Zee. nbsp;nbsp;nbsp;. * f4
Beweging hoe nootfakelijk tot behout van alle din-gems. nbsp;nbsp;nbsp;189
Beweging in de nature waarom nodig tot de seduu-rige onderhouding. nbsp;nbsp;nbsp;^ 2,24
Bloemen die in Zee groejen. nbsp;nbsp;nbsp;no
blixemende Poejer hoedanig van werking. 261 Blixemen onder d’aarde.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;275
Blixem fijn oorlprong en uitwerkfèlen. nbsp;nbsp;nbsp;280
Blauw Bus-poeder. nbsp;nbsp;nbsp;38 y
Bloemen hoemen die fchoon en net kan aanqueken.
421
Boomen hoefe onder de ftreep der beftiering aangroejen. nbsp;nbsp;nbsp;14
Boftchen hoedanige de V/ereldbekleden. 95quot; H h h 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Boom-
BLAD-WYSER Doodelyke wateren die een verftikkeode kracht hebben. Doode Zee hoedanig van aart. nbsp;nbsp;nbsp;37^ Dray-ftroorn der PcrfifcheZee. nbsp;nbsp;nbsp;. 99 Brief van Cornelius Magni aan Kireberus over het j Dray-ttroomen vanSchille enCharibdis befchiC' 116 fien van veel vremdigheden. Brand wat dat zy. Brand in’t Eiland S. Michiel ontdaan. Brandende bergh in Groenland. Brandende-bergh van America. nbsp;nbsp;nbsp;___ ^ Brand van den Berg^tnainverfcheideEeuweni om uitbraken. ^ nbsp;nbsp;nbsp;°nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-o— en tijden aangewelen. nbsp;nbsp;nbsp;229 j Draywinden omtrent Hardebil in Perfien. ven. Drayküilvan Noorwegen, hoedanig 128,17^ 54 j Draykuilen op verfcheide plaatien befchreven. 129 177,179 221 Draykuilen hoe fy de ingefwolgen dingen vveder- Dray winden en Orkanen in de Zuidlanden. 2.^* Dry ven en linken der lichamen hoedanig af hangt van des waters iwaarheid. nbsp;nbsp;nbsp;24J j g ! Dry vende Eylanden inde Poelen en Meeren. 34f o «4 Duinen hoele gemaakt werden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;9? Bus-poeder waar door het luiken kracht heeft. 579 Duikelaar die wonderlyke dingen in de Zee deed Bus-poeder waarom dat gekorreld meer geweld jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ii* dan fijn gepoedert doet. nbsp;nbsp;nbsp;gS^jDwarfle beweging der winden hoedanig veroor- rt i b en Vloed hoedanigen beweging der wateren. ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^170 2.09 liib en Vloed ongemeengroot aan de firanden van Camboia.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;174 Ebbe en Vloet uit wat oorfaak het ontftaat. 171 Eb en Vloet in verfcheideplaatfcn hoegereguleert. Caap. liet Kaap. Atlantifche Eiland. nbsp;nbsp;nbsp;951nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;°nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;166 Canarifche Eilanden hoedanige Vuurbergen daar | £b en vloet waarom aan Ibmtnige firanden foo merkelijk en m andere niet. nbsp;nbsp;nbsp;182 Eb en vloet op alle plaatien hoe te vinden. i SS’ Eb en vloet wat die tot den oorfprong der Fonteinen doet. Eeuwigdurende beweging hoedanig die niet kan gemaakt werden. ---kan in geen ledige plaatsj plaats hebben. nbsp;nbsp;nbsp;47 yEgiptenaars maken de wereltveel ouder danfeis. 93 Egiptife Salpeter wat die is. nbsp;nbsp;nbsp;37° 69 ' Eilanden hoedanig voor delen aan den anderen vaft. iioj nbsp;nbsp;nbsp;87 210 , Eilanden hoedanig in byna Eilanden veranderen* laar. Cometen hoe gemaakt werden. Coral-boomen die in de Roode-zee groeljen.nbsp;Coral-bloemen, hoedanig. j Eylant Atlante hoedanig ondergegaan. nbsp;nbsp;nbsp;92.9^ Dagelijklê en Maandelijke beweging der Zee-1 Eylant nieuw in’t midden van de Zee opgekomen. 257 { nbsp;nbsp;nbsp;gt; Damp.geweft hoedanigtotbeteugclingderSonne-1 Eylanden hoe Ibmtljds nieuw gemaakt worden Damp waarom in koude plaatien nieten kan voort- ' Europifche fdieren , willen in de Indiaanie L.an e Boomtjes door ftremmiog uit druippitig voortgebracht. nbsp;nbsp;nbsp;142 Bofl'endie in de Zeegroejen. nbsp;nbsp;nbsp;11o Brandingder Zee tuffen ScylIaenCharibdis. 114 Brand van den Berg iEtna anno 1669 befchreven. Brug van Hout hoe indelocht hangende kan gemaakt werden. Bus poeder in Gjn uitwerkfel verklaart. Bus-poeder van verlcheide menglèl hoe te reguleren. nbsp;nbsp;nbsp;383 Bus-poeder dat geluit maakt. nbsp;nbsp;nbsp;^84 Bus-poeder hoe van verlcheide kleur te maken. 587 Buik weekmakende water.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;:552 Buik der aarde heeft een groot geitel van vuur binnen haar. C. een overblyffel van het Cafpifche Zee befchreven. nbsp;nbsp;nbsp;97 Cafpifche-bergen , hoedanig door ’t Sout t’faam-gegroeit. nbsp;nbsp;nbsp;371 Cafpifche Zee hoedanige Draaikuilen die heeft.129 Caucafus de vermaarde Berg befchreven. 102nbsp;Cherfonefen of byna Eilanden, hoefe tot Eilandennbsp;werden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;89 Charibdisbarning en flroomen befchreven. 116 Claas Vilch een uitnemend Swemmer en Duikelt I D. ftralen geordineert. nbsp;nbsp;nbsp;~nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;67 Dampen dieraen hoogvliegende noemd , waarle haar oorIprong ontkenen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;272 gebracht werden. nbsp;nbsp;nbsp;284 Daauw van Koperroot hoe te maken. nbsp;nbsp;nbsp;397 Diepte der Zee bevordert de fnelheid der ftroomen. 172 Dolphyn die onder d’aarde van d’eenZee in d’ ander geboord was.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;99 Doode Zee heeft gemeenfehap met de Roode-zee. 99 Doodkuilen wat die zijn. nbsp;nbsp;nbsp;217 |
115» laakt, Dwaal-lichten wat die zijn. E. 223. 224 Engte tuflèn vafte landenhoe weg geknaagt werden. nbsp;nbsp;nbsp;°9 Etna den brandenden Berg bclchreven, nbsp;nbsp;nbsp;2.27 Etna hoedanig hy van binnen geweldig verwoei werd.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*quot;1^ Europifche Vuurbergen. nbsp;nbsp;nbsp;- 2 niet wel tieren. nbsp;nbsp;nbsp;,, Euphemia een Stad in Calabria door Aardbeving ingellokt. Fnteinen en Rievieren waarom die de Bergen noodig hebben. nbsp;nbsp;nbsp;7^ Fonteinen daar deNyl haar oor/prong heeft. 8t Fontein-water boe het onder d’aarde fijn loutheid Fon- |
V E E R S T E D E E I..
r'onteinen hoedanig die in’t midden vande Zee uit-! Hagel, Regen en Sneeuw hoe die voortgebrachc berften.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;198} werden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;278
onteinenin Italien die fcer heet en kout zijn. 212! Hagel en Sneeuw onder d’aarde hoefe voortge-onteinenhaaroorlprong. nbsp;nbsp;nbsp;28? i bracht werd.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;275
ontcinen en Rievieren hoe die uit den Regen en ^ Helhngederdingentotfekere fl:ant,wat’tzy. 125 Sneeuw gemaakt werden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;294 Hel der verdoemde waar en hoedanig. 19,130,129
onteinen uit de famenvloe'iinge der onderaardfeHemelfche lichameni liet Sterren.
Wateren ontftaan. nbsp;nbsp;nbsp;297 , Hemel hoedanig een dak gewelf der aarde. 72
onteinen en Rievieren hoe die uit de Onderaard, i Hemelfe lichamen zijn de groejende ziel der Safe winden voortkomen. nbsp;nbsp;nbsp;296, 298 inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;den,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lay
:lontein-wateren, haar verfcheidenaart. nbsp;nbsp;nbsp;505 Hemelfe klooten , hoedanig op malkanderen wer-
pOnteinen die Goud en Gefteente dragen. nbsp;nbsp;nbsp;5071 ken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;120
^°nj:einen en Wateren die met een aardachtige j Hervorming der Poelen , Meiren en Rievieren
360
Hiftorien van Bergen die ingeftort zijn, nbsp;nbsp;nbsp;88
Hiftorien van Steden en Dorpen die van de Zee in-gefwolgenzijn. nbsp;nbsp;nbsp;9^
Hiilorifch verhaal van eenBrand in ’t Eilant S. Mi-chiel. nbsp;nbsp;nbsp;94
kley befmet zijn. nbsp;nbsp;nbsp;3°^
Fonteinen boe die warm en kout zijnde , dicht by den anderenkonnenzijn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3W
Fonteinen zijn in Portugaal in groote menigte.
3^3
Fonteinen in Vrankrijk befchreven. nbsp;nbsp;nbsp;1 u - r, j- -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.of-.;
Fonteinen en Baden in Italien . nbsp;nbsp;nbsp;ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;elders.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;528 j Hiftorie van een Dolphiin-vifch dienbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tweemaal in
Fonteineriie Ebbe enVloed hebben. nbsp;nbsp;nbsp;5491 Fliflorie van wonderli)ke gefteltheit lommigeplaat-
Fonteinen die een lleenmakende of veranderende! len. nbsp;nbsp;nbsp;2.Ö/
, Hitte jhoedanig door de Bergen nbsp;nbsp;nbsp;getempert.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;70
Q nbsp;nbsp;nbsp;I HooftftüjfFe of die elders fuiver in gevonden werd.
Garu.m hoedanigen Pekel om fout te maken. 3 73 ; Hooftftoffig waterkan met geheel van Soutont-
Geworpen dingen hoedanigenraiddenkegelige be-; bloot zijn. nbsp;nbsp;nbsp;r jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j '
GefonthSd en ongefontheid der winden waar uit ontftaat.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
Gemengde offamengeftelde wateren. nbsp;nbsp;nbsp;3°”
Geneeskracht der Baden , waarvan daan’t voortkomt. nbsp;nbsp;nbsp;334
Geeft des fouts hoedanig van den beginne in de aar-de gelegt. nbsp;nbsp;nbsp;3^^
Geel Bus-poejer hoe te maken. nbsp;nbsp;nbsp;3^5
Geeft van Koperroot. nbsp;nbsp;nbsp;397
Glas hoe dat gebrooken zijnde weer faam gehegt
Gods voorftenigheid voornamelijk in’tmaalcfel en dienft der Sonne getoont,
Gods Wijsheid byfonder in’t formeren der Bergen
wegingbefchryven. nbsp;nbsp;nbsp;37 | Hooftftolfen konnen d een fonder d ander met
- ^ ^ nbsp;nbsp;nbsp;*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-...... ' nbsp;nbsp;nbsp;beftaan.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\9S
Hooftftoffe is niet enkel noch fuiver in de natuure der dingen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3^^
Hoottftoffen welke die moeten genoemd werden.
380
Hoogte meting door middel van de Afhangers te doen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;54
Hoogte meting in verre afftanden waar door feer onieker.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;108
1 ri 1 j nbsp;nbsp;nbsp;1101 Hoogfte Vloed der Zeehoemen die kan weten.183
^oud-dragendeFonteinen en Rievieren. nbsp;nbsp;nbsp;307 Hoogvliegende dampen waarfehaar oorfprong ha-
____— ’t felve doormiddel van een kleine koorde te doen. nbsp;nbsp;nbsp;55
getoont.
Goud-dragende Gout, nbsp;nbsp;nbsp;3°^
Goud kan met geen wateren gem-engt worden.
^ nbsp;nbsp;nbsp;308,311
'^oud-fand waar van daan dat inde Fonteinen en Rievieren komt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;40^
Groejen dcrPlanten enBoomen hoe onder de ftreep der beftiering toegaar.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;14
^rond Van deZee is geheel oneffen en heuvelig. 11 o Grond van de Siciliaanfe Straat, hoedanig gefield.
o
Grotta de Cani, by Napels befchreven. nbsp;nbsp;nbsp;213
Groen Bus-poeder. nbsp;nbsp;nbsp;3^5
Gravers van ’t Koperroot boe fomtijds ligt omhals komen. nbsp;nbsp;nbsp;401
len, nbsp;nbsp;nbsp;zyz
Hondert pond wicht in hoeveel tijd van de Maan op’t Middelpunt kan komen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4*^
Holen of V/atergrotten in Europa, nbsp;nbsp;nbsp;79
Holligheden der aarde hoedanig geftelt. nbsp;nbsp;nbsp;127
Holen en Onderaardfc kloven der aarde. nbsp;nbsp;nbsp;137
HolvanPluto, befchreven. nbsp;nbsp;nbsp;139
Holland hoedanig door flib van den Rijn en Maas
opgekomen.
Hol van Charon welk en waar dat zy. nbsp;nbsp;nbsp;21 y
I
Japanfe Zee vermaartdoor Scheep breuken, 2y6 Japanfe Vuur bergen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;86
jaar-winden. nbsp;nbsp;nbsp;247
H.
; Jaar-winden waarfehaar oorfprong van daanhalen. Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2yr
aven van Tunes hoedanig baar vloed vetoor-! Ydcl niet in de Natuur konnendezijn, veroorfaakc faaktwerdt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i8zj wondere dingen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;276
I. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hhh 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Je-
-ocr page 496-Jefuiten genieten te Potofi haar-inkomfte uiteen | Kracht der wateren door proeven en crvarcni/len Rievicre die Gout draagt-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;308 jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t’onderfoeken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3*?
aarde. nbsp;nbsp;nbsp;63 i Kruiden hoemen haar Souten uittrekken kan.
Invloed der Sonne-ftralen op d’aarde. Maneenl nbsp;nbsp;nbsp;374
Sterren. nbsp;nbsp;nbsp;69 ! Kruiden tot aarde gemaakt brengt wederom ’tvo-
Inwoonders der aarde hoedanig verfcheiden. nbsp;nbsp;nbsp;72 j rigc kruid voort,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4^^
Inftorting der Bergen met verfcheide gefchiede* I nilTen bewefen. ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;88nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;|nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;L.
Landbelchryvende uitvindingen.
¦ ¦
Landmeterkunde tot de Wereld meting, onbe-quaam. nbsp;nbsp;nbsp;74
Landfehappen waar doorfe verfcheiden zijn in de voortbrenging der dingen.
Landcryen hoe die op een nieuw vruchtbaar v/or-den. nbsp;nbsp;nbsp;408
Land-bouw watter al toe vereifcht word. 418
Indiaanfe becften waarom in Europa neit wel gewennen konnen. nbsp;nbsp;nbsp;lay
Indiaanfe Oceaan hoedanigeftroomen daar in vallen. nbsp;nbsp;nbsp;15-3
Jobs gedachten over de onmeetbaarheid der aarde.
77
Jordaan inde doodc Zee loopende waar fich ontlaft.
99
Ys-bergen in Zee van wat nut en dienft. nbsp;nbsp;nbsp;193 ! Ledige ruimte Iaat geen beweging toe.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;47
Yfer waarom het gloejender werd als andere Me Lengde van een Koorde te vinden welken loop
Ys-kuilen natuurlijk onder d’aarde. nbsp;nbsp;nbsp;138
verfcheide fecunden duuren. nbsp;nbsp;nbsp;yy
Lengde der plaatfen door hulp van een uitinetende draat te doen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;yS
Ligt der Sonne hoedanig omtrent de aarde bedeelt
Ylér of het warelijk in koper kan verandert worden. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.394
Yfer in koper verwiflelt volgens de manier in de Mijnen van Hungaryen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;396
Italien gebruikt mecfl Sout door konft gemaakt.
z 1 z ! Lichaam hoedanigen drift die tot de beweging heb-I ben. nbsp;nbsp;nbsp;z3
K. nbsp;nbsp;nbsp;Lichaam der aarde van niemand recht gemeten.
Kaap de bon Efprancebefchreven in haar Stroo- i Lichamen door de Lucht gefien hoedanig fich men.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1^4 '] verheffen konnen door de Wanfehaduw of Re-
371
Lijm die ontrent de Roo-zee op borrelt. nbsp;nbsp;nbsp;99
Lichamen die vaft zijn , zijn door het fbutfodanig geworden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;19Ö
Ligtdes Vuurs hoedanig verfcheiden. nbsp;nbsp;nbsp;zo8
Lichamen hebben hun duurfaamheid van het Soüt.
368
Lymige aarde waar van daan oorfpronkelijk.
Kafpifche Zee hoedanig gemeenfehap heeft met den Perffifchen bodem.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;180
Kalk waarom die in ’t kout water doet opfieden.
378!
Keeren die afgehangen koorden in verfcheide gro ten en proportien Cot malkanderen konnen doen.
Ketens der Bergen tot wat einde gemaakt. 7 91
Kerkdienft in een Kegel-hol gedaan. nbsp;nbsp;nbsp;144nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;409
Klim en hondsdraf.waaromdigt by d’aarde kruipt. ! Loog van Wipiftok aflche waar toe die nuns.
Kloot in hoe veeltijd van de Son in’t Middelpunt'Loop van de Nyl uit fijn eerfleooriprong. 8z van de aarde kan vallen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;42nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Long van hoedanigen dienft in ’Imcnfchen lichaam.
Kloot van Loot,hoedanigen ftreep hy maken louw j nbsp;nbsp;nbsp;iz/
vallende uit het Oppervlak van de Maan, ineen ; Logt met Vuur en donkerheid befet. nbsp;nbsp;nbsp;zzg
eendaagfe beweging. nbsp;nbsp;nbsp;y3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Logt als een Oceaan ofZee aangemerkt. 241
Klip aluin van hoedanigen aart. nbsp;nbsp;nbsp;387
Kolken, fiet Draikuilen.
Koude en drooge winden waar in van de Natte on-derfcheiden. nbsp;nbsp;nbsp;x6f
Konften hebben haar beginfêlcn uit de werking der natuure.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;294
Koperrood van hoedanigen eigenfehap. 390 Koperroot waar het fijn oorfprong van daan haalt.
287
Loths Huis-vrouw waarom in een Soutpylaar verandert. nbsp;nbsp;nbsp;373
feldfaam. nbsp;nbsp;nbsp;Z20 jLogt hoe door perfinghet water kan opdringen.
M.
Mane haarmaaxfël en gedaante.
Mane gefchapen om de hitte der Sonne te
71
39y j Mane haar natuur en uitwerking- nbsp;nbsp;nbsp;72-
Koper van Koperroot. nbsp;nbsp;nbsp;397 Maan-bergen welke die zy.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;u - i j
Koperroot dat gemaakt is , Van hoedanigen aart. Maten hoedanigdoorhaarverfchcidentheid de we-
398/ reld-meting hinderlijk. ^ nbsp;nbsp;nbsp;73
Kringen en Kettingen van Bergen die de Wereld omvangen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;77
Kryt hoedanigen natuurlijken trek rot waater.
298
BergCaucafus. .
Maalftroom ontrent Sicilien door een Duiker be-
fogc en befchreven. nbsp;nbsp;nbsp;nz
Maal-ftroom ontrent Scyllaen Charibdis. 1 ly.i lo
Mane
Koperroot fijn verfcheide krachten. nbsp;nbsp;nbsp;400 Mieotilche Meir hoe gelegen ten opfigt van de
-ocr page 497-V E E R S T E DEEL.
Maankloot hoedanig ten opfigt van de aarde. 119) MijnaofFen waarom byna overal gevonden wer-Mane hoedanigen Ooil-wefterlijken beweging ly den. nbsp;nbsp;nbsp;u uu •
inde Zee te weeg brengt. nbsp;nbsp;nbsp;149 Mij nftofFcnhoedamgcftrydighetdfy hebben mhec
Mane haar wevlans in Eb en Vloed. nbsp;nbsp;nbsp;15”^’Samenzijn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j r-j i. -j
Mane hoedanigen Svmphatie met de waterkloot MijnttofFen van hoedanigen medeli)dentheid. 595 der aardenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lyöj Mijnen hoe die op een nieuw voortkomen. i|.o6
Mane hoedanig fterk op Salpeter en Sout werkt, j
158;
Maalftroomen op verlcheide plaatfen befchreven.
177, 179
Mane hoedanigen kracht fy op de Vloeden heeft.
Manna hoe die voortgebracht werd. nbsp;nbsp;nbsp;279
Mcnfch zitte nde of leggende door welk een be-ftiering hy fich opregt. nbsp;nbsp;nbsp;13
Menfch op t Middelpunt der aarde geftelt kan noch eten noch drinken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;19 j
Natuur hoe fbmtijts dekten is onderworpen. ,87 Natuur en eigenichap der Winden. zóynbsp;Nijls oorfprong van veele vals befchreven. 81 j 82.nbsp;Nijl waar en en hoe hy onder d’aarde loopende weder uitbarft.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lOI
Nijl hoe hy in Zee vallende de ftroom geen hinder doet.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;181
Nijlpeiler, hoedanig vantoeftel in Egipten. 558 Noordelijke winden waarom ontrent Mare Pa-cificum veel zijn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;149
Maalftroom of Swelg-kuil van Noorwegen be
Metalen werden in de Bergen bereid. nbsp;nbsp;nbsp;76nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Nonrdle Zee-landen waaromfefo vruchtbaar van
l'chreven. nbsp;nbsp;nbsp;100 ! Noorwegen hoedanigen Draaikuil ontrent de kult
Menfchen lichaam van hoedanigen wonderlijke la-1 nbsp;nbsp;nbsp;O.
97
Menging der wateren hoe door kookingen andere /^ceaan wat die zy.
Proeven tc kennen. nbsp;nbsp;nbsp;314 '^Oceaan in fijn natuur en werking befchreven
Meir Aquano befchreven. nbsp;nbsp;nbsp;^4^
Meiren en Poelen haar oorfprong. nbsp;nbsp;nbsp;283 Oceaan fijn verfcheide bewegingen in een Tafel
Mciren en Poelen onder de hoogde Bergen wat | aangeraerkt. nbsp;nbsp;nbsp;149
wederom uitloflên. nbsp;nbsp;nbsp;3°' : OceaansonefFenegrond, belemmerd de droom der
Meiren en Poelen hoe en waar door die veranderen. 1 Zee. nbsp;nbsp;nbsp;lyi
gi2) klankhooring is. nbsp;nbsp;nbsp;60
! Offerhanden hoedanig ontrent den oorfprong der 113I Nijl gedaan werden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;82
I Olie van Koperroot. nbsp;nbsp;nbsp;397
2, 3 Omloop van de Zee van Pool tot Pool. nbsp;nbsp;nbsp;193
4 Ünderaardle Wereld door een DiÜeleerketelver-
Metallige lichamen die in de Wateren zijn te ken-1 Odtaaf ofachfte toon wat het in de Mufijk en in de
ncn.
Meteoron , fiet hoogvliegende Damp.
Meting van de Siciliaanfe Straat gedaan Middelpunt van wat natuur.
Middelpunt befchreven.
Middelpunt der aarde hoe te verftaan. nbsp;nbsp;nbsp;,
Middelpunt hoe in verfcheide figuren en lichamen klaart.
te vinden. nbsp;nbsp;nbsp;6.8,9'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Onderaardle Winkels.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;«3
Middelpunt hoe in een half Ront gevonden werd. Oorfprong vandeNyl van veele vals befchreven. 81
mentevinden. quot;quot; nbsp;nbsp;nbsp;9 ! OnderaardfeVuürfen waar toenoodig.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;05
16 , 6 ^ nbsp;nbsp;nbsp;Onderaard/ê doorgangen waar doornbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de Zeennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ge-
meenlchap hebben. ' nbsp;nbsp;nbsp;98
Onderaardle Aderen van hoedanigen nbsp;nbsp;nbsp;verlcheide
34 nbsp;nbsp;nbsp;Onderaardfe holen en Spelonken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;137
43 nbsp;nbsp;nbsp;Onderaardfe winden der Bergen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;130
Middelpunt heeft geen plaats daarmen ftaan kan
19
Middclkegelfnedige beweging van geworpe licha-tïien onderfogi.
Middelpunts-kundekunft,
fich door ontlaft, nbsp;nbsp;nbsp;180
Onweders tuflehen China en Japan, waar uitont-ftaan. nbsp;nbsp;nbsp;1 ya
Middel-lantlc en Roode-zee hoedanig aan een ge- i Onderaaadfë doorgangen daardeMiddelandfeZee
hegtwerd. Middelanfchc Zee uitnbsp;vilch.
. , nbsp;nbsp;nbsp;99
de roode befogtdoor een
720'
Madcllantfe Zee waarom van Ooften na Weiten Ond«aardfc vuur hoe dat deZee foute dampen by-
- VloedenU nbsp;nbsp;nbsp;fp^iSÖerït ^4
i
-ocr page 498-Ondcraardle vuuren hoedanig midden uit deZee opkomen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;222
Onderaardfe vuur her werkende beginfel aller dingen. nbsp;nbsp;nbsp;224
Onderaards vuur waar doorbet fijn onophoudelijk voedlêl bekomt,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;227
Onweder inde boefem vandc FranfeZee. 25 j
Poelen van fiedende wateren, in de vlakten ontrent Puzzole.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2,13
Poeldampen die doodelijk zijn. nbsp;nbsp;nbsp;2,13
Poelen en Meiren waar van herkomftig. nbsp;nbsp;nbsp;2,84
Poel op den Berg S. Gothard waar van herkomftig-
291
Poelen en Meiren hoe die in de leegten komen.300 Poelwateren waarom'de flimfte zijn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3°4
Poelen op verfchcide plaatfen befchreven. nbsp;nbsp;nbsp;33.^
Onweder in de Straat Magellanus. nbsp;nbsp;nbsp;256nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Porceleinennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;uitnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hoedanigennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aardenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gemaaktnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;werd
Onweders in fijn verlcheide foorten befchreven. I nbsp;nbsp;nbsp;422
Onderaardfe Winden van wat oorfaak. nbsp;nbsp;nbsp;273
Onderaardfe Donder van hoedanige uitwerking.
275-
Onderaardfe Blixem en Weerligt. nbsp;nbsp;nbsp;275-
Onderaardfe v uren van hoedanige wonderlijke uit-werkfels. nbsp;nbsp;nbsp;279
Onderaardfedampenhoedanigeoorfaak van Fonteinen. nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;285
Onderaardfe wind hoe die door de Watervallen gemaakt werd. nbsp;nbsp;nbsp;25-4
Ongefontheidengelbntheid der winden waaruit ontftaat.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;266
denbefchreven.
Quikfilver-putten in Spangien.
R.
ai3
523
Ragufaeen ftad aan d’Adriatifche Zee hoeda-nigdoord’Aardbevingt’ondergcgaan. 277 Radijfen hoe d’Egiptenaars die met Salpeter be-fprengen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;399
Rcgt van de natuur in de Toonenvan beweging en hooring der klanken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;60
Regen en Sneeuw hoe het de Fondamenten der Bergen afknaagt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;89
OnweerenindeJapanfeZee waaruit ontftaan. 249 i Regenboog door de Waterval van Teramo gC'
Ooker fijn aart befchreven. nbsp;nbsp;nbsp;416
Opfwelling der Zee waarom op fckere tijd op de Rievier van Londen byfonderlijk gefienwerd.
168
Opfwellinge der wateren wat die verrigten kon-nen. nbsp;nbsp;nbsp;2^9
Oorfaak der Winden in’t algemeen befchreven.
2,39, 241
Orkaanen waar uit die voortkomen. nbsp;nbsp;nbsp;25-9
Orkaanen waarom die op feekere tijden van ’t jaar komen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;260
OrkaneindeZuidlanden. nbsp;nbsp;nbsp;262
Overftroomingen der Rievieren en Fonteinen.
363
Reuken der Planten wat die zijn. nbsp;nbsp;nbsp;268
Reufen-beeld in of ontrent het hol van een Berg.
! .
j Rijs in China hoefe waft. nbsp;nbsp;nbsp;17
! Rivieren haar oorfprong in Europa. nbsp;nbsp;nbsp;80
Rievieren van Spangien cn van Polen. nbsp;nbsp;nbsp;80
Rievieren van Afien. nbsp;nbsp;nbsp;80
; Rieviere Zaira befchreven. nbsp;nbsp;nbsp;81
Rieviere van ’t Zuider Africa. nbsp;nbsp;nbsp;81
I Rievier van de Nyl befchreven. nbsp;nbsp;nbsp;8l
j Rievieren in America in haar oorfprong befchreven. nbsp;nbsp;nbsp;85
Riode la Plata van hoedanigen herkomfl:. 83 Rievieren hoefe fomtijds haar gronden veranderen.
Rievieren hoefe fomtijds verloopen. nbsp;nbsp;nbsp;90
Rievieren hoelè van Ibmmige Meiren ontfangen en niet weer uitgelaten werden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i oo
Rievier Alpheus hoedanigen gemeenfehap die heeft met een Rivier in Sicilien.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;102
Revierin Lithenau die onder de Kerk doorloopt.
I02
Rievieren hoefe door ’t uitvallen inZee de Vloeden hinderen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;168
Rievieren waarom inde monden aan de Zee dik-wilsfeldlame Vloeden hebben. nbsp;nbsp;nbsp;*7^
Rievieren die in de Middelandfe Zee vallen zijn veel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;180
P.
Paart op’t Capitolium te Roomen waarom groo-telijxmisftelt. nbsp;nbsp;nbsp;13
Parimecenuitftekend Meirin America. nbsp;nbsp;nbsp;301
Perfifche Zeeboefem befchreven. nbsp;nbsp;nbsp;153
Phlcgraeifche Veld by Puzzole befchreven.
Picus hoedanigen brandende Berg op ’t Eiland Timor. nbsp;nbsp;nbsp;221
Pyk van Canarien (anders den Berg Picus genaam0 befchreven.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;93
Pylaar van fteenmakende water in ’t hol van een Berg voortgebragt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;142
Planten hoefe onder haar ftreep van beftiering aan-groejen. nbsp;nbsp;nbsp;14
Planten en Kruiden hoe die op de oude Gebouwen Rievier-wateren regen andere wateren onderlchei-groeijen. nbsp;nbsp;nbsp;268nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;den.
Platoos gevoelen over ’t Middelpunt der aarde. 4. i Rievieren hoe die verdwiji^*-^ andere doen voort ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;komen.
Rievieren door wat oorfaken overftroomen. ^01 Rievier en Meir-fout hoedanig van aart.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;372quot;
Pontus Euxinus befchreven. nbsp;nbsp;nbsp;98
Portugal kan in minder tijd uitindiën dan Indiën uit Portugal befogt werden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;148
Pool waarom nootfakelijk onbevaarbaar geftelt.
Rokige ftof aan de Son gefien najulius Cmfars doon
Roode
193
-ocr page 499-V E E R S T E DEEL. Roode Zee hoedanig aaQ de Middelantiè Zeevaft gehegt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;9? Roode Zee haar eeraeenrchap met de Middelanrfe Zee.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i8o Roomfe Winden van hoedanigen aart. ¦ a6j Rood Bufpocder hoe te maken. Saat op’iMiddelpunt der aarde gefaait moet in een Ster uitfchieten.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3.i Salpeterige Baden van wat kracht. nbsp;nbsp;nbsp;ggó Salpeters nature van Hyronimus tot de Zede-leer overgebracht.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;37*5 Salpeters kracht in het Buskruit. nbsp;nbsp;nbsp;377 Salpeter hoe die voortkomt. nbsp;nbsp;nbsp;380 Salpeterig Bufpoeder tot de Vuurwerken. nbsp;nbsp;nbsp;382 Salpeter hoe tot Bloeme te brengen. nbsp;nbsp;nbsp;382 Salpeter hoe dat te proeven. nbsp;nbsp;nbsp;3^4 Sal Armofiiac groeit met de Maan. nbsp;nbsp;nbsp;399 Salpeter hoe die op Afijn opfied. nbsp;nbsp;nbsp;399 Salpeter met Swavel gekookt hoe in fteen verandert . nbsp;nbsp;nbsp;400 Sand hoe het ophoopt en tot Duin-bergen werd. 90 Sand zee en Woeftynen befchreven. nbsp;nbsp;nbsp;9^ Sandige WoftynetuflchenPerfien en Arabien eertijds Zee geweeft. nbsp;nbsp;nbsp;. 9^ Sandige onweders in de'W^oeftyne vanAtabien. 262 Sand-zceende onweders die daar vallen. 262 Sandige W oeftynen waarfe van daan komen. 4'^3nbsp;Sand van hoedanigen gebruik in fijn vcelerleifoort. ,404 Sargaflum hoedanig van de Weftiadifch-vaarders Waargenomen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;15quot; ^haduwen in de Mane, nbsp;nbsp;nbsp;7nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ SchyllaenCharybdis hoedanigen braiidingdlt;erZee 113) 114 Schippers hoedanig fich in’t bevaren van de Straat van Sidlien ged ragen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;114 Schepen waarom ontrent Mefiina in ’t varen fo lang faramelen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;114 Schepen zijn fomtijts ontrent de Scylla in groot gevaar. nbsp;nbsp;nbsp;116 Schepping hoe ons in een natuurlijke orden werd Verhaald.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;iif Schip in een onderaardfe aardkuil gevonden. 140 Schuimfalpeterwatdieis.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;377 Scilfteenig geftel der fterreklooten. nbsp;nbsp;nbsp;120 Scilftcenige kracht waarom in alle lichamen gelcha-pen. nbsp;nbsp;nbsp;121 Seilfteenige kracht van wat dienft. nbsp;nbsp;nbsp;122 Seüfteen neemt de kracht aan van’t geheel aardrijk. 122 Scilfteen waarom en hoe hy altijdnahetNoorden cn na de Afpunten trekt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;123 Stekten en ongemakken in de Sonne. nbsp;nbsp;nbsp;69 Sigteinder hoedanig io’c meten derligthebbende lichamen kan bedriegen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;74 Sicihaanfe Swemmer boedanig^ ontaaKl. 112 •van |
Silver in Koper van hoedanigen verandering en overbrenging.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;395’ Slib, boe het raetter tijd tot land aangroeit. 90 i Slib van Rijn en Maas heeltHollant voorrgebracht. i nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;91 j Slagregens by die recht onder de Son woonen. 149 I Smeltkonilige Proeven die bewyfen dat in alle din- j nbsp;nbsp;nbsp;gen Sout is.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;39* ! Snaren van welk een overeenftemmende beweging 1 nbsp;nbsp;nbsp;die:^jn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;S9 Sneeu, Regen en Hagel hoe die veroorfaakt worden. nbsp;nbsp;nbsp;279 Son haar maakfel en eigenfehappen ontrent de aarde.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;64 •- hoedanig van Plato belchreven. nbsp;nbsp;nbsp;65 —— in wat voegen fy de ziele van de wereld is. 66 Son-ftralen hoe die uit haar voortkomen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;67 Sonne van hoedanigen beweging. nbsp;nbsp;nbsp;68 Sonnedampen hoed^anig van werking. nbsp;nbsp;nbsp;69 Sonnekloot hoedanig metde ftand der aarde over jcenkomt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;118 Sout is de HooftftofFe der aarde. nbsp;nbsp;nbsp;izy, 126 Sout wat het eigentlijkzy. nbsp;nbsp;nbsp;126 Sopnekeers bewegingen oorlaak van de beweging derZ.ee.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;149 Son en Mane hoefe oorfaak van Eb en Vloed zijn. j Son hoedanige verfcheide werking op de Maan beeft.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i6z Southeid der Zee befchreven. nbsp;nbsp;nbsp;193 Sout is in alle dingen en maakt alle dingen valt. jSouthoe’cvaftenvlugis. nbsp;nbsp;nbsp;194 Snut is als een Balfem van dc geheele gelchapen natuur. I Sout hoe het van den beginne in het w'atergelegc is. j Sout waarom het aan de Noord.er Zee landen loo vruchtbaar niet en valt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;199 j Sout hoe nood ig in de aarde. nbsp;nbsp;nbsp;2.2.6 j Sout hoe dat in alle Landen na fijn aart is. nbsp;nbsp;nbsp;335’ j Soute wateren en Fonteinen. nbsp;nbsp;nbsp;309 j Soute wateren der Baden van wat geneling. nbsp;nbsp;nbsp;335’ Sout wat het eigentlijk is in denaiuure. nbsp;nbsp;nbsp;^68 Sout hoedanigdriederlej. nbsp;nbsp;nbsp;3^9 Souten in haar onderfcheidentheden ontleed. nbsp;nbsp;nbsp;370 Sout ontleed in fijn foort en krachten. nbsp;nbsp;nbsp;370 Sout-mynen die overal verlpreid zijn. nbsp;nbsp;nbsp;^71 Sout-falpeter belchreven. nbsp;nbsp;nbsp;377 Sout van Koperrood. nbsp;nbsp;nbsp;397 Souten in veelderlei lborten onderlbcht. nbsp;nbsp;nbsp;398 Sout water wanneer dat het eenigfi^its drinkbaar is. 399 Sout-water bluft de vlam met. nbsp;nbsp;nbsp;g99 Spelonkenj fiet Holen der aarde. Spe- |
BLAD-WYSER
Spelonken die feer wonderlijk zijn. nbsp;nbsp;nbsp;i ^91 Stad Euphemia door Aardbeving ingeftort. 561 j Stip hoedanigen grootheid tot het Middelpunt. 5 1nbsp;Streep of Linie van beweging wat die is en waar jnbsp;uit voortkomt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;10 Streep van beftiering, wat die is. nbsp;nbsp;nbsp;10 Steen in hoeveel tijd van de Maan tot aan ’t middelpunt valt. nbsp;nbsp;nbsp;40 Steen hoe veel ruimte in de laafte minuit van fijn vallende tijd afloopt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;5’2 Sterren en hemelfche klootcn van hoedanigen la-menllcl en invlojing tot de benedenfte aarde. Steden die in Zee verdronken liggen. nbsp;nbsp;nbsp;91 Straat van Sicilien door Kircherus gemeten. 115 Stranden wat die int veranderen der vloeden doen. 169 Strooraen van de Siciliaanfe Zee hoefe deMaan volgen. nbsp;nbsp;nbsp;114 Sterren haar uitwerking op d’aarde. nbsp;nbsp;nbsp;izi Stremming aller aardle lichamen hoe door ’t fout ge-fchiet. nbsp;nbsp;nbsp;125' Steenmakende holen welk die zijn. nbsp;nbsp;nbsp;138 Steenwordende wateren van wat uitwerking. 142 Steen fout.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;371 Steenkorfle der aarden. nbsp;nbsp;nbsp;410 Stroomen van fommige Zeen haar werking be Ichreven.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lyo Stroomen in de Indifche Archipelagi, waarom fo verfcheiden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I5'2 Stroomen in de Indifche Zee beichreven. i Stroomen van de Africaanfe Oceaan bcfchreven. ’‘5'3 Stroom by de Kaap de bon Efperance befchreven. Stroomen in de Straat Magellanus. nbsp;nbsp;nbsp;i Stilftaande vochtigheden waarom de verrotting onderworpen. nbsp;nbsp;nbsp;189 Stormwind te Land en te water hoefe veroorfaakt. word. nbsp;nbsp;nbsp;zjy Steenmakende wateren. nbsp;nbsp;nbsp;310 Stom Biifpoeder hoedanigvan aart. nbsp;nbsp;nbsp;584 Swaarheits Middelpunt befchreven. nbsp;nbsp;nbsp;3 Sware dingen waarom na’t Middelpunt gaan. 16 Sware lichamen hoedanig haar beweging is. 24nbsp;Sware lichamen hoele bewegen boven krommenbsp;vlakten.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;z8 Swaarte der aarde waarom onmogelijk t’onder-foeken. nbsp;nbsp;nbsp;yy Swarte Zee, fiet Pontus Euxinus. Swemmer hoe in een Maalftroom verlopen. 113 Swelgkuilen der Zee hoedanig.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;116 Tafel om te weten hoe veel ruimte ieder fwaarte aflegt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;yo Tafel om te weten hoe veel tijd de keeren van overgaande koorden duren- nbsp;nbsp;nbsp;yy Tafel van famenvoeging en krachten der vier foute lichamen, nbsp;nbsp;nbsp;557 Tapifl'eryen door ftremmingvan Water doorde natuur gemaakt. nbsp;nbsp;nbsp;ï43 Tegenvoeters bewefen. nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;20 Tijtineting te maken die de alderkleinfte deelen der uuren aanwijft. nbsp;nbsp;nbsp;yy Tijdmetende draat van hoedanigen tocftel en gebruik. nbsp;nbsp;nbsp;j.g Tigris de Revier haar wonderlijke loop, loi |
TiburtynfeEilanden die drijven. Tyber waar door die overftroomd. nbsp;nbsp;nbsp;3^^ Tochtgaten van ’t onderaardfe vuur. nbsp;nbsp;nbsp;2,12, j Trappen van fnelheid en beweging der fware licha-I men. nbsp;nbsp;nbsp;2° I Travade, fiet Orcaan. V. Vagevier waar en hoedanig het kan zijn. 13^ Vallen en Walfen der Zee, fiet Eb en Vloed.nbsp;Vallende lichamen hoe veel ruimte die in fekere tijdnbsp;konnen afdoen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;5^ Valte Sterren hoedanigen toebereiding fy tot de aarde hebben.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;119 Vafte lichamen hoemen haarMiddeipunt der fwaar-heid begrijpt. nbsp;nbsp;nbsp;5 Veld in Carniolen daar gejaagt en gevift werd in in verfcheide faizoenen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;29^ Verrekijkers om de Sonne te onderfoeken. 6^ Veranderingen van het aardrijkx gedaante waafnbsp;door ontlfaat.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;87 Verhaal van een Duiker aan den Koning vanMes-fina. nbsp;nbsp;nbsp;112 Verwiflelingen van’teen in ’t ander is cigentlijk geen verandering. Viervoetige Dieren onder welk een bcfl;iering''fy beweegt werden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*3 Vloeijende lichamen waaromfe fich ontrent het Middelpunt tot een bol vormen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I7 Vlakken in de Sonne hoedanig. nbsp;nbsp;nbsp;éj Vlambrakende Bergen van wat dienft. 8y, 86 Vlammen hoedanig een vloejend vuur.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;208 Vlaktens der aarde hoedanige de voornaamftezijn. Vloet van Scyila en Charybdis befchreven. nbsp;nbsp;nbsp;114 Vloeden en flroomen waar doorfe gemaaktwerden. iy4 Vloeden hoefe door de loop der fterren veranderen, 174 Vloeden der Zee door hoe veel dingen belet worden. nbsp;nbsp;nbsp;168 Vloet waarom in’tNoorder Weigats van ’tWeften na ’t Ooften gaat.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 ^9 Vloed en Ebbe hoedanig wonderlijk in de Hebri-difche Eilanden nbsp;nbsp;nbsp;17* Vloed en Ebbe in den Oceaan kaninen niet wel ondervinden. - nbsp;nbsp;nbsp;273 Vloeden en Ebben aan verfcheide Kuften en Zeen hoedanig ongemeen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*73 Vloeden der Zee op alle plaatfbn hoedanig te •\^e- Vloejing der Rievieren in haar oorfprong befchreven. nbsp;nbsp;nbsp;^9* Vloed en Ebbe fommiger Fonteinen. nbsp;nbsp;nbsp;349 Vogelen hoefe haar bewegen. nbsp;nbsp;nbsp;, Vogel om het Middelpuntder aarde vliegende van hoedanigen uitwerking.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. Voeding des Vuurs, hoedanig dat gedurig is. 224 Voedfèl van de brandende Bergen hoedanig voort- komt. nbsp;nbsp;nbsp;T 1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 T Voclufe een Fontein in Vrankryk befchreven- 294 Uur- |
-
-ocr page 501-TE DEEL.
Waflèn en afnemen der Zee hoedanig toegaat-
iy6
Wateren konnen felden geheel fonder Sout zijn.
Water hoe ’tfijn foutheid krijgt. nbsp;nbsp;nbsp;196
Water hoe bet lijn foetheid afleid en foet word , als in Fonteinen en anders.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;106
W ateren verdikt of verdunt hoe winden vóórtbrengen. nbsp;nbsp;nbsp;zyz
28 y
van ’t E E R S
Uurwerk hoedanig nieuw gevonden. nbsp;nbsp;nbsp;57
Uurv^y fer die Eb en Vloed aan wijft. nbsp;nbsp;nbsp;188
Vuurig lichaam van de Son van hoedanige ftof.
ergen in America.
Vuurbrakende Bersenbefchreven. nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
Vuur-bergen van Griekenland, Afien enPerfien^
Vuurgroeven hoedanig door deganfcheaardege- ^ nbsp;nbsp;nbsp;l^ocdanigen gewck die doen.
vonden werden. nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hoe hettot damp verdunt werd.
Vuurenwaterhoetegehjk onderd’aardekonnenjWaterhoe nettotü p .
U
Vuurb
beftaan. nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;86
Vuur onder d’aarde hoe het de Bergen van onder verteert.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;89
Vuur hoe het eeuwig kan branden. nbsp;nbsp;nbsp;150
Vuuren onder de aarde van watnootlakelijkheid.
V nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
V nbsp;nbsp;nbsp;uur in drie foorten onderfcheiden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;104
Vuur hoe door tegenvry ven voortgebracht werd.
Vuur hoe ’t in kolen zy. nbsp;nbsp;nbsp;2.0 8
Vuur en water hoedanig onder de aarde famen beftaan kan, nbsp;nbsp;nbsp;Z08
Vuur waarom het op de eene plaats gedurig onder de aarde en op de andere niet gevonden werd.
209
Water hoe k natuurlijk om hoog getrokken word.
Water hoe dat door de kracht der onderaardfe winden opgedreven word.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;296
Wateren hoe die op de hoogc Bergen geftalt word.
Water haar verfcheidenthedenonderfogt. nbsp;nbsp;nbsp;302
Water hebbenwe niet enkel maar verfcheidenr-lijk gemengt. nbsp;nbsp;nbsp;303
Waterwetten hoe en waarte gebruiken. nbsp;nbsp;nbsp;304
— y
Vuur waarom het niet fonder water , en water _ nbsp;nbsp;nbsp;n. 1
niet fonder vuur kan beftaan. nbsp;nbsp;nbsp;209 i Wateren die gemengt of lamengeftelt zijn
Vuur en Swavelkolken ontrent Puzzole en La-tium. nbsp;nbsp;nbsp;212
Vuurbrakende Bergen jn’t oppervlak der aarde
306, 312
Wateren waar haar gefonde of ongefonde geftalte van daan komt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;: 08
Wateren hebben veel en verfcheide uitweikfelen.
313
219 1 Wateren die Sout, Salpeterigen anders zijn. 309 Vuurpoelen van Duitfland, en Noordfe geweften. j Wateren hoedanig men haar krachten kan ondei-
Vuurbergen in Aften , en elders in Japan enTarta-ryen. nbsp;nbsp;nbsp;220
Vuurbrakende Berg op’c Eiland Tarnaten. 221 Vuurbergen in Africa befchreven.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;221
219
Vuur op wat wyfe het volhard. nbsp;nbsp;nbsp;224 { Wateren hoedanig geverruwd werden van de M y
Vuur onderd’aarde in lijn wonderlijke onderfchei- nendaarfedoorloopen. nbsp;nbsp;nbsp;321
den befchreven. nbsp;nbsp;nbsp;22y, 231 Wateren die uitftekende danken en reuken hebben
Vuurpoel vandeBergEtnabefchreven. ’2281 hoe te onderfoeken. nbsp;nbsp;nbsp;341
Vuurige indrukfels onder d’aarde van wat kracht, j Wateren waarom d’een fwaarder of lichter dan de
2,go 1 nbsp;nbsp;nbsp;andere zijn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;342
i Water in welk alles finkt en alles drijft. nbsp;nbsp;nbsp;342
i Waterwigten weging volgens Archimedes. 343 W.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;; Waters fwaarheid hoe oorlaakis van ’tlinken ofdry--
j nbsp;nbsp;nbsp;ven der lichamen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;345’
Wanfehouwinghoedanigindemectingdiedoor; Wateren die cendoodeiide of verflikkende kracht turing of kyldng gedaan werd hinderlijk, inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hebben.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;347
W,
armteder Son werd door de Bergen beteugelt.
79
Watergrotten en Sluifen in Europa. 79,80 Waterholen in Afia.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;80
^’^aterholen in Africa. nbsp;nbsp;nbsp;81
Waterholen der Bergen in America. nbsp;nbsp;nbsp;83, 8y | Werktuigom de vloeden op alle gegeven ftreeken
Water en vuur hoe tegelijk onder d’aarde konnen ' der Mane te vinden. nbsp;nbsp;nbsp;igy
^ nbsp;nbsp;nbsp;Weftelijke winden hoe die de ooftelijkevolgcn.zyo
Winkels onder d’aarde. nbsp;nbsp;nbsp;63
Wiskonftcnaavs verfchillen veel in ’t meten der aar-de. nbsp;nbsp;nbsp;73
Windhergen hoedanig. nbsp;nbsp;nbsp;131,134
Wind hoedanig door buifeninde huifen totver-
koelingegeleit werd.
Winderige kracht van de Scherfberg te Roomen.
146 Wind
Middelpunt als een Bol aan te merken. 18 i Wereld is om Chrifti wil gemaakt. nbsp;nbsp;nbsp;61
beftaan.
Watervallen verteeren de fondamenten derBer-gen. nbsp;nbsp;nbsp;89
'Va.terholtn onder d’aarde. nbsp;nbsp;nbsp;*
Waterval van Teramo. nbsp;nbsp;nbsp;.*3^
Wateren die in fteen veranderen door druppmg.
142
147
Wateren van den Oceaan en Zee befchreven.
-ocr page 502-Zeekuft tuffen Scylla en Chanbdis. nbsp;nbsp;nbsp;^ ^ ?
Zee door welke driften fy bewogen werd. nbsp;nbsp;nbsp;14*^
Zee hoedanig verdeelt moet aangemerkt werden.
147
Zuidnoorderlijke beweging waarom de Oceaan eigen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;14^
Zuid noordelijke beweging der Zee.
Zee in haar algemeene beweging om den Aardkloot befchreven. nbsp;nbsp;nbsp;lyi
Zee waarom onmogelijk kan eveneens geftelt zijn-
JfZ
Zee hoedanig altijd van Ooften na’t Weftcn loopt.
I5'4
Zee waar door Ebt en vloeit. nbsp;nbsp;nbsp;i yy
Zee waarom in de nieuwe en volle Maan fijn kracht meeftuitfet.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;iy9
Zee waarom inEben Vloet niet overal een en de-fèlve orden hout. nbsp;nbsp;nbsp;164
Wind Cmcias die deZeetaflen in China en Japan fchriklijk beroert.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lyz
Winden watfe doen ontrent de vloeden en hoelè die hinderlijk konnen Zijn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;168
Wind hoe die den Etna doed Vuurlpouwen. 232 Wind en locht onder en boven d’aarde fijn verbor-ge kracht.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;238
Wind en winden die haar getijden en beurten hebben. nbsp;nbsp;nbsp;239,244
Wind in fijn eigen natuur befchreven. 240, 241 Winden hoedanig op verfcheide plaatfên waijen.
243, 247
Wind waarom ’s morgens dikwils waaid. 244 winden waarle haar verfcheidenthedcn van daannbsp;halen.
winden haar verfcheiden oorfaken verklaart.
Winden die op gelette tijden waijen en duuren.251 Windballen watmer door vertoonen kan. 2^3nbsp;Wind hoe uit ’t midden van deZeekanopbarften.
257
Wind hoe uit perffmg der wolken voortkomt. 258 Wind waarom veelfints na’tdonderen ontftaat.i j8 Zee hoedanig een geloei fomtijds onder een Aard-
174
181
191
192
193
193
Wind met geduurige Regen hoe die vobrrgebracht i beving by Panama maakt.
werd. nbsp;nbsp;nbsp;262 i Zee uit wat grond zy ongeftadig is.
winden die dwers bewogen werden van wat uit- Zee waarom fy beweging noodig heeft., werking.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;263quot; Zee hoedanig Inel die aan de Afpunten is.
winden die doorXoverieenDuivelskonft bewogen Zuid-pool waarom niet kan bevaren worden, werden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;263 Zee waarom noodfakelijk fout.
winden in haaroorfprongen, in haarverfcheident- . Zee of die fouteris in de grond daninfijnopper-heid befchreven. nbsp;nbsp;nbsp;26y! vlakte.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;198
winde n waar haar uitwerking van afhangen. z66 Zee-fonteinen hoe en hoedanig die met fbet water winderige Berg in’tLantfehap Avignt».
2.66
uitbreken.
198
Winden hoedanige uitwerking die in’s raenfehen ; Zee boe die verandert werd na denaard der gron-
lichaam hebben
winden in haar nuttigheid befchreven, winden van hoedanigen nuttigheid,nbsp;winden hoedanig door konft gemaakt zijn.
Wind heeft de menfehen veel dingen geleerd Windkamer te maken.
Wind-eilanden van wat foort van Baden fy voorfien zijn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;333
WijngeurigeFonteinen en waarfê uit ontfiaan.341 Wit Bufpoederhoe te maken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3%
¦W oeftynen die vermaard en groot zijn. nbsp;nbsp;nbsp;96
Wolken hoedanigen kracht in ’t nederdalen hebben. nbsp;nbsp;nbsp;278
Wonderwerken der wateren. nbsp;nbsp;nbsp;377
Z.
den enftranden. nbsp;nbsp;nbsp;198
Zee offe fouter is onder een warme dan onder een koude Hemelftreek.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;198
Zee is in Yflandfeerfout, en in de Ys-zee niet. 199 Zee-yswaarom datfoetis.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;99
Zeewater is aan hogeBergen foeter dat in’t midden.
199
Zeewater tot regen geworden waarom het foet word.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;199
Zeewater of ’t door overhaling foet kan worden.
Zee hoedanig in Noorfe landen vrieft en niet vrieft.
220
Zee waarom de wind van nooden heeft. nbsp;nbsp;nbsp;241
Zee na d’uitbarflirig der winden, waar door beroert. nbsp;nbsp;nbsp;261
Zee op d’een plaats verminderende , boort aan een j Zee-fout hoedanig van natuur. nbsp;nbsp;nbsp;370
ander zyde weder dieper in. nbsp;nbsp;nbsp;90 Zeewater hoedanig tot fout verdikt werd. 37*
Zeen die rondom ’t aartrijk gaan. nbsp;nbsp;nbsp;97; Zeewater waarom onbequaam om brand te blus-
Zee hoedanig die alle werden famengehegt. nbsp;nbsp;nbsp;971nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ftn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;399
Zeeofle fodiepisals de Bergen hoogzijn. 102,1091 Zeefand waar’t vandaan komt. nbsp;nbsp;nbsp;4^3
Zee is op den gront oneffen en met heuvelen. iio‘ Zoete wateren en Rievieren hoefe over en in an-Zee heeft ook Boffen, Boomen en nbsp;nbsp;nbsp;Beemden opnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dere wateren fonder vermenging heenlopen
haar Ackers. nbsp;nbsp;nbsp;iio!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;konnen.
*
266
267
270
271 271nbsp;271
d’ONDER-A ARDSE
HET TWEEDE DEEL;
Daar in de wonderbare kraeht
DER
in de Ewtbrenging der menigerlei Schepfelen, en der felver gedurige Op en Ondergang,
Athanasius Kircherus,
in V. Boeken nbsp;nbsp;nbsp;befchreven wrdt,
ll^^ndelende van de feldfaame aart der veelerlei
^teren en Fonteinen; deGroejingderMijnftoffenenMetallen ; dewaareenvalfcheGoud-Qekerye; de kracht der Zaden en zadelijkheid; ’t voortkomen der Ondieren, Planten en GewajfTen ; de nuttigheid der Diftilleerkunde en veel vermogende Stoflcheidinge^nbsp;Glasblalèn en allerhande Konft en Handgrepen die tot vermaak en algemeenenbsp;Dienft der Menlchen door arbeidlame Geelden ontrent alle de geleidenbsp;dingen konnen in ’t werk geftelt worden.
Z)it het Latijn vertaak , en met veel Kjopere Llaten, tot narigt der
Liefhebbers, vercierd.
t'AMSTE^DAM,
% d’Erfgenamen van Joannes Janssonius wn Waasberge, 1682.
Met Rripilegie.
-ocr page 504- -ocr page 505-/¦
TOT DEN
A datwe in de Seven Boeken des Eerde Deels der OnderaardfeWereld^op een nieuwe wyfenbsp;van Wijs-begeeren en met een groote dromnbsp;van Ervareniffen gehandelt hebben , van denbsp;wonderlijke aart des Middelpunts, van \ on-begrypelijk geftel en maakfel der Aarde, van
cle verborge cigenfchap der Zee en des Waters , van de oorfprong der ^ Verhevelingen fo in als boven de Aarde , als^weteora.nbsp;ook der Onderaardfe Vuuren en Winden , van de aart ennbsp;verfcheidenheid der Wateren die het .quot;Aardrijk om vangen, ennbsp;eindelijk van de waare Hooftftof der Aarde, haar oorfprong,nbsp;aart , eigenfchappcn en verfcheidenheid. So is’er nu nietnbsp;anders overig, als in dit Tweede Deel voort te gaan om innbsp;t byfonder te overwegen de vruchten die de ryke A arde tennbsp;allen tijden overvloedig voortbrengt, en om de oorfaken,nbsp;krachten en eigenfehappen der felver te onderfbeken i hetnbsp;gene wy oordeelen in vijf Boeken bequaamlijk te konnennbsp;gefchieden : want nadien al de lichamen fo binnen als op denbsp;aarde haar vaftigheid , beftendigheid en hardigheid verkrijgen Van de kracht en eigenfehap der foute ftoffe , fo is onsnbsp;voornemen in't VII I. Boek te handelen van de fteenigefelf-flandigheid. Daar ontrent de natuur wonder kondig in hetnbsp;faamdtellen fo der gemeene ais der koftelijke Steenen wonderlijk fpeeld : de fteenen niet alleen voorfiende met onge-meene krachten en eigenfehappen , maar ook fo aardig metnbsp;allerlei beeldeniflen befchilderende , dat de Schilders fulksnbsp;niet fouden konnen na volgen. Vorders werd hier verklaartnbsp;hoe konftig de natuur in haar geheime vertrekken de Reufe-beenen , en defeer lange Hoornen toeftelt : Als ook ondernbsp;de Aarde het Mijn-hout, en onder de Zee het Koraal voortbrengt. En nadien den wyfen Schepper in de Dieren, Planten en Mij nftoffen goede met quade , fuivere met onfuiverenbsp;en gelönde met ongefonde dingen heeft vermengt, fo dochtnbsp;tïty geraden in 't IX. Boek te handelen van d'oorfprong, aartnbsp;en kracht der Fenijnen. Daar den Lefer falfien ;gt; dat’ervannbsp;iLDEEL.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;den
-ocr page 506-V o o R - R E D E N.
den Almachtigen Schepper niets fo verderflijk noch fchade-lijk is gefchapen , het welke niet in (ich heeft een deftig Ge-nees-triiddei om de doodelijke kracht der Fenijnen tegen te gaan en te vernietigen. Deie dingen verhandeld zijnde, fonbsp;gaanwe in k X. Boek over tot de Metaal-kunde. Daar ge-
toont werd wat de konfl: als een Nabootfer der natuur vermag , als’e de Metalen, tot groot gemak en nuttigheid der menfchen uit de aarde graaft ^ kookt, fuivert, fcheid^ fatfoe-neerd en haar krachten onderfoekt. En gelijk de onverfade-lijke Goutfugt de geeft der menfchen wonderlijk ontroerd fonbsp;ftellenfe ook alles in [t werk om te komen tot de uiterfte trapnbsp;der natuurlijke gelukfaligheid ^ diele ftellen in dö befittingnbsp;van veel geld en goed, daarom onderfoeken wy in ’tXI.Boek,nbsp;Michy- of door de Goud-konft goed deugfaam Goud kan werdennbsp;toegefteid. Vorders werden de bedriegerien en misleidingen der Goud-fockers ondekt en aangewefen, de Konft aannbsp;de ToctS'fteen der Wijs-begeertc onderfocht en getoondnbsp;dafet een verfierfel is. Het X I L Boek noemen wy een Aapnbsp;der natuur, daar in wy beoogen met menigte wonderlijke Er-vareniffen te toon en, dat al ’t gene de natuur op en in de .aardenbsp;verrigt, door konft van de menfchen kan werden nagebootft.nbsp;Dit is fo een kort begrijp van al ’t gene in ’t Tweede Deel dernbsp;Onderaardle Wereld werd verhandeld. Indien de Lefer daarnbsp;in iets pryfliiks en ’tgemeen voordeelig vind,hy fchryve folksnbsp;toe niet my de gcringfte der ftervelingcn , maar de Vader dernbsp;ligten, van wiens oneindige goedheyd, barmhertighcid ennbsp;mildighcid alle goede giften nederdalen: daarom komt hemnbsp;alleen toe alle lof eere en heerlijkheid.
•V(
(fö.
KORT
-ocr page 507-VAN DE
Beginnende met het
EERSTE AFDEELING;
Hooft--stuk,.
II.
\Ande verfcheidentheid Y\\. Van de oorfprvng der doorfchynige Stee^ der Steenen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3 |nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nen , e^t eer(ielyk van de KriftaUenj ko-
Van den oorJf rong der \ nbsp;nbsp;nbsp;fielyke Steenen en daarna van deTDta-
Steenen en Bergen, j nbsp;nbsp;nbsp;manten.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ïy
III
V%n defleen- makende kracht door'tgan-fche aar dry k verffreid. nbsp;nbsp;nbsp;6
^ Van den oorfprong der Steenen en Keienj en hoefé metier tydfo hart zyn gcwor-
VIII. Vandeverfcheide Fatfoenenen Vormenj met welke de Jieenen fo kojlelijkealsnbsp;Jlegte van de natuur voorjien zyn-., daarnbsp;na volgt iets van de Afbeeldingen in denbsp;Eyerjchalen j als ook van de vliegjesnbsp;aen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;6\nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦ die in't hout gr oefen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;xo
V. nbsp;nbsp;nbsp;Van het kleur der kojlelyke en Jlechteflee-1IX. Van de Wonderlyke afbeeldingen j die de
nen en hoe het/elfde in defleenenfo ver- j nbsp;nbsp;nbsp;natuur op de koflelfke en gemeeneflee-
fcheidenis. nbsp;nbsp;nbsp;8'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nen voort brengt : van haar oorJprong
VI. nbsp;nbsp;nbsp;Van de kleuren die fchynkleuren genaamt \nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en begin.
werden. nbsp;nbsp;nbsp;14 [
II. A F D E E L I N G E.
I. nbsp;nbsp;nbsp;Hooft-stuk. Van de oorfprong desSteen-
faps. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;43
II. nbsp;nbsp;nbsp;Van de verfcheide waernemingen van
dingen infleen verandert. nbsp;nbsp;nbsp;4 5
III. nbsp;nbsp;nbsp;Van de fleenen, die in verfcheide leden der
dieren gr oef en. nbsp;nbsp;nbsp;4^
IV. nbsp;nbsp;nbsp;Vande voortteeling der onder aar dfe Bee-
nen en Hoornen. nbsp;nbsp;nbsp;50
V. nbsp;nbsp;nbsp;Van de Myn-hoornen die metdeonder-
aardfe Beenen groot e gemeenfchap hebben j en voornamelijk werd gehandelt van den Eenhoorn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;5 9
VI. nbsp;nbsp;nbsp;Van het Hout en Kolen die onder de Aar
f;
III. AFDEELING E.
631 V.
I. Hooft-stuk. VandeFiuurfleen.
Van des Brand-(leens-trekkende kragt. Van de wyfe op welk de‘Duur-fleen moet \nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;74
bereid werden, om doek daar van te S[\. VandeGenees-kracht des Brand-fleens. weven en Bapier te maken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7 o
Van de Brand-fleen gemeenlijk Amber genaamd.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;73
Van de wyfe hoe verfcheide diertfes midden in de Brand-fleen zyn gekomen. 71
-
VII. Van de twaalf koflelijke Steenen inde Borfl lap des Hoogen-prieflers , emnnbsp;degrondveflen der H.Stad in de Openbar inge van fohanne s.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;81
IV. A F D E E L I N G E.
Van de Onder aar dfe Draken. nbsp;nbsp;nbsp;S6
III. nbsp;nbsp;nbsp;Van de Onder aar dfe Menfchen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;108
IV. nbsp;nbsp;nbsp;Fan de Onder aar dfe Duivels en Spooken.
m
I. Hooft-stuk. Van eenige dieren die buiten [ II. de aarde niet konnen leven en daaromnbsp;altyd trachten daar onder te blyven: ennbsp;van eenige andere.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;8 3
NEGENDE BOEK. EERSTE AFDEELING.
I. nbsp;nbsp;nbsp;Hooft-stuk. Van de Bepaling of Befchry- j ving des ver gifs. nbsp;nbsp;nbsp;113 II. nbsp;nbsp;nbsp;Van eenige Mynfloffen uit welke alle On- deraardfe Fenynen haar eerfle Oorfprong halen. nbsp;nbsp;nbsp;114 III. nbsp;nbsp;nbsp;Fan de toevallige voordbrenging der Fe nynen in fömmige Blanten en Dieren flgt; levende als doode.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;11 ó IV. nbsp;nbsp;nbsp;Fan de verfcheidenheidder Fenynen. 117 |
V. nbsp;nbsp;nbsp;Van het onderfcheid, Uifflhen Foedfef Ge ne e s-middelen en vergif i als ook van de 'verfcheide ver dec ling der medelydigheitnbsp;entegenftrydigheid : daar ook onderfogtnbsp;werdofdefe medelydigheid en tegenflry-digheid door de eerfle hoedanigheden, ofnbsp;doorfoortkragten werduitgewrogt VI. nbsp;nbsp;nbsp;Vande oor faken en eerfle oorfprong der me- lydigheid offlrydigheidinde Fenynen.i x3 |
ii
-ocr page 508-KORT INHOUD
II. III. II. A F D E I. Hooft-STUK. Van de wyfe op welk het Fe- \ nyn'inde menfche lichamen voort komt.\ i3oi Van de veelderleiwyfeopwelkhetver-\ gif in den menfch kan voortkomen. 131 jnbsp;Van de wyfe op welk het Fenyn der dieren,nbsp;den menfch befnet en dood.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;13 3 | IV. Onderfoek waar V fenyn der Adders en jnbsp;der Afpis-fangen fijn verblyf-plaats\nbsp;heeftj en hoe V felfde in de menfch wort j |
INGE.over gefet. nbsp;nbsp;nbsp;13 5' Van de Fenyn en hoe die fomm'tge'TOieren geen fchade toebrengen en waarom denbsp;beet van een dojlen Flond en de fieeknbsp;vaneen Taranhiula haar vergif rnaarnbsp;op een feekeren bepaalden tijd uiten. 136 Van de oorfprong derfiekten. 13^ Van degenefmg der gebreken nit vergifnbsp;ontftaande.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;140 |
III. A F D E E L I N G.
I. nbsp;nbsp;nbsp;Hooft-STUK. Van de wonderlijke aart en ei- genfchappen des S wavels. nbsp;nbsp;nbsp;148 II. nbsp;nbsp;nbsp;Van de Mfiiflojfenj die haar oorfprong uit de Swavel halen. nbsp;nbsp;nbsp;15-0 III. nbsp;nbsp;nbsp;Van de oorfprong aart en eigenfchappen der uintimonie. nbsp;nbsp;nbsp;15-1 |
IV. nbsp;nbsp;nbsp;Van de ^uikfdverj desfelfs aart en vton-' der Ijke eigenfchappen. nbsp;nbsp;nbsp;t-V V. nbsp;nbsp;nbsp;Vandejodenlymige lichamen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;15 7 VI. nbsp;nbsp;nbsp;Van de Sjee-gewatfen^ het Koraal en Fe re Is. |
TIENDE BOEK.
EERSTE AFD I. Hooft-stuk. Van 't voorwerp der Metaal kunde,als ook van de ftoffelyke en vormelijke oorfaak der Metalen. nbsp;nbsp;nbsp;i6z II. nbsp;nbsp;nbsp;Onderföek of den Hemel en de Sterren hel pen om de Met allen voort te brengen i als ook op wat wyfe defelfde daar toe konnennbsp;helpen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;164 III. 0/ wat wyfe de fineer ige vochtig heidj uit welke de Metalen zijnte gaar gefield^ van de natuur bearbeid en bewerkt |
EELING. werd j als ook wat in de felfde eigentijd Swavelj ^ik en Sout is.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;166 VI .Hoe alles door de werking der aardachti-ge en vochtige warmte werd voortgo-bracht,als ook waarom de Metalen door ’t vuur fmelten j en geenfint s de Steenen,nbsp;Gewafien of andere lichamen. Etnde-lyk wat voet de natuur houd in de dingen te ontdoen en te volt o jen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;167 |
II. A F D E E L I N G E.
Metaal-mynen te fuiveren. nbsp;nbsp;nbsp;17^
Van de wyje en manier om het water dat de Mijnwerkers [eer hinderlijk is ui t denbsp;Mynen te halen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;173
Van de loop der Mjnfiof aders. 174 Van deTeekenen daar uit bekent word ofnbsp;ergens Metaal en Met aal-adersfchtH'nbsp;len.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;177
I. nbsp;nbsp;nbsp;Hooft-stuk. Van de dingen de welke ver-
eijcht werden om de Metaal-kunde te \ V. ver ft aan j dat is om een Overfte der Mj-nentezyn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;169
II. nbsp;nbsp;nbsp;Vandefiekttnder Mjngravers.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;xjo\
III. nbsp;nbsp;nbsp;Van degenefing der fiekten die door Meta- j
len en Mjnfioffen werden veroorfaakt.
171
IV. nbsp;nbsp;nbsp;Van de middelen om de qiiade locht in de
III. AFDEELINGE:
ri. III ï. Hooft-stuk. F)e Schemeitze antwoord op de XIX.vragen van den Auteur voor-gefield.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;178 Een Antwoord van Johannes Schapel-man, Overfte der Kei fierijke Kopermy-nen in Hungarien j itiHerrengrundf, op defelfde vragen in 't naafivoorgaan-deHoqftfiuk voor ge fte ld.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;180 Verhaal van Joan. Schütz Overfte in de |
Schemnicenfe Kamer der Mjnrekening. ^ IV. nbsp;nbsp;nbsp;Verhaal van den Eerwaarden V'ade't Andreas SchafferuSj over de verfcheide Mjnfioffen j die in de Hungerfènbsp;gevonden werden. V. nbsp;nbsp;nbsp;Verhaal van deTyrolfe Mynen j gedaapnbsp;. door den Edelen Heerjohannes QerV^ Raadsheer van den Aarts-Hertog- VI. nbsp;nbsp;nbsp;Van de Metaal-kundige Werktuige^^-'^ ® ^ |
IV. AFDEELINGE.
I. Hooftstuk. Van de fuivering der Metalen, j IV. Van de Silvermynen haar aart en eigenfchappen.
V. nbsp;nbsp;nbsp;Van de menging der Metalen. ^97
VI. nbsp;nbsp;nbsp;Van de meelydigheidder Metalen. i97
VII. nbsp;nbsp;nbsp;Van de vuilnis en uitdygfels der Metalen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;* 9
Vilt van
II
191
Van een andere wyfe om de Metalen te bereiden uit Agricola.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1
III. Van degelegentheid engeftalte der Gout-myntn. nbsp;nbsp;nbsp;193
^ande BOEKEN en HOOFTSTUKKEN.
. I. Van de cngeloojïijke Rykdom der Goud en j IX. V2n de Koper-mynen. nbsp;nbsp;nbsp;206
^ nbsp;nbsp;nbsp;j ----- — nbsp;nbsp;nbsp;' T ¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. _
Rjk,en in Nieuw Spangien in America zjn . volgens het verhaalvan de Vaders Jefuiten.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;199
Silver-mijnen j die in Reru, het nieuw X. Van de TJèr~mjnen , en'van desjjers quot; 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aarteneigenjchappen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;208
XI. Van de Sout-mjnen en des Souts bereid dinggt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;213
pen van hitte en Jloffcheidige werking.
2x4
VI. Van Eenige algeme ene gronden en regelen, volgens welke de ftofjcheidige werkingen door Ervarenifjen en Voorbeelden,nbsp;op iederpajfende,getQont en aangewe/ennbsp;werden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2,26
I.Hooft-stur. Vandenaam,bepalingenver-deeling der Alchymie ofGoudmaking. x 18 VandeAlchmieofGoïidmaak-konfl. 219nbsp;Van de oudheid derGoudmaak-konJi. xzonbsp;Van de vaten en Werktuigen tot de oefe-ningderftoffcheidingnoodig. xzxnbsp;Van de Stoffcheiders Ovens j vat en j trap
II. A F D E E L I N G E.
^dHoo^y.^T~vv..Vande Steen der Wyfeenwat VI. Egt;at al de pogingen der Goudfoekcrie te dippiapMtlüyir '!»ntdpvWiaCpnipyroAplnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Vergeefs zjn werduitdevoomaamjle
der Goudfoekers, Arnoldus Villanova nus bewefen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;248
VII. ‘X)^ tegenwerpinge tegen de voor gaande
Werkingen wederlecht enopgelcïl.i^'h
VIII. nbsp;nbsp;nbsp;Tiaar in aatigewefen werd door wat be-driegeryen en treken de Goudfoekers de
fhe
Menfchen hebben by de neus geleidt, om een fchjn te geven datfe waar Ijk Goudnbsp;maken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;25-7
IX. Tiaar bewefen werd dat deHuivelge-meenljkfig by deGoutfoekers voegt .2^9
die eigentljk is, wat der Wyfe verwjel is ; en of met hulp des felfs, Goud doornbsp;konfi kan gemaakt worden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;233
II. nbsp;nbsp;nbsp;Van ’t Metaal, ofwaar Ijk 't een in 't an
der verkeerd en veranderd. nbsp;nbsp;nbsp;23 7
III. nbsp;nbsp;nbsp;Van de wyfe en manier op welk de Steen
der Wyjegemaakt Werd. nbsp;nbsp;nbsp;241
IV. nbsp;nbsp;nbsp;Van de volmaakte Steen der Wyfe van
LuUm en dzoth befchreven. Werdt ter proef gefield.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2,44
V. nbsp;nbsp;nbsp;Tiaar werd getoont dat de voorgeftelde
Goudfoekerie ongegrond is. 228
III. AFDEELING Ë.
vermeerdert werd door eenig ander metaal daar by te mengen.
III. Van de konfiwerkige Goud-making der floffcheiders.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;273
L Hooft-stuk. Van verfcheide bedriegeljke en ongeoorloofde Werkingen der Goudfoekers.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2,60
II. Van de geoorloofde en ongeoorloofde Goudmaking , name Ijk wanneer het Goud'
IV. A F D E E L I N G E.
over het valfe en ware Goud. 282 III. V^rklaringe wat de Steen der Wyfe by denbsp;Goudfoekers eigentljkgeweeA is. 283
I. nbsp;nbsp;nbsp;Hooft-stuk. Tiaar in onderfogt werd of het
door konfi gemaakte Goud volgens de wetten mach verkocht werden. 280
II. nbsp;nbsp;nbsp;Van eenige geefteljke Regts - befiuiten.
en
TWAALFDE
EERSTE AFDEELING.
de dingen, die men fecht uit'verrotting geboren te werden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;301
VII. nbsp;nbsp;nbsp;Van de verfcheide Rottender van felfs
voortkomende dingen. nbsp;nbsp;nbsp;302
VIII. nbsp;nbsp;nbsp;van de onderwerpen, uit welke de Tlan-
ten en TÜeren van felfs voortkomen.
304
IX. nbsp;nbsp;nbsp;Van wyfe op welke de gewaffigeTiieren
en de Ondieren uit de lichamen der volmaak te Tiieren voortkomen. nbsp;nbsp;nbsp;3 q ^
X. nbsp;nbsp;nbsp;Van de van felfs voortkomende Ondieren
uit andere volmaakte Tiieren van verfcheide foort.
II. AF-
I. nbsp;nbsp;nbsp;Hooft-stuk. Van deoorfprong, aart enei- VI. Van de Saden der van felfs voortkomen
genfchappendes Saads. nbsp;nbsp;nbsp;296
II. nbsp;nbsp;nbsp;Van de wyfe op welk de natuur de Mjn-
fioffenvoort-brengt. nbsp;nbsp;nbsp;297
III. nbsp;nbsp;nbsp;Van de Saadfiof derGewaffenenTlan-
ten. nbsp;nbsp;nbsp;.2.98
V.
I V. Betoging dat dit faad niet anders is als V fout der natuur de Hooftfioffen inge-fchapen , daar mede de drie eerfte be-ginfelen wefentljk vereenigt zjn, 29 8nbsp;Van de Wyfe op welk ’t algemeen Saad totnbsp;voortteeling derTÜeren helpt; en vannbsp;de wonderlijke vormkracht m ’tfaadnbsp;derTÜeren.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2,99
-ocr page 510-II. A F D E E L I N G E.
VI. nbsp;nbsp;nbsp;van de ongevleugelde doch veelvoetige on
dieren name lykMier en,Spinnen,Schorpioenen:, enz. nbsp;nbsp;nbsp;3^^
VII. nbsp;nbsp;nbsp;Van de IVormen en Ondieren die in de
I. nbsp;nbsp;nbsp;Hooft-stuk. Van deverfcheïde oorffrong
der Ondieren j en haar onderfcheid.
313
II. nbsp;nbsp;nbsp;Van de Honig-makende Ondieren. 316
III. nbsp;nbsp;nbsp;Van de oor[^rong der vier- vleugelige on
dieren. nbsp;nbsp;nbsp;317
IV. nbsp;nbsp;nbsp;Van de oor ff rong derf wee-vleugelige
ondieren. nbsp;nbsp;nbsp;318
V. nbsp;nbsp;nbsp;Van de oorfprong der ondieren die haar
vleugels als in Jcheedekens befoten hebben. nbsp;nbsp;nbsp;319
'Dieren en voornamelyk in de^tfnenfcb
voortkomen. nbsp;nbsp;nbsp;3 ^4
VIII. nbsp;nbsp;nbsp;Ren korte verhandeling van hetgefegde
door ervarenijfen bevefiigt. nbsp;nbsp;nbsp;3'^S
IX. nbsp;nbsp;nbsp;Onderfoek voaarom de natuur fo veel 'vet'-
fcheide ondieren heeft willen vóórtbrengen. nbsp;nbsp;nbsp;3^7
III. AFDEELINGE.
I. nbsp;nbsp;nbsp;Hooft-stuk
vermonden des Saads in degewajfen.^ 3 o
II. nbsp;nbsp;nbsp;Vande drie begjnfe lender natuurin het
welke fo eengroote verfcheidenheid van ‘Planten voortkomt ^ zftnde als de Gifi-ftoffen aller dingen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;331
IV. A F D E
I. nbsp;nbsp;nbsp;Hooft-stuk. Vande bepalingenveelerley
verdeeling der Overhaal-konïl. nbsp;nbsp;nbsp;3 4x
II. nbsp;nbsp;nbsp;Van de verfcheide foorten der gemengde
Hooftfiojfen: van haar dienft en nuttigheid in de natuur der dingen^ volgens de regels der KonHgefchikt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3 49
III. nbsp;nbsp;nbsp;Van de Eerfte en openbare, als ook van de
verborgeEigenfchappen en krachten der ‘Planten enieder haar deelen j name Ijk
V. A F D
HET I. DEEL.
I. nbsp;nbsp;nbsp;Hooft-stuk. Van de Stoffcheidige gehei
men. nbsp;nbsp;nbsp;368
II. nbsp;nbsp;nbsp;Van ’t Genees-ftoffcheidkundig onder-
foek over de waarheid des drinkbaren Gouds.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;372-
III. nbsp;nbsp;nbsp;Onderfoek of'tGoud en deMeefierfiukken
van 't felf de bereidjfogroote nuttigheid en kracht hebben om defiekten tegene-fen als de Goudfoekers roemen ^ en of denbsp;felvc voor een algemeen Genees-middelnbsp;behooren gehouden te werden. 374
IV. nbsp;nbsp;nbsp;t^an het Silver by de Stoffcbeiders Aard-
fe Maangenaamt. nbsp;nbsp;nbsp;375
V. nbsp;nbsp;nbsp;V'an de Meefler(lukken des Tfer j TiUj
Koper:, en Lood. nbsp;nbsp;nbsp;iy6
VI. nbsp;nbsp;nbsp;Van de Metalige Boorntjes j en de konA
om die voort te brengen. nbsp;nbsp;nbsp;377
VII. nbsp;nbsp;nbsp;Van eenige Grond-regels j volgens welke
de KonH-lievers haar in defioffchei-dige werken hebben te dragen^ en daar door de waar achtige werkingen van denbsp;valfe konnen onderkent werden: fo vannbsp;den Auteur als van andere recht gevoelen de Stoffcbeiders bedacht.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;379
HET II. DEEL.
I. nbsp;nbsp;nbsp;Hoofst. Van de vermenging des Gouds. 383
II. nbsp;nbsp;nbsp;Van verfcheide dingen weging. 387
HET. III. DEEL.
I. nbsp;nbsp;nbsp;Hooft-stuk. Van de aart en eigenfchappen
des Glas. nbsp;nbsp;nbsp;390
II. nbsp;nbsp;nbsp;V«ö de konA om kofieljke Steenen te maken
Van de wonderlijke kracht en III. Vande verfcheidenheid der Tlanten: IVtit
dingen noodig zijn om de krachten der planten te kennenjCn hoe uit de verfchet-denheit de kragten werden opgefogt.'i 3 t-
IV. Vandelnt-konil, daar door de eeneplantnbsp;op de andere werd ge-int et.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;334
E L I N G E.
JVortelsjHoutj Blaren^ Bloemen^ Vrug-teUj SadeUj Oliënj Gommen^enz. uit de fchriften der befte oude en niewe Gene-fers getrokken j en kortelftk ter neder ge-fielt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3;i
IV. nbsp;nbsp;nbsp;Vande wonderlykekrachtenderBlanten
die uit de onderaardfe deelen haar oorfprong halen. nbsp;nbsp;nbsp;3 5quot; 9
V. nbsp;nbsp;nbsp;Van verfcheide toevallen der planten.fi6o
E E L I N G.
die in fchoonheid de natuurlijke niet en wyken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;393
Wl.Van de bedriegeljke te gaarfteUingenna-bootjing der kof elftke Steenen j tendeele uit eigen ondervinding , en ten deele uitnbsp;andere Schryvers en mede de e ling vannbsp;vrienden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;396
HET IV. DEEL.
I. Hooft-stuk..de wyje op welkhetBuspoeder gemaakt werd.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;404
II. nbsp;nbsp;nbsp;Van de IVyfe om Lonten , dat is j Vuur-t ouwen toe te maken.
III. nbsp;nbsp;nbsp;Van eenige middelen tegen verbrandheid
door BuJpoeder,Swavel,gloejend Tfer, gefmolte Lood en anderefioffen veroor-faakt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jsp’j
IV. nbsp;nbsp;nbsp;Eenige voorbeelden van de verfcheidenbsp;Jaamenfielling en menging des Bufpoe-ders om Vuurwerken te maken. 4° ^
V. nbsp;nbsp;nbsp;Van de Vuurballen die in 't Water branden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;408
VI. nbsp;nbsp;nbsp;Moch eenige andere Konftgreepen ontrent
de Vuur-werken. nbsp;nbsp;nbsp;4°9
VIL VandeLigt-ballenofLigt-kogels,diein Vreugde-vuur en gebruikt werden.^ionbsp;VIII. Van verfcheide vertooningen door Vuurwerkente doen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;41 ï
HET LAATSTE DEEL.
I. Hooft-stuk. Van dekonfi der Goudfmeden
en andere Metaal-kundige. nbsp;nbsp;nbsp;412»
III. Van verfcheide Geheimen ^ enbefiuit des
ganfchenWerkx. nbsp;nbsp;nbsp;^^4
-ocr page 511-Fol. I
Het achtfte Boek,
DER
Handelende Van de
STEENIGE STOF
Als ook
VOOR-REDEN.
' A dat de binnenfte en benedenfte deden des Aardrijks verklaard zijn,
1 fo is noch overig, datwe des fclfs Steenagtige fiof, dielè in haar ongemeen 'groote holligheden, onder de gedaante van ontelbare fteenen, keijennbsp;len andere harde lichamen befluit , op de {elfde wijfe af-handelen.
' Het Aardrijk is, gelijk wy in ’t derde Boek geleert hebben, met fteenen befet, even als de lichamen der heeften en menichen, tot harer fterkte, verfien zijn.nbsp;Seker gelijk het merg in de holligheden der beenen, even als het bloed in de flag-aders en aders, is beflooten, op dat’et niet weg-vliete en met alle vogten des li-chaams gemeenlchap hebbe, als ook met kraak-been, fènuen, flag-aders en aders,nbsp;tot voeding is bekleed 5 foo heeft het Aardrijk ook fijn Steenige ftof, die’tfelfdenbsp;tot beenen verftrekt, en fonder welke de natuur in’t voortbrengen der dingen ver-geefs werk fbude doen, noodig gehad. Want defè Steenige ftof is pypig? on als metnbsp;ontelbare aders, fènuen en kraak-beenen doorfaait, om de verfcheide deelen gevoeglijk te gaar te koppelen, en al de vogtigheid, vettigheid en lymigheid die innbsp;t aardrijk gevonden werd door een fterke ingefchape Seil-fteenige kragt tot onder-noud des geheele Aardrijks na fig te trekken : invoegen dat defè Steenige ftof^nbsp;het gene haar door de onderaardfè Wateren word afgefpoelt, wederom uit de vog-tigheden herfteld, en haar fèlfs alfbo onderhoud : alles dat na fout, na metaal, ofnbsp;na eenige andere Mijn-ftof aart, werd in de aderen der Steenige ftof getrokken, omnbsp;te verftrekken als een faad, tot voortbrenging der Metalen. Defè verfèheide ftof-en, vermengt met het Steenig fap, maken die verfèheidenheid van gemeene ennbsp;Van koftelijke Steenen, die wy in dit Boek follen befchryven : en om folks op de
efte wyfè te doen , foo follenwe beginnen van de verdeeling onfèr handeling.
-ocr page 512-Daar in al de Steenén tot fekere foorten gebragt boorden,
uit vliegen- fde Swaluw-fteen. de dieren de Duive-fteen.nbsp;komen Ide Hane-fteen.
is Tuberonum.
uit de bloedeloofe S tfe Kreeft-oogen , de Perlen,
. dieren bekomtmen c de Venus-navel. uit de Planten S Coraal.nbsp;komen c de Spongie-fteen.
• j nbsp;nbsp;nbsp;fdeGalblaas-fteen.
uit de Dieren “i nbsp;nbsp;nbsp;f uit de vier- j-deBezoar, denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;9^3-
fuitde V ilTchenC de Carper-ftecn, de Baars-flcen, uit de Wa- J lieeftmen c de Lapis
Uit ge-J fielde
uit de niet vliegendenbsp;dieren
ter-dicren
I
I
Iuit d’aard gefielde li-^nbsp;lichamen
De
ftecnen werdennbsp;gehaaldnbsp;uit volgendenbsp;lichamen:
uit de j voetige r(de Verkcn-fteen, „ Beefteni komen (. ken-fteen,
Luit de ondieren komt de Slekke-fi^^ uit brandende lichamen komt -f de Bern-fteen, de Agaat, de Steenkoolen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j..
f Rond 5 de Enorochis/t Slangen-ey, de Aard-fteen, de At een Wis- j zijn C fteen,
kundig Hoekig zijn-f Cryftal, de Yfer-marmer,dc Regenboog-*^ fatfoen | Half rond zijn-Jde Crapaudina, de Umbria.
{_Ander fatfoen.
fvan een C Dierfde Oefter-fteen. geheel c Plant-fCorallina.
reen be-paalt ^ fatfoen,
fde Egel-fteen,deRat-oog,de
fvan een geficltnbsp;lichaam
I Heen, de Ammites, de Snco ’ Diers*, de Geit-oog, de Drie-oog,
I miant, de Beeft-oog, het L hert.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,g
fde Pyfolithus, de Tecolithus-Plants»^ Amandel-lleen, de Hirs-lf^^ ’ l deHeuIfteen.
fvan een fdeDruppel-fteen, de Smeerfteen van een j natuur-I laftites, de Agaat-fteen, de Puim-fi^^^’nbsp;onge- ^ lijk li- j de Bloed-fteen, de Cadmites, denbsp;fielt li- ¦ '
Lchaam
van het deelnbsp;eens
uit ongefielde
1 het fat-foenvan een an-gt;lt;nbsp;der li-Lchaam,
ae
chaam [ mtes.
van een Konft-edeXrochites, de Sterre-fteen Iwerkiglichaam, d Ceraunia, de Belenites.
uit niet brandendenbsp;hebben
•{
geen be. paaltnbsp;fatfoen,nbsp;fommi- gt;nbsp;Lge zijn
. ,1 nbsp;nbsp;nbsp;fnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fde Robijn,de Balafius,de
harde
geheel
l de Carbunkel.
Geelf de Hyacint.
doorfchy-nigezijn, ¦lt; of
fde Chryfolit, deChry Goud-r pras, de Chryfopas *nbsp;geel *1 Chryfopreris, de Chvnbsp;L folampis.
Groen fde Smaragd.
Blauwf de Sapphir, de Beril. Purper fde Amethyft.
. ongekleurtf de Diamant, fagte [kleene grootef de Opaal, de Fluores.
.met geheel,5haardeelenfdeSarda, de Sardonyx.
Imaar volgensdhaar geheelf de Chalcedon, de Camebuia.
fkleeneS^^ Turchefia, de Lafuur-fleen , de Ca'
donkere nbsp;nbsp;nbsp;Achaat, de Nier-fteen.
2ijn,of^ nbsp;nbsp;nbsp;Pnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Sondrai-fteeii.
1 nbsp;nbsp;nbsp;Keyen, de Marmer, de Macafiten , de gcmecfl
c fteenen,deArmeen-lleen,deClemy-fteen.
'Ap.
«Bil
quot;“men,
Tin,
'‘idt
eur.
’quot;'Hl,
I. A F D E E L I N G E.
Het I. HOOFTSTUK. de vericheidenheid der Steenen.
EEn Steen is eigentlijk niet anders als een onfmeltbare Myn-Jtof, die niet doornbsp;het vuur, nog door net water kan gefmol-tea Werden; uitgefondertde Steenen, die haarnbsp;oorfprong uit Joden-lym, uit glas en uit andere vogten halen; welke door het vuur ligtelijknbsp;hnelten : als daar is het lijm, de Bernfteen, hetnbsp;land, cn de fteenen die met metalige ftoffennbsp;Vermengt zijn; daarom konnen defe eigentlijknbsp;geen fteenen genaamt werden. De Steenennbsp;^¦ijn foo ueelerlei en foo verfcheïden, dat nietnbsp;alleen dit Boek , maar veel groote Boeken al denbsp;lelfde niet fouden konnen optellen, en verhandelen. Wy fullen evenwel cragten alles , datnbsp;ontrent de verfcheide aart , kragt en eigen-fchappen AttSteenen aanmerkens-waardig is,nbsp;foodanig voor te ftellen *, niet volgens de ge-meene redeneringen, maar volgens de draadnbsp;van nieuwe ervarenijfen j dat de Lefer klaar falnbsp;konnen ften, wat van die faak is.
De eerfte verjeheidenbeid der Steenen, word genomen van haar geboorteplaats ^ die gefieldnbsp;ongefield is *- de ongefielde is natuur lijk ^ ofnbsp;konjiig : de natuurlijke ongefielde is, of in denbsp;aarde, of in p water j of in de loebt. In de aar-de groejen de gemeene keifteenen, marmer ennbsp;koftelijke fteenen. In ’t water groejen verfcheide foorten van kei-fteenen uit een eigennbsp;re gaarftremmend ftecn-fap of flijk. Egt;e lochtnbsp;verfchaft de Ceraunium of Donder-fieen, die innbsp;de wolken is verhard en op de aarde geworpen,nbsp;beneffèns meer andere Steenen , daar van innbsp;t vervolg van de Steen-regen breeder gehandeld werd. In ’t viiurj alle dingen verteerende,nbsp;konnen geen fteenen groejen. Na de natuurlijke geboort-plaats der Steenen volgt dekon-fiigSj de geftalte van defe plaats fal in ’t vervolgnbsp;verklaart werden.
Tye gefielde geboort-plaats der Steenen is, of in de dieren of in dierplanten wegens de dierennbsp;foo groejen de fteenen, of in den menfeh j of innbsp;de viervoetige dier en j of in de vogelen., of in denbsp;'vijfchen j, of eindelijk in de ondieren. In dennbsp;menfeh lt;^oe]ex\ de fteenen natuurlijk in de fu-blaas j in degalle-blaas^ in de nieren, en tegennbsp;natuur in alle leden j gelijk op fijn plaats fal ge-toont weerden: daar ook fal blyken dat ’er geennbsp;foort van dieren zijn, die niet eemgefieenigenbsp;(lof in haar felven voortbrengen.
• Het tweede onderfcheid der fteenen, word genomen van 't klettr j dat of enkel, of’t faam-gefteldis :nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kleuren zijn wit, geel, goud
geel, groen, blau, purper , afch-grau,fwart. t’Saamgeftelde kleuren zijn uit twee of meernbsp;enkele te gaar geftelt; invoegen dar fommigenbsp;^ eens-flagtige fteenen alleen met een kleur,nbsp;II. Deel.
doch andere meerfiagtige met verfcheide kleuren zijn doordronken. Eenige zijn door-fchynig, andere donker, fommige van beids, ennbsp;eenige ongekleurt, gelijk Cryftal en Diamanten.
Het derde onderfcheid\\z2dx.mex\ van de eer- mt der. fie en tweede, dat is, bekende hoedanigheden:nbsp;welke verfcheiden zijnde, volgens de bewa-bekendenbsp;ring van ieders eigen vorm , ioo hebben 'dienbsp;fteenen op den menfeh verfcheide uitwerkingen : want die van warme hoedanigheid zijn,nbsp;als de Bern-fieen en Agaat, verwarmen; dochnbsp;die van koude hoedanigheid , als de BerleUj,
Koraalj enz,, verkoelen. Wyders verdroogt de koude gematigheid , die alle gepoederdenbsp;fteenen uitfchijtit. Daar - en - boven zijn ’ernbsp;fagte, harde ; fware, ligte ; gladde , ruwe;nbsp;fchoone, leelijke fteenen.
Het vierde onderfcheid is herkomftig van de Het wr. verfcheide gedaante der fteenen, aan de vijfnbsp;uitwendigey/W^É’/L Want fommige fteenen zijn de vijf fin”nbsp;het oog aangenaam fchoon, glinfterend, blin-kende , gelijk de meefte koftelijke fteenen;nbsp;andere zijn in tegendeel leelijk, donker en onaangenaam van kleur. Sy verfchillen ook innbsp;geluidj nadien eenige doof en andere fcherpnbsp;N2Lngeluid zijn , fommige klinken als een fchel,nbsp;andere geven geen geluid j als daar is de Harni-fe en de Armcnife-fteen, beneffens de gene dienbsp;uit aardachrige ftof voortkomen. Sy zijn ooknbsp;verfcheiden in reuk ; want eenige geven eennbsp;aangename reuk j foo heeft de Mifeïiife aard-fteen de reuk van Violetten , en de Marien-bergfe fteen riekt j volgens het getuigenis vannbsp;AgricolajAs Mufeus: de reuk van wilde Thymnbsp;gaat uit de Turingfe - fteen , die ontrent denbsp;Stad Beclinga gevonden werd : de Ophitesnbsp;riekt-As Moft : de Echitesals AVijn, als Melknbsp;de Galaftites. Derca^van Swavelgaatuitdenbsp;Marcafiten, en uit de vuurkeyen, dem^yfvannbsp;Harft uit Bern-fteen en Agaat. De fteenennbsp;geven geen finaak j uirgefondert de gene dienbsp;foo fagt zijn, datfe met de vingers in ftuk gewreven werden : want gelijkfe uit verfcheidenbsp;fouten en metalige vogten haar oorfprong halen, foo behoLidenfe ook dey^/lt;2^^ der felver.
Het.onderfcheid de fagte fteenen van de harde, en de gladde van de ruwe.
Het vijfde onderfcheid der fteenen werd ge- Het -vijf. nomen, rendeelevan’^/^^A'm^ en ten deelenbsp;vanfoorthoedanigheden, en andere wonderlij-ke eigenfehappen. Ten opfigt van 't fatfoen'^^-zijn fommige hoekig, eenige rond,andere veelhoekig en vecl-zijdig, gelijk aide Kriftalligenbsp;fteenen zijn ; andere hebben een kiootig ofnbsp;ey-rond, en andere een ^ndtt fatfoen. Daarnbsp;-^2,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’er
I. AFDEE- 2ijn ’er die 'tfatfoen van alle dingen, van bos- j doen fweeten, andere doen piilèn; eenige
’ nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;—/• I------L-- lr.1------j---,ToU/=gt;n andere
’ fen, velden, fteden, planten, menfchen en bee-Een uitdrukken. BerrefFende de foorthoeda-nigheden ^ vertoonen fommige fteenen een a Sympa- wonderlijke ® melydigheïd^ en andere een ^ te-Antipa-ofby malkander, of opnbsp;thia. het lichaam des menfchen gebragt werden;nbsp;eenige zijn brandig , andere niet : fommige
fong«-^
meen
fkken-^
VAV^V-Al o. VT W I.WXA 9 nbsp;nbsp;nbsp;^______, nbsp;nbsp;nbsp;^
fchermen den menfch tegen vallen , andere tegen boofe geeften, tegen toverie en tegennbsp;fiekten. Van al defe Steenen moet in dit Boeknbsp;vervolgens gehandeld werden ; doch eerwenbsp;daar toe komen , foo ftellenwe hier ter nedernbsp;een korte Tafel, van al ’t gene tot noch toe ge-fegt is.
quot;Koch een T F E L 'i’an de verfcheidenheid der Steenen.
fgeheelduifterzijn-fdeTurcois, deChameus. nbsp;nbsp;nbsp;^
jniet geheel duiftet nbsp;nbsp;nbsp;d7optF““‘'“’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
r nbsp;nbsp;nbsp;/-de Hyacinth, deBeryl,dcRobyn,dePrariUS,del^i^^|‘^jg
' door- I gekleurt! lus, de Chryfophrafus, de Spinellus, de Gran^^ ’ ,
fchy- nbsp;nbsp;nbsp;zijnnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Amandyn,deChryfolit,deBaIaffius.deCarbun
hard,J nbsp;nbsp;nbsp;Inig |nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ de Sapphir, de Smaragd,de Sonfteen, de
j^ongekleurtis-fde Diamant.
leelijk rdePantarbe, deBrontio, de Umbria, de Dracontias, deAëtites,
zijn vefteen, de Swaluw-fteen, het Slangen-ey.
re 1 r kleur zijn de Perlen, de Bezoar, de Molochites. ffehoon r .rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;____- nbsp;nbsp;nbsp;j- TT. 1 -l-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;l-TüOJ»
deVüi'
fagt ^
I IVXVA-ii. £^±JX± WW JL nbsp;nbsp;nbsp;VI.W Wnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ WW A.'wr w 1 ft Xw v./•
4 fatfoen zijn de Kat-oog, de GlofTopetra, de Umbilicus Marinus, de ^ r L Judaicus, deTrochites.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;pis
rde Morochthus,de Lapis Caymanum,de Enorchis,de LapisCevar,de leelijk 1 Manualis, de Lapis Rhenalis, de Verken-fteen, de Slange-Eeen, pjsnbsp;zijn 1 hydros, de Callimus , de Lapis Malacenfis, de Lapis Monati , de ^ rnbsp;t Hyftericus, de Lapis Tuberonum, de Lapis Bugolda, de Padde-ft^^ '
ge- rhard zijn|de Hongarife Diamanten meen 1,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Sde Gal-blaas-fteen, de h
Carper-fteen, deBaars-fteen.
r nbsp;nbsp;nbsp;(quot;de Porphyrites, de Heliotropius,de Smaragdites, de
I duifter zijn 4 de Lazuur-fteen, de Agaat, Coraal, de Ophites, de
WfcW X XV./A1^lt;1LLJ.V X^iaXAiaXXLWXl.
\falt;Tt nbsp;nbsp;nbsp;de Kreeft-oogen, de Spongie-fteen, de Slekke-fteengt;
Je
groot ^
(quot;fchoon 4 nbsp;nbsp;nbsp;l. nuAmmonis.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/jijS.
1 nbsp;nbsp;nbsp;quot;^de Ametyft,deTopaas,de Smaragdopf^
l. nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ congekleurt zijn {het Cry Eal, de Boheemfe Diamante •
fde Steatites, de Eneoftis, de Stalgmites, de Onyx,de Cernunio, de
I. .... nbsp;nbsp;nbsp;.. J foltes, de Smyris , de DaGylus Idxus, deBeenbreuk-fteengt;
Geelijk zijii-j Xoets-fteen, de Nier-fteen, de Stalaftites , de Bloed-fteen gt;
L Aard-fteen, de Seil-fteen, de Hephxftites, de Hyftera-pett^' rfchoon-^verwe zijnfde Specularis, Albaft, Bern-fteen, de Armenife-fteen-rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;evan fatfoen zijn{deAmmites, de Stellaris.
i. fagt 4 nbsp;nbsp;nbsp;fde Afius, de Samius, de Ageratus, de Melitites, de Agaat, de E
I leelijk zijn 4 Schiftus, de Thyites, de Amiantus, de Galadtitcs, de fnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I genteus, de Hematites, de Phrygius, de Calamites alba j de
l gifer.
r nbsp;nbsp;nbsp;S fchoon is { Marmer.
gemeen 4 cleeIijkzijn{deCos,dePirites,deKey, de Vuur-fteen.
I^fagtzijnlde Gype, de Talk, de Puim-fteen, Sciftilis, de Steenkoolen.
Fan de oorlprong der Steenen en der Bergen.
f hard 4
onge
meen
Tuftchen de Schryvers is foo veel twift en gefchil over de oorfprong der Steenen j datmen naulijks weet wien toe renbsp;opf/’^^^nimen. En op datwe niet fouden fchijnennbsp;dm c or de tijd te quiften met al defe gevoelens voor tenbsp;s^-en-n quot; bellen, fo fullenwc (ider fijn meening latende)nbsp;voortbrengen datwe door eigen ervarentheidnbsp;cn veel jaren ondervinding hebben geleerd.nbsp;Daaruitde Lefer ligtelijk fal konnen afnemennbsp;wat ik, en wat andere ontrent defe faak hebbennbsp;gedaan. Op dat ik dan niet foudc fchijnen de
Cap. II.
'De Schry-vers •ver-
gene na te volgen , diCj niet eens wetende de
verfcheide foorten der gemeene ^ veel mm de koftelijke Steenen, ftourelijk ondernemen enbsp;aart van ider in ’t byfonder te befchryven.
Doch het eerfte dat ik j voorhebbende van dele fcherpfinnige faak tefchryven heb, gedaan iSj degt; seh'tnbsp;dar ik de Steenen, daar van in dit’Vl'crk gehan-deld werd, in haar foorten heb roeken te kennen ^ en felfs te befchouwen ; dan voorts mnbsp;’treifen in deSteen-kuiledtegaan^ daar allesnbsp;na te foeken, de Steenhouwers over alle voorkomende
deer-
VIII. boek, Van de steenen. verfcheide onikeeringen des Werelds en Watervloeden het flijk tot hooge Bergen is op-ge- --------------,__________j_______hoopt, en in fteen verhard. Ik fpreek hier niet te Ipeuren. Dat gedaan zijnde, foo heb ik, de i van de fleenen die dagelijks aan Kerken en an-^'ysheid der natuur opvolgende , de ganfche dere debouwen werden verbefigt^ maar van Kragt van mijn verftand ingefpannen, of ik op de Steenige Bergen j daar door het Aardrijk,nbsp;geenerlei wijfe foüde konnen uitvinden, wat om fijn bedieningen wel te verrichten, werdnbsp;yc natuur met foo grooten fcherpfinnigheid ondcrfchraagt , zijnde als een vergaring vannbsp;tn ƒ voortbrengén der Steenen uitwerkt; amp;\\\beenenj van God tot vaftigheid des ganfehennbsp;hoope heeft niy nietbedroogen ; want! Aardrijks gefcliikt Ik,-. H, 'e,/i komende fwarigheden navikeurig te vr g , als ook de gekleurde trekken en ftreepen, van natuur in de Steenen zijn, met alle y ve - leiding der natuur navolgende, foo heb ik ^indeling, volgens mijn groot verlangen uit-E^vonden de regte manier op welke de Stce-jten Werden voortgebraebt. Op welke grondnbsp;I gefchillen der Schryvers varen latende,nbsp;teb Voorgenomen alleenlijk voor te Hellen dienbsp;dingen die my de ondervinding,en het ® oog-ge,-geleert hebben. ¦'1 V eerfte plaats werd onderfogt , of de ^ieen-bergen van de Schepping geweeftzijn,nbsp;d^n offe by verloop des tijds en na de Sond-^loed uit ’t flijk allenskens zijn voortgekomen?nbsp;ë^lijk die vrage weinig fwarigheid in heeft, foo |
Daar flaat noch te verklaren hoe en door Door wat wat kracht het eerfle flijk totJleen is verhard;nbsp;het is feker dat fulks is gefchied door eenfieen- vcrhai dcö.nbsp;makende kracht , die het aardrijk van God,nbsp;diens voorfienigheid ontrent fijn werken nietnbsp;miflên kan, vanden beginne is ingedrukt. Dochnbsp;laat ons nu verklaren wat die wonderlijkenbsp;Jieen-makende kracht is. Ik pas niet op het gevoelen der Heidenfche Wijs-begeerige j die,nbsp;gelijkfe al re algemeen beweeren dat alle lichamen uit vergaring der vier Hooft-floffen be-flaan , foo konnenfe ook daar uit niets beflui-ten. Daar heeft dan noch iets anders by de |
werken. Dat ik feg geweefl: te zijn eenige fiaden gt; van den nbsp;nbsp;nbsp;de aarde toe
vertrouwt , door welkers kracht al de dingen, in defe Wereld ons voorkomende, werken, ennbsp;eeuwen lang fullen blyven werken. Defe fadennbsp;dienen op dat alle dingen uit de felfde haar vve-fen en eigen vorm fouden halen; de faden heeftnbsp;hy roegevoecht een werkfame geefl j die denbsp;ftoffè defe of die gedaante, volgens de eifchnbsp;van yder faad geeft: welke vorm veel Natuurkundige meenen uit een fekcre bepaalde vermenging der Hooft-floffen teontflaan : doch^^^^®^'nbsp;fy overwegen niet dat de verfcheide menging dLr uinbsp;der Hooft-floffen van fig felfs fonder hulp dernbsp;faden dc gemengde lichamen geen eigen nieuwe vorm kan geven ; om dat de Hooft-floffennbsp;verward blyven, en yder haar eigen tegenflry-
gens ’t derde Boek ^ als kettingen én flerke koorden ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Noor der- na de Zuider-
voekn Ser gtne die mcencS , dat nbsp;nbsp;nbsp;hlidlrteSfrkelljf
«tft na de lond-vloed uit vergatmgdes flyks ^ nbsp;nbsp;nbsp;„onl want mdien all?en
HlStg^afraalo.:; nbsp;nbsp;nbsp;ve^ipenjuit de vetutengtug det Hoóft-ftoffen -ets ta
Wan»* ~ nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
Afpunt j en van het ooflen nahetweflenhet aardrijk omvangen , ftraks na de Schepping,nbsp;Wanneer door de wenk des Scheppers ’t drooge inbsp;van de wateren wierd ontbloot, zijn voort-gebragt ; ’t welk het gevoelen van de meeflenbsp;uitleggers der H. Schrift is. Want indien nietnbsp;het eerft-gefQjjjjpgj^ flijk aanflonds tot Steennbsp;was verhard, foo foude het aardrijk, door denbsp;fachtigheiddesflijks, niet hebben konnen be-ftaan, noch fijn werkingen verrichten ; gelijknbsp;jvy op de flraks aangehaalde plaats in ’tbreedenbsp;^lebbengetoont. $oo7A]nS3i.n^e^Steen-bergeUjnbsp;het Aardrijk tegen het geweld der Zee, ennbsp;'-gen de plas-regenen te verflerken en te bewaren ganfeh noodfaaklijk geweefl. Het ge
konnen voortkomen, foo foude God de /adem te vergeefs in ’t aardrijk gelecht hebben. Hiernbsp;komt tweederlei Jaad in aanmerking ’t eerflenbsp;fiet op de ongefielde lichamen, hoedanig in denbsp;holligheden des aardrijks beflooten zijn, namelijk allerlei Mijn-floffèn, metalen en fleenen; het ander yizW betreft de gefielde licha-^Da«r «
men, foo Planten als Dieren; fonder we Ik^y^taTd ''
de'^ nbsp;nbsp;nbsp;uitdrukkelijkgefegt:dat
j) j ^ ^ de Bergen Ararat is blyven fitten. oc 1 ly fovide niet hebben konnen fitten opnbsp;géencr noch niet was : en Noach konde fijnnbsp;‘akomelingen geen Berg noemen, die hy wiftnbsp;°^dcSond-vloed niet geweefl te zijn. Daarnbsp;y komt, dat op de felfde plaats gefegt werdnbsp;dat de 'Wateren der Sond-vloed geiAeeB zynnbsp;gennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ontrent defe lichamen niet werd uitgewrocht.
g«ft, als dackt sdlen nbsp;nbsp;nbsp;lÓnd-Xd nvcèd'quot;”“quot;-^‘^quot;f “““T' quot;'w k? ™quot;‘’?
^On. Iklooien echter „iet datToor nbsp;nbsp;nbsp;‘
Het
-ocr page 516-Defe dingen voor-onderfleld 2ijnde; foo ik dat in de Schepping in’t Aardrijknbsp;isgelegt, met die kracht voorfieiij dat’etnbsp;lichamen haar bejiendigheïd en vaftigheidfou-
dc geven ; welke kracht niet anders is als het
fout der natuur de eerfte wateren ingefchape»» dat, na de fcheiding der wateren met het Ihjhnbsp;vereenigt, aanftonds fijn kracht heeft getoont,nbsp;alshetfagte flijk doordringende totioohardenbsp;\fleenenj diewe met verwondering in de Bergen befchouwen, door fijn verhardende krachtnbsp;heeft gemaakt. Daar de werkfame geeft geen-
fints heeft ftilgeweeft ; want natuurlijk met
het fout der natuur vereenigt zijnde, foo maakt hy verfcheide foort van Steenen j daar hy eennbsp;Steen-jtof vind; en daar hy een ftofFe bequaam
ALfwe in ’t naaft-voorgaande Hooftftuk feiden, dat God een faad in dc M^n-heeft gefteld, foo nememve hetnbsp;inde Mijn- VifooxS faud niet eigentlijk, als of defteenennbsp;mmlferT' door een groei-kracht bekomen; want wynbsp;fullen in ’t vervolg toonen dit gevoelen los ennbsp;vals te zijn. Maar wy noemen acSteenmaken-//i? kracht alleen by gelykenis, en oneigentlijknbsp;faad j om datfe bequaam is de frof te verharden ^ en defe of die vorm, volgens de hoedanigheid der ftof te geven. Want indien God dienbsp;kracht in ’t aardrijk niet gele gt hadde, het foudnbsp;al overlang door de ongevallen des tijds en dernbsp;ftormen, als ook door de aardbevingen verteertnbsp;cn vernietigt zijn; de Bergen en dalen warennbsp;even hoog: dc Zee foude her ganfche Aardrijk j
En uit vereening defes fouts met verfcheide foort van aarde, zijn allengskens drie anderenbsp;geflachten van fout voort-gekomen, namelijknbsp;Salpeter j Aluin en Vitriol; die met anderenbsp;flach van aarde vereenigende, al de verfcheidenbsp;ftechte en koftelijke fteenen hebben voor dennbsp;dach gebracht; die vervolgens door de medewerking des ondcraardfe vuurs, der Son, dernbsp;Sterr en en der andere Hooft-ftoffeii voort-gc-fet,met’er tijd door de verfcheide vereeningen,nbsp;tot foo een meenigte zijn aangewaflen, dat wenbsp;ons daar over niet genoeg konnen verwonderen. Wy feggen dan dat de flojfelykeQoAx^nbsp;quot;ulnlfia fiftien en dampen niet anders als een vergaring (der fteenen niet anders is, als het fout der na^
WMrom de overloopeii cn verftonden hebben. Om dan] tot vrugtbare akkeren aan-treft , daar maakt fnn llrd- het Aardrijk tegen foo grootenfehade te bewa- ' hy veelerlei aarde. Dat nu de .vlakke veldennbsp;rijk ü. ren, foo is ’er een Steen-makendegeeB gefteld^! in geen feen zijn verhard, is uit oorfaak dernbsp;die, het gene door de tijd van dc Bergen afgaat, overtollige vochtigheid, die van de hooge Ber*nbsp;wederom herfteld; geiijkwe hier na fullen be- gen na de vlakten loopt, en de verhardendenbsp;toonen. Daar ftaat nu noch te verklaren wat kracht des fouts bedwingt , ’t welk de vannbsp;die Steen-mahende bracht engeef eigentlijk is, 1 vochtigheid ontbloote Bergen tot fteen w/'-en hoe de felfde ontrent de voortbrenging dernbsp;Steenen werkt. Om fulks op een vaftervoctnbsp;re doen, foo dienen eerft eenige dingen vooronderfield j fonder welke het overige niet ligtnbsp;foude verftaan werden.
Be seilflee. nbsp;nbsp;nbsp;Ik ondcrftclle dan in de eerfte plaats, dat ’er
”dfrmtmr fiatuur is ccn Seilf eenige kracht, daar ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;* door gel^ke lichamen haarsgelijke minnen en
tor haar trekken, en ongelyke malkander weg-dry ven: ’t welk in alle drie de foorten der lichamen , namelijk in de Mijn-ftoften, in de Planten en in de dieren klaarlijk gefien werd, alfwe namaals fullen leeren.
stoifedtr In dc twccdc plaats onderftel ik dat de wa-
is ingefchapen. Doch de ^ fatfoeneerende kracht in ’t faadfchuilende, of daar bcneftènsnbsp;de veeldaanrige geeft , die we de uitwerkendenbsp;vormelyke oorfaak noemen,geeft ieder faak fijunbsp;behoorlijk fatfoen en kleur. En op defe wijftnbsp;is de natuur, door de Godlijke wilbeftiert, ontrent de eerfte oorfprong der dingen befigg^'nbsp;weeft. Laat ons, tot byfonderer Singen neerdalende , betoenen met redenen en ervarems-fen, dat ’et waarlijk met defe faak foo gefcha-pen ftaat.
van feer fijne, dunne en onvoelbare decltjens | tuur, ’twelk alle lichamen fijn vaftigheid en zijn, die door de warmte ten deele uit vogtige, i beftendigheid geeft; en dat de vormelijke oor-ten deele uit drooge lichamen opgeheven inifaak is de fteen-makende kracht, die het fout
¦ het Aardrijk oorfaak tor groote verandering**quot; nbsp;nbsp;nbsp;—u ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.....
geven : want defe deeltjens haars gelijke ontmoetende , foo voegenfe door de Seil-fteenige kracht haar daar by, en vercenigen haarfeernbsp;vaft, daar dan de werkfame geeft, de beftierdernbsp;cnleids-man van ’r ganfche werk, uit de Jadennbsp;bykomt, om ieder ding volgens de hoedanigheid der ftof fijn eigen vorm en geft al te te geven ; welke geefl niet alleen in 't faad dernbsp;Planten en dieren, maar ook in de Steenen cnnbsp;Mijn-ftoftèn diend aangemerkt.
Cap. IV.
WY hebben alredcgefegt en met rede-'anders vereifcht werd, daar doorfe foo hardj nen beveiligt, dat Se Stéenenfoo ko-! verfcheidelijk gefatfoeneert en gekleurd wer-ftelijke als ftegte niet uit de fuivere den. Wat’tfelfdezy, fuHenwe met alle moge-Hooft-foffen yeiQïtkomen : maar dat’er iets j lijke neerftigheidfoeken te verklaren.
-ocr page 517-VUL boek, VAK
Boven is gcfegt, dat door de oiidoorgronde-ï)j a^f ¦ Ljke wijsheid Gods in de Schepping de onbe-een Schaafde ftof een feker faad is mcde-gedeeld, niet foodanig als het faad der gefielde licha-maar dat met de ongefielde lichamen dernbsp;fteenen eeiiige over-een-komft hadde, t welk
Ca
p.iv.
g^efl gelijkfc daar toe van de natuur is gefchikt alle dingen haar vaftigheid enbeftendig-neid te geven; foo is ’t ook datfe, door aidenbsp;‘icelen van de ondermaanfe Wereld verfpreid,nbsp;^fgens een bequaam onderwerp, namelijk flijknbsp;l^indcnde, ftraks op het felfde fijn fteen- ma-kragt uitet, met dat in fteen te verandc-öaar toe voornamelijk drie dingen moe-noo. ten te gaar loopen. I. Een bequame plaats.nbsp;k In de felfde eeny?o/’gefchikt, om het faadnbsp;ontfangen. III. Warmte die het faad op:nbsp;^^ekt; Want tot voortbrengen der fteenen werd
Jmtefteenmakende ^eeH noemden. Welke j heden niet ontdaan als alleenig uit de verfchei-
Seker, nadien rot voortbrenging der Steenen dingt» drie dingen te gaar loopen, namelijk denbsp;de geejf j en de ffa am-koppeling, en na dien -voertiren-volgens ieders verfcheide hoedanigheidnbsp;hoeveelheid de lleenen verfcheiden zijn, foonbsp;! kan foodanigen verjeheidenheid van hoedanig-
j^^reifcht de geeft als de vorm, en de ftof als j te noodig : daar fijn ’er die alle warmte af-ct ondprwpri., rioor ,i,gt; nbsp;nbsp;nbsp;iwijfciidc de koude meer beminnen; fommige
begecren een te gaartrekkende warmte; welke
ö'é’menging defesgeefts mtx.verfcheide'bdXya-llofFen ; daarom zijn fommige lleenen hard, andere fagt, eenige doorfchynig, andere donker, fommige vcrcoonen dit, andere een andernbsp;kleur , eenige hebben verfcheiden kleuren,nbsp;fommige hebben de gedaante en weerde vannbsp;kollelijke fteenen, andere zijn feer flegt. Daarnbsp;zijn ook fteenen die overal niet geteelt werden, fihaden,nbsp;om dat overal de vereifchte dingen niet voor-komen, nog de uitwendige hulp-middelen bynbsp;de hand zijn; want eenige hebben een fterke,nbsp;j andere een fagter en andere een matige warm-
onderwerp . daar uit, mét medewerking ’t onderaardfe vuur , in een behoo’^’”’'quot;nbsp;P^^ats, de fteenen werden voortgeteelt.
dingen alle af-hangen van de matiging, foo der
Voorbeeld.
de
ieet. k)e behoorlijke plaats is noodig, op dat de | warmte als der verfcheidelijk gefchikte ftof.
Vorm en de ftof in de felfde wel bewaart, ge-1 Doch laat ons de faak met een voorbeeld koeftert en bearbeid fouden werden; gelijk liier| verklaren. Wanneer in de voortbrenging des Xrchlfit.nbsp;Ha over de wonderlijke kragt der ^gifting in het | fteensnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/wavelige flof mci metalige geeften
hreede fal getoont werden. plaats moet i ^fwangert, door de ftof dringt, het is feker oeflooten zijn, op dat de geeft alsin een lijf- dat’er dannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ van wat foort die ook
*öoer bewaart en belet werden weg te vliegen, mach zijn, gebooren werd, zijnde van een mid-op dat de hitte niet verfpreid noch van uit-, delflagtige aart tulfchen Steen en Meraal;want Wendie geweld wech gerukt werde. En alfoo de reuk en de brandigheid der Marchafit lee-werd de ftoftè door de onderaardfe warmte, en ren benelFens de ^ Schei-konfi ^ daar door over-door de uitwendige koude, die de deeltjes niet vloedigfwavel uit de Marchafit gehaald werd,nbsp;Vereenigt, maar alleenig te rug-ftoot, en belet dat de felfde fwavel is. Hier uit ontftaat dienbsp;de geeft uit te wafemen, genoorfaakt te veree- merkelijke verfcheidenheid der Marchafiten^
*^igen en te verharden, tot voldoening van het daar van fommige goud, andere filver, eenige ^^gwit der natuur.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lood of kooper nabootfen. Want na dat ’er fui-
^ier uit is dan de reden openbaar, waarom verder of onfuiverder metalige geeften tot defe^efrat^/ de fteenen gefegt werden in de Mijnen xstgroe- of die Mijn-ftof behoorende tot de ftcenwer- ontrem d*nbsp;en de aarde, die in de Mijnen geworpen is, dende ftof komen, foo werden ook fteenen ge- der’seeln7if.nbsp;benelTens de bygevoegde vochtigheid, na ver-! booren, die na dit of dat Metaal aarden , denbsp;foop van veel jarenin/fomnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.¦ want als: fteenwerdende ftof , door fijn Seil-fteenige
KT
kra
fteen-geeft door de onderaardfe hitte in de' kracht tot fig trekkende foodanige geeften, als Mijnen gevoert zijnde, daar een bequame ftof- j tot het fteen-maken allerbequaamft zijn. Alsnbsp;namelijk de aarde ontmoet, foo dringtfelin de ftof iets fchuilddat na eenige Metalennbsp;aanftonds door die ftof, ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de felfde! aart, foo fullen de toe-getrokke metalige gee-
door de onderaardfe warmte van de Mijn-ftof-fon afgefchaaft, en langs de inwendige pijpen der aarde opgeheven, navolgens de verfcheidenbsp;ftof, diefe aantreffen, defe of geenefieen vóórtbrengen. En alhoewel defe fooin’talge-l^een kan aangemerkt werden, echter twyfelnbsp;geenfins, of fy is verfcheiden, volgens denbsp;'verfcheidenheid van gemeen Soiit, Salpeter,nbsp;^ftiviol, en andere byfondere fouten dernbsp;^dn-ftoffèn : want hoe fuivercler en reinernbsp;’'KYTnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;geeft,en hoe bequamer de ftof en de plaats
— ...
talige geeft na cenig fout aart,een ftof aantreit, die meer tot Steen als tot Metaal bequaam is,nbsp;dan fal ’er ook geen Metaal, maar fteen voortgebracht werden; even als men het faad dernbsp;planten fiet, ’twelk op geen bequame plaatsnbsp;vallende onvrugtbaar is, of in een middelflach-I tig ding veranderd en ontaard; alfoo werd ooknbsp;uit foodanigen Metalligen geeft een Metaligenbsp;fteen voorrgebracht, namelijk Marchafit ^ ofnbsp;Vmir-fleenj die daar in fteen gelijk zijn, datfe ‘nbsp;veel onfmeltbare deelen hebben , en andere
allenskens totfieen. Want die fteen-makende 1 ften voortbrengen een Marchafit van die foort ^i'agt is, gelijkwc boven feiden, niet anders als (van Metaal, daar de geeften van afvloejen; de-die foute geeft of onfigtbarc foute deeltjes , die j wijl gelijk fijns gelijke trekt. Doch als de Me-
Voorbeeld
Pyrites,'
, ’ nbsp;nbsp;nbsp;veel volmaakter en fchoonderfieen werd deelen, die feer licht in ’t vuur fmelten. daar in
nen ; van welkers oorfprong in t vervolg breed fal gehandeld worden.
cr Voortgebragt,als daar zijn de koftelijke ftee- fy na Metaal aarden, cn; van «rpiu»,.. —vnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Doch Hadicnwe van de voorteeling der ftee
nen in’t vervolg feer wijd en breed fullen redene
1:
-ocr page 518-8
8
De onder-aardse Wereld,
we vertrouwen niemant daar ontrent eenigc fwarigheid te liillen overig blyvcn.
i.AFDEE-tjeneren, foo fendenwe den Lefer derwaarts, ' daarvve die floffe daar foodanig lioopen te ont-
knoopen , door verfcheide ervareniüen, dat-
Het V. Hooetstuk.
kleur c/er koftelijke en flechte Steenen, m hoe het felfde inde Stccncn
foo Verfcheiden is.
alfoo veel verfta , als of my niet was woord. Want daar werd gevraacht, wat dienbsp;hoedanigheid is ? hoe, waar door en wanneetnbsp;de felfde is voortgebracht ? Sekcr de weetfugt ^gfint.nbsp;begeert meer te weten als die gemeene tweedenbsp;hoedanigheid j diefe feggen uit de voort- gekomen te zijn, nadien ’t verftand altijd veer-er en veerder vraagt; waarlijk wat weet een Wijs-begeerige uit defe algemeene hoedanig'nbsp;heid meer als een Schilder , -Steenhouwer 01nbsp;Juwelier ? doch die algemeene fpreekwyf^^'^nbsp;aan de ^ Overnatuurweetige latende, foo fnh f^ci.nbsp;len wy de geheime plaatfen der natuur nadernbsp;komende , en met opfet langs de aarde kruipende , trachtende op grond van ervarenis-fen aan te wyfen, niet de algemeene , maarnbsp;de eigene en innigfte oorfaken der kleureftjnbsp;die met de natuur beft fchijnen overeen tc Cap. V. ireff j,ja£a* Dl,’ Schry-•vers zijn feer ver- Lhoewel niet gemeen ’er is als het kleur j voorkomende in alle fienlijke voorwer-•pen, echter is des felfs aart en natuurnbsp;«Phiiofo- foo duifter , dat al de “ Wysgeerige felfs denbsp;voorn aam ft e, die hebben getracht het felfde te!nbsp;veaart der verklaren, eindeling door haar vergeeffe arbeid'nbsp;onder/Hke» bedwelmt, openhertig hebben bekent, dat foo jnbsp;H fur moe- Openbaar als des kleurs wefen aan de finnen |nbsp;piijk.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;duifter aan ’t verftand, en deshalven voor j den menfeh ondoorgrondelijk is. Daarom mo- ¦ genwe met de feer verftandige wijsgeerige d-1nbsp;rifioteles en!P/^^oovcr-een-ftemmen want^nbsp;Tlato vreeft hem niet de fwakheid des ver-vi^tnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ftands met defe woorden aan te wijfen : alhoe wel iemant wife de mate -volgens welke de kleuren te gaargemengt werden j foo is 't nietnbsp;het doen van een verfiandigmanfülks te verhalen j voor name lyk om dat hygeen noot fake ly-ke noch waarfchynlfe reden daar van kan gevit Arifto- ven. Doch Arifloteles de moejelijkheid dernbsp;teles. faak aanmerkende , fegt, dat ons verftand fgnbsp;heeft ontrent defe feer openbare dingen, evennbsp;als de oogen der Vleder-muifen ontrent ’t lichtnbsp;van den dach. Doch nadien de Werelt door denbsp;gedurige ervarenis geleerder werd, en dat ’ernbsp;hedendaags veel dingen, de Ouden onbekent,!nbsp;zijn te voorfchijn gekomen, dat geeft eenige!nbsp;hoope , om de geheimen der Natuur war nader:nbsp;-Deveitn-tt befchouwcn; niet datwe ons felven in het;nbsp;fehap neemt minften by de oude Wijsseeriee durven ver-'nbsp;ue. gelijken , maar datwe door veel ervarenis-fen en door gedurig onderfoek , met hulpenbsp;Gods , eenige dingen hebben waargenomen^nbsp;die ons de rechte fteutels geven en de Poortnbsp;openen tot de verborgentheden der natuurnbsp;door te dringen : invoegen datwe konnen achterhalen en verklaren, indien nietdeinnigftenbsp;redenen en oorfaken van de byfonderc dingen,nbsp;’t welkwe meenen in dit leven niet gegeven tenbsp;zijn, ten minften volgens de fwakheid van desnbsp;menfehen verftand die gene, die ons gemoednbsp;in de kennis der waarheid eenigfmts geruft ennbsp;te vreden konnen ft ellen. Daar is dan tuffehen de Schryvers over de kleuren foogrooce twiftengefchil, datge nietnbsp;weet wien toe te ftemmen. De meefte en voornamelijk de Wandcl-vvijfe feggen: dat de kleuren zijn tweede hoedanigheden ^ fienbaar doornbsp;hetgefgt j en uitgematigheidder eerfte hoedanigheden voort gefproten ; invoegen dat uit foonbsp;h Terape- een gematigheidj foo een kleur, en uit een an-ra;ncntum.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;audcr klcut ontftaat. Doch gelijk defe befchry ving geen redenen aanwijft;,foo fchijnt-fe ook niet anders als woorden, die de faak niet verklaren, maar verduifteren, om dat ik van denbsp;aart en het wefen der kleuren uit die woorden |
komen. De kleuren zijn foo veel, en door onderlinge vermenging foo verfcheiden, dat de natuur innbsp;geen van haar werken haar rijkdom overtoUi-ger en met meerder fwier fchijnt getoont tenbsp;hebben; diefe heeft aangewefen, niet alleen'nbsp;in de Hemelfche lichamen en Sterren, maarnbsp;ook in driederlei lichamen des Aardrijks, na-uielijk in de Dieren, Planten, Kruiden, Bloemen, Metalen, Steen en Marmer, welke metnbsp;een onbegrypelijk verftand en verfcheiden-heid van fleuren befchildert en onderfcheidennbsp;zijn. Vraagtmen nu waar uit die groote ver-fcheidenheid ontftaat ? ik antwoorde dat dienbsp;verfcheidenheid foo groot is als die der men-fchen aangefigten, der geluiden, der reuken,nbsp;der fmaken, en der verfcheide foorten in do-Wereld : dewelke even als de getallen eenig'nbsp;fmts een oneindigheid influiten , en daaromnbsp;meen ik dat voor het menfehelijk verftand tenbsp;hoog is te willen weten, door wat menging ennbsp;konft defe verfcheidenheid ontftaat, g^^Ü^nbsp;Tdlato wel en wijslijk fegt. Invoegen dat denbsp;onuitlprekelijke wijsheid Gods met defe verfcheidenheid van kleuren fchijnt gefpeelr en denbsp;felfde het menfehelijk verftand voorgeftelt tenbsp;hebben, niet op dat hy de felfde innig foude vaten en verftaan, maar op dat hyfig in het verftand des Scheppers foude verwonderen , ennbsp;noit ophouden ’t felfde te prijfen en aan te bicEnbsp;den. Door welke aanmerking ik als verbaaftnbsp;meermaal heb bedagt,of niet door eenige konl leififnbsp;toegang werd gegeven tot de regte oorfakennbsp;der van de natuur foo wijshjk voortgebrachtenbsp;kleuren, mits werkfame ftoffen bylydendete^jj^nbsp;brengen : want ik hoopte op defe wijfe door konft te verrichten, ’t gene de natuur ontrent de oor ff rong der i/f/zre;/doet; op dat ik uit de |
VIII. Boek, Van de steenen.
doorfchmige lichamen zijn) verfcheide fchadu-wen, die wy kleuren van ’t licht onderfchei-den, feggen te zijn; en niet alleen fchijnige en inbeeldige, maar ware en faaklijke: want denbsp;kleuren zijn geen verfierde wefens, maar heb-
^NDEa
p' V. felfde uitwerking foude mogen befluiten de eigen oorfaak der kleuren ontdekt te hebben. En {^^k is ook fo uitgevallen, daar van ik denbsp;wijle nu ga verklaren.
de
volgens de verfchei-| ben haar eigen bellaan. De ander foort van Aihpchi-ds^heid der Aard-kluiten, daarfe uit voortko- i kleuren vertoont lig voornamelijk in de donke- ffquot;
Ik onderllelle dan eerllelijk,dat’er in de aar
fouten '*«lwavel
,’^'^crcen.
nToft, ^^dien het fap met water, ’t fout met de aarde, ^tgeefi met de locht, en de fisoavel met ’t vuurnbsp;Wonderlijke over-een-ftemming hebben.
' Ik onderftel in de tweede plaats,dat volgens d 'quot;^^^^keide menging der vier llraks-genoem-v”*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ItofTen, en voornamelijk der geeften, fo gro-
ten Verfcheidenheid van kleuren ontftaat, als-lt;: ¦ ^ ¦
tïien: of kryftallige ftoflen zijn die doorfchij-; belichamen, en haar wefen hangt al van èitgikieun ^g. en gemengt zijnde, na het licht aarden.j menging der lichamen: met dit kleur fpeelt denbsp;I^aar by komt velerlei Swavel, die de nieeftge- j natuur op een wonder verfcheide wijfe, niet al-oiengde Metalen en fommige fteenen helpt te j leen in de Sterren , maar ook in de Hoofd-^ gsar dellen: want daar is geen lichaam dat niet' doffen, in Metalen, Steenen, Perlen, Planten,nbsp;en een deel Sap,eenig Sout en Swavel in lig heeft, 1 Bloemen, Vruchten, Saden, Dieren, Vogelen,nbsp;iet nari. 1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' Vidchen, ondieren, en met een woord in al de
lichamen der wereld. Daar is dan nog vanwaar overig, datwe d'oorfprong en de aart van beidenbsp;defe kleuren fo inde duidere als inde doorfchij-nige lichamen verklaren; beginnende met denbsp;geen, die in de duidere lichamen voorkomen.
Men diend te weten, dat het kleur niet alleen van V licht afhangt, maar dat’et ware en fakelijke ^aepfen van fijn wefen en bedaan heeft,nbsp;namelijk, volgens de veranderde gedalte dernbsp;gemengde lichamen, die door ’t licht bedraad,nbsp;e ingelegde kleuren te voorfchijn brengt.Daar
den) door ’t affeheiden der kleene deeltjes, die,! groen, goud-geel of vlammig is 11k antwoorde quot; '«icurtn. met de dampen of wafemen opgeheven, in de) kortelijk; ’t is feker dat’er vier voorname kleu- Zmnamlnbsp;binnende deelen en aders der aarde, na de ge- i ren zijn, te weten wit fwart^geel en rood.èvèM.nbsp;dalte en gelegentheid der doffe wonderlijke uit al de andere door de wonderlijke vermen-. 1 I n 1 ¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gingalsby trappen voortkomen. Want als men
wit met fwart vermengt fo krijgtmen afch-grau, dat noit door die menging geel, rood,nog groen fal werden, maar wel volgens de overvloed van fwart of wit, donkerder of bleekernbsp;werd, tot dat het eindelijk heel fwart of wit is.
Daarom werd met recht het wit kleur by nbsp;nbsp;nbsp;y
en het fwart by de duifierheid vergeleken, dat dit te minder licht het heeft,te donkerer,en.f'*'*''^^'^
’t ander door meer licht, levendiger werd. gelijk her wit fterk verlicht zijnde het gefigtnbsp;verfpreid, fo vergaart ’t fwart weinig licht hebbende ’t felfde. De wittigheid verflroit het ge-
Veranderingen fo in de duiftere als in de door-wmjnige lichamen verwekken. Defe dingen onderfteld zijnde, fo is nog overig te verklarennbsp;op Wat wpfe de kleuren in de mijnfloffen ,in denbsp;weenen, en in de metalen verwekt werden.
Ik wil my niet ophouden met de befchryvin-des kleurs van verfcheide Schry vers byge-mgt:maar ik neme defe aan: het kleur is in een '^^paalt lichaam'het uiterfte van 't doorfchyni-’ of V uiterfle van 't bepaalt doorfchijnige.nbsp;eflelfs beweging is volgens de werking desnbsp;ooorfchijnige , dat is het kleur beweegt hetnbsp;doorfchijnige middel-lichaam,’t welk nu in der
daad verligt werd: daar uit blijkt, of fchoonl, figtfoomdarhetde‘’Oog-ftarvernaut,invoe-;ï Pupiik.
rtSofien; defe noemenweftojfelyk. In doorfchij-^^g^ lichamen werdenfe aldus verwekt: na-bet helder en volmaakte lichteer ’tons
ff
kleur gxooicgemeenfchapmfttm2L\k2LXv-! gen dat de affchijnfels der voorwerpen tot de der fchijnen te hebben,datfe egter van malkan- j regte plaats der fiening niet konnen doorboo-der feer verfchillen, en tweefins zijn aantel ren, als ook om dat een fterk des oogshol-ttierken. Sommige kleuren werden alleenlijk | ligheidvervullende,als een licht is daar door denbsp;^^doorfchynige j andere in donkere lichamen! fwakke gedaante van andere voorwerpen ver-j_r_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;n ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;beneveld en als enfigtbaar gemaakt
werden;dogdej%wrróc/^/vergaart en verflerkt De straal
Oog raakt , door een min helder en niet t’ee-ïiemaal doorfchijnig middel - lichaam doorboort , fo werd het door de menigte beletfelen in dat lichaam eenigfins verduifterd, en uit dienbsp;’verfcheide menging des lichts met het duifte-reontftaan verfcheide kleuren, gelijk hiernanbsp;•ni betoont werden. So is dan het licht in fijnnbsp;/¦ciijA;.-oorfprong volkomen, doch het werd door de
'«0^.
op een flrydige wijfe ’t gefigt: want ’t oog werd daar door eenigfints verduifterd, invoegen dat v duiflernbsp;het als in ’t donker te vryer andere dingen kannbsp;befchouwen;’t welk alles indcKat-oogen blijkt; ‘nbsp;want als derfelver Oog-ftarren in ’t donker ge-fien werden, fo zijnfe leer wijd, maar in ’t lichtnbsp;zijnfe fo veel nauwer als ’t licht fterker fchijnr.
*^®genftand des middel-lichaams foo feer niet , me ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;veranderd: want terwijl het licht
‘¦^‘^n^^oen doorfchynig lichaam ftraalt, q ^{'^'^nioet’et daar uit oorfaak van eenige duinbsp;orheidfnadien’er in de wereld geen volkomejnbsp;II. Deel.
Gelijk die twee kleuren met malkander flrij- Swart«» dig zijn, fo is ’t ook dat de oogen, döor de hin-dernis en fchade, diefe het gefigt toebrengen,nbsp;daar mede niet vermaakt zijn. Om danver-fcheidenheid der kleuren te hebben, fo heeft
-ocr page 520-10
10
De oor-
der
1. Afdee-
v»n we nam'aals fullen toonen) ontelbaar zijn te I uit vierderlei ftoffebeftaan .namelijk uit Soiit, kieura
de widdel “ “ nbsp;nbsp;nbsp;-__^________ ______iri/yi/lUcr-l/lAp T^lAfLquot;*
LING.
voorfchijn gekomen : welke wijfe mQrxASwavelJ'FaterQrwntQQnJieen-makendeMyn-kieurm ko- nadienfe ieder bekent zijn by alle Schry- nbsp;nbsp;nbsp;wanneer eenig lichaam uit veel SoMf en
meru
vers voorkomen, en van ons in het Boek van degooote KonM des Lichts en der Schaduwe^nbsp;als ook in hetBoekvandeMujyk in’tbreedenbsp;zijn verhandeld, foo heb ik niet voor de feifdenbsp;hier op te halen. Temeer om dat ons voornemen alleen is te onderfoeken de oorfprong vannbsp;die grootc verfcheidenheid der kleuren in denbsp;Steenen en voornamelijk in de donkere; wantnbsp;over het kleur der doorfchijnige is, gelijkwenbsp;namaals fullen toonen, min fwarigheid.
Ik fegdan eerftelijk, datdefe kleuren ecr-¦vermengt, ^clijk ontftaan uit de verfcheide dag van Sou--ueroorfadkt ten,n\tt Swavel ge mengt,daar mede alle lichamen doordronken zijn, want te fuiverder en re volmaakter de Swavel is, fo veel te nader komt
Sout met Svp a vel
de kleuren.
a Chymia-
b Aichymi- yati kleuren ontftaan; daarom kallen* de Goud-Scheid-TauweJlaartj en van de konu leert ThwuiXj evcn als of die kleuren, in haar glafennbsp;tenuit’^dT'doende, een bewijs geven datfe digt bynbsp;faavel ko- het groote werk gekomen zijn. Evenwel meennbsp;ik dar defe verfcheidenheid van kleuren fo feernbsp;de Swavel niet moet toegefchreven werden,alsnbsp;wel de foute deeltjes Aluin, ^izrzö/en voornamelijk van Ammoniak-fout, met welke de fwa-vel is overladen: want gelijk defe Souten nanbsp;doorfchijnige lichamen aarden, fo behoudenfenbsp;ook de faden van alle kleuren. Doch de genenbsp;die de Swavel de kleuren toepaflèn, om datfenbsp;c Mercu- met quot; ^lik gemengt is, die hal en de feifde ooknbsp;'^quot;voorname-^^^^^^ ^outeti j lütwelkede ^i/ébeftaat, en ; welded’tyiS'w/geenvafte, maar een vlugtigcnbsp;tnei^k uit voornamelijk van de Vitriol j, die niet alleen vuurigc en geeftigeftofis, echter alfle heel fui-de feifde kragten met de Swavel heeft, maar ver en rein is, foo verandertfe in Cry ftallijnig®nbsp;ook daar na by komt, en als een en ’t feifde in Steen, gelijk de ftoffeheidige er vareniflen be-wefenis; gelijkuitdeO/ié’vand’eyiZw/envannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•
Vitriol openbaar is. Daarom vertoonen de metalige foute geeften, door verfcheide trappen d Subliraa- van hitte ^ opgeheven ^ eerft fwart, daar na Saf-fraan-geel, dan fterk rood, en eindelijk blau;nbsp;het feifde fietmen wanneer de ^ik met Swa-e Cinnabar, vel werd opgeheven,, daar uit de quot; Vermeljoennbsp;fijn hoog rood kleur haalt: en na dat by de^/zTnbsp;andere en andere fouten ofMijnftofïen wemennbsp;vermengt , daarna krijgtmen ook verfcheidenbsp;kleuren. Doch nadien wy defe dingen hebbennbsp;verklaart ter plaats daarwe van de Souten handelen, en nadien in ’t vervolg feer veel van denbsp;Swavel moet gefegt werden, fo ftappenwe datnbsp;voorby;en bevoegen ons tot ’tonderfoek vandenbsp;oorlprong der verfcheide kleuren inde fteenen.
het Armo-niak- fout, trt Vitrioi.
tus.
lin-
DE ONDER-AARDSE WERELD,
menging al de middel-kleuren , die (gelijk- , Het is feker dat al de fteencn voornamelijk
weinig nbsp;nbsp;nbsp;werd te gaar gefteld, dan komt
’er een witte fleen, te weten, wit Marmer door de overvloed des fouts fo wonder glad is,nbsp;te voorfchijn. Doch uit veel verbrande onfui-vere en met aarde befmette Swavel, faleennbsp;fwarte,gatigej ruwe en donkere fteeii geborennbsp;werden; als by de Swavel veel Vitrioh^t-mengt werd, fo groeiter een bruine fteen, die,nbsp;met Spaans-groen vermengt een groene fleennbsp;maakt;en fo veranderd het kleur van alle andere fteenen volgens de verfcheide menging dernbsp;vierllraks genoemde dingen. Daar is grootenbsp;verfcheidenheid van Swavel ^ namelijk Jwar-te^ afchgrauwe,geele en roode^ na dat de Swavel min of meer gekookt is; want door ’t kokennbsp;het kleur by het licht, en fo veel re edeler foort i werd de Swavel gefuiverd, en het lout van na-vertoonet; doch te onfuiverder en te onvol- } tuuren doorfchijnig zijnde, verheven, als dannbsp;maakter de Swavelis,, fo gceftfe een vuil en na j de verwende Mijngeell, diewe niet oneigent-den fwarten hellende kleür : doch nadien in \ lï]k Armoniak-fotit noemen, daar by komt, fonbsp;defe mengfels altijdnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zijn, fo gevenfe die I ontfangt de Heen na volgens de hoeveelheid
lichamen niet regenftaande de Swavel vuil en | en hoodanigheid des fouts, als ook navolgens onfuiver is, een groote gladdigheid, fo door de j de gefteltheid der ftoffe het een of het andernbsp;hardigheid die de overvloed des veroor-1 kleur. So fietmen in de veelverwigenbsp;laakt,als ook door de aangebore glans desyö^^jquot;. |dat volgens de verfcheide deelen, verfcheidenbsp;Ik feg in de tweede plaats dat de » Scheid-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aan den dag komen; om dat de innige
konji van over lang door menigte ervarenilïèn ArmoniakfQutgeeflèet^tQ.nxns.x.{oSm\^kleu-heeft doen blijken,, dat uit de Swavel, door het ren vervult, als de verfcheide deelen des fleens vuur verfcheidelijk bevrogt, ontelbare foorten door haar Seilftenige kragt tot haar trekken.
Sooisdander fteenen kleuring niet anders als een verfcheiden fuivering of bemorfmg desnbsp;Swavels, die in alleMijnftoftèn gemengt is,nbsp;door de warmte: want als die Swavel door fijnnbsp;eigen vuur, of door van buiten komend vuur jnbsp;of door het ligt op fijn wijfe aangefteken werd, dernbsp;fo moeten de foute deeltjes, wanneer de vuil-nis verteert is, ’t zy datfe door een feilfteenige ^nbsp;t’famenvloejing, daar door gelijke dingen malkander lieven, het zy op een ander wijfe doornbsp;het vuur aan den dag komen : welke fiU't^nbsp;deeltjes nadienfe van de bovengemelde geeftnbsp;verfcheidelijk geverwt werden, fo fullen daarnbsp;uit ook verfcheide kleuren rijfen: want alhoe-
wijfen, invoegen datfe tot geen donker, maar tot een lichtig lichaam werd: want de kleur in-ge vereifcht donkerheid by het licht. Hier uitnbsp;blijkt dat de foute doorfchijnige decltjes,die denbsp;fteenen voor ’t grootftc deel maken, de feifde fnbsp;kleuren,die de doorfchijnige lichamen rninnen, ^deurt-
niet vertoonen : want nadienfe met de Swava
vermengt en door de ganfche fteen verlpreid zijn^ fo konnenfe door vermenging van de dm-ftere fwavcl haar niet lichtig vertoonen, als alleenlijk in het buitenfte vlak des fteens, navolgens de wijfe van haar verwing, namelijk rood,nbsp;wit, fwart, geel, enz., doch als Refute deeltjesnbsp;van alle aardachtige Swavel vry en fuiver zyn,nbsp;dan zullenfe met geen ftoftelijk kleur, maarnbsp;met ’t gene de doorfchijnige lichamen eigen is.
-ocr page 521-^quot;'•gen
fuifde
‘Pverr^'gt;”
VIII. boek, Van de steenen. nbsp;nbsp;nbsp;ïi
glinfteren. Eloe fulks door defe fhoffcheiding j van hooge rotfen afvallcnde {nfnee-'m'itfchiiïrn
ocniijk is, fa{ op fijn plaats geroont werden Dufdanige kleuren zijn niet anders zlsLichtnbsp;'*ct Sö//? , en f^uur de Snavel vertoonende,
verandert, om de ftraxgefegde réden.
Doch daar fiaat nog te verklaren op vrat 'wy-^ het ^ Loot-wit door het vuur eer ft tot roode«CeruflS, verfcheidelijk met hetaangebore lijmig Vogt | Menie, en daar na tot een fwarte Vuilnis ver-Vermengt zijnde, gelijk de dagelijkfe onder- j vvandeld. Ik feg fulks te gefchieden door dcnbsp;Vinding leert : want alle voortkomende din-j verfcheide trappen van hitte : want alfmen o/gt; km.nbsp;gen zijnjin haar cerfle hegin heel anders ge-1 het oog velligt op de Smeltkroes niet Loor-quot;h^^^“^_'nbsp;fleurt, als in ’t midden, of in V einde van haar j wit, foo fiermen ’t felfde, met dat het de hitte nienbsp;Voortteeling, gelijk in’t XI. Boek breed fal be-j voelt, eerlt licht geel ^ en vervolgenS^ge^’/^’^nbsp;om geen andere oorfaak, als dat | werden, en eindeling in hoogroode Menie \’Cc-jaarnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;cn door de Swavel en het 1 anderen. Doch nadien defe reden van nie-
¦souc m de verfcheide tijden van voorteeling verfcheidelijk gekookt en verandert werden;nbsp;dewijl de fleenen daar door met haar vlug-Sout worden befwangert, fo moeten nood-iiiaklijfi verfcheide kleuren aan den dag ko-Hier door is ’t dat de meefle Myn-ftoffennbsp;in de Ovens en Vaten bearbeid fo veel ver-
Icheide-
verwige rook van haar fenden; en in
yni
•ci
C bereiden van de “ Steen der Wijfen komen op Ceii wonderlijke wijfe re voorfchijn, eerft donker kleur , daar na helder, tot dat het eindelijk
mahdkonnende geloochent werden, niet genoeg is, fo moetenwe iets anders opfoeken.
Boven is gefegt, dat alle kleur ontllaat van dc Kyfeop de fouten,die in de Metallen zijn: wanneer dannbsp;\\QtLood door de fcherpe Afijn ontdaan werd, ^nbsp;fo fcheiden de foute deeltjes van malkander,nbsp;die , foo lang alfie op het vuur niet geweefi;^nbsp;zijn, behouden des Souts aangeboren wittigheid- Maar als de foute deeltjes op het vuurnbsp;geweefl zijn , dan begint de verbrande ennbsp;tevoren verborge fwavelgeel te werden; om
kleuren , aemneemt*
feer rood werd;’t welk de* Stof-fcheiders daar-1 dat de branding de deeltjes een kleur geeft, om den rooden Leeiiv) noemen., en haar iiibeel-! dat na by’t wit komt, 't geen de foute geeïl dannbsp;den dan ten einde hares werks eekomen re| doet glinfteryn. Maar door Ilerkcr branden
werden de foute deeltjes dan foodanigverdui-Ileft, dat het Loot-wit een kleur uit wittn
zijn. Plet felfde fietmen ook in de Tlanten
groen werden, tot dSfe inde Herfft, wanneer j vveerftuitmg des lichts in foodanig gefteldefto W^apvertecttis.geelwerden-, h welk alles | verwekt; en fo werd het kleur door fter.-,er
gefchied door de verfcheide dikte en dunnig-heiddesvogts, en der warmte, als ook door de verfcheide koking der ingebore vogtigheidnbsp;|ïiet dc Swavel. Dat’et met defe dingen aldusnbsp;mder daad gelegen is, gaanwe nu met onwrikbare ervarenilTen bewijfen.
»»( pf'JQ
‘ifl,
en
ein-
nrt
lilas
ts.
branden allenskens meer en meer geel j tot dat ’t eindelijk fterk rood werd: Als men dan nognbsp;voortgaat met fterker branden, fo fietmen hetnbsp;LiOOt-wit j even als ’t by trappen door de lichtende kleuren tot rood is gekomen, alfooóknbsp;door de donkere kleuren, namelijk blaUj bruidnbsp;ti\afch-grau, allenskens tor fwart komen, omnbsp;dat de gecllen dan verteert zijn.
Hier uit is openbaar, op war wijfe de kleu-^ w Braks op\lood beginnen te werken,invoe- j ren in de f Mynfcojfen door de hitte allenskens/MÏmniia.
dat’t/oot:/door desfelfsfcherpheid ontdaan I volgens de natuurlijke order der menging ge-n lofgcmaakt,in fuiverquot; Loodwit, dat de Schil-1 boren werden. Doch iemand fal mogelijk Vra- tVaaroni ers en «'Artfeniebereiders veel gebruiken,ver-1 gen, waarom het feive nier gefchied in her®'/nbsp;^ndert; dit Lood-wit in een fmelt-kroes met j brandende Hout ^ dat van wit aanftonds MonoimbranA.nbsp;terk vuur gebrantwerdende neemt in korte tijt' pik-fwarte kolen brand ? Ik antwoorde fulksnbsp;feer hoogrood kleur aan, en werd dan Me- j te gefchieden om dat’er fo veel vogtigheid innbsp;genaamt ; dog als ’t langer op ’t vuur blijft, | ’t Hout is, welke vogtigheid door de hitte totnbsp;00 verandert het eindelijk in fwarte vuilnis.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j fwart Roet gemaakt, door fterker hitte onder
Dy fult mogeiijk vragen hoe dat feer -ay/V die gedaante door het ganfche Hout verlpreid eur eerft rööö en daar n-èt. fwart werd? Ik ant- { W'Crd, en ’tfelfde tot Kolen maakt, die door de
lijraigheid des roeds te gaar hangên, en wanneer door nog fterker hitte al het roed verdreven iSj dan werden de kolen totafichen; doch nadien de vogtigheid in de Myn-ftojfen vafternbsp;fit, en weiniger is, daarom verwekt de hitte imnbsp;de felfde ftraks verhaalde kleur-verwiflelin-gen. Uit defe eene ervarenis blijkt genoeg-faam, op wat wijfe de kleuren in de Mijn-ftof-fen ontftaan: doch laat ons noch defe ervarenis daar by voegen.
Eerste Ervarenis.
Diet in een loode Bakjen fcherpe ydjyn.
foo
'“‘‘dm--
¦Wig
«nar nbsp;nbsp;nbsp;»- vr W ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• .B-J-Vnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;k
Woorde fulks te gefchieden door de aangroei der vuurige hitte : want eerftelijk werd hetnbsp;lood door de fcherpte desAfijns in kleene deeltjes gebryfelt, welke deeltjes vol fout en vannbsp;aarde fuiver zijnde feer wit glinfteren: wantnbsp;alsmen defelfde door een Vergroot-glas be-fchout, fo vertoonenfe haar als brokjes Cry-ftalj die, uitgefondert datfe eenigè duifterheidnbsp;van de bygemengde Kalk hebben, doorfchijnignbsp;L]n; Even fo fiermen dat doorfchijnig Glasnbsp;een wit poeder geeft; om dat door her poederen de deeltjes van ’tfaamgcfteld j iedernbsp;op haar felfs een beftaan krijgende, te gaar witnbsp;werden : Het felfde gefchied in ’t water datnbsp;n. D E E E.
II. Ervarenis.
Door de volgende ervarenis fullenwe bewijfen, hoe de,/^//^^.cleeltjes malkander omveer B %nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;werpen
IZ
c A p, V. werpen en weer op de been helpen. Alfmen by hetAfweekfd van Gahofe/^, met water genoten efi weekt, giet het ^ fmeitfel van Vitriol, fo fal hetnbsp;Inktte- mengfelaanftondsin fwarte Inkt veranderen.nbsp;mtmkt Vraagtmende reden waarom fulks gefchied ?nbsp;Tinlufio antwoorde, om dat de Galnoten vol ver-b Soiutio. brande vuile ruwe fwavel zijn, gelijk blijkt uitnbsp;c Pori. de menigte Typjes,èi2i‘3x mede de in water geweekte Galnoten voorfien zijn. Daarom als
meen, en by de Tfer-fmeden dagelijks in gebruik, die egter geen reden van die kleur-ver-andering weten te geven, ja ik meeiie dat de felfde niet feer gemakkelijk valt voor vele, dienbsp;haar inbeelden groote Meefters in denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘ °
begeerte x.QTA]\\. Wy zijn van gevoelen, gelijk boven gefegt is, dat de kleuren ontftaan uit denbsp;Swavel met Sotit gemengt, en na de fuiver-heid of onfuiverheid des Swavels ^ foozijn
het Vitriol-fmeltfel by ’t afweekfel van Gal- de kleuren ook verfcheiden; want het glad ge
Iiefe Inkt Tverii doornbsp;Sterkwaternbsp;helder ennbsp;klaur gemaakt.
noten gegoten werd, fo werden de Vitriolife deeltjes van der Galnoten verbrande Swavelnbsp;door gelijkaardigheid tot lig getrokken; en nadien defe verbrande fwavel fypig en fwart is,nbsp;fo word het mengfel tot fwarte Inkt.
Dog als by dele Inkt Sterk-water gegoten werd, fo falfe aanllonts haar fwartheid verlie-fen, en in een klaar helder vogt veranderen:nbsp;om dat de deeltjes derGalnoten van het Sterkwater opgevreten en als verteert worden.
polijft Tfer in ’t Vuur op een fluk gloejend Yfer gelegt v/erdende, fogaan de fwavelig^nbsp;deeltjes aan brand , daar van de fijnfte aan-llonts vervliegen , de overige die grover zijn ’nbsp;blijven op de buitenfte vlakte fitten , en verwen ’t felve met een SalTraan-geel kleur, oninbsp;dat fo een kleur weinig duiflerheid vereifcht-Doch als door fterker hitte meer fijne deeltjesnbsp;verdreven werden, fo werden de overige nognbsp;i dikker, en maken een donkerder kleur, name-
daar doór^het mengfel noodfaaklijk nbsp;nbsp;nbsp;j lijk blauen eindelijk verwandeld dat kleur
werd; dewijl de fwartheid door dele deeltjes | door leer fterke hitte,die deeltjes meerder ver
werde veroorfaakt. nbsp;nbsp;nbsp;! lt;iik.t in heel fwart.
door En als men by dit klare mengfel ÏVynfteen- Mogelijk fal iemand vragen, of defe kleur-wiinfteen-doct, fo lal ’t aanHouts weer in fwarte ' verwifieling gefchied door allerlei
om jwart.
Inkt veranderen; om dat het Wyifteen-Jout de voorbeeld m“ct het yfer in heet water te te- ¦gt;' felfde fwartheid in fig heeft, d.e de Galnoten : ken ? wy antwoorden neen : want daar toenbsp;hebben, invoeren dat het Sterk-water en de ^ werd het Ifmtr of een brandende hwte ' ¦nbsp;Vitriool met Jees vettigheid omwonden, en leifcht ; anderfints wetden de fwavehge deel-met deilelfs fwartheid geverwtw’cer een fwar- jtjes niet aangelleken, die hitte des vunbsp;te Inkt aan den dag brengen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;imaar gewaar werdende aanltonts alle te ga
Daar uit een aardige vond om verborgen | aangaan, daar door het ganfcneYler veran-
Schrift te fchryven ontdekt werd; want als-menop wit papier met Smeltfel van Vitriol fchryft, fo konnen de Letters, droog zijnde,nbsp;niet gefien werden; maar als de felfde met' af-¦Ben geefligt weekfcl vaii Galnoten werden nar gemaakt,
m^mter om dan fietmenfe aanltonts met verwondering j nbsp;nbsp;nbsp;-------------, —
fchS” - nbsp;nbsp;nbsp;^wart te voorfchijn komen: en wilmen de | niet meer overig, als datwe aanwijfen, hoe de
baar en felfde wcdcrom doen verdwijnen, fo behoeft- j fteenen binnen in de aarde gekleurt en gevervvt h’ZTema maar met Sterk-water of Vitriol-olie te i werden. Ik feg, dewijl de meelle Steenen haarnbsp;ken. te overftrijken; en gefmolte Wijnfteen-fout fal' eigen Swavel en Sout hebben, fo is ’t dar de foü'nbsp;de felfde andermaal fwartmaken. De reden! te Mijn-geeften , door het onderaardfe vuurnbsp;van defe verandering is uit het te voren gefeg- opgeligt, wegens haarnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fijnheid de
de openbaar. nbsp;nbsp;nbsp;groeven der bergen doorbooren , en allTe een
jje Violet- So werd de blauwe Violetfyroop door olie ; toegeeigende ftof, met vlugtige en vafteSwa-pir/»gMenpurper ver-: vel voorfien, aantreften, dan neemt die ftof ^ temaken, w'e vetaiidettdootceiiige dtuppels Geeft vaii j volgeiis de verfcheidenheid des verwendsnbsp;Herts-hoorn innbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dit of geen kleur aan, en werd eindelij^^
Defe veranderingen hangen af van de ver-j door het bykomende nbsp;nbsp;nbsp;tot Steen ver-
fcheidegeftalte der lichamen, die, beladen met'hard. Doch nadien in ’t vervolg veel gels' verfcheide verwende Souten j volgens haar' gentheid fal voorkomen om van defe faaknbsp;overeenkomft en verjehiljodk verfcheide kleur-1 breed te handelen, fo oordeel ik onnodig hiernbsp;veranderingen veroorfaken. Gelijk met een j ter plaats daar meer by te voegen
d Solutio.
c Infufio.
Oorfaak defer -veranderingen.
/Fermen- meerder drom van ervarenifien in de verhandeling derenSchifting der Metalen
tatio.
^Prascipi-
tatio.
fal getoont werden.
III. Ervarenis.
¦Een aardt- Als mcn eeii ftuk glad gepolijll Tfer of warm maakt, fowort’etaanllontsnbsp;Saffraan-geel j door fterker warmte werd hetnbsp;blau, doch door een feer fterke warmte, fondernbsp;gloejcn,werde ’tfwart^ en door gloejen verlie-fet fijn gladdigheid. Defe ervarenis is feer gc-
feUngt ttan kleuren tnnbsp;gepolijfinbsp;yier.
derd; om dat de fijne deelties weg-vliegende de grove met lig na buiten voeren, die geejU-loos en niet quot;vlugthaar zijnde op de buitenftenbsp;vlakte blijven hangen.
Nadat in de Steenenen in de Metalen is ge-toont de verfcheidenheid der kleuren, fo is’et
0Ojfgt;
if
kier
Vijf
nanff
Wy moeten noch de Menging der kleuren i benelFens haar natuurlijke oorlprong aanwij- gnbsp;fen. Wy ftellen vijf voor name kleuren,nbsp;mdï}kmt. Geel, Rood.B lanen Swart: uitf^,,nbsp;welkers menging al de Middel-kleuren , dienbsp;ontelbaar zijn, voortkomen, en fy zijn in denbsp;volgende Tafel begrepen. Als evenveel osoinbsp;by fwart gemengt werd, fokomt eggeen annbsp;der kleur, of fchoon fommige * Wandel-wijfenbsp;ook het tegendeel beweeren,als alleenlijk grau;nbsp;dewijle wit by fwart gemengt, altijd eenigenbsp;•'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fwart'
I?
, en fwart by wit, altijd eenige wit- j 'Dieren:, Vogelen ^ Vijfchen, Ondieren, enz. kaa? Wifnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voortbrengt, tot dat het kleur of heel; daar van in ’t breede gehandeld is in onfe groo-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Jf”
niet nbsp;nbsp;nbsp;of heel wit werd,navolgens de overvloed j te konll van Licht en Schaduwe.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fcheide um-
kleurs. Invoegen dat uit defe menging on-1
«nt-
niogelijk geen van de middel-lichte kleuren honnen ontdaan; om dat defe kleuren, metnbsp;*rialkander ftrijdig zijnde, geen middel-kleu-ren inlaten. Doch laat ons nu tot de anderenbsp;overgaan.
I. Wit en geel brengen te gaar voort een g^elagtig kleur na by het wit komende: geelnbsp;met rood maken een Goud-geel of Saffraangeel kleur. Rood met blau geven een furpernbsp;kleur. Blau en fwart werden blauagtigninbsp;den fwarten hellende.
i. Wit tw rood geven een vleefch-verwig kleur; rood en fwart maken een roodagtig nanbsp;^n fwarten hellende kleur; gelijk in de rodenbsp;Tulpen gefien werd.
¦^0,
^“ren
Htt
o E M A A T.
gen halen, c Corolla-
Uit oeiit redenering en bygebragte nbsp;nbsp;nbsp;j
reniffen, blijkt genoegfaam op wat wijfe uit de f oZflik vericheide koking des Swavels, met verfchei- van ai denbsp;de Souten gemengt,verfchillige kleuren voort-komen, na volgens de verfcheide trappen vannbsp;ons hier voorgefteld.
Eryarenis.
Om het gefegde over de menging derkleu-amp;»4W/^i ren fterker te beveftieen, neemt vüf ftiikken
rx a T/- I nbsp;nbsp;nbsp;°nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;--rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ r, , t omdsmen-
Kryjtailyn-glas, met viji voornaamlte kleu-der ren gekleurt, namelijk wit, dat is helder, geel, **nbsp;rood, blau en Iwart,lo lultge bevinden het ee-ne Glas op het ander leggende dat dever-
peng,
3- nbsp;nbsp;nbsp;Vaten blau geven een kleur niet onge-1 fcheide kleuren, op die wijle alfle in de voor-fffch-gratL Geelen fwart maken te gaar i gaande Tafel befchre ven zijn, re voorfchijnko-
l^ruin, gelijkende bruine aarde. nbsp;nbsp;nbsp;jmen. Want eén geel op een rood liggen-
4- nbsp;nbsp;nbsp;Eindelijk geel en blau brengen voort | de, fo fullen al de voorwerpen daar door goud-zijnde het allerdeftiglle onder alle mid-{geel fchijnen; en als de Son-llralen door die
del-kleuren, en het eenigfte tot verquikking glajen op een wit papier vallen, fo fullenfe het Van Menfchen en Beeflen voortgebragt: en j papier goud-geel verwen. Maar als een ftuknbsp;daarom werd ’t met regt onder alle kleuren in i geel glas op een ftuk blaugelegt werd, fo fchij-tmiddengeplaatft.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jnende voorwerpen fchoongroen: doch rood.
Ditdefevierderleimengingder kleuren ha-{en blau maken te gaar purper, en op die vvyfe len al de andere haar oorfprong, want van geel j krijgtmen het blau met groen, darmen Tawen-by wit gemengt komen al de geelagtige kieu- [ftaart kleur noemt. En fwarr^/,«T op een ftuknbsp;ren, die alienskens fterker en eindelijk volko- 'j helder^/^zj- gelegt, geeft geen ander kleur ais
men geel werden. Van rood by geel gedaan ontftaan al de roodagtige kleuren, tot datmennbsp;eindelijk volkomen roodheeïx.. Eindelijk vannbsp;fwart by blau ontftaan al de verfcheide trappen van fwartagtig: tot datmen eindelijk volkomen fwart heeft.
afch-grau : invoegen dat door vijf verfcheide kleurige glafen de menging van alle kleurennbsp;getoont werd. Welke ervarenis nier min vermakelijk als wonderlijk, de oorfaak der kleuren oogfehijnlijk vertoont.
Men kan niet feggen dat defe maar fchyn- Defe zij»
per i maar na de verfcheide menging der vijf voorname kleuren ontftaander oneindige loor-tenvan middcl-kleureni invoegen dat hier uitnbsp;blijkt, onder wat hoofd ieder kleur moet ge-bragt werden. Die alle haar namen ontfangennbsp;van de lichamen daarfe in zijn, namelijk vannbsp;- Hooftfloffen. Wolken , het Ltcht, ^denbsp;Mijnfioffen, de Met alen,Kruiden, Bloemen,
des lichts door de verfcheide glafen.
Het is even fo gefteld met de dooifchijnioe op fteenen; namelijk het witte Kryftal de geele”’4‘^®'^®'nbsp;Chryföpraftis de rood e Carbunkel, en de
veSaffhin doch nadien het AvartkJeur don
her is, fowert’ergeen koilelijke feen fo bc-S?quot; Ueurt gevonden. Het Kryftal is als fuiver ‘'nbsp;licht, en kan daarom niet gefegt werden ge-
B 3 nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;iele
ven verhaalde order voortbrengt : want hoe kleener de fchaduwen zijn, fo veel te nader hernbsp;licht zijn de kleuren, en hoe grooter de fchaduwen zijn, foveel temeer aardenfe na de donkerheid; ’tgeenwy in de volgende afbeeldingnbsp;betoonen. CiP.VI. iPhilofo- phi. Aardige Meuren ianbsp;kantigenbsp;glafen.j Chijn-kleuren werden gemeenlijk ge-i Daxr z.ï)i quot;1 naamt, die niet van de vlakte der donke-1nbsp;eigenlijk re lichamen af komen, maar midden uit jnbsp;ffquot; tchijn- (jg doorfchijninee; om datfe van haar felfs feer i kleuren, nbsp;nbsp;nbsp;n. j-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;® j i--i ••nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i ! ongeitadig en veranderlijk zijn , navolgens; de verfcheide vogtigheid, en oogftand. Dochnbsp;a Peripate- wy meeneii wat ook de ^andel-'wyfe feggen,nbsp;dattergeen fchyn-kleuren zijn, maar datfe alnbsp;t’famen faaklijke oorfaken van haar mengingnbsp;ïn w/tth- in haar hebben. Defe kleuren werden meeftnbsp;gfdmdea ^^gcficn in de Regenboog, inde Wolken, indenbsp;rmdm.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'Zeebaren, in de y eer en fommiger V ogels, na melijk Endvogels fDuiven en Rauwen^As ook in drie of me er kantige Glafen j en Kryfallen jnbsp;ontftaande uit verfcheide weerftuiting. Eer-ftelijk fullen wy fpreken van die in de veelkantige Glafen j en daar na van die in de Vo-gel-veeren gefieii werden. Onder de * Wijsbegeerige is groot gefchil over de wif/è en maniere j op welke verfcheide aardige kleuren in de kantige Glafen en andere doorfchijnige lichamen voortkomen. Denbsp;mcefte , beweerende dat defe geen ware we-fentlijke, maar alleen fchijn-kleuren zijn, geven te kennen, datfe ontrent de werken der'nbsp;natuur weinig ervarentheid hebben, enegternbsp;ondernemenfe de allergeheimfte verborgent-heden te verklaren; doch die met haar verftandnbsp;wat dieper zijn doorgedrongen, werden, volgens de leidi ng en leering der natuur, gedrongen anders te fpreken. Op dat dan de veeler-lei uitwerking des lichts ontdekt werde , fonbsp;diend geweten; dat het Cryflal en het GlaSjnbsp;cMinetaiia. even als alle gemengde ‘ Mijnfoffen, uit foutenbsp;quikkige deeltjes beftaat; want het Glas werdnbsp;uit aftche die vol fout is, gemaakt; en doornbsp;Vergroot-glafen fietmen dat het fout door-De reden fchijiiig is. Het is wel waar, dat defe foute deel-“quot;^quot;^jJ'tjes in heldere gladde Glafen helder en onge-geen Meuren klcurt fchijiien; om datfe dan in een doorgaanfenbsp;quot;¦verf”h!rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nevens malkander liggen, daar het licht gt; dïnge ge- fonder eenige fchaduwe te vinden regt door-'ven. nbsp;nbsp;nbsp;^ invoegen dat het door verfcheide flag van fchaduwen, niet verandert of gekleurt Werd: maar als ’t licht op kantige doorfch^ni-ge lichamen valt, dan werd het uit oorfaak dernbsp;verfchillige foute deeltjes, fo door de voorko-rfRefr-iftio. f*^“uduwen, als door de Straal-knak-king foo verandert, dat ’t de kleuren op de bo- |
Gefteld zijnde R T S V X Y, een driekant Glas re verbeelden, C E I N de ftralen derf^Vnbsp;HIKH hetOog. In dit fietmennbsp;tweederlei der voorwerpen , namelijknbsp;een door de regtuitgaande ftraal, ’ loodrechtnbsp;door het Glas gaande, daar door nog het kleurnbsp;nog het fatfoen der voorwerpen veranderd,nbsp;egter vertoonenfe haar omgekeert. Doch de andere fand der voorwerpen fietmen door de ftraalknakking, die het fatfoen en de kleuren der voorwerpen veranderd; invoegen datfe of krom, ofei-rond, of met eenig ander fatfoen, en met verfchillige kleuren gefien werden; want defralen der Son, of van eenig andernbsp;licht fchuinsopde zijde van 't driekante glasnbsp;vallende, moetenfe eerfe tor het oog komen,nbsp;tweemaal f geknakt werden; en nadien door/Rcfquot;'*'nbsp;defe knakking de kragtder ftralen volgens denbsp;dikte of dunheid des glas verminderd, fo werdnbsp;I het licht ook daar door verfcheidelijk verdui-j fterd en belemmerd , en brengt kleuren voort, j die of na de witheid of na de ftvartheid aarden. ' nbsp;nbsp;nbsp;In |
DE STEENEN.
IJ
fcheide
kicHnlii
fo fullen in de gefmolte ftofFe fo veel verfchei-de kleuren voortkomen, als in de wereld te vinden zijn, en fo glinfterende dat de genaam- geeft ver-de fchijn-kleuren by de fclfde naulijk te vergelijken zijn. De oorfaak van defe kleuren agtnbsp;ik daar in te beltaan, dat de foute deeldjes, innbsp;de vloeibare quik onderdrukt en verborgennbsp;zijnde, door de damp des loods opgeheven ennbsp;te voorfchijn gebragt werden: daarom als defenbsp;foute deeldjes door de hitte van malkander ge-fcheiden werden, de aardagtige vuilnis of ver-teerende of na de grond finkende, fois’tdatnbsp;der fouten verwende geeften alleen heerfchen,nbsp;en door verfcheide t ’famenloop haar kragt ver-toonen met de vlakte der ftof verfcheidelijk te der/eiver.nbsp;verwen; invoegen dat geen verflandig menfchnbsp;defe kleuren alleen voor fchijnkleuren kannbsp;houden. Want het zijn de verfcheide, doornbsp;des loods kragt in de qtiik geftremde geeftennbsp;der verwende fouten, die, door de hitte na de
^eike ki nbsp;nbsp;nbsp;Glas fietmen de drie voorna-
ki “•
quot;“’/««fa
7* hn' ^Icuren_j^e£gt;4 rood en ^laUj, beneffens de ge-mengcle^/^r^^^en groen, wit en fwart niet, omdatfeonbequaam zijn om middel-kleurennbsp;temaken. Defe kleuren werden ineendrie-^|}c glas aldus voortgebragt.nbsp;yerbeeld u dat C is een Ucht-Jiraal, dienbsp;fp net driekant Glas is aan e het flip b valt;nbsp;¦Ver- en nadien de firaal uit de dunne Locht innbsp;tet dikke Glas gaat , foo moetfe noodfaak-’Jkvan b tot a geknakt werden, en van daarnbsp;eopfe na het oog d en nadien de flreep a bnbsp;f tt is, fo foude het kleur, daar voortgebragt,nbsp;by het licht moeten komen, dat is het foudenbsp;«y®quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’ of na by het wit hellen, ten ware de
geeft een blau kleur na het fwart aardende; ’ vlakte opgeheven 11^0 om datfe tweemaal geknakt werd, als ook j lichts fo veel verfchade kleuren vóórtbrengen,nbsp;om datfe door fo veel glas loopt, en door de li-j dewijie defe doorfohymge deeldies, verfcheu
oiiaamlijke hoek verduifterd word. Maar de i delijk op malkander hpendc door byk Ltcht-ftraal D E vallende op het ftip e, en van j van yerlcheide donkerKeid nu dit, dan ee
nchamelijke hoek S V de ftraal verduifter-invoegen datfe geen wit, of geel maar fterk tood kleur verwekt. Maar de Licht-Jiraal Nnbsp;^ O vallende werd door het allerdikfte desnbsp;las na r, en van daar na het ooe H geknakt.
daar nag en na ’t oog I geknakt werdende, ver toont eenSaffraangcel kleur,om datfe maar eennbsp;middelmatige dikte des glas doorloopt,en oonbsp;debefchaduwingdes lidiaamlijken hoe ynbsp;te feer verduiftert werd. Doch het groenkleur,nbsp;ttit geel en blau te gaar gefteld, als ooknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;P
perkleur. uit rood en Wau voortgebragt, ^ ^
r - nbsp;nbsp;nbsp;—nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*
der kleur vertoonen; gelijk te voren met verfcheide gekleurde glafen is bewefen.
‘De oor/aak van de kleuren^ die in deVeer en van Tauwen End-vogels j Dujven ennbsp;andere vogels gejien werden ^ aangewefen.
Dat de Vogels vol fwavel en fouten zijn is
omen een an
'j nbsp;nbsp;nbsp;WiL lUUU til UlctUnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I Jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• r ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-1 r-r\ •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r
dengefien digt tulTchendie kleuren. In defe daaruitaftenemen,omdatuitde®?^/t;r--^o^-mbeelding vertoont ^ ^ de dunfte , eg, nl ^^®en nbsp;nbsp;nbsp;overvloed van Salpeter
^emiddelmatiee, en ö r de grootfte dikte des van andere fouten bekomen werd. Ende-Glas, nbsp;nbsp;nbsp;°nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;! wijl denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;des fwalvels en der foute noli-
HieruitblijktdeöörA^/éderkleurenindrie'fgtig nbsp;nbsp;nbsp;om met de^Stoffeheiders tefpre-.chymicl.
tfiZn quot;Jl^^eerkantige glafen geen andere te zijn. als nbsp;nbsp;nbsp;darmen en aars ontlaften, en^^^^;-
V ¦ alleenlijk dat het licht, door de befchaduwing I nbsp;nbsp;nbsp;fouten fijne deeldjes door de Pis-blaas, die-
lichaamlijke hoeken, door de verfcheid?; «jet hebben, niet konnen uitdryyen , foof^J-^ des Glas, cn door de verfpreidefoute 1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;natuur feerwijflijkdefelfdetoteen^
beeldjes verfcheidelijk gemaniert en verandert nbsp;nbsp;nbsp;joor de pfoimen gefchikt te hebben :
quot;^erd. En dit wel verftaan zijnde, fo weetmen I ^ant defe fijne fwaveng^oute deeldjes ge-
de oorfaak det verfcheide kleuren
• j '-r j nbsp;nbsp;nbsp;ren in de pi p es der A'^É’r’rm. daarie doorde
hetinlendige licht, of de
der natuur genaamd, die in
i)lt;
g’ m e ee aren i van- ' omfwermende locht geftremt werdende, ook
in nbsp;nbsp;nbsp;veranderen. Nadien de Feerm uit -Deoorfaak
men gevonden wer“d, door fijn verfcheide ko- i 'l'; opvall.ng des hchtf verfcheidelijk gektord king Ie bron en oorfprong van alle kleuren is. 1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;''.quot;'’quot;quot;'^k^Eet
Gyhebtookgehoordïhoe veel ontelbare kleur igraejcn fwarte Feerin uit die van Salpeter
en ’t quikkig vogt met foute deeldjes vermengt, witte, uit beide te gelijk fwarte en Wi gt; g Voortbrengt, welke van iemand nooit gefien j |iji^ Exters Swahrwen enz. En als ct ver c
verfcheiden verwende foute deeldjes gemaakt werden, fo is ’t ook datfe volgens de verfchei-j.yj^*^,
Zijnde, fo fal hy my nier geloven; en diefe , gefien hebben konnen haj niet ge^eg ver-Wonderen , dat der Stoffcheiders Taauwe-fi^rstor fleert met fulke ongewoone kleuren glinftert.
de verwfels van fouten te gaar loopen makenfcveelverwigewem/.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
fine fulx gefchied fal ik ftraks, na dat ik de volgende ervarenis heb voorgefteld, leeren.
Een
ttt
op wat wijfe inde?«®c». en in de Duiven-veeren de kleuren lo ongelta-
feTv^^fdellciits . lift nog „ie-~ wmderl^ke ervarems ,alkrky jlagvan\mmi,
kknren-oertoonnde nbsp;nbsp;nbsp;jll^'^kjaareenomen :, nLelijk defe
Alsn,en§«i4//w dooidedampvanlood niy s waarge^^ vergroot-glafen fiende , fo
geftremt in een kopers lepel öp het vuur fmelt, Unemgm
-ocr page 526-1. Afdee-LIKG.
i6 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD,
heb ik bevonden, dat de feifdefo veel verfdiei-rood ontrent D, ’tvvelk donkerder is , ver-de kleuren geven, omdatfebeftaanuitdoor-
fchijnige en eenigfints driekante draatjes, in voegen datfc even als kantige glafen verfchei-de kleuren vertoonen ; om datfe uit verfchei-de verwende fouten tot fodanige verfcheidelijknbsp;op den ander liggende draatjes gemaakt zijn.
Dog nadienwe defe dingen in onfc Geeïi-reis door Y jdardrijk breeder hebben verhandelt , fo fcndenwe den Lefer daar heen, waar hy ook vinden fal verklaard de oorfaak van denbsp;verfcheide kleuren in de Wolken, indeZee-«Mineral/a. baren, en in de quot; MijnftofTen.
Verfcheide Ervarenijfen van de kleuren uit de Metalen en Mynjioffen voortkomende.
Eerste Ervarenis.
Defe Ervarenis diend om te tooncn, dat in Glafe Bollen j Water-bellen j en in de druf-fels van dau, bronnen en van de Regenboognbsp;)i al de felfde kleuren gefienwerden, diefiginnbsp;de kantige Glafen vertoonen. Daar uit de rechte oorfaak der kleuren te halen is.
fchilliger van her wit, daarom heeft et mee Straal-knakkingen noodig. Wijders de onbsp;der Sonne F op G vallendenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ge knakt
H, van daar na I, van I na K, envan K na het oog E, daar uit blijkt,dat het kleur te ichadut^'nbsp;agtiger is, navolgens dat het meermaal^^^^j*nbsp;werd in een rond of kantig doorfcbijnenthg'nbsp;haam. Defe eenige Ervarenis is bequaam
de oorfaak re ontdekken van al de verfcheide ƒ
kleuren die in de Regenboog, in W7ter-drof pels van fpringende Bronnen, cn in de Wboog'nbsp;bellen gefien werden.
II. Ervarenis.
Deis foo geklcurt, alsdeftof, dielquot;^ jVoed; want alsraeneenlemetinBrandewiji^’nbsp;j die met' kopcr-groen geverwt is, aan brandnbsp;j fteekt, foo fietmen niet fonder verwonderingnbsp;een groene vlam opgaan : en alsmen daarnbsp;voorlioud een glas dat doorfchijnig befchildertnbsp;is met druiven, planten en andere vrugten M t'*'quot;nbsp;fal men op een witte muur fecr aardig mdanig^/lt;^«'^^,«nbsp;vrugten, planten enz. met een fchoongroennbsp;kleur konnen vertoonen , dewijle de groenenbsp;! vlam een licht geeft, dat even fo geverwt is»nbsp;en dit ligt, door het fchildert Glas flraleh'nbsp;de, vertoont op de muur de gefchilderdevrug'
ten enz. dog als ^vermeljoen by olie gemeng'^/^'” is, fo geeft ciie olie een feer roode vlam. S\V3^'nbsp;vel fend van fig een blauwe vlam. ’t Roed vannbsp;gebrande ^ Sce-katten by 'olie gemengt geor*^ t ^nbsp;een fwarte vlam ^ daar door de omftanderS. ^nbsp;niet fonder ontfteltenis der aanfchouwers,nbsp;fwart Ifchijnen gekleurt te zijn. Invoegennbsp;de felfde vlam, navolgens dat de brandende/^nbsp;ftof verfcheidelijkgekleurtis, ook verfcheide ^nbsp;kleuren geeft. Daardoorinde ^natuur-toVO'^ quot;•nbsp;rye wonderlijke dingen werden gedaan.
tui
jaliS'
Verfcheide Neemt eeii Glafè holle bol vol klaar water, kleuren in jjg fclfdc fodanig in de Son, dat de ftra-Boftïf len des lichts van de bol tot het oog konnennbsp;Water, komen. De Glafe bol fy BCD, het oog E, de!nbsp;èPundum. Son-flralen A F, dan fal in ’t ftip D, een fterknbsp;rood kleur gefien vverden. Maar de hoek verandert werdende , foo falmen ook het kleurnbsp;merkelijk van rood tot blau met^ee/vermengt,nbsp;fien overgaan. In K vertoont fich ook het roodnbsp;kleur, dog ongelijk flauwer als in D, om datnbsp;het licht dieper door her Glas boorende, ennbsp;«Rcfraaus.derhalven meer geknakt werdende , verfcheidelijk verduiftcrt. Uit de bovenftaandenbsp;afbeelding blijkt, dat de Licht-ftraal, op hetnbsp;Stip V vallende, noodfaaklijk na C geknaktnbsp;werd , en van C na D weerftuit , en vannbsp;D na het oog E geknakt werd.' Nadien dannbsp;defe Licht-ftraal tweemaal geknakt werd,nbsp;en eens weerftuit , foo moetfe noodfaaklijk met fchaduwen verduiftert, en als eennbsp;fchaduwagtig licht tot het oog gebragt wer-^^Rsfraaio. den. Dat nu defe^ Straal-ht^akkig oorfaak vannbsp;veel verfcheide kleuren is, blijkt daar uit, omnbsp;dat het rood ontrent K feer verfchild van het
lïl. Ervarenis.
Van de kleuringder Metalen.
A nbsp;nbsp;nbsp;maken, fo neemtgepoC'
clerd Wijnfteen-fout, met Aluin en wit' Rat'cum-te-kruid, dat met Kalk-water nat gemaakt en weder gedroogt is, menget by gefmolte kof er, ^0.nbsp;en het fal met een Silver-blank kleur geverwtnbsp;werden. Het felfde fietmen gebeuren wanneernbsp;koper of yfo geblufcht werden in water vannbsp;opgeheve ^ik bereid, dat metgefmolte Ar',jus iquot;*’'nbsp;momakƒout verlengt is. Om het donker kleurnbsp;vanblank te maken, bereidmen een poe-dervan witRatte-kruid, gebrande Wijnfteennbsp;Eerel-fout en Ammoniak-fout, ’twelknbsp;dagen in Azijn geweekt zijnde wederom tot
poeder gedroogt werd; dit te lood geworpen maakt het f^ft“^ blank a ^
Silver. De Oner in aarde met flijk toegefmeer
de potten gebrand werdende,veranderd ai ens
kens in rood Krüt, en gloejend in Afijn g blufcht werdfe purperverwig. Kof er met S w a-1.^, p-vel gebrand veranderd in Vermeljoen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^eru^^'
van Vitriol verkeert het Tfer tot Kof er. nbsp;nbsp;nbsp;ktn-
tr):
VIII.BOEKj van
monmk-foiit veranderd Lood inTm. De ver-vven der Tot-bakkers^ met andere verwen verwen vermengt werdende, verkenen een heel ander kleur. Als ook de verfcheide foorten vannbsp;k^triol: want de hitte ontloft de flof totgee-|kn, en de foute vafte deeltjes, daar door op denbsp;neen geholpen,held’ren de duiftere kleuren op.
Doch wat de * Steen der Wijfe betreft,moet-WenMoeten, datdeffelfs kleuren feerongefta-dig en fomtijds weerkeerende zijn: want alfle Van pik-fwart ontelbare kleuren doorlopende,nbsp;hieeu-wit is geworden, fo wertfe wederomnbsp;gantfeh onverwacht feer fwart; èn uit dat fwartnbsp;’ Cauj. ^I^nr komen fomtijds nieuwe kleuren voort,
i7
der kleuren, ganfeh oneenparig is, en vervolgens de geeften verteerende ^ fo blijfter niet o-verig als eendorftigedrooge^^r/,?; die haar geeften gratig influrpende, door nieuwe ' gi-«Fermen-fting op nieus een fwart kleur veroorfaaamp;.nbsp;j Wanneer de aardachtige verdunde deeltjesnbsp;met de fijne vereenigtzijn, fo komen nieuwenbsp;kleuren te voorfchijn, die, als de menging voltooit is, in wit eindigen, dat door de warmtenbsp;rood'^tx.èi.
IV. Ervarenis.
Van de kletiren in de ‘Planten.
De witte Borax der Goud-fmeden werd
Phorum_
pavon^j® nbsp;nbsp;nbsp;eindigen in de ^ Pauwefteertj en daar na in * blauw, al^ met pis gewreven en met ^ weed /'Glaftem.
^ood, van de Stoffeheiders te vergeefs ge-! geverwt werd, en purper, als menfe hoogcr wenfcht. Ik ken ’er, die, misleid zijnde, aldej verwt. Vande!P/-2;gt;?^^;?krijgtmen defeverru-Vereifchte kleuren,niet fonder fekere hope van; wende ftoffèn , de fappen van fwarte Druiven,
ft een te vinden, hebben voortgebracht.ivan'^Fluweel-bIoemen,vanGranaat-bloemen,iAmaran-Vraagtmen de defer wonderlijke veran- van Verkens-gras, hetfaadvan * Sonne-wen-^!^^j.i^g(‘^{-dering ? Ik antwoorde de felfde te ontftaan uit J de, ’t welk met het eerfte aanwrijven groen,
^ nbsp;nbsp;nbsp;de ^Straalknakking des inwendigen lichts, van! en daar na blauw en purper verwt, zijnde feer
Waar alle kleuren voortkomen: want nadien bequaam om papier re verwen; met het fap uit de ftoffe des fteens in fig heeft grof en fijn, fo | de blaren van Cyperus, verwen de Arabers denbsp;moet uit der felver menging noodfaaklijk veel i Manen enSreerten harer Paarden , als ook denbsp;ftraal-knakkingen ontftaan: Eerft werd het fij-! Struis-veeren rood en geel. Het foude een heelnbsp;nevan ’t grove opgeflurpt, daar door de deel-'Boek vereifchen hier te willen verklaren denbsp;tjes fo verwert werden, dat het licht verdon- wijfe om metalen, beenen, hout, veeren, hairnbsp;l^ert, en de opgaande geeften het glas, in welk en meerandere dingen te verwen. Daarom dc-de ftoffe is, benevelen. Daarna werden de^rö-|fe dingen, buiten ons oogwit zijnde, latendenbsp;deeltjes, verdund zijnde ^ met de fijne ver-1 varen, fo gaanwe over tot het gene van ons isnbsp;eenigt, daar door de Straal-knakking j oorfaak voorgenomen.
• nbsp;nbsp;nbsp;HET VlI. HOOFTSTUK,
in gehandeld itord 'Van de oorfprong der doorfchynige Steenen en eerftelijk gt;4«^/ekriftallige koftelijke Steenen ^ en daarnaVandeD'\‘3iVt\2int.tn.
Uit het alreede gefegde is openbaar, dat het Aardrijk vol Metalige ^^Sonte fial-fetrigejAluinige en Vitriolifie geeftennbsp;ïs, die door de onderaardfe hitte uit verfcheidenbsp;lichamen tot een wafem gemaakt, en door onzichtbare pijpjes opgeheven , overal daaffebe-ftuame ftof vinden, haar kragtberoonen metnbsp;dc felfde té verwen en te verharden -¦ want alsnbsp;defe geeften ergens binnen in de bergen ;eenigenbsp;aardbrokken, met fout befet, ontmoeten, fonbsp;Werdenfe als door een Seil-fteenige kragt der-Waart getrokken, en daar mede vereenigende,nbsp;fo werdenfe te gaar, alle doorfchijnig zijnde,nbsp;met hulpe des fteen-makende geefts , tot eennbsp;wonderlijke kryftallige ftof gemaakt. En dit is de rechte oorf rong van al de * koftelijke fteenen, die van natuur doorfchijnig en doorluchtig zijn , de flechte fteenen daar innbsp;aUeenlijkovertreffende,datfe harder en fchoon-der gekleurt zijn: want te harder en te fchoon-der de felfde gekleurd zijn,fo veel te meer werdenfe geagt. De hardigheidontftaat alleenlijknbsp;nit de naukeurige vereeniging, en by naon-fcheidbare t’faam-binding der deeltjes, gelijknbsp;in de Diamanten blijkt. De kleur en ^ namelijknbsp;Goud-geel, Rood, Blau, Groen, enz. werdennbsp;11. Deel, |
veroorfaakt door de verfcheide verwende fouten , gelijk boven door ervarenilTen getoont is: van welke fouten dé fteenen ook veelerleinbsp;krachten krijgen. Om nu de oorfprong der doorfchijnige fteenen wat nader te komen , fo werd in de eerfte plaats onderfogt, op wat wijfe het Kryftalnbsp;groeit? Sommige willen, dat het uit de fuiverftenbsp;wateren der fmeltende fneeu.j door een t’faam-ftremmende geeft, alleenlijk in kottde landennbsp;Ibude geboren werden; doch de valsheid defesnbsp;gevoelens is al lang door de ondervinding be-bewefen: want niet alleen in verfcheide plaat-fen van Europaj maar felfs in Indïèn, in Africa tnm America j ja ook tuftchen de Son-ATropidnbsp;keerders in dorre Geweften, werd overvloednbsp;van Kriftahoongthtzgx.,. volgens het getuige-datin een leegte tuftchen de Bergen Andes innbsp;j een Eiland van een groote Rivier, een grootenbsp;! rots heel van Kriftal gevonden werd, daar in denbsp;I Heidenft Inwoonders een Tempel, heel doorfchijnig wonder kondig, hebben uitgehouwen. ; Ook werd uit de Maanbergen in Africa tuf-fchen de Son-keerdet^ gelegen , veel Kriftal’ ge- Hiftoria, |
DE ONDER-AARDSE WERELD, t felfde betuigen de Befclirijvingen ^ ten een water kan gemaakt werden, ’t welk op I. Afdee- het vuur gefet, en over de damp gefchildert papier gehouden , fo werden daar ontelbarenbsp;kleuren, volgens deverfcheide opvallingdesnbsp;lichts, vertoont; daar uit oogfehijnlijk blijkt,nbsp;dat de kleuren uit de fouten voortkomen. Daar is nog een fwarigheid, die vele verftam den feer gepijnigt heeft, op te loftTen, namelijknbsp;van waar de T^iamant fo een ongemeene glad-.? ^ *nbsp;digheid en hardigheid bekomt, want denbsp;mant is de voornaamfte en als de Koning vannbsp;alle doorfchijnige fteenen, fo ten opfigt van üpnbsp;hardigheid, als ten opfigt van fijn andere krag-ten. Daarom datfe eertijds alseenteekenvannbsp;Keiferiijkeof Koninglijke weerdigheid wierdenbsp;I gehouden. ‘Plinius heeft gemeent dat de ‘Diamant hard is, datfe door geen hamer foude te breken^,nbsp;zijn; doch de ondervinding heeft al over lang ‘nbsp;’t tegendeel geleert, nadienfe niet alleen gebroken, maar ook üyagepoedert kan werden; welknbsp;poeder veel gemeent hebben fo doorknagendnbsp;van kracht te zijn, dat’et den menfeh feer fcha-det; doch het tegendeel ondervindmendage'^iƒ,;^.nbsp;lijks: want de Diamant-gravers flikken menigte Diamanten in, om op geen diefte betraptnbsp;re werden , diefe daar na uitkakkende verkopen, fonder eenig ongemak daar van te lijden. Dewijledandefcherperuwey’/é’^’^ ing^'nbsp;flikt geen quaad doet,fo veel te min quaad is’ernbsp;te wagten van AeG^eihjoederj dat door de vogtigheid der maag en de vuilnis der darmen be-wonden werd; invoegen dat de Diamant go^^^nbsp;inwendige noch uitwendige fchadelijke hoe-danigheden heeft: ja Anjelmiis de Boot fegt^^'^'’'nbsp;dat ^\D)iamantpoeder van hem met groot voor-deel is eebruikt tegen langdurige Bloed-loop. Bevefligt door ee»nbsp;Brvareni). Docli het meefte darde Seftrijvers van des Diamants wonderlijke kragt verhalen is vs^s^lrptnbsp;bevonden; namelijk datfe twiftende Egtgeno-ten foude bevredigen, Toverie en Duivelerienbsp;verdrijven; want de dingen, die van een bovennatuurlijke oorfaak, of vande wil des menfehennbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aÜnangen, kennen door de Diamant niet om dat de deeltjes digter met malkander ver-j anderd werden. Ook kan hier toe niet helpen ^ ^ te De ver- Voorbeeld •ooen eijersnbsp;et) pis. i8 gegraven; V2M Oo§i-Indtén,'mCeyïontn. Stimatra te ge fchieden. Doch nadien defe faak buiten allenbsp;twijffel behoord gefteld te werden, fo laatenwenbsp;die varen, en gaan voort om de regte oorfaaknbsp;des Kr ijl als te onder foeken. T)e vgt;yfe In de holligheden der bergen fchuilt veel fui-n7flkweik nbsp;nbsp;nbsp;foute wafemen,door de on- kdft“TJ/- deraardfe hitte gefuiverd, en opgeheven, haar boren werd yoegen, en door een Seil-fteenige kragt veree-¦ nigende,fo werdenfe te gaar, doorfchijnig zijnde , door de t’faam-ftremmende geeft tot helder en doorfchijnig Kriftal verhard. Dat hetnbsp;Krijtaluit feer fuiver fout beftaat, werd uit denbsp;volgende ervarenis bewefen. Er V A REN IS. Neemt fijn gepoederd nbsp;nbsp;nbsp;menger wel te gaar met een dobbel deel Swavelj laat het j mengfel in een Smelt-kroes fes uuren branden,nbsp;en fet’et daar na veertien dagen in Paarde-misnbsp;a Deftiiiare. te giften, ¦’ halet dan over, en in de ’’ Ontfan-ecipient.^^^ fultge vinden eenige deeltjes even als feernbsp;wit fout te gaar geftremt; invoegendat het Kriftal door kragt des vuurs in fodanigen ftof ontdaan werd, als daar uit het is te gaar gefteld.nbsp;Dat Krtftal{%^tt is als andere koftelijke ftee-nen gefchied uit oorfaak, dat ’et uit een fagternbsp;fout beftaat, ’t welk vloedig en vogtig van aart,nbsp;de deeltjes fo vaft niet te gaar koppelt als welnbsp;drooger fout doet. ’t Krifial vereifcht tot fijnnbsp;voort-teeling een bequame plaats, daar de foute wafemen niet konnen vervliegen, maarge-noodfaakt zijn door de vogtigheid als door eennbsp;lijm te gaar gekoppelt te werden. Doch wan-r Crocus neer de foute geeft met' Tfer-fajfraan ge-verwt is, en c^n bequame ftof aantreft, fo lal-dTft7en77 felfde in een geele ToJaasoïChryfolytnbsp;ka Jkieur Veranderen, die door fijn kleur en hardigheidnbsp;loden. yan ’t Krijial verfchilt. Doch de foute geeftnbsp;met vitriolife deeltjes van Koper-aard afge-fchrobt, vermengt zijnde , fo fal de verhardenbsp;ftof een Sappbir zijn,die met een Hemeis-blaunbsp;kleur glinfterende, harder is als fuiver Kriftal; eenigt zijn. Op die wijfe werden alle koftelijke doorfchij-fteenen uit foute deeltjes gemaakt, die de fteenen metverfcheideandereyö/^^mgemengt,doordenbsp;Ideuren^en vetfclieide trappenvau hitte verfcheide har-krachten. digheid, kleuren kragten bekomen. So fiet-men dat Jiut door vogtigheid gefmolten be-vogtigt, maar door het vuur gedroogt, heeft’etnbsp;een verdroogende en brandende kracht. Infge-lijks een fagt-gekookt Slorp-Ey heeft een heelnbsp;andere kragt, als een hard gekookt Ey- In denbsp;Pis is ’t felfde openbaar: want de Pis van eennbsp;gefont menfeh is Citroen-geel, die vaneennbsp;koorfige vlammig rood; dog menfehen die metnbsp;rauwe vogten overladen zijn, piffen bleeke ennbsp;waterige Pis. Indien de Lefer geliefd na tenbsp;fien het gene in mijn 11. Boek van Licht ennbsp;Schaduwe over de kleuren der Pis in ’tbreedenbsp;is gehandeld, fo fal hy onder andere daar vinden op wat wijfe uit de Pis en uit andere foupiK- |
k»» fee ’t geene Marbodeus bygelooflijk leerd , weten, dat de Diamant onder fooi (6 een Ge-fternte met defe of gene afbeelding gegraveert,nbsp;onwaardeerlijke krachten foude krijgen; dochnbsp;nadien ik de uitfinnigheid van dumanige gevoelens met veel dring-redenen in verfcheidenbsp;mijner Werken alrede heb wederlegt, fo wil iknbsp;hier ter plaats daar op niet ftaan. Dat deDiamant de Seil-fteen fijn kragt fou-de benemen, enin Bokke-bloed facht werden, heeft de ondervinding over lang vals gelijk ik in mijn Boek van de Seiljt^^^ nbsp;nbsp;nbsp;bree- de heb bewefen. Daarom defe beufelingen ren latende, fo flap ik over om te onderfoeken,nbsp;op wat wijfe de Diamant fo hard j en voortge- bragt werd. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ Diamantenkomen voort niet alleen inOos - nbsp;nbsp;nbsp;^ Indién, maar ook in verfcheide andere deelen^^^^^^gt; des werelds, felfs inBohemenenHunganen i egter niet fo hard als de Indife:invoegen |
Cap
VIII. Boek , VAN de steenen.
VII. dïèn kan gefegt werden alleen rechte en ware T^iamanten voort te brengen; voornamelijk innbsp;’t Landfchap Bis-uaga, daar drie Diamant-
fijke rotfcn gedurig van Soldaten bewaart werden, In ’t Rijki:)ecan is een andere Rots, en in |
vere nietkonnen affcheiden. Ten tweeden heb ik gefegt vereifcht te werden een hcqtiamenbsp;plaas, namelijk een pijpigc rots; welke fui ve-re plaats de natuur, gelijk voor andere kode-lijke flecnen , alfo ook voor de Diamanten
I nbsp;nbsp;nbsp;W A VIJ AVnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;AO V. WA* **A*W|.%/1. W JLnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;5WAAAAA;.»-^AV’i»' A-VWWAAVIA 9 t*AAV.» V.^V/Agt;. f a.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Jt-.- *V«1*4VI.4J,A,WA1
bet Gebied van een Koningsken werden feer j heeft gefchikt, op datfe daar als in haar eigen narde, gladde en kragtigeDiamantengevon-jLijl-moerfoudegeteelten als door Navel-va-be n, die genaamd worden van de inwoonders ' tende vlugtige Joitte geeflen, txv\\zivajlefottt,nbsp;^atfes, Diamanten van de oude rots. Ontrent j daar de rots mede beladen is, tot haar trekken.nbsp;beEylandcn digt by Batavia werden fleenej Dog nadien dit werk niet kan verrigt werdennbsp;brokken, door de (lormen van de fteile rotfenl fonder een liqmige vogtigbeid zw'firemmïgenbsp;«pbrokcii, in Zee gevonden, die de men- 'fteen-makende Geeft, 3ie mceft altijd met dcnbsp;Ichen, tot de knyen in’t water gaande opgaren,! fouten verfelt gaat; wanneer dan defe dingennbsp;in een fak, op haar fchouder hangende, wer-j te gaar loopen, fo werden de Diamanten al-en daar na met hamers aan ftukken flaan, (lenskens voorr-gebragt, die re harder en tc
oni de Diamanten daar uit te halen, en tc ver ^^pen, daarfe fo glad zijn, datfe fonder flijpennbsp;lo aillè uit de fteenen komen,gedragen werden;nbsp;bigt by Malakka is ook een Diamant-berg. Op
fchoonder zijn, navolgens dat de foute deeltjes fuiverder en kicener gebryfelt zijn.
De Eerwaarde Vader Hyacinthus de Magi-Ifteriisj ‘ Verforger van Ooftt-lndienftèit dufda- «frocura-''^at andere jjlaatften die gevonden werden, Udge rotfen felfs gefien heeft, betuigt dat’et 10 zijnfe egter fo goed niet als de voorgaande. | daar mede volgens ons foggen gelegen is; want vei schry-
’ ' hy heeft waargenomen, dat na dc grootheid
der gaten in de rots de Diamanten gevonden vcdigt doot werden ; welke gaten feldcn grootcr zijn alsnbsp;even als of het opfigt van Ooft en fFft oorfaak! een erwete,en blijVen hol,na dat’er de Diaman-Van fo een wonderlijk werk was; weten die lui-1 ten al uirgehaald zijn; beneden in de rots wer-
tg Vele meenen dat de ftraks-genoemde Az//-Diamanten vóórtbrengen, om datfe in het boften liggen ; doch dat is een feer botte reden,
r, den niet, datdefelfde plaatfen^ in verfcheide opfigt in ’r Ooft en en in ’t JVft en liggen ? Sekernbsp;op fo een wijs foudc konnen betoogt werden,nbsp;dat het Landfchap TOecan, daar veel Diaman-ïou voortkomen, in opfigt van Malakka j daarnbsp;ook cenige Diamanten gevonden werden, innbsp;c kVeften liggende, onbequaam is om Diaman-fon Voort re brengen ; daarnogtansdeondcr-vibding het tegendeel leerd. Dc onverflandi-go moeten haar met foodanig bcufelen bene-Velen , wanneerfe de regte oorfaak der din-gon niet wetende , de verborgentheden dernbsp;batuur als met ongewafTche handen aanta-
denfe grootcr gevonden als boven. Hy voegt, daar by, dat door een eige kragt der Rotfennbsp;een feker foort van Iftmïge [doorfchynige Stofnbsp;groeit, die met de fteen-makende Geeft ver-eenigt, de Diamanten een wonder fchoonenbsp;giants geeft. De Indianen hebben ook dikwiisnbsp;ondervonden, dat dc Diamanten uit een rotsnbsp;gehaald zijnde, na twee jaren weer andere innbsp;plaats groejen, ’t gene feer wel overeenftemtnbsp;met het gene wy van de oorfprong der Diamanten hebben gefegt; want in de Rots doornbsp;de onderaardfe warmte altijd nieuwe foute gee-ften gebragt werden, welke met het vafte Sout
, door middel des fteen-makende Geefts en des El Wat gedeelten van Indien fuivere foute | lijmige vogts vercenigt werden tot harde Diamanten.
Uit defe onfe redenering blijkt, dat der Dia- Oorfaak ^ Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jlwlönbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, iw viAA'-tviiJLw wiaai. manten handigheid voortkomt van de feer lui*
overvloed van vaft fuiver Sout, door de vere foute deeltjes, die door de fteen-makende fchynig. ' Son, in die landen fterk zijnde, van! Geeft fo vaft te gaar verknogt werden-, welkenbsp;alle vogtigheid berooft, als dan daar by komt | fuivere foute deeltjes de Diamanten ook door- heid in uonbsp;dat de natuurlijke vochtigheid van die plaats of \ fchftüg maken; doch gladdigheit en giants rttumantm,
krijgenfe van die lijmige ftof in de Rotfen
WA 1* VC*A* XAAWAAWA* AAAATWAW y
^^often j door de onderaardfe hitte langs ope-aarde opgeheven eenbequame en Pypige rots aantreffen , fo vindenfe daar
uitgewafemt of elders verdreven is, fo werden de fuivere lontQgeeften met het fuiver vaft foutnbsp;door hulp des ftremmende geefts fo vaft verknogt en vereenigt, datfe mits daar by komende een lijmige doorfchijnige vettiftoeid ^ denbsp;gom uit de Kerfeboomen fypende niet ongelijk , tot fo een deftig glinfterende Diamantnbsp;gemaakt werden.
Invoegen dat om de Diamanten voort te brengen noodfakelijk vereifcht werd eerftdenbsp;snbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fute fuivere Geeft en j met geen andere vogten
of ’gt; Mijnftoffen befmet, die noodfaaklijk vlug-'^^g ¦^iju , anders foude h'et fuivere van ’t onfui-
voortkomende: daar toe'de warmte der Son,de Rotfen beftralende, niet weinig helpt. En nadien defe dingen fo niet te gaar loopen om andere koftelijkefteene», als ook om deBoheem-fe en Hungerfe Diamanten voort te brengen,nbsp;foo is geen wonder dat de Indife al de andere overtreffen. Die meer van de Diamanten wil weten , lefe in de tweede afdeelingnbsp;d Hooft Buk van delDiamanten , daarvve vannbsp;de Diamanten teftijpei'gt;^:gt; te bootfen ^ te wr-beterenfaci'i'^edtesaxgenees-kragten in ’tbree-de handelen.
EEI.
Het
I, Afdee-ling,
¦ K agte dat’er niemand fo onverflandig is, die de aart en natuur der fteenen wat nau-keuriger doorfoekende, niet met de groot-aisde Plan- fte vetwondeting werd ingenomen, als hy aan-nierkt met wat een verftand en fchrandetheidnbsp;de natuur in verfcheide fteenen gefpeelt heeft,nbsp;om na te volgen ’t gene in de Tlanten en in denbsp;Tfieren gefchied: want fietmen op de verfcheide kleuren der planten, bloemen, kruiden, dieren, vogelen, viftchen, ondieren, enz. of op denbsp;verfcheide vormen en fatfoenen der felver, mennbsp;bevind dat de fteenen geenfins daar voor behoeven te fwigten .-daaruit klaar blijkt, dat denbsp;fteen-makende natuur, alfo wel als de groejen-de en gevoelende natuur, heeft getragt aan denbsp;fteenen diefe het leven niet konde mede dee-len, een net en bepaald fatfoen te geven.
T)e natuur Ecrftclijk heeft de natuur gedaan ontrent de fteenen als een goed “Meetkundige, derfel-/ïGeome. vervlakte niet alleen met ’’Jii^fen ‘ftreepennbsp;l'^Punaa. allerlei flag van fatfoenen afteekenende,nbsp;c Lines, maar ook met allerley ^ lichamelijke hoeken.
Doch hier ifle niet blij ven ftaan, maar fy heeft De natuur ook in de fteenen als een Hemel gemaakt, be-ii stirre- giftigende die met de Son ^ Mane en Sterren.nbsp;En tot de ^ Gefcht-konft overgaande, fo heeftnbsp;de natuur in fommige fteenen Rivieren, Bof-fchen, Beemden, Bergen en Zeen fo net vol-/Perfpefli- gcns dc tegcls dct ^Dootfigt-kund afgetekent,nbsp;datfe de hand van een Gefigtkundige niet noo-dig fchijnt te hebben. En de Schilder-konji en^nbsp;kundig.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Graveerkonji j heeftfe nagebootft met alle j
islm'scl'ii voorwerpen af te tekenen j en fommige als uit I der. x.egraveren. En op dat niemand meene, dat-1nbsp;we al defe fpelingen der natuur alleenlijk tot Inbsp;vermaak aanwijfen ,fo is ons voornemen al haar inbsp;werken in ’tbyfonderte verhandelen, beginnende van de Meetkundige fatfoenen; te meernbsp;nadien nog geen Natuur-kundige de regte oor-laken defer verfcheide fatfoenen heeft aange-wefen.
Verscheidt Daar werden fteenen gevonden, die met on-gefiipe nbsp;nbsp;nbsp;telbare flippen gereekent zijn, namelijk de Ja-
fponyxvzn Tltnius ^ en de Sandafler ^ welke flippen even als vergulde Sterrenj in een door-fchijnige ftof,ftralen van haar fchijnen te geven.nbsp;De Ophites heeft verfcheide flippen en kleuren , en werd daarom van Diofcorides wamp;nv-, of veelkleurig genaamt. De Ammo-chyjus, die ik meene de felfde fteen te zijn, die-men heden Venturinus noemt, glinftert metnbsp;ontelbare fterretjes. De Oflracites is metnbsp;blauwe bobbeltjes omringt. Als ook de Myrti-g HEemati- lus. De s Bloed-fleen werd met rode , en denbsp;’’Laftiur-fteen met guide flipjes verciert. Denbsp;^^nlbuid (L/Ep,iptife Marmer j daar van de Grafnaaldennbsp;der vier gemaakt zijn,beftaan uit ecn meiigfel van vier-ftippenj namelijkfwarte^ roodej blauwe
CAP.viir,
De Steenen
ren met verfcheidenbsp;kl;:ureri ennbsp;fatfoenennbsp;votrfien.
kundig, e Optica.
en witte, fo dat de z_y^giptenaars defe ^Seen hebben gefield als een Sinne-beeld der viernbsp;Hooft - jtojfen gelijk in onfe Oedipus getoontnbsp;is. Al de geflipte fteenen, die ontelbaar zijonbsp;konnen hier toegebragt werden; dog het is genoeg defe weinige aangeraakt te hebben.
In fommige neenen werden vlekjes gefen^^^^^, loopende langs fekere ftreepen^ die haar altijd^nbsp;vertoonenop de felfde wijfe als de blaren ennbsp;vrugten der Planten. De ‘ Spleet-fteenen werden nier oneigentlijk veel-ftreepig genaamt,nbsp;om datfe als uit menigte nevens den ander liggende ftrepen fchijnen te gaar geftelt; als daarnbsp;zijn de BloedfteeneUj de mefeleucus die in üpnbsp;midden een witte ftreep heeft; de Mefomelas,nbsp;die een fwarte ftreep heeft; in denbsp;Ophicardalus fietmen een fwartenbsp;ftreep tuflehentwee witre;daer isnbsp;een foort van de BraJmSj die drienbsp;ftrepen heeft- en een ander heeftnbsp;veel ftrepen als Gordelsdaar-omveel-gordeliggen2izmiv^exêi.
Als ik over veel jaren de Tolfenfe Jpretf ftreek, beneffens de Aluin-mijnen onderfogt, fojiee»-ben ik op een heuvel gekomen, daar een fekernbsp;foort van blauwe fteen de Schiftusgelyk j dinbsp;welke alle bedenkelijke afbeeldingen met feernbsp;fsyneftreepjes waren afgetcckent: en wanneernbsp;ik de ftreepen in ’t byfonderwatnaukeurigernbsp;befchoude , fo vond ik al de letters niet alleennbsp;van de Griekfe ^ maar ook van ’t Latijnfinbsp;ABC, als ook meell al de eenvoudigfle afbeeldingen die EucUdes in fijn boeken betoont.nbsp;Daarom dagtet my de moeite weerd de felfdenbsp;af te teekenen en hier re vertoonen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
Wy hebben defe letters en ^ Meetkundige afbeeldingen uitgereekent, om aan te wijfennbsp;de wonderen door wijsheid der natuur uitge-wrogt -. indien den haaft ons niet hadde belet,nbsp;wy fouden feer ligtelijk de hoeken j driehoekenjnbsp;vierkanten , ^ fcheve-ruiten en andere meetkundige afbeeldingen daar in gevonden hebben. Doch tot een proefje zijn defe weinigenbsp;voorgefteld.
Vraagtmen op wat wijfe de natuur foveei verfcheide flreepen in de fteenen veroorfaakt.
Ik antwoorde, de aardagtige ffoï, uit welk de fteen groeit, daar van oorfaak te zijn ; welkenbsp;ecrflvogtig zijnde, door de volgende droogtenbsp;isgejpleten j even alfmen in Moera fchen lietnbsp;gebeuren, wanneer na de tegen door IterKenbsp;Sonnefchijn ’t flijk met allerlei fcheuren open-beril; welkeJpleten mer een pleislerigefl-xen^nbsp;in dieplaatfen overtollig zijnde, gevuld wernbsp;dende, fo komen menigte wit-blauagtige^'nbsp;pen te voorfchijn, volgens de loop der fpnbsp;De waarheid hier van werd doorde volgcncienbsp;Ervarenis beveftigt,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
VIII. boek, Van de steenen. nbsp;nbsp;nbsp;:
Littrer Al|gt;]lAlgt;eti ut Saxjs aaJigt;ifa^)rmaitr gt;
rVüiLi’
iB^ura öeoiuetricae k natuua. ut Stvasfirmatie.
TTT
tragten te verklaren, niet tegenftaande ik feer wel weet, dat de ' NatuUr-kundige met defe ‘ Phyfici.nbsp;faakfeer verlegen zijn: verfcheide ƒ Wijs-be- /Phibfcj-geerige brengen verfcheide dingen by , egter p^‘-niets dat een waarheid-lievend gemoed kan genoegen. Wy fullen alleenlijk bybrengen ’t genenbsp;de langdurige ervarentheid ons heeft geleefd. Uit het DO vengefegde blijkt, dat al de door- nbsp;nbsp;nbsp;foute fchijnige fteenen een en defelfde oorfaak heb- »oor-ben, namelijk een foute gee§l; doch fy verfchil-len in hardigheid, kleur , eigenfchappen enfchynige kragten , navolgens de verfcheide aart defesnbsp;foute geefts; want als defe geeft fuiver fout vm TffitaT 'go. W de voortbrenging der Vlel-kantige Steenen. beleer. ¦^«1 ilc-, E R V A R E N I s. ^^inXor Neemt een Koek van Slijk j legt die op een yfere Roofter, fet die op een Treeft over glimmende kolen,daar door het Slijk_, de vogtigheidnbsp;Vervliegende , veel Jpleeten krijgt; doet dannbsp;Lood-wit in een Smelr-kroes, ftelt de felfdenbsp;op het vuur onder de gefpleete Slijk-koekj ennbsp;fofietmcn htt Lood-wit j, door de hitte in eennbsp;damp verandert, door de {pleten heen dringen,nbsp;en in defelfde door de koude ftremmen, ver-toonende de gedaante van witte ftreepen j dognbsp;het Werk moet fo handig befchikt werden,nbsp;Slijk-koek nier te na de Smeltkroes ligt,nbsp;anders fullen de lood-witte dampen, te heetnbsp;lijnde, vervliegen, fonder in de fpleeten te gaarnbsp;ftremmen. Alsmen in plaats van Lood-witnbsp;^^emt Menie fo fullen de ftrepen rood zijn,metnbsp;^ker geel, en quot; Koper-groen brengt \oott.groe-ftreepen. Daar uit ik befluit, dat ^cgeftreep-fteenen op de wijs, van my befchreven, zijnnbsp;'^oortgebragt; want defe Jireepeit zijn door hetnbsp;ë^heele flijk te fien. f ,^®'^oo’‘tbrengingder nbsp;nbsp;nbsp;fleenen ver- ^‘quot;bild van die der nbsp;nbsp;nbsp;alleenlijk daar in, i'p ^®P uatde ftof Ólamp;x:ge/iipte * gatig is, welkegaa-cM^ncM *^6teenige quot; Mijnftof vervuld zijnde, en ^^^^ijo-ftof daar verhardende, fo vertoontfenbsp;10 een menigte ^ ftippen. Doch men diend aannbsp;nf”* * ^ ^-^^kenen dat de ftreepen en de ftippen innbsp;^^^t-fchijntge fteenen op een andere vvijfenbsp;^^ortkomen, namelijk uit verfcheide verru-foute geeften , verfcheidelijkdoor denbsp;bteen-ftofverfpreid. Daar van te vooren bree-der is gehandeld. Vt ij nbsp;nbsp;nbsp;’ der fteenen komt voor-‘e nbsp;nbsp;nbsp;hoftelijke doorfchijnige fteenen die alle van de natuur of rond of veelkan-ë^maakt, waarom zulks is gefchied, ^ ^»volgens de kleenheid van mijn verftand. |
zijnde, de deeltjes maar los verknogt , dan werd fagt Kriftal geboren; maar de deeltjesf^^'t^f’nbsp;wat vafter verbindende en geel verwende, fonbsp;komter een Topaas te voorfchijn; en de felfdenbsp;blauw verwende en vafter koppelende ^ foonbsp;groeit’er eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;; dog een nog vafter ver binding met rood kleur maken een Karbunkeh en groen kleur geeft een Smaragd; eindelijknbsp;de alleruiterfte verknochting van deeltjesnbsp;maakt een harde Diamant ^ die fonder kleurnbsp;doorfchijnig en glinfterig is. En volgens de ft erker of flauwer kleuren zijnder ontelbare foorten van koftelijke fteenen , die nogtans alle tot een van de ftraks verhaalde konnen gebragt werden: daarom merken de Juweliers gfootc verfeheidenheid vannbsp;Topafen, Beryllen, Opalen , Diamanten ennbsp;andere Steenen; die ook verfcheide benamingen ontfangen. Echter alle heeft de natuurnbsp;eenigfints kantig gemaakt ; want fommigenbsp;zijn bultig , andere driekantig , eenige vierkantig ; de meeft€,'en voornamelijk de Kriftal-len zijn fes-kantig, en onder de Topafen werden eenige gevonden die twaalf-kantig zijn:nbsp;gelijk uit de nevens - gaande Afbeeldingennbsp;blijkt. Afbeel' |
21
L Afdee-
LIKG'
DE ONDER-AARDSE WERELD,
{kens de gedaante van ftralen te geven. En I wanneer die drift na vier fijden gaat, fo fal datnbsp;'als een vorm en regelmaat zijn, omeenw^^-I kante Been té maken, na vijf fijden een v^fnbsp;j kante, na fes fijden een fèskantige j gelijk innbsp;\iKriftalj en in de Amethiften genen werd; ennbsp;ifo de geeft na twaalf ftjdenyAr^7lt;2i/^fowerdternbsp;een twaalf kantige fteen gemaakt.
! Boven is met verfcheide Ervareniftèn gC' j toont dat al de doorfchijnige fteenen uitvet-Lcheideyö^//m zijn te gaar gefteld, dat ook vannbsp;de' Stoffcheiders eenparig werd aangenomen.
1 Wijders ftetmen dat in de deeltjes der fteenen
( ietsftraligsis; want de deeltjes van gepoedertj^^^
j Kriftal, door een Vergroot-glas gefien, fchij* i ncn ais eenige ftralen te vertoonen, het feifdenbsp;{fetmen ook in dé deeltjes van SafeterjAludhnbsp;I Vitriol, Stiiker en andere Souten; ’t geen wynbsp;jin’tbrecde hebben getoont inonïcHandelV^ ^nbsp;! vande wonder lyke Krui (Jen teNapels of de kk-¦ deren der menfehen gefien. Defe Straal kragtnbsp;j mag vergeleken werden by de ^ Vorm-kragt,
I die de natuur gebruikt om de lichamen der die-'ren te vormen.
1 W'ant de Geeft in de ftralige deeltjes fchui-lende , beweegt en drijft de feifde van haaf i' Middel-ftippen: en beginnende aan de wor-^^®”nbsp;j tel, fo fteltfe om Kriftal voort te brengen fes ofnbsp;1 deeltjes tot een wortel, daar op door de Straal-I kragt meer en meer deelen gefchikt werdende,nbsp;jfogroejet tot een wonderlijk fes-hoekig Kri-\ftal. En nadien tuftchen de foute deeltjes eennbsp;I fuiver waterig vogt is, fo werden die waterigenbsp;'deeltjes door de foute deeltjes, die door eennbsp;1 Seil-fteenige kragt tot malkander komen,weg-I gedreven , en op dat’er geen ledige plaats fou-jde blijven , komt’er een nieuw fuiver waterig vocht by , daar dan de ftcen-makendenbsp;Geeft overkomende, fo werd alles tot fes-kan-tig Kriftal verhard. Doch nadien over defenbsp;faakdenLefer eenige twijfelingen konnen imnbsp;vallen, fo moet ik defelfde oplofTen.
Eerftelijk kan gevraagt werden , waarom 1 defe Straal-kragt de fteenen liever veel-kan-tig als rond maakt ? Ik antwoorde fulks te ge-fchieden uit de verflauwing Straal-kfagt;nbsp;want gefteld dat des fouts Straal-kragt drie,nbsp;vier of fes Stralen, even wijd van malkandernbsp;ftaande,van figfenci, fo fullen de tujfchen-ftt'^'
/(?;/verflauwen na volgens datfe nader ofveer-der van de voornaamlic ftralen afftaan; gelijk-op de volgende wijfe f Meetkundig betoo-ƒ
^'Jfbeelding van Berg-kriftal , uit de Rariteit-kamer van Anidorus.
Afbeelding van Baftaart-kriftal.
AfbeeldingvanTo^dStn, Amethiften en Berillen.
Defe fteenen werden, onfes oordeels, fo^^--fatfoeneert j om dat in de fouten een ^ Straal-'Jndeiontsn kragt is , gelijk de ondervinding van veel jaren «««draal. geleerd heeft. Welke kragt daar in be-ftaat, dat de geeft, in ’tfoutfchuilende, eennbsp;è Centrum, drift heeft om van het ‘ Middelftipm^thm-tenfte omtrek te lopen, en alfo de ftoffe allens-
a Virtus radiativa
WC(
nen. Gefteld zijnde, dat in de driehoek A G F,
het ^ middel-ftip dQtftralin^ zy A de voor-i
naam-
VIII. BOEK , VAN naamfteftralen AG, AF,enz. ikfcg dat denbsp;^denskens verflauwende ftralen A H, AI, A Knbsp;allen aan de zijde des driehoeks A K, en datfenbsp;yan A K wederom fterker werden tot aan A F,nbsp;itivoegen dat A K de allerflaaufte ftraal is. En DE STEENEN. nbsp;nbsp;nbsp;23 fien,dat de Vitrioholgtns haar eigen 20.^1 kan-tig te gaar ftremt. En alsmen ’tfelfde door een Vergroot-glas fiet, fo werdmen een beweging gewaar, die ontftaat door de geeften j ^ nbsp;nbsp;nbsp;--------------------------------- „„ de deeltjes tot onderlinge * ftraling aanfetten-«Radiatie. aclienin een drie-hoek des fefdeeenskrings de ; gelijk daar uit blijkt, om dat aan dege-f nbsp;nbsp;nbsp;A na de ^ Grond-ftreep G F ftremde draadjes fout als eenige droppeltjes ^encheide regte ftreepen zijn gehaald, fo is de hangen, die daar na door de geeft ook te gaar tie-hoek A K G grooter als de drie-hoek, ftremmen. En men fiet met verwondering datnbsp;AKt^’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;grooter als de drie-hoek de draadjes met drie, vier, vijf of fes ftreepen .KI, om dat de Grond-ftreeo G K uroorer is 1 na de punt van de ^ fpitfe, diefe tragten te ma-/ Pyamis* ftralen. Het felfde ondervindmen in de ilt;3 giUA/LVJL lt;115 UC UilC-llUCJS. UCUiÜdUJCJ j KI, om dat de Grond-ftreep G K grooter is 1 na de punt ^IsHK, en defe grooter als I K, doch de ftreep ken, ftral ypote. Allerlei fouten heè- aanftonts, door een Seilfteenige kracht, dicht toe geflijkt, totaflTchen, trekt uit die af-f*'quot;'’f ...________ , nbsp;nbsp;nbsp;_______ ________________i.mmktK. fr dina^^f ^ j’ bewefen uit liaar bran- foute deeltjes en haar onderlinge beftralmg tot ftepnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Lonftige t’faam-ftelling der veelkantigheid, fo werd door geduurig byko- npr.. nbsp;nbsp;nbsp;„ j.,.,..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;u„A jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;y^n nieuwe HofhetKrifalvoortgebragt. Datvve door de volgende Ervarenis bewijfen. O- Ca A K is gemeen aan alle defe driehoeken; der-^alven is de Bindftreep A G ook grooter als AH, en defe grooter als AI, doch ’t ftip I isnbsp;^6crdcr gelegen van ’t ftip G, daar de fterkftenbsp;lïtaling heen gaat als het ftip H, nadien IGnbsp;grooter is als H G , derhalven vallen op denbsp;grondftreep G K ftreepen ongelijk van krach-teii ^ verflauwende navol ge ns datfe veerdernbsp;'^an de ftreep A G gelegen zijn. Het gene hiernbsp;Van de eene driehoek in een kring getoont is,nbsp;heeft ook plaats in al de andere driehoeken; in-Voegen dat de middelftralen ^ van de voor-i^aamfte afwijkende , allenskens verflauwen,nbsp;en alfo die wonderlijke gelyk-Jydïgheid in ’tnbsp;hriftal veroorfaken. ri. Wanneer nu door des fouts Jlraalkragtj als ‘c het eerfte bewerp des kriftals is gelegt, fo wer- nen aanftnnt'C nbsp;nbsp;nbsp;ppn Clt;=gt;iin'Pfgt;»iin-lt;=. trarlir ^eer en meer deeldjes daar na toegebragt, die han met nialkanderen vereenigende krifialligenbsp;brokken uit maken. En nadien defe kleenenbsp;oute deeldjes op die wijfe feer vaft en naunbsp;Vereenigen , fonder eenige tuflehen - ruimte,nbsp;makenfe te gaar een doorfchijnig lichaam,nbsp;als met fchaduwen benevelt is, waneer hier of (izsecQQmgttujfchen-rumtem^n. fulks te beletten, en des kriftals,te ^Waren, heeft de natuur geen bequamer fat-als fes-kantig konnen gebruiken; devvijlenbsp;hefelfde dedeeli^es fo verknocht, dat het alnbsp;^ gene ’t kriftal kan duifter of leelijk raaken,af-en het felfde in fijn giants bewaart. ‘, Laat ons nu door ervareniflTen beveiligen 5 gene dus veer van ’t fatfóen der koftelijkenbsp;eenen is gefegt, namelijk dat het kantig fat-J^en Van de fouten afhangt: dat in de koftelij- ^ nbsp;nbsp;nbsp;v^rden hefteed oime- %pen, ofmet fout vervulde van o ^ande fteenen. Doch wie kan twijftelennbsp;de metalen van foute aart zijn, die weetnbsp;atWgl^eel in Vitriol veranderen. ïnvoegennbsp;de koftelijke fteenen foeen fatfoen heb-als de geftalte des fouts medebrengt. 1. .'^errareft^^^ neemt een brengt,kan men aldus er pond VitrioT fmeltdie m giet hetfmeltfel door . ^èenvUesken fmekfel dan fo lang uil, tot dat opkomt, en dan fult gy oogfcl J J |
Salpeter en Ahnn, daar uit de voortbrenging der doorfchijnige fteenen oogfehijnlijk getoontnbsp;werd. Doch nadienwe dufdanige ervareniflTen te voren, van de Souten handelende, hebben by-gebracht, fo fendenwe den Lefer derwaarts. Daar is nog een ervarenis overig om de fouten uit de loog der ^Planten te halen, daar uit klaarlijk fal blijken, dat allerlei fouten, felfsdie uitnbsp;de dieren en planten getrokken werden, metnbsp;foo een kragt zijn voorfien, als in de Kriftal-groejing vernomen werd. II. Ervarenis. Neemt het een of ’t ander kruid, voorname- Bevroofi lijk dat veel draden heeft; wy zijn gewoon Ne-telen te gebruiken; brand het felfde in een pot fchen een fchoone water-looge, en ftelt die des* winters als ’t vrieft in de opene locht, tot datfenbsp;boven met een Ts-fchojfe bedekt is ; en dannbsp;fult gy met verwondering fien, dat het Ts denbsp;Net el-blaren fo natuurlijk verbeeld, als offenbsp;in ’t felfde waren ingedrukt; en als men hetnbsp;Ts naukeurig met een Vergroot-glas befchout,nbsp;fo bevindmen dat van al de Stippen min ofnbsp;meer ftralen afgaan, om veel-kantige lichamen te maken, en de deelen van ’t Ts tegen denbsp;pot zijn meeft vierkantig. De wijfe hoe fulksnbsp;gefchied ftaatons nu te verklaren. Korts te vooren is gefegt, dat wanneer de xgt;« w^/'e fonte geeft met veel fout verfelt ergens een ftof,^quot;*nbsp;om Kriftal te werden bequaam, aantreftnbsp;verteertfe door haar verdrogende kragt allenskens de overtollige vogtigheid, dan daar by-komende die wonderlijke te gaarlooping der Ervarenis. Neemt fchoon water met Salpeterj Vitriol, mrd hei of cenig andernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vervuld, fo nochtans dat’et klaar en helder is; fpant dan eenige zijde ZrvaunT. Ttraden of Paards-hairenj fodanig,datfe eennbsp;vierkant of feskant befluiten, legt defelfdeinnbsp;’t water, en laatfe daar drie, vier of meer dagennbsp;blijven, en gy fult bevinden, dat de foute deeltjes hier en daar aan denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;of hair en han gen , en de gedaante van Kriftal-brokjes hebben ; ’t welk een oogfienlijk bewijs is, hoe de foute deeltjes door haaf Seil-fteenige kracht veree- |
L- I
I. AfD£E-
I-ING,
24 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELDj
vereenigendc eindelijk tot een vafte klomp jchamen betreffende, fullen ieder op fijn plaats
werden ; en’t gene in defe ervarenis door konff met meerder omflag vertoont werden, gefchied, werkt de natuur uit door haar ftraal-1
kragt.
Gefield zijnde dat A B is een glas volnbsp;fuik fout waternbsp;C D,twee ronde yfer-draad-jes, aan welkenbsp;de draden ofnbsp;Paards - hairennbsp;E F G H zijnnbsp;vaftgefpannen ,nbsp;die in het water gelegt ’tge-fegde verbeelden. De anderenbsp;ervareniffen denbsp;kriflallige lig-
Ovtait jf. .
/c
ff
yan de by fonder e Schilderende Krcicht der Nattmr op de Eyer-fchalen.
Ovidius Montalbaniis
Regts-gelcerde tot nbsp;nbsp;nbsp;heeft over veel
jaren my toe-gefonden eenige afbeeldingen ƒ van uit de natuur befchilderde Eyerfchalen)nbsp;dieecnHin op’t einde van eendrooge Lentenbsp;vervolgens gelegt hadde , verfoekende dat ihnbsp;hem de reden van defe fchilderende krachtnbsp;der natuur foude openbaren ^ ik oordeel bilhjh»nbsp;dat ik defe gelegentheid,om rhijn innige vriennnbsp;dicnfl te doen, niet verwaarloos, daarom hebnbsp;ik voorgenomen , volgens de fvvakheid vannbsp;mijn verftand, defe kracht der natuur te ondef'nbsp;fbeken.
Ovum- g ¦
Ovian 3
OVUTTL 6
JJman. £X his Olds mvenüan-^vüus om matefdaJLca- Colds m modrni extfüm .
vaa drie- Daar dictid aangemerkt dat defe afbeeldiii-fllea nbsp;nbsp;nbsp;^eiitEierfchalen van drie oorfaken kon-
.Aliud Oman ^cmomur Ttaitan.^i iis.-IrmdDdhiS¦
nen voortkomen. De Eerfte is de mbeeldige kragt der Mocder-hin, die broedende,
DE STEENEN. nbsp;nbsp;nbsp;iy
vrucht, en brengt alfo befmette kiekens voorts Echter meen ik dat de afbeelding van Slangennbsp;en Kikvorfchen door een faadelijke kracht zijnnbsp;ingedrukt geweell, gelijk in het fevende Boeknbsp;de Saaen aller dingen met ongemeene er-varenilTen, en in ’t Hooftlluk van de 'Draken isgetoont. De ondervinding leert ons, datnbsp;de vergiftige fadde-pis een Eyer-fchaal aan-llonts Iwart verwt, ja daar door dringt door lijnnbsp;brandende kracht. Ik moet nu verklaren opnbsp;wat wijfe dienbsp;nbsp;nbsp;nbsp;afbeeldingen op deA”/-
\Jerfchalen gekomen zijn. Door Vergroot-gla-fen fietmen, dat de Eyer-fchalen van buiten niet effen én glad, maar met groeven en bultennbsp;ruw en oneffen zijn. Daarom als de verwendenbsp;vochtigheid over kruis-liggende groeven vind,nbsp;fa falfe Kruijfen maken, maar in ftralige groeven maaktfe ftralen als een Sterre, en in h-om-lopende groeven werd een Slang-daantige afbeelding gemaakt: en fo gaatet met andere afbeeldingen, gelijk ik in de verhandeling van denbsp;NapeIJe Kruijfen heb getoont, en de ervarent-heid ook beveiligt: want alfmen op een Eyer-fchaal met een fcherpe priem fijne f reepjesnbsp;haalt, enfterk-water dz2Lt op giet, fo fullen dienbsp;llreepjes daarna haar feer fwart vertoonen,felfsnbsp;aan de ander zijde van de Eyerfchaalen; en ditnbsp;meen ik d’oorfaak vande afbeelding op d’Eyer-fchalen te zijn. Doch nadien ik hoore dat denbsp;Heer Capponius in Engeland een Boek heeftnbsp;uitgegeven van defe afbeeldingen, het welk iknbsp;noch niet gefien heb. daarom fchort ik mijnnbsp;óórdeel daar over noch op.
'AI'.VJII rl '¦ 1 • 1 nbsp;nbsp;nbsp;^
• ae vericheide gekleurde voorwerpen haar kie-' verfclieide kleuren indrukt: ’t gene denbsp;jquot;* ‘door' ^'‘^^’-¦'^inding fo beveiligt heeft indidDuiven en
door konll heel
kan doen uitbroeden, in welke nogtans de gedaante van oogen^ dat de Pauwen eigen is, opnbsp;de lleerten gefienwerd. Dat het felMe ook innbsp;«Genefijnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kangefchieden, blijkt uit het
quot;Ëoek der Scheppnge nbsp;nbsp;nbsp;daar verhaald
''^erd, dat ’t vee door Jacobs kon^gejprenkelde jongen teelde,dog nadiendefe inbeeldendektdi'gx.
’t kieken blijkt, fonder buiten op de^éT-fihalen te komen, fo heeftfe hier geen plaats.
Daarom Hap ik over tot d’andere oorfaak van ^efchilderde Eyerfchalen ; die ik oordeel uitnbsp;de gratigheid der hane of binnen te ontllaan,nbsp;Welke haar nier onthouden van vergiftige?*^lt;/-^en en Slangen en andere ongedierte diens vergif haar maag, doordienfe veel falpeter hebben,nbsp;inet fchadende, aan Honds na buiten in de vee-ren gedreven werd. En nadien dit vergif uitnbsp;Verbrande fwavel, of \Rottckrmd beftaat fonbsp;Verwet aanllonds de teere vloedige vrucht. Ennbsp;gelijk vergif onder hét bloed gekomen in dennbsp;iè.‘iienfch, na de huid oplopende, daar verfchei--' *’¦'' de foorten van vlekken en puillen maakt, doornbsp;lijn brandende kragt; fo booret ook in de hinnbsp;door de Eyerfchalen, als de vrugt befmet is;nbsp;even alsmen fiet in de Schelp -vifch j die denbsp;fchelpen de felfde kleuren indrukken, welke fynbsp;hebben; dus veel doet’er de hin toe: wat nu denbsp;haan betreft, de felfde door dit vergif befmetnbsp;lijnde, foo werd de hin door befmet faad be-
Afbeeldingen 'ban'amp;oomtngetrokkenj oVergebragt uit mijn Boek te Romen, uitgegeven in jjaar \666. hegrypende de Verklaring Van de 'Grafnaalde,nbsp;door Paus Alexander de VII. op de Markt Van Minerva opgeregt, III. Afdeel.
T^Efe afbeeldingen zijn mygefonden door den vermaarden Wijsbegeerigen Ovidiusnbsp;Montalbanus in lijn befchrïjving vandeBomen. |
Bómmen noch te Hen by den Heer Blancus de Nigris. |
JJlli
eer He afbeelding is ttnhouteVogelttn ^^ns gelijk, op een knoopige Acer, tuflehennbsp;«e lleenen gegroeit. En is tegenwoordig tenbsp;ÏÏ.Deel. |
De tweede afbeelding vertoont de wortel van een jenever-hoorn , hebbende de gedaante Nagt-uii eonbsp;vaneen Nacht-Vyf die omringt fchijntmetnbsp;Dnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;éen |
I. Afdee-
LING.
«Hierogly
pkicum.
£ew Sime-heeld van de flrijdnbsp;tufjchennbsp;Typhon ennbsp;Ophta,
Indien de oude (i_AEgyptifche Triejiers dè-fe drie dingen gevonden hadden, fy fouden ongetwijfeld door de Gans Chen-OJiris verflaan hebben , door de Nacht-uil met de Slang ontwonden, de ftrijd van Typhon en Ophta j gelijknbsp;alrede gefegt is,en door het vrowwen-hoopt,nbsp;de vindfter van de Olyf-boom; nadien het hooftnbsp;van Ifs indemeefte beelden met fo een dek-fel geflen werd.
ecn Slang:, als offe hem foude verflinden,en be-. antwoord’t Beeldfprakig Sinteeken der^gip-tenaars, fo in defe Grafnaald als in andere veel voorkomende. De verklaarders van de Heiligdommen,fullende de ftrijd van Ty^hon en Opj-ta verbeelden, fielden een Nacht-uil met eennbsp;Affis met een verheven borft en hals. Wantnbsp;de Nacht-uil, daar door o^eluk werd te kennen gegeven, beteekent lypoon; en door denbsp;Afpis de allerveerdigfte Slang ^ verbeeldcnfenbsp;Ophtaj de verforger defes levens; en defe tweenbsp;feidenfe gedurig tegen malkander teftrijden.
Het is dan het doen der oude Prieflers geweeft uit al de natuurlijke dingen de bequaamfle Sin-ne-beelden te halen, om de verborgenthedennbsp;van hare Gods-fufïèrie uit te drukken.
De derde afbeelding is een Vrouwen-hoofd met een dekfel bekleed in een gefchaaft fluknbsp;Van een Olijf-boom gevonden.
Cap. IX. a Geotne-tra. b Philofo-phi. Ve natuur gedraagtnbsp;haar mn-derlyk alsnbsp;een Schilder. in WY hebben nu geften, hoe de natuur in ’t voortbrengen van Krijtal haarnbsp;gedraagt als een goed ^ Meet-kundi-ge, laat ons nu op de feilde wijfe fien, hoenbsp;datfe haar als een verftandig Schilder gedraagt. Daar ontrent haar werken Ib wonderlijk zijn, dat alle ’’ Wijsbegeerige, die denbsp;felfde naukeurig befchouwen ^ als verfteld ge-ftaan hebben; ’tgene niemand moet verwonderen : want fo veel te veerder als fy in ’t on-derfoek van de oorfaak defer ongemeene werkingen zijn voortgegaan, fo veel te meer zijnfenbsp;bedwelmt geworden , moetende bekennen,nbsp;dat in de felfde als iets godlijks is, ’t welk voornbsp;het menfehelijk verftand ondoorgrondelijknbsp;zijnde, de onderfoek-luftfehijnt een paal tenbsp;ftellen. Nad ien nochtans niets in de natuur fonbsp;verborgen en bedekt is, welkersnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, in dien niet de innigfte, nochtans waarfchijnlijke konnen gegeven werden ; fo is mijn voornemen den weetfieken Lefer mede te deelen hetnbsp;geene ik na lang onderfoek héb uitgevonden. «Mmeraiia. Defpcel-fiekc Natuur inde quot; Mijn-ftoffen niet konnende het leven en gevoel veroorfa-ken, heeft gedaan datfe konde, mits de Mijn-ftoffen gevende, gelijk de Schilders doen, denbsp;af beddingen van alle dingen in de wereld;nbsp;want alfmen de koftelijke cn ftechtc fteenennbsp;ter deeg aanmerkt, voornamelijk de gene dienbsp;veel draden en aderen hebben, fo falmen klaarlijk in de felfde fien allerley werk-tuigen, alsnbsp;meflen, fagen, haken, aambeelden, fpieflen,nbsp;vaandels,kruiften, kringen, korven.paftêrs, ennbsp;ontelbare meetkundige afbeeldingen, namelijknbsp;driehoeken, vierhoeken, fcheeve-ruiten, en allerlei andere afbeeldingen. Ten tweeden heeft efe natuur, even als offe de //^wc/befchouthadde, eenige Sterren ennbsp;Hemels-teekenen de fteenen ingedrukt, gelijk |
EenSteen van Franc. Qualdus daar in de Son is af geheeld. inde ^Sterre-fteenhXïfx. In fommige kofte-V'* lijke fteenen iietmen de Son, ftralen van haarnbsp;gevende, algebeeld; gelijk my eertijds in een son^^nbsp;Camaat^tioom. heeft den Ridder Francifiti^^^^^xsisV^'nbsp;Gpaldus in fijn ' Bewaar-kamer, die feer volnbsp;diergelijke dingen is, dat infgelijksdenbsp;niet alleen vol, maar ook half cn gehoornt lèfa-de, op de fteenen vertoont werd leert de Sele-nites; die daarom van de afbeelding dernbsp;ne haar benaming heeft. Een Agaat daar in deVPaoxi metverfchei-de Sterren zyn afgebeeld. et» o» Ambrofinus in fijn Boekvan de Steenen haalt dat hy een Agaat gefien heeft, daar in de He- |
^ nbsp;nbsp;nbsp;VIII. boek , VAN DE STEENEN.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2quot; ^ IX- Hemels-kringen benefïèas de Sterren fchee- \ armen en beenen op fommige fleenen vind af-nen afgcteekcnt; en in een ander het gefiernte 1 geheeld, niet alleen op het huiten-vlak, maar Van den grooten Beer: iets diergelijks gedenkt i felfs diep in: ja men vind in de fteen Enorchi ^ nbsp;nbsp;nbsp;liltnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• 1 7nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t‘ •' rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1quot; tnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;n t my in óiQ Lafuur-fieen ^ vol hefdere zijnde,gefien te hehhen. Doch defe dingen zijnnbsp;hekender, dan datfe behoeven aangeteekent.nbsp;Den Edelen Ridder en Roomfen Raads-Heernbsp;Magninus heeft een Sonne-Jteen daar in de reol “ Hooft-fioffen j{Q(iQiLmct(\]n eigen kleur aardig afgebeeld zijn, datfe niet van de na-ƒ««,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tuur, maar van een Schilder fchijrienafgemaalt te zijn. Ten derden, de natuur haar verluftigende te wijken: vafl w’elke jfteenen ik een goet deel f Florence daar de felfde veel voorkomen, inbsp;in rnijn * Bevvaar-kamer heb laten brengen.;nbsp;Onder ander zijnder eenige Agaten en JaJpü, 1nbsp;die Rivieren, Steden, BolTchen en Velden fo ;nbsp;aardig verbeelden,dat’er niets bygedaan fchijnt |nbsp;^ te konnen werden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i Doch in de vierde plaats fchijnt de natuur ' oier niet (lil te ftaan.maar tot de Rlanten over-1nbsp;^ande, fo verbeeldenfe in de fteenen allerlei 1nbsp;Bloemen j als Rofen in de Entrochus j Lelien |nbsp;de Encrinus, fo fietmen in veel Jafpis Nar-; Hiacinihenj 'Tulpenj Reóerien en andere \ Bloemen, beneffèns haarwonderlijk) afgebeeld.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' 1 nbsp;nbsp;nbsp;vijfden,de natuur hier mede niet te vre- gaat ook tot de voelende lichamen, verbeeldende op de fteenen allerlei dier en ^ als vo-amp;^^on„vi(fcben, viervoetige dieren j ondieren,^. Hier fietmen dat de natuur de twaalf-kan-enz. gelijk hier na uit de afbeeldingen fal \d[\y\tige Marmer-fteen A B C D heeft getracht /•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(voort te brengen, doch alleenlijk ruwlijk, en .Tenfefden , op dat de natuur ih de fteenen (by gebrek van een Pafter met verdraaide en on-Joude fchijnen de deftige gedaante des volmaakte ftreepen;echter heeftfe gedaan dat- tpmsi\ wSi.-.AVWK'.'h de J^e, StedenjBojfchen en Rivieren, ’ heeft niet alleen de felfde op de fteenen afge-beeld, maar ook ieder met fijn eigen kleur fo-dinigvoorfien,datfe de konft nergens in fchijnt ligfiamp;mi »lst '^enfehen verwAarlooft te hebben, fo heeftfe getragt niet alleen den geheelen menfeh, maarnbsp;ookverfcheiden van fjn deelen inverfcheidenbsp;gcbèerden te verbeelden,invoegen datmen hetnbsp;hoofd, hertéj lever j oogeh jOorenA^^^^^jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-gt; TT. Deel, |
des j het manneliyk en vrouwelyk geflacht. Daarvan 4gricola en Gefnertis breeder konnen werden nagefien. Ten fevenden, de natuur, haar eigen palen als te buiten gaande, heeft getragt de Engelen,, Tp *nbsp;en Heiligen in den Hemel, namelijk de H.Ma-get Maria en andere Heiligen ja felfs den^^”-\kruifien Heere Chrifluso^ de fleenen te breri-Igen ; gelijk uit de volgende afbeeldingennbsp;[blijkt. I Na datW'C de fchranderheid der werkfamc ! natuur in het befchilderenêLCcamp;ctncnhthhcn.nbsp;jaangewefen, fois’er niet anders overig, als denbsp;j oor faken van ieder afbeelding aan te wijfen; na-I dien noch geen Wijs-begeerige fulks gedaannbsp;'heeft, niet tegeiiftaandedefaakverdiend on-derfocht te werden. En om op goede ordernbsp;voort te gaan, fofullenw-eeerR de afbeeldingen van de feven ftraks genoemde faken voor-ftellen om uit de felfde, als uit voorbeelden,nbsp;de verborgen oorfaken te halen. Meetkundigé en atlertei PVerktuig-afbeddingen van de natuur op de fleenen gefchilderd. Te voren is van de Meetkundige vlakke afbeeldingen genoeg gehandeld,laat ons daarom nu van de lichaamlijke fpreken ; nadien ooknbsp;onlangs vande veelzijdige Kriftallen is gefpro-ken, en daar na van de vierkanten en driekanten , die de volgende afbeelding vertoont. I. Afbeelding vaneenTveaalf kant. •D fe konde, door wat konft en beftier fal hier na verklaart werden. n. Af- |
i8'
I- Atdee-
LING*
bedding vaneen Oog, llralen vailfigfenden-dende, hadde afgeteekent. nbsp;nbsp;nbsp;yerjétd^
AmbT'oJinus getuigt een Vit of Kom gefien | land,Vrankryk en Sfangien^ daar over Rneus. üa/.°' hebben, van een Schulp gemaakt, in welkers i Agricola en andere konnen werden nagefien.nbsp;midden de natuur een Sterrekundigc Aftrola- \ De wijfe van voortbrengen fullenwe hier nanbsp;met de vertoonde Itrepen had afgebeeld. | verklarennbsp;In Calabrien is en Spelonke, in welke niet an-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;“
Tetriings. dcts als Teerlings-wijfe fteenen gevonden wer-wJi? nbsp;nbsp;nbsp;allerkleenfle; welker niet weinige
Daar werden in veel plaatfen verfcheide üag vanrö^lt;^É’fteencngevonden, namelijkgroote,nbsp;kleene, enfeergtoore: Rtiens betuigt dat’erj^”.^^nbsp;van die groote gevonden zijn, datfe, by gebreknbsp;y2LX\ kogels bequaam waren om Gejchut medenbsp;te laden. Sodanige vindmer, volgens het feg-gen van Agricola, in ’t Land Hildefien in ’t Koningrijk van Nafels, digt by de ftad Totentio,nbsp;en in veel andere plaatfen van Italien, TOuits-
1 nbsp;nbsp;nbsp;t TTnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t •• r ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/I.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;T
Sternen met een
^abiuai
Ten tweeden, de * Hooft-jioffen fietmen in^^^ fommige fteenen fo aardig afgebeeld, dat eennbsp;Schilder fulks niet beter loude konnen doen;nbsp;‘P.MattheusTaberna een naukeurig onderfoe-1 fo zijn de vier Hooft-fioffen^ ieder met haar ei-ker der natuur my heeft mede gedeelt. Van delgen kleuren in een Bloed-fteenj die Carolusnbsp;bol-ronde fteenen fal hier na gefproken werden. [ Magninus heeft wonder geeftig afgebeeld-
lt;rT- r -n d nbsp;nbsp;nbsp;I fommige Marmer en Acaatfieenen fietmen
eer ings-wyfe teenen. nbsp;nbsp;nbsp;inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ Velden en Rivieren ^ onbedenkelijk
I geeltig afgebeeld,als ook de Lucht metlV'dken ! en vliegende Vogels : gelijk ik de eerftemaalnbsp;I gefien heb te Romen inde Kerk van de LI.
duifent treden na de Berg Flafconius aan de ftinker-zijde van het Meir Vuljinius word eennbsp;rots gefien, die geheel beftaat uit fteenen, heb-bende de afbeelding van Evenwijd-grondenjnbsp;P‘P' A B C D E F. Iets diergelijks verhaald Rueusnbsp;van het Kafteel Stolp in Mifnia.
In Florencen dicht by Volfmium ontrent nbsp;nbsp;nbsp;daar aan de rechter-hand,alsm’eringaar,
¦ nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. 'een Kapel van’tH. Kruis is: in defe Kapel ftaat
Hu/danige Steenen werden gevonden in Italien dicht by Volfinium, en inMiJnien in RLuitJland.
een Altaar van geel en verfcheidelijk gekleurd Marmer gemaakt; daar in de natuur Bergen,nbsp;Rivieren, Meiren, Boffehen en de Lucht aardig heeft afgebe;eld. Het felfde fietmen ook innbsp;de heerlijke Kapelle der H. Maget Marinnbsp;gefticht van Raus Raulus de vijfde.
Op fommige fteenen van de natuur zijn afge- lei»
Dat ten derden den Hemel en de Sterren stet'
teekent hebbenwe alrede aangewefen. nbsp;nbsp;nbsp;'
Ten vierde fietmen nbsp;nbsp;nbsp;en BoffchènsoX'*
hoornen op fom mige fteenen, die daarom Boom- ^ *
m oog in nbsp;nbsp;nbsp;*'*^f*'’die alle waren, in toont, gelijk uit de naaft-volgende afbeelding
: midden. nbsp;nbsp;nbsp;cn, e natuur feer aardig de af- blijkt. In de voornaamfte Altaar van den Hei
ligen
Florence hier te Romen werden gebragt: op^'quot; welke fteenen niet alleen de Takken, maar ooknbsp;de bladeren en bloemen gefien werden.nbsp;fietmen ook fteenen, op welke Steden, Bergen ,nnbsp;en Wolken zijn afgeteekent; ik bewaar fo cenfiect^»-Onlangs zijn my uit Huitjland eenigeklee- getoornde Stad met gevenfterde Huifen ver-ift;eentjesgefonden,diealleW waren, innbsp;nbsp;nbsp;nbsp;..... ’ -n.
-ocr page 539-Cap.ïX. I- o nbsp;nbsp;nbsp;Vnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, Vnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lp
«gen Sehafiiaan buiten Romen is een Huk]’t welk met wolken en heldere deelen des He-
vril. boek , Van de steenen.
_ nbsp;nbsp;nbsp;^------- -------—*.....jet.------ ------------------------------
Marmer , daar een Krucifix in is geplaatftjmels wonderlijk is verbeeldet.
Ten vijfden-, in fommige fteenenvindmen ook alle vier de geflachten van dieren: namelijk Ondierenj 2Ss,Slangenliegenj Witjesnbsp;Wwmen^ Vlooyenj Weeg-luifenj enz. Sodani-ge zijn fommige geflachten van de fleen ydjie-Beflet de Slangdaantige fleen met denbsp;letter Z hier na geteekent. Daar zijn ook flee-nen op welke de afteekening van viffehen ^ namelijk JVahijfchen,Dolphinen en meer andere vifTchen zijn afgeteekent: hoedanigc ik hiernbsp;re Romen en elders geflen heb. Daarom dunktnbsp;my raadfaam, tot voldoening van den naukeu-rigen Lefer, de afbeeldingen hier by te voegen.nbsp;Beflet de III. r^/c/.
Tenfelden Sommige fleenen vertoonen Ook verfcheide 'vogels. In \ Sacrament-huis-ken van de Roomfe “ Broederfchap is een Ko-lom van fwart en wit Marmer te gaar gemengt,nbsp;daar in de natuur een Relkaan flcli felfs denbsp;l^orfl open bijtende, echter fonder nagels aannbsp;depooten, heeft geteekent. Op andere flee-«eiifletmen Hanen en Hinnen met haar/fié”-l^^ns , gelijk in de volgende afbeeldingennbsp;blijkt.
De afbeeldingen van viervoetige TOieren roerden veel op fleenen gevonden, het zy haarnbsp;gehecle lichamen, of alleen eenige deelen, na-rrrclijk ’t hoofd, de poten enz. daar van Jmbro-finus in fijn Boek vandeMetalen,dat Wiltoifelnbsp;quot;^anAldrcwandus genaamt wert, gewag maakt.nbsp;Siet de 11. Tafel, die de dieren verbeeld.
¦ Ten fevenden: De fleenen zijn fo veel met Menfchen heelden befet, datfe op alle veelkeurig Marmer voorkomen. Ik beware eennbsp;¦^gaat^ daar op de natuur een Heldin met gestuit hair, en hroflwapenen gefchilderd heeft,nbsp;golijk de afbeelding N aanwijfl . Sodanig fijnnbsp;ook de volgende beelden op van de na-rtUTtafgetekent. Het r.vertoont ctngemantelt
Man. Het x. een Trie lier , en het 3. een Maagt.
Brocardm verhaald in fijn Jerufalemfe Reis j daar hy de Stal W'aar de Heere geboorennbsp;is, befchrijft, dat de natuur een fleen befchil-derd heeft met de afbeelding van een Eremytnbsp;die veele houden voor den H. Hieronimus,nbsp;welken daar veel jaren getoeft heeft, dit werdnbsp;ook bevefligt van al de gene, die in die plaatsnbsp;ge weefl zijn. Beflet de ameelding in de YVTafel. In de Kerk van den H. Tetrus is een Mar- J?e»Menfchnbsp;merfieen , daar in een Menfch op een 'EraaH^Jj^fj^
rijd. nbsp;nbsp;nbsp;een fteta.
De natuur heeft ook, ik weet niet door wat befchikking, de afbeeldingennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Heiligen q.\\
Engelen op de fleenen gebracht, daar van Am-^r(^%^.rdikwilsfpreekt.Laat ons beginnen van xgt;e h. Made H. MagetMaria.,dicinycr:{chcidG:lznlt;icr\m meteen op de Marmer van de natuur is afgebeeld. Be-fiet de afbeelding A, op een key gedrukt. Hier gevondm.nbsp;te Romen in de Kapelle van de H. Maget aannbsp;de regter hand, alsmenindeKerkvanden//.
Tetrus gaat; by het Orgel werd een Marmer-fleen geflen, daar in onfe L. Vroti-w van Loretta, met een dtieboordige rok, conKindeken in de armen, beide met een kroon op het hoofd, fo aardig is afgetekentalsof’tvaneennbsp;Schilder gedaan was: rondom fietmen beeldennbsp;van Engelen , fo als in denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.Tafelwer
den. Ambrojmus fegt, dar te Tifa, en te Bono-nien diergelijke beeld geflen werd. Dufdani-ge fleenen gedenkt Agricola met defe woorden : Daar is een foort van Schifus-feen, on-langs gevonden ontrent het Hercynife Bos, daarop verfcheide flachvanvifen, name Ijk:nbsp;Schollen,Snoeken, en Baars, verfcheide -uö-Paus metnbsp;namelijk. Hanen, als ook Salamanders,nbsp;ja felfs den Roomfen Paus met een baard, en Kroon ofnbsp;idrie-dubbelde Kroon, beneffens de H.Maget
® gevende^.
D 3 nbsp;nbsp;nbsp;met
-ocr page 540-I. Afdee-
LIKG.
meteen Kindeken op den arm; veele hebben ihooidvdAx nbsp;nbsp;nbsp;gekruijlenChriflus j niet
defe fie engefien. Wy voegen hier by een vvom | nagelaten op de (leenen te brengen. Ambroji-der-vverk van de natuur , ongetwijfeld iioorl mis eennaukeurig onderfoeker defer dingen,
• nbsp;nbsp;nbsp;.1 t r •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. Ïnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•, r*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/'~r\nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ t ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_
,ikrK'‘
Chf
ct»
' nbsp;nbsp;nbsp;O
Godsbeftieringuirgewrogt, in net Koningrijk Chili, daar de Maget was afgebeeld; ‘P.Al-^ fpi'cekt in fijn Befehryvingnbsp;beeld in vmi Chili fccr breed van’t felfde, diens ver-haal wy hier na fullen voorftellen.
Daar is noch overig re toonen, dat de werk' fame natuur het allergrootfte, namelijk het
_____.aukeurig _________
getuigt dat vijf uuren buiteji PavienJin. ’tKloo-ftervande Kartlmfers^ de natuur het beeld van Chriftus aan 't Kruys met een Ploorne-kroon ’t hoofd heeft gefchilderd. Hy betuigtnbsp;ook dat’er te /^e^e/z^'^in de Kerk vand'.,7^^^'^nbsp;ttnKrucifix op een Marmerfleen werd gefien;nbsp;gelijk in de ï V. Tafel is afgebeeld.
sdex i^Tci^^dmdrgfmmn
'Matia: nbsp;nbsp;nbsp;cmn-
iPeamp;a ac-h-iradatJt
Vorders heeft de natuur alle de leden des menfehelijken lichaams op de fteenen uitgedrukt, namelijk het hoofd de borfl, de ooren^nbsp;eirmenjbeenenfyèiïCxh èilt;e.Teel-deelen; daaromnbsp;dufdanige fteenen Enchorides genaamt werden. Ook diend geweten, dat, alfmen de ge
graveerde of geflepen fteenen naukeung be-fchoüt, rtietaUeene de gefegde dingen, maar ook 2\[tt\GY Huisraadj iVerktuigen, enz. opnbsp;de felfde afgebeeld zijn, die ik den onderfoe c-gratigen Lefer laat overv^egen.
Ca
P-Ix,
m.
\rin.boek, van de steenen,
Afbeeldingen ^oan Vogels op defteenen door de natuur uitgedrukt ^ die uit vetfcheide “ Bewaar-kamers zijngehaalt en overgezonden.
'Tal^. 1 ,
'Ttpuri:Z valucpmt Tiaiunt in LipiJiirus dt;j»nxTtrnbsp;ex var^s nu^us^ Jecet^tiC, etrnbsp;aiwtJe inmfimjfa ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*
Cet^i^
utntnv^pêrn
'ae renmv varutntnv -hrrmie
7‘
%Amnullis iuhdh-
^ Afbeeldingyertoont een Oyvaars-kop daar aan iets vafl is gelykeenYitt'f octig Dier. Boven is iets als een Menfchen-aangeficht. 'Deje afbeelding isuit Aldobrandinus ge-trokken.
^2-. Afbeelding vertoont verfcheide dingen j en leden w» Vogels eit viervoetige 'Dieren ^ (j.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dochganfch onvolmaakt. Welkers oor/aak te voorenonder/dcht is.
3. Afbeelding vertoont twee Vogels, die Ambrofmus fegt te Venetien in de Kerk van S. Jo-cp. nbsp;nbsp;nbsp;op Marmer van de natuur uit gedrukt te zyn.
^ '^anandereYoggh. nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r.
^‘y dsdeafbeeldingvaneen Quik-fteert, offo anderewdlenvaneenVm^^: o 6. Is de afbeeldingvan een Mifmaakte Vogel.nbsp;o 7. Afbeelding heeft de gedaante van een Meerler.
^-Afheeldingvertoonthet hooft van een '^2s:hi-\xi\, omwonden met eenige rauwe brokken
II. Ta-
-ocr page 542-3^
Tab . n . iFt^urarunt jimmahimi QuaJrupeJttm .
c?.
''W
,(A..
hi ¦
•lt;ity .
f
¦f
'Uei. én J.^ro’éelSi^envcrtoonen Höwrfx-Xoppew, beneftens een gehoed Menfch, in de i.fchyncnfe tef^emmen ; inde 2. werd ’c begin vbh een Schip gefien. Als ook het Hoofd van een Haan, en de gehoornde Mam. V\ elke Steenennbsp;fegt re befitten.
I^e 5. Afdecling is een mremd Dier, niet ongclijk een Verken, het hoofd uitgefonderd; andere vergelijkend by een Olifant. I^e4.lsdeai-beeldingvaneennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De 5. van een Peerdj-/)flo/f,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dc6. vaneen Honds-kop.
De7. verheeld volkomelijk een nbsp;nbsp;nbsp;de reden hier van is te vooren onderfocht. Ambrojinus fegt dat hy die op Marmer
heeft gefien.
De 8. Iscen_je/;oetie» Borf,benefFens meer andere nbsp;nbsp;nbsp;De 9. Verbeeld devan een Beer.
33
VIII. boek , VAN DE STEENEN.
Derde Tafel,
Afbeeldingen vanVijfchen. Het eerfte deel des Tafels.
'FtfcUawJ^ttras exhilens
S
'i'iL
M 'I
U'r..
»»»quot;/
’DeAfteeUimvertmttweeViffchenJie 'mder daadrmi^eensajn.meenfteen.ahmee» wm Sen .hebbende een gedeelte in ieder helft deepens-, mt de Bewaar.kamernbsp;van Gualdinus hièv te ponten.nbsp;z. ^verbeeld de vijfch Seam in een ft een.
'^e 3. verbeeld de See ld j in eenfteen verhüTdi.
II.Deel.
-ocr page 544-14
DE OHI)ER«AAXIS)SE WERELD,
Het’X. Deel van deill. T af e l. frtoonende de AfbeeldM vanViffchen.
Iffc j I I?. i ¦
IX.
De IV. Tafel’
s.Joh.^apt.
:Éx,f^luJêe
idolu ,
^ . '^^^uras Irumanos exfnlens .
-S* Sjt^cti. 'B ehLmuo
S.Jiténmrmt
S. Itv 'Temph S. Tetri Tontee
iCPtl. M *
®ï. Afbeelding vertoont een oud Man, met het hoofd bevvonden, houdende als een i(ind in de luuren gewonden in een oude gedaante, nietleer verfchdden van de Aigiptife Afgod/iVmt/WK#, daar van nagefien kan werdennbsp;mijn jEgiptifen Oedipui,h£tHooldl\ukvande Afgod Awrnwcus i de manier hoe dit beeld op dcftcenisge-j)nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;komen, hebbenwytevoorenin’cderdeonderfockverklaard.
'^4. Iseep getabbert Beeld een Kgt;nd indefchoot dragende, daar ontrent ik weet niét vvat voor voetftappen van En. gelen gefien werden: daarom ik het boude voor de Afbeelding der H. Maget, haar gefegendc Sone indenbsp;fchoot dragende; daar rondom Engelen ftaan.
3'Afbeelding drukt uit de gedaante van een haingMan, van foiiimige vooreen Ere/wijt, en van andere voor Johan.
Qg nbsp;nbsp;nbsp;«er de Oooper gehouden.
verbeeld fo men meent, den ff. Hieronimus, nadien defe afbeelding, volgens het getuigenis van Brochardus in fijn kgt;ee Vnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Rsis, inde Spelunk van Bethlehem, daar Chrijim geboren is, van de natuur is afgeteekent.
5- Vertoont Chrijtnsaan ^tlQrtin, werd, gelijk Cardanns getuigt, tePaKU/VMiD’tKlooflervande Carthufers gefien-Oeg A nbsp;nbsp;nbsp;alsook te yenetien in de Kerk van St. Joris.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*
• rbeelding, onfe lk\gt;e yrouvi mn Lauretti gelijkende, werd te in de Kerk van St. Pettus, in de Kapel van de H. Maget Maria in Marmer ingedrukt gefien.
EEI-
peuj Bergenj Stedenj Kaf eelen j Menfchen en )Wlt; diergelijke afbeeldingen, die door de inbeelnbsp;ding, uit de ongefchikte wolken van den aannbsp;1 fcliouwer werden te gaar gefteld. Infgclijkinbsp;; fietmen dat qiflj op de grond gefpuwt, de genbsp;! daante van defe of die faak verbeeld. De Rei-I figers, fiende van ver de bergen j begrijpendenbsp;j de felfde onder de afbeelding van de een of denbsp;I andere faak ; fowerd Miet Hooft 'van goedenbsp;\Hope j by een Tafel vergeleken ; de uithoeknbsp;\Scyllanz.\x Sicilien by menfchen Hanfchtlnbsp;I dcApenninifeCamertenfe bergen by een menfihnbsp;I op de rug liggende ^ de top des bergs verbeeld gen-\ het hooft, een neergaande en weer uitpuilendnbsp;j gedeelte de borfi en buik j de arm een rots i^nbsp;i een leegte geftrekt, en de twee beenen werdennbsp;Han de Afbeeldingen in de Steenen ^ daar tn de j (joor een in twee ge^litfle heuvel verbeeld-Afbeeldingen der fleenen werden onder- \ {.[£[ Eylandhangt een rots over ’t water,nbsp;focht, ieder fijn eigen oorfaken toegepaft, \ die by een hangende Munnink werd vereelt'nbsp;engeleerddoorwat kond en ten welkennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in ’t gemeen noemt men defelve Frat« de natuur f) veel verfcheide beelden in de jmpiccato. Sommige afgebrokc rotfen ofber- teenen voort rengt. nbsp;nbsp;nbsp;! gen verbeelden eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;onder dc gedaante van een 'Penning, gelijk een berg van norme j gemeenlijk genaamt Monte della Mc- k!f Tweederlei afbeeldin -gen in denbsp;fteenen. pf Teg'' lis. Gefchied op vierdsrlei Tvijfe, maakt. De afbeeldingen in de fteenen konnen twe-fints werden aangemerkt; namelijk j eer-ftelijk zijnfe buiten op de vlakte van gladde ef-fene fteenen. Ten tweeden zijnfe met bulten InvtMftoe- nbsp;nbsp;nbsp;„ mndeecrjit eerft,en van de andere daar na fpreeken;de eer ft^ afbeeldingen werden meeft gefien in de feernbsp;gladde brokken van verfcheïden-kleurig Marmer j daar van ontelbare foorten zijn: doch feernbsp;felde konienfe voor in kofleljke Steenen ^ voornamelijk niet in de doorfchjnige, uitgefondertnbsp;den Agaat. Ik achte defe Afbeeldingen op vierderlei wijfe in de fteenen gebragt te werden : By geval. x. Door de ge fait e der aardachtige fiojfe, by welke het verwende fout komende , fo werd door de fteen-makende geeft een fteen gemaakt, navolgens de verfcheidenbsp;ftof. 3. Ontfangen de fteenen uit verfcheidenbsp;toevallen defe of geene afbeelding. Ten 4.nbsp;fommige afbeeldingen , en voornamelijk dienbsp;der Heiligen en Engelen werden door een by-fondere befliering Gods met hulp der H. Engelen uitgewrogt. Wy fullen van ieder vervolgens handelen. Doch daar ftaat aan te merken , dar de af-beddingen in fommige fteenen onvolmaakt, of v$u en als van eenige deelen berooft zijn, in andere vertoonen haar maar eenige duiftere voet-fiappen der felver; maar eenige hebben die geheel volmaakt ^ en uitvoerig uitgewrogt. Daarnbsp;uit groot licht komt om de verborgen oorfakennbsp;van ieder uit te halen. Nu tot de faak. |
Eerste Wyse. -Op' weike de afbeeldingen op de fleenên komen. , Ik iiicene dat de meefte afbeeldingen op de ; eerfte wijfe, namelijk by geval opdefteenen^c»^^p_nbsp;: voortkomen ; om dat te verftaan, diend ami- , ' gemerkt, dat de menfchen den bewolkten Hs' ^ mei befchouvvende, haar inbeelden verfcheide dingen te fien, als vliegende Draken j Sche- . poor ' quy*’ n?'daglia dat is ‘Penmng-berg. Ik konde ontelbare voorbeelden bybrengen , doch nadienfe overal voorkomen , fo heb ik defe genoeg geacht. So fietmen ook op de ruwe vlakte vannbsp;gebakke tichels de gedaante van verfcheide,nbsp;ondierenj vogels en andere dingen, die nietnbsp;voorbedachtelijk van de natuur zijnafgetee-kent, maarden menfeh verbeeld fich, datfe defe of gene dingen gelijk zijn. Nu ftaat te onder-foeken, welk de oorfaken defer verfcheide afbeeldingen zijn. De oor faak defer afbeeldingen is de fotdj nbsp;nbsp;nbsp;a»' vochtigheid, die de aardachtige fachte , jfftiM door de droogte alreede gejplete ftof komende, dipd’nbsp;in de fpleten j gelijk in de marmer te fien is, ii^nbsp;boort, en daar door de fteen-makende geeftnbsp;verhardende, fo vertoont dat verhard fout volgens de loop der fpleeten, verfcheide faken,nbsp;namelijk rivier en ^ vogels, viervoetige dieren jnbsp;ondieren ^menfchen ofgeheel, of tendeele jnbsp;dat de ftof verfcheidelijk geftelt is. Dat defenbsp;afbeeldingen uit een vloedigefiof zijn gemaakt,nbsp;is af te nemen uit de bochtige loop der rivier^ •nbsp;gelijkende beelden verfcheidelijk gekleurdnbsp;zijnde, namelijk fwart en wit, wd cwgeel, 01nbsp;groen j blau en anderfints aardig te gaar ge-mcngt.Dat de fteenftof in den beginne/^ew is geweeft, blijkt daaruit, om dat na verloop van veeljaren, inde felfde plaatlencvenlodamge fteenen met de felfde kleuren en afbeeldingen werden voortgebracht; Het gene niet lou e gefchieden, indien de aardachtige fiof e vcei |
VUL boek , Vak de Steekek.
quot;hen als quot;gegift zijnde, door de on- Ibygekomen; ’t welke ik met weinig woorden *•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;geeften niet met verfcheide kleuren faltragten te ontdekken.
en beelden bereekent, en te gelijk in fteen ver- nbsp;nbsp;nbsp;Hier te Romen in de Bewaar-kamer van
natd werde. Overweegt de ervarenis te voren ^laldinus is een fteen in tween gekloven, in h zijn ^y^nracht.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;welkers beide helften de volkomen gedaante «««ïiat vis.
f nbsp;nbsp;nbsp;noch een andere reden om te bewij-1 van een vis gehen werd, fijnde blauwagtig en
' ’'£¦ cn_,dat defe afbeeldingen mtt^gevallich zijn; | met graaten voorfien, een foort van Tlat-vis : namelijk om dat die eenige dieren verbeelden; overeenkomende met degene, die we tevoo^
*ftijd iets gebrek hebben; want de hoofden zijn! ren getopnt hebben, gemeenlijk of fondernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j of fonder «mr j of j
lender mond^ of fonder oor en ^ welke gebreken deSchilders vervullen,invoegen datwe oordee-len niet fo feer na ’tgeene die beelden in dernbsp;daad zijn , als wel ’tgene wy daarvan inbeei-j gelijk we re vooren van de wolken, bergennbsp;en het quijl hebben getoont.
Om te verklaren op wat wijfe defe afbeel-ding inde fteengekomen is, diend aangemerkt,
dat des winters veel landen van water onder-wis loopen, met welk water veel ftyk en viffennbsp;ftrand komen, die met’er tijd door een Steen-geeft verhardende, haar vorm en gedaante innbsp;’rfachte flijk, dat daar na ook in fteen veranderd, indrukken,’t gene daar uit is af te nemen,nbsp;om dat dcgratenjjehubben, en V afgefcheurdenbsp;vleefch fo volkomelijk is afgebeeld, dat een afgericht beeld-houwer het fogeeftig na’t levennbsp;niet foude konnen namaken. Seker als defenbsp;fteen van binnen wat naukeuriger onderlogtnbsp;werd, fo falmen in de felfde een holligheid^ e-ven fo groot als de Vis geweeft is, vinden;nbsp;dat’er nu van het vleefch en ingewand des Visnbsp;niet gefien werd is geen wonder; nadien dienbsp;verderflijkc deelen of vergaan of in vervliegend ftof veranderd zijn; invoegen dat’er be-halvende graten niet overig blijft: fofietmennbsp;dat in oude graven niet anders als het geraamte gevonden werd. Dit is dan den oorfprong .nbsp;y^ndc Viffen , die de Natuurkundigenbsp;I viffen noemen, welke in veel plaatfen voorkomen, en in veel Bewaar-kamers getoont wer-|den. Op de felfde wijfe werd de gedaante ew sbngnbsp;van andere dieren, als de nevensgaande afbeel-'”nbsp;ding van een Slang ^ uit de Bewaar-kamer vannbsp;Aldrovandtis gehaalt, de fteenen ingedrukt.
Doch van andereTdieren fchijnen nier alleen de beenen j maar felfs de geheele felfftandïg-heid in fteen verhard; daar van ik de wijfe nunbsp;ga verklaren.
Boven is gefegt, dat de foute deeltjes door een wonderlijke drift j, diewe ^ Seilfteenige «Magne-kracht der natuur noemen, tot malkander loo-pen; nadien dan de fteenige ftof, als ook de ook dknbsp;lichamen der dieren uit veel fout beftaan,fo ge- gedaantenbsp;beurt het dat de dieren ergens in ’t flijk verwer- fff ffnbsp;rende, fo drukkenfe niet alleen haar afbeel-piantTn.^”nbsp;ding in ’t ftijk, maar de foute deeltjes der dierennbsp;vereenigen haar met de foute deeltjes vannbsp;’t flijk. En dewijle defe tfaamvloeying doornbsp;een wonderlijke f Straal-kracht gefchiet, fonbsp;drukken de Straal-deeltjes de Steen-ftof haarnbsp;eigen kleur in; daar door eindelijk al de deelennbsp;des diers wonderlijk eenftemmig werden uit-gedrukt , feer veel helpende de Vorm-kraqt^fyf! ^nbsp;E 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dieWe
V nbsp;nbsp;nbsp;Ervarenis.
Defe faak kan door de volgende Ervarenis ^equ aamlijk bewefen werden; fet des wintersnbsp;‘^**»f^’'fihDon water een nacht in de opene lucht, gietnbsp;ep het felfde bevroren zijnde, water verfchei-^^l\figekleurt, en fet dat ook te vriefen, fonbsp;bet Ts even als Marmer ff aj^is of Agaat-fieen verfcheide kleuren hebben, niet alleen;nbsp;buiten op, maar felfs binnen in, daar het ge- jnbsp;kleurde water door de pijpjes van dTs is ge-!nbsp;loopen; invoegen darmen rivieren j hoornen en!
^eer andere dingen in ’t Ts liet afgebeeld: Als i iiudatTk door een Steen-faf verhard was, fonbsp;foud’et van Marmer niet te onderfcheiden
volgende gemeender ervarenis bewijft felfde. De gene, die gefchildert Tapernbsp;bereiden, nemen een vat met fchoon water,nbsp;dik van gefmolre T)ragant-gcm _, op dat waternbsp;fprengenfe meteen Pinceel verfcheide levendige verwen, die in fterke Brandewijn en Offe-,^^/ontdaanzijn ; daarna trekkenfe die verwennbsp;met eenpn lichtelijk fo alftè willen. Verbeeldnbsp;u nu dat de gefmolte Tdragant is als de bereide Marmer of Alabafl-flof ^ die de natuurnbsp;met verfcheide kleuren verwt ^ en de foii-geeft j op verfcheide plaatfen loopende,al-lenskens verhard. Dit zy genoeg gefegtnbsp;van afbeeldingen op de fteenen by geval ^nbsp;gebragt Wy gaan nu over tot verklaaring inbsp;Van d'enbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
Tweede W--_
Of welke de fteenen met afbeeldingen werden verciert.
i ‘quot;'on af . nbsp;nbsp;nbsp;afbeeldingen werden op d e tweede wyfe
Hda.
ib de fteenen gebragt, wanneer de aardagtige uit welke de fteenen gemaakt werden, to-danig is gefchikt dat het geverwde vogt doornbsp;. fteen-makende geeft, even als in een vormnbsp;Verhard; invoegen dat de fteen de felfde^é--^aante aanneemt als de vorm. Op defe wijfenbsp;^erden voornamelijk die fteenen gemaakt,nbsp;me een volmaakte * lichamelyke afbeeldingnbsp;hebben: als daar zijn fommige viffehen te vooren aangewefen. Het is wis en feker, dat defenbsp;alleen door de natuur fo volkomen nietnbsp;zijn uitgedrukt, maar dat’er-nog iets anders is
-ocr page 548-DE ONDER-AARDSE WERELD, diewe fullenbetoonen altijd in de doode rom- 'idiefteenen.dievan de gelijkenis der Zoomen _____ 1. nbsp;nbsp;nbsp;!•_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 1-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ia nnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/7nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;°nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- _________II.Agt; niPt» Hier k nbsp;nbsp;nbsp;Doch dit wil ik fo niet verftaan hebben, als %k[FaT’ of defe afbeeldingen gemaakt werden door ee-aantemer- nig eigentlijk genaamt faad vandeplantenofUm verbeeld. Het gedenkt my eertijds alde-dieren afkomflig, maar door iets na faad aar-! fc fteenen gefien en naukeurig onderlbcht te dende. Opdie wijfedoetdey?^^» de verknog- ’nbsp;te aarde j diegefchiktisom fteen te werden,nbsp;infteen veranderen. Infgelijks het Goud veranderd de naburige ftof, geftelt om Goud tenbsp;werden, in Goud: het felfde zy gefegt van Silver en van alle andere Metalen ^ want gelykenbsp;dingen trekken baars gelyke, niet gelijk veclenbsp;aVegeta io. verkferdclijk meenen, door een waare “ groei-ceiijke dm-jing^ maat dcot cenyêi^em^É’t’faamvloejing,nbsp;dat IS te gaarfchikking van deelen, welke wijfenbsp;Ujks.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de ongejielde lichamen eigen is; daar in het wijs beleid der natuur gefien werd,die, om de uiter-ÜQ ondergang der foortente verhoeden j ieder j als M. MeJfalaj en C.CaJftm Burgmeeftot^ een kracht heeft ingelegt, om fijns gelijke i waren. En niet alleen in die tijd, maar ook nu - nbsp;nbsp;nbsp;/nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. nnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\ /^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;11nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Tquot;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;TTTnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I'S' voort te brengen; op dat ten minften de ge-flachten van alle dingen fouden vereeuwigt werden; ten welken einde alle dingen werken,nbsp;die volgens natuur werken. III. W y s E Op vd-elke de afbeeldingen op de fteenen komen. Het gebeurd door eenig byfonder geval, dat de afbeeldingen op de fteenen nu defe dannbsp;gene gedaante hebbe. mnderiij. Dc natuur werkt vremd en wonderlijk in de tewfken ftecnenaftc beelden, daar van de reden nietnbsp;dermtmr. pcht te geven is; echter door de felfde veel tenbsp;onderfocken ervarener geworden zijnde, fo fal I» ik nu trachten re verklaren de oorjaken van ie- eigenfehap heeft, om allerlei planten voort der afbeelding in ’t byfonder; beginnende van brengen. Doch hier van elders breeder.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;greejftf- I. .^FBEE- ^D°*orm. pen der dieren en planten overig te blijven. k: agt blijft Sl'Lt saxum ren. :y I |
Boomjfeenen werden genaamt,van welke niet ^ jiufeu»-Y^einig hier te Romen fo in mijn eigen ' be-waar-kamer, als ook in andere gefien werden-Sommige verbeelden heele Boomen, andere he-^ Ie BoJfchenj volgens de regels der Doorficht-kunde. Dufdanige fteenen werden veel gc-sinar vonden op den bergnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;daarom fyook nai-jieenen genaamt werden: als ook in rencen digt by de ftad Barga ; echter moet-men niet denken,dat’et eigentlijk Boomen zijn»nbsp;maar alleenlijk afbeeldingen der felver, doornbsp;wonderlijke fchilderkracht der natuur afg^* [beeld. Eerwe defe afbeeldingen verklaren, fo ftaat ^ aan te merken dat’er vierderlei fleenen voor-^lt;«»«»’nbsp;kómen, in welke de natuur de afbeeldingennbsp;van Tlanten j Boomen en Kruiden wonderlijknbsp;vertoont. De eerfte, Borjycitis van Rlinitiinbsp;genaamt, vertoont een plant in fwart-witach-tig of bloed-rood loof bloejende ; de tweedenbsp;foort werd van den vermaarden ‘ Bcminner der ^1^5nbsp;Oudheid Imjferatmj Nemorofa Tetra ^ dat isnbsp;Bofch-Jieenj van AgricolalDendrachata ge-naamt, aan de binnenfle zijden van een gC'nbsp;kloven üeen ontelbare afbeeldingen van Kruiden, Boomen en Vy'ugten vertoonende, werd ei-^tntlijk ‘Dendritis , dat is Boom-fleen gequot;nbsp;i^amt. De derde foort vertoont de getandenbsp;Blaren van Wilgen ^ en daarom werdfc ooknbsp;Wilgen-blad genaamt. De vierde flag werdnbsp;van Imperatus Koorn-fleen genaamt, om datfenbsp;de gedaante van Tervj en andere Koorn-vrug- hebben in de vermaarde Bewaar-kamer vart Imperatm.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ Om de oorfaak defer W'onderlijke af beeldin-gen te verklaren, diend aangemerkt, dar aller-lei foort van kruiden tx\ boomen groejen opdc^'lt;ƒƒj^y, ontoegankelijke plaatfen van oude gebouwen gt;nbsp;doch op w^at wijle de felfde daar zijnvoortge*nbsp;bracht, fchijnt de onkundige wat w'onders.xnbsp;verhaalt, dat op het opperfte van \Capi’nbsp;tolium tweemaal een Balm-boom is gegroeit,nbsp;en de Balm-boom door ftorra wechgerukt zip'nbsp;de, fois’er een Vyge-boom in plaats gegroeit? fictraen al de Baden , Waterleidingen j Schouburgen met ontelbare Bomen en Kruidennbsp;begroeit, van welke Banarola wel zoo op-telt in fijn Schouburg der Tlanten. Het is ooknbsp;een faak, die in ’t gemeen bekent is, invoegettnbsp;dat de oorfaak fo verborgen en onbekent nietnbsp;diende te zijn: want nadien de fcheuren dernbsp;gebouvjen vol ftof raken , en op de felfde otnbsp;door de wind, of door de sog€i^. Jaden van ver-fcheide planten gebracht werden, fo is geefnbsp;wonder, dat uit der felfde Jaden door de regennbsp;en Son aan ’t groejen rakende,verfcheide plaf'nbsp;ren werden voortgebracht.Daar noch bynbsp;dat de gepoederde Kalk ik weet niet wat voor |
^teen nbsp;nbsp;nbsp;fo in de fleenen toegaat:, i. Een fchikking der ftof bequaam om de af- mtdB-
nadien de fteenwerdende ftof, ten cleelcbeeiding te ontvangen. Tenx. noch
lelijks overig, ’t welk de ftof niet konnende in die door een kragtige feiljteenige kragt g'ebjke^^'^Ier veranderen, fo doet’et fo veel als her 1 dingen tot gelijke trekt.
^an, en drukt die/?é’É’;^lt;?/de afbeelding en j Deftofmoetfogefchiktzijn,datfey2z^?en als op-»at is*-, gedaante van hoornen en planten in, door de vloedig is, anders foude de verruwende geeft
, nbsp;nbsp;nbsp;. i- _.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 y- I l-.inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I 1- /• tri ¦ . 1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 ¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;J------ nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*
de felfde niet konnen doordringen ; daarom durm in dé fiermen dat meeft alle fteenen in naar eige mij-^quot;”'”*'’-nen fagt zijn, en haar voornaamfte hardigheidnbsp;krijgen alsfe in de opene locht komen. Denbsp;vorm en fegel, die de afbeelding in de fteennbsp;drukt kan tweederlei zijn; i. Enkel natuur lyk.
Ten X. uit natuurlijk cnkonjligte gz'axgQ^tid. j- ——.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Vwiiviixai.w. k.iiL \.tvyvyi, v-wiinbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tïct uatuurlykeÏ.S dooderomp quot;ysiVi ^Qtïï^
^^Id, genomen van de voorteeling des men- de fagte fteenftof door fijn 'vormende kragt,«visPiafti-^hen,daar de natuur altijd tragt QeixMan voort die noch in de doode licharrien overig is, fijns 5^ brengen, maar haar oogwit niet konnende { gelijke afbeelding indrukt. Albertus Magnusnbsp;ereiken , fo komter een lA'ou aan den dach die in’t i .Boek van de metalen, x.Afdeel.9.Hoofd- ungmu.nbsp;onvolmaakt man is. ’t Selfde zy gefegt van! ftuk- Segt uitdrukkelijk: hetfchijnt veelmen-voorteeling van andere dieren, \fchen wonder lyknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dat’er fteenen gevonden
Laat ons nog een andere wijfevoorftellen, j nbsp;nbsp;nbsp;die van buiten de omtrek ^ en van
Op welke de afbeeldingen dex planten bmnen alsfe gebroken werden de inwendige
'du»
quot;Vormende kragt, die in dat fadelijke nog ove-is: invoegen dat de natuur altijd ftjnsge-Jjjhe trage voort te brengen; doch defe kragt, o door haar eigen , als ook door de onbe-Siuaamheid der ftof belet zijnde regte plantennbsp;^oort te brengen, fo brengtfe niet anders voortnbsp;3is der planten toevalligheden en afheeldin-gen. Arifloteles verklaard dit door een voor
fteenen konnen komen, die defe is ; de plaats ‘laar de fteenen groejen, kan befetgeweeft zijnnbsp;^et eenige letxt planten j namelijk mofch ennbsp;diergelijke , eer de fteenige ftof verhard wasnbsp;die de planten omvangende en namaals verhardende, foo werden de ingeflote//t^^^mgelij-kelijk gehard , en haar afbeeldingen blyvennbsp;Pai^lljl^ de fteenen. ’t Gene hier uit beveiligt werd ;nbsp;*• alsmen dusdanige fteenen met * evenwijdigenbsp;neden doorfnijd, fo fullen al de vlakten de felf-^ gedaante van ^/^«^«/nietverroonen, maarnbsp;e eene fal blaren, de andere afgefnede tak-e» enz. verfchaffèn, daar uit klaarlijk blijkt,nbsp;de planten door de fteen verfpreid liggen,nbsp;afgefneden werden. Ik heb ook met ver-,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;groenjnofch gefien midden in helder kri-
t gene Licetus in fijn Boek van vry willige ¦?ierog]ynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;der levendige dingen, en Lauren-
’cï, nbsp;nbsp;nbsp;lus Eignorius in fijn verklaring van de ' beeld-
prakige Tafel betuigen ook gefien te hebben, yen gelijkmen beefljes en verfcheide anderenbsp;^^gen midden in de ^ Brand- fteen fiet be-raait, daar in verwart zijnde als AcBrand-noch fagt was. Men behoeft geenfinsnbsp;f ^.^ijfelen, ol het felfde gefchied ook in denbsp;lt;lutfiere fteenen.
, Nu ftaat nog te verklaren door wat Schilder-'^Jpcht der natuur de afbeeldingen fommiger ^eren in de fteenen gebragt werden. Waarnjknbsp;• ^®.''^ogen der natuur zijn fo verborgen, en denbsp;Wijfe ygjj erken fo duiftcr, dat fonder langdu-^•ge ondervinding, en naukeurig onderfoek vannbsp;p ’^’faamftelling der dingen, onmogelijk is al-door redenering tot de naafte , rechte ennbsp;^•^gcne oorfaken harer wonderlijke werkingennbsp;oor te dringen: Want de ondervinding ver-^0 it het verjtandj en het verft and alle dingennbsp;,y fijns gelijke fchikkende, komt eindelijk tot
Hiquot;'”
ik
deelen van eenich dier vertoonen / doch defe afbeelding kan nergens anders uit onflaan; als dat een dier infteen is veranderd. Want nadiennbsp;de natuur de ftof tot geen levend dier kan maken , fo deeldfe de felrae afbeelding mede doornbsp;tuflehen-komen der foute deeltjes, in de doodenbsp;romp fchuilende , die , van de fteenige ooknbsp;met fout vervulde ftof, door de feil-fteenigenbsp;kracht, te gaar getrokken werdende, de inge-fchape vorm-kracht met haar voeren; en alsnbsp;namaals de fachtïle leden verteert zijn, lbonbsp;veranderd het overige óiOoxde.Steen-geeH mnbsp;fteen: ’r gene daar uit blijkt, om dat dufdanigcnbsp;volmaakte afbeeldingen noit door de ganfehenbsp;fteen, maar alleenlijk in de vlakte gefien werden; gelijk al de Steenhouwersj die ik daar overnbsp;ernftigheb gevraagt, eenparig getuigen. Datnbsp;nu in lommige fteenen maar eenige leden vaanbsp;dieren, namelijk heteen beenjen'i. gevonden werden, gefchied om dat de ledcnTAVAnbsp;van malkander gefcheidengeweeft; of omdatnbsp;het geheeledier vanSteen-ftof niet is bedekinbsp;geweeft; daar door noodfaakbjk maar eenigenbsp;leden in ’t byfonder zijn verhard; cm de felixienbsp;reden vindmen ook verminkte en verdraaidenbsp;leden.
Na dat aldus verklaard is, op wat wijfe de ai-beelding der dieren in de fteenen door een enkele naniurlijke oorfaak komen, foo ftaat nu zmxesn\fen\\oe^\x\ksó.ooxeennatuurlijke ciinbsp;konliige oorfaak kan gefchieden.
’t Is door de dagelijkfe ondervinding genoeg- Xyhir-faam beveiligt, dat in de 'Tyburtynfe fteenkui- tynfófeen-len,midden in de fteen, verfcheide tuigen, na- nbsp;nbsp;nbsp;'
de k
ennis der verborgen oorfaken. m
^en volmaakt Dierenbeeld de fteenen in e drukken, werden verfcheide dingen verei c 1 .
laten en de kuilen met aarde en fteengruis vervuld ’werdende, metde fteen vereemgen-. want ’t is ontwijfelijk waarachtig, dat de Tyburtynfenbsp;fteen-kuilcn, na verloop van veel jaren, wederom met nieuwe fteen vervuld werden, door de
40 nbsp;nbsp;nbsp;DE Onder-aardse wereld, ia-fbee. fteen-makende kracht dcsfwaveligen waters, j de beelden gefchiidert, en defelfde een dat uichetmeir nbsp;nbsp;nbsp;door onderaardfe'aders jfchc maand ruflchen twee ftukken Marmef die ganfche vlakte vervuld ; gelijkwe in ons j gclegt; en als ik daar na de Hukken Marmef' Latmm met Gods hulpe breeder hebben be- j van malkander nam,fo heb ik tot mijn verwon-toond. Wijders rechten de Steengravers, die dering gefien , dat de Afbeeldingen onder- an daar in groote menigte zijn, haar Tentjes op, in welke Beelden ^Crucifixen en diergelijkeGods-dienflige dingen, ieder na dat hy meer of minnbsp;Godfdicnftig is, opgerecht werden, gelijkwenbsp;niet fonder merkelijke gemoeds - beweging ^nbsp;hebben gefien. Welk huis-raad van de gravers de, echter ongefchonden bleven. Men moet daar gelaten en verloren werden; want als de Heen is uitgegraven, dan vullenfe de puttennbsp;met rijs en gruis, op dat die ftof na verloop vannbsp;jaren,gelijk ik alrede gefegt hebbe,wederom innbsp;Heen foude veranderen, en verhuifen na eennbsp;andere plaats. Defe dingen aldus aangemerkt zijnde, fo . oordeel ik dat eenige defer nagelate de fachteSteen-ftofzijn afbeelding heeft kon- nbsp;nbsp;nbsp;gempkt en rnet gefmolte \ itriol, lo te vooren had verhaald van de verfcheide hiiis - j ve Vrouw met haar Kindeken in de fchoot, di® raad in de Heen-kuilen na’t vertrek der Gra- i van mtt Engelen gekroont werd: deEng^pnbsp;vers blijvende , en van andere afbeeldingen zijn een weinig mifmaakt, oni dat de fchild®'nbsp;daar gevonden werdende, fo ben ik eindelijk {rie mogelijk w'at verdraid en verwrongen heet Jeven ‘ Sang-godinnen mQtApUo verto' is voortgebracht UtiQ Die van de vers daar gelaten zyn. nen indrukken, op de felfde wijfe alfwe boven van de afbeelding der Dieren feiden. Want na-«Mineraiia dieu de kleuren uit verfcheide Mfii-fiojfiennbsp;Sn oorfaak beftaaii, CH icdct Myn-jiof door een Seil-ftee-''fihndelf nige kracht fijns gelijke, foals boven is aange-heeidingen vvefcn, iia ficli trekt; fo kan gebeuren dat denbsp;Mfilfiojfige deeltjes der werktuigen, haars gelijke Hoife aantreffènde, de felfde haar afbeelding indrukken. Terwijl ik defe dingen metnbsp;groote yver overwege, fo ben ik,de Tymrtynfenbsp;Steen-kuilen onderfoekende, in vriéndelijk gc-fprek geraakt met den Overftendefer kuilen ,nbsp;met den welken ik van veel dingen rakende denbsp;eigenfehappen en aart der felver heb gehandelt,nbsp;en heeft my betuigt waarachtig te zijn,’t genenbsp;ik aanftonts, van de verfcheide fV°,rk-tuigennbsp;en Huisraad in de Heen en gevonden heb by-gebracht: ja hy voegde daar by, dat onlangsnbsp;Defe vier gevondcii Waren defe vier letters I. N. R. I.nbsp;betekenende ’tOpfchrift bovenliet Kruis vannbsp;fieen geven- Chrifius j van de natuur op een Heen gefchil-den.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ ciie aan een vrcindeiing voor groot geld was verkogt: ik ben niet weinig over de aftekening der nbsp;nbsp;nbsp;verw'onderd geweefl.Doch my te binnen brengende het gene hy my korts ontwaar geworden op wat wijfe defe lettersnbsp;zijn afgeteekent; ’t welk ik kortelijk aldus ver-klare. op wat De afbeelding van een aan ’t kruis-hangen-gefehied^iu ecn Stecn-kuil met vuilnis en Heen-gruis bedekt zijnde , fo heeft lichtelijknbsp;konnen gebeuren, dat het Opfchrift, van hetnbsp;Kruis afrakende, een Hof, bequaam om de afbeelding der letters te ontfangen, heeft aange-treft, en met de felfde in Heen is verhardet: ennbsp;op defe wijfe is een groot deel der afbeeldingennbsp;inde Marmer voortgebracht, byfonder alflenbsp;fo volkomen en uitvoerig zijn, datfe de natuurnbsp;alleen niet wel fchijnen toegefchreven re konnen werden. En om defe faak door eenige ervarene wat op te helderen, fo heb ik verfchei- |
Iferi welke ook was de allerheiligllen Naam JefuSj fii^-niet alleen op des Marmers buitenrte vlaktenbsp;fich vertoonden, maar ook eenigfints in ’tiende diep ingedrongen waren, invoegen datfe denbsp;Marmer met eenPuimfteen gevreven werden-aldus te werk gaan. Ervaren IS. De befi'hïldertng der Steenen oog betoonende. Befichildert papier met foodanige beelden s gy wilt, de verwen moeten van overgehaalde ‘Steen-olie toegemaakt zijn: legt dit befchilderd papi^'-lt;/(* tuffehen twee gladde Hukken Marmernbsp;vergaringen met pik en w^as toefmeerende»nbsp;op darter geen vochtigheid bykome: Ictgfcnbsp;een vochtige plaats, en na verloop van een oi twee maanden fultgc bevinden, dat beide Hok' ken Marmer na het leven met die beelden bS' fchilderd zijn , fonder dat ’er iets aan g^' breekt, de kleuren felfs tot in de Marmer doot' dringende, het felfde fietmen gebeuren als d® afteekening alleen met inkt j ter deeg met 'Vt'nbsp;triolgemengt, gemaakt is^. i Eerste ‘Toegift. Uit defe ervarenis is klaarblijkelijk, dat an; i,epdf,i. dere volmaakte afbeeldingen op de felfdenbsp;/è in de Heenen zijn ingedrukt. Dusdanig 2.ij^pgt;*''nbsp;de gene, die in dit HoofdHuk op verfcheidenbsp;plaatfen zijn voorgcHeld, namelijk de afbeel'nbsp;dingen van Vogels Katten^ Kruüfifixen j dj^nbsp;van een (fyBgypifien Afgodhoedanige ooknbsp;het 3. Boek van onfe Oedipis op verfcheid®nbsp;plaatfen zijn bygebragt. De Afbeelding, bovcnnbsp;met het getal 2. aangewefen, fchijnt oiifeBf'nbsp;gelegen; ’t gene in meer andere diergelijke g®'nbsp;gefchied. Doch iemant fal mogelijk feggen, datnw 0^ wel te begrijpen is, op wat wijfe die afbecldmquot; p”quot;nbsp;gen midden in de Heenen komen. Daar op iKnbsp;andwoorde, dat in de verouderde fleen-kui-len , die na verloop van tijd wederom metnbsp;Heenen begroejen, menfehen geweeH zijn, dienbsp;haar met fchilderen hebben befig gehouden,nbsp;of in de Steen-kuilen eenige beeldennbsp;verkoren j die de van nieus-groejendenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;sang mer haar afbeeldingen hebben mede ged^ • din“j^ Op welke wijfe ik achte dat de [teensps -OTnbsp;rhus j die, volgens het verha^ van Blimus^^^ ^ Gy |
VIII. Boek, Van de Verandering der Vogten^^-;?^. nbsp;nbsp;nbsp;41
Gy fuit mogelijk vragen, waarom geen bee- we ’c ganfche geheim openbaren; te meer om Qn'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j en diergelijke dill- dat onfe redenering daar door feer beveftigc
gt; Ap_
IX.
‘inrom
ttin
*“i,n nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-
'lt;«Xss nbsp;nbsp;nbsp;'^'clke de beelden gefchildert waren, in werd.
¦ nbsp;nbsp;nbsp;c..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. i _
«c,
oroüj.
V, nbsp;nbsp;nbsp;uc t/c'CiM£r« SiciL-iiiiutii. waicu, iu wv-iu.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Manier di-
dcfteenen gevonden werden? ik antwoorde, | De verwen werden op defe wijfc dat al defe dingen door de tijd zijn vergaan, maakt. IkwctmSterk-water^j^cQn.
door dckhefptcdcrUijn-gceiïen verfeernmk- font i once. ‘ verbeterde Brandew^n en in fteen verandert, fonde^reenigteekenna xdragmen.
Gelaten, als alleenig haar afbeelding, die de kan kopen, nbsp;nbsp;nbsp;f
lachte fteen-ftof is ingedrukc cn mede-ge-; hetineen glas, g
deelt. nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ men/É’rgt;èt^vi^£’r op , enlatetuiiïooken, en
! dan hebt gy een water, dat eerft blau, cn daax H'Toegift.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I nay%'^r?verwt. Neemt dan het^c^rlt;2;;(^^j;w/«,
! giet ^er fterk water op, latet uitrooken, cn fet-
Hier uit is ook openbaar, op wat wijfe fom- j nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Jmrnoniak -font met de Brangt;
mige afbeeldingen in de fteenen fo volkomen ^ dewijn^uitrooken, dan hebtge een guiden-ver-
1---------’ nbsp;nbsp;nbsp;' ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' \yi ^^ater, dat u verfcheide kleuren verfchaft.
Op de felfde wijfe kanmen uit meer andere Myn-flofen verwen halen; fchilderd dan met * MmeraUa.
en volmaakt werden gevondrn, datfe niet alleen fchoon cn aangenaam van giants zijn, ii^aar ook door verfcheide kleuren en fchadu-
t nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j 1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.x»./WA4V^ V//V w v-ii lAais^ii 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;v-iaii
' enhet oogderaanfehouwersop een wonder-1 nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ofdc andere afbcel-
‘ijfce wijfe vermaken. Dufdanigen fteen heeft; nbsp;nbsp;nbsp;wit Marmer, van de faeftc foort, en
my onlangs vertoont den uitnemen^den Baffa- \ nbsp;nbsp;nbsp;fchildeting alle daag en gy fuk
%ye» P„„r gt;/»,«««•• in defe fteen was de , nbsp;nbsp;nbsp;dat de afbeelding door en
afteelding van een Bewaar-Engel met de^re/,, j J nbsp;nbsp;nbsp;, ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in voegen dat de felf-
Onder dc gedaante van een jongen, hem toe- i . r ¦ i a t gt; j j ¦ i n. i -tSquot;- vertrouwt^ die den Brins meende fovan de f''’erfche.de /?»««lt; verdeeld ieder ftuk
*gt;«;;• nbsp;nbsp;nbsp;Als ik defe afbeeI-,.j^^,^^^nongemeeneendenknfchomver een
ereSquot;f'‘^'“”a',^''‘'!°quot;^quot;‘''=,’“'^‘'k8“^°P‘*fquot;^vonderlijkefaakfcliijnt. s, elfs glans en fchoonheid, alsook de aandacht j Diergelijke afbeelding vertoont den uit- r.en^ein
es aangehchts, daar mede de Engel na tKmd | i^jy^j-gfide Hertog Baultu Jordanm 'Vrjinm Enger.aln cicen te fien , en op de Godfdienftige c ri t,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;veelfiidige fteen daar inieder fiidehetficbten.
“'m;
^^Kmdsxog^,aBewaar-Engett fo dacht my | nbsp;nbsp;nbsp;£„e/ger,en werd, doch in ver-
onmosehjk, dat de onredelijke natuur fodam- j p j n , „a de verfcheide gclegentheid genaftcelding foude konnen maken daar een jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vericneidc gciegenmeia
^goncht Schilder wxrk genoeg mede heeft. nbsp;nbsp;nbsp;afbeeldingen. die
natu nbsp;nbsp;nbsp;fnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tiaar de fteenen gaan. gemaakt zijn
Sr nbsp;nbsp;nbsp;t' ‘^1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'¦ “ '*'¦ inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;overvloed van fcherpe foute rVfv/e/l/nj».
' n nbsp;nbsp;nbsp;j 1 l/e».-doch de gene, die fo veer niet door-dringen,
gt;«.. ook f nbsp;nbsp;nbsp;%f‘ëf''‘^‘^vegefc .fs ifiebben min lan defe /a//gt;e,, tot haar oorfïak.
S T ”nï'“ nbsp;nbsp;nbsp;°Pquot;','=“''lt;''quot;'S:Durdanigis eenAlt;rnf-amp;»,verbeeldende een-rW».
Si? nbsp;nbsp;nbsp;a'quot;‘^“i'!''^f'‘^»'™ai‘gt;gt;figt.'Velkemiddeadoorgekheft,rr,
^ike fbeeli?'* nbsp;nbsp;nbsp;i foo fietmen daar mdar cenigc duiftctc trekken .../ïtW-
bekende , en teide eenige der felver
VIII. als iets ongemeens, in! nbsp;nbsp;nbsp;^ ^
farmer gefchildert, vereert te hebben. En als | nbsp;nbsp;nbsp;^
Ik hem de manier vraagde hoe fulks konde geschieden , fo weigerde hy my dat te feggen;
^och ik ben eindelijk door ervareniflen acliter faak gekomen.
ytt.
lt;1
kti
•iie
Een nieuwe en ongehoorde Ervarenis.
Hier te Romen is noch een Schilder.dea Ridder Votnnius j die dufdanige afbeeldingen in fteen dier verkoopt; doch hy wil fijn konft jnbsp;iftet gemeen maken ; daarom heb ik de faaknbsp;ernftiger beginnen te overwegen, en raad-ple-;nbsp;pende met den uitftekenden Duitfen Stof- jnbsp;ftheider Albertm Gunterus , fo zijn wy eindelijk door verfcheide Ervareniflen te doen ennbsp;te gaar te vergelijken, fo veer gekomen, datwe ;nbsp;iiiet alleen de faak hebben ontdekt, maar wy 'nbsp;konnen de felfde ook met veel meer kleurennbsp;vercieren, als den gefegden Ridder Vannim.nbsp;En nadien wy alreedc daar van proef genomennbsp;hebben, en de faak ’t weerdigfehijnt, fo fullen-II. Deel.
D E IV. W Y s E,
Op welke de Steenen met Afbeeldingen werden verciert.
Van de Afbeeldingen der Steenen, die iets Godlyksfchynen te hebben.
Wy hebben boven gebroken van de afbeeL mtdi dingen van den gekruijten Chriftus , van de ’quot;oogfimig.nbsp;H. Maget met haar Kindeken in den arm, cn mlde^f/ktnbsp;van meer 2indtrc Heiligen; daar ontrent met'’«»'^««nbsp;recht gevraagt werd, hoe de natuur die afbeel-dingen heeft konnen uitdrukken ? Ikantwoor-de,datde Godlijke voorjienigheid gemeenlijknbsp;werkt door tuffehen-komen van de tweedenbsp;oorfaken, dat is, wanneer iets voorbodigs in denbsp;natuur,namelijk in denHemei nieuwe Sterren,nbsp;inde dieren wanfchef felsten inde fteenen won-d^rXvf.t Afbeeldingen gefien werden,fo werdennbsp;die dingen door een wonderlijke te gaarfcha-Fnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;keling
41
ï. A F REELING.
keling, diefe met diC voor/ienigheid Go^shth- kennen geven de nagevolgde ben, gefchikt, om iets te betekenen: want de | voegen daat Goddendienft der H.
eeniger i-ienigen wil ingefteld hebben, daar maakt hy gemeenlijk ’tfelfde door dusdanigenbsp;teekenen bekent.
Bedriegende afbeeldingen in een fteen.
voorjienigheid onókCt^ioitt'^ecdingen, i. Een voorbefankking j opfigt hebbende op de kennis. X. De uitvoering van die befchikking, bende op de werking. Is^adien dan Gods wijsheidnbsp;om te befchikken, en ftjn kragt om te werkennbsp;oneindig en onbepaalt zijn, fo volgt noodfake-lijk, dat God alle dingen, felfs de allerminftenbsp;befchikt j en door middel van de natuurlijkenbsp;oorfake uitwerkt. Daarom is aangemerkt, datnbsp;ontrend groote veranderingen altijd fodanigenbsp;teekenen zijn gefien, gelijk wy in ’t breedenbsp;hebben verklaard in onfe handeling van denbsp;kruijjen ^ die te Napels op de kleederen der !nbsp;menfehen gefien werden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
Ambro(inus verhaald, dat in Switferland \ In ’t Rijk van Sina waren de ruggen der N' in een Mijne een fteen is gevonden met eeni-jwVr-^rr’^J^^^^, korts voor dat hetnbsp;ge bedriegende afbeeldingen; die wel door na- j daar ingevoerd werd, met de afbeeldingen vannbsp;tuurlijke oorfaken zijn iiitgewrogt, egter heeft! krtiifen L,M. geteekent. Ook heeftmen innbsp;God door bjn eenige voorfienigheid, die de or- ‘pan ontrent de tijd, dar het Chrijlen-geloof daarnbsp;der en ’t famenfchakeling van al de werken in i wierd ingevoerd, boomen met krutfen getee-de wereld heeft vaftgefteld, daar door willen kent gevonden.
De af heel-beelding der H.Maget in
verfcheidekleurigeJ^y^ij-isafge-! zynde, fprekcndefyn moeder aldus aan gt; moe^ beeld gevonden, na de regels der “dDoorflcht- j der fietge zoel dat fchoon 'vrouwen-beeld metnbsp;bunde. Doch nadien ’c de faak. verdiend fo faEnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de moeder haar oo-
^Hift ¦ nbsp;nbsp;nbsp;verhaal , benelFens de z^tQ\^mg\genJlaandenadeplaats, daar het Kind wees^
‘ “f's- uitbet ’’ Verhaal-boekvanC/:?//i j door^.y^/-; heeft defaak fo bevondenendfelfde over al het^r,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de VMe befchreven, hier overbrengen. | bekent gemaakt; het gerucht tot deo(yren der
'¦y- nbsp;nbsp;nbsp;2)e rechte Afbeelding der H.Maget, niet Geejlelykheid komende jfo zijnfe na de plaats
door een Schilder ^ maar door de natuur afge- gt; gegaan ^ en hebben de plaats waarachtigbe-f^ekentj werdgejïen in de holligheid Araucus, i vonden. Tdaar op hebben de Heidenen, bericht die als een Kapel is verwelft zynde te gaar \ zijnde van de beteekenis der afbeelding ^ een-kdfteld van, verfcheide kleurige yajpis j wit iparig het Chriklen Geloof aagenomeu , totnbsp;'^fiaanfcht,metfwarthair ,eenmantelvan\gnoote vertrooHing en blfdfchap van alle.nbsp;binnen blauw, buiten rood, een kleed met Ro- j God heeft ook haargedienjtigheid tegen hem en mndet-
Jroit welkers verhaaf uit het nbsp;nbsp;nbsp;I fijn moeder niet onbeloont gelaten ^ want een
t Latijn overgefet, ik hier fal byvoegen.Aan 1jaar daar na ^ de weg tot defe plaats gebaant dpi oever der ^iid-zee \nhv\i2igenaamt \fen-! zijnde, heeft hy doorgroote wonder-werken denbsp;de na AraucuSj is een bergachtigeplaats^ door; gewoonlyke ‘ Omgangen vereert.nbsp;''^^Hcnenfleiltenbynaontoegankelyk,dankomt-\ Hieruit machmen dan belluiren , dar ofnbsp;’’den aan een leegte en., aangenaam heuvelken j! fchoon die afbeeldingen van de natuur op eennbsp;da de holligheiader rots, daar fietmen van de \ der gefegde wijfe werden voortgebragt: na-natuur uitgedrukt de afbeelding der H.Ma- fXtn nochtans de werking der natuur de God-Sdf'j.tnet haar Kindeken in de armen: een fwar- \ lijke voorfienigheid is onderworpen, wanneernbsp;i'f fteen maakj het f{ooit-\\2iix: langs de rug en ddin op fulke vertooningen merkelijke geval
werken.
fProceflieOi
fchouders verjpreid; een witte fleen maakt het dangefcht na een zijde ge keert, in diervoegen;,nbsp;dat maar een ooge wonder aardig is afgetee-kent. Het Kleed is tot de gordel rofen-verwigjnbsp;de Mantel is Citroen-geel en blaeu ; met eennbsp;'ivoord j de afbeelding trekt de oogen der adn-houwers wonderlijk.
‘ Hit beeld is over % of lo jaren gefien van een kind met fijn moeder in de gejeide leegte
'‘Zin
'^li.
len en veranderingen volgen , dan moetmen denken dat die beelden door Gods vcorfienig-heid van de natuur werden befchikt. Doch fynbsp;moeten geen ^wonderen , maar^wonderlijke ^Miracula.nbsp;werken gefegt werden, gelijk Tomas leert in ’t'
3. Boek tegen de Heidenen.
Doch dit zy genoeg van de afbeeldingen in de fteenen.
11. quot;AF deeding É.
Fan de oorfprong des Steen-iaps.
a Sedio.
At indebencdeilfte deelen een fleen- 'men zijn: van diifdanige flappen, halen haar makeride kracht is, die alle lichamen in oorfprong al de fteenen die aan de verwelffelsnbsp;Heen verandert, hebbenwe boven ge- der Spelonken en Rotfen gefien werden. Ennbsp;j gt : doch nu fullenwe met opfet daar van ’t gene in de openingen, daar defe fappendoor-^audelen; daar kan gevraagt werden wat die komen gelegcwerd,hetzyZ'(?«^^j^/'//:i^j ofietsnbsp;J een-inakende kracht is , en van waar fy her- anders , dat werd kortelijk of geheel in Heennbsp;? Ik antwoorde dat de felfde in ver- verandert, namelijk als denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nau-
clieide ¦’ Myn-flojfen is, die in de Mijnen ver-: keurig met het warer vermengt zijn, of de feif-Icheidelijk bevrogt werden, verfchillende na- j de niet naukeurig vermengt zijnde, met een Volgens de verfcTieide aart der Mijn-fappen. fieenige korft bekleed.
fietmen het water, dat in de onder-aardfe | Dufdanige nbsp;nbsp;nbsp;heb ik byna ontelba-
kuilen drupt, veeltijds in fieenige Kegels ver-1 re op verfcheide plaatfen gefien. In het Eyland builen Mes underen;deredeni3 ,om.Mx.\\tt.Regen-water \Sicilien is op een Berg de Steen-kuil van denbsp;dringende door de verborgenfleopeningen en j//. Rofdlia, diens droppen alle lichamen in;« fe^snbsp;^‘^^leuren des aardrijks, veel fieenige deeltjes | Heen verandert, fo hebbenfe felfs het lichaamnbsp;quot;Vet j^^’^fout en Salpeter gemengt, van cle fieenige j van de H Rofalia in fleen veranderd gevon- '”insici\kn.nbsp;uergen medefleept; 'die in de kuilen ^ door de j den. In ’t land van Napels werden verfcheide r» Napels,nbsp;roogte der omfwermendelocht van haar vog-1 dufdanige fleenen uit de kuilen gehaald. Innbsp;^gheid berooft werdende, veranderen in foda-! het Tyburtijnfe Land, als ook in de Stad, zijnnbsp;^^igen fleen als de geene was daarfe van geko^ ^meeft al de onder-aardfe kuilen als ook denbsp;H. Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;F vnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Wijn-
44 nbsp;nbsp;nbsp;De onder-aardse wereld, Wijn-kelders vol Steen-droppen, fo verfchei- nbsp;nbsp;nbsp;1. Regel. den van fatfoeii datm’er fich niet genoeg over nbsp;nbsp;nbsp;Wanneer regen-water oirtvier-water loopt kan verwonderen; fommige hebbende ge- èioot fand oid^oonfieenen ^ daante van Kruiden, Boomen, Rapen , enz.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;oivogten befetzijn, dan fal dat water, als ook van Brood met Suiker-korreis beftroit: j nbsp;nbsp;nbsp;gebrek van Steen-Jiof, niets in fteen ver- ^,,/l defe fteenen werden gebruikt om nbsp;nbsp;nbsp;tel anderen , daarom verneemtmen in ’t water ;»Vrank-maken. nbsp;nbsp;nbsp;is de fteen-{ yan klare fuivere bronnen niet de minfteblij- van Cadurcus, daar in het neerdruipende (van een fteenmakende kragt. Monnik- Water j op de vloer vallende, fo hoog is te gaar ktn van gefdremd . dat’er fchijnen iwizli Monnikennbsp;in een Choor te ftaan fmgen : om dat het Htt lefchteden- U^at het Steenfapnbsp;zy. Hif . nbsp;nbsp;nbsp;„ welke in de fteen-kuilen voorkomen. Als het fmolten. Ik feg Salpetrige fteen , om dat dus-1 water van een rivier ofmeir metfodanige fal-’^^etn danige fteenen volnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zijn, gelijk blijkt jfteenige deeltjes befet is, danfullen uit de Salpeterige ryp in dufdanige fteenkui-i ^le kruiden en nbsp;nbsp;nbsp;in dar water groejende len, die in andere kuilen niet gevonden werd, j nbsp;nbsp;nbsp;jj^ar door gevoed werdende, fo lang alfte in om dat de felfde van Salpeter ontblood zijn. i ’t water ftaan door de voetigheidfagt zijn;maar ostigh • fulien ^Filtrum. Albala gefien werden, daar kruiden, hout, kaf, firoo en diergelijke dingen, met een fteenigenbsp;korft bekleed zijn, vertoonende qualijk te gaarnbsp;gefchikte deeltjes, die door de vingers tot eennbsp;poeder konnen gewreven werden. III. Regel. Wanneer eenig water voornamelijk in de berg-groeven, beneffènsdc Swavelen Salpe-ter met eenige foute Steen-deeltjes te gaar loo-pen, dan werd het mengfel tot een fteen-fap, de flag vanwerdenvoortgebragt. Wy i dat al ’t gene voorkomt in fteen veranderd; ¦ nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.f’-. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. vvant het d’ö^/^opend de pijpjes,die de vervuld, en de Swavel verdrijft door fijn hitte al de vogtigheid, en veranderd alfo de ftoftè tot een ÏI. Aföee LING. neervallende en ailenskens verfteenende wa-a Pyramis. ter Iiooger en hooger tot een “ fpitfe aanwaflen-de, foo maket eindelijk boven eenigfmts de gedaante van een kap , armen en fchouders: daar over het onkundig gemeene volk als over eennbsp;Manier hoe vremd wcrk der natuur, fich verwonderd. Se-fuiks kan alfme een ruw Beeld van houd of klei gemaakt, onder dufdanige druppen fet, fofal’tnbsp;felfde meteen fteenige korft bekleed werden;nbsp;gelijk ik hoore van fommige gefchiedtezijn,nbsp;tot groote verbaaftheid der gene , die van hetnbsp;bedrog niet en willen. Vraagtmen wat \\QtSteenfap eigentlijk is? Ik antwoorde, Salpeterige fteen in water ge- ’tWelk ook uit de volgende Ervarenis blijkt; Als een i\.ecnfi]n. gepoederd en met water ge-mengt door een ^ doorflag gegoten werd, loonbsp;fal’er niets van de fteen doorgaan ^ maar ’t wa-door konii ter fai alleenlijk een fandige grond-fap met fichnbsp;veflnde' voeren : doch dis’et Salpeter oifVynJieen bynbsp;rtn. gemengr is, dan fal ’t door gefiegde water alles watter by komt in korten tijd toty?cc;^ verharden , of ten minften met een fteenige korftnbsp;bekieeden. Waar uit Daar uit genoegfaam blijkt dat om eenig £Xi?2^ding m fteen re veranderen het regen-water ^nbsp;steen-iap door eenigc fteenbergen loopende alleen niet inbsp;^fiaau^'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;is, maar dat ooknoodlaaklijk is , datj een deel fout, aluin ol vitriol Yin die fteenber- { gen by het water vermengt werd; uit welk jnbsp;mengfel verfcheide flag Yin fteenfappen voortkomen . Want als het water vlietet door eennbsp;Steen-berg, die veel Swavelen Salpeter\\eeit,nbsp;fo werd het met de deeldjes des fteens tot eennbsp;fieenfap , dat feer harde fteenen voortbrengt:nbsp;Hout w/eer foo hard is fommig in fteen veranderd hout,nbsp;v7rmM ’t welk, volgens het getuigenis van Agricola,nbsp;voor wet fteenen gebruikt werd, en, hard ge-fiageti zijnde, vuurfprangen van fich fend; janbsp;in 'Ttuidsland werd foodanige fteen fo hard gevonden, dat de fmeden de felfde in plaats vannbsp;aam-beelden gebruiken. Nadien dan uit vermenging des waters met verfcheide fteen-ftof verfcheide fteen-fappennbsp;voortkomen , fo moeten daar uitookverfchei-fulien volgens eenige Regels der lelfde ieder innbsp;’f byfonder verklaren. |
II. Regel. Als regen- of fnee-water vlietet door de groeven of fpleeten van Steen-bergen, die met T.rr/»w‘nbsp;Salpeter vervuld zijn, of door een waterloopnbsp;diens boorden Salpeterig zijn, dan werd hetnbsp;water met die falpeterige deeldjes of feer nau,nbsp;of maar verwardelijk vereenigr: Het eerftenbsp;gcfchiedende, fo ontftaat’er eenfleen-fap, datnbsp;andere lichamen in een eff'ene gladde fteen veranderd. Doch het laatfte geichiedende, dannbsp;vergaart het fteen-fap in de Steen-kuilen totnbsp;ruwe ongladdefleen,èéA onder de gedaante vannbsp;Kegels, Kolommen, cm. haar vertoont, en alles dat het fteen-vogt raakt fo een gedaantenbsp;geeft. Dufdanig zijn al die vremde gedaantennbsp;uitgetrokken zijnde, fo fulienfe door de droogte en warmte des lochts geheel in fteen veranderen , wanneer de fteenige falpeterige deeltjes met het water vereenigt zijn, of, de felfdenbsp;maar verwerdelijk daar by vermengt zijnde,nbsp;alleenlijk met een fteenige bekleed werden, om dat de fteenige deeltjes niet tot binnen konnen doordringen: gelijk in de afbeeldingen ABC blijkt; die ontrent de Rivier A |
vril. boek, Van de verandering der VOGTEN,e»^. ^^rxyfer-hardeSteen; die, mziyfer geflagen zijnde, even alsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;klinkt. Dit werd ook door de volgende ervarenis bewefen; als S'wa-met Salpeter te gaar gekookt werden, foo verkrijgt liet mengfel een Steen-hardigheid. Doch als het Steen-fap is te gaar-gefleld uit Salpeter j Aluin :,vitrioi, en meer andere jou-ten j ais ook uit verfcheide quot; Siijn-ftojfen tioor'*^‘quot;®’'d‘A.nbsp;de gefegde fouten ontdaan en opgeloft, dan fal op -Katnbsp;’t felfde door de fleen-reten oprijfende, en er- yje ver. ^AP. I,en ’'^'peter u **»'• Ut Igt;gt;ckt.^ IV. Regel. ugte nbsp;nbsp;nbsp;Wanneer de wateren in de onderaardfe groe- fprong° Ven de verfcheide foorten van Vitriol Myfi^Sorynj Melanteria j en Chalcicitis be-knagen, of doorJieenen met Vitriol befet vlieten, tnvaQi^t fteen-deeltjes, die als de vaten des vitriols zijn, naukeurig vereenigen, dannbsp;komter een Steen-fap te voorfchijn, ’twelk,nbsp;by ander flag v^n fteenige deeltjes komende,nbsp;de felfde tot een koftelyke fteen maakt, te weten Kriftalj Ameihift j Beryl j Top aas ^ SDia-mant ^ enz. verfcheiden van kleur en hardigheid^ navolgens de hoeveelheid des fouts en denbsp;koude der plaats; welke fteenen van de foutennbsp;en vogten met aanmerkelijke krachten werdennbsp;Voorfien. En fo hebbenwein defen regel verklaard de rechte oorfprong der kofteljfke fteenen j gelijk te vooren ook van ons is gefchied. |
V. Regel. gens een bequameplaats aantreiTende, in ver-wig Marmer of Jafpis veranderen, en al ’t ge- Marmer ne ’t felfde omvangt, namelijk mofchachtige’’^^jjft^^nbsp;plantenj enz. fal gelijkelijk tot fteen werden: Dit is de reden, dat’er fo veel gedaanten van kruiden in de fteenen geflen werden. En alfo kan de Lefer uit defe vijf regels^ wei w» defe vijf verftaan zijnde, lichtelijk afnemen de wjfe en fteetTnbsp;maniereop welke de fteenen groejen, en ver-veiandc-fcheide dineen in fteen veranderen, invoesenquot;quot;^ 1 nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;n.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r ¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;® kUaramr-^ dat eenig geval van dteen-verandermg voorge- den, fteld zijnde, fo kanliy aanftondsdesfelfs oor-faak aanwijfen. Daar ftaat nu niet anders re doen, als allee-nig voor te ftellen en te befchrijven eenige in fteen veranderde dingen, die met fo grootennbsp;verwondering van de menfehen befchouwtnbsp;werden. |
HET II. HOOFTSTUK.
HEt is de moeite nier weerd, dat ik hier fpreek van de ontelbare Oefter-fchel-peti:, Moftel-fchelpeUj Kink-hoorns j ennbsp;andere Z^e-gewajfen j in fteen veranderd, dewijl de felfde feer gemeen zijn : want defe lichamen door haar overtollig eenige ge-nieenfchap met fteen hebbende in de openenbsp;lucht of aanftrand feer licht tot fteen werden.
Ren Steen-klomp met aller ley Schelpen vervult.
Maar ik fal alleenigvoorftellendie iets wonder Ijks hebben, fo als ik de felfde in de “ Be-
waarkaraers van geleerde luiden geflen, of by geloofwaardige Schrijvers gelefen hebbe.
Albertm Magnus verhaalt in ’t i. Boek van Boom, de Mm-ftoffen j x.hand. 7. hooft-ft. iet won- «eftnbsp;aerlijKs, namelijk, dat ten fijnen rijde ontrent vogeis innbsp;de ftad Lubek een tak van een boom, metnbsp;Vigel-neft en jonge Vogels is gevonden,de wel-*nbsp;ke altefamen in fteen waren verandert: ’t genenbsp;op defe wijfe heeft konnen gefchieden, te weten , dat de boom met het neft in fteen-water isnbsp;gevallen, en allenskens tot fteen is geworden.
Den felfden Albertm verhaald, dat in Gotland een Bron is, diens water alles wat’er inkomt ^ Fonteiné.nbsp;in veranderd; en de Keifer Fredericus^nbsp;om daar van een proef te nemen, fond daar fijn Hand-verfegelde leedere Handfehoen heen , diens^^^^°^quot;jyfnbsp;helft, met ’t fegel eenige dagen in ’t water ge- undcrd.nbsp;hangen hebbende, t’eenemaal in fteen veian-derae, de andere helft leder blijvende.
De reden dat de droppels van eenig üeen- f'^arem Vogt op de grond vallende, in fteen verandc-J^PP^^^®nbsp;ren, doch het water vaneen ganfche Riviere \vater nietnbsp;niet, is om dat de vochtigheid der verfpreidenbsp;droppels opdroogt, invoegen desfclfs deeltjesnbsp;tor harde fteen te gaar loopen; doch het waternbsp;van een ganfche rivier geduurig beweegt wordende , fo konnen de deeltjes niet te gaarnbsp;ftremmen.
Theophraftus verhaald in fijn Boek van de Tlantenj dat omtrent de Roode Zee in den In- gedaante,nbsp;ham Heroo de haurier-bomenj Oljf-bomen ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lt;’”¦
andere planten met blaren en bloemen in fteen R^ode^^Zee veranderen. In de Rivier Sapena is een fteen (leen vér-gevonden, die net de gedaante van een menfcM'^^^^'^'nbsp;hadde: en tot defe flach van fteenen behoo-V ?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ren
-ocr page 556-DE ONDER-AARDSE WERELD, Cti”' nigen afbeelding voorfien. Hier toe behoord; meenlijk GottesÏValdgQVlZZ\Xlt,GQï\flangaca'^f^^^a^e¦ ook ’t gene Eufebius Nierenbergius verhaald i ^/^gedraide fteen is gevonden, in welkers niid',,w«»-H.Maget van dc afbeelding der H. Maget in fteen ver- i den de afbeelding der H. Maget ^ niet fondernbsp;tniieenver- andcrd, in Spangien by de Nonnen van den H. verbaaftheid der aanfchouwers te voorfchijnnbsp;gevonden; als ook van een fteenen quam ; het verhaal heeft den uitftekendennbsp;Kruififix te Madid te fien. Ja in ’t veld van Heer van Sonnenberg j in ’t licht gebracht; denbsp;dicht by CW/’öy?^//(? werd de afbeel-; afbeelding volgt hier achter; wy ftellenfe onding van St. Jacob uit de rots gehaald, van de der die afbeeldingen, die ïqx.godlyks hebben- Inhet Jaar 1.6 efc). ü in Switfcrland defe Afbeelding der W.^izgQtifdt middenman een Steen gevonden ^en werd noch dicht by Lucern in de Kerk ^genaamd Gottes Wald, bewaart. 4.6ii./(fcee- ren ook de gene, nbsp;nbsp;nbsp;droppels in diergelijk fatjoen gemaakt zijn, stem Af. Het is niet moejelijk te begrijpen op wat sod-iveiuen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jd/god-beefdesi in fteen verandert zijn; nameljk om datfe met het fteen-fap als met een korft bekleed werdende, de felfde gedaante behouden, diefe te vooren hadden, evennbsp;alswetevoorengefegt hebben, dat de Steenbeelden door konft konnen gemadkt werdennbsp;van de neervallende fteen-fap druppels. Denbsp;afbeeldingen van een Menfch van ctnGehelmtnbsp;hooft j en diergelijke, volgens het getuigenisnbsp;van Jgricola gevonden,zijn voortgebragt doornbsp;het fteen-fap, op een fteen of aarde met foda- |
nanur gefchilderd, of gehouwen; waar van uc reden uit het boven gefegde lichtelijk is te geven ; want nadien de gene, die de plaatfen vannbsp;S'. Jacob gaan befoeken, haar van fijn albeel-dingen, die fo gefchilderd als gehouwen voornbsp;de vremdelingen ciaar overvloedig verkochtnbsp;werden, voorfien , fo heeft lichtelijk konnennbsp;gebeuren , dat’ér veel Beddekens in de aarde lt;nbsp;zijn t’foek geraakt, die vervolgens door hetnbsp;bykomende fteen-fap d e groejende fteenen fo-danigen fatfoen hebben ingedrukt, op die vvijf^nbsp;alswe te vooren verklaard hebben. Het is ook verwonderens waardig, dat in Jaarnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in Switferland in den Berg g^' |
klnJ^r nbsp;nbsp;nbsp;zijn naulijksnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bers bewaart werden; namelijk T)adelsp No-
fieenveran-p ^ P^^A^holpenjCdidteren^'xzzx.vzxvvA^x. tenfBriiimenfdlyven^AfpelsfPeerenp'S'Cszdcr’
J)e
deren. lommigc m fteen veranderd, van de Lieflieb- ten, en felfs Kaas en Brood.
-ocr page 557-2)^ afbeelding van een Menfch-geraamte inJieen veranderd ^ dat te Jien is in 't baleis
Pincianura , van denTrins Ludovifius.
Hier te Romen in ’t Paleis van den Hof van hiidovifius werd ttnMenfchen lichaam gcfien,nbsp;in fteen veranderd, dc beenen nochongefchon-den, en met een fteenige korji bedekt zijnde.^
Eugenius Tefta-ferata , in 't Eyland Malta,
daarfein ’tjaarïó^^, het lo.jaarhares ou-
derdoms is gekomen. Sy fegt geboren te zynin
de Stad Cucu, in ’t landjchaf Ton^ï, en vijf • .111 1
oti.
Al defe di ngen veranderen in fteen in voch- \Jaren oud zynde j verf aan tehebben van haar veel fteenfap hebben, of in\ Moeje ^ die woonde inktvlek Biegioda, welkenbsp;paatfen daar overvloed van fteenige vlt;}zz{amp;m\fulks aanhaar ouders had verhaald^ dat het
vlek Biedoblo, liggende midden tujfchen beide
de fir aks genoemdef laatfen j des Somers in een ongefluime nacht j met vervaarlijke donderfa-gen en aard-bevingen j als in een oogenblik metnbsp;menfchenj beefleuj boomen en aües in hardenbsp;fteen was veranderd. En dat haar vadersnbsp;oudfle broeder j medenemende fijn dochter j te
j -'j.»;------------ nbsp;nbsp;nbsp;O
ciaar vaft blijven, de vochtigheid verteeren, en eindelijk in fteen veranderen, volgens de bo-Vengeftelde regels : welke fteen-kracht machtig is niet alleen dc wortels der planten, maarnbsp;nok de deelen der dieren in fteen te veranderen-. fo verhaald Tlinius dat in ’t Reatynfelindi | Eaarde en met een Kemel recSt na Biedoblo,nbsp;^^Eeerds-hoeven in fteen veranderen, invoe-l^r^^ar^*® w;?Biegioda afliggende j warenge-gen datfc geen Hoef-yfers noodig hebben, doch, reden j en met haar eige oogen geflen hadden opnbsp;nadien te vooren van die dingen breeder is i^tflwat wyfe demenf ’chen en heeften in fteenver-fproken, fo willenwe nu daar op niet ftaan. j anderd waren in die felfdeftond^ in welke denbsp;Ik fal tot een toemaat hier noch by voegen derechtveerdigheid die boofe menfehennbsp;Vervaarlijke gefchiedenis van een feker Dorp, aangetreft^ : want men diend te weten j,nbsp;midden in’t land gelegen innbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in on-die boos-dadige menfehen geen fwarten
‘ nbsp;nbsp;nbsp;quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' ¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’maar Kvdötiszynj voor een gewoonte hebben
de die ruime landftreeken te doorreifen, en door
j. o nbsp;nbsp;nbsp;' ----'quot;J----- ----------------j--— ~ I . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. A. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
•^len deftige geloofweerdigc Schryvers feggen de faak waaragtig te zijn, en al de Arabiers, dienbsp;ik daar over heb gevraagt, ’t felfde ook bekenden; fo fal ik ’t geheele gedrag der gefchiedenisnbsp;hier by voegen, fo als my die is overgefchrevennbsp;ttit’t Eyland Maltha door den Heernbsp;Onder-CanceUer van de order der Jerufalemfenbsp;Miu. bidders.
Een Vrou-menfeh genaamt V iftoria eertyds
if'erds.
tn
'*lt;ir
de vrugtbaarheid des lands verlokt zijndeom haar tenten en hutten ^ van kley en te enen tenbsp;gaar gefieldj daar op te rechten y dewy Ie iedernbsp;halm daar niet alleen een koot-^ix,gelijk in andere landen gefchiedjvanfleh geeft m^-aar rondom lt;van onder tot boven komen air en uitj fo langnbsp;als een menfeh Jhebbende roofenverwigegranennbsp;fo groot als die van een Granaat-appel.
En dewyl dagelyks een ontelbare menigte
— •'i'c. f J 'iX/cf.f //t J nbsp;nbsp;nbsp;~ UJ *¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;—----- J---J______J ' 'J O gt; nbsp;nbsp;nbsp;_______
'^^rdeeldvanTripolina Conjiantinopelen j om f^'^^trhodgedaan dat niemand fonder fijn ^erkogt te werden^gefchikt waren jn de macht: toelating Jóude ondernemen de voornoemdenbsp;onfe Galeyen gekomen, onder het gelukkig plaats tehefichtigen. Deftraks-genoemde Vi-eleid van den deftigen algemeenen Bevel-heb- \ amp;ion^L,fegt al defè dingen felfsgejien en gehoordnbsp;er Bagiivus Carolus Valdina, ongedoopt zijn- ¦ te hebben j verblyvende noch een jaar daar nanbsp;e j fo diendfe hedendaags de Opper-diaken' Cucu : wanneer fe met haar mede-maats
I nbsp;nbsp;nbsp;aan
48 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELDj aan fir and fifielendevan anderefwarte -zc’^’r^janderd, noch gefien vverd. ’t Welk waarachtig gevangen j en in defiad Borno, vier maanden \ zijnde, fo acht ik d at fulx geen natuurlijke maarnbsp;reifens daar af gelegenj verkocht. Van Borno | een hooger oorfaak moet toe-gereekent wer-wajfe met veel Slaven na de Stad Regla,^;/ van den; gelijk ftraks van dat vlek is gefegt, en denbsp;lt;/^iïr«lt;2Tripoli^£’^r^i‘^^jO«?«^Conftantino-!H.Schriftuitdrukkelijkleertvandefylaar ni '^clt.ngefonden te werden ^ in welke reis /V/j welke nbsp;nbsp;nbsp;is verandert. Die meer in handen der Chriftenen was gekomen. nbsp;nbsp;nbsp;dufdanige voorbeelden begeert, lefe GefnertiS} « Geogra- nbsp;nbsp;nbsp;^ Landbefchrijvcrs feggen , dat in de j Agricola j Rueus ^ Fallopius en andere, doch Woeftijne van groot Tartarien de heeleftadjwy achten hier over genoeg gefegt, en daarom ^vetanikrr Horda, mct menfchen en heeften in fteen ver-' gaanwe voort. Het III. hooftstuk. Van de Steenen, die in yerfcheide leden der Ditïcngroejen. ltd De natuur breidt in alle plaatfen uit eenj Ik wil nu nietfpreken van de fteenen bequame ftofm altijd de felfde dingen' nieren en der blafie in mans en vrouwen: wm^^ voort: want gelijk in de aarde verfchei'l nadien die leden zijn als de eige fieen-kuiktnnbsp;de een of meer-daantige fteenen groejen; fo i des menfchelijken lichaams, fo komenfe veelnbsp;werden de felfde in de planten, volgens ’t ge- j voor. Daarom faHk’er maar eene voorftellen»nbsp;ne boven is bewefen, voortgebracht, namelijk 1 die ik in mijn Bewaar-kamer gewoon ben te^jM^nbsp;Kor al “ Steen-faad j en ontelbare andere. On- i toonen, om datfe fo ongemeen groot is, wegen-derde '' voelende lichamen werd geen , of: de elf oneen, defe fteen is gehaald uitdebla^s n Litho-/pennen. h Senfitiva. ..... nbsp;nbsp;nbsp;*—— .. —^--------- , nbsp;nbsp;nbsp;, - - .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-------,-----------— nbsp;nbsp;nbsp;-------------- .. cenig dier gevonden, waar in de | van F. Leon Santius vermaard door fijn fchriF i„df^ ^ fteemngT. ftecn-kracht fich niet uitet: want overal daar; ten, en in fijn leven Overfte over hetnbsp;vmdtn. deAeXiAcQen vochtigheid, bequaam om fteen j Broederfchap der hooge ftudien , niet tegen-te werden, aantreft, daar moetfe noodfaaklijk ftaande defe man met lo een wichtige fteen bellaar felfs uiten. Defe fiteen-kracht fchuilt fom-1 laden ging, echter had hy noit geklaagt van be-tijds in al ’t gene de menfeh en heeften tot let in ’t piftên, daarom de Genefers oordeel-x'oé’4/è/nemen, die genuttet zijnde, en een tayel den, dat hy met geen fteen gequeld was: tot Schenkius. In a/ ii It-den desnbsp;menfchennbsp;Liehantns Cap. Ill, rauwe, bequaamgc£;hikte ftof aantreffènde, fo trachtfc de felfde in fteen te veranderen. Invoegen dat in alle dieren en leden fteenen gevonden werden. Schenkms ióxnfiim. fijn aanmerkingen dat-’er fteenen gevonden werden niet alleen in een maar in alle deelend^s, menfchen lichaams,felfsnbsp;werTenftee- ïu de Bloed-vatcu : gelijk gebleken is in dennbsp;nen geven fpefiuit F. Bartholomaiis Conventinus j diensnbsp;doode lichaam in mijn tegenwoordigheid geopend werdende van den Vermaarden Hecl-met^keiJohannesTrulla , foo vond hyindenbsp;Slach-ader, dicht by de holle ader verfcheidenbsp;fteenen, of een wjjn-fteenige ftof, die de felfde fo verftopte, dat de loop des bloeds belet ennbsp;het leven uitgebluft werde. Doch om de faaknbsp;klaar te betoonen, fofalik van’t hooft beginnen. Inde Herfe- Dat in dc Herfcncn van een menfeh fteenen geveZ^eZ g^oeycii bevcftigcn Gefnerus en Rueus, metnbsp;een ongemeene gefchiedenis van een jongman,nbsp;die, na het eeten van een Moerbejïe met lang-duurige fcherpe hooft-pijn gequollen, en daarnbsp;dooreindelijk afgemaakt zijnde, geopend werde, en in de Herjénen was een fieen een Moer-befie gelijk : welke gefchiedenis Schenkius,nbsp;Cornelim Gemma ^ Mercurtails en ontelbarenbsp;andere beveftigen. Dat in de mond fteenennbsp;groejen verhaald LangiuSj, die een Regensbur-indeA- ger Canonik, met een gefwel in de Amandc-mande en. gehandeld heeft, den welken het gefwelnbsp;facht zijnde, door fterk hoeften een pleifterigenbsp;Onder denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;uitwierp. Hy verhaald ook dat hy in ie- Tong. mand, fijn forg toevertrouwt, een fteen onder de tong heeft gevonden. |
hnii' i;X» datfe na fijn dood gevonden werde aan de# den der blaas hangende, om die reden kondenbsp;de opening der blaas daar door niet verfiopfnbsp;werden. Doch om weer te keeren daar het ten, fo betuigen Gefnerus en Ambrofms Fare,nbsp;dat niet alleen in de Nieren en Fis-blaas,nbsp;maar ook in ’t Herte, Long Lever, KtiB jnbsp;Maagj Darmen en GaÜe-blaas menigte klee-nc, middelflag en groote fteenen werden g^'nbsp;vonden. Ja veel Genefers beveftigen, dat eennbsp;Kind in de Lijf moer tot fteen is geworden:nbsp;Hippocrates verhaald,dat een Vrou, met lang- 0d(d'nbsp;durige pijn ontrent de Lijf-moer geplaagt, eindelijk een ruwe fteen heeft gebaard. Van eennbsp;Kind niet in de Lijf-moer , maar tufichendenbsp;ribben tot fteen geworden, is voorleden jaar innbsp;Duitfiand een boekje uitgekomeii. Dat in denbsp;Knien, in de Voeten j in de Handen fn de Htad,nbsp;en in de Sweeren fteenen werden gevonden,nbsp;getuigt Laurentius in fijn Ontleding. Na datnbsp;gefproken is van de fteenen, die in de ledennbsp;des menfchelykën lichaams groejen , fonbsp;ons nu vervolgens toonen, dat de felfde ook mnbsp;de leden van andere dieren voorkomen. De fteenen die in de leden der dieren groei- ^ jen, werden gemeenlijkfeer krachtignbsp;deelt, als daar is de ’’Hane-fieepj\nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de^^^t. luw-fieen, enz. de Indiaanfe Duikelaar brengt een fteen voort, die de Indianen leer veel ach-ten. Albertus fegt dat in de herfenen van denbsp;G/É-reen fteen, ^andrius genaamt, gevon-vonden werd , die door ^ bygeloovigheid be-^ supnbsp;rucht is. Ikfpreke hiernktvan deftceneninnf-de magen der Hoenders, Endvogels en andere |
^ nbsp;nbsp;nbsp;Viii.BOEK* Van de Verandering der Vogten.^^^. 49 P-III. yogeis voorkomende dewelke daar niet groei-1 fleenen in de en nbsp;nbsp;nbsp;oiT^erel- jen maar neergefvvolgen werden, maar alieen-«jk van de geene die in de Her Tenen, en in an- , nbsp;nbsp;nbsp;— geene die in de Her [enen, en in an- I re ontoegankelijke plaatfen werden voortge-Dat in de viervoetige dieren, namelijk ® -raerden j Offen^ Schaden j Geiten en Hertennbsp;'^•‘achtige fteencn gevonden werden, betuigennbsp;TardantiSj AlbertUs^ Agricola j en andere. Iknbsp;“evvarc een bol j niet fleenig maar uit ontelbarenbsp;Qtaatjes van kruiden te gaar gefield, die indenbsp;‘Haag van een Os gevonden is ; Boetius de Bootnbsp;betuigt Jatfeook inde Galle-blaas gevondennbsp;leerden. De bovengefegde Schrijvers verha-dziditHerkens ookmetfleeninde A//V-T^en en Bis-blaas gequeld werden. Git In-werden fcer ko(lelijke fleenen ih de Egel- '^y'kens gevonden, gebracht, die een dertig verfcheide dingen totjZi’m temaken, de felfde |?*rldcl tegen de koórtfen zijn. Ludovicus voet houd; doch door wat kracht Mks gt-^eis.' * ^^/cAfegt, dat de wilde Efel een (leen ver- jfchied (laat nu te onderfoeken. Wy meenen *yvet. n“'*oar. «tta. ita, 'verd. Wy hebben boven getoont fulks te ont-1 fcheid, fo verandertfc in/leen: want de aar dé I werd dan door het fout fijn gebrijfeld,en dremt j met het fout, indien’et niét Veel vochtigheidnbsp;by is, tot een deen te gaar: doch het is nietnbsp;nodig dat al dc vochtigheid verteert, als flechfs fchaft, die met de naam van Efel-fieen bekent IS. De Zyvet-katten geven een (leen; of liever een geflremd vogt, dat koftelijk riekendenbsp;Zyvet genaamtwerdi Ygt;c Bezoard-fleen dienbsp;bit de Perfiaanfe en Indiaanfe Bok-herten ge-haalt werd, behoord hier ook toe: doch daarnbsp;Van elders. Daar is niet gemeen’er, als dat fleenen uit dc Slangen gehaald werden; de Rivier-flan-fpuwen volgens het getuigenis van Holle-^^«JjCenfleendiede Vallende-/lekte geneed.nbsp;De fwarten en de Indianen achten niets fonbsp;^faknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bis de fteenéii gehaald uit het hooft van Jea groote Slangen, 'Drdken genaamt, de Badde-j die in de herfenen der Badden gevonden werd, is feer bekent, die tot verwondering dit eigen heeft, dat hy fich gemeenlijk met fijnnbsp;®igen afbeelding teekent, gelijk hier gefien \Msan uit de fadelijke kracht des diers; Alber-^ betuigt een (leen, met de afbeelding van ®^n Bad geteekent, gefien te hebben. CiC-JApinus fegt ook dat’er Badde-fleenen voor-komen , die de afbeelding van een Kik-vorsnbsp;hebben; de reden daar van fal in ’t vervolg ge-Werden. is ondervonden, dat de Vi/fen en • bndere PVater-dieren, voornamelijk met dee-voorfien, namelijk de hoofden vannbsp;^a.bel-jau^ Schel-visj Karper, Snoek, Baars,nbsp;^ Rivier-Jprinkhaneu • welke deenen,nbsp;Oor cendemmigheid der natuur idiendig betonden zijn, om de deen der Nieren en Blaasnbsp;b te drijven. Ik wil nu-niet fprekenvan denbsp;II Deee. |
Oefiers gevonden, als ook niet vati de gene, die in Slekkentn Schild-jfadden, Slek-fieenennbsp;en Schildfad-Jieenen genaam t, voorkomen; ken Vnbsp;welke dieren grooter bequaamheid hebbendé Schildpad-om fleenen voort te brengen, fo doenfe fulksnbsp;ook overvloedig. Doch dit zy genoégom tenbsp;betoonen dat alle dieren fleenen voortbrengen. De wijfe hoe fulks gefchied, is noch te verklaren. Ondersoek. Van de Wijfe, op welke de Steenen in de Dieren gyvejen. Wy hebben boven gefegt, dat dendtuurin o/gt; wm dat de dof, uit welkcdedeeneninde dieren geboren werden, een vocht is, dat van ’t voedfelnbsp;werd afgefcheiden, bedaande uit fuiver waternbsp;en aarde, die navolgens de aart des voedfelsnbsp;verfcheiden is ,^iamelijk dik en befwaarlijknbsp;fmeltbaarj, oldun cnlichttè/meltén, de dikke dof is als dijk uit kleen gebrijfelde aardachtige deeltjes te gaar gedeld; de dunne en fmelt-bare dof is als fout doorfchynig, en in waternbsp;fmeltbaar zijnde, navolgens de verfcheiden-heid der fouten veelerlcy, Dufdanigen vochtnbsp;uit Aarde, W^ater en Sout te gaar gefield, ontaard in de lichamen der dieren allcnskens innbsp;tamp;nwijnjieenige offalpeterige dof, die,doornbsp;dc gewoonlijke wegen niet ontlad werdende,nbsp;maar binnen in ’t lichaam verblijvende, ver-doppingen en verfcheide dekten veroorfaakt,nbsp;en als dc waterige vochtigheid daar van af- het grootde deel weg-raakt. Dit fout ^ en defe Het Steeri-aardachtige dof werd niet in den menfch(°“'^ voortgebracht, maarkomtalleenlijk voort uit/”/.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' I het voedfel; daar dit fout, zijnde de balfem der natuur eerd in gevonden werd, gaande over innbsp;de Gyl, daar na in 't Bloed, in de Gal, en in hetnbsp;Slijm; en alfdan dit Sout overtollig zijnde, doornbsp;de derke fchcid-kracht werd afgefcheiden, fonbsp;komt’er een fieen-vogt te voorfchijn, dat na-maals in verfcheide leden verfcheide dach vannbsp;deenen voortbrengt. Daarom de gene die veel ivammnbsp;\foutj falpeterige of wijn-fte enige dof maken,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;een ih 'die zijn ook bequaamd om deenen voort te*”®*^^ brengen : wantdenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in des menfehen sree/r. lichaam een wyn-Jleenige dof vindende, verandert de felfde in een deen. Daarom veel menfehenvan de deen gejneden, met de felfde weer op nieuws befocht werden : bynaopnbsp;de felfde wijfe, ais de uitgeledigde Steen-küilen wederom met deen vervuld werden. Tot voortbrenging der deenen in de dieren loopente gaardefwakke uitdrïjvende kracht G nbsp;nbsp;nbsp;en |
p nbsp;nbsp;nbsp;DE O'KDER-AAR endc overtoUigheid der foute en aardachtige flof in de vochtigheid gefmoltcn: want defenbsp;twee llofl'en werden door de vochtigheid lich-1nbsp;teiijkte gaar gekoppeld, en teelen een Hof dienbsp;van de JVijnfieen weinig verfchild, en met hetnbsp;fout vereenigt zijnde , fo werd de fleen allens-kens meer en meer verhardet, volgens de ver-fcheide overvloed des Salpeters. “Toegift. nbsp;nbsp;nbsp;’ I Hier uit is openbaar dat in de dieren, daar’ fleenen voortgebracht werden , een fekereinbsp;hoedanigheid en over - een - komsl der in defe |nbsp;of gene leden fchuilende vochten is , daarnbsp;door na volgens de verfcheidenheid des fouts, jnbsp;fteenen van verfcheide aart en kracht wer-}nbsp;den voortgebracht; gelijk te voren van de lt;nbsp;voortteeling en groei der koflelijke fteenen is I ge^egt- nbsp;nbsp;nbsp;I Ervaren IS. nbsp;nbsp;nbsp;^ il. A'fdee- LING. a Corolla-rium. Navolgens de verfchei-Ue vochtennbsp;werden innbsp;de dierennbsp;ver/cheidenbsp;peenen genbsp;maakt- Ervarenis Necmt een glas met Tls, legt in ’t felfde een j om te too- p^eerds-hair foodanig dat’et onder van de bo- jnbsp;dem tot aan het oppervlak kome, en laat’et;nbsp;fieenen in daar ccnigc tijd verblijven , fo fultge gewaarnbsp;froe^et^quot;'^^ wcrdcii dat de falpeterig-foute deeltjes dernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;; aan het ‘Peerds-hair vaft-kleven, en tot een ¦ dikke korft te gaar ftremmen.die wel nietft een-1nbsp;hard is, maar gelijk met de vingers kan!nbsp;gebryfeld werden , echter fal men bevinden, |nbsp;datfe uit de pis genomen, en in de lucht gebracht, verhardet. Defe Ervarenis heeft mynbsp;geleerd, op wat wijfe de fteenen in de Pis-blaasnbsp;groejen: namelijk als’er een taje ftof uitde wa- |
DSE Wereld,terpefen in de blaas komt, foblijftfeof aan de fijdeder blaas hangen, of in het midden, ennbsp;trekt tot fich de fout-falpeterige deeltjes, daarnbsp;door de taije ftof fo aangroeit, datfe eindelijknbsp;tot een fandige klomp werd, die midden in denbsp;blaas zijnde, de pis-weg verftopt, cnalfodienbsp;fcherpe pijn, welke de fteenige lijders queld,nbsp;verwekt, beneffens een belet in ’tpilTen^nbsp;lang als die ftof niet is uitgedreven: maar als denbsp;ftof aan de Jijden der blaas blijft hangen, foonbsp;groeitfe aan tot een groote fteen, fonder dat denbsp;lijders eenig belet voelen in ’tpillen, echternbsp;werdenfe door de hangende fteen gedurig g£' Als de fteen der blafeuitfuivereyö«^r’deei'^^^^^„,; tjes te gaar gefteld is, fo ifle glad, en verwektnbsp;geen fcherpe pijn: maar uit falpeterige bob- ptlnbsp;belig op den ander liggende deeltjes belïaande,nbsp;fo is de fteen jeherp en ruw, veroorfakendenbsp;door fijn fcherpte pijn, quetfing der Blaas ennbsp;bloedige pis. Hier hebtge dan de rechte wijfe»nbsp;op welk de fteen in de Pis-blaas groeit. Nadien de Nieren dienen om de fuivere deeltjes des Weys van de onfuivere af te fchei-den, fo gebeurt het dat de vochtigheid door denbsp;hitte allenskens verteert werdende, de Jalp^'nbsp;terig-foute deeltjes vergaren of tot een (leen,nbsp;of rot een fandige klomp j navolgens de meernbsp;of minder droogte. Het felfde fy gefegt vannbsp;de fteenen, die in alle andere leden groejen;nbsp;dewijl de natuur in alle leden uit het voed-fel een fteen-fap j bequaam tot de fteen-tee-ling voortbrengt ; op de felfde wijfe als boven van de fteenen in de aarde voortgekomen is gefegt. |
Vm de Voorteeling der onderaardje Beenen en Hoornen.
ontdekt te zijn. Den uitftekenden en feer ver-ftandige Carolus Kald Hertog van Dianen, Overfte van de Koninglijke kamer te Napels gt;nbsp;fchrijft in fijn Boek van 't Leven van B. Jo'nbsp;hannes Kald p. xox. dat dufdanigenbsp;ten in Calabrien by de Stadt Coffentina thfinbsp;gevonden. De waarheid welker faak, onder-fcliraagt met het getuigenis des Onder-ko-I nings, en door de volgende brief van P-cas Mandellus Auguftiner , aan my over-ge-fchreven, ik feer geern erkenne. Nu volgr denbsp;Briefnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘
Het Reufen-graf defe Jaren in defe Stadt ontdekt geeft genoegfdam bewys j dat voor- d^^nbsp;tyds hier Reufen geweeH zqn-een geloofweerdiQ man verftaan j dat in eennbsp;feker Hof, dicht by S. Pietersnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;veer
van de Stads-muur foo een Graf ts gevonden j daar uit ongemeen groote beenen gehaald zyn , die daar ook bewaart werden.
Wy hoorden dit verhaal met verwondering, wanneer by geval een oud aanjienlyk mannbsp;voorbyging, zynde een Heel-meefter, tndoen^
Gap. IV.
IN de onderaardfe kuilenvindmen allerlei flag van Beenenj namelijk Tanden, Scheen-be enen,ribben, enz. van ongemeene groote,nbsp;die veele voor Reufe-beenen houden; als ooknbsp;'Hoornen van ongelooflijke lengte, diefe feggennbsp;Een-hoorns te zijn. Laat ons onderfoeken,nbsp;wat van defe faak is, handelende eerft van denbsp;Reufe-beenen.
§. I.
Van de onderaardfe Reufe-beenen.
Riufe-he- Ja de Onderaardfe groeven en in de oude '^graZnlti^aven werden veelerley beenen gevonden,nbsp;¦vondm.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;die fo groot zijii, en foveel gelijkenis met de
menfehe-beenen hebben, datmenfe voor Reu-Jè-beenen houd. Dat’er Reufen in de wereld geweeift zijn, leert ons de H. Schrift, en hetnbsp;gemeen getuigenis van veel Schrijvers, invoegen fulks niet kan geloochent werden. Ik beken ook gcern, dat in fommige graven onge-Fdzeius. meen groote geraamten gevonden zijn; gelijknbsp;^aiquar- faselus en ^alquarnera feggen in Sicilien
0
I /
-ocr page 561-VIII. Boek, Van de Verandering der Vógten,^//^. Rugius fiet daar een oo7-getuïge j die ge-1 meenen dat’et ‘'Oofwaardig is. JVy verfochten dan^ dat hy /«/ij '‘“«tdekt. S'ï‘ eus ‘’'t» 46 ‘4 ons defaakfoude verhalen: En hy^ volgensfijn ge'woo7te openhertigheid ons te wille zijnde, fiei-j het is over weinig jarengefichied, dat iknbsp;oejis des avonds wat taat van buiten komende jnbsp;poorten gejlooten vond^fio dat ikgenoodfaaktnbsp;Was by een Hovenier van mjn kennis te vernachten j die my fieer genegen zjnde verhdal-de dat hy op een fekere plaats in fijn Hof ^ denbsp;'^arde bouwende ^ een geluid vernam, daar uitnbsp;ƒƒ te nemen was j datter een onder aar dfe hol-i'jgheid was. Haar op ik j geenJlaap-liifi hebbende ^ antwoorde 3 laat ons daar heen gaan j ennbsp;onderJóeken wat 'er fchuilt. Sonder lang tenbsp;boevenj kiemendefipaden en fchoppen j beneffensnbsp;^nder graaf tuig j als ook knechten ^ en begevennbsp;ons na de plaats ^ daar niet lang gegravennbsp;j of wy worden een overwelft gebouw ge-Waar daar in niet anders als Menfchen-bee-nen gevonden werden ^ die fogroot en lang alsnbsp;I^eule-beenen waren ; vorder noch een ver-‘'welffèf want wy vondeit verfcheide y door-fbuffelende ,foo werf er niet anders als dier ge-^^efcheen-beenen, dgyebeenen, ribben, enz.nbsp;uit gehaald; daar na iets ronds als eengrootenbsp;weeg-fchale aa^itreffende en H felfde meteennbsp;^ftn -^P^ue geweldeljk trachtende aan flukken tenbsp;Jlaanjfoo bevond ikhet^t^cnttlvanltfelf-^0 geraamte te zijn : invoegen datwe bevon^nbsp;den in een Reufe-graf^Ê’^öw^^ te zjn-, alswenbsp;de beenen weer op haar plaats gelegt en metnbsp;aarde bedekt hadden, zjnwe afgemat wechge* ailswedoenonderfochtenvanwat nbsp;nbsp;nbsp;dit Graf mach zjn, en op welke tijd hy Joudege-5e nbsp;nbsp;nbsp;^^obben y fo heb ik uit de Gefchied-fchrif- ^ ten en de Grafplaats niet anders konnen afnemen of het is 't grafvan den Salernitaanfen Reus Marduchus. Want men leefl in 't Boeknbsp;van de daden vari Johannes Kala , in 't jaarnbsp;ï^o()gedrukt j befchreven door Johannes Bo-natius: volgens het verhaal van den Engelsman Martinus Schener, een leerling van Jo-liannes Kala, dat^ tentjdeals deStadSzitr-nen van de Keifer Henrik de VI. belegerdnbsp;Was j een ongemeen groot man gemeenljk'Mzt-dochus , of den Salernitaanlchen Reus ge-naamt ^ gehoord hebbende de kloeke daden vannbsp;Johannes, den felven heeft uitgedaagt ompennbsp;'^'ffll^fj^^gen een te vechten ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Johannes 'quot;^^nfagen zjnde j ongetwjfeld daar begra-ven is. Over dufdanige Reufe-beenen brengen ver-fi heide Schryvers verfcheide dingen by j die den Lefer kan nafien by Garopius en by denbsp;uitleggers der H. Schrift daar Je over het 7.nbsp;^ooftjiuk van't Boek der Schepping:, en overnbsp;de p-oote van de Koning Og en Goliat handelen j die onnodk zijn hier bygebragt te werden. Blinus verhaald dat in’t Eiland een ^erg fcheurende,in den felven is gevonden eennbsp;^ocht opftaande lichaam , dat 46 ellen langnbsp;Was ; Fulgojus fegt van 3 3 ellen; eenigenbsp;II. Deel. |
meenen dat et geweeft is het lichaam van Orion , en andere van Otus. Het lichaamnbsp;van Orèfies j doorlaft der * God-fpraak op-quot;nbsp;gegraven , is bevonden feven ellen lang tenbsp;zijn. De lengte van Kaviiis Bollio vervolgt Blinius j werd van de ^ Jaar-boeken^^”“®^*^*nbsp;niet verhaald, doch het is als iets wonders, datnbsp;hy in een oploop van menfchcn byna is doodnbsp;gebleven. Den allerlangften, die onfe eeuwnbsp;ten tijde van Claudim gefien heeft, is geweeftnbsp;Gabbaram j uitnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hier gekomen, zijn de negen voeten en foo veel duimen lang. Teii, tijde van Auguftm zijn ’er twee een halve ie»,nbsp;voet langer geweeft, Èufia enSecundilla ge-naamtidie tor gedachtenis in ’t graf van de Sal-lufiien zijn gelegt. Hale Champius verhaald in fijn aanteekè- ffj ningen over Blinius, dat in de rivier Aron eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘ ^' lichaam is gevonden meer als elf ellen lang. Coelius Rh^iginus verhaald, dat tegen over de ftad Valentïa in de beek, die door het dorpnbsp;van den H. Beratius vloeit, ten tijde van Loysnbsp;de elfde Koning van Vrankrjk, een geraamtenbsp;is gevonden, dat, Ib veel uit verfcheide afbeeldingen èn beenen konde afgenomen werden,nbsp;ontrent t8 voeten lang was. Bau fantas ge-tuigt, dat de Kme-jchyf van Ajax fo groot Ajaxnbsp;was als de fchjven j die de Speelers gebruiken:nbsp;en dat het lichaam van Afterius ^ fone van j.envmnbsp;Anaftisgt;10 ellen lang is geweeft. Blutarchusnbsp;fegt het lichaam N2a\ Thefeus van een onge-meene groote geweeft te zijn. Onlangs, legtnbsp;Licetus j is in Africadicht by de Stad Julianbsp;Ciefarea een Bekkeneel uitgegraven j bevattende infijti omtrek twaalf Jpannen j volgensnbsp;het fchrjven van Magius; maar na de overwinning j onder de Koning Loys , by Laudanbsp;Pompeja verkregen ^ ishygereifi ^izMiianen,nbsp;en heeft daar een jongeling ontmoet fo lang datnbsp;hy niet over einde kondeflaan y want de natuur pJm Imdt.nbsp;konde geen voedfel genoeg verfchaffen om hetnbsp;lichaam te onderhouden y doch de natuur wasnbsp;alleen niet te befchuldigen j maar ook fijnnbsp;fwakheid en quade geftalte s liggende j fö be-fette hy twee nevens den ander fiaande bed-fteden. Den H.Augufiinus fegt, de ongelovige we- Auguft*-geits de ongemeene groote der lichamen werden gemeenljk overtuigt door de ondektegraven jnbsp;die ofdoor de tjd of door verfcheide andere gevallen geopend werden, daar uit beenen vannbsp;ongemeene lengte gehaald werden. Ik heb bé- smtandnbsp;neffens meer aitdere aan de Vticenfe Strand^ffif'nbsp;een menfehen Bak-tand gefien fo groot, dat'er gem^enl °°nbsp;hondert van onfe tajtden van foudennbsp;gemaakt werden t, ik geloof het de tand vannbsp;een Kens pweefi te zijn. Wa^tt behal-ven dat de menfehen eertjds groot ér vannbsp;lichaam waren als heden j fo zjn'er ooknbsp;Reufen geweefi j die de andere noch in groote overtref ten : ook heeftmen te7i allen tpdeujnbsp;félfs in defe onfe dagenj echter feer felden,men-fchenvan ongemeene groote gefien. Vives fegtnbsp;in fijn Aanteekening over defe plaats: alswenbsp;op S.Qhrifioffels dag gingen na de grootfie Kerknbsp;G %nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;onfef |
toont j die men fegteen van S.Chrijloffels tan^ \ des Belikeneels nochJeer vajt enjlerkj ruimgc- fjflfkkt-. tai.e.^^,„,,,,^n.,^narmmwasby\noegomverfcheidematenkoornsmtedoen. En\eei.
ïi. onfer jïad j om hem te begroeten ^ foo werd-,Jiad, de Gebootfchapte Ue’veVrowwtoege'W^tj ons een bak-tand foo proot als een‘vuifi ie-\ hebben of gehangen. Sy vonden ook het quot;voorj s
Een tand ¦als eennbsp;•vuig.
7 ¦ nbsp;nbsp;nbsp;r* .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• n rr* i .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i J — ID .1. L_____1 1 f U nbsp;nbsp;nbsp;Oe^
^^F^gojii^amp;l^^innfarcïus en Strabo, j noch een Jtuk van ffcheen-been ,
my.
dat in de Stade Tinge in Mauritanië \dsx groote, of’tfchoonvoor fmeejte deelvergaan
Een li' ehaam vannbsp;6o ellen.
Sertorius een graf is geopend, in ’t welk een vuas , berekent werde , dat het lichaam langct .yg,» ico menfehen lichaam van 6o ellen is gevonden:; als ^oo ellen is geweeji.nbsp;en men meende dat ’et het lichaam van Bn-!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Benige geleerde hebben geoor deelt ,daf et het
tens was. nbsp;nbsp;nbsp;; lichaam vanEryx demachtigfle Koning 'van
»e« «K Vranktijknbsp;gevonden
Als Karei de fevende in Vrankryk Koning \ dief laats de foone vanButaenVenusiSjVan was,{t^ Fulgofiis ,fo heeft Rhodanus in f ge- Hercules dood ge Jagen en in die Berg begra-bergt e van Nar bonne ontrent de Ji ad Valent ia | ven. TDoch andere willen dat ’et Entellu^l^^ i,.nbsp;een graf ontdekt, welkers grooteveelmenjcheif die eertyds in de Lijk-ffeelen van (lyBnea-^ ch»»yjnbsp;om teJiengetrokken heeft\wantgeof end zijnde J ter eeren van fijn vader Anchifes ingefteld jnbsp;hu- jQ^Q^^Ynenmenfehenbeenen van'io ellenlang: \ met Jijn vuif een Stier heeft dood gejlagen-*”*” en als we daar reifden, fohebbenwe een deel Maar Jommige houden het voor’t lichaam vannbsp;vandiebeenengefenjWelkevandeinwoottders \ een der Cyclofs en met namen dat van Boh-als wat ongemeens bewaart werden. ^occ2L-\fhemus.nbsp;o Geneab- [jus in {ijn‘*Geflacht-boom der Goden Itgv.het j Daar zijn dan ongemeen-groote Reufen i»nbsp;ü wis en feker , dafer Reufen, dat zijn men- i de Wereld geweeft. Beatus (Jdoricus ‘Vtinen-
komende dingen, dat Johannes Corbaus een geloofweerdige en geleerd man, te Venetiennbsp;een ongemeene grootegefien heeft, dienbsp;foofterkwas, dat, aan ieder arm een touge-bonde zijnde , daar twaalf arbeiders metnbsp;macht aan trokken, om de armen van malkan-deren te houden, en te beletten dat hy de handen niet aan de mond bragt, hy egter, fondernbsp;lijn lichaam te bewegen, de Appelen, die hynbsp;in lijn handen had , in lijn mond Hak, ennbsp;fonder eenige onlleltenis op at ^ de fweetendenbsp;arbeiders, die te vergeefs van lijn mond pogende af te trekken, uit-lacchende.
Het geraamte, dat te Lucern in Switferland op het Stadhuis hedendaags noch got^ontnbsp;werd, is een genoegfaam bewijs, dat ’er ’t ee-niger tijd Reufen in de wereld zijn geweeft-Van welk geraamte Cyflatus, in fijn verhandeling van Switferlands vier voornaamfte Steden, breed handeld. En de faakwerdophetnbsp;gefegde Stadhuis met defe woorden noch g^'nbsp;lefen.
Tgt;e afbeelding van een Reufen-geraamte, welkers deelen name Ijk deJtukken van’t DgyS'nbsp;been, Scheen-been, Schouder-blad, Wervel-beenen, Heilig-been, Steert-been, Schip-been,nbsp;Ribben, en van het Bekkeneel, beneffens hetnbsp;geheele tweede been des duims, het Hiel-beennbsp;en Kaak-been, gevonden zjn in ’t Icmd van Lu-cern^ dicht by het T)orf Reiden, onder een om-gevalle oude Eiken-boom j enge Jonden aan dennbsp;Raad van Lucern, die de JclJde beenen , welke , in den menfeh en in de beeflenfleer verflchil-lig zijnde , genoeg te kennen gaven
ruim hol gevonden , daafje recht ingaande Jagen een ongemeen groot menfeh, daar door Jy fo\ bevreeji wierden, datje firaks te rug keerden,nbsp;fonder te ruflen voor datje in de flad waren,nbsp;verhalende de gene die haar tegen quamennbsp;watje ge Jen hadden.
^ueTmS Burgers haar verwonderende , wat ’er m de hand. doch mochte gaande we Jen , zijn metJiambeau-vsen engewafend , even als of Je aan de vyandnbsp;wilden, terflad uit getrokken, en meer als 300nbsp;zjn’er in de kuilgetreden,Jiende met aljbgroeten verwondering als de Boeren dien grootennbsp;menjeh. Tiaar na merkende dat hy niet leefdenbsp;vernamenje dat’et een ongemeen lang en diknbsp;nergens gejehonden menjeh ofeenfloel fittendenbsp;was, die in Jijn flinker-hand een (laf had langernbsp;en dikker als de mafl van een groot Schif: welke fiok van iemand aangeraakt zjnde, Jo ver-fluijdejeals flojweg, niet overig latende alsnbsp;een loodeflaf, flrekkendevanbeneden tot aannbsp;de hand: welk lood binnen in de flajjchjnt e^e-goten, om de JelJde Jwaarder te maken , we-
namaals aangeraakt zjnde , is ook alsfiofvervlogen; ’tgene Arifloteles geweten heeft de doode lichamennbsp;over te komen; want hy Jegt ergens, dat de doode lichamen die haaf} tot flojwerden , al haarnbsp;Jelfflandigheid hebben verloren, niets behoudende, als het JatJoen. T)e Burgers dit flof \nbsp;Tanden van naukeuriger onderjoekendejVonden drie tanden
chtig is bevonden ontrent fe fad’Tgt;refanum \ een Reus van xo voeten lang heeft tnskiUen. in SicUien: Want als de landlutdcn aan devoet ljohannes en Claus Magnus , BifTchoppe*^nbsp;van een berg , die niet veer van defladgraaf-{ van Upfal , hebben in haar Befchryving dernbsp;den om eenHerders hutte te feilenfo Jagen fe in\Tioox.óic Landen onder andere veeltefeggennbsp;de ingang van een kuil, en aljfe begeerig te fien \ siA Rollo en Starchateriis , zijnde twee leernbsp;wafer binnen fchuilde,met aangefeke fakkels fxsYgQ en fterke Reufen. Fortunius Licetusnbsp;daar in traden , fo hebbenje een feer dief en i verhaald, in fijn Boek van de van felfs voort
Tgt;U
oneen*
J nbsp;nbsp;nbsp;*7(/pnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;MrCJCf JU'U'K. ClUeft' CCft'
yfleren draad geregen j in eenKerkvan haar
-ocr page 563-VIII. Boek, Van de Verandering der vogten.
en.
^^•^^'‘^n/chenQQr^^tQwas^vanYdixVhitmsAcern, ondereen oude Eiken-booni, eelijk
?e-|ftraks is gefegt. Cyfatus fegt dat volgens de /7/rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aftjekenef^j en vervullen, | uitrekening vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gedaan, degevonde
als ook vak Johannes Bok, Schilder Balei, latenfihilderen in ’t jaar 15'84.
Dit geraamte is gevonden in ’t jaar in’t Graaffchap Willifaum\%éik.ói\^\xLu-
beenen met de overige vergelijkende , het Geraamte twee - en - veertig malen langernbsp;foude geweeft zijn als de onder-ftaandenbsp;ftreep:
Defe ftreepu het twee-en-veertkfle deelvan de lengte ^fiejReus, dietè
Lucern bewaart werd.
‘Hiftori.
CUs.
. Waniieer defe l^eus geleefr heeft, en hoe hy defe landftreek is gekomen, werd van geennbsp;* Gcfchied-fchryver gefegt. Uit de verhaaldenbsp;shneting blijkt, dat hy driemaal langer is ge-^eeft als een gemeen wel-gefteld menlch,nbsp;‘liens lengte de Schilders en Beeldhouwers feg-gen te zijn fes voeten. In mijn * Bewaar-kamernbsp;zijn eenige.in fteen verharde beenen, benef*
fens verfcheide andere dingen , tot de oudheid en de natuur behoorende van den Ede-len Alyhonfusmorninus jdeRoomfeBroeder-/?^j”^”'”4ö. fchap vereert, die fo groot zijn datfe van ie-dm.nbsp;der voor Reufen beenen gehouden werden :nbsp;want foo veel uit de fcheen enwervel-beenennbsp;af te nemen is, foo wijkenfe niet voor die Swit-ferfen Reus.
Gigantic Sceleton
m rtumis nbsp;nbsp;nbsp;Drepamtm
imxnthtm BoCCUtlO fe/fe mo «t-hitvrum..
futrtus
Boccatius en Wdipfus Bergomas verhalen het volgende wonder van ’t lichaam vannbsp;lantis; namelijk dat ten tijde van Keijèr Hen-de UI. in’t jaar 1401. een Landman niet
veerbuiteni?ö«?^^, fijn land war dieper als gt- ¦rntem woonlijk omwroetende, eenfteenegraf-ftede‘«^'^|«2k
met een opfchrift heeft aangetreft, en in ’t graf viomm een mans lichaam fo lang, dat ’et hooger^*^»»*»^nbsp;G 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quam
54 nbsp;nbsp;nbsp;De onder^aardse Wereld, quam als de Stads mmr: het lichaam fcheeii j gebragt by de Keifer nbsp;nbsp;nbsp;, dié navol- ^egr^ven nbsp;nbsp;nbsp;of ’t ecrft begtaven was, en had in | gens de groote fijns lichaams fpijfe noodig had- it!»s ‘er lijn borft een groote wonde: boven het hoofd | de, etende ieder middag-maal een kalf met een ' nbsp;nbsp;nbsp;I'- ¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 IInbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1--nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1----i/• I nbsp;nbsp;nbsp;/-1 ”nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r________--„Vi-ior haald, dat in’tjaar ifii. een nbsp;nbsp;nbsp;is j men gebracht betoenen, dat CAP.r fowtZi nbsp;nbsp;nbsp;gedurig brandende lamp, die door ' blafen noch door water niet konde uitgeblufl werden ; maar onder doorboort en gebrokennbsp;lijnde fo gingfe ftraks uit. En dit foude geweeltnbsp;zijn het lichaam van den Arcadifen, Tallantïsnbsp;fone van Koningmetgefel vznc_/E-neas, die in een gevegt, man tegen man, is om-gebragt van Turmis de Koning der Rut tien j,nbsp;lang eer Romen gebout is. ’t Welk alles van Vo-laterranus^Qrèi beveiligt. Dus veel had iktefeggenvandeReufenen van haar ongemene grootte. Nu Haat te onder-foeken of’er ook oit fo groote menfchen waarlijk in de wereld geweeft zijn. Eerste Ondersoek. Tgt;^dr nagëvorfcht werd j of de natuur oit foo groote menfchen heeft voortgebracht ^ als denbsp;ftraks aangehaalde Schryvers verhalen. Dat in de graven en onderaardfe kuilen fom-tijds Reufefeenen gevonden werden, loochen ik niet: want, gelijk boven gefegt is, de H.nbsp;Schrift betuigt fulks 7. Hooftftuk van 't Boeknbsp;der Schepping j en Koning. xj. Surius ver- |
fchaap. So een menfch is in onfe eeuw in ’tjaar 16x3. op den Rijks-dag tot Regens-hurgnbsp;Keifer Ferdinandus de 11. voorgelleld. Invoe-gen dat niet kan getwijfïèlt werden , of daarnbsp;zijn Reujen, foo Mans als Vrouwen geweeft;nbsp;dewijlfe ten allen tijden zijn gefien.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^jja Doch ik loochen uitdrukkelijk , dat’er oh menfchen geweelt zijn van 30, 60,100,nbsp;zoo ellen lang. En om fulks klaar te doen bly-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;eiilt;» ken fal ik voor af fenden war by een f//?, voetgeweep-enpalm te verllaan zy: op dat uit die bekende mate foude konnen afgenomen werden, dat ’ernbsp;fo groote menfchen niet konnen zijn, noch oitnbsp;geweeft hebben.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;y„phsii‘ De elle begrijpt, volgens de gemeene reekc- ^^0. ning der meet-kundige z voeten., en eennbsp;anderhalve Roomfe palmwelke meeft overeenkomen met de heilige elle. Defc dingen,nbsp;om onfe redenering over de groote der Reufennbsp;verftanelijker te maken, voorafgefonden, kannbsp;ieder op de maten van fijn eigen land pallen. De H. Schrift getuigt dat den Reus Goliath 6 ellen en een palm lang is geweeft, die doornbsp;de regel van bedoeling tot onlê voeten en pal' |
|
600 |
Goliath lang is geweeft —.............. -.............-...... ...... nbsp;nbsp;nbsp;. '¦ —
Het lichaam van den Reus in Switferlandgevonden is lang geweeft Het lichaam v an Oreftes door laft der God-fpraak opgegraven —
Het lichaam van Afterius de Sone van Anaais ——.....- ........... . —
De Reus te Tinge in Mauritania gevonden is lang geweeft .........
Eindelijk is boven al verwonderlijk de Reus in de Berg Eryx ontrentDre-panum gevonden, lang ... ¦ nbsp;nbsp;nbsp;- - -
HetlichaamindenBerg Cr et a gevonden
of er ook oit grootenbsp;Ueufenge-meeji z.tja.
nee».
4 Organi -cum.
Bemijs
ysntirom
niet.
En dit is de lengte der Reufe lichamen, die de Schrijvers feggen op verfcheide plaatfen ennbsp;tijden gevonden te zijn.
Daar kan dan in de eerfte plaats onderfocht werden, ofgelooflijk is, dat de natuur oit fonbsp;ongemeen groote vleefchbrokken heeft voortgebracht ? wat my belangt, ik fta geern toe,nbsp;dat’er Reufenj'mdoxc menfchen in groote overtreffende, geweeft zijn: echter kan ik niet lichtnbsp;gelooven dat’er oit fo groote menfchen zijnnbsp;voorgefteld, uitgefondert de drie laatftc.
’t Geen ik aldus bewijfe: de ftoftèlijke vorm vereifcht uit haar aart en natuur te zijn de vormnbsp;van een quot; werktuigig lichaam : doch een lichaam dat te ongemeen groot is kan niet werk-tuigig zijn: derhalven enz. de reden is, om datnbsp;de vormen met haar werktuig moeten bedeeldnbsp;werden, en gelijk haar beftaan van de wefent-heid des werktiiigigen lichaams afhangt, fonbsp;hangenfe ook af vanhaar mogelijkheid: dewijlnbsp;Ónmogelijk is , dat een oneindig grootnbsp;gig lichaam van de ziel, die haar zekere palen heeft, kannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;werden, ’t Geen met de-
fe dring-reden bewefen werd ; nadien ieder dier is een natuurlijke felfftandigheidj en geennbsp;felfftandigheid qualijk en geweidelijk kan wer
den voortgebracht, fo kan den menfch fo groot niet werden, dat fijn leden alleen door haarnbsp;fwaarte fouden van ’tlichaam afvallen; waï^*-dan foud hy qualijk zijn voortgebracht; om datnbsp;hy onbequaam foude wefen om fijn einde ennbsp;oogwit te verkrijgen. Derhalven kan de voor-fichtige natuur foodanige menfchen niet voort-brengen; want de voeten fouden fonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;te
lichaam niet konnen onderfchragen, en de ar-men fouden met geen kracht beweegt werden,
of het ganfchgeftel foude van malkander val'
len. ’tGeene beveiligt werd door de groots Marmer-heelden hier te Romen, welkers m-terfte leden moeten onderfchraagt werden»lt;lt;lt;»•nbsp;anders foudenfe door haar fwaarte van ’t Ivnbsp;afvallen, ’t welk veel lichter in fo groote mennbsp;fche lichamen foude te vreefen zijn.
Die breeder verhandeling defer faal^ geert, die lefe de oploffmg der vragenbsp;groote en fterkte der dieren van -dhitofd^ferdi*^-riüm Jefuits-priefter onlangs uitgegeven-alles klaar geroont werd.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
Seker de omfichtige natuur
menfch, gelijk ook alle andere dieren e
kere bepaalde^m^^^, bequaam tot fijn wer gen,toegefchikt, en alles wat daarover
ÏV.
OU.
^quot;jpvo-
fisU.
VIII.BOEK, VAN DE VERANDERING DER VOGTEN, nbsp;nbsp;nbsp;55
regt voor een mis-’-jvas gehouden.', Her zijn is enkel bcufeling en oude wijven n/w*quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;viervoetige dieren heeftfe den |klap , alles dat van foo groote Reiifen oir
f \ nbsp;nbsp;nbsp;allergroofle gemaakt, en om de loitisgefehreven; feker indienfc t’eenigcr rijd
tcle Van nbsp;nbsp;nbsp;,T,^r.rirpinbsp;nbsp;nbsp;nbsp;illdcwetcldwateiigewceft, foudenniet aide
Gefchied-fchrijvers haar felfs hebben afge-flaaft, omfoodanige Reufen en haar daden te befchrijven?by welke twaalf nienfchen nier anders als kinder-fpel fouden te gelijken zijn. En Gelijk denbsp;als ik in ’t jaar 163 7. te Tirepanum was, fo heb
^ct voorberadinggefchied : want indien de ik veel met de verllandigfte luiden van die ftad ondervoede
over dien Reus gefproken, en ben in de kuil, daar hy foude gevonden zijn, gegaan, dochnbsp;hebbe onwaarachtig bevonden, dat hy fo groot
I Van genoegfaam vocdfel te verborgen quot;iseitfe gewild, dat hy nier metnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;maar
l^et bqy ^ nbsp;nbsp;nbsp;^ blaren en andere over al voor-
^omende_^röm^^(?foude gevoed werden. Onder wetenwe geen grooter als de Arent^nbsp;«eGzerj de Struis en denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en fulks is
IX. voorberadinggefchied : want indien de kogels ongemeen groot waren, fo fouden geennbsp;oieren tegen het geweid van fo groote vliegen
’ nbsp;nbsp;nbsp;veilig en feker zijn; om fulks dan
Verhoeden, heeft de natuur ieder dier vol-f foude geweeft zijn , als de boven-genoemde fijn aart fo of fo een groote toegepaft. 1 Schrijvers verhalen, ja na mijn geheugen foudnbsp;\y^i . poch in de.^É’, vol ftolfe en viften zijnde,; hynaiilijks dertig voeten lang konnên geweeftnbsp;’¦viflTen. heeft de natuur de ongemeen grootezijn. Ook hebbenfe my geen beenen van denbsp;j Rots ~ hoofden j enz. voortgebragt; S\t-\handen, voeten of het bekkeneel ^ daar uit denbsp;1C nogtans een trage be weging heeft gegeven;! groote des lichaams foude af te nemen zijn,nbsp;datfe door haar fnel fwemmen al de vijfen j konnen toonen; het felfde begeerde ik ook on-iiict fouden verflinden, en de huishouding der! trent de Switferfè Reus, daar van niet als denbsp;^ceomkeeren. De natuur heeft daarom ook\ribben fcheen-beenen en dgye-beenen te fien '
zijn ; welke fodanig gefatfoeneert zijn , datfe
^org gedragen, dat defe groote vijfen niet uit kuit ^ gelijk de meefte andere viften foudennbsp;Voortkomen , maar levend en weinig inge-gebaard worden, om door haar menigte alnbsp;mildere niet in te dokken,nbsp;lelijk dan de voorfichtige natuur alledin-''det'*'*''nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;heeft gemaakt volgens keker gewichte_,ge-
lo ^^^cn matOj fo heeftfe ook niet ge wilt, dat den menfeh de maat van r 5- of ten uiterfte n van 18nbsp;’quot;quot;A palmen foude te boven gaan. Dat de H. Schriftnbsp;getuigt, dat Goliath 6ellentneenpalm langnbsp;IS geweeft , heeft Godt van alle eeuwigheidnbsp;door een ongewoone voorfienigheid voor-*nbsp;‘chikt, om fijn volk te verheerlijken. Seker,nbsp;iiidienoit volgens hetfeggennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Boccacius j
een menfeh in de wereld was geweeft van xo o ellen, dat is 400 voeten, of 600 palmen, dienbsp;foude ongetwijfeld de hoogfte toorens geljjknbsp;foude nooit fo hoogen Colojfüsnbsp;10 de wereld zijn opgerecht. Den opmerken-
^‘^'uit nbsp;nbsp;nbsp;I____1 - ro , r nbsp;nbsp;nbsp;r,
^0;,
‘gen.
den Lefer kan hier uit wel afnemen, dat onbe denkelijk is, waar fo een groot menfeh foudenbsp;konnen woonen j waar hem kof foude befchaftnbsp;^crden; dewijie heele kudden hem maar eennbsp;dag fouden voeden, en een Os foude maar eennbsp;^07id.volxv]n, en een bron of rivier maar eennbsp;dronk: en waar mede foude fo een lichaam beleed werden: een feil van een fchip foudenbsp;*^aar als een fhuit-doek zijn, en vijftig feilennbsp;^ gaar-genait fouden hem naulijks konnennbsp;dekken. Heele boomen fouden hem niet andersnbsp;^’s dunneJhlyes geweeft zijn. Wien foude fe-^cr geweeft zijn, van foo een ongemeen grootnbsp;inenfch? die in een reisnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fopt ^ als een
gemeen menfeh in vijftig ; die met fijn vuift voet heele huifen en muuren foude omveernbsp;Wemen; PJeir-legerskon^ hy konnen vellen,nbsp;a sde Maijers het koorn afmaijen. En meernbsp;andere ongelooflijke dingen die de Lefer bynbsp;icifelven kan bedenken, foude fo een Reusnbsp;Verrichten; ten welken einde de voorgaandenbsp;f ^celdingenmet malkander konnen vergele-*^cn werden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
de faak twijfelachtig maken.
Het is gebeurd, dat ik te Ranorme met den de uitftekenden Markgraaf Karolus de Vintimi-gha ^ een geleerd man, en naukeung belchry- fc ttmdennbsp;ver van Sicilien met groot vermaak over duf-danige Reufe-beenen fprak, en als ik hem eeni-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;''
ge tanden toonde, die my van liefhebbers der oud-heden voor Reufe-tanden waren vereert,nbsp;fo begon hy te grim-lacchen, feggende, waarde Vader , meent gy ook in ernftdit Reufe-tanden te zijn ? ik antwoorde dat de geloof-weerdigheid van de vrienden diefe my vereertnbsp;hadden, my deden derwaarts hellen. So voegde hy daar by befoekt my morgen, en ik fal unbsp;toonen van waar dufdanige tanden gehaaldnbsp;werden. So gefegtfo gedaan: want des anderdaags by hem komende ^ fo zijnwe in de Koetsnbsp;gefeten, rijdende ontrent drie duifend tredennbsp;buiten de Stad, na een plaats die men de Soetenbsp;Z,ee noemt.
Daar gekomen zijnde, fagenwe een groot ongmetn uitfteekjelvan een Berg^ en in ’t felfde een kRïyf^ZnZnnbsp;de opening van ongemeen groote kuilen. Doen de natuurnbsp;feide dien Heer, laat ons hier ingaan, en ik fal Ziltoortnbsp;utoonen, warde natuur óiOenkAnin’xvoott-gebracht.nbsp;brengen van dingen die de menfchen-leden gelijken : En de knegts met brandende fakkelsnbsp;voorgaande, fo zijnwe in de kuil getreden, daarnbsp;hy my het wonderwerk der natuur toondernamelijk de wand aan de flinker zijde was t’ec-nemaal befet met dingen als tanden j kleene,nbsp;middelflag en feer groote, ftaande even offe innbsp;een Kaak - been géplaatft waren; in fo groo-ten menigte, dat’er honderd wagens lichtelijknbsp;fouden vol te laden zijn; de natuurlijke tandennbsp;fo wel gelijkende, datfe naulijks te onderkennen zijn : want behalven haar ongemeen wit tgt;iede be-kleur, fo zijnfe ook onder met wortels voor-fien; doch fy zijnfteen. Dit zijn, feide diennbsp;Heer, de tanden ^ die fommige bedriegers voornbsp;Reufe-tandeujok Olifants-tandeti aan ’tonno-fel gemeerte volk verkopen. Ik heb een goed
deel
II afdef- deel dcrfelvcr mede genomen,daar van ik noch i ais van de natuur voorrgebragfc Heeften 2ijn. eenige beware , de overige heb ik aan mijn i v Gene ik aldus betooge.nbsp;vrienden vereert, om haar het bedroch te ont- i Hy fegt in de eerfte plaats , dat het lostenbsp;dekken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\gaar hangende doode lichaam ontrent i8 ellen
nacuur Uit flesn ge~nbsp;maakt.
fchyven j echter fonder eenige order gefchikt.' plaatfcn foleeg, datwe moeften gebukt gaan. Ook werden eenige aarde bulten gefien, die en van fo ongelijken breedte, die op’tnauftenbsp;uitgelneden zijnde, aan de eenezijde degc-| maar 10 voeten was , heeft konnen wefeft;nbsp;daaiite van eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, enaand’anderzij- | want het is niet bedenkelijk dat hy in die kuil
de de gedaante van een bekkeneel vertoonden, heeft konnen Jl aan, fitten of liggen j alfo weinig Nochtans werd niets gevonden, dat de gelijke- als een kat in een muifien hol kan kruipen,
Vorders fegt hy, dat de romp los en ontdaan is geweefii doch dan vraag ik hoe fo haaft uitnbsp;de beenen de groote van den ganfehen Reusnbsp;konde afgemeten werden. En hoe de Burgersnbsp;van Ramrme \\3ax fofeer o ver de groote hebben konnen verwonderen ? datnien fegt dennbsp;romp door het aanraken tot ftof geworden tenbsp;zijn, acht ik daar by verfiert om de faak ge-loofweerdig te maken. Hy fegt obk dader nietnbsp;anders gevonden is, als het kaak-been met tanden^ ooxkxew, die ieder 4 oneen fwaar waren-
Dcgehjke- Docli Verder hl de kuil tredende, fo fagen-|^^^ is 36 gemeene , of 44 Roomfe palmen ik weet niet wat gelijkenis van menjaoen-'. lang is geweeft. Ik vraag hem hoe èi\s.grootenbsp;nen leden j tegctt de wand; namelijk de gedaante! Reus in een ^ö/vanfo ongelijkename-van fcheen-heenen j quot;jcervel-heenen, tn knie-\ï\]knbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, 15- of 10 palmen, ja op fommige
nis hadde van de beenen der handen en voeten: daar heb ik eerft gefien de wonderlijke wijsheitnbsp;der natuur in ’t voortbrengen der beenen , ofnbsp;beenen gelijkende fteenen.
'DeMark-graafi iexè,e, dat in Sicilien veel dufdanige kuilen zijn; en als’t gemeene volknbsp;in de felïde been-gelykende Steenen vind,fo ma-kenfe haar felfs en andere wijs, dat’eti?e///^-beenen zijn, doch hy voegter by dat in ’t Soloni-fie veld tuiïchen Rlrepanum en Ranorma van
OHphants de land-luiden Olifiants-beenen werden opge-1 uen vuumeu, uic icuci 4 ^üv-v-inwaaL wai-w,*-tooraeufe- graven, die in voorgaande eeuwen van de adfri- Ik wil gccrn gelooven, dat’er niet alleen het incrien ge- cancrs in Sicilien zijn gebragt, om in den oor- kaak-been met tanden j maar ook de ficheenbee- fia’ii'nbsp;boude»,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tegen de vyand te dienen, en daar gedood | nen en andere ledematen zijn gevonden; want
in een Reus gegroeit , maar door de natuur voortgebragt.
Invoegen dat het verhaal van Fazelus met de waarheid niet een ftemmigis. Het feifdcnbsp;fy gefegt van meer andere Reufe-rompen iunbsp;verfcheide plaatfen van Sicilien gevonden-Mazareni fegt, dat in het veld Xyphilus ge-
dat’ec geen Reufie-beenen onpficheid zijn. De TsdLarkgraaf{e\èie ook dit onderfcheidnbsp;tulTchen de ware beenen en de been-gelyken-de fieenen te zijn, dat in de beenen de holligheid j daar het merg in geweeft is, altijd overig bleef : maar de fieenen hebben geen holligheid ; en foodanig zijn defieenen j die ik be-
en begraven zijnde,hedendaags werden gevon-j ik heb die felfs in die kuil geficn, ende tanden den, en verkeerdelijk voor Reufie-beenen ge-1 hadden niet alleen het gewigte van vier oneen,nbsp;houden; want als defe beenen met menfehen- j maar felfs van vier ponden; doch fy waren nietnbsp;beenen vergeleken werden, fo is uit het fatfoennbsp;licht af te nemen '
tufjihen ikennbsp;betn.
o . nbsp;nbsp;nbsp;o _______^ nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;naamd, een lichaam is gevonden van xo ellen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
ware, welke ik om die reden voor enkely?é’£’;i hebbende een hoofd als een ton j en , in ftof”‘=®*'*
verftuivende, bleef niets overig als de tanden. wegende 5- oneen fwaar, doch ik vrage hem in-dien de romp tot ftof was geworden ; hoe datnbsp;dan het hoofd fo groot als een ton konde zijn-Seker defe beufelingen zijn fonder eenige grofttnbsp;of bewijs. Hy fegt ook dat aan de voet van dennbsp;berg Hyblam by de Bron van St.Cofmanusnbsp;Reufe-beenen en randen uitgegraven zijn. Hynbsp;verhaald ook, dat in ’tjaar i648.digtbynbsp;eufen in een diepe kuil van den Genuejfen RH'nbsp;der Adorno ^ terwijl hy de oude overblijffel^^nbsp;navorfchte, een lichaam is gevonden van xo ellen lang, doch het felfde verftuivende, fo heelt ‘nbsp;hy nictanders konnen mede nemen als een gedeelte van ’t bekkeneel van een ribbe j vannbsp;k fcheen-been en eenige tanden om dennbsp;meefter te vereeren. Hy fegt ook dat te Lala-brafus dicht by Entella Graf-delvers, m denbsp;Kerk een graf makende, zijn gekomen aan eennbsp;verwelft huisken daarfe een menfche van xxnbsp;ellen dat is 66 palmen , vonden , diefe alnbsp;fpottende opregtende , en foo lang met fteenen hebben geworpen, dat hy als aftche ver-ftuivendc , niet anders als de tanden overbleven.
Wic
houde.
FdZeius
’verhaal.
Fazelus Gefchied-fchryver van Sicilien, gewaagt ook van defe kuil ; want hy fegt opnbsp;’t xy blad, in 't land van Panorme is een uit-fiekende Bron j bekent met de naam van Soetenbsp;2.tc,7ta het zuiden, ontrent 1000 treden vannbsp;de Stad boven welke in de Rots een kuil €0 el- \nbsp;len lang en xo breed gefien werd , daar Paulusnbsp;Leontius in'tjaar gravende aarde metnbsp;beefie-mis doordrongen, om Salpeter uit te halen, É’é’i/Reufen-romp18 ellenlang heeftnbsp;gevonden j welkers leden los en ontdaan waren. 'tWelk de Burgers van Panorme met groote verwottdering gefien hebbeti ; doch al ae leden zini in ftof verandert jiitgefondert de har gt;nbsp;de tanden en kaak-been; iedsr'X2a\^ was viernbsp;CMC enfwaar :,fijnde fo wit alsonfe Tanden, ennbsp;ook binnen hol uitgewreten. Twee van die volW-den, heeft Simeon Piglio my vereert, tot gedachtenis en omdefaak te doen geloven. Dochnbsp;de woorden defes Schryvers naukeurigover-«Contra- Wogen wcrdende, werden “* tegenfeggelijkbe-diaoria. vonden, niet anders bewijfende als ’tgene iknbsp;u mtoaar- niet dc RLarkgraaf gefien hebbe ; namelijknbsp;[c ijniij,:. j jgnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tanden en beenen niet anders
-ocr page 567-VIII.bqek, VAN DE Verandering der VoGTEN,e«^.
Wie fiet niet, dat dit verhaal nbsp;nbsp;nbsp;is; j a/s een Ceder bos heeft befet, zijnde ider hair
IcKcr ik, kan niei\^ wel bevaren hoe een lichaam nbsp;nbsp;nbsp;Ceder-boom daar van Noah de Arke
palnien lang in een kleen verwelft huis ken heeft gemaakt. Defe Reus werd ook gefegt fo han beHoten zijn: als ook dat’et in ’t opgraven | groot geweeft te zijn,dat hy ten tijde der Sond-niet foude verbrijfclt en als alTchc verfloven; vloed de ,/^r;éé’iVW5J' foekende, niet dieper alsnbsp;: gelijk daar na door het fteenwcrpen is ge-1 tot aan de knien in ’t water flond, en hongerignbsp;j hied. Doch ik fie de reden wel waarom defe zijnde, fovinghy Walviffenj bradefe by denbsp;duiden niets behalven de Tanden hebben ge- ' Sonne enfloktefefoop. Meer diergelijke fot-vonden, namelijk om datfe denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;uighedcn verhalenfe van defen Reus Ogj die
1^’» nbsp;nbsp;nbsp;tie natuurvoortgebragt, voor Reu/e-tan-\ fonder lachchen niet konnen gehoora wer-
hebben gegroet. In voegen dan wy uit het j den.
§®^^gdc agten te blijken,dat \geneFazelus van nbsp;nbsp;nbsp;~
w/'A» h^j^rgelijke Reufe-romfen verhaald enkel beu-
^ *p. iv.
N'ï te 'in.
^ £». lelingen zijn. Seker indien in Sicilien fbdanige poote menfchen voor defen waren voortge-bragt en opgequeekt; waarom foudenfe hedendaags daar ook niet gevonden werden; hetnbsp;pld niet tefeggen, dat de verfcheide invloednbsp;derfterren daar van de oorfaak is ; wartt Sici-ligt noch onder de felfde fterren, en brengtnbsp;ds feilde vrugten en dieren hedendaags voortnbsp;^Is voorbenen.
. Doch niemant moet denken, dat ik foude loochenen, dat’cr oir Reufen in de wereld ge-vveeft zijn; dat fy verre, want het y.Hooft-ftuk van V Boek der Schepping leert my andersnbsp;feggen; in die dagen waren Reufen op de aarde . dat zijn de magtige naamrugtige mannen
^ch ”gt;01 .
'“Jl
Defe dingen alfo voorgefteld zijnde, fo ftaat nu te onderfoeken op wat wijfe de natuur foonbsp;een beengelijkende ftof onder de aarde voortbrengt. daar uit blijken fal, dat’et geen «/m-fchen-beenen j maar een enkel werk der natuurnbsp;geweeft iSi
Tweede Ondersoek.
Van den oorfprong der onderaardfe beenen.
Gelijk de aarde inhaarboefem voortbrengt allerley Steenen, Steen-kolen, Mjn-hout ^ enj^f^pffnbsp;Aard-vleefch ^ fb teeltfe ook op hare wijfe bee- ftheid$nbsp;nen, die de Metaal-werkers Been-breukfteennbsp;noemen, en in’t Hoogduits, na de gelijkenisnbsp;der menfche \eden,Knochen-Jiein. Heöior Boe-
eeuwe. Doch het gene Berojus verhaald i thus verhaald in fijn Boek van de Steenen, dat , Van de Reufe-Stad Enon op den Berg Libanon j ’er fteenen gevonden werden, die de gedaantenbsp;Verdiend geen geloof; als ook niet al ’t gene de j van^Dgyc-b^ecnen, Arm-pijpen en Ribben, in
Heidcnfe Gefctiied-fchryvers en de Voeet Ho merm van de Reufen, Titans en Cyclopedesmrnbsp;Uj,. den Hemel en de aarde geboren, als ook vannbsp;Reufe-krygserkzien. Ais dan indeHeili-• ge Schrift vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gewaagt werd, fomoet-
wienfuiks verftaan tc.n opfigt van haarongp *^eene kragt en vermogen, als ook ten deelenbsp;Van haar groote daar in fy andere menfchennbsp;overtreften; doch geenfints van lbo een ongelooflijke groote, als de bovengenoemdeSchry-
Ihggen. En in defe onfe dagen heeftmen
de Straat van Maq^ellanus menfchen quot;“s, ' geficn ’¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• •
verfcheide plaatfen van Duitfandj namelijk in de dicht by j en Heidelberg, innbsp;Saxen by Jene ^ in Silejien en in meer anderenbsp;plaatfen. Sy groejeii aan de wortels van fandi-ge bergcn,daarfe dikwils in groote menigte uitgehaald werden. Den Biftenop Cianthes heeftnbsp;my gefegt, dat in fijn Bifdom een onderaard-fe plaats is, uit welkenbsp;been - daantige rondenbsp;fteenen van verfchei-
dc groote gehaald werden ; fommigc verbecl-die anderhalfmaal langer waren als 1 den een Bekkeneel j
Rodere menfchen.
loo groot waren geweeft , als Berofus wil, boe kondenfe dan de huifen of detenten\2innbsp;oe Stad Enon bewoonen ; hoe was mogelijknbsp;clatfe met haar Moeders eigen Dogters en metnbsp;Andere gemeene menfchen , ’t geen de Heili-p Schrift niet loochend, konden gemeenfehap
I -w Doch het geen de 21:/r/é/^beufelen verhalen gt;^eus Van den Reufe Og gaat noch alles te boven. Iknbsp;!?quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de woorden, van my uit het Arabis ver-
Seker indien de Enakim
^74. taald hier ter neder ftellen, deReusOgleven-de voor en na de Sondvloed, had een onverfoen-%ke. haat tegen Noah, die hy ook altyd fogte te dooden: en Noah niet magtig zijnde fo een grootnbsp;^enfeh tegen teftaan, verborgde fig m de holennbsp;der Bergen daar de Reus met konde inkomen.nbsp;Het is eens gebeurd dat de Reus Noah ver-quot;^'olgde j en hem niet konnende agterhalen fonbsp;trok hy fijn baard uitben wierp dieNoah agter-'^ta^weike baard aanflonds het omhggpude land,nbsp;lï. Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
andere een Terfe ^ die Ambrofinus benef-fens hare afbeeldingennbsp;voorftcld: cnnocmtfcnbsp;na haar fatfocniJöo/if-fieenen,Bekkeneel-fiee-nen j en ‘Perfe-fieenen.
Sommige zijn als dc Ajuin uit verfcheidenbsp;fchillen te gaar ge-fteld. Van lioedani-gc fteenen Agricota in
fijn Boek van de Mijn-ftoffèn ook gewach ^ekhnuh maakt: En ieder fchil verbeeld een Bekke-^''”*”‘‘'nbsp;neel. Dufdanige fteenen werden in den bergnbsp;Carpathum gevonden, fommigc fo groot, dat-’er verfcheide maten koorns in fouden gaan:nbsp;gelijk Erkerus infijnboekvandeMijnftoffennbsp;in Hoogduitfland betuigt.
Daar
^ nbsp;nbsp;nbsp;onderfoeken, op wat wjjfe aanklevende fiieeu altijd grooter werdert, aan
op wat de natuur fo ongemeen groote fteenenmetde de Alpes-bergen fomtijds lbo groot , datfe
menfchen-leden kan voortbren- als heeie Bergen, menfchen en heeften over-Vi^vlou.' gen. Ik antwoorde dat in de onderaardfe kui- ftolpen, rivieren en dalen vervullen en vcrftop-werdln* nbsp;nbsp;nbsp;Vermengde pen; diefaliigtelijkkonnenbegrijpen, op wat
'l* G^pfius. fchuilt, welk van tuflchen de bergen een, wijfe de Jieenen door gedurig bykomende kor-falpeterige ftof ontfangende, fo werdfe daar aangroeien.
mede als met een korfi bekleed, die met’er tijd i nbsp;nbsp;nbsp;En dewijl dcfefieen-bekkenelen uit de onder- bejiicenee'
tot fteen verhardende, fo hecftfe ook door des aardfe kuilen gehaald werden, fo vergarenfc)en^|^f* Salpeters giants en witheid de gedaante van ! met’er tijd in fo groote menigte, datfe einde-been i\vanK{j is blank, fpletigtn brokkelig. K\s,\ï]k een heel dal vervullen, en als tot eennbsp;dan defe aarde in ronde holligheden ligt, foo ’ berg ophoopen; ’cgeen ik niet foude gelooftnbsp;werd een ronde fteen voortgebragt, dieafge-1 hebben, indien ik mlks in Hetrur ten nietnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
fcheiden zijnde de gedaante van ’t bekkeneel j ficn hadde, gelijk in mijn Hetrurien is verheeft : doch als de holligheid de gedaante van : klaard. een dg^e-been^ ribbe^ of van eenige ander men-fchen-iid heeft, fo fal’ereen fteen met foeen !nbsp;gedaante te voorfchijn komen. En defe ftee-1nbsp;nen werden door een gemeene dwaaling voor:
Reujè-beenen gehouden: doch als men de felf-1 de doorbreekt, fo vindmer geen merg in, noch !nbsp;geen holligheid voor het merg, dat nogtans |nbsp;noodfaaklijk foude moeten gcfchieden, indien inbsp;nienfchen-beenen waren, ’t Gene Ambroft- jnbsp;xiia, blijkt nus ook beveiligt door de afbeeldingen der!
^datfJ*Vïr Steen-beenen, onder de gedaante van tanden, ¦ merg noch ribben, fcheenbeenen enz. die hy fegt te Bono- inbsp;gefien te hebben; bewerende met ons dat-1nbsp;fe waarlijk in de aarde zijn voortgebragt, maar inbsp;laat ons Cafalpinus hooren, die in’t 48. hoofd- *nbsp;ftuk van de metaal-ftolïèn fegt: dat'er beenennbsp;in de aarde groeien en beenige fleenen gevondennbsp;werdenjnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Theophraftus klaar. Heden ten
dage werden digt by de Stad S. Jan in een leegte groote fleen-beenen gevonden j die fe meenen van d’Olifanten, welke Hannibal in Italiennbsp;Gemetndt bragt, overgcblevente zijn. f)aar is noch tenbsp;-iLfo»,.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;V hoof a van de opper-arm-pipp j of van
'tfigye-beenfigroot j datmen'tnaulyks kan overvademen. Ik heb eenige ftukken vannbsp;fcheen-beenen, binnen-in gatig , van buitennbsp;vallen digt, fvvarter als fwart Marmer; daarnbsp;van breeder gehandeld is in ons Hetrurien,nbsp;derwaarts wy den Lefet fenden ; op watnbsp;wijfe die ronde fteenen , daar van gefprokennbsp;is , gemaakt werden, fal ik nu kortelijk too-nen.
In de wortels der kleijige met fand vermengde Bergen werden veeltijds fteenen met de gedaante van allerlei dingen uitgegraven , die
'li nbsp;nbsp;nbsp;Ml' un'Pi-i
I'
Olifants
beenen.
0?
En als defe flijkige en kleijige ftof ergens om een ried of gewonden werd, dan komennbsp;geenbol-rondej vrms.rol-daantige^eer\ennbsp;voorfchijn, hebbende eenigftnts het fatfoenir/«^^*'nbsp;van fcheen-beenen, dgye beenen j armpypen enz-
w nbsp;nbsp;nbsp;w ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;! die brofch als been zijnde,fo houden de gemee-
denatuut aldus voortbrengt; als een ronde ne luiden de ielidewoorReuJe-beenen.
Wy hebben nu twee wij/èn verklaard, op welke de natuur dufdanige been-daantigenbsp;nen voortbrengt: de eerftc wyfe is,dat de fteen-
fteen met kleijige ftof omvangen terwijl het re-gend van een hoogte af-rolt, foo werdfe ge-H6» «f«£«-duurig door niéuw bykomende ftof met meer Reu”tt meer korflen bekleed; en beneden op de ftof in de verfcheide gefatfoencerde Berg-bekkenee- grond, de vogtiglicidallenskens vervliegende ’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;defe of gene gedaante aan-neemt. De
en de aart der plaats mede helpende, fo werdfe andere is, darde fteen-ftof van een hoogte aj-'' *' eindelijk tot een ^eenebol, grooter ö/klecner ^ rollende, allcnskens met ftcenige korjlen be~ volgens de overvloed der ftof; als de(e bollen kleed werd.
doorgehouwen, en de fchorfen van malkander gefchilt werden, fo fal iederfchors een bekke-verbeelden: die de onkundige voor Reufe-bekkeneelen houden.
op defelfdt Die Oir gefien heeft hoe de Sneeuw-boüen, Bergen afrollende , door de gedurig
r WJL.V»,
De Myn-tanden j die ik in de kuil by norme naukeurig befchouwt hebbe , fchijnennbsp;aldus voortgebragt te werden. De wandennbsp;des kuils beftaan uitfachte , fandige , plei-fterige en fplcetige fteen , gelijk uit denbsp;falpeterige Kegels blijkt : daarom als het
fai'
VIII.Boek, Van de Verandering der VoGTEN,f«lt;. ’ ^J^^peterig of glajig vogt door fijn fijnheid de fachte fteen tot aan de buitenfte vlakte door- invoegen dar fommige voor Reujè- fulken boort, fo kanfe niet verder vliéten, maar is gedwongen daar re gaarteftremmen tot een gladde , witte en beenige Hof, denbsp;tanden niet ongelijk : welkenbsp;Schyn-tanden volgens defple-tige geftalte des wands ge--nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fchikt, en van malkander ge- ‘cheiden zijnde, de gedaante hebben van een iiïet tanden befet Kaak-heen verfcheide van |
groote . tanden konnen gegroet werclen , in overvloed , dat de kuil eennbsp;Tand-myne mach genaamtnbsp;werden. ikverfoekdatde Lief-heb-bers de voornoemde Kuil gaan befichrigen, en ik ver-leker haar, datfe de faak fullennbsp;bevinden als gefegtis. Ik heb dienftig gcoor-deelt eenige afbeeldingen defer tanden hier bynbsp;te voegen. |
Na de Beenen volgen de Hoornen die de natuur op een wonderlijke wijfe innbsp;de onderaardfe plaatfen voortbrengt,nbsp;als krachtige tegengiften dier verkogt werden. Sy zijn feer verlcheide van malkander. inbsp;Sommige werden van de naruur onder de aarde voorcgebracht op de felfde wijfe, als te voo-tenvande Beenen isgefegt: fodanige werdennbsp;Volgens het getuigenis van Agricola ^ in verlcheide Berg-kuilen van Duits-land gevonden;nbsp;namelijk in ’t Hyrcanife Bos dicht by het dorpnbsp;Kaumans-holt j onder ’t gebied van de Stol-bergenfer Graven ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Spier^Heidel-
j Htldesheim j in Moravien, Silefien en Saxen: defe Hoornen zijn niet anders als Myn-Jpodium : fy groejenuiteenfoortvankley,dienbsp;niet ftecn-fap bevochtigt, en als los-gemaaktnbsp;lijnde, onder de gedaante van Melk door denbsp;^rd hollen loopt, en allTe een Hoorn-daantigenbsp;Vorm aantreft, fo vervliegt de overtollige vochtigheid , en het overige verhard tot een hoorni-ge fteen : het gebeurd fomtijds dat dit melk-^^l^tig vocht niet in een holligheid blijft, maarnbsp;Hout j door de ouderdom van al fijnnbsp;vochtigheid berooft , aantreft , in welkersnbsp;pijpjes het indringt, endoor fijnfteen-krachtnbsp;in harde of in fachte fteen veranderd, die denbsp;gedaante, en fomtijds de reuk des hours nochnbsp;nlijft behouden. Gelijk Boetius de Boot innbsp;fijn boek van de koftelijke Steenen met de vol-Vefce'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;woorden beveftigt.
Mijn-hoornen, fegtiiy, zynzeerver-fihilltgvan malkander j, en weinige hebben de felfde gedaante ; fommige hebben de gelijkenisnbsp;'oan Tanden, Scheen-beenen en anderenbsp;des lichaams. Ik beware meer als xo 'verfcheide foorteUj die nochtans alle voor Een-hoornennbsp;’pngehouden. Eene heeft van huitenmerke-
P’OI.
’J‘n.
tel en van de ftamvoor het hooft van den Een-» hoorn verkocht; invoegen dat niemand overnbsp;den oorfprong defer hoornen meer kan twïjffe-len.
En nadien defe Hoornen verdroogende en tJa»r mii-t’faam-trekkende van aart zin. daarom
f. j r ¦ nbsp;nbsp;nbsp;nnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, twi kraim.
nenje om de vloeymgen te {iojppen, loojpende oo-gen te genefen ^ het hert te verft er kenj en tegen .vergifj depeft enquaataardigekoortfenziji^
•fe de aller gereedfte tegengiften, enfo veel té krachtiger, na dat de ftof, uit welke fy zynnbsp;voortgekomen , meer kracht tegen P vergifnbsp;heeftj als daar is Ejfchen-hout_, Herts-hoorn ^
Tvoor enz. want Jy doen wonderlijk fweeten j en drijven de vergiftige waajem uit het lichaam des lijders; invoegen dat duf danige hoornen de vallende-fiektej de Hertbeving,en andere hertljdingen j als ook de koortfen genefen^
Van de Eenhoorn.
Daar is niets in de wereld van Keifers, Ko- u* »»-ningen en Princen fo hoog geacht als de Een-^ffflH^ hoorn j by welke goud en koftelijke fteenen als gmcht.nbsp;niet gerekent werden. Doch wat defe Hoorn ei-gentlijk is, en van wat dier de felfde voorkomtnbsp;kan noch niemand feggen: invoegen dat de Ge-nefersen ^ natuurkundige daar over noch feer «Phyfici.nbsp;oneens zijn, fonder de twift te konnen veref-^^^^nbsp;fenen. Ikfegge evenwel, indien iemand foude »,»/««¦«-loochenen, dat’er Een-hoornen zijn of geweeftnbsp;zijn, dat hylichtveerdig niet alleen de Heilige Schrift, maar ook d? Gefchied-fchrijversnbsp;van alle tijden Ibude in twijfel trekken.
‘Plinius en ^^yElianus befthrijvert de Een- Tiimm m hoorn {odanig, dat genoeg af te nemen is,nbsp;fo een dier, als fy befchrijven, noit in de wereldnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;***
is geweeft. Want het foude in defe tijd, nude wereld fo bekent en doorreift is, ergens gefien n,
Ijk de gedaante van Eflehen-hout. Een ander j I zijn, of van de koop-luiden, die de lauden van boom is mü h Bruna een ft ad innbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gevonden, isfndiën^ Tart aften en Africa, daar de Een-^'^*”*'
buiten en binnen Note-bomen hout Jogeljk j dat! hoorn gefegt werd te huis-veften, vernomen ieder die niet blind is kan merken ^ dat'et eeflSyt^- Daar by komt, dat de neerftige Vadersnbsp;ƒ «^Notenhout isjt welk in de aarde is ver an-1 van onfe Broederfchap, die, behalven zielennbsp;den: de reuk geeft het felfde ook te kennen: my \ te vyinnen, welke haar eenigfte oogwit is, doornbsp;daar van eenjiukvereert'^'OorI^tfc\Qo%\\)^Qp\pwdiAvx\g onderfoek niet nalaten de wereldnbsp;die felfde plaats is eengrootcr (luk van de wor-! mede te deelen een nette kennis van de vrem-II. Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;H % 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de
-ocr page 570-RDSE Wereld,
niet fchijnt te verdienen, daar defe hoornen niet gevonden werden.
Doch na dat ik defe hoornen naukeurig had-de befchoLit en onderfocht, fo heb ik niet kon-nen gelooven,datfe van viervoetige dicten zip gedragen. Want daar de hoornen defer dierennbsp;onder een merkelijke breedte hebben enai-lensken fcherp toeloopen recht of krom;fo ïip ^eenh'»'''nbsp;dcïcHoornen naulijks vier vingeren dik,en anwnbsp;beginnen dunner te worden, fo eindigen fynbsp;in een fcherpe, maar in een ftompe punt.nbsp;fchijnt ook niet wel mogelijk, dat een vier^ooc-tig dier, niet grooter als een Peerd, hoedanignbsp;de Eenhoorn gefegt werd te zijn, fo een fwarenbsp;Hoorn van fo dunnen wortel foude koiinennbsp;dragen; of dat het de felfde in de dichte Wonden fonder gevaar van breeken, bequamelijknbsp;fouden konnen gebruiken.
Ik oordecle dat defe genaamde hoornen van ^ vijfen komen, om volgende reden. Onlangsnbsp;heeft de Graaf van Alefeld j Geheim-raad desnbsp;Konings van ‘Denemarken ^ een man in vet-fcheide wetenfehappen afgericht , alswe innbsp;mijn ^ Bewaar-kamer van de Eenhoorn fpf^'nbsp;ken, verhaald, dat f jn Koning als hy eenigonbsp;luiden na Groenland gefondeii hadde, omnbsp;vernemen wat voordeel daar te halen is, wasnbsp;gebootfehapt, datfe met veel moeite en arbeidnbsp;de Groenlandfé kuft hadden doorfogt, maatnbsp;geenhuifennoch menfehen ontdekt: dochfynbsp;hadden gefien grootc hoopen Hoornendaarnbsp;van fommige een fpies lang waren: enfyver-ftonden van de inwoonders der naburige Ey-landcn , dat’et w’aarlijk geen hoornen zijn*nbsp;maar alleenlijk de fhuiten van fckcre groote ^nbsp;Vijfen daar mede fy haar tegen de hVdh'nbsp;vijfen , die overvloedig in die Ys - zee zijn.nbsp;befchermen ; en dat defe viften altijd tegennbsp;den anderen oorlogen. Sy feiden ook oik--^'quot;'nbsp;wils te gebeuren , dat defe hoornige fnuitettnbsp;tegen deYs-fchoften afgeftoten werden, dienbsp;dan aan de ftranden der by-gelege Eylanden ^nbsp;vergaren, en alle jaren in groote menigte on-der het fand gevonden werden : en datfe eennbsp;groote vis ^ met foo een fnuit voorficn, h3.d' ^trs.nbsp;den gefien, volgens de nevensgaande afbeelding. En om de waarheid daar van te beveiligen , fo hebbenfe een heelc Boot met fooda-
met van-
Zip.
6o nbsp;nbsp;nbsp;De ONDER^AA
|!. Afwee. Je vremde dingen van de natuur in die gewe-flen voortgebracht , van de Eenhoornen ^ die onder de vremde dieren de voornaamfte plaatsnbsp;dienen te hebben, geen gewag maken.nbsp;mrus vaii ‘Petvus Puts heeft met het heir-leger desnbsp;Kcifers geheel c_yEthiopen doorgereift, en alnbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jjgnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Jej- J^iaan-bergeUj om de oorfprong
des Njjls te ontdekken doorfnuflèld en van ontelbare dieren gewag gemaakt hebbende, foo •rept hy nogtans niet een woord vande^'^’rz-hoorn ; door welk ftilfwijgen hy genoeg te kennen geeft, dat’er fo een dier niet gevondennbsp;werd. Het is bekent dat fommige Schryversnbsp;hebben gefien verfcheide dieren met een hoornnbsp;op ’t voorhoofd, of op de neus gelijkfe van denbsp;Rhino- JVïldeEfels j wilde Geiten en “ Neus-hoornsnbsp;'^^verfcheidenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wilde Iitdiaanfe Efels hebben een
dieren met ruwc lioorii Op ’tvoorhoofd, die onder breed een hoorn. 2ijnde, allcnskcns fpits toeloopt. De wilde Geiten j hebben een Hoorn op ’t hoofd, die als eennbsp;Siek-huis gedrait zijnde 4 palmen lang is, ennbsp;in een fcherpe punt eindigt. Doch fietvande-fe dieren met een hoorn Johannes Philippinbsp;Itdarinus in hjn verhaal van ’t Koningrijk Tom-kin Eloa j daar hy breder handeld.
Nadien de Neus-hoornen feer gemeen zijn, enwy drie derfelve befitten, fo behoef ik’ernbsp;nietafrefpreken.
Vte zoor nbsp;nbsp;nbsp;ik_ befluite dan hier uit, dat al ’t gene van de
Lnhoom waare Eenboornen is gefchreven, van de Hoor-fchijnen te nen der ftraks gefegde dieren moet verftaan Zonder^quot;' '’^'^‘^den. Doch hier tegen fchijnt te ftrijden, darnbsp;Tuierden, die fo geachte Hoornen j die onder de fchattennbsp;der Koningen en Vorften bewaart werden,nbsp;in fatfoen j kleur en reuk van defe Hoornennbsp;fchijnen te verfchillen. HtParys in de Kerknbsp;van St. werd een Slek-huiswijfe gedrai-de hoorn 5- ellen lang bewaard, Diergelijkenbsp;hoorn werd te Argentina ^ in de grooteKerknbsp;gefien fo lang als een menfeh, doch anders ge-verfcheide drait als die te Earys ^ feer fwaar, en bleek-geel» fijn uiterlle is lo dik als een vuift. Te Ve-hoornen netten by St. Marcus werden diergelijkenbsp;hoornen gefien, van een fchoonegiants, dienbsp;voor waare Eenhoornen gehouden werden.nbsp;Men fegt dat den Groot-Hertog en anderenbsp;Italiaanle Vorften diergelijke Hoornen hebben: invoegen dat’et de naam van een fchat
.2S
nigc Hoornen aan den Koning gebracht, diefe als iets byfonders aan andere Vorften heeftnbsp;vereert.
Tmee Bn- Daar na verftaande dat Gysbert van der Po-sZZ7.“ Neerlands Koopman , en voor een tijd
Rooms Burger , twee Eenhoornen van hoo-ge prijs, die hem uit Holland gcfonden waren, in fijn winkel bewaarde, fo ben ik by hem ge-gaan,en heb hem verfocht.dat hy my feer begerig tot fodanige dingen defelfde wilde toonen,
- A p. V.
f geen hy geern dede. Defe hoornen zijn on-f!^ent negen Roomfe palmen lang , beneden fo dik als een vuift, gedrait als een Slekhuis, ein-j jg^iidc in een ftompe punt, geelachtig vannbsp;peur als Yvoor, en ongemeen fwaar: Syheb-l^en een wonderlijke kracht regen vergif: wantnbsp;Water gelegt, en dat water gedronken, fonbsp;^erd de lijder beter gelijk hy feide ondervonden te hebben. En na dat ik defe hoornen feer
gevonden zijnde voor Eenhoornen verkocht zijn.
Datfomtijds Mijn-Eenhoornen j van de na-tuur onder de aarde voorrgebracht, gevonden
werden , bewijft het “ Gefchiéd-fctirift van Undje. Switferland; want daar werd verhaald, dat innbsp;’t jaar i^zo aan de oever der Rivier Arula^, ‘ °nbsp;dicht bynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in’t Markgraaffehap van Ba-
\ den een Eenhoorn is gevonden; en nadien de ^aukeurig had onderfocht, fo heb ik bevonden j felfde van geen viervoetig dier, noch van eeni-datet geen hoornen van 'viervoetige dieren i ge vis was voortgekomen, fo blijft’er nieto-^onnen zijn-, en van die tijd ben ik wat vry-j verig, alsdatmenfcgt, dat de natuurde felf-moediger geworden om te be weeren,dat al die | de onder de aarde heeft voortgebracht. Overnbsp;hoornen, die onder de koftelijkheden de Vor-1 de wonderlijke krachten diede Quakfalvcrsnbsp;ften bewaart werden, van dufdanige af-1 en de Land-loopers de Eenhoornen toefchry-homftig zijn. Invoegen dat Albertus 1 ven, feg ik ,dat’eralfo veel geloof in te ftcllennbsp;gntisnxQt waarheid kan feggen, dat hy met ei- is, als in’t gene van ’t ingebeelde Eenhpornignbsp;hand een Eenhoorn gemeten heeft, die dier verhaald werd; want wie kan feggen er-anderhalve palm dik en i o voeten lang was; varentheid te hebben van de kracht eencsnbsp;hoedanige hoorn op het allergrootfte viervoe-: hoorns, daar noit geen dier van gefien is ? dognbsp;hgdier niet foudekonnen paffen; maar het is; wat de tegengiftige kracht belangt, ik feg dat,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ƒ-
fnuit of hoorp van een vis geweeft: dat ik de Herts-hoornj Tvoot'j de tanden van de Ros- uge krach. daarom re meer geloove, om darmen fegt defe mar (’t welk een feer groote ’’ Halfflag-vis is, b?usnbsp;hoornen nergens overloedigcr gevonde te wer- j ftch in de Noord-zee onthoudende, daar overnbsp;den als in Engeland; en dewijle in dat land fo | Olaus , en andere Schry vers van de Noordfcnbsp;groote viervoetige dieren niet zijn, fo is open- j landen konnen werden nageflen ) behalven denbsp;baar, dat defe hoornen van Viflen komen; te . byfondere kracht, de dieren eigen, ook een temeer nadien defelfdcaan de ftrand gevonden ! gengiftigekragr hebben, en tegen quaadaardi-Werden, daarfe uit de Ys-zee zijn aange-j ge fiekten goed zijn. Doch dit zy genoeg overnbsp;Ipoelt, of van de Viffehen felfs gelaten, en de Mijn-hoornen,
Het VI. HOOETSTUK. Vm het Hout en Kolen, die onder de Aarde gebonden ‘Meerden. HEt Myn-hoiit ^ darmen uit de aarde uit af te nemen is, om datdufdanig hout feer haalt, is tweederlei ; want daar zijn diep in de aarde, diefc Maagd-aarde noemen,nbsp;hoornen ^ die doordcfteen-kracht tot | dewelke met geen vremde dingen befmet is. Ui «e»! nbsp;nbsp;nbsp;dat’er veel foute geeften in zijn, die op de min- “'“‘•’¦ed!quot;’'' fte reuk der Steen-kracht gaande werden, en door een Scilfteenige kracht daar heen vloei-jende, fo verandert het hout tot fteen. Dochnbsp;h dingen zijn elders breeder verhandeld. ‘ie Z Onder de aarde werden ook gevonden ceni-‘ieZ^Z' Mifn-hrokken ^Is ftukken houts diQ gt;4- nochtans haar oorfprong van de planten niet vi. 4, nbsp;nbsp;nbsp;.......___________________-fteen zijn veranderd, hoedanige Boetius de i^oot in fijn Boek van de Steenen fegt grootenbsp;menigte omtrent Andomarum gevonden tenbsp;zijn, en men fiet’et op veel andere plaarfcn.nbsp;Ik heb ia vcrfcheideplaatfen in Iralien grootenbsp;ftammenvan in fteen veranderde boomen gefien , fo hard, datfe vuur gaven, en even alsnbsp;AXetaal geflagen zijnde een helder geluid lie-i^nhooren ; hoedanige ik eenige beware. Hetnbsp;eene hout is bequamer om in fteen te verharden als het andere: fo fictmen dat Elfen-hout,nbsp;lang onder water of onder de aarde liggende,nbsp;fo hard ais jyycr werd, daar van elders gefpro-^^11 is. Eiken-hout j Ilex-hout en Noten-houtnbsp;werden ook lichtelijk tot fteen verhardet, om hebben gehaald, ten ware feer verre; maar fy ¦2^1 n een enkél werk van de natuur, die in denbsp;boefem der aarde niet alleen beenen en hoornen, maar ook hout voortbrengt; ’tgenc daar |
en daar niet bedenkelijk is dat oit eenige boo^ men, gekomenzijn, gevonden werd. Sodani^nbsp;gen hotit is my onlangs uit Bohemen gefon-'f»^‘’^«quot;''^-den; ’t welk diep onder de bergen is gehaald: Het heeft de gedaante van fwarthout j maar is veel harder en fwaarder. Over xo jaren isnbsp;ontrent Romen een Hout-myne ontdekt, daar Konm.nbsp;van feer fchoone, Kaffèn tnTafelsjnbsp;voor Ebben-hout niet behoevende te wijken,nbsp;gemaakt, en als iet ongemeens bewaart werden. Den Hertog C^«.r werd gefegt defe Hout- ontdekt mijne eerft ontdekt te hebben, in het Aqua-fpartaanfe veld, liggende onder fijn gebied. Defen Hertog fich fo lang als hy leefde, altijd getoont hebbende een naukeurig onderfoekernbsp;der natuur,heeft hy ook niet nagelaten de'wer-king der natuur, in dit hout voor te brengen, tenbsp;vervorderen, en de oorfaak op te viffen: daarnbsp;toe hy gebruikt heeft den feer geleerdenFr^z;?- mcr 'eran-cifcus Steüatus, in fijn leven mijn byfonderen ZZlT'nbsp;vriend , die door laft des Hertogs een Boek/.-*«^E».nbsp;van dit hout heeft gefchreven , daar in denbsp;wonderlijke trekken van de natuur in dit houtnbsp;voortgebracht , na het leven zijn afo-ebceid. Na dar ik dikwils met Steüatus over defe faak had gefproken, en uithsmverftaanhadnbsp;H 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;waar |
waar ontrent die Hout-mijne was,fo ben ik by geiegentheid na Aqiiajparta, 5-0 mijlen vannbsp;len door den Romen gelegen , gereid : daar ik een man,
il. Afdee-
in ’t vuur niet branden. Om den nauwkeurigen Leefernbsp;meer te voldoen, fo heb ik
be- nbsp;nbsp;nbsp;wegen bekent waren , gehuurd hebbe, dienftig geoordeelt, een ge-
' nbsp;nbsp;nbsp;’ en wy zijn ontrent drie mijlen verder gegaan, ftreepte plank van dufdani-
de ft ad Tudertina, daar hy my in een kleene Igen hout, die ik de Liefheb-leegte, by de brug van een Rivier, welkers jbers gewoon ben te toonen, iiaam mynu niet te binnen komt, verfcheide jte laten afteekenen en hiernbsp;kuilen toonde, daar wy ingaande fo vondenwe jby te voegen. Dat’er in denbsp;een feker foort van ruwe aarde, als met boom- iaarde Ibdanige vochten zijn,nbsp;fchorjfen befet, die geweerd zijnde fo vonden- jdie de dingen tot fteen “ver-\vc CQn ader van hardachtige, en ik en harden-, en andere die har-metdootv^^diX.gladdigheidglinjierende aardelichamen verfachten ennbsp;mijn Leids-man feide de aarde te zijn , van | ö/^ifü/ömjis te voren met veelnbsp;welke te Romen fo koftelijke tafels gemaakt jervareniflengetoont, enfal
werden.
Daar waren geen teekens van cenig verdorven Hout of Bomen \ maar alles fcheen fui-ver aarde te zijn, die in de locht houtig en hard 1 aangewefen werden, werd, fo datfe even als Ebben-houthc\\o\xyu cn\.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Van de Mijn-kolen j ge-
gefchaaft en glad-gemaakt kan werden. Het meenlijk Steen-koolen ge-even als is even als Noten-hout of Reeren-hout ge- j naamt, behoef ik niet veel w”' Jlreept j daar van ’t ren eerften aanfien niet wel i te feggen , nadienfe overal
re onderkennen is; doch dan gelooftmen eerft; gevonden werden,, voornamelijk in Luiker-dat’eteen Afji//-//ö/is, alsmen de eigenfehap-1in Bohemen , in Saxen , op verfchei-pen der Myn-fioffen daar in verneemt. Want J de plaatfen in It alien, in Sicilien enz.
Doch de ei- i-dit Mijtt-liout drijft niet in ’t water maar | nbsp;nbsp;nbsp;werden de Steen-kolen op de Haard-fte-^^/
genfekappen fladegrond. Ten x. in het vuur brandt' -----J--”—'quot;-n.—r^A^n- ,nituP'
jhffmTer- het alfo weinig als aarde. Ten 3. het heeft geen foo»e»rgt;AAroverlangs-loopende draden, hoedanigein denbsp;Zanhout. hoomcn gefien werden om voedfel te trekken;nbsp;maar daar fchijnt alleenlijk iets als een klompnbsp;gepletrerde draden in te zijn.
Met een woort, het is geen aardefteen
den en in de ovens geftookt: Het zijn ^ Joden-lijmige brokken met fwavel gemengt, gelijk luit de reuk is af te nemen, fy geven veelfter-ker vuur als eenig hout, doch haar fchadelijke
Bet ts geen nbsp;nbsp;nbsp;_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„
aarde Jeen noch gccn booM', gceii aarde-, nadien ’t niet ^ry-
noch boom ~ nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r , r-
niet fonder gevaar van inftorten ondergraven is, om defe kolen uit te halen en te verkopen.nbsp;De land-luiden maken een falfken van defe gC'^'^nbsp;poederde kolen en olie, en ftrijken daar medenbsp;de Wijngaarden, om de felfde tegen alle ongt' ,nbsp;dierte te befchermen. Daar zijn verfcheide
fèlig is, maar fo vaft dar het kan gefchaaft wo: den; geen ft een^ want het is op veer na fo ruwnbsp;noch fo A^r^/noch fo Jwaar niet alsy?tr»; Ennbsp;eindelijk is’t geen Boom, dewijl hetgeen draden \\Qeitz\sdt bomen-, gelijk daar uit aftene-| flag van fteen-kolen: by Drefden in Mift^i^nbsp;men is, om dat’et na alle zijden even makkelijk! werd een foort uitgegraven, diefagt, een an-gefneden werd. Nu ftaatnochte onderfoeken' der die hard is , diefe verkeerdelijk houdennbsp;op wat wijfe en door hoedanigen konft ditMijn-! voor de Thracife of Jgaat-fteen. Agricola-hout van de natuur is voortgebracht.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_ o. .
niet dat van iemand iet Mjjn-ftoffenis aangeteekent,
De manier nbsp;nbsp;nbsp;Ik oordeclc dat in defe Mijne eertijds bomen
« gelegen hebben, gelijk uit de oude fchorfen fchijnt te blijken, welke boomen niet door eennbsp;fteen-fap in fteen-lijm verhardet, maar doornbsp;een fcherp vogt ontdaan en los gemaakt, daarnbsp;by namaals eenige aardachtige deelen gemengtnbsp;werdende, fo is uit dat menglel een aar duchtignbsp;hout voortgekomen, daar in de aardigloopendenbsp;ftreepen, even als in ’t Noten-of Peeren-hout,nbsp;geilen werden: door vermenging van de aardachtige deelen is ’t Jwaarder als liout, en kan
¦meike dit hout ünbsp;voortgenbsp;bracht.
ven werden, die fomtijds, tor groot nadeel der * inwoonders, aanbrand raken. \tvMiJhia dich^ jcotl^giquot;’nbsp;by de deftige ftad Z^iciUj is een Koolberg, di^nbsp;boven altijd brand ^ en daar eenige groevennbsp;afgaan, die men, volgens het léggen vannbsp;eda j fiende , voor brandende ovens foudcnbsp;groeten, aan brand ftekende niet alleen denbsp;dingen die het vuur raken, maarfelfs die nochnbsp;viervoeten daaraf zijn. Doch ditzy genoegnbsp;van dc Steen-kolen.
UI. af-
'Ap. I,
III. AFDEELINGE.
Het I. hooftstuk.
Van de Duurfteen*
O Nder de wonderen der natuur, daar de | het foude Ongetwijfeld altijd blijven duureti
*Ah
‘cilTil,
'Mü:
“men
hebben, ten ware ’t felfde buiten mijn weten was weg-geraakt: invoegen dat de oude metnbsp;recht gefegt hebben, dat dufdanige lemettennbsp;noit verbranden: dat ik hier bybrenge, op datnbsp;de Lefer niet foude denken, dat de Oude ge-beufeld hebben. Doch my dunkt onnoodignbsp;by te brengen de wonderlijke en byna ongelooflijke dingen, die de Oude van defes fteensnbsp;veroorfaakt. Strabo noemtfe Qarypium ^ Pau- i-aart en eigenfehappen verhalen,nbsp;fanias Carfafmm ^ Solinus Carbofum ^ Plinius j Die begeeerig is fulks te weten, lefe Tlm'm,nbsp;levend Linwaat j Zoroafter B^rychites, ee-: ti^panusj Solinusj Cardanus ^ Scaliger j hu- DuuTfteértnbsp;nige Corfoides, andere ï’ö/w ^fommige Spar- [dovicusVivesj Aldrovandus„Boetius de Bootj hebbengt.nbsp;topolia j Marcus Venetus poeder van de Sak- \ Agricola, Fallopius j Ctefalpinus Gefnerus ^nbsp;manier j en demeeftegevenfeden naamvan'A/cetoj en ontelbare andere: welke Schry-^ Spleet-aluin. De Spleet-aluin j, fegt Carda-i vers , nadienfe wonderlijk onder den andernbsp;nus, is by de oude de Samifejierre ^ het is geen j verfchillen, ik my verpligt achte te vereenigen
eenigc en ongefchapenc wijsheid Gods hier op der aarden mede fpeelt, fteektnbsp;de Fgt;uur-fleen byfonder uit, die door het vuurnbsp;^iet konnende verbrand noch verdorven werden, by al de oude en hedendaagfc Schrijvers,nbsp;geroemtis. En nadien defe fleen metvcrfchei-de namen genaamt werd, fo heeftfe ook doornbsp;de dubbelfinnigheid der namen groote twift
geen ‘Tluim-aluin,diemtaardach-\(iootAQVo\gQr\èit vragenquot;: doch eerft moet ik ‘ ftge deeltjes beftaat, daarom alsje fijngeftoo-1 eenige^ dingen, om de faak wel op te loflèn,nbsp;ten in een bedgefiroit werdjfo verwektfe eennbsp;jeukte y wantfy is uit fcherp-deken-deeltjes te gaar gejield. Fyaarom de leme-nietten, van de felfde gemaakt, verbrandennbsp;met en offchoon de olie verteert werd echter blyvenfe ongefchonden. Daar mede over-cen-ftemmen niet alleen de Oude, maar ooknbsp;de hedendaagfe Schryvers, die van de Duur-hebben, welke de Griekennbsp;As be flus j dat is, onver derjfelyke fleen j noemen. Van defe Stepn wierden eertijds doeken gemaakt, daar in de doode lichamen van
voor af laten gaan.
De heele twift fchijnt alleen uit de verfchei-de benaminge defes fteens ontftaan; diever-fcheide zijnde, de Schryvers verfcheide bevat-ringen en denk-beelden heeft gegeven. Want nadien de Duur-fleen in verfcheide gedeeltennbsp;des werelds werd voortgebracht,fo zijn de felfde verfcheide namen na haar verfcheide ge- nahaatnbsp;boor te - plaats toe-gepaft ; daaromnbsp;Caryftium na het Eyland Caryfle genaamt, ^fUats.nbsp;Carpafium van de ftad Carpafia j tndys Linwaat nz Indiën^Cyprium na het Eyland Cy-
Oerfaak van de vef-
Konrngen » Vorfte.. gewonden .
brand wierden, fonder de doeken eemgfins, en levena i,in nbsp;nbsp;nbsp;knnolni
te befchadigen. Ja de doeken van defe fteen, ’t vuur levend blijft De
vuil gewojen zijnde, waftmen niet metwa-| den feggen dat de befte m
ter, maar in het vuut. ’t Gene niet alleen in jr/re», 'iiquot;'’quot;’' ^ VrjSimm in oude tijden by de A-gyptenaars , Grieken j werd: Eelwerpjn m__ S/j . ^ .
on Romeinen is gefien ; maar ook hedendaags werdenfe meeft by alle Vorften gevonden.
Ik heb een kiftje vol f Duur-fleen; als ook een ftuknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;daar van gemaakt; ’twelkbe-
a,. tgt;dat fci^i-eyeti zijnde in ’t vuur wederom fchoon, en om meermaal te fchrijven bequaam werd, fonbsp;dat een blad genoeg is om altijd brieven tuf-fchen vrienden te wiflelen. De Kardinaal denbsp;ry- Lugo heeft my een Bandeken v an dufdanigennbsp;^ doekgedrait, vereert, ’twelk vuil zijnde innbsp;^vuur gefuiverd en fchoon werd. Het gc-denkt my ook een lemet van de Duur-fteennbsp;lang in een lamp brandende gehou-W den te hebben fonder verteert tc werden, en
if bh
’t Eyland Corfica, in Hetrurien, en in Duitsland ^ volgens het getuigenis Van AgricolUj ee-nige voetftappen defes fteens. Doch defe din-latende varen, fo gaanwe over rot ons voorge-ftelde.
Daar ftaat dan te onderfoèken wat defe fteen eigentlijk is, op wat wyfe defelfdénbsp;de natuur werd voortgebragt ? En offe ook/«^4w/.'nbsp;waarlijk niet verbranden noch verdervennbsp;kan?
De Duur-fleen is als uit draden te gz^xgc. fteld; van kleur wit j afchgrauw, bruin ^ ofnbsp;donker; in ’t aanfien droog, doch fy heeft vannbsp;binnen een tai oliachtig vogt, dat het geweldnbsp;des vuurs tegenftaat; de draden zijn fodanig
des
64 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDÉR-AARDSE WERELD, ïu.afdee. des vuurs tcgqnflaat; de draden zijn fodanig j geerige haar verlegen ontrent de wonderlijke gefield, datfe even als garen van Vlas, gef^on- j eigenfchap defes fleens, nier konnende begry- VFnstr uit de felfde isnbsp;te gaar gefield. a A lumen fcifcile. ^^i^^^jmet de aarde fo vafl verknogt,dat’et door I gende faken. De i. is de Jtof, die met een gto geen kracht des vuurs daar afgefcheiden kan 't Jieen; want de talk werd met’er tijd door het 1 leert, dat hoe eenige flof min nbsp;nbsp;nbsp;is, fn vuur noch eindelijk ontdaan en verteert, doch j veel te meer wcderflaatfe de kracht des vuurs; het Gout en de Tgt;uur-fleen noit; welke beften-! en in tegendeel, als de felfde licht in wafe0tnnbsp;digheid nergens van ontftaat, als van een goc- j of damden verandert, fo veel te eerder werdfcnbsp;de t’faamfchikking der deelen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 van ’r vuur ontdaan en verteert. Het 3. is de Doch gelijk’et de palen van ons fwak ver- f füiverheid en enkelheid der ftofïè, met gccu itmd ka» ^and overtreft, door wat konften op wat wij-1 andere flof zijnde vermengt; invoegen dat denbsp;i» die faak fe de dccltjcs van defe fleen fo vafl re gaar ver- j t quot;Duur-fleen t’eenemaal eendaantig moet gC' ‘ De Vuur fleen kannbsp;alleen nietnbsp;branden. Boek van de Steenen fegt, de T)uur-fleen ts \ of tot eenige andereverfchillig van haar yfer-verwig, werd in Arcadien en Arabien \ eerfte gedaante, door het vuur konnen ge-voortgebrdcht. Sywerd Asbeftus, dat is on- \ bracht weerden; en ontdaan werdende, fobe- uitbluffelyk genaamt , om nbsp;nbsp;nbsp;1 houdenfe geenfints haar eerfte vafte gedaante; zflide j altijd de vlam behoud fonder eenige j ’r geen in de T)uur-fleen evenwel geen j^laats iiZ Ze nbsp;nbsp;nbsp;rJat iiyonKuiidig 111 oeuricKie taai, oven kan geliouden werden, fonder te veran- 7e%gt.'^‘ het W'oord Asbeftus , ’t welk beteekent ö?/-! deren. Daarom geven wy defe * bepaling brand-baar j vertaalt onuitbluflelijk. %. Dat:liever befchryving van de^Duur-fteen, daar hy meent, dat defe fleen, aan’tvuur gebracht, i door dc felfde van alle andere ' Mijn-ftoften^*'^quot;**nbsp;aangefleken u'erd, en blijft branden j fonder j kan onderfcheiden werden,nbsp;dat’er eenige brandige flof bygedaan werd;)nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;DeDuurfleenis een dradigefleen de Sflkf' aluin niet ongelijkj beflaande uit een dradigt^^Jg„. taije grove flof, diens eendaantige deeltjes fonbsp;dicht te gaar verknocht zyn j datfe tot geeftnbsp;waafem konnen ontdaan of los gemaakt weT-den ; zijnde onver anderlyk door het werkfarnenbsp;vuur. Ik fegge defe fleen de Sfleet-aluin nietnbsp;ongelykte zyn, echter verfchiltfe daarvan mnbsp;f achtigheid en inloop der draden , Duur-fleen even als in hout liggen,en fy fchijnt geheel daar uit te beftaan : figt;nbsp;de uitwendige gedaante bedrogen de felidenbsp;voor hout hebben gegroet , en eenige bedrie-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f/ti- gers hebben het onkundige volk en de “ by-ge-loovige Vroutjes dc felfde verkogt voor brokjes vat \H Kruis, gdïfl Mercurtalts getuft. nen en geweven konnen werden Ik oordeele dat defe fleen uit een fekere foortnbsp;van Aluin of Talk is te gaar geflelt, daaromnbsp;veel Schry vers de felfde Spleet-aluin hebbennbsp;genaamd; doch haar d7^aadjes zijn veel fachter,nbsp;die fonder ecnig geweld met de vingers in fluknbsp;gewreven werden; de draedjes uitgebreid zijnde vertonnen iets als Kattoen of witte zydcjnbsp;b Aiumenj^^^Qj^fyj^iej- oneigentlijk ’’ Tluim-aluin ge-p umo urnnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vverd; doch fy heeft in fig iets tais en oil werden; ’t gene in eenige andere ftoffen ook befpeurt werd, namelijk in ’t goud en in denbsp;talk ; echter is defe kracht tegen het vuur in denbsp;: Asbeftus, talk fo groot niet, als in \goiiden in de Dmir- Waarom fy onverder jbjk is. T)es men-[chen verft and kan ^mlgdoor-' ^^^g^ '2'iju, datfe door het vuur niet konnen van dringen, malkander gefcheiden werden, fo is ’t ook nietnbsp;het doen van een wijs man ’t felfde met verrenbsp;gefochte woorden te willen verklaren. Dat de Tiuur-fleen in ’t vuur volftandig blijft, fonder daar van eenige fchadc te lijden,nbsp;heb ik menigmaal ondervonden. Ik kan evenwel niet voorby gaan, een merkelijke dwalingnbsp;van fbmmige, die defe fleen of noit gefien, ofnbsp;de Schryvers qualijk verftaan hebbende leggen datfe in ’tvuur brand, fonderdat’erietsnbsp;bygedaan werd. Catnillus Leonardus in fijn vochtigheiddHy begaat in dit feggen twee mis-Gemeene flagen. I. Dat liy onkuiidig ill dc Gtiekfc taal, ’twelk ik dagelijks vals bevinde,wanneer de ei- d Mufeurai geiifchappen der Duur-fleen in mijn Bewaar-kamer de liefhebbers getoont werden. Want indien’ergcen olie bygedaan werd, fotracht-men te vergeefs defe fleen aan brand tc fteken.nbsp;In de felfde dwaling is Tgt;ioniflus de Afrikanernbsp;in fijn Dicht van de Wereld-ftand, daar hy fegtnbsp;dat Ar kadi fe 'Duur-ft een brand ig is, met defenbsp;woorden: Hier groeit eenfleen jdte floor 'tvuurnbsp;aangeflekenfweigerd uitgebluft te werdengwel-ken de Grieken met recht Asbeftus noemen, ffnbsp;isyferverwig. Dit gevoelen heeft veel oncr-vare en onkundige navolgers. Doch nu tor onsnbsp;voorgeftclde. e phiiofo- nbsp;nbsp;nbsp;pyjiet fonder reden dan vinden alle Wijsbe- |
pen, darter een gemengt lichaam in de wereld haart^ gevonden werd, ’t welk al de kracht des vuurs wederflaat. Doch ik de gevoelens van andere voorby gaande, fal kortelijk trachten te verkla-^^^'® ren, wat ik over defe faak bedacht hebbe. De ondervinding heeft my geleert, dat defe fleen ongefchonden uit een brandende Glci^'nbsp;oven komt; welke kracht tegen hetnbsp;noodfaaklijk ontftaat van dingen diefeerftrij'^lt;W‘^-dig met het vuur zijn, beflaande in de drie vol-ve,raye, lijmigc vochtigheid van de natuurnbsp;voorzien zijnde, niet lichtelijk van hetnbsp;werkfame vuur verteert kan werden. Hetnbsp;is dat de gefegde flof in geen waafem nochnbsp;dampk^n veranderen: want de ondervindingnbsp;fielt werden, ’t gene daar uit is af te nemeu»nbsp;om dat het een eigenfchap des vuurs is, vol-gens Arifloteles ^^ eendaantige dingen te ver-garen, en * meerdaantige van malkander te^Be'*nbsp;fcheiden; en nadien al de deeltjes in de Duur-Heen eendaantig zijn, fo kan daar uit lichte-/^^»ƒJjnbsp;lijk bcfloten werden, dat de felfde feer krach-tig is om het vuur te wederflaan. Het blijhtnbsp;ook in eenige andere dingen , namelijk i^^nbsp;’tGoudj in atlDiamanten en in ^^Talk, j^nbsp;felf in alle anderefleenen ^ die het vuur weder-\flaan, en befwaarlijk tot een vocht, totnbsp;heeft, die een geheel jaar in een brandendenbsp;oven kan gehouden werden, fonder te veran- ^ |
^ -dhit) nbsp;nbsp;nbsp;fchijntde Duurfteentevvederftaan, haald in’t leven van ‘Paus Syheft er de I. van
te wefen, indien vvaarachtig is 'tge- altijd brandende lampen gevonden in ’t 'Doojp-de Romeinen verhaald, namelijk nbsp;nbsp;nbsp;van Konftantyn : Nicefthorus^^re.Qkx:
^^tfe haar hnifen regen den brand plegen te be-, van noch een andere altijd-brandende lamp te Ichermen met kleeden die met Aluin beftre-1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in Syrien boven de Kerk-deiirge-
ken waren : ’t welk ik van de gemeene Aluin ¦ vonden. Nadien dufdanige wonderlijke lam-tcgen de ondervinding ftrijdig en vals heb bc-: pen de krachten der natuur overtreffen, fois Vonden ; doch alsmen het van denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 ons voornemen nier daar van te fpreken.
fteen fegt, foo meen ik dat’et feer waarach-. tweeden, voor fo veel als een lamp lang blijft kmp/n. * *¦*8 is.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I branden, dat niet in twijfel getrokken werd.
kaalt , dat als de * Dwingelanden hem ten door middel van duurfteenige lemet waarlijk hadden gedoemt, en vreefden dat de; fodanige lampen konnen werden toegemaakt,nbsp;^kriftenen, inmen hy tegen het vuur bewaart! die altijd h\i]wcn branden , fonder oit uit te
Z' ^ t nbsp;nbsp;nbsp;1 I 1 r» -s 1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•¦T.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 z'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;«i'i 1'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_in
Wantin ’t leven van St. Joris word ver- En ren derden komt hier in aanmerking, óf er
J-£ Alt^d duH-
, fulks voor een wonderdaad fouden hou- gaan fohebbenfehem in ^?/a;y/É’m^doekge-in ’tvuur geworpen , op dat fijn li-^kaam door het vuur verteert werdende,en hetnbsp;doek overblijvende, de Chriftenen daar door te
Hier is de fwarigheid die opgeloft p*^^*^* dient: daar van wy op dele plaats een weinignbsp;moeten fprekcn.
Om dan een altijd-durend vuur te makeii moeten de volgende feer aanmerkelijke dingennbsp;gtooter fchande fouden behalen;doch het heeft | te gaar-loopen.
dm ie lamp* te maken.
grootc wonderwerk, tot merkelijke fiel-winft, de Almachtigheid Gods.
____ Men kan ook onderfoeken, of door middel
oen Duurfteenig lemet een Lamp kan ge-*^nakt werden, diegedmrig brand fonder oit te gaan.? ik fie dat de Schryvers hier overnbsp;N*»*,' loer yerfchillig zijn. Eenige beweeren feernbsp;ftcrk , dat’er voor defen foodanige Lammennbsp;gewecftzijn, en hedendaags konnen gemaaktnbsp;werden. Andere houden met drang van rede-
God, wien de rechten en wetten der natuur [ Eerftelijk moet het lemet owverbrandelijk wat dingen onderhorig zijn, anders goed gedacht ; want i zijn ; als ook de olie onverteerlyk. Ten twee-^^j^^^nbsp;de Duurfteen-doek is verbrand en verteert, !dendient’er altijd foveel nieuwe vochtigheid fnbsp;maar de heilige Martelaar is geheel en onge-i by te komen, als’er olie vervliegt.nbsp;fchonden uit het vuur gekomen, fijn hooft-hair: derden moet de lamp fo wel befchermt zijnnbsp;niet eensverfengt zijnde, betuigende door dat tegen de uitwendige locbt, datfe daar mede
dn
loilr
quot;oan
i*T(|
quot;de minfte gemeenfchap niet heeft het welk hoe moejelijk om doen het is , ieder fiennbsp;kan.
quot;Reden ¦ ronarom
D nbsp;nbsp;nbsp;^ r r \nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tvnmam
nen het tegendeel ftaande. De voorftanders van het eerfte gevoelen brengen by ontelba
dulaanigen Lamp temaken; wantot ichoonfuik,onme-uit het boven-verh aaide blijkt, dat een duur-^^^^^'‘-fteenig lemet onverbrandelijk is; nadien nochtans dufdanigen lemet een onverteerlijke olie^ die noch niet gevonden is, noodig heeft, fonbsp;valt om veer het ganfche konft-werk om eennbsp;altijd-brandende Lamp te maken.
Ophettweede feg ik, datdemenfchelijkej7^»4Brfwi re gefchiedenilTen van gedmrig brandende mzchiie bovengaat een vocht toe te maken,
Lampen j en verhalen wonderlijke dingen dat door een gedurige nbsp;nbsp;nbsp;niet eindelijk fou-
Van de altjd-brandende Lampen der zEgy-jde nbsp;nbsp;nbsp;werden ; even gelijk fonder won-
ptenaars; als ook van de brandende Lamp in |der-daad niet gefchieden kan, dat een menfeh in tgraf van TuUia., Dochter Cicero ten Tonder voedfel foude leven ; want dele din-tijdevan PausPaultis de III. gevonden, die 1 gen zijn door de natuur fo verknocht, datfenbsp;uitgebluft • werde fo haaft de omfwermende i van malkander niet gefcheiden konnen wer-lochtin ’tgrafquam: infgelijks van de | den. Want over al daarwför en vochtigheidnbsp;Lamp van Callimachus in de Tempel van j te gaar komt, daar moet noodfaaklijk denbsp;¦Minerva gefet, die een rond jaar brande, fon- j tigheid eindelijk in een waafem of damp ver-^r door regen of wind uitgebluft te werden.! anderen, en daar fulks gefchied, moet de voch-V an diergelijke lamp van Olibius fpreekt Ber- \ tigheid eindelijk verteeren: Seker te belettennbsp;^^^dinusScardeoniusinü]n^oe^\3ii\deO\id- '.dztecn vochtigheid door het vuur vervliegtnbsp;heden van Patavia als ook Porta verhaald f en verteert , is Ib veel, als de noodfaaklijkenbsp;Van een te Ni fide dicht by Napels gevon-j werkingen der natuur te weerhouden, ’tge-den: en Volateranus van de Lamp van ! ne Goot de Schepper van alles alleen toe-lantis. Daar zijn noch ontelbare Schrijvers, 1 komt.
die van de gedimrig brandende Lampen ge- j nbsp;nbsp;nbsp;Öp het derde feg ik dat een gedurige vlam
fehreven hebben, enbyfonder Fortunius Li- in een dicht geflooten glastt willen bewaren glenTum^ ^etus tracht in ffjn Boek van denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ftrijdig is tegen al de gronden der natuur. Want
- ‘Oam.
^ altijd brandende lampen konnen drie-werden aangemerkt. Eerftelijk voor fo 'Y *• Veel als door Gods wonderlyke werking eennbsp;^mp altijd kan blijven branden; fo werd ver-ll. Deel.
dringen , fo moet de vlam noodmaklijk uitgaan. ’t Gene de ondervinding klaar en on-
Oude j de Wereld wijs te maaken nadiep deniet alleen de maar ook dat’er een altijd brandend vuur gevonden de, die in ’t glas is, verteert, en nadiennbsp;Werd.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' geen andere locht in’t ^idngefloten glas kan in-
uit
-ocr page 576-III. Afdee
Lr.NS
¦ uic vreefe dat ’er anderfints een idele ruimte, kaatfendc flof, daar door de vcrbaafde raen-foude komen: want wie weer niet dat \\tx.glas | fcben zijn bedrogen.
Daar werd noch tegengeworpen, dat de Gra-
eer foiide aan Hukken berflen ^ als dat’er fo een ongerijmtheid van de natuur foude tocgclatennbsp;werden ; de wijle boven een Ervarenis is byge-bragt van Qcn yfer vat j dat uit vreefe van eennbsp;ledigheid gebroken is. Seker de natuur blijftnbsp;foo flip by haar regt, datfe dusdanige konft-werken geenfints toelaat, op datfe niet foudenbsp;fchynen den menfeh magt gegeven te heb
Tigtnmr-
fhs-
Beknt-
weird.
Ander» tegmwer -fing hemt-•moord.
WaKrtm dwaallichten opnbsp;de Kerkho'nbsp;^en gefiennbsp;morden.
¦¦ — “ nbsp;nbsp;nbsp;““ o onbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1
vets ook Lampen gevonden hebben; ik beken fulks, doch fy waren volfand en vuilnis. Sy»’'''quot;'nbsp;gaan voort en feggen dat de Lampen rokendenbsp;zijn gefien; ik loochen fulks niet; maar de rooknbsp;is voortgekomen of van den adem der men-fchen, of van de brandende keerfen, die in fo-danige vuile plaatfen als een rook is konnen
ben over ’t gene fy alleen voor haar felfs heeft | verdikt werden. nbsp;nbsp;nbsp;.
bewaart. Invoegen datfe de Möriö'^;:?wafren, i Vorder? dient aangemerkt, dat’de altijd die rragten een altyd-brandende Lamp toe te \ hï^nd,ende Isncn'^en , die verhaald werdennbsp;rigten.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j de (^yEgyptenaars,Grieken en Romeinen:,
Doch gy fult hier tegen mogelijk feggen;! defen gebruikt te zijn,deverflandige altijd
het gene voor defe geTchied is , kan noch | verdacht geweefl zijn: dewijle ieder weet wat P®”
gefchieden ; en daar werd verhaald , dat ’er dufdanigc Lampen gevonden zijn , derhal-ven konnenfe hedendaags noch gemaakt werden.
Ik anrwoordc , dat niet alles waaragtig is ’t gene de Schry vers, om de nienfchen te doennbsp;verwonderen , of om fo een gedenkw'aardigenbsp;faak onder de man te helpen, van fo een onge-meene faak verhalen; om fulks te betoonennbsp;diend aangemerkt; i. dat dusdanige Lampennbsp;door Gods hejtiering zijn brandende gehouden,nbsp;daar vanvvy nu niet handelen-, want het Godnbsp;feer ligt is fonder lemet en olie, alleen door fijnnbsp;woorlt;f en wille, de vlam te onderhouden. Tennbsp;V. diend aangemerkt dat, gelijkwe geen Schry-vers hebben , die dufdanige Lampen in de oude graven felfs gefien hebben, foo zijn de gravers , byfonder alsfe bygeloovig waren , veelnbsp;dingen konnen voorkomen, daar uit fy oorfaaknbsp;genomen hebben, om te beweeren, datfe dusdanige Lampen gefien hadden.
Gy fult mogelijk feggen , dat de gravers nochtans een vlam hebben gefien ; Ik fta unbsp;fulks toe, doch geenfints datfe alt^d gebrandnbsp;heeft, maar is alleenlijk in de lang-flilftaandenbsp;en verdorve logt aangefteken van de adem dernbsp;gravers, of van de van buiten inkomende logt.nbsp;Soo hebben my betuigt al de gene, die in ’t on-derfoeken van de onderaardfe Oudheden ofnbsp;fchatten met graven befig zijn, en die ik daar
fy, om de nakomelingen vroed te maken datfe leer wonderlijke dingen gevonden hadden,nbsp;verfiert hebben, en met hoedanigebeufelen ennbsp;lleugenenfy het felfde hebben opgetoit. Daafnbsp;by komt dat de vyand des menfehelijken gC'nbsp;flachts, om de aangename bygeloovigheid tenbsp;voeden, fich in al haar * Gods-ipraken enOf'^nbsp;franden heeft vermeng? , en veelfints bedrogen : of, gelijk onfen Delrius meent, door To-ver-konft, als het beeld van Memnon j alfo ooienbsp;altijd brandende lampen heeft toegemaakt;
! dewijl de Duivel feer licht is geweeft, de felf'
' de geduurig van floffe in der daad, of in fchijn re voorfien. Daar van wy breed gehandeldi* ‘nbsp;hebben in onfen e^/EgyptiJèn Oedipus in het pgifnbsp;x.Boekhetr.deel, in de Beeld-fprakigenbsp;verkonji, als ook in des derde Boeks laat-fteHooftftuk vandeiiyEgiptife Lampen. Seker indien de Romeinen de kon ft hadden geweten om in de graven altijd-brandende Lampen te hebben, wat foude haar dan beweegtnbsp;hebben fo een menigte veftaalfe Nonnen, omnbsp;het gedurig vuur te onderhouden, te gebrui-
^ ..
My is niet onbekent, dat veele de natuurlij'
ke oorfaak van fo een altijd brandende lampfp,/^*'^^ trachten aan te wijfen: want eenige meenen,nbsp;dat de rööi wederom in een brandig vogtnbsp;anderd, en alfo bequaam werd om de vlam dernbsp;lampe gedurig te voeden en te onderhouden
cü'i’
over eevraagt hebbe , datfe in ’t openen van | doch wy hebben dat gevoelen boven weder-
1 nbsp;nbsp;nbsp;?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;°nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_______ in. •_____7_..........1 nbsp;nbsp;nbsp;- .r______r-r_____ nbsp;nbsp;nbsp;•/^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r^:4-44ic.
oude kuilen en graven dufdanige vlammen altijd zien. De ervarentheid heeft my in de oude graven , Onderaardsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;genaamd , ook
geleerd, dat de geene, die belw'eet door enge gaten in de oncTeraardfe Kapellen , van veel
« nbsp;nbsp;nbsp;t /Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
legt. Sommige feggen met dat defe lampen zijn voorfien geweeft met een ^nbsp;Lemet van ‘ Duurfleen en Stoffeheidigenbsp;uit de Metalen getrokken. Andere wdl^*’ ’nbsp;dat het Gout tot een vocht gemaakt, bequaam
eeuwen verborgen en befloten, indringen, van is om de vlam in fo een lamp te onderhouden,
1 nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;____________ -1 - nbsp;nbsp;nbsp;1-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;J - I -J________• nbsp;nbsp;nbsp;____«tin-
haar als eenige vlammen even als dwaal-ligten ) mits dat de lochtdoor eenige heimelijke pijp laten afpan ; ’t gene ook dagelijks op de ope- |jes daar by kan komen. Libavius meent danbsp;ne Kerkhoven gefien werd, n iet fonder‘byge-j'in defe lampen is geu^eeft gepoederde Agaatnbsp;loovigheid des gemeene mans, die defe vlam- quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
men verkeerdelijk houden voor de fielen van de afgeftorve en daar begrave menfehen. Hiernbsp;komt noch by, dat in die duiftere plaatfen ee-nig licht van buiten of van de kaers komende,nbsp;heeft als een vlam konnen weerftuiten, als hetnbsp;felfde gevallen is op een ftuk glas, vermeluw'tnbsp;hout, been.of op eenige andere bequame weer-
' in aeie tampen is geweett gepoeaerult;- — feen, daar op geduurig water clrupp^ride, onbsp;een waterige damp vallende, fois’p^en v amnbsp;verwekt. De ' Goutfoekersj altijd fotre moeel-dingen hebbende van haar fteeUj meenen oonbsp;de ïclfde bequaam te zijn om geduurig brandende lampen toe te maken. Doch nadien de cnbsp;fteen nooit is inde w^ereld geweeft, foachtiknbsp;onnodig daar van meer te fpreKcn.
En
VUL BOEK, Van de DUUK-STEEN , BRAND-STEEN, en;^. nbsp;nbsp;nbsp;67
En de lamp Olybïus doet niets tot bevelling nbsp;nbsp;nbsp;Eerste Wyse
defes gevoelens, of fchoon de felfde daar toe nbsp;nbsp;nbsp;Porta is ongegrond.
werd bygebracht, om dat’er de volgende woor* ; nbsp;nbsp;nbsp;^ -n crgt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.. jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1
den 2iin ingefneden. nbsp;nbsp;nbsp;^ Johannes Baptifta a Borta meent,dat een al-
O dkven raakt niet aan defe éfte Tluto ge- tijd brandende Lamp aldus kan gemaakt wer-heiligt het is u onhekent wat hier in fchuilt. den. ’tisieder bekentSegl by voornaam- A,t.
'-AP. J_
Olyf
‘gt;ius.
De ic'ijfé vm Fortanbsp;ongeeron-
«EI,
tj.
femen- r nbsp;nbsp;nbsp;grooten Olybius heeft in defe kleetie fg oorfaak van de wonderIfke dingen in defe
, o»Ae
^^amp met groote arbeid de “ Hooftftoffen te wereld is de vreefe ofvermndingvan een ledige K^ar opgehoopt. He overvloed Jy hier tegen- ruimte, invoegen dat eerder degeheele wereldnbsp;quot;^oordig met haar vollen hoorn op dat die foude vergaan j als dat de natuur een ledigheidnbsp;quot;^eerdige vochtigheid niet ontbreke.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;foude toelaten. Haarom als een vlam ineen
bet gene Scardeonius fo aardig van dicht gefoten glas maar een oogenblik konde 'Olybius lamp te Tatavien gevonden, verhaalt, duuren ^ het is feker^ datfe noit Joude uitgaan: 'nbsp;«loet niet verftaan werden van haar altijd doch om een vlam in een geflooten glas aan tenbsp;tandende vlam, maar van haar j daar ftekenjoeeft veelvoetenin de aardedevoch-door alles, fomen fegt, in Goud veranderde, tigheidjoudefeerjyn en dun moeten zijn alsnbsp;^aar wie weet niet wat vremde dingen de ou- ook van weinig mtwaajfeming , die het glasnbsp;de verdere hebben,'en om de nakomelingen bynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zynde, met brand-fpiegels lich-
de neus te leiden, op haar gedenk-dingen naar-1 telïjk aangefleken werd en altydblyft branden: B^Iaten hebben.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dusverre ‘Porta. Doch hy foude beter ge-
gevoelen der gene, die achten dat fulksmoet gedaan werden met een lemet en olie vannbsp;^ -...^^^-jHuurfteen: want indien uit de ‘Duurf eennbsp;^en olie konde getrokken werden, hetisge-dat de felfde alfo weinig door ’tvuurnbsp;foude verteert werden, als het duurlleenig le-dat ik durfde verfekeren, indien my
de uit de Duurfteen konde ver- Lanipkanwerdentocgemaakt,enfeidhetfelf-I nbsp;nbsp;nbsp;’ ik foude middel weten om een altijd- de door Trithemius uitgevonden te zijn: hy
«et”'. * . ‘^dende lamp toe te maken. Daarom heb .mengt 4 oneen Swavel en gekalkte Aluin te quot;^ici ik met de verftandigftc * Stof-fcheiders raad- gaar, daar hy blom van op beft. By 6 oneen ^nbsp;ikci,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;g^plcegt,en haar Duurflieen om olie uit te trek-1 van defe blom mengt hy een half once V eneet-
Echter werd gevraagt, offer dan geen mid- fegt hebben dat het foude berften, als dat del is om een altijd-brandende Lamp toe te ta- de Wereld foude vergaan. Seker de vlam fou-elcn ? Ik beken, dat ik veel tijd in defe over- in een gefloten glas, by gebrek van locht, ftraxnbsp;^ enking heb gefpilt, doch niets gevonden, dat uitgaan; gelijk blijkt alsmen een omgekeerdenbsp;*Tiy konde voldoen. Ik heb altijd gehelt na het Romer over de vlam van een kaars flolpt.
ik
I 1 nbsp;nbsp;nbsp;jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;u.--.. j..../-..nnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,. £)och nadien defe faak wedericgt is, fo willen
wy daar op nu niet Haan.
Bartholomeus Korndorferus Stof-fcheider umitf meent dat op defe wijfe een altijd-brandende
'”»iM ben toegedient. Doch na alle aangewende'fekryftallige nbsp;nbsp;nbsp;in een glafe Vyfel, daar
moeite en neeriligheid, fo hebbenfe openher- ‘ op giet hy dan viermaal ‘ verbeterde Brande-tig bekent , dat die olie fo vafl met de andere ^ wyn ^ en na dat de felfde eenige^ijd hebben te
j-_i »• nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-
Sim.
e Reöifi* catus.
verdunnen geftaan.fo sNtt^estèitBrandewynquot;^-getrokkcn,en weer andere opgegoten,dat tu ee, drie of vier reifen dient herdaan,tot dat ’tmeng-fel op een kopere gloeyendc plaat even als Was,nbsp;fonder rook te geven fmelt-, eh hy fegt dit een
deeldjes des fteens verknogt en vereenigtis, dat de ganfche felfftandigheid eer foude verderven, als dat’erö/ic uitmudekomen. Wantnbsp;alles dat’er uitquam is of water geweefl:, on-
brandende te houden. Vorders wil hy een lemet op de volgende wijfe toegemaakt hebben; neemt eenige draden van f Duurlleen fo lang/Asbeftus;nbsp;als de kleene vinger, middelmatig dik, bindlenbsp;te gaar met witte Sijde, en maakt’er een lemetnbsp;\ van,doet dat in een Veneets glas, bedekket metnbsp;het te vooren bereide mengfcl, enlatet xquu-ren in heet fand (taan, fo dat het mengfel altijdnbsp;kookt; dit lemet in een glafe lamp fodanig ge-legt zijnde, dat’et een weinig uitkijke, en de tenbsp;vooren bereide llofFe daar op gebracht, en denbsp;lamp in warm fand gefet zijnde, fo dat de llof-fe fmelte en het lemet onivange, fo feggenfenbsp;dat het lemet geduurig fal branden fonder uitnbsp;te gaan.
Als defe Ervarenis naukeurig onderfogt werd, fo bevindmen defelve feerlos te Haan.
Want wie is onbekent, darde ^ Mijn-floffen, .gMineralia, Swavel, Aluin, Sout, Borax , ja felfs denbsp;I 2.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ver-
bequaamomdeylam te voeden , of nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voed fel te zijn om een Lamp altijd
endichteflof, die door geen vuur kan gefmol-jbefl^^^”^, / nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, f
veel min in brand geileken werden. Sy
voegden daar noch by, dat de genaamde olie
van Talk van de felfde aart is, dienende wel tot
een blanketfel voorde Vrouwen, maargeen-
fints bequaam zijnde om te branden; invoegen
dat’et niet anders als water is, door het vuur uit
de talk getrokken.
V^rfcheide wyfen op welke men fegt dat altyd brandende Lampen konnengemaaktnbsp;werden.
Tgt; u Aatwe niet fouden fcKijnen de fs;,-. konft der oude. omnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot;^lul”
•„ te maken, t’eenemaal omveer te ftooten^ful-
lenweeeni!.e««»w®'-lt;^'°P*'i“f,
Schrijvers fodanige lampen nbsp;nbsp;nbsp;wyllen
hebben,voorftellen; onderfoekende offulks op
die wyfen kan gefchieden-
lt;58 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD, afdfe verbercrde nbsp;nbsp;nbsp;door branden haarfzijn: gelijk ook blijkt in de evenwichtig vette vochtigheid verliefende, eindelijk nood- j des waters in de pijpen; diefe gemeenlijk Li f^^l^lij^u^i^gsbluftwerden?wantnadienfever-! noemen , alfwe elders breeder getoontnbsp;,.rjo£t en g2j^{^g|jj}^2ijn, fokonnenfc ook e»;n altijd bran-1 hebben. Invoegen dat dcfe gelykheid van denbsp;dende vlam geenfmts voeden. Hier tegen kan werkende en tegenilaandc krachten in de altijdnbsp;niet gelden, dat’cr een gedurige omloop tuf- brandende lampen geen plaats heeft konnennbsp;fchen de verfcheide ftoften is : want al dat {hebben : want Ib haalt als die gelykheid waS veroorfaakt, fo foude dc lamp uitgebluft zijn. Wy feggen dan ydel te zijn, watfe van de al-tijd brandende lampen gemcent hebben; en lO' der oit eenige gefien zijn, fo is ’teenbedrognbsp;van de Duivel of een milleiding der finiien gC'nbsp;weeft. Enwygelooven Trithemius niet, dienbsp;de wereld fulks foekt wijs temaken: wantin les dat geboren en verganlielijk is niet eeuwig} dien de vlam fodanige kracht heeft, fulks gS' kan zijn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ifchiedniet uit de ftoffèj gelijk veelc meenen» j maar uit de nbsp;nbsp;nbsp;dernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;welke trap noch DeDerde\^yse nbsp;nbsp;nbsp;I niemand verklaard zijnde, onder de ver- V2n Libavius en andere. nbsp;nbsp;nbsp;I borgenthedcn der natuur fchuilt. Libavius meent dat een altijdbrande Lamp i I^at de Oude de handgreep niet gehad heb VXnZk kan gemaakt werden, als de Düurfteen uit J- \ b-» om altijd brandende en onyerteerhjkc olienbsp;en vals.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wcrd aaiigcfteken. Doch vvatnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;te maken, kan, behalven de redenen daar emo bum voor een ding is heb ik nergens konnen! Inlks onmogelijk getoont werd , ook ^tge opfpeuren. Het is het doen der ftoute bedrie- «omen werden daar uit, om datter niemandnbsp;gers, datfe om haar leugens waarfchijnlijker te van gewaagt. Seker indien defe konft oit in ^nbsp;maken, eenige vremde namen vcrfieren, ende /'^oreld is geweeft, fo kondefeniet verloorennbsp;onkundige alfo by dc neus omieiden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;| zijn ten tijde van Tlutarchus , wanneer cie ^ Daar zijn’er ook die voorgeven, datfe de}* vvoeftaardige volken Europa noch niet hacJ' - Steen der Wufe alleen metfpuwfel konnen j overftroomt, en het Roomfe Rijk als ooK aanfteken , en geduurig brandende houden.'konftenallermeeft bloeiden; enhy,c£« ijle van defe fleen hier na in’tbrede (B^leord en naukeurigonderfoeker zijnde, lou- Doch dewijle van defe fti deten minften eenige kennis daar van hebben gehad: doch waarom verwondert hy fich foonbsp;over lampen die een jaarlang branden fondernbsp;olie in te doen ? foekende verfcheide wijfen» ijs,nbsp;op welke falks kan gefchieden. En AriftotC' 1 les levende ten tijde dat alle konften in GriC' dende Lam- nige lampcii in de wereld geweeft zijn; want i kenland bloeiden, maakt van dufdaniee Lam tên ofitYctcTt. \ nbsp;nbsp;nbsp;i dtrlegt. Deer kan geennbsp;altijd - here tgendnbsp;tuig gemaaktnbsp;worden. *0. ^.lau V au civ. v^j.av^iö \jx v^^— duivels, of door haar eigen quade inbeelding, of om te Ichijnen iet groots ontdekt te hebben,nbsp;de al te licht geloovige man is wijsgemaakt;nbsp;daar door de nakomelingen in de felfde dwaling zijn vervallen, fo dat foramige geleerde denbsp;I feilde ook hebben aangenomen. ill elerjo^t Txcd. ril door de vlam verteert, werd tot die omloop on-bequaam: de omloop der vochten in de Stof-fcheiders glafen kan hier niet bygcbracht wer-werden; om dat’et heel wat anders is, dat de vochten in de Stoffchcidige glafen omloopeujnbsp;als de weerkeering van dc verteerde olie in eennbsp;brandende lamp,die onmogelijk is: dewijle al Libavius Anltrt dwaling,nbsp;a Lapisnbsp;Philolo-phofum. falgehandeld werden, fo fcheidenwe daaraf. T o E G I F T. Te vergeefs Hier uit blijkt, dat alle moeite en arbeid te werd dan veffreefs wctd aangewend, om een altijd bran-den^e lamp toe te maken, endafernoit foda pengetragt. nbsp;nbsp;nbsp;j-ggej, groiideii der natuur en tegen de alles vertecrende kracht des vuurs, wat ook Licetusw«-dcn geleerden Licetus in tegendeel machnbsp;fchry ven, die daar fijn werk maakt, om te too-nen dat lemet en olie van Duurftcen te gaarnbsp;konnen branden, fonder verteert te werden;nbsp;wat het Duurfteenig of Doek belangt,nbsp;fulks ftaa ik hem geern toe; doch ik looche-ne , om de te vooren gefegde reden, dat uitnbsp;de Duurfteen Olie kan getrokken werden.nbsp;Seker defe dingen hebben het felfde op licht tornbsp;dc geduurigc branding, als de dingen die beweegt werden tot de geduurige konftwerkigcnbsp;beweging. Men fegt, als’er een rad konde gemaakt werden, dat door een pomp even fo veel waternbsp;optrekt, als nodig is om het rad te doen omgaan , en als’er dan even fo veel water neer-daaldc, fo foude ongetwijffèld een alt^d duu-rende beweging ontftaan. Doch ik, door de er-varentheid geleert en geleid, feg in tegendeel,nbsp;^z.dcï gamp;tt\beweging j maar een geduurige ruft e en (lilte foude ontftaan: want nadien allenbsp;natuurlijke werkingen voortkomen van denbsp;overwinning daar in de eene faak de anderenbsp;overtreft ^ fo is onmogelijk dat’er bewegingnbsp;kan ontftaan daar de krachten malkander^^/§'^nbsp;ht- |
pen geen gewag, daar hy nochtans dik wils van ’t vuur en des onderhouding fpreekt. En hoenbsp;foude ‘Plinius handelende in ’t 5-6. HooftftnkP^'®'nbsp;des y.Boeks van de Vinders der Konften, ennbsp;van meer andere gemeene dingen , felfs vannbsp;Water in Wijn te mengen, de vond van fo eennbsp;wonderlijkekonftvoorbygaan.? Waaromfon'nbsp;den H. Auguftinus j die gelecft heeft in eennbsp;eeuw, wanneer dc geheugenis defer faak noennbsp;niet konde verftorven zijn, handelende vannbsp;de altijd brandende Lampen, feggen datfe totnbsp;dc Duivels-konften behooren ? Hoe foudennbsp;de Priefters ^ die roemden dat haar Lampennbsp;een rond jaar fonder olie daar by te gieten, komnbsp;den branden, fulks als iets wonders verhaal hebben, indien de konft van altijd brandende Lampen bekent was? En waarom gebruikten niet altijd brandende in plaats van jaarlijkle. nbsp;nbsp;nbsp;. Hieruit blijkt fonne-klaar, dat het ver ia 10 van dc altijd brandende Lampen een v er mr ver is: dat van de Gravers of door bedriegcrie des |
Vin. BOEK, VAN DE DUUR-STEEN, BRAND^STEEN, en^. 6^ De redenen, van my bygebragt om tc bewijzen dat’er fpdanige Lampen noit geweeft zijn, Konnen van niemant wederlege werden. Egternbsp;Zoudnien mogen vragen ,of’er op generlei wijfc,nbsp;de natuur met de konfi tc gaar werkende, altijdnbsp;foudenkonnen werden toegemaakt ; Ik antwoord Ja; en om dit wel te ver- de ‘4p. I. diend vooraf gefegt dat even als dc^i? beweging tweefmts kan werden aange-’ namelijk of enkel konjiig of ren deelenbsp;kon ftig en ten deele nattmrlftftimo ook de altijdnbsp;brandende Lampen tweederlei konnen gcftcldnbsp;Werde n, te weten alleen door konft gemaakt ofnbsp;fen deele door de Natuur j en ten deele door denbsp;konjf tocgelleld. Daarom gelijk’er gttngeduu-bewegend lichaam alleen door konfi kan ge |
maakt werden, alfo fchiet konfi alleen ook te kort ontrent de beftelling van altijd branden-deLampen; doch daar is niet aan te twijfelen ofnbsp;ten deele door de natuur en ten deele door denbsp;konfi kan ttxvgeduurig bewegen 'tgefiel^2h ooknbsp;altijd-brandende lamften toegemaakt werden. EryaeeniSj Om altyd-brandende Lamfttn toe te maken. Alsmen een plaats onder de aarde vind, dieW4»«r om van “Steenolie of eenige andere brandig vogt^J. **nbsp;voorfien is, hoedanige plaatfe in meeft alle *nbsp;Landfehappen gevonden werden, [gelijk in hetnbsp;V. Boek is getoont. |
•bvUt
J}e t^ne Jukterraneo ^cLchina
So kanmcii op volgende wijfe een altijd-brandende Lamp toemaken : men fettet, daar-^en de altijd-brandende Lamp wil hebben,een ^la/en. Aarden ofnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;langwerpig rond P^^^ wijt A. in dat vat iegtmert een • ^ Tgt;uurfieenig\cmtt, dat door een rondyfer-draad en een ftukje kork opgehouden werde,nbsp;®P dat’et niet te gronde ga. Daar na moet innbsp;plaats daar de oliagtige vogtigheid in eennbsp;ander vat N gefteld werden , dat de vogtigheid ontfangt. Onder uit de bodem van dit vatnbsp;^oet een loode pijp L M C tot het vat A loo-pen, om de vogtigheid gedurig uit het vat Nnbsp;j^ï’tvat A te brengen, cn fo hebtge een altijd-brandende lamp: want nadien gedurig olienbsp;de lampgebragt, en het lemet door’t vuurnbsp;niet verteert werd, fo is klaar, dat fo een lampnbsp;Werden uirgebluft. PnEn op dat niemant fulks vremd foude fchij-foo diend geweten, dat de oude lampen ^ |
der iEgyptenaars diefe in de heilige kuilen en Templen der góden altijd brandende hielden,nbsp;op defe wijfe waren toegemaakt: gelijk dennbsp;Arabier Sciangia getuigt in fijn Boek van denbsp;Gedenkwaardige dingen der ^Egyptenaars. In ^_AEgypten j legt hy, is een 'veldgeweefij cttmgmh diensgrachtenvolvloedigl^ik en ‘ Joden-lftm'^quot;nbsp;waren / de W'ysbegeerige _, de kracht der na- c B/tamen.nbsp;tuur kennendemaakten buifemiit defe gr ach- ^Phiiofo-ten looftende na de onderaardfe kuilen, aaarfe ^nbsp;de lammen fielden j die met een lemet voorfiennbsp;waren j dat niet konde verbranden ; invoegennbsp;dat de aangefieke lampen j noit olie gebrek hebbende j en met een onbrandige lemet voorfiennbsp;zftnde j noit uitgeblufi werden. Doch begeertnbsp;iemant meerbefcheid over defe faak, hylefenbsp;onfen lt;iyEgyptifen Oedipus x. deel 3. hooftft. 20. Afdeeling, daar men alles wat ontrent de lampen der Oude, wetens-weerdig is, verhan-.nbsp;deld vind. ï 3 nbsp;nbsp;nbsp;Det |
ïir. Afdee-
LING.
Cap. n. nbsp;nbsp;nbsp;At de oude hebben gehad ;’t welk veoude i nbsp;nbsp;nbsp;B van’t vuut niet bcfchadigt kondc wcr- den, Iccten de oude Schriften ; en he-ntg doek dendaags is’er noch fodanigen doek te fien,ech-ter zijn’er weinige die de manier om dat te bereiden bekent is: die met groot voordeel defe wollig e fteen weten te fpinnen en te wevemwYnbsp;bewaren eenige webben van de Duur-fteennbsp;toebereid. Dog heden- Vraagtmen hoe dit werk toegaat ? ik ant-woorde, dat’eteen van de grootfte geheimen der natuur is, ’t welk dient verborgen gelmu-den, en aan niemand als aan Koningen en Vor-1nbsp;ften mondeling bekent gemaakt; op dat dienbsp;faak, altijd fo groot geacht zijnde, niet aan denbsp;gemeene man werde ontdekt. Ik weet dat ver-icheide op vcrfcheide wijfen, doch vruchteloosnbsp;het werk hebben ondernomen. Anfelmus Boe-tms,LibavmsBorta en andere befchrijven eenige wijfen, doch mifleid zijnde, hebben nietsnbsp;konnen uitwerken: want het is onmogelijknbsp;fuiks op die wijfen te konnen verrichten. |
Daarom dit geheim latende varen, ik my tot een ander, namelijk de wijfe omnbsp;pier van defe fteen te maken, ’t welk altijd kannbsp;goed blijven om brieven tuflehen vriendennbsp;wiflèlen : want het felfde befchreven zijnde,nbsp;werd in ’tvuur geworpen , daar het ganfchenbsp;fchrift uitgaat, en het Bapier blijft even be-quaam om te fchrijven, ’tgeen altijd kan herdaan werden. Dit Bapier maaktmen aldus:nbsp;neemt een goed deel ^ Duurftcen, ftampt de^Asb» “nbsp;felfde fo fijn, datge niet als een wollig poedernbsp;fiet, bellaat dit poeder met water tot een pap *nbsp;hebt dan een fift van yfer of liever koper-draatnbsp;by de hand, hoedanige gebruikt werden om gC'nbsp;meen Papier te maken, fcheptdandegefegdenbsp;pap, eerft omgeroert zijnde, anders foude al denbsp;fteenige ftof door haar fwaarte op de grondnbsp;blijven, in de fift, cn fchud de felfde, tot datfenbsp;de gedaante van een blad Bapier aanneem, ’r welk op een lap in de fchaduwc moet ge* droogt werden. |
ASuccinum
Cap. III. fieens, en der felvernbsp;iorffrong. Het it geen Com. ALhocwel wy in ons Boek van dc Seil-fleen veel aanmerkelijke dingen over de aard en eigenfehappen der Brand-Jieen hebben voorgefteld , fofullenwy nochtans hier ter plaats des felfs natuur breedernbsp;verklaren. Over deflelfs naam zijn veel ver-fcheide gevoelens, die de Leler by Cafius j A-gricolaj Cafalpinus^ Fallopius^ en veel anderenbsp;Schry vers kan vinden. Defe fteen werd Suc-verfchiide cinum genaamd, om datfe uit een fmcerig Capnbsp;Brandt IS tc gaar geltremd ; hlectrum , om datfenbsp;draatjes, ftrootjesenz.totfich trekt\ daarvannbsp;de Arabife namen Carabe; en Ahucali ooknbsp;fchijnen voortgekomen. Sy werd feer onei-gentlijk Amber genaamt om datfe eenige gelijkenis met de koftelijke welriekende Anwernbsp;heelt. Doch ons voornemen is nu niet de namen , maar dc aart en natuur te onderfoe-ken. Daar ontrent voor cerft in aanmerking komt, wat de Brandjieen eigentlijk voor eennbsp;ftoffeis ? Ik weer wel dat fommigc meenen ,nbsp;dat’et dit gom van de een of de ander onbekende Boom is, ’t gene de dagelijkfe ondervindingnbsp;toont onwaarachtig tc zijn. Wy meenen ooknbsp;dat’et geenfints Lyncurium van de pilTe desnbsp;phdfsLynx Lynx kan genaamd werden , ten fy nanbsp;eenige gelijkenifte met die ftoffè, over welkenbsp;de Schry vers noch feertwiftig zijn watfe eigentlijk is. Doch de Brandjieen is in deesnbsp;tijd feer gemeen. Wie is onbekent, datfe innbsp;groote overvloed in de Bruijifchen Inham van |
de Oojl-zee geviftwerd, daarnoit geen^ö^-mige Boomen _, geen Lynx j noch geen Ambef is gefien. En indienfe daar oit geweeft waren,nbsp;fo fouden de inwoonders de felfde naukeurignbsp;verforgt en gequeekt hebben, om dc groote ,,nbsp;winftediefe daar van konnen treken. DitwC'nbsp;tenwe , dar de inwoonders gewoon zijn denbsp;Brandfteen, met daar toe gebreide netten, uhienb.nbsp;de groeven der zee op te viiren,of aan de ftrandnbsp;te rapen, daar de wind het felfde met de Zeebaren heeft gedreven. En nadiennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ds- fc dingen in ’t 4. Boek van de ‘ Mijnjloffen i» lt; ’tbreede verhandelt, fofcndenwe den Lefetnbsp;daarheen; om dat ons voornemen allecnig isnbsp;des felfs oor [prong , aart., eigenfehappen ennbsp;krachten na ons gering vermogen te onder*nbsp;focken. Niemant behoeft dan lichtveerdig en de ervarentheid tc gelooven, dat de Brand-uit de planten komt: maarhy zy vcrfc-kert, dat’ct een aardachtigquot;^ [oden-Ujm is, dat inbsp;de vöorfichtige natuur in de onderaardfe groeven heeft voortgebracht, op volgendenbsp;j ’t 5-. Boek is gefproken van dc aders AtsJo»en-’ lyms j cn hoe de natuur daar van vcricnei enbsp;foorten cn in vcrfcheide plaatfen voortbrengt.nbsp;Volgens welke gronden wy de Brandjieen al- dus L^z\tnfDe‘Brandfteen ü een onderaards Jodenlüm uit een by [onder e doffenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;rtlee»- bracht en door de gaten onder m de door de Rivieren in denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;P,^bracht j en me felfde door de winden aan ftrand |
door de eigen droogte der fonne des lochts Jleen-hardgeworden. Wy feggen dat het een onderaards Joden-fjm is , omdat’et.cven als y^J-phalt^ Naphta, “ Steen-oUc cn diergelijke zijn ^•gen aders heeft. Als men ter deeg overweegtnbsp;Wat wy in ’t llraks aangehaaldc Boek van denbsp;y odenlymige phltfen hebben gefegt, foowerdnbsp;haaft openbaar, dat de binnenfle deelcndernbsp;3arde vol vette oliachtige vochten zijn, uit denbsp;^igen vettigheid der aarde voortgcbracht; wel-d 'O’ettigheid is als een lijm, daar door dc dee-Ijndfteen* gemengde lichamen te gaar hangen. Denbsp;Brandfteen verfchiltvan de ftraks genoemdenbsp;Jodenlymige ftofïèn daar in, datfe haar eigen-^lt;^hap haalt uiteen aardachtige Hof, namelijk
Cap i!i_
fPetr*.
fuivere SvoaveN of Ngaatfieen-z^Qs, of uit on-deraardfe Wierook-^m-.mct een woord uit haar kleurjreuk z^fmaak blijkt,datfe haar byfonde-re eigenfehap heeft, navolgensde fuiverheidnbsp;der ïlof daarfe doorvloeit. De witte Brand-fteen is aangenaam, de^É’é’/emin aangenaam,nbsp;de afchgrauwe heeft ook een fwavelige reuk.
De Brand fteen werd op volgende wijfe hard: nadien de felfdefacht zijnde even als dWczix- deverkttrd.nbsp;dere oliachtige ftofTen boven op ’t water trachtnbsp;te drijven, lowerdfe door de Zee-baaren aannbsp;dc ft rand gêfpoelt,daarfe even als fachte Honignbsp;blijft liggen, en werd allcnskcns door de Sonnenbsp;cn locht jïeenhard. ’t Geenwe in ’t volgendenbsp;Hooft-ftuk klaarder fullen toonen.
DAt midden in de doorfchijnige Brand-fteen Beejtjes gevonden werden, toont 7g‘‘‘*v,r.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^deen de dagelijkfe ondervinding,
’^sardc oude Natuurkundige Schryvers be-y?n,, tuigen het felfde. Blinim fegt in ’t 3 7. Boek, ’t 3. Hooftftuk, dat de Br and fteen vloedig is
n 1 1quot; t . '.in n ' nbsp;nbsp;nbsp;7'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1
op »ai
dwaalt jfo werdfe door een Brandfteenige drop omvangen. Invoegen datfe in haar leven veracht zijnde , door haar begrafplaats dierbaarnbsp;is geworden.
De waarheid van 't Verhaalde beveiligen de ftukken Brandfteen rhet Vliegenj Mieren enz. mgehoUe-
hppd-CnnPr van Rranrlfl-^^pnjn^
^'^*.fien werdennamelykMieren,Muggen, Hagc-diflen en diergelijke, die ongetwijfeld aan de perfe fachte Brandfleen zijn blijven hangendennbsp;m defèlve verhard. Dat Uiofcorides beveiligt.
Brafavolus {tgx., dat hy een brokje Brand-fteen heef t gehad,in ’t welke een Mier fo wonderlijk was beIlooren,dat’er niet een pootje ge-fchonden was. Agricolaj beveiligende defe dingen, fegt: de geele Brandfleen ügemeen-doorfchijnig, in de felfde fietmen veeltijdsnbsp;gevleugelde beefljes^ te weten Vliegen,Muggen,nbsp;on By en; als ook kruipende , namelyk Mieren,nbsp;noode JVirmtjeS;, Spinnen, Hagedijfen j en Adinbsp;ders; of fwemmende beefijeSj namelyk Visjes ,nbsp;of leden van beefljes j te weten Vleugels ^ ennbsp;Eyers, oƒ ongefelde dingen ^ namelyk fteelennbsp;van kruiden j en blaren: welke dingen alle eer ftnbsp;in de zee zyn gevlogen jgekropen of gevallen,dienbsp;de vloedige Brandfleen uit de aarde in zee komende j heeft omvangen en in haar befoten j dienbsp;iogaaraljb in fteen zijn verandert. Daar opnbsp;Martialis aardig fpeelt in fijn 4. Boek indenbsp;»iA. 3X. en 59. Sneldichten j alsookin’t 6. Bock,nbsp;^u’t 15'. Sneldigt.
IDe Bye , fc hynende in haar Ne cl ar befoten j fihuilt en glinfierd in een Brandfeenige drop.
' nbsp;nbsp;nbsp;¦ ijs van Jo veel ar-
beeft willefierven. Een ander.
Terwjl de Adder kruipt op de betraande takken der Elfe-boomen/o vloeit haar de kofie-lijke Brandfleen tegen, en haar verwonderende datfe door een vette vochtigheid werd vaflnbsp;gehouden ^ fo werdfe door eenftemmende koudenbsp;v/erflijft, GybehoeftjOCitcs\^^x.r2i, nietfeertenbsp;foemenoveriiKoninglijkGraf, nadien defe innbsp;een veel heerlyker ligt.
Een ander.
Terwijl de kleefle Mier in de fchaduw
beed-fiioer van Brandfteenige bolletjes ge-viiegjL toont, daar ieder bolletje een byfonder Vliegjenbsp;befluit. Den Hertog van Brunjwyk en Lunen- Ha^e^nbsp;burgj een Vorft ongemeen bewetenfchapt,fquot;^gB'a^^”nbsp;heeft over eenige jaren, tot bewijs van fijn ge- fteen.nbsp;negentheid t’mywaarts, een Huk Brandfteennbsp;een halve palm lang, my tocgefonden,daar eennbsp;Hagedisin gefienwerd, fonder dat’ernbsp;eenig lid gcfchonden is, tot verwondering dernbsp;aanfehouwers. Gelijk in de nevensgaande afbeelding vertoont werd.
IDe Gifte van de Vorft van Lunenburg en Brunjwyk.
71
DE ONDER-AARDSE WERELD,
UI. AfoeE'
Wanneer de ‘vloedige Brandfteen door dc Zee-baren aan deftrand geworpen is , fobe-^„^/lt;jrtnbsp;gintfe door de locht taay te werden, ennbsp;beeftjes, die door de reuk en fmaak daar heennbsp;getrokken werden, blijven in de felfde als innbsp;Vogel-lijm vaft fitten, fonder haar daar van tenbsp;konnen ontflaan: ondertuffehen werd de fach-te Brand-fteen door het geweld der baren rondnbsp;of zxxèiSx.% gefatfoeneert j in voegen dat de beeftjes in ’tmidden raken,en daar in blijven felfs alsnbsp;de Brandfteen is hard geworden.
^en defügen ènfeer ervaren Monfredus Septalius heeftgewilt dat defe wonderen der natuur, “ tmfyn • Bewaar-kamerfeer naukeurig afgeteekent^ in defen druk van de Onderaardfe
Het gedenkt my voor defen in de Bewaar-kamer van den Kardinaal Bar berin diergelij-Kikvors. kc fluk Brandfteen gefien te hebben, daar een Kikvors in begraven lag.
Hier werd onderfocht, waarom defe beesjes altijd midden in de Brandfteen liggen, en nietnbsp;buiten op, als ook op wat wijle delelfde daar innbsp;komen { of fchoon jdgricola de reden eenig-fmts heeft aangewefen , nadien hy nochtansnbsp;de naukeurige niet voldoet , fofal ik de felfdenbsp;wat klaarder voorftellen.
.ikjrtasif Jatis nbsp;nbsp;nbsp;^^iJeln-iar^^§mz-iic d^irtits -Sc «on-
^ufoLpirtret amp; akA,. nbsp;nbsp;nbsp;-rdyenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jdifai
.'Igt;.'Ktfmh,tam-alk nbsp;nbsp;nbsp;ridris kfiindis
Cahr^tó^a, nbsp;nbsp;nbsp;ird^ris
Culex magnui, ua^ centalla-
.Araneus d^lè ewgtrr, futm- hic Jj^ictus ejlr
iS!»eetaam^.
Sctualti gkkln
Aaja . c-urn ahs lu ¦ tegris.
'^ernuca. cmri Ais-
^uabuir 'éxiatufi
Ch imams Jeu JlujtA-
canmacimLaki calarilnsS tinctis ~
^efpa.,^ rjJiis folarikiu^ ogjefdmaMo 'pidatur ut hejinterurro. Jus ap£arcant,uifcmdnbsp;polu£taic
IsdeEnpdrosvanTlinim, namelijk de Sardonife Agaat, witachtigendoorfchijnig. Het *^klaarbl^kelpk j dathy meer als half vol water U datjich aar digv’erplaatft wanneer denbsp;fteen beweegt werd: het is een ongemeene Steen, diens gelijke.ik in it alien niet gefien heb.
Tl
JVC
w);
=-i3l '
X:
l\V'
\\..
N, Is een feen helder en fchoonJluk Krijtal_, daar in een dropjeIwater is^ die *Qan de eeneplaats na de andere fich beweegt: en als 'tKriftal omgekeert werd j fojöud de droppel door haarnbsp;fwaarte moeten neder-dalen j echter klimtfe bene fens al de andere droppels opwaarts. Benige meenen dat het locht is j ’t gene onwaarachtig is: want het Krijt al gebroken werdende jnbsp;fovloeiter water uit. Het is ontrent 6 maanden geleden ^ dat een myner vrienden j bejignbsp;zynde om een grootftuk Krijt al^ voor een uurwerk, aan de een zyde uit te hollen, fo gebeurdetnbsp;dat het Krijt al j een groove drop water houdende ^bygevalisgebroken j ter plaats daar denbsp;droppel was, die de hand van de meeker nat maakte ^ daar hy over verbaaft was. Tiitjyge-fegt teiten degene^ die meenenj, dat in 't Kriftalgeen water maar lucht befloten is.
E- IseenbrokKrijtal, in ’t welk drie fwarte droppels vochtigheid gefien werden , daar van eene opklimtals'er tweenederdalen^f kopen door gaten, dieop fomrnigeplaatfen wy dernbsp;en op andere naauwer zyn^ invoegen dat klaar blyklyk in defelfde, vochtigheid beften is. Denbsp;twee zijn by de kruiskens, de derde by het teeken I kopende in fijn vier kant, en blyvendenbsp;altyd rond, doch de twee andere droppels door de nauten kopende fchynen drie-hoekig of anders gefatfioeneert te zpn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t ¦¦ t Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
F. Is een brok Krijt al, daar in twee ronde droppels zyn , kopende de een na de ander in gelijke tujfchen-ruimte, door de buisjes A B. het Kriftal weegt ontrent een half once.
Is een ftuk feer helder Krijt al, inwelkers midden een driehoekige holligheid is,behoudende een lopende water-droppel by de letters O enXgt;,on meer dier gely ken. Ik heb noch fes andere jtukken Kriftal met droppels ingeftoten.
II- Deel. nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Het
-ocr page 584-74 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AAE.DSE WERELD, Het V. Hooetstuk. Van des Brand-fteens trekkende kra^t. At de “ Brandfteen kracht heeft om |fteen volgen, en de evenwichrigheid verlaten: Kaf, Strootjes, Draadjes en andere lich- j ’t felfde gefchied als aan de einden der balance quot; nbsp;nbsp;nbsp;' - - •- ’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;eenigefvvaredingen zijn vall gemaakt.’t Is een aardige ervarenis daar de aanfchouwers van C A P. V. « Succi-num. De Oude hebben denbsp;trekhigenbsp;kracht dernbsp;Srandfleennbsp;gekent. mijn Bewaar-kamer mede vermaakt werden. iH I? Gemtene mijjlag doornbsp;de ondervindingnbsp;wederiegt. .Bitquot;' mui Sware din werden gen door defe fleen opge-trekken. amp;Staticumgt; des Brandfteens aldus werd uitgewrocht: de gewreven en w^armgewordeBrandfteen een fijne ftoffe uitfendende, fo werd defelfde tegennbsp;de omliggende lichamen gedreven, en van daarnbsp;nade Brand-fteen wederkeerende, fo fteeptfenbsp;de lichtfte lichaamtjes met fich,en doet de lende aan de Brandfteen vaft kleven: doch nadiennbsp;wy defe dingen in ’tbreede en met verfcheidenbsp;ervareniflen hebben verhandelt in 3. Boek ’t 3 •nbsp;Tdeel, het 3. Hooft ftuk in ons Werk van denbsp;lance een brokje Brand-j Seil-fteenige kracht foo fendenwe denLefer fteen , eerft door de 1 daarheen ; daar hyfal verhandelt vinden alles P warmte gaande gemaakt! dat ontrent dc trekkende kragt des Brand-brengt,fofal ’tde Brand- j fteens kan gewenft werden. HetVI. Hooetstuk. Vinde Genees-kragt des Brand-fteens. At deBrandfteen groot gebruik indeGé- vr, ,Oe Brandfteen it diendig tt-gtn ver-feheidennbsp;jiektm. Wi HI. afdïe. LING. D te dingen na fich te trekken is de oude natuurkundige ‘Plinius^TheophraJtuSj (^yElia-nus, Solinus en andere bekent geweeft, en denbsp;hedendaagfe ondervinding beveiligt het felfdenbsp;overvloedig. Echter heb ik my menigmaal verwonderd , dat van die tijd tot den huidigen dagnbsp;een gevoelen is voortgefet, en diep gewortelt,nbsp;dat de Brandfteen alleen lichte dingen na fichnbsp;trekt, uitgefondert het kruid Bajilicum en denbsp;dingen met olie of vettigheid befmeert, daarnbsp;de Brandfteen een afkeer van foude hebben:nbsp;’t gene een merkelijke miflag is; want wy hebben meer als hondert reifen in het byzijn vannbsp;veel andere getoont , dat de Brandfteen hetnbsp;kruid Bajllicim alfo veerdig na fich trekt alsnbsp;eenige andere lichte dingen, het fy defelfdenbsp;met olie befmeert zijn of niet: fodat’etvremdnbsp;fchijnt, dat niemand fulks voor my heeft ervaren, dewijledit kruid fo gemeen is. Dog diergelijke dingen werden veeltijds aangenomennbsp;en gelooft, fonder datmen de moeite neemt denbsp;felwe te beproeven en te toetfen aan de onder-vinding,daar door fo veel dwalingen in de fcho-len aan malkander gefchakelt werden. Wybe-fluiten dan, dat de Brandfteen alle lichte dingen , geen uitgefondert, na fich trekt, ja wynbsp;hebben ook de allerfwaatfte dingen, namelijknbsp;Xfer, Goud j Silver lood_, van lo en xo ponden, als ook Stokken ^ Spefen, Hand-fihoenennbsp;enz. door middel van een ftuk Brand-ftecn innbsp;een ^ weegdadige ervarenis doen bewegen opnbsp;volgende wijfe. ËRVAEENISj Om de wonderlijke trek-kragt des Brand-fteens te bewijfén. Aan de haak G, in een balk vaft zijnde,moet een tou GI hangen, aan welkers einde I de Balance E F het fy van watnbsp;ftoftc of lengte, fodanignbsp;vaft zy , datfe ‘ evenwichtig en gelijk hangt.nbsp;Alsmcn aan het een ofnbsp;het ander eind der ba- Dnees-konftheek, is in ’t gemeen bekent: want nadien de felfde kracht heeft te openen j te verdunnen, te verwarmen en te hee-len_, fo dientfe om de meefte gebreken tegen tenbsp;gaan. Men fegt datfe aan de hals gehangen denbsp;Koorts verdrijft; met honig gemengd dientfenbsp;tegQnduiftereoogen j fyftilt bloeden ^ braken^nbsp;en Stoelgang , geneeft opene fwecren j de |
Het verdiend ook verwondering , dat de Brandfteen by de gebracht, in plaats vannbsp;die re trekken,defelfde wegblaaft en verftrooir:nbsp;om geen andere reden, als dat de lichte vlamnbsp;de geeften, door de hitte uit de Brand-fteen getrokken , niet kan wederftaan, maar daar doornbsp;weg-gedreven werd. De Brandfteen trekt eennbsp;waterdrop-pel fodanig, datfe als een kegel metnbsp;een punt oploopt: defelfde werking doen al denbsp;gemengde lichamen, die eenige gelijkheid nietnbsp;de Brandfteen hebben, namelijk d'Agaat Joardnbsp;‘ Jodenlym en diergelijke trekkende ftoften. Vraagtmen de oorfaak der trekkende kracht des Brandfteens , en hoe de felfde van denbsp;kracht des Seil-fteens ondtetidnAen werd?nbsp;antwoorde daartüftchen groot onderfcheit tenbsp;zijn; wantdeSeil-fteen trekt alleenig fekerenbsp;en bepaalde lichamen, namelijk Tfer en Staal;nbsp;doch de Brandfteen trekt alle lichamen fonder Anbsp;onderfcheid: de Seil-fteen deelt het yfer fijnnbsp;trekkende kracht mede; de Brandfteen niet:nbsp;de Seil-fteen heeft f Affunten, volgens welke /Po’''nbsp;de trekkende kragt beftiert werd; de Brandfteen fend van aüezyden evenveel kracht uit. De Seilfteen trekt fonder datfe moet opgewekt werden , doch de Brandfteen moetmen eerftnbsp;wat wryven: de kracht uit de Seil-fteen vloe-jende is onftojfelyk en fófijn datfe alle dingennbsp;doordringt; maar de kracht des Brandfteens ,nbsp;werd door het minfte tufichengefielde lichaamnbsp;belet. Ik meen dan dat de trekkendenbsp;gebreken der keel, en fluit de vaUinp,^quot;'^- leden ^ met wijn gedronken bevrijdie den menfeh tegen de Vallende-fiektej lammigheid, ftuipen en kramp. De ö/zA van Brandfteen op de Maat! geftreken, ftih des feifsAyzzé; defe riekende olie is goed tegen Bertbeving; denbsp;rook van Brand-ftee»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dijm des hoofds op ; dc peftige locht werd daar door gejiiivert j fo dat in tijden van TdeH geen be- |
VUL boek, Tafel VAN DE Kostelyke STEENfeN. ^ nbsp;nbsp;nbsp;75 5aigt;. ter rooking kan voorgcfclircven werden. De ol^ie aan de lenden gcftreken flik denbsp;en heup-p^n. De idukjes brandfteen in eennbsp;lamp gedaan doen de vlam ligter en langernbsp;branden. Daar is niet gemeender, alsdatver-fcheide dingen van de Brandfteen gefneden ennbsp;gegraveert werden; die by de oude Romeinen |
in fo grooten achting waren , dat eenXLen menf^enheeldeken van Brand-fteen veelwecr-diger gehouden werd als alle andere koftelijkenbsp;fteenen. Daar werden oo^yttlGebede-bolle-tjes aan fnoertjes geregen,voor de Godvrugtigenbsp;Katholijken, van gemaakt. Doch dit fy genoeg van de Brand-fteen gefegt. |
'Daar in kortelijh de ISlamen, Gedaanten, en I(rachten der koftelijke Steenen, Volgens
de Letters Van d ABC. gefield 'derden.
Adamas, De Diamant. |
Is de deftigfte fteen van alle , van onbedwingelijke hardigheid , door-fchynig: inindiën groeit dcopregtenbsp;en befte. |
Ingenomen , ilTc vergiftig, door fijn bytende kragt-.gedragen lijnde werdfenbsp;gefegt een fteen van bevreding, fterk-te en ftandvaftigheid ; doch verkeerdelijk , gehjkwe elders gefegt hebben. |
C^yEtites, Arend-fteen. |
Is een fteen fo genaamd van den A-rcnd.om darfe in de Arend-neften ge-fegt werden gevonden te werden; die een ondane in de lijfmoer droogt. |
Daar zijn verfcheide foorten , die nog-tans alle eenige gemeenfehap hebben: men prijftfe leer om de moejelijkc ba-1nbsp;ringteverligtcn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\ |
Achates, Agaat-fteen. ¦ |
In een fteen van verfcheide afbeeldingen en kleuren, werd in Indiën als ook in Europa op verfcheide plaatfen gevonden , byfonder in Duitfland. |
Men fegt datfe tegen vergif , tegen de beten van Adders en de fteken van Scorpioenen goed is;fy matigt denbsp;koortfigc hitte, en is goed voor de oo-gen. |
Alabajiruvt, Albaft. |
Is glinfterend Marmer, van verfcheide kleuren , namelijk wit, fwart en geel: werd in JEgypten, Sicilien ennbsp;Hetrurien gevonden. |
Gebrand en met harft vermengt doet-fe de hardigheid verteeren; met Was gemengt ftiltfe de maagpijn,met melknbsp;gedronken geneeftfedebloedloop. |
Amethyfius, Amethyft. |
Heeft violet kleur, is verfcheide van foorte, na de plaatfen daarfe voortkomt. |
Men meent datfe dronkenfehap tegen-ftaat, daarfe ook haar naam van heeft: de by gelovige meenen datfe de gunftenbsp;en genegenrheid der Vorftenwind. |
Afteria, Sterre-fteen. |
Heeft haar naam van de fterretjes daarfe heel mede befait is: daar zijnnbsp;verfcheide foorten, en fy werd op verfcheide plaatfen in Italien gevonden. |
Hier en daar met Afijn befprengt, foo beweegtfe haar van felfs ;men gelooftnbsp;datfe aan de hals gehangen de kinder-pokjes geneeft. |
Balanites, Aker-fteen. 1 |
Werd fo genaamd na de gedaante van een Aker;daar zijn twee foorten namelijk groenagtige en geeiagrige,werdennbsp;in verfcheide plaatfen gevonden. |
... 11 - , Men fegt datfe te gaar - trekkende | kragt hebben en de buik-loop genec-fen. |
BafalteSj Een foortvan Toets-fteen. 1 BeleniteSj Schigt-fteen. BeryUus, De Beryl. I 1 |
Werd onder de Marmer gerekent, om datfc feer glad kan gepolijft werden .-invoegen datfe onder de roetfteenennbsp;om goud en filver te toetfen gefteldnbsp;werd. |
In Misnien by Drefden werdfe overvloedig gevonden , en fy diend gemeenlijk voor toets-fteen. |
Werd fo genaamd van de gelijkenis diefe met een fchicht heeft: daar is’ernbsp;van verfcheide kleur. Sy werd ooknbsp;Lyncurius genaamd; fy groeit uit een 1nbsp;breede wortel Icherp na boven. |
Gepoedert , geneeftfe de wonden, breekt de fteen, en men fegt datfe denbsp;nacht-droomen belet. | |
Is een fteen , die groenachtig blau fchijnt als zee-water , werd in verfcheide foorten onderfcheiden : fynbsp;fchijnt een foort van Kriftal. |
Gepoedert en met Rofen of Lelien-water gemengt fegtmen datfe de feere oogen geneeft. S'y verbeterd de gebreken des levers *, de bygeloovicrcnbsp;meenen datfe moed geeft. | |
11. Deei.. nbsp;nbsp;nbsp;Ainbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’ Bnfo- |
7Ó | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III. Afdee- HNG. |
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geo- |
VI.
VIII.boek, Tafel van de Köstelyke steenen.
Namen. f Gedaante, kletir en Ge^oörteplaatjefi.
Dit is een ronde ïleen, fo genaamd Geodes, van de aarde, diefe in fig heeft. Dochnbsp;Aard-fteen. | als die beflote aarde beweeglijk ennbsp;geluid-gevend is, fo werdfe niet meernbsp;Geodes maar z^yEtites genaamd.
Krachten en Eïgenfehappen. nbsp;nbsp;nbsp;j
Sy heeft^e felfde kragten ahdècJ^-1 Utes: want fy is niet anders als een Inbsp;onrijpe eyEtites.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j
Glaffo-petra,
Tong-fteen.
Werd fo genaamd van de gelijkenilTe eener tonge; in’t Eyland Malta vind-men de felfde overvloedig.
Sy is dienftig tegen vergif gelijk ook ( de Maltefe aarde is, fy heelt ook een 'nbsp;t’faamtrekkende kragt. Siet daar vannbsp;elders.
! Grammatios I Letter-lleen.
Werd fo genaamd van de gedaante der letters of flreepen in de felfdenbsp;voorkomende,het is een foort van Jaf-pis: werd in M'tfnien gevonden.
Sy is goed tegen vergif. De roove-naars beelden haar van die Heen wonderlijke dingen in, die by Mar bodem te fien zijn.
I GranatuSj i Granaat-i fteen.
Is veelerlêi, rood van kleur; in Bohe-men werden de befte overvloedig gevonden.
S'y heeft een verdroogende kragt, yer-ft'erkt het herte; werd gemengt by het fterkent uitftrekfel, als ook in ’t toe-maakfel van Hyacinten.
HamatiteSj Bloed-fteen.
Heliotrofmm,
Sonne-fteen.
Is fo genaamd om datfe het kleur heeft van' geftremd bloed : daar zijn ver-fcheide foor ten; eenige zijn groen metnbsp;bloedige flippen.
j Heeft ftjn naam van de Son, diens af-I beelding in de felfde gefien werd; J werd in verfcheide plaatfen gevonden.
De Bloed-fteencn dienen om allerlei bloed-ftortingen te fteuiten.
Befit de felfde kracht als de Bloed-fteen en Jafpis ; de Tovenaars ver fleren van defelfde wonderlijke dingen.
Hyacinthmj Hyacintfteen. Werd foo genaamd van de Hyacint-bloem , na datfè rooder of bleekeris werdfe of tot de Kool-fteen, of tor denbsp;Granaat-fteen gereekent. |
Sy weder ftaat de Peft met het hert te verfterken; doet flapen, en werd ge-fegt den menfeh bly-geeftig te maken. |
Jafpis.
Ibierias^
Geel-fteen.
Aan de hals gehangen fteuiri'e de bloedftortiilgen; doet het walgen ophouden, en is tegen de Vallende-fiek-te een dienftige fteen.
Heeft fijn naam van de geel-vogels, | Men gelooft datfe by fig gedragen de om datfe geel gekleurt is.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j geelfugtige ongemeen dienftig is.
Daar zijn verfcheide foorten: want na de verfcheide kleuren krijgtfe verfcheide namen.
Iris,
Regen-boo2-fteen.
Judaicus Lapis,
Jode-fteen.
Werd fo genaamd van deRegen-boog, j Men feet datfe uit een meelijdigheid om datfe cleftelfs kleuren heeft, is een I de oog dienftig is.nbsp;foort van kriftal.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1
Defe fteen is Ey-rond als een Olijf, werd op den Olijf-berg gevonden.
Men meent dat’et in fteen verander-derde Oly ven zijn-.is wonderlijk dien-, ftig tegen de moejelijkheid in ’tpiflèn j en tegen de fteen.
Lazulusj Lafuur-fteen. Lencopthal-mus ^oiOcu-lus Qattij, Kat-oog. Is blau met goude flippen doorfaid; fy is donker hebbende de gedaante vannbsp;de Saphyr. Is fo genaamd van de gelijkenis, diefe met een oog heeft, is een foort vannbsp;Opaal. |
Is feer dienftig tegen de derdendaagfe j koorts, fterkt het geftcht,doet flapen,nbsp;ftiltde Jichr-pijn. Uit haar gedaante werd geoordeeld datfe dienftig voor de oogen is. |
I Lychnites ^ Lamp-fteen.
Is een foort van Marmer , feer wit; Heeft een t’faam-trek kende kracht Xyerd^'teelinSicilenenHetrurieu ge- daarom ifie goed tegen oyertolliaenbsp;vonden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Vochtigheden,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;®
Li-
-ocr page 588-78
ïil Afdee- LIN6. |
|
79
VilLBOEK, Tafel van de Kostelyke steenen.
Gedaante, kleur en Geboorteplaat feu. ( nbsp;nbsp;nbsp;Krachten en Eigenfehappen.
Verfchilt alleen in naamvan de Kar- j Is een deftig Tegen
j Namen. ; Rubiniis.nbsp;j DeRobi;n | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
1
-ocr page 590-8o nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD,
III. Afdee-ling.
Defe alle hebben haar namen • na de gedaante en’t kleurnbsp;van Goud. Jlmmochryjus werd foo genoemt , om datfe Goud-fant gelijkt. Amygdaloites, om datfe de gedaante van A-mandclen heeft, werd gevonden by de rivier de Tyber. Anthracites, heeft fijn naam van kolen. Argyrites, van ’t filver kleur. Ajïroites, van de gedaante van Sterren. Batrachites,vdx\ de gelijkenis der Kik-vorfen.nbsp;Boftrychites 3 is fo genaamt om datfe Vrou-wen-hair gelijkt; werd ook Calütriches genaamt. Botrytes , van de gedaante van een eerft uitbottend Druifken. Bucardia, groeit in Babel, fo genaamt na ëen OfTe-hoorn, beter foudfe Bukeroos heeten.nbsp;Catamites j na de gelijkenis van een Riet.nbsp;Cantharias^tth de gedaante van een Torre.nbsp;Captites, ontfangt fijn naam van het kleur desnbsp;rooks. CarciniaSj is fo genaamd,om datfe een in fteen veranderde Kreeft gelijkt. Cardifee, na de gedaante van ’t herte. Catoprites j heett fijn naam van Spiegels, omnbsp;datfe de voorwerpen verbeeld. Cepionides, van de hoven, om de verfcheide kleuren. Ceraunites j vandeblixem. Cerites, om datfe even als Was gekleurt is. Chalazias ^ na het fatfoen en kleur van hagel.nbsp;Chalcophoms, is Ib genaamt om datfe geluidnbsp;geeft als koper. Chryfeleöiron, ChryfiteSj CryJbberiÜuSjnbsp;Chryfolampis 3nbsp;CbryfolithuSjnbsp;Chryfophis, Chryfophrafus. j Ctffites 3 werd fo genaamt na het blad van on-derhave. Clethrites,n^èie. fteen vanElfen,ofAmandelen. ConchiteSj na het fatfoen van een fchelp.nbsp;CoraUites, na her koraal. Ctenites na de gedaante van een kamp. ^a[dylus Idaus, na de gelijkenis des duims.nbsp;T^aphmas3 na de gedaante en kleur der laurier.nbsp;^entrites 3 na de afbeelding van bomen in de-fe fteen te fien. Tgt;ryites, na de ftammen van Eike-boomen. Echinites 3 noemtmen fona de gelijkenis dernbsp;Zee-egel. na het kleur der adders. Elatites 3 nade gedaante der Maft-boom. Epatites, na de gelijkenis met melk.nbsp;Geranites3 na de gelijkenis van een Oyeyaar ofnbsp;Krane. Hematites, na het kleur van bloed. Hexagonm, na fijn feshoekig fatfoen |
Hieracites, na het oog van een Havik. Leontias 3 heeft die naam na het kleur van eennbsp;Leeuws-huid. Lepidotes3 vertoont met haar verfcheide kleuren de V is-fchubben. Meconites 3 na de gedaante van Heul-faad. Molybdites3 na de gedaante van lood. Myites 3 van de gelijkenis eens Muis. Myrmecites 3 is fo genaamt na het fatfoen vannbsp;een Mier. Myrrhites3 na het kleur van Myrrhe. Myrfnites 3 na de reuk van Myrtus.nbsp;Narciffites 3 na de gedaante der Narcis-bloem-Oftreites 3 na de gelijkenis des Oefters.nbsp;Bangonim 3 is fo genaamt om datfe veel hoeken heeft. Banis ‘Damonum, om datfe brood gelijk is-Bardaltos, na de gevlekte Pardels-nuid. Bentagonm 3 om datfe vijf hoeken en fijdennbsp;heeft. Bentexoche 3 na de gedaante eens mifpels. Berdicites, om datfe kleur als Patrijfen heeft,nbsp;BhaniciteSj na het kleur van Palm-boom.nbsp;Bhycites, om datfe als krooft gekleurt is.nbsp;Bifolitus 3 na de gelijkenis van Erweten.nbsp;Bolia Spartopolios, na het grijs kleur. na de gedaante van hair. Bolyzonos3 na de gedaante eens gordels. Byren, na de gelijkenis van een Olijf-note.nbsp;Rhodites, nahetRofen-kleur. Scarites3 nahet kleur van een Vis. Scolopendrites 3 na het fatfoen der worm Sco-lopendra. Spongites, na de gedaante van een Spongie. Steatites, om datle fineer gelijkt. Stelechites, heeft de gedaante van een Boom-ftam. Sycites 3 is als een Vijg. Syringites3 als een pijp. Taites 3 heeft kleuren alseenPau. Tillinites na feker foort van Oefters. Triglites heeft fijn naam van het kleur desnbsp;vifch Harder. De meefte fteenen 'lt;xet^en genaamt of na dingen in de felfdc afgetekent; of na het frfnbsp;Jben der in fteen veranderde Uchamen; of na denbsp;leden der menfehen en heeften, of na het kleur,nbsp;geluid,rettk,Jmaak cn tallen, of na de quot;^er-king diefe tegen fiekten nebben; of eindelijknbsp;van de dingen die’er in befoten zijn»nbsp;Enhydros 3 dat is water-fieennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. droppels water in fich fluit,nadien naulijks iets in de wereld is, dat door het ftcen-fap met kannbsp;in fteen veranderen, fo is wonder, dat ernbsp;niet alleenlijk veler ley fteenen gevonden werden , maar dat’er ook fo verfcheide namennbsp;zijn. Het |
‘-AP.VII,
*’'Hilda.
Vm cle twaalfkoftelijke Steenen in de Borftlap des Hoogen-priejlers ® ^rondveften der H. Stad in de Openbaringe Van Johannes.
en tn
de
3. nbsp;nbsp;nbsp;derde isqenaamt Berecket, dat ü Doii- der-ftcen, fchooji en doorfchynig blaaudch-tig groen -Jy werdfo genaamd^ om datfe met donder en blixem op de aarde geworpennbsp;w'erd. ^ te Scbryvers en Verklaarders der H. Schrift 4. 'De vierde is Hanephech, dat is de Kar-C/^*^** ^^’^defe lleenen feer breed ieder op lijnwijfe bunkel, fb genaamt om datfe is alsVmirj hebben gefcbreven, fo zijnfe ook fo onder mal-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dat uitkoten gaat. l^ander verwart, dat’er naulijkstwee tegaarjf. De vijfde is nbsp;nbsp;nbsp;dat is èit^-xp\\yt,heb- fternmen, en dat ik niet weet wiens gevoelen j nbsp;nbsp;nbsp;bende Saffranig-blauw kleurgelyk den He^ te nemen. Ik vindc wel bequame namen 1 met. ^efer lleenen op verfcheide plaatfenderHei- 6. Defefdeis Habalom, dat is de Diamant, 1’ge Schrift in ’t Hebreeus, Chaldees, Syris, A-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;is de allerkojielijkfte feeUj die alleenig gefogt rabis, cn Griex uitgedrukt, echter is fwaar te jaden, watfe eigentlijk geweefl zijn, en hoe denbsp;Iclfde met onfe kollclijke lleenen over-een ko-VanaldeRabbincn die ik hebdoorbla- hOmen hebben dXsR.Abraham Ben Manajfefa. ’tBoek genaamt a’*l2in Schilte Haggibborimjnbsp;den Schild der fterke j daar hy uit de Chaldeefenbsp;’Thar gum j cn uit andere texten, als ook uitnbsp;goede Schry vers defe lleenen na waarheid bepaalt , alhoewel hy felfs fchijnt te wanhoopen,nbsp;de faak geheel te doordringen, feggende:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j Doch ik twyffel over al de peenen aan de \ Borjilap des Hoogen-priefers om dat ik niet 11 o.nbsp;’’seeetinderdaadwat OTX Oèe3menwathet\nbsp;Woord niDi) Peteda is : want onderfoekendenbsp;de Chaldeefe verklaarders Ongelos en Jonathan , fo vind ikfe in defe faak verwart. Eenige Dit leggers willendat dejie enen alleen volgens haar toevallen, en niet volgens de flojfe moeten genomen werden \ namelijk Odamnbsp;en Peteda, uit het rood en geel kleur. Veelenbsp;meenen, dat de eene feen in der daad van denbsp;andere onderfcheiden werdj doch fy zün bedrogen j nadien'er niet als een toevallig onder-fcheid is ^ volgens meer en minder. Daar nanbsp;noemt hy al dè lleenen op die order allTe in dennbsp;^orlllap gelleld waren , volgens de fin dernbsp;Schriftuur nier alleen, maar ook der bélle uitleggers en Rabbijnen. I. De eerfle fieen op de Borjllap is geweefl Odam , dat is Carniola, een roode peen alsnbsp;menfche-vleefch. i. De tweede werd genaamd Peteda ofHo-palius , daar van twee foorten zijn de eerfe is goud-geel j de andere groenach-tig. P dat’er doch niets aan defe verhandc; I ling der fteeneil foude Ontbreken, fo falnbsp;ikdit liooft-flukvan de twaalf lleenennbsp;desHoogenprieftefs ilti drie reeksnbsp;bier noch by voegen. En gelijk menig- ^ do J*f«o AAbi dert, oordeel ik niemand beter gefchreven te |
werd. 7. nbsp;nbsp;nbsp;De fevende is Halefcham, dat is de Tur-kois, is een groene na den blaauwen hellendenbsp;Jleen ^ fb deftig ^ dat filver en goud daar bynbsp;als niet zijn. 8. nbsp;nbsp;nbsp;De achtfle is Hafchabo , dat is Hyacint,nbsp;hebbende fyn naam van de Hyacint-bloem:,nbsp;goud-geel en kruidig groen na den blauwen. (j. De negende is Tharfis , dat is de Goud-lleen, daar van vier foorten zün ^ deAra-bife j deDuitfe, de Indife en de cf/Ethiopi-fc: welke hy fegt verfcheidelijk gekleurt te zijn. De thiende is Hafchoam, dat is Smeral-dus, heeft onder de kof elijke fleenen inprys en fchoonheid de derde plaats ^ zijnde doornbsp;fijn doorfchynige groenheid de oogen feernbsp;aangenaam. 11. De elfde is Haclamah, dat is de Nagel-lleen, is vijf der lei ^ alle met verfcheide kleuren voorfien. IX. De twaalfde is Jafpis, die in thien foorten onderfcheiden werd, door een wonderIj-ke verfcheidenheid. En dit zijnde ix Steenen vólgens demee-ning der Rabbinen in de Borlllap gefet: doch welke het eigentlijk geweell zijn, is fo moejelijk te feggen, als het fwaar valt onder fo veelnbsp;Verfcheide foorten de waare te bepalen. En ge- createnbsp;lijk de twill onder de Schry vers noch niet is ge-elïend, fo fal ik ook met den H. Hieronymus en vmgevoe-andere Uitleggers der H. Schrift geoordeelt^'»^- ,nbsp;werden, in fo een verwerde faak te ontknopen , de tijd te quillen. Hoe grooten verfcheidenheid tulTchen de Schryvers is, kan uit denbsp;volgende Tafel afgenomen werden, daarwe denbsp;Latijnfe, Griekfe, Hebreeufeen Arabife namennbsp;ter neder Hellen. |
Latjk
II. Deel
-ocr page 592-8z
IIT. Afdee-
LING,
Latjjnfe.
Sardius.
Topazius.
Smaragdus.
Carbunctiim.
Saphyrus.
Jafpü.
higurius.
Achates.
Amethyflus.
Qhryfolitus.
Onyx.
BeryUus.
|
I Arabtfe namen- LT' |
P)e plaatJing der twaalf Steenen in de Borïilap volgens
de Rabbinen.
te'
Eerfte Reek. Tweede Reek.nbsp;Derde Reek. Vierde Reek. |
|
Dit is de plaatfmg der twaalffteeneninde Borftlap, volgens de namen der twaalf Stammen IJraelsj nzdQmtcnmg\2a\R.Abrahamnbsp;Ben HanajfCj die de verborgentheden van ieder breed verhandeld in fijn Boek genaamd denbsp;Schild derf erken,ddoxwt de lefer heen fenden.nbsp;jü dl flee- Hy beweert ook dat al diefleenen doorfchynignbsp;dZJJh‘rd geweeft. Nadien nogtans eenige fteenennbsp;iffeergiid. genaamd werden 2Xs^tTMrkois j Jafpis ^Iknder-fteen j fo moeten die van onlè verfchil-lig zijn geweeft, namelijk doorfchynig j of fo glad datfe de felfde werking konde doen alsnbsp;doorfchijnige. De reden daar van verklaren-fe in de Vrim en Thummim. De werkingnbsp;defer fteenen beftond daar in, dat de Hooge-priefler daar door tot kennis van toekomende dingen geraakte ; en nadien weinig verklaarders der H. Schrift de werking van T)-rim en Thummim recht hebben begrepen,nbsp;foo denkt my raadfaam de felfde hier te verklaren. R-Abraham Ben Hanajfe verklaart in het ftraks genaamde Boek de ^rim en Thummim,nbsp;volgens de hePsQ Rabbinen s welke verklaring |
ik uit het Hebreeus overgelct den lefer fo kort als mogelijk is voorftelle. De Urim en Thummim zijn in de oude Wet ^ niet anders, als de Heilige namen Gods, i^^nbsp;twaalf fteenen gefneden, door welkers kragtnbsp;de Priefter toekomende dingen wift, en voor-feide; fy beftonden voornamelijk in twee diO'nbsp;gen: I. datfe door haar ligt do. fteenen ver lid'nbsp;ten j ’twelk Hofchen gefegt werd , en daarnbsp;van komt de naam ^rim ^ dat is, verlichting geUj om dat de oogen des Priefters daar door verlicht'wetden. Ten x. Thummim , dat is, volmaaktheden ^ werden genaamd , ’t welknbsp;fijn kragt dede in het herre des Priefters, die^/„^lt;»’nbsp;’t gene hy uit dc verlichting der letters hadnbsp;vernomen ftilfwijgende by fich felfs te gaarnbsp;ftelde, en woorden maakte pafleode tot an -woord op ’t gene gevraagt was; want de T)rtfnnbsp;verligte niet al de letters tefftns in een reek,nbsp;maar door kra^r der Thummim j eerft de eerfte , dan de tweede, enz- fonder eenige ver-' warring. By voorbeeld, als Ifrael den Heerenbsp;vraagde , wie van ons fal eerft optrekkennbsp;te ftrijden tegen de Kanaiter ^ fo anewoorde |
ken ; dan verlichte ^rim de geheele naam rniri’ Jehuda: maar het woord nVl?’ dat is,nbsp;koyfal optrekken j vcrftond dePriefterop defenbsp;wijle; eerftelijk werd verlicht de ’ Jod de eer-fte letter in de naam der ftamme Ifachar
en fo vervolgens de andere. En op defe wijfe wiftde Prierter te verltaan wat’er nioeft gedaan werden. Doch dit zijn enkel beufeiingen,nbsp;diemen niet moet gelooven, en daarom is genoeg , datwe de felfde hier hebben aangetee-
VIII.BOEK, VAN DE ONDERAARDSE DIEREN. 83 de Heerenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;miil’ dat is, Juda faloptrek- derden de letter ^ in ’t begin des naams Levi,
«a de letter y midden in de naam nbsp;nbsp;nbsp;Ten kent,
IV. Af DEEDING E.
FJN Tgt; E
VOOR-REDEN.
zijn
Ier komen vierderlei Onderaardfe Dieren in aanmerking; de L flag bly ven altijd onder de aarde; de 11. fbort woonen wel onder de aarde, maar komen lómtijds te voorfchijn om haar nooddruft te ibeken, en verbergennbsp;haar felfs wederom onder de aarde; de III. lbort bly ven de heele Winternbsp;onder de aarde, maar des Somers komenfb in de opene logt, daarlb een halfjaar,nbsp;of in de V elden, of op dc ontoegankelijke Bergen huis^houden; de IV. flag woonennbsp;wel eenige tijd onder de aarde, maar eens uit-gekomen zijnde, lbo keerenle noitnbsp;weer in haar eerfte kuilen. Wy lullen van ieder kortelijk handelen.
HET I. HOOFTSTUK.
De Onder aardje Dieren die altijd onder de aarde blijven zijn drie-erlei: de eerfte werden ligtelijk uit een verrottenbsp;ftolTe voortgebragt; als daar zijn allerlei Aarddieren, die uiteen taye vuile ftofgroejen. Ten tweede werden fomtijds volmaakte dieren, namelijk Vifenj Slangen Kikrvorjfen en Eadden midden in de fteenen gevonden. Innbsp;Narbonne tuflehen de Eeryneeje Bergen is eennbsp;vlakte digt by de zee gelegen, met verfcheidenbsp;rivieren doorfneden, daar volgens het getuigenis van Agricolaj, niet felden levende uijfennbsp;uitgehaald werden. Daar ter plaats werd ooknbsp;een “ pppige foort van Jieen gevonden , daar-tn rnen de Molen-Jleenen van maakt, uit welke ge-kloven werdende, men gemeenlijk levendenbsp;quot; ‘Padden haalt, daarom dient naaukeurige forgnbsp;gedragen, datfodanige fteenen niet op de Molens gebracht werden, voor darmen onderfochtnbsp;heeft oPer nergens een Padde fchuilt, die doornbsp;de warmte van de malende fteen fijn ^oergif aannbsp;’t koorn foude mede deelen. Agricola fegt ooknbsp;in fijn Bock van de Onderaardfe Dieren ^ datnbsp;in Dnits-land levende Vijfen , Kikvorfen ennbsp;Slangen uit de aarde gehaald werden. Nadien defe faak door de ondervinding wert beveftigt,fo kan gevraagt werden hoe defe die-ren in die fieen en aarde gekomen zijn. Ennbsp;koefe daar konnen leven.^Om defe vraag te vol-‘luen,fal ik cerft van de onderaardfe Vijfen han-daarvan fommige levend uitgehaaltnbsp;“'xierrf. Werden, en andere in Jieen verhard zijn; vannbsp;de fteenige is te vooren gefprooken, daarom falnbsp;II. Deel. |
ik nu alleenlijk van de levende fpreken. Defe werden gemeenlijk aan de Zee-Jirand of aannbsp;dc heuvelachtige Oevers der Rivieren tuf-fchen de fandige hoogten gevonden. Ikoordeele de vijfen op defe wijfe daar ge- Hoe dek-komen te zijn; wanneer de Zee door winden ongeftuimig, groote Sand-duinen aan de ftran-^”’”’^”'nbsp;den heeft opgeworpen, of de hoogfwellendenbsp;rivieren hooge Sandheuvels aan de oevers hebben opgehoopt, fo heeft konnen gefchieden,nbsp;dat’er ook menigte Visjes met het land en flijknbsp;zijn opgeworpen,die door de onderaardfe ope-ningen vochtigheid genoeg krijgende uit dcnbsp;nabygelege wateren, fo konnenle èmtgevoednbsp;Qngroot gemaakt werden: en als het water na-maals aflopende door de hitte der Sonne en denbsp;droogte des logts de aarde als feen hard ennbsp;droog werd , loo moeten in de felfde nood-faakelijk eenige holligheden komen , die metnbsp;het onderaards water gedurig vervult werdende , fo krijgen de be (lore viflen voedfel genoegnbsp;tot onderhoud. Doch alfiê van alle vochtigheidnbsp;ontbloot zijn, dan verhardenfe met de aardenbsp;tot fteen, behouden niet anders als het fat-foeii van een vis, gelijk te voren is geleerd, ennbsp;met afbeeldingen vertoont. Het kan ook gebeuren, dar kleene visjes om aas te foeken ergens in eenige gaten van fteenen fwemmendenbsp;ruimte genoeg vinden, om daar te blijven leven , en fo groot werden, datfe door, de opening niet konnende terug keeren, De ondervinding leert, dat’er noit levende vijfen indenbsp;fteenen gevonden werden fonder vochtigheid,nbsp;f 2.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Op |
DE ONDER-AARDSE WERELD, Vet- , Yfer IV.Afdfe. wonden is, dat’et llijk allenskens in fteen ver- j winter in de hollen onder de bergen gaan, daar- anderd , het faad plaats en ruimte genoeg i fe veertig dagendie verloopen zijnde, vind om in te ruften, en door een onderaardfe fo ftekenfe de voorfte klauwen barer pooten m warmte uitgebroed te werden, daarfe gevoed de mond, blijvende het overige der winter daar De Mollen ixmarlijk êoien. lig, ontdekte; daar uit heb ik belloten, dat defe ! gen verhaald; het gemeen gevoelen is, dat de felfde tegen de winter na fuidehjker landen oogen met een velleken bedekt zijn,op datfe onder de aarde,daarfe geen dienft doen,van ’tftof en vuilnis geen fchade fouden lijden ; nadiennbsp;nogtans de Mollen fomtijds uit d’aardc komen,nbsp;fo heeft de natuur haar ook met oogen voorfien.nbsp;veefiendienbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ten tweedeii ziju’er eenige bccften, dic dcs fch^'tlT' Winters in de kuilen onder de aarde en bergen, | vermoeit zijnde, met haar drie, vieren, vijven in holle boomen, in de gaten aan de oevers en : of felTen fitten ruften,en tot dankbaarheid voornbsp;elders verfchuilen, doch des Somers voor den! defe weldaad, fo vermakenfe de Oyevaars metnbsp;dach komen, om haar koft te foeken, daar van j geduurig te quinkeleren en te fingen. Invoegen fy door een wonderlijke voorflenigheid tegen j dat de Swaluwen die dicht by de warme landen de aanftaande winter goede voorraad op doen.! zijn, wel van ’t eene land na het ander vliegen-Defe heeften zijn oi ondieren j of muifen j of I Maar de gene die kouder landen, noordelf Alpife- muifen. kt Ratten. 84Op de felfde wijle konnen de hadden en Kik-vorfén in de fteenen groejen; doch ik kome nu opwat wy-tox. de Kikvorfén j die midden in de fteenennbsp;vorfcj*'* \^^^^^'^‘^oortgeteeld) dat aldus toegaat: wan-midden in neet ccnig Kikvors-faad met llijk fodanig om-1 werdende_gr0^c«j en fo lang levend blijven tot dat de fteen open-geflagen werd ; doch defenbsp;Kikvorfen j als ook de villen konnen niet lang'nbsp;in de opene logt blijven leven. Het gene vannbsp;de villen en Kikvorfen gefegt is, paft ook op denbsp;Slangen. De derde foort van onderaardfe dieren, die ^tlTin dé onder de aarde blijven, zijn verfcheidenbsp;eiardt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;flag van Mollen j die buiten de aarde, even als de vijfen buiten het water in de opene logt niet lang konnen leven. Ik merke dat van vele ge-twijfelt werd, of de waarlijk hebben , om datfe haar altijd onder de aard in dui-fterheid zijnde, geendienft fchijnen te doen.nbsp;Om de waarheid hier van te onderfoeken, fonbsp;heb ik een A/ö/het hoofd kaal laten fcheeren ennbsp;naukeurig befchoud, tot dat ik eindelijk tweenbsp;kleene oogjes fo groot als eennaalde-puntfag;nbsp;en daar op noch niet vertrouwende , fo heb iknbsp;’t velleken, daarfe mede bedekt waren, fo wijdnbsp;als mogelijk is , afgefchoven, en met een vergrootglas toegefien, wanneer ik twee helderenbsp;oogen j van die der andere dieren niet verfchil- maar des Somers tenbsp;•voorfchijnnbsp;komen. vogelen of viervoetige Dieren. \-iswSs,ondieren j namelijk Vliegen Mieren j Slangenj Schild-padden en diergelijke, in’t gemeen genoeg bekent lijnde, faliknunietfpreken. Vannbsp;de Muifén zijn verfcheide foorten: onder andere is’er Alfije-muis ^ fijndefo groot als eennbsp;middelflag van een hond, werd meeft in de Al-jdes-bergen gevonden: dit beeft ligt heel de winter in de kuilen der bergen en faapt, en komtnbsp;’s Somers te voorfchijn, om voorraad te foeken.nbsp;Defe Muis brengt in \ hol veel hooy, om gemakkelijk daar op te ruften, de mond des holsnbsp;fluitenfetoe met rijs en gaarden tegen heton-ongeftuimig winter-weer, en regen de lagennbsp;der Wolven en Voflên, in fo een hol werdennbsp;fomtijds vier ofvijffodanige Muifen by malkander gevonden. By defe Muifen mogennbsp;ook de Ratten gefteld werden, daar van gefegtnbsp;werd, datje deheele winter f apen. |
De Tfer-verkens verfchuilen des winters niet alleen in de kuilen der bergen, maar ook in Egel*-de holle boomen; d'Egels werden by daag naulijks gefien, maar des nachts gaanfe op de jagr. Van de Beer en is bekent, datle regen ne^j^^ aan ftiigenjtn werden door dat Juigen vet: doch des Somers komenfe inde opene locht,om haarnbsp;aas te foeken. AllTê weer na haar winter-hollettnbsp;keeren, foo vcrfekêrenfè de felfde met takkennbsp;en Haken van buiten, gaande, op datfe niet opnbsp;het fpoor fouden gevolgtwerden, achteruit.nbsp;door een gat datfe hebben open gelaten, datfênbsp;daar na van binnen toe maken, foals van denbsp;Alpife Afaij is gefegt. Het felfde fy gefegt vannbsp;de Marters, We fels en Eekhoorns, gelijk bynbsp;ylgricola van de onderaardfe heeften tellen is. Dc voornaam fte vogels, die onderaardfe en verholc plaatfen beminnen, zijnde^i/?#, denbsp;Nachtravens enz. houdende haar verblijf innbsp;de Ipelonken der fteenrotfen, of in de ontoegankelijke hollen van oude toorens en gebouwen, des nachts uitvliegende om te aafen. Aannbsp;de weg foo men van Florence na Bononien gaatnbsp;is een nol,als daar een fteen in geworpen werd,nbsp;fo vlicgender een deel Kanen uit, die, eenigenbsp;fwicren buiten de kuilen gedaan hebbende,nbsp;ftraks weerkeeren. Van de Swaluwen werden wonderlijke din- f . nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ .én keeren , ’t gene ik ook ten deele waarachtig de, boude; want ik heb verftaan van de inwoon-^nbsp;ders van Griekenland, dat alle jaren veel S-Wd-luwen \m.e^yEgyften en Lybien over de Zeenbsp;men met dc Oyevaars, op welkers ruggen fygt; ^ rcifen^mfr^? ’ nbsp;nbsp;nbsp;ondernemen fo lange datfe of nbsp;nbsp;nbsp;ondervinding heeftgeleert hénr- clatle olm de diepe Berg-groeven otov dc gt:ondvan Meirp» nbsp;nbsp;nbsp;^ ’ oi op ut; hnUe»\f,. f I nbsp;nbsp;nbsp;nolle Boo/nen. of m der nbsp;nbsp;nbsp;fofaandeoevers falran' nbsp;nbsp;nbsp;wmters onthouden. Ik Tn nbsp;nbsp;nbsp;bybrengen, quot;'^‘^gfn^eender als dat de Vif-^^i/. l^ers des winters onder het Ysviflènde, heek des Klompen Swaluwen met de VilTen ophalen,nbsp;le door de nagels Ib wonderlijk zijn te gaar ge-viogten, datfe naulijks van malkander konnennbsp;gelcheiden werden, fy fchijnen als dood, totnbsp;ftoof gebracht haar als uit een diepen flaap komende,beginnen te roeren, en trag-ten te vliegen; doch nadienfe voor de gefettenbsp;rijd uit ’t water komen, fo ftervenfe haaA.Agri-o'Aafegtinfijn Boek van de onderaardfeDie-, dat in de Meiren in Duitfland des winters Swalu~ |
Vni.BOËKj VAlSf DË OKDERAARDSE DIEREN. 85 Zwaluwen gevonden 2ijn. Vilnius maakt er jblijven leven , ten zy men ftelle fuikste ge-
ook
fchieden op de felfde wijfe, als boven van de yf^ifi Muifin, Ratten en Beeren is geleerd,nbsp;namelijk door haar byfondere gellalte, en hetnbsp;fuigeil van haar natuurlijk vocht, daarfe volnbsp;van zijn. Want offe doodfchijnen, echter moe-terife nïecdoodgeseekentwetdèn, andersfou-dènfe het leven niet vvederkrijgen; maar fy liggen alleenlijk als in een diépen llaap, de inge-bore warmte ondettuflehen toedienende hetnbsp;*^£r.daarfe haar in den Herfll hebben ingelateri,' gene noodig is óm de fiel té bewareri, gelijk hoge vift werden, de bekken, vleugels en pooten 1 ven van de Beeren is gefegt. Defe Swaluwennbsp;'n njalkander geüagen zijnde, itide Lente,door i werden fóndér fluimen gevonden, om dat deftuZmnbsp;de Warmte opgewekt, komenfe weer uit het; warmte binnenwaarts ttekkende de Hof, die^?«»nbsp;'vater, Ipeken naar oude nellen of maken niéu-' tot voeding der fluimen foude llrekken, be-^e; allïe in de Winter gevift en in de warme! lleed om de inwendige deelen te voeden. Dat- f‘ter doofnbsp;ftoof gebracht werden, fo beginnenfe haar te: fe in ’t water kon nen levend blijven, is denbsp;bewegen en te vliegen, doch fy konnen niet tuurlijke gematigheid toe te fchrijven: wantnbsp;leven; daarom de Vilïêrs de felfde als een on-1 nadien herleven in warmte en vocht igheidhe-*^ype vrucht weer in ’t water fetten.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;* Haat, en de grond der wateren, als ook de ho-
^ Doch de Swaluwen werden niet alleen in | len der Bergen des winters warm zijn, fo kon-t Water gevonden , maar ook , volgens het' nen de Swaluwen indie warme vochte plaat-ftraks bygebracht getuigenis van Tlinius, in | fen lichtelijk levend blijven; egter als llapende ne hollen der bergen: daar van de Tiburti- |en onbequaam tot haar gewoonlijke werkén.
gewag van , feggende in het twaalfde
Boek, het i5'.Hooft-ftukvande Swaluwetij eeni^ vogel die geen kromme klauwen heb-^endevleejch eet ^ man des winters ook weg,nbsp;doch niet veer /inde boÜen der bergen ^ daarfenbsp;naakt en finder fluimen gevonden z§n. Olausnbsp;ddagnns beveiligt fulksook in üjn i^^.Boek^nbsp;^dt I o,Hooftfi. Daar hy fcgr, dat in de Noordfénbsp;de Swalnwen des Winters uit het wa-
ners my een voorbeeld hebben getoont on ^tentdegeffleten berg, Ib genaamd omdatfenbsp;ten tijde van ’t Lijden onfes Saligmakers volgens haat overlevering, foudegefpletetizijn:nbsp;als ik de wonderen des kuils in defenbergge
tot datfe door de van buiben komende warmte wederoni alsgezield en veerdig werden.
Doch het is te verwonderen dat de Oye- d« oft-diergelijk overkomt : Gervafius Ie flus Marlchalk van Provence fchrijft aan den ovn. *
I 11 r-----d------AciVvppViKeifcr Otto de IV. dat ineen fekerMeir vatt
W»'S'ecn5jdedcL®kufsl.., en de ander j Provertce oyevaars nbsp;nbsp;nbsp;f
*ijdewedernUvlogen,dienberghietveriaten- nbsp;nbsp;nbsp;tegaarnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gevlogtw.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;cGew^^^
de, noch gelijk de èmeene man meent, naan-lgt;r in 11. Boek het «. HooftftA bevedrgh
dete lanfen trekkfnde, maar datfe des winters; feggende in Lotharingen meen Meir dicht By 1 - * *
daar bleven llapen, en dat de kinders veel te gaar gevlochte Swaluwen uit de kuil halen.
Sietna’tgenewy vandefenberginonsZ/tf/^w nbsp;nbsp;nbsp;wnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r,^^rr?[t1lilpn mnaenziin Griokm-
hebbengW Daar zijn ook nbsp;nbsp;nbsp;diefe gt; m de diepe ert
Oever faLm noemen , onl datfe aan de j Menwe nbsp;nbsp;nbsp;; Zdl 7r!
Oevers der Rivieren fchuilen; Agricola be- j daar van nie^ ^ ^ i . „
Mets tegaar gevlógteÖyevaars gevonden zijn.
Dus Veel had ik van de ondéraardfe diereUj^j^*^/^ ons bekent te feggen. Doch van de gene, die
nvttrm xn
^Wjtus
tuigt datfe in de gaten en groeven (fes winters als half dood liggen, en van de gene, die Ts-vogel nellen foeken, niet felden te gaar gevlog-ten gevonden werden.
fcheide voorbeelden, datter vijfen en andere dieren zijn: want ‘PliniusfchnftdatinGrie-kenland de aarde, door een aardbeving opennbsp;berflende, een rivier met menigte vif 'en uit-Hetis ook vremd ’tgene Cyfatus verhaald | wierp , die óngetvvijfïèld in een onderaatdfenbsp;fijn befclirijvingvan Switferland, namelijk'rivier waren voörtgetcelt. Daar is ook innbsp;dat te Liicern de gronden gegraven werdende i ’t lartdfchap Krdin dicht by de Had Haubachnbsp;®ni het Raadhuis te bouwen, fozijnfeontrentj een Veld, dat alle jaren ontrent de Lente fonbsp;Kerfdag aan een hoi gekomen, daar twintig ‘ veel water met viff'en uitgeeft, dat in weinignbsp;Zwaluwen uitvlogen , welke faak de gravers jdageh het veld ineen Sleirvol viffen veran-^erbaall heeft, niet konnertde bevroeden waar j dert. Doch hier van is boven genoeg gehan-die Swaluwen hadden gefeten, enhoefedaar jdelt. Cyfatus beveiligt hetfelrae , feggende:
'Varen ingekomen, ’tgene ook tót den huidi-‘ nbsp;nbsp;nbsp;............
gen dag verborgen en onbeként is. Invoegen dat niet alle Swaluwen tegen de winter na eennbsp;ander land trekken , maar alleen fommige, énnbsp;dat de andere volgens haar verfcheiden aart ofnbsp;de kuilen dér bergen, of in de holle bóomen,nbsp;in de wateren, byfonder in de Noordfe Landen haar oothoude: fo dat ik de voorfienigheid
InSwïtfirland kometfrivieren uit de hoÜen der bergenjdie van^Bkeimaand tot ’’ Herfftmaand Tmy.nbsp;vloejen ^ maar de overige tijd of houden : Hy * Septeni-voegt daar by, dat de rivieren ^ fi aljfe uit denbsp;bergen komen, vol vis zyn^ daar uit klaar blyk-lyk is, datfe met de vdateren van ónder de aar-:nbsp;de voort komen.
Wy meeneiï niet onwaarfchijnlijk te zijn, nbsp;nbsp;nbsp;«»*-
Gods niet genoeg kan verwonderen,in ’tb'ellie- j dat,gelijk onder de aarde allerlei fiag van viffen ZfrdlZn-
ren en bewaren defer dieren; want fy kennen
naukeurig de tijd van ’er gaan en wederkomen.
Doch het is moeyelijk te feggen, op vv^at wij-fc de Swaluwen op die plaatien een halfjaar
voortkomen en leven,alfo ook aard-dierett daar nbsp;nbsp;nbsp;lt;**''-
haar verblijf hou den, namelijk allerlei Muifin^ ‘dm!quot;'quot;’*' Slangen_,Drakenbenélfens andere, die uitnbsp;een vuile verrotte flolFe haar oorfpronk halen.
IV. Afdee-
LiNG.
Ym dc onderaardfe Draken. achtige fchubben, de muil was met fcherpc tanden gewapend. En alhoewel defe ‘Drakennbsp;niet feer groot waren, echter kondenfe met’ernbsp;tijd fo groot groejen, als de gene daar ftraks vannbsp;fal gefproken werden; dewijle men fegt, dar denbsp;Draken even als de Krokodillen altijd groei- Nder de Schry vers is groot gefchil,oPeri loit gevleugelde ‘Draken in de wereldnbsp;feweeft zijn , dan of de felfde by veelnbsp;andere ^eufelen moeten geftcld werden.Ik bennbsp;daar over lang in twijfel geweeft, tot dat ik eindelijk door het lefen van feer geloofweerdigenbsp;Schryvers, en door oog-getuigen my van die Daar zijn fweederleinbsp;Draken. Cap. 11. Daar zij» gevleugelde Dnkcnnbsp;geveeg. twijfelingen heb laten ontdaan. En nadien defe gedrogten gemeenlijk onder de aarde voört-komen enwoonen, fokonnenfe een voornaam gedeelte van defe onfe verhandeling zijn. Ik weet wel dat de Schryvers van tweederlei ‘Draken vermanen, namelijk gevleugelde ennbsp;ongevleugelde. Over de ongevleugelde kan nie-De neili- mant twijfelen, ten zy hy de H. Schriftuur wil-^v!rmaant tcgeufprekcn: want Daniël 14. werduit-•paöDra- dtukkclijk gcwag gemaakt van den Draaknbsp;^^lisooknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r godlijke eer bewefen; vuereidfe cn ill vcel andere plaatfen werd van Draken Schryvers. gefproken: de Afgronden en Drakenj uit welkenbsp;plaats blijkt , dat de Draken in de benedenftenbsp;deelen der aarde verfchuilen, en wanneerfenbsp;vryheid hebben om uit te komen, dat fulks metnbsp;groote fchade van menfehen en beelden ge-inverfcheiAxdxicdL. Onder de wereldfc Schryvers is Ari-werdJdienbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dk Verhaald, dat ten tijde van Dhilip- nugefien. pus Komx\g^d.i\Macedouien, t^tcDraken in dè hollen der Bergen haar hebben-onthouden,nbsp;fo vergiftig, dat niemand fonder levens-gevaarnbsp;daarkonde ontrent komenDoch dufdanigenbsp;ongevleugelde Draken , of liever ongemeennbsp;groote Slangen werden byna in alle landen ,nbsp;voornamelijk {nzyEthiopienjndi'én en in andere warme geweften veel gevonden. Te Ro-^en in de»Bewaarkamer des Kardinaals Fran-a Mufeum. Barbarhii werd Ib een Draak met watten gevuld gefien, vijftien palmen lang en eennbsp;breed, met twee recx tanden. Te onrecht Öocli de twill is alleenlijk over Stgevleugel-roerdsnde de Draken j die van veele voor beufelachtig irDrfkè'n gehouden werden; doch die luiden wederfpre-giioochend. ken de Gefchied-fchriften en ervarenis van alle tijden. Daar zijn altijds in verfcheide gewe-jen. |
Die meer over de Draken begeert te weten, lefe z^/Elianus, O lans Magnus , Daufaniass‘^^f^it.nbsp;‘Plinius. En Van de Draken door de verdien- Drak'“nbsp;ften der Heiligen verdreven of gcdood,kohnennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ de God-geleerde nageficn werden. Van de Draak door de verdienden der H. Maagfnbsp;ontrent den Taurifen uithoek gedood, Matthias a. Michon-, en by Surius in ’t leven van de H. Mar gariet ^ van een Draak doornbsp;haar verdienden gedood: en by den H ^nbsp;ronypéus in kleven van St. Hilario, vaneen^^^,nbsp;gröotc Draak,die hy in ’t vuur geworpen heeft;nbsp;als ook by Surius Sofomenus en andere, in ’t Ie-,nbsp;ven van de Biflehop S^Donatusfamp;tv hhtjoan-nicius, SAve fier en Lcö de IV. Paufen van RO'nbsp;meUjArfacius jTbeodorus, en in kleven vannbsp;Plarcelkis; die alle gefegt werden dufdanigenbsp;gedrogten van kant geholpen te hebben. Mennbsp;j kan ook iiafien Fulgofius, Diodorus „ Or opus,nbsp;en Augufiims over den 148 Pfalm. Doch hetnbsp;is niet feker , dat al defenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gevleugelt zijii geweed, Laat ons nu komen tot dc gefchiedeiiilTenrw^^'^^ \2iXigevleugelde Drakenniet alleen twee, maarnbsp;ook viervoetige. Dat de ontoegankelijke hol- de 0^^,nbsp;len en kuilen van Switferland, eertijds be-i^*’*'nbsp;woont zijn geweed van Draken , die ook tennbsp;tijde onfer Vaderen daar gefien zijn, leeren Ge-fneruSjStimphius en Cyfatus/in haarbefchry-vingen van Switferland: invoegen dat aan denbsp;waarheid der faak niet kan getwijffeld werden. Dat’er gevleugelde Slangen zijn is de gyptenaars fo bekent geweed, datfe defelfd^ ^nbsp;in haar ' Bcelde-fpraak hebben gebruikt. I ook tot den huidigen dag gevleugelde Slangen r» |
^ Subtiiitas. 17. Bock vaii dc fcherpfinnigheid het 29-1 de vuile dof voortkomt, opte'eten getuigen Sr:. Hoofrdukvan^^t;W/i^®r^;êégt;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;| ‘Plimus^^Itanus en Solinus. ' d. nbsp;nbsp;nbsp;gefien heeft m de Bewaar-kamer van! In k jaar 1660. inSlacht-maand is een“,r. Gr«^V/m'xA%^«/j-.Voegthicrby kgetuigenis i Rooms Vleefch-houwer ^ ontrent de Zee-kant ook Bel- van Bellonius ^ die v erhaald, dat hy hecle rom- i in k veld gaan fchieten, en in plaats van vogels '’ffyook pen van Draken naukeurig van de z_yF.gypte-1 komt hem een Draak tegen vliegen, fo grooG^ r.^/Z^rj'gebaifemd,gefien en met opmerking on-1 als een groote Gier ^ die hy voor eendvogelnbsp;derfogt heeft ; die waren dik van buik, met En Aldro-vandus. ben , verfienmet vleugels om te vliegen, dc ! dat hy of aan het bloed, of door de adem des fleert was lang en gekrolt, bedekt merged- iDraaks is vergiftigt. Welke faak de gehee- Ah loiiius. twee pooten en vleugelen,evenals Vledcrmui-fen, haar deert was als een Slange. Aldro-vandtis getuigt, dar hy fodanige ‘Draken rotn-pen bewaart, die hem vereert zijn van Gabriel Rarbarus, cn Francifcus Cretenjis; in kjaarnbsp;Hef fatfoen ^ 5quot; I • hebbende twee geklaude pooten , enfonbsp;«/.r Diaken, veel ooren, zijnde vol donker-groenc fchub- |
«... — groote (yer j die hy---- nbsp;nbsp;nbsp;, - houdende fo brand hy’er op los, en queu rem aan de vleugel, daar door denbsp;bittert werd, dat hyop allerlei wijl^ ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ fchutter focht te vergelden, die fijn roer an er maal lodende, de Draak den h^s iw^amgnbsp;quetd, dat hy dood neder viel. Denbsp;houwer na huis keerende is de felfck nacnt g »nbsp;flor ven, het lichaam heèl groen uitdaande lo |
VUL BOEK, Van de onderaardse dieren. 87
Ie Stad vremd fchijnende , fo is iemand van In het Eyland Rhodus, niet vetre van de Kerk den fttsrvendcn Schutter verftaan hebben- van St. Sttv^n was een groote rots, met eennbsp;de waar dit gevegt was voorgevallen, daar ongemeen wijd gat ,daar een rivier uit-vloeide,nbsp;heen gegaan , en vond den quot;Draak verdor- voorden: in dit gat fchuilde een vervaarlijkenbsp;ven. Om echter de waarheid der gefchiede- Draak j die niet alleen in het oollerfe gedeeltenbsp;nis te beveiligen, fo bracht hy het Hooft me- des Eylands veel menfehen en heeften wree-de, dat my van den geleerden Hieronymus delijk om hals bracht, maar door fijn vergiftige vaaremnbsp;j Overfte van de “ Bewaarkamer des ademdclochtfodanig befmette, dat niemandnbsp;Kardinaals Barberini ^ is vereert, en ik heb fonder levens gevaar daar ontrent durfde ko-*/»/ *nbsp;na neerftige opmerking bevonden , dat het ’ men : invoegen den Groot-meefter door eennbsp;'^¦aarlijk tQwDraken-kof was, voorfien met Plakkaat heeft geboden, dat niemand, van watnbsp;twee reeks tanden : de Draak had twee voe- j ftaat of gelcgentheid hy was, daar foude koten, die verkeerd Honden, en Kraakbeenig wa-1 men'; ’t gene de Ridders felfs op verbeurtenbsp;ten als Ganfe voeten. Het Hooft werd een ie-; van lijf en weerdigheid is verboden, fo dat denbsp;“^er in mijn Bewaar-kamer getoont.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;: plaats niet te onrecht genaamt werd,dA?/Baf-
Dat uit de Eyers van een ouden Haan Ba- fo. Doen was re Rhodus een jong Edel Ridder,
voortkomen, is hedendaags fo bekent, kloek van geeft en van lichaam, genaamt F. 'tcemun tlat hy voor lichtveerdig te houden is, die fulks; Deodatus de Gozon geboortig uit Gafcogne. Riddernbsp;fi^ude willen loochenen. Daar van nagefien; Defen Ridder fich verontweerdigende, dat nxc-^mllktdiinbsp;han werden’t gene wy daar over hebben gefegti mand van al die Krijgs-helden en Ridders d^tebevech-in onfe verhandeling van de wonderlijke kruif- j moed hadde fich te ftellen, tot verhoeding vannbsp;^en. Gelijk de Rif pen mVliegen ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j fo veel fchade, tegen dit gedrogt, fo ishyge-
verahderen, fo groejen o©k fommige •:£.’orwÉ’/z,! dreven ten deeledoor nieusgierigheid, enten door een bequaamheid der ftof, allenskens tot | deele door begeerte van een onfterffèlijkenbsp;g^'vleugelde viervoetigenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;En dat zijn | naam, daar toe geen beter gelcgentheid fcheen
.die vervaarlijke vliegende Draken, daar van j te konnen gewacht werden, om op een nieuwe
vvy handelen. Men leeft in ’t leven van de H. Maria Magdelena , datfe een eenfamenbsp;plaats foekende Marfeilje verliet ^ en op eennbsp;klippige plaats, heden Sainble Beaume genaamt , komende, fo ific in de fpelonk van eennbsp;feer hoogen Berg geraakt, daarfe niet als doornbsp;Engelen in konde gedragen wérden, en daarnbsp;een vervaarlijken Draak ontmoetende, fo bc-laftefehem aanftonts in de naam van Cirrijïusnbsp;weg te gaan; èitDraak door de ftemme defernbsp;H. Vrouw verftagen lijnde, is weg gevlogen na
Se-
mie iege-
Vtwvil liaClL Y y^LiJLLJl. JLlOLViUSv ^ ClVtiV
Draak is doen van de H. Martha, door het emftig verfoekderinwoonders , omdefchadenbsp;diefe leden, beweegt zijnde, gevangen en aannbsp;een tou gebonden na een plaats gebracht, diefenbsp;namaals Tarafcim noemden , en daar doodnbsp;geflagen : Defe gefchiedenis heb ik in ’tjaarnbsp;ilt;gt;3x te Earafcum in de Hooft-kerk aardignbsp;gefchilderdgefien. Ik heb voorgenomen hiernbsp;voegen twee gefchiedeniflen van
en ongehoorde wijfe dit Beeft te bevechten, en ’tfelfde overwinnende daar door’t Eylandnbsp;van fo veel ellenden te verlofien; fo dat hy nagtnbsp;noch dag rufte hadde, voordat hy ditvafténbsp;voornemen had in ’t werk gefteld. Doch vree-fende des Grootnieefters iftreng verbod, fo ar-beide hy met alle macht fijn voornemen in ’tnbsp;werk te ftellen, fonder dat’er iemand van foude weten. Hy heeft dan de faak aldus aangevangen : Eerftelijk trachte hy uit een heime-lijke plaats de gedaante, groote en de vèrfchei- iiaa»tedesnbsp;een woefte plaats aan de Rhofne, daar de Hei-Me kleuren des Draaks nauwkeurig af tenbsp;Lge Martha doen haar verblijf hadde ; defe | ren.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
- nbsp;nbsp;nbsp;De gedaante desnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ƒ was dufdanig; het
vliegendeDraken , die door fo veel en foge-Vvichtige getuigenifiên zijn beveiligt, dat niemand de felfde kan in twijfel trekken, tenfy men fo Hout was, darmen alle menfehelijke geloofwaardigheid wilde weg helpen, ’t gene eennbsp;Verftandige niet kan in gedachten komen. Denbsp;eene gefchiedenis komt ons voor in ’t verhaal
lichaam was fo dik als een groot Peerd de hals lang en bultig, eindigende als in eennbsp;Slangen kop y de ooren waren lang als Efels-ooren j de muil feer wijd opengaande was metnbsp;ièerfcherpe tanden., de oogen waren feer groot,nbsp;glinfterende en als vuur-fpranken uitfchieten-de, hy ging op vierpoot en ^ als de Beers-pooten^nbsp;met klauwen voorfien; de fteert en andere le-waren als die van een Krokodil; hetgan-fche lichaam was met een korft van in mal-kander-fluitende fchubben gewapend; aan denbsp;zijden waren twee kraakbeenige vleugels, gekleurd als de vinnen s^nDolphpnenj boven
foe«dient in de Befchtyvingyan Swigerland doorgt;/;«»« Cyfam. Beide fahkhierkoi-telijk voorftell en.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
jBiyW j verhaald in’t 2.. Boe ,op ^ 45^_ lï
dc, dit in ’t jaar 13 4? gt;
was, en Elion de villa Nova Groot-meefter der Jemfalemfe Ridders, een wonderlukeen tennbsp;aUcn tijden gedenkweerdige faak isgefchied.
blauvvagtig en onder bloedig geel, welke kleuren over hetganfche lichaam door den ander Van den H. ‘Jerufalemfe Ridder Johannes j te jgemengt waren. Defe Draak konde foofterk^‘’”lt;^« »»-gaar gefteld doornbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De andere werd ons |dat het allerfnelfte Beerd niet kondc^^^*”
ontkomen; invoegen dat hy ten deele fcheen te vliegen en ten deele te kopen. En als hy fijnnbsp;aas vervolgde , foo maakte hy met de hardenbsp;fchubben fo een vervaarlijk getier j dat de ge- z’»nbsp;ne die daar veer af waren byna van angiden^^^^tfnbsp;vxeefe ftierven. Hier hebtge dan de gedaante fchnbbennbsp;en de beweging des Draaks, fo alffe den Rid-der Deodatus Gozonius heeft vernomen.
Dit
-ocr page 598-' r '¦'1
IV.Afdee-
LING.
D« ^dder Deodatusnbsp;eifend fijnnbsp;herd ennbsp;Honden tegen een Pl-piereDraak
t)a»r na begeeft hynbsp;hem teveg-ten tegen denbsp;levendenbsp;Draak.
'Dït is de gevleugelde viervoetige Draak, in alle eerengedenkweerdig die den Jcrufalemfen Ridder Deodatus Gozon in 't Eiland Rhodus op de gefegde wyfe heeft omgebragt jnbsp;dte om defe weldaad ook namaals Qroot-meefer is geworden^
Hic eftX)raco d(a alaliis et^tutdr^e^
emm eeye memmthtlteh ^lem SPeeditus de
SfSerfalymitanus. in 'tiftJalOhade eepta descripjtmmjbvh^emate cvtfectt.^u et elnbsp;henftcium m Irfulatn ceUtihm ^ftmodinnnbsp;^^tia^nus Ord,% iLt^i^’r creittus ft-.
Den Ridder dan Tonder tóéven, onder voor-wendfels van fijn eigen faken tc verforgen, ver-foekt van den Groot-meefter oorlof om na fijn Vaderland te trekken: daar hy van papier metnbsp;“ZiyÉr/é gevuld een Tdraak heeft laten maken,dienbsp;in fatloen, groote en in kleuren die Rhodifenbsp;Draak t’eenemaal gelijk was. Daar na kogt hynbsp;het befte Eeerd dat te bekomen was, bencfïènsnbsp;fwee fterke Engelfenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ditallesbefchikt
zijnde,fo deed hy de Tapiere ‘Draak aanbrengen,door afgerigte knegts daar toe gehuurd,die den felfden herwaarts en derwaarts voerden,nbsp;en door touwen de verveerlijke wai/opende,nbsp;fomtijds defiaart hier en daar keerde, de vleugels ook roerende en fiaande even als de levende Draak gewoon was te doen. Deodatus on-dertufichen, fich gebeerende den Draak te willen aanvallen, hitftc htipeerdtndLthondenzt-gen den fel ven aan; die daar door fo hevig werden , dat, fo haaft de papiere Draak in ’t gefigtnbsp;quaam, fy naulijks te houden waren : daaruitnbsp;hy hope fcheppende van een gelukkige uit-komft , foishy methet/’eer^/, aQhondenewdenbsp;knegts na het Eyland Rhodus gevaren.
Hy was naulijks re Rhodus aangekomen, of tragtende fijn voornemen in ’t werk te ftellen,nbsp;met een goed Harnas, Lanci en Sweerd gewapend, gaat na de Kerk van St. Steven^ niet veernbsp;gelegen van dDraken-hol, en fijn faak Godjnbsp;S.Steven en S.Jan de Dooper bevolen hebbende, begeeft fich na het doodlijk hol. Hy belaftenbsp;{\]\\ knechts ^ datfe op de rotfefoude klimmennbsp;om ’t gevecht aan te fiem en foofe merkten, dat
den Draak verflagen vvérde hy noch leven» dig zijnde , en mogclijk door het vergif bc-fwijmende,fo foudenfe hem te hulp komen metnbsp;de te vooren bereide Gcnees-middelen: maarnbsp;fagenfe dat hy gedood werde, de Draak levend blijvende, Ib foudenfe haar leven foeketinbsp;te behouden op de befte wijfe als haar moge-lijk was.
Dit gedaan zijnde, fo treed hy kloekmoedig, ^4 in ’t Tdraaken hol, en den Draak niet vernemende, foo maakt hyeenig geroep én geraas,nbsp;om den felven tc voorfchijn tc doen komen, ennbsp;foo haaft hy uit ’t vervaarlijk geratel der fchub- ^nbsp;ben merkte, dathet^^’^lr(?^^aanquam, fonbsp;gaf hy fich op een vlakte, bequaam om te veg-ten, daar hy de Draak verwagre; die, den Ridder fiende, door de vette vangft aangelokt, metnbsp;vliegen en loopenftraks op hem aanvalt. Dennbsp;Ridder fet met fijn peerd en honden, door denbsp;gewoonte des papieren Draaks niet vreefende,nbsp;tegen de Draak aan, fo als de gelegentheid me-
de bragt. En fijn nbsp;nbsp;nbsp;met groote kragt te-
gen de fchubbige korft; des Draaks ftooten^, is de felfde gebroken, en hy alfo van fij^n beftenbsp;wapen berooft. En mAïendQhondenjScteel-
deelen desgedrogs vaft houdende, het lelt de dapper pijnigden, fo kreeg den Ridder onder-tuflen eenige tijd, om het gevegt op nieuws tcnbsp;hervatten; en denkende dat hy te voet j metnbsp;fchild enfweerdvoorfien , beterfoudevegten,nbsp;is hy van ’t peerd geftegen.
De Draak d it fiende, regt fich op fijn agter-fte pooten, de voorftc ophefTende, fette
ViiLBoEK, Van dè onderaardse dieren. ^^omen daar door het fvveerd , over en weer | Paufelijke weerdigheid verheven, onder den af-lyving werdende, met eenparige ftemmenPaulus Scxaxvcc^exXva. genaamt de ni desfelfs plaats tot Grootmeejier is verkoren tot wiens lof, volgens het getuigenis vztiHie-1nbsp;^'onymus Megi/ferm, defe opfchriften voor han- jnbsp;^cn zijn. Deodatus de Gonzano Tueferpeut, ombrenger des Draaks, derde Meefler van de Rrovin-ote\ de Draak is gedoodgeweefl eer hy Meefler quot;Werd. Een ander onder fijn Beeld gefchreven luid aldus : F.Deodarus de Gonzano. Defe Ridder heeft ^en groote Draak, verveerl^kvoor de wereld jnbsp;de ellendige inwoonders van V Eiland Rhodusnbsp;yerflindende j kloekel^k omgebraeht. Daar nanbsp;is hy Grootmeejier geworden in ’r jaar 13 49, Ik heb defe géfehiedenis wat breeder willeii verhalen, op dat de ftijfkoppigc menfeheri fou-den gedrongen werden te gelooven dat’er^^-^leugelde Draken geweeft zijn , cn heden-n. Deel. ker met fijn vervaarlijke klauwen tegen de Rid-der, en nbsp;nbsp;nbsp;tegen het fchild. Denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;viil- Te, dende een fagte°plaats aan den hals j doud het fvvecrd daar fo diep in, dat’er veel bloed uitnbsp;vloeit. En dewijlc het beeft door de pijne alsnbsp;rafende werde, foo tragtet den Ridder nader te ^55^ Scande, fo diep indrong, dat de ganfehen hals quot;Ui Ver. gefneden wierd. De Hraak^ hier doornbsp;''^cl bloed quijt werdende, en verflauwende,nbsp;is neergevallen en heeft de Ridder, door’t ge-vegt en door ’t uitwafemende vergif verfwaktnbsp;f^J^de, mede doen nedervailen en fo gedrukt,nbsp;j) , dat hy by nadood was. knegts dit (lende zijn aanftontsvan de Rots tocgeloopen, om haar meefter te helpen,nbsp;diefe van onder her beeft halen, en noch eenignbsp;leven in hem vernemende, fo begietenfe fijnnbsp;lichaam met koud waterj uit de bygelege riviernbsp;r^iethaar hoeden gefchept,die door fterkmidde-len verquikt, te peerde ftijgt, en na de ftad rijd,nbsp;daar hy den Groot-Meefter de heele faak ver-liaald; en in plaats van de gehoopte eer en lof,nbsp;is hy door laft der Ridderfchap in een fware ge-Vankenis gefet, na dat hy beftraft was, fo overnbsp;fijn ftoiïtc daad, alsook over ’t overtreden des Het gerugt van de ombrenging des Draaks ^ndertuffeben door ’t geheele È^andloopcii-dc fo werd des Ridders kloekmoedig voornemen over al fcer geroemd, en hy geprefen, datnbsp;ia,. Ry bet Land van foo een fchadelijkgedrochtnbsp;hadde. Daar door , als ook door desnbsp;*'•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;deftige daad den Grootmeejier is be wogen, om hem niet alleen uit de gevankenis te nemen, en wederom in de Ridderfchap tenbsp;herftellen , maar ook tot de voornaamftenbsp;weerdigheden der Ridderlijke order te verheffen. Daar in hy fich fo wijslijk heeft gedragen,nbsp;en in ’t verrigten van fware moejelijke fakennbsp;fulke proeven van oordeel, verftand en dapperheid gegeven, dar hy na verloop van viernbsp;jaren , de Grootmeefter Elion de Villa Nova |
daags lioch niet ontbreken. Ook dacht my gevoeglijk de afbeelding des Draaks, my van een Maltees Ridder mede gedeelt hier by te ftel-len. Aldrovandtis verhaald, dat korts voor de tijd nbsp;nbsp;nbsp;DraaS dat de KardinalHugo Bonkomfagnus ^ totde'” naamvanGr/?^lt;gt;riföj-de XIll. deChriften wereld is bekent geweeft^ in ’tland van Bolognanbsp;een ‘Draak is gevonden , van wiens oorfprorignbsp;in ’t vervolg breeder fal gefproken werden. En nadien een Gcfchiedenis de fwaargeloo- Cyfatus vige menfehen niet genoeg is, fo fal ik’er nochnbsp;eenige alfo wonderlijke voorft;ellen,die deSwit-'4or^w/-fer Joannes Cyfatus in fijn Höogdüitfe Be-'*'”'quot;'’quot;nbsp;fchryving van de vier Switferfe Bos-fledennbsp;over lang in ’t licht gegeven, voorfteld, daar hynbsp;met veel voorbeelden bewijft, dat’er nergensnbsp;meer Draken gevonden werden als mSwit/er-land. En als ik onlangs den Edelennbsp;Schorems, Overfte van ’t land van Soluturn jnbsp;over de waarheid defer faak fchreef, fo heeft hynbsp;defelfde nier alleen met de ondervinding beveiligt^ maar fegt ook in fijn Brief de faak met eigen ocwengefien te hebben. Als ik in quot;t jaarnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Draak 1619 fegthy, des nachts de heldere hemel^ fcJmtde j fb heb ik een glinf erende Hraak uit%]‘’*' * ***nbsp;het hol van eén hoge rots aan Pilatus-berg, metnbsp;fnel roerende vleugels Jien vliegengna een andernbsp;holnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;genaamt j aan de overzijde des meirs gelegen y hy was feergrootj met een langefleert en hals, het hooft eindigd in eenfaagig Slangenbsp;bak-huis; in 't vliegen gaf hy Jprankels vuurnbsp;van fichj even als gloejendyfer j dat of hetnbsp;Haam-beeld gefmeed werd. Ik dacht eerfl jnbsp;dat ik eenig te eken in delochtj ofeen ® Verheve- * Meteors,nbsp;lingfachj dochnaukeurigbefchouwendedebe^nbsp;weeging en fchikking der leden fo ben ik ontwaar geworden dafet eenf)raakwas. f)ejènbsp;dingenfchryfik u eerwaadigheid,of dat ge nietnbsp;meer/oud twiyffelen, dafer ‘Draken gevondennbsp;werden: den felven uitftekenden man fegt irinbsp;een ander Brief aan my eefchreven, dat hy metnbsp;volgendffaak heeft bevonden j hy was naulïjksnbsp;bejig den Berg Y\\xt genaamd of te klimmen omnbsp;teia^en. ofhyfachaan demondvaneeniroote'^^’‘i*‘^nbsp;Jfelonkm tjaaribi^f eenDraakJtaanjheb-vonM.nbsp;bende een Slangen-hoofd, de hals en fleert wareneven lang, hy ging of vier foot en die eennbsp;voet of wat langer waren het heele lichaamnbsp;was met fchubben bedekt ^ en met verfcheidenbsp;grauwe jgeele en witte vlekken be fait. 't Hooftnbsp;was niet ongelijk een Reerds-hoofd. Defenbsp;Draak is, fo haaft hy dè Jager fag, met grootnbsp;gedruis fijn’er fchubben in fijn hol geweken. In ’t jaar 16xo. is op een Berg,gemeenlijk Staf-fel-wandgenaamd, cenDraken-geraamtege-geraamte, vonden , die mógelijk onder de aarde was ver-! fmacht. Defe ongevleugelde tweevoetigê Draak is korts voor dat Hugo BoncomfagnusVd.us werde te Bologne gevangen ,¦ Werd noch met donsnbsp;op-gevuld in de Bewaar-kamer van Aldrovan-dus gefien. M nbsp;nbsp;nbsp;Cyja- |
Vi
IV.Afdee-
LIKG.
DE ONDER.AARDSE WERELD,
Zf:/le^racuncuhts ocTrlt^os koci ^otvovs ^aulo ante^uam ^oncom^a^ntis Cafd- iidnbsp;'Pottii^catum a^junmrebtr Jüh normne Gre^trt'ijnbsp;quot;Xllt .'Ëonontte captus ehamnuntnbsp;,/llJroiHtndi. bymerdo jdrhis Jpectahtr,
Cyfatus verhaald iets hetvoorgaandcbyna'Oy^/^gelefenaaiihet i68. blad , die Stam-gelijk, namelijk, dat een Boer hoy niajende een phim in lijn 7. Bock, het x. Hoofdftuk. Ook grootenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;heeft hen vliegen vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;beveiligt : Eer hei Bofchachfich Switk^-
berg na een andere berg, en het fcheelde wei-1 land bewoont werde j Jbo was''er een groenig of hy foude vanfchrik en vreefe den geeft | Draak in een holj dicht by het dorp Wey
Elt;»Hem gegeven, hebben; in ’t vliegen ontdrupte hem uiteen eenigc 'Vochtigheid ^ die hy op’t land als ge-^aiulte'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bloed vond Uggen, en inde felfdeecn
jlcerneU» vcrfclicide vcrwigc Jteen die tot den huidigen ¦mat vson. j^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;cen wccrdc te Lucern bewaart werd,
om d’atfe een fekerGcnees-middelistegenal-
Teat won ders benbsp;waart.
la , die tegen menfihen en heeften Jbodamch woedej dat delnwoondersvan'tgefeidedorpnbsp;genoodfaakt werden het dorp te verlatenj ennbsp;elders te trekken ^ en daarom werd dat dorp^^^^'^^'nbsp;hedendaags Odcweyla, dat is, 'verlatennbsp;la genaamt. In die tyd wasser een kloek Edel-
gt;i/£gt;«,ge_lijk de Stads Schriften geruisen. Ly-\dtg en Balling was, defenman, hoorende de
fatus verhaald noch vier aanmerkelijke ge-fchicdeniflên: de eerfte is in deHoochduitfe druk aan’t 175. blad, daar hy fegt: In het landnbsp;'uan Bern is een /'eer w/i^^iy^^^/Burgdorpiumnbsp;genaamd van twee gebroeders Hertogen van
ongemeene febade van de Draak wijds en z§ds gedaan, heeft de Overheid bekent gemaakt ftnbsp;hy bereidwillig was de Draak om tebrengf^^nbsp;op voorwaarde, dat hy fijn voorgaande vr^eidnbsp;\ foude verkrjgen. E)e Overheid neemt de
henzen-burg, de oufie werd Syntra, en de jong- 'Jlach aan , en belooft hem vryheid, indien hy fte Beltra genaamd. ‘DefegebroedersinIjadr\Tgt;ïZ2k kan verftaan. De Edelman met eetnbsp;jiz. door de grootewilderniffenjagende , en de\ Spies, aan welkers einde een buffel met latiffnbsp;heimelijkfte hoeken der bergen door dwalende j doornenvaft was, en met een groot fweerdge-zijn eindelijk gekomen op een rotfige berg , daar! wapend zjnde, treed na het vervaarljkVf^j
een ongemeengroote Dï-scaS. in een diep bolhuis vefte, die de omliggende Land-(ireek wreedelijk
ken-hol, en daagt het Gedrogte uit tenftfjj^^' Denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;geweldiglijk op hem aanvallende j Jf
%'an beefien ontbloote: Johaafl defe Draak de \ (leekt hy de bid [fel doornen met deJpiesfodkP ïm'Qxi'iknaderendeRiddersvernam, ishy, alshuppe-\deopenemuil, datdeOr^ak. niet veelluflaeb-^jfjj^^j^ftende van begeerte na den beuit,metfo een ge-dii in, die WC ld Op haar aangevallen dat hy aanftonts den
TfuUdes nbsp;nbsp;nbsp;Beltram levendig heeft ingeflokt: doch
gtdoods nbsp;nbsp;nbsp;Syntram heeft fich met/pies enfweerdfo kloek
den Draak gefteld, dat hy den felven met den-add. hiilpe van fijn maats heeft omgebracht, en denbsp;bmk open flijdende fjn broeder, noch levendignbsp;ftjnde, daar u'it gehaald, op diefelveplaats,nbsp;daar hedendaagss , dicht by Bern, de Kapellenbsp;^an de H. Mar gariet werdgefien die de Herwegen tot gedachtenis daar hebben doen bou-, en de qefchiedenis afteekenen fo alffe
noch geften werd.
De andere Gefchiedenis werd by den felven
bende den Edelman te verjlinden ffich op aïlef-lei wjfe trachte te ontftaan van die Buffel.
Edelman ondertuffehen , fijnfweert ergens oP een fachte plaats in des Dfxzks lichaam dou-wende, heeft den felven afgemaakt; doch ff ff
fijn bebloed fweerd, tot een teeken van H ~.vert'Pf.ft
fchap , om hoog werpt,föis'’ereentg oe
fjn naakte huid xi^evallen, 't welkfo quaadaar-d'itenveréftifwas, dat de overwmner doorgt;
het wreekende Draken-blocd overwommi, cn
korts daar na qeftorven is. Deaibcelding es
Draaks, my uit Switferland toegefonden, hen ik hier nevens laten ftellen.
• Jffon-
VIII. boek, van de onderaardse dieren,
Draco Helveticu^ bipes et alatus
Wonderlijke gefchiedenis van een Kuiper, dïe een halfjaar by twee Draken gewoont heeft. TK fal hier byvoegen een gefchiedenis uit den'1 is gemoed geweeft, kan men beter bedenken, ¦^Iclfden Cyfatus, die ik naulijks foude geloo- als befchrijven. Het was of men Daniel fag niet ^ d*ftifdénbsp;ïn i-lt;»n waar lt;lf‘fplfde waaracTfitT bewefen wer- in der LeeuwenjtnsLZr in den Draken kuil; hy geweeft is niet alleen eendach of een week, fchllt maar fes voWq Maanden namelijk van den 6.nbsp;van “ Slagtmaand , tot den lo. van^ Gras-ber°nbsp;maand.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;* April. Doch hoort met verbaaftheid met wat koft Nutte»dé fich een weinig tot ruft begevende, fo is hy des j tigheid,êi3i2Lr dcyoïhy een weinig verfterktwer-morgens met het fchemerligt weer aan’t gaan! de, en een halfjaar het leven onderhouden geregen, en by gebrek van ligt niet fiende een heeft. •* Dni: •nr. gaande, fo ontmoeten hem twee vervaarlijke j vervaarlijker gefchiedenis gehoord. En nadien igt;raken^ door welke te fien hy by na dood fijn- | hy defe verloffing voor een groot gedeelte versie, fo keert hy weder na lijn eerfteput, niet op- kregen had door tuflehen - fpraak van denbsp;houdende God en de H- Maget met veel tra- H. Maget j fo heeft hy tot een eeuwige gedag-nen te bidden tegen die vervaarlijke^ed^ro^e». tenis en verwondering der nakomelingen ge-öe Draken hebben hem nu met de fteerten, wilt, dat de ganfche gefchiedenis met de naald ven, ten waar defelfde waaragtig bewcfen wer de uit veel getuigeniflen, en uit een openbarenbsp;verdoeminge in de Kerk vsLtide H. Leodega-^ius te Lucern noch overig; de faak heeft fichnbsp;jj, aldus toegedragen. Te Lucern in Switferland woonde een Kui^ die op fekcren dach in de digte boftchen ennbsp;de Alpife fteenrotfenfoekendebequ aam houtnbsp;om vaten te kuipen, fo is hy in defe doolhovennbsp;fovenvart, dathynietwift waar hy was, nochnbsp;hoe hy op de rechte wech foude geraken, fo datnbsp;hy de ganfche dach en een gedeelte vande nagtnbsp;heeft gedwaald; eindelijk door vermoeitheid put die voor hem v/as, fo is hy daar ingevallen, foonogtans, dathy, de grond der/^^’fagt lijnde, geen ander ongemak daar van leed, als alleenig door fchrik en vreefe flau werde. Als hynbsp;Weer tot hem felve quam, en de hoogte en fteil-te derput aanfehoude, en fag dat’er geen men-fchelijk middel was hem daar uit te helpen, foonbsp;Ishy tot de goddelijke byftandgekeertGö^/ennbsp;Maget ieverig en fonder ophouden biddende , fy wilden hem doch uit aie ellendigennbsp;llaac verlollcn; doch het behaagde God omnbsp;hem noch meer te doen verdienen, lijn ellendenbsp;te verfwaren. Aan de lijden van die put warennbsp;verfcheide diepe hollen en gat en ^ daarde^é^i-om een bequame verblijfplaats te foeken in- ^an met de halfen geraakt, fonder nogtans ee-ïhge fchade of geweld re doen. Hoe defen ellendigen kuiper in fo een ver-^'^aarlijk en ongehoord gefelfchap van Draken II. Deel |
hy fijn leven heeft onderhouden, hy had dat de gefegdc Draken de heele winter geennbsp;ander voedjel gebruikten, als alleenig fekerenbsp;foute vochtigheiduit de lijde der rotfen uitfij-perde: hy dan, van alle noodige voorraad ontbloot lijnde, heeft der Draken voorbeeld beginnen na te volgen, lekkende de gefegde vog~ De logt in de Lente fodanige verwarmt wèr- nbsp;nbsp;nbsp;vlie dende dat de Draken gevoelende de rijd om 0^»^, haar aas te foeken voorhanden te zijn, fo is den lieert vajtnbsp;eenen,nade vleugelen fterk geroert te hebbennbsp;veerdig uit den put gevlogen; en als de anderen dt p«.nbsp;Dram fig daar toe ook bereide,fo heeft de kuiper^ denkende dit de befte gelegentheid te zijnnbsp;om uit de put te kom en, des Draaks lieert gevat , en is alfo op een nooit gefiendc wijfe uit denbsp;put gevoerf, daar hy de Draak los laat, en doornbsp;Goddelijke beftiering aanftonds op de regtenbsp;weg raakt, daar langs hy te Lucern komendenbsp;lijn maagfchap,die hem al dood agten, befoekt,nbsp;en verhaald het gene hem was overgekomen,nbsp;daar een ider over vcibaaft ftont,hebbende noit Ibudc geteekent werden op een Priefterlijk kleed j dat huidigen dage te Lucern in de Kerknbsp;van den H. Leodegarius overig is, eh de vreemdelingen plagt getoont te werden. De kuiper,nbsp;M znbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ge- |
’**1
-ocr page 602-De onder-aardse wereld, * Landbefchryving; defe Vogels, uit haar eigen aart tot roven genegen, houden haar daar mede xgt;enbsp;heele dagen befig, invoegen datfe allerlei Die- Van de voort-teeling der Draken. Iemand foudc met regt konnen vragen op wat wijfe, en uit wat ftoffe defe gedrogten haar oor-fprong\\Atw ? en nadien niemant tot noch toenbsp;daar over iets gefchreven heeft, fo agtenwc datnbsp;het onfe pligt is der Draken voortteeling na onsnbsp;vermogent e verklaren. Het is alle Genefers en ^ Wijsbegeerige bekent , dat uit vermenging van verfcheidefaden verfcheide foort van deren voortkomen, gelijknbsp;niet alleen in de volmaakte Dieren, namelijk 4 Philofoquot; phi. Vit vermenging van ver-fchtide fa- K' d Excrc-menu. III. afdee- (leheel aan God overgegeven, en door verder-surfc^twee fcnis der maag geen fpijs konncnde gebruiken, Mnntiden si twee maanden na fijn verlofling Godfalig innbsp;nurna. pjegj-g ontflapcn. Hkr uit Ik beken in defe gefchiedenis veel dingen voor tc komcn, die de kragten der natuur veernbsp;de DrakL' te bovcn gaau; daarom moet erkent werden,datnbsp;de ftaat fijns levens in defe put bovennatuurlijknbsp;is geweeft. Uit defe en diergelijke gefchiede-niamp;n is ligt af te nemen,dat’et niet vals is ’tge-ne de Schryvers van de gevleugelde 'Drakennbsp;verhalen. Doch om den naukeurigen Lcfer innbsp;alles tc voldoen, fo laat ons dennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;der Draken verklaren. den komt» ditMtiikn j Bok-hcrten j Kemel-pardels j en TmDUrin diergelijke gebeurd, maar felfs in de Menfche-voort,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lyke vrucht uit vermenging van menfehen faad met dat van eenig beeft: d^r van fo veel voorbeelden zijn als ’er Menfch-gedaantige ge drog-tenhy Lycojienes en andere voorkomen; doch voor al werd fulks in:de ondieren gcfien, gelijk uit haar wonderlijke gedaant-verandèrfngnbsp;;want uit Koe-drek werden Byen voortge-S-drek bragt welkers hoofd, naukeurig befchoud zijnde, de gedaante van een OJfe-ko^ heeft gelijkwenbsp;fcobeiifcus. inPamphilife ^Grafnaaldeoverde' Beeldfpra-phic'r^ kige Os hebben getoont. Het felfde blijkt in denbsp;¦P'genoorndenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j welkers hoofden de ge- ^ daante hebben van Beerds-hoofden j uit wel-Kruid- i^crs drek fygroejen. Dc Kruid-worm j uit HeTte-drck. Herte-drck voorkomende, werd, ongetwijfeltnbsp;om dat hy de gedaante van Herthoornen heeft,nbsp;Bokhert genaamd, met een woord , de ^ uitrnbsp;dygfels van volmaakte Dieren brengen altijdnbsp;ft een of ft ander ondier re voorfchijn, dat of ihftnbsp;geheel, of ten deele ft dier ^ daar ft uit is voort-gekomen^É’/yjé^ j daar van elders breeder. Defe dingen voor af gefonden lijnde, fo ga ik nunbsp;verklaren op wat wijfe de ‘Draken in de ontoegankelijke berg-kuilen, en wildernilïèn voortkomen. De ervarentheid heeft overvloedig beveiligt, dat de plaatfen, daar oit Draken gelien zijn, bewoont werden van Arendenj Gieren ennbsp;diergelijkenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;: dat tulTchen de bergen ongemeen groote Gieren neftelen, is fo bckent,dat’et my foude verdrieten daar van gewag te maken. Dat in ft Eyland Rhodus veelnbsp;fterke ArendemXya., getuigtnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in lijn |
kelijke hollen der Bergen weg-vocren, en vol- ‘ gens veder getuigenis fo ophoopen,datfe al dienbsp;dieren niet konnen op-eeten, die dan,verrot-tende, bequaam werden eenig Dier voort tcnbsp;brengen. Nadien in de romp van alle Dierennbsp;temgfaadoverblijft,gelijk in ft iz.Bock fal ge-toont werden, fo werd door de vermenging vannbsp;die verfcheide Jaden de verrottende ftofeerftnbsp;tot een worm gemaakt, die door hcty2rWderj^^#/ilt;/*'nbsp;viervoetige Dieren met Jooten^tn fomtijds metnbsp;oor en is voorfien.daar ft vogel-faad de vleugels,nbsp;die in plaats van Jluimigj kraakbeenig zijn, by-voegt, en 'tSlange-faad is oorfaak dat de lieert,nbsp;de kop en de hals de gedaante van eennbsp;hebben.fo werd dan ft eerfte begin des Draaksnbsp;gelegt, die namaals tot een vervaarlijknbsp;groeit; en als’cr Draken van verfcheide gellagtnbsp;op defe wijfe voortkomen, fo konnenfe ook, e-ven als d ’ondieren,uit verrotting voortgebragt,nbsp;door verfaming van Manneken en tBypten^i^zt y-^nbsp;gellagt vermeerderen. Doch de natuur fchijntnbsp;wyllijkvoorfien te hebben, dat dusdanigenbsp;drogten tot groot nadeel der overige fchepfe-len, nier te fter vermecnigvul(^en, om dat’ernbsp;gemcenlijkmaar een Draak tellens uit dusdanige verrotte ftof werd voortgebragt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ ^ Vraagtmen waarom defe verfcheide niet een feeker bepaald dier voortbrengen. Iknbsp;antwoord fulks te gefchieden uit de t’faamloopnbsp;der verfcheide Jaden; want iedery2r^ü^foveel^^;^lt;'^jJ^nbsp;doende als ft kan, en het een of ander deel vor-mende, Ib komt’er fo een verveerlijk gedrogtnbsp;te voorfchijn. De reden, dat de Draken als war fchijnenrr^^'^%-^ teglinfterenis, datfe beftaan, even als fommi'^g^f^#'**'nbsp;ge vijfen j ligtmuggen en vermeluwt hout, uit ^nbsp;een taye ftof, die in ft duifter ligt geeft, invoegen dat de Draken in ft duifter als warfcliij-nen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ Is men begeerig te weten, hoe de Draken met fo een hardefchubbigekorJihék\ct6.7Xji-^einh^^nbsp;Ik antwoord fulks te gefchieden, omdathaar*igt;r/ï^'*nbsp;tay lymig vogt, buiten aan de huid vaft kleven-de, tot fo eenverhard.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ Hier uit is openbaar, dat door verrotting v^n tc gaar gemengde Jaden een veeldaantignbsp;kan voortkomen. Het is bekent, dat een Haan3nbsp;een Slangen-ey op-etende , een Bajiliskusnbsp;voortbrengt : om datdekragtvannbsp;^ allenskens geuitet werd. Soodanig is de staug*'nbsp;Haan geweeft, die Francijeusnbsp;van Florence veel jaren in den hof Bo onbsp;gevoed , en getoont heeft; die de kam, eerden , fpooren en het lighaam van een Haan hadde ; maar de ongcdraidc lieert was als een Slang. |
Een
-ocr page 603-'*MI.
VIII.BOEK, Van de onderaardse dieren. 5^3
Een Haan met een Slmge-fleert j die te Florence in den Hof des Groot-Hertogs
met verwondering gefien werd.
Gallus o^10/ji.o^fós, SetyenitttiV
cauda- ccn^icuus .'Thraïba tft iatio .M(^nt2)ucts S^ètrurue 'Franciscinbsp;Jxrmut. J]tc ex^rtmibtr omtüttmnbsp;aJnnraiume- otfus.
Dp defc wijfe werden de Ganjèn en Enden de, fo werd haar faad boorde Zee aan de nabü-in nbsp;nbsp;nbsp;voor rgebracht; wantnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;inde rigeftranden gedreven ; daar’taan de vuilnis
Ys-zee overvloedig gelegtwerdende, gelijk de Hollanders in haar Reis na het Noorden ver.nbsp;halen,en door het doyen des Ys gebroken zijn-
Vlt;xn ten wonderlijke Draak gt; in de ^e^aarhtnter des I(ardinaals'Bsxl^cn'ni, door den uitjlekenden Gelief er X erentius Faber, in fijn !Boek Va?t de Amerikaarifê P lanten;nbsp;daar de oorfprong defies veeldaantige Draak in ’t hreede hefichre^en -^erd.
Hiliffus TPigafetta verhaald defe dingen uit de Acroamata van Edoard Lopez inde Befchrijving van ’tRijk Con-.. Daar werd ook een Dier gevonden, heb-de groote van een vogel j en de gedaante een ddraakj zijnde gevleugeld met eennbsp;^^ngeftaart. Het hooft is ook lang, de mondnbsp;^et verfcheide reex fcherpe tanden voorfien.nbsp;eet rau vlecfch, heeft een gladde huid, ennbsp;groene fchubben bekleed. De Heidenennbsp;^srendat alseen God, het werd daarom vannbsp;® groote met byfondere forg en Verwonderin-ge opgevoed, die het felfde, om veel ofifanden |
te krijgen, het volk aan te bidden voorftellen. Odoardus Barbofa heeft de volgende dingennbsp;by Ramnufims in *tz. Boek aangeteckent na-siaog«n«/w vvwi.wi.^ nbsp;nbsp;nbsp;aiJ.wviinbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Xmlt;lL auClll dooden den geenen die haar te nakomen, fy vliegen van de eeneboom op de andere. Nico-lans de Qomitibus Venetiaan, gedenkt by dennbsp;felven Ramnujms^ onAcxzndtxtin Malabar,nbsp;ook van defe fcer wreede Slangen, een ellenbsp;M 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lang, |
iH
iv.AfD£E.|ajjg^ met Vleder-muis-vlcugels, cn feven Slangen lioofdcn voorfieti, ftaande het eene voor ’t an-mtt feven i^ngs het lichaam: doch fulks paft beter denbsp;oefden. be^feiaclitige gedrochten der Oude, alsdefe
DE ONDER-AARDSE WERELD,
’Draken. Syzijn, fegt hy, feervergiftig, die op de boomen fitten ; want zijn gewoon alleennbsp;met haar adem en geficht den menfeh tenbsp;dooden.
De Afbeelding van den gevlcugelden Draak in de Bewaarkamer van den Kardinaal
Barbarini, by Tcrentius Lynceus.
fFigura nbsp;nbsp;nbsp;Dracoju^ ahiti , cx Mifza
CarAna^ Xar^etyózt, a^uJ fTerren/immXyncfi/jft
In ’t derde deel van de Reis-befchrijvingen van den lelfden Ramnufus werd gefegt, datnbsp;in ’t rijk Talimbiotaïtktrt Slangen zijn, tweenbsp;ellen lang, met Vledermuis-vleugels, vliegende des nachts, allfeeenige droppels pis opeennbsp;menfeh laten vallen, fo llerft hy. Defe byge-brachte getuigeniflèn fo der oude als nieuwenbsp;aHiftorici * Gefchied-fchrijvers fullen ieder, die niet t’ee-nemaal ongeloovigis , lichtelijk bewegen omnbsp;Daar tc erkennen, dat de natuur Draken of gevleu^nbsp;waarlik gelde Slangen hQQitMooTX.gthxzc)M, dieheden-drskn|ta daags nodi in verfcheide landen , voornamelijk in de warme gefien werden. Doch ik twijfel of het dier, dat ik nu fal voorftellen, lichtelijk fal geloofd werden van een ieder; want hetnbsp;verfchild fo feer van de maat, geftalte en gedaante der andere dat’et mogelijk onder denbsp;verfierde beufelen der ^ Dichters van fommigenbsp;fal gefteld werden. Doch hy fal ’tlichtelijknbsp;gelooven, die ’t felfde met fijn oogen gefien,nbsp;met fijn handen betaft, en met fijn verftand be-. gxQ^amp;n\ïtt(x..^intilianus{e^x.,aandewaar-nw quot;heid kan nietgetwyffelt werden j wanneer denbsp;Pisutus. ervarentheid de twyffelaars tegen is. Ennbsp;Blautns fegt, een oog-getuige is meer als tiennbsp;hoerende, die ietsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hebben verhalen het
geboordej die ’t flen wetent klaar. Dat dier heb ik, door laft en toelating des Kardinaals Bar-c Mufeum. ^«rini j in wiens quot; Bewaar-kamer het felfde bynbsp;na geheel gefien werd, eerft volgens fijn grootenbsp;afgebeeld-.daar na fal ik ’t na mijn vermogen be-fchrijven,en bewijfe dat’et een waar dier is, nietnbsp;door konü: nagebootft. Eindelijk fal ik onder-foeken tot wat foorc van dieren het behoord.
Vliegende Slangennbsp;die doornbsp;huur Pisnbsp;iemandnbsp;dooden.
b Poëra
Terentius Fabri Lynceus bcfchrijft dat veel- nbsp;nbsp;nbsp;^
daantig gedrocht in fijn Amerikaanfe ^Wijs- nbsp;nbsp;nbsp;°
begeerte fo naukcurig, dat openbaar is, dat het P uit ’t faad van verfcheide dieren, in een door denbsp;natuurlijke warmte gegifte ftof, fijn oorfprongnbsp;heeft genomen, even als boven van de oor-Iprongdcr Slangen en gevleugelde Draken isnbsp;geleerd. Nu volgt de Befchryving: dit Diernbsp;met hoofd en fteert is een fpan en vier dwerifenbsp;vingersHet is langwerpig enge-bekt, ja het uiterfte des beks is enkel hoorn-achtig. De muil is na de groote des beefts vrynbsp;ruim. In beide Kaak-becnen zijn aan ieder zij-drie Bak-tanden, door bulten en uitfteekfelsnbsp;ruig, die nochtans deftig in malkander fluiten,nbsp;makende te gaar twaalf tanden uit. In iedernbsp;Kaak-been zijn ook twee verveerlijke Honds-tanden die echter niet uitfteeken, de bovenftcnbsp;zijn grooter als de onderfte. Hier tuflehen fie*^'nbsp;men fes Sny-tanden ^ waar van de bovenfte ongelijk grooter zijn als de onderfte. En de bovenfte zijn alle niet even groot, want de tweenbsp;Honds-tanden zijn een weinig langernbsp;als de vier middelfte, die een groote hebben;denbsp;onderfte zijn fo kleen, dat de oogen met v«-groot-elafcn dienen gewapend, om de e ^nbsp;tconderfcheiden. Ik hebfe dan door mi enbsp;van mijn vergroot-glas gctcld,makende te gaarnbsp;acht-en-twir uig uit Men kan noch fiende ga-
ten, die vry gr^t zijn, daar de nbsp;nbsp;nbsp;eertijds
' geftaan hebben; als ook.de huidige i ie, fcherpe en niet kleene Ooren. Op de pnbsp;!des hoofds fietmen met verwondering eennbsp;\Hoorn, een vinger-lid lang, achterwaarts^na
ooi**
e»
fhoofl'
'Ap.n.
Hals.
DêBorft
M_. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*
Kibben.
den hals krom gebogen. Defe Hoorn is met | vleugels geen andere gefien,die de een fchubbige buit, die aardig met veel klcu-eigen zijn, omhaarfelfsaande muiirenennbsp;rige ftippen is vercierd, bekleed : door defe ge-; boomen valb te houden. De huid der vleugelsnbsp;Icheurde huid fietmen geeEig de boornige ftof is by ’tKeers-Iicht doorfchijnig, van binnennbsp;doorkijken. Het Hoofd is twee vinger breed; donker geel, doch buiten biauwachtig, bruinennbsp;lang en een duim dik. Daar begint de Halsj' een weinig fwartachrig. Sy weiden van buitennbsp;die tot aan de borft vier vinger breed lang is: j met Eyrondekens als Pauwe-oogen ondcr-’t hooft fo dik als een voorlle vinger, by de | fcheiden, daar door ons geficht meer vermaaktnbsp;borft fo dik als een duim. Defe hals ftaat even | als verfchrikt werdnbsp;de hals der Vogels, niet over langs uit-ge-Hrckt, maar recht op.
De Borjl begint met twee Slentel-beenenj
D^Kaak-andgy-beenen als ook derte hemen boenen beneffèns de meefte ribben, van huid ennbsp;vleefch ontbloot zijnde, hebbende gedaante graten.
CH eindigt met de fefde ribbe ik heb niet kon-: niet van vifch-oiSlange-graten maar van ^oier-nen merken, dat de borft met meer als fes Rib-1 voetige dieren of vogel-beenen. Doch de huid, De huid j en twee Sleutel-beenen j die in weinig | daar het beeft heel mede bekleed is, fchijnt, of-heeften, uitgefondert de A pen en Meer-katten i fe fchoon niet feer fchubbig is, eer een Slange- huid.nbsp;gefien werden, omfchreven is: want het borf-huid, als van eenig ander beef. Het kleur is verfcheidénbsp;fchijnt tuflehen defe fes ribben htf[oox.en. verfcheiden, voornamelijk ^ met blaufnbsp;Dochik weet feker niet, of de overige acht r/A- geelachtig en fiieartachtig gemengt: op dennbsp;ben aan wederzijden doormiddel van Kraak- rug en boven aan’t lijf is ’t meeft , doch
been te gaar hangen; want door ouderdom een Weinig neergevallen fchijnenfe fulks niet tenbsp;Vertoonen. Daar de Borf eindigt begint de
aan den hals en buik geel.
Hier hebtge dan een korre doch waarach-trge Befchry ving defes Diers , het welk niet
Buik, en van daar nederwaarts na de fleert i van een Land-looper of Konftenaar is verfierfc Werden noch acht ribben geteld, invoegen dat- j en te gaargeftcld, maar van God en de natuurnbsp;ter veertien ribben zijn, behalvendenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i waarlijk voortgebracht. Wy hebben het felfde
beenen. De Buik is driemaal langer als de borft, | met woorden befchreven, en met trekken afge-en in haar midden cens foo dik ; fteertwaarrs j teekent, des naukcurigen Lefers oogen en ver-
ftand willen voorftellen, om datwe verfekerd zijn, dat by geen Dierbefchrijver een Draak fonbsp;naukeurigbefchreven en afgeteekend is.
Wy kceren weder tot dit Riraaxken; ’t welk du dier tweevoetig zijnde, geen menfeh niachgefegtgj^^g”^®'nbsp;werden; het is ook geennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dewijlftveer-wAvie-
loosis, en onder de Slangen behoort het niet, om dat’et pooten heeft; Ib kan alleen volgensnbsp;Ariftoteles Jgefegt werden, dat’et een Vleder-muis is. Doch de Pledermuis heeft veel dingen , die op dit Tgt;raaxken niet paften, en om
werdfe allenskens dunner. Nadien een kleen fluksken van de feert fchijnt afgefneden, fonbsp;beeft defTelfs lengte niet naukeurig konnennbsp;gemeten werden,ik heb van ’t einde tot aan hetnbsp;“ Heilig-been,dat aan de laatfte ribbe des buiksnbsp;ligt, Aerrv^Wervel-beenders geteld.
Defe JV^rvel-beenen zijn feer glad, en van haar vleefch ontbloot hangen als door een taynbsp;lijm vaft te gaar, fy zijn geeftig Slang-wijs gedraaid. Aan de Sleutel-beenen zijn de dgye-beenen ^ ontrent twee dwerfe vingers lang vaft ^ ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
geleder ; aan defe dgye-beenen , zijn korter andere voorby te gaan, fo geeft de huid daar Scheen-beenen ^em-xrï^e Scheen-beenen noch. vangenoegfaambewijs, düe in dniTiraaxkennbsp;°oten. korter/öö^É*;!? vaft, die in vier byna even lange, 1 fchubbig en glad, doch inde vledermuishxi-met nagels gewapende , en fo veel ik heb kon- rig en ruig is; invoegen de faak overal vol fwa-Hen fien, met geen vel te gaar gebondeTengels righeid is. Doch of ’t fchoon tegen AriHotelesnbsp;“Zijn gefplift,daar de vijfde, in plaats desnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ftrydig fchijnt , dat’er tweevoetige Slangen
korter als de andere aan de binnenfte fijde by- zijn, echter hebbenwedoor neerftig lefen der flaar.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j Rcis-bcfchrijvingen na Ooften enWeftenbe-
^ nbsp;nbsp;nbsp;Dit beeft heeft twee vleugels ontrent twee ^ vonden, dat’er Hr aken ^ of wilme liever feggen
'’higers breed, en wat meer als drie lang, Txyn- gevleugelde Slangen xwerr-xee footen nietfel-eenigfints vierhoekig, uitgefondert dat de den geften zijn. Dien vermaarden Zee-roover
uiteinden boogs-wijfe in drie fpitfen eindi- ’’ nbsp;nbsp;nbsp;' - Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;iinbsp;nbsp;nbsp;nbsp;... ......
, tuftchen welke twee halfmaanfe infny-3ingen zijn. Aan de bovenfte defer fpitfe zijn tweeklcene klaukens. De onderfte zijde dernbsp;vleugels by de buik is veel korter als de boven-Ile. y^e vleugels zijn tufTchen defevenftcennbsp;achtfte ribben aan ’t lijf vaft. Uitgebreid zi jndenbsp;Ib ftaan haar fpitfen nier opwaarts, maar na denbsp;fteert, ’t geene wel aangeteekent dient, om datnbsp;ftilks fo veel my bekent is, in alle vogels genen werd. Het fchijnt dat de vleugels niet uitnbsp;vceren zijn te gaar gefteld, maar alleen uit eennbsp;huid met drie fenuen en overlangs-loopendenbsp;braden tot fterkte : behalven dc gefegde ennbsp;aulijks fichtbare klaukens werden aan dc
die de geheele Wereld omgevaren, en in de groote zee ontelbare fchepen en een feer rijkennbsp;buit genomen en na huis gefleept heeft, (iknbsp;meen den Engelsman Francifcus Hrakus)nbsp;verhaald in ’t tweede deel van fijn Reis-be-fchryving, in’t Frans te Tarys gedrukt, aannbsp;de 109. zijde, daar hy van ’t Koningrijk Conginbsp;fpreckt: daar veerden ook beeflen gefien fo hoog Draken fonbsp;als een Ram die als Draken gevleugeldzïjn.t-^'‘°*
He huid is rood met groene en blavee vlekken befaid ; daar veerden even fo gekleurde Ka-me loens gefien. Hy fpreekt hiervan de Slangen,
Adders en diergelijke vergiftige fchadelijkè heeften.
Ikvinde ook in ’t 10. deel van de Befchry-
DE ONDER-AARDSE WERELÏ),
ving van Amerika ^ indie reis die den Flore n-tijncr Fefpitius Amertcus na dat land dede,
de Slangen voet- en vleugel-loos amp;yn. Van dit
’cWelk hv na fiin eieren naam nbsp;nbsp;nbsp;I r inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;reden, namelijk,om dat
genaamd!welki naam het noclibeho! ƒ Daï i bdf ™ in
vleefch der vergiftige dieren foude gemengt werden, om haar lichamen drooger en vergifti^
tenten opgerecht, en de S’panjaarts fiende fijn-
fe weg-geloopen , haar tenten agterlatende,,---------, ________________________^
daar de Spanjaarts verlcheide heeften envif-; ger te maken. Die tijd en gelegentheid heeft AmericA. fgn ^aii ’t vuur vonden braden en fieden: onder | kan nafien het gene Scaliger tegen defé ftel'nbsp;andere lach tzwgevleugelde Slang op een hbu-1 ling in fijn oeffeningen inbrengt. Ik meene datnbsp;te roofter, die de Spanjaarts in groote verwon- i Cardanm in defe plaats fich felfs vergeet, wantnbsp;defing bracht. Doch wat verder gaande, von-1 hy fegt dieSlangen vergiftiger te zijn die de na-denfe feer veel dusdanige levendenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in \gels en de hoornen niet by het vleefch vet*
de tenten, die de pooten gebonden, en de keel \ mengt, maar aan de uiterfte leden vaft g^' toegeftrikt waren, opdatfe de menfehen nier! groeit zijn. De Slangen j fegrhy, dieaandenbsp;fouden befchadigen, evenalswe gewoon zijn ^Jleert een Angel of op 't voorhoofd een Hoor'ff fshrif^’^'nbsp;de Peerden, Honden, Beeren en andere bee-zynfeer droog en daarom aller per-ften te binden; fy fcheenen fo boos, dat de \giftigts. Op dat dan de Slangen feer ver gif
Spanjaarts defelfde niet nbsp;nbsp;nbsp;zzn-t^tktn. foudenzyn,f)moetenfegeen hairjpluimennoch
De afbeeldiiig defes beefts is met twee pooten jbeenen hebbenj ook moetenfe weinig drinken j eff geteekend. 'Tetrus Beüonius fegt in ’t 2. Boek, haar oogen moeten roodzyn. Daarom z§n quot;wei-Beiioiiius het 70. Hooftftuk fijner aanmerkingen:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j nig viffen vergiftigd en die 't zyUj zynfulxaan
heejt'tr nbsp;nbsp;nbsp;gi\jf)tpft hpp ft nnrh'üpp/. Slanapn Aip’iop nipt np. 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-¦ ¦ ¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;..... -- nbsp;nbsp;nbsp;. ^
sn ^gyplen £cfien.
VilTcn. zijnde ontrent vierduifend . hebbende | ne,.: nagel;! beenen!^'; Trfn” mei'“ei
Otvkugtl-de Slanzcn
haar droogfle leden ge lyk de''Z^efhafen haar galle, en de SSee-fpinnen haar Jtekels. Het isnbsp;my nu niet geoorloft, ook luft’et my niet defe
gypten heeft noch vee IS langen d die we niet ge-aagt hebben, het is genoeg datmen fegt datfe van de fchadelijkfe zijn. Nadienwe heele ge-
ti
balfemdc Slangen met vleugels en pootenvoor- jen diergelijke dingen, die er tegen Car-fen jdiefejèggenuit Arabten in a^Egyptentefanus inbrengt in ’t lange te overwegen, het vliegeHdgefen hebben, (o hifi’et ons een afbeeld- ' fal op een ander plaats gefchieden. Doch hetnbsp;felderfelvervoor tefeUeUdfullende daar over genoeg zijn, om tebewijfen, dat dit onsnbsp;breeder fpreken in H Boek van de Slangen.; Draakje niet verfiert, maar waarlijk van denbsp;Doch hoe neerftig ik ook gefogt hebbe, noch- j natuur is voortgebracht, datwe uit een anderenbsp;rans is Bellonms Boek van de Slangen myniet plaatfe van Cardanus j namelijk het 7. Boek#nbsp;voorgekomen , üivoegenmy onbekentis, wat net 29. Hoofftuk van de verfcheidenheiddernbsp;hy daar van gefchreven heeft. Echter ben ik dingen,bewijfen,dat hy moet bekennen, dat’etnbsp;daarvan verfekert, dat fijn afbeelding nader fodanige‘Z)rö:/é^« waarlijk zijn, en dat hy dier-over-een-komt met onfe afbeelding als met ee-1 gelijke over lang te Barys felfs gefien heeft-nige by andere Schryvers te vinden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;| Dit zijn op die plaats fijncigen woorden: Ik fij
Paré fn Pli
Ambrofius Baré fteld diergelijken afbeel- nu van degevleugeldeSlangen verhalen wat ik ding ook voor, doch hyleerd niet wat de Dra- felfs te Barys Fy Guiliclmus Muficus gofitttnbsp;ken eigentlijk zijn, en van waarfe komen, maar heb. Hy had vjffodanige Slangen als ik nuffknbsp;brengt alleenig by wat Blinius daar over fegt,' befchryven j en nadien defelfde van verfcheidënbsp;dattoede faak niet dient : want die heeft van tijden waren d en malkander op een hairgeljkjnbsp;onsDraaxken niet gedroomt, maar heeft ee- fo is daar uit openbaar, datfe van verfcheidenbsp;nige groote Slangen de naam van Draken wil- j menfehen in fo verfchiUige tjden j malkandernbsp;Tajienfter gsvcn. Barévocgtcx noch een drie-hoorni- 'fogeljkende, niet zjn voort gebracht. Sy lita-mis. ge by, die men niet weet of hy een of veelvoe-1 ren tweevoetig, met fo kleene vleugels voorfieUjnbsp;tig is, invoegen dat’et eer een mis-was, als een gt; dat ik niet geloof datfe hebben konnen vliegen^nbsp;natuurlijk dier fchijnt. Defe beide Draken ', Het hooft was kleen en eenSlangen-hoofd ge-werden van alle Schryvers, die my zijn voor- j Ijk. De grootfte was fo groot als een Konyn.nbsp;gekomen, wel afgebeeld, doch van niemand .Helder gekleurt fonder hair en pluimen.
fe fo groote vleugfs daar aangefet te hebben j datfe fouden fchjnen daar mede te konnen yhe-quot;nbsp;gen. Het is feker , datfe uit Indïén zjnge-bracht. Degemeene man noemtfe Draken. 1nbsp;achte datfe ons te vooren befchreven Draa jenbsp;zijn gelijk geweeft, of fchoon Cardanus a cnbsp;felfde leden daar in niet aanwijft • Scaliger paftnbsp;in de 189. Oeffeningde Draken ook pootennbsp;toe. Doch men kan vragen of ons Draa jnbsp;van Slangen af kom ft is ? wiltmen de leere vannbsp;Ariftoteles en Blinius volgen, fo moetmennbsp;neen, maar de leiding der natuur volgende, ja
antwoorden. De Hoorn is volgensdefcr Scluy-
vers
die van malkander hebben ontleent. Dat’erj tüftchen defe Draken en ons Draaxken onder-fcheid is, fal ik ftraks aanwijfen.
Echter fteld Cardanus, in ’t 9. Boek van a Subtiiita- de ^ Scherpfinnigheden, fich tegen ons, feg-‘ Cardanusnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, dat de Slangen geen pooten en geen
ping.
tsgemstr. vkugcls Iicbben; om datfe anders fchadelijk en fnerte gelijk fouden zijn, ft gene tegen de wel- (nbsp;dadigheid der natuur ftrijd. Om die oorfaak'nbsp;fegt hy, heeft de natuur ge en ver giftige vogelsnbsp;gemaaktd offoder eenige zijuj die woonen in on-toegankelfke woefteplaatfen. Dit het eind ennbsp;oogmerk der natuur is dan openbaar j waarom \
: Ie:'.,
-ocr page 607-VIII.Boek, Van de onderaardse dieren. vers gtonden in de weg, datme defe Draakjes Voor geen Slangfoude mogen houden. in fijii z.VtoQ^ontreut'Xhc-hen zijn qewnde Slangen , de menfche7i met lutu.^ fchadejtde j kleen 'van lichaamj, met twee hoor- uit de top des hoofds uitfpruitende ^ die ge-Jtorven zynde in de Tempel van 'Jupiter be-S,^aven werden : want men Jegt datfe dien ^od zijn toegeheiligt. Tlinius fegt ook in 11.nbsp;Boek het 37. Hooftftuk. Tde hoornen zyn veelnbsp;at er-dier en j Z^e-dieren en Slangen gege-quot;^en^ doch op verfcheide wyfe. Hy fegt nochtans alleenig waare hoornen te zijn,die de viervoetige dieren hebben. Daar zijn dan volgensnbsp;quot;Vilnius wel gehoornde Slangen , doch naarnbsp;hoornen zijn niet hard en beenig, maar facht,t\\nbsp;gelijk, Tlimiis fpreekt , Uchamelpke hoornen.nbsp;Doch ons Tdraakje had maar een harde beenige rfiering. ‘ieris ïli: Ari/lotéles hoorn op ’t hooft, die waarlijk eenis , en gTnzr dertig t derhalven moet dit draakje onpen Tints een kuif, die fommige de T)raken \ der de Slangen gereekent werden. Dir is fo hebben toegepaft. ‘Plinius fegt, daar isnie- rondgefchooten. Doch ik meene dat Arijio -AP. 11. 'lt;xi; 'nius. a, f. -aand , die de ‘Drake-kuiven oitgefien heeft. Doch dit is niet met allen tegen ons Draakje, df'jj dat door de pooten, de hoornen en de vleugelsnbsp;’an de ongewoone Slangen of ddraken nietnbsp;inoet onderfcheiden werden. En dat dufdani-gen dier kan voortkomen uit vermenging en tenbsp;gaarvloejing tan verfcheide ftoftè,fal die alleennbsp;hekennen, die de wonderlijke kracht der natuur doorgrond heeft. Laat ons vorder onderfoeken , of in dit Draakje Slatige-tanden gew^eeft zijn of niet ?nbsp;¦Ariftoteles fegt volgens de vertaling van Gazanbsp;dieren het 17. Hooftftuk.nbsp;^^de Slangen hebben uitkijkende tanden. Sca^nbsp;'X* liger fegt over defe plaats: het ts m Gaza nietnbsp;^e ontfchuldigen , dat hy vertaald heeft uitkijkende tanden: want 't Grieks woord heeft dienbsp;beteekenis niet, ook is 't onwaar achtig; wantnbsp;die twee tanden, dieVMnms de langile noemd,nbsp;kjken niet uit, offe fchoon boven de andere verheven faan.T)aarna verhaaldhsiikoitlcs hoe-danig Je tanden zjn, feggende fy hebben alnbsp;faag-tanden. Ik weet niet hoe de vertaling van'nbsp;GdLïi,heeft uitkijkende tanden; dewjl 't tegennbsp;de Jin frjd.TIs openbaar,dat de Slangen Saag-tanden, doch niet uitkijkende hebben, ’t Is ooknbsp;tegen 't Grieks woord, dat wy vertalen Saag-t^f ruige, of geboge tanden. Scaliger heeft ditnbsp;konnen halen uit Plintus , die in ’t 11. Boeknbsp;13 7. Hoofdftuk fegt, dafcr drie-erlei tandennbsp;¦^i^^/jnamelijk Saag-tanden,doorgaanfe tanden,nbsp;uitkijkende tanden.De Saag-tanden,2\^ eennbsp;kam zijnde , werden door tegenovergefteldenbsp;uiet gefleten, hoedanige in de Villen, indenbsp;Slangen en in de honden zijn : gelijk ik in denbsp;Adders heb gevonden , nochtans niet rechtnbsp;®pftaande, maar omgebogen. DochdeLefernbsp;gelieve te weten, dat de tanden van ons Draak-^ niet de Honde-tanden, maar de Katte-tan-den,ja deLeeuws-tanden op een hair gelijk waren. Daar van ook de Tyger-tanden en desnbsp;Los-tanden , niet veel verfchillen. Doch omnbsp;geen verwarmde huts-pot op te dillen, en denbsp;Reeuw-tanden hier niet te lang te befchrijven,nbsp;ÏI. Deel, |
97fo fend ik u tot het voorgaande, daar gy de felf-de gcnoegfaam verklaard en afgebeeld fult vinden. So blijkt dan, dat de gedaante der tanden ons Draakje niet buiten de reex der Slangennbsp;field; of fchoon dienbsp;nbsp;nbsp;nbsp;niet over-een-kö- men met de befchrijving van Nicander j diefe, t^’icanders drie rijgen tanden toepaft, en daar noch lillejinbsp;by hangt, feggende; Het fchy/it een fchooftenbsp;gedaante met fy^i aardige mondj daarfich drienbsp;rügen tanden opdoen.,groote Oogen glmjteren ondereen kke7i voorhoofd, de met gal geverwdenbsp;lillen bedekken de wonderlijke kin. Van de Ribben fegt Arifloteles in ’t 3. Boek^^^^^^^^ van de Dieren, het 17. Hoofdftuk : de Sla^tgen over de rit.nbsp;hebben Jb veel ribben als'er dagen ht een maand^^»--gaan., namelijk dertig. Aan ieder zijde van onsnbsp;Draakje vind ik veerthien ribben, daar byge-voegt de twee Sleutel-beenen, fo makenfete teles wil, dat in ieder zijde fo veel ribben zijn als^er dagen in een maand gaan, en dan fouden-fe te gaar ffejlig uit maken, ’t Geene ik uit hetnbsp;15. Hooftftuk het i. Boek van de Dieren hale. T)erug, fegthy, ü achter de borft , diens dee-Icn de Schouder-blaren en de rug-graat zjn, beneden tegen over dén buik zjn die lendenen;nbsp;gemeen aan het oppetfe en onderfle deel zjnnbsp;acht ribben,want het kan met geen geloofweer-dige Schryvers bevefligt werdén, dafer eennbsp;fekergefacht van menjehen foude zjn , met fe-ven Ribbengefchapen. Artfioteles teld dan alleenig op de Ribben van een zijde, en niet vannbsp;beide; want ’t is niet begrijplijk,dat al de ribbennbsp;van een menfeh maar acht fouden uit maken. Plinius heeft Arifloteles wel nagevolgt, in’t lï.Boek, het 37.Hooftftuk, de natuur,nJgovoigt.nbsp;fegt hy, heeft de levens-geweijen met de borfl,nbsp;dat is , met beenen , of, foo andere lefen, metnbsp;de Ribben omkleed : doch de buik, die Jwel-lenmoet, is daarvano^itbloot. Geen dier is denbsp;buik met beenen befet. Tgt;e mejtfch aUeen isnbsp;breed van borfl, de andere dieren kielig , voor-nameljk de vogels en meefl de water-vögels. P)en menfeh heeft maar acht ribben , de ver-kens thien, de hoorndragende dieren derthien, de Slangen dertig. Doch ik lefe, den menfehnbsp;heeft maar twaalf ribben , ten fy, welke ont-fchulding in Arifloteles ook moet plaats hebben, hy alleen de acht waarachtige ribben ver-ftaat,de baftaard ribben niet mede getelt lijnde, Uit defe plaats van Plintus ontftaat noch Veiuiku een andere aanmerking, als hy fegt, dat geetUeLnbjet,nbsp;dieren de buik met beenen befet zjn.nbsp;ke waarneming lang te vooren van Ariflote-^^Zflnbsp;les is aangeteekent in ’t 3. Boek het 7. Hooftftuk van de Dieren, met defe woorden: de borflnbsp;is met de ribben befet , die tegen malkandernbsp;aankopen, doch de^erige zjn te kort om fulksnbsp;te doen want daar is geen dier de buik metnbsp;beenen befet. Afvertaald defe plaats eennbsp;weinig anders, daar door echter niet verandertnbsp;werd het gene wv daar uit trekken. Doch hetnbsp;is leer klaar , dat de veertiennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ni ons d^Diaakje. N nbsp;nbsp;nbsp;'Draak- |
ps nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD, IV. AFi3EE-®r/7^/^É’niet alleen tot^c borji j maar ook tot j vliegen na voorvallende gelegentheid ? de buik behooren,tot aan het «Heilig-been,daar de fleert begint: het is openbaar datdefebee-nen waarlijk ribben zijn, en geen uitfleekfelsnbsp;van de Wervel-beenen, gelijk in de Vifch-gra-ten voorkomen. ......... Defe tegenwerpingen dan opgeloft en krachteloos getoont zijnde, fobefluitik, dat dit Draakje eer onder de Slangen als ondernbsp;eenige andere fcort van dieren moet gefieldnbsp;werden. Komt niet twijffel iiiet of den billijken Lefer fal my uitverrot- geerii toeflaan , dat een dier, met foo defti-^ Tit'un^ leden voorfien, en foo aardig te gaar gefield, I den nbsp;nbsp;nbsp;dernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;is gefecht,is genoot vorm. uit ‘verrotting niet kah voortkomen; het is ook | faakt toe te flaan, dat fbo een gedrocJit niet an -niet waarfchijnlijk, dat’et uit een gebo-;ders kan werden •voortgebracht ^ als uiteen ren is : fo moet’et dan noodfaaklijk, of uit een I verdervende flof van verfcheide Dieren, die denbsp;.^gebroed,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zijn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I een of de anderRoof-vogel ergens heeft op- De Eyerbarende dieren zijn of bloedeloos, | gehoopt, te gaar verrottende. of met bloed voorfien. De hloedeloofe zijn, of | Wat fal ik meer van de muil, van de ooren,nbsp;b infeao. facht, of fchelpig, of korflig of h ingefnedene:; van de hals, van de borfl, en van de buik defesnbsp;uTdTé^i.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Draak is geen van alle. De Jwemmen-1 beefls feggen.? De muil\% na de groote des U- barende nbsp;nbsp;nbsp;de èxeten zijn Vifïèn, of Slangen; doch defe' chaams vry ruim en wijd; indien dan ‘Plinins geenpooten nooótig, tem-jïe ‘twee- ~ bia. JlachtigTX]n. DeEyerharendehxA-óXetenixynnbsp;of fonder voeten en kruipende, of met twee feggen feker gaat, dat foodanige dieren verjlitt-dende van aart fo is dit Draakje feer roof-c nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;achtig en verjlindend ge weeft. En alhoewel oi met vier voeten ène met de Slangen veel i ik' weet, dat veel Slangen en de bovengefegde dingen gemeen hebben , en zijn meeft twee- Draken fo wijd van zijn,datfe een eeheel , Aaar niet Van heeftnbsp;gemeten, Dat'er vlie gende Draken zijn,nbsp;verd metnbsp;voorbeeld,nbsp;Van andere daantig Beeft een nieuwe naam werd toe-ge- ^_________________ ________________ paft. Seker de Hagedijfen j offe fchoon op vier die hoor en j hebbenfömmige ooren andere nietj ^p»be- pooten gaan, behooren meer tot dc Slangen f die gehoor-gaten hebben gelijk de gene j als tot de volmaakter viervoetige Dieren. Wat; veer en ^ met een fchörs ofmetfchubben bcekkt is’er wonderlijker als amp;amp;nvis ói^fwemmen en ^zyn. Doch al de levendbarende dieren hebbennbsp;vliegen kan ? ’t Gene nochtans de dagelijkfe I ooren uitqefonderd de Dolfpf^nbsp;ervarentheid bewijft in de No^eXWouwe ge- endeWalviflen. Het Zee-kalf heef t merkelijkenbsp;naamd, en in de Zee-fwaluwen ^ daar van ik’er '\gehoor-gaten. De Dolfy^ hoord wel ^ maarnbsp;een hebbe met feer breede vliefige vleugels, ennbsp;in die Indife vliegende visjesj die de Spanjaartsnbsp;Boladores noemen. Salinen dan ongerijmdnbsp;houden, dat de Draak foude kruipen, gaan en ”“”1 ooren zijn. LING a Os f% crum* 't (Veik tot de behoord llachtig.^Van ^eïe Wat er-dier en zijn’er eeni ge, die Eyers in haar voortbrengen, en daar uitnbsp;namaals een levende vruchtbaren; ’t gene denbsp;adder met eenige weinige andere Hangen doet. Geen Ic- Qnéetde levendbarende dieren is’er geene Dkr die vliegt, als alleen de Vkder-muis. Dochnbsp;uitgefondert bovctt is gctoontjdat liet Draalde geen vleder-ntuis is, om dat de huid meer gelijkt na eennbsp;Slangen-htiidj‘disgt;n'3i^'tey'è.neen Muis. Daarnbsp;vfi! noch byvoege dat dit Draakje een langenbsp;dermuis. fleert heeft, die in een levende Vledermuisnbsp;naulijks, doch in het ontvleefde geraamte gemakkelijk gefien werd. ¦Daar kon- Wat fwatiglieid is’er te feggen,dat ditDraak-is een tweevoetige gevleugelde Slang? of (choon Ari. fclioon jdriflotcks diergelijk noit gefien, daarnbsp;ftoteiesnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gehoord, dat’er fodanige dieren in de wereld zijn niet geloofd , en daarom de felfde niet befchreven heeft ? gy fult mogelijk feggen het flrijd tegen ficli felfs, een dier eennbsp;^Slang j dat is kruidende tc noemen , dat nietnbsp;kruip, maar even als de vogels vliegt en opnbsp;twee pooten gaat. Het is my evenveel hoe gy dit Dier belieft te noemenik mag wel lijden dat hetnieuw- VUegendt Viffin. |
Wv hebben boven met getuigenifïen van oude en nieuwe Schryveis bewefen , dat de Draken Doch hier dien ik by te voegen, dat de gene, die ons de afteekeninge der Draken toedienen, werMHj'nbsp;de felfde flelien met recht o^-flaande vleugels,nbsp;foo dat de uitcrfle kanten niet na de fleertnbsp;flaan, gelijk nochtans onfe Draak werd gefien. Daar over ik feer in rwy ffel ben, of fulks in het ‘vliegen waarlijk gefchied, dan of’t felfde de inbeelding der Schilders zy toe te fchry ven. Die ter deeg overweecht ’t geen boven van Hert konnen inflokken; echter paft Eoliuut in lijn 3 a. Hooftftuk de ware Draken geen grote monden toe , feggende : vorders de warenbsp;Draken hebben kleene monden ^ die niet feernbsp;wyd zijn om te by ten j maar enge flypn ^ daarnbsp;door fy de adem inhalen, en de tong uitfleken.nbsp;Want haar voornaamfle kracht is niet ift denbsp;tanden , maar in de fleert, en Jy doen meernbsp;quaad metflaan als met by ten. Geen foort van kruiflende dieren hebben ooren. ‘Plinius fteld op de boven aangehaaldenbsp;plaats, defe Set-regel. Maar ooren j fegt hy gt;nbsp;hebben alleen de dieren j die levende jongen bfnbsp;ren ^ uitgefonderd het Zee-kalfj de Dolf ju, denbsp;Kraak-beenige dieren j en adders. Defe hebben aüeenigfutten inf laats van ooren, behal-vende Kraakbeenige en deDolfjn , die nochtans hoor en j dewjlfe na fang Imfleren, en doornbsp;geluid oflgenomen gevangen werden. Hd ^nbsp;wonder op wat wyjè Jy hoor en. Hetflaat eDcnnbsp;fogefchapenmet defchub-vijfen en de Slangen3nbsp;want fy hebben alleenigputten om te hoot en-Defe dingen heeft Plinius volgens lijn gewoonte, Arifloteles ontdieft, die ook verdiennbsp;gehoord te werden , feggende in ’tnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’ Hoofd ftuk 11. van de dieren: van de dier et heeft geen openbare gehoor-gaten. Doch is’er loo veer af, dat omDraakjeoorennbsp;foude hebben, datfe by na foo lang als Efels- BEN |
“AP. 11,
VIII.boek, VAN DE Onderaardse dieren.
EEN
BYVOEGSEL.
Na dat de Onderaardlé Wereld voor de eerfte reis was in ’t licht gegeven, lo is te ^men gekomen Elias Georgius Loretus voornaam Oefenaar der Konften en We-tenlchappen, my het verhaal van dingen, in Switlèrland aangemerkt, opdragende: dewelke met groote forge en neerftigheid zijnde aangeteekent, Ibhebnbsp;ikdelèlfde weerdiggeacht, datfe in den tweeden Druk fouden werden byge-voegt; foom datlèhetin haar lèlfs verdienen, als ook om datlè leer wel overeen komen met het gene ik lèlfs op die plaatlèn heb waargenomen, en leernbsp;wel dienen om de Natuurkundige redenen en oorlaken,'van my voorgefteld,nbsp;te beveiligen. Daarom lbo als den gelègden Loretus de lèlfde aan my gelchre-ven heeft, lalikfe hier ook ter neder Itellen.
Seer Eerwaarde Godvruchtige Vader in Qhrijlus Jefus.
L ‘i’leert- in {•lie. Na dat ik niet fonder reden gelooft had-dé, dat deGekerdbeid j doordeover-ftroming der woeftaardige Turken uit Griekenland gedreven, benelfens de Gods-dienften de Heerfchappye na It alien was o-vergebraclit, fo heb ik, te Romen komende bevonden, dat al de huis-raad van ApoUo in u her-fenen haar verblijf heeft gaan nemen: laatmynbsp;toe feer Eerwaarde Vader de waarheid te fpre-hen, die gy niet kond haten, of fchoon u nederigheid en Duitfe oprechtigheid niet alleen af-keerig is van de loftuitingen der vleijers, maarnbsp;ook van de rechtveerdige roem uwer deugden.nbsp;Echter in foo helder licht kond gy de fchaduw,nbsp;ik meen het onfterlfelijk gerucht uwer deugden en geleertheid niet ontvlieden : want datnbsp;vervolgt de vlieders,en ontvlied de vervolgers.nbsp;De heele Wereld door werd de naam vannbsp;Kircherus geleefen, en fal van de nakomelingen geleefen werden; gy hebt u felfsnbsp;met u eigen kleuren afgefchilderd, en gy zijtnbsp;in u leven felfs vergodet: En nochtans bentnbsp;gy ongemeen beleeft, door welke beleefdheidnbsp;ik gekomen zijnde in u wonderlijke “ Bewaar-hamer, fo ben ik verbaafl geweeft over denbsp;grootheid uwes begrips. En als u Boeken onsnbsp;aanleiding gaven te ^ireken van de wonderennbsp;en vremdigneden der natuur, fo zijn my eenhnbsp;ge dingen te binnen gekomen, daarover gy vannbsp;toy een breeder verklaring verfocht. Enomunbsp;‘^aar in te gehoorfamen, fo fal ik eenige dingen,nbsp;van my in ’t reifen waargenomen, getrouwelijknbsp;verhalen: niet dat ik dwaaflijk foude meenennbsp;tl iets nieus en onbekends voor te Hellen, daarnbsp;«let Lnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;geheimen derNatuur-weet en ' Bo- •'ca, nbsp;nbsp;nbsp;'t' veii-natuur-weet hebt doorfocht, en nu als een Hercules ons ook de Onderaardfe JF?reld hebt open-gelegt; maar alleenig om de pligtnbsp;van mijn gedienftigheid, t’uwaarts te volbrengen , en als kleene riviertjes in de Zee van unbsp;wetenfehappen te leiden. Om dan mijn verhaal met den aanvang mijner Reis te beginnen, fo geliefd te weten, dat II. Deel. |
t Mark-graaffehap van Baden in ’t Land van Higels-heimj daar ik fes maanden geweeft ben, dte my fch{.nbsp;ontrent 3 00 treden aan de rechter zijde dernbsp;gemeene weg, en byna fo veer aan de flinker-zijde des Rhijns, een tamelijk Heuveltje is, in denbsp;welkers midden een hol als een Ketel is : daarnbsp;van een gemeen gerucht loopt by de inwoon- den totnbsp;ders, dat noch in fommiger leven daar een on-der-aards flach van Manvolk heeft gewoont, tentenaifgt;nbsp;die de Boeren, gebrek aan leeftocht en anderenbsp;noodfaaklijkheden hebbende onderftand deden, nochtans met dat beding, datfe fulks fouden weergeven alfte overvloed hadden; ja datfenbsp;feer gemeenfaam met de inwoonders hebbennbsp;omgegaan, en dat de Herders en Maijers veeltijds eten en drinken Ly hen gevonden hebben. En om die reden werd die Heuvel noch hedendaags de Heilige Heuvel genaamt; om dat die onderaardfe menfehen voor Heilige zijn gehouden; nadienfe fulke liefde-plichten ontrentnbsp;de gebrekkige deden, niemand ongemak toebrachten , met de goede geern verkeerden, ennbsp;der quade gefelfchap fchouden. Want het is ééns gebeurd, dat iemand het te sy toonden. leen ontfangen Koorn door fijn dienaar hadnbsp;laten wederbrengen, doch het werde van de nij^heU,nbsp;voorfeide plaats, daar ’t gefet was,niet gehaald;nbsp;want fy feiden dat’et onrein was, om dat dienbsp;N Xnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;knecht |
RDSE WERELD,
! tijd op een berg my wat verlochte, fb fag ik he-jneden in de leegte iets fich bewegen, ennau-i keuriger toefiende, fowerd ik gewaar dat aan j de voet des bergs een fwart Mannetje ftondnbsp;j en delfde, die fomtijds als verdwijnende, dannbsp;wederom te voorfchijn quam , als ik om dienbsp;wonder vremde faak van naby te befchouwennbsp;nederdaalde, fo vverdter niemand gefien, ja nietnbsp;een voetftap, maar ik vond ter plaats daar hy,nbsp;gegraven had defe Mynfioffen, enz. Het volgende voorbeeld, dat hy ook verhaalde, is vannbsp;’t voorgaande niet feer verfchillig : hy fei*^^nbsp;dat hy onlangs is geweeft by eenige Boeren,nbsp;die op de toppen der Switferfe Bergennbsp;foeken, en datfe hem een plaats hadden gO'nbsp;toont, daar een van haar, om met fijn makkersnbsp;j te boenen , fijn fpade had geflagen tegen eennbsp;rots,met een gemaakte blijdfehap uitroepende,nbsp;wei wat fchoon Krifial vind ik hier ! en dat’ernbsp;aanftonds in de hollen en binnen de rotfen fuiken verveerlijkengeraas en getier was gehoort,nbsp;datfe alle feer bevreeft weg-vloden. De Me-taal-kundige uit dit teeken vermoeden van denbsp;faak krijgende, heeft daar een rijke Metaal-ader gevonden, die hy, om de gierigheid ennbsp;ondankbaarheid der Heeren, dehand daar opnbsp;leggende, noit wil ontdekken.
Het mach mijns oordeels hier ook welaan-geteekent werden, dat et een gemeene en door de ervarentheid veeltijds beveiligde waan is,nbsp;dar, iemandfoeenigd^(?(?/évoorkomende, ge- '
I‘
loo nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-A A
iv.afdee-2ijn handen op dien dag niet had
'’jjajjhz.
Doch hedendaags werd diergelijk op die plaats niet vernomen,de Mar kgravenvxxi Baden hebben daar een Kruis doen oprechten. Iknbsp;woonde ontrent 800 treden van die plaats , ennbsp;heb feer dik wils by nacht en by daag door eennbsp;venfter daar na gefien , dog noit iet diergelijks konnen bemerken, niet tegenftaande iknbsp;fecr dixkwils de Nacht-J^oken voorby ons huisnbsp;' na het Bos fachgaan. Twee Herders hebbennbsp;e» haafl:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;my vcrhaald, datfe midden in dien heuvel een
vtr^r.'ene». gr-QQj-£.| Schat ill ecn pot hebben gevonden, die haar, van verbaaftheid en blijdfehap iterk roepende, haaftig is verdweenen. Daar uit ik af-nemedat indien’er iets diergelijks ontrent dienbsp;plaats waarlijk is gebeurd, die Mannekens nietnbsp;anders als Spoken zijn geweeft, houdende ge-duurige wacht over eenige verborgen fchatten,nbsp;die in tijde van oorlog door eenige menfehennbsp;daar zijn begraven en weg gelcgt, gelijk uit denbsp;holle buik des heuvels waarfchijnlijk werd.nbsp;u v'cft- Ik fal hier iets diergelijks byvoegen, my een-fokiTJn pariglijk in JVeJlfalen niet verre s'èxvOsna-briigge verhaald, namelijk in de naby-gelegenbsp;Bergen, ikachte Iburgejiföj een Gat met ontelbare vertrekken en Dool-hoven is ontdekt,nbsp;dat van dufdanige onderaardfe Mannekens bewoont was , die haar felven lieten gebruikennbsp;voor een kleenen prijs om allerlei yiere werktuigen en huis-raad te maken , die gebrokennbsp;zijnde door geen menfehen konft herfteld konden werden. My gedenkt xstOsnabrug gefiennbsp;te hebben een Hangel om potten aan te hangen , diemen feidevan dufdanige Halfjes ge-ikaakt te zijn. Her gemeen gerucht bracht veelnbsp;dingen tot mijn ooren ; namelijk dat de Jagersnbsp;docïhttWild^ in defe holen zijn toevluchtnbsp;nemende, werden bedrogen, endatdenaloo-pende Honden daar waren verdweenen, fondernbsp;Reden oit weer te voorfchijn te komen. Doch nadiennbsp;ik defe plaats felfs niet gefien heb, fofalik^ernbsp;ha,ar omnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;niet meer van verhalen. Men fegt dar defe
Halfjes haar omgang met de menfehen heb-'afjhi^dcn. ben nagelaten,t’federt dat iemand op de plaats, daar de dingen en de prijs voor haar werdennbsp;neergcfteld, heeft gekakt om voor dankbaarheid haar hoon en fchande aan te doen.
.jMinsraiia. Dafopplaatfen, daarkoftelijke ** Mijnftof-De HaUjes fcn fchuilcn of fchatteii verborgen liggen, on-¦vertoonen derüardfe GeeJlerij die de gemeene man Half-fUatgn jes of Kaboiiter-mannetjes noemt, haar ver-daar fchnt- blijf houden , fal ik met twee my feer be- ^ en ztjn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voorbceldcn bewijfen. Ik ben feer ge-
^-chymi- meeiifaam met een Switfers ^ Stof-fcheider, die fijns gelijk naulijks heeft in de metaal-kun-de. Hy heeft myiiiMeyin ’tjaar 1667 verhaald , op wat wijfe hy twee feer rijke Mijnennbsp;niet lang geleden had ontdekt, daar van hy mynbsp;rr.arkefT cenigc grootc ftukken toonde. Daarquam, feidnbsp;•vóórheel- hy ^ onlangs een Boer uit het Bregantijnfe Bos •nbsp;dicht by het Leemanfe Meir , die uit eenige redenen verftaande dar ik kennis van de Metaalkunde hadde, my toeriep, hoor hier, ik heb unbsp;letsm toor te Iviifteren. Als ik over weinig
0“'
verf'
een
niet
lijk de Metaal-gravers veeltijds gebeurt, alsM hy het felfde aanftonts aan een ander verhaald, , jiitfrnbsp;fonder 3 , of fo andere willen 9 dagen fulx te h J,
at
verfwijgen,hy in ’t kort komt te fterven of door jCen fwarelangdurigcyfÉ’/é^É’befogtwerd. Daar'®
1 van fy gemeenlijk van een teeken in haar aan-I figt dragen, dar eenige tijd daar in blijft, namelijk een bleek rondeken als eenpenning ^ of ee- . nich andere afbeelding en kleur. Daar vannbsp;een klaar getuigenis fal bybrengen: Als ‘lijkstnbsp;Opper-Oofiemnjk te Efferdinga was, fo heeftnbsp;een Vrouw met eede my beveiligt, datfe 17 jU''nbsp;ren oud lijnde, en komende van een naby gelo'nbsp;gen Dorp met Appels in haar fchoot nahuisnbsp;gaan, op herland niet verre van’tDorp is tegengekomen een Geraamte j fo groot als van eennbsp;Reus j ’t welk haar eenige tijd verveerlik hebbende befchoud, fo heeft het haar opgenomen 1nbsp;fy ondertuITchen JeJm Maria om hulpe roepende , fo ilTe weer op de aarde gekomen, fou-der eenige fchade te lijden, ja fonder een App^^nbsp;uit haar fchoot te verliefen: En allfe dat vreeslijk gedrocht bcfchoude, fo ilfe ten tweede ennbsp;ten derdemaal opgenomen,roepende mijn lievenbsp;JeJiis^omx. my te hulpe, anders moetik nernbsp;'fterven. Daar op dit vervaarlijk gedrocht laar
fchriklijk aanfiende, en het hoofd als vo ^am-fchap fchuddende, haar op de aarde leet geworpen , fonder de minfte fchade of nadee .
En als fy noch bevreeft herfpookaanfclmide, fo fagfe dat’et met wijde treden na het Dorpnbsp;ging, daar des anderen daags drie lijken zijn tenbsp;aarde gebracht; alfie eindelijk t huis gekome
van haar Moeder gevraagtwerde,
d'.ii
VIII.BOEK, Van DE ONDERAARDSE DIEREN. loi
^leek(2ic\\, fohadfedelieelefaakverhaald, enjeens verfellende na het Meir, fo badfe fuiks£^»Mek-onverwagt kreegfe in haar lippen, daar mede fy| doch te vergeefs van hem af, feggende haar in’t vallen de aarde had geraakt, de afbeelding j daar uit het uitterfte verderf re wagten te zijn, Boer ko^t
in de (iad.
en datfe daar over, als op een fchelm-ftuk be-
r \ nbsp;nbsp;nbsp;rt rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i.'v.
trapt, loude geltrait werden; tot een teeken daar over van haar ftraffè Hellende, dat het water bloedignbsp;foude v/erden ; En als de Boer niet naliet metnbsp;defe gedienHigheid haar moejelijk te vallen,
een Meir-min te ver-
''’an een penning en na verloop van eenigc da gen werdfe befocht met een fvvare fiektej meernbsp;, ps een jaar duurende. Eenvoudige Boerennbsp;- «ebben my meermaal bekent fodanigc Spookennbsp;¦ ^an haar gefien te zijn, die ook der felver on-1 —
En om in ’t verhaal defer beufelen wat bree-^^” der te zijn, fy feggen ook dar een Vroed-wyf^tmZgè^nbsp;uit die felfdeHad, die fommige noch levende ownbsp;foudengekent hebben, van een Meirmannekennbsp;na het Meir foude gebracht zijn, om fijn ba-ioffen.nbsp;rende vrouw de hand re bieden : en dat dit
beroovmgïs, fullen het onkun-vlt;inc‘' uig gemeen defe eenvoudigheid ten beHen i'ouden. -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;--nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-
, ^erfcheide, kunnen olgeflagt Hellen , noemen- fo heeft hy gefien dat her water, daarfe wee-^e de eene de “Dooden andere de ‘Doodinne en nende inging, met bloed is vermengt gewor-''Wec/'ti - ieder de menfchen van haarfoude! den, en niemand heeft haar oit meer gefien. kunnen^^*''*^aften. Doch die weet, dat de2)i!?ölt;/niet *nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;----—r-i-------
Meirmanneken het tegenHribbelende vreefige
y2in Mofes j van malkander gefcheiHen, en daar is een weg langs een Wentel-trapneer-
als hy kloppen tegen de d^ur had gegeven, jwaarts ontdekt T daarlangs fy beide zijn neer-Wien fal de dood in de openbaring van nbsp;nbsp;nbsp;1 geklommen inde benedenHedeelen der aarde,
nu, op een bleek Peerd fittende, voor enkel 1 daar het-ire^-rfde foWe nbsp;nbsp;nbsp;op
inbeeling houden. Dochofdeflaande nbsp;nbsp;nbsp;eenfraueBediledeheeft helpenverloiren, en
in ’t leger der Jffyriers fo een Spook , of dat’et i de fclfde weg van t Mnrmameken met be- ^ de Duivel de uitvoerder van de godlijke gerechtigheid is geweeH, wil ik nu niet onderfoe-
-- Ondertuflehen kan niemant, die de Schriftuur en de Gefchiedenillen bekent zijn,nbsp;loochenen, dat ’er nier fomtijds fodanige fpoo-door het ondoorgrondelijk oordeel Gods,nbsp;tot vcrfchrikking en betering der menfchen, | Vroedwijf met fmeeken en beloften had aan-. y^tfehijnen , gelijk ten tijde van de PeH, in! gemoedigt en verfekerd, dat haar niet quaadsnbsp;‘'fpinTen — tQwTluivel geilen is, die door laH S foude gefchieden : Als hy daar na het waternbsp;de nevenfgaande Engel de deuren der hui-{meteen roede Boeg, fo is’t even als op’t Baannbsp;¦ fcn eenigc reifen met een fpies aanklopte, daarnbsp;ttit dan 10 veel dooden ibude gedragen werden.
danken en bclooning is te rug-geleid. De loon was een buHeltjeJlroo, ’t welk het vroed-wyfnbsp;verblijd over haar behouden te rugkomH, weigerde aan te nemen, loon genoeg rekenendenbsp;dat hy haar geen nadeel had toegebracht; en fonbsp;iBe heen gegaan, hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wech werpende mrddaar
doch i’huis komende fo bevondfe dat een Jtroo,
’t welk haar buiten weten was blijven aanhan-
ken.
Doch het is tijd onfe reden volgens onfe reis voort te fetten, en van de Jard-geefien rot denbsp;Meir-geeflen over te gaan. Ik had in \ Markgraaf jehap Baden dikwils hooren Tpreekennbsp;Van de Meirminnen en andere Spooken ineen
''^^^«laard meir, op de bergen, Wirtenberg van' gen, feer imytxgoud was. Indien dit waarach-de Rhyn affeheiden. Als ik dan affeheid van | tig is , fo komt’et feer- wel over een met het gc-mijn vrienden had genomen, fo hebben oude nevan die vermaarden geeft Ruben-fadi. op en jonge luidenmyverfcheide dingen vragen- denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jaarlijk met open
de, uit eenen mond wonderlijke dingen ge- bare bewijfen beveftigt werd. Die luiden ver-fegtvandit;»cir ^en van fijn inwoonders ; na- haalden ook , dat een feker Ridder fijn ont-er melijk dat over hondert jarendaar Meirmin- \fchaakte Vrou , na 77 meiren doorfocht tQomfchall:nbsp;uen hadden gewoont, die met de Boeren dan-i hebben , uitditAfozr hadde gehaald, diebe-ften, en haar geld, koorn enfpijfe te leen ga-{tuigde dat geen Meiren^ felfsdat vannbsp;Ven . en als’er een Heen in ’t Meir vefmeten j niet met fofchone verwelffels waren voorfien
'verd, fo ontftont’er een vreeflijke fiorm. Hier ^oor is mijn onderfoekgratige geeft meer ontweken , om volgens de plicht van een Genefer,nbsp;de verborgenrheden der natuur op tefoeken,nbsp;cn de heimelijke hollen der aarde en bergen tenbsp;doorfnuBèlcn; daarom ben ik befijden afgeweken en heb te Kappeln j een ftedeken ondernbsp;’tgebied van Straadsburg aan de voet der Bergen gelegen vernacht; daar ik, als dichter bynbsp;^'et Meir, volkomener onderrichting heb ge-
als dit. Doch laat ons hetfelfdemetoog en voet nader komen.
Des anderdaags morgens vroeg ben ik uit dat itedeken gegaan, volgende het geluid vannbsp;een loopend riviertje, door de afgebroke Ber-gen, en komende aan een feker gehuchte, fonbsp;verftond ik daar het felfde van mijn Leidsman,nbsp;zijnde een Jager, die myfeide,dat hy over veelnbsp;jaren door jaag-luft aan die Meiren was gekomen , en hoopte dat hy de weg noch wel foude
... nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- ---nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Itl.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-r.. t *nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;z' « /• l
ongebaande en ontoegankelijke wegen, over de afgebroke rotfen en bergen vijf uuren langnbsp;gegaan en gedwaald, fo dat ik mijn vermoeidenbsp;leden nauvvlijks konde na-fleepen, en dikwilsnbsp;moeft ftil-ftaan om mijn adem te halen. Einde-^ 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’ lijk
^varen,''die ik niet heb onderfogt, om dat de avond op handen was, dat een van die Meir-minnen op een Feeftdach indeStadquam bynbsp;de openbare danfingen op het Raadhuis, aangelokt door de liefde tot een Boer. Die haar
^jegen. Sy beweerden eenparich de faakfote; vinden. hyfeide ook dat’er twee Meiren wa ^ijn als gefegt is, en dar de geruigeniften en de j ren, het eene Mummel-zee en het ander Wild-verblijffels daar van op baar Stadhuis Ce fien'zee genazme. Met defen gefel heb ik door de
-ocr page 612- -ocr page 613-VIII. Boek , Van de onderaardse dieren. 103 iijk, defe Reufen-wech als Geiten doorgeklau-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van der Elfas en S““i IfZZ amp; donK: i nbsp;nbsp;nbsp;Wy hadden daa. „aul,ks oen half quot;‘“de uiir sreietcn o ter, by gifling 400 paffen lang en breed. Mijn | helder had geweeft, begon betrokken en met gedrongen werden, daar ook eenige uitbuilen- van alle fchuilplaatfen verfleken lichamen. Wy de fteenen toegang geven om verder te hen, de ondertuflchen,bevreerten verbaaft^ingen overnbsp;j). tiever was met ys en fneeuw gedekt. Dit Meir | de befneeuwde, vochtige en onnefféne toppennbsp;keeftgeen viffeuj Qn die der in gefet werden | der Bergen n^iet ander A/é/r^daar ik uit de on- ^erp’etuit, even als de zee de doode rompen; i gecierde,onefïène,fteenige en onvruchtbare ge-djt droevige water voed ook geen huppelende j ftalte vermoede, dat de Reufen heuvelen en vanhet — nbsp;nbsp;nbsp;“nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;«nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;....nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;l..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;«ttnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;...TI.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*.».•. tTT-I duinen hadden gemaakt. Na drie uuren dwa-lens over Berg en dal komenwe eindelijk aan»«1if.‘ eenige heeften in, ontrent een palm lang, 1 nbsp;nbsp;nbsp;f wel lelijkende de Salamander, met een lieert ner als het nbsp;nbsp;nbsp;^e^^ber/fchêr^^^^^^ S'-'i fchen glinftcrlndc kleene ftertetjes en gce-1 gaande noordwaarts , fielt nbsp;nbsp;nbsp;X leftippen, aandefijdenbiauachtigfwart, meejning m een aangename vlakte ontlaltena . gt;12 lende, gefontis.' Dit Meir werd heilkh gehou- nbsp;nbsp;nbsp;Y/n'dflXT nevtnfeMn- ‘¦den, OTi dat'et geen feroerax noch otlt;7»k genoverftappen fokandeleferde nevenig lijd, en als iemant een fteen in’t felfdenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de af beeldingen ecrouw Jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;c -fr fo werd daar door regen, donder en een ver- Laat ons nu onfe reis vervolgen f veerlijk onweer, met gevaar des gene die fulks |‘lat vermaard isdoor nbsp;nbsp;nbsp;, . doet ,\’erwekt. Dit beveftigen de luiden door | omliggende Bergen, als ook door de vremdig heden der natuur. Wien heeft nietiets gehoord -•ee, y. .. nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van de feer beruchte .Sereen A/eir van yi/tf-berg verfeld, na dit Meir gegaan, en daarl/^^/j-; digt by de oude vermaarde Switferfe ’in eenige gewijde kogels gefchoten en an-fuidwaarts, zijnde een feer hoogegroo-igt;LÜ«rV be ^chr ve, , ‘^“gt;den. ff e top des bergs, nbsp;nbsp;nbsp;genaamd, daarwej beid en moeite willen doen om verborge en re Pijn-boom-bollèn omringt, vol pik-fwart wa- leidfman feidc dit Meir eertijds grondeloos bevonden te zijn, het kan alleenlijk zuidwaarts, daar een enge doortogt vol te gaar hangendenbsp;quot;‘^'ormen, is , die ik voor een draad groete, ontrent 6 of 7 Rappen met voeten en oogen door ¦ Kikvorfetïj ik heb’er niet als eenige leelijke groore doodenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gevonden. Daar waren lafuiufterretjes, de' buik was viammig geel ge-kleurd. Als ik een defer nbsp;nbsp;nbsp;met mijn ge- fchoede hand op nam, fo merkte ik, dat’et vrouwclijke borften en andere leden hadde, uitnbsp;welke een witte vuilnis op mijn handfehoennbsp;drupte. Icmant foude met de bygeloovigc oudenbsp;wijfs mogen vermoeden , dat’et vervloektenbsp;Meisjes zijn, gelijkfe van de Hagediffe j en vannbsp;de vis Grondeling genaamd kallen. Êictwaternbsp;defes Meirs werd fchadelik gehouden , t genenbsp;ik , door dorft aangefet eenige goede teugennbsp;daar van te drinken niet ben gewaar geworden;nbsp;echter meen ik niet dat dit water, door de om-ffaande boomen gedurichftilEjndeenvervui- ^ de volgende Gcfchiedenis: 3aar is een Mark-van Baden, met Geeftelijke enHove-^erc Heilichdommen gefmeten hebbende, ^ is’eruithet Meir een verveerlijk vremd^^lt;?-drogt opgekomen , dat haar wech - jaagde,nbsp;^n daar op volgde een onweer van feven dagen. Ieder geloove hier van dat hy wil. Ik kan altijd met waarheid feggen, dat ik, om de faak te cgt;nderfoeken , met geroep en gefchreeu drienbsp;fieenen in ’tMeir geworpen heb, in’t jaar 1666.nbsp;den 1%. van Bloeimaand, en op een boom aannbsp;de oever des Meirs onfe namen geteekend hebbende, fo zijnwe geklommen op de alderkaal- gingen fitten Sp een BWgt;°« nbsp;nbsp;nbsp;^ ’ f‘XT, on-Tiflelijke letters en teekens hadde des HettoffsvanfKtffettèefcfij envan tjn aargnbsp;houden middachmaal. of van de landpaal desnbsp;Wirtenberchfe gebied , van waar ons gclic i |
of de locht, die wel een maand wolken bedekt te werden, ons over onfelicht-veerdige daad als dreigende, daar op eenge-rammel van verre gehoord werde, vervolgensnbsp;begond te blikfemen, te donderen en eêii ftort-regen met hagel te vallen, o^ ons vermoeide en Van dit 'Meir werden de felfde dingen verhaald als van’t voorgaande, daarfc noch byvoe-gen, dat eertijds hier een feer vermaarde Kerk geftaan heeft, die nu, ik weet niet uit wat oor-faak, neergefonken op de grond fchuild. Doennbsp;begon de /ö^^,vrefende dat onfe iigtveerdigheidnbsp;daar ook iets foudedurvenbeftaan, fo vreeflijknbsp;te donderen,te blikfemen te ftort-regenen en tönbsp;hagelen, datwe genoodfaakt werden af te trekken en door Rijk en drek langs een andere moejelijke wech na huis te keeren.Men f^t in’t klo~nbsp;fier Aller-heiligen van de order dernbsp;fers , liggende eenige mijlen daar af, een V er-haal-boek van aide wonderen aan dienbsp;te berg; eenige mijlen Rch boven de andere bergen verheffende, genaamd Fr, dat is,nbsp;Gebroken-berg , Bilatus-berg , of den Ge-hoeden-berg , om datfe boven meeïf altijd metnbsp;fnceu-wolken is bedekt, felfs in’t allerheedftenbsp;weder. Men fegt op defen berg een grondeloosnbsp;wonderlijk Meir te zijn, want als’er fteen innbsp;deflelfs ftil-lievend water geworpen werd, fonbsp;foud’et vergrammen, en tot weerwraak re^e/;^nbsp;blikfem a, donder en vreeflijk onweer verwekken. Doch de wereld werd door waan bc-ftierd, en daar zijn weinich menfehen die de ar-veerafgelegen dingen felfs te onderfoeken ennbsp;met haar eigen oogen te befchouwen, maar denbsp;meefte werden door eigen liefde enopgebla-fentheid weggerukt, om dingen te verfleren ennbsp;met veel wind voor te Rellen, vermaak fchep- pende |
I (
I ( onder-aardse Wereld, geen menfchen konden zijn, en boven van de klippen begonnen eenige js-kegels j door denbsp;wind en Son los geworden , op my te vallen, alsnbsp;ook groore fneeu-brokken in fo een meenichrenbsp;en met fo grooten geweld, dat ten ware ik mijn iv.afdee-pende, dat andere haar verwonderen, en over haar woorden verbaaft (laan. Hier door gebeur te t dat eenige, felfs goede Schry vers van dit Meir en van diergelijke dingen feer idele en beufelige dingen verhalen, om datfe met 'Diogenes liever willen in haar hoofd en^anfche lighaam dieper in de fneeu huisblyven, en de weetenfchappcn in Hike en I drukkende een Heen had gevonden om mynbsp;welluften najagen, levende byna gelijk de Hek- j vaft te houden,ik foude van de Heilte des bergs ken , als datfe volgens het doen der oude Wijs-begcerige door reifen en arbeid de waarheid uit de diepte fouden ophalen. Dit is eennbsp;gemeen gebrek defer eeu, men gaat met de ge-mcene man, niet daarmen behoord te gaan, ennbsp;fo verleid de een den ander in de feilde dwalingen. Dufdanigen handel verfoeit den Lucer-ner Joannes Leopoldm Cyjatus de allernau-keurigfte ooch-geruige en befchryver fijns Va-h Pagina, derlands, die in fijn Boek op de ^ blad-zij-tHiftoricu3.de een quot; Gefchied-Schryver lijn landfmanbe-fchuldicht, dat hy liever heeft willen Hennennbsp;op de genieene beufelen als op de oochgetui-gige ervarenis. Echter zijn k niet al beufelen,nbsp;Tgt;t gele- die van dc ‘Pilatus - berg verteld werden : innbsp;iT» pftatu- 166d. ben ik in ’tgefelfchap van een leids-Meir, ' man op de felfde geOommen, daar ik geennbsp;Meir j maar alleenicheenygt;/tïr_, niet dieper alsnbsp;anderhalf elle vond met Hil-Haande donkernbsp;fwart fneeuw en regenwater, ’t welk niet be-weecht werd, om dat’et met bergen en boomennbsp;loodanig is omringt, dat ’er wind noch Son on-Dat de treilt kan komen. In ’t jaar 15'94 heeft de Raadnbsp;Lu«rr7;” van Lucem j om de bygeloovigheid en beufe-v''e7glefs ' len des volks, of, foanderefeggen,omdeoor-^«/^ faken van Horm en onweer af te fnyden, laH 'ri quot;tl gegeven dkMeir door te graven van daar elders Ldid.ctéi at i'i'p redenrvmr. tc kideii, docJi door de gelegentheid der plaats en degeduuiigheid, toevloed van regen,nbsp;fneeu en wolken diedaar|iaarfetelfchijnen te ; - ,----- ------------f nbsp;nbsp;nbsp;Ae^ffnrmenon- doordeDuivels-klauwen fo ge(cl\tznttezi}ttr hebben, tevergeefs, jegens deJtf men on uuui nbsp;nbsp;nbsp;________^ nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Rekte Ah alle C!* gen uit een mond dat gat bewoond te werden gevaarlijke bejegening des Misdag van -veelnbsp;Geleerde. a Philofo-phi. óm. weer die ontHaan foude alHèr een Heen in geworpen werd, durf ik nietfekers feggen:de herders en koeje-hoeders feide my, dat’er onweer onHaat wanneerfe roepen Pilatus werpt uJlyknbsp;0/Pilatus uit. Sy toonen my ook in de rodfen eenigenbsp;reL I17de voetHappcn, diefe feide Duivels-klaeuwen tenbsp;pmvei m zijii, vaii eem'2)/^iw/_, dieallejarc Opnbsp;hmgt'werd Goeden-vrydach aan een yfere keten foudenbsp;leiden, na dit Meir, daar hy op fijn troon gaatnbsp;firten en fijn handen wajfen: en dat dit Meir denbsp;eigen gevangenis van Pilatus is, daar hy lijdnbsp;de HrafFe fijner verdoemenis. Doch ik geloofnbsp;niet dat iemant die dingen oit gefien heeft:nbsp;want ik heb in’t jaar 1^67. o^deGoeden-vry-dach j begeerich fijnde dat hand-wajfen te fien,nbsp;bevonden, dat’et onmogelijk is op die tijd, uitnbsp;oorfaak van de overvloedige fneeu en ys-brok-ken, die afvallende bergen en bofiên met fichnbsp;Heepen, op Pilatus-berg te komen, het is gebeurd den 6. Mey in ’t jaar 166 j. dat ik, in Sub-schryvers.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(jgpj betcli Amus diclit by de Engelen- berch drie uuren lang met handen en voeten 1 by na Heil opgeklauterd hebbende, om een gadnbsp;van eenGoud-mijnte fien, daar ik al dicht bynbsp;was ^ hoerende een geraas en als menfehen-Hemmen daar nochtans eenige uuren inHronde |
in de leegte te pletteren geHort hebben. Dat er veel fpelonken en afgelege plaatfen van dufda-nige Spooken en vervloekte geeflen bewoondnbsp;werden, gelijk Thomasnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verhaald van den Silefifen ^evg-geekRubenfaal j en datfe onweer verwekken als haar fchatten willendenbsp;bewaren, is in veel plaatfen te fien. Want Tj'nbsp;latus-berch heeft, behalven de verhaalde dingen , ook veel kuilen en gaten , in welk mennbsp;fecht Aardmannekens of halfjes te woonen, dienbsp;haar dikwils hebben laten fien, met de men-fchen fpreken en omgaan, de goede gedienHignbsp;en de quade fchadelijk zijn; dit is, mijns oordeels, de oorfaak, dat de ruwe Herders en Boeren fo bygeloovich en fo tot toverije genegennbsp;zijn. Want felden te Kerkgaande, enonkun-dich in de Schrift en in dc wetenfehappen fijn-de, fo werdenfe door de loosheid en bedriegerienbsp;derfpooken A?axie gemeenfaam mede omgaan,nbsp;lichtelijk verleid. Daarom hebben de Heerennbsp;van Lucern eenige van die luiden die door hetnbsp;verwekken van Horm en onweer alles verwoe-Hen, ten vuure veroordeeld. De Duivels-klaitwen op Pilatus-berch ^ in dien ’t waarlijknbsp;Duivels-klauwemXya, geven genoech te kennen dat de Duivel in fodanige plaatfen vermaak fchept. Gelijk ik ook in’t jaar 1667. nietnbsp;veer van Entlihuch gefien heb de bergen ge-nazmd Schrab-bergen j daar niets groeit, en isnbsp;j niet anders als een gefplete rots, diefe fegg^*^nbsp;daarom noemenfe de felfde deverv.nbsp;pes. In defe bergen heb ik veel flekwijfe neerdalende kuilen en gaten gefien , alfmen daarnbsp;een Heen in werpt, fo werd her geluid feer lang.nbsp;fomtijds een half uur gehoord, metfommig^nbsp;tuHchen-tijd. Hoe halHerrich de boofegeeflen haar felfs en haar gebied befchermen heb ik ervaren, als ik,nbsp;van die vervloekte bergen affeheide, op een na-by gelegen Heden, hoogen en boven met wolken bedekte Berch klom, van deinwoondersnbsp;genazmd Scheiben-fluh. Die Berch is de voorgaande in vervaarlijkheidfeer gelijk, maar hoo-ger, daar groeit geen gras noch groente op, boven werd een gat gefien met een feer enge ennbsp;gevaarlijke toegang tuHchen de vreeflijke han-eende Heile rotfen. Al de inwoonders getui- van een vervloekte Maagd Salina gedamd, die een fchat van Cerbertis of van eeri Draaknbsp;foude bewaren, daarfe op fit, dit n erd bewefennbsp;met de een en de ander, die eenich goudvwinbsp;daar hebben gebracht. Daar werden wondernbsp;vremde dingen van verhaald me ik voorbynbsp;flappe; ikfal alleenlijk voor-Hellen wat iknbsp;felfs heb gefien Na dat ik met een makker, die koH' |
VIII. Boek, Van de onderaardse dieren. ioj
en drank droech, vijf uren op den Bcrch j andere tijden niet. Sohceh God nbsp;nbsp;nbsp;Natuur senda
„„r.i. nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;....nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(jgnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en de bee
Was geklauterd meer met de handen als met de Roeten, fo datvvedeingangdes^g^^j’fagen, fonbsp;lijnwe in een ocgenbük, de locht te voorennbsp;£cr helder en klaar lijnde, van een feer Hinken-omvangen, daarop fo een vervaarlijkenbsp;J‘^pn^vanhage/jvegencnwind\olgde, dat iknbsp;^he oogenblik dacht datwe fonder vleugelsnbsp;oude vliegen; door defe florm ben ik het fpocr,nbsp;oylter geworden, en dwalende van de eene rots j
- nbsp;nbsp;nbsp;nilnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;daags
iten haar nooddruft gunltelijk willen verfchaf- vatergeeft. fen, en de rijke moeder de Aarde onthoud haarnbsp;vochtigenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;niet aan haarvoellerlingen.
de andere, fo heb ik de Sfelonke eerH na een jy^ als vergramd eenige dagen haar water; doch n^r foekens gevonden. Daar ik met een vuur- j niet wanneer fulks van een beefl gefchied, evennbsp;ach een keers aan brand flak, en heb fo alle ! als offe de onkunde dernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;door de vingers
^^eken zngaten alleen naukeurig doorfnulfeld : fag. In ’t gebied van Engelberg komen in Bloei-^'ant mijn makker, in hetonweervanmyge-(maand twee Bronnen te voorfchijn, de eene
Het felfde heb ik xamp;Entlïbuch gehoord van een Bron onder ’t gebied van Bern. De ondervinding heeft ook geleerd, dat defe Bron geennbsp;vuunis lijd: want als een menjeh met voordacht eenige vuilnis daar in werpt, fo ontrekt- jjk haat
Hakt, verfchuilde fich ergens onder een rorfe. '^ncli ik heb niets ontmoet, dat met de geruchnbsp;Hn Over een quam, of dat de moeite weerdig
Was nbsp;nbsp;nbsp;___-n.____1- nbsp;nbsp;nbsp;_____ 1 - 7. nbsp;nbsp;nbsp;11
met helder , en de ander met melk-wit water, die in ^ Wyn-maand wederom verdwijnen. Oftober,
______, __________________ ________^ nbsp;nbsp;nbsp;Ikkonde veel dufdanigedingenby-brengen,
)Hs, niet tegenftaande ik met de alles I maar nadien C);/lt;«?/^xdefélfde volkomen heeft , of mogelijk door beguicheling der ibefchreven, daarom fal ikfe overftappen. le-^''^gen de /chat niet konde gefien werden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j mand begeerende te fien de Water-vallen j die
lic fach een kuil aan den ingang feer nau, die I van de fleile rotfen in een vervaarlijke afgrond, nbsp;nbsp;nbsp;'
§cr is als eenigeBergen , noch ly komt niet Voort van de Jneeu j die hier niet gevonden
Werd; ook haaltfehaaroorfprongnietuitdein de Bergen verdikte en c’faamgeHremde/öfA^jnbsp;gelijk eenige fonder grond beweeren; daaromnbsp;^efloot ik, datfe uit haar eigen ader fo na bovennbsp;[prong, even als het bloed in ons lighaam na hetnbsp;hoofd vliet’et, fonder op de wetten der fwaar-heid acht te geven, en datfe feer gefond waternbsp;geeft, veel beter als eenige Suure-bronnen j de-'vijlet noch door geen reuk, fmaak of eenigenbsp;^ermeno-ing is gegiHer. In Switferland werden meer wonderlijke Bronnen lt;^twondtn : Iknbsp;heb’er een gefien in ’t jaar 1667. den 4.'
lich vervolgens in een hoog vervjelffel uit-1fonderbefwijmenisniet tebefchouwen,neder-jHide, aan welkers einde uit de fteenen een i Horten, die begeef fich na ^eer heldere Bron fprong,vlietende in een Hee-1 en by Lucern na de Konings-berg ^ daarfe ge-tie bak^ even offe door konH daaar toe gemaakt i ficn werden van de alderhoogHe Bergen in denbsp;^’as. Ik verwonderde my van waar defén Bron \ ondergelegen Meiren neer te Horten. Op diennbsp;®P de top van een Berch, die hooger was als al Berg digt by een Eremijte wooning, Broeders-de neveiiHaande, mochtc voorfpruiten: want huis genaamt, is een feer koude Bron, daarnbsp;redeneerde aldus by my felfs; defe^ Bron in veel menfehen uit Gods-dietiHigheid, uitnbsp;^^alt niet af van andere Bergen j de wijlfe hoo- nieusgierigheid of om haar gefondheid ingaan,
doch fy konnen de fcherpe naulijks foojg^,. lang verdragen, darmen x óf3 VaderOnfes^»’»»-leeH. Daar zijn ook deftige Genees-bronnenjamp;wnbsp;Heel-kruiden j als ook kuilen, voor w'elke hetnbsp;van de rotfen vallende in fijne droppels verdeelde, en door de Son beHraalde water aardige Regen-bogen vertoont, die met de handennbsp;konnen betaH werden. By het Dorp BitznawneUnkea;nbsp;zijn drie vermaarde Spelonken, die ik naukeu-rig heb onderfocht, in de twee, Krapjfenbalmjinbsp;en Steigelfatbalm genaamt, heb ik niet an- .?«-ders gevonden als eenige' M^n-ftoffen en krui- 4 Mmliaiia.nbsp;den.
van varen-
B!
“Hei-maand daags na de Kruisvinding 7e door het Lucerner Meir . bv den
lange Spelonk ruHchen de Heenen doorborende, aan ’t begin uitkomr. Het is ongelooflijk wat vremde wonderen deSwitfers van defe kuilnbsp;verhalen; fy feggen de lengte des felfs nochnbsp;niet bekent te zijn , en dat aan het einde een
tt)i
Daarna ben ik gegaan in de Spelonk genaamt gedam-Waldts-bam, die in’t begin met grooteboo-^^/^'^*quot;’' het Lucerner Meir ^ by den Koper-i gen van de natuur is verwelft, daar na heeftfenbsp;die dicht aan de oever tuflehen de ge- veel enge groeven , daarmen niet anders alsnbsp;^ÊUrde rotfen met een diepe boefem en hel- gebukt kan doorgaan, dan verfpreidfe fich we-t Water te voorfchijn komt, beginnende tejderomfeer wijd uit, en ten laatHen met tweenbsp;^oejenopdendagder/fr«/gt;-x'i;^^/i«j;in Bloei- de allerwijdHe en hoogHe verwelffels eindi-Jaand, en houdende weer Hil op den Kruis-1 gende, fo vloeit uit een kleyige wand een i?/-in de HerfH; echter verhaalden my de j wét van over vlo^igfuiver water, die door denbsp;“^cren, datfe het voorleden jaar wat/‘r^^é’rbc-gon te vloeijen.
j^ctders niet veer V3.n nbsp;nbsp;nbsp;St^us-Ji/id ver-
^aaiden my van een Bron op de Alpes, die Haar tweemaal daags water geeft, op die tijdnbsp;ais het Vee gaat drinken , en dat alleenig innbsp;“ ^naak-maand ^ ^ Hoqy-maand ^ en ‘ Oogjl-^aand ^ wanneet het V ee gaat weiden , en opnbsp;II. Deel.
dende, foo komender Kabotiter-mannetjes en ^¦lt;»»(ers Spoken te voorfchijn ; fy feggen ook daarnbsp;fchatten verborgen te zijn , en onbekendenbsp;voetHappen van menfehen en verfcheide bee-Hen gefien te werden. Cyfatus is felfs in defenbsp;Spelonk geweeH , hy fegt datfe door veelnbsp;Onbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dool-
Den voorgemelden Cyfatus verhaald van J’och een anefere Bron, die op de Kruifdagennbsp;^®gint en ophoud te vloejen ; en hy brengternbsp;^ch meer andere te voorfchijn. De Boeren ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gevonden werd, die geklopt wer- Daarvan
quot;«14
-ocr page 616-^cien die geloof ik, daar ingegaan waren : aan teinde,daar de rivier onder uir d’aarde botrek,nbsp;vond ik eenigenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de moei
te neemt in defe Spelonk te gaan. fai de faakalfo bevinden; boven de ingang der fpelonk fietmennbsp;m de leer hooge rotfen eenige fpleten en gaten,nbsp;bjnde nellen van^^^ die eertijds fo groot en ^ Q.
quot; nbsp;nbsp;nbsp;o f.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
(lijk is afgefclirikt defelfde ter deeg te doorfoe-ken; ik heb met twee Boeren 5 uuren daar aan belleed,niet een hoekje voorbygaande, en daarnbsp;in middachmaal gehouden. Defe fpelonk is innbsp;’t begin feer breed daarfe veel Genees-kruidennbsp;voortbrengt, die door het neervallende water,nbsp;dat feer hooch weer te ruch lleuit, bevochten
bedaut werden. Daar na moellenwe door een __________j -c,- ____gt; ________________
nau gat naakt fonder eenige kleedcren kruipen, | en Kalvers roofden en na haar nellen voerden, daar ik de rechterhand omllaande denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j maar ook denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aantallen : maar tfeder
een lang einde volchdc, en vond inft llijkee-j dat de luiden re gaar met nbsp;nbsp;nbsp;tegen die vogel
nige voetfiappen als van Wolven daar na vondhebben aangegaan, fo zijn die plaatfen nu lan^^ \k een doorfchynige ¦Askriftalnk^tket-'nbsp;nen neer gedrupt. Van daar de flinker handnbsp;omllaande ben ik een tweevoudige wechinge
-ocr page 617-VIII. boek, van de onderaardse Dieren, Q ^fkebroke rots faff, des nachts een nbsp;nbsp;nbsp;gt; daar van eenich Moed des Draaks op fijn hand *-‘^ 'amp;erg nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j^-,\ I ________j_ r_;-l____1____^-r ¦ nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- , ^'(cheuru nbsp;nbsp;nbsp;was uitgcvlogen, daar op het aar dry k drie of vier dagen lang hzó. geraaH en ge-bulkt ' nbsp;nbsp;nbsp;¦ en daar rTa is de Berch half afgebroken, tütftortende overvloedich water, ’twelk denbsp;groote Iteenen en afgebroke brokken des bergsnbsp;’t Lucerner Meir heeft wech-gefleept, vervullende de Hooven en Booni-gaarden metnbsp;ïiard-hopen, die tot boven aan de boomen reikten. Dat defe bergen dikwils tot een woonplaats hebben geftrekt aan de 1draken_, blijktnbsp;uit vele overblijffels: daar onder boven alle te-genfpreken fchijnt canKafuifelJin de Kloofter-herk van St. Leodegarim te Lucern tot nochnbsp;toe bewaart, die ik met mijn eigen oogen gefiennbsp;heb achter op de ruch geteekend met tweenbsp;Miegende Tdraken j die een menfeh medevoe-ten,gelijk inde voorgaandeAfibeelding te fienis. De gefchiedenis werd dus verhaald. Een, nbsp;nbsp;nbsp;^ ----------- j Lucerner Kuiper‘^ilatus-berch Hout voorlijke Reus voor het Raad-huis met al fijn leden fijn werk foekende en affnijdende, isik weet jafgeteekendfien, maarhyjalookop het Raadnbsp;niet door wat misfiach gevallen-in een ktüM 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' daar hy niet konde uitkomen. Siende dan over al of’er nergens eenige hoope van verloflingnbsp;Was, fo bevind hy fich in ’t gefelfchap van tweenbsp;PDraken: met hoe groote fchrik kan ieder bynbsp;fich felfs wel bevroeden. Doch fijnde in gr00 ter gevaar door de honrer, als door' de Dmken, | fieb gefien. daar nbsp;nbsp;nbsp;als een cmenftaan- dieliem geen fchade doende haar leven door i de toeft was, daar ik doen met konde ingaan, nochtans heeft een Schoen-lapper, die leidc Draakeneen^witferfehel^’, genaamd, indien | de een nieuwe kuil voquot;nd mVt een verveerlik ik wel onthouden heb, Wmkelried, gelijk in ipik-fwart Meir, daar door hyfoverfchriktc, datnbsp;de nevengaande afbeelding te fien is. Daarinvnbsp;Was op die tijd in Subjylvania een vervaarlijkenbsp;ftienfchen en heeften verflindende Draakj dienbsp;iu een Spelonk aan de neerdalende top van eennbsp;Berch , gelijk ik felfs gefien heb, woonde, eennbsp;plaats bequaam om het Meir en het Land tenbsp;beloeren. De menfehen waren voor defennbsp;Draak feer bevreefl , tot dat de voorfeidenbsp;f^eldom een manflachbuiten-Iandich, fich felfsnbsp;aanbood tegen dennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;te vechten ; mids dat hy van fijn Ballingfchap ontflagen weerde. Op defe voorwaarde begeeft hy fich inliet gevecht , op de plaats nu genaamd het 2)rfZ-benveld ^ en verflaat den nbsp;nbsp;nbsp;gelukkelijk. poch de verkregen overwinning is doorforg-loosheid dikwils fchadelijker als de vyand:want de overwinnaar van blijdfehap op-fpringendenbsp;huppelende heft fijn fw^eerd na om hooch, II. Dee l. etf« de fteenen te lekken onderhielden, fo hepft hy fulks nagevolcht, en is alfo een halfjaar londernbsp;eenich ander voedfel in’t leven gebleven. Alsnbsp;de Lente-tyd aanquaam fo zijn de Draken j nanbsp;haar vleugelen eenige tijd beroert te hebben,nbsp;uit de kuil gevlogen, en hy is met de fleert vannbsp;den eenen ook opgenomen, komende wederom in de ftad by fijn vrienden, doch de gewoonlijke fpijfe ontwennet fijnde, fo is hynbsp;korts daar na geftorven; en heeft tot een gedurige gedachtenis van fo een aanmerkelijke faaknbsp;defe kafuifelaan de Kerk vereert, en fijn goednbsp;tot erfenis gelaten. Onder andere gedenk-teekenenvanoud-heid en dapperherd werd te Lucern op de brug een gevecht eefchilderd gefien tufichen een |
107 'i do at druppende, fo is hy door desfelfs vergiftigheid TJiÜuF van de verflage Draak gedood, dat de levende egt;n,um-niet had konnen doen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bioedsfterft. Ik heb ook een Draaken-fieen gefien grooter dm-als een Duiven-ey metverfcheideteekensge-^‘’”-^^f“ teekent, die te Lucern als een byfonder tegen- DrJTuit-gift tegen allerley fiekten, en voornamelijk te- sdpos^.nbsp;gen vergiftige bewaart werd: defe fleenhechnbsp;een vliegende vuurige Draak Uitgefpogen, ennbsp;is van een maijende Boer opgeraapt. Doch wat behoefik meer voorbeelden by te uergmm brengen; feker gelijk Jfrika altijd eenige nieu- JT/w'nbsp;we gedrogten voortbrengt, fo hebben de afge-/^» hr^vgennbsp;broke bergen en de ontoegankelijke plaatfennbsp;altijd eenige vremde vrugten der natuur, name- -vcort.nbsp;lijk Draken en Reufén voortgeteeld. Die hiernbsp;van een ooch-getuige begeerd te fien, die gaanbsp;na Lucern j daar fal hy niet alleen een verveer-hiüs de ongemeen groote Reufe-beenen konnennbsp;befchouwen. Doch ik behoor niet te verfwijgen, dat ik over veel jaren van l'Veenen na (jractum m oty- Reptfe me-ria reifende op de w^ech na de berch, die w-e- n^ggeho»-gens fijn kleur Rooden-berch w^erd genaamd, over eenige jaren daarin geweefi te zijn my volgende dingen daar van v erhaald, namelijk dat uit het konflig maakfeldcrfpelonke bleek datfenbsp;voor defen een woonplaats van Reufen was geweefi,daar van hy verfcheidenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j de aarde een weinich opgravend®, met fich had genomen , ten ware men feide dat’et Draaken-bee-nen zijn; want de inwoonders feggen eertijds in de mond der fpelonk een geheel Draken geraamte gevonden te zijn. Hy voegde daarnbsp;noch by dat hy geen einde van de hollen en gaten had gevonden, niet tegenflaande hy eenigenbsp;uuren daar aan befteede, om dat hy by gebreknbsp;van keerflen voor de te ruchkomfl bekommerdnbsp;was , en om dat hy eenige trappjen opklimmen- y aanflonds w^ech-liep. Doch ik fcheider uit. Is’er iemant begeerich de verborgentheden der natuur te ondexPoe-ken , die gaa op de bergen vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ Carin-dighede» thiUj TyroL Silejïen^ en voornamelijk Rhatia j Switferland en Subjylvania ^ die denbsp;Yi. Broeder Niklaas bewoond heeft, daarhynbsp;behalven de boven verhaalde Goud-kuil op dennbsp;berch ArnuSj, niet veer van ’t kloofier des Enge-len-bergs, aan de tegen-overige fijde op dennbsp;berch Ao een gat fal vinden met een feer nauw’enbsp;ingang, en van onbekende lengte, gemeenlijknbsp;Fiken-lochnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, en meer andere van niy niet aangeroert. Ely mach vry verfeketdzijn, dat’er geen arbeid, fweet, dorft, vermoeidheidnbsp;en bevreeflheid, die ook in kloekhcrtige menfehen valt, gebreken fullen, om fijn kittelendenbsp;nieuwfgierigheid te voldoen. O X nbsp;nbsp;nbsp;Het |
IV.Afdee'
LING.
E meefle quot; Gefchied-fchryvers betui- [ maken, en mer diergelijke vrouwen-werk: En gen, dat’er onder-aardfe Menfchen ge-1 geen hout om te branden hebbende gebruikten-
'ic beefte-mis in de Son gedroogt, de menfchen waren groot, lang, fterk, en foo men feide lang-
Cap. IIL
a Hiftorici.
¦De onier-aardfe menfchennbsp;zijn twee-
derlei. nbsp;nbsp;nbsp;_
i-siag. woonen in de fpelonken en hollen des aard-¦ Sy hebben (o groozenbegeette tot haatgeens
weeft zijn, en hedendaags noch gevon-werden. Defe Menfchen konnen twee-
fmts werden aangemerkt; want i. fommige: levende, de vrouluiden waren ook nier leelijk.
slag
bcqu.amheid der pilaars genodigt vet, , datfe, in de ftad gekomen om haar dingen ofdoorde armoede gedrongen, Tena.fommi- te vertoopen, of omeenigenood-druftteha-ï'-ge menfchen oro de oorlogen te ontwijken met len, daar met geen banden te houden zim, maatnbsp;allerlei voorraad m de ruime onderaardfege- keeienftraksweer na haarwooningen, daarftnbsp;wellen geweken zijnde. zijn genoodfaakt ge- om geen goed een nagt foude willen uitblijven.
^ rtp, Sf
¦0 ven
tten S‘
worden daar te blijven, daarfe gepJoegt en ge-1 Sy onthouden haar t’eenemaal van OJJ-faaid, als ook kinderen voortgeteeld hebbende,' vleefch j Schape-vleefch en Hoender-vleejdh altijd zijn blijven woonen. Van d’eerfte fullen- welke heeften zijn maar queeken om met w'iJynbsp;we eerft,en van de andere daarna handelen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fte te verkoopen; te vreden fijnde met Broods
Gajfarellm in fijn Boek vandevermaardfte Kaas^ Melk^ Look ^ Ajuin enand^etekruiden-onderaardfe groeven befchrijft onderaardfe Ste- Op dat denGrootmeefter my fulks met de daad den , daar ik geen geloof aan foude gegeven foude betoonen, fo liet hy een tafel dekken, epnbsp;hebben , ten ware ik de felfdc in drie plaatfen welkers een einde gefet werde allerlei vleefcgt;hnbsp;onderaari met mijne eigen oogen gefien hadde. Als ik en alle lekkernyen van ’t koftelijk middagmaalnbsp;w Makh?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’tjaar 163 7. in ’t Eyland Malta was fo is ’t overgebleven; en aan’t ander einde kaaSj look,
eens gebeurt dat ik met de Grootmeefter ajuin.,pap ,enx. enhybe\a^eè.e Onderaardfe hannes Lafcari na een feer vermaaklijk gehug- ¦ Menfchen , die om de keuken te bedienen daarnbsp;te, Bufehettum genaamd, trok. Als daar van' ontboden waren, aan tafel te fitten; die hetnbsp;de aarten eigenfehap des Eilands over en weernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en de andere lekkernien lieten ftaan,
veel gefproken en gehandeld was, fovoegder en haar tot haar gewoonlijke koft srankaas, den Groot-meefter eindelijk by, dat in een'/öö^jenz. keerden ; daarfe met een ongemeenenbsp;digt bygelege heuvelnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' graagheid aanvielen.
woonden, erv dat hyverfocht ik wilde de felfde; Ik heb defe dingen wat breedej: willen je eens gaan befien, en befchouwen de wonder-! fchry ven, op dat de lefer daar uit de aart en ge-ƒnbsp;lijke fchranderhejd van die luiden in tmaken en' legentheid van andere onderaardfe Menfchen ^
ttn
befchikken van haar onderaardfe wooningen Als ik daar op antwoorde, dat my niet aangena-mers konde gebeuren, fo ben ik met een ervaren Leidsman na óte Onder aardfe laooningge-gaan, die in ’t Arahis _, welke taal de inwoon-ders eigen en gemeen is, Ghaar kebir , dat is,nbsp;Groou Sfe-groote Spelonk genaamêi werd. Door de voor-naamfte poort daar dan ingegaan fijnde,fo vondnbsp;ik een groote menigte Mans^ Vrouwen , Kneg-jes en Meisjes op lyn Boers gekleed; en alhoe-welfe onder malkander fcheenen te woonen,nbsp;echter had ieder huisgefin fijn eigen wijk, doornbsp;de natuur of door konft gemaakt. Hier fachmennbsp;in de rotfen Bedfteden uitgehouwen, daar eeni-ge Kasjes om brood en kaas te bergen, eldersnbsp;watenflaUen voor koejen, fchapen en efels, alsnbsp;ook neften voor hoenders: daar ontbraken ooknbsp;geen groote potten om in plaats van regenbakken water in te houden; lange reetftennbsp;aluin en look vercierden de wanden als loofwerk-,daar waren ook ovens bequaam om broodnbsp;te bakken; daar langs ’t ligt door de fpleten en j
lonk.
De gele-gentheid der looonin-gen.
De hefig-heid en gedaante der
foude leeren kennen; Ik meen niet dat het voor vals moet gehouden werden ; ’t gene Blinius,nbsp;e_/Llianus en Solinus van de onderaardfe meU'nbsp;fchen by de Roode-zee verhalen.
Dicht by Maltha is een Eiland, gemeenlijkriit-d Gozo genaamt, daar ik diergelijke Ipelonk volnbsp;menfchen heb gevonden, die op de felfde w ff^nbsp;leven. In beide die Eilanden fprek^nfe fuivernbsp;Arabic fonder vermenging van eenige anderenbsp;taal. Daarom als de Maroniten naden Libanon weerkeerendc in ’t Eiland Maltha na be-quame gelegentheid wachten, fo gaanfe dik-wils by dele onderaadfe Menfchen, lefenhaarnbsp;in ’t Arabic de Mifle voor, en verklaren haar ^rabiofnbsp;de gronden der Chriftelijke Gods-dienft; want ken-fy zijn niet heel woeftaardig, noch vremd vannbsp;’t Katholijk Geloof, maar fy lefen dagelijksnbsp;haar getijden en gebeden, en hooren alle heih-ge dagen in een naby-gelegen Dorp Mif^ '¦gt; vnbsp;hebben ook in haar kuilen de afbeelding vannbsp;den gekruiften Je fits, en van de //• Magetot^nbsp;bequame plaatfen gefield. Dus veel fy^ gelegc
fcheuren der rotfen fodanig in de onderaardfe | van de onderaardfe Menfchen in Majt oa. plaatfen geleid werde, dat de regen noch del Als ik in ’tjaari659. dfofc a ffndoorrei^^enbsp;wind daar ontrent niet ligt fchade konde doen,nbsp;de ovens hadden ook haarnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;op datfe
de onderaardfe wooningen door den rook nietfoudenverfmachten ; By daach terwijl denbsp;mannen buiten de fpelonk werkten,en inde naburige plaatfen nood-druft haalden, hielden de
t Vit er- in
triCf nbsp;nbsp;nbsp;1
snwoonders. vrouwcn haar befich met fpinnen, met kaas te
fo ben ik gekomen in een veld van bifeland, daar ik hier en daar geduurige rook «en-fag opgaan. Ik daar over vcrfteld ftaande, ennbsp;meenende dat daar Swavel-groeven waren,nbsp;vraagde aan mijn metgefel wat dat beduidenbsp;daar hy al lagchende op anrwoorde,dat’et geennbsp;dampen uit de aarde waren, maar dat die rook
quam
^00
quam uit de fchoor-fteenen der onderaardfe, 't Is ondertujfchengebeurd j daf er door het Woningen; en korts daar aan toonde hy my de ^ dorp een wagen met^oonzngeladen reed,daar‘^‘’'‘nbsp;ingang tot die wooningen.Daarwc ingaande de ^ de kinderen aanfionts na toe liepen ^ en de Boo-fercls,bedfteden,kasjes,f’^/^.even als in’tEiland jnen aanranjlen j doch niet als ledige fchillennbsp;Maltha in fteen uitgehoiiwe vonden,invoegen ¦ vindende, Jo begonnenfejammer lijk te fchreyennbsp;tiat’eteen onderaards‘Dorp was Meonianim pnte klagen. Dedorp-luidenfmidedatde kin-S^naamd,onder ’t gebied van denVorft Qamil- deren begeerig na Boonen'iewrr’# ^ hebben haarnbsp;his ‘Pamphi/ius-.dQKexk ftont’er buiten;al d’in- defelfde opgedift diefe met hlpdjchap als haarnbsp;Woonders houden haar befig met de landbouw, gewoonljk voedfelgraag hebben op ge get en,nut-~nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• - -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tende eenige maanden niet anders, tot datfe
eindelijk brood en andere kojl leerden eten.
Door welkers gebruik het groene kleur des huids aliens kens is ver gaan j, en geworden alsi”^Z^Jj\lnbsp;in andere menfchenMaar na d’EngeIfe taallee- nen. u hetnbsp;rende zynfegedoopt, VKnechje aat jonger alstjjj^pjjj^^nbsp;’t yitisjc geacht werde^ is korts na den doop ge- 'vergum.
Defe onderaardfe Wooningen heb ik felfs S^fien, daar uit de gelegentheid van alle anders , die de Land-befchryvers voorllellen, is afnbsp;nemen. Dejaarfchrifren onfer Broederfchapnbsp;betuigen, dat in ’t Indiaans Rijk van Idalcan denbsp;Priefters op den Berg der Afgoden, en’t gemeen volk onder de aarde woonen. ‘P. ‘Petrus
betuigt dat in Africa by de Maan-bergen!Jlorven-, dog VMeisje heeft lang daarnageleeft, pC menfchen in de dicpfte, hollen der Bergen yj?: men fegt dat’et in aljyn ïedenvan andere
haar leven doorbrengen, om tegen de kracht ‘^er Sonne bewaart te zijn. Het felvc fegt P.nbsp;Marcus Venetus van de Bergen aan de Cajpi-R fal nu niet fpreken van de onderaardden. fe kuilen der Stad Romen ^ daar ten tijde der
4
ie
anti
vrouwen niet verfchillende , ontrent Lenna getroud, en noch onlangs in 't levengeweefl is.
Het Meisje, de Engelfe taalverftaande^ge-^y^men vraagt zijnde van waar fy gekomen wasi heeft Mtemnlnbsp;geantwoord, datfe Sinte Meertens volk waren,
vervolgingen fo veel heilige Martelaren tr\\die in haar landge-eert werde ^ en vorder ge-Paufm hebben gefchuild: De Lefer kan daar \vraagt waar dat land ligt, en hoefé hier ge ko-over het Onderaardfe Romen nafien.
Doch nadien de bewoonders van dufdanige dt Snoeven eigentlijk geen onderaardfe Menfchennbsp;Xnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;g^ihgt werd.en, om datfe ten allen tijde
en nacht uit defelfde konnen komen,
’men was? antwoordefe dat niet te weten: doch noch in vers geheugen te hebben ^ datfenbsp;eens befig zjnde met haar vaders vee te weiden j een geluid hadden gehoord als van eennbsp;groot e klok, en datfe doordat ongewoone geluidnbsp;verbaafi voortgaande in dat veld waren gekomen,daar fe gevangen zjn. IVederom gevraagtnbsp;ofme daar in Chriftus geloofde, en of er de Sonnbsp;oitgefien werde ? fo heeftfe geantwoord ^ daf etnbsp;een Cliriften-land was, met Kerken voorfien :nbsp;doch datfe noit het licht der Sonne noch der Daar noitnbsp;Mane daar hadde befchoud, maar Hleenlijk^^ffi^ffj
rr nllÊ Li L\4 nriA nbsp;nbsp;nbsp;ty r\4y/r /Tt/i.'ifr mt/i
“P;
daarom moetenwe nu fpreken van foodamgc menfchen die onder de aarde voortgeteeld ennbsp;opgequeekt noit het licht der Sonne noch dernbsp;Mane hebben befchouwt.voor datfe door eenignbsp;Wonderlijk voorval uit haar fchuilhoeken zijnnbsp;Voortgekomen, tot verwondering van ieder, de
wijfe van haar leven verhalende. Defe vremdc nbsp;nbsp;nbsp;„pil.h hiprvnor de oPmanden
en y«wo„de,e„s.weeM.ge Gefchied^
'®êtna.
quot;‘Es.
haald Wilhelmus Neubriffenfis in de omkee-ringder Engelfe faken, in’t i.Boek, hetx7. Hooftfluk, op de “ Bladzijde: Hier volgennbsp;fijn eigen wmorden uit ’t Hoogduids overgefet.
Een wonderlijke Gefchicdenis van Onderaardfe Menfchen j gehaaid uit den Engelfe Schryver Wilhelmus Neubriffenfis.
In’t wefier-gedeelte van Engeland, fegt hy, een dorp ontrent vier of vjf uuren van ’t def-^^ge Klooft er des H.Martelaars enKoningsy^S-rnund, daar eenige oude Spelonken gefien wer-
oook een helderer landfchap van P hare door een wjde Rivier afgefcfoeiden te zjn.
Defe en diergelijke dingen verhaalde het vroumenfich, van dat onderaardfe landfchap^nbsp;daar over ik ieder fyn oordeel vry late -. en echter b er out d my niet ,fb een vremde en wonder-lyke gefchicdenis verhaald te hebben. Syfioude Defe ge.nbsp;gebeurd zynonderKoning Steven, innbsp;n 40. Ik beken geern dat ik over de waarheid beurt g.iinnbsp;lang in twyffelbengeweeft ^ tot dat ik door veel'fjjf*^nbsp;waarfchynïyke getuigeniffen gedwongen ben
iro,
'en
‘gt;e».
den,gemeenlijkWolhDuttcngenaamt,daarvan\defelfde te gelooven j my verwonderende over het dorp ook fijn benamingheeft. Vit een defier d gene de reden niet fichynt te konnenvaten.
putten zwi eens tn de Somer, terwjlde Boeren Dus verre Neubriffenfis, die niet ten onrec r-hefia waren met may en, twee kinderen, groen; ten lang over defe Gefchicdenis twijttelachtig gekleurdover haar ganfche lichaam , r.wör-|isgeweeft; dewijlfe wonderlijk is en veel din-fibjn gekomen. Hie ^ door de ongewoone /or/jf gen begrijpt, dieonervare menfchen vremd ennbsp;als verblind eenhe tijd in ’t veld hier en daar ongelooflijk fchijnen. Seker ik loude ook be-gMwaalt hebbendeeindeljk van de Mayers fwaarlijk geloof daar aan konnen geven ten wa-^jn gevangen en tot verwondering van alle tt diergelijke dingen my by de Schryvers wa-^enfehen in d dorp gebracht j daarfienbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ren voorgekomen. En om de Le*er meer te
dagen fonder voedfel leefden j om datfe op,gee- -xioXAotn, fo iaat ons fo naukeuri^g als mogelijk
. - -J - nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;J. ‘O
'Her ley xfijfe konden gebracht werden het voed hel in dat dorpgebntikljk tenutien-, invoegennbsp;datfe vermagerende in gevaar warenvan ein-deljk by gebrek van voedfel te flerven.
is, defe gefchicdenis aan de waarheid roetfen.
Eerftelijk fullen wy onderfoeken , op wat wjfe en hy hoe danige gelegentheid defe menfchen onder de aarde zijn gekomen ?
O 3 nbsp;nbsp;nbsp;Ik
DE ONDER-AARDSE WERELD, bequame ftofTe om het vuur te onderhouden te vinden was. Haython verhaald in fijn Befchrij ving van de..... Tarters, ói2dL '\n Megrelia tufTchende en CaucaJije bergen fulke diepe laagten zijn,nbsp;datfe nooit van dc Sonne befcheenen werden, Ik antwoorde fulks op verfcheide wijfete opmatmj. konnen gcfchieden: want in tijden van fwarenbsp;fedismm. Oorlogcu j of wtcdc fockcn dc menfclicnnbsp;^de7Jdequot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;leven door de vlugt te behouden, en be- gekcmen geven haar in de hollen der hooge bergen als in iekere fchuil-plaatfen, en op datfe daar geennbsp;gebrek fouden lijden,fo nemenfe Koejen, Schapen,Graan en andere nooddruft met haar-, ’tge-ne de ondervinding in defe beroerten, daar ondernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nu 40 jaren heeft gefucht, veel- Me tijds heeft beveiligt ; invoegen niemand daar j hebben onfeonderaardfe menfehen konnenbe- aan kan twijfelen. nbsp;nbsp;nbsp;j woonen, fonder dat ergens een uitgang was. Joden in dt De menfclien dan, by dufdanige gelegent-} In de derde plaats foude iemand mogen vra-^^|,’^f^ heidinde Berg-groeven gevlucht, hebbende i gen, wat die onbekende nbsp;nbsp;nbsp;omur»^ uitgang niet w’^eer konnen vinden, maar zijn j defe onderaardfe kinderen mede bekleed wa-meer en meer verdwaald en eindelijk genood-1 ren? Ik antwoordedat’et.5^’^^?-/J^/i^ɦ;/ ofes-faakt daar haar verblijfte houden. So leeft men 1 nige andere ftolFe in die onderaardfe plaatfen « Geogra- by dc a Land-befclirijvets, dat denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Op die; groejcnde is geweeft : want gelijkmen ver- phi. nbsp;nbsp;nbsp;wijfe in de ontoegankelijke Cafpife Berg-groe-1 haalt, dat fommige volken haar felven kleede- ven zijn geraakt. nbsp;nbsp;nbsp;| ren toemaken van gedraide wortel-draden, In spangien Daar werd verhaald, dat ten tijde van Thi- i andere van Mofch dat aan de wanden waft, ee-is onlangs Uppus de III. in de Bergen van Spangien een; nige van dunne fchillen der planten enz. die nteu volk isondekt, die ongetwijfeld byfoda-1 God de ellendige en nooddruftige menfehennbsp;nigen voorval haar daar heen begeven hebben- -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ Als nok in Tranfyl- Sy ontfan gen haarnbsp;licht ennbsp;roarmtenbsp;door de noIV.Aföee- een meet -volk ontdekt. de, veel honderd jaren daar geweeft zijn, fpre-kende een tale van de Spaanfè feer verfenei-den, en fy felfs zijnde onbekent, tot datfe van de Jagers werden ontdekt, en hebbende geennbsp;goede zeden, fozijnfe door de Vaders onfernbsp;Broederfchap tot een beter leven gebracht; invoegen datfe hedendaags van de ander Span-giaarts niet verfchillen. verhaald dat in Tranjylvanien in in ’t jaar po o diergelijke menfehen uit deberg-groeven zijn geborften, die het land noch nietnbsp;heel bewoont zijnde, daar na hebben vervult.nbsp;Diergelijke dingen kan den naukeurigen Lefernbsp;veel vinden, als hy de veranderingen en om-kceringen in de w'creld voorgevallen opfoekt. In de X. plaats kan gevraagt werden, van waar die onderaardfe menfehen dat fchemer-licht is toegekomen ? Ik antwoorde door de fcheurenen Ipleeten, die in de bergen zijn: want het is nauwlijks tenbsp;gelooven, hoe grooten licht de onderaardfenbsp;plaatfen ontfangen door de allerkleenfte ope-'fpi7t77d!rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ondervinding leert in de Room- btrgen. Jè onderaardfe Kuilen ^ als ook in alle donkere plaatfen j en voornamelijk te Romen in denbsp;Tempel aller Goden. Het is waarfchijnlijk datnbsp;in defe bergen een merkelijke wijde en langenbsp;opening is geweeft, daar door niet alleen lichtnbsp;genoeg, om eenige uuren dag te maken, kondenbsp;inftralen, maar ook warmte genoeg om hetnbsp;land bequaam te maken Gras en Teulvrugten,nbsp;voert te brengen: want boven is getoont, datnbsp;daar ter plaats fodanige vrugten groejen. Daarnbsp;ontbraken ook geen Bronnenyioch. vijjen uit denbsp;rivier voortkomende, die, volgens’t geene elders betoont is , in de onderaardfe wereld ooknbsp;gevonden werden. Daar is ook geen vuur gebrek geweeft, dewijle God de faak fo beftiertnbsp;heeft, dat de menfehen vuur-fagen met haar innbsp;die onderaardfe plaatfen hebben gebracht,daar |
, Laagten ' noil 'otin en dat’er niet anders als een fchemer-licht felfs op de middag gefien werd. Echter groejen daarnbsp;boomen,en kruiden, daar zijn ook rivieren, ennbsp;daar woonen menfehen. Dufdanigen landfehap lt;jroa ae ellendige en noodüruttige menicnci» toediend , fo moetmen ook ftellen dat defenbsp;menfehen daar van niet ontbloot zijn geweeft-De vierde vraag is, van waar de huid diefnbsp;kinderen fo groen is geweeft ? Ik antwoordenbsp;fulks veroorfaakt te zijn door de vochtigheidnbsp;der onderaardfe plaats, en des voedfels datfenbsp;nutten ; want de ondervinding leerd , dat denbsp;wanden in onderaardfe plaatfen gemeenlijknbsp;^groen zijn, daar de lichamen der menfehen ooknbsp;aan deelachtig konnen werden , byfonder alsnbsp;de vochtigheid des voedfels daar toe ook helpt;nbsp;daarom als defe kinderen voedfel begondeiitenbsp;nutten dat hier op het aardrijk gebruiklijk is, fcat- ¦rotte Ib verdween die groenheid allenskens. Ten vijfden kan iemand vragen , hoe menfehen info een vochtige plaats fo langeo/Ei’^'^^^».nbsp;tijd hebben konnen woonen i Ik antwoordenbsp;dat door het ftooken van goede vuur en dc^adkf-plaats is gefuiverd en woonbaar gemaakt-Vraagtmen verder,waar fy ftoffe gehaald hebben , om Ibdanige vuur en te onderhouden ? Iknbsp;antwoorde, dat haar de wortels, takken,nbsp;mofch en de onderaardfe foden daar toe hebben konnen dienen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jytgt In de fefde plaats kan gevraagt werden, hoe die onderaardfe Menfehen in Chrifius geloofnbsp;hebben ? Ik antwoorde, dat de gene die eerftnbsp;in de onderaardfe Groeve zijn gekomeneeni-ge kennis vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hebben gehad, die van de ouders aan de kinders is overgeleverd» nochtans by gebrek van Priefters feer vvild ennbsp;onvolmaakt, datfe nochtans van Chrifus geweten hebben blijkt uit de Kerk ter eeren v an Siidtp JvfpPTtP'H Hier uit is openbaar, dat defe gefchiedenis van Neubriffenfis fo onwaarfchijnlijk nbsp;nbsp;nbsp;^. iemand foude vermoeden. Die rneer du ani ge verhalen van onderaardfe woningenbegee te weten,die Icfe ’t wonderlijkWerk des ^fy ^ fenJtlashéchxQvtix door B Mart mm Martini j daar hy feer vremde dingen lal vin en- Het |
iit
DAt'er onderaardfe Geeften en Sfooken zijn, betuigen niet alleen de wereldfegt;nbsp;maar ook de geeftelijke Schrijvers een-ftemmig, daarover quot;Delrio kan werden nagelen. Seker nadien defe haters des ligts, ’t welknbsp;als een verbeelding van Gods aangefichtis,nbsp;naachten der duillernis zijn, fo is haar geen beter plaats als den afgrond der eeuwige duifler-nis toegepaft konnen worden , volgens Juda:nbsp;'^^ts 6. 2)^ Engelen die haar hegin niet be-maar haar woonjlede verlaten hebben,nbsp;t«s Zrden ^^eeft hy met eeuwige handen der duijternis he-Waard, tot 't oordeel des grooten Gods. Invoc-gen dat fonder gevaar des geloofs niet kan getwijfeld werden,of daar zijn onderaardfe Dui-'^els en magten der duijfernis.En nadien defelf-de door een rechtveerdigebefchikking Gods,nbsp;onder menfehen gedaante, fo om de menfehennbsp;te beproeven als te pijnigen, fomtijds verfchij-nen, fo heb ik raadfaam gevonden in mijn Onder aar d/e JVereld j daar van alle onderaardfenbsp;fchepfelen gefproken werd, te handelen, fo opnbsp;datmenfoude weten wat daar van te gcloovennbsp;is, als ook hoemen haar liften moet tegenftaan.nbsp;De Gefchicd-fchryvers feggen dat de Dui
onder,
x.ijn
'aardfe
vers 6.
veis voornamelijk in drie plaatfen
gefien wer-
tot allerlei * bygeloovigheid feer genegen zijn, ^Superfli-en haar felfs leer lichtelijk aan de Duivel over-geven , fois geen wonder dat de Duivel haar dikwils verfchijnt onder de gedaante van eennbsp;‘^Dwergje j fo om de eenvoudige menfehen by-gelooviger te maken, als ook om defelfde fomtijds door weldaden aan haar te verbinden.
Want indien ergens fo een fiach v^xEDwerg- “ jes gevonden werde, waarom zijn de felfde aannbsp;d’Hollanders nergens voorgekomcn,die nu óo Dvetr^janbsp;jaren lang de verborgenfte hoeken niet alleennbsp;van ’t Noorden, maar ook van de gehcele wereld doorfnuftèld hebben ? Hoe kornet dat uitnbsp;Lapland^ Biarmiaj Cremejia en uit Finlandnbsp;noit een van èneElwergjes in de naburige landen , namelijk Sweden j Henemarken en Holland is gebracht? daarfe nochtans niet nalatignbsp;zijn dingen van min belang uit de veer afgeiegenbsp;Indiaanje landen in haar Vaderland te brengen. Daar is ook niemand , die hedendaagsnbsp;derli. ftaande houden foodanigen Dwergje innbsp;die geweften gefien te hebben.
Het is dan beufelachtig; ’t gene de oude .Landbefchryvers van de Hwergjes ^ alleen ^ Geogn-uit het verhaal van onnofele menfehen hebben ^nbsp;gefegt; en gelijk de eene zee-baar de andere log tuffehen
den. I. in de altijd donkere noordelijke deelen voortftoot, alfois de eene leugen oor faak van des werelds : Ten x. in de eenfame woefte de andere; gelijkopenbaar is uit den Oorlog , nen ii bcH-plaatfen. Ten 3. in de Berg-mijnen. En na- j diefe tulTchen defe Hwergjes en de Kranennbsp;dien defe Huivelkens gemeenlijk onder de ge- verfterd hebben. Leeft Jornandes en Olaus
daante van kleene Mannetjes een elle lang ver-fchijnen, fo is daar uit de vertelling gefprooten van de kleene Hwergjes ^ die ontrent de Ry-phejè bergen tegen de Kranen vechten, welkenbsp;de Landbefchryvers in de uiterfte deelen vannbsp;’cNoorden ftellen. De Arahife Eandhefchry-ving fteltfe in ’t Rijk van Gog en Magog, daarnbsp;mede al de Noordfc Schryvers over-een-ftem-men. Raulusjovius fegt in fijn Boek van Mof-covitife Gefantfehap, hoven de Laplanders eennbsp;Landfehap voorkomt daar 't altyd donker tSj,nbsp;in 't welke geloofweerdige feggen Dwergjes^É*-vonden te werden j die volwajfen niet langernbsp;als hy ons een kind van i o Jaren zijn: V is eetünbsp;vreefachtigjlach van metfehen feerpraatfekjnbsp;invoegen datje de Apen fogeljk zjn j aljfe innbsp;,,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;grootevan de menfehen verfchiüen. Sier van
defe Dwergjes Olaus Magnusdie de felfde jjnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Elle-mannetjes noemd.
Deftige Schryvers , namelijk Tlutarchas^ gt;n de Ctefas j Tlinius enz. gedenken ook dufdani-ge gedrochten, invoegen ik niet geern foudenbsp;loochenen, dat’cr fodanige Hwergjes oit gefien zijn; fonder nochtans te bekennen, dat’etnbsp;vvaaremenfehen zijn; om dat in defeeeuwe,nbsp;nude wereld fodoorreift is , geen volk is gevonden, daar dufdanige Hwergjes werdennbsp;opgequeekt. Daar uit af te nemen is datfe alleen van de woefte menfehen in ’t altijd donkere Noorden gefien zijn. Want nadien dienbsp;menfehen, volgens het getuigenis van Olaus j
die van defefaak breed handelen.
Ik meen dan dat defe Dwergjes indien’er Hefe oit gefien zijn, niet anders als Duivels zijn ge-weeft, beminners van die duiftere plaatfen, die fZeTfunbsp;die onkundige fonder Wetten en Gods-dienft ouivehgc-levende menfehen fomtijds verfcheenen zijn,nbsp;om haar tot een gedurige flavernie te verbinden ; daar uit die leugen van de Dwergjes denbsp;heelè wereld vervuld heeft , en by Ibmmigenbsp;verftandige luiden is geloofd.
Het is waarfchijnlijk , dat defe Dwergjes van die flag zijn, die in de Metaal-mijnen dikwils voorkomen, en Berg-fpooken genaamtnbsp;werden: daar van Georgius Agricola in’t Bock Agricolanbsp;van de Onder aar dfeDieren fegt; daarnbsp;tweederleifag deferfpooken ^ het eene is ruwj Bsrg fpokeanbsp;wreed en verveerijkj Snebergium genaamtnbsp;dat getergt zjnde de Mjngravers grootefcha-de toebrengt. Doch daar zjn andere goedaardige j van de Duitfen en Grieken Cobali ge- ^nad-naamd, om datfe de menfehen na-apen: fy lag-chen even offe wel gemoed waren j en fchjnennbsp;feer befig 'te zjn j fonder datfe nochtans ietsnbsp;verrichten. Sommige memetife Berg-dwerg-jeSr om datfe fo kort zjn ; fy vertoonen haar on-der de gedaante van oude Mannetjes j gekleednbsp;even als de Berg-gravers met een Kap om p Ijfnbsp;eneenleere Schoots-velomde lenden. Sy doennbsp;de Gravers geen quaad, maar loopen toet eenenbsp;hol uit j en het ander in: Somtjdsfihjnenfe tenbsp;graven jOp een ander tjd het ge gr ave in de bakken
lil nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD, IV. afdee- ken teJlorten, of de JVind-as om te drayen ^ en echter doenfe niet met allen. En offe fchoondenbsp;Gravers Jömtyds met khntenwerfen_, nochtans qnetfenfe de feljdefeldenja noit^aljfe nietnbsp;eerft uitgelagchen of getergt werden y Jy ver-fchillen niet veel van de Sfooken Guteli ofnbsp;Trullse genaamt; komende onder de fchjjn vannbsp;Mans en Vrouwen: men fegt datfe by de Swee-den en by andere volken gediend hebben. Dusnbsp;verre Agricola. My is verhaald dat in de Mijnen van Tyrol dufdanige Berg-duiveltjes ook geilen werden, nu Tyrol zy» 2- nbsp;nbsp;nbsp;\nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ irr ~nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/ Bng-dui. die de Gravers, aide niet een gedeelte van haar j gerukt. Tot meerder verfekering zün 'er veel iiels, Air..... .. nbsp;nbsp;nbsp;. Gravers e^MÜen. (Ie nooddruft op een feker plaatfevoor de Dui- \ oudegeloofweerdige luiden., die op haargewijft veis wegfetten, dien dag in gevaar brengen: | en onder eede de volgende dingen verhaalen.nbsp;door welke lift de 2)if/iw/diemenfchenfo ver- De eerfte getuig is Martinus Lichy Me-dwaail, dat fommige hem ^edienitig foeken te taalkundige, diefegt over i Gjaren op een Son-bevredigen, byfonder aide eenige üzgcnv^n \ dag ontrent de naM in een Mijne jObtsfiehcr-den gravende Duivel hooren: dat fy voor een! dollen genaamdj achter fich een Mannekenge-goed voorteeken houden yan eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\Jien te hebben fo groot als een kind van %of\o Berg duivels op Pi-Ut as-berg. alffe ontrent eenige kofteljke Metaal-ader qua- j tnet een grilling bevangen jCn bleeftwee weeken Dit verhaald Schapel-man Mijn - over- \flau en fwak. Defe luiden fouden noch konnen fle in Herren-grund. De deftigen Bernardus! verhaalen j hoe die Sfooken in deMynenfeer a Brun Overfte van de Mjnen in Hongaryenj j befigfchynen j alles 't onderfte boven werpendejnbsp;fchrijft my aldus:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;groot geraas maken j even of'er grootebroc- Het is feker dat’er Geeften of Spooken in de j hen in 't water vallen. Doch als defaak onder-Mjnengefien werJen j niet alleen als offe veel focht werd, foo vindme niet een voetftap van werks verrichtenjdaar nochtans niet een voet- haar beflgheid. Schulzius voegt hier noch by. LING. In de mij- Metaal-ader te ontdekken. Het gene Cyfatus fchry vende van Tilatus-berg, ook beveiligt metdefe woorden: onder andere vremdigheden werden ook wonder dingen verhaald van de .Sér^-Dwergjes die ge fegtnbsp;werden in de hollen de fes Bergs gehuifi j en metnbsp;de Gravers omgegaan te hebben, fommige uitnbsp;liefde gout vereerende j andere feer queüende^nbsp;en eenige van de fteile rotfen afftootende: welkenbsp;dingen door Gods reehtveerdig oordeel van denbsp;Duivelsfchyjnenverrichtte zïjn. Onlangs isnbsp;my van een verilandigman gefchreven, datnbsp;dufdanige Duivels-fpooken de Boeren en denbsp;Berg-gravers dikwils zijn verfcheenen , antwoordende op verfcheide vragen ; ja dat hynbsp;eens in een diep hol gegaan, om eenige Metaal-aders te ontdekken, dicht by een riviertje innbsp;’t vochtige fand eenige voet-flappen van eennbsp;drie-jarig kind gevonden en naukeurig be-fchouwd heeft ; en niet kennende gelooven,nbsp;dat’er oit fo jongen kind in fo een diepe kuilnbsp;was gegaan, fohadhyvande naburige luidennbsp;ytt^2cd.wtivoetjiappen van Berg-duiveltjes zijn, die om der gravers begeerte gaande tenbsp;maken veeltijds gewoon zijn de bygeloovigenbsp;metfodanige voetflappen te verleiden. Als ik onlangs van de Overfte der Metaal-mijnen in Hungarien onderfocht had oFer fomtijds fodanige Berg-duiveltjes inde Mijnennbsp;gefien werden; fo hebbenfe daar op meteennbsp;Jy ]itgen de brief aldus geantwoord : In voorlede t^den zijnnbsp;fomupLitnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Geeft en van de Gravers geflen j die de de Mijnen. Gravcrs fomtjds op de vlueht en uit de Mjnen dreven j ofeen groot geraas maakten, byfonder men Blijkt uit verfcheide veorbeel- den. flap van overbljft j maar fy vallen dikwils de Graverj- aan j werpenfe met fteenen, fo datfenbsp;haar 'werk nauljks konnen doen. Gelijk onlangs |
gebeurd is aan een Graver Joris Egger overleden j die alleen gravendej betuigdefooda-nige Spookengefien te hebben : doch Jy werdennbsp;meermalen gehoord als gefen j alsfulx gebeurd,nbsp;dan volgt'er gemeenlek iet goeds ofquaads ofnbsp;De Gravers zjjn ook fo bygeloovig, dat iemandnbsp;fo een Spookgefien hebbende korts daar aan frlnbsp;fierven j indien hy fulx flrax een ander ver-haald, daar veel voorbeelden van zijn. Het ts ^nbsp;over xofaren te ^chemnin. gebeurdjdat eenennbsp;Simeon Kraufz fijn makkers foo een Spook verhaald hebbendej door een haaftige dood is wech-ttt vso Jar en,be kleed met een leder kleedJor eede hoe dj met groot e glinft erende oogen -. door welkgeflch-te hy, alleen zynde, niet weinig is verfchrikt ynbsp;hy heeft Jjn ftok na het Spookgefmeten j datnbsp;verdwjnende niet meer is gefien. De tweede getuige is Paulus WetfleinA/yw-graver in Oberpieberftollen die fegt j dathy'“’“‘’' over quot;Lj far en op een Sondag in een Myne Moh-xtr-Enh^oWen genaamt,ft er k heeft hooren werken j daar hy na toegaande niemand gevondennbsp;heeft jmeenende dan dat'et fijn makkers warennbsp;die met hem boerten jfb heeft hy haar met lichtnbsp;gefocht j en hem is toegeroepen Ba, Ba , daarnbsp;door hy verfchrikt zflide en bekennende dat’etnbsp;daar geen deeg was ftrax uit de mjne geklommen j vindende fjn makkers in de Herberg j dienbsp;hydefaakbegonde te verhalen j doch fy belaften hem aanftonds te fwjgen; echter is hy ftraxnbsp;fiekgeworden j en fyn aangejicht werd als metnbsp;Krauagie befocht, daar hy eerft na drie weekennbsp;van is verlof jfjn voorgaande krachten allens-kens weerkrygende. De derde is Chrifliaan Muller Mijn-gra-ver in de felfde Mjnej die betuigt dat een week daar na hem byna het felfde is gebeurd -. wantnbsp;fijn makker hem alleen in de Mjn latende en belaft ende daar lang te toeven j fo heeft hy bovennbsp;. fich ft er k hoor en w er ken j da ar hy na toe gaande niemand vond j en weder na fjn plaats kee-rende j hoorde hy het felfde, daar door hy be-vreeft werde en ftrax uit de Mjneging : fjttnbsp;makker verwofiderd zjndej hoe hy hem fo haafinbsp;volgdejfb begonhyfynwedervaren te verhalen, die hem belafte tefjvygen y echter werd hy Fan over lang is'er een Dwergje ^Bergmannetje gefienj dat met redeneenMzx\\\cif genaamt werd j om dat'et fo kleents j uit fyn voet- |
IX. boek, van ^oetflappen blyktj diein'tJlijkgefetnietgroo-ter zijn als een kind van x of ijaren. Het licht dafet in fyn hand draagt is helder en klaar:nbsp;^Is fo een 'Dwergje de Gravers in een Mynenbsp;quot;doorgaatjfogevet hope van een ryke Mijne. Pliilippus Bernardus a Brun fegt: Het Bergmannetje werd niet gefien als inde ryke Mynen, |
DE F E N Y N E N. nbsp;nbsp;nbsp;113 het is ook vernomen in de Kopermijnen, doenfe op haar bef warenvanB. Andreas Schaffer jnbsp;die groote kennis van de Hungerfe Mijnennbsp;heeft, en de Berg-fpooken naukeurig heefc on-derfogr. Daar zijn my veel diergelijke dingennbsp;overgefonden , die met de voorgaande overeen komende ik nu niet wil verhalen. |
Het negende Boek,
VAN DE
HANDELENDE
Van de doodelijke onderaardfe
FENYNEN en VERGIFTEN.
VOOR-REDEN.
Adien de wonderlijke aart en eigenfchappen des Vergifs ten allen tijden de verftanden der allerfcherpfinnigfte quot;'Wijs-begeerige en Genefers hebben vermoeit, en tot noch toe niemand gevonden is, die de laak rechtnbsp;heeft uitgehaald, lbo lal ik volgens mijn kleen vermogende Iwarigheidnbsp;lbo leer niet oplolTen, als wel door nieuwe redenen tragten op te helderen : op datnbsp;de Lelèr Ibude blyken waar uit die toomeloolè kragt des Vergifs lijn oorfprongnbsp;haald , en uit wat deelen het lèlfde is te gaar gefteld. Sommige meenen dele faaknbsp;loo verborgen te zijn, dat’et verlooren arbeid is daar na te Ibeken 5 doch andere be-fchryven wel eenigllnts de oorfaken van de werkingen des Vergifs, nadienlè nochtans de Iclfde af-leiden van de vereening der eerfte hoedanigheden, lbo verdienenlènbsp;ook geen gehoor, om dat de ondervinding haar gevoelen wederlegt. Seker daar isnbsp;in’tVergifiets anders verborgen, namelijk iets Hemels, welkers aart, oorlprong,nbsp;en hoe de natuur’t felfde in verlcheide ftolfen voortbrengt, wy nu gaan verklaren.nbsp;God de Vader der ligten begunftige ons voornemen.
I. A F D E E L I N G E.
V an de aan^ oor ff rong en mnderlijkf eigenfchafpen des Firgif.
HET I. HO O F TS TUK. Bepaling of BefchryVmg des Vergifs.
Suilende handelen van deFenynenj fijnde als een eigen voorwerp der onderaardfenbsp;Wereld, fomoetenwe nietlichtveerdig.ge-iijk de onkundige gewoon zijn, daar toe treden;nbsp;fiiaar de konft, een nabootller der natuur, op-yolgende een begin maaken van dat gene,nbsp;t^wclk in alle onderfoeking het voornaamfte is:nbsp;opdat door ^ verdeelingen te ‘ gaar Helling hetnbsp;geflacht en het foort onderfcheid gevondennbsp;II. Deel,
fijnde, eindelijk door een fekere en openbare redenering kan ingebragt werden warde fakenbsp;fy. Doch tot de faak.
Het Fenyn is niet anders als een niet natuur- Bepaling lijke faak ^ die ^ op wat wyfe fy aan 't lighaamnbsp;van den menfeh gebracht werd door haarnbsp;quaadaardigheid, en ongelyke felfflandigheid,nbsp;deffelfs natuur verderft en vernietigt. Ik fechnbsp;leen niet ftatuurlyke faakj om dat het woordnbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Bnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;niet
-ocr page 624-iv.afdee. natuurlijk in defe bepaling als het gellagt | foet op de tong maar doodlijk in de buik nbsp;nbsp;nbsp;-
en de Itof is. Daarom alle vedcheidenheden dit is de vergifrigersbekent, die, omdemei^ van vergif zijn Jioffelyk. Niet natuur Ijk werd ^ fchen door Ipijs of drank te vergeven, de leli-het gefegc, om dat’et tegen het menichelijk lig-! de een aangename fmaak weten in te drukken.
----..u,- nbsp;nbsp;nbsp;O,..!, n-..;u.v,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;onfe bepaling is ook gefegt, dat de‘
door haar quaadaardigheid en ongeljke jelj-
haam recht ilrijdig is. Ik Tech ilrijdig tegen het sommige weufcheljjk lichaam ^ om uit te fluiten eenigenbsp;ttexx dieren,die vergiftige dingen fonder fcliade eten;nbsp;namelijk de Sp'eeuy:en ^ Scheerlink; de Oye-vaarS:, ‘Padden ; de SneppenScammoniej enz.
In de bepaling is ook gefegt , dat het vergift bejchadigt op wat wyfe het ook aan ’t lig-haam gebragt werd j om aan te wijfen, dat de
Fcn'jn der (chude.
nen
ftandigheid de natuur desSlen fchen verderven en vernietigen-^ om dat de quaadaardigheid dernbsp;fenynen die van eenige gewoonlijke flektennbsp;fo overtreft, datfe by uitnementheid die naamnbsp;verdienen; om die reden hebbenwe in onfe verhandeling van Atpefi de opperfte trap van ver'
Fenynen onfe lichamen veelfints belagen en rotting, in die quale voortkomende
gefegt te zijn. Seker of fchoon veel flekten den
menfeh dooden; echter doet depeft en het vergif fulks met fodanige onderdrukking der natuur , datfe niet alleen haar adem niet verhalen» maar felfs niet vechten kan; gelijk in ’t vervolgnbsp;fal aangewefen werden.
Sommige beloeren : want fommige fchuilen onder een Vtr'^em ^^ngename en vriendelijke gedaante daar doornbsp;Ln^gettlme ^0 mcnfchen werden aangelokt om de felfdenbsp;onvoorficlitig te gebruiken. So bevindmen eennbsp;t'um''quot;*' fietigheid in de ‘Woljs-wortelj m’PRatte-^.Arfeni. kruid en in de ‘^fenynige wild Saffraan^èxt wxi
cum-
c Epheme-rum Col-
Het II. Hooftstuk.
«MineJhia. Nm cemge * MijnftofFen, uit 'toelke alk onderaardfe Fenynen haar eerjle oorfprong halen.
wederom foude befmetten, fo heeft de natuur de felfde tot voedfel van eenige dieren gefchikt; jiihnbsp;daar door de vergiftige hoedanigheid aliens
De ondoorgrondelijke wijsheid Gods heeft de wereld fookonftiggefchapen,nbsp;dat hy de felfde niet alleen met oneindige verfcheide dingen heeft voorflen, maarnbsp;ook de quade met de goede , de vergiftigenbsp;met de gefonde , de geringe met de weer-dige foo konftig heeft door malkander gefchikt en te gaar geknocht, dat de een e fondernbsp;de andere niet konnen beflaan. Want indiennbsp;al de dingen goedcngejont'wzrcï\, fo foude denbsp;wereld noodfaaklijk moeten vergaan; even alsnbsp;de Borgerftaat verdwijnen foude wanneer allenbsp;menfehen Wyfe of Koningen waren, ’t Genenbsp;Arifioteles ook fchijnt te kennen te geven,nbsp;wanneer hy beweert, dat de wereld uit ftrydigenbsp;dingen beftaar, en door gedurige verfchillennbsp;der dingen beroerd werd. Hier uit komen denbsp;beurten van dach en nacht, de verfcheidenheidnbsp;der tijden; de regen volgt op helder weer, en denbsp;Winter na de Somer, de droogte op de vochtigheid; dit is de oorfaak van die wonderlijke wer-^ Antipa- kingen der ^ Medelydigheid en Afkeerigheid,nbsp;fsyropa- iovocgen de natuur fonder die verfcheidenheidnbsp;niet kan bewaart werden : dat alles door eennbsp;wonderlijke berading tot een feer goed einde isnbsp;befchikt.
Want nadien de ondermaanfe dingen in een gedurige verwiffeling van voorteeling en verderf beflaan , en op het verderf noodfaaklijk denbsp;verrotting volgt, en de door hitte gegiftever-luitngm' rotting, op datfe niet ledig foude zijn, altijd ietnbsp;¦verderf on- leveiidigs ttagt voott tc btengeii; fo gebeurtetnbsp;derioorpe».nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j-jgj qnaadaardige esxy Vergiftige j dat in
tVonierlijke
Wijiheiii
Gods.
Tte vir-fcheiden-heid der dingen innbsp;de natuur.
thia.
Ve onder-tnaanfe IVe-reld ii een geduurige
kens vergaat en vernietigt werd
En nadien denaarde de grond van alle andere lichamen is,fo werd ’t vergifd^t in deffclfs bin-nenfte uit verrotting en een t’faamvloeijing vannbsp;verfcheide quade hoedanigheden voortkomt,nbsp;ten deele aan ’t water ^ en ten decle aan de logtnbsp;gemeen gemaakt: en op dat alles door die fciiy-nige hoedanigheid niet foude verderven, foonbsp;heeft de natuur feer wijslijk overal eenigeplanten en ondieren gefchikt, die uit verfcheide verrotting voortkomende ook verfcheide fbortennbsp;van vergif tot haar voedfel na fleh trekken : innbsp;de aarde zijn menigte Wormen^Muifen^Mollennbsp;enz. doch buiten op her aardrijk vindme veeler-Ici Slangen j Kikvorjen, Padden en diergelijke vergiftige dieren, die het fenijn geduurig uitnbsp;de aarde fuigen.
In ’t water heeft de natuur andere fenynige'^,^,,/i(«'' dieren gefield, m.medïf.Zse-hafén Zee-kat-teuj ‘Draken j Pyl-fteerteiij Zje - longen j en ontelbare meer; die al het vergiftige uit het waternbsp;als levende beurfen in haar felfs opflurpen; opnbsp;dat al het water niet foude vergiftig werden; cnnbsp;op dat defe fenynige dieren niet fonder gebruiknbsp;fouden fljn,fo ftrekkenfe andere vijfen voor aas. ^
En gelijk in de logt altijd iets vergiftigs is, fo luchtt^K heeft de natuurde felfde voorflen van verfchei-de ondieren, die uit verrotting voortkomendenbsp;des lochts onfuiverheid tot haar trekken en de
felfde alfo fuiveren; diifdanig zijn de Spinnen^ de verrotting is, als door een feilfteenige kracht 1Vliegen ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gevleugeldOnge-
na fleh getrokken werd; en op die wijfe werd j diert dat uit het water voortkomt, die tot aas het verrotte lichaam si'm{\yaquaadaardigheid\^i^\dcy^n aan de Swa luwen j Vleder muifenzxynbsp;berooft. Indien fulks niet gcfchiede foo foude diergelijke dieren.
........- nbsp;nbsp;nbsp;Dit is oorfaak dat al denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aan-
gebore quaadaardige ftof, na haar aart, eenige ondieren voortbrengen , tot geen ander einde,nbsp;als dat der planten quaadaardigheid daar door ^,oTt.
k geheel aardrijk door de vergiftige hoedanigheid ^ die altijd voortloopt, befmet werden, en de natuur onvergoedelijke fchaden lijden.
Doch op dat de ÏQnymge.planten en dieren
door haar waafem en adem het aar druk niet | uitgetrokken fouden werden. Wyders daar is
1 nbsp;nbsp;nbsp;geen
IX. B o E K\ V A N geen dkrj dat niet uit fijn eigen verrotte fcof eenige vergiftigenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voortbrengt, alleen lijk te dien einde op dat de fenijnige ftof daar in als in levendige beursjes foude gefuiverd werden. Doch defe faak moet in ’t vervolg en by-fonderin’t iz. Boek breeder verhandeld werden. Nadien dan in ’t aardrijk een onbedenkelijke verfcheidenheid van Mynflojfen en vochtennbsp;gevonden werd, fo is noodiakelijk dat uit denbsp;felfde , door de onderaardfe hitte verfcheidelijknbsp;Veranderd, fo veelerlei fenynen ontftaan als’ernbsp;verfcheide gemengde ftoffen zijn: en op dat dele fenynen door haar quaadaardigheid de ge-kecle onderaardfe wereld niet foude befmet-ten, foo werdenfe belleed tot voortteeling vannbsp;Vergiftige ƒnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en dierem gelijk in ’t vervolg lal betoont werden. In de aarde werden voornameljikdrie llof-len gevonden,die methaars gelijke aardachtige vochten of Mijnlloffige deeldjes vermengt, allenbsp;de verfcheide fenynen vóórtbrengen defe llof-fen zijn fwavelquik en fout. De fjcavel doornbsp;de onderaardfe hitte verbrand, brengt met eennbsp;bequ.aame aarde al de verfcheide foorten vannbsp;’’ Rattekniid voort. De quik door de onderaardfe hitte opgeheven vergaard met een be-quame Ilof tot Antmonicj ‘ Lood-witj ^ Goudglit ^ of tot vergif, de * ofgeheve quik gelijk;nbsp;’twelkfeer werkfaam en byna onbedwinglijknbsp;is. Eindelijk de vermenging van verfcheidenbsp;fouten j namelijk Vitriol, Solleteyj AluinjZKTl.nbsp;met verfcheide SwaveUge of quikkige vochten,nbsp;is oorfaak van verfcheide foorten van vergiftnbsp;dat fo veel re erger is, nadat’etmeerdoordenbsp;onderaardfe hitte geveftigt is. Defe drie fenynige beginfelen verfchafTen volgens haar verfcheide menging met verfchei-de MijnftofTen ontelbare foorten vanfenynen:nbsp;invoegen dat’er niet een Mijnftof, metaal ofnbsp;aarde is, dat niet min of meer vergiftig isft genenbsp;niemant kan loochenen, als die de geheimennbsp;der ^ Stoffeheiding onbekent zijn. Dit fy ge-fegt van de fenynen onder de aarde voortkomende. Willen wy rwx diZf lanten onkruidenon^ec-Ibeken, fo fal aan den dach komen , datfe haar oorfprong halen uit de fenynige vochten dernbsp;aarde; want uit ieder onderaardfe ftof werd eennbsp;Vergiftigegeboren, die met de ftof denbsp;felfde eigenfchtmpen heeft, of als de verrottingnbsp;hooger klimt, foo komt’er een fo geaarde ver- 4 Corolla* rium* yuiia. *gt;«) %én tequot; ''««cd. iK ''ODi. Ta. quot;’'‘Pelliis. *^''gt;eralia, ^fnhe, 1'S«'quot; ^'wen. ïquot;»gt; •i‘quot;-f%öi..7n c„«n b. «if 'egt;2. giftige Jlaug of ondier te voorfchijn. Daaruit blijkt, dat alle _, die uit een verrotte ftofnbsp;geboren werden, vergiftig zijn, en fo veel tenbsp;Vergiftiger, na dat de vergiftige Mijnftoffen erger zijn. Doch laat ons d^ faak door een voorbeeld verklaren. Onder de MijnflofTen zijn,gelijkwenbsp;gefegt hebben, het Ratte-kruiden de opgeheve jnbsp;quik de allerboofle fenynen, die door haar knagende en verrotte kragt alle lighamen vertee-ren en doen verrotten. De gillende verrotten-'le kragt defer vergiftige Mijnflofïèn brengtnbsp;Voort ^e planten ¦« IVolfs-wortel en Mun-II. Deel. |
D E F E N Y N E N. nbsp;nbsp;nbsp;115ninks-kappen , diens vergiftige kracht die van ’t Rattekniidf CQncm^idX gelijk is. Doch als ditnbsp;fenijn tor een hooger trap van verrotting komt,nbsp;dan werd de verveerlijk fenijnige Sl^ng A/pisnbsp;voortgebracht: welkers vergif nergens in vannbsp;’t vergif der Rtunninks-kappen fchijnt te ver-fchilien, als dat’et in dit kruid door de vochtigheid eenigfmts bedwongen werd; doch in denbsp;Slang is ’t leer geeflich, en daarom ook feernbsp;werkfaam : want door delTelfs beten verrotnbsp;het lichaam des menfehen even als na’t innemen van Kattekruid of Munniks-kappen. Doch als eenige verrotting met een nbsp;nbsp;nbsp;vtn under quaadaardtghetd is voorlien,lo lal de verwekte warmte een fenynicli 'Draakje voorbrengen,nbsp;of, indien de verrotting hooger fleigerd, eennbsp;Dorfi-fiang: want defe drie foorten van fenijnnbsp;zijn van die kragt datfe den raenfch fonder hope van genefing door knaging en onleffelijkennbsp;dorfldüoden. Wanneer Rattekniid^ quik tagebrande Vi-triol by de verrotting^gemengt zijn, fo faldereiocdkruid Bloed-kruid of een Bloed-fang\^ooxiitnA2Lch.^pj^^fp’'^.^nbsp;komen, die van fo een kracht zijn, datfe door^ae luUnnbsp;haar fenijn al de yfi/crj-open-knagen, enden^^'’^quot;*quot;-menfehen door bloeden uit al de leden van kantnbsp;helpen: men fegt dufdanige Hangen in Amerika te zijn, invoegen den menfeh daar van gebeten uit de neus, mond, ooren, oogen , aars,nbsp;pis-blaas, navel en uit al de fweetgaten bloednbsp;flort, alfo ellendig dervende. Tlinius fegt fulksnbsp;ook te gefchieden door het Bloed-kniiit, I “ Toemaat. Hiér uit is openbaar, dat al de geflachten van Slangenviamp;gQnh^ar krachten eenige overeen-komft hebben met de fenynige kruiden ennbsp;i Mijn-flofFen: want gelijk de Klanten en de ^ Mineraiia.nbsp;Dieren\d\x.St Myn-ftoffen voortkomen, fois-o^^,.,-,^^;,nbsp;’er ook een gelijkheid van krachten tuffeheno’^er-#?»-de felfde. Daarom gelijk de quade hoedanig-y^^^f^'^g'nbsp;heden in de Münfloffen verfcheidelijk te gaar vejiftigenbsp;lopen, fo zijn ook de krachten der vergiftigenbsp;Kruiden qw Dieren, gelijk uit de werkingen*» Dieren,nbsp;ftrax fal blijken, feer verfcheiden; invoegennbsp;dat’er geen vermenging van Myn-jïoffen ont-flaat, 3ie niet diergelijk KruidoiDier voortbrengt. E^aaruit die wonderlijke verfcheidenheid van Fenynen in de Mynftojfen^ Klantennbsp;en Dieren zijn oorfprong haald. II. Toemaat. Hier uit blijkt op wat wijfe in \ water {eny- Hoede nige dieren voortkomen. Want als de verrot-ting der aardje en Mynftojpge Fenynen door v B?^**r*”nbsp;de wateren verfpreid werden, fo moeten nood-s'^fje»-faaklijk diergelijke vergiftige dieren daar uitnbsp;geboren werden; en in te meerder overvloednbsp;volgens dat des waters vuilnis tot de voortteeling bequamer is. Uit de fijne damp dernbsp;verrotte ftof werden de vergiftige ondieren^ namelijk Spinnen tn Vliegen haaflig en als opnbsp;eenfprong voortgeteeld. In de zee komen weinig vergiftige dieren voort, om dat het fout denbsp;verrotting weder-flaat. T z nbsp;nbsp;nbsp;Het |
ii6
l. Afdee-
LING.
Cap. III.
a Calor na-
tivus.
dura radicale.
^lli Planten brengen eenige vergiftige Dieren wsr#.
ïa» feer /chadelykenbsp;Worm opnbsp;de Venkelnbsp;en Salie.
Ve fuure vruchtennbsp;zijn hiernbsp;van vry, fonbsp;lang alfjenbsp;met bederven.
yllle dieren brengen eenige ondieren voort.
c Excre. menta.
NAdienalle ‘klanten tn'Dierengcóam-rig door voedfel moeten onderhouden werden, en alle voedfel uit Swavel, datnbsp;is,quot; ingeborc warmte , en uit Quik, dat is,nbsp;^ Wortel-vocht, enSout, dat is, aardachtigenbsp;grove ftof beftaat, daar de lochtige geeft bynbsp;komt, fogebeuret dat geen voedfel fo gefontnbsp;is, ’twelk van de Swavel, Quik en Sout nietnbsp;iet quaad-aardigs by fich heeft; ’t welk van denbsp;klanten na fich getrokken en van de quot;Dierennbsp;opgegeten een boosaardige verrotting voortbrengt , daar uit in de Dlanten een vergiftigenbsp;Worm of Rijp groeit , die als een levendenbsp;Beurs is, in welke de natuur tot behoud des geheels de quaadaardige ftof affeheid. Dufdanigenbsp;Wormen fietmen in de allergefontftenbsp;en in de Dieren die ons tot voedfel ftrekken;nbsp;het is bekent dat de Venkel en de Salie feernbsp;gefonde kruiden zijn, echter groeit in de felfdenbsp;een Worm j die van iemand onvoorfichtigge-nuttet feer fware toevallen en eindelijk denbsp;dood veroorfaakt ; invoegen daar op het gemeen feggen paft, dat de verderving der aller-bejle dingen de allerergHe is. Ja de ondervinding heeft ray gelcert , gelijk in de volgendenbsp;Boeken fal getoont werden , dat’er niet eennbsp;jPlant is, die niet een Worm of Rijp voort-brengt, verfcheiden van krachten volgens denbsp;verfcheidenheid der Planten : Hier van daannbsp;komt die groote menigte van Wormen. Riffennbsp;en Kaf ellen in de wortels, ftammen, blaren,nbsp;bloemen en in de vruchten der flanten; felfsnbsp;in de Appels, Peeren, Noten, Akers,Peulvruchten, Moeskruiden, enz. ieder brengtnbsp;ftjn Wirmen voort, die gelijkfe uit verrottenbsp;ftofïê groeijen, fo zijnfe ook min of meer vergiftig volgens de aart der Dlanten-, uitgefon-dert nochtans de fuure en met fcherp vochtnbsp;voorfiene, namelijk de Citroenen en Granaten , die fo lang alfle niet verderven geen Wormen konnen voortbrengen; doch verdervendenbsp;zijnze daar niet vry van, gelijk de befchouwingnbsp;door Vcrgroot-glafcn my heeft geleerd. En ofnbsp;fchoon in ’tharftig deel van harftige hoornenjnbsp;namelijk in de Rijn - boom ^ Terebintyn-hoom,nbsp;enz. geen Wormen groeyen, om dat de Harflnbsp;door haar Balfemige kracht de verrotting we-derftaat: echter werd in de andere deelen vannbsp;Boomen een fchadelijke en fenijnige Riff geboren, die onvoorfichtig genut zijnde na fwarenbsp;toevallen den menfeh dood.
Willen wy de Dieren ook onderfoeken, fo fullenwe bevinden, dateer geen vier-voetigenbsp;dieren ^ vogels noch vijfen zijn, die niet een by-fondere worm voortbrcngen:gelijk in de Reer-Efelsj Hondenj Katten j Leeuwen ^ Her-en in alle andere dieren openbaar en bekent is; de “ Uitdygfels der Peerden brengennbsp;forrens voort; de Often Bieuj de Herten ge-
boorndeTorrens ; fo werden in de huid van andere dieren luijèn j vlojen j maden j motten en diergelijke ondieren voortbracht. Wat reden meent gy , dat de R eer den j Efelsj enz. innbsp;ftof en de Verkens in ’t flijk foeken re wente-telen, geen andere als dat haar huid met cenigc vf-fnbsp;ondieren werd gequeld, die doorbet fcherpenbsp;ftof en het ftijk werden gedood.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
Ja al de leden van ’t menfehelijk lichaam brengen volgens de verfcheidenheid van haarnbsp;verroting eenige byfondere wormen voort,daarnbsp;door de leden verfterven en vergaan: invoe-gen het Hertelde Herfenen,de LeversdeMilhnbsp;de Nieren en de BlaasjOm nu nieire{^rekQanbsp;van de Maag en Darmen j daar niet vry vannbsp;zijn. Ik heb een fwak man gekent, die een Ie- -veilde Kikvors uitbraakte. Schenkius verhaaldnbsp;in ftjn aanmerkingen van Scorfioenen in denbsp;Herfenen ^ en Slangen in de Darmen gegroeit-Doch nadien de Schriften der Genefers volnbsp;diergelijke dingen zijn, en wy in onfe verhandeling over de Peft daar van in ’tbreede hebben gelproken, fo fendenwe den Lefer herwaart. De Genefers verwonderen haar,dat hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;..
^vuur in onfe leden fo fwaar om genefen is, doch indienfe de oorfaak defes quaads wiften,nbsp;fy fouden mogelijk het felfde feer licht over-winnen: want de oorfaak des vuursheÜ2L^^^^f»tfgt;'‘'nbsp;negens anders in, als dat’er menigte kleenenbsp;onftchtbarc wormtjes ^ met een Rattekruidigenbsp;quaadaardigheid voorften, de gefonde deelennbsp;onfes lichaams gedurig beknagen, en doen verrotten.
Onlangs heeft Augiiftus Hauftmannus een Boek gefchreven van de levende verheeldingnbsp;des Doodsj daar hy bewijft, dat alle ftekten,dienbsp;uit een quaadaardige verroting ontftaan, haarnbsp;oorfprong halen uit een wormige ftofife. Hynbsp;voegtdaar by dat in een lid met het vuur be-focht het welk door de Pokken was veroorfaakt, menigte kleene Wormtjes^ hebbende denbsp;gedaante van flekken, door een Vergroor-gHsnbsp;zijn gefien, die in ’tvleefch even al§ de madennbsp;in de Kaes alles omwroeten, zijnde van fo veer-dige voorteeling, dateenderfelveroppapicf^i^”*^;#»nbsp;inde tijd dat het Vader Onfe konde geHfen^^wr®^^,quot;,nbsp;werden, vijftig andere voortbragt: nadien de-fe wormtjes \ et fdtig van aart zijn, fo verder-venfe ook al de leden daarfe aankomen. De reden dan dat het vuur voortloopt, niet tegeii-ftaande hetquade vleefch werd afgefnedai, isnbsp;om dat maar een wormtje overgelaten Rraksnbsp;fo veel andere voortbrengt, dat het vleelclinbsp;daar door weggeknaagt werd. Daarom werdennbsp;feer fcherpe en fuure vochten vereifcht om de i,et “nbsp;felfde te dooden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,.
Alsmen vorder overweegt de verrotting, die ^
inde romfen van verfcheide dieren Y^erva t, fo falmen bevinden, dat de fenijnige dieren, f gelijk^
'Otn
voor- ren
voorf-
IX. B O E K , Van
voorbeeld de Slangen uit haar eigen verrotte jtoite, even als de ‘Phanix uit fijn eigen af-jchcn, weer te voorfchijn komen; of de verrot-ttng fo fterk niet gillende, fo veranderenfe innbsp;eenig fenynig krmd-,\\'\ni de ervarenheid leert,nbsp;dat op Gaige-velden en Krengevelden allerlei;nbsp;vergiftige quot;Planten groeyen ; namelijk quot;DolAnbsp;Ie kervel IVolfs-wortel, Napellus , Bil- inbsp;fèn-h'uidj enz. Het felfde gebeurd ontrentnbsp;de niet vergiftige kruiden : want uit verrotnbsp;ïttenfehen of beeften-faad groeid Kroonkens-
^fver.
f^»nten.
kruid “ Kullekens-kruid en diergelijke, heb-« Satyriam. bende de gedaante der leden, uit welkers verrotte (lof fy zijn voortgekomen. Ikfoudehietnbsp;oneindige geheimen kennen ontdekken, maarnbsp;nadien ik de felfde elders aanwijfe, fo is ’t on-noodig daar op te ftaan; dewijle dan mcefl alle^nbsp;lichamen min of meer quaadaardige ftoffè heb^nbsp;ben, fo ontftaat daar uit die oneindige verfchei-denheid der fenijnen, daar van in ’t volgendenbsp;HooftJiuk moet gehandelt werden.
Hdn de Verfcheidenheid der Fenynen.
*^'neralij h n nbsp;nbsp;nbsp;- Ver. ¦ I 1 verfcheide eerfte mengfels van Myn ‘”''^‘^T,'rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;5 nochtans dat fornmige ^ygt;ien nbsp;nbsp;nbsp;van haar felfs en uit haaT'Cigen aartnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;o ^^^ijnig zijn; daar van al de andere, volgens ^lt;tx.e.t\jtt\d\deZeehaas^deWaterfang^deP^l-‘i^tfer meer of min aan dcelachtig zijn , haar quaadaardigheid ontleencn. T. Tot ^e MijnftofFen behooren * Ratte- ¥. groen j Antimonie ^ en diergelijke fwavelige ftolfen ; defe Mijnlloflcn met verfcheide fou- Aar fijn fo veel veticheidefenifnen als’er (de Sfaanfe vliegende Kevers j de Camdenj de ^4vliegenjdeSpritigbaneUjdeSyde-wormenj Qïi diergelijke. Onder de Waterdieren werden vergiftich - nbsp;nbsp;nbsp;—nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- ^— - (Tater-die re». Jieerd, Bloedfuiger, Zeelong. fornmige Kikvor-fen. Slangen, ^ rerdoof-vis, en diergelijke. nbsp;nbsp;nbsp;ƒ Torpedo. 5'. Onder de kruipende Hieren houdmen vergiftige fenynig alle Slangen^ de AJpis^de Addernbsp;HorJi-Jlang de Bloedfang; en allerley Wor-men; als ook de veel-voetige Dieren, de Scor-pioen jde SpinnejdeHui/end-pootenj deAcö-lopender ,exa.. die alle de menfeh vergiftigennbsp;door haar adem,beet, angel, uitgeworpe vocht»nbsp;quijl ofdocr haar aanraken. Door de adem denbsp;Afpis, door de beet de Adder, door de Angelnbsp;de Scorpioen, door uitgeworpe vocht de Pad den j doetlaetoyxi^de dolle Honden-. Sommi-Nies-wortel j Efel-komkommers j Aleander^ ge Slangen getrapt zijnde vergiftigen, ©enige Hanenvoetj Hooren-appelj Holle Nagtfcbadej | dieren lenden haar vergif door middel van eennbsp;Mandragora ^ vloeikruid, en verTclieide foor- j Hok of iet anders daarfe mede geraakt werden,nbsp;ten van Huivels-brood: al defe kruiden halen I Ik heb iemand van onfe Broederfchap gekent, Mnmer. kruipende, werde defe laafte voornamelijk on- j door een lammigheid of liever geraaktheid af-der de Fenynen gefield. Onder de volmaakte i gemaakt. kruid, ^jcfilver jVermelioeiijO^igeblufie Kalkj \ PleidterjGlidjLood-witj Menie V Kooper- ten, vochten, enz. vermengt fijnde,verfciiafFen een groote meenigte van Fenynen. Onder de Kruiden en Planten werden voor de allerfenynigfte gehouden : Munniks-kapkens ^ Eupborbium j Holle kervel j Wolfs-‘wortef Springkruid j Scammonie j Coloquintjnbsp;haar oorfprong uit verfcheide Mijnvochten,nbsp;Welkers hoedanigheden en eigenfehappen fynbsp;behouden. 3. Onder de vierderlei llach van Hierenj namelijk viervoetige, vliegende, fwemmende, viervoetige dieren ken ik gene, die heel vergiftig zijn, maar wel eenigedeelendetfelver; namelijk Katte-berfenen Stiers-galle Herte-Woeetj Katte doair, Ratte-ftaart, Hafe-flrem-kisj Stiere-bloed en de beet van dollebee(ten-.nbsp;Onder de viervoetige ondieren dedenbsp;Salamander jdePaddej deCrocodif fommi-j, ge Muifen, en de Vledermuis. 4. Onder de nbsp;nbsp;nbsp;zijnmeefiaide Vogels eenigfints vergiftig; en de Gevleugelde Ondieren met veel pooten , dewijlfe uit eennbsp;quaadaardige damp voortkomen, als daar zijn |
die een Afpü-fang op een boom faande defielfs adem 10 is vergiftigt, dat hy daar doornbsp;in driejaren fichniet heeft konnen bewegen,nbsp;en eindelijk is geftorven. Een ander op eennbsp;onvoorfiens trappende is korts daar aan 6. Onder de Fenynen werden ook gefield Verfcheide de befmetfels van met Pelt befochte licliamen,nbsp;afgaande, de Hinkende rompen van alle Dieren, der Vrouwen Maanden-bloed , daaruitnbsp;oneindige qualen hervoort komen; en alle dieren haar oorfprong halen. Gy hebt hier Lefer fefderley foorten van Fenynen, uit welkers qiiade hoedanigheden,nbsp;benefFens het voedfel alle fiekten geboren werden. Befiet de hier achtervolgende Tafel,nbsp;daarfe voorgefield werden. |
gt;V
I. AfdE£' LING.
ii8
f Mineralen.
ro^erement.
fh^Jcam, of ¦ Sandarachtt.
Rottekruit.«^ Rifogallum.
1. Bende*^ Welkers foor- ‘ O^erofBerg-geel. is i ten zijn. ^5pw,Glasgt;of.yf«fwo«re.
• ofLoot-wit.
rCeruys (
• Menie.
2. Bende*^ Vermiltoen, zijn j Spaans-groen.
1 Yfer-roeft.
t--Soorten.
r Loot.
Silvcr-fchuym.
, Goud glit.
?. Bendccj Kalk. zijn I Gyfs of Plcifter,
Swavel, Aluin, Salpeter, die bedorven zijn.
En defe zijn de eerfle Spring-ader van alle andere Vergiften die hierna volgen.
rofin haar geheel, gelijk
rvan hilfm-ktmA. Coriander.
Planten en Ge-waflcti;
ofnaGe-I deeltens, ^als in
\^hecrling of Dolle-kervel.nbsp;Nardus- zaadnbsp;I oïKigelle.
(_ nbsp;nbsp;nbsp;Rfylis.
^van AlderleiHeul. lnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Carfa Sus.
j nbsp;nbsp;nbsp;Thopha.
I, Sap ^ nbsp;nbsp;nbsp;Nies-wortel.
Coloquint. / Scamonie. jnbsp;Colchkum of |nbsp;Titeloofen. Jnbsp;l.Wortelen. —— - ,
f Saad
van Chamalion Aconiturn Parti.nbsp;Nies-kruid.nbsp;Thepha.nbsp;Dollekervel,
I' of van kruipend gediert in ’t geheel, gelijk ;
en van meer andere.
De Tcriynin komen jnbsp;voort of “5nbsp;van
Of blocdeloofe Ongediertennbsp;uit verroting,nbsp;en zijn of
Dieren ^
Of uit deelen van volmaaktenbsp;Dieren, gelijk
^jicotiitum Panïalianehes of gemeine Voronkum.
* LycoBonon of Wolfs-wortel.
of gemeine blaauwe Wolfs-wortel andef ‘ kapkens.
Dolle-kervel.
Bilfen-kruiid of Hyofcyamus.
GeflaehtfMi van Titij^iwaZ/wofWolfs-raelk. , Cataptma, daarvan zijntweefoorten , groot
eerfte Wonderboom, het laatfte Spring-krttidgt; gie genaamt.
Nies-kruid.
.Uit BoomcnisdcT^arwjof Iben-boom. f Een Adder.
De Slange Afpis genaamt. .
De Dipfn ofonverfadelijkeSuiP'** jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lijkende na een Adder.
*( De PM/W.
DeDryinus. nbsp;nbsp;nbsp;eSla'’^'
De .yfmphisbena of tw'ee-hoofd'ê^
De Scytala of Spinne-Muis. DeHamorrhois of Blocd-uitfuip®*'nbsp;en ontallijkc andere-
f Aderlei foorten vanRifpen.
1 De Salamander.
Op de Aarde A De Kikvorfch, Loofvorfch, Padden, Luis,
I Gier.
(^DeScorpioen, fcnynig flag van Wormen.
{quot;DeLepus of Pulmo-marinus, Hagedis, jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Haas.
In’t Water,^ De Swaluwen.
I De Water-vliegen. l^De Zee-Spinnekop.nbsp;f'Spaanfe Vliegen.
1 Witjes en Schoenlappers.
In de Locht,,^ De Heliocantharus.
1 Dc Bye. Alderlei flach van vliegende bloeit nbsp;nbsp;nbsp;deloofe Dieren.
Stiere-gal.
Het brein vaneen rafcndcKat.
De Beet van een dollen Hond, cn van andere dolk Dieren, ook vaneen (dolj Mcnfcb.
De KlaauwenofNagels van Dieren, fo viervoetige als vlie-r nbsp;nbsp;nbsp;fDeBye
TT r nbsp;nbsp;nbsp;,, , .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;of met een ; Dc Scorpioen.
Het Ichuim van alderlei verwoede en onftuimige Dieren. nbsp;nbsp;nbsp;prikkel oA De Zee-Pijlft^^^'c
Nacht-uilen, Vleer-muifen, Huy pen en diergelijke. nbsp;nbsp;nbsp;Angel als j Dc Spinanbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
|_Of uit deden van bloedeloofc dieren zijn
uitgewoon-
Honig uit vergiftige Bloemen van By cn vcrfameld. Stremfel by Melk gedaan.
Alderlei flag van Padde-Hoclen.
Eten van Moerafllge RikvorlTchen en Slekken.
lijke Spijfen, Als n;9n in al te grootc hoeveelheid Coriander en Saffraan inneemt.
. nbsp;nbsp;nbsp;*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;é «vnr.k_______________ . nbsp;nbsp;nbsp;____l.^f____1___1
ais
of met de ) Snuit of ^nbsp;Vogt, als
kelvis.
De Vliegen.
De Honds- ofPeCf gen.
De Muggen. Sekere Vliegen •
Horfelen.
Viffehen v an flilftaande Wateren, als Aaien, Zeelten, na datfe gekookt zij n koud gegeten, j Gebraden Vleefch cn daar na geflikt, naderhand koud gegeten.
L Al wat te veel is, in wat voor foort dat het ook zy foo van Spijs als van Drank.
'Ap.Il
19
het ondei'jfcheid tujfchen voedfèl, genees-middelen en vergif; als ook. 'van de Ver-fcheide 'verdeeling der medelydigheid en ^ tegenftrydigheid ; daar iperdook on^ derfogt of defe medelydigheid en tegenftrydigheid door de eerste hoedanigheden-,nbsp;of door {oox:t--kï2izh.tzn'ïverduit-gelprocht. ytnpa- L de Genefers bcweeren dat het Vergif t noch meer, dat’er geen fo Herken Fenyn noch ^ rechtdraads tegen het voedfel ftrydig i wr^//is, ’t welk niet door verbetering hfeUitf* ' reiding tot een goed genees-middel kan ge-maakt werden; gelijk van de Adders j F ad-den^ Scorf ioenen en andere fenynige dieren be- Men. kent is ; want het Addervleefch is ’t voor-naamlledatindcZ’/^mö'^ï^komt; de Faddennbsp;zijn een deftig tegengift tegen de Fefl y daar isnbsp;ook geen vergif dat nier kan dienen tot een tegengift tegen de felfde foort van vergif. Doch het fchijnt wonderlijk dar het een Fe- em nyn het ander totftrekt; by voorbeeldnbsp;het Fadde vergif dood den Menfch, doch de emUer.nbsp;Spin dood door haar vergif de Padde; de ver-giftigeTarantidaop de wonde,diefegeilekennbsp;heeft, aan Huk gewreven en als een plaallernbsp;gelegt beneemt de kracht des vergifs, en trektnbsp;het uit; het felfde fy gefegt van andere Fenynen. De reden hier van fullen wy in’t vervolgnbsp;beteren THet vergif met het felfde te verder--!! trachten aan te wijfen. Ik heb te Erfurt eennbsp;Venen te vernietigen. Het voedfel loi onó.ei-V Artfeniebereider geweten, die allerlei Hach ^nbsp;houd des lichaams gefchikt moet door dc inge-1 van Slangen tot het gebruik had opgegaart, ennbsp;bore warmte verandert werden eer het de ge-l als hy de felfde in een vat onvoorfichtelijk han-daante des lichaams aaneemt. Doch èiamp;genees-\ delde, fo is hy van een der felve gebeten ^ daarnbsp;middelen werden wel van de ingeborc warmte door de arm begon te fwellen , en het ganfche r»nbsp;gaande gemaakt, maar daar na werkenfc waar- lichaam te beven. De geroepe Genefers heb-lijk op het lichaam, en verbeteren delTelfs ge- ben hem allerlei tegengiften vruchteloos voor-llalte. Doch met het vergif flaat’et heel an-jgefchreven, tot eindelijk eenen, die wat verdernbsp;ders gefchapen; want het fy ’t felfde door de, lach, als de andere, den Atfcniebereider vraag-hitte verbryfeld en verfpreid werd, gelijk koud de war Slang hem gebeten hadde ? die daar opnbsp;quot;vergif overkomt, of alleen opgewekt werd,; antwoorde dat’et een Afpis was, foheeftmen genefen. Het is fo bekent, dat de Adders gege- »«/«gt;• «adecl, dat fomtyds door voedfeloigeneesmid- ren dienftig zijn om het leven te verlangen, datnbsp;delen foude mogen verwekt werden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i het onnodig is daar van meer te fpreken, ,'=‘gt;par. En of fchoon dc 7“egengiften ook onder de 1 nbsp;nbsp;nbsp;Ik meen dat’er geen voedfel is, hoe gefond aiu voedtn 'les. fenynen werden gerekent, echter zijnfe door hetookfoudeniogen wefen,dat niet met’er tijd de bymenging van andere ftoffen fodanig be- f bonder. : en dat de Genees-middelen als ’bidden tullclien voedfel en vergif iKya gebeld , van beide min of meer deelachtig; wantnbsp;de allerftrijdigftc dingen moeten met de felfdenbsp;laak gemeenfchap hebben; anderfints kan denbsp;ftrijd tulTchen de toevallen niet gelijk zijn:nbsp;daarom behoorcn het Vërgif-voedfel en de Ge-es-middelen by dc Genefers tot het felfdenbsp;geflacht; namelijk op datfe tuflchen de niet natuurlijke dingen gelfelt werden, diefetenop-f cht van haar werking uitwerkende oorfakennbsp;noemen. Want gelijk boven is vermaant, nietnbsp;'aatuurlyke dingen werden gefegt, die nochnbsp;niet volgens de natuur noch tegcns de natuur,nbsp;zijn, maar fodanigkonnenwerden: het voed-fel met het lighaam te voeden en te doen groe-,nbsp;jen; de genees-middelen met het felfde te ver- gelijk heet nbsp;nbsp;nbsp;gebeurd, fo werkt’etop het lichaam niet tot dellëlfs behoudenis of verbetering, maar tot dellelfs ondergang en verderf; daarom als ’t eens gebeurd dat het vergif onfenbsp;lichamen hulpe en dienft toebrengt, fulx ge-gefchied alleen by toeval , en niet door {mhnbsp;Ihlfs; het felfde zy gefegt van de fchade en het SWn ^^^guld, datfe haar kracht niet konnen uiten; gelijk openbaar is in de Antimonies, e Bergroodjnbsp;ci,3’'‘iara. frdie door vermenging van geennbsp;fchadelijke aardachtige ftoffen haar kracht nietnbsp;bonnen uiten, en daarom moetenfe, gelijk hiernbsp;«a fal geleerd werden bereid en verbeterd werden eerfc voor genees-middelen konnen vertrekken. Het felfde zy gefegt van de Euphor-tgt;ium Scammonie, Coloquinten diergelijke,nbsp;die met een gVpf vocht voorfien fo werkfaamnbsp;^^ietzijn, datfe hnder de Fenynen konnen geteld werden, en daarom verbeterd zijnde kon-^enfe dienen yoor genees-middelen. Ik feg |
defelfde gekookt, en de lijder te eten gegeven, diefe naulijks gefmaakt hadde , of hy is aan-ftonds gebeterd en met die kofl een dach te gebruiken volkomen herftcld. Sommige men- Melaats-fchen zijn door het eten van Adders, en 't drin-ken van geadderde PFijn van de Melaatsheidnbsp;een verrotting voortbrengt, daar is ook geen ^ootunbsp;verrottingj, die niet een vdorm voor neeld ; datnbsp;nu de TVormen, niet vry van vergift en fenynnbsp;zijn, blykt uit dc fVermett die uit Wyn-droefénpnbsp;en uit verdorve koorn groeijen. Daar is dan aan te merken, dat alle beweging en uitwerking ontftaat uit een twift van ftrijdige dingen; want nadien de natuur de ge-heele wereld een geduurige verandering heeftnbsp;onderworpen,fo heeftfe defelfde metverfchei-de firydige dingen als met faden voorfien, ft ellende de vier-^ Hooft-ftoffen water, vuur, lucht ƒ Eiemea-en aarde tegen malkander, en ieder der voort-gebrachte dingen een tegenjirever. Soo zijn tegen |
120
. Afdee-
LING.
Melk
andere
fioffen.
tegen de fiekteii uit ongematigtheid gefield de | Het vergifen fenyn is door fijn geheele fel^-krachten der Genees-middelen uit gemacigt-j flandigheid recht flrijdig tegen’t voedfel; heid ontflaande, tegen de fiekten uit de flofFe j h et tracht alle ’t goede in ons lichaam te''nbsp;de flrydige krachten der flofFe, en tegen de [ven en te vernietigen. TufTchen beide zijn denbsp;werktuigige fiekten de tweede krachten uitj ^Jioelgang-mïddelen gefield , die onfe natuncnbsp;vermenging der flof en der gematigheid voort-ten deele gelijk en ten deeleongelijk zijn, inkomende : ja het is noch wonderlijker dat de | voegen datfe ons lichaam wel niet konnen voe-natuur defe flrydige hoedanigheden in een en | den, echter ’tfelfde ook niet verderven gelijknbsp;de felfde enkele faak heeft vergaard , gelijk uit ; in ’tvervolch fal getoont werden. Doch laat ^ syrnF»'nbsp;^m'^ünde yge} dingen openbaar is. Soo fietraendatdcs ! onsnudeaartder c mede/ijdigbeiden d flrijdig'
weiachtig en boterig deel de buik week !/:’«Vonderfoeken. nbsp;nbsp;nbsp;tUa-
de. Galeniis betuigt dat het affiedfelvan lila- j nbsp;nbsp;nbsp;Ondersoek..
vers op de beet van een Spinne of Adder ge-1 nbsp;nbsp;nbsp;7 i ¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. j
legt de pijn flilc en het vergif uitcrekt, maar op 1 nbsp;nbsp;nbsp;^ Melydigheid en Tegenflrijdi^gheid
maken,doch het kailg gedeelte verflopt defelf-
een gefond lid verwekt het even fodanige pijn, als uit foo een vergiftige beet ontflaat. De Ka-mille-bloemen gerooken, zijn deftig tegen denbsp;Hooft-pijn, maar de blaren op ’t hooft gelegtnbsp;zijn feer fchadelijk. De Blaren van Batig openen den buik, maar het faad flopt de felfde. A-loe ingenomen opendde Ambeyen j maar vannbsp;buiten opgelegtfleuit het bloeden. Defachtenbsp;Slorp-Eyeren hebben een andere uitwerking ; hebben, die denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;der ongelyke din
Rai
spec
d(
der Fenynen; en wat eigentbjk de hoedanigheden zijn j diefe verborgen en ^ Soort-hoe-' danigheden en van de geheele felfflaiidig-heid voortkomende noemen •. Als ook of denbsp;felfde door het verfland des menfehen kon-nen begrepen werden ?
Daar is een eenige fleutel der natuur, wel-ke die alleen moet eeacht werden gevonden te
- le£lt;»'
tï» nbsp;nbsp;nbsp;1.1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ t” r .
f/dZrZn nbsp;nbsp;nbsp;De reden yamp;n dek flrydige we f-1 gen begrijpt; doch niemand heeft toegang tot
eorfnak. kingis, dat de vochtigheid in ’t een deel der | die faak, als die de vorm der dingen , en de plant beter gekookt is als in ’t ander, daar door | driften der beweging, uit de gelijkheiden onge-noodfaaklijk verfcheide uitwerking werd ver-1/^/^/:»«^der dingen ontflaande, daar op denbsp;. wekt: deoorfaak der verfcheide koking is de ;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ofnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;der lichamen noodfaaklijk
kragt der Citroenen,
laat ons de oorfaken defer wonderlijke w erkin-geneerftvoorflellen. nbsp;nbsp;nbsp;_pj-
De t M-edelydigheid en ^ Strydigheid der ^ dingen is niet, gelijk fommige meenen, eennbsp;eenige, maar fo veclerlei, als’er verfcheide we-fens zijn : want daar is geen gemengd lichaamnbsp;ondetdeMijnftoff'enjBlanten enGdieren,nbsp;niet met een ander de wetten defer medelydig'
die
verfcheide trap van hitte, die anders in de wor-! volgt, ter deeg kent en verflaat : want hier in tel , in de flam, in de blaren, in de bloem, in de ! fchuild de fchat der ganfche natuur, en de ver-verfchetde vruchten en in de fchil werkt; daar van een j borgeiitheden detGodlyke Wysheid, dxeSalo-merkeljjk bewijs is inde Citroenen, welkers j boven Koninkrijken enScepters waardeer-binnenfte merg fuur en te gaar trekkend is, fo | de. Doch eerwe de faken felfs onderfoeken, föonbsp;dat et door fijn kherpte en koude kracht de'nbsp;maagfehadet; maar de buitenfle fchil is doornbsp;fijnmatige warmte defelfde voordeelig en nut.
Sommige dingen komen met
Gelijk dan fommige dingen door haar^f^^’^-me» 7«« lefelfflandigheid met onfe natuur over-een ko-onfe nutuur men, en de felfde onderhouden, als daar is het tteleyif- ^°^dfel; fo zijn’er ook andere doornbsp;nbsp;nbsp;nbsp;geheele
heid offlrydigheid is onderworpen verfcheide oorfaken harer werkingen hebben,
9 nbsp;nbsp;nbsp;jjnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;9nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I sti tot defe of gene rang der natuur behoord.
voedfel voed ons om dat’et ons gelijk is, welke ¦ In fommige loopen al de oorfaken te gaar,in an-gelijk geen gematigheid is, noch tot de flofFe, | dere eenige, en in andere maar eene. maar tot de vorm alleen, of rot alle te gelijk be- j Doch op datwe niet in byna de oneindige ar-hoord, diewe daarom feggen der^f’^^f/é-^^-1 beidfoudeverfmachten,iofulIenwealled’oor-^'^ ''
fiandigheid felfflandigbeid tegen ons flrijdig, namelijk de T’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j welkers hoedanigheden fommige
quot;dig^r nbsp;nbsp;nbsp;verborge, doch wy, eigenfehappen der vorm of
der zeheele felfflandizheid noemen: want het
flandigheid te zijn. Seker of fchoon JVijn, Brood, Moes-kruiden ons ten opfichtderflof-fe feer ongelijk zijn, fo komenfe echter ten op-ficht der vorm feer wel met ons overeen, be-quaam fijnde onfe geeflen en warmte te onderhouden , en in de flofFe onfer lighamen te ver-keeren,’t gene de eerfle en openbare hoedanigheden der hoofd-floffèn niet kan toegefchre-WMr in de Ven wcrdeti; derhalven moed de voeding in dienbsp;Zmmbl' l^stnelfe warmte of geeft gefocht en gefieldnbsp;ftlul * werden. Daarom is’er niets bequaam ons tenbsp;Voeden , dat felfs niet \sgevoed en levend is ge-a. Minera- Weeft, ’t gene de “ Mijnflojfen niet eigen is, omnbsp;defe reden konnen dè meefte der felver fondernbsp;vermenging van voedfel niet fonder fchadenbsp;werden ingenomen.
lia.
daar vaT d^IS nbsp;nbsp;nbsp;? hoofden brengen:
heidenonfT% i^^-^/^^^^‘^ natuurlijke gelijk-ftaatnirrl nbsp;nbsp;nbsp;De vierde oor faak ont-
viifdp ... ƒ nbsp;nbsp;nbsp;^^^denheid der geweften. De
d^inNe verwekt door de flerke beweging tenrlenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in de Lijf-moer ais bui-
doer in A ^^nitijds wonderlijke werkingen eenfle ^ y^^twerpen. Defl/de komtvande
te nbsp;nbsp;nbsp;Dey^zW^^oorfaakis .
mepF t nbsp;nbsp;nbsp;gefteltheid der * pijpjes die^
^eerofminbequaamheid hebben efeafgefon-
oewaalementeontfangen. De achtfteoorfaak
is
-ocr page 631-I X. B o E K , VAN DE F E N Y N E N.
IS de vei'fnyding van ledigheid, daar door won-1 De tweede grond of rang der ’’meeljdigheid isympi-^riijke dingen in de natuur gefchieden. nbsp;nbsp;nbsp;firydigheid jhc^diSiiincQn fijne 07ivoelhare^^^^. .
’’'^ende komt uit her geweld der iydingen. of nbsp;nbsp;nbsp;diefommigelichamen van haar thia.” '^
e thiende uit een byfonder invloed derHe-iaffenden:opdefewijfegefchiedalle^É'^oz^mV/g'_,f®”‘’”^'’''^-
III
' A J. Y
^elfc lichamen. De elfde rang van de oorfaak aeier meelydïgheidenprydigheidhz.^'eaLt in eennbsp;traal-kracht , die de lichamen op malkandernbsp;lebben, diewe eigentlijk Seilfteenig noemen,nbsp;''olgens welke al de andere, omdat’ereenigenbsp;overeenkomft is, door een Seïl-fleenige krachtnbsp;''^erden aangemerkt; dewijle in alle meelydennbsp;ftrydigheid een overeen Hemming en ver-chil moet zijn. Doch laat ons nu ieder in’tbv-londer breeder uithalen.
De eerfte rang der oorfaken heeft opficht op de eerfte hoedanighedenwarmte,kou-de, droogte en voclitigheid. Als ook op de twee-
ook maken de Minfieke malkander gaande door iTl^}TJk Qcmgc fijne deelen des bloeds der fwarre en gee-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;meeij/.
Ie gal, uit de oogen tot de beminde overgaande, daar door fware toevallen, eerft van genegent-heid, daar na van onfmnigheid , dan van ver-ontweerding of vreefe , en korts daar op vannbsp;blydfchap, verwekt werden; alles door de^f’^-fenj die in een ander lichaam verfcheidelijk be-fmet, en volgens diebefmetting veelfints ontroerd en gedreven werden.
Hier toe behoord ook het vergif van nbsp;nbsp;nbsp;igt;eiionden
f , te weten hardigheid, fachtigheidf. gladdig-' adem bederven, honden met een verveerlijke keid, ruwheid, enz. insgelijks op de derde^ na- ffchurftheid en hair uitvallen om hals brengen *nbsp;tiielijk trekking, te ruchftooting, enz.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;| feker een feer boos vergif dat ieder als een Ba-
Nadien dan tulTchen de vier Hoofdfloffigefilifcm behoord te vermyden ; daar mede Car-'^ogten eenige melydigheid en ftrydigheid werd j danus j Fernelim en andere betuigen dat ’et
fondige vrouwen daar door fy kinderen doo-den, fpiegels bevlekken, wijn alleen met \\'3i2xhr vergif-
II»,
Iloi
quot;’quot;’¦esf de ë^merkt, lo kan met recht gevraagt werden j overeenkomt. 5!*!- '^elke ,en hoedanig de oorfaak daar van is; fom-
Me,,
ftoffige kracht getrokken werd, doch fonder reden ; want daar is iets anders by de vochtenj dat defe wonderlijke trekkende kracht fomtijdsnbsp;Veroorfaakt; anderfints foude volgen, dat al de-fie werkingen de vier enkele openbare hoedanigheden moer werden toegefchreven, ’t genenbsp;nochtans tegen de ondervinding ftrijd. Ik loochen echter de gemeene regel der Genefersnbsp;niet, die belaft ffrydige dingen met ftrydige tenbsp;genefen; invoegen tegen heete fiekten koudenbsp;middelen, tegen koude warme , tegen droogenbsp;Vochtige en tegen vochtige drooge gebruiktnbsp;Werden ; doch ik wil nu de tijd nietquiften metnbsp;defe bekende dingen voor te ftellen; maar na-
Onder defe rang werden ook met recht ge-’¦J'-ffiige meenen dat alle vocht door een hoofd- fteid fommige fenynige Slangen ^ welkers ver-quot; ” nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. . - -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' gif in foeenyy«Équot;Zfcgt;e2^y^^;^beftaat, daar door fy
de menfchen van verre befmetten;gelijk de ps^Sfuw-fangen\o\gynsTlmiusde Ba- d Piyas.nbsp;filifcus doen : de J^Adood door fijn geblaas,nbsp;de Spiw-flang door fijn fpuwfel, en de BafUif- vTr^mrr*nbsp;kus, indien’t waar is dat’er van gefegtwerdal-'^^''.^'/'*”-leen door fijn^^^ j ’t gene niet anders als doornbsp;een verdervende geeft kan gefchieden; waarnbsp;uit dit verderf en defe verrotting ontftaat fal beneden geleerd werden, daar van de foorten dernbsp;Slangenals ook van de wonderlijke gevolgennbsp;barer beten, aanraken en adems, ftaat te handelen,
^ Ten derden , ontftaat de meelydigheid en
dien in de dieren fomtijds een werd ver- ftrydigheid der dingen ook uit haar gelykheid f^hTidLIt nomen, die meer vermach als de hoofdftoffige | en ongelftkheid j die niet in der dingen gematignbsp;des vuurs; by voorbeeld als in eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;heid, maar in haarfelfftandigheid, van wiens
vogels maag yfer in een dach werd verteerd, vormfy hervoortkomen,moetengefochrwer-/««*f. dat door’tvuur in langetijd niet kan gefchieden, den: want daar kan geen andere grond van trek-fo werd de reden daarvanonderfocht; ik ant- kmg en wegftootinggeileld werden.
feer matig ; maar de Struis-vogels maag is Voorfien met eenige fcherpe ftof, namelijknbsp;Soutj, Salpeter j Vitriol of Aluyn j welke ftoftènnbsp;in de vogelsovervloedich zijn, defefcherpe ftof
niet beter te konnen verklaard werden, als door een Seilfteenige kracht in alle lichamen, dochnbsp;voornamelijk in de Genees-middelen voorkomende. Alsmen dan fegt dat de ingenome GV-door de^warmte der maag opgewekt, ydx.teetd\nees-middelen,n'\m.eVdkRhabarbarj Scammo-ket yfer in de felfde, even als fulks buiten de nieen diergelijke de vochten totnbsp;niaao- gefchied, byfonder door deOliesznVi- haar trekken, fomoetmen fulks verftaan nietnbsp;trio fa clnk in ’t gemeen bekent is. Scker de na- als of dat gefchiede door een gemeen hoofdftof-tuuriijke warmte der maag op de fcherpe ftof, fige kracht; want de warme dingen konnen opnbsp;Werkende, geeft de felBe fo een kracht, datfe: de warme, noch de drooge op de drooge, enz.
^etyfer kan verteeren. Dat de vogels van fo ¦ voor foo veelfe ' eendaantig zijn, niet werken,«Homogc. eeii^Aé’r/É’ftofvoorfien zijn blijkt in haar uit-! door de hoofd-ftoffigc kracht : daarom als denbsp;dytrfels, die veel Salpeter geven. Daar uit'i?/^^'^^^lt;^^^de^^/2^frrekt,ib gefchied fulks door Voorbeeldnbsp;openbaar is waarom de vogels, felfsde Water-: een verborge kracht,die in degelftkdaantigheidlffjjf^^-'kogels hecter van maag zijn als andere dieren, ibeftaat en van de felfftandige vorm voortkomt.nbsp;fodatfe allerlei lichamen, n‘3ccne\ï)kStee7ijFJer,: Defewerking gaatdan aldus toe.
Koper^ enz. verteeren; gelijk in Hoenders^ Ebt- \ Soo haaft het Genees-middel is ingenomen;
lt;lcn als ook in meet andere vogels gefien werd. i foektet dat gene dat hem gelijk is,dat gevonden 'II, De EUnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hebben-
Woorde fulks door de hitte alleen niet te ge- Daar werd dan dnderfocht op wat wijfe die De «yfs^ fchieden ; want de hitte inde dierenm^agis trekkmgenwechfootingge{ch.[ed-,ikkc\\^alks^j^^j.Jquot;
«E:
'Xcre-
nta.
DE ONDER-AAPvDSE WERELD, Afdee- hebbende, foo beweecht en verdund het felve, i nbsp;nbsp;nbsp;de ondervinding heeft ook geleerd dat en daar mede vereenigende werd het met de een Kmeel-plant hier in Eitropa tot een Laip andere vuilnis buiten het lichaam gedreven, i en tot QnQtnNagel-boowxnnbsp;de levendmakende geeften te gaarIpannende|iets een CaHange-boom gelijk, ontaarden, uitnbsp;om de gemeene vyand wech te helpen. Op die j oorfaak van de meerder of minder hïtte der rus. c Melancholia. 0/i heeft ge noegfamenbsp;Genees-middelen. 1.... nbsp;nbsp;nbsp;.. T jye , 1 Inde achfte plaats. Dat die onderlinge nbsp;nbsp;nbsp;ƒ \ftraling der lichamen in de natuur vvonder lU werkingen van melydigheid en ftrydig icknbsp;geeft kan niemand onbekend zijn, die maar e derk,‘^^^^nbsp;nige kennis van diC Seil-ftt^nige kracht h--^ ’nbsp;want nadien al de natuurlijke lichamen ,nbsp;feftraal-kracht zijn voorfien, feker fo v\ ernbsp;daar door wonderlijke dingen uitgewr^^^^ volgensi haar ver-plaatfing. Ill LING ^ 4 Purgan-werdeii die vochten door de ‘ftoelgang-op wat middelen getrokken, doch het is nietbegrijp-wyfe de nbsp;nbsp;nbsp;fulfils door de hoofdftoffige hoedanig- rai^Lurn heden kan gefchieden; want nadien al de Stoel-werken. gang-middeleu warm zijn , fo foudenfe het door fijn koude, flrydich tegen defe middelen, niet konnen uitdryven ; invoegen de gelijkenbsp;felfflandigheid alleen oorfaak is dat de Rabar-b Heiiebo- bar de Galleg de Jalappe hetJl^m en de ’’ Nieswortel het ‘fwaarmoedig-voebt ontlaften; ennbsp;daarom werden de Stoelgang-middelen van denbsp;Genefers in Gal-middelen,Slym-middelen en innbsp;Swaarmoedig-vochtmiddelenondittïchc{è.(tn. ^ ^ Hier uit blijkt op wat wijfe de JgaricuSj niet gllicas hét tegenftaandefy een heet middel is , het flijmmnbsp;flijna w- fich trekt; want door haar gelijkheid diefe metnbsp;degalhech, fo maaktfe de^^/gaande, en daarnbsp;na verdundfenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en daarom tragt de met het verdunde/^^ j als met een vocht in de Agaricm fchuilende en haar gelijk zijnde, tenbsp;vereenigen; en fo werd ’tflym ook van de Jlga~nbsp;rw/j getrokken en door de ftoelgang uitgedreven ; want in ’t verdorveJlym fchuiid iets dat denbsp;^garicits gelijk is, daarom vliet’et daar na toe,nbsp;even z\sdtSeil-Jieen hetyfer trekt. Hetfelf-de moet op de werking van alle Genees-midde-len gepaft werden. * Meelydigheid en e Strydigheid is ten «Antipa- vierden gegronder in de verfcheidenheid dernbsp;thia.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gewejïen: want verfcheide landen brengen ver- ffhlilen- Geheide dingen voort; fo fietmen dat Indiën en heid der ge- America heel ander flach van dieren voort-ZlffLk-van hreugen: en als onfe in die landen gebracht wer-¦veei-veran- den, fo vcrandercnfe byiia vau foorte. Tie Schanbsp;dmng.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vverden bultig, en krijgen meer veranderin gen diewe eldersdiebben verhaald: die van daar tot ons komen , konnen gemeenlijk niet langnbsp;leven. De Amerikanen zijn ook eenige fiektennbsp;onderhavig , daar de vremdelingen niet medenbsp;befocht vverden; doch de kinderen der vremdelingen, daar geboren, werden daar van befpron-gen : de oorfaak is te foeken in de verfcheidenheid des logrs, gemarigtheid en levenswijfe;nbsp;de Godlijke goedheid heeft die landen ooknbsp;voorfien vzngenees-middelen tegen die fiekten,nbsp;welke middelen in Europa niet te vinden zijn.nbsp;ider Land De wijfe natuur forg dragende voor het wel-wefen der menfehen , heeft gewild, dat iedernbsp;land foude voorfien zijn van gene es-middelennbsp;tegen de daar woedende fiekten. Ik kan my ooknbsp;niet genoech verwonderen, datfe uit gefondenbsp;ftofïèn fenyn en vergif voortbrengt; fo groeit denbsp;/Napeiius. Scheerlink uit verdorve T et erfelie de ^ Mun-vremd ^duks-koppcn uit de Author a ; uit Wyn-ruitenbsp;mt^rding bomt de quaadaardige Wilde-ruitc voort, en fonbsp;der dingen, komeii vcrfcheidc andere fchadelijke dingennbsp;uit verdorve goede; invpegen de bederving dernbsp;befte dingen met recht de alleramp;rgHe werdge-fteld. Op de felfde wijfe veranderd de terwnbsp;opeenonbequameplaatfe, ftaande in rogge oi |
Son : Vorders een Cypres-plantwQt2in^^tA.in de Noordfe Landen tot Savel-boom j de ïVolp-melk waft in Sicilien tot een boom. Doch vannbsp;defe dingen fal elders met opfet gehandeldnbsp;werden. De inbeeldige kracht verfchaft in de vijiu^^jjij. plaats wonderlijke werkingen der ^meelydig-heid en ’’ftrydigheid. Dit is de oorfaak pginbeet-^nbsp;fommige menfehen een aangebore haatnbsp;ben tegen eenige bloemen, vruchten en dierennbsp;fo datfe door de tegenwoordigheid van een ver- ^eidnbsp;hole kat beangft en befweet werden, door de ƒnbsp;reuk van een in fvvijm vallen, en door denbsp;geur van Lelien in doods benautheid komen:nbsp;her felfde fy gefegt van andere gevolgen dernbsp;aangebore afkeerigheid, daar van een geheelnbsp;Boek konde gefchreeven werden: de oorfaaknbsp;is te foeken in de moeder, die fwaargaande doornbsp;nbsp;nbsp;nbsp;0^ diergelijke dingen is ontfteld geworden, en haar vrucht daar van een indruk heeft gegeven. Hier toe behooren ook die teekens j die de on-gebore binders werden aangefetvandeluftig^ moeders , die het een of’t ander lid vryvendenbsp;oorfaak zijn, dat de geeften daar heen loopen,nbsp;en door de inbeeldige kracht de begeerde faaknbsp;daar verbeelden, dat de oorfaak van veelerleinbsp;Mis-waften, als ook van alle vremde driften ennbsp;genegentheden in de menfehen is. Doch denbsp;Lefcr gelieve hier over na te fien ons derdenbsp;Boek van de inbeeldige Seil-fteenige krachtjnbsp;daar vanwe de eigen oorfaken defer dingen hebben ontdekt. Ten fesden kan \\oïgeluid in de natuur won- flj,, verkiquot;' derlijke dingen uitwerken: by voorbeeld als^*nbsp;een gefpanne [naar een die diergelijke toonnbsp;heeft, ook doet bewegen; infgelijks fietmen datnbsp;het geluid van fypen alle faak, die daar medenbsp;eenigeovereenkomftheeft, namelijk beeldefhnbsp;kandelaren enz. in een Kerk tot verwonderingnbsp;doet bewegen. Doch nadien hier van in onfenbsp;Mufyk-leer op verfcheide plaatfen is gehan-'nbsp;deld, fo fendenvve den Lefer daar heen, daarnbsp;hy al de wonderen dstsgpluids door haar eigeunbsp;oorfaken fal verklaard vinden. Tenfevende de geftalte der faak, dat fommige lichamen mamp;theet werden; gtervy?)^^^nbsp;daar over de onkundige haar feer verwonderen-Seker daar de pypjes fb eng zijn dat’er het vuur niet kaninbooren, die lichamen moeten nooa- faaklijk koud bly ven; om dat het vuur niet buiten op, maar binnen in de lichamen de hitte veroorfaakt. |
¦ A P. V.
'‘Arsnij.
gnctica.
f‘gt;’tmerke-
V,;,ay.
’'“ming o„.
'/‘«f d,
dtr
^^nten,
fhtquot;'”-
Defe pralen hebben als handen , daar door de lichamen malkander van verre aangrijpen , ennbsp;te gaar trekken of wegdrijven. De oorfaak is tenbsp;foeken innbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fyite en onvoelbare wafemenj
daar door gelijke lichamen malkanderkoefte-i^en, en ongelijke verderven. Hier uit ontftaan aide over-een-komllcn en verfchilligheden dernbsp;Planten, die in onfe “ Seiljieen-konff zijn opgeteld.
Ik heb onlangs in onfen Hof iets wonders aangcmerkt; namelijk dat een Granaat-boomnbsp;tulTchen twee Oleander-boomeft geplant begonnbsp;te verdrogen en te vergaan, om datfe door het
boosaardich vocht der Oleanders vergifticht werde. Ik gaf de raad dat de Oleanders foudennbsp;werden uitgeroeit, dat gedaan lijnde, fo begonnbsp;de Granaatboom wederom met veel takkcihuitnbsp;te fpruiten. Het felfde heb ik waargenomen innbsp;Kullekens-kruid geplant by een Kuis-boomj^^^*^y^^^^'nbsp;want de Kuis-boom fcheen het Kullekens-kruid au$.^nbsp;re verdorren en te doen vergaan, om dat denbsp;vochten malkander ftrydig zijn. Defe Seiljleni-ge hejlraling verneemdmen in alle dieren, planten en Mijnftoffen, die malkander trekken ofnbsp;verdrijven.
\i.
Soi
’»et|
de
¦nenu^t
yve»
? ‘‘d der
^och
Un
®tcles,
P dat de Lefer foude weren op hoe veel wijfen de ‘ foort-krachten j diefe gemeenlijk re onrechten v er hor ge hoe da-noemen, moeten aangemerkt werden, fo hebben wy de felfde beneffens haarnbsp;Bronnen, daarfe uit voort-komen, in ’t naaft-voorgaande Hoofdfiuk voorgefteld; invoegennbsp;dat’er nu niet overich is als onfe reden en on- jnbsp;dcrfoek over de Fenynen te vervolgen; nadien lnbsp;door vergif hier niet anders verftaan werd als jnbsp;eenjekere kracht in eenige fofhuis-veHendCjnbsp;die het hert en ’t leven der dieren fchadelyk isnbsp;door fjn flrydige en verderfelyke felfHandigheid ^ fo kan met recht gevraacht werden,watnbsp;die kracht cigentlijkis, enwaarindefelfdebe-flaat. Daar zijn Schry vers die meenen, dat denbsp;fenynen alleenlijk werken door een uitfpoorig-heid der eerfle hoedanigheden j invoegen fom-mige door haar fcherpe telle koude het hert toe-knypende, verdooven en de ingebore warmtenbsp;uitblulTen; andere door haar onmatige droogtenbsp;het levens-vocht verteeren, en eenige doornbsp;haar overvloedige vochtigheid verrotting ennbsp;verftopping veroorfaken: doch fy tallen feernbsp;mis; want indien de werking des fenijns afhangt van de uitfpoorigheid der eerfte hoedanigheid ^ foo is ’er geen reden waarom fuivernbsp;voater ^ Feper Brandewijn en diergelijke nietnbsp;onder de fenynen gefield werden; dewijle hetnbsp;water feer koud en de Feper als ook de Bran-dewyn feer heet zijn; doch defe dingen konnennbsp;geen fenyn gefecht werden; derhalven fo werdnbsp;oehalve d’eerjfe hoedanigheden, namelijk hitte,nbsp;houde,droogte en vochtigheid noch iets andersnbsp;vereifcht,daar door de fware toevalkn,die mennbsp;in de vergiftige menfchen verneemd, verwektnbsp;werden; ’t welk,volgens Jriftoteles, ten regtennbsp;by de Hemels ft ofwctd vergeleken. Om dan denbsp;eigen aart der Fenynen ter deeg uit te halen, fonbsp;fullenwe een begin maken van de Mijnftoffen.
Het I. Ond ersoek.
Haar de aart ^ eigenfchappen oor ff rong en oor faken der vremde toevallen in V^rgiftig-de Menfchen voorkomende j werden uitgehaald.
II. Deel.,
Ik onderflel in de eerfle plaats, dat onder de t Onderaarde fchuilt een algemeene Zf^ud-ftofj daar^^^**'quot;^’ uit ontelbare verfcheide lichamen werden tenbsp;gaar gemcngt, gelijk in dit werk overal is ge-toont; nochtans komen dc meefle voort uiteennbsp;vermenging van Sout ^Swavel en^akt want^'*''quot;'^'^^nbsp;de verfcheide foorten van fouten, namelijk Sal-peter. Aluin en Vitriol maken te gaar byna dmgennbsp;telbare verfcheide ftofien , fo wel goede en ge-fonde als fchadelijkeongefonde : invoegendenbsp;vormen der allerverfcheidenfle dingen uit defenbsp;veranderde vermengingen en vergaringen ontftaan.
Ikonderftel in de tweede plaats, dat ’t vuur Onder-zijnde de rechte Werk-baas d^r natuur, door^^'^‘”^‘ fijn doordringende hitte de gemengde licha- ve wr-men fo veel vormen geeft als’er verfcheidenbsp;trappen van mtte zijn, gelijk re voorcn door de is ocrfaeiknbsp;ondervinding geno^laam is bewefen ;nbsp;uit nieuwe Saad-ftoflen tevoorfchijn komen ;men.*nbsp;die niet ontftaan ongemiddeld uit de eerftenbsp;hoedanigheden; maar uit de vormen felfs, volgens fo of fo een regel van vermenging te gaarnbsp;gefield.
Defe dingen vooronderftcld zijnde, laat ons nude vermengingen onderfoeken, die de oor-faakvan fuiver vergif zijn; daar in aanmer-.?'^--^’'-j king komt vierderlei, Sout^ Swavel,^ ^ikftl-^llflf'
; ver, ‘‘ opgeheve ^iik,qtiickige Sappen^ Jodenly- d subifma-^ migevochten j half-Pletalenj Cadmia^Mar-^'^^'''
! chafiten en Antimonie uit verfcheide verandering defer ftoffen komen ontelbare Fenynen te voorfchijn.
De Swavel brengt drie verfcheide foorten y^rfchtidt van fenijn te voorfchijn alleen door verfcheidenbsp;trap van hitte , namelijk Wit, Geel tn Roodfiogen,
^ Ratte-kruid; die in krachten malkander fo * gelijk zijn, datfe met recht voor een en delelf-de ftof mogen gehouden werden ; want uitnbsp;wit Ratte-kruid werd door een meerder trapnbsp;van hitte geel j en uit geelj, rood voortgebracht. Ai defe ftoffen zijn fterke Fenynen,nbsp;gelijk Matthiolusj Fallopius j Agricola en andere getuigen: te voorenis van de felfde ooknbsp;in ’t breede gehandelt; nu fal verklaard werden, op wat wijfe dit vergif de fware toevallen
ver-
DE ONDER-AARDSE ^X^ERELD, I. Afdee- verwekt, en uit wat vcrfcheide deeltjes het, uren daar na is hydoor felfde is te gaar gefteld. nbsp;nbsp;nbsp;I Welke verfiyvhig niet is ontitaan doornbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'(^ikiiivér- Het Ratte- Hctfwavelige Rattekruid, door verfchei-i die tot de eerlle hoedanigheden benoor-*, ^ru'^feef^ dc trap van hitte uit Svvavei voortgebracht, ^vant anders foude een koude dronky//^’t’4'^‘^^^' fchadeiyke liceftvoomamelijk dtictlei ktaclit, daar docr j het felfde hebben konnen ver-ooriaRej'-’t de menfchen en alle andere dieren ten hoog-) Derhalven moetmen fcggen fodanige vrem^‘nbsp;ften vergiftig en fchadeiijk is. De eerde is een: werkingen te ontdaan uit het fout, de Salpetlt;-brandende h'acht, die ’t uit verherfinge van en Vitriol, die, met denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vermengt en eenigebrandige fouten verkrijgt; invoegen dat iver-eenigt fijnde, niet door demaar doo 1 nbsp;nbsp;nbsp;1 ^ s t ^ r 1*1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*_______J • nbsp;nbsp;nbsp;1 i 1 - I ‘ .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- 1 _. } 1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;11nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_CTCC'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot; al de deelen onfes lichaams fo uitwendige als; de hitte het bloed doen dremmen; want ai Quik gemeenlijk toegemaakr, fo heeft ook het Rat- j alfle niet te onmatich werd ingegulpt, het ligquot; te-krtiidj dat met defelfde foutenvoorficnis,haam weinich nadeel toebrengen; om dat oc inbsp;groote kracht om dc Metalen te ontdoen en j overtollige vochticheid het vergif bedwingtnbsp;los te maken; en wanneer ’t door derk vuur j dat^et fich niet kan verfpreiden. Maar doornbsp;noch meer is verdorven, fo doet’et diergelijke i hitte tot een fout ‘ opgebeveu ^ fo laatfe de toomnbsp;w'crking in den menfeh. De derde is de verrot- j van haar vergif los, en verwekt fo veel Ivvare dich een nbsp;nbsp;nbsp;een groote hoop want nbsp;nbsp;nbsp;heeft de verflopping doorge- aan brand fleckt, foo heeftmen boort, en is door de Stoelgang , fonder dat’er verbeelding van de werking defesfenijns.i-iets vermifl werde , ontlaft. Doch in te groo- {betuigt van fich felfdathy sens, kracht des ^ opgeheve quik te proeven, c ' fffeifs met ft uiterfte van fijn ton^ dat fijn tong daar door aanftonts fo is nbsp;nbsp;nbsp;^ . f d suij''quot;’* dat hy de allerkrachtigfle regen-giften noo tus. hadde. Hy geruicht ookdatfommigeonlii ^nbsp;ge vroutjes tot haar groot nadeel de qti^^' Highcid defes fenyns hebben ervaren, aiffe 124 krachten. inwendige door een derke en ondraaglijke hit-rc gcpijnigt en gequeld werden. De tweede is een bytende en knagende kracht, daar door ’tnbsp;het vleefch en beenen , die door de hitte verdund en los gemaakt zijn , byt en beknaagt^nbsp;even als deMeralen van Sterk-water beknaagtnbsp;en verteerd werden. En gelijk Sterk-waternbsp;uit gemeen Sout, Amoniak-fout en uit Vitriol kracht, die even ais defchaduvve het li chaam de knagende kracht volgt; want door denbsp;felfde werden de heknaagde deelen in een vuilenbsp;doerat Hfnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;veranderd. ^Op dufdanige werkin- dèlerwekt, volgcn iiootfaaklijk de toevallen, daar de vergiftigdvC menfchen mede benaud werden ;nbsp;namelijk flaauheid,vcrdooving des herten doornbsp;de onderdrukking der geeften , ondragelijkenbsp;pijn door de brandende en knagende kracht,nbsp;befwdjmingcioor de verfpillingder geeften, beneveling des verftands, door de dampen, dienbsp;uit de verrotting na de herfenen rijfen ; daaropnbsp;eindelijk een onvermijdelijke dood volgt. Bier uit ko- Uitdcfi Fctiyiien halen ook alle andere fe-fiZiZquot;' nynige Mijn-ftoffen, die ecnichfints namelijk Miinitoffen Antimonie Magnejia j Cadrnia en diergelijkenbsp;¦voort.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1-3^^ oorfprong, zijnde min of meer vergiicich, na datfe met defe of gene ftof vermengt zijn. Btfenynige Het andct voornaam vergif is de ^ikjilver, van welkers aart in de verhandeling der onvers. volmaakte Metalen overvloedig is gefproken.nbsp;Het vloeyend ofnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ékjïlver kan in de Genees-konft eenige dienft doen, als ft in behoorlijke hoeveelheid wxrd ingegeven: want het is een deftich Tegen - gift tegen Fenyn;nbsp;en feer dienftig om door fijn fw'aarte de ver-flopping der darmen, daaruit de ‘^‘Drekhra-öeC^ikfii-'^^^^ontftaat, te openen. Terwijl ik dit fchry-ver dimi ve is de levende ^akjllver iemand met 'Drek-esdreïbra” ^^^kifig gcqucld fcct voordeclig ingegeven; king. ten overvloed genomen, fo jiremtfé door haar onmatige koude, het bloed en de geeften, daarnbsp;door den menfeh werd afgemaakt. Matthiolus jnbsp;^Apoteker. fegt een ^Artfenie-bereider gekent te hebben,nbsp;die door een koorfige dorfl gedwongen desnbsp;nachts na de kelder te gaan; in plaats van waternbsp;een goede gulp qmk-filver indronk, en weinig |
Urrufni den verteerd en de natuurlijke warmte uitgO'ys bJud djnde, fo moer het bloed noodfaaklijR te Jiremmen n\tt een nevens-gaande koudenbsp;des ganfche lichaams: op de felfde wijfc werdnbsp;des Somers het wearer tot Ts gemaakt; namelijknbsp;als de geed uit de dieeuvv, en uit het water doornbsp;de hitte verteerd zijn. So kan dan de rauwe of levende qntk-toevallen datfe geen fenijn fchijnt te willep WU' ken; voornamelijk alfiè met Vitriol,nbsp;met Ammoniak-fout werd of geheven. Want in-genomen fijnde fo werd de rong en keel fo ru\Vnbsp;en oneffen of iemant onrijpe vruchten hadnbsp;eten; in de maag komende, fo blijftfe daarnbsp;aan-kleven, gevende ftraks blijken van fij^^iquot;^*'nbsp;quaad-aardigheid, verwart alles door fijn knagen cn bijten met een onleflelijken derft ennbsp;onuitfpreekelijke hitte, daar op een ongelooflijke benautheid volgd, fwelling der tong, flauten,nbsp;pis-verftopping, befwaard ademen, maag'nbsp;darm-pijn, welke ingewanden eindelijk door-knaacht en door-boord wordende, de ficlc metnbsp;leelijke flank doen uitademen: hoedanige toevallen ik hier te Romen in iemant, die maar hetnbsp;derde deel van een èc^2dgXi^o^ofgehevequik^^t^^nbsp;ingenomen, niet fonder fchrik heb gefien. , De oorfaak defer toevallen is te vinden ’ifout des opgeheve quiks,dat door de hittenbsp;alle vochtigheid ontbloot en tot de hoogfjppekm-trap van droochte gebracht werd ; want gelijhnbsp;de bygemengdefouten al de quaad-aardigenbsp;ftendiein decjuikfchuilen, met haar vereeni-gen, fo verdroogen/e en verworgenfe de kc^nbsp;pngemeen feer , daar op een onleffelijke dorjnbsp;volcht. Daar fich de brandende knagende kragtnbsp;der foute geeHen by voegen, foo werden ainbsp;^-icchx.c.èittXcnwechgeknaachtj en eindelijkunbsp;dood veroorfaakr. Alfmen aanmerkt hoe veer tondtk |
c A I». VI
aer
^'‘kitten. * ‘quot;roKS,.nbsp;^Jss.
mede wajfende, om de tóidesaanfigcsj datisuiceen verrotfeflof \oo\:tkomtn ; want der blank en glad temaken, in plaats van tot haar I de ondervinding leerd, gelijk ook in’t VII. Boeknbsp;Voornemen te komen;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zijn geworden, I en elders is aangewefen , dat de aarde op feer
met Vilde [fank\m.diQ ïnonA,verd2itsiermg der \hoogQ plaatfen, daar befwaarlijk een igey2zök'7/ oogen ^ fiutfc rimpelige huid ^ daar fomtijds i van‘P/iZ»fé’;^konnen komen, alleen met .5w/-hranij) en de dood op volgde. Wy hebben dan | ¦zt/V/fé’r beiprocit, eenigcnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voortbrengt,
lie
Anti.
ni
*^2 quaadaardigheid cfesopgeheve quiks gefien, j namelijk verfcheide foorten van^;w. ‘Porta v^eikcrs oorfaak in de fouten ü t.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i fegt de volgende Erverreris daar van genomen
heeft
met
deele uit “ Rattekriiidj cntendeeleuir^//i,éis «tikruij g^ar-geftcld , in voegen datfe fo vergiftig niet
met ’ - nbsp;nbsp;nbsp;'
Het derde vergif is de Authmnie j die ten; te hebben.
E R v A R E N I S.
Qnilc.
CU
]V 'i nbsp;nbsp;nbsp;j- I -Y I I R’ 1 Om te hetoouen dafer ader/ei kruiden uitde
; au ccr, van d.ye,de om dat de kracht van ^ nbsp;nbsp;nbsp;aardegt;/*rraad-»«-ffo,«».
eene door t ander bedwongen en weerhou- j
den werd, echter geeftfe in ons lichaam cenige I Ik heb altijd voor veaaragtiggehouden j dat Ervarenh klit werkingen van beide die fenynen : want de ' de aarde Planten cn eenige Pdieren-maag werd daar door onlleld en gaande, datfe s felfs voortkomen ^ om dat in de aar de vochtigenbsp;met merkelijk gevaar alles dat’er in is of na toe ; heid en inde vochtigheid geelt en vcarmteisjnbsp;vloeit geweidelijk tragt uit te werken, ifr lt;2'\gelyk ook alles vol lacht is. POaarom gelyPernbsp;^^nstiu-s en Mattiolm getuigen,dat de Antimo- i geen faad noch menjeben hulp noodich is^ om denbsp;de quaad-aardigheid des opgeheve alsook j verjeheide gevsejten j en in de [elfde verfcheidenbsp;des “¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;deelachtig is, ons fo veel' •ztrW.rem;? j viarmte en andere hoedanigheden
mhadelijker ’ ^ik)e datfe in meer hoeveelheid woort te brengen julfo groejen daar ookverfchei-^ is ingenomen. En alfl'e uit de maag in de aders ; nbsp;nbsp;nbsp;x-w/;/dz/zrt?// ; want dege-
'?se.
’quot;‘tikt.
is overgebracht fo nijptfe en trektfe dc vafte Jialte on.Jes lichaams is fodanig als de vochten deelen, w’erpt de geeften ter neder, en drijft al-; daar onfe lichamen mede gevoed werden ^ en denbsp;lerlei vochten fo goede als quade geweidelijk hoedanigheid der vochten hangt af van dege-na buiten. En of fchoon de Antimonie fomtijds , daante dergenutte Jpys en drank. P)it heeft mynbsp;door de fterke ontiafting eenige dienid cloet, \ gaande gemaakt de volgende ervarenis te doen ^nbsp;echter meen ik dat weiiiich menfehen die de : namelyk hebbende doen opgraven aarde dichtnbsp;feifde gebruiken, tot de eerfte ouderdom gera-! aan de gronden van gebouwen diep uitgehaald^nbsp;Stgiïcm2inh^ndicverbeterde Antimonie ] omalleagierdenkenvaneenigefchüilendefadennbsp;d'O; nochtans voordeelich werd ingenomen: ik ant-1benemen jfoo heb ik de feifde op hoogeplaatfennbsp;Woorde, nadien de buik-faiver-kracht beflaat; Indeopene logtjgelegt^daar dewindgeenfadennbsp;in verfcheide menging van fchadelijke met kondebybrengen^ ennaverloopvanweinigda-^gpdfkXtgo. geeften doordronge fouten , fo fal de- g^n zyn uit de verfcheideflach van aarde ver-fe kracht na de verbetering noch werken oI fiheideplanten voortgekomen ^ die.nogtansallenbsp;niet: indienfe noch werkt, fo faifc altijd de felf- gemeen zijn in de landen van Napels: want an-de fchade doen; doch niet werkende fonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dere planten bragt klei voort ^ andere Napels
»ey,
niet meer doen als eenich ander krzdrttloos ftofanderegeJlootefieenQnx.nameljkkdzvers, poeder. So is dan de oorfaak van des.^//^rgt;»r(?-: Netels, Bramen, Bengel-kruidnbsp;nies quaad-aardigheid ontdekt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 Dus verre Porta _, wiens Ervarenis foo net met a'ow# met
‘tl;
Ten vierden werden onder de fenynen ook | mijne over-een komt, dar’cr niet anders by ge-geteld de Mijnfloifen Myfy, Sory, Chalcitis, | daan fchijnt te konnen werden. Seker de aarde ^n de Alarchajit j die haar oorfprong halende , brengt fomtijds eenige Planten en fomtijdsnbsp;nit de vitriol j en uit verfcheide andere finten^ eenige ondieren voort, geiijK boven getoont is.nbsp;als ook uit de Swavef gelijk in ’c VIL Boek' Om nu te verftaan oo wat wijfe uit de ver- Aüeiighet-^¦’ttrv\oQA\lt;gii^^roorir,mzrRattekriiid-geeAen rouing der aardfe ftofien fo veel verfcheide
v;ijn voorfien, en daarom werdenfe niet veilich : nbsp;nbsp;nbsp;voortkomen, fodiendge-ciu.k ’
iiigenonien. nbsp;nbsp;nbsp;; weten,dat alle gemengde lichamen uit Swavel,
/G-
De vyfde foort van Fenynen is te gaar ge-; ^ik en zijn tc gaar gcftcld. Doch opdat ^tlduit ongebhiAe Kalk ent Plei fier jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;niemand foude denken , dar dePlantenamp;non-
1'pluj
liaar felfs en met de andere vermengt, veeler-i nbsp;nbsp;nbsp;uit defe drie beginfelcn/ö/i’/yi werden
«orfakeTi^derlMhnftoffige Fenynen achten wy: fchuild iets werkfaams, dar vuur, warmte , of
Imet een ander naambenoemdwerdende, be-siif». j quaam is de natuur te bewaren , ’t w’clk wynbsp;j Swavel noemen. En nadien dit vuur fondernbsp;I vochtigheid j daar ’tuit gevoed werd, niet kannbsp;; beftaan,fo werd in alle gemengde lichamen ooknbsp;liers gevonden, dat de fcherpfinnigfte ^Wiis--?
» nbsp;nbsp;nbsp;- ¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;______ u nbsp;nbsp;nbsp;.____^ nbsp;nbsp;nbsp;phi.
^ei verCTifngt;e ftoffen voortbrengen , in welke I voortgebracht, foomoetikfeggendatdefelfde een brandende en knagende kracht befpeurd : beginfclen als by gelijkenis en eenige overeen-Werd. Defe dineen over den oorfprong en de : komll; te verftaan zijn. VVanr inde lichamen «o® defe
ïc moeten voor-afgaan.
II. Ondersoek.
^ an de i^ergihxge Planten, haar OQxkpron^s en oorfaken.
ii6 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
heid fonder eeni^evafteliof niet lang konnen/t^er Schepping j na. da.t het water v^n car ^ beftaan, daarom hebbenfe dat gene, dat alle I was afgefeheiden : de aardenbsp;lichamen beftendigheid gccit,Jout gcnzzmdi,\krwdvocrt j dat Jjjnfaad dr ageenz. daarnbsp;verftrekkende voor de hoofd-ilofhge aarcle. | openbaar is, dat in de beginne de aarde is voo^^nbsp;Eindelijk dewijl Swavelich-qiiickig-Joute men- j fien geweefl met de faden van alle dingen,nbsp;gelmoes fijn werkingen niet ter deeg kan ver-! vervolgens uitfpruitende kruiden na ^
richten, fo hebbenfe daar een doordringende j hebben voortgebracht,en zijn tot dees tijcl ^^^^„^erfchei-
by geplaall, die wy loebt noemen. Laat jdery2?^fmvoortgefet en onderhouden,
ons djsfe dingen voor-afgefonden ftjnde, tor de dan de aarde door defe godlijke laft in verlc te oorfprong der vergiftige planten toe-treeden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de geweften verfcheide kruiden vocrtgebrac rt •
De ondervinding ieerd, dat de te vooren ge-1 de N'oordfe Bergen zijn begroeit
lemde vergiftige MïinftofFen door de onder-l men .wilde nbsp;nbsp;nbsp;enz. in de heete lan
I. Afdfe-
LINO.
Wnt ds quot;eeji ii.
a Minera-lia.
De Mijn-ftoffige waalem isnbsp;oorfunknbsp;•vnn ver-Sifttgenbsp;krutxeit.
kniiden-,Jraigt;ien brengt
RIw^l ^ ^j Vygekomen jCnz- m ^ vmdme de udjphalt in Babylon de
lig in krachten, is bekleed: die alle \x\tfoutj f enyccwÉ-Zbeflaande, na de verfcheide by-nien-ging van onderaardfe ftoffen gefont en go^p’nbsp;of ongefont en quaadaardig izijn, daar toe denbsp;hitte cler Son en der onderaardfe vuuren helpt-Het is dan openbaar , dat al de z'ergifti^^nbsp;Blanten haar oorfprong halen uit een tai-hmtgnbsp;vocht j dat met verfctieide Mjjnftoffen is be-«»ƒnbsp;fwangerd; ’tgene van de Jinnen felfs ontdektnbsp;werd : want al de vergiftige Planten zijn, evennbsp;als die taije lymige vochten jfcharpj heetj knagende en verdervende t de fcherpltc zijn die uitnbsp;Kalk fP leif er e,n ft eenige ft ofvoortkomen, echter zijnfe minlchadelijk; doch hier van elders
h Arfeni-calis.
c Napellus. d Aconi-tum,
JVut krui den uitnbsp;Rattekrui-diga waa-fenj voortkomen,
jiniere uit een quikki-ge vvaafem,nbsp;e Sublinia-tus.
Andere uit heide te gelijk.
IIÏ. Ondersoek.
Van waar de fertynige Slangen, ondieren en andere onvolmaakte dieren haarnbsp;oorfprong halen.
Even als alleuit de aarde haar oor
gerd zijnde, brtngy.BilfenkruidznNies-wor- \b^xong halen (want de aarde is , volgens gt; tel voort, welke kruiden de felfde quaad-aar- paxilaus ^ aller planten moeder j en de Son onbsp;digheid hebben als de verdorve vitriol y want j warmte de vader) foo moet het felfde ook v^^nnbsp;Bilfenkruid of Nies-wortel ingenomen, ver-! de dieren verflaan werden: want al de Slangynbsp;wekken eerft walgen, en veel dampen na het jen 0«lt;/iere»fo vliegende als ongevleugd^^nbsp;hoofd fendende, makenfeden menfeh rafende,ilen nergens haar oorfprong als uit de verfcnc^'
die eindelijk door een flaapfucht flerft. Uit ! de verrotting der aardfe ftoffen, en daar na o diergelijke aarde komt voort de ‘Doorn-appef iderhoudenfe haar geflacht, even als denbsp;de Mandragora j de B)uivels-drek j en meer j door haary^?^^ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’tGenete^en^
andere verderfelijke kruiden, gelijk de onder-1H. Schrift niet ftrijdig is, daar gefegt werd •- ^ vinding my geleerd heeft.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aarde brenge levende zielen voort ^ i^ haarg^ schk
Want alsmen aarde neemt van een plaats, -ftachtejVee ,kt'nipende gedierte en heeften f
daar veel nbsp;nbsp;nbsp;zijn verrot en vergaan,en ‘nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-J------'' ’ •-------'^^’cer
defelfde met verfcheide vergiftige Mjjnfappen bevochtigt, in de opene locht fteld, fo falfenbsp;Biljen-kruid j Nachtfchade j on diergelijke fe-ny nige kruiden voortbrengen, die daar na haarnbsp;geflacht metfaad voortfetten.
Wat kruiden uit Vi-triolife dampennbsp;voortkomen.
'Een fraye Ervarenisnbsp;tot he veiil-'lannbsp;'tgefegUe.
, nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;O ’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;€C^
en eindelijk ook de menfeh; invoegen ac __ dieren felfs de volmaakte, fonder eemg ^nbsp;gaande faad alleen door Godslaftnitde ^nbsp;als uit haar ftoffen zijn voortgebracht; h .
. onder de oude Anaxilaus de leerling van nbsp;nbsp;nbsp;u
heeft geoordeeld, nochtansin een ^
- gen de H. Schrift ftrydig ; PVant jtQ
vogeg reilde
noemde'
aardfe hitte eenige rook of waafem van haar ( fenden, die door de pijpjes tot aan ’t Oppervlak'nbsp;der aarde doordringt, daarfe met goede gefon-de aarde vermengt werdende gefonde kruidennbsp;voortbrengt; maar met quaadaardige en verdor-1 Balmboom^ de Ceder op den Berg hibanon onbsp;ve aarde begintfctCT/'^’rrö?^é’;ïj en tot het voort-iGzWw/ de Cypres ¦, in Bontus de Aljtjn jnbsp;brengen van vergiftigefchadelijkekruiden be-'^Indi'ên Beper j Kaneel en Nagelen. Amer ^nbsp;quaam te werden; en na de verfcheidenheid der j brengt voort Sandel-hout Bok-hout en menbsp;verrotting zijn de vergiftige kruiden , ook ver-1 andere vremde gewaflen; invoegen dat t gannbsp;fcheiden, gelijk uit de volgende voorbeelden |fche Oppervlak der aarde met ontelbare vernbsp;blijkt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I fcheide kruiden, planten en boomen, verlcm
Wanneer de verrottende aarde vermengt is '-----
met ’’Ratte kruidige waafemen, fo brengtfe voort'Munniks-kapkensolfs-worteljennbsp;diergelijke kruiden, die in krachten met hetnbsp;Kattekruidover-eenkomen; en verwekken,ingenomen fijnde, de felfdetoevallen. Hiertoenbsp;behooren ook al de kruiden die een knagendenbsp;kracht hebben, als daar is Spring-kruid^ Eu-phorbium^ Scammonie^ enz. Doch als de aardenbsp;met een ^uickige waafem is vermengt , foonbsp;groeiter uit ‘Eronknm of Bloed-kruidJdzt evennbsp;als de ' opgeheve ^ik foo krachtig is, dat’et alnbsp;de aderen des lichaams doorknagende , dennbsp;menfeh door bloeden uit al de leden, doodcr.
Doch de waafem uit ^ik en Kattekruid te | breeder gaar gefteld , brengen kruiden voort, die de 1nbsp;quaadaardighekl van beide defe Fenynen deelachtig is ; bood-Anvg\%{omrmgfDuivels-broodjnbsp;dat den menfeh , volgens het getuigenis vannbsp;Blinimj, alleen door de reuk dood.
De aarde met een vitriolife waafem befwan
Doch wat behoeftmen hier omwegen te loo-1 gen uc n. acnriit itryaig ^ e, nbsp;nbsp;nbsp;ftadden
pen, daar de faak uit de H. Schrift kan bewefen' als den hemel en de aarde haar pta werden:wantGodfegtin’tI.Hö(?/y/?.van’t5ö^^ \gcnomen ,,foo heeft de aarde boom
-ocr page 637-DE F E N Y N E N. nbsp;nbsp;nbsp;117
dooden , als daar zijn de ^ Tgt;orft-flang cn an- ^ D'pfis-dere door haar adem gelijk de Af^cs, en eenige door haar fpiwjèlj, gelijk de Spuvo-flang; fonbsp;kan met recht onderfocht werden van waar fonbsp;een boosaardig vergif ontftaat ? Ik meene datnbsp;voort re komen uit de verrotting j die door denbsp;vergiftige wafemen der Mijn-ftoflen werd ^Minera-verwekt ; want defe wafemen met verfchei-'nbsp;de foorten van aarde vereenigende , fooont-ftaat’er een verrotting^ daar uit door de warmte der Son of des V uurs een Wwm voortkomt,nbsp;die eindelijk veranderd in een Slang j van fo-danigen vergiften aart als de verrotting is,nbsp;daarie uit voortkomt. Hier uit ontftaat dienbsp;wonderlijke e meelydigheid en ^ firydigheidnbsp;die tuftchen de gelijkaardige Fenynen werd^hiafnbsp;waargenomen; Want gelijk de Slangen daarnbsp;door leven, daar uit fy haar oorfprong hebben,nbsp;alfo begeerenfe ook die dingen tot haar voed-fel en onderhoud, om datfe beftaan uit de felf-
'AP, VI.
uit hetfl^m _, datfe aan de fteenenlaten hangen | de dingen daarfe mede gevoed werden; doch
li^ilde dieren j en aUe andere dieren by geval (niet door laft des Scheppers) voortgebracht:nbsp;tervoyl in de verrottejfachte en door de Son gedroogde aarde bobbels quamen j die ieder haarnbsp;quot;Verrotting in jich gefloten hebbende ^ door denbsp;locht bewaait j door den daubejproeit j endoornbsp;de Son dichter gemaakt voerden ^ invoegen denbsp;quot;Verrotting tot ’t hoogffegekomen zynde^ de bobbels aan flukken raakten j en allerlei foort vannbsp;dieren voortbracht. De dagelijkfe ondervinding leerd het fêlfdé, als fo veel verfclieide foor-fen van voormen haaftig te voorfchijn komen.nbsp;^^3ris een foort van Oeflèrs, die wanneer aar-de-werk in Zee werd geworpen, uit het fchui-niig vertottende (lijk voortkomen; de Tur^er-flekken halen hare fchoonheid ook uit een verdervend dijk: fo werden na de verfcheiden-heid des flijks verfclieide Oefters en Schelp-viffen voortgebracht. De Aaien werden uit denbsp;verdorve /^^i^/jdiefe jaarlijks afleggen, alsook |
voortgebracht fonder faad : datmen ervaren han, alsmen een kleen gefneden Aalen-huid innbsp;een ftaande water werpt; want men bevind datnbsp;het water binnen een maand met kleene Aalbes is befet. Ik heb ook dit wonder ondervonden , namelijk dat een plaats rondom afge-tuint, daar geen Bron noch Welle-water inkomt, maar die alleen door de regen bevoch
Uit
tigt werd, in \ korte met verfclieide foorten I digheid, of van de vorm, of van de gelijkheid van Vis vervuld werd; fo heb ik een Purge-j en ongelijkheid der toevallen voortkomt,nbsp;fien, die den Cardinaal‘Vrflnm dicht by denbsp;Zee had laten graven, de welke van de regennbsp;vervuld zijndc,binnen eenige maanden met al-! 77-7 at 1 j- u -j c j- 1 j j t--krki isvoorfien gewoïdcn , fonderdafcr:
11,^‘^pten eenige waren ingebracht. Infgelijks de Kik-ge. nbsp;nbsp;nbsp;vverden in de Poelen cn Slooten uit
flijk voortgebracht, ja alsmen fdnd in den regen ftrooit, fo komen’er Kik-vorfenuit, van welke hand-greep in ’t vervolg ftaat te handelen.
’¦'les
als de verrotting uit vergaring van verfclieide dingen een flrydige geftalte verkrijcht, dannbsp;ontftaat’er in de Slangen een ftrydig wergii, njkemeeiij-fo datfe malkaiiders dood-vyanden zijn, gelijknbsp;in fommige Slangen gcfien werd ; even alsnbsp;fommige Myn-fappen cn Sletalen malkan- Fenynen.nbsp;der verteeren, niet door openbare j maar doornbsp;foort-hoedanigheden, die van de heele fclfftan-
IV. Ondersoek.
nynen ^ van der felver oorlaken, infgelijks hoe het flenyn der dieren tot een Tegengiftnbsp;kan flrekken j tegen haar eigenfenyn ; vor~nbsp;ders dat alle Fenyn fijns gelyke trekt, ennbsp;daarmede gevoed werd.
*tht.
Dat het eene Fenyn tegen het ander ftrydig
ficf
Mr.
Ik fal nu niet fpreken vande oorfprong der | is leerd de ondervinding inde Fadden en in deriijkejiry-Muifen uit verrotte ftof voortkomende, als j de Spinnen-., ’t gene ik niet foude gelooft heb-^|^ƒ^ƒ“f-ook niet van de oorfprong der Ondieren foini ben, indien ik fulksmet eigen oogen niet ge-’t water als op’t land, gevleugeld en ongevleu-j fien had; want by een Schryvervandeftry-^'*'^»^^ geld, die alle uiteen verrotte ftof voorkomen-! digheid defer Dieren gelefen hebbende, iooTeUbZl-de min oimeer vergiftigTAjn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;! wild ik de faak door eenErvarenis onderfoe-^iff-
d».
Gelijk dan de ‘Planten ongemiddeld uit de ' ken; Ik bracht dan een Spin aan een houtje aarde voortkomen, fois’er ook niet een die uit fittende by een Fadde, foohaaftde Spin fijnnbsp;fijn verrotting niet een byfondernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voort-1 vyand gewaar werde, daalde hy langs een
I al nbsp;nbsp;nbsp;daar is niet een volmaakt dier ^ dat | draad neder en gaf de Fadde een wonde, daar
iS
nt».
niet uit fijn verrotting ongemiddeld, of door i door fy niet alleen verflaud maar ook gedood d middel van fijn ^ uitdygfels eenige diertjes ! werde, en de Spin als over de overwinning fe-voortbrengt; gelijk in den menfch openbaar is, igepralende, klom weer langs den draad na denbsp;daar geen lid inwendig of uitwendig is ; in ; plaats,daarfeeerftgefetenhad.
’t welk niet forntijdcy^m^^ zijn gevonden, by-1 nbsp;nbsp;nbsp;Vraagt iemand na de reden en oor faak de-
van de verfcbeidenheid defer beide Fenynen 'fcheilmi re moeten afgeleid werden : want het Fadde- /«:nbsp;fenynj uit aardachtigflijm voortkomende,
V» lt; nbsp;nbsp;nbsp;/•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lt;~l . *nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;z»
Schenkius, Valleriola^Gefnermj Aldrovan-^its en andere, als ookonfe verhandeling van de Fefl konnen werden nagefien.
fonder in auaad-aardige fiekten ; daar over! fer vremde uitwerking? Ik antwoorde defelfde‘f
Nadien dan de vergiftige nbsp;nbsp;nbsp;meeft uit de ! ganfch grof en traag; maar het Spinne-fenyn ^
^hhJaTLr'^^f'rottinii der aarde voortkomen , gelijk de (uit de lucht, in de pijpjes der muuren en des S'’-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot; ’ hours fittende, gehaald, is gantfch fijn, en vol
geeften; daarom als dit Fenyn door de beet in de Fadde is ovcrgefct, fo verkeertet liet?*^^-
de-
-ocr page 638-RDSE Wereld,
I doch haar voordeelig is, en dat haar lichamen I dan fouden konnen verftrekken als deftige te-\gen-giften den genen die eenig vergif is by-
ï nbsp;nbsp;nbsp;p i
I So fietmen dat een gedroogde Padde, \Pefl-builen gelegt, hetvergifnafichtrekt,nbsp;i den menfeh van de Pefi geneeft. De Scorpioen i'eft-I op fijn eigen fteek aan ftuk gewreven, trekt fi nnbsp;j eigen Fenijn ; het felfde doet de ^ pyl'Jisertt^^^^^ir.j»nbsp;{op fijn fteek gelegt. Doch hier van is te voorennbsp;gehandelt: de Lefer onthoude maar defennbsp;gel, dat aüefenynige dieren een tegengiftnbsp;tegenhaar eigen Fenyn: Het 3. Boek van de ^nbsp;Seil-fieen-konfij kan hierover werdennage-gneticanbsp;I fien, daar veel voorbeelden zijn van defe Seil-'fieenige kracht der Fenynen, als ook van hetnbsp;Fenyn der Tarantula.
i8
I. afdee. de - fenyn in fijn eigen natuur , daar door de ling. '\Padde dan noodfaaklijk fterft. Vorders nadien het ‘Padde-fenyn aan de finnen koud ennbsp;vochtig is , niet uit de eerde hoedanighedennbsp;voortgebracht (want ik meenedat’ergeenfe-fl Forroali-nijn quot;vormelijk koud is , maardatfeallevol-'/specifica, g^ns de ’’ foort-eigenfchap van de vorm voortkomende heet zijn; anders fouden de allerheet-fte dingen het allerkoudfle, en in tegendeel denbsp;allerkoudfte de allerhectfte vermeefteren; hetnbsp;felfde fy van droogte en vochtigheid gefeid:nbsp;’t gene tegen de ervarentheid ftrijd) en nadiennbsp;het Spnne-vergif droog en heet is, fo is geennbsp;wonder dat door dit geeflige vuurige fenijnnbsp;het grove aardachtige adde-fenyn overwonnen werd.
str^d'igheid Dit koiide met veel crvarenifïèn beveiligt tujjchen wetdeii, doch ik bewaar die voor een andernbsp;GHJ plaats, daarom fullen wy ons met de volgendenbsp;c Radica- te vtcden houden: Alfmen die ^ gevvor-telde genaamd werd, in Glidwater giet, foonbsp;d Litkargy- werd niet alleen de vergiftigheid des Glidsjnbsp;num. ftrijdig tegen de Afijn, vernietigt, maar ooknbsp;werd het vogt fo wit als melk, en van al fijn Fe-t Antipa- nyn berooft; het felfde gefchied in de ^ flry-digheid der Fenynen.
He Afpis TufTchen de Afps-Jlangen en de Argolïfe endchrgo- Slangen is fuiken haat, dat Nkander getuigtnbsp;é.zi defe laatfle uit het landfchap Argus nanbsp;hmier (^yEgyften zijn overgebracht , om de Affis-Slangen tedooden.
Het felfde fietmen in de Planten: want als /Napellus. de ^Munnix-kappen ontrent de wortel van denbsp;d-ben-boom gefet werden, fo fal defe boom innbsp;doordoor de ccn wckc tijds als verdorren, want het krach-Munniks- figfcc vcrgif ovcrwint en vermeeftert het genenbsp;£)j(- jg reden, dat de ^Padden, be-He Pad- wuft zijiide van haar fwakheid, niet derven tenbsp;voorfchijn komen in droog en helder weder,nbsp;wy Wijn. wanneer de Spinnen het op haar kracht heb-ruite.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tiatfe met de fFyn-ruite gewa
pend zijn.
Hefenyni^e Dat HU dc t^wéPddde de ander, noch de eene ^ihldennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tfe ander van den felfden aart geen fcha-
hnarsgelij- dc docn, gdcliicd om dat het vergif Van de felf-keniet. de eigcnlcliap zijnde eer diend tot malkanders verfterking en onderhoud, als tot nadeel: wantnbsp;gelijk de Planten gewoon zijn uit de aarde tenbsp;trekken het geen met haar natuur over-eennbsp;komt, alfo hebben de dieren ook een drift, omnbsp;haar eigen voedfel tot haar te nemen. Nadiennbsp;Hep iiwfw de natuur aan de fenynige Pdieren het rergifnbsp;^Zrd7vmnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;heeft toegepaft, fo tot haar onder-
‘t Vergif, houd, als tot haar befcherming, fo is de trek tot ^ÉT^i/^haarfoeigen, als de trek tot voedfel^nbsp;dewijlfe fonder het felfde niet konnen leven:nbsp;invoegende vergiftigePdieren het fenyn uitnbsp;de aarde trekken even als den Menjeh fijnnbsp;voedfel; uit de volgende Ervarenis openbaar is: als een Adder ^ die van fijn vergif berooft is, op de aarde gefet werd, fo fal hy wederom fo vergiftig werden als hy oit geweeft is.nbsp;Wonderlijke So heeft God fotg gedragen dat de Slangen ennbsp;moorprge andere vergiftige Pdieren uit de aarde foudennbsp;halen het Fenyn dat den menfeh fchadelijk.
I. G
E V o L G,
ytrgFf
(06'
; nbsp;nbsp;nbsp;Hier uit is openbaar dat allerlei Slangen tot
jhaar voedfel nemen vergif, dat met haar gelijkaardig is, invoegen datfe niet alleen nynige A^wdes Aardrijks, maar ookvergiiti-:ge Kruiden j PDieren en Ondieren foeken ennbsp;j met liftigheid betrappen, daarom eet de Addernbsp;\ ’ Scheerlynk, Muifen, Hagediften, en allerleynbsp;I Wormen , hoedanig voedfel in defiTelfs inge-I wand gevonden werd. En als defe fenynigenbsp;i dieren fterven, fo veranderenfe door een w'on-j lijke verwilTeling der natuur, weer in menigtenbsp;1 diergelijke dieren.
' nbsp;nbsp;nbsp;II. G E V o L G.
I Hier uit is ook openbaar dat het Fenijn jmeefte vergiftige Slangen ^ alleen in trappennbsp;I verfchild, gelijk de toevallen leeren. Defenbsp;I fcheidenheid van trappen ontftaat nergens unfep'
I ders uit, als alleenig uit de verfcheide plaatfen. ^daardeMifnwaafemen vergaren, die door denbsp;j onderaardfe hitte of door de Son tot verrottingnbsp;i komen, uit welke eindelijk een Slang voort-f komt; te vergiftiger na dat de verrotting doofnbsp;I de hitte meer is gebrand. Daarom vindmen tt*
I de heete landen, namelijk in ArabieUjAfr^^^ Indtén j Amerika^ enz. daar veel Mijnft^^ê®nbsp;w^afemen opgaan, ongemeen vergiftiger Slan-geiij als in de Noordje Landen. Invoegen datnbsp;in Italien vttimg Afpis-flangen, naulijl^s ee-nige 'Dorfl-flangen j Bloed-flangen of Spn’’^'nbsp;i flangen gevonden werden.
I nbsp;nbsp;nbsp;III. Gevolg.
I Daarom meen ik dat al de
I der de Adders behooren; invoegen dat d^ ‘^„ontno' liaanfe Adders, in de warme landen in PdorJ de»’”.nbsp;Jlangen j Bloed-flangen j Spuvo-JFngen^ff 'iJndf»-tegendeel fouden veranderen; even genj ^nbsp;ven gefegt is, dat de Planten ontaar en mnbsp;I vremde landen. Om defe reden werd, yolgei -i het eenparig getuigenis der Schryvers, m genbsp;i land meer overvloed van fcer
I gevonden als in nbsp;nbsp;nbsp;“,\tVe''rftaan
I Woeftijnen van Libyen, fo dat ik heb v
i Clcuta.
IX. Boek, Vak ..a -ti nbsp;nbsp;nbsp;-^^iffiners j een volk dicht by die vvoeftij- *'* tybien” gelegen, datfe alle jarcn genoodfaakt zijn duifend menfchen by een te vergaren, omnbsp;met vuur en wapenen de Slangen uit re roejen,nbsp;,”^®fdatliet land niet bewoonlijk , en in ’t kortenbsp;van alle menfchen ontbloot foude zijn ; datnbsp;geen wonder is , dewijle een druppel T)au,nbsp;volgens Rhamnufius , by een bequame flofnbsp;komende, een Slang voortbrengt. Daar nochnbsp;bykomtjdar in die Woeftijnen veel Salpeter ennbsp;^wmoniak-fout gevonden werd, dat by daagnbsp;door de hitte der Son opgeheven, des nachts Aem, Ich. door de koude nedervalt , en een verrotting ^oeieK. '^’^oorfaakt, daar uit verfcheide foorten van jganfche bloed doordringen , ’tgene een werk dl'ol' ^^^gen komen. Vorders nadien in defe Woe-1 van de hitte en niet van de koude is: want Ari-pr- ftijnen dik wils heele Legers van menfchen en \ftoteles fegt, de koude een lijdende hoedanig heeften, Karavanen genaamt, door dorft ver-fmachten, fo geven die doode lichamen wederom nieuwe ftof tot Slangen. IV. G E V o L G. Hier uit is de reden openbaar, waarom bo quot; loeet. ven gefegt is, dat het Vergif der Slangen uit jenden menfeh fterven. Vorders is uit de lijn eigen aartj tnmet koud¦. want na- tere fmaak der genaamde planten openbaar, dien de Slangenm die heete fVoeftijnen uit Sal- datfe niet kout maar heet van aard zijn; dewijlenbsp;peter en Ammoniak-fout en andere verbrande Ariftoteles fegt, dat alle water, die door de hit-ftoften, door middel van verrotting voortko- te der Sonne loodanig verbrand zijn, dat haarnbsp;rnen,en haar felven met vergiftigefijnfte vervliegt en haar groffte op de grondnbsp;den, fo moetenfe noodfakelijk heet en feer ver- blijft, bitter werden. Daar-en-boven de ftlfdenbsp;giftig zijn. Seker gelijk M onder aar dfe Swa- planten ingenomen maken demenfehenmyê;?-‘eni, vel door verbranding in “ Kattekruid veran-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;indien nu dit de uitwerking van koude din- hitte nbsp;nbsp;nbsp;werd uit Kattekruid fout voortgebragt, gen was, fo foude Porceleine, Konkommers en dat by de verrotting komende nbsp;nbsp;nbsp;Slan- diergelijke koude kruiden’tfelfde doen,’tgene totde hitte der ‘‘Hooftft off'en, maarisvaneen * Hier komt noch by, dat die/k/^T^re^yf of ftank ander hoedanigheit verfchillig vande openbare in defe Planten voorkomende, geen bewijs vannbsp;en eerfte hoedanigheden, dat ik aldus bewijfe : koude; maar van warmte is: want PVAer., Tsjnbsp;Nadien alle buik-fuiver zn fsoeet-middelen Konkommers en andere koude dingen zijn reu-vochten in ons lichaam verdunnen, fo moetenfe nootfaaklijk heet en droog zijn, niet doornbsp;haar eerfte hoedanigheden, maar door de ei-genfehappen der vorm; daarom alle fenynennbsp;die feer verbrand zijn, zijn heet, mits datfe niet gen voortbrengt. Doch defe hitte behoort niet vloedig zijn. Alle drooge dingen nemen de aart j ter, na datfe te fijnder kan gemaakt en te meer Aamp;' ftof en de gene die uit een drooge aardachfige f 'Jnftyp ten. 'AP. ï ^ngen, «ar moe. Volde F‘*''oorpif Atfe des vuurs aan, als daar zijn de Speceryen , MetalenSteenen, Swavel j Kattekruid en meer bovengenaamde ftoffen: die tot olie gebrachtnbsp;Werdende, eerft een t’faamtrekkende fmaaknbsp;krijgen, en vertoonen haar daar na door de reuknbsp;en Jmaak\\eex\ ingenomen zijnde, werdenfenbsp;tot dampen ontdaan, en beroeren het hooft,nbsp;derhalven zijnze vergiftig. De heetftc ftof innbsp;de dieren, is de Galle en de Euvel; in de Klan-falia. ten de Zaden en Wortels ; onder de ‘Myn- ftof voortkomen. als daar is t Kattekruidj Bleifter en de Kalk. Wederom,onder de Klanten werden de heetfte gehouden, de (folo^uintjnbsp;^^Nies-wortef deH^olfsmelk en diergelijkenbsp;' Buy k-fuiver-middelen, gelijk uit haar bran-dige uitwerkingen openbaar is, die verderven-de in een fcherp Fenijn verkeeren. Iemand fal my mogelijk tegen werpen; dat quot;^^^gif is vormelijk 'koud , dat een vormelijkenbsp;oorffff' ^fdeveroorfaaktj, doch deftfuikfilver benef-fens veel plant en doenfiilksj derhalven fo is'ernbsp;II, Deel. |
DE F E N Y N E K. nbsp;nbsp;nbsp;129 een‘Vormelijk koudfenyn. Van de ^ikjilver is openbaar, datfe het bloed doet ftremmen,nbsp;gelijk in denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Artfenie-bereider, die door een ® Apatekw; dronk Qiiik-filver is geftorven, boven is betoont, vorders is de ^ik laftig voor de fenuen en herfenen, veroorlaakt beving en lammig-heit,dat alle gevolgen vande koude zijn,’tfelfdenbsp;zy gefegt vande verdovendenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;namelijk Biïfènkruid,Heid, Mandragora en diergelijke. Om defe fwarigheid op te lo0èn foo diend aangemerkt, dat denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en de andere^ ftraks - genaamde Fenynen het bloed doen ftremmen, fuik» 4s een bewijs datfe door het heid zijnde , dringt niet in de werken der natuur: in voegen dat de koude maar by toe val op het gebruik dufdaniger fenynen volgt, omnbsp;dat de geeften door defelfde afgemaakt wer-dende het bloed noodfaaklijk moet ftremmen nochtans de ondervinding niet beantwoord. keloos, foo lang alife niet verderven. Wy komen weder ror ftfuikfdver, dat onfè regenftrevers feggen feer kout te zijn , doóx MerhJ,ftcnbsp;wy houden ^t voor het aUerheetfte fenijn: dat-we aldus betoogen; een ftoffè is fo veel té hee kan verdund werden; doch de ^ikfilver kan dunner gemaakt werden als eenige andere ftof,nbsp;derhalven, Het eerfte voorftel is daar uitnbsp;openbaar, dewijle de verdunning door de hittenbsp;en de verdikking door de koude gefchied. Hetnbsp;ander voorftel werd daar uitbewefen, omdatnbsp;de ^ikfdver door het vuur tot een fijne dunnenbsp;wafem kan gebracht werden, die door de koude wederom fijn voorgaande geftalte sanftfiiknbsp;aanneemt, Ibnder dat’er iets van verloren gaat. Daarom is de Quikfilver heet, ’r gene ook daar uit blijkt, om datfe met Vitriolen Soutonge-heven werd tot een kriftalligeftof, opgeheveivoornameinbsp;6)uikgenaamt, diefo fcherphytende is, dati'e‘^’l‘^‘iJ‘og-'nbsp;TOorgeen Fenijn behoeft te fwichten: doch^'*^*”'*'nbsp;wie fiet niet, dat de bytende kracht van de hittenbsp;en niet van de koude afhangt ? Men mag niet befluiten de Quikfilver koud ^Utugm^ van aart te zijn, om datfe aan ’t gevoel fichl^'*'*”'^* ^nbsp;koud vertoond: want dan foude volgen dat de w ISnbsp;feer heete Keper^ die felfs midden inde Somerf^^?^^-koud gevoeld werd, waarlijk koud van aart is. R nbsp;nbsp;nbsp;Vor-V' |
¦ i nbsp;nbsp;nbsp;specifica.
II. afdee- Vorders is des Qiiik-filvers koude niet af te maar door een foorthoedanigheld ; de hee
¦En vochten, nemen uit de 'vochtigheiddiefe fchijnt te hebben: want haar vogtigheidis niet waterig, maar vet en fwavelachtig, daarom blijftfe aan geen
drooge yerkrijgen haar kracht van ’tvuur: doch de “vogtig heete halen haar kracht van een vver-kingldes vuurs, daar de vettigheid mede door
dingen vaft kleven, en vloeit niet daar heen ge- j dronken is; doch de koude en vogtigheid,diQ
lijk water, maar haar deeltjes werden fo te gaar vcrknogt ^ datfe tot belletjes loopen, op darternbsp;niets van foude verloren gaan;doch alle vettigheid werd niet onder de koude, maar onder denbsp;'warme dingen geteld;daar uit dan openbaar is,nbsp;dat alle de voorgaande Fenynen oiheetj droog.
Cap. I.
Uit de aarde komen veelderlei
d Hooftfioffen voorckomen,konnen indeFeny-nen geen kracht van werken hebben, noch de verwekken; nochtans loochen ik nietnbsp;of daar kan uit de Hooftjioffige hoedanighedennbsp;doormiddel der tweede tn der de \\otèL2SAlt;^^' ^symp*-^^ticttijhort-hoedanigheid j en vervolgens de thaf-,
‘ nteelydigheit tn'^Jlrydigheit nbsp;nbsp;nbsp;^
II. A F D E E L I N G.
Of) '^at ipyfehet Fenyn in de meniche-lichamen Voortkomt.
K onderftelle voor af,dat al de wonderwer- \ veroorfaakt door fijn hoedanigheden ontelba-yéé’^jder natuur uit de onderaardfe boefem re veranderingen in de gemengde lichamen-
üerSout vluchtig of vafl zijnde heeft in de natuur fodanige uitwerkingen, datfe als verborgen hoedanigheden voorkomende , naulijks
aand'endag bren-i «rderer'iSaTu
f(X tbberfomSïanl’quot; “ ‘'quot;1“ 7'’' nbsp;nbsp;nbsp;Icoinen dan al de lichamen
verr7 iS, rZdiliiK en nbsp;nbsp;nbsp;j wort die inde aarde gefien werden,'t zy defel- ï**quot;
blijkt uitie RuCopfi nbsp;nbsp;nbsp;’ gehjk; ye gefont ofongefond zijn: Want defe beginfe- yy* 71
de aller gefondfe kruicWi nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verfchcidelijk vereenigende bren-
alswebiven inde retfkel^^\^^^lonte\b^rever{d\eideM§n-pfjen/Planten
ben: welke noodfaaklijk voortLlen rüt een' Z?ier?''quot;7 verrottepf, daar her fap der kruiden mede' «1^7 1'-'^’''^quot;, ' mvoegendatwe daar ontrent
beladen is. en op dat het ganfche kruid daar vl' Mach^efH 7'!! 77'quot;’ “‘s/fods Wijsheid,
voortkomen, gelijk te vooren is getoont: want uit de aarde komen foo van de “ Mijn-Die^'uade fiojjenals vandc verrotting verfcheide foortnbsp;van vvafemen en dampen : die ^uaadaacdige
•aa^ «Mineralia.
vocnbren-
gtn.
Blijkt in verfcheidenbsp;kruiden.
Ie gemengde lichamen behalven de vier '' Hooftfioffen ookuitdedrieeerftebeginfelen,nbsp;namelijk de Swavelj ‘ ^ik en Sout zijn tenbsp;'Eihaiven gaar gefield. De Swavel werd mceflgevon-de Hoofd- den in vuurigebrandige lichamen, de ^ikinnbsp;vloedige, waterige en geeftige, en ’tt^w^doetnbsp;fig meeftop in grove vafte aardachtige floffen.
Dat defe drie beginfelen in de gemengde lichamen gevonden werden leerd de Scheid-kon ft klaarblijklijk; want als de ‘ Mm-fioffen, de Scheid- TlantenoïT)ieren door defe konft ontdaan,
konji-d Chymia e Mineralia,
èElemcnta c Mercu-rius.
ftoffen voorden in de gemengdenbsp;lichamennbsp;noch drienbsp;beginfelennbsp;gevonden.
't gene een eigenfehap van oneiiidige kracht is-Nadien te vooren is verklaart,op wat wijf^ d^
Fenynen,vf\r de MijnflofFen voortkomendc,aan
de Flantert en 'Dieren werden mede-gedem^’ fo is noch overig te verklaren, hoe de felfde mnbsp;den Menfch komen, en hoefe daar werken. ps/Jwf'nbsp;Gelijk den eerfl gefchapen Menfch innbsp;regtheid blijvende eeuwig gelukfalig foude g^'nbsp;weeft zijn, alfo is hy ook door de fónde m ƒnbsp;diepfte afgrond van ellenden vervallen; invo-de geheele natuur heeft te gaar gefpannen hem
. en los gemaakt werden, fo komt de Swavel te! tc quellen en tot de uiterfte ellende te brengen- ^ aUa voorfchijn onder de gedaante van Olie,de ^ftk Want daar uit is die ftrijdigheid der' HooftjWnbsp;vertoont fich als een fcherge Geeft of Water^, fen j en ongematigtheid der vochten voorcgenbsp;en hetA^^werd als een aardachtig ftof over- komen; want het vuur ontroert den menmnbsp;vwrWe». gelaten; ’tgene fo openbaar is, dat niemand j door koortfen, de locht ^ diewe niet konf*^^nbsp;die herffens in ’t hooft heeft, daar aan kan twij- ¦ miften, vermoeitonfe aangeboren geeft do®’^nbsp;felen. Als hout gebrand werd , fo fictmcn dej verfcheide bederfenis; \\tr wat er j dat tot on
Swavel in de vlam, de ^ik in de fcherpe rook, en het Sout vmAmQninSiQ ^ffehenen behalven defe werden geen andere ftoffen gevondennbsp;Hoedanig- menige gemengde lichamen. De Swavel,nbsp;heden defer als ’t vuur dct natuut, maakt de lichamen doornbsp;hegtnfeien. yeffcheidc trappen van warmte gaande ennbsp;werkfaam. De ^uik^ als het water der natuur
is, brengt
nnli? nbsp;nbsp;nbsp;ftof i„ ons lichaam; de
damt nbsp;nbsp;nbsp;mijnüolügc
hi o f de Flanten en dieren foodJg, datfe plaats vanden menfch te voeden en re onder-ïouden, hem verfwakken en allenskens doo-
en. invoegen dateer niets fbgefont noch voor-
dcelig
¦ -
^ nbsp;nbsp;nbsp;IX. boek, VAN
^ deelig is, dat niet eenige fchade en nadeel doet, lèlfs de dingen, rot onderhoud van den menfchnbsp;Gee« gsichapen, fpannen re gaar tot fijn verderf.nbsp;dènbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Nadien dan dit verderf van den menfch, als
hoofd j tot al de anderevan’t geheel ’ijd}^^' Al is neergedaald, geen wonder dat hem fulksnbsp;Weder werd vergolden door de ongemakken,nbsp;‘lie hem van alle dingen toekomen. Doch om
DE FENYNEN. nbsp;nbsp;nbsp;131
I defe dingen klaarder te doen blijken, fo heb ik j dienftig geacht aan te wijfen hoe de fenynen innbsp;! al de leden voortkomen. Doch op dat nie-I mant foude vermoeden, dat God den menfchnbsp;: defe ellenden toe-fend fonder eenige hulpmiddelen toe te dienen, fofalikooktoonen, datnbsp;i hy tegen ieder fenyn ook een tegengift heeftnbsp;! verfchaft.
Het
de
gt;gt;»teder Pftig.
' hornet
nien
‘Ho.
Het ii. Hooftstuk.
op hoe yeelderlei Ijpyje het Vergif in den menfch hm 'voortkomen.
WY befchermen onfe lichamen door j is, konnen de Luikenaars en andere volken, mfsm van het vuur tegen de koude, wy werden die haar by foodanige kolen warmen, betuigen.nbsp;daar door gekoeflerd en bewaart, 1 Ontelbare voorbeelden be wijfen hoe licht denbsp;échter fchuilenfomtijds in’t feilde eenige wa-i wafem van vonkendenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;als ook van
lemen en indrukfels, die, in plaats van onfe in- in een befiote plaats den menfch doet fterven. gehore warmte te verfterken en teonderhou-1 Ikfalnu niet verhalen, dat de ‘Stoffchei-cChjmki.nbsp;den de felfde verfwakken en uitbiulTchen : ïoo ders, alffe niet voorfichtig zijn, door denbsp;Wandelt den menfch in de ^ hy is ontrent ta/ige wa/èm dikwilsgroote ongevallen beha-suf.
’t vuur om fich te warmen,of iets te verrichten, len; fo dat de meefte door de Teeringof en hy haald veeltijds fodanigc wafemen in, die j genhoefi; fterven. Ik kenne Schilders , die uit^quot;'*'’^*nbsp;de ingeboren warmte verderven en door haar | gewoonte haar Linceelen wat lang in de mondnbsp;geheele felfftandigheid ftrydig zijn; ’tgene wydioudende, daar doorgevaarlijke fiekten heb-door eenige voorbeelden fullen bewijfen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i ben behaald, om dat de verwen met Ratte- d Arfcni.
De ondervinding leerd dat de Somerhitte' kruid waren toegemaakt.
S‘fortt
“on.
iii
’gt;fohe.
hier te Romen oorhdk van doodlijke fiekten is; de reden is,dat door de hitte uit de onderaardfenbsp;plaatfen veel vuile dampen werden opgehaald,nbsp;die vande menfehen ingeademd en inde fweet-gaten ingelaten de geeften en ingebore warmtenbsp;ïbdanig ontllellen, dat ’er vele van fterven: ditnbsp;gefchied voornamelijk ontrent plaatfen, daarnbsp;vuile poelen, donkere boften, ftille waters ennbsp;Swavel-putten zijn. So is ook veeltijds waarge-
Wat vergiftige ftolFen de lucht in onfe lichamen konnen vóórtbrengen, leeren ons de r algemeene en peftige fiekten; daar van wy innbsp;onfe Handeling van de Teft hebben gefproo-ken, en daarom fenden wy den Lefer derwaart;,®,*nbsp;wy Hebben daar getoont, dateer geen bequa- /?«onder-mer onderwerp als de lucht is om de vergiftigenbsp;vjafemen teontfangeii; want nadien alle ver-'nbsp;giftige wafemen die uit het aardrijk opgaan
Epidc’
mici.
nomen,dat de menfehen verhit onder een/^£’;^-iongemiddelt in de lucht ontfangen werden, iy'tf hoorn ftapende zijn geftorven ; om dat door de' diewe geduurig moeten in en uit ademen, foonbsp;Sonne vande bomen en planten wafemen wer-! werden nootfakelijk in ons fo veel verfcheidenbsp;den af-getrokken , die de hoedanigheid der quaadaardige fiekten geboren als’er verfcheidenbsp;planten hebben, en de menfehen fchadelijk of foorten van vergiftige wafemen opgeheven
voordeelig zijn.
So zijn onlangs op den Berch Januarius twee Herders onder de plantquot; Munniks-kap-pen dood gevonden, ongetwijfeld door de vergiftige wafem van die plant. Het gebeurd fom-tijds dat de Schippers of Land-luiden in ’t veldnbsp;een deel hout te gaar rapen, en vuur daar vannbsp;maken om haar te warmen of om iets te koken,nbsp;en datfe met hoofdpijn, onfinnigheid ja metnbsp;'M i ^enhaaftige dood daar door zijn aangetaft; ge-Rorta verhaald van eenige Napelfe Schip-: en alfmen de oorfaak onderfocht, fo werd
t^^Pellus
werden. De dingen die de lucht konnen be fmetten werden gemeenlijk tot de fes volgendenbsp;hoofden gebracht: i. ftilftaande wateren ^ dienbsp;vol KikvorjenSlangen en ander ongediertenbsp;zijn. Ten %. plaatfen die fevavelachtige ennbsp;f Rattekruidige dampen zijn. Ten 3. plaatfen ƒ Arfenï-daar veel doode rompe en verrotte krengen zijn.
Ten 4. plaatfen die met fchadelijke wielden be- n» loc.tit waid werden. Ten 5-. Landftreekendaarveel»quot;^^^^^'’''nbsp;vergiftige Rlanten „ As ^ Munniks-kappen j dingen be-
Nieswortef Bilfènkruid^Scheerlinkend\tr-fr”^^ gelijke groejen; want de wafemen door de hit-^nbsp;te der Son uit defe planten getrokken, befmet-ten de locht ongemeen, byfonder korts na Son-nen ondergang. Ten 6. werdde/öo/#befmet
bevonden dat ’er takken van Oleander-boomen Waren gebrand ; defe Boom heeft fchoonenbsp;roode en wittenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;die fo vergiftig zijn,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_
Vij datfe ineen Remi-bak geworpen, menigte óioor c on algemeene cnpefligefnet , Sznr^oor
den nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' t S - _ Tl. 1 ! ^ 1 T i------/l- J :. (I-------- ---- n..r
Sek
O’’eer]
Hicnfchen konnen omhals brengen. Ik heb ook verftaan, dat’er luiden geweeft zijn , die Fisnbsp;bradende aan drooge ftruiken van b Seheerlink,^nbsp;\ en defelfde etende alle door verfcheide toéval-?nbsp;len zijn afgemaakt.WantdeSk5’f^£’É’r/i;?^j-vergifnbsp;is door de hitte aan de Fis overgefet en metnbsp;de Fis in het menfehen lichaam gekomen. Hoenbsp;Schadelijk de damp van brandende feen-kolen\nbsp;II. Deel.
Landen en fteden uitfterven,gelijk in ons Boek van de Teft is getoont.
Het water doet den menfehen noch meer Het ¦mater quaad, als de locht of het vuur j om dat ’etnbsp;meer vergiftige indrukken van de onderaard- bldèrvel^Ünbsp;fe dampen, en van fijn eigen verderf ontfangt;nbsp;fo datmen twijfelen kan of ’tfelfde, met denbsp;aarde vereenigt en door de Son belcheenen,
R 2, nbsp;nbsp;nbsp;over
^3 ^
d®om,nd,e„ icZee „iet met/J waTv?t: iSadd^ nbsp;nbsp;nbsp;door haar^r
ver/^^ ’ nbsp;nbsp;nbsp;foude door menipte vin Iv^ra»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ons ook altijd het een oï
''. , lloffèn moeten vergaan. De felfde nbsp;nbsp;nbsp;^’J*^‘^^^enoorlprong van^'^’
- nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, leltde /adejergifngequaadaardige ftoffen : invoegen
ftiefn-f **^.5 goe^e moeder, maar een harde enbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’tme/ifcheiijk gedacht fchijnt
! ftnffi'rii, ^ nbsp;nbsp;nbsp;^oor de quaadaardige M§n-
4£fren’^r7 vergifdgtk niet alleen het
darfe ,• nbsp;nbsp;nbsp;daar door foo verderven,
en nmlf f nbsp;nbsp;nbsp;onderhouden, onsdooden
^rniJ nbsp;nbsp;nbsp;{ feker daar is naalijks een
aelirk nbsp;nbsp;nbsp;vergiftigs by % heeft,
vondpn j nbsp;nbsp;nbsp;en Ripfin daar op ge-
dar vfgt; 'y^.^dende, openbaar is ; nu wanneer
dat vergifoge in ons lichaam komt, en allens-
berftet eindelijk uit tot
^^‘^‘^daardige Koort/eji en Teil-Jiekten. Dit/l^/;!
LIKG
In wat plaatfennbsp;het water
fchaden, dieweftraksgefegt hebben, de locht ¦voorname- medegedeeld te werden, konnen ook ’t waternbsp;% 1!!^'^ bykomen. Om defe reden is het drinken vannbsp;water oorfaak van ontelbare fwakheden, by-fonder alfmen onvoor fichtig ftiljiaande waternbsp;drinkt : snani’t ftïljiaande wat er vetdetwen-de, brengt verfcheide fenynw dieren voort,nbsp;naen^v^Radden ^ Slangen ^ Bloed-fuigers ennbsp;diergelijke , welkers fadelijke ftof door hetnbsp;water verfpreid , ingedronken werdende,nbsp;groote ontfteltenis in opfe lichamen veroor-faakt.
lEen slang Ik heb in mijn Vaderland een Hoimaijer tn de maag ge^yefg^i ^ Jjc ^ ggc goeden dronk water uit eennbsp;floot genomen hebbende , na twee maandennbsp;van een fchcrpe Biiikfljn wierd aangetaft, voelende in fijn maag als een levenddier^ dat hemnbsp;feer pynigde, en fcheen door de Slok-darm tenbsp;willen uit-komen, byfonder als de maag ledignbsp;dfw fquot;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Geneefer uit defe tekenen vermoc-
¦van Melk dendcj dat’er binnen ergens een ty/^^^^fchuil-werd uit. de uit het gedronke water, met Slange-faad beladen, voortgekomen, en wetende dat denbsp;feer begeerig naMelkiXyn, heeft geraden , dat de Lyder foodanig met de beenennbsp;om hoog foude gehangen werden, dat de dampnbsp;van warme quot;M-elk in fijn mond ontfangen wer-de : dat foo haaft niet was in ’t werk gefteld, of ¦
¦van een Hoimaijernbsp;uit geAronnbsp;ke waternbsp;gegroeit.
gehlï.
vergif der kruiden beftaat nergens in als in een plaats menigte kleene onhgtbare wormtjes, die in^f„tSnbsp;e planten fchuilen en in de vergif tigeplantennbsp;eer quaadaardich 2ijn ; daarom als fodanigenbsp;p anten door onkunde in plaats van gefondenbsp;werden genur, fo zijnie dik wils oorfaak van denbsp;ood; fo kan t licht gebeuren, dat een onervaren Kok in plaats van Reterfelie Scheerlink,nbsp;K^fegende ‘Dij}g} Bilfenkruid, voor Beto-mca Mandragora, en voor Weegbree Nies-wortel in de Potagiemengt. De voorbeelden zijnnbsp;te vinden in onjè handeling van de Befi.
Eindelijk komen ook in aanmerking de fcha- nbsp;nbsp;nbsp;'faat
daar komt een Slang van anderhafve voett ' nbsp;nbsp;nbsp;de dieren ^ die voor fpijfe genut,^^»»'^
voorfchijn, met foo grooten geweld de enge'de?’ nbsp;nbsp;nbsp;roegebracht: als de dieren maat
Slok-darmdootkmioende, dat de Lvder bvn-i! nbsp;nbsp;nbsp;^^^‘^'errottinghehhen, fo wet-gerithaf'
ftikte , en men was genoodfaakt de kop Lr !te
Slang, die alleen buiten de mond des Lyders 'ft lichaam Pe/akA nbsp;nbsp;nbsp;weten m
verd. e„ .ee be,ua„e Gc„ee..Hdelef vet! de^
fterkt zijnde, is tot fijn voorgaande gefontheid gekomen.
Schenkius verhaald verfcheide diergelijke diergelijke vootvallcn van luiden, die water gedronkennbsp;hebbende, dat met foodanige faden bevruchtnbsp;was, Kikvorjfen , Badden en verfcheide Wor-men in haar maag hebben uitgebroed, welkenbsp;door Braak-miadelen zijn uitgedreven. Denbsp;gene die water drinken , dat met vergiftigenbsp;hoedanigheden is befmet, die ftellen haar feifsnbsp;r.en Jager ook ill groot gevaar. Valleriola verhaald in fijnnbsp;Ugwlt^m ^'larnemingen van een Jager , die in ’t Bosnbsp;twee dagen fcherp fuurachtig Bron-water drinkende, metnbsp;vfikuói’anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fware toevallen is befocht , dat hy
byna finneloos te huis komende, twee dagen daarnaisgeflorven. Dufdanig zijn al de wateren , die met een Rattekruidige krachtnbsp;pjmius. voorfien zijn : hoedanigen Put Blinius fegtnbsp;te Terracina geweefl te zijn, al de gene dienbsp;daar uit dronken flierven korts daar aan; ennbsp;daarom is de felfde met fleenen en vuilnis gevuld, op datfe niemant meer foude fchadehjknbsp;zijn.
Schenkius heeft meer
verdorve vleefch forgvuldig vermyd werden, byfonder die leden der dieren, dai de natuurnbsp;gewoon IS het fenyn meeft na toe tefenden,nbsp;name ijk damp; fleert, en in de doUe dieren de hef'nbsp;J^aen, o heeft de ondervind in g geleerd dat de
achtige Weerd voor Konyne herfenen waten male» opgedift, daags daar aan zijn dol geworden, ennbsp;geftorven. -Het werd ook dikwils aangemerkt,
dat ons groot quaad overkomt van eenich onge-aierte, dat door achteloosheid des Koks in de pijfe raakt. Het is ook qualijkuittefprekennbsp;'at chade den menfeh kan toekomen, wanneer de fpijs in RopereRetelsrnetfmtigheid
vermengt fo lang blijftftaan, tot datfe door tet Koper -groen, t welk de fuurigheid voortbrengt , befmet is. Ik fal nu nietfpreken van denbsp;eeten en (leken der vergiftige dieren : als ooknbsp;’¦ nutten van onrein gevogelte , en visnbsp;in flijkige Sloten gevangen , die t’eeneniaalnbsp;a s quaadaardig moeten vermijd werden: in-voegen dat dc H. Schrift nier fondet redennbsp;verbied de felfde tot fpijfe re nemen.
Het
-ocr page 643-'AP.III
I X. B O E K , VAN DE F E N y N E N. Het iii. hooftstuk.
BOven is overvloedig geleerd , dat alle voortgeteelde lichamen haar oorfprongnbsp;halen uit de eerlle Mijnjiojfige beginfe-^^^^jn2imt\\pkSwavelj ‘'^ik^w Sout j benef-iciis \\zzx. geesi ; wanneer defe beginfelen innbsp;^voort 1^^ §^*^®^gde lichamen wel gefield zijn, foonbsp;”''**7r™^^denfedemenfch in een goede gefontheid;nbsp;‘^‘»feten. maar als de eene de ander in hitte koude^nbsp;droochte of vochtigheidovetutii, foo ontftaternbsp;sanflonds ongematigheiden flrijdtuflchendenbsp;'^^’^icheide flofïen. Doch men moet niet den-’ dat alle gemengde lichamen haar oor-
* Mercu, 'lUs.
'’“’neni
k^Uilin ^El,nbsp;^üni.
Om dit net te doen diend geweten wanneer defe drienbsp;nbsp;nbsp;nbsp;met de vier wf/j-
ten onfes lichaams wel vereenigt engemaiigt^«a^ew«. zijn, fo leven wy gefont en fris, en dan werden-fe van de' Stoflcheiders de (wavelè-Ot natuur,nbsp;de ƒ quik der natuur, en het fout der natuur ge- hus.nbsp;genaamd, die inde gemeene fwavel, quik ennbsp;fout opgefloten en als befwagteld liggen. Maarnbsp;wanneer defe gematigheid en eenflemmigheidnbsp;door bykomen van verfcheidene uitwendigenbsp;oorfaken verdorven en aangematigt werd, dannbsp;begint die tegaar-vloejing van flrydige dingennbsp;de menigte qualen voort te brengen, diewe nunbsp;gaanbemhrijven. Yiojwavel^ ó.oquik,t'!\.\s.ot'iioedcfe[f.nbsp;anders, namelijk de flraks genoemdenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fout zijn geen fenynen foolangalfleonveran-^^^'”^^^ff
^ik en Sout j welkersby de locht kon-1 derd haar eigen aart en natuur behouden, maar r«». nen vergeleken werden; en uit defe beginfelen i door de brand en /:ji«^’ontaardenfeenveran-feggen wy alle dingen als uit haar Jioffe lijke | deren in vergift e floffen: fo werd de fwavelnbsp;oorJaakwooTttekomen-. w2inthot\s omc\:ff:i-\ tot ^ Rottekruid „dèZ ingenomen, fljnquaad- ^Atfeni-nelijk dat de enkele en eenvoudige Hooftftof- aardigheid door al de leden verfpreid. De Deftilla^nbsp;fen foo wonderlijk-vremde uitwerkingen fou- door het vuur * overgehaaldcpgeheveUj, of‘“s-
.. veranderd in een feer fchadelijke en tlf vergiftige Hof Het felfde moetmen van de ^Pr^cipi-vierderlei fouten ook verftaan.
En gelijk defe drie nbsp;nbsp;nbsp;en m« vefedrii
zijnde, alle goede en gefonde t’faamgeflelde lichamen te gaar flellen ; alfoo gevenfe (nifui- van ai’tge-ver en met quade hoedanigheden voorfien^”^‘'^’^ynbsp;zijnde , den oorfprong aan al de ondermaan-fe vergifte quaadaardige floffèn. Nu Haatnbsp;door de volgende vragen te verklaren, op watnbsp;v/ijfe defe quade hoedanigheden op het men-fchen lichaam werken ^ en hoefe de goede
iprong alleen uit de vier Hooftftoffen halen, feker, maar onder de felfde fchuild iets
den hebben, als in de wereld en in den menfeh gefien werden. Alswe dan vuur noemen, fonbsp;moet altijd verHaan werden iets, van denbsp;Hoofd-Hoffen verfcheiden, onder het vuurnbsp;fchuilende en’t felfde droogte en hitte gevende, datwenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;noemen; onder het
moet altijd iets verHaan werden, dat het water zijn vochtigheid geeft, ’twelkgenaamdnbsp;word: het fout is in de aarde^ die van des foutsnbsp;droogte fijn vaHigheid en beHendigheidont-leder defer beginfelen is met fijn ei-
H-fverfp reide nbsp;nbsp;nbsp;voorfien, diewe ge-
in voeglijk by de logt vergelijken. En uit defe igeHalre des bloeds en andere vochten ver-drie beginfelen benefFens de HoofdHoffen zijn derven.
al de gemengde lichamen in de wereld te gaar geHeld; dewijle geen fuivere HoofdHoffen gevonden werden, maar alle lichamen beHaan uit
In de eerHe plaats kan gevraagt werden op »quot;»lt;¦ wat wijfe de vergiftige Slangen haar fenynm^llf„^fnbsp;onfe lichamen overfetten; ik antwoordefulksƒ«»)-» »böwi
C Ok
y'ï'ia. fwavel j quik en fout; gelijk de Scheid-konH! re gefchieden door de ftrydigheid defes fenijns ö, klaarblijkelijk leerd.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j regens de levens-geeH onfes lichaams: welke
Defe drie beginfelen halen dan haar kracht j ftrydigheid al hangt van de' quikkige of quot; Rat- 1 Mcrcu-l de uit de aarde door de wafemen, die niet anders Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gceHen in de Slangen gevonden
Kr ‘‘ff zijn als een vergaring van de menigte kleene | werdende: die onfe levendmakende of dierige cans. deeldjes door de onderaardfe hitte gedurig van‘geeHen niet konnen overwinnen , fo verkee-de eerHe Hoff^n der natuur afgaande, ende'renfe, door een beet. Heek of adem in ons li-kracht der Hoffèn aan de locht en het vv^atcr i chaam gekomen zijnde, de ganiche huishouding onfes lichaams, ten zy de kracht des ver-gifs aan den ingang geHeuit werde;want andcr-fints trekker aanffonts na de Borgt des levensnbsp;het hertOj, dat overwonnen zijnde, fo werd alles het onderffe boven geworpen, met verderf
van den menfeh. Wa^nt ditgeeflige vergif is fodei^r^L fijn en dun , dat het alles door en doordringt, 'nbsp;en door fijn bytende kragt beknaagt en als ver-'’”'^^''*''nbsp;brand; even als de quot;opgeheve quik en het' Rat-» Subiima-verbofgenrheid de^ruwe-klompdoctdedne- tekruiddoen , wanneerfe in ons lichaam ko-derlei eerHe Hoffèn daar uit voortkomende,ee-1 men: invoegen dat uit defe werkingen en toe- com.'nbsp;iiigfmts een verbeelding zijn van de H. Drie-'vallen is af te nemen de aard en de eigenfehap-cenheid. Doch laat ons nu onderfoeken op i pen defes fenijns. Doch dit moet verHaannbsp;Wat wijfe defe drie beginfelen door haar geeH j werden van de opperHe rang der fenijnen, te-fiet fenyn in den menfeh voortbrengen. I gen welke geen genees-mit^delen bekent 'zijn,
3 nbsp;nbsp;nbsp;als
aos.
mededeelende, welke vereenigende geven een damp van wijd-uitgebreide kracht aan de planten^ die de dieren rot voedfel Hrekkende denbsp;felfde haar eigenfehappen mede-deelen. Datnbsp;alle lichamen op die wijfe geboren werden,nbsp;blijkt felfs uit de H.Schrift: want daar werd geleerd dat God niet alleen deplanteuj maar ooknbsp;de dieren fa felfs den menfeh uit het flijk heeftnbsp;voortgebracht: invoegen dat niet fonder een |
vergifider nbsp;nbsp;nbsp;deQ'SiJ.'Dorll-
a ï)^ü.%.jlaugjQi\dilt;tx. ^^yl-jlang. b Ptyas. Daar zijn echter eenige fenynige 'Dierennbsp;en Tlanten, welkers vergift in ons lichaamnbsp;fware toevallen verwekt, en alhoewel ’tfclfdenbsp;door bequame Genees-middelen kan werdennbsp;tegen gegaan, nochtans laatet in ’t lichaam ee-nige quaadaardigheid overig, die in de dradennbsp;verfchuilende voor eenige tijd ftil is, tot datfenbsp;namaals met nieuwe kracht fodanig begint renbsp;woeden, dat de fchade de ganfche rijd des le-vcfis niet werd verbeterd dufdanigis het ver-tuTa JLT gif des ondiers Tarantula genaamt, daarvan
den
dmfen,
«Prscipi-
tams.
en de omfwermende lucht befniet, defe Dcht in de Long gehaalr werdende . tail defelwenbsp;aan, en veroorfaakt daar fodanige toevallennbsp;als gemeenlijk in de borft-gebreken voorkomen ; dit vergif fchijnt dan op de felfde wijlenbsp;te werken ais de ‘gefchifte ^ikj met eenignbsp;verbrand fout vermengt; want de gene die_nbsp;daarvan befmetwerden , raken gemeenlijknbsp;aan denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vall; gelijk de Goudfineden'^'^y
dikwils geklaagt hebben; evenwel is de werking der See-long fo geweldig niet als der fchiftenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;om dat de kracht des vergifs door
hettayen lijmig vogt des ongedierte min e»i^^bedong mmfch wy feer naaukeurig gehandeld hebben in ’t 3. | meer bedwongen werd. Men fegtdat de See-isnbsp;Boek van de Seil- jfeen-kracht, derwaart wy 1 long ook de oogen fchadelijk is, daarom vverdfe piquot; 'nbsp;den Lefer fenden. Nadien het vergif der Ta-: genaamd Oog-qnaad.nbsp;rantula s, uit Soute en Quik-rattekruidige 1 Inde derde plaats kan onderfocht en ge-deeltjes is te gaar gefteld, daarom fo prikkeld | vraagt werden, op v/at wijfe de Sgaanfe~'vl^^~nbsp;het de fpieren onfes lichaams geduurig, cn'gen ingenomen of gehandelt zijnde, Ilraksnbsp;dwingt den menfeh tot danfen, diergelijk ver- gt; de Tis-blaas ioopen, de felfde beknagen en/’'!''nbsp;wfutiane giilchuiltookin ’t kruid Wild-hanevoet ^ dar | bloed doen pifTen.i' daar op ik antwoord,nbsp;voed Aon de fpieren der boril en der kaken fodanigprik-1 het vergif der Sfaanfe-vlïegen feer fijn, g^^'nbsp;lagthm. keld, dat den menfeh al lagchende^txit. jftigen verbrand Sout zijnde, fohaaft het innbsp;Tlt;. en tiernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;twccde piaats kan onderfocht werden, \ ons lichaam komt na de T'is-hlaas loopt, ei'
Tenyn,
M^ts een of ieder lid van ons lichaam ficheen toege-ei-1 fich met de foute Pis vereenigt; doch fouter byforjer geud Feoyn hccft ? Ik autwoord ja; Want daar CU fcherper dan de Pis zijnde, fo werd denbsp;zijn foveel verfcheide foorten van Fenynen | Blaas daar van dcorgeknaagt, daar opbloed-als’er leden in ons lichaam zijn; invoegen dat; piflen volgt.
sser-
hert
fonder aanvallen, doen fulks op de felfde wij-fe, namelijk door een Seiljieenige-kracht-,„en^^^^ want gelijk de Seilfleen geen andere voor-^J^^f^rf-^nbsp;werpen als het 77??'' tot fich trekt, alfoower-i./r««r^*’'nbsp;ken de Sjjaanje-vliegen ook niet op het her-te , noch op de long, noch op de herfenen,nbsp;maar alleen op de Bis-blaas. Siet na hetnbsp;gene wy in ’t breede over defe dingen g£'nbsp;handelt hebben in ons Werk van de Seilfeeii-kracht ; daarwe ook de reden uit halen,nbsp;waarom een /Shter-vis de hand des genen,nbsp;die de vis maar met een ftok raakt , doetgeede^d-fitter en en verdoven ; dar nergens van veroor-
meefl op de herfenens, eenige op deps-blaas^ op het bloed , enz. Al de Fenynen , die hetnbsp;hert beftormen, fo der Planten als der Dieren,nbsp;c Aifcnico-2ijnnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;c Ratte kruid - quikkige eigen-
rneicuna is. nbsp;nbsp;nbsp;M.andragoraj Bilfen-kruid, Nacht-
fihade en diergelijke Fenijnen woeden meeft tegen de Herjénen; want het bloed beneffensnbsp;andere vochten verdunnende en los makendenbsp;fo fendenfe veel dampen na de Herfenen j daarnbsp;uit verdooving jfaaf-Jucht, en wanneer hetnbsp;Fenyn ook door fijn fcherpte de I4erfen-vlie-fen prikkeld en tergt , onjinnigheid ontdaan ;
Minerale, nadien dcfe felfde toevallen van de dMijn-flof ^ ^ nbsp;nbsp;nbsp;____
Magnefia genaamt, verwekt werden, fo is daar ' laakt werd als alleenig van een quikkige en de uit af te nemen, dat dufdanige kruiden met de: fenuwen fchadeiijke wafem.nbsp;w Magnefia gemeenfehap hebben. De Long lijdnbsp;fch^jigt fchadevaifhetondiergenaamt, dat!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;G
'¦ fo quaadaardig is, dat’et door fijn aanraken de: menfeh kortademig maakt: want als ik in het jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hier uit is openbaar, dat de Fenijnen die op
Jaar 163 x het landfehap Nar bonne doorreifde, [ fekere leden onfes lichaams woeden,
dere niet, fulks doen om datfe een gel^jf' en over-een-komfl met die leden hebben ennbsp;niet met de andere. Dat nu defe Fenijnen ^nbsp;leden,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gelyk zijn, fo fchadelijk vallen
Tegen fommigemccfl werken op het herte, andere ’ Aide Fenijnen dan, die eenig Hdm ’tby-
Tegen de herfenen.
E V O L G.
•vnn deXee long.
cn in de Ilad Martaigne bevond, dat de meefle inwoonders van die Ilad gebrekkig ontrent denbsp;waren, en ais ik de reden hier van onderfocht, fo is my geantwoord de oorfaak daar vannbsp;te zijn de menigte van Zfe-longen, die in eennbsp;nabuurige foute Poel, door eentwaalfmijligcnbsp;Sloot in Zee komende, gevonden en van haarnbsp;onvoorfichtig gehandeld werden. Seker denbsp;Zee-long is een vuil vergiftig ongediert, datnbsp;door fijn aanfehouwen alleen den menfeh kannbsp;doen walgen, fich vertoonende als een fak opnbsp;’c Water drijvende, daar in ik noch Oogen nochnbsp;Mond heb konnen vinden.
^I^e\!gt;di' De reden dat dit gedrocht de Long fo be-iejmet. fcliadigt, is te foeken in een verbrand-foute
Igt;ejje!fs go da»nie.
I nbsp;nbsp;nbsp;aannemen, en tendisa
gefegt werden: fo fiet-at de fouten allerlei foute lichamen tot
Ichrrekken,hetfelfdezv van de Swavel en
a e an ere ftojfen gefegt. Doch de an dere F e -nijnen, haar vergif gemeenlijk door het Bloet enanaere Vochten verfpreidende, en warm ennbsp;quot;¦•7/=’ ' ;----—„ nbsp;nbsp;nbsp;vochtig van gematigtheid zijnde, fo vatcenfc
quikbge damjgt; ^ cjjg ^ Zee-lom^nlyJo-^r ‘ r nbsp;nbsp;nbsp;aen, deïTelfs vearmte uit-
ac smg opgaat, WutTcndc.dicdannoodfakelnkmoetftervM.
Som-
-ocr page 645-IX. boek. Vak de fenyne
Ai'-Ill. Sommige Fenyncn ontroeren het bloed en
dterzge geefleu foodanig, dat defe vochten Zchun^ ^“laar vyand wykende inde Slag-aders en adersnbsp;vluchten, daarfe doordequaadaardigheiddesnbsp;achtervolgende Fenyns foodanig werden bedorven , datfe quaadaardige en doodelijkenbsp;de'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vcroorfaken. Vordersfommige
dee. ^skruidige quïkkige Fenynen beknagen door haar fcherpte de inwendige leden in diervoegen, dat’er de dood op volcht ; dufdanig is hetnbsp;Fenyn der Bloedjlang.
Het is fekerdatde werkingen der Fenynen
nergens beter van werden afgeleid, als van ’t “Kattekruidj vande * ^liktn van de Souteujnbsp;door middel van een Seiljienige kracht, ’t gene de ondervinding beveftigr; want het fenynnbsp;der dieren in ’t menfehen lichamen overgebracht , werd nergens beter mede uitgetrokken , als door een tegengift van dat dier roege-maakt : fo werd het vergif van een Adder doornbsp;eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;op de beet gclegt, uitgetrokken, en
het fenijn van een Scorpioen door een Scor-pioeuj^m.. omdat gelijke dingenhaarsgelijke ^trekken.
ff Arfeni-cum.
t Mercu-tius.
Het IV. Hooftstuk.
DAt de ecrfle flof der Adders een feer verwekken. In de dieren fvetmen het felfde fcherp gallagtig bloed is, blijkt daar uit: want daar is niet fijnder en dunner z\s At le~nbsp;om datfe fwavelachtige en foute beeft-; vende en dierige ge esr en ^ echter fchuilen die innbsp;KrZlef tot haar voedfel gebruiken, namelijk Pad-j’t grove bloed en x.ox]t fenu-vocht. Daarom ofnbsp;^‘héoled. den, Spinnen, Vliegen, Kikvorfen, Ripfen'fchoon fommige willen dat het fenijn der Ad-HagedifTen en diergelijke, dieikinderfelfder jders koud foude zijn, echter is uit het gefegdenbsp;ingewanden gefien heb: Atgylmx uit dit voed- i openbaar dat’et feer beet is; om dat ’et van de
A P, ly
fel voortkomende werd \n\herte inttnver-brand wafemagtig bloed veranderd, daat uit in de herfenenAtdierigegeejlenvoortkomcn'.nbsp;dit is den eigen plaats daar het Adder fenynnbsp;werd toegemaakt, fo om fich tegen fijn vyan-den te belchermen, als om fijn kragten, fondernbsp;welk het een doode flijm-prop foude wefen,nbsp;te verflerken ; dit is de reden dat de Adders alsnbsp;ook alle andere Slangen haar kracht alleen innbsp;de 7nond hebben.
Dit fenyn is niet anders als ttngrof tay vogt *ïJet ttnfalpeterige flof vermengt, fchuilendenbsp;onder twee pijpige en een weinig geopendenbsp;tanden j gt\\}k \\\tt tt Romen ^ daar jaarlijksnbsp;veel duifend Adders om Theriaak temakennbsp;gedood werden, tefienis. DdttaiyefofAoox
hitte des herten en de verbranding der gal feer gekookt ïs. Het is onmogelijk dat een grof vogt,nbsp;dat door de koude verdikt is, ïogeeflig en werk- nfnul'Jfnbsp;faam foude zijn: maar alle fijne doordringen-de ftofFen komen niet alleen vande hitte voort,
I maar zijn ook heet van aart, niet alleen door ttn ^ Hoofdftofige hitte, maar door de foute, Ekmen-quikkige en fwavelige geeften.
I. G E V o L G.
tans.
Hier uit is de reden openbaar, waarom het Waarom een fenyn /?rW/g is tegen het ander, namelijknbsp;om dat het eeneft erker is als het ander. De •ImArnbsp;Spin, een werkfaam geeftig fenyn hebbende, *•nbsp;dood de Radde : en de ondervinding foudenbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;mogelijk beveftigen, dat denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de *nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;«Dypfas.
des adders gramfehap tnAoox Atbjkov(stnAt\ ftang j en de f^yl-ftang fo krachtigen vergif /Ptyas. gal opfiedende en in de beetgeflorr werdende, I hebben,datfe de Adders en andere min fenyni-fo veroorfaaktfe in den menfeh fvvare en ver-] ge Slangen doodenrfo verhaaldnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van
vaarlijke toevallen. Dit fenyn heeft in fo een i de nbsp;nbsp;nbsp;Slangen, datfe At Afpis Aooxhzzx
tay ftijm moeten fchuilen, anders foudet aan-'vergiftige beet dooden. Doch de Slangen van ftonrs vervliegend het werd ook in denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;™^li^^nder geen fchade, maar
in de Dorftftang ^ in de ^jjl-ftang en in alle an-1 helpen eer om den anderen te verfterken, de-dere Slangen gevonden. nbsp;nbsp;nbsp;i wijle fy eenerlei fenyn hebben.
Defe tayeftofwtxA tot een leer fyn tx\.geeftig |
^f^*flofegt;i'ydergifj even als deQuikfilvernietlbutwerdj
ir. G F.
VOLG.
ts.
«H
opgeheven. Daar is in de natuur geen fo fijne nbsp;nbsp;nbsp;Uit het gefegde is ook de reden lichtelijk te ua Fenyn
en dunne Hof, die niet in eenige taye lymagtige halen, hoe het Fenyn van een Adder of van ee-bewaart werd : ’t gene de ^ Scheid-kotift in het nige andere Slang fich fo ongemeen in ’t men- ‘fZfL ontdoen der fouten namelijk des Salpeters^ fchen lichaam verfpreid en voortfet; want fo hrmügtnbsp;Aluins j Vitriol j enz- beveiligt; uit welke fo haafthet in ’t lichaam komt, fo verfpreitet^°^'
fich veerdig voort, even als een wzzzr-j^r^;z/è^/ in tondel of in eenige andere brandige ftof, dienbsp;geduurig voortloopende de ftof verbrand ennbsp;verteert: fekerde voortgank des Fenyns kannbsp;nergens beter door verklaard werden, alsnbsp;door de verwakkerde beweeging, volgens welke een fwaar lichaam nederdaald; welkenbsp;wegmg in ’t 7. Boek defèsfVerks is befchre-
fijne en kxzóxxwc geeïlen getrokken werden, datfe onwederftandelijk fchijnen, gelijk uitnbsp;haar knagende en bytejide kracht openbaar is.nbsp;Het felfde blijkt ook in de taye fappen der vergiftige kruidendie ingenomen en verwarmtnbsp;fijnde aanftonds haar fyn vergif te voorfchijnnbsp;brengen, met een nafteep van toevallen als denbsp;“Pullus. ' Munninks-kappen, de Scheerlink, de Nies
wortel en diergelijke Planten gewoon zijn te | ven. Want gelijk een fwaar lichaam fneller
I nbsp;nbsp;nbsp;bc-
II. Afdee-lino.
a Centrum.
Kan feer ¦wel verklaart werden doornbsp;de be’wegingnbsp;van eennbsp;[waar li-chaam.
voorbeeld een fteen in een bepaalde tijd de ^ hoochte A F, door fijn eigen fwaartenbsp;doorloopende, fo fal de beweging, denbsp;bepaalde tijd in gelijke dcelen A B,nbsp;BC, CD, DE, EF, verdeeld 2ijn-de, indeeerftetijd AB, allertraagtftnbsp;7-iin, doch in defc tweede tijd B C , ras-fer; in de derde tijd C D noch raffer,nbsp;en alfoo vervolgens, tot datfe eindelijknbsp;in de laafte tijd EF allerraft fal wefen.nbsp;Even foo gedragetfichmethetwör?-loopen van eenigwr^^/; want gefieldnbsp;zijnde dat het wonde ken van ctn Adder-Jlang buiten in de huidzyaan A,nbsp;en dat het voortloopt na het herte F,
'B
maakt werden. Ik fal nu niet fpreken van de Struis-vogel3 die, gelijk ik in ’t Eylandnbsp;tha ondervonden heb in fijn vriSiiegyfef’ verteerd. De felfde fenyn verteerende kracht isnbsp;in al de vogels ^ die Spmen3 Spaanfe-'vliege^onbsp;Rupfen 3 IV')rmen en diergelijk vergiftig ongedierte, als ook die vergiftige kruiden exzti,nbsp;fo werd de Scheerlink van de Spreeuwen ge- scheer-De reden is dan ontdekt, waarom het Jing*
---------------.......,jeten. ---------------------------, -------
foo fal het in de eerde uur foo traag leren van fenyn fommige dieren geen fchad Voortloopen , dat het maar van A|toebrengt.
jetfd
ierVp
tot B komt , doch in de tweede uur falhetfnellerloopen, namelijk van Bnbsp;tot C , en foo vervolgens allenskensnbsp;fneller , tot dat het eindelijk denbsp;laatde uure van E tot het herte Fnbsp;loopt , en daar de doodnbsp;faakt.
De reden dat de menfehen de vis
HF
HET V. HOOFTSTUK.
Hoe «i/eFenynen fommige Dieren geen fchade toebrengen 3 en waarom de beet van een dol
an een aoi-1 nbsp;nbsp;nbsp;‘X jT Tquot; ^^7nde?foeken‘ 'het
len Hond , en de fleek van een Tarantula jHonds-fenytu ______pp.n\aeM ^’f
haar vergif maar op een fekere bepaalde tijd
Uiten.
Et is bekent dat de Oyevaars 3 Arenden 3 Hinnen 3 Endvogels3 V?rkens3 de Herten en andere Èeejlen fenynigenbsp;‘Dieren tot haar voedfel gebruiken,fonder ceni-ge fchade daar van te lijden; de reden acht ik
Cap. V.
Sommige heeften etennbsp;vergiftigenbsp;diere» fonder fchade.
a Elemen-taris.
b Excre-menta-
ter fo is haar mond en keek 3 wegens degroo^^
dorfi ejt brand3daarfe van binnen medegep^
zyn feer wjd opengefpert, en alsmer
(peut van verre water in Cpeut. dan
rr.____.....rn^oioeden)
veeren tc doen groejen, gelijk uit haarglafi-ge helderheid openbaar is. Defe Salpeter3 met de Swavel vermengt, verderkt de hittenbsp;by fonder in demaagfodanig, dat al’t gene fynbsp;indingeren, felfs y fer en daal in de maag ver- i Hemel en Aard haar te eng te zjn 3 fi vüoea ‘anbsp;bryfeld cn verteerd werd.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 keer en en wringen fy het lichaam, tot dAJj f
Daar uit de reden openbaar werd, waarom daxfenynig voedfel de Oyevaars 3 Hoenders3nbsp;Arenden en diergelijke vogels geen fchade toebrengt : want nadien de maag defer vogels metnbsp;een fcherp Salpeterig vocht voorfien is, fonbsp;werd het fenyn verteerd eer dat ’et fijn krachtnbsp;kan uiten; invoegen dat de deler vogelsnbsp;de hitte der fenynen overtreft, ’t welk daar uit
Ve reden in de Vogels isnbsp;tefoeken innbsp;haar falpe-terige (lof.
quot;Daar door het fenyn innbsp;de Maagnbsp;verteerdnbsp;fijn krachtnbsp;ka» uiten.
jyt vtvr-
‘Denk-rft
beeld
a nbsp;nbsp;nbsp;j’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dat et dichter by het j is af te nemen. om dat de Metalen 3 die het fe-
. nbsp;nbsp;nbsp;des aardrijks komt , foo dat by |nyn niet veranderd, in defer vogels magen ver- ^^{^0=11.
bryfeld en verteerd werden. Alfmen een Hoen ders een ftukje Silver oiKoper voorwerpt, fo fals’etnbsp;gratig inflikken, ’tvvelk met de afgang geloft^^r-werdende veel^/(fe«eris, als wanneer’t door-geflikt werde. De jlrenden flikken harde bee- btentn-nen door, die in de maag facht en vloedigg^'
der Adders fonder fchade, ja met groot voordeel nut-ten, bedaar daar in, dat hetïenijn der adders in haar hoofd enJieerd fit, die beneffens de ingO' geitel-wanden wech geworpen zijnde, fo werd hetnbsp;veroor -1 overige met fout en dille gewaden zijnde, g^'nbsp;j kookt, en rot koekjes gemaakt, die, als ook hetnbsp;[ vlugtich fout .3 dat uit de Adders getrokkennbsp;werd, fo een deftig middel voor de gefontheidnbsp;en tot verlenging des levens zijn, datVordennbsp;en Koningen haar daar van bedienen.
Het is nu tijd de aart en de eigenfchap]3en
welke vreihdcr toevallen verwekt als eenige andere, cn daarom is des felfs aart ook rneer„(^«»nbsp;verborgen: wy fullen dan cerd de vervaarlijk®nbsp;toevallen, die op een dolle honds-beet volg®J^gt;nbsp;befcliryven, om uit de felfde dc oorjaaknbsp;de wiffé der werking defes fenijns op te halen-De toevallen 3 fegt Andreas Baccius 3nbsp;op een dolle Honds-beet volgen3zijn by de hel-3aar in gelegen te zijn, dat defe Beeft en 3 byfon- i fche Strafte vergelüken 3 vooral is aanmerke-der de vogels fo een derke hitte in haar hebben.! Iftk de vreefe diefe hebben voer water 3 daarfpdd-Doch nadien de ¦* Hoofdfloffige hitte hier toe Ifi quot;voor bevreefl zijn 3 als offe in een brandefj'nbsp;onbequaam is, fo moeter nooafakelijk iets an- den Oven moejlen geworpen werden, de lochtnbsp;ders mede verfeld gaan, daar door het vergif met bajfen enfchreeuwen even als hondennbsp;krachteloos gemaakt werd, dat wy nu gaan on- vullende ^ en jehoon fy metflerke touwennbsp;derfoeken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;den werdenjuochtans doenfejbgrootengeii^'^^^p
Elders is getoond datdew^^/j veeliy^Zi^c- datfe het de kfel en felfs het LedekantvoegTnV ter by haar hebben,’t welk door denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gaan- ken 3 als offe het huis wilden omveer-keeif'^^;
de gemaakt, ten deele met Aamp;’’uitdygfels3^^En3datnochjammerlykeris3 alhoeweld^vquot; werd uitgedreven en ten deele drekt om (ic\dersfogrootenafkeervanwater hebben,
met eêfelfde nbsp;nbsp;nbsp;weer^
verhaTlt^tv, nbsp;nbsp;nbsp;SH^elt werden. In dit
in aanmerkiW nbsp;nbsp;nbsp;omftandigheden
tewerderi nbsp;nbsp;nbsp;wat nader dienen overwo-
bppP^ ^erfleis dat de dolle Honden door haar 2)/»* eet in de inbeelding des gebeten een
-ocr page 647-I X. B O E K , VAN
beeld overbrengt. De tweede aanmerkelijke omflandigheid is , dat dit leiiyn fijn krachtnbsp;niet uit’et korts na de beet, maar veel dagen jnbsp;maanden cn jaren daar na ; foo werd verhaald dat fulks gaande werd, als de lijder eenignbsp;klaar watet fiet; gelijk iemant, fullende gefcho-ren werden, meende de dolle hond in’tnbsp;ken te fien; andere hebben de kragt des fenynsnbsp;eerfl; gevoeld onder een Kornoelje-boom. Denbsp;derde omflandigheid is de verdorve inbeeldingnbsp;daar door deLijder fijn gedaante in een fpiegel,nbsp;in water of ergens elders befchouwende, fichnbsp;verbeeld, dat hy in een hond is veranderd, dienbsp;hy ook met bajjen j loof en en b'^ten naboetfl.nbsp;De vierde omflandigheid is de * water-vrees^nbsp;daar door de lijders een fchrik voor het water hebben. Het vijfde toeval is de onlejfelijkenbsp;, dor ft j en de onuitjprekelyke brand j daar doornbsp;de lijder verteert en verfmagt, hebbende nog-tans fo een afkeer van’t water, dat hem info
^ A P. V.
f Hydro. Pnabia.
jj, een geval nut foude zijn.
Om net te verklaren van waar dufdanigen met quaad-aardigheid in dekomt, fbdiendnbsp;voor af de aart en de natuur dernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voor
oogen gefield; dewijle voorname Genefers betuigen dit fenyn de Honden fo eigen te zijn, dat ’er geen andere dieren mede befocht werden ; foo dat Ariftoteles qualijk gefegt heeftnbsp;geen dier, behalven den menjeh ^ daar vry vannbsp;te zijn, ’tgene fo feer niet in Ariftoteles istQnbsp;beflrafïèn, die ik niet gelove iets tegen de da-gelijkfe ondervinding flrijdigs gefchreven tenbsp;hebben, als wel in de Schryvers fijner Boeken,nbsp;daar in een misgreep is begaan; de ondervinding leerd dat de honden feer heet en gaUagtignbsp;j zijn : invoegen datfe veel Swavel by haar heb-ben die op de ^ ^ftiik „ dat is het f'Fortel-vochtnbsp;Werkende het felfde verteerd, daaropeinde-dood volgt. Om dat nu de honden fonbsp;flerken hitte en fo veel ortel-vocht heb-ben, daarom werdenfe licht dol: want nadiennbsp;de flerke hitte veel vochtigheid verteerd, fonbsp;komen daar uit veel ^Vitdygfels^ daar uit veelnbsp;‘wafémen rijfen , die de Sweet-gaten ftoppen^,nbsp;de verflopping der fweetgaten belet de verlog-ting j dat oorfaak van vermeerde is, invoegen datfe in een tegen-natuurlijke hittenbsp;ontaart; en fo werd, uit die verbrande vuilnisnbsp;het wr^z/Voortgebracht , dat de honden dolnbsp;maakt; en datfe door byten aan andere dierennbsp;konnen overfetten.
Vorders kan onderfocht werden, van ivaar de honden fo een quaad-aardig fenyn werd by-gefet; ik antwoorde van ’t verdorve en quaad-aardig voedjèl datfe gebruiken; want het is bekent dat de honden verdorven voater drinken,nbsp;en vuile verrotte doode krengen inflingeren.nbsp;Als dan dit vuilenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;onder t oloed gebragt
is, fo blyvet hier cn daar tuffehen de draden hangen, tot dat ’et door de hitte des lochts ontrent de Honds-dagen gaande werd, en de her-fen-vleifen prikkelende een dolligheid ver-oorfaakt; des Winters werden de honden fbm-tijds ook dol, omdat de uitwendigedesnbsp;II. Deel.
^dicale,
^Excre
^‘’’Stren,
DE F E N Y N E N. nbsp;nbsp;nbsp;137
j lochts de ftveetgaten fluit,en alfo de hitte dicht I by malkander houd, daar door het fenyn dannbsp;(gaande werd. Onder andere dingen daardoornbsp;jde honden tot dolheid gebracht werden is’ernbsp;geen fo gemeen, indien niet de eenige, als hetnbsp;vronwen-ftonden-bloed van een hond gelekt;nbsp;daarom fietmcn de Juf er - bondekens vté.- aniaromdenbsp;tijds dol werden, de eerbaarheid verbied tny 1“^quot;-f’on-de wijfe hoe fulks toegaat te verklaren ; msceit ^eeu^usnbsp;gelijk de Genefers mijn meeningligtelijkful-^'®^nbsp;ien bevaren , foo wetenfe ook feer wel , datnbsp;uit de ftonden de Vrouwen niet alleen, maarnbsp;ook andere dieren, die daar van befmet werden , verfcheide ongewone fiekten toekomen.
Men kan ook onderfoeken dc reden waarom marom di jhet dolie-honde-fenyn voornamelijk de in-1 beelding werkt; ik antwoorde fulks te gefchie-den, om dat het in den menfeh de felfde kragtnbsp;heeft, als’tin de hond hadde. Daarom ver-wek’et veel dampen en wafemen, die in denbsp;herfenen de gedaante van een heldervogt aan-I nemen, daar in als in een Spiegel de Afbeeldingnbsp;, des honds gefien werd; even alfmen fiet datnbsp;I een luftige Swaar-gaande Vrouw j ergens aannbsp;jhaar lichaam wryvende, de vrugtfoo eenaf-heeldingo'f het lijf drukt. Nadien dan de inbeelding in de dolle menfeh foodanig is ge-fchonden , dat hy fich laat voorflaan in eennbsp;hond veranderd te zijn, fo fchijnt hem dat hynbsp;water of een Spiegel fiende, de hond daar innbsp;gewaar werd.
Defe valfe inbeelding werd noch verllerktH«f^f^i«j-door het geheugen datfe hebben van de Hond,^^” die haar gebeten heeft; fo verneemtmen datïc?nbsp;Zwaarmoedige miltjuchtige menfehen haar^^'^^^'”_
I felfs vremde dingen wijs-maken,namelijk, dat- digemen-feKoningen, Vorften, van Glas gemaakt of/'^*^® dood zijn, en duifend diergelijke malle grillen;nbsp;om dat de beelden der dingen, daarfe na verlangen , en diefe aandachtig befchouwen, innbsp;de herfenen gemaakt werden, f»o datfe voornbsp;vaft houden de dingen waarlijk foo te zijn.
Soo lang de quaadaardige vochten noch dun en vloedig zijn , foo kan die bedorve inbeelding lichtelijk verbeterd werden, maar dik ennbsp;vaft geworden zijnde, fo blijven de menfehennbsp;alrijcf fot.
Het verdiend byfondere aanmerking , alierley fenyn , het fy door byten van fenynige -aekken innbsp;dieren, of door het eten van vergiftige ktui-den , in ons lichaam gebracht, in de herfenen te die denbsp;een gedaante vertoond, die de lijders haar felfsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;''‘«ar
wijs-maken gelijk te zijn, foondervindraen,Tijku'^fn dat de gene, die dolle Katte-herfenen gegetennbsp;hebben , haar felfs inbeelden Katten tezijn,nbsp;en trachten de feilde met meeuwen, kratfen,nbsp;loopen en andere gebcerden nae re beoefen. Anodynus betuigt , dat die van denbsp;Bloed-ftangen gebeten zijn haar felfs inbeelden een in bloed-fwemmende Slang te zijn.
Het gedenkt my voor defen twee van on-fe Broederfchap in Duitfland gekent te hebben die graag aten van Potage, toegemaakc
met
-ocr page 648-[38
tl. Afdee-
ilNG.
Scheerlink gegetennbsp;doet tteeenbsp;menfchennbsp;inbeeldennbsp;datfe Gan-len zijn.
Vteden toaaromnbsp;de men-fchen vannbsp;een dollenbsp;Hond gebeten , (o eennbsp;fchrik vannbsp;’t Tsaternbsp;hebben.
met Scheerlink-wortels welke de Kok door onkunde had genomen voor et erfelie-wortels ; foo haaft waren de wortels niet innbsp;de maag , of die twee Vaders ontkleedennbsp;haar felfs naakt uit, en fy fprongeninde Vy-ver , daarfe uit-gehaald en door goede Tegengiften van de dood bevrijd zijn, echter isnbsp;het vergil op de fenuwen foodanich blijven fitten , datfe drie jaren half lam ellendig hebben geleefd: gevraagthjnde wat inbeelding fynbsp;in haar onfinnigheid hadden, gavenfe tot antwoord , datfe meenden Ganfen te zijn, en dar-fe daarom haar felfs uitkleeden en in ’t waternbsp;fprongen.
Vraagt iemant de reden, waarom de men-fchen , van een dolle hond gebeten fo een af-keer en fchrik van ’r water hebben; ik ant-woorde fulks te gefchieden , uit oorfaak dat
De reden dat dufdanige menfehen met on- settiet-verfadelijke dorji ^ en andere verveerlijke vallen gequeld werden , is te foeken in’t ver- vocht, wnbsp;brand fwavelig Sout-vocht, darde ingewandennbsp;verdroogt, de herfen-vliefen tergt, de geeftenjietoéval-ontroert, en gedurig laftig valt, daar uit de wa-ter-vrees, dedorft, de dolligheid en eindelijknbsp;de dood volgen.
Is men begeerig te weten, waarom het dol-honds-quyl fo vergiftig is, dat’et de men-Hollis jehen ook dol maakt; ik antwoorde, om datquiji eeknbsp;het ^^(tji/fodanig is verheven, met fo veel fcha-delijke geeft voorfien, en met de indruk desnbsp;honds befwangerd, dat’et aan onfe huid t2rnbsp;ttende aanftonds door de fweetgaten na binnennbsp;tor het hert en de herfenen kruipt, en daar denbsp;voorverhaalde toevallen verwekt.
Dat de Genefers hebben aangemerkt, dat
---------- -- nbsp;nbsp;nbsp;ynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;--------- -
orven vocht j ’t welk in haar jfommige menfchcn met watervreeje iKyaot- ^later^ herfenen fpeeld, de gedaante van een dollenbsp;hond fchijnt te zijn, daarom alfle tt;^?erfien,nbsp;dan werdenfe door de gedachtenis van de dolle hond fo ontfteld als offe helfe pijn raoeftennbsp;lijden: gelijk my verhaald is van luiden, die j weeft,nbsp;dit quaad waren te boven gekomen.
•vret‘
bevalt'
vangen, die noit van een dolle hond waren ge-beten; daar op diend geweten, dat fodanige on menfehen dan iets hebben
eten ’twelk met doUe honds quylisgt; hefmet^ib,tentf
zijn.
Cap. VI.
a Mercu-rius
Jdet voedfel firekt tetnbsp;ons verderf.
h Elemen-tum.
/Chynaiet T)ie de Stof-fcheidersnbsp;drtederleinbsp;ft ellen,nbsp;d Kalor na-tivus.
«Huraidum ïadicale.nbsp;^aar uilnbsp;ontelbarenbsp;fiekten ent-ftaan.
f Minera-lil.
BOven is getoont dat alle aardfe lichamen uit Swavelj “ §fiik en Sout zijn te gaarnbsp;gefteld: vorders diend aangemerkt, datnbsp;al de planten en dieren die uit het aardrijknbsp;voortkomen, felfs de gene daar door wy levennbsp;en gevoed werden , eindelijk tot ons verderfnbsp;en ondergang fchijnen te gaar te fpannen.nbsp;Want in ons lichaam is Swavef ^ik en Soutjnbsp;uit het voedfel voorrgebracht, welke ftoffennbsp;met de ’’ HoofdJloffenvccloscrtcnkom^ndQ, fonbsp;is den menfeh gefond en welvarend;maar wanneer defe ftoffen door de vochten en geeftennbsp;verheven en gaande gemaakt werden; danver-oorfakenfe een ontelbare menigte van ver-fcheide /lekten ^ die geen Gcnefer tot noch toenbsp;heeft konnen oprekenen. Daarom brengen denbsp;Stojfcheiders met recht al de fiekten ondernbsp;drie verfcheide hoofden; invoegen dat ’er zijnnbsp;I. Swavelige; ten ^. ^ikkige ; ten 3. Siltigenbsp;fiekten. Doch daar diend aangemerkt, dat iknbsp;verfta door Swavel de ingeboren warmte;nbsp;door quik het ‘Wortel-vocht; en door fout allenbsp;aardachtige grove ftof. Defe drie ftoffen nemen een verfcheide gedaante aan volgens denbsp;verfcheide leden daarle in zijn; invoegen datfenbsp;heel anders gefteld zijn in het herte als in denbsp;herfenen j of in de uitwendige ledematen,nbsp;even gelijk defe Stoffen onder de aarde verfcheidenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aannemen, navolgens de ver
fcheide ƒ Mijnfloffen j daarfe mede vermengt en vereenigt werden ; ’tgene ik nu nader ver-klare.
Daar ftaat dan te onderfoeken, hoe den menfeh allenskens tot fo verfcheide fiekten ge-, fchikt werd; ik meene fulks eenigfints op dienbsp;j felfde wijfe te gefchieden, als de Swaveljnbsp;en het Jout in de Mijnftoffen verfcheide g^'nbsp;daanten aannemen: want wel gematigt zijnde,nbsp;I fo brengenfe fodanige Mynftoffen voort, dienbsp;I met onfe natuur een groote overeenkomft hebbende , bequaam zijn onfe gefontheid te onder-I houden; fodanig is Goud en Silver: maardóotnbsp;1 de fterke onderaardfe hitte verbrand zijfld^’nbsp;fo fijnfe oorfaak, dat ’er vuile vergiftigenbsp;ftoffen j die tegen ons heel ftrijdig zijn, te voof'nbsp;fchijn komen.
, Nadien de ‘Planten haar voedfel uit de aar-
I de halen, foo werdenfe met defe drie ftoffe^’
; die in ’t voedfel zijn, doordronken; welkey ! in de Beejien j die de Planten eten , en denbsp;I menfehen, die de Planten en de Beeftennbsp;j haar fpijs gebruiken, overbrengeii: folangal^
memel*
ot
ten OuiMquot;nbsp;treriin'l
brengff^
taienfeh-
reedfaam en wd-gefteld zijn , fo langblijn y gefont; maar door onmatigheid , flerke
bitte en diergelijke voorvallen ont-
veroorfakenfe volgens de
verfcheidenheid der leden . ontelbare fiek-
Z j L’ fy^elijk door krachtige Ge-
niF. nbsp;nbsp;nbsp;fegen-gegaan werdende , den
j nbsp;nbsp;nbsp;kant helpen. De Swavef door
^ nbsp;nbsp;nbsp;geftalre der vochten en leden
onrfteld en gaande gemaakt zijnde , veroor-
laakt al die verfcheide koortfen, van de Genefers
Siekte» dit de swavel
voortkO'
ttjendt-
. ___________ ^ nbsp;nbsp;nbsp;___,werd, dat niet noch eenige vuilnis by fich der Koortfen verwekt werd, ondovogtigheid hooh, fois nootfaaklijk dat door het gedurig door de hitte overwonnen fijnde, fo werd de! gebruik van voedfel in ’t lichaam een taye lij-*'’• noguitfporiger, en keert alles’ronderü:e!gt;^*5'/^e’ftof uit de Planten, en een aardachtigenbsp;^ikfiek. : en na datfe flauwer, fterker, goedaardig ^ grove ftof uit de dieren vergaard , ’t welk de ei-of quaadaardig is, fo werden ook verfcheide! gene flof des fout-droefèms is : fo lange denbsp;flag^ v^nKoortfenyervtekt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jlelfde niet van vochtigheid is ontbloot, foo De tweede flag van fickten werd verwekt jdoetfe ons lichaam geen fchade , dewijlfe van de ^ik in den menfeh , die de felfde door de ftoelgang en pilfenontlaft werd. De-op driederlei wijfe kan veroorfaken, namelijk (fe grove ftof werd eerfl in de maag van ’t voed-Voor foo veel fy alsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j fel afgefcheiden en door den aars uitgedreven; en opgeheven werd aangemerkt , navol-j het gene by de Gijl hoch overig is, werd door ele verfcheide misdagen van den menfeh! de Scheil-aderen iia de Lever, en met het f'ifide kOl fem door een by komende Steen-geeft verhard en verfeend: daar uit de fteen in de Nierennbsp;en Tts-blaas groeit, en in de ’Darmen eennbsp;grove droefemige ftof vergaart, verwekkendenbsp;bloedloop, kolijk, en fomtijds, als de darmennbsp;heel verftopt zijn, “ drekbraking j ’t welk een » Miferere-feer beklaaglijk ongeval is. In andere ledennbsp;werden door defe droefem kramp, ftuipen ennbsp;gicht verwekt. Ik heb in Hoogduitfand land-ftreken geilen, die veel “ foutdroefemige ftof hadden, welke ftof met de vochtigheid uit de aarde innbsp;defVjjngaarden gedreven wera. fo dat de men-fchen die IFyn drinkende met allerley foort sommigenbsp;van de ftraks verhaalde fiekte/i en gebreken ut/», fohUnbsp;befocht werden , en onder ^ndere fachmen JnTnbsp;haar de vingers en teenen opfwellcn , endehet/ei/de.nbsp;fout droefem als ongeblufte kalk daaruit ber-ften. Daar uit openbaar werd , dat grove taynbsp;voedfel j als daar is Melk, Kaas, Peul-vruch-ten enz. onmatig ge-eten, oorfaak van fteennbsp;en graveel zijn. De Sout-geeft is de Werkbaas van de fteenige gebreken; want ergens een grove vuile en vannbsp;vochtigheid ontbloote ftof aantreffènde , fo tv en foonbsp;veranderd hy de felfde in haars gelijke fout-vocht, op die felfde wijfe als in ’t 8. Boek is ver- ^ ^nbsp;klaard. De 'Tlanten , die in ’t fteen-maken-dc water zijn , verharden niet voor datfe innbsp;de locht van de wind bewaait en van de Sonnbsp;befchenen werden : even foo gaat’et binnennbsp;in ons lichaam toe. Daar uit in de Maag, Darmen, Nieren en Water-blaas , ontelbare r*® do p Aoti re/f ¦Nnon '^Hr. 0«J fcheid- kruiden vruchten enzaden, als ook j Lekten ontftaan . In de Maag en Darmen W mt to oider £nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ljn Vogels,! doen Lch op , bebalven de voor-verhaa de. ons Eyeren, Melk en Boter. Alle andere ftof- • ken II. Deel. in IX. boek, vanfersopteld, die te quaadaardigerzijn, navol-gens dar de fwaveldoor (Icrke hitte meer verbrand en ontroerd is. De fwavelige hitte eenig quot;^ogt aantreffende, houd niet op het felfde te be-ftrijden, en de vogtigheid wijkt, om haar vyandnbsp;tegen te gaan en te vermijden, na de uiterftenbsp;leden, daar door de koude on grilling in ’t begin Un, ‘¦'’'¦'cipi- Pitatus, ‘hoofi Oorfaak van amp; geraaktheid, in de lever verwekt-fe de waterfucht; in de nbsp;nbsp;nbsp;geeftfe door haar fcherpbytcnde kracht aanleiding tot krauagie, hair-worm, quaad-feer, kliergefwellen, quaad-aardige fweeren, en diergelijke gebreken. Hetnbsp;verdiend verwondering, dat ^e Quik, doornbsp;haar knagende kracht eenig lid verdorven hebbende , in \ felfde een ontelbare fwerm vannbsp;'ongediert verwekt, gelijk '\n de‘Pefl-kolen, innbsp;inde Tokken, en in’t gefien werd, volgens het gene wy in onfe verhandeling van denbsp;Pefl geroont hebben. ..j, De derde foort van fiekten werd van 'tSout of fbute-droefems veroorfaakr. Om dit welnbsp;te verdaan fo dient verklaard wat de fout-droe-eigentljk voor een ftof is : Wyn-fleennbsp;^oemdmen een te gaar-geftremde ftof, die aannbsp;‘ de zijden, of op de bodem der Wijn-vaten onder de gedaante van een fteen gevonden werd;nbsp;zijnde niet anders als het des Wijns, datnbsp;uit de Wijn na de zijden of de bodem des vatsnbsp;door een feil-fteenige kracht getrokken werd,nbsp;vergarende daar onder de gedaante van eennbsp;geftremt fout. Doch men moet niet denken,nbsp;darde IFijn alleen met dufdanigen four-droe-fera is voorften, maar Bier en alle andere vochten hebben ieder haar eigen fieenige ftof, gelijknbsp;in haarnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;openbaar is. Nu ftaat te ver klaren welke Lektenen op wat wijfe de felfde uit foLit-droefem verwekt werden. Daar diend aangeteekend, dat al ’t geene de tnenfch voeden kan van de Tlanten of van denbsp;ixtff Idieren komt van de Tlanten heeftmen ver |
DE F E N Y N E N. nbsp;nbsp;nbsp;139fen zijn tot de voeding onbequaam, namelijk ^ Mynjloffen, en nd\o^ ongefielde lichamen: want a- Mineraiia.nbsp;den menfeh kan uit geen andere dingennbsp;voed werden , als die eens leven gehad hebben. Nadien geen voedfel fo fuiver gevonden ‘t mik ' nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•. •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- . nou londer uuilnis is. m Vena: ïe Schil-aders verftoppingenS z |
140
Lever ^ Knoets-gefwellen, in de Galle-blaas n, Scirrus. ftecnen, in de Pis-biaas koude pis, in de Nierennbsp;graveel, in de Milt fwaarmoedige dampen ennbsp;gedachten , in de Huid rofe , in de Tandennbsp;icherpe pijn: met een woord, al de fiekten van
De Onder-aardse wereld,
de ^ Soutdroefem voortkomende, fouden een h Tartaiuj-geheel Boek vereifchen om opgeteld te werden ; daarom achten wy defe tot onderrichting der Gcnefers genoeg.
HET VII. HOOFTSTUK.
N Adieu de fenijnen meelt werken door ke tegen-giften tegen ieder fenijn moeten ge-“foort-hoedanhheden van quot;de ^ vorm of, bruikt werden.
van de gelijkheid der felfllandigheid Die I. Regel. Alle nbsp;nbsp;nbsp;, die met ee-^”^^^«
TOrWw afhangende, fois ’t onmogelijk dat der felverjnigfenyn gelijkheid hebben in eigenfehappen, foonhoeda- qualeii werdcii geholpen door de openbare wel bereid zijnde,llrekkcn voor een tegengift»nbsp;ntghtden. j^ioedanigheden der genees-middelen, ten zy | invoegen dat Goudj Silver en andere %letaknnbsp;by defelrae iets gevoegt zy, de felfllandigheid ¦; ter deeg gefuiverd, zcgtnMyn-fenynen dienftignbsp;des Fenynsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’t Gene de dagelijkfe j zijn.
ervarentheid fodanig beveiligt, dat niemand j De 11. Regel: alle Tlanten, die met de ei-die verlland heeft , fulks kan loogchenen : i genfehappen van eenig ingenome Fenyn over-want de vier Hooftllolïen zijn als wagens en | eenkomen, hebben, allTe welbereid zijn,kracht
om het fenyn tegen te gaan.
De III. Regel. Alle fenynige Slangen-, Ondieren en quot;Dieren, wel bereid zijnde, zijnnbsp;dienltig om het Fenijn , door een beet 01nbsp;fteek in ons lichaam gebracht, te verdrijven.
Hier uit ontllaat die wonderlijke Seil-fiee-nige kracht in de natuur, daar door' ^ikkige fiojfen met quikkige jfwavelige mttfwavelige ^nbsp;Ratte-kruidige mtiratte-kruidige j ^njoute^'^-et foute door een valle band vereenigt werden;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ƒ
want of fchoon’tfenynig lichaam van alle nis gefuiverd is,echter behoud ’t nog die eigen-fchap, dat’et eenongemeene drift heeft metnbsp;üjns gelijke vereenigt te werden. So als we innbsp;’tbreede in ons Werk van det Seilfleen-krachtnbsp;hebben verklaard, daarwe den Lefer heen fen-den. Dat de fenynen door het vuur gefui^ertnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dU
en verbeterd werden,is bekent; doch behalven het vuur moet’er fomtijds noch iets h'^gemenglnbsp;werden, niet alleen om de fenynigheia te verdrijven, m aar ook om te weeg te brengen,nbsp;fe de deelcn des lichaams fonder loiade tenbsp;doen,konnen doorwandclen,en om haar krachtnbsp;te betoomen.
Cap.V».
«Qualjtates 1'pecifica.nbsp;b Forma.
voermannen derfoorthoedanigheden, in welke de vremde eigenfehappen nellelen, om op haar tijd, allTe weL gegill zijn, haar kracht tenbsp;uiten.
Al de fcherp-hytendefenynen in ons lichaam gebracht, geven te kennen, datfena Ratte-eMercurius. kruid of na ' Oiük aarden: daarom werdenfe
Vette dingen -dienen tegen fcherfe fenynen.nbsp;fClyüer.
c Fermen-tata.
i^Arfeni-cutn.
meefc tegengegaan door Boter,Melk,Olie,vet te Soden, en diergelijke fmeerige dingen, by-fondcr alfle onder de gedaante van een ^fpeut-fettingin’tlichaam gebracht werden; omdatnbsp;defe vette middelen kracht hebben , de fcherp- jnbsp;heid des fenijns te verllompen en te breken. ‘nbsp;Het felfde zy gefegt van de Fenijnen der Tlan-ten. Doch verllandigerGenefers weten uit denbsp;Minera- g Mynftoffen foodanige tegen-giften te bereiden , die bequaam zijn de kracht des fenijns tenbsp;breken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;!
marornhet Dg fchadcn op è,e Slange-beet vo\gftriAe, \ konnen mijns oordeels, niet beter geneefennbsp;werden, als door middelen van Slange-visj ofnbsp;Slange-beenen toegemaakt. De goede dingennbsp;zijn dan overal met quade vermengt; by voorbeeld :de Swavel, de ^ik en het Sout verlee-nen deftige Genees-middelen; doch op een andere wijfe werkende, gevenfe floffè tot Fenynnbsp;dat ons kandooden; Dit ondcrfcheid beflaatnbsp;alleenig in een fcheidinge van Vfiivere vannbsp;h cbymia. lict onfuivere , daar de ^ Scheid-konfi deftige proeven van geeft. De reden dat de Geneesmiddelen vèXiSlangen toegemaakt dienftig zijnnbsp;om bet Slange-fenyn uit te drijven,is te voorennbsp;verklaard, namelijk, om dat door eengelykheidnbsp;der felfftandigheidj gelyke dingen malkandernbsp;tot fich trekken. Hier uit is openbaar, waaromnbsp;de Adder-visgegeteude eter^ een langlevennbsp;beloofd, niet om datfe den menfeh verfterkt,
een Venyn het andernbsp;uittrekt,
Tgt;e^JVolfs-melk werd door Gei-'\ te-melkj
De Coloquint werd door ^ee-fap, Amandel-olie of Boter, De fvvarre Nies-wortel werdnbsp;door fterke Sfaanfe-wyUjnbsp;De Scammonie werd doorblee-ke Rofen-fap en door Olie vannbsp;Vitriol,
De Antimonie werd door Jout ineenhoute Vyfel,
De Ofitm werd door Afjn
I Eful*-
gefuivert en
of iets tot herftelling der ingebore warmte toe-1 De Swavel werd door Was
brengt; maar om dat al het quaadaardigeen vergiftige, ’twelk in den menfeh is, door denbsp;Adder-vis VIeiduitgedte^eu. Doch op dat alles te beter aan den dag kome, fo fal ik eenigenbsp;dingen voorftellen, daar uit af te nemen is wel-
De quot; opgeheve ^ik werd door gefmoltc Sotit
,^SubliO'*
tus.
Afbeel-
IX. Boek, Van
141
Cap.Vii.
/Afbeelding van de Americaanfe Tlant Yuca genaamt.
:/w/s Jlt
senfka^'' nbsp;nbsp;nbsp;Van defe Plant, die fommiee Mandiocca,
ï-fli» andere Hyucco noemen, werden vrenide din-verhaalt; want het fa^ uit de wortel ge-drukt is een doodlijk vergif, dat ingenomen 2ijnde door geen tegen-giften kan bedwongennbsp;werden: doch op de helft verfoden 2ijnde, fonbsp;wert’etvoor Afyn gebruikt: en tot de diktenbsp;van Honig verfoden,heeft’et de fmaak en kragtnbsp;van Honig ¦. de Wortel van al fijn fap berooftnbsp;2ijnde, werd geftooten, en met water tot broodnbsp;gekneden, dat door heel America tot toefpijsnbsp;ge-eten werd, invoegen dat fo een vergiftigenbsp;quot;Plant, door bereiding een middel werd omnbsp;‘len menfeh te voeden en te onderhouden, ver-^c\\z^Q\\die Brood, Afmen Honig. Hetisfeernbsp;4 aanmerkelijk dat defe Plant alleen in de Eilan-den Cuba en Hïffaniola vergiftig is , dochnbsp;aan ’t vafte land niet, gelijk my van de Vadersnbsp;Jefuiten, die daar veel jaren geweeft 2ijn, isnbsp;verhaald. De reden van defe verfcheidenheidnbsp;moet ik nu verklaren, dewijle in defelfdedcnbsp;oplolfing van verfcheide fwarigheden licht opopgewonden.
Om dan te verklaren waarom defe Plant op dc ftraks genaamde Eilanden vergiftich is, ennbsp;niet aan ’t vafle land, fo diend aangemerkt,nbsp;dat het fenyn defe Plant niet eigen noch natuurlijk is: maar dewijle Cuba ewHiffaniola
DE FENYNEN.
I vol “ Rattekruidigeen ‘‘quikkigedamygt;enzijnenkxkrxk^. i fo werd die plant, defelfde met haar voedfel in-I trekkende, daar door befmet; in voegen dat lis.
{des felfs rauw en ongekookt fap een aoodlijk I vergif is. Dat nu de fenynigheid door ’t kokejinbsp;\ verdreven werd, gefchied uit oorfaak, dat hetnbsp;! fenyn feer fiyn engeeftig is, ’t welk in ’t kokennbsp;: vervliegende, fo verandert het overige in Afyn,
I even als wqn door ’t vervliegen fijnes geefts i in Afijn verkeert; het felfde ondervindmennbsp;in andere dingen , die door koken fuur werden . Dat nu dit fap door langer koken foet alsnbsp;honig werd,gefchied uit oorfaak, dat niet alleen ooknbsp;de geeft, maar ook het fout vervlogen is, fo clarnbsp;de overblijvende vettigheid oen foete fmaak ffnbsp;veroorfaakt; dit is mijn oordeel van defe Plant, -vergMP.
’t welk ik nu gaa beveiligen.
Nadien defe plant in de Eilanden vergiftig is, doch niet aan ’t valle land, fuks is een mer-I kelijk bewijs, dat het vergif die plant niet eigennbsp;\ noch aangeboren, maar alleenig uit de quadenbsp;I damj?eu der grond gehaald is : daarom geennbsp;1 wonder, dat het felfde door koken verdrevennbsp;1 werd. Defe vergiftigheid kan niet ontllaan uitnbsp;j het water noch uit de locht: want dan foudennbsp;de menfehen daar van befmet en fiek werden; noch hetnbsp;echter leert de ondervinding , dat hetnbsp;feer gefond gewell is : de invloed der Ster-fen.^’*'nbsp;ren kan ook niet befchuldigt werden , omnbsp;dat defe plant altijd quaadaardig is , ofer een^^^i^^;,^.nbsp;goede of een quade “ Ster-vergaringis: m.en'^iocddernbsp;kan ook niet feggen de hitte oorfaak van ditnbsp;nyn te 2ijn ; dewijle de felfde hitte in ’t valle latio.nbsp;Land gevoeld werd. Daar is dan niets overig alsnbsp;te feggen, dat ’t Landfehap met Rattekruidige unar al.nbsp;en andere vergifte dampen is befet, invoegennbsp;defe Plant daar uit gevoet werdende ook ver-gifti g is: want dufdanige dampen 2ijn bequaam damfm.nbsp;felfs gefonde Kruiden te befmetten. Daaromnbsp;vermaand Mefke leer wel,dat deVaren,diemennbsp;in dcGenees-konll gebruikt,niet opfteenagtigenbsp;noch bergachtige plaatfen, maar op hoornen be-liooren te groejen ; om datfe op die plaatfennbsp;door de Mynfoffige dampen koniien befmetnbsp;werden. Hy raad ook datmende Alfem, denbsp;Kalfs-voet, de Zee-ajuin en diergelijke Planten , die eenige quaadaardigheid by haar hebben, op geen plaatfen fal foeken, daar vreefe isnbsp;datfe dootMqnfoffge dampen mochten befmetnbsp;werden. Men moet ook onderlbeken welkenbsp;Planten geern by malkander zijn: want fodani-ge te gaar groejende,werden llerker.So werd denbsp;Harmodadylus verbeterd door ’t gefelfchapnbsp;van de Z^ee-ajuin, of van de Radys ; infgelijksnbsp;moetmen verkiefen Coloquinten,met die in vuile ftinkendepoelen, maar in fandige, en loch-te aarde groejen. De ondervinding heeft ooknbsp;geleerd, dat Tgt;uivels-brood uit de nabuürfchapnbsp;van yfer, van een doode Slang, ofvaneenichnbsp;fchadelijk kruid feer vergiftig en quaad-aardignbsp;is geworden.
Wy hebben in onfe ‘^Bewaarkamereenlluk r Brood van de wortel Tuca gemaakt, datfe Ca- ”nbsp;zadi noemen, ’t welk veel jaren onbedorvennbsp;is gebleven. De Sfanjaarts prijfen ’t felfde opnbsp;^ 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lange
-ocr page 652-feggen. Wy gaan nu het gefegde op een korte Tafel by malkander Hellen ; doch eerft ditnbsp;korte Byvoegfel voor-af fendende.
ï4i nbsp;nbsp;nbsp;De onder-aardsè Wereld,
H. Afdee- lange reifen boven de «“Tweebak % om dat’et «Bifcuit. langer goed blijft. Dus veel hadden wy overnbsp;defe wortel en ’t brood daar van toegemaakt te
BYVOEGSEL.
Athanasius Kircherus wenH
van Waa sberge
Heil Voorfpoed.
diend om U E. bekent te maken een wonder vremdgeval., den 14. van “ Gras- ^nbsp;maanddefesjaars ï6yj. te Pefaro inltaliennbsp;voorgevallen. Tiaar was een Kappucijnernbsp;Munnink, die j na \i maanden gep^nigt en pijn uit ge-met gedurich bloed-fiffengequeldtez,yn_, ein-del§k een Slang ^ foo groot als defe nevensgaande Jlfbeelding ^ door de roede heeft ge-lofl j welke door de ontleding is bevonden eennbsp;Adder te zijn : want of de felfdeflaats daarnbsp;de Lever in Adders ligt ^ hebbenfe hier ooknbsp;een Lever gevonden. Over dit vremde voorval zijn Gene pers fïeel-meefters en andere Geleerde luiden ontbodenj om de oorfaak daar vannbsp;uit te vinden ; en als mqn oor deel ook gevraagtnbsp;werde;fo heb ik geantwoord: dat defe Munniknbsp;doorfcherfe dor ft ge drongen/vuil water uit eennbsp;modderigefloot heeft gedronken en dat hy metnbsp;dat 'water eenich Slange-faad in H lyfheeft gekregen / welk in de maag uitgebroed j en doornbsp;de Aders in de Hier en gebrachtnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van daar
langs de ‘‘ Tisftuifen met feer fcherpe fftiin ^Ureteres. de Tis-blaas is geraakt „ en eindelek door denbsp;roede uit gt;gedreven. Een voornaam Genefernbsp;van Pefaro, genaamd Alexander Coccius, dienbsp;de be for ging over den Munnink hadde j en doornbsp;wiens voorfthrift en de Slang is uit ge dr evenjnbsp;heeft de gefchiedenis in ’t Italien befchrevennbsp;en op datfe geloof foude vinden fo heeft hy denbsp;felfde met het (jetuigenis van geeftelyke en wereldlijke j die dat vremde voorval hadden ge-fen, beveftigt. Ik foude feergeern T) E. de hee-le gefchiedenis hebben overgefonden ^ doch hebnbsp;noch niet ge konnenjfo haaft aefelfde in ’t Latijnnbsp;en in 't Italiaans fal zyn uitgegeven ^fal iknbsp;T) E. defelfde toefenden: ondertuffehen heb iknbsp;niet willen nalatig zyn T) E. defen korten inbond over te fchryven om de felfde in de tweedenbsp;druk van mijn Onderaardfe Wereld, indienfènbsp;noch niet is uitgegeven . in ’t IX. Boek daarvan diergelyke dingen gefpr o ken werd , in tenbsp;ft hikken. 'tSal de Lefers en by fonder de Gene-fers feer aangenaam -zyn j en aanleidinggevennbsp;over de oorfaak van die vremdigheid haar ge-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦
dachten te laten gaan.
Vaar wel.
IX. boek, Van de Fenynen.
de Voornaamjle Fenynen, die Vati de MijnftofFen, Van de Dieren en Van de Planten gehaald leerden; heneffens de toevallenj die ieder Fenyn in ons lichaam Verleekt, als ooknbsp;de Genees-middelen en Tegen-giften om die te VerdryVen.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
Gyfs\ |
DE ONDER-AARDSE WERELD, Toevallen. 1 Namen. Eigenfchappen. j kout en droog van aart; heeft een t’faamlijmen-de , te gaartrekkendenbsp;en worgende kracht.nbsp;Daarom iffe oorfaak Gyps GÏ‘Pktfter is i Glid of Silver-( fihuimj aart j Marchafit j is na lood, en heeft daarom een t’faam-lijmen-de en te gaar trekkende kracht. |
herkomftig uit Vitriol en Svvavel, zijnde heer,nbsp;knagende en verdervende van aart. Verwektnbsp;van witte lippen, mondnbsp;en tonge; fwakheid dernbsp;leden, iterke hoeft, hikken , onfinnigheid, ko-lijk, befwaart ademen,nbsp;fwarte pis en hertvang.nbsp;Daar tegen dienen: Verdooft de geeften, ftremd het bloed , ennbsp;doet moejelijk ademen.nbsp;Daar tegen dienennbsp;pijn en krimping in denbsp;ingewanden , kolijk ,nbsp;drekbraking en diergelijke gebreken, die vannbsp;’t Kattekruid verwektnbsp;werden, doch foo fwaarnbsp;niet. De genefmg be-ftaat |
Tegengiften- nbsp;nbsp;nbsp;j Braken, benefïcns vet-1 te affiedfels , flijmeii;nbsp;en het affiedfel van |nbsp;Pappels ; een byfon- inbsp;der tegengift werd ge-1nbsp;houden de drek van^nbsp;een Muis gepoedert en: in gedronken. ____i J uffrou-merk met.Wijn j gedronken, drie oneen jnbsp;Myrrhe, braken , hetjnbsp;water van Vyge-often, jnbsp;Scammonie.Een byfon- jnbsp;der tegengift zijn de ge- jnbsp;fuiverde Quee-kernen;nbsp;geftote, en met foet ge- jnbsp;kookte wijn gedronken, jnbsp;gelijk nu meermaal ge-'nbsp;legt is, in ’t gebruik van ^nbsp;oliachtige en vette fap- jnbsp;pen, benefFens de geeft;nbsp;van Vitriol, die een by-1nbsp;fonder tegengift is- |
\ Namen der fe-\nynige Tlanten. |
1 nbsp;nbsp;nbsp;Toevallen diefe verwekken. |
j De Genejïng en Genees-middelen. |
\ \Hane-voet, is 1 ) t f |
Scherp , brandend , verfweerend, ontvellend en met een fwaarmoedi-ge kracht voorften. |
Verwekt door terging der Kaak-Ipieren een gedaante van lagchen met onfinnigheid. |
f ! AconittmWolfs-vüortel. |
ontdoet en verdoofd de ingeboorc warmte, veroorfaakt fwijmeling, ennbsp;gerammel in de buik ; |
de geaftjnde honig is een deftig middel tegen dit fenijn. |
De Zee-ajuin is 1 feerfcherp-by-j tende, I |
In groote overvloed genomen ver-wektfe pijn in de maag, braken, en quetft de Maag en Lever. |
Alle vette dingen zijn’er tegen dien-1 ftig, melk met yfer gekookt,nbsp;doorens met Porcelein-faad en Okkernoten. |
( 1 Spring-hniidj |
doet de maag walgen , veroorfaakt bloed-loop , en dood den menfehnbsp;doorStoel-gang; |
werd tegengegaan door braken, doof | ’t innemen van oliën, een foortmid-1nbsp;del is St. Jans-kruid.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;| |
Scheerlings |
Benaut de adem, doet walgen, verdoofd het ganfche lichaam, en veroorfaakt ftilftaan des Pols. |
Alfem en Gentiane met Wijf* nbsp;nbsp;nbsp;j dronken is een byfonder tegengift- j |
Coloquintj |
maakt veel flijm los , veroorfaakt buik-pijn, bloed-loop en kruying. |
Een byfonder tegengift verftrekt^! twee dragmen gepoederde Smarago,nbsp;ingedronken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;| |
Euphorbiums |
ontfteekt en tergt de maag , veroorfaakt groote benautheid,de hik, loop en braken ; |
het ftremfel van een Geit met Vio let-en Rofen-olie genomen is een gt; fonder tepen-ffifr. nbsp;nbsp;nbsp;__— Salpeter met Water en Afijn gedron ken, hoender-drek met Wijn,Honig) Sout en Afijn gedronken; eer te Duivels-brood gegeten werd, 1 ee- ren met het felfle gekookt: na het eten. raulook. nbsp;nbsp;nbsp;______— „ nbsp;nbsp;nbsp;----------—--— nbsp;nbsp;nbsp;A tes- |
Duivel-broods |
veroorfaakt moejelijk ademen, ge-drongheid in ’t aanficht,kolijk,borft-pijn, toeworging der kele, ophouden der pis, geraaktheid. Daar tegen dienen : |
Namen.
IX. boek, VAN DE
Toevallen.
F E N Y N E N. jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Genees-middelen.
Nies-wortel i 1 1 1 __^ |
verworgt de keel, verwekt braken, brand op de tong, verwekt buikloop,nbsp;doetflapen. |
Byfondere tegengiften zijn x drao--men gepoederde Plompe-bloemen , of X dragmen geftoote Peper metnbsp;honig-wacer ingenomen. |
j ^dfen-kruid. |
doet de mond fchuimen, veroorfaakt fwijmcling, vallende-fiekte en on-finnigheid,verwekt een Item als eensnbsp;Muilefels, en flaap-fiekte. |
Tegengiften zijn Pingels gegeten en gedronken , na voorgaande braken door ’t indrinken van Koeie of .j Schape-melk, Peper met Wijn, Be-verfwijn met Munte en Ruite, The-1 riakel- |
\ Mandragora i ! |
verwekt flaap-fucht, blaaft het aan-ficht op , doetdeoogen uit-puilen, veroorfaakt kramp , worggefwel ,nbsp;doofheid, en jeukte over het ganfchenbsp;lichaam. |
Tot een tegengift verftrekt het ge-duurig eten van Radijs met Brood en Sour, na voorgaande braken ennbsp;fpeurfettinguit fcherpe dingen toegemaakt. |
: 'dde Munninks -j kaj)pen heeft bloc- 1 roen van gedaante als ! een Herfen-bakken ,nbsp;zijnde een verbeelding van de dood,nbsp;dieft gegeten veroor- jnbsp;faken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 |
dele plant verwekt vervaarlijke toevallen, bluft de ingebore warmte uit; daar uit ontftaat koude,griJIing, dolheid en flaapfucht. |
Vooreen tegengift werd gehouden een Muis, die de wortels van Mun-ninkskappen eet,gedroogt en gepoederd ingenomen , en allerlei vettenbsp;vochten. |
2)e Oleander, \ i ^ |
beknaagt door fijn fcherpte de ingewanden veroorfaakt kolijk, bloed-loop, en drekbraking. |
Daar tegen dient de Olie van Amandelen, de wortel van Tormentille,de gepoederde Smaragd ingenomen. |
1 Vloi-kruid |
verwekt de felfde toevallen als de Oleander; |
die werden verbeterd door Theria-kel , Swaluwe-wortel, en fout van Centaurium. |
j Tde Scammonie | veroorfaakt diergelijke toevallen als i Werden verbeterd doorMelk,Quee-1 nbsp;nbsp;nbsp;1 Koper-groen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j fap, en Aaibefie-fap. | ||
Nacht - fchade j HeuljenHeul-fap. |
hebben een verdoovend en fiaap- j Daar tegen werd genomen Oefters makend fenyn, veroorfakende fchc- rau en gefoden, Geite-melk, of Efe-mering, geraaktheid en flaapfiekte. . linne-meik, als ook het affiedfel van i Kreeften. | |
T)e Tdooren-ap-pel |
heeft een flaap-makende kracht, de Moordenaars rechten daar medenbsp;groote boeveftukken uit. |
Defeifde tegengiften zijn hier dien-ftig, die regen de nachtfehade zijn voorgefchreven. |
Tie mifs-melk |
beknaagt de ingewanden, verwekt darm -pijn en bloed-loop. |
) Tegen-giftenzijn Porceleine, Don-derbaard, en Olie van Amandelen. |
TeThapfia nbsp;nbsp;nbsp;| veroorfaakt de felfde toevallen als 1 de Scammonie. |
Werden tegen-gegaan door wey van Melk, en gezegelde aarde. |
^y^ge ’bieren | ®^ Toevallen die ieder verwekt. nbsp;nbsp;nbsp;T)e Genees-middelen enTegengiften. | 2)^ AJpu-Jlang veroorfaakt de hik, verandert het kleur des huids, doet de leden ver-fterven , verwekt koude door hetnbsp;ganfche lichaam, flaap-fucht, geduu-rig fpringen.de Lijder fteekt fijn vingers in de keel om te konnen braken. |
Tegengiften zijn de Centaure , dcj Wijnruitc,de Slang op debeetgeiegt'^nbsp;enbehalven meerandere dingen te-jnbsp;gen Slange-beten dienrtig, deker-jnbsp;ving van ’t beleedigt lid. |
Vcr-
II. Deel.
-ocr page 656-
146 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD, j nbsp;nbsp;nbsp;Namen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Toevallen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;)nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Genees-mïddelen. | ||
1 ----- Verfcheide foor-ten van Spinnen, \ |
die veroorfaken bujkfwelling, rijfing der roede, koude in de uirerfte ledematen, grilling; |
voor een tegengift dient de Spin op de wond gepletterd, Rivier - kreeften, Efelinne-melk, Hoender-herfe-nen , Menfche-fmeer, de Befien van jnbsp;Terebintijnboom met wijn genomen. |
1 TDe Kever ü de Spaanfe vliegnbsp;gelijk, haalt Jijnnbsp;oor/prong uit denbsp;Tyn-boom-, ¦ |
verwekt de felfde toevallen als de Spaanfe Vliegen; |
daar tegen de fijne fpongiachtige Salpeter met foeten drank en metnbsp;Olie van Myrtus of Cypres gedronken werd , als ook de Pijn-noten, innbsp;groote overvloed genomen. |
T)e Spaanfe vlieg heeft een (cherp , brandend, blein-ma-kend en pis-dryvendnbsp;Fenyn. |
doet bloed-pilTen, met jeukte en pijn in al de leden , en verfweering dernbsp;borft en der roede; |
alle vette dingen zijn hier dienftig» als Melk, Olie, Boter, en fpeut-fet-ringen , fo in den aars als in de roede |nbsp;gefpeut, en thien Krieken overnbsp;op een reis ingenomen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j |
T)e W'Zterjlang |
verwekt fcherpe pijn met beknaging der ingewanden, ongefchikte beweging, uitbiulling der ingebore warmte, en braken van vuile Gal; |
regen-giften zijn het fout van de Slang ingenomen, Cypres-note, be-neffèns Myrtus-befien, met Honignbsp;en Wijn gedronken. |
T)e Hoorn - Jlang |
verwekt fteekte als van naalden in de beet, jeukte over het lichaam,nbsp;fvvijmeling met onfinnigheid, fwel-linginde voeten; |
tegengiften zijn flurp-eycren, Pok met fout op de beet gelegt, Radys,nbsp;en de Slang met Wijn-ruitop de beetnbsp;gebryfeld. |
T)e TDorjiJlang \ \ |
veroorfaakt branding in de buik, on-verfadelijke dorll, fchoon de maag fo overladen was met drank, datfe innbsp;gevaar is van berften ; |
dienftig zijn geftote Rivier-kreeften met Geite-melk gedronken, fo veelnbsp;Olie te drinken als men kan om tenbsp;braken, behalven andere middelennbsp;tegen de Slange-bcten dienftig. |
He Eike - jlang |
verwekt de felfde toevallen als de Afpis, daar ’t een foorr van is. |
Tot tegengift dient het fout uit die Slang en voornamelijk uit de Addersnbsp;getrokken. |
He Z,ee-draak |
veroorfaakt de felfde toevallen als de Zee-haas. |
Tegen-giften zijn de Zee-barbel gO' kneuft op de beet gelegt, als ook gekookt en gegeten Olie van Solfer- |
He Bloet-jlang fb genaamt om dstfe het bioed overal uitnbsp;het lichaam doet fpat-ren t |
want die daar van gebeten is, vloeit het bloed uit alle opene deelen desnbsp;lichaams,namelijk uit de neus,mond,nbsp;oogen, ooren , aars, pis-blaas en uitnbsp;defweet-gaten. |
Het eenige Tegen-gift is de geftootc Bloed-fteen met Bokke-bloed ingO'nbsp;nomen. |
He Bloetjuiger |
verderft, doetfwelien, braken, verdooft en veroorfaakt flaap-fiekte; |
dienftig is de Vitriol in Afijn gefmo^ j ten en daar mede gegorgelt; Pekenbsp;by florpjes ingegeven, affiedfel vannbsp;Wilge. |
HeZ.ee-haas is van de felfdenbsp;aart als denbsp;Spaanfe vliegen. |
veroorfaakt engborftigheid, bloed-fpuwen, bloed-piflen, bloed-braken, de geur van verrotte vis, de Lijdernbsp;fchrikt van een Vis, even als eennbsp;dolle Hond van water, flerft doornbsp;Longefweer. |
Allerlei Melk is dienftig, byfon^er Vrouwe-melk, de Theriaak en gele-gelde aarde; het affiedfel van Rivierkreeften , warm Ganfe of Hoender-bloed gedronken, menfehepis, eennbsp;gebrade Vos gegeten. |
He Sf uw-jlang den menfch door haar fpuwfel doodende, |
bluft de ingebore warmte uit,veroor-faakr onfinnigheid,lamheid,geraakt-heid, en verteerd al de ingewanden tor etter; |
dienftig zijn de Adder-koekjes, de Olie van Scorpioenen , het lap vannbsp;Centaurie-wortel, en alk dingennbsp;dienftig tegen de Adderbcten. ------—' |
147
147 IX. B O E K , VA N D E F E N Y N E N. Toevallen. 1 Namen. \ Eïgenfcha^pen. | veroorfaaktdefclfde toevallen als de ingenomene Spaanfe-vliegen. |
1 Tegengiften. Daar tegen dienen de affièdfelsvan Alfem, Salie of Swavel, de Zee-bar-bel gekneuft op de (teek gelegt. |
T)e Tyljleert | ||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||
Hier uit is openbaar dat de Fenynen fo veel |
ft erker iXyci, als de felfde haar oorfprong uit uitnemender verrotting halen;ente//^^i?r,nbsp;na dat de verroting minder is; dewijle defenbsp;verfcheide trappen oneindig 2ijn, fo ontilaan-derook ontelbare verfcheide foorten van Fenynen. Even als uit drie enkelenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;na melijk fvvart, wit en rood; ontelbare verfcheide klenren.' werden te gaar gefteld. Daarom fegt Arifloteles ten rechten, dat de foorten dernbsp;dingen haar gedragen, even als A^getallen^ dienbsp;Wel oneindig konncn werden vermeerdert,nbsp;echter alle van malkander verfchillende moeten werden aangemerkt : want als men bynbsp;’tdrie-tal een doet , fo werd’et tot een wVr-taf in der daad verfchillig van 'tdrie-taf en trektmer een af, fo wert’et tot een twee-tal, |
waarlijk van V ^/r/V-ifö/onderfcheiden,É’®;s. het felfde moet ontrent de verfcheidenheid dernbsp;Fenynen verflaan werden: defe verfcheidenheid hangt voor eerfl af van de verfcheide ko-kingj door de natuurlijke warmte; daarom lbonbsp;veel traffen van hitte als’er 2ijn , fo veel verfcheide foorten van Fenynen moeten aangemerkt werden. Ten tweeden van de verfcheidenbsp;fchikking en menging der “ Mftn-ftoffen , en^Minemiia.nbsp;van de verfcheide eigenfchappen èstx.gewaffejt,nbsp;als ook vande verfclieide gematigtheid der dieren, die oneindig zijnde,ookeen oneindige verfcheidenheid van Fenynen verfchaffèn; daarnbsp;toe hetfwakkemenfchelijkverftand niet kannbsp;geraken; maar is alleen bekent aan den Schepper der fel ver , die daarom fy eere, heerlijkheid en dankfegging in eeuwigheid , Amen. |
ÏII. Af-
11. D E E \.
-ocr page 658-III.Afkee*
ling.
DE ONDER-AARDSE WERELD, III.AFDEELING.
VAK i)E
Het i. Hooftstuk.
Cap. I. ' nbsp;nbsp;nbsp;Swavel is niet fonder reden van de fchappen è^tx. M^n-puüavelhs.eLtès.t gchandelt
Waarom de 1 ^ Grieken als iet godlijks aange-1 werden. nbsp;nbsp;nbsp;^
smav^èyquot; nbsp;nbsp;nbsp;merkt: want haar eigenfchappen zijn: De Swavel werd nooit in bejlote kuilen oi
wonderlijk, dat niet tegenilaande de felfde I Mijnen, maar altijd in o^ene plaatfen gegraven,
’ü aange- ^sn allen tijden van de Genefers naukeurig j op dat de Gravers door de hitte en Jfaitk niet floot-merkt. 2ijn nagevorfcht, echterzijnfe van niemand jfouden afgemaakt werden. Sywerd bereid
Over de fioffe uit welke de fwavel werd ^ voortgebracht zijn de gevoelens der “ Natuurkundige fecr verfcheiden. Wy feggepnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ly”*
IS langdurige ervarenis , dat’er naulijx eenige plaats op de aarde fonder Swavel is ; gelijk uitnbsp;èitfwavelige bronnen, kuilen en uit de braU'nbsp;dende bergen openbaar is ; fo dat’et een domnbsp;menfeh foude zijn, die fulks foude willen loochenen . Vorders oordeel ik, dat op alle plaatfen , daar Meiren met fwavelige waterennbsp;ook veel Swavel gevonden werd; gelijk mynbsp;voor (laat in Tofcanen, in ’t Land TuteolanUSjnbsp;in Sicilien en in andere plaatfen waargenomo^nbsp;te hebben. Daarom fegt Agricola in ’t 3. Boeknbsp;van de oorfprong der Mijnftoffen, de S'Waa^fnbsp;is de vettigheid der aarde j door kracht der hA'nbsp;te uit deJelfde gedrukt j daarom werdfenbsp;ontrent brandende plaatfen gevonden-
ne Ctefalpinus toeflemt, de Swavel noemende het of de 0/if è,Qx-3i^tdiQ,fheophrapf geeftfe de naam van Harfi der aarde. nit-werkingen betonen datfe uit vier verfcheinbsp;ftofFen istegaargefteld; want door de hittenbsp;fmeltende en door de koude ffamenltremjtt^'fnbsp;de j fo geeftfe te kennen datfe vochtigheid gt;nbsp;fich heeft: datfe tot een fijn ontaftbaar poe einbsp;kan gebracht werden, fulks is een bewijs vainbsp;drooge aardachtige ftoffe, datfe lichtehj' aanbsp;brand gaat, en door haar lymigheidfeeci an er ¦nbsp;lichamen valt kleeft, fulks is een teken ,
Vuur byis; invoegen openbaar fchijnt, at
Vuur, Locht,Water en Aarde in de Swavel g -vonden werd.- de vuile ftankgeeft re k^nne , dztdc Aarde in de Swavel feer rau en
veris. Dat dan de Swavel heet, droog en
daar van geflage Lichamen lang fonder verderf konden bewaart werden; gelijk Ariftote-les, Hiofcorides, Fallopius Matthiolus en C£falpinus willen: doch ons voornemen isnbsp;niet de naam, maar de aart en eigenfchappennbsp;des fwavels te verklaren, diewe foo naukeurignbsp;als mogelijk fullen onderfoeken; overflaandenbsp;her gene menigte Schrijvers tot vvalgens toenbsp;verhalen, en alleen voorftcllende dat de onwrikbare ondervinding ons toediend. Wy maken dan een begin van de verdeeling.
Wyverdeelen de Swavel met de Grieken in de gene die noch niet in ’tVuur is geweefl,nbsp;en de gene die het vuur heeft beproeft: doornbsp;de eerlle verftaanwe die Myn-fwavel genaamtnbsp;werdende, door het niet is bewerkt nognbsp;veranderd. Doch de andere is of natuurlyk,nbsp;die door het onderaardfe vuur tot een olie werdnbsp;opgeheven, gelijk in veel Mijnen en kuilen ge-fienwerd; oi konftwerkig, die uit de Mijnennbsp;gehaald door het vuur en olie gekookt werd.nbsp;De gene die het vuur noit beproefd heeft werdnbsp;levende , fuivere , onvermengde, glinfteren-de en doorfchynigc fwavel, hoedanige feldennbsp;voortkomt, genaamt. Dog die ’t vuur beproeftnbsp;heeft, fchoon, groenachtig en fecr vet zijnde,nbsp;werd tweederlei aangemerkt. Die doorfchy-nig , kegel- of rol-daantig is, werd Maagde-fwavel genaamt, die de Maagden gebruikennbsp;om haar7?^ir geel te verwen , het laken werd,nbsp;daardoor wit en facht. groene Swavel innbsp;rieten gegoten dient meefl: tot Lemetten. Wynbsp;fullen eerft eenige dingen vooritellen van denbsp;wijfe om Swavel door konft toe te maken ; ennbsp;daar na fal van de aart , oorfprong en eigen-
tot noch toe genoegfaam verklaard. ‘Plutar-\fwavelige wateren j die in loode ketels ge-chus fegt: Ik achte dat de Swavelgodlijkge- j kookt werden, tot datfe te gaar ftremmeii. pe naamt werd , om datfe een fcher^e vuurige\i\ffZNe\ige drooge Mijn-floffen werden innbsp;reuk heeft j even als lichamen die van de Éli- \ groote aarde potten gekookt. Doch nadien mnbsp;xem gejlagen zijn j welke reuk oorfaakis ^ |’t vervolg hier van breeder fal gehandeld vver-de Honden haar van födanige lichamen wZ-jden, fo fullenwyons nu alleen befig houdennbsp;houden. Her vuur des blikfems werden ^ met de aart cti eigenfchaffen deslwavelstenbsp;godlyk genaamd , om datfe meenden dat de onderfoeken,
pjjyfici'
Tweeder-lei Swavel,
-ocr page 659-^Eiemen nbsp;nbsp;nbsp;heefcfe Van het vuur of de ’’ hooft- Atnó,t velden gefien werd, daar de S-'coavel-
taris. flojfige Swavel, datfe fmeltbaar is, fulks ftaatfe bloem aan de rotfen door de koude te gaar-verlchuldigt aan de ° ^ik\ en datfe gefmol- ftremd. De Stof-fcheiders dcïe werking ten zijnde weer haaft tegaarftremd , fulks is natuur navolgende, weten vandeSwavei ver-«we/^i^tnbsp;het te wijten, daarookde fcherpheid en fcheide krachtige Genees-middelen toe re ma-doordringentheid van her voor-komt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;; ken, namelijk Bloem^ Melkj Room:, Botero-ioonHmt.
‘'Mm Baar werd onderfocht wat verfchil dar’er is nbsp;nbsp;nbsp;en diergelijke. 'Dq Swavel-bloem is
ttilTchen de ^ Myn-Jwavel j en tulTchen de ongemeen dienftig tegen quaad-aardigekoort-|Pieur!tis.
Swavel j die gefegt werd te hel- fen, .^ribbeviies-onfteking en andere borfl-ge-fy^^j^”'-^'‘Hende 0111 de licliamen te gaar te ftellen; de gene breken. De '' Swavel-melk, die met recht de «Hiunidum die meenen dat denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fulks doet zijn; Balfem des * Wortel-vochts genaamt werd,'^®‘’“^*’®'
bedrogen; want fy verteerd en verderfd is een deftig middel om het bloed te fuiveren, eer de dingen daarfc bygebracht werd, als dat- de krachten te verfterken, als ook tegen de ge-fe de felfdc foude helpen tegaar ftellen. Daar | raaktheid, en eng-borftigheid, ftaap-ftekte,nbsp;nioet dan iets anders verftaan werden door de longefweer, en-z. Dq Swavel-olie isfokrach-
hooftfloffige Swavel; om welk te verklaren,! tig, datfe het lichaam levend of dood niet laat..........
fodiend aangemerkt, dat in de natuur een feer bederven, werd met eenbequaam vogt voot-'vmse-fmeerige, fijne, doordringende en met won-; deelig gebruikt tegen de vratten, klier-gefwel-J^quot;**'®”''^quot; derlijke kragten voorfiene ftof is , die vuur, :len, waterfiicht, kolijk, tand-pijn en vallendenatuurlijke warmte, fwavel der natuur,*?;/.^, ge-1 fiekte. De menfehen met teering of longer-naanid werd: om dat even als het “ Hooftjlojfig \ hoeft gequeld is niet dienftiger als de Swavel-vuur fich in de brandende lichamen op doet, |nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, of koekjes met Swavel töcgemaakt.
en te voorfchijn komt, fonder dat nogtans de: Het verdient verwondering , dat de Swavel, vlam en het figtbarc \mur voor een Hoofdjiof:, | fo vuil en ondraaglijk van reuk zijnde, de ^ Uit- ^nbsp;die andere lichamen helpt te gaar ftellen, moet dygfels der genequot;diefe veel gebruiken de geur
vanMufcnshykz.T)cSwavel-geeJigz2i':nooit
*Elcmen.
gehouden werden; want alle lichamen werden door het vuur ontdaan en verdorven; alfo fegnbsp;ik ook dat de fwavel dernatuur, daar uit denbsp;lichamen zijn tegaar gefteld, in de Mijn-fwa-vel in groote overvloed gevonden werd, ech-ter verfchild defe feer veel van gene; de ^ Stof-fcheiders noemen defwavelder natuur het/?-vendmakende faad des werelds; om dat allenbsp;dingen door de felfde gefield werden en haarnbsp;beftaan hebben.
^ nbsp;nbsp;nbsp;Om dat het vuur in geen Mijnftof fo mer-
kelijk gefien w’^erd als in de nbsp;nbsp;nbsp;die heet,
^'vavei brandig en met andre eigenfehappen des vuurs 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;is, daarom werd het vuur met regt de
naam van fvuavelgegeven,en onder de Hoofd-ftofPen gefteld. Defe Arc’-aT^e/heeft den Schepper door de geheele wereld verfpreid,en byfon-der in de fwavelige lichamen geplaatft; gelijk daar uit openbaar is, om dat ’er geen warmenbsp;lichamen zijn, die, ontdaan werdende, nietnbsp;een gedeelte Swavel door haar reuk en fmaak,nbsp;of onder de gedaante van Olie, Joden-lijm, ofnbsp;Sout te voorfchijn brengen; het felfde blijkt uitnbsp;de brandende Bergen en heete Bronnen ^ dienbsp;hei lt;:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;oorfprong aan de fwavel verfchuldigt zijn.
Defe fwavel is herkomftig uit een vette lymi-
'nsraie
Wat gs-nees-mid-delen daar
msntJ.
aan brand, ja by Buspoeder vermengt, belet het felfde aan te gaan; is tegen de koortfen, eng-borftigheid, vallingen en longefw^eer een deftig middel. De wijfe op welke men defe middelen bereid, fal elders geleert werden.
Vorders dient aangemerkt, dat de Swavel Vivtr.. volgens fijn verfcheide oorfprong ook met ver-fcheide krachten isvoorfien: want iedernbsp;taaien Mijnftof heeh een byfondere SwaveU^^^*nbsp;van de andere verfchillig ; foo zijn ’er verfcheide Swavels in het Goud, Silver, Koper j Tin, Lood en Tfer , ’t gene niemandnbsp;moet wonder fchijnen , dewijle de Swavelnbsp;de aart en de eigenfehappen der lichaamen, innbsp;welke fy gevonden werd, aanneerat; de fwavelnbsp;geeft Kriftal het kleur van de koftelijke fteennbsp;Berylhts j en verbeterd het Jïlver fodanigdatnbsp;het met gelijke veel tin vermengt de toets vannbsp;filver kan uitftaan. De Koper fwavel maaktnbsp;het Koper fo vaft, dat’etdeproefdes't^^^/rjjnbsp;fonder dat ’et nogtans de veruw heeft, kannbsp;verdragen. De Lood-fwavel veranderd Tin innbsp;Staal i en de Tin-fwavel maakt Staal tornbsp;Tfer. De ^lik-fwavel maakt de quik^^?-fmeedigs en met quik ‘ op geheven j werd ge-^Sublima-maakt tot die roode verwe Ver'meljoen ge-naamd. De fwavel werd door koken fchoonnbsp;blau j en met koper violet-kleur. De vlam vannbsp;fwavel onder een glafe klok vergaard, verfchaftnbsp;de feer fcherpe Swavel-geeft. Doch hier vannbsp;ftaat te handelen in de ervarenifien ontrent de Deswavei
ge aardej in welke de drie eerfleft off en Swavel, tius/'''quot;''- “’Quik en Sout door middel der vier ' Hooft-ft effen te gaar gehouden werden; zijnde als denbsp;faden der geheele natuur.
Want overal daar het vuur een vette m^e-
tige aarde, die uit de vuilnis der Hooftftonen nbsp;nbsp;nbsp;_______
is te gaar gefteld, aantrefr, daar druk’et de felf- Metalen. De fwavel is in de planten en dieren »lt;» dege-de fijïi kracht in’ en maak’et tot nbsp;nbsp;nbsp;volgens der felver verfcheidenheid ook ver-^;”/”
die feer heet zijnde in de onderaardfe plaatfen i fchillg, fo nogtans, datfe altijd iet f\v aveligs - verjtbfiden. /Flornbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en wafemen onder de gedaante van houd.
piiurTs! nbsp;nbsp;nbsp;Swavel-bloem opfend , gelijk in de bran-\
Vjfi.
Het
De onder-aardse Wereld, Het II. Hooftstuk. Van de Mijnftoffen, die haar oorfprong uit de Swavel halm. j Of fchoon het Kattekruid een boos vergif I echter werd het felfde met groot voordeel ge-' bruikt tegen de Kokkige Sweeren in de uiterfte^^^^®^*,,nbsp;leden, tegen het vuur en diergelijke gebreken:nbsp;het werd^ ook by tijde vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voor een deftig verhoedend middel gehouden, om dat ’et een verwarmende, lofmakende, bytende en trekkende kragt heeft; fiet ons gevoelen daar overnbsp;inde verhandeling van de Peft. §. II. De oorfprong, aart en eigenfehappen der Marchafiten. In de Mijnen werden veel Marchajiten ge-vonden, die volgens de verfcheide Metalen, daarfe heen hellen en aandeel hebben, verfchil C A P. II. a iMercu-rius. ^Elementa. Drie brgin-felen vannbsp;beftaan ennbsp;verderf. 0 Arleni-cum. Het Kattekruid \\zih fijn oorfprong uit de Swavel of vettigheid der aarde, werdendenbsp;veldoor verbrandingen bymenging vanen|len; vvant daar is Goiid-marchafit, Silver-vergif. ^^^^hkige vuilnis \o quaad-aardig, dat et in t al- raarcha/itj Lood-rnarchafitj KooPer-marchafitnbsp;lerbooftc vergif veranderd , dat fijn bracht Tfer^marchafit: die wel alle uit een en denbsp;uitet niet aileen op denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 felfde ftolFe voortkomen, nogtans volgens de fen ^ nraar felft m nbsp;nbsp;nbsp;ge w a ([en cn dieren fijn j yerfcheideifr^ïA‘z^iZ?^/^e/éi;/?verfchillig zijn; om geweld oefend: daarom alles datinfommige jdat de Swavel cn nbsp;nbsp;nbsp;daar door verfcheide envergiftig, quaad-aardig of¦ nbsp;nbsp;nbsp;..... ’ verderfelijk is, fijn oorfprong aan de rattekrui-dige lloffe verfchuldigtuaan. Vraagtmen van vl^2it\\tx.Kattekruid^oamp;Qn gtiir’ Hel' ff Dieren, Ge- yj^j-dcn dc mcnfchen kaal,om datfe water drin- ken, dat met Rattekruidige hoedanigheid is j ’gj. y^^einig %iik in de Marchafit is, rnagmen^J»//^-de heeften verliefen daar door haar 1 on- 1 felfs verderf blijkt uit de fchadelijke kragt. ^ en ,fm , nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;om werd de Marchafit van fommige niet on tekruid isiclïSamp;'Aïi Goud en Silver ïotcen ycr- -¦-----1-. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦ ,, nagels cn klauvsen, orVVVMiniVZ nbsp;nbsp;nbsp;T JO III. Afdfe- LING. §. 1.Van V witte, gecle en roodc Kattekruid. Lk iichamen werden wit SwaveIf^ik en Sout door middel der vier ^ Hooft-ftoffen tegaar gefteld; fo fijn’er dan drienbsp;begtnfikn uit welke aïles voortkomt. Daar zijnnbsp;ook drie dingen die alles vernietigen ^ namelijk wit j geel en rood ‘Kattekruid: ’t welk uitnbsp;ÓlQ Swavel fijn oorfprong halende, daar van fonbsp;ontaart, dat’et niet fo leer de heek natuur alsnbsp;wel de Swavel vyandig is; daarom kan het denbsp;naam van beginfel des doods en verderfs drage. Het Ratte- De oer. fprong defer quaadaardwheid haaid l Ik antwoorde van de quaadstar- nbsp;nbsp;nbsp;'tt’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i' i i • i- digheicL Joute^qiiikkige en Jwavekge deeltjes,ciie te gaar door verbranding fo een fenyn maken, welkersnbsp;fcherpe , fijne en quaad-aardige geeft van geennbsp;lichaamen kan wederftaan werden. Daaromnbsp;dood'et dMo-DiereUj maakt Katten en Muifennbsp;rafende ^ fo datfe tegen baars gelijke woeden,nbsp;en ’t vergif door by ten overfetten. De rook vannbsp;^efehadigt Kattekruid dood èstgewaffen. In lt;iyEgypten befmet; em gif: want daardoor werd haar vogtigheid verteert , fo datfe niet konnen Jmelten ; invoegen datfe door het vum ver branden en in rook yer-keeren. Dat defe quaad-aardigheid het Kattekruid door de fterkc brand des vuurs werdnbsp;bygefet, is openbaar uit het doornbsp;Kattekruid^ ’twelk door fterk vuur uit d’'zz’^-veltge aarde getrokken werd: als ook uit denbsp;volgende Ervarenis. E R V A R E N I s. Door kond Neemt de afval van Myn-rattekruid^ doet-Rsutlkmid gepoederd zijnde in een verglaafde aarde pot, fetfe fo lang op het vuur, tor alles is opgeheven , en aan de fijden der pot vaft kleeft, hetnbsp;welk door kon[igemaakt kriJlalUg Kattekruidnbsp;is, foo veel te fulvcrer en kragtiger, als de hittenbsp;des vuurs fterker en meermaal aangebragt is. Daar uit openbaar is, dat alle deverfcheide foort van Kattekruid alleen in kleur verfchil-len, volgens datfe vcrfcheidelijk^e^ra;^^zijn. |
Ge- •bafites- lijk befmet en verdongen werden, gelijk uit de verfcheide kleuren j, namelijk wit, geel, fwartnbsp;en lood-verwig, die in de Marchafiten voortkomen , openbaar is. Ismen begeerig de ffaamfielling der Marchafiten te weten, ik oordeel de felfde uit veel/lt;»/.’ befraette en bedorve witte en roodt Swaveljnbsp;uit veel Kattekruidig Sout j en uit weinig ver-dorve ^ik tegaar gefield te zijn. Dat ’er Swavel \x\ is blijkt uit de reuk; en de overvloedigenbsp;vuilnis geeft te kenne dat die Swavel bedorvennbsp;is. Hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;werd daar uit ontdekt, omdatdc Marchafit in Afijn fmelt en ontdaan werd; des ; eigentlijk als een middeljlag tuflehen de Metalen en fteenen gefield; want fy kan even als de Metalen gefmolten , en als de fteen gepoederd werden. De reden [is, om dat het droo-ge met het vochtige niet naukeurig genoegnbsp;vereenigt is. Wanneer dan de fuure geeft desnbsp;verdorve verbrande Swavels, benefiens de foute wafem by een bequame aarde komt, fo wemnbsp;door de koude der aarde Marchafit voortbragt.nbsp;die , wegens gebrek der quikkige vogtigheid,nbsp;niet feer vaft is.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;d cbp^'‘^‘' Hier uit is openbaar dat de Sroffeheiaers, die uit de Marchafit of des felfs ‘verw_-yb/willen halen, de Moriaan w afiên. DochloGou •nbsp;het fomtijds gebeurd, dat uit de Marcha.itnbsp;eenig Goud verkregen werd, fo is her feilde ge-yallig daar by gekomen, geenfints daar be-hoorende; gehjk ontrent andere ^ Mynftofteninbsp;ook wel gebeurd: daarom kan door fterk waternbsp;even foo veel Goud daarvan gehaald werden,nbsp;als’er was by geraakt. xJC |
Hi4-
de dikte van Pilien, die hy de waterfugtige ingeeft , en hy fegt daar door al het water tot verwonderens toe afgedreven te werden. Denbsp;reden defer werking is daar in te foeken , datnbsp;de Marchafit uit vlugtige ftofïèn beftaande denbsp;weiagtige verdorve vogten derdunt, los maaktnbsp;en door een Seilftenige kragt tot fich trekt ennbsp;uit her lichaam drijft.
Genees-kragt der Marchafiten is foda-^'Uei te^ nig, datfe voor geen MijnftofFen behoeven re ^erfuchT*'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;byfonderalflewelgefuiverden bereid
zijn. Ik ken een Genefer, die de fwaarflc en opgegeve waterfugtige met een uittrekfelnbsp;van Marchafit genceft: hy gaat aldus te werk,nbsp;met Afijn een uittrekfel uit de Marchafit getrokken hebbende, fo laat hy dat uitrooken tot
Ca
ni. nbsp;nbsp;nbsp;E Antimonie is den Marchafit fo gelijk,
I datfe waarlijk niet anders is als Lood-Marchaft: invoegen datfe uit de felf-
Anti-ponie »
Mercu-
tius.
Mercu-
^ÏÜS,
f^»PisPhi
'gulu
•Ch^
lymici.
Markgaaf van Baden BhiUbertus j betuigt
dat ’et luiden door de Antimonie--aAtts, in de 1‘oorbllfden
long zijn geborften, fo datfe eindelijk door een bewefe».
de ftoffen is te gaargefteld, echter met dit on- [ Long-fweer zijn afgemaakt. Den deftigen Ge-derfcheid, datfe wat meer “^lik heeft als de' nefer Oharndorj?hhts fegt een vrougekentte Marchafit: en daarom kanfe tegen de meening i hebben, die van een Geantimoniede Dranknbsp;van vele feerligtelijk tot Z,Wgefmoltenwer-^ binnen 24 uuren tijds ontrent twee honderdnbsp;den. De Antimonie beftaat uit A'ifc'^t^c/enuit ftoelgangen heeft gehad, en het leven daar innbsp;een fmeerige ftof der aarde, bencflêns overtol- gefchoten. ‘Deffenius heeft ’er veele gefien,nbsp;lig fout, daarom is de felfde niet .gefmeedig, die door het gebruik des Antimonies in lang-maar werd ligtelijk gebryfeld en gepoederd, duurige ongeneeslijke fiekten , namelijk
De Antimonie aart {o na Lood j datfe ligtelijk tot Lood gefmolten en met regt voor een onvolmaakte foort van Lood gehouden werd:nbsp;nogtans is in ’tLood meer ’’ Quik ,’twelk om dienbsp;oorfaak foeter en fagter is, dan de fuure fcherpenbsp;Antimonie , die een t’faamtrekkende kragtnbsp;heeft. De gene die inde felfde de ‘Steen dernbsp;Wyfe foeken j vinden niet als rook en wind;nbsp;want des Antimonies fwavel en quik zijn fonbsp;vuil en onfuiver , datfe door geen kond vannbsp;haar vuilnis konnen ontflage werden, of fchoonnbsp;wonderlijke dingen daar van gemaakt werden,nbsp;namelijk verfcheide foorten van Glas,Saffraan,
iffe
‘Chyuaiei.
'Maagpijn , ” Darmpijn, Loop , « Hertvang en ^ Cardial-in de flrikken des doods zijn vervallen. Bruno |l*koiyk. Leidelius gedenkt van een Veldfcheerder, «syncope,nbsp;dieiemant, vanpijnindefchouderaangetaft,nbsp;Antimonie-glas heeft ingegeven,daar op fcherpe buik-pijn volgde, die de veldfcheerder voornbsp;kolijk groetende, fo gaf hy de lijder derke wijn,nbsp;en fmccrde hem met Laulier-olie, fo dat de lijder bynaom eenlugjewas. Ik konde ontelbare voorbeelden , hier te voorgevallen,nbsp;bybrengen, maar dcfe zijn genoeg tot bewijsnbsp;dat de Antimonie vergiftig is.
________________________________,__________, Echter zijn’ereenige GenefersfoA^ö^^É’i-^”'^J*^'
Koninksken enz. Wat de kracht des Antimo- i ders als Galenifen opgedaan, die de AntimodJ^„. ‘ nbsp;nbsp;nbsp;*
nies belangt, ’tisfeker dat de felfde onbereid I feer roemen en tot den Hemel verheffen: en onverbeterd enkelvergif is , door de ratte-! beweerende, dat, foder oit eenig ongemak opnbsp;kruidige en quikkige dof befmet: gelijk blijkt 1 des felfs gebruik is gevolgt, fulks moet toege-uit de toevallen diefe in den menfch verwekt, i fchreven werden aan her onverdand der genenbsp;Daar uit onder de Genefers over hergebruik diefe hebben ingegeven opfo een tijd , als denbsp;der Antimonie groot gefchil is ontdaan, fom- krachten der lijders defelfde niet konden ver-mige de felfde als een ïchadelijk vergif verwet- dragen,hoedanige misfiagen met de Nies-wor-pende en verfoejende , doch andere voorna- telScammonie en diergelijke middelen begaan
werden: doch fy brengen menigte voorbeelden by, van luiden, die door de Antimonie van fiekten, welke na geen andere genees-midde-len luiderden, zijn verlod : gelijkmen leeftnbsp;by Andernacus _, Matthiclus j ^ercetanuSjnbsp;Gefnertis^ Rondeletius en andere; fy feggen
_________________ ook dateer Genefers zijn, die de Antimonie fo
van onkundige Quakfalvers en Land-lopers [ weten te verbeteren en te bedwingen, datfe was ingegeven; gelijk de voornaamfte ' Stof- felfs aan kiene kinders mach gegeven werden,nbsp;fcheiders niet ontkennen. Libavius kgtge- TarafeIfus ïcgidiat de Antimonie htx geheimnbsp;fien te hebben, dat een Herder, die vier grei- (van alle “Mijn-doffen in fich fluit; namelijk ®Minerali*.
melijk de ^ Stoffeheiders, die, verbeterd zijnde , tot den Hemel verheffende en roemende.
Dat de Antimonie alfo doodelijken 'vergif is als het ^ Kattekruid, de ^opgeheve Qtiik,nbsp;en de *neergeftoten Quik , is door verfcheidenbsp;vervaarlijke voorbeelden beveftigt, namelijknbsp;Wanneer de felfde onbereid en onverbeterd
ft A
Potetar
nen Antimonie had ingenomen van de kramp is aangetaft : EraAus verhaald dat hy eennbsp;Edcivrou gekent heeft, die flerf eer ingenoraenbsp;Antimonie-glas begon te werken; als ook eennbsp;^ Artfenie-bereiders knegt, die van vijf greinennbsp;uit de neus en mond aan ’t bloeden, daar nanbsp;fonder gevoel en verftand, en de derde dag innbsp;de andere wereld raakt, De Genefer van den
datfe tien foetigheden heeft, die thien krachten veroorfaken, die de aarde in thien kruiden verdeeld en in de Antimonie te gaar gelegtnbsp;heeft; invoegen de Antimonie tegen de fiekten foo veel vermach als defe thien kruiden ;nbsp;daarom fegt Croüius: Indien de Antimonie alfonbsp;konde werden toegemaakt ^ datfe fonder braken alleen door de foelgang werkte^ daar foude
geen
ij:
geen deftiger “ Stoelgang-middelen te vinden a p urgins.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jy drijft beiderlei gaüe uit j en is def-
croiiius fig tegen de vallende fiekte ^ waterfugt me-^efnotlT ^‘^^ttsheid en derdendaagfe koorts y men fegt metn voed datfe fcer dienfiig is tegen de geraakt heidj uit-vallen des hairs engselfugt. f)e verfloppngennbsp;in de lever en mild werden daar door geopendjnbsp;de darmpijn geftildj de gigt jkrauage en engbor-ftigheid genefen. Hy fegt ook j dat'erniets heter tegen de dolheid j tooverie en liefdegifgevonden werd. ‘Uitwendig diend de Antimonienbsp;tegen de kanker jfchurftj hopende gaten en andere quaadaardige fweeren j als ook om wonden te heelen. Uit de Antimonie werden on-b Exftraaa. telbare middelen toegemaakt j namelijk uit-t Tinaura. trek fels j' verwfels ^ olie , afijn j bloemen ^nbsp;fweet-poeder met kandy-fuiker j daar de Anti-xnonicfg foo nau mede vereenigt datfe naulyksnbsp;van malkander te fcheiden zijn : en dit is denbsp;groote en verborge wjfe om de Antimonie in denbsp;Genees-konsl te gebruiken. Dit gevoelen vannbsp;Crollius is lood-recht ftrydig met het voorgaande.
Ik ita in twijfel van defe twee voorgaande gevoelens ik fal toeflemmen; ik meen ook datnbsp;het mijn doen nier is defe ver bode vrucht te raken. Daarom feg ik alleen dat in fo een gevaar-
ilijke faak groote omfichtigheid nodig is; om ie-|der ^ Stoffcheider niettegelooven,nochdufda-nige middelen niet te gebruiken, als in de aller-’fwaarhe fiekten; want nadien de Antimonie veel ^ Ratte kruidige en f ^ikkige geeft^tt
. 1 • • 1 nbsp;nbsp;nbsp;*1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.1 f . _ _____I_____• nbsp;nbsp;nbsp;1.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-
ö nbsp;nbsp;nbsp;O Qnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;caicö*
heeft, gelijk uit het braken openbaar is, fo kan- /Mercu-fe in fo kleene hoeveelheid niet gebruikt wer-^ den, of fy verderft altijd de een of de ander van Ide deelen onfes lichaams, daarom hebben denbsp;I Oude niet alleen belaft, en de navolgende Ge-nefers naukeurig waargenomen, maar de dage-lijkfe ondervinding heefc’t ook geleerd,darmennbsp;fig forgvuldig wachten moet van fterk-werkende Bmk- fuiver-middelen ; om dat ’er niet fcha-delijker en verderfelijker gevonden werd daarnbsp;door de kragt des herten verteerd, de geeftnbsp;verftompt, de vogten beroerd, dorft, walging,nbsp;buik-pijn veroorfaakt, en met een woord denbsp;dood verhaaft werd. Sekcr ik kan de Genefersnbsp;niet prijfen, die tegen de minfte hardlijvigheid ftraks Antimonevoor fchrijven, daarfonbsp;overvloedig veel fachte Buik-fuiver-middelcnnbsp;zijn: invoegen fodanige Genefers met het leven der menfehen fchijnen tefpelen. De Defer kan over de Antimonie breeder gehandeldnbsp;vinden in de afdeelingdaarvan de Fenynenisnbsp;gefproken.
Het IV. Hooftstuk.
Fan de Quikfilvei”, des felfs aart en quot;tionderlijks eigenfehappen.
Cap. IV.
De Quik-lllver « een feer wonderlijke fisf.
'Ndien ergens in de natuur Gods wonderlijke wijsheid, magt, goedheid en heerlik--heid uitkijkt, fo is ’t in de aart en wonder-
baar wigng, de Metalen gemeenfaam enmiDe ^ik Êkeft aan de Meien vaft, dringt fich felfs onfmver wter.fl wonderlijke w,vJ, door^efelfde en maaktfe los: fy is iejlofe all«
Metalen , daar toe, even als het fout en de fwa-j vel, alfo ook een algemeene faad-ftof al de
in fich behoudende, vereifcht werd; ge-“j c\ - ¦ ¦ y t a , r. . nbsp;nbsp;nbsp;, 'i fijk uit de ontelbare kleuren, die de door
en d(jrfthijnig isalsi^j/?^/^ enfokragtigals middel des vuurs te voorfchijn bren«, blijkt, geen Hof gevonden werd; welke/e« wel een j Werd ^ik-fdver genaamd, om dat’et even alsnbsp;boos vergii m lichliuit, echter kanfe ook ver-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’
ftrekken voor een deftig en algemeen Geneesmiddel tegen vergif en tegen allerlei Geneeslijke fiekten. In de fjuikjdver fchuilt een groote voorraad en Hulpmiddel van de Mijn-ftoffige _ werkingen: en alfmen alles fchijnt ge-
0 Minerale, daar by ik agte geen MfnJiofiQ konneii vergeleken werden, als offe het hoofd yz.Cib/ledti-fa had gefien, fonder vermindering van gewiste, mjieen werd veranderd, die fofuiver
Viem kragt en eigen-jehappen innbsp;die levennbsp;niet volkomen gekentnbsp;kannen warden.
Silver gekleurd is, en door het minfte aanrd' ken van de een plaats na de ander gedrevennbsp;werd; het heeft byfondere, wonderlijke en vannbsp;alle andere Metalen verfchillige eigenfchapptttnbsp;en krachten, die fo ftrydich tegen malkandernbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_ ,2ijn, dat met recht van de ^ik-Jilver
fegt te hebben, fo zijn’er noch veel meer din- jgefegt \Rtx.dc\\,koudemetheete en vochtige gen re feggen, fo dat ik meene dat de kragt des drooge dingen zijn in de felfde tegaar gemenpf’
quikfilvers\zn de menfehen in dit leven niet daar uit zijn onder de Stoffeheidersfo veel ver doorfocht noch volkomen verklaard kan wer- fcheide en ftrydige gevoelens over de Quikfil'w^/^nbsp;den. Invoegen dat’et beteris deondoorgron-, ver, fo dat’er naulijksiemantis, diedesfclfs»quot;*'''nbsp;delijkehier ontrent te verwon-(wonderlijke eigenfehappen kan verklaren;
maar in haar verftand bedwelmt fijnde, fo wen-denfe alle moeiten aan om de tomelofe aart des felfs te temmen, inveegen datfomny’ge enbsp;quik filver willen veftigen met dennbsp;vergiftige vogten re ftellen, andere verftikken-fe om de overtollige vochfighei*^nbsp;j teeren, in fterk bijtend water. Eenige
ven de felfde in drek en isaarm mis, daarie
‘ nbsp;nbsp;nbsp;¦ ook,
iVori
h Chymici
deren, als fich de volkomen kennis des felfs te belooven. Daarom hoe veel van de quikftl-ver ook mag gefchreven zijn, echter is ’er nognbsp;altijd iet overig dat andere overgcflagen,of nietnbsp;wel gefchreven hebben.
Van de wonderlyke eigenfehappen des Quikfilvers.
De ^juikftlver , wegens fijn deftigheid van de * Stoffeheiders Mercurius genaamd, ü een
jammerlijk gequeld werd. Daar fijn ’er ooR, die den armen onfchuldigenquikfiiverftreng
gevangen
Ü I
• A P, I V.
quot; Pracipi. nbsp;nbsp;nbsp;en gekneveld houdende,door fchif-' ftonds wech vliegt; en als men dan meent dat
tare, nbsp;nbsp;nbsp;..
h Subl: i'e.
lioch
'ma
ten, ophefFen , branden, giften, verderven, 'feal weg is, dan komtfe weer wonderlijk te amalgameren, veftigen , ftremmen en dierge-1 voorfchijn, onder de gedaante van foo een fwa-meefl lijke werkingen,niet alleen van voeten en vleii-' rc wichtige ftof.
gels, maar felfs van fijn leven foeken tebero-! De quik is ten fevenden ook eeil ven; doch te vergeefs; want de fijne vluchtigenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;medegedeeld: want de on-seiWernige
ftuikfilver ontkomt en ontfnapt al defe banden j dervinding leerd ons , datfe feer genegen is krachten en ftrikken, onmerkbaar in de iocht verdwij- j rot Goud^ daarfe vaftaankleefr, en diep in-nende ; fo dat fijn quellers enpijnigers leelijk | dringt; fo dat het Goud andere metalen, dienbsp;hy de neus geleid, haar gelden tijd verquift j daar mede mochten vermengt zijn , aanftontsnbsp;hebben. Doch defe dingen voorby flappende, j verlaat , en fich aan de ^ik t^ecnemaal over-laat ons tor de faak komen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j geeft.
heid: want offe fchoon waarlijk eenquot; Mijnftof is, echter ifte niet vaft en beftendig gelijk an-dere, maar herwaart en derwaart ioopende,
' even als dun water; fy kan ook niet gevefligt werden , als door een byfondere hand-greep ,
inerale.
DesQiiikseerfteeigenfehapis\\Z'3x.vloedig-;
§¦• II.
Fan de gemengde aart des ^iikfilvers^ en waar V/elfde voortkomt.
De Qijik is een verfcheide-daantige flof^ weinige bekent, en wiên de felfde bekent is, l^dergelijk in de heele natuur niet voorkomt;nbsp;dien oordeel ik in èamp;Metaal-verandering niets i zijnde warm en vochtig, aardachtig of koud ennbsp;moejelijk; dewijlehyinde Silvermaking rotMroog, namelijk met ftrijdige hoedanigheden
Quifc
'eAig
e»
'Je Pn.
fijn oogwit is gekomen.
De tweede eigenfehap des Quiks is, dat niet “^‘^ïïl^tsgcnftaandefy vloedigis, echter ifte fwaar-‘ der als alle andere metalen, uitgefondert goud:nbsp;want als’er koper, yfer, tin, of lood ingeworpen werd,fo drijvenfe op het felfde even als eennbsp;ftuk Kork op water, doch het Goud alleen gaatnbsp;in ’t felfde te gronde , en werd van de Quiknbsp;facht gemaakt en ontdaan.
De derde eigenfehap des Qiiiks is, datfe een ge^iegentheid tot Gotiden Silver ic\i\]nt te hebben , de andere Metalen als verachtende en
Goud
fzdon.
Jidon.
ver.
'Chym
om
*erU.
voorfien; fijn warmte en droogte vertoondfe in ’c ^ ophe/en; de vochtigheid en aardachtigheid eSuHnbsp;of koude werden gefien in des quiks natuurlijke fland-, want fy is vloeibaar als eenig vocht,nbsp;en nochtans bevochtigtfe niets. Het is eennbsp;Metaal en geen Metaalj geen Metaal, de-wijl ’tnietgefraeedig is, het vloeit daar heen Meals water, doch de andere Met aaien vloeyen'*®*'nbsp;niet, ten fy defelfde gefmolteii werden. Datnbsp;nochtans de Quik ^netalig is blijkt daaruit,nbsp;om datfe met alle Metalen vereenigt, vermengt en van defelfde gratig opgeflurpt wxrd;nbsp;hatende : want aan de felfde komende dringt-; achter vereenigtfe met alle niet even makke-fer door, verteertfe en verderftfe fo datfe niet i lijh: want aan ’t Koper blijftfe befwaarlijk vaftnbsp;fonder reden aller dingen vergif werd ge-ikleven, en aan \Tfer noch raoejelijker^ omnbsp;fegt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' j datfe met die Metalen min gelijkenis en over-
quot;Xen vierden heeft de Qtük ook defe eigen-1 eenkomft heeft. Daarom kan uit alle Metalen fchap , dat hoe kleen fy ook gebryfeld en ver-1 ^dk getrokken werden , gelijk op fijn plaatsnbsp;deeld ^Ncsd., echter verlieftfe geen van haar | hd werden aangewefen.
'Cl,
deeltjes, maar defelfde vereenigen haar weder-i Vraagt iemand de reden waarom de Qiiik- uotarom om te gaar: om defe oorfaak werdfe niet fon- j lilver gratiger aan het een Metaal vaji kleeftnbsp;der reden van de Stoffeheiders een eeuwige als aan het ander.?Ik antwoord fulks te gefchie-Jnbsp;/fyj en een onveranderlijk uör/r^genaamt; om! den wegens denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en over-een-komft, -vemnigt
dat’er niets gevonden werd, dat defelfde kan i tulTchen de Metalen en de Quikfilver; daarom ^ • vernietigen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I werdfe lichtelijk vereenigt met Goud, Silver,
Des Qiiiks vijfde eigenfehap is, datfe diend i Lood en Tin, doch befwaarlijk met Koper en omGoud en Silver Koper en andere 1 Yfer. Aanmerkens-weerdigis, dat het Qi^iik-talen af te fcbeidegi; echter ifïe een noodig i filvcr niet alleen met GöWen Silver lichtelijk
'^quot;¦’«^i/tegedaantralsB^ nbsp;nbsp;nbsp;werden j gene diefc handelen daar vangeverwt
de dingen die te verhuilden of te verfilveren'werden. Datdequik door de hitte t’eenemaal zijn beftreken en dan in ’r vuur gebracht, foi opgeheven en uïtgewafemd kan werden , fon-viicgtde §uik ’ fijn werk verricht hebbende,! der eenige vuilnis na te laten, gelchied uit oor-weg, lateSe het Goud of Silver fo vaft aan de | faak datfe een brandige, doch niet ver brannbsp;dingen vaft fitten, datfe naulijks door eenige
öe S' ^onftdaaraftefcheidenzijn.
In de fefde plaats befit de quik ook defe ei-cia„ genfehap, datfe,fchoon fy de fwaarfte en wich-
'’¦/cer nbsp;nbsp;nbsp;i_______
j/cwafemin fich heeft. Datfe noit verbrand,^^^'^/-gefchied , om dat de aarde met de vochtig- ' )jeid foo naukeurig re gaar vereenigt zijn, datnbsp;de brand daar tuflehen geen fcheiding kannbsp;maken.
-ocr page 666-154 nbsp;nbsp;nbsp;D E
III afdee. Daaj. jg tweederlei' Quik , natmrlyke en konji werkt ge : de natuurlijke, Maagde-quiknbsp;genaamt, feer fuiver zijnde, drupt uit de ver-welffels en fijden der Mijnen, of werd uit denbsp;Cinnabar, anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ daarfe in befloten ligt , door
Quik konft gehaald, de wijfe fullen wy elders leeren. üjmeiier- In Spatigien werd de alier-fuiverfte gevonden.nbsp;In ’t Landfcliap Kram re Hydra werd de Quiknbsp;uit een roodaclitige fteen gehaald. En op datnbsp;de wijfe en de aardige handgrepen, door welkenbsp;fuiks verricht werde , foude aan den dag komen, fo falik hierin ialTen een Brief van dennbsp;eerweerden Jefuit Sigifmundm Segerm^ die denbsp;plaats felfs befien en naukeurig onderfochtnbsp;heeft gefchreven , daar in alles net verhaaldnbsp;en voorgefteid werd. Hy fchrijft dan aldus;nbsp;tAnglIr ikten einde des JaarsreifdevanGlorictanbsp;Quikmijne na Clagenfurt jfo lujte my hejyden afnaHydria
««Krain, nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.....
ONDER-AARDSE WERELD,
des nachts en andere by dage werken ; eentgé doen niet als graven j andere brengen degegra-ve Jiof op een plaats ^ van waar(è indeopetienbsp;locht gebracht werd j, en dat in 't duifier metnbsp;bulpe van een ïVagewiel, dat den aardbrengernbsp;door een groeve brengt j daar hy moet zijn. Andere houden haar befig met het water uit denbsp;Mijne te halen door middel der pompen en desnbsp;water-radsjhebbende by de hand alles dat dienen kan om te hertellen iets dat mochte komennbsp;te breken. ^ aar zijn' er e enige ^ die de plaatsnbsp;door middel van Blaas-balgen met ver je lochtnbsp;voorfien, fonder welke de onderjïe menfchen hetnbsp;werk niet lang jouden harden. Het is aan tenbsp;merken _, dat de ^likjïlver niet alleen met denbsp;aar de werd uitgegraven j fo datfe daar doornbsp;het vuur en verjcheide hand-grepen van de
^ nbsp;nbsp;nbsp;__________ jelfde moet werden afgefcheiden,- maar opjofti-
te gaan en u lang begeerde nieusgierigheid te rnige plaatjén d’ruptje van jelj's uit de aarde voldoen-., dewïjle u Eerweerdigheid al over lang Jonder eemge moeite j en werd ^^ïA^Maagde-gewen ft heeft de gelegentheid der felverplaats j etym. genaamt ^ hoe danige my een pond ofatiaer-te kennen j fo heb ik alles in 't hy fonder onder-1 half van de Mijn-verjörger is ver-eert. Dusnbsp;jicht j daarvanik u de volgefide dingenjegen-P^^^hoièièitxr^z tefeggenvandeQuik-inijnte
Hydria.
§. III.
Van de genees-kracht des Quiks, en of je waar Ijk vergif u.
Laat ons nu des quiks Genees-krachten 0-
verwegen. De Genelèrs fteiicn defelfde onder
defenynen, byfonderalflèdoor ^ verheffen nbsp;nbsp;nbsp;,.
‘ jchijten den vryen toom krijgtihoe veel men- ^
feilen zijn’er door de d)uikföamp; de Goud-joekers ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;....nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ r ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;..2
woordig overfchrjve ; daar ligt een plaats by na op de felfde hoogte als Gloritia in een diepenbsp;laagte tujfchen de bergen ^ diens grond wy nau-lijks in drie vierden van een uur gedmirig neder klimmende „ konden aanraken. E)icht by hetnbsp;dorp loopt een beeke j daar van het dorp moge-Ijk Hydria, dat is Water - emmer genaamtnbsp;werd „ welke beek de arbeids-luiden dient omnbsp;menigte werken ^ die anders nauliks te verrig-ten zjn ^ gemakkelyk nit te voeren: want door
middelvan de Beekverfcheideljk te leiden ,fo nbsp;nbsp;nbsp;o -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' j
wetenfe het water meer alshondertvademenfrcejus , indien hy fo veel penningen haddeQ^ii; ^ hoogvande eeneBomp inde andere jen einde Ij k\yX^'lt;s.t: menfchen door de ^ikflver zijn vaoïr^^/'nbsp;buiten de Mjnen op tepompen j welk water in | kant geholpen. Laurcntius Hofman fegt gt;nbsp;de Mjnebljvende jde Gravers joude hinder Ijknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hy een Lap-falver heeft geweten, die
wefen en beletten. ‘De uitgegrave ftof j iemand twee Quikkige Pilletjes gevende,
' nbsp;nbsp;nbsp;¦ ' ’ 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' door het eerfte lammigheid , en door het andernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;veroorfaakte. Libavius
iemand gekent re hebben, die met Darm-ppj gequeld , van een ^ikkig Billetje geen afgang krijgende, het tweede en derde daar opnbsp;nam , tot dat hy eindelijk het leven met de
vuilnis verloor, Oberdorfius verhaald van een Landloper, die in twee jaren tijds drie-en-fê-ftig menfchen door het gebruik en de rook desnbsp;^iks heeft na de Oud-vaders gefonden
fo wonderlijk vermaakt, na het graf gelleepr ... Antarvetus fegt, dat hy rijker foude
door middel van een Waterrat j dat een man bef ierdj gemakkeljk opgehaald ; de onnuttenbsp;aarde en andere vuilnis werd op defelfde wjfenbsp;lichtelijkuitgefuiverd. Doch wy moeten meernbsp;feggen vandeMjnefelfs-.daar iseen heuvelfonder bomen j echter niet fonder gras j bevattende nauljks een halve mjl in fijn omtrek j uit de-felve u de meefte jehat tot noch toe uitgehaald.
Hier is een ingang jö eng en laag j dat'er nau-
lïjks een tame lijk langman kan ingaan, loop en-\ nbsp;nbsp;nbsp;. ________
de een einde wegs recht uit. Van daar jlaat-1 'Ifernelius fegt dat een Leerbereider door het men flinks om jin den beginne fo ft eil niet j dat- wQ.mtns'axifjuik niet alleen het voorhoofdnbsp;men joude werden afgefchrikt van in te tre-; beide de berffen-vliefén is weggerot , rnaarnbsp;den, maar wat voortgegaan zjnde , fo komt- dat de herfenen zelfs zijn verfworen. De da-men aan fteile opftaande ladders. Ik fchrik gelijkfe ondervinding leert, dat’er veel men-
neer geklommen van degene, die begeer ich zjn lammigheid , doofheid, krop-gefwellen, darm-
de Mijne te befchouwen. Defe Mijne is over pjujbloed-loop,ftuipenjflauten, bevingen, e.ni-
reekenen, doch kan daar uit eenigfmts afgeno- door haar nagels, hair, kaak-beenen en hlieq^ menwerden jdaferdrieuurenitt'tneerenop-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;; foo dat’er toevallen en gebreken
klimmen befieed werden, en dan machmenner-ftx.^tx. als de Pokken fomtijds op het gens op letten. In defeMjne werddach en nacht Acs Qfixks solgzn. Ik heb fommige o^^nbsp;gearbeid'van luiden die daar toe fchijnendege- jkeniers hooren klagen, dat dc gcneeimg onbsp;boren,haarbeurtenfbverdeelen,datfommige'fiz Quik haar foo laftig viel, als ^ ^
55
fchen lichaam overgebragt t’fijner tijd, fchoon de fiekre daar door fchijnt verdreven , opborrelt, de beftiering des lichaams omkeert ennbsp;eindelijk de dood veroorfaakt.
Doch de Stof-fcheïders fullen my tegen- rigenvef-werpen, datdequik daneerft, waanneer haar quaad-aardigheid t’eenemaai is geweerd, met ders beant.nbsp;die wonderlijke kracht om alle fiekten
IX.Boek, Van de onvolmaakte metalen.
gt; ^
degloejende Sncrvan ‘Perillus ^ ofindehelici 4 Arfèni-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;branden. De oorfaak defer toevallen
«les. istefoekeninde quot; Rattekruidigegeejïen
vereenigt zijnde met de foutegeejlen, door de warmte onfes lichaams feer dun en fijn gemaakt werdende, alles doordringen, weg-kna-gen en verderven. Siet hier van breder in de
geheel
¦ r nbsp;nbsp;nbsp;de Fenynen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„
geheet Wy konnen ons evenwel niet genoeg ver-1 nbsp;nbsp;nbsp;is voorfien. Doch ik vraag haar, wr-
Wijfc befchikking omtrent de Quik,die niet ge-wilt heeft, dat hoe fchadelijken vergif de felf-de ook mach zijn, geen deminfledeuchten genees-kracht daar in foude gevonden werden,
üeneej. Wonderen over de Goddelijke goedheid en , nbsp;nbsp;nbsp;dan ic/j-of werken? datfe
niets\^'Qtkx fulienfe loogenen, doch datfe ir’/’x wert konnenfe niet feggen : want ly foudenbsp;dan werken of door haar Soort-kracht j ofnbsp;dooreen nieuverkrege kracht-, heteerflege-
‘ent- nbsp;nbsp;nbsp;1. _/- 1 -I.i-:----------------1-/^ -i i- ¦ nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- .
Wanteen verftandig ervaren Genefer weerde;fchiedende,foovolgtnootfaaklijk,dar’ernoch Quik fo toe te maken, datfe tegen allerlei hek-1 altijd eenige quaad-aardigheid in blijft, dewij-ten dienftig is , de beroerde vochten in fodani-! Ie defelfde door geen bereidingen kan geweercnbsp;gen eenparigheid houdende, dat het overtol-1 werden-, doch het laatfte gefchiedende, foonbsp;lige werde uitgedreven, en het gene ontbreekt 1 moet de werking niet fo feer aan de quik, alsnbsp;daar by gebracht: daarom Raracelfiis de ter j wel aan een nieu voortgebrachte ftoffe werdennbsp;deeg toegemaakte quik niet ontfiet te vereeren , toegefchreven. Ten fy men wilde feggen, datnbsp;niet den tijtel van Balfem der Natuur j en na- j de quik dan met een nieuwe trekkende Seiljiee-tuurljke Theriakel. 'Do, bereidingnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\ nige kracht werde bedeeld, daar door fy, even
want of fchoon de quik op defe wijfe ge-ontdaan fchijnt, fo fal defelfde nogtans *'“• aanftonds wederom tot haar eerfte gedaantenbsp;en aart keeren,alsmer hechts warm water opgiet : maar des quiks eigentlijke fuivering ennbsp;bereiding beftaat in te weerende fwavekige^nbsp;loode quaad-aardige deeltjes: want op die wijfenbsp;werd de MlattekruidigeSwaveldoor ' ophef-finggefuiverd, en de ziel des quiks werd doornbsp;d Pr^^j . verfcheide opheffing fchifting en' overhalingnbsp;if,„ P' ontrooft en uitgehaaid, veranderende dan in
andere beter middelen kan gefchieden , foo hebbenwe de ^ik niet nodig.
IV.
Fm des ^ikflvers wonderIjjke kracht _, ont hetgoud en andere metalen aan te klevenj,nbsp;en van des felfs oorfaak.
beftaat niet in de fuivering, die gefchiet met de , als de Adder-vis het fenyn der Adders uit-felfde door een leer te kleinfen, in Afijn, PilTej | trekt, alfo ook het fy door fweeteii, buikfuive-Looge en Limoenfap te breken, en, fomen j ren enz. De quade vochten des lichaams voorgeeft van haar quaadaardigheid te bero-; trekt en uitdrijft. Doch nadien het felfde door
Utii
f nigte in en uitwendige gebreken wonderlijk
de rechte t ^lik der IVjfen, die
tegen me-
’ dienftig is. Doch fo lang als in de quik de ver-derflijke fcherpheid der fouten fchuilt, fo moet
Ph(
.“'¦.lm.
n defelfde noch voor een fchadeiijk middel ge-
Uen
/ien
Heel
Hn-
Hier ter plaats kan nuttelijk onderfocht werden, door wat kracht de quik aan Goud en ’aeMetaUnnbsp;aan andere Metalen vaftklecft, en van defelfde «tsgenok-¦èhgetrokken werd. Defe faak is ten allen tijdennbsp;de ‘ Wijsbegeerige wonderlijk geweeft, eennbsp;groot deel der ^ Scoffeheiders leid de felfde af OTChymid.nbsp;van een trekkende Seilf eenige kracht, gelijknbsp;houden werden ; maar de felfde bedwongen! ^'^^^'^^'^'^-’’breedweidendroontin’tBoek^’^?^nbsp;zijnde, fo begintfe allenskens goedaardiger te i de Verandering. Fallopius meent ook dat denbsp;werden; een wis teken hiervan is, datfe door i Metalen de quik trekken even als de Seilf eennbsp;geen konft weer levend kan gemaakt werden. | het yfer, de Brandfeen ftrootjes ; de Stof-Dat door defe quik wonderlijke genefingen i fcheiders vergelijken ook de “iSYcra i/cr/ifyT? » Lapisnbsp;van hopclofe fiekten zijn gefchied, kan men Ie-1 by de Seilfteen. Doch het zy hier mede fo alsnbsp;fen by Faracelfus^ Libavius^ Mylius ^ ^er-' wil, ten minften is ’t verwonderens weerd, datnbsp;cetanus en andere^ Stoffeheiders. Doch het I de quik van denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;cn getrokken
aart en eigen wefen der dingen overwe-gÊude, achtedatdeqtiik, hoefe ook bereid en *¦ toegernaakt is, noit behoort tegen fiekten gebruikt te werden, als wanneerdeminfte hope
van herftelling des fieken niet meer overig is: | van een Seilfteenige “ Hooftf of ge kradit moQihracb,
Want nadien des quiks verdervelijke kracht i werden afgeleid.- want indien dat waarachtig
iet hooftflojfgxm^i foortig is, en van de Avas , foo fouden defe twee dingen moeten
^orm ongemiddeldafdaald, fo is feker, datfe | gefchieden ; i. Soude het Goud de Metalen
aoor geen konft daar van kan gefcheiden wer-gt; en de Quik in een fekere en bepaalde
^en fonder het wefen en de felfflandigheid i van het Geheel-al met des felfs natuur over
oes quiks t’eenemaai te veranderen. Daar- i een - komende , gevonden moeren werden •
Om lal die bereide quik noch altijd iets quaad- i gelijk men ontrent de Seil- ftcen vernepTir’
aardigs verborgen hebben, dat in des men-fLen x. fouden de Metalen en de
11. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;rz ,
^ * nbsp;nbsp;nbsp;mah
fy met defe genefingen fo als ’t wil, ik de in- i werd. Defe kracht ftaat dan nu te verklaren,
' nbsp;nbsp;nbsp;/-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' en reonderloeken of ’teen Seilfieenige trek
kende kracht is.
quiks met Goud en andere Metalen geenfints|^^”^^g*'^'
Ik ben van gevoelen, dat de vereeningdes ^ochdoer
oiet
-ocr page 668-DE
TI Afdee-moeten veranderen j datfohaaft *i.iNG. als de eene komt in de “ Kr acht-kring der an-»Sphsra Jgj-g ^ ^-Q foudenfe aanftonds met malkandernbsp;ivitatis. ygj-ggj^jggjj ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jg gelijkheid hater felfftan-
digheid , als ook om tot hooger volmaaktheid te komen. Doch geen van defe twee dingennbsp;werd ontrent de vereening des quiks met andere Metalen vernomen want de cjuik, eennbsp;vloedige ftof fijnde, heeft geen vafte beflen-digeplaats ook drukt de quik, dicht by Goudnbsp;of ander Metaal gehouden fijnde, niet de min-fte verandering in de Metalen; gelijk ik me-ookniet nigmaal heb ondervonden. Om de lelfde re-doorbrmd- den kan de quik ook niet gefield werden onder
fteeni^e - nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
kracht.
de lichamen, diejfrootjes j draadjes en andere ligte dingen trekken, als daar is Brand-Jleen, Krtfialjenz. want defe lichamen fenden eenigenbsp;fijne ftoffe van haar, daar door diedingen getrokken werden.
Men kan ook niet feggen defe vereening te ZanUdT^ gefchieden om een lediyoeid te verwijden ^ ge-heid. lijk in de Hoofdftoffige trekking gefchied ; omnbsp;dat de Hoofdftoffige trekking alleen gefchiktnbsp;is, om de deelen van ’t geheel Al dicht by malkander te houden; ’t gene in defe Metaligenbsp;werking niet vereifcht werd. Defe vereeningnbsp;kan ook niet gefegt werden re gefchieden doornbsp;de kracht, waar door geljke dingen met malkander vereenigen en tegaar lopen , fo fietmennbsp;dat de eene druppel water met de andere ver-eenigt, niet door een verborge kracht, maar volgens de wet, waar doorgelyke dingen met malkanderquot; ver-eenigen j om haar tegen de gemeenenbsp;vyand te fterken. De ondervinding Icerd ooknbsp;dat oliachtige ftoffen haar met baax%gelijke, ennbsp;waterige infgelijks met haars geljke vereenigen. Vorders de Gommen ^ die waterigyannbsp;aart zijn, als daar is de ylrabije Gom j de Gomnbsp;‘Dragantj enz. werden lichtelijk in water ontdaan en gefmolten; doch geenfmts de vtmrigenbsp;Gommen, namelijk Maftich ^ Wierook Harjinbsp;die om ontdaan te werden Brandewjn
Niet tot
Noch door de CVet dernbsp;gelijkheid.
ONDER-AARDSE WERELD,
kan maken. Even fo is’took gelegen met de Quik, die de naafteflojfe der Metalen en doornbsp;fijn overtollige vochtigheid, als ook door denbsp;aardachtige vuilnis feer onvolmaakt; nogtansnbsp;van de natuur tot een veel hoger gebruik vcort-gebracht zijnde, en uit haar lelfs een meerdernbsp;volmaaktheid en vafter beftendigheid begee-rende, fo heeftfe van den Schepper dit voorrecht , datfe met Goud en Silver vereenigt,nbsp;als een volmaakter gedaante aanneemt, denbsp;[overtollige vochtigheid door de droogte vande^^^^^^^yk-Metalen een weinich onderdrukt werdendenbsp;daar door de Quik beftendiger en edeler werd. gt;
Defe vereening werd volbracht door middel' van des Qiiiks lymigheid j daar door fy vaft aannbsp;die Metalen kleeft, endesfelfs doordringent-heid, daar door fy tot het innigfte der Metalennbsp;doordringtjdevioedigheiden beweeglijkheidnbsp;feer veel helpende.
Hier uit blijkt dan, dat de vereening Qtiiksmet de Metalen niet door een Seiljlee- (chndiM'nbsp;nige krachtj maar door haar toegeeigende hoe-Mnbsp;danigheden gefchied. Even gelijk Goud metnbsp;Silver door middel van Borax, YfermetYfetnbsp;door middel van gepoedert natgemaakt en gebrand Krijt, Fin met Lood, Koper,Yfer en Silver door middel van grieks Pik te aaar aeliimdnbsp;werden,
Wie verwondert fich niet, als hy fiet dat door de wajèm of rook van een ftof uit Lood en Tinnbsp;te gaar gefield , het Tin met ^ikfdver foonbsp;nau vereenigt werden en verharden; dat hetnbsp;mengfel in kleur en hardigheid, fo dat’et denbsp;hamer verdragen kan, van Silver niet fchijntnbsp;te verfchillen : Seker ik foude de faak niet ge-
. tot 1 tngt;i‘
'Uol'
aktt-
loofd hebben, ten ware de ondervinding die aan my hadde beveftigr. En nadien doornbsp;felfde wafem vanendoor ^.ikfilverbetnbsp;vafte en beftendige Goud tot een poeder ge-^'’^'“nbsp;bracht werd, fo moetmen niet meenen fulks tenbsp;gefchieden,om dat de ^ik in 'tGoudindrinS^'nbsp;even als des Seilfieens kracht innbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ cby®‘‘=‘'
gelijkfommige * Stoffeheidersmeenen, niaar
€}HZ
nodig hebben. Men kan ook niet feggen defe hetvoedfei vetecning tuflehen de Quik en de Metalen tel op de wijfe van ons verklaard. Het felfde moetnbsp;dmgltrók- gefchieden, om dat de Metalen de Quik als iet verftaan werden van de verandering en ver-kenwerd. goeds voor haar tot fich fouden trekken, even j wiflèling anderer Metalen, namelijk alsnbsp;ah ieder lid (\}nhyïondervoedfeltrekt: want 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' '
de Metalen zijn fo volmaakt ^ datfe de Quik niet nodich hebben.
Noch gelijk
001 middel van Fitriolin Koper ^ en Tin door 3 Ammoniak-fout in Lood verandert;
oeree. ootdcel defe vcrcening te gefchieden nbsp;nbsp;nbsp;Pin
otgetttMoor een goedaardige en ¦vriendeljkeinvtdiLr /J^f^ Wdoor Afijn tot Loodwit; en
- nbsp;nbsp;nbsp;'¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^oor het vuur tornbsp;nbsp;nbsp;nbsp;werd.
rtet gelchied ook door geen Seilfteenige kragt, s / in Sterkwater gefmolten aan Koper,nbsp;en Koper aan Tfer blijft vaftkleven ; al defenbsp;mgen gefchieden door de hoedanigheden, dienbsp;op beide de Metalen paften. Sy verdienen uit-gelacjir te werden , die bevveeren, dar verandering der Metalen kan gefchieden door de kragtnbsp;lommigergewaftên, namelijk Munnikskappep
Waar door defe -vereenbsp;ning
lijk gefchied. (jer Metalen op de Qiiik, die daar van werd aangegrepen en omhelft; of door een drift desnbsp;Quïks tot de Metalen ; byna op die wijfe als denbsp;ftoffe een drift tot de vorwi heeft, daar door fynbsp;tot een felfftandigheid werden vergaard: wantnbsp;Ariïloteles, van defe drift fprekende, fegt metnbsp;recht, dat deftof tot de vorm het felf de opjigtnbsp;heeft als de vrouw tot de man j en het leljke tot
cm
hetfehoone. En defe der ftoffe is nier an-; en diergelijke. ïn ’t vervolg fal gofoont wer-ders als een natuurlijke neiging om de vorm te ; den, op wat wijfe de‘‘^nik uit Menie, en uit de nbsp;nbsp;nbsp;‘
ontfangen. Nadien de ftof in haar felfs onvol- i rnnk von nbsp;nbsp;nbsp;MfAnlioWen als ook van de ge- ^
«raakt, en leelijk is ,fo heeftfe een noodfakelij-ke drift tot het gene haar volmaakt en fchoon
rook van andere' Mjnftoff^efi waftêii, gehaald en getrokken werd.
Het
IX. Bo EK, VAN DE ONVOLMAAKTE METALEN.
aofa.
Cap.v.
Jadenlijtn Swavclnbsp;quot;‘^lgt;engTo~
Het V. hooftstuk.
Van de *Jodenlyraige lichamen.
Jck
Z^men-
Aar werd van de natuur een feker foort I droogt werden tot een Jodenly niig mengfel, Ivan vettigheid voortgebracht , dat datfenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;noemen. Doch van dewijfeop
door fijn fout niet zijnde geveftigt, tot welke de (i_yV.gyptenaars haar dooden baifem-Jodenlym^amp;tA -, dochdoor hetSoutgeveftigt! den kan nagefien werden het derde Boek van zijnde , fonemet de gedaante van Aw/^w/aan; 'mijn ^^yEgyftife Oedipus in ’tHooftftuk van^quot;*quot;*nbsp;Welke twee ftoftèn malkander fo gelijk zijn,dat | de Miimie, als ook bylöndere handeling vannbsp;Jodenlijm vlocdige fwavel, en Swavel geve-1 de Franfe Mumie in ’tjaar 1676 t’ Amfter-ftigt Jodenlijm genaamt werd.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I dam gedrukt.
Jodenlijm is een vet j feer heet ^ oliachtig vocht j bequaam zijnde door fijn brandige aartnbsp;om het vuur te voeden en te onderhouden ^ ver-fchillig volgens de verfcheide flaatfen daarnbsp;V voort gebracht werdj envolgens de verfcheide dingen daar ’/ mede vermengt is: want uit denbsp;fteenendruppende,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Mutinenfe land
gefchied, fovverdfe •‘Steen-olie genaamt;doch uit verbrande Swavel met een fwart kleurennbsp;fvvaveiige reuk voortkomende.fo werdfe^^?'lt;d-fek genaamt ; het Babelfe Jodenlijm werdnbsp;Naphta genaamd, hebbende fo grooten ge-meenfchap met het vuur, dat’et daar maar ontrent komende aan brand gaat: werd in ver-
So fietmen dan dat’er maar eenerlei vocht is, dat de naam van ^ jodenlijm draagt, ’t welk f Bitumen,nbsp;van de verfcheide aarde, waters, fappen,nbsp;en andere ftoffcn, daar ’t mede vermengt is,on- kt joden- ’nbsp;derfcheide benamingen krijgt; en dewijl defe;^j^j^nbsp;ftoftèn verfcheidelijk gekleurd zijn, als ooknbsp;verfcheide krachten hebben, fo volgt nootfaak-lijk dat’er verfcheide gekleurde en met verfcheide krachten verfiene foorten van Jodenlijm gevonden werden. Om dat de onderaard- fffnbsp;fe warmte volgens haar verfcheide trappen ook^^^'nbsp;verfcheide kleuren aan de ftoftèn geeft; cw en U^eideh-j-als in ons lichaam door de warmte uitnbsp;bloed ^ uit bloedgeelegal, en msgeelegaló^oot dLZie.nbsp;fcheide plaatfen van Italien en Sicilien gevon-1 verbranding groene of fwarte gal werd voort-den, gelijk in de plaats Naphtia dicht by de 1 gebracht. Sowetd Ae witte ^ Brand-f een, die^^suednumnbsp;ftadM^fö innbsp;nbsp;nbsp;nbsp;daarmygedenkt, dat een foort van Jodenlym is, door een fachre
ik voor defen een groote menigte dufdanige warmte voortgebracht , en daarom heeft de-ftoffe gefien hebbe. Wanneer (5efe ftofopde/felfdeik weet niet wat voor foetigheid; doch bodem der S^ee uit de allerfuiverfte Swavel op-) de geele werd door een fterker hitte toebereid,nbsp;borreld, en op ’t water dry vende door de om-i daarom iffe ook fcherp van fmaak ; eindelijknbsp;fwermende logt verhardet, foverandertfe in j werd denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;door fterke hitte
Brand-fleen. Vordersalsdefe lijmigeftofin en verbranding voortgebracht , en daarom
‘•Pstr*.
®gt;'ura.
de Meiren op het water drijft, dan werdfe ei-gentlijk Affhaltus genaamt, hoedanige gevonden werd in'xMsxx. Albula,en voornamelijk in’t Joodfe Land , in’tMeirde doode Zpe ge-naamt, daarfe aan de ftrandengefpoeltftecn-hard werd, met een purper-kleur. Strabo fegt.nbsp;Jodenlijm is een Aard-fiofj die door de warmtenbsp;gefmolten werd uitgeworpen , verfpreid
en
werdmen in defelfde een verbrande fmaak gewaar. Wanneer Bik by Joden-hjm gemengt werd, dankomt’er Biffaphalt voor den dag;nbsp;en verfcheide andere foorten navolgens dat hetnbsp;felfdemet Sout j SalpeterVitriol^ Aluin ennbsp;anderequot; Mijn-ftoffèn vermengt werd. Op defe«Mineri-wijfe kan door hulp der uitwendige finnea*'*-van de krachten en hoedanigheden der ver-
van ’t koude water gelijk in de Meiren is tot fcheide foorten van Joden - lijm geoordeeld een vajlejlofj even als hardysgefiremtj daar-! werden; daar over men mag nafien het gene innbsp;om moet' et af gefne den en afgehouwen werdenfx.c.ttA.c, deel van de Jodenlijmige Waters isnbsp;Wanneer de Jodenlijmige ftof door fout ge- j gefegt.nbsp;flremt werd, fo komt’er een mengfel te voor-fchijn , datfe Ampelitus noemen, om dat’etnbsp;diend regen de wormen in de Wijngaarden, of,nbsp;gelijk Theophraftus iegt, Genees-jodenlijm ^nbsp;om dat’et fuiken deftigen dienft in de Genees-konft doet. Doch als defe ftof by verbrandenbsp;fwavel gemengt werd, fo komen de Steen-kolen voor den dag, daar van te voren is gehannbsp;deld. Als’erkley by gemengt is , foo werdfe
Uit defe oorfaak is de eene foort van Joden- D/tArom lijm heet j Aq znAcec koutj droog j oi vochtignbsp;fachtoihard jQnz. Sommige geven een aan-droog ennbsp;gename reuk^ andere een vuile flank. Doch ditnbsp;hebbenfe alle gemeen, datfe lichtelijk branden , gelijk in de Koolbergen openbaar is , hoe-danigen in Slifnia een gevonden werd, dienbsp;menfegtfomtiids tenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Daar de Gra
vers , volgens het getuigenis van Agricola,
genaamt. Wanneer fwart en wit Jo- eerft een trede diep aarde ui'gravende, fovin-
den-lijm te gaar gemengt werden, dan komt de Biffafphaltus of Bikkig-jodenlijm re voor-fchijn; dat op verfcheide plaatfen uit de Bergen fypeld, gelijk in’t Land Epirus, ’tvvelknbsp;natuurlijk is; daar komt ook een konftwerkignbsp;voor, dat Mumie genaamd werd; om dat de
^rmdendt tergen met
denfe kelen^ die uitgegraven zijnde ontrentte;, drie en een halve trede diep, fo ontdekkenfe^^'*-een dikke fchofle fleeUj en owAcrAtitJieen wq-Aewm kolen, diefe wegens haar fwarrheid ennbsp;glinftering de naam van Bik geven, fy zijnnbsp;harder als de eerfte. Hier onder fchuilt Jodeu^
met Pik en Jodenlijm gebalfemdedoode licha- lymigeCadmia ^ aluinigevuurfteen, znfuiver men in 't LibyfehnA door de hitte der Son ge- Koper. De brandende Kooien door aarde iiir-^
V 1 nbsp;nbsp;nbsp;gebluft
gebluft werdende, verkeercn rot een fwart’vuur waargenomen. De ^gyptenaars aeo^sir-poeder. nbsp;nbsp;nbsp;I bruikten Joden-lijm om haar Wooden tenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;naan
Daar diend aangemerkt, dat al ’t gene in de | men ^ en omgedtirich vuur te houden: daar V an «Mercu- Svvavel , in het Sout en in de “ Qriik vet^' onÏQnz_yEgyftifen (^yEdypis kan werden na-. en fmeerïg is , fijn eerfte oorfprong uit de gefien. Ammianus verhaald, dat de Berfennbsp;jodelijmige ftof heeft. Nadien dan defe ftof 1 een doek met Jodenlijfn bejireken brandende innbsp;door het ganfche aardrijk verfpreid is , fo zijn | de huifen haar’er vyanden werpten, om de felf-
0-g- Waar
deamp;sngt;^'
nus.
De genaas Jen x.ijn ooknbsp;met eennbsp;Jodenly-niigc ftotnbsp;voorfitn.
dere gewaftèn, die Harfi uitfweeten, open-! tegen het fVater befchermd, baar is; invoegen dat defe Harfi met de naam j Maltha is een foort van Joden-lijmig nijk,nbsp;van gewafpig Jooden-lijm mag benoemd wer-; dat blijft vaft kleven aan de lichamen, daarnbsp;den . Hier toe behooren ook al de Boomen | ’t van geraakt werd, en volgt de felfde na, werdnbsp;die ^Pi/é ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;geven, namelijk denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;door water aangefteken, en door vuuruirge-
boom j Kerfi-boom/Fruim-bomen en in meer j bluft, {oFlïnius verhaald. Het gene andere blijktt: invoegen dat’er naulijks ctnig Tacitus j Flinius en uit de {^{dszljidoruse.'^
Als ook de gewas is, ’twelk niet met een Joden-lymige F ererius verhalen van het Joden-lijm, datle Dieren. Jïofis voorfien. Daar zijn ook geen “^Dierenj. AJphaltusnoe.m.cn^nzmtWps.édsFetïotay^oii- i,tsnbsp;of men vind in de felfde diergelijke ftof, daar de zijn, dat ’et door geen mes noch fweerd kannbsp;uit fy gevoed en haar deelen te gaar verknocht werden doorgefneden, maar alleen doornbsp;werden; want \\ctvet Qnfmeer\sn\QtznActs,vrouwenMaanden-bloed\\git\\]kvxnm'Mc^'^'nbsp;als een Joden-lijmige ftof.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i der fcheid, is beufelagtich, en ftrijdig tegen de
^ nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'Ondervinding: want de eene die her felfde heb'
-De nuttighedm eu Geneeskrachten des , nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;omvaaragtich
Joden-l^ms. nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Reis-befchry ving van
Het Joden-lijm heeft in de natuur ontelbare 1FetrusValleus,Brocardus en andere.De Sche-
]o7eu]Yms ongemeen gwotc gebruiken daarvan wypen konnen fonder middel van Joden-lijm nier
quot; alleen de voornaamfte fullen voorftellen. nbsp;nbsp;nbsp;j lang in ’t water duren
Het onder. Eerftelijk werd het duurj'ame onder aar dfe'-^ De volgende nbsp;nbsp;nbsp;ondervindmen
Tornt dZr nbsp;nbsp;nbsp;’tjodenlijm, of de Swavel toegefchreven: i in ’t Joden-lijm, het fteut vallingen, verdrijft
uan. nbsp;nbsp;nbsp;in voegen dat over al, daar brandende Bergen ^ | de gefwellcn, heeld en lijmt te gaar: aanbrand
of wanne Bronnen gevonden werden , daar | gefteken verdrijvet door fijn geur de Slangen, moet noodfakelijk Jodenlijm of Swavel wefen.j diend tegen hetquot; Val-vlies indeoogen; ver-^^“^^j.nbsp;Wat do Ten tweeden. De Kamfer QH^QNafhtha 'S2esK. de Ji^t, peneeft met Salpeter geftreken
i Bitumen.
Menigte
dienfiendes
Karaicri,
Is tïaeeder-lei
zijn foorten van Joden-lijm, die branclende de Tand-pijii: met Wijn gedronken ftilletde in ’t water met werden uitgebluft, maar fterker: Hoeft en Bloed-loop; met Afijn gebruikt, ver-aangaan, en hclderer branden; over de A/zw/er; dunnet geftremd bloed; is feerdienftig tegennbsp;werd onder de natuurkundige getwiftet, of-: het Schurft der Beeften.’nbsp;fe uit de aarde komt, of datfe uit de boomen | Hier uit is openbaar dat denbsp;¦ drupt. Ik bevinde uit het verhaal van onfe Je-die in de Swavel, in het fout en in Xnbsp;fuitendat er tweederlei Aó^^^/èris : i. een die j'^quik gevonden werd, niet anders is als de eer-in de Molukfe Eilanden^ en voornamelijk in Iftet^r’^r/^/^r’/Wj die van den beginne der ScheP'jjus.nbsp;Borwo uit de bomen fijpelp; mn z. een door j ping de ftoffe is ingefchapen, ennavol^ensd^
konB toegemaakt ^ die' uit China gebracht werd. Doch van denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;moet breeder ge
handeld werden in de ervarenifiên ontrent het
verfcheidenheid der faken, daarfe is T)lijve^ vafthangen , fo veel verfchcide namen heernbsp;ontfangen.
Gap. VI. a Phyfici, Koraal «nbsp;een Zee-hoom. m Koraal werd van de ' Natuurkundige bepaald te zijn een Zee-boom: want het groeit nergens als op de bodem van denbsp;Zee, en werd even als de Tamarisk in veel takken uitgebreid, hebbende in het water eennbsp;middelllag van hardigheid tuflehen gewaflennbsp;en fteenen: in voegen datfe feer bedrogen zijn,nbsp;H in't ton- die feggen het Koraal heel facht te zijn. Sekernbsp;Koraal is in ’t water ten minften fo hardnbsp;als Tamarisk of cenige andere ftevige plant:nbsp;want indien ’tfagter^^LS, fofoudet niet konnen opgroejen, de fterke vloed des waters, nognbsp;het fwemmen der viflèn verdragen en weder-ftaan. De ondervinding heeft my geleerd, datnbsp;het koraal in de Zee recht of-groeidj en fonbsp;l^rd is jat etfomtjjdsdevis-nettenfcheurd. |
ssIt?2quot;”sfteerfs geheel^^’ fteen nbsp;nbsp;nbsp;~ ët^donden. In defe men nbsp;nbsp;nbsp;g^reekend , fiet-j^J^fV p-earnt»' ^ Schelpen aan de Rots vaft-Lp nbsp;nbsp;nbsp;defe zijn eenige Oefier-fchel- 'melkers binnenfte gladde zijde, P^^/'^efaal {ondet wortel febijnen voortnbsp;ipruiten , als ook op de buitenfte ruwe vlak- ^ j Cil ielfs mtdcftccn. Om dc nbsp;nbsp;nbsp;des koraals |
IX. Boek, Van de onvolmaakte Metalen. p- Vi. koraals naukcurig te onderfoeken, fo heb ik de takjes koraal vati de fchelpen afgefcheiden,nbsp;of ik niet konden vernemen op wat wijie hetnbsp;felfde gtgroeit was; doch ik heb geen worteljnbsp;noch iets dat een wortel gelijkt konnen ont- |
159dekken; maar de takjes fcheenen aan de fchelpen vaftgelijmd ; ’tfelfdehebiknamaalsinde Schelpen, Terel-moer genaamd, geteekendnbsp;S. T- ondervonden; als ook in gladdenbsp;1fteenen daar door ik niet weinig ontftelt werde. |
VUnJa-CcntHu
Jn- nbsp;nbsp;nbsp;,
'H
ffi’
iLlt;as,
-¦'O
wniMnnpiyt
Cxfrallum Verrucajum,
Stipes Cm-aUxs toit^tbLuu^du/eo ^duthons
-^euJü Coi'idhtmLydia^l^btm, hynJetmx
~P/êuJxgt; Cm-adum
^»tle ft i^oï' Xiet lang geleden heb ik kennis gekregen Koquot;* een Arabier ^ die, veel jaren koopman-f«ai. fchap hebbende gedreven aan de Rode-zee jnbsp;niet weinig kennis van de gelegentheid der fel-had verkregen ; die feide my datnbsp;^er heeie bollen van koraal-gewajfen in delenbsp;¦^ee gevonden werden, die fo dicht te gaar zijnnbsp;gevlogten, dat niet alleen de duikelaars, maarnbsp;felfs cjg viHèn tot de felfde geen toegang heb-ben. Hy voegde daar noch by, datdevilTersnbsp;tlikwils fchelpen, tiggels, llcenen en diergelijkenbsp;ftolFen met koraal befet hebben opgehaald; janbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;QttWolfyn gevangen,uit wiens harde nuideen takje koraal gewalTen was; alsikmy defe faak verwonderende vraagde of hetnbsp;koraal eenigy2?W hadde, daar door het felfdenbsp;jverdc voortgefet; fo antwoorde hy my datnbsp;in ’t felfde een fadelykefiof was, daar door hetnbsp;Werd vermenigvuldigt: en waar defe vogtig-heidop valt, daar brengtfeftrakseenkoraligenbsp;ipruit voort. Defe vogtigheid vertoont fichnbsp;onder de gedaante van Corianderof Cor-«öe^V.befien, evenals dikfmeer. |
Den Groot-Hertog van nbsp;nbsp;nbsp;necic Tl fa een Doodshoofd C. daar op een koraal- met plantje gefienwerd, ’t welk daar uit fchijnt*^^^^^'*'’^-’nbsp;gefproten: ’t gene even als in de ftraks-verhaai- vatrfm.nbsp;de fchelpen uit {atenfadelykvogtisvoottge-komen. Laat ons nu de aart en eigenfehappennbsp;des koraals wat naukeuriger onderfoeken. Vraagtmen uit hoedanige ftojfe en op war wy- op mt vj. y?’t koraal werd voortgebracht,fodiendgeant-/®»»gt;nbsp;woord dar’ct lijn oorforonghaalduiteenfme.Krrfa?^nbsp;rig, tay en foute vogt,dat inde rotfen,die altijd ^trdvoort-van ’t Zee-water bedekt zijn, vermengt isnbsp;de fwavelige wafemen. Het fpruit voort evennbsp;als de boomen, fijnde in ’t water eenigfints fagt,nbsp;en groenachtig van kleur; maar in de logt werdnbsp;’et door de innige Iteen-geefl: verhardet, verkrijgende een fwart, wit of rood kleur. Het ro- Oe mfnaknbsp;de beflaande uit ’t fmeerigfte taille vogt, en uit ?f”nbsp;de fuiverlle bell-gekookte fwavei, werd voor ry«VfKo-het koftelijklle gehouden. Weiwitte ^ isook™*'nbsp;wel voorfien met een tay vogtenfuiverefwa-vcl , om dat nogtans de felfde fo wel niet is gekookt, fo werd het witkoraalmingezchtsls her |
ïlt;^0 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD,
iii.Afdee- rooie j alhoewel fommige hei felfde ver- j Wy oordeelen dat het koraal^rö^/niet als LING. keerdelijk meer agten. Doch het/ê^gt;-1 de planten door het voedfel, dat haar vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
riïia:/, beilaande uit tayefmeerige, doch verdor-1 werd toegebracht, maar door van ve en verbrande Swavel, werd in geen andere ’ ’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’ quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j—
weerde gehouden, als dat’ct wat ongemeen is.
Hit
....., 'of
_________^______ . maar door van buitenzet
In de Bewaarkamer van den Cardhiaal Bar
berini is een Spruitje Koraal, dat aan de wortel fwart^ in ’t midden wït, en daar na rood is, eindelijk werd’et even als Z^e-tamarisk in takjesnbsp;gefplill: daar in de verfchcide trappen van hitte en koking merkelijk gefien werden.nbsp;verfcheide Wcgens dcs Kotaals Genees-kragten diendnbsp;aangemerkt, dat’et verkoeld, verdraagt ennbsp;t’faam-trekr. Ik heb bevonden dat ’et een deftig middel icgcw bloeden-, het is ookfeerdien-ftig tegen deJfeen. Taracelfm telt het koraalnbsp;onder zijn * Algenefende middelen y her diend
Geneeskrachten dei Ko-raals.
a Panacea.
by komende foute en S wavelige deeldjes, op die felfde wijfe als de Souten tot Kriftallen te gaar-ftremmen, en fulks op byfondere en toegeëigende plaatfen, namelijk op de Bodem derZj^jnbsp;daar menigte van Swavelige en foute deeldjesnbsp;zijn. De groei des koraalsgyax. aldus toe; uitnbsp;de Bodem der Zee wafemen eenige Swaveligenbsp;Ibute dampen uit, die met hulp des Been-geefts te gaar-flremmen, en allenskens vermeerderende tot een koraal-fpruitje aangroe-jen. Door de tayefinerigeftof, die by defe wafemen vermengt is, werd het koraal een tai-I heid en fagtigheid bygefet: daarom werd ^t ko-I raai door de vloed en beweging der Zee, alsnbsp;ook door het geweld der vilTen en Zee-gedrog-ten niet ligtelijk gebroken.
Gelijk de planten met draden en om haar voedfel te trekken, zijn voorfien,nbsp;fo is ook het koraal van binnen met eennbsp;begaaft, daar door het ^’öÉ’r^/getrokken werd.nbsp;Verders gelijk in de beenen merg , en in denbsp;planten voedend-fap voortkomt, alfo werdnbsp;ook in ’t koraal een fadich vocht gefien, dat er-gens opdruppende daar ook een kor aal-fif ruit-\je voortbrengt; daar uit ligtelijk kan verklaardnbsp;werden, op wat wijfe het koraal fonder eenigenbsp;wortelo^ïchd^tw, tiggel-fteen, bekkenelennbsp;en op diergelijke lichamen groeit. Nu Haat renbsp;onderfoeken op wat wijfe het koraal takkignbsp;werd;fonder welke takkigheid het felfde geennbsp;Zee-plant kan genaamd werden.
tot hert-fterking, tegen de vallende fiekte en | podem der Zee. De Swavelig-foute deeldjtt
quaadaardige koortfen ; doch hier over kon- j niinncn dit Ar^iifodanig, datfe her felfde aan-
nen de Genefers werden nagefien. Het is ver-1 {l^onds aangrijpen, en met een koraal-korfi b^' wonderens weerdig ’t gene Boetius de Boot jkleeden; ’t gene ik noit foude geloofd hebben-
mnrrpm/^i-tr nomf'Iiilr rlof nbsp;nbsp;nbsp;Vinbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;...
De Koraal-vifiers hebben waargenomen dat met het koraal altijd een Kruid werd opge'//»W^nbsp;viatfi;,d Wierdgenaamd werd,groejende op de
heeft aangemerkt , namelijk dat het Koraal van een gefiont Man gedragen, veel fchoon-
ten ware ik lo een takje koraal in de Bewaarka-mer van den Kardinaal nbsp;nbsp;nbsp;had gefi^^ ’
een vrouw daar van , dat ondergt;^r^ , in’t midden nbsp;nbsp;nbsp;, en vervo '
een vrou door üQ jionden • ggj^g jg ^ eindigende in takjes even als
der rood is , als van de reden is , dat
ontreinigt werd : men verneemd ook dat’et | 'ff^ierd, daar van de af beelding e'ven te voren aan de fieken, die naby de dood zijn , bleek j jg bygebracht. Doch daar dufdanigen krnifi
! gaar-ltremmen. In de voorgaande albeeioin.,
onder watflag van lichamen j werden aan de letters A, B, C, D, verfcheide flagtuffehen ’t Koraal diend gefield te werden ; want het is | Koraal-takken vertoont.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;x,r;gt;gt;
Planten eigcntlijk gceii fleen j als ook geen Tlante;\ Daar is fuiver, hard,mz/koraalaandele^^„^^W•
en
in-
*» Dieren, ^laarom werd’et gevocglijk’cr een Steen-ylant 1 ter E. daar is ook knobbelig, wit, enweiiug genaamd, dat is iets tulTchen de planten en i getakt F. daar is ook koraal, datfei’rzr.W'^^”®^'nbsp;fieenen, even gelijk fommige lichamen gevon- j men, als ook vals Koraal^ fijn'^^ fwartnbsp;den werden, die als een middelflag tulTchen de j van binnen meefi hout door al de takkMnbsp;planten en dieren zijn. Doch om de waarheid i voegen dat ’et niet anders is als een rlan^nbsp;te halen uit des koraals oorfprong, fo fal ik ; met een koralige korft: bekleed, gelijk aan H-voorftellen de dingen, die ik ten deele met ei-1 gefien werd; gewreven werdende, foogaaternbsp;gen oogen gefien heb in SicilieUj en ontrent | een -viflige Zfie-reuk op.
de Stachadifie Eilanden aan de Franfe kult, j Vraagtmen nu van waar het koraal fogroote^^^^^^,#*»
en ten deele van geloofwaardige luiden heb krachten ^ die de Schrijvers nietgenoes
hooren verhalen. nbsp;nbsp;nbsp;nen roemen, toekomt? ik antwoorde de leita
van
-ocr page 673-Ca
I*. VI.
*MeQ.
ftri
' Wel
nuni_
Aq foutegeeJientnfiz)a.veligedam]}en^{tt\Brand(ieen-verwfel. Sy doen ook verloren ^‘rfchtih vloejen; want nadien in’t koraal veelnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 arbeid die dit verwfel trachten te verkrijgen
^ich Sout en Swavel als ook eenigc vitriol is, | door middel der ISdyn-fouten j namelijk Salpe- vcrwfei« fo moet uit die menging noodfakelijk groote! ter, Aluin en Vitriol; om dat de fcherpheid de-ontftaan: wat kracht in’t Sout, in de j fer Souten de Koraal beknagende en verbran-Salpeter, in de Vitriol en in de Swavel fit is te: dende, alle delTelfs kracht verderft envernie-voren in’t byfondergetoont; die nootfaaklijk i rigt. Daar zijn’er ook die de faak meenen tenbsp;moet vermeerderen wanneer die dingen te j verrichten met de Tuim -fieen en Amaril:nbsp;gaar gemengt werden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;| doch ly fcheppen water met een fift;om dat het
By de Genefers is niet vermaarder als het (Koraal eerft moet gebrand werden , ’t geene •verwjelvan Koraal-^ doch op wat wijfehet jfeerftrijdig is tegen netnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Mo-
felfdegetrokken werd is noch feer onbekent. [gelijk foudede ïaak met gewortelde AJyn, of Sommige, als ^er eet anus ^ ontdoen hetKo-' met met Honich geenquade uitflach hebben,nbsp;raai door middel van een fcherp fuur vocht, en' So veel ik van de geheimen der natuur ben re
trachten dan het ontdaneKoraal door de ‘‘PK'or-tel-afijn van fijn ' fcheid-vochtaftefclieiden, om het felfde tot een brandig vocht even alsnbsp;Brandewijn re brengen, diefe Koraal-verwjel
weet gekomen , fo is’er geen beter fcheid-vocht om het verwfel te trekken, als ^^geefi van Honig of van Eiken-hout. Doch dit fy genoeg gefegt voor de' Stoffeheiders. En nadien«Chymica.
noemen. Eenige meenen het Koraal-verwfel \ hier niet gevoeglijk van de Terlen kan gehan-te trekken door middel van de ^ Brand-fieen, j delt werden, fo is ons voornemen daar van el-dochde faak wel ingefien zijnde, fooverkrij-jders breeder te fpreken genfe niet het Koraal-verwfelj maar heti
II. Deel,
iSt
Het Mende Boek,
DAT IS,
I. AFDEELINGE.
als ook der ^^idfijnen.
Het I. Hooftstuk,
Cap. I. a Schola-ftici. fVaar va» den Auteurnbsp;Vier heeftnbsp;te ff rekt». l^k veer. werf. Ls bekende dingen overflaande het gene de * Schoolgeleerde gewoonnbsp;zijn te knibbelen over het voorwerpnbsp;der konften en wetenfclrappen, alsnbsp;ook over de Jioffe en t;ömdert’faamgefteldenbsp;natuurlijke lichamen,fo fullen wy onfe gedachten alleenlijk laten gaan overdenaafteoorfa-ken der Metaal-proejing. En wy hopen denbsp;wech gevonden te nebben, om met Gods hulpnbsp;b Phyfica. de dingen te ontdekken, die in de ’’ natuurkunde feer moejelijk en verborgen zijn. H« fieffe- Het fiojfel^k voorwerp der Metaal-kundej ^»erffe7dernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Volmaakt fuiver Metalig mengsel, de Metiai- overige ' Mijnfloffen j daar van te voren over-e Mineralia bloedig is gehandeld uitgefloten, de Metalen ' zijn Goud j Silver j Koperj Tfer/Tin^ hood.nbsp;lt;lt;Foriaaie, Het ^ vormelyk voorwerp noemen wy de Metvermt nbsp;nbsp;nbsp;Op wclkc dc natuur de ' len in de ingewanden der aarde voortbrengt. Voor fo verre als de Metalen opgegraven, ge-fmolten, gegoten, gefmced in malkander veranderd tot beelden , ringen, penningen, huisraad en verfcheide andere dingen gemaaktnbsp;werden j fo konnenfe het voorwerp van verfcheide konften zijn,namelijk der Metaal-kuu' |
de^ Giet kunde j ‘ Stoffeheiding j Smeed-kunde,«chym'®-(\Q?gt;GeId-Jlaans nbsp;nbsp;nbsp;^tsfViffel-Jiijls daar van in’t vervolg breed fal gehandeld werden. nbsp;nbsp;nbsp;^ Wy ftellen de naajle Jioffe der Metalen te zijn, niet de eerfte ftof der-^ wandcl-wijfe,nbsp;noch de invloed der Sterren, noch denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ƒ peripate- flofïèn, maar ttnfwaveligfoute q^iiikkigewaffcx. few j daar uit de Metalen als uit eeny2z:^^/, datnbsp;de eerfte ftof is ingefchapen , werden voort-gebracht. Denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/?ö/'is onfes oordeels de tfaam - looping der ^ Hoofd-Jiojfige hoeda- s nigheden j en de invloed der Sterren : hoe^^nbsp;dit alles te verftaan is , fal hier na verklaardnbsp;werden. Daar ftaat dan aan re merken, dat in de eer-fte ftof een feker fmeerigfout fap fchüild, fijn- Metalen de de Hoofd-ftoff'en ingefchapen, welknbsp;door het onderaardfe vuur tot een damp de»nbsp;maakt in al de openingen des aardrijks \ti-g:hr»p-fpreid werd, en als het felfde ergens eenbe-quame ftof aantreft, foo blijft het daar hangen , tot dat ’et met’er tijd gekookt de gedaante van het een of het ander Metaalnbsp;neemt. Door het woord fap verftaanw^ ^nbsp;Quikkige of geeftige vochtigheid , |
METAAL-KUNDE. geen enkel water j maar een quikkig vocht^nbsp;dat in de eerfte aarde is gefchapen; dit Metaalnbsp;voortbrengend vocht werd door verfcheidebe-wegingen voortgeteeld. De vier Hoofd-floffennbsp;zijn niet anders als Voerluiden der krachten,nbsp;die in de bovengefegde damp verfchuilen:wantnbsp;kookt aarde en water j fonder de invloed de-
C A p. J
dü
“1 radi-
cale,
;ferkragten,folangalsgewilt,gyfultnietan-in de aardachtigeïkoï, daarditfapme- jders alsenverkrijgen. Dochde-de vermengt werd. En dit zijn de drie dingen, !fe dingen moeten in’t vervolg door verfcheide die voornamelijk tor het vóórtbrengen van alle j ErvarenilTen betoont werden.
tegaar lopen. nbsp;nbsp;nbsp;| Doch hoe denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;werden, ftaat
Pni.
‘'•'«eora.
jd kimera, /''¦¦reni.
Au.
wandelen, fo gevenfe de felfde behoorlijke hardigheid en beftendigheid om Steenoi Metaal te werden. De waarheid hier van heeftnbsp;Ariftoteles felfs erkent, feggende op de bovennbsp;bygebragte plaats, dat alle dingen beftaan doornbsp;de werkende warmte ^ en de matigende koude,
De vafl:e lichamen ftremmen dan te gaar 3 niet alleen door de koude ^ maar ook door de warmte 3 die, de overtollige en onfuivere vochtigheid vertcerende, de ftof de gedaante van eennbsp;Steeti of van eenig Metaal doet aannemen.
Doch wy hebben elders breeder van defe faak gefproken.
Wegens devorm derMetalen zijn’er fommi- /Forma.
die uit fuiver water zijn voortgebracht, want het water tot dampen verdund, brengt niet anders voort als water; gelijk men fier in de dampen j die uit een pot fiedend water opgaandenbsp;regen her dekfel in water-druppels verkeeren;nbsp;als ook in de regen j hagel en fneeu. Dar dannbsp;onder die Metalige damp iets anders als enkelnbsp;water fchuild, leerd AlberUis^ de meening vannbsp;Ariftoteles verklarende, met een fchoone ennbsp;op ons gevoelen paflende redenering, feggen-de; de naafteftofder Metalen is een fijne fmee-rige taye vochtigheidfeer wel vemnengt metnbsp;verdunde droge aardagtigeft of. Door hQzfjnenbsp;vocht verftaat hy niet anders als een quikkig
vocht der natuur, dar fineerig en tav is, om'ge die willen darfe uit deder •«Hoofd-
. . nbsp;nbsp;nbsp;. . onbsp;nbsp;nbsp;nbsp;J.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;...nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, De vorm
dat de fwavel, gelijkwe elders getoont hebben, vet is, daarom de felfde fo licht werd aangefte-ken, de drooge aardachtige ftof is niet andersnbsp;als het Sout der natuur, dat de gemengde lichamen valligheid en beftendigheid geeft.nbsp;Doch nadien die damp altijd iet heets\ermenlt;^tnbsp;heeft, fonder’t welk fy niet foude werden op-getilt: daarom ontftaan al de Mijnftof-fen van drooge dampen; maar de vochtige zijnnbsp;oorfaak van de Metalen.
Dit felfde gevoelen beveftigen verfcheide der Oude : Gïlgil de Arabier fegt de ftof dernbsp;Metalen Kalken Loogx.tTiy\, daarmengeennbsp;Kalk gelijk onfe Kalk moet verftaan, maar
’êficola
ingefchape ‘‘.wortelvogt genaamd werd. Ik feg dit ^¦x^fmeerig te zijn, om dat de lichamen totnbsp;te gaar-koppeling hater deelen fodanigen (lof,nbsp;die in de genieene Au'^w/overvloedig is,nodignbsp;hebben. Ik feg ook dit fap fout te zijn, om datnbsp;het aardachtig fout al de gemengde lichamennbsp;vaftigheid en beftendigheid geeft; doch ditnbsp;fout onthoud fich fo feer niet in ditfapj ais wel
Dat dit ons gevoelen over-een komt met dat j nu te onderfoeken. Ik oordeel {niks der oude ^ Wijs-begeerige,bewijs ik aldus; ^ri- j door de koude oibitte niet, maar voornamelijk hM ont.nbsp;ftoteles fegt in ’t 3. Boe k van de ' vcrhcvelinge j door de verdunning en uitwafeming der voch-regt uit, dat deflof der Metalen een damp isnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;te gefchieden. Daar zijn tweederlei ooor di
en om fulks te toonen fifigthy ^ dat' er twee-' geefienïn^c natuur, warme cn koude ; van de der lei dampen zynyiamelyk drooge en vochtige: \ warme werd de hitte veroorfaakt; doch de kou-de drooge Mynfoffen ^ namelijk het ‘ Ratte- \ de zijn foo wel als de warmeittt fijn en door-krtiid j de Oker j de Menie en de Steenen ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 dringend, gelijk uit dc Noorde-wind blijkt, en
niet fmelten jpajt hy de drooge damp toe ; maar gt; in ’r gemeen bekent is; daar dan de warmegee-de Metalen ^ dewy Ie die gejmedig enfmeltbaar \ (ien nbsp;nbsp;nbsp;hoedanich de Salpetrige j Vitriolife ^
zfI j geeft hy de vochtige damp tot haar flop: \Swavelige ^ en diergelijke zijn , overvioejen, ’tgenehy daar na in’tx. Boek van de voorree- 'daar zijn de lichamen heet van gematigheid;nbsp;ling der dieren naakter verklaard met defe | doch de geefl:en/éö?/(/fijnde,hoedanig de Noor-woorden; de Metalen hebben in haar veel wa- * de winden, de onderaardfe winden, en de win-terich vocht j fodanig van de Hoofdfoffen be-; den, die door befneeude plaatfen vvaijend zijn,nbsp;werkt j dat ’et lymig is. Doch men diend re ; daar is een gematigheid der dingen koud. Daar-weten, dar Ariftoteles niet verftaat de dampen^; om als beide defe geeften eenige Mijnltof door-
ftoffen beftaat; doch nadien de nbsp;nbsp;nbsp;der^erWetakn
Hoofd-ftofFen toevallig zijn , foo foude ook tefiaat niet volgen dat de vormen der Metalen alleennbsp;door toeval fouden onderfcheiden werden ;ƒ«».
’t gene ongerijmd en ftrijdich tegen de ondervinding , wy niet fuilen tragten te wederleggen.
Maar gelbnder redenerende, fègik , dat de vormen der Metalen ^fèlfAandig zijn, ennbsp;foort van malkander verfchillen; invoegennbsp;datfe ieder Metaal fijn byiondereeigenfehap- Maarzij»nbsp;pen en krachten, daar doorfe van malkandernbsp;verfchillen , toedienen. Doch defe vormen
werden niet ongemiddeld voortgebracht van gepoeierde aarde of het Sout der natuur, de de menging der Hoofd-ftoffen , noch van denbsp;aarde ingefchapen, dieme.i'ie. ^ikkige damp fonde, hitte, vochtigheid of droogte, maarnbsp;bevrucht tot Metaalveexd. W^ant in deA/e^di-! van een ’ Saad-bron en Vorm-geeft 3 die in de jSemina*nbsp;len is iets fmeerigs 3 gelijk daar uit blijkt, om'ftolFe geplaatft zijnde, de felfde bewerkt en’’*'''”'-datfe door de hitte fmelten 3 en door de koude ifatfoeneert, volgens dat die Saad-bron ver-tegaar-ftollen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;meent dat’er meerieifcht. Door defe Saad-bron verftaanwe
water als aar de in de Metalen is. Doch dit is i niet anders als een Quikkich-fout-fwavelig II. Deel,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;X znbsp;nbsp;nbsp;nbsp;mengel-
-ocr page 676-i(j4 nbsp;nbsp;nbsp;De onder-aardse Wereld,
afdee- rnengel-moes, daar uic den Schepper in den [Goud, Silver ,Koper É’«2:.ookyerfcheide^^^'' beginne alle dingen heeft voorrgebracht. '^ylfpriütfels of Metalige ‘^Plantjes in de Mijnennbsp;hebben \xi\6.Boekj iMfdeel. breeder van dc| te voorfchijn ; gelijk \vy in ’tXI.metnbsp;Saad-bronnen gehandeld. De Saad-hronnen! wonderlijke ervareniffen meenen te bewijfen.nbsp;2ijn van God gefchapen als de beginfelen derj Uithetgefegde gevenvye defe bepaling vannbsp;dingen, die uit de felfde haar wefentlijkeei-jMetaal; MetaaliseenMynftoffig Joardj
’t vuurfmeltbaar en ge fine dig lichaam. Ik fe^
1
LING
Sellaande in Saad-bronnen.
Mynftojfig, om dat’et uit de Mtjnen gehaald
breid. Indien de Metalen uit enkel water door de koude waren te gaar-geftremd, fo foudenfcnbsp;door de warmte even alsys vochtig werden ennbsp;fmelten, ïonAQXG.amp;m'^Q gefmedigheid. Ondernbsp;de Metalen kan de ^ik niet gerekend wer-„atnbsp;den: want fy is niet gefmedig, en werd doornbsp;het vuur niet gefmolten, maar in een wafent
de aarde gefteken werd, fo groeitfe tot een boom, die ontelbarejongeboomenkan voort-Di« ƒ» we/brengen; ^t gene ontrent de Land-bou veel ge-indcjieenen(\Qx\ werd. Even fo is’t ook met dcnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en
Th^fn^dT Metalen geheld, die,of fchoon haar Saad-bron vimtenge. niet kan gefien werden, echter daar van nietnbsp;ontbloot zijn, daar doorfe tot een Steen of tot
•vonden
Teerden.
Cap.II.
f. Philofo-phi.
Igt;e invloed der Sterrennbsp;is geen oor-fetak dernbsp;iVletalea.
iPlaneia’. 0 Goud.nbsp;^ Silver,nbsp;^Tin.nbsp;dquot; Yfer.
2 Koper. gQnik.nbsp;¦J, Lood.
c Alchi-miftte.
ding te verklaren. Steld dat D, de Son vet- f0 beeld, die haar hralen DC, op de vlaktenbsp;aarde A B fchiet. Aan de plaats C, fo fegil^nbsp;volgens de bekentenis aller Wijs-begeerige datnbsp;de ƒ Opval-hoek D G E, de Weerfieut-hoeknbsp;E G D, gelijk is, daar uit noodfaaklijk volgt ^nbsp;dat de hralen der Son ofeeniger andere Sterrer® «nbsp;in de aarde nier konnen indringen, maaraan-honds weerheuten; invoegen de opvallende ennbsp;weerftuitende hralen malkander doorfnyden-de delocht in de ruimte GI, geplaath feer ver-warmen;daar uit de verfcheide trappen vanhitte en koude in verfcheide jaargetijden en dach-
tijdenonthaan: want hoe verder de Son van de
* Gefichte'inder is, fo veel te meer doorfnyding der hralen is’er, en fo veel te herker hitte werd u hanbsp;’er verwekt,en in tegendeehdat nu de Son-hra-
len in de aarde niet doordringen, is daaruit o-
penbaar, om dat d’onderaardfe plaatfen des So. mers koeler zijn als des Winters, dat niet foudenbsp;gebeuren indien de Sonhralen diep in de aardenbsp;indrongen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Mo-
ioniS'
d Philofo' phia.
e Allrologi.
genfehappen halen. Doch fy werden niet altijd in een fekere ftof affonderlijk en figtbaar-, nbsp;nbsp;nbsp;^ j jj
lijk befloten, gelijk in veel gewaffen gefien! werd; hard„ dewijl ’et leer vafi is te gaar gewerd; maar in Ibmmige ontfigtbaar , gelijk in j ftolt; diooxh^x. vuur fmeltbaar j om dat’et uit de takken vanj êatgQtWQÏgQnxAQQn Swavelige vettigheid is te gaar gegroeit;nbsp;lijk genaamd faad geven, en echter blijkt uitnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;om dat’et fo?r^ is,dat des felfsdee-
haar voortplanting, dat in de felfde Saad-bron- Ten als door lijm fo te gaar verknogt zijn, datfe nen zijn; want als ’er een tak afgefneden en in door de hamer iigtelijk konnen werden uitge
Metaal gemaakt werden. Seker gelijk een | verandert; echter is de ^ik te^houden voor Moerbefie-boom een Linde-boom, ver-j een metalige hof, helpende byfonder om denbsp;fcheide-daantige takken hebben, alfo brengen' Metalen voort te reelen.
HET II. HOOFTSTUK.
Werd onderjo^t of den Hemel en de Sterren helpen om de Metalen 'boort te brengen, als ook op Trat Tïjfe de felfde daar toe konnen helpen.
H^tgamp;'eotlQn^-ax.êie invloed der Sterren door haar firalen in de binnenhe deelendes
helpt tot de voort-brenging en te gaar- Aardrijks niet machtig zijn de Metalen voort pfditff helling det Metalen heeft foo diepe | te brengen ; dewijle die firalen niet in hetnbsp;wortels gefchoten , dat’et tot mijn verwonde-j aardrijk konnen indringen, maar alle wedernbsp;ring, ookby deailerverhandighe quot; Wijs-bege-! van ’t felfde te rug-fiuiten-, anders foude op^'nbsp;rige heeft huisvehing gevonden: want fy mee- j het oppervlak der aarde geen weerfluiting genen de invloed der fterren fo fijn en doordrin- j fchieden, ’t gene tegen de ondervinding hrijd;nbsp;gend te zijn, datlè in de diep he gedeelten des j ook foude d^an geen warmte op de Aardbo-aardrijks, door haar werking op de Hoofr-hof-|dem verwekt werden: want dat’et in ’teenenbsp;fen, defe of gene Metalen voortbrengt. Om | landnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;is als in’t ander, gefchied alleen
die reden hebben de feven Metalen de Namen! door de verfcheide weerfluiting der Son-fira-der icven'’'IDwaal-flerren gekregen : wantj/i?/^; gelijk in’tbreedegetoontisin men held het Goud van de Son, het Silver van | te KonH van Licht en Schaduwe. Doch hetnbsp;de hAr/?;?, het Koper vanhet Yfer van i is de moeite weerd defe faak met een afbeel-Mars, het Tin van Jupiter, het Lood vannbsp;en de Quikfilver szn Mercurius be-heerfcht te werden, en als Vaders en Moedersnbsp;^mAamp;M.etalen te zijn : welke benaming denbsp;‘ Goudfoekers gratig hebben aangenomen, ennbsp;daarom zijnfe gewoon de Metalen te verbeelden met de felfde teekenen, daar de Dwaal-fierren mede verbeeld werden, gelijk hieropnbsp;de kant is aangewefen. Doch als de faak nau-|nbsp;keurig overwogen werd, fo bevindme, dat’etnbsp;¦ enkel gihing en beufelen zijn , die in de ^ kPijs-begeerte door de bygelovige Chaldeeufe ennbsp;.vLgyptife ^ Sterre-kundige zijn ingefloopen;nbsp;gelijk breed-weidend in onfe ef/Egyptifenbsp;pus OTfQxdiQ Sterrekundigheid der ,£gyptena-ren is verklaard. Doch niemand moet uit ditnbsp;mijn feggen vermoeden, dat ik alle 'invloed dernbsp;Sterren en óstxHemelfe Lichamen foude loogt;nbsp;dienen : want fulks foude een blijk van onverhand en onervarentheid zijn. Maar mijnnbsp;oogwit is alleen te beweeren, dat de Sterren
-ocr page 677-Nadien God de Wereld met al dat’er in is uit over-em-die eerfte verwerde Klomp heeft voortgebragr, en de Hemelfche Lichamen ieder met haar Y^-Hemeifdenbsp;ftigheid,vloedigheid en vuurigheid heeft voor-fien, fo is waarfchijnlijk dat gelijk die lichamen “nbsp;inden Hemel van alle vuilnis gefuiverdzijn,nbsp;alfo ook in de felfde gevonden werden, dingennbsp;ingedrukt werden ; defe locht fet dan haar jdieeenigeovcreenkomft met de ondermaanfenbsp;kracht over aan de Waters, Planten, Dieren, lichamen hebben; namelijk behalven de viernbsp;Mijnftofïen en diergelijke dingen, gelijk ftraks I ^Hooftftoffèn fo is’er ook in iets over-cen-ko- ^ Element*nbsp;fal blijken. Hier uit blijkt de ongegrondheid i mend met onfc fwavel ^ Quik en Sout, die, ywercu-yan’t gevoelen der gene die ftellen, dat doorjdoor haar fijnheid en dunheid tot de onder-
houding en bewaring harer lichamen helpende, aan de ondermaanfe grove lichamen mede gedeelt werden, en alfo haar vaftigheid ver-
in de ftralen , maar in een heimelijke onbekende invloed te vinden is. Doch nadiende kracht der verborge invloeden alleenlijk doornbsp;het licht en de warmte, die altijd inde ftralennbsp;te vinden zijn, vervoert werden, fo moet denbsp;kracht met de weerftuitende ftralen noodfake-lijk te gelijk weerftuiten, en de naburige
het licht , de warmte en de befiraling der Sterren iets binnen in ’t Aardrijk werd voort-gebracht.
Nadien ik te voren gefegt heb gcenfints te J krijgen, 'm\oc^cnA‘a.tdooxó.c:SeilJteenigetrek-loochenen Aq invloed j warmte en het licht\kracht ^ die tuflehen dc Hemelfe en Aardfe hel- der fterren kracht te hebben ontrent de voort- i lichamen is, fo een groote verfcheidenheid vannbsp;brengingder lichamen, fo ftaat nu te verkla-ren op wat wijfe fulks gefchied. Ik oordeel dat
„„ al de Sterren, fo de dwalende als de vafte, door
-
lichamen, daar over men fich niet genoeg kan verwonderen, te voorfchijn komt.
De ondermaanfe Wereld werd volgens Ari- op vgt;at
foort-krachten die ieder eigen zijn, op de on- fioteles van de Hemelfe beftiert, doch niet door 'fcrJdJn[e dermaanfe lichamen werken; gelijk in ’t IV. de beweging, warmte en het licht, maar door i'.'!»nbsp;Boek-, ookinonïc Reü-be/chrjvingen uit- de byfondere invloed der Sterren, die tilsdc^fZThf
voerig is getoont : invoegen dat in de onder- voerluiden en dragers der Hemelskragten zijn;
maanfe lichamen krachten zijn, die eenige ge-1 defe krachten werden eerft de locht ingedrukt,
de locht brengt over aan V water
lijkheid en overeenkomft hebben met dc Hemelfe.
Defe foort-krachten der Hemelfe lichamen diefe Invloeden noemen , zijn als algemeenenbsp;zaaden om de lichamen voort te brengen,nbsp;werdendeeerftaande/(jc/^i^enuitde locht aan
’r water overgefet , het water door Eb en Vloed geduurig beroert, brengt defe krachtnbsp;in de diepten des Aardrijks; daar werd het water dan door het onderaardfe vuur tot dampennbsp;verdund, die door dc openingen der aarde loo-pende, en een bequame ftof aantrefïènde, metnbsp;'neraie. de felfdc tot defe of gene * M§n-fiof verkee-
^‘hier ,
rich van de locht bewait en geraakt werd. Daar uit dan fo ontelbare verfcheide dingen in denbsp;Zee, in de Rivieren, in de Moerafien en in andere wateren voortkomen : want nadien denbsp;locht dunner is, als datfe eenige dingen foudenbsp;voeden, fo fetfe haar kracht over aan het water y om fo tot voeding en onderhoud van veelnbsp;lichamen te konnen ftrekken; om defe redennbsp;is ’er geen ding fonder vochtigheid.
Op dat dan de ingewanden der aardemtivraaromde beroofd foudeit zijn van vochtigheid , ^o\\td33MeTdtpnbsp;deGodlijke wijsheid de faken fobefchikt, dar ««;«««/•*nbsp;X 3
I. Afdee-
LING.
«Mineralia
énkele hcoftfloffennbsp;Jiellengeennbsp;Itchamtnnbsp;te gaar.
h Chytnia,
Hts fouts wonderlijkenbsp;kracht.
de/(9f^^ciiepindeaardefoLideinbooren, enhetj der reden door de vochtigheidder na-
water door de waterbuifen daar in dringen; van | tuur, door de vuurige vettigheid de
waar het door middel van ^t onder aar afe vuur j en door de aardachtige ftofïe het Sout hebben
onder de gedaante van een damp verfpreid |verftaan:feker indien de Hooftftofïen met de-
werd door’t ganfche Aardrijk, om de “ Mijn-jfe dingen niet voorfien en befwangert ftoffen, Metalen, Gewaflen en Dieren voort j fy fouden geen ^ meerdaantige lichamen kon-te brengen , als ook om de fcifde te onder-inen voortbrengen : want enkele aarde met
enkel water te’gaar vermengt, brengen niet als krachteloos (lijk te voorfchijn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;s/tri*»’'quot;'
____^^____ Uit het gefegde blijkt ook, dat de Hemel^^ynitr
lichamen; en alswe wAnHooftJioffen gewag i en de Sterren als een verdere oorfaak tot maken, fo verllaanwe dan geen enkele fuivere {voort-brengen der Metalen dienen aange-HooftJiojjen. Wy meenen dat in de aardfe li-1 merkt ; om datfe als de Voerluiden zijn dernbsp;chamen het Sout voornamelijk de overhand I Hemelfe en Sterrekrachten : doch de naaïl^nbsp;heeft, dat als een Jïremmende Hooft-flof on-^orfaken der Metaal-teeling zijn de locht ei'nbsp;der de vier moet gefteld werden: ’tgeene ik jhet water in de binnenfte deelen der aarde,nbsp;nooit foude geloofd hebben, ten ware de | door het onderaardfe vuur gekookt en bereid,nbsp;Scheidkonfi my had geleerd , dar in ’tont-1 tot een faad van alle dingen , die uit de aarde
houden.
Hier uit is openbaar dat een enkele fuivere Hooftjlof niet kan dienen tot t’faamflelling der
doen van allé aardachtige lichamen OQn ’vuu-rigj onbrandig vajl fout^ en duur fame geef gevonden werd , diens krachten fo wonderlijk zijn, datfe naulijks konnen gelooft werden vannbsp;de gene , die de verborgentheden der natuur
voorrkomen : invoegendatdcrMetalen///^-|^;t«»-werkendeoorfaak\\otonditt2i2ecdïoy\xmis , de
foffelyke oorfaak is een Swavelig-foute flfik-kïge wafem j de vormelijkeoorfaakiséccovct-eenkomft der aardagtige flof, om het een of
onbekentzijn; want daar werd een vochtig-\htt ander Metaal voort te brengen , de einde^ beid met ttnvuurige vettigheid en aardach- lyke oorfaak der Metalen is dedienft, die denbsp;tige jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;VS,, foutefiojfe foo re gaar verknocht, menfehen beneffens de natuur daar uit fchep-
gevonden, datfe niet meer van malkander te pen. fcheiden zijn; fo dat de Stoffeheiders niet fon-'
Op quot;ivat iigt;yfe de Imeerige vogtigheid, uit itelke de Metalen ;^ijn te gaar gefield, yan deHatuur bearbeid enbeloerktlperdj alsookleatindefelfdeeigentlijknbsp;Swavel, Quik en Sout is.
Gap. III. dienen om de Metalennbsp;te ^aar tenbsp;(leken. WTT^ hebben te voren gefegt, dat de en-W/ kele fuivere Hooftlloffen water en aarde de Metalen niet konnen tenbsp;gaar Hellen, ten zy defelfde door andere fadennbsp;.*Hoinoga- yeraiidert Werden : want van haar felfs “ een-daantig zijnde , fo werdenfe ook altijd tot een-Bewijsft daantige ftoffen ontdaan en los gemaakt: fonbsp;ftofenniet fiettiien dat water met aarde vermengt nietnbsp;ongemiddtit andcrs als flük voortbrengen , het welk doornbsp;het vuur weer tot water en aarde gebrachtnbsp;werd. Seker het is niet bedenkelijk hoe denbsp;vafte , harde fmeltbare en gefmeedige Metalen alleen uit de Hooftftoffen fouden werden te gaar gefteld. So moet dan in de binnenfte deelen der aarde een kracht fchuilen,nbsp;die de Metalen haar wefen en eigenfehap-pen geeft ; defe kracht meenen wy te be-ftaanineen fmeerige tape vochtigheid, diensnbsp;wafems door de aarde fich verbreidende,nbsp;over al daarfe een bcquame ftofte aantreft,nbsp;èMineraiia. Steenen , ^ Mijnftoffen of Metalen voortbrengt. Op mat rvijfe nbsp;nbsp;nbsp;ver ftaan op wat wijfe defe fmeeri- de fmeerige ge vochtiglieicl vaii dc natuur werd bewerkt, fo dient aangemerkt, dat defelfde van de Sterrennbsp;verandert, en Hemelfcnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;afvloeid: defe^^^^É’^ïfecr fuiver en fijn zijnde, dringen veerdig door alle Hooftftoffen , haar door een Seil-fteenigenbsp;kracht wonderlijk ver-eenigende met de din |
gen, daarfe in den beginne een gelijkheid mede hadden. De locht onhot wat er, van defe geef en befwangerd, werden door de 2kee-vloednbsp;die de Soh en de Maneveroorfaken, in de bin-nenfte deelen der aarde gedreven, daarfe hetnbsp;onderaardfe vuur veelfints kookt, bereid ennbsp;fuiverd, tot datfe de gedaante van een fmeerig,nbsp;taay vocht aannemen , wiens damp door denbsp;verborge kracht des fouts eer ft in een filtigenbsp;aarde verkeerd, die door bedauing des felfdennbsp;damps losgemaakt en op veelerley wijfe befui-verd werd, fo door ‘opheffen als door d fchiften-d pr*cgt;p‘'nbsp;Dit vogt van alle vuilnis gefuiverd zijnde,'*'®'nbsp;werd tot een feer blankke Swavel, die door denbsp;onderaardfe hitte fodanig gekookt werd, datfenbsp;na verloop van veel jaren tot Silver werd. Doch als die blanke onbrandige Swavel door fterker hitte fuiverer en rood werd, dan veree-nigtfe Imr fodanig met gelijke veel fmeerignbsp;vogt en aarde, datfe onfeheidbaar en tot Goudnbsp;werden. Doch als de fmeerige wafem nochnbsp;niet genoeg gefuiverd is, dan komt’er een meernbsp;of min volmaakt Metaal, volgens de trappennbsp;van fuiverheid te voorfchijn. Gelijk in tXI. Boek met ervareniffen in ’t breede fal getoont 1 nbsp;nbsp;nbsp;Wat werden. nbsp;nbsp;nbsp;. Vraagtmenwatdic fmeerige taye vocht isi,uochtU‘, Ik antwoorde her niet anders te zijn ,nbsp;het quot; JVortel-vocht der natuur , het welk van |
Cap. III.
* Mercu-ïius.
^ Chymici.
van den beginne in de flof is gefehapen , en in alle dingen tot noch toe verblijft, werden-de gemeenlijk de quot; ^ik der natuur genaamt,nbsp;diens taye en fmecrige deel niet anders is alsnbsp;dat vette heete in alle dingen geplaatft, dat denbsp;Stof-fcheiders Swavelder natuur noemen-,nbsp;bet aardachtige desfelfs noemenfe het Soutnbsp;dernatuur, omdat’etalle dingen fijnbeften-digheid en vaftigheid geeft: de Stoffeheidingnbsp;heeft over lang getoont, dat alle lichamen uitnbsp;defe dingen belfaan ; doch op dat de viernbsp;‘ Hooftftoffen niet ledig fouden fchijnen , fonbsp;heeft de natuur in den beginne de ^likkigenbsp;'Vochtigheid geplaatft in ’t water, de fwaveligenbsp;ingebore warmte in ’c vuur, en in de locht, ennbsp;het veftigende fout in de aarde, ten einde fy
als voerluiden fouden zijn aan de ftoffelijke be-ginfelen uit welke alle dingen haar beftaan hebben. Daarom hebben de meefte Wijsbe-^iPWioro-geerige voor een algemeen ftofï'elijk begin-fel der metalen erkent een vochtige gemengdenbsp;wafem der aarde j gelijk in ’t voorgaandenbsp;Hooft-ftuk is gebleken. Om datfe nochtansnbsp;de naafte voortgang der natuur om de Metalennbsp;voort te brengen niet hebben aangeraakt, fonbsp;ben ik te rade geworden de felfde hier tot nutnbsp;des Lefers te verklaren, volgens de leiding ennbsp;leering der ervarenilïen ; want in de ' Natuur-1 Phyfici.nbsp;kunde fonder ervarenilïen te willen redewe-gen, is alfo mal, als of een blinde ondernam vannbsp;de kleuren te oordeelcn.
IK ben voornemens een byfondere verbor-gentheid der natuur te openen, die niet alleen de innigfte geheimen èamp;x. menging ontdekt , dienftig is, om den Lefer de eerfte oor-fprong en oorlaken der Metalen klaar voor 00-gen te ftellen. Ik fal dit voorftellen met andere woorden als in de Scholen gemeenlijk in gebruik zijn, echter nochtans fodanig als Arijto-teles gevoeld heeft , wanneer fijn woorden naukeurig werden overwogen.
«In de natuur fijn eigentlijk, wanneer de din-gen alleen quot; natuurkundig en niet ^ boven-na-
tuurkundig werden aangemerkt, twee begin-* nodig, zijnde niet anders als het wortel-vocht ^^1^ ffaamjielling bevorderen, in al-
*p-lv.
Ie dingen zijn, als ook de oorfaak van alle op-komft en ondergang moeten gefteld werden. Het eerfte is de aardachtige geejiige j, t’faam-geftremde lichamelijke ftof, in welkers midden fchuilt het gene dar de dingen haar fclf-ftandigheid en liehaamlijkheid toediend, datnbsp;wy het 'vaftfout der natuur noemen; dat nunbsp;de ftofie fo is alswe die befchreven hebben,nbsp;t'~'quot;nennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verfchuldigT aan de ingefchape vefti-
gende “^Hoofftof Ik noem dit een fof om datfe in haar felfs geen werkfaamheid heeft, en alleenlijk gefegt werd te werken , voor fo veelnbsp;allTc door haar ingefchape drift of Seilftecn-^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kracht tot haar trekt fodanige deeldjes, als haar
meeft gelijken. Ik heb gefegt defe ftof geepg, J^‘«2,/atiseen vluchtig fout der natuur te zijn, dienbsp;het overige, daarfe mede vereenigt werd, bewerkt , voltoit en gaande maakt, ontfangendenbsp;ondertufichen van ’t felfde de liehaamlijkheidnbsp;cn beftendigheid. Wanneet dek ff le geefnbsp;Vervliegt en uitvvafemd, fo werd de ftol gefegtnbsp;ontdaan en los gemaakt te werden, de ftoffelijke vafte felfftandigheid overblijvende. Ennbsp;gelijk de geefiige deeldjes gefchikt zijn om tenbsp;Werken, alfo zijn ook de lichamelijke gefchiktnbsp;0111 te lijden-, gelijk openbaar werd uit de konft-
,quot;erkige onrdoeiiing der gemengde lichamen, daar door uit verfcheide mengfels deeltjesnbsp;werden getrokken, die wefentlijk van malkander ‘verjchillen. Soozijn de geeften van Salpeter, Aluin, Vitriol, enz. feer verfchillig vannbsp;de geefien, die uit de gewaflèn getrokken werden. Daar werd geen lichaamgevonden. Selfs de afche van gebrande lichamen,nbsp;werd door fterker hitte ten deele tot Sout “^op- Subiima-geheven en ten deele tor gemaakt; doch”g^^;,..
I om defe twee verfcheide deelen , namdijkde chaam fon-\Jlof cn dtgeeji te gaar te koppelen, is een band
een middel-ftof. tufTchen het vluchtige en het i vafte, tufTchen de geeft en het lichaam, dat isnbsp;tufïchen het dunne en dikke. Nadien’cr geennbsp;I verandering in de lichamen kan .komen fondernbsp;; verdunning of losmaking defer vochtigheid,
!fo heeft de natuur de warmte als een Werk-! baas daar bygevoegt, om defe lijmige vochtig-I heid te verdunnen en los re maken: wanneer defelfde is los gemaakt, fo vervliegen de geeften, en de lichamen vergaan. Te lichter datweiMkhii-vocht werd los gemaakt ^ fo veelte eetdet en’ffHLbl-i makkelijkcr verderven de lichamen, doch hoe ftcaariijknbsp;j taijer V after en fmeeriger het felfde is, fonbsp;i te duurfzmer en min verderfïjk zijn dé lichamen. Hier uit is openbaar waarom het water , dat niet tay is, lichtelijk tot een dampnbsp;ontdaan en los gemaakt werd; om dat des felfsnbsp;deelen door geen genoegfame koking zijn tenbsp;gaat gekoppelt; doch het tegendeel verneemt-men in taije lymige ftoffen.
Hier uit is openbaar hoe onfe fofehfke be- DrUfloffe-ginfeleUj daar uit wy gefegt hebben alle dingen te beftaan , moeten verftaan werden: wantnbsp;wat beteekent de geefielyke felfftandigheid anders als de Swave f en het vafe is niet andersnbsp;als het Sout-, doch de taye vochtigheid is hetnbsp;felfde dat de ’ ^uik is. Insgelijks in de^m-s?/
fen
-ocr page 680-ïi *
1 Afdfe-
LING.
«Mineralia,
Ds oor/aak dat ds 'vogquot;nbsp;tigheid innbsp;femmigenbsp;lichamennbsp;makkelijk ,nbsp;doch innbsp;andere he-fw aar lijknbsp;'Verdwijnt,nbsp;ii in haarnbsp;taiheid tenbsp;[oeken.
h Humi-dum radicale.
De reden waarom denbsp;Metalennbsp;door hetnbsp;¦vuur [metten.
cHomogc
ncK.
IÓ8
DE ONDER-AARD SE WERELD,
gaar fmeken, doch de overige vverden onder verfcheide gedaante verdreven.
fen en dieren is het vluchtig deelAtfiel j het va[le het lichaam j en de vochtigheid het mid-delvan vereening tufichen ziel en lichaam. i
Daar ftaat te onderfoeken de reden waarom defe vochtigheid in de dieren en gevjajfen fo jnbsp;' ligtelijk, doch in de ¦* MijnJtojfen en Metalen \nbsp;fo befwaarlijk werd afgefcheiclen. Nadien in:nbsp;defe faak een groote kennis der natuur opgewonden is , fo fullen wy de felfde wat naukeu-rigerontfwagtelen. Daar is niet bekender, alsnbsp;dat de vochtigheid van fommige lichamen door |nbsp;de warmte verdund en tor een verdwijnende jnbsp;damp gemaakt werd: doch in andere kanfe \nbsp;door het allerheetfte vuur tot geen damp ver- jnbsp;dund werden : de reden van dit onderfcheid jnbsp;vcrtrou ik weinig menfchen bekent te zijn. Ik inbsp;meen de felfde daar in te vinden te zijn, datnbsp;’er drie-eilei vochtigheid is: de eerfte \?,wa-\nbsp;tench fonder eenige taiheid, hoedanige in’tJlijknbsp;gefien werd, ’t welk niet anders is als aardenbsp;met water te gaar-beflagen: en dewijl dit water niet tay is, fo werd ’et door een fagte warmte van de aarde afgefcheiden en tot een dampnbsp;gemaakt. De tweede foort w^sivochtigheid 'isnbsp;vafter en tayer, als daar is èctOlie, die doornbsp;de warmte fo haaft niet tot een wafem of dampnbsp;gemaakt werd als het water. Van de felfde )nbsp;flach is het Was dat door de hitte los en vloe- jnbsp;dich gemaakt kan werden, fonder dat ’et ver-1nbsp;vliegt of uitwafemd, omdatdedeelentayen jnbsp;iijmig fijnde , dicht te gaar gehouden werden, jnbsp;De derde foort van vogtigheid is fo tay en vaft,nbsp;datle naulijks door eenige hitte verdrevennbsp;werd; dufdanich is de vochtigheid in de Metalen ^ die door de hitte verdunnen en fmeken,nbsp;maar feer befwaarlijk ontdaan werden.
Als defe faak wel overwogen werd, fo is openbaar dat de Metalen niet vloedich werdennbsp;door het vuur, om datfe met waterige vochtigheid zijn voorfien, maar om dat haar deeldjesnbsp;door de taiheid des ^Wortel-vogts fo vafl werden verknocht, datfe in geen rook noch dampnbsp;veranderen: want indien de Metalen uit eennbsp;waterich vogt beftonden, fo foudenfe door hetnbsp;vuur niet fmeken, maar even als defteenennbsp;tot kalk gebrand werden. De Metalen werdennbsp;dan door het vuur vloedig, om dat de vochtigheid, daar door haardeeldjes zijn te gaar ver-knogt door de hitte niet uitwafemd, maarfo-danich verdund werd, datfe de verknogtenbsp;deeldjes ook verdund en gaande maakt, ’t Gene ook daar uit blijkt, om dat eenigenbsp;onder de Metalen gemengt fijnde, fo fullennbsp;' alleen de ‘ eendaantige Metalige deeldjes te
Hier uit is openbaar hoe alle dingen door de \\\ttoverdund en vloeibaar gemaakt werdennbsp;en fulks door een wonder wijs beleid der na-tuur, namelijk om de gedaante des aardrijksnbsp;geduurig te veranderen. Want de vochtigheidnbsp;is de band,waar door de fijne èej,oYitgeeflen metnbsp;de grove ftof vereenigt werden , defe band losnbsp;gemaakt zijnde, fo vervliegen de geejlen on-gefchoiiden; fo nochtans, dat in de overige grove kof altijd eenige geejlen blijven , die daarnbsp;als een fdad zijn, om door een feilkeenigenbsp;krachtnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, daar ontrent komende, tot
fich te trekken , en door middel der vochtigheid met de grove ftof te vereenigen.
Hier uit is ook openbaar dat de ^verheveUn- oj, rai
gen door de felfde wijsheid der natuur werden
voortgebragt, als ook dat al de regels der voor'^ejen-teeling en bederving van de felfde afhangen.Oi ’er fchoon ontelbare verfcheidenheid van gee-ftige iiitvloeifels zijn , echter konnen delelf-de tot tweederlei gebracht werden, namelijknbsp;droo^e wafemen j en vochtige damjien ge-naaimi: die inde ‘ Mynft offen , in de gewaffennbsp;en in de haar krachten uiten. t)eMijn-ftoffen en Metalen werden van de onderaardfenbsp;vuuren fodanig bewerkt en verdund, datfe on-der de gedaante van wafemen na het oppet'nbsp;vlak der aarde rijfen, daarfe door de hemelsnbsp;ftraalenfo los gemaakt werden, datfe de locbtnbsp;vervuilen. De fijnfle en geejiige deeltjes dernbsp;planten en dieren werden door het Hemele-licht fo dun en los gemaakt, datfe ook ondernbsp;de locht werden gemengt ; daarfe doornbsp;koude te gaar ftremmen tot hageljfneeUj regep^^nbsp;en dau, die op de aarde vallende, fo vereenigt „j„r)nbsp;ieder geeft fich met die lichamen, daarfe denbsp;meefte overeenkomfi: mede heeft. Doch vannbsp;defe dingen ftaat in ’tlaatfte Boek breeder te/«».nbsp;handelen, daar ik een nieuwe en tot nochnbsp;mogelijk ongehoorde /Natuurkunde fal ontdekken. De Konfi der Natuur hier in naboot-fende leertdeMijnftoffèn, de Gewaflen en denbsp;Dieren fodanig^ overhalen, datmen daar uit fo^nbsp;veel verfcheide Waters, Geeflen en Oliën kannbsp;trekken, als’er verfcheide foorten van dingennbsp;I in de wereld zijn.
II. Af-
'i
-ocr page 681-Ca
II. A F D E E L I N G E.
VAK
Welh dingen yereifcht leerden om de Metaal-kunde te 'i^erjlam , dat is om een
Overïle der Mijnen te :^jn.
Er wy de geheimen der Metaal-kunde te hebben: i. van de ‘ Wijsbegeerte j om iPhüofo-intreden , foo diend verklaard wat tot {den oorfprong, de oorfaak en den aart der^P^'®-^^^^ des felfs volkomene kennis vereifchtjMijnftoffèn te kennen. Ten x. moet hy kennis iWftaa/-
der Geneeskonfl hebben, om de Gravers en an-dere werkluiden, die feet ligtelijk fiek werden, Hen de tegen fiekten te befchernien, en g^wor-den zijnde of felfs te geneefen, of forg re dra- kona.nbsp;gen dat fulks van andere gefchieden. Tennbsp;3 .diend hy ook in de Sterrekunde ervaren, om ^ Aftrono-volgens de kennis des Hemels van denbsp;ftrektheid der Mijn-aders te oordeelen. Ten^s-^»^.nbsp;dat hy, (bekende de aardfe en vergankelijke 13. deis hem ook dienftig , om te De Meet-Rijkdommen, niet in de kolk der gierigheid, weren hoe diep een put moet gegravennbsp;verflonden werde, enfehade fijner fiele lijde-jden, datfe in de een of de ander kuil doorga, t™.
By de vreefe des Heeren dan gevoegt fijnde de en om ieder Mijne , voornamelijk in dc diepte,
haar regte palen te ftellen. Ten 5quot;. moet hy ook
werd , en met hoedanige bequaamheden hy *' behoord voorfien te zijn, die fich tot dit werknbsp;begeeft.
Eerftelijk dienddenMetaal-kundigen dat is de Overften der Mijnen de Godfdienjl bovennbsp;al te (lellen, gedachtig (ijnde aan die (breuk:nbsp;/dekt eerji bet Koningrjke Gods j en al de andere dingen fuUen u toegewor/en werden: op;
gedurige neerftigheid, daar door alles volgens de Regels en Wetten der Metaal-kunde werde in’t werk gefteld , foo bekomen de gene,nbsp;die weten watfe doen moeten, en forg-dragennbsp;dat ’et gedaan werde, gemeenlijk daar doornbsp;dit voordeel, dat haar alles wel gelukt en nanbsp;wenfeh gaat.
Ten tweede, op dat deMeraal-kundigede '^an een goed ervaren konftenaar verrig-
'^oe-
»gt;«•. te, fo moet hy weten welke Bergen, heuvels, leegte en velden bequaamlijk gegraven kennen werden. Ook moeten de kloven, fpleten,nbsp;en t’faamvoegfels der (leenen hem bekent zijn.nbsp;Hy diend vorders de menigvuldige verfcheidenbsp;foorten van Aarden, Sappen , Steenen, Metalen en andere mengfels op fijn duim te kennen.
als ook de wyfeornallerleionderaardfe werken
te verrigten. Daarenboven dienen hem ook de jiojfen, die onderfogt en bereid moeten werden,nbsp;bekent re zijn , beneffènsdebyfondere/fö;^-gre/en,om ieder te bewerken;want dc verfchei-dt/loffen vereifchen ook verfcheiden Handgrepen : feker het Goud moet anders bearbeid werden als het Silver ^ en het Silvernbsp;anders als andere Metalen enz. Het feifde zynbsp;gefegt van Aluin P'itriolj Swavel en anderenbsp;* Mjnjioffèn.
Ten derden, den Metaal-kundigen diend,
feer afgerigt zijn in de Cyffer-konji j om net uit -o* te reekenen de onkoften, die tot het bouwennbsp;van de werk-tuigen en aan de werk-luiden tenbsp;bededen zijn; doch ten 6. niet is hem fo nodignbsp;als de * Weegdaady om der Mijnenlleunfels,*^®''‘^®‘nbsp;trek-tuigen , pompen en andere gereedfchap,^„/(lt;.^^^'nbsp;of felfs te maken, oi te befchikken datfe welnbsp;gemaakt werden : daarenboven fal de W?eg-daad hem leeren de fwaarte der Metalen, ennbsp;het onderfcheid tulTchen de feifde. Als daarnbsp;in de 7.plaats hykomtdcTeeken-konjt j, omnbsp;loop en hollen der Mijnen, als ook de gelegent-heid der Bergen en velden na herleven te verbeelden , dan kan de Metaalkundige gefegtnbsp;werden tot het Top-punt van kennis gekomen te zijn. Doch nadien dikwils over dc eigendom der gronden en landen gefchil rijft,nbsp;loo behoord de Metaalkundige, om daarovernbsp;wel te oordeelen , kennis der Wetten te hebben .
van verfcheide dienften enpUgten der Metaalkundige.
Onder de Overfte der Metaalkundige die naad den eigenaar en befitter het gefag overratr.kun'.^nbsp;de ganfche Mijne heeft , (laan de Gefwore-dige,nbsp;ne, de Schry vers, dc Overfte der Hollen. Denbsp;Meefterder Werkluiden heeft het gelag over
hy het graven aanvangt dc volgende faken
wel te overwegen : de der plaats; des^ nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„
^^lgo'-jerHt{{s,gelegentheid; het nbsp;nbsp;nbsp;daar ontrent; de lal de Gravers , uitgefondert de Munters, en
weg daar heen;de^£’/?d:/^É’ des lochtsponder wat gebied de plaats ligt, en eindelijk de naburigenbsp;plaatfen. Om dit te verkrijgen diend hy kennis van de verfcheide konden en wetenfehap-11. Deel.
de Silver-fuiveraar : hy oefend ftraffe tegen de nalatige; efTend degefchillen over de Mijnen opgerefen: hy geeft en beveiligt het rechtnbsp;der Mijnen den genen, die’tfeifdebegeeren;
T nbsp;nbsp;nbsp;hy
170 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD, I!. Afdee- hy tneet de Mijnen en field haar palen; wat | te bedeelen aan de Gravers. De nalatige, on-in ieder Mijne gedaan diend , wijfl hy aan | trouwe en diefagtige werk-luiden na verdienen belaftet ; al de andere Overilen der Werk-Ifle teflraffen. Als de Gefworene niet tegen-luiden moeten hem rekening doen van’t geld, woordig zijn, fo befluitde Overfle uit aller fr,ed^ kandcr te onderfcheiden, of door hem felfs,! uuren, en eindigen des nagts ten drie uuren of door andere, die de faak verflaan. Hy moet j Sy houden haar befig met water uit te halen, dat de voorgaande week is uitgegeven, het welk de Schryvers Boeken. Hy behoord eennbsp;Timmerman te zijn, om Putten te graven,nbsp;fchragen en flcunfel temaken, omdeonder-graafde Bergen te onderfchragen, datfe op denbsp;Gravers niet neerfloten , Pijpen te graven omnbsp;het water uit de Mijn-aders en vergadering dernbsp;fleenen elders af te leiden. Hy behoord ook denbsp;Aders te kennen, de putten met voordeel renbsp;doen graven, de uitgegrave flofFen van mal ook de Metalen weten tewaffen, te fuiveren en te koken: verfchaffènde de Gravers al datnbsp;haar nodig is , namelijk yfer tot Werktuigen,nbsp;leer rot kleeding, roet tot keerfen enz. Gefworene moeten getrouwe luiden zijn, gllhmm! in de Metaalkunde afgerigt, haar getal werdnbsp;volgens de groote der Mijne bepaald. Haarnbsp;werk is de Mijnen te befigtigen, wat ’er verrigtnbsp;werd te onderhoeken, over de werk-tuigen,nbsp;onderfchragingen en over alle andere dingen,nbsp;het wel wefen der Mijnen betreffende, tebe-raadflaan; den arbeid in harde, ruwe en fleeni-ge plaarfen, als ook in fagte, kleijige en diergelijke, volgens de wetten der Cyffer-konfl tenbsp;naam, doch niets uit fijn eigen. |
De ÏVerk-hiiden verrigten haar werk aldus; fy verdeelen de tijd van een natuurlijken dach^|.rjnbsp;in drien, fo dat ieder deel feven uuren be vaat:nbsp;de eerfle feven uuren beginnen des morgensnbsp;ten vier uuren, en eindigen met elf uuren. Denbsp;tweede beginnen met twaalf uuren en duurennbsp;tot des avonds te feven uuren; defe tijdennbsp;werden gerekent voor dach-werken. De derde feven uuren beginnen des avonds ten agt of met Mijnfloffen te graven, doch altijd by de keers ^ en op datfe door de vaak of vermoeit-heid niet in flaap fouden raken, fo vermaken-fe haar felfs met fingen, dat niet ruw, nochnbsp;onaangenaam is. Vgt;OQt\\tx.geküds7i\\Q.z\\kloknbsp;werdenfe tot het werk geroepen; doch als denbsp;feven uuren zijn verlopen, dan werdenfe doornbsp;een ander teeken vermaand, en de bovcnflenbsp;waarfchouwen, door de hamers tegen de fleenen te flaan, de benedenfle, dat de tijd vannbsp;te arbeiden is verlopen; doch het gebrek vannbsp;roet kan haar daar van een genoegfaatu teekennbsp;geven. |
Het IL h o o F t s t u k.
Cap. II.
De Mijngravers zij» •veelerleinbsp;pekten on-derworpev.
a Minera-lia.
Daar tegen fy haar ver-fcheidelijknbsp;reapenen.
b Mercu-rialis.
N Adieu de onderaardfe Mijnen vol vergiftige en quaadaardige dampen zijn, Ibis geen wonder, dat de Mijngraversnbsp;met veelerley fiekten befocht werden : wantnbsp;fomniige werden in de leden aangetafl,nbsp;andere in de oogen , in de borfl, enz.nbsp;eenige werden haaflig verflikt. Het fcernbsp;koude water in de diepe Putten is de fenu-'tyÉ’;/,byfonder in de beenen en voeten, fo fcha-delijk, dat, indienfe haar daar tegen niet metnbsp;goede leerfen wapenen, fy ongeneeflijke fwak-heden behalen. In de drooge Mfiten hangt haarnbsp;een grooter gevaar over het hoofd': want terwijl de aarde werd omgewroet, om de ^ Mijn-floffen en Metalen te ontdekken, fo rij fier flofnbsp;met vcrfcheide quaadaardigheden befet,op,datnbsp;merdelochr ingeademd, eerfl befwaard ademen,en vervolgens long-fweering veroorfaakt;nbsp;daarop eindelijk de teering volgt. Daar is innbsp;dc Mijnen ook een flof Cadmia genaamt, dienbsp;de voeten, handen, long en het aanficht dernbsp;Gravers quetfl en befchadigt; daarom wapenen fy niet alleen haar voeten met Leerfen,nbsp;maar ook haar handen met Handfchocnen, ennbsp;haar aanfit mecblafen.*?//'^^/^ fegtdat ten tijde der ovAtRomeinen de Menie-bereiders haarnbsp;aldus wapenden tegen de ’’ quikkige dampen.
De Mijngravers moeten fomtijds de metalige Steenen door middel van vunr in Hukken
breken, indienfe haar dan niet naukeurigvan de rook en wafemen wachten, fois ’t nauliksnbsp;te feggen in wat vremde fiekten, die eindelijk/;,i^«nbsp;de dood veroorfaken, fy vervallen want denbsp;locht werd dan befmet van een fijn gee-^”^nbsp;flig Fenijn, dat het vunr uit de Mijnfloffennbsp;jaagt: als dit Fenijn aan de verwelffels en zijden der Mijnen onder de gedaante van Cadmittnbsp;tutia j en andere floffen vafl kleeft, fo valt’etnbsp;in ’t water, daar uit de Gravers verfcheidequa-len toekomen ; want de ondervinding leerdnbsp;datdufdanige flilflaande water alleen met hetnbsp;inwerpen van een fleen beroerd werdende, fonbsp;rijfen die vergiftige geeflen aanflonts op, ennbsp;dooden de gene diefe ontmoeten. De lichamennbsp;der Gravers, die door de opgaande rook befmetnbsp;izijn ,fiwellen op j fo datfe onbeweeglijk en ongevoelig daar heen fterven; en die haar befmetnbsp;voelende de ladders opklimmen om het quaadnbsp;te ontvlieden,de handen en voetennbsp;fodik, datfe haar felfs niet langer op de ladders konnen houden, maar daar van afvallendenbsp;bchalenfe een wide dood. De Gravers dan ^nbsp;door defe ongemakken voorfichtiger gewor-den, floken in foodanigengeIegcnrheidw^«r«*rlt;lt;^'»-i in de Mijnen, en blijven twee dagen daar bui-I ten , op dat ondcrtufTchen de quade vergiftigenbsp;! dampen door het Wi-un fouden uitgedrevennbsp;^ werden.
i nbsp;nbsp;nbsp;In
ii*
X. boek, Van de
In de Mijnen daar Kattekruid endierge-«Arfeni. Vergiftige Mijn-floffèn gevonden wer-Weit, ¦ nbsp;nbsp;nbsp;locht met defe vergiftige en
dam!' quikkige dampen befmet zijnde, feer vergif-tig : foo verhaald Agrïcola ^ dat by de Stad ^‘'siftige ^tijden des jaars uit de fuurenbsp;Hew. ^ Bronnen een wafem opgaat, die de lampen ennbsp;keerfen uitbluft, en de gene die daar lang verblijft , doodet; Elders gaan uit diepe Puttennbsp;Swavelige en Aluinige dampen op , daar denbsp;Putters door gedood werden. In A Land van
META AL-KUNDE. nbsp;nbsp;nbsp;igi
Mapeis dicht \)j'’x.yic)x Agnanum iseenHoh schadelijk. het Honde-hol genaamt , daar een wafem uirv^LX^nbsp;komt,die de Honden, daar een weinig in gehou' h Napeb.nbsp;denwerdende ongevoelich en als dood maakt,nbsp;doch als de Honden daar langer blijven , fonbsp;ftervenfe waarlijk. Dufdanigc doodelijke wa-femen werden ook in hctTibcrtinfeenVala-terraanfe Land gevonden , gelijk wy in onsnbsp;Hetruria en Latium hebben verklaard ; be^nbsp;fiet de breeder verhandeling in het vyfdcnbsp;Boek.
Het III. Hooft STUK.
Van de genefing der fiekten , die door de Metalige en Mijn-ftofïen
'ioerden gt;eroorfaakt.
(“hten
^‘fkers gt; feeler.
Si* •»
plfiiete
v^ntia
uV'-
pfteen
yen.
'“^«aillare.
NAdien de quaadaardige Wafemen en dampen, die de Siektenin de Mijnwerkers veroorfaken, verfcheiden zijn, fonbsp;moeten noodfaakelijk ook veel veifcheidenbsp;Stekten uit de felfde ontdaan : namelijk in denbsp;Long, Maag, Lever, Nieren, Herfenen, Leden enz,, daar de vogten verfcheidelijk * opgeheven, ^ gefchift en te gaar gedremd werden.nbsp;Mijn voornemen is kortelijk te toonen op watnbsp;wijfe de Myn en Metaaltester kers haar regennbsp;defe dekten moeten befchermen en bewaren,nbsp;volgens het gene my daar over is bekent gemaakt van Genefers, die de gefontheid defernbsp;luiden beforgen.
De genefing der Mijnfiekten begrijpt defe drie dingen: i. de verhoedtng. t. écLevensmanier. 3. het regt gebruik der Geneefmiddelen. De verhoedtng bedaar daar in, dat de gene die noch niet befmet zijn haar voorden vannbsp;een deftig Gences-middel, als daar is \ volgende ‘ hVefèn van PFijnfieen: mengt Wijn-deen,nbsp;Sout, Opium en Vitriol-olie te gaar, en haaltnbsp;daar uit een vogtigheid, van welke drie granennbsp;gebruikt djnde alle veerthien dagen, fofegt-men datfe den menfeh tegen alle quaadaardigenbsp;Mijnwaferaen bevrijd en befchermd. Doch denbsp;gene die alrede befmet zijn ; werd met voordeel toegediend de Balfem uit Vitriol , uitnbsp;Staal of uit Netels , toegemaakt. De Vi-triol-balfem werd aldus toe-gefteld ; mennbsp;trekt van de Vitriol fo lang zijn waterig vogt,nbsp;tot datfe foet als Honing en Purper-verwignbsp;werd. De« gift is een druppel in Eeren-prijs-water.
De Netel-balfem werd aldus bereid: men verbeterd Netel-fout in lijn eigen water foonbsp;lang, door middel van eenfagtewarmte, totnbsp;dat deJmeerigheidvanOlie te voorfchijn komt,nbsp;die van ftjn vuilnis afgefcheiden, alle dagennbsp;drie druppels met Eeren-prijs water werd in-gegeven.
De Staal-balfem bercidmen aldus: neemt fijn gepoederde Seil-fleen j Staal-vf fel vannbsp;elks even veel, menget te gaar in een gedijktnbsp;glas, en koket in Olie van Weed-aflehen:nbsp;neemt dan gepoederde Seil-fteen j weekt dienbsp;folang in Brandewijn, tot de Brandewijn roodnbsp;II. Deel.
geverruwt is: als dan de Brandewijn afgetrokken , fo vindme de roodc Balfem op de bodem, die even als de voorgaande gebruikt, geen leden laat bederven.
De Mijnwerkers werd defe kvens-vuyfe voor - gefchreven ; haar voedfei diend metwyfe.nbsp;Salpeter toegemaakt ; én in plaats van Spe-ceryen mogenfe gebruiken Alitimg Sout j,nbsp;dat uit Aluin getroleken , geen foutigheidnbsp;heeft.
Tegen de Engborfiigheid^ die de Mijnwer-j kers behalen van de ^quikkige wafemen, werd verkem-j voorgelchreven water van Verkens-broodfypx-i de het eenige Genees-middel tegen de Long- dd tegen j gebreken : want het is feer krachtig om denbsp;j uitwafeming te bevorderen. Wanneer de le-1 den en ingewanden behoorlijke uitwafemingnbsp;; hebben , dan fulienfe van geen Mijn-dani-i pèn fchade lijden; om dat al het quaad doofnbsp;de uitwafeming'namp;r^\x\x.gcèatvc.\\ ¦. mvoegennbsp;dat de uitwajèming het befte Genees-mid-del is.
Daar zijn noch andere gemeene Gzwtts-middelen voor deMijn cnMetaalwerkcrs.foni- nees-msdde. mige gebruiken wccA dcTher takel j andere denbsp;Metalige Genees-middelen uit Sout, Aluin,nbsp;Salpeter, Vitriol en Wijn-fteentoegemaakt:nbsp;daar van de Gravers bekennen groote verlig-ting te gevoelen : dat ik oordeel te gefchie-den , om datfe door een gelijkheid van dee-Icn de quaad-aardige ftoffe uit het lichaamnbsp;halen.
Tegen dufdanige vergiftige Myn-locbt ook goed , dat de Mijn - werkers eerfe in de^^^^^ ‘nbsp;Mijnen gaan, haar felfs wapenen met eennbsp;dronk (lerke JVpn ^ of met een kopje vet Vlees-nat j als ook met re eten Boter ^ Ajuin ennbsp;Okkernoten. Sommige knauwen Fjedoarie ofnbsp;eenige andere giftige wortel. Andere houden gdlagen blaren Goud in de mond , datnbsp;tegen de Quikkige wafemen dienftig is. Denbsp;Long-gebreeken konnen verbeeterd werdennbsp;door de Bloem van Swavel _, des - felfsnbsp;Balfem , en door meer andere middelen uitnbsp;Swavel toegemaakt , byfonder als ’er beginnbsp;van water-fucht vernomen werd. Tegen denbsp;Long-ontfteeking is byfonder dienftich hetnbsp;T ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;YolgCll'
Mijn-wer-ken levens-
1/1 nbsp;nbsp;nbsp;De
I. aï'dee- volgende water: neemt een half pond Melïjfe-water met een pond ÏVynJleen j als ook Sterke wijnj hQ.n^Scn?,yenever-befïencnCichori-bkernen j\\2i2L{è.h.\tn uit een water over, om dagelijks 4 dragmen mtt Sterke-^!^!yli ic. gebrui-
ken. Taracelfus en Agricola verhandelen de-fe faak breeder; dat ik hier heb voorgefteld is my mede gedeeld van Genefers , die over denbsp;Myn-Jïeken het opficht hebben.
Caï-.IV,
Twee voor. name hin-der-palennbsp;ontrent denbsp;Metaal-graving.
» Minera-lia.
Op vpat toy fe rfe lochtnbsp;in de Mijnennbsp;quot;efuiverdnbsp;toerd.
Vmrftoken ü niet dien-jlig daarnbsp;toe.
E natuur heeft twee voorname hinderpalen gefield , waar door belet werd, dat de menfehen uit de Berg-fchattennbsp;het opperde en volkomen geluk niet halen ;nbsp;invoegen de natuur daar in meer de gedaantenbsp;van een harde ftiefmoeder als van een gunftigenbsp;moeder heeft. De eerde hinderpaal is de on-uitputtelijke menigte van wateren , waar doornbsp;de Metaalgraving werd belet. De andre hinderpaal bedaat in de vuile vergiftige wafemen,nbsp;van de Metalen en ‘’Mijndodën afgaande, daarnbsp;door de Metaal-graving niet alleen verhinderdnbsp;werd, maar defe wafemen zijn ook oorfaaknbsp;dat de Mijnwerkers fw'aare dekten, ja de doodnbsp;felfs behalen, gelijk in ’t voorgaande Hoofd-duk is aangewefen. Van dit laade fullen wynbsp;eerd handelen.
De vrage is nu op w'atwijfefodanigen wr-giftigen wafem uit de Mijnen kan werden uit-gefuiverd ^ op dat de Mijnwerkers fonder fcha-de en gevaar haar werk mogen verrigten ; dommige meenen fulks te konnen gefchieden met vuur van gefont hout daar in te dooken. Dochnbsp;ik oordeel het fo verre daar af te zijn, dat op dienbsp;wijde eenig voordeel te wagten is, dat in tegendeel de rook endeZiiZ/^indoengeplaatfennbsp;meer gevaar, en een haadiger dood fullen vet
E,
Al
do wnjd als de groote der Blaas-balgen E F ver-eifcht, en fo dicht dat ’er niet de minde quade
oordaken. Die luiden hadden ongetwijfeld geleden , dat door raad van Hippocrates hecle Landen en Steden van de Ped waren bevrijdnbsp;door het dooken van grootn vuur en ; en daar-' om meenenfe dat de locht in de onderaarddenbsp;plaatfen ook door vuur kan geduiverd werden.
Doch fy overwegen niet, dat ’er groot onder-fcheid is de locht in ruime openeplaatden, en in de enge Mijnen te fuiveren : ’t gene aldusnbsp;betoont werd.
’t Is openbaar,dat inde Mijnen geen vuur kan blijven branden , ten zy lochtgaten om de rooknbsp;uitgang te geven, gemaakt werde: anders werdnbsp;alles fo met vervuld, dat de Mijnwerkersnbsp;eer door de rook fullen gedood tyerdeUjals doornbsp;de allervergifriglle wafemen. Hier komt nochnbsp;by, dat de quaad-aardige llolfe, die te voorennbsp;jiil en geruft lag, door de hitte werd gaandenbsp;gemaakt, fo dat de locht veel meer befmet w^erdnbsp;als te voore. Sommige Gravers hebben tot haarnbsp;nadeel ondervonden, datde met keerden gaandenbsp;in onderaardde plaatfen,die mezSwaveligeJo-denlymige wafemen befet waren,fo zijn die wafem aan brand geraakt j en de Gravers ten dee-le gellikt,en ten deele verbranr. In voegen datnbsp;de locht in de Mijnen door vuur geenfints be-maar erger en verderfelijker werd.
Wat raad dan tegen n» foodanigen quaad ; ik£s.bai-weet wel datdommigex^?quot;'^^^nbsp;de locht door middeH^'''^quot;’*nbsp;van Blaasbalgen trag-ten te fuiveren ; dochnbsp;indien dat werk nietnbsp;w'el w^erd beleid, do ge-fchied het te vergeefs:nbsp;wanr daar diend forgnbsp;gedragen, dar de vuilenbsp;locht door middel vannbsp;een opening ontlaftnbsp;wnrde, en dat’er gedurig andere in plaats koine ; fulks niet gefchie-dende, fobehoudmennbsp;maar de lelfde quadenbsp;locht.Om dan de lochtnbsp;door middel van blaasbalgen re fuiveren, lbonbsp;diend het nevenitaan-tle Werk-lluk toe-ge-
maakt.
Maakt van deer vaft Hetfatb^ hout de kalde ABCnbsp;locht kan indringen. In ‘^efe kas ter plaatde Blaas-ui-G is de pijp N vaïlgemaakt, als ook een andere
pijp
ter .
X. boek , VAN DE META AL-KUND E.
__ nbsp;nbsp;nbsp;, VXX..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;173
fathe nbsp;nbsp;nbsp;de zijde des Bergs aan V, laat dan de j verbeterd werden, namelijk als’er ccn Rivier ^ M-ijfe.om
*»£eir«°fe”^^^^s-balgen open getrokken werden dooreen ! ontrent is. Men maakt in de mijne een ver-
gefteld, op die wijfe als in de af-1 weiffel van behoorlijke groore A B C D, gelijk /evJilTrf-beelding te Een is. Het fal dan gebeuren, als inde afbeelding geficn werd. Het water der
Ca
gen.
de eene Blaas-balg geopend werd, dar door de i nbsp;nbsp;nbsp;, d ie we fl: ellen van boven nederwaarts
lt)k door tntddel vati
teloopen, werd door de pijp K aan’topper Re des verwelffels ingelaten, en vallende op de^quot;^’nbsp;Reene vloer ST, daar de pijp maarl twee palmen moet afftaan, met fo een geweld als eennbsp;hooge waterval, fo w'erd daar door een fterkenbsp;wind verwekt, die in ’c verwclffel niet konnen-de behouden werden, door de pijpen F G uit-berft, en de hecle Mijne met verfclocht ver-
pijp N G verfe locht in de kas A B C D gebracht wxrd, die, de andere Blaas-balg toegaande door de pijp V uitgedreven werd; invoegen dat in de Mijne altijd verfè locht komt, bo om de Mijngravers te verkoelen, als ook omnbsp;de vergiftige locht te verdrijven. Defe verfenbsp;locht kan ook door middel van andere pijpen,nbsp;inde kas vaftgemaakt, na andere holengc-
Voertwerden. Men kan ook de Blaas-balgen wmld, fodat’er geen gevaar van de quade locht doormiddel vaneen rad doen gaan, alsmen' meertevreefenis. Dcfe wijfe om de locht tenbsp;Rechts lopend water by de werk heeft.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;! ververfen is berer,als met de Blaas-balgen, om
Daar diend aangeteekend, dat de Blaas-bal-1 dat de locht gelijkelijk bevochtigt werd. Daar-gen fodanig moeten gemaakt werden, datfe de \ en-boven is defe vcrvcrfing gedrinrig j niet be-locht, die door de nbsp;nbsp;nbsp;w'erd ingetrok-; hoevende de hulp van cenigmenfeh. En op
ken, behouden;wclke/^/f?i^-^^?e;? dat maakfel ¦ dat het verwelffcl niet vol water foude werden, hebben, datfe de Blaasbalg opgelicht werden- fo is’er een pijp C aangemaakt, die het waternbsp;de, opengaan, doch neerfinkende fluiten. Vor-; uitgang geeft.
ders moet de kas fodanig afge/chut zijn, dat! In de derde plaats kan de locht in de mijnen ƒgt;« de locht, door de eene Blaasbalg ingetrokken ,'ook ververft werden fonder Blaas-balgen,nbsp;door de andere niet werde uitgedreven; maar fonder eenig ander werktuig, alleen met twee
dat ieder de felfde in fijn eigen onrfang-plaatS:^lt;2^e;Kegen over malkander in de Mijne te ma-”” drijft, daar uit die locht dan na de Pijp gedre-| ken, die buiten uitkomende de Wind ingangnbsp;ven werd. Doch dit zy aan ’t beleid vaneen ; geven, welke midden door de Mijn doorgaan-verftandig KonRenaar bevolen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;! de aan ’c ander gat weer uit komt; invoegen dat
de verfe inkomende locht de vuile cj^uaadaardi-I ge verdrijft: gelijk in de nevensgaande af beel-Aiing gefien werd , daar A B twee fodanige
gaten vertonen. Seker, gelijk ac Wind boven op de vlakte des Aardrijks diend o.m de lochtnbsp;: te fuiveren en te ververfen , foo kanfe ook denbsp;felfde uitwerking in de onderaardfc plaatfennbsp;diebben. Te meer om dat de Wind verkoeld,
! daar door het fenyn fijn kracht fo fecr niet kan verfpreiden. Om de felfde reden heeft mennbsp;geen quaad te vreefen in Mijnen , daar water-vallemX'gn. Maar in droogt heete Mijnen xi]anbsp;de arbeiders in groot gevaar, dat vermindertnbsp;De locht kan ook op de volgende wijfe, veel wanneer de wind in dufdanige Mijnen kan ge-beter als door de Blaas-balgen, in de Mijnen ^^’d werden.
Het V. Ho o ETST UK.
De wylè en manier om het water, dat de Mijn-werkers fecr hinderlijk ts,
Cap y
een
beh
uit de Mijnen te halen.
I ^ menfehenwerden verhinderd door te dringen tot de binnenRe Schat-kamersnbsp;van Goud, Silver, en andere Mijn-Rofien onder de aarde fchuilende, namelijk de overvloednbsp;van waterj dat daar gevonden werd, ’t welk fo
Aar is noch een belet Je f waar door de | veel te fchadelijker is, na dat’er veel nioejelijk-
heden zijn, om dit water teontlaRen. Dci. moejelijkheid is de diepte der wateren j fo dat-me geen middel heeft de felfde , opgehaaldnbsp;zijnde, ergens heen te leiden, ten fy een nieuwe goot gegraven werde. De x, moejelijkheidnbsp;T 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;beRaat
-ocr page 686-174
De olie hetallgp ge» roeit ljtTO»relt;gt;' De droog et ‘ V0g'‘i’ I.en monter omnbsp;ter uit tenbsp;halen. ^' uNo”'* beftaat in de engheid der Berg-mijnen , foo nau lijnde, dat’er geen werktuigen in konnen gefield werden. Daar ten 3. bykomt, dat de mee-fle werktuigen van yfer of eenig ander metaalnbsp;gemaakt werdende, door de fcherpe waterennbsp;in korte tijd verteerd en o^gewretenv^cn^tn. Meiaie Agrtcola flcld in ’t 4. Boek van de Metalen verfcheide Werktuigen voor om het water uitnbsp;ondien[iig. te halên , docli daar zijn naulijks eenige die tenbsp;pas komen, fo om de engheid der Mijnen , alsnbsp;ook om datfe van metalen gemaakt zijnde,nbsp;haafl bederven en onbruikbaar werden. Denbsp;Vitriolife waters blijven aan Tfer en Koper fonbsp;vaft hangen, datfe defelfde heel verteeren. Denbsp;Salpeterige waters befetten de werktuigennbsp;met foo een fleenige korft, datfe in korte tijdnbsp;onbruikbaar zijn. Daarom dienen dufdanigenbsp;werktuigen heel van hout of van tichel-fleenennbsp;gemaakt te werden. De 5-. fwarigheid is, dat’ernbsp;fo veel water uit de grond ge duur ig opweid jnbsp;als’er door middel van pompen, Iedere fakken,nbsp;die in Hungarien gebruikelijk zijn, en door andere werktuigen werd uitgeput. Invoegen datnbsp;het byna onmogelijk is de Mijnen droog tenbsp;houden. Echter denkt my geen beter middel om dat het -ma- te doen, als dat de diepte der Mijnen naukeu-rig werde gepeilt, en met de voet des Bergs ofnbsp;naafie laagte vergeleken; bevindme dan dat denbsp;Mijne even fo diep of dieper is, fo fie ik geennbsp;ander middel het water te ontlaften, als dat hetnbsp;boven werde uitgeput. Doch de Mijne ondieper zijnde, fo behoeftmen niet anders te doen,nbsp;als dat een goot werd gegraven uit de Mijnenbsp;na de laagte ^ om het water daar door uit tenbsp;leiden. Die de waters door fuigen en optrekkennbsp;trachten uit de Mijnen te halen, die fteuiièn opnbsp;ohfekere lolTe gronden; want als het water alnbsp;in eenige bak isopgehaalt, waar fullenfe dannbsp;daar mede blijven ? daarom moet de lang gebruikelijke gewoonte onderhouden werden,nbsp;tot dat de fcherpfinnigheid dermenfehen ietnbsp;beters uitvinde. |
Ditfygefegt van het ontlaften der Waters, ^ die midden in de Mijnen zijn te gaar gehoopt. Doch als de felfde bequaamlijk konden ge-j bracht werden in een lager putj dan konnennbsp;! de werk-tuigen van Agricola, in ’t 4. Boeknbsp;I voorgefteld, dienft doen. En op dat de Ketensnbsp;! en ander Tferwerk door de Mijn-waters nietnbsp;: foude opgewreten en verteert werden , foonbsp;j kanmen die fmeeren met olie van lood-, wantnbsp;j daar is niets dat de yfere tuigen felfs in de diep-I te der zee fo ongefchonden houd alsdefe olie.nbsp;j Echter komt hier defc fwarigheid in aanmer-I king, dat de kofien te hoogloopen om fo veelnbsp;Ivan defe olie te bekomen, als welvereifchtnbsp;werd, om de Yfere tuigen te befmeeren. Uit het gefegde is openbaar, dat de hinderpalen ontrent de Metalen te graven van de droogte ^ en van de vochtigheid der Mijnennbsp;werd veroorfaakr. De droogte, door de hittenbsp;verwekt werdende, is oorfaak dat de Mijnennbsp;met vergiftige dampen befet werden. Dochnbsp;de vochtigheid verhindert her verder graven;nbsp;echter doen de wateren cenig voordeel doornbsp;haar koude, wanneerfe flechts niet te lang ftil-ftaan: want door ftil-ftaan werdenfe fo quaad-aardig, dat het inwerpen van een fteen een fe-nynige wafem doet opgaan, die ongeneeflijkenbsp;quaden veroorfaakt. |
HET VI. Hooftstuk.
Cap. VI.
Gedaante der Mijnaders.
Waar gelijkenis met de adersnbsp;irt ‘t men-fchen li-chaam.
A dat aldus verklaard zijn de beletfe-len en hinderpalen, daardoor den arbeid der menfehen ontrent het graven der Mijnftoffen en Metalen werd verfwaard ennbsp;belet, fo is ’t nu tijd dieper in de Mijnen in tenbsp;treden, om de loop en gelegentheid der Mpn-fiof-aders te befchouwen. De Mïjn-aders zijnnbsp;niet anders als eenige groeven en ontfangplaat-fen, daar in de gebrachte ftofte de vereifchtenbsp;gedaante aanneemt; het woord aders is ontleend van de gelijkenis, die defe groeven hebben met de adders in de Dieren: Want gelijk denbsp;aders door het ganfche lichaam des menfehennbsp;verfpreid zijn, en het bloed vervoeren; alfo zijnnbsp;defe Mijnftof-groeven ook door het ganfchenbsp;aardrijk gefaigbyfonder daar de Bergen dienennbsp;om de wateren doortocht te geven. Wijdersnbsp;zijnfe malkander daar in ook gelijk, dat de a-ders in ’tmenfche lichaam in feer fijne takjesnbsp;gefpift en verdeelt zijn; evenfo zijn de Mijnaders ook in kleener takjes verdeeld ,ontftaan-de uit de vergaring van verfcheide fteenen. Se-ker als defe verdecling bcfchoud werd, fo ver-toonenfe de gedaante van een getakte Boom.
Daar is veélerlei onderfcheid tuflehen de Mijn-aders : want daar zijn’er diepe ^ uitge-dertig”'nbsp;breide j en opgehoopte. De diepe dalen nedernbsp;van het oppervlak der aarde na beneden. Denbsp;uitgebreide loopen “ Gejichteindig als tuflxhennbsp;het oppervlak en het binnenfte der aarde.nbsp;gehoopte werden genaamt, die feer lang ennbsp;breed zijn. De ruimte tuflehen twee adersnbsp;werd tujfchen-aderig genaamt. De diepe zijnnbsp;breed een treed , twee ellen, een el en foin-mige een voet, die de Metaal-kundige breedenbsp;noemen, en fomtijds twaalf treden breed zijn:
Eenige zijn maar een palm , drie of twee vingers breed , die alle enge genaamd werden.
De uitgebreide verlchillen in diepte-. ^^f/jdeditl’' fommige zijn een, twee of drie treden, andere der Mijquot;'nbsp;een el, een voet of een halve voet diep, diefe aders,nbsp;diepe noemen: Denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zijn een palm, drie
twee of een vinger diep j gelijk in de afbeelding gefien werd. Vorders ten opficht van de loop naar 00nbsp;zijn’er rechte, fcheunfc, ronde, verdraide enz.nbsp;uit de afbeelding blijkt ook welk het einde, hetnbsp;hooft ti\ de (leert der Mijn-aders genaamtnbsp;werd.
Daar
Cap.vi.
\mv ttt
Tt^rpéntuin
^TnU^ quot;Mhttatït
nrnnk^
f‘hê^lDaar werd ook onderfcheid gemaakt, ten op-ficht van de gelegentheid des Aders; foo dat fommige van ’t Oofien na het Wefien, anderenbsp;van V 2^iden na liet Noorden j en in tegendeel, als ook tujfchen beiden geftrekt liggen;
Sï'quot;'-
°P‘irie
^yfgt;
daar in veel verfcheidenheid is; want fomnii-' dalen van de bergen na de leegten, ander klimmen uit de leegte na de hoogte enz. daar overnbsp;Agricola kan werden nageïien.
iy.
quot;¦gadi-
'®^oria.
DEfe faak is fcherpfinnig, en daarom be-hoordfe ook omlichtig verhandeld. De Metaal-aders werden op driederlei wijze ontdekt: I. Door de natuur, t. Y)oot konjinbsp;3 • By geval. Op de natuurlyke wyfe werdennbsp;de metalen bekent, i. Door de dampen en wa-fcmen. x. Uit de geftalte der Bergen, bomennbsp;en kruiden. 3. Door ontblooting der adersnbsp;door de regen. 4. Door de vlietende rivieren,nbsp;die de afgefchrobde metalige deeltjes met haarnbsp;liepen, dat eertijds in de Silvermijnen van Fri-burg foude gefchied zijn. Door konfl ontdekt-men defchuilendeMetalen. i. Door¦*overhalen der Mijn-ftofTen, en Waters, t,. Door denbsp;Raad-roede, daar van llrax fal gehandelt werden. By geval gefchied defe ontdekking, jnbsp;I. Wanneer Bomen werden uitgegraven, Bof-1nbsp;fen verbrand , gelijk 'T)iod. Siculus van de:nbsp;Spaanfe Silver-mijnen fchrijft. Rivieren fterk jnbsp;vlieren, en lleen-rotfen met geweld aan ftukjnbsp;herften. x. Door het omploegen van land, fonbsp;fegt Juflinus dat in Galicien door de ploegnbsp;Goud-aarde is ontdekt. 3- Als Peerden,,nbsp;Verkens, de aarde omwroeten ^ meninbsp;fegt de Lood-mijnen te Gollar doorbet Rampen eens Peerds ontdekt re zijn. 4. Doornbsp;Wijngaard-blaren, die van de goude wafemennbsp;geel geverwt werden, gelijk in Hungarien dik-
wils gebeurd. Laat ons nu al de teekenen, daar door de fchuilende metalen ontdekt werden»nbsp;vervolgens voor Rellen,fo als die uit Qardanus^nbsp;Agricola en uit mijn eigen ondervinding zijnnbsp;gehaald.
I. Moerden oorjj^rong der bronnen werden opgefocht, die van de Metaal-aders niet veernbsp;afgelegen konnen zijn.
X. Diend onderfocht wat ftoffe de Rivieren mede voeren; wanneer defe Rof boven op denbsp;aarde fit oiglad is, dan zijn de Metaal-adersnbsp;gemeenlijk daar veer af; om datfe door langnbsp;by de rivier geweeR re zijn glad is geworden;nbsp;v(\2i-3xruw zijnde en diep in de aarde fittende,nbsp;dan zijnde aders nader.
3. nbsp;nbsp;nbsp;De fiand diend ook aangemerkt; wantnbsp;die is oorfaak, dat de aders met meer of minnbsp;aarde bedekt zijn.
4. nbsp;nbsp;nbsp;Men moet ook onderfoeken of’er Ryp opnbsp;de kruiden komt: want daar geen Ryp op ge-fien werd, die Raan na alle fchijn op Metaal-aders , daarvan fo heece wafem opgaat, dat’crnbsp;geen Ryp op kan vriefen. En als die wafemnbsp;leer heer is , foo groejen daarop feer leegeennbsp;flauw-gekleurde kruiden.
5quot;. Her is ook een teeken van fchuilcndeMe-taal-aders, wanneer de Boom-blaren in de Lente peers of blaauachtig zijn , nbsp;nbsp;nbsp;takken
voor-
i.Tetktn.
i. Teek in.
3. Teeken.
4. Teeken,
f. Teeken,
176 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE
voornamelijk de bovenlle met een fwart of ander niet natuurlijk kleur geverwt zijn.
6. nbsp;nbsp;nbsp;De Bergtoppen na hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en der fel-
ver wortels na het Noorden gekeert, geven vermoeden van fchuilende Metaal-aders, voornamelijk van Silver; welkers rijkfte Mijnen regt Ooji en PFeJi geftrekt liggen.
7. nbsp;nbsp;nbsp;Het kleur der Bergen, der fteenen ennbsp;der aarde geeft niet alleen te kennen, darter Metalen fchuilen, maar ook hoedanige ennbsp;welke die zijn: Groen geeft Koper te kennen;nbsp;fwart Silver en Goud , peers Lood. En Yfcr,nbsp;enz.
8. nbsp;nbsp;nbsp;De reuk kan ook reekenen van fchuilen-
LING.
6 Tefken.
7. Teeken,
8. Teeken.
9. Teeken,
9. nbsp;nbsp;nbsp;De yLet^L’aX-hcïgQn P\}n onvruchtbaar jnbsp;om dat de vochtigheid binnen verteert werd,nbsp;fo dat ’er geen planten konnen groejen; en dienbsp;noch al groejen werden door de quaadaardigenbsp;viz^cm^n gedood.
10. nbsp;nbsp;nbsp;De fteenen, als ook dc aarde,dieJwaar-der en wichtiger zijn, als diergelijke ftoffennbsp;gemeenlijk gevonden werden, die zijn een feker teeken, dat ’er Metaal in fchuilr.
11. nbsp;nbsp;nbsp;Ais de fteenen {e.ttglinfterenj fo geven-fe te kennen dat ’er Metaal in fchuilt.
II. Teeken, IX. Alsmen de fteenen op ’t vuur Jmelt _, fo kan men ontdekken of’er Metaal in is,en hoedanig het felfde is.
13 Teeken. 13. Het water ^ dat uit de Bergen vloeit geeft ook bewijs van Metaal-aders: want alsnbsp;’t felfde een vreemde reuk en kleur heeft, fonbsp;valt ’er naulijks aan re twijfelen.
[ 4. Alsmen op de grond de wateren neerftig fockt, fo falmen eenige Metaal vinden; omnbsp;dat door langheid van tijd min of meer van dienbsp;fware ftof na de grond finkt.
IJquot;. De fcheuren in de Bergen geven te ken -nen, dat ’er fcherpe Metalige wafemen uitgaan.
16. nbsp;nbsp;nbsp;Daar zijn eenige Planten j die haar ver-luften in de buurfaamheid der Metalen; fy zijnnbsp;wel ongemeen, echter fo veel te fekerder teeken fijnfe, wanneerfe voorkomen. In ’t gemeen zijn’t fodanige planten, die geen of klee-ne vrugt dragen; de lage Jenever , de Klem,nbsp;wilde Pijn-boom, en de meefte ftekelige planten. De blaren der boomen zijn ook bleek,nbsp;haaft afvallende, de takjes teer en fchraal.
17. nbsp;nbsp;nbsp;De toppen der Metaal-bergen gevennbsp;een wafem ofdamp van haar.
Hier by voegen wy de ¦* Raad-roede ^ die de
. Teeken.
11. Teeken.
t4; Teeken.
if. Teeken.
16. Teeken.
ij.Teeken.
a Virgula
divinatona. ^leefte Metaalkundige gebruiken om de Me-
111WJ.LW nbsp;nbsp;nbsp;LUL-vvi* viii VI.W i’xv..-j verborge Rletalen loodamgen —nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\ eie ,
Raad-roede taal-adcrs te ontdekken. Defe roede is als een! ontfangen, datfe daar door met geweld na e roede Metaal- york gemaakt van verfcheiden hout, volgens j aarde foude getrokken werden: feker a smenbsp;** de hoedanigheid desMetaals. De bygelovige i aanmerkt hoenaukeurig en evenwigng ae i-menfehen meenen datfe niet deugt, indien het i chamen , die door de Seilfteen-kragt beweegtnbsp;hout niet op Paaftchen-fondag of op den dag 1 werden, moeten gefield zijti, fo kanmen lic i-des ’’ Sonds-jtands is afgehouwen, of boven! telijk verftaan, darde werking vanduldamgenbsp;op een Mijn-ader gegroeit; ook beeldenfe haar | Raad-roede ongegrond is.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t 'c £lt;«
in, dat het werk niet kan lukken, ten fy de on-1 Nadien dan hier op geen ftaat te ma gt; ^yfe derfoeker op een Sondag geboren is. Doch ge-1 fo fal ik een ander w^fo quot;van onderjoek voornbsp;nbsp;nbsp;nbsp;enderilt;»
om adersnbsp;ontdekken.
b Solfti* tium.
lijk de natuur dufdanige omftandigheden niet behoefd om te werken, fo toonenfe ook dat denbsp;‘Duivel defe dingen heeft uitgevonden, om denbsp;menfehen, tot haar eeuwig verderf, in fijn net-ten te lokken. Sommige maken verfcheide roe- ^nbsp;den om verfcheide Metalen te foeken; een Ha-felnote-bome gebruikenfe om Silver te ontdekken ; een Efiche tot Koper; een Denne-bome tot Lood; eenWeede-ftruik rot Yfer.nbsp;Sommige gebruiken ook Tover-Jpiegels metnbsp;befvveeringen. Daarom werd defe onderfce-king van de verftandige als een duivelfe bedrie-gerye verworpen; want daar kan geen reden
-. _ - -------------------------------------- gegeven werden, waarom een twee-eindige
de Metaal-aders geven; want als twee brokken j lbok, by beide de einden vaftgehouden door fteen, uit Metaal-bergen gehaald, regen mal-1 de Metalige wafemen foude nedergetrokkennbsp;kander gewreven werden, fogevenfe een fwa- werden. Seker fo dikwils als ik daar van eennbsp;velize reuk.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j proef over de Metalige lichamen van Goud of/-f.y
Silver genomen heb; fo is de faak niet gelukt en ik heb waargenomen, dat ’et niet de Duivel,nbsp;maar de gene die de roede houd te wijten is;nbsp;want door fterke inbeelding verrukt, fo meentnbsp;hy, dat de roede door ’t Metaal neergetrokkennbsp;werd, daar hy nogtans defelfde felfs verdraid.
Onder dufdanige beufelen moer ook gefield ^0 werden, darmen voorgeeft, dat een ?-mg'3Ak\nbsp;een draad gebonden en in een glas gehangennbsp;diQUure van dendach methaar kloppen foudenbsp;aanwyfen -. wantfulksgefchied alleenlijk doornbsp;het kloppen der Slag-aders in dc einden dernbsp;vingers ; gelijk daar uit blijkt, als de draad ftijf/i«»^^’^_nbsp;met de vingers geknepen werd, fo beweegt fignbsp;de ring ; maar fiaatftilals’e facht werdvafi-gehouden. Ik heb defe faak hier te Romen ontdekt in een vergaring van veel Geleerde luiden , die feker ‘Prins over de beweging desnbsp;rings had by malkander geroepen. Dien Prinsnbsp;was ook van gevoelen, dat ieder Metaal op ionbsp;een wijfe aan een draad gehangen, en met denbsp;voorfie vingers vaftgehouden, haar na een feker gedeelte des werelds keeren; namelijk hetnbsp;Yfer na het Noorden, het Goud na hetOo-J ften, het Silver na het Weften , her Koper nanbsp;het Zuiden enz. het geene hy meende in denbsp;koftelijke fteenen ook plaats te hebben. Dochnbsp;de ondervinding betoonde de losheid defes gevoelens; want als de draad aan een dwershoutjenbsp;werde vaftgemaakt en opgehangen, of met denbsp;{vingers fagt vaft gehouden, fo bleven de Metalen onbeweeglijk.
So is ook voor beufelagtig te houden ’tgene van de Raad-roede gefegt werd: want het isnbsp;niet bedenkelijk hoe dat een vork-daantigonbsp;ftok, niQX.^ evenwigtignbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fijnde, maar ^
vaft in de hand gehouden werdende, van de^^ Met/jiigt;tt trirtrl O n ïfTp lt;1 kracht ioude
-ocr page 689-Cap. VIL len, die ik meeniemaal goed en feker heb bevonden , niet twijfelende of al de gene, die de felfde in ’t werk ftellen, fullen van haar oogwitnbsp;niet verfteken werden.
I. Ervare nis.
om Maakt een brokje Mjjn-fout een Palm lang, voegt het aan een houtje, dat tuflehen bei-den een draad vaft gemaakt het hout met hetnbsp;fout evenwigtig hange. Stelt onder het felfdenbsp;een Pot met kokende Pekel, en gy fiilt bevin
den dat de opgaande dampen aan het Soutj als liaars gelijke lichaam, blijven vaft hangen , ennbsp;het felfde foo verfwaren, dat’et na de Pot helle. Het felfde oordeel ik te fullen vefchieden,
---------- 1.0. nbsp;nbsp;nbsp;o .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
’t Goud-ftaafje fal vaft kleven, en het felfde fo fwaar maken, dat ’et na beneden helle. Hetnbsp;felfde foude na alle fchijn gefchieden, wanneernbsp;dufdanigen Roedeken overeen ^ik-myn gehouden werd. Alfmen een roedeken van houtnbsp;I enop die felfde wijfe te gaar gefteld overnbsp;gepoederd Silver houd, fo fal het koper na hetnbsp;wafemende Silver hellen; het gene ook tenbsp;wagten is over een Sïlver-mijue.
Gevolg.
Hier uit is openbaar, dat door middel van dufdanigci?ö£’(^É'/éé’;^J'j die uit tweederlei ftofnbsp;zijn te gaar gefteld, alle verborge M§ufioffen,nbsp;jdie met een van beiden gemeenfehap en over-I een-komft hebben , ontdekt konnen werden,
1 So werd door middel van een Roedeken _, ge- konmndo^r \ maakt uit Planten die gemeenfehap metnbsp;' ter hebben, als daar is de Els-boomj de Water-muntej de Rlompenjenz. en uit ander hout,nbsp;dat daar mede geen gemeenfehap heeft, verborgen water ontdekt: want de waterigenbsp;damp, trekkende in de plant daarfe gemcen-fchap mede heeft, doet de felfde overwegen ennbsp;nederwaarts hellen, gelijk de ondervinding mynbsp;geleerd heeft. Soo is bevonden, dat de Boo-meno^ Metaal-mynen ftaande, haar bladerennbsp;met een korft bekleed zijn, en foo neer-gebo-gen waren , datfe byna de aarde raakten. Hetnbsp;felfde werd ook kiaarblykelijk gefien in denbsp;Boomen aan de kanten der Rivieren, welkersnbsp;I takken door de opgaande water-wajem foonbsp;I fwaar werden, datfe het water byna raken.
III. Ervarenis.
Dat tuflehen \\amp;tyfer en de vitriol een groo-wannecr dat A(?a^overeen Aö^/^-?;?^/^werdge-jte gemeenfehap en * meelijdigheid is blijkt houden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j daar uit, om dat de vitriol aan hetjy/^r, doch ^ Ge'meen-
aan geen andere Metalen vaft kleeft , neemt II. Ervarenis.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i daarom een Roedeken vatijv/^w enre gaar 7itn^T
I gemaakt, hanger over een Pot met vitriolj, die Maakt een Roedeken van een ftukjeZiö^^ en op’t Vuur ftaat , fo fierge met verwonderingnbsp;een dun ftaafje Goud, foodanig te gaar gevoegt, hcty fèr fijn kleur veranderen , en de gedaantenbsp;dat een draad tulTchen beiden vaftgemaakt her van koper aan-nemen, als ook fo verfwaren datnbsp;roedeke evenwigtig hange; field onder’t felfde i ’et na de vitriol neerfuikt- Defe dingen hadnbsp;een Pot daarnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in is, doet denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lik den Lefer mede te deden van de ' Raad-
ver dan door vuur te ftoken vervliegen, oic aan I roede.
ftn
divinatoria.
II. Deel,
UI. Af-
178 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD,
ïILAfdee-
LING.
III. AFDEELINGE.
VAN DE
Tgt; E R
. nbsp;nbsp;nbsp;^eneffens quot;verfcheide
dienende tot Antwoord op de voorgeftelde Vragen-».
VOOR-REDEN.
E wijle my in dit Werk over de Metalen en Mijn-ftofFen veel Iwarigheden zijn voorgekomen , daaruit ik my lèlfs naulijks konde redden, jfovondnbsp;ik gerade dc Metaalkmidige der Hungerfe Mijnen , die de vermaarfte ennbsp;rijkfte van geheel Europa zijn, daar over te vragen. Daarom heb ik aannbsp;haar overgelchreven negenthienVoorfielkn, in welke mijn voornaamftelwarighedennbsp;begrepen waren. En nadien ik geen van de Mijn-meefters kende, Ib heb ik de dienftnbsp;van on(è Broeders ƒ e/w/Ym te Neuheufel en in andere Berg-fteden woonende, en voornamelijk van Jndreas Scha^erus gchxnïkt y die, niet onkundig in de Metaal-hande-ling, ongemecne forg en neerftigheid heeft aangewend tot bereiking van mijn oogwit , beneffens Georgim Weber^ Overfte der ISleuheufelfe ^roederfchap : want hy heeftnbsp;alles onderlocht, dat my eenighnts konde dien^, en heeft ontrent de Overfte dernbsp;Mijnen, met welke hy over lang kennis had gehouden, ib veel te weeg gebracht,nbsp;datiè ook haar beft beloofden te doen: hy heeft dan ieder Overfte der Mijnen eennbsp;aflchrift van mijn Vragen gegeven, op datfe daar op fchriftelijk ibuden Antwoorden,nbsp;gelijk ook geichied is. De namen der Mijn-meefters zijn beneden te vinden. Ik begin dan de Antwoorden van die Mijn-meefters van woord tot woord uit het Hoogduits overgeièt, te verhalen.
I. V E R H A A L.
Van de Hungerfe Mijnen, en van de merk-waardige faken in de felfde
voorkomende.
Het I. H o o F T S T U K.
De Schemnit;^ Antwoord op de %1'K Vragen Van den Auteur
Voorgefield.
Cap. Inleiding. I. nbsp;nbsp;nbsp;Adien den Eerwaarden YaMtMtha- 'i- nbsp;nbsp;nbsp;1^^ nafm Kircherus Priefter der Jefuit- ^ fe Order , door den Jefuit Andreas Schaffer eenige onderrichting verfoekt overnbsp;«Mineraiia. 19 Vragen, betreffende de Metalen , ^ Mijn-ftoffen en de gelegentheid der Mfiien ; foonbsp;zijn wy onderfchreven Mjn-overfie , Ge-fworene en andere Mijn-verforgers dtt Berg-mijnen te Schemnitz een Stadt in Neder-Hungarien vergaard , en na rijpe overweging, |
foo Antwoorden wy opiederVrage als volgt: Op de Eerfte Vrage over de eigenjchafpcn der i, Mijn-waters , en over eenige Hetalige ondervindingen. 1. Wy Antwoorden: i. de waters, die de Antwoet • Mijnwerkers voorkomen , zijn gemeenlijk innbsp;den beginne fmakeloos , helder , reiikeloosnbsp;licht en koel; doch met’ertijd werdenfeheetnbsp;fwaar , onklaar, verfcheidelijk gekleurd, na volgens datfe met verfcheide Mijn-fappen zijn |
X. Boek, Van de Metaal-kunde. nbsp;nbsp;nbsp;i7P zijn befet : fy zijn wit, rood, groen, blau, of| ge jaren Seïl-fteen is gevonden, daar uit eenige fwarr, krygen een reuk en fcherpe fmaak, duifende ponden jv/??'is gehaald. DcScbem-foo dat de Villen in de felfde niet konnen nitze Silvcr-aders metnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vermengt leven. nbsp;nbsp;nbsp;j hebben niet weinignbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in fich, ais ook X. Als het water lang in de Mijnen ƒ//’/-U Vermeljoen : {omn]ds winó.menvermeljoen^^''^^^^^^ ‘ftaatj fo groeit boven op het felfde een Mijn-1 als Menie, dat Silver in fich heelt. Nadiennbsp;ftoffigciv^’w/alseen vel,in®’tHoogduits'^Ci:^’ dufdanige Mijnlloffcn gebrand of gefnioitennbsp;|cl^St)dbcn genaamd , die beweegt en beroerd werdende een Swavelige en quot; Quikkige reiik^;? Mcrcu.nbsp;vverdende , een haaftige dood veroorfaakt.’geven,fogeloofdmen,dat’eriS'iev?^r/en^/i^'j*“'''’' Daar werden oo^qualyk-riekendetïxfmaken de waters gevonden , die evenwel niet fchade-lijk zijn. Daar is ook een water dat tor wittenbsp;lïeentjes als fuiker verhard. De andere eigcn-fchappen der wateren zijn de Gravers onbe-kent, fy bevelen der fel ver onderfoek aan denbsp;* Stofjeheiders en Genefers. De ondervin- Vcrfcheide ^Strums nbsp;nbsp;nbsp;geleerd dat drie mijlen vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;daar is een ander foort vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;inde is , dat gedronken fijnde *veel voorkomende,die fomtijdsfon-iJT /i7ylnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;doet groejen;en fes mijlen van daar is | der en 1'omtijds met Silver vermengt is: als de- ^en ander nbsp;nbsp;nbsp;krop-gejwellenjAooï Sq Mnrfchafit gevonden werd , fo vermoeden »ff, het eerfte water behaald, doet verdwijnen. i de Mijngravers dat ter plaats daar geen Koper “L. Yraag ^ over^ de Metalige uitbottingen | is Koper groeit, doch ter plaats daar het is, ver lt;nt. offe met oplet daar in was geileken , wegen-\aardfieT)uivelkens en Halfjes l Antwoord ja-, de twee ponden. Daar is een ander foort van ; gelijk met veel voorbeelden kan bewelcn wer-groejende dingen 3 in ’t Hoogduitsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jden. dingen konnen door llerk vuur vluchtig ge werden aangeteekent. Ant- of Vitriol die dingen voortkomen weten de {woord, het is onmogelijk al de wonderen der Gravers nier.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i natuur in ’t korte te bcfchrijven; het is beter Ten 3. we,xdgevraagt hoedanige Mfiftof-} des Scheppers magt en wijsheid te verwonde-meejlgevonden werden inde goud^ filver3 ^ ren, als de aart van iederding te willen door-koper 3 tin en lood-mfiien : als ook of over al gronden. Swave l en ^juikfiilver werden gevonden : op \ Ten ii. werd gevraagt, over de hitte en kou-11, iraag. Wat wpfe de ^ meelpdigheid en ‘ ftrydtgheid \de der Mynen j en in wat plaatfen de felfdenbsp;der Met alen wer den ge kent?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\flerkft zyn? als ook of de hitte in de diepte al- Antwoord, te Schemnitz w erd een S ilver- lerfierkB is 3 en of er onder aar dfe vuur en zijn ? ader gevonden , die weinig Goud in fich heeft; Antwoord, in defe Mijnen werd geen onmati- ‘rs. ICl. —,ra nbsp;nbsp;nbsp;l^oomtjes en uit veat fotiten j vitriol enz. die voorkomen. ^S’-oejende Antwoord: fomtijds komen voor in de Mij-nen kriflallen met filver - draden fo dun als hairtjes omwonden; en diergelijke lichamen.nbsp;Over eenige jaren is in een Mijn een brokyf/f-verfilver gevonden, gcMcgCU in ’t Hoogduitsnbsp;genaamd, in een fteen,die de Duitfen ^(Uibctl-ftdn / noemen in een ftoffe als wit krijt, dienbsp;Stem-merg genaamd werd, liggende daar alsnbsp;dat fuiver aan de fteenen hangt, en als loodnbsp;kan gefneden werden. Dufdanige groejende maakt werden; en allle in de Mijnen gevonden werden, dan benemenfe de hope van Koper -.nbsp;want de Gravers houden voor een teeken datnbsp;defe dingen, gevonden werdende, daar Koper is, het Koper wegnemen, en daar geen Koper is,datfe het daar voortbrengen,uit wat Sout daar zijn ook Silver-aders 3 die koper of lood hebben: te meer de Stlver-aders na het Noorden loopen , foo veel te meer Lood hebben-le gemeenlijk : in de leegte Hodritz/chnbsp;Werden diep in de Mijnen Goud en Silvernbsp;gevonden; doch opwaarts Marchajit tnyfernbsp;londer Goud of Silver. De Tfier-ader is twee-derlei; de eene werd Ruda genaamd, diendnbsp;®m te fmelren, is verfchillig van de andere,nbsp;daar uit het jyy^rgefmolten werd. Het isaan-wierkelijk, dat in de ader van Ruda over eeni-11. Deel. |
echter onfigtbaar gevonden werden, of darde fe Mijnftoffen met de Swavele^w^iikQQmgcnbsp;gemeenfehap hebben. Daar is ook een fekerenbsp;Mijnftof, (Bclff in ’t Hoogduits genaamd, dienbsp;de fraelting van andere MijnVcoüfen bevorderd; en met Af Arw fmeltende, fo brengtfernbsp;Goud toe: doch de Lood-ader is roofachtig teerd werd. De groene of geele fteenen geven Goud en Silver-aders te kennen. Ten 4. werd gevraagt, met hoedanige werk- Vraag, tuigen werd het onder aar dfie water uit geput ?nbsp;de antwoord is by Georgius Agt'icola in fijnnbsp;6. Boek van de Metalen te vinden. Ten 5quot;. hoe wederftaatmen de vergiftige s-Vraitg. quaad-aardige logt ? Antwoord met Logt-ga-ten en Blaas-balgen, gelijk boven geleercTis. Ten 6. verfchtjnen ook fiomtydts onder- ^-vraar . Ten 7.8 en 9. werd gevraagt, ofierfomtyds t- S- 9-Beeflen voorkomen 3 die alleen onder de aarde^^^^'^' konnen woonen ? en of de Gravers Ydonder^ Blikfèm 3 aardbeving en dkrgelfie onweer gewaar werden ? als ook onder aar dfe Bronnen en Rivieren .?de antwoord is, dat te Schenmirznbsp;dufdanige dingen niet vernomen werden. De I o. Vraag begeert.^Z/vr al de wonderen der 1 Vraag. natuur mogen ge hitte noch koude gevoeld, ten fy de wind daar niet vry door fpele; want dan werdenfenbsp;heeter, tot dar door heropenen der lochr-garennbsp;de locht vrije ingang krijge. De IX. Vraag betreft de onder aar dfe win- nbsp;nbsp;nbsp;vraag, den3 offe door de ffieten der Mfiien uitberflen ? als ook de ge ft alt e en fuiver ing der onder aar dfenbsp;locht? Antwoord in de Mijnenverneemtmennbsp;geen winden, maar vuile quaadaardige dampen , die door Logt-gaten en Blaas-balgen uitgedreven werden. Z X nbsp;nbsp;nbsp;Ten |
III.Afdee-
LING
13. Vrmg.
5 4' Vraag.
Ten 13. vraagtmen na de onder aar dfe aard-1 T e Ncuheufel is een Koper-ader. bevingen ? Antwoord , te Schemnitz 7ijn de | Te Puggantium een Goud-ader.nbsp;felfdenoit vernomen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j Te Regiomonte en.te Dulla is een Goud-
De 14. Vraag is, of de onderaar dfe waters' ¦^idQï^.,lt'Lu[tx.2Ln\SQQnY^Qr:-zdQïQntQn¥vo^et‘ vallenin Bronnen j Rivier en^wL. Antwoord,! ader; te Waza en op Engelberg is een Goud-altijd werd op fommige plaatfen een groote i ader.
menigte van water gevonden. nbsp;nbsp;nbsp;i Dicht by Schemnitz zijn twee warme Ba-
Ten 15-. werdgevraagt na wat gedeelte des \Ae.w, daar het Bade-water loopt, iaat’et vuilnis werelds de Metaal-aders meejt loof en ^ en ö/j na Eg, die met’er tijd in geelefteen verandert.nbsp;de Xfer-aders na het Noorden loofenquot;^ Ant- i By Cremnitz werden twee warme Badennbsp;woord, de Metaal-aders houden niet altijd een ! gevonden.
en de felfde loop; maar loopen fomtijds na het een gewell, fomtijds na het ander.
-iO.vraag. Dc 16. Vraag over de “ meelydigheid en t^^ympa- ^ Jlrydigheidder Metalen 3 weten de Graversnbsp;Antipa- niet te bcaiitwoorden.nbsp;thia.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vs'sa.'^mtwhoe de Metalen gefchei-
17. raag. nbsp;nbsp;nbsp;Antwootd, men fend de felfde na
de Schelders.
Ten 18. uit wat teekenen werden de Goud
18. Vraag.
Twee mylen van Schemnitz, over de Rivier Gran, by het Dorp Bukowina zijn twee fuurenbsp;Bronnen.
By Cremnitz zijn ook fuure Bronnen.
De allergrootfte diepte der Mijnen is i5'o ellen.
Het voorgaande beveftigen de volgende Getuigen:
en Silver-aders ge kent nbsp;nbsp;nbsp;Antwoord, het is!
onmogelijk die teekenen in ’t korte te befchry-1 Joannes Georgim Weis^ Overfte der Mijnen.
ven , dewijle ieder Metaal Ejn eigen fteen heeft, die door langdurige ondervinding moeten gekent werden, de fekerlle proef gefchiednbsp;door het vuur.
19, Vraag. nbsp;nbsp;nbsp;De 19. Vx2.mjgaat over deflaatfen daar ie
der Mijnjloffe gegraven werd 3 als ook van de Baden en Jiuire Bronnen 3 henejfens de dief tenbsp;der M^nenlCremnitz zijn Goudaders , en niet verre daar van is een ader vannbsp;Quikfilver.
Te Schemnitz zijn Silver, Yfer, Lood en Koper-aders, enz.
Jttlim van Lanfee Gefworen van der Mijnen reekening.
Elias Anger man 3 Gefwooren van de Metaal-oefening.
Joannes Zuerig 3 Schry ver der Mijnen.
Andreas UngedeUj Michael Reuter jnbsp;Georgius Ulricm Kaiferjnbsp;Joannes Henricm3nbsp;Martinus Seffjnbsp;Michael Korch3
1
1 Befichtigers der
j Metal-oefening.
J
II. V E R H A A L.
Het II.HOOFTSTUK.
Cap. II. nbsp;nbsp;nbsp;de eerfte Vraag werd geantwoord,;
I. Vraag. ï Bdat’er te Neuheufeleen feker vitriolus-^at^efin nbsp;nbsp;nbsp;Water gevonden werd, in ’t welke TJer,
noper ver- in Kofer veranderd : allejare werden ontrent anderd. ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;duifend ponden Kofer gemaakt. Dit
water is gefcherpt door Vitriolis Sout, de vitriol is niet anders, als het wit Sout der aarde, ’t welk van de vochtigheid gefmolten werd,nbsp;en gaande door de Kofer M^n-Jlof, fo doet’etnbsp;de felfde fmelten, en behaald daar van eennbsp;groen kleur ; doch door een fwarte met Silvernbsp;voorfiene Mijnftof vlietende, werd’et blau ge-verwt. In dit water zijn verfcheide Metalennbsp;gelegt, doch het raakt geene aan als alleenlijknbsp;het Tfer 3 dat ’et eerfl in een fijn poeder, ennbsp;daar na in goed koper veranderd, even als of hetnbsp;metopfet in’t vuur gefmolten, enineenfeke-re vorm gegoten was. Daar vliet ookuitfeernbsp;harde fteenen een Mijn-water, dat ttngeelenbsp;_/?(?ƒ laat neerfinken ; wat kragt en eigenfehap-pen defe ftof heeft is tot noch toe onbekent.nbsp;Daar werd ook een wit water gevonden,
' dat tot een harden fteen werd. Als dit water
'1 nbsp;nbsp;nbsp;••nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;TJC' i
voor fijn fteenwerdinge door een Koper-mijn vloeit, fo komt ’er uit voort de fteen Molochi-tes genaamd. Doch als’t vloeit dooreennbsp;fer-mijn met Silver befet, fo komt ’er eennbsp;fchone Blauwe-fieen voor den dach dc Turkoisnbsp;gelijk, dit water werd nergens fo veel gevonden als in de Key-mftnen3 die KoferenSihernbsp;in fich hebben.
j Op de X. Vraag, over de metalige Boomtjes antwoordmen, dat fomtijds in de Mijnen ge-fien werden Boomtjes en Blantjes van fuivctnbsp;Kofer 3'm ’t Hoogduits gctkfiCn/even als op denbsp;aarde Blanten en Bomen groejen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Marchajït
De 3. Vraag werd aldus beantwoord ; nbsp;nbsp;nbsp;„^,4 dtiji
de meefte Metaal-mijnen werd Marchaft daar fwavel in is, gevonden. Y)oc\\ ^ikfiKer3^“nbsp;of * vermeljoen die haar eige Mijnen hebben, «cmna
werden fomtijds in de GoudenSilver-mijnen
gevonden. By ons in nbsp;nbsp;nbsp;^
Koper - mijnen werd geen ^likfiKer gevonden. nbsp;nbsp;nbsp;T-,
De
Cap.II.
Boe het 'Outer uit
* Mijnen
iohaaitl
'oerU.
X. boek , Van de Metaal-kunde. nbsp;nbsp;nbsp;i8i
De 4. Vraag werd voldaan metre feggen, dat het water uit de Mijnen geledigt werd metnbsp;‘Pomperij Ledere-fakken en diergelijke tuigen.
De 5-. Vraag werd aldus beantwoord: als de, nbsp;nbsp;nbsp;__________ ____
Mijnen fo diep zijn, dat’er de qtiade locht nier | de meejïe Metaal-aders ; en liggen de Tfer-uit en èts, goede niet in kan komen, fogebrui- aders na't Noorden gejire kt 1 Antwoord, die kenfe groote Blaasbalgenj om fulks te verrich- j van ’t yfer als ook van andere metalen ioopea
fo wel na het zuiden als na het noorden, en fomtijds kruis-wijs.
j Ten 14. IVat waters werden in de M^nenOnieraani-\gevonden ? Antwoord, foete drinkbare , nbsp;nbsp;nbsp;Ttaters-
i tijds verdorve en onfuivere, ais ook Vitriolife,
1 die yfer in koper veranderen.
1 Ten 15. Na wat geweji des werelds lopen
aders.
Wanneer iemant van de ^?//2^^/ör-/#fcha-^»enfe‘ heeft geleden, fo hebbenfe daar tegen geen ’''‘’’beteren, aiidct middel, als dat hy in de opene locht werdnbsp;gebracht.
. Op de (5. Vraag of'er in de Mijnen 'Ptiivel-kens en Halfjes komen ? werd geantwoord, dat-fe dikwils gefien en gehoort zijn.
Ten 7. Of'er ook dieren in de Mijnen zijn? Antwoord neen, uitgefondert eenige fwartenbsp;Wormen in de gaten der fteenen.
Ten 8. kVerden de Myn-gravers aardbe- \ vingen j blikfem en ander ongefiuimig weder jnbsp;gewaar? Antwoord eertijds, voor dat’er locht- inbsp;gaten in de Mijnen gemaakt waren, werden de 'nbsp;felfdemet een wafem vervuld, die van ’tby- 'nbsp;komende licht werd aangefteken, en de Gra- ¦nbsp;vers fodanig verbrande, dat haar de huid kon-1nbsp;de werden afgeftroopt. De aard-bevingen werden onder de aarde even als daar boven gevoeld.
Ten 9. Sietmen in de Mijnen Bronnen en Rivieren ? Antwoord, daar werd water, volgens de gelegentheid der Mijne in min of meer over- inbsp;vloed gevonden, dat uitgeleid werd doorver-fcheidew’ater-werken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\
Jf^otieren Ten lo. hBat wonderen der natuur ver-\ neemtmen in defe Mijnen ? Antwoord geenenbsp;behalven een fteen, die verfcheide dingen verbeeld.'
Wat IX. de koude en hitte in de Mijnen betreft j fo dient geweten, dat de drooge Mijnen hoe dieper hoe warmer; om dat de diepte nietnbsp;lijd locht-gaten te maken: doch daar men water heeft is de hitte fo fterk niet. Drooge Mijnen mei Marcha/it zijn altijd Heeter. Op denbsp;Metaal-bergen werden ’s nachts blauwe vlammen gefien.
Ten IX. Waqen de onder aar dfe Winden door de Mynfpleten? Antwoord, by ons werdnbsp;geen ondcraardfe wind gevoeld.
Ten 13. IVquot;^rdde aarde forntyds fbgefchutj
j^pVjes in
^^ijnen.
Vl,
'i teeder
'Oter,
'ergt;
l^^oraard-
''’‘nden.
footvers
‘Is
forti,
® nar-
OTJCt.
Ipt.
datfe neervallende de Gravers overftulpt? Antwoord, daar van zijn voorbeelden gefien.
Ten 16. Wat “ me eindigheid en ^ firndig-‘‘^y'^v^' heid is^er tujfchen de Metalen ? Antwoord, ie- b Antipa-der ‘^Mijnftof heeft fijn byfondcre eigenfchap-tWa.nbsp;pen: eenige brengen maar een, en andere ver-fcheide Metalen voort. De meelijdigheid en heid en firü-ftriidigheid der Metalen is de Gravers onbe-
, nbsp;nbsp;nbsp;1 ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Metalen.
kend.
Ten 17. Hoe werden de Metalen van Metaalhaar vuilnis gefuiverd ? Antwoord , ieder^'quot;'quot;^’’*”'^' metaal vereifcht verfcheide hand - grepen:
Doch dit is algemeen , datfe eerft fagtjes gebrand werden , om de brandige fwavel te ver-tecren: daar na werdenfe ge waffen om de lichte aarde af te fpoelen; eindelijk werdenfe ieder op haar wijfe gefmolten en gefcheiden: gelijknbsp;breder te fien is by Agricola en Erkerus.
Ten 18. Wat teekenen zijn'er van Metaal- ^ aders, en van Goud en Silver ? Antwoord, fy aderll^^quot;^ *nbsp;werden gekent door iangduurige ervarentheidnbsp;en ondervinping : want ieder Metaal - adernbsp;heeft fijn byfondere fteen. Kleijige fwarte taijenbsp;aarde heeft gemeenlijk Goud-aders ontrentnbsp;fich.
Ten 19. Laat de plaatfen genaamd wer- verfcheide den j daar de M^nftojfen werden uitgegravennbsp;Wat warme baden en fuure Bronnen zyn on-t^^nonfuurenbsp;trent de Mijnen ? hoe diep zijn de Mijnen.? Ant-woord, te Neuheufel werd een Mijn-ftofuitgegraven, die niet als Koper heeft, en een andere fwarte, met koper en Silver voorfien.nbsp;Sommige Mijnen zijn 147 en andere 13 7 ellen diep. Te Cremnitz werd een Goud-mijn,nbsp;en te Schemnitzeen Silver-mijn en Lood-mijnnbsp;'gevonden. Te Regmnonte en te Pagnantziumnbsp;is eenGoud-raijn. InHielen en te HoldritziKyanbsp;Silvermijnen. Te Schemnitz zijn warme Baden ; by ons zijn veel fure Bronnen, welkersnbsp;kracht myonbekent'is. Dus verre ftrekt hetnbsp;verhaal van Joannes Schapelman Overfte dernbsp;Mijnen in j^emttBrunb-
HET III. HOOFTSTUK.
Per
‘*ord.
'O'eran-
WAt eigenfchappen zyn in de Myn-waters bevonden ? Antwoord, in Opper-hungarien te Schmolnitznbsp;werd een vitriolis water gevonden, dat, evennbsp;als dat te Neuheufel en innbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ll^fUllb / Yfer
in Koper veranderd, doch is ft erker. Dit Koper blijft beftendig in ’tvuur; is fo goed niet als
Koper uit fteenen gehaald , daarom werd het alleenlijk daar by gemengt. Aan ’t hout dat innbsp;’t Mijn-water hangt, werd een vaft en als ftee-nig Schuim gefien, wat Mijn-ftof daar in fit isnbsp;noch niet ondervonden.
X. Hoedanige Metaal-plantjes en Boomtjes uetaAl werden in de %iynengefien? A.ntwoord, inde^'^'*”'^^^'nbsp;3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;SiT
AARDSE WERELD)
deel der buis. Befiet de 5. Afbeelding in ’t laa* (leKoofdfl. van defe afdeeling voorgefteld;nbsp;dufdanige werktuigen liaan meer als feven-thien boven malkander, ieder brengt hetnbsp;ter in een byfondere , en van daar weer innbsp;ander, en allbo vervolgens tot dat’et in de ge-meene bak komt. Noch werd het water uitgehaald door verfcheide Bompen j fo re gaarnbsp;gefchikt , datfe door een yfere Ilaf beweegtnbsp;werden.
5. Hoe werd de quade locht uit de Mynen „n gedrevenl Antwoord, nadien de locht doorjw^»*»''nbsp;het lang ftilllaan verderft, fo is ’er geen beteri**^'®'
Krigal-
brokjes.
Silver-mijnen werden dikwils fihere uit-bot-tingen gefien , als fijne draatjesofhairtjesuit de Metaal - fleenen iiir-fpruitende. Ja daarnbsp;werden takken foo dik als een Slinger gevonden van fuivcr filver, fwartachtig en Loodver-vvig, daar doen fich ook Krifial- brokjes op,nbsp;niet fo overvloedig als het Silver , echter fonbsp;fuiver, datfe de geflcpe Boheemfe en Hungerfenbsp;Hiamanten overtreffen.
simavei ^ Welke zijn de voornaamjie Koper-myn-^Goul] nbsp;nbsp;nbsp;^ Antwoord, te Cremnitz en te Konings-
^ middel als groote Blaas-balgen^ daar door ver deel van andere Metalen: want gelijk de Aic’^-fe locht in de Mijne gedreven werd, ook werdnbsp;vel het Goud fuivert, alfo berooftfe de andere' de locht verbeterd mits de felfde te bewegen.
van haar giants en fchoonheid. In del 6. VertoonenhaarHuiveltjes enHalfjesin baris'”quot;*' Silvet-mijneii werd ^ Vcrmeljoen en Marcha-! de Mynen ? Antw. voer defen plegen de felfdenbsp;remeljoen.üt gevonden; de ondervinding Icerd dat de ! daar in dikwils gefien te werden , als een goednbsp;Vermeljoen de Metalen fomtijds befchadigt. ('voorteken voorde Gravers. De Lefer kan na-In de Koper-mijnen te Schmolnitz ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j fien ’tgene in ’t voorgaande Boek van de onder-
h Pyrites. gfUUb vindmeii ’’ vuurfteen: daarom ik gelove, aardje ‘Duivels is gefegt. vuur-iism. yjj jg felfde met een Vitriolis vocht ver- 7. Werden in de Mijnen Dieren ^ en onweernbsp;mengt, met hulp de inwendige warmte en He- j vernomen ? Antw. de Gravers zijn niet andersnbsp;melfe invloed, Koper groeit : wantopdeBer-
perg zijn in de Goud-mijnen Swavelige vloe-dige ftoffeuj daar de Swavel alleen met het Goud fonder fchade licht, echter tot groot na
endtf'
als aardbevifigen gewz2Lt geworden.
8. nbsp;nbsp;nbsp;S 'yn'er Rivieren en Bronnen in de Mynen ?nbsp;Antw. geen andere als de boven gefegde. Van^^,..nbsp;onder komt nochtans altijd water , fomtijdsnbsp;fo geweldig dat ’et elders moet werden heennbsp;geleid. Niet verre van Neuheufel in ’tDorpnbsp;Walajeha vliet een Rivier uit een rots fo geweldig , datfe een Afö/(?;z doet omgaan.
9. nbsp;nbsp;nbsp;Wat wonderen der natuur verneemtmen
gen, daar geen Koper-aders zijn , werd verkoper en hdi^ttdiC vuurfteengovon^on. Hot Silver wotA ^llmgenügtnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Kopcr vereetiigt mect als metandetc
gaar. Mctaleii; ja werd door het felfde gefuiverd; doch daardiendverforgt, dat’et in’tfmelten,nbsp;door des felfs quaad-aardigheid, niet heel verdorven werd, want het geeft fijn kracht op denbsp;Aö/er, daar’tby gemengt is.
Middelen q. Door hoedanigo werktuigen u'ere/Antwoord, dit fchijnt iets ongemeens, T tlrnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Mjn-puttengehaald ? Antwoord, 1 dat in Opper-htmgarien doyferej kopere en loo-
uijn'en te liiet toc diencu voot al de vafte bakken^ K\o\\\\de Myn-aders fo door malkander gefait liggen, Uriigen. Je benedcnlle deden der bergcii gemaakt wet-1 dat boven Tfer-aders ^ in ’t midden Koper-den; in welke het water van boven neder finkt, \ aders en \itooèiO\\Lood-aders gefien werden:nbsp;om van daar doorbylbnderebuifenuitgelaten'dders TXypdtoKoper-flojfenoo\.mttlood\gt;o{Q.t-te werden. Doch het water dat beneden de (Men heelt in de Silver - fleenen aangemerkt,nbsp;bakken valt, werd niet overvloedig zijnde, j dat de felfde veel in hebben; namelijk eennbsp;uitgepomt; of door andere watertuigen uitge-! fleen van i oo ponden had 20.3 o .40 ja fomtijdsnbsp;laten;namelijk door eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van drie vademen I 70 ponden Loods in , doch fodanige Iteenen
die benedenween Trommel en boven een Rad' werden niet veel gevonden; maar men raakte heeft, daar gaat een keten door de buis, Trom- j in ’t korte aan lleenen, daar fo veel Lood nietnbsp;mei en Rad; aan defe keten zijn lederen fakken i in was.nbsp;vaft, die het water putten uit het benedenfte
|. E volgende Mynftojfen zijn den Auteur * toegefonden, ten deele om kennis dernbsp;felver te verkrijgen, en ten deele omnbsp;«Mufeum, die in zijn “ Bewaarkamer te bewaren.
Silver De I. is Silver Marchajit, die offe fchoon Marchafit, Silvcr in fich fchijnt te hebben , echternbsp;is ’t nier anders als vuilnis, wanneerfe in’t vuurnbsp;komt.
2,. Koper-mynfiof, \\MoQvAt koper j goud zw filver t, heeft dei giants van Goud, doch is
Cap. IV.
Mijn flof.
enkel Kopers werd onderfcheiden van de fwaï-te Mijn-ileenen, die honoQcnshct Koper ook eenig Silver hebben.
j 3- Vuur-fteen, werd op de felfde plaatfen 'gevonden , daar de Silver-Marchafit voor-i komt.
j 4. Lood-mijnflof hooit dvic-etlciklcm’, hot ! I. is Swart gltnft er end j is van enkel koodAd-j Het 2. kleur heeft een witte flreep ^ behoudnbsp;i geen Metaal, is maar een foort van fteen , dienbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;als
ar-
graven,die in de Smelt-ovcns tot Yfer bewerkt zijn.
6. Is ook een Yferftof niet van Schemnitz, tnaar van een plaaas in Opper-hongarien Ro-nitz genaamd, ontrend 4 Mijien van Neuheu-fel. Ontrent defe Mijnftof is aan te teekenen,
Silv,
'»snird.
vloedig maakt; daarom vverdfe Vloeï-ftof genaamd.
9. nbsp;nbsp;nbsp;Is aard met Vermeljoen of Menie; hetnbsp;fvvart kleur in defe fteen is van Silver dat Goudnbsp;vermengt heeft. Het rood kleur geeft V?r-meljoen j daar quikfilver in is, te kennen.
10. nbsp;nbsp;nbsp;\sglinjierende aarde, hebbende Silvernbsp;en Goud; het heeft de giants van
11. nbsp;nbsp;nbsp;Ik feilde u Eerwaarde Marchajitïje
MynJiofj fo alfle te Schemnitz 'xn de Silver-ber-gen groeit; daar uit gy fien kond hoe de natuur feer heldere nbsp;nbsp;nbsp;overvloedig voort
brengt ; ik fende beider foorten eerfte begin-felen. Daar in te verwonderen is, dat al defe krifiaUen{^%-\\o€^v^ zijn, glad en puntig.
I z. Is Kriftal uit de Schemnitfe aarde gegraven heel doorfchijnig.
13. nbsp;nbsp;nbsp;Dit kriflalis gevonden in de Koper-ber-gen van de Edele Francifcns PVajfelniusj Grave van Hadat, daar ’t voorleden jaar fo grootnbsp;is gevonden , dat ’et over de honderd pondennbsp;fwaar was. Dien Heer heeft daarom dit krijialnbsp;laten bewerken tot een fraije gedaante, omnbsp;’t felfde aan den Keifer te vereeren.
14. nbsp;nbsp;nbsp;Is een ftuknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j dat in de leegte, ge
naamd J^ertengVUltb/ y-axxyfer koper is geworden door middel van ’t vitriolis-water, dat
1 * C'Qna-«arij.
Per
yeran.
Menander.
weinig Goud, werd in de Bergfteden overvloe-dig gegraven.
%6. Defe Mijnftof werd van fommige ge- ^’’od-gui-naamd rood gulden aardjvzn andere rode Swa-
moet komen, maar het kan van ftonden aan bewerkt werden. Eindelijk is dit koper bequa-mer tot Bekers en andere nette werk-ftukken, ^Is het koper uit de Mijnen gehaald.
‘^»derd.
15. Is eenvoor een gedeelte door f w/y daar is op verfcheide wijfen onderfocht
dat Vitrolis-water in koper veranderd,en foude heel koper geworden zijn, indien’t lang genoeg
^e,i n nbsp;nbsp;nbsp;water was gelegen.
16. Dit is een ftukje Seil-fleen_, die te Schemnitz, en vier mijlen van Neuheufelj alsnbsp;ook in veel andere plaatfen in Hungarien gegraven werd. Indien gy meer begeerd, ge-
als de Moeder der Mijnftoffen is; het 3. kleur (liefd maarte ontbieden, fal u die toefenden. is niet anders als de Mijnftof van Koper.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 17. Defe Toeders werden te Neuheufel met
5quot;. Tfèr-mijnJtofj werd dicht by Schemnitz | een Hoogduitfc naam genaamd gegraven, daar ook werme Baden zijn; en overnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;men vindfe inde leegte J^eiTCn-
eenige jaren zijn daar veel Seil-fteenen uitge- jgrunb/ daarhetkopergegravenwerd-.hetwa-
ter brengt defe'Pcpz/ét uit de Bergen; fy behouden koper cn ftlver.
18. nbsp;nbsp;nbsp;Dit zijn ook Roeders, die ii'et als koper Andere,nbsp;in fich hebben, werden genaamd (Bcljf
19. nbsp;nbsp;nbsp;Defe vervis werd genaamd Berg-groen^ ^^’’Z-sroe».nbsp;dat daar ter plaats geen Staal, maar alleenlijk men vergaartfe in J^Cttcn^VUnD / daar het wa-
flegt Yfer gevonden werd. Op dit felfde Ge- ter, door de Berg vlietende, het felfde voert na bergte werd ook Yfer-ftof gevonden onder de ffekere kiften daar toe gemaakt, daar’t na denbsp;gedaante van Musket-kogels.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;grond finkt; defe verw heeft, gelijk my van er-
7. nbsp;nbsp;nbsp;Marchafit met Silver-aard vermengd, j vare luiden is gefegt, fo veel koper hy fich, datnbsp;defe Mijnftof heeft ook Goud j doch dat ia de honderd ponden in ’t vuur meer als 5'4 pondennbsp;felfde de giants van Goud heeft is geen recht koper geeft.
Goud, maar werd Marchafit genaamd. nbsp;nbsp;nbsp;j zo. Defe fteen werd Melk-fteen genaamd;
8. nbsp;nbsp;nbsp;Defe Mijnftofheeft geen ander gebruik, groeit aldus: door de geele of fwarte Koper-
als datfe de Silver-ftof in de groote werken aders vloeit een nbsp;nbsp;nbsp;dat langs de balken, door
welke de Berg onderfteundwerd, neerdruppende , fo ftremmet tot dufdanigen fteen.
zi. Dit is de Swavel-mijnftof Aïqx mijlenswawt/?®/. boven Neuheufel in groote overvloed gegravennbsp;werd. Doch of fchoon in de felfdeSwa-vel en een weinig Goud is, echter wordfe totnbsp;geen ander einde uitgegraven, als om de Silver-en Goud-Mijnftoften lichter en beter te doennbsp;fmelten, daarom werd defe ftof in ’t Hoogduitsnbsp;genaamd eilt ^Um tiiugltcf).
zz. Dit TX]n Steen-kolen, daar is eenheele^i^n-Wf», Berg tuflehen Neuheufel en CremnitZj digt bynbsp;Quikfilver-mijnen. Defe kolen werden hiernbsp;niet gebruikt om Metalen te fmelten, noch omnbsp;tefmeden, noch tot eenig ander gebruik. Alsnbsp;ik de reden daar van vraagde, fo werd my geantwoord , datfe al te fterken hitte verwekken,nbsp;fo datfe in plaats van de Metalen te doen fmelten, de felfde verbranden en verteeren.
Z3. Dit isKoper-mynfof j naamd, die geen Goud noch Silver in fichnbsp;heeft, maaralleen koper: de grootfte brok isnbsp;uit deMijne uit de nieuwe Mijne,die voorledennbsp;Jaar gelukkelijk is ontdekt, met fo grooten zegen dat de Keifer daar uit jaarlijks wel 5-0 dui-lend Rijks-dalers voordeel verwagt.
Z4. Is Koper-mftnftofhier nbsp;nbsp;nbsp;drtjt
uit de Berg vloeit. Het yfer werd tot dunne genaamd, daar is Koper en Silver in, daar werd Platen geflagen, en alfo in’t water geworpen, j innbsp;nbsp;nbsp;nbsp;foo veel van gegraven, dat
daar’t dan inveranderd. Vorders heeft jaarlijks ontrent 700 markSilverdaaruitge-ditdit voor uit boven ander dat j trokken werd.
^et niet darthien of veerthienreifenin’tvuur z^. \séeNntimonie-mynfofj\\Qtho6ktQn'^quot;^*”‘^”^^'
watfe in heeft, doch niet fekers bevonden, als dat ’et een fchadelijk vergif is.
Z7. Is Koper-fiof in enkel Pleiftcr,werd ook Koper-tief. in de Berg-fteden gegraven.
z8. Dit is een Mynftof uit het Land de-Ier Broederfchap , dicht by de Berg- fteden, fo Rijk dat door veelerlei Ervarenis bevonden
is,
-ocr page 696-ÏÏT. Afdee-ling. is, dat 100 ponden ten minden ix lood fil-ver, dar nochtans meed goudis, in ftch heeft. 29. Dit jgt;oeder werd aan de locht-gaten der ovens, in welke filver van koper werd af-gefchciden, door middel van lood vergaart,nbsp;men noemetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. Gelijk ’er tweeder- Ici ovens in de felfde winkels zijn, fowerd’er ook tweederlei dufdanig poeder gevonden,nbsp;namelijk wit en geel, en is niet anders alsnbsp;hmr' “ Rattekrtiid. De arbeids-luiden haten ditnbsp;a Arfeiii- pocdcr als het grootde fenyn. Dit is ^ vermeljoen, daar noch Quikfil-ris ver in is, werd by Neubeujel gegraven. Gepocdert j Dit hoeder is het uitgefochtBe koperj l^amm werd op defe wijfe vergaard en toegemaakt,nbsp;uurgiaien. Daar is een oven fodanig toegedeld, dat in denbsp;felfde 8 0000 of 10000 ponden onbereid koper konnen gedaan werden : als dit Kopernbsp;door de vlammen, die de Blaasbalgen verwekken, gefmolten is, fo werdet door fterk blafennbsp;uit de gaten geworpen in een pan vol water;nbsp;defeftof werd tot fo een fijn en fuiver poedernbsp;gebracht, dat’er de befte uurglafen van gemaakt werden. Wdter ^ 2. Dit water is gehaald uit kopert”” dicht by Neubetifelj daar Koper-mijnen zijn;nbsp;¦veranderen, men nocmctnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^f 3ctttcnt / het vlied door de Koper-aders j is vitriolu. In het felfde werdennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;geworpen, die in de tijd van drie maanden ingoed koper veranderen. Te Schemnitz, ontrent 8 mijlen van Neuheufel is een plaats , daar diergelijk water , doch krachtiger en overvloediger werdnbsp;gevonden, t Minerale. 3 3. Dit is ecii' Mpnjlof my van Schemnitz, toegefonden, welkers kracht en eigenfehappennbsp;my noch niet zijn bekent gemaakt; fohaaftik |
die te weten kome, fal u de felfde gemeen maken. 34. Dit is een koftel^ke Mynftof , om datfc nu felden gevonden werd, men fiet in de felfdenbsp;fuiver Jilver tot draaden uitgebot; het glinfle-rende geel isimwetgond; \\cx.Jwarte is Jilvernbsp;met goud gemengt. 35-. Defe groene Jieenen werden even als de fteenen N°. 20. vocrgefteld, uit water,nbsp;voortgebracht ; echter met dit onderfcheid ,nbsp;dat defe voortkomen uit water, dat door denbsp;Koper-mynen vlietet, doch gene uit water datnbsp;door Silver-mijnen fijn loop heeft. 3 6. Defe fteen is my van een geloofweerdig vriend gefonden, die my feide dar een heele'fquot;”*^^nbsp;Elfen-boom met fijn takken , in ’t water gevonden, info een Jieen is veranderd, daar van ditnbsp;een ftukis. 3 7. Dit lood heeft Jilver en goud in fich, dat ik u toefendeals een voorbeeld, om Jilver^Jj^‘J„.nbsp;uit fijn Mijnftof te halen: de wijfe om goud en mnit.nbsp;filver uit haar aders te halen fal ikuin ’tby-fonder bekent maken. |
Cap.V.
Glaffge^
Mijnjt^jfen.
Het geluid ontdekt denbsp;Mijnftcffen
Vitriol uit
fteenen.
Tferin Koper te ver-anderen
Van de Jjrolje Mijnen, gedaan door den Edelen Heer Joannes Gerfik, Raadsheer
van den Aarts-Hertog.
Het V. HOOFTSTUK.
I'^^Ehalvcn de gemeene dingen werd ver-j de tot dat het groffte der Marchafit na de ¦^¦|haald, datnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Silver en i grond finkt, fo gietmen het felfde in kopere
—^koper in hebben. nbsp;nbsp;nbsp;\ Ketels, daar in réquot; platen gelegt werden;
De Mijn-gravers weten dat ontrent de Mij-; dan werd onder die ketels vuur geftookt op dat nen ruime zijden der Bergen ^ van de aanban-1 het vitriolis water op her yfier foude werken.nbsp;gendte deden afgejeheurd jgevondenwetden ; i Ondertuflehen finken eenige deeltjes van hetnbsp;defe jeheiding vernemenfe uit het geluid j en is \yjer na de grond als een dikke ftof. Dit Vitrio-een goet voerteeken van rijke Mijnftoifentellis water gekoeld zijnde werd in boute varen,nbsp;vinden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;! die beneden wijd en boven eng zijn, gegoten,
UitdeKoper-fteenen hier gevonden , werd; daar ’tfo lang ingelaten werd, tot datdeVi-in de plaats ^CUffcré goede Vitriol tocge-Triol te gaar geftremd is, dat niet geftremdis maakt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j werd gegoten in een bak van Lorken-hoiit^
\d\t yjer makenfc koper , dat harder en j daar in eenige brokken yfer gelegt werden, tot
fchooner is als gemeen koper j op defe wijfe een boute var werd met water gevuld, daar innbsp;werd genoegfaam Marchafit gelegt, dit wa-
dat het van feifs begint op te wellen en als re giften, dat ophoudende, fo werd ft water in^nbsp;’t eerfte vat gegoten: de grove neergejonkefiof
terkooktmen: daarna werd het gekookte wa-j bewaartmen, en fulks werd dikwils herdaan, ter in een ander vat overgegoten, daar het an- tot dat eenige hondert ponden vergaard zijn.nbsp;dermaal met fo yeeXMarchafit gekookt werd ; ^ Dan droogtmen defe groveJtof, en fmeltfe innbsp;’c Gene voor de derdemaal herhaald zijnde, foiden oven eerft tot Jwart , en daarna in denbsp;werd dat water ganfeh vitriolis ^ en ftil-ftaan- i plaats genaamd ®(OÏgt;fttOCbcn/tot fchoon koper.
; nbsp;nbsp;nbsp;Het
Ca?. VI.
X. boek, Van de metaal-kunde Het vlHooftstuk.
Vun de MetaaUkmdtg^e Werk-tuigen
185
iw /V Bhoewel in ’t 4. Hoofdji. van de x. Af-defesBoeks gamp;'^zgisgtm^izktyzn **fitivirtn. quot;d- ^èi^MetaalkmdigeWerktuigenjOeadaxnbsp;nogtans daar eenige dingen zijn overgeflagen,nbsp;die ik tTcdert ben te geweten gekomen, fo
denkt my datfe nergens beter als hier ter plaats konnen werden ingefchikt : want fy helpennbsp;niet weinig om delwarigheden die in de Mijnen voortkomen, te overwinnen. Defe iverhnbsp;tuigen zijn verfcheiden, echter zijn de voor-
I.Afbeeldi n g. Vertoonende een Wind-tuig
•Adac^tmt-^iAnetmca^
.!»• J
' 5SI-'V
IS*
geiÈ nbsp;nbsp;nbsp;,Wind-tmgen en Water-tuigen ,v de
Windtuigen dienen om verfe locht inde Mijnen * te brengen, en de quade te verdrijven, zijn wc-
menu derom in verfcheidefoorte verdeeld. Wat er-II. Deel.
'W !
tuigen noemdmen door welke Ijet.water als ook de MijnftolFen uit de Mijnen gehaald werden , fy dienen ook om werktuigen en men-fchen in en uit de Mijnen te laten. De Windof ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tuigen
1^' ‘tuigen zijn of Blaasbalgen, daar van eeneis voorgefteld in ’t 4. HoojaJi. van de x. jlfdeel.nbsp;of IFayers die de locht gedurig bewegen, otnbsp;Trammels j die de wind van buiten door eenigenbsp;pijpen tot in ’t binnenfte der Mijnen voeren.nbsp;Doch de locht kan in de Mijnen nier werdennbsp;ingelaten, ten fy eenige opening is, door welke de quaad-aardige locht uitgedreven werd.nbsp;Andcrfints kan de quade locht door de verfenbsp;inkomende wel een weinig gedrukt, dochnbsp;geenfmts gefuiverd werden. Seker de locht is in |
de onderaardfe plaatfen fomtijds foflt;waar,èaxr fe niet alleen befwaard ademen veroorfaakt,nbsp;maar de ingebragte brandende keerfen uitblujijnbsp;ja de Gravers fomtijds verflikt. Wy fuUen nunbsp;de voorgeftelde Tuigen kortelijk verklaren. De \. Afbeelding vertoond een PFind-tuig om de locht te fuiveren , beftaat uit de vol- bMiding-gende deelen: E L is een Buis gemaakt van denbsp;een of de ander bequame ftof, die in ’t gat V Snbsp;ingelaten en met houten vaftgefetwerd. Boven op defeBuis, buiten het gat, werd een rond |
dat gat op demet meer geweld blafen-¦ - - - - ¦ IVayer A B C D E vaflgemaakt aan ttn yfere _ flaf, fo lang datfevan buiten tot op de bodem de, de felfde fneller doet omgaan. X. boek , Van de^Ap.vi. rond vat gefield GD in diervoegen , dar’er op een Spille onverlet kan omdraijen. Dit Vatnbsp;heeft aan de fyde een ruime opening A, en aannbsp;het onderfle eene E, komende regt op de opening der pijp. Tegenoverdeopening A werdnbsp;een Vaan of Windhaan B,hoedanige op de too-rens en andere hooge gebouwen, om de winden aan te wijfen, gefien werden, gefield, ennbsp;dan is het werktuig voltoit. Want nadien denbsp;VaanB het beweeglijke Vat GD fbomdrait,nbsp;dat de wind altijd regtindeopening A waait,nbsp;fo werd die wind met geweld door de pijp totnbsp;in het binnenfle der Mijne gedreven; in voegennbsp;de quade locht gedurig uitgefuiverd en verfe innbsp;des felfs plaats gebragt werd. De II. Afbeelding vertoond een ander Wind-tuig, dat door middel van Wayers de locht in de Mijnen fuiverd: buiten de Mijn werd een |
METAAL-KUND E. nbsp;nbsp;nbsp;187 der Mijne flrekt, daarfe met een fcherpc punt in de holligheid van een dik glas drait. Binnennbsp;in de Mijn werden aan de yfere flaf verfcheidenbsp;Wayers hebbende de felfde gedaante als denbsp;eerfle, vaflgemaakt. Wanneer dan de wind denbsp;bovenfle en de buitenfle/i^/xyVromdraid.fonbsp;werd de heele yfere flaf met al de binnenflenbsp;JVa^ers omgedrait,daar door in de Mijne windnbsp;genoeg gemaakt werd om de locht te fuiveren.nbsp;Als de Mijne fo diep is, dat een Jiaf fo verrenbsp;niet rekken kan, dan moeten de fiaven vermenigvuldigt en met menfehen handen omgedrait werden. De/F-sfj'Vrj'konnen volgens denbsp;kragt des winds grooter en kleen’er gemaaktnbsp;werden, niet alleen met vier, maar ook metnbsp;fes, agt, ja met twaalf vleugels, het is raadfaamnbsp;de buitenfle JVayer te deamp;en, en in ’t dekfelnbsp;jeen groot gat te maken, op dat de wind door |
m
Mi
III. Afbeelding. VerklaringvandeWatertmgen.
Daar is de Mijnen niet fo nodig als de nbsp;nbsp;nbsp;i re noodfakelijkheden in en uit te brengen.
'^^^¦^tuigen j niet alleen om het water dat de; Daar is geen bequamer, als die in de III. Gravers fecr hinderlijk is, en deMijnflofïen beelding werd vertoont, die door twee Man*nbsp;uit te halen, maar ook om het voedfel en ande- nen werd omgedrait, om ’t water door Entersnbsp;II. Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Aa 1.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;op
-ocr page 700-i88 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD,
re putten ,enuicteftorten, en wanneer de j danige boven malkander, om het water van de
Mijne heel diep is, fo fteltmen verfcheide fo-1 eene in de ander te brengen.
3 palmen van malkander zijn vaftgemaakt, in dier voegen datfe bequaam zijn de Buis P re ledigen ; wanneer dan het Rad werd omgedraid,nbsp;foo daald de Keten met de Bollen in de Putnbsp;IG H K, en komt aan de andere fijde, de Bollen vol water lijnde , na boven, daar het waternbsp;dan door de gaten der Bollen in de Bak M, ennbsp;van daar door de goot Z O, ontlaft werd.
V. Af-
-ocr page 701-X. Boek, Van de metaal-kunde.
'AP. V.
V. Afbeelding.
ïiil' 4
¦6t)j «»lt;lt;»,•. De V. Afbeelding vertoont een IFiter-tuig het voorgaande feer gelijk; nogtans met dit on-derfcheid^, dat in plaats van de holle Bollen aannbsp;defe Keten Emmers of Iedere Sakken zijn vaft-gemaakt om ’t water op te fcheppen. Het Radnbsp;A B C D werd omgedraid door middel van |
’tRad G H,dat aan defelfde As vaft fijnde,door ingaande menfehen of heeften beweegt werd.nbsp;De Emmers tol water fijnde klimmen op, ennbsp;ontledigen haar inde Bak N; door dit warer-tuig heb ik een groote menigte water lien ophalen in verfcheide Mjjnen. |
Aa 3
VI. Af-
-ocr page 702-Archime- H^r kondcii bygcbragt werden de Slek-des Water- huts-daautige Water-tuigen van Archimedes; doch de Mijnen zijn gemeenlijk fo nau en diep,nbsp;datfe daarin niet wel konnen gebruikt werden:nbsp;alsmen nogtans de felfde vermenigvuldigde,nbsp;gelijk in •’t Ausburgfe Watertuig gefien werd,
Het I. Hooftstuk. Van de luivering der Metalen.
An de gelegentheid der Meraal-aders is te voorcn genoeg gefproken; doch nadien de natuur de meefte Metalen on-Jiüver en met verfcheide Tappen, aarde,fteenennbsp;enz. vermengt voortbrengt, fo moeten denbsp;felfde, eerfe in’t vuur komen, daar van gefui-verd werden fo fchoonals mogelijk is. Daarom ftaat nu aan te wijfen hoe de verfcheidenbsp;Mïjnfiojfen van malkander gefcheiden, gefloten , gebrand, gemalen, gefift, gewaffen, enz.nbsp;gehandeld werden.
• “w de nbsp;nbsp;nbsp;Metaal-aarde werd om twee redenen^É’-
: I. om de felfde fagt en bros te maken, IVd^ fo datfe te makkelijker gepoederd werd. z. omnbsp;“S'tBmea. «ieSwavel, “Joden-lijm, Kattekruid, en meernbsp;' andere flofFen, die de Metalen fchadelijk zijn,nbsp;te verbranden. En nadien naulijks eenigenbsp;Goud-aarde gevonden werd, daar niet eenignbsp;Silver by vermengt is, daarom moet dufdani-gen aarde ook gebrand werden; wantdeSwa-vel en het Joden-lijm, dat’er by vermengt is,nbsp;brengt het Metaal in feer flerk vuur tot afTche,nbsp;^*«ie verteerd het Silver, gelijk in de Joden-lijmi-ge Cadmia te fien is. Befiet de wijfe van bran-den by Agricola en Er kerm. Defe Oven A B,
werden de andere Metaal-aardenSèt^th^ daan, voornamelijk die van ^ V%ur(leenj en tot b pyrites,nbsp;verwondering als de felfde ten derden verbrand werden, fo fweeten de bovenfte flukkennbsp;iets groenagtig, droog en ruw als de onbrandbare Duurjieen : het felfde is waargenomen eAsbeftus.nbsp;ontrent de ^ Spleet-jieen, daarmen in Mijhien d Schiftus.nbsp;koper uit haald. In ’t branden werd ook fom-tijds op de Metaal-aarde water gegoten, opnbsp;datfe fagter en brolTer werde.
De Metaal-aarden moeten, voor datfe haar volmaaktheid hebben , drie handelingen uit-flaan ; i, moetenfe gefloten en fijn gefloederd nnderUs.nbsp;werden, dat op verfcheide wijfen gefchied. Denbsp;harde flofFen werden gemalen door middel Ung.nbsp;van Molens even als Papier-molens gemaakt.
Andere malenfe even als koren gemale werd.
De fagter flofïèn breektmen in Vyfels, daar na fcheidmen de flofFen van malkander door middel van verfcheide fiften.
De z. handeling is, dat de Metaal-aarden ,*• H»nder, gebrand werden, fo om de felfde fijner te ma-ken , als ook van vuilnis te fuiveren.
is daar toe dienfligtop de yfere Roofter werden de flukken Metaal-aard op malkander gcfta-peld, daar onder men dan vuur flookt; dan
De 3 .handelingis ècdoSe.gekookt werden,daar van in ’t vervolg. De Metaal-ftoffèn, die hetnbsp;vuur niet nodig hebben, werden alleen doornbsp;wafïen gefuiverd. Welke handeling nier diendnbsp;overgeflagen; daarom fal ik eenige wijfe vannbsp;wafTen voornamelijk uity^riro/^zvoorflellen,
!en dat te gevalle fommiger Vorflen, die my verfogt hebben, dat ik haar een manier foudenbsp;; ontdekken om het fijn gepoederd Goud j dat innbsp;’ fommige Rivieren met het flijk vermengt is,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
1 van her felfde fodanig af te fcheiden, dat ’er niets verloren gaat: want offchoon de groorenbsp;brokjes ligtelijk door wafïen van de vuilnisnbsp;werden afgefcheiden, dewijle het Goud doornbsp;fijn fwaarte na de grond finkt: echter is fulksnbsp;ontrent het fijne poeder niet te doen fondernbsp;dat ’er een groot deel verloren gaat. Daar zijnnbsp;dan twee manieren om het allerfijnfleGöW-*nbsp;poeder van het flijk af te fcheiden; i. door fcheunbsp;^iikfilver ¦, ten z. door dntimonie. Doornbsp;^ikfllver werd de faak aldus beleid :men doetnbsp;het met Gö^i-vermengde flijk in een fchotel,nbsp;daar by dan wat ^ikfitver vermengt werd, ennbsp;dan vereenigt fich al het Goud met de ^ikfll-
ver.
-ocr page 704-Ip2 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD, iv.AFDEE-wrjdoet’erdanwatfandby ,enfcheicldevuil-]gefcheiden , en hoe fulks fonder verlies des nis van het §lutkjilver ^ fo hebtge al het Goud by de Quikfilver vermengt; door middel vannbsp;het vuur werd de ^ïkjilver van het Goud aL |
^ikfdvers gefchied, fal in 't vervolg geleerd werden. |
Een Molen om de Mijn-ftofFen klein te malen.
abc het Rad welk door het water omgedreven wordt. A C D E denbsp;Kift of Trommel met fijne tanden.nbsp;FM, G N de Stampers, door welknbsp;in de Hollen H K de Mijnftoffè gefloten wordt.
wat voordeel daar uit te halen is, fonemenfe proef aan een kleen gedeelte, namelijk een on-ce enz. en overflaande watonkofl;endaaron-i».'^'|//.
Door Antimonie werd het Goud van de vuilnis aldus afgefcheiden; men doet de met Goud-belade flofm gefmolte Antimonie^ en dan finkt het Goud na de grond, de vuilnis in de Antimonie
De Metaal-kundige fullende een onbekende Mjjnjiof onderfoeken wat in de felfde fit, en
Door Anti monie.
. Uij”,
oc? ' nbsp;nbsp;nbsp;%/ v' •/nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;o ” 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;~ o
deel kan toebrengen; fy gebruiken fo naukeu-rige balancen, datfe niet een hair overgaan.
E Mijn-werkers moeten haar voorfien I van Hamers, Staven, Wiggen, Spaden,nbsp;Schoppen en diergelijke tuigen, die be-«Mineraira.quaam cn nodig zijn om de “ Mynftoffen wil iqnbsp;Work-tuigen gtavcn; de Mijne diend in een bergagtige plaatsnbsp;nooiig voor te zijn, niet verre van een Rivier, om de uitge-de Mijn- g^^ye ^of, eerfe in ’t vuur komt, te waflen,nbsp;en dewijl de Metaal-aders in de fleenen beflo-ten zijn, fo moeten de Mijn-werkers met de jnbsp;Staven in de Spleten der fleenen voelen offe jnbsp;nergens geen aders gewaar werden; ook moe-1nbsp;tenfe met de Hamers de fleenen aan fluk flaannbsp;om de Metaal-aders te ontdekken; en wanneernbsp;dit alles te vergeefs is, fo moeimen door vuurnbsp;de fleenen tragten van malkander te doen ber-
Cap. II,
gravers.
flen.Doch vooral behoord een proef genomen, of de Metaal-ader veel of weinig Metaal innbsp;heeft; want fo weinig fijnde, dat de arbeid fonder voordeel foude gelchieden, dan is ’t nietnbsp;weerd daar in te werken. In Duids-land is mennbsp;gewoon aldus te werk te gaan.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. w-
De Mynftojfen ^ eerft door Hamers een wei-nig gebroken, werpenfe in Bakken, daarle door met Yfer beflage Stampers, die door een grootnbsp;van ’t water omgedreven Rad werden opgeheven, geftooten en gepoederd werden; dit gefchied eer denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in de Ovens komen.
Het vuur werd in de Ovens aangeblafendoor groote Blaas-balgen , die door ’t water op ennbsp;neergaan; ondertufichen werpendeWerkmi-
C0
Cap. II.
den de Mijnftoffen van boven in den oven, andere fcheppen het gefmolte en van de fleenen afgefcheide Metaal met groote lepels uit, ennbsp;gietent in vormen. Op de felfde wijfe werdennbsp;verfcheide Metalen van malkander gefchei-dcn; want veeltijds zijn tweenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;te gaar
vermengt; namelijk een gC(XQt\iegoud met fd-quot;ver en koper; by lood cnyfer is een weinigje Jilver ; en in fdver is een weinig lood in ko-
per'^zx.yfer. Goud \vtta\Jilver nbsp;nbsp;nbsp;van mi^u
door middel van fterk-isvater.^zx. op verfcheide “
C nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*1/*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j€i3Ctti€Ti^
wijlen werd toegemaaict. Ailmen de Metalen wil fagt maken, foo ftrooitmen daar op gepoederde opgeheve ^ik,Borax en Euphorbium. '«Mercuriusnbsp;Om de Metalen te kalken, te veranderen of totnbsp;water te brengen, mag JVekertis nagefien werden.
Ca « Ultra- pP nat het ‘ Lafuur. lil Sen p- III. W E eerlle aanmerking onder de Meta-I Blen verdiend het goud j het welke fomtijds inde Lafuur-fieen gevondennbsp;werd. 'Dtït Jleen met.goudhetex., geeft twee-derlei voordeel : i.Werd het daar uitnbsp;gehaald. Ten z. werd de fieen felfs in denbsp;Genees-kond tegen verfcheide fiekten gebruikt , als ook van de Schilders , om dienbsp;feer koflelijke verw “ Over - -zees - blauw genaamd , daar uit te trekken. Het Goud werdnbsp;uit de Lafuur-Jieen aldus gehaald : de Heennbsp;gepoederd zijnde, werd met ^ik-fdver ge-mengt, en dan vereenigt fich het Goud metnbsp;^‘^«ïdn'eru ^tk-fdver j het lleenig Poeder op denbsp;felfde drijvende , dan fcheidmen dit Poeder af, en men dringt de met Goud beladenbsp;^ïk door een leder, daar in het Goud blijftnbsp;fitten ; en om het felfde t’eenemaal van denbsp;^ik-fdver te ontflaan, fo dient’et op het vuurnbsp;gebragt. Andere houden de Goud~ftof fo langnbsp;in fagt vuur , tot dat al de vogtigheid verteerdnbsp;is, dan makenfe de felfde tot een Poeder, ennbsp;blafenfe met Lood vermengt af op een Ka-pelle. Gelijk in ’t vervolg breeder fal getoontnbsp;werden. |
niemand fich behoeft te verwonderen : want het is een bekende faak , dat Hoenders^Ba-tryfen en andere vogels feer begeerig zijn nanbsp;brokjes Metaal, fteen en andere harde lichamen. Het kan dan gebeuren , dat de Batryfen Goud innbsp;aan de oevers der Beken brokjes goud heb- ma-ben ingeflikr , die namaals in haar magen^dm.^quot;''’’quot;'nbsp;zijn gevonden , doch niet, gelijk Mirandu-lanus meenc , door een verborge kracht desnbsp;voedfels voort-gebrachc. Echter loochen iknbsp;geenfmts , dat de kracht van Goud -makennbsp;het Opper-vlak des Aardrijks niet foudenbsp;konnen werden mede-gedeeld : want daarnbsp;werd verhaald dat in het Eiland Candïen Gei- Geite tan -ten zijn gefien, welkers tanden ^ voorname-hjk aan de zijde daarfe het kruid mede af-byten , meteengtdden kleuryx^xen^evtt'xt^ ’tgene ongetwijfeld gefchiedis è^oot èiegoude geeflen ^ daar de kruiden mede waren doordronken. Albertus verhaald , dat in ’t hoofdnbsp;van een menfeh Goud is gevonden , ’twelk Goud innbsp;waarachtie zijnde, foo kan ’t daar niet anders *ƒ?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.. ”•1 nbsp;nbsp;nbsp;.1 rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1- gegroeit zijn , als uit de walemen , die v^xigtvondm. ’t gefmolte goud opgaan, en m’t hooft te gaar ftremmen. |
§. I.
Des Gouds voortteeling en aangroei.
Te vooren is getoond dat het goud voortkomt , en door een fachte warmte van langer-hand gekookt werd uit de allerfuiverfte fwave-lig-quikkige waafem. Dewijle dit werk lange tijd vereifcht, daarom is het Goud fo glinfte-renden koftelijk. Daar zijn veel * Goud-foe-kersj die op grond van menigte verhaalde beu-felen beweeren dat het goud door konfl ge-fna°^P maakt werd. Onder andere feggenfe in Mau--«gt;orden. ritanien een Moor geweeft te zijn, die by gefmolte Jilver een poeder mengde, en het fdvernbsp;veranderde ftraks ïngoud. Men fegt in Vrankrijk een man geweeft te zijn , die het felfdenbsp;verrichte door middel van een roode Olie.nbsp;Mirandulanus verhaald dat in fijn tijd Goudnbsp;hl de Batrys-magen is gevonden , daar overnbsp;II. Deel.
Des Gouds aard en eigenfehappen,
De ' Stoffeheiders onderfoeken des Gouds «chymid. aard veelftnts, daar ontrent geen moeite fjia-'rende, het felfde ontdoende, wegende, fma-jkende , opheffende en fmeltende, om al def- «^Sublimarenbsp;felfs hoedanigheden op tevihen, eneindelijknbsp;, beftuitenfe dat’et warm en vochtig is. Egter utt Goudnbsp;heeft’et Galenus belieft deflêlfs koude is TV arm ennbsp;\ droogte aan teprijfen. Doch om al des Goudsnbsp;eigenfehappente onderfoeken is beft, datmennbsp;! deffelfs hoedanigheden opfoeke: daar ontrentnbsp;jin aanmerking komt, dat her Goud lang ge-diandeld zijnde , de handen gcênfinrs befmetsefmet d»nbsp;ook verwet geen lichamen, uitgefondert denbsp;Proef-fteen.gelijk andere metalen doen,’twelknbsp;een teeken van de grootfte fuiverheid is.
Verders geeft her goud weinig geluid, dat
Bh nbsp;nbsp;nbsp;'ten'quot;''
-ocr page 706-DE ONDER-AARDSE WERELD, LING. Is enver-tierffelijk. vuur vtrtettt. Verfd“ Set SS nen van een Haan; als ook van een Havik by gefmolte Goud vermengt het felfde foude totnbsp;geiijR de Son onder de Sterren in giants en haar trekken en verteeren ; doch het is nochnbsp;heerliikheid uitfteekt, alfo is ’t Goud ook on- aller-beufelagtigs ’t gene in’t Boek der natuurlijke dingen gefchreven werd van de Zee-egefnbsp;namelijk datfe gefouten aan de mond van eennbsp;gebrogt,het Goud dat in de put ligt, foudenbsp;ophalen;wy hebben ook vals bevonden, dat eennbsp;setieHafelare roede in gefmolte goud geilekennbsp;het felfde foude tot poeder maken; om dat denbsp;vogtigheid der roede van het Goud, en de vog-tigheid des Gouds van de roede getrokkennbsp;werd. Het felfde beweeren fommige van denbsp;Wyn, om dat de Wjn eenigfmts als Goud gekleurd is,en om dat AeWyn het voornaamfte ennbsp;befte van alle vogten is,even als Goud het voornaamfte Metaal is.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ Het Goud kan met eenige andere Metalen namelijk met Silver en nbsp;nbsp;nbsp;vermengt en tenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nt gaar gefmolten werden, fo datfe als een enkeUef^Gy“,.|^ , „nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;metaal fchijnen te gaar te Hellen. Sommige fchoonheid doet verliefen, die weder komt als- meenen dat ’er een itk^ttfieen is, die het goud, wsUtn. men het Goud in Water met Wijnfteen en Sout leven als de Seil-Jieen het Tfer na fich trekt: verfterkt het hert. I i; 194iv.AFDïE-cen Wijk van volmaaktheid is. Stcrk-water of eenige andere fcherpe vogten konneii hetnbsp;goud niet befchadigen. Het goud is wel fagtjnbsp;nochtans niet brofih j invoegen het foo ge-fmeedig is , dat uit een Penningsken 5-0 ennbsp;meer bladeren j ieder fes vingeren lang konen geflagen werden : dat des gouds volmaakte natuur te kennen geeft. Het goudnbsp;niet. werd ook van geen roeji befmet, ten zy ’t felf-de met andere Metalen vermengt is ,.cndannbsp;gevet een fchoone blauwe roeft alsdeverwnbsp;van de Schilders Over-zees blauw gtn2.zmói'.nbsp;maar fuiver en onvermengt zijnde, fo kan ’tnbsp;veel jaren in de aarde begraven liggen, fondernbsp;te roejien. Het [out werd in een Goude fout-vat niet vuil, gelijk in andere Metaligenbsp;vaten gefchied. Hef Goud Ontrent de inwendige hoedanigheden des ^quot;^'”niet Gouds komt eerft in aanmerking, dat ’et innbsp;’t vuur niet verliejt j noch verderft j maar alleen beter en fuiver er werd. Vorders hetnbsp;Goud werd \nfterk water, datde Goud-fme-den gebruiken om Goud en Silver van malkander te fcheiden, niet tot eenJl^k gemaakt, gelijknbsp;van vele verkeerdelijk gemeent werd; maarnbsp;het verdeelt fich alleenlijk tot kleene brokjesjnbsp;die, het water uitgedroogt zijnde, weer tot eennbsp;klomp Goud re gaar-lopen. Echter moet metnbsp;befcheidenheid verdaan werden, alfwe feggen,nbsp;dat het Goud door het handelen, noch doornbsp;het vuur nïQtverteerd werd: want het is fekernbsp;dat ftukken Goud-gelddoor het handelen ver-fïjten , en dat het Goud in ’t vuur allenskensnbsp;uitwafemd. Onder des Gouds uitwendige hoe-e» danigheden komt in aanmerking dat’et Jwaar-uhTeJse der is als eenige andere Metalen; dat’et_g/o^-aniereUt-langerblijft; t\\ ^LXi'ttttwfchoonnbsp;blinkend kleur heeft; daarom vergelijkennbsp;«ckimici. dc * Stoffcheidcrs het Goud hyètSoni wantnbsp;elijk de Son onder denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in giants en beerlijkheid uitfteekt, alfois’t Gouk ook onder de Metalen. Set Goud Sommige meenen uit Tlinius dat in ’t Goud iet quaad-aardigs , doch fonder reden ;nbsp;want ‘Plinius fpreekt van Goud met anderenbsp;Metalen vermengt; maar fuiver en onver-mengt zijnde, dan is ’t een deitigflerk-middelj^nbsp;dar met voordeel tot verfterkingderkragtennbsp;ingenomen werd. §. III.Meelydigheid en firydigheid des Gouds. Nu ftaat te Ipreken van de meelydigheid en jirydigheid des Gouds met andere lichamen.nbsp;¦ Dat tuffehen \Gouden de Swavelqzu ftrydig-heid is, kan men daar uit afnemen, om dat denbsp;vjafem van Swavel het Goud fijn giants en |
breid; invoegen dat de Goud-fmeden dan gedwongen ziin het Goud weer te fmelcen met een weinig Salpeter ^01 opgeheve ^ak, om jutiitnuL.nbsp;het felfde gefmeedig te maken. Levinus Lew- Fai-ei ¦’.annbsp;nim betuigt her Limoen-fap fo grooten vyandnbsp;y2.\\Goud te zijn dat’t het felfde foudevertee-ren en verminderen; ’t gene ik vals heb bevonden. Te voren is geleerd, dat’er een nauwe Griend vrieitdfehap tuffehen Goud en ffiikfilver is,nbsp;gelijk daar uit blijkt, om dat overal daar ^lik- Quifc.nbsp;'Jilver Goud ontmoet, daar mede vereenigtnbsp;werd. Wanneer men fpuikfilver by gefnioltenbsp;Goud mengt en fo lang roert rot dat ’et koudnbsp;is , dan werd het Goud tot een poeder gt; om datnbsp;de ffiikjilver het Goud overal fo doorboortnbsp;en aankleefc, dat des Gouds deeldjes niet kon-nen blijven te gaar-hangen. ’t Gene ^^Tnrkennbsp;niet onbekenc is, die op reis gaande het Goudnbsp;op fo een wijfe weten tc maskeren datfe dan innbsp;een oven weer tot zijn eer lie gedaante brengen. So werd hernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ook door mid- na del van Qtiikfilver in de Goud-fmeden winkels‘^[ van de by vermengde vuilnis gefuiverd en ont-flagen : want het /?lt;?ƒ en vuilnis met Quik vermengende fo blijft het Goud aan de Quik vaftnbsp;hangen, dat door middel van een leder werdnbsp;afgefcheiden, gelijk hier na fal geleerd werden. Dar Thiloflratm fegt de Draken feer he-geerig na het Goud re zijn is een digckonllige beufel; want de digters hebben Draken tot bewaarders der fchatten en koftelijkheden gefield. Meer grond heeft ’et, datme fegt de Hanen genegentheid tot het Goud te hebben :nbsp;want ik hebfe Goude brokjes en Pennikjes fiennbsp;inflikken. Ik heb onwaar bevonden, dat de bee- |
Ca?. III.
X. Boek , Van de gelegentheid der Mynen. 195
werd , fo dat’et wonder is, hoe fo een los feg-gen, foo algemeen in de Scholen tot den hui-digen dag is aangenomen , dat het meeft in alle Boeken , die van de verborgenthedennbsp;der natuur handelen voorkomt.
uit het Hongerfe roodKoferwtté., gelijk boven geleerd is, Goud gehaald.
,Ik heb een gefchreven Hebreeus Ecek daar in ten kruid sefproken werd van Goud te bereiden doornbsp;middel van t lap van een leker ^ ciathy
'veranit'irtn
te
Boriza noerad, zijnde een foort van Maan-' j groejendc nier in de Veiden noch Hoven, maar in de herfenenvaneenonfinnigen Rabyn: de Heen is Violetkleur , de blaren zijnnbsp;de Majelein-blaren gelijk, waflende volgens dcnbsp;de loop der Mane, her ganfche kruid heeft eennbsp;Tlinius fegt dat het Goud op drie-erlei wijfe * Saffraan reuk. Het fay des felfs werd fodanignbsp;gevonden werd. Eerftelijk in de Rivieren: de by ^ikfdver vermengt, dat ’er een grove dik-twec andere wijfen zijn in de voorgaande ke klomp uit voortkomt, die gepoederd op At»-Hoofdfiukken de/es Boeks voorgefteld. Dw: er gcftroit het feifde in fuiver Goudveran-llaat dan noch te handelen van de wijfe om het derd, in voegen dat een once genoeg is om hon-Goud te breiden en toe te maken: het Myn-goud derd oneen Koper tot Goud te maken, ’t Genenbsp;werd op een andere wijfe bereid als hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;te fbt is om’er van te fpreken : want fulks waar
uit Rivieren gehaald, het welke alleen door fijnde, fo fouden alle Metalen over lang tot waffen van het fand gefuiverd en bereid werd, Goud gemaakt zijn.
konnende dan gefmolten werden fonder eeni- j Het Goud van aarde gefuiverd, gewaffen en
§. IV.
2)é' manier om Goud te‘vinden en te bereiden.
ge andere bereiding. Elet Gö/zY werd met net-, bearbeid
ajnde
Doek it teufeitteh^
Vet Goud fijn kleur tri
trliefc dikwils (\}ngeel kleur
n’'£‘keide
ten uit de Rivieren gehaald; ’tgene voorna- nbsp;nbsp;nbsp;daarom wcrd’etfomtijds een dach in
melijk gefchied inde Rivier Zjuera^ niet verre V/ijnfieen-water geweekt, afgewaffen en met van de fladin Americagenaamd^;'een fchoonen doek afgeveegt, forntijds werdnbsp;de invvoonders viflèn dit Goud voornamelijk,’et met Ammoniak-fout, Kopergroen,en Wijnna dat’er fwareplas-regens zijn gevallen. Men Reen in Afijn opgekookt, als ook met gemeennbsp;fegt ontrent den Ctejias in Indïén cen fout,Wijnfteen en Swaveffo lang tor dat’et (tjnnbsp;Bron te zijn, die alle jaar fo veel GWgeeft giants cn kleur wederom krijgt. Het Goud isnbsp;dat’er honderd aarde potten, ieder van een.fbmtijds fo Jacht dat’et harder en Jïeviger Hetcoudnbsp;talent, mede gevuld konneii werden ; defe| diend gemaakt te werden, ten welken eindenbsp;potten fegtmen aarde x.t moQ ten zijn ,de-|men gebruikt Jierk-water, dat uit Koper-wijle het Goud in de feifde te gaar-flremd. groen. Vitriol, Aluin en Clemy is toegemaakr.
Doch laat ons van dufdanige beufelen affehei- Dit aldus verrigt fijnde , fo werd het Goud tot
den. nbsp;nbsp;nbsp;nnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r. 1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/-.rinbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r,-.
*.f«-
Jlaafjes gegoten; of by de feifde eenig Silver is onderfoeken de Goud-fmeden aan de Toets-Jleeiij en met de Broef-naalden^èixQ in alle win-Pik en Sand; onder dufdanigen gedaante kan jkels by de hand zijn om het Goud te fuiverennbsp;het Goud fonder eenig agterdenken van ’t eene van’t vremde MetaaJ dat daar by vermengt is. Het Goudnbsp;Land in’t ander vervoert werden. B linim £cp.\gthmikQn fommige eenpoeder vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en
dat de Keifer Cajm Caligula foo Goud-gierig, fVynfteen te gaar gemengt, daar van fy met tig-was, dat hy veelgeel Rat te krui d j dat eenige i gelen een rond oventje maken , het Goud in de gelijkheid met het Goud heeft,onder her Goud fmeltkroes met ’t feifde poeder gedekt zijnde,nbsp;liet vermengen, en dat daar uit fecr fuiver i werd een geheelen dach in’t vuur gehouden ,
Goud voort quam , doch fo ligt, dat de Konfl-! daar door ’t gefuiverd cn tot X4 Carrars gebragt werkers fchade leden. Uit de Lafuur-Jteenj en ' werd.
Daar werd ook Goud gehaald uit een mengfel van in flerk water ontdaan Goud met Lood,
Cagt;. IV,
“^‘Mijnen
HET IV. H O O F T S T U K. Hande Silvei'-mijnen haar Aartc« Eigenichappen.nbsp;cle hebben gemeent, dat ’er geen fuiver
Zeh,
‘tuit.
VSilver-ader gtvonl^in werd, maar dat-fe onder de Koper-ader, Lood-aderen andere Metalige ftofFen vermengt was. Dochnbsp;fulks ftrijd regende ondervinding; wantinnbsp;’t gebergte Totop werden brokken AWer ennbsp;Goud gevonden, die fo rein tnfehoon zijn, dat-le geen fuivering nodig hebben, werdende denbsp;Goud-fmeden toegediend fo alffe uit de Mij-
miger Planten Goud-geelgevervet. De Jaarbe-
fchryvinge onfer Broederfchap verhalen datiil
d’innigfte leegte van’tKoningrijk Monomotaja forntijds JüiverGoudals ftraatfteenen werd gevonden. Dit alles beveiligt Agrieola met eennbsp;SilverTafellnde Saxife Mynen gevonden, die TufeiultZenbsp;fo net en aardig is , als offe door de hand van Mij.nbsp;een konftig Goud-fmit was toegemaakt; fo dat XLil'nbsp;den Hertog van gewoon is te roemen,
nen komen. Diergelijke brokken fegtmen injdathyaaneen wonderlijkerenkonftigerZ'V^/ de Hunger fe Mijnen j ook forntijds gevonden te j kan gaftmaal houden als den Keifer, die fo eennbsp;werden, ja niet alleen in de Mijnen, maar felfs ongein eene Taf el niet befir. Daar pit klaarlijk
in de Beekjes, om geploegde Veiden, en aan de Wortels der Boomen, ook zijn de blaren fom-
II. E E L.
blijkt, dat h.etfdver fijn eige aders heeft fo wel als andere Metalen.
Bb z nbsp;nbsp;nbsp;Voegt
DE ONDER-AARDSE WERELD,
IV. Afdee
LING.
IVerd ver inengd gevonden met
ft effen.
a Arfeni-cum. b Mcrcu-ïius.
Albertus
Magnus.
Des felfs getmttig-heid,
10(5
Voegt hier by dat ’et niet alleen van de Sii-Geen Meta- quot;^sv-aurd j maar ook van alle andere Metaal-len zp maarden waaragtig is datfe niet altijdfo fuiver olver-^^'^ 2ijn, of daar is iets van de andere Metalen bynbsp;mmgd. vermengt, volgens de verfcheidenheid der wa-femen, die de Mijnen bekruipen. De Myn-aard heeft èznmttï o£mm Silver j na dat denbsp;^iikkïge Swavelige vvajèm meer of min gekookt is. Ik heb van de Mijn-overfte verftaan,nbsp;dat het Silver mceft groeit in afch-vervvigenbsp;grauwe fteen, als ook in fekere harde fteen, denbsp;Tiburtffnfe niet ongeiijk, ^itïzTravertinmnbsp;Toeken vttn nocmcn. De Silver-aardisfwaar,met glinfte-siiver-aard. flippen voorfien, die een teken van goed
Silver 2ijn, voorkomende in blanke loodigc fleen, werd veel gefogt, om dat het Silver gemakkelijker van de aarde affeheid.
De Silver-aard werd ook veel vermengt gevonden met de Marchajiten en Vmirfieenen\, verfchsiue oie te gcelcr datle zijn, lo veel te min Istlvernbsp;belovenfe, maar hoe blanker hoe meer: om datnbsp;de geelheid te kennen geeft, dat de fleenen tenbsp;veel gebrand zijn, en dat her Silver daar doornbsp;verteerd is; doch de blanke fleenen zijn fo feernbsp;niet gebrand, voornamelijk als ’er Lood en Koffer by is. Somtijds werd het Silver gevondennbsp;vermengt met vlugtige Swavel ^ “ Ratte-kruid en * ^ik j dan is ’er niet anders te doen,nbsp;als defe floftn door middel van flerk vuur vannbsp;’t Silver af te rooken ; op wat wijfe fulks ge-fchied fal ik in ’t vervolg verklaren.
Ldes Silvers aart en eigenfehaffffen.
uLlbertus Magnus en andere meenen dat de floffe des Silvers uit de Swavel ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voort-
Brafavoius. komt. Brafdvolus wnl dat ’er geflremde ^ik suffe des js ^ (jie ill Swavel bevat; dewijle door rne-stivers. nigvuldig handelen het Silver een Swaveligenbsp;reuk geeft. Hy fegt ook dat dieSwavelm'inbsp;Goud en in ’c Silver op verfcheide wdjfe fchuilt;nbsp;namelijk in’c GoxxS dadelijk maar in’t Silvernbsp;a^HAoto-vermogel^k. Deregtc' Wijsbegcerige enon-derfoekers der natuur feggen het Silver meernbsp;uit een waterige als uit een vuurigeJiof voortnbsp;te komen: daarom paflenfe het felfde een koudenbsp;en vogtige gematigheid toe,war andere ook vannbsp;defleifs koude en drooge gematigheid feggen; janbsp;Albertm felfs meent dat het Silver eenige vog-tigbeid heeft. Vorders is ’t Silver^(?/^^^/^jennbsp;geluidigj ’t oor vermakende met geen onaangenaamnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fljnde werd’et bewelkt door
de adem van een menfeh, dieookflraks verdwijnt. Het Silver is onvolmaakter als het f Chymici. Goud, daarom zijn de ‘'Stof-fcheiders gew’^oonnbsp;te feggen, dat het Silver tenopfigtvanhetnbsp;Goud even is als de Mmie, ten opligt van denbsp;Ei^enfehap. Son. Defe twee Metalen verfchillen feer in ei'nbsp;genfehappen: want het Silver uit de Mijnennbsp;WW in het komende is met veel meer vuilnis befet als het'nbsp;'^‘erfchiT^ Goud, en vereifcht groote arbeid om ge fuiver dnbsp;te werden, het Silver kan ook door de Hamernbsp;fo dun niet gejlagen en uitgebreid werden alsnbsp;het Goud, het is ligter als Goud of Lood; wantnbsp;gefnolten drijft op de felfde Metalen als Olie.nbsp;door langdurig vuur v er minder et ^ en verteert
in vogtige plaatfen; welke dingen het Goud niet overkomen, gelijk in ’t naaflvoorgaandenbsp;Hoofdfluk geleerd is. Daarom moetmen fichnbsp;niet verwonderen dat het blanke Silver anderenbsp;lichamen fwart verwt; w^ant fulks meenen wynbsp;van des felfs onfuiverheid te ontflaan ; het Silver heeft een afkeer vaniSw^f^/j Tin enTfer.
Alle Dieren en voornamelijk de nbsp;nbsp;nbsp;ver
mijden volgens het feggen van Tlinius de wa^ fem die uit de Silver-mynen opgaat, als de peft.
De wijf om het Silver te vinden en te bereiden.
Het Silver werd gevonden in donkere aarde^ daar st€i^vüur-jieenen'L\]r\-.,^^\.ittd¥'nbsp;de geele vuurfleenen geven Goud-aard, maar Anbsp;de blanke Silver-aard te kennen; wanneer dannbsp;een SHver-mjjn ontdekt is, fo graaftmen fonbsp;Iang,tot datme aan een Aluin-ftoffe komt;wantnbsp;die flof geeft te kennen , datdeSilver-mijnis^’’'*^nbsp;uitgeledigt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i
Wy komen nu tot de fiivering des uitgegra-vefivers _, die daar in beflaat dat het Silver met Lood of met Lood-aard, die in de Lood-mmen voorkomt, gekookt werd. De Metaal-kundige halen fomtijds uit de Jodenlymigenbsp;Cadmia Silver door middel van’t vuur, dochnbsp;maar een weinigje. ‘Plinius getuigt, dat denbsp;Menie fomtijds tot Silver gekookt werd; dochnbsp;als het Silver met Goud of Koffer vermengt is,nbsp;dan w-erden veel hand-pepen aangewend omnbsp;de Metalen van malkander te fcheiden ^die Georgius Agricola naukeurig voorfleld. Eenigenbsp;geven voor, datmen uit ^ikflver Silver kannbsp;trekken, ’t gene de ondervinding flaat te toet-fen. Picus Mirandulanus verhaald, dat tennbsp;fijne tijde ^ikfilver ^ met verfcheide dingennbsp;tot eenPeerde Genees-middel gemengt, innbsp;fuiver Silver is veranderd. Dat waaragtig lijnde , fo is het Silver fo feer niet voortgekomennbsp;uit de Quikfilver , alsweluitdebygemengdenbsp;dingen.
Na dat het Silver met groote arbeid ge fut verd en bewerkt j fo dervet noch Sxc giants en tw.nbsp;blinkentheid, diemen in ’t felfde vereifcht;nbsp;daarom werd ’er eenige tijd gekookt in Waternbsp;met Wijnfleen en fout gemengt, daar uit hetnbsp;dan heel blankkomi. Daar fijn’er ook die hetnbsp;blankeSilstTmotPutia en Curcuma tragtennbsp;geel te verwen, om het felfde alfo de gedaante **nbsp;van te geven. Andere Haven haar felvennbsp;af om Silver in Goud re veranderen, daar over mnbsp;ons gevoelen in ’t volgende Boek fal verklaardnbsp;werden.
Silver kan op drierlei wijfe met Goud bekleed werden: i. als op een dun Bladfilver een dun oooinbsp;geflage blaadje Goud gclegr, en met de Hamer bthiaA-fo lang geflagen werd, datfe te gaar vereenigen.
X .als op een dik blad Silver een dik fuk Goud werd geflagen. 3. als het Silver met een meng-fel van Goud en ^likjdver door middel vannbsp;het vuur werd verguld j gelijk wy elders verklaren.
Des
SiWer ir
•etf
X. Boek , Van de gelegentheid der mynen. ^Aï.IV. Sm Silver bevinff_,hert-kloppingxotverfter king der her- nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_ /emn , om het qïaafvleefch uit nbsp;nbsp;nbsp;te j het -v^n Ater «et alleen tegen de Val I nen, die in’t mengfel van Hyacinthen komen, Genees-middelen tot ^r(?|;’é’xof/i^É’# gemaakt *re poederen , die in fteene of in andere Metale werden met filver-blaren bekleed.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j Vyfels haar kleur fouden veriiefen, en befmet Silvers gebruik in de Genees-konji. Men fegt het fIlverindeG^«eÉ’j-/éo»//geennbsp;klecnc dienft te doen: want de Genefersge-bruiken des felfs vylfel en blaren tegen hert- fuiveren, tegen de dulheid en andere fwaar-moedige gebreken. Daarom werd’et by alle hertjierkende middelen, daar Goud in komtnbsp;vermengt. Ja her filver met Wijnfteen-olienbsp;vermengt, geneelldoor fijn verkoelende ennbsp;droogende kragt de Krauwage en èitjeukte^nbsp;gelijk Mylitts aantekend. Sommige vermengen filver-vylfel met Quikfiiver, en prijfen datnbsp;mengfel verkeerdelijk tegen de Ambyen. De ^ nbsp;nbsp;nbsp;«111nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 r 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r . 'irnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» De quot; Stoffeheiders htttdAen drinkbaar Sil-quot;^er j des felfs Saffraan en meer andere midde- |
15);len. Sy feggen êicOlie van Silver mttgtootQ daarvan vrugt regen de Hoofd-gebreken gebruikt te/XScT-' werden; daarom gevenfe de gene die met Val- »‘es-mid. lende fiekte befogt zijn drie of vier druppelsnbsp;met eenig * overgehaald Water. Sy feggen dat ^ Dcatihta. lende fiekte, maar ook tegen alle andere Hoofd-gebreken feer dienftig is, om dat ’et denbsp;overtollige vogtigheid der herfenenverteerd. Sy beloven ook dat waterfugtige 4 of 5 granen van dit Sout met een half dragme Jenever-olie innemende groote bate bevinden. ïn de ‘ Anzcnie-winkds moeten Si/vere vyfels met «Pimma-Silverefiampers wefen, om de koflelijke ftee-werden. Doch in de Silvere vyfels behoefd-men fulks niet te vreefen. |
Het V. Hooftstuk.
De natuur mengt in de onderaardfc plaat-fen fomrijds drie of vier Metalen te gaar, daar uit de menfehen geleerdnbsp;hebben verfcheidc Metalen door konfl: tenbsp;gaar te (lellen : her geval heeft hier toenbsp;ook fomtijds geholpen; want ‘Plinius verhaaldnbsp;dar in de brand van Corinthen Goud, Silver ennbsp;Coring..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;te gaar gefmolten, daar uit drierlei
Ser. foort van Chorinthis Koper is te voorfchijn gekomen ; namelijk i. blank als Silver, om dat in ’t felfde Silver de overhand hadde.nbsp;v.Goud-geelfaax in meeffc Goud was. 3. daar innbsp;gelijke deelen van alle drie waren. De konfte-naars en bedriegers de natuur en het geval navolgende, weten verfcheide Metalen verfchei-delijk te gaar te mengen j welke mengfels; i
Silver een half once Af o/ét te mengen. Sommige “Stoffeheiders mengen wit gemaakt Ko~^ Chj'mid. ^fer by Silver, en verkopen dat voorfinver Sil-ver j ’t gene op lijfllrafe is verboden. Hedendaags werd een thietide Lood by Tin gemengt,nbsp;welke mengfels ftrekt om fchotels, kannen ennbsp;andere vaten te maken. Eertijds werd by Koper Yfer vermengt, daar door vele bedrogennbsp;zijn. Het moet voor geen ftraf-fchuld gehouden werden wanneer kofielijker Metalen bynbsp;\Jlegter werden gemengt; daar zijn ook. Metaal-' mengfels ^ die haar naam hebben van de werken , daarmenfe toe gebruikt; als daar is hetnbsp;‘Pot-mengfél, dat uit drie of vier ponden Silver-lood en uit honderd ponden Koper beftaat,nbsp;dienende om verfcheide vaten van te maken,nbsp;naamloos zijn, uitgefondert het mengjèl van, Daar is ook een mengfel Gefchut of Klok-fptjjènbsp;Goud met een vijfde filver , dat Elebirum ge-' genaamd, daar het Gefchut en Klokken van ge- t„x..nbsp;naamd werd.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;| goten werden, fijnde re gaar gefield uk 2.0
rT
51,
UDl.
Het is een foort van bedrog, wanneerfegte Metalen met kojielyke werden vermengt, echter meenen de Konftenaars dat de overheidnbsp;mag verlof geven om Goudgeld te liaan, daarnbsp;een weinig Silver is by gemengt; gelijk ooknbsp;hedendaags gefchied. Des niet tegenftaandenbsp;heeft dieKeifer Tacitus op verbeurte van lijf ennbsp;en goed verboden by Goud filver, by filver Koper , of by Koper Lood te mengen. De Silver-fneden hebben oorlof by thien en een half once
ponden Koper, en een pond blank lood. Daar werd ook een helder-luidendmengfel gemaaktnbsp;uit 16 ponden Tin, en een half pond Lood.nbsp;Men mengt ook twee deelen Lood met eennbsp;deel Tin, dat mengfel noemden de oude^^-derde Tin, hedendnags werd 'etSaldimrge-naamd. Lood en Tin van clks even veel te gaarnbsp;gemengt noemdenfe ten tijde van ‘Plinius Sil-ver-tin men maakter nu fchotels en borden
t»r
van.
Het VI.Hooftstuk.
De Metalen hebben een overeenkomft met verfcheidc/é’^/^É’Wj envoorname-iestt,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Keifteenenj die
Ariftoteles Tyrimachm noemt; dit is de Me-taal-fmelters niet onbekenr, die op de gefmolre Metalen dufdanige gepoederde fleen^to\)en,)nbsp;op datfe niet foud^en vervliegen. Dc vimrftee-komen met de Metalen feer ligtelijk over-
VI.
een, daarom werdenfe in plaats van Lood daar by gemengt, om de Metalen vloediger te ma- .nbsp;ken. Vorders alle Metalen vereenigen haar unmaunbsp;ligtelijk met^tikflver j als ook met die foortnbsp;van Bloed-ft een , die veel ^ikfilver in fichnbsp;heeft; daarom fegtmen defey?m; de Metalen «sympa-tot fich te trekken. Tullchen de Metalen felfsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
is een* meelydigheid en' ftrijdigheid : wantthfaquot;'
Bb ^ nbsp;nbsp;nbsp;Loot
-ocr page 710-iv.afdee- Lood werd van Goud en Silver^f’/i^/i/jdaarom werd’et met die Metalen te gaar gefmolten.nbsp;Koper heeft een af keer van Lood. T in is fo af-keerig van Goud en Silver, dat’etdefelfde Metalen byna verteerd ; gciijkmen in de ovensnbsp;fiet daar wit Lood gefmolten werd ; want hetnbsp;Tin drijft op het Silver , en werd met yferenbsp;roedekens ligtelijk afgetrokken.
Tie Metalen j)g Metaku cn dc Tgt;ieren zijnde ftrijdig rmfehadé- tegen malkander; om dat de Metalen wafemen
LING.
ook dat de beenen der Metaalgravers verderven en verfwakken, die in de Mijnen van vleefch-eet-fleen wederom herfteld werden,nbsp;Daarom dragen de Genefers forge, dat in ’t bereiden van ‘Perlen en diergelijke Genees-mid-delen geen Metale Vyfels gebruikt werden, opnbsp;dat niets van de Metalen foude vaft kleven aannbsp;de Genees-middelcn , die dan den menfeh fou-den fchaden; maar men nz^mX-MarmereVy
fels. De dampen uit de Metaal-mijnen op-van fich laten gaan, die de dierigegeeft verder-! gaande, zijn volgens Plintus, alle Dieren fcha-fhjkzijn. Daar Metaal-aders zijn groejen geen idelijk, die uit Silver-mijnen fchaden dehon-Planten en verkeeren geenmeh fiet 'den voornamelijk.
Cap.VJI. M' ^ E uitdygfèls der Metalen zijn Metalige ftoffen, in de ovens voortkomende terwijl de Metaal-aard gefmolten, hetnbsp;een Metaal van ’t ander gefcheiden of het Koper geverwt werd ; dufdanig zijn Pfiphryges^nbsp;Cadmia j Pomfholyx jSfodos j Lithargyriunijnbsp;Malybdana. Sommige komen voort buiten denbsp;«yErugo. ovens, vrd.m^\f‘‘Kofer-groenj Cerufe^ enz.nbsp;daar van in ’t 6. Boek is gewaagt, de uitdygfèlsnbsp;der Metalen drijven op de felfde alfle gefmol-komtn. ten zijn, koud werdende zijnfe bros als glas;nbsp;indienfe iets van ’t Metaal-vogt behouden, fonbsp;fijnfe fwaar, dat afgefcheiden fijnde, fo krij-genfe een Puimfleenige iigtigheid. De uitdyg-fels der Metalen zijn dan niet anders als dernbsp;felver grove aardagtige vuilnis; doch dit moetnbsp;alleen verftaan veerden van Goud, Silver, Koper , Yfer, en beide flag van Lood; want ^ik-fllver-aard en Afchgrait-lood-aard , niet ge-werdende, geven geen uitdygfèls. Ech-^uitdygfd. ter loochen ik niet dat Asgrau-lood met andernbsp;Metaal gemengt en gefmolten geen uitdygfèlsnbsp;foude konnen geven.
Silver uit- nbsp;nbsp;nbsp;j)es Silvers uitdygfèls verkrijgtmen wan
neer de Silver-aard in de ovens gefuiverd werd, doch het kan niet enkel zijn, om dat het Silvernbsp;altijd mtxLood gefuiverd werd. Dit tiitdygfelnbsp;werd in ’t Grieks Elkyfma genaamd van hetnbsp;woord ElkoOj dat \sTrekken jom dat het ïoTaynbsp;als Lym is. Het Koper-uitdygfeltn\\exTfer-is gemeenlijk fwart, vuil en fpongiag-tig. Het Tfer geeft meer uitdygfelals 'tKoper^nbsp;om dattet een onfuiverer Metaal is, werd nietnbsp;alleen verkregen xtt^yWxo.xTferfmelt^ maarnbsp;Lood uit- felfs als 'xgefmeden werd. Het Lood-uitdygfelnbsp;verlcheelt feer veel van die der andere Metalen ; want het is nietfteenig noch brofcb j maarnbsp;feer tay ^ doordien het Lood fo fagt is.
Diphrygïs Onder de uitdygfèls der Metalen werd Di-'d^gfd'he'ef'tf-^^y^^^ nbsp;nbsp;nbsp;atiders als Kop er-uit
vier ‘foor- dygfelj net woord beteekend tweemaal gebrand. Daar zijn vier foorten van nbsp;nbsp;nbsp;;
Soort, de I. komt voort uit Cypersfijk _, dat eerft door de Son gedroogt, en namaals door hout-vuurnbsp;gebrand werd ; draagt daarom te regt de naamnbsp;van tweemaal gebrand; om dat’ct eerft door denbsp;Son, en vervolgens door het vuur is gebrand.
Vitdygfels der Metalennbsp;zijn verft heiden'
dygfel.
i Diofchorides fegt defe foort alleen in ’t Eiland Cypres voor te komen. De a. foort is niet anders ais het grond-fap van in de oven gebrandnbsp;Koper j èt2.iGalenits in Cyprus van de Werk-luiden heeft fien weg-fmijten. De 3. foort werdnbsp;gemaakt van Kof er vuurfteen j fo lang gebrandnbsp;tot datferW is. Daar ftaat aan te merken datnbsp;de Ochraufia even fo gekleurd is, en daaromnbsp;werdfe verkeerdelijk voor Diphryges verkogt.
De 4. foort werd gemaakt uit alle fteenen die na het koken der Metaal-aard in de ovens gevonden werden, heeft altijd eenig Metaal bynbsp;fich; dufdanigefteen werd QQx:^kgeroG^^ j dan innbsp;dc oven gekookt ^ daar na vijfmaal in een andere oven gebrand. De Werk-luiden bereiden Man'dnbsp;hedendaags de Diphryges op die wijfe, wan-neerfe vermoeden, dat ’er eenig Goud of Silver by’t Koper is; het Koper fmeltenfe andermaal met Lood, dat het Goud en Silver metnbsp;fich neemt; daar na gebruikenfe , om het overige Lood van ’t Koper re fcheiden, matig vuur;nbsp;want dan finkt het Lood na de grond in’tge-fmolte Koper, dat ais een fpongiagtige fteennbsp;werd, cn door fmelten en koken in fuiver Kopernbsp;veranderd, diens uitdygfel fuiverer is als dienbsp;foort van Diphryges j die uit de eerfte ovensnbsp;quam, werd van de Werk-luidenge
So)rtgt;
Sold-
Tfer uitdygfel.
ten.
naamd.
Oor[fd”f
Wanneer Goud, Silver, Koper en Lood door-gefiegt werden, fo komt ’er een uitdygfel rc cadmia-voorfohijn , darmen Cadmianotvru^; fommige meenen die naam afkomftig te zijn van neerfin-ken : her is een oud Grieks woord, diens oor-fprong noch onbekentis, renfy menfeidedatnbsp;’et fo genaamd werde cm dat ’et eertijds vernomen is daar de Koper-fteen gekookt werde, dienbsp;fommigenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hebben genaamd, mogelijk
om datfe eerft op den Berg nbsp;nbsp;nbsp;is gevon
den. Galenus fegt dat dc C^z^/wïi.^fomtijdsuit de vuurfteen werd bereid, doch hy prijft die uitnbsp;Koper boven de andere. Diofcorides roont datnbsp;’er vier foorten zijn; de i. is Botrytes j dar.is^^*^,.;^»nbsp;takkige. De 2. werd Onychitesjgt; dat is nageligenbsp;genaamd, om datfe aders als nagels vertoont. ^
De 3. heet Placodes, dat is korfiige j om dade i nbsp;nbsp;nbsp;^
als met korften bekleed is. De 4. nbsp;nbsp;nbsp;Qflracite*-
OflraciteSj dat is fchelpigSjWcró. als de flegtlte
V.
boek , VAN DE GELEGENTHEÏD DER MYNEN.
C ipnite^/ ’ ''^^g'geworpen. ‘P/imus voegter noch een vijfde foort by CapniteSj dat is rookige ; doch defe behoord meer tot de Pompbolyx als tot denbsp;Cadmia. In dees tijd werd de oven-Cadmiajnbsp;de Boom-fchorfen gelijk , onder de naam vannbsp;Alexandri^nje tot ons gebracht, daarinnbsp;blijken zijn, datfe aan yfere ftav en heeft vafl-. gekleeft.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;is eenwoord, betee-
benende geen Cadmia ^ maar Spdium. Het is aan-merkelijk , dat At Portugyffe Cadmia n\ttnbsp;Metalig is; werd itCPerJien inde Landfchappennbsp;^irmon en Ormus toegemaakt uit de alch van
LithargyriimGlid ^ is een uitdygfel ciid ia»?* van lood, uit het lang gekookt lood voorrko-mende: want het is Jchiiim, dat van ’t filvernbsp;terwijl ’tgefuiverd werd, afkomt; verhard alsnbsp;eenfteen, werd Lithargyriiim genaamt, alsnbsp;of men Silver-fleen feide; de Arabers noemennbsp;'zMartech, en de Latijnen Spuma Argentijnbsp;dat is Silver-(chuim. De Potbakkerslt;^ée)m\-ktnditglid. Sommige meenen verkeerdelijk,nbsp;dat glid van goud gemaakt Chryfites ^ ennbsp;van filver Agyrites ^ en van lood Molybdites
^ nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;foude genaamt werden : daar nochtans het
fekeren ^ööWjdiensvrugtGöiX;? genaamt werd: \glid alleen voorkomt uitlood, dat by andere fommige noemen defe Alexandrynfe TutiaJ mttTilm, en voornamelijk by filver gemengtnbsp;niet datlè re Alexandrien werd toe-gemaakt, j werd, om ’tfelfde te lichter te doen fmelten,nbsp;tn aar om dat fe uit Perfien na Alexandrien ge-! en te fuiveren. Dat \\ttglidfomtijds als Goud,nbsp;voerd werd; de Schryvers nochtans pryfen niet! en Ibmtijds als Silver gekleurd is, ontftaatal-(j, defe, maar denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;inde Genees-konft. 1 leen uit de min of meerder branding: want af-
hüf ‘Pompholyx en Spoditm verfchillen van de j genomen zijnde fo haaft als ’t fich op gefmoke ‘^^^'^i^xl^Cadmia alleenlijk daar in, dat denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;als j Silver vertoond,fois’t gekleurd alsd/Zt^^’r^maarwre^fer
een vafte en harde klomp, maar AtPompholyx 1 langer daar op blijvende, fo nemet het kleur en de Spodium als een fijn Poeder in de Ovens 1 van Goud aan.
gevonden werden : want fy nemen uit de felf-| De Werk-luiden fiiellen tweederlei het natuurlijk de Ifof haar (¥gt;rfprong, en werden in de felf- i. noemenfe natuurlyk voortkomende uitnbsp;de Ovens gevonden, namelijk daar Aö/é’r be- Silver-aard met Lood-aard gemengt te gaarnbsp;reid of Cadmia gebrand werd. Pompholyx is Igefmolten. %. Konjlwerkigitraks-verlichter, vergarende in de Ovens onder de ge-j haalde wijfen toegemaakt. ‘Diofcorides fteld Djofcoridesnbsp;daante vandaar van ook de naam hier drie foorten van: de i. komt voort uit
afkomftig is: want Pompholyx beteekent in het Griex een water-bel. Spodium is fwaarder,ver-gaard op de aarde als ajch ^ daar de naam ook
Vm't luat-
Lood-fand j in de ovens volkomen gekookt.^quot;
De X. foort uit de fuiverhig van Silver. De 3. -verfcheide heeft men uit het lood felfs. Het geele noemt-
\\ttn\tiA',yN^nx.Spodioni5in’x.Gntk.saj[fchen\:t]mtt\. Goud-glid, \xtx. blanke Silver-glid, het
feggen. Antijpodium werd toegemaakt uit de gebrande blaren van Myrtus of Olyf bomen, datnbsp;\ootSpodiumkzwAxtntn. Avicennahtïdveï^ïx.nbsp;defe metalige ftof verwardelijk, als hy fegt denbsp;Tutia een opgeheve rook te zijn; hy heeft mo-gt\ï)kSuccudumjAzt op de grond (\x.,AooïTutianbsp;PompholyxjAoox. Succudum Spodium verftaan.
peerfe Lood-glid. WtihciktSilver-gHd\\t.tït men in Mifnia en Bohemen. Pdiofcorides gafnbsp;de eerfte plaats aan het Atheenjè, dat op dennbsp;berg Laurius voortkomende , Lauritis genaamt werde ; de tweede plaats gaf hy hetnbsp;Spaanfe j en de derde aan het Puteolaanfe.
HET VIII. HOOFTSTUK.
'De ongelooflijke Pfjkdoni der Goud- en Silver-mijnen, die in Peru het Nieuw Rijk en in Nieuw Spangien in America t^ijn. Volgens het Verhaal Van
de Vaders Jefuiten.
' Ot noch toe is’er geen deel des werelds I fchen beide de ^ Sonkeeren gelegen, veel goud b Tropici. ondekt, dat overvloediger Goud en Sil- j en andere metalen geeft, echter is’er geen rij-ver geeft, als dat gedeelte van Ameri-1 ker als het vermaarde Potojjis bergachtig land-ca j dat PerUj het nieu Koninkrijk en de * Volk- (fchap Carcas, liggende bezuiden de Evenaar
planting van PotoJJi werd genaamt : want Acojia betuigt in ’t 4. Boek, het 4. Hooftfluknbsp;dat de inwoonders van Peru niet te vreden
zijnde metgoude bekers, fchalen, fleflen, pis-potten, groote water-vaten enz. Heele ftoe-
len en wagens van goud hebben laten maken, alsook Afgoden-beelden. Men fegt datnbsp;zarrus, als hy Atalipa had overwonnen, Ibnbsp;veel Goud in des Konings Schathuis heeft ge-vonden, dat hy tuflehen op den ander gefta-pelde goude platen een lange ruimte gaande,nbsp;met de punt fijns degens naulijks fo hoog heeftnbsp;konnen rekken. De Peerds-hoeven warennbsp;niet met yfer, maar met goud beflagen. En alhoewel dit ganfche gedeelte van America tuf-
opde hoogte van xi “^trappen. En alhoewel ** dit landfehap tulTchen de twee Son-keeren ligt,nbsp;echter is’t daar geenfins heet j maar fo koudj netland-dat’^wegens fijn groote koude eertijds is veria-tengeweeft; en foude verlaten gebleven zijn,*»«rf, ^nbsp;ten ware de menfehen door gierigheid der-waart waren getrokken, daarfe met ongelooflijke toevloed van menfehen een feer grootenbsp;ftad hebben geboud, die niet alleen verfien isnbsp;van alles tot noodfaaklijkheid , maar ook totnbsp;vvelluftdienftig.
De Berg is fteil, door een dunne hoge fpit- oe hoeda-fe boven de andere uitflekende; de voet Bergs begrijpt ontrenteenmijle : van de ropfo/rrquot;^^quot;nbsp;tot aan de voet is de lengte van 16x4 ellen,
die
ijle uitmaken. Men'dediepte fich z^oi^o roeden uitftrekkende i t te zijn door een 7;^-'daar uit een onuitputtelijke fchat gehaaldnbsp;: atacm K^nutyu gcijaami, die in ’t jagen op defe; werd. j^cofia betuigt dat van de eerfte aan-1 Berg Toekende te klimmen,een Boompje vaft-; komft der Spangiaarden in ^eru j namelijk xnuveren.nbsp;greep, dat hy door’t geweld met wortel met al ’tjaar 1545'. tothetjaar i5'74. deKoning 7^
uittrekkende, fo bleef aan de wortel nbsp;nbsp;nbsp;millioenen voordeel heeft gehad; en van’tjaar
t7ard vafthangen, die hyMetaalkundigzijn- i5'76. tothetjaar nbsp;nbsp;nbsp;drie-en-dertig mil-
lioenen: invoegen dat in de tijd van 40'jaren III. millioenen in Spangien zijn gefonden; ongerekend’! gene aan de Overfie, aan de Metaalwerkers en aan den Oorlog is te koft ge-legt. In het bergig gedeelte van ‘Potoffi zijnnbsp;vier voorname Metaal-aders , die alle denbsp;Oofl-zijde gelegen,van ’t Zuiden na het Noorden loopen, begrijpende de breedfte fes voeten, enophaarfmalfteeenfpan. Behalven defe werden noch andere gevonden, die uit defe
iv.afdee-die een vierde van een mi^
fegt de nbsp;nbsp;nbsp;ontdekt te zijn door—— ______
Op wat ^laan Ctialpa genaamt, die in ’t jagen op defe; werd
/c T-% r . 1 nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;11*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i » i
a’yi'ï defe Mijrie ontnbsp;deht
200
V Ctl-t- nbsp;nbsp;nbsp;LtJnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;LaCllCV Wnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Z-.XJIA”
de,bevond overvloedig_gö^/7te hebben, fo heeft hy de faak niet bekent gemaakt , en is met’ernbsp;tijd fo rijk geworden, datmer fich over verwonderde , tot dat de faak andere ook ontdekt wer-dende, de heele Berg is begonnen doorgravennbsp;te werden ; byfonder als de Spangiaarts innbsp;’t land quamen, die, goud-gieriger zijnde alsnbsp;de inwoonders, met defe eene Mijne niet tenbsp;vreden waren, maar hebben daar dicht by nochnbsp;ongemune yier andere gegraven; onder andere wonde
trooie Me- nbsp;nbsp;nbsp;..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ i ,
roote Me nbsp;nbsp;nbsp;5 uiluci aiiucTc wunuc- IC wcrucn uocn anucre gcvonuen, uic UIL
faaiadeL i'cn zijiize ook gekomeii aan een nbsp;nbsp;nbsp;j als takken uit een boom fpruiten. Ieder (ider
die fo dik als een fpies lang was; en daar na aan; behoord onder een byfonder Heer, daarfe van . een andere , die 300 voeten diep en 13 breed j benaamd werden; en hebben haar Mijnen: innbsp;was, hebbende de gedaante van een Kam, in! de eerfte, de genaamd, werden 78Mij-
%-M
iien geteld , ftjnde 90 of 100 Roeden diep, | per als 30 of 35’ Roeden. De ingang iS aldus op fommige plaatfen nochtans fijnze nier die-1 gefteld.
Cap.viii
boek , Van de Gelegentheid der Mynen. 201
In defijdedes Bergs werden over dwers^^- j Realen gewogen heeft. En nadien dit Goud gegraven tot aan de Mijn-aders : want na-! met veel min raoeïte en kojien verkregen,
id-,
ynen, dien de ^ders na het Suiden en Noorden ge-1 ais uit de 'Mijnen , foo larenfe het graven ftrekt liggende, neerdalen, fo moer haar loop i ftaan, en begeven haar na de re/den Rivierennbsp;rot aan de voet des Bergs achtervolgt werden,; enz. om het daar op volgende wijfe te vcrga-welke diepte , na het verhaal van Acojïa j \ deren.
600 roeden heeft. En of fchoon de Mijnen fo i Ontrent een Rievier de Steenen, BoomenAt«j»w em diep zijn, echter moet’er een fefmaal grooter: en andere belemmering geweerd zijnde , iioo‘‘nbsp;ruimte omgegaan werden, eermen aan de voet j gtavenfe een voet of twee aarde , diefe mfuivere»,nbsp;des Bergs komt. De wijte defer gaten is ge- jde Rievier waflen, om uit het fand teverne-nieenlijk 8 voeten, en denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wat meer als men , offe met Goud is voorfien ; bevinden-
een manslengte. Door defe nbsp;nbsp;nbsp;werd al het! fe geen Goud j dan gravcnfe een voet of
Metaal uitgebracht. nbsp;nbsp;nbsp;(twee dieper , en de uitgegrave aarde onder-
blijft , dat door het vtiur niet behoefd ge-fuiverd , noch door ^lik of Lood van andere ftoifen afgefcheiden te werden ; maar verftrekt haar , tor Platen gefmolten , voor
langs ladders ^ die beftaan uit drie van koeje-leder gedraide touwen, tuflehen welke ftok-ken zijn vaft-gemaakt , dienende voor trappen ; invoegen dat de arbeiders in het ontmoeten malkander fouden kennen mijden. Ieder ladder is vijf roeden lang , hebbendenbsp;aan ’t einde een ander vaft-gemaakt. Hier ennbsp;daar zijn aan de zijden bankjes gemaakt omnbsp;te ruften , de voorfte drager houd een brandende fakkel in de hand om fich felfs en andere te lichten. En gelijk de diepte der My
nauawliks te feggen war arbeid de i foekenfe ook met walTen in de Rievier , en Myn - gravers moeten ondergaan : want in alfie de aarde , fes of feven voeten diep ge-de Mijnen als levend begraven zijnde , we- 'graven hebbende , fonder Gottd vinden, foonbsp;tenfegeenonderfcheid vandachen nacht, de- i verlatenfe dat ftuk lands, en foeken een an-wijle de Son noch de Maan haar licht in die der, tot darfe een met Goud voorfien vin-diepe plaatfen niet konnenfchieren. Ik fwijg den : dat gevondenzijndewijdsenzijdsdoor-nochde7ffi^f’^en/k;^M£’^/e;^^diefe in die kui-; graaft, en de aarde na de Rieviere gebrachtnbsp;len behalen van de quaad-aaardige Mijn-wafe- :werd , daar Vrouwen zijn , die in haire fif-men. Sy branden gedurig iigfj en vervangen-Ve;/ het dijk en vuilnis van het Goud-fanduï-malkander alle twaalf uuren, gaande dan om ; waflen . Indien’er na het eerfte waflen nochnbsp;te ruften: de Mijn-ftof, uitgegraven en gebro-1 vuilnis by is, fo herhalenfe het waflen meer-ken zijnde, dragenje in manden op de rug, l^iaal , tot dat’er niets ais fitiverGond over-
Daar ftaat te onderfoeken, of het Goud in defe plaatfen des aardrijks van de natuur werdnbsp;voortgebragt ?
Ik oordeel neen : maar het werd uit de D/VCoud onderaardfe plaatfen , door middel van hetvZtadllnbsp;water na de bovenfte deelen des aardrijks ^¦^’-dryksnbsp;nen foo vervaarlijk is , dat de hairen te ber-| gevoerd ; dat op verfcheidene wijfen kan ge-gen rijfen, alfmenfe flegts befchoud, foo ge- jfchieden. Eerftelijk is gebeurlijk, dat hetö^-beuret ook, dat de dragers of door het breken deraardfe water vli^et door Goud-aard^
waar van her eenige ^cldjes mede nemende , foo breng ’et die boven op de aarde, en maakt dat de Rivieren Jmet Goud-brokjesnbsp;voorfien zijn.
Vorders diend aangemerkt , dat de Beek-
geld.
der ladders, of door vermoeitheid van bovenneer vallen , en haar leven ellendiglijk eindigen.
jes en het Regen-waier j dat in de Winter-maand , Lou-rnaand en Sprookkel-maand in dat Eiland overvloedig valt , Brokjes Goudnbsp;uit de groeven der Bergen en Rotfen wech-fpoelen, en na de Velden en Beemden brengen , daar fommige blood en andere met aarde bedekt liggen. En nadien de drie-maan-dige regen alle jaren op nieus Goud met aarde van^de Bergen affpoeld , foo werden denbsp;vlake Velden daar mede rot eenige hoogtenbsp;bedekt : ’t gene onder anderen blijkt uit hetnbsp;gene Francifcus o' Oviedo noch verhaald ,nbsp;namentlijk dat ten fijnen tijde uitgegravennbsp;zijn twee aardig gemaakte Oor-ringen j metnbsp;veel kolen j die foo vers fchenen , als offenbsp;eerft waren uitgebluft : defe Ringen zijn on-
I. Handgreep.
Van de wijfe, op welke het Goud, datfe Maag-de-goud noemen jjijnde van de natuur tot de opperfie volmaaktheid gebracht j in hetnbsp;Eiland Hifpaniola tiitgchaald en bereidnbsp;veerd.
De natuur heeft geen deel van Americano h Goud rijk gefegendals///^^?w/^: want de Vadersnbsp;tZZ Jeluiten, als ook andere Amerikaanfe Schry-vers betuigen, dat niet alleen in deW^-m-ir^-fe plaatfen , maar felfs op de vlakte des aardrijks in de groeven der bergen en rotfen, opnbsp;de grond der Rivieren, in de Velden en Boffennbsp;als ook op andere plaatfen veel fuiver Goudnbsp;gevonden werd, niet befmet noch beladen met
aarde en vuilnis gelijk’et gemeenlijk uit de’getwijfeld van de inwoonders over veel ja-Mijnen gehaald werd. nbsp;nbsp;nbsp;| ten daar verloeren geweeft, terwijl fy haar
Francifcm d'Oviedo verhaald dat’er een i daar met danfen en vuur-ftooken hebben ver-brok pdiver Goud is gevonden , die 3 600 j maakt, en namaals is het Veld op de ftraks-II. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Cfnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ver-
-ocr page 714-202
VI. afdee. verklaarde wijfe door het afvlietende regen-ling. vvater van de aarde en andere ftoffèn bedekt. Dus veel fy gefegt van ’t Goud, datfe Maagde-goud noemen.
II. Handgreep.
Van de wyfè ep welke de Metalen, voornamelijk Goud en Sihcr:mhmQnca.vanmalkander gefcheiden en bereid werden.
De Metaal-aders uit welke in America Silver gehaald werd, loopen gemeenlijk tufTchen twee rotfen, diefe Qajfe noemen; eene isfonbsp;hard als eenige fteen, de andere is fagter ennbsp;broffer. Doch de aders zijn niet over al evennbsp;dik, noch houden geen eenparige loop : wantnbsp;op de eene plaats geeftfe veel, en op de anderenbsp;weinig Silver; op fommige plaatfen iüegekleurd ah Amber, op andere fwart, roos-ver-wig, afchgrau, met een woord de kleuren zijnnbsp;fo verfcheiden, dat onkundige denbsp;voorflegtey?m^^;^fouden groeten; de Graversnbsp;kennen defelfde uit de Jiippen enJireepen j dienbsp;met een feker kleur voorden zijn. Deiiitge-grave flof dragen Ae Americaanfe Schapen ^nbsp;diefe in plaats van peerden en Muil-efels gebruiken, na de Molens. De Metaal-ftoffennbsp;werden aldus gefmolten.
UAnier em Men maakt ovens ^ Guairas genaamd, in welke de Metaal-ftof j, eerft gemalen zijnde
Gthgent heid dernbsp;Metaal-aders.
III. H ANDGREEP.
Van de bereiding des Gouds en Silvers door middel van Quikfilver in Feru gebruike-
De ffpuikfdver werd in verfcheide aarde en fteenen gevonden. In hetLandfchap Krain^^^^^jjr-werdfe meeft uit vochtige aarde gehaaldnbsp;gelijk te vooren. genoeg is aangewefen . Innbsp;America als ook in de meefte Mijnen vannbsp;Etiropa , by fonder in Spangien j werdfe uitnbsp;B irgehaald. In America was denbsp;kracht des Qaikfilvecs , in de Vermeljoen'^'nbsp;fittende, voor de aankomfte der Spangiaar-den niet bekent; fy gebruikten de Vermel-\Joen wel om haar en harer afgoden aangefig-ten, fo tot verciering als tot vervaring harernbsp;vyanden, te verwen, maar niet om de Metalen re fuiveren ; rot dar des felfs gebruik innbsp;t jaar door den Overften van Peru Li
Ce(i0quot;‘‘ der riA”
geworpen werd, en op datfe te beter foude fmelten foo mengtmer Loodig Metaal Fora-eheUj dat licht fmelt, by; het fchuim finkt doornbsp;het vuur, maar ’t Silver blijft met \Lood ^ daarnbsp;^t in drijft, vereenigt, tot dat’et gefuiverd is.nbsp;Een quintaal dat is loo ponden Metaal-flofnbsp;geeft fomtijds 3 o of 40 Regalen of Pefos. Aco-fla verhaald dat hem Metaal-ftof is vereert,nbsp;welker 100 ponden xooof ^5¦o Pefos gaven,denbsp;degfte geven niet meer als vijf of fes Pefos.nbsp;Daar is gemeenlijk een groot gedeelte feernbsp;droog en hard Silver, konnende, vermits denbsp;fchaarsheid van Lood, naulijks gefmolten werden ; ’t gene eertijds als onnut op malkandernbsp;gehoopt en weg geworpen werde; tot dat afge-De hefie j-jgter Metaal-kundigc door middel van ^ik-lowZiddeiJiVer overvloedig Silver tot groote winfte daarnbsp;¦vm Quik yit gehaald hebben. Men heeft ondervondennbsp;dat de bejle Metalen door bymenging vannbsp;Quikfilver meelt verliefen,om dat ’et bequaamnbsp;is de deeldjes der Metalen te ontdoen, en innbsp;het vuur met fich weg te deepen; doch daarnbsp;tegen is defe raad bedagt, namelijk, dat hetnbsp;'^mxr gematigt werde , foo is’er geen fchadenbsp;te vreefen; invoegen dat niet alleen aan dennbsp;Berg Fotoji j maar felfs in Mexico de Me-taal-ftof door middel van ^ikjilver gefmolten werd ; zijnde ontrent Fotofi van denbsp;6000 Ovens Guairas ^ die voor defen daarnbsp;waren , naauwlijks xooo overig; om dat denbsp;Metaal-ftof meeft met ff^iikjdver gefmoltennbsp;werd.
ten.
filver.
centiatm
^ik-mijn werd genaamd die der Heiligen zijnde een feer harde Rotfe , over-al metquot;’^quot;^'^'nbsp;^ik doordronken , foo groot, datfe tachtignbsp;Spaanfe roeden in de langte , en veertig innbsp;de breedte bedaat; is in het vierkant uitgegraven tot de diepte van 70 vademen , loonbsp;wijd , dat ’er 300 menfehen gelijkelijk innbsp;konnen werken. Op volgende vvijfe werdnbsp;het Goud en Silver door middel van ^iik-\Jilver gefuiverd.
Wy hebben boven gefegt dat ontrent den ^ergFotofi groote hopen Silver-Jloffe alson-Quiks^^'nbsp;nut waren weg-geworpen, die van den Metaal-knniXigenFetrus Fernandez de Velafco gefien f„iveri»£-zijnde, fo heeft hy uit de felfde door middelnbsp;van quikfilver een groote menigte Silver gehaald. De quik-aard fo de rijke als de fchralenbsp;werd op volgende wijfe gekookt. De quik-aardwcrè., wel geftoten zijnde, ineen Votfiheid»”-gedaan, die ter deeg geftopt op ’t vuur gebragtnbsp;werd, en fo fcheid de quik door de hitte van lijunbsp;aarde, onder de gedaante van een wafem opklimmende , doch tegen het dekfel der Pot komende en de koude gewaar werdende , fonbsp;druptfe onder de gedaante van levende fflffiknbsp;in de Pot , en werd de Por geopend zijnde, daar uit gehaald, dog men moet fich welnbsp;wagten de Pot tenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voerdatdeftof^^tf;^''
koud is geworden , anderfints fouden de opgaande ^lik-wafemen de menfeh in levensgevaar brengen. nbsp;nbsp;nbsp;^
De Metaal-Jïofffen Ibuden een onbedenke-lijke menigte brand nodig hebben om te frncl' nbsp;nbsp;nbsp;de
ten, ten ware fulks door middel van een kruid:, Spartumgenaamt, dat overvloedig in A„tn.nbsp;waft;, gefchiede : want dit in buuelsnbsp;gebonden en onder de Ovens geworpen , isnbsp;foo krachtig, dat’et de ftoftè , die door hetnbsp;allerfterkfte vuur van hout en kolen nietwinbsp;fmelten , aan het fmelten helpt. Het gc-fmolte en gefuiverde Qiiikfilver w^rc mnbsp;Iedere fakken na Totojji gevoerd : daar m
X. boek , VAN DE GELEGENTHEID DER MYNEN,
Ap.Viiijjg nbsp;nbsp;nbsp;eenjaar 6000000 of 700000 pon-
Quik verbefigt werden; ik iwijge noch de ^“iinis^e. Quik, die getrokken werd uitdemi/^ij,, nanbsp;de eerfte wafling der Metalen overblijvende,nbsp;welke vuilnis in de ovens verbrand werd, omnbsp;te vernemen of’er geen ^ik in is; ontrent Ta-tojji fietmen 50 dufdanige ovens. Het Metaalnbsp;dat alle jaren bereid werd beloopt, volgens denbsp;rekening vanervare luiden, 300000 quinta-len,ieder quintaal van 100 ponden. Uit denbsp;vuilnis werden ten minften zooo quintalen
203
^ik gehaald. In defe bereiding doen fich wonderlijke eigenfchapen der Metalen op;nbsp;want fommige ftofïèn geven door weinig Qiük,nbsp;veel Silver; andere geven wel veel Silver, echter hebbenfe veelX^ik nodig; deftoiFendie voordetinbsp;minft Silver geven vereifchen ook de minjie ’’fnbsp;Quik; en in tegendeel, die veel geven hebbennbsp;veel Quik nodig; volgens defe omftandigheidnbsp;werd meer of min winfte uit de Metaal-ftoifènnbsp;getrokken.
De Metaal-floffen werden eerft fijngcfto-^Silver, ten, en daar na door koperdraden fiften gefift, die welgemaakt zijnde in de tijd vanM^rcirnbsp;100 ponden laten doorgaan. De gelifte flofnbsp;werd in een ruime ketel met even (o veel Soutnbsp;gedaan, om de aangebore vettigheid der Hof tenbsp;verteeren -. want dan vermengt het Silver fichnbsp;beter met de^/i^. Voorts werd de^^i/é over denbsp;Metaal-ftof, eerft: rot nauwer vereening metnbsp;ftokken ter deeg omgeroert.gefproeit en als bedauwt: eindelijk werd de ftof als tot broeden gemaakt , die vijf of fes dagen in ovens gebakkennbsp;Werden. Alfle uit de afgefcheide en bovendry-vende vuilnis vernemen, dat de Quik lijn werk!nbsp;ter deeg verrigt heeft, en met ’t Silver wel ver- jnbsp;eenigt is , fo fcheidenfe de Quik op volgende jnbsp;Wijfe van’het Silver. Men werpt het mengfel |nbsp;in de bak HDL of FGE die vol water is, en dan jnbsp;vvctddic ftof nict de hand-molen B of Cgema-;nbsp;''quot;^sSè- byna op die wijs, alfmen moprtsn^Au 1nbsp;' door welk malen het flijk en vuilnis met het!nbsp;water door de pijp H of G uitvlieten, het Silvernbsp;met de Quik door haar fwaarte na de grond fin-kende, ’t welk andermaal gewalTen, en, omnbsp;de niet wel gemengde ^ik af te lcheiden,doornbsp;een leder gedrukt v/erd ; ’t gene in ’t leder overig blijft is uit Qük en Silver in diervoegennbsp;te gaar-gefteld, dat ’er maar een fefde deel Silver is, de vijf overige decien zijn Quik. Denbsp;quik wert ook op de volgende wijfe van ’tSilvernbsp;II. Deel.
gefcheiden: men doet het mengfel in’t Vat A dat met de helm V werd gefloten; alfmerdan
vuur onder ftookt, fo veranderd de Qiik in eerii wafem, en opgaande ftremd in de helm te gaar,nbsp;en loopt door de Pijp I in het Vat S, in voegen dat op defe wijfe de Quik,die by de Silver-aard was gemengt, werd weergekregen, ennbsp;’tfuiver Silver in het Vat A overblijft : ditnbsp;Silver fmeltmen tot brokken ^ die ontrentnbsp;65quot; pondennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gequinteerd^getee-
kenden op beliefde ^haiïtngedragen werden.
Cc % nbsp;nbsp;nbsp;Het
204 nbsp;nbsp;nbsp;DE OKDER-AARDSE WERELD, iv.Afdee. Het is lb fijn en fmver j dat ’et fomtijds het alloy van z3 8o overtreft. So veel arbeid isnbsp;’er aan vaft om het Silver rein en fuiver te maken , fo dat de Metaal-vverkers met levens gevaar daar in moeten werken, om de dertelheidnbsp;en welluft der mcnfchen te voldoen. IV. Handgreep. Op wat wyfe het Lood, dat met Silver voorfien ü:, ge kookt werd j e^^ hoe het Silver daar vannbsp;gefcheiden werd indeHonzerfe W^rk-huifennbsp;te Schemnitz. De Metaligefieenen en aarde op een bequa-Humrarten nbsp;nbsp;nbsp;pl^ats gebragt zijnde,fo werd daar een oven •van 't Lood van klcy, met gepoederde kolen gemengt, en een Tot van de felfde ftof geboud,de Tot diendnbsp;om de gefmolte flof door een pijp van anderhalf voet uit de oven te ontfangen; de ovennbsp;werd door het koken allenskens wat dieper; innbsp;de Oven werden-soo of 400 pondenvers Lood..nbsp;en ^oo of 600 gUd en hard Lood geworpen,nbsp;die alle in S^pot met verfcheide handgrepen ennbsp;byvoegfeis werden gefmolren. Eerft werd dan in de Oven A B C D door het gat G 800 ponden Yfer-fteen met zoonbsp;pqnden Marehafit gemengt met Lood (diefenbsp;Loh noemen ) geworpen , en fmelten binnennbsp;8 uuren. Daarnadoenfer by vandeYfer-fleennbsp;800 ponden Yfer-fteen , xoo ponden aardenbsp;of andere fteen (in ’t Hoogduits Schlach ge-naamdjen 600 pondenLö^ jdie binnen i z urennbsp;fmelten. tvee^ Htt ö'flcr sterkwater. LING. Manier hoe het Silver»» Vervolg. Defe ftoffèn in de oven gefmolten zijnde, fo opent men de Pijp D dat de gefmolte ftof in denbsp;pot L M kan lopen; daar in de min fuivere ftof,nbsp;Schlug affeheid van de andere in’t Hoogduitsnbsp;Loh genaamd; de eerfte vloeit in een afgefon-derde groef, de andere blijft in de Por, en werdnbsp;vervolgens daar uitgehaald, tot dat uit de felfde het Silver getrokken werd door het Lood;nbsp;als de ftof, Loh genaamd daar uit genomen is ,nbsp;dan blijftcr het Lood rijk van Silver, dat be |
waart werd. Daar na werd de overige ftof, in ’t Hoogduitsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;genaamd, wederom 8 uren in de oven bewerkt, en werd andermaal in de Pot L M gedaan,tot datfe wel bewerkt is.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ Dit verrigt zijnde, fo werd wederom in de Pot 300 ponden vers Lood en 3 00 ponden glidnbsp;gedaan en gefmolten ; de onfuiverer ftof,nbsp;Scblacken genaamd , die eerft uitgevloeit is,nbsp;twee of drie reifen in de Oven gefmolten, en innbsp;de Por van al ’t Silver ontflagen. Defe fmeltingnbsp;werd in dier voegen verrigt, dat teftens zooonbsp;ja 3 OU ponden Schlacken cn óoo pondennbsp;van de ftof Offenbruh^ tnWafchkretZj be-neftèns 800 ponden Lood j en 600 pondennbsp;fuivere Marehafit Loh genaamd, genomennbsp;werden, dat alles in 8 uren fmelt, tot dat denbsp;Schlacken gekookt is. Dat gedaan lijnde, fonbsp;werd \ Silver-rijke Lood weder uit de Pot ge- Tx nbsp;nbsp;nbsp;j ¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;J ^ Hot nomen. Het Lood uitgenomen , werden on- m trent 3ooo ^oï\Aon Marehafit^ en 800. pon-den verfe Tjer-fieen gefmolten, om de klompnbsp;binnen 8 uuren voor den dach te doen komen , cn als daar 1500 ponden Lö/j zijn uitgevloeit , foo is het werk in defe Oven geein- Men maakt noch een andere nbsp;nbsp;nbsp;derTrub-y^^nni- herd genaamd, om dat Lood meer te fuiveren, van Eiken-fchors-alTchen en Sand; defe ovennbsp;werd twee dagen en twee nagten voor de arbeid geheet, en dan werden in de tijd van znbsp;uren 3 00 ponden defer ftof, in ’t Hoogduitsnbsp;Bluth genaamd, bearbeid. Als defe ftof begintnbsp;gekleurd te werden , fo roerenfe de felfde omnbsp;met een Hafelare ftok;en terdeeg gekookt lijnde , fo werdfe uitgebluft, eerft met lau en daarnbsp;na met koud water, de felfde fuiverende vannbsp;de vuilnis des harde Loods met een by de handnbsp;zijnde Werk-tuig. Dan werd de ftof weer innbsp;een andere Oven, Bretigarden in ’t Hoogduitsnbsp;genaamd, gebragt, daarfe gloejend gemaakt ennbsp;regt gefuiverd werd; van daarbrengtmenfeinnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i.oü*' een plaats, Scheid-garten genaamd,daar ’t SU-e„ sii«f ver eindelijk van het Lood werd afgefcheidennbsp;en van ixoo ponden blijven overig 900 ponden^//»/,, j^o jonden hard Lood; het overigenbsp;is fuiver Silver, dat afgefcheiden werd op clicnbsp;wijfealswe te voren geleerd hebben. V.Stofscheidige Handgreep.In Hungarien gebruikelijk om Goud van Silver te fcheiden. Wamp;x. Silver j dat Goud by fich heeft eerft van alle andere Metalen door Lood in dCfcheUe»nbsp;Kapel gefuiverdidaarna brengtme datfilver tot ^nbsp;kleene brokjes of platen, en men giet op iedernbsp;once lilver 3 oneen Sterk-water, dat op eennbsp;warme plaats her Silver ftraks ontdoet en losmaakt, latende hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;als een [wartpoeder 1 na de grond linken, dan werd her Sterk-water, I met Silver beladen , van \/wart poeder af- i gegoten , het fwartpoeder werd met fchoon ! M^ater foo dikwils gewallen , tor dat cr geennbsp;I fcherpheid meer in is, dan maakrmen t innbsp;i een Smeltkroes gloejend, en laat er eindelijknbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fmelten. |
X. boek , VAN DE GELEGENTHEID DEPv MyNEN. lo Cap.VIII. fmeken, verkrijgende op die vvijfe al het Goud
«Oaarta nbsp;nbsp;nbsp;is • Defe fcheid-wijfe werd ge-
tio. ' naamt vierdeelinge, om datfe niet kan ge-fchieden, ten zy drie vierde-deelen Jilver een vierde Goud by haar hebben : want als’erfonbsp;veelofeensfo veel.^öW als Jdveris, fowerdnbsp;het filver van ’t fterk-water niet ontdaan nochnbsp;losgemaakt; ook kan de fcheiding dan niet ge-;.^quaRc-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;door ^Koninklijk water ; want dan
)
finkt veel witte wi.feV na de grond, die door afgieten gefcheiden w erd ; of men haalt hetnbsp;water, daar ’r filver in ontdaan is, over, en fonbsp;blijft het Yz/wrinetde vuilnis in’t glas, welke Handgreep beter is als de voorgaande.
VI. Handgreep.
P»» k:o. moeten drie vierde nbsp;nbsp;nbsp;met een vierde fdver
vermengt zijn, wanneer het goud door ’t Ko- j
^Jit bet Verhaal van den den Vader Andrcsas SchalFerus.
“'nklijk
'V»ter,
'Retorta.
Uit de Mijnen werd tweederlei Silver ge- om water ondaan, en het filver overgela- i haald: heeft fo weinig Goudhy fich vermengt,nbsp;ten werd. Het fdver werd op de volgende 1 dat’et de moeite niet weerd is dat af te ichci-haim.nbsp;twee wijfeti van ’t fterkwater afgefch eiden en j den ; fodanig is het Silver, dat in de Hunger-ontdagen; I. HetmetfilverbeladeyS'pri-ee’^/^-ri fe Berg-fteden uit Koper gehaald werd: hetnbsp;werd uit een glafe Krom-lials overgehaald, | ander dat uitnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ic Schemnitz gt-
«Miat». nbsp;nbsp;nbsp;meermaal tot fodanige werkingen kan ge-1 haald werd, heeft veel Goud by fich. Het is
jend, en men doet’et eindelijk fmelten. De j de naafle gelegentheid u Eerw. overfchryven : i. wijfe is dat by het met filver-befette llerk-: daar zijn twee wijfen om fulks te doen: deee-wacer vier deelen gemeen water gemengt zijn-1 ne is imgroffen werk, welke wijfe gy onder denbsp;de, fo legt men daar in een kopereplaat, en na * letter K. fult ontfangen; de ander is klein werknbsp;verloop van 24 uuren vindmen ’t filver als een I improbiren , die ik aldus geoelïend heb. Iknbsp;witpoeder op de grond gefonken, dat, het wa-1 neem met Goud(7clade Silver A'ax. tot een plaatnbsp;ter afgegoten zijnde , fchoon gewalTen, ge-’ gefmedet en in ftukken gefneden in eennbsp;droogteneindelijkdoor middel van een fmelt-, Scheid-glas met fterk-water geworpen werd.
royftn bruikt werden,het fdver in de Krom-hals over- j fchoon om den op wat wijfe het Goud van dit maaktmen in een Smeltkroes gloe-; Silver werd afgefcheiden: ik fal de wijfe by
Vrjter nbsp;nbsp;nbsp;'
droogt lt;
poeder op ’t vuur gefmolten werd.
Daar diend aangemerkt, dat hetfierk-waterj
twelkhet filver doormiddel vanis
va»
^terk.
van
afgefcheiden,in hg heeft,dat van ’t water door middel van eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;plaat kan werden
afgefcheiden:want hetJlerk-water is fo geaard, dar het de lichtjle ontdoene Metalen aangrijpt,nbsp;de andere latende van fich gaan.Daar uit openbaar werd, dat de verandering N^nyfer in kopernbsp;die boven gefegt is door middel van vitriolis
fchoon water, en drooge het felfde over glim-water in Idungarien te gefchieden, foo feer: mende kolen, zijnde dan [uiverGoud. geen eigentlijke verandering is, als wel dat het j Om nu het Silver van V Sterk-water af te fffftnbsp;vitriolis met Koper beladenwater by het ( fcheiden, ga ik aldus te werk: ik hange aan/,è/sLrk-komende, het Koper van fich laat gaan, en het i een draad in ’t fterk-water, met gemeen water *0
Dat glas over vuur gehouden , fo werd het Silver ontdaan en het Goud finkt als een fwart poeder na de grond; indien her met Silver beladen water niet klaar werd ,fodient’er meernbsp;by gegoten, tot dat het ganfche water klaar ennbsp;fuiverzy. Daar na giet ik het fterk-water innbsp;een aarde pot vol heet water, foo nochtans datnbsp;het fwartpoeder niet mede uitlope. Dat gedaan zijnde, fo wafch ik het fwartpoeder met
fio^'Vy- in gefmolten is, daar by te gieten : wzmddLn gemeen vjater dient vermengt te werden, an-Werd het Silver gnder de gedaante van een derfinrsfoudethet opknagen, eh hety^/-
' il. ^ ^ nbsp;nbsp;nbsp;1 I 1^1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/* -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 .. t -inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 -«™
Tfer ontdoet; op defe voet kan de gemeene' gemengt, een koper e plaat ( yfer of ftaal is nian ,_die in de metaal-kunde niet is afgericht, ’ daar toe niet dienftig ) en houdende dan de potnbsp;ont. bedrogen werden van de Landlopers, die haar i met water over het vuur,fo vergaard het Silvernbsp;^ wijs maken koper in fdver te veranderen, ge-1 aan de kopereplaat ^ gelijk een afch-grau flijk,nbsp;lijk ik fomtijds gefien heb. Daar is noch een dan neem ik de plaat uit, en veeg het Silvernbsp;ander wijfe om Silver van Sterk-water te I met een ftokje af in een glas. Doch men dientnbsp;fcheidennamelijkmet^mm^Wi2^er, daary?/^^ aan te merken, dat het fterk-water met veel
witpeder nadegrondgeftooren,datdik\vilsi ^er onfuiver maken, gelijk de ondervinding gewaften , gedroogt en eindelijk gefmolten | my heeft geleerd. Het is aanmerkens weerd, silvernbsp;Werd Dit zijn de meeft gebruikelijke en de j dat de huid van ’s menfehen lichaam, van het ƒnbsp;fekerfte wijfen om Goud van Silver te fchei-i met filver beladen fterk-water of van het witf[Jf
te
,Het Sterk-water is tweederlei: eene werd ƒ Sepff' Maagd-water, het ander ^Scheid-water ge •nbsp;naamt: Maayd-water xsio z\s ’tuitSalpeternbsp;en Aluin, of u^t Salpeter en Vitriol is ^ over-gehaald, hebbende noch veel vuilnis by fich,nbsp;en daarom durftmen het felfde om Goud vannbsp;Silver te fcheiden niet gebruiken, om dat dienbsp;^Vilnis fich by het goud foude vermengen:nbsp;dfte daarom fuivertmen dit water eerft met een half
fti.
once filver.in ieder pond re laten ontdoen, dan
Silver-poeder geraakt zijnde, foy%^zrfalspik gevervvt werd, welke fwartheid befwaarlijknbsp;wil wijken: Ik heb ondervonden, datfe doornbsp;Wjnfteen-olie eer geweerd werd als door ver-fe Boter die de Goud-fmeden aanprijfen. Iknbsp;heb onlangs op de hand van iemand, die watnbsp;te naukeurig wilde doorfnuffelen de toegefon-de dingen,met dufdanig water een fwart kruisnbsp;getekend, dat in een maand rijds niet afgevvaf-fen noch afgewreven koude werden, tot dat hynbsp;het felfde mtxWjnfteen-olie ftreek; het fout uitnbsp;Cf 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ajj'che
-ocr page 718-I v.afdeï- affcbe getrokken is ook dienftig om dat Jwart 1 tuigen, namelijk fchoppen, fpaden, bijlen^^-kleur te verdrijven. Daar dient niet overgefla- tot dunne Tlaten gefmedet, en dan in ’t vitrio-
lis water gelegt wesden ; hoe dunner de Platen zijn , Ib veel te eerder veranderenfe in iö-fer. Daar ftaat ook aan te merken dat het w-triolis water is in de berg-groeven, die mogelijk honderd en meer vademen diep zijn, uit als’er by gemengt is: want dan heeftmen welke Koper is gegraven, uit defe groeven
gen, dat’er ook veel Sïlverpoeder na de grond finkt, ’twelk aan de kopereplaat niet vaft-kleeft.
manier en wijfe om hetfilver van ’t lood dryvea^ quot; af tc fclieiden is wonderlijk, laftig en moejelijk
tien uren werk om fulks te verrigten; maar geen tin daar by gemengt zijnde, fo laat hetnbsp;Lood fich in de tijd van twee uren in de Kapelnbsp;aklrijven, byfonder alfmen Handblaas-balgennbsp;gebruikt.
ojb -antt Wegens de wijfe om nbsp;nbsp;nbsp;koper teveran-
diend u Eerweerdigheid te weten , dat vsrMierA. in Herrengrouddigt by Neuheufel, als ook tenbsp;Schemnitz allerlei oude verflete werk-
werd’et door een kleen riviertje uitgelaten, en in eenige hottte bakken ontfangen, die fo gemaakt zijn, datfe altijd vol water Haan, in defenbsp;bakken'^dejy/er^’platen gelegt, binnennbsp;de tijd van drie maanden verandert hetjyy^rnbsp;hierin Herrengrond ^ daar ’t water flapper is,nbsp;als te Schemnitz in koper, dar, eerft uit het water genomen werdende, facht als dijk of deegnbsp;maar daar na hart werd.
IS
HEt Koper werd eigentlijk voortgebracht door een Jwavelig quikkige m Kopernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;waaffenij in vitrioliféonfüivere aar-
¦vomkomt. figt hoog rood kleur geeft genoeg te kennen dat dit Metaal feer verbrand is. Men vind het in verfcheide fteenen, die alle niet het felf--Deffeifsde kleur hebben. Sommige noemen het Kopernbsp;genfeh»^- bladig fwak ^ en aardachtig Metaal-, echter werd’er lichtelijk met de hzmer gejmedetnbsp;en uitgebreid; daar uit openbaar is, dat’et eennbsp;Jmeerig Metaal is.
Het voornaart^ van verborge yèö/é’r-•van verbot- aard is, datgeele ofblauachtige fteenen veel jeheuren en /pleten hebben: want de fcliuilcn-de Quik, door re fterke hitte verheven zijnde , verdroogt des fteens vochtigheid, daar opnbsp;devolgen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blaatiachtige
fteenen in graauwe fteen mtx. groene adertjes gevonden werden, dat is een feker teeken,nbsp;dat*ër; rijke Koper-aard fchuilt en verborgennbsp;lichtv Vörders als mendeBerg-fteenenevennbsp;als de gebladerde Talk fiet glinfteren, fo mag-
men verfekerd zijn, dat’er Aö/É'r-^^ria^ontrent is. Daar-en-bovengroenachtigen metaal-reu-kig waterc;Azt de grond der rivier met eennbsp;groene,dunne’, raye korft bekleed, geeft tenbsp;kennen dat de Berg, uit welke het vliet’et, metnbsp;Koper is voorfien:wanthet water door de Aö-per-aard vloejende, fleept eenige vitrioolfenbsp;deeltjes metfich, die dan aan de grond der rivier onder de gedaante van een korjl vaftkle-ven. Nadien het Koper de menfehen grootenbsp;dienfl doet, fo heeft de natuur gewilt, dat hetnbsp;felfde overvloedig en licht bewerkelijk fou-de zijn. Door middel van Klemy-fteen werdnbsp;het^É’É’/geverwt, door fout werd het witdenbsp;Swavel doet het feifdelichtelijk in kalk\cr-anderen ',Tin Kattekruid is oorfaak, dat’etnbsp;jfch^de- koper veerdig fmeit; gelijk in ’t vervolg bredernbsp;lijk bewerkt. verklaard werden. Sommige weten doornbsp;dikwils branden eenig Goud uit koper te trekken. De verborge wijfe van doen lal benedennbsp;in ’tHooftfl.\2LX\ ’tjyy^r verklaard werden.
Cap. IX.
Teekenen
JVuarom fo •veel Kopernbsp;gevondennbsp;•werd.
a Arfeni curn.
Koper werd verf ’
T)e manier en wjfe om rood Koper geel te maken.
Neemt van ’t befte rood Koper en Klemy-y^^É’É’^jlegtfe overhands in langachtige potten, die gevuld zijnde in ovens , van onder uitge-hold, gefetwerden, dan ftooktmer vuur onder. Als het mengfcl gefmolten is, fo veranderd het rood'm geel Koper. Dit is de gemee-ne manier: doch andere fmijten kopere plaatjes ontrent een vinger breed in een Smelt- •nbsp;kroes, diens buitenfte befmeert is met kley ennbsp;en hamer-flag te gaar gemengt, en het binnen-I fte met de allerfuiverfte honig: insgelijks be-I ftrijkenfe al de kopere plaatjes, en ftrooyen j.nbsp;daar by een fijn poeder van Klemy-fteen, Wijn-fteen en Linde-kolen, in gelijke deelen te gaarnbsp;gemengt. De Smelt-kroes werd gedekt metnbsp;! een aarde tichel^ daar een gat in is, om hetnbsp;; gefmolte koper om te roeren; de tichel werdnbsp;door kley aan de Smeltkroes vaft gefmeert. Denbsp;; Smelt-kroes in de oven gefet zijnde, fo gaat’er,
1 wanneer de Klemy-fteen met het Koper begint j te vereenigen, een rooderook op, daar na eennbsp;\blaiiwe, en eindelijk etngeele die te kennennbsp;geeft dat het werk voltrokken , en het roodnbsp;Koper^^’^’/geworden is.
Een andere manier om Koper te verwen.
DeKonftenaars trachtenftiet gefuiverdeen van andere Metalen afgefcheide Koper ver-fcheidelijk te verwen: met Klemy-Jteen daarnbsp;by te mengen maken fy het felfde gelijknbsp;ftraks is geleerd: met Seilfleen of wetennbsp;fy dar een filver-kleiir by te fetten het waternbsp;uit Talk ^overgehaald is deftig om Koper tenbsp;witten ; daar werden nochanderevvjjfen verhaald om Koper de gedaante van SiKor te geven. Eenige trachten Koper in Silver te veranderen met een poeder van gelijke deelennbsp;Ratte-kruidQw Salpeter in een glas over bee-tekolen gemaakt; van df\tpoeder doenfe eennbsp;half once by ieder pond Koper, dat daar doornbsp;wit als Silver werd. Doch niemand moet
den-
yirfehf'^^ wijfe» om
het Koper
te verwet)-
X. boek , VAN DE GELEGENTHEID DER MYNEN. 207 Cap.viii_ denken dat het Koper op die wijfe waarlijk in j winkels flaan verfcheide Genees-middelen ,nbsp;füver veranderd , maar het neemt alleenlijk van koper roegernaakt, gereed, namelijk ge-des felfs kleur aan.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' brand koPer, de blom van kof er , kofer-gr^en hedmT^'
J^Mlnera-lia.
Kop,r g^ieerd, of met andere Metalen: dat gcfchied niet om het koper te vermeerderen ^ maar omnbsp;hetfeifdete beroven van fijn taiheid^ die belet, dat’et niet gevoeglijk in verfcheide vormennbsp;kan gegoten werden. Ten defen opfigt werd’ernbsp;geen beter mengfel gemaakt als van Koper ennbsp;Tin. Echter na de verfcheidenheid der werk-ftukken werden ook verfcheide mengfels gemaakt. Het mengfel tot groot Gefchut be-ftaat uit honderd ponden Koper en twaalf ponden Tin; om Klokken te gieten neemt mennbsp;honderd pondenAt^rr en twintig ponden Tin.nbsp;Dit mengfel werd by uitnementheid Metaalnbsp;genaamt.Sommige nemen om de koften te ver-
ren te verdrijven, de oogen op te helderen, de opene fweeren met huid te bekleeden en denbsp;maag te verfterken. De manier om Geneesmiddelen van Koper toe te Hellen, fal in ’t ver-vmig geleert werden.
Van de aart en natuur des geel Kopers.
JVerdonderfocht ofhet geel Koper door de natuur of alleen door konft werd toegefield.
De natuur fchijnt het geel Koper voortgebracht te hebben, op dat het eenige gelijkenis met het Goud foude hebben; vele meenen dat «««»»gt;-»nbsp;het eertijds veel koftelijker als het rood koperffffnbsp;werde gehouden; het is veel harder. Bermgu- Beringa.
Het Koper werd vermengt of met cenigc en kojjerjlagj dienende om de herfenen te ver-quot; Mynjioffen j gelijk ftraks van ’t geel koper is j droogen, het overtollig vleefch uit de fwee-
’»en,
’if-
en
Waar toe
Moper y» drie
^”gt;Sen
mijden in plaats van Tin Lood.
cMohctgeehoiroodKoper behoord. Des niet tegenftaande meenen wy, dat’er fomtijds natuurlijk geel koper j de Klemy-fieen met hetnbsp;koper door ’t onderaardfe vuur te gaar fmelren-de, gevonden werd ; echter werd het felfdenbsp;met veel meer moeite en koften verkregen, alsnbsp;het door konft gemaakte ; invoegen dat’ernbsp;tweederlei geel koper is; namelijk natuurleknbsp;onder de aarde voortgebracht, dat nu niet meernbsp;te vinden is ; en konfiwerkig ^ hoedanig hedendaags gebruikt werd. On treilt Afow/Vö werd
heelt. Tenx. als in gefmolte Koper een fieen een houtje, fifiz of een natte kole vak,nbsp;fo beginnet op tefiedeuj, te rafèn en boven uitnbsp;den oven te lopen , alles verdervende daar hernbsp;aanraakt. Ten 3. gegoten Koper dikwils afgewreven roefi eerder, dan of’tfoodikwils nietnbsp;ware afgewreven; het werd, volgens Tlinius,nbsp;daar tegen befchermt door facht Tik;doch. metnbsp;olie,fout of afijn geftreken,fo werd’et aanftontsnbsp;met roefi bedekt, die evenwel nier dieper ineet;nbsp;daarom konnen de kopere werktuigen byna
Ontrent \\tt gefmolte Koper zijn defe è^nt'lt'ms ^ het gemeen gevoelen verlatende , meent dingen voornamelijk aan te merken, i. Dat’et! dat het koper geen eigen aders heeft, ennbsp;by koud weder ligter Jmelt als op een ander tijd, hy beftraft Tlmius dat hy het geel koper onechter wiihetkoperlt;3^/^e’y?r’r/éé‘r/'Wfe'rnietver- der de Metalen tellende, niet heeft aangewe-dragen, anderfintsdaar uit open- fen waar ’tfeifde gegraven werd. Hyfegt verbaar is, dat’et veel brandige en uitwafemige \ ^^'^^^^'^t.^Qgeel icoperaders e.csu}dsmdc aardenbsp;fiofin fich heeft; gelijk ook daar uit blijkt, de-! lijnde ook nu fouden gevonden werden: daar.- v^far hnbsp;wijl het boven andere metalen een fwavelige om is fijn gevoelen,^ dat gelijk’tY?lt;2^/jcot Tfier^^^^lfi^^f,
eeuwig duren. De natuurkundige feggen dat i een foort van natuurlijk geel koper gevonden, water het befte te zijn, ’t welk in kopere vaten j fo hard zijnde, dat’et door de kracht des vuursnbsp;lange tijd gehouden werdende, de felfde niet ! niet kan gefmolten werden,nbsp;befmet : fy bevveeren ook dat het water in!nbsp;kopere vaten merkelijk opfwelt j wanneer de jnbsp;locht met regen-brengende wolken betrokken;nbsp;werd; om dat Venus j fcggenfe, over de \nbsp;en het koper heerfcht. Doch dit zijn beufelen !nbsp;tegen de ondervinding ftrijdig.
t kennen
2)0 manier en
W'.
'e om geel koper toe te maken.
Een ondeu-
Veel Mctaal-kundigefmeden rood koper ; platen , en by ieder half pond doenfe een oncenbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, y-.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, n \Tatiars\c.x.Look^HonigjVygenc:\xMuife-keu-^lff
‘^ien . ff kennbsp;U-
^fent nbsp;nbsp;nbsp;Koper kan tegen veel gebreken onfes \ doch defe Hand-greep werd van ons niet ge-
fh,
Di,
lichaams ais een veerdig helpend Genees-mid-;p*^^^®i^’ nadien’cr by Agricola beteren lich-del gebruikt werden; ’t gene daar uit blijkt, I ter te vinden zijn. Te Milanen werd het Een beter omdat demet koper gem^idkx eer-'geel koper , aldus toegemaakr. Men neemtnbsp;der genefen als die met yfer gemaakt zijn. En : fo veel brokken rood koper ^ als de Smelt-kroesnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
of khoon de met koper-befette nbsp;nbsp;nbsp;; gevoeglijk kan vaten, foo nochtans datfe niet
¦orco:
Faliopiiis. Mamernbsp;om geel Ke~nbsp;'iver-te
acrob:
met recht gefclircven heeft, dat de werk-i vermeerderende: Follopius en ctnAeie {eggen, per fih luiden in de Koper-mfien altijd gefond van : dat het geel Koper op volgende wijfe Silver-ljffl
rA nbsp;nbsp;nbsp;O'Vt
doen braken echter is ’t Koper dienftig voor ^ heel vol is, dan ftroitmen daar op gepoederde de mond voor de klieren, voor de lil, en voor' Klemy-fieen, die bedekt zijnde met gepoederdnbsp;de oogen^ daarom prijft ^Biofcorïdes ,Mxmen ' glas ^ foolaatmen dat te gaar fmelten, en hetnbsp;Oog-middelen in kopere vaten fal toe-:werd door de bygemengde Kie-maken en bewaren. Invoegen Macrobius my, tot groot voordeel der werkluiden, feer
Mercuries fubli-niatu'.
die fwakke oogen hebben, nbsp;nbsp;nbsp;werd; namelijk als men het felfde gloe
werden daar genefen. In de ^ nbsp;nbsp;nbsp;jende in Afijn, daar in gelijke deelcn'opgche
1 nbsp;nbsp;nbsp;ve
-ocr page 720-ve Qiiik en Ammoniak-fouc gefmolten zijn fegt werd te 2ijn; her werd lichtelijk ge fuiverd,
' van andere Mijn-floifen afgefcheiden , en ge-. nbsp;nbsp;nbsp;, fcheiden gefmolten. By andere Metalen ge-
T^ande'L,ooa-i2xa endesfelfs etgen- i mengt doet’et de felfde veerdigerfmelten, en . fcha^^en.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 belet datfe door de fterke hitte van ’t ^ Ratte-
Alhoewel het Lood j vermits fijn overvloe- | kruid niet verteert noch van de ^ik opgeno- ^ dige vuilnis en aardachrige ftof, van de Me- ; men werden. De reden waarom het loodnbsp;taal-kundige gemeenlijk voor een onvolmaakt, I een fcheid-kracht heeft, en met de andere Me- aniennbsp;vuil en onvaft Metaal werd gehouden, als men j talen, byfonder het fdver en kof er fo lichte- taUndoct-nochtans deffelfs wonderlijke eigenfehappen | teiijk vereenigt, is daar in tefoeken, dat hetnbsp;wat naukeurig befchoud , fo werd’et met recht; loodvi\amp;iitzx.vaft enwaterig zijnde de droog-hoog geacht: want fonder Loodk^in Goud van i te des Jilvers en kof er s verminderd, veroor-Silverj noch Silver van andere Met alen1 fakende alfo een makkelijker fmelting. Hetnbsp;fcheiden werden: ook is de aangeboren giants f lood heeft ook defe eigenfehap, dat’et tot foe-der koftelijke Steenen fonder het Lood niet te| der,tn kalknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, niet alleen niet vermin-
verkrijgen. Doch van de dienden nuttigheid j nbsp;nbsp;nbsp;noch lichter^ maar vermeerdert en
des Loods daar beneden breeder te han- fwaarder¦. om dat door de nbsp;nbsp;nbsp;de
delen. nbsp;nbsp;nbsp;lochtige en waterige deelen vervliegende en
In hosdu-nige (leentn en aurdenbsp;het Loodnbsp;gevondennbsp;loerd.
Het Lood werd gevonden in verfcheide de pijpjes gedopt wordende, het lood veel deenen en Aard-brokken altijds metnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dichter itxwafterdichter ^Dva-
GoiidoïSilver: vermengt in een fpongiagtige, 'fter eenig lichaam is, fo veel te ftueaarder we-blanke , harde deen , ^uive-fteen genaamd;; get: nbsp;nbsp;nbsp;dooderomf en klaarblijkelijk is,
de reekenen daar van zijn fwarte vlekken en die veel [waarder zijn , als doenfe leefden i den.
dippen hier en daar op des deens vlakte ver-fpreid. Het werd ook gevonden in een rood-achrige of yferkleurige deen : als ook in as
om dat in levende dieren veel lochtige geeden en fijne deeltjes zijn, die door de dood vervliegende , oorfaak zijn, dat de romf veel vafterj
grauwe aardbrokken, gelijk in Andalufien ge- dichter , en gevolglijk fwaarder werd.
F fclioon RItnius van ’t Tfer veel ge-fchreven heeft, echter fallen wy over dedelfs aart, eigenfehappen en bereiding dat gene feggen ’t welk ons de ondervinding geleerd heeft. Litiyfer is een onfuivernbsp;aardachtig metaal , bedaande uit verbrandenbsp;fwavel en niet wel vermengde waterige vochtigheid ; en daarom werd’ec voor een flecht gering Metaal gehouden , gelijk uit ’tfeers kleurnbsp;Aibertus. openbaar is. yf/^^’r/'zzj'fegt’tyferuitonfuiverenbsp;ioengtr.ng^ Swavcl Qn Aarde tegaargedeld
te zijn. Het is dan geen wonder dat yfer tegen yfer geflagen vuur geeft ; want fulks komtnbsp;voort van de Swavel. Het yfer heeft etn on-hrandbrandbare ftojfe by fich : want in denbsp;ovens, daar het yfer gekookt werd gaan eeni-wafemen van het yfer , die als een dons aannbsp;de wanden blijven hangen, en door het vuurnbsp;nier konnen verbrand werden. Yzngematigt-^feifs'‘gema- l^^idditWcniommïgc het yfer heet en droog jnbsp;tigheid heet daarom fchikken de Sterrekundige het feildenbsp;en droog. Qiidet hct gebied der heete ' Dwaal - llerrenbsp;2 ondervinding fchijnr het felfde tenbsp;beveiligen ; dewijle het yfer dient om de overtollige vochtigheid der Maag teverteeren, ennbsp;de ver (loffit!gen te openen. Doch Galeniisnbsp;fchijnt het yfer een drooge en koude gematig-heid toe te paffen, als hy her felfde by fteenigenbsp;ftof vergelijkt, die door de koude en droogte tenbsp;hard enllevig is. Dit gevoelen is van veel voorname Schryvers aangenomen: Conciliator kcginbsp;het yfer koud te zijn; als ook Jacobus de Rar-tibus in fijn aantekeningen overnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en
Mariardus j beneffèns veel andere. Om dit gefchil re vereffenen dient aangemerkt, dat hetnbsp;yfer volgens de eerfte hoedanigheden koud ennbsp;droog is ; doch nadien’et eenige fwaveligenbsp;deeltjes in fich heeft, fo dienet om de maagnbsp;i te ver fter ken j de vuilnis te verdry ven; en de
en
Mol aal.
Sommge
aAftvoiogi.
bvhactx. Mars.
G.ilenus.
.rtndere koud ennbsp;vochtig.
verftoffingen te openen,
I Nadien het yfer uit een grove aardachtigc ^^lyfer'» \ verbrande ftof beftaagfczcf^^z/ff/^^’? het vuur,/«rW-‘ werdende eerft Jacht en alleen door feer fter-t ke hitte gefmolten. Doch hoe hard het yfernbsp;; ook mach zijn, echter heeft de natuur waternbsp;i voortgebracht , dat het felfde fonder eenigenbsp;I moeite beknaagt en verteert; foodanig waternbsp;I werd op verfcheide plaatfen gevonden, dat innbsp;: gcamp;n yfer e vaten kan gehouden werden, of hetnbsp;; knaagt de felfde deur en loopt daar heen. Hetnbsp;I verdient grooter verwondering, dat het yfetnbsp;jvanfommige dieren beknaagt werd;
I haald Theofraftus en Mifaldus, dar de Muifeu ! ’t yfer beknagen. Daar uit openbaar is de har-I digheid des y fers fo groot niet te zijn, of het funifennbsp;i kan met de handen gedraait en omgebogen beknaH*-I werden : wy hebben gefien dat fommige lui-i luiden een fpijker lichtelijk aan ftukken bre-; ken,; fy namen twee bandekens drie ellen lang,nbsp;jtendeelevan fijnen ten deele van grof garennbsp;j geweven, daar in htxyfer fo gewonden wer^e,
,’dat het fijnfte deel de Spijker omkleede, en 1 dan brekenfe defelfde door een hand-drai lich-' telijk in twee ftukken. Gloejend yfer gelhieednbsp;/erdende, geeftffrankelsYznüch gekookt
werdende, laat’et een ^ liitdygfèls^ts. fich gaan,
dat
X. boek , VAN DE GELEGENTHEID DER MYNEN. roefi tn. Albs rtus. tn te ver- Luliti de wonden is verbleven : wsliu Zacutm nbsp;nbsp;nbsp;¦ ten defen einden/öÉ’YiT/»?^'® een deel Ous. ‘gt;hh 'yfer. '’He't^yfer heeft ^ook een 'afkeer van het yfer bequaam is , oni Werk-tuigen te ma-Goud ^ Silver en fhiik-fdver , met welke .ken , daar Beenen en Steenen mede gehou-Metalen het befwSrlijk vereenigt ; invoe-' wen werden ; het derde is uit purper en gen nooit aangemerkt is , dat iets van die 1 blaauw te gaar gemengt , bequaam voornbsp;Metalen aan yfere Smelt-kroefen is blijven | Werk-tuigen om in te werken; het vicr-hangen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jde kleur is fwart „ geven te kennen dat het j yfer te fagt is om Werk-tuigen van te maken. I ‘ Tgt;dnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De «^Chi^ — Metaal-kundige weg-wcrpen; het is die ^ Lapis p'^'jftofFe, daar uit de * Stoffcheiders beweeren de beftaan. Het yfer werd irivan denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’l bclfdc met ^‘rd nbsp;nbsp;nbsp;tijds geheel en al verteerd. Het eerder, volgens Tlinuisj wanneertvan nienfchen bloed geraakt werd; by fegt ooknbsp;y^ideu» Pleifter, Lood-wit en Pik dienftigtezijnomnbsp;bet roefien te beletten : daar toe ook dienftignbsp;is hetfelfde raetHcrte-merg, Katte-fmeer ofnbsp;Lood-wit en Rofewater te ftrijken; door vertinnen werd de roeft ook %^erbinderd; doch alsnbsp;Tin by ykt gemen^t is, fo werd’et daar doornbsp;bros en ongefmeeaigjWolgQns hztieggen vannbsp;Alberttis. §.I.T)es Y fers meelydigheid enfirydigheid. Men bevind dat het yfer geen af keer van de Dieren, Planten en Steenen heeft : dat ’etnbsp;met de menjchelyke natuur m.zx:^n]èxg is, werdnbsp;daar uit openbaar, dewijl ’t fonder fchade in tanus verhaald, dat een Vrou boven ih’^ hoofd yf gewond is me-t een kleen mesje, daar dóorfynbsp;)nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dagen flaperig was ; doch de wonde toe- jj^fcha geheeld zijnde, heeftfe van geen ongemak on-^efdenf*quot; Ltent de dierigc dienllen geklaagt. Als defe ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Vrouw acht jaren daar na door een quaad-aar • dige koorts werd weg-gehaald , fo hebben de en Heelmeellers het hoofd geopend,nbsp;vonden de vcrroelle helft van ’t mesje tuffen het dikke herfen-vlies en het bekkeneelnbsp;fitten. Onder deis geenefoo graag na yfer als de Struis-vogel j die een ftuk yfer fiendenbsp;daar na toe loopt even als een hond na eennbsp;Iluk brood, gelijk ik in’t Eiland Malta mtex.-malen heb ondervonden ; de reden hier vannbsp;hebben wy elders gegeven. Het is waarfchijnlijk , dat de JVeegluifen haar in de reuk van yfer vermaken ; wantnbsp;een Spyker gellagen zijnde ter plaats daarfenbsp;huis-vellen , foo lopenfe te gaar na die Spyker. Daar zijn ook eenige Gewajfen , die het yfer beminnende op de yfer-mijnen veeltijdsnbsp;groejen : dufdanig is de IVeede en de Slee j dienbsp;met een yfere hoedanigheid voorfien , dienen niet alleen om de Seil-fleen te bewaren,nbsp;maar ook haar affehe in de Glas-ovens gedaan ^ laat op de bodem een yferig grond-fap:nbsp;daar zijn gewajfen , die als een haat en af-hcer\2in ’tyfer hebben, Gaudentius Merulanbsp;fegt de Baf Ikon fo geaart te zijn. |
2op§11.T)e wvjfe om het yfer te bereiden en te matigen. Tlinius verhaald dat de menfehen in Cap-padocien fonder veel moeite kiijgen : want fy laren een fekere Rivier over herlandnbsp;loopen , en dat verfchaft haar dan fo alsnbsp;’t uit de oven komt.De inwoonders van de Hadnbsp;Amarcynum in Terland fteken een houteftajnbsp;in een fekere poel, en na verloop van eenigenbsp;maanden vindenfe het gedeelte des fiafs dat innbsp;’tflijk heeft geileken, in yfer ^ en dat in’t water is geweeft in hardej^é’C/V veranderd, maarnbsp;her gedeelte boven water heeft fijn eigen aartnbsp;behouden en is hout gebleven. In Terlandnbsp;werd ook een Heen gevonden , die alleen doornbsp;branden in yfer veranderd, f'^'^ftotelesnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ \\.tx.yfer even als andere Metalen door de kragt mderen, des vuurs gefmolten,^^^/r//t;(?r^,^£’/^^rlt;^en doornbsp;dikwils herdoen,totnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gemaakt te werden. Eer de yfer-aard gekookt werd fo diendmen te onderfoeken, offe veel of weinig yfer in yfer-aard, die op een dunne Koperc plaat ge- legt zijnde, fo houdmen onder de felfde een nen dooT' Seilfleen, daar door de yfer-deeltjes allenskens f j , nbsp;nbsp;nbsp;jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-1 .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 r Seil-ftcens. van de aard en andere vuilnis werden atge- fcheiden; daar uit de hoeveelheid des yfers afgenomen werd. Men bereid hedendaags her yfer op twee- net yfer derlei wijfe in Duits-land : i. Werd hetfelf-de uit feekere Steenen gehaaid. Ten z.nbsp;roode en als verroefte aarde; ’twelk in Sile-hmid.nbsp;fen gefchied. Sommige in Duits-land halennbsp;het Snelle yfer uit Seilfeen. Degene die goednbsp;yfer roemaken moeten lullig hand uit de mounbsp;fpeelen, byfonder ais de yjer-aard befwaarlijk frnelt en koferagtig is. Wegens de matiging dto.'i , Haat aan te om'tyüT merken , dat ’cc eerft gekookt en gefuiverd behoorlijk nnbsp;zijnde , ongemeen hard is. De Smedeii gQ-dUndhgtnbsp;ven acht op des gloejende yfers j en yoÏ-metten opnbsp;gens het felfde kiefenfe Qtnvogtigheid ^ ^i^arnbsp;het yfer in gebluft werd , om verfcheide#r.nbsp;trappen van hardigheid te geven. Wanneernbsp;het yfer op het allerhoogfte gloejend is,nbsp;dan blufienfe het felfde niet uit, anders fou-det verteerd werden : doch als her felfdenbsp;rood of Sajfraanig is , dan blufienfe het felfde in vochtigheden , om dat harder te maken. Inde Smitfen komen vicrexlti kleitrenon- isvierdet-trent het gloejend yfer in aanmerking ; het^^'' eerftc is wit j en dan is ’et te hard ; hetnbsp;tweede is geel j zijnde een teeken , dat het |
lio nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD,
VT, Afbfe- De vogten, in welke het gloejend yferomté i werd het werktuig van goed Staal gemaakt Line, matigen werd uitgebluft, ftaan ook te overwe-' zijnde, gloejend .gemaakt, en als ’er een Kogen, daar werden veelnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;geroemd als fen-rood kleur fich vertoond, dan natment
bequaam om’tyfer te matigen; omdefereden ! met water , en wechgenomen zijnde doopt-\\’amp;tdihtx.Noricumsyfe?'gt^xt{cn , indefchrif-1 ment weder in’t water als ’er een Goudgeel ren der Oude; de Rivier Salo is hier toe be-1 kleur gefien werd. Demoetenfogema-quaam, werd van JuJfmm Qhaljps en van an-1 tigt werden, datfe ’t yfer konnen afvylen y mennbsp;dere Iberut genaamd, daarom noemd Hora-1 neemt roednbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hoornenoïojfè-klau-
l'ei Riviere»nbsp;zijn hiernbsp;toe be~nbsp;beqUMtn.
tim fterke HarnalTen met den naam v^inlberi-1 'wen j geg)oederdglas tw gemeen fout, defe din-lt;r(cheiAe feiY^LndcicKxviQïÏQgi Martialüiwelke de Ri-\gQn met Afjn te gaar gemengt werden aan de vier Salo jjijnde eenmatigervanyfer ^met een\'vyle gedaan ^ en alfo gloejend gemaakt, denbsp;kleene doch ongerufte vloed omringt. In Italien \ gloejende Vyle moetmen in Afijn, pis of waternbsp;is ook fo een Rivier door de ftadnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vlie- 'uit-bluften. De Vü-haken hebben diergelijke
tende; de Rivier Lambrus heeft de felfde ei- j matiging nodig, op datfe door het bijten der genfchap, van welke aldus gefongen werd; ik\\iamp;r\ niet krom gebogen werden. Laatyfer s tuaw 'nbsp;begeerde geen ander harnas ^ als dat in de Ri- hebben fco een fachte matiging nodig, datfenbsp;vier Lambrm gehard is. Virgiliusï'^xtkQnde. niet buigen noch breken konnen. DeSeifens,nbsp;van’t fweerd van denKoningZ^n/^Afj dat in dun zijnde, hebben geen fterke matiging node Bron Styx gehard was , fingt aldus; een dig.
fweerd dat de God Vulcanm voorfyn Vader \ nbsp;nbsp;nbsp;Om op yfere Werktuigen te fchrftvenhQ-fff ti
R)aunus had gemaakt ^ en gloejend inde bron |reidnien het volgende vocht: neemt gepoe-Styx gedoog- Nadien dan het yfer fomtijds j derde Vuur-fteen , laatfe een dach in Afijn hard en fomtijds fagt gemaakt werd, fodiend ‘warm weken , en daar na koken, gieter dannbsp;aangewefe» hoe fulks gemakkelijk gefchied. | andere op , die uitgedroogt fijnde , foonbsp;Titn Samifennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;die de konft van Soul-1 haalt de overgeblevene ftoffe over uit een
Suidiis.
deren heeft uitgevonden, blufte, volgens het I Glas , en fchryft met het overgehaalde vogt verhaal vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;het yfer, dat hyy2?^if wilde jop de yfere Tuigen , de letters ofafbeeldin-
Verfcheide Toy jen omnbsp;het yfernbsp;fagt te maken.
Yfer
derii
Veele meenen , uitaan-merking van de uitbluffing en matiging des yfers in verfcheidenbsp;vogten, dat het y/er met’er tijd in doornbsp;de natuur en door de konft kan veranderdnbsp;werden. Dog mendiend te weten dat hetyT^^nbsp;van de natuur fo nietgekooktwerd,dat’etinnbsp;koper verandert , gelijk Scaliger in fijn oefe- Scalig^’’’nbsp;ningenfeer wel toont. Wet yjer werd in Vi-triolis water ondaan, en in foodanigen waternbsp;werd dan koper gevonden , niet om dat het
werden, tot dat het Ac(?z/in een wafem is veranderd, ’tgene fy fodikwilsherdoen, totdat het yfer als Wasy^^^ en bu 'igfaam is. Het yfernbsp;dikwils gloejend gemaakt en van felfs koudgQ-worden, werdongemeen^^^ ^ gelijk blijkt innbsp;’tyfer-draaddat op die wijfe fo buigfaam is gemaakt. Andere bluffen het gloejende yfer innbsp;fap van Raftpel-blaren j of Boonen, en makennbsp;het felfde alfo fagt. Daar zijn ’er ook die hetnbsp;yfer met Amandel-olie/?r^/éé’,Vj met Was, Dui-,nbsp;vels-drek, en een 'xtnrigKlkdali-ioutdekken fyfer in koper verandert , maar om dat het
____ nbsp;nbsp;nbsp;____ n-i^_____ r'.i_______ _ nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i- .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;...nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;...nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
hebben, inO/zV^endathywilde hebben I gen fuilen eerft fwart, doch gedroogt en 'va water. Sommige fteken in’t yfer, omdat; met een doek gewreven zijnde , verguldnbsp;fagt te maken Lood, en latend te gaar gloejend | fchynen.
met een flijk van Salpeter en Peerde-mis be-kleeden ^ en alfo een nagt in gloejende kolen laten liggendaar uit het yfer fagt en buigfaamnbsp;komt.
Verfcheide De vetfcheide yfere werktuigen hebben ver-werktuigen fcheidc hardigheid nodig: want een degen moet 1‘erfcLide een andere hardigheid hebben als een harnas,nbsp;matiging, gn Jif geil andere als een vïtle^ enz. Albertus
Albertus. - nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.....nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
ondane jvy^r het koper j ’twelk natuurlijk in ’t Vitrioiife water is , doet fchiften en na denbsp;grond floot.
De quot; Stoffeheiders gebruiken om het yfer te a chyi«“^ ontdoen Sterk-water^ dat uit drie oneen wittenbsp;Vitriol, feven oneen HungerfeVitriol,viernbsp;oneen Sout, en uit een half once Aluin is tenbsp;gaar gefield. De Engels-manRandulphuSj^'tio.i.
Porta.
Degens,
fegt het yfer fcherper te werden, alfmen’t in j die van de ^Mijnftoffengefchreven heeft fegt^Mj
vogten gebluft; dit werk verrigtendefmeden, volgens Borta, inhoutebuifen, of met nattenbsp;Gravteti wolle lappen. ^enGraveer-yfer om 'inyferte,nbsp;fnijden, werd, na het verhaal van denfelfdennbsp;Bortaj gloejend gemaakt, en als ’t Rofen-roodnbsp;is in water uitgebluft: daar na werd het tweedenbsp;geel kleur verwagt en weder in water geileken.nbsp;HouTvyfers. Om Houw-yfers te maken voor Marmerfteen,
Radijs-fap eninPier-waterbluft, ’tgeneiPör-, het yfer veerdiger te hmeheniAs't'in.Honigiste fegt tegen de ondervinding te ftrijden. Een uitgebluft. 'Wet yfer k2in ook hy koper cn tin ten.nbsp;degen behoord buigfacm te zijn, op datfe in gemengt werden, doch danwerd’et ruwer ennbsp;’t fteken niet breke, fy moet ook fcherpzijn broffer. Dus veel haddenwe hier voor te flel-om te houwen, daarom werd ’t lichaam des de- j Ign, die meer middelen begeert om het yfer tenbsp;gens in Olie en Boter, doch de fnede in fcherpe \ fuiveren j als ook om het feljide te vergulden
U'L tridn j uic icic net nbsp;nbsp;nbsp;------
breede gehandeld werd over defe
en te verfilveren j die lefe het laatfte Boek daar in ’tnbsp;faak.
-ocr page 723-VAN DE GELEGENTHEID DER MYNEN. nbsp;nbsp;nbsp;21 i Metalen, bruin gekleurd. Dir is de volmaakte en eeniglijk nbsp;nbsp;nbsp;yfer-aard. De tweede foort heeft ik weet niet \V2iX.giants soort, met een granige (lof, diedoor de vingers lig-! relijk tot poeder gewreven werd •, men houdnbsp;Nadien’er geen Metaal de menfchen groter jdefe gemeenlijk voor een ondeugende yfer-dienft doet als hzty/er ^ fo heeft de voorfieni-: aard. Cap. §. III. Vajtde Yfer-mijnen ind Eiland gelegen in deMiddelandfeZ.ee. 8® natuur het felfde meelt in alle landen voort-‘^«arom in gebracht, op dat niemand daar van gebrek fou- de hebben. Iralien, Duits-land, Vrankrijk, fer , en werd daarom gemeenlijk verwaar-voort^’* Spangien, Nederland, Polen, Afia, Afrika, looft. en America zijn vol Tfer-m^nen, gelijk de nbsp;nbsp;nbsp;Tte. vierdeiooxi •.,viix.kleenergranen'iiz^zaxi-^^^^'^''^' Land-befchry vingen leeren ; invoegen dat i de, is volgens de plaats fomtijds beter en fom-hct niet nodig is hier de felfde op te tellen, al- j tijds erger. leenlijk diend gefegt, dat het Eiland Elba fo j Daar zijn noch andere foortcn vznyfer-aar- Tmederki veel Tfer-mynen\\QQÏx., dat het ganfche eiland (j die door by menging van anderenbsp;yfer fchijnt, niet van ’t flegfte, maar van ’t be- \ fmeltende Metalen ligtelijk sNtsd.ti\gefmolten,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' fte. En nadien ik over veel jaren in dat nbsp;nbsp;nbsp;nochtans de Hamer befwaarlijk verdragen, geweeft ben, fo acht ik de moeite weerd hier j om dat haar deeldjes fo qualijktegaar verknogt voor te Hellen op wat wijfe het yfer daarjzijn. En in tegendeel zijn ’er die de Hamernbsp;vett jgekookt, geJiiiverdamp;niotStaalQtmdcAkt ^oimcix verdragen doch rixti ïióxt gejmoltennbsp;werd, volgens het gene ik daar met eigen ¦ werden. De eerfte foort werd byna nergensnbsp;oogen gefien heb.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i toe gebruikt als om Gefchut te gieten, doch de Het yfer heeft met de andere Metalen ge-1 andere foort kan tot goed yfer gemaakt wer-dat ^et over al niet even volmaakt en ! den. ^ff^'tfeer/üiver gevonden werd. In ’t eiland Elba is I De ixxiveteyfer-aard werd gekent , datfe Teekemn '**’^‘r„, ’jyPgj. {q f^lqjer j dat èet yfer-aar de dooreen ; gehaald werd uit Bergen, die koel en ^**f-aard. Soort. X. B O E K meen, gewoonlijk Smits-vuur gebragt werd tot eennbsp;deftigjyy^rj bequaam om allerlei werktuigennbsp;van te fmeden. Doch op andere plaatfen isnbsp;’t yfer met fo veel vuilnis befet, dat ’et grootenbsp;koften en arbeid ver-eifcht. Op wat wijfe hetnbsp;fkivere van ’t onfuivere werd afgefcheiden falnbsp;ik nu, volgens dat ik felfs gefien heb, verklaren. Eerftelijk moeter een Man zijn, die ken-'*°mTere nbsp;nbsp;nbsp;Aq yfer-aard heeft om het fuivere van ’* kifeiden. ’t onfuivcre af te fcheiden: de van een gefchei-de ftoffên moeten in flukkengebroken en ieder alleen gelegt werden. Daar diend ook agtnbsp;gegeven op de kolen om mede te ftoken; hiernbsp;in 'Italien gebruiktmen meeft die van Mafiich-boom j van Scharlaken-bejieboom, van Olmennbsp;en van Efjen-hout ^ welke fecr fterke hitte geven. De yfer-aard-brokken werden in eennbsp;opene oven gekookt, gekookt zijnde uit gehaald , om in de regen en Son te liggen,^ daar denbsp;yfer-ftof volmaakter en als rijp werd. Daarnanbsp;moetmen defe ftof wederom in ftukkenbree-ken en r/Vte of’er geenvan eenig andernbsp;Metaal vernomen werd, indien ja, fo moet dienbsp;ftof andermaal gekookt werden, tot dat fichnbsp;geen andere als amp;eyfer-reuk opdoet, dan ver-krijgtmen fuiver gefmedi^/?r. Het gebeurdnbsp;echter fomtijds dat de ftoffo^/3^rlt;/blijft, datfe door geen hitte kan gefmolten werden: innbsp;fo een geval bewaartmen die ftof om Staalnbsp;daar van re maken , gelijk ftraks fal geleerdnbsp;werden. Om de fuivere yfer-aard van denbsp;onfuivere te onderkennen , ftaan defe viernbsp;verfcheide foorten van yfer-aard aan te merken. De eerfie is een fware digte ftof, fonder vermenging van eenige aarde, fteenen of andere II. Deel. |
De derde foort is vol grove granen j Jwart 3- soort. van kleur ; heeft ook altijd een geur na lijk water geven, byfonder als ’er eengefonde locht is. De {mveteyfer-aard werd ook dik-wils gevonden in een blanke Marmer-gelijken-de fteen , die te gaar gefmolten werdende, foonbsp;verkrygtmen hardyfr: anders vallet uit,wan-neermen Aeyfer-aard van deafgefchei- a^d!nbsp;den, alleen fmelt. Somtijds werd de yfer-Jlofnbsp;ook gevonden in roode engeele aarde , die lichtelijk tot fandgewteven werd, of fagt alsJljjknbsp;is ; doch om dufdanigen ftof te vergaren,nbsp;moet niemand zijn tijd verquiften : want daarnbsp;komt niet goeds uit : om de fuiverheidennbsp;deugt des yfers uit te vinden , gaat aldus tenbsp;werk. • Doet de Yfer-ftof in fterke Loog, neemtfer Froevert tm daar na uit , ftookter vuur onder , blafermeEl^^^^^ ®*^'*nbsp;een Blaas-balg aan , nau agr. gevende op denbsp;bobbels en verfcheiden-verwige wafemen^nbsp;die vernomen werdende , fo is ’t een teekennbsp;dat’er verfcheide Metalen by vermengt zijn,nbsp;doch geen bobbels noch kleuren voorkomende , fo magraen befluiten dat’et van ’t beftenbsp;en allervafte yfer is. Het is ook een teekennbsp;van goed yfer , wanneer de aarde bruin jnbsp;facht en vet is , gevende geen gekrets tuf-fchen de tanden. ‘De wijfè om het Yfor in Staal te veranderen. Staal is niet anders als fcer fuiver en vol-maaktjyy^r j fijndetweederlei, Natuurlijken Konft - werkig : nadien natuurlijk Staal'mnbsp;weinig plaatfen gevonden werd , foo wetennbsp;de Konftenaars , om de gebrekkige natuur innbsp;defen te helpen allerley yfer op volgendenbsp;wijfe in fiaal te veranderen. Dd % nbsp;nbsp;nbsp;Sy |
iV.AFDEE-
LING.
Manier en Handgrepennbsp;om Yiernbsp;tot Staal tenbsp;maken.
rondom met fteenen als met een muur befet; de Pot werd dan vol kolen gedaan, die aan brandnbsp;geblafen zijnde fo gaanfe vorder aldus te werk:nbsp;fy llrooijen het kleen gebroke yfer, met ge-ftote Marmer en andere fmeltbare fieenen ver-
a Poti,
JByfondere
Handgreep.
j awi. *w*.**j**--'--“7 -------j nbsp;nbsp;nbsp;anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-----
mige bluften de gloejende yfere ftaven, met groote nuttigheid, in de fappn van defe of gene kruiden.
‘De wyfe om Yfer in Koper te veranderen.
TulTchen deStoffcheiders en Metaalkun-dige is een hevige twift over de verandering Vdenyfer in koper j ons voornemen is de feifdenbsp;nu te vereffenen. Daracelfm en fijn navolgers beweeren, dat het een Metaal waarlijk innbsp;het ander veranderd, mogelijk met dat oogwit, op datfe niet gedrongen fouden werdennbsp;te bekennen de belaggelijke ‘ Steen der Wyfe,nbsp;die de Metalen in malkander veranderd, metnbsp;in de wereld te zijn. 'Doch.de Metaalkundigenbsp;en Mijn-overf en die ontrent ’t uitgraven, waf-fen en koken der Metalen afgerigt zijn, loochenen de mogelijkheid defer verandering.
Den eervveerden Vader Joannes Schafferm heeft my gefchreven dat in de Hungerfe Mijnen Herrengrund genaamd, tot groot voordeel van de Keifer seelyjèr rot koper gemaaktnbsp;werd. En of fchoon de wijfe hoe fulks gefchiednbsp;te voren is verklaard, echter fal ik He felfdenbsp;hier kortelijk herhaalen. Sy nemen oudyfer ennbsp;fmeden dat tot dunne platen: die leggenfe opnbsp;de grond van een vitriolife Rivier ^ door hernbsp;diepfte der Mijnen loopende, en na verloop,nbsp;van eenige maanden fohalenfe de platen uit
AChymici-Tail} tns-fchen de Stof-fchei-ders enMyn-overlienbsp;Paracelfuy,
c Lapis Phi
lofopho-
rum.
Op aat ayfe Yfernbsp;tot Kopernbsp;Werd.
111 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD,
Sy nemen Tfer j op de boven-verhaalde wij-1 het water, fijnde veranderd in een fagtepapp-fe gekookt en gefuiverd, fo veel als haar ge-l^p Jlof., die.in de logt tot goed werd; op noeg fchijnt, en breken het felfde in feer klee-! de felfde wijfe gaanfe te Ncuheufel in Hunga-ne brokjes. Op de haard-ftede ftellenfe een! rientewerk.
tonde Tot j grooterofkleener volgens de hoe-1 nbsp;nbsp;nbsp;Hier rijft nu een vrage, of dit waarlijk een
veel-heid van Staal datfe gefint zijnteberei- \ verandering van yfer in koper is? ik oordeel den, gemaakt uit een deel kley en uit twee jneen: want het ylernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;niet anders als w»/-
deelen gepoederde kolen met water ter deeg [ by toeval; om dat in’tvitriolife water menigte te gaar gemengt; in’t midden van defcï^c^is j koper deeldjes zijn, fo dringen die door haarnbsp;een gat om de wind door re blafen, op dat de 1 natuurlijke drift ftraks in de pijpjes des yfers,nbsp;kolen fouden aangaan. Defe Pot w'erd, foom j datfe door haar fcherpheid beknagen enver-de vlamme te doen weerfteuten, als om het | teeren, blijvende de plaats inhouden doornbsp;ingelegde yfer en kolen vafter te houden, haar eigen en des yfers vettigheid re gaar-
ftremmende tot een klomp, die in ’t water fagt en los is, maar in de opene logt hard en volmaakt koper werd: doch hier gefchied geennbsp;wefentlijke verandering, maar alleenlijk werden de koper deeldjes, die te voren in ’t vitrio-mengt, in de glimmende kolen, en fo raakt het ‘ life water verfpreid waren, dicht by malkan-yfer ligtelijk mn\Jmelten. Eindelijk nemen-j der gedrongen ; anderfmts fbude geen yfernbsp;fej)yere_/?lt;ï-t;p^j van’t felfde yfer te voren ge-1 overblijven: nogtans leerd de ondervindingnbsp;fmedet, en leggen de felfde in de gefmolte 1 dat ’er byna fo \t€iyfer-roefi overblijft als hetnbsp;ftof vier of vijf uren lang, het vuur gedurig aan-1 yfer te voren W'eegde. En op dat ik meerdernbsp;blafende en de gefmolte ftoffomtijds met een ^ fekerheid van defe laak foude hebben, fo is mynbsp;yfer omroerende, tot dat de “ fyfj es van de ivan de Hungerfe Mijn-overfte een fles met fo-yfere ftaven met de fijnfte deeldjes der gefmol-1 danig vitriolis-water, beneffèns een hoef-yfer,nbsp;te ftof vervuld zijn: alsde Werk-luidenfulks I ten deele in koper veranderd en ten deelenbsp;vernemen, foo nemenfedeeeneftaafvoor, de!yfer, roegefonden. Ik heb in dit water eennbsp;andere na met een tang daar uit, en fmedenfenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;laten hangen, dat in de tijd van drie
een einde weegs uit op’tAmbeeld, daar na de dagen meeft opgewreten en verteert was, en felfde in koud w^ater uitbluftende : indien de ¦ op de bodem was een fagte ftof ncergefonken,nbsp;ftaven deeerfte reis haar volkomenheid nietjdievanderoeftafgefcheiden,fuiver Ao^prgaf,nbsp;verkrijgen, fo ftekenfe die meermalen in de'de overige rop/? byna fofwaar wegende als hetnbsp;gefmolte ftof, rot datfenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;v aji ^ glad en^ yfer draad: invoegen defe faak niet meer in
fchoon zijn , datfe een heel andere ftof als het twijfel kan getrokken werden. Het verdiend yferfchijnen, en iny^iS'i^’/verandert^zijn. Som- verwondering datfekerGenefer,
‘‘ nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;genaamd, zijnde een ervaren*^ Stoffcheider,^chymilt;:‘^’
groot onderfcheid vind tuflchen het aldus door konft gemaakt, ep dat gene’cwelk uit de Mijnen gehaald werd :Vant uit honderdnbsp;ponden van’t eerftehaalthy Lotonen Goud,nbsp;daar hy uit het andere naulijks fes heeft kon-ken krijgen. De reden van dit onderfcheidnbsp;is mijns oordeels daar in gelegen: dat het vi-triolis water behalven de kopere deeldjes ooknbsp;eenige Goude deeldjes uit de Mijnen medenbsp;fleept, die beneffens de kopere deeldjes denbsp;Iplaats van’t verteerde yfer innemen, ennbsp;tot een klomp vergaren. Doch het Koper Oüudnbsp;uit de Mijnen gehaald heeft gemeenlijknbsp;veel Goud niet in fich, om dat’et met meer*'nbsp;aarde vermengt is. Echter fie ik niet waaromnbsp;’t fomtijds niet foude konnen gebeuren, dat hetnbsp;Myn-koferïo veel Goud niet by flch heeft, alsnbsp;het door konft gemaakte. Vordersweet dennbsp;voorgaanden Genefer uit Silver daar al hetnbsp;Goud na fijn feggen, is uitgetrokken, noch ee-nig Goud te halen op volgende wijfe. Neemtnbsp;Anrimonie, Wijn-fteen, Salpeter van elks eennbsp;once, mengt alles te gaar, en laar de fouten innbsp;koud water fmclten ; alsmen Silver met ditnbsp;mengfel van de Kapel afblaaft, fo fal’er de eer-ftereiseenig Goud afkomen, maar de tweedenbsp;reis niet; daar uit openbaar is , dat het voorfei-de mengfel het Silver geenfints in Goud veranderd,
-ocr page 725-X. boek , VAN DE GELEGENTHEID DER MyNEN. 213 anderd, maar alleenlijk het Goud^ dat by het Ja in de Antimonie fchuild altijd eenig Goud ^nbsp;Silver verbleven was, voor den dag brengt, dat dan ook te voorfchijn komt.
Het XL HOOFTSTUK.
^Ap. XI. /4 Lhoewel in \fefde Boek overvloedig van \Sout isgehandelt, nadiennoch- Sout quot;'ynen. Hoe verre het water TBat ?yfe daar givierktnbsp;^erd. ®»roniu5_ /è T ffthonden l“ygt;mer tans t’federt verfcheide aanmerkelijke en nutte verhalen over Sout-mijnen my zijnnbsp;toegefonden, foo kan ik niet nalaten de felfdenbsp;*”hier ter neder te Hellen. De eerde Sout-m^nnbsp;komt ons voorin Opper-ooftenrijk te Traun-^nbsp;kirchen: de tweede in ’t Graaffchap Tyrol; denbsp;derde in ’t Graaffchap van Bourgondien. Uitnbsp;de Sout-myn in Opper - ooftenrijk werd herjnbsp;water op verfcheide wijfengehaalt; namelijknbsp;meteen Rad daar Emmers aan vaftzijn , alsnbsp;ook met Katrollen ^ inlgelijks met eennbsp;die een volle Emer optrekt, terwijl een ledigenbsp;neder daalt, gelijk in de nevensgaande af beel- ding vertoont werd. Men gebruikt ook Pompen; doordefe werk-tuigen werd het water uit de putten opgehaaid, en langs goten in pannen en ovcrwelfde bakken geleid. Dit waternbsp;fchijnt in ’t eerfl foette zijn, en werd met go-'nbsp;ten op in de verwelfde bakken geleid, daarlietnbsp;van de Sout-aarde met Sout door-dronkennbsp;werd, en fout genoeg zijnde fowerd’et uitgelaten om te koken. Indien ergens geen foetnbsp;water by de hand is , fo werd de Sout aarde innbsp;Iedere fakken gevoerd ter plaats daar water ^nbsp;is, om daar mede te koken; doch op foodanige jnbsp;plaatfen, daar het water door de Sout-aarde |nbsp;vlietet, gelijk te Sals-burg^ daar werd het'nbsp;water flechs in de pannen geleid om te koken,nbsp;en met weinig moeite tot fout gebracht. Baro-¦ nius verhaald in fijn Jaar-boeken, dat in duf-danige foute onder aar dfe wateren een geheelnbsp;menfchen hchaam is gevonden, fo vers en helder van oogen dat het een levendig menfchnbsp;fcheen: dit hchaam werde van een Hertog alsnbsp;wat ongemeens in een Bewaar-kamer gefet,nbsp;doch het vleefch vloeide door de ongewoonheid des lochts als fout water daar henen innbsp;korte tijd. |
In Opper-ooftenrijk dicht by Ifchlen, Hal-ftaden Traun-kirchenz\}nïe.Qt]xoge Bergen^ binnen welke poelen vol allerlei Mijn-wate-rcn, gevonden werden; defe Bergen zijn voornamelijk befet met Sout-aardeop de ftrax-verhaalde wajfe met het foet water vermengt,nbsp;en dan in de ]gt;annen gekookt werd. Menfegtnbsp;dat het fout water uit de Haal-berg \\ctgèieidZ7rd.nbsp;Duidtfche mijlen verre door vier cn twintignbsp;duifend in malkander gevoegde goten, iedernbsp;10 voeten lang in een dicht by een Meirnbsp;ftaande, gelaten werd: deis Ey-rond, be-ftaande uit drie andere, de grootfte is 30 treden breed, 60 lang, en anderhalve voet diep. Men fegt de Aarts-hertogen van Ooftenrijk uit defe Sout-mijnen jaarlijks te trekkennbsp;800000 Rhipi-guldens, de onkoften gerekendnbsp;zijnde tot iroooo guldens. In de gefegdenbsp;Halftader Bergen werd tweederley Sout ge- TweederUinbsp;vonden; het eene is hard., fuiver en fchoon aisnbsp;Kriftal, “Steenfoud genaamt, zijnde van de^ sai gem-natuurfo vaften fuiver gemaakt, dat van fes“»-oneen, die gefmoiten en doorgefiegt werden,nbsp;nauhjks meer als een half once, diemeeftaannbsp;de vaten blijft hangen, verloren gaat. Het ander is verjcheidelykgekleurd j fomtijdsrood,nbsp;fomtijds violet, en fomtijds donker; doch nadien dit tai is en een fwavelige geur geeft, daarom werd’et gemeenlijk voorby gegaan. Dennbsp;Mijn-overften fegt uit de eerfte foort van foutnbsp;een balfemige geeft , feer dienftig om ^nbsp;trekfels te trekken en om fiekten te genefen, ^ Extrafla,nbsp;verkregen te hebben. De Gravers hebben ooknbsp;waargenomen, dat na verloop van eenige jarennbsp;de uitgegrave Sout-mftien wederom met nieunbsp;Sotit vervult werden ; daar aan niemand behoeft te twijfelen: want nadien de uitgegrave -jL jf . r o nbsp;nbsp;nbsp;••nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ .X nteuTPs M.etaal~cn oteen-mynen opnieusmet len en Steenen begroeien, gelijk in dit Werk elders betoont is, foo veel te meer is dat van denbsp;Soutmftten te wachten; namelijk als de Joutenbsp;wafemen, uit de aarde opgaande, in de Mijnennbsp;met een bequame ftofte te gaar ftremmen. Om te weten of ’t water Sout genoeg is, ne- rwve orn menfe de volgende proef; men neemt een ftuk htt waternbsp;hard hout gedrait als een peer A. onder aan O. [out genoegnbsp;werd fo veel Lood gedaan, dat’et hout in wa- ter, dat nbsp;nbsp;nbsp;genoeg is, drijven kan,in dier voe gen dat het pinnetje V half buiten het water 2) ^ 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fteekt |
de onder-aardse wereld,
iv.AFDEE-lleekt wanneer dit hout ^/ie/érfinkt/o is’teen 1 vcrfcheide afbeeldingen vergaaren en t’faam-
teeken, dat het water niet jout genoeg is. Doch | Eremmen fo helder en doorfichtig als of ’t fui- nbsp;nbsp;nbsp;jout.
LING.
' nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;CAnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;c_?
nadien defe proev’ eenigfints gebrekkig is, foo heb ik de volgende de Liefhebbers willen ge-meejtr maken.
xenmder Neemt eenfekergedeelte van ’twater, dat ‘»‘s- genoeg is; dan moet by de hand zijn het
ver Krijial was, zijnde niet rond, maar vierkant. De oorfaak defer afbeeldingen is daar in te foeken,dat de wafemen,die door de hitte desnbsp;vuurs gefuivert en opgeheven werden op dienbsp;koude plaatfen te gaar ftremmen. Opdiefell-Glaasje A B lang en dun van hals met een dik- ! de plaatfen werden ook witte lichamen gevon-ke bol C, zijnde van A tot D lang een vierde jden fodanig gevormt, datfe van Suiker bak-van een paIm,foalshet felfdehierisafgebceld. \ kers-werk naulijks te onderkennen zijn: dienbsp;Defe hals moet verdeelt en getekend werden daar gemaakt werden op de felfde wijfe alsnbsp;in verfcheide gelijke deelen , by voorbeeld in ftraks van de Krijiallige Lichamen is ge-lo deelen; giet dan in het Glaasjenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, fegt ; fy zijn niet doorfchijnig om datdewa-
iO
fet’etdan in’t fout water, j fcmen met eenige aardachtigc en falpeterige en merkt hoe hoog het | vuilnis zijn befmet.
JBequMm «mte vtr-nemm hoenbsp;•veel Sout innbsp;«enig wMernbsp;is.
ger hnkende geeft te kennen dat’er min Sout in | fetten, en jaarlijks een rood Rokje, fo groot als
voor een kind, haar op te dragen. De Mijn-gra-vers mcenen door dit doen haar gun ft te win-quot;’quot;^'^' nen, fo datfe dan veel meer Quik-filver graven, doch fulksnalatendc, foachtenfe haar renbsp;vergrammen en ongenoegt te maken; foweetnbsp;de Duivel, vyand van ’t menfehelijk gedacht,nbsp;de onnofelc menfehen by de neus te leiden.
Niet verre van defe plaats in ’t Landfehap KernteUj, acht mijlen boven de ft ad Villach, innbsp;’tdal Ritshal, werd geel en wit “ Ratte-kruid gevonden; dat de Venetianen daar ha- RxttekrA'nbsp;len , en in verfcheide landen verfenden, ondernbsp;andere ook na (:_/Egyjten j daar ’t gebruiktnbsp;w^erd om de Slangen diena de overftromingnbsp;desNyls by menigte te voorfchijn komen, tenbsp;dooden,ftrojende het felfde op ’t land:men legtnbsp;ontrentdufdanigeMijnen noit een fenynig diernbsp;gefien te zijn. De Gravers wapenen haar tegennbsp;de rattekruidige wafemen met eenige verkoe-
felfde komt, het fal ge-! Niet verre van defeSout-mijn en is ctn^ik-voeglijkft wefenfoo veel Jilver-Myne ^ daar vantevooren in ’tHooft-^tkjUver daar in te gie- Huk over de ^likjiher wei is gehandeld, ten,dat het water klimme nadien nochtans my eenige ongemeene din-rotde 5'. afdeeling. Smelt gent’federt zijn bekent gemaakt, foo oordeelnbsp;daarnadeopeningAtoe, ikraadfaam defelfde hierbyte voegen. De-of floptfe met Was : en fe ^iikfilver-Mïjn licht in Hydria, ontrentnbsp;danhebtge een werktuig acht mijlen van Labacum, is feer rijk, on-bequaam, niet alleen om der het gebied van den Aarts-hertog , dienbsp;te vernemen of het water daar van jaarlijks groote voordeelen trekt,nbsp;yê?/? genoeg is , maar ook Menfegt hier dikwils Halfjes en Berg-gee-hoe veel^/ö02f in eenig wa- Jlen geficn te werden, die fchijnente arbei-^^’ji^quot;'®^'’nbsp;ter is: want het felfde in den, te graven, te flaan met de hamer ennbsp;een vat met fout water j diergelijk werk re doen; de Mijn-werkers ach-gefet zijnde, en ncerda-; ten het voor een geluk alfle defelfde vernee-lende tot aan de 5. afdec- i men, om dat men gelooft, datfe haar ner-ling, dan ismen verfe-; gensvertoonen, dan daar rijke Mijnen zijn; fynbsp;kerd, dat het water effen j werden niet gefien; vloekers, heien en ande-fout ^noeg is , om fout daar van te koken; | re boofe menfehen willenfe niet verdragen. Denbsp;doch 100 laag niet in twaterhnkcndeishet sMijn-werkerszijngewoondagelijkseeny’ö?-een bewijs, dat meer Sout in twateris; enla-lyV metfpüfe op een fekere plaats voor haar
----/*..T____J-----------— nbsp;nbsp;nbsp;____ -'It.. W. _ nbsp;nbsp;nbsp;lT-,r- r
schepen ^ Water IS : de reden is , om dat fout water gum dieper dikker zijnde als foet, foo finken fware licha-
in ’tfout; gelijk openbaar is i» Zee. in de Schepen, die uit eenige fete rivier innbsp;komende daar veel ondieper gaan, als innbsp;de rivier. Gelijk in ’t eerfte deel van dit Werknbsp;uitvoeriger is getoont.
marornhet Het is hier de rechte plaats , om een Iwarig-heid my van de Soutmakers voorgefteld, op g^edte teloffen, namelijk om wat reden het waternbsp;middelmatig met Sout befet moet zijn, eernbsp;’t bequaara is Sout daar van te kokenHet isnbsp;een bekende Ervarenis, dat een klomp Soutnbsp;in water geworpen zijnde, foo fal het w-aternbsp;maar een feker en bepaald gedeelte van datnbsp;Sout indrinken, het overige geheel als onaangeraakt latende. De reden hier van beftaatnbsp;daar in , dat het water niet meer fout in fichnbsp;trekt, als van de natuur de foute Mijn-waters
fout in drinkt.
Beveftigt
uooreen er- Sout iia fich trekken, als tot haar onderhoud werd, fo ontfien de menfehen generlei gevaar ^
•varems. «/-irlifT iq - lipf nbsp;nbsp;nbsp;omhaargeld-fugtteverfadigenen graveri tfel-^'^J^,,
tot gebruik der menfehen is medegedeelt:’t ge- gt; lende falven,Theriakel,en met een aanhgt de ne beveftigt werd door de Fifen j die geduu-; fel van glas of van een blaas gemaakt: nadien innbsp;rig in de foute Zee fwemmende, niet meer defe Mijnen Goud, Silver en Koper gevonaen
vc op de volgende wijfe. Eer ft werd aeMijnJtoj „„4, onderlbgt,met flaan van hamers,en als’er fteennbsp;voorkomt die vuur geeft, (o werd fulx voor een
Sout-jpannen en omliggende koude plaatfen | teken van goed
nodig is : het felfde blijkt ook ontrent de Sout-mijnen; want daar kokenfe de Vis in foutnbsp;j fonderdat de felfde onmatig Sout is.nbsp;Het verdiend verwondering dat aan de
-ocr page 727- -ocr page 728- -ocr page 729- -ocr page 730-X. Boek , Van de gelegentheid
vverddeMijn-ftof op veelplaatfen mctgroote booren doorboort, in de gaten fteektmen dannbsp;Lorken-houtepy^en vol Bus-poeder die vannbsp;verre met een loopend vuur aangefieken zijnde fo bcrft de Rattekruid-ader van malkander in veel Hukken, die koud geworden zijnde fonder eenig gevaar werden opgegaart: ditnbsp;werd gekookt, en na dat het Silver daar afgefcheiden is , tot bloem hard alsnbsp;glas o ofgeheven. De gravers zijn geleerft ennbsp;gehandfehoent , werkende nacht en dachnbsp;twaalf uuren na malkander. loooo pondennbsp;defer Mijn - ftof geven xooo ponden fuivernbsp;Kattekruid. Dus veel fy gefegt van de Ooften-rijkfe Mijnen.
Nadien elders van de Tyrolfe Sout-mynen
215-
« Subli.
Tyrol.
en
Ver.
'1»
oor.
’vocht dat door de Metaal-aders vloejende eerfi totTalk^ en vervolgens tot kojlelijke Jfee-nen te gaar ftremd: die verfcheidelyk gevervetnbsp;werdende haar hardigjoeid verkrijgen, terwijl^nbsp;fe door ^t wat er van de rivier v/Enus uit denbsp;bergen werden gejpoelt , doch in de bergennbsp;zynfe noch fo hard niet. In de rivier Si f dienbsp;fich niet veer van Infpruk in de Rivier e_yEnusnbsp;mengt, werden de Key-fteenen meier tyd geelnbsp;geverwt j defe Rivier is voor defenGoud-ryknbsp;geweeflj en is 't mogelyk noch hedendaags. Ditnbsp;fy genoeg gefegt van de ongemeenc dingen innbsp;Tyrol voorkomende.
Van de Sout-mijnen in Boiirgoundien.
breed is gehandelt, fo behoefd fulks hier niet nbsp;nbsp;nbsp;Onder andere luiden, daar ik door de gehee-
weer herhaalt te werden , de wyfe om het Sout (Ie vvereld brieven mede heb gewilTeld over de daar toe te maken, is de felfde, ais nu even ver- verborgentheden der natuur, die in de Onder-haald heb. Ik geloof in Europa naulijks een aardjp Wereld moefien verhandeld werden,nbsp;plaats te zijn, daar de natuur fo veel verfchei- is ook den deftigen en geleerden Kanonik Jo- Joannesnbsp;de dingen voortbrengt als hier eerplaats ; daarnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Menecardnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Singer van
Goud, Silver, Koper, Lood en Kollelijke ftee-1 heiligen nbsp;nbsp;nbsp;, die my over de Bour-
nen gevonden werden; gelijk den Aarts-her-Sout-mynen de volgende naukeurige tog beneflèns fijn Gemalin, die defe dingen i befchryving heeft toegefonden.
R Eerweerdigheid belafi. my van onfe onder-aardfe fchatten tefchryveiij, ik verblijde my fo een lafi te mogen opvolgen, mits de ongefchaaf-de fiyl de deftigheid noch de waarheid der faaknbsp;niets onttrekke.
Rit de Söutmijnen fprmgentot ons voordeel Bronnen j die als uit de binnenfie deelen dersl’^dSiU.nbsp;aarde fehynen voort te komen. Salina is een'^^-feer oude fiad j de Hooft-fiad van PGremf-fchap Bourgoundien j in het dal ScodingaMaarnbsp;de Roomfe Koningen j Burg-meefiers felfs tennbsp;tijde van Julius Ca far gepajfeert hebben j ge-lyk genoeg faam kan ge toont werden. Het dal
naukeurig navorfcht, door haar Prediker Michael Standakerus my heeft bekent gemaakt:
' de Brief luid aldus ; Ik m.ake u Eerweerdig-heid door laf des Aarts-hertogs en fijn Gemalin bekent eenige wonderen die de natuur in het GraffchapTyrolverricht. OnfeVmfl enVor-fin houden haar feenemaal befig in ’t onder-foek der Metalen ; fo dat defe bejigheid tot verwondering het vrouwlijk gef acht niet onaangenaam is : fy heeft ondernomenfieenen te onder-foekeUj die tt vpren onbekent en ongeacht zijndenbsp;koftclijk en fray zijn bevonden:, bequaam om ge-flepen en onder de kofielyke (ïeenen geflelt te __nbsp;werden. Ik wenfchte dat u Eerweerdigheid j vol bomen rondom als met Kafleelen befet.nbsp;daar van eenproefje mochtefien 3 hy foude on- j Rit land heeft verfcheide Heer en gehad j nunbsp;getwijffeld prijjen en met verwondering be- \Jiaat ’et onder den onverwinneljken Koningnbsp;fchouwen de onbekende fchatten van ons Va- i Spangien. Een van de leger-plaatfen isnbsp;der land. Raar is air ede een groot e menigte', dicht by een poort en by de muuren der Stad ^nbsp;dufdaniger fieenen gegaard^ onder welke ge- fermaard door de geboorte van de heiligHennbsp;vonden zm Jafpis , Agaten , Chalcedonien , j (^er mften Claudius, genaamt Bracon y de an-Robijnen ^ die fo brandigrood niet zyn als defer e zyn op de toppen der bergen rondom denbsp;Oofterfe, maar wat bleker ^ echter zfiifefeerfiad, verfirekkende voorJt er kt en tegen de
fiet
¦‘ijke
vyand. Re fiadwerd tuffehen twee bergen, die najt Oofien en wefien fieilzijn j Suid- ennbsp;Hoor awaards uit gebreid met ‘‘ evenwijdigenbsp;muuren. Re andere Bergen aan ’t Zuiden ennbsp;Noorden zyn feer hoog j twee mijlen en meernbsp;van defiad. Midden uit de felfde Jpringen denbsp;foute bronnen uit die in de ruimte van % of i onbsp;voeten feer verfcheiden in hoedanigheid en hoeveelheid zyn : gelyk wy door de volgende letters naukeurig hebben onderfcheiden.
A. Is de befie Bron, die door het dunne find
fraay ^ en füllen fommige oogen om haar ongemeenheid mogelyk meer bevallen als de Oofier-fe. Refe koftelijke fieenen verdienen waarlijk met eenVe lofjpraak van onfe Vwftin in u Onder aardfe Wereld gedacht te werden. Rusnbsp;Veer was defe brief gebracht als ik van onfenbsp;Vorftin nader verflaan heb fa f er ook Amethi-ften^ Smaragden, Corneoli^Turkoifen, Granaten ^ Molochiten en Riamanten gevondennbsp;Werden, die wel kleen j maar Jo hard zynj dat-
Je in andereRiamanten konnenfnijden, finder nbsp;nbsp;nbsp;_
felfs gefneden te konnen werden. Re Aarts- tuffehen twee rotfen van onder als uit een pot a, befie 'hertmn Peet ook dat onfe Chalcedonen de Oo- \ overvloedig opborrelt, veel overvloediger by
fterfe overtreffen. Re Riamanten komen voort daar het Kriftalgroeit Joet Kriftal is fes-kantjnbsp;de Amethyft vierkant j de Granaat twaalf- ofnbsp;thien-kant. Sy figt ook ondervonden te hebben dat de ftof van alle kofielyke fieenen is een
Suide wind en na dat ’et geregend heeft, gelijk ondervonden u by Petrus Chaudes die van kinds-been door erfrecht over defe Bron-nen het opficht heeft gehad. Refe Bron werdnbsp;nooit onklaar^ en heeft nooit watergebrek^ doch
by
2i6 nbsp;nbsp;nbsp;de onder-aardse wereld, vi.K^'o^^.by Noor de-wind geeftfe min water. Hondert ,waar werd j Jb fet hyde Teerden of Muilen LING, jonden van dit water geven ^5' fonden feer aan de dwerfe As vaTt ander Radfdaar doornbsp;wit Sout j door middel vati vuur ^ datgeftookt, het eene Rad aan ’t ander verwart do^r dennenbsp;werd onder de fannenj die vier roeden over-\houte vat en met kromme Sf eken aan een Kabelnbsp;kruis breedj en drie voeten diep zijn. Tit wa-! vaji gemaakt ^ het fout water uit de gemeenenbsp;ter is fo foutj dat indien het in 't koken met geen j bak in de bovenfle boefem werd opgebracht;nbsp;flapper water verlengt werde jfiftremt V fout \ van daar werd'et als met een vinger door ver-j oo Pc», even als Zpe-fout te gaar. Het is ook aanmer-' fcheide loodepijpen in de Sout-pannen om te ko-fevZTf kelyk dat de Te kef die na het koken en tiitne-1 ken geleid j op een wonder kopflige wyfe gelyknbsp;fandensout. men des fouts overblijfthy ander water ge-\mt de afbeeldingbljkt. daaHj maakt dat dat water dan meer Jbut\ G. Js een boefem j diehet foute water ineen geeft j invoegen dat i o o ponden waters t.% en 'gemeene bak voerd.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ fomtjds meer ponden goet Sout geven. nbsp;nbsp;nbsp;j H. Jr de gemeene bak de groote Kuip ge- B. Is een Bron dicht by de voorgaandej maar \ naamt. vier vingers daar afj werd genaamt de Bron j I. Is een goot daar langs het water der vier-van de Lode Typ j Jy fpringt midden uit de de Bron met de wateren van een foeter Bronnbsp;fleen., roodfandmet het water op gevende. Hit door de onder ft epijpen in deftroom vliet et.nbsp;water verfchilt een weinigvaTt voor gaande: \ K. Trappen om van bovenin de benedenftenbsp;want I oo ponden geven maar 24 ponden fui- \ bronnen neer te dalen,nbsp;ver en aangenaam fcherp fout: doch des So- \ L. Is een Spring-adcr van fet water j on-mersmaar ponden jwanneer het voorgaan- \trent 8 voeten van de loode buis afgelegen.^’'quot;’*'nbsp;de water ook maar 24 ponden geeft. Vorders I Haar is e enige foutigheid in j fo dat 100 pon-is ten opficht van de winden en het weder on- i den water ontrent fponden of wat minder fout Nieuwe vennamd. 4. Scaf. bron. vaar ori-trant iets ;^gt;”Tcct-' flonden j altjd even fuiver en overvloediguit-\ nbsp;nbsp;nbsp;P. Een ander eGoot om het fout water bo- f. Southron. ant \Qo ponden water geven maar 6 ponden\zjn afbeeldingenvan groote ver welf fels wel'!fjffjs. pekel overloopt j fjnplicht; fo haaft de genen\plaatfen des Tleiftersverbljf-plaatfn voor die gefield is om het water op te halen ^ dit ge- j 'tfut water werden. Het zy fo het wifi 't is i nbsp;nbsp;nbsp;fwaar Tmede Seutbron. trent defe Bron het felfde aan te merken als ontrent de voorgaande. i.scut-bron c. Is de fiieuwe Bron j van de voorgaande weinig verfchillcnde ^ als alleen daar in datnbsp;100 ponden water maar 23 ponden Sout geven-.,nbsp;echter werd dit water voordeelig by de anderenbsp;gedaan: omdafer eenigonderfcheid is ten op-ftcht van de winden en het weder. D. Is de vierde Bron de Weer genaamtj ftaandc maar fes -voeten van de andere jfpringt lomt. vloejende: daarom werd dit water met voordeel by het ander water in de gemeene kuipe gemengt. E. Ontrentfis palmen hooger is de Bron de Oude V\yigenaamd: zjnde deflechtfte van af fut. Nadien nochtans van de bovenfle plaat-fen j daar ’t fout gekookt en gevormt werd door verborge wegen fut in dit water valtjfi werdnbsp;het daar door genoeg ge fout en om by het andernbsp;water met voordeel gemengt te werden. Is tennbsp;opficht van weder en wind de felfde verandering onderworpen als de andere.nbsp;opteatTtij. Y Is eenyfer Radj dat in de boefemvan denbsp;wL‘eri»^deg^^ene Bak neer dalende opneemt het water,nbsp;runnmge- door welkcrs neervlieten het omgaat j tot datnbsp;laten werd,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vol zjude het rad j door de vlakte des overlopende waters belet jfich felfs doet ft il-flaan^ en door middel van een aan de As vaft-gemaakte touw, die het radftilftaande ook op-(joud te werken, fo vergeet een boven vaftge-maakt klokje j dat te kennen geeft wanneer de |
gevent dat echter naulyks kan gefmaakt werden, en daarom fmytenfe dat als onnut weg. Hit water werd alfo forgvuldig als het fout water met een Rad en Klokje opgehaald j opnbsp;dafet in de gemeene bak niet Joude loopen ennbsp;fichmet het fout water vermengen. Hit fetnbsp;water vloeit altijd eenparig , fonder te vermeerderen of te verminderen volgens de winden j weder- enjaar-getijden. M. nbsp;nbsp;nbsp;Is eenyfr Rad van anderhalfvoet over xia» )i‘’nbsp;kruis j dienende om het neervallende foet wa- ter te ontfangen j daar uit af genomen werd hoe vol de groote bak is^gelük (Iraks van V fout water isgefegt. N. nbsp;nbsp;nbsp;Is de bak voor 'tfet water. O. nbsp;nbsp;nbsp;He Goot van dit water loopt tot in denbsp;Rivier. ven in de Sout-pannen te leiden. Q. Is een andere Boefem j die ontfangt de foute fpringende wateren j en de felfde na de by-gelege buifen voert. He andere dingen in de afbeelding vertoontj 60 voeten laager als de gemeene vloer y datnbsp;voor het acht (ie IVerelds-wonder gehoudennbsp;werd. Hoch degene die defe faak wat diepernbsp;infien ftaan verwonderd dafer fout water isnbsp;in een plaats jdie^ooooo treden van de 2(es jnbsp;entuflchen hooge Bergen gelegen is. He Bergen na het Weflen j Noorden en Ooft en gevennbsp;overvloed van Steen-koleUj die fier dienftig^teen-hgt;‘‘nbsp;fiuden zjn om het fout te koken ^ tenware denbsp;felfde een ondrageljke flank gaven. He ander enbsp;Bergen voornameljk na het ^dden j een uurnbsp;van de fl ad ene enige aan J Hoorden dicht legende ft ad geven allerlei Tleifter , namelyknbsp;wittejwitterenallerwitfl. He Tleifter ver- 'PltiH'nbsp;eenigtfich wel met 'tfoutjgemengt zjnde werden haar te vafierj dat te vermoeden is, dat de |
X. boek , Van de gelegentheid der Mynen. 21/
/waar in foo eenmoejelyke faak de waarheid \ of het fpronfer als een Blixem weer uit me^ te vinden j quot;t gene ‘V Eerwaardigheid toe-\grootgedrtiis door de kamer j inmeenigtefiuk-Aariireer.nbsp;komt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\jes berfende het isfeker indien eenige ftukjes
Ik fa^ hier uit 'mïjn eigen ondervinding by- \ tegen het aanjicht 'hadden gefprongen j, datfe “Voegen j dat ik heb geweten dat het fout water \ het felfde fbilden verwond hebben. ‘Vit defenbsp;in degroote bakken xoja 3 o jaren heeft fiilge- i kommerlyke ervarenis heb ik geleerd welk denbsp;Jiaan, tot dat de Bronnen door een lange Somer \ “ Stoffcheiders Steen-fout en ontploft Sent me-« chymici.nbsp;“Verminderen j en geen Sout genoeg verfchaffen ; men. Indien ‘V Eerweerdigheid ergens in verdaan firemt het water aan planken als Kri-1 dere dienft kan gefchieden j hy gelieve fiilksnbsp;ftal j ik heb een brok van anderhalf voet lang^ \ maar bekent te maken j en hy fal Joannes Me-en een halve palm dik jVerkregen. Ik brak'er jnecard Kanonyk en grond-ftem Singer van dennbsp;een flukje fogroot als eenNoteafj en werpte IH. Mauritius fijn verplichte en onderdanigenbsp;dat in 't vuur,, daar P nauljks was ingekomen^ SDienaar bevinde.
VAN DE
Daar in de ganfche met haar wonderlijke Werkingen en Handgrepen
werd verhandeld j
VOOR-REDEN.
. N de ziel des menfehen fchuilt ik weet niet wat voor een vlammetje en i begeerte om de Dpaarheid te onderlbeken, ’t welk eens aangefteken zijn-^ de, lbo ruftlê niet, voor dat de begeerde laak is verkregen. Dele be-¦ gcertc gevoel ik in my lèlfsterwyl ik Gods heerlijkheid in de Wereldnbsp;belchouwende, de wonderen en geheimen der natuur in ieder nau-keurig navorlche ; die in de drie onderlcheide lighamen, namelijk in de D 'ieren.,nbsp;klanten en ** Mijn-ftoffen , als ook in (ScStof[cheidige iterken gelien werden. Door delè»3^wnbsp;drift gaande gemaakt, lbo ben ik ook verder gevoerd om te onderlbekenofrie^^tnerX.”nbsp;Konft de Natuur kan na-apen in ’t voortbrengen van Metalen, gelijk de Goudfbe-^^^lt;M^^'nbsp;kers voorgeven ten allen tijde te konnen doen. Daarom heb ik niet nagelaten innbsp;mijn reilende Ijjreken, en vorders Brieven te wilTelen met Stoffcheiders tnMetaal-kundke, om te vernemen wat men geloven moet van die vermaarde ' Steen der Wij-tLa^kvu-fn, waar door alles in Goud veranderd 5 doch het is vergeefs geweeft: want ik hebrum^'’‘^nbsp;ï’iemand aangetrolfen, die mijn vraagftukken^ ofervarenilTen konde beantwoordennbsp;of opIolTen. Daar na heb ik my begeven tot de eerfte Schry vers, namelijk Hebreen,
Arahers en yEgjptenaars, doorblarende de gene, die geloofd werden iets ontrent die laak te hebben. Onder andere Schriften zijner de onbekende of liever Verfierde Boe-ken van Zohara over de volraaaktheid.der Son, en de vereeniging der Son en Mane 5nbsp;het Boek van Zadith Ibne van Hammb, de werken van Hennes, diegeiègtwerdg”®°'^‘quot;*nbsp;II, Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dienbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Henoch
-ocr page 733-1/
218 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD,
I, Afd Ealing.
Henoch geweeft te zijn, hebbende voor de Sond-vloed de Kond: van Goud-maken fijn nakomelingen by-gefêt; ook legt men dat Cham na de Sond-vloed de lèlfdenbsp;aaneenen anderen Hermes of Mris^ foude hebben mede gedeek. Ik heb ooknbsp;een Arahis Boek van de ïQojnp der Son en der Mane : de Koning Hakt van de Steennbsp;der Wijlen, en veel andere verhandelingen, belet met Ib een vervaarlijke woeft-aardigheid , met Ib veel ongerijmde en belagchelijke gelijkenilTen , raadlèls ennbsp;vertellingen, datfelclfs niet fchijnen te verftaan watlègewilt hebbenj invoegennbsp;dat my niets lichterdacht als duldanige dingen te verlieten, dewijle ieder het gene hem eerft indefinfchietonderdulHanige onverftanelijke en bedekte woordennbsp;kan fchrijven. Nadien ik dan hier niets na mijn fmaak konde vinden, Ibhebiknbsp;Ah ook de aangevangen te leien Lullus, V'illam'Va, ^upicijpi, Ifaacus Hollandus, TreVifanus,nbsp;^acon,Varacefus,'BaJilmF^alentinus j en andere vermaarde Schryvers, om uit haarnbsp;het geheim deler Konft op te vilTen. Doch na naukeurig onderlbek heb ik dienbsp;loflijke Spreiike des Wijlèmans leer waarachtig bevonden, daar hy legt in dennbsp;Prediker 8. op ’tlaatfte vers: Ik heh Verjtaandat oVer al de Werken Gods den menfchnbsp;geen reden kan uitvinden, l^an de dingen diegefchieden onder de Sonne, en te meer hy arbeidjnbsp;te minder Vind hy; en offchoon de loijfe fegt dat hy ’t iveet, hy kan V echter niet Vinden. Iknbsp;heh den menfch recht geVonden, maar hy heeft ftch in Veel flparigheden hedraid. Alle dingennbsp;fijn moejelijk, niemand kan defelfde Verklaren. Want alsmen dele Schryvers metnbsp;malkander vergelijkt, Ib vindmen delèlfde Ib verward en verfcheiden, daf er geennbsp;middel is daar uit te raken. Ik heb dan voorgenomen in dit Boek te verklaaren,nbsp;wat ik van de Stoffcheiding en van de I{onfi van Gout~maken gevoele, om de waarheid van de leugen , het geoorloofde van het verbodene , het gerijmde van hetnbsp;ongerijmde te onderlcheiden , en te toonen wat de natuur doen en watlè nietnbsp;doen kan ; hebbende hope dat verllandige Wijs-begeerige en Genelèrs, doornbsp;kracht van dring-rcdenen bewogen , de waarheid van de valsheid lullen kennen onderfcheiden 5 God de Vader der lichten zegene en begunftige mijnnbsp;voornemen.
I. Afdeelinge.
FAN Tgt; E
HET I. HOOFTSTUK.
Fan denaanty bemaling en Verdeeling der Alchymie of Goudmaking.
Cap. I.
Oorfprong vatSt reoortnbsp;Aichytnie.
Et woord Alchymia is te gaar gefield van ’t Arabis ledeken al j dat voor allenbsp;Arabife namen geftelt werd.en ’cGriexnbsp;woord , dat \s, gieten-, zijnde daar na totnbsp;de meelle taaien en volken over gegaan; gelijknbsp;denaam Almegiftumj van ’t Arabis 0/en hetnbsp;Griex woord /«eVr®-, dat is , de grootjte, te gaarnbsp;gefield, zijnde gegeven aan ’t groot werk vannbsp;Ètolomeus, gcnoegfaam betoont. Die meenen dat het woord Alchymie enkel Arabis is,nbsp;die zijn bedrogen door het woord Alchymie,nbsp;dat in de Arabife Schriften veel voorkomt, ennbsp;dat beneffens ontelbare andere de Grieken vannbsp;haar ontleend hebben. De gene die dit woordnbsp;afleiden van ’t ^gyptis woord Chami, die willen dat defe konfl van Cham j Sone van Noachnbsp;eerfle Koning van ^Egypten in de Arke
IS
bewaart en in ^Egypten gebracht, en dat de na-komelingén de feltdevan fijn fone Mizraim*g^^gipa\ en lijn raadgever Hermes hebben geleerd ennbsp;geoeffend. Doch nadienwe dit gevoelen in onAfffnbsp;Famphilife Gedenk-naala en in onfengt;»obeiiki'-'nbsp;^gyptifen Oedifus in ’t breede hebben vve-derlegt, fo fendenwe den Lefer derwaart, daarnbsp;wy klaarlijk bewijfen dat denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j
Goudmaak-konfi niet hebben geweten noch geoeffend, maar alleenlijk de * Stoffcheidingf ynbsp;of Metaalkunde j beflaande in ’t fcheiden, lui-veren en wafTen der Metalen; die niet onei-gentlijk Alchymia j dat is Soutfmelting ge-naamtwerd, dewijl’er veeltijds toe gebruikt werd; welke Konft te vooren is verhan-deld. Het is uit het j^.HoofH. van ’t ‘ Boek der c Gene .f-Schepping openbaar, dat de menfehen voor de
Sond-
XL boek, Van de ooR$éRbNG der goudmaking. 219
Sonid-vloed, wanneer Adam noch in’eleven j daar door niet alleen de ‘ nbsp;nbsp;nbsp;maar ook
^“nde u dzdLt^izix.zS.^ns-. SillagewanTubalcainAieeen erkmee^er in koper enyfer was. Het is fekernbsp;dat her koper enyfer niet fuiver uit de Mijnennbsp;is gehaald, maar dat’et door de Metaal-kiinde^nbsp;die God aan Adam en Adam aan fijn nakomelingen heeft geleerd, is gefuiverd , en om tenbsp;bewerken bcquaam gemaakt. Daar uit veeler-
De Metaal, de Metaal-kimde hcbbeii geoefend: Want de Tlanten en de Dieren ondaan en los ge-’’ nbsp;nbsp;nbsp;^ 1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;maakt werden,befichzijnde ontrent het berei-
den van geeften, oliën, ‘^uittrekfels en dier-gelijke Genees-middelen, Defe konfi; is alle lof weerdig, voortgefproten zijnde uit de eerltenbsp;beginfelen der natuur, fo iflè eerft van Konin-gen en Vorften geoefend, en daarom met regtnbsp;onder de Vrije konften gefield, verfirekkende
lei foorten vanzijn onfiaan : de eer-laan de Genefers tot een deftig hulp-middel fte is de Metaalkunde, diewe aldus befchry- j Defe konfi kan niet geroemd en geprefen werven; de Metaalktmdige Alchymia is niet an- jden; als zijnde de fpring-ader der regte Wijs - ePhibfonbsp;ders als een konfi om de Metalen te bereiden j Ibegeerte, defieutel der menfehelijke wijsheid,nbsp;te wajfen j te koken j te ondoen j teJiremmen ^ het merg en de fiel der ^ Natuur-weet en - A rt- stoffcla-
’''’«Alchy niia, ’
fenie-bereiding , de vvortelder Genees-konil en het wit daar de verfiandige altijd op gemikt ^ p^rma-hebben : Defe konfi heeft fo veel dingen on-cia.nbsp;dekt, en foo veel eigenfehappen der Dieren,
Planten en Mijnftotten aan den dach gebragt;
en tot gebruik der menfehen te fuiver en ; de an der foort van Alchymia is de Goud-making jnbsp;daar door de Alchymiften voorgeven alle onvolmaakte en flegte Metalen in Goud of Silvernbsp;te konnen veranderen , diewe aldus befchry-
ven : De Alchymia is een wetenfehap die leerd | als ook fo veel deftige Genees-middelen uitge-bereiden een feker middel ^ datfe Elixir noe- [vonden, dat de Genefers onbermhertig tegen men j 't welk by onvolmaakte enflegte Metalen I het menfehelijk geflagt zijn , indienfe de felfdenbsp;geworpen op de /elfde oogenblik die in Goud of, verwaarlofen of focken re fmooren. Nadiennbsp;^ “‘*‘0- Silver veranderd', of defe “ bepaling beftaan van de eerfte foort vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j Metaalkun-
kan,enoffodanigenuitwerkingmogehjkis,fal de genaamd, in’tvoorgaande Boekisgehan-’t vervolg onderfogt werden. De derde foort deld, fo ftaat nu alleenlijk van de twee laafie van Alchymia is eigentlijk de Stoffeheiding:, foortentefpreken.
c
V' II. •*- K weet in de heele “ Wfsbegeerte geen ge-fchil , daar over fo;getwifi is, en fo veel vreemde gevoelens zijn als over denbsp;maak-konfi : in voegen dat ik niet raadfaamnbsp;foude vinden over fo een ingewikkelde ennbsp;krakelige faak de Pen op ’t Papier te fiellen,nbsp;ten ware ik ernfiig verfochtwas mijn gevoelen te uiten : daarom fal ik foo naukeurig alsnbsp;mogelijk is mijn meening daar over voor-fiellen.
Daar zijn vier dingen onder de Wijs-begee-rige en ^ Wiskundige tot den huidigen dach betwift en onge-efiend gebleven. Het i. isnbsp;^'Perpe de Kring - meting. Het %. is een Altyd-biie”'igt;ewegend-tuig. Het 3. een geduurig - bran-^ dende Lamp. Het 4. is de Goud-maak-konfi.nbsp;Daar zijn ontelbare Wis-kundige geweefi ennbsp;noch hedendaags , die haar fel ven hebben af-gefiaaft om de Kring te meten ^ en tot eennbsp;vierkant te brengen ; doch daar is noch niemand die met recht kan feggen , dat hy daarnbsp;in fijn oog-merk heeft bereikt : offehoonfom-mige fulks voorgegeven hebben, echter fijnfenbsp;beichaamH geworden , wanneer haar mis-re-^.«'«denering is ondekt. Het felfde is gebeurd denbsp;iiockers^neenaltijd-beweegend-tuig^ dienanbsp;veel vergeeffe arbeid en koften, eindelijk totnbsp;haar fchade en droefheid hebben bevondennbsp;datfe mis-lcid waren.
lil ’t Jaat i66i. zijn my thien verfcheide 4/.'Vonden van een altfid-bewegend-tuig om denbsp;felfde te onderfoeken toegefonden, die de uit-II. Deel.
(vinders meenden de begeerde faak te fuilen uitwerken ; doch als ik de felfde aan de toetsnbsp;¦ had gebracht, foo zijnfe alle bevonden vol mis-I redeneringen; daar door de uitvinders fodanignbsp;zijn beweegt , d^e de faak on mogelijk hou-! dende , dat werk hebben van de handgewe-; fen, en haar begeiVen tot nutter oefïeningen. Iknbsp;j moet recht-uit békennen dat ik noit een altyd-\ beweegend-tuig noch in Afbeelding , noch innbsp;I Schrift heb gefien^^ niet regen-itaande mennbsp;I voorgeeft, dat’etin defe of in gene Stad van denbsp;j een of de ander is gevonden ; ja dat fommigenbsp;[haar niet fchamen Boeken metdufdanigeTi^*nbsp;j tels uit te geven ; het Altijd-beweegend-tuignbsp;\foveel eeuwen gewenfcht j vanfo veelWiskun-\ dige te vergeefsgeficht j eindelyk uitgevondennbsp;I en getoont. So roeptmen overwinning eer denbsp;j firijd is ge-eindigt. Doch ik fpreek hier van eennbsp;\gedurig-bewegend-Utig dat enkel Konfi-wer-\kig is : want dat’er door hulp dernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;met
de konfi re gaar lopende fo een tuig kan gemaakt werden, hebbenwe in ons Werk van de Seïlfietn-konfi getoond : Doch fodanige tui-gen zijn gemeenlijk van kleene nuttigheid.
Van óiQgedurig-brandende lampen is in’t voor-gaande Boek gehandeld, daarwede Lefer heen ‘kornTfr lenden. Wat de Alchymie of Goud-making be- ievonuennbsp;treft, daar is nauliks een Alchymift ^ die nietnbsp;voorgeeft defe Konfi te weten, of ten min- uan kleinenbsp;fien fegt hy de felfde van andere te hebbennbsp;fien verrigten. Doch de faak wel onderfogt oeCoud-werdende, fo bevindmen dat ’et enkel bedrog
Ee % nbsp;nbsp;nbsp;is,“^
-ocr page 735-110
I. Afdee- is, en datfe niet anders doen als het een Metaal van ’r ander fcheiden, fonder de Metalen innbsp;malkander te verkeeren. So dat ik vermoedenbsp;defe konft niet ondekt te fullen werden fo langnbsp;de wereld ftaat, dewijl fulks het menfchelijknbsp;£« onbekent vcmuft vct Overtreft, en te boven gaat. De na-jg jjj tiufdanige dingen aan haar recht foonbsp;vafthoudcnd, datfe de verborgen werk-wijfennbsp;voor haar felfs houd,fonder den menfch de felf-
Gap. III.
T)e Steen der Wijfennbsp;is niet [eernbsp;euA.
l Paradys.
Offehoon daar vannbsp;veel beufe-len toerdennbsp;verteld-
e Hierogly. phica.
de te ondekken, of fchoon die wetenfchap in haar felfs verftanelijk is. Nadien nochtans denbsp;Alchymiflen ftaande houden dat defe konftnbsp;van den beginne in de wereld is geweeft, fonbsp;ftaat nu alleenlijk te onderfoeken of het waarachtig is , datfe voorgeven, en of de Steen der a Lapi-Pi”'nbsp;Wyfen oit is bekent geweeft, en offe waarlijknbsp;foodanige krachten heeft , alsmenfe toe-fchrijft.
DAt de Steen der Wyfen fo oud niet is als | werd verbeeld door de twaalf flryden van de Goudmakers voorgeven, blijkt daar Hercules ^ door httgulden Vlies in ’t land Col-uit, om dditvootCbrifm geboorte by f/WjdoordegefchiedeniftènO/frAj.^j'jL/örai
en Typhon. Die hier van meer begeert, die leze den Stofjeheidingen Her knies van Vetrus d chvw“-‘'nbsp;Fabernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verborgentheid der verborgentheden
van Michael Mayerus en diergelijke Boeken rus. die ftrekken om te bewyfen.dat de^Egypte-naars de manier hebben aangewefenen voor-gefteld om Goud te maken. Doch die onfenbsp;Oedipm geliefd te doorbladen fal genoegfaam watnbsp;fien, dat de z_yFgyptenaars heel wat andersnbsp;beoogt hebben als de Steen derWyfen dieüclaarbef^'^'nbsp;noit gekend hebben. Iktoonedaar in’rtwce-/?gt;''''^''^y,*nbsp;of de menfehen in diequot;tijden niet anders gedaan'de Boek, datfe door \\2Jdx‘ beeldfprakigeteeFfffffnbsp;hadden, als na de Steen der Wijfen gefogt. Be- (kenen de Metaalkunde om de Metalen te fchei- ^ Hiwog’Jquot;nbsp;his, Ninm en Semiramis werden gelegt dieI den en te fuiveren, teverftaan geven; doorP’^“^*‘nbsp;konft ook geoefend te hebben. De Goud-nia-jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aanwijfende niet de verfierde
kers beWeeren ook dat defe konft by de! r^ÉT/i^y^^jmaar een •^^i^-^rÉ’/^/uitkoftclijkc tlJlgyptenaarsmQt ‘beeld-fprakigeletters isjSteenen en Kruiden, dienftigomhetlevente^‘“quot;’’nbsp;befchreveii; daar van ik echter niet een voer-j verlengen.
ftap vinde. Sy feggen ook Bythagoras in defe Doch de Goud-foekers gaan noch verder,en konft afgerigt geweeft te zijn, en dat hyde feggen dat Salomonm ’tHoog-lieddeverbor-felfde door de guide dgye heeft te kennen gege- gentheden defer konft heeft aangewefen; ’t ge-
ne Godloos en lafterlijk van haar werd gefegt.
Doch wy de oudheid defer konft neerftig op-j foekende, vinden voor Qhriftus geboorte daar
geen Schyver daar van gewaagt werd. Men foekt te vergeefs den oor^rong defer konft vannbsp;Adam, ja van God, die de felfde in den * Luft-hofdoor den Boom des goeds en quaadsfoudenbsp;hebben verbeeld, af te leiden, en dsit^dam denbsp;felfde aan fijn nakomelingen foude hebbennbsp;overgeleverd, tot datfe eindelijk nadeSond-vloed door de gehecle wereld is verfpreid; mennbsp;fegt ook dat Cham daar in feer befig is geweeft,nbsp;van wien fijn Sone Mizraim en Hermes denbsp;felfde konft fouden geleerd hebben : even als
ven. Mofes foude de felfde onder de wijsheid der vEgyptenaren geleerd hebben, en om dienbsp;beufelagtige konft meer aanfien te geven , fonbsp;feggenfe dat Hippocrates ^ Ariftoteles ^ dennbsp;H. Thomas ^ Apollonius Tyanern, Albertus ennbsp;andere grootc mannen de felfde geweten hebben. Ik kan my niet genoeg verwonderen,nbsp;dat de nienfchenfo veel wand overhoop halen
van geen gewag gemaakt. Plinius fegt dat de plinius'.^ Keifer Caligula de eerfte is geweeft,die ^d.geelnbsp;^Kattekruid Goud heeft gchaald,doch dewijle caiigu'* ^nbsp;de koften te hoog liepen, fo heeft hy ’t werknbsp;nagelaten : Goud uit Kattekruid te halen ver-ituid.
tot bevelling van fo een beufclagtig en onwaar- fchceld veel van nbsp;nbsp;nbsp;te maken ; want dat
fchijnlijk ding ; in plaats van daar door geloof is te yo^tn 'nVt Kattekruid nbsp;nbsp;nbsp;^ en
te vinden , fo hebbenfe de konft veragtelijk en | om het felfde te verkrijgen ftaat niet anders te hatelijk gemaakt. Sy tragten ook te bewijfen | doen, ais dat het van de vuilnis werd afgefchei-datnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;defe konft heeft verdaan uit het I den. Het is feker dat den feer naukeurigen^ ^
Toover-bock, d^Mc Salomons Sleiitelken noamp;-'fPlinius van defe konft de minft;ekennisnietf*'^^^^j«-men: welk Bock vol verfoejelijke en vervloek-j heeft gehad, anderfins foud hy daar van tedingenzijndc,ikagrceerinde/3É’/alsin.S^/ö- fproken hebben. Darmen fegt by
Piiniu*
heeft
Sedomon heeft defeUnbsp;ve niet ^e-veten.
mons herfenen gefmeed te zijn. Seker indien Salomon de Goudmaak-konft had geweten hynbsp;foude gecnfnrs fo veel koften gedaan hebbennbsp;om door een drie-jarigc reis het Goud uitnbsp;Ophir te laten halen. De Goud-foekers gaannbsp;noch verder en geven voor dat al de vertellingen die de Oude hebben vcrfierd nergens anders toe ftrekken als om de geheimen defernbsp;konft onder fodanige bedekte fpreekwijfen tenbsp;verbergen, Sy feggen daarom oat defe konft
micus\\ci\s!00td Alchymia voor tekomeo, is tegen de gefchreve Boeken, die in \ hati- jyijmFif-caan zijn, ftrijdig; daarom agt ik dit woord micusnbsp;van de Drukkers of van andere, om dekonft”'^^'nbsp;ouder te doen fchijnen, daar in gedraid tenbsp;zijn. Voegt hier by dat, indien de Goud-N^^^^^ó*,nbsp;maak-konft Mliamis ^ Solinus en andere Wijs-^ '^ndu*nbsp;begeerige of redeneerders was bekent, fyfou-o«*»nbsp;den ongetwijfeld daarvan nietgefwegenhebben ; dewijle haar geen edeler , deftiger en
wonder-
XL boek, Van de oorspPvONg der goudmaking. m III. wonderlijker voorwerp konde voorkomen als I uicflag licb geoefend, in ’r vervolg fal gehande Steen der Wijfen, oni haar welfprckentheid | deld werden. Maar daarfe van haar ffeen han- nbsp;nbsp;nbsp;ah daar ontrent te hefteden. nbsp;nbsp;nbsp;| delen , zijnfe foo duifter en ongerijmd, dat Suidas\tï\\daXAói.'3X(^clt;iy^gyptenaarSjVQé. \ 'ct geen fottcr beufclen konncn bedagt wer-Goud en groote rijkdom hebbende ten tijde! den, diefe onder foveelgelijkenüTen, en ondes Keifers nbsp;nbsp;nbsp;^ tegen de Romeinen Iverftanclijkc woorden voorftellen, dat Oé’ö'i- zijnopgeftaan, veel voorname luiden omhals ftis de lelfde niet foude konnen verklaren : brengende, en dat de oprocr in’tbeginfelis gelijk wy in de ‘ beeldfp'akige Alchymia^^^^o^o-geftèld en gefmoort. Hy voegter by, dat om met menigte Arabife rexten hebben bewefen, ^nbsp;re beletten dat de ci_Ad.gyptenaars fo machtig daarom is niet nodig fulks hier wederon te her- heeft gelijk uit het gefchreve Boek in ’t Vaü- oorfaak, dat ’er heele fwermen van boofe men-blijkt, van;deniet ge- fchen , Vorften-bedriegers , Bloed-fuigers. ‘Chy de eerfte verdigters defer konft zijnde, de we reld met ontelbare beufelen hebben vervuld:ennbsp;verlokt werdende door de diepfmnige Schriften van Hermes en andere iTgyptenaren, fonbsp;hebbenfe defe fteen als een onweerdeerlijkennbsp;fchat de wereld in de hand geflopt. En omnbsp;haar verdigtfelen eenig aanfien te geven, foigebragt, het hooft vol wind hebben, fwetfen-hebbenfe de felfde uit die Schriften foeken te! de van de Steen der IVyfèn, en belovende an-bewijfen en te beveiligen. Ik heb een groote; dere groote rijkdommen, daarfe arm en naaktnbsp;menigte defer Arabife fchriften, daar in niet zijn. Daar uit is ’t gebeurd dat de Stoffehei-anders voortkomt als eenige veranderingen ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;welk een deftige en heerlijke konft is, fb van de nbsp;nbsp;nbsp;j toevallige ^verwfels, llreni-; gering is geworden, dat’er niers veragter, en mingen van Quik,dewijfeomGoud van Silver,' bedriegelijker werd gehouden als een Alchi-en Silver van Lood en Koper af te fcheiden, 'Doch laat ons defe aan een fydefettende, van welke handgrepen, die ik met geen quade ¦ ons voornemen vervolgen. ^mte. heb. •n tegen anbsp;^^^einen en rijk niet meer fouden werden, datfe in toekomende tegen de Romeinen foU|Clen durven opftaan, fo heeft den Keifer belaft al de fchrif-ten der Oude van Goud en Silver fmelten op tenbsp;en te verbranden. Daar uit blijkt welnbsp;‘‘ftheren, dut de vEgyptcnaats dc konft hebben gcweteiinbsp;‘‘‘“’«ahanbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Goud uit de Myn-aarde te fmelten j en van vuiligheid af te fcheiden, maar geenfintsom het feilde te maken:, anderfmts foude het Goiid-^'‘firaunbsp;nbsp;nbsp;nbsp;L) grooten geheim niet geweeft zijn. Daar na is ’er den Griekfen Schry ver geweeft, diens Boeken met de handgefchre-ven van de Heilige konft en van de Goud-ma-king te ‘Parys in de Koninglijke Boek-kas ge-fegc werden te zijn ; nadien ikderfelverin- ^'’'«phoru Daar na heeft Nicephorus Blemmidas een Boek van de felfde ftofgefchreven, dochhy waagt, zijnde alleen ontrent de “* Stoffeheiding befich. Hier op zijn gevolgt denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;die |
halen. Dcfe Arabife overleveringen hebben ver- veiatym» fcheide groote mannen onder de Latynen na-gevolgt Arnoldtts Villanovanus ^ Raymundus^ LuUus ^ Joannis Azotus ^ en ten laaften Pa-racelfus j als ook ontelbare andere , die de meening der Arabers of niet verftaande ofnbsp;qualijk duidende. Door een nieuw gefmedenbsp;Wijs-begeerte de gemoederen der bcgcerige «^Phiiofo-Vorften als door een goude keten tot haar heb-ben getrokken , fodatlefommige, niet fondernbsp;fchade der Burger-ftaat, teenemaal aan die luiden hebben overgegeven. Hier door is ’t ge-beurd , dat Tonneel-fpeelders , Soldatennbsp;Qiiakfalvers, Baard-fcheerders, Heelmeefters,nbsp;Hand-werks-Iuidcn, en diergelijke flag vannbsp;menfehen als in een nagt de konft vannbsp;maken zijn ontwaar en wijs geworden; die is de Beurfe-fnyders, als uit het Trojaans peerd op een bot zijn te voorfchijn gekomen : fo datnbsp;j Paracel/us gedwongen is te bekennen, dat de Paraceifusnbsp;Stoffeheiding is als een Akker voor alle lui-^*'^quot;^-aars en deugnieten , en dat ’er geen fwijn is, ’t welk de Wijngaard der Stoffeheiding niet durft omwroeten. De meefte defer maats zijnnbsp;verlope gefcllen, die haar goedje hebben dcur- |
Ee
Het IV. Hooftstuk.
1. Afdee-
LINO.
Cap. IV.
quot; Et is onmogelijk dat de Stoffchcider in ’t bewerken der Mijnjloffen ietsnbsp;na behooren kan verrigten, ten zy liynbsp;Hetisfeer voigens de leiding der natuur en de regels dernbsp;moejdijk i^ekonfc tc werk ga ;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Schilder-konft
nmmrna nbsp;nbsp;nbsp;dat ’er in alle konllen en weten
fchappen een patroon en voorbeeld ver-eilcnt werd. Het aardryk foude den Goud-foekernbsp;een goed voorbeeld wefen, indien hy des felfsnbsp;inwendige hoeken en winkels kondebefchou-wen en doorfnuffelen: want daar werkt de hitte fodanig, datfe de flolFen ondoet, opheft,nbsp;kalkt, tegaar-llremd, verhard, doet giften ennbsp;op meer andere wijfen bewerkt, tot datfe de gedaante van Metalen aan-nemen. Doch ditnbsp;werk werd op fo een verborge en onbekendenbsp;wijfe verrigt, dat ’et voor den menfch onmogelijk fchijnt de felfde te agterhalen; dewijlenbsp;niet kan geweten werden wat trap van hittenbsp;ver-eifcht werd om defe en gene ftoffen vannbsp;malkander tefcheidenente vereenigen. Echter fo lang den Goud-foeker dit niet weer, fonbsp;mag hy verfekerd wefen fijn oogwit niet tenbsp;-'^^^’’Vr^^fullen bereiken. Invoegen dat defe eeneaan-
onmtrgeltik- nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ i ••r i inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i
' ¦ ¦' merking genoeg is om te bewijlen dat d^goud-making j nbsp;nbsp;nbsp;niet onmogelijk, tenminften
feer moejelijk is. Voegt hier by dat noch nie-Niemand mant, hoefcherp-fmnigliyookfy, rcgtheeft lltht vlr- konnen verklaren op wat wijfe de Metalennbsp;kiaardhoe grocjeii, cn voortgebracht werden; want hoenbsp;deMetdm y^j-Jer 111011 ill ditwcrkkomt, fo veel te meernbsp;greejen.,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gp fwarigliedeii doen fich op. Daar- ^
om kan ik my niet genoeg verwonderen, dat j veel Goud-foekers fonder kennis der WijS-be-geerte , fo een fwaar werk, ’t welk de allerver-ftandigfte voor onmogelijk hebben gehouden,nbsp;met ongewafte handen durven ondernemen.nbsp;irmmdigtnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Dcwijlc daii de inwendige geftal te des aard-
onbekent is ; als ook op wat wijfe het onderaardfe vuur op de ftoffen werkt, fo kanmen alleenlijk by giffing daar van oordeeien ;nbsp;na langdurige en ernftige overweging is mynbsp;toegefchenen, dat de plaatfen, daar de Metalen groejen defe of diergelijke gedaante hebben.
vermnmde Wy hebben in ’t eetfte deel defes werks ge-tert Dtlie- j-Qoiid, dat biiincn in de aarde veel vuur en zi in, enGiafen, die haar hitte tot al de omliggende deelen desnbsp;aardrijks feilden en verfpreiden. Vordersnbsp;diend aangemerkt, dat in de aarde ook veelnbsp;holligheden als Overhaal-glafen met metalige'nbsp;Mijnftoffen befet zijn, welke ftoffen door denbsp;onderaardfe hitte lofgemaakt en na andere holligheden j, die Ontfang-glafen verbeelden, gedreven werden, daarfe dan de gedaante vannbsp;’t een of ’t ander Metaal aan-nemen. Gelijknbsp;in de neven-gaande Jfbeeldine eeniefmts vertoond werd.
o? nbsp;nbsp;nbsp;Laat ons vaft ftellen, dat X een vuurplaats
l.dcngroei is, en A ecii bak met Mijn-vogt of Quikkige jert.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Swavelige ftof befet, diens wafemen, door het
a Minera-lia.
heid der Goudnia-king blijkt.
telidte des , etardrijkt. ryks
vuuropgeheven, na de holligheden C D E F G gedreven werden. Indien dan uit A als uit eennbsp;^ Overhaal-glas een Quikkige Soute Swaveli- ^nbsp;ge wafem opgaat, die door de Pijp B C in de ®nbsp;Ontfang-plaats C komt, daar feer fuiverc Swa-vel is, fo werdfe door de koude der plaats totnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
een vogt te gaar-geftremd; ait vogt met de roodefuivere Swavel nader vereenigende', en^nbsp;door de matige warmte langs de Pijp B C ge-koefterd en als gerijpt werdende, veranderd,nbsp;na dat de overtollige vogtigheid is verteerdnbsp;in Goud. Doch de wafem door de Pijp B D ko-mende in de holligheid D die met witte en minnbsp;fuivere Swavelhamp;{ttis, werd daar tot lyi/wr.
En fo krijgtfe in de andere holligheden, daar onfuiverer Swavel en aardagtige vuilnis in tSjnbsp;de gedaante van Aö/’É’r j Tfer j Tiuj Loodtnnbsp;eenige andere M§nftoffen. Invoegen dat denbsp;felfde wafem in verfcheide plaatfen tot ver- /«»groejef-fcheide Metalen werd. Volgens dit voorbeeldnbsp;der natuur hebben de ' Stoffcheiders haar'quot;^cucur-
Kolven, quot; Kromhalfen, Helmen, Ontfang- bite. glafen en meer andere Werktuigen uitgevon-*^**^”'^nbsp;den, om dat felfde te verrigten ft welk de natuur onder de aarde doet. Opdarwenietfou-den fchijnen onkundig te wefen van die dingen , die ver-eifcht werden om de Goud-ma-king voor of tegen te fpreken, fofal ik de Vaten , Glafen en Ovens, als ook de manier vannbsp;haar gebruik voorftellen en verklaren.
Op dat ft gene in defe Onderaardfe JVereld nbsp;nbsp;nbsp;m
in ’t breede en mogclijk al te wijd weidend is dit verhandeld,tot gebruik en nuttigheid foude ge-bragt werden,fo hebbenvve voorgenomen in ditnbsp;Boek, datwe de toegejafte aamfe Wereld not-men, een klare, ligte en veerdige Stoffchei-ding-leer voor te ftellen : om het gene denbsp;werkfame en afgerigte natuur onder de aardenbsp;verrigt, doorkonftige Handgrepen na teboot-fen. Doch eerwe daar roe komen, is nodig datnbsp;eenige algemeene Regels en gronden voor afgaan, die aan-wijfen hoe èit Stoffcheider{\ó\nbsp;in fijn verfcheide werkingen heeft te dragen.
Dat gedaan zijnde, fofullenwetotde ƒ making komen, onderfoekende wat de ^ 5/^^f’^^foiopbe*nbsp;der Wftfen is, ofi'e waarlijk kan gemaakt wer-den, en offe fo kragtig is gelijk de Goud-foekersnbsp;voorgeven.
Het woord Chymia komt van’t Grieks woord xÓHf, dat is, fmelten ^ of eenige ftof tof een vog-ffh,idmggt;
tigheid htengamp;n ; deC/6'ywilt;2ofStoffcheiding
kan aldus befchreven werden : de Stoffihei-ding is een Konfi om 't fuivere van ’t onjw'^ere te fcheiden j makende middelen dienftig voor denbsp;gefontheid en voorde Metalen- Defe Konftnbsp;heeft opfigt fo wel op ^Q^TlantenQn'Dierennbsp;als op Metalen i want fyftheid in alle dingen het fuivere van’tonfuivere : dat op verfcheide wyfen gefchied , gelijk narnaals ffünbsp;geleerd werden.
XL Boek, Van de oorsprong ,der goudmaking. 213
De Geboort-plaats der Metalen.
Ontrent de Stoffcheiding zijn aan te merken de dingen tot de werking dienende, en ’twcrknbsp;De plaats der Stoffcheiding is daar denbsp;te bewerkene ftof behouden werd; namelijknbsp;de Ovens en de Vaten: de Ovens zijn de plaat-fen daar het vuur, om de ftoffèn te bereiden,nbsp;gcftookt werd. Al dc ervareniflè»» die ik hicJr |
fal by-brcngcn, heb Ik fien doen in de • Artfe-nie-winkel van onfe Broederfchaphiertei^ö- ' men 3 of fy zijn my mede gedeeld van geloof-weerdige luiden. In defe winkel ontbreektnbsp;niet van ’t gene dienen kan om fodanige erva-reniflèntedoen. |
He
I. Af»ee-
Van de Stof-fcheiders Ovens, Vaten, trappen Van hitte en Stof-fcheidi^e iperkingen.
Cap.v. nbsp;nbsp;nbsp;Ovens zijn of open of bejloten. De I M werden fo genaamd , om datfe ¦quot;¦‘^boven niet gedekt zijn ; dufdanig zijnnbsp;Ovens, de Troef-ovens en de Wind~ovens: een Proef-oven is in welke denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;beproefd, gefui-verd en afgeblafen werden ; dufdanigcn Ovennbsp;werd gemaakt of van Klei, of van yfere platen ; gelijk in de eerfle Afbeelding van denbsp;volgende Tafel werd vertoond. |
T)amp;gedaante en 'tfatfoen der Ovens.
'JFwrmki r^rtmadiddms
FABRICA TtrRïrORUM .
Ttottus apet-ius probatórms
ventofus
Ir'
imraait
^nt-cnA
aJam.
m^tbatufr Y'furtuis 'FühfÓphtcttS
m.
'fumus ^Reverberahnua, '^14. 4,,
' ^Eleyerberoivf^int,
Tfi'ifkritttn.
faïL
Cffruferium- A :
prob” ^ K^tdèimgis een opene^Troef-oven^ daar inde Metalen gefuiverd ,beproef den afge-rius. blafèn werden. A. Is het onderfe des Ovens. B. Is de opening van'tAfch-gat. C. /•*’ het midden tuffehen de bovenfie en benedenfte opening. D. Is een opening om het Metaal opnbsp;de Roof er te leggen. E. Is een opening, daar door de Kolen met eenyfer werden cmgeroert.nbsp;F F. zijn gaten om de hitte te befierenente bedwingen,defelfde na be heven vermeerderendenbsp;en verminderende. G F. Is een Locht-gat.
TDe 11. Afbeelding verbeeld een opene Wind-oven, daar in de Metalen door middelvan H aan-geblafe vuur gefmolten werden. A. Is het Afchgat. B. Is een opening daar de Wind in komt, en de Afch uitgehaalt werd. C C. Is ^e Roofer om de Kolen op te leggen en denbsp;Smelt-kroes op te fetten. D. Is de Smelt-kroes daar de Metalen in gefmolten werden.nbsp;E. Is de gedaante des Blaasbalgs , daar eenTyp in moet ge f eken werden. F. Is hetnbsp;Rook-qat.
Tgt;e
-ocr page 740-c A Igt;. V,
Plioruin.
’Acedia,
f Arsdeftil-^3toria.
*’’^e/eo.
2)(f III. Afbeelding vertoont een Kalk~oven, nbsp;nbsp;nbsp;dienjiig is om dingen te kalken. A. Is V ^s-
gat. h.lsde deur der Haard-Jiedej met deyfere Roojier j bequaam om de overdekte Tigchel of Moffel met de fioff die gekalkt moet werdenin te leggen. C. Z^ftvier rookgaten aan denbsp;zijden des ovens. D. Is een t oor enken om de kolen in te werRen. Or ae M.offel E zft gaatje snbsp;met haar deurtjes om de affchen uit te fcheygt;penj en de locht in te laten. Het gat H. is altijdnbsp;open.
He IV. A{\:tze\èXn'^is eenWeerfteut-oven j daar in de jioffenvan de weerf entende vlam gekalkt werden. A. Is’t Asgat. B. Is de opening om de afch uit te halen. C. Is een dwerfe Roofter. HD. IsdebinnenfieruimtederHaard-fede. E. Is de opening door welk het houtnbsp;op de Roo A er ge legt werd. F. Is de vloer om de te kalkenef of op te leggen. G.Iseengatinnbsp;de vloer j door welk de vlam opgaat ^ om weerfteutende op de ingelegde ft off e te fpeelen^nbsp;H. Is een opening dienftig om de ftofop de vloer te leggen. I. Is het verwelffel. K. zijndenbsp;Rook-gatenom dehittetebeftieren.
He V. Afbeelding is een Athanor oflFeek-ovenj dienendena demeening der Goud-foekers om de * Sreen der Wijfen te bereiden. A. Is de bodem ledig wan rook. B. He opening des As~nbsp;gats. C. He opening des ovens in welke de Roofter C'E, gep laat ft is. D. Is deToorendoornbsp;welk de kooien op de roofter geworpen werden. E. Eenyfere dekfel desToorens. F G. Eennbsp;openings door welk de hitte van de vuur (lede C, in de oven K gaat, zjnde met een Schotdeur voorfien. G FI. Een gat in de Toor en ^ dienende om de locht te trekken. IK. L. Is denbsp;oven met fijn opening L voorfen j daar door de hitte in H verwelffel M N kan trekken.nbsp;O. Een opening door welk de hitte uit de oven M. in PP. kan trekken. M. He Vuur ft e-de, daar op de te bewerkeneftofgelegt werd. P P. Zyn Lochtgaten met haar Schot-deuren.nbsp;A. Hes ovens dekfel of voltooi fel.
He IV. Afbeelding, is een ’’ Gemak-oven, daar in met een vuur en weinig arbeid verfcheifte werken werden verricht jkonnende lichteljkallerley werk werden toegepaft. A. Zijn dé
Afch-gaten. B. Vuurfteden door de Roofters van de Afch-gaten onderfcheiden. Cl Zyn Rook-gaten. D. Is een Toor enken om kolen in te werpen.
Dit agten wy ten opficht der Goud-foekery van de Ovens genoeg. De andere foorten van Ovens zijn in ’t XII. Boek daar van de ^ Overhaal-konft gefproken werd, volkomen afgehandeld.
Pjofophi,
^‘dcheide
van
/Retorte.
toria.
Daar zijn noch Ovens, diefe gedekte Ovens noemen ; fommige der felve zijn enkel, ennbsp;andere t’faamgefteld ; de enkele Ovens hebben geener andere hulp nodig , als in de derdenbsp;en vierde Afbeelding vertoond vverde. Daar isnbsp;ook een Bad-oven, daar door in een ketel metnbsp;heet water de ftofFen ondaan en los gemaaktnbsp;werden. '£.cv\Hau-bad werd genaamd een O-1nbsp;verhaal-vat, dat door de op-gaande damp van ?nbsp;heet water heet werd. 'Een Èieerdaal-oven is, jnbsp;door welke de ftofïen al neer-ftotende ondaan!nbsp;werden. fSaam-e^eftelde Ovens noemdmen,nbsp;als door een en ïiet felfde vuur verfcheidenbsp;Ovens te gelijk gaan; dufdanig is Se Athanornbsp;fo genaamd , om datfe tot de geheime Stof-fcheidige werken diend , daarom werdfe ooknbsp;van fommige de Wys -geerige Oven genaamd ; fy kan op verfcheide wijfen toegefteldnbsp;werden; wy hebben die in de V. Afbeeldingnbsp;vertoond , als de befte en met de onderaardfenbsp;Vuuren meeft overeen-komende , verkoren.nbsp;De Gemak-oven behoord ook tot de t faam-geftelde ^ is fb genaamd om dat door een ennbsp;het felfde Vuur met weinig arbeid en moeitenbsp;verfcheide Ovens gaande blijven.
§• I-
He gedaante en het fatfoen der Stof-fcheidige Vaten.
Sommige Vaten der ‘ Stoffeheiders werden op het Vuur gebragt, andere niet; fy werdennbsp;gemaakt van Glas , van Aarde, en van Metalen; van Glas werden Fleffen, Kolven, Krom-halfen,Helmen en ^ Ophef-vaten gemaakt, dienbsp;van de Stof-fcheiders veel gebruikt werden.
II. Deel.
Daar is ook een Vat datfe het Wys-geeri- hovum ge Ey noemen, waar toe dat diend fal in ’c ver-volg geleerd werden ; werd gemaakt of van*^'''”’nbsp;Aarde of van Metalen; als daar is eenKoperenbsp;Overhaal - ketel ^ die de gedaante van eennbsp;Blaas of Ey heeft: diend om de kruiden en gewaden over te halen. Daar zijn ook Tregters,nbsp;Smeltkroefen , en Kapellen van twee deelennbsp;fchoone Eiken-aftchen gemaakt, meteen deelnbsp;Merg-loofe been-aflehen, uitgefonderr die vannbsp;Verkens-beenen. Een Helm is genoeg bekent,nbsp;werd op een Kolve gefet, om vogtighedennbsp;over te halen.
§. I I.
Op wat wijfe het Vuur diendgeftookt.
De warmte is in de ' Stoffeheidige werkin-; chlmktó gen een helpende oorfaak, daar door de felfdenbsp;haaftiger en beter verrigt werden: defe warmte is tweederlei, natuurlyk en konftig. De natuurlijke warmte komt van de Son, diens ftra-
lt; nbsp;nbsp;nbsp;. ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, , .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;u $en groot
lenof ongemiddeld, of doormiddel van een hulpmiddel holle Spiegel op de te bewerkene ftof gebracht aenbsp;werden. Defe warmte is feer dienftig om denbsp;Metalen te ontdoen en te kalken. In de war-pe »/?;««gt;•-me Landen, namelijk in z_/Egypten*ex\eXSex.s^jf'quot;‘'‘'^nbsp;legtmen de ftoffe ongemiddeld in de Son-ftra-iCo»j(nbsp;len, of men fet de glafen in ’tfand, maarnbsp;de kouder Landen gebruikt men holle Spiegels: daar ontrent dient aangemerkt, dat denbsp;Spiegel geduurig foodanig moet gedrait werden , dat de weergefteute ftraalen van denbsp;nooit ftilftaande Son altijd op de ftoffe vallen ; gelijk wy breedelijk verklaart hebbennbsp;in ons Werk van V Licht en Schaduw^
Ff nbsp;nbsp;nbsp;der-
I. Afuhe-ling-
Werktuig em de Son.nbsp;flralen innbsp;¦em hoUenbsp;Sptegel t»nbsp;vergaren.
werd de Spiegel wat omgekeerd, op dat de Stralen altijd op de Kolf mogen blijven : denbsp;Kolf moet ook hooger en leeger gefet werden,nbsp;navolgens dat de Son hooger of leeger is, anders kanmen niets goeds verrigten. In plaatsnbsp;van de holle Spiegel konnen de Son-dralennbsp;door een rond glas vol water op de Kolf geleidnbsp;werden.
Konftige warmte noemdmen, die volgens het believen des Konftenaars opgewekt en be-
In welkers plaats eennbsp;glas volnbsp;water kannbsp;gebruiktnbsp;werden.
KenHifre warmte isnbsp;tweederlei.
derwaartwy den Lefer feilden. Omdufdanige ftierd werd, is tweederlei, •weekendecn/chei-Hand-grepen met verftand en beleid te verrig- de/ide : de weeking gefchied of in een Oven, ten heb ik het volgende Werktuig verfonncn. of in Mis : in een Oven heeftmen verfchei-A. fy een glafe Kolf met de Helm l,op een drie-; de trappen van weekende warmte; door denbsp;ftap gefet. Daar aan een dun yfere hand-vatje eerde trap werden de llofïen wït , doornbsp;D. met een omdraijende arm D G. is vaftge- de tweede^é’^/j en door de derde trap Innbsp;maakt, die om D. als om een As kan omge-; werden de dingen geweekt wanneer denbsp;draid werden: op defe arm werd ontrent G. een; glafen met peer de mis j als ook met ecnige an-andere arm G H lood-regt neergefteld , daar' dere doffen bedekt werden. Daar van innbsp;aan de holle Spiegel E vad is. Defe SpiegeidiysM. Boek daat te handelen,nbsp;moet fo tegen de Son gedeld werden, dat des j Scheidende warmtenbsp;felfs dralen van de Spiegel op de glafeKolf val- jes van de grove en dikke affcheiden : datnbsp;len, en de Son een weinig verloopen zijnde, fo fchied of in een Over-haal-ketel, of door mid- hitte.
' nbsp;nbsp;nbsp;’ del van heete affchen en fand. De hitte krijgt
ook verfcheide benamingen navolgens datfe^e-middeld of ongemiddeld op de doffen werkt, als ook volgens de verfcheide ftoffen daar doornbsp;fy verwekt werd. So is’er derke hitte, vrijenbsp;hitte, belemmerde hitte, hitte van kolen, vannbsp;de vlam, van een bad enz. gelijk in de volgende Tafel met een opdag der oogen kan bc-fchoud werden.
Umige algemeene gronden en regelen, Volgens ipelke de Stoffeheidige werkingen door Ervarenifffen m Voorbeelden, op ieder paffende,getoont en
aange'irefen leerden.
Cap. VI
Stef-fchai-dige werker
«Tberia. h Praxis.
Wat de Stof.fehei'nbsp;ders eigent-lijk doornbsp;kalk ver-(laan.nbsp;c Chymia
‘ Haar is tweederleinbsp;kalking.
OP dat foude verftaan konnen werden wat denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;werken eigentlijk
zijn, en watfe verrigten, fo heb ik voorgenomen in dit Hoofdftuk de Iblfde te verklaren, niet alleen voor fo veel de befpiegeling be-treft,maar ook de ^ Konfi-oefening enHandgrc-pen, door verfcheide voorbeelden enervare-niffen; een begin en aanvang makende van de kalking.
Het I. Ervarelyk Voorbeeld.
Tie wpfe om de ftoffen te kalken.
Boven is gefegt de kalking nier anders te zijn als een ondoening der tfaam-geftremdenbsp;ftoffen. Inde 'Stoffcheidingverllaatmendoornbsp;kalk een poeder, dat door verdrijving van overtollige vogtigheid tot onvoedbare deeldjes isnbsp;gebragt; werd verrigt of door beknagen, ofnbsp;door branden. Ygt;tbeknagingge.i(dS\tdt of doornbsp;fcherpewafemên,ofdoorfcherpevogten : denbsp;Metalen werden door fcherpe wafemen be-knaagt, wanneer de felfde dun geflagen overnbsp;fterkwater, afijn, of over uitgedrukte wijndruiven werden gehouden. De koftelijke Metalen werden ook fomtijds door de wafem vannbsp;Ij)odof ^ikftlver bros en los gemaakt. Doornbsp;’t vuur werden de Metalen als kolen en affche :nbsp;doch alle taye, fagte vette aarde werd doornbsp;fterk vuur totfteen gebakken; maar de fteenennbsp;werden rot kalk gebrand; gelijk in de Steen-ennbsp;Kalk-ovens te fien is.
I. Ervarenis.
Yfer-faffraan door wafemige beknaging te maken.
Giet in een glafe Kolve fterk water, dat van gelijke deelen Salpeter en wit gebrande Vitriol is getrokken; hangt boven in de Kolvenbsp;eenigeftale Tlaatjes, ftopr de Kolve digt toe,nbsp;en fetfe X4 uren in warm fand, dan vindmennbsp;èit yfer-faffraan als ftof aan de plaatjes hangen , die, óitfaffraan met een hafepoot of ander tuig afgeveegt zijnde, weer over het Sterkwater werden gehangen, en dat werdfodik-wils herdaan, alfmen verneemd dat’ernbsp;fraan aan de ftale Plaatjes vergaard.
E V o L G.
Yfef'iif'
fraan wafeffi ttnbsp;bereidt»-
Op de felfde wijfe werd het Loodwit bereid, namelijk als loode Platen boven over een open quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
Vat met Afijn gelegt werden, fo beknaagtfe de Afïjn-wafem tot Loodwit. En alfmen Kopernbsp;in uitgedrukte druiven legt, fo veranderet in |nbsp;Kopergroen j gemeenlijk Spaans-groen genaamd.
II. Ervarenis.
Te wyfe om de ftoffen te kalken met de felfde in eenig vogt te leggen.
Dit gefchied of door ^ neerftoten, of door Amalgameren. Neerftoten noemdmen wanneer eenige ftof, door fcherpe vogtenondaannbsp;en als tot water gebragt zijnde, doorafhalennbsp;der vogtigheid of anderfints tot kalk werdnbsp;gebragt. So fegtmen dat Silver, in fterk water
ondaan
Spaans-groen te * maken.
d?txó?‘'
tare.
Kalken door neef'nbsp;(loten.
lt;:Overhaal-ketei.
1 ten dienenj^^jj, jglinelte-fTragr^;;'
ftefmel-5SineIckroelegt;'‘
Aarde va-1 ten cCapellen. ten die -lt; . fde Kalk-doo?'nbsp;nen omnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de Sand kroe^’
¦ imciten ’ nbsp;nbsp;nbsp;’
De plaats
gebragt / maakt ziln | van Mij werden -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. n ^
Vaten daar van fomnbsp;mige aan*!nbsp;’t vuur
Dingen tot hetnbsp;werknbsp;dienende.
Lde Moffel.
niet
ta believen J t'-oei-y ’ Eepels.
pHand-tuiX I gen
niet aan ’t Vuur
Helpende oor. iaak,
De Stof. ^ fcheidinginbsp;is befignbsp;ontrent
t’faam gefielde f door Wafemen.
[Branding
fOndoe-ning
De W er kingennbsp;lèlfsnbsp;. zijn
ning
i neerdaling^, nbsp;nbsp;nbsp;, 5 Smelting,
k nbsp;nbsp;nbsp;(.koude
in lange|verheffing |
tijd ( nbsp;nbsp;nbsp;, ¦ S Verrotting, C Indrinking-
weeking ^ uittrekking. Iweer-opgieting.
• „ nbsp;nbsp;nbsp;. S^koude. 1 c u- ^ Enkele.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;5 V/ind-oven.
lStrcmming^^^j.j^g^ (.Smelting
rr\ 5 Pï’oef'Oven, fnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;CiWind-oven.
I nbsp;nbsp;nbsp;fKalk-oven, fOpklitn-oven. fp» 5-
Ovensh nbsp;nbsp;nbsp;fEnkele-^ Weerftuit.oven,^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*1 S^^Warm-land
1 nbsp;nbsp;nbsp;l_Los-maak-oven, |^Neerdaal-oven. (Vochtige{Bad.
t nbsp;nbsp;nbsp;CPelitan.
f nbsp;nbsp;nbsp;fvan
•{ nbsp;nbsp;nbsp;Die van een be-jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I
paalde ftof ge-^ nbsp;nbsp;nbsp;j
ijn- ‘j ftofFen
fBoven-vaten 5 blinde. Volgens believen J zijn Helmen quot;^opene.nbsp;des Stof-fcheidcrs 1 Onder-vaten S Kolven.
[ zijn nbsp;nbsp;nbsp;^Krom-halfen.
^ nbsp;nbsp;nbsp;c Ontfangers.
Andere J houdende Vaten ^ Schelpen.
} nbsp;nbsp;nbsp;cTrachters.
IDoorficg-vaten
ffmalleC Roofters. raltijdlt;( d Yfer-roeden,nbsp;j t.breede{ Spatels.
te gebruiken aan ’tVuur.^ nbsp;nbsp;nbsp;fnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Tangen.
Lna believen ^ Koer-yfers.
L Yfere ringen.
(quot;Natuurlijke { de Son-ftralen.
I nbsp;nbsp;nbsp;Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;riekende 5een Week.oven.
I nbsp;nbsp;nbsp;Jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;o in Mis.
_jquot;bad.
fBeknaging^ nbsp;nbsp;nbsp;f vochtige ^
f , nbsp;nbsp;nbsp;5door een Helm-
foptil-Sdrooge Opheffing. J ^ °Pcdoor een Ketel. v..rri.,r, fi”nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 Hog ZvochtigcOpheffing. ^ fcheuns 5door een Krom-
j tijd nbsp;nbsp;nbsp;(.op ^hals aan de zijden.
- king,
-ocr page 744-ondaan zijnde, neergefioten werd, wanneeri nbsp;nbsp;nbsp;Het III. Voorbeeld.
''ïr en
Goud neer ^‘floten.
f«Amal.
is.
Koper, gemeen Sout of Ammoniak-foutdaar !
by gemengtwerd. So werdookG’w^/j inKo- G/* wat wij/e de Metalen door fiberpe fouten ninglijk water ondaan zijnde, neergefioten als jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;andere drogefioffen werden ge kalkt.
tt een wamp;mïg ^ik-fher by komt; mi als Men brengt het Metaal tot nbsp;nbsp;nbsp;Mar.Sercm
er een weinig Swavelhy is,en datmen c dan in nbsp;nbsp;nbsp;fnytet met een fcheer in kleene Rukjes. Metalen
een gefloten glas by t vuur aat flaan, fo werd, fiherPe knagende fiofen werden gepoe-^quot;^^/7e‘^* na t vervliegen en des Swave s des (^uks, een ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ pjg qJ:Sterk-water rot een kMen.
eer fijne Kalk overig gevon en re offer de h- p^pje beflagen, echter gebruiken fommige de chamen gemaakt werden, fo veel te fijn er wer- ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
deme^^^^ f' nbsp;nbsp;nbsp;ofin een Smelt-kroes, daarop
een laag pap of poeder, dat fo lang overhands vervolgende, tot dat de Smelt-kroes vol, of alnbsp;de ftoffe belleed is. Dan werd de Smelt-kroes,nbsp;digt gellopt zijnde op ’t vuur gefet,daarfe 4^ 6^
IX of 24 uren,ja fomtijts eenige dagen verblijft, dan laatmen de Smelt-kroes koud werden,nbsp;en men vind ’t Metaal t’eenemaal gebrijfeldnbsp;en gekalkt. Op defc wijfe ben ik gewoon denbsp;Tfir-fajfraan te bereiden, namelijk het yfer e Crocusnbsp;met een Papje van ongeblulle Kalk enPisin^^l^'j-^^fnbsp;een Smelt-kroes overhands fchikkende, en 24 fiaan.nbsp;uren in ’t vuur houdende; wanneer \\tK.yfer uitgenomen , gepoederd, gefifr en van de Kalknbsp;afgewallen werd. Op de felfde wijfe werd ooknbsp;de Koper-fajfraan ^ die tot veel werkingen rcoper-diend, roebereid.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Saffraan.
Het IV. Voorbeeld.
Tgt;e manier om de Antimonie te Kalken door by-mengen van Swavel, Salpeter, ennbsp;gemeen Sout.
Neemt gelijke deeleny^®ifiw?ö«zgt; ^ Salpeter d# bede
~ ' -----
Antimonie
De nbsp;nbsp;nbsp;met anders «jnde als legmen ^en laag Mctaal.en op ditMetaal weet
een kalking der Metalen door middel van ® nbsp;nbsp;nbsp;°nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. j.
^ik-Jïher j, werd aldus verrigt ; men ver-menpt het dun gefiage Metaal met fes, negen of twaalf deelen fijuïk-filver^ en fo werd hetnbsp;Metaal by na hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gelijk; wanneer
dan het ^lik-filver door ’t vuur werd uitgerookt ; fo blijft her Metaal als een fijne kalk overig.
HetII. Voorbeeld.
Van de neerfioting door middel der ondoening.
Men neemt een half once dun geflag Goud dat gefmolten werd in Koninglijk water, ’twelk van gemeen Sout en nier van Ammoniak-fout, daar door de Quik vluchtignbsp;werd, is toebereid : vorders fmeitmen gelijkenbsp;veel Antimonie-glas in Koninglijk water; eindelijk werden drie oneen ^ik-filver in Sterkwater gefmolten, dan gietmen defe drie vochten , klaar en helder zijnde, by malkander, ennbsp;men trekt de vochtigheid eenige reifen van de
neergellote kalk, altijd vers Koninglijk water nbsp;nbsp;nbsp;_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;s r ^ m r
daar by gietende; tot dat de §mk op een gloe- e» gemeen Sout, doet defe llolfen fijn gepoe- -'rfi
en
''gia,
fifieomdt
^quot;piheid
jend yfer gelegt geen rook geeft. Na dat dan de geeften en wafem van’tKoninglijk waternbsp;zijn verdreven, fo gietraen op de overblijvendenbsp;kalk fo veel Brandewijn j datfer drie vingersnbsp;boven ftaat, die fes reifen met llerk vuur werdnbsp;afgetrokken, tot dat de Quik geen wafemnbsp;meer van fich fend; dan moet de fijuik in een
gloejende Tiggel volgens de Konlt gekalkt werden.
Hier uit blijkt dat de Stoffeheiders door de kalking der Metalen niet anders verftaan alsnbsp;derfelver doding, gelijk Barcelfiusnbsp;’t Goud werd gekalït om daar uit een ^ Verw-felquot; Vijfdewefen, quot;’Harft,Saffraan, Vitriolennbsp;Swavel toe te maken, de wijfe werd in’t vervolg en byfonder in ’t X11. Boek verklaard ennbsp;onderfogt.
de
‘^‘ilen ts,
^efina.
derd zijnde in een Smelt-kroes , flopt de felfde tekalken. dicht toe , maar een gat open latende om denbsp;quade dampen uit te vliegen: fet dan de Smeltkroes in een Wind-oven, en laat de fioffen ternbsp;deeg fmelten. So lang als’er noch rööi uit hetnbsp;gat komt, ffo is ’t een teken, dat de flof niet genoeg gefmolten is : als men geen rookmcctnbsp;gewaar werd , dan moet het vuur een vierdenbsp;van een uur noch flerker werden aangeblafen;nbsp;en dan laatmen de Smelt-kroes koud werden,nbsp;en men vind de Antimonie op de grond fchoonnbsp;en fuiver, die gepoederd zijnde rood is, dienende om veel deftige Genees-middelen tenbsp;bereiden: invoegen dat die de belle wijfe is omnbsp;de Antimonie te kalken, fo,om datfe in een halfnbsp;uur verrigt werd, als ook om datfe geen foutennbsp;by fich behoud.
Het V. Voorbeeld.
Op wat wijfie de Metalen tot doorfchynig gemaakt werden.
De fyieren en de Tlanten konnen tot Affiche gebrand werden , daar van wy in ’t vervolg fullen fpteken ; doch de nbsp;nbsp;nbsp;werden
niet tot Afiche gebrand , maar alleenlijk gekalkt. Op de volgende Wijfe trachtmen ^ik-filver tot Glas te maken.
1 nbsp;nbsp;nbsp;ffi 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Men
-ocr page 745-230 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD,
Men neemt rode verbeterde nbsp;nbsp;nbsp;in | fonder iets in de Kromhals te blijven als alleen
de felfde ondoet men ^ik-Jilver , dat door quot; opheffing, of door Sout en Afijn gefuiverd is.
Daarnadoetmen defe metQuik beladen olie
I. Afdee-USG.
a Sublima-
tl3.
h Retorta.
Glat van ^uikfilvernbsp;te tsreiden.
c Sublima-re.
werden, dan fultge het Ammoniak-fout fien opklimmen, de ^ik en het d’i/x’er in’t Glasnbsp;onverminderd blijvende onder de gedaantenbsp;van feer fuiver Goud. Daarnalatenfe dit meng-fel in een fterk glas of verglaafde Smelt-kroesnbsp;fmelten, daar door het de gedaante van door-fchijnig glasóiZt een weinig bleeker is geworden, aanneemt; dit fegtmen ontelbarenbsp;krachten te hebben , die hier niet behoevennbsp;verhaald te werden.
Het VI. Voorbeeld.
Op wat wijfehet Goud volgens de meening van Libavius tot doorfchjjnigG las gemaakt werd.
Neemt een half once fuiver Goud ^ en acht oneen Hongerfe Antimonie: laat ditmengfelnbsp;in een Smelt-kroes fmelten,giet’et dan uit, forgnbsp;dragende dat’et in de Smelt-kroes nietindrin-ge ; poederet dan fijn , en kalket even alsnbsp;Antimonie gekalkt werd om /Intimonie-glasnbsp;te maken, tot dat’et niet meer rookt; fmeltetnbsp;dan fo lang tot dat’et in rood Glas is verandert,nbsp;gietet dan in een Bekken, en gy hebt glas uitnbsp;Antimonie en Goud te gaar gefield; op de bodem des Smelt-kroes vindmen maar de helftnbsp;van ’t Goud.
Goud tot Glas te maken.
Het VII. Voorbeeld.
Op wat wyfe Swavel door middel van 't vuur tot Glas gemaakt werd.
Glas van Swavel tenbsp;maken.
grond fien; want defe verandering is maarquot;^:oe-vallig, fo dat’et een A^ee;*fchijnt, ’t welk in der ^Tsteeo daad niet anders als Metaal is ; en het isnbsp;mogelijk Steen in MetaaliQ veranderen, daar-fewefentlijk van onderfcheiden is. Doch laatnbsp;ons een voorheek van de* opheffing voorftellen. k sublif”’'nbsp;y uld een Glas of aarde Pot, die onder breed
Glasjóidit gefegt werd uitnemende krachten te hebben.
Het VIII. Voorbeeld.
Op wat wijfe het Antimonie-verwfels volgens de ^Stof-fcheiders door het vuur werdnbsp;verkregen.
Neemt Antimonie en Ammoniak-fout van elks even veel, doet’etin een Kromhals, fetfenbsp;opfterkvuur, foo gaat aide Antimonie over
d Chimici.
Antimonie. verwfel tenbsp;bereiden,
een weinig vuile flof; dan werd die Antitnome met fchoon water gewalTen en van ’t Ammo-_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;niak-fout gefuiverd. De gedroogde
in een glafe * Kromhals, en trekt in heet fand j moet feer fijn gepoedert werden,dan kalktmen de olie af, fo dat’cr niets als de gekalkte ^ïk defelfde in een quot;Weerjleut-oven ^ maar een gat 'nbsp;overblijft. Neemt dan x oneen van defe gekalk-1 openende tot datfe te vooren rood zijnde, wit ”nbsp;te Qiiik, Kalk van Silver, Ammoniak-fout van I werd. Soo haaft alffe wit is moet noch een gatnbsp;elks een once, al defe dingen gepoedert en ge- i geopend werden, tot datfe een geel kleur aanmengt zijnde fet in een glas om ‘ op gebeft te neemt dan opent men een derde gat,enfo werd
* de Antimonie Citroen-verwig, en door ’t vierde gat volkomen rood. Op defe roode Antimonie gietmen verbeterde Brandewijnj die in een geflote glas op een warme plaats uit de Antimonie het ^ Verwjel trekt. Als de Brande-/Ti“^“‘'*'nbsp;wijn niet meer rood geverwt werd, fo trektmennbsp;die daar af, en dit werd gehouden voor de rechte manier om het Antimonie-'verwfel te maken, daar Taracelfus van gewaagt.
Het IX. Voorbeeld.
Op wat wyfe defijnfte deeltjes der fioffenop^ geheven en overgehaald werden j of ondernbsp;een drooge of onder een vogtigegedaante.
Dit is een werking daar door wonderlijke dingen verricht werden ontrent de verande-“ring der ftofFen; want het fuivere van ’t onfui-vere afgefcheiden, werd {ogevefigt j dat’et innbsp;vuur onverandert blijft. Sekcr als het opge-heve met fijn vuilnis weder vermengt, en dannbsp;wederopgeheven werd, fulks foo dikwils^subH'”*'nbsp;herdoende totclat’er niets meer overgaat, maarnbsp;alles te gaar geveftigt is , foo kan daar van eennbsp;Steen en Olie gemaakt werden, fodikwils men”*^^*nbsp;wil: want in de koude opene locht gefield ver-anderet in Olie, die door het vuuf weer tot eennbsp;krachtige werd. Op defe wijfe werdennbsp;ook veel bittere ftoffen foet, en veel foctenbsp;bitter, gelijk op fijn plaats fal geleert werden.
De Metalen met Ammoniak-fout verheven,
! werden door de koude tot een vocht en door Neemt een goed deel gemeene Swavel a hitte tot een Steen gemaakt, ’t gene denbsp;doet drie loot in een ^lelt-kroes, enfetfe on- /-Goud-foekers voor een groot geheim houden:nbsp;der een gloejende Moffel om te branden, defe daarom blaafl Taracelfus veel van dufdanige ft*- . pj,;.nbsp;verbrand zijnde doet’er weer drie loot in,en dat werking, en meent daar uit de ‘ Steen der kFy- 'So-fo lang vervolgende tot dateer een pond ver- j-g betoonen : echter kan ik daar toe geen rum.nbsp;brand is , en dan vindme in de Smeltkroes on-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’...
trent x dragmen graauwe ajfchen j vorders brandmenfolangd’iiytfw/, tot dat’er lopon-den verbrand zijn, en de volgende ponden geven ieder een loot ajfchen ; ook werd die grauwe ajfchen allenskens rood. Neemt van defenbsp;ajfche een half once , Borax een dragme,
Mtetopfeer flerk vuur, en men verkrijgt zijn, met de flof die opgeheven moet werden,
fodanig dat maar een derde deel gevuld is. Set op dit vat een blinde Helm,die boven een kleennbsp;gaatje heeft, maakt de vergaring fo dicht datnbsp;de Geeft noch de Stof die opgeheven moetnbsp;werden, niet konnen vervliegen, fteld dan ditnbsp;vat in fand of op ’t bloote vuur, en ftooktnbsp;het vuur by trappen. Laat het gat in denbsp;Helm foo lang open tot al de vochtigheidnbsp;is uitgewafemd, ’t gene men te weren komtnbsp;meteen gladdejyfereTlaat^ bovenop ’tgat
te
-ocr page 746-XI.BOEK, VAN DE OORSPRONG DER GOUDMAKING. 231 te leggen: want fo lang als’er noch eenigevog-i Kromhals niet willen over gaan, met het Vatnbsp;tigheid opgaat , Ib blijft die aannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;han-j om te k'eeren neder waars te laten druppen. gen. Al de vogtigheid uitgewafemd zijnde, fojBy voorbeeld neemt een aarde Kolve, doet in werd het^^^ dicht toegeftopt, en het vuur fo | de felfde (tukken beenen, hoornen of hout,nbsp;lang geftookt tot al de (tof is opgeheven. By jen op datfer met het omkeeren der Kolve nietnbsp;voorbeeld neemt fuivere Swavel x ponden j uit-vallen fo legt in den Hals eenige grootenbsp;gemeen Sout, en hungerfe Vitriol een weinig j (tukken die de andere binnenhouden; en opnbsp;gekalkt, van elks een Z^^^^pond, defe dingen dat fulks tefekerder gefchiede fo voegt aan de mond der Kolve een yfere gegate fchaal, maakt ^wiir $m quot;Wavel.nbsp;olom tenbsp;’•’’tillen. Pot bereid Sout , dat gekalkt Sout mag ge-1 Ie vochtige lochtfmelten en in een onderflaan- de vat neerdruppen. De bequaamfle doffen tot dit werk zijn gekalkte poeders , fouten ennbsp;diergelijke lichamen, die door de koude fmel-ten en door de warmte xe gaar-firemmen. De doorfeging is een koele neerdrupping, wanneer de vogten door een wolle of linne^*quot;^nbsp;lap,door een fift of pampier doorfiegen,de vuile en grovedeelenindelt;/öö;y2l5!^verblyvende. De ‘ ryping is een foort van verdunning, daar»Dlgeaio. door de doffen in korte tijd gefuiverd en krag-tiger werden : wanneer fulks in lange tijd gefchied ; dan noemdmen de werking ^omlopmg; k cireuk-daar door eenige doffe fo lang in een geflotenbsp;glas op een warme plaats wert gehouden,datde omhpmg.nbsp;grove deeldjes, die niet konnen afgefcheidennbsp;werden, door de fijne verdund en verbeterdnbsp;werden ; gelijk in ’t volgende voorbeeld openbaar is. HetXI. Voorbeeld. Op wat wijfe de JFffigeef feer fuiver verkregen werd. Het is feer moejelijk fuivere Wffi-geefl te krijgen -. want hoe voorfichtig men te werknbsp;gaat, echter klimt altijd metdegecdnochee-nig water op; dat door middel dernbsp;daar afgefcheiden kan werden. Neemt van de _____^ nbsp;nbsp;nbsp;derkde wijn, doetfe in een glas, verfegeld dat der gescheiden afgefbndert bewaard werden : 'glas, en latet 14 dagen in heet water daan , het water diend tegen de Ped en tegen quade : giet dan de wijn in een Kolve, delter een Helm te maken.nbsp;oogen; de Olie is wonderlijk goed tor genefing - op, en fettet des Winters in koud fneeu-water, ^^'«uritus van wonden, ƒ Ribbevlies-ondeking, en ver- doch des Somers in een koele kelderden dan fal ' flopping der pis. Doch defe dingen dillen hier deZF^Z^^Ê’ey? feer fuiver door deHelm overgaan.nbsp;na op haar plaats breeder verhandeld werden, j Als’er niet meer overgaat, dan mag de Ontfan- ! ger afgenomen werden , dewijle in de wijn Oleutn Phi ‘Ofum. Cap. VI. byfonder gepoederd en re gaar gemengt (ijnde Werden in een Kolve met een blinde Helm gedaan,en fo lang fagt vuur geltookt total de vog-tigheid is uitgewafemd,dan werd ’t gat geflopt,nbsp;en fo lang vuur geflookt tot ai de Swavel is op-* Flores geheven ; defe opgeheve Swavel, gemeenlijknbsp;Sulphurs • Swavel-bloem genaamd, werd ^ en Ibmrijdsnbsp;3 reifen opgeheven , daar door fy fcer fchoonnbsp;en fuiver.cn tegen veel gebreken dienflig werd. Gevolg. -vun Op de felvc wijfc werd Ammoniak-fout ook nir^fout Opgeheven: neemt gemeen Sout fo veel als genbsp;wilt, doet’et in een Pot, fetfe toegedekt in denbsp;aarde , legter Kolen op en fleekt de Kolen innbsp;brand , die verbrand (ijnde fo vindmeninde naamd werden. Neemt dan een Pond gepoederd Ammoniak-fout j doet’er even veel 2^r-vylfel by , heft het mengfel op , poederd het opgehefte , en heft’et andermaal op , als hernbsp;Sout gloejend werd, dan is de opheffing vol-bragt. Neemt fo veel van dit bereide Sout als-ge vind, menget met het gekalkte Sout.heftetnbsp;feven reifen op, ieder reis bereid Sout daar bynbsp;doende, fo hebt hy het werk verricht. vochtige ^ opheffing is niet anders als de t Q ' overhaling van de vogtige indamp verander-tio.®**'**- de deeldjes : dit gdchied oiregt opwaarts j,nbsp;wanneer de vx^gtige deeldjes of dampen doornbsp;»»warmte^ré'^Z op gedreven in deHelm tot eennbsp;vogt yergarex^, en door de pijp neerdruppen.nbsp;Of de vogtige overhaling gefchied fcheuns ^nbsp;wanneer het overhaal-vat jeheuns gefleldnbsp;•iRetoitj werd, of darmen Kromhalsnbsp;f/’i’ied op heide defe wijfen van overhaling, namelijknbsp;jehems en uit een Kromhals^ dienen om tayenbsp;trage geeflen over te halen. By voorbeeld omnbsp;een ongemeene * Olie der Wyfgeerige te verkrijgen , gaatmen aldus tewerk. Neemt feernbsp;fuiver Was 13 oneen. Terebintijn 18 oneen.nbsp;Beiizoin I once. Brandewijn 3 o oneen. Ge-meene aflche 6 oneen. Mengt alles te gaarnbsp;en halet over uit een Kromhals, fo komtnbsp;’er Geef j PFater ep Olie over, die van den an- HetX. Voorbeeld. Op wat wyfe de neerdrupping nederwaarts gefchiedj fo de koude als de warme. Defe wijfe van neerdrupping werd gebruikt om doffen , die fwaarzijnendoorde Helm of |
daar aan vafl een andere Kolve met een weinig water,in dier voegen dat de mond van de eerflenbsp;en omgekeerde Kolve in de mond van de regcnbsp;opflaande pafle. Als de vergaring ter deegnbsp;is gefloten en verfegeld, fo flookt vuur ontrentnbsp;de omgekeerde Kolve, o’pdztdcvochtigheidnbsp;door de gegate yfere fchaal in de andere Kolvenbsp;nederdruppende vaten , konnen in’tvolgendenbsp;Boek gefien werden. De koele nederdrupping nederwaarts werd ^/melting genaamd, gefchied aldus : men .jOtii-fleld eenige vafle te gaar-geflremde floffennbsp;in een Kelder, Put of andere koele vochtige druipingnbsp;plaatfen op een Marmere of glafe Tafel, alsnbsp;ook in een ’’doorjlagj daarfe dan door de koe- ésiftrum. Voorfie- geen {\xi\exegeeft meer is, maar niet als Brandewijn. De verkrege wyngeeft'if^txdsooxx^io lang in eenomloop-glasgehouden, datfevannbsp;’t eene glas niet in ’t ander kan werden overge-goten; dan moermenfe Overhalen, mits in den Ont- |
.Afbeb- Ontfanger een ftofleggende op welke fy moet | en namaals geel is. Smelt dit ‘Poeder ander- LiNG. —1 nbsp;nbsp;nbsp;1 r I- i- i •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.rLw-.-r^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tn,./--nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jj, overgehaald watet, eii lat’et x4uten in warm fand {laan, fo vergaard op de grond veel vuilnis, giet het fuivere af, lat’et uit-roo-kcn, Kriflalleren en in een Glas op de Ovennbsp;gepoederd werden; dit werk fo dikwils herhalende tot dat ’er geen vuilnis meer na de grond Defe werken Ulttrekfel •utm Rh»-harbor. verwde Brandewijn met een fagte warmte fo WijngeeH, fet’et vijf dagen in een fagte warm lang af, tot dat het overige de gedaante van een te, en laat dan het glas koud werden. Scheidnbsp;bequaam' uittrekfelhehhQ, ’t welk feer dien- dan de WijngeeH af door afgieten of doorfie •nbsp;Hig is om de gal uit te fuiveren,en tegen andere gen fo fuiver als mogelijk is, die^^f”/gekleurd gebreken. nbsp;nbsp;nbsp;falzijn : neemt de overblijvende vuilnis, doet die in een nieuwe aarde pot, indienfe tevaH Het XIII. Voorbeeld.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aan de bodem vaHkleeft giet ’er fchoon wa- Om eenverborgen deftigGenees-middeluitde \ nbsp;nbsp;nbsp;roeretomtot datferaffeheid. Laat Vitriol te bereiden. nbsp;nbsp;nbsp;uitdampen : kalkt de vuilnis, poe Deftigf middtleU _nbsp;van VitrlO*nbsp;te halen. daarfe ligtelijk in vaftblijft. hand-greep is byfonder aan-merkelijk.nbsp;e ChymicK. De volgcude “Stoffcheidïge werkingen liaannbsp;noch te verklaren : de wajjing, die daar in be-flaat, dat de HofFen door menigmaal w'aflennbsp;verfeheiie fchooii en fuiver w'erden. Deindrinkingditge-Th7d '^’'^ fchied wanneer de vochtigheid opeenigeflofnbsp;verhei gegotcii van de felfde opgeheven w^erd , dochnbsp;geen uitgang vindende , valt weer op de Hof,nbsp;daarfe eindelijk mede verecnigt: welk een vannbsp;i Alchimie.verborgeiiile werking der ^ Goud-foekingnbsp;eCohoba- wcrd gehouden, De ^ weer-opgieting is wan-tio. neer een vogt dikwils op eenige Hof gegotennbsp;en weer afgetrokken w'^erd. De fagtmakingnbsp;van harde Holfen, of de bereiding van eenignbsp;onfmeltbaar fap tot de[melting. De Goud-foe-kers tragten door defe werking Quik-filver innbsp;Goud en Silver re veranderen; gelijk in’t vervolg Haat te verklaren. De verrotting, die nietnbsp;anders is als een giHing der Hoffèn door behouden der dampen en bykomen van uitwendige warmte te ondoen om een edler Hof te voor-ichijn te brengen. Door defe werking weerden de fcherpe knagende geeHenfoet, de kleuren veranderd, het fuivere van’tonfuivereaf-gefcheiden. De verrotting w^erd verrigt in eennbsp;Vat, dat inMisofineenwarm BadgeHeldis.nbsp;Tot de Stoffcheidige werken behoord ook denbsp;«iExtraaio.» uit-trekking j zijnde niet anders ais een af-fcheiding der fijnHe en beHe deelen van denbsp;grove door middel van eenig opgegote vogt;nbsp;daar van w'y het volgende voorbeeld geven. Het XII. V o o rbee ld. Op wat wpfe het uit-trekfelvan Rhabarber bereid werd. Neemt kleen-gefnede Rhabarbar, giet op de felfde fo veel Brandewijn, datfe vier vingersnbsp;bedekt is, fet het glas digt gefloten zijnde 4 dagen op een warme plaats, giet de geverwdenbsp;Brmdewpn dan af, en andere daar weer op, totnbsp;dat de Brandewijn niet vattt geverwt werd,nbsp;’t welk een teeken is, dat al de kragt uit denbsp;Rhabarbar is getrokken. Trekt dan de ge- e Extra-öum. Neemt Roomfe of Hungerfe Vitriol i x pon-jf Deftillata. den, fmeltfe in gemeen ^overgehaald water, fet ’et dan in warm fand dat het water uitwafe-me, totdat boven op eente voorfchijnnbsp;komt, fettet dan op een koele plaats x of 3 dagen, en dan Hremt de Vitriol tot KriHallennbsp;eenige vuilnis van fich affeheidende. Set defenbsp;Vitriol in een gedekt glas op een warme plaats,nbsp;en fy fal tot een Poeder werden, dat eerfl wit |
fmkt, en dat de Vitriol begintySf^ te werden. Doch voor al diend forg gedragen, dat denbsp;groenheid bewaart werd, anderfints is ’t koflnbsp;en moeite verloren. OoQtóiQk ge fuiver de Vitriol in een Phiole, fmelt de felfde toe, en fec-fe in een Sand-oven, daar in het vuur van 10nbsp;dagen tot i o vermeerderd diend, tot dat denbsp;Vitriol fo mlt;^als ttn Robyn is. Neemtfedannbsp;uit, doetfe in een glafe Kolvc, giet ’er een goednbsp;deel fuivere Wyngeeji op, laat de Kolve 4 of ynbsp;dagen, wel gefloten zijnde, op een warmenbsp;plaats Haan : gietfe dan af en andere weer op,nbsp;dat fo dikwils herdoende tot al de kragt uit denbsp;Vitriol is getrokken , haalt de uittrekfels uitnbsp;een glafe Kolve met fagte warmte over, gietfernbsp;weder in, haaltfe weder over, ten derdemaalnbsp;fulks herdoende, de vuilnis altijd wegwerpende. Giet eindelijk overgehaald water op ’tuit-trekfel, waflet en fet ’et 4 of 5 dagen in warmnbsp;fand, dat’et fo veel uittrekke als mogelijk is-Giet het gefmolte af, en weer vers water op,nbsp;herhalende dit voor de derde reis. Scheid ditnbsp;water door een fagte warmte af, neemt dan ditnbsp;uitrekfel, doet’et in een middelmatige Kolve,nbsp;daar een Helm en Ontfanger aan gefleld zijnde, fo flookter eerflfagt vuur onder, daarnanbsp;Herker, fo gaat \\amp;xgroene Leeuwen-bloedroodnbsp;als een Robijn over, dat des nagts, volgens hetnbsp;feggen der ^Stoffeheiders, als een Karbunkelnbsp;glinflerd, in reuk alle andere Wéquot; dingennbsp;overtreffende. Echter heb ik fo een wondernbsp;noch niet kennen vernemen, daarom Hel iknbsp;het felfde onder de grootfprekenheid der Stof-fcheiders. Pittrekfèl van Vitriol in reuk en maak foet. Neemt rood gekalkte Roomfe Vitriol^ giet op ieder pond x vierde ter deeg verbeterde dertfe dan feer fijn, gier’erverfe WijngeoH^^P als tevoren, en gyfult vernemen dat de WijngeeH groen werd. Daar mag nier werden van opgieten en uitdrogen tot datge alnbsp;het groene hebt verkregen, ’t welk in een Badnbsp;vijf dagen moet Haan tot het gebruik, dat namaals fal getoont werden. Laat onsnuweer-keeren tot het^É'é’/^’verwfel, ’twelkwein eennbsp;digt geflopt glas in de Oven hebben gelaten:nbsp;haalt de felfde over uit een glafe Kolf in fand. en |
Cap. VI, en daar fal komen een Olie fo rood als bloed geheim en verborgen handgreep houden daar
na haaltmen de Kapel met een tang uit de oven en het Metaal rerwijlet noch warm is uit denbsp;Kapel.
H E T X V. V o o R B E E L D.
met de Wijn-geeft : fcheid dan de Wyn-gee(i door een fagte warmte af, en Azgefegende Olie,nbsp;fomen die noemd, blijft in de kolve over. Doclinbsp;indien in de kolve na de eerfte overhaling jnbsp;fwarte of witte vuilnis is verbleven, bewaard (nbsp;de felfde, als zijnde de aarde van die Heen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Silver en andere
keeren nu tot de^röÉ’^É'vochtigheid , in welke nbsp;nbsp;nbsp;- .....»
witte Aarde en Sout is. Trekt al de Wijn-geeft af, en het gene overblijft is aarde, uit welkenbsp;op volgende wijfe feer wit Sout gehaal werd.nbsp;Steld defe aarde in een pot drie dagen opnbsp;* Weerfteut-vuur, trekt dan met Brandewijnnbsp;gekriftalleert Sout ^ en fo hebtge dat koftelijkenbsp;Sout j en de Vitrol-olie ^ diens kragten ik de er-vare Genefers laat verklaren.
Het XIV. Voorbeeld.
Op wat wyfe de Metalen met Lood afgeblafen werden.
cm nbsp;nbsp;nbsp;Men neemt een van aftche gemaakte Kapel,
Moffel ill cen Proef-ovcn werdge-
* Ignis reverbe-ïius.
veten ^Ufrot.
'AR I.
St
Wyfg
•ocel
Se-
Metalen door de Antimonie werd afgefcheiden.
Neemt Goud dat andere Metalen by fich He^Goud heeft, doer’er drie deelen gepoederde Antimo-nie by, en fet ’et te gaar in een Smelt-kroes in [mvmn.nbsp;een Windoven, ftookter Ib fterk vuur onder,nbsp;dat het mengfel fmclre, gier ’et dan in een fpitsnbsp;vat dat eerft metfmeerbeftreken is, en fofalnbsp;het * Koningskeu met het Goud na de grond ^nbsp;finken; ’twelk met een hamer van de anderenbsp;ftoffèn werd afgefcheiden. De overigenbsp;monie werd voor de tweede en derde reis ge-fmolten, op datmen al het Goudhtkovnt. Dannbsp;doetmen het Koningsken in een Kapel, en men
ftookt fo lang en Ib fterk vuurtor aide Anti-fteld, de oven met kolen gevuld zijnde, fo' monie is uitgewafemd, en het Goud fuiver fteektmen de felfde Voren aan, en op dat de i overblijft, dat dan aanftonds te gaarftremd.
Kapel te eerder gloejend werde; want ander- i Tot de Stoffeheidige werken behoord ook fmts mag het Metaal daar niet ingedaan wer-! de flremmingj wanneer vloedige fagte ftoffènnbsp;den, fo opentmen al de togt-gaten; alles dan na | te gaar-ftre.mmen; dat op warme of op koudenbsp;een uur of anderhalf ter deeg ^g/ö^b«^/zijnde, Iplaarfen gefchied. Hier onder behoord de .nbsp;fo werd een behoorlijk gedeelte volgens i”’ 'vefftng en de '^gijïing : devejiing noem ik^riFemiên-de ftof die beproefd werd, by beurten daar in {wanneer vlugtige dingen fo vaft werden, datfenbsp;gedaan; dat gefmolten zijnde, fo doetmer het! het vuur niet kan verdrijven noch vluchtig ma -Metaal in, beftierende het vuur behoorlijk 1 ken; werd verrigt door kalken, door koken,nbsp;door de togt-gaten; defe beftiering moet van | door ophefFen, doorondoen en eindelijk dooreen ervaren man geroont en gewefen werden; 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- - -
dewijlfe verfchild volgens de verfcheide Metalen. Dan werd het Loo^/met de andere Metalen gebrand , de onvolmaakte m rook veranderende, doch deblijven in de Kapel.
Indien’t gebeurd dat het loodMetaal
bymengen van vajie ftofTen. De gijlingyet-eifcht naukeuriger verklaring, daarom fal ik de felfde in een byfonder Hoofciftukverhandelen.
Dus veel had ik re feggen van de * Stoffeheidige werkingen^ dat vooraf geweten diend fou-de het vervolg ter deeg verftaan werden, Daar-fodanig verhard, dat ’et door her vuur niet wil j om fuilen wy nu gaan handelen van de f Steen fmelten, fo nioeter een weinig Antimoniehylder fVyfèn-, opdatde w'aarheid-lievende mo-j/nbsp;gedaan werden, en het fal ftraks beginnen te gen verftaan war van defe duifterefaak is te ge-phoium,nbsp;fmelten; ’tgeen de Metaal-proevers voor een I looven.
Wat de Steen der Wyfè eigentlijk is, '^at der Wyfê Verwfèl is ^ en of met hul^ des j'dfs
Goud door ffpnjl k^tngemaakt quot;borden.
Ik bevinde, gelijk boven alrede gefegt is, dat’er naulijk eenige faak fo hevig betwift is,nbsp;fonder tot noch toe vereffend te zijn, als hetnbsp;gevoelen over de Steen der fVpfe. En na datnbsp;ik de redenen van weerfijden naukeurig hebnbsp;overwogen , fo fal ik met behoorlijke openher-tigheid mijn gevoelen feggen : daar ontrentnbsp;de Lefer fich gelieve ijEte beelden, dat ik metnbsp;Geleerde luiden en niet met onkundige bedriegers wil te doen hébben.
II. Deel.
Ontrent de Goud-konft komen voornamelijk vkr -ver:. vier gevoelens in aan-merking : het I. fteld-^^^quot;^'^*-de Goud-making ganfeh onmogelff. Het 11. er- trmtnbsp;kend Goud in de ^ Mynftoffen te zijn, uit wel-ke het door konft gehaald werd, en dit is J^neralia.'nbsp;eigentlijk de Metaalkunde daar van in denbsp;voorgaande Afdeeling in ’t breede is gehandeld ; over welk Goud geen fwarigheid is,nbsp;als zijnde het gene van dé menfehen dagelijks behandeld werd : het III. gevoelennbsp;Ggnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;werd
234
de behoorlijk gemengt zijnde, Metalen ^ Ge-Booft(ioffen waffen ea 'T)teren voortkomen; die voortge-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/-.,
bragc zynde, fo ftaar de natuur flil. Want al dat len f» hier onder de Mane is werd tot een van defe drienbsp;foorten gebragr, buiten welke niets te vindennbsp;IS. Daarom moeten de Goud-lbekers, om haarnbsp;oogwit te bereiken, op de werking der natuurnbsp;als op een voorfchrift beftipteliik ast geven :nbsp;want indienfe geenJlof nemen , die alle Meta-en gemeen is, fo fullcnfe noit de Steen der Wjj-A maken.
Over de Jiof, uit welk de Steen der Wijfe gemaakt werd, zijn de ^ Goud-foekersieex.se,x.-
• - ’ nbsp;nbsp;nbsp;’ - • - n. ft*-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
HNG.
Goud te verkopen of in deGenees-konft te gebruiken ; want het is niet anders als Goud met eenig flegt Metaal vermengt; darde Woekeraars veel gebruiken. Het IV. gevoelen dernbsp;* Goud-foekers ^ die beweeren dat niet alleennbsp;Goud door konft kan gemaakt werden, maarnbsp;dat ’et ook edeler en beter is als gemeen Goud.nbsp;Ttigenti^k Wy houden de middelweg, zijnde van mee-iemamde ning, dat de Goud-making niet onmogelijk is,nbsp;echter gaatfe fo niet toe als de Goud-foekersnbsp;voorgeven. Om dit te toonen moet eerft gehandeld werden van de Steen der JVyJè j ontrent welke al de fw-arigheid is, door welke denbsp;flegte Metalen gefegt werden in Goud of Sil-
* Alchymi ftse.
Goudm»-king.
o-----------o—-o- ----------------------- j fchillig, daar uit de onfekerheid van die konlt
ver te veranderen, die ook oneindig foude kon- i genoegfaam blijkt. Vilanovanus wederfpreekt/lt;'«^«^y’^' ncn vermeerderd werden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;[ Lullm.Taracel/m fielt fich tegen beide ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;stot
De Steen der Wyse.
j fen werd van Lïbavim de allerloofle bedrieger
Infchry^ ving vannbsp;de Steennbsp;der Wyfej
-T-nfirl ï ^ nbsp;nbsp;nbsp;houd , den felven fiekj onkundig uitkrijtende, en als honden bijren-
r ’• nbsp;nbsp;nbsp;flegte Metalen | de, in plaats van de waarheid te onderfoeken
cioor koken , luiveren en kleuren in korre tijd j en voor te ftellen.
Daar is geen min gefchil over de nbsp;nbsp;nbsp;defer ju ook over
ftof; fommige noemenieyfer-vuilnüj of Aluin, depifi andere Magnefïa:, Cadmia^ Chalcanthumnbsp;daar zijn’er die fich hebben wijsgemaakt dat
tot het hoogfte van de natuur beoogt brengt, veranderende de felfde in fuiver Goud of Stijver j dat oneindig vermenigvuldigt. Anderenbsp;ander, befchryvenfe aldus : de Steen der Wyfe is een
feer fuivere, vafte en enkele Metalige ftof, die defe gefegende ftof' Kattekruid foude zijn
e Arfeo*' cutn-
daarom fy dit feggen der Sibylle op de felfde paffen. Ik befta uit negen lettersj enuitwer^
^Lettergrepen : begryptterdeegrnynfegg^yt de eerfte drie lettergrepen werden gemaakt teder uit twee letters ^ de andere zyn in de overige j daar van geen vyf^ leidende zyn '¦ ^^fgendirnbsp;getal van alle beloopt tweemaal agt honderd jnbsp;en driemaal dertig met feven. Alsge my kent
r r 1 t nbsp;nbsp;nbsp;iiquot;!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 * /nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ 1. y.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;rr nléiUo rt/l'J K
op een oneindige menigte flegt Metaal geworden, de felfde in Goud en Silver veranderd, en den menfeh gefont en kloek houd. Invoegennbsp;dat fommige voorgeven, datdeganfeheZee,nbsp;indienfe vol quik w'as, door defe fteen, die fom-éTinaura.™S^ nit-trekfeloi ’’verw fel noemen, in Goudnbsp;of Silver j volgens datfe roodoi wit verwt,
schryvers foudc Veranderen; na het getuigenis van Au- ..... - -ö_____r-L
^kandaUvdt nbsp;nbsp;nbsp;’ Ifaacus HoUandm ^ Karacelfus, Vil-! fo fal de godly ke Wysheid, die haar s gelykente
lanovanus en^mAete, die van de regt gevoe- heeftj u niet verborgen x^yn. Cardanus Ron-lende Wijsbegeerige befpot en belagt werden, conetus en Karacelfus meenen dat door de e In’t vervolg fal getoont werden dat’er enkel]nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;God-fpraak de eerfte ftof van c
beufelen zijn, en dat deoudc Wijs-begeerige| Wijfen Steen werd te kennen gegeven, en ft iets anders door de Steen of het verwfelder]^ die het Kattekruid foude zijn; om dft^^^^
Wïjfe hebben verftaan, als de hedendaagfe Goud-foekers. Het is naulijks te bedenkennbsp;hoe veel verfcheide namen defe fteen gegevennbsp;weerden; namelijknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Goud-faadj Gefe-
envremde gendc aardej Levendigwater jWaterdesle-tnamon. nbsp;nbsp;nbsp;^ Liroog water _, Levens-hout _, Salomons-
fegelj yiiur der natuur j Maagde-melk ^ ^ik der Wyfe ^ Draak ^ Arend j Raaf ^ Geneesmiddel tegen alle fiekten, daar van iemantge-
Griekfe naam Atfentcom uit vier lettergrepen tajl fia en ui t negen letters beftaat, doch dat defe gis-ling ongegrond is, blijkt, dewijle uit de t’fa-,, ctó#».nbsp;menhang derGodfpraak openbaar is,dat’er vannbsp;de verborge naam Gods gefproken werd: wantnbsp;als ik dit feggen der Sibylle wel overwege, fonbsp;bevind ik datfe onder verbloemde fpreekw'ijfenbsp;de naam van Chriftus Anthrobooftheos j dat isnbsp;Menfeh-godte kennen geeft; vvantin die naam
WPrrI allpc rrpvrtnrlpn rlar dp Sib'Vlle Vaude let-
benfeWtfeen nbsp;nbsp;nbsp;den Dochditzymaaralsin 'tvoiby-gaan gefegt.
den verlefden nbsp;nbsp;nbsp;^ IfaacusSommige meenen de ftof defes fteens te
Cm pn l! “ ? Mortenm_, Lulus ^ Karacel- zijn Tadden, Hair Eyerfchalen^ en , om
defe fl- ^ Tf nbsp;nbsp;nbsp;her gefchil over I geen vuilnis voor by te gaan Maanden-bloed
eerft nbsp;nbsp;nbsp;te verftaan, fo fullenwy Munie enz. andere willen dat defe]fdeinde,„,/^^„Y,
fteens nbsp;nbsp;nbsp;d ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7f^b°tgene | aarde, in ’t water, in de locht, in de ftalien, en
reiden ^ nbsp;nbsp;nbsp;i de Kakhuifen gevonden werd; ’t is w^el waar'
! nbsp;nbsp;nbsp;dat
\i
-ocr page 750-XL BOEK,Van de
dat de omfigtigfte fulks verftaan vSin'tSoutj dat overal te vinden is; echter neemen fommi-ge fulks in een eigendlijkc fin, As Bacongelijk uit fijn werkingen blijkt. Nader aan denbsp;waarheid fchijnen te komen de gene die denbsp;Swavel en de Quik voor des fteens ilof erkennen ; egter komenfe ook met malkander nietnbsp;over een ; want fommige verftaan de Swavelnbsp;en de quik , die uit de Mijnen gehaald werden;nbsp;doch andere verftaan die der fVijfe ; dat hetnbsp;gevoelen der vermaarfte Goud-foekers is; hiernbsp;na fal verklaard werden wat Swavel ennbsp;derW^fe 'xs. Sy taftenmis die de A^^É’^uitdenbsp;gemeene Swavel en quik trachten te maken,nbsp;alhoewel fy de natuur navolgen; om dat de beweging en gangen der natuur fo bedekt en verborgen zijn , datfe haar in een gedurig Doolhofnbsp;bedraid vinden, gelijk te voren is getoont; hetnbsp;is dan tijd en koïl: verloren defeftoffen te bewerken ; om dat de felfde alrede haar rijpheidnbsp;en volmaaktheid hebben; daarom vervliegt denbsp;quik door het vuur, fonder datfe te houden is;nbsp;en de Swavel neemt ook verfcheide anderenbsp;gedaanten aan ; doch om de “ Steen der JVyfenbsp;re bereiden is ver-eifcht, dat defe ftoftèn metnbsp;malkander vereenigen.
Sy dooien ook die Steen foekcnindel Marchafiten j Antimonien, Tut ia j Ratte-'nbsp;kruid enz. om dat de Swavel in die ftoffen on-fcheidbaar is , fonder welkers fcheiding nietnbsp;werd uitgewrogt ; en als de felfde van dienbsp;Mijnftoffen is afgefcheiden, dan veranderd hetnbsp;overige tot een poeder. Die de Steen in de ge-waflen foeken, zijn onder de ^ Stoffeheidersnbsp;niet te reekenen : want fy fchijnen niet te verftaan dat ieder ftof tot een feker geflagt behoord, daarfe haar byfondere kragt en werkingnbsp;doet ; fo brengt een menfeh een menfeh, eennbsp;beeft een beeft, en een plant een plant van fijnnbsp;eigen gedagt voort.Sy zijn dan buiten de wech,nbsp;die defe fteen foeken in de W'^n ^ als LuUuSjnbsp;in Menfche-bloed ^ Ris of Eyerfchalen als Bacon : want men leeft geen Tftruiven van quot;Doornen j noch Vygen van Diftelen.
‘^iöeraiia. Defe Aïm/moet dan in de ‘Mftnftoffengt-focht werden: de Mijnftoftèn fijn of mindere of meerdere : mindere noem ik die fonder quiknbsp;werden voortgebracht, als daar zijn fteenen,nbsp;fouten en fwavelige lichamen. MeerdereiXycsnbsp;die quik hebben ; welker fommige gefmedignbsp;zijn, namelijk Goud, Silver,Tin, Koper, Lood,nbsp;Yfer; andere zijn bros en nietgefmeedig j An-timonie, Magnefia, Marchafit, en verfcheidenbsp;Vuurfteenen ; defe ongefmedige hebben welnbsp;eenige quik^ maar fy is fo ongefchikt gemengt,.nbsp;datfe geenfints kan geveftigt werden, en bynbsp;gevolg fo zijn defe ftoffen tot de A^É’é'^onbe-quaam. De Souten konnen ook de ftoffe desnbsp;Steens niet zijn ; om datfe in oorl’prong en aart inbsp;van de quik verfchiüen ; als ook om datfe tegen de Metalen fo ftrydigiXycs., datfe de felfdenbsp;verderven, vernietigen en haar natuurlijk vogtnbsp;daar in de Steen fchuild, verteeren en verbranden : daarom is ’r hoy gedorfen, alsmen trachtnbsp;door middel van Sterk-water of eenige anderenbsp;II. Deel.
I,
«law, ¦'
*UpisPhi.
‘“fopho.
'¦im
«ƒ
*Chi
njser^
T' nbsp;nbsp;nbsp;]
^'^etderlei '•inliojfer.
'«totdtlt;
der
yle
OB-
STEEN DER WYSE. nbsp;nbsp;nbsp;235
fcherpe ftoffen de Metalen te ondoen en tot haar eerfte ftof en weefen te brengen. Denbsp;Swavelige lichamen zijn tot dit werk ook on-bequaam, dewijle fybefmetten, fwartmakennbsp;en verderven. Echter zijner naulijks eenigenbsp;voorfchriften defes fteens, in welke de foutennbsp;en onvolmaakte Mijnftoffen niet inkomen: denbsp;volgende woorden van Raraceljus dienen hiernbsp;bygebracht, die in ’t 3. Boekvandenatuurenbsp;'der dingen feet: de Sterke Waters , de fout en A ffnbsp;\ rauwe Swavel j de hnt\mon\c en de Qnxkzyn uit Para-i der Metalen dood vyanden. De Soute lichamepinbsp;1' betoonen daar in haar vyandftchap ^ datfe denbsp;I Metalen ondoen j beknageji j kalken en vernietigen. De Swavel toont ftjn vergift door fynnbsp;rook j daar door vlammend Koper wit werdj.
Witte Metalen j als Silver, Lood en Yfer roe-ft ig maakt; ja het fchone Goud werd daar van fwart en affienüjk. De Antimonie beneemdnbsp;door fijn rook de andere Metalen j daarfe medenbsp;gemengt'werd j haar kleur jen geeftfe een ander kleur. De cyxik, fonder welke niets van beduiden in ^t groote werk verrigt werd brengtnbsp;de andere Metalen tot eenfacht Amalgama ,fonbsp;datfe bros en ongefrnedig werden j is een byfo7l^nbsp;der vyand van ^tyfer: want aan eenyfereftafnbsp;geftreden zffide j fo werd de ft af fo bros alsnbsp;Glas. Lood breekt het Goud, maket Ieelijk etinbsp;kragteloos. Tin maakt aide Metalen hardennbsp;ongefrnedig. Hoe is dan begrijpelijk dat foonbsp;ftrydige ftoffen fouden konnen dienen om denbsp;Steen der Wijfè voort te brengen? Sommigenbsp;gebruiken èitVitriolj omdatfeAö/f’rbyfichnbsp;heeft: echter iffe alleen niet genoegfaam, tennbsp;zyfe met \ befte des quiks en des fwavels ver-eenigt werde. Nadien dan uit dufdanige ftoffen
o nbsp;nbsp;nbsp;SlotêTitLUK
de Steen der wijfè niet kan werden bereid, fo Kt de stem moetmen de * Goud-foekers een ftoffe ftennbsp;vinden, in welke alle drie de beginfelen fuivernbsp;en ongefchonden zijn : laatonsnu onderfoe-'^.'^ichymi-ken hoedanig defe ftoffe zy, en offe ook m denbsp;wereld is.
Te voren is gefegt dcMetalenyoorttcko- pirMeta-men uit een fwavelig-quikkige damp j die n^ct “ fuivere of onfuivere aardagtige ftof tot een volmaakt of onvolmaakt Metaalvtcïé-., defe dampnbsp;hebben wy dernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;genaamd. De
Swavel is tweederlei, ais ook de quik; namelijk ingeboren en by komende: de ingebore werd levende Swavel genaamd, als ook Metaal-faad;nbsp;en dar is ’tgene de Metalen doetwaffen ,denbsp;bequame ftof in Goud en Silver verkeerd,nbsp;wanneer ’t van niets anders belet of overftulptnbsp;werd ; niet anders zijnde als een feer fuiverenbsp;vuurige wafem ; die kragt heeft om de quik tenbsp;ftremmen. Doch de hykomende of Mynftwavelnbsp;is grof, vuil, brandig, fmeerig, die, in plaatsnbsp;van de aangroei der Metalen te vorderen doornbsp;fijn brandende kragt de felfde verhinderd ennbsp;belet. Als’t Metaal-faad by een fuivere ftofnbsp;komc, fofal ’t in korte tijd, fonder groote om-{^ de feifd»
n r • nbsp;nbsp;nbsp;1 i \ ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 ® Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^erfchetde
llag, iLiiver en volmaakt Metaal voortbren- Uetaien en gen : doch een onfuivere en vuile ftof aantrefnbsp;fende, fo fal ’t ook onvolmaakte Metalennbsp;of andere vuile Mijnftoffen vóórtbrengen :
Gg X nbsp;nbsp;nbsp;want
-ocr page 751-%l6 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD,
want met brandige aardagtige ftof hTtngc.t^HermeSjêiQSonj deMoeder de nbsp;nbsp;nbsp;^ ende
Antimonie j Marchejit ^ Vuurfteen en andere l Middelaar de ^ik. En fo verlieft de flof fijn «Miacralia. ongefmedigc quot; Mynftoffen voort, die door de {eerfte vorm aanftonts een andere aan-nemen-
mede-deeling des Quikswelfmeltbaar, doch niet volmaakt zijn. Wanneer weinige fwartenbsp;fwavelige vuilnis en niet genoeg gekooktenbsp;Quik tegaar-lopen, fo werdter gemeen ^ik-filver voortgebragt; als quade Hinkende ennbsp;fwakke fwavelige vuilnis de Quikbefmet, fonbsp;werdter een fwaar, geelachtig liegt Metaal,nbsp;Lood genaamd, voortgebragt. En als de quadenbsp;Swavel met de Quik niet wel mengbaar is, fonbsp;komt ’er Tin te voorfchijn. Maar de fwaveligenbsp;vuilnis, lleenig, onfuiver cn aardachtig zijnde,nbsp;brengt Tfer voort. Rood en verbrand zijndenbsp;doet Koper groejen.
Hier uit is openbaar wat de * Goud-foekers
de, dewijl ’er in de natuur niets fonder voi^m gevonden werd.
Dan fchcidenfe uit de ondane Hof de vier * Hoojdftoffen^ die in tween verdeelende , in «flemen»,nbsp;een bovenjie of geeftigj, en in een onderfteoiaffckii--aardagtig gedeelte verdeelende; die echterlt;i!i»xnbsp;van een aart zijn ; want het onderfte deel isnbsp;deveftigende ^^w/jenhetbovenlleis dele- /Ferrosquot;'nbsp;vend-maken denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Echter isdefefcheiding‘quot;®-
nodig, op dat alles te beter veranderc , het aardagtig deel door water gaande fwart wer-de, het water door de logt gaande wit werde,nbsp;endelocht in vmr verkeere : door een vol-iAichy- Hier uit is openbaar wat de *Goud-foekers komen omloop.
doen Haat om het nbsp;nbsp;nbsp;de Mijn-1 Daar na vereenigenfe locht, water, aarde
c Lapis Philolo-Tuni,
weet feer wel dat die fadeiijke Swavel in ’t Goud en Silver fuiver is, maar om de felfdenbsp;jadieftof uit jg halen heeft groote fwarigheid. Janbsp;*tnLegbl is felfs moejelijk te verftaan wat die Jioffe ei-kent. gentlijkis. De Goud-foeketsfeggen de felfdenbsp;te zijn een derde gemeene ftolïe, voortkomende uit verfcheide menging en koking des Swa-vels en ^iks ^ die fo lang op malkander werken tot datfe eindelijk heel fuiver en volmaaktnbsp;werden, de gedaante en vorm van Goud^aaxno-mende,dat d’uiterfte poging der natuur is; daarnbsp;de werkende Swavel van fijn ftof werd afge-fcheiden. Sy bekennen felfs , dat vele defeflofnbsp;foeken, doch weinige vinden,endiefe al gevonnbsp;den hebben, weten defleen daar uit niet te ma
uit de Mijn- ftoffèii te trekken het gene fekerlijk in de felf-; en vuur te gaar, op datfe volgens een bepaalde A*f*” fchuilt, echter is de wijfe om dat te verkrij-1 bedeeling door malkander gemengt werden ;nbsp;doender^ geil feer duifter, uit reden dat de natuur injop defe wijfegevenfehetdriedee-coudfoekers ’[ voortbrcngeii der Metalen feer bedektelijk l len van zijn water, en het Wyfken negen; daarnbsp;en byna ondoorgrondelijk te werk gaat : in-1 verblijden fich^F^iF dingen met haarsnbsp;voegen noch niemant heeft uitgevonden hoe om de begeerte van vereening, byfonderdernbsp;de' Steen der JVyfe toegemaekr werd. Ik Swaveligevorm.
Dit gedaan zijnde fo llellenfe de Hof te rot- vtmttiH' ten,dLOc\\ in een vogtige warmte,op dat de hittenbsp;niet te llerk aangaande de feer vlugtige Quiknbsp;foude doen affeheiden of opklimmen. Defe rotting is nodig om de Hof te veranderen, en denbsp;Hoofdftoffèn natuurlijk te fcheiden, op dat denbsp;herbaring foude volgen : want niets komtnbsp;voor den dag of groeit fonder voorgaande verrotting.
ken. Daar uit blijkt datfe onderftellen het ge-1 Die witte ftof noemenfe nbsp;nbsp;nbsp;^ onbrandelyke
Vorders vangenfe dan de Jlremming oiti, mits de ftof altijd in de felfde fagte warmtenbsp;houdende,daar door de ftof fo uitwendig als inwendig werd bewerkt, rot dade wit als'Per-len werd, wanneer de geeften met de grovenbsp;ftof geveftigt en waarlijk te gaar geftremd zijn.
ne onfeker is, en dat die ftof noch in de geheime Schatkamers der natuur fchuilt, daar over veel te knibbelen en te twiften valt: want hetnbsp;is noch niet bekent wat de Swavel en ^ik der
Wyfè voor een ftofte zy ; infgelijks is noch j dunning derfijne,haar water met de allche verniet bekent op wat wijfe defe onvolmaakte ftof- mengende, en haar melk met de blader-aarde, fen door fo veel fuiveringen, gillingen en dier- fagjes, op dat de roodheid, witheid, goedheid,nbsp;gelijke werkingen de volmaakte vorm en ge- veelheid en kragt toeneme en aangroeje, ennbsp;daantevan Goud aannemen. Laat ons nu gaan de ftofalkokendenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;werde.
onderfoeken hoe defe ftof, die noch niet feker De gefpijlde ftof«hefflenfe op, door een on- g Subiiro*-bekent is, bewerkt en bearbeid werd. nbsp;nbsp;nbsp;gemene opheffing ^ die niet wel te verftaan is;
.. nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;daar door de ftof geeftig, en de geeft lichame-
Op wat wyfè en manier de nbsp;nbsp;nbsp;vaftgemaakt werde, de mavelige fout-
gemaakt werd. nbsp;nbsp;nbsp;| verminderende, op dat alles wit en veer-
dCaicinari. De ftolFe moet eerften^F^^WF^} dig fmeltbaar werdc. nbsp;nbsp;nbsp;, .
werden,defelfde haar ingebore warmte en vogt | De ‘ opheffing werd agtervolgt van de 'gis- ^ subiïroa-herftellende ; want fy willen dat in de kal-i ting^ daar door de geeft met ftj”^ nbsp;nbsp;nbsp;^ Fernieo-
geefl kan fijn duurfame kragten met toonen, indienfe niet met de vaftelich^n^^h werd vereenigt, als met een''- E'^^l j dat de by gelegde* Permen-ftof llch gelijk maakt in aart, kleur en fmaak, fnbsp;door de onderlinge en gemeene indruk des
geefts
tenfe de gekalkte ftof in een feker nbsp;nbsp;nbsp;te ont
doen , en tot haar eerfte ftof, diefe Myn-water noemen, te brengen, dat de handen niet natmakende een in geflagt, maar niet in getal is;nbsp;diens Vader fy noemen, volgens de tafel van
king steunvermindering j maar veel eer ver- \ en kalk als met haar Evels of de Siel met het meerderingderStoigeiddede. Daar na trach-! Lichaam werd vereenigt : want de vlugtige Gilim-
-ocr page 752-geefts en des vafte lichaams, fonder welke het I Kalk, mengtfe wederom met de Metaal-kalk, werk niet kan verrigt werden ; even gelijk deeg en heftfe andermaal of ^ dat werk fo dïkwïlsnbsp;fonder^/}? niet wil rijfen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;her-vattende ^ tot dat de Metaal-kalk over een
Om defe ftof noch deftiger tc maken , fo brandende Keers even als Was ofTs fmeltet. moetfe noch fijner en geeJUger werden door Stelt dan die Kalk tegifien tot een fekeren tijd^nbsp;^j*Circuia- middel der “omlofing ^ daar door degeeften en Jy fal heelinQuik , dat is in/jn eerfie fiofnbsp;“wVfl^.endegroveftoffodanigwcrdenbewerkt, dat-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
fe feer dicht te gaar loopen en vereenigen. Dan makenfe haar SalamanderdiootonióiOQntniQnbsp;gaar ftremmen kragtiger met een nieuwe Evelnbsp;tot het oneindige.
veranderen j die Quik der Metalen of der Wij-fe genaamt werd j welke de meefle Goud-foe-kers hebben gefogt doch weinige gevonden; en fo kan levende Quik uit alle Metalen bereid werden . De woorden zijn klaar en verftanelik.nbsp;Eindelijk werd de bereide flof op flegte en I doch ter deeg overwogen werdende , beant-onvolmaakte Metalen geworpen ^ een graan I woorde niet de ondervinding. Eerftelik be-opmeer, volgens de bereiding.enfijnering der lall: hy de Metalen te kalken door gemeenenbsp;ftof: want tefijnder datfe is fo veel re kragtiger Qiiik die nochtans alle Goud-foekers als on-werktfe. En alfo werden denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bequaam verwerpen. Dat hy vorder fecht, dat ü
teMetalen volgens de leiding der natuur in SU- \ het mengfel heel in quik veranderd, is onge-ver en Goud veranderd. Invoegen dat defe | grond: want in de Metaal-kalk is ook Swavef ftof , eerfe de naam verdiend van ^ Steen der! die fo niet kan veranderd werden fonder eenigenbsp;kVïjfe j veelerlei werking en in verfcheide Va-'vuilnis na te laten . Voegt hier by, dat de ge-ten moet ondergaan , volgens het oordeel Imeene.^/^ fotoomeloos is, datfe door’r vuurnbsp;der onkundige; maar de cryzroGoud-foekers 'geen andere gedaante aan-neemt, of fy kannbsp;feggen verfekerd te zijn , dat’er maar eenerlei j weer tot haar eerfte vorm gebracht werden,nbsp;ftof, een Werk , een Var , Warmte en Oven jEn eindelijk is het buiten alle reden te den-iiodich is en vereifcht werd. Doch dewijle dit i ken , dat de Quik die door defe mengingen ennbsp;niet anders als woorden fonder beteekenis zijn, ‘^opheffingen verkregen werd , de ^ik lt;^^gt;r‘^Subiima-fo laat ons eens tot de faak felfs komen, en de | Wyfe foude zijn ; het is feker niet anders als denbsp;bereiding der ftof met de eigen woorden dernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Quik, die by de Metaal-kalk was ge-
Goud-foekers voorftellen ; daar uit genoeg- daan, door defe werking alleenlijk gefuiverd faam fal blijken offer iets goeds van dat werk ' en van haar vuilnis ontflagen zijnde; invoegennbsp;is te hopen of niet.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dat de belofte van Taracelfm vals i s.
^^awceifus ‘Paraceljus bereidde eerfte ftof der Meta- nbsp;nbsp;nbsp;Joannes Azoth \itrt\d de eerfte ftof desJoannesA.'
len door defe Handgreep: daar diendgeweten fteens op een andere wyfe. De Quik fecht der fegt hy, dat de opwekking der Metalen twee-' r, ^ ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. i
derlei is : de eerfte brengt de gekalkte wederom tot haar eerfte Metalige ftof; de andere
f^'PisPhi.
‘“fopho-
'¦«m.
greep.
is de eerfte ftof van ons werk, en daar na werd- « Men-fe de' Scheid-ftof det lichamen, de Maagde-melk, het voedfel der fwarte aarde, en te gelijk
brengt de Metalen tot haar eerfteftofj dat is \ de Azoth der afwaffing. Uit onfe ^ik werd Quikfilver ; daar ontrent men aldus te werk\-3d de kracht derKonft gehaald. Indo ^ikisnbsp;gaat. Kalkt de Metalen door gemeene Quik^ j alles dat de Wijfe foeken. De wijfe om die
fet defe kalk met even fo veel (\mkineen c ophef-glas j laatfe fo lang ft aan tot datfe hmzl-gama werden j heft dan de Quik op van de
Quik te bereiden kan nagefien werden by dien Joannes Azoth ^ die alles meeft uit Kaymun-dus Lullus heeft gehaald.
jj
lt;quot;n de
te
De voornaamfte grond der “Goudfoe-king is dat de Goudfoekersbeweeren, dat het een Metaal waarlijk in ’t andernbsp;kan veranderen. Ik foude haar geern toeftem-men , indien niet in opfigt dernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ ten
minfteniinopfigtder Befpiegeling ^ wanneer my de verborge wegen, wonderlijke Werkwij-fen, en Stofbedeelingen der natuur ontrent hetnbsp;voortbrengen der dingen bekent waren. Dochnbsp;dewijle alle dingen , volgens den Tredikernbsp;moejelijk zijn, en niemand de felfde kan verklaren : fo onftaat daar uit in ’t onderfoekennbsp;der natuur een verwartheid en verbaaftheidnbsp;tics verftands, fo dat te verder men in ’t onder-foek der dingen is gekomen, fo veel te verdernbsp;fictmen ftch van de waarheid te zijn; invoegennbsp;dat alleen aan do EngelentnE)uivelendego-heimen der natuur,d’oorfprong der natuurlijke
warmte en de bedeeling der ftoffen bekent is. Indien defe wonderlijke wetenfehap de men-fchen werden mcde-gedeeld, fo foud hy feker-lijk komen tot dat gene, ’t welkvan alle ' Wijs-begeerige foo veel eeuwen met ongemeene,nbsp;doch vergeeffe arbeid is gefogr. Gelukkig, janbsp;drie-dubbel gelukkig is hy, die in ’t onderfoeknbsp;der natuur by geval gevoerd werd , om ietsnbsp;groots te vinden. Niet tegenftaande defe fwa-righeden,fozijn’cr nochtans fommige, die denbsp;fckerheidder Goud-foeking niet alleen buitennbsp;twijfel ftellen, maar de onkundige geern fou-den wijs -maken , dat de felfde ^ Wiskundignbsp;kan betoont werden. Doch alhoewel ik nietnbsp;geern foude feggen defe konft ónmogelijk tenbsp;zijn, echter houd ik die ten uiterften maarnbsp;waarfchjnljk; dewijle onder fo veel 'Goud-foekers noch niemand, indien hy fich nietnbsp;Gg 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;heeft
e Philofo^ phi.
d Mathe-matice. e Alcby-mifte.
De Goud-foeking is ten uiterftennbsp;maar tstiutr-fchijnlijk.
ONDER-AARDSE WERELD,
de als het Metaal-faad door de aarde ver-fpreid, en voortbrengende volgens de verfchei-de ftofïèn, daar ’t mede gemengt is, door de onderaardfe fuiveringen gillingen, opheffingen enz. verfcheide foort van Metalen en andere ^ Mijnftoffen gelijk in ’t V111. Boek metnbsp;menigte voorbeelden is getoont. Van de won-derlijke verandering der gewaffeUj daardoornbsp;niet alleen de eene flant in de ander veran- wonderi'h^nbsp;derd, maar ook uir verrotting der Kruiden ennbsp;'Eieren verfcheide Eieren voortkomen, falnbsp;in’tlaafte Boek defes Werks gehandeld werden. De verandering des voedfels in vleefchnbsp;en bloed kan niemand loochenen ; fofietmennbsp;ook dat het vuur de Mijnftoffen, Gewaflen ennbsp;Dieren in ajfchen, en de ajfebe in glas \er2a1-derd. Daar uit blijkt, dat niet de foorren, maarnbsp;alleen de onderwerpen der foorten verande-Defe onwrikbare wetten der werkende
II. Afdeï-
LINC.
De Duivel km veelnbsp;vremde dingen deen.
a Elemea-ta.
ndird-
veralt;
ren.
middeld.
derd, in welke bequaamheid der verandering is, die een gemeen ^onderwerp , dat de verandering aanneemd, hebben, en eindelijk alle onderwerpen , die de veranderende daad ontfan-gen : en op defe wijfe is ’t onmogelijk denbsp;Joorten te veranderen, maar alleenlijk de by-fondere ondeelbare der foorren. Doch on-eigentljk ongemiddeld, veranderen die dingen,nbsp;in welke geen bequaamheid van veranderingnbsp;is, noch geen gemeen veranderlijk onderwerp,nbsp;noch geen ongemiddeld onderwerp der veranderende daad; maar al defe dingen volgen uitnbsp;eenig onderwerp : op defe wijfe konnen denbsp;foorten en toevallen veranderen. By voorbeeld:nbsp;de Silverigheid kan niet veranderen in denbsp;Goud-heid; en in defe fin konnen deyöör/'^’^nbsp;niet veranderen, om datfe de voelijke aangroei
de veranderingen der natuur konnen werden nagebooft, diend hier onderfogt, en dit is denbsp;fwarigheid, diewe met de * Goud-foekers hebben.
Earacelfus fegt de verandering niet anders
k Subje-dium.
De verandering is tveeederlei.
c Species.
\ d Indivi-
dua.
fa*
Door een Voorheldnbsp;verklaard,
t Subliroa* tio.
Bacon.
tingen maakt dat het Goud werd het onderwerp van een ander foort : ’t gene niemand der ƒ Wijsbegeerige loochend, en van ons tenbsp;voren in ’r breede is getoont.
Daar uit ik befluite dat de Metalen wel verfcheide vanfoorte zijn, nogtans een gemeene mene/ioffe.foffe hebben, diewe boven gefegt hebben eennbsp;Swavelig-foute quikkige wafem of damp tenbsp;zijn, die de Hoofdftoffèn is ingefchapen, zijn-
/Philofo-
phi.
Al de Metalen heb. ben ten ge-
heeft geholpen met duivelrie of bedriegerie, de waarheid daar van heeft konnenbewijfen.
Het is feker dat de duivel ontrent het veranderen der ftofFen veel dingen kan verrigten, die buiten onfe magt zijn : wie kan doch uit denbsp;locht een lichaam roe - bereiden , dat eennbsp;menfch of een dier gelijk is? wie kan denbsp;quot; HoofdftofFen beroeren, ftorm-winden verwekken , de Zee gaande-maken en ontelbarenbsp;fwarmen van ongedierte op een fprong vóórtbrengen.? feker fulks is niemand als alleen denbsp;Engelen of de ^Duivelen mogelijk. En wan-neerfe fodanige dingen verrigten, fo doenfenbsp;fulks niet door een wonderlijke j maar door eennbsp;enkel natuurljke ons onbekende kragt : bynbsp;dufdanige werkingen meen ik dat de Goad-ma-king ook moet gefteld werden. Laat ons nu on-derfoeken wat ontrent dit werk mogelijk ennbsp;wat onmogelijk is.
De nbsp;nbsp;nbsp;van ^t eene Metaal in’tan- natuur konnen van niemand wederfproken
der kan tweefmts werden aangemerkt w.ei- werden : en dewijlfe werkt volgens het voor-gcntljk en ongemiddeld : %. oneigentljk en ge- beeld van God gefteld, fo is feker datfeniet werden die dingen veran- kan dwalen. Doch of door menfehelijkekonft
h Aichr miflK-
te zijn, als dat de faak haar vorm t’eenemaal verheft, en fodanig veranderd, datfe geenfmts racèüus.nbsp;de voorgaande gelijk is, maar een geheel andere vorm, weien, kleur, kragt, aart en ei-genfehappen aan-neemd; gelijk wanneer Metaal in glas of in fteen veranderd, hout tot kolen brand , klei tot tichels bakt , huiden totnbsp;lijm werden, doek tot papier, gerftetotpeer-devlees enz. welke verandering in de' Scheid- icbyai'^^*'nbsp;konftige werken fonder de ^ Steen der PFjjJe j phHobT*nbsp;die de te voren-verklaarde Handgrepen ver- phorum*nbsp;eifcht, niet kan verrigt werden. Om van defe .nbsp;niet zijn onderworpen, geen verdeelde noch I verandering eenige proeven en voorbeeldennbsp;ftrijdige menging hebben, dat de oorfaak of te geven, fo leerd hy, in ’t Boek van de veran-het onderwerp der verandering is; maar by toe-' dering der Metalen, het eene Metaal in ’t an-valj oneigentlyk en door middel van ’t vuur dere te verkeeren; hy is van gevoelen dat denbsp;werdenfe veranderd, door verandering der by-; Metalen niet verfchillen in foort, maar alleennbsp;fondere eu verdeelige dingen; die, verderflijk, j in fuiverheid. Ee verandering der Metalen jnbsp;t’faamgefteld, en de voelijke aangroei onder-' fegt hy, is een groot geheim inde natuur ^ be-ïï^ndiC, dioot vorïcheiêLO ïmwcnngen,' fwaarljk uitgewrogt wordende door ver-giffingenen ' opheffingen ontrent de metalige ; fcheide beletjèls ^ doch is niet tegen de natuurnbsp;ftoffen in een ander werden veranderd : daar-1 noch tegen Gods infleüing j geljk vele valfche-om is dat GoudolSilver het onderwerp gewor-! Ijk voorgeven. Doch wy fullen uit fijn eigennbsp;den van een ander foort, die een andere fuive- ervarenilièn bewijfen , dat ’et geen ware, maarnbsp;ring of gifting heeft voltoit; dit is het gevoelen alleenlijk een toevallige verandering is: defleg-VAD Bacon : daar uit blijkt, dat’er niet andersnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Lood, Tin, Yfer, Koper kanmen
by verftaan werd, als een metalige verande- in Gw^^enTi/wmiet veranderen fonder hulpe ring, die door verfcheide gillingen en verrot- v2i.CiSorlVjfe-fteen : doch de verandering van
” nbsp;nbsp;nbsp;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’ de in malkander is fomoejelijknie*^’5^quot;
lijk uit de volgende voorbeelden openbaar is.
1. E R V A R E N I s.
Ee verandering wr^YferZ//Koper.
Defe verandering gefchied op verfchei- vermdi‘ de wijfen : i. als y?er-vylfel in Vitriolisnbsp;ter gekookt werd. 2,. als yfere platen met ge-Koper.
kalkte
-ocr page 754-XI. boek , VAN DE kalkte Vitriol gebrand werden. 3. alsgloejen-^ nbsp;nbsp;nbsp;de yfere platen in Vitriol-olie gebluft worden, k^aar ik 4. by voege, als yfere platen alleenlijk Vitriolis watergelegt werden. ‘Paraceljusnbsp;naeend dat dit ware de dadelijke veranderingennbsp;van yfer in koper zijn: doch wy hebben te voren getoont, dat hier niet anders gefchiet, alsnbsp;dat de kopere deeldjes, die in de Vitriol fchui-len , door een drift tot het yfer na het felfdenbsp;toelopen , en daar blijven vaft-kleven , kon-nende tot feer fuiver koper gekookt werden:nbsp;gelijk ik dagelijks door ervareniffen aan vrem-delingen toone. Seker indien hier een wefent-^ijke verandering gefchiede , fo fouden al hetnbsp;yfer tot koper werden, ’t gene nochtans de ondervinding niet beantwoord. II. Ervarenis. T)e 'verandering 'van yfer in lood volgens Paracellus. .Vfer Ut ^OQd ,7 Neemt Tfervylfel en Smeltpoeder van elks even-veel j menget te gaar en doe f et in eennbsp;Smeltkroesjfetfé op het vuur in eenWind-oven,nbsp;latet vuur fo fterk zyn daft yfer niet Jmel-te een uur lang ^ blaafl daar na het vuurnbsp;fierker aan j dat hetyfer fmelte. Laat dannbsp;de Smeltkroes van felfs koud werden, en gynbsp;fult in de Smeltkroes een fagte buigfame ftoffenbsp;fag ^Is Lood vinden. Als ‘Paracel/us meend dat in defe werking het Tfer in Lood veranderd,fo fpreekt hy fichnbsp;felfs tegen : want hy fegt uitdrukkelijk dienbsp;ftoffe maar gelijkenis met Lood te hebben,nbsp;datfe wel fagt , maar niet X\ef\ivloedbaar '\%.nbsp;Ik meene dat in dit werk de verbrande Swavelnbsp;des yfers verteerd werd , en dat daarom hetnbsp;overige te ligter fmelt : invoegende dat defenbsp;Verandering in der daad niet anders is als eennbsp;huivering j te weeg gebragt door het byge-mengde Smeltpoeder ^ dat van ‘Laracelfitsnbsp;looslijk verfwegen werdende , nier anders isnbsp;3is jlfitimonie ; diemethetylbrtoteen *Alt;?-ningsken werd. III. Ervarenis. Koper in Loodi te veranderen. ^Maakt eerft, fegt hy, het Koper ^ door mid-“SatugVe/ van ^ opgeheve ^ik en gevefligt' Ratte-kruid j wit en blank als Silver; dat ge graant lijnde fo doe f er even fo veel Smeltpoeder by ^nbsp;Jefet te gaar in een Smelt-kroes te fmelt en\ Wefentlijke verandering gefchiet:want de opge-^eve Quik en \\QtRattekruid\Xko^QtAooi des felfs verbrande fwavel en andere vuilnis te vcr-wit gemaakt hebben, fo is geen wondernbsp;^^t’et dan fdgter en fmelt bar er is. De volgen-ervarenis leerd dit Koningskeu weer tornbsp;Koper brenge, daar uit blijkt dat’er maar eennbsp;toevallige verandering gefchied. |
STEEN DER WYSE. nbsp;nbsp;nbsp;239 IV. nbsp;nbsp;nbsp;Ervarenis. Dit Koningsken van Lood weer tot Koper te brengen . Mengt dit Koningsken mttgekalkte Vitriol of ^ Tfér-faffraan j fet’et in een Smeltkroesnbsp;te fmelten, en het gemeende Loodfal tot goetnbsp;gefmedig Ac/er werden. En om ons feggen wamhstnbsp;noch klaarder te beveftigen, fo neemd ditnbsp;fer3 tot dunne platen geflagen, fmelt’etmetn’e;lt;egt;'icigt;-gQ^oQÓieïdicTutieoï.Clemy-fteenjCn hetfal vannbsp;RoodGoud-geelwQïdiQn : doch dit is ook geennbsp;wefentlijke verandering: want ditgeelKoper^f^hquot;^quot;*'nbsp;kan wederom tot gemaakt werden. V. nbsp;nbsp;nbsp;Ervarenis. Lood ^0?Tin temaken. Legt dun ge f age loode platen, fegt Raracel- Lood in fits, met Amraoniak-fout daar ttiffchen in eennbsp;j Smelt-kroes j laat dat te gaar fmelten. So ”nbsp;werd het Lood fïjn fwartheid en donkerheidnbsp;ontnomen, en met een blanke helderheid alsnbsp;fchoon Engels Tin voorfien. De reden defernbsp;verandering is hier in te foeken, dat \\ex Am-moniak-fout de ^ikjdïcm ’t Lood overvloedig is, doet vertceren, daar door het felfdenbsp;blanker en harder werd, even als Tin, ’r welknbsp;daarom de naam van blank Lood draagt. Dochnbsp;wanneer de quik wederom dit gemaakte Tinnbsp;werd toegevoegt, fo werd’et tot lood. Na dat Raracelfus defe veranderingen 'Em helag-heeft voor af gelbnden, fo komt hy tot een ge-heim, dat al de andere overtreft, feggende: Paraceiibr weet ook dat de kracht des Seil-fleens thien-maal kan vermeerdert en verft er kt werden op tigmumfinbsp;defe wijfe ; (luifterd toe Lief-hebbers der Seil-fteen, wat een groote verborgentheid Rara-celfus ufal mede deelen ) neemt een Seil-fteennbsp;legt die in brandende kolen,datfeglimme fondernbsp;gloejend te zijn ( hoe dit mogelijk is kan ik nietnbsp;verftaan ) bluft fe in Tfer-oUe, van goed Staalnbsp;gemaakt j uit, laatfe daar fo lang liggen ^ totnbsp;datfe genoeg heeft ingedronken ; hier door werdnbsp;de Seil-fteen fo krachtig j daferfpykers medenbsp;uit de wand getrokken j en andere wonderennbsp;verricht werden , die anderfints onmogelyknbsp;zijn. Op een andere plaatfe fegt hy; als denbsp;Seil-fteen in fout van de Hindervifch begravennbsp;werdj datfe daar door kracht krijgt omyfer uitnbsp;de putten op te halen. Dit zijn de beuielach-tige verborgentheden van Raracelfiis ; dienbsp;fulke malle dingen niet foude geuitet hebben, indien hy flechts eenige kennis van denbsp;Seil-(teen-krachth2idgth2Lé: want het is bekent en van my met menigte ervareniffen innbsp;mijn werk van de Seil-fteen getoont, dat denbsp;felfde gloejend werdende, al fijn kracht verheft: in voegen dat’er niet|fo fchadelijk voor denbsp;Seil-fteen is als fterke hitte, niet alleen vannbsp;maar felfs van de Son. En wie kan geloof geven aan die fchaamtelofen Windbuil,nbsp;wanneer hy fegt , dat de Seil-fteen in’t Soutnbsp;van Hinder-vtfch gelegt foo krachtig werde, Hinder-datfe yfer uit een put kan trekken? Seker kan |
warring en fwarigheid , foishytotde ‘ Stof-c
bereiding van goede Genees-mi^- Qjercew-
delen overgegaan , gevende daar van defe re-nuswj^^ den. fVat Joude’et doch mogen baten jfegt^ynbsp;of men van ffiikfilver in quikkige Mynjtojfen *nbsp;Goud konde maken ^ en dat men Jich door dienbsp;konfl elendig makendeondertujjchen degefont- gx»n.nbsp;heid j die kojielyker is a Is Goud en Terlenj verfilmd en vervoaarloofl. Seer wcl gefegt, indiennbsp;hy daar maar hadde bygevoegt , dat hy denbsp;Steen der Wpfenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aracelfiis
verlatende, fo is hy LuUus nagevolgt, voorge-vende’t werk op een andere wijfe te verrigten, gelefen van de Hinder-vifch j die maar een (gelijk hy leerd in fijn Boek van de fojfedesnbsp;palm groot zijnde , kracht foude hebben een | ware Genees-middels der Oude^ en van def 'eljsnbsp;gx:oox.Schif in fijn vaart te flutten en re doen * kragt omfiektente gencfen ^ trekkende de felf-^nbsp;flil-ftaan: daar op geeft hy voor, fonder te on- de uit des Wyns vyfde wefen: en dit fegt hy denbsp;derfoekcn of’erfo een waarlijk is, en of regte Steen te wefen daar de oude Wijfe nanbsp;der feiver kracht met de kracht des Seil-fteens hebben gefogt; gelijk hy tracht te bcwijfen uitnbsp;overeenkomt, dat de felfde dicnd om de Seil- \ dit feggen van den verfierden Moriemts. On fenbsp;Jleen te ver Herken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j Steen is water, getrokken en afgefcheiden van .
Dfi Ueltpo. ^aracelfus is achtervolgt van menigte fijner i ons lichaam j welk water gefegt werd de eerfte leerlingen j die nergens op uit zijnde als op de Jiof te zijn. Want het Goud der Wijfe , fegtnbsp;verandering derMetalen ,en haar begeerte niet (^ercetanus, of de Steen is niet anders als eennbsp;konnende voldoen, hebbenfe haar felfsen an-,konfi bereid Genees-middel ^ dat als denbsp;dere met windige befoften en bedricgeryen op- \ vorm van haar floffe afgefcheidenfofijnis ge-
1 nbsp;nbsp;nbsp;1T**nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;11nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;yit ^ /• lt;4^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;J ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;__^ ^^ .m ^ l ^
ilAfdef- kan daar van nooit de proev genomen hebben, dewijle de natuurkundige noch niet verfekerdnbsp;zijn, dat’erfo een Vifch in de wereld is: hoenbsp;foud hy dan fo veel fout deffelfs machtig zijnnbsp;geworden, om daar mede een Seil -Heen te bedekken 1 Uit defe en diergelijke dingen is welnbsp;Partceitusafte iiemen, dat Taracelfus een licht-geloo-vend ondraaglijk flout menfeh is geween;; in-voeeen dat hy iet vreems of ongemeens hoo-rend^e het felfde , fonder te onderfoeken ofnbsp;het waar of leugen was,ftraks tot fijn fotterniennbsp;heeft overgebracht , op dat hy foude fchijnennbsp;alle geheimen der natuur te weten. Hy had
is licht-ge loovend ennbsp;flout gt~nbsp;weojl.
gingen der
Ooud-foe
kers.
a Quinta cilêam.
maakt dafet in alle voorwerpen ^ even als de hemelfe vorm j fijn bereide floffe vind en bewerkt. Doch ik kan niet fien wat gemeen-fchap een Steen uit gewaffige floffen toegemaakt met de Metalen en * Mijnfloffen foude/M*”^'nbsp;hebben ?hy mag bewijfen of uiteen Dier gewaden , en uit gewaden Mijnfloffen konnen .nbsp;voortkomen. Eenige diebefchaamdzijn overnbsp;fo een verwert en onvafl feggen, tragten Lui-lus j ‘Paracelfus en haar novolgers te onfchul-digen met dit voorwendfel , dat de woordennbsp;in een verbloemde fin van dengewafize He-
gehouden,krijgende daar na regte loon na haar werken. Andere vrefende voor bedriegers gehouden te werden, hebben LulluSj ^ifiadiusjnbsp;Ruficijfa en meer andere voorgangers van'P^-racelfus gedurig in haar Schriften gelaflerd ennbsp;gefcholden. De Luüiaanfe Hemel en “vyfdenbsp;'Z£;eye;?hebbenfeuitgelacht, alsdeminfle kragtnbsp;nier hebbende om Goud te maken. Ja niet te-genflaande fy alles uit die Schry vers raapten,nbsp;nochtans hebbenfe onder bedekte namen, opnbsp;datfe niet fouden konnen achterhaald werden,
een nieuwe echter bedrieglijke Webbe der nbsp;nbsp;nbsp;^
Goudfoeking geweven , volgens de duiflere 1 tnel van Luüus te verftaan zijn: dogh als men fchriften van HermesenVillanovanus : diefe, tierWyfen HemeHzw LuUusXtt^, fofiermennbsp;noch hebben vercierd met de verbloemde re- klaar als den dag , dat hy daar nier andersnbsp;denen van Ovidms Hervorming ^ Salomons leerd als een algemeen Genees-middel, dat
ifti
Hoog-lied en diergelijke , die eenigfints tot Haar God- haar oogwit fchcncn te dienen : ja fy zijn fonbsp;’ godloos geworden , datfe de groote weldadennbsp;des Saligmakers , namelijk fijn Menfeh-wer-ding j LijdenOpfaancnHemel-vaart j alsnbsp;ook andere de verborgentheden des Euangeli-ums aan haar Steen hebben durven roefchry-ven. Vorders hebben fommigc vannbsp;fus navolgers defe Steen ook groote Geneeskracht toegepafl : niet overwegende, dat indien door de Steen der Wijfe alles in Goud veranderde , fy dan lotgenefen van fiekten ondien-llig foude zijn. Sommige ervarende dat haarnbsp;onmogelijk \s,Goud te maken,keeren tot flegternbsp;Metalen , trachtende yfer in koper, lood in tin,nbsp;Antimonie in Lood enz. te veranderen: daarnbsp;over fy van ver Handige werden uimelagchen.
^juercetanus een navolger van vindende in de ^ Goudfoeking oneindige ver-
loos mis brutk dernbsp;Hetltge dinnbsp;gen.
h Alchy-mia.
tegen allerlei fiekte ongemeen nut en dienflig is : invoegen dat hy, wanhopende de Steennbsp;der Wijfete vinden, alleenlijk getracht heeftnbsp;uit de gewaflèn eenGenees-middel re bereidennbsp;dat kracht heeft de gefondheid te herflellen ennbsp;te verlangen. Doch de gene die doovGoud-fugt gedreven de Steen der Wyfen foeken, verwerpen de Dieren en gewaffen als onfuiver ennbsp;tot dit werk onbequaam , alleen maarbefig
zijnde inde nbsp;nbsp;nbsp;met een onvermoeide,
doch vergeeffe arbeid; en op datfe fouden fchij- dusfierh‘' nen de geheimen der natuur alleen te befirten:nbsp;fo befchrijvenfe de felfde fo verwart en duiftcr,nbsp;dat’et on mogelijk is met fchry ven, fp reken ofnbsp;denken haar na re volgen; om nu de Lefer lulksnbsp;te toonen, Ib is mijn voornemen in ’r naaftvol-gende Hooftftuk de wijfe van werken voor tcnbsp;(lellen en te onderfoeken.
Het
Cap.ui
XI. BOEK, Van de steen der Wyse.
241
eerftelijk leerd hy de opheffing des ftftiiksj be-lallende daar by te doen een pond Roomfe Fi-triol en 10. oneen gemeen Sout. Doch nadien de werking fo veel omflag heeft, datfe den Le-fer foude verdrietig vallen, fo vind ik geradennbsp;de felfde hier niet by re voegen. De ^ikj doornbsp;defe handgreep feer fuiver gemaakt zijnde,nbsp;werd bewaart.
De II. Handgreep.
T)e bereiding van een Levens-water j dat niet anders is als Sterk-water.
Neemt Roomfe Vitriol j '’gekalkte Aluin van h Caicina-elksz ponden; Salpeter een pond, doet defe dingen gefloten zijnde in een Kolf, fet’er een/«r.nbsp;Helm op,en \\zz\x.Sterk-water over volgens denbsp;konll; eerfl met fagt vuur, daar na met fler-ker, en eindelijk met fo fterk vuur, dat denbsp;Helm rood werde, houd dan op. Gyfultbeftnbsp;doen , datge 3 of 4 ponden van dit water verkrijgt. Om nu ' Koninglyk water te maken,fo» Aqua Rc*nbsp;gaat aldus te werk : Tmelt in een pond vannbsp;dit Sterk-water 4 oneen Ammoniak-/out,€n her (f'ater.nbsp;fal van groen geel werden, bequaam zijnde omnbsp;Goud te ondoen en de huid geel te verwen, datfe dan by gelijkenisftinkende Gou-fap noemen:
_ nbsp;nbsp;nbsp;hetondoetooknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
derom vlugtig maken ftremmen tot datfe vloeit heve ^ik : bewaart dit water in een dichtge- / Mercunus fonder rook ^ ingaat, verwt j veranderd in de I flopt glas, op een warme plaats.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lubiimatus.
Goud of Silver-makende voltoying ^ of tot dat-1 fe volkomen goed Goud of Stiver voort brengt:'nbsp;welke faak een dikwils herhaalde arbeid nodig heeft. Hier fchuilt een onvergelykelykenbsp;fchat een feer kofte lijk geheim ^ dat al de geheimen des werelds overtreft. Dus fchrijft Geber.
Nadien dit fo maar fchijnt ter nedergefteld fonder verder verklaring, fo fal ik hier by voegen
K fal hier fpreken van de voornaamftc der ** Gond-foekers en niet van de gemeene flag,nbsp;^oHifoekers — daar uit afgenomen fal konnen werden, watnbsp;van de anderen ontrent dit werk is te hopen.nbsp;’»’gt;dere. £)g yoomaamllenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zijn den verfierden
flermes jGeber jRafinJrlaled,Hamuel, enz. die gevolgt zijn van Lullm^ Villanovanmver-fierden Joannes Azoth ^Rubicijfa, Trevifanus,nbsp;Bèrnardtis IJdacus Hollandm j Raracebfm ennbsp;meer andere.De Arabers hebben volgens Gebernbsp;^tinaiura, dey?É’Ê’^ cn het ‘‘verwfel derJVyJe aldus ge-trachtte bereiden.
rius Phiió nbsp;nbsp;nbsp;Neemt ^ik-filver of de ° ^tk der ÏVijfe j
Siiorutn. diefe Zeback noemen j na de bereiding ^ doch 'Voor de bereiding neemt de fteenen uit welke fynbsp;i Sub]- K^haald werd. Bewerkt de felfde met de eer-'10.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'Jte trap quot;van gedurige ^ opheffing tot datfe van
^de ver derf lijke onfuiverheid ontjagen is jfy heel fuiver en eindelpk vluchtig werden,nbsp;fulks door opheffing gefc bied fail inde vol-gende handgreep getoond werden. Ten derdennbsp;’ vefiigt defe ftof tot datfe het vuur verdragennbsp;kan : hier is de paal der tweede trap ^ datUjnbsp;hier hebt ge het uittrekfel in fifn trap gevefligt.nbsp;Ten vierden laat deft een ook gehande ld werdennbsp;door de derde trap Jlie in de laaft e voltojing dernbsp;bereiding beftaat; op dat ge de geveftigdefteennbsp;door de opheffing vluchtig te makenden de vlug-tige te vefiigen: die moetge dan ondoen en we-
De III. Handgreep.
T)e bereiding van ^tikkig Water.
Dejfeifs
krachten.
Neemt een pond van ’t flraks bereide Ko- ^uikkig ninglyk waterj fes oneen fuivere vafte en wich-tige opgeheve ^^ik ^ doet’in een fterke Kol-het voorfchrift van Raymundus Lullusj en jo- i ve, daar de ^ak allenskens ingeworpen werd,nbsp;annes Azothj ( die het fijne van woord tot [fluitdandckolfdicht,opdardekragtdesnbsp;woord uit Lullus heeft gehaald ) en gelijk dit jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;niet vervliege, fet dan het glas in
voorfchrift met dat der Arabers over een-¦ warm Sand, op darde in’twaterfmelte; komt, fo is ook openbaar, dat Lullus het felf- j indien eenige Gfuik ongdmolten blijft fo giet’ernbsp;de uit de Arabers heeft uitgefchreven.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;! noch fo veel Koninglyk water by, tot al de quik
. j gefmolten zy. Her is een bewijs van de deucht Raymundus Lullus pö Joannes Azoth^i2;wr jwaters, wanneer Koper daar in gewor-^'^’’nbsp;om de Steen en het Verwfel der Wijfe\yenfilver-verwig\S‘etd. Dit is het water, daarnbsp;bereiden en te bewerken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;| door fy meenen alle metalige lichamen tot
. Over de bewerking defes fleens zijn de!^ai^ofdeppr7?Égt;/ö/tebrengen. nbsp;nbsp;nbsp;fofulrL
in twee fedlen verdeeld : eeni-' ge gebruiken daar toe het allerfuiverfle Goud :
GO;
'trs.
'Hit.
De IV. Handgreep.
antiere meenen datfe fonder eenig GouddtLit \ by te doen het werk konnen verrigten. DitiS' „.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
De I. Handgreep. nbsp;nbsp;nbsp;jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;men tot ^e eerfteftof brengende.
He f opheffing des ^iks. nbsp;nbsp;nbsp;|nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;q-^j. jjj.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;pVater 'm. een hooge
leerd in zijn nbsp;nbsp;nbsp;eenige wa- nau-gehafde Kolf : fetfe dicht gefloten
ters die nodig zijn om de Steen te bereiden: dagen in Peerde-mis, en de vuilnis na de grond
II. Deel.
fm-
241 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-A A
II afdee- finkende, fo blijft het water: geel. Set dan de Kolf in warm fand, en met fagt vuur haaltgenbsp;een helder en feer fwaar water over, daticnbsp;Maagde-melk ^feer fiherpenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en altyd du
rend water noemen. Het is een teken van fijn deugt, als’er een druppel op Koper gevallennbsp;ftraks indringt en eenie'/Vf^'t^Mnalaat. Ditnbsp;water, ^gefuivérd en van fijn by tende kragt berooft zijnde, brengt de metalige Lichamen tornbsp;^ik dernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;werd daarom de der
fijle. Wijfe genaamd.
De V. Hakdgreep.
Op wat wyfe de metalige lichamen tot Quik of de eerjie Stof gebracht werden.
Om Silver tot ffuik te brengen werktmen aldus. Men neemt leer fuiver Silver fijn ge-vijlt of tot dunne bladers geflagen. Wrijvetnbsp;met Soutfeer kleen op een Wrijf-fteen, wafchtnbsp;hetSout met warm water af, doet het gewafiènbsp;en gedroogde Silver in een glas, bevochtigtnbsp;het met gefmolte Wijn-fteen-fout, droog’et,nbsp;en mak’et dan wederom vochtig : wrijvet eindelijk gedroogt zijndetot ^ endoet’etinnbsp;een glafe Kolf. Giet daar op van het te vorennbsp;befchreve quikkig Water dat de Silver - kalknbsp;daar mede twee vingers breed bedekt fy , fet’etnbsp;dan in warm fand, en fofal het quikkig Waternbsp;de Silver-kalk in Quik veranderen; indienfenbsp;al in geen quik veranderd is, fo giet het eerftenbsp;water fagjes af, en weer ander daar op, giet dannbsp;het water voorfichtig in een fles,doet de quik innbsp;een glafe fchotel, wafcht de felfde met foutnbsp;Water fchoon af, gedroogt zijnde doutfe doornbsp;een wolle of leerelap, indien’ernietsinblijft,nbsp;fo is ’t wel, maar iets daar inblijvende, fo moetnbsp;het herhaald werden, tot dat’er niets inblijft.nbsp;De reekenen van de deugt defes Quiks zijn,nbsp;I. datfe trager loopt als de gemeene Quik. 1.nbsp;datfe op een gloejende yfere Plaat gelegt, wegnbsp;wafemende wijken van haar vafligheid na fichnbsp;laat. Om defe Quik te vermeerderen fo neemtnbsp;van de felfde fo veel alfge wilt, doet’erhalffonbsp;veel Silver-vylfel by, en meng’et te gaar totnbsp;een Amalgama. Doet’er i x deelen fecr fuiverenbsp;quikfilver by : doet het mengfelineenglas,nbsp;fluit’et dicht toe, en fet’et een maand in warmnbsp;fand, op dat alles tot werde : danfalhetnbsp;vluchtige het vafie ook vluchtig maken; en defe vermeerdering kan fo dikwils herhaald werden alfmen wil. Lullus en Azoth feggen ditnbsp;het eenig en volkomen geheim der Wijfe tenbsp;zijn. Het werk fal ook gelukken, alfmen innbsp;plaats van filver^goud neemt.
Tot hier toe gaat het werk noch wel, en daar is niets tegen de ondervinding ftrijdig :nbsp;doch laar ons verder onderfoeken of door middel van defe quik de lang-gewenfte “ Steennbsp;der Wijfe kan werden toegemaakt, en hoe denbsp;Goud-foekers daar mede te werk gaan.
Sy feggen dat het witte en roode ’’ verw-fef van dequot; Quik der Wijfe toegemaakt, op gemeene quik en andere flegce Metalen
linge.
Verfcheid*
mmen.
Silver tot ^uik tenbsp;te brengen.
He felfde te vermeerderen fo veelnbsp;als men wil.
a Lapis Philofo-phoruin.
ATin£tura. e Mercu-rius Philo-fophorum.
RD SE WERELD, geworpen de felfde in Goud en Silver, beternbsp;als uit de Mijnen komt, veranderd. By delenbsp;^ik der Wyfe mach niet anders als Goud ennbsp;1 Silver tor hulp gedaan werden, wanneernbsp;' de felfde te giften gefteld werd om de (leen te d Fermcn-I maken. Dit moet van ’t fijnfte Goud zijn, legtnbsp;I Niklaas Bernaudus, hoedanig, volgens' het lt; Genefonbsp;I Boekder Schepping Hoofdft. 3. in Evilah aannbsp;I de Rivier Bhifon of in Ophir voortkomt; dochnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ssr-
' dewijle de gelegentheid van die beide plaat- naudus. fen onfeker en onbekent is, fo is ’t belacche-I lijk uit die Mijnen het Goud te halen, ’t Is tenbsp;I verwonderen , dat defe Schry ver o ns niet fendnbsp;na de Riphife gebergten j en na de Hypet’bo-rife Griffioenen, die gefegt werden het ailer-fuiverfte Goud te bewaren, om het felfde vannbsp;daar re halen. Andere willen goud hebben,nbsp;dat noit in ’r vuur is geweeft. Het fy fo hetnbsp;i wil, fonder gottdkan niet verrigt werden , daarnbsp;wy ook ons fegei aan hangen; echter ver-: fchilt dit van ’t oogmerk der Oude. Doch laat nodis-ons de werkingen, die vereifcht werden omnbsp;de fteen te bereiden door f opheffing ^ in wel-‘
; ke begrepen zijn de feven andere trappen der werkingen, namelijk de ^overhalmg*nbsp;opklimming, diQnederdalingjê^Qftremmingjdenbsp;\^rotiingj dc kalkingdQ'vefïmgj overwe-gen en onderfoeken; fy gaan dan aldus te werk. ¦nbsp;i De l. werking wesd gznazmè. do. bereidmgnbsp;i der lichamelffie quik. Doet de boven-verhaal-¦ de Qiiik der Wijfe in een fles, fmekfe toe, opnbsp;: dat’cr niet uitwafeme; laat de felfde een maandnbsp;I in fagte warmte ftaan, rot datfe fweet , en nietnbsp;I meer opklimt, of neerdaalt, maar ruft, en totnbsp;\fwarte aarde fremd j die Rave-kop j aarde ,
\ fwarte droefemj der Wpfen Koper ^ fwarte nbsp;nbsp;nbsp;^
I Swavelj Man en Vrou genaamd werd, een en j^^gns-! de felfde faak met veel en verfcheide namen; kop door defe eerfte werking werd door ftremmingnbsp;het vloedige vaft, het koud-vochtige, gelijkfe^*~ quot;nbsp;fpreken warm-drooef, door fcheiding dernbsp;tVofdftoffen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;°
De 11. werking, daar door de fwarte aar- vt de wit werd, gaat aldus toe. Neemt vannbsp;fwarte aarde x deelen, doet’er by van ’t bo- yn.nbsp;ven bewaart quikkig water een deel, laat denbsp;aarde het water indrinken tot’et verteerd is.
Sluit dan het glas roe enfet’ct in warm fand, laat’et met een fagte warmte agt dagenftaan,ennbsp;dan fal’t beginnen wit re werden. Nemetuicnbsp;het glas, en bevochtigt het wederom met denbsp;Maagde-melk ^ fet’et wederom acht dagen innbsp;warm fand en herhaald dit vier reifen; fo fal denbsp;Rave-kop of fwarte aarde heel fuiver en wit jnbsp;zijn. Bewaartfeforgvuidig : \\:^ntde‘Goud-m\i\x.nbsp;foekers feggen, datgealles hebt, datgewenitnbsp;kan werden, de gebladerde witte Aarde j. ey/G xnurmo'nbsp;te Swavef witte Magnefia ^ daar door Goud dmnbsp;en Silver vereenigen,doode lichamen levendnbsp;werden, en de vriigtcn fionderd-voud voort-tonbsp;fpruiten : invoegen dat’er niets meer vereifcht werd als de “ giffimg^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;door het kind ,„Fermcn'
gefield werd, volgens die fpreuk : faidons Goud inde gebladerde aarde y;7i fy fal houder^nbsp;voudi^evruaten voortbrengen. Sy feggen denbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kracht
-ocr page 758-XL Boek , Van de ^ ^ kragt daar van fo groot te zijn, datfe oneindig vermenigvuldigt werd. Dit is het wittenbsp;* Tmaura.quot; verwJeL dat de Quik - fiiver en alle onvolmaakte metalige lichamen tot fuiver Silvernbsp;maakt. Sy voegen daar by, dat de * Evcl in denbsp;doode lichamen geen ingang vind, als doornbsp;del van’tquikkig water, dat als een Speel-noodnbsp;hethouw’lijk voltrekt. 243 Hierhebtgeleferdeganfche werking van'der niet heeft? fy fullen mogelijk feggen uit het JVyfen Steen fonder eenige verbloemde woorden klaar en naakt voorgefteld : fo dat de Goud-foekers niet konncn klagen, datwe denbsp;^P’^^ckvvijfen niet wel verflaan, of dat denbsp;fol. Schryvers de faak met opfet foeken te verber-meun gen. Indieilfe nogtans fulks voorgeven, fo fegnbsp;Sy». jj(. ^ datme geen Goud-foekers moet geloven,nbsp;maar datfe alleen om een naam te maken bedrieglijk hebben ter neder gefield, dat haarnbsp;eerft is in ’t hoofd gefchoten : ’tgene ons eennbsp;feer quaad gevoelen doet hebben van de konfl.nbsp;Doch nadiende woorden, onfesoordeels,klaarnbsp;de handgrepen verftanelijk en oefenbaar zijn ,nbsp;fo is ’er nu noch overig dat alles in de fchale der Anden natuurkundige reden werde overwogen, ^n\doefet met fagt vimrtotdatde^iikisuitge-'^S^^' werdmen ontwaar, datfe in fommige dingen j wils tot daPlet al fyn water heeft ingedronken j dan is de moer gefloten op dat niets ttitwa-feme j en de gewefifie fteen werd geboren. Als in een nieuwe opene Smelt-kroes een twaalfde Cai‘ ^ l^ermea- türri. f^/pisPhi. befien of op de voorgefleldewijfedey?^’É’/?ö»ü kan verkregen werden. Sekernbsp;men moet my fo onnofel niet houden, dat iknbsp;al het genede Goud-foekers voorgeven foudenbsp;geloven; dewijle de meefle niet zijn voorfiennbsp;met een kennis ontrent de verborgenthedennbsp;der natuur, noch met de wetenfehap van vergelijking , daar door de waarheid van de leugen, her gerijmde van’t ongerijmde kan werden onderfcheiden. Ook moet niemand mynbsp;voor fo onkundig houden, dat ik van de werken en ftellingen der Goud-foekers niet foudenbsp;konnenoordeelen. Alfmen defe befchrij ving des fleens van Joannes Azoth j die uit LuUm is gehaald, ter deeg overweegt en met andere vergelijkt fo overeenkomen, doch in veie verfchilien : m-voegen dar de Goud-foekers in twee Sedfen zijn gefplift, de Barafeljifien meenen niet al-leen, datfe het werk konnen verrigten fondernbsp;Goud of Silver d aar by te doen, maar fy feggennbsp;«iMereu.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;anders nodig te hebben als de '‘^jk der JKyfe, trekkende door middel van Wijn ‘ des Qiiiks^Ê’^y?, die fchuiltindenbsp;ƒ1' . in de Menie en in des '•opgeheve fiofs vocht,nbsp;tütfl,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Doch wie kan geloven dat het rood of wit' uit- trekfel fonder Goud of Silver iets rood of wit fal verwen ? ten ly darmen neemt Fermef oennbsp;Menie of Antimonies diehy opgeheve ftofs-vogt noemd , daar Goud of Silver in is : dienbsp;*^^*^‘wel een rood ofwit uittrekfel fullen verfchaf-'nbsp;fen, doch dat fal fichfelfsgeenfints vermeerderen en doen aangroejen , maar alleen fo veelnbsp;Silver of Goud geven als ’er by die llofFen isnbsp;geweeft. Daar uit de bedriegerie van Baracel-füs ondekt werd, die beloofd uit de ffiiikfilver-aard te trekken het gene daar niet in is. Datnbsp;^ ook aardig geleerd werd van een der grootftenbsp;Goud-foekers Bafiluis l^alenfmus, en toe-II. Deel. |
STEEN DER geflemd van LuUus met defe woorden ; Bafii, Va-^ik j uit Goud en Silver door qtiikkig waternbsp;gemaakt ^ moet met een behoorlek gedeelte le^nbsp;vende ^lik vtreenigt werden. Doch wie kannbsp;geloven dat de Yermeljoen of Menie, in welke ftolFen de Quik gemeenlijk huis-vefl, fonbsp;kan bereid werden, datmendaar uitdeGw^/- DochKijitnbsp;makendefteen verkrijgthoe falfe geven datfeinnige Goud-faad. Doch hoe kan het Goud-faad in de Vermeljoen gevonden werden, wanneer ’t de natuur daar niet heeft ingelegt.?nbsp;fekerlijk niemand, als die de beginfelen der natuur niet kent of een bedrieger is. Doch hiernbsp;van in ’t vervolg breder. De gene die fuiver Goud of Silver gebruiken om de ‘Steen der Wïjfe te maken verfchillen» Lapis py. ook van malkander. Sommige meenen dat het lofopho. Goud^ uit welke het quikkig faad getrokkennbsp;is, ‘vveer tot fijn eerfle natuur kan gebrachtnbsp;werden. Dus gaat Niklaas Barnaudus teBamaudusnbsp;werk. Neemt j fegt hy, fitiver Goud 1 oneen,nbsp;forgvuldig bereide ^nk tbienmaal fo veel, on- steen dernbsp;wafernd en het Goud tot een fwart Boeder gebracht overblyft j welk gefmolten weer totnbsp;des Gouds natuur ^ kan verkeerd werden. ‘Bitnbsp;dat poeder haald f^ik door de warmte vannbsp;een fVafem-bad j lot dat het Boeder tot eennbsp;Jneeu-witte Kalk werd; dat feven reifenge-wajfen zynde ^ fo fal ’’er einde lyk uit komennbsp;Azoth jde levende geef jdiens aarde de ^Evel ,nbsp;is j het water de Man j de Kalk de Vrou j uit tum!™'”nbsp;welkers verfaming het Kind ^ dat is de Steennbsp;geboren werd. haat defe ge fuiver de Kalkofnbsp;Son der Wyfe in een digtgefloteglas rotten j ennbsp;fieltfe 40 dagen te ‘ rypen tot datfe tot een dik /Digerere.nbsp;wit vogtjmelt j daar op by behoorlykehtunen.nbsp;quik-watergegoten werd j tot datje weer haarnbsp;kragt krygt ^eti tfal weer te gaar loop en jjo dik-^nbsp;deel van een graan op z dragmen quik werd fedaan j dan daar Borax bydoende j Jbfiiltge ebben een dragme Goud. Indienge de vermeer--dering weet j fo fal u de fieen noit ontbreken. Dus verre Barnaudus. In defe befchrijving vind ik veel verborge enonverftaanbarewoorden , doch geen nut;nbsp;noch iets die groote beloften beantwoorden'nbsp;de. Dit alleen vind ik, datn^ foveel arbeid^nbsp;fweeten en waken de twee oneen fuiver Goud, u duifietnbsp;behalven de koften aan de Quik en andere'”''quot;”'^''’nbsp;dingen hefteed , niet meer als een drachme^^*’” ’nbsp;Goud wederom te geven , niet , gelijk hynbsp;meent, door verandering van Qtiikin Goud,nbsp;maar van dat felfde Goud het welk eerft is in-gefteld , niet tegenftaandc het felfde doornbsp;het vuur , waden , beknagen en anderenbsp;werkingen foodanich is verteerd ^ dat’etnbsp;tot het twaalfde deel van een graan is gebracht. Op dat hy evenwel foude fchijnen ietsnbsp;Hb %nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vcr« |
11. Af DEB-
LINü.
« Sulutio Phiioiopiii-ca.
Libavius.
verrigt te hebben, fo raad hy den Lefer tot de | fegt hy op het laafte, dat \\zif-jüarteToeder vermeerdering welke hy volgens de gewoonte i door de §luik weder watert ’t welk zijn eerder Goud-foekers, raer opfet verfwijgt.ó ellen-; fte natuur was.
dige Goud-foekers! wectge geen andere rijh-i Sy antwoorden hier op, dat door het dom te geven, als die door fo veel bloedige ar- i faadj't welk in ’tQiiik-water fchuilt ,een beternbsp;beid en koften verkregen werd, fofoudenwe'en edeler Goud werd opgewekt. Doch ik vraagnbsp;in plaats van fo rijk als amp;r^y?^jfo arm als wat dMvoor een Goud-Jaad is •,fy i^c^gen , het
Goud te zijn dat door de Quik in de eerfle ftof is uitgetrokken en ondaan. Ik vraag veerdernbsp;hoefe bewijfen dar faad door fo veel -^ondoe-ningen, kaikingen en andere werkingen niet /-soiutio-bedorven te zijn; want alfmen het/èiad van de nes.nbsp;een of de andere ^lant eens en andermaalnbsp;Daar zijn andere, die feggen dar ’er wei Jui-1 kookt, en dan in de aarde werpt, fo bevind-ver Goud om de ^lik der IVyfe, die de eerfte! men de vorm des faads door het koken fo ver- j,irnbsp;flofdeswerksis, vereifcht werd; maarfy wil-i dorven rezijn, dat’er geen gewas van voort-ien dat foo bereid hebben, dat’et fijn eerlte na-ifpruit. Hier op werd geantwoord , dat’er.ge^-**”!'nbsp;tuur niet meer aan-neemt. Aldus fegt A/öw-! groot onderfcheid is tuffehen hei faad van'
laars werden. Seker dit werk verdiend niet de naam van een JVijsgeerige ondoening, maarnbsp;paft veel eerdeMetaaikundigeen Goud-fme-den, die haar werk veel korter, ligter en voor-deeliger verrigtennbsp;heeft getoonr.
gelijk Libavius feer wel
I vorifgt;'
Deecfchrij vin£ vimnbsp;Msriems,
b Modifica tuni.
'Planten j en dat van Metalen-, de wijle het Goud-faad in ’t quikkig water fchuilende denbsp;fwarte aarde opwekt, en alfo Goud voortbrengt. Daar regen ik aldus redeneere : datnbsp;faad let fijn foort voort of niet ; indient hetnbsp;eerfte doet, fo moetet noodfaaklijk als dernbsp;planten/4^^/ werden aangemerk, en fo werd-^l,”^/ 'nbsp;men gedrongen de Metalen en ^ Mynfioffennbsp;leven toe telchrijven, ’twelk feer ongerijmdnbsp;is ; doch fegtmen dat ’et maar by gelijkenisnbsp;faad genaamd werd, dat is fo veel als ofmennbsp;en warmte levend gemaakt zijnde j fo werd j feide dat een gefchilderd menfeh konde kinde-de Moor j dat is de Ravens-kof j fwarte aar- \ ren teeleii. Wikmen voorgeven, dat ’et doornbsp;de/wit: de Konjlenaren zyn dan gewaarfchoud \ een fekere ’’ maniering Goud-faad is,fo dwaalt-
~ nbsp;nbsp;nbsp;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;... nien noch veerder befyden de weg; dewijle^j^ *
volgens het eenftemmig gevoelen der ' Wijs-begeerige de maniering j een enkpl toeval zijn- ' de, de felfftandigheid niets tóebrengt. Na-dien ’er dan geen uitvlugt meer overig is, daarnbsp;mede Morienus lich kan behelpen om te bc-vvijfen, dat iets, geen Goud zijnde, door hetnbsp;bragt, is Gö^^^of geennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;; dat’et geen waar {Quik-water in Goud kan werden veranderd,
Goud is fegthy uitdrukkelik : Indien ’tgeen | fo moetmen noodfaaklijk feggen dat weinigje^^J^^w» waar Goud is , hoe kan ’t dandoor het Quik- |Goud, ’twelk na fo veel arbeid en koften over-
nus in zijn Schare der Wijs-begeerige : in ons ¦werk, het fy dat ge Goud, Silver of fhiknbsp;neemt jWerdenfe fo veranderd^ datfegeenjintsnbsp;konnen herfteld werden .* want ons Gotid werdnbsp;fo veranderddat 'et door niets anders alsnbsp;door ons qnikkig water kan gefmolt en werden.nbsp;Invoegen dat 'et niet meer wefentlykj maarnbsp;*gewij(i Goud u j welk gedood ofgewyft Goudnbsp;niet anders is j als dat de konfienaars Swartenbsp;aarde j Swarte fieen j Dood lichaam ^ Ra-vens-kof noemen : 't welk door ffuik-water
c Cotitra-diétio.
StïjA tegen fich (eifs.
dat fwarte Poeder niet te veel te branden j maar fbgefield te laten^ dat 'et weder kan wateren welke zijn oude aart was ^ tiamelijk vloe-dig enfagt. Dus veneMorienusrhh defe woorden wel overwogen werden, fo vindme in denbsp;felfde quot; tegenfeglijkheid ; dat Goud door hetnbsp;Qiiik-water tot een fwart Poeder of Aarde ge-
axiodtura.
eMen-
flruum.
water tot regt Goud-verwfel verheven werden ; dewijle ’t dan geen waar Goud kan vóórtbrengen; ten fy inde woorden gefpeeld werd. Siet hier de eerfte tegenfeglijkheid. De andere beftaat daar in, dat hyQuik-filverneemdnbsp;tot een ' Scheid-ftoffe, de welk tot lijn eerftenbsp;natuur niet kan gebragt werden, en echter
blijft;niet voortgekomen te zijn van het Goud-faad, dat foude fchuilen in het ffjik-water, dat door fo veel bewerkingen geheel van hetnbsp;Goud ontaart en vervremd is, maar van hetnbsp;Goud dat eerft daar is bygedaan,gelijk in ’tver-volg nader fal verklaard werden.
Het IV. Hooftstuk.
ter proef gejleld.
Och Iaat ons voortgaan tot de verdere | handgrepen, daar mede de ^ Goud-foe-;nbsp;kers haar fteen voltoijen : behalven gt;nbsp;de feer verfchillige beleiden en werkwijfen, fo jnbsp;vindmen ook in de felfde een menigte onver-1nbsp;ftaanbare woorden en verbloemde fpreekwij- jnbsp;fihmde fen, daar mede de Schryvers malkander be- jnbsp;Goud-fee. ftrijden en hekelen, ylzoth Wil Lidlus \zthc-teren , Libavius Azoth ^ en Paracelfusnbsp;fchrobdfe al fonder onderfcheid : invoegen
Cap.IV.
a Aichymi-fix.
dat ’er nauliks twee met malkander eenftemmig zijn. LuUus '\m\g\ SleuteljAzdXovct Joannes Azoth een verfierd Schrijver heeft aan-
teekeningen gemaakt, de Quikopgeheven, b subütna-Levens-water, Sterk - water Koninglijk-wa-ter bereid en gefuiverd als ook de lichamen tot gia. ^nk ondaan hebbende, gaat eindelijk na fonbsp;veel arbeid over rot de voltojjing desfleensj be-ftaande in de Gifting ¦ op wijfe.
De
STEEN DER WYSE. nbsp;nbsp;nbsp;245
; door op werpen,het kleur en de vorm van Goud of Silver in een oogenblik mede te deelen.
I 3. Witte aarde werd ee feet het doode lia- nbsp;nbsp;nbsp;,
/ nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/• t.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aarde
baara m opligt van ce volgende befieling: wat die befielingis fal daar na verklaard werden.
4. nbsp;nbsp;nbsp;Daar werd ook gefproken van eennbsp;haam j Siel en Geeft : echter werden de
‘gen, daar door betekend, vanverfcheide ver-*quot;^.^^«««-
;fcheidelijk genaamd, gelijk re fien is by Ifaa-jchZm,
\ cm Hollandm daar hy handeld van fteen
; invoegen datme niet wel kan weren watfe door
I fo veel duiftere fpreckwijfen verllaan.Seker in-
: dien de konll waarachtig is, fo is ’er maar een
; weg, een beleid, en een werking om de felfde te
; verrigten, ten fy men gedurig wil afdwalen.
1 Het is nauliks te feggen wat een omfichtigheid
! vereifcht werd om de eebladerde aarde met ¦ . ^
\ ^ik-water re befielen, om darmen niet feker Moejei^k is i weet hoe veel water daar toe nodig is : neemt-|men veel, fo fal de aarde befwaarlijk ftremmen : neemtmen weinig, foifle niet vochtignbsp;genoeg, en gaat de ftremming niet behoorlijknbsp;I roe : daarom dewijl defe werking als afgefon-j dert op haar felfs ftaat, fo is ons verftand ooknbsp;! te fwak de felfde te bevaren.
5. Het bewaarde water werd voor de geeft nbsp;nbsp;nbsp;te.nbsp;genomen, die hethouwelijkvoltrekt : isin^'^^^*nbsp;tween verdeeld om in te drinken en te ftremmen , wederom in tween om des kouwelijksnbsp;vereening.
6!De ‘Evelis in dit werk niet anders als feer fuiver Mijn-filver door de Quik tot Kalk ge-bragt : fy feggen dit fokragtig te zijn, dat hetnbsp;1 even ^hgiji het deeg doet rijfen en oplwellen, tfatdeevcinbsp;alfo ook verheven werd , dat’et als een vol-maaktjG/ïi/kragt krijgt veel zijn’er medefoor-i ten voor te teelen; dewijl ’et het ganfche meng-ifel in goed vormelijk Goud veranderd : in-' voegen in de kleenfte beetjes als het geheel is,
1 en dat ’et oneindig kan vermeerderd werden :
I daarom het gene de VVijs-begeerige dc geeften‘^'^°^'^' jtoepallèn , namelijk datle geheel in ’t geheel
Cap. IV.
Elixir.
tuin.
v^n ^ftllus ejj
•Azoth.
in ieder deel zijn, dat paffen de 'Goud-foe-^^*‘^*’y“'-j kers verkeerdelijk en onverftandig haar verw- *’
} fel toe.
j j. De hoitwPijksvereening ishouMs ! boorte des fteens, daar van fy feggen datfe on-;bekent zijnde de konft niet geweten werd; dewijl Yt andere maar voorbereidfelen zijn: dochnbsp;fy fpreken fo verwerd van defe houlijks vereening met de gebladerde aarde, datfe felfs nietnbsp;weren watfe feggen.
8. nbsp;nbsp;nbsp;De fjuik-olie is niet anders als de t Quik /Mercu-
dei Wijfe. nbsp;nbsp;nbsp;fbphoi
9. nbsp;nbsp;nbsp;Dt^ruwe Klomp is het mengfel , ofQu koiie.fnbsp;deeg daar in alles fo is vereenigt dat nietsnbsp;affonderlijk gefien werd; daarom werd ’et vannbsp;fommige cerfte ftof genaamd, daar in alle hetnbsp;iopfigt van een lijdende magt hebben ; daar
klit nogtans door der geeften uit en inwendige I warmte de vereifchte vorm werkfaam werdnbsp;j gemaakt.
10. nbsp;nbsp;nbsp;Door de Son verftaat hy de fwavelige, utm de sonnbsp;j en door de Maan de quikkige kragt. Dit is fo
i nbsp;nbsp;nbsp;Hh 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hetquot;'quot;-
Tgt;e Voortgang des JVerks^, handelende van de algemeene Gilling en Volcoijingnbsp;Steens der Wijfe.
Wiltmen de witte aarde tot een wit “ ait-trekfel gijien, op datfe fiaat in de volkomenheid des verwjèls op de geringe ft off en ^ en op de ^ikin alle proeven. Neemt van de witte datnbsp;is gebladerde aarde oj doode lighaam 3 deelen,nbsp;Permen- envan 'tbewaardeleve^is water x deelen jhE-vel een deelen een half ^ de witte Evel moet totnbsp;een witte vafte fijne Kalk gemaakt zijn als genbsp;voor hebt het wit werk te doen. Maar wilt genbsp;het rood werk doen, fo moet de kalk Goud-geelnbsp;zijn ; men mach geen andere Evel nemen j omnbsp;dat deGoud-evel Goud en de Silver-evel Silvernbsp;is : dewijle in defe ftoffen zijn ftralen anderenbsp;ftojfen geel of wit verwende ^ en in de felfdenbsp;werd volgens natuur gevonden de allerfuiver-fte felfftandigheid, behorende tot een proev’ desnbsp;fteens. Maakt ieder föort met fijn fioort en ieder geftagt metfijn geftagtj met het witte moet-men wit ^ met het roode rood maken y wachtnbsp;u het eene werk met het ander te vermengennbsp;of gy fult mis-taften.
file witte gebladerde aarde is Pikhaam j de Evel is de fiel j die het lighaam Pleven geeftnbsp;door middel des waters dat de geeft is. Mengtnbsp;defe dr ie dicht te gaar op een fchoone wrjffteennbsp;op datfe te gaar onfeheid-baar vereenigen,nbsp;doetfe daar na in een bequameftes op datjenbsp;ftremmen , veftigen en een witteftof werden.nbsp;Neemt defe gefegende witte fteen uit de ftes jnbsp;wrijftfe andermaal op een fuivere JVfifjieenjnbsp;en laatje wederom een derde van haar waternbsp;indrinken. 'Doet fe in haar fchoone helderenbsp;Byenkorffietfe op haar matig warm bed fiat fenbsp;weer begint te fweeten j en laat het ingedron-ke water in haar ingewanden droogen. Doetnbsp;dit Jo dikwils , tot datge defe dej'tige wittenbsp;Steen geveftigt hebt ^ dat hy het vuur kan ver-dragen en alle metaligeLichatnen veer dig door-5*». boord y welke Steen de ^uik en alle onvolmaakte Metalen tot goet Silver beter als het Mijn-Jdver verwt. Merkt aan dat wanneer ditnbsp;werk van voltoijing herdaan wert door ondoen,nbsp;ftremmen j wrijven^ braden fioveelte beternbsp;werd de Steen j en fo veel te meer ftof verandert fe in Jilver : invoegen dat de eerfte reisnbsp;I deel 100 deelen j en de tweede reis 1000.nbsp;de derde reis 10000, de vierde reis looooo,nbsp;en de vyfde reis loooooo, en de fefde reis oneindige duifenden deelen verwt en in Silvernbsp;veranderd i een wryvingenbevogtingisnietnbsp;genoeg. Dus verre Azoth.
Op dat iknierfoude fchijnen onbedacht te 2ijn , of de fpreekwijfe der Goud-foekers nietnbsp;te verllaan, fo fal ik de fpreekwijfe volgens denbsp;meiniiiff der Goud-foekers eeril verklaren,nbsp;. en dan onderfoeken wat van dit geheel werk is.nbsp;I. De gebladerde witte aarde is niet andersnbsp;». als de witgemaakteRavenskop,daar uit ’tGoudnbsp;^'atjina Silver-makend uit-trekfels werd gehaald.nbsp;‘’‘^‘vo^tko.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ft aan in de volkomenheid des verw-
fils is Qtiikfiiver en andere geringe Metalen,
-ocr page 761-:’4f
246
onder de Goudfoekers de voordans foekende, door vermenging der Sterrekunde met de^Afttononbsp;Magie en Cabaliftife dingen , alsookde'na-^pj,yfic.i.nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tuurkundige metde ^ God-geleerde, niet fo/Theoio
fchrift het oog hebben gehad; daarom hebben |feer nieuwe gevolgens als wel gedrogten heeft wy hetfelfdeookuirgekoren , de andere met; de wereld gebracht : wantallesdathy infijnw^.,''^ ^'^”nbsp;opfet voorbygaande. Onder andere {s’qx:qc-\ Archidoxa eninnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;natuur
Cornelius nen Comelius ‘Drebeüius geweefl, die de hee- j dingen van de geheimen der groote konft leerd konft uitnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;uitgefchreven , onder de | dat heeft hy ten deeleuitZw/Zz-ren tendeeie
naam van VerborgeNatuur-knnde, beftaande. uit Ifaacus Hoüandns ^ fonder haar namen te «Eiementa. in Wonderlijke verandering der ^ Hooldftoffen | melden, gehaald , even of hy datfelfs had geen in der felver gevolgen , heeft in ’tligt gege- J vonden; daar echter, behalven de vreemde ennbsp;ven. Doch ik meen dat hy niet anders als de! ongehoorde namen, niets verfchillig van haarnbsp;b Aichymi- Wonderlijke Steen der * Goudfoekers j de wer- j voorkomt.
kingen der natuur en de veranderingen der, nbsp;nbsp;nbsp;dan inde Arabife taal ervaren fijnde,t.uHj^^^
dingen heeft te voorfchijn gebracht, gelijk op'1 heeft haar boeken, dieiknierduiftcrbevinde^^*^/«M^^ ftjn plaats falgetoont werden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘ in’t Latijn overgefet: yAn (\]nhoQk de Sleutel
Daar na volgt Joannes ab nbsp;nbsp;nbsp;Engels-1 genaamd, heeft hy de konft in haar eigerech-
man, die om niet agterhaald te werden fijn din-; te fui voorgefteld. Echter werd hy overal van gen \xvi Lullus txs andere uirgefchreven te heb-1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Villanovanus tegen-gefproken.
ben, defelfde fo duifter heeft voorgefteld, dat Defe 2ijn achtervolgt van oneindige andere, hyniet als uit de boven-bygebragteleerevanj die Goud-gterig hoopten door middel van denbsp;Azoth kan verftaan werden. Daar is noch ee- gejegende of liever -vervloekte Steen wonder-nen Melchior Ctbtnenfis ^ die fich niet ge- lijke dingen uit te werken en rot haar oogmerknbsp;fchaanid Ladifiaus Koning van Bohemen te komen; maar fy hebben haar moeite, welva-debefchrijvingdesfteensvoorre ren en leven fonder eenige vrugt daar inge-
fchoten. Daar zijn van die rijd niet alleen veel
II. Afdee- het kort begrip van de bewerking des lleens, fo als Lullus j Arnoldus en Joannes Azoth dienbsp;hebben befchreven. Daar op al de Goudfoe-kers als op het klaarfte en verftaneiijkfte voor
LING,
ilx.
Joannis ab
Afciaie-
fchrijving.
Melchiot
Cibinenfis,
ftellen onder verbloemde en duiftere Spreek wijfen, gehaald uit het Hooge - lied, de geheiligde verborgentheden door fijn fwarte kolennbsp;en vuile rook befmettende. Het kort begripnbsp;»Theatrumkan nagcfien werden in’t quot;StoffeheidigTo-
Chymi
cum,
^ Wijs-begeerige; maar felfs geringe hand- pj^yok' werk-luiden tot deGoudfoekerie vervallen; de pW.
* natuurkundige en Geneefers, op datfe foude ^ phyfic'* fchijnen wat meer als gemeen te weten , heb-
hilgt;'
(chen
neel , en men kan fonder lacchen en veront-i ben fchriften van die konft uitgegeven : fom weerding fich niet genoeg verwonderen , hoeimige Vorften , door de Goudfuchtaangefet,i«»nbsp;het in menfehen kan vallen de wereld fofchan- j hebben haar fo laten vervoeren , datfedebe-quot;ƒnbsp;delijk te bedriegen en by de neus te leiden. j ftiering des gemeene befts verwarelofende.^^t-f»'nbsp;Daar na volgt den Engels-mannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jhaar felfs inde ' Werkhuifen, evenofseopge-'.^*^®'^*
Biphteus die niet byfonders heeft buiten het! floten waren , met die bedriegers hebben ont- ^%lfi gene boven uit Azoth is bygebragt, behalven, houden, op hope datfe rot haar w^enfeh moch- ^0^'nbsp;windige bedekte woorden , belovende won-1 ten geraken. Doch na dat deGeld-kas,tot grootnbsp;derlijke dingen , fo brengt hy niet by als een ongenoegen der gemeente , wasgeledigt, fonbsp;duiftergefnater,dathy felfs niet verftaat. Voegt hebbenfe niet als 1 ook en wind gevangen. Wie
kan doch getuigen dat’er eenig Vorft door middel van de Goudfoekers eenig voordeelnbsp;heeft gedaan , of ryker is geworden ? ja iknbsp;wcet’er, welkers naam ik met opfet verfwijge,nbsp;die door dufdanige bedriegers haar huifen , innbsp;goede ftand zijnde , tot de grond bedorven
hebben. Doch op dat ik nietfehijne de ^Goud-*
MoUefelfus na verdienïte geftraft zijnde, fo is foekers re verongelijken, fo laat ik nu de rede-Sendivogius uitgebroken en noit meer te voor- nen voorftellen , daar door ik fonnen-klaar^**'»’’^’'''*'^^ fchijn gekomen; daar uit afgenomen kan wer-j meen tebevvijfen , dat defe konft iedel en on-den wat ftaat op fo een konft re maken is. jw^aardig is ora van Vorften toegelaten , veelnbsp;Baracel/us diend niet overgeflagen , die min geoefend te werden.
Sendivo- hier by Sendivogius ^ die in twaalf verhande-wereld door fijn beloften gaande ge-maakt hebbende , voor den Hertog van ff^ir-tenberg een proef foude geven , te gelijk met den bedrieger MoUefelfus ^ na dat de Vorftnbsp;achterdenken van haar bed riegerye had gekregen , naakt in de gevangenis is geworpen , en
gerye onC dikt,
Ldar loerd getoont dat de Voorgejlelde Goudfoekerye ongegrond is.
Cap. V.
*Contra-didliones. Xgt;e Goud-
foiktrye verd doornbsp;h»»r eigittnbsp;tegenfeg-lijkhedeanbsp;wtdtrhgt.
OFfchoon deveelerlei “teq^en-feglijkhe-den j daar door de Goudfoekers als de Zee door de wind , gedurig geroerdnbsp;werden , een genoegfaam bewüjs zijn van denbsp;valsheid harer konft ; op dat my echter nietnbsp;foude tegen-geworpen werden, dat onder dienbsp;tegenjeglïfkheden de waarheid voor de oefe
naars der konft verholen licht, fonder datfe van de fchijnkonftenaars kan achterhald ennbsp;verkregen weerden ; daarom de Hermerifenbsp;Schole fecht, wykt veer -van hier fa veer vannbsp;hier gy die ongewajfen van handen zyt y in voegen dat die fchyn tegen-fegl§kheden\v2i^dï}knbsp;geen tegen-fèglykheden zijn. Doch duldanig
feggen
XL boek, VAN DE STEEN DER WYSE. nbsp;nbsp;nbsp;247
feggen is onredelijk, beter dwafen als vvijfe lui-1 De Goud-foekers roemen niet alleen door som heUf. den paflende , die haar niet ontfien fwart wit, I middel van haar ^amp;zngoiid te konnen maken, tgt;‘ndernbsp;j,, . licht fwaar, en goud geen goud te noemen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;| maar fy feggen ook des felfs kracht fo te kon-
g^ctid» De Goudfoekers feggen het Gö^^/dat haar j nen nbsp;nbsp;nbsp;j dat een deel oneindige
fteen maakt geen Goud re zijn, en de qiiik geen j deelen flegte Metalen in koftelijke foude kon-
finten-
qnik ; echter nemenfe daar toe goud en quik^ feggende datfe eerft in een andere en beternbsp;'uorm fijn verwiflèlt. Ik vraag dan of die'z;ömnbsp;in foort of alleen in toevallen van de voorgaande verfcheiden is: indien ’t eerfte vvaarachtig is,nbsp;fokan niemant als een onfinnige meenen dat
nen veranderen , gelijk boven is aangewefen. Invoegen dat fommigc voorgeven de )oeele Zeenbsp;indienfe vol quik was, tot goud konnen maken.nbsp;Doch dit zijn niet anders als windige beloften,nbsp;en grootfprekende woorden ; want als goedenbsp;reekening gemaakt werd, fo foude de fteen.
Goud in nbsp;nbsp;nbsp;verfcheiden te zijn , dewijler! twaalf reifen verbeterd fijnde, twaalf millioe-
maar een onmede-deelbare foort van ieder ding nen der millioenen goud vóórtbrengen , vvelk is : want Arifioteles fecht feer wel dey2iörr«/| getal onbedenkelijk veel meer onuitipreeklijk
ly-foe.
*«gt;¦1 if
der dingen als de get alen te zyn. De meefte Goudfoekers feggende haar goud geen waarnbsp;goud te zijn onderfcheiden dat in foorte y doch
andere wijfer fijnde , feggen wel dat’et^w/^is, I ten? doch op dat ik niet foude fchijnenqualijk maar veel edeler en deftiger als Mijn-goud,| op te reekenen, fobcfict de volgende Tafel,nbsp;dewijlet levendig exxjig vermenigvuldigende \
is. Vraagtmen van waar dat die deftig-1 Tafel volgens welkde%teei\het QouA heid krijgt ? fy antwoorden van de fuivering 1nbsp;en het levendmakende faad des natuurlijken |nbsp;gouds. Vraagtmen veerder hoe ditfaadkzx\\nbsp;uitgetrokken werden, fonder dat des felfs “ on- jnbsp;derwerp in wefen blijft .? fy hebben gereed te |nbsp;feggen kvetonderwerp en faad te zijn , uit het jnbsp;goud afgetrokke quik. Doch dit is een Mijn-1 ll\ jnbsp;quik of niet ; is’t A/^'^-^^/i/éfokaniknietbe-i ^ inge^nbsp;vaten hoe de felfde in fo veel bewerkingen vannbsp;vuur en knagende ftoffen niet is vervlogen; In-diea ’tlaafte waarachtig is, fo fal quik geen quiknbsp;zijn; en by gevolg fo werd uit niet-quik fondernbsp;meer Goud voortgebracht veel edeler als hetnbsp;natuurlek goud; welke dingen tegenfeglijknbsp;fijnde niet verdienen wederlegt te werden. Se-ker indien \\oigouduit die qnik voortkomendenbsp;^gtnwaaragtiggotidis Motididzzxmtwaar-^nbsp;agtig goud gemaakt werden ; wanthetison-lrendekrachtredeneerikaldus: di\tGoud-faad-'‘'^nbsp;mogelijk \\otwaaragtigemx.\\otnietwaarag-\\e, met 000gewaffige-fiel voorfien olniet; in-vuldi^e».'nbsp;tige te maken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Mien het eerfte waarachrig is , fo moet ai de
Doch fulke onfinigheid niet durvende toe-1 Mijnftoffen en Metalen werden toege-ftaan , fo hebben fommige de laak met fo on-Ifchreven ,’t gene regen alle gefondeoordeeien befchaafde en duiftere woorden befwagteld, ! ftrijdendeniet verdiend wederlecht te werden;nbsp;datfe de gemeene man wel weer levend-ge-i doch indien hetlaafte waarachrig is, hoe is dan
Worde nbsp;nbsp;nbsp;maar de geleerde lang-geoor-i te begrijpen, dat een levenloos tn ongefield
de Efels fchijnen. Sy zijndangenoodfaaktte|y2?^lt;^ fijn foort fofai konnen voortfetten , dat bekennen, indienfe niet dom en bot zijn, dat j levendige geenfints konnen verrigten .?feker fonbsp;fiot gout der ^Goudfoekers fonder Myn-goud''^ de Goud-foekers ter deeg overweegden , opnbsp;niet kan gemaakt werden; gelijk boven ook uit j wat wijfe de natuur hetGoud voortbrengt, fynbsp;de woorden van LulluSj' Arnoldus en Azoth is | loude^i haar wel wagten fulke Ibtternyen aan
is , fo dat de heele Aardkloot in goud foude veranderen; waar fullen de Goudfoekers Gia-fen en Vaten halen om fo een werk te verrig-
vermeerderd. | |||||||||||||||||||||||||
|
e Proje£tio, | ||||||||||||||||||||||||
Honderd millioenen der millioenen. |
O gelukkige menfichen / die fulke rykdotmnen mt ae Totten halen. Tegen defe vermeerde-/«a(^^««
den dach te brengen.^
. nbsp;nbsp;nbsp;........^ -------- ' Goud-foekers feggen de fteen fo een Defuive.
menichvuldige bewerking een weinig nbsp;nbsp;nbsp;1 vermeerderende kracht by te komen c^oor de
derd ^ en by gevolgge/üiverd. Als e(eggen-ongemeene Jkivering en verbetering. TyoehfoLkrapt dat de ^ik tot de é’£’r/^/(?/moct gebracht ; dan fond vvel mogen befioten werden , indiennbsp;Werden, dan feggenfe niet met allen: want die' men de IFjjngeef feven-maal fuiverde en ver-ccr/?é’/?(?/'is fichtbaaf; of niet; indieny^^(^i:zlt;2:r! beterde , dat dan een druppel eenOxhoofdnbsp;• r. n r ¦ . -------------—.0,1..:.. nbsp;nbsp;nbsp;rnf JIAm loudc makefi: ’tgenefotte
getoond. In voegen ddngoud niet anders is, als ’t gene in ’t begin daar by gedaan was, door de
fois’e’^de eerfte ftof niet, maar een mengfei uit: nbsp;nbsp;nbsp;tot ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.....
fijn vorm en eerfte ftof beftaande ; indien Menken is. Weten die luiden niet clatYr geen onfigtbaar , gelijk de eerfte en tweede ftof is, j ftof in de wereld door middel van her vuur fo
hoe konnenfe'^dan de felfde in hare werkingen’; verdund en gefijneerd kan werden , of fy fal fien.?vvy moeten noch iets feggen van’ther-1 t’eenemaal in de logtverdwynen ? by fondernbsp;ftellende en oneindig vermeerderende het Quik-water , dat in geen Glafenkan ge-faad, om te onderfoeken wat van de waarheid 1 houden en bewaart werden. Gelijk den Ver
is.
maar-
a Lipis Philolo-pborum.nbsp;o Tinüura.
IfsiCUS
Hullandus.
Maar hei merd daarnbsp;door emde~nbsp;Itjk verloren.
iftonand heeft defenbsp;vermeerdering.
maarden Goud-foeker Ifaacm Hollandm fich niet fchaamd re bekennen in fijn boekje van denbsp;Seen der l'Fyfen,wanneer fegt \\j,hef ‘‘ quot;verw-fel de vierde reis ts verbeterd engefijneerd^nbsp;dan IS 't fogeefiig en dim, dafet in geen Glafennbsp;fchoonfe thien j vingers dik en fo hard als eennbsp;’Diamant waren kan behouden werden. Watnbsp;wil dan gefchieden in de thiende , honderftenbsp;en duifenfle verbetering. Wetenfe niet dat tenbsp;meer het Goud gefuiverdnbsp;verniindert 1 dewijle in alle fuivering iets afgaat en verloren werd: invoegen dat’et eindelijk tot niet komt. Seker de Goudfoekers geven door dufdanige dingen genoeg te kennen,nbsp;darfe onkundig zijn.
Hier uit is danopenbaar darde vermeerde-
lingj volgens de bekentenis der Goudfoekers, fo nootfakelik, dat fonder de feifde niet goedsnbsp;werd uitgewrogc : d aai om fegt Taracelfus:nbsp;als men om de Jieen te maken van 't eene meernbsp;neemt als van ’t andere, dan moet het faadinnbsp;den adkker geworpen flikken , invoegen het fonbsp;lang niet kan leven dafet van de ‘ffaik der ^ ^ercu-Wiifè vereeniit door het vuur voltoit werd:
.______........ J ...
als ge te weinig neemt j dan kent niet ondaan pa,aceiiu werden j daar door het dan verdroogt fondernbsp;vrugten te dragen. Daarnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ook over
dit
klaagt ; al.fer fe veel ofte weinig aarde by ge- fer nood-da an werd dan werd de fel fonder e enige vrugt geen vejiiging volgende , geflikt. Hetnbsp;feifde gefchied als me te veel ofte weinig waternbsp;(neemt : want te veel nemende ^ fo werd deflof
rende kracht des fteens een enkel verfierfel is: \al te vogtig y te weinigmaaktfe te droogente feker fy konnen niemand aanwijfen, die fulks | hard. Wederom, neemtmen te veel Koper jfonbsp;ondervonden heeft , als defen of genen armen '^werd'et te hooggevei^wt ente weinig laaf etnbsp;leugen-achtigen bedrieger. Voegt hier by dat i te bleek. Te (terken vuur doet defloffe bran-Taracelfus felfs s;etuigt dufdanigen verwjel den j te (agt en heeft geen kracht van droc-door geen menfchelijke wysheid kan werden \gen j ontdoen ^ en de andere Hoofdfloffenwarm
toegemaakf. Het ij-jfegthy , denmenjch on-c Ekmsnta. nuigeljjk in 't groot werk de ‘ Hoofd-floflen te fi heiden , die fchoonfe flhfnd gedaante zijn jnbsp;echter geen ware Jcheiding is wat ook vannbsp;Raymundus Lullus gefegt werd , en vanfijnnbsp;fuiver Engels gemeenlykgenaamd^oi^nohoi-goud , datmen valjchelyk voorgeeft van hemnbsp;gemaakt te zyn : want de natuur heeft haarnbsp;eigen affcheider ^ die het gene hygejcheidennbsp;heeft weer Tfaam-voegt j fonder hulpe vannbsp;menfchen j befl wetende de bedeeling der hoofd-
Paracelfus %etuigtnbsp;datje Ónmogelijk it.
te maken.
War raad dan voor de ellendige Goud-foe-kers in fo een hope-loos werk ? Hrnoldus tn Taracelfus j geen middel fiende om haar oog-wit te bereiken , hebben de geheelefaak aan/i/tonbsp;de natuur en niet aan het menfchelijk vernuftnbsp;overgegeven ; want fegt ‘Paracelfus : de na-tuur kent haar werken j en degewigten derhfnbsp;Hoofdflcffenj welkers fcheiding j verbeteringnbsp;en te gaar koppeling fyfelfs verrigt ^ fonder ee-nige hulp der konfl j mits dat deflof gehouden
d Alchy-mitisc.
Dl hedee-ling der Jloffen tlnbsp;veten ts Ónmogelijk.
floffen: wat ook defchryvers Lullus, Richardus j werde in een afgefonderd vuur en in een ver-Anglus, Rupicifia met haar ongegronde dwa- \ borgen vat. Seer w'el gefegt : laatfe dan dat len^evoorfchriften j en grove mifleidingen mo-\\ncx.k, haar onmogelijk zijnde , de natuur be-gen beufelen. Wie falmen dan geloven, Pata- ^ velen, die van ’t begin des werelds op een on-celfiis of de andere ^ Goudfoekers? feker ik nafpeurlijke wijfe fo veel h'eeft voortge-heb goede reden om te feggendatgeen van bragt, datw'e der Goud-foekers niet bellaar allen de konft hebben geweten, noch ver- (hoeven : want de natuur w-eet hoe door haarnbsp;Haan watfyfeiden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;londeraardfe W’armte de lijdende met de wer-
Vorders Haat ook re overwegen, dat’et den kende ftoffèn moeten vereenigt werden, om menfch onmogelijk is de nette bedeelïngè.xtx de Metalen voort te brengen; fonder datfe hetnbsp;floffen, uit welke de ftecn gemaakt w^erd, te 1 vuur of de vaten der Goudfoekers daar toe no-weten, als fijnde een faak alleen aan God, de j dig heeft,
Heer der natuur, bekent : echter is defe bede-
Dat al de pogingen der Goudfoekerye te Vergeefs nbsp;nbsp;nbsp;loerd uit de Voornaarnfle der Goud
Cap VI Aracelfm tragtende onder de Goud-] Paraceiius foekers de voor-tang te hebben ,enfien-inbsp;heeft allesnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dc gceu middel om dc fteeu te maken,
der. fo heeft hy verfcheide voorfchriften , om die (leen te bereiden, verfiert, die in der daadnbsp;niet verfchillen van Lullus ^ Arnoldus en an-derer Goudfoekers voorfchriften, uit welkenbsp;hy alles geflolen heeft; echter heeft hy denbsp;feifde met fo veel vremde woorden en onver-ftanelijke fpreekwüjfen befw^agtelt, dat hy denbsp;kray gelijk is die met anderer veeren flaat ennbsp;pronkt: Ik j f^t hy, fal na fo veel ondervinding de andere Goudfoekers verbeteren j en fal
de leugen van de waarheid onderfcheiden j dewijle ik door myn langdurig onderfoek j gevonden heb het gene my recht geeft om fulke dingen te wederleggen en te veranderen. En een weinig daar na de langdurige werken der oude verhaald hebbende \fy hadden, fegt hy,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;korter
weggezonden tot de fchat des roode feewws in-dienfe de overeenkomfl van rnyn “ Sterrekimde ^ Aftrono-met de ’’Goudfoeking hadden geleerd j dewelke ik in de openbaring van Hermes heb getoont. roemt hynbsp;\ Doch nadien ieddr dach fijn wefen heeft, ge-j lijk Chriflus tot vertroofling der geloovige fegt,
\fo hebben de Goudfoekers voor myn tijden groot
1 nbsp;nbsp;nbsp;en
.VI. Theoria, fonder Sfond. ’’“lUe Ut- Mü XI. BOEK , VAN DE en fwaar werk gehad j dat nu door hulp des H. Geefts in dees tyd door middel van mïfn “ be-fpiegeling fal verligt werden. En een weinignbsp;verder fegt hy, de oude Goudfoekers foiidenjó jnbsp;lang en fo dikwils herhalend werk niet nodig jnbsp;geload hebbenindtenfe by my hadden te Je hole |nbsp;gegaan : dan foudenjè veel eer en met minder'nbsp;koften haar oogwit verkregen hebben. Dusnbsp;roemd dien baas en meefter der Goud-foe-kers. Ik kan niet fien wat de Sterrekunde van '^a-raceljus en deovereenkomftder hemelfe Lichamen met de fteen te fchaffen heeft; dewij-le de natuur altijd op de felfde wijfe werkt, hoe de Sterren ookgefteldzijn, en watopfichtfynbsp;met malkander hebben; de voortbrenging dernbsp;Metalen, ’t fy natuurlijk of door konft, hangt,nbsp;geenfints, ten fy feer gemiddeld van de invloednbsp;der Sterren ; gelijk te voren van ons getoondnbsp;is. Doch wat kan door hulp des H. Geejis in fonbsp;een iedel en onfinnig werk verrigt werden; iknbsp;fie wel wat die blaaskaak daar mede voor heeft:nbsp;fiende dat die kond door menfehelijke magtnbsp;niet te verrigten is,fo wil hy datfe door godlijkenbsp;openbaring werde ingegeven, en daarom voegtnbsp;hyder by: daar zyn veel geheimen de veranderingen verfchajfende jegter aan weinigeyiame-lijkj de door God verligte kinderen der konji bekent ^die offe van de Heere God iemand werdennbsp;ontdekt j echter berft hetgerugt nietfiraks uitnbsp;•'«a*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;konfl-.maar de Almagtige geeft haar ge- lt;ie nbsp;nbsp;nbsp;lykelïjk H verjiand om defe en diergelijke dingen ^ fg verbergen tot de komfie van Elias Artifta, jp in welke tyd niets fo ver borgen is of het fal ge-Phia.”'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;openbaard werden. O belaglijke ’’ Wijs-begeer- te! wat overeenkomft is’er tuffehen Chriftus en Belial ? tulTchen de Godlijke openbaring ennbsp;defe ondeugende beufelagtige konft; wetenfenbsp;niet dat God, in plaats van fo een konft metnbsp;djn openbaring te verweerdigen , de felfde innbsp;djn woord wel uitdrukkelijk verbied 1 feggen-de, die ryk willen wordenj ’tgene op de Goudfoekers paft, fallen in veel verjoekingen ennbsp;'«» die firikken des duivels vallen. Is’t welbedenke-*’lt;''-«/d”a,*lijk dar God fo veel heilige mannen , vanwel-fouAe ’ke hy verfekerd was, datfe die niet foude mis-bruiken, niet heeft bekent gemaakt ? en dat hynbsp;die foude hebben mede gedeeld aan Taracel-diergelijke ondeugende, gierige en god-lofe Goudfoekers, die de Godlijke geheimennbsp;ontheiligen ? Laatfe dan defefieen keeren, draijen en wenden fo alfte willen,fy fullen echter daar niet anders uithalen als een deelwoorden, vuilnis^ kolen en vuurfpranken. De vremde woordennbsp;Aamp;oth j Anathron ^ Urfifiir ^ en duifend diergelijke in de Schriften derGoudfoekers, voornamelijk van Taracelfus voortkomende, ennbsp;die ik dikwils niet fonder iacchen van haar gehoord hebbe, helpen niet met allen tot denbsp;konft : als ook niet der Goudfoekers grootenbsp;beloften j diefe met een wonderlijke ophef ennbsp;‘en/fff ondraaglijke hoovaardie voorftellen. Omduf-’quot;‘quot;'«syïs. danigen onfinnigheid te genefen is geen beternbsp;Genees - middel als de braak-verwekkendenbsp;II. Deel. |
STEEN DER WYSE. 249 Nies-wortelj daar doorly al die roode Leeuwen ^ Draken, Bauwe-Jteertenj fwarteRaven jgroene Hagediffen j Her mes-vogels, Vle-dermuifen/Phanixvogels en duifend diergelijke verfierde herfen-fchimmen mogen uitbraken-, op dat deherfenen gefuiverdzijnde, fy eindelijk leeren wijs werden. Ik twijfel niet of de Goudfoekers fullen te-gen my inbrengen, dat ik of haar konft nierpf/?*'’^' verfta, of te ieverig regen haar ben ingenomen; doch ik vraag daar niet na. Ikfpreekdenbsp;waarheid my van de ondervinding toegediend ;nbsp;overwegende door de reden wat mogelijk is ennbsp;wat nier. Seggenfe het onbehoorlijk re zijnnbsp;Lullus j Arnoldus j Baracelfiis, en anderenbsp;groote mannen van leugen te befchuldigen; iknbsp;antwoorde dat defe mannen met my mogelijknbsp;in ’t felfde gevoelen zijn.En om niet tefchijnennbsp;de' Goudfoekerye ren onrechte los re maken en e Aichymia.'nbsp;tegen te gaan, fo ben ik te rade geworden hiernbsp;voor te ftellen ’tfeer lang verhaal vznArnoldusnbsp;Villanovanus over de ^Steen der IFyfej dat den Lapis Phi-oYcAciterGerardnsDornius in Baracelfm^°‘^°f'°' 1 nbsp;nbsp;nbsp;/nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7 •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;rum • Boek van de verandering der Metalen heelt i ngelaft;daar uit middag-klaar lal blijken waarachtig te zijn her gene dus verre van de iedelenbsp;en vergeeffe poging der Goudfoekers is byge-brachr. Het verhaal van Arnoldus Villanovanus in Paracelfus Boek van de verandering der Metalen. Arnoldusj bemerkende, de ongemeene moejelijkheid defer konft, fegt in fijn Rofe-krans: fy hebben deftoffedes Ifeens verfchei-de namen gegeven daar van fommige uit gelij-kenilfen gehaald feer duifter zijn;feggende dat het een ‘ Mijn-ftof, een gewas, en een dierige« Mineral#. ftofis, doch niet volgens de letter, gelijk de verftandige en de kenners defer verborgent-heid wel weten. Een voorbeeld verfchafti?/?)'-mundtis Lullus f Maan-kruidj gevende bloe-/Lunara.nbsp;men van wonderlijke kra2;t,die nochtans de er- , n, nbsp;nbsp;nbsp;/•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Txnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;“us Lullus vaie konltenaars leer gemeen zijn. De mee-Maankruid ning der gene die defe naam hebben gegevennbsp;is niet geweeft, dat daar door foude verftaan^*^*^^^^^’nbsp;werden eenige opfetting op Metalen, of dat’ernbsp;diergelijke bereiding uit foude gemaakt werden; de verborge fin fiet heel op wat anders. Sy hebben de ftof ook de naam gegeven van Martagon _, daarfe ook een verborge ^ Stof- g chyml-fcheidig werk op hebben gepaft ^ daar’tnoch-tans eigentlijk niet anders beteekend als eeiitagon u.nbsp;geheime gelijkenis. Daar is ook geen kleene^^'^''|‘®'*‘*nbsp;mis-flach onftaan uit derplanten vochten^ daar niet in defenbsp;mede fommige hebben getragtde ^riiliteon-*'’”^-doen, en daar na met veftigende waters in Silver te verkceretvv agtende den genen die opnbsp;defe wijfe der Metalen hulp kan ftremmendenbsp;I grootfte ’’Meefierftof verkregen tc hcbben.Dog h Magife.nbsp;' of fchoon fommige vogten der planten fulx ver-rigten, echter moermen oordeelendat niet anders re gefchieden als door ^HJarf vettigheidnbsp;en aardagtige Swavel j daarfe wel mede bedeeld zijn: die des Quiks vogtigheid aantrekt, I i nbsp;nbsp;nbsp;met |
DE ONDER-AARDSE WERELD,
250
II. Afdee-met des felfs felfftandigheid vereenigt en fon-der nut te gaar-ftremd; want het is ondervonden dat de groove uitwendige Swavel der «Aichymia, Planten niets ontrent de ^ Goudfoeking ver-rigt, gelijk vele tot groote fchade hebben erva-ren. Sommige hebben de Quik met het wittenbsp;melk. icherpe heete lap van Irolfs-melk getragt tenbsp;ftremmen, noemende die Maagde-melk, dochnbsp;zijn bedrogen ; dewijle die ftremming alleennbsp;gefchiede door een verborge koude. Het felf-nuh van de fy gefegt van ’t fiinkende Gou-fap j dat doornbsp;geel kleur her oog valfchelijkfchijnt wijsnbsp;te maken met Goud voorfien te zijn ; daaruitnbsp;fommige, vermoedende daar wat wonders innbsp;te fteken, dit kruid op een fekere tijd hebbennbsp;b Qpinta getrokken, hopende alfo des felfs Siel of * Vijf-effentia. wcfen te Verkrijgen, om daar mede hetnbsp;tTindiura. ftremmende en veranderende ‘ verwfelxe maken; doch fonder eenig voordeel. Anderenbsp;hebben dat fap tot een dikte gekookt, in de Sonnbsp;tot een harde klomp gedroogt, gepoederd ennbsp;met de Quik gemengt, op hope dat’et die innbsp;Goud foude veranderen, doch hebben haarnbsp;felfs bedrogen gevonden. Eenige hebben bynbsp;dit poeder Ammoniak-fout, -dendexegekalkte Vitriol gemengt, meenende alfo haar oogwit tenbsp;bereiken; daar na hebben fy ’t tot een geel vogtnbsp;ondaap, op dat de Quik daar door geverwt ennbsp;in Goiid foude veranderd werden; doch ’t is alnbsp;'ciech vm hoy gedorft. Eenige hebben genomen het fapnbsp;anderekili. Pcrfe-kruid, Padde-kruid, Slange-kruid,nbsp;den. Wilge-blaren, enz. en hebben daar mede denbsp;Quik eenige dagen in een glas op een warmenbsp;plaats gehouden ; daar door de Quik tot eennbsp;poeder of kalk is gebracht, echter fonder eenige vrucht; want fy zijn mifleid geweeft door denbsp;iedele geruchten der gene, die meenen dat denbsp;Quik fonder Metalen moetgeftremd werden.nbsp;Sommige hebben uit de gewalTen Souten, O-lien en Swavels getrokken; doch vruchteloos :nbsp;dewijle daar door de Quik niet recht geftremd,nbsp;Haartmde jjocli Veranderd werd. Als de Goudfoekersnbsp;drftifdes haar ftof by een boom met feve takken vergelij-fiye^ by een ken, fo hebbenfe maar by gelijkenis en niet ei -gentlijk gefproken, gevende daar mede te ver-ftaan, dat de feve Metalen in de feilde gevonden werden, en daarom hebbenfe gefegt denbsp;felfde gewaflich te zijn ; als ook om dat denbsp;ftof des fteens even als de Bomen op haarnbsp;tijd verfcheide Bloemen voortbrengen, feernbsp;fchone kleuren aan den dach doet komen.
Andere hebbenfe in ’t Hair j in Tis-foutj in de Nierenj in Hoender EyerSj\r\ KalkjXVi Melk ennbsp;in diergelijke dingen gefoclit, daar door fynbsp;meenden de Quik te konnen geveftigt werden-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„/j?
Eenige het Eyerwit by Silver j en èitHoyer by Goud vergelijkende, hebben die tor haarnbsp;ftof genomen, daar by gemengt zijnde gemeennbsp;Sout, Ammoniakfout, gebrande Wijnfteen,nbsp;die te gaar in een glas gefloten, fy in een warmnbsp;Bad te rotten hebben gefteld, en allTe fagennbsp;dat het wit kleur bloed-rood werde, fo hebbenfe daar uit een feerflinkend vogt getrokken, geheel onnut tot haar werk. Andere hebben hetnbsp;Eyerwit en Hoyer laten rotten dat daar uitnbsp;een Bajiliskm is voortgekomen, diefe tot eennbsp;feer rood poeder hebben gebrand, meenendenbsp;daarmede Goud te maken : de Ervinder hiernbsp;van is gcsuQcïk de KardinaalGibbertus in fijn ..nbsp;verhandeling van de ' Goudfoeking. Sommige eAichy'”'*nbsp;hebben Oiïe-tial en van andere dieren met ge-meen Sout geweekt tot een vocht t overge--'nbsp;haald, daar mede fy de poeders hebben doordronken , meenende op die wijfe de Metalennbsp;te konnen veranderen, doch daar is niet op ge- .nbsp;volcht. Eenige hebben Tutia met Hraken-bloed en andere ongerijmde dingen vermengt,nbsp;pogende daar door Ko^er in Goud te veranderen. Daar zijn’er ook geweefl;, die, volgensnbsp;het doen der Venetianen, gelijk fy feggen,nbsp;xo meet of min Aardfpinnen in een pot flotennbsp;fonder eten tot datfe malkander opgevvretennbsp;hebbende, maar een overig was, diefe met Ko-per-vylfel voeden, denkende dat beeft in fijnnbsp;maag het Koper in Goud te fullen veranderen:nbsp;eindelijk hebbenfe dat beeft tot een feet roodnbsp;poeder gébtznd , verkeerdelijk oordelende datnbsp;Goud te zijn. Daar isfomtijdsindemaagvatinbsp;de vipfen Vlorn genaamd, alfle gebrand warennbsp;Goud gevonden om dat die vijpen eenige klee-ne fchelfertjes en fandjes Goud,die in de Rivie-ren zijn , inflikken , doch dat gebeurd feer fel-den. Dufdanige bedriegers vindme meeft innbsp;dc Hoven van Verften en Koningen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, ^
boom vet: gelijken.
Ik moet eens voor al feggen, datdeftofdes^^ƒ'^( i» fteens in de fDieren niet te vinden is. Sy heb-^fnbsp;ben nochtans de fteen een Hier genaamd, omnbsp;dat in haar laafte werkingen door kracht defesnbsp;vuurige Edele geheims een donker bloed-roodnbsp;vocht uit haar ftof en glas drupt : daar uitnbsp;voorfpeld hebben, dat in de laafte tijden een paraceii^®’nbsp;feer fuiver raenfch op de wereld fal komen doornbsp;Des (ieen$ om dat uit dc aarde des fteens een ftof welkers rofe-rode bloed druppels de verloftingnbsp;opgaat als eenj^n/i^^, fo hebbenfe gefegt, dat I der wereld foude gefchieden : op die felfdenbsp;eenige geiij. vrugt hates Booms na den Hemel klimt; I wijft foud het bloed hares fteens de onvol-om deie reden hebbenfe ook gefegt dat de ge- i maakte en onfuivere Metalen reinigen, en dernbsp;naamd. hcelc konft drait op de gewalTen der natuur en menfehen fiekten genefen. Daarom hebbenfe
niet der ftof : als ook om dat haer fteen nbsp;nbsp;nbsp;haar fteen niet oneigentlijk een Hi^^ oter gt-
werd : want in ’t bloed defes fteens fchuilt haar Siel, fy is ook te gaar gefteld uit lichaam,nbsp;fiel en geeft, om de felfde reden noemenfe die,nbsp;kleene wereld, om datfe een gelijkenis heeft
of heeften-bloed.
met
Lichaam en Gc^/? heeft als degewaflen. By-; naamd, van welke Mercurim tot de Koning na om de felfde gelijkenis hebbenfe de ftof des Chalid in defer voegen fpreekt : het is alleen ’nbsp;fteens Maagde-melk genaamd; en her Rofen-' de Propheten Gods gegunt defc yerborgent-verwig gefegende bloed; dat alleen de Sonen heid te weten, waarom defe fteen gefegtnbsp;Werd niet Gods eii de Propheten toekomr. Daar uit denbsp;^mm^r^hen bedriegers en onkuudige befluiten dat defe ftofnbsp;in ’t bloed der heeften of menfehen te vindennbsp;is , om datfe door de gewalTen gevoed werden.
-ocr page 766-251
A p. VI. niet alle dingen des werelds, cn daarom kanfe nige hebben de geftremd door nbsp;nbsp;nbsp;Noihindi
ook een 'Dier genaamd werden, gelijk water in eenharde klomp als Aluin, diefe met de geheele wereld een Dier noemde. Daar | fcherpe waters te vergeefs hebben gevelligc;nbsp;zijn onkundige geweeft, die meenden dat’erj het is re vergeefs de die niéts beftendigs
drie-erlei fteen was, eenMijnftoffig,eenGe-waffig en een Dierig, daar door hebbenfe ook «Phinbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Mynftoffen gelogr. Doch dit gevoelen
phi. ' verfchilt feer van dat der * Wijs - begcerige :
vvantfy beweeren haar fteen eenvormigjddexig, j gewaffig en mijnftoffig te zijn.
'oeraiw. nbsp;nbsp;nbsp;diend aan te merken dat de ’’ Mynftof-
fen vecfcheiden zijn, namelijk Swavelj Sout j ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Bot'ax j Salpeter, Ammoniakfout, Aluin, Rat-
^^^^^•tekruidj Fitriol, Tutia, MagnejtaVer-meljoen , Antimonie , Talk ,Cadmia, Marcha-fit, enz. in alle welke onfe ftof de wereld ver-vuld heeft. In fommige ondek’et ftch op een
een
bracht; want her kan niet geveftigt werden, ten fy des felfs veranderende geeft ter deeg bekent zy, daar ontrent aide Goudfoekers te ^ Aichy-
heeft, te willen veftigen; hy komt altijd erger weer levend te voorfchijn, en in plaats van beter onfuiverder. Daarom moer deftoffe desnbsp;Jieens uit de felfde niet gehaald werden. Daarnbsp;zijn’er die ^ Kattekruid genomen hebben, dat ƒ Arftni-eenige reifen opgeheven, en door dikwilsin®“'”'nbsp;Wijnfteen-olie teondoenen ftremmenfeheennbsp;geveftigt te zijn, om daar mede Koper tot SU- nuhin httnbsp;ver te maken; doch het heeft nier anders alsnbsp;bedrieglijke witheid her Koper toege-
wonderlijke wijfe, ’r gene tordeverandering'kort géfehoten hebben, fonder vrucht iets™'*^*'
(jgf onvolmaakte Metalen behoord : want | goeds met het Kattekruid willende uit werken, alftè lang in’t vuur zijnfo werden niet alleen | Echter hebben de hedïiegeis dit wit gemaaktnbsp;haar kleuren, maar ook haar wefens veranderd, | Koper onder Silver gefmolren, en het felfdenbsp;van onvolmaakt volmaakter. Doch of fchooni aan de Silverfmeden en Munters verkocht, ennbsp;fulke veranderingen van de natuur in de Mijn-{fo zijnfe eindelijk tot valfe Munters gewor-ftofïèn door middel van veel bereidingen ge-{ den. Andere hebben in plaats van wit, geelnbsp;fchieden, daarom meenen de ''Kï]s,-hegeenge''. Kattekruid genomen, doch daar mede is nietnbsp;niet, dat haar fteen uit een van denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;meer uitgewrogt; want het Koper is alleenlijk
voortkomt,en echter noemenfe de felfde nbsp;nbsp;nbsp;wit geworden. Sommige verder gaande heb-
ben gekregen om de ^ik op verfcheide wijfen te bewerken; namelijk door ‘'opheftèn, fchif-ten , ftremmen, beknagen enz. welke werkingen van de weg, en daarom te vermijden zijn.nbsp;Invoegen dat al de bereidingen des fteens, dienbsp;belaften in de Mijnftoffen te werken, als vannbsp;Geber , Albertus Magnus enz. zijn bedrieg-lijk.Het felfde fy gefegt van de opheffingen-ées^
fioffig. Daar uit de bedriegers aanleiding heb- ben de gemcene nbsp;nbsp;nbsp;genomen, diefe met w.
«i Subii. Jiiate.
Al-
Quiks door de Mijn-geeften tot het nbsp;nbsp;nbsp;en quot;^ok geilen heb, verfchafc : hetfeheendatde-
’trode, namelijkdoor Vitriol, Salpeter, Aluin fe Vermeljoen door de Swavel-olie en ‘ Yferfafifaan en diergelijke, daar vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;branden foudekonnen geveftigt weerden, doch
nes de nbsp;nbsp;nbsp;valftijkfpreektinzijnhande-1 de faak is heel anders-vuigevallen. Andere
ling van de rode en witte fteen : daar door de' hebben de A'K.’^w/raetLijn-olie, ofOlijf-olie eenvoudige goede luiden mis-leid werden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;of Ticchel-olie gekookt, tot datfe de gedaante
Sy zijn leer bedrogen, die de hebben ge- ( van Lever hadde , gietende de felfde dan op
Afijn , Looge of feer fcherpe Pis een nacht en een dag fo lang gekookt hebben, tot datfe te'/Vnbsp;werde. Daar na hebbenfe die opgeheven vannbsp;gemeene kalk en Eyer-kalk, en gekookt: dochnbsp;fy is altijd brandig gehleven , felfs allTe witnbsp;was. Daar mede hebbenfe te vergeefs getrachtnbsp;rati ^iikfüver tot Goud te veftigen. De felfdenbsp;heeft goede ^Vermeljoen , deichoon^dedieikhCimtHovi,
d^rocus
quot;’artis.
tracht te veftigen met de Swavelsdeï.M.Ï}n ftoffen en Metalen. Ik heb niet te min gefien,nbsp;dat de ^ük door fodanige veftigingfoveerisnbsp;gebracht , datfe de gedaante van goed Silvernbsp;hadde, doch in de Kapel kondfe de proef nietnbsp;uitftaan. Sommige hebben getracht uitfoda-
een Marmer-fteen : dan hebbenfe daar ' afge-«Deftillare. haald een geele Olie, doch daar mede kondenfenbsp;geenfints Goud in Silver veranderen.
Men moet fich ook wagten van de bedrieg- Waur voor lijke Olie des Vitriols en des Antimonies, als ’homu^t'e'nbsp;ook der volmaakte en der onvolmaakte Meta- roachlen,nbsp;nigen^uiM, feven reifen opgeheven en fo dik-jlen, felfs des Y/wr jen desnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.• want of
getrokken , en van de bcdriechelijke bewer- Manis? king des Silvers en diergelijke : want offenbsp;fchoon cenige fchijn hebben, en devejiigingnbsp;des Silvers weinigomffag en kennis vereifchr;
kenquot; Andere hebben de Vitriolgefuiverd door
wils ondaan. Olie te halen, door middel van j fchoon de felfde in de natuur krachtig werken, Sterk-waterom alfo de onvolmaakte Metalen i echter is de rechte wijfe om die te maken w^ei-tot volmaaktheid te brengen; doch zijn einde- j nige bekent. Wacht u ook van de bedrieglijkenbsp;lijk genoodfaakt het vergeefs werk te laten fte- verwfels uit Marchafit ^ Yfer-faffraan, enz.
ondoen, kalken , ftremmen, bymengen van z deelen Ammoniakfout en opheffen , op datfenbsp;tot een wit water foude fmelten, daarfe by de-
den een derde deel levende Qiük, op dat het' echter is die w^erking vriigt en krachteloos, water foude te gaar ftremmen, doen hebbenfe! Uit dit verhaal van Arnoldus en Taracelfus feLaphphi-de Quik van die l^ifrio/en Ammoniakfout foj is openbaar , dar’er van die tijd , datnbsp;dikwils opgeheven, datfe tot een fuivere fteen i Europa eerft van de ® Steen der Wijfe is ge- Pai-acei-vtxhard^', cn ^y^QidcndaldQrodeSwavelder\\\ooïd , noch geen voorfchrift is geweeft,
(chynm.
Ti
Geber
II. Deel.
Wjfe xoz\]n% echter is ontrent de verandering! ’twelk Taracelfm met fo te redeneren niQxTere omll der Metalen daar mede niets uitgewrogt. Ee-| heeft verideld. Belacchende de werking van^^^”^'*'*'
-ocr page 767-II afdee- Geber tn Liillus, feggende het Goud, dat hyj Haan 2ijndc dat de Sihylle heeft aangewefen LiNG. foude gemaakt en aan Richard Koning vanj dar het Rattekruid de regte floffe desfteens
Engeland onder de naam van Rofenobel vereert hebben , vals en bedrieglijk is geweeft. Denbsp;werking van Riipciffa acht hy ook niets. Watnbsp;doet delen Opperheer der Goudfoekers ? hynbsp;tracht de befchrijvinge van andere te verklee-nen, om alfo de baas van alle te fchijnen: daarom bcfchrijfc hy een andere werkvvijfe, die hynbsp;fegt hem door godlijke ingeeving te 2ijn me-de-gedeeld. Doch wie fal geloven dat foeennbsp;groote verborgentheid alleen aan defe mannbsp;loiide 2ijn bekent gemaakt.? het is weerd defenbsp;faak open te leggen, en de woorden van fijnnbsp;groot werk voor af te fenden.
quot;De Oude ^ fegt hy, hadden fo veel werk niet vZiceUm. gehad indienfè by my waren fchool geweeji.nbsp;^Jaarom feg /-é Paracelfus, fia breed mannennbsp;daar fal een Koe gaan danfen, neemt het rofen-verwig bloed van de Leeuw, en het lijm uit denbsp;Arend, die te gaar gemengt op de oude wyfenbsp;moeten geftremd werden. T}an fait gy hetnbsp;“ Verwfel der Wijfe hebben j dat van veeleisnbsp;gefogt j doch van weinige gevonden. De Goud-foekerfielt dan eenige enkelefiojfen te gaardienbsp;hy verderft j volgens de kon ft j daar uit
Tgt;c hefchry-
«Tinéiura
Philofo-
pliorum.
IS; moet fulks als een geloofs-lid gehouden jiof des werden ? in geenen deele : wy weten wat her/^««”'quot;quot;''nbsp;Rattekruid is, en wat kragten het heeft: hetnbsp;is ons ook bekent dat in ’t Rattekruid eenignbsp;Goud is , doch dat’et de flof des Iteens foudenbsp;2ijn heeft geen Goudfoeker oitgeleerdftgenenbsp;hem ook wel bekent was, en daarom heeft hynbsp;gewilt dat het Leeuwen-bloed met Arends-Iftm j dat is met opgeheve Quik foude vermengt werden. Vorders fegt hy defe Lee»nbsp;in ’t Ooften gefogt te moeten werden ; om datnbsp;hy by RUnius gelefen had, dat Caligula Rat- werk.nbsp;tekruid uit Syrien, daar ’t overvloedig is, dedenbsp;brengen om Goud uit te trekken. Hy wil datnbsp;de ^lik in Iftria j daar veel Quik-mijnennbsp;2ijn, gelijkte voorenis getoond, gehaald wer-de. Vorders fegt, hy wanneer defe dingen onder de bedeeling van i tot x vermengt werden,nbsp;dat fulks. niet gefchieden kan fonder u reisnbsp;Suidwaarts te fchikken, en datgeinQy^wunbsp;wenfeh verkrijgt; gevende daar mede te kennen, dat in ’t Eiland Cyfires^ ’t welk Suidwaarts van Ifirien licht, de ftof gevondennbsp;werd, die niet anders is als de Vitriol ^ welk
'jat
anders bereidende tot dat'et een werd : dat geheim onfe man van de Sibyüe foude 2ijn te doet meer als de natuur door haar felfs i kennen gegeven. SzkctRaracelfushtQhgtQn.nbsp;js imfier. vcrrigteu. Op datgy my welverfiaatjo moet- gereeder weg konnen inflaan om by de onkun-gedeEttuin'tOoftenfoeken jende KttnA aan dige in achting te 2ijn, alsdathyfoduifterennbsp;'tSuiden tot dit ons werk. JVant daarvind-lvemQtt gefchreven heeft: doch alfmen doornbsp;menfebeteralsinl\\ing2Lncnofin\^x\cn,dochSo te doen een Goudfoeker kan werden, foisnbsp;begeertge uit de eenheid door de tweeheid in de de weg voor Wijven, Kinders , Schoenlappers,nbsp;drieheid met gelyke verandering te brengen j en andere flegt volkje gebaand om in kortenbsp;fchikt dan u reis na het^cssA^n, Cypres tijd tot die konll te geraken. In Raracelfusnbsp;fultgy tot tl wenfeh komen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vind ik veel diergelijke dingen, indien ik al de
Werd ver- nbsp;nbsp;nbsp;wootdcn befclirijft hy dat groot felfde wilde wederleggen, daar toe was een
klaard.
geheim , onder belacchelijke gelijkenis. Doch de verftandige kan de faak agterhalen. Wat
verwi
•ifd.
afgefonderd Boek nodig. Ik verw'onder my dateer luiden 2ijn, die in de Wijsbegeerte en
verftaat hy anders door het nbsp;nbsp;nbsp;bloed ‘ Stoffeheiding afgerigt het oor noch leenenP^'^^jnia-
desLeeuws als het feer rode verwfel van ’’Rat tekruid? en door het Arends-lijm anders alsnbsp;fubiimatus. de opgeheve ^lik ? die te gaar het gewenfeh-te verwfel vcrfchafïen. Dat defen uitleg goed isnbsp;tragt Raracelfm te bewijfen uithetfeggen der
aan Raraceljus : daar nogtans her grootfle deel fijn’er fchriften niet anders is als een mengelmoes van f Sterrekundige Kabaliflife en^^®''°'’“nbsp;Magife dingen ; invoegen dat fijn Schriftenquot;*'nbsp;befnoeit en van defen drek gefuiverd2ijnde,nbsp;boven p.x69.v,an ons bygebracht. Ech-|maar een kleen gedeelte, dat goed is, over-”quot;’^^*nbsp;mfVetfei- hebben wy daar getoont de woorden der j blijft. Doch wy gaan voort tot andere din-sen der Si- Sibylle Op iets anders te fien ; doch toege-jgen.
b Arfeni-«um.
e Mïreurius
ten.
Cap. VII.
E * Goudfoekers fouden tegen my konnen inbrensien I. dat’et ongevoeglijk
a Alchy-
fchijnt een konfi , die na haar feggen werpmgen fovcelduifendenjarcoiserkent, teverftoten.nbsp;‘folknT’^' Ten II. dat’er getuigeniffen van oude en nieuwe Schrijvers 2ijn dat Goud door konft gemaakt is. Ten III. dat’et ondraaglijk is de regte Goudfoekers , die Gods-dienftige en vannbsp;God verligte menfehen 2ijn, fo hard te be-ftraffen en van bedriegerye te befchuldigcn.
Dit 2ijn de voornaamfte dingen, die de
Goudfoekers haar tegenftrevers, om de w’aar-heid harer konft te toonen, gewoon zijn tegen te werpen, Daar op nu diend geantwoord.
Op del. tegenwerping diendgeantwoord,^D^«^GE«^'
datwe-boven getoond hebben, dat ten tijde der „itt y
Roomfe Keilers geen de minfte kennis van èitaOrnevor konft is geweeft. Dat fommige gtli^kRara-^^* ’nbsp;celfus en andere, defe konft van’t begin desnbsp;I werelds en van Adam afleiden, is fo fot en on-1 gerijmd, dat ’et niet weerd is mijn tijd te befte-! den om fulks te wederleggen : want het is hetnbsp;!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;doen
XI. boek, van de steen dep. WYSE. 135 Vll. ckgt;ender Goudfoekers, dat wanneer ergens in ! andere bedriegers re tellen; want Iiy fegt in de Het Genees. de H. Schrift eenig gewag van goud gemaakt; gevangenis hem geopenbaard te zijn doornbsp;vverd,fl:raks te feggen dat de H.Geeft daar door, Godiijke ingeeving het middel om de ftekten van^geen“nbsp;de ‘quot;Steen der fVyfe te kennen geeft, fulks voor ’ als door een wonderdaad , te genefen , en om fekerder houdende als de gronden des geloofs. i de onvolmaakte flegte Metalen in een oogblik De II. tegenwerping is, namelijk dat deliti Goud en Silver te veranderen. Doch wienbsp;Goudfoekers ten alle tijde Goud hebben ge- j kan bevaren hoe hy in de gevangenis heeftnbsp;waakt j fchijnt van meer klem : dochikant- j konnen onderfoeken of hy van de Duivel nietnbsp;Woorde daar op fulks niet re ontkennen, is bedrogen .? en wie fal geloven dat hem datnbsp;maar dat fulks foude gefchied zijn door de algemeen Geneesmiddel van den Hemel is ge-Steen der Wyfe, en dat dat goud honderd-; openbaard , daarme bevind , dat’et byna vannbsp;maal beter en ftch vermeerderende foude ge-{woord rotwoord met de befchrijving van Zy2ï/-Weeft zijn , fulks ontken ik uitdruklijk. Op lus overeenkomt ? Francifcus Fica betuigt,nbsp;Wat wijfe fy dit Goud hebben gemaakt fal daar j dat hy tot iedele en ongegronde voorfeggingen na blijken. De voorbeelden diefe bybrengen van de gene die goud fouden gemaakt hebbennbsp;(namelijk Raymundus LuUus in ’t byfijn vannbsp;Richard Koning van Engeland, Jrnoldus innbsp;tegenwoordigheid van Robertus Koning vannbsp;Napels) werden alle van Taraceljus, gelijknbsp;bt. boven is aangewefen, wederlegt, feggende datnbsp;het enkel bedrigerye is; ’t welk van veel En-gelfe Genefers werd toegeftaan. Het is’er fonbsp;veer af, dat Ruf ki fa goud foude gemaakt heb-^ ben, dat hy veel eer het tegendeel betuigt innbsp;fijn Boek van de ‘‘vyfdejtof ; daar hy fegt de'nbsp;Goudfoeking niet te lecren , dewijle hy vannbsp;Francifcus Order zijnde fulks niet mach doen;nbsp;dat de Goudfoeking bedrieglijk, gevaarlijk isnbsp;en alleen door Godiijke openbaring verkregennbsp;werd, leerd hy met defe woorden : Ik nemenbsp;God tot getuige ^ fegthy, dat de Cbr ijlenen,nbsp;die door inblafing des Duivels haar tot denbsp;Goudfoeking begeven]j in groot gevaar zynnbsp;om verleid te worden. Ik weef et, om dafet eennbsp;weg des verderfs en des quaads ü : niemantnbsp;der quot; Wys-begeertge heeft in fyn Boeken denbsp;waarheid geJchreven als alleenig verbloemdnbsp;en onder gelykenifen j door het menfehelyk verft and onbegryflyk. Daar diend aangemerkt datnbsp;niemand tot dejé hoogegeheimen kan doordringen j ten zy fij7t ver (land gejuiverdenverligt Jy door dediepjle bedenkingen de allerheiligjle \ Goudfoeker nbsp;nbsp;nbsp;getuigt, fo geeft hy daar Robertuf deren y 'tgene weinige is vergund. Gemeenlijk j rwift , of LuUus ook waarlijk Goud heeft ge- Goudm foekers heb^ kers bedrieglijk zijn , en dat op haar konft niet{quot;‘^’ te vertrouwen is ; want als’e na langdurige begeven totnbsp;vergeetfe arbeid fagen niets te vorderen,nbsp;hebbenfe denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de fak gegeven , enquot;** quot; haar begeven tot de deftige en het menfehelijk geflagr nutte nbsp;nbsp;nbsp;gelijk uit haar ƒchyrni’a. ware te wenfehen, dat gelijk hy fegt die konft j ïchrifren blijkt, iedel, vals en de verleidingen des Duivels on- i De 111. tegenwerping is van defen inhoud, m. Tegen.nbsp;derhavig , ook openherrig bekent \\2Aè,t(!iQ\datdeGdiidfoekersGodvruchtige,barmhertige'^quot;i»‘g- -----..— j„.-u nbsp;nbsp;nbsp;j.. en goed- dadige menjehen zijn geweed j daarom heeft God haar ontrent defe konft meer ligt gegeven als'^ndere.Om defe tegen-werping op te .lofTen diend haar Goudvrugtigheid wat nader over- füm. tiinr is At,levens-nidyje j invoegen dat hy niet alleen de verborgentheden der natuur kenne j maar datnbsp;hy ook de veranderlyke natuur weet te veran-zynfe navolgers van leugenen en bedriegeryeujnbsp;werden tot valfe Munters of NabootJèrs vannbsp;de f egels derVorften en Heeren^Land-lopers, Bedriegers en Deugnieten, daar op paft het feggen van Baulus x.Cor. 3.die altijdleerennbsp;cn noit tot kennis komen: want niet konnendenbsp;haar oogwit bereiken ^ fo begevenfe haar ge-meenlyk tot bedriegeryen „ en raken aan eennbsp;quaad einde. Dit is regt en wel gefegt van Rupicijfa ^ een feer vermaard Goud-focker in fijn tijd ; hernbsp;felfde met te weten : doch feggende dar hy denbsp;felfde niet door menfehelijke neerftigheid,nbsp;maar door Godiijke openbaring had verkregen , fobenikgenoodfaakthemookonderde |
genegen was, met defe woorden: men leeft dat Byh m Joannes de Rupicifla, anders eenverftandig’fjfff^nbsp;Godgeleerde fö on (innig is geworden,dat hy van nigheu ver-hem felven toekomende dingen voorfeide j nietnbsp;konnende door dreigementen j noch door gevangenis daar toe ge bragt werden j dat hy fulksnbsp;Joude herroepen j maar is'er meer in verhard.nbsp;Eindelijk is’er een leugen-geefl in Jyn mond gevonden j fjnde nu honderd en meer jarenver-lopen j dat hy leugenachtig is gebleken. Hetnbsp;felfde leeft men by Rhilippus Bergomenfs. Defe onfinnigheid is alle ^ Goudfoekers ge- d Alchy. meen geweeft. En of fchoon LuUus na fijn bc- “nbsp;keering fo heilig geleeft heeft, dar hy eennbsp;' Bloed-getuigen is geworden , en voor haddenbsp;al fijn Boeken van de Goudfoeking te verbran- ^nbsp;den, ten ware fijn leerlingen die heimelijk had- LvWusheeftnbsp;den weg-gemaakt;egter blijkt uit fijn leven dar /ü»nbsp;hy te voren feer los heeft geleeft en tot idelhe- ilèlZ7le-den genegen is geweeft ; want hy fegt in denbsp;voorreden tot de werkige konft, dat defe konftnbsp;hem van God is geopenbaard ; ineenJèkerenbsp;nacht als ik opftond, zyn de volgende dingen my geringe en onweerdige (ondaargeopenbaard j die te voren verborgen Jijndeaandenbsp;heiligen Eremyt Gillis zyn ondekt. Indiennbsp;dan LuUus de konft door Godiijke openbaringnbsp;heeft geweren , en Goud gemaakt gelijk de mede genoeg te kennen , dar fulks her men-fchelijk vermogen overtreft en te boven gaar. Echter werd onder de Goud-foekers noch ge- maakt. Trevifdnnsïcgi van hem; men kan niet Trevifanus. loochenen dat de Boeken van Lullus zyn he-fchreven j nochtans leiden de felfde meer vannbsp;de wech als daar heen. Hier uit is klaarblijklijk' ^ dat de Goud-foe |
DE ONEDR-AARDSE WERELD, LINO Levens-»yfe van Lullus. i Magia, Ficus getuigt, dat hy tot de * ToverkonPt was genegen, palTende Tovcrkonftige banden op lopende als een dol menfch door de kamer j de natuur; hy is ook niet feer kundig in de na-met fyn degen tegen de vloer en denbsp;tuur geweeft , tooncnde in fijn hockjC \2lï\ wanden jfo dat ikvreefde jdathymy het hoofdnbsp;’tWerkelyk deel ^ dat hy feer by-gelovig was;hebben afgehouwen. Ondertujfenveins-den felfden y/’a/j fegt ook van hem , ^^t\\Ydehyfcheenigedingente'vcor[èggenjengehei-tProphetia. heeft geftaan na de gave der ‘N ootkgQ}r\g. Ar-^'^men ff en te weten. Ik heb hem nok fen nochnbsp;Diens ge. noldus j, {tó\x.\\Y, heeft behalvcn fpn gijfmgen'hoor en bidden. DcGenefer, Wijs-begeerigenbsp;irekenvfcas van de komftc des AntichriH voorgewend een, en in de' Stoffcheiding afgerigte Gefnerus ge- ‘ chy®quot;*'nbsp;ètfthriift. ontdekking van veel groot e dingen mfijn Boek \ tuigt het felfde; in onje tydj fegt hy, heeft Fa- xju Gefo'‘nbsp;van de geheimen der Cymbalen j en de komfle j racelfus gekeft ^ die in verfcheide gedeelten rus-des Antichrifls j bepalende daar toe bonder d\ van Switferland jF)uitsland enFolen de Ge-jaren : daar zyn atrede xoo jarenverlopenjnees-konft heeft geoefend ^ fo langals hem geldnbsp;fonder dat iets van die voorgefegde dingen isj ontbrak i doch een weinig gewonnen hebbende menfch ge. maakt tenbsp;hekken. hem getuigen; ’t gene fonder verbaaftheid nier tr/VBullin- kan gelefen werden ; BulUngerm{zlt;^èi2iX.\vj, fijn eigen geprefen heeft, die kfe fijn Boek ge-om te vernemen wat Gods-dienftï'^rd’if^'i^^ i naamd Faramirum j en hy fal fich moeten hadde met hem eens en andermaal gefproken' verbafen over defes mans ondraaglijke ftout-heeft van verfcheide dingen j als ookvanGod-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Het is niet te vermoeden dat een man, Iftke en Gods-dienftige j doch ik konde uithem, èós. geen ander God erkent als fijn eigen met niets God-vruchtigs halen maar. wel Tover- wijn-beferre herfenen en buik Gods-dienftignbsp;konfi j die hy ik weet niet hoedangverfier de\ is. En indien hy een oefenaar is geweeft dernbsp;zünde een ieduriz ze fel en drinkfiroeder der DuiveIfe‘7’ö'yÉ’rv£’_, Cabala j en andere quadc konften , wie kan geloven dat God hem die konft foude geopenbaard hebben ? fekere foda-nige dingen vloejen niet van Hetisnietnbsp;gelooflijk dat F aracelfus op die tijd als hy af-lerhevigft raafde en woede, wyfer is geweeftnbsp;als alle andere Geleerde luiden, ’t Is een geme-ne erkentenis dat Hippocrates geleerder is ge- mun gt-weeft als alle andere Genefers, en dat niemand ’*’«• •nbsp;van de Geneeskonft fo veel goede dingen heeftnbsp;geweten en fo getrou heeft gefchreven; invoegen dat na hem weinig geweren hebben ’t genenbsp;hem onbekent was. Galenus verwonderd fich over 254ii.Afdee- overwogen. Hoedanig nbsp;nbsp;nbsp;voor fijn bekee- ring heeft geleefd is te voren aangewefen; doch door de Godlijke waarheid beftraald fijnde.fonbsp;heeft hy fijn dwalingen erkent,en onder anderenbsp;werken van berou een Eremyten leven aangevangen , daar na fich felfs geheel tot liefde vannbsp;fijn even menfch beftedende, tot dat hy eindelijk in ylfrika j daar hy de Chriftelijke waarheid foude voortfetten , metfteenenisover-«Martelaar, ftulpt en als een ^ Bloed - getuige gcftor-ven ; fijn leven is Godvruchtig en aardignbsp;van quot;P.Cattfmus befchreven. ‘Paracelfm toontnbsp;dar ArnoldtiS by i?C(^'^’r^«^Koning van Napelsnbsp;bedrieglijk Goud heeft gemaakt ; Frandjcus gebeurd. Hy is fo fiout en onfinniggewordeuj v»w*’‘!ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voorgaf door fijn Kon ft een volkomen menfch gemaakt te hebben met alfijn leden en deelen; doch hy had het werk nagelatenj op datnbsp;hy niet Joude fchynen God te dwingen defietnbsp;daar in te forten. Dit zijn GodlofeDuivelfenbsp;leeringen, weerdig met vuur en vlam geftraftnbsp;te werden: wie kan doch geloven dat fodanigcnbsp;boeven Gode toegeheiligt zijn ? Paraceifus Wat Faraceljtis betreft; het is feker, dat levens wyfe j^y niej allerlei Ondeugden en fchelm-flukkcnnbsp;ZZfchMt is befmet geweeft , fo dat’er niet veel voor-schryvers deels oiitrent de Genees-konft of Steen dernbsp;vterge(ield.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j.g ^yachten is ; doch op dat ik niet fchijne hem ongelijk te doen , fofalik bybrengen het gene verfcheide Schry vers vannbsp;zynde een gedurig ge felnbsp;voerluiden ^ in welkers omgang hy fich vermaakte. Een weinig vorder, met het getuigenis van Oporinus ^ F ar acelfus Schryver , ennbsp;van Eraftus^ onderfchraagt ; met een woord,nbsp;fegt hy, hy was een vuil Ie Ijk menfch ^ komendenbsp;felden of nok te Kerk j Jo dat hy ficheen God ennbsp;de Godlyke dingen weinig te achten. Hiernbsp;hebtge des mans Gods - dienftigheid. Omnbsp;fiekte te verdrijven gebruikte hy veeltijds be-fvveeringen en Tover-woorden , als Geleerde luiden fulks qualijk namen , foo berftenbsp;hy altijd uit in defe Hoog-duidfe woorden ; |
OlBin nicfjt ^elfen / fo Sicufltl. ^Oporinus fchrijft in feker brief aan Joannes V?- nbsp;nbsp;nbsp;^ jerm over het leven en de feden fijns Meefters Faraceljtis onder andere dingen aldus : Hynbsp;was nagt en dag ^ % jaren lang dat ik met hemnbsp;gemeen faam heb omgegaan j Jo dronken en fat jnbsp;dat ik hem nanlyks eenuurnngter heb gevonden : en als hy feer dronken te huis quam^nbsp;dan was hy gewoon my iets van fpn ‘‘ Wtjs-be-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘ “ geerte op te geven. Ties nagts heeft hy in al die quot; r t . nbsp;nbsp;nbsp;.7nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7 A 7nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, 7 n 1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;pjfacflluS l( [Uf iendf’i' fö was hy tot drinken en fpelengenegen j nie-mant gelyk het gemeengerugt loopt genefende: hy had gemeenjame omgang met een Fiuivel,nbsp;gelijk ik van een fyn 'er leerlingen ver ft aannbsp;heb : hy was geleerder door de natuur en wel-fprekentheid j als door neerfiigheid :fijnde ooknbsp;feer ongeftadig ; Jbmtyds een f God-geleerdCj ƒTheolo-daji eenGene/er en altemets eenToveraar^^'^^’nbsp;dikwils een F)rink-broeder enTuifcherondernbsp;de Boeren. Eraftus betuigt dat hy volgens fijnnbsp;eigen bekentenis een Dood-flager was , ennbsp;daarom , als ook om andere dingen dikwilsnbsp;gevangen gefet. Dit zijn de deugden van dien groten celfus. Die begeerig is te weten hoe hy heeftnbsp;uitgevaren tegen de oude voorgaande Gene-fers , en hoe hy anderer fchrifcen veracht en |
Cap .VI.
“Quinta 'flsntia.
•ofopho. 'utn.
over fijn volmaakte konftoefening, hy erkent | plaats fulks vereifchten. Een groot deel van fijn ongemeene neerftigheid , fo dat hy Grie- j fijn dingen heeft hy Luüus Arnoldus ^ I/aa-ken-land en Italien als in een boek heeft beflo- cus HoUandus ^ Bajilius Valentinus en meernbsp;ren ; gevende de oude dingen nieuheid , de anderen onftoleii; en op dat hy niet foude ach- om nietnbsp;nieuwe aanfien , de veranderde fraiheid , de j terhaald werden ,fo heeft hy die fchrijvers vannbsp;duifiere licht , de walglijke aangenaamheid, j onkunde en nodelofe arbeid befchuldigt, cnfeheidhy.'nbsp;de tvvijfelagrigefekerheid; echter achtnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fijn feggcnmetfo een drom van gelijkenifièn
Hel van Galenus een brief heeft ontfangen: en dat hy met Kviccnnz in de voorburgt der Hellenbsp;heeft gerede-twiftet van fyn drinkbaar Goudj
celfus Hippocrattis j Galenus en Avicenna beneveld, dat niet te verftaan is waar hy heen niet met allen ; feggende in de voorreden van wil. Ik heb ook gefien dat al ’t gene hy van denbsp;V]nViOtklt;^amp;mzmA‘Paragranum;,dathyuitde Cabala heeft gefchreven uit de bygelovige
ook veel ont-uit dt
vyfde-ftofj^ SteenderWyJCjMethridaaten racelfus heeft defe beide nbsp;nbsp;nbsp;veel ge-
i Up7pi,i. ^heriakel. Dufdanige dingen kanmen van een | loof toegedragen in fijn Boeken Baragranum^ Cabaien. quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r- ’^aramirum jV^Ln^^Hoofdleeringen do.
oor ff rong der Jiekten j het Hana-boek van de Steen der Wyfe yen in ’t Boek van de peilingen der Goud-foekers j dat hy Godlooslijk ennbsp;dwaaslijk beweert, quot;dat de Propheten haarnbsp;voorfeggingen alleen door hulpe dernbsp;hebben voortgebracht. En nochtans heeft hynbsp;door onkunde in die talen, geen van beide dienbsp;Cabaien konaenlc{en, veel min verftaan; in-ook de ure gewaarwerden als de ver kens\voegamp;n dat hy alleen uit de gemeenfame om-
gt;lt;‘nhe,d.
is gehald; gelijk ik in mijn in ’t tweede Boek van de Hebreeufc en Sara-ceenfe Cabala in ’t brede heb getoond. Ba- Hy heeft
verftandig man , diens herlTenendooronfin nigheid niet ontroert 2ijn, nietafwagten ; alsnbsp;fgt;»arom ook het gene hymet een ondraaglijk Blaas-kaken en grootfpreken daar noch byvoegt; datnbsp;Geieer- zjj fegt hy, u o Genefèrs toegedienUj myn fotftenbsp;Hoed meet meer als gy lieden ^ en als al uwenbsp;^“faceiiu” fchryvers, en mynfchoen-riemenfjngeleerdernbsp;als uwen Galenus en Avicenna; mïjnBaardnbsp;p ^ heeft weer ervaren als aluwehooge fcholen: ik
gang met fommige Joden en Turken ccnigc dingen uit die Duivelfe winkels heeft opgevift,nbsp;die te Godlofer datfe waren , te meer verbor-gentheden hy meendeindefelfdetefchuilen,
'^flt;^^tc\o^geheimHe Bis-hoek verblyven. Ikfal ‘Alleen- hier en daar in fijn Schriften zijn ingedrait. Se-
.. nbsp;nbsp;nbsp;Ja dnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Crhl'l/ItT kprnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Arkfnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\7-kn
ons in ’tflyk Jullen trekken j engy lieden fult my volgen, niet ik u lieden ;gy Arabers, Griekenjnbsp;Latyners j Franfen j Huitfen j Sarmatersnbsp;Jult my volgen ; niemant van ufal in de aller-
Q}i\V^‘'''heerfcher zijn my fal de ^ Aüeenheerfching toebehooren ^ ik fal de aüeenheerjching dragennbsp;te en u lenden omgorden. Dit zijn de woorden vannbsp;BaracelfiiSj welker een groote menigte in fijnnbsp;itt,A *• Boek genaamd Baragranum gevonden werd,nbsp;daar hy met fchandelijke en onbetamelijkenbsp;woorden de geleerfte en verftandigfte luidennbsp;fodanig lafterd en fcheld , dat’er niets onge-rijmder, dwafer en vnilder van een met redennbsp;voorfien menfch kan werden voortgebracht:
‘•erd
ker alles dat de CabaliHen van de befweerin-gen, bygelovige • aanhang-middelenenz.ltQ-gt;^vavdtix ren , dat heeft hy als byfondere heiligheden innbsp;in fijn Boeken gebracht. Daar uit is dat Godloos verfierfel voortgekomen j datfe de ^ fVijs- ƒPhiiofo.nbsp;begeerte van Mofes noQvaQn , de IVayen-fil-^flj'^^-^^nbsp;ve, diefe op verfcheide wijfe ieeren maken;nbsp;daar in nauliks iet anders gevonden werd alsnbsp;het gene uitnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;is gekomen; gelijk
boven ook gefecht is, óolK-Baraceljus altijd de invoegen dat hy niet fchijnt van God verlicht,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van ik weet niet welken vermaarden
hebben wederlecht.
Hoe Baracelfus tot de * Toverye is genegen i,Magia, ge weeft, getuigt hy felfs in ’t Boek van denbsp;tfaamjleüing derMetalen-.è-Zdx hy lang van de iJjtTeTo.nbsp;EleBrum, dat is Goud met een vijfde Silver ver-kenflnbsp;vermengt en des felfs ongehoorde krachtennbsp;hebbende gehandeld ; eindelijk defe woordennbsp;voorrgebrengr : Ik kan niet nalaten te verhalen wat wonderful ik in Spangen by een fekernbsp;Tovenaargejien heb; hy had een klokje ontrent
gaetiea.
maar van de Duivel befeten te zijn. Wat is’er j Beul aan de fijde had. Daar uit is ook voorrge-doch onredelijker als al de geleerde Schriften j fproren de beufel-achtige en bygelovige over-der Grieken drek en vuilnis te noemen l en te \planting derfiekten, die niet weerd zijn opge-feggen datfe niet meer weten als een Swirferfe hald re werden , voornamelijk dewijlewyde Koe ?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;foude beter gedaan hebben felfde in ons Werk van de ^Seil-fteen-konji ghnm-
/«acelfus
aUe,
fy^dere
Hooien,
dar hy fijn herfenen met wat fout en veel iV/Vj- ’ wortel had gefuiverd, op dat dien grootfpre-kenden Wind-buil vanfo een onfinnigheid hadnbsp;mogen verloft werden.
dingen , die de fijne niet zijn, niet anders ge- % ponden fwaar , door welkers geluid hy me-
Ik heb al fijn Schriften naukeurigdoorfocht en doorlefen , fijnde aangefet door weetluftnbsp;en w'aarheid-liefde, om te vernemen wat in denbsp;felfde fchuilde daar over de menfchen haarfonbsp;verwonderden. Doch alles overwogen hebbende , fo heb ik uitgefonderd eenige weinige
vonden als beufelen, gedronge fpreekwijfen; ongegronde giftingen, valfe ervareniffen, ontrent de eigenfehappen der natuurlijke dingen,nbsp;als ook onrrent de krachten en oorfaken dernbsp;Mijnftofïen, Steenen en Metalen , hem meeftnbsp;toegediend van de Mijngravers en Quakfal-vende Wijfjes: gelijk met ftrijdige ervareniffennbsp;konde betoont werden , indien de tijd end e
Blykt uit
nigte fpoken engee(len dede te voorfchyn komen: want binnen in P klokje eenige woorden en tekens gefchreven hebbende , fo werd des felfsnbsp;geluid niet gehoord , of daar quam fodanigennbsp;geef te voorfch 'jn als hy wilde. Ja hy dede ooknbsp;fpoken j de gedaante van menfchen en beeflenfm eigennbsp;na fjn believen verfch ’ynen en verdwynennbsp;gelyk ikveelbyhemgefienheb. Ikheb ookaan-
ge-
-ocr page 771-1^6 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD, LIKGE. klokje van de Mark-graat denbsp;Villena. ging is te vinden pm j daar van deToverye der c^yEgyptenaars \ is, dat Beefie-zaad in de aarde geworpen een door fijn konft een menfch gemaakt te hebben; lijfmoereennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voorfchrift geeft. In ’t I. Boek fijn konft buiten de meajch te vaii óit natuur der dingen: onder fommige oude kennen ma- IRjs-begerige j fegt hy, is onderfocht^ ofdoor denbsp;konft en natuur buiten de vroulyke Iftfmoederjnbsp;een menfch konde werden voortgeteeldh ik antwoord daar op dat fulks geenfmts tegen denbsp;konft noch denatuurjiryd ^ maar daf et moge-lijk is ; om fulks te verrigten moetmen aldus ne loop der natuur nier fijnde voortgebrachr,nbsp;s^n^voor- fe wet'k gaan: het mannelijk TzaAmoet in een\ssy van deerf-fonde, en van de ellenden daarnbsp;toegefmolte glafe Kolf rotten door derottmgf^ volgende zijn ; o Goddelijke langmoedig-van eenB eer ds-buik ( dat een bekent vat der'}\q\(\ en verdraagfaamheid , die fodanige ge-“ Stoffcheiders is) 40 dagen j of fo langtot fsogtcn van menfchen niet laat verflindennbsp;het begint te leven, beweegt en beroerd werdj i en in de aarde linken ! Dit zy genoech om denbsp;geljk men lichteljk verneemt _, na die tjdfalnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- - •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;~ eenigfmts den menfch geljk zjn ^ doch doorluchtig en fonder lichaam: indien 't dan voor-fgtig met het geheimvanMenfche-bloedalle daag gevoed j en 40 weken in eenparige warm te van een B eer de-buik gehouden werd.fo wert gang. Dufdanig is geweeft Cornelius Agrippa^ b Agripp** ’t als een waarachtig en levendigKindf ebbende al de leden en deelen eens Kinds jdat van een Vrou is geboren, doch veel kleener. Dit noemen! werken heeft verkregen, gelijk uit de befchry wy een menfchken ^ dat even als een ander ving van fijn leven blijkt. Soodanig zijn ook O ƒ • nbsp;nbsp;nbsp;*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'n,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;T”* ƒ (—-y - fnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 li ^ It II. gemerkt j dat als hy eenige nieuwe gedaanten wilde vertonen j Jö veranderde hy de lettersnbsp;en tekensidoch ik heb fó veel niet vermogen^datnbsp;die man my het geheim der woorden en tekensnbsp;Joude openbaren. quot;Daarom heb ik felfs beginnennbsp;te denken j en daar zijn my fodanige dingen innbsp;gedachten gekomen, die ik nu Jal Jwjgen ^ dochnbsp;men diend te weten dat meer kracht tn V klokjenbsp;is ge weeji j als in de woorden. Ikverjbekdatnbsp;gy voor feker houd de jlof defes klokjes niet anders als onfe Eleblrumgeweekï te zijn. Dusnbsp;ytixtDaracelfus. Over thien jaren is myuicnbsp;Spangien door den God-geleerden Taalkundigen Vader Thomas de lyon foo een Klokje,nbsp;hebbende de gedaante van een Bekken, ennbsp;zijnde met ontelbare Tover-letters getekend,nbsp;’tvvelk de Spangiaarts leggen toebehoord tenbsp;' hebben den vermaarden Tovenaar Markgraaf'van Villenaj toegefonden, op dat ik fou-dc verklaren en uitleggen wat die vremde tee-kens en letters beduiden; en ik heb ondervonden, dat al het geheim ^ttTover-konH hier alsnbsp;in een kort begrip op-gefloten lag. De uitlegenden in ’t 11. Deel van mijn Oedi- gehandeld werd ; Ik heb daar ook de Lefer vermaand,dat al de gene die God vreefen moeten trachten als duivels-ftrikken te vermydennbsp;en te ontvlieden, dat gene, ’t w’elk van Bara-cel/us fo ernftig begeert werde. Paraceifus Hier diend noch bygevoegt dat Baracel-j op het fpoor van nbsp;nbsp;nbsp;ook voorgeeft fchttft. a Chyrnici. Kindförgvuldig moet opgequeekt werden ^ tot dafet wijs volwaffen , en verftandig werd.nbsp;Dit is een van de gr ootfle geheimen j die Godnbsp;den ferffeljk findigen menfch heeftlondekt:nbsp;want het is een groot e ver borgent heid Gods boven alle verborgentheden ; dat behoord geheimnbsp;gehouden te werden tot de laafte tjden ^ wanneer niets fal ver borgen zjn , maar aües geopenbaard werden. |
Hy fcgt vorders dat’er fodanige menfchen -De door konft voortgebracht eertijdsnbsp;zijn, en noch hedendaags zijn , onderde ge-daante van Satyrs ^ Dwergjes _, Berg-dui-vels j Reufen enz, want dufdanige menfchennbsp;volwalTen zijnde, krygen een vremde gedaante, doen wonderlijke dingen , zijn uitnemendnbsp;in overwinningen; en gelijkfe door konft zijnnbsp;voortgebracht, alfoo wetenfe ook al de gehei -men der natuur. Ik foude feer tw'yfelen, ofnbsp;Raracelfm niet op foo een wyfe is voortge-teeld; want hy fegt niemantfoo veel te wetennbsp;als hy, en dat hy alles by ficli felfs heeft geleerd : daarom is te vermoeden, dat hy ergensnbsp;van een Nachtmeer of ander vervaarlijk Spooknbsp;is voortgebracht, gelijkende meer een Duivelnbsp;als een menfch. Hier uit blijkt hoeftouddefemanisomal-°”^^’i^* les uit te rammelen, felfs fodanige dingen, vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voip^' welke niet alleen God en de natuur, maar felfs de gefonde reden een afkeer hebben. Wiedernbsp;Genefers en ontleders weet niet dat’et alfo onmogelijk is buiten de Ljfmoer der vrouwennbsp;een menfch voort teteelen, als ’t ónmogelijknbsp;gelijkfoortig Beeft foude voortbrengen. Wienbsp;fal in een glas fodanigen warmte konnen verwekken en houden , ais in de Lijfmoer tot denbsp;voorteeling vereifcht werd ? hoe is mogelijknbsp;dat’er een voedfei en moederlijk zaad , gelijknbsp;door de Navel-vaten en Lijfmoer by’t manlijknbsp;zaad komt, uit het uitgevate en doode bloed,nbsp;volgens Baracelfus laft, by de vrucht gebragtnbsp;werde ? feker dat is de Engelen en de Duivelen fells onmogelijk. Hoe fal de gevormde ennbsp;volmaakte vrucht de redelyke ziel ingeftortnbsp;werden ? meentmen dat God fodanige Dui-vels-dienaars fal te wille zijn ? feker dat isnbsp;Godloos te denken : want als fulks gefchiedenbsp;fo foud fodanigen menfch, volgens de gemee-ongeregeltheden van ‘Paracelfis aan tewy-fen. Van hem verfchillen w^einig de Broeders, die haar naam hebben van’t Roof-kruis j een ff. kram-Godloos volk , opgeblafen door Duivelfe om-uitftekend in allerlei Duivels-konften , die eindelijk van de Duivel verflikt fijnde loon na Sen divogius ^Robertas de Fluftibus nbsp;nbsp;nbsp;Mark- graaf de Villena:, en ontelbare andere die het my verdriet te noemen , welke voorvalt gehouden hebben, datme van de Duivel wel iets, de natuur betreffende , mach leeren : Mennbsp;fechtdatfe Goud gemaakt hebben , en allerleinbsp;fiekten genefen , foo nochtans datfe een vannbsp;thienen dooden : haar leerftukken zijn fooda-nig , datfe niet weerdzijnin ’t licht te komen. Daar- |
Cap.viii Daarom fegt den geleerden Conringim in de Hermetife Genees-konft , een deftig Boek,nbsp;feerwel; hoéfcherJgt;finnigT!^aracel[usookmagnbsp;geweeji zijn j echter is hy niet fedig j hoedanignbsp;Heftig (eg.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;waarheid- liever s behoor en te zijn: fèker de
¦vm quade feden dienen feer orn'T aracelfus leer te ;ingius. veroordeelen. Kan van een Tovenaar wel ietsnbsp;waaragtigs en grondigs verwagt werden ? Iknbsp;loochen geenfmts dat de T)uivel den menfchnbsp;niet eenige waarheid foiide konnen mede-dee-lenj doch de ondervinding heeft noch niet geleerd j dat iemand doormlpedes'Duivelsfoonbsp;wys is geworden j dat hy niet tegelijk in menigte dwalingen is vervallen i de vader der leu-genen een ontdekte waarheid met duifend leu-genen vergeldende. Nadien dan faracelfus fo
'Van
Conr
* ^Ichy-laia*.
f vet-
*gt;ünes.
lU
2^7
een bedrieger en leugenaar is geweeft , wie kan geloven dat hy ooit Goud gemaakt heeft,nbsp;of de konft om fulks te doen geweren. Ik weet jj^roemdefnbsp;wel dat hy veel navolgers heeft, en dat’er veel Goudfoekersnbsp;Boekjes van de Goud-foeking zijn uitgeko-^'^^*^”'^-men, en dagelijks uitkomen ; doch fy fteunennbsp;alle op de loflè gronden, die van ons zijn byge-bragt en wederlecht: daarom laatfe feggen,nbsp;fchryven, roemen , fweeren van Atgefègendenbsp;of liever vervloekte fteen j echter fullenfe geennbsp;geloof verdienen. Doch op dat my niet werdcnbsp;tegen-geworpen, dat ik ais een blinde van denbsp;kleuren, en een doove van de geluiden oordee-le, fo fal ik aanwijfen op wat wijfe, door welkenbsp;konften en liften fy de Vorften en gemeene luiden hebben by de neus geleid en bedrogen.
Het vul Hooftstuk.
WY hebben in ’t breede gefproken; van de gewoonlijke werkwijfe der^nbsp;Goudfoekers, en uit haar eige handelingen , indien ik nietmifle , getoond datnbsp;haar onmogelijk is te verrigten her gene fynbsp;met fo groten ophef uitgalmen , en mogelijknbsp;alleen de Engelen, die over de natuur gefteldnbsp;zijn , bekendis. Want wie fietnietdat’etongemeen fwaar is de ongefielde dingen in eennbsp;feer verfchillige foort te veranderen, de doodenbsp;lighamen leven te geven, oneindig te vermeerderen dat gene, quot;t welk nocli door de werkende , noch door de lijdende oorfaak eenig groei-baar leven heeft ? wy hebben ook gefegt hetnbsp;Ónmogelijk te zijn , dat iemand fo net de regels der natuur foude opvolgen , dat hy fijnnbsp;gewenfcht oog - wit foude bereiken : wantnbsp;het is’er fo veer af dat door al die rottingen,nbsp;opheffingen, ondoeningen en menigte andere werkingen de enkele vorm van Goudnbsp;foude te voorfchijn komen , dat de vormnbsp;duifendmaal veranderende, eindelijk vergaat.nbsp;Voegt hier by dat de trappen der hitte onbekend en de bedeeling der ftoffen den menfchnbsp;ondoorgrondelijk is. Wy hebben ook byge-bragt de ‘ tegenfeglykheden in de fchriften dernbsp;Goud-foekers voorkomende, diegenoegfaarnnbsp;bewijs zijn , dat een faak die fo voltwiftcnnbsp;gefchil is niet waaragtig kan zijn ; dewijie denbsp;waarheid eenvoudig iSj en eens ondekt wer-dende, altijd haar fekerheid heeft. Het moetnbsp;niemand wonder fchijnen, dat defe konft metnbsp;fo veel iever, arbeid en poging werd gefogtnbsp;en fo ligtgeloofd , dewijie de menfch van naturen gedreven werd tot het gene ’t welk hemnbsp;gelukkig kan maken : en het is bekend datnbsp;minnende luiden fich vermaken met dromen.nbsp;Byfonder om dat de Tduivel fich in dit werknbsp;heeft gefteken om de menfehen te bedriegennbsp;en te verleiden; daar door gedrogten van by-gclovigheden , onvergoedelijke fchaden desnbsp;FL-Di EX.
gemeene befts, en ondergang der Vorften zijn onftaan. Om dan de bedriegerie enliftdus-daniger menfehen te ondekken , fo denkt mynbsp;geraden voor te fteUen, op wat wijle fo de gemeene man ais de Vorften en geleerde Luidennbsp;van de Goud-foekers werden bedrogen ennbsp;verleid.
Wie verwonderd fich niet als hy fiet de on-werkingen die de Landlopers, Bootfe-makers, Koorde-danfers enz. door raddigheid der leden doen om geld te winnen 1 dieoffefchoonnbsp;ydel en bedrieglijk zijn , echter fo veel geloof en ingang by de gemeene man vinden,nbsp;dat indienfe geen Toverie zijn , fy de felfdenbsp;ten minften voor wonderen der natuur houden. De '^Goud-foekers beloven Goudeber-^Aichy.nbsp;gen, ja de ganfche zee door haar Quik in Goudnbsp;en hetfand in Silver te veranderen; en om metnbsp;te fchijnen ontrou te zijn, fb gebruikenfe delenbsp;lift; fy nemen haar poeder, daarfe fo veel mede op hebben, rood of wit, dan veinfenfe haarnbsp;eenig Goud of Silver nodig te hebben , dar i.mig’nbsp;mengenfe met een Hajelare-flok ter deeg hynbsp;het Metaal, datfe voorgeven tefullenveran-Jrnnbsp;deren , en haar ^ik daar dan by doende, fonbsp;feggenfe de geheele klomp in Goud of Silvernbsp;veranderd re hebben. Als clan de omftaandersnbsp;fien, dat de klomp een guide of filvere giantsnbsp;heeft, lbo ftaanfe verbaaft, haar felfs gelukkignbsp;achtende , indienfe middel mochten vindennbsp;om in korten rijd rijk te werden : daarom be-lovenfe veel geld om fo een konft deelagtig tenbsp;werden, en alfte daar al deel aan hebben dannbsp;verkrijgenfe niet anders -A'S, vals Goudoi Silver j dat in de Kapel niet meer geeft als daarnbsp;was bygedaan.
Andere doen gepoederd goud oifilverm holle ftokjes met harft , op dat’et als wafchnbsp;fmelte, dan doenfe die ftokjes in de Smeltkroesnbsp;by het Metaal, datlè voorgeven te fullen veranderen,en de quik vervlogen lijnde,fo vindmenbsp;K knbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t®t
DE ONDER-AARDSE WERELD,
is, datfe om ’t bedrog beter te bedekken vrem-de namen geven. Dan begevenfe haar by luiden , diefe weren tot de Goudfoeking genegen
te zijn, en beloven het geheim der konft voor
een geringe prijs te ontdekken,mits eerft proef van haar w^erk gevende, en indien de konft on-feker gevonden werd, foftellenfe te pande alles watfe hebben. En dan wetenfe doov fwartnbsp;gepoederd Goud een fchijn te geven alsoffcnbsp;Goud maakten; daar door de oniftaander gaande gemaakt den bedrieger fo veel voor fijnnbsp;konft geeft als hy eifcht, die het geld ontfan- suwr»nbsp;gen hebbende fich wegmaakt; ondertuftchennbsp;vind den anderen fich bedrogen, nergens datnbsp;vremd genaamd poeder konnende vinden. Andere nemen Goude offilvere vaten, die metnbsp;een Koper of yfer-kleur zijn geverwt, in denbsp;felfde doenfe ^tik-fher j dat eenige deelennbsp;van het Goud oi Silver los maakt, en opflurpr,
’twelk fy dan voorgeven door haar konft uit Koper ofYfcr getrokken te zijn. Daarzijn’ernbsp;die voorgeven ^ik uit Lood te trekken, om uitnbsp;de felfde tot Silver te veftigen ; en dewijleon- uod tenbsp;trent dit werk duifend bedriegeryen konnenquot;*^*^”’nbsp;gepleegt werden , fo brengenfe de licht-gelovi-ge groote fchade toe.
Ik felfs heb de ftoutheiddufdaniger bedriegers ondervonden, die wetende dat ik de geheimen der natuur opfogt, my beloofden het groot geheim defer konft te ontdekken, mitsnbsp;dat ik de koften foude dragen : ik nam fulksnbsp;aan, alfte eerft haar werk-wijfe w ilden bekentnbsp;maken, het welke fy echter ongeern, gedwongen werden te doen-, doch ik werde het bedrognbsp;haaft gewaar, en dede haar bekennen datfe dufaamgtnbsp;door armoede genoodfaakt waren haar met fo -danige bedriegeryen te behelpen. Daarop heb geryenda»nbsp;ik haar dapper overgehaald, en met een aal-moefe weg - gefonden , na haar vermaand tenbsp;hebben datfe door eerlijker koften haar onderhoud fouden foeken datfe niet eens aan eennbsp;galgfouden raken,
My is onlangretm^Hebreeus boekje vol ge- Uugf”' heimen of liever leugenen toegefonden, in ’tnbsp;welke onder andere dingen befchreven ftont^XTjV.^nbsp;een feker kruid Boriza genaamd, daardoornbsp;die malle Rabyn feide dat alle Metalen innbsp;Goud konden veranderd werden. Het isnbsp;weerd defe belachlijke wrecking hier by te ftel-len, op dat blijke hoe de menfehen mifleidnbsp;en bedrogen werden.i?öri.z^2,fegt hy, is Maankruid : giet het fap de fes kruids op fpuik-Jd-ver 3 en latet te gaar koken, fo werd'et rood3nbsp;poederd'et dan j (iroit dat poeder op Koper ennbsp;het veranderd in Goud3 een once van dit poedernbsp;ügenoeg om honderd oneen koper in goud te veranderen. Dit kruid groeit aan de Rivieren3nbsp;Bronnen en op hooge Bergen. Het heeft een rode
LINC.
i-Liflig-
beid.
4 Liflig-htid.
nige weten heimelijk Goud in de handen tej en violetkleurige fteel 3 Saffraan-geele Melk bergen, en de byftanders belaftende het een i; (ik gilTe dat’et Stinkende-gou is) neemt ditnbsp;of het ander Werk-tuig toe te reiken, fower- \^fap doe f et over Silver , en het veranderd innbsp;penfe ondertuftTchen het Goud in de Smelt- /éö/cr ^ w^el wat grooter voordeel!) Endoet-kroes, en fpelcn alfo haar rolle. Sommige voor- men ’t by Lood 3 Joo werd' et goud i Tfer maaktnbsp;fien haar felven van verfeheide entot Silver ; het Boeder defes kruids bynbsp;jes met drogen, onder s'ecSke gepoederd Goud | Silver gedaan 3 fo werd’et goud : met Bis
ii.ArDiE-tot groote verwondering der onkundige het Goud of Silver op de bodem der Smelt-kroes.
Eenige weten gepoederd Goud in een uitge-holde kool nbsp;nbsp;nbsp;in de Smelt-kroes leggen, of in
de Bktas-balg re verbergen; en voorgevende hetfchuimafteblafen, fodryvenfe het Goudnbsp;in de Smelt-kroes, ’t welk na verrigting desnbsp;werks daar gevonden werd, even als of’t doornbsp;konft gemaakt was.
Jeremias Maderiis verhaald een aardig voorbeeld van dufdanigebedriegerien : tweenbsp;fielen zijn met malkander verdragen, dat dennbsp;a Aichf- eenen foude fich uitgeven voor een “Goud-foe-mift*.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kerjQn de andere voor een^akfalver twKrui-
den-kennerj te koop hebbende onder andere dingenGoalt;a^rot een fwart poeder gemaakt.Dennbsp;eerften begeeft fich by Ernefim Markgraafnbsp;van Baden j tot defe konft wonderlijk genegen , dien hy goude Bergen en Rijkdom vannbsp;Crajus beloofd. Alles dan ter deeg befteld ennbsp;befchikt zijnde, fo fegr den bedrieger hem nietsnbsp;meer te ontbreken als een fekere wortel Refch,nbsp;b Apothe- jjat is, het hoofd der faak die by ieder ^ Arrfe-^Aardig» nic-betcider en byfonder by die Kruiden-ken-gefchiede- net te bekomen is. De Markgraaf fend eennbsp;jongen na hem toe, die ondertuftchen niet veernbsp;van ’t Hof fijn kraam had open gefet, ftoute-lijk voorgevende dat hy allerlei dingen te koopnbsp;hadde: de jongen eifcht om een Schelling 'wortel Refch, de Kramer krijgt een oude vuile doosnbsp;voor den dag, en geeft hem wat fwartnbsp;foeder,dt andere bedrieger werpt dit poeder innbsp;^ik-filver, en men bevind dat’etfuiver Goudnbsp;was ; daar over de Markgraaf fo verblijd was,nbsp;dat hy de bedrieger met een goede fommenbsp;gelds beloonde; fo lang als dit/o^^r-r duurde,nbsp;fo ging de Goud-making na wenfch; doch hetnbsp;was fo haaft niet op, of de konft lach in dui-
?;en ; en als de Markgraaf de ‘wortel Refch iet foeken, fo wafte by geen Drogiften nochnbsp;Artfenie-bereiderste vinden,die leiden noitnbsp;van de felfde gehooid te hebben. DeMark-Men woe» graaf het bedroch merkende dede de bedrie-Tntekende^ gcrs opfockcn, docli fy waren haas-op; en hynbsp;luide» niet heeft alfo tor fijn fchade geleerd, darmen in fonbsp;bedrieglijke konft onbekende luidennietnbsp;moet vertrouwen.
verfeheide Daar zijn’er ook die het gepoederd Goud watet fodanig beflaan, dat’et de dikte vannbsp;{tg f en. heeft, en dan feggenfe met dat mengfel denbsp;Metalen in Goud te veranderen. Andere geven voor de Jiel uit Goud of Silver te trekkennbsp;e Cinnabar, door middel van ‘Fermeljoen , daar deQuiknbsp;dan afgefcheiden zijnde,fo blijft de FermeIjoennbsp;geveftigt, by welke fy looflijk Goud of Silvernbsp;mengende, fohefïènfede Vermeljoenop , ennbsp;geven voor datfe door kracht der Goud ofnbsp;Silver-Jïel in Goud of Silver is veranderd. Ee
en
XI. Boek , Van de ^ ï*. IX. en Spica Nardi gemengt en dagelijks een once gedronken veramerd oude luiden tot jongelingen. Dufdanigc fotternyen die by menigte in |
STEEN DER gt;VYSE. 159d’Arabife fchriften voorkomen, zijn nier weerd wederlegt te werden, daarom gaan w.y de felf-de flilfvvygend voorby. |
iierig. is denbsp;.uan «Alch' yrois. fyfondef Kk De Apollel nbsp;nbsp;nbsp;fcgt iTimoth. 6\ 9. feer wel : IDie r^k willen wordenj vallen in verfoeking en Jlrikken desnbsp;Duivels 3 in onnutte en Jchadelyke begeerlijkheden 3 die den menjch tot de ondergangennbsp;het verderf brengen : want de gierigheid isnbsp;de wortel van alle quaad 3 daar toejommigenbsp;luH hebbende 3 zyn af-gedwaald van H ge love 3 en hebben haar met veele Jmerten door-fleeken. Her is waarlijk foo : want dst geld-fugt is een net des Duivels , daardoor hy eennbsp;groot deel der menfchen in haar eeuwig verderf trekt. Daar is niets in de wereld , datnbsp;met meerder verlangen gefocht , en iever nanbsp;getragt vi^sAAsdicrykdommen; echter gevennbsp;de felfde een open deure rot allerlei fchelm-ftukken : dewijle rijke luiden ftaat, aanfien,nbsp;welluft en alles watfe begeeren lichtelijk kon-nen verkrijgen. Geen wonder dan dat denbsp;Goud-foeking 3 die fodanige rijkdommen be-j^y^^^^loofd , van allerlei menfchen fo ieverig werdnbsp;* geoefend en betragt. Dit is de vyand desnbsp;menfehelijk geflagts niet onbekend ^ daaromnbsp;*^Hchen beloerd hy de menfchen met fo gevaarlijkenbsp;¦“«Wei. geheime konften ; in welke onverwinlijkenbsp;iwarigheden voorkomen, die de Goud-foekersnbsp;fodanig verdwerfen , datfe als radeloos , opnbsp;hope van rijk te werden , haar felvent’eene-maal aan den Duivel overgeven, en haar levennbsp;ellendig eindigen. Ik heb’er veel gekend, dienbsp;uit nicLifgierigheid onbefonnen en lichtveer-dig haar tot de iedele Goud-foeking begevende van de Duivel bedrogen en duifend reifennbsp;verleid fijn , tot haar verderf en ondergang;nbsp;hoe feer de Duivel daar op uit is om menlchennbsp;tot fodanige konllen genegen te bedriegen,kannbsp;in onfen Oedipus. 3 daar van de afgoderye gehandeld werd , werden nagefien. Sekermennbsp;moet voor vaft houden , dat de Duivels haarnbsp;nier alleen bemoejen met de Toverkonfi 3 maarnbsp;ook met dc Sterrekunde 3 Gelukfegging^ Goud-foeking en diergelijke iedele konften, daartoenbsp;de menfchen ^oordwafe inbeeldingen gedreven werden , haar felfs wijs-makende datfenbsp;wonderlijke dingen verrigten , daarfe nochtans niet van beduiden uitwerken : gelijknbsp;fommige Goud-foekers my hebben bekend,nbsp;datfe die dingen niet meer konden teweegbrengen , hoe neerftig fy ook op alles acht gaven , diefe te voren meenden gedaan te hebben. Ontelbare dufdanige voorbeelden zijnnbsp;te vinden by Delrius 3 ‘Pererius3^iibertus,nbsp;Hoogelande en andere. Ik fal alleen een voorbeeld verhalen, ’t gc-“'quot;’’ymici, ne my van een man in de ^ Stoffeheiding er-II. Deel. |
varen , diens naam ik met opfet verfwijgegt; is verhaald, fijnde felfs van de Duivel bedro-gen. Hy gehoord hebbende van mijn ervare-niflèn ontrent dat werk, komt by my , en voor.nbsp;vraagt wat ik van de geheimen der groore^^^^^'nbsp;konft houde. Na dat ik de zaak in ’dangennbsp;’t breede had verklaard , fo befluit ik eindelijknbsp;dat diegroote verborgentheid desjïeens alleen-lyk in ' overnatuurwetige befpiegelingen 3 e®nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' I verbloemde Spree kwijfèn bef dat , die van ds I Arabers en Latijnen onder fodanige raadfelsnbsp;I en dubbeljinnige woorden zjn voor gefl eld 3 dat-; fe op eider ding lichtelijk konnengepafl wer-\den3 gelijk ik in ’t breede o\et èe ^Beeld-^.^ff'^^'nbsp;fprakigeGoudfoeking der lt;iyEgyptenaars heb^nbsp;getoond. Daar op antwoorde die Stoffeheider,nbsp;gy /écht feer wel^ Eerwaarde Vader : hoord'^‘*^^^'om-eens wat my gebeurd is. Ik ben van kinds-been feer tot defe Konfigenegen geweeB 3 na komendt.nbsp;dat ik veel Jaren fonder eenige vrucht in denbsp;felfde be feed hadde 3 foo was ik op een feke-ren dach daar ontrent feer iverig meenendenbsp;dat ikhet geheim van de ' Steen der Wyfe had\^^^^l^^^‘nbsp;uit-gevonden ; doen komt ’er een onbekend ruiE °nbsp;man by my 3 en groet my feer beleefdeljk_,nbsp;vragende waar in ik foo ernflig befig was? En als ik een weinig toefde te antwoorden3 foo feid hy 3 ik fie uit de vaten en aldeom-flach 3 dat gy iets groots foekt in de Stoffeheiding 3 doch geloofd my gy fult het niet ver-krygen. Ik antwoorde 3 weet gy iets beter ?nbsp;ik verfoek dat ge my fulks gelieft te keren;nbsp;dat wil ik 3 feid hy feer geern doen, daarom fet u neder om de volgende werk-wyfe tenbsp;fchryven. Ik nam ftraks de pen in de hand3nbsp;en Jchreef aanfonds de woorden de fes vrem-delings in twaalf regels; laat ons nu 3 feid hy^nbsp;volgens dit beleid de faak in ’t werk feilen:nbsp;dat gedaan zjnde foo haalde ik uit het vat eennbsp;fof glinflerende als olie ^ daar de vogftgheidnbsp;opgegoten zijnde ^ foo bevond ik de felfde ge-ftremd 3 die gepoederd en opy,oo pondennbsp;geworpen 3 en het is in fuiver Goudveran-den°^\'k'nbsp;derd , dat de Me taal-kundige beter en defti-'»nbsp;ger oordeelden als natuurlijk Goud. Ik fondnbsp;verbaaf 3 en was ongemeen blijde ^ denkendenbsp;dat ik in een rijken Cr ^efis was veranderd;nbsp;vjat dankbaarheid ik defè gaf betoonde 3 kondnbsp;gy beter bedenken j als kat ik fulks door veelnbsp;woorden Joude feggen ; als ik hem vraagdenbsp;van waar hy was j en waar hy die Konfnbsp;geleerd hadde ? foo antwoorde hy j dat hynbsp;de wereld door-reifde ^ niemands hulp nochnbsp;geld nodig hebbendenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en dat hy fijn vrienden3 die ha ar in die groote Konffonder vrugt en als wan- |
DE ONDER-AARDSE WERELD, 2^0 III wanhopende afjlaven j fomtyds iets van fijn konft mede deelde om haar in’’t werkte doennbsp;volharden. Tgt;it gefegt hebbende j fb Jloeg hynbsp;mjjnverfoek af om by my te herbergen j gaandenbsp;Werd niet na eengomeene herberg. quot;Des ander daags mor-mmerr’quot;' vroeg j want ik had de heele nacht vannbsp;blïjdfchap niet konnen fapen j na de herbergnbsp;om myn begunjiiger ander-maalte bedanken :nbsp;doch ik vind hem niet ja de JVeerd fecht dienbsp;nacht daar niemant geherbergt te hebben. Iknbsp;befoek al de herbergen in de fladj en de huifennbsp;daar eenigfints konde vermoeden dat hyjijnnbsp;verblijf mogt hebben j doch te vergeefs: wantnbsp;niemand had fb een menfch vernomen j hy wasnbsp;wech tot mijn grote droefheid : want tk hooptenbsp;meer dingen van hem te leer en. Ik keer e nanbsp;huis j en begin de nieu-geleerde Konfi volgensnbsp;het voorfchrift in't werkte [tellen j dochjbn-der vrucht : gelovende dat ik ergens ingemiftnbsp;hadde ^ herhaal ik het werk fo naukeurig j datnbsp;my verfekerd hiel nergens gemifl te hebbenjnbsp;De Konfi is echter altjd met de felfde quade uitflag : iknbsp;/onder £e-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fjgf meermaaleu ^ fo lang tot al het Goud jdat van de ^ik was gemaakt j be feed was. Dewy Ie nochtans de Goudfugt my ont-rufte , deed ik fo veel kof en j dat tk begon te |
wanhopen. Als ik doen myn f/oarigheid aan een geleerd Godvruchtig God-geleerde openbaarde j fo feid hymy j fet gy niet j myn Heer jnbsp;dat de Duivel onder een menfchengedaantenbsp;u heeft foeken te bedriegen ? want hy heeft unbsp;eer It verlokt door dat Goud ergens gehaaldj, ennbsp;voorgevende dat gemaakt te hebben j om te f ennbsp;of gy daar door niet foud beweegt werden eennbsp;verdrag met hem aan te gaan j of al ugoednbsp;verfpild fijnde u tot wanhoop te brengen ^ ennbsp;alfb mee fier van Siel en Lighaam te werden.nbsp;Ik verfchrikte op dit feggen j en heb uit denbsp;woorden j die de vreemdeling met mygefprokennbsp;had j niet anders konnen afnemen of het was opnbsp;de Duivel geweeji. Daarom berou over mynnbsp;voorgaande leven krygende^fo heb ik aanfiondsnbsp;myn Ovens omgeworpen j deVatengebroken3nbsp;en de Boeken vande Goudfoeking handelende3nbsp;verbrand y my tot beter en nutter befigheid begevende ; God fy in eeuwigheid geloofd 3 die mynbsp;door fijn oneindige barmhertigheid van fb groten gevaar verlof heeft. Defe gefchiedenisnbsp;diend om te bewijfen hoe de Duivel de Goud-fuchrige menfchen foekr te bedriegen en tenbsp;verleiden. Meer diergelijke werden by andere Schry vers gevonden. |
III.
AFDEELINGE.
BEDRIEGLYKE GOUDSOEKING,
die^oW cxy Silver \yjKfjfer ^ Zoo^/en nbsp;nbsp;nbsp;mengende, daar
uit (joud maakt met merkelijke vermeerdering.
Bet I. Hooftstuk.
en Cap. I. ^ Ommige menfchen zijn van naturen fo liftig en glad van tonge, datfe alles dur- hfcoud nbsp;nbsp;nbsp;mond komt, be - foekers. loveiide wonderlijke dingen, niet alleen aan de gemeene man, maar felfs aan Vorften en Prin-a Experi- cgj,. ^aiit fy Weten haar * Ervarenilïen fo loos-TphTiofo- lijh te bemantelen.dati Wijsbegeerige ofGods-phi. geleerde niets ontrent haar durven te voor-fchijnbrengen. De Omftanders werden doornbsp;vertooning der wonderlijke dingen foo verbaad;, en Hellen fo een vaft geloof in’t genenbsp;gedaan werd, datfe door geen gewichte vannbsp;dring-redenen over te halen fchijnen. Wanneer iemand tracht te bewijfen dat’er bedrognbsp;fteekt in de ervarenis, fo flellenfe haar daar tegen met defe en diergelijke woorden: wat ook inbsp;de Wijs-begeerige mogen feggen, foo kan noch!nbsp;wil ik echter met haar tegen klaarblijkelijkenbsp;ondervinding, nieteenftemmigzijn: Ik hebtnbsp;met mijn eige oogen gefien , met mijn handen betafl, invoegen dat’er niets op te feggennbsp;valt, ’tis te vergeefs te wederleggen dingennbsp;De Goud- diemen gedrongen is voor waarachtig te hou-^^^’'^^¦^’’den. Seker fy weten niet datfe c^yEfopusnbsp;hond gelijk. Hond gelijk zijn, die, een brok vleefch ontrent |
een Rivier opetende, de gedaante van een hond met een grooter brok vleefch in de muil in hetnbsp;water fcheen te Hen, daar hy na happende , fonbsp;liet hy fijn ftuk vallen, en kreeg niet met allen;nbsp;doch her is een faak daar toe groot en fcherp-finnig verftand vereifcht werd, de valsheid vannbsp;de waarheid te onderfcheiden; invoegen dat’etnbsp;niets is te feggen, ik heb ’t met eige oogen gefien; want het is naulijks te denken op hoenbsp;veelerleiwijfe den menfch kan bedrogen werden, fo dathyfich verheelt andere dingen tenbsp;fien en te tallen als’er in der daad zijn. Daarom moet’et niemand wonder fchijnen, i,-Bedrog-dat’er bedrieglijke Goud - foekers gevonden werden , die voorgeven door middel van eennbsp;weinig Poeder, Lood, Tin, Koper, Yfer ennbsp;Quik in w'einig tijds tot Goud te konnen maken ; want de onkundige omftanders zijn alsnbsp;bedwelmt en verbaaft; echter verftandige hou-I den fulks voor onmogelijk. En of fchoon be- s\édesnbsp;jkend is , dat alle Metalen in de Kapelnbsp;'t Goud affeheiden, echter wetenfe niet fulks,, Metah»nbsp;tegefchieden van dit poeder, datfe des Goudsi»^°'i''^’nbsp;2[iel noemen: ly feggen dat door konft eennbsp;once Goud tot twaalf granen werd gebracht, |
X I. boek , Van de bedrieglyke goudsoeking. i6t
I. cndat ieder graan vermogen heeft een oncei een Ka/fj fodoodehy beide, op datonnofel ander Metaal in Goud te veranderen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j voorwendfel, dat hy oordeelde de Koe vier
Doch wie is fo onkundig dathy niet weet, i ponden en het üC^z^twee ponden , makende te “Porma. dat de ftofgeenerleykan aannemen ten j gaar fes ponden, fwaarte wegen. Het is dan
fyfe te voren daar toe gefchikt is ? feker indien de natuur geen kracht heeft gehad Tin, Lood,nbsp;Quik en andere flegte Metalen, alfle die voort-bracht, de vorm van Goud te geven, hoefalnbsp;dat poeder ’t welk fy de Jielvan Goud noemen,nbsp;zijnde feer lichaamlijk en geen afgefcheide
een groote mifilag te meenen dat hetGoud kan vermeerdertnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, met iets dat geen Goud
is: en fo het felfde van de Munters en Metaal-proevers voor goed Goud gekeurd werd, fulks gefchied door haar flordigheid of onkunde. De ditnbsp;pordigheid blijkt daar in , didxk (Mx. vals Goudj
vorm j die flegte Metalen welke alrede met i om de moeite re vermijden, niet in de Kapel,
maar Op eenige andere lichte wijfe beproeven.
Haar onkunde is daar in openbaar, datfefoda-nige bedieningen kopen , of door gunde der Vorften verkrijgen, fonder de eerde beginfe-len der Metaal-kunde te verdaan ; invoegennbsp;datfe geen kennis hebben de Metalen te keuren en te beproeven: doende groote fchade aannbsp;’t gemeen, en openende de deure voor Bedriegers en Deugnieten.
Eenige Goud-foekers feggen twee fodanige geheimen te hebljen om Goud te maken j dat denbsp;geheele wereld die moet aan-nemen en erkennen. ‘De I. werd aldus verrigr: fy nemen evennbsp;veel Goud en Silver dat in de Kapel ter deegnbsp;gefuiverd is, Turia, «Yfer-fafïfaan, Koper- ^Crocusnbsp;fadraan van elks 4 oneen. Vitriol-olie 7nbsp;een. Defe doffen latenfe in een Kolt allens-kens te gaar mengen, dan fettenfe de felfde i ynbsp;dagen in Peerde-mis, dan nemenfe het meng-fel daaruit, en latend op warme aflehe drogennbsp;tot een poeder, daar van een vierde geworpennbsp;op een deel Silver het felfde in fuiver Goudnbsp;van X4 Carats, fofe fpreken, veranderd. Hetnbsp;II. geheim verrigtenfe aldus : fy nemen ge-vijlt Goud en Silver, en gefmohen zijnde, fonbsp;doens’er even fo veelTutia, en * opgeheve-^Subiima*nbsp;Quik by, het mcngfelgedotenen fijngewre-‘““‘nbsp;ven,doenfe in een ophefglas, en na de ' ophef-»subiima-fing vindenfe op de grond een klomp , dieop*‘°nbsp;de Kapel Goud van 18 Carats geeft. Hier hebt-ge het geheim, dat veie fo hoog agten. Dochnbsp;als ik de faak wel overwege , fb kan ik niet tiennbsp;dat hier iets byfonders werd uitgewrogt: wantnbsp;of fchoon de 'Tutia en znderc/lojfenmethetnbsp;Goud en Silver vermengt werden, echter vermeerderen die koftelijke Metalen daar doornbsp;niet; dewijle op de Kapel al de andere ftoffennbsp;weerden afgeblafen , niets overblijvende als alleenlijk ’t Goud en Silver^ mogelijk een w^einignbsp;x;É-rt£;y^/°dom fijn uitwendige glans de oogen gefmedigergQViordQn.nbsp;fo bellralende, dat de Munters felfs fomtijdsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Sommige geven voor een ^ vervofelvoor Sil-
des daar door bedrogen w-erden. Dufdanig is ook ver te hebben, daar mede’tGoud driemaal ver-her Goud dat fommige maken met fekere; meerderd werd door middel eens poeders ge-* Scheid-ftoffeii Levens-w’ater, Tutia, f op-1 maakt van Blad-koper, Quik en ‘ Vermeljoen^^^^'^^-geheye Quik, die ontdaan met Goud en ge-i die gekalkt zijnde in fterk Water uit even veel brand Koper in fterk Water het Goud fchijnen Salpeter en Vitriol toegemaakt tot de eerftenbsp;te vermeerderen : en fy feggen dit met een ! omlopingendaar nadooreenfmeltvuur, daarnbsp;goede gewifle te konnen verkopen, dewijlct by doende xdeelen afgeblafen Gouden Silver:nbsp;van fommige Vorften is goed gekeurd, daar in | gevende voor de Vermeljoen fo te konnen ve-fy feer bedrogen zijn,gelijk in ’t vervolg fal blij- ftigen, datfe Silver in ’t befte Goud veranderd.
haar eige vorm voorfien fien, een andere vorm toebrengen ? want dan fouden twee vormen innbsp;onderwerp TKycv : fofe datonkennen,nbsp;laatfe dan feggen waar de vorm der flegte Metalen blijft ? feggenfe die vernietigt te zijn, fonbsp;gevenfe haar onkunde te kennen. Is de vormnbsp;in ’t poeder affonderlijk geonderwerpt, fo be-ftaat het onderwerp fonder vorm, dat alfo ongerijmd is. Men fiet dan hoe dwaaflijk die luiden te werk gaan, die door efelachtige domheid de menfehen dufdanige dingen trachtennbsp;Wijs temaken.
Ygt;itpoeder j datfe de Jieldes Gouds noemen, is nier anders als Goud door fterk Water ofnbsp;Quikfilver tot een poeder ondaan en losgemaakt. Seker indien dit poeder op eenig Hechtnbsp;Metaal geworpen het felfde in Goud veranderde , fo is’er geen reden, w^aarom poeder vannbsp;Alfem gemaakt op verdroogde Alfem geworpen de felfde niet fouden doen groenen ennbsp;groeijen : als ook een poeder van eenig ©zVrnbsp;gemaakt eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;opwekken en levend
maken, ’t Gene fot foud zijn te denken. Nadien dan ,yo\gQns Arijioteles j de beweging Is het leven in alle beftaanlyke dingen door de natuur j hoe is ’t mogelijk datnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dingen,
gelijk de Metalen zijn, het leven konnen geven .? ó dwafe menfehen! die onwetende en veel-fnappende Land-lopers en Goud-foekersnbsp;‘Oraeu], veel geloof geeft, als offe 'Gods-fprakennbsp;voortbrachten. Doch wy gaan voort.
Daar zijn andere bedriegers die roemen, datfe middel weten om het Goud te vermeerderen , invoegen dat vijfentwintig of vijftig, honderd uitleveren. Ik feg daarop diigtenrecht Goud te zijn, dewijle fulks door het vuur alleenlijk w’erd afgefcheiden van die lichamen,nbsp;in w’elke het te voren w'as; dat van’t ware Goudnbsp;niet kan gefegt werden. Het is alleenlijk een
dp Voeder * fl»hte
Staten
tn
kan
***ndertn.
•i-
‘Ze
ken. Doch ïy doen even gelijk de fTolf, die belaft was niet meer Vee om te brengen, alsnbsp;dathy fes ponden vleefch foude hebben voornbsp;fijn dagelijks voedfel, fiendedaneen Koe met
fy gaan aldus te werk: nbsp;nbsp;nbsp;weken de Vermeljoen
X4 uren inJierk JVat er j het water dan uit ge-droogt zijnde jfogieten fe fout Water daar opj daar na^foeterife de foutheid afmet foet water ^nbsp;Kk ¦gt;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;het
AARDSE WERELD, geblafe Silver-vylfcl , daar by een once gemeen Sout gedaan, te gaar opgeheven enter deeg gepoederd zijnde, fofettenfehetmeng-fel in een fmeltkroes op glimmende kolen, hetnbsp;fmelt ftraks, en kort daar aan werd in de fmeltkroes een kring gefieu , op de grond een broknbsp;-- 1,^---- --------- O nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;**C*I* tcïvig goud van nature by fich te hebben, ge-j van Quikjdieneemtmenuit, t overige is Silver Js onge grond. f. Lidig-hiid. a Arfeni-cutn. 6. Li{iig-heid. gegrond, 7. Li^ig-heuif ^6^ nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDERTIL Afdke. het over blijvende -poeder leg^enfe lage op lagOj endaufmeltenfe hettotfeerfnivergoud. Alsnbsp;o») Ver- ik dit werk onderfoek, fofieikniethoeuitdenbsp;miljoen/ïj gevefttgde Vermeljoen foo fuiveren Goud renbsp;wL*re».voorfcliijn kan komen, dewijle fy niet kan geven datfe niet heeft. Segtmen de! lijk de faak ook is, fo kan’er niet meer Goud uitkomen als ’er in is en bygedaan was, mogelijk een wemig/niverer ^ invoegendatikhiernbsp;de minde nuttigheid niet fie, maar alleen eennbsp;deel nodelole arbeid en kollen. Ik weet welnbsp;dat in de Vermeljoen Qiiik fchuilt; maarnbsp;dat de felfde door eenige bereiding in Goudnbsp;kan veranderen, heb ik nooit gefien noch gehoord. Daar is iemand die voorgeeft goedgoud te konnen maken, op de volgende wijfe : neemtnbsp;gebladerd Koper en Jniver Silver van elksnbsp;even veel ^ finelfet te gaar en maakt bet totnbsp;dtmne roeden y dan brandenfe defe roeden foonbsp;lang ingefmolte Swavelj tot datfe heel gebry-feld zijn : dan werd dit gebryjèld mengfel opnbsp;de kapel af-geblafèn j en daar blijft een,,weinig min Silver als'er in 't eerjigenomen was:nbsp;van dit Silver maaktmen roedekens een duimnbsp;breed lang j die werden in fagte ongehakkenbsp;Ticchels gefeken j foodanich datfe onder ennbsp;boven een lage bereid Sout hebben , dan laat -men de Ticchels in de Oven bakken j en gebakken zijnde fchijnen de roedekens rood : lechtnbsp;defelfde in ft er k Water en ieder once geeft eennbsp;Is welwaar- dragme foiiver Goud van X4 Carats. Ik erken-‘^de defe ervarenis waarachtig ‘te zijn , doch datnbsp;coudma- Gondkomx niet door verandering des Silversnbsp;kinggeeif- Kopcrs , maaf werd alleenlijk door hetnbsp;Iterk vuur van ’t Silver dat nooit fonder eenignbsp;goad is, en ook mogelijk van ’t koper afgefchei-den. Een ander beroemd fich Silver te konnen maken fonder fo veel arbeid. Hy neemt “Rat-tekruid gewonden in iinwaat Tezzas ge-naamd,dat kookt hy in gemeene Olie en hettetnbsp;dan dikwils op, dan werd’etfmeltbaar dXsWas,nbsp;daar van een vijfde deel op koper geworpen, fonbsp;werd’et wit geverwt, fo hy een vijfde deel^^^-kapelt Silver Held, fo fal ’t de proef van Silvernbsp;uitllaan. Neemtmen z deelen Silver, een deelnbsp;Koper, en een deel Antimonie, fo komt’cr eennbsp;flof als Silver te voorfchijn. Het felfde weet iknbsp;ook te gefchieden, als Ylèrdoor Swavel fagtnbsp;gemaakt met Koper al fmeltende vermengtnbsp;werd. Als dit mengfel by Silver op de Kapelnbsp;komt j foo werd het Koper afgcblafen, over-coJt f». blyveilde Silver met j/cr gemengt. Dochnbsp;men moet niet mcenen dit fuiver Silver tenbsp;zijn : want het j//é’r door Herk Water afge-fcheiden werdende, fo blijft het ly/'/wr alleennbsp;overig. |
Ik heb ookfommige hooren roemen , datfe raad willen om fo veel Goud en Silver te maken, als vereifcht werde, om veel menfehen tenbsp;onderhouden;fy nemen 4 oneen Silver Qiiik,nbsp;3 X oneen afgeblafen Silver, uit ieder once feg-genfe een dragme te trekken, dan nem.enfe af-met Armeniak-fout en Ophelfcl. Bewaart denbsp;uitgenome Quik; want fy is van groote prijsnbsp;tot de vermeerdering, gaat daar mede aldus renbsp;werk. Neemt 4oneen van die Quik, en eennbsp;once gevijlt Silver, dit ineen glafeKolvegedaan, werd X maanden in de oven gehouden,alle weke het vuur verllerkende; het mengfel ^ pfjgcipi*nbsp;dan * neder gefloten werd rood, en is dat fo feer tara.nbsp;gewenfcht middel om Silver en Goud te ver-meerderen. De vermeerdering gefebied aldus:nbsp;doet by ieder vicroncenvan’tvoorfeidemid-i^'Anbsp;del een once afgeblafc Silver, en vijf oneen ge*nbsp;meene Qiiik, Hellet in diergelijke glas eennbsp;maand over het vuur, en gy fult bevinden datnbsp;een deel is veranderd in Silver of Goud j indiennbsp;daar een once is bygedaan. Dit is’t geheim dat fommige feggen haar medegedeelt te zijn van een GeheimfchryverdesTurkfcnol«Sefiret»i'’' Perfifen Keifsrs , allTe daar in harde Haver-nien faren. Doch dit mengfel in eeu. Kapel gedaan zijnde , foo bevindmen haalt dat denbsp;^ik in de locht verdwijnt, de andeseftoffènnbsp;op de grond af-fcheiden , en niet als hetnbsp;by-gedane Silver of Goud overblijft , datnbsp;eerll fcheen met die ftoffen een lichaam tenbsp;maken. Een ander heeft my, de verandering der Metalen loochenende, door dit proef-(luknbsp;tragten te overreden ; hy neemt het poeder,nbsp;dat op XX deelen ^ik gelet het felfd in Goud ofnbsp;Silver veranderd, volgens dat’et uit Goud ofnbsp;Silver is toegemaakt; gaande aldus te werk: hynbsp;bereid tweederlei water, eene uit twee deelennbsp;opgeheve Qtiik, en het ander uit Antimonie, d daar na trekt hy Olie uit twee deelen Antimo-[^“/tus'! ' nie . en een deel opgeheve Qitik, doch fonder Aluin bereid, en Ibnder* Kattekruid, alleen «Arfe*''quot;nbsp;met Sout en Vitriol brengt hy die tot een poe-der. Defe Iloffendcet hy in een ter deeg be-kleede ^Kromhals, die met kalk en Ey-wit toe- ƒnbsp;gefloten in de oven gefield werd, en fo werdennbsp;die floffen, na verfcheide weer opgieringen,nbsp;van grof en fwart tot een fijn helder en klaarnbsp;vogt. - Ferbeterd het quikkig waterfeve-ma-len, en giet’er ieder reis een iefde Antimonie-Olie op: dan verdeeld hy het vogt in twee deelen , en in ’t een deel gebladerd Goud en in ’tnbsp;ander Silver gedaan zijnde,fo beginnenfe in eennbsp;geflopt glas in korte tijd als gefmolte vet fagtnbsp;te werden. Defe twee glafen werden in eennbsp;befloten plaats x maanden over de warmtenbsp;van een Lamp gehouden, het lemet vergrotende, en dan vindmen in’t eene glas een fvvartenbsp;en in het ander een witte Hof Defe Hof opnbsp;Quikgefet, {’aldcMidcinGoudofSilververanderen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;mderUquot;- Doch ik vraag onfe man wat in dele wer-^,gt;,^/’^' king de opgeheve ^aikj Antimonie ^ Vitriol, en |
*Ci,
Qoabar,
en Souf verrigten ? daar het bygedane Gou^en Silver niet anders als haar felts weer te voor-fchijn brengen. Ik weet defe Souten nergensnbsp;toe te dienen als alleen om het Goud en Silvernbsp;te fuiveren. Doch ik ontkenne daar uit eennbsp;ftof gemaakt te werden « die het Goud en Sil-wr kan vermeerderen: fekeralfo onmogelijknbsp;is dit, als of men feide dar een druppel waternbsp;by een kanne Wijn gedaan, de felfde in waternbsp;veranderde.
Daar op antwoord hy, loochend gy de we-fentl'^ke veranderingdct'M.QX.'Atn, dieunufo klaar getoond is ? om u dan de faak noch klaarder te toonen fo ontfangtde volgende ervare-
Koper veranderd : want als dunne Tfere 'blaten in vitriolis PFiter gelecht werden, fo be-vindme dat’er ftraks Koper aan vaft kleeft.
Doch als ik hem getoond hadde dit geen ei-gentlijkc verandering te zijn , maar alleenlijk het Tfer door’t Vitriolis Water verteerd wordende , het Koper in ’t water verfpreid aan ’tnbsp;Yfer vergaarde, fo verdomde hy door fchaam-te of overtuigt van fijn onkunde.
Ik voeg hier by de volgende alfo wonderlijke ervarenis ; laat Haireri in een yfere Pot fo nZ * ge. lang branden , datfe als een lijm te gaar vloe-'^'quot;*”'®nbsp;jen , ftookt dan fterker vuur, en houdandere^/|J^/®nbsp;Hair en in dielijmigeftof, fofullenfcdoorde
’Een’Efvu-renis om
nis. Neemt gepoederd ‘’vermeljoenjmzdkiAKoper-geeJlenj in de Pot fchuilende, fodanig
’er met Eywit koekjes van, poederd Goud of Silver,en lecht de koekjes met defe Metalen bynbsp;lagen op malkander; fet’fe in ’t vuur, doch fonder fmelten uren , neemt dandeftofuit,nbsp;en gy fult bevinden dal de vermeljoen in Me-taal veranderd is.
O aardige ervarenis ! indien de felfde waarachtig was in hoe korte tijd foude veel men-fchen rijk werden.? dochikhebgefiendateen ander *Goud-foeker , het vals Silver , opfonbsp;een wijfe toegemaakt, hebbende verkocht,nbsp;het geld niet fonder gevaar der gevangenis ennbsp;des levens heeft moeten uirkeeren. Wetennbsp;defe luiden nier dat ieder Metaal fijn Jelfftan-dige vorm en ook een toevallige vorm\\eeii,nbsp;die fo of fo een kleur geve, fonder nochtans denbsp;felfftandigheid des Metaals te doordringen, of
geverwt werden, datfe fuiver Koper ic\n)nen^ en niemand ligtelijk geloven foude Hairen tenbsp;zijn. Het felfde gefchied als Tfer met Swavel,nbsp;gebrand en met gepoederdG/ïzj beftroid werd:nbsp;want het krijgt dan de gedaante van Kof er.
Om te weten hoe v«el Koper in de Vitriol of in vitriolis Water is, gaatme aldus te werk;nbsp;de Vitriol werd foo lang in water gekooktnbsp;tot datfe gefmolten en ontdaan is , dit vocht ¦J'dfnbsp;gietmen op §fuik _, en men laat’et daar eenige vitriolnbsp;tijd blijven , dan haaltmen ’t over uit eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
Krom-hals, fo verdwijnd de ^ik, en he t Koper * * ‘ blijft op de bodem, dat gewogen fijnde te kennen geeft hoeveel Koper in de Vitriol isge-weeft ; het felfde fy gefegt van andere Metalen. Doch dufdanige ervareniflen bewijfennbsp;geen verandering, maar alleenlijk een affehei-ding der Metalen , gelijk te voren met ver
Om tewé-
bet kan daar van werden afgefcheiden
Een andet meende de veranderingder Me- fcheide voorbeelden is getoond. talen te bewijfen daar mede dat het Tfer in
lx
tuurlijk fuiver Goud die trap van goedheid heeft , welk de Goud-kundige van ^4 Carats noemen. Een Carat is eennbsp;gewigt van 3 granen , in voegen dat Z4 Carats ']% granen uit maken. Een graan is’tnbsp;minfte gewigt, daar van 60 een dragme maken. Een fchrupei weegt xo granen. Achtnbsp;dragmen gaan in een once, die twee lood heeft.nbsp;Daar zijn tweederlei ponden ; der Genefersnbsp;pond is van ix oneen , het burgerlijkpondnbsp;heeft 16 oneen. Een mark heeft 8 oneen, ditnbsp;zijn de gewigten der Goud-fmeden.
De vermeerdering des Gouds is fo veer gc-oorlofd , dat’et niet beneden de xx Carats komt. Defe vermeerdering is tweederlei; i .dernbsp;Munters, x. Der Goud-foekers; beide zijn geoorloofd , als’e binnen behoorlijke palen blijven. Der Goud-foekers vermeerdering isnbsp;meeft gebruiklijk by de Goud- en Silver-fme-den , om verfcheide tuigen en huis-raad tenbsp;maken. Die dov Munters werd gepleegtomnbsp;geld te liaan ; die veranderd na believen der
overheid voor het geld in haar land gangbaar.
Doch defe bekende dingen overflaande , fo fullen wy onfe aanmerking alleenlijk laten, ofnbsp;’t mogelijk is, dat door bymenging van anderenbsp;Metalen goed Goud kan werden voortgebragt,nbsp;dan of ’t maareen»?e^^ye/is.?opdatfulkstenbsp;beter gefchiede, fo dienen eerft eenige dingen
vaftgefteld.
Ecrftelijk werd voor vaft gefteld , dat’er geen Metaal is, in ’t welke niet weinig of veelnbsp;Goud of Silver gevonden werd ; gelijkmennbsp;door vergrootglajfen kan ondekken : want alsnbsp;de Metalen en andere “ Mijnftoffên gepoederd Mmerah».nbsp;door een vergroor-glas befchoud werden , fonbsp;vindmer altijd eenig Silver en Goud in, gelijk wmo/wwnbsp;ook in ’t Silver en Goud iets van de anderenbsp;Metalen vernomen werd. De reden defernbsp;menginge is daar in te foeken, dat in alle Mijnen verfcheide Metalen en Mijnftoffên voorkomen , die te gaar vereenigen.
Ten tweeden moet voorfeker gehouden -aheokd» werden , dat in verfcheide Soutenj voorname- Y°a“7olnbsp;lijk in deGoud , Silver en andere Metalen
iiNG. talen gevonden werden, die uit de Vitriol- i dien fulks ooit van haar gefchied is, hebben aarde met de andere deelen desnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;door voortgebracht. So nochtans iemand ftoutelijk
het water zijn gehaald, encerfttevoorfchijn beweerde datfe fulks gedaan hebben doM komen wanneer de F/m/op de Kapel komt.
In de derde plaats werd vaftgefteld, dat in
Injgelijks ftndere
utn^ofn. nbsp;nbsp;nbsp;Antimonie ^ Marchafit ^ Magnefia ^ Tutia^
Cadmiaj Kattekruid en diergelijke Mynftoffen Goudtxx Silver is,gelijk niemand, die de felfdenbsp;dooreen vergrooc-glas heeftbefchoud kan loochenen ; invoegendatde * Goudfoekers grof-lijk mis-raften, meenendedieftoflèn in Goud
4 Alchy-mift*.
de ^ Steen der fVjjfej folal iktoonen watkonftiLjP^J*’'
fy hier ontrent gebruikt hebben.
Het I. Geheim.
Leerende uit een once feer fuiver Silver een dragme Goud halen.
Dit volgende geheim is my medegedeeld
rum»
te veranderen,daarfe alleenlijk affeheiden het I van de 'Stoffeheidigen GeneferAi Goud dat’er in is geweeft.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\gro^onte j die betuigt het felfde dikwils waar-
Doch de faak diend door ervareniflèn be- j achtig bevonden te hebben; men gaat aldus te
jchy®‘'
CüS.
^Apotheek, veftigt : het is gefchied in de ’’ Artfenie-win-c coiie- van onfe quot; Broederfchap hier te Romen, dat JVijnJieen in een fmeltkroes gekalkt werdende,nbsp;op de bodem een holletje Goud gevonden wer-de : daar over verfcheide gevoelens zijn gere-fen,fommige beweerende dat Goud uit dtWyn-Jieen voortgekomen te zijn, andere uit anderenbsp;Goud uit by de Wynfleeti vermengde ftoffen. Ik vermoede dat Goud uit de fmeltkroes felfs door de lier
gium.
een Smelt-krees gC' haald.
werk ; neemt een once afgeblafe Silver j ge fuiverd lood^ oneen^ die te gaar gefmoltetinbsp;zynde in gemeen water by brokjes werden gegoten : .neemt dan een once ^ Myn-vermeljoen, knbsp;of een once Antimonie j die tot een poedernbsp;bracht met de voorgaande brokjes laags-wyfinbsp;in een Smeltkroes werdengelegtj in diervoegennbsp;dat de eer fte en de laaft e lagen poeder zyfhnbsp;maakt dan de Smeltkroes diuot toe met fyk j
retiit-
bif taliS'
ke hitte voor te komen; mijn vermoeden werd | laatfe drogen en Jetfe dan 5- uren in V vuur , toegeltemd van den uirftekenden Jordanm'ferjifagtjdochdaarna^erkaanblafende.nbsp;Braccianenfer Hertogfeet ervaren inde “'Stof- [fmeltkroes van't vuur genomen en koudgewor-«icbymu. Ichciding by geval daar tegenwoordig zijnde.-j «(/i’ll zynde jfovindme in de felfde eenftojfe als
die daar by voegde dufdanige Smeltkroefen ge maakt re werden te Baflanella uit eenfekerenbsp;aarde die met Goud voorfien is, welkGö^^nbsp;onmerkbaar in de fmeltkroes fchuilendedoornbsp;de kracht der hitte gefmolten werd, en tot bolletjes te gaar loopt, en dat het felfde andere fonbsp;e Apot e- Goud-fmeden als Artfenie-bereiders was gebeurd : doch de Wynfleen, tot de gewaffigenbsp;ftoffen behoorende, kan geen Goud of anderenbsp;Metaal in fich hebben. Twee derde deelennbsp;van dit bolletje waren Silver, het overige derde deel Goud.
kers.
brood j die op de Kapel afgeblafen het fuiver begeerden Goud over laat. Jacob de Nigropon-te feide met dit werk geen voordeel te konnennbsp;doen, maar dat hy my '’t felfde bekend maakte,nbsp;alleen om te tonen wat mogelijk en war onmogelijk was. Die onfe voorgaande onderftellin-gen overweegt, fal haaft ontwaar werden, datnbsp;hier de minfte verandering niet gefchied, maarnbsp;dat het Goud uit het Silver of uit de anderenbsp;ftoflèn of uit al te famen voortkomt.
Het II. Geheim.
r nbsp;nbsp;nbsp;Openbaar hoe ligtelijk de 1 qy^ar door ®uik in goed Silver werd ge fe^tU
wanneerfeuiteen nbsp;nbsp;nbsp;Jrkaren.
dftgmmr- meiiglel van verlcheide ftolten eenigGöWofj
*»• nbsp;nbsp;nbsp;verkrijgen Insgelijks werdenfe bedro-j Di t geheim is my van een groot Vorft, diens
gen, die, verfcheide Kruiden te gaarbranden-1 naam ik metopfet verfwijge,mcdegedeeld,welde , in de aflche Goud of Silver vinden; ’t gene! ke feide de waarheid daar van met groot voor-ik gehoord hebbe in nbsp;nbsp;nbsp;by de Goud-j deel ondervonden te hebben. Het werk werd
Wnurom j» Mijnen dikwils te gefcliieden : de reden is, dat! aldus aangelegt; vier dingen zijn daar roe no
de ajfche Goud-geefteu, uit de grond in de Kruiden ge kZTd’en trokken, door de koude locht en der Kruidennbsp;Goud ge- fappen te gaar-ftremmen, vergarende door denbsp;fterke hitte in’t branden tot klompjes Goud.nbsp;Daar uit fommige onkundige hebben vermoed,nbsp;dat eenige ‘Planten de wonderlijke kracht hebben om de Metalen in Goud te veranderen.nbsp;Doch defc dingen zijn te voren genoegfaaninbsp;wederlegt.
vonde»
verd.
dig: I. een Stoffeheidig vat ihetfyk der wjs-heid. Ten z. ctn Kopereticchel. Ten 3-plaats met een Lamp dsat een “Duurjteenig lemet in is. Ten 4. de mengfels, namelijk SU- viernbsp;verj Sterk-water j^ik en Vitriol-oUe. Neemtnbsp;een glas rol-daantig , foowijtSdat’er dehand^^ƒ^ gtvn'nbsp;bequaamlijk ingaat, volgens denevenlgaandere»»/-Afbeelding A.gier in dit glas 8 oneen goedy?!’!’'^nbsp;water jdne oneen aigeblafen^é’t^/^ Silver, datnbsp;in een vierendeel uuren ontdaan werd-
Daar is noch overich datwe voorftellen ver-, — —--------------------------------
fcheide wyfen en handgrepen, op welke de i’erdanby eenpondfeerfuivere.^i^; “^'''’T® /Aichymi-/ Goudfoekers voorgeven datmethetbydoen ( om die te fuiverenis, datfe door eennbsp;xMineraiia. van andere Mijn ftoffèn Goud en Silver kon-\ drukt werd. Dar gedaan zijnde fo moet hetnbsp;Of ay». nen vermeerderd werden. Defe wijfe is geoor-^ glas met fyk derwysheid dicht geiloten wer-A de oudenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;------dit ilijk wctd gcm^^kt tcrwc-mGcI gt;
Goudfólkers loofd fflits datfe blijven binnen de palen van de het Goud overheid gefteld. Ik houde voorfeker dat Lii/-Ter^hcb- ’ Amoldus, Rupicifa en andere Goudfoe-hen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kers Op een der volgende wijfen haar Goud, in-
ongeblufte Kalk, Kley van elks even veel met Eyvvit vermengt. Neemt dan een kopere Bekken of ticchcl een Ipan breed en een palm diep,
daar
BOEK , Van de BEDRIEGLYKE GOUDSOEKING. 2Ó5 echter de Kapel noch niet kan uitftaan. Neemt fo veel wir Sand in gedaan werd dat het glas half bedekt ftaat, doch het glas moet ten miijften een vinger breed van de bodem A. Vertoont het glas met deJlofC. be fet. Is de kopereTicchel of Bekken metfand, V XIK Is een kasje daar in het glas A. bep-' Vitriol - olie en Qiiik fich by voeden ; want ^•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i fonder grond foude iemand leggen die ftoffen VXNOP. Is een voet daar het kasje geheel in Silver veranderd re zijn; dewijle een ftaatj in’tmiddenlk^ doorgaat j op dat fzzk niet kan geven datfe niet heeft; ’tgenenbsp;de vlam digt tegen de bodem des glas! daar uit beveiligt werd om dat ’er noch elf on-kanfpelen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;! een ftoffe na de werking overblijft. Vraagt- ofdUook TY. Is eendrie-ftap op welke de lamp ftaat. irnen vorder of dit ook goed Silver hl ik I woord ja, echter op de Kapel komende verlie- ” des bekkens blijven. Neemt dan een Lamp met | fet yeel van fijn deelen ; daar uit ook openbaarnbsp;Olijf-olie vervuld, in welke een lemet vanjis, dat het werk geenfints foude lukken, in-•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;op kork drijft,dat aangeftek en zijn-| dien’er geen Silver deeldjes by die ftoffen wade een vlam geeft van die groote als een mid-/nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;; daarom volgens datfe meer of min zijn, delmatige Defe Azw/» werd gefet in een jwerdrer weinig of veel Silver gevonden. Ech-kasje dat rondom digt toe is, doch boven eeni-; ter is het Silver naulijks fo veel, dat’et de on-ge logt-gaten heeft om de rook daar door uit te ' kollen overweegt, laten, en de vlam aan brand te houden. Dan. Verklaring der Afbeelding. GH. D. nbsp;nbsp;nbsp;Is de Lamp met Olijf-olie voorf en E. nbsp;nbsp;nbsp;Is het lemet op een kork dryvende. . F. nbsp;nbsp;nbsp;Is de vlam der lamp. L L L. Syn logt-gat en om de rook door te vliegen. us. 4.UI.VI4 y werd het glas met het koper bekken in diervoegen over de vlam der lamp gefet, dat de vlam ontrent een duim breed van de bodemnbsp;blijft; dit laatmen fo 14 dagen ftaan : daar nanbsp;IJnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;opentmen het glas en men doet’er 8 oneen V i- ^’^^^bolie by : en fet’et dan wederom gefloten lamp, na verloop van noch 14dagennbsp;fultge op de bodem vinden een pond Yi/wr,nbsp;dat wel bequaam is voor de Silver - fmeden, II. Deel. |
^er drie deelen uit tot u gebruik en voordeel, het vierdede deel in’t glas latende : doet daarnbsp;fo veel Quik by als een vierde van ’c Silvernbsp;fwaar is, x oneen Sterk-water en fo veel goedenbsp;Vitriol-olie;fo dat de vochtigheid ontrent m/d-den van ’t glas boven de Quik ftaat,doch hogernbsp;niet; fet dan het glas wederom over de lamp,ennbsp;na verloop van 14 dagen fultge noch een pondnbsp;i Silver vinden. Daar mede gehandeld als evennbsp;gefegt is, fo verkrijgtmen binnen 14 dagennbsp;wederom een pond Stiver, welk werk veel ja-reivna den anderen kan agtervolgt werden. De ve impnbsp;lamp moet alle daag van Olie voorfien werden;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' op dat de vlam niet te veer van de bodem wij- voor-ke; het lemet onverteeriijk zijnde heeft geen fnuiten nodig. Daar is ook niet aan gelegen ofnbsp;het glas langer als 14 dagen blijft ftaan; wantnbsp;te langer het ftaat fo veel te beter werd de inge-flote ftof. Neemtmen meer glai'en en meer lampen, fo kanmen in de felfde tijd meer Yi/wrnbsp;bekomen; en neemtmen meer ftof by malkander , fo moet ook het glas grooter en de lemet-ten meerder in getal zijn. Door dele kon ft fei-de de gene diefe my bekent maakte, kan eennbsp;menfeh fijn ganfche leven fich onderhouden. Doch laat ons nu onderfoeken of dit ook een opregt Silver is ? en de reden waarom het felf-dcioaanwap'i Tot dit werk werden drie oneen Silver geno-men, 8 oneen Sterk-water, een pond Quik, 8 hervoor ^ oneen Vitriol-olie. Nu is de vrage,van waar die komt. van 14 dagen een pond Silver in ’t glas gevonden werd ? ik antwoord fulks ten deele voort te komen van de Silver deeldjes in de Quik en innbsp;de andere ftoffèn belloten, nadien nogtans defenbsp;deeldjes fo merkelijken vermeerdering nietnbsp;konnen maken , fo moer ook gefteld werden,nbsp;dat’er eenige Soiite deeldjes van ’JSterk-water, Het III. Geheim. Daar het Goud vermeerderd door het eene by het ander te doen. Neemt een once Silver dat met witte Swa-vel gefuiverd is, x oneen plat geflagen Goud., fmelt’et te gaar ; neemt daar na xi oneen,nbsp;legtfe in een aarde of yfere Pot , kalktfenbsp;LInbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in |
DE ONDER-AARDSE WERELD,
*fdee-in heet Sand, poederd het gekalkte , mengt ding gaat een kring rondom een met een kruis quot;Lrcu- daar by gelijke veel ^ opgeheve Quik, daarop voorüene driehoek, in welke de Son en de ^nbsp;siubii- gierende vijf oneen poeder, haald alles over Maan gefien werden ; indekringYindmede-^‘^y,»^iif^nbsp;door een ^ Kromhals drie reifen tot een oliach- ^ fe woorden SalaS^erahaiidat Vhilofophia Ha-
macus.
Ei'uecipt tige ftof, binnen blijft een ‘ gefchifte ftof, daar bentesYoluntatem ^ebtantj Yïat Inde 'Keno-^' taiuiu. gepoederd zijnde 4 oneen van de volgende fhontü Nerum Mandatum : dar is, de TF^s-Bloem gemengt werd ; defc Bloem werd al-! begeerte alleen pryfi de gene die eenregte tjeilnbsp;dus geniaakt, neemt Wijnfteen een once, Sal- i hebben j maakt daar van de ware laji van Xe-peter 3 oneen,Borax x oneen, Ammoniakfoutf,; nepbon : als de eerfte letters defer woorden renbsp;Veneets-glasj van een once , poederd alles gaar-gefteld werden, fomakenfedefe woorden
fijn tegadcr, van dit mengfel moeren vier on een by’t voorgaande fchiftfel gedaan werden;nbsp;fet dan alles in een fui vere gedekte Smeltkroesnbsp;aReguius, een uur in ’t vuur, en daar komt een ^ Ko-ninkskennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, dat op volgende wijfe
moet gebrand werden. Neemt Yfer-vylfelfo veel nodig is, gekalkte Swavel x oneen, Anti-
Sulphurfixum jdat is vajie SwaveljWHkook door de gekruide driehoek volgens de reekenen der Stoffiheiders werd te kennen gegeven ; uit defe woorden blijkt dat den Goudfoe-ker, die de felfde heeft verfiert, de Latijnfenbsp;taal niet heeft verdaan; dewijl hy Sala voornbsp;Sola deld. De tweede afbeelding heeft drie^*^^j^^*
Sin-'Vtf'
monie4 oneen, fet alles op heet vuur te fmelten I kringen om een gekruide driehoek: in de twee
een uur lang ; neemtvan defe gepoederde dof ï Cinnabar. oneen, Koper-groeii, ® Vermeljoen van elksnbsp;een once. Ammoniak-fout i once, Galaminanbsp;4 oneen; defe dingen met even veel Sout eerdnbsp;gekalkt zijnde moeten wederom ondaan werden, en driemaal in derke Afijn gekookt, fonbsp;^‘^Geüdnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gedroogt werden : met dit poeder
in defe’quot;Er. moctmen het bovengefegde Koninkskenhrm-¦narenis «n del! : dat gedaan zijnde fo krijgtmen liet vct-rawXrT eifchte Gotid, dat alle proeven uitdaat : namelijk een weinig meer Gouds als’er was inge-legt, om dat uit de bygemengde doffen iets is gekomen.
Nu volgen de geheimen ^ diefe de bevediging noemen j dat is vade Swavel, Silvernbsp;Goud veranderende.
fChjmci, jj; fill nu eenige ^ Stoffeheidige geheimen voordellen die gehaald zijn uit de verborge ennbsp;verbloemde Spreek - wijfen der Arabers, ennbsp;uit de winkel van LuUus, daar uit blijken falnbsp;^Lapis phi- de ^ Steen der hFyfe by de oude niet anders ge-’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;weed te zijn, als datwe hier ter neder-dellen.
Het is naulijks te feggen hoe veel de verbloemde en bedrieglijkejpreekwyfen vermogen, om de bewerking des fteens te ontdekken en tenbsp;overtuigen: om dat niet alleen gemcene dech-Goudi'olkTrs te menfehen ; maar felfs Geleerde luiden,nbsp;(eo doebet- gaande gemaakt door Goud-fucht, en op hopenbsp;fmmgnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in’t korte rijk te werden, fonder behoor
lijke overweging en redenering tot dit werk verrukt werden. Dit is de oorfaak dat denbsp;* Goudfoekers foo bedekt, verbloemdendub-belfinnig fpreken , gelijk boven is getoond.nbsp;Doch nadien de faak diendigis om de iedel-heid der Goudfoekers tamp;onditkktn , fofaliknbsp;eenige harer verfierde gelijkenifien voordellen.
ioinpho-ruvn.
Reden
de
h AIrhi.
»Emblemata.
Het hc^to'^getrokken uit de eige Schriften Goudfoekers.
In defe nevensgaande afbeeldingen hebtge de * fin-verbeeldingendcr Goüd-foekers , welkers verklaring wy hierby fullen voegen ; de-wijle wy altijd getragt hebben defe en diergenbsp;lijke dingen uit te halen. In de eerde afbeel-
eerde kringen zijn de felfde woorden gefchre-ven, als in de voorgaande afbeelding, opdat het geheim niet draksfoude gemerkt werden,nbsp;beteekende ook het felfde. In de derde kringnbsp;hebtge de felfde woorden die in de eerde afi ***nbsp;bcelding om de driehoek daan, lege omnes fo~nbsp;phos ergo fic tuos; die dom en bot te gaar-ge-deld te kennen geven, dat aide fFys-begeerigenbsp;door de eerfleftof desfeensvafte Swavel\\Qh~nbsp;ben verdaan. De derde afbeeldingis verfon-nen van een dwafen Goudfoeker, die de verborge woorden uit Faracelfm in twee kringennbsp;om een driehoek gaande heeft overgebragt: innbsp;de kring heeftmen defe woorden : Nifitetünbsp;XnferioraHerra j 'KeblificandoInvenietüy datnbsp;is, bejoekt debinnenftedeelendesaardryksennbsp;door verbeter enJult gy't vinden. In de anderenbsp;kring fietme defe woorden : Occultum quot;La-pidemX eramMedicinam: dat is ^ de verborge fteen ü het regteGenees-middel. De eerdenbsp;letters defer woorden te gaar-gedeld makennbsp;het 'xooMVitriolum ^ en onder de afbeeldingnbsp;werden defe woorden gelefen ïiat\ndeX.eno-phontisSl erum Mandatum fax. \s,daarvan falnbsp;de ware laft van Xenophon gemaakt werden.
De eerde letters maken het woord fixum ^ dat is va ft : invoegen dat defe af beelding denbsp;triolumfixum aanwijd.
Hier hebtge dan Goudfoekers de vafie Swavel en de vafie Vitriol, de regte Steen niet der Wijfe , maar der Mijn-gravers, die over al lig-telijk te vinden is ; doch dan weet ik alfo veelnbsp;als te voren; want ik begeerde te weten wat hetnbsp;gebruik is van fo een geheime Steen, en warmen doet met die vafie SwaveHsxVitrioHnbsp;werd daar Goud uitgetrokken ? jafoveelge-loofik, als uitdeafichenindekeuken. Sekernbsp;dit is drijdig tegen al de ^ Wijsbegeerige, die *nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot;
een-demmig feggen de dof des deens geen YArfeni* Swavel, geen Vitriol, geen ^ Kattekruid, maar cum.nbsp;Quiktezijn. Ja fy hebben uitdrukkelijk aller-lei Mijn-dofFen en Metalen van de bereidingnbsp;des deens geweerd met defe \NOOtdtn-,het Me-taal in ons werk komende i^^^tneen goudtftftjf'i^,nbsp;of ftlver jgeen ander onvolmaakt Metacilj noch oudt.nbsp;eenige Mynfiofj maar eigen de Wïjs-begeeri-ge. Op die wijfe deld ‘Paracelfus het geheim
des
X I. Boek , Van de Bedrieglyke Goudsoeking.
Sx Chymicis
^ cuuijcrijftis 'Jfraus ie-tccbi
Fign
’Oi
fVajtc-
ii0 .
Vy
* H j (U
(ï
ItyOl
'lt;T)
Aygt;
Coti0r
matio JUi^-unV
?TV
‘¦O'
,'0'/
yC-^nM^hom
ihi
-UlPpPUVJf
^*t de ^‘’•dfoekers y. ka^r y^^eldin. «*» •vosy. '••iben. 5,^/' t; gelling des fteens buiten de palen der Mynftojfen, nogtans gebruikt hy niets anders als M^nftof-fen en Metalen. Als ik haar oogmerk naukeu -riger doorfnuffele, fo fie ik de reden waaromnbsp;fy de faak metfulke fm-verbeeldingeii bemantelen : fy hadden gelefen de wijfe om het Goudnbsp;te verbeteren fonder te verftaan; om nogtansnbsp;te fchijnen iets te doen, fo hebbenfe de feifdenbsp;met fulke ongefoute gelijkeniflen tragten voornbsp;te Hellen. Op dat ik niets onaangeroert foudenbsp;laten,fofalik herwerkvoorftellen,foals’rvannbsp;de Oude is geoefend, wel met eenigwörlt;/(?£’/,nbsp;echter fo groot niet als de Goudfoekers haar inbeelden : daarom ftelik dat voor, niet fofeernbsp;om winfie daar mede te doen, als wel om eennbsp;fchoone^r'i'yxré’öij' aan den dach te brengen. Voor al diend aangemerkt, dat de 'Stof-fcheidcrs door het woord confirmatio ^ dat is, bevefling verftaan eenfeker * verwfelj^'dX hetnbsp;feifde is als vajie Swavel; welk ^’^’r'^^^^/tennbsp;regten, fo fy meenen, de voltoijing van ’t hee-le werk werd gefegt ; want her dringd als eennbsp;blikfem door al de Metalen^, en geeft de feifdenbsp;een bequaam kleur : en gelijk het ganfchenbsp;meefter-ftuk in defe drie dingen beftaat, inquot;tnbsp;gewigte^in de vajiigheiden tn t kleurjdie doornbsp;de driehoek in de kring werden aangewefen,nbsp;fo moeten de feifde ook in de ftof gebrachtnbsp;werden : want als Silver by Goud vermengtnbsp;in Goud veranderende depwaarte van Goudnbsp;hadde; doch met de vajiigheid fo foudenfenbsp;II. Deel. |
fónder bevelling in de Kapel niet blijven Haan, of fonder \\Qt.verwfelÓL2iX.itvaJieSwavelr\oc-gt;nbsp;men : hier volgt nu hoe datnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;werd toe- gemaakt. De I. H A ND GREEP. Z)prbevelling, of Verwfels, ö;»Silver in Goud te veranderen. Neemt een half once van de befte Swavef 3 half oneen rauwe Antimonie ^ defe dingen tenbsp;gaar gefraolten verfchalTen een ‘Koninkskene^kegiAm.nbsp;dar met harjt gelmolrcn werd. Neemt daar vannbsp;een of anderhalf once Goud en van elksnbsp;een half once, fmelt dit alles te gaar in een wZer utnbsp;Smeltkroes en laatYt vier dagen en nagten innbsp;warme aflche Haan in een digt gellote pot : fonbsp;fullen die dingen niet meer van malkander ge-fcheiden werden, en fy fullen vluchtig werden,nbsp;volgens de aart en witheid des Antimonies. Ditnbsp;werd het doordringend water genaamd , datnbsp;verwd tot 18 trappen: bewaart het tot het gebruik. De II. Handgreep. Om de vafle Svoavel te ondoen en vluchtig te maken. De tweede der voorgaande Afbeeldingen leerd de vaJle Swavelvluchtig maken. En ge- Afbt7dhgt;‘Lnbsp;LI znbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lijk |
i68 nbsp;nbsp;nbsp;De onder-aardse wereld, III apdee- lijk de eerfle letters der woorden om de felfde i daar by mengende tweemaal fo veel rauwe An^ gefchreven de vajle Swavelt€,\^eni\tngt^tn, j timonie, laat die op het vuur uitroken , blaaftnbsp;fo werd de felfde ook aangewefen doar de ge- 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;”nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' Manier om de vuilenbsp;Swavelnbsp;vluchtignbsp;te maken. fegde Silver van 18 trappen, en van’t bereide | krijgje het begeerde Goud : invoegendateen Goud, daar by doet foo veel Tin-koningskenfQQÏ van het poeder thien deelen Silver innbsp;als het Silver fwaar is; doet alles in een vat, Goud veranderd; echter rindmc in de Kapel 1 nbsp;nbsp;nbsp;altijd LlNGE. ö kruifte driehoek^. Door de kring in de driehoek gevenfe te verftaan de verandering des Swavels in Goud. Het felfde geeft in de cerfte |nbsp;Afbeelding de Son en de Maan te kennen.nbsp;Laat ons nu de Handgreep van de Goudfoe-kers verfwegen of niet geweten, verklaren ennbsp;in’t ligt geven. Aldus werd do. vajieSwavelnbsp;tot vluchtigheidonx.dL2i.zn. Neemt een half once Goud-vylfelj fet dat 8 uuren in fagt vuur, neemt dan anderhalf oncenbsp;wit gebrande Wijnfteen, een half once Sour,nbsp;2 oneen Ammoniak-fout. Mengt alles wei tenbsp;gaar, neemt tot een half once van dat mengfelnbsp;drie dragmen Goud. Stoot alles te gaar, fet’etnbsp;in een lage:Kolve, gier’er feerfterk Water op,nbsp;« Deftiiiare.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jg Helm op de Kolve, haaitet over door de warmte van een bad fes reifen, de drie laaide reifen vers Sterk-water daar by doende; houdnbsp;dan de ftof 24 uren in fagte warmte, fcheid hetnbsp;Sterk-water van de overblijvende kalk, droogt-fe tot foctheid, veftigrfe op de bekende wijfe,nbsp;en gy hebt het voorgefteldc, dat op volgendenbsp;wijfe gebruikt werd. Verder be. Neemt een lood van ’t doordringend water werking.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;cetfle handgreep voorgefleld, bereid Goud., Tin j Antimonie van elks een lood, defe flofFen te gaar - gemengt en uitgerookt latennbsp;een lichaam overblijven, neemt daar van eennbsp;once rauwe Antimonie 3^ once , fmeltfe tenbsp;gaar, fo trekt het Goud een verwfel van 18nbsp;trappen , het Silver blyvende ftaan, en verkrijgt de opperfte trap van ’t fwavelig kleur,nbsp;het befte Goud gelijk. Defe felfde handgreepnbsp;vind ik ook by TtiHw en by I/aacus Hollan-duSj, echter onder bedekte en verbloemdenbsp;fpreekwijfen, volgens de meening der oudenbsp;wijfe; met dit onderfcheid, dat hier gemeennbsp;i Mineraiia. Goud, Silver en andere ^ Mijnftoften genomennbsp;werden; ’tgene de oude liftiglijk loochenen,nbsp;op dat het geheim niet ontdekt, of fy van geennbsp;bedroch overtuigt werden. Een andere wyfe der II. Handgreep Neemt een lood Silver van 18 trappen. hoedanig in de eerfte handgreep is befchreven, bereid Goud in de tweede handgreep voorge-fteld anderhalf lood, Tin anderhalf lood, doet e Reguius. alles in een aarde Smeltkroes, en laat het ‘ Ko-ninksken daar van voortkomende uitwafemen:nbsp;doct’er dan noch een once Tin by, en gy hebtnbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Koninksken vsreenigt. Neemt felle te dan van’t Goud ill dc cetfte handgreep tocbe-verrigten. j-eid, rauwe Antimonie van elks i j once, doet-fe in een vat, en houdfefo lang op’t vuur tot het Koninksken opklimt; legt het met poedernbsp;van gebrande fchoen-lappen by lagen, dannbsp;moet gyfe ten hoogften quarteren, engyfultnbsp;Goud hebben tot 18 trappen. Dat kond gynbsp;noch korter verrigten. Neemt van ’t boven ge |
bet overige af met Lood, en gy hebt Goud tot 18 trappen verheven ; echter is dit geen andernbsp;Goud als ’t gene daar eerft was bygemengt»nbsp;zijnde feer fuiver gemaakt, en de andere ftof-fen fijn verwe mede-deelende. De III. Handgreep. Leerd hoe de Oude door kragtdesjleensofder vafie Swavel het Goud fóo hoog hebben ge-bragt j dat'et het fuiverfie Mijn-goud verrenbsp;overtrefte. Defe handgreep werd verrigt door het ver-heve Koninksken, daar in de vafte Swavel met fijn byvoegfel fchuild; het is’t ^ verwfelnbsp;door het Silver in Goud van 26 trappen ver-keerd, dat alle proeven uitftaat : men gaat goud nnbsp;daar mede aldus tewerk, neemt2oneenrau-we Antimonie, ij once Goud, een once Koper , 2 dragme Staal - vylfel , defe dingen tenbsp;gaar gefmolten verfchalfen het Koninksken:nbsp;neemt dan Bifmutofafchgraau Lood, rauwenbsp;Antimonie, gem een Lood van elks drie oneen,nbsp;defe dingen te gaar gefmolten geven een andernbsp;Koningsken. Neemt dan van ’t verheven en innbsp;de eerfte Handgreep bereide Silver ionce,nbsp;doet dat in een Smeltkroes, doet daar by ^ vannbsp;een once van 't te voren bereide Koningsken,nbsp;ionce van ’t Bifmutis Koninkske; haaltfe fevennbsp;reifen over uit eenquot; Kromhals, en gy hebt het e Retort*'nbsp;byvoegfel van Goud uit het Koninksken metnbsp;Silver tot 26 trappen verheven , alle proeven uitftaande, beter als het befte natuurlijknbsp;Goud : ’tgene ik van de opperftefuiverheidnbsp;wil verftaan hebben. De IV. Handgreep. Leerende de vafte Swavel door de gemeene^ en 't ge fuiver de Silver tot Goud verwen. Neemt fuiver Goud dat met gemeene Swavel fo lang is gefwaveld tot het brofchende Swavel verteerd is; legt het by lagen met verfenbsp;Swavel,en laat’et andermaal branden tot denbsp;Swavel verteert is,'tot feve reifen. Wrijft dannbsp;dit Goud fijn op een Marmer-fteen, giet’er in/AS'’*'^'nbsp;een Kolve f Koninglyk water op, dat afgetrok-ken zijnde tot de dikte van olie, gieter het felf-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ƒ de met vers Koninglftk water weer op, her-doet dit voor de derde reis : dat gedaan zijnde fo giet’er fterke JVftngeeft op, flellet in fagtenbsp;warmte, fo fal de Wftn-geeft al de andere gce*nbsp;ften tot fich trekken, die fagjes met denbsp;geef afgetrokken zijnde, fo vindme op de bodem een vloedige ftof ; verdeeld die in tween,nbsp;ftremt het een deel tot een vaft lichaam, datnbsp;gepoederd zijnde in een glas gefield werd, gietnbsp;daar op het ander deel der vloedige ftof, laatfenbsp;te gaar ftremmen, en het werk is volbracht. ^nbsp;Als het Silver met dit poeder werd gebrand, fo |
XL Boek, Van de Bedrieglyke goudsoeking.
' ^ ^ altijd wat minder, en daar fchult een boefje onder.
klommen , vermengt dat met her gene beneden is gebleven, alle agt dagen de Fles brekende , en de flof gepoederd fijnde weer in een nieuwe Flefch doende, fo lang tot datfe begintnbsp;afch-verwig te worden , verminderd dan denbsp;aflehe een vinger-breed, invoegen dat’er maarnbsp;z vingerbreed ailche blijft, lecht’er vuur bovennbsp;tot dat de flofFe rood werd ; verminderd dannbsp;de afTche wederom een vinger, foo voortgaan-de tot de flof foo wit is als fneeiiw, en daar nanbsp;wederom rood werd. Neemt van defe flof eennbsp;once, werptfeop 8 oneen bereid Lood, foo falnbsp;het lood /wart en hard als yfer werden; werptnbsp;daar van een once op 8 oneen Lood, dat dannbsp;rood werd , werpt een once van dat rode opnbsp;8 ponden bereid Lood , en gy fult volmaaktnbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ r r \ Goud hebben. Lof fy God. So fegt Meefler
^^'^^^^^^^^AOdomarm. Doch mijns oordeels fal dit geen oJomsrus. koud geword^ zijnde, feer flerke Wijn-afijn, I recht Goud zijn , maar alleenlijk door de by-tot daEAie ftoffe beoekt is, trekt de Afijn door | gemengde ftoffen Goud-geel geverwr.nbsp;eenHelm aj,herdoer dit vier reifen,en de vijfde ]nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Daar hebtge het geheim onder foo veel £¦' lt;’”lt;2®-
reis fo fterk dat er niet van de Afijn oyerblijft, | gejijj^enifTen en dubbelfinnige reekenen be-
dat daar na volgt is een feer rööis'é’OAc _, daar nbsp;nbsp;nbsp;doch daar is niets in’r welke het begeer-
van de watengheid des Afijns getrokken fijn-ije voordeel beloofd , dewijle deWijsbegee-de, fo hebtge de vereifchte olie. Giet defe O/zci rige eenflemmig feggen, dat fonder de Quik*’^'* op het bovengefegde poeder mengtfe ter deeg jer Wijfe uit GoudoiSilver getrokken L^odnbsp;tot datfe allenskensftremt, herhaald ditvoor in Goud niet kan veranderd werden.’Dochnbsp;de derde reis, fo hebrgeeenftofomA//wrin)aeQuikopdiewijfebereid,werdgefegtaIler-te veranderen. By na defe felfde dingen lei Metaaldaar het op ge worpen werd, in dat
gene dat’et is te veranderen : daar uit blijkt dat werk bedrieglijk te zijn ; daarom foud iknbsp;niemand raden fijn arbeid en koften daar aannbsp;te hefteden. Ik kan betuigen noit onder dus-,danige teekens, die ik menigvuldig, door eennbsp;my eigene konft, heb verklaard en uitgelechtlt;gt;»»wlt;//;g«
het geheim des fteens gevonden te hebben;^.......
maar ik ben altijd ontwaar geworden , datfe zijnverfonnen of om het verftand te quellen,nbsp;of om te bedriegen : daar van een merkelijknbsp;bewijs is , dat ik de felfde geheimen of voor-
De
Handgreep*
‘Daar in geleerd werd door een deftige branding de bevejiing des verwfels of der vafe Swavel te voltoijen.
Neemt fuiver Goud x oneen, Koper ionce, g'raef. fmgjj-fg j-g g^jj.. ^loct bj dc gofmolto ftof joncenbsp;* cinnibw Swavel ; wrijft het uitgenome mengfel metnbsp;ineraie. «Mijn-vermeljoeti feer fijn , doetfe dan innbsp;een vat, gieter de volgende olie wel vermengtnbsp;op : neemt Antimonie-glas x oneen, wclge-fuiverde Salpeter i once. Doet defe dingennbsp;gefloten fijnde in een laag vat,fet’er met papiernbsp;geflopt in heete aflehe , Iaat de ftoffe nietfeer
tj'jnaura
7‘lofo.
Pooruin.
£e»
»ief
'Both
y remde So
J^f^reven
vindmen by Taracelfus in fijn Boek van de verhejfngen; doch hy heeftfe met fo veel dui-ftere woorden en verbloemde fpreekwijfen be-fwagteld , dat hy felfs niet fchijnt geweten tenbsp;hebben wat hy feide , of indien hy ’t gewetennbsp;heeft, fo heeft hy ’tdoor nydigheid verfwe-gen : hy noemd defe ftof het * Virwfel dernbsp;fVyfej doch ik der Bedriegers en Metaal-kun-dige. Als ik over veel jaren de Vatiaanfenbsp;Boek-kas doorfnuftelde , fo was my van denbsp;Boek-bewaarders een verhandeling in de hand
moeite.
de„ geflopt, in welke fy feiden het rech te geheim gt; fchdften daar na met klare woorden heb uitge-
tr Aoc nbsp;nbsp;nbsp;c \Te^\A'\r\^rr^r\ \rpgt;‘nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ri/»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i t ________ i t nbsp;nbsp;nbsp;-r -wt
des Steens verborgen te zijn ; doch de vremde letters en teekens , daar ’t mede gefchrevennbsp;was , benamen alle hope om ’t felfde te ver-'nbsp;ftaaii, daarom quamenfe by my, diefewiftennbsp;gefet te zijn om beeld-ffrakige teekenenuitnbsp;te leggen ; ik beloofde een proef te nemen.nbsp;Te huis komende fo heb ik volgens mijn gewoonte de teekens tot een A. B. C. gebracht,nbsp;en het ondekte geheim daags daar na de bewaarders der Boeken ter hand gefield ; dienbsp;meer verwonderd fchenen over de veerdige inbsp;verklaring der tekenen, als over der felverin-houd ; die aldus luide.
Het geheim der Wijfe, om uit Lood volmaakt Goud te bereiden.
Neemt een half pond Qiüh, en z oneen Swa-'^‘’’‘inderen. 'quot;^1 der felve: mengtfe te gaar, fo dat geen van beiden affonderlijk gefien werd, fchijnende eennbsp;fwart poeder te zijn:doct dit poeder in een nau-gehalfde flefch, fetfe inde oven op heete aftche,nbsp;maakt dat de aftche niet opklimme tot de ftof.
drukt gevonden by ‘Paracelfus ^ Lullus^ Par-taj Veckerus ^ Jllexius en andereSchryvers.
So werd de wereld om de thuin geleid van die Afch-beeren.
Wy komen nu tot verklaring der III. Afbeelding , diewe gefegt hebben uit Paracelfus gehaald te zijn. Paracelfus werd te rechte,nbsp;gelijkwe nu dikwils gefegt hebben , ondernbsp;dufdanioebedrieg-agtigefielen gefield : wantnbsp;het is naulijks te feggen met wat duiftere, dub-belftnnige en onverflanelijke woorden hy denbsp;geheimen mt LulluSj Arnoldus^ Bajdius^ Fa-lentinus en uit andere getrokken , om niet opnbsp;de ontrouw betrapt te werden, heeft getrachtnbsp;te bewindelen ; invoegen dat hy fchijnendenbsp;alles te feggen, echter niets voortbrengt dat denbsp;Lefer niet verfteld, verbaaft en twijfelachtignbsp;maakt. Daar komt noch by, dat hy de gene,nbsp;uit welke hy fijn dingen gehaald heeft, voornbsp;onkundige bedriegers fcheld. Doch laat onsnbsp;fijn eigen woorden vol van ondraaglijke roem,nbsp;uit de Voorreden des Boeks van ’t
- Philoio-
Paracelfus behoord o ik
geeft 8 dagen fagt vuur, op dat de geeften niet der Wyje ^ voorftellen. In defe eeuw^ fegt hy, phó, opklimmen, en indien in die tijd iets is op-ge- is my fheofhraftus Paracelfus voornaamfte
DE ONDER-AARDSE WERELD, 270 Wijs-hegeerige en Genefèr ^ de * aüeen^heer-1 krachteloos en fondergtheint. Hier hebbetiwc de verborgentheid, laat iemand daar mede fo veel Goud maken als ’t hem lud: doch ik hou-de dit voor geen proeven van de groote kond,nbsp;maar voor fotternien van onbefonne menfehen. sijn sotttr-En op dat ik niet foude fchijnen Paraceljus tenbsp;verongelijken , fo fal ik het ^ Meefer-fiukjnbsp;daar door hy fegt de deen om Goud te makennbsp;bereid te werden, bybrengen; op dat een iedernbsp;foude konnen oordeelen , wat van die man tenbsp;wagten is. Dus gaat hy te werk in ’t 13. Boeknbsp;van de Daagraad der Wjs-begeerige. Eerdelijk neemt hy de Mijn-vitriol j die ^ hy op veel plaatfen als onbequaam had ver-edfus j»nbsp;worpen , even ofhy daar van berouw had; ennbsp;dewijl de felfde met veel grove vuile deelen is ^erknbsp;i beladen , fo belad hy de felfde veclfints ennbsp;menigmaal te fiiverenjWtdtttdeffelïs groen-/jÉ’/a're voorfchijn komt : en opdat die groen-ftjnbsp;heid niet in bleekheid foude veranderen , fonbsp;verbied hy de felfde in de Son te leggen, maarnbsp;in een warme Oven ter deeg befchermt tegennbsp;foj en vuilnis. Daar na fet hy de felfde in een gefiote glas ^ eenige maanden te rypen j tot datfe na ver-fcheide kleuren doorlopen te hebben j einde-lijk rood werd, ’t gene de gemeene lad der''^^^nbsp;Goudfoekers is : dochdewijle hier noch geennbsp;vafigheid in is, fo moet de felfde doornbsp;verder gefuiverd werden, tot datfe fonder eenige vuilnis is. Dit fegt hy de waare en beftenbsp;verbetering deste zijn. Daar uit*nbsp;hy degejègende Olie cp volgende wijfe trekt. So doet hy dan in de derde plaats dit verw- 4‘ felin een glas meteen helm voor fien, cn trektnbsp;met een fagte warmte de olie die foet’er is als alle balfemen,fonder eenige fcherpheid:op de bodem finkt een feer blame aarde, wit als fneeu,nbsp;bewaart de felfde,van haar roodheid afgefchei-den zijnde. Nu volgt het geheim dernbsp;te gaar koppeling, daar door de Siel met ’t Lichaam, dat is de Olie met de gefuiverde aardenbsp;fo vaft vereenigt werden, datfe namaals nietnbsp;meer van malkander te fcheiden zijn. Dit is denbsp;gebladerde aarde, die in een glas gedaan, fonbsp;gietmer de Olie allenskens op, en het Lichaamnbsp;fal Zijn Siel in een oogenblik aannemen en om-helfen. Defe vereening gefchied zijnde, fo ftaatnbsp;nute verklaren hoe dat bouwdijk vruchtbaarnbsp;werd. Ten vierden ftelthy defe gebladerde aarde met de gefegende Olie vereenigt in een Ovennbsp;40 dagen te rypen ; en dan verkrijgt hy eennbsp;volmaakte Olie van wonderlijke kragt : daarnbsp;door de Quik en andere onvolmaakte Metalen in oneindig vermeerderlijk Goud veranderen, op defe wijfe ; neemt lichamelijke, dat is ^ g^-meene ^ik ^ deelen , giet daar op 3 deelen de-fer Olie , laatje 40 daqen ft aan; engyfult een Goud vn- ktndheid. ïTheoria. OP ¦ rvyp Sïjn ongs-(iadigheid. d Artiïla, ePhilofo phia. L‘ j nbsp;nbsp;nbsp;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;----j \ ^ O j nbsp;nbsp;nbsp;L enroodheidiwant ïe^ihy , in’tbinnenfledes Jedeeling van gewigte en order vprkrtjgen^ IlI.ArDEE' ^onften te beurt gevallen : want ik è Monar- ben daar toe van God(liever van den Duivel)nbsp;chw.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ver koren j, dat ik al de valfe bedenkingen en los- Trceven f giffingenfoude vernietingen j het jy van Ari-vaa fijn en-{\;otdcs, Galciius, Aviccnna of iemand van ‘'g!tt(p7e-‘ aanhang. Het is hem niet genoeg fo ftoutnbsp;te fpreken, maar hyfpreekt ook als een Propheet van fijn alleen - heerfching met defenbsp;woorden : m '^n ‘ befpiegeling uit loet ligt dernbsp;natuur voortkomende kan noit omveer geworpen werden ^ om haar vafigheid, ook kanjenbsp;niet veranderd werden ^ fuUende beginnen tenbsp;leven het acht-en-vyftigftejaar na anderhalf^nbsp;duifend. Doch daar is nu al een goed deel vannbsp;die tijd verlopen, fonder dat iets van fijn voor-fegging is vervuld, invoegen dat hy voor eennbsp;onbefchaamde leugenaar en bedrieger is tenbsp;houden : daarom zijn fijne Schriften als onftig-telijk en de gelovige onnut, van de H, Roomfenbsp;Kerk onder de ongeoorloofde en fchadelijkenbsp;Boeken gefield; daar over hy aldus fchijnt tenbsp;klagen : myn konfi-oefening fal eindelijk metnbsp;wonderlijke en ongelooflpke teekenen bevejiigtnbsp;werden ^Jo datje degerneene Werkluiden openbaar en bekent fal zign; en JyfuUen klaar ver-flaan hoe vafl en onbeweeglijk de konfivanV2i-racelfus (iaat tegen de beujeliugeki der fchyn-wtjjèoffchoon de Schijn-wijfe j door de ‘Pau-felyke en Keiferlijke buUen werden onder-fchraagt en beveftigt. Hy befiuit eindelijk :nbsp;met dit geheim fal de laatJle eeuw als een giftnbsp;der genade en des waaragtigen Geefts verlicht en vergolden werden ; invoeiien dateernbsp;van 't begin des werelds diergelijke fpruitnbsp;van verf and en wisheid niet is gehoord. Hynbsp;had te voren de vervulling fijn’er voorfeggingnbsp;bepaald tot het jaar ï6‘j%. ennuflrekthydenbsp;feilde uit tot het einde des Werelds, datdennbsp;Antichrift , of de *' Hoofd - konftenaar Eliasnbsp;komt. Doch om ons niet langer met dufdanige beufelen op te houden , fo laat ons fien watnbsp;Paracelfm in defe kond heeft verrigt. Hynbsp;houd de vafe Vitriol voor de eerde dof dernbsp;* Wijs-begeerige , gelijk ook in de derde af-beelding werd aangewefen met defe woorden-,nbsp;fije vi- vifitabis interior a terra, rePtificanda inve-'nbsp;tnoi uoor j^j^s occultum lapidem ver am medicinam.nbsp;JJfwyf*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Xenophontis verim mandatum i gehouden, dat isJefiekt de binnenjie deelen des aardryksj en gy fait verbeterende vinden de verborgennbsp;feen het rechte Genees -middel. Daar van falnbsp;de ware lafi van Xenophon volbracht werden.nbsp;De eerde letters defer Latijnfe woorden maken gelijk boven getoond is, te gaar Vitriolumnbsp;fixum j, dat is , vafe Vitriol: door dit aardenbsp;heeft hyook de Vitriol verdaan, en door/.jé-?nbsp;binnenjie der aarde des Vitriols foetigheidj vitriols fchutlt een fijn , deftig en feer fuiver ƒ Deftiiiare.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fuivere Olie , die door branden of toverbalen niet moet werden aangetali, dewffe van haar groenheid niet diend te werden beroofd, foje daar van beroofd is , dan ijfe |
rium. daar door de vermeerdering oneindiggejehied. Dit is het allergrootfte geheim der geheimen, dat TaracelJ'us mttèie. Wijs-begeerige natuurkundige , maar de gemeene man mag op de mouw fpelden en vvijs-maken: wantdat’er een |
¦1 ;
-ocr page 786-X L Boek , Van de Bedrieglyke
een enkele leugen en verfierfel is, tragt ik aldus te betoonen.
Het is voor eerll een gemeen gevoelen onder de “ Goudfoekers, dat tor de fteen de ge-meene Vitriol of §luik, noch eenige andere ^Mineraiia.gemeene^ Mijnjloffen dienen, maar alleenlijk
Goudsoeking. 271
Vitriols, fo is fulks bedrog. Sekerlijks Liillus^ Arnoldus en al de voornaamfte f Goud-Joekers f Aichymi-hebben by haar ^ Meejierftuk eenig Goud ennbsp;Silver in plaats van een ''£'?/'r'^'/vermengc,daar- ruim ^'nbsp;om roepenfe uit eenen mond (onder Goud ennbsp;Silver in dit werk niet verrigt te werden , gelijk van ieder in ’t byfonder konde getoondnbsp;werden, indien ’t de moeite weerdig was.
Doch de ‘Paraceljlften fullen my tegen- Tegen vp^quot; werpen , dat haar Meefter niet volgens de
I f nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 I ^ i /• animord»
letter, maar ni een hoogeren veroloemde lm moet verftaan werden. Ik antvvoorde het eennbsp;gebruikt. Ten tweede, deje ^ik der fV^fénwverk van bedriegers te zijn, anders te feggennbsp;moet niet uit de vitriol, noch uit eenige andere 1 of te fchrijven en anders te meenen. Wat isnbsp;MijnftofFen, als ook niet uit de flegte Metalen, van fo een verbloemd en dubbelfinnig voormaar alleenlijk uit de volmaakte en Ai/-jfchrifr anders af te wagten, als een bedrieglijknbsp;ver getrokken werden: doch in ’t Meefterftuk i ejt vals Goud dar door de konft noch door denbsp;van ‘Paracelfus werd niet eens gerept van de! natuur, maar in de herfenen van onkundigenbsp;^ik der IVjfe noch van ’t bymengen van i menfehen is voortgebragt. In ’t felfde Boeknbsp;Goud en Silver, maar alleenlijk van de vitriol \ het II. Hoofdft. geeft hy diergelijke proevennbsp;Hy vorderd dan niets: want de vitriolkz.n niet' van ’t groote * Meefterftuk ^ daar hy het rechte »Magïftcinbsp;geven datfe felfs niet heeft, ofse fchoon dui-i en volmaakte geheim om Silver te maken uitnbsp;fend reifen gefuiverd en gekalkt vverd. Hy Kattekruid hzzXd, regtnGeber j Albertus
Rafts j en Poljdorus als bedriegers uitvaart,
'AP.11.
« Alchy.
Phiiofo*'^® de ‘ ^ik der IVjfte, gelijk hy feifs bekend in phoruin. ’t 10 Hoofdftuk van’t voorfegde Boek. Daarnbsp;Paraceif wederlegt de gene die de fteen hebben ge-(ogt in de MijnftofFen , enhaaruitlagtalsoffenbsp;onder, nict cen fot werk befig waren; daar hy noch-tans de eerfte is, die de Mijn-vitriolhierroe
doet dan niet meer als een gemene Stoffehei der, dieuitdegefuiverdeen verbeterde Vitriol
een roode olie trekken, die niet fcherp is, ge-* Apoteek lijk in de 'Artzenie-winkel onfer Broederfchap ^dikwilsis gedaan. Ik weet wel dat op de grondnbsp;quot; Toe blanke aarde overblijft, maar dat de felfde metnbsp;de te vootcn afgetrokke olie 40 dagen in denbsp;oven gehouden bequaam foude werden omnbsp;^ik in Goud te veranderen , dat heb ik noitnbsp;gefien noch gehoord. Wat is doch in de Vitriol
^ AP. III.
D Aar is in de natuur een beweging der
deeldjes van ieder lichaam , die niet oneigentlijk een ^ gifting genaamdnbsp;werd, met een poging tot de volmaaktheid ofnbsp;jandere verandering: dat voornamelijk indenbsp;j f» verfcheidenheid der Hoofdftoffige bewegin-gï'^'*«'«gen gefien werd ; die gelijkfeuitfeerkleenenbsp;deeldjes beftaan, alfo ook door haar felfs of bynbsp;geval gaande geworden,malkander wonderlijknbsp;beroeren, uitbreiden en omvangen: defijnftenbsp;tragten weg te vliegen , doch werden van denbsp;grove vaft gehouden : ondertufFchen werdennbsp;de grove van deftjne verdund^ tot datfe tot denbsp;vereifchte volmaaktheid of verandering gekomen zijn: hier van daan komt de ielheid ennbsp;digtheid, de donkerheid endoorfchijnigheid,nbsp;de fachtheid en vaftheid, de ruuwheid en glad-^ heid, de buigfaamheid en brosheid.
Niemand der ^ Wijsbegeerige heeft oit geloochend , dat het geheel uit enkele of t’faam-
«Fi
«men-
‘»tio
in haar beftrafïènde het gene dat hy felfs gaat; hy is heel opgenomen metreprijfende^e«»nbsp;geeft, die uit het Kattekruid getrokken werd:nbsp;want een deel des felfs op thien deelcn flegtnbsp;Metaal gew’orpen, verwt het felfde totfchoomnbsp;Silver. Doch defe verwing is niet anders alsnbsp;rood Koper wit te maken, gelijk in ’t gemeennbsp;bekend is, en in ’t volgende Boek onder denbsp;ervareniffen fal getoond werden. Het gene r^tuetfingnbsp;dat de ftwaartedner kleur en andere eigenfehap- j Paraceljus in ’t Boek van de menging van desnbsp;pen des Gouds foude geven ? het is wel waar Afi^^^j-kragten fegt,moer aldus verftaan w'er-dat de vitriol door lang kooken een rood den , 'dat nadien de Mejftmg een mengfel vannbsp;kleur verkrijgt, doch fodanigen niet als in het Koper en Silver is , fo kan ’t met andere din-Goud glinfterd : wilde iemand feggen het gen gekookt niet anders als een bedrieglijknbsp;kleur te komen van denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;deeldjes des Scbjn-goud voortbrengen.
HET I. ONDERSOEK.
gefielde deelen beftaat : invoegen dat alle Metalen fo koftelijke als flegte en alle andere /«-MijnftofFen uit deeldjes, die het geheel gelij-^^^^^^^'nbsp;ken, nier ‘ondeelen van 'Dimocritus ^ maarürtoe**/-ware en W'efentlijke deeldjes , fomtijds door fnbsp;een vergroot-glas figtbaar, zijn te gaar gefield:nbsp;doch wanneer de felfde door het vuur of ietsnbsp;het vuur gelijk, namelijk Sterk-water, Brandewijn en andere Scheid-ftofFen ontdaan en^Menöruanbsp;lofgemaakt werden, fo rakenfe gaande en beroeren haar op een wonderlijke wijfe. Eenigenbsp;der felver blijven op de bodem en werden vaHnbsp;gelegt; andere vliegen opwaarts, werdendenbsp;door de koude haafl weer te rug gedreven,nbsp;fommige verdwijnen t’eenemaal; daarftjn’ernbsp;die als berouw krijgen en van felfs weer na denbsp;vafte ftofFe keeren. Doch dewijl’er in de natuur geen fo fuiveren lichaam is , dar niet eenige ’ meerdaantige deelen heeft , die in kleur «Heterogeen in aart van dc andere verfchillen; fo gebeu-“*^*-
ree
-ocr page 787-DE ONDER-AARDSE WERELD, iilafdee-ree Jat gelyke dingen na \\3L2.tsgel§ke2^sêioot\groen kleur. ^ nbsp;nbsp;nbsp;dat uit Brafilien komt (^'medin. Seilfteenige kracht getrokken werden ; I geeit water een aangenaam röö^if/é/É’/iirniet on- gelijk ligt-roode Wijn; als daar in een weinig ^ overgehaalde Afijn gedrupt werd , fo fiet-men dat water helder als witte Wijn werden;tum. 7. nbsp;nbsp;nbsp;in derGoudfoekers ‘Pauwe-' fout geven het rode kleur wederom; en alsmen ^I7der f» g nbsp;nbsp;nbsp;niet kan befchoud^werdem Dewijle ver-i eenige druppels Vitriol-olie daar ingiet , ' werdet geelachtig als Spaanfe-wijn. Als de*quot;”' Gomme Lak met Aluin in water gekookt werd. gen w*»namelijk goude deeldjes tot Goud, loodetor 7o7San- Lood, foute tot Sout, enz.nbsp;der gedrt-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Uit defer deele 11 vereeningonftaatdie won derlijke verfcheidenheid van nbsp;nbsp;nbsp;die fon-1 maar eenige druppels gefmolten Wijnfteen Van vaar de verfcheinbsp;de kleurennbsp;kernen' •vervt. «Chymia. k Pon- /R^fi in want defe deeldjes doorfchynig helder lijnde,fo is het vogt helder en klaar, dog^enis lt;» nen Inkt veer helder tenbsp;maken. Schrift leesbaar tenbsp;maken. purper groen tenbsp;maken. fcheide deelen of van felfs of door de warmte met haars gelijke of mer andere te gaarloopen,nbsp;fo valthetligtverfcheidelijkopdefelfde, datnbsp;tot ons oog komende veelerlei en ontelbarenbsp;kleuren voortbrengt. Alle gemengde lichamen zijn haar vaftigheid en beftendigheid aannbsp;’tfout verfchuldigt, alle Metalen en Mijn-ftofïèn beftaan uit foute deeldjes : daardoornbsp;gebeuret datfe ontdaan in iets, dat Goud heeft,nbsp;het gulden kleur aannemen, en door haar by-Hoe het komcn het felfde vermeerderen. Aldedeeld-fe^Ughamen der MijnftofFen foeken het allerkragtigftenbsp;trekt en kleur des Gouds^ tragtende daar mede omhangen en bekleed te werden: gelijk uit de ftraksnbsp;volgende werken middag-klaar fal blijken. Denbsp;quot; Stoffcheïdïng is om die reden alle lof weer-'nbsp;dig, datfe de gemengde lichamen ontdoet, ennbsp;toont oogfehijnlijk uit wat deelen de felfde beftaan en tegaargefteldzijn. Ervarenijfen door middel der Schifting of Neerftoting. iLithar- ï . Alsmen Lood of ^ Glid in ' overgehaal-w ondoet, fo verkrijgtmen een feer hel-tura. der vogt, het Regen-water fo gelijk, dat het Een helder een vain het ander niet te onderfcheiden is.nbsp;Sr*^quot;Doet dit vogt in een glas , en gieter overgehaalde Afijn by , fo werd het Glid-water aan-ftonts wit als melk. Helder vogt nbsp;nbsp;nbsp;Alfmcn Ant'monk met Salpeter gekalkt rood tem», in gemeen water kookt, fo bekomtmen een helder enmee^reukeloos'^^.x.et. Dochals’ernbsp;eenig fuur by komt, fo werd’et Sajjraan-roodjnbsp;en feer Jimkend. Hemehbiau 3 • Alfmen Tm kalkt, en daar by mengt Wjjn-quot;«nt- fleen-fout j foo verkrijgtmen een hemels-hlau vogt. ainfufio. 4- Als by het helder “'afweekfel vanG^/-c Soiutio. 'noten het helder * fmeltfel van vitriol werd vermengt , fo veranderd het mengfel in eennbsp;foidarte Inkt. Als daar by Vitriol-olie of Sterk-mkt.ende wdter gegoten werd, fofietmen de Inkt weernbsp;helder en klaar werden. Wilt gy de felfdenbsp;weer hebben gieternbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Wynjleen- fout by. onfigtbaar S- Alsmen Op Papier met helder/w^f/^y^/ iets fchrijft, fo kan dat fchrift nietnbsp;gelefen werden; maar met afweekfelvan Galnoten nat gemaakt, fo komen de letters fwartnbsp;voor den dag ; die wederom verdwijnen alf-menfe met vitriol-olie beftrijkt ; en andermaal fwart werden door gefmolte Wynfieen-fout.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' /Tinaura. 6. Alfmen by het blauwe t verwfel van purp7r7f quot;violetten Vitriol-olie giet, fo werdfe Purptr-verwig : doch als’er eenige druppels herts-hoorn-geeft by gemengt werden,fo krijgtfe een |
nephriti' fj Acetuiï’ krijgt dat water een fchoon rood kleur'As ten Robyn ; fijnde een deftig middel voor de Tandt»'nbsp;tanden. 7. Alfmen nbsp;nbsp;nbsp;by Brande wijn giet, fo werd het mengfel Melk-witj aangenaam om te fien entefmaken. Dufdanige voorbeelden zijn in onfe * Artzenie-winkelge-lt;Apo“^ daan ; ik konde oneindige meer by brengen,nbsp;ten ware de felfde ten deele alrede gefegt waren, en ten deele nog gefegt moeften werden;nbsp;daarom gaanwe tot het onderfoek der oorfa-kenvan de ftraks bygebragte veranderingen. Het II. O N D E R.s o E K. De oor [dak defer veranderde kleuren is nergens in te foeken als in de verfcheide jehikking en plaatfng der deeldjes, die in de ^ pijpjes dernbsp;vogten drijven; daar door de ftralen des ligtsnbsp;verfcheidelijk werden afgekaatft en 'gewan-fchaduwt ; ’t gene noodfakelijk verfcheidenbsp;kleuren doet te voorfchijn komen en verdwy- ve - nbsp;nbsp;nbsp;- -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;defer -''f fcheide} f donker en gekleurd zijnde , fo makenfeeen^^*^*^/^^; fwart, rood, geel, groen of blaau vogt. Defefoeken.nbsp;fchikking der deeldjes in een vogt kan vergeleken werden by een hoop Krijgs-knegten ,dienbsp;haar gelederen en rijen fomtijd^s verwijdende,nbsp;fomtijds vernauwende en op andere wijfe ver-wilTelende,verfcheide gedaanten aannemen ennbsp;vertonnen. Wanneer dan twee heldere vogten te gaar gegoten fwarte Inkt maken, fo is uit de reden 77ktv»ttgt;nbsp;daar van, namelijk dat de heldere deeldjes met ennbsp;de donkere digt te gaar gedrongen werden,nbsp;als met geflote ryen en gelederen ftaan, daarnbsp;door de ftralen des ligts buiten gehouden werden, fo datfe door het vogt niet konnen booren. De reden dat Vitriol-olie by Inktgegotede felfde helder en doorfchijnig maakt, is daar innbsp;te foeken, dat des vitriols fcherpe, fijne door-fchynige deeldjes de donkere fwarte deeldjesnbsp;der Galnoten doorfnijden, en van malkandernbsp;fcheiden, werdende in dat werk geholpen vannbsp;de vitriolife deeldjes, die van den beginne innbsp;de Inkt zijn geweeft. En dewijle gefmoltenbsp;Wpnfteen-fout uitvette, lijmige fwarte deeldjes beftaat, fo is geen wonder datfe by de helder gemaakte Inkt gegoten des {t\fs fwartnbsp;kleur weer te voorfchijn brengt- Want otnbsp;fchoon beide vogten alleen helder en klaarnbsp;zijn, fo is ’t nochtans datfe te gaar gegoten tegen malkander als ftrijden en vechten, dat dannbsp;de overhand behoud doet fijn kleur voor dennbsp;dach komen. Dat de OHo van vitriol het blau quot; verw- |
' verwfei van nbsp;nbsp;nbsp;Purpervervvig maakt,; dit poeder ftrojenfe op gefmolte Lood, dat
^‘'«rom gefchied uit oorfaak dat het kleur des Vitriols; daar door quot;^'it als Silver werd, bequaam rot -verwig te Vicletten komende het felfde in een i verfcheide huifraad : het is wel een aardigenbsp;pfrig‘v,e^JI'derde veranderd, namelijk ‘Purper, dat fecr!ervarenis, doch van weinig voordeel; dewij-
digt by het blau komt ; want de vochten nemen fodanigen kleur aan, alsdebygemengde Souten verwekken.
Vraagtmen waarom het fmeltfel v^inLood of ^ Gliadoot bygegote overgehaalde Afijn witnbsp;als melk werd ? ik antwoord fuiks te gefchie-den uit oorfaak, dat het Lood in’t fmeltfel ontdaan zijnde door de bygegote Afijn onder denbsp;'—»» Vff^ gedaante van Lood-wit werd nedergeftotennbsp;en gefchift, daar door hetganfche vogtMelk-wit werd. Hier uit acht ik openbaar te zijn opnbsp;wat wijfe verfcheide kleuren re voorfchijn komen door het eene vogt by het ander te gieten.nbsp;Daar is noch overig te onderfoeken op wat wij-“tiica. fe verfcheide kleuren in de' Stoffchetdige werken verwekt werden, en watnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;het zijn,
die fomtijds vluchtig, dan weer valt, het eene van het ander fcheiden; eindelijk op wat wijfenbsp;de foute deeldjes der * Mynftoffen alles tot eennbsp;brengen.
Ervarenffen ontrent de Verwfels.
€tn I. Ervarenis om Goud tot een hoge trap van fiti’vertng te brengen. Smelt flegt bleek Goudnbsp;met Wijn-fteen en Antimonie , daar doorfalnbsp;de vuilnis en onfuiverheid verteerd en hetnbsp;Goud beter gekleurd werden : indien fuiksnbsp;de eerfte reis niet na wenfch gelukt, herhaletnbsp;de tweede en derde reisiblaaft dit Goud dan afnbsp;in een Kapel, engyhéyx.gefuiverdGoud. De-fc werking werd vereifcht, wanneer het Goudnbsp;met vuilnis beladen of met andere flegte Meta-
^ Uthar-Syriutn.
Ic de kollen fo hoog loopen, datmer Tin voor kan kopen. Het Lood werd op defe wijfe Goud-verwig gemaakt : maakt een poeder van Koper-groen , Galamina, Swavel ,
^ Vermeljoen, geel Kattekruid en Ammoniak-^ Cinnabar, fout, vermengt dit poeder met Olïe-gal,nbsp;of Olie van Eyerdoyers lat’et dan drogennbsp;over kolen in een fchottel, omroerende datnbsp;het niet brande , llroojet dan op gefmoltenbsp;Lood, dat daar door goudgeel werd : de reden is om dat de dingen, uit welke het poeder bcllaat, \iZ2x geel kleur aan Y lood ontt-^^odgoudinbsp;fetten. Dit zijn onfe ervarenilièn, die’cr meernbsp;begeerd lefe BireUm. Sommige meenennbsp;dele verandering der kleuren daar van af tenbsp;hangen, dat in de lloflèn een kragt fchuild,nbsp;daardoor de verborge kleuren werden te voorfchijn gebracht, en houden dat voor een ree-ken van eenige volmaaktheid : doch wynbsp;achten fuiks alleen te gefchieden door denbsp;deeldjes in eenige llofFen de overhand hebbende,die bequaam zijn om defe of gene Metalen fodanig te verwen : gelijk uit de volgende ervarenis blijkt.
4. Ervarenis. Neemt Lood j dat Calo'ê-mum genaamd werd, mengt dat met affehen-lood j dat (fommige Marchafit of gefuiverde Bifmut, of het Koningskeu van witte Mag-/[gt;Reguiu5.nbsp;nefia noemen ) in een yfere lepel over glim-mende kolen : en gy fult met verwondering^^/Ja/J”nbsp;vernemen dat het mengfeleerftSiiververwig^‘’‘quot;^^^A'?®’-zijnde, Goud-geel, Swart, Blau, Purperignbsp;werd, en meer andere kleuren aanneemt;nbsp;len vermengt is. De reden deferis; de reden is om dat in denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;die veel Quik
daar inrefoeken,dat het^yy/lt;5f^^’cr-K/e/jinde heeft, volgens de meening der ' Stotfchei-icfjynj;^^ Antimonie en in ’t Lood fchuilende, het Goud; ders allerlei kleuren zijn, die dan te voorfchijnnbsp;hooger kleurt, dat ook vermeerderd door de; komen, wanneer door de hitte des vuurs vergoude deeldjes , die uit de Antimonie en uit | fcheide deeldjes na het oppervlak werden gc-het Lood tot het Goud vloejen; echter altijd voerd. Doch hier van fal breeder gehandeld werden in’t laalte Boekdefes werks.
Daar is onder de werken der' Goudfoekers ^ Akhymi-niet vermaarder als het werk der veftiging daar door fy beweeren de flegte Metalen waarlijk in Goud en Silver veranderd te werden.
Laat ons onderfoeken of dat ookfogefchied.
Sy verrigten dit door drierlei ftofïè, namelijk foutenj oliën tnvogten. De veftiging\syo\-gens de Goudfoekers niet anders, als dat hetnbsp;lichaam de verwende geeft ontfangt j en deftk‘”£'lt;^er~nbsp;Jèlfde van fijn vluchtigheid berooft, dat door^'*'’”'nbsp;veelmaals herhaalde werking gefchied, totnbsp;dat’et een altijd durende floffe werd en in ’tnbsp;vuur fland houd; na het gemeen feggen dernbsp;Goudfoekers; maakt het vlugtige vaft en hetnbsp;vafte vluchtig j tot dat het onderfte boven ennbsp;het bovenfte onder komt : dat is tot dat de dee-len ^ eendaantig werden, als de deelen van fui- /Homoge-ver Goud. Over defe veftiging der Metalen ennbsp;Mijnftoffen is onder de Goudfoekers fo groo-te twift en gefchil : fommige tragten fuiksnbsp;te doen doot veftigende vogten j en/outen mez
M m nbsp;nbsp;nbsp;won-
bedrieglijk.
X. Ervarenis om Koper een blank Silver kleur te geven. Dit werd verrigt door gekalkte Talk en Tin, of door Silver fmelten-de, of door bymengen eenes Poeders, gemaakt van de witte kalk des Quiks met gefmolte Wijnfleen-fout vermengt. Sommige onkundige meenen dat foodanigen Kopernbsp;door middel van Lood in de Kapel tot Silvernbsp;gemaakt werd; doch te vergeefs : want hetnbsp;werd in de Kapel weer verdeeld in die floffen,nbsp;uit welke het was te gaar gefield ; echternbsp;kan ’t dienen om verfcheide huifraad van tenbsp;maken. Wy hebben fomtijds ons vermaaknbsp;genomen met Koper of Tfer Silververwig tenbsp;j.*Mercu. maken door middel van gefmolte * opgehevenbsp;^ikonAmmoniak-Jout.
3. Ervarenis om Lood Silver - verwig en Goud-verwig te maken. Maakt een poe-der van ^Kattekruid, gekalkte Wijn-fleen,nbsp;Steen-fout, en Ammoniak-four, weket7 dagen in Afijn, koket dan tot het droog is :
II. Deel.
foPerdl.
^•fkUur
274 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD, iilAfdee-wonderlijke kalkens andere door langdurige de nbsp;nbsp;nbsp;verrigt door middel van fterk-_ « opheffingen cn branden j fo zijn’er die de quik [ water, oliën en vogten, die als' Scheid-ftoffèn * in yfere buifen hebben gefloten en door het j zijn dóór welke de Metalen foude geveftigtnbsp;vuur getragt te bedwingen : andere hebben te j werden. Hy gaat aldus te werk; neemtnbsp;gaar trekkende ilolFen, namelijk Vitriol, A- {meljoeUj Antimonie j ^ Kattekruid van elks /Ariew'nbsp;luin,* Yfer-fafFiaan en Koper-groen \x\x.géko-\ een pond^ Salpeter jSwavel van elks sponden:nbsp;ren. Daar zijn’er ook geweefl: die haar fclfs in-! mengt alles te gaar en trekt er Jierk-water vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;cm beelden de vluchtige dingen geveftigt te kon-Neemt dit ivater nen werden doorfodanige floffen, die het vuur 1 ne Aluin j Kluim - aluin van elks even veel jnbsp;verdragen : Iaat ons eens fien hoe haar dat ge- j haalt hier af ook een feerfterk water metfeernbsp;lukt is.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Jierk vuur. TP)oet by dit water x deelen van de F Cinnabar. ^Yermeljoen. Neemt 4 oneen, gemeenedoor joen ^ Swavel van elks een deel. Haalt dit A Lithargy rium. mengfel tot het droog is , giet’er andermaal O-(floffen, in welke altijd cenige deeldjes Goud geeft; dan hebtge een flof bequaam om de Me- deeldjes haar met de Goudc hebben vereenigt talen tot Silver te veftigen. Dit is de vefliging j en het felfde kleur aangenomen; daar van eennbsp;des Vermeljoens, daar in vele haar arbeid en | proef op de Kapel kan genomen werden; wantnbsp;koften. te veraeefs hebben pefnild. totdatfe dedeeldiesfcheiden haar van’t Gouden koften, te vergeefs hebben gefpild, tot datfe wanhopende haar gekeerd hebbende tot de bewerking des Loods, daarfe ook vrugteloos haarnbsp;leven hebben verfleten. Sienfe niet dat in ditnbsp;werk geen vefliging te hopen is ? en dat de flofnbsp;op de Kapel gebracht weer verdeeld werd innbsp;dat gene daarfe uit was te gaar gefield? wat isnbsp;’er tfoch te wachten van’t Ferme Ijoen dat volnbsp;^ïk is, en van ’t Glidj dar gekalkt Lood magnbsp;Xs etn ver*gt; genaamd werden; gy verkrijgt wel een klomp,nbsp;ieifsm on- doch uit mecrdaantige floffen te gaar gefield;nbsp;die wederom lichtelijk van malkander fchei-den : want de ^ik werd geveftigt of niet;nbsp;doch des felfs vefliging werd noch feernbsp;betwift; yntxMc nxQt gevefligt, fo is’t koftennbsp;moeite verloren. Wat is’t doch dat de Metalennbsp;/Heteroge- tot Goudof SUver veftigt? feker men vind hiernbsp;niet anders als de quik in ’t Vermeljoen, en hetnbsp;Lood in de Glid.Doch defe floffen t meerdaan-g Aichiftse. (ig zijnde konnen in Goud of Silver niet veranderd werden. Hier uit blijkt de onkunde dernbsp;s Goudfoekers. Ik weet dat’er zijn die de Vermeljoen tragten te vefligen dootVitriol8 dagen onder heet landnbsp;jindtro wy- gehouden, tot datfe als Lood in ’t vuur vloeit: dit wctd fcet oneigentlijk een vefliging tevefiigen, genaamd. Sommige tragten fulks ook aldusnbsp;doch ook Silver te doen; fy vermengen ix pondennbsp;Fermeljoen met een mark Silver j en belovennbsp;AMe/curius haar 15 dragme Silver waar van de helft Goudnbsp;u imatus.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;py. roemen ^opgeheve quik te maken, die dikwils opgeheven tot het witte middelgQ-veftigt werd. Doch dit zijn de windbreken der Goudfoekers, die niets als rook en affehe geven. Laat ons nu eens fien op wat wijfe Taracel- a Sublima-tiones. O ver de wijfe zgnfenbsp;feer ver-.:,nbsp;(chillig.nbsp;i Crocusnbsp;martis. 5quot;. Ervarenis om de vefliging te doen door konfl; gemaakte Vermeljoen, wrijft die met Sterk-water op een Marmer-fteen, doetfe innbsp;een glafeKolf en bevochrigtfe met de volgendenbsp;Olie; haalt door fterke Afijn de kragt uitnbsp;Glidj de Afijn afgegoten zijnde fo giet op hetnbsp;gepoederd Glid amp;rke Brandewijn, trektfernbsp;tExtraaio- af op die wijfe der vervvfels. Kookt de ' uit-^^neede ve- trekfcls tor de dikte van Olie, bevochtigt daarnbsp;Higing door mede de ftraks bereide Vermeljoen; kookt het lie op, herhaler ren derdemaal, tot dat de flof op glimmende kolen geworpen geen rook |
“ dode Kop j Antimonie, Koper-groen ^ Fermel- over met Jeer fierkvuur. Ondoet in dit water I deel met 10 deelen Koper-bloem en Tfer-faf-fraan j laatje daar inJiaan : eindelffikisopdenbsp;grond fo veel Goud, als de konjl gelooflfk is.nbsp;Dus veer ‘Paraceljm. Vraagtmen van waar ditnbsp;Goud gekomen is; Taracelfm fegt dat doornbsp;verandering te zijn voortgebracht. Doch ik^’^nbsp;meene dar het felfde uit de Antimonie, Kattekruid, Vermeljoen en andere bygemengde zijn, is te gaar gelopen. En indiener eemg Goud van beduiden is, fo meen ik dat de foutenbsp;de foute deeldjes 1nbsp;verdwijnen indelocht. Doch laat ons ook denbsp;andere ervarenis onderfoeken. 6. nbsp;nbsp;nbsp;Ervarenis, daar gefegt werd door middel van Antimonie-olic Silver\nGoudx.t\GtkQQ-ren, nbsp;nbsp;nbsp;werkt aldus; neemt Antimo- nie 1 pond ” opgeheve quik 13 pond, haalt beide te gaar over door een helm j en daar klimt eennbsp;dikke bloed-rode flof op j die Silver in Goudnbsp;verwtj en dat bleke kleur tot een hoge trap van duur faam kleur brengt. O gelukkige quot;Artfe-oApotek^^' nie bereiders die fo ligtelijk met Antimonie-olie ^j^erenbsp;Silver in Goud kond veranderen! wymakennbsp;dikwils defe Olie van Antimonie en opgehevenbsp;Quik j en bewaren heele fleffes vol, fonder oïlJcuitfF^'nbsp;diergelijke uitwerking daar van te vernemen; ’tis wel waar datfe op gegoten het felfde cenigfints rood verwt, doch met geen duur-faam kleur; want op de Kapel vergaat’er aan-flonds. Menfal mogelijk feggen dat de woorden van ‘Paracelfus in een verborge en verbloemde fin te verftaan zijn; ik antwoord daar op te geloven dat fodanigc dingen in de herfe-nen gefmeed en verfiertzijn, fonder dat denbsp;ondervinding daar van eenige proeven heeftnbsp;gegeven. 7. nbsp;nbsp;nbsp;Ervarenis, om door olie of Vogt Silver in Goud te veranderen. nbsp;nbsp;nbsp;een olie uitnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Deftiil»**' quik en flerk-waterjo dikwils^ over gehaaldj^ tot dafet in Olie is verandert. Stoot in defe ttocbai»^ Olie de geefl van’t flerk water metnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;feer'‘jtfj^^^^ krachtig vuur. Sef er dan Silver op3 dat veranderd in een gegraand goud j lae et dan met een koninglffie kalk gekalkt werden j en mennbsp;krygt het befle goud. Defe dingen werdennbsp;we! gefegt doch niet bewefen ; daar gefchied |
XI. BOEK, Van de bedrieglyke goudsoeking. 27) Ca p. 111, in dit werk niet anders als dat het Silver ge-1 chafit van Tin van elks i once,Quik ^ oneen, sndefedoor kleurd werd , welk kleur het op de Kapel Die te gaar gemengtdegedaantenbsp;aanflonts verheft.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hebben, invoegen datiemantfoude mee-^quot;f.''^'' Nu volgen de veranderingen van her eeninen defe flofFen waarlijk in veranderd te Metaal inlander, daar over de Goudfoekersj zijn : doch als de faak ter proef gefield werd. fo twiften e,n verfchillen : indienfc verfton-clen, wat een regtewefentlijke en natuurlijke verandering is, fy fouden daar van heel anderenbsp;gedachten'hebben. Ik meen het niet tegen de natuur te ftrijden dat de konfl tot de natuurlij-1 trentdit mengfel niet gefchied; maar men ver ke verandering kan komen : om dit wel te j krijgt een once lood, een once Marchafit ennbsp;verftaan dient’er drie-erlei verandering ge-i twee oneen , uit welke floffen het meng-fteld. I. 'Denatnurtyke^ die de natuur alleen j fel was te gaar gefteld, de Qiiik gaat over in denbsp;weet en van het verhand is afgetrokken. De| Ontfanger, maar het Lood en de Marchafitnbsp;X. werd eigentlijk verwijfeling genaamd, zijn- blijven in de Kolv. Indien foodanigen mengfel de niet anders als een ontroering en fcheiding van de deeldjes der ondane Mijnfloffen ennbsp;Metalen, daar door ieder deeldje met fijns gelijke werd Vereenigt : dat eigentlijk geen wr-andering van ’t eene in ’t ander kan gefegt werden , op datme niet gedrongen fy toe te flaan,nbsp;dat’er twee lichamen in een en de feifde plaatsnbsp;konnen zijn; dewijle de vafte foute deeldjes innbsp;’t Goud en Silver altijd ongefchonden blijven:nbsp;en volgens defe onvolmaakte wijfe van verandering moeten al de gene verftaan werden, dienbsp;tot noch toe zijn bygebracht. De 3. verandering is alleen eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van’t eene met het ander; die ligteliik van malkander fchei-j dat iemand fo veer is gevordert, of daar heeft7- , nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. ‘Z .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•_ I _I;:J____!___r-- _ nbsp;nbsp;nbsp;_____ƒ• 1 _•! 1 n - nbsp;nbsp;nbsp;1 Silvervtr- dende, fo is’er ook niet groots door te verrig-1 alijd een boefje achter gefchuild, ofhyisdoor ' een machtig er als door een menfeh daar in onder wefen. ten. zyem. ^derlegf Igt;iletr is ‘^’¦'ederlei ring •Mincra- iia. Daar zijn’er die gedroomd hebben dat de ^Heteroge- * meerdaantige ftofïen tot ‘ eendaantige in ’tnbsp;groote werk konnen gebracht werden. Dochnbsp;^^^onioge- gepji^’er geen twee lichamen in een en de felf-de plaats konnen zijn, fo is die veranderingnbsp;ook fonder grond verfierd. Wanneer dan GWnbsp;of Silver verkregen werd uit verfcheide Mijn-ftoffen, die eendaantig ichijmn, fomoetmennbsp;voor feker houden dat die Metalen by de andere deeldjes vereenigt zijn geweeft, die doornbsp;de kragt des vuurs daar van afgefcheiden werden. Gelijk uit de volgende ervarenis openbaar is. 8. Ervarenis. Neemt Silver, 8 oneen. Koper , Qiiik van elks 9 oneen, mengrfe te gaar en laatfe X4 uren op glimmende kooien ftaan. dat mengfel gewaffen zijnde 7 of 8 uren op fterk vuur ophefFen, ieder werking de vaten ter deeg uitwafTende, het uitgenome werdnbsp;by lagen gelegt met hetopgeheve, na defenbsp;werking vergaard alles tot een harde klomp ,nbsp;die in de Kapel ten minften 5 of 6 oneen Silvernbsp;geeft. De vraag is van waar de 3 oneen Silver,nbsp;die’er meer verkregen werden als’er zijn inge-legt, hervoort zijn gekomen; ik antwoordnbsp;niet'door verandering, maar uit het Kojer^nbsp;welkers Silver deeldjes tot het bygelegde Silver vloejen en te gaat loopen ; invoegen datme niet moet vermoeden het/fö/erof de ^liknbsp;in Silver veranderd te zijn, offe fchoon foonbsp;vaft met het .ïi/wr vereenigen, datfe niet alsnbsp;door het uiterfte geweld des vuur van malkander gefcheiden werden. Gelijk ook uit de volgende ervarenis blijkt : neemt Lood Mar-II. Deel. |
fo bevindme, dat’er geen wefentlijke, maar alleenlijk een Jchijn-verandering isgefchied:nbsp;want als ^lik in een kolf op het vuur gebrachtnbsp;werd, fo vliegtfe aanftonds weg, ’tgeenon-opde Kapeleenig Silver ofGöWlaatblijven,nbsp;fulks moet niet de verandering werden toe-gefchreven ; maar het zijn alleenlijk denbsp;deeldjes, die tevoren in ’t Loodgefchuild hebben. Ik fal nu niet fpreken van de verandering ^txjlechteMetalen in andere jlechte, omdatnbsp;alrede gefegt is hoe fulks kan gefchieden; maarnbsp;alleenlijk van de verandering derJlechte in volmaakte en koftelijke. De Goudfbekers doen om quikinfllver tn goud teveran- Daar heeft deren: doch werd noch getvvift offe fulks ook”'’'^^^ ”‘‘-oit verricht hebben, en men kan niet bewijfen ' Doch ik hoore de Goudfoekers my tegenwerpen, dat’er vele zijn , die in tegenwoordigheid van andere feer fuiver Goud gemaakt hebben, datfe met veel gefchiedenilTennbsp;beveiligen, daar van ik’er eenige fal voorfte-len. TcRotenhurgïcggtnÏQ, was een Monnink, verfcheidi diens naam fy, om niet achterhaald te werden,nbsp;met opfet verfvvijgen ; defe Monnink ftrooidenbsp;op een once warmgemaakte qiiik oonfoeder^.^quot;^'’*nbsp;daarop een geraas volgde, en de quikistoodZ'jZLd geverw’t, veranderende nadat het vuur noch eenige tijd was aangeblafen , in goed fuivernbsp;Goudj volgens de proef vaneen Goud-fmit^nbsp;doch hoe fulks is toegegaan fal daarnaonder-focht werden. De Gond-foeker Tenotus fegt in een Brief Penotus. 2eZ.x\Guibertus, dat een Engelsman door middel van een kleen rood poejertje 41 oneen lood jnbsp;in fuiver goud heeft veranderd. Hogelandaus werd ook bygebracht, die Hogelaa-fegt dat een feker Duits, ik denk een Land-looper , in een ftadt, onder ’t Venetiaans gebiedya'iiinheeft verandert. Li- Libaviuj,nbsp;bavius fegt ook dat een Scotsman te Keulennbsp;van lood goud hotkgcmzdki,x.Q. Rotterdam giQnbsp;Amjlerdam , te Frankfort j te Bafel en tenbsp;Straats-burg wznyfer en lood^ belovende fulksnbsp;te doen in t’60000 kronen, als’them gevorderd foude werden. Het is geen konft veel tenbsp;beloven. Doch men weet nier wien die Schotsman is geweeft; daarom houd ik hem voor eennbsp;Landloper, die nergens ftad houden, om nietnbsp;betrapt te werden. Mm z nbsp;nbsp;nbsp;Op |
^y6 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD, lil. Afdee- Op dat Tenotus fijn ervareniflen, ontrend Lulhis j ArnoldiUj Rupcijfa cn andere fouden de verandering, geloofweerdigfoude maken, ‘ gemaakt hebben ; om dat te voren daar van innbsp;Keilsus. fio bren gt hy KeUam by,die te Traag een pond ’t brede is gefproken. ^ik in Goud{o\jidiQ hebben veranderd , alleen ' Daarom als dufdanige gefchiedenifièn nau-met een druppel roodvogt in fijn tegenwoor- keurig onderfogt werden, fo bevindme dat’et digheid. Hogelandaus getuigt het (elfde van enkel beufelen zijn, van de Goudfoekers ver-Nkolaas Bernardm gtddiQiniQ zijn, feggende fonnen om haar konfteenigaanfien te gevennbsp;nogtans ervaren te hebben , dat’er veel dingen Invoegen datfe de ^ Sterrekundige gelijk, zijn, pe gW-door hulpe des duivels gefchieden. Guihertus die om eenige fchijn aan haar konft te geven,nbsp;toont met vvaarfchijnlijke bewijfen, dat dien ¦ wonderlijke dingen voorfeggen : Ik konde^',^;^^nbsp;Bernardus Bemavdds een boos godloos menfch, en de een heel Boek fchrijven VAn a^voorfeggingengtiijk.nbsp;WoTmmfch ^ ervinder van dat vervloekteBoeknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;der Sterrekundige ofliever bedriegers, die de geweeü. nbsp;nbsp;nbsp;Bedriegers des Werelds is geweefi. Denkt dan wat geloof fulke fielen is te geven. Isleandér eetuiet in een fekerBriefidat Tara- ® . ______1- I. -1 nbsp;nbsp;nbsp;/n. minde grond niet hebben in de ware Sterre-kunde toekomende dingen voorfegt, en de Goudjoeking groote rijkdommen beloofd, foonbsp;is geen wonder dat de vyand van’tmenfche-^„,^erd«/lt;nbsp;heeft veranderdl Doch met foo'veel woor- lijke gedacht onder defe konden fpeeld, omnbsp;den als Neander fulks deld, met fo veel werd j de menfchen over toekomende dingen feer bc'nbsp;her vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;omveer gedoten. De Gör/t/-1 forcht, en tot de rijkdommen genegen zijnde. Neander •sserA vannbsp;Libaviusnbsp;ypeAerlegt. making fegt hy, is de Taraceljïfien nergens toe | door foo een middel te verdrikken. Paracdfus nut aïs om aan de galg te raken. Paraceifus be- j nbsp;nbsp;nbsp;Daarom indien ooit is ondervonden dat door yfurt^om leerlingen fuigt fklfs dat de Beul%\ leer Uugen hem heeft \ een Boeder, dit woord werd meed gebruikt ontrokken, hoedanigen einde de overige door' om het bedrog te dekken, op Quikofeenignbsp;haar bedriegeryen ook verdienen. Daar zijn’er ander Metaal geworpen, waarlijk Goud is foeAernbsp;die door een/tc’^r;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;of r(7ö^poederop RS' Goudfo, hersij 'Een Gout-maker te Elorenoe. b Chymi-cus. c Apotheker. a Auteur. celfm in fijn tegenwoordigheid ^ik in Goud raken aannbsp;de Galg, de gefmolte Metalen te droijen de felfde fchij-nen in Goud te veranderen. En om de wereld te groter indruk van haar rijkdom te geven, fonbsp;werpenfe dzt/ceder fomtijds in’t water of innbsp;de moeraden , als offe daar van fo veel kondennbsp;krijgen aKTe willen. Ik meene fo een/oeder eernbsp;van Muife-keucels dan van Goud gemaakt tenbsp;zijn. Vraagtmen waarfe achter dat geheim ge-Ongegronde raakt zijn , fy llttidtXi\x\\3eBruff'el'vL\Brabantnbsp;roem der j-qj- jg Biegt-doel van ik wect niet Welk Kloo-der, daar het geheim op defe of gene plaats begraven ligt. Vraagtmen verder waarom fy haarnbsp;vrienden niet verrijken, men krijgt tot antwoord,datfe ’t geheim in haar leven niet willennbsp;openbaren, maar dats’et na haar dood befchre-ven fullen vinden; doch dan vindm’et met fulke vremde teekens en onverdanelijke woorden befchreven, dat Oedie/us felfs geen middel foude weren om dat te verklaren. Ik hoor dat’er fo een menfch Florencen is geweed TretoNerogtndiAmd, vanwienfynbsp;wonderlijke dingen verhalen;ik agte defe menfchen indienfe de gewoonlijke konsjes van be-droch niet gebruiken, van de Duivel onderwe-fen te zijn. De Goudfoekers feggen dat Tarvi-finus Goud gemaakt heeft in tegenwoordigheid van de Venetiaanfe overheid. Fallo/iusnbsp;een deftig Genefer en * Stoffeheider fchrijftnbsp;van hem aldus; de ^ ArtfeniebereiderTarvi-fmm werd ge fegt voor de Fenetiaanfe Raadnbsp;¦^u bevon Goud gemaakt te hebben i dochikfegge datgy-den volgens lijk hy de Raadsheeren bedrogen heeft j aljötsnbsp;Fallopius. }jy ookgef raft geworden, fyn armen weten datnbsp;wel j, hy heeft fo veel Goud gemaakt ^ datnbsp;hy by na van honger ü ge ft or ven j en dat in Jfttnbsp;winkel naulïjks eenige/otten fiyn: daar uitgynbsp;kont af nemen dafet envel beufelen fijn, te feggen dafer Goud door konft gemaakt werd,nbsp;daar is geen ander Goud als dat uit de aardenbsp;komt. Ik fal hier niet fpreken van’t Goud dat |
voortgebragt, fo kan ik fulks wel toedaan, nochtans dat ik loochen dat’et door verandering van die Metalen is gefchied. Maar fulksnbsp;is op twee andere wijfen mogelijk. Eerdelijknbsp;gaan de bedriegers aldus te werk: fy doen eennbsp;deel Blader-goud in een glas, daar op fy dannbsp;^likoi^ Koninklijk Water gieten, en fo werdnbsp;het Goud in korre rijd ontdaan en los gemaakt;nbsp;datfe in een Smelt-kroes op ’t vuur fetren, daarnbsp;door de Quik als ook het KoninglijkWater uit-wafemd. Het Goud als een fwarte dof op denbsp;bodem blijvende, die ter deeg gedroogt, gepoederd cn bewaart werd: fofenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;groen poe der begeeren fo kokenfe dat met Ko/er-groen en met rooóitAntimonie-olie om het rood te maken, dan bewarenfe dit felfde/oeder, alleenlijknbsp;verfcheide^é'^/m’^ zijnde,in verfcheide vaten. AhTe dan een proef van haar kond fullen ge-ven,fo wetenfe loodijk een deel van dit/oederj fo veel aKTe Goud willen maken op de bodem iedrogf^fnbsp;der Smelt-kroes onder het Quikfilver of andernbsp;Metaal te bergen : dan blafenfe het vuur foonbsp;derk aan, dat het Goud begint te fmelten,nbsp;wanneer fy felfs of een ander, om niet te fchij-nen datfe bedriegen, een weinigje van datnbsp;poeder in de Smelt-kroes drojen , aat fich vervoegt by het Goudj dat op de grond gefmoltennbsp;ligt, ondertuiTchen wafemd de ^ik weg, ennbsp;fo vindme in de Smeltkroes het Goud als Honig, dat gewaden en gefuiverd zijnde, feernbsp;fchoon glinderd, tot verwondering van de onkundige omdaanders. Ik voeg hier noch een gefchiedenis by, die de Goudfoekers gemeenlijk aantrekken om denbsp;waarheid en fekerheid van haar kond te too-nen , die fe feggen ïnGalbania j een Stad innbsp;e^yjEgy/ten j daar nochtans de minde overblijf-fels van een fo genaamde dad niet te toonennbsp;zijn) gebeurd te zijn. Sy dggen dat’er een fe-ker menfch by een Goud-fmit is gekomen metnbsp;twee filvere Kroefen, die hy liet Imelten, als’c ge- |
177
X I. Boek , Van de Bedrieglyke goudsoeking.
lieve re weren dit het middel te zijn waar door het poeder ingang in de Quik vind : want fonder dat foudenfe niet vereenigen. De Smeltkroes met roodlVas gedekt fijnde, fo blaafi; hynbsp;het vuur fterk aan, daar door de ^lik met hetnbsp;ÏVas uitwafemd , niets overblijvende als hetnbsp;Goud dat hy tor grote verwondering des V or fisnbsp;uitgoot; het isvremddatde Vorfl bet bedrognbsp;doen niet gemerkt heeft, gelijk hy namaals totnbsp;fijn fchade ondervond : want de bygegotenbsp;vochtigheid is niet anders geweeft als ‘ Aö-ninglïjk water met ondaanGoudheïct, gelijknbsp;het fcer ligt valt Goud of Silver op dienbsp;wijfe te ontdoen, als nu de vochtigheid metnbsp;de Quik was uirgewafemd, fo blecPer niet an- medefiifdinbsp;ders over als’t Goud : het poeder dat hyder«'#^«lt;*'--moniak-fout, mennet ter deeg met de drie an- inflrooide heeft meer gediend om te fchijnennbsp;dere JioJfen . Jield het mengjelineen Kolv. en \ iets wonderlijks te doen , alsdat’et nodig was.nbsp;laat'etfolang inde Son-jïralen.ofindewarm- \ Dit zijn de geheimen der Goudfeekers, nietnbsp;te van vuurjlaan. tot alles ter deegvermengt\ttxs goude Ketting, daar mede defe van denbsp;en als te gaar gejiremdis . daar van hetge- \ Vorft vereert werde, maar de flrop weerdig.nbsp;figde poeder gemaakt ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;So flout zijn defe fielendatfefelfsVorflendur-
y groen
gefmolten waren fo flrooidchy een weinigje Si?ver‘^g'l^oen Toeder ^ dat by tuflchen de vingers had,nbsp;‘‘nderddm ®P’ nadat’cr veel rook en geraas was gemaakt , fo is \ Silver infchoon JuiverGoudnbsp;veranderd. DeGoud-fmit daar over verbaaft ennbsp;verfteld fijnde verfocht, fo ootmoedig als bynbsp;konde, te weten hoe dat poeder gemaakt wer-de ; ’t gene de ander geern dede. Defege-fchiedenis werd verhaald in een Arabis Boeknbsp;van de vereening der Son en de Maan j bet geheim , uit het Arabis overgefet , werd aldusnbsp;voorgefteld.
Ervarenis.
«Crocus Neemt van ’t goeder uit Goud bereid een ^ “ Tfer-fajfraan.gebrandKoper, Am-‘^‘'¦drateri. moniak-Jout van elks een deel: ondoet het Am-
waari werd. Neemt dan een nau-gehaljdefles. doet daar in lood en in de hals gejlagen Goud. ofnbsp;legt op dem07td der fles een Jluk goud Geld. opnbsp;dat'et de wafem van 't ondane lood intrekke.nbsp;Keert het Goud Jbmtijds . om en het fal fo brosnbsp;worden datmen 't met de vingers tot een poedernbsp;kan wrijven. SDit is 'tpoeder dat Stiver innbsp;Goud Joude veranderen. Het gebrand kopernbsp;dat'er by komt moet aldus bereid werden: hetnbsp;Koper opgelyke wpjegepoederd diendmet water of pekel fo latig gewajfen tot dat'et heelnbsp;droog werd. maakt daar van dan een poeder.nbsp;i'^«»«elt;»Hier hebtge met weinig woorden her geheim
rot gedagtenis van fo een wonderlijke faak,/«»¦ Goud verfcheide penningen aan den Keifer opgedra-gen, hebben in ’t ligt gegeven, en gemeen ge--p/ï//nbsp;maakt. Ik doen ter tijd befig ontrent de * Stof-fcheiding, werde door dat gerucht verfleld, mynbsp;verwonderende, dat een konfl, die ik korts tenbsp;voren onmogelijk , ten minflcn feer moejelijknbsp;en voor den menfeh niet vindelijk had getoond , nu aan de Keifer was ondekt en bekentnbsp;geworden. Sijnde dan twijfelmoedig en onfe-ker,fo nam ik voor de waarheit der faak van fijnnbsp;Kciferlijke Doorluchtigheid, een groot bevor-derer mijn’er ‘ bey veringen, felfs te onderfoe- «Studiesinbsp;ken: fo heb ik dan fonder toeven een Brief ge-fchrevenaan den Eerw. Vader Gans. Biegt-vader des Keifers, hem verfoekende dat hy uitnbsp;mijnen naani den Keifer feer ootmoediglijknbsp;wilde afvragen alleen met twee woordekensnbsp;van /j? of^emtefeggen watvandiefaakwas :nbsp;de Biegtvader heefi op bequame tijd mijn ver-foek de Keifer voorgedragen, die het felfdenbsp;Mm I
ven bedriegen. Van defe flag zijn ook de gene die voorgeven van ^ik vafl Stiver van 18 ca-ratten re konnen;maken,datfe weten te verwennbsp;met eenige dingen, die op de Kapel felfs flandnbsp;houden: dewijle de Mijn-geeflen fomtijds denbsp;Metalen fo vafl aan hangen datfe niet als doornbsp;het uiterfle geweld des vuurs daar af te fchei-den zijn. Ik heb’er gehoord, die feiden denbsp;konfl vafl en dikwils in ’t werk gefield te heb- onr»ysUnbsp;ben: doch dat’et niet gelukte,was haar onvoor-fichtigheid, het verfuim van eenige omflan- ceudfoe.nbsp;digheid en diergelijke dingen te wijten ; fynbsp;fouden beter haar onkunde en ongegronde be-der Arabers, ’t gene wel feker gaat, echter tot' loften befchuldigen.nbsp;die ervareniffen behoord, daarmcn Goud door I Ik fal hier noch byvoegen een gefchiedenisnbsp;by menging maakt: want het Goud werdt’er in mijn tijd voorgevallen, daar uit af te nemennbsp;ruim bygedaan, ’t genedoorde Yfer-faffraan, 'is wat van defe groote konfl moet gehoudennbsp;gebrand Koper en Ammoniak-fout bereid en; werden ; over veel jaren is’er een gerugt gelo-gcfuiverd werd,’t welk dan op Yi/wr gegoten,] pen , dat de Kei [er FerdinandusdclW. dienbsp;het felfde niet alleen met een gulden kleur j lang gefochte en begeerde faak, namelijk denbsp;^^araceifus verwt, maar ook vermeerderd door de deeld- j konfl om Goud te maken. door middel van regtenbsp;jes der voornoemde flofFeii; dochopdenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Sonen der Konfl was te weten gekomen ,
kan’tnietlang fland houden; want ieder keert nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i- i.
weer tot fijn eerfle flof Het felfde geheim heb ik daar na ook met wéinig verandering bynbsp;‘Paracelfus gevonden , die het felfde als ietsnbsp;groots onder duifleredubbelfinnige woorden.
Volgens de gewoonte der bedriegers , tracht te verbergen.
*e!j
ror/l
woordigheid wilde geven. Defegaflwonderlijke dingen voorgevende fcheen de heele J^e in Goud te fallen veranderendiy gaat dan aldusnbsp;te werk : in een fmeitkroes ontrent x oneennbsp;^aik-fllver gedaan fijnde, fo flrooide hy daarnbsp;op een graan vtayjeker rood poeder dXsOrangenbsp;poeder, dat hy rood ^ uittrekfel noemde, hebbende na fijn leggen een \vonderlijke veranderende kracht, daar na goot hy in de Smeltkroesnbsp;een goiid-geel vogt ^ leggende u Hoogheid ge
Ik ken een feker r^r/? diens naamikmet opfet verfwijge, die een Goudfoeker, welkenbsp;feide de konfl te weren, een deftige vereeringnbsp;•PW beloofde , indien hy een proef in fijn tegen-
-ocr page 793-278 nbsp;nbsp;nbsp;De onder-aardse Wereld,
naulijks gehoord hadde , of hy begon te lac-j fonder als’er afgerichte gallen op uitzijn. Dit chen , feggendeik fal de begeerte vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;rgt; ?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_...j
Kircherus met weinig woorden voldoen, en daar op uite hy de volgende rede: de Ervare-
. III.Afdee-
LING.
Zige woerden des Kei-fers.
nis die wyin onfe tegenisioordigheidhebbenhela H te doen is wel aardig^ en naaukeurig ge-weeH ; doch wy hebben niets gevonden dat de Keijerlyke Majefteit kan verrijken: ja wy be-tnigen datwe geen derde van de onkojïen hebben weerom gekregen. Hier hebtge de eige-woorden en getuigenis des Keifers ; daar uitnbsp;af te nemen is , dat die konft in plaats vannbsp;voordeelig fchadeiijk te zijn.
So trachten de bedriegers de eenvoudige
het Silver
verma’'
lioor
eerft; door rauwe Quik ontdaan is , giet op
Se» bed r ie-ger/e.
£en ander.
’t bereide water,en gy hebt vajl Silver met een weinig Schijn-goud.
10. Ervarenis om de ^ik te vejligen. Neemt G lood Koper-groen , i lood Qiiik,nbsp;menget te gaar en helFet op uit een aarde ver-glaafde kolve tot datfe te gaar vereenigt zijn, te veinbsp;en gy hebt de vereifchte vaj?e ^ik. Doet hetnbsp;mengfei,op een Marmer-lteen gepoederd zijnde in een Kromhals, llookt’er llerk vuur onder, en’t gene noch niet vafl isfcheidaf vannbsp;’t Koper-groen: breng dar op de llraks volgende wijfe tor Koper, welk Koper door lood werd
weten , Haan daar oververbaall : enalfmen haar eenige tegen-werpingen voortbrengt, fonbsp;verontweerdigen fy haar die te beantwoorden,nbsp;feggende ik heb met mijn eige oogen geilennbsp;het poeder door lall des Konllenaars felfs opnbsp;het Metaal geworpen , en het voortgebragtenbsp;Goud van de Goud-fmeden laten onderhoekennbsp;die’tfelfde goed, ja beter als gemeen goud hebben bevonden. Andere feggen wy hebben ’rnbsp;van oog-getuigen verllaan, die het Goud felfsnbsp;hebben behandeld , en een gedeelte van datnbsp;foeder bewaren , om altijd een proevvandej
Voorgeven der onkundige iedro-ge menfehen.
de en verllandige luiden gerekte werden. So
pis, laar die in een pot koken en de geeft ver
Tgt;at van geen klem
daar mede de wereld in ’t korte vervuld werd, te meer om datfe haar niet fehamen^ tot grootenbsp;fchade van ’t gemeen , Boeken daar van tenbsp;fchrijven , voegende daar by ditpoedereennbsp;oneindig vermeerderende kracht te hebben.nbsp;Daarom geld’et niet te feggen ik hebt gefien,nbsp;gehoord , met eige handen beraft; want hetnbsp;gaat hier mede even eens als met de Bootfe-makers en Hokes Bokes-fpeelers, die fchijnen
Wijn-fteen, en werkt fo llraks gefegt is.
II. Ervarenis om Silver van de gemeene ^ikgemaakt in Goud te veranderen. Maaktnbsp;eerft een HVoninglijk-water van Vitriol, Salpeter van elks een pond, Koper-groen Ammo- ^nbsp;moniak-fout van elks 4 loden; Yfer-vijlfelgia.'nbsp;i pond, laar al defe dingen re gaar gemengt fijnnbsp;gewreven zijnde door llerk vuur tot een waternbsp;ontdaan werden , trekt dit water door fachte Goud«
_ __ _ ^ ^ ^
ly genoeg overdeeerfte wijfe om Schyn-goud’
temaken.
De tweede wijfe om fulks te verrichten is, dat de Goud-foekers ’t Goud of Silver metee-nige andereflofFen vermengenj en alfo geennbsp;fuiver maar vermetigt Goud en filver vóórtbrengen.
9. Ervarenis om doormiddel van “Vermei- 4 cinnsb*-joen en ^ik het Goud en Silver re vermeer-deren. Neemt een deel van’t belle Goud, dat Goud*» felfdein een Kolvhetllraks volgende water,,
I trekt het felfdc daar acht reifen al, weer opgie-menfehen by de neus te leiden , entebetove- rende, brengt dan het ondane Goud door mid-^„ Quik. ren. Gebeuret dat eenige rijkenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;del vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;weer tot een klomp, en gy hebt
loojXoo ol 1000 ponden Goud tot een poe- her gefochte goud. Het water werd alder maken, en daar mede op de verhaalde I dus gemaakt: neemt Salpeter pond, Rarte-wijfen de wereld bedriegen , gelijk fommige | kruid 3 ponden, Koper-green 8 loden, Yfer of om een naam te maken gedaan hebben , foloo- Staal-vijlfei i pond ''haalt alles over uit eennbsp;pet gerugt llraks datfe de konll weten om met c Kromhals, giet van ’t overgehaad water 8 lo- ‘nbsp;weinig moeite en in korre rijd Goud te mzken. | den op ‘'opgeheve Quik, trekt het daar tweenbsp;Het is ook wel gebeurd dat fommige een grote | reifen af, en alles werd tot een vocht ontdaannbsp;fchat in ’t land of elders vindende voorgeven, |bequaam om Silver re veltigen. Neemt Swavelnbsp;om niet agterhaald en over haar haalligrijkj uit Vitriol opgeheven, legtfe by lagen metnbsp;werden ondervraagt te werden, datfe middel! loden gevelligt Silver, en x loden Swavel, laat bereid^”'nbsp;weten om meteen weinigje poeder Quik en : het allenskensuitwafemen, doet by de verbe-andere Metalen in Goud te veranderen. De ! terde Swavel, viermaal fo veel Lood-glas, alsnbsp;onkundige menfehen defe en diergelijkedin- ’rgefmolten is fo doet’er gekalkt Silver by,nbsp;gen fiende enhoorende, fonder het bedrog te j tweemaal gebrand zijnde, Heller xo dagen in
Ëfvare»'*
om^*^
waarheid te geven , gelijk ook verfcheide ge- afgetrokken, en van een dragme Quik blijven toond hebben ; fo dat de gene die defe waar- 3 ^tzgtnen Silver met beladen; Aldusnbsp;heid in twijfel trekt niet weerd is onder geleer-1 brengtmen het Koger-groen tot Koyer-, neemt
werd de eene leugen aan de ander gefchakeld, j vliegen , neemt daar van driemaal fo veel met
haar felfs her lijf op tefnijden , Slangen en j warmte afrot de dikte van Olie: neemdan^o Padden in te flikken, Lode , Kopere , Yfere i veel raauwe Antimonie als gy wilt, en giet ernbsp;ringen en Penningen op ftaande voed in Goud ( fo veel van de ftraks bereide 0/i^' op, datlenbsp;te veranderen , tot grote verwondering der ge-'een vinger bedekt ftaat, trektferfolangaf, totnbsp;meene volks; doch de faak wel ingefien zijnde,! darde Olie metde Antiinonie ter deeg veree-fo is alles niet als een gauwigheid. Dej^w^È”// nigtis;danhebge een poeder datfe de Roodenbsp;zijn bedrieglijk. Het is naulijks te feggen hoe Z.É’é’a noemen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gemaakt vafi
niet alleen onkundige, maar felfs verllandige Silver ^ Haat dat in feer dunne plaatjes , legtfe luiden daar door konnenmis-leid werden, by- by lagen in een Smek-kroes, laatfex4urenin
’t vuur
maken.
Hoe de menfehen door gawigheidnbsp;k onnen misleid werden.
XI. BOEK , VAN DE BEDRIEGLYKE GOUDSOEKING.
Cap.iii. gen Vergaar-tafel, daar in alles wat indeGoudlbekerie voorkomt, vooroogen gefteld werd: invoegen dat buiten de felfde niets te foeken is, het fy fulks tot de Steen dernbsp;Wijfc j tot de Metaal-kunde, tot de menging en voorteeling der Metaling ofnbsp;tot de Stoffcheidige werken behoord.
in toto, ^Ichitma- caithmivi-, velud w Syiioj^fi omtcte^haLeotica. oh oculas jfom; tfr Cvriajl Lecloris . extra, hrttc ,Jlye Lipdis fahriowt J^ectes ^Jlvc Jietaüvrjlznbsp;cant artem-j Jvae naxturas ^^etedlicomm- coii~£or^nt^ five denua eorunv jen^amp;s J^ectes ? ptcgt;nbsp;pam. peer as ad Chyamcas a^eraiijnes , iitile etr jructaajtan- .
SO-L-V^Ê, nbsp;nbsp;nbsp;COAG-ULA.
ercurms
•^rua
Sd^mr
LlNGE.
IV. Afdee- ’t vuur , en dan hebtge filver tot feer fuiver | In defe Tafel hebben de ^ Mynftoffen op- ^wineraii». goud, doch alleenlijk door het kleur verhe-j fichtop denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;werden daar
ven.
Gouden sil- 12,. Ervarcnis om laag gekleurd goud te ver-wr beter heffen. Neem opgelieve quik, Vermeljoen van ven^quot;^quot;' elks ^ loden, Antimonie een lood, en tweemaal
fo veel Afijn,daar by gemengt is fo veel Kopergroen als men met twee vingers kan vatten.
Doet defe floffèn allenskens in een Kromhals, en daar komt een fchoon gekleurd vocht uit;nbsp;neem dan L Vermeljoen , mengt die met hetnbsp;voorgaande vocht, rreckt het vocht uit eennbsp;Kromhals andermaal van de Vermeljoen: laatnbsp;het in een toegefmolte glas i ^ dagen in fand ,nbsp;flremmen, en gy hebt liet ƒ Neem dan j heim onder duiftere dubbelfinnige woordennbsp;bleek Goud of vaji Silver ^ oncamp;n, fetdaarop | voorflellen j als men nochtans het pit dernbsp;6 dragmen van ’t poeder te fmelten, en gy hebt; faak uithaald, foo bevindme datfe niet andersnbsp;het verheven tot de hoogde trap, diemenkan i feggen als ’t gene de Metaalkundige voort-wenfehen. Dat ook fonder het poeder op defe ; brengen, en in voorgaande Vergaar-tafel tenbsp;wijfe gcfchied; legt het Goudoï Silver dun ge- j vinden is. Want fonder Goud en Silver bekent
mede volkomen vereenigt. Ieder der felver kan tot haar ’’ Hooft-ftoffen Sout j IFater^ ^ Eiementa-Geeft en Olie gebracht werden, daarom wcr-denfe door fterke Waters, die uit Souten zijnnbsp;te gaar gefield, ondaan, gekalkt en gepoederd:nbsp;door het vuur werdenfe opgeheven, gefuiverd,nbsp;gerijpt, gegifl en gevefligt; door Afijn, Wijn-fleen. Brandewijn, en andere fuuregeefligc^^^;,rM/«^nbsp;vochten werdenfe beflagen, gewaffen en ge-fuiverd; eindelijk verkrijgenfe door een nieu-we ftremming, de uiterffe volmaaktheid dernbsp;konft. En ofkhoon de Goud-foekers het gc-
flagen in ’t boven gefegde vocht eer het te gaar dremd, en fet ’et ^4 uuren in fachte warmte,nbsp;totdat het vocht begint te koken, engyhebtlnbsp;het vereifchtc.
Ik konde ontelbare dufdanige Ervareniffen bybrengen , doch nadien in de eene naulijksnbsp;iets is, dat in de andere ook niet voorkomt, fonbsp;heb ik dien dig geacht de voorgaandeT^^c/hiernbsp;voor te dellen, daar met een op flag der oogennbsp;gefien werd het gene daar mede andere heelenbsp;boeken bekladden.
Lullusgcen GoudnochSilver gemaakt te kon-nen werden. Het is te vergeefs de flechte Metalen en andere MijndofFen in Goud te willen veranderen, het meededat gedaan kan werden , is, dat het Goud een weinigje vermeerderd door de by vermengde deeldjes Goud. Ditnbsp;alles is een ^ Wijsbegecrige inde voorgedeldc^Piiibfo-Vergaar-tafel, als hy de felfde wel weet te ge-bruiken openbaar: dewijle dat’er geen vergaring der kond is te doen, die in de felfde nietnbsp;gevonden werd.
ver^ KoperjTJerj ’’RattekruidjMarchafften ^^eden diergelijke , wetenaftefcheiden,doormid-cum. del van vuur: dusdanige kond is door geennbsp;wetten verboden. De 4. kond is de gene, doornbsp;welke de Goudfoekers her Goud weten tenbsp;vermeerderen door by-mengen van ietsnbsp;anders , foo nochtans dat het fijn eigennbsp;kleur behoud : over defe Kond werd ondernbsp;de Rechts-geleerde verfcheidelijk getvvidet. Wy fullen aide fwarigheden door eenigefoo borgerlijke als geedelijke regels oploffen, als-weeerdvande buiten ge woone Wet des Faufffff Cap.I. ktryi « Alchyrai ftse. OF fchoon de voorgedelde Vrage de Rechtsgeleerde fchijnt te paffen, ominbsp;nochtans niets na te laten, fohebiknbsp;raadfaam geoordeelt de felfde hier voor te dellen. Eervve defelfde verhandelen fo diend aan-inbsp;gemerkt, dat’er vier’erlei kond hier ter plaatsnbsp;in aanmerking komt: De eerde is de Metaalkunde ^ die leerd de Metalen van haar vuilnisnbsp;en meerdaantige dof te fcheiden en fuiveren;nbsp;zijnde de menfehen fo noodfaaklijk, om hetnbsp;groot gemak dat de Metalen toebrengen, datnbsp;fonder defelfde de gemeenfehap tuffehen Lan-viereriei den en Steden niet gevoeglijk foiidekotmennbsp;Goudma- onderhouden werden ; daarom werdfe doornbsp;de wetten geenfints verboden , maar feer aan-geprefen. De tweede kond is de Goudmakingjnbsp;die, volgens het feggen der ' Goudfoekers,nbsp;dechte Metalen in goed deugtfaam Goud, beter als gemeen Goud verandert. Indien ditnbsp;feggen waarachtig was, fo foude foodanigennbsp;Goud fonder kommer en fwarigheid vryelijknbsp;mogen gemaakt en verkocht werden. De 3.nbsp;kond is de gene daar door fommige het natuurlijk Goud onder verfcheide Metalen enMijn-doffen vermengt zijnde, namelijk onder Sil- |
Joannes de XXII. hebben gehandeld. Defe Joannes was een Fransman uit Aquitanien, in ffnbsp;’tjaar 1316. tot de Paufelijke doelgevordert[®‘*^quot;,/(lt;/nbsp;zijnde, heeft behalven de wetten tnin^eWin-Goudfot^jjnbsp;gen fijns voorfaads Clemens de V.ook veel ten uitgegeven, noemende die de over welke Z^nfilinusdeCaffaneisseó.z.zxs\.e-keningen heeft gefchreven; onder andere is’ernbsp;ook een Wet met dat Opfchrift van de Schuldnbsp;des Bedrogs: daarin hy veroordeeld al de gene die haar befig houden met Goudte maken jnbsp;de kond wonderlijk uitmakende. Doch omnbsp;met weinig woorden veel te feggen, fofalik hier |
XI. Boek, Van de Bedrieglyke goudsoeking. 281 ^Ap. II. jjg buiten-gewooneWet felfs voordellen, j misdadige geejtelijkjjbwerdenfe van haar be-daar in het gene wy van de valsheid der Goud- dientngen verfleketij en in toekomende voor on-foekerye hebben getoond met het Apoftolts bequaam erkend. Goud. ’‘•hert be-te datje **0. iets voor hear gefèHhebben-.endsdegefigtey^^fquot;' getanyid werd van de wijfe, op wel waarheid daar met,sjofanfe den dSgJer-\^^^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Paus .n (ijnPalc.s te Jfillen haar vermogen j en fy bemantelen de valsheid met woordenj om te verfiereuj dat hetnbsp;gene in de natuur niet is waar Ijk Goud of Silver door een bedriegljke verandering is geworden. Haar vervloekteftoutheid klimt fom-tjdsfóhoogj datfe of vaïfe Metalen de lettersnbsp;van de goede Munte faaUj daar doorfynau-keurige oogen en de anders niet onkundige ge-ge. meenc man bedriegen. JViUende dan dat defenbsp;altjds verdreven werden^ fo belaften wy met defe in felling; dat aide gene dienbsp;dufdanigen Goud of Silver gemaakt hebben j ofnbsp;belaft te maken:, of met haar wetenterwjlnbsp;’t gemaakt werde daar aan geholpen ofwetende fodanigen Goud gebruikt , verkocht of totnbsp;betaling gegeven hebbenjgedrongen werden fonbsp;veel goed Goud of Silver tot een boete uit te kee-ren om aan den armen gegeven te werden, alsnbsp;het gemaakte Goud bedraagt, ontrent welkenbsp;men wetteljk verfekerd is , datfe op een dernbsp;voorgaande wjfen hebben mifdaan; daar be-nejfens werden de gene die fodanigen Goudnbsp;maken of wetende gebruiken voor deugnietennbsp;verklaard. Als 't gebeurd dat de mifdadigenbsp;geen middelen genoeg hebben, föfaafetin ^tbe-lieven van een befcheiden Rechter defirajfe tenbsp;veranderen in een gevangenis of iets anders,nbsp;na 't gewigt der Jaak der verfcheideperfonennbsp;en andere omfiandigheden. Doch degene diefnbsp;veer uitberfien, datfe niet alleen valf penningen faan , maar de natuurlijke geboden desnbsp;regts verachten, de palen der konfl over flappen, en de wetten fchenden, namelijk met weten van het bedrieglijk goud of filvervalfnbsp;Muntflaande, of die doendefaan, wy be laf ennbsp;haar goederen verbeurd te maken, en haarnbsp;per fonen voor deugnieten te verklaren. Zjn denbsp;II. Deel. gefag beveiligt gevonden werd. ‘Ds buiten-^ewoone it van de.Jchulddes bedrogSj door de Tam Joannes de XXII. De Voor-reden. ^’¦dmdefi DeGoudfoekerye en de Goudfbekers werden hier verboden en gellraft :want haar werd totnbsp;een boete opgelegt, datfe fo veel goed fuivernbsp;Goud moeten uitkeeren aan den armen , alsnbsp;fy vals Goud hebben gemaakt. Indienfe geennbsp;middelen genoeg hebben,fo werd haar een drafnbsp;na ’s Rechters believen opgelegt, en fy werdennbsp;voor deugnieten verklaard. Zijnfe Geedelijk,nbsp;fo werdenfe van haar bedieningen beroofd ennbsp;voor onbequaam gehouden. Siet de ongewoonenbsp;Wet van den felfden Joannes, die begind Tro-diens, is geplaatd onder het fclfde Opfchrift. De Inhoudder ongewone Wet. T)e Goud-foekers beloven Rijkdommen diefe niet hebben j infgelqks die IVijs fchijnen zijn innbsp;de groef gevallen diefe felfs he bben gedolven:nbsp;want de Goud-foekers bedriegen haar felfs ^nbsp;dewïjljè haar onkunde bewufl verwonderen die 'e kee- te **ii*B. |
[Tat firat de Geefielij-ke T»erdnbsp;geleid. Dit is de Wet vgiaTaus Joannes de'KiX.ll. 1 daar van wonderlijke dingen werden uitge-droit. De ^ Goud-foekers geven voor dat de « Aichf-) Taus feer ieverig in de Goudfoekerye is ge-weed, doch niet konnende fijn oogwit berei-ken, fo foud hy uit ongenoegen fo een drenge Wet daar tegen gemaakt hebben. Tlatina ver- noch nydig-haald dat na fijn dood veel Goud by hem ge-vonden is. Doch of dit al w'aar was , fo volgtnbsp;geenfints dat goud door KonH gemaakt te zijn, ’t gene de Goudfoekers nochtans hardnekkig daande houden, ook voorgevende dat de Tausnbsp;defe Wet uit nydigheid heeft gemaakt, op datnbsp;niemand behalven hy achter het geheim fou-de komen. Doch ik wil fulke dingen van t'-»»nbsp;Chrijim Stadhouder niet vermoeden; dewijlenbsp;hy de kond met uitgedrukte w^oorden veroor- heeft ge.nbsp;deeld. Daarom is waarfchijnlijk dat goud vannbsp;den Taus verfameld en bewaard te zijn, w^aarnbsp;roede Taufen veelerlei gelegentheid hebben. Onlangs is my een Frans Boek in handen gekomen met dit opfchrift: de Konfl van verandering van de Taus Joannes de XXII. gnon Goud foude hebben laten maken. Hy vangt aldus aan: men begint het Boek der Goudfoekerye , dat de Taus Joannes de XXII. heeftnbsp;laten openen te Avignon, van welke hyhaddenbsp;xoo Staven , ieder wegende een ^int'al. Daar na befchrijft hy in ’t breede de ganfche werk-wijfe. Ik moet bekennen datiknanau-keurig onderfoek niets in ’t felfde heb gevonden , dat de gewone befchryvingen der Goud-foekers overtreft, als alleenlijk eenige gemec-ne en van elders ontleende voorfchriften. Daarom heb ik reden te vermoeden, dat een bedrieglijk verfierd Boekis,dateen wan-Gp„,i/j,*e-hopende Goudfoeker , om de Goudfoekerye'•r'-geloof te doen hebben, en onder den Paufelij-ken naam aanfien te geven, de wereld heeftnbsp;in de hand geileken. Doch op dat ik niet fchy-ne iemand te verongelijken, fo meen ik dardenbsp;verllandige uit dc eigen befchryving het felfdenbsp;fullen konnen ver Haan. EEN VOORSCHRIFT om Goud te maken, Den Paus Joannes de XXII. verkeerdelijk toe-gefchreven, dat ik uit het Frans van woord tot woord aldus vertaald hebbe. Neemt van de llerklle Afijn, 4 ponden w'it-te Kalk, laatfe te gaar Haan 4 dagen, * haald * DeftilUre. de vogtigheid de vyfde dag over uit een glafc^j^^^^.nbsp;Kolv en bewaartfe ter deeg. Neemt dan Sout wtglZ’dunbsp;en pis met Alexandrijnfc Indicum i pond, Am-moniak-fout sponden , gemeen Soutcenhalfnbsp;pond. Afijn ook een half pond. Haald 3 ponden van de gefegde llofFen eerll met Afijn heetnbsp;gemaakt over, dan fult gyde fouten fmelten,nbsp;die gefraolren zijnde, gy die te gaar uit een glasnbsp;fult overhalen ; indien’cr noch iets gemengtnbsp;Nnnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;op |
.u
281 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD, IV. ,afde- Op de bodem blijft, en dat de vuilnis niet heel het in een glas , flopt dat digt toe, dat’er geen gcfuivertis , fo fultge het overgehaalde water! geeflen uitwafemen ; haald het vocht overnbsp;daar opgieten en andermaal overhalen, fo dik- j met fagte warmte van fand , en bewaaret innbsp;wils tot al het water uit de Stof is overgegaan :; een glafe Bottel. Neemt dan x dragmen fuivernbsp;dat gedaan fijnde fovindme op de bodem een' en 4 dragmennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;mengtfe te gaar rot ftoffè geflremdals Jgt;of nbsp;nbsp;nbsp;bewaard die een Amalgam-, wrijft defe Amalgam met het forgvuldig. Neemt dan levende Swavel in: fltaks befchreve water 3 dagen op een Wrijf-flerke Loog geweekt, -^heft die op, daar byi fleen ;laat dan de flof i x uren over een fachc doende ^ opgeheven Quik 43 oneen, gekalkt j vuur koken , wrijvet dan wederom met hetnbsp;Silver 4 oneen ; flelt al defc dingen in water i water , kookt het gewreve , en herhaald ditnbsp;volgens de onderftaandelafl. Haald de onda-118 reifen, tot datge het kleur vannbsp;ne floffen over uit een glafe Kolve met flerk verneemd: weegt dan defe flof en werpt i deelnbsp;vuur, fovindgeopdebodemeenfloffe, diein op 18 deelenLoo^/, engy verkrijgtfeerfuivernbsp;een glafe Schotel in een kelder of andere vogte' goud^di^iX. al de proeven kan uitflaan. Het Loodnbsp;plaats gelegt werd, tot datfe in een vogt veran- j moet te voren op de volgende wijfe met veelnbsp;derd, ’t welke ook bewaard diend. Legt dan arbeid bereid werden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ de eerflc verkrege flof ook in een glafe Schotel Neemt dun gejlage loode Plaatjes, legt die op een vogtige plaats om te ontdoen: mengt met gepoederd Sout hy lage in een aarde pot,nbsp;defe twee vogten, laatfe tegaar flremmen, en; tot de pot vol is ^ fluit de [elfde digt toe j [00nbsp;gy hebt de bereide flof NshiQxsznQcnvutx- nochtans dat’er boven een gat open blijft,nbsp;nigje op 18 deelen quik geworpen werd , tn\om de dampen uit te laten ; fet defe pot fesnbsp;dat men’t dan te fmelten fet fo veranderd het 1in ’t vuur ^ daarna de pot openende Joonbsp;mengfel in Silver dat alle proeven kan uit- bevindge bet'Lood beknaagt enfeer wit, doet in du mrk tm Goud te maken. LINGS. a Subli-martr. i Siiblima flaan. Dit is de eerfle befchryving, daar in een i^laar bewijs van des Schry vers nalatigheid be-fpeurd werd : hy neemt Silver-kalk en opge-heve Quik van elks 43 oneen , daar in eennbsp;merkelijke mifllag begaan werd: want nadiennbsp;de Silver-kalk door de hitte weer tot Ai/wrnbsp;gebragt werd, fo beloopen de onkoflen meernbsp;als’er voordeel te wagtenis ; W'ant43 oneennbsp;Silver bedragen meer als 18 oneen vannbsp;gemaakt Silver. Daarom hebben wydiemis-ïlag verbeterd, flellende voor 43 oneen 4 oneen. Wat ook defe Schryver voorgeeft, fo isnbsp;nochtans van dit werk niet anders te wagtennbsp;als een mengfelMzn ffuikoxs Silver: invoegennbsp;dat’et bedrieglijk is en onweerd fijn tijdennbsp;koflen daar aan te befleden. Laat ons nunbsp;onderfoeken het voorfchrift dat de felfdenbsp;Schryver bybrengt om feer fuiver Goud tenbsp;maken. Werk-wijfe nbsp;nbsp;nbsp;I I. Vootfchrift om goed fijn Goud te maken. Neemt gebrand Koper Vitriol-fwavel van elks x ponden. Wrijft ieder in ’t byfondernbsp;feer fijn op een fleen , menget te gaar en doet |
het in flerke hecte Loog ^ en het Sout falne-derjmken met de Loog, het Lood ook op de grond blyvende j neemt dat uit j wryvet opnbsp;een Marmer-flecn, Regen-warer daar opgie--tende j tot het water daar helder af komt: vol-herdet dan te wryven ^ daar by doende Aluin-fout en Wijnfleen-water,/fö? al defioffefeer witnbsp;is : fet’et dan in een pot te fmelten j en gynbsp;hebt bere'id Lood, dat in Goud moet veranderen. Dit voorfchrift is ten dedomiLuüusnbsp;getrokken, daar uit blijkt, dat dit een verfierd^^®.*^^^,nbsp;Boek is, dewijle Lullus lang na de Raus Joan- des scWnbsp;nes de XXII. heeft geleefd , en het is niet tenbsp;geloven dat Lullus het felfde van die Rausnbsp;foude ontleend hebben, de Lefer oordeele dannbsp;wat van fo een werk te wagten is. Die felfdenbsp;Schryver fleld verfcheide andere bedrieglijkenbsp;Hand-grepen voor, om ^ik in Goud en Silvernbsp;te veranderen: doch nadien de felfde uit andere boven aangetrokke Schryvers zijn gehaald,nbsp;en alrede wederlegt, fo acht ik de tijd te koftelijk , om die hier voor te ftellen. Wy gaan dannbsp;tot andere dingen over. |
Het II. HOOFTSTUK. Eenige geejlelijh Regts-befluiten, ober het vallè en ware Goud. ntst. Aar werd gevraagt of de Goud-nme H ^konft geoorloofd is f Antwoord die Goud konfi ^ is geoorloofd, die waaragtig, deugt-cii natuurlijk Goud maakt. So fegtO/-dradas Confil.j^. en Joannes NndraduSj 'in denbsp;t'itiil van de fchuld der valsheid met de byvoe-ging tot de Sp'iegel. Doch de konft die bedrieglijk Goud voortbrengt is ongeoorloofd , ge-lijkde meefte Leeraars foo van het Burgerlijke als Geeftlijke Recht feggen. Joannesnbsp;de Rlat. lib. i. c. de Arg. Rrat. Joannesnbsp;dsClavafo 'm Summa, onder het woord Al-chymia. |
_ Daar werd onderfocht of’er deugtfaam goed goud van de Goud-foekers door verande-ring kan gemaakt werden ? Ik antwoord neen, Goud k**nbsp;volgens Av'tcennahyAlbertus-, wantfodanig^'w«A^'nbsp;gemaakt Goud heeft niet anders als een uitwendige gedaante , doch is in der daad geennbsp;Goud. Tomas x. x.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Art. x. Card, diex. in c. I. ^fice Junt Reg. in Rif bus Feudorum. Indien nogtans iemand goed goudpoot een ware verandering maakte, daar is niet aan te twijfelen of het foude voor deugfaam^ö«^lt;/ moeten gehouden werden. Doch laat ons de woorden van denH. Thomas hooren, die volgens het |
II.
beveftigen met het getuigenis van fo een groot man ; egter kan fulks uit fijn eige woorden ge-noegfaam wederlegt werden. De Goudma-king j fegt hy, is wel feer moejelyk, echter nietnbsp;onmogelijkj gel^k wy feggenj zijnde ten minjiennbsp;de Engelen en Duivelen bekend j die alleen de
H. Thomas ^ Albertus, Andreas de Ifirtiia^ Baldus j enCard.Alex. inDift.c. i. (intnbsp;Regalia: want de gene die de Metalen wit ofnbsp;geel verwen fonder haar natuur te veranderen,nbsp;die zijn ongetwijfeld bedriegers; en fo fijnfe alle of in ’t geheel of ren deele onderworpen, na
liet feggen van vele niet alleen de Goudfoe- i geld betalen mag ? Antwoord wanneer dat kerye foude goed-gekend, maar felfs geoefend! goüd van ’t natuurlijk goud niet verfchild fo isnbsp;hebben , om alfo de waarheid harer konft te |’t geoorlofd , anderfints niet. Volgens den
Heili Tho-bevecht denbsp;^quot;••dfoeke-Stearns.
* Forma [“l'ftantia-les.
niet beftaat door de warmte des vuurs dat de Goud-foekersgebruiken j, maar door de warmte der Son op een bepaalde plaats ^ daar denbsp;Mjn-kracht vermogen heeft. Uit welke woorden klaarblijklijk is , dat den//.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;heel
anders van de Goudfoekerye heeft gevoeld, als fy hem toe-digten.
3. Men vraagt ook of het.Goud der Goud-
4. Men onderfoekt ook of iemand het Goud of Goüd dat hy door onderwijfing dés Duivels of doornbsp;Toverkonfi gemaakt heeft, mag verkopen ?llLaTtnbsp;Antwoord gelijk’et nooit geoorloofd is ietsnbsp;van de DuiveliQÏeQxen, alfo is’t ook nier ge-oorloofd fodanigen Goud te verkopen , omnbsp;dat’er altijd vermoeden is dat de Duivel eennbsp;hater der Fd. waarheid foekt te bedriegen.
foodtinii
ver
’'ocht
*5.
'^p.iii.
Phoi
r. ‘^fr
verborge wegen der natuur weten j om volgens i het feggen van Albertus veelbedriegeryen: fy de felfde te werken. Van het Goud der Goud- werden ook volgens de wetten geftraft, (oan-foekers fegt hy aldus x. Sent. Dift. 7. (^3. nesAndr.inAdd.Spec.TituladeCrimineFal-Art. I. de konjt kan wel door hulp der natuurAJi: want het Goud of Silver fegt \\y hebbennbsp;lijke werkers eenige “felfftandige vormen in de; behalven de weerde ook eenige krachten 3 die innbsp;ft of brengen ^ daar zijn nochtans eenige vor- \ de andere Metalen niet zyn j als ook niet in hetnbsp;men ^ die de Konilgeenfmts kan voortbrengen, j bedrieglijk Goud en Silver der Goud^foekerSjnbsp;om datje haar eigene werk en Ijdende onder- j namelijk tegen fwaarmoedigheid en andere geworpen niet kan vinden en toebrengen j maar \ moets onfteltenijfen j volgens de waarnemingnbsp;weliets gelijks uitwerken j, fo maken deGoud-\van Ervare Genefers. Dit beveiligt Frat.nbsp;Joekers iets geïjk Goud, (o veel de uitwendige! Barthol. de Sanfta Concordia in Summa. Ver-toevallen betreft j, doch Jy maken geen waar-\bo Empti. §4. Fab. de Monte de Empt. amp;nbsp;agtiggoud j omdat desgoudswefentljke vorm Vend. p. 8.
foekers voor goed Goud mag verkocht w'erdenj Invoegen dat die konft en het Goud daar en of men daar mede in plaats van gangbaar door gemaakt verboden is.
WY hebben nu vertoond de wonderen der natuur in de Metaalkunde en innbsp;de Goudmaking voorkomende. Daarnbsp;is ook bygebragt alles wat de Oude van denbsp;wonderlijke geheimen des “Steensder Wijfenbsp;hebben overgeleverd. Wy hebben ook metnbsp;gewigtige reden getoond, dat’er noch niemandnbsp;is gevonden, die door een eigentlijkegefegdenbsp;verandering ^uik of andereJlegte Metalen totnbsp;goed deugfaam Goud heeft gemaakt. Maarnbsp;dat al haar voorgeven bedrieglijk is geweeft,
niet anders voortbrengende als vals Goud, of
liet felfde loollijk onder haar ftofFen vemen- \ voegen fy vergeefs werk doen die uit de fchrif-gende: invoegen dat het bedrog ondekt werd,! ten S'aLvMfaacus Hollandus ^ BaJïUusValen-wanneer fodanigen Goud opde A^/^’/komt.
Gelijk ik verllaan heb vandeervarenfteMe-taalfcheiders hier te Romen, die heiliglijk verklaarden datfe menigmaal het Goud haar van
foekkonil Goud verkregen te hebben’t welk ran Aibtr-fes of feven-malen in 't vuur gebracht eindelijk tot vuilnijfe is vert eerd ^ als dan de Goud-Joekers feggen datje van ftftük en andere Metalen Goud maken j 't welk de Kapel uit-ftaatj,nbsp;ge looftfé niet s om dat door dikwils in't vuurnbsp;te komen de meerdaantige ftoftren vervliegen,nbsp;niets overblijvende als het Goud ^ daf er vannbsp;den beginne is bygemengt. Doch dit werk behoefd Ib dikwils niet herdaan te werden , nadien ’t in een reis met veel Lood kan verrigtnbsp;werden, gelijk de konftenaarsbekendis. In
tinus, Travifinus _, Barnaudm j en andere Goudfoekers hopen tot haar oogmerk te komen. ’t Gene de voornaamfte Goudfoekers en aIs ook Pa.nbsp;'Taracelfus felfs , gelijk boven in ’t breede raceifus tn
andere.
verfcheide Goud-foekers toegediend, hadden! getoond is, gedrongen zijn te bekennen, ter proev «refteld , doch altijd ondervonden, jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Doch het gene dus verre van ons is getoond
dat’et Goud alleenig by andere ftofFen was | moet gcenfmts gepaft werden op ' Stof-vermengt , en geenfints door verandering nbsp;nbsp;nbsp;die alle lof en eereweerdig is: want
voorrgebragt, niet tegenftaande de ftofFen ifyleerd i. het Goud van de andere' Mijnftof- cMinera-fomtijds fo vaft met het Goud vereenigt waren | fen affeheiden en fuiveren. Ten %. verfcheide datfe feven-reifen op de Kapel moeften ko- Metalen te gaar fmclten , om cierlijk Huis-ƒ,f/j^*ƒ:nbsp;men, het gene de Goud foekers moeften be-1 raad en ander ruig te maken. Ten 3. by Goudss/w nakennen ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in’tB.BoekvandeMe- en Silver, te vermengen Koper, Tinenan-^-^*’quot;^'^-
izknookhcYcüigtiwanthy^^g'^doordeGoud- dere Metalen , om tot groot voordeel der IL Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Over-
-ocr page 799-284 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD, I'/. ^roE. Overheid Geld te munten. Ten 4. heeft defe j derjie wereld, en fo hebben al de MetciknQtn Konft ondekt verfcheide deftige Genees-raid- i naam van de dwaal-fterrenonxdzngQn. TegeiMer-fing tegen den Auteur a Lapis Philofo-phorura. Mercurius T rifriiegi-ftiis is denbsp;Vinder dernbsp;i'^eehlfpra-htge Tee-keus, b Herogiy-pbu.a* ptii. den vergaan, bekend gemaakt, ^tiiï\{k.te.namp;n\h.QAx.,\\oQkomxêi2xTlinius,Solmus,^_yElianus laten fnijden. Doch nadien fo een wetenfehap en andere naukeurige fchrijvers van de felfdenbsp;in weinig woorden niet konde bevat werden,; niet vermanen? indien defe Ti^/oitgefien is,nbsp;fo heeft hybeeld-fprakige reekenen , diemetj fo vraag ik in wat plaats, ftadofland? in watnbsp;weinig omüag veel begrijpen, bedagt, gelijk in j taal ilTe befchreven ? met hoedanige Letters'lnbsp;onfe Oedipus kan gefien werden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;! het foude de moeite weerdig zijn uit fo een oud Nadien hy dan merkte dat alle dingen in al-’ gefchrifr te vernemen welke Letters nz de Ie door een fekereovereenkomftbefloten wa- ; Sond-vloedeerft gebruikt zijn, daar over ondernbsp;ren.invoegen dat de bovenfte in de benedenfte,'. de Geleerde fogetwift werd : daarom moet’et een blind dom menfeh wefen, die fodanige dingen geloofd en voor waarachtig houd. Doch ik heb de beufelachtigheid defer /eldersnbsp;in ’t breede aangewefen. De later Ar ablers, denbsp;woerden harer Voorouders niet behoorlijknbsp;niet een ding inde eene wereld voortkomt, of} overwegende noch recht verftaande, hebben Hef' MOtarom Goud de Zèr Goudjio heeft hy het Goud de Son der beneden-Maan,c»z,. fle Wereld genaamd ; om de felfde reden is Silver de naam gegeven van Maan der on- LINGE, delen uit de Dieren, Planten en MijnftofTen te trekken, die fo goed als Goud zijn : denbsp;verrigtingdufdaniger werken werden in hetnbsp;XII. Boek verhandeld , om nier de nutte en voordeelige Konft der Stoffcheïdïngnbsp;met de bedrieglijke Gottdfoeking te vermen-gen. Iemand foude my konnen tegenwerpen, dat ik ligtveerdig en ftout wederfpreke een konft,nbsp;die de eerweerde Oudheid altijd als wis en fe-ker heeft vaftgefteld, en daarom isdefelfdenbsp;met de fchriften van fo deftige mannen bevestigt : die van bedriegerye te befchuldigen, nietnbsp;her doen van een wijs man, maar van een on-befonnen lafteraar foude zijn. Om dan my vannbsp;defebefchuldiging te fuiveren,fofal ikfo naaktnbsp;als mogelijk is te toonen, wat de Oude door denbsp;* Steen der ïVijJe en denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verftaan hebben. MerciirmsTismegiJlm eerfte uitvinder der verborge leer, alle de geheimen der deftigenbsp;natuur door fijn fcherpfinnig verftand door-fnufteld hebbende, heeft aangevangen datnbsp;’’ Beeld-Jpra-kiggeboUj daar in de groote geheimen onder ftnnebeelden volgens de veeidaan-rige natuur werden voorgefteld, om de felfdenbsp;ieder een niet bekend te maken, fo nochtansnbsp;dat de gene, die hem in fcherpfinnigheid gelijknbsp;zijn, de felfde konnen vaten en verftaan ;nbsp;daarom heeft hy de Priefters en Wijsbegee-rige, die alleen hope tot de Kroon hadden, denbsp;felfde geheimen , op datfe met hem niet fou-en defe in gene alsookindemiddelftefchuilnbsp;den, fo heeft hy viererlei IVereld onderfchei-i Geiiiaiis, (jen : Voorbeeldig, Gelei-geejiig , Sterrig en gelijk elders in’t breede getoond Herraes^e- is : daar iu hy fo heeft te wcrk gegaan, dat’er fetd. nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. het word door gelijkenis in de andere gevonden : invoegen dat in onfe wijfe van bevating wel verfcheiden, echter als eensbewefen moeten werden aangemerkt. Hier uit is de oor-fprong der lt;:_yEgyptife keten gehaald , daar vannbsp;in onfe Oedipm is gehandeld. De bovenfte wereld heeft de Son^, de Maan^ beneffens de ove-e Planeten, rige quot;dwaal-fterren, daar op uit de hoogfte we-ƒ Genius,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fo vccl ^ Gelei-gecfteu als beheerfchers der verftanden werden gepaft : de beneden-fte wereld heeft die ook. Vindende dan in de Hemel niet deftiger, en beter als de Son^ en opnbsp;de aarde niets kragtiger en fchoonder als het |
Invoegen dat het teeken der Son viererlei faken verbeeld in de viererlei Wereld ; en alles wat hy van de geheimen Gods voorftelde, pafte ook op de andere werelden ; en fiendcnbsp;niets wonderlijker als de werking der Metalen, fo heeft hy de wijfe op welke de naruur dienbsp;voortbrengt onder de felfde reekenen verbeeld , onder welke de godlijke en andere werelden verborgentheden konnen verftaan werden. De Grieken hebbennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;navolgende haar dingen ook onder fodanige tekenen en ^^rdergir verfierde namen voorgefteld : daar over de dras^”nbsp;Lefer onfenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gelieve na te fien, daarwe getoond hebben, dat de Grieken door hetbeu-felachtig verhaal harer góden de wonderlijke werkende natuur hebben aangewefen. Dochnbsp;Herrnes is noch verder voortgegaan, en heeftnbsp;de Son Maauj, en Dwaal-fierren in de Blan-?i?®en‘Z)ii?m:^rragtcnaantewijfen : fo dadernbsp;niets in de natuur is ’t welk niet onder vremdenbsp;gedaanten der natuur werd aangewefen. In onfe Oedïpus vindge ook de verklaring van Hermes Tafel^ die de ^ Gods-fpraak der *Goud-j^’^‘^''nbsp;foekers mag genaamd werden. Doch in de /jAlcb'-felfde word niet geleerd de ‘ Steen der Wijfe pj,;,nbsp;te maken maar alleenlijk de werking der na-(jfopho-tuurin de voorteeling en het verderf der na-rum-tuur. Voegt hier by dat niemand voornbsp;van de Tafel gewaagt heeft yik vindfe ook niet van Hef-in de fchriften der Arabers : daar uit volgtnbsp;datfe vals en verflerd is : want indienfenbsp;Hennes is, die ren tijde van Abraham geleefd het gene van de Son en haar werking gefegt was op het Goud en de wijfe om het Goud tenbsp;maken geduid. Daaarom fal ikuitfeker Ara-bis boek van de Goudfoeking de volgendenbsp;woorden van my vertaald bybrengen. Sommige /eggen de algemeene wetenfehap der Goudfoeking niet anders te zyn als yêkiag.nbsp;derende en het afgevorderde, begeerende en hetnbsp;begeerde, Joeken en hetgefigte. Alfoofp^^^^^nbsp;Oman. Hermes fegt de gefegde Ter el in alks te nbsp;nbsp;nbsp;mtn en is het levenddurig j oorfprongelyk water werd gevonden in alles,efi ieder huis is gelukkig houd.nbsp;die te beurt valt het geaeim te verftaan en tenbsp;gebruiken. Hy fegt het geheim water te Aynennbsp;voed fel vands- menfeh en te ontfange. Mercur ius heeft |
.85
‘ ** • in. heeft gefegt alles dat in de wereld is werd meer verkogt als dit water: want het is by eennbsp;ieder j en ieder heeft'et gebrek. Met is by h
uem
en het voedfcl des vuurs: dat is het wortel-vogt^^-^^^quot;#'^® der aflche of duurfaam water , in des vuurs 5^^^,nbsp;warmte, diefc diend inplaatsvaneeiij^^’/eofnbsp;levende gee dl j verfchüd van ’tquikkigvogtnbsp;als iets beflendigs , dat op de grond des vatsnbsp;niet blijft, maar tot rook ondaan werd, wafchtnbsp;de verdwijnlijke fwartheid en flank der bran-dige ftoffe, die de fwavelige vette deelen in denbsp;afiche fijnde hebben, als’e tot een fwarre rooknbsp;werden, dienbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gedoemde aarde
noemen , vlugtig, flinkend, rot, enheetenfé brandende Swavel. Doch in tegendeel de ?£¦-kalkte afihe noemenfe, om de overvloed desnbsp;vafle fouts, onbrandige Yey^xx^e/.-want op ’t vuur
Defe verbloemde reden geeft niet anders te mes kennen, als eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aller natuur
lijke dingen,van fommige niet oneigentlijk een warmte oi vuur dat in alle deelen des wereldsnbsp;is, genaamd, daar door alles beweegt, veranderd, ondaan, gerijpt, gegill en gevefligt werd:nbsp;zijnde niet anders als het HemelsvuuroidiQnbsp;Son j die door fijn invloed op der aarden eennbsp;vuur fich niet ongelijk in de diepte opwekt,nbsp;en koellerd, gelijkt in ’t IV. Boek defes Werksnbsp;is getoond. Door dit werden dey®’/2w-lig-fiute-quikkige wafemen door de aarde ver-fpreid, die dan op de bequame plaatfen Goudj
« Minera
lia.
Silverj en andere nbsp;nbsp;nbsp;voortbrengen.[gebracht en gefuivcrd , werdfe eindelijk tot
Dit felfde vuur is buiten op ’t aardrijk, en doet; Glas; defe ajfche in ’t vuur levende en gevoed
fikgein
Ipu 4,
ki
defe warmte de Dieren en Planten voortko-^ nbsp;nbsp;nbsp;men , groejen, teelen,rijp worden, vergaan,
de oude yEgyptenaars defe kragt der Son '“ituur aanmerkende, hebben desfelfslevend-makcn-de ftralen de vingers hares Gods Afiris ge-naamd;en de konfl der fo groote dingen verrig-
^ Alchy. mia. ^
Weft, des Hemels en der aarde, der Son en der
en iVesf,
dere flegte Metalen in Goud fouden veranderd
mende, de vetrottendc de verdervende, en ontaart van ’t hout in verfcheide fpruiten : ditnbsp;is de cerfte voortgang der natuur, namelijk desnbsp;vuurs en der naUiur, die de Oude onder verfcheide reekenen en verbloemde woorden
A ros,
oeeft door haar beweeging en licht alle {ïjn j derhalvcn fo is
'ieièen warmte. Het is niet mogelijk dat de niet, met welke de Goudfoekers haar werk
Warmte eigen warmte
Goudfoekers foo een warmte verwekken, als de natuur gebruikt om Goud voor te brengen:nbsp;dewijle de natuur in’tteelen van alledingennbsp;een eenparige en onveranderlijke w’'armtebe-fteer. Sy werden dan in haar werk bedrogen,nbsp;dewijl de Myn-moer niet anders is als een fagtnbsp;vuur, of een Swavelig-quikkig fout der natuur,nbsp;die van ’t vermogen werkfaam gemaakt zijnde,
het Goud eindelijk voortbrcngt, namelijk een mengfel uit Aarde, Water en Locht regaar-geftelt, dat door Swavelig-fbute-quikkigenbsp;het verlaat he?n niet j ^en het gaat niet uit fyn | damp, door de ondoening der vochtigheid ge-geeften. Alba Amil van dit water {prekende ^ j fuiverd fijnde , tot een vuurige alTche door hetnbsp;fegt j daf et in alleplaatfen gevonden werd inymCxiicnAc. Sout werd verkeerd. Dat is hetnbsp;de yelden j in de leekten ^ op de bergen ^ by den J wit uittrekfel rood gemaakt, dat is door ver-armen en ryken,, by den fier ken en {wakken: dit j meerderd vuur altijd volgende, datfe noemennbsp;is de gelijkenis daar op al de ïVyfefieUj en het is j het Goud der IVij/Cj duurfaam water, de pijningnbsp;degeefi des vochtigenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;''nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1-1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.1
werdende hebben de oude Wijfe Salamander mtdeSz-genaamd: andere hcbbenfe ‘Phcenix genaamd, om darde aangeilekeaiTche niet anders is, als*”^».nbsp;het lichaam des Thcenix j om datfe uit haar af-fche van felfs opgewekt en op nieus lecfd. Dus-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4^
danig vuur werd van de Wijfe ook afgebeeld Draak tende natuur hebbenfedenaara van//fj-gege- jdoor den vervaarlijken Mr aak ^ die alles ver-j^***’’**^®nbsp;ven, dat is volgens ‘‘Plutarchus^Qvoortgang tecrd, en in fich verkeerd, als ook door denbsp;der wpfelijk-werkende natuur : defe T/fj-heb- aUes doodende Bafilifcus : want door dien denbsp;benfe in den Hemel de Sdaan gefield , en in de {affche vuurig is, fo is in de felfde levende Kalk,nbsp;Hoofdftoffige wereld Rhea of onderaard{e\^o\\.i, Swavel en Quik. En dat is volgens denbsp;Maan. Invoegen de ^Lgyptenaars door defe [wijfe de doode op te w'ckken en de levendigenbsp;verbloemde redenen geenfints hebben ver-j tedooden, dat is fodanigen aflche van’elevennbsp;ftaan de ‘’Goudfioeking, daar door Quik en an- te beroven , welk is de vereening van Ooft en veretnins.
werden, maar de wonderlijke werkw'ijfe van Maan, dewijle de aflche is een heldere vlam, de natuur waargenomen in’t voortbrengen der i en een vluchtig water, die in fich draagt een ro-MetaleUj Mynfiofife»-:,-Plant en ^ en Mieren rook, de welke eindelijk gekookt in’r glasnbsp;die fo noodfaaklijk voor den m.cnfch zijn : de-1 geveftige werd. Dit is ’t water dat wit maakt,nbsp;fe wijfe van onder raadfels en verbloemde Ifwartmaakt, rood maakt, dood, opwekt, hetnbsp;woorden de faken voor te ftellen, is van de j vvater ophefr, de ontdoende kalk, de ftrem-
Grieken en Goudfoekers nagevolgt; gelijkwe in onfennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in’tbreede hebben getoond.
Doch om niet te fchynen door nydigheid en haat tegen die Konft fo te fpreken, foo fal iknbsp;mijn ftelling met het getuigenis der Oude beveiligen. Sèker warmte der Son verrigt aide j hebben afgebeeld. Arcsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Schare der
dingen , welke de Goudfoekers door \\zd.t\ kVyf{^.it vuur kent ydermenfeh^ en die'tfelf-Ovens te vergeefs trachten re verrichten •.{ de met kendj die kend met met allen. Doch dit daarom fegt Arifiotelesnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, de /Ycwe/j vuur is naulijks van eenigGoudfoeker gekend;
’ nbsp;nbsp;nbsp;’t Vuur der Wijfe het felfde
trachten te verrigten.
Morientis fegt, de dingen die veelkoften ko- Morienus, men in 't “ Meefier-fiuk niet. Echter is ’t bynbsp;de Goudfoekers fo koftclijk, datfe om ’t felfdenbsp;te verkrijgen haar welvaren vcrlicfcn. Y’A/-Piwarchus.nbsp;tarchus roept inde Schare der PFyfe met andere ons werk is vrou en kinder-werk. Nochtansnbsp;is het werk der Goudfoekers fo moejeiijk ennbsp;dgt;kn ‘j,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fwaar,
-ocr page 801-286
IV. Afdes- fvvaar, dat noch betwift werd hoemen ’t felfde \ genaamd van de “Wijsbegeerige en ^ vyfde [lof, » rhiiofo-verrigt. Alle de Wijfe leggen: met ons werk \ zïjnde voor deJïnnen onbevattelijk fo langaljfe ^j^Quint» kan niemand bejiaan j, V kan fonderfchade niet j door defiremminggeen lichaam aanneemd. Al eflenti».nbsp;geraakt werden ^ het verwt en verderft alles.! defc paflen op \\ciglas „ doch geenfinrs op de Het Goud is nochtans fo gemeen , dat’et fon-1 Stepnder Wyfe. He^rmes, vvien hy ook gevveelt der fchade dagelijks gehandeld werd. Arnol-'^ïy, fcgr in zijn verbloemdefpreek-wijfen; denbsp;dus {egt; het drinkbaar Goud en het rood uit- jfeen en ons middel is vuurig; want het genenbsp;trekfel dat het Goud dertVyfe is j is onfgt- vuur gelijkt is vuurigen met vuur felfs dat denbsp;baar en vermogelijk Goud. Doch ’t Goud der j logt gelijk is logtig, en alfo in andere ; ons mid-Goudfoekers is wefentiijk figtbaar Goud.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;| del is vuurizen zeenvuur , maar uit vuur kan r nbsp;nbsp;nbsp;)nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;V /. Tir.r. ______J\ nbsp;nbsp;nbsp;ï ' .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ Alfidius. het Vuur der Natuur noemen kan niemandfijn j haar trapj volgens de order die de natuur houd leven onderhouden. Daar uit noodfA-dklifi jndewegenvoortgaanderteelingynetdenaamnbsp;volgt dat al de gene fi\Q,\\amp;x.Go\xdi.(^Q.tGo\xlt;i-\vaneenigMetaalgetekent:wantdeeerfletrapnbsp;foekors niet hebben , overlang dood zijn. Hy hebbenfè genaamd Tfer of Mars ^ de tweedenbsp;fegt ook door middel van dit Goud het glas ge- Koper ofVmus^ de derde Lood ofSaturnusj denbsp;fmedizt te werden j dewiile het ee [molten glas | vierde Tin of Jupiter ^ de vijfde Silver ofMa- Vulgus, tot een andere gedaante gebracht werd. Sgt;y \ fö kreegfulks de naam van waffing; werdende feggen ook: ons uittrek fel is het allerfterkfte vergif, alles doodende. Wie weet niet fulksnbsp;door het vuur en geenfints door het Goud dernbsp;Goud-foekers tc gefchieden. Hortulanus fegtnbsp;de (leen in ons w-erkwerdgenaamd alles daarnbsp;door de vierHoofftoffen van malkander gefchei-den konnen werden , uit welke fcheidingeennbsp;KriftalUgeftof voort komt,gelyk defteen voort-gebragt uit de vier Hoofdfloffen , werd Hemel Arnoldus. Alfidius fegt : het Goud der Wyfe werd overal wel bereid en gefuiverd gevonden ^ ennbsp;voor een geringe prijs verkocht; dewyl’et dennbsp;armen foogereed ts als den rijken. Echter wertnbsp;het Goud der Goudfoekers van weinige befe-ten, dewijl het niemand gefien of gehandeltnbsp;heeft , ten zy bedrieglijk. En op een andernbsp;plaats : om het Goud derfVyfe te makenge-fchieden al de werkingen op een en de felfdenbsp;tjd. Doch het goud der Goudfoekersheefrnbsp;Raymun- menigte werkingen en lange tijd nodig. Ray-dus Luiius.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fegt; findcr dat Gond j dat wynbsp;fodanigen gedaante gegeven werdj alfme wilnbsp;en gefmeden kan werden^ engefmolten in Water gedoopt j foo werd'et foofagt ^ dat'et evennbsp;als Was kan gebogen en gehandelt werden,nbsp;’rgene op het Goud der Goudfoekers gccn-lintspaft. Vulgus fegt : onfe Son bewaard denbsp;ingeboore warmte en vogtigheid in jonge men-fchen , en wektfe weder op in de oude : onsnbsp;vuur kookt alle fpys tot voedfel, verwarmt denbsp;koude drooge oude luiden : ’t gene het Goudnbsp;der Goudfoekers niet doet , dewijl’et nietnbsp;kookt noch gekookt werd , gelijk de warmtenbsp;De Schare Jes vuurs doct. \r\ó,ei Schare der Wyfe gefegt: ons Goud is de Son,de ligtende Son , die verwarmd , veranderd , verderft, verrot,nbsp;kookt. teeld , verdund , ondoet, verligt de andere Sterren, ’t Gene van ’t Goud der Goud^nbsp;foekers niet kan gefegt werden, dewijledatinnbsp;’t duifter geen licht geeft, gelijk het Hemels ennbsp;Hoofdlloffig vuur. De felfdefichare roept luidnbsp;uit: ons Goud kan oneindigvermeer der d werden. ’t Gene op het vuur der natuur , dochnbsp;geenfinrs op ’t Goud der Goudfoekers paft.nbsp;Ons Goud, feggenfe wederfiaat altijd het vuurnbsp;fonder eeni^e vermindering, ’t Gene van ’tnbsp;Goud der Goud-foekers onwaaragtig is , de-vvijl’ct door Sterk-watcrondaan verdorven en HoTtula- nus. |
van buiten openbaarfonder ons gevaar niet gedronken werdenj echter moetfe van binnen heimelijk gedronken werden ^ maakt alles levend en vervroljkt. Welke dingen op ’t bedrieglijknbsp;Goud niet palTen. Lucas fegt in de Schare der Wijfe : onfe Lucas. Kon ft heeft niet meer dingen nodig, alseenCjnbsp;en dat eene ding werd in ieder trap onfer werken tot een andere natuur verkeerd: defe trappen zgt;yn volgens de verfcheide bedeelingen dernbsp;mengbare Hoofdfloffen j die in des felfs wer-king gebeuren ^ en fy hebben ieder werking in ne , de fesde Goud of Sonne : fy hebben haar Metalen noch met oneindigeflegte andere na -men genoemd om de Konji en wetenfehap te ver^nbsp;bergen. Defe woorden hebben de bedrogenbsp;uitleggers namaals op haar werkingen gepaft. Seker gelijk hier de voortgang der wonderlijk werkende natuur niet alleen Mijnftoffen, maarnbsp;ook in de Dieren werd aangewefen, fo kanfenbsp;ook niet anders als by gelijkenis op het grootnbsp;werk des fteens gepaft werden. Want de Monnik Epherrarim fegt feer wel ; dat de oor- Epherra-faak waarom de ftoffe des Steens met fo veelnbsp;verfcheide namen is genoemd, geen andere alsnbsp;de volgende isgeweefi. De Oude befchouwendenbsp;de werking der natuur in de lichamen voor tenbsp;brengen, merkten eer ft dat de Metaligeft of gedurig fijne rook opgaf, die door het aardrijknbsp;als door vaten verfpreid werdende , fo noém-denfe dit werk ‘opheffing, dan gewaar wer^nbsp;dende dat de opgehefteftof weer neder daalde,nbsp;fo noemdenfe dat ^ neer dr upping : verdersnbsp;bevindende de ftof allenskens fwart en ftin-kende te werden, fo noemdenfe dat rotting. Wanneer de fwart e ftofAfch-grau werde , Jb gavenfe dat de naam van afch-werding ennbsp;wit - werding. Als de aarde met fijn waternbsp;vermengt, en door koken verminderd werde. toteenvafleftof, foo was denaamvanftrem-ming gereed : einde Ijk hebbenfe de beroving van alle vogt vefting genaamd. Daar uit klaar-blijklijk is, dat de Oude door defe verbloemdenbsp;woorden niet anders als de werkingen der natuur hebben aangewefen , en volgens de felfdenbsp;door de neerdrup-konft veel nutte dingen uitgevonden , fonder dat de verfierde fteen dernbsp;Goudfoekers haar oit is in gedagtengekomen. Geber |
XI. BOEK, VAN DE BEDRIEGLYKE
Geber fegt in’t Hoofdftuk van’t Geneesmiddel : ten Jy het middelfidanigjy j daf et ^t gefmolte lichaam in een oogenblik beroofd vannbsp;fyn eerfie vorm ^ die onderbet vjater was ^ allenbsp;onvolmaaktheden we er dj en infgelyks brengtnbsp;tot de uiterjle enkelheid der eerffe(lof. En op denbsp;felfde oogblik een andere vorm toebrengt j namely k die van Gondjfo is de Konft en de natuurnbsp;noch niet volmaakt. Daar hy niet anders be-fchrijft als de niet milTende uitwerking der natuur om Goud voort te brengen, die de Goud-foeker niet kan navolgen. Saturnus Trisme-giftus fegt : hy is blind die de Konfl meent tenbsp;maken uit een brandig dingj dewy Ie de werkingnbsp;godlïjk is uit een fuivere JelfJiandigheidj dienbsp;in V vuur volftandig blyft j fonder eenige verbranding , gelijk wy van de verbrandige afchenbsp;hebben gefe^t want alle andere dingen werden door )oet vuur verbrand en verteerd.
’t Welk van het natuurlijk V uur of de Son, en geenfints van ’t vuur der bedrieglijke Goud-
287
GOUDSOEKING.
Gevolg.
Cap.in Geber.
.Triftng.
foeking moet verftaan werden. De felfde Tris-megiftus
Uit het voorgaande is openbaar dat de begeerige door Goud en Silver der lVyfe\iQcXg^ande.'nbsp;andere dingen hebben verdaan, als de gemee-ne Metalen : fo datfe door de Goud-logt verblind zijn, die defe dingen niet fien, of fofe denbsp;felfde fien hardnekkig loochenen. Die meenennbsp;defe Kond door het gefag van Albertus en dennbsp;H. Thomas bevedigt te werden, die zijn feer h.nbsp;bedrogen; dewijlfe ’t tegendeel gefegt hebben;’^*^°‘”^®'nbsp;gelijk boven is bewcfen. En fo den H. Thomasnbsp;ergens fchijnt te feggen, dat de Goudfoekersnbsp;opregt Goud maken, fulks moet alleen verdaannbsp;werden van het Goud datfe uit de Mijndofïènnbsp;halen, en geenfints datfe door veranderingnbsp;maken; ’t gene in de Metaalkunde feer gemeen en bekendis. Het felfde bevedigt ^w-Avicenn*.nbsp;cenna met defe woorden: de Goudfoekers moeten weten dat de foorten der Metalen niet kon-nen veranderd werden j alhoewel diergelijkenbsp;konnen gemaakt werden : want offe fchoonnbsp;fegt ook ; de Wijsbegeerige hebben het Koper fodanig weten te verwen daf et hetnbsp;haar Boeken gefohreven voor haar Sonen j ikj Goud gelijkt j en het Lood fo langfuiveren datnbsp;verft a de Sonen der gene die het gefegdever-\het Silver fchijnt , echter blyvenfe altydKo-ftaan j en niet volgens de Letter : want de\per en Lood. Albertus {}Lzzti\x\ksookx.oeïn\\QX.nbsp;werking volgens de meening der Letter is ver- \ ^.Hoofdd. des 3. Boeks van de Mijndoffen ;nbsp;fpilling van rykdom en tïjd-verlies. Vele heb- j die door witte dingen j fegt hy, wit maken j ennbsp;ben onfe Steen j dochfy weten des felfs kragt \ door geele geef die foort des eerfte Metaalsnbsp;niet j en indienfe haar kragt wiÜen j foo fond j verblyvende j die zijn bedriegers j geen of regtnbsp;het niet deugen indienfe de werkingniet wijlen, j Goud noch Silver makende jCn op die voetgaan-Doch de werking kan niet gefchieden tenzy fe meeft al te werk : daarom heb ik het tot mynbsp;door de grootfte gave Gods j ofdoor onderwijs gebrachte G^xxdider Goudfoekers ter proefge-van een feer ervaren Mee fier j en dat hangt ge- field j en nadafet fes of/even reifen was in Ynbsp;heel aan de wille Gods. Welke woorden foo vuur geweeft j fo vergatet en verteer’et totnbsp;klaar van de valfe Goudfoekingnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vuilnis alfmen’t meer in’t vuur brengt.
p zijn, datfe felfs van de onkundige verdaan Alhoewel Ticus Mirandulanusj die inde picus mi. ^ïceifus. werden. Dit ht'tAk\gx.‘Paracelfuso6k\si(\)n Goudfoeking ervaren was, de Kond nieton-’^^nduianus.nbsp;Boek van de verandering der Metalen : Al- mogelijk deld, echter fegt hy de felfde eennbsp;les wat brand j fegt hy, isSwavel, en daar ^ nafleep van byna onverwinlijke fwarighedeiinbsp;is niet wat de vlam vat als Swavel:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;te hebben; daar uit hybeduit : die Konft moet
vuur de warmte der Son of de Hemelfe geeft ‘fleraiia. verheven zijnde niet alleen de MynJi^eHjnbsp;maar ook de gewafjen en Dieren doorwandelen, foo ge vcnfe ieder het levende ziel en denbsp;geeft; terwijlfe ongelijke dingen van malkander fcheiden^ gelijke vergaderen , en tot hetnbsp;einde van de natuur beoogt, fchikken. Daarom is de Son van God in de wereld gefield, opnbsp;dat het ruftendenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in alle dingen foudeop-
«neta. wekken; de overige ^ Dwaal-fterren, aange-fteken en verligt zijnde, tot vruchtbare invloe-
beloofde j of fèlden en fo weinig dat de koAeu de winsten veer overtreften. Daarom is ’t beter in andere konslen befich te zyiij die meeftennbsp;tijd haar oogwit bereiken j als defs j die feernbsp;félden j door dien de dingen der natuur foonbsp;verborgen zyn tot haar gewenfcht eindenbsp;komt.
Laat ons nu eens hooren wat Arnoldus fegt, Amoidus. die de Goudfoekers als een Godsfprakenbsp;ren. Daar zijn j fegt hy, eenige dwafe mnbsp;blinde j die haar vermeten drinkbaargoud tenbsp;konnen maken van gemeen goud j of dat’et hetnbsp;befte is om alle fiekten te genefen; doen eenigenbsp;Dukaten in water koken feggende dat feer goednbsp;tot genefing te zyn : doch het is j behoudensnbsp;haar agting j feer misgetaH j dat dat hetnbsp;drinkbaar goudfoude zijn j of dat fuik waternbsp;goed gedronken foude zyn, doch dat is waar
dat
dat tot rook werd is ^fuiken daar klimd niets niet geoefend werden j niet om datfe onmoge-op als ftfuik ; alles dat tot affche werd is foutj lyk is j maar fi veel fwarigheden heeft daf et en behalven Sout kan niets tot affche wer- nutter is de felfde na te laten als te oefenen:nbsp;den. Daar mede hy te kennen geeft de Mit'feker veel rijke luiden zyntotgrootearmoedenbsp;beginfelen der natuur gelijk nu meermaal is; vervallen, om datfe na veel onkoften gedaannbsp;aangewefen. Wanneer de felfde door het te hebben niet hebben verkregen dat dejé Konft
*Mii
gaande maken, en eindelijk in de onder-aardfe plaatfen op de Mynftoffen suQiktwdiQ, diergelijke Dwaal-fterren foude vóórtbrengen. Daar uit klaarblijkelijk is,de Son der IVijfènbsp;niet anders geweeft re zijn,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Vuur der
alle dingen befielende.
-ocr page 803-DE ONDER-AARDSE WERELD, Ttgtnwer- iv.Afdeb- dat de 'Dukatengoedzyn om de Genefe^s te be-talen : het foude ookgoedzyneenfakvolDu-katen te hebben j en die de fieken te toonen ^ om dat het Goud te fien hem goed fóude doen.nbsp;Daarom de gene die dit hulpmiddel ver (laannbsp;van gemeen Goud^ zyn blinden meer als blindenbsp;en bedrieger.^. My is niet onbekend, datfommigeomge-fag aan haar konft te geven Trithemius ook bybrengen, doch die fijn werken doorbladerdnbsp;heeft,;fal het tegendeel bevinden ; daarom falnbsp;ik fijn eige woorden, daar mede hydeiedel-heid der Goudfoekers nadrukkelijk overhaald,nbsp;bybrengen ; hynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘Polygraph, fol. Trithemius ^^8. in dcoude Druk aldus : de Goud/oeking maa! quot;^egmnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gemeenfamc huisgenoten die haar de Goud- vrou met een gedurige wagt bevaar en j en jy on-foektrs. derjiellen haar felfs uit haar naam j om haar altyd ongeraakt te bewaren van de gemeen-fchap der laftige minnaars : defefijnydelheid^nbsp;bedrog j begeerte ^ loosheid bedriegerie ^ leugenachtige Jioutheid j dwaasheidj gebrekj armoede j wanhope j vluchten j bannen j en de be-delfak j welke haar veinfen de vrou van haarnbsp;dienfimaagt deGoudfoeking te zïpij bewarennbsp;haar die fo bemind werdj en fleUen haar felvennbsp;bloot aan de geldjuchtige j gierige j botte j dom-me en dwafe beminners. |
My fal mogelijk tegengeworpen werden, dat al defe dingen van de bedrieglykeGoud-^quot;'^'nbsp;foekers, en geenfints vande KonH-oefenaars te verftaan zijn. Doch nadien niet kannbsp;getoond werden,dat iemand der oude Goudfoekers in der daad ook Goud gemaakt heeft, fonbsp;valt die tegenwerping daar mede van felfs ; hetnbsp;foude konnen zijn datfe de ^ befpiegeling heb- «Theori*.nbsp;ben geweten; ook loochen ik niet, datfe moge-lijk is , doch alleenlijk datfe van iemand isnbsp;geoefend. Dat is alleen het gefchil, om het seant-felfde te vereffenen vindenwe geen beter mid- ’nbsp;del , als der Goudfoekers firydigheden, daarnbsp;mede fy malkander aanvallen, verfcheuren ennbsp;afmaken ; daar uit openbaar werd dat’et nietnbsp;beftaan kan, ’t gene op foo loffe grond fteund. Als men op haar grootfprekende roem liet, foo fchyncnfe Reufen, doch lettende op de krachtnbsp;der woorden, foo vindenfemetloodeDegensnbsp;vegtende dwergen. Laar dan dit tegenfeglyk ennbsp;tegen den anderflrydendgevolg hier noch werden bygevoegr. |
Vaar beknoptgetoont loerd^ dat de leave Goudfoekers en Wijs-begeerige geheel lgt;at anders door het Meefterjiuk dergroote IfonH Verjlaan als de 'balfe Goudfoekers.
| ||||||||||
6.Dc |
Cap. III, 6. De valfe Goudfoekers feggen al haar werkingen verfcheiden te zijn,fy begeeren ooknbsp;verfcheide rooken, vaten en vuuren tot hetnbsp;werk.
2S5)
6. De rechte Goudfoekers feggen dat’er maar een werking is, en dat aide werkingennbsp;een en de felfdc faak zijn, dat’cr geen verfcheide ovens, vaten of vuuren nodig zijn, maar eennbsp;oven, een vat, een vuur met eenparige warmte.
7. In der valfe Goudfoekers Meefterftuk komen Metalen, aarden, fteenen, geftremdenbsp;fappcn. 8. De valfe Goudfoekers feggen dat in het verwfel doordringing van lichamen gegevennbsp;werd, dewijl fy lichamen daar door veranderen. |
7. Doch geen van al defc ftolFcn komen in ’t Meefterftuk der ware Wijsbegeerige. 8. De ware Goudfoekers loochenen fulks als een vals beginfel tegen de natuur, maar fynbsp;willen dat het verwfel alleen door de natuurnbsp;’ voltoitwerd. |
9. De valfe Goudfoekers feggen door Middel der ziel uit Quik getrokken, alle andere Metalen in Goud of Silver veranderd te werden.
9. De waare loochenen dat een en de felfde vorm een ander Metaal van verfchillige foortnbsp;kan vormen : even als de ziel eens Eikeboomsnbsp;een Pijnboom of Jenever-boom niet kan vormen ; fo kan Lood of Koper nier vormen Goudnbsp;I of Silver.
De valfe Goudfoekers feggen de ftofj 10. Geber en andere feggen de ftof in alle des ftcens uit een natuurlijke Mijn getrokken dingen gevonden te werden, op alle plaatfennbsp;tewerden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j...------r i - nbsp;nbsp;nbsp;1 .
10.
ten alle tijden, in den menfeh, in de bceften : 1 ieder menfeh kend de fteen en diefe niet kendnbsp;weet niets.
11. De ftoffè des fteens is by de valfe Goudfoekers vochtige koude Quik. IX. De valfe Goudfoekers feggen ’t verdor-vc goud tot een een andere vorm over te gaan. 13. De valfe Goudfoekers feggen het goud datfe maken waar goud te zijn. |
II. Doch defe ftof is by de ware Wijsbegeerige warme droogc Quik.IX. De ware Goudfoekers loochenen fulks, en dat het goud volkomen van menging zijndenbsp;niet kan bederven. 13. De regte Goudfoekers feggen het alleen het goud te gelijken. |
14. De valfe Goudfoekers fpreken van het goudfoekig goud ftoftehjk.
14. Doch de waare Goudfoekers fpreken daar van verbloemd en by gelijkenis, feggendcnbsp;dat niet anders te zijn als een vuurige kragtnbsp;of het vuur der natuur door de heele wereldnbsp;verfpreid.
Nadien dan openbaar is dat de Goudfocking verwart en tegenfeglyk van de fchrij-vers en oefenaars is voorgefteld, darmen denbsp;felfdé niet alleen niet verftaan kan , maar ooknbsp;vals bevind, fo is ’t niemand te raden fijn geldnbsp;en tijd in fo een onnutte Konft te verquiften.nbsp;Doch ik weet niet hoe dcdolle^^’/i^af^^veelnbsp;menfehen en onder die eenigeverftandige fo-danig heeft betoverd dats’er niet van af tenbsp;brengen zijn.Te ftouter defe bedriegers zijn, tenbsp;meer geloof vindenfc gemeenlijk by da Goud-hongerige menfehen. Sommige zijnfooonbe-fonnen, datfe van Koningen en Vorftenovernbsp;haar konft gevraagt niet fchamen metdefeennbsp;diergelijke woorden te antwoorden ; ik hebnbsp;geen plaats noch vermogen om mijn konft tenbsp;oefenen : doch indien u Hoogheidt my ver-weerdigt de nodige koften toe te dienen, ik falnbsp;u fo veelgeld doen hebben, datge ligtelijk Heernbsp;ganfche wereld fult werden. Echter kannbsp;ge^egt werden, een Konft hebben fón-' der Konft, een deel fonder deel welkers middennbsp;Is te liegen, en leven te bedelen. Andere vza.wnbsp;II. Deel. |
heel anders te wérk, feggendegcen Vorften gunft nodig te hebben, invoegen datfe haarnbsp;rijkdommen veragten, en niemand willciitennbsp;dienfte ftaan. Sy geven voor de roede van Midas om alles in Goud te veranderen altijd gereed te hebben, echter dwalenfc door de wereld , geldcloos cn weten de onnofelc menfehen te mifleiden , verkopende voor Goudnbsp;cenige fiechte poeders , voor koftelijke Sal-ven Ferkens-fineer j voor Zivet Muifien-drek : tot datfe op de daad betrapt aannbsp;de galg gehangen of op een Galey gebannennbsp;werden. Waar is oit een For ft door middel defer kon ft pnmmd. riik en machtig geworden : echter zijn’cr eeni- ^nbsp;ge honderden cn duilcnden jaren verlopen, rijk,nbsp;dat de ^ Goudfoekers fodanigc beloften heb-'^^®^'’nbsp;ben gedaan. Daar zijn menigte voorbeelden lt;* Aichy-der gener, die arm en naakt zijn geworden,nbsp;fo datfe eindelijk door wanhope tot quadcnbsp;konften vervallen met de duivel in verdrag zijnnbsp;gekomen , en haar leven cllendiglijk hebbennbsp;geeindigt. ïk fwijge de gröotcfchade die hetnbsp;O onbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gemee |
ld.
290 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD,
IV. Afdee. gemeene befliijddoorde nbsp;nbsp;nbsp;j die defe | foekers regen my fulien opftaan, en myvan
gaden (laan; dat haar dikwils een middel is om | onkunde befchuldigen, doch ik vraag daar niet door het vuur, datfe misbruiken geftraft te ! na, dewijl ik niet te doen wil hebben met de gewerden. Daar zijn’er die nergens van fpreeken 1 meene Goudfoekers en Snotfchrabbers, maarnbsp;als van groore geheimen, niets agtende dat in | met geleerde ervare luiden,die mijn beftraffingnbsp;’t gemeen bekend is: fy oordeelen te verliefen | na behoorlijk onderfoek fulien toeftemmen.nbsp;het gene andere w'erd medegedeeld : fyfoe-j Ik ben eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en fpreek de waarheid
ken geloof en agting te krijgen door haar tover-1 met een 'Duitfe openhertigheid : daarom heb
LiKGË.
ik de geheimen der Goud-konft die met menigte my bekend zijn,en onder fchijn van waar-
tekens , fpiegels, door konft gemaakte mannetjes, wapenfaif en andere duivelfe treken. veover. Dcfc faak dan aldus zijnde fo is’t de pligt van i achtig konde werde voorgefteM, niet willennbsp;heidhehoort Koningcu,Vorften,Overheden cn Hoge Scho- i teberdebrengen ;omdatikeenatkeervan beien de bedriegerie der valfe Goudfoekers te | drog hebbe. Ik weet war de natuur Ntvmzg:,nbsp;bedwingen , te veroordeelen enuitteroejen;;en wat niet, en datle van de Konfi niet kannbsp;op dat het getal der bedriegers niet aan walTe, 'overwonnen werden , ren ware defe Hemelen alfo de deur tot alle godloofe fchelm-ftuk-j beftormende Reufen door haar konft iets meernbsp;ken geopend werde. Een voorfchrift van dus-! konden verrigten , als God door de natuur, dienbsp;danigen veroordeling van alle 0\tx\\tAtnnd.'V lato Gods konfi noemd, gelijkfe ook godlooste volgen, heeft de Hooge Schok van '^Parys ¦ lijk voorgeten; doch ik heb een afkeer van ful-«cbymica. voor defen gegeven over de Stoffcheidige kefnorkerye-n. Seggenfe haar te verwonderen*nbsp;Schriften van Petrus Palmarïus; ’t gene uitnbsp;Lïbavius hier by ge voegt werd.
Ae{e Konji uit te royinbsp;jen.
dat ik noit kolen, ajfchen j ovens, englafen behandeld hebbende, als ook in èitgeheimen onkundig zijnde, fo vrymoedig tegen een van P)e. Paryfe veroordeeling over het Goudfoekig | «’7 «iet geoefende konft durl uitvaren; daar
'Boek van Petrus Palmarius. nbsp;nbsp;nbsp;i «P ^lend geantwoord, dat ik haar met behoef;;quot;^ gW-
! te feggen of ik ervarentheid heb of niet, om foekerye b Cenfores, Gchoord zfiidc hct Verhaal der ’’Proef-mee- \ dat de geleerde daar van uit mijn fchriften kon-Veroordee. fiers dk belafi is het Boek van Petrus Palma-1 nen oordeelen. Echter is waarachtig, dat ik JS-
ling 'van Piilmariusnbsp;Gomifoe-kerye.
mijn handen met kolen en Jljk niet heb befmet, noch mijn baard en hair met affche g^oedert,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
en vergiftige wafemen der “ Mynfioffen altijd * heb vermijd, alleen uit dieoorfaak, op dat iknbsp;niet foude gerekend werden onder de gene, dienbsp;volgens haar door rook en roed bedwelmde
_____ _____________, nbsp;nbsp;nbsp;,enverbrandeherftenenvcrkeerdelijkredene-
dig ts in't licht te komen. Belafi vorder dat'.xtn. Ik heb altijd beyverd ervareniflen Palmarius binnen fes maanden Jodanige dwa- \ doen, doch fodanige, die de vuilnis der kolen,nbsp;lingeuj hedriegerien j kugenen met een ofien-fiiTcbc, ftijk, rook en kleuren niet met fich^-»'»nbsp;baar fchrift erkend ^affweerd en beloofd by defQ'^tn, nogtans heb ik defe niet r’eenemaal^fi^lj#nbsp;kere van Hippocrates of Galenus, als ook in j onnut geacht, maar met groote koften vannbsp;de gehoorfaamheid derVzxjio Hooge Schole handwerkers,namelijkDuitfen,Polen,Fran-
^ nbsp;nbsp;nbsp;' fen, Italianen, in mijn byfijn laten verrig
ten. Daarom houd voor feker, dat in dit werk geen ervareniflen zijn bygebracht, als alleennbsp;Ibdanige die of door mijn felfs, of door fodanige gehuurde luiden in mijn tegenwoordigheid zijn bewaarheid en beveftigt. ’t Was mijnnbsp;pligt te gebieden en de werk-wijfe voor tenbsp;Ichrijven de hare te gehoorfamen en het voor-
rius te onderjoeken hebbende defèn tytel der Wijfen Steen, insgelijks gehoord zynde de antwoord van Palmarius ten dien eindegedaagtnbsp;zijnde : fo oordeeld de vergadering der Gene-fers in de Paryje Hooge Schok wettig vergaderd eenrfiaarljkj dat Boek vol dwalingen^ be~nbsp;driegenen en kugenen als ook dafet onweer-
volfiandig te blijven. Ondertujfchen fy hy beroofd van alk voordeekn der Schok tot nut van de armen in 't Gafi-huis. Indien hy dit be~nbsp;fiuit binnen fes maanden niet nakomt j [o werdenbsp;hy uit het getal der befiierende leeraars uitge-Jchrabt j en van alk voorregten en inkomennbsp;der Hooge Schok beroofdj enz. Gegeven in 'Ta-rjanuarius rys^%%.van ‘Lotmaandj 1609.
Sodanig is ook geweeft de boven bygebrag- j gefchrevene op te volgen ; even fo ift de Ge-’ nbsp;nbsp;nbsp;~nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;genefers onbetamelijk Genees - middelen te
bereiden, een ader te openen, en een ^foeuit-fetting te ftellen, maar fy bevelen fulks de
als bedriegers geftraft cn haarBoeken verbrant ^ Artfenie-bereiders en ^ Heelmeefters. Een ^Apotbe' fulien werden. Indien het felfde hedendaags Bou-meeftcr bereid geen kalkoffteen, maar “chiruf'nbsp;gefchiede, de Goudfoekers fouden haar wel diy laat fulks de Metfelaars en Steenhouwers gijns.
doen, die volgens fljn voorfchrift werken.
Doch de Lefer fy gewaarfchouvvt, dat ik het alleen heb tegen de Goudfoekers, die baar fteen n»tnnbsp;gedurig om en om wentelen.even als Diogenesnbsp;fljn ton : fonder nochtans de rechte en nuttenbsp;' Stoffeheiding te veragten; die ik altijd roe-me en prijfe als een middel om de geheimennbsp;der natuur te onderfoeken en goede Geneesmiddelen te vinden; invoegen dat de Vorften,
die
hfhoordl^heinftelüng ó.amp;sPaus Joannes de XXII. tc-dendmigstegQn dc Goudfockcrs, die wil datfe niet alleen gefchieden. ycrdreven, maar ook mct groote gcftrenghcid
wachten de wereld door haar bedrieglijke, vremde ergerlijke fchriften, tot groote fchadenbsp;der Burger ftaat en der gelcectheid , temiflei-den. Doch her gene Tacitus eertijds van denbsp;iAftroiügi.lt;^ Sterrekundige gefegt heeft werd nu in denbsp;Tacitus. Goudfoekers bewaarheid : fodanig flag vannbsp;menfehenfegt. byfdl alt'jd veroordeeld en nogtans altijd behouden werden,nbsp;jigemver- p,; yyei^iat’er Waarheid hatende Goud-
fi»^.
iChitni»'
XI. Boek , van de Bedrïeglyke goudsoeking. 291 ' ^ ^n. die niet uit geltfugt,maar alleen om déwaarheic ruft en ftil leven leid, daar in het rcgte geluk te onderfoeken gedreven werden rot fodanige in de wereld beftaat; want dan kanmen eerftnbsp;oefeningen als een uitfpanning van gewigtiger opregtélijk met de Wijfe-manbidden ; geeft berighcd^en,alle eere weerdig zijn; doch nadien dufdanifre befig-heden in dit eltde Boek nier be- O nbsp;nbsp;nbsp;0 quaamlijk konden verhandeld werden, daarom hebben vvy de felfde bewaard tot het volgende ken , de Swijhen de Akers, de Often het Hoy,nbsp;t;vvaalfde Boek, daar alles dat ontrent de ‘‘er-; de Raven en Kikvorfen voor kennis vanaan- -----ftaande onweer, als ook de gierige menfchen riinentaiis. quot;^arelijke PVjsbegeertezn de geheimen der kon-ften wetens weerdig is , overvloedig gevonden werd. B E s L U Y T. Het is dan openbaar met wat een arbeid en moeite de menfchen het altijd hebben gc-fogt, en hoe befwaart het te bewaren is; invoe-1 foude onbreken, fo heb ik raadfaam gevondennbsp;Of hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;iemand die regt wijs is fo een onverfa-, hier by te voegen denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, daar mede de delijke begeerte tot het felfde niet heelt, maar! Stoffeheiders gewöonzijn haar dingen bedek-met fijn nood-druft te vreden zijnde, een ge-i telijk te fchry ven. De DeeUfprakige teehnen , onder itelke de Stof-Jeheiders haar geheimen Verbergen. gt;igt; Ac et urn , Afijn. X Acetum dejlillatumj overgehaalde Afijn. A Aër , de Locht. XX Alembicum , een Helm. O Alumen , Aluin. Amphora, een Kruik, aaa Amalgama. ^dn.Ana, even Ib veel. è Antimonium, Antimonie. V Aqua , Water. Vquot; Aquafortu, fterk Water. Vi AquaRegia,Konmgi\]k'W2L\iQt-iSi Artitenm , Boogfehutter. .V. Arena , Sand. 3) Argentum , Silver, g Mercurim , Quik. X Aries , de Ram, cro Arfenicum, Kattekruid. oö Auripigment. geel Ratrekruit. © Aurum , Goud. B. nbsp;nbsp;nbsp;Balneum , een Bad. ]VB Balneum Maria, het bad van Maria. ^5 Balneum vap or is, het Wafem-bad. C. nbsp;nbsp;nbsp;Calx , Kalk. Calx viva , ongeblufte Kalk. S Cancer j een Kreeft. ysgt; Capricornus, Geiten-bok. © Caput mortuum, doode Kop. Chalybs, Staal. Cinis , Affche. ê Cinnabaris, YcxmtYpcn. CC. Cornu cervi, Herts-hoorn, .f Crucibulum, Smelt-kroes. 2 nbsp;nbsp;nbsp;Koper. 90 Ttif ïüare, Overhalen, d Dies j een Dach. 3 nbsp;nbsp;nbsp;Dragma j een Dragme. lt;ƒ Ferrum j Yfer. nGemini j Tweelingen. s Hora ^ een Uur. A Jgnis , Vuur. 2|. Jupiter ^ Tin. Leo j de Leeuw. II. Deel. |
my geen armoede noch rykdom ^ maar alleen mijn bejcheiden deel. Laat ons dan ophoudennbsp;in defe vergankelijke wereld vaftigheid re foe-het Goud overlatendc, ons begeven tot de vaste en onvergankelijke goederen, die deroeftnbsp;niet op vreet en de mor niet verteerd. Op dat’er in dit werk niets^tverftand der Stoffcheidige fchrilten eenigfints dienendenbsp;tcb Libra j de Waag, •ffi' Libra een pond. ]) Luna , de Maan, Silver, cf Mars j Yfer. $ Mercurius _, Quik. of nbsp;nbsp;nbsp;MercuriusJublimatuSjO^géaQ^è Quik. lEl Menfis j een Maand, o Nitrum j Salpeter. 00 Oleum j Olie. Q Oppofitio ,'TtgtnYkt\Y\ng. K Dijfes j ViflTen. Tj Saturnus Lood. 5 nbsp;nbsp;nbsp;Bulvis j Poeder. ^ Bracipitare ? ^uadratumj camp;Vi'S'xtdrcaaax.. Q^E. fpuinta effentiUj Vijfde ftof. 6 nbsp;nbsp;nbsp;Retorta j Kromhals.nbsp;if. SalAmmoniacum j Kmmomak- fout. © Sal commune 3 Gemeen-fout. gt;3’ Salgemma j Mijn-fout. Saturnus ^ Lood. y,^ Scorpio j Schorpioen. 5|e Sextilis. 0 Sol j de Son, Goud. Spiritus j Geeft. V nbsp;nbsp;nbsp;Spiritus vini Brandewijn. 4 Stannum j Tin. S. S. S. Stratum Super Stratum fsrgt op lage. t£ü Sublimare „ Opheffen. ^ Sulphur j Swavel. X Talcum ^ Talk. Q Tartarus „ Wijn-fteen. quot;ET Taurus j de Stier. V nbsp;nbsp;nbsp;Terra, Aarde. A Trigonum , Driehoek. 2 Venus , Koper. V. Vinum, Wijn. nu Virgo , deMaagt. © Viridis arts j Koper-groen, a)f Vitriolum , Vitriol. ? Drina, Pis. OoDe |
DE ONDER-AA iv.Afdee- Dc Goudfoekers zijn genegen de grootfte | LING, verborgentheden, diefc felfs niet weren, onder duiilere, vremde en onverftanelijke woorden, meeft wildeylrabi/e taal overgebracht,nbsp;voor te flelien ; ja fy paffen die woorden ooknbsp;op de Metalen , Mijnftoffen , Sout en andere dingen: invoegen dat haar fchriften metnbsp;dufdanige woorden vervuld zijn. Sekeruitdit RDSE Wereld,doen is afte nemen, datfe de wereldfoeken te bedriegen, en haar loffe konft aanfien te geven,nbsp;om te fchijnen wat ongemeens te weten. Opnbsp;dat dan de Lefer , foo hy mogelijk haar dui-ftere Schriften in handen krijcht, niet foudenbsp;verlegen ftaan, foo heb ik goed gevonden denbsp;voornaamfte defer namen voor te ftellcn en tenbsp;verklaren. |
Daar m de duijlere 'ügt;oorden der Goudloekers Verklaard tperden.
\ BeJJi, of Rebis j beteckend dc laafte ftof j Theophraftus noemd de neergeftote Quik derfpijs.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;foo.
Aceturn fhilofophorum , of lac Vïrginis , dat is ¦ Aquila fhilofofborumjis de Quik der Metalen, Afijn der Wijfe, Maagde-melk, Quik-water j wanneer de felfdc tot de eerfte flofgebragtnbsp;daar in de Metalen ondaan werden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;werden.
Adamita,\seendoonvzi\ Wijnfteen. nbsp;nbsp;nbsp;jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;is een onfigtbare gedaante, dwalen-
Adech j de onfienlijke innige menfeh, die alle! nbsp;nbsp;nbsp;de en fich van de lichamen affeheidende: de
dingen de vorm geeft in ’t gemoed, die de j nbsp;nbsp;nbsp;geneeskragt en het vermogen der natuur,
uitwendige menfeh door fijn handen üen- \Archeus, is een man, de dingen voortbrengen-baar en taflbaar maakt. nbsp;nbsp;nbsp;jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de uit Iliajie j de befchikker aller dingen.
Alcoholj is een feer fijn poeder. Alcoholj fonder, Ares is de beftcller der natuur in de drie eer-het woord van uitgedroogde Wijn, is Bran-1 nbsp;nbsp;nbsp;fte floffen beflaandc, daar van alle dingen
dewijn fodanig gefuiverd, datfe ’t eenemaal I nbsp;nbsp;nbsp;beftaan, brengt voort de vorm, gedaante en
en geen anderer natuur , vorm, en gedaante hebben fouden : gelijk in dc Planten blijkt,nbsp;daar van ieder een byfondere wortel, Heel,nbsp;bloem en blaren heeft.
verbrand fonder eenig water over te blijven. 1 nbsp;nbsp;nbsp;felfftandigheid, op dat de dingen haar eigen
yf/fö/ö/jis Antimonie. nbsp;nbsp;nbsp;j
Alcaheji ^ is Quik bereid tot een Genees-mid-1 Artanck, of artaneck, is Kattekruid, daar van del voor de lever.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j drie foorten zijn : wit, geel, en rood.
Alemhrot, is’t Sout der Wijfe, defleutelder i Arfanech, opgeheveKattekruid.
Kon ft. nbsp;nbsp;nbsp;!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ajirum,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;flerre,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;werdnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;genomennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voorde
Alembrot deflccatatn, dat is gedroogt, noemen 1 nbsp;nbsp;nbsp;kragtnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en aart, die de faaken in’t bereiden ver-
fommige Wijnfteen-fout, het Meefterfluk 1 nbsp;nbsp;nbsp;”nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’ ^
der Meefterftukken. nbsp;nbsp;nbsp;j
AlmizadirjgioenY^o'^ex. nbsp;nbsp;nbsp;\
Mmarcazida , Siiver-glit.
Alcalï is Sout uitde affehe van allerlei dingen j getrokken, is in ieder ding byfonder, het jnbsp;fy dc felfde vloedig of vaft zijn.
Amalgama^ is een mengfel van Quik met| ^ifé^«ör,iseen Wijsbe^erigeOverhaal-oven ”nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Atincar j Baruch ,i^ Volz'S..
Azothj is de Quik des Metaals. Theophraftus AmnisalcalifatuSj\sv;zitidoorèiedSd\e\zn \ heeft fo genaamd een algemeen Genees-
krijgen fo is de flerre des Quiks des felfs opheffing, diefe flerrig maakt. So werd defwa-vel flerrig alffe opklimd. So noemdmen ook des fouts van felfs fmelting, des felfs Sterre.
Goudof Silver.
Arnizador ^ is Ammoniak-fout.
gebrande Kruiden gelopen.
Antathron ^ of anachthron, is een foort van Sout in de rorfen groejende, fommige noemen k Salpeter.
Andena is een foort van Staal indeOofterfe Landen, dat even als Koper en Silver ge-fmolten werd.
Annis BhilofofhicuSj is een Maand.
Anontagius lafiSj is de Steen der Wijfe een gave Gods, geveftigde Swavel van de natuur.
Aqua fermanens j is Gouden Silver in water ondaan, envereenigt : werd ook Hemelswater genaamd, en Quik der Wijfe.
Aqua Saturnina, is een water voortgebragt uit de drie eerfte beginfels in de pijpjes dernbsp;aarde, ondaan van doorfchijnige fleentjes;nbsp;fodanig zijn de fure Genees-waters.
Aquaftor j is een verfchijning vertoonende de gedaante der faak, doch de faak felfs niet.
Aquilaj, is een Arend, doch in de Stoffeheiding werd het Ammoniak-fout foo genaamd.
middel, forpmige meenen het de Steen der Wijfe te zijn.
Barnabas , of barnaas, Salpeter, pis van Salpeter , allerfcherpfte Afijn.
Butyrum Saturni, is de foetheid des Loods.
Callena, is een foort van Salpeter.
Caudavufürubicundi, is Lood,
Ceni-fiatum, is gekalkt.
Cheiri, word veelfints genomen : want her betekend een Plant, Silver drinkbaar Goud,nbsp;Antimonie en meer andere dingen.
Cheiriflores, een wit uittrekfcl uit Silver.
Cliffus, is een verborge kragt herwaart en der-waart dwalende : gelijk des wortels kragt eerft in de Heel en daar na weer in de wortelnbsp;keerd.
Cohob, of Cohobare, is wanneer het overgehaalde vo gt weer op de ftof gegoten en afgehaald werd.
Colcotar, is een fteen uit welke Koper gekookt werd. Chalcita, Vitriol rood gekalkt.
Cor-
-ocr page 808-XL BOEK , VAN DE ^ A p. wx Cornu cervi, is de neus van de Helm. Cycima, Glir, Cydar, is Jupiter. 'T)er[es ^ is een rook of vvafem, daar uit de Bomen groejen. ‘D 'ivertallum,ïï]n de voortelinge der Metalen. ‘Dubelcolepb, is een mengfel van wit Koraal en Bernfteen. ‘Dulcedo Saturnij is Cerule. T)uelech j is een foort van Tartar in de menfch, een fpongiagtige ftecn pijn-makende. Ed’trj Yfer of Staal. BEDRIEGLYKE GOUDSOEKING. 293 gebracht, heeft geen metalig kleur, is daarom niet vaft , lèvoerd de befte Metalen door de rook met fich weg; het is Cadmia_,nbsp;de fteen daar uit Koper werd : een nut Ge-nees-middel, Koperige fteen : GlimiUj Ca-thimia j Clemy-fteen. Lac virginü j is Quikkig water. Lapisj is in de Stoffcheidingmeeft alle vaft ding, dat niet uitwafemd. Lejfasj is een verborge fiedende rook der aar-! de door welke de planten groejen. Luna compaclaPs geveftigr filver of witgoud. Elixir is de bereide ftof alleen uit Goud, of uit de feven Metalen. Elephas, flerk water, ’t Beteekend ook by de Genefers de melaatsheid en andere fiekten. Entaliis fpleet-aluin. Ennr , is een verborge rook van water, daar uit de fleencn groejen. Ejfatum ejfentiale, isdekragt, of’t vermogen dat inde plantenen in alle andere dingen is. Ejjdttm vmum, als by de verbeterde brandewijn kruiden gedaan werden, om der fel ver kracht uit te trekken. Felvitrij is fchuim van glas. Fidaj is Goud of Silver. Ftlius unitu dieij is de Steen der Wijfe. Flikt in j zijn yfere platen. Filum jdrfenicakj is opgeheve Kattekruid. Filum ex Alumineplumofo. FlosfeSt^ Crolt;£: fommige verftaan Saffraanbloem, andere uitgetrokke ftinkende Gous-bloem. FoeniXj is de Steen der Wijfe. GamaheiyXyci fteen met Hemelfe Beelden volgens de gefternten geteekend. GwaVj is ’t Metalig geneefmiddel. Gnomij zijn laagc aardfe geelden. Guma.j is Quik. Heinricus rubensj rood-gekalkte Vitriol. Ignis leonisj eether^pyr^ tethos JJupiter „ ar ges ^ is de Hoofdftof des vuurs. Ilechj ileiaSj ilcadu ^ is ’t eerfte beginfel. llechj is een bovenhemelfe vereening der hemelfe en der benedenfte dingen, Sterren. Ilech crudunij is een vermenging uit de eerfte Stol der drie eerfte beginfelen, Quik, Soutnbsp;enSwavel, uit welke alles is te gaargcfteld. llidm, is UooïmoSygtlogv.Heoepherefpios, is de hemel, in ons de geeft door alle ledennbsp;gaande. IliaJlesj is de eerfte Stof aller dingen, beftaan-de uit Quik, Souten Swavel. Chaos:\^znX. daar is niet in de geheele natuur, of het isnbsp;uit de felfde te gaar gefield. lliafierprimusj is de levcns-paal, het leven felfs, de balfemdesmenfchen. lliaHerj is ’t gene daar uit alle dingen groejen, gevoed werden en vermeerderen. Kakimiaj is de onrijpe Mijnftof aller Metalen beftaande noch in fijn eerfte wefen, fchui-lende onder de onfuiverheid der aarde , alsnbsp;een kind in de lijfmoer. Koboltum of Cobaltum nigrum, fomtijds ook Cinericium j werd gefmoltcn en tot platen |
Magnejia, is de Marchafith van alle Metalen. Magnejlaphilofophorum^ is filver met quik tot een ligt vloejend mengfel vereenigt, het isnbsp;ook de ftof daarfe de fteen uit maken. Malk j is fout. Marcajita, is Pyrites, Pyrfotocus, Koper-fteen, fteen des ligts; het is een Mijnftof veel van de rode Swavel hebbende. Martach Menjisphilofophicusj is de tijd der Stoffchei-dige rijping. Mercurialisfeva, is Aluin-water, in welke de Quik geteeld werd. Mercurius laxus_, is Turbith Mineraal. Mercurius Metaüorum, is neergeftore Quik. Mercurius mineraliurn, is de Oliagtigheid van de Mijnftoffè des gouds en filvcrs getrokken, Mercurius regeneratus, is ’t eerfte wefen des Quiks. Minium, is Lood-faftraan. Miffddan, is Quik. Nebulgea, is fout der mift, die in ’t veld dikwiis op de fteenen vallende doordekragtdernbsp;Son verhard is, Nojloch, is de fuivering der Sterren, andere verftaan’er Wafch by. Nuba Secunda , is een foort van Manna, met een Rofenkleur, gelijk in Yrland valt. OperimethioUm, is een Mijn-geeft. Opodeltoch. Orizeum, is Goud. Tulpezia,oï‘Pulpelzia , is verbaaftheid,geraaktheid, verfterving. Fygmei. Realgarby fig felfs genomen rook der Mijn-ftoffcn: alles dat Rattekruidig is. Rebus, is de laafte ftof der dingen. Rillus, is een werktuig, in ’t welke de gefmol-te Metalen gegoten werden. Sagani, de geeft der vier Hoofdftofïèn. SalcryBaUintm, is fout uit menfche-pis. Sallena, is een foort van Salpeter. Sal Mercurii, is dronkenmakende Wijn-gceft. SalpraBicum,is een mengfel uit gelijke dee-len Salpeter en Ammoniak-fout in een nieuwe onverglaafde pot , die in een kelder gefield zijnde, fo hangt het fout buiten aan de pot even als rijp. Samech , isde Wijn-fteen, een geneesmiddel voor alle wonden. Strpheta, is een middel de fteen doende fmel-ten. Sibar, Quik. O ö 3 nbsp;nbsp;nbsp;Sparaj |
294 nbsp;nbsp;nbsp;De Onder-aardse Wereld, jv akdee- Spara, is de Mijnkragt uitder eerfte felf-j Tiirbïth minerale, is Qiiik fonder fcherpedin* LINGv ftandigheid, uitbet eerfte wefcn, dat is uit de grooteMijnftofr'en. Sperniolum, is Kikvors-faad. Stanner mater, is een verborge rook, uit welk de Metalen voortkomen. Sylo, is de ganfche wereld. Sylphes. Terra Argenti, is Silver-glid. Terra Auri, is Goud-glid. Terra fide lis, is Silver.) Thifma, is de Mijn-ader en haar voortgang. Tinchar, is Borax. Trachfatj is ’t Metaal in fijn Mijne. Truphat , is een verborge kracht der Mijnen die ieder Metaal fijn wefen geeft. |
gen neergeftoten, en foet. Fitrim ‘Philofophorum, is een Helm. T)rinavini,is, Afijn,of pis van een Wijndrinker. Xiffmim , is Afijn. Xenexton, is een middel, dat tegen de Peil: aan de hals gehangen werd. Sommige meenennbsp;dat’et de eerde donden eenes Maagtszijn,nbsp;andere ietsaiiclers. Treus, lagides, dajypus, georychus, leberis: is een Konijn-manneken j door wiens bloed,nbsp;glas enkeijenfagt werden, aid met fweet-middelen vermengt werd : ’t gene de Boknbsp;van onkundige is toegefchreven. Zadir, is Venus of Koper-groen. Ziniat, is Evelof Gid. |
VAN DE
Zipide als een
AAP
EN NABOOTSER
der NATUUR;
VOOR-REDEN.
^ K heb menigmaal met verwondering aangemerkt de ligtveerdigheid van veel menfchen, die het rechte pad der hooge wetenfchappen ver-^ latende, verkeerde wegen inflaan,Hemel en Aarde bewegende, om totnbsp;'de kennis van verborge konften, en de ontoegankelijke Rijkdommennbsp;der natuur te geraken 5 op datlè fouden iets ongemeens hebben en boven andere uitfteken. Doch dewijlet ieder een niet gebeurd de Vans te Ipreken, nognbsp;tot de binne-kameren der rijke natuur door te dringen, Ib verbrekenle de wetten dernbsp;natuur, en begeven haar met een ligtveerdige ftoutheid tot ongeoorloofde konften,nbsp;daar door j(y niet alleen niet verkrijgen het gene datle )(b begeeren en fo kommerlijknbsp;Ibeken 5 maar fy verdwalen Ib verre, datlè in de onloftèlijke ftrikken des Satans verwerd tot haar eeuwig verderfvanSielenLighaamkomen. Duldanigzijn degene,nbsp;die uit onverftand of wanhope, van door goede konften haar oogwit te bereiken,nbsp;een verdrag aangaan met de VmVel, de vy and van t menfehelij k geflagt; voor haarnbsp;leermeefter verkiefende, den genen diefe uit de H. Schrift konnen weten de ervindernbsp;der leugenen en de oorlprong van alle quaad. Daar zijn dan fekere en gefette Palennbsp;der natuurlijke kennis, die niemand Ibnder dwalingen en groot gevaar kan overtreden.fik weet de natuur in fommige dingen fo vafthoudend, ftip op haar recht en onverbiddelijk te zijn, dat de duikel lèlfs, Ibnder Gods toelating, daar ontrent nietsnbsp;vermagj ja dat de geheele wereld eerder foude vergaan, als dat de natuur een hair-breed van haar recht foude afwijken. Daarom ieder die recht willl^yi-fc^eeraz, dienbsp;moet de natuur in alles tot fijn voorbeeld hebben op dat hy in dele verwerde Doolhofnbsp;de draad van Anadne hebbe om van dwalingen en by wegen bevrijd te zijn. Ditnbsp;voorbeeld is van ons inde voorgaande Boeken met alle mogelijke neerftigheid ennbsp;omfigtigheid voorgefteld: ons voornemen is in dit laafte Boek, datwe den Aa^ ennbsp;Nabootjer der Natuur noemen, de werken der natuur door Konft na te volgen, om,nbsp;de Lelèr te toonen wat door Konft en handigheid kan gedaan werden, en wat onmogelijk is. Wy hebben dit Boek in léven Afdeelmgen onderlcheiden: de eerfte bevatnbsp;de algemeene gronden, vooroogen ftellende de hoogweerdigheid der natuur, openende des felfs geheimen, vertonende de fitplaats der drie-erlei voortgebragte din-
gen.
-ocr page 811-29Ó nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD,
afdeï- gen, en den menfch alib leidendeomdiergelijkedoorKonftenhandigdeid voor te brengen. Dit is van my gefchied op dat de lief hebbers de ongeoorloofde bedrieglijke konften, daar de Duivel altijdmedefpeeld,lbudenlaten varen, en haarnbsp;vermaak nemen in geoorloofde, prijflijkecnvoordeeligebefigheden , daarin Vor-ften jfelfs, allfe eenige verdediging van gewigtiger faken hebbeii, haar vermaken kon-nen , tot Gods eere en voordeel der Chriftenheid.
LING
Het I. HOOFTSTUK.
Van de oorlprongaart en eigenlchappen des Saads.
voorfien: welk gevoelen dc meefte vaders tn met na men S-Bafilius voorftaan.
Defe dingen alfozijnde, fo is’er reden te vra-dsgehouden felfdc laiigc ecuwcn foude ftaande blijven; dog! gen, wat die fadelyke en alles voortbrengende
deltjhe kracht.
en
BafiliüS-
Desfelfs
wetende defe dtmrfaamheid niet over een te j kracht is? Ik antwoordedat’etgeweeftis een komen metdeverdcrflijkheidderlighamcnen Stoffelyke geeft ’t faamgefteld uit het fijnftenbsp;verwifTeiing der ondermaanfe dingen, fo heeft der Hoofdftoffen , namelijk ttn Swavelig-'nbsp;hy, op dat de foorten niet fouden vergaan en fóut-quikkige vaafem, een algemeen Jaad der x)ooTfgt;d-uitfterven, door fijn onuitfprekelijke wijsheid dingende Hoofdfloffcn in gefchapen, de oor-
' fprong van alle gefchape lighamen. Defe geeft brengt verfcheide lighamen voort na de ver-_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fcheide plaatfen daarfe huis-veft : w'ant in de
willeling altijd volmaakt blijft. Hier toe w^erd ^ aarde doetfe de Metalen en ^Mynjioffen groe-niet anders v^r-cdchx. amp;Qnfadelijkekracht, jjen, op de aarde nbsp;nbsp;nbsp;lantenenldieren
daar door de dingen werden voortgetcclden; voort-, met een onuitfpreeklijkc verfcheiden-de foorten regen vergaan en ondergang be-'heid van menging , die God alleen bekend is. waard. Defe jddelftke kracht is fo wonderlijk. Doch op datmen niet foude denken de Hoofd-dac in geen andere dingen der ondermaanfenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ledig en te vergeefs te zijn, fodiendaan-
wereld Gods w’ijsheid en magt fo heerlijk uit; gemerkt, datdefelfde de nbsp;nbsp;nbsp;doch het in-
fchijnen als even in Adlt kracht. De verftan-j gefchapen algemeen faad de nadere Stof ^qx
'o '¦quot; nbsp;nbsp;nbsp;ö
Ar. nbsp;nbsp;nbsp;Ict,foudeii vcrgaaiien
alles fo befteld, dat de verderving volgt op de voorteeling, en defe weer op hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;; in
vo^en de wereld door defe wonderlijke ver-
quot;ftlTapr nbsp;nbsp;nbsp;^’^^ysbegeerige hebben ten allen tijden j dingen te zijn. En nadien de voortgebrachte
DMY
wijflijk van den oorfprong des gerede-j dingen vcrfcheide vzn fatfoen, kleur ^ndeelen W'eegt, doch re nader fy daar by meenden ge- i moeften zijn, fo heeft de natuur dat faad met .nbsp;komen re zijn,te verder hebbenfe haar daar van! twee krachten , uitwerkers van die hoedanig-verfteken gevonden. Wy fullen fo kort als | heden,voorfien, namelijk denbsp;mogelijk is voorftellen het gene de Vader der i en de Seil-f eenige kracht. De eerfte geeft de ^nbsp;Ligten ons ontrent die faak heeft geliefd mede j dingen haar vorm,fatföen en kleur: de anderenbsp;tedeelen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fetfe by een kracht om gelijke dingen te
Uit de fchrifren yzn Mofes ^ die boven alle; yfew. Defe faak diend wat verder opgehaald.
menfehelijke geloofvveerdig zijn , isfekeren ftofgefihu- vaft , dat God in den beginne een ruvoeonbe-
Dc kofelijke Steenen zijn fo verfcheiden van kleur , rond , kantig en hoekig van fatfoen,nbsp;door middel van des faads vormende kracht,nbsp;vergefelfchapt met de Seil-ftccnige, dieweooknbsp;^ Straal-kr acht noemen, daar door gelijke ,iRadiati''*nbsp;deeldjes tot haars gelijke door een wonderlijkenbsp;drift gedreven werden. Het is de felfdc kracht, upnofi»'
fchaafde Stof uit niet gefchapen heeft; in welke al het gene namaals foude te voorfchijn komen als in fijn Ai^^^/verfchuilde en verborgen was: want het is uit de H. Schrift openbaar datnbsp;God behalven ([ckStofcnScsmenfchenZft^^
«(V niets nieusgefchapen heeft;devvijle alle jDié--
aUedingm ren j Elanten:, Mftnflojfen ^¦/^^i.uicdieftoffe men en vruchten fo verfcheiSe kleuren en fat-door de breeding des Godlijken geefts zijn foenen heeft medegedeeld-, daar is ook geen an-vrugtbaar geworden , en daar na door Gods dere oorfaak van de verfcheidenheid der leden, woord alleen voortgebracht; hebbende in haar vogten en gedaanten ixxd.o'Dieren, dievecler-ttn fade Iftke kracht, om haar geflagt te onder- lei zijn: de Godlyke Werkbaas fchuilt indenbsp;houden en voort te fetten. Defe onbefchaaf-Uoxhotgc plaatfen, daar hy onfigtbaarenfon-
A¦4' «r» »»¦» .rA A f\ nbsp;nbsp;nbsp;^ ^ ^ 1 ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;___— _f nbsp;nbsp;nbsp;1^.- TTT «tt^ 41* /^T
pen
'voortko» mm.
de Stof is in den beginne niet t’eenemaal hefteed , maar blijft duuren tot het einde der wereld , zijnde nbsp;nbsp;nbsp;oen fade lijke kracht
die der Elanten wmrtels, ftengcls, blaren, bloe-
der Werktuigen de ruwe ftof bew^erkt en bearbeid. Doch alswe feggen het Saad de Metalen , Steenen en andere Mijnftoffen voor re
bren-
X11, boek , VAN DE SADEN ALLER DINGEN. aad Std, '¦‘p-1, brengen, fo moet niemand meenen, datvve een Saad verftaan gelijk de 'klanten of ‘Dierennbsp;noodig hebben, maar fodanig als haar paft, ennbsp;bequaam is tot haar voorteeling en onderhoud,nbsp;namelijk een Seiljleenige beweeging, daar doornbsp;gelijke deeldjes tot malkander lopen en op eennbsp;wonderlijke wijfe vereenigen. Ondersoek. Op wat wïjfe het algemeen faad der natuur helpt tot de vbortteeling der Metalen ennbsp;Mjjnfioffen j en hoe de kojlelyke Jleenen Joonbsp;veelverfcheide kleuren en fatfoenen krygen.nbsp;Het algemeen y^^ï^hebbenwe meermaal innbsp;dit Boek genaamd Swavelig - Jout - quikkige-gseji j niet dat’et waarlijk uit Mijn - fwavel,nbsp;Sout en Quik is te gaar gefteld, maar om datnbsp;des felfs kracht voornaamelijk in defe ftoffènnbsp;uitkijkt; want daar is niets dat het vuur of denbsp;ingebore warmte fo gelijkt als de Swavelen denbsp;daar uit voortkomende lichamen; om datfenbsp;haaft in brand vliegt, een oliagtige verdrogende en andere eigenfehappen des heeft:nbsp;daar is niets dat het wortel-vogt fo na bykomt,nbsp;als de vloedige en logtige ^ik; daar het vochtige by het drooge, het grove by het fijne ennbsp;het fvvare by het ligte op een wonderlijke wijfenbsp;is te gaar gefchikt; wat is’er doch dat de |
197naukeuriger verbeeld als hety^^i^? het welk alle dingen vaft en beftendig maakt : hetnbsp;houd de Swavel en ^ik fodanig re gaar, datfenbsp;geenfints konnen van malkander fcheiden;an-derfints foudenfe door haar vluchtigheid h^aftnbsp;haas-op zijn : het fchijnt dat God in de vencè-ning defer drie ftoffen een verbeelding vannbsp;de onuitfprekelijke drie-eenheid heek v/iWennbsp;leggen. Daarom mag dit gbejiig Swavelig-fóut - quikkig mengfel met regt een algemeennbsp;faad genaamd werden, ’tvvelk in de Hoofd-ftoffen gefchapen , alle dingen doet te voor-fchijn komen ; gelijk de* Stoffeheidingoog-fchijnlijk vertoont. De Wijsbegeerige hebbennbsp;dit_^^^^ verfcheidenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gegeven ; Albertus verfchade noemieivuur der natuur j Plato faad des we-”ff^f^fj re Ids j Ariftoteles de heweegkragt aller din-sepad,nbsp;gen j de Stoffeheiders faad der natuur : het isnbsp;warmte en geen vuur, een geeft beantwoordende de Hoofdftof der Sterren, doordefin-nen niet konnende bevat werden. Ontrent ditnbsp;faad verdiend ook verwondering dat’et na denbsp;verfcheide Baarmoeders daar ’r huisveft, ooknbsp;verfcheide lichamen voortbrengt, namelijknbsp;' MfaJloffeUj GewaJfenenDieren-, invoegenrMinerals,nbsp;dat de HoofdftofFen maar als verdere ftoffennbsp;moeten werden aangemerkt hoe fulks alles ge-fchied ftaat in ’t vervolg nader te verklaren. |
T)e ipyfe op loelk de natuur de Mijn-floffen }gt;oort^ brengt.
II.
heb.
se.
S^eiU.
De meeftc Stoffeheidersbeweeren verkeerdelijk dat het faad der Metalen en Mynfojfen foude gefield zijn : wantnbsp;dit faad brengt verfcheide lichamen voort volgens de verfcheidenheid der baarmoeders,daarnbsp;’t in huis-veft ; in een ongefielde brenget Steenen en Mynjtoffen voort, in een gefielde ver-wektet ‘Planten en Dieren. Ten opfigt van denbsp;Mynjloffenk2in\goon eigentlijk/Wgenaamdnbsp;werden; dewyle de Metalen, Steenen en andere Mijn-ftoffen uit eigentlijk gefegt faad nietnbsp;voortkomen, en door geen levendige bewee-ging gevoed werden,wat ook de * Goudfoekersnbsp;van \ Goud-en Silver-faad mogen rammelen ;nbsp;maar defe voeding gefchied alleenlijk door by-fetting, wanneer de Seilfteenige kragt gelijkenbsp;deeldjes tot malkander trekt : gelijk op verfcheide plaatfcn, en byfonder in ’t 8. Boek defesnbsp;werks is getood, daarwe de Lefer heen fenden,nbsp;om de felfde dingen niet weer op te halen. Denbsp;Metaalplanten j die fomtijds in de Mijnennbsp;voorkomen, geven de minfte grond niet omnbsp;te ftellen, dat de Mijnjtojfen even als de Ge-waffen uit een eigentlijk,'gefegty2?^y foudennbsp;groejen, want dusdanige/Z^/^^fquot;» zijn niet anders als eenige uitbottingen door de Straal-kragt der Mijngeeften als tot draden en takken gemaakt. Voegt hier by dat dusdanigenbsp;planten ook door konft konnen gemaakt werden, gelijk in een byfonder Hoofdftuk ftaatnbsp;¦ te toonen. Wat de vormendekragthzh.ngp,
II. Deel,
die voornamelijk in de veelhoekige fteeoen fchijnt gefien te werden, die is eigentlijke geennbsp;vormende kragt: om dat de felfde alleen in denbsp;Gewajfen ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;plaats heeft. Vorders
dat het faad der Mijnftoffen niet gefield is blijk daar uit, om dat geen Metaal noch Mijn-ftof ons kan voeden; het gene mogelijk foudenbsp;zijn, indienfe£^(?/y waaren; want wy werdennbsp;gevoed door dingen uit welke wy beftaan;nbsp;doch wy beftaan uit geen Mfaftofien j maarnbsp;uit Gewajfen en Dieren.
Daar is dan een heel andere Jadelyke en vor- Ervarems. mende kragt in de M'fitfioJfentS^mStPlan-ten of Dieren. Dat de Stoffeheiders hier tegennbsp;inbrengen, dat het Sout van netels tot driehoe-hoekige brokjes te gaar-ftremd, fulks is vannbsp;geen klem om dat de oorfaak niet in de Myn-Jtoffige kragt des Souts, maar in diOgewafiigenbsp;kragt der netels te vinden is : want wanneernbsp;de hoge ^ daar fodanig Sout van gemaakt werd,nbsp;bevriefl, fo vertoond datjyr een heel andere gedaante mxne\x)kyznnetel-blarenjtoittn bewijs in de felfde ^cgewafiïge vorm-kragt nochnbsp;fchuild. Dat verfcheide foorten van Mijn-fou-ten namelijk Aluin j Salpeter, Vitriol enz.nbsp;onder verfcheide gedaanten te gaar ftremmen,nbsp;gefchied niet door soamtxxktgewajfige of dier-liyke, maar alleen door een Stralige of Seilfiee-nige kragt daar door gelijk aardige en eendaan-tige deeldjes te gaar lopen; het felfde zy vandenbsp;koftelijke hoekigeJleenen gefegt.
Het
ï. Afdee*
LING.
Cap. in.
« Gsnefis.
Geen gemengde lichamen zijn ongemiddeld ge-fchapen-
b Minera-lia
Op Tvat roy. fe de planten eerjtnbsp;zijn voort-bracht , ennbsp;noch onderhoudennbsp;voerden.
Haargroei-jen en voas-(ert verder verklaard.
2C)8
UIc het Boek der Schepping is openbaar , dat God geen Tlanten gieren j noch eenige zweert gemengde lichamen uit niet ^ maar alles uit deeerftge-fchapene en mer allerlei ^^a.¦^^yoot(\enQruwenbsp;klomp heeft voortgebracht, namelijk de Hemelen , Sterren ’’ Mijnftoffen, Planten en Dieren.nbsp;Daar ftaat te onderfoeken hoe uit die Hof fonbsp;veel verfcheiden foorten van Planten zijnnbsp;voortgebracht hoe de felfde gefield zijn.?nbsp;en hoefe met fo veel verfcheide kragten zijnnbsp;voorfien.
Na dat de wateren verdeeld, de Hoofdftof-fen van malkander gefcheiden en van de geeft bebroed waren, fo feide God; de aarde brengtnbsp;voortJaad-gevende kruid^ ooft-dragendhoud-,nbsp;fijn vrugt gevende volgens fijn gefagt ^ diensnbsp;faad in fch felfs zy of der aarden. Welkenbsp;woorden te kennen gCvcn, dat de Tlantennbsp;door het Godlijk woord uit de te voren gefcha-pe ftof zijn voortgebracht: want uitdeeer-Ite faad-ftof heelt hy alle Planten voortgebracht, die hy met een groejende en een verborgen en onjigtbaar faad was voortgebracht,nbsp;is namaals door een figtbaar faad voortge-fet, en fal alfo tot het einde des werelds onderhouden werden.
De voortbrenging en de voortteeling der Ge-wajfen hangt dan a^an dat HoofdftoflBg vogt, dat niet enkel, mz.2.tQcnSout-fwavelig-quik-damp is, in fich befluitende de kragtennbsp;en eigenfehapen der ganfche natuur, werden-de bepaalt tot defe en gene Plant in’tbyfon-
der, daar door ieder gefiagt volgens des Scheppers onveranderlijke wil gevoed en onderhouden werd. De aarde is noch altijd voorfien geweeft van fo een fadelijk vogt, dat de Planten door haar wortels intrekkennbsp;den verfenden, door de fo uitwendige als inwendige warmte koken en in haar felfftandig-heid veranderen ; vanher befte defer fadelijkenbsp;ftof werd een lichaamje gemaakt, in ’t welknbsp;voornamelijk het voortftttende onfgtbaarnbsp;faad fchuilt en faad genaamd werd .- dit faadnbsp;in de aarde geworpen trekt tot fich diergelijknbsp;fadelijk vogt, het welk door fijn ingefchapenbsp;kragt aanftonts begind te werken, en een Plantnbsp;voortbrengt als van de natuur was beoogt:nbsp;doch of fchoon die kragt in ’t faad is, echternbsp;doetfe niet fo lang alffe in de aarde niet is geworpen. Het ingetrokke, gefuiverde ennbsp;kookte vogt werd hefteed aan de ftam, takken,nbsp;blaren, bloemen, vrugten, tor dat eindelijk het veortkomt-fijnfte en jbefte ook tot faad gemaakt werd.nbsp;Invoegen dat dit faad volgens Gods laft ennbsp;oogmerk in fich heeft de gewaflige kragt dernbsp;Planten, fonder welke de' Hoof poffen dood lt; Eleme““’nbsp;en kragtelooszijn. Hier komt noch by, datfenbsp;door haar hoedanigheden van koude, hitte,nbsp;droogte enz. dat enkel toevallen zijn, alleennbsp;gematigheid der dingen maken : maarnbsp;als het faad der natuur daar by komt dan ver-krijgen de dingen door vereening der Hoofd-ftoffige ftof met het faad der natuur haar eige
vorm.
Daar getoond leerd-, dit Saad niet anders te gijn als d Sout der Natuur, de Hooftftoffen ingefchafen, daar mede de drie eerjie beginselen Itejentlijk Vereenigt gijn.
Emand der oude “ Wijsbegeerige heeft regt en wijflijk gefegt, in ^tSout en in denbsp;Son zïjn alle dingen : doch dat moet nietnbsp;van’t gemeen verftaan werden, maar vannbsp;t^^naUeatn- wondcrlijk Sout-Swavelig-^iikkigalvor-fnende kragt ^ die onder het gemeen alsnbsp;onder een kleed verholen en verborgen is : defe kragt is het eerfte, middelfte en laafte allernbsp;dingen, volgens de fpreuk, de eerfte in denbsp;tfaamftellmq^ zijn de laafte in de ondoening:nbsp;want de faien van alle dingen zijn niet andersnbsp;als een geftremd Sout met de fijnfte deeldjesnbsp;des lichaams, welkers faadfy zijn, vereenigt.nbsp;Alsmen ’t felfde nader befchoud, fo bevindmenbsp;dat een vettigheid van al de Hoofdftoffen tenbsp;zijn : in dit faad vindme des levens-vuur, water, logt, aarde, dat is een Swavelig-fout-quik-kige kragt, het naafte begin van alles, en in alles beftaande. Suiverd het Sout fo menigmaalnbsp;als gy wilt, door opheffen, doorfiegen, fmel-ten en op meer andere wijfen, fofultgenochnbsp;altijd eenige onfuivere aarde daar by vermengtnbsp;vinden, gelijk de aarde diewe fien; welke aar
Cap. IV.
a Philüfo' phi.
Jn ’t Sout
de ook altijd cenig d'öw? beeft want alfte in de logt eenige tijd gelegen heeft, fo werdfe metnbsp;fout befwangerd, fo vrugtbaar, datfe kortsnbsp;daar aan menigte kruiden voortbrengt, datnbsp;niet foude gefchieden indien de fondernbsp;fout was, gelijk uit de Land-bou blijktfommi- itanbsp;ge verwonderen haar dat de uitgefaide Landennbsp;door een jaar of twee braak te liggen weernbsp;vrugtbaar werden; de reden hier van is daar innbsp;te vinden, dat de foute vettigheid desLands uggi».nbsp;door de vrugten voort te brengen verteerd, ennbsp;verteerd zijnde fo werd het Landonymgthaat,nbsp;tot dat’et door ftil-liggen, fo van de onder-aardfe dampen als van de logt, nieuwe futenbsp;vettigheid in-trekt. Dit konde met veel erva-
reniftèn beveiligt werden, indien fulks te voo-ren in ’t 6. Boek de laatfte Afdeel, niet was ge-fchied.
Werptmen my tegen, dat het in plaats Tegeigt;'^‘'i vrugtbaar te maken verderft en verteerd;nbsp;wijle deplaatfen daar yeel Sout is onvrugtbaarnbsp;zijn. Daar op antwoord ik M^aarachtig te zijn,nbsp;dat plaatfen daar veel Sout is onvruchtbaar
zijn,
XII. boek , VAN DECap IV. 2ijn, doch fulks gefchied niet uit oorfaak, dat het Sout tot de vrugtbaarheid onbequaam is,nbsp;maar om dat’et daar fo veel/ö/^^é’deeldjes totnbsp;fich trekt, dat’et op de voortbrenging dernbsp;‘Planten geen acht geeft : doch het Souto^nbsp;fijn felfs gelaten voed en onderhoud alles-.daar-om mach het felfde als iet Godlyks werdennbsp;aangemerkt; ja het is te vermoeden, dat denbsp;oude Wijfen door haar Jieen niet anders als hetnbsp;Sout hébben verftaan; en om die reden werdnbsp;het woord Alchymïa beter van de Griekfenbsp;woorden S ciAo; gt;iVf*l£KV , dat is fout-fmeltmg, alsnbsp;van ’t Arabis afgeleid. De kragten defejieennbsp;toegefchreven paden geen ftof beter als de Sonnbsp;en het fout: wat is’er doch beter koop als hetnbsp;Jout, dat over al gevonden werd.? ja op de fleg-fte plaatfen wer^et meeft gevonden, gelijk innbsp;Soutnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;mis-hopenjjiallenj duivekoten, enz. midden in de Z^e, aan dc jtranden, op de Bergen en ‘Dalen fSc verrotting der dingen gefchied doornbsp;^ middel der fouten : de planten laten in haarnbsp;uiterfte ondoening niets over als Sout. Allerleinbsp;' Dieren zijn vol Sout. Wat zijn de vogel-vee-ren anders als uitbottingen ? de pis van men-fchen en heeften geeft genoeg te kennen hoedanig het dierlijk Sout is ; daar mede fy fo vermaakt werden ^ datfe geen ander Balfem totnbsp;haar onderhoud en vrugtbaarheid nodig mce-nen te hebben als de foute : daarom fietmennbsp;de Fogels en onder andere de Duiven het Soutnbsp;in de rceten van oude muuren foeken en oppikken ; fommige viffen moeten in fout waternbsp;leven ;wy werden gevoed door dat fadeljk fout,nbsp;’t welkin de ondoening van alle fpijs gevonden |
SADEN ALLER DINGEN. ippwerd : htiwtlkzhdczielcndcvyfdefofvoLn al onfe leckn is; dewijle dan dit Sout de Dierennbsp;en èfPmnten fo nodig is, daarom mag ’t felfde Fia»te».nbsp;met regt gefieldfout genaamd werden ; wer-dende uit de Dieren en Planten getrokken omnbsp;tot Genees -middelen te dienen. Wat is’ernbsp;wonderlijker als de menfchepis ? die niet alleen kan dienen voor deGenefers, maar ooknbsp;om Goud en Silver te ondoen. Dat’er Sout innbsp;de planten is kan daar uit afgenomen werdennbsp;om dat uit de aflche der gebrandeplanten Soutnbsp;getrokken w'erd. Ik behoef hier niet te fpreken van de dauWj xie nbsp;nbsp;nbsp;. die volgens de leering der ^ Stoffeheiding is een damp tot fout geftremd, daar uit fo kragti- “nbsp;gen * febeidvogt gemaakt werd, dat ’et even ^nbsp;als fterk water harde lichamen ondoct. Het ftruum.nbsp;Mijn-fout is in verfcheidefoortenondcrfchei-den, ieder met wonderlijke kragten voorfiennbsp;zijnde; invoegen dat’er geen foort is het fynbsp;gemeen fout, het fy Salpeter, het fy Aluin, darnbsp;niet iets byfonders heeft. De Metalen zijn De Mijn-haar hardigheid aan de vaJiefoutenvtdc\vji\-^^^‘*^'nbsp;digt. Uit een pond gebrand Lood kanmen bynanbsp;lo oneentrekken; en foo is’took met denbsp;andere Metalen, ’t Sout werd ook boven in de De Locht-logt gevonden , gelijk uit de wonderlijke werking der ' verhevelingen openbaar is; doch na- c Metcoia,nbsp;dien in’t VI. Boek van êio.viamp;xjoortenfouti'inbsp;gehandeld, fo fendenwe den Lefer derwaart,nbsp;daar hy alles, dat ontrent die ftof aanmerkelijk is, in ’t lange en in’tbreedefal verklaardnbsp;vinden. |
Het V. Hooftstuk.
V. Ir N ’t voorgaande Hoofdftuk is verklaard op I wat wijfe den Schepper uit het algemeennbsp;faad deronbefchaafde ftof allerlei Plantennbsp;Fimten heeft voortgebtaclit: nu ftaat aan te wijfen,nbsp;hoe de Dieren op den vijfden en fefden dachnbsp;tf^takeiijk daar uit zijn re voorfchijn gekomen. Daar on-‘Gun‘'hlinbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aanmerking komt, dat tot herleven der levendige dingen en tot verrigting harer werkingen een vergaring en t’faamlopen van verfcheide deeldjes nbsp;nbsp;nbsp;; dewijl het onmogelijk is dat een Dier of Plant alleen uit quot;Homo. * nbsp;nbsp;nbsp;deeldjes beftaat en werkt; want indien al de deelen e ener leizxtw, fofouder maar eenerki werking gefchieden, vólgens datnbsp;gemeen feggen: het Je fide dingjo veel als't hetnbsp;defiel felfde is werdt altfd het felfde: daarom werd Jrifiotelesgckgt een quot; daad van't werktuigig lichaam^ dat is, datnbsp;verfcheide werktuigen heeft, die tot verfchei-de werkingen gebruikt werden. Wat’et is datnbsp;de verfcheidenheidStx^tSk.rv\nAtDierenx.tnbsp;brengt verklaar ik aldus. 'ten‘ Wanneer God uit hetonbefchaafdemeng-van water en zztdcdcPlanteuQnDieren II. Deel. |
eerft vöortbracht , foo heeft hy ieder foort in haar natuurlijk wefen geftelr. Doch dewijle fy uit de verderfïelijke Hoofdftoffen haarnbsp;felfs niet konden onderhouden , daarom is denbsp;felfde een^r(2f^^ingefchapen , daarnbsp;door ieder geflacht en foort W'erd voortgeteeldnbsp;en tot ’t einde des w^erelds onderhouden. Om wnt de s»-den aart defer fadelyke kracht wel te verftaan,nbsp;foo diend in gedachten gebracht ’tgene bovennbsp;is gefegt , namelijk dat dit faad niet anders is als een Swavilig-Jout-quikkige geeft^nbsp;die in degemeene Swavel, Souten^ik\ne\nbsp;uitfehijnt, doch geenfints voor die ftof felfsnbsp;moet gehouden w’erden : ’t Swavelige is datnbsp;gene ’t welk de Wijsbegeerige natuurhjkvuurnbsp;oiingeboore warmte noemen : \fijuikkigenbsp;niet anders als her wortel-vogt ^ dat aan denbsp;warmte tot voedfel ftrekt, en fonder welke denbsp;Planten en Dieren geenfints konnen beftaan;nbsp;doch op dat defe twee vluchtige ftoffen foudennbsp;te gaar verknocht blijven, foo is ’t Sout nodignbsp;geweeft , dat de felfde tot een band verftrekr,nbsp;aan alle lichamen vaftigheid en beftendig-heid geeft. Defe driedaantige ftof is dannbsp;Pp %nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;eigent- |
DE ONDER-AARDSE WERELD, I. Afuee. LINGE. Hof de liee-len der Dieren -voort komen. Bet SMi étvat allenbsp;deelen. Laat de Afbeeldingyau een menfch met al fijn leden verfcheide kleuren ergens gefchil-derd werden; indiervoegen dat de Son op denbsp;Afbeelding fchynende de weerfieutende ftra-len door een kleen glaasje in een donkere kamer op een wit papier ontfangen werden: dannbsp;fietmen de afbeelding met al haar kleurennbsp;naukeurig op het papier afgeteekend, wan-niemand, uitgeTondert den geleerden Genefer! neer het felfde in een behoorlijke ruimte vannbsp;Marcus Marei in (\jnde{ngh)oekvan de wer-ft glas afgehouden werd. Doch alsmen hetnbsp;kendeDenkbeelden, ter deeg verklaard is, ïofapier tegen het gat, door welk het ligt indefff^ldnbsp;fullenwe de faak volgens onfe bevatting door j kamer komt, houd, fo vertoond fichnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;het om de ervarenifien foeken open te leggen. nbsp;nbsp;nbsp;| felfde niet anders als een ligte kring: hier fiet- De Sautert ea Steenennbsp;rOjn met 300 eigentlijk liety^^^/der Dieren en Planten, de 'Dieren hebben tot haar onderhoud ’voedfelno-Betvoedrei dich, om het Aoot At warmtevstiQerêizwor-der Dieren felvogt te lierftelleii. Dit voedfelkomt haar toenbsp;llTuoZ en of van de Dlanten of van de Dieren. Dit voed-gesiUn. fél uit verfcheide deelen beftaande werd eerftnbsp;in de Maag en Darmen gekookt, om het fui-vere van ’t onfuivere te fcheiden hetfiii-verenbsp;gaat na de Lever en het om in bloed ennbsp;geeften te veranderen , doch het onfuiverenbsp;werd door AtDarmenen 'Lis-blaas uitgedreven. Dewijle by het voedfel de algemeenenbsp;2Aaad-kracht vermengt licht, fo werd daar uitnbsp;de wonderlijke vormende kracht voortgebragt,nbsp;uit welk het lighaam met al zijn verfcheidenbsp;Uk Tsnt deelen zijn oorl^rong haald ; want \\t.'lt;LSoutnbsp;des faads werd aan AtbeenentnznAtxthardenbsp;deelen belleed ; de aders,fenuwen ^ vliefennbsp;en diergelijke taye deelen haaien haar oor-fprong ten deelen uit Sout, Swavel, en tennbsp;deele uit de ^lik : dtvogtenj namelijk hetnbsp;bloedj de weyen andere zijn haar herkomll aannbsp;de ^ik verfchuldigt : de Gal komt van denbsp;door Swavel-verbrande vogten, defwartegalnbsp;van des verbrande bloed swi/w; de dampennbsp;werden door de warmte uit het bloed opgeheven , krijgen de naam van levende en dierigenbsp;geefien j zijn fo fijn, datfe alleen de bequaam-iieid hebben om door de inniglle deelen desnbsp;lichaams gevoerd te werden, het felfde bellieren , bewegen en tot allerley werkingen be-quaam maken. ’gt;¦ '! ' Nadien het lichaam der Dieren niet anders als een vergaring van veranderlijke Hoofdnbsp;flojfen is, fo heeft de feer wijfe natuur, op datnbsp;de foorten der dingen niet fouden vergaan, eennbsp;lichaam voorfchikr, dat uit het belle des voed-fels voorrgebracht al de leden als in een middel-Hip bevat : dit is het vruchtbaar faad,nbsp;daar door de Dieren voortreden : want ditnbsp;faad in een vrugtbare Baarmoeder gellort, begint aanftonds fijnnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;te uiten, daar door het gene van de lever, herfenen, herte, maag; en andere leden in ’t faad fchuild, ook totnbsp;foodanige leden gemaakt werd. Op dat de wonderlijke werking defer vormende kragt die van Marcus Marei. Daar diend aangemerkt datdeSouten, namelijk Salpeter, Aluin, Vitriol meteen «» vorm- Straalkragt zijn voorfien, daar door fy, evennbsp;^fiefnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kofteljkefleenen tot driekante, vierkan te, feskante enz. brokjes te gaar lopen. Defe kragt befiaat daar in, dat de Soute deeldjesnbsp;tot malkander loopen even als het Yfer nadenbsp;Scilfteen, daar door fy een bepaald fatfoen aan-nemen : gelijk in ’t IX. Boek breeder is verklaard. Daar ook met verfcheide afbeeldingennbsp;is getoond, dat of fchoon defe kragt ontrentnbsp;de Mjnfloffen geen veel-ledigelighamen kannbsp;voortbrengen, echter doetfe haar befi. Dochnbsp;in de Llanten en Dieren doen fich meer bly- |
ken en reekenen op van de verfcheide fpelin-gen defer kragt: want daar uit onllaan de me-nigerlei fatfoenen, kleuren gedaante groote en en andere eigenfchappen in de blaren, bloemen,nbsp;vrugten, faden, leden en in menigte anderenbsp;dingen ; invoegen datmen fich over de verfcheide werkingen defer kracht niet genoegnbsp;kan verwonderen. Het is feker datdefewr-mende kracht niet van een uitwendige oor^nbsp;faak , maar van de voortbrenger des faads isnbsp;voortgekomen, anderfints fouder foo een gelijkenis tullchen den voort-teeler en het voortgeteelde niet zijn, en daar foude geen redennbsp;zijn waarom het menfche-faadfo wel niet eennbsp;houd als een menfch foude voortbrengen. Daarnbsp;diend ook aangemerkt, dat defe vorm-kragtnbsp;eenparig door her ganfche faad verfpreid is,nbsp;invoegen datfe geheel in’t geheel en in iedernbsp;deel is ; ’tgene daar uit afgenomen werd, omnbsp;dat een faad vethdteide jongen voortbrengt:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘adi daar en boven fietmen feer felden dat de leden heeft dte onder malkander verwerd en buiten haar na-tuurlijke plaats zijn, gelijk in de wanfchepfels.nbsp;Daarom moetmen niet denken defe krachtnbsp;enkel te zijn, maar fy is als uit| vele te gaar gefield : want dat gedeelte, om fo te fpreken,nbsp;dat de herfenen maakt , is niet bequaam denbsp;lever of beenen te maken , enz. maar iedernbsp;vormt fijn eige toe-gefchikte deelen , en ieder deeldje heeft in fich het geheele dat gemaakt moet werden. Even als de beelden innbsp;een donkere kamer op een witte grond vertoond werden. I. E R V A R E N I s. Daar door het vermogen der vormende kragt werd vertoond. ¦Een men dat de Stralen van ’t voorwerp afgaande m. in \ glas onder malkander verwerd zijn, invoegen datfe niet anders als de gedaante vannbsp;ligt vertoonen, doch wat verder uitgebreidnbsp;verbeeldenfe naukeurig het voorwerp dat vannbsp;de Son befiraald werd. Indiener een voorbeeld in de wereld is om de werking des faadsnbsp;te verklaren, fo is ’t dit: want even als innbsp;het Glas de ftralen dicht te gaar gedrongen zijn , alfoo is ook de vormende kracht innbsp;het faad als in een middel-ftip op malkandernbsp;getafi : wanneer het felfde dan in de lijf-moerkomt, foo vind’et daar gelegentheid omnbsp;fijn ftralen uit te fchieten en te verfpreiden, daar |
XII. Boek, Van de Saden aller dingen. Capv. daar door de vrucht met al fijn verfcheide Ie- maakt werden, daarom fietmen het he;, te den gemaakt en gevormd werd ; gelijk uit de nevens-gaande afbeelding blijkt. Hetisnood-fakelijk dat de voornaamfte leden eerft ge- |
eerft kloppen j daar na komendeiierfcnen, lever en vervolgens alle andere deelen tenbsp;voorfchijn. |
Waar o Ui de menfchert zijn. II. Ervarenis. Verklarende de wonderlijke werking der vormende kracht Neemt een Ey dat drie dagen bebroed is, doet’et voorfigtig open, en befchoud door eennbsp;ge- Vergroor-glas de 'Doyerj fo fietge het Hert alsnbsp;roode flip fich fnel bewegen en als eenigenbsp;ftralen van fich «fendende; fonder dat’er eenige andere deelen gefien werden, als alleen denbsp;vierde dach daar aan , wanneer een beginfelnbsp;van ’t Lendemerg van’t hoofd als een Wolknbsp;nederdaald: en vervolgens werden alle anderenbsp;leden ieder na fijn weerde gemaakt, tot dat hetnbsp;heeleKieken volmaakt is: gelijkmen kan ervaren als dagelijks een bebroed Ey geopend ennbsp;onderfocht werd. Het is even fo gefchapennbsp;met de teeling en aangroei der leden in dennbsp;menfch. Invoegen dat de leden alle niet op eennbsp;tijd noch te gelijk, maar vervolgens en by beurten gevormd werden. Diergelijke is gefchiednbsp;in de Schepping des Werelds, daar de alsnbsp;’t Hert in ’t middel-flip is gcplaatft, het “füit-fpanfelaXs de Herfenen^ Saturnus als de Milt,nbsp;Mars als de Lever j MercuriasziXsdQLongj |
Ju fit er als ècgeejien en het Bloed j Venus als het Saad des hemels, de Maan als des Buiks-zyden. So dat’er een overeenftemming tuf-fchen de groote en kleene wereld fchijnd te Daar is maar een fwarigheid meer over, na- mMaidlr melijk, indien de vorm-kracht desfaadsaldeA^^'''»nbsp;leden vervolgens maakt, waarom zijn de men-^^^‘”'nbsp;fchen malkander dan fo ongelijk van gedaante,nbsp;gebeerden , gemoedts-bewegingen , enz. fonbsp;dat onder loooo. naulijks twee gevondennbsp;werden , die malkander gelyken ? daar opnbsp;diend geantwoord , dat behalven de vormkracht defe verfcheidenheid veroorfaakt werdnbsp;door de verfcheide driften en bewegingenj dienbsp;de fwaargaande Vrouwen ontroeren: en nadien diergelijke driften in de heeften niet gevonden werden , fo is geen wonder dat die vannbsp;een en de felfde foort malkander veeltijds gelijken , meeft onderfcheiden werdende doornbsp;verfcheide kleuren en vlakken. De wijfe opnbsp;welke de Ouders de gedaanten, van haar fterknbsp;bedacht, de kinders indrukken , is van ons in ^nbsp;Aq’’Seil-fleen-konHnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, daarheen wygnetk». de Leferfeilden. |
HET VI. HOOFTSTUK.
nbooren te quot;teerden.
O
Vm de Saden der Van felfs Xioortkomende dingen , die men fegt uit Verrotting
^Ap.Vl. ;,ni,oro- fiandhe Cn vorm. DE verftandigfte quot;Wijsbegeerige hebben ten allen tijden over de wonderlijkenbsp;kracht der van ftlfs - voortkomendenbsp;Blanten en Dieren onderfocht, dochfyzijnnbsp;van malkander in’t ftellen der lt;?ör^lt;2^feer ver-fchillig. Daarom heb ik ook veel jaren hefteednbsp;®Metnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de faak uittepluifen ; doch fiendedat ik ‘ica.* nbsp;nbsp;nbsp;alleen maar aan de veer afgelegem boven- Hc, nbsp;nbsp;nbsp;natuurkundigeoorfakenhXj\QnAé\^x\^Qn,mamp;x.s ‘pffig nbsp;nbsp;nbsp;vorderde, fo heb ik de felve de fak gegeven,om denaafte en ongemiddelde oorfaken te’onder-hVeff' foekeni’t gene daar ontrent gevonden heb, ben idge- voornemen den Lefer mede te deelen. onderftelle in de eerfte plaats, gelijk bo-ven is getoond , nbsp;nbsp;nbsp;algemeenSwavelig- fout-quikkig faad verfcheide krachten heeft, namelijk om ongefielde lighamen voort te bren- |
gen, als MijnftofFen, Metalen en Stcenen’,^^-felde als Planten en Dieren, en in ieder geflagc verfcheide foorten, navolgens de aart van hetnbsp;Saad ieder ding inden beginneingefchapen.nbsp;Tuftchen het algemeen en by fonder Saad is fo-danigen gemeenfehap en over-eenftemmingnbsp;dat het byfondere fonder het eemeene nietsnbsp;kan voortbrengen, doch fo haaft hetbyfondercnbsp;in de Baarmoeder is geworpen, fo vloeit ’t ge-meene daar heen, en maakt ’t felfde vrugthaar* Ten tweeden onder ftel ik, dat de ‘Selffian- « Fotma dige vormen in de Planten en Dieren, de rede-like Siel uitgefonderd, alleen uit het vermogen In ydernbsp;der Stof voortkomende , ftoffelijke en deel-baar zijn , daar uit noodfaaklijk volgt , fchuiu mtnbsp;ieder deel der Planten en Dieren ietsnbsp;die vorm met een gedeelte faads fchuild ‘Pf 3 nbsp;nbsp;nbsp;daar |
301
I. Afdee- daar in noch verblijft na haar dood. Het gene | vvy meenen niet anders te zijn, als de vorm metnbsp;het algemeen en tot een feker voorwerp bepaald faad bekleed-, want in’t Middel-flip deles faads lit de geeft, die het leven en gevoelennbsp;geeft aan de dingen daarfe mede gemengtnbsp;werd, gelijkwe namaals breeder fullen toonen.
Die op ver-
puatfe»! dat de aarde, het water en de locht vol zijn van | door de Son dusdanigc Saad-jiojfen j die feer kleenenfijnnbsp;zijnde door de Son met de wafcmen en dampen werden opgetrokken , uit de aarde, rivieren, meiren, zeen, en dan met de Regen,nbsp;Sneeu, en Winden op de Bergen, Heuvels en
gevoerde werd'
hebben om diergelijke Planten of Dieren voort te brengen; ’t gene Hippocrates ook toeftemd, Hippocra-feggende dat van de dode lighamen het voedfel,nbsp;de aangroejende faden voort komen: of fchoonnbsp;Hippocrates een eigent lijk faad verftaan heeft,nbsp;echter blijkt dat hy de naafte ftof der vannbsp;.. -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ felfs voortkomende dingen daar onder ook
In de derde plaats werd van rny onderfteid, 1 begrypt, dewijl hyfecht in die ftof een merkelijk faad gevonden te werden.
Soo is dan de naafte ftof der van felfs voortkomende dingen dat faad , in welke degeeB fchuiid, even als een van het levende af-gefcheiden (gelijknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aardigleerd) eninLicetus.
de doode romp overblyvende niet als een
Dalen gevoerd, daar'fe een bequai^ Lyfmoer i vorm , maar als de geelfigfte deeldjes van dat Mndcr ^ndende de deelen en leden dernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en ; levende , daar in deSielbeftaatals ineenvat-^'
'Hteten doot de Straalkracht beginnen te na de dood overgelaten. Ariftoteles betuigt Ariftoteie»-gaar te ftel en en met leven te voorfien. nbsp;nbsp;nbsp;1 dit felfde in ’t q. Boek het 11. Hoofd ft. van de
Wy lochenen de naafte oorfaak der ^Axf voorteeling derTgt;ierenJmamp;ktndtw2indc\2in lefts voortkomende dingen te moeten gefocht ! felfs voortkomende dingen aldus • de Tlan-werden in de warmte der rottende ftof, in de; ten en Dieren werden meeld m de aarde ennbsp;koking der Rotting, in de rotte feifftandigheid'/^ vogtigheid , om dat%r vocht inde aarde.
geen in 't vocht, en dierige warmte in Pgeheel al is; invoegen dat alles eenigfints vol van fielenbsp;is. Daar hy onsklaarblijklijk door ver-verftaat want de vogtigheid in de aarde is denbsp;' fonte kracht, de geeft in ’t vogt is de ftftiikkige.
De verdere iu ongemiddelde medewerking en invloed d7rvquot;n Gods, in de werking der verftandigheden , innbsp;felfs voort- de invIocd der Sterren, in ’tHemelfe licht, in denbsp;dm£efi.‘ warmte der omfw-armende locht: want dit zijn
niet anders als verdere oorfdken; doch de nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„
naafte oorfaak der van ’tfelfs voortkomende ^ en de warmte do. Swavelige'ks2f)axxdzd.tmdamp;
' dingen is nefgens te vinden , als alleen in de geeH als een ^S’i^’/inbeflotenis, om een Plant y^^e/^;éey?ö/van de dode lighamen der Planten : of Dier voort te brengen . So werden dan uitnbsp;en Dieren afgeleid. Dat -ririftotelesditfQlidfdQ doode rompen der Diereni3i.txdtitDieren glmop^^nbsp;gevoelen heeft gehad blijkt uit de bepaling, die j voortgeteeld door een ware en eigentlijkenbsp;hy geeft vande van felfs voortkomende dingen, | voortteeling , doch de felfde ftaan niet weder ^nbsp;feggende, die te beftaan in de eerftedeelachtig-\oT^ van den dooden , om defe twee redenen:nbsp;making der voedige Siel met de warmte: dootix .\n de van nieuws voortgekome Dieren zijnnbsp;welke woorden hy, vande van felfs voortko-! de felfde werk-tuigen niet, die in de doodenbsp;mende dingen handelende nier anders verftaat j waren , maar nieuw gemaakte ; op dat nie-als dat in de doode rompen fo der Planten, als j mand denke dat hier een ' hebbelftkheid van de lt;* Habit»*-der Dieren eenige kracht overig is, die van de | ^ beroving foude weerkeeren: w^ant het nieuwquot; privatfo-laafte Koking des voedfels en van de Siel af- i voorrgebrachre Dier is ten minften van ft voor-liangende vermogen heeft, als ceny2?^^/j dier-j gaande in getal verfcheiden. Ten x. nadien innbsp;gelijke dingen voor te brengen. Vlz.nilevende \ \ fterven de warmte verminderd én verfwakr,nbsp;dingen konnenvanfelfsnietvoortkomen, ten daar door gebeurd noodfaaklijk , dat’eruitdienbsp;fy uit een ftof die te voren heeft, gelijk I Saad-ftof fo volmaakte Dieren niet konnennbsp;boven getoond is ; en nadien in ieder deel der ¦ voortkomen , invoegen datfe allenskens van
Planten en der Dieren , volgens de x. onder-ftelling, iets y2z^/e.^^j-fchuilt felfsnadeiöo^/^
geflagt ontaarden en verergeren : gelijk in vervolg van de ondieren uit volmaakter
fo is geen wonder datfodanigedeelcnkrachtj Dieren voortgekomen fal getoond werden.
Vm de Perfcheide ^tten der han felfs-komende dingen.
De oorfaak der van felfs voortkomende dingen komt in de/2lt;5!rlt;^^ofvande doode rompen der geftorveTDievenennbsp;Planten, of uit het JVater , of mi de Locht,nbsp;aarde komt. daar uit eeii tay lymig lighaam gemaakt werd,nbsp;dat door de omfwerrnende warmte gekoefterdnbsp;fodanigen gemarigheidkrijgt, datfebequaamnbsp;werd om de Siel die daar in als in een vat be-floten heeft gelegen, haar te konnen vertonen,nbsp;een levende vorm te voorfchijn te brengen.nbsp;Of fchoon defe ftof dedienftvan J/«/2^doet,nbsp;en met het eenige overeenkomft heeft.
Cap. VII.
Van waar
gelijkwe languit y^r^o^^/^j-geleerd hebben, Anftoteie*-echter is ft geen eigentlftk Saad, maar alleen een owm'z^^i^/vanfadelijke gedaante ; gelijknbsp;^ Anaxagoras , volgens het verhaal vannbsp;I fhrafius, ook gemeend heeft -. want hy fteldenbsp;de Logt het Saad van alle dingen in fich tenbsp;houden. Dele ftof is verfcheiden, navolgens is verfddquot;nbsp;de verfcheidenheid der Planten en Dierennbsp;daarfe van hervoorkomr, vertonende haar onder de gedaante van vogten , dampen en poeders. De ajfche is dienfUg het land vruchtbaarnbsp;te maken, om geen andere reden, als alleen om
dat
XII. boek, van de saden aller dingen. wanneer hy aanmerkt, dat over al en byfonder in ’t opperfte gedeelte des aardrijks fodanigenbsp;deeldjes in overvloed gevonden werden , dienbsp;te gaar loopende door de infchuilende geeftnbsp;befield en levend gemaakt werden. Doch laatnbsp;ons ieders oorfprong verklaren. Dei. en onvolmaakfte flag der van felfs-groejende Planten zijn de Aard-biiilen en het ‘Duivels-brood j welke geen wortel, takken,nbsp;blaren noch vruchten hebben, en daarom wer-denfe ook Aard-flanten genaamd. Daar zijnnbsp;verfcheide flag defer Planten ; fommige zijnnbsp;breed, andere kegelig, fcherp als Pijn-appcis, We«r.nbsp;bultig als een Lever, eenige verbeelden eennbsp;mannelijke Roede, de Navel, een Voer, Vin^nbsp;geren enz. daar van de reden in’t vervolg falnbsp;werden aangewefen. Geen min verftheiden-heid verneemtmen ontrent het kleur; wantlynbsp;zijn bruin, fwartachtig, groen, faffraan-geel,nbsp;enz. volgens de verfcheidenheid der aardachtige ftof, daarfe uit voortkomen : fy komen alle voort of uitnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;o£\x\x.aard- mosoi uit fieenen; datfe uit Steenen groejen venjaren voer de Stad derCyr.amp;xyt,'diegeboud\l^ttd ons de dagelijkfe ervarentheid hier tenbsp;is in't \s^T,.jaarvanonfeJïad: endat die kragt\^ome.n : want wy hebben in onfenHof een Groeit uitnbsp;4000 Stadiën veer isnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;het felfde ^ van den Berg Monte di Roli of d’t te vindme ook by Theoyhralïm. Defe Regen is \ ^adagnuolo gebracht, die groot en feer goed dik en fwart-èds, Pik geweeft, om datfe veel iDuivels-brood voortbrengt. Ik heb op diennbsp;deeldjes van verftorve Planten en dieren by 1 Berg uit de droogfte en \\^td£d.Q Jieenen fien t^ierlei ^‘1^‘tchten * Clajfgj .“t- Hotten Voort. koi lt;ii)} 'Zen, ^oe Jeif, de van Voort- Cap, Vil. (jat in de felfde overblijffels zijn van lighamen Piinius en gclecfd hebben ; fo verhalen Tlinim ennbsp;Thcophra- Theophrajim dat een gebrande 0/^/^(?o«?we-der levend werd; dit is ook de reden dat denbsp;regen en dmtw het land vruchrbarer maken alsnbsp;ATy/. Rivieren j de A^'/uitgefonderdjomdacdere-Sw*,^-^^” en dauw veel opgetrokkedeeldjes van denbsp;en ge. doodc rompeii vermengt hebben , gelijk vannbsp;‘P^utarchus verftandig is aangetekend. Dochnbsp;hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hebbende door zijn lange loop, en om dat de Rivier door de Regen van yEthio-pien feer opfweld.mcer deelen van doode rompen in fich als eenige andete Rivieren o£Re-gen-water j daar om is ’t het aller vruchtbaar-lle , en fijn dijken vuilnisneergefonkenzijnde, hetallergefonfte water dewijl’et fo dun en licht is. Hier toe diend ook ’t gene Rlinim ergens fegt van ’t van felfs groejen des kruids La-ferptum: wy bevinden fegt hy, klaarblijkelyknbsp;by de Griekfe Schryvers dat dit kruid is uit ge-fchoten als het aardrijk veer dig bevogtigt wasnbsp;door een Rikkige Slagregen ontrent de hovennbsp;Hefperides, dichtbydegrooteSyttis , fe- fich hadde ; daarom heeftfe oorfaak konnen zijn ; dat’er Planten van felfs uitfproten. Janbsp;het is daar door darwede felfs voortkomendenbsp;Planten in drie geflagten onderfcheiden : hernbsp;hui. I-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;haald fljn oorfprong van de vuilnis en deelen van de Planten en Dieren afgaande en in de aard ontfangen werdende. Het II. ge-flagt haalt fljn ftof van de felfde deelen , innbsp;’t water afgeleid en met her water het Aardrijknbsp;mede-gedeeld. Het III. geflagt haald fljn ftofnbsp;uit de aarde , diefe door middel van de locht ofnbsp;Winden heeft ontfangen. Defc wijfen vannbsp;groejen fteld TheofbraHm ook voor in’t verhaal van een Bos van felfs voortgefproten.nbsp;Het is dan feker dat de algemeene ftof der vannbsp;felfs groejende kruiden van de verftorvenbsp;Planten en Dieren voortkomen. Laat ons nunbsp;overgaan tot haar verdeeling. Al de van felfs voortkomende dingen begrijpen wy onder vier “ Rotten ^ daar van twee tot de Dieren, en twee tot de Rlanten behoo-ren. Het I. Rot begrypt de/?lt;3’r^/-//«^^^’^jalsnbsp;daar zijn al de foorten van Duivels-brood ennbsp;Aardbuilen. Het II. Rot bevat al de vannbsp;groejende Rlanten. Het III. Rot befluit in flehnbsp;de dingen die als een middeljlag rulTchen denbsp;Planten en de Dieren zijn. Onder het IV. Rotnbsp;behooren alle ongedierten. Men moer niet denken dat ik het woord van '2’^fi''7Ir‘ uit haar fèlfs voortkomende dingen in die flnnbsp;' neme, datfe fonder eenige voorgaande Sade-lijke ftof en by geval fouden voortkomen; innbsp;geenen decle : want wy meenen dat’er geennbsp;Planten noch Dieren van felfs voortkomennbsp;als alleen uit de deeldjes van verftorve Plantennbsp;en Dieren , dat niemand wonder fal geven, |
303Romen, groejen fo grooten Duivels-brood als heele Kauwoerden die in fo grooten achting werdennbsp;gehouden , dat den Heer Joannes Ajjis de Co-nitibas Hertog van Poli j en voor een tijd Bevelhebber der ftad Romen, eigenaar van ditnbsp;Gebergte, eenige menfehen in dienft houd,nbsp;die de beginfelen ergens uit Duivels-brood,nbsp;ergens uit eenj?^(?z?fiende uitbotten de plaatsnbsp;aanftondsforgvuldig deed omtuinen, op datnbsp;’t Duivels-brood van ’t daar weidend vee nietnbsp;vertreden werde ; wanneer het felfde dan fljnnbsp;volle wasdom en rijpheid heeft verkregen, fonbsp;ver-eerd hy dat aan de Paus en andere groote .nbsp;van ’t Hof als een ongemeen en onfehadclijkenbsp;prikkel derfmaak. Ferrantes Imp er atm fegtnbsp;dat’er gefien zijn , die over de 100 pondennbsp;weegden. Daar zijn,volgens ’t getuigJïnis vannbsp;Cardanm, in ’t Samnitis Land,yrm^m 4 vingernbsp;breed onder de aarde, die met water begotennbsp;in de rijd van vier dagen reel Duivels-broodnbsp;voortbrengen , ge\\]ls.Matthiolus ook getuigt. Het Duivels-brood is hedendaags in Italien ^ _ op de Tafels fogewilt, datfe te AT^é’/r feker «»i» ande-Jleenen in de kelders leggen, dun met aardenbsp;dekken, met lau water begieren, en fokrij-genfe in de tijd van vier dagen fmakelijk Duivels-brood. De fteenen werden te Napels vannbsp;de Berg Vefuvim, te Sur ent am van den feernbsp;hoogen Berg Fagetus, re ApeUinum vannbsp;parthenius en in Apulien viaxGarganusgt-bracht. Men verhaald dat te Napels in de rijke luiden Hoven dusdanige Jleenen met misnbsp;bedekt, veel Duivels-brood voortbrengende,nbsp;gevonden werden; en dat fommige onder denbsp;drup der Wijnvaten gelegt in een nagt fraake-lijk en fchadeloos Duivels-broot vóórtbrengen. Nu |
Nu ftaat te onderfocken op watvvijfehetj^ai/^«. Dat de fteenen met Wijn bedrupt Dui-Duivels-brood uit de aarde, houtenfteeneni vels-brood voortbrengen , gefchied door de voortkomt ? ik antwoord fulks te gefchicden 1 groejige kracht der Druiven , in de Wijn nochnbsp;èitfadelyke kracht, diefchuild in dcftof j overgebleven dat de AardbuilenenhetDui-wonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;veelerley verftorve Planten en Dieren, j vels-brood uit dufdanige y?ö/voortkomen is
I. Afdee-
LING
Op wat wyfe het
daar uit openbaar, om dat ter plaats, daar ver-giftige kruiden en Dieren iXp, fchadelijk Dui-, vels-brood groeit; dewijle het felfde de quaad- ^eis brod volmaakte Planten werden , indeflegtefoortnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;der ftof, uit welkhetisvoortge-iquot;''’'^*'quot;”^'
veranderd, namelijk T)uivels-broodQnaard-\koxnQn, behoud.
welke ftof, feer fijn gebryfeld zijnde, door de locht ofjwater opde fteenenhethoutenindenbsp;aarde gebracht werd, daarfe niet konnende tot
HET VIII. HOOFTSTUK.
E onderwerpen j uit welke de Planten , B, JenonvolmaakteDierenvanfelfsvoort-onderwer-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;komcii, Zijn I. de Aatdc vrugtbare
pen uit wel- voortbrengftet van alles. z. De Mis-hopen. kededtngcn ^ ^ Pypige-ftof der Steenrotfen. 4.De Logt,
Cap.VIII.
¦vm felfs •voort-ko-
verfcheide waters, als Zee-water, Rivieren, Meiren , Poelen daar uit menigte dingennbsp;van felfs voort komen. jr-DeBoomen , dienbsp;gelijke dingen voortbrengen. 6. Boomendie
dat het byfonder faad met het algemecne ver-eenigt werd.
Dat de planten en dieren van felfs uit A/ij de geboren werden is een bekende faak: want vol-gens -Ariftoteles is de ftof der voorttccling ennbsp;der voeding een en de felfde, dewijle de leven- kotnel^^nbsp;de lighamen uit de felfde dingen gevoed werden uit welke fy beftaan; doch fy beftaan uit denbsp;felfde ftof daarfe uit geteeld zijn; want •’t einde
ongelijke dingen voortbrenge. 7. Levende! der voorteeling is’t zijn des voortgcteeldcs en Dieren, die fomtijds Dieren en Planten voort-1 ’t beftaan : nadien dan de planten gemeenlijknbsp;brengen. 8. De doode rompen der Dieren,daar! uit Mis gevoed werden en groejen,wie fal dur-uit fomtijds vremde gedaante van Dieren en i ven looch
4 Minera- Planten werd voortgebracht. 9 .De “ Mijnftof-
lia.
lenen datfe daar uit voortkomen ? ’tis fekerdathetA/ij-uitverkheidedeelen , vog-
fen en Metalen; daar uit verhaald werd Plan- ten en fappen der dieren is te gaar-gefteld; ten voortgekomen te zijn. lo.DeSneeu. Wyidaarom als ’t felfde door de regen bevogtigt,nbsp;fullen den oorfprong van alle defe Dieren en door de wind bewaait en door de warmte ge-
Planten trachten aan te wijfen. f^TvUnnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verklaren op wat wijfe de Planten uit
de aardes2in felfs voortkomen,fo diend aange-uit de Mrde nietkt, dat in den beginne al de Planten uit het groepen, algemeen faad ^ door de ganfche aarde ver-fpreid, zijn voortgebracht. Die allejarcnbe-ginfelen van nieuwe planten in de aarde over-laten; dewijle haar bladeren, en andere deelennbsp;in de Herf ft en Winter verrotten , tot datfe innbsp;de volgende Lente door deregen en warmtenbsp;der Son weder op nieuws beginnen uit te fprui-ten en als opgewekt werden. Sofietmendatnbsp;het droge Hoy door deregen verrottende ennbsp;giftende op zijn tijd , wanneert door de inwendige en uitwendige warmte gaande gemaakt werd , verfcheide planten en kruidennbsp;voortbrengt.
w fedeon- nbsp;nbsp;nbsp;Ondieren werden van felfs uit de
dterenvan voortgcbragt, om dat de uict alleen mct aïrdfkoquot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verforveplanten j maar ook der
verftorve nbsp;nbsp;nbsp;voorfien en befet is , die een
bequame ftof aantreffênde en niet konnende, om datfe ontaart en verfwakt zijn , fodanigen
meTif
koefterd werd, fobreng’et verfcheide planten en dieren voort. De ftoffe daar het A/ij medenbsp;voorfien is kan tot een van defe drie gebrachtnbsp;werden : i.een deel van een Plant of Dier.nbsp;z. der fclvcr Sappen. 3. der felver ' Uitdygfels, ^nbsp;Die dan op de ftraks gefegde wijfe aan gekt ennbsp;gaande gemaakt door middel van de infehui-lende geeft Planten of Dieren voortbrengen.
De dagelijkfe ondervinding leerd ons dat o/gt; de Planten uit de d’^ee«e»enuitdcrctenderf^nbsp;Muur en groejen. Dat het Koraalxxxx. de Rot- uit denbsp;fen groeit is te voren in ’t 9. B. getoond. Dochnbsp;niemand moet denken dar de planten of dierennbsp;uit de ftof der Steenen groejen ; want fulksnbsp;ftrijd tegen de waarheid. Doch het gefchiednbsp;alleenlijk daar door, dat in de gaatjes en pijpjesnbsp;der fteenen door deregen , wind en vogelen,nbsp;faadyzn Planten en Dieren gebragt werd, datnbsp;door de warmte vruchtbaar gemaakt, Plantennbsp;of Dieren voortbrengt. Men fiet hiernbsp;men en elders dat de oude gebouwen met fuiken werdennbsp;menigte Vygbomen j Klem ^ Cornoeljen j Vlft^~
! der j, Cypres-bomen en andere Planten
volmaakten dier voortbrengen als daarfe uit den begroeit en befet zijn, datfe een heel Bofch
yyoortgekomen zijn, fo doenfe fo veel alsfe kon-' nen, en teelen een Ongedierte, fo veel te beter als het faad en degeeftenminvanhaareerftenbsp;gedaante ontaart en verbafterdzijn. Daaromnbsp;fegt denApoftel. i. Cor. i5':36. Indien hetnbsp;faad in de aarde vallende niet ft er ft j fokannbsp;geen vrugten voortbrengen. Het is nodig
vertoonen : daar van fommige fo groot zyn, dat de allerdikfte muuren door haar wortelsnbsp;even als met wiggen van malkander geklovennbsp;werden, gelijk in onsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;getoond werd.
Ik ben van gevoelen dat de oude gebouwen fo feer niet door de ‘ woeftaardtge volkeren j alseBorbore»-wel door defe Planten zijn verdorven en omveer
SADEN ALLER DINGEN. 305 moet dit kruid niet onder de van felfs voortkomende gefield werden omdat’etdan even als andere Planten door fijn eige faad werdnbsp;voorrgefet. Ik heb van onfe Vaders hoorennbsp;verhalen dat dit kruid in de plaats van wortelsnbsp;lange draden van fich fchiet, die de grond nietnbsp;kennende begaan foo mag ’t met recht dravende weiden genaamd werden. Het is ook aan- nethtefinbsp;merkens w'eerdig, dat’er roode[iof van Cicero op het hoofd des bcelds van delhanekammen aangroeit, die aangeraakt wer- dende de handen foo doet onfleken en opfwel-len , datfc haar daar van als van een boos vergif forgvuldig wagten. Wilraen dit kruid flel-len onder de gene die van felfs voortkomen, jpyfe van foo kan het felfde op vierderlei wijfevoortge-./^^^^^'’*’'^*-bracht werden : i. boven in het water is eennbsp;groote menigte deeldjes van de Dieren ennbsp;Planten afkomflig, die door de warmte be-quaamheid krijgende tot het leven, foo werdnbsp;de fadelijke kracht aanflonds opgewekt omnbsp;fo een kruid voor te brengen. Ten x. kan defenbsp;flof van levende en verflorve Dieren afgaandenbsp;fmeerig en vetzxga., foo datfe boven dryven-dqdoor de warmte gaande gemaakt werd omnbsp;foo een kruid voort te brengen. Ten 3. kan eennbsp;opgaande wafem iets van de onderliggendenbsp;verflorve Dieren of Planten met fich flepen ennbsp;alfo aanleiding tot den oorfprong defès kruidsnbsp;geven. Ten 4. konnen de drie voorgaande dingen te gaarloopen. Datdufdanige kruiden uitnbsp;wafemen konnen voortkomen leerd drifote-les : de wafemenfegt \vj, vergaard ziyndenbsp;konnen een oorfaak bevaten, daar door gefchiednbsp;datfe een plant zyn. Het welk van de enkelenbsp;wafemen niet, maar wel van de gene die eenige '^afemequot;fnbsp;^ Sadelijke fof elders gehaald hebben kan gefegt groejcn,yoi-over ’t kruid van de Portugefennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ge- werden. De JlilJlaande wateren naamt, zijnde een kruid dat fonder wortel op de gefielde flof, van de regen en elders daar de Zee drijft, en door de winden herwaart en | in gebracht, als met een w/bekleed, datdoornbsp;derwaart gevoerd werd , fonder een fekerejde warmte gillende foodanige kruiden voortplaats te houden, in voegen denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;daar mede I brengt, als in llilftaande water gefien werd ‘US. doch het Égt;iep-loodmet ^00 ellen Tou nbsp;nbsp;nbsp;ke-boomen,AppeUboomen, Pcer-bomen,Te- pendcjfo konden wy geen grond krygen^ook wer-1 rebintijn-boomen, Pijnboomen, Mafl-boomen den wy nergens eenige Eilanden ofvaft Land' enz. ’t A^^^defer Maren-takken kan door denbsp;gewaar. Als Chriftophorus Columbus in ’t jaar | wind, regen en vogels op de boomen gebracht pgrifto. ^ iui?ib^us'^.“‘'i49z. fijn Reis aanving om America te oot-|werden, en daar fodanigePlantenvoortbren-...... ¦ ' “ ......... dekken, fo heeft hy niet veer voorby de G«öö:-! gen. Op defe wijfe is’t gefchied dat een rife Eilanden de Zee fo kruidig gevonden , als ! lier-boom uit het agterfle van een Schip is gcnbsp;of ’t een Weide was; ’t kruid was geelachtig | wafTen, te weten om dar in de reten en groeveinbsp;even als gedroogt Hooi, hebbende blaren als - -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. - -..... XII. boek, Van de^Ap.viii. yggf geworpen : want door de aanwas harer wortels werden de fteenen van malkander ge-fcheiden; en eindelijk afgeworpen. Nadien de faden op die vvijfe op de hoge fillZ'leJl gebouwen konnen komen foo moet fich nie-««rw-niand verwonderen dat ‘Plinius verhaald datnbsp;in de Stad T'rö^i/^’rj-opdevoedvanhetfteenenbsp;beeld des Keifers Julius een T^alm - boom isnbsp;gegroeit; en x.lt;tP)elphos, volgens het verhaal Lacedemonier Lyfander is als een kroone van wilde kruiden gegroeit; Plinius verhaaldnbsp;ook dat op ’t dak van ’t Capitolium eerfl eennbsp;'Talm-boom en daar na een vjgboom is gegroeit:nbsp;diergelijke Planten fietmen hedendaags ooknbsp;op de Toorens van 'iCapitolitim, en van hetnbsp;Paleis, als ook op de Beelden inde Speel-ho-ven. Soo kan ook gebeuren dat op Kopere-beelden Planten groejen, niet door kracht desnbsp;Kopers, maar door dien de wind, regen of vogelen eenige faden in de pijpjes des Kopersnbsp;hebben gebracht. Doch de Planten die uitnbsp;*‘n-nardf' Maagden-aar de j daar geen Saden konnen komen, groejen, gelijk ik dikwils gefien heb , dienbsp;moeten afgeleid werden van de fadelijke kragtnbsp;in den beginne de aarde ingefchapen. verdiend ook opmerking dat de krui-’» TDuttr den van felfs uit het water groejen ; wy heb-nead/' nbsp;nbsp;nbsp;oog oiet op de get^ die in ’t water ftaan, welke ontelbaar zijn/t maar die als fon-der wortel op het water dt;^vende, haar felven wonderlijk voortfetten / foodanig fegt Theo-phraftus het kruid Mnajia te zijn, als ook hetnbsp;kruid Folium j foo fietmen ook het Mos op hetnbsp;water fonder wortel dry ven. Al de gene die denbsp;, Atlantife Zee bevaren , verwonderen haar als de IF?iden met Gras bedekt-flaan: daar van Lerius in fijn Reis aldus fchryft: daarenbovennbsp;legt hy, hebbenwe i lt;r dagen tuffehen dryvendenbsp;kruiden gevaren j die foo dicht en overvloedignbsp;warenj dat indienwe de felfde niet hadden metnbsp;bylen en haken deorgebroken j om het Schip datnbsp;onmachtig was daar door te booren^ruim-baannbsp;te maken gt; ik vertrouw dat ons Schip foudeflilnbsp;gelegen hebben. En nadien de Zee door datnbsp;kruid eemgfints onklaar gemaakt werde^Jo geloofden wy dicht by eenige Eilanden te zyn^ Rute^n fwarte Befien,èit Jeneverbefien gelijk. Vraagtmen hoe foodanigen kruid in de Z,eenbsp;groeit ? Ik antwoorde, indien defe Bejien hetnbsp;faad van dit kruid zijn, gelijk ik vermoede, foonbsp;11. Deel. |
Daar werd ook onderfogt op wat wijfe de ‘’quot;quot; Planten van felfs voortkomen uit andere Plan-pf^wfe» quot;nbsp;ten verfcheiden van aart. Als daar zijnnbsp;de “ Maren-takkeUj de Z^e-peerd-fleerden denbsp;Mos , die meefl aan allerlei Boomen groeit: wr/etó.nbsp;aan de kruiden wafTen ook fomtijds eenigenbsp;kruiden van verfcheide aart; dufdanig is de a. viCcum.nbsp;^ Schorfte j, Epithymbrum j de Epiftabenbsp;diergelijke, die benaamd werden van de kruiden daarfe aanwalïen. De Maren-takkengtot-jen byna op allerlei Boomen, namelijkop Ei-groeven eenige Laurier-befiën zijn verborgen geweefl; het felfde moet gefegt werden van de Jujfrou-mark j volgens het getuigenis van Plimus, ge-groeit uit de zijden van het Admiraals-fchipnbsp;van Antigonus. De oorfprong der Maren-tak- ken |
i. AroEE- ken is fo bekend dat^et my verveeld daar van \ drachten, dat te Aretium een vrou Koorn-airen
* ” nbsp;nbsp;nbsp;' ' ' uit de nens~gaten zijn GewafTen , en datie
Koorn-gratien heeft gebraakt: het welk fchied is 94 jarcn voor Chriftus geboorte, wan
tefchryven: ’t is openbaar datfe uit de drek drek/oet de der Lifters groejen, fo datme voor een Spreek-Marientak- yyoord fe2t:lt;^Ê’ Lifter kakt fün eieen bederf, de-
ken op an- » t ^ nbsp;nbsp;nbsp;\nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i i
Ie daaruit voorkomt tgene daar mede hy K»jfen. namaals gevangen werd : want in de drek defesnbsp;vogels fciiuilt’tfaad dcrMaren-takken, daarom werdenfe meeft op alle Boomen gevonden.
Ik twijfel geenfints ofde van andere Vo- \aan geleerde Mannen een feer bedenkvveer-gels is oorfaak dat verfcheide andere Planten | dig voorval , hem van oog-getuigen mede-op de boomen groejen, als daar zijn de nbsp;nbsp;nbsp;I gedeeld , namelijk dat een Spanjaard iw de
de Plerts-tonge en diergelijke vremde Ge-1 winter van een boom in de doornen gevallen Verfcheide waffcn, als ook eenige ondieren. Theophra-\TXyi\At, fich lange tijd qualijkbevoelde, kla-ltfihl,2 Jltts merkt aan dat de klem op de boomen waft; | gende voornamelijk van pijne tuftchen de Rib-doch dewijl de felfde Beften met faad, dat bert fonder dat’er eenige fwelling of blauheidnbsp;door de vogels vervoerd kan werden, voort- gefien werde , en daarom gaf hy weinig achtnbsp;brengt foo meen ik datfe onder de van felfs | op het quaad ; de Lente aankomende foo
Boomen,
neer ‘Ptotomeus Koning van (C/£gy^ten , te Cyrenen geftorven zijnde de Raad en het volknbsp;van Romen erfgenaam had nagelaten. Alla-tïus verhaald in het bundeltje der brieven
deed fich een gefwelletje op, dat met’er tijd de gedaante van ztti get akte plant kreeg, ennbsp;inde Somer een volkome plant was ;nbsp;gen men genoodfaakt wierde alle jaren de^empf^^nbsp;wtlge is gefien ; ‘Paufanias verhaald dat dci felfde met een fcheer befitoejendaarwierd^'^Trf.nbsp;Vyg-boomo'^dQLaurier,QnAQOljfboGmo^Ae\\ct\ arbeid en moeiten aangewend om dienbsp;Scarlaken Befie-boom is voortgekomen. \plant met fnijden en kerven weg te helpennbsp;Daar werd ook onderfogt op wat wijfe de doch te vergeefs •• want men bevond de felf-Planten fomtijds van ’t felfs uit de Dieren) damp; haar wortel niet alleen ontrent de ribben,nbsp;voortkomen.? vele dusdanige vremdigheden maar felfs tot aan de heupen te fchicten : in-
‘ voegen dat de lijder daar aan eindelijk is geftorven. De reden van defe uitwas beftaat daar in , dat’er een doorn in ’t vleefch is geraakt , die door de vogten en warmte gaandenbsp;gemaakt, ïoottnplant heeft voortgebracht;
voortkomende Planten niet moet gefteld werden. Blïnïus verhaald Aq Laurier op de Boom Blantanus gegroeit te zijn; Schaliger gtixxxgp.nbsp;dat de Note-boom, Kerje-boom en de Etk op de
«Hiftorid., vindmc by de ^ Gefchied-fchryvers : Theo Verhaald dat’er een Klem-boom tus-Dierert ge- fchen de hoornen van een hert is gewaflen;
•vortien. ’tgenc Arifioteks ook met defe woorden beve-Een Klem-• daar is een Hert gevangen hebbende een hoorn op de groene Klem-boom uit fijn hoornen uitgebotj die | want boven is getoond , dat niet alleen in hetnbsp;mogelyk aan de hoorn j ter wij Ife nochfagtwasl faad, maar ook in ieder deel de Planten een
hoornergt; van eennbsp;Hen.
even als aan een boom is vafigegroeit. Defe Klem-boom is aldus konnen voortkomen; hetnbsp;Hert ergens onder een Klem-boom ruftende,nbsp;ioo zï]ïd et eenige bef en op zijn ruige en met Hier uit is de reden openbaar, waarom opnbsp;aarde be ftove kop gevallen, die door het fweet j de rug der ^alvijfen foo veel Mos en andere o‘-'nbsp;en de dauw zijn uitgefproten : daarom foud)nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ als ook Oef ers ^ Moffels emtia!-
ik dufdanige Klem niet geern onder de van diergelijke Schelp-viffen gefien worden, datfe felfs-komende Planten ftellen, ten ware men! fchynen^.^w®ieA’i/^®^^gt;gt;élt;?;^?j'te zijn : wantnbsp;wilde feggen , datfe was gegroeit uit de fade- j de' Ditdygfels der Planten en Dieren, als ook
fadelïjke en voort-teelende kracht is.
Gevolg.
lijke kracht in ’t bloed des Herts ,door middel van Klem-befiën te eten ^ gebracht : echternbsp;isheteerfte w'aarfchijnlijkft.
GerfeHalm Plutarchus verhaald , dat iemand lange tijd met moejelijk piften gequeld , eindelijknbsp;een ge knie de gerfte Halm heeft gepift. Ditnbsp;heeft konnen gefchieden doordien diemenfehnbsp;veel Gerft etende , fijn bloed een fadelijkenbsp;kracht heeft ingedrukt, die indePis-blaaSjnbsp;veel flijm vindende en door de warmte gaande gemaakt zijnde , tot een gerfle Halm isnbsp;uitgebot : doch om mijn gevoelen recht uitnbsp;te feggen , foo meen ik dusdanige vremdigheden foo feer niet door een fadelijke kragt
gepiil.
Excf«'
ment».
haar doode rompen, beneftens d'Ditdygfelsdet Walvifiên felfs blyven inde ruwe harde huidnbsp;hangen , en brengen daar foodanige Gewas-fen en Dieren voort. In de Gefchied-fchriftennbsp;der Arabers werd verhaald , dat’er Koraal-takjes op de rug der Dolphynen j die veelnbsp;in deRoode-zeezijn , groejen , daar van wynbsp;de oorfaak in ’t X. Boeks defes Werks hebbennbsp;verklaard , verhalende ook den Grootennbsp;Hertog van Florencen een Doods-hooft te^nbsp;bewaren , uit het welke een Koraal-takjenbsp;gewafiTen is. Van de Rams-hoornen tot Afpar-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;A-
gen uitgegroeit , fiet beneden een verhaal uit Plinius en Cardanus. Dat uit de doodenbsp;rompen der Dieren Planten j en uit de Rams- cardanf*-
Betoverde als wel door toverye voortgebracht te zijn :
S«»s”y-fö fietmen dat ^e^ööwr^^menfchend^y^^rjj! hoornen Afpargen konnen groejen , werd hairvlokken en diergelijke dingen uitbraken, i van de ondervinding geleerd, en van de Redennbsp;èMonftra. Lycoflhenes verhaald in fijn Boek'’Ge-1 beveiligt.
Het
3o8 nbsp;nbsp;nbsp;de ONDER-AARDSE WERELD, !. Afde!- Sadel^ke fiof aan de Boomen, Schepen, Klip- beginfels van Mieren^ in de blaren kleene Ruf-pen, en Schelpen blijft vafthangen,fo is geen fen jindit Bloemen een gevleugeld ondier jfXeièji wonder dat defe Vogels van fo verfcheide lig- vrugten iets gelijkende een Spin.nbsp;hamen voorkomen: den geleerden en naukeu-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Iemand foude konnen vragen , nadiende rigen navorfer der natuur nbsp;nbsp;nbsp;heeft my Planten een minder trap szsx volmaaktheid eenigc fodanigec Schelpen vereerd in een wel-1 hebben als de Dieren, hoe het dan mogelijk is, ke eenig begmfel van een 'Dier fich fchijnt te | dat de Dieren van de Planten werden voortge-vertoonen , gelijk in mijn Bewaarkamer niet bracht; ikantwoorfulks te konnengefchiedennbsp;fonder verwondering geficn werd. Dat dit de j voor fo veel als de Planten^^^’0^« werden ofnbsp;ware en regtevvijfe van dQVOortteelingde{amp;r ' van buiten befet zijn met denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en gnus, Lenige wonderlyke dingen van de teekening des Kruids Satyrium. Veel Kruid-beminners konnen haar niet genoeg verwonderen over de macht der natuur den oorfprong defer Ganfen en End-vogels^ 'm \ teekenenó.Qtkx\x\dtr\ Satyrium:nbsp;dat met de waarheid fekerlijk overeenkomt; wortel heeft de gedaante vandaarnbsp;dewijle geen andere oorfaak kan aangewefenvan fy ook haar benaming hebben. Dit is eennbsp;werden .• want het is onmogelijk dat defe vo-1 aardig en ongemeen kruid ,daar in de natuur fonbsp;gels, onder de w//»^^,é/^É’‘DierÉ'»behoorende, i wonderlijk fpeeld , dar’er naulijks tcnlid 'mde deeU» nng IS, Planren,voortbrengen,ofdatinde2)/Vr£gt;« van jfwaargaande Vrou; in een ander foort , Biè- S#' Vogels is werd daar uit afgenomen, om dat in de Noordfe Ys-zee geen andere Vogels z\snbsp;Ganfèn en Endvogels werden gevonden. Daarnbsp;en boven verneemdmen defe vogels niet alleennbsp;in Scotland j maar aan al de Branden dernbsp;Noordfe Landen tot tegen Nederland. Ennbsp;oiaus Ma- Magnus getuigt, dat aan de kuften vannbsp;Norwegen en Finmarken j ja over al daar ditnbsp;Vogel-faad ongefchonden komt , fodanigennbsp;voortteling van vogels vernomen werd:die onsnbsp;door de ongewoonte fo vremd en wonderlijknbsp;fchijnt, doch de inwoonders van die landen ge-Hicr hebtge dan mijn gevoelen over uit verrottingyooxikomtïx, reder ftant Daar is geen Riant noch Dier dat niet uitnbsp;‘brengtleriig f^lfs ccuig Ongedierte , van malkandernbsp;ongedierte nochtans vcrfchillende, voortbrengt; dewijlenbsp;¦voort. jjg felfde verrotting ondergaan, en in alle verrotting door de warmte gegillet fchuild fooda-mgonfaad ’tgene ik noit foude geloofd hebbennbsp;ten ware fulks door Vergroot-glafen vanmynbsp;felfs was geilen; de reden hier van gaanwe on-onderfoeken , beginnende van de Rlanten.nbsp;Doch niemand moet vermoeden mijn meningnbsp;te zijn , dat de Rlanten door haar eigen kragtnbsp;Dieren j welke ten opfigt datfe gevoelen ennbsp;haar bewegen, edeler en deftiger zijn, als de wordinde fgifg andere dieren louden voortkomen : maar beweere alleenlijk in de Planten een Saad-Jlof van andere levende of doode dieren af-ge-leid gevonden te werden; gelijk in ’t vervolgnbsp;met ErvarenilTen fal beveiligt werden. Dennbsp;vermaarden Kruidkenner en Natuur-kundigennbsp;Francifcus Corvinus heeft defe faak over langnbsp;vermoed, die daarom in ieder kruid een wormnbsp;vindende de felfde in een fles bewaard, en metnbsp;diergelijke kruid gevoed heeft, tot datfe in^équot;-vleugelde ondieren veranderden, verfchillendenbsp;ten opfigt van haar kleur, fatfocn en gedaante;nbsp;want fommige werden Vliegenj andere Witjes^nbsp;ctmgtgevleugeldeTorrens j,enz. daar van denbsp;afbeeldingen na het leven uitgedrukt in fijnnbsp;huis te fien zijn : welk werk ’t fijn’er tijd innbsp;Daaryder ’t licht fal komeu. Ik heb volgens dit voor-'fehelTe oZ'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kruideu ook gaan onderfoeken, en dier voort- niet alleen bevonden dat ieder Riant,mzzr ook trengt. ieder gedeelte van een Plant verfcheidefoortnbsp;van ongedier te voortbrengt: in de wortel isnbsp;iets de Rteren gelijk, in dcfchors zijn de eerfte |
Ditdygfels-, die van levende of doode dieren « afgaande , kracht hebben fodanige ondieren^*^^*'nbsp;voor te brengen : want dewijl verfcheide dieren van de planten haar w^^Z/^/halen, fo laten-fe altijd iets op de felfde ’t welk bequaam is ondieren te teelen, So verneemdmen dat vergiftige kruiden j dieuitquaad-aardige ^oigevoednbsp;werden fenynige ondieren voortbrengen. den menfeh is het welk daarin niet fchijnt uit- ff gedrukt; invoegen dar in de bloemen den ge- ’nbsp;heelen menfeh onder beide gejlacht j als verbeeld is; ja de natuur gaat noch verdet : wantnbsp;in fommige vindmen de gedaante van een vogel j in andere van eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;oiDolfyn ^ daar zijn’er ook die Byen j WefpeUj Muggenj Vliegen j Witjesj Wand-luiJenjySprmg-hanenon andere dieren vertonnen. Ik heb dufdanigenbsp;kruiden , om haar aard en eigenfehappen ternbsp;deeg te onderfoeken , niet fonder onkollen,nbsp;van ’t gebergte in onfen Hof laten brengen ennbsp;Planten. Als ik dan de feilde ontlede fo vondnbsp;ik in eene iets gelijk de Lyfmoer van een daantig Satyrium genaamd, vond ik, na dat de gedaante der Biè was afgefneden, de afbeelding van een Maagdeken met beide handennbsp;een Schotel dragende, fo net , dataldicikhetnbsp;felfde vertoonde haar over de wonderlijkenbsp;aardigheid dcrfpelende natuur verwonderden;nbsp;befiet de nevens-gaande Afbeelding. In hetnbsp;omwindfel diet Bloem heb ik de afbeelding vannbsp;een Nacht-uilmet oogen, ooren en een krom- tennbsp;me bek geficn. Ik heb ook de draden der bla-den met een vergroot-glas befchoud,en bevond sioemSifnbsp;de felfde de gedaante van menfchenic verheel-den. Daarom heb ik de nevens-gaande Afbeeldingen hier by laten llellen. Om nu den oorfprong defer kruiden Satyrium Het sand en haar verfcheide afbeeldingen te verllaan,nbsp;fo diend aangemerkt, dat de Herders en Land- gtfiort,^nbsp;luiden hebben waargenomen, dat op de plaat-fen, daar de heeften met malkander het teel- loon.nbsp;werk verrigten, het volgende jaarveeldk,^-rium uitbot; om dat het overfchietende en opnbsp;de aarde ogiioaQfaad door de warmte kragt krijgt |
Cap. IX.
30^
OrmdomjryJtiL Jvlf Ofts
A ^
l-r .
ai^L^^ecits OrchtUs ^^csjnétam,nbsp;r^rrf.
“X'*
'Ihie ie. %ii '£.ilnunt Cd.smiian., ie. ranarih, ^lanfis Joh: ZS.'T^rrtajttvtphftJl^Jmea. .
krijgt om foo een kruid voort te brengen ; het felfde fegtmen te gefchieden op veel plaatfennbsp;daar veel menfchenofbeeften^^örx'^wof^^-dood zijn. Indien fulks waarachtig is, foobe-hoefdmen fich niet te verwonderen, dat denbsp;Satyrium kragt heeft om fwakke mans tenbsp;peerd te helpen; daarom werd dit kruid ooknbsp;Satyrium genaamd, om dat de beufelagtigenbsp;digters Jverdigt hebbendat de Satyrs feer geilnbsp;cn vrou-fiek waren. Vorders nadien in ’t Jdadnbsp;der Dieren een beginfel van al è^tdeelenèitsnbsp;lichaams is, Ib moet noodfakelijk het kruidnbsp;Satyrium indien ’t uit fodanigen faad voortkomt, gedaante vz.t)L verfcheide Dieren hebben. Daar diend ook aangemerkt, dat ditnbsp;kruid meeft uitkomt in ’t voorjaar, namelijk opnbsp;die tijd wanneer de Dieren tot het teel-werknbsp;aangefet werden. Het gebeurd veeltijds datnbsp;dit kruid de gedaante heeft nier van de ^Dierennbsp;uit welkers laad het is voortgebracht, maar van jnbsp;de ondieren j dicuitfodanige‘D/gt;r^’»voorrko-;nbsp;men, om dat de natuur onmachtig is altijd inbsp;foo volmaakte ©ié-rr» voort te brengen ; by;
onYtm
die
voorbeeld, Satyrium uit beerde -faad heeft fomtijds de gedaante, niet van eenpeerd, maarnbsp;van Wespen j die uit de peer den voortkomen:nbsp;de Satyrium van Stiere-faad verbeeld veeltijds geen Stier maar Biën j welke uit de Koe-\jen haar oorfprong halen, C0.25. alfmen nogtansnbsp;naukeurig toefiet, fo falmeii altijd eenige gely-kenis van 'xSDier ^ uit wiens faad de Satyriumnbsp;is voortgekomen , vernemen. Dat de Bïénnbsp;uit de Stieren en Koe jen, nier alleen uit haarnbsp;' drek , maar felfs uit haar verrotte lichamennbsp;voortkomen, werd van de oude en nieuwenbsp;Schryvers beveiligt, f^arro^ BUnim^ Virgi-lius enz. fy feggen dat innbsp;nbsp;nbsp;nbsp;plaatfen
zijn daar een Stier fodanig begraven zijnde dat de hoornen alleen boven de aarde Heken, foonbsp;vliegen uitdeafgefaagdehoornen5i«/; daarom legt Ovidius: Gaat begraafd de uitgekofe ovidius,
fejlachte Stieren j het is een bekende faak, de Loemfoekende Bïén werden geboren uit de 'verrotte geweijen j die op de wyfe der ouders hetnbsp;luandbotiwen j de arbeid begunftigen _, en opnbsp;hope 'werken. En elders : bedekt het lighaam
3 nbsp;nbsp;nbsp;van
/ƒ
[lO
y;
'Cr
I. Afdee-
LiNGE.
Virg'lius.
Her gene boven vandeoorfprongdesï^^/*’-vels-brood is geleerd werd beveiligt door het verhaal des Herts-duivels-brood j of lievernbsp;Aard-buil, die innbsp;nbsp;nbsp;nbsp;groejende de Ou
ders is onbekend geweell, daar over Matthio-door de vergane ingewanden der Offen en Bïén\lms aan fulim Moderatus aldus gefchreven hy menigte in de buik ^ en door de gefcheur de i heeft : Nadien ik we et dat gy groot vermaaknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Z»
zyden uitvliegen. Dat dufdanige ondietgn ee- \ fcheyt in nieuwe dingen foo Jend ik u een On-
nige^r’/^ir’;^/^ hebben met de heeften, uit wel- ' nbsp;nbsp;nbsp;quot; ....... ’
ke fy voortkomen , ben ik eerll ontwaar geworden , als ik het wonderlijk verhaal over de Biën van Bernardim Gomefimhch
'van de gejlachte jonge Stier met aarde ^ hoe quot;veel fal datgenog van ons bedekt zjndegeven,nbsp;de Herder volgt de lajf de Jwermen krielen innbsp;de verrotte Stier j en c en doode geeft duif endnbsp;zielen. Virgiliusfpreekt’er aldus van : fyjien
deraardfe BuiH die de BohemersHcrx.s-Anï-'^fj fff \amp;h-hïoolt;inoemen. Ik vermoede dat gy daar tbioius,nbsp;van nooit iets gehoort hebt j dewy Ie oude ennbsp;nieuwe Schryvers daar van niets gewagen
gekregen, daar ik defe woorden vinde : Ik fal\en/ywerdniet gevonden als alleen in de Boffen
verhalen een nieuwe j ongehoorde en ongejiene faak j die van geen Schryvers ^ myns wetens ^nbsp;tot noch toe verhaald is: als ik te Sagunten omnbsp;my wat te verluHigen ontrent de Bi'én-korvennbsp;verkeerdej fo verwonderde ik my feer over dernbsp;Hommels gehoorJaamheid en weldadigheidj ennbsp;De gedaan-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;datfé in haar hebben der Bïén Saad-
^iknlooft nbsp;nbsp;nbsp;' ‘^'^titalsikeengevangeHom-
in de Hom- nbsp;nbsp;nbsp;tucl wut jijfmct de vifigers eufia-
gels duwde j fo quamachteruit het Ijf iets in plaats van een angel en de huidnbsp;openberfiende ^ fo vertoonde Jich een aardigenbsp;verbeeldenis van eenwitofSaffraan-geelQs-fén-hoofd met uit gebreide en omgekromde hoornen : daar over de byfijnde vrienden haar feernbsp;verwonderden en begeerig om daar van verdernbsp;proef te nemen:,fo hebbenwe de faak in vijf ver-fcheide Hommels fodanig bevonden : invoegènnbsp;dat in defe ondieren de fadelyke in druk en denbsp;gelykenu met de OffeUj daar de Biën uit voortkomen van de natuur onderhouden werd. Iknbsp;hebbe defe faak ook waaragtigbevonden ennbsp;vvenfche dar alle navorfers der natuur de feildenbsp;onderfoeken, defe faak is de ^Egyptenaars nietnbsp;onbekend geweell, (\\cdQKoningltjkeafkomBnbsp;verbeelden door ccnBiê tulTchen Odè-hoor-nen. Doch hier van is in ’r brede gehandeld innbsp;«obeiifcus. onfen Oedipus, en Bamphilife “ Gedenknaald.nbsp;¦De Kruiden Nadien dan de ondieren de gedaante hebbennbsp;’verbeelden der Dieren uit welke fy zijn voortgekomen,nbsp;ZJZfikers drukken ook de kruidennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;uit de
afbeelding der faken uit welkers faad fy zijn gevoeid : fo fietmen dat de Sijde-worm op denbsp;Moebefiê-boomen voortkomen. Ik voeg hiernbsp;noch by dat de Planten die de Reuk van eenignbsp;Dier geven , uit de Wii/;?/\rofy2r^zivanfoeennbsp;Tgt;ier zijn voortgebracht : fo heeft het kruidnbsp;Mans-bloed de reuk van Bokken , komt ooknbsp;voort op de Bergen, daar veel Bokken en Geiten weiden; her kruid Kynomorion heeft de gedaante \zn CQn Honds-roede ; tnhttKatten-kruid geeft een reuk als èit vuile vrouwenjnbsp;daarom fommige vermoeden dat’et uit de vuile Hof, die de Vrouwen door dertelheid lollen,nbsp;hervoortkomt; het is ook bekend , dat uit denbsp;begrave Rams-hoornen Afpargen groejen; daarnbsp;over Bortaj Lobef Matthiolus benelfens veelnbsp;andere Kruid-befchryvers konnen werden na-gefien. Om nochtans te toonen wat hetnbsp;der Dieren met aarde vermengt te weeg-brengt, fo fal ik hier een aanmerking van hetnbsp;Herts-duivels-broodbyNocgQn.
(aad fy 'voortkomen.
daar veel Herten zjn j en Jagers die defe geheimen der natuur weten y nadien danfulks u ongehoord u j foo wil ik niet lijden j dat u denbsp;befchryving defes Herts-duivels-brood foudenbsp;onbekend blyven. De Jagers betuigen ditnbsp;Duivels-brood onder deaardtegroejen ^ evennbsp;als andere Aard-builen, opplaatfendaardenbsp;aarde metnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;is door dronken j dat ge
meenlijk gefchied j wanneer het faad uit de vrouwlijkheid van het IVjfje dat het geweldnbsp;des Mannetjes vliedet ^ ontlali werd. Ditnbsp;Herts-duivels-brood [oude rnogeljk niemandnbsp;konnen vinden j ten ware de Herten op een fe-kere tjd des Jaars met fchrabben d felfdenbsp;aanwe [en: want Jyfchrabben door een natuur-Ijke drift met haar voorfie poottn de aardejnbsp;daar foodanige Aard-builen fchuilen j diefenbsp;door de reuk fchynen gewaar te werden : de-wyfet voornameljk vers uitgegraven j eennbsp;fware reuk heeft. De Boeren en Jagers ^tenbsp;door het ver keer en inde Boffen defe geheirnenZmitnnbsp;wetenjfoeken deplaatfen aldus van de Hertennbsp;gefchrabt ^ halen de Aard-builen daar uit ennbsp;ver kopen fe aan de “ Art zenie-ber eiders j die * Apot'”-de felfde in fchyven gefrieden, enaandraden^^'^'nbsp;geregen in de fchaduw droogen j om in de Ge-nees-konli te gebruiken. Defe Aard-builennbsp;hebben de felfde gedaante als andere bultigenbsp;en oneffme Aard-builen j de buitenfie huid unbsp;fwart achtig j doch het binnenjïe wit: fommigenbsp;feggen dat'er gevonden werden j die een mansnbsp;Roede verbeelden j invoegen dat aan 't een einde het ontdekte hoofd, en aan 't ander eindenbsp;als tweeTQQ\-k\ox.Qn gefien werden. Doch iknbsp;foude eerder geloven datfe de gedaante van eennbsp;Herts-roede als een Mans-roede hadden : de-wyle de natuur overal geljk-daantige dingennbsp;tracht voor te brengen. Defe Aard-builen tjfpnbsp;werden van de Bohemers noch voor geen fpys\ffhti^.nbsp;genut.,maarfygebruikenfi alshulp-middelenj,nbsp;om het teel-werk te bevorderen j voornameljknbsp;die de oedaante van een Mans-roede hebbenj
’Vtf
nemende in foeteWjn een of anderhalfdrag-me. Sy feggen ook datfe de melk in de borfen doen groejen j wanneer fe met vrouwe melk j by-fonder als'er wat lange Beper by gedaan tSj tn-genomen werden. De rook daarvan foude denbsp;geheime plaat fen der vrouwen openen j en denbsp;opftyging weer en. Daar zjn by gelovige fffyf-jes, diefe gebruiken in Minne-dranken j eerlinbsp;eenige befweeringengebruikende. Sy beweerennbsp;ook datfé goed zjn tegen vergif met Wjn ingenomen.
XII. BOEK, VAN DE SADEN ALLER DINGEN. 311 ^-IK. nomen j en tegen de beten vergiftige’Dieren\\\ttÏ2L'3Agefaldi^ , hebben wy elders getoond.nbsp;felfs van buiten aan 't lichaam geJireken\W2Lï\nccr des aardrijks wg? by dit faad komtnbsp;Men Joude uit de Jwarenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I en door de warmte tot het leven gefchikt werd,
enkele Genees-middeleUj diegy in u vermaarde Kruid-hofmet groote neerjiigheid queekt ooknbsp;mogte groejen: doch dewylde natuurfulks verbied j fo geliefd defe droog te bewaren. Ik fen-de hier b ene ffens e enigeflukken oprechte G\vA-cytis en Myfis, die u ongemeen twijndeook hoopnbsp;ik aangenaam fuüen wefen.
Uit dit verhaal is af te nemen dat duivels-brood voortkomt door middel van eennbsp;Sief het fy èSs,gewajfig offeer verfwakt Die-rig is. Het Herte-faad van de Mannetjes ofnbsp;Wij^es op de aarde geworpen overig zijnde,nbsp;nier als een vorm; want her Jaad koud werden-de jlerft j maat als in een vat behouden doornbsp;eenige trap van warmte in fo een taije ftof. Dat
roede ^ daar uit het naafte is voortgekomen; fo vafthoudend is de natuur in haars gelijke voornbsp;te brengen. En nadien het//j’^2lt;!/een prikkel isnbsp;tothetteel-werk , deLijimoeropcnd , endenbsp;melk gelijk is, fo moetmen fich geenfints verwonderen, datdit Herts-duivels-brood , uitnbsp;faad voortgekomen, de teel-luft vermeerderd,nbsp;melk doet groejen, de Lijfmoer openden denbsp;opftijging verdrijft. Hetisookwaarfchijnlijk,nbsp;dat ons Duivels-brood op de felfde wijfe uit hetnbsp;faad van ’t eene of ’t ander Dier voortkomt.nbsp;Aan de Hollandfe Zeekant werd een foort vannbsp;“Duivels-brood gefien , darde gedaante heeftnbsp;van een Mans-roede.
Aard-builen te verwarmen: ik wenfche dat Jb fo ontfangt het mengfel de fchuilende Siel als een ongewoonGenees-middel j Italientotnoch e.zaitïi^^t^èêiq^'e.vorm j daar door fy het wefennbsp;toe onbekend j gefaaid of verplant kondewer-\vzw een Aard-buil ktï}gx. , gemeenlijk onge-den ; op dat dit ‘Duivels-brood onder anderenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, fomtijds de gedaante hebbende van de
dif
I. Eengewajfig Dier uit de takjes van de Tlant Lantana in de Bewaar-kamcr des Auteurs.
Ik moet hier nochbyroegen datikdikwils inde Plant Lantana een met fes po ten , dun lichaam en een hoofd als een Rupfc heb gevonden, voortkruipende even als een Spin |
I. Afdee-
LINGE.
GevpaJJige
Vlieren,
Spin. En als ik des felfs oorfprong naukeuri-gernavorlle, fo bevond ik dat’et uicde verdor-ve takjes van die plant was voortgekomen: want ik lieb’er gefien die noch aan het hout vaftnbsp;waren, en eenige die aan ’teeneeindeofinnbsp;’t midden hout en op de andere plaatfen een fignbsp;bewegend S/ÉTwaren , veranderende met’er
tijd geheel in een ’Dierj dat op de aarde kruipt: als ik defe faak eenige vrienden vertoonde,nbsp;foo konden fy haar daar over niet genoeg verwonderen. Het felfde heb ik in de verdorvenbsp;Hippuris j in kaf en in andere kruiden gefien,nbsp;gelijk de naaft - voorgaande Afbeelding vertoond.
Van de 'igt;an felfs Voortkomende Ondieren uit andere volmaakte Dieren
Van Verfcheide foort.
Gap. X.
a Philoib-phu=.
Alle Dieren brengen eennbsp;ongediertenbsp;voorp-
EEnfeker * Wijsbegeerige heeft reden gehad te feggen , dat de nbsp;nbsp;nbsp;nergens fo
befig is als in de nbsp;nbsp;nbsp;dingen ; want
gelijk het getal der onvolmaakte '^Dieren groo
waargenomen te 2ijn, dat de Muifen uit OJfen-drek voortkomen ; het is bekent dat de Torrens uit Teerde-mü groejen *, uit Ezels-mü en peer deernis de fVefpen j uit Lakene klederen de
ter is als der volmaakte alfozijn’erook meer i Luifen^ verfcheide vliegen uit verfcheide Mis die van fèlfs zls die op een andere tyj^y^gebo-i van dieren , denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vanMaand-ftondige
ren werden. Daar is geen Dier ’t welk niet j vrouwen , QwTeerds-hair inPrie-viater^p-ctn Ongedierte vootthrtngi , gelijk de onder-j weekt, werd tot lange cC'Vmm .* gelijkveleer-vinding in de menfch en heeften leerd. Alle heeften teelen Vlojen ^ Luifen j WandluifeUjnbsp;enz. de Kikvorlèn, Padden, Slangen, en allerlei foort van Wormen werden darmen
______ hebben. Al defe Ondieren nemen haar ondig^
oorfprong uit het voedfelder dieren, dat meeft uit kruiden beftaande mctyeehrleiSadelijkenbsp;//(?ƒ befmetis , dewelke in de dieren een be-
varen
der menfchen en heeften voortgeteeld , jaook quame plaats en warmte ontmoetende , tot
Verdorve bloed is volnbsp;wormen.
in alle deelen eri leden ; Licetus fegt door het dikwils rieken van ’t kruid Bafilicum een Scor-pioen in deü/fr/^^^^^gegroeittezijn ; Schen-kius verhaald Wormen in’t Hert gevonden tenbsp;zijn, in de Lever, in de Long:, in de Nieren ennbsp;in de pis-blaas heeftdie waargenomen.nbsp;En wy hebben in onfe handeling van denbsp;getoond , dat verdorve ^/tfÉ’^/vol wormen is,nbsp;het felfde hebben wy door Vergroot-glafen innbsp;Kaas j Melk ^ JfijUj en in vleefch van de Maannbsp;befchenen ondervonden ; invoegen alles volnbsp;Stelen en Dieren is ; en alle vwWe Sweeren:,nbsp;Schorft en Me laats heid]\thhtvi'ïamp;diti\\2aat\-ge foort van wormen^ gelijk getoont is van Au-guftus Hauptmannus in zijn Boekje genaamdnbsp;de Gefielde verbeelding des Doods. Die verhaald in de Tokken wormen alsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gevon
den te hebben, fo vrughtbaar , datfe in de tijd
verfcheide Ondieren w'erd. Laat ons de faak door eenige voorbeelden ophelderen. Denbsp;menfchen vervvondcren haar dat in Seepfopnbsp;wormen groejeiji : doch dit Ongedierte groeitnbsp;daar in uit geen r nderc oorfaak , als om dat denbsp;Hemden en ander vuil Linwaat met het faadnbsp;van Luifen, Vlojen en Weeg-luifen bcfet zijnnbsp;geweeft, het welk verfwakt zijnde in het Seepfop overgefct, niet anders als wormen kannbsp;voortbrengen. Vele hebben aangemerkt, datnbsp;een begraven Endvogel Padden voortbrengt, tndvigtfnbsp;de oorfaak is , om dat de Endvogels dikwilsnbsp;Tadden eten, daar door haar vleefch een Sade-lijke indruk krijgt om fodanige Ongedierte tenbsp;teelen. Tlinius betuigt dat een begra- ^Krrefit»nbsp;ven op die tijd als de Son in ’t teeken desnbsp;Kreefts gaat, Scorpioenen voortbrengt; indiennbsp;fulks waaragtig is, fo gefchiedet uit geen ande-
van een half uur yo haars gelijke voortbragten-, re oorfaak als dat de Sade lijkeJfofdQS Kreefts, defe voortteeling komt n ergens van als alleen 1 na dedood verfwakt zijnde , niet vermogens isnbsp;van de quaad-aardige verrotting des bloeds en een Kreeft voor te brengen , en daarom komen
des faads. ’t Is een bekende faak dat veel men-Luis-fiokte. ïchtn doos Luis-fifite geftorven zijn , gelijk van Herodesj Sylla j de Digter Therecydes ennbsp;ontelbare andere verhaald werd. Lycofthenesnbsp;fchryft dat in’tjaar 15-49. in Hungarien 3000nbsp;menfchen geftorven zijn' van Kikvorfen, Slangen en diergelijke Ongedierte in haar ingewanden : de oorfaak is geweeft dat de aardvruchtennbsp;' door een verderfelijk en met diergelijke dierennbsp;bcfraet vocht uit de aarde zijn gevoed en voort
Scorpioenen, die even fo een gedaante hebben, te voorfchijn. Daar van Ovidius aldus fegt:nbsp;indiengy de holle fcheeren van de Kreeft neemt3nbsp;en het overige onder de aarde graaft j fofalnbsp;van ’t begrave gedeelte een Scorpioenmetfifiinbsp;krommefleert dreigende3 te voorfchyn komen.
Dus veel had iktefeggenvandewr^^^/i?-ring derplanten en dieren in verfcheide andere foorten van planten enlt;^/gt;ré’».-daaruitdeLe-fer kan afnemen, dat de locht \vtx.water en de
Vrouwen brengennbsp;Heeften ternbsp;wereld.
gebragr Jk ga ftilfvvijgens voorby,dac’cr menig-! aarde vol Sadelijke ftof zijn,daar uit noodfaak-te Vrouwen j in plaats van welgekhape kinde- lijk een oneindige verfcheidenheid van Dieren xm,Tadden 3 Slangen 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en diergelijke te voorfchijn komt: invoegendeoudenatuur-
Beeften hebben gebaard , dat door de ftraks kundige reden hebben gehad te feggen, dat alle voorgeftelde oorfaak is gefchied. Ikftaphier dingen in alles zijn. Laatonsnuonderfoekennbsp;ook over de ontelbare menigte Ondieren, fo uit of de natuur in dit werk niet kan werden nage-de vuilnis als ook uit de doode rompen van ver- bootft , fo datme door konliigeWdind-gtc^cnnbsp;fcheide Dieren voortgebracht: Schaliger fegt Tlanten en Dieren voortbrengt.
11. Af-
p, I.
Aar Zijn ontelbare yóör/e;/van Ondie-I J ren, invoegen dat’er geen Landfehap is ^ daarfe niet verfcheide vznfatfienofnbsp;kleur gevonden werden. Sommige komen uitnbsp;de voort, andere uit hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en eeni
ge uit de lochtPydi men fecht dat’er ook zijn, die haar oorfprong uit het vuur halen. Eenigenbsp;zijn gevleugeld , andere gekorven, fommigenbsp;hebben vier, andere fes en meer pooten: dochnbsp;om met weinig woorden veel te bevaten , fonbsp;heeft my raadfaam ^dacht defe navolgendenbsp;Tafel daar by te voegen, daar in als met een op-flag der oogen al de verfcheidenheid der On-dieren kan gefien werden.
Om re beter order te houden fo fullen wy dquot; o«' al de Ondieren in feven verfcheide Rotten ver-deelen. Het i.Rot bevaatdegenedieopeennbsp;wonderlijke en met groote konit befig zijn omnbsp;Honing te maken, houdende onder malkandernbsp;als een Burgerllaat; fodanig zijn de Biën , de |nbsp;Hommels j de Hor fels cn de IVeJpen. Hetx. |nbsp;Rot heeft onder lich de gene die met vier vleu-1nbsp;gels vliegen, als daar zijn de Kapellenj de Spde- jnbsp;wormenj de Kalanders3 de Spring-hanen enz.;nbsp;Het 3. Rot begrijpt die twee vleugels hebben, |nbsp;gelijk de gemeene Vliegen , de Wijn-vliegen, |nbsp;die uit Wijn en Afijn voortkomen, de Haft, dienbsp;maar een dag leeft, de Moggen, de Water-vlie-gen , de Koe-vlicgen. Onder het 4. Rot be-1nbsp;hooren de gene die haar vleugels metnbsp;kens bedekt hebben ; als daar zijn de Spring-inbsp;hanen, de Kevers ^ deKreekels, deTorren,|nbsp;Spaanfe-vliegen , deLicht-moggen, de Motten. Het 5-. Rot is der gene die ongevleugeldnbsp;zijn , en \ee\pooten hebben , als daar zijn denbsp;Mieren, Wand-luifen, Luifen, Honds-luifen,nbsp;Vlojen , Neten, Scorpioenen , de Spinnen,nbsp;Oor-wormen enz. Het 6. Rot bevat de On-II. Deel.
«Element».
De Plantin komen doornbsp;ten Sadtl^-ke [kracht.
II. A F D E E L I N G E.
VAN Tgt; E
NATUURLYKE en KONSTIGE
VOOR-REDEN.
j' Iet tegenftaande in de naaftvoorgaande Afbeelding van de oorlprong , der van felfs voortkomende faken overvloedig gehandeld is, nadiennbsp;^ nochtans daar eenige dingen, tot der fèlver voort-teeling behoorende,nbsp;zijn overgeflagen, fb hebbenwe goed gedagt in defè Afdeeling daar vannbsp;wederom te fpreeken; op dat de groote menigte der Ondieren en ieders oorlprongnbsp;den Lefer fbude bekend zijn; ten einde die kennis aanleiding fbude geven de natuurnbsp;net te bootfen en diergelijke dingen voor te brengen.
HET I. HOOFTSTUK.
Van de Verfcheide oorlprong der Ondieren , en haar onderlcheid.
dieren, die geen vleugels noch poten hebbende met haren hobbeligen Buik langs de aarde kruipen , en werden in ontelbare verfcheidenbsp;foorten van wormen verdeeld: als daar zijn denbsp;Tieren , dt Hout-vüormen , dtSlekken , denbsp;Slangen enz.Tot ’t 7.Rot behooren de gene dienbsp;uit het water voortkomen ; als daar zijn denbsp;Zee-vloojeUj de Bloed-Juigersj de 2^e-pierenj,nbsp;^Z^e-peerdenj dtZ^e-druif j deZee-ferren^nbsp;j daar by wy voegen die altijds als aan een plaatsnbsp;I vaftgehegt zijn : wy lullen van ieder vervol-jgens iets feggen. De Zce-pcerden opmerkelijk door haar Teerds-kop en borH werdennbsp;j onder de Water-ondieren geteld : hiernevensnbsp;gaat haar Afbeelding, en over haar wonderlijke krachten hebben wy elders geredeneerd.
Het is overvloedig aangewe-fen: dat de meefte Ondieren uit verrotte aarde en voortkomen , laat ons nu gaan onder-foeken hoe ïnlksvatdoTlantennbsp;en T)ierenlt;gt^ch\(td. Tevoorennbsp;is gefecht, dat de “Hoofdfioffennbsp;door haar eigen kracht geennbsp;Planten noch Dieren konnennbsp;voortbrengen ; anderfinrs fou-denfe boven haar krachten werken , en al haar pogen foude tenbsp;vergeefs zijn. Daar moet dannbsp;iets anders by dc Hof komen,
't welk voor eenfaad verftrek-kende fo een wonderlijk werk verricht: ^tgene onfes oordeels niet anders isalshet/Jj^^^vannbsp;de Planten of Dieren; van welk faad in dennbsp;beginne de ftof is ingefchapen, en irt bequamcnbsp;Moers, Planten of Dieren voortbrengt; ditnbsp;Saad kan van alle Planten en van al haar dee-len voortkomen; dewijle ieder deeldtx. Plantennbsp;Rrnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vol-
-ocr page 829-II, Afdee-
LING.
‘Bevattende al de Van felfs Voortkomende Bieren.
|'Biën,| tamme, wilde.
j Hommels. fHoniema-J Ravers,nbsp;kende ; Wcfpen.nbsp;fnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(.Horfels.
fVier j quot; |S“quot;
Ho-' Orlo-dacna. nig-ma- i de Nac)er.
j j nbsp;nbsp;nbsp;kende wilde Wand-luis.
'Onge- ^ I Semelige|als verfcheide foort van Kapellen^ dekte' - 5 r.----------\n;----
'opd’aar-
de,fom*
mige
heb
ben
Pootcn
daar
van
cenige
''Gevlcu geld zijn
j'de foorten van Vliegen.
I j Koe-vliegen.
I twee ^ Mogeen. nbsp;nbsp;nbsp;.Springhaan.
Lnaft. nbsp;nbsp;nbsp;Krekel.
Torren.
Spaanfe vlieg-
Gedekte« diens Vleugels als in een Schc--^ Wijngaard-wormei
de liggen.
De Ondieren üijn kleenenbsp;Beeftjcsheb*nbsp;bende rings-kens of in-Ihijdinghen, ^nbsp;daar van fynbsp;geringde ofnbsp;ingefoede genbsp;naamd werden. Syzijn
Kevers. Coccojus,nbsp;Motten.nbsp;.Licht-moggen.
f Mieren.
11 Wand-lui(èn. ^ i Luiamp;n.
‘ fes gt;{ Vlojcn.
j Hond-luilên. Neten,nbsp;j Forbirincn.nbsp;IPalpa.
achtS Scorpiocn.
C Spin.
t waali^ Landmeter* veerthien? o r
rde Duilênd-potcn. Poten. ^ Piflè-bedden.
1 Julus.
1-Oor-worm.
Ongevleugeld^
zijn nbsp;nbsp;nbsp;^
fMenfchen* 1 Beeften.nbsp;’deWormeninde Planten.
1 Steenen.
f de Rivier-vlicg. i de Water-Spaanlc-viieg.nbsp;weinige ^ de Water-viola.
1 de Water-lpin. f gevleugeld, ongevicugeldi l.Hout-,bedcrver.
fde Motte.
Zee-vlooi.
Zee-koc-vlieg.
I Zee-oorworm.
(Wormen in Scheeps^hoot.
' de Indife worm. de Martymenlèr Worm.nbsp;de Water-borftel.
«{ de Bloed-fuiger.
Zee-worm.
Water-darra.
Zee-druif.
Zee-fterre*
XII. boek, Van de ondieren. nbsp;nbsp;nbsp;31^
volgens het gene boven geleerd is, een volko- uitgebroed. Defe voortteeling der Wormen me fadelijke kracht heeft. Daarom te nader gefchied ookalfmen Wormen '\nfiukken{n\\dL,nbsp;defe fadelijke ftof van’t ^i^/^/^’/der vruchten en dey?^^^^e;^ in de aarde (leekt, foo komen innbsp;voortkomt, te gelijker is de voortgebrachte korte tijd menigte Wormen te voorfchijn:nbsp;Plant met de gene daar de faadkragt van is ai- men verneemd dat de Wormen in de Son baadnbsp;geleid: doch te veerder de felfde van ’t midden derven, doch daags daar aan vindme ontrentnbsp;is, namelijk vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;temeer- haar lichaam menigte jonge wormen ^ die uit
derontaardfe en verfchildfe daarvan. Nadien de doode voortkomen; dit aanmerkende dan het ganfche aardrijk met ontelbare Planten fo moetmen fich niet verwonderen dat nareis voorben, die jaarlijks of geheel of ten dcele genachtig weder, foo een meenigte Wormen tenbsp;vergaan, fo is geen wonder dat in ’tvoorjaar voorfchijn komen,nbsp;onbedenkelijk veel Planten van nieus uitlpruiten; fo bevindmen dat’er X4 verfcheide foortennbsp;van Oy vaarsbekken zijn.Ja de^lanten konnennbsp;ook ontaarden tenopfigtvandenbsp;heid des gronds, daarfe voortkomen; fo ontaart de Terwe in Rogge of in Haver. Daaromnbsp;is geen wonder, dat’er dagelijks vremde ennbsp;de Kruid - oefenaars onbekende Planten te
‘De voortteeUïng der Motten ^ en Boek
\ooxïc\\\]n komen. Niemand moet vermoe-
wormen.
De Boek-wormen doen het meelde quaad Boek-wDr^ ontrent de Boeken, daarom ik vermoede datfenbsp;haar oorfprong uit het hout of uit hetparke- mfpron^.nbsp;ment en leer , daar de Boeken mede gebonden werden , halen ; en dit is de reden datfenbsp;verfcheidenzijn, volgens de verfcheide (lof.
Die uit het/jo//? voortkomen , halen haar oor-
de Va- den datdufdanige Planten alleen xxitverdorve theidnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;of aarde fouden voortkomen, fonder
P^natfen. ^611 fadelijke kracht daar by te komen. Die Ifprong niet alleen uit verrotting, maar uit een faadjiojfe werd i. gebracht op plaatfen dienbsp;nbsp;nbsp;nbsp;het groen hout ingedrükt; want
Plant eigen. Tenx. door de Wind op de Ber- dewijl geenfofeer kan gedroogt werden,
gen,in de laagte op de Velden en elders.Ten 3. nbsp;nbsp;nbsp;— -------¦ \ nbsp;nbsp;nbsp;nr
de Regen en Rivieren ontwortelen de Planten en flroomenfe van haar eige plaatfen, na andere daarfe bedervende, andere verfcheide Planten voortbrengen. Ten 4. de faden werdennbsp;fomtijds op hooge gebouwen door de Voge-len gebracht, daar dan veelerlei Planten groe-jen. Nu gelijk éeHoofdJioffendioot]x2LZ.te{genbsp;kracht geen Planten konnen voortbrengen, al-fo konnen dePlanten door haar felfs geen Dieren teelen. Op wat wijfe de faden by denbsp;ongefielde en de gefielde (loden komen ful-len wy door 7 Voordellen trachten te verklaren.
De oorfprong en voortteeling der Wormen.
De Wormen komen nietalleenuiteen ver-aJuZ uit^ rotte grond voort, maar daar moet eenj^^^/-fiofwm de Dieren afgaande bykomen , die van d'aarde ontfangen in korte tijd Wormen voortbrengt ; na de verfcheidenheid defer faad-dof,nbsp;foo zijn de ^otmtn ook verfcheiden- Dat denbsp;Wormen door te veel vochtigheid of droogtenbsp;bedorven j menigte jonge Wormen vóórtbrengen , leerd de volgende Ervarenis*
Ervarenis,
IVo
°*f»cn Kenfi
Om door konft Wormen voort te brengen.
Begraafd het Poeder van gedroogde Wor-men in een aarde pot vol vette foete aarde, maakt de felfde fomtijds nat met regenwater^nbsp;en gy fult bevinden dat de aarde in de tijd vannbsp;drie of vier dagen vol wormen is, die eer(l fonbsp;groot zijn als Kaas-maden^och door de vochtigheid der aarde gevoed werdende tot gemee-ne aard-pieren gtoofn-, de reden is om dat innbsp;in de gepoedercle Wormen noch een fadeljkenbsp;kracht (it, die door de warmte der Son werdnbsp;II. Deel.
of daar blijft altijd eenige vogtigheid beneffens het faad der Dieren overig, dat door de warmte gaande gemaakt dufdanige Wormen, Boeken-vreters voortbrengt; het felfde fy ook ge-fegt van \\ctTimmer djout ^ voornamelijk datnbsp;overtollige vochtigheid van de lauwe Maannbsp;heeft. Het is een bekende faak dat in denbsp;kenfe kleeren Motten gevonden werden,nbsp;Arifloteles fegt defe Motten voort te komennbsp;uit met flof befmette Hflj, ’c gene van geennbsp;belang foude zijn, indien daar niet bygevoegtnbsp;werde , dat in de ^0/ook eenige Spinnen vfZ-ren belloten; ik meene dat JFormen en anderenbsp;ondieren daar toe ook konnen helpen. Sommige beweeren dat dufdanige Motten uit hetnbsp;\papier ’t welk van Linwaat gemaakt werd,nbsp;fouden voortkomen, dog fonder eenige grond:nbsp;want de ondervinding leerd dat \\ot Linwaatnbsp;noit van de Motten geplaagt werd. Defe Mot- sh-ht*nbsp;'ten vindme ook fomtijds , tot groote fchade^^”'-AttBien, in de Biekorven, die haar oorfprongnbsp;halen uit eenige vuilnis der Kapellen en Witjes; want defe Kapellen ; {tgt Columella j beknagen de Honig-graten en het Was en teelennbsp;door haar drek Wormen^ die Biekorf-wormennbsp;genaamt werden^
De oorfprong de blekken.
Door Slekken verflaanwe hier de (lijmige op „aé Ondieren ,die met geennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bedekt zijn, en^z/®
werden^aldus Voortgebracht; de Schelp-Jlek-^jj^^^ll^^ ken laten aan de Kruiden en Boomen, daarfe ¦ooonko.nbsp;over kruipen, ccnfchuimigfjm {men, het”**”'nbsp;welk wy hetfaad noemen, daar uit de (lekkennbsp;voortkomen; die geen fchelp hebben om datfenbsp;alleen uit fjm voortkomen, fonder eenigenbsp;foute deeldjes, die vereifcht werden om denbsp;fchelp voort te brengen. De W’^ormen wer-^«^r««
den in de
Darmen R r %
der Kinderen voort-gebraebt
in dt Dar-men.
RDSE WERELD,
en Melk overfet. De Hollanders houden voor de befte Kaas^ die meeft wormen heeftnbsp;en om fulks beter te verkrijgen j fo begietenfenbsp;de feilde met Spaanfe IVyn. De water ondieren werden op de verklaarde wijfe voortgebracht , namelijk uit de fadelijke ftof, van denbsp;vijfen en andere Hieren in ’t water afgelegt.
{I. Afdes- gebracht uit de overtollige Melk en foete kofi, ^ ' daar denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;mede gediend zijn; want door
Vergroor-glafcn fietmen,datde Me/kyolkle-in de Kaas. iie Wormcjcs is ; dc Kaas j Boteren dePFey werden ook met’er rijd beladen met Wormen :nbsp;die haar oorfprong halen uit het voedfel dernbsp;Koejen, ’t welk fo een fadelijke ftof aan de G§1
Het II. Hooftstuk.
De Kien zijn won.nbsp;lierlijk. der Honig-graten j als ook in de vergaring des nbsp;nbsp;nbsp;; daar over verfcheide Schry- vers foo geleerdelijk hebben gefchreven, dat-we het felfde gevoeglijk konnen voorby-ftap-pen. De zijn van verfcheide foorten, en hebben ook verfcheide dienft en werking; wantnbsp;daar zijn Koningen ^ daar zijn Hommels fondernbsp;Angel, daar zijn ook Werk-btén^ die als ondernbsp;de Koningen ftaan; dat aanleiding rot verfcheide gevoelens heeft gegeven : wantfommige willen datfe voortkomen uit verfaming met op te antwoorden, diend aangemerkt dat I. T,'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j- rr „„/nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;: Bïén en Hommels daarin alleen van malkan-vjn- der verfchillen, èii.x.gene Angels hebben, doch defe niet, die feggen deuit Peerde-vygen geboren te werden, die hebben ongelijk , want beide halenfe haar oorfprong uitnbsp;Koe-drek, met verfcheide fadelijke ftof doordronken,nadien de Koejen verfcheide Kruidennbsp;eten, foo is geen wonder, dat de drek metnbsp;verfcheide fdad-Jloffen is befet. Vordersnbsp;diend aangemerkt, dat de Hommels voortkomen uit de faad-ftof die van lijn meeftenbsp;kracht is beroofd, en daarom fijnfe fonder Angel. Hier hebtge dan de rechte oorfprong dernbsp;Biën en Hommels. Het is onderfoekens weerd waar uit de De oorfprong der Kien, a Excre-meota. Cap.ii. TT Aar is onder alle Ondieren geen won-1 derlijker als de Bi'é j fo in het maken de Koningen,andere uit de Hommels, en eenige uit van elders gebrachte ftof: wy ieder lijn gevoelen latende, feggen, volgens de ervarent-heid, dat de Bïén op verfcheide wijfen voortkomen. In de voorgaande afbeelding is met hetnbsp;getuigenis van veel Schry vers beveiligt, dat denbsp;Biën uit de koejen voortkomen ; doch fommigenbsp;meenen datfc uit het vleefch groejen , anderenbsp;uit een aangebore verrotting : datfe uit denbsp;* uitdygjels niet voortkomen,heelt ons de volgende Êrvarenis geleerd. Ervarenis, Betoonende de voortteeling der Biën uit Koe-drek. |
grootglas, en gy fult daar infien een grootc menigte van blaasjes die openberftende innbsp;Wormen veranderen, daar van fommige de gedaante van Rupfén, andere van gevleugeldenbsp;BeeJljeSj enz. hebben; invoegen ’t openbaar isnbsp;dat de Biën niet door verfaming geboren werden,gelijk vele verkeerdelijk gemeent hebben,nbsp;maar hetfade lijk uitdygfel is alleen genoeg omnbsp;fodanige Ondieren voort te brengen. Dochnbsp;hier doet fich een grootefwarigheidop , namelijk waar uit denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;geboren werden, en waarom defelfde fonder An^eliKyMom. hier waarom dt |
Ncemt verfe Koedrek van Koejen die met geboren werden : de Wijsbegeerige feg-het kruid nbsp;nbsp;nbsp;gevoed werden, legtfe des | gen fommige uit verrotting middags in de openelocht onder de fchaduwe, j en andere uit verfaming van fo datfe van de Son niet tof dampen verdund en 1 Mannetje en Wijlje haar oor Bi'èn uit Koe. dreknbsp;¦voort tenbsp;brengen. fprong te halen. Eenige willen datfe uit de romp van Peerden voortkomen, de JE-gyptenaars hebben fterk beweerd , datfe uit de doodenbsp;Krokodillen voortkomen; invoegen datfe de felfde ook onder de * beeld- ^Hierogif'nbsp;Jprakige teekenen ftelden. Wy meenen datP^“^*'nbsp;de Wejpen j de Bien en de Hommels niet alleen uit Peerden en Efels, maar ook uitnbsp;ten voortkomen : Vicentim Beüuacenjis ge*nbsp;tuigt, dat een Hert tot vollen ouderdom geko- oorfpreng .nbsp;men, het been onder de oogen doorboordnbsp;de, Wejpen te voorfchijn bracht, die hy meen-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘ de uit de herfenen te komen ; doch wy agten datfe uit de ^itdygfels ^ of uit de kruiden^ daar het nbsp;nbsp;nbsp;mede gevoed werde, haaroor- veranderd, niet door kracht des Honigs als j fprong hebben gehaald; dewijle de felfde krui-Honig, maardoorder uitdygfels j gelijktot voedfel der nbsp;nbsp;nbsp;Ezels j Herten uit de volgende Ervarenis blijkt. Befchoud der Biën uitdygfels door een wr Zrvnrmw, ontdaan werde, en gy fult tot u groote verwon dering menigte Wormen als Rupfen fien tenbsp;voorfchijn komen,die in korte tijd in Bïén veranderen, daar van fommige, de andere in groote overtreffende, Koningen, ttnigQHommelsnbsp;en een derde flag Werk-bien zijn : dt Hommels zijn fonder .^/2^é’/en hebben dit noch eigen , datfe ontweid werdende van achter denbsp;gedaante van een OJfen-hoofd vertoonen.nbsp;Vraagtmen op wat wijfe defe Biën haars gelijke voort-teelen ? ik antwoorde fulks niet renbsp;gefchieden door verfaming van Mannetje ennbsp;Wijfje, maar door een ingeborey2ï^2^-7?lt;?/j dienbsp;voornamelijk in de Koningen gevonden werd.nbsp;DefefaadJïofkdXamp;Mc van de Bloemen, die vannbsp;haar Ondieren befwangerd werdende de fiofnbsp;met de Honig overlcveren, die dan in Bien |
en Wejpen ftrekken t Echter loochen ik niet datfe daar na niet door verfaming fouden voort' |
Cap. III, voortkomen ; fo fietmen ook dat der Wefpen vuilnis j in warm water geweekt in korte tijdnbsp;Wormtjes geeft, die in een glas met Olijfblarenen andere van haar gefochre^rj^/Wé’;/gevoed werdende, vleugels krijgen, en in JVff ennbsp;veranderen.
fgt;ftiorfeis TotdeBiën , Hommels en Wefpen behoo-renookde/förj^/j- : dewylefy ookbefig zijn i‘f‘indeoa. mct HonigraUfi toc tc üeWen, en \ngedaantenbsp;niet veel verfcbillen ; daarom konnenfe met
I recht ontaarde en wilde Bïén o{JVe/pengt-I noemt werden ; fy werden ook op defelfde wij-I fe voortgebracht uit Koejen, Peerden, Efels, en ! werden met het felfdewÉ’^i als die heeftennbsp;jen de Wefpen gevoed. Wczonder/cheid'^tvAnbsp;lalleen veroorfaakt door de verfcheidenheidnbsp;jder Sadeljke Jiof. Vraagtmen ofdefeOndie-ides Winters leven ? ik antwoord neen; maarnbsp;Idatfe alle Jaren door de warmte als van dennbsp;\dooden opftaan.
O/* reat *’gt;/« denbsp;^pfennbsp;’^“ortko.
^0‘Aefelf.
Kapel-
«er«s.
f Sxcre-
f^vetlt;eU3
der
^-pt.
O Ver de oorfprong en herkomfte der viervleugelige Ondieren is onder denbsp;Schryvers groot gefchil: wyfullen onsnbsp;niet ophouden met andere gevoelens, maar alleenlijk voorftellen ’t geene menige ervarenisnbsp;ons heeft geleerd. Daar is naulijks een Kruidnbsp;of Boom , welk niet uit het algemeen faad dernbsp;Dieren eenige Ruffen voortbrengt,doch geenenbsp;fo overvloedig als de Kooltn Radijs : defenbsp;voortteeling gaat aldus toe ; eerftkomt’er uitnbsp;het algemeen faad een Rufs te voorfchijn,nbsp;daar uit dan een ^ofkengtocix., ’t welk nietnbsp;anders is als een volwaftc Rups met een fchaalnbsp;of vlies bekleed, welkenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fijn oorfprong
fchijnt te halen van de taye vogtigheid der Rups van binnen na buiten gedreven, door denbsp;warmte daar verdroogt en verhard : in defenbsp;Schale blijft de Rups ontrent 15 dagen, fondernbsp;eten en beweeging, befig zijnde tot de aanftaan
de verandering, want de tayfte ftof aan denbsp;fchaal of het vlies hefteed zijnde , fo werden uit het fijnfte denbsp;vleugels gemaakt, datnbsp;gedaan fo beril: denbsp;fchaleopen , en daarnbsp;vliegt een Kapel uitnbsp;met fo veel verfcheide kleuren als in de Rupsnbsp;gefien werden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Vitdijg fels defer Ka
pellen,die fommige verkeerdelijk voor/?«/ye;?-eyé’rj'houden, werden andere Kapellen geboren van verfcheide gedaante, volgens de verfcheide kruiden, daar die Vitdygfels op gelegt zijn; want denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;der dieren, byfonder
der onvolmaakte hebben de kracht en het vermogen van een faad, die in de Eyers voornamelijk beftaat. Daarom fietmen fo veel verfcheide Kapellen ten opficht van haar groote, gedaante en kleur als’er verfcheide kruiden,nbsp;blaren , bloemen en vruchten gevonden werden : gelijk de ondervinding my geleerd heeft,nbsp;en op de volgende wijfe gemakkelijk kan ondervonden werden.
Een Ervarenis,
Over den oorfprong der Kapellen.
Set een Rups met fodanige kruiden als daar-fe uit voortkomt onder een omgekeerd glas, fo nochtans dat’er eenige locht kan inkomen, en
Kaftlle.
gy lult fien, datfe na eenige tijd ge-eten te hebben , haar felfs tegen het glas befpind en met een fchale of vlies bekleed werd, krijgendenbsp;dan de naam van Eopken : in welke ftaat fynbsp;14 of 15- dagen blijft; ontrent de tijd der verandering vervviftèltfe van kleur, en werd doorfchj-nig; daar na berft de fchaale open, en daar komtnbsp;een Kapel met vier vleugels uit, hebbende fo-'nbsp;danige kleuren als in de Rups cerft gefien werden: de vleugels walTen fo merkelijk , dat haarnbsp;aangroei oogfehijnlijk kan onderkent werden.
Het gedenkt my een Pop-ken gevonden re hebben dat naukeurigde gedaante had-de van een kind in de luurennbsp;gewonden , gelijk in de nevensgaande Afbeelding gefien werd. Ik heb in een andere Kapel de Afbeeldingnbsp;j onfes Saligmakers foo netnbsp;I uitgedrukt gefien, als of denbsp;I feilde vaneen Schilder gefchilderd was. Alsnbsp;I defe Kapellen in een groot glas met verfcheidenbsp;I kruiden gefloten werden , fo fietmen de felfdenbsp;j door een natuurlijke drift na die kruiden vliegen , en daar op leggen haar Uitdygfels, hebbende de gedaante van kleene Eyertjes , dienbsp;met een Vergroot-glasbefchoud werdende innbsp;Rupfeitj, daar na in Popkens,en eindelijk in Kapellen veranderen : die meeft heeldcSomernbsp;overblijven , doch tegen de Winter fterven ennbsp;vergaan , tot dat de volgende Somcr fo uit haarnbsp;doode romp als uit her gelegde faad nieuwenbsp;Wormtjes , Rupfen , Popkens en Kapellennbsp;voortkomen.
De Sjjde - worm haald fijn begin uit de fa- dlt;» ordelijke ilof van elders op de Moerbefie-boom^’'*”^'^^’’ gebracht ; want als de Moerbefie-blaren doornbsp;een Vergroot-glas befchoud werden , fobe-Ivindme der felver draden even als fijde doornbsp;I malkander geweven ; de oorfprong der Syde-wormm gedraagt fich aldus: fo haaft een kleennbsp;wormtje uit de Eyers door de warmte is uitge-broed,fofoek’etdoor een natuurlijke drift Tijnnbsp;voedfel , daar mede ter deeg verfadigt zijnde,nbsp;fo lichtfe het hoofd om hoog even ofle tegennbsp;de flaperigheid worftelde, en valteindelijk innbsp;een flaap van x of 3 dagen, die geeindigt en eennbsp;huid uitgetrokken zijnde , fo valtfe weer aannbsp;’t eten , tot datfe weer in ftaap raakt, en eennbsp;Rr -i,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;huid
Fopken. Koe-vlieg.
ÏL Afdee-linge.
huiduitfchuddet; het welk tot vier reifen her- [ Son tot een ‘Puijiebyter uitgebroed: invoegen
datfe byna even als de Kapellen te voorfchijn komen, nochtans met dit onderfcheid, dat de
Hoe haar Tyers- be-Tvaard ennbsp;uitgeèroednbsp;¦aerden.
haald werd; wanneer de groot gegroeide Sijde-worm ’t voedfel verlaat,herwaard en derwaard loopende , tot datfe op de takjes van Ginftjnbsp;Averone en diergelijke kruiden welke de forg-vuldige vrouwen haar voorftellen blijft ftilfit-ten , en ter deeg gehuiverd zijnde , begint te |
Ipiniien draden van verfcheide kleur,hebbende j te gaar de gedaante van een Ey , gefponnen;nbsp;hebbende fo htfe als dood , enuitherfpinfelnbsp;komt eindelijk een tweehoornigenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j die
niet vliegende noch etende met haar Ega tragt door verfaming haargeflacht te onderhouden,nbsp;vereenigt blijvende gemeenlijk 3 en feldennbsp;4 dagen, en dan fterft het Mannetje; wanneernbsp;het nagelate hEyfje Eyers lecht, en korts daarnbsp;op \\Qi Mannet je V o\gx. \ de werden tegen de Winter-koude bewaard,en als de Moer- Kapellen haar oorfprong van de planten j dochnbsp;befië-boomen beginnen uit te botten door de de Puiftebyters uit het halen : want uitnbsp;warmte ui, '
tgebroed, daar danj-uit-1 de vuilnis der
jèn en voornamelijk
De Kapel utt haar vlies Het Vopksn. éerlitnde.
der Grondels komen wormen j die in eennbsp;Eopken veranderen,nbsp;daar uit de ‘Puijie-byters eindelijk tenbsp;voorfchijn komen :
! het gene mijns wetens van niemand tot noch toe is aangemerkt. Die meenen dat deKrekelsoinbsp;fuik {ooxtVdinSpring-hanen alleen door verfaming van Mannetje ennbsp;Wij^e werden voortgeteeld zijn feer bedrogennbsp;dewjjle aangemerkt is,
De oer-fprong der Puijteby-ters.
groejen , die even als de voorgaande eten, haar huid verwifTelen , aangroejen Sydefpin-nen en eindelijk in Kapellen veranderen : invoegen datwe ons ontrent dit veragte Ondier-tje niet genoeg konnen verwonderen overnbsp;Gods onnafpeurlijke wijsheid. Ikfoudemecrnbsp;dingen konnen feggen over het voeden en
waarnemen der Sijde-wormen, ten ware fulks j dere Ondieren eerft van door het dagelijks gebruik foo gemeen was, felfs en dan ook doornbsp;dat’et de Vrouwen beter paft daar van te fpre- j verfaming voortkomen;nbsp;ken als geleerde luiden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;| want in de aarde of hol-
De Euiflebyter is een Ondier met vier lan-! Ie Boomen fchuild een ge vleugels verfcheide van kleur, meeft over 1 van AcSpringha
datfe als demceftean-
het water vliegende; des felfs oorfprong heb ik aldus ondervonden : op de grond der Rivieren zijn pijpjes van flijk en ruigte te gaar ge-üeld, daur in üch wormen onthouden , die denbsp;Viffers aan de haak doen om vis te vangen; alsnbsp;defe wormen haar behoorlijke groote hebben,nbsp;fo kruipenfe met haar pijpjes na boven , ennbsp;werden ontrent de oevers door de warmte der
nen daar gebracht? daar uit door de warmte eennbsp;/Abm gebroed werd, die met een vlies je om-rrokken is,welk vlies eindelijk openbarftende,nbsp;fo komt’er een groene Spring-haan uit; gelijknbsp;de ondervinding my geleerd heeft. Befietonfenbsp;Mujyk-konft j daar in ’t breede van de Stem ennbsp;gedaante defes Ondiers is gehandeld.
Cap. IV. quot;É Vlieg is een bekend Ondier met fes Daar 1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^wee vleugels, van welkers
ver}cLtu^ nbsp;nbsp;nbsp;net-wyfe oogen wy elders gehandeld
fomenvan hebben inonfe Werken, ddbr middel van Ver-yitegen. groot-glafen ondekt. Daar zijn ontelbare verfcheide foorten defes Ondiers , die ook verfcheide oorfprong hebben. Sommige halen
eenige uit Elanten ; daar zijner ook die uit de aoode Vliegen en uit haar “ uitdygfeV^^^^-komen.
I. Er V A REN IS.
Over den oorfprong der Vliegen.
Vergaard een deel doode Vliegen,m^akxde nat
a E*cre; uitnta.
haar begin uit de fdieren en haar uitdygfels als i met Honig-water, legtfe op een kopere Schop,
voort a
in een oogenblik, andere uit de doode rompenj | legt de Schop op warm Sand of Peerde-mis; fo brmgtn^
I nbsp;nbsp;nbsp;fultge
'AP,
XII. boek , VAN
IV, fultge door ’tVergrootglas eerft eenigc kleene wormtjes lien te voorfchijn komen, die allens-kens tot Vliegen werden. Het felfcie
DE ONDIREREN. nbsp;nbsp;nbsp;319
fles, fo dat’er het ftof kan invliegen, enmet®|f‘’^/”'^’'^ ’er tijd fietmen als een vliesje vanftof boven op ‘Jiiegelquot;
het water vergaren, dat, het water een weinig neemdnien in haar uitdygfels. Het welk van jomgefchudwerdende na de bodem finkt, daarnbsp;Arijioteks ook is aangemerkt. Het beginfel lals een grondfop by malkander loopt; als datnbsp;der wormtjes is klecuQnroQdj hangende, grondfop eenigetijddaarnabcfchoud werd, ennbsp;als aan iets onbeweeglijks, beginnende fich 1 foofietmer ahMheltjes in, die deBaarmoe-door de draden re bewegen; daar na werd de : der vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zijn, fokleen, datfe fonder
Worm onbeweeglyk j die geborenzijndeweer'Vergrootglas niet konnengefien werden :defe onbeweeglyk werd, eindelijkwerdfeeen' Wormtjes fvvemmen in ’twater , en tot haatnbsp;door de hulpe der Son of des winds gaande ge-1 volkomen groote gekomen zijnde, fo krijgenfenbsp;maakt,gebeurtet fomtijds dat de Vliegen fchij- 'poten en vleugels ^ veranderende in korre tijdnbsp;mni^verfamen , fulks is alleen te wyten aan in Wat er-vliegen, gelijk ik meermalen geilennbsp;de fcherpte des uitdygfels, daar doorfyaan- heb; het faad defer Vliegen komt in ’t ftofnbsp;gefet, overvloediger uitdygfels geven, daar van de rompen en uitdygfels van verfcheidenbsp;doorfyfo vafttegaarkleven , datfe naulijks te : Dieren, die dikwils op ftraat liggen en metnbsp;fcheiden zijn, overal ynaax^ïtuitdygfel werd* het ftof vermengt werden. Dit komt feerwel^/AW^fnbsp;neergelegt, daar komen Wwmen, die in Viie-! over een met het gene Exod.10. gelefen werd, ‘nbsp;gen veranderen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;| namelijk dat ’t ftof van Mofes geilagen dufda-
Vraagt iemand van waar die groote ver-' nige Vliegen voortbragt, het welk de aller-i'-ootever- fchcidenlieid van Eliegenkomt't ik antwoord moejelijkfte plage voorde ^gyptenaars is gc-uit de drek van verfcheide heeften, die met weeft. Ik loochen echter niet of defe Vliegen de menigerlei Kruiden verfcheide faden in-'konnen ook van elders voortkomen. De oor-flingeren, welke in de drek overig blijvende fprong detMoggen werd uit het gefegdc ooknbsp;eengrootgetal van Vliegen voortbrengen, die openbaar : want fy komen op defeive wijfenbsp;verfcheiden van fatfoen en gedaanten zijn, na- voort als de Water-vliegen. Ik heb meermaalnbsp;melijk Wijn-vliegen , Koe-vliegen en dierge-’ gefien indenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aan d’Olm-boomen,Eike
lijke ; daar van de meefte een vergifte geur ; boomen en andere Boomen de faad-ftofdus-hebben voornamelijk die uit/mjv«i^^ Kruiden : daniger beeftjes, ten deele onder de gedaante of Beeften haar oorfprong halen. Daar ftaat i van Eyertjes en ten deele onder de gedaantenbsp;noch te onderfoeken de herkomft der Water-1 van Ondkrtjes met vleugels voorfien: en defenbsp;vliegenj, dat een foort van Moggen is, doorj blaasjes onder een glas bewaardbragtenvoornbsp;haar geraas en ftekenfecrlaftig, daar over ver-} een gedeelte Moggen ^ cn voor een gedeeltenbsp;fcheide verfcheidelijk gevoelen : ik heb haar Watervliegen voort. Het gene een verwon-
htid der
ver-
oorfprong door de volgende Ervarenis vernomen. nbsp;nbsp;nbsp;lï. Ervarenis.
Over den oorfprong der Water^vliegen.
'-AP.V.
forfprong
Spreng
derens-weerde faak is. Defe blaasjes krijgen dufdanige faad-ftoffen van de Vliegen en Ondieren die daar opfttten vvanneerfe noch niet
Set Regen-water in de Son in een opene } hard zijn, en haar faad daar op laten blijven
HET V. HOOFTSTUK.
Van den oorfprong der Ondieren die haar Vleugels als in Scheedekens
hejlooten hebben.
Ufdanige Ondieren zijn de Springha-Inen, de Krekels,de Torrens,de Spaanfe vliegen, de Kevers, deJLigtmoggen enz.nbsp;onder de Springhanen is geen minder verfchei-denheid als onder de Vliegen; om dat’er ver-„ . ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fcheide ontaarding van
faad IS. In tjaanó^ó is ’t Roomfe Land vannbsp;de Spring-hanen feernbsp;bedorven, die haar oor-forong van de droogtenbsp;des yoprgaandeti jaarsnbsp;hadden genomen. Op ’t Land werden neftennbsp;vol van dufdanigengedrogtgevonden; eerftnbsp;fagmen de Eyers en daarna Wormtjes, fommi-ge gevleugeld, fbmmige fonder vleugels , innbsp;de Son gelegt werdenfe in korte tijd tot Springhanen : fy lieten niets ongefchonden, maarnbsp;vraten alles op , felfs de blaren van de Boomen : her jaar daar aan volgder een grootenbsp;fierfte onder de menfehen.
Het groot getal der Spring-hanen neemt zijn oorfprong uit verfcheide faadftoften na-den in hetnbsp;melijk uit het verdorve Koorn, Haver, Rogge ”nbsp;of Gerfte, daar by eenige quaad-aardige on-deraardfe dampen vermengt werden: daaromnbsp;zijn de pooten der Spring-hanen even als denbsp;Koorn-halmen met knopen onderdeeld. Tennbsp;tweeden 'konnenfe uit de doode rompen dernbsp;menfehen voortkomen, gelijk de Gefchied-fchriften betuigen, die verhalen dat’er na groote nederlagen van menfehen in ’t Veld door dennbsp;Oorloog of honger afgemaakt, uit de doode Uchamennbsp;rompen ongemeen veel Springhanen zijnnbsp;voorfchijn gekomen. Die haar oorfprong halen uit het verdorven Koorn , dat de menfehen in den oorloog of in diere tijden eten,nbsp;welk Koorn fijn ingedrukte faadftoften aan denbsp;menfehen en heeften overfet, en alfoo oorfaaknbsp;van Spring-hanen is. In des. plaats meeniknbsp;dit Ongediert ook voort te komen uit de doodenbsp;springhanen felfs, die dpor het water be vogtigt
, Koorn.
Uit doodt
en
310
DE ONDER-AARDSE WERELD,
11. Akdes- en met flijk vermengt in de Winter door de on-deraardfe warmte en des Somers door de Son Spring-hanen uirgebroed werden. Het ge-beurd ook fomtijds dat een ganfcli Heirlegernbsp;van Spring-hanen door de Wind in de Zee^ Rivieren of andere wateren gedreven werd , wel-
quaad daar mede uit te regten, maar om de wonderen der natuur te onderfoeken. Alles
____ God in de H. Schrift van de Kevers,fe oridi^‘*
Springhanen en Brand-koorn fegt, dat werd al^ ’ tijd verftaan als een van de grootfte quaden,èXtnbsp;God de menfchen om haar fonden rechtveer-
wat
kers doode lichamen aan eenige llrand komen- \ delijk toefend; niet over defen of geenen in het de daar een faadftoftot nieuwe Spring-hanen Ibyfonder, maar tot verwoefling van heeleVol-verfchaffcn, gelijk breeder is aangewefen in j ken. Het is vervvonderens en aanmerkens
' nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot; weerdig, indient waarachtig is,’t gene
critus fegt,dat de gevange Kevers ol Springhanen verbrand vverdende de overige fterven, of haar vleugels afvallende van de Son verteerdnbsp;werden : echter vermoed ik datfe namaalsnbsp;een op de ander werd voortgebracht ; fom mi- weer als van den dooden verrijfen ; de anderenbsp;ge hebben aangemerkt dat de Spring - hanen wyfcn om dit ongedierte te verdrjven,komtn
Do^opden verhandeling van de Be ft. Tenw. fegik /itten.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dit Ongediert ook voort te komen Uit het^mj
en de blarenszw^oomtn-, dewijle het feilde, gelijk te vooren is aangewefen, niet alleen uitnbsp;verrotte (lof, maar ook door het fitten van de
Jll de Springhanen z,tjnnbsp;Wijfpei.
Wijfjes zijn, endat’ergeen nbsp;nbsp;nbsp;onder
gevonden werden, even gelijk in tegendeel al de Torrens Manneties zijn : daar uit af te
by de Land-bou-fchryvers nagefien werden. Hoedanige Spring-hanen het gew'eeft zijn,
daar mede Joannes de ‘Dooper de Voorlooper
nemen is, datfe op een andere wijfc door op i'vanonfcndWi^w^ziffrindeWoeftynisgevoed.Dooperi*'. malkander tefitten bevrugt weerden als andere | verhandeld Aldrovandus in fijnnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zetinhen •
verhandeld Aldrovandus in fijn Boek van de Dieren. Ais ikeen Spring-haan lange rijd ge- j Ondieren : daar hy twee verfcheide gevoelensnbsp;voed hadde, fo bevond ik, datfe by haar felfs voorfteld s het eenc beweerd dat’et waarlijknbsp;bevrugt was, en korts daar aannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lei- Spring-hanennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;doch waarfchijn-
de. Het opfitten en verfamen gaat aldus toe: | lijker is het ander gevoelen, dat’et de teere
topjes van Planten geweeftzijn, die de Grieken met de felfde naam noemen.
De tor-fprong der Kevers.
het uitdygfel haar voor een faad verftrekken-de is door de overvloed des Soutsfeeryf/:;(?r/j daarom werd de Spring-haan, op wiens lig-haam het drupt, ongemeen gekitteld, doornbsp;welke kitteling al de pijpjes en gaatjes opennbsp;werden om dat fadelijk uirdygfel te ontfangen,nbsp;geenfints door de vroulykheid daar van fynbsp;ontbloodis ; dan vertoonenfichaanftonds eenige blaasjes als eyertjes^ die geborften zijnde , fo komen gevleugelde Wotmtjes te voor-fchijn waar dat dan de Spring-hanen aldus opnbsp;malkander fitten, her fy op de Boomen, Planten of op de Aarde, daar fullen op de gefegdenbsp;wijfe door de warmte Spring-hanen uitgebroednbsp;werden.
Het gene van de oorfprong der Spring-hanen gefegt is kan ook op de Kevers gepaft werden ; echter met dit onderfcheid, dat de Kevers meeft uit het taje vocht der Planten , van denbsp;uitdygfcls der Spring-hanen befmet, voortkomen , en daar na door verfaming malkandernbsp;voortreden datfe alle jaren niet even overvloe-dig gefien werden gefchied om dat het een jaarnbsp;vogtiger is als het ander. Laat ons her gefegdenbsp;met een Ervarenis beveiligen.
R E N I s.
Ontrent de oorfprong der Kevers.
Ismen begeerig.KÊ’wrJ voort te brengen, fo felfengeT po^jc^dfe met haar nellen, vuld dan een vat |nbsp;met aarde in welk Haver-halmen verrot zijn, jnbsp;mengt daar by het ftraks bereide Kever-poe-1nbsp;der, bevogt alles met tayfapenregen-water,|nbsp;fet’et in de warme locht, en in de tijd van acht jnbsp;dagen fullen menigte Kevers en Springhanennbsp;te voorfchijn komen ; die voornamelijk gefiennbsp;werden alsmen een omgekeerd glas over hetnbsp;vat lluipt datfe niet konnenweg-vliegen. Opnbsp;de felfde wyfe werd dit Ongedierte van de natuur voortgebrachr. Ik leer dit hier niet om
Kevers door
Daar zijn verfcheide foorten Krekels; namelijk f^eld-krekels, die in de Hoymaandnbsp;en Ooftmaand nacht en dach fonder ophoudennbsp;door haar fchetterend geluid het oor laftig vallen. Daar zijn ook Haard en Huis-krekels,nbsp;die uit de vuilnis des vleefch en met Saadnbsp;begiftigt hout door de warmte des vuurs werden uitgebroed : fy zijn by fonder veel ontrentnbsp;de Bakkers Ovens j halende haar oorfprongnbsp;uit de fadelijke ftof in het deeg overgeblevennbsp;en opdampende, daarfc in de reten der muurennbsp;uitgebroet werden.
B'aH den oorfprong Torrens.
XPeiTorrens zijn volgens de verfcheidenheid der faadftoffen ook verfcheide van foorten,nbsp;verfchillende in kleur, groote gedaante en ge-
XII. boek
törrêns noemen. Daar fijn’er ook door haar takkige Hoornen aanmerkelijk gehoornde Torrens genaamd. Eenige hebben eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;an
dere hebben als een Teerds-hoofdj of Bokkenhoofd ^ of Herts-hoofd. Sy verfchillen ook ten opficht van de//^^rj-hares oorfprongs : wantnbsp;Ibmmige komen voort uit denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;der Die
ren, andere uit de Boomen:, eenige uit de aardej Kak^huifen en uit het water: echter hcbbenfe
alle een en defelfde Saad-ftof; de ondervinding Icerd datfenbsp;niet alleen uit Beerde-‘vygen^ maar ooknbsp;uit Koe-drekvooïX.-komen: om dat dcfenbsp;heeften de Kruidennbsp;met de Saadftofvannbsp;verfcheide Ondieren eten , en ondernbsp;haar drek laten ver-jj,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blijven.’tlsaanmer-
tlrfiheiden wectd , dat de heeften kruiden eten die *^''ftrong. ” mtx.vliege-uitdijgfels befmet zijn, fo komen uitnbsp;haar drek Biën QnTVefpentQ\oor{c\\\}n-,m2axnbsp;zijn de kruiden befmet mQtêiQuitdygfèlsv^Xïnbsp;Ondieren , diens vleugels onditr ten fiheedenbsp;fchuilen , fo komen uit de drek ook^^yc^^’^’^ifnbsp;Ondieren, hoedanig denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zijn: want dit
vocdfel heeft het felfde opficht in het vóórtbrengen van de Torrens, als de wormige Melk in de Kinders heeft in het voortbrengen vannbsp;Wormen.
Wat de Torrens betreft die door haar hoornen een Herts-hoofd verbeelden , defe halen haar oorfprong uit verrot
Cap. V.
in
'Anders
Melk,
f°*’fprong
en met Hertedrek befmet hout ; dewijle nergensnbsp;meer Torrens gevondennbsp;werden als op plaatfennbsp;daar veel Herten zijn, gelijk ik in Duits-land hebnbsp;vvaargenomen.Ik heb ooknbsp;gehoord van de gene dienbsp;opficht over de Hertennbsp;hebben , dat in haarnbsp;drek fomtijds Torren gevonden werden , cnnbsp;datfe fomtijds uit verrot met Herte-drek be-fniet hout in dier voegen voortkomen , datfenbsp;eerft aan ’t hout vaft zijn en foo allenskcnsnbsp;tot Torrens aanwaflen. Die de gedaante vannbsp;Herren door haar hoorens verbeelden, en als-fer eenige onder zijn die maar eenhoorn hebben , ibo gebeurd fulks door gebrek desnbsp;faads.
Over de oorfprong der Goude-torrens diend aangemerkt, datfe even op de felfde wijfenbsp;voortkomen als de andere Torrens; het Goudenbsp;kleur komt haar by toeval by op de volgendenbsp;wijfe : inde aardeIchuildeennbsp;daar door niet alleen de omliggende plaatleiivnbsp;maar ook de Planten geel geverruwt werden,nbsp;om datfe het fap tot haar trekken ; gelijk innbsp;de Stinkende-gouwe j en in de Curcumanbsp;baarlijk blijkt. Daarom als de fwarte Torrensnbsp;II. Deel.
ontrent defe plaatfen komen , fo werdenfe door de koperagtige Vitriolife fout-geeft, doornbsp;de warmte opgewekt, geel geveruwt, gelijk Ervarenit.nbsp;ik ondervonden heb als ik een fwarte Torrenbsp;met geefi van vitriof daar in een weinig Koper-groen snzs , natmaakte ; wantaanftondsnbsp;werde den felven uit den groenengoud-geel.nbsp;Invoegen dat dit eene Ondier uit verfcheide Saad-ftoflèn beftaat : want de * Mijn-«Mineraiia.nbsp;Iftofïen geven het kleur j de Herten hetnbsp;hoofd , en andere Ondieren het overige desnbsp;lichaams.
De oorfprong der Spaanfe - vliegen ftaat Tsas^nani'e-noch te verklaren : defe Ondieren werden gevoeglijknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;genaamd. Ari-rms.
foteles beweerd datfe tulTchen het Gras en Kooren , als ook op de takken der Populier-boomen voortkomen. Blintus meend datfenbsp;geboren werden uit deSwamderi/ö^/ij-rö/^jnbsp;uit de EfTche-boom en uit de Rofen. Daar innbsp;fy gelijk hebben , indienfe de naafte Saadftotnbsp;daar ook by; hadden gevoegt, wy meenen denbsp;Spaanfe-vliegen , voornamelijk de vergiftigenbsp;ren deele uit de vüilnis der Badden en ten dee-le uit denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voort te kómen ; dewijle de
Plantendicht by de Badde-nejlen gemeenlijk vol Spaanfe-vliegen werden gevonden ; ook Komerinbsp;komt de werking van haar wr^^met het fe-nijn der Badden overeen. Echter ontken iknbsp;niet datfe ook niétfoudén voortkomen uit denbsp;Planten met de vuilnis der beladen,nbsp;byfonder de fchadelijke Scheerlink,Monninks-en diergelijke boofaardige Kruiden, opnbsp;welkers bloemen ik menigte Spaanfe-vliegennbsp;heb vernomen. Het moet niemand wondernbsp;geven ^ dat de Spaanfe-vliegen uit de vuilnisnbsp;der Spinnen voortkomen, dewijle fommige denbsp;Spinnen fo gelijk zijn , dat’er naulijks eenignbsp;verfchil als aUeenig in ’t kleur fchijnt; doch vannbsp;het vergif der Spaanfe-vliegen isin’t X.Boeknbsp;breed gehandeld.
Van de Ligtmoggen.
De Lichtmoggën behooren ook onder dè Ondieren , die haar vleugels met fcheedekens mlggen.‘nbsp;bedekt hebben : fy werden fo genaamd omnbsp;dat haar fteert des nachts altijd licht geeft.
Over haar oorfprong is onder de Wijsbegeeri-ge gefchil: en nadien wy gelégentheid gehad hebben ontrent de felfde veel dingen Waar tenbsp;nemen j fo fullen wy voorftéllen het gene dcnbsp;ondervinding ons heeft geleerd. Sy zijn fwartnbsp;van vleugels, bruin van buik, en door fwartag-tig witte ringskens verdeeld. De meefte mce-nen, volgens het getuigenis van Borta , datfenbsp;behalven de ver faming ook uit den dau voortkomen. Wy erkennen datfe door wry2zwi«^,nbsp;even als boven van de Spring-banen , krekelsnbsp;en Torrens is geleerd , voortkomen: echternbsp;meenen wy datfe ook uit verdorve hout/oïmetnbsp;faad befmette kruiden haar oorfprong halennbsp;dew'ijle op die tijd wanneer de Ligt-moggen geboren werden naulijks eenig verrot hout is, opnbsp;welke niet een grootc menigte fit-.want als mennbsp;Ssnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dat
-ocr page 837-ii. AFoEE-ciat nbsp;nbsp;nbsp;een Vergroot-glasbefchoud, fo
fietmen Blaasjes als kleeneeyertjes, daar uit wormtjes voortkomen , die in Licbt-moggennbsp;nacht ugt veranderen. Sy geven in’tdonker/if,6^ ^ omnbsp;geven, datfe uit \cnot hout j ’t welk des nachts ooknbsp;lïchtet zijn voortgekomen; haar ligt werd doornbsp;geen water uitgebluft; om dat de lachte warmte in een tay lijmig vocht fchuild , invoegennbsp;datfe niet ligt van de vochtigheid overwonnen
werd. So ftetmendatfommige ö j jafelfs het Z^e-water in ’t duifter ligt geven. Aan denbsp;fleert ^ daar der Ligt-moggen ligt van fchijnt,nbsp;verneemdmen by daag een witte ‘vlak. In hetnbsp;I. Boek van ons Werk over de Schaduwe en hetnbsp;Licht j is defe faak in’tbreede afgehandeld.nbsp;En beneden fal daar over noch iets moeten ge-fecht werden.
Cap. VI
Befchry-•ving der Mieren.
Hieronymus Gods-dienfligeop merking.
Des Auteurs opmerking.
jElianus
aanmer
king.
ONder dusdanige Ondieren behooren de Mierenj de Spinnen ^ de Scorflioenen^nbsp;Vlojen j Luifen en diergelijke, welkersnbsp;oorfprong wy nu gaan onderfoeken, beginnende van de Mieren. De Mier is een neerftignbsp;fchrander Ondier, al de andere in arbeidfaam-heid overtreffende ; fo darmen fich over desnbsp;felfs onvermoejelijke befigheid moet verwonderen. Den H. Hieronymus is in de Woeftijnenbsp;door de neerftigheid der Miere aangefet omnbsp;fijn eigen traagheid in de Gods-dienftigeplig-ten te beklagen , fiende dat hy van fo een gering beeftjeinvolftandigheid van arbeid overwonnen wierde. Dit zijn fijn woorden ; Ikjienbsp;feit hy, de Mieren in enge Baden laflen groot ernbsp;als haar Itghaam bewarem eenige trekken metnbsp;haar gefcheer de bekken de Saden van verfchei-de Kruiden , andere brengen aarde uit^ en maken Hflken om het water uit te houden en be-forgt voor de Winter Jb quetjènde de Saden^nbsp;op datfe door de vochtigheid genat niet Joudennbsp;fchieten: andere begraven de dooden met merkelijke rouw s en 't gene boven al te verwonderen isjjy zyn malkander niet in de weegs maarnbsp;fiende eenige onder de laH bejwykenj, fo helpen-J'e die met foaar Schouders opbeuren. In't korte: die dag heeft my een aangenaam ver toog gegeven j en doen gedenken aan de woorden vannbsp;Salomon ons tot de Mier fendende om onfé trage geefl door haar voorbeeld op te wekken. W'elnbsp;en wijflijk gefecht. Ik heb ook menigmaal overnbsp;den arbeidè.ex Mierf^verbaaft geftaan, naulijks konnende bevroeden hoe datfe fo grootenbsp;laften voortliepen, en metdikwils herhaaldenbsp;pogingen brengen ter plaats daarfebegeeren;nbsp;ik heb niy ook verwonderd over haar voorfigt-heidom ter bequamer tijd voorraad op te doen.nbsp;zyBlianus fpreekter aldus van: het Koorn inge-oogsl zijnde fo verlaten denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;haar ge
woonlijke Woonfteden en gaan by eenen j tween of drïén na de Hors-vloeren om terwe engerflenbsp;te vergarenjfy loopen alle derwaartsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;eenige
gaan om de granen tc /beken j eenige keer en met de laf beladen te rug ^ Jywyken malkander met groote eere en bejeheidenheid op de wegnbsp;voor namely k de ledige voor degene die geladennbsp;zyn. Alffe uitgaan om voeragte j fo leiden denbsp;grooifie de andere als voorgangers by hetnbsp;Koorn gekomen fo blïfven de Jonge onder aannbsp;de Halmen j en de leiders klimmen daar op de
af ge broke Ayren de Jonge toewerpende ^ defe halen de granen uit het kaf j hebbende geennbsp;Wtrk -tuigen om te dorfen j noch geen wannennbsp;om te wannen nodig j ook behoevenfe de windnbsp;niet om haar Koorn te fuiveren. Die begeerignbsp;is te weeten hoe aardig fy haar wooningen nau-keurig volgens de regels derBoukunde maken,nbsp;en al de deelen der “ Burger kunde in ’t bedee- a, politik'nbsp;Jen der bedieningen vervullen , die lefe denbsp;Honds-dagen van Simon Majolm : hetnbsp;buiten mijn bellek daar van breeder te han-delen.
Over de oorfprong der Mieren is onótetêieMiertnhij’ Schry vers groot gcfchil ; demeeftebeweeren^^^jX»nbsp;datfe uit verjaming geboren werden , ’t gene oorfpronginbsp;wy nier lochenen , egtermeenenwe datfe ooknbsp;uit verrotting voortkomen ; doch om te ver-ftaan op wat wijfe fulks gelchied, daar in lichtnbsp;de fwarigheid. Wy hebben door naukeurigenbsp;opmerking ervaren ^ datfe uit y/r xxit omenbsp;Kalk j en uit de vuilnis yan Slangen ha^toor-fprong halen : want ik hebber nergens fo veelnbsp;gefien als ontrent Steen-gruis en op Koorn-velden j daar het voorgaande Jaarvesl d/ij-was ingebragt: dar de Bis het faad om Mierennbsp;voor te brengen in fich heeft is daar uit openbaar , om datfe door haar fteken en byten fonbsp;fiber pen pyn verwekken. Indien’twaaragtignbsp;is, dat de Ygt;ietengevoed werden met dar genenbsp;daar uit fy bejtaan fo is feker dat de Mierennbsp;uit Koorn voortkomen, dewijle fulks haar gemeen voedfel is. De Mieren zijn ook fo gratig raddtnbsp;na deBadden dateenBadde\neenMiete-‘“quot;^nbsp;neft geworpen in korte tijd verteerd werd; hetnbsp;felfde fy ook van de Slangen gefecht: de redennbsp;is om datfe uit de Badde-pis en Slange-vuil-nis voortkomen. Wy hebben ook waargenomen dat uit een doode Mier menigte anderenbsp;voortkomen , invoegen datfe , even als vannbsp;de Torren en andere Ondieren is gefecht,nbsp;t’ eenemaal daar in ontdaan werden.
De oorfprong der Scorpioenen-
De Scorpioen is een Ondier met acht Booten ^ en een fes of feven knopige Steertjnbsp;daar uit in fommige een , iu andere tweenbsp;Angels uit komen , waar in het vergif sat-fchuild , en daar door fy [om de doodelijkenbsp;wonde te geven werden aangemoedigt; eenige li„.krapnbsp;hebben fo grooten gelijkenis met de Rivier- tm.
kreef-
M*'
teerd
Mitren-n
BOEK , VAK
smfioeu. nbsp;nbsp;nbsp;kreeften, dat uit-
gefondert de fteert daar tuiïchen iiau-lijks eenig onder-fcheid is. c^JB.lianmnbsp;teld negen verfchei-de foorten van Scor-pioenen die in oor-Iprong, kleur, groo-te en gedaante vannbsp;malkander verfchil-len. In ’t Noordennbsp;7ijnfe nauliks te vinden, en die daar nognbsp;gefien werden zijnnbsp;nieefi: onfehadelijk en fonder Fergif, welkernbsp;een groote menigte op étNorife Alpen-bergennbsp;voortkomen. Men houdfe te vergiftiger nanbsp;datfe in heet er Landen zijn. In el/Egypten,nbsp;fttrnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Afrika en in de heete flaatfen van Indi 'én zijn-
fe fo Fenynig, dat iemand daar van geileken gemeenlijk Ilerft. Te Romen ontrent de oude gebouwen en byfonder op de Schelp-bergnbsp;zijnfe overvloedig, die wel vergiftig zijn, echter fo feer niet of haar Heek geneeft als denbsp;Scorpioen daar op gepletterd werdj gelijk innbsp;’t IX. Boek breeder is getoond. In Indiënnbsp;zijnfe feer groot, in Mauritanien gevleugeld,nbsp;op fommige plaatfen fonder lieert, rood,nbsp;alchgrau, bruin, groen of fwart. ^^yBlianus fegtnbsp;datfe in zF^gypten uit Krokodil-Iaad geborennbsp;werden. In Afrika weerden gtootcgevleugel-‘'”'ptoene!gt;. Mieren in gevleugelde Scorpioenen veranderd. En of fchoon feker is datfe uit verfa-ming geboren werden, echter is door de volgende Ervarenis waargenomen, datfe ook uitnbsp;laar eige lichamen voortkomen.
XII.
Een Ervarenis,
Over oorfprong Scorpioenen-
Tiottgefioote doode Scorpioenen in een glas, giet’cr op water van Bafilicon-kruid, fet’ct een!nbsp;dach in de Somer-fon, en dan fult gy door een inbsp;. Vergroot-glas een groote menigte kleeneinbsp;Scorpioenen konnen fien. So fietmen ook datnbsp;uit de uitdygfels fo van doode als levendenbsp;Scorpioenen andere te voorfchijn komen, datnbsp;het Kruid Bafilicon bequaam is om Scorpioenen voort te brengen, gefchied uit oorfaak datnbsp;dit Kruid eenige gemeenfehap met die Ondieren heeft. Dat door het dikwils rieken defesnbsp;Kruids een Schorpioen in de herfenen van eennbsp;Italiaan is gegroeit, verhaald HoUeriuSj en Am-brofus RarégQcit des felfs naukeurige Afbeel-diM. Sy feggen ook dat de Bafilicon gefloten Inbsp;tuiRhen twee tighels in de Son gelegt in xq uu-ren Scorpioenen voortbrengt; T gene ‘Fliniusnbsp;ook verhaald: Arijioteles fchrijft ook in zijnnbsp;wonderlijke verhalen, dat Scorpioenen geboren werden uit verrotte roode wilde Munte^nbsp;dat een foort van Bafüicon is. Flinius fieldnbsp;dufdanigen Ervarenis voor om al de Scorpioenen die ergens fchuilen op een fekere plaats tenbsp;vergaderen, namelijk met een hand vol Bafili-II. Deel.
Seor. P'Ofn helftnbsp;S^ootenbsp;^^^nfehap
^até.
Vilnius.
DE ONDIREREN. nbsp;nbsp;nbsp;313
con onder xoRivier-kreeftengQmamp;ngto^^è^iQ plaats tenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Avicennaiclaxxfi een vriend Avicenna;
gehad te hebben , die na fijn; believen Scorpioenen voortbracht uit verdorven hout, dat ik niet anders alsdewrrorrcy?^^/^ van Bafilicon agte gc weeft te zijn ; hy legt ook dat gepoederde Bafilicon met Scorpioen-afTchc ge-mengt de Scorpioen-fleken heeld; dat alle tee-kenen zijn van onderlinge vriendfehap tus-fchen de Bafilicon en de Scorpioen. Doch iknbsp;kan niet fien hoe dit ondier alleen uit de Bafilicon fonder hulpe van eenig dierigfaadfoudenbsp;voor-komen : en als ik daar over bekommerd,nbsp;raadpleegde met den afgerigte Kruidkundigennbsp;Francifcus Corvinus, foo anrwoorde hyfulks J^rancifcusnbsp;geen wonder te zijn; devvijle in een fekere hemnbsp;gemeene wortel een Worm, de Scorpioen nietnbsp;ongelijk, gevonden werd, die de Plant met zijnnbsp;faad befmet hebbende , fo komen daar Scorpioenen uit. Datfe ook uit de Rivier - kreef- scorpioenennbsp;ren voortkomen, gefchied uit oorfaak vanquot;J^^quot;'Tnbsp;de groote gelijkheid diefe met malkander hebben : op wat wijfe fulks verrigt werd leerdnbsp;Ovidius j feggen de alfmen de holle pooien ovidius.nbsp;neemt van de Oever kreeft en het overige ondernbsp;de aarde legt j fo fal van V begrave gedeeltenbsp;een Scorpioen voortkomen j die met fyn angeli-ge fteert dreigt : doch dit fy genoeg over denbsp;oorfprong der Scorpioenen, laat ons tot denbsp;Spinnen overgaan.
Fan den oorfprong der Spinnen.
De Spin is een agtvoetig ondier fonder vleu- dlt; spimten gels en angel, doch het vergif uit haar mond fe-verende, werd in ontelbare foorten onderfchei-den ; en daarom is over des felfs oorfprongnbsp;groot gefchil. Arijioteles fegt d'XtêiQ. Spinnennbsp;door verfaming voort-teelen, en dat uit haarnbsp;verfaraing de Springhanen voortkomen, hetnbsp;welk van onfe waarnemingen niet verfchild :nbsp;want dc faad-flof die in de uitdygfels van eenignbsp;dier fit, kan vermogens zijn een voort tenbsp;brengen ; even als Arijioteles ook fegt dardenbsp;Rupfen op de Kruiden de vrugten der Spinnennbsp;zijn. Doch op eenfamc plaatfen als in onbe- tverdm lig.nbsp;woonde huifen , in toorens en fchuuren, ja^'^^^^nbsp;felfs in ’t Veld in de Weiden, ondcraardfe ho- luatfen ‘nbsp;Icn , in de vrugten van fommige Planten,nbsp;Terebintijn-boom, deOlm-boom, inde Gal-noren en Hafelnoren werde Spinnen gevonden ; en de ondervinding leerd ook datfe uitnbsp;de faden die in ’t flof zijn onder de aarde ennbsp;op ’t water voortkomen; ja ook op alle plaatfen. Eerfl verneemtmen eenige kiene eyertjes zyn feernbsp;in blaasjes daar uit klceneWormtjes of lievernbsp;Spinnetjes voortkomen, die aanflonds aan hetnbsp;fpinnenvallen.enfo fijnenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;maken, datfe
fonder Vergroot-glas niet wel konnen gefien werden.Ik heb fomtijts uit een blaasje xo of 3 onbsp;Spinnetjes fien uitkomen, in voegen dar ik mynbsp;overdefe ongemeene vrugtbaarheid niet genoeg kan vervvonderen;voornamelik heb ik ditnbsp;vernomen op de Salvie-blaren die geheel metnbsp;eyertjes en fpinfel bekleed zijn; d’eyertjcs zijnnbsp;wit en feet kleen,egter met een fchale voorfiennbsp;Ss 2.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;die
-ocr page 839-II. Afdee-
LINGE.
Hihben getn eigent-iijke verftt-tnmg.
die gebroken werdende^é’/®/V geeft, en door 1 oogwit is gefchied om nbsp;nbsp;nbsp;te vangen gt; daar
de,warmte gebroed, fo fietmen de Spinnen uit- op de Spinnen enkelijk uit zijn, De webbe be- s^^„en«»i
a Geome-tra,
b Aftrono-mus. c AArola-bium.
d Circuli verticales.
t Circuli Horizon-tales.
ftaat wel uit brofle teere draden, echter fo fterk ’t datfe de Spin konnen dragen, die daar over alsnbsp;een Koorde-danfer en Jager loopt. De dradennbsp;haaltfe uit haar eige lichaam nemende daar toenbsp;een tay lymig vogtj dat tot foo fijne draden getrokken werd,zijnde fo klevig datfe over al aannbsp;vaft blijven. De Spin verrigt ook het werk vannbsp;een Najer o{Stopper : want door de Vliegen,
Wind of ander ongeval eenige gaten in haar net gefcheurd zijnde, fo weetle die fo aardignbsp;tedarmen de minfte reekenen daar vannbsp;niet fien kan. Het is te vermoeden dat denbsp;Sterrekmdige haar Sterremaat volgens hetnbsp;net der Spinnen hebben leeren maken. Haarnbsp;draden loopen als in een ^ middelf ip te gaar,nbsp;’tweven barer netten fchijneniedeplichtvan die door evenwijdige dwersdraden in’t rondnbsp;een goedquot; Meetkundige en * iS’^^rr^ié?^«t/i^£‘onderfteund en te gaar gekoppeld werden : innbsp;waar te nemen, want haar net heeft de Afbeel-jhoud de Spin haar fitplaats, om zehetnbsp;ding van een‘ Sterremaat daarin '^Top-krin- heter gewaar te werden watin’rheelenetom-;^^nbsp;gen en ’ gefgteindige Kringen vertoond wer- gaat, in ’r loopen langs de draden weetfe haarnbsp;den, gelijk in de nevens-gaande Afbeelding lichaam fo evenwigtig te houden, dat de gau-
fte Koorde-danfer daar by niet halen mag. Als-fe eenige bequame voorwerpen lier om haar net vaft te maken, fo laatfe een lange draadnbsp;los nederhangen, die door de wind tegen datnbsp;voorwerp aangedreven daar vaft aankleefd, ennbsp;fo haaft de Spin fulks gevoeld, fo looptfe daarnbsp;langs om haar net te volweven ; dat verrigtnbsp;zijnde, foo weeftfe een nejt van digte dradennbsp;om in te woonen , daar uit fy gaande om Vliegen te vangen, fo fteltfe haar, gelijk alredenbsp;gefegt is midden in ’t net : het is vermakelijknbsp;te fien , als’er ergens een Vlieg in ’t net komt, 4V/W'nbsp;hoe veerdig de Spin langs de draad, diefe voeldnbsp;bewegen, heen loopt, en de Flieg aanvat, fonder die los re laten voor datfe heel is uitgefogennbsp;daar door de verteerde en aan de draden bellede ftof in haar wederom werd herfteld. Dusnbsp;veel hadden wy over den oorfpong en wonderlijke aart der Spinnen te feggen.
loopen. Wat hz'axteel-verfaminghQtKit, die is geen eigentlijke ver faming j dewijle fy geennbsp;teel-deelen hebben , maarffy fchijnen alleenlijknbsp;met malkander te verf amen j alife met haar ag-terfte deelen een taye ftof de een de andernbsp;overfetten daar uit eerft een kittelingen vervolgens een drift verwekt werd, die oorfaaknbsp;is dat de kracht in de Jadelyke ftof tot eenigenbsp;blaasjes opweid, die gebroken zijnde fo komennbsp;de neerftige Spinnen daar uit te voorfchijn: ennbsp;dit is de rechte en eenige wijfe van de voorttee-lingder Spinnen.
De aart der Spinnen is feer wonderlijk, invoegen datfe in fchran der heid de Mieren en Biën geenfmts behoeven te wijken : wantin
blijkt: de draden ftaan even wijd van malkander als of de felfde volgens de verdeeling met een paf er gefchikt waren, datmeteenfeker
Cap. vil TT^®' “ Wijsbegeerige vinden haar felfs phiiofo- I 1 wonderlijk verlegen over de groote me-oe Ww»» '¦^“^nigte van Wormen en andere Ondie-grojen in al ren die fomtijds in den menfeh geficn werden;nbsp;tan’tmen- niemand heeft tot nochde wareen naa-fchen Ug. fte oorfaak aangewcfen, de meefte gefet zijn-haam.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;op verderving der vier vogten. Ik fal
mijn gevoelen met weinig woorden voorftel-len ; de ondervinding heeft geleerd, dat’er niet een lid in den menfeh is, ’t welk niet fomtijds Wormen en Ondieren voortbrengt: wantnbsp;(om nu niet te fpreken vande Wormen indenbsp;Maag en Darmen) in de Herfenen zijn niet alleen Wormen,maarookWandluifen, Scorpioe-nen enz. gelien.In de Ooren, in de Oogen,in denbsp;Neus en in deTongzijnfe menigmaal vernomen, als ook in de Handen j Voeten, Dyen
de
en Schaam-deelen : in de Luis-fekten ver-teerdaldeftofïèndeslichaamstotluifen : dat het bloed met Wormen befet werd hebben wynbsp;door verfcheide Ervareniften inonieverhandeling over de getoond, daar ook aange-wefen is, dat bet vuur, de Hainvorm, de Melaatsheid en de Pokken alleen door de Wormen veroorfaakt werden, die de huid en hetnbsp;vleefch gedurig opknagen en wegvreten. Tenbsp;vooren zijn ook voorbeelden bygebrachtvannbsp;Kikvorfen, Slangen en diergelijke Ondieren innbsp;de huid, en door braken uitgeworpen.
Tiitongedierte haald fijn oorfpronguithet ‘z;o^4/^/datwenutren : want dit voedfel, onsnbsp;van de Dieren en planten toekomende, is metnbsp;de Saadftof van verfcheide Ondieren beladen,nbsp;die in ons lighaam een bequaam vocht aantreffende
VII. fende door dc warmte het een of het ander on-1 fen veranderd. Darmen fecht het overvloedig ff'aaror» -De We. gedierte voortbrengt. Daarom fietmen dat de 1 eten van F^gen ycel Luifen voort te brengen
, welkers meefte voedfel Melkis, [moet fo niet verftaanwerden , alsoffeonge-^w^wei^. veel met wormen geplaagt zijn : om darde i middeld uit de Vygen foude voortfpruiten,
, om datfe veelnbsp;^‘ik eten.
Melk ^ beladen zijnde door de fadelijke Hof j maar alleenlijk dat inde Vygen een bequamc
van veel Ondieren en Planten, door de fachte warmte der Kinderen lichtelijk in wormennbsp;veranderd, ja de ondervinding heeft getoond.
««frfi/,/,ei.dat de Melk vol wormen is. Bejaarde men-hebben fchen werdeii ook met wormen geplaagt, wan-(prong '“'uit ïieer fy met de kruiden de Saad-ftoffen van ^^oniitren. verfcheidc Ondieren inflingeren , of vleefchnbsp;eten dat begind tt ver derven Qnmtt Madennbsp;befet is: daar uit na de verfcheidenheid der leden ook verfcheide Ondieren ontftaan , dienbsp;veel quaadaardige fiekten veroorfaken, namelijk Peft, Koortfen, het Vuur enz. de Saadftofnbsp;van Spaanfe-vliegen verwekt opfpanning dernbsp;Roede, Pijn en Sweering in de Blaas ; de uit-dijgfels van Kevers fijn oorfaak van Hcrtklop-pingj Yhnx.tn,enz. fommigefaadftoffen veroorfaken walgen, fwijmelingverduifteringdesnbsp;gefigts ^«2;. invoegen wy grond hebben te be-fiuiten, dat ’er geen fo quaad-aardigen fiektennbsp;is, die niet uit dufdanige quade ftof veroorlaaktnbsp;werd ; gelijk inbreeder is getoond.
Defe dingen fo in ’t gemeen voorafgefonden zijnde, fo laat ons overtreden rot de oorfprongnbsp;der Ltiifen j f^loijen en PFand-luiJen.
Léuifen in den nienfch halen haar oor-
i^!lI;^^^ ,^quot;fprong niet uit het vleefch , noch uit bedorve
1^» en bloed, noch uit verrotting : want indienfe uit kander vergaard liggen. De vloijen beftaan
Me
uit het vleefch voortquamen, fo fouden allerlei Menfchen, Rijke en Arme even feer daar medenbsp;gequeld werden, echter fietme datfe gemeenlijk ontrent Arme j die veel Sweeten en geennbsp;verfchooning hebben, huis-houden: datfe nietnbsp;uit verdorve bloed voortkomen is daar uitnbsp;openbaar, om dat de ondervinding in de Gaft-huifen leerd dat/wakke en met quaadaardigenbsp;Koortfen befogte menfchen vry van Luifennbsp;zijn, niet tegenftaandefy te voren een geheelnbsp;Heir-leger konden uitleveren. Daarom vermoed ik de Luifen voort re komen uit de Sade~nbsp;lijkegeeBen dit\nonswotóSt\id\m\ctt. : wantnbsp;dewijle door de fweetgaten gedurig eenigenbsp;fijne ftof uitwafemd, die eenige grove deelennbsp;met fich fleept ,{fo gebeurtet dat defe ftof tuf-fchen vel en vleefch blijft hangen, daarfedan,nbsp;feer fijn zijnde, invloejen, wat grover zijnde,nbsp;in Luifen, en noch grover zijnde, in Wand-lui-
^AP.VIIï,
^^lineralia,
Gee
van
Jf»iaakte
J‘‘’’yende
^^dieren
onvol-
^‘gt;-den.
ftof fchuild, die aan de huid gebracht lichtelijk in Luifen veranderd , daar toe de Vygen doornbsp;haar warmte en vogtigheid bequaam zijn.nbsp;Het is ook ondervonden dat de Vloijen ook uitnbsp;Tis metftof van de vloer gemengt, als ook uitnbsp;haar eige uitdïjgfels voortkomen; de vloi-netennbsp;geven te kennen darde Vloijen ook door teel-verfaming voortkomen op die wijfe als van andere Ondieren is gefecht; daarom ik my ver^nbsp;wondere èi'^x.Arijtotelesïtdax., dat de Vloijennbsp;door de teelverfaming wel iets voortbrengen,nbsp;daar uit nochtans niet anders geteeld werd.nbsp;Indien hy kennis van Vergroot-glafen had ge^nbsp;had, hy foude fulks niet gefecht hebben; wantnbsp;ik heb uit de vloi-neten een groote menigtenbsp;vloijen fien voortkomen , die eerft wit zijn,nbsp;doch in ’t korte/K’^ar^ werden : het felfde fynbsp;van de Luifen tnlVand-luifennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Het
Vergroot-glas leerd dan dat de nbsp;nbsp;nbsp;voort
komen uit een verdervend fiijm, methulpe der dierige geeften , in welke eennbsp;kracht fchuild : alsmen de Luifen door eennbsp;Vergroot-glas fiet, fo zijnfe heel doorfchijnigjnbsp;uitgefonderd een donkere vlak in ’c midden,nbsp;die de dienft van ’t hert waarneemd; de Eyrennbsp;fietmen ook aan’t agterftedesLijfsby mal-
Het Hen der Luifen.
uit het bloed datfe fuigen, daar van fy feer dik opfwellen, ik heb een Vloi aan t^nketentienbsp;valt geilen, die , hongerig zijnde, fo haaftalfiènbsp;, op de huid gefet werde aanftonts fich tot ber-ftens toe volfoog, en doen weer in haar ruft-plaats vertrok; het is een laftig Ongediert dennbsp;menfeh nagt noch dach latende ruften;heeft denbsp;gedaante en wijfe van fpringen als denbsp;hanen j doch geen vleugels. Dc fVandJuisf/.^nbsp;is een affienlijk en vuilftinkend ongedierte;nbsp;onthoud fich in de reten en groeven det Bed-fteden en Ledekanten : uit de vuilnis dernbsp;menfchen, als ook uit de vvafemen des verdorve en met flijm vermengd bloed^ gelijk uit desnbsp;fclfs vervaarlijke en doode krengige ftanknbsp;openbaar is: doch op datfe door haar/tank onsnbsp;niet doet walgen, fo laten wyfe varen en gaannbsp;over tot andere dingen.
Da ar zijn mdcnatnmgeeftigeAcdêijes, die van andere’, haar niet gelijk zijn af-gekheiden en met de ftof vereen igtnbsp;* Mynftojfen^ Elanten tnDieren vóórtbrengen. Doch alle vereening is daar toe niet genoeg ; maar daar werd een fekere overeen-komft en behoorlijke mate vereifcht. Bynbsp;voorbeeld als ’er een Teerd vergaat, fo kanmen niet feggen dat des felfs fiele vervliegt.
maar de geeften werden herwaart en dervvaart verftrooit : daar door gebeurd dat de felfdenbsp;deeldjes noit meer met malkander werden ver-eenigt; want door de locht vervoerd fo werden-fe by defe of gene andere ftoffe gebracht, daarom als’tgebeurd dat de geeften metfooeennbsp;ftofïè werden vereenigt dat’er cenDierkannbsp;uit voortkomen, fo werd de vormende krachtnbsp;aanftonds opgewekt om een voort tenbsp;Ssnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bren-
Een Vief aan een Kt-
Wand*
door Konji ¦voort tenbsp;brengen. ilafdïe- brengen , doch verfchillig van dat gene , uit LiHG. welke de geeft is voortgekomen. Opdiewijfenbsp;werden allenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vanfelfs komende Ondier en wix. verrotting voortgebragt ; als ook de van felfs groejeitde Tlanten: hoe weiniger defe geeftennbsp;zijn, fo veel te onvolmaakter zijn de voortgebrachte Ondieren en Planten.nbsp;ïM regenA Het gebeurd fomtijds dat’er met de Ondieren op de aarde vallen; om dat in de Regen en Wolken de geeften en Saadftoffen van allerlei Dieren zijn door de Son opgetrokken;nbsp;die dan by malkander komende door de vormende kracht werden totnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gemaakt: dit is de reden dat het Regen-water veel ligter wormen voortbrengt als Rivier of Bron-voa-ter. So fiermen dat door de Regen menigtenbsp;Kikvorfen te voorfchijn komen, die niet in denbsp;werden uitgebroed , maar de Regen is metnbsp;der felver Saad-ftoffen , die uit de Poelen ennbsp;Gragten door de Son zijn opgetrokken , be-fwangerd , daarom alsfe op de warme grondnbsp;vald, fo maakt de vormende kracht aanftondsnbsp;Kikvorfen : want ik heb nooit konnen vernemen , dat’er volmaakte Kikvorfen uit de logtnbsp;zijn gevallen, niettcgen-ftaandedegemeenenbsp;man fulks voor feker houd. So dat de natuurkundige haar te vergeefs pijnigen , alsfe denbsp;oorfprong dufdaniger Kikvorfen van een ongemiddelde medewerking Gods willen af leiden,nbsp;de wijle de felfde door haar eige oorfaken makkelijk kan verklaard werden; gelijk uit de volgende Ervarenis blijkt. Ervarenis, Over den oor ff rong nbsp;nbsp;nbsp;Kikvorfen. Umitrt om Nadien de Kikvorfen in de Lente al de Poc-Kikvorftn Jen Gragtcii met haar nbsp;nbsp;nbsp;very uilen , fo door Kon nbsp;nbsp;nbsp;noodfakclijk , de Gragten uitdrogen de , veel Jonge Kikvorfen met het ffk vermengt werden. Om dan Kikvorfen voort te brengen (o gaat aldus te werk. Neemt van ditnbsp;ffk vermenget met Regen-water en fet’etinnbsp;een aarde pot des morgens in middelmatignbsp;warme Son, mak’et fomtijds nat met fodanignbsp;water, op dat’et nietdrooge, en eerft fullen fignbsp;eenige blaasjes openbaren , daar uit kleenenbsp;witte Kikvorsjes voortkomen, hebbende geennbsp;agterjlepooten j maar alleen, meteennbsp;feertj die allenskens inmttagterJieRootennbsp;gefplift werd , invoegen datfe tot volmaaktenbsp;Kikvorfen werden , gelijk ik in ’tbyzijnvannbsp;veel luiden , niet fonder verwondering der aan-fchouwers getoond heb. Daar uit openbaarnbsp;werd , dat fodanig flijk metnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;be laden is. op wat wij- De Slangen werden even op de felfde wijfe getJiTennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ander Ongediert voort gebracht uit de fade- voortge- lijke ftof dct doode Slangen: vele verwonderen ueid.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ovcrftroomen en onderloopen van landen fo veel Slangen te voorfchijn komen : doch fulksgefchied uit geen ander oor-faak , als omdat de Slangen in de Bergen ver-fchuilende door hetwater werden vernefteld, die dan inde vlakten ftervendemethctflijknbsp;werden vermengt, waar uit namaals menigte |
Slangen voortkomen , om dat gedeelte der Slang een Saad-kracht heeft, invoegen datnbsp;uit een Slang wel duifend andere konnennbsp;voortgeteeld werden , gelijk uit de volgendenbsp;Ervarenis blijkt. Ervarenis, Om Slangen voort te brengen. Neem fo veel Slangen nbsp;nbsp;nbsp;, fnijdde felfde gerooft zijnde in feer kleene ftukken, ‘^f^oolt doet die by vogtigc aarde, en maakfe met Re- sunge»nbsp;gen-water door een llftigvat nat ; fteldhetj®^^’^^'*nbsp;mengfel in de Lente-fotij en gy fult vernemen,nbsp;na verloop van agt dagen , dat de aarde volnbsp;Wormtjes werd, die alsmen Melk by het waternbsp;om haar te bevogtigen, vermengt, allenskensnbsp;' tot volkome Slangen aangroejen, en door teel-verfaming oneindig voortfetten. Dit ben iknbsp;eerft ontwaar geworden aan een doode Slang innbsp;’t veld , daar in ik menigte fodanige Wormtjesnbsp;vernam, eenige waren klecn , andere middel-flag , en fommige hadden t’eenemaal de gedaante van Slangetjes: ’t is wonderlijk dat onder defe Slangetjes fomtijdsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gevonden werden ; die ik meene voort te komen uit de faad-ftof des voedfels. Uit de doode rompen der Dieren komen fo menigte verfcheide Ondieren te voorfchijn,nbsp;uit de verfcheide faad-ftoffen des voedfels,nbsp;dat de Dieren in haar leven nutten: want denbsp;Kruiden zijn beladen met Vliegen , Rupfen,nbsp;Kapellen , enz. laat ons de faak door de volgende Ervarenis beveiligen. Ervarenis, Betreffende de voortteeling van verfcheide Ondieren. '^ttroBeerde-misj Koeje-misoxxEfels-mis verfehid» van elks een deel, menger te gaar in een wijdenbsp;pot, en bevogtig’et met water uit de Kruiden, wor/.?»-welke die heeften eten , fet’et in een matigenbsp;warmte der Son ; doch gedekt, op dat’et nietnbsp;drooge ; dan fietmen in dit mengfel eenigenbsp;blaasjes door óttquot;'gifting verwekt ; en kortsnbsp;daar aan Vliegen , Wefpen Veelpootige Rupfen en diergelijke Ondieren te voorfchijn komen , die haar oorfprong halen uit de Saadftoffen, welke die heeften met het voedfel hebbennbsp;ingeflingerd: want die Saadftoffen te gaar vermengt en door de Son gekoefterd doen fo eennbsp;vcrfcheidenheid van Ongediert aandendachnbsp;komen. Laat ons hier by voegen een Ervarenis overZee-ondieren. Ervarenis, Over Schelp-vis in Apulien en Sicilien^e-bruiklyk. Defe Ervarenis heb ik niet fonder verwon-^^^fi^^'^^ dering eerft in ontrent i x Mijlen van Mejfina gefien. Om de Schelp-vis te vermeerderen fo ftootenfe de Schelpen kleen , diefenbsp;even als de Boeren het Koorn zaijen , aan denbsp;oever van een feker fout Meir, ontrent 6o treden van de Zee gelegen, werpen , en laten dienbsp;daar fo lang blijven , tot dat het water door de |
3^7 XII. boek, vande wind of onderaardfe groeven opkomende de feifde bedekt, daar door fo een menigte vannbsp;Schelp-vis te voorfchijn komt dat iemand fulksnbsp;niet gefien hebbende het feifde befwaarlijknbsp;foude konnen geloven. Ik heb verftaan ietsnbsp;diergelijks re Tarentum te gefchieden metnbsp;palen van een feker hout in de grond der Zeenbsp;te ftellen , daar aaneen fekereftof blijft hangen,, die tot een onbedenkelijke menigte vannbsp;Af/6é’^-wj’aan-wafl:. Den Vader Martiniusnbsp;getuigt in fijn Gefchied-fchrift van China daarnbsp;ook iets diergelijks re gefchieden. Toegift. Uit het gefegde is openbaar dat allerlei ongedierte, alfmen weet waar uit fy haar oorfprong halen, of wat Kruiden fy graag na zijn, van ons |
DE ONDIEREN.door konft kan werden voortgebracht : want daar is, volgens het voorgaande geen Diernbsp;noch Kruid dat niet eenig ondier voortbrengr. Ja felfsde allergefonfte Kruiden, namelijk de Salvie ^ de Rute en de Venkel zijn niet vry. Doch het aanmerkelijkfte hier ontrent is, om^‘’«*^^-uit te vinden op wat wijfe de Wormen binnen in de Notenen'm2LndiCtQè.)ch.tgamp;i[otevrugtentmki)meïj.nbsp;komen ? daar over aangemerkt diend te werden , dat het faad defer Wormen gelegt werdnbsp;in de Bloem dufdaniger vrugten, het welk dannbsp;met’er tijd tot Wormen aanwaff. Het verdiendnbsp;verwondering hoe al de dingen in de natuurnbsp;een gedurige omloop hebben, en fonder ophouden gaan en keeren; want uit de Dierennbsp;en Planten werden Ondieren voortgebracht;nbsp;die tot voedfel van Dieren verftrekken. |
Waarom de natuur foo Veel ‘Verfcheide Ondieren heeft Ipillen Voortbrengen.
De ‘ wandelwijfe feggen dat al de ver-fcheide Ondieren nergens toe zijn voort-gebracht, als tot vereiering wannbsp;’t geheel Al. De Godgeleerde bewecren, datnbsp;God de feifde tot firaffe van Adams fondenbsp;heeft in de wereld gefonden, dewijle de mee-fte eenige weinige uitgefonderd, fchadelyk ennbsp;‘verderflifk zijn: wy zijn van oordeel dat, ofnbsp;fchoon de Ondieren, behalven de Biën en Sy-de -wormen ^ den menfch door haar felfs geennbsp;voordeel toebrengen, en alleen totnbsp;van’t geheel al niet gefchapenzijn, echter denbsp;wereld defelfde fonder groote fchaden niet kannbsp;miïïèn; om fulks te bewijfen fo hebbenwe voornbsp;derferver nuttigheden op te tellen.
In het IX. Boek is getoond dat de locht, het Water, de aarde en al de gemengde lichamennbsp;oneindig veel •verrotting onderhavig zijn; ennbsp;op dat de Mijnftoffèn, Planten en Ondierennbsp;daar door niet t’ eenemaal fouden bedorvennbsp;werden, fo heeft de Godlijke Wijsheid doornbsp;haar dienarefïê de natuurde Ondieren voort-gebracht , om te dienen als Burfen, daar in hetnbsp;Vergif van alle plaatfen getrokken werd: wantnbsp;defe Ondieren hebben als een Seillleenigenbsp;kracht, invoegen het Fcnyn daar heen gedreven werd; op dat menfchen en heeften op denbsp;aarde, in ’t water en in de locht fonder fchadenbsp;fouden konnen leven. En om te verhoedennbsp;dat de groote menigte Ondieren de menfchennbsp;en heeften niet fouden overmeefteren, fo heeftnbsp;de natuur befchikt datfe tot voedfel voor de vogels fouden verftrekken; daarom fietmen datnbsp;veel Vogels, Vliegen, Rupfen, Kapellen,Torrens, Wormen en ander Ongedierteten. Ennbsp;uit de uitdygfels als ook uit de doode rompennbsp;der menfchen en heeften komen weer anderenbsp;Ondieren te voorfchijn, op dat’er noit Burfennbsp;fouden ontbreken om het Fenyn te ontlangen,nbsp;en op dat ieder Dier fijn voedfel en onderhoudnbsp;fou krijgen. Indien defe verwifïèling in de natuur niet geduurig gefchiede, alles foude ’t on-derfte boven en in ’t korre ten verderve gaan.
IX.
.“.Peripa-
‘ie On,
ondie.
gt; als omnbsp;Venijn u
De Ondieren doen de menfchen en heeften noch defe nuttigheid , datfe het onfiiivere’^ffnbsp;bloed’rwelk haar mocht fiek maken, uitfui-gen ; daarom of fchoon de Luifen , Vlojen,nbsp;Wandluifen, Wormen, enz. laftig vallen , echter zijn ’t middelen tot gefontheid.
Daar en boven zijn de Ondieren ook vancev^ def-grootc nuttigheid in de Geneeskonji, om fware, en door andere middelen ongeneeslijke fiek-ten te verdry ven. De Syde-wormen geven denbsp;ftof tot vercieringaan den menfch, en de Biënnbsp;maken Honig.
Het gebruik der Ondieren in de Gènees-konft.
Dat God en de natuur niet te vergeefs doen Kmüghed blijkt onder andere in de Ondieren, die onge-meene krachten en eigenfehappen hebben, omnbsp;fware ftekten en fwakheden re verdrijven en tenbsp;genefen. En om van de Biën te beginnen, wienbsp;ftet niet dat de Honig een feernut middel is;nbsp;dewijl’er naulijks eenmengfelvande* Artfe- ^Apote-niebereiders werd toegemaakr, of daar in komt''®'®''nbsp;Honig; het Was is ook van groote nuttigheid,nbsp;en diend tegen veel gebreken.
De Sijde-wormen geven niet min nuttigheid, vandesy-dewijle fy de fijde verfchaften, daar mede Pau- ‘ie-y^ormen. fen, Keifers, Koningen, Vorften en allerleinbsp;foort van menfchen bekleed werden. Ooknbsp;diend de Sijde om de cierlijke behangfels ennbsp;kleeden in de Kerken, Paleifen en gemeenenbsp;Huifen te maken; foo dat’er naulijks iets bynbsp;de menfchen geacht is, of het werd van Sijdenbsp;gemaakt. De vliesjes daar de Sijde-wormennbsp;in verfchuilen zijn in foo grooten weerde,datfenbsp;onder veel andere dingen in dat koftelijk tegengift de Theriakel komen.
De Krekels dienen om verftoppingeil teemdem. openen, de Pis te bevorderen de Kolijk en an-dere gebreken te genefen, gelijk b'^Galenmnbsp;en Diofcorides re fien is.
Wien is onbekend wat dienft de Spaanfe-vliegen in fware en opgegeve fiekten doen.? wanneer in quaad-aardige Koortfen alle andere
-ocr page 843-II Afdee- re middelen te vergeefs zijn gebruikt , foo ' neemdmen fijn toeviugt tot de Spaanfe-vliegen , als tot het laafte pligt-anker : want gepoederd en met andere dingen tot de gedaantenbsp;van plaafters of falven gebracht, en alfo op de
LINGE,
Vm As spaan fs~nbsp;vliegen.
De Flieg Napeüalis, volgens het getuigenis nbsp;nbsp;nbsp;vliegt»^
van Galenm j een tegengift tegen allerlei Ver-gif : werd ook met groot voordeel gebruikt tegen de Kaal-heid , Melaatsheid en Bloed-fweeren.
armen en beenengclegt rukken menig menfch j De Wandluifen onwetende van de lijders ff'andlHifi”-uit de kaken des doods, gelijk de dagelijkfe i met een bequaam vogt gedronken zijn een
ondervinding leerd.
De Schieters j dieeenfoortvanjörr^^jof Krekels zijn, en meeft by de Bakkers gevonden werden , zijn een byfonder geheim omnbsp;de gebreken der Oor en te genefen, als de Olienbsp;daarfe in gekookt zijn meteen wolletje in denbsp;Ooren gedaan werd.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;getuigt datfe aan
de hals gehangen Azgeelfügt genefen.
De Mo^en. nbsp;nbsp;nbsp;Moggen dienen niet alleen, volgens ‘Pli-
nius j om de Fygen rijp te maken, maar ver-ftrekken ook tot voeafel aan de Swaluwen, Vledermnifen en aan andere Vogels.
Dat de Torrens ongemeen dienftig zijn tegen de Kramp- cn Semi-trekkingen heb ik van een deftig Swemmer geleerd, die fich noit tenbsp;water begat voor dat hy zijn leden met Olienbsp;van Torrens betlreken hadde. Men fegtooknbsp;dat de hoornen van gehoornde Torrensnbsp;hals gedragen kracht hebben de derdendaagfenbsp;Koorts te verdrijven ; Tlinius verhaald datnbsp;de aarde daar Torrens nejielen dienftig is tegennbsp;de Gigt ; jdldrovandm getuigt dat de Olienbsp;daar in de Torrens gekookt hebben goed tegennbsp;de ppn der ooren en doofheid zijn; Tlinius fegtnbsp;dat de Góude-torrens fo een wonderlijke kragtnbsp;hebben om het gefigt te verfterken dat de kostelijke Steenflijpers de felfde in ’t flypen voornbsp;haar flellen, om door dikwils daaroptefiennbsp;haar oogen te verquikken.
De rook van Springhanen geneeft wonderlijk het moejelijk Tiffen : de Springhanen met Bokke-roet vermengt, en onder de gedaantenbsp;van een Plaafter op de Schorftheid en Melaatsheid gelegr helpt de felfde wonderlijk;nbsp;geneeft Slange-beeten: de ondervinding heeftnbsp;ook geleerd dat een Springhaan in een glasnbsp;fuivereWijngdamp;gx niet gronde gaat j maarnbsp;indien’er water by de Wijn vermengt is fonbsp;fmktje ftraks neder.
De Ligt-moggen hebben groot gebruik om Hffen te vangen : want als’er een deel in eennbsp;glas gedaan by het water gebracht werden, fonbsp;loopen de Fijfen als verbaaft na dat licht, ennbsp;konnen met het net gevangen werden.
De Mieren vooornamclijk de gevleugelde hebben groot gebruik in de Geneeskonft; wantnbsp;met een weinig Sout geftoten genefenfe allenbsp;kraute; gekookt hebbenfe kracht regendenbsp;beet en van vergiftige Spinnen : de Beergc-neeft fijn eige fiekten door het inllingcren vannbsp;Mieren : want als hy fich befwaart vind metnbsp;fijn gewoonlijke fiekte, fo foekt hy een Miere-nefi waar in hy zijn tong ftcekt, en vernemende die met Mieren bedekt te zijn , fo trekt hy-fe binnen. Daar fal noit hair groeijen op plaat-fen, daar een mengfel van Vledermuis-bloed,nbsp;of Rattebloed met Mieren als een Plaafter isnbsp;gelegt.
krachtis Genees - middel
Schieters,
Torrens.
Plinius.
Aldrovan-
dus.
Spring-
ham.
Ligt-mog
Mkren.
tegen
de derden-
daagfe Koors. Sy genefen St vrouwe-fiekten 3 en drijven de uitgefonke Lïffmoer alleen doornbsp;de reuk in haarplaats : als een Plaafter op denbsp;beet van een Aspis gelegt, genefenfe die: mennbsp;fegt ook datfe met Afijn gemengt helpen denbsp;gene die onvoorfigtig Bloedjuigers hebben in-gedronken.
Hoe krachtig de Scorpioen-olie is tegen de scorpilt;)ttgt;i'’‘ beeten der Slangen en vergifte Dieren is denbsp;Genefers in ’t gemeen bekend; en by Matthio-lus te lefen.
De dagelijkfe ervarentheid leerd hoe veer-dig de Spinne-webbenhtx.h\oamp;(itnffo'^'pmti\ de wonden genefen. Met Olie vermengt in denbsp;ooren gedaan ftillenfe deppn j en verbeterennbsp;de doofheid. De Spaanfe - vliegen in Spinne-webben gewonden trekken alle Vergif uit dennbsp;menfch.
De Genefers is bekent hoe krachtig de Tier- Tkren. öZ/V is om/^^i” te ftillcn : fide gedroogde Tieren gepoederd en met Olie vermengt op denbsp;maeg gelegt dooden aanftonds de PTmmen innbsp;de buik. Ik voeg hier by , dat de Vliegen fonbsp;veel fiekten genefen alfië uit verfcheide foor-ten van Tlanten haar oorfprong halen.
Van de Slekken werd een deftig blanketjel sUhhm-gemaakt, fy ftillen ook allerlei foort van pijne.
Het is bekend dTX.de Bloedfuigers^toyxiidc Blotdftr bloed fuigen, niet alleen uit de Speen-adjers,nbsp;maar ook uit den hals, armen cn beerien, cnnbsp;andere leden des lichaams, fomtijds totber-ftens toe. Ik heb een man gekend die in ’r wa-ter gaande inde Somer-tijd, om te fwemmen,nbsp;fo een menigte Bloedfuigers aan’t lijt kreeg,datnbsp;hy genootfaakt was na huis te loopen en eennbsp;Heelmeefter te ontbieden, doch cerfe alle vannbsp;’t lijf getrokken waren is hy fo veel bloed quijtnbsp;geweeft , dat hy in de tijd van drie dagen hetnbsp;beftorf.
Galenm fegt dat de Zee-peerden een byfon- zee-pa'' der middel tegen de dolle Honds-beeten zijn.
Ik konde ontelbare dufdanige dingen by-brengen, doch nadien de felfde overvloedig by Galenus j Hippocrates j Diofcorides ^ Theo-numghednbsp;phrafius j Tlinius Avicenna j Rafis en andere Arabers befchreven zijn, fo acht ik de by-gebraclite genoeg om te toonen, dat de Ondieren niet alleen tot vercieringe der wereld zijnnbsp;voortgebracht, maar datfe den menfch ooknbsp;groote en noodfakelijke dienften toebrengen;nbsp;invoegen dat de allergeringfte. vergiftigftenbsp;en quaadaardigfte haar nuttigheid geven. Sonbsp;hebben wy ook boven getoond dat’er niet eennbsp;fenijn is, of’t heeft in hch een tegengift tegennbsp;fijn eigen fchade; voornamelijk vvanneerfe totnbsp;Olie of Sout gemaakt en bereid werden.
'^^rdreven. nbsp;nbsp;nbsp;nienfchen niet langer konnen dun-
'‘AP,IX. ttgcnïkïyd\^\ti^derOrxAicrtnmetfekerel dingen j en op wat wyfe de felfde te over- 1nbsp;vloedig zijndej verdreven werden. j
‘dim wijl nbsp;nbsp;nbsp;i
7omtijds te hier verklaard op W'at wijfc deJchadelpke On-1 ^¦^‘rvitedig.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verdreven en uitgeroeit konnen vver-1
den : daar zijn viererlei foorcen die door de quade invloed des hemels fomtijds fo aangroe-,nbsp;jen, datfe, volgens de Gefcheid-fchrifren, alles !nbsp;vertcerende en opvretende , de menfchenjnbsp;noodfaken Landen en Steden re verlaten, als jnbsp;ook Peft en quade fiekten voortbrengen. Dusdanig zijn de Springhanen j de Kevers denbsp;Mieren en de Muifen. Daar by fal ook iets ge-fegt werden van ’c verdrijven damp;tJVant-luiJenjnbsp;Inifen en vloijen.
Gelijk de natuur een ontelbare menigte van 1 verfclieide Springhanen heeft voortgebracht,)nbsp;alfo heeftfe ookveelerlei middel verfchaft om inbsp;de felfde te verdrijven en uit teroejen. Ditnbsp;quaad gedrogt komt niet alle Jaren in fo gtoo- jnbsp;ten overvloed, maar fomtijds door een fekere:nbsp;quaadaardigheid dtQsLochts _, tn invloedder^^nbsp;'^P^^twy-Sterren. De Springhanen werden uitgeroeit!nbsp;wf.’alsmen een groote menigte gevangen hebben-1nbsp;de verbrand -, want door die röo/é werden de jnbsp;overige als befwijmd en van haar vleugels be-.'nbsp;roofd ^ in voegen datfe dan ligtelijk gevangen jnbsp;en verdreven konnen werden , op welke wijfe inbsp;men fecht dar denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;erj-haar van defe
plaag ontdaan. T)cLeetiwerkenti\AcKauwen\ foeken de Springhanen en haar Eyers tot voed-fel ; daarom in de Landen waar veel van defe jnbsp;Vogels zijn, weinig Springhanen gevondennbsp;werden. Defe Ondieren konnen ook door denbsp;menigte van menfehen geweerd werden : fonbsp;leeftmen dat in ’tjaar i de Springhanen hetnbsp;land van Milanen verwoeftende d’Overfte dernbsp;Stad een fekere prijs Helde voor de gene diefenbsp;vingen , daar doorin korte rijd ixooofakkeninbsp;Doogt;‘ée/«-vol gevangen wierden. Ik fwijge noch van de jnbsp;z^ng^n”*' boven-natuurlïjke middelen , namelijk
gen , belejmgen tn-SLnitxQ. Kerkelijkepligtple-gingen om door bemiddeling der Heiligen de Springhanen te verdry ven, gelijk de Gelchied-fchriften betuigen. Het gefegde paft ook opnbsp;deuitroejingder/f^wrj.- want defe Ondierennbsp;zijn malkander fo gelijk, dat de Kevers Springhanen voortbrengen, óf de Springhanen eindelijk in Kevers veranderen : dewijle fy uit eennbsp;Saad-ftof voortkomen , en alleen verfchillennbsp;als volmaakter en onvolmaakt:want de Springhaan is ongevleugeld, doch de Kever gevleu-geld.
Uuifen De Muifen vermenigvuldigen fomtijds fo ma geweldig , datfe her kruiden gras t’eenemaalnbsp;^‘^ttekruid verteeren en het land fodanig verwoeften,
DE ONDIEREN. nbsp;nbsp;nbsp;319
ren. Het eenig middel daar tegen is krnid in ’tland te ftroijen, door welkers m//énbsp;fy verdreven werden , of een weinig daar vannbsp;proevende fo berftenfe als een pruim. Doornbsp;dit middel zijn de (i^ytigyptenaars gewoortnbsp;haar land te fuiveren van dit Ongediert , datnbsp;alle Jaren na de overftrooming des Nijls uitnbsp;verrotting in groote overvloed geboren werd:nbsp;fo dat de Nlt;?/;e/i(2^»f®grootenhandeldrijvennbsp;met het Kattekruid uit Carneolia gebracht aannbsp;de zyEgyptenaars te verkoopen. Daar zijnnbsp;meer andere middelen , doch geen beter alsnbsp;het Kattekruid ; want ik heb ondervondennbsp;datfe niet neftclen konnen op plaatfen daar hetnbsp;Kattekruid gelegt is.
De Slangen letten in fommige nbsp;nbsp;nbsp;medesiaa-
voort, datfe naulijks bewoonbaar zijn daarom^/” te ver, heeft de wijfe natuur befchikt , dat’cr fekerenbsp;vogels fouden komen, namelijk dQ.lbex en denbsp;Oyvaar., die defelfde verflinden-.want (^yEgyp-ten werd door de Ibex , en 'Duitjland door denbsp;Oyvaar fuiver gehouden. De Konft heeft daar-en-boven ook raad verfchaft: want alfmen Efnbsp;fche-affe^ daar van de Slangen een ai keer hebben, in de Huifen en op het Land , daarfc ne-ftelen, ftroir, fo vlugtenfe weg. Op die wijfe isnbsp;door mijn raad een van onfe Brocderfchappennbsp;hier in Italien van de ontydige quelling dernbsp;Slangen bevrijd.
De vwWqWand-luifen fecht Karro met Slan- wandMfat ge-komkommers in water geweekt en E)idymm -’jeninj-met Teer en Komkommer-fap aan de Bedftedennbsp;te ftrijken verdreven te werden: andere gebruiken daar toe Zpe-ajuin in Afijn geweekt: alsnbsp;ook Ofte-gal of Bokke-gal met Afijn gemengt.nbsp;Sommige meenenfe te verdrijven metVis-lijm.
Water daar in Vijg-boomen hebben geweekt, is ook een kragrig middel. Doch daar is nietnbsp;voor welk de Wand-luifen en Luifen fo fchrik-ken als de SwaveÏQn^ük. De Alfem, Ruite,
Varen, Lavendel in Afijn geweekt, alsook Ginft onder ’t Oor-kullèn gelegt werden ge-fegt de felfde te verjagen.
Tegen de Luifen zijn van verfcheidc, ver-De,^»/]^ « fcheide middelen voorgefchreven , doch daar^'quot;’kf'^^®
11 nbsp;nbsp;nbsp;'^fnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\ r\ ' i fntUdel te^
IS mijns oordeels geen kragngcr als met olie vzwLuis-kruidof Bilfn-kruid gebroken,f®’»*nbsp;en in dc naden der kleederen geftreken ; wantnbsp;dat laat niet een eenig Luis huisveften.
De nbsp;nbsp;nbsp;weerden gedood door een aflied- vloijmie
fel van Nardus-faad^ Wilde-vlier, Ruite, Efel-komkommers of Vloy-kruidoverde vloer gegoten. Doch het allerfterkfte zijn Sterk-rie-kende Kruiden, als Look, Mente, Hoppe, Alfem, Peerde-pis, Droefem en diergelijke dingen over de vloer geftroit; verfe Paleje gebrand met vloy-kruid en Boks-bloed vergaren denbsp;vloijen , beneffèns oneindig andere daar mede cle Boeken der Genefers vervuld zün.
II. Deel.
III. Af-
330
330
III.Afdee-
LÏKG.
DE ONDER-AARDSE WERELD, II1. AFDEELIKGE.
Daar in het
VOOR-REDEN.
A dat deoorfprongder Van felfs Voortkomende Dieren, die de eerfte en op-pei'fte plaats in de drie Dijken der natuur hebben , is afgehandeld en verklaard, Ib is overig datwe tot het tDoeede ^jk toetreden : op dat den nau-keurigen Lelèr bekend werde uit de werken der natuur hoe ongemeen wonderlijk God fich vertoond door fijn dienares de natuur : daar uit klaarlijk blijkt,nbsp;dat God alles volgens een fèkereogt;er-mz-Ao;i^ heeft gemaakt: invoegen in t’eenenbsp;niets is of het is ook in ’t andere: want ik houde ray verlèkerd dat den genen, die denbsp;regels deler oVer-een~komJi ter deeg verhaat, niets in de natuur der dingen lal onbekend en verborgen zijn 5 is het niet volgens de innige volmaaktheid der dingen,nbsp;ten minften volgens de bevattelijkheid van hetmenfehelijkverhand. Hetwelknbsp;dan blijkt wanneer de I(onB , de verborge gangen der natuur doorlhuffelende, ennbsp;haar werken nabootlènde , Ibdanige wonderen verricht, als ik voor heb in dclè Af-deeling den Lelèr mede te deelen.
HeT l hooftstuk.
p^an de quot;Wonderlijke kragt en Vermogen des Saads in de GewalTen.
I ’\\rTY hebben iQS00ten\x\x.\\Qt.Boekdef
is. nbsp;nbsp;nbsp;getoond, dat God inden
^ ~ beginne in de algemeene ftoflè een gelfnïen Sadelyke ^é'é'iïjheeftmede gedeeld, niet alleennbsp;Èegime ge- om de Dieren, maar ook om gewaffen voortnbsp;(chdfen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dewijle God geen Dier noch Gewas
ongemiddeld, maar alleenlijk uit de hof als een bcquaam onderwerp heeft voortgebracht. Denbsp;groote God heeftfe alle tc gelijk gefchapen,nbsp;op datfe vervolgens door de ingefchape krachtnbsp;haar fel ven fouden voorefetten ten alle tijden:nbsp;invoegen dat het ingefchape Saadde naalle ennbsp;ongemiddelde oorfaak van alle voortteelingis.nbsp;En nadien geen gewas fondernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kan le
ven , fo trekkenfe als door een Seilheenige kracht tweederlei voedjel tot fich , namelijknbsp;een dat vochtig en aardachtig met ’t algemeennbsp;faad doordronken is; en een ander uit de Lochtnbsp;om het grove aardagtige voort te huwen ternbsp;plaatfe daar her Saad werd voltooit. Vordersnbsp;nadien^er geen gedeelte van een gewas is, datnbsp;niet een eigen Sadelyhe kracht in fich heeft,nbsp;fo werden daar uit voortgebragt de Saad-poffen der natuur , die in verfcheide deelen dernbsp;uoe dienbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^^^.ar kracht uitcn, cn van de feilde lt;!?ƒ-
¦verfcheide ffefcheiden zynde verfcheide vormen inde van ^¦ItmZen vvalTendc Planten voortbrengen : ik fegnbsp;gen. * afgejeheiden zijnde j om dat fo lang alsfe daar
Cap.
a Genefis,
mede vereenigt blijven altijd het felfdc vóórtbrengen, gelijk in de nbsp;nbsp;nbsp;blijkt; daar in de
Spruitjes alleen uit de Stam cn Schors altijd het felfde met het geheel voortbrengen. De waarafnbsp;deelen der Planten in de aarde röï^^w^^’ont-'^quot;nbsp;aarden van haar eerhe faad , cn daarom bren ~ gr oei jen-genfe door fwakheid een onvolmaakter {ooit.nbsp;van Gewas voort; het gene gefecht werd vannbsp;felfs uit ver rot tings ooxx. te komen: en nadiennbsp;in de voorgaande Afdeeling daar van overvloedig is gehandeld, fo fenden wy den Lefer der-waart. Vraagt iemand hoe het algemeen Saadnbsp;dat in alle dingen is, van de Planten ingetrokken fo veel verfcheide Planten voortbrengt?nbsp;ik antwoord fulks te gefchieden door het nanbsp;fich trekken des voedfels : want fo haah denbsp;vogtigheid is ingetrokken, fo werdfe aan hondsnbsp;mtx.\\QiSaad , dat in ieder gedeelte der Plantnbsp;i is, vereenigt, en werd veranderd in een natuur-I lijk fap der Plant; invoegen dat’et vaneennbsp;I ‘Peerboom getrokken Peeren, van Alfem^ Al-\ femj sznetn Roofé-boomjRoofenjCnT- voort-\ brengt; om dat het vocht, daar in het algemeennbsp;(faad is , aanhonts veranderd, volgens de gedaante der Plant, daar uit noodfaaklijk eennbsp;verfcheidenheid van vormen voortkomt, be-neffens de vereifchte krachten en eigenfehap-jpen van ieder. Vraagtnien verder welk de
Sade-
-ocr page 846-331
XII. BOEK, VAN DE ONDIEREN I, Sadelyke geejien zijn , die fulke wonderlijkenbsp;Headtfiif.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Planten verrigten ? ikantwoor-
* vochtig- de dat’et het fijnjie deel des voedfels is , of dat
hl ^t algemeen faad fchuild dat fo haaft de Planten niet werd toegeeigend,nbsp;*lt;ntumm. of het voerd de krachten en vermogens dernbsp;gewaflige Siel door het ganfche lichaam , ennbsp;veranderd te gelijk door fijn vormende krachtnbsp;de blaren in verfcheide gedaanten gt; volgens denbsp;aart van ieder Plant, als ook de bloemen ennbsp;ieder zijn kleur toepafiende j bekleed het faadnbsp;raetfchillen, vliefen, doornen en andere dek-fels tegen de van buiten-komende ongevallen.nbsp;So dat al ’tgene de Son-Jlralen indeonder-maanfe Wereld verrigten, dat doen dcgeeBennbsp;der gewaflige Siel door de ganfche Plantennbsp;verfpreid , en door de inwendige als ook uit-
wendige warmte gaande gemaakt. Dedeelen derPlanten werden allenskens grooter, de Blaren en Bloemen werden uit de grove deelennbsp;des voedfels gemaakt , daar uit de vrugtennbsp;voortkomen , en uit het fijnBedctvrugicnnbsp;werd het Saad ^ daar in de ganfche vorm ennbsp;kracht der Plant als in eénmiddelftip fchuild,nbsp;voortgebracht. Als dit Saad in de dc ge- sagdnbsp;worpen werd , fotrek’et vogtigheidnafichen^quot;'''^'nbsp;groeit tot een Plant. Degewaj/ige SielCit innbsp;’t faad, doch niet in ’t geheel faad, maaralleennbsp;in een klecn gedeelte, fommige quot; Stoffcheidcrs «chymid.nbsp;meenen in ’t 8200 gedeelte : dat waaragtignbsp;zijnde, fo konnenwe ons felfs niet genoeg verwonderen over de onuitfprekelijke Wijsheidnbsp;Gods , die fo groote Boomen uit fo een kleennbsp;Saadje beliefd voor te brengen.
Het II. Hooftstuk.
t^an de drie beginfelen der natuur-) uit 'i^^elke foo een groote Verfcheidenbeid Van Vlanten Voortkomt, :^jnde als de Gijl-flojfen aller dingen,
ONtrent de Gewajfen werd even als on- derlei ftoffèn in’t Sout by malkander werden trent de Dieren een onbedenkelijke gevonden is openbaar uit des Souts fcherpc
^—^verfcheidenheid gevonden , omdat’er z^n ontelbare verfcheide Saad-foffen zijn: die allenbsp;” haar eerfte Oorfprong halen uit hetOnder-^i»nten‘ aardfe Rijk, gelijkwenugaan toonen. Tevoren is gefecht het der natuur in alle dingen te zijn, het welk van denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;opgetrok
ken, volgens de vorm en gedaante van ieder werd veranderd en afgefonderd. Dit/aadisnbsp;niet anders als een Sout-fwavelige-quikkigenbsp;GeeB de Hoofd ftoffen aangeboren ; doornbsp;wiens hulpe verfcheide vormen der Blanten,nbsp;volgens de verfcheide menging werden voort-gsl^ï^acht. Denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;een fijne , dunne, vuu-
snnngejmaak j en dat’er van felfs fmelt ^ en bejiendigheid heeft.
Alhoewel daar veelerlei foor ten van nbsp;nbsp;nbsp;Twetderhi
zijn, gelijk in’t 6. Boek breeder getoond is,'^quot;quot;^’ echter konnen de felfde gevoeglijk onder tweenbsp;rotten gefchikt werden, namelijk vaft en vlug-tig Sout: Welke de Stoffeheiders in alle lichamen , doch voornamelijk in de Gewajfen vinden ; het vaji Sout is in de ajfe gebrande kruiden, en het vluchtigSoutg^ztmetderookn^Lnbsp;boven ^ vergarende in ’t Schoorjieen-roed: beide behoudenfe de aart der Gewaden daar uitnbsp;fy gekomen zijn. Het is aanmerkens weerdig.
?gjtn vn-. rige geeft zijnde, isdeoorfaakvanallewerkfa-j dat het Sout der ‘Dieren veel ligrer is als dat
•‘fcht
dtn.
Tttr-
me eigenfehappen en krachten in de Planten; invoegen de genedie veel J’i^'iizw/hebben vannbsp;een warme en ’vuurige zzrtzïjn , gelijk in denbsp;Bef er j Gengber^ Nagelen ^ ert diergelijke ondervonden werd. Doch dewijl de Swavelfon
der TlanteU:, en dit ligter als dat der Myn-ftoffen. De reden is, om dat het Myn-fout met veel fware aardagtige vuilnis is beladen , daarnbsp;van het Gewaffig fout is ten deele gefuiverd,nbsp;doch het Dierigfout is noch meer gefuiverd
der niet kan beftaan,fomoet’ernoodfaak- door verfcheide kokingen en gillingen, en lijk de^r/è of hetkomen ; en’daarom is’t allerligtft. By voorbeeld gefieldnbsp;wannc5quot;dit in cenige Plant de baas fpeeld , fo| zijnde dar in’t Gewaffig Sout vermengt zijnnbsp;vermoedmen de felfde logtig en waterig van; 4 deelen water, 3 deelen aarde, t deelen lochtnbsp;aart te zijn. Doch nadien de Swavelige en' en een deel vuur; fo fullen in tegendeel in hetnbsp;e Geeften te gaat niet konden beftaan, Dierigfout zijn 4 deelen vuur, 3 deelen locht,
, O ^ nbsp;nbsp;nbsp;I I j 1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 * tnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*stiSout
X deelen water, en i deel aarde; doch in net/Gaarder« Mijn-lbut lullen zijn 4 deelen aarde, 3 deelen lt;»»-water, x deelen locht en i deel vuur. So dat
fo heeft de natuur daar een Southygewoegt, om de Planten haar lichaam en bejiendigbeidtenbsp;geven.
Doch niemand moet van die gedagten zijn» het Dierigfout van ’t Mjjn-fout heel verfchei-•¦nii{Òit defe Saad-geeB uit Myn-Jwaveff ^ik\den is. Ja na de verfcheidenheidder *'%-of Sout is te gaar gefield , in geenen deelen : (fo verfchillen de Dierige fouten van malkan-
....... ’ nbsp;nbsp;nbsp;‘nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦ der : gelijk in het vervolg in een byfonder
Hooftjïuk fal getoond werden.
fints gelijk^ met de Hooldftoften onfeheid-baar verknogt; en onvoelbaar: want de Swa-* nbsp;nbsp;nbsp;jgj. natuur werd door de * Stoffeheiding
onder de gedaante van een vette brandige olie, de ^ttik onder de gedaante van een vogt , ennbsp;het Sout onder de vorm van ajfche en fout tenbsp;voorfchiin gebracht : dat nochtans defe drie-II. Deel.
9tit
War de bedeeling en hoeveelheid der ‘Hoofd- ® ftoffen betreft, het is wel waar dar de' Wan-dehvijfe fulks uit te vinden ónmogelijk agten,nbsp;echter fchijnt de faakaan de Stoffeheiders foonbsp;moejeiijk niet: want als eenig Kruid een pondnbsp;fwaar wegende gebrand werd, folaat het gemeenlijk 4 dragmen affehe overig, en dewijlenbsp;Tt %nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;niet
33^
iilafdee-niet meer aarde metdevlammeenrookkan na boven gaan als’eraflche over gelaten werd,nbsp;Hm ds fo is daar uit af te nemen, hoe veel aarde in datnbsp;kruid is geweeft: wantervare Stoffcheidersnbsp;quot;tmbeiteu liebbcn ondervonden, dat van 16 deelen i deelnbsp;*5'*' aarde is , 8 deelen water, 6 deelen logt, en 3nbsp;deelen vuur. Want wy hebben indenbsp;‘Planten ondervonden , dat het water altijd !
de helft uitmaakt, daar in ^ deelen logt, een deel aarde en een deel vuur zijnde , fo blijvennbsp;góeden ':jvater overig. Doch in’t vervolgfalnbsp;gelegentheid voorkomen om breeder van dcfenbsp;dingen te fpreken, het fy voor het tegenwoordige genoegde driederlciSoutenmetde Vinger aangewefen te hebben.
Al de Planten werden verdeeld in Boo-men , Heefiers en Kruiden. De Boo-inen zijn Eekel-dragende , Notendra-gende, Pijn-appels-dragende, Harft-gevendc, Appels-dragende, en Befien-dragende, of Onvruchtbaar , Vergiftig , altijds groen of vannbsp;wonderlijke kracht. De Heefiers zijnkleennbsp;of groot. Daar zijn ontelbare verfcheide^m-
Cap. III.
Verdeeting dir klanten.
den j Gras, Riet, Bobbelige, Bloem-dragende, Peul-kruiden, Riekende, Oliagtige, Zenubla-dige , Scherpbladigc, Kruipende, Klimmende,nbsp;Mofch-agtige , Vet-bladige , Melk-fappigcnbsp;enz. doch op dat de Lefer als met een op-flag der Oogen al defe vcrfcheidenheidfou-den ficn , fo hebben wy defe^Ta/e/daarbynbsp;gefield.
i)e 'i^erfcheidenheid yan alk Planten Vertoonende,
Eekeldragende. Note dragende.
De Eike-boom, de Ilex, de Efculus, de Buke-boom ,de Kork-boom-
HarBgevende.
Ooftdragende.
Beji'èdragende.
JVoldragende.
Onvrugtbare.
Vergiftige,
Wonderlijke.
Altijdlevende. ‘Diens bladeren afnbsp;vallen.
^Vrugtba^ \re Befte-
tieejrers j
( bare. Kleene Heesters.
De Amandel-boom, deHafelaar, de Caflanje-boom, de Ebbe-boom, dé EfTche, de Pokhout-boom, de Okkernote-boom, de Pijn-boom, denbsp;Anocardus, de Ben, de Myrobalanus.
De Maft-boom, de Boom des levens, de Canipher-booni, de Cedet, de Cypres, de Lorken-boom, de Lentis-cus, de Myrrhe, de Pijn-boom,nbsp;de Styrax, de Terebintijn-boom ^ de Olm-boom, de Thymiama.
Alle foort van Appel-boomen, de Orange-limoen-enCirroen-boomeil,de Vijg-boomen , Granaat-boomen, Pruim-boomen, Palm-boOm, Perfe-boom, Peere-boom , Kerfe-boom, Arbutus, Indife Vijg-boom, Sor-ben-bo6m.
De Els, Laurier, Mispel-boom, Moerbefie-bóom, Olijf-boom, Platanus, Popelier, Sande-boom, Linde-boom, Acer, Agallóchum, Ibenboom.
Boom-wolle-kruid, Malabatrum,
Wilge-boom, Alarernus*
Munniks-kappen, Iben-boom, en menigte GewafTen in Indiën.
De Boömen tegen dc Geil-heid, als Kuis-kruid, de Boom diens afvalleti^ de bladeren weer groejen, de Endvogel-dragende Boom.
De Pijnboom, Maft-hout-boom, Ilex, Laulier, Jcnever-boom, Cypres, Viticel.
Al de andere verliefen haar blaren in de Winter.
Aalbefien, Kappers, Zce-kerfen, Amomum, Cardomomurn, Hafelaar, Coftus, Jenever, Myrtus, Rofen, Vliender, Winde, Storax, Wijn*nbsp;gaard, Kallie, Afpalathus, Saufe-boom, Chamelao Laureola.
Buken, Wilgen, Tamarisk, Ginft, Boomagtig Wolfs - melk, Soethoutj Syringe, Kuis-kruid, Acacia, Jasmijn, Anagyris.
Zee-porcelein, Ginft, fteckende Palm, kleene Myrtus Spartum, en voorts alle houtige doornige Planten.
1. Daar zijn nbsp;nbsp;nbsp;foor ten van eigentlijk Gras, vetfehillig in Airen en ande
re deelen.
De Kruiden die de naam van Grasnbsp;dragen j werdennbsp;in drie Rottennbsp;verdeeld.
feen knopigefteel hebben, als Riet, Peerde-
i. Alle Ricmgtige en bies- nbsp;nbsp;nbsp;{^ggrt, Gengber, Zedoar, Acarus, Coftus,
achtige Kruiden . daar^ Kurkuma, ferkens-gras. van lommigenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gladde fteel, alle foorren van Biefen.
fKoorn,Terwe, Gerfte, Haver, Peul-vrugten, Rijs
l Bete, Milde, Suuring en Salade.
3. Eetbare Kruiden nbsp;nbsp;nbsp;Granen, allerlei Latuwe,Endivic, Cichorei,
Ajuin,
-ocr page 848-XII.BOEK, VAN DE KRAGT DES SAADS Bultige. kens-brood, al de foorten van Satyrium, de Gladiolus 69 foorten, en i ^ foorten Lelien, deKalfs-voet, de Arifarum, Ashodillen, Leliagtig Cypres, Melacfe Eekel, Aard-notje, Kerfen-over Zee. Tulpen, Anemen, Hyacinthen, Narciflen, Ranunkcls, Dorenicum, Woifs-bck, Sonne-bloem, Aqueleijen, Criflen-oogcn, Madelievennbsp;De Nagelen, Violetten, Roos-maryn, Balfem, Poleyc, Orego, Hyfopie^nbsp;Mcnthe, Salvie, Meliflc, Betonie, Nardus, Lelikens van den Dale.nbsp;Vitfen, Winde, Saffraan, Erweten, Grieks Hoy, Boonen, Linfen, enz.nbsp;Rapen, Radijs, Moftert, Kers, Kool, Spinage, Suuring, Beete, Milde,nbsp;Cichorey, Porcelein. 2)^ blaren zijn feer Een-blad, Twee-blad, Melote, Drie-blad, Vijf-blad, Duifend-bïad, Tor- mentille, Rutc, Duive-kervel, Kleef-kruid, Slange-tong, Agrimonic, Bengel-kruid, Ifer-kruid, Lever-kruid en ontelbare andere. Weegbree, Pyrola, Vloykruid, Honds-tong, Teskens-kruid, Gentiane Hoef-blaren, Kliffen, Tabak enz. Netels, wild Saflïaan, Chamaleon ^ Bernage, al de foorten van Diftels, Indife Vyg, al die een flekendeof bernende kracht hebben.nbsp;Vrouvven-hair, Mofch, Duivels-brood, varen, Heres-tonge, Scolopcn-dria, Penning-kruid, Muur-rute enz. Op de aarde krui- Honds-draf,Klem,Schorfte,Winde, Hoppe,Stcenbreek,Kauwoerden, pende of op adne- Salfaparille, Indife Kers, Ariftolochie, Stinkende-gou, Scheurfelkruidjnbsp;rejieunende.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;enz. Wollige. nbsp;nbsp;nbsp;Kattoenkruid, Wollekruid, Pilofcllc, Bernage, Bilfen - kruid, Sanikel, Vetbladige of altyd Hcmft, Longe-kruid IN DE GEWASSEN. 333 Ajuin, Look,Tulpen, Narcilièn, Hyacinten^ 67 foorten van Anemen, Ver- van van en Al de foorten van donderbaard, Porceleinc , Doorgatc, enz. ^1 de foorten van Wolfs-melk enz. Venkel, Anijs, A min, Dille , Komijn, Koriander, Daueus, Beere-klau, LavalTe, Angelica, Pimpenelle, Juffrou-mark., Peterfclic, Paflenaken,nbsp;Kervel, By voet, Duifend-blad, Moeder-kruid, Averone, Alfem, Stinkende-gou, enz. Heul, Bilfen-kruid, Krieken-over-zee, Mandragora, Seabiofe, Scorfone-ie,enz- Galbanum, Acacia, Öppoponax,Storax, Maffich, Canipher, Lentifcus, Myrrhe, Bdellium, Kerfen enz. Al de gene daar uit Balfem, Harft, P ek of Gom-fvveer. Maankruid, Son-kruid, Wonder-kruid,Bomzo, Aaras,i’«2'. In defe Tafel hebben we een vertoog van al de Planten gegeven, en fo ieder foorten verder onderfcheiden werden, fo foude een oneindige menigte te voorfchijn komen; dewijl-’èr naulijks een Gewas \s, dat niet eenigeby- komen inde Lent,andere inde Somer,eenige in ' en in onfen Oedipus. Cap. IV. Uitjiekend Bloemen.nbsp;‘Vitnemendnbsp;reuk. ‘Pluk-kruiden. Moes-kruiden. verfcheiden. Senuagtige. Scherpbladige Pgt;oornige. Hairige. levende. Melkagtige.nbsp;Kroondragende Trosdragende. Bollige. Tranende. Harftgevende. Wonder lyke. j ^‘gender-Ut) fondere kracht en eigenfehap heeft. De wor tel, fchors, hout, blaren, bloemen, vruchten ennbsp;faden hebben verfcheide krachten; als ook denbsp;uitgedrükte en gedroogde fappen ; dit is genoeg over de lelfllandighcid der Planten. Daarnbsp;zijn noch overig verfcheide toevallen te ondcr-foeken, die wy gewoon zijn onder negen Rotten te flellen en fchikken.nbsp;dtf I. Alfmen op de uitgebreidheidaetVioti-acht geeft , fo vindmc in verfchil, lengte,nbsp;breedte en dikte in de wortels, flammen, bla-ren, bloemen, vruchten en faden. Daar is ooknbsp;'ver/thil in haar duur/damheidj tijd vmuiz-fpruiten, groejen en vergaan wantfommige de Herft en fommige inde Winter re voorfchijn. X. De hoedanigheden der Planten zijnfo verfcheiden , datme niet weet waar een beginnbsp;te maken; daar in komen voor de reuken^fma-keuj kleuren^ bejiendigheidj en diergelijke vannbsp;de Wijsbegeerige tweede hoedanigheden , uitnbsp;vergaring der Hoofd-ftoffen ontftaande, gc- |
naamd. Hier by komen de*[Soorthoedanig-»Sfeaamp;cK. heden van de geheele felfflandighcid afdalende, en veelerlei kragten en eigenfehappen ver-fchaffende. Verders komen de'’ Medelydin-tsym^t-gen en ‘Strpdigheden ook in 3:xnmex:king. Iknbsp;fal niet overflaan de Meetkundige gedaanten tw*.nbsp;voornamelijk in blaren en bloemen op te mcr-ken , want daar fijn’er van3.4.5.6.7. 8.ennbsp;IX blaren die veel-bladige werden genaamd,nbsp;in de Krans-kruiden werd de Meetkundigenbsp;Waarneming der natuur ook gefien; in fommi-ge de Straalkracht, als in de Sonne-bloem. Hier toe behoord ookdeuitdrukkelijketeeke-ning j daar door’er qualijk niets in de geheele natuur is of’t werd door de Planten verbeeld ;nbsp;dePeoene heeft de gedaante van eenMenfchen-höofd { deHeuhzneenGekroond-hoofd ; hetnbsp;Tand-kruid van Tande^enz. gelijk wy bree-delijk getoond hebben in onfe Seil-feen-konlfj 3. Om de nbsp;nbsp;nbsp;der planten te onderfoe- v»(cheidi ken fo diend in agt genomen het^^y?^^? en de overeenkomt, diefe fo onder malkander als totnbsp;de Dieren hebben. De Palm-boomen vannbsp;beide geffacht hebben malkander foo gefint,nbsp;dat de eene fonder de andere moet vergaan , en als’er eenefterft, fo verwelkerd denbsp;T? 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ande- |
III. Afdee- andere ook : ja als de Bloemen van \ Mannet-linge. getrokken op 't Wijfje gefet werden, fo ver-cierife en vervroiijktfe her felfde niet alleen, maar maker ook {tttvrucht dragen de.
4. Tot de 'werkmgen der Planten werden gebracht de gene, die met den anderenJiry-dig of vriendhondend zijn; als de met de
Over-etn-hm/ï en Jtrijd.
8. nbsp;nbsp;nbsp;Ieder Plant heeft zijn byfondere//^«ij/-‘nbsp;want eenige kruipen langs deegrand, andere leunen, mmmige ftaan regtop enz. dat in denbsp;quot; ‘Plantkunde verborge einden en oogwitten «nbsp;heeft.
9. nbsp;nbsp;nbsp;De hebbelykheid werd uit de goede en Heamp;teliihnbsp;quade geftalte, als ook uit de vercierfels en
Stand.
Wfngaardj nbsp;nbsp;nbsp;varen m^thciriedj enêtict- dekfelsafgenomen,
gelijke, daar door wonderlijke en ongeloof- Nadien het een algemcene ftelling der lijke dingen kennen gefchieden, gelijk wy in! Cabalijien is, dafer niet een kruid of de aardenbsp;’t vervolg fallen ondekken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j is j of het heeft een overeenkomft met eenfeker
Lydingen. j. De lijdingen Planten fien voorname- \gefiernte in den Hemel dat tot het kruidfegt lijk op de wijfen van vergaren, droogen en be- \ groeit^ fo is’er in de Plantkunde veel aan gele-waren, daarenboven de geweldige ontaarding | gen, dat op defe overeenkomft der Son, Maannbsp;de Piekten van Ondieren aangebracht, lang of 1 en andere Sterren acht gegeven werde,daaromnbsp;kort leven , met een woord alles dat tot de oe-1 hebben de natuurkundige met regt al de Plan-fening der Planten behoord, gelijk hier na fall ten in feve Rotten, volgens de feve^ Dwaal-geleerd werden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\ fterren verdeeld-;dnyoegen fommige met Sa-
6. De ^«^ry2föw^«^/der Planten diend aan-iturnus andere met Ju^jter, eenige met de Son. kem/i der^^ gemerkt, om de bequaamlte tyd van vergaren j andere met Mars, of miet Venus, of met Mer-uit tekiefen : want de Planten op defe of gene, curius, of met de Maan fouden overeenkomen.nbsp;tjdgetrokken verfchiilcn in krachten, ’t gene | En om van de binnenfte krachten re oordeelennbsp;ook op de byfonderedeelen der Planten paft, | fo moer de geftalte des lochts als ook de hoeda-de een is ook langduriger als de ander, daar nï^QïAAtvaarde aangemerkt werden, gelijknbsp;uit groote nuttigheid voor de Genefers te ha- de inwendige geftalte der aarde veroorfaaktnbsp;len is.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;werd,van deonderaardfe wafemen, alfo brengt
tiaats. 7- Ten ophgt van de//^i«?r wallen fommi-j de uitwendige indruk des//cwc/j-fo eengroo-
TijA der ïlanten.
ge in’t wilde, andere in de hoven, in de laagten, aan ’twarer,op fteenen enz.wznt alle groejenfenbsp;niet op eenerlei plaats,invoegen dat verfcheidenbsp;landen verfcheide voortbrengen, die uit haarnbsp;•vaderlandnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in geen anderewil
len groejen, of fo ontaarden, datfe niet kenbaar zijn, daar van wy de reden in ’t vervolg fullennbsp;openieggen.
te verfcheidenheid van Planten voort, als in de is vertoond. Defe dingen voor afgeweten zijnde, fo is voor de natuurkundige nietnbsp;anders te doen, als dat hy, volgens het voorbeeld der natuur en op grond der 'Stoffehei-'nbsp;ding, aanvang maakt om die vruchten voortnbsp;te brengen , daar over de menfehen ftch foonbsp;verwonderen.
Ghyrti*:
Vm de Int-konfl:, daar door de eene Plant op de andere 'toerd ^e-intet.
Nder andere blijken van het menfehe-iijk vernuft heeft de Konft van ver-Het inten nbsp;nbsp;nbsp;fchcidc Planten op een en de felve
Boom te Inten ook een byfonderc plaats ; want met’t Tul- even als verfcheide Dieren te gaar het teel--zt-rri verrigtende een jong, dat van beide ver-fchild, en echter met beide eenige gelijkenisnbsp;heeft, ^'oortbrengen; alfoo gaat het ook metnbsp;verfcheide Planten op malkander te Inten;nbsp;dewijle het Inten als her teel-werk ontrentnbsp;de Planten moet werden aangemerkt.
Columella en uit hem Palladius verhalen driederlei foort van Inten van de Oude overgeleverd : de I ¦ gefchied onder de fchors, namelijk als’er een afgefnede bot tuflehen denbsp;opengefplifte fchors en het hout werd inge-fteken, om daar de fadelijke kracht werkfaamnbsp;te maken. De x. gefchied in de afgefaagdenbsp;Stam jdasir de Inten werden ingefteken , defenbsp;beide gefchieden in de Lente. De 3. die in denbsp;Soraer verrigt werd, werd plaftering genaamd,nbsp;te weten wanneer de botten met een weinigjenbsp;fchors werden geplaaflerd : wy fullen in
¦aerk.
Driederlei foort vannbsp;Inten,
het vervolg noch twee andere daar by yoe-gen.
De vereening van de verfcheide foorten ru van Planten gefchied door middel van de won-derlijke Sei^eenige kracht ^ die veroorfaakt,
^ dat gelijke dingen malkander trekken , koe-i fteren en de krachten onderling gemeen ma-! ken : want volgens het gene re vooren geleerd is, foo gefchied in de natuur niets als door middel van ttw gelijkheid of ongelijkheidjnbsp;trekken of wegflooteuj vriendfehap of haat,nbsp;daarom loopen gelyke dingen na \\z2.xamp;gelijkenbsp;tot haar onderling onderhoud; en ongeljkenbsp;vlieden van malkander door een geheime afnbsp;yfeer der natuur.
Regelen Ontrent het Inten waar te nemen.
I. Diend agt gegeven dat Planten, over-et»-‘ die als een onderlinge vriendfehap hebben, tenbsp;gaar geintet werden : want ongeljjke foudennbsp;of verdorren of onvrugtbaar blijven.
X, De
XII. Boek , Kragt des z. De Inten moeten foeen over-eenkomft met de boom, daarfe in geintet fullen werden,nbsp;hebben, darfe ontrent de feifde tijd uitbottennbsp;of bloejen; anders is ’t vergeefs werk , om datnbsp;de bedeeling van’t getrokke ^'¦öÉ’lt;^^’/ongelijknbsp;7.ijnde geen behoorlijke vercening kan gefchie-den. 3. Daar ftaat een bequame t§dte verkiefen, want het voedfel is op alle tyden niet even eensnbsp;gefteld ; daarom neemtmennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Lente- tyd j om dat het fap in beide dan krachtig, foet en bequaam om te verecnigen is. Anderenbsp;verkiefen volgens de hoedanigheit derBoomennbsp;en Inten in de Lentej de Someroide HerfB. 4‘ nbsp;nbsp;nbsp;Inten moeten niet geileken werden fo ras ahie zijn afgefneden; maar men moet-fe affnijden in ’t afgaan van de Maan ^ ontrent I o dagen voor het Inten, enbewarenfe in eennbsp;overdekte Pot. plaat! ^ De Inten moeten ook aan een bequame ^‘‘“njea ^‘oetsnnbsp;‘eild, «lus. Ca p.iv. Ttjil van Tyd % llmTvan de boom werden afgefneden, namelijk na de opgang derSomer-Son, lijnde vol botten en fap, offe fchoon noit vrugt gedragennbsp;hebben; de ftam diend afgefaagt ter plaatsnbsp;daarfe effen en glad is, fonder eenigeinkan-kering, of quaflcn, of verdrajing; de water-fcheiiten diene n rondom geweerd. 6. nbsp;nbsp;nbsp;toond de hoedanigheid der In- -volgens ten mct de volgende woorden : om Inten te °'umdia. verkiefen diend forg gedragen ^ dat de boomnbsp;jongenvriigtbaarJy met veel knopen : Johaaflnbsp;dan de botten beginnen te fwellen j fio verkiejinbsp;jarige takjes _, die na de opgang der Son Jïaannbsp;en ongefchonden zijn ^ ontrent een kleene vingernbsp;dikj in z of^ takjes gefplifi. Het feifde heeftnbsp;Halladius uit Columella, èttax.'L’linimeenigenbsp;dingen by voegt :nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verbied die van de top des booms te nemen. fialtfetin nbsp;nbsp;nbsp;Plantcu uict op de felf- ’^‘•'fcheide plaatfen : de Wijngaarden en Vygboomen 2ijn in ’t midden droog, en boven \o\/ap ^ daarnbsp;ook de Intengciochx. werden; doch de Olijfboo-men hebben haar meefte fap in ’t midden, dochnbsp;de toppen zijn dorjtig. 8. Dc Intcii mottQW vciQt tcw fcherp Mes werden afgefneden, nieuwe fcheuten : wantnbsp;f”fenwer. dc jarige loopen wel haaftuit, maar zijn on-vrugtbaar. Tamne 9. TheophraJluslcamp;tdd^teentammeBoomongemeen vrugtbaar is, als de feifde op een geiL 'brilde van haar foort werd geileken; om dat denbsp;’‘eerden. Wilde Ilam ovcrvloedigcr fap aan de ta.mmenbsp;Int geeft; daarom werden de tamme Olyf hoornen op de gelaide wilde geintet : doch als denbsp;wilde op een tamme werd geintet, fo falfe noitnbsp;goede vruchten dragen. En of fchoonnbsp;Theophraftus fchijnt tegen te fpreken, echternbsp;konnenfe lichtelijk over malkander gebrachtnbsp;werden, alfme aanmerkt, dat Varro fpreektnbsp;van de foetigheiddQt vruchten door het Intennbsp;van een tamme Boom op een tamme ^ dochnbsp;Theophraflus fpreekt van de overvloedigheidnbsp;vruchten. Ifl^chors, 10. nbsp;nbsp;nbsp;getuigt dat de Inten feer licht vatten, wanneerfe geileken werden op de Boo- |
SAADS IN DE GEWASSEN. 335men, die op de feifde tijd uitbotten en bloejen, en d\Q gelyke fchors hebben ; doch het tegendeel gefchied, als het vochtige by hetnbsp;drooge en het fagte by het harde werd vervoegt. II. De Ilam magingecni;/(?^of^?;^^^£’- Waarde kloven werden ; om datfe daar te hard is omnbsp;met de Int te vereenigen, daarom moet fulks^nbsp;jgefchieden daar de Ilam effen en glad : denbsp;\Jpleet moet maar drie vingers lang zijn, nietnbsp;krom, of doorluchtig. Dc Inten werden ooknbsp;omgekeerd geileken; op datfe meer in de breedte als in de ^öo^?É’fouden groejen. Als de ftamnbsp;en quallen fulks willen lijden, fo mogenfe digtnbsp;by de aarde geintet werden. De Inten dienen niet boven de fes vingers uit te kijken. IX. Om de Inten, die veer moeren vervoerd -Deinten werden, te bewarenStek.ex\ fommige die in eennbsp;Raap, enleggenfe tulTchen twee pannen van '* ^'nbsp;weerlijden met aarde gellopt dicht by het water ; of men lleektfe in flijk in een ter deeg geflopt vat, op dat er de wind niet by kome. Ror- Porta tegennbsp;ta fegt ervaren te hebben vals te zijn, dat In- Piiniu*.nbsp;ten omgekeert geileken niet hoog fouden groejen , gelijk Tlinius wil; dewijle hy geficn heeftnbsp;dat de Wijngaard en Rruimboom aldus geintetnbsp;allo hoog groeide als de andere; veiliger fegtnbsp;hy, denkt my defewijfe, datmetweeofdrie-jarige]en oude Inten fteeken: want dan fullenfenbsp;haar breeder uitbreiden , fo heb ik laage ker-fen en vygen gequeekt. 13. nbsp;nbsp;nbsp;De Oliachtige en harftige Planten wil- oUagtigenbsp;len het Inten niet verdragen; want de Landlui- den getuigen, dat dc Pijn-boom , Cypres-boom , en de Pikboomen niets vremds konnen lijden noch voeden, ’t gene daar uit blijkt, omnbsp;dat eenige Plant met Olie bellreken aanllondsnbsp;fierft. Daar is onder de land-oeffènaars eennbsp;gcfchil, of’t beter is de boomen in de faad-ho-ven te fayen, daar te Inten, en dan in de Boomgaard te brengen; daar van de Oude getuigen,nbsp;dat fo een verplante boom foeter en aangenamer vruchten voortbrengt; dan of’t dienlligernbsp;is de boomen in ’t wilde te Inten en dan in denbsp;Boomgaarden te verplanten. Van weerzijdennbsp;werden waarfchijnlijke redenen bygebracht;nbsp;doch de ondervinding heeft ons geleerd, dat’etnbsp;beter is wilde boomen in de Boomgaard te fa-jen , en daar ;te Inten , als de geinte te verplanten ; dewijle de verplante veeltijds als innbsp;een ongewoone grond verflauwen en verdroo-gen. 14. nbsp;nbsp;nbsp;Alfmen begeerd dat dc ge-inteBoom omdein.nbsp;het filfde jaar vruchten dragen, fo gaatme al- dus te werk; Uteekt een oude lm, dievo\hot-u7 u7om ten en bloeifel is. Defe regels dienen waarge-nomen om gelukkig te Inten; daar is noch overig dat fulks door ErvarenilTen werden beve-ftigt. Ï.Ën- |
DE ONDER-AARDSE WERELD, IL Afdes- UNG, 33lt;5I. Ervarenis, Hoe de Int’mg onder defchors, diefe 'mblading noemen, werd in 't werk gefield. ler/ie wyfe Saagt de Boom die geinr moet werden ter vm ïntm. plaats daarde ftam effen,glad en niet quaftig is,nbsp;metdieomfigtigheid dat de fchil of fchors nietnbsp;gequell: werde : fteekt dan een yfere of lievernbsp;beenewig tuflchen de fchors en ’thout 3 vingersnbsp;veer, dochfagjes, op dat de fchors niet fcheu-re; fteekt dan de Inte fo diep als de Wig is fag-jes in j fonder de fchors of het merg te quetfen:nbsp;de Int diend 3 vingers binnen en 6 buiten tenbsp;fteeken. Op die wijfekonnen verfcheidenbsp;op defelfde Boom gefteken werden; echter fonbsp;veer van malkander datfey^?/» genoeg konnennbsp;krijgen, beftrijkt de heele opening en omlig |
gende deelcnmety^’/é,, bedekt dat met Boom-mofch, op dat’et door de regen en wind niet afgeweekt werde. 11. Er VA R E N I s. Op wat wijfie de Inting in de ftam der Boo-mengefichied. Klieft de afgefaagde en vaft-gebonde ftam*^^^[‘*^ drie vingers breed, fteekt dan de platgefnedenbsp;InUn j doch fonder het merg te quetfen, eennbsp;Wig in de fpleet gedaan zijnde om defelfdenbsp;open te hóuden, aan weerfijden, laat dan, dcnbsp;wig uithalende, dc fpleet tegen de Inten fluiten; bind de ftam toe, beftrijktfe met flijk ennbsp;bekleedfe met Mofch, gelijk aanftonds geleerdnbsp;is. A vertoond de Stam, C de Klove, B de fy-de der Stam , D, D dc Inten, |
«Ti »
Derde wyfe laten.
Ervarênïs,
Op wat wij/è de Inting j diefie beplaaftering of in-oogingnoemen j gefichied.
Defe foort van Inten heeft ontrent alle B00-men geen plaats, maar alleen ontrent de gene die een fiappige enfterke fchors hebben, als denbsp;Vygboomen en diergelijke. Men gaat daar mede aldus te werk. Soekt een gladde gave taknbsp;aan de een of de ander Boom, fnijd rondom een
botte, volgens dc ne-vens-gaande Afbeelding : efighisf èitom-kleeding der botte ; l, fy de botte felfs, fnijdnbsp;rondom de botte in hetnbsp;vierkant fonder
de botte te quetfen; verkieft dan op de Boom die ingeoogt moet werden een gaaf glad takje,nbsp;fnijd daar in konftelijkfodanigen opening, datnbsp;’er de afgefnede bot bequaamlijk in paft; dienbsp;te gaar gevoegt zijnde , fo bindfeopdie wijfenbsp;t’ famen, datfe feer wel overeen-komen, ftrijktnbsp;dan de groeven met flijk dicht toe, enlaatfenbsp;foxi dagen blijven, maakt dan alles los, en laat
de Boömen het overig vaftgroejen bevolen blijven. Op defe wijfe werd het felfde ook ver-rigt,namelijk dat een gat in dc tekgeboort werdnbsp;fchuins nederwaart tot aan het merg, fteektnbsp;dan in ’t gefuiverde gat een vochtige JVijn-gaard-rank of tak van een andre Boom; indiernbsp;voegen nogtans dat’er % of meer botten buitennbsp;uitfteken; beftrijkt dan dc plaats met Slijk ennbsp;Mofch, en gy hebt het begeerde.
Gevolg..
Op die wijfe km è.t Appelboom op
en Popclier, de Wijngaard op de Olmboom oy en Moerbefie-boom , de.^;;«^?We/opde Pcrfe*Wlt;’'l‘'nbsp;of Pruim-boom geint werden daar op dannbsp;vruchten groejen, welkers vlees de gedaantenbsp;’ en fmaak van ‘Perfien, doch de Kern van Aman-j delen heeft. Op defe wijfe werd de tammenbsp;j Olyfboom op de wilde, de Vygboom op de Moer-j befie-boom, en defièosp de Vijgboom, de Cas-! tanje-boom op de Eflehe-boom gcintet. Dcnbsp;Kers wil wel aarden op de Laulier, Platanus,
Pruim en Popelier; de tamme Peeren op wilde , op Appels, op Eflche , on Caftanjen, op Mifpels, op Granaat-appels, enz. de Noten op
Prui-
XII. boek, Van de distilleer-Konst.
'^ap.iv. Pruimen en Op Perfen;de Amandelo^Yï^gamp;n.
De Appel-boom is fo vveeldrig datfe op i o ver- j fcheide Boomen kan geintet werden, nameijk jnbsp;op Peeren , wilde Appels, Pruimen, Sorben-
hjde een Saufe-boom op geintet was, invoegen datfe aan de een fijde met ^een ^ en aan denbsp;andere hjde met Saufe-befien geladen was.nbsp;De Mifpel tiert wel op de Eik en Peer ; denbsp;Citroen op de Moerbefië , de ‘Pruim op haarnbsp;felfs en op de Caftanje ; want als Tfer en Seil-feen malkander trekken, alfo is’er ook een onderlinge drift tuffehen de Boomen , die metnbsp;malkander gelijkaardig zijn. Die hier overnbsp;meer begeert te weten, die moet niet fo feer denbsp;Boeken doorbladen , als wel fpreken met denbsp;Landluiden , die ons volgens haar langdurigenbsp;ervarentheid ontelbare dingen hebben medegedeeld. Het is onfe pligt de regteenware
heeft, foodanige Planten zijnen fcherjgt;j daar de^i/éMeefterfpeeld, die Planten zijnnbsp;vochtig en lochtig , doch daar het Sout baas is,nbsp;die Planten zijn aardachtig j droog en grof.
En dewijle defe drie beginfelen op ontelbare mar uit verfcheide wijfen konnen te vereenigtnbsp;werden, fo oncflaan daar uit ook onbedenke-lijke verfcheide hoedanigheden en krachten in voertkomt.nbsp;de Planten; want even ais tufichen twee heelenbsp;getallen oneindig-veel gebrokens konnen gefield werden, alfo konnen tufïchen twee verfcheide trappen van hitte, koude, vochtigheidnbsp;of droogte ontelbare verfcheide middel-trap-fen werden aangemerkt, daar door de geftalte
men ; want ver-eenigt zijnde met het faadlb jhalet ook verfcheide vormen uitvolgensdenbsp;i verfcheide aart en geftalte der plantenjdie fon-1 der voedfel niet konnende leven dit vogt gedu-boom , Wilge , Platanus, Perfen, Popelier, i rig tot haar trekken ; hetSwavellgewerdhe-Mifpels en Caftanjen ; fommigemeenendat fteedaande/é/£’/,^ré’^j’t^r/i^/èi^^’aande72?//r’»,nbsp;^tenheè-dc ^uee-ihom alle gemeenfehap met andere | het foute aan de vaftigheid en beftendigheid,nbsp;; doch wy hebben fulks vals bevonden: j helpende benefïens de andere de reuken ennbsp;want terwijl ik dit fchryve is my van onfeni/w/^^é’^^ de foort en verborge hoedanighedennbsp;Boer een ^ee-boom getoond, daar aan de een j voortbrengen; daar dan de Ate’^'t'^/d’overhand
oorfaken aan te wijfenquot;, quot;’t gene wy hopen in; des gemengde lichaams merkelijk veranderd, ’t volgende onderfoek te verrigten.
Natuurkundig Ondersoek,
P)aar in de wonderlijke vereening der verfcheide Boomen door een drom van Er-vareniffen werd verklaard.
Ontrent defe faak vindmen de volgende fpreuken der Oude; de natuur werd met de natuur vermaakt :de natuur overwind de natuur:
beheerfcht de natuur. Welgefegt; !
en
Uer
tegaarvereenigtwetden; doch andere hebbel.; nbsp;nbsp;nbsp;Honds:da,en, in ’t laafte
. een wonderlijke van malkander, dat-f
Het gaat hier mede als met de aangefigten^ gebeerden en andere hoedanigheden der men-fchen, dicfeldenintwee menfehen malkandernbsp;t’eenemaal gelijk gevonden werden. Soo ftet-men ook dat de Wortels, Schors, Hout, Blaren,nbsp;Bloemen , Vrugcen en Saden van verfcheidenbsp;Planten min of meer verfchiUen.
Het Inten vereifcht, gelijk boven is aange-merkr, een hequame tyd : wy zijn gewoon hier te Romen de foort van Inten ^inblading^^^^°^^^^'°'nbsp;genaamd in de Wijngaarden te doen in ’t beginnbsp;nuiuwf t/vrjccrjtfji' uv nutuur.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;| van Meert, wanneer de aarde begint warm
e» nf. want daar zijn fommige dingen malkander fo j nbsp;nbsp;nbsp;, en de botten gefwollen ftaan vol
lief en gelijk, datfe tot malkander gedreven en j f nbsp;nbsp;nbsp;j^^ch de foort ‘ inooging genaamd ver- dnocultio.
te gaar vereenigt werden; doch andere hebben; nbsp;nbsp;nbsp;ontrent de Honds-dagen, in ’t laafte
fo een wonderlijke nbsp;nbsp;nbsp;van malkander, dat-jy-^j.^gnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fekere tijd kan Btquamt
fe den ander niet konnen lijden , rnaar eer ver-1 algemeen nier net bepaald werden , dewij- 7*^ gaan als vereenigen ; de voorbeelden komen verfcheide Landfehappen daar ontrentnbsp;ons in de geheele natuur voor , doch voorna-jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verandering geven. In onfe Wijnmelijk inlietDaarom heb-1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;is naulijks een Boom, die niet ver
ben d’Oude reden gehad om de werkingen der f^-j^eide van defe naruur-fpeelingen vertoond, natuur te ftellen in een onderlinge overeen- getinbsp;nbsp;nbsp;nbsp;op een Pruim gefteken, werd
De grond en eerfte oorjprong defer werking moet in de onderaardfe plaatfen gefocht werden ; want wy hebben nu meermaal getoond,nbsp;dar al de lighamen op de aarde voortkomennbsp;door middel van een Sadelyke Swavelige-fout-quikkige waafemdie van onder de aarde opklimt om de Dieren en Planten voort te brengen.
Het is een
komft en verfchil , genegentheid en af keer. nbsp;nbsp;nbsp;^^^j,pgj^jj^j^gj^jYetjaar overvloedig
nnrfhrona defer wcrkimr i nbsp;nbsp;nbsp;gceft; de Abrikojen op Pruimen of
Peeren gefteken zijn ook ongemeen vrugtbaar.
Doch ik mag op defe bekende dingen niet ftaan, maar trede over tot verklaring der oorfaken.
De reden , dat verfcheide Inten op de ttot vtr-. felfde Boom gefteken , verfcheide vruchten-^^^'^®^^
I , j r f j j rgt;i nbsp;nbsp;nbsp;'voortbrengen , is daar uit te halen , om op em Boom
bekende laak dat de Planten^!?-Jaad der natuur over
voed werden uit de vogtigheid der aarde, daar I nbsp;nbsp;nbsp;werd ; daarom wanneer het voed-
in de drie naafte beginfelen der dingen, Swa-ir^^^ nbsp;nbsp;nbsp;Booms in de Inten komt , foo ver-
w/j nbsp;nbsp;nbsp;en,^i^lcliui^n, zijndeals omkleednbsp;nbsp;nbsp;nbsp;p j.j2ar wel met de Boom, foo
77r‘d7i7e”ef- nbsp;nbsp;nbsp;verfcheide plaatfen der aarde, verfcheiden
fit be^mfe. zijndc, brengt verfcheiden uitwerkingen voort in ’t voedfel, als ook in de gevoede licha-
•iorBUnun. nbsp;nbsp;nbsp;jj
voedend vogt in fodanigen Hout, Blaren, Bloemen, Vruchten en Saad te veranderen als met fijn aart en natuur over-een-komr. Soo fietmennbsp;Fvnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dat
¦Of Xlinf’ nbsp;nbsp;nbsp;¦*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;volgens j j^ograns dat ieder fijn kracht behoud, om het
-ocr page 853-Pr
iilafdee» dat een Citroen op een Orange geileken zijn-1
de, defelfde Boom verfcheide vruchten geeft; I nbsp;nbsp;nbsp;Cj e v o l g.
gelijk de vrcmdelingen met verwondering in | Hier uit is ook openbaar hoe door ver- -onfenHuishofbefchouwen. Het gaat hier me-; menging van ver fcheidey2?^^« een Boom ver-de even alsmetde^'ai;£’^^^^«/i^e2)/^re0, diejfcheide vruchten kan voortbrengen : wanr*«^'^fquot;f uit teel-verfaming vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Die-(gelijk de {adelijke krachten onvermengt wer-TJr/.
ren voortgeteeid werden . gelijk in de Muilen' ken, alfo fulien ook de te gaar gevoegde Inten. openbaar is. Dat de verfcheidenheid der Plan- - in welke de fadelyke kracht fit, ieder haar eigenbsp;ten en haar verfcheidenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;uit denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vrugten voortbrengen : want de natuur\zt-
der drie cerftebeginfeknhervoort-j maakt haar met de natuur, levende
LIMG.
Ue vetm^‘ der SU-
Theophra-
ftas.
komen, fulien wy door Ervarenilièn tragten te bevvijfen.
Verandering der vrugten. Theophrafius verhaald in üjn Bock van de
werd met het levende ^ dat haar liefx^, lichtelijk vereenigt.
Het is wonder en feer aanmerkelijk dat2)iö-fhanes fchryft van de O^/metde^Dr^z/ver-p'^piiines-mengt, namelijk dat een en de felfde vrugt bei-del Imaak heeft : Florentinm mccntinlksoT^
Planten, dat f^imige fo handig zijn gevveeft, i volgende wijfe teSkonnen verrigtwerden; datfc door de Granaten op yer.cheide Boo-jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;darmen een gat in de fVyngaard
digt by de wortel boort j en een Olijftakje daar in (leekt. Doch het oogwit s-sxxTiiofhanesnbsp;is niet geweed F)ruiven voort te brengennbsp;die na Olijven fmaakren , maar in tegendeelnbsp;OlyVen die de {maak vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hadden.
Ik agte fulks beter verricht re konnen werden,
men te Inten de felfde verfcheide vruchten hebben doen voortbrengen : op volgendenbsp;wijfe.
ï. E R V A R E N I s,
Kneujl de Inten met een hamer, op datfe te
ligter te gaar hangen, (leektfe dan (lijf te gaar j nbsp;nbsp;nbsp;hotten van beide op de ftraks verhaalde
gtbonden op de Boom; en fo U de Granaat-\,•
bwm, metSie Inten vereenigt zijnde, vet-lOntelbatedufdan.gedmgenkonnendootkon-fcheide vrugten vóórtbrengen ; om dat ieder Hand-grepen gefcbieden; d.e fo wel met Inte de kragt behoud van ’t voedfel in fijn ei- ddnatuut oveteen-komen,nbsp;gen natuur en vrugten te veranderen. Columella Flinius en ‘Didymus leeren ook op volgende wijfe dMcHdQ PFijngaard-ranktoo-dccnmiiQ Druiven voortbrengen.
II. Erva R E N I s.
Neemt ranken van verfcheide Wijngaarden, klieft de felfde fodanig dat de fnede fondernbsp;Tutw^r/wquetfen aan de bot komt, voegtfedan fodigt
^meentak. nbsp;nbsp;nbsp;andere net raakt;
bindfe datj va(l te gaar , en Icgtfe in Jjuin of in vette aaéde, bevogtigtfe foTang tot datfe beginnen te botten; en alfo fultgy aan de felfdenbsp;rank witte en blauwe Druiven krijgen. Opnbsp;Tweederiei dcfc wijfc heeft Leoutius ecii feer oud Schry-yygtn- ver Vygen voortgebracht, die aan de een fijdenbsp;wit en aan de andere rood waren ; hy leidenbsp;even-oude vijg-takjes in een kuilen bevochtigde die met Mis; vvanneerfe begonnen tenbsp;botten fo bond hy de botten van beide takjes tenbsp;gaar, en xjaren nadatfe vereenigt waren verplante hy de felfde, en fy br^chte vygen voortnbsp;aan de eene fijde rood aan /de ander fijdenbsp;Door defe konft kanme nief alleen verfcheide-verwige j maar ook verfcheïde-Jmakige vrug-dk'^Ciflet voortbrengen Torta verhaald uit de Ou-
enh»iffZl^Q. dat op een Orange-boom twee Inten zijn doch maar voor eenjaar. wann. geileken, waar van de eene foete en de anderenbsp;fuure Appels voortbrachr : en alfle den Boom !nbsp;fouden verplanten, en eerll volgens de ge- inbsp;woonte der Boeren befnoejen, fo zij nfe by ge-1nbsp;val aan de plaats der gekomen, en de
dat de Boomen die van felfs foratijds voortbrengen; want volgensnbsp;her geene te vooren getoond is , fo werden denbsp;Saden fomtijds door de wind of vogels op denbsp;Boomen gevoerd , daarfe dan uitfehieten ennbsp;vruchtbaar werden offe daar geintet waren: fonbsp;heb ik op een en de felfde Boom Kerfettj Len-tifcus enz. fien groejen.
Die de vrugten verfcheide nbsp;nbsp;nbsp;tragten Koodte^f'
te geven verkrijgen haar oogwit gemeenlijk^'” door I/iten. Het (leken van quot;rerfen op Moer-bejién is een bekende faak; deTerfe-intgeehnbsp;de vrugt de gedaante van Perfen , maar denbsp;Moerbejie geeft het kleur. In de Roomfe hoven werden hier van aangename voorbeeldennbsp;gefien. Doch het is wonder fulks ook in denbsp;Rofen te gefchieden.
III. E R V A R E N I S.
Om veeIverwige Rofen te krijgen gaatmen^'|-Jquot;^j^^ aldus te werk ; men boord de (leelen, wanneernbsp;de in de botten (laan, met een elfen, ennbsp;men vuld de gaatjes met verfcheidenbsp;van de gewaden afkomftig , namelijk ZfZiéjnbsp;Meekrappe en diergelijke ; dat gedaan zijndenbsp;fo beftrijktme de gaatjes met Koeje-mis en (lijknbsp;fo komen Rofen voor den dach met fo veel ver-fcheidc kleuren als’er in de gaatjes zijn gedaan;
IV. E
V A R E N I S,
f)it Porta en andere Schryvers.
- nbsp;nbsp;nbsp;„ _nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, Om Druiven fonder kernen te Aoengtoe- x'rugtm
Boom heeft van die tijd vruchten voortgebragtj jen , gaanfe aldus te werk ; fy fplijten diehalffoet en halffuur waren.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;| R^nk diefe fulien planten , over langs deur,quot;'r*'”’
foo
Cap. IV.
kernen en bevelet alfo aan d’aarde,of men lat’et eenige dagen in welriekend water wecken. Bynbsp;Columella j ‘Plinius en andere leeftmen , dat^f» tndoennbsp;om overvloedig Zfpergen te doen groejen^quot;^-^*”'nbsp;goed is het Land met fijn gefloote hoornen vannbsp;wilde rammen te beftroijen ; indien dit waarachtig is , fogefchiedet om geen andere reden,nbsp;als dat de rammen feer geern Zfpergen eten,nbsp;daar door gebeurtet dat der fclver fadelijkenbsp;kracht in de Rams-hoornen werd overgebragt:
vrugtbare ranken, en halen, fonder de felfde tefplyten (het Merg uit, foo veer als mogelijk is ; dan vullenfe de plaats met fap vannbsp;Lafer Cyremcum in water ondaan, bindendenbsp;de rank rechtop) ten einde het ingegote//2/gt;nbsp;niet uit en loope ; daar na gietenTe iedernbsp;acht dagen het felfde fap in de rank , totnbsp;datfe begint fcheuten te geven. Het felfdenbsp;doetmen aan de Granaat en Kerfeboomenals
og-
È R V A R E uit Rorta.
N I Si
daarom raad ik niemand fijn tijd in diergelijke beufelen te quiflen.
V. Ervarénis.
Daar ftaat te onderfoeken of de Planten waren wilt die dienen getrokken eerfe open PUntea eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kan werden bygefet.?ik oor- zijn, dekt depotdigttoe,enfetfemeenkel-
deele ja, op de volgende wijfe: fyklievende der , alsge de felfde wilt befigen fo haaltfer Wyngaard-rank, dWe willen Plantenj ofq uit,enlegtfeindeSonofbyhet Vuur,öpdat-vingers veer, en doen in ’t Merg Theriakel- fe open gaan , en fy fullen fo fris en fchoon zijn
als offe vers getrokken waren. Doch wy be-waren niet alleen Rofen cn andere Bloemenj vyte. maar ook allerley Vrugten volgende wijfe:nbsp;wy nemen een groote fles met een vvydennbsp;hals vol water, daar in doenwedex’r«^m/ofnbsp;bloemen fo datfe malkander niet raken nochnbsp;verdringen : dan fmelten wy de hals der flesnbsp;door middel van een lamp toe, en fo blijven denbsp;'urugten en bloemen altijd ongefchonden , ge-I lijk in onfe ^ Bewaar-kamer getoond werd. «Mufeurri:nbsp;Wy hebben vers gelegdenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fonder beder-
water j dan bewindenfe het gefpleete deel met een Papier en flekend in de aarde : de gene die hier ontrent naukeuriger willen fchij-nen, die bevochtigen de wortel mamp;tTheria-kel-water. Op de felfde wijfe kan aan de Planten een buik-fuiverende^ en andere Genees-kragten werden medegedeeld. De ervarent-heid heeft geleerd, dat de Druivencn Wijnnbsp;die gegroeit zijn op plaatfen daarnbsp;kruiden j of Antimonie gevonden werden , eennbsp;buikjuiverende kragt hebben. Daar ftaat aan
Rerfen j Kauwoerden en diergelijke Planten verrigteii.
ErvArenissën.
OmdeRlanten eenige fmaken en reuken byte Jetten.
Alsme de Radijs wil foet maken foo gaatme aldus te werk : laat hetfaad innbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in^^e-
fuikerd water j of in eenige andere Joete vochtigheid X dagen weeken ; dan werd die foetig-heid aan deRadysmedegedeeld, dochduurd niet over het jaar.
foet
’”niken.
^’‘ODte Per-’jy U mn.
XII. Boek, Van de Kragt des saads in de gewassen. 335?
foo verre allTe in de aarde moet Haan, en jhaar feer uitteferten, en danfettenfegelijke-fchrabben het Merg fagjes daar uit, dan fte- i lijk de Torreye uit. kenfe de felfde met een natpapier bevvonden Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;VTt-
in de aarde ; doch het is beter her gedeelte der : nbsp;nbsp;nbsp;’ R v a r e n i ,
rank dat in de aarde moet ftaan ui een Zee- \ Om welriekende Latuw voor den dach te ajuin te leggen ; wmidc^e-ajuin is dienftig . komen, fo fteektme hetfaad mOtroen-tot vereening en tot groey. Andere fnoejen denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kfvplpr olfn aan d aardp nf mpn laf rr
me van de felfde vrugten fonder kernen be- vvant de vrugten dery^er^e/^watomgeboo-geert.Doch’tisenkelbedrog:want’tAff’r^een nbsp;nbsp;nbsp;zijnde, hebben de gedaante van een
wefentlijk deel der Plant verdorven zijnde fo| Rawshoorn. moet de ganfche Plant vergaan: ik fie niet watnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;yjj
kracht \\ct fap van Lafer hier foude hebben
Op defe wijfe werden Rofen een jaar lang o* jeugdig en fris gehouden, doet in een pot Wïjnfmuhw-'nbsp;en Sout j vuld de felfde met de Rofen diege be-
te merken dat defe bygefette Genees - kragt ven een geheel jaar goed gehouden, met der beder-naulijks over het jaar duiird, maar allenskens | lelfde in olie te leggen fommige meenen de Ro-verflauwende, eindelijk geheel vergaat, ten fy 1 fen nbsp;nbsp;nbsp;te maken metdaar byte
de Konft-greep ieder jaar werde in’t werk ge-; om dat de warmte desde kou-fteld . Het felfde kanmen ontrent de vygen de der Rofen verbeterd en haar kracht aanfet.
VIII. Ervarenis,
Om de Rojen^ Angelieren en Tulpen in korten tijd veelverwig te maken.
Neem een goed deel feer vette aarde, legtfe 'shemen in de Son te droogen tot datfe tot een poedernbsp;kan gewreven werden : doet de felfde in eennbsp;groote Bloem-pot, en Plant’er de Bloemennbsp;in op haar behoorlijke tijd : doch daar diendnbsp;verforgt dat de aarde' met geen ander als metnbsp;de volgendenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;werde natgemaakt. Wil-
me witte Bloemen rood maken, fo neem kleen gefneden Braflje-hout kooket in water totnbsp;Om detot een ongeIooflijke^rcö^^? een derde of vierde deel verkookt en het ware doen groejen werd defe handgreep gebruikt; j ter hoog rood geverwt is ; bevochtigt de aar-nien doorboord hét hoofd vandeï’örr^mct j de des morgens en des avonds niet dit wa-cen fcherp riet of gloejende priem, en in de ter 15 of %o dagen tot dat de Bloemen be-gaten verbergtmeni?^^/’-y^^«nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’ ginnen uit te fpruiten. Ismen begeerig
daar door de nbsp;nbsp;nbsp;ongemeen opfwelt:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Bloemen te hebben , foo diend het
de reden is, om dat defey^t^^f^bequaani zijn water geverwt met de rijpe Beften van n. Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Vv %nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hens-
-ocr page 855-III Afdee- Herts-doorii; om geel re verwen zijn de onry- \ der vaten met water in diervoegen, dat de ' ƒ«¦ Befiën van de feifde doorn bequaam; doch . weerfteuitende Son-ftralen met de opgaandenbsp;om /wart te verwen kooktmen Galnoten en | wafemen tegen de Appels fpelen. Eenigenbsp;Vïtrïol in water. Doch foodanige Bloemen ! Planten Rofèn onder de Appelboomen, dochnbsp;mogen des nachts niet buiten Haan, om datfe i dat is onwis en vals bevonden.
de dauw lichtelijk intrekken. Dufdanige | Daar zijn’er die voorgeven de Pruimen en vrugtmfo»^ Bloemen behouden rendeele haar natuurlyke | Perfen fodanig te Inten j datfe vrugten fondernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘
kleur, invoegen datfe r'amp;j'é’é’kleuren hebben. nbsp;nbsp;nbsp;voort brengen» op volgende wijfe ; de
Gelijk in gefchildert Papier gefien werd. Be-i Boom tot op x voeten by degrond afgefaagt geertraen verfcheide kleuren inde Bloe-1 klievenfe tot aan de Worcel, halende metnbsp;men te hebben, fo gaatmen aldus te werk; | een fchrabber veerdig ’t merg uit, dan bindenfenbsp;men bevochtigt de aarde des morgens met j de feifde weer te gaar ^ heilrijken de fpleetnbsp;dufdaniggeverwt water, en des avondsmtx. metMis.SlijkofWas.bekleedendeftammetnbsp;een ander, ofmen bevochtigt op de feifde tijd: nat Papier , en het naaftvolgende jaar is de
met rci'ccverfcheide geverwde waters. lermeijoen Dic om dc Lellen rood te verwen ?rmel-7,TL lI-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Schors Heken, behoeven geen goede
ihnroodte uitflag te wagten : want de Vermeljoen fal door fijn bytende kracht de Le/ie eer verderven enverteereii, als datfe diefoude mamaken, Doch met andere verw-foffen niet uitnbsp;de Mijnen gehaald kanmen op de llraks
verwen.
fpleet te gaar gegroeit. Op defe Stam fteken-fe dan Inten van wilge Kuis-kruid of diergelijke onvrugtbare ^Planten; en op die wijfe fou-den, volgens haar feggen, vrugten finder fiee-nen gewonnen weerden. Doch het llrijd tegen n Wide ondervinding en de te vooren bygebragte reden.
Om witte Moer bellen re winnen moetmen
- nbsp;nbsp;nbsp;bejtin.
ver-1
klaarde wijfe tot fijn oogwit komen. nbsp;nbsp;nbsp;i de feifde lleeken op een Abeel-boom : want
I het fap defes Booms is foo krachtig, dat het iX. EaVARENiSinbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i de Moerbefien cx'ir maakt.
Om het Ooft verfcheide afbeelding in te drukken.
« Gyps. Maakt van quot; Pleifter of Kley een vorm van binnen met de begeerde Afbeelding voorfien,!
Verfcheide leldin -
gen in het ftukkcn
AfheeUm- beftaandc uit xnet tegen den ander paffende
. laatfe in een Potbakkers Oven hard 'bojuebren-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ vocgt dan de vorm om dthalfrijf-
^m(?rlt;/^AppelSj Peeren ,Konkommer of ander Ooft, maaktfe ter deegvaft, dat de Hukken door het groejen der vrugt niet van den ander wijken : en foo fal de vrugt aangroejende overal in de wr»/indringen ^ en de begeerdenbsp;gedaante hebben.
Appels foet Om foete Appels te hebben fo giet aan de Wortel Geite-drek met Menfehe-pis en Wijnmeer gemengt.
Appels rood Oiii roode Appels te maken bevochtigrmen de Boom met‘Pïi' ; Andere Hellen eenige palen onder de Boom, en binden de tak met Appels geladen aan de feifde vaH, fetten daar on
re ngt;»ken.
te maken.
X. E R V A R ENIS,
Ongemeen groote Perfen te doen groejen
Neem 3 of 4 Perfe- kernen voegt die foo » tc gaar, datfe een lichaam fchijnen te maken, TTmen,nbsp;Plant de feifde in een pot met aarde, daaropnbsp;een dekfel met een gat ligt; als de Kernen beginnen uit te fpruiten, foo moet forg gedragen werden dat al de fpruitjes door dat een gatnbsp;gaan, die dan te gaar tot een Boom groejen,nbsp;ongemeen groote vrugten voortbrengende.
Andere Heken de Kernen in een pijp ; het werk gelukt beter, alfmen Kernen mtmdsznnbsp;Boomen die wat traag groejen; want dan werdnbsp;ter meer voedfel aan de vrugt beHeed. Hetnbsp;feifde heeft ook plaats om groote Noten,nbsp;Amandelen en diergelijke vrugten te winnen.
XII. BOEK, Van de distilleer-Konst. 341
IV. AF DEEDING E.
VAK VE
Daar in getoond werd,
V 0 0 R . R E D E N.
Lfinen de Natuur naukeurigbelchoud, fobevindmcndatfè inde geheele ' wereld, als ook in den menlch en in andere Dieren al haar werken verrigtnbsp;. by wijle van öl'er/Wm : want de aarde heeft haar Winkels en Ovens Ib- «DediUsnbsp;danig met allerlei laden belet, dat al de te voren verklaarde dingen daarnbsp;uit haar oorlprong fchynen te halen. En nadien al die dingen te vooren breed genoeg verklaard zijn, lbo is er niet anders overig, als datwe nu onderlbeken op watnbsp;wijle de Natuurkundige door haar overhalen de werken der natuur hebben Toekennbsp;na te bootlen: want aanmerkende dat de verlcheidenheid der Mijnfioffen, die ons denbsp;aarde toediend, nergens uit ontftaat als uit de verlcheide lbort van * opheffennbsp;* oVerhalen , daar door de onderaardlè vuuren de walèmen en dampen na boven'Oeftinare.nbsp;lenden, lbo hebbenlè middelen bedagt om diergelijke werken door Konft te ver-rigten. De onderaardlè wereld is, volgens’t gene in het eerfteftuk delès Werks isnbsp;getoond , voorlien met Stoffcheidige Potten, Ketels, Rooilers,Helmen,Kapel-len, Ontfangers en diergelijke tuigen : daar zijn ook Pypen die gedurig o/?gt; laten neerdruipen i Vorders al de * VerheVelmgen , namelijk de Wolken , Regen;, ‘Weteora,nbsp;Sneeuw, Hagel, als ook de daar uit voortkomende Meiren, Rivieren, werden voortgebragt door een lbort van oVerhalin^i'wa.nt de dampen door de warmte opgetrokken veranderen in de logt weer tot een vogtdat onder de gedaante van Regen,
Hagel ofSneeu neervalt. Wie iamp;l loogenen in den Menfch een volkomen overhaling te gelchieden, die maar aanmerkt dat ieder lid dXsc^nStoffcheidtg^^atïs'^ do. Maagre.ï~nbsp;beeld een Kolv , daar in het voedlèl kookt, en de vogtigheid door de warmte onder de gedaante van dampen boven na de Herlènen gedreven werd 5 van waar denbsp;felfde door Neus, Mond, Ooren en Oogen ontlaft en uitgedreven werd : ookly-peld dat vogt op de Senuwen, Banden, Vlielen, Kraakbeenen en Gewrigten om denbsp;felfde vogtig en glad te houden. Als httvotdkXmttquadehoedanighcdenNmS'^di-vel, Sout of Quik is beladen, Ib geven de Soute dampen in de Herfenen ftof tot vee-ictlti Sinkingen : d\e o^dchordiVdMmdcEnghorJligheid , in de leden en gewrigtennbsp;verlcheide lborten vmGigt verwekken. BcS^aVelige-it^afemenontikekcnhetblocdfnbsp;verwekken d(oorts en allerlei heete fiekten. De Quikkige dampen zijn oorlaak vannbsp;Lamheid, Geraaktheid en diergelijke gedrogten van fiekten. Daar uit klaarblijk-lijk is dat de natuur in al haar werkingen de pligt van een afgerigt h Stoffcheidernbsp;brengt ; en dat de Stoffcheiders de ^ 0van de natuur geleerd hébben.
De lof van dele Konft is niet uit te fpreken, Ib om de groote dienft dielè den menfch toebrengt, als ook om de aanleiding dielè geeft tot verborgewetenlchappen. Gelijk wy in de tegenwoordige Afdeeling lullen tragten te toonen.
Vv He-
-ocr page 857-DE ONDER-AARDSE WERELD,
IILAfdeb-
LING.
Het I. HOOFTSTUK.
De bepaling en Veelerlet vcrdeeling der Overhaal-konft.
( AP. I,
H'at de Bverhuling
IS.
Driiderlei voornamenbsp;foorten vannbsp;o ver halen.
a Retorta.
Die tn la onderdeeldnbsp;werden.
b Apotcek.
c Collegium.
«JPhilolb-
phica.j
Wat een Wijsbegee-rigeOven is.
Befchry-
ving der eene die tenbsp;Romen bynbsp;de Jefaiten
E Overhaling is niet anders als een \doentng der vogtige deelen tot een damfnbsp;d 'ie door de koude tn de Helm of Ontfanger 'verdikkende weer in een 'vogt quot;veranderd.nbsp;Defe damp heeft fomtijds foo grooten krachtnbsp;en geweld, datfe de vaten doet aanJhikken ber-fien ; wanneer fulks gefchied , dan komen’er,nbsp;gelijk wy met opfet hebben aangemerkt, fonbsp;veel dampen te voorfchijn , datfe een geheelnbsp;Huis vervullen. De overhaling is volgens hetnbsp;voorbeeld der natuur vcrfcheiden; wy verdec-len de felfde op volgende wijfe. Daar is eennbsp;overhaling opwaarts gefchiedende op vierer-lei wijfe : i.door hQX.Vuur, namelijk wanneer |nbsp;de vogtige deelen van eenige flof door flerk 'nbsp;ongemiddeld vuur werden opgedreven ; die-.nbsp;nende om de oliën en wateren te trekken. De!nbsp;gedaante der Ovens is inde 7. Af bedding te |nbsp;hen. Ten t. door de Aarde^ dat is, door Sand^ \nbsp;Ajfche j en Mis : werd vereifcht tot dingen |nbsp;die foo geweldigen hitte niet willen lyden, |nbsp;fiet de 7. Afbeelding. Ten 3. èsOot’tWaterfnbsp;namelijk in warm water, het Bad van Marianbsp;oï van de Zeenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;; gelijk in de 4. en 5-.
Afbeeldingen vertoond werd. Ten 4. door dé Locht, dar is door de damp '^z.n water. De
II. nbsp;nbsp;nbsp;foort van overhalen gefchied nederwaartsjnbsp;ook op viererlei wijfe, namelijk door het vuur-jnbsp;door de aardej door het water en door de logt:nbsp;gelijk in ’ti. en 9. getal vertoond werd. Ten
III. nbsp;nbsp;nbsp;is’er ook Qtnoverfijdféoifchuinfeovcrhz-ling ; die uitgewrogt werd door een “Kromhals j gelijk in de x. en 8. Afbeeldingen blijkt:nbsp;gefchiedende ook door het vuur^aardejwaternbsp;en logt. Invoegen dat’er twaalf verfcheidenbsp;foorten van overhalen volgens defe verdeelingnbsp;konnen gefield werden. Daar zijn noch ontelbare andere Overhaal-vaien, doch ik breng dienbsp;maar by , die in de Artfenic-winkel van onfenbsp;‘ Gefelfchap hier te Aöwa/gebruiklijk zijn.nbsp;Wy gaan nu over totdeOt'mx.
Een ^ Wi^sbegeerige ovenDotmVaxtn, die fo konflig volgens het Voorbeeld der natuur isnbsp;gemaakt, datfe de gemengde lighamen tot denbsp;opperde volmaaktheid brengt, en op een wonderlijke wijfe in haar Hoofdfloffige deeldjesnbsp;ondoet j verrigtende in eenmaalio veel als andere Ovens door menigvuldige herhaling konnen uitwerken.
Dufdanige Oven , gelijk te Romen in onfe Artfenie-winkel is , beflaat uit fes voornamenbsp;deelen: het onderfle gedeelte met de letter PI.nbsp;geteekend is het Afch-gat. Het x. gedeeltenbsp;verbeeldde Haard oïTuur-Jlede. Het 3. gedeelte is het onderfle des Ketels fo wijd alsnbsp;B C. is uitgebreid. Het 4. gedeelte L. M. B. C.nbsp;vertoond 66. vaten in de Ketel fodanig ge-plaatfl , dat de damp van d water , dat in denbsp;Ketel heet werd, daar tegen fpeeld, ïclt;itr vatnbsp;is met fijn Helm voorfien. Het 7. gedeelte
A. is een Koper Vat indeKetelbequaamom hoornen en beenen te kalken. Het 6. gedeeltenbsp;is een Schotdeurtje om de hittete/'?y?/Vrm.
Al de vaten werden vervuld met verfcheide of met de felfde foort van kruiden , dat beter isjnbsp;dewijle eenerlei trap vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verfcheide
kruiden niet pafl. Alfmen dan wil ovcrhalen fo werd in de Ketel water gegoten , en op denbsp;haardftede geftookt: wanneer het waternbsp;heet en tot een damp gemaakt werd, die tegen»»nbsp;de bodem der vaten met kruiden fpelct, fo gaatnbsp;daar van de vogtigheid over door de Helm innbsp;de Ontfanger, in fo een overvloed, datfe in denbsp;tijd van een natuurlijken dag honderd en meernbsp;ponden water overhalcn. Inliet Vat A.wer- Bemi»nbsp;den hoornen ^ beenen enz. gelegtineen Yfer-^J[”J”nbsp;dradc Netje , die door de damp des watersnbsp;feer wit als ook fo fagt en morrüw werden, datfe met de vingers aan Hukken te wrijven zijn;nbsp;defe manier van hoornen en beenen tenbsp;is veel beter, als die door blood vuur gefchied;nbsp;om dat het vuur de felfde van allenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;be
roofd en veeltijds een verbrande quaadaar^ digheidj die te vermijden is, byfet. En dewijle alle kruiden geen evenjlerke hitte mogtr\nbsp;lijden, gelijk ftraks gefegt is , daarom werd denbsp;hitte door middel vande bovenbefchreve fchot-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
deur beflierd. Seker defe oven is aardig uitge-vonden volgens het voorbeeld der natuur: quot; want ik heb ontrent veelnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;enbyfondet
ontrent den Bctglt;i^Altna verfcheide Bronnen en Beekjes geüert, daar van fommigeVö»? andere Aluinig j eenige SalpeterigeniommigQnbsp;vitrio lis-wat er geven. De Onderaardfe kuilennbsp;Horten ook verfcheide foorten van oliagtigenbsp;vogtigheid; de reden van dit onderfcheid isnbsp;nergers anders in te focken als alleen in de Onderaardfe vuuren die op verfcheide plaatfennbsp;verfclieidelijk werkende verfcheide vochtigheden doen te vootfehijn komen.
De ‘Stoffcheidcrsdoengtooie neerHigheid, om de vochten door menigvuldig herhaaldnbsp;overtrekken en opgieten tot de hoogHe trap konjiigt ojnbsp;vzn fjnheid en geejfigheid te brengen. Dochquot;^^”'nbsp;wy fullen hiér eenige Vaten en Werktuigennbsp;vertoonen, die bequaam zijn om met een overhaling te verrigten, het gene anders met groo-te moeite en koHen 6 of 7 overhalingen vereifcht. De Oven A B. in tween verdeeld werd,nbsp;van de Stoffeheiders Athanor genaamd, alsnbsp;olmen by uitnementheid oven feide; Het daarnbsp;van in ’tll. Boek. Het Werktuig C diend om denbsp;dingen over te trekken door de Son-Hralen.
Wy hebben elders een gerieflijker aangevvefcn, daarom gaanwe tot andere over.
Maakt fes op den ander pairende_g/(7/gt;^(?/- Weritdi
ven met haar Helmen en Ontfangers voorfien
gelijk de Afbeelding O vertoond; doet dan het« vocht datge fineeren wild, in de onderHe Kolf,nbsp;fet die op de Oven X in Sand of Aflche ; dan
Het-
vtti
I--
-ocr page 858-yas ^fiHLstartum^er vulatiuimtem.
'Tomus nbsp;nbsp;nbsp;¦
M/bJlttorui^er roMos Satis.
TL^
wMm
Nontax, iahietjtcci aJ- a^uas et aleit^tr ^ettfmi. actrahtmJiX Pj^irrbout .
OXX^ Vas ci^-. a^^jdenum . r*
^ nbsp;nbsp;nbsp;CTortit^er ^uaarvltiu:
eefxui
D TiUcemau^yAJiLtjr
I efyctmksl infiruciii^ W~\W ' Mnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Spr’ACulum-
ff Cmales fimtmo
.VeJicA- nbsp;nbsp;nbsp;j(
(S .Ale-mi. ïquot;, Cofhan-H. jieJnjeratamm.nbsp;C ¦ Corudis^er ^uFnbsp;C-orhtntes -a^sxunturnbsp;jt^a^Uaan-Jvcv,nbsp;^.ComjicrtunL^
latS^nculiL-
TB i ® tj exjmerantes
’n ö
ïj^eais '
Vos
ffbiLitarium-fer sfciffmi-
'^{tmax frra arena^ .
\t
'igt; .Vefica^cu^SA-j^ nbsp;nbsp;nbsp;(
Tnaierittmffiili ^ ÏOMdasnxcHtimtr.
F’ CaUtan- fiataw f^Sr oiliubatv ¦
amp; .A-tetriftcum. ¦
'B. .P/iS a^^jryiia. yenum^ .
CvcitrJnta^matertajfi. ffuUitTulam. amJbnms . ^ ^‘^iieUum. A.temlnt,
Canalis ^erViti u^^nacn-troneens ¦
^ nbsp;nbsp;nbsp;a^t, jlyideL^hnunt- •
p-' -K-ecttftejtó 'Samax ¦
^ 'Byrifeftmtt .
^ Xate]l(t cmgnlnxs lt;tut- aretiA- nbsp;nbsp;nbsp;¦
'Xiniius. It. kftz
/J^erharwn-itvlumulojdutn-^ariti^s
:oi.]
D'ii
it* 1
O'
Di^iro
I,MBC
quot;^masterwni
'SortMx. MfitUatorid-.
Va-S in- JM cartaia, el^ojla, 'Tltil^a^ln^o vta^steria ccdcmantur .
'^oous Lelies G- cd^i^tuficcei^o ^lembkonart,’j;i, ^ajitio ,
^tut vi^ort laltei filhmt li^turrem^
Jiurus fett 'Tyii^amon, 'Fanuuxs |
BC |
IK. |
CriUtcuLv Ji^reL ^uatn, t^ms ticcenJitur, |
G- | |
eb Jtcitur^^yristernmt- Ilv^l'^ll^iov . | ||
Laats ejh-tn. ^ cineris colkfmbtr eblicibtr | ||
K-öyi5Ty ^Ü)y, fynaJbm. hera. |
H | |
Canaksj^er ^uenvjvmus Je exJ^nerab-. |
AF |
XII. BOEK , VAN DE
fictmen de damp, uit de cerfte kolf opgaande, in de cerfte ontfanger A als een vocht nederdalen; de damp die hooger klimd in de tweede ontfanger, en foovervolgenstotindefes-de, daar het vocht (eetfuiverenfijnxs, fonder de minfte vuilnis. Dcfe Konft-greep isnbsp;ons van de natuur aangewefen : want tenbsp;hooger de dampen van het aardrijk opklimmen , ttfjjnder cn dunder zijn de felfde, totnbsp;datfe in het opperfte des lochts tot een andere Jelfflandigbeid'^^txdtn. Het felfde werdnbsp;door het volgende Werk-tuig noch volmaakter getoond.
Laat eenige maken foo als de afbeelding E aanwijft : eerftelijk twee quot; Kromhal-fen geteekend met x. 9, voegt daar |in de pijp 3 in ’t onderfte deel met 5 pijpjes, daar aannbsp;foo veel ontfangers 4.5'.6.7.8. gepaft werden.
Anitr. In de Kromhals x moet de vochtigheid gedaan werden. Dan moeten al de voegen dicht toenbsp;gefmeerd werden. Steld dan de Kromhals xnbsp;over de oven i met fagt vuur, en de andernbsp;Kromhals op het fteeltjc 10, foo fal het vochtnbsp;tot een damp verdund eerft gaan in de ontfanger 4, daarna in 7, en fo vervolgens inde Kromhals 9 , indien het vocht in de ontfanger nochnbsp;niet genoeg gefuiverd is , foo doetmen ’t andermaal in de Kromhals 1, en door hervatting des works bekomtmen de hoogfte fuiver-heid.
^¦»Ander. Het volgende Wcrk-tuig iiiet E gcteekciid diend om moejelijke dingen te ontdoen. Mennbsp;neemd dan het glas N met x pijpjes G P aannbsp;de lijden en eene L in de buik voorfien ; aannbsp;de lijdelijke pijpjes werden x Kromhalfen ge-voegt daar van de geene met O geteekend metnbsp;de te bewerken ftoffe gevuld op de ovenPge-fteld in Aftche ; de andere M fetme op hetnbsp;ftoeitje L,in het onderfte pijpje werd een blaasnbsp;gedaan; als dan de voegen ter deeg zijn toe-gefmeert, lbofteektme Vuur indcoven. Eennbsp;gedeelte der ftof opgeheven en eerft oiidaannbsp;lijnde fal fich inde blaas R ontlaften; dochnbsp;het lijnfte en geeftigfte gaat in de Kromhals M.
^ ^‘fcüiatio De * omloof ende werking der ‘Stoffeheiders groot gebruik, dewijle fonder de felfdenbsp;geen '^Meefterftuk, ' uitrrekfel noch geeft totnbsp;de hoogfte volmaaktheid kan gebragt werden.nbsp;Het heele werk beftaat daar in , dat door eennbsp;fagte warmte eenige dampen werden opgeheven , die weer onder het vocht vermengendenbsp;foo allenskens gefuiverd werden, tot datfe denbsp;hoogfte trap van volmaaktheid krijgen, die denbsp;konft of natuur kan geven, SyverfchildvdtXinbsp;de voorgaande werking daar in dat defe tennbsp;minden 4 maanden tijds vereifcht, daar denbsp;andere gemeenlijk in eendach verrigtwerde,nbsp;de vaten daar defe werking in gefchied werden vertoond door de letters aan de ander lijde,nbsp;G, H. ï. K. L. M. N. O. in G werden de ftoffenbsp;bewerkt door de warmte van een Zee-bad. Innbsp;H door de warmte van uitgeperfte Druiven. Innbsp;I door warme Aftche. In K door Mis. In L doornbsp;een damp. In M door Sand. InN door Mis,nbsp;II. Deel.
Ca
P. I.
* Retorta,
dtf
yUei.
DISTILLEER-KONST. 345 j Sand of Aftche : want defe drie ftoffen werdnbsp;j door vuur of een lamp eenerlei trap van hittenbsp;[ingedrukt. Eigentlijk verdienen de naam vannbsp;omloop-vaten O M en L de andere G. H. I. K.
; fonder armen doen het felfde werk; doch zijn (fo eigentlijk geen omloopglafen.
I
ËenigeRegels,
Ontrent de overhaalkonft waar te nemen.
I. De overhaalvatcn dienen niet van te zijn : om dat het AWde ftoffe een quade^IfTwTnbsp;hoedanigheid indruk r. Dit is de reden dar hernbsp;water door Loode buifen geleid foo gefondenbsp;Bronnen niet geeft, als doorhouteot^fteene,
’r fchijnt evenwel vremd, datfure vogten door loode pijpen lopende foct werden;d jjyirr'É’ vatennbsp;deugen ook niet, om datfe van de vochtigheidnbsp;beknaagt werden, In het overhalen van /
JtoJfen en Souten magmen geen kof ere vaten gebruiken ; om datfe in Kofergroenvtt2Lï\diC- vannbsp;ren. Daarom moetmen in het bereiden van*‘’^quot;‘nbsp;Meeflerjtukken,uittrekfels jS. vyfdejioffennbsp;diergelijke middelen geen andere A^gtaje va- ^uTt^rvannbsp;ten gebruiken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gUs.
Ten X. Q^tageejlige ftoffen over te halen dienen óiO. glafen ten minftenx ellen hoogte de Z/u»nbsp;zijn ; want te hooger die zijn foo veel te bee-’”quot;quot;^quot;*?”-ter en fijnder geeften bekomtmen. Invoegen dat een overhaling daar in meer doet,nbsp;als twee in laage vaten : defe zijn nochtansnbsp;bequaam om OliënWas en andere vafie ftoffen uit te halen.
Ten 3 de vaten mogen niet al te w/gedaan werden; om fekerte werken dienen de glafelZ‘gedam.nbsp;Kolven een vierde, de ^ Kromhalfen de helft, ^ R-etortx,nbsp;en de koper e Ketels een derde ledig te blijven.
De windige en ligtopjiedende dingen als Was,
Harft enz. moeren maar een weinich in ruime vaten gedaan werden ; en dewijle dusdanigenbsp;dingen niet licht overgaan, foovverdter Jandj,nbsp;fijk j Bolm en diergelijke ftoffen by vermengt,nbsp;om de decidjes van malkander re doenfehei-den.
Ten 4. de overhaling door een ^lt;2^paft; beft tt»^ op dingen van een lofe en gematigde tfame-ff^nbsp;fel. In fecr heete dingen zls Jlfem j Ros-ma-rein enz. moet teft er ken hitte vermijd werden,nbsp;op darme in plaats van geeft niet een krachteloos water krijge.
Ten 5-. de overhaling door Sand oïAffche heeft meeft plaats ontrent dingen vannbsp;t’fameftel, als de Saden j Houten eu Wortels.
Door een werden niet alleen maar ook vafter dingen overgehaald; mits nochtansnbsp;datfe in haartoege-eigend ' Scheid-vogt eerft* Menara-geweekt werden jV^^znt het wee ken fchiktfe totnbsp;een veerdiger ondoening.
Tend, de overhaling door een Kromhals trekt niet alleen de fware geeften uit de Mijn- ^xromhaUnbsp;ftojfen j maar ook de Waters en Olienuit dei'ofl.nbsp;Houten ^ Saden j Wortels Gommen en Har-ften : de reden is, om dat defe vogten ligternbsp;fydeling als regt opwaarts overgaan.
Xx nbsp;nbsp;nbsp;Ten
-ocr page 861-XII. boek, Van de
Cap. I. Ten 7. de nbsp;nbsp;nbsp;Kruiden moeten niet over-
Droo^t gehaald werden, ten fy Water^ Meydau of Wyn daar by vermengt is : in een kopere Ke-^JpighTid moet tot ieder pond Kruiden ten minften
ponden vochtigheid genomen werden, om dat daar meer gevaar van branden is alsnbsp;in glafen.
Ten S.dewijle in kopere Ketels heetervxxuT kan gegeven werden, foo werden daar niet alleen de Waters maar ook deO//é’«overge‘-liaald.
onderfcheid Tcu 9. dc ovcrlialing vail Jlfyn en andere o!»hl\itlfi^^re dingen heeft dat byfonder, datfe haarnbsp;ieefmre befte declen laaft laten overgaan , om datfenbsp;veel vaft Sout by haar hebben : want of fchoonnbsp;de van de Wyn hervoortkomen, fo datfenbsp;des Wyns doode romp mag genaamd werden,nbsp;echter ifle daar in van de Wyn verfchillig:nbsp;dewijl e de Wyn haar befte geeft eer ft laat overgaan , gevende op het laafte niet anders alsnbsp;een fmakeloos water , om dat in de Wijn veelnbsp;vluchtig Sout is.
Ten I o. om Ovens te bouwen en om Glafen tebekleeden moetforg gedragen werden, dat-men een bequaam Jlyk bereide van Kley metnbsp;Sand, Peerde-mis en Sout Water: de Kleynbsp;met het Sand maken de klomp; het Peerde-mis houdfe door haar draden te gaar, en hetnbsp;Souc-water doet alles verharden. Sommigenbsp;nemen ook gepoederde Tichels, Hamerflagnbsp;Oflebloed, Koeye-hair en diergelijke ftoften.nbsp;Het ^ Jlyk der Wysheid genaamd werd gemaakt van ongeblufte Kalk , en dun geflagennbsp;Eyer-wit: doch ’t diend ftraks gebruikt, op datnbsp;Vaten u het niet verdrooge. Een Jlijk om gefcheurdenbsp;‘kieeden. giffen fc mceftcren werd gemaakt van gepoederde Bolus , Menie en Lood-wit te gaar ge-mengt met Lijn-olie ofVernis. Een ftoffe bequaam om de Helm met de Ontfanger te ver-eenigen werd gemaakt van Was, Harft ennbsp;weinig Olie te gaar gefmolten.
Daar is noch overig van eenige voornartie *Chymica.^ Hoofdjloffige werkingen te fpreeken : wantnbsp;of fchoon in het II. Boek daar van gehandeldnbsp;is; echter hebben wy daar beloofd denbsp;rotting j omkoping en gifting j fonder welkenbsp;niet goeds kan verrigt werden hier breeder tenbsp;verklaren*
§.I.
Fandeverfcheidefoortenvan^'pV^^-
ryping is die werking daar door met hulp vaneen matige warmterauwe en onrijpenbsp;dingen als gekookt en ryp gemaakt werden;nbsp;invoegen dat het grove van het fijne ^ werd af-gefcheiden of verdund, het wrange verfagt ennbsp;gefoet, fo dat’er meer geeft en ktagt uit tenbsp;halen is : even gelijk deT^^^y? door de warmte der maag gekookt en gefuiverd werd, op datnbsp;de Lever een beter en rijper gijl werde toege-bragt. De Stoffeheidigeryping werd aldus ver-««Afrer-riat; dc faak diemen bewerken wil werd in
•fft TPerd ö ’ nbsp;nbsp;nbsp;I
een digt geftote glas gedaan, in een Oven met Sand, Aftche, Peerde-mis of Yfer-vylfelge-fet, en daar in een matige warmte foo lang geil. Deel.
ovtrgQ
hxald.
Oliën over-h»len.
din
des
S‘» en
slyk om Ovens tenbsp;bouwen.
«Luturn
^spientia.
DISTILLEËR-KONST. 347 j houden als noodich is; namelijk vochtige krui-j den 3droogekruiden metWijn befproeidnbsp;’ 7 dagen, faden en fpeceryen x maanden , dannbsp;wèrdenfe 40 dagen gedroogt. Sommige werden met Griekfe Wijn befproeid twee reifennbsp;gerijpt j namelijk de fpeceryen ; die'droochnbsp;werden geftooten, andermaal befproeid en gerijpt werden.
:§. II. Van de verrotting.
De verrotting is in die werking , daar {t\^'»idtveir-de vochtigheid de droogte en de uitwendi-^'’^^*”^”’ ge warmte de inwendige overtefïènde , denbsp;ftoffen ondaan werden om haar geeft en krachtnbsp;te geven en van andere deelen af te fcheiden:nbsp;in voegen dat denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;der ftoffen onder
gang en verderf, doch de ryping der felvet opkomft en volmaaktheid beoogt. Het is bekend dat alle rottende dingen veel vochtigheidnbsp;hebben gt; die door dé uitwendige warmte geholpen het drooge overwind; en foo werd denbsp;inwendige warmte op haar felfs gelaten ennbsp;gemakkelijker van de andere deelen afge-fcheiden. Doch daar is noch een vottmz.nHee ditgé.nbsp;of fcheid^vogt j namelijk water nodig, dat opnbsp;de rottende ftof gegoten het werk bevorderdnbsp;en diC geeft in fich ontfangt, die door de ifö^-fmelting en verfekering der vaten belet werdnbsp;uit te wafemén ; dit werk werd gedaan innbsp;Peerde-mis , Sand en diergelijke warmte. Innbsp;het rotten der Kruiden tot het trekken dernbsp;Oliën vermengen fommige daarby Vitriol of Aluin : om dat de rotting door dienbsp;dingen bevorderd en de deelen te beter ondaan werden. Het is éigen aan dc verrottingnbsp;dc fmaken ^ reuken en kleuren té veranderen,nbsp;de oude aart der dingen te vernietigen en eennbsp;nieuwe toe te brengen. De naafte oorfakennbsp;defer verandering füllen in ’t vervolg aange-wefen werden.
Van de Stoffeheidige omloop.
Defe omloop is niet als een verder volma-wktitom-king en verheffing der vochten die van de^*’®/’*'-“ Hoofdftoffige vuilnis foo veel mogelijk is« Eiemen-gefuiverd zijn ; werd verricht in glafen die-mtwTelicanennótmêi. Daar zijn vérfcheidé dusdanige glafen afgebeeld met de Lettersnbsp;L. M. N. O. en a. b. c. voor defé Vaten ge-bruiktmen blinde Helmen genaamt G.H.I.K.N.nbsp;fy moeten aan een Lamp toegefmolten werden. Defe vaten zijn foodanig gemaakt, datfenbsp;opklimnaende na boven weet na de aardenbsp;gewrongen zijn ; invoegen dat de ingeflotenbsp;vochtigheid daar ingeduurigomloopendefoónbsp;fijn als een Hemelfejiof^tta, bevrijd, na hetnbsp;feggen der Stoffeheiders , van alle Hoofd-Jtoffige hoedanigheden. In defe vaten werd hetnbsp;Hemels verwfel gemaakt, dat Lullus Hemelnbsp;noemd, daar van breed gehandeld is in onsnbsp;werk van de Seiljteen. Doch wy hebben eennbsp;deftiger werktuig gevonden,daar in de omloopnbsp;niet alleen in korter tijt,maar ook veel beter ennbsp;X X %nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fuiver-
-ocr page 863-348 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD, fuiverder gefchied. Dit glas is voorfien met{ volmaaktheid. Tot de gifting zijn bequaam IV. Afdee-likgc. Jiequame Vatm. en een neiging van de volmaakt heidh^hh^n; werkige j anderfints konnenfe niet uitgebreid of ver-! plaaft werden, daarom fietmen dat harde, vaste en uitgedroogde ftofïcn niet lichtelijk gisten. Doch de vloedige en fagte als daar is Bierjnbsp;Wyn , Deeg jgQmcngdcGeneesfniddelenenz.nbsp;giften feer ligt. Ten %. de deeldjes moetennbsp;i rneerdaantig en tegen den ander als ftrydignbsp;zijn, op dat de een de ander beweegt en gaan-i de maakt. Ten 3. de deeldjes mogen ook niet een ander Vat O daar boven opftaande ontfan- i nbsp;nbsp;nbsp;fnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;; om dat de vluchtige en gen werd. Omditwerkteverrigtenfoomoet-j nbsp;nbsp;nbsp;befwaarhjk van de grove ondaan men de glafen een ierie vullen met de voch- onflagen werden; gelijk openbaar is in de -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•* ’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fappen uit onrijpe vruchten gedrukt, diebe- righeid, diemen wil laten omloopen, entoe-gefmolten zijnde fo fetme de felfde in Peerde-mis of Sand, foo diep dat de vochtigheid bedekt ftaat ; dan verwektme een fagte warmte , om de dampen op te doen gaan , en om te loopen. §. IV. Van de gifting zynde de oorjaak deropkomft en ondergang aller dingen. Tgt;q gifting is hier ter plaats niet anders als een inwendige beweging der deeldjes daarnbsp;door, gelijk IViUis feer wel fegt, de natuurnbsp;eenige verandering tragt te weeg te brengen:nbsp;defe beweeging is de deeldjes aangeboren, of heeft, foo dat in de ondoening de deeldjes tra- werd haar bygefet door een van buiten komende oorfaak; want de fijne geeftige deeldjes , geduurig in roer zijnde, tragten haar van de grove aardachtige te ontflaan; doch defenbsp;ftaan daar tegen en beletten fulks; invoegen dat’er als een geduurige/ryi/tufTchenbeiden i de verfcheide deelen malkander over alont- is, daar door de grove verdund en fijn gemaakt werden; tot dat de ftof tot haar volmaaktheidnbsp;is gekomen of andere veranderingen ondergaan. Men noemdfe ook eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De in wendige en uitwendige warmte bevorderd èc gifting. Alles is yo{ gifting; en deftofïènnbsp;door de felfde gefuiverd zijnde komen tot haar Slangachtige Buifen in dier voegen, dat de dampen door A opklimmende aan V weernbsp;in het glas gebracht werden. Het is niet te I. Afbeelding. feggen in hoe korte tijd de omloop in foo een glas gefchied : want men kan in 8 dagen foonbsp;veel doen,als met de andere glafen in 40 dagennbsp;verrigtwerd. Het werk gaat noch beter wanneer de vochtigheid niet in ’t Vat TT maar in II. Af be elding uce die ge-fehied. Willis. |
bpat degi-fling is , en hoe die toe-“ meerdaantige lichamen, vloedige en vafte,nbsp;gefielde en ongefielde, natuurlijke enkonft-werkige , daarom fietmen dat ^ eendaantige ^Homog--ftoffen als Bt'andew^n j Oliën „ overgehaaldenbsp;waters enz. lang fonder giften en bedervennbsp;bewaard werden; daar in tegendeel hai bloed^ \fa])pen der Kruiden en meerdaantige ftoffen j haaft verderven. Als de Vitriol-olie in een digt uitwerkingnbsp;j geflote fles bewaard werd , foo geeftfe geen denbsp;I minfte reekenen \an gijling : maar foo haaftnbsp;dsLZvhjTerebint^n-olie gegoten werd , foo be-gintfe fodanigte werken, dat de fles, digt geflopt zijnde, aan ftukken berft;omdatdefenbsp;twee vogten tegen malkandery?r)'d'z^ zijn. Alsnbsp;*’ overgehaalt water alleen in een fl es bewaard f ^qua lt;!gt;¦nbsp;werd, foo gevet geen de minfte reekenen van ^nbsp;gifting, maarmengtmer een weinigJ’a/zér’rofnbsp;Syroof by foo beginnet in korte tijd fuur te werden : om dat de Soute deeldjes des watersnbsp;met die des Suikers vereenigen. Ontrent de konftwerkige gifting ftaandefe vritdingf^ dingen waar te nemen; i .dat de deelen los zijnnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ind fwaarlijk giften. Ook behoorenfe niet al te rijp te zijn, anderfints vervliegen de fijne geeftigenbsp;deeldjes al te haaftig, foo fietmen dat uitgclatenbsp;Bloed j Melk, enz. niet giften maar haaft verderven. Hier uit is openbaar op watwijfedenbsp;lichamen bederven : want daar veel Geeftnbsp;Sout en Swavcl is daar vliegen de los gemaaktenbsp;deeldjes met meenigte weg, de ftankv/ctdnbsp;veroorfaakt van de door Sout gefcherpte Swa-vel, de verrotting om dat’er een uitwendignbsp;vocht de plaats van de vervloge deeldjes be-flaat, de hitte onftaat uit de fterk beweegdenbsp;en vereenigde Swavel-deeldjes. Wanneer hetnbsp;verdervende lichaam min Sout en Swavelnbsp;ger beweegt werden, foo wafemen die allens-kens uit fonderfiware reuk en het lichaam verdroogt en verwelkerd fonder merkelijke wr-rotting of hitte. Soo is dan de gcheele On-dermaanfe Wereld vol gifting, invoegen dat moetende een gillende ftrijd en beweeging veroorfaken, daar uit veelerlei lichamen tenbsp;voorfchijn komen, in de aarde, in de waterennbsp;en in de logt. Doch niemand moet uit defe ftelling vermoedert , dat ik Democritus gevoelen van de ^ ondeelen voorfta, want verfcheide Haaltjes van d Atonii- |
KONST. 34P men zijn van ledige menfchen. Doch ’t is heelnbsp;anders met onfedeeldjesgellelt, die indeon-doening der lichamen aannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;openbaar
zijn, en door vergroot-glafen ondekt werden; hier van hebben wy elders breeder gehandeld.
XII. boek, Van de distilleer
Cap. II. nijjjj vverketi toonen dat ik altijd feer De;3ocri- vremd daar af geweeft ben , dewijle het onmo-gelijk is dat op ’t gevoelen van Tgt;emocritm eennbsp;grondige Natuurkunde kan geboud werden,
Xfirond, om dat’et maar verfieringen cnherfenfchim-
Van de ^erfcheide foorten der gemengde Hooft-ftofFen, Van haar dïenft en nuttigheid in de natuur der dingen, Volgens de regels der d\onflgefchikf.
* Theoretici. Praxis. *Synipa. de OP dat het bovengefegde * Bejpiegelen-der-wjjfe getoond werde in de Genees-konll nut te zijn,fo fullen wy de ^ konji-hier by voegen : om te weten hoemen diend te werk te gaan in’tondoen van iedernbsp;* Eiementa. in fijn ‘ Hoofdjioffen } en wat vermogennbsp;ieder heeft om Jiekten tc verdrijven , de eigen-fchappen der Hoofdjioffen dan bekend zijnde,nbsp;fo fultgc volgens de regels van onfekonft aldus verder voortgaan : onderfoekende eerftnbsp;wat ieder ding vermag tot onderhoud van hetnbsp;menfchelijk lichaam , daar toe alles van dennbsp;Schepper is voortgcbragt: ’t gene op de volgende wijfe verkregen werd. §. I. Van het vuun. fT»eeiierki Het vuur is tweedcrlei, met een verteeren-deviant j of fonder : meteenvlamsetteetd alle brandbare ftoffe ; als Olie, Smeer, Boter,nbsp;Hout, Kruiden enz. het overfchot is AfTche,nbsp;Kalk en Roed. Het vuur fonder vlam werdnbsp;onderhouden in Kolen, gloejende Metalen ennbsp;Steenen. Uit defe aanmerking werd dufdani-Axioma, g^n ^ Algemeene kundigheid getrokken; hetnbsp;vuur is Jodanig van aart als de brandige faak:nbsp;daarom indien die faak goed en gefond is , fonbsp;geeftfe ook goed en gefond vuur : en in tegen-dL/d deel. Invoegen dat’er ten opfigt der kragtennbsp;ontelbare verfcheide foorten van is : hetnbsp;gene alles door gevolg in onfe verfaam-konHnbsp;is getoond ; namelijk van de gemeenmakingnbsp;der vlams eigenfehappen : van de uitbreidingnbsp;tot alle leden des lichaams ; van de duurfaam-heid: van de kracht en het vermogen dat’et desnbsp;menfchen leden indrukt; van de natuurlijkenbsp;drift en ' medelijdigheid; van de deugdennbsp;al die dingen moeten ook verftaan werden vannbsp;de AfTche, de Kalkj Roet en Rook. §. II. Van de Logt. ^forfcheii De logt is tot onderhoud des levens en quot;ver-'' nbsp;nbsp;nbsp;drijving van qualcn ganfeh noodfaaklijk ; fy is natuurlek of konflig: de natuurlijke werkt door de eerfie of door dehoedanigheid dienbsp;van de hoedanigheid is gematigt, Ooftnbsp;of Weft, andere ongematigt, Suiden of Noorden; verfchillende volgens de verfcheide landen. De logt der tweede hoedanigheid verdund en ondoec, als de Suide: verdikt en dringtnbsp;te gaar, namelijk de Noor de. De Selffandigheid des logts werkt voor fo veel fy fuiver, dunenklaarofonfuiver, dik ennbsp;onklaar is. Daar uit defe algemeene ftellingnbsp;getrokken ssetdfodanig is de logt als degefal-te des lands engewefls daar Je gevonden werd. |
' Daarom de plaatfen, dicgefonde wafemenen [ dampen geven, hebben een goede gefonde logtnbsp;; namelijk Bergen , drooge plaatfen ma. dochnbsp;in tegendeel ongefont is de logt op plaatfennbsp;met fchadelijke dampen befet , als ontrentnbsp;Moeraften, Poelen., onderaardfe plaatfen, daarnbsp;fchadelijke winden blafen enz. Hier uit werd ondekt hoe de logt door konfi veranderd werd , namelijk kotidoiwarm^e-maakt, volgens de gelegentheid derfiekten. § III. van het Water. Het water is het bovenfteofbenedènftc: o* w* hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;is Regenwater ; het benedenj eis genefg ^ oiiondetGenees-kracht : namelijk Put-water, Rivierwater, Bron-water; diegejontnbsp;oiongefont zijn , volgens de plaatfen in welkenbsp;die gevonden wetden. Tot degenefige waterennbsp;behooren al de warme Bronnen ; werden be-naamd of na de Metalen en MijnJloffeUj namelijk Soute, Aluinige, Swavelige, Yfere, Kope-re , Goude enz. wateren ; of m.deflaatfennbsp;Duidfe, Italiaanfe , Spaanfe, Franfe, Engclfe,nbsp;Hongerfe , Switferfc enz. wateren ; die haarnbsp;verfcheidenheid halen van de hoedanigheidnbsp;I detjlaatjen. I I nbsp;nbsp;nbsp;f IV. Van de Aarde. De aardagtige ftofïen werden in de Ge- verfchei-nees-korift alfo wel gebruikt als de voorgaan-de ; zijn ook verfcheiden, Armenife, Maltife aarde dienftig regennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Oker, Rood-krijt, Samife, Chife aarde m.z. daar uit aldus geredeneerd werd : de aarden zjn vanfodani-gen kracht en hoedanigheid als dejlaatfen daarfe uitgehaald werden. $. V. Van de Mijnfioffen en Metalen. Eenige Mynftoffen en Metalen veranderen door bewaren volgens een bekende of verborgen hoedanigheid. De openbare bewaren doornbsp;de eerfte of tweede hoedanigheid; d’eerfte hoedanigheden zijn of gematigt of ongematigt:nbsp;gematigt is Goud : de ongematigde zijn heet,nbsp;koud , vogrig of droog. Heet en droog indennbsp;tweeden trap xxjR ff er, ¦^Yfer-faftfaan, ^Ver- /Crocusnbsp;meljoen. In den derden trap Koper-blGern,ge-brand Koper, Koper-groen, Aluin, Sout,nbsp;ter, Swavel, enz. In den vierden trap Vitriol, tJcL» *nbsp;Kattekruid,Myfi, Melanteria, enz. Koudnbsp;den I. trap Ancimonie; in den tweeden Silver-Xx snbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vylfel. f: |
350
ïV.Afdek-
ung.
DE ONDER-AARDSE WERELD,
der Vier Hooft-flojfen^
C^t VuurCtnet een vlam verteerende-f Hout, Roed, Olie,Boter, Smeer. ‘Het genefig j felfs is cfondervlam{in Kolen, in Metalen, in Steenen.
Vuur werd^ nbsp;nbsp;nbsp;fRoed,
genomen van jdes Vuursuitdygfels'^ Aflche.
[ nbsp;nbsp;nbsp;[Kalk.
Gcnefi-gc logt is
{'hoedanigheid] Natuurli)k |nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot;j
werkende door fijn
^ fdc nbsp;nbsp;nbsp;Volgens de
(^ongema-SZ-uide. [ gelegent-f tigt cNoorde. j heid der
l^tweede verdund^deZuide. i plaats, j^verdikt^de Noorde.J
door Konft
r bovenfte 5Boven.hemels.
dRegen-water.
Genefig water is
. nbsp;nbsp;nbsp;^ r ^Bron-Water,Put-water, Moeras-water*
nietGenefig|j^y.^^_^^j.^j.^ Zee-waïer.
De vier Hooft-ftofFen , die met haar Genees - konftnbsp;voorfienzijn.
Gencfi-geaarde
benedenfte
Genefig, Welkers on-derfcheid genomen/ Werd van de
Armenifê, Le-mnifeaarde.
Vergif, L
(quot;Oker, Rood-l krijt, allerley trekt teJ aarde, Ere-gaar | thrife aarde.nbsp;I Samife, Chile.nbsp;^Selenufife.
fOvenkley. ver- «ï Ampclitilènbsp;teerd aarde, enz.
[’Melifè aarde, veegt aD en ontelbarenbsp;[andere
^*2®' (./êititnonie.
Uit de r aarde en 1nbsp;I het wa- Inbsp;tergroe-*!nbsp;jen denbsp;Steenen,nbsp;welkenbsp;zijn
rSoute,Salpeterige. l Aluinige, Jodenlij migc*
¦“iquot;‘lHKoplS|g=,Goude.
1 Plaafterige, Quikkige* iRattekruidige wateren*nbsp;' Spangen.
Vrankrijk.
Italien.
Plaatiên daarfe Duitfland. voortkomen, * Engeland*
die ontelbaar zijn
koftelijke lt;
niet koftclijke
Polen. Afia.nbsp;Africa*
. America.
¦ Robijnen. Karbunkeisinbsp;Sapphiren.nbsp;Amethytten.nbsp;Topazen.nbsp;Aardrelt; Smaragden*nbsp;Coniola.nbsp;Achaten.nbsp;jafpis*nbsp;Seil-fteen.
. Marmer*
f Perlen*
Zeclè •{ Bern*fteen,
Amberdegrys*
f Alle fbort van , j Steenen jbe-1 quaam om tenbsp;[ bouwen.
Cap. I.
vijifel, Silver-fchuim, Quik, Lood. Door de z. hoedanigheid crekken re gaar Cadmia^ Pom-pholyX , Spodium , Aluin Koper-groennbsp;Om It gaar te lymen tn feite doen groejendixt-nen Lood,Pleill;er,Antimonie. Alverdervendenbsp;veranderen de Fenijnen
Te gaar lijmende de Melk-fteen , deMakife-fteen. Fel doende gr oefen j de Morochtus. Steen-breekende ^ Joden-fteen, Spongie-fteennbsp;enz. Door een verborge hoedanigheid werken,nbsp;“~ifkr
deSeil-fleen, der Viflïn-fleen , derSlekken-Quik, Glid, Ratte-1 keen , Giere-fteen , Koraal , Kreeft-fteen, Brand-fteen, Kryftal Offy/uiverendtnbsp;grove vogten als de Seil-fteen, Lafuur-fteen.
De ftoffen uit de ^e komende werken ook Krachten De Steenen 2ijn of koft elf ke ofJlechte : de! of door eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hoedanigheid : heetiXya*^.
kruid , Kalk, Pleifter enz
§.VI. Fan de Steenen.
veranderen of door een openbare of j Sperma Ceti, Amber, Riekende-nagel. Koud'jJ^z^^, Steenen door een verborgen hoedanigheit; die van een i 2ijn Coraal, Peerlen, die van de tweede hoeda-Mm.nbsp;verborgen 2ijn van de eerfte of tweede. V an j nigheid of trekken te gaar, als de Brand-fteen;nbsp;de eerde 2ijn of in de eerften trap koud, de! oiverfagten als Jode-iijm , Naphtha enz. of
Hyacinth, Sapphir, Smaragd: ofihden^. trap de Robijn, Karbonkel, Granaat Sardonius : ofnbsp;in den 4. trap, de Diamant. Of fy werken doornbsp;dttweede hoedanigheid , als de Hyacint, de
^ - nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r t •
veegen afj als de Schelpen van Oefters Moflels enz. door een verborgen hoedanigheid werkennbsp;de Peerlen en Joden-lijm.
Hier hebtge Lcfer alles wat vandeaardfe
Sanphir, enz. of door een verborgen hoedanig- ftoffen kan gefegt werden , die volgens de re-
____ nbsp;nbsp;nbsp;__i^_ .. n. _ nbsp;nbsp;nbsp;- f____! 1 nbsp;nbsp;nbsp;____ ____f 1
/l;«lt;^deBe2oar, Topaas, Slange-fteen,Padde-fteen, Swalu-fteen,Nier-fteen, en voorts alle fteenen in de leden den Dieren gevonden. Denbsp;Jlegte Steenen veranderen ook door een openbare of verborge hoedanigheid ; heet 2ijn denbsp;Bloed-fteenen , Vuur-fteenenew^;. koudiKyetnbsp;Kriftal, de Samife Steen enz. droog 2ijn gepoederde Tighelsen Sand. Offy werken door denbsp;tweede hoedanigheid : te famentrekkende denbsp;Aard-fteen, Puin-fteen verfagtende^hd-baft. Agaat, enz. verdoovende de Jafpis , denbsp;Ophites , enz. afvagende de Arabife-fteen.
gels onfer konff uitgebreid ufo een ruim veld van Wfsbegeeren fullen toedienen , dat’et innbsp;veel Boeken nier kan vervangen werden; namelijk van de gemeen-making van ieder ; vannbsp;de uitbreiding der kracht ; van de duurfaam-heidj van de deugd en vermogen in’t werken,nbsp;enz. En door de regels der vragen: welk denbsp;kracht en van ieder foort 2ijn ? waarom vannbsp;de natuur daar ingelegt ? waar ^ wanneer^nbsp;met welke , hoedanig hoe veel .? enz. Dochnbsp;fiet hier van breeder gehandeld in onfc “ver- ahtiZava.-.nbsp;\JaamkonB.
binatoria.
j derfocht. Ten 3. eenige ftraks te noemen I dingen. I I. Tgt;e onjekerheiddcrtrap^enhefdaaidaatmartnt de 'Et is uit de fchriften der oude Genefers 1 H blijkelijk , datfe alleen befig geweeftnbsp;-*-2ijn om denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hoeda- nteefi ttighedcn te onderfoeken. En nadien de hoedanigheden vier in ge-tal zijn, namelijk warmte, koude, droogte, vochtigheid, fo hebbenfe ieder hoedanigheidnbsp;*«»/**’ ook vier ondcrfcheide^r^/É’^ toegepaft:: invoegen fommige dingen in den eerjlen trapnbsp;warm, koud, vochtig of droog zijn; anderenbsp;inden tweeden j derden of vierden traf. Mee-nende datfe dootdefeyerdeelingyaiitrapfen al de verfcheidenheid der natuur hadden be — • « « €XL ViV,- V nbsp;nbsp;nbsp;----------- de vat. Docli de voIgende Genefers bemerkende defe trappen te eng te zijn, fo hebbenfe de fclf-iev’ocff' de wyder uitgebreid, en tuflehen de eerfte ennbsp;tweede, de tweede en derde enz. noch anderenbsp;trappen ingefchikt. Dochalsdefaaknaukeu-rig overwogen werd, fo bevindme de verdee-ling dernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;moejelijker te zijn, als datfe van een menfeh kan verftaan werden. Daarom is ons voornemen de volgende dingen daar te verhandelen , i. de onfekerheidnbsp;¦'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'' der trappen. Tenz.debedrieglfkheidder/m- door welke fy de kragten hebben on- |
in, dat’er geen trap naukeurig en net kan aan-geraakt werden; en dat tuftehen de trappen fo fekeru.^ veel verfcheidenheid is , als tuflehen twee getallen gebrokens konnen gefteld werden -. wel-I ke faak eenigfints een oneindigheid influitendenbsp;voor den menfeh onnafpeurlijk is. Daaromnbsp;werden de verfcheide gematigheden en krachten der Planten met regt vergeleken by denbsp;verfcheide gedaanten der menfehen aangefïg-teUj die ook oneindig is. Ten ^. hoe hedxie^ïjls. kleuren j fmakeUj p^kUunn reuken en andereJinlfkehoedanigbedenzi)ms^jpfl^’'fj^nbsp;genoegfaam bekend den genen, die da^ron-:vmdlkra^tnbsp;trent eenige Ervareniffen heeft gedaan. De'^quot;'nbsp;Flantbefigtigers tragten uitderoode, witte, ^****'’^ ***”’nbsp;geele, purperige en andere kleuren der Bloemen, Blaren, Vrugten, enz. van de kragtennbsp;der Planten te oordeelen : doch die gelefennbsp;heelt het gene te voren van de kleuren is gefegt, die fal moeten bekennen, dat’et onmogelijk is de kragten uit de kleuren te kennen. Voegt hier by, dat’et fcer los is te feggen dat het |
35i nbsp;nbsp;nbsp;De onder-aardse wereld, vi AFDEE-het wit kleur een teeken van een vochtig, I kracht der bittere dingen toond genoegfaam ren ook is getoond, en in witte de Öliander- \ge fmaak : de fimre fmaak komt van ’t Ammo-bloem klaar blijkt; dewijle defeifdefeer heet nbsp;nbsp;nbsp;^ en daaromwerdfemids haardoor- en brandig is , zls ook in de roode RoofeUj die die met een matige vochtigheid fonder hittenbsp;voorfien zijn. Wat de fmakenenreukenhevceix. , daaruit' kan van de krachten der Planten niet anders .gemiddeld vz.nifout, en drukt daarom uit al als in’t algemeen geoordeeld werden dat een de eigenfehappen des fouts. Echter kan uitnbsp;goede reuk gemeenlijk een teeken van warme : defe dingen de oorfaak der voorgeftelde hoe-gematigheid is ; een///^/éeW(?r£’«,é overtollige danigheden niet ner aangewefen werden:nbsp;koude en vochtigheid ; reukeloos een teeken want wat zijn’er niet alnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dingen , die niet ken. by tende en fcherpe fmaak een be wijs van hitte Hoe veelfuure dingen zijn’er, die felfs na het de Wrange fmaak een bewijs van koude,droogte en aardachtigheid , de fuure een bewijs van onmatige vochtigheid boven de koude^de bittere een teeken van droogte en hitte , defoetenbsp;een bewijs van warme en vochtige gematich-heid, de foute een be wys van af vagende hitte;nbsp;en eindelijk de vette fmaak een bewysvannbsp;lochtige gematigheid : dit is het gevoelen vannbsp;de navolgers van Galenus j 'Tgt;iofcorides ennbsp;Theophrafius. Doch fo ligt als dit gefieldnbsp;werd, fo ligt kanmen ook mis-taflen , dewylenbsp;de Jinnen geen getrouwe overbrengers van denbsp;Hoofdjiojfge hoedanigheden zijn, daar noch bynbsp;komt , dat de fmaken een andere oorfprongnbsp;erkennen als devierHoofdfloffen , gelijk innbsp;’t vervolg falblijken. uf der OU- nbsp;nbsp;nbsp;Doch Op dat ik niet foude fchynen de over- de Genefers. nbsp;nbsp;nbsp;^jgj. eerwaarde oudheid te verwerpen, fo diend aangeraerkt, dat of fchoon de oude de trappen van de krachten der kruiden niet netnbsp;hebben konnen bepalen , fy echter alle lof ennbsp;eere weerdig zijn ; om datfe door haar onver-moejelyke arbeid en neerftigheid fo veer gekomen zijn , datfe de leere van de trappen dernbsp;Genees-krachtenj niet fo feer door menfehelyknbsp;vernuft uitgevonden , als wel door Godlykenbsp;ingeefling geopenbaard, door diiifend ervarc-niflèn hebben bevefligt; fo datfe eenparig vannbsp;alle Genefers werd aangenomen.nbsp;xgt;e kleuren, Wy willen hier niet onderfoeken of de kleu-reukenkZ ’ rcukcn en fmaken van de Hoofdftofigenbsp;men niet on- hoedanigheden ongemiddeld voortkomen;wantnbsp;folks is te vooren vals getoond ; om dat denbsp;Hoofdfioffen alleenlijk als verdere oorfaken totnbsp;de menging der dingen komen. Ook is ’t onmogelijk dat die enkele ftofïen foo een groote ver-fcheidenheid van kleuren j reuken en fmakennbsp;in de Planten fouden voortbrengen : wantfynbsp;zijn felfs ongekleurd. Daarom oordeelcn wynbsp;defe hoedanigheden voort te komen van denbsp;Swavelj ^uik en Sout_, daar uit de Planten be-ftaan, gelijk in ’t 8. Boek is getoond : daar be-wefen ismctverfcheide Ervareniffen , dat denbsp;kleuren van de Swavel j en de fmaken van denbsp;mar van ^ik en het Sout voortkomen. Na dat denbsp;iSw/Jw/ meer of min gekookt is , daar na zijnnbsp;' de kleuren ook verfcheiden. Watdem^/èen fmaak belangt, de foiverende en afveegende een groot verfchil in de krachten want daar zijn het roode van een heeten,het^rö£'; een teeken van een rauwe gematigheid is ; gelijk te voo- ¦Ah ook de Jkettke». van fuiver vocht, gelijk in Bronwater. Wegens En de sma-de fmakeu feggen de kruid-kundige , dat de gemiddeld van denbsp;Hoofdflof-fen. |
dat de bittere fmaak van ^t Sout en Salpeter werd verwekt; de verooffaakc denbsp;fnydende kracht van de Genefers veel geacht,nbsp;fy ondoet de lichamen en (Iremt dc geeften ;nbsp;de f faamtrekkende fmaak erkend tot haarnbsp;oorfaak de vitriol; de foutefmaakkoxnx. on- heet van hoedanigheid zijn .? als daar is het ^ Heuijap jdeCichoreijen veel andere dingen.» Opium,nbsp;oordeel der Oude feer heet zijn? als de fuure daar ongeef en van Salpeter j Swavelj enz. daatde^fffff^^nbsp;Oude nochtans de fuure dingen koud dellen. Hoe veel foete dingen zijn’er', die in plaats van gemat igt ieexongematigt en heet zifjn? namelijknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Kasjie en Suiker j daar uit foo een fcherp water getrokken werd, dat’et bequaam is om even als Sterk-water Goudj Silver en andere Metalen te ondoen. Het Lood geeft opnbsp;de tong de minfle fmaak niet, echter is ’tj omnbsp;met ffuercetanm te fpreken , niet anders alsnbsp;een onfinnige Suiker-Joetigheid. Uit defe en veel diergelijke proeven is openbaar j dat om deder kruiden te kennen, niet veel op de fmaak^ reuk ^ kleur en andere uitwendige hoedanigheden te vertrouwen is. Het gene de hedendaechfe Genefers aanmerkende fo hebbenfe om feker tc gaan eennbsp;andere wegingeflagen, namelijk de lichamennbsp;door de ^ Stoffeheiding tot Swavel, Sout en^chyrtiü'nbsp;Quik ondoende ; volgens welk beleid de oor-faken der ftraks genaamde hoedanigheden , en heUmdenbsp;dc krachten der kruiden veel veiliger onder-focht en ontdekt werden; v;ant een en de felfde %frch%nbsp;faak kan verfcheide kleuren, reuken enfma-‘^'”^«^«^^'nbsp;ken in fich hebben, die fonder de Stoffcheiding^quot;^‘^‘'^'nbsp;niet licht ondekt weerden. By voorbeeld , denbsp;krachten en eigenfehappen des Rok-houtsnbsp;fallen door de fmaak niet licht ontdekt werdennbsp;als ook niet de reden waarom het felfde doetnbsp;fweeten ; maar door de Stoffeheiding in lijnnbsp;beginfelen ondaan , fo werden de oorfakennbsp;van fodanigen werking en eigenfehap lichtelijk ondekt; want dan bevindnxen die kracht tenbsp;fitten in des houts ffuikkigefuurheiden Oli-agtige fwaveligheid j lt;spdrgkfpuer eet anus ieetnbsp;wel fegt. De felfie kracht verneemtmen ook innbsp;Effehen-hout j in Kancelen in andere Houten:nbsp;het is de Genefers bekend wat een fterke kragtnbsp;het Sout des Eokhouts heeft om de fchadelijke voorteeidnbsp;vochten uit den lyve te drijven. De bitterheid'»f»*-des heul-faps ^ als ook van Gentiane en anderenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'^tned- bittere Kruiden ontftaat van het van fijn verdoovende Swavel afgefcheiden ; daaromnbsp;werd defelfde tot een deitigStoelgang-middel. Gelijk dan een groote verfcheidenheid in de eerlle beginfelen is , foo ontftaat daar uit ook |
i De II. Tafel der j ! Wijs-begeerte,jnbsp;i vertoonende de inbsp;trappen der eer- jnbsp;I fte hoedanighenbsp;den in de Plannbsp;I ten.
un.
|
2 Dille, Angelica, Byvoet,Juffrou-I merkjChamcpitys.S. Janskruit, |
j . Alfem.Hemft.Bernage, Bugloffe, j Beet, Kóól, Camille, Wrange,
I Leverkiuit,Melilote,Vlaskruit, Spica, Scolopendrie , Smeer-j wortel. Hoefbladen, Mablu-I thruro.
3 De Averone.Kalfsvoet, Kuiskruit Amoinum , Ammi, Diftanus,nbsp;Caryophyllata , Savel-boom,nbsp;Vrouwen bedftroo.Thym .Klaver , Yferkruid, Netels, Cen-taurie, Stinkendegou,Venkel,nbsp;Jencver.Enule,Campone, Hys-loop. Laurier, M.ajelein, Mente,nbsp;Ortgo, Poleije.
Latuw, Endivie, Cichorei, Hyan cint,Weegbree, Vloikruid, Ronbsp;fen. Nachtfchade, Majer, Chonbsp;drille. Smak.
Porcelein, Mandragora, Donder baard , Billeokruid, Kriekennbsp;overzee.
Scheerlink , Monninks-kappeu, Wolfs melk , Heul, Dodelijnbsp;Nachtfchade, Titelofcn.
A : Heul , Scheerlink , Mandragora Nachtfchade, Donderbaard,
j Beet , Kool , Camille, Myrtus I Wolle-kruid. Hyacint.
' By voet. Dille, Zeekool, Taskens ^ inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kruid , Peerdlleert, Weegbree
1 nbsp;nbsp;nbsp;Menthe Rofemarijn.
Gebrande Averon, Dille, Aliem CaJament , Hyflbp, Majeieinnbsp;Malrove, Duilèndblad,Orcgonbsp;Peterlèlie, Poleije. Vyfvingernbsp;kruid, Rute,Savel, W’ilge.
Ruite,Mottert.
Klem.Hoppe, Mclifle, Malrove, Myrrhis, f5alfem,Piropernelle,nbsp;Verkensgras.Rofemaryn,Salie. A I Look, Zeeajuin, Gengber, Kers Porrei, Peper, Affodillen, Ibenbsp;ris,Maie!eine. .Milde, Duivekervel, Patich,Suu ring , Pappels, Myrtus, Glasnbsp;kruid. BuglofTe, Bernage, Endivie, Pap pels,Cichorei, Bengelkruid. Melde, Latuwe,Porceleina, Vio letten, Cauwoerden, Concomnbsp;niers. Duivelsbrood Slaap-nachtfchade Tammeheul, Plompen , Sernbsp;pentsiongen, Haviks-kruid. |
|
Saadvan Dille. Balfem. Netels- Het Saad van nbsp;nbsp;nbsp;Wortels van Acorus, Kalfsvoet, Dille. dorus. Cquot; ^^Fea. kel.Comiin.P^5,A. kruid, Nardus-l»^ • peper. Gerfte,Hirs. ^ nbsp;nbsp;nbsp;inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, De fchors van Iben- Het Saad van nbsp;nbsp;nbsp;j Wortels van Cichorei.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I Boom. Nachtfchade- Het Saad van Hen Wolfsmelk, b De Saden van Appelen Mon Het Saad van nbsp;nbsp;nbsp;'quot;’'''Qi. Erweten, Boone®- Het Saad van Pln^’^ tongen. De Saden uit die Boonen, Feoigt'^ De Saden van Hequot;^’ nbsp;nbsp;nbsp;^J-s, Nachtfchade- Het faad van DiH^L.fU^' Ammi, Anii5.3,lk- ''’¦in, Coriander. Pete^ |
De Wortels z.ijn als de graan-! De Schorfin he-
finttenderP Lanten daar op-(i aevoerd werden en le-
•* nbsp;nbsp;nbsp;lt;igt;
fcherme de flam, de vruchten^ denbsp;Saden enz. tegen de ongemakken des loch ts.
Saadvan Corian nbsp;nbsp;nbsp;j De Wortel van Hemft , Beet, Bu- 1 De Schors Folie, van
griek, Lmleo, nbsp;nbsp;nbsp;»ad, | glofleni Soethout, Acinthus. ‘ Citroenen, Pokhout,
i Tamarilcus.
»ter.
ld»-*»
HetHont h het felf-deinde Planten dat de beenennbsp;z^ijn in de Dierennbsp;hard en vafl vannbsp;fioffe.
De Wortels van juffrouraark. Kap ; De Schors vanKaneel. pers,Verkensgras,Pimpernelle, ) Wierook. Oranjennbsp;Rapen, Zedoarie.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1
I De Schors van Focije-Manfboren, Didtamnus.Doro-I Boom. nicum. Fenkel, Galeja, Enulc, jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.y
Campane,Peterfc!ic,Peperwür. ! tel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
Look, Ajuin, Porrei , Vuiirwor tel, Collus.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;{
j Gengber.
De Vochten z,ijn Het fap van een Gommen zijn de die uit eengefne-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Plant, Vrachtnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Waterige traa-
de of geboorde nbsp;nbsp;nbsp;offaadwerdaitnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nen enHarflen,
'Boom uitvloei- nbsp;nbsp;nbsp;defelfde geflotennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de Oliachtige en
jen. nbsp;nbsp;nbsp;Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zijnde gedrukt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Brandige der
Planten.
Houtvan Aloe, Agal- j Olie van Oliven, Sapa, Sapvan Bete, van Bu-lochum, Afphalta, ( Wijn. nbsp;nbsp;nbsp;) glolTe.
Pokhout, Ebbenhout, Oiïevan Amandelen, Het fap van Allém, Jeneverhout, Nar-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Wynen, alle vogtennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Juffroumark, Cala-
caphton. nbsp;nbsp;nbsp;der planten die innbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ment. Kool, Rute,
! nbsp;nbsp;nbsp;den 2- tr,apwarm gt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Scordium.
_’ nbsp;nbsp;nbsp;I zijn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;!
Hout Saflafras.Maren takken,hout Caflie.
Nierhout.
Olie van Balfem, Mal» Het fap vanStinken-
vefet, al de vogte n van vruchten dienbsp;in de 3. trap heetnbsp;zijn, van Noten.
I OvergehaaldeOlie van t Bakelaar, het waternbsp;uit de Planten in denbsp;4. trap heet.
Pappel-wortels.
j De Kapjes van Eekels, I Het Hout van Cypres- , Verjuis. inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j boom , van Lotus- (
1 nbsp;nbsp;nbsp;' boom.
Wit Sandel-hout.
Afijn, en al de vochten der kruiden, die in de 2 . trapnbsp;koud zijn,
De wortels van Mandragora.
De Schors vanCaftan-je-boom.
Rood Sandelhout.
De blaaskens vanPim- rippi c-n.Llh.-.nt De Wortel van Scheerlink, Mon- pernoten.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ Sandelhout.
ninkskappen.
De Wortels van Buglos, Cichorei, Soethout, Pappels, Rapen.
De Wortels van alle Kullekens-kruiden.
De Wortels van Wonder-boom.
De wortels van Mandragora,
Hemft-wortel, Mansooren, Meekrap,Tameris, Fenkel.
De Wortels van Cappers, Cichorei, Peperwortel.
De Wortels van Acorus, Daroni-cum . Kalfs-voet, l’eterfelien, Vyfvingerkruid, Drieblad.
Gengber, Water, peper.
Gom Elemni , Tra-gant, Concami.
De Gommen Edel-lium, Hedera, Gal-banum , Myrrhe, Maflich, Wierook.
degouwe.
Wierook, Pik,Harft, Styrax.
Het fap vanScheerlink De Gom van Ammo Monninks-kappen, niak. Benzoin, Eunbsp;Wolfs-melk. j phorbium.
Het fap van Duiveker- i Arabife Gom. vel, Rofen, Violet-ten, Endivie,
Het fap van Suuring, Latuw, Weegbree,nbsp;Nachtfchade.
De Gom van Berkenboom.
Dc vochten van alle j Plet fap vanKouwoer-kruiden in de J.trap nbsp;nbsp;nbsp;den , Porceleinc,
koud. nbsp;nbsp;nbsp;Donderbaard.
Devochten der krui- ( Heul-fap. den in de 4. trap ^nbsp;koud.
De Gom van Kar/e-boomen.
De fchors quot;an Barken-boom.
De fchors vanAalbe-fien.
Tamaris-hout.
Het hout van Vyge-Boomen.
De fchorfen van Se-lifch, Vliender.
Het hout van Lorkenboom.
De fchors van Riet.
Granaatfchillen.
De Olie van Heul.
De Gommen van Pe-rebomen, Camfer.
Dc fap pen der Krui den in de i. trapinbsp;vochtig.
De Gom van Berke-boom.
Het vogt van Tamarisk, Acacia.
Het fap der kruiden in de a.trap vogtig.
Drop van Soethout.
Pijnboom-hout.
Heulfap, Hypociftis.
Wierook.
De fappen der kruiden in de 3. trap vogtig.
Het fap der kruiden in de 4. trap vochtig.
Gom Tragant.
Gom Bedellium , Hedera.
EfTcnhout,
Het blaasje van Diftel-1
De fchors vanVenus-kam.
i Al de vochten uit fb. ; De fappen uit de felf-1 danige Kruiden.
de.
Galbanum, Maliich.
De vochten der kruiden in de 2. trap droog.
Alsook da fappen.
Styrax.
Het hout van Efculus.
De vochten der kruiden in de 3. trap droog.
Vogten der kruiden in de 4. trap droog.
Der felver fappen.
Derfelfder fappen.
Sagapenum, Sarcocol la, oppopanax.
Euphorbium.
^cy
De Wortels z^ijn als de graan-! De Schorfin be~
fimtenderPlanten daar op-fe aevoerd werden en Ie-
lt;igt;
fcherme de flam, de vruchten, denbsp;Saden enz. tegen de ongemakken des loch ts.
HetHout is het /elfde in de Planten dat de beenennbsp;z,ijn in de Dierennbsp;harden va/i vannbsp;Jloffe.
De Vochten z^ijn Het fap van een Gommen zdjn de
die uit eengefne- nbsp;nbsp;nbsp;Plant, Vrucht
dè of nbsp;nbsp;nbsp;geboordenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;offaad werd uit
’Boom nbsp;nbsp;nbsp;uitvloei-\nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de felfde gefloten
jen. nbsp;nbsp;nbsp;jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zwijnde gedrukt.
Waterige traa-nen enHarfien, de Oliachtige ennbsp;Brandige dernbsp;Planten.
't » ^‘^jF t
iiysgt;“'eéti(**^' j nbsp;nbsp;nbsp;Wortel van Hemft , Beet, Bu- ' De Schors Folie, van
*^d, nbsp;nbsp;nbsp;glofleni Soethout, Acanthus. { Citroenen, Pokhout,
gloflen
Tamarifcus.
Houtvan Aloe, Agal. j Olie van Oliven, Sapa, Sapvan Bete, van Bu-lochum, Afphalca, ( Wijn. nbsp;nbsp;nbsp;) glofle.
Gom Llemni , Tra-gant, Concami.
De Wortels van juffrouinark. Kap ; De Schors vanKaneel. pers.Verkensgras.Pimpernelie, ) Wierook. Oranjennbsp;Rapen, Zedoarie.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1
Pokhout, Ebbenhout, Oiïevan Amandelen j Het fap van Ailém, Jeneverhout, Nar-; Wynen, alle vogtennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;JufFroumark, Cala-
caphton. nbsp;nbsp;nbsp;der planten die innbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ment. Kool, Rutc,
den 2- tnapwarm i Scordium. t zijn,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;!
De Gommen Edel-lium, Hedera, Gal-banum , Myrrhe, Maftich, Wierook.
‘ter.
jonifkskap. jjgjfi. P n.
^lsgt;
'ta.
Wortels van Acorus. Kalfsvoet. j»«^'’°''®''»quot;F“='j=-Manlboren, Didtamnus,Doro-I Boom. nicum, FenkekGaleja, Enule, jnbsp;Campane,Peterle!ic,Pepervvor- ,nbsp;tel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^. I
Look, Ajuin. Porrei , Vuurwor tel, Coüus.
j Gengber.
Hout Saflafras,Maren takken,hout Caffie.
Olie van Balfem, Mal» vefet, al de vogte nnbsp;van vruchten dienbsp;in de 3. trap heetnbsp;zijn, van Noten.
Het fap van Stinken-degouwe.
Wierook, Pik,Harft, Styrax.
Nierhout.
! OverphaaldeOlie van Het fap vanScheerlink De Gom van Ammo
Bakelaar, het water I uit de Planten in denbsp;4. trap heet.
Mon n i nks-kappen, Wolfs-melk.
niak. Benzoin, Eu phorbium.
Pappel-wortels.
‘ j De Kapjes van Eekels. i Het Hout van Cypres- j Verjuis. inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i boom, van Lotus- [ -
^ boom.
Het fap van Duiveker- i Arabife Gom. vel, Rofen, Violet-ten, Endivie,
De Wortels van Cichorei.
' I De fchors van Iben-I Boom.
Wit Sandel-hout.
Afijn, en al de vochten der kruiden, die in de 2 . trapnbsp;koud zijn,
Het fap van Soaring,; De Gom van Berken-
Latuw, Weegbree, Nachtfchade.
boom.
De wortels van Mandragora.
De Wortel van Scheerlink, Mon-ninkskappen.
De Wortels van Buglos, Cichorei, Socthout, Pappels, Rapen.
De Wortels van alle Kullekens-kruiden.
De Wortels van Wonder-boom.
De wortels van Mandragora,
De Schors vanCaftan-je-boom.
De blaaskens vanPim-pernotcn.
Rood Sandelhout.
Geel Sandelhout,
De fchors van Barken- Tamaris-hout-boom.
De fchors vanAalbe- Het hout van Vyge-fib'n. nbsp;nbsp;nbsp;Boomen.
De fchorfen van Se- Het hout van Lorken-lifch, Vliender. t boom.
De fchors van Riet.
De vochten van alle kruiden in de j.trapnbsp;koud.
Plet fap vanKouwoer-den , Porceleinc, Donderbaard.
De Gom van Kar/e-boomen.
Devochten derkrui- Heul-lap. den in de 4. trap |nbsp;koud.
De Gommen van Pe-rebomcn, Camfer,
De Olie van Heul.
De fap pen der Krui- De Gom van Berke-den in de i. trapi boom. vochtig.
Het vogt van Tama- Het fap der kruiden Wierook, risk. Acacia.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in de a.trap vogtig.
Drop van Soethout.
Pijnboom-hout. : Heulfap, Hypociftis.
De fappen der kruiden in de 3. trap vogtig.
Het fap der kruiden in de 4. trap vochtig.
Gom Tragant.
Gom Bedellium , Hedera.
Hemft-wortel, Mansooren, Meekrap, Tameris, Fenkel.
De Wortels van Cappers, Cichorei, Peperwortel.
De Wortels van Acorus, Daroni-cum , Kalfs-voet, Peter/elien, Vyfvingerkruid, Drieblad.
Gengber, Water-peper.
Graoaatfchillcn.
I Al de vochten uit fo. 1 danige Kruiden.
De fappen uit de felf-de.
Galbanum, Maftich.
Het blaasje v»n Dillel. ]
De fchors van Venus-kam.
Het hout van Efculus.
De vochten der kruiden in de 2. trap droog.
De vochten der kruiden in de 3. trap droog.
Alsook da fappen.
Der felver fappen.
Sagapenum, Sarcocol la, oppopanax.
lilfl’.* .’ ¦• C JÜt
- ^ , V
' ¦f^V'JN*.'-. ; nbsp;nbsp;nbsp;0.
, nbsp;nbsp;nbsp;; a
.•V-'-'f;..
; nbsp;nbsp;nbsp;uu ;.l^ i
.v.tï
-'siYïïAu*. .'*'3.'. nbsp;nbsp;nbsp;53.» i '
sswsi eW w nbsp;nbsp;nbsp;^^s.^ ;.; gt;:.--ic !i--,'.ï-
•'^e-* • nbsp;nbsp;nbsp;'
3-4 .
iV. *•*-»
sMi:r*:\ï,^5 ï-.i r.'ïi.A
fiS-JW ütf ïUV nbsp;nbsp;nbsp;gt; K'oH ' i'r.'v,Vjflt;
-‘-.“t-A. o.K’oH ¦ J'fgt; v*gt;»H
• «ii nbsp;nbsp;nbsp;‘nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. ¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;;..gt;-.•gt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. ,t
vlrr
;4;lt;^'. - - Ti gt;3; nbsp;nbsp;nbsp;- ,.:; ,,. .Sj„,..,,, ,
f trÜ.K»b-M .-¦.; nbsp;nbsp;nbsp;^ .ti,'i^v:ca quot; . .
i.ï^inx^vi , nv-td. ;,5^ijü .l.o;» ;iftc,.‘ ^.1 ‘
':i:K . i
: UooiótV/
)
i'i
'¦-1
_______ ^ \
:.f7 :b-- V-i^ '
-V.
•,-4 r-''quot;
; nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-hr'. l'
; om«/i nc'/:f:-'-.‘J dtiih-wo^üi» .'i . “i'; nbsp;nbsp;nbsp;'•T;'
üS nbsp;nbsp;nbsp;I ''‘illi ^ rrtvO^jii;*-.'JI*IÓ-*'. 'V;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- *SÏ£VJ'3^4*ftnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦-^_vi
, . „1,. ;.v nbsp;nbsp;nbsp;' i'-jrnnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- yj ai «’fi-i.'': rft'•”
,. nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'.J j-.,'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. v
T-'v;
1 nbsp;nbsp;nbsp;.i;ó i.-' tii.vSB'i.quot;. -TMhTra’J niv c:J. :.!,i
; nbsp;nbsp;nbsp;'quot;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-T5:'o!? ,n;1.’gt;:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;!
[fCr. nbsp;nbsp;nbsp;; ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ - -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'¦
'¦ • 'i
*,; üïiïïS.i'i nbsp;nbsp;nbsp;'„O ,5,r.iiwü-lt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•. ¦ ¦ H •¦¦gjciysfe't^ 'l-’-tt ¦'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, ¦,, . 4
fgi;.,, nbsp;nbsp;nbsp;. 44,wi. -itftJÉ»»* -f \ ;
':®-' l..-
,;i^
'i»
;¦ ;•• •¦‘i ' ' nbsp;nbsp;nbsp;A quot;
f' t r-' nbsp;nbsp;nbsp;^ -• lt;gt;
u;v nbsp;nbsp;nbsp;• ¦,'! quot;; ‘
Y/^
; -ajhjS iii-vquot;fa..O -X} '
l nbsp;nbsp;nbsp;Yt-
Jf’j nbsp;nbsp;nbsp;-v.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦?‘bvf’-S
;,i!0 -C’ ‘:
i,-3sestti£ti-^
Ib
..
';'V nbsp;nbsp;nbsp;rrCi
¦ ¦' nbsp;nbsp;nbsp;„f •! '“
i*y?r» '
¦f [•/* ¦
-4 nbsp;nbsp;nbsp;'
Yrb—-------. ——r-^--
csamv;'!
,r?::r$b2^'4.'
sbi{UB.o.J¦-
,- 5j~ nbsp;nbsp;nbsp;• Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦
..; b.ïa:iv!egt;- ‘ nbsp;nbsp;nbsp;-.-rA it-i rwtr;¦•; . •'
’¦ '¦ nbsp;nbsp;nbsp;‘fwr:: - ah - cr t:-.-!3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦
.y-i'gt;'b
! ¦'• -lïZ mn- -.‘•“r3f nbsp;nbsp;nbsp;Wrléi ïr*l!cG j'«lintiasi’‘¦'«'J
gt;2
}
Cap. Ill
A Metho-dus.
^ Hiei osly-phica.
ieeldfpra-Mtid der JEgy.nbsp;ftinaars.
Au-
^turs
*“rk.
otg.
zijn bittere, fcherpe, fuure wrange Souten en Stoelgang-middelcn , welkers byfondere ei-genfchap beter toegepaft werd aan de eigennbsp;felfftandigheid d^sSouts als aan eenige Hcoft-ftofiige boedanigheid. By de Stoffcheidinge is, ^nbsp;om de verborge krachten der dingen te ken-1nbsp;nen, noch gekomen een beleid, dat gehaald jnbsp;is uit de ’’ beeldfprakïge Jchole der ./Egypte-1nbsp;naars, van de fcherpfinnigeluidendefestijds !nbsp;weder opgewekt : daar van feer breed gehan-1nbsp;deld is in ^t x. Boek van onfen Oedipus over ¦nbsp;de Genees-kunde der oude vEgyptenaars. Dele Konft leerd uit denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en merkenied^t,
kruid ingefchapen, welke voor ieder lid en des i felfs onderhoud dienen : daarvanopdegefeg-;nbsp;de plaats, als ook mon{tSeïl-fleen-konftj, en:nbsp;Mujyk-konfi in ’t breede gehandeld is. Ik fal inbsp;alleenlijk een Tafel hier by voegen daar uit af |nbsp;te nemen is welk kruid voor iedeï lid diendnbsp;en bequaam is om het felfde te recht te brengen. Ikbenverfekerd, dat’et de wenfeh en begeerte der Genefers is, datfc een kort begrypnbsp;mogten gereed hebben, waar in als met een op-
DISTILLEER-KONST. 353 flag der oogen kan gefien werden, welke kruiden dienen tot ieder fiekte, wat hoedanigheid,
I trappen en kragten die hebben, en onder wat I rang die behooren : daarom hebben wy raad-' faam geoordeeld al’t gene van de oude en nieu-|we Genefers over defe faak is gefchreven innbsp;i de volgende Tafels te bevatten; invoegen denbsp;I Lefer in drie vier bladen fo veel fal vinden, alsnbsp;! in menigte andere groote Boeken.
I De Tafel is verdeeld in IhColommen; in Gehruik I. Colom zijn de trappen der eerfte hoedanig-heden begrepen.In de i.dePlanten en haar bladen. In 3, dc Bloemen. In 4. de Vrugten enz.nbsp;gelijk uit de Tafel blijkt. Ifmen dan begeerignbsp;te weeten welke Kruiden in de 4. trap vogtignbsp;zijn, fo foektmen in de i. Colom de 4. trap vannbsp;vochtigheid: daar vindme in de x.Colom Heul-fap , Doile-kervel ^ Mandragora enz. in de 3.
Colom der felver Bloemen : in de 4. Colom de Vruchten: inde 5. de Saden enz. op de felfdenbsp;wijfe gaatmen voort in ’t onderfoek in de andere hoedanigheden der Kruiden te onderhoeken.
Dc enkele Genees-middelen werden,nbsp;aangemerkt,nbsp;of volgens
f - ^ , C^'^rc^cnhaardeelen.
^ nbsp;nbsp;nbsp;deden.
L Ongelielde 1 De Mi jnftoffen en Metalen.
f Wateren, Syropen, Afficdfèls, Inweck-j. nbsp;nbsp;nbsp;i fels, Conferven, Eleótuarien, Lek-
f Niet vette-^ kingen , Speutfettingen, Gorgelwa-J nbsp;nbsp;nbsp;] ters , Stovingen , Hoofdfuivermid-
r Vloedige *1 nbsp;nbsp;nbsp;delen , Baden.
Konttigelt; nbsp;nbsp;nbsp;lvacc{01ien.
1 nbsp;nbsp;nbsp;f Poeders, Koekjes, Opiaten, Uittrekfels, Eledua-
IBeftcndigerien , Confcrven,Oog-falven, Nies-middelen, Reuk-middelcn.
Natuurlijke
r In
t gemeen'
r Openbare hoc-j danigheid.fijn I van
Door verborge hoedanig-heid.
f Verwarmen. Iquot; ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\ Verkoelen.
I dei.*! Vervogtigen. Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Verdrogen,
Trekken te gaar. Verlagten,
. Verdunnen. Doen Sweeten.nbsp;(Jej. J DryvendePis.
De Vorm die ver- I anderen door dequot;!nbsp;hoedanigheid
Breekende fteen. Wederftaan vergif enz.
Door een byfondere eigenfchap hebben
Hoofd-middclen. Borft-middclen.nbsp;Hart-middelen.nbsp;Maag-middelen.
opfigt op de leden*^ Lever-middelen.
des menichen Lig-haams en zijn
Milt-middelen. Nier-middelen,nbsp;Lijfrooer-middelen.nbsp;Lede-middelen.
lï. Deel.
'I'mi
ffYFVS 5YMPAIHICV5 MICR0C05MI CYM MEGAC05Mo!
Jwe.Jr^naturas 'Plantanmv, cvnvJv^ulis Inmumi cordons vtmhis txfrp^ens
y'
'Ya arti^ Iv^lan. r Irs^S^v^.
7r
Vx
Vw
to
WTS
V//'\
^nH'
'1^
Vsf'
r-'è
‘ I f -i 4
1/
-m W\
.5^.^
vfiut IrujtLS ficiuriZ.
¦ ,G h.itnfsc Cumuls ca^Uis tttfa-mtatwus jucc ^Lanix arta’-cmantr-, Jc^uert. tzm^tm. a, i'^ ncz- aiLcmnv. ecwM^ ntn. munj '• ’-w ant^^'Patmaan. Ju^Lztdevv.S^mlUnL.^Me v£ ca^vds ST^nantrtmv e.x.frimuntr rUnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;pitentifsimjv conim.
irróflu,^ A. JleiLds cilifinim’ rancdÜL.. ~Ea}-i^jmcto vt- Ccuteris ^^rttccdej : £ua. cunv fiptlUrtuL _^attr, e,A an^lau cKprncttaA-
rtoTv du-xx-.
-ocr page 874-XII. boek , VAN DE Cap. II, ’Tis kracht der GewaJJige Jlojfen in vergely-king van al de leden des menfchelijken lichaams. rit-nmiier- Den feer vvijfen Schepper heeft al de licha-j men in de drie-erlei rotten der natuur door foo Inbsp;vafte banden te gaar verknogt, datindeeencnbsp;niet is, ’t welk in de andere niet door vergelijking gevonden werd, goede dingen zijn metnbsp;de quade door foo een onuitfprekelijke Wijs- fluiten de fy.. f 1 nbsp;nbsp;nbsp;r ff’Mende zijn koud , grof, heid te gaar gekoppelt, dat de quade felfs;delen.x.Korft-middelen. 3.eigentlijkeBrand ftrekken tot welwelen van den menfch, om j middelen. wiens nut alle dingen gefchapen zijn : want j Tign-middelen , ftillen de pijne , of ver-daaris^ö^^ en bequaam voedfelomdcn mens idooven. middel-ftaat van gefontheid gebracht werde. ganfchefelfftandigheid werkende. Doch op dat uit vermenging van foo veel ver-1 Trekkende middelen, halen de vochten en fcheide Genees-middelen geen verwarring fou- i geeften van buiten na binnen,nbsp;de onftaan , foo heeft hy ieder met een byfon- inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Been-breuk-middelen j zijn dienftig om ge- dere Seilfteenige trek-kragt voorfien , waar | broke beenen te genefen. door fy in de maag gebracht , nahaartoegc- jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verteeren het overtollig vleefch. pafte Leden en Vochten gedreven werden. Buikfuiverende j zijn of Braak-middelen,of En nadien fo weihet wf^^/alsdeGÉ’^^’^J'- Stoelgang-middelen. op vat leiddelen met Sout, Swavel en Quik, datis met Mm de ingcbore warmte, wortel-vocht en aardagtigenbsp;' droogte voorfien zijn, foo gebeuret, dat des in de Maag ondane voedfelsJi’(?///e(^ee/lt;^Vj'nade Soute j en de Swavelige na de Swavelige ^ en de ^likkige na de ^ikkige deelen des gevoede lichaams vloejen : foo lang dit in een behoorlijke hoeveelheid en bedeeling gefchied,foo fiekten ver-'^ryvtn blijft den menfch gefont en welvarend : doch dos te maken; zijn een weinig droog en Plei-vvannèer door onmatigheid, wraken, fterke oe-; fterig. fening en andere miftlagen ontrent de levens- Lymige ^ blijven vaft aan de leden, daarfe manier de iS'‘a;t2't/r/w'erd aangefteken, het aan geftreken werden , klevige vervullen denbsp;geveftigt , en de ^^ik de leden beloopt en , fweerpijpjes; fy zijn droog en aardachtig fon-als verdrenkt, foo onftaner veelerlci fiekten^ derjeherpheid. die na geen andere Genees-middelen luifte ren, als die oznigo gelijkenis cn over eenkomjlnbsp;met de fondigende ftof hebben : want foo-danige middelen bevryden de leden van haarnbsp;vyand en quaadaardige ftof, gelijk in ’t 9. Boeknbsp;van de quaadaardige fiekten breeder is gc- toond. nbsp;nbsp;nbsp;r 1 / j Daarom hebben deG^^^T^rjdefebyfonde-rc krachten der Genees-middelen ncerftigon-derfogt, en die uitgevonden hebbende met be-quame namen genoemt; Ib vindme Hooft-mid-delen. Oogmiddelen, Oormiddelen,Tandmid-delen, Neus-middelen, Borft-middelen,Hert-middelen, Long-middelen, Maag-middelen, Lever-middelen, Nier-middelen, Blaas-niid-delen enz. die haar opficht en werking hebben op die leden en deelen. En op dat’er nietsnbsp;Volgens de aan foude ontbreken foo hebbenfe de Genees-Ï!et7'^' middelen ook feer fray verdeeld volgens denbsp;eer fte j tweede, derde tnverborge hoedanigheden : invoegen dat’er verwarmende, verkoelende, verdroogende, bevochtigende, openende , rypende, te gaar heelende ,ontlaften-II. Deel. VerdeeUng der Geneesmiddelen,nbsp;quot;volgens denbsp;ver fcheidenbsp;leden. in volkome gefontheid te onderhouden. Doch voorfiende dat of doof overdaad of door^^-brek van voèdfel den menfch niet altijdnbsp;konde blijven, foo heeft hy Genees-middelennbsp;voortgebracht, daar door de overdaad verminderd , het gebrek vervuld en den menfch tot de |
DISTILLEER-KONST. 35J de , en tegengiftige Genees-middelen zijn.nbsp;Gelijk wy nu wat nader fullen verklaren. Verklaring van de benaming der Geneesmiddelen. f Saam - trekkende middelen mondckens der vatennbsp;wrang, ftrijdigtegende openende. Brand-middelen j drie-erlei; i. Blein-mid- Openende middelen^ zijn verwarmende,doch niet over de x trap, dun van ftof, ftrydig tegennbsp;de t’faamtrekkende. Slijm-Juiverende j zijn die het flijm uit dc herfenen in de mond trekken, of men gorgeltnbsp;daar mede ; fy zijn heet, fcherp of door haar JV?er-middelen doen nieuwe huid groejen, vertecrende niet alleen de toevloejendevoch-tigheid,maar ook de gene die in ’tjonge vleefchnbsp;is, op dat ’et tot een weer verdrooge. Stond-middelen verwekken de'Maand-fton-den in de vrouwen. Verfagtende j dienen om de verdikte en t’faam-geftremde vochten te verdunnen en Bloed - ftremmende , werden aan verfe wonden gebruikt om het Bloeden te fteu-ten. jdfvegende j zijn die de taje grove vochten afvegen enfuiveren, fy zijn droogende, dunnbsp;van Itoffe, Salpeterig en bitter. Verhardende j zijn die te gaarftremmen cn verdikken. Losmakende, zijn die de windverwekken-de ftof verdunnen en ontdoen, matig verwarmende , meer vervochtigende, dun van felf-ftandigheid. Steen-middelen, bryfelen en verdryvende fteen. Rypende, zijn die Etter maken,matig, warm, vochtig en Plaafterig. Swaarmoedig vocht-middelen , drijven de fwarte Gal uit. Nier-middelen, hebben een groote gemeen-fchap met de Nieren. Verrottende, zijn door haar fcherpheidde ingebore warmte feer vyandig, de felfde verdrijvende of verdervende. Ty X nbsp;nbsp;nbsp;Vlees- |
DE ONDER-AARDSE WERELD, VIeesmakendeveegen fonder eenige fcherp-1 de Hemels-reekenen, en het opfichr datfe foo met malkander als met de Planten hebben; die verfchillen volgens de verfcheidenheid desnbsp;‘nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j en der Landfchappen. Dit foo' aangemerkr zijnde , hebbenfe de krachtigfte iV. Afdee-linge. gefteld:’tgÉ’^r?lt;//édefesTafelsisvanfelfsopen-i de Planten te plukken en te vergaren ontrent baar : want isme begeerig te weten wat Ge-1 haar krachten doet, leerd de volgende Erva-nees-middelen dienen om de Gal te ontlafieuj \ renis. lüChymia. Op wat wijfe de oude Genefers de krachten der Kruiden hebben ondèrfocht istevoorennbsp;aangewefen en met een Tafel vertoond. Hiernbsp;ter plaats fullen wy een andere Tafel voorftel-len, die getrokken is uit de Duitfc fchriftennbsp;van Thannhauferm j Tabernomontanus ennbsp;Carichterus. Defe Schryvers , een heel andere weg inflaahde, zijn door hulpe der Stof-febeiding na langduurige moeite en arbeid ge-lukkelijk op de volgende wijfe tot kennis van ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_ op t^tttny.^^krachtenderTlanten gekomen. Eerftelijk ' me tijdt gegraven is , veel duurfamcr enfter-fe de Stof. hebbenfe onderfogt de bequaamfte tyd wan- ker zijn. neer ieder Plant moet getrokken werden en op nbsp;nbsp;nbsp;De volgende Tafel is verdeeld in 5 Ko- fijn krachtigfte is ; want fy wiften wel, dat 1 lommen ; de bevat de namen der Plan-foo verfcheide Planten, als ook foo verfcheide [ten. De nbsp;nbsp;nbsp;de tijd van vergaring. Dtder- deelen van defelfde Planten niet op een en de felfde tijd behooren geplukt en vergaard tenbsp;werden. Daarom hebbenfe naukeurigagt gegeven op de loop der Son en Mane , als ook op heid de qiiade vochten uit de wonden, op datfe het vlees-groejen niet beletten. Slaap-makende j doen flapen; gelijk Heul-fap en andere. Nies-middelen ^ ontlaften de vochtigheid ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;foo uit de Herfenen als Herfen-vliefen door Niefen. ‘Pis-middelenj openen de wegen der Pis. fVondmiddeletij zijn die inwending gebruikt de wonden heelen. Dl hragttn nbsp;nbsp;nbsp;Op dat de Lefer gemakkelijkfoude konnen ‘tldddm' weten welke Wortels, Houten, Schorfen, Bla-gimakkeiyk dcn, Bioemeii, Vruchten en Saden tot ieder te kennen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vocht dicnllig ziju, CU wat krachten fy hebben,fo hebben wy defelfde uit de befte Ge-nefers vergaart,en inde volgendeTafel ter neer fo foekt in de eerfte Kolom, de Gal ontlafieUj en in de andere kolommen vindme de Bladen,nbsp;Bloemen, enz. daar toe dienfting : die doornbsp;de “StoffeheidingtotW'aters, Souten,Oliën,nbsp;enz. gebracht, en onder de gedaante van dran-h Extract’ ken, '^Uittrekfels, Conferven,Poeders enz. gebruikt werden. Verklaring der vier deTafel. |
Horizont^ uitgekofen, diefe door de Stoffeheidinp in drie eerfte beginfelen hebben ondaan, delelfdetotnbsp;Oliën j Souten en ^ittrekfels brengende; gelijk in ’t vervolg nader fal verklaard werden. Dit gedaan zijnde , foo hebbenfe haar gekeerd tot het onderfock van der Planten wr-b or ge krachten en eigenfehappen. Daar uit fy een nieuwe Kruidleere hebben gefmeed,feker-deralsdeboven-verhaalde, fteunende op veelnbsp;Ervareniften, en feer wclpaftèndeop deGe-necs-konft; dewijle de Hemelfe invloed metnbsp;de Tlanten eenftemmig is. Wat de tyd van Ërvarenis. Houwer een ftuk van tetvBoomo^ ^ittpd Bout u mi» alfte haar meefte kracht uitet ^ en op een andernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot; ^^een ftuk dat even foo groot is; weegtfe te-«/gt; een te-gen malkander, en gy fult het eerfte ftuk veel lichter vinden als ’t laafte, om dat ’t gene in ^nbsp;een drooger tijds geftalte is gefneden als dit.nbsp;’tWelkin alle ondervonden werd, Jaals-men een ftuk uit de Zuid-Jijde van een Boomnbsp;en een ander even groot uit de Noordfyde fnyt,nbsp;foo bevindmen het laafte Jwaarder als hetnbsp;eerfte , daar van de reden hier na fal aangewefen werden. Men ondervind ook datnbsp;bout j gehouwen op een tijd dat de eennbsp;onbehoorlijke ftand heeft, veel meer verderfnbsp;en W^ormen onderhavig is , als het gene opnbsp;een ander Maan-ftand is gehouwen. Ik hebnbsp;ook van de Tot -bakkers verftaan , dat denbsp;Totten gemaakt van klei j die op de bequa- de de trappen der drie beginfelen. De vier^ de de ftotten die de drie beginfelen eenig-flnts gelijken. De vyfde verklaard de Geneeskrachten. |
W.T^eel. Fol. 356. nbsp;nbsp;nbsp;1
De Planten en Blaar en, die op verfcheide leden door denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;of/oort-hoedanigheden opjicht hebben.
De Bloemen.
Hooft-middelen zijn.
2 ^ Oogmiddelen zijn.
Verwarmende, Betonie, Calatncnthe , Msjelein, Venkel, Rute, Salie. Poleie, Psonia, Vrouwen bedftroo.nbsp;Verkoelende, Duivekervel, Latuw,Hoppe, Rofen, Porce-lein, weegbree.
Oogen-trooft, Anijs. Fenkel, Stinkende-gou, Haviks kruid.
3 Tandmiddelen zijn.
Tamariek , Witte-wijng-aard, Tabak, Hyflop, Hcmft, Bertram.
} 4 ; Oor enTongmiddelett I i zijn.
Populier, Bete. Weegbree, Verkens-brood, Rute, Concom-mers, Lentilcus.
T, a T -jj Hyflbp, Scabiofe . Porreije, Hemd, Anijs, Vrouwenfaair, Dorjt en Longmtdde- , Hoef-bladen, Salie, Caneel, Soethout,Cafrie.nbsp;len zijn.
Hertmiddelen zijn.
Adaagmiddeltn zijn.
Levermiddelen zij
zijn.
^ 1 Adtltmiddelen zijn.
: IO Nier en Blaafmiddc-
len zijn.
|
lilote, Camille, Leverkruid. HeuLRhibarbar, Lentifcus, Anijs, Petrofelie, Galega, Col-lebloemen, Rute, Balfem-appel. Alfem,Centaurie, Pappels, Stinkende-gouw. Senebladen, Duivekervel, Wrange-Nies-wortel. Genadekruid, Jalappe, Vliender, Verkent-brood, Efel-com-coromers. Duivels- melk, Laureola. Duive-kervel, Kappers,Balfem, Centaurie, Gentiaan, Hys-fopie. Amomum, Kuis-kruid, Teskens.kruid,Koole Cypres, Hy-pocillisjMyrtus, Rute, Donderbaard,Wolle.kruid,fuu. ring. Wilge. Look,Ajuin, Verkens-brood. Averone, Alfem, Affodillen, Acorus, Fenkel, Anijs, Malrove, Peterlelie, Radijs, Poleije Melde, Hemft, Pappels, Vloikruid, Nelilote, Zee-ajuin,Violetten, Sefamum, Pancratium. Porceleine, Donderbaard, Nachtfehade, Water-linfen. Hemft , Centaurie , Guichel-heil, Smeerwortel, Sanikel, Weegbree,Tormentille, Tabak, Peerdfteerd. tiemft, Amomum,Smeerwortel. Gefegende diftel, Rute, Scordium, Orsego. ra. Nieswortel. Vergiftig kruid, Colchicum, Charaelea. Jenever, Nardus, Majelein, Orego, Rute. |
Bernage, Bugloflè. Meliflè, Enule.Bali'eKi,Roiemari|n, Sai. fraan. Citroenen, Nardus, alle Specerien.
Riekende Biefen, Alfem, Nardus, Caneel, Dille, Menthe, Salie, Vrouwen-bedftroo, Melilote.
Alièm, Endivie,Cichorei, Leverkruid, Amandelen,Gentia-na.Gefegende diftcl, Ma!rove,Centaurie, Kalfs-voet, enz.
A11em, Scülopendrie, Ceterach, Varen, Wrange, Ginfl, Zee-ajuin, Didi:amnus,Balfem. Enule.
Reinvaart, Steenbreek, Steen-faad, Aardbeffen,Peterfelie, Cappers, Coftus. Glaskruid.
Mondragora, Orego.
Saffiaan, Witte-lelien.
Betonie, Citroenen.
nelle,Camille, Betonie, L.aven-del, Melilote, Verk, Pc Plompen. Porceleine, Stinkende gouw. Hemft,Coloquint, Iris, Rofecna-rijn, Ganlérik. Verkens-gras, Laurier, Nardus, Bernage, Saffraan, Meliflè, Nardus, Plompen, Rolèn, Violet, ten. Rofemarijn bloemen,Rickende-biefen, Rofen, Violetten. Centaurie, Riekende-bies, Vliender, Betonie, Rofen, Plompen. Betonie, Ibcris, Kuiskruid, Cichorei, Endivie, Plompen. Betonie, Riekende biefèn,Pappels Meliloté, Plompen. Verkens-gras, Rofemarijn, Rofen, Violetten. De bloem van Wolle kruid. Kool. Verkens-brood, Dille. Vliender, Kerfen, Wild vliender, Perfen, Gouw. Ireas, Ginft, Sonnebloemen, La-thyris. Moederkruid. Peeren , Wilde-pruimen, Rofen, Violetten, Rofemaryn. Granaat-bloem, Saffraan, Cichorei, Rofen. DeAmmios, Hol-wortel, gefe-gende Diftel . Moederkruid , Amaracum. Beerenklau, Bugloflè, Lelien, Violetten, Pappels. Dille, Camille,Centaurie,Melilote,Billenkruid. Gaanaat-bloemen, Centaurie, en alle t’faamtrckkende. De Bloemen van die Kruiden. Coriander, Doronicum , Elateri-um, Wolfs-melk. Dille, Camille, Riekende-bielen. |
|
In de gedaante van een enkel affiedfel. 'Een t’faamgelleld af-fied/el. Tot Soiit gebracht. Tot waters overge-haalt. Cepoedert tot Tahelet-tenen lekkingengemaakt. Tot plaafters gebragt. Tot dranken gemaakt. 'ot aittrekfels verheven. pen , of EleHaarien gemaakt. I Tot Gorgelwaters. Hoofdfaiver-gedaante, Stovingen. Pappen. Infettingen. Steekpillen en Baden. Wajpngen. Tandwryfmiddelen, Strykingen. jifweekfelt. Speutfettingen, Plaafiers, Cerppi en. Salven. Qog middels. gedaante. |
Fenk
Latuw, lt;
il'fi . Fe
Fenkel, Majelenj^ Heul, Latuw. ^Jcttcn* nbsp;nbsp;nbsp;, Vio* Cardamom, Am ’ '“Oriander. ’^!,’i^’^'iWc, Kers,Cichorei, * Steen-breek, °®'den, Conconimers. *?nn»^*^dgt;Wicte Doorns, Ave fOHC. '=^„_‘'d»ns,b!^.d. Chriftus-c amp; Noten, Rafijn-’'gt; Porcelein, Berberis. 'quot;'L’ t'^®''ke!, Maltove, Libano-quot; ‘''gUfticum. ’ jfj'^^’Lijnfaad, Heintt, Nar- '’’“•“’«tïl nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.. TIJ goekvjr.’ ^3mijn , Li|nlaad, el haver , haver^’ Llerft, Lijnl'aad , Idel ''^•Ginft, Zee-ajuin. |
|
konkommers. loquinc. der. Berkebootn. van alle t’l'aamtrek* kende Planten. hout. Iben , Dennen. |
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
fierhout , Vishout» . Camfer , gom van A-Lorkenhout. nbsp;nbsp;nbsp;rabien,Kerfen, Ber kenboom. Tjt Gorgelraatirs. |
Galbanum , Sagope-num , Terbinti;n, Harft.
Allerlei Oliën buiten op de buik geftre-ken.
Sagapenum.
Serapinum , Sarco-colla.
Opoponax, Elaterium. Myrrhe.StoraxManna.
Dragant, Wierook.
Allerlei Harden.
Storax, Harden.
|
Speutfettingen, Plaafters. Cerep, Salven. Qog middels^ gedaante. |
Hotfdfmver-gedaame,
Stovingen.
Pappen.
Infettingta.
Steekpitlen en Baden.
Wajpngen,
Tandmyfmiddelen,
Strykingen.
jifatekfelt.
len.
«•
^'.:.'. •,..' • vr.: -•.
:*
• nbsp;nbsp;nbsp;- • c-:= s''^ •-' .i •
. U 1 nbsp;nbsp;nbsp;â– ' /
\ ai.v nbsp;nbsp;nbsp;.
• ï: ; ''
..... â– â–
■-.«f ^ nbsp;nbsp;nbsp;:
t:-■■■■■■quot;-^t ».'.
_*■■•■:. nbsp;nbsp;nbsp;v'-
^--T-.- '.^ v*'«’
- -• nbsp;nbsp;nbsp;‘siA. â–
^iv'ït,£:iv
r JBS- '.
â– -ixji nbsp;nbsp;nbsp;:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3ti ;
'i
i-- nbsp;nbsp;nbsp;. f i.
Jt;u.;,»j j
i .aa;:7ci«.i.quot;(:.. ,v-risAs:,;,;.
i nbsp;nbsp;nbsp;_■■■•■â–
, nbsp;nbsp;nbsp;1 ‘, â– i-'ti.*t'%l5,5;; V-Tv't â–
rü-' ■:
' nbsp;nbsp;nbsp;Zquot;' â– A' *'Ã-J-Vn^i-SY. r.: , ;
- 'â– ?!
.Kwik;': gt;»'si;;;r:T
i:
, -CïToO nbsp;nbsp;nbsp;_ k', _nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.:.ins;r.T.lö(^''.k:.'l !
4
.' â– * *
â– Z.-T.Z -yj ,
1—;:2:
• ^%4-t
r'an'i CiV
■: Y~« nbsp;nbsp;nbsp;Y* aD . -V Vnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ '
Y'l'fkwk'-- quot; nbsp;nbsp;nbsp;’
-,. .i.... lt; jsv â– - -
XIL Boek, Van de Dïstilleer-Konst.
TAFEL, Vertoonende c/e Planten in haar beginfekn ontdaan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
DE ONDER-AARDSE WERELD, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Oenanthe |
XII. boek, Van de distilleer-Konst.
Cap. Ill, Oenanthe Manneken.
8. van Ooflmaand, de , Swavel lt; d.
Sout4d. Quik 3 d.
Son in de Leeuw, Mars in de 8. trapnbsp;des Rams.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*
Lymig.
Olie.
Sout.
i Doordringt. Trekt te gaar.nbsp;Verflerkt.
Oenanthe
Wyfken.
28. Van Oogftmaan^, de Son in de Maagd,nbsp;de Maan in de Ram.
Swavel 5 d. Sout 5 d.nbsp;Quik 4 d.
Olie.
Sout.
Trekt te gaar. Maakt los.nbsp;Ondoet.
Oenanthe of Oenanthis.
4, Van Oogftraaand, de Son en Mars innbsp;den Leen.
Swavel 3 d. Sout 3 d.nbsp;Quik 6 d.
Antiraret.
Olie.
Sout.
Ondoet. Dryfd uit.
Nufoude volgen op wat vvijfe uit degefegde Planten de Waters, Geeften, Olie, Uittrekfels,nbsp;Verwfels, Souten en andere Genees-middelennbsp;gehaald werden : doch ik üaafulks over , omnbsp;I Apoteker. dat’ct meer het werk van een * Artfenie-berei-
devj als van een * ft^ysbegeerige is; en om dat- h Phiiofo ¦ ’et van oneindige andere Schryvers is gedaan,nbsp;mmc\ï)k^er eet anus j Angelus Sala^ Liba-viusj BauhinuSj fVeckerns^ Borta^ CaJieüusjnbsp;Scloroderusj, Mylius enz.
H ET IV. HOOFTSTUK,
oorf^rong halen.
,aar is noch overig dat aangewefenwer-
Daar is noch overig dataangewelenwer- reten hebben, foo verwekt haar Melk Stoelden de oor faken van fomraige vremde gang, hebbenfe't'É'r^^/^lt;? Kruiden genu t, foo en wonderlijke werkingen ontrent de jbefmettenfe menfehen en andere heeften, ge-PWwr-Planten waargenomen. Onder welke eerft | lijk in de van vergifre Bloemen gehaald
Cap. IV.
in aanmerking komt de verandering van riamenfeer de eeue Tlant in de andere : daar van geennbsp;muurdm. andere oorfaak is , als de verandering vannbsp;f laats j want gelijke dingen vermaken haar
openbaar is. Dat geftremd Bokke - bloed een deftig middel tegen de fteen is, gefchieduit'*'»’''^'» »»nbsp;geen andere oorfaak , als om dat de Bokken^fffnbsp;veel Steenbrekende Kruiden nutten, die on-
mtx.li'saxsgelyke; daarom als een Plant in een | trent de rotfen ovetvloedig groejen. Nadien andere aarde komt, fooneemdfedesfelfshoe-ldan het voedfel uit de aarde getrokken foonbsp;danigheden aan , en verheft eenige van haar | krachtig is om de Gewaften te veranderen,nbsp;Voorgaande : xmotgtn d2LX.{tNamp;t\hoedanighe-\^io moetmen fich niet verwonderen dat de ver-den verliefen haar leifs naulijks gelijkt. Het i plaatfing foo grooren verandering in de felfdenbsp;felfde is in de ‘Dieren boven oök aangetee- j te weeg brengt. De ondervinding heeft gekend. Seker indiende aarde o'ttx'sX eveneens i leerd , dat de Kaneel-boom in Bortugaal gewas , foo fouden op allerlei plaatfen eenerlei | plant Laurier ^ de Bef er in Klem jtndiC Na-dingen te voorfchijn komen : doch het tegen-in iets de Cailanje-boom geVlf. ont-deel blijkt uit de verfcheide Wijnen j Vrugteuj,! aarden. Doch wat behoevenwe het bewijs de
Ontaar-
Bloemen Saden _, enz. in vefleheide Landen voortkomende. Daar toe de verfcheide Son-fanden en andere dingen oorfaak konnen ge-
fer faak uit Indiën te halen, dewijl’et in de Eu- rJli 7” ropife Planten feer gemeen is; wantde7quot;£’rc2;'*®'(^*nbsp;ontaart op een onbequame plaats in Rogge
ven. Daarom is de Myrtus in tyB^gyft en amp;Q.n j Haver j, iedel Haver zn onkruid ; en op goed lieflijk riekende Boom, doch in andere Landen j Land werdfe in tegendeel volgens de felfdenbsp;reukeloos : de Berfen TX]ninBerfiene.tndoo- \ oKè.Qx wederom goede Terw : de/Cöo/veran-delyk Vergif j doch in Eurofa een aangena- l derd in Rapen ^ en defe in A00/ : Theofhra-me Vrucht * invoegen dat , om alles in azn ' ftus leerd A-eecAtBalfeminKrouwen-bedftroOjnbsp;woord te bevaten, de fmaak ^ reuk en verw i en het Vrouwen-bedfroo in Mente ontaard.nbsp;der Blanten fodanig is ^ als het voedfel daar '\ Duifend diergelijke voorbeelden konden by-medefygevoed werden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i gebracht werden, indien niet de felfde in het
Daarom heeft Aben Ezra reden gehad te gemeen bekend en te vooren breeder verban-
Salomon
htjft aller- feggen, dat Salomon in Baleftina op verfchei-«¦» nbsp;nbsp;nbsp;plaatfen allerlei Planten heeft gequeekt,na-
ieptam. melijk Balfèmj Nagelen j Befer j en diergelijke , die in Ar abten j Indiën en andere hee-re Landen groejen ; om dat hy, fegt Aben Ezraj door de ingeftorte wijsheid de geftaltenbsp;des aardrijks kende en wift welk tot ieder be-quaam was : en foobevindme datin het Bosnbsp;Libanon Balfem en andere welriekende Kruiden groejen. Het felfde is in de S/Vrew openbaar : w’ant fy zijn geaart als het voedfel datfe
deld waren. Doch laat ons de volgende Erva-renis hier by voegen.
Ervaren is.
Om Ondieren door verrotting uit Kruiden te doen groejen.
Den “Stoffeheider Libavius leerd met de «chymf* volgende woorden, hoe groote wonderen doornbsp;de verrotting werden uitgewrogt. Onder welknbsp;uitkykt de Rotting Hoor haar wonderlijke kragt
IV Afdee-
EINGE.
Een plaats uil Libinbsp;v:us van denbsp;Rotting,
gen de ongelooflijke uitwerkingen; zjndever-, de felfde in een vogtj dat de kracht der kruiden mits de tweederlei IFerk-wjfle ook in tween [behoudyen tegenflckten'veel kragtiger is als denbsp;verdeeld. Een die de logt vry en onverlet 0^ [rauwe kruiden felfs. ‘Derottingisin’tondoettnbsp;het niet geflote Vat laat jpeelen^ daar van de der fouten “ Mijnftojfen enMetalen van fogroó- Minera^
~ nbsp;nbsp;nbsp;~ ten gebruik ^ dat fonder de felfde ontrent die
lichamen nietgoets kan werden uitgewrogt. Sy werd verrigt in een Bad ^ofin Beer de-mts, ofnbsp;op eenige andere plaats fonder vuur j fo nochtans dat het glas des Winters in een kelder ofnbsp;in een floof gefield werde ^ op dat de vogtigheid
ondervinding Ie er dj datfe in de Dieren en Ge-wajfen wonderlijk fpeeld. Alsge eenig Kruid kneufl en met Jappen alles in een open glas doet jnbsp;fo dafer de logt onverlet kan by komen, fofluit-1nbsp;ge bevinden dafer e ener lei flag van nieuwenbsp;ondiertjes j by niemand noch aangemerkt j te
voorfchjn komen. Moge Ijk brengt ieder plant niet bevrieflè en het glas influkken berfle ; die een byJonder e foort van ondier en met fijn aart rottingvereifcht langer tjd. IkhebinDuits-befl overeenkomende voort j dgene ik noch niet j land de eerfli uitkomende vlienderbotten ver-heb konnen ervaren. Doch van de ondiertjes [gaard j en gefiooten zjnde in een groot glas ge^nbsp;door rotting uit verrotte kruiden groepende ben \ daan j dat gefloten zjnde ik des winters innbsp;ik verfleekerd j door meermaal her daneproev ; de kelder bracht j bewarende het felfde florg-inver fcheide Kruiden. De verrottingvan ge- i vuldig fonder eenig vuur daar aan te brengennbsp;floote Kruiden in digt-gefloteglafen veranderd j tweejaren lang.
C’AP.V.
Ufuttrom het hout innbsp;heete landen jeernbsp;hard is.
ier ontrent komt in aanmerking, waar-1 de fyde door de koude werden te gaar getrok^ om de Boomen, die in heete Landen ken en QQuwajflendefteenbsp;•groejen, foo hard van hout zijn; ik heb j verbeelden. Die daar vannbsp;menigmaal ondervonden ,¦ dat Sandel-houtj ] meer onderrigt begeerd,
Ebben-hout j Karmeflijn-beflën-hout j behalven \ die lefe het III. Boek van d2.‘tkïtzthard7.ï}nook2.\\\zdiidradenintron-\ons werk over de Seil-de hebben loopende, daar van in ’t vervolg [fleen-konfl.nbsp;defewerd veroorfaakt, om darde | Daar uit wy befloteitnbsp;heete Sonjiralen aide vochtigheid verteeren, j hebben, dat in denbsp;niets overlatende als alleenlijk de vafte floff e, j Ijker geweften de dradennbsp;die foo digt re gaar verknogt werd, dat ^t hout j niet alleen een waflèndenbsp;op het water met drijft, maar door fijn fwaarte fnede, maar felfs de Finbsp;te gronde gaat. Doch in dtgematigde en koude Landen is de Son foo heet niet. De faak verdiend door Ervareniflen opgehelderd.
Waarom ae draden anders kopennbsp;als tn denbsp;koude lan-
«Hyper
bole.
gure van Hyperbolen en EUypfenvQctoontn : omnbsp;dat de flchaduw der Sonnbsp;in die geweften foodanige Afbeeldingen be-jfchrijft. Siet hier over na het gene wy in denbsp;Doorfnijd het hout van verfcheide boomen gfoote konji vaihligt en fchaduw hebben ge-regt over dwers, en gy fult bevinden dat hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Terwijl ik befichbendcfe dingen nau-
gene in heete Landen is gegroeid fijn draden ; keurig te onderfoek, fo komt my iets wonder-in ’t ronde en krings-wjfle heeft gefchikt; doch; lijk en aanmerkens weerd voor, namelijk dat dat in gematigder Landen groeid vertoond de ; de takjes van Boomen over dwers m tweefluk-loop van zijn draden als een “waffendefluee. \ ken geflheden nergens na malkander gedreven
A R E N I S.
werden als terplaatsj daar de jnede is. Doch laat ons de faak door de volgende Ervarenisnbsp;betoonen.
èTropi(
Als ik met verwondering de oorfaakdefeson-derfcheids navorfchte, foo kond ik geen andere vinden, als de warmte der Son dele boomen verfcheidelijk aantreftende : want dewijl in denbsp;heete Landen de Boomen door de Son van alle ^nbsp;flyden befcheenen werden , foo moeren haar | Legt in een vat met water de doorgefnedenbsp;draden noodfaakelijk rond loopen, gelijk in de! takjes op Kotken, fo feg ik dat de ft ukken nanbsp;Ror.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Afbeelding aan ABgc- j malkander noit lullen gedreven werden, als”*
fienwerd. Doch in de | alleen met de einden, die te vooren vereenigt occ/iifnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gematigder en kouder 1 zijn geweeft, anderfints fullcnfe evenwydig
landen buiten de '’Son- nevens den ander drijven. De reden is, otn gelegen , daar I datfe niet begeeren vereenigt te zijn als al
RVARENISi
werden de Boomen maar van een fydenbsp;befcheenen , namelijknbsp;S D T en het ander gedeelte SBT naulijks
leen in die ftand, in welke fy van de natuur zijn verknogt geweeft : want foobevoclcnfcnbsp;haar beter, en trekken bequamervoedfel; alsnbsp;wanneer fy verkeerdelijk te gaar gevoegt waren. De doorgefnede takjes op haar korken
geraakt werdende : daar door de draden aan jdrijvende,ft:elleiktezijnCDenAB,ikfegdat
' nbsp;nbsp;nbsp;de
XII. boek, van de DÏSTILLEEPv-KONST.
Cap. V- dc einden Ben Dnoic fullen te gaar loopen; om dat’et tegen de geftrektheid der draden
ftrijd: het gefchiet door een wonderlijke drift der natuur, datfe eer als met haar vyand tenbsp;Vereenigen wil vergaan : om dat ieder ding fonbsp;door zijn foortkragt als Hoofdftoffige krachtnbsp;held na fijns gelijke. De weetgierige Lefernbsp;kan nafien het gene in ’t breede van dcGis-roede is geleerd.
Ik fal noch een feer merk-weerdige faak hier byvoegen , daar van ik de Ervarenis nietnbsp;genomen hebbende, de geheime reden nietnbsp;, weet te verklaren. De Kruid-befchrijversnbsp;feggen , mogelijk op het fpoor vannbsp;Ficinus j dat de Nies - wortel- bladen die ei-genfeha^ hebben j datje opwaarts afgetrok-éen doen braken j doch nederwaartsfioel-gangnbsp;verwecken. Forta beveiligt fulks by Schro-derus, leggende de Vliender-wortel (hy ver-llaat de wilde) is foodanig geaart, datfe opwaarts üitgetrokken doet braken , doch nederwaarts door een gemaakt gat afgang verwekt : insgelijks dat de Vliender-botjesioo-danige verandering van werking hebben na-volgens de verfcheide wijfe van afplukken. Iknbsp;vind niet geraden mijn tijd en arbeid te ver-fpillen in ’t onderfoek van een oor faak welkersnbsp;uitwerking ikfelfs niet heb ervaren. Men foU-de konnen feggen , dat de ontlafting in onsnbsp;lichaam volgt de beweging de Planten ingedrukt : want de ondervinding leerd , dat innbsp;des menfehen lichaam de vochten dervvaartnbsp;vloejen, d'xsx. p'^neer^JchademKyn. Hetisfe-kef, dat op het aantaken defer Kruiden de in-fchuilende geeften beweegt werden na denbsp;plaats daar de eerfte aanraking géfehied, daar-fè te gaarloopende meer kracht doen : en,nbsp;dewijl opwaarts altijd meer geeften loopennbsp;foo is geen wonder, datfe opwaarts afgetrokken doen braken, daar toe altijd meer krachtnbsp;en geeft vereifcht werden, als om Stoelgangnbsp;te verwekken.
Vraagtmen of’er waarlijk foodanige wonder lyke en vremde krachten in de Gewaften zijn , als veel Kruid-befchryvers verhalen ?nbsp;ik antwoorde de meefte der felver bygeloo- jnbsp;vige beufelen te zijn, van de toovenaars by ge-1nbsp;bracht om de kracht der natuur te beveiligen 1nbsp;door dingen , die of ingewikkeld of opentlijk door een verdrag des duivels zijn ingevoerd : daarom wil ik de felfde geen geloofnbsp;gegeven hebben, dewijle de vyand des men-fehelijk geflacht niet gewooner is als ondernbsp;IE Deel.
Wonderlijke kragt denbsp;klantennbsp;door hetnbsp;plukkennbsp;'h gefet.
Veel ne». derlijkenbsp;der
^lunte»
van
duivelfe
^enfehon
'^‘rfitrd.
3^1
; voorgeven van wonderlijke krachten , die in de Kruiden fouden fchuilen , de lichcgeloo-vige te verleiden, daar door fy dan, akijds nanbsp;verborge en ongemeene dingen trachtende,nbsp;aangefet werden omhaarfelfs tot verderf dernbsp;zielen aan hem over te geven. Deteekenennbsp;van een achterfchuilende ^ bygeloovigheid «Supeföi-'zijn : wanneer verfcheide omftandigheden,
* plichtplegingen , gemurmel van vremde ^Ceremo-i woorden, een fekerc ftand des lichaams, ofquot;'*' naaktheid, als ook eenfekeregefteltheid dernbsp;Sterren en een duivelfe befweering gefegtnbsp;^ werd waargenomen te moeten werden ontrentnbsp;het plukken der kruiden : dusdanigisdeon-finnigheidvan.• wanneer, Zoroaftersnbsp;een Boom veeljaren onvrugtbaar isgewee fj keuftUng.nbsp;en de Hovenier komt met de byl om defelfdenbsp;uit te houwen 3 indien'er dan een vriend komenbsp;en de felfde verbid fo falfe het volgende jaarnbsp;fekerlpk vrugt dragen. Doch wat heeft de on- Teektrimnbsp;1 vruchtbare Boom met de bede van de boofenbsp;! duivelfe menfehen te fchaffen ; ontelbarenbsp;(dufdanige beufelen werden van de boofenbsp;I duivelfe menfehen bedacht, om de onnofelenbsp;I by de neus te leiden. Want dewijle de naruur-I lijke krachten der Planten van en door haarnbsp;I felven werken, fo zijn al diegebeerden, be-fweeringen, fegeningen, kruifïèn gemompelnbsp;van vremde woorden en diergelijke duivelfenbsp;verfierfels te vergeefs ; om dat dc Duivelnbsp;geen macht heeft de loop der natuur in hetnbsp;minfte te veranderen. Doch gebcuret dat-ter eenige Planten fonder dusdanige byge-loovigheden wonderlijke werkingen hebbeninbsp;foo kanmen verfekerd wefen dat haar dienbsp;kracht is aangebooren ; gelijk te voorennbsp;van ons over de wonderlijke aart der Falm-j boomen en Satprium is getoond j als ook overnbsp;i de ongelooflijke dingen door middel vanln-I ten iiitgewrogt. Laat ons hier noch by-I voegen het gene dé oude van defc wonder-I lijke krachten verhalen, op dat de Lefer alsnbsp;j hem diergelijke dingen voorkomen, niet tenbsp;1 licht geloovig fy fonder te onderfoeken watnbsp;1 de natuur mogClijk is.
I By de nbsp;nbsp;nbsp;zijn in groote eeregehou- DeKomei-
i den de gene; die van de gedaante en krach-I ten der Planten iets gefchreven hebben : ge-ktmmmrs lijk daar uit blijkt, om datfe na het overwin-nen van Carthago al de Boeken, diefe vondennbsp;aan verfcheide Koningen en Vorften hebbennbsp;vereerd, uitgefonderd twee-cn-dertich van denbsp;Kruiden en Land- bou gefchreven door Mdgonbsp;den Africaner welke Boeken na Romen zijnM'*”quot;'-gebracht, om in ’t Latijn overgefet te werden.
Sodanige gunfte vond defen in de kruiden en landbou afgericht.De outheid heeft ontrent de werking der kruide fo verbaad gedaan datfe de felfde ongelooflijke krachten hebbennbsp;toe-gepaft. Den GefchiedfchryVer Xanthusnbsp;fchrijft in fijn eerfte,Boek, dat ’t gedoodejongnbsp;van een Draak van fijn moer levend is gemaaktnbsp;door een feker Kruid, dat de Wijfe Balim noemen : hy verhaald ook dat een dood menfehnbsp;van Juba Mauritaner Koning door een fekernbsp;X znbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kruid
-ocr page 885-S6z nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD,
iv. Afdee- Kruid is opgewekt; en dat Thilon door een i in de mond te houden i x dagen regen de hon-
Draak gedood, weder herfteld is, doch dit moet niet na de Letter verflaan werden, maarnbsp;alleen in die fin, dar Z'/6i/ö,^feer verfwaktennbsp;cligt by de dood door dat Kruid is herfteld;nbsp;want volgens het gemeen feggen der Wijsbe-a A priva- geerigc ,jo is'er geen weer kring van de “ beroo-liab'tum 'ving tot de hebbelijkheid. De volgende dingennbsp;zijn eer onder de beufelen als onder de gefchie-verfcheide JenilTen te {lellen: 'Democritus en Theophras-feggen dat de vogel Spegt genaamd de wig-Democn- gen in de holle Boomen, daar hy nelleld j ge-phralus^M flagen met een feker Kruid doet uitvallen;nbsp;Matthioius. daar werd ook gefegt dat alleyZö^É’/:! open gaannbsp;daar het Kruid Ëthiolis met eenige belefingennbsp;aangebracht werd : ik verwonder my feer datnbsp;Matthioius fulks geloofd heeft; want hy fegt,nbsp;als ik over eenigejaren te Venetien waSjfo hebnbsp;ik iemand fien ophangen ^ die alk de itr en de denbsp;open gaan en defloten afvaüen door middel vannbsp;een Jèker bekje Kruid daar aan te brengen. Hynbsp;merkt feer wel aan fulks door betoovering ennbsp;geenfints doordeaangebore kracht des kruidsnbsp;te gefchieden. Op de Bergen van Italien groeidnbsp;een Kruid Scojfocavalk genaamd, dat van denbsp;'Teerden betreden zijnde de hoef-yfers fou-de doen afvallen ; doch ik heb een proefnbsp;daar van nemende de waarheid niet ondervonden.
Doch door de ondervinding is waarachtig bevonden, êiZX.óiQWondenGnSweerenèts gene j die te voet reifen dooreen veld met fcha-delijkekruidenbefet, onftekenen verergeren,nbsp;en in tegendeel genefen op plaatfen daar ge-fonde Kruiden waflen. De Kruid-befchryversnbsp;getuigen dat denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;door aanraken de
Milt-fiigtige geneeft; en Daoen-wortel aan Mngemtrktnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gehangen helpt dc Vallendcfiekte:
ook foude de Geel-fugtverdwijnen door/w-kende Gou of Teskens-kruidin de fchoen onder de bloote voeten te dragen : en datdenbsp;melk JiQ Vrouwen de dood toebrengt : hetnbsp;is aangemerkt darme met geen leep-oogen be-fogt werd, foo lang alsmen fuivere wilde Ta-tich-wortel by fich draagt. Hy werd van pijnlijk PifTen bevrijd, die een brandend takjes vannbsp;'Tamarifcus uitpiil. Ik heb felfs ondervondennbsp;dat Wolkkruid aan de Pis-weg gehouden hetnbsp;pjnljkpi(fen^otx.ovctg^zn, fy meenen dat iemand van gefwellen in de heffen bevrijd is, alsnbsp;hy Myrtus in de fak draagt. Dat de doodenbsp;rompen door het aanraken van Schordium teen verderf bewaard werden getuigt niet al-een Methridates ^ maar ook Galenus.
Hongeren De nbsp;nbsp;nbsp;hebben een Kruid, datwatfoct
jiZnde'quot;quot;’'’ is, en in de mond gehouden de honger en dorft Kruiden, voor een korte tijd doet overgaan. Het felfdenbsp;doet het Deerde-kruid j foo genaamd, om datnbsp;het in èiéPeerden diergelijke werking heeft. Denbsp;Schyten fouden door middel van dit kruid ixnbsp;dagen honger en dorft konnenuitllaan ; dochnbsp;dat is wat te wijd gegaapt : hoe gelukkig fouden dc Heirlegers zijn j indienfe fonder eenigenbsp;ïUidere voor-raad, alleen door foo een Kruid
LINGE,
Kretgten vetn denbsp;Xruid-ie-fchryvers
f
Ie
ger en dorft gewapend waren ? Dythagoras Pythagoras, fegt het w^ater te bevriefen door het Kruidnbsp;Coriocefta en Callitia : het gene waarachtignbsp;is van de Kruiden eerft tot een d’t2.^?ÉTz^é^ftofnbsp;re gaar geftremt,doch dat moet die werking denbsp;Salpeter en geenfints de Kruiden roe-gefchre-ven werden. Hy fegt ook dat de Wortel vannbsp;jhproxins\\QX. vuur van verre aantrekt even alsnbsp;Naphtha. Democritus fegt dat in Indiën hetnbsp;kruid Akhimenides bladen groeid,hebbende het kleur van Brandfteen, diens W'or-tel tot koekjes gemaakt en by daag met Wijnnbsp;ingedronken, foo fouden de boosdoenders desnbsp;nagts gepijnignverdende, door iedele inbeelding der Goden, alles bekennen. Het met Olienbsp;beftreke hout werd aanftonds aangeftekennbsp;door ’traken van ’r Kruid Ariamis,gtfl[vki2Xsnbsp;deSon indeLeeuw is:dar geen wonder is,dewy-le hier re Romen op de Brug desH. Engels hetnbsp;kaf door de hitte der Son in de Honds-dagennbsp;fchijnt aangefteken te werden. De Oude ver-halen ook dat door het aanraken met Alp- * ^nbsp;rofen alle wilde Dieren als verdoofd weerden,nbsp;en geen herftelling krijgen voor datiemetdenbsp;Pis van het Dier Hyana befprengt zijn. Het isnbsp;bekend dat foodanigen kracht fchüild in allenbsp;flaapverwekkende en verdoovende middelen.
Daar werd ook gefegt in Ethiopien Ophiufa te groejen , lood-verw'ig en vervaarlijk van aan-fien, dat ingenomen fchrik en de gedaante vannbsp;Slangen in de inbeelding verwekt, invoegennbsp;de gene diefe ingedronken hebben haarfelvennbsp;door defe vreefe omhals brengen, daarom werden Heiligdom-fchenders gedrongen de felfdenbsp;in te nemen : de Palm-wijn is een tegengift.
Ik wül niet loochenen of daar kan foodanigen kracht in fchuilen, dewijle te vooren geleerdnbsp;is, dat de Fenynen va denmenfehvremdeinbeeldingen verw'ekken, fo datfe fchijnen datfenbsp;waarlijk niet zijn ; gelijk opmerkelijk is in denbsp;gene die van een doüe Hond gebeten zijn. Dio-Jcorides fegt dat diQ DolleNagt-fchadesQt--verwekkennbsp;fcheide en niet onaangename inbeeldingennbsp;verwekt; wanneer een dragme van de wortelnbsp;met wijn w'erd ingenomen. Ik voeg hier nochnbsp;bydeTheangelis ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Libanongtoe^
jende, die ingenomen toekomende dingen foude doen voorfeggen.
In Baktriana dicht by de Rivier Borift-henes groeid eenPIant Slavoenfen hanevoet genaamd, die met Wijn en Myrrhe ingedronken verfcheide inbeeldingen veroorfaakt, en fonder ophouden doet lacchen. Het felfdenbsp;doet de Wat er-hanevoet en de eyEgyptifenbsp;kalfsvoet. ApoUodorm fchrijft dat het Kruidnbsp;Afciomenes met'j fuivere Wijn befproeid, hj»nbsp;bladen intrekt, en aan den hals gehangen denbsp;wilde Dieren temd. Appianus Akxandri- Henwminbsp;nus verhaald dat de Farthers van Antonius^^^'^'nbsp;op de vlucht gedreven zijnde , door de honger een feeker Kruid hebben gegeten , ennbsp;alle die het felfde genut hadden waren haarnbsp;geheugentw verftand quyt niet anders doende
Xll. Boek, Van de distilleer-KonsT. Cap. Diofcori- öfs. gehangen de Krop-fweeren geneeft. De To-, den fchynende te vertroojien ^ aan de Tols-venaars gelooven dar ÓlQ PFormtjes j xwóiZ'aders aan de handen en in de Slapen des hoofds Herft in de fteekelige hoofden van de Kaar- j eeyiige andere middelen , en belaft hem een kruid is afgelegt. En dat de gene die wilde' Baren overjiolpt werd. Te ^acfalver regt Rakette over fig dragen van geen Scorpioen \ de Lyder op , die met een Jïraf gejigthet be-fullen geileken werden ; en indienfe by on- J droch mispryH en Jïch foekende te wreken denbsp;geluk gelleeken werden , fo fullenfe de min- ^ §Juac[alver te lyve wiT die quanfuü vluch-Ite moejelijkheid daar van niet lyden. Doch ^ tende foo veryolcht hy hem tot dat door al ditnbsp;nadien dele dingen onfeker cn fonder gtonè. gewoel het middel is afgeveegt ^ en de Lydernbsp;zijn j foo willen wy daar over niet rede- j weer totJjjnfelfs komende ^ even als iemandnbsp;neren.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i water gehaaldj, fijn hair en kleederen In Judsea is èithtxKchgugQyNond Bdaras] uitwringt, armen en beenen afwryft ^ als ook foeenaamd van de plaats , en gemeen genoeg;uitfnuid. Tit zijn geen praatjes glinflerende. Te gene die daar na toegaan om-\ aan haar eige en har er vrienden knegts ge-fe uit te rukken j die bevinden datfo mackelyk \ lyk ditjaar tot Traag is gefchiedje faak hebniet : want (y wederftreefd tot dat’er V'^ouwe- j ben laten doen. pis of Stonde-bloed opgefpreHgtwerd. Jain- \ Daar werd ook onderfogt of de Planten dienmen de wortel noch aanraakt om air waarlijk uit At affche weder opgewekt en als ten uitde'nbsp;rukken j fo is'er een fekere dood te wagtenj levendiggemaakt konnen werden? As.'^tttvttlnbsp;daarom bindenfe aan de te rondom losgegrave i dateer vcrfcheide gefchiedenilTen om fulkste ep^ewekt,nbsp;wortel een Hondj die fijnnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;A/£’lt;y?er| beveiligen werden bygebragt;foverhaaldmén willende volgen defeIfde uitrukt ^ en aanftonts i dar Albertus Magnus j over de Maaltijt in het Jlerft als in plaats van de Meefter :nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j byfijn van de Franfen Koning, een Boom met Bladen, Bloemen en Vruchten heeft voortgebracht. Ik heb groote moeite aangewend om fulks in fijn leven, als ook in de daden des om een kragt diefe heeft t dewyledebefetene\Koïnngs te vinden , doch ik heb niet kon-daar door aanftonts van de Boofenverloftwer-'ytci tot mijn wenfeh komen : de Vaders 2)o-den. Doch nadien dit van niemand meeris ! wiair^a^a hebben my ook bekend niet dierge-verhaald , daarom flel ik het felfde by Oude | lijks in \\2a.t Gedenk-fchriften zzngtittktnA V. de, dan fteenen opgraven even offe wat groots verrigten, en daar na hebbenfe haar Gal uitgebraakt en zijn geftorven: dufdanige werking isnbsp;de vergifte eigenfchap der Kruiden toe tenbsp;fchry ven , daar door fy bequaam zijn om opnbsp;defe of gene wyfe denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;te bederven; Diofcoriaes fecht dat de derde foort van Rhamnus , ontrent de venfters en deuren ge-legt, alle tooverie verdrijft , de wyfe laat iknbsp;hem verklaren. Hy fegt ook dat de wortelsnbsp;van Tatih, als ook van PF?eg-bree aan de hals den gevonden , aan de hals of flinker arm gedragen te recht brengen , de gene die aan de derdendaagfe Koors gaan. ‘Diojcorideshtthnbsp;ook gefchreven dat de pyn van Scorpioen-beten door wilde Carthamus by fig te dragen verfagt , vermeerderende foo naafl: dat ^ondtrl^k quot;^trhaat ^tkruid j ^ nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_ Baaraswif ^'SsèxV'iXxJofephus aldus fchrijft ; dit kruid is Jofephus, fvlammig van kleur j des napts als een Blikfem daar na is’er geen reden van vreefè in ’t handelen van die wortel. Het is nochtans de moeite weerd met fo veel gevaar de felfde te trekken ^latthioiui. Wyvc klap. Matthiolus PtgiAzihy een wortel heeft gehad van Francifcus Calceolarius ^ ^Utf» yrronenfer^gevonden j die een nagt in fVynge-nen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;legen hebbende en de Wijn gedronken zjnde j fo falde drinker _, hoe hongerig hy ook isj niet kon-neneten^ noch eenigejpyfeproeven , tenfyhy een lepel Afijn heeft ingedronken. Het is feker)nbsp;een aardige boots ^ die nochtans een ieder niet ‘nbsp;diend vertroud. Ik konde hier veeldiergeljkenbsp;en nochtans ware geheimen der natuur by brengen ^ doch op datfe niet ten made geoefend wer-den j fo vind ik geraden ae felfde ftilfwjgendenbsp;voor by te gaan. De Indife Zucca is feer vergiftig ; alsfe nog-tans van haar fap beroofd is, fo werdfe tot goed II. Deel. |
3^3 gefbnt Brood gemaakt. Hier kan ook uit Mat-thiolm bygevoegt werden her gene de onkundige in de Quamalvers als iet wonders aan-^«”'quot;''Wnbsp;merken. Sy mengen tnïVyn ^ fegt hy,I der van Jeker wortel j die in de kele byt, enJy belajlen den genen j diefe bedriegen willen denbsp;vinger in de Wyn en dan in de mond te fiekennbsp;als om voor te f roeven ; Joo de vinger in denbsp;mond is ^ Joo byt hy tegen fijn wil op de felf-de met pyn en fchreeuwen. Ondertuffehennbsp;'Jlrijkt de Gjuacjdlver, hem met goede woordennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' “nbsp;penningvan de grond op te rapen : de Lydernbsp;\Jich voor-over buigende kan hem felfs niet weder oprechten j en door kracht des aangeftre-ke middels onjinnig geworden ^ valt ter neder j fich bewegende even als iemand die innbsp;het water Jwema j en roepende dat hy van de rx nbsp;nbsp;nbsp;3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ daar zyn getuigeniffen der gene die het gefien hebben , die vermoeden van bedrog hebbende s te zijn. Daarom heb ik dit verhaal Stijd voor een beufel gehouden, van de Goudfoekers cnnbsp;navorfchers van verborge konllen bedagt,nbsp;om haar geheimen eenig gefagen aanfientenbsp;geven; dit is de oorfaak dat’er veel andere val-fe Schriften onder den naam van Albertus Albertusnbsp;Magnus zijn in ’t ligt gekomen ; invoegen de Magnusnbsp;onkundige door het aanfien van die heiligenbsp;man verleid werden. Albertus Magnusnbsp;een natuurkundige is gcweelt j kan niemandnbsp;loochenen , maar dat hy het feer vermaardenbsp;Boek van At geheimen der Steenen tnKruidenjnbsp;als ook van de Stekten der H'ouwen foude gc-^nbsp;fchreven hebben, fal my niemand wys-maken;nbsp;dat defe Schriften uit de Winkel der i nbsp;nbsp;nbsp;zijn |
ONDER-AARDSE WERELD, werk, met al de handgrepen en omftandighe-den daar ontrent vereifchr, in een byfondere verhandeling voor te Hellen en te verklaren. De Keifer Ferdinandus de IIL Hooglooflij-ker gedagtenis, van defe opwekking der Plan- dusTe^/i ten berigt zijnde; heeft my bekend gemaakt,nbsp;dat hy op diergelijke wijfc de Planten uit haar cCTnbsp;naukeurigbeden,hrtngtn by een Pools Genefer j affche konde opwekken; en vernemende mijnnbsp;die in een fles bewaarde ajpebe van verfcheide j begeerte , om fulks te weten , foo heeft fijnnbsp;Kruiden, en dede door de warmte van een Majeftcit my de eer gedaan het felfde bekendnbsp;Lamp fodanigen Kruid te voorfchijn komen te maken. En alhoewel P.Gafpar Schottus^nbsp;als hy wilde. Dewijlditwat wonders is, foo ;eertijds hier te Romen in dequot; bey vering mijn «studiën,nbsp;diend ook onderfogt of ’t kan gefchieden. Dat | medegefel, die de wijfe om fulks te doen in fijn IV.Aföee- LIKG. Salomon Beiihalt. Querceta-n lis e» G.iffai'ellus. Eea Vool •verrvektenbsp;uit de as-fcke ver-fcheide fLsnten. in de ajfche Sout is, en in het Sout de fade lijke kracht der Gew^affen, hebben wy op verfcheide plaatfen defes werks verklaard. Daarom isnbsp;mogelijk dat het Sout j op een niet gemeenenbsp;wijle uit de Planten getrokken fodanig met fa-} die meerTedige tijd heeft, als ik, defaak magnbsp;delyke kracht voorfien zy^ datfe door een fagte | beproeven, dat van my, door veelerlei befighe-W'armte opgewekt, met hulpe der infchuilende den belet zijnde , tot noch toe niet is konnennbsp;vormende kracht de gedaante van haar Plant gefchieden.nbsp;voortbrengt. Soo hebbenwe door verbeelden Jets diergelijk. a Mufeum, Den .Auteur heefteer een i o jttren innbsp;een Tiesnbsp;gehad,nbsp;b Februarii 364 nbsp;nbsp;nbsp;D E zijn voortgekomen, ben ik ontwaar geworden, ais ik Salomonnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van de natuur der din gen met een naukeurigopficht op de Boeken» Albertus Magnus toegekend, heb doorblaad. De andere die van de we der-opwekking der ‘Planten hebben gefchreven, als ^ercetanusnbsp;cnGajfarellus innbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ongehoordenbsp;getoond, dat, de loog van verfcheide Plantennbsp;des winters bevriefende in hetjyjquot; de gedaantenbsp;der Planten , van welkers affche de loog gemaakt is, gefien w'erd. Ik kan met waarheid feggeii, dat ik veel en lange tijd ontrent defe faak ben befig geweeft,nbsp;tot dat ik eindelijk een andere wijfe heb uitgevonden om een Planr uit haar ajfche op te wekken in een toegefmolte glas, die ik i o jarennbsp;lang in mijn‘’Bewaarkamerdevremdelingennbsp;vertoonde, als in ’t jaar Chrifiina Konin-ginne van Sweden my met haar befoek vereerde , en met groot genoegen defe fles haddenbsp;befchoud, foo heb ik de felfde des nagts in denbsp;venfler laten Haan, en des anderdaags door denbsp;kragt der koude j W^ant het was in -Sprokkelmaand, gebroken gevonden, even of dienbsp;Plant j, de eer gehad hebbende van foo een groote nbsp;nbsp;nbsp;befchoud te zijn, haar aan nie mand meer wilde verwonen, ik heb de moeite noch de kollen willen doen,om defelfde wedernbsp;op te wekken;dog mijn voornemen is ’tganfche |
De Kei/ef Ferdinan- werk heeft voorgefteld; echter om den Lefer in fijn verwagting niet te bedriegen, foo fal iknbsp;denoorfprongenhetganfche werk met al fijnnbsp;omftandieheden voorftellen : op dat de gene I. E R V A R É N t s. Van de weder-opwecking der Plant en uit ieders faad. Neemd het allerrijpfle faad van eenige Plant in helder en droog weder 4 ponden. Dat in eennbsp;vyfel geflote fuiver glas weg gefet werd dat’ernbsp;niets uitwafeme. Neem dan eenfeerhelderenbsp;avond-ftond waar, opend het glas, giet’ëtfaadnbsp;op een glafe tafelbord, en fet’et des nagts in denbsp;opene lochtj op dat’er de opvallc. Omnbsp;te meer dauW te vergaren , fo fpandmë eennbsp;ftuk fchoon Lijnwaad op die felfde tijd aannbsp;vier palen, daar uit dan ontrent 8 Menfurennbsp;dauw in een feer fchoon glas werden gedrukt- -Her met dauw doordronke faad werd weer innbsp;de fles gefloten eer de Sonne daar van iets opnbsp;trekt. De dauw uit het Linwaad gedrukt werdnbsp;eenige reifen doorgeklenfl , en daar na ver- quot;sldm'mtnbsp;fcheide reifen overgehaald, op datfe heel fui- dauw te-ver en fonder vuilnis is. De overblijvende^’Jyé»^*»’!nbsp;vuilnis gekalkt zijnde geeft een fchoon Sout^nbsp;dat onder de dauw vermengt werd. Defe metnbsp;Sout vermengde dauwvfQtè. o^hamp;lfaad drienbsp;vingers hoog gegoten : dan diend de fles ,toe-gefmolten zijnde,in een warme vochtige plaatsnbsp;of in Peerde-mis gefet de tijd van een maand. De fles dan uitgenomen zijnde foo fietmen het faad onder de gedaante van geley j en degeejinbsp;boven als een dun/?«i^e/é(f«verfcheidelijk gekleurd drijven, tuffehen het huideken en dcnbsp;fykige aarde de dauw als een groen faad. Defenbsp;fles moet de heele Somer gehangen werdennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;v op een plaats, daarfe by daag van dc Son en by nagt van de Maanzhook^cDdcttSterrenhc-fcheenen werd : doch als^t duifterongeflui-mig weer maakt, dan diendfe op een droogenbsp;warme plaats gebeld, lotdt logt helder is. Dit werk werdfomtijds in x maanden en korter, doch fomtijds maar in een jaar verrigt, volgens de verfcheide geflalte des logts. Dit zijn reekenen dat her werknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;is : d^fykige ftof weid van andere opwaarts; dtgeeji en het huideke nemen dagelijks af, de ganfche ftof ver- |
aldus te werk. Neemt hout dat eerfl kooien vervolgens ajfche isgeweesi j doe f et met evennbsp;\Jb veel Hars j Olie ^ en vogt van die Boom innbsp;een Kolve, mengtfie ter deeg te gaarj laatje doornbsp;\ eenfagte warmtefmeltenj en net fal een lymigenbsp;[ ftof werden : foo hebtge dan de drie beginfelennbsp;uit welke alles geboren en geteeld werd; name-Ijk het water, de vettigheid en de aff'che : hetnbsp;I water is de^ikj de vettigheid de Swavelennbsp;\ de ajfche het Sout : want alles dat in't vuurnbsp;rookt en wafemd is ^lik: dat brandend vlamdnbsp;is Swavelen aUe ajfche is Sout. Als^ dannbsp;defe drie beginjelen te gaar hebt ^ fojieldfe innbsp;een Fcerds-buikbehoorljketjd te rotten. Alsnbsp;dief of daar nain een vette grond begraven ennbsp;gegoten werd jfo fultgyfe wederfien levenj eennbsp;Boom en kleen JAout daar van voort komendenbsp;beter als het eer fie. Doch het is onnodig het Paraceifusnbsp;Sout der Planten door fo veel werkingen tenbsp;doen groejen ^ dewijle der felver ajfche innbsp;Maagde-aarde geworpen , gelijk wy meermaal ontrent Alfem-ajfche hebben waargenomen, in korte tijd planten van de felfde natuurnbsp;voortbrengt.
dis openbaar uit verfcheideplaatfendefes werks, dat het geenfints boven het vermogennbsp;der natuur is, een Plant uit haar eigenbsp;voor te brengen, het gene bevedigt werd doornbsp;het Verhaal, dat Lthavim by brengt van eennbsp;Plantje uit ^Overgehaald water voottgeko-^DeftiiUre’nbsp;men : ik fal dc Brief, aan hem vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;sen piani
Brandenburger Arts over defe plant gefchre- hJudwJ
tetgfgroeiA.
Cap. V. verdikt \ in de fles werden door de Son fijne wafemen opgeheven, als eerde beginfelen vannbsp;de groejendenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;doch noch fwak en fonder
ven, hier by voegen. Hier hebtge ieebt hy, de Afbeelding van een plantje in overgehaaldnbsp;water gekomen-., og hadjetfelfsgefien en in u befit; feker het was veelfrayer en aangenamerjnbsp;als het in de Afbeelding vertoond werd : denbsp;Schilder heeft'et nauljks ter deeggefchetlfjnbsp;veel min met fjn kleuren , die feer aangenaam waren ^ voorfien. So dikwils ik als ooknbsp;andere het glas befchouden fionden wy daarnbsp;over verwonderd. Het glas isgeljkhet hiernbsp;geteekend ftaat of een weinig grooter het groennbsp;kleur op de bodem is van 't glas en niet van ee-nig neergefonke grondflof : want het waternbsp;is feer fuiver fonder eenige vuilnis. Aan denbsp;Tlantfietme geen merkeljke wortel offieunfelnbsp;ZA' 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;als
warmee, gelijk Spinnewebben.fomrijdsopen en dan weer nedergaande , volgens de krachtnbsp;der Son. Eindelijk werd van al de geeflige opnbsp;de bodem fittende dof een wit blauachtigenbsp;affche j en krijgt met’ertijd de gedaante desnbsp;kruids, der Bladen, der Bloemen volgens hetnbsp;bewerkte faad, debygebrachte warmte de feilde opwekkende, en indien ’t glas wel geflotennbsp;is, loo fal de gedaante bly ven en volherdcn.nbsp;Paraceifus '^Faracelfus brengt in’t 6. Boek van de na-dingen veel valfo dingen voor waar-envZaJquot; achtige by : doch om de mogelijkheid dernbsp;weder-o^wekking te toonen field hy fodanigenbsp;«Phiiofo-dingen voor, die noit tcn\g‘‘PFijsbegeerigenbsp;heelt toegedaan : want hy legt, dat de jongenbsp;Leeuwen zijnde door het gebrul der oudenbsp;LeeuwoiLeeuwinnelevend werden, en dat-fe anders fouden dood blijven : ’t gene vals is ;nbsp;de wijle de jonge Leeuwen alleen uit een diepenbsp;Jlaap werden opgewekt, even gelijk èamp;Jlapen-de menfehen door flerk roepen : hoe is bedenkelijk dat het^É’^r^//de jonge doode Leeuwennbsp;foude doen leven. Met diergelijke lofle ja ongerijmde voorbeelden is Faraceljus gewoonnbsp;Metalen bet leven t;e geven, doordefelfdenbsp;tot ^lik te brengen ; doch fulks doende, foonbsp;breekt hy de regten van de trappen der natuur verkeerdelijk ; want ik kan niet bevatennbsp;wat gemeenfehap het leven der Dieren met denbsp;ongefielde Metalenbeeit. Ik feg dan onmogelijk te zijn, dat het gene geen leven heeft nochnbsp;kart hebben , het foude konnen geven,nbsp;% Aichy- gelijk de * Goudfoekers droomen van haat le-bifta:. vend faad van de ’ Quik der Wüfé, diefeeennbsp;Phiiofo- groejende en voorteelende kracht toepauen.nbsp;pfiorura. Wie fiet niet fulks ongerijmd en tegen de gronden der natuur drijdig te zijn ? doch nadiennbsp;de jdjfche uit de Planten voortgekomen eennbsp;infchuilende Saadjiofbeeit, fo is geen wondernbsp;dat uit de felfde door huipe des fouts een plantnbsp;kan werden voortgebragt : want ieder dingnbsp;werkt volgens de Trap daar ’t ingedeld is; eennbsp;«iMinerale.' Mjjnfioj k^ngeenFlautj eneenFlantgeennbsp;‘Diervoortbrengen, tenfyeerd eenDierlijkenbsp;Ieder di« Saadflof daar in gefield zy. De Metalen wer-heef/eenfl den dan op haar eige plaatfen voortgebracht,nbsp;kere order „jgt ^joot ceii Gewofiige kracbtj maar door eennbsp;*”¦ vergaring en te gaardremmen van onderaardfenbsp;Mjn-wafemen. So magmen dan de redeneringnbsp;uit de eene order der dingen getrokken tor denbsp;andere order niet overbrengen. Doch laat onsnbsp;nu eens befien op wat wijfe Faracelfim meendnbsp;dat een plant uit de Afichev'è,ngéim\dHoutnbsp;opgewekt werd.
IL E R v A R E N I s,
Dit Faracelfus.
De wederopwekking en herfteUing van houtj fecht hy, is feer fwaar en moejeljkj echter moge Ijk : maar kan fonder uitfiekende afgerigt-Ijeidniet gefchieden : om fulks te doen gaattne
-ocr page 889-I/'
^66 nbsp;nbsp;nbsp;D E
a/s alleenlyk een feer dmue : want fy fchynt aan de (cherp opgaande bodem alleen door draden vafi te z^n j fendende van haar eenigenbsp;fydtakjes vol langwerpige blaadjes j niet feernbsp;breed j aangenaam groen, als een kleen Ro/è-marjn plantje geelachtig groen. Ik twijfelnbsp;niet of fy had hooger konnengroejen i dewjjlenbsp;fy vafl bleef als het glas beweegt werde ; dochnbsp;in de winter ijfe door de konde van de bodemnbsp;los geraakt j dryvende noch in het water j datnbsp;wonder is jongefchonde van kleur : echtereennbsp;weinig minder eenige Ijmachtigheidfich rondom vergarende. Hit is gefchied in 't jaar ,nbsp;1608. het water was overgehaald in quot;Braak-1nbsp;h Apoteker. maand van Martinus Gallus ^ Artfenieberei-1nbsp;ders Knecht : het plantje is eerji gefien in jnbsp;‘ Slagtmaand : dus veer fchrijft Cornarius \nbsp;aan Libavim. Ik twijfel geenfints aan de'nbsp;waarheid van het verhaal ; want hoe fuiver jnbsp;eenig water overgehaald werd , altijd blijven }nbsp;in^t felfde noch eenige fade lijke deelen^ die'nbsp;fo een plantje konnen voortbrengen. De God-lijke wijsheid openbaard fich daar in op eennbsp;fonderlinge wijfe ^ dat in dingen, daar de men-fchcn het minfte vermoeden niet van hebben,nbsp;een faad fchuild om veel lichamen voort tenbsp;brengen. Invoegen fodanige voorbeelden ons inbsp;dooden is konnen dienen om de mogelijkheid van de 1nbsp;süogei^k. fanding der dooden te verftaan.
Ben reon. Ik fal hier noch by voegen een geval, dat derlijk ge- voot het menfclielijk verftand byna onbevat-telijk is, my over eenigejarengefchre ven vannbsp;cus Marei. Joannes Marcus Marei j een Boheems Gene-fer de were Ir door fijn geleertheid bekend, ennbsp;beveiligt door ’t geiag van veele. Als defe Ge-nefer een feker water overhaalde, fo vertoonde fich in ’t water, na een uitilekend koken,nbsp;de gedaante van een fich omwringende veel-verwige Slang tot groote verbaaftheid van alnbsp;de aanfehouwers. Vele en verfcheide Geleer-
IV.Afdbamp;
LING.
« Junius.
c Novctn ber.
ONDER-AARDSE WERELD,
verfcheide verwige levende Slang j liggende als in verfcheide bochten ^ en fich wr ingendenbsp;volgens dat de geeft overging : defe Slang-ge-daante werd ten minften x uur en lang gefien^nbsp;en is doen in de feer fcherp brandende geeft on-ondaan. Indien de reden mjn oordeel niet hadnbsp;opgefchord , ik foude gefworen hebben datfenbsp;leefde. Ik ben felfs hier van een befchouwer ge-¦ze^fi^.Nicolaus P'ranchimont Genefer en’Hoog- «ProfeiTor.nbsp;voorlefer der f Genees-oefening tot Braag. I
Ik moet bekennen, dat ik ontrent defe faak
niet weinig verbaaft en onftelt bengeweeft; opwatwy*
dog na dat ik door verfcheide ErvareniiTenvanf®'^'*'^^''”^
diergelijke dingen de faak wat naukeuriger
had overwogen , fo is my alleen die oorfaak van
fo een vremd voorval te binnen gekomen. Na-
J nbsp;nbsp;nbsp;J r jrnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dien volgens het te vooren geleerde de
de pyraagt over den oorfprong defcr vrem-
d,ghe.d hebben gefcegen feggende dat het lijldatindeFrkJamp;ofin deS«»lt;;ei onmogehjk IS foodamge geheimen , d,e de na-,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van een S/m, is gevveeft. die door
mur w.1 verborgen houden, te doorgrpden; ja nbsp;nbsp;nbsp;^e gematkt In vantwwWr r vi. fc
dat’etlaatdunkentheid foude zijn fulksteon-', nbsp;nbsp;nbsp;u.fr.ftica.
dernemen; en datdieshalven niet beter was als fig ililfwijgens over fodanige faken te verwonderen. Doch op dat de Lefer alles naukeurigernbsp;fou konnen overwegen,fo fal ik de geheele faaknbsp;voorilellen gelijkfe my om eenige oorfaak daarnbsp;van te vinden,door den gefegde Marcus Marei mijn byfondere vriend is overgefchreven.
reniflen fullen betoonen. Doch indien iemand defe Ervarenis volgens het voorgeftelde voor-fchrift wilde in ’t werk Hellen, die foude onge-twijfelt te vergeefs arbeiden, dewijle de faad-kracht in alle diergelijke ftofFen niet fchuild:nbsp;daarom vermoed ik dat defe Ervarenis \geval xen fttennbsp;is toe te fchryven. Ik hoore datfden Grave vannbsp;Hanover een [leen heeft, gedrait als de wronge draidindenbsp;van een gevonden in de maag van eennbsp;: Hert: daar over fich niemand fal verwonderen wndm.nbsp;Neem Olie van Vitriol door herhaalde ^ ver- \ die der Herten aart in ’Qagen vanflangen weet.nbsp;betering klaar geworden i deef Brandewijn ' Daar werd ook onderfocht waarom en opnbsp;door witte Wijnfleen verbeterd.%ofj, deelen, | wat wijfe fommige Planten fich volgens dcnbsp;mengtfe te gaar in een Kolf en haaldfe over ibeweeging der Son keeren? de ondervindingnbsp;met een ruime Ontfanger door feer fier kvuur.jttrè. de Sonne-bloemen foo een drift hebbennbsp;overhalen ginger een rook over ^ die ver- i om de loop der Son te volgen, datfe door geennbsp;siung inden fcheidelvjk door de Ontfanger dwaalde j en be- fimóiQtmamp;n daar in belet konnen werden.
Qntfmger. fjcden defelf de vertoondefich de geeft foo dik als Ik oordeel fulks te gefchieden door het vooreen arm onder de gedaante van een gryfagtige\deef dat die Kruiden van de Aö» krijgen
als
Een ongehoorde Ervarenis gedaan van den deftigen Genefer Nicolaus Francimontiusnbsp;eerfle Genefer van Traag.
rfUedlifi-
catio.
veranderen volgens genbsp;op en neder-gang dernbsp;Son. de middernacht tot op den middag haar blaadjes ailenskens met hetnbsp;i opgaan der Son fodanignbsp;uitbreid , datfe tot verwondering de aanfchouwers, als vermaak fchijntnbsp;re fcheppen in des Sonsnbsp;tegenwoordigheid. Doch de Son weer beginnende te dalen , fo fluitenfe ailenskens wedernbsp;toe, in voegen datfe de Son ondergegaan zijndenbsp;als Doornen haar vertoonen; fo datfe de dage-Ijjkfeloop der Son uitdrukken, even als de Ölm-bladen j Topelier-bladen en diergelijkfe denbsp;jaarlijkfe loop door haar omkeerenfchijnentcnbsp;vertoonen. Ik oordeel dit te gefchieden , omnbsp;dat de blaadjes der Acacia met nacht dau beladen zijnde ruw en rimpelig werden ; dochfonbsp;haaft fy door de opkomende Son beginnen be-ftraald te werden, fo doet het verdunde vochtnbsp;haar uitbreiden j te meer hoefc met min vochtnbsp;beladen zijn; dat korts voor de middag voornamelijk gefien werd : doch na de middagsnbsp;het vocht verteerd zijnde, foobeginnenfealsnbsp;te verwelkeren en te gaar te trekken, tot datfenbsp;na Sonnen-ondergang haar even als Jenever-doornen vcnoontn : en door dt Nacht-dauwnbsp;wederom met vogt beladen werdende,lokrij-genfe nieuwe kracht om haar uit te breiden. Het felfde moe t op de Olme-bladen ^ Abele-bladen en diergelijkeBoom-bladen gepaft werden , die haar na de Somer-fonftand omkee-«soiftitium ren ; want tot de tijd defer Sonftand werd denbsp;bladen overvloedig toegediend, dat doornbsp;de hitte der Son verteerende en geen andernbsp;daar bykomende , fo werden de bladen ligter en de fteelen dunner en eindelijk doch niet net op de Sonftants oogenblik', maar daar toe werd eenige ruimte van tijd vereifcht:nbsp;de reden,dat defe omkeering meeft in de Olme, Het felfdenbsp;Abeele en Vïfgebladen werd aangemerkt, \sê‘f‘biedinnbsp;daar uit te halen; om dat diergelijke bladen aannbsp;deeen fyde groen en aan de ander fyde witnbsp;invoegen de menfehen daar op de meefte achtnbsp;geven : anderfints meen ik datfe in de meeftenbsp;Planten voorvalt. Dus veel had ik de Lefernbsp;van de vreemde en ongemeene krachten dernbsp;Kruiden bekend te maken. XIL BOEK, Van deCap. V. als ook door QtnSeilftenigetrek-kragtj daar marom doorfc willcns nier willens gecrokken werden,nbsp;Sonne bloe~ op de volgende wijfe. De fieel^ bloem en fadenjnbsp;Sonncbloem zijn foodanig gedeld datfe lig-telijk gekeerd en omgedraaid werden : daarnbsp;door gebeurd. Datfe des morgens, om van denbsp;overtollige nacht-dauw bevrijd en ontflagennbsp;te werden, haar keer en na de opgaande Son,nbsp;diefe daar van kan bevrijden. De Son-ftralen,nbsp;recht op de fteel en de opening der Bloem vallende , verdunnen de Soute daar fchuilendenbsp;GeeJteHj die daar door een drift krijgen na denbsp;door de warmte geopende pijpjes; namelijknbsp;na die fyde daar de Son-flraien opvallen : gelijk uit een klaarblijke Ervarenis openbaar is;nbsp;want defe Bloemen , inde fchaduw gefteltnbsp;daarfe van de Son niet konnen befcheenennbsp;werden, blijven onbeweeglijk (laan, tot datfenbsp;Srvarenis. jg beflralmg der Sonomkeeren. Doch nadien van defe faak in ’t 3. Boek van onfe Seilfieen-konfi over h^im^kerwzn Sonne-wy-Jers volgens de Sonne-bloemen en Maankruiden in’t breede is gehandeld foofenden-we den Lefer derwaart. Ervarenis. _««»¦ bloem nbsp;nbsp;nbsp;Neem een Sonvolgende Plant, die de ondoe- vut°rrondl nbsp;nbsp;nbsp;Sout-fwavelig Quikkige deeld- keerer^ jes tc zijn , fet de felfde op een Kork vaft ge-maakt in een por met water, datfe haar onvcr-hinderc keeren en wenden kan. Stookt dan mmr onder depot, en gy fult met verwondering fien, dat de Plant haar fal omdrajen; daarnbsp;van geen andere reden is, als dat de door denbsp;warmte verdunde Geeftcn, na alle fyden uit-^is óokHa foekende, de Plant doen omdraijen, omnbsp;aUre.hout.diiX. de fteel gedrait van maakfelis. Iets diergelijk verneemtmen mHafelare-hout dat opnbsp;^ vorkskens ontrent het vuur gefet dadelijknbsp;in het ronde begint te draijen ; gelijk hiernbsp;te Romen tot verwondering der aanfchouwersnbsp;eerft is waargenomen van de dienaars eensnbsp;Kardinaals, die eenige gevange Vogels braden aan Hafelare fpe-ten : korts daar aannbsp;Zijnfe by my gekomen,nbsp;om de oorfaak daarnbsp;van te weten : ik ,,denbsp;waarheid door Ervarenis gevonden hebbende, ondekte de oorfaaknbsp;van dit drajen, die fynbsp;een verborge kracht innbsp;de Vogels toe-fchre-ven ,\s\\Hafelaar houtnbsp;tefchuilen. Dochde-I wijl de Ervarenis in denbsp;Seilfleen - konfl op hetnbsp;503. blad van d e der denbsp;druk is voorgefteld, fonbsp;agt ik onnodig de felfde hier te herhalen. Iknbsp;beken in de natuur lijnnbsp;wonderlijke dingen, die gemeenlijk verborgenbsp;hoedanighcd en werden toegefchreven, doch |
DISTILLEER-KONST. 3^7 als defelfde doornaukeurige.ErvarenilIènon-derfogt werden, fo komen haar oorfaken aan-ftonds te voorfchijn. Sietook na het gene wynbsp;van de Haver^air cnhaarkrings-wijfebewe-^enHax’^r-gingin ’t ftraks gefegde werk blad 411 hebbennbsp;1 geleerd. Daar ftaat noch te onderfoeken ^ waarom jfomniige Planten , namelijk AcaciaQWL.nbsp;met de aankomft der Son open gaan , en metnbsp;het weg-wijken èitx izXsttoejluiten. Wyfien neblaitnnbsp;hier dagelijks inonfenhof, darde^fmn; 'i Morgens, 's Avonts. V.Af- |
3(58
V. Afdee-,
tIMG,
DE ONDER-AARDSE WERELD,
V. AFDEELINGE.
2) E
VAN
VOOR-REDEN*
A dat van de Diere?! en I(ruiden is gehandeld , Ib is noch. óverig van de Adijnjioffen en ongeftelde lichamen te Ipreeken. Daar diend geweten, dat-ter eenige overeenkomft en vergelijking tulTchen al dele verlcheide ftoEnbsp;fen is, invoegen dat alle op eenige l^yfe in alle gebonden leerden : want gelijknbsp;dcDierengeVoelenhébhcn j folchijnen denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;daar van ook niet milgedeeld , Ib
als uit het liruidekm en roerd my niet blijkt, dat lig op het minfte aanraken intrekt. Ja b Aiiroites. dc ^ Sterre^fteenen fchijnen met^egt;oe/e?z begaafd; want in Aftjn gelecht fietmenlè vannbsp;plaats veranderen en haar lèlfs beroeren. Ik fal hier niet Ipreken van de wonderlijke aart en natuur des Seil-fteens, die met leven en gevoelen Ichijnt voorfien j daarnbsp;van in ons werk van de 5'«^e^«-AowfHn’tbreede is gehandeld. \n de. Dieren cxiGe^nbsp;sgt;pajfen gelchieden, gelijk geleerd is, eenige wonderlijke veranderingen : in de onge^nbsp;Jielde dingen insgelijks, Ib als in’t vervolg lal gefien werden t de Dieren ettGe^as..nbsp;fen hebben wonderlijke Ifragten : d2i.2.x: mede de Mijnftojfen en Metalen rykelijk bedeeld zijn. Te vooren is geleerd datde.^owf/de Werk-ftofFen by de lydende voegende in de Dieren en Geipajfen wonderlijke dingen verrigt : het lèlfde doet denbsp;I(onïi ook ontrent de Metalen en Mijnftoffen : daarom is ons voornemen in delenbsp;Afdeeling te toonen , wat voordeel den menfch daar uit toekomt. God lègenenbsp;onlè beyvering.
Het I. DEEL.
HET I. HOOFTSTUK.
Van de Stoffcheidige Geheimen.
ALhocwel in ’t XI. Boek leer breed van! de Stoffcheiding en byfonder van denbsp;* Goudfoekerie is gehandeld ; egter isnbsp;ons voornemen de nuttigheden van de rechtenbsp;Stoffcheiding hier voor te Hellen; om dar wy Inbsp;daar meeft befig geweell zijn om te toonen denbsp;yedelheid en ongegrondheid detGoudfoekers,nbsp;die voorgevende wonderlijke dingen te wetennbsp;niet met alle uitregten. En op datwe met ordernbsp;sevtn ge.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voortgaan , fo fullen wy ccrll de feven
heimen der gehhmen dcr Metalen navorfchen : de overige in ’t vervolg verklarende.
§.I. Van des Gouds geheimen en van V drink-baar-goud.
Wy fullen hier nietfpreeken van dekrach-
a Alchy-mia.
Metalen-
ten en eigenfehappen des Gouds: dewyle fulkg breedelijk in ’t lo. en ii. Bock is gedaan.
Maar wy fullen alleenlijk eenige dingen voor-llellen, die meeft onder de Stoffeheiders in ge-fchil zijn; onderfoekende ofer Drinkbaar en waarlyk ondaan Goud kan werden toegemaakt ? ik vinde de gefchillen der Goud-foe-kers over \\eiDrinkbaar-goud enhetlev^nnbsp;verlengend * Meeflerfuk fo menigvuldig en 'a Magifte*nbsp;fcherp, dat ik oordeele het felfde, even als de j L^pisphi-* Steen der Wyfe , in een onuitkomelijk Dool-lofopbo-hof verdraid te zijn. Daar lijn’er , die alle^““'nbsp;koftelijkc Drinkbare Hof Drinkbaar -goudnbsp;noemen ; andere nemen dit alleen voor een «Aichy-vcrbloemde Spreek-wijfe. Invoegendatfom-™^-^.g^nbsp;nige ‘ Goud-foekers de feer hoog ^ verbeeterde catut!
Bran-
3^
Over
Cap. I. Brandewijn ^ onder de naam van Hemel by Wat eignt- Lullus bckcnd drinkbaar-goud noemen. Dochnbsp;ilt;jk urmk- defe dingen overftappende ^ foo treden vvy totnbsp;Uur Goud QpioBing van dat gefchil ;of ’tGoud waarlijk en
de'ScheidftofFen, daar in hetverkore Goud moet ondaan werden, is niet minder gefchil.nbsp;De Scheidftolfen konnen tweederlei gefield
ters en Goud-fmeden gebruikt werd.
P^racelfus
Mercu-' rius Subli-• matus.
eigentlijktoteen drinkbaar vocht kan ondaan 'j werden ; namelijk i. die uitfeherp-bytende werden.?en daarin ondaan zijnde,of’tdan w^aar-' Mijn^lo^ïen.^.die uit de gewalTen gehaalt wer-lijk met fo wonderlijke krachten is voorfien als : den; de eerfte dag is gevaarlijk ^ en derhalvennbsp;men voorgeeft.? de bedrieglijke Goudfoekers,! nier licht te gebruiken; doch de andere hiet,nbsp;die op de Steen der Wijfe feer gefet zijn, feggen ; die fonder nadeel konnen werden ingenomen,nbsp;ja, en dat fulks door middel van die fleen ge-! Hier tegen geld niet, dat de bytende Sebeidfiof-fchied : doch tegen haar kan lichtelijk bedoren /c® door andere middelen verbeterd en verfoetAj^».nbsp;vverden,datdefe vermaardejalfoo ook dit i konnen werden , om dat de geeftigc Soutenbsp;drinkbaargoudnoit inde wereltgeweed; is:foo ' deeldjes niet aandonds van alle icherpheid be-datfe re vergeefs fo veel moeite en kollen doen.! roofd weerden : echter zijn fommige Goudfoe-‘Paraceljiis werd over al, als ook in de be- j kers fo gefet op de ondoening des gouds, dat-i7geflZigquot; fchrijving des drinkbare-gouds, feer ongella- j fe fonder eenigopfigt op de Scheidflofhetfelf-htUover dicli CU veranderlijk gevonden : hy fegt het | de in de allerfcherplle tragten teondoenenlosnbsp;tajgoud drinkbaar goud een vocht des gouds Ibnder by-1 te maken. Dufdanige ScheidflofFen zijn de vol-menging van een bytende ftof te zijn, weinige ; gende, allerlei flerke w'aters, het ondane Am-bekend, nochtans fpreekt hy in het Boek van j moniak-four, ''opgeheve Quik ^quot; Kattekruid, ^
’t lang leven fich fells openbaarlijk regen, daar ^ Olie van Vitriol, Wortel-aftjn, ^ik. Doch de . hy het drinkkaar-goud met bytende flofFen ; Goudfoekers ^ Tiende darde quaadaardigheid «Arfcoi-roegemaaktfeerprijft, feggendc ’t feilde dood j defer lloffen door geen middelen kan verbetertnbsp;als’er de bytende ftof afgefcheiden is ; want 'werden,hebben haar gekeerd tot deScheidflof-hy meend ^ tegen alle, dat de bytendeftojfen , fen uit de GewafTen hervoortkomende; name- DeMijnfiof.nbsp;door des Gouds tegenwoordigheid genefig j lijk het vocht uit Honig of Manna getrokken,
diergelijke, de geelt van Wijnlteen-fout, feven reifen overgehaald; Brandewijn, Wijn, Appel-fap enz. daar in fy meenen dat ’t Goud kan ondaan w'erden j doch de faak naukeuriger overwogen werdende; fo bevindmen dat ’t Goud innbsp;geen andere als in de Mijn-vogten kan ondaannbsp;werden : w^ant de ondervinding heeft geleerd,nbsp;dat een goude Penning lange tijd in gewalïige oe gnoaiji.nbsp;Scheidvogten gelegen hebbende Ibnder eenige-?* itragte-verandring en vennindnng daar uit isgehaalr,nbsp;de reden is, om dat’er geen overeenkomllennbsp;f meelydigheid tulTchen de gewalTen en ’t goud ƒSympa-
i 't . nbsp;nbsp;nbsp;/T'-ï____J ^ x yf •• nbsp;nbsp;nbsp;/T*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.-Pnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, fE;-
daar over hebbende,fo fegt hy in ’t Boek vande Hoofd-leeringen _, dat dit drinkbaar Goud doornbsp;4e dikwils verbeterde Brandewijn ^ fonder ee-nige bytende flolfen kan werden roegemaakt.
Daar is een gevoelen, dat het Goud fo vaft en beftendig is, dat’etgeenllnts tot een vochtnbsp;ret altijd kan gebracht Weerden : fo dat’et alle geweldnbsp;des vuurs en der fierke IVaters als ook des
quot; nbsp;nbsp;nbsp;w’erden. Dat hy daar na bemerkende en berou ; Afijn, Pekel, Saufeboom-fap, Limoen-fapennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’
Hoe het
te.
weder tot lijn voorgaande aart en natuur; het j is, gelijk tulTchen de MijnltolTèn en het Goud.
^iks, fonder vermindering en verderf uit-llaat : want alhoewel het Goud in7?^r^/Ttf-ter en ^ik fchijnt ondaan, wanneer nochtans «Menftrua. «Scbeid-ftoffen zijn uitgerookr, fokeertet
Daarom w'erd ’tGoud in Koninglijk water aan-Itons ondaan , en door Quik bros en fagt gc-maakt.Daar w^erd dan een Scheidllof gefogt ,in welke ’tGoud, even als fneeu in water, in diernbsp;voegen ondaan wert,dat’et noit weer fijn eerftenbsp;gedaante aanneme. Vele hebben daar na gefogt
ilTèr ook fo veer af, datdufdanigo^^/i2tf«G(?^lt;^ gefont en veilig om in te nemen foude zijn, datnbsp;het veel eerfchadelijkenverderflijkis. Daarom fegt Libavius met regt, Jy ztjn weerd uit-gelacchen te werden ^ die het Goud in ^ikfoonbsp;dikwils ondaanj de ^ik ieder reis daar afroo-
gevoelens ever hetnbsp;drinkbaarnbsp;^eud.
kende j dafet aan de vlam van een lamp fmelt dog geen rot nochtoe gevonden. Daar over Li- Libavius, yerfcheide r^QQ^- drinkbaar-goudhoudeu.Vl'j ^^vamamp;ViX.Q^ i bavius aldus fpreekt: waar uit fo een Scheid-sugteniaans gevoelen,dat drinkbaar-goud! ftof gemaakt werd ^ dat ü onder de ver borgender Genefers noemd de vorm uit Antimonfe I ftegeheimennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;moet noodfaaklijkvan de aart
getrokken, rood zijnde terwijlfe nbsp;nbsp;nbsp;f fier fappen zijn ^ echter ook lijmig en tay de ge-
doch geltremd vertoondfe fich Goud - geel. 'meeneftof der Met alen,in vermogenGoud^met Joannes Babtifta BireUus geeft voor drink- i het goudvereenigende alsys met warmwater:
^Tinaura. baar.goud het^ verwfel van Goud; Lnüus damp;\want dat vocht verftchild niet van goud als al-
kalk van Goud; daar over feer breed en twiflig , leen in dikte. Invoegen dat Libavius het onbc- v onge^a: Varaceljus,BireUusj ftftiercetanus ^ en ontel- j kende verklaard door iets dat alfo onbekend is, 0nbsp;bare andere konnen werden nagefien. Doch ; met fo duillere woorden, dat ik gelove hy die ^nbsp;laat ons op het naukeuriglle de wdjfe, volgens ' felfs niet verllaan te hebben : eerll verbodennbsp;welke de Goudfoekers feggen het drinkbaar- 'hebbende alles dat fcherp is tot dusdanigenbsp;goud toegemaakt te werden, onderfoeken. j Scheidltoffen te gebruiken, fo belaft hy noch-drinkbaar-goud te maken foo ver-; tans daar na re nemen de met Sout en Vitriolnbsp;‘^«'•/«c/I/kiefeneenigefuiverMijn-goudofRivier-goud |voorfienc Svvavel. Doch dusdanigeonfinnig-'^^rkoren, dat noit in ’t vuur is geweeft; andere nemen I heden van de hand wyfende, fo laat ons tot de
Goud dat alrcede het vuur heeft uitgeftaan P Konftoefening overgaan, en fienof’er eenige^ Prgxij, feifs niet afwijfende dat gene, dat van de Mun- j vvaarheid ftcekt in de bereiding des drinkbare-Ï.I. Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gouds.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;riaanbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Eeni-
-ocr page 893-370
370 DE ONDER-AARDSE WERELD, vermengt wrijfd ; gewreven zijnde metlau V. Afdee- LIKG. water amafcht; en op die vvyfe Maakt hy een poederken, daar op hy in een kolve fo veel vannbsp;’t voorgaande vogt giet, dat’etdaar mede vyfnbsp;vingers bedekt fy; het overgehaalde vogt gietnbsp;hy over in een nau gehalfde fles; dat door eennbsp;Helm totde droogte overgehaald , fo giethynbsp;nieu water daar op, tot al het vocht van ’t goudnbsp;is afgehaald: dat dan in een glas in een bad eennbsp;dragmen door ^ik bereide Goudkalk wer-1 halve maand te rypen werd gefteld , en hetnbsp;den in een digt-gejloten glas tot een klaar wa- j goud gefmolten zijnde, fo vermeerderd hy denbsp;ter ondaan •.daaringywederomGoïidenVer- hitte, om het water daar af te fcheid en. Op a rius fubli noatus, richt Stoffeheider , die het goud in dufdanige het goud fodanig te ondoen , dat’et niet weer fcherp-bytende vogten fodanig ondoen kan, j tot fijn eer fte gedaante foude te brengen zijn,nbsp;dat’et fonder gevaar werde ingenomen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;! fo diend ontrent de voorgaande werking aan- Nochein ander. Is enge. grond. Manna, en x oneen Gekriftalleerd fuiker ; het j een glafeKolve A .met feer fuiver en fijn gepoe-vogt door overhaling daar uit getrokken giet - derd Goud _, giet daar by 3 oneen van de befte Eenige JVerk-wyfen om drink-baar Goud te maken. Hen mier Libavius maakt defcheid-ftofom Goud te vocrfchrifi. oudoen uit goe^ie Vitriol i pondy Salpeter^nbsp;Ammoniak-Jout van elks i once. ^Defe dingennbsp;vermengt zijnde haald hy met een Jdgt vuurnbsp;over door de He lm in een lang gehalsde Ontfan-. ger : een once van dat Overgehaald vogt met “¦ len kond ondoen ; andere voegen daar by * opge-heve ^ikj dat met regt werd afgeweten. Ëit werk vereifcht een afgertgt Konfienaar en Ge-nefer. Welgefecht : doch waar is fo een afge- ‘Tdornam en Leo Suavim gaan aldus te werk: fy leggen een once bladen of vylfel van Goudnbsp;in overgehaalde Afijn ; na dat’et daar in geweekt heeft, beginnenfe de overhaling ; wantnbsp;het Goud van de Afijn getrokken , vertoondnbsp;een fap, dat fo lang overgehaald werd tot al denbsp;fcherpe fmaak weg is. Daar na maaktmen Levens-water met Specien in Brandewijn te wee-ken ; in vyf oneen des felfs werd des goudsnbsp;fap een maand geweekt in een rypglas of ï’é’-licaan j en dan is her drinkbaar goud tot fijnnbsp;volmaaktheid gebracht. Ontrent de Afijnnbsp;werd van verfcheide verfcheidelijk gewerkt;nbsp;eenige fcherpen defelfde met haar eigeKri-flallen, andere met het Sout van Wijnmoer,nbsp;fommige met de Kriftallen uit Vitriol-olie vergaard,daar zijn’er ook die Euphorbium gebruiken, en andere gemeen Mijn-Sout^ Doch laat-fe werken datfe fweeten, fy fullen op die wyfenbsp;het rechte drinkbaar goud noix.tn'e^i^tn : dit isnbsp;ook de reden, datfe niet fiendc met de enkelenbsp;Afijn re recht re raken, de felfde met fodanigenbsp;fcherpbytende floffen hebben getracht te ver-flerken. Datfe feggen dit drinkbaar goud ongemeen de krachten te verflerken j fulks isnbsp;mijns oordeels , niet fo feer het GöW als welnbsp;de riekende Specerien en Brandewijn toe tenbsp;fchryven. üeHtfchry- Alexius bcfchtijft onder fijn geheimen een Aiexi^^* fêer arbeidfaame bewerking om drinkbaarnbsp;goud te bereiden, die naukeurigonderfogt wer-dende , alfo bedrieglijk is als de voorgaande.nbsp;De Scheid-fiofh.QQ{x.(\c\\2\ó.\x% ; hy mengt bynbsp;doorgefiegt en gekookt Limoen-fap eens fonbsp;veel ongefchuimde Honig , en half foo veelnbsp;Sout. Dit mengfel kookt hy in een ketel , totnbsp;dat^et niet meer fchuimd, enhaletdanover bynbsp;trappen ; het overfchot kalkt hy drie dagen,nbsp;by een pond defes kalks mengt hy vier oneen hy in een glafeKolve , beneffens eens fo veel Brandewijn, dat hy alles volgens de trappennbsp;der hitte overhaald ; het overgehaalde vochtnbsp;bewaard hy , terwijl hy wel gefuiverd goudnbsp;met Rofenof Violetten-jalep of met Honing |
defe wyfe mttnè.HlexiusdiTnhtiGoudïonÓL^t fcherp-bytende fl:offèn[ondaan en los gemaaktnbsp;kan werden. Doch gelijk boven gefegt is, dat-het onmogelijk is ingewaJfigeSchQid^o^tn^’'quot;^ ' gemerkt, dar de overblyvende flof niet anders is als een mengelmoes van Goud j Antimo-nieen de bygegote vochten ; invoegen hetnbsp;feerligt valt her Goud van die ftoffèii tenbsp;fuiveren en tot fijn voorgaande gedaante ténbsp;brengen. My is onlangs van een Vorft mede-gedeeld net wor-de rechte wyfe [om Goud te ondoen en drink-baar te maken , die ik hier fal ter nederflellen; ^ daar na fal ik mijn gevoelen daar over feggen,nbsp;en wat’er van te hopen fy. Neemt gcfmolrenbsp;Wjjnfieen-fiout 3 ponden , haald het felfdenbsp;over uit een Kolve tot het drooge Sout overblijft, giet het overgehaald vocht weer op hetnbsp;droog Soutj haler andermaal over; en herdoetnbsp;dit werk fo dikwils, rot de overgehaalde PFyn-fieen-olie feer fuiver is. Set dan defe Olie in Brandewijn. Steld de Kolve in het koper vat BCD. met water of fand gevuld, en houd daarnbsp;onder drie maanden lang een brandende lamp,nbsp;en gy fult het water rood als een Robijn vinden;nbsp;dat otttlangen zijnde weder op ’t Goud en Wijn- |
Wijn-fleen-olie gegoten werd ; ’rgenefodik-wils herhaald werd , tot het Goud van al fijn glans en fchoonheït onbloot is, en fo hebtge hetnbsp;begeerde. Het ilaat te befienofditafgetrok-ke vogt waarlijk drink-baar Goud is.? Ik mee-ne neen , en dat het verwfel ^nkcltoevalllgnbsp;is: 'tgene ik aldus betoone: Ten i.nbsp;jieen-olie als ook in de Brandew^n is volgensnbsp;het bovengefegde geen kracht genoeg om hernbsp;weti on.Goud te ondoenenloste maken. Tcm.roodnbsp;'ioLd*'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;geenfintsvan’tGoudafkomftig, maar
alleenlijk van de Wynfleen-olie met Brandewijn vermengt : gelijk openbaar werdalfme maar een druppel Wynfleen-olie by Brande-wyn giet : want fy werd alfo als het doornbsp;« Titiftura. fo veel overhalingen verkrege ^ verwfel. Datnbsp;het Goud fonder glans en fchoonheid werdnbsp;gevonden , gefchied niet uit oorfaak dat ietsnbsp;van ’tfelfde is afgegaan, en met het vocht ver-eenigt; maar dat’e t door de langduurigc warmte ecnige,êioóx lichtelijk te herftellen verandering heeft ondergaan; gelijk door ontelbarenbsp;andere ftoflèn en byfonder door de kannbsp;gefchieden , fo als in’t XI. Boek is getoond.nbsp;Hier komt by, dat het Goud niet eens vloedignbsp;isgeworden , tot een merkelijkbewys,dat’etnbsp;in fijn eige volmaaktheid onveranderd is ge-'Gciijkmis. bleven. Invoegen dit het xtchieGoud-verw-fel of drinkbaar Goud niet is ; hebbende nietnbsp;rtieer kracht , dan oi o^Qcnflraat-fleenttvinbsp;krachtig fap niet verfcheide Specerien en andere dingen werde toegemaakt : het is fekernbsp;dat fodanjgy2?/» geen kracht van de Steenj maarnbsp;alleenlijk van de andere dingen foude na fichnbsp;trekken.
üei votf- nbsp;nbsp;nbsp;Andreas Blavius field ons voor een andere
proev van drinkbaar Goud in feker Brief aan Matthiolus gefchreven. Daar in hy over denbsp;bereiding des drinkbare Gouds wel niet fchijntnbsp;te wanhopen, echter brengt hy fo veel en fonbsp;groote fwarigheden by, dat genoegfaam blijktnbsp;het felfde van hem noit bereid te zijn. Daarom is te vermoeden, dat de ongemeen grootenbsp;Goud-lufi hem de volgende wyfevan bereiding heeft doen voorfiellen; vier dingen fechtnbsp;êMagifte- hy om het ’’Meeflerfluk toe te maken vereifchtnbsp;te werden ; leer fuiver Goud, Wijnfieen-foutnbsp;lietbefiegemeenSout, en een weinig overgehaalde Afijn, ( de bytende fioffèn van Vitrtol^nbsp;Aluin j Salpeter en fllpik verwerpt hy alsnbsp;fchadelijk) nochtans neemd hy Goud , datnbsp;door Antimonie gefuiverd is , thicn-maal fonbsp;veel als van de andere fioffèn. Uit defe te gaarnbsp;gemengde en in een Kolv gedane fioffèn haaldnbsp;hy een vettigheid als wit Was , füiker-foet,nbsp;riekende als zivet, vergarende eindelijk aan
{thrift vm Blavius.
bladerd Goud gelecht werde, fo fmeltet in drie dagen , veranderende in drinkbaar Goudj, datnbsp;eenige fcherpheid heeft als Limoen-Jap. Nunbsp;fiaat te onderfoeken, of dit ook waaalijk drinkbaar Goud is l Boven is getoond, dat de Boffen , die Blavius hier gebruikt, onmachtig zijnnbsp;het Goud it ondoen: invoegen dat dit wrtey?/nbsp;niet van ’t Goud , maar van ’t Wynfieen-foutnbsp;voortkomt, gelijk firaks is gefecht; dat Bla-vim feifs fich niet fchaamd te bekennen, niet ff”,nbsp;defe woorden .• daar is noch een ander niet te onwu.nbsp;verwaarlojend teeken van recht drinkbaarnbsp;goudj dat of hetfchoon by onvolmaakte Metalen gemengt de feljde volmaakt^ echter moe f etnbsp;op fich Jelfs en alleen noit totfijn voorgaandenbsp;gedaante konnen gebracht werden; dgene nog-tans in duf danige waters j die verwen j lichtnbsp;om doen is: want als'er Bron-water j daar bynbsp;andere een weinig Wijnfleen mengenby gegotennbsp;werdjfb moet, het water een weinig opwaartsnbsp;uitwafemende j het Goud-poeder te grondenbsp;gaan : en een weinig te vooren fecht hy aldus:nbsp;fijt gy nu begeerig niet de ondane Jelffiandig-heid des gouds j maar liever des feifs verwfelsnbsp;te verkrijgen j ikmeene dat gy ^ een proev doende j het felfde fonder veel moeite uit dat onsnbsp;waterkoud trekken. Daar hy uitdrukkelijk tenbsp;kennen geeftdat hy door de Scheidfioffènnbsp;het Goud noit tot de wortel heeft ondaan , ofnbsp;het verwfel van goud, dat is drinkbaargoudnbsp;heeft verkregen ; dewijle hy andere fénd omnbsp;een proev te nemen. Eindelijk befluithy:nbsp;wat de fiet ken te weeren belangt j dat duf danige waters, met befcheidenheidgebruikt jfeernbsp;veel voordeel hebben toegebracht : echter hebnbsp;ik noch niemand gefien j die daar mede allenbsp;fiektenfonder onderfc heidgeneefen j uit gevallenbsp;tanden en afgevaUe nagels herfleldheeft. Datnbsp;hy fecht een Olie te zijn, waar in het Goud innbsp;de tijd van drie dagen ondaan werd , fo dat’etnbsp;door de Helm is over te halen , dat foude hynbsp;moeten bewyfen, dewyle wy wel weeten watnbsp;van fo een feggen is te hopen. Het is wei waarnbsp;dat her met Antimonie-bereid Goud in die Olie schadti^k-ondaan werd j {o noc\\i2iï\.sA2xdc Antimonienbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ff.
altijd boven drijft en het na de grond finkt; doch wie is onbekend , Ac Antimonie met ^ikkige en andere fchadeljkegeeflennbsp;is voorfien , die wel kracht hebben het Goudnbsp;te ondoen; echter kan fodanig Goud fonder gevaar niet ingenomen werden. Ik konde hiernbsp;noch ontelbare voorfchriften, fo uit de Schry-vers als van Vorfien my medegedeeld , bynbsp;brengen, doch nadien alle de felfde met quadenbsp;redeneringen vervuld zijn, fo denkt my geraden die na te laren. Daarom is mijn voorne-
-ocr page 895-37t nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD, HET II. HOOFTSTUK. Genees-fioffcheidkundig onderfoek oVer de ipaarheid des Drinkhuar Gouds. N ’Drinkbaar-goud éven vveerd werden Cap. rr. a Lapis Philolo-phoruin. De Stetn HCn xm nlt;e-mand ontdekt- tio, is fonder trekkendenbsp;kracht. J)t Sterkt me ScheidftolFen foo ondaan en verdund vuurs niet kan verrigten , doorfcherpe voch-| werden ^ dat het door d« Helm overgaa; doch V. Afdee- tlNCE. Adien de ' Steen der Wyfe en het i^eerd geacht, fo moet niemand wonder fchij-dac de menfehen, door de Goudfucht der try re,en aangcfct, ontelbare wyfen hebben bedagt, omnbsp;ctud'^x^n *^ot haar voornemen te geraken. Doch gelijknbsp;niemand de rechte Handgreep om de Steen dernbsp;PPyfe te bereiden heeft ondekt ; fo is ook totnbsp;noch toe niet gevonden hoe het Goud waarlijknbsp;Drink-baar gcmzdkt sffetdi : dat ik aldus bc-roone; om het Goud ‘Drink-baar tê maken fonbsp;moet’et, volgens de meeningvan alleGoud-h Caicina-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gekalkt wcrdeO: de * Kalking is t wee- tierlei eigent lij kenoneigentlyk : óit eigent lijke ^aikmg. gefchied door feer fterk vuur j gelijk blijkt innbsp;de fteenen, die tot Kalk gebrand niet weer totnbsp;Steen konnen gebracht werden ; oneigentlykenbsp;Kalking gefchied door middel van fcherpby-tende Scheid-ftofFcn; die ik oneigentljk noeme,nbsp;om dat het Goud daardoor bearbeid en tot eennbsp;ontaftbaar Poeder gemaakt gt; altijd wederomnbsp;tot fijn eerfte gedaante kan gebracht werden.nbsp;Het is onmogelijk het Goud alleen door hetnbsp;vuur te kalken ; doch of fchoon fulks kondenbsp;gefchieden.’t gene nochtans onmogelijk is, foonbsp;foud ik vragen of {ooótzKv^gekalkt Goud{\]nnbsp;Het Goud voorgaande kracht behoud öf niet ? ik Vertroü-in'tvmr.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;datfc ja fallen antwoorden, ten fy fe willen feggen , dat haar Drinkbaar-goud dood en kragteloos is. Nadfen het Goud natuurlijk isnbsp;te gaar-gefteld uit her vochtige en Ijmagtigcj,nbsp;dat is uit ^likktge en Swavelige deeldjes , fo-danig vereenigt , datfe alfo beiwaarlijk re on-doen en te fcheiden zijn als de deeldjes desnbsp;ïAsbsftus. ‘ Tkiur-fteens j fo kan het Goud door her vuurnbsp;niet ondaan werden ten fy dooraffeheiding!nbsp;en ondoeningder ftraksgefegdedeeldjesvwanc;nbsp;de Kalking is niet anders als fo een ondoening;:nbsp;dat toegeftaan zijnde, fo feg ik dat te gelijk al!nbsp;des Gouts natuurlijke krachten verdwijnen en jnbsp;vergaan, andere in de plaats komende; want denbsp;^ikkige deelen fouden in dê logt vervliegen,nbsp;de Swavelige door het vuur verbranden, nietsnbsp;anders dan de krachtelofe aardagtige overbly-vende ; dewijl al de des Gouds van denbsp;behoorlijke vereening der Swavelige en Quik-^!^‘e mtn deeldjes afliangt. ’t Gene in de Seil-fteennbsp;* openbaar is ; die door het vuur gekalkt metnbsp;Swavelige Stel j omfotefpreeken, al lijnnbsp;trekkende kracht stxSxt^ ; vorders volgt daarnbsp;uit ook, dat fodanig gekalkt Goud tot lijn eerfte vorm en gedaante niet kan gebracht werden. Wy komen xmioxèiamp;oneigentlijkeKdlking^ daar ontrent onderfocht werd , ofhetGöW^nbsp;Goud niet doorfchet'pe Scheid-JiofiniQÓi2.n\gkznonS3L2nnbsp;verdorven, werden , dat’et fijn eerfte geftalte niet wederom foude aannemen ? ikantwoorde ónmogelijk te zijn , hetgene het uirerfte geweld dc |
ten te doen. Het is wel waar, dat het Goud door vermenging vzetfouten fodanigen gedaante aanneemt ^ dat’et dcminftegelykenisnietnbsp;heeft met Goud: echter weten de Metaalkun-digc, hoe feer dat ook veranderd is, hetfelfdenbsp;door het vuur weder tot fijn voorgaande geftalte fonder eenige verandering of vermindering te brengen; gelijk in ^t XI. Boek met ver-fcheide Ervareniüen getoond is. Invoegendenbsp;^ikj Sterkewaters jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Li moen-fap geen vermogen hebben het Goud te verderven , ofonherftellig te veranderen. Doch eenige fullen my mogelijk tegenwierpen , dat veel Goüdfoekers het Goud alleen door her vuur toxQcnontaJIbaarToederheb-ben gebracht, en daar na in een Hemels-waternbsp;van LuUus ondaan. Dat dit een openbaare bc-driegerie is gew'eeft leerd Hemels-waternbsp;van LttUus ^ eer uit het holle der Mane als onder de aarde en uit dcMijnftolïèn te halen. Ennbsp;fchoon daar was fodanigen krachtigenfeheid-f^”^*^**quot;nbsp;vocht uit eenige Mijnftof te krijgen, fo loudennbsp;de bovengCftelde fwarigheden ontrent de Kalking des Gouds fich opdoen : en het Goud innbsp;fterke Waters of in ondaan behoud fijnnbsp;voorgaande finaak noch kleur 3 gelijk uit denbsp;volgende Ervarenis blijkt Ervarenis,Neemt Goud-kalk met Quik of eenige ande-re Scheid-ftoffenondaan, fet die in een Smelt-kroes op Smelt-vuur, en gy fulc bevinden datle foveerdig alsSoutfalfmelten : fohaaftalsdenbsp;byvermengde ^ik of Souten üit-gewafemt «nbsp;zijn, fo bevindge het GW óp de bodem in fijnnbsp;eerfte gedaante. Dat de opgaande wafem nietnbsp;anders als de foutigheid of fuurigheid decnbsp;fcheidftof is geweeft blijkt daar uit, om datlênbsp;duifeling in ’t hoofd en fuurigheid01^ èiQ tongnbsp;verw’ekr. Ik gifie het bovengedagte van LuUus niet anders te zijn als een vocht uitnbsp;Honing ofnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gehaald * ’t welk veel Voor een fcheidvocht gebruikt werd. Het is vry fcherp , echter onmachtig Goud teondoeriinbsp;Invoegen daar mede geCn drinkbaar Goud kartnbsp;W'erden toegemaakt. Het I. Gevolg.Hier uit is openbaar , dat gelijk het Gö«lt;^ niet eigentlijk k^ngekalkt werden , allo kannbsp;het ook door de Helm foodanig niet gedrevennbsp;werden, dat daar uit een w^cfcntlijk * vcrw-,Tinaur«.nbsp;fel foude getrokken werden, fonder een gan-fche vernieting van de aart en natuurnbsp;Gouds, om de ftraks gegeve reden. Wy h«/» »«/nbsp;loochenen niet of het Goud kan door bcqua-^^^**'’^ |
Van de STOFSCHEiDiNG. XII. boek Cap. II. (Joch daar in licht de knoop niet ; maar dat is de vraage , of foodanigen Goud on-hcrftellig is ? het gene wy recht uit onken-tienj gelijk nu vcrfcneidc reifen is aangewefen. De tegenftrevcrs vinden geen ander middel nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;________„ ...... om haar gevoelen te beveiligen, als alleen het I tot een onherltellige Haat gebracht heeft; foo roode kleur, daar mede het vocht geverwt is.; dat een van de belle Stoffcheiders durftnbsp;Doch wie liet niet hoe ongerijmd fodanigen Ifeggen, makke l^ker te zijnGoud te maken alsnbsp;reden is ? zijnfe de fpreuk niet gedachtig, ge- j te verderven. ledel zijn dan de vöorgevingennbsp;hofd niet te veel het kleur? fo ttrx guide kleur \ der Goudfockers, die feggen de ^ik uit Goudnbsp;kan ontelbare dingen werden bygefet, gelijk | te halen; en krachteloos de Geneesmiddelen 373 Giet overgehaalde Afijn op Lood-witj fet | ken, dat een Silver-verwig water verbeeld, het mengfcleenige dagen op een warme plaats jwant des Gouds verwfel is niet alleen aan denbsp;en gy fult de Afijn goud-geel bevinden. Haald j felfllandigheid van desfelfs lichaam verknogt. de afgegote Afijn over tot een vierde, engy vind op de bodem een geel vocht Ib foet alsHo-nig : haald het felfde met llerker vuur over,nbsp;enop’tlaallegaat’ereen^/ij«’i/-rWvochtdoor^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_ de Helm, niets overblijvende als alleen een ' Swavel om devxxnxige kracht, ’tJVWomdes ïsortuum fpongiachrige Hof, die ‘Tloode-kop mach ^ felfs valle natuur door een onfeheidbare knoopnbsp;ortuum.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;yygf Jeu. Dewijle dan bekendis, dat met denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vereenigt. Uitdefe drie heelt hét Lood-wit feer blank en de overgehaalde , het Goud fijngeelkleur,datbyhetGoud,on-Alijn feer nbsp;nbsp;nbsp;en j fo« foude iemandnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;''nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' ' tiis, noud-seel is • Goud in Koningtyk water on-1 Goud een feer rood poeder gebracht, dat fom daan is volgens onfe ondervinding hoOgnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• mige de ^ik derwyfe , Maagde-melk , Ko- Silver in fterk water onè^^nisfwart ^ Koper j nmglyke Bron, de Soon des Konmgs noemen i werd in fuure vochten^rö^n geverwt. Doch dit poeder met Lood op de Kapel gefet, foonbsp;al defe ftoffen nemen, van haar Scheidvoch-1 vervliegd het Lood en daar blijft even foo veelnbsp;ten afgefcheiden zijnde , haar voorgaande j , nbsp;nbsp;nbsp;__ ____. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f ...nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;* ' Alchy- uit de volgende Ervarenis blijkt. Ervarenis, nbsp;nbsp;nbsp;• Over de hedrieglykheid des kleurs in 't T^rinkbaar-goud. qualijk redeneren, het roode overgehaalde vocht de ziele of verwfel van Lood te zijn :nbsp;w*wj8-Want Lood heeft fodanigen wree^^/nier, alsnbsp;gecri vocht de overgehaalde Afijn gelijk:nbsp;daarom hebben wy in’t VIII. Boek over denbsp;borfprong der kleuren geleexSj dat defe roodheid door de kracht dés vuurs werd veroor-faakt. Seker indien dit een eigentlijken waarachtig verwfel was, het foude niet tot fijn eer-fte gedaante konnen gebracht werden, gelijk door bymengen van een weinich Schaaps-fmeer licntelijk gefchied. Soo als Angelusnbsp;^Chymi. Sala geen verachtelijk * Stof-fcheider in fijnnbsp;Göudioekcrye breed - weidend toond. Ditnbsp;gefchied niet alleen in het Lood-wit ^ maarnbsp;ook Tfer j Tin j Antimonie ^ Marchajiten,nbsp;en Kriftallen j daar van het vocht getrokken kleuren aan. Het il. Gevolg. Hier uit is ook openbaar, dat iedel zijn de betrachtingen der 'Goudfoekers,dic het Goudnbsp;tot Vocht j Olie j Kalk of V?rwfel willennbsp;brengen. Waiit of fchoon de reden ons leerd.nbsp;dat het Goud, even als andere gemengde lichamen , uit de drie beginfelen Sout j Swavelnbsp;en^ik is te gaar gefield; echter diend geweten, dat’etfich heel anders toedraagt ontrentnbsp;'^Mineralja. de ^ Mynftoffen als ontrent de Gewajfen ennbsp;gieren: dewijlc defe twee laatfie ondeir denbsp;gedaante van Water , Olie en SQutSxxsx. §fuik |
Swavel en Sout 1 jciitelijk van haar laten gaan; WMfom f» om datfelolTelijk te gaar hangen ; maar in hernbsp;Goud zijn de be^infelen fo eenparich even be- hbe'f-waxt-deeld, en foo vatl te gaar gekoppeld, datjernbsp;noch niemand «evonden is , die het feilde daar van gemaakt : wanr fodanigen .^//gt;éfou-! de vandegemeenein hoedanigheden en krag-I ten weinich verfchilien. j Andere wenden groote, doch vergeeffe arbeid aan, om uit hetGoudeen verwfelte trek- ^ nbsp;nbsp;nbsp;O ' maar alle de deelen van mitcngeel van binnen rood onfeheidbaat vereenicht, Haan j volgensnbsp;her getuigenis van Sala j, op een fuivere wijfe,nbsp;namelijft de ^ik om de hooglle rijpheid, de C-..___-/ nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ herftelligondaanzijnde, niet kan verblijven, gelijk uit het gefegde blijkt. Doch laat onsnbsp;voortgaan tot de Ervarenis. R E N I S. Het Goud in Roninglyk water ondaan verwt het vocht; als ook alle lichamen daar dit vogtnbsp;aankomt, met een geel kleur ; echter kannbsp;dat Goud wederom tot fijn voorgaande geftal-te fonder eenige moeite gebragt werden; wantyK^i,nbsp;de vochtigheid uirgerookt en het overfchotnbsp;met helder water gemengt, geeft een oliachti-geiroom, foo rood, darmen foudé fwecrenhetnbsp;eigen verwfel Vart Goud verkréegcn te hebben : doch in een Smeltkroes op’t vuur gebracht, foo raakt de vochtigheid uit, en netnbsp;Goud blijft in fijn eerfte gedaante overich innbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;; de Kroes. Het felfde fultge bevinden in het dert een weinichje Silver altijd by het Loodnbsp;vermengd. Het kan dan geen teeken van denbsp;volmaaktheid des ‘ Meefer fluks z\]n; dewijlc »M»gji!ié-het guide kleur fomtijds van’t witte foo weirdnbsp;verduiflerd dat gy ü felve foud wijs-maken,nbsp;dat’et t’ eenemaal van het fcheidvogt is her-voortgekomen : doch met Antimonie op hetnbsp;vuur gebracht, foo krijg’et haafl weer fijn cigenbsp;kleur. Hier uit is openbaar^ dat het Goud noch döör Kalken, noch door Overhaien, noch doornbsp;Poederen foo te veranderen is dat het tot fijiinbsp;voorgaande flaat niet weergebracht foude konnen werdén. Om my te verklaren diend hetnbsp;Aaa inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Goud |
ondoening tweefmts aangemerkt I. inwendig en felfjïandig : r. uitwendig ennbsp;Het Goud toevallig. Jk feg dardret op de eerfte wijfenbsp;7oéveiu!^^7n gcenfints kan gefchieden ; want des goudsnbsp;met feif. vorm Op dic wijfe verdorven zijnde , foonbsp;foud’et Goud en geen Goud moeten gcfegt werden , ’t gene ongerijmd is, en van de Goudfoe-kers diend aangemerkt. Soo dat des Goudsnbsp;vorm alleen op de tweede wijfe, namelijk toe-vallich verdwijnd; even als de vorm van vafl;
Soutj dat in water gefmoiten werd, by toeval
vergaat : doch door het vuur werd de eerfle vorm foo in ’t gefmoite Sout , als in ’t doornbsp;fcherpe Scheidlloffèn ondane Goud weer her-fteld. De verandering komt \\tx.Goud infoo-danige werkingen uit dien hoofde over ; omnbsp;dat de ScheidftofTen des gouds deeldjcs vannbsp;malkander fcheidcn en als verborgen, fondernbsp;nochtans haar aart en natuur te veranderen.nbsp;En daarom zijn die deeldjes door het vuurnbsp;wederom ligt te vereenigen, fo datfe haar eerfle gedaante weder aannemen.
t)ciar leerd onderfogt of het Goud en de Meellerftukken 't felfde bereid , foogrootê nuttigheid en kracht hebben om de fekten te genefn, a/r de Goudfoekers roemen ,¦nbsp;en of de felfde Voor een algemeen Getiees'middel behoorengehouden te quot;derden.
'ap. 111. Ta dat getoond is , dat het Goud, be^ houdens fijn felfflandigheid , in geennbsp;drinkbaar vocht kan veranderd werden ; foo flaat noch te onderfoeken, of’r in denbsp;Geneeskonft van foo grooten dienfl en nut-tigheid is, als de Goudloekers voorgeven. Hetnbsp;is een gemeen gevoelen der oude en heden-daagfe Genefers, dat het Goud feer krachtignbsp;is om het hert te fterken. Met recht kan dannbsp;werden gevraagtvan waar hctgoud die kragtnbsp;toekomt ? en hoedanig die is ? om dit te verklaren diend aangemerkt, dat de kragten der dingen tweefmts Werden aangémerkt : i.volgens de Hoofdjloffige en openbare hoedanighe-/Ispecifica, den. Ten %. 'fo\gQ.n%éc‘^ foorthoedanigheden,nbsp;die fommige verborge noemen, doch verkeer-Doaigt; tonder delijk ; wy noemenfe liever van de ganfchenbsp;grond. felfflandigheid afdalende; het zijn eenige gaven van de natuur ieder ding ingeplant; die ge^nbsp;lijkfe van de felffiandigevormdiiwiotjQn., foonbsp;konnenfe ook fonder verdelging dernbsp;digheid niet werden afgefcheiden. Op defenbsp;wijfe moet des gouds hertflerkende krachtnbsp;genomen werden : want even als denbsp;foo een kracht heeft, datfe, in haar vryheidnbsp;gelaten, het yfer tot fich trekt en daar heennbsp;driftich is : foo werd ook het goud door fijn jnbsp;ingefchape ktacht gevoerd tot dat lid, tot welk |nbsp;het eene natuurlijke drift heeft, om daar in fijn |nbsp;kracht te uiten : doch dat foude geenfints ge- jnbsp;fchieden , wanneer des gouds vorm ondaannbsp;zijnde het felfde tot een drinkbaar vocht wasnbsp;voorieeid gemaakt : want de felfflandigheid vernie-van den tigt zijndc; foo moctcn de krachten ook nood-faaklijk vernietigt werden : het is bekend, datnbsp;de Seilfteen tot een Kalk gebrand ontbloot isnbsp;van al fijn trekkende kracht.
Wat nu betreft de Genees-middelen van goud voorgefchreven, namelijk het Vittrekfelnbsp;^n^t^Goudnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ bet Vjrwfel van goud^ de Kalk van
niet al/es goudj drinkbaargoudjQnz. ik feg de felfde of niet toegemaakt te konnen werden, of fo krag-tig niet te zijn : want wy hebben getoond,nbsp;dat het goud, door fcherpe Scheidflofïènon^nbsp;daan, altijd tot fijn eerfle vorm en gedaantenbsp;kan gebracht werden. En door het vuur on-
Het Goud werd eennbsp;HertfieT'nbsp;kende kragtnbsp;ioegefehn-
Stil-flem-
He Hert. Herkende
fchuldig.
herflellich gekalkt, foofoud’et, vermits de vernieting der felfflandigheid ^ krachteloosnbsp;zijn. Daarom oordeel ik, dat de hertflerkendenbsp;mengfels, daar goud in komt, meer kracht aannbsp;de bygemengde Hert-flerkende middelen ennbsp;Scheidfloffen, als aan het goud verfchuldichtnbsp;zijn; fo datfe feer bedrogen zijn, die de krachtnbsp;dufdaniger middelen ’t Goud alleen toefchry-ven; daar ’c nochtans;, maar een medehelpernbsp;is; gelijk uit de bereiding van ’tvolgende flerk-middei blijkt.
•Neem wei gedroocht ^fchifjel van goud, iPrxdpi-menget op een Marmerfleen dun geflroid met geeft van Sjgaanfe Wijn oiMalvefey ^ die drie hert-reifen van drooge MelifTe is getrokken ennbsp;bererd ; laat dit mengfel in de Son of op cen^^^/’a,^^nbsp;warme plaats droogen, en bevocht het ander- vorderennbsp;maal, drooget wederom, herhalende dit werknbsp;fes of feven reifen. Doet dit by een once vannbsp;ditfoeder , Saffraan i fcrupei, Amber, Mus-cus van elks 6 greinen, verraenget ter degennbsp;bewater in een glas : het is volgens Sala ennbsp;Crollius foo krachtig dat het wonder doet.
Doch men moet niet denken defe werking alleen van 'xgoud te komenj maar ook van de by-^ gemengde hertflerkende middelen ; want hetnbsp;goud verfterkt door fijn ‘ foortkracht welheti speeiiea.nbsp;herte, nochtans voed’et het felfde niet, datnbsp;eigen is aan de gewalfige ftofïen gt; en aan dcnbsp;Dieren ; om dat niets ons kan voeden, ten fynbsp;het eerfl levend is geweefl; doch het is een levenloos en ongefielt lichaam : werkendenbsp;op ons even als Kriftal, Diamanten, Topafennbsp;en andere koflelijkefteenen door een ongevoelige en ieder eigene uitvlieting van Straalkracht.
HetI. Gevolg.
Daar uit openbaar is ; dat indien de oude
Stoffeheiders ergens gewag maken van ^chymici. drinkbaar goud, foo moet fulks niet verftaannbsp;werden van de verandering des gouds tot eennbsp;onherftellig vogr j maar in een verbloemde huur Goudnbsp;fpreekwijfe, daar door fy de krachtige Genees-middelen by uitnementheid goud of vergou- men wor-det hebben genaanit;fonoemtmen uitmunten-
dc
..
-ocr page 898-XïL Boek, Van de
die werking, waar door bet vaft lichaam des T^seedetUi Gouds foodanig werd verdund , verfagc en atuds^nbsp;rot onllgtbare deeidjes gebracht , dat hetnbsp;een ontaftbaar Poeder zy , op dat het be-quaam werdc om de werking des Mecfter-ftuks te ontfangen. Defe Kalking gefchiednbsp;tweefmrs, i. droog, namelijk alleen doorbetnbsp;vuur, welke wijfe de Goudfoekers mogelijk,nbsp;doch wy onmogelijk houden. Ten z. vochtignbsp;i door middel van ’t Koninglijk ‘water op de vol-Hier uitbefluit ik vorder; dateer geen Goud gende wijle.
Magifte-* Meellerftuk kan gemaakt werden, om als i Neemllerkvvater uit zdeelen Vitriol en een uminam een algemeen Geneesmiddel gebruikt te wer- i deel Salpeter overgehaald, i pond , fmeltdaarnbsp;den ; dat nochtans de Goudfoekers met volle in fuiver Ammoniak-lout z oneen. Ondoedm^tkea.nbsp;kaken uit-blafen : want het Goud is , vol-'daar in kleen gefnede Goud door een fagte .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\
gens de waarnemingen van alle Genefers, j warmte, dat’et evenwel een weinich kokc met de hert-fterkende kracht voorfien, doch | drupt by hetdoorfchijnig geelefmeltfelLoqge
C Ap.iii. de Mannen,Boeken, ryden enz. goude of guide eeuwen enz. dit is openbaar in de fchriftennbsp;van Lullus jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en andere Stoffcliei-
ders, daar veel Braak-middelen j S-weet-mid-delen, 'P^jn-middelen Sterk-middelen enz. voorkomen onder de naam van Gulde-midde-len, daar in nochtans nier een goud gevonden werd.
Het II. Gevolg.
*ium.
Igt;«ar is ieen alge-^ieen mid-del.
indien t’faam-trekkende is , fookan hetgeen floelgang verwekken , indien het verfagt,nbsp;foo kan het niet verharden , in dien het verkoelt foo kan ’t niet verwarmen enz. In voegennbsp;dat’er geen geneesmiddel in de wereld foonbsp;algemeen van kragten kan bedacht werden,dat
van Wjnfteen; foo fal daar een flerke opfie-ding ontftaan en het Goud als dijk na de grond linken. Waft dan de foutheid af, dat’er geennbsp;fcherpheid meer in gefmaakt werd. Droogt Dijjelfsnbsp;dan het gekalkte goud met een fagte warmte, krachtet^nbsp;en foo hebtge dat wonderlijknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^(9^^
alle fiekten fonder onderfcheid foude genefen,! daar van z of 3 granen aan brand geileken, dat
feer licht gefchied, een ongemeen groote flag geeft nederwaarts, alles doorboorende en wegnbsp;werpende, recht ftrijdich met de werking des
om dat de oorfaken al te verfcheiden zijn hoe feer ooknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van’t hemels uittrekfel, Pa
racelfiis en ^ercetanus van haar geheimen . nbsp;nbsp;nbsp;_
i^^Eiemen- opfnijdeti. Het gene nier alleen van de ^Hoofd-1 Bus-poeders, dat lijn meefte geweld opwaarts ^ed^cxjlo'ffige, maar ook van de foorthoedanigheden j doet. Soo getuigt /ingelus Sala, dat door ditnbsp;te verftaan is. De Theriakel is hier van een donderend goud by toeval aangaande een ftuknbsp;merkelijk bewijs , die voor alle de weerdig- Marmer, daar’top lag , met gevaar der om-heid van een algemeen middel fchijnt te ver- ftaanders in Hukken berfte. Wy hebben hetnbsp;dienen, echter is’tin veel fiekten gevaarlijk de felfde noch op de volgende wijfelientoema-felfde te gebruiken. Het felfde fy van de gee- ken. Neem fterk water 8 oneen, ter deeg gc-ften, ‘'vijfde ftofïèn ^ uittrekfels enz. gefegt: fuiverd Ammoniak-fout en Salpeter 3 oneen;
Extr^. want of fchoon de felfde tegen veel flekten meng alles wei te gaar, haalt’et over door
dienftig zijn, nochtans isnietgeoorloofddie een ^Kromhals , en gy krijgt een bequaam^Retort», in alle re gebruiken. Die de konft der ftrijdige water om goud re ondoen. In donde-dingen doorkend, die fal mijn feggen waar- rend goud op de eerfte wijfe toegemaaktnbsp;achtig bevinden. Ik foude niet derven looche- ook aanmerkelijk , dat et met half lbo veelnbsp;nen , of daar zijn genees-middelen, die regen j Siioavel-bloem , als er Vitriol en Salpeter is,nbsp;veel fiekten dienen j gelijk \x\t dcTheriakeld^ei een Smeltkroes gebrand, tor dat’et als Boen Pevens-uittrekfel openbaar is , want wie Ins werd, al zijn donderende kracht verheft:nbsp;foudenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Levens-uittrekfel ïnnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;reden is , omdatdeSwavel-bloemdewin-
fwak menfeh van fterke brand aangetaft dur-1 digeSalpetergeeften die de donderende kracht ven (xebruiken?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I aan dit poeder geven,doet verdwyncn,en daar-
; om de oorfaak geweerd zijnde, foo moet nood-Ervarenïs, nbsp;nbsp;nbsp;I faaklijk de uitwerking ophouden. In ’t IV.
Om donderend Goudse maken. nbsp;nbsp;nbsp;I Boek defes werks is feer breed over ditdon^
Kalking des Gouds is niet anders als! nbsp;nbsp;nbsp;goud gehandeld.
ƒ Caicioa-tlo.
HEt Silver werd van de “ Stoffeheiders aardfe Maan genaamd, om dat’et eennbsp;verborge overeenkomft heeft met denbsp;hfH hemelfe Maan in de groote wereld , en met denbsp;- herfenen de Maan de kleeneWereld. Gelijk de
Cap.1v.
'^Chymi-
CUs.
oxer.
met andere Metalen ieder met haar eigen kleur he^dda. voorfien zijn, namelijk het Lood fwart, Tinnbsp;wit,Yferglinfterend,Qiiik peers,Koper groen,nbsp;foo is het Silver daar van niet misgedeeld:nbsp;want het werd gefteld blau te zijn : echter
1 is’t met dit kleur niette vreden maarfchijnd I de kleuren van al de andere Metalen in fichnbsp;; te fluiten, gelijk over lang door de Stoffehei-; ding isondekt ; want vaft en beftendig zijn-j de vertoonet fig blank,doch in Srerk-watcr on-: daan Sapphir-verwig , het fcheid-vogt afge-rookt foo vertoonet fich fwart; doch dan in hetnbsp;; vuur gebracht, fo nemet fijn voorgaande giantsnbsp;en fchoonheidaan, vafter en heerlijker als t©nbsp;vooren.
Vele
V. Afdee-likge. a Tinöura.nbsp;V Silver-vertvfel.
Vele hebben met groote moeite getracht nbsp;nbsp;nbsp;te ondoen .• doch dewijl dat noch onbe
l Magifte-liuin.
Bedrog ontdekt.
een “ 'verwfelm.t Silver te trekken, en wy felfs hebben daar ontrent niet weinig arbeid aangewend ; het lyi/fÉT in overgehaaldenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;on-
daan vertoonde fich wel fclwon : doch de afgetrokken, fo verkreeg ik de felfdenbsp;hoeveelheid van Silver die eerftondaan was.nbsp;Andere doen groote arbeid om het Silver totnbsp;de eerjle ftof te brengen. Iemand heeft my vannbsp;fo een ftof wat getoond onder de gedaante vannbsp;Harft , wit, doorfchijnig, fwaar, bros, fmelc-baar, onbrandig, en hy gaf voor dat het rechte
kend is, fo bevele ik het lelfde de Stoffeheiders te foeken. Om niets over te flaan , fo laat onsnbsp;hier byftellen de bereiding des MeefierJIuks^nbsp;fo als ik die van ervare Stoffeheiders geleerdnbsp;hebbe.
Sonder bytende middelen kan het Silver tot geen kalk ot vocht gebracht werden. De volgende ^ Scheid-ftof is daar toe dienftig. Neemtnbsp;Hongerfe Vitrioi, die door fagt vuur tot eennbsp;wit poeder is gebragt 2 pond, fteenfout dat feer voorfihriftnbsp;fuiver is i pond. Trekt uit defe te gaar
is
Meejierjiuk van SdVer te zijn. Doch als ik j mengde üoffèn , volgens degemeenekonft-5,fx,ey te hem verfogt daar van een proev te nemen , fo ' greepen, een vocht, dat fo helder is als Regen^ m»ken.nbsp;heeft hy niet gewild, en is weg gegaan fonder i water, en gy hebt een bequaam Scheid-vocht.nbsp;weer te komen ; daar uit ik vermoede, dat hy | Doet dan in een glas 3 oneen Kapel-Jilver, etlnbsp;by fich felfs van ’t bedrog verfekerd en over-; giet’er op 6 oneen van dat Scheid-vocht, houdnbsp;tüigd was. Indien’er fo iets in de wereld is, ik | het glas in warm water , tot dat het Silver on-beken geern fulks van mynoitgefien te zijn. | daan werd : dat ondaan zijnde fo giet by hetnbsp;My is wel een/öé’i^é’r voorgekomen ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;[melt fel 9 oneen van ’t voorgaande Scheid-* Solutiö.
cMercurius
iubliinatus.
Andere be-driegerien,
Goud en Silver zijnnbsp;volmauktenbsp;Metalen.
Sterke-waters , noch door Quik , noch door bloot vuur tot fijn eerfte gedaante konde gebragt werden, maar op de Kapel met lood ge-fet, fo kreget aanftonts ftjn voorgaande gedaante. De gene die gelijke deelen van Silver-Vylfel, ‘ opgeldeve ^ik en Ammoniak-foutfonbsp;lang te gaar opheffèn, tot dat het Ammoniak-fout hovende Vitriol klimd , de Quik aan denbsp;bodem des glas bly vende, en dat als een wonder geheim des Silvers roemen , die zijn alsnbsp;openbare bedriegers te verwerpen : want ditnbsp;werk ter deeg onderfogt zijnde , fobevindmenbsp;dat ’er niet anders als de ^ikj die te vooren innbsp;de opgeheven ^i^onftetbaar was, van de andere ftolFen werd afgefcheiden en fichtbaar gemaakt , dewijle hetbygemengdeTi/wrindenbsp;felfde hoeveelheid weer verkregen \yerd. Hetnbsp;is ook bedriegerie herfilver door quik^ Ammo-niak-fout, bloem, overgehaalde Afijn en diergelijke middelen tot een blau poeder te brengen ; en dat als een ^xootMeeJlerftukteroe-men ; want op de werd het aanftondsnbsp;weer tot Silver gebracht.
Daar is gefchil of het nbsp;nbsp;nbsp;^ evênalshct
Goud j tot een vogt of kalk ondaan weer kan herfteld werden ? om hier op kortelijk te antwoorden feg ik, dat nadien het Goud en Silvernbsp;volmaakte Metalen genaamd werde, om datfcnbsp;vajier zijn als de andere , en de eerfte beginfe-len in een gelyke bedeeling'vetmenp.hehhennbsp;fo is feker, dat’er groote moejelijkheid in is hetnbsp;Silver wortelig te ondoen; echter fo groot nietnbsp;als ontrent het Goud. Ik twyfcl niet of daarnbsp;kan een middel bedacht werden om dat onher-
vocht,en laat’et 40 dagen in een fachte warmte ftaan , altijd weer opgietende het gene over-
faatj de overtollige waterigheid werd van dit leefterftuk afgefcheiden door een fachtenbsp;warmte , dat gedaan zijnde, fo diend fterkernbsp;vuur gegeven om het overige over te drijven;nbsp;nochtans met voorfichtiglieid , dat’et niet tenbsp;fterk fy , op dat de meefte geeften niet medenbsp;overgaan ; het Meefterftuk moet 4 of 6 uurennbsp;op de bodem alsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blijven liggen , her
glas dan geopend zijnde ^ fo vindmc een Stee-nige ftof onder en aan de fijden feer[wartjho-^ ven blank en doorfchynig als Kriftal. Defenbsp;ftof heeft de volgende wonderlijke krachten :
I ,of’t fchoon de huid fwart verwtj echter heeft het de meefte fcherpheid des fterk waters ag-ter gelaten, x. In een koper bekken met warmnbsp;water ondaan zijnde j io{e\\e\dheiSilver'f3it\^°^f[f^^f^nbsp;de andere ftoffen , en fet fich aan’tnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;on
der een fpongiachtige gedaante , kennende door het vuur weer tot Silver gebracht werden.
3. Dit Meefterftuk in de Son gelegt,of met on-daart Goud vermengd , Werd feer fwart als Inkt. 4. Een weinigje van defe ftof in’t vuurnbsp;geworpen , brand even als Salpeter ; ja feernbsp;droog geworden , gaat’et aan als Buspoeder^nbsp;om dat de windige geeft des Salpeters by hetnbsp;Silver vermengt is. 5quot;. Dit ondane Silver werd,nbsp;volgens de ervarenheid der Genefers, voor eennbsp;deftig hoofdmiddel tegen de Vallende-Jiekte^nbsp;lammigheid j hoofd-water^ en diergelijke gebreken, van 5 tot 8 granen, ingegeven met watnbsp;Spaanfe-wijn.
Cap. V. TT^E onvolmaakte olJlegte Metalen wer-r* tiechte I Jden vermits haar onfuiverheid, min tot Ueta\m 'quot;^inwendig gebruik gefocht ; want hoenbsp;quot;quot;ondaannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;omfichtig en konftigfy ook gefuiverd werden,
echter behoudenfe altijd in haar wortel ik weet niet wat vuilnis , voortkomende van de onfui-
verc, rauwe en ongekookte Swavel ^ Quik en Sout ; om datfe in de Mynen door de quadenbsp;wafemen ontaarden en befmet werden. Al-hoe wel in ’t 10. Boek feer breed van den oor-fprong en eigenfehappen defer Met alen xsge-handeld , echter fullen wy hier noch een ige
din-
377 XII. boek , Van dCap. V. dingen , het genefich gebruiJs letreffènde, voorftellen . Nadien defe Metalen onvol -maakt en onvaft zijn , foo konnenfe ooknbsp;feer Jicht tot een vogt, behoudens haarfelf-Jgt;rmkb»arnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’ oiidaan Werden. Om dan dr 'mk- rj€r. haar Tfer te maken, foo Brand Luüus het Yfcr eerft in’t vuur tot kalk, doch andere on-doen dat in geeft van Sout, of overgehaaldenbsp;Afijn. Alsmen de felfde bereid om in re nemennbsp;manir''* fo aclit ik de befte wijfe dat de ¦’ Tfer-faffraannbsp;door geeft van Sout, van Afijn en diergelijkenbsp;vochten fodanig werd verdund, datfeophaarnbsp;felfsfmelt ; dan gietmer op feer fuiverenbsp;geejl, en fo heefrmedrinkbaar Yfer; dewijlenbsp;de Brandewijn het Tfer ondoed ^ en als tot eennbsp;^Tinaura. b ^grwfelmi^x.-, d2,2itVZWdz Brandewijn werd afgetrokken, tot dat een Oliedaantig vocht overblijve ^ dienftig om in en uitwendignbsp;re gebruiken; namelijk tegen de Water-fugt^nbsp;mar mnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Btiik-loop„ Kort-ademheid cn dier gelijke gebreken. «Apoteker. onfe ' Artfenie - winkel bereidenfe het ^enmder drinkbaar aldus ; fy nemen 8 pondetvnbsp;»gt;wttr.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Malvefèi in een wijd en lang gehalfd aarde Vat j dan makenfe een pond Tfer of Staal gloejend en werpen het felfde in dedenbsp;pot digt roefluitende j op dat de geeft niet ver-vliege, en dit werk tot drie reifen herdaan zijnde, fo finkt in de tijd vanx4uurenhet27^r-meefterfuk, dat tegen de voorfeide gebrekennbsp;wonderlijke kracht heeft, na de bodem.nbsp;^chdov^ Of het 2“;» j datnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;genaamd ,verd, |
E STOFSCHEIDING. drinkbaar kan gemaakt werden trekken vele in twijfel; om dat de Qmk en de Swavel innbsp;'t felfde qualijk zijn verdeeld en gekookt; alsnbsp;daar by dan frherj^bijtendelSchdddoScn komen , fo latenfe een leer tpiade en byna vergif-tevrugtna : gelijk de Tinnegieters dagelijksnbsp;tot haar fchade ondervinden. Daarom hebbennbsp;de‘'Stoffeheiders geen moeite gefpaard omnbsp;het Tï® hier van te lui veren, en tot de weerdenbsp;van te brengen : doch fy hebben Hoynbsp;gedorft. Echter foude een deftig Oog-middelnbsp;van Tin te maken zijn , wanneer ’t felfde doornbsp;langdurige omlooping van fijn infchuilendnbsp;vergif konde gefuiverd werden; de forghiernbsp;van beveel ik de Stoffeheiders. De 'Goudfoekers hebben getracht het Ko-eAkhymi-per in Silver te veranderen op hope, datfe daar uit dan een wonder krachtig Silver-verwfel Koper innbsp;fouden trekken, doch fy hebben geen andere **nbsp;vrugt van haar verdrietige arbeid gehad , als^*nbsp;armoede, fchade, en fommige de dood; Andere door vele fchade wijfer geworden hebbennbsp;de ydele Goudfoekerie laten varen , en haarnbsp;alleen begeven om Vitriol uit Koper te trekkennbsp;diefe wiften een deftig Genecs-middcl tegennbsp;veel fiekren te zijn. Van de oorfprong en ei-genfehappen des Kopers is in ’t ó. en lo. Boeknbsp;defes Werks feer bre.edt gehandeld , der-waart wy den Lefer fenden. En nadien opnbsp;andere plaatfen ook veel van de Quik en hétnbsp;Lood is gefegt fo vindenwe geen reden om nünbsp;! daar van iets op te halen. |
Van de Metalige Boomtjes , en de fynïi om die voort te brengen^
Cap.VI. nbsp;nbsp;nbsp;JFEtaligeBoomtjes noemen vvydeuit- bottingen in alle Mijnen uit de Mijn-Ugdsdom. ‘^^'^aders voortkomende ; dieonbedenke-Ui x.^n. lijk aardig van gedaante zijn. Eenige zijn als kleene boomtjes van Krifal, andere als Aö- fommige zijn wit, geel groen en anders gekleurd,nbsp;gelijk wy verfcheide foortennbsp;in onfeBewaarkamer vertonnen . Sy weerden voortgebracht door een fraling dernbsp;Quikige en Soute Geeften ,nbsp;die de ftof verfcheidelijknbsp;fchikkende de felfde foo tenbsp;gaarftellen, datfe een Doorntje verbeeld fo naakeurig dat-ter niet anders als het levennbsp;fchijnd te ontbreken. Hiernbsp;hebtge kortelijk den oorfprong der Metaal-boomtjes fo als die van denbsp;natuur in de Mijnen werden voortgebracht;nbsp;laat ons onderfoeken hoe fulks doorkonftinnbsp;een fles kan gefchieden. ioomt]» nbsp;nbsp;nbsp;I. ERVARENIS. Om de Boom der fVjfe fichtbaarlijk te doen d^ngroti. groejen, neem feer fuiver Silver j once. Sterknbsp;II. Deel. ^be die door de natuurnbsp;derdennbsp;quot;Voort-ge~nbsp;tragt. water en Quik x oneen, qndoet het Silver daar in. Meng dan defe x ftoffen te gaar, giet’er eennbsp;pond gemeen water by , flopt het glas digtnbsp;toe en ghy fult het Boomtje dagelijks fiennbsp;groejen. II. E R V A R E N I S. Om dit Boomtje in de fiQStt vergulden tn EenvtrguU de gedaante van Granaatappels te vertoo-nen, foo neem gepoederde Antimonie, fterknbsp;Water, Swavel-olie van elks even veel, gietnbsp;die op de fteenuitdrien : defe ftoffen in eennbsp;glas gedaan fullen een Boomtje met Goud-geelenbsp;takjes vertoonen, daar aan eenige roodachtigenbsp;dropjes als Granaat-appels hangen. ill. Ervarenis. Neem gelijke deelen SHver-verwfel cn Ein under, €juik, doet het mengfel in een geflote Vat,nbsp;lat’et daar in foo lang , tot dat’et in eennbsp;poeder is veranderd , ’twelk fwarte Swavel genaamd werd. Doet’er by Swavel , i \nbsp;once. Borax j Myrrhe j, Wijnfteen van elks inbsp;once, mengt alles ter deeg, doet het mengfelnbsp;Bbbnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in |
ineen glas, fmelt dar toe, en fet’etin warm land ; fo fultge in de tijd van z of 3 dagen eennbsp;wonder-ftuk der natuur , namelijk een A!e~nbsp;talig hoorntje fien. Neem feer fuiver Silver ^oncQn,opAott het in Sal^eter-geeji , trekt de geeft af metfagtenbsp;warmte,fo blijithetiyi/t^^ropde bodem, gietnbsp;daar op overgehaald water, lat'et veel dagennbsp;ftaan rypen, halet dan over fes reilen, iedernbsp;reis vers water daar op gietende. Werpt eindelijk in \ Silver met overgehaald water ondaannbsp;6 oneen vafte Salpeter. Lat^et te gaar tweenbsp;weeken ftaan, en daar faleenaardichSilver-boomtjegroejen. V. Ervarenis. De Salpeter werd aldus geveftigt : neem een pond Salpeter, fmelt’et in een Smeltkroes;nbsp;werpcer allenskens fo veel Swavel-bloem by,nbsp;datfe nier langer aangaat; fuiverd dan de Salpeter doorfmelten en doorfiegen, en gy hebtfenbsp;gevefiigt om in de voorgaande Ervarenis te gebruiken. VI. E Om een hoorntje nïtSilvercn^iktemaken, fo neem Kapel-filverj once. Quiki on-Ondoet ieder byfonder in Salpeter-geeji nen fich eenige kleene brokjes in’t glas, fluit tand- Ismen begeerig een Landfehap met Bergen, ^ nbsp;nbsp;nbsp;^ R^enfcn, Kruiden en^. in een fles ! fquot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wonderen fien, om welke de gehee - bteidin. te Verbeelden, fo gaatme aldus te werk; neem I wereld tot noch toe al te moejelijk heeft ge-fterk Water van Aluin, Salpeter en Vitriol ge-! arbeid. Dit zijn de gewoone Blaas-kakerien maakt , ondoet in het felfde Silver , Quik, | der Goudfoekers , die om de onkundige tenbsp;Goud en Koper ^ en daar na byfonder Vitriol;! tnisleiden dingen voorgeven , dienoitzijnin tnbsp;mengaldefe dingen ter deeg in een glas tegaar, | werk gefield. Seker ik kan niet fien hoein ditnbsp;..c»..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. . „a _ . p p. s Meeixemuk ten altifd duurendebevüeegmg kan vertoond werden : want hoe is begrijplijk”“‘”* dat defe trage vafte ftoffèn geduurig als de en M Chymi CUSgt; i Retorta. Salpeter te vtftigen. R V A R E N I S. kig Stiver éeemtji. ce. giec’etby malkander, en mengterby izofxo oneen overgehaald Regen-water, fet ’t glas innbsp;warm fand een uur lang, werpter in 3 oneennbsp;j/^mmoniak-jout, en foo krijgt gy het begeerdenbsp;hoorntje. VII. Ervarenis,en fetfe inde Son , ais de ftoffè begint te bloe-jen, foo giet’cr feer fuiver vers water by gy verkrijgt u oogwit. VIII. Ervaren is. De volgende Ervarenis heb ik felfsnoitge-daan,maar is my van een voornaam ^ Stoffehei-derzls een groot geheim medegedeeld. Die-2)lt; ganfche ncndc om een afbeelding van nbsp;nbsp;nbsp;groote wereld mrew /•» te vertoonen. Graafd vette aarde uit ontrent Cfw, de Rivieren, die dicht by de wortels der Bergen , als daar zijn Goud en Silver Mijnen, vlieten. Maakt van die aarde Salpeter op die wijfenbsp;als in’t 6. Boek is geleerd. Doet dat gekalktnbsp;met Tin vermengt in een ‘Kromhals, diensnbsp;Ontfanger zy een Ey-daantig glas: doet op desnbsp;felfs bodem Blader-goud, en ftookt onder denbsp;Kromhals vuur, tot dat’er wafemen overgaan,nbsp;die aan ’t Goud fullen vaftkleven, houd het |
vuur fo lang in de felfde trap, datfe niet te rug-keeren. Neem dan de Ontfangeraf, fmeltfe toe, en fetfe ineen Oven met de warmte vannbsp;een Lamp, tot darmen fiet het gene de natuurnbsp;daar in wil vertoonen; namelijk iets gelijkendenbsp;BoomtHj Bloemen j Bergen:, Rivieren j Son^ Maan en andere Sterren:, die beneffens de Son en Maan ieder haar eige kringen foude hebben;nbsp;doch ik meen dit verfierd te zijn volgens de gewoonte der' GoudfoekerSjSxQ een wonderlijke«Alchymi-ophef maken van dingen, welke ter deeg on-derfogt niet veel om’t lijf hebben , anderfints ucet manbsp;is wel moogelijk dat in ’t glas eenige brokjesnbsp;gefien werden, die glajtg zijn, en de een/iaanwir-meer als de ander; welke by de Son ,Maan*”-en Sterren ruwlijk konnen vergeleken werden. IX. Ervarenis. Van de felfde flag is ’t volgende , daar door de Goudfoekers voorgeven het ^akM bewee- ^nbsp;gend tuig; dat door water ^ noch door vuur,nbsp;noch door ' felfs-beweegfters mogelijk is, uiteAutom»-te vinden. Laat ons de waarheid van die grootenbsp;belofte eens onderfoeken. Neem Amalgamanbsp;van Koper 5- of 6 oneen, met fo veel Almagamanbsp;van Tin j mengette gaar opgehevenbsp;10 of iz oneen. Legt her mengfel op een zen aitijiinbsp;Marmerfteen in een keiler, en in de tijd van 4 bemegtndnbsp;uuren fal ’t ondaan werden tot een vogt d'Olijf-niet ongelijk. Haald dit vocht over op hetnbsp;laafte met feer fterk vuur, en gy fiet een droo-ge ftof opgeheven, eneen vocht overgegaan,nbsp;giet het vocht op her overblijffel; ondoetfoonbsp;veel als’er wil fmelten, fieget door en haaldnbsp;het doorgefiegdc andermaal over; foo verroo- Son, Maan en Sterren foudenbeweegd werden. Dufdanige dingen zijn van ‘Paracelfus'^^W'^*^ en zijns gelijke voorgegeven fonder eenigenbsp;grond. Ik weet van overlang, dziTDrebeUiusnbsp;iets diergelijks heeft verfonnen ; dochdewijlenbsp;wy daar van elders hebben gefproken, fo wilnbsp;ik nu dat niet weer ophalen. X. Ervarenis. Om de '’Hoofdjloffen ieder op haar plaats ^Element», in een glas te vertoonen diend aangemerkt,nbsp;dat fulks in tvveederlei ftn te verftaan is,nbsp;eerftelijk dat ieder Hoofd-ftof om fijnenbsp;eigen' Middel-ftip geplaatft zijndede gele-icentrum,nbsp;gentheid der natuurlijke HoofdftofFen ver-toond. Tenz, dat verftheide vochten in glas |
XII. BOEK, VAN DE STO F S CHEID ING.
C A p.vii. glas *gefigteindig op malkander zijn geplaatft. Het eerfte is voor Mcnfchen en Engelen onmogelijk , en Gode eigen; gelijk in ’t i. Boeknbsp;breed is getoond. Doch her ander kan fcer gemakkelijk gefchieden.
viranrom it nbsp;nbsp;nbsp;Docli fommige fullen my tegenwerpen, dat
mterdrof- ij^ mogelijkheid van ’t eerfte loochenende, ^^uikTrop. onkundig in de werken der natuur ben, die onsnbsp;pels rond daar van dagelijks voorbeelden toediend; wantnbsp;wat zijn de ronde waterdruppels anders alsnbsp;kleene bolletjes, die buiten het middclftip dernbsp;aarde haar eigen middelftip hebben ? het felf-de lietme middag-klaar in Quik op een Tafelnbsp;gegoten, en tot kleene ronde bolletjes loopen-dc; ik antwoorde op defe tegenwerping, dat’etnbsp;waarachtig is, dat defe ftoffen tot bolletjes vergaren; doch fulks gefchied niet door kracht des-
middelftips, dat de deelcn foude tot fich trekken ; maar alleen om dar die ftoflèn in een drooge plaatfe zijn : want door de ftrydigheidnbsp;en afkeer welke die deeldjes van de droogtenbsp;hebben; foo werdenfe te gaar gedrongen totnbsp;bolletjes, als het befte farfoen en gedaante omnbsp;haar by malkander te houden. Anderfints indien defe bollige gedaante door kracht desnbsp;middelftips quam , foo foude geen reden zijn»nbsp;waarom een groote hoop water of Quik op eennbsp;tafel of in een glas gegoten niet aanftonts totnbsp;een groote bol foude te gaarloopen. In voegennbsp;de Goudfoekers feer verdoold zijn , alftè dcnbsp;Hoofdftoffèn in een glas ieder in haaromkringnbsp;rondom haar eige middelftip willen vertoonen,nbsp;’t gene niet mogelijk is.
HET VIL HOOFTSTUK.
'Emlge Grond-regels, Volgens loelh de Konft-lievers haar in de Stoiïcheidige werken hebben te dragen, en daar door de loaarachtige iperkingen Van de Valfe konnen onderkendnbsp;iperden: fo Van den Auteur als Van andere regt-geVoelende Stoflcheiders bedagt.
A Chymia. é Asbeftus, foert van Scheid-Vochten. I. nbsp;nbsp;nbsp;Regel. Van de^LUtt en kracht ^i?rScheidft;offen. .E nbsp;nbsp;nbsp;houd haar befichj ge- Jlijk meermaal gefegtis,ontrent de Myn-f2i!!$s ftoffen, Gewafen en Tgt;iereni die uit ontrent al- Swavcl, Quik cn Sour, dat is uit Olie, Quik ennbsp;Aarde werden te gaar gefteld; zijnde verfchei-den in krachten; eigenfehappen, beftendig-heid, fwaarte en andere hoedanigheden. Alnbsp;defe ftoffen konnen fonder war’tfy dadelijknbsp;of vermogelijk nietondaan, noch losgemaakrnbsp;werden. En gelijk het vuur heet cn droog is,fonbsp;kan ’t ook fijn ftrijdigheid vochtig en koudnbsp;niet voortbrengen; gelijk fommige verkeerdelijk hebben gemeend, en van ons elders is we-derlccht. Goud , ^ Duurfteen en diergelijkenbsp;ftoffen konnen door het vuur niet veranderdnbsp;noch ondaan werden; doch de andere Metalennbsp;en Mijnftoffèn lichtelijk, de Gewaffen nochnbsp;lichter en de Dieren alierligft -. om dat haarnbsp;deelen allerloft zijn te gaar gefteld. II. nbsp;nbsp;nbsp;R E G L L. Van de Scheidvogten. Al de vochten, die kracht hebben om dc deelen der vafte ftoffen los re maken konnennbsp;Driederiei Schcidvochten genaamd weerden. Gevoeglijknbsp;„OM ycj-tJeeiclmen Jie ill drie rotten ; wantlbmmi-ge zijn waterachig en fmakeloos, andere fuurnbsp;en fcherp,cenige vet en oliachtig. Vande eerftenbsp;flag zijn alle drie fmakelofe waterige vochten,nbsp;die op Kruiden of de deelen der Dieren gegoten defelfde fo feer niet ondoen.als wel fagtma-ken en verdunnen; van de tweede foort zijn denbsp;fcherpbytende vochten, die alle Metalen cnnbsp;Steenen ondoen, alle lichaam toevallig veranderen, of tot poeders en vochten brengen.Dusdanig zijn allerlei fterke Waters, Afijnen,Sap-II. Deel. |
pen van Kruiden enz. wanneer de Mijnftoffèn in dusdanige Schcidvochten ondaan zijn, foonbsp;verandcrenfe van gedaante niet meer zijndenbsp;te reekenen voor enkele, maar voor t’ faam-geftelde ftoffen die haar eerfte gedaante nietnbsp;aannemen, voor datfc van de Schcidvochtennbsp;zijn ontflagen en gefuiverd. De voorbeeldennbsp;zijn te voorenbygebracht. III. R E G E L. Tüffchen de Schcidvochten is een wonder-lijke overeenkomft en ftrydigheid waar te ne-men : want eenige doen haar werk onder dc i gedaante van een Poeder : andere onder f*”' I de vorm van een vocht, fommige ondoen het eene lichaam en laten her ander ongeraakt. De Souten zijn vrienden van éc^ik, doch vyanden van dicSwavel, daaruitikbefluite,nbsp;i dat’er geen algemeen Scheidftof, hoedanichnbsp;de Stoffeheiders haar Alkaheft roemen, kannbsp;gevonden werden; die aldcverfcheidelichamen welke fo ftrijdig zijn, foude ondoen , cnnbsp;ieders kracht ongefchonden uittrekken. Alle dmy hnbsp;fuure geeften konnen te gaar geftremd en ver-hard werden, fommige fo vaft datfe feer fterknbsp;vuur konnen verdragen; daar uit de Wijsbe-geerige aanleiding hebben gekregen, om dcnbsp;wijfe van haar r’faamftelling te vinden. Denbsp;oliachtige brandige Scheidftoffen hebben nietsnbsp;te fchaffen met de Metalen en Steenen. Daarom dc gene die roemen, datfe de Metalen cnnbsp;koftelijkeSteenen in Terbintijn-olie , of in ander innbsp;overgehaalde Oliën konnen ondoen, en daar uit ^verwfels trekken, die zijn voor rechte be-T-rfnaura. driegers te houden;de Brandewijn ondoet wxlnbsp;de harftige en houtige ftoffen, echter geenfintsnbsp;de Metalen, foo datfe niet bequaam is fondernbsp;bytende Scheidftoffen uit de Metalen eennbsp;verwfel te trekken -. maar alles datme daar afnbsp;Bbb znbsp;nbsp;nbsp;nbsp;l^^rijgt |
3S0 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD, krijgt is het Scheidvocht in fijn kleur door! verfchrikt, en neemt op het vuur komende Tuifdfs eenige deeidjes des Metaals veranderd. Het j haar eerfte gedaante aan; ’tgene een felfde fy van de overgehaalde Afijn gefegt. nbsp;nbsp;nbsp;dig en het eenige Proef-ftuk is, om te ondek- drog der I ken de valsheid der gene, die voorgeven ^ik IV R 'p Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in Silver te veranderen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ken. GEL. ‘an E G È L. LINSE. E G E I/. Dekleuren Daar zijn eenige vochten die op Mijnfloffen gggQj-gjj verfcheide kleuren volgens de ver-^ ¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fcheidenheid der MijnftotFen aannemen; daar uit de onkundige meenen, dat de eige verwfels der Mijnftoffen te zijn ; daar in fy fecr bedrogen werden, dewijle die kleuren maar by toeval komen. De waters der Dieren en Gewaflennbsp;moeten niet getrokken werden voor dat denbsp;floffen behoorlijk hebben geweckt engegift;nbsp;doch die overhaling moet gefchieden fondernbsp;«enich ander vocht daar by te mengen; om datnbsp;water daar bygedaan de felfde doet rotten ennbsp;de krachten t’eencmaal bederft. Het water datnbsp;eerft overgaat is het befte, omdat’et loffer ennbsp;en fijn’er is; even gelijk in’t overhalen desnbsp;Brandewijns de befte geeft eerft overgaar, opnbsp;’tlaafte niet anders komende als eennbsp;verfsheiden- loos watoY. Doch Ontrent de Afijn gedragetnbsp;t!t»”erh7- anders; want hetfmakeloos waternbsp;len -uan gaat cerft over, de fcherpe fuure geeft laaft.nbsp;De reden defer verfcheidenheid is ^ dat fommi-ge fijne deeidjes fo los in de lichamen liggeiijnbsp;datfe door een fagte warmte o ver gaan; dochnbsp;andere foo vaft, datfe het uiterftegeweld desnbsp;Vuurs nodich hebbem V. RWaetr uit De Pf^ynjieen beftaat meeft uit een Gewas- aarde , van de Wijn-^ nbsp;nbsp;nbsp;* gaard ingetrokken, vermengt. En gelijk dit Sout verfcheiden, is volgens de verfcheiden-heidt des Wijns , foo is ook te vermoeden dat de fVyn-Jieen van verfcheide krachtennbsp;is ; daarom geven de befte en fuiverfte Wy-nen ook de befte IVijn-fieen. Dat by de al-ierfuiverfte Wijn , die foo fchoon is alsKri-ftal, noch eenige aardachtigheid gevondennbsp;werd , is daar uit openbaar ; om dat denbsp;Wijn-ftcen van foodanige Wijn in koud water niet fmelt, gelijk deSouten gewoon zijn,nbsp;en alfmen fodanige Wijnfteenen op het vuurnbsp;brengt, fo gaat’er Olie en Water over; de doo-de kop geeft een fchoon fcherp wit Sout, datnbsp;van felfs in de locht tor een fmeerich vochtnbsp;fmelt, verkeerdelijk Wijnfteen-olie genaamt:nbsp;W'ant het is enkel Sout. De Wijnftcen is als eennbsp;Evel des Wijns, en des felfs Sout is aard-ennbsp;fpongiachtig, daarom trek’er uit de vochten,nbsp;by welke ’t vermengt werd, de fcherpe geeft innbsp;ficli j daar mede nau vereenigende. So dat’etnbsp;in ’t gemeen voor een der krachtigfteScheid-ftoffen , foo om de Metalen als om de anderenbsp;lichamen tot poeders te ondocn, gehoudennbsp;werd : echter heeft’etgrootevyandfchap metnbsp;de Quik -. want al is de Quik foodanig ge-veftigt j datfe het allcrftcrkfte vuur kan uit-ftaan, wanneer by de felfde maar een weinigjenbsp;Wijnfteen-fout komt, foo werdfc daar van als |
VI. R EHet Ammoniak-fout beftaat uit twee stt-d,sAmmo-fcheide foorten van deeidjes;namelijk uit tig Sout, hoedanich in Schoorftcen-róet ennbsp;menfche Pis gevonden wetd : als ook uit gemeen Sout,gelijk de volgende Ervarenis leerd. Meng vluchtig Sout met gemeen Sout in een behoorlijke bedeeling te gaar ; en het meng-fcl fal de felfde gedaante hebben als Ammo-niak-fout. Nadien dan het Ammoniak-fouttrvmnit.nbsp;uit foo fcherfe ftoffèn is te gaar - gefteld inbsp;foo moet niemand fich verwonderen , datnbsp;liet by Salpeter-geeft of ftetk Water gedaannbsp;de felfde een kracht byfet om Goud te ondoennbsp;tot een doorfchijnig vogt. Het is ook aanmer-kens weerd , dat’et, by de Metalen gemengtnbsp;onder de gedaante van fijn roed in de Helmnbsp;klimr, niet fmeltendc ten fydat’cr een vochtnbsp;bykome. Van de Salpeter is in’t 6. Boeknbsp;breed gehandeld , derwaart wy den Lefernbsp;fenden. VIÏ. R E G E L, De lichamen, die een middél-Sart tuflchèn TOe ondtei de beenen en fteenen hebbtn , zijnnbsp;Koraalj Kreeft-oogen3^erel-moernbsp;lei Schelden daar in Olie en Water, dOcll irtnbsp;min hoeveelheid, even als in hout en in aflde-re gewaffen gevonden werd. Of fchoon de as-fche defer lichamen de Stcen-kalk en hetnbsp;Sout der gewaflen in ’t uiterlijk aanfien gelijknbsp;is, echter kan daar uit geen Sout getrokken,nbsp;j noch tot Kriftallcn gemaakt werden ; gelijknbsp;veel onkundige willen ; want het gene daarnbsp;uit voortkomt is niet anders als een aardachtige ftof in fmaak de Kalk fcer gelijk. So datfenbsp;fecr mis-taften, die dufdanige lichamen metnbsp;AJijn-geefl bereid Sout van Koraal3 van Ter^nbsp;len enz. noemen : want die lichamen werden van denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;niet veranderd 3 als ah leenlijk datfe ondaanzijnde met des felfs dee^-len te gaar ftremmen, fonder iets van haar fclfftandigheid te Vcrliefen. Wy trekken het Koraal-vérwfcl fonder eê-v/rs-Aiv;!» nig Scheidvocht, mits geftote Koraal door eennbsp;fterk vuur over te halen, daar uit na de geeftennbsp;een donker roode ftof als Pik allenskens overkomt; die met Brandewijn andermaal uit eennbsp;* Kromhals overgehaald, een *,verwfcl als een » Retona.nbsp;Robyn'geeft; die wy voorliet rechte Koraal-verwfel gebruikennk meene nochtans, dat hetnbsp;overbly vendc grond-fap ’t felfde Koraal is, datnbsp;in de Kromhals eerft is gelegt, fo fwaarjvalt’etnbsp;een verwfel te halen uit een ftof, die de natuurnbsp;foo vaft heeft te gaar verknogt; het felfde fynbsp;van de kofelyke Steenen gefegt j want diedcnbsp;felfde met Swavel^ Salpeter en andere Soutennbsp;vermengt door fterk vuur branden, en daar na |
E STOFSCHEIDING. 381
niet verfchillig van de gene die in de Kolf gedaan waSj als alleen wat fuiverder zijnde: het gene onmogelijk foude zijn, indienfe tot Olienbsp;was ondaan geweeft. Het fuure vocht datnbsp;ovetgaat is ook geen Olie , maar alleen desnbsp;Swavcls Sourc decldjes , anderfints foudenbsp;het brandig zijn , echter beken ik dat vochtnbsp;eenige eigenfehap van de Swavcl in fich tenbsp;hebben^
X. R E G E Li
Sy dwalen insgelijks, die meenen hetwe-fentlijke ‘verw.Jel uit Antimonie re trekken j 4 xinaura. want nadien de AntimonUM te gaar gefteldnbsp;uit brandige Sw'avcl, fmeltige en roetige Quik,nbsp;als ook glafich Sout, foo is inde feilde geennbsp;wefentiijk verwfel vandieftoffenonderfchei-]'X«i^!nbsp;den ; daarom moeten de vcrféheidc kleuren diefe ondergaat foo feer niet de Antimo-nic j als wel de kracht des vuurs werden toc-gefchreven. Even gelijk uit de ^ik metnbsp;Sout en Swavel te gaar vermengt het roodcnbsp;* Vermeljoen werd gemaakt, foo nochtans‘Ciaiabarinbsp;dat de ^ik van de andere ftoflen kan werdennbsp;afgefcheiden ^ en tot haar eerfte gedaantenbsp;gebracht. Wie fiet dan niet dat het te vergeefs is van een lichaam iets te willen af-Icheiden het gene daar niet in is.? ik loochennbsp;evenwel niet of foo een verwfel kan metnbsp;de kracht des Arttimonys befwangerd werden , gelijk het Yfer van de Seilfteen-krachtnbsp;ontfangt, fonder de Seil-ftccn te verfwak-ken.
Gevolg;
Hier uit is openbaar, dat uit de Metalen en Mijnftoffèn naulijks eigene en waarachtigcnbsp;’ Meejlerftukken konnen getrokken werden. /^Magifte»nbsp;Teekend echter aan, dat de Mijnftoffèn in*^'*'nbsp;tweederlei op ficht werden aangemerkt. Eer- Hoe de oH-ftelijk de Metalen èn andere Mijnftoffèn. Dienbsp;eenigfinrs aande Metalen deelachtig zijn, kon- toegdM.^nbsp;neh gefmoltcn en derhalven tot haar voorgaande gedaante en vorm gebracht werden.
C A p.vil, tot vochten trachten te brengen zijn feer be-Misfinsta nbsp;nbsp;nbsp;om dat door het branden nier alleen
der s$ef. dc Iclfftandigheid verdorven, maar ook al de fchteders. f^fac[^ten vetdrevert werden. Sy zijn ook hetnbsp;fooor byfter, die uit dufdanig gekalkte ftecnennbsp;Sout willen trekken : want fy krijgen niet hetnbsp;Sout der fteenen maar der7?ö^^»,daar mede denbsp;ftecnen gebrand zijn.
Vïil. R È G E Li
• Asbcftu*. Daar zijn bedriegers, dicroemende‘©««r-jfteeUy de Talk en andere vafte ftofïènteon-hi*mdikt. doen cfl in te Veranderen. Omdebedrie-geric defer gaften klaarder te ondekken fo fal ik het volgende verhaal hier by voegen. Een vannbsp;dat volkje had een fles, daarin hy leidede ware en rechte Olie van Tolkte zijn, houdendenbsp;fulks fo hardnekkig ftaande, dat hy met geennbsp;redenen daar afwas re brengen : eindelijk begon ik aldus tegen hen te redeneren; indien ditnbsp;rechte Olie van Talk is fo falfe even als alle andere Oliën branden; hy feidedaaropja : iknbsp;verfogt daar in een Kattoendraat nat te maken,nbsp;dat hy geern toeftond i doch die draad kondenbsp;op gcenerlei wijfe door het vuur aangeftekennbsp;werden, gelijk de df aden in apdere Olie natgemaakt. Daar uit befloten wérd, defe Olie innbsp;der daad geen Olie te zijn, maar alleen een water op gebrande Talk gegoten, gebruiklijkomnbsp;de vrouwen te blankcttcn^ daar door onfe Mannbsp;verfteld zijnde fonder jgoedendach te feggen
veerden.
^uurttm wech ging; byfonder als ik hem toonde j dat Un7tnm de Talk door het vuur tot geen Olie kan on-sem oüe ge- (jaan wctdcn. Het gene wy vande Talk gefegtnbsp;is veel meer van denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;waar
hebbe„omalnjdbra„de„deLam,,e„,e„,ake„,.|—
daar na met Ih veel nbsp;nbsp;nbsp;®nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j fen is getoond. Ten tweeden de ftcenachtigc
k’ a iftoffentotkalkgebrachtkonneniiaarvoor-
Talk ,T)aurffeen enz. konnenindebovcnite nbsp;nbsp;nbsp;«ai. vwi
nu. ..„.n ffT-rkffp nbsp;nbsp;nbsp;gedaante met weder aannemen ; daar-
achtig. Daarom heb ik altijd voor dwaasheid gehouden , dat fommige de Talk en TTuur-fteen in een Glas-oven meenen te Kalken en tenbsp;ondocn, om daar uit Olie te krijgen; want dienbsp;lichamen zijn van fodanige Olie onbloot,cn in-dienfe die hadden, fy fouden defelfdé infóonbsp;fterken vuur verliefen. De géne dié fodanigennbsp;Olie gevonden heeft, fal ik houden voor dennbsp;kenner van ’t groofte geheim, grooter als denbsp;Steen der TV^fe: want hy foude dan het middel.
om als haar vorm door ihet vuur verdorvens is , foo vergaan al haar krachten, invoegennbsp;wy het openbaar achten , dat dc Mecfter-ftukken geen andere kracht hebben, als dienbsp;van de ongefchondc deeldjes der lichamen aannbsp;de Scheidftoffèn zijn medegedeeld : die onder verfcheide kleur konnen fchuilen j en nadien de lichamen door de Scheid-ftoffèn foda-nich niet veranderen j of ly konnen wederomnbsp;hcrfteld werdén, fd blijkt dat fodanige Mee-noch eenige kracht behouden.
gaten van een Glas-oven daar de fterkfte hitte is, tot Kalk ondaan werden * gelijk ik hier tenbsp;Romen gefien hebbe; doch ik heb noit gehoordnbsp;daar uit Olie getrokken te zijn. Die meer vannbsp;de TTuurfieen begeerd te weten, die Icfe hetnbsp;gene daar over breedelijk in het lo. Boek isnbsp;gefégt.
IX. R E G E L.
Hoer ever- Sy Zijtt ook vau de weg, die uit dé Swavel h*ien kan ccn wefentljkc Olie door overhalen trachten \Jierftukken
het vuur ondaan en gebrand werd ; echter ^ ned. heeft de ondervinding ons geleerd, dat het ge-!nbsp;nc uit dc felfde overgaat enkel Swavcl is, i
vltfeeTcfie^^ krijgen : want of fchoondc^iciTiw/doori Gelijk we nu door Erfaredilfen gaan betoo-
komen ^Tden.
Bbk
Erva-
-ocr page 905-DE ONDER-AARDSE WERELD,
als tc vooren, vvafchtfe weder af, en vervolgd
V. Afdee-likg.
E R'V A R E N I S S E N,
Ontrent de ondoen 'tng der lichamen.
TOe dood ofdooding der Metalen j fegt Para-celfus, is een weeringvandetfameftelhares lichaams en der Swavelige vettigheid : dienbsp;haar op veelvoyfen kan ontnomen werden j namelijk door branden j enz. indien de dood is eennbsp;ondoening van ’t gelieele mengfel, foo is hetnbsp;iioodfaaklijk niet meer het gene hetgevveeftnbsp;hadde : als door verderftot een andere vormnbsp;gebracht zijnde; gelijk Arifioteles en met hemnbsp;al de School-geleerde ten rechten feggen. Datnbsp;dit bederf voornamelijk door kalken in ’tvuurnbsp;gefchied, hebben wy alrede met verfcheidc redenen aangewefen. Doch werden de Metalennbsp;ondaan door Sout, Swavel, fterk Water, Quiknbsp;en diergelijke ftofren,fo veranderen fy niet vannbsp;natuur en aart, dewijle de Scheidftotten uitgerookt zijnde de Metalen weer in haar voorgaande gedaante en vorm keeren. Nadiennbsp;nochtans de deeldjes de felfde kracht van hetnbsp;geheel behouden, foo is’er nier aan te twijfelen, offykonnen, door verfcheide opheffingen gefoet zijnde, voor deftige Genees-mid^nbsp;dels tegen veelerlei fiekten verftrekken.
1. ÊRVARENIS,
Om de Metalen te ondoen door Quik.
Doet in een wijdbuikige en naugehalfde aar^ de pot gemeene ffiik, fede in glimmende kooien en alsge rook uit de opening des pots lietnbsp;opgaan fo legt dun genage plaatjes ikf^r^-^/opnbsp;de opening despots, endeQuik-rookfalhetnbsp;felfde foo doorboren en morw maken, dat hetnbsp;met de vingers kan aan ftukken gewrevennbsp;werden. Anders kan dit ook verrigt werden,nbsp;als men Mctaal-vylfel met Qiiik vermengt,nbsp;en de Quik door een leder drukt ; want dannbsp;blijft het Metaal onder de gedaante van eennbsp;Poeder of Kalk in ’t Leder : werdende doornbsp;fmeltcn weer tot fijn voorgaande geftalte gebracht.
IL ËRVARENiSj
Yfer-faffiraan te bereiden.
Bluft gloejende ftukken Staal in goede Wijn-afijn, tot dat de Afijn hoog rood is. Haald die Afijn over, en droogt het overblijvende poeder,dat een deftige Yfer-faffraan is. In’tRoom-fe gefelfchap werdfe ook aldus toe-gemaakt;nbsp;men brand dun geflage Staal , by lagen metnbsp;Swavel en Wijn-fteen gelegt , in een fterknbsp;vuur; en fo hangt aan het Staal een edele Tfer-Saffraan.
III. E RVA RENIS.
Vitriol uit Koper te trekkenenz.
Bcftrijkr Koper e platen met Sout water of Salpeter , hangfe in de Lucht, tot groennbsp;werden ; waft de groenheid af met Regen-wa-teri, beftrijktde afgedroogde platen andermaal
H-atdedoüd der Metü’nbsp;Un x.y.
Haar on-doening.
dat fo lang, tot dat het water ketgroen is en de Vitriol na boven fend ; haald dit water over,nbsp;en op de bodem vindge feer goedeKi/m/dien-ftiginde Genees-konft, doch de Goudfoekersnbsp;fcheiden defenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aldus ; namelijk fy be-
ftrijken de kopere Platen vtssx.Sterk-water q{ dmmoniak-fout, en vegen de Vitriol daar vannbsp;meteen Hafe-poot. WsxwatervanSalfeternbsp;werd gefuiverd mits de Salpeter te ondoen.
Ammoniak-fout werd tot een vocht, als’c gekalkt zijnde in een koele plaats op Marmer-fteen gelccht werd.
IV. nbsp;nbsp;nbsp;Ervarenis.
Koper-groen lt;?ƒ Spaans-groen uit Koper te trekken.
Neemt kopere ‘Platen j lecht die by lagen met een mengfel van gepoederd Sout, Swavelnbsp;en Wijnfteen in een Smeltkroes;fetdie X4urennbsp;in fterk vuur j fo nochtans dat het Koper nietnbsp;fmelte. Neemt dan de Kopere Platen met denbsp;aanhangende ftof uit de gebroken Smeltkroes,nbsp;hangfe cenige dagen in de logt, en de ftof aannbsp;de platen veranderd in fchoon Koper-groen,nbsp;dat om Goud en Silver te verwen feer dienftignbsp;is. Denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;werd aldus bereid: be-
ftrijkt koperePlaten met een mengfel van afijn en Sout , houdfe dan in een Smelt-kroes eennbsp;vierde van een uur in fterk vuur, nochtans fonder fmelten,bluft de gloejende platen met afijnnbsp;daar by ieder pond j once Ammoniak-fout isnbsp;gemengt, werpt de brokjes, die aan de Platennbsp;hangen, in de Afijn ; herhaald dat fo lang totnbsp;de Platen verteerd zijn. Rookt dan de Afijnnbsp;uit, en gy fult her Koper vinden veranderd innbsp;een Steen, dat de rechte Koper-faffraan is.
V. nbsp;nbsp;nbsp;Ervarenis,
Om Lood-wit te bereiden.
Hangd loode Platen in een verglaafdcpot over fterke Wyn-afijn, de potdicht toegeftoptnbsp;zijnde dat’er niet uitwafeme. Set de pot innbsp;warme Affiche, en in de tijd van i o dagen vindge fchoon Loodwit aan de Platen hangen, veger af met een Pinceel, en vervolgd het werknbsp;tot de loode Platen verteerd zijn. Als by denbsp;Afijn Ammoniak-fioutgtmtngdi'fitxdi , fonbsp;verkrijgtmen feer glinfierend Lood-wit, be-quaam om Lood en Koper te verwen,
VI. nbsp;nbsp;nbsp;Ervarenis,
Vitriol uit Goud te trekkenj volgens Paracelfus.
Boven is wel gefègt ’t Goud onverderfijk te zijn j echter geeftnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voor dat hy uit
het felfde Vitriol en Swavel\:.zn trekken, van groore weerde fo in de Genees-konft als ontrent de Metalen. Nu ftaat te onderfoeken ofnbsp;dat mogelijk is. Denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;foude dan aldus
verkregen werden. Neemt fuiver Goud tot bladen geflagen x of 3 ponden. Hang de felf-
dc
-ocr page 906-E STOPS HEIDING. nbsp;nbsp;nbsp;383
Goude Platen duifend reifen fbdanigen werking konnen uitftaan j fonder een graan te verminderenals de ondervinding ons heeftnbsp;geleerd. Echter \s.o\xdt.ParacelfmóaÏgSchyn-vitriol in fo grooten achting , dat hy fich daarnbsp;van groote Rijkdommen belooft : als ook vannbsp;de vafie Swavel, die hy op volgende wijfenbsp;toemaakt. Eerftelijk trekt hy door drieerleinbsp;overhaling de fimrheid van de Swavel tot dar-fe heel foet^, en fonder eenige flank is ; daar nanbsp;brand hy de felfde wit, en vervolgensnbsp;als ^ V^rmeljoen: en fo heeftme de vafle Swa- ^cinnabar.nbsp;vel fo krachtig , datfe allerlei Silver in Goud oe^a/ienbsp;veranderd;en den fieken menfeh^e/ont maakt, st^^veiufanbsp;als ook het leven verlengd ; doch het is waar-fchijnlijk dat Paraceljus j indien hyfoeen (us veor-middel hadde machtig geweeft, langer alsnbsp;Jaren foude geleefd hebben.
XII. boek, Van d
C A p. V. de over Sout uit ‘Pis getrokken en Brande-w'^n in een digt toegefmolte glafe Koiv- Set de Kolv 14 dagen in Peerde-mis,opend dan denbsp;Kolv’ en gy fult tznPoeder-aki Meelnbsp;Goude Platen of Bladen vinden. Dat is de Vitriol van Goud , die in overgehaald Regenwater fo lang werd geroerd, tot dat de Swavelnbsp;boven drijft, defe afgefcheiden zijnde, fo werdnbsp;het water uitgerookt ^ en men vind op de bodem de gewenftenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;met fo wonderlijke
krachten voorfien. Doch de vrage is, of dit wa-üit Gotti relijk Vitriol is uit het Goud getrokken ? Ik tZfg^rok- oofdeele neen; om dat niet bedenkelijk is, datnbsp;**» Wfl». het Goud , in’t war ongefchonde blyvende,nbsp;door het Pis-fout kan ondaan werden. Daaromnbsp;vermoed ik dit poeder niet anders te zijn , alsnbsp;eenige deeldjcs der ‘Pij die aan het Goa/f vergaren ; gelijk daar uit openbaar is, om dat defe
H E T II. D E E L.
Daar geleerd werd hoe door het quot;ïóegen de ')gt;ermengtng der Metalen is uit te vinden, en hoe veel tochtigheid of droogte in de Mijnfloffen, Ge'ttafjen en Dieren
vermengd is.
Van de vermenging des Gouds.
Cap. I.
Hte hoog
*tfuivtrfis -¦-en het gene daar beneden is moet voor Goudnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j,., Metalen vermengt ge
houden werden. Laat ons de faak dooreen voorbeeld verklaren : gefteld zijnde dat eennbsp;brok Goud van X4 oneen ter deeg gefuiverdnbsp;zijnde niet meer als to oneen overlaat, foofeg
IN ’r elfde Bock is geleerd, dat het aller fut- j uit GetalduSj dat de Metalen in de locht fwaar-verfle Goud niet over de 24 Garaten komt, j der wegen als in ’t water. Ik onderftel ook uit pfi hpr ri'iii-hpn(»r]rgt;nilt;;mnpfvnnrfla«- Getaldus Merfcunm j dat dc fwaattc Van fui-
ver Goud inde locht zijnde 19 , in’twater maar 18 is. De fwaarte van Silver , die in denbsp;locht 3 lis, is in’t water niet meer als x8. Ennbsp;de fwaarte van Koper in de locht 9 zijnde , is innbsp;’t water niet meer als 8. Dat is het Goud is totnbsp;ik fodanigen Goud niet Juiver van 14 Garaten I het water, in opfigt der fwaarte, als 19 tot i.nbsp;ge weeft te zijn , maar alleen van to, om dar-! Het Silver tot het water als 31 tot 3. En hetnbsp;ter maar xo oneen/«iwr Goud in de klomp j Koper tot het water als 9 tot i.nbsp;zijn geweeft. Het overige een ander Metaal *nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De lighamen werden op wrlt;/(?r/(?iwyfe ge- ïW»r/«
nemen dienende gebruiken , Get aldus byna overal volgende.
liefen
Goud Onder alle vermengingen des Gouds werd mltnUjknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Munters en Goudfmeden voor de befte
'gt;*‘t Koper gehouden, die de meefte gelijkenis met het vermT'^j natuurlek Goud behoud , welke verrigt werdnbsp;door Koper en Silver ^ daar van altijd gelijkenbsp;deelen moeren genomen werden. By voorbeeld : om Gp«£/van XX Garaten te maken, fonbsp;nemenfe XX deelen fuiver Goud, een 14. deelnbsp;Koper jtneen X4. deel Silver j enfmeltendatnbsp;te gaar, ja van defeflegte Metalen nemenfe gemeenlijk wat meer, om dar in’tfmelten altijdnbsp;n, Metu. vervliegd.
Wegen Laat ons nu onderfoeken door de weegdaad Koper en Silver by eenig Goud ver-in‘t »uter‘ mengd is. Om fulks te doen, foo onderftel ik
zijnde. Doch als de Metaalkundige begeerig | wogen : r. werden ^ eenJaantige ligbamenquot;'gt;’/*^'*’» zijn te weten wat trap van ^«wr/6wi/cenig; in eendaantig water gewogen. Ten x. werden jHomoga-Goud heeft, foo doenfe de moeite niet om de ^ eendaantige lighamen in ^meerdaantig waternbsp;ganfche klomp ter proeve reftellen; maarfy | gewogen. Ten 3. werdenmeerdaantigeligha-ge“quot;quot;°'nbsp;nemen alleen een kleen gedeelte, en ftende men in meerdaantigevogten gewogen. Ten 4.nbsp;hoe veel het felfde verheft, fo reekenenfe door; werden meerdaantige lighamen in eendaantigenbsp;den repel van driën , een fchrupel of een graan | vogten gewogen. Wyfullen omverwerringtenbsp;verheft fo veel, hoe veelfal een pond enzgt;. ver-1 myden, alleen twee wyfen meeft tot ons voor-
Om dan de Metalen in water te wegen, foo gebruiktmen de Balance A B , daar aan twee
Schalen
-ocr page 907-3^4
II. nbsp;nbsp;nbsp;Voorstel.
Gegeven zijnde de fwaarte van een waterig lighaam de fwaarte van een Loode lighaamjnbsp;hebbende degrootevan het water j te vinden.nbsp;Gefteld zijnde een Y*t vol water wegendenbsp;honderd ponden , fo moet onderfogt wérdennbsp;hoe fwaar fo veel Lood om dat te vullen foudenbsp;wegen. Neemt een ftuk Lood van x3 ponden,nbsp;en onderfoekt de fwaarte van water , dat evennbsp;fo veel plaats bellaar als X3 ponden Loot, ge-lijk in’t voorgaande voorbeeld geleerd is : denbsp;fwaarte des waters fyxponden. Gelijkxtotnbsp;x3 , fozyioo tot een ander getal , namelijknbsp;1150 en fo veel ponden Lood konnen in eennbsp;vat van 100 ponden water gaan. Hetfelfdenbsp;kan op Koper, Tin,Yfer en andere Metalen gepaft werden.
III. nbsp;nbsp;nbsp;V oorstel.
Gegeven zynde de fwaarte van een Loode lighaam de fwaarte te vinden van water datnbsp;evenfo veel plaats bejlaat. Dewyfeomditnbsp;uit te vinden is in ’t voorgaande voorftel geleerd.
IV. nbsp;nbsp;nbsp;V OORSTEL.
Gegeven zijnde de fwaarte van een ftuk JVafchj defwaarte van een even groot gedeeltenbsp;water te vinden. Laat de fwaarte van het ftuknbsp;Wafch A zijn xi, nadien ’t Wafch lichter is alsnbsp;het water fo fal ’t niet te gronde gaan. Maaktnbsp;dan het Wafch vaft aan een brok Lood F.fwaar-der als het water , fo fal het lighaam uit Loodnbsp;en Wafch te gaar gefteld te gronde gaan ; denbsp;fwaarheit des loodsfy by voorbeeld x 3 in water, fal defelfdc xi zijn; derhalven fal de fwaarheid van een even groot gedeelte water als hetnbsp;lood X zijn.
Enj nadien het Wafch A is fwaar xi, en het Lood F X3 , fofullenfetegaar AFwegen44.nbsp;laat defe twee ftoften te gaar gevoegd in waternbsp;hebben de fwaarte van xo, nadien 44 het getalnbsp;van xo overtreft X4 , fo fal de fwaarte van eennbsp;gedeelte water, hebbende de felfdegroote alsnbsp;AF te gaar X4 zijn. Dochdefwaarte van hetnbsp;water hebbende even fo een groote als het loodnbsp;F is i, derhalven fo fal het gedeelte water datnbsp;fo groot is als het Wafch A de fwaarte van xxnbsp;hebben.
Vorders Iaat de fwaarte van eenig loode lighaam zijn X3 00 , en daar moet gevondennbsp;werden de fwaarte van even groot gedeeltenbsp;water. Neemt een kleen brokje lood, by voorbeeld, dat X3 fwaar is : gefteld zijnde dat eennbsp;gedeelte water even fo groot als hetbwkjenbsp;lood x3 zy,volgens het voorgaande x, fo neemnbsp;gelijk X3 is tot X, alfo X3 00 tot een ander getal,nbsp;namelijk xoo , daarom fo fal de fwaarheid desnbsp;Waters even groot als het lood 1300 wefennbsp;xoo. Insgelijks gegeven zijnde een ftuk wafchnbsp;van XI00 om te vinden de fwaarte van eennbsp;even groot gedeelte water, fo neem een brokje Wafch van xi en volgens het voorgaande denbsp;fwaarte van een even groot gedeelte water ge-
von-
V. Afdee- Schalen hangen F G. onder aan de Schalc G. is een Haakje , daar aan her Metaal met eennbsp;^‘^Z7tlun Peerds -hair werd gehangen, dat dan in de baknbsp;in 't water met water H. werd ingelaten. En in de Schalenbsp;te wegen- p lechtmen hetgewigte , omdefwaartedernbsp;Metalen te onderfoeken. Ik feg dat het Metaal moet aan een Teerds-hair gehangen werden , om dat’et even fwaar als het water zijndenbsp;de fwaarte des Metaals niet vermeerderd ;nbsp;wanneer nochtans het Metaal fo fwaar is, darter verfcheide Teerds-hairen te gaar moetennbsp;genomen werden , dan kanme in de anderenbsp;Schale ook fo veelleggen ; omnbsp;alle overwigt te vermijden.
Algetntme nbsp;nbsp;nbsp;Ovcr de fwaarte der lichamen in het water
(laat aan te merken, dat de vafle lichamen, die in het water neerfinken, en daar onder ergensnbsp;vry blijven flaan fo fwaar zijn als even fo eennbsp;groot gedeelte water als dat vafte lichaam is.nbsp;By voorbeeld B. fy een teerling, die in het vatnbsp;met water D F onder de vlakte ergens onverlet
drijft aan A. fofegik dat een vat fo grootnbsp;d dat’er de Teerling B-^ in paft even fo veelnbsp;gewigte water fal houden , als de Teerlingnbsp;fwaar weegt. Doch alsnbsp;de Teerling voor eennbsp;gedeelte finkt, gelijk M. fo feg ik het gedeeltenbsp;water c def. even fo fwaar te zijn als denbsp;Teerling M. gelijk aardig getoond werd vannbsp;jdlr chime des in fjn Boek over de dingen die innbsp;’t water driven. Daar uit defc algemcenenbsp;ftellingen beveiligd werden.
I. Alle vafte lighanicn die lichter zijn als her water.gaan niet te gronde, maar drijven tennbsp;minften met e.tY\gedeelte\gt;ovQtii.
V. Alle vafte lichamen fwaarder als het water drijven niet , maar finken na de grond,nbsp;gelijk de Teerling L.
3. Alle lichamen evenwigtig met het water behouden in het water een gegeve plaats gelijk de Teerling A. foals in’tV. Boek breeder is getoond.
Gegeven zynde de fwaarte eenes lighaams en fijn gewigte tot het water j, de fwaarte vannbsp;des felfs fland in't water te vinden. Gefteldnbsp;dat A B zy het water, C het vafte lichaam wegende 2 ponden. En dat de reden van de waterige fwaarte tot die van ’t vafte lighaamzynbsp;vyfvoudig : invoegen dat de ftoffe des vaftenbsp;lighaams C. lichter fy als het water; fo vindmenbsp;de fwaarheid van de ftand des lighaams C opnbsp;defe wyfe:overflaat hoe fwaar een gedeelte water C gelijk zy, en gy fult vinden by voorbeeldnbsp;I o ponden, daar afgetrokken x ponden, fo blijven 8 ponden overig voor het vafte lighaam C.nbsp;die de ligtheid van ’t vafte lighaam zijn , innbsp;’t gegeve water A B. Laat o.ns de gefegde dingen in ’t werk ftellen.
-ocr page 908-XII. boek, Van de stofscheiding. 3H5 Cap, V. vonden lijnde 2x. foftelt gelijk xi tot xzalfo gevonden zijnde i6i, nadien dan een gedeelte xrco tot een ander getal, namelijk xxoo, het water wegende 14 even groot is als een broknbsp;welke is de fwaarte van’t water hebbende de loot wegende 161, en nadien dat felfde Loodnbsp;felfde groote als de brok Wafch.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ook evengroot is als de Quik ; fo is dan de fwaarte van een brok lood even groot a!s de V. Voorstelnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j Qtiik gevonden. Gegeven zynde de groote van een Loode'^ Genomen zijnde , gelijk wy gefegt hebben lichaam j te vinden de groote van een j een vaft lichaam, en de fwaarheit van vochtennbsp;fwaar Tinne lichaam. Steltdat het loode lig-i gevonden zijnde , namelijkvanQuikenwa-haamAisgroot74o,neemdaneenbroklootOiter , de felfde groote hebbende alshetvaftenbsp;diens fwaarte by voorbeclt is n 5, vind dan j lichaam : te weten defwaarte van water 14, TEL, door de water weegdaad de fwaarte van een brok tin even groot als de brok loot O, namelijk 74, gelijk te vooren is geleert. En flclr gelijk 74 tot 115 alfo 740 tot een ander getal,nbsp;namelijk iifo , welk getal de groote van hetnbsp;Tin de felfde fwaarte als ’tLoot A hebbende,nbsp;uitdrukt. f VI. nbsp;nbsp;nbsp;V o o R S TEL. Gegeven zynde de fwaarte van Olie A. te vinden de fwaarte van een evengroot gedeeltenbsp;water. Geftclt dat de Olie 5-50 fwaar is; neemnbsp;dan een vaft lichaam, by voorbeeld een broknbsp;Lood, en een gedeelte water even fo groot alsnbsp;het loot. Vint de fvvaarheid des waters namelijk IX, vint ook de fwaarheid van een gedeelte Olie evefo groot als het loot , namelikii,nbsp;foekt dan gelijk ii tot ix alfo 5-50 tot eennbsp;ander getal namelijk 600 dat aanwijft denbsp;fwaarheid van een gedeelte water evengrootnbsp;als de olie. VII. nbsp;nbsp;nbsp;V OORSTEL. Gegeven zynde de/waarheid van ^ikj te vinden de fwaarheid van een gedeelte waternbsp;even Jo groot alsde^uik. GeAt\lt;l zijnde denbsp;fw’^aarte der Quik A 95, neem een fchoon netnbsp;Glas wegende by voorbeeld 91, welk Glas innbsp;water gewogen de fwaarte heeft van 55- ; nadien dan het getal 91 het getal van 55- overtreft 3 6, foo fal de fwaarheid van een gedeeltenbsp;water even foo groot als het Glas zijn 3 6, doetnbsp;dan in dat Glas de Quik, daar is niet aan gelegen of’t vol is of nier. Nadien de fwaarheidnbsp;des Quiks A is 95: en des Glas 91 fo fal denbsp;fwaarte van beide te gaar zijn 186, weegt dannbsp;het Glas met de Quik te gaar in water, in diervoegen dat het water het overige des Glas vervuld , en ftel de fwaarte te gaar 143, foo fal denbsp;fwaarte van een gedeelte evengroot als denbsp;Quik met her glas zijn 43, doch de fwaarte desnbsp;waters fo groot als het Glas is 3 6 , derhalven isnbsp;het overige getal 7 de fwaarte van’t gedeeltenbsp;water dat even groot als de Quik A. VIII. nbsp;nbsp;nbsp;Voorstel. Vtrgtiyking nbsp;nbsp;nbsp;Gcgeven zynde de fwaarte van een gedeelte ^ik 1^0 te onderfoeken de fwaarte van een QuTsw/ brokLoodevengrootalsdeGfiik. Ge field de fwaarheid van een gedeelte water even groot als de Quik te zijn 14 daar na gevonden zijndenbsp;de fwaarheid van Lood even foo groot als hetnbsp;Water 14 gelijk te vooren is geleerd. So fal datnbsp;hetgefochte zijn: want des Loods fwaarheidnbsp;II. Deel. |
van Quik 190, fielt dan gelijk 190 tot 14, alfo ook de teerling van 10, dat is 1000 tot een ander getal 73tj, fo fal dat getal de Teerling zijnnbsp;van de “Middel-lijn der ^BolvanQuik, heb- «Diame-bende de felfde fwaarte ais de voorgeflelde /sphier*.nbsp;Water-bol A. daarom fal de Teerlings fijdenbsp;van’tgeral73il, dieis4~|, tennaaflen, denbsp;Middel-lijn felfs aan-wyfen. IX. V o o R s Gegeven zynde een groot gedeelte ^ik A, De froftme. diens fwaarte Jy ^joo enhet belaftemoetge-'^quot; Quiksnbsp;daan werden. Neem een kleen gedeelte Qtük vtrgdeken.nbsp;C, diens fwaarte fy 97, en evengroot gedeeltenbsp;water. Onderfoekt de felfs fwaarte op de voor-feide wyfe , diefyy, fielt dan gelijk 9 5 tot 7,nbsp;alfo 9700 tot een ander getal namelijk 410,nbsp;het welk aanwijft de fwaarte van het gedeeltenbsp;water , dat even fo groot is , als het gedeeltenbsp;Qiiik A. En om de fwaarheit van een gedeelte Quik dat even fo groot is als een gegevennbsp;gedeelte water 4x0 te vinden , moetmennietnbsp;anders doen , als de felfde getallen van plaatsnbsp;veranderen , feggende gelijk 7 is tot 95-, alfonbsp;ook 4x0 tot een ander getal, namelijk 5700,nbsp;dat de fwaarte des Quiks evengroot als ’t water 4x0 aanwyft. X. Voorstel. Gegeven zynde eenJlukGoudj en een ge deel- oejwAme te water even fwaar als het Goudj de fwaar-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;w*ter te van ^ik te vinden. Bekleed het Goud ^Irgaek^t dunnetjes met Wafch, dat’et niet licht’er wer-de als de quik, en echter van de felfde niet kannbsp;ondaan werden , foekt dan gelijk gefegt is, denbsp;fwaarte van een gedeelte Water, dat evengrootnbsp;is als de brok Goud , namelijk 7, infgelijks denbsp;fwaarheit van een gedeelte quik even fo grootnbsp;als her water of Goud, 95 , fielt dan gelijk 95-tot 7, alfo 5700 tot 4x0, fo fal dan de fwaartenbsp;des wearers evengroot als de quik wefen 4x0;nbsp;om het tegendeel te vinden doetme even alsnbsp;in\lX.Voorflel iSjaangewefen. XI. V OORSTEL. In vogten van ongelykefwaarte fal j gelykvtrgeiykkg de fwaarte van 't ligBevogt tot de fwaartenbsp;van 't wichtigsiej alfo ook fijn een deel van het ¦vm v».nbsp;vaft lichaam in quot;tligHe vocht tot een deelnbsp;'t felfde lichaam in 't wigtigfte finkende. Ge-ftelt dat A B. fy de vochtigheid ligter als D C,nbsp;her vafte lichaam E F, lichter als een van defenbsp;vochten. En dat het gedeelte G F , linke innbsp;’t vogt A B, doch ’t gedeelte KI, in ’t vogt DC. Ccc nbsp;nbsp;nbsp;Ik |
DE ONDER-AARDSE fwaarheid des vochrs A B , tot de fwaarhcid des vochrs D C , te zijn als KI, tot GF.om dat de vog-ten even fwaar wegen als de vafte lichaamen daar in-hnkende, volgensnbsp;Archimedes vannbsp;de dingen die in hetnbsp;water dryven: der- LINO.
halven is de reden van 't een ingefonke gedcel • re tot het ander overhands.nbsp;op wat Stel nu dat in ’tvati Brandewijn is, in’t vatnbsp;llvinden.^ ^ Wijn', in ’tvat3 Bronwater, in ’tvat4Sout-water , in ’t vat 5- Olie, in ’t vat 6 Quik enz.nbsp;So kanmen uit de onderduiking van ’t vaft lig-haam, dat lichter is als water, afnemen de onderlinge fwaarte van al die vochten. Laat hetnbsp;in Brandewijn heel onderfinken , fo fal ’t innbsp;Wijn boven dryven, in Bron-water|', in Sout-waterin Olie y, in Quik dar is geheel: uitnbsp;aanmerking van de bedeeling der ingefonke
Braniewijn. Wijn. Bromvatir. Soutwater. Olie. ^uik. deelen kanmen lichtelijk komen tot kennis van der vochten fwaarheid: want de fwaarheit inbsp;der verfcheide vochten is tot malkander als denbsp;ingefonke deelen desfvafte lichaams. Van denbsp;wyfe, op welke Archimedesnxt kennis van denbsp;fwaarte van drie lichamen,namelijk de Kroone,nbsp;des Gouds en des Silvers, met water vergeleken, de dieverie des Konftenaars in’t makennbsp;van de Kooninglyke Kroone heeft ondekt, zijnnbsp;verfcheide gevoelens. Wy fullen toonen hoenbsp;fulks volgens Getaldus alleen door de Regelnbsp;van Driën kan geweten worden. |
Wereld,XII. V OORSTEL. Het gedeelte van een Metaal onder een ander gemengt alleen uit de fwaarte te onder ken-nen. Geftelt zijnde de fwaarte der Krone 95-ponden, om nu te weten hoe veel flechter Metal daar by vermengt is , fo gaat aldus te werk: Neem een klomp Goud en een klomp Silvernbsp;even fo fwaar als de Kroon. Onderfoekt vorder de fwaarte van drie gedeelten waterdenbsp;brok Goud,de Kroon en de brok Silver in groo-tc gelijk , namelijk het water het Goud gelijknbsp;fy y , de Kroon gelijk fy 6, en het Silver gelijknbsp;fy 9_i, fielt dan gelijk hetonderfcheid tufichennbsp;y en 93T, dat is 4tt, tot 9 y, namelijk de fwaartenbsp;der Kroon , alfoookhet onderfcheid ruffehennbsp;y en 6, dat is i, tot xirg. derhalven is xai|, denbsp;fwaarte des Silvers in de Kroon vermengt, hernbsp;welk van 9y, afgetrokken, fo blijft alleen in denbsp;Kroon fuiver Goud XIII. V OORSTELiOm te weten hoe veel Kof er by Goud vermengt is. Stel dat het mengfel weegt 171 ponden. Neem dan een brok fuiver Goud en een brok Koper ieder net fo fwaar als ’t gemengdenbsp;lighaam. Onderfoekt dan de fwaarte van drienbsp;deelen water even fo groot als de drie ftraksnbsp;genaamde lichaam, namelijk 9 , ii,en i9,flelnbsp;dan gelijk het onderfcheid tuuchen 90011 totnbsp;3 4y, fo fal dan het Koper by het Goud vermengt 3 4f fwaar zijn, dat afgetrokken van 171nbsp;fo blijfter overig 13 6i, fuiver Goud. Op de felf-de wyfe kan de vermenging van alle Metalennbsp;gevonden werden : gelijk ook de onderlingenbsp;Kvaartc der Metalen en vochten van dc Wiskundige zijn ontdekt, en van Ghetaldm in denbsp;volgende Tafel gebracht. op wat wy-Je Archimedes ontdekt heeft hoeveel Silver in eennbsp;Goudenbsp;Kroon wen. Hoe veel Koper bynbsp;Goud vermengd is tenbsp;vinden. |
Quik\ Loon \ Silver \ Koper \ Tfer j Ttn | Ho»ig\ Water \Wyn \Wafch\ Olie \ Oltc j D, | | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
XII. boek , Van de
Cap. 11. In defe Tafel werd vertoond wat reden en vergelijking twaalf verfcheide lighamen innbsp;Tateis, groote en fwaarte tot malkander hebben. Daarnbsp;diend aangemerkt dat de verfcheide lichamennbsp;defer twaalf, evengroot zijnde , verfcheidenbsp;fwaarte of even /waar zijnde verfcheidennbsp;groote hebben. Gelijk wy door de volgendenbsp;Vlorft ellen trachten te toon en.
I. Voorstel.
'Een 'Voor-
inU.
De onderfcheide fwaarte tuflèhen Goud en Silver werd aldus in defe Tafel gevonden.nbsp;Soekt in de bovenfte dwers Rye A D, Goud,nbsp;en in de neergaande Rye A C , Silver. En innbsp;de gcmeene ruitc defer twee ftoffen vindme jnbsp;het getal itt dat de bedeeling is van de fwaartenbsp;des Gouds tot het Silver,nbsp;want ten opfigt der fwaarte is een brok Goud totnbsp;een evengroote brok Silver als li® tot I, doch alsnbsp;die beide brokken even-fwaar zijn , fo fal het Silver ten opficht der groote tot het Goud zijn alsnbsp;iji tot I :invoegen dat hetnbsp;Goud dan noodfaaklijk kleener is.
Evtngtoot,
Evenfwa»r.
STOFSCHEIDING. nbsp;nbsp;nbsp;387
II. nbsp;nbsp;nbsp;Voorstel.
Om de onderlinge reden en bedeeling van Goud en Yfer tot malkander te vinden, fo foek go”nbsp;in de Rye A D Goud, en in de Rye A C Yfer,nbsp;en in haar gemeene Ruite vindme het getal
de gefogte bedeeling aanwyfende: want gefield dat een brok Yferifwaaris , fo fal een evengroote brok Goud 2’zijn. Doch de brokken even fwaar zijnde , fo fal de groote desnbsp;Yfers tot de groote des Gouds zijn als 2^ tot i,
III. nbsp;nbsp;nbsp;V OORSTEL.
Om de fwaarte van Koper tot Lood te vin-den , fo foekt in de rye A D Lood, en in de rye AC Koper , en inde gemeene Ruite is het getal It? te kennen gevende dat de fwaarte vannbsp;Lood tor Koper , of de groote van Koper totnbsp;Lood is als i^toti,
IV. nbsp;nbsp;nbsp;Voorstel.
Om des fVyns fwaarte tot het water te vin- Miere den 'j fofoekt in de Rye A C Wijn, en in de Ryenbsp;AD, water , fo fal de gemeene ruite het getalnbsp;i_^geven , dat te kennen geeft het waternbsp;fwaardcr te zijn als de Wijn. Op de felfde wy-fe bevindme dat het IVafch tot de Honig de reden heeft van i tot —s enfo van de andere lighamen die volgens defe Tafel met malkandernbsp;vergeleken werden.
Van Verfcheide dingen-weging.
Gap. II DAt’er niets in de natuur is , of het kan door de PVeeg-daad onderibgt werdennbsp;istendeelein ’t voorgaande Hooftftuk men vperUen, nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r i • »nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ 1 •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i door do bewelen, enlalin t tegenwoordige verder ge-weeg-daad toond wcrdeii: aardachtke en Mm ft often mtlerjogt. , nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j j jj konnen ge wegen werden , als aan de een arm der Balance gehangen tegen een evenfwaarnbsp;lichaam aan de ander arm in de Logt , en daarnbsp;na in ’t water gehouden werden; want alfo on-dektmen het onderfcheid der fwaarte tuiTchennbsp;verfcheide ftoffen. Ei-jUt in de In dc watcrs en ander vochten is fo veel ver-fcheide fwaarte als’er verfcheide foorten van vogten, waters tn vochten want de fwaarte vannbsp;Bronwater, Rievier-water , Zee-water , Stii-ftaande water is verfcheiden van malkander;nbsp;het felfde fy gefegd van dc waters , Olie ennbsp;Sappen der kruiden ; als ook van het Bloed denbsp;Pis en andere vochten der Dieren; die volgensnbsp;de gematigheid, tijd des Jaars , de ouderdomnbsp;en Land-fchap verfcheiden zijn. Den feer geleerden Ferdinandus de 11. Groot - Hertognbsp;s^wTofcanen heeft my gefegd door ondervinding in verfcheide waters dit onderfcheid vannbsp;fwaarte ervaren te hebben. Hetisaanmcrkensnbsp;wecrd dat hoe verfcheiden de waters ook zijnnbsp;de felfde door de Scheid-konftfo fijn konnennbsp;gemaakt werden , datfe alle een en de felfdenbsp;fwaarte\\t\htn ; daar uit blijkt, dat de onderfcheide fwaarte alleen veroorfaakt werd vannbsp;de verfcheide fware ftoffen en deelen, die bynbsp;het water gemengd zijn. Dc IVynen verfchillennbsp;II. Deel. |
ook in fwaarte van malkander, volgens de verfcheide geftalte des aardtijks, der Son-beftra-ling enz. doch laat ons de wonderen der weeg-daad door de Ervareniffen bewyfen. 1. Ervarenis. 'T)e trekkende Seilfteenkracht ten opfgt des gewigts te onderfoeken. Legd in de eene Schaal van een Balance eert ms Seii-Seilfteen en in de andere een evenfwaar ftuk Tfer j neem dan jde Seilfteen uit in des felfsnbsp;plaats leggende een evenfwaar gewigt; houd d3.idteon-dan de Seilfteen hovenhe^x.Tfer j enfiethoenbsp;hoog dat Tfer met de Schaal van de Seilfteennbsp;werd opgetrokken; legd dan de Seilfteen weg,nbsp;en werpt allenskens in de andere Schaal fo veelnbsp;gcvvigt, tot dat de Schaal met 27^rfo hoog isnbsp;geklommen als van de Seil-fteen getrokkennbsp;werde. En fo vertoond het by geworpe gewigtnbsp;de fwaarte die denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;heeft opgetrokken. II. Ervarenis. Om te onderfoeken hoe veel vochtigheid in eenig lt;^o^v\houtQ{ kruit ; doet het of Kruidend.nbsp;kruit in een aarde pot, en fet’et fo lang op hetnbsp;vuur tot dat’et tot affehe is gebrand, wanneernbsp;dan defe affehe t ponden wcegd en het kruidnbsp;heeft 4 ponden gewegen, fo leerdme daar uitnbsp;dat ’t kruit 2 ponden vochtigheid in fich heeftnbsp;gehad. Wy fpreken hier van de * Hooftftoffige “nbsp;vochtigheid niet van de worftelige^ diein het ^Radicalis.nbsp;Sout der affehe ook te vinden is. Opdefelf-Ccc %nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de |
v.Afdee-de wyfe kan uitgevonden werden hoe veel (hoekig hout AB, verdeeld in foveeldeeleiipiamen vogt innbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j jaook inalle^//^r^/?is: i als me wil. Boven op dit houd aan A is een *’''*”•
als ook haar onderling tot malkander. 1 Dat een werk van groote aangelegentheid is
tlUGÈ,
Hoe veel Suut indenbsp;Dieren ennbsp;Kruidennbsp;gevondennbsp;werd.
He ver-fcheide fwaarte,
in ’ronderfoek van de trappen der eerfte hoedanigheden.
III. nbsp;nbsp;nbsp;Ervaren is.
Om door de weeg-daad te onderfoeken hoe
veel Sout in de voorgaande lighamcn gevonden werden, gaat aldus te werk: giet op de fche van de gebrande kruiden of dieren fchoonnbsp;water, en laat het fo lang daar op liaan , totnbsp;dat’et ter deeg met Sout vervuld is , fieg’etnbsp;door j en giet op de overblijvende Alïche weernbsp;ander water als te vooren, dit werk herhalendenbsp;fo dikwils tot al het uit de alTche is getrokken. Rookt dan het water uit , fofalhet dwershoutDCvallgemaakt ; dat aan de ein-overblijvende aanwyfen hoe veel in, den D enC, een rolletje ofradertje heeft in ««m^^!****^nbsp;het kruid ofhet dier gevonden werd.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;diervoegen , dat’ereen lijde draad makkelijk
deur heen en weer loope, defe draad heeft aan
IV. nbsp;nbsp;nbsp;Ervarenis.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;! lijn een einde E , een kleengewigje en’t ander
Om de Logt die geduurig veranderd op ver- j einde F, is valt gemaakt aan het opperlle der
fcheide tyden te wegen, fo gaat aldus te werk; | plant. Als men dan dagelijks opmerkt hoe het
gewigje E , volgens de groei der Plant necr-vochtigheic g^^raid ^toogQ:wolle: weegd het felfde op een daald, en her einde F , opklimt, fo verneemt-logts ander tijd wanneer’t vochtig weer is ; en gy men de daeeliikfe aanwas der‘Plant. Defe
te onderfoe^ nbsp;nbsp;nbsp;______J__:A i*/_________ . nbsp;nbsp;nbsp;/ ‘v i i
waarneming is van groote nuttigheid, dewyle daar uit af te nemen is hoe veel we^^/iedernbsp;dag in de Plant komt, en welke planten ras ofnbsp;traag groejen : de overige nuttigheden laat ik
V fult een merkelijk onderfcheid in de Iwaarre
vinden : daaruitde verandering van de fwaar-te der Logt af te nemen is. Invoegen dat die woüe des morgens,des middags en des avonds,nbsp;als ook in de vier verfcheide tijden des Jaars de Ixferfelfs overdenken,nbsp;de veranderingen des Logts fal aanwijfen. Opnbsp;de feilde wyle kan onderfogt werden het onderfcheid des Logts op de Bergen en in leeg-ten , in deonderaardfekuilen, enz. daarvannbsp;m ’t breede is gehandeld in onfe Seilfieenkonfi
VII. Ervarenis.
Om uit te vinden hoe veel ^uik in een brok »ƒ*
. nbsp;nbsp;nbsp;^ .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- fe de vcr-
* Fendu-lam.
He vtrfchei-
Mijn-aarde gevonden werd, fodoedde Ai^^-menging ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aard in een aarde Kolf, fet’er een Helm op en der Mi]n-
daar een nieiTwerk-tuigis voorgelïeldom de voeg’erdeO«?/^z«^craan ; wanneer dan vuur 'vochtigheid en droogte des Logts te onderfoe-' onder de Kolv geflookt werd, fo klimd de ^^uiknbsp;ken. De hoedanigheid des logts werd ook onder de gedaante cens wafems na boven in denbsp;door Blaas-balgen on^Q,t{oc\\t : want J Delm , daarfe door de koude weer de gcdaan-logt werd eerder en makkelijker in een Blaas- i te van aanneemd en in de Ontfanger overnbsp;balg getrokken als dikke ; het gene door de gaat. Wanneer dan de Mijn-aarde ^ jondennbsp;beweging van ¦* Slinger-werk werd nagefpeurt. 1 Iwaar is geweell, en daar gaat 6 ponden ^ik
over, fo kanmen belluiten , dat ^ van fodanige V. Ervarenis.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;IMyn-aarde ^ik zijn. Op de felfde wyfe kan
De Kracht der i^owbellaatdaarin, datfein! d^'vermengingyzHTi.ndcxt M^n-ftoffen ow/dediX
......... werden. Gelijk in’tV. en X. Boek breeder is
verklaard.
verfcheide gewellen verfcheide invloed heeft verfcheide op de felfdt foort van lichamen ; die daaromnbsp;quot; ook met verfcheide hoedanigheden zijn voor-M eroenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verfclieidenlieid in’tKoornte
onderfoeken, fo neem by voorbeeld Vf’r-ce’uit verfcheide gewellen , fo veel van’teenealsnbsp;van ’t ander ; de felfde wegende fo fultge eennbsp;merkelijk onderfcheid in de fvvaarte vinden: denbsp;ligsle Terw heeft meerder werking en invloednbsp;van de Son ontfangen als de Jwaare. De reden is openbaar dewyle de llerke invloed der
VIII. Ervarenis.
Om de fnelhcid van nbsp;nbsp;nbsp;omtewe-
onderfoeken hebben wy een Ervarenis in de Swaluwen j een van de fnelll-vliegende Vo-K,*ge! ofnbsp;gels, gedaan *. wjnsitneneen ^Slinger-werk^f^^’^^^’
'o lang , dat zijn llingers een felligdc deel van lum ;en minut duurden dat op een bequame plaatsnbsp;gehangen zijnde, fo ondervonden wy dat een
Son de overtollige vochtigheid verteerd, daar-1 Swaluw in de tijd van een Slinger, dat is in de om is ook het brood van Terw gebakken,die in! tijd van een felligde deel van een minnut 100nbsp;Landen wall , witter, alsvanTcr'se; voeten veer Vloog : daar uit ligt te reekenennbsp;die in Noordelijke landen groeit.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;isd^Lt QctiSwaluwe een uure lang regt uit vlie
gende 7^ mylen ruimte, ieder myle van 1000 VI. Ervarenirnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;treden, foude weg-vliegen : en in de tijd van
i^Tdi^^axn nbsp;nbsp;nbsp;onderfoeken hoe veel een Plant ieder i x dagen en 11 uuren foude hy de heele aarde
groei der dag daHWUfi zxigrocit. Maakt een regt vier- rond vliegen. Dit felfde kan ontrent de/wÉ-/-
heid
XII. boek , VAN DE Cap. UI. heid van alle andere nbsp;nbsp;nbsp;van 7ylen j Ko gels j en diergelijke lichamen waargenomen werden. IX. Ervarenis. Het is iieder bekend è^xèiQftralendesligts in verfcheide vochten verfcheidelijk werdennbsp;«Refraftie. » geknakt : gelijk wy in ons WQtk van Ligtnbsp;en Schaduw bredelijk hebben getoond en a!an-gewefen. Om nu niets naukeurigs ovèr te Haan |
STOFSCHEIDING. nbsp;nbsp;nbsp;389 fo fullen wy aan wyfen hoe door middel defer knakking de verfcheide fwaarte en ligtheid in verfcheide vochten ondektwerde. Hebt dan vochten unbsp;een Koper Bekken LM by de hand, Iegdin^”Jj”;^^nbsp;’t felfde een penning fo groot als een Schelling «ff knak-ED, fo datfe vaft ligge fonder van plaats te ver-lopen, gaat dan fo veer van ’cBekken tot datgc len.nbsp;op H ftaande de Penning niet meer liet. Laatnbsp;dan hetBekkcn vol water gieten,en de penningnbsp;ED, die het Bekken ledig zijnde van die plaats |
met konde gefien werden , fal aanftonts te voorfchijn komen; om dat in ’t ledige Bekkennbsp;de Gefigt-ftralen regt van ’t oog A, na ^ geleid werden, fonder de penning re konnen raken; doch in ’tmec water gevuld Bekken werden de Gefigtftralen A R, AS op de vlakte vannbsp;’t water, digrer ais de logt zijnde geknakt vannbsp;R na d, en van S na e. En doen alfo de penningnbsp;te voorfchijn komen. Laat dan het water uitgieten , en het Bekken met dikker, namelijknbsp;Zee-water vullen ; befiet dan van de felfdenbsp;ftand-plaats A de penning, en gy fult bevindennbsp;datfe haar een weinig nader na L namelijk aannbsp;eG, vertoond ; de reden is, omdat het digter jnbsp;vogt de GeJïgt-Jiralen fterkcr tegenflaat en denbsp;feilde onder grooter hoeken doed knakken-, namelijk vanRin^ , en van S in G , daaruitdenbsp;verfcheide dikte en dunte der vochten af te nemen is. ^tGenc den Lefer aanleiding kan geven om grooter geheim te ondekken.
X. Ervarenis.
b Proper. Om dc Satig-konjlige * bedeelingen door mid-*'Lsang- *1^^ van gewigten te vinden fo gaat aldus te konftige werk; neem x evenlange en evendikke fnaren,nbsp;gt daar aan gewigten met de Sang-konftige bede-wigren « lingenover-een-komftig gehangen werdende,nbsp;¦vwAw. foverkrygmen het begeerde ; want de gewigten' als I tot X zijnde, fo vertoonenfc door haarnbsp;r oaava. llingers de * AgHe; zijn de gewigten als x totlnbsp;* Quinta, 3 , ib geven haar Slingers de Vyfde te ken-!nbsp;nen , enz. gelijk feer breed in onfe Sang-konfi'nbsp;is betoond, daarwe de Lefer heen fenden.
Het
Ccc 3
-ocr page 913-Hi
V. Afdee-
tlMG.
X^XitGlcLs-hUfeïiy daar niet alleen van de wonderlijke werken van nbsp;nbsp;nbsp;, maar ook
van i(riftd, en koftelijke , volgens het levend voorbeeld der natuur te maken, gehandeltwerd.
Het l Hooftstuk. yan de aart en eigenlchappen des Glas.
feggen de ftoffe des glas niet alleen affche te zijn, maar ook Sand, doch niet allerley Sand^nbsp;maar dat uit een glafige ftof bedaar , als daarnbsp;zijn KeyeUjnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en diergelijke deenen die
eenige doorfchynigheid hebben ; en te door-fchjjniger dedeenenzijn , foveeltefchooner en helderer glas werdt’er van gemaakt. Defenbsp;Steenen werden fijn geftoten en metadchenbsp;van het kruid Hali en van andere Salfeterigenbsp;kruiden vermengd; op datfe diergelijke Saipe*nbsp;rerige deeldjes uit het Sand of degedamtenbsp;deen fouden halen, en daar me tot glas te gaarnbsp;fmelten. De oude plachten de {ixisti^Salpternbsp;by het Sand te mengen , en fommige houdennbsp;die manier noch ; echter heeft de ondervin-
Las is het laafte en uiterfte tot welk ee-' nig ding kan gebragt werden : desfelfsnbsp;aart is fovremd en wonderlijk , datfenbsp;met woorden niet genoeg kan werden befchre-ven. Indien her fo bros niet was , daarfoudenbsp;geen prys regen op te wegen zijn. Want daarnbsp;is niet klaar’er , helder’er noch niet fchoon’er.
Volgens het getuigenis van Job is Goud^ noch Topafeti'^j noch Berillen noch eenige kojfelykenbsp;Steenen daar by te geleken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fegt dat
ren tijde van nbsp;nbsp;nbsp;de konft is ondekt om
het glas gejmedig en buigfaam te maken , en dat de heele kond en winkel is uitgeroeit,'nbsp;op dat ’tKoper, Goud, Silver en andere Meta-DeKontl len niet in kleenagting foude komen. Ifidorus ,nbsp;wdf* verhaald, dat ten tyde van Tiberius iemand | ding geleerd , dat de aflche vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;niet
GUsulit de konfl heeft gevonden om het Glas ge/meedig alleen fo goed , maar felfs beter is alsSal-de Wereld buigfaam te maken y en by de Keijer komen- peter ' de fo langde hybemfo een glas j dieJigveront-
Gap. I.
Ko/lelijkheit dei Gl^is.
weerdigende ’t felfde tegen de vloer aanfmeetj de Konftenaar raaf te de Fles opj die als kopernbsp;toegebogen iva-Sj en langende een hamer uit zynnbsp;fakj Jo klopte hy defélfderegt. Fiat gedaannbsp;zijnde fo vraagde de Keifer aan de Kofjienaarnbsp;of iemand meer die konh wijt ? En als hy metnbsp;Eede bevefiigd hadde niemand anders dat geheim bekend te zpUjfb heejt de Keifer hem doennbsp;onthalfen ^ op dat het Goud niet voor fijk Joudenbsp;geagt werden ^ en de weerde van alle Metalen verminderen. So haad het glas de Indianen is bekend geworden, hebben fy het felfdenbsp;voor alles geagt: invoegen dat in’tryke vannbsp;Tidor weinig glafe Kroefen voor zoo Goudenbsp;Kroonen zijn vermangeld. In hoe grooten ag-ting een ^Driekant glas by de Sinefen is ge-Trigautius. weed kan by NiclaasTrigautius gelefen werden , hoe groot het gebruik defes glas is fal innbsp;’c vervolg geleerd weerden.
VeelttUt Kan'iemand fonder verwonderingbefchou-¦ wen de verfcheide Fledèn, Drinkglafen, Spiegels , Vergroot-glafen, Verrekykers en andere nutte Kondwerken van glas gemaakt ? daar van in ’t brede in ons werk van ’t Ligt en Schaduw is gefproken. De glafe pypjes doen groo-te diend om de natuur te ondekken; en de glafenbsp;venders dienen om het ligt in orife huifen in tenbsp;laten. En of fchoon het glasbrosis , echternbsp;heeft’et dat met AQkoftelykeSteenengcmQtn,nbsp;Sterk-water j ^ik-Jllver en diergelijke doffen konnen in geen andere vaten als in glas behouden werden.
fommige van ge-
dlnig de voelen datfe ajfche en kalk is ; andere dellen fiofdii GUs eeti andere dof na haar goeddunken , die tenbsp;lang fouden zijn om hier by te brengen. Wy
verken ver-den va Glas £enbsp;maakt.
So w'erd dan het glas eerdelijk uit gemaakt, dieeenigfintsdoorfchijnig, Kridal-lig en fmeltbaar zijn, als ook vèiigejiremde fap-peUj en eenige andere doffen die hier mede ge-meenfehap hebben. Ten z. uit Steenen dienbsp;wel fo hard nier zijn als Kridal; echter door-fchynig en blank. Ten 3. uit Blanke doch nietnbsp;doorfchynige Steenen, hoedanige aan de monden derRievieren op malkander gehoopt ennbsp;vergaard werden. Defe Jieenen werden gebrand , dan gedampt en eindelijk gefift. Hetnbsp;glas werd dan aldus toegemaakr. By drie dee-len defer gepoederde deenen werd een deelnbsp;Salpeter gedaan , die te gaargefmolteneennbsp;klomp maken, welke ' Sand-falpeter genaamt ^ Ammo-werd.Bygebrek van Salpeter neemtmen Mijn- nitrum.nbsp;Sout ot eenig ander Sout. En in plaats vannbsp;al defe Souten isbyde Glas-blafers denbsp;van ’t kruid iT/2/i,dat de Spangaarrs en Italia-*”’nbsp;nen noemen, in gebruik : ditkruidwadnbsp;veel op Soute plaatfen, en werd daarom vannbsp;yeXtSout-kruidgcnzzmd-, omdat’er veel foutnbsp;uitgetrokken werd. In’t Eiland Malta en innbsp;fommige plaatfen van Calabrien wad dit Kruidnbsp;overvloedig. De Spaanfe Soda werd voor de maromnbsp;befte gehouden. Het verdiend verwonde-ring, dat de Tquot;metiaanfe Glas-blafers ook een gtmmgtnbsp;deel Seilfteen by het Glas mengen, daar doornbsp;het felfde wonder/c/jöo^ en tóffer werd : denbsp;reden is , om dat by de deenen gemeenlijknbsp;eenige Tférige deeldjes vermengd zijn , dienbsp;door de Seildeen ha fich getrokken alfohetnbsp;Glas fuiverder gemaakt werd.
Glas-ovens zijn verfcheiden , volgens de Gedaante verfcheide werkingen. Hier te Romen heb-ben de Ovens gemeenlijk vier Verwelffels ovens,nbsp;boven malkander : hetonderdeis’t.^'^^^/zG
daar
XII. Boek, Van de stofscheiding. 391
Cap. I.
daar na volgt de vuurjiede het derde is del te gaar te Lymen. 3. Her glas fmelt^ootdc plaats daar’t G/axnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gefet word, de vier-j hitte des vuurs , doch door de koude fo des
de en laafte plaats diendom de eerft gemaakte jlogts als deswaters7?gt;quot;£’»^^^hettegaar. 4. De glafeninte/e?^enenie;^mtehouden,opdat-!^ifi-é kan in geen Goude nochSilverevaten,nbsp;fe niet fouden berften. Defe Ovens mogen j maar alleen in glas bewaart werden. ‘^.Gloe-niet gemaakt werden van Yfcr, noch van !/£¦«lt;/in kout water geworpen werd fo brosnbsp;Mijnlleenen, noch van Kalk, maar alleerilijkjdat’et met de vingers in Hukken gewrevennbsp;van gebakke Steen met Kley en Yö^^/^gemet- ! werd. 6. Het glas kan door een feker water fo-feld. De ‘Potten om de Glas-ftof te koken wer-! danig gematigt werden, dar een kleen einde
den hier te Romen gebakken van een fekere aarde uit de Savonenjè Land-fireek. In denbsp;Oven werd acht dagen lang vuur geftookt van 1
gebroken her overige in de hand tot een goeder brijfclt ; dit wert te weeg gebracht door eennbsp;dikwils gloejend gemaakt Huk glas ieder reis
op wat
¦myft het Glasblafünnbsp;•verriitnbsp;werd-
'is’er metbrojfer.
Van het Glas nbsp;nbsp;nbsp;Metalen.
Al de Metalen konnen tor Glas gemaakt AikUeti-werden , felfs volgens het feggen der Goudfoe-kers,’c Goud/x. welk door vuur gekalkt en alfoo nbsp;nbsp;nbsp;**'
tot Glas gemaakt noit fijn voorgaande vorm weer aanneemd. Sy feggen ook dat ’t Goud totnbsp;Quikondaan door “ Opheftên met Soutentor «subiima-glaswerd : Echter isfulksdoordeondervin-re.nbsp;ding rot noch toe niet beveftigt. Het is ooknbsp;vals, dat het G^?a^/innbsp;nbsp;nbsp;nbsp;veranderd, wan
neer een deel van èi^roode Ar ent j uitfilver
Eiken of anderfierkbrandend Houtj eerft fagt,) in koud water te bluften. Doch van defe won-daar na fterker en eindelijk feer fterk. De aderlijke Ervarenisisvanonseldersin’tbree-G/^J'-y?(Vg^^f’^o^‘^^o^'i'^^*‘‘^‘^cggeftiiverdzijn-!degehandelt. 7. Het glas by Metalen de, foo fteeken de Glas-blafers een Tfereoi\Aociio cctdcï/meltenj omdat’etdefelfdeeennbsp;van drie voeten lang in de pot ^ en fterke hitte mede-deèlt. 8. Het glas werd innbsp;draijende de felfde fo lang om, dat’er fo veel l’t vuur ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;doch koud geworden
gefmolte glas aan blijft hangen als tot haar' ¦ nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;~
denfe op eenMarmcrfteen , die voor een ven-fterke van de oven licht, daar na blafenfe door de Pijp fo dikwils tot bet glas fijn vereifchtenbsp;groote heeft, en ieder reis alfte de pijp van denbsp;mond nemen, foo fettenfe die tegen de kaaknbsp;om haar niet te branden door de teruggedreven wafem, vorders voegenfe het glas ineennbsp;kopere vorm , en geven door nypen, douwen en andere handelingen het felfde fodani-gen fatfoen, alftê begeeren, fetten daar aan
ooren, voetjes, befchilderen her felfde:; ,, nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 y .
de gemaakte glafen werden in de bovenfte nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»vr
¦ ^ nbsp;nbsp;nbsp;. 6 ..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. . iver Gomö. Dochhetd//x^^’rmet *Vermehoen
werk genoeg fchijnt, dat glas keerenfe en wen
iCinn».
gebrand, werd volgens het getuigenis van £i-baris. bavtus , fo getemd en gedroogd, dat’et lichte-lijkin^/^j-verandert : datis, wanneernbsp;’t Silver eerft tot een blauisje Kalk is gebracht.
heeft ondervonden , dat een cureus. twaalfde deel filver , x maanden in een Glas-
plaats gefteld om allenskens te verkoelen ; ge-1 lijk genoegfaam bekent is , en daarom willennbsp;wy in ’t verhaal defer dingen ons niet verdernbsp;inlaten.
Taeederlei
Glas.
Daar zijn byna fo veel verfcheide/öör??^ van glas als Mynfioff'en, dewyle meeft al de ge-foemde rappen tot glas konnci, gemaakt wer-den. Het glas is voornamelijk tweedcrley:' °nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;onbsp;nbsp;nbsp;nbsp;o
I. Naturelyk j alsKriftal, Topaas, Beryl, en j nbsp;nbsp;nbsp;Ervarenis.
voorts alle doorfchynige fmcltbarc Sreenen. Om Yi/wr volgens de wyfe van nbsp;nbsp;nbsp;tot siivrer ro/
¦Jofephï
Wet Glas dig geverwt werd , dat’ec'nièt fonder bedrog! pot moet een Kapel verftaan werden , daar van voor SmaragdenHyacint ben en andere Kofte- j in ’t XI. Boek breed is gefproken i die fomtijds
Wel hetyf/x’^r indrinkt , echter werdfc van de Kginftenaars maar gemaakt om de vuilnis na
z. Konjlwerkig als de Kalken der Metalen, Glas te maken, fo ondoet’t felfde in gemeen Glas,»» die, uitgefondert die van Goud, door konft tot Sterkwater.fchift’et met water daar in een wei-glas gemaakt werden. Ik wil hier niet fpreken! nigAmmoniakfout is ondaan;mengt de gefchil- hm.nbsp;van het Sand derRieviere.5f/zz^inSyrienaan !tcKalkmet' Goud-lijm,enfmelt’cttcgaarop cchryfo-de voet des Bergs Carmel , dat door het vuur ! het vuur tot glas t indien het felfde niet door-«oiia.nbsp;tot heeiy^iz'É’r glas is geworden, gelijk ten de-ifchijnig genoeg is , fo mengterfolang^örzz.vnbsp;Ie waarachtig en ten dcele beufelachtig ver-1 by tot dat gyu oogmerk hebt. Dit glas brengtnbsp;haald werd by Jofephus in het II. Boek van i Bodinm wederom tor Silver: hy doet hetnbsp;de Joodfe Oorlogen. De ondervinding leert, i Glas in een aarde pot,enfet die pot in een groo-dat alle Smeltbare ftof, het fy Steen , het fy 1 ter, en door middel van vuur fegt hy ’t filver denbsp;Metaal, tot glas gemaakt werden : en dat’er kleene pot te doorbooren enindegrootege-niers is, ’t welk de kleuren fo graag aanneemt! vonden te werden, de vuilnis in de kleene veren fo heerlijk vertoont als het glas dat fo aar-! blijvende. Doch ik geloove dat door de aarde
tvonderiijk» Hct Glas heeft wonderlijkeÉ’i^É’«yf^‘^//’lt;?zzdfich tc trekken. ?M*jGiasnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;volgende fullen voorftellert.^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' ‘
lijke Steenen verkogt werd. De verveen om ^t glas re kleuren zijn mctïk^ynjioffig.
Dat ‘Tin tot Glas werd, getuigd Geber ^ de- Glas vm
Tin te maken.
j. Het glas met Swavcl gekookt werd volgens; wijl’e't in fijn binnenfte de vlugtige felfftan-Plinius en Agricola tot een y?z’É’ö nbsp;nbsp;nbsp;| digheid des cjuiks heeft, die door lang in’t vuur
z. Ey wit met ongeblufte K^lk gemengd werd i te zijn weg-vliegd , en al de vochtigheid verrot een feer bequaam Lfm om gebroken glas! teerd zijnde, fo werd het overige tot glas. Op
^ nbsp;nbsp;nbsp;die
-ocr page 915-3pi nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD, vafdee- die wyfe werd VttTin-wit tot een blanke as- j werd. Een verbeelding der wereld-ftoiFewan-fche gebrand, en vervolgens in een Melk-wit- j neer de felfde ten Jongden dage door het laa-te glafige dof , daar mede de Potbakkers haar de vuur toreen Aö/^/^^e/Zm/i^^doffal wer-werken verglafen. Dar Lood tor glas gemaakt werd behoef ik den gefuiverd. De Koper-kalk werd door derk vuur tot een nier met veel woorden te bewyfen ; want dedonker Arnaus: doch een fuiver en deftig^ro^w Hper!*^ Kondgreep is al de Mecaal-werkers genoeg jwerkrijgtmen als demet fout waternbsp;bekend. Dit glas is fwart, rood, geel enz. na-; of Pekel Jo lang op een Marmere deen gewre-volgens het fclve gemaakt werd uit verfchei-1 ven werd , datfe onvoelbaar is ; en daar nafonbsp;dentlijk verbrand Lood : namelijk Menie,' lang met warm water afgefoet , dat’er geennbsp;Glid, Loodwit,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\vmlnü meer in vernomen werd. Dedusbe- Daar is niet gQmetn'’Qt^XsAntimome-glas \xt\diQ kalk werd tot een volmaakter en fmelt-dat gebruikt werd om de Wijn een.braak-kragt ‘ barer af hgxttglis„ dan ofse fonder wry ven en waden werde toegemaakt. Op de felfde wyfe werden de Amaufen van Loodj Tiuj en d’z/wr gemaakt, fo nochtans,nbsp;datfe van verfcheide Metalen verfchcidelijknbsp;Om Koper tot glas en dat glas weet wt Ko- gekleurd zijn. Lood en Yfer verleenen^g^É’/-per te maken fofmelt een pond by voorbeeld, \ achtignbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Tin geeft feer j Silverver- Koper j giet de helft over in een andere Smelt- Sehait blau Arnaus : die alle verfcheidelijkge-kroes. Strooit by de eene helft * Kattekruid:, mengd werdende een ontelbare menigte van en dat fal het koper glafig en bros maken ^ fo verfcheide kleuren toedienen,nbsp;dat’et ongefmeedig is. Doch de andere helft Te Venetien werden allerlei kleuren vannbsp;behoud haar voorgaande natuurlijke gedaante; 1 Arnaus gemaakt onder de gedaante van lange /jnausje-”nbsp;om nu hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;weer tot fijn eerfte ge-¦ draden , of van roeden of van ronde fchijven. ftalte te brengen en gefmeedigt te maken , fo Sy werden meeft gebruikt van de gcenc die ftrooiter een deelnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;by ; de reden defer glas door de Lrzzw/'blafeii. Daar van Koralen, veranderingen is daar in tefoeken , dat het Ringen, Oorcierfels en ander tuig fo aardig gc-Rattekruid door fijn droogefcherpte het gt;éo-! maakt werden , dat afgerigte luiden daar door per san al fijn Lijmigvogt beroofd , fo dar’eti fomrijds bedrogen werden ; io dat de Indianennbsp;bros en glafig werde : doch de .Öömxfet het daar mede fo zijn opgenomen , datfe de felfdenbsp;Koper fijn voorgaande fagtheid en gefmeedig- voor Goud en andere koftclijke dingen wifiTe- len. Doch alle verwondering verdienen de I s. II , Glas uit Lood. Antïemo- nie-glas. by te fetten: daar van werden Bekers, Pennin gen, Ringen en andere tuigen gemaakt. Ervaren Glas van Koper tenbsp;maken. u Arfeni-cum. heid weder by Van Araaufen lt;?ƒBrand-verwen, alsook van ’t Glas-blafen met de Lamp. Aardigheid In dc Glas-konft komt ons niet aardiger 7mhnTdêr vvonderlijker voor als de Amaufen ^ dienbsp;Amaufen. de Hoogduitfen wegens haar veerdige fmel-ting Schemeltz-glajz noemen , de Konftftuk-ken daar van gemaakt zijninfogroorenagtinnbsp;dat by Koningen en Vorften en Juweel nietnbsp;voor weerd gehouden werde, ten zy het felfde met Brand-verwen befchilderd is. Wanneer defc Brandfchildering van een handignbsp;man geoeffènd werd foovertreftse de aardigheid en verfcheidenheid van kleuren in denbsp;koftelijke ftcenen. Denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;is dan niet an ders als een feer {nwetglajig lichaam j niet doorfchynig als het glas , maar verfcheidelijknbsp;van kleur. Manier^ De Amaufen hannenvanadleMetalenlt;^e-rading‘^^’ maakt werden : want eenig Metaal tot Kalk of aarde gebracht, en in de Glas-ovens potten gelegd , werd door de kracht van geweldig vuurnbsp;tot glas, datfehoon en van alle Metalige vuilnis gefuiverd, echter niet doorfchynig is, zijnde volgens de verfcheidenheid der Metalennbsp;met verfcheide/é/fc’«mzvoorfien , even of eennbsp;vuurtje in Kriftal was gefloten ; iets diergelijks werd in de Brand-fteen gefien. Na denbsp;te om figtiger zijn bewerkt, daarnanbsp;fljnfe ook beter en heerlijker. In de Metalennbsp;fchuild dan iets het fuiver ligt niet ongelijk,nbsp;dat door het vuur gefuiverd tot Amaul'en |
Groen A-bosjes draden van Arnaus als wer^wfo aardig gemaakt, dat ten ware de geringheid der ftoffenbsp;fulks beletten , Koningen enVorJlenhaatmetnbsp;fouden fchamen de felfde op de Hoed te dragen. 'Had\en\\etGlas-blafenhjde Lampaat- opmatvg-dig en geeftigis, fo fal ik de moeite neemen denbsp;wijfe daar van te befchry ven. Men fet dan een Gebhiennbsp;Lamp met een limmet een vinger dik voor fichnbsp;op een tafel ^ en men houd de dunne dradennbsp;Arnaus olglas in de vlam, diefe aanftonts weeknbsp;maakt en doed fmelten; fo datfe dan door eennbsp;tangsken en andere tuigen tot allerlei fatfoennbsp;en gedaante bewerkt werden. Het verdiendnbsp;byfondere aanmerking , dat de Amaufen vannbsp;verfcheide kleuren te gaar gemengd fo een verfcheidenheid van kleuren geven,d3t geen Schilder de felfde foude konnen na-fchilderen. Na- ^^777nbsp;dien ik dusdanige konftenaars.fo tot onderfoek fiamnbsp;van de geheimen derkonft , als ookomnbsp;metfodanige naukeurigheden te vermaken,be-fogt; fo hebbenfe my onder andere dingen ge-vraagt of’er niet een Blaas-balg konde bedagcnbsp;werden , daar door de Lamp geduurig gebla-fen werde in plaats van fulks met de mond te doen .? Ik antwoorde daar ontrent geen fvvaar- righeid te fien, en dat fo een Blaas balg op volgende wyfe konde werden toegefteld. Ik heb twee Blaas-balgen laren maken, hoedahige innbsp;de kleene Draag-orgels zijn , daar van eennbsp;dunne pijp geleid wxrde tot digt tegen de vlamnbsp;der lamp; invoegen dat de Blaasbalg door denbsp;voet onderde tafel opgetrokken , en door de fwaar- |
XII. boek , Van het
Cap. II, fvvaarte van felfs neerfinkende de vlam gedurig fodanig werd aangeblafen, dat den Glasbla-fer tijd genoeg heeft liijn werk te doen. ofwtt-ay- Her is wel weerd dat ik de manier verbale,nbsp;welke èiCglafe-veeren , daar van te voorennbsp;var- gefproken is, werden toegemaakt. Sy nemen | neden met fyde dra-eerft een houte Mataffa j daar mede de vrou- j den omwonde fo aar-wen het hair gemeenlijk te gaar vlechten; dannbsp;houdenfe een ftukje./^w^z^zj'van fodanig kleurnbsp;als’e willen in de vlam, en maken het feilde totnbsp;een feer dunne draad j en de Matajfa veerdignbsp;omdraijende fo vergarenfe lo veel dunne draden om de Mataffa alsfe willen ; daar nanbsp;voegenfe de draden volgens de groote van
GLASBLAS
de begeerde veer in een penning buisje,nbsp;gelijk in de nevensgaande Afbeeldingnbsp;gefien werd. Die be-
digenen fraijenvverk vertoonen.datme fou-de meenen, dat’ec veren van tzn^aradys-vogelj ofvan een ander vreemde vo'zelnbsp;zijn.
Het II. HOOFTSTUK.
E KonH een Aap en Nabootfer der natuur zijnde is daar op uit, datfe de werken der natuur namake, is’t niet fo volkomen en in alle deelen , ten minften fo na by als mogelijk is : gelijk te vooren in veel voorbeelden is getoond , en byfonder openbaar isnbsp;in de door KonMgemaakte kojtel’jke Steenen ennbsp;‘Peerlen. Welke konft wy wat breeder meenennbsp;te befchryven , om datfe wanneer het bedrognbsp;vermijd werde , tot veel dingen, en byfondernbsp;tot vordering desGö^j-^ie^/nutenbequaamnbsp;is; dewyle de Kerk-cierfels met fodanige val-vootfi de fe fteenen konnen werden opgetoit. Wyful-snentnna.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voorftellen de manier en wyfe Smaragden , Topafen, Carbun-keleQw diergelijke koftelijke fteenen werden nagemaakt. Doch op dat niemand daar doornbsp;foude bedrogen of misleid werden, fofullen wynbsp;ook aanwyfen de teekenen om dufdanige nage-bootfte fteenen van oprechte en natuurlijke tenbsp;onderkennen. ^Bereiding» De Amaufeu en de Stoffen om koftelijke Steenen van te maken werden te gaar gefteldnbsp;stetZn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van Glas en Metalen, die ligtelijk vereenigen. De -riffche tot het glas werd in warm water on-daan, dat water w-erd dan door een witte wolle lapgeklenft, opdat’etfuiveren klaar zy; hetnbsp;welk uitgerookt zijnde, fo blijfter fout overig,nbsp;dat met gefuiverd Sand of fteen vermengt ennbsp;met Menie door-ftroit indeGlas-ovengefetnbsp;werd in potten van een blanke aarde met ge-ftoote Rams-beenen en andere dingen gemaakt , die door de alleruiterfte kracht desnbsp;vuurs nietfmelten. Defe GA^-//(^werd 6 dagen lang in ’t vuur gehouden : deeerfteennbsp;tweede dag begind de ftofgeel te werden ; denbsp;3.004. dag werdfc groen; de twee overige dagen werdfe witachtig lochtig en Kriftallig, be-quaam om koftelijke fteenen te maken. Opnbsp;dat die Kriftallige ftoltegaar-ftremme , eennbsp;lichaam kryge en niet doorfchynig fy, fo werd-ter kalk van Tin en Loodhy vermengd: fondernbsp;Loodkzw geen Metaal tot glas weerden ; wanneer dan als eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gemaakt is van ’t fijn ge poederd Kriftal met de LoodenTin-afixbe, fo moet in ’t midden een gat geboort werden,nbsp;II. Deel. |
op dat de onnute vochtigheid uitwafeme.Legt dan de gedroogde Klomp in een Glas-oven totnbsp;datfe begind tefmelten , haaltfeuitdeoven^ewwlt;lt;nbsp;en laatfe koud werden ; fetfe dan in een on-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’ fmeltbare aarde pot in een Glas-oven , fuiverd hetfehuim en de vuilnis af met yfere lepels totnbsp;datfe in zq uuren feer fuiver en helder werde. Dit is de ftof die met allerley kleuren kan ge-verwd werden. Defe ftof met Kriftal gepoe-dert, in een glas-oven gefmolten , en daar by Metalige fteen gedaan werd glinfterend fwart; Alsfer gebrand met Swavel by komt, fo werd’et Turks-blau; kopereplaten 5- dagen gebrand en daar bygemengd maaktfe groen, drienbsp;maal gebrand koper daar bygemengd verwtfenbsp;met een doorfchynig Smaragd-kleur. En fonbsp;I werdfe door andere Metalige ftoffèn met ver-I fcheide andere kleuren geverwt. Salpeternbsp;jVerw't defe ftofmet een Perel-kleur. De klarenbsp;roode Amaus heeft de voorrang onder andere, I Citroen-geel w’erd’etvan Anker-roeft, of van p Tfer-Jaffraan met Afijn toegeraaakt. De «Crocus ^nbsp;i Amaus is te beter, heerlijker en vafter na datfenbsp;jte langer in ’t vuur is ge weeft. Rood werdfenbsp;jvan gebrand koper met Yfer-roeft en Ratte-! kruid Meer glinfterend Rofen-verwig werdfe , wanneer meer glas daar bykomr. Als’etnbsp;meer Lood by geworpen w erd , wagt u daarnbsp;Tin by te doen; want dan w^erdfe min glanfig. Gy verkrijgt klaar rood, als ge Lood en Quik by Goud giet, infgelijks de geeft en onbrandbare Swavel van koper. Die verw de r kopers is fo hoog,datfe die van Goud overtreft en te bovengaat : nochtansnbsp;werdfe door fterk vuur vernietigd. De^i/énbsp;werdter by gedaan om te beletten^dat de verwnbsp;niet vervliegd voor datfe ter deeg met hetnbsp;Goud vereenige. Het dusdanig geverwd Goudnbsp;w'erd onder Carbunkels als een foelie gelegd,nbsp;want het Goud met geel geverwt werd als hetnbsp;koper daar bykomtfwartachtig en peers ; omnbsp;dat de felfftandigheid des kopers , die doornbsp;haar felfs fwart is, van de fwart e vlekken doornbsp;waflen, fchrabben, gomme of Kattekruid nietnbsp;kan werden gefuiverd en ontflagen. Maar hetnbsp;Goud geverwd met de geef van koper is der JvZvd. T)dd nbsp;nbsp;nbsp;oude |
394 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AA
oude ”Goud-koper ^ daar van drinkvaten gemaakt werden , die reekenen en blyken geven als’er eenignbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in de drank is. Dit Goud
door de geeft van koper bereid, werd door de kracht van lood, doch met van eenig ander metaal, in glas veranderd; daar van een klaar roodnbsp;Amau.c gemaakt werd. Ja het Goud werd doornbsp;kracht des loods vluchtig of in Olie verandert,nbsp;die Guide glas genaamd werd. Joannes getuigtnbsp;in de Openbaring dathetHemelfe Jerufalemnbsp;met GlafïgeJieenenw-zshQ^tXii. hieronimusnbsp;Ezechiei. meend dit glafig Goud 'de EleBrum van Eze-chiel te zijn by de Hebreërs Chamal genaamd.nbsp;Niet lang geleden kooktenfe ruw fuiverfilvernbsp;met koper en lood, op dat het roode klaar fou-dezijn , als het fiiver tot granen gefmolten innbsp;water geworpen werde. 'Dt ^mau/enxsQxécnnbsp;op Gondj Silver eu Kgt;per j doch op geen andere Metalen gelegd en gebrand : insgelijksnbsp;op giafcn en aardewerk; ja onlangs is de konftnbsp;gevonden om denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en de allerhardfte
fteenen fodanig met Amaus te befchilderen, datfe door vuur niet befchadigd werden. Omnbsp;de Metalen te Brandfchiideren , fo werden denbsp;Amaufen in een feer harde yfere Vyfcl met eennbsp;yfere Stamper fijn geftooten meteen weinignbsp;water ; want dat werk gaat beter in een vijjelnbsp;als op ttn TVryf-fteen. DeMetaligeBrand-verwenzijnfwart , violet, groen, Caftaanje-bruin, Afchgrau, blau, klaar rood,enGoudgeel,nbsp;die alle doorfchynig zijn en glinfterent, dochnbsp;wit en Turks-grau zijn donker. De Amaufennbsp;geftooten zijnde fo giet al het overtollig water af, doet het poeder in een glas en giet’er fonbsp;veelSterk-water , van Salpeter en Vitriol getrokken,by ,dat het poeder daar in als fwemme.nbsp;Wafcht daar na het poeder fo dikwils metnbsp;fchoon water , dat het water daar fchoon afkomt fonder eenige vuilnis met fich te fleepen,nbsp;Het Sterk-water diend om het fmeerigedesnbsp;Metaals te verteeren, en het fchoon water omnbsp;het aardachtige te fuiveren De gepoederdenbsp;Amaus werd in water lichtelijk ongefchondennbsp;bèwaard,doch fonder water vervuildfc; de ver-fcheide poeders werden op een koper plaatjenbsp;vergaard , txiforgviildig op de werken vannbsp;malkander gefcheiden gelegd, op dat de kleu-,nbsp;ren niet fouden verwetten. Als de Brand-verwen behoorlijk gelegt zijn , foneemdeennbsp;ftuk natgemaakt en uitgedout papier, op dat’etnbsp;als een Sponge verftrekke om de overtolligenbsp;vochtigheid van de Amaufen af te doppen ennbsp;te droogen, om datfe drooger fchoon’er fchy-opwMtr»y-mn als vochtig. Die plaatfing der Amaufennbsp;/* *^2 Meta”nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gemeenlijk de eerjle huid genaamd, daar
Zïigiltgu'wordende Amaufen op een yfere plaat al-lenskens in de oven gefteken tot datfe beginnen te fmelten en te vloejen; want dan moeten-fe uitgehaald en koud werden, dan werden voor de tweede en derde reis poeders daar opgelegd , en herwerk in de oven met feer heetnbsp;vuur gebracht, rot dat’er de kleuren behoorlijknbsp;zijn ingebrand. Als wanneer het uit de oven genomen en met een fteen glad gemaakt werd.nbsp;Om de Amaufen te branden innbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en
V, Afdee-
L!Ha. a Auri'nbsp;chalcum,
Joannes.
Hierony
mus.
Hot dt Amaulennbsp;wtrdin tot'nbsp;gemntikt.
; boven de gemeene vlakte uitftekende bultjes, fo trekt met water uit 'Feerkeernen een fly mignbsp;vocht, enbeflaatdaar mede de Amaufen , dienbsp;dan als Lijm aan de verheventhedcn vaftklc-ven. Klaar rood Amaus wil aan geen andernbsp;Metaal vatten als aannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,• donker rood ¦saw
Silver en Koper ; At overige Amaufen konntn Goud, Silver en Koper ingebrand werden. Bynbsp;veel Amaufen werd Vitriol, Menie, Salpeter,nbsp;d Yfer-faffraan Koper-groen , en diergelijke ^Crocusnbsp;ftoftën vermengt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Mams.
Omttn Sapphyrttmiktw , foneem 8on- Sapphiren een Alkaal'fout, 4 oneen bereid Kriftafj drag-*®'quot;quot;^'quot;-I me Zaphara, meng alles wel te gaar, en ftelteenbsp;3 dagen ineen Glasoven. Zaphara 'is delafuurnbsp;uit de Saturnife Magnefia ook Bifmuthum genaamd , dat de Fotbakkerssttl^thxmkktxv^nbsp;verw’d de glafige ftof blau: ais de lelfde op eennbsp;Wryffteen is fijn gewreven en op ongebakkennbsp;aardevverk geftreken fo verw’erfwartaebtigjnbsp;doch w'crd door fterke hitte
De Smaragd werd uit gepoederd Kriftal en Smaragdea een dobbel deel Menie in een Glas-oven gefmolten , zijnde de naruurlijkeSmaragden fonbsp;gelijk, dat de kundige daar door bedrogen wer-den;echter fchijntfe in de Son wat Lootverwig.
Somtijds komt’er ook by Kopergroon , doch dan geeftfein’tvuur vlammen. Dt Smaragdnbsp;werd ook aldus gemaakt, neem Menie 4 oneennbsp;Kriftal een once , Kopergroen ^ dragmen,nbsp;meng’et tegaaren fmelt’et ; het Kopergroennbsp;heeft een wonderlijke verborge kracht op dénbsp;Smaragd om de ftoftën lichtelijk te doen ver-eenigen.
DtTopaas werd gemaakt van 3 oilcenloot-topaa!. wit en een half once Kriftal, in een Wind-ovennbsp;in een geflote Smeltkroes. Somniige ftellenfenbsp;ook te gaar uit Koperkalk, natuurlijke Menie,
Kriftal en 4 deelen Tinkalk; doch ikachre daar
uit geen Topaas maar een Chryfolit gerhaakt te chryfoiit.
werden.
Een Blauwe Hyacint werd toegefteld van bereid Criftai, Lood-witx oneen, en Vitriol.
Joannes Baptifia Forta gaat in ’t maken der Hyacint aldus te werk. Hy neemd gemeennbsp;fout y deelen, Halonitrum i deel, defe ftoftënnbsp;gemengt werpt hy op gefmolte lood, hy roert-fe met een yfer om, en het werd tot aflche, dienbsp;fchoon gew'aflën tot een Hyacint gefmolten ^oodt Hya-werd : begeerdme de felfdevan.^torööiite'^*quot;'^'nbsp;maken, fo neem witte key 4 deden,lood aflchenbsp;of lood-udt X deelen , Salpeter 4 deden, Ha-merftag z dragmen ; kookt dit mengfel in eennbsp;Glas oven, en gy verkrijgt een roode Hyacint.
Ifaacus HoUandus als ook Faracelfus meenen datfe een feer deftige i?ff^^77konnen maken met haar rood ' verwfel van de ^.Steen der' 7 JVijJe. Doch gtlijkdt Steen der bFü/è tot noch “nbsp;j toe van niemand gefienis , fomoetmenookfum.
1 geen geloof daar in ftellen dat de felfde be-quaam foude zijn om een Robijn , koftelijker als al de Oofterfe Sreenen, door de felfde toe renbsp;maken. Het foude iemand vremd mogennbsp;fchijnen, hoe uit de Metaal-kalken fo veel ver-fcheide kleuren aan den dach komen; doch die
ter
-ocr page 918-Cap. II. rer deeg verftaan heeft het geene in’r8.cn 9. üoek van de kleuren is geleerd, die kan de oor-fprong der felverlicht achterhalen, enfien hetnbsp;Hot de ver- Metaal-Jöut der fel ver Werkbaas te zijn; wantnbsp;fideelnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kkur is iiiet anders als Sliverfout daar
werd : hetuitgetrokke TV^-'it/vVvverdecrftin Regen-waterondaan : hctdoorgefiegde werdnbsp;door feer fagte warmte uitgerookt en geftremtnbsp;dit werk moet fe ven reifen herdaan werden,totnbsp;dat’er feer fchoone Kriftallen te voorfchijn komen. Op de felfde ''Ny^cwcx^Q-nècKrtJiallen
'uerfchcide Uit de koftelijke Stcencn voortkomen; als ook
Tcr^amp;r/e». Tin-wit en Menie, volgens dcvcx(cheide\ van Loo'ltoegefkddmt Lood wllofiMenie met konftelijk vermengd. UitKoper-geeft overgehaalde Afijn,nbsp;werd gemaakt een SoutjCn vervolgens een olie.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Tot de Glaskonfl of Brand-fchildering kon- 'Em nieuKe
die by Goud gevoegd het uittrekfel tot de Sma-, nen ook gebracht werden die Tafels welke he-ragden opfteld. Uit de Yfer-faffraan werd een ^ dendaags te Romen te fien zijn; als iet nieus, en Vérwige ^ik of water toegefteld byfonder bequaam; door een wonderlijke konft gemaakt : fy ver-
Lood kri-ftalka.
om de Rerlen en diamanten te maken.
Me Meta- Daar is naulijks eenise Münftof en Metaal
lene»Mijn- - -- nbsp;nbsp;nbsp;JJJ
ftofièn voer
'jof fy konnen tot gemaakt werden ; de
toonen haar fo fchoon en heerlijk, dat niemand bootfen. de konft nier wetende, foude meenen de felfdenbsp;uit Marmerj JaJfis _, Alhafl en andere kolle-
lira «f Glas reden daar van is ligtelijk re geven ; wantdeilijke Steenen te gaargefteld tezijn. Ikfalde temimkt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;beftcndigheid derMijnftofïenenMeta-lheele konft met weinigwoorden befchryven
len is niet anders als Ólq foute kracht der natuur , die alle dingen voornamelijk koftelijke fteenen en Kriftal, alleen uitwerkingen vannbsp;verfcheide Souten fijnde, vaftigheid en beften-«Chymia-digheid geven : gelijk de “Stolfcheidingbe-wyft, en de volgende voorbeelden.
De Konftenaars laten een feker flach veecsTalk Scajologenaamd, uitSicilien, daarfeovervloedig voortkomt, brengen, niet fonder fwareon-koften. Ik heb in Hetrurien tuiTchen den Bergnbsp;Ralitianus en Rientïa geen duiftere blykennbsp;gefien , dat’er fodanigen ftof ook gevonden
Het Goud werd tot Ar^^i^fcgebragt door I werd. Defe nbsp;nbsp;nbsp;werd feer fijn gepoederd,
ORheffen en fterk vuur op defe wyfe : het 1 en fy maken daar van een Rajia of Bejlag.
Daar na makenfe een van ruw Marmer diefe een weinig uitgraven , en tot een grond-flag bekleedenfc de felfde t^eenemaal met denbsp;pafta met Marmer-plcifter en Lyn-oiie befla-gen,fwart of rootagrigvan kleur, makenfe gladnbsp;als een Spiegel of Proef-fteen. Dat gedaan
h Subli- i
quot;coud kti-in Koninglijk water ondaan werdeens ft»*- en meermalen overgehaald tot dat’et geheelnbsp;ondaan is: dan de vochtigheid tot de dikte vannbsp;olie afgetrokken zijnde, fo werd’et in een keiler gefet , daar’t roodenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fchiet , die
weer tot Göa^/konnen gemaakt werden.
Het Silver werd in nbsp;nbsp;nbsp;veranderd, | zijnde, foverwenfe verfcheide brokjes der
wanneer het felfde in Sterk-vvater ondaan en met allerlei kleuren. Daar nateekenefy helder doorgefiegd, de vochtigheid op de helft j op denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;allerlei dieren, gewaflèn, gefchic-
werd afgetrokken:daar in dan Kr tji allen nbsp;nbsp;nbsp;\ deniften enz. volgens haar believen, vullende
ten, die daar na of tot een Genees-middcl, te- i alles met verfcheidelijk gekleurde/^z7?lt;z, volgen de vallende fiekteoftot koftelijke fteenen ^ gens eifch der faken en plaatfen : de Tafel ein-bewerkt werden. nbsp;nbsp;nbsp;; delijk met het wry ven van een Puimfteen glad
vartYio nbsp;nbsp;nbsp;KriflaUeu van Ao/er te bereiden ne- j makende. Dusdanige tafels werden voor 10
quot; menfe gebrand Koper fo rood als bloed, on-115- of xo Rijks-dalers verkogt, daar een van doen dat in Sterk-water , en laren hetondane | verfcheide verwignbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gemaakt, wel 100
een maand in een fterk glas rypen, tot dat’et j zoo of 3 00 Rijksdalers koft.'
groene Kriftallenfchier, daar van Koper-verW'l Als ik in’t Jaar 1661. te AVr'rff^rewas , fo Aardige fel en olie werd gemaakt. Doch wy brengen , werd ik van CardtnaalCarolm Medices in eennbsp;als fonder moeite de Salpeter en Vitriol ^ dat- j kamer geleid, die vol van aardige Schilderyen geinbsp;vloedigKopernotmtn, totKriftallen , de was. Én myvragendehoedanigikdagtdefe*'*'**^-felfde ondoende of in overgehaald water, of innbsp;Wijngeeft doorfiegende en het doorgefiegdenbsp;in de Son ftellende ; want dan fietmen feernbsp;fchoone feshoekige Krifiallen fchieten.
De Tfer-krifiallen werden gemaakt als men een mengfel van Vitriol-olie en censfoveelnbsp;water op Tfervylfel giet : want het doorgefiegde tot op een derde uitgerookt zijnde , fonbsp;fchieten op een koude plaats Krifiallen j die innbsp;fchoon water ondaan , doorgefiegd en alfo ge-fuiverd werden.
'I'in-kriflii. De Krifiallen van Tin werden gemaakt,
**quot;¦ wanneer het Tin met Swavel gebrand of des felfs wit door overgehaalde Afijn uitgetrokken
Silver-kri
ftal.
KriAallen
Yfer-kri-
ftïllen.
II. Deel.
Schilderien te zijn ? Soantwoorde ik te geloo-ven dat’et ftukken waren van deftige Meefters gefchilderd. Daar op hy my feide, gy fijt misleid : want daar is geen Rtnceelaan geweeft.nbsp;En als ik my verwonderde, fo verhaalde hy mynbsp;de wijfe op welke die gemaakt waren ; namelijk even als de van welke ftraks is ge-fproken. Defe Schilderyen vuil gewordennbsp;werden met fchoonwater afgewaflen. Hiernbsp;toe behooren ook de werken Mufiva oi Mu-faica alleen met dit onderfcheid, datdeil/^i-fiva eerft in kleeneftuk.skens werden gefne-den en in de oven gebakken.
HEt
'( i
-ocr page 919-V. Afdee-
t-lKGE.
Het iil H o o F t s t uk.
deeg tocgeftorcn en mer bet brood in de oven geHeken , en nadatbetbrood is uitgebaald ibnbsp;laatmen dat deeg noch 6 uuren in-denovennbsp;bly ven , en dan krygen de fteenen weer haarnbsp;voorgaande hardigheid, ja noch meerder alsfenbsp;oir hebben gehad. De Kriftallen werden, vol- uanm vmnbsp;gens TorFj i« ’t vuur^ngefchondengeverwtnbsp;op volgende vvyfe : neem 6 deelen Antimmie^nbsp;vier deelen geel Kattekruiddeelen gekrifial-leerdRMtekruid j Swavcl j Tutiavaneiksnbsp;% deeUft, laat ieder Jlof alken gepoederd j dom'nbsp;een fijne fiftgefift^en ‘m eenpot gedaan werden.
‘De Eriftallen werden of aan kopere draden over de poeders gehangen of in de [elfde gelegdjnbsp;fö datfe ^of ^ uuren gloejen dothfonder blaf'ennbsp;omniet te berfieu j oftefmelteu. -Eeuteeke»nbsp;van behoorljke kleur ing is j als het Kxx^iX uitgenomen fieer brand englinjierd , dat nietge-fien werdendejfo moetet wederom in H vuur en
IN ’t voorgaande Hoofdftuk is getoond op wat wyfe de koftelijke Sreenen werden na-gebootfldn ditHooftftuk fal ik aanwijfen hoenbsp;fulks volgens Boètiusde BoodgcïchïQd , op datnbsp;alfo de nageboorfte van de valfe re makkelijker onderkend en onderfcheiden mogten werden. De fteenen vertoonenhaar^m^é’r alsfenbsp;in der daad zijn , wanneer haar onderfte deel,nbsp;dat in de kas ftaat, met veel en verfcheidennbsp;vlaktenisgcüexpcn : want die veelerleyweer-ftuiting geeft aengQdiidinzQ'iiLnvermeerderdenbsp;groote. Wanneer onder de fteen een ledigenbsp;ruimte is alleen met logt vervuld, fofchijntnbsp;de dikte daar door aangewaftèn. Her gene nognbsp;veel meer gefchied, wanneer in plaats van logtnbsp;een (luk helder glas bikriftalondtQx dekkeennbsp;gepiaatft werd. Wan neer dat glas door middelnbsp;van gekleurde Maftich aan de fteen is vaftge-raaakc , of felfs met een kleur voorfien ; dannbsp;fchijnd de fteen nier aileen^röö/f’r j maar ook !»^ eenige tijd weder uitgenomen enbefeboudnbsp;Heldere ste- beter gekleurd : gelijk veel i n gebruik is- Dc werden : doch voor aldiendfirg gedragen datnbsp;”udfen^''^ fteenen werden ook hetet gekleurd als haar on-! de Kriftallen uit bet vuur genomen niet te baaflnbsp;fthynen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dcrftc vlaktc met een doorfchynige verw werd j koud werden : want dan fbudenfefplyten en m
beftreken , en een giinfterend blad daar onder nbsp;nbsp;nbsp;Begeerdge f kkur van Hya-
gelegd, De verruw werd dobrfchynig iwci 'xn .cintenfoneemfehaajluithctvim'j, dochwilje ’t vuur gefuiverde Maftkh daarby te w'erpen ' hoogrood hebben ^ folaatfer langer in blyven.nbsp;defe fuivering gefchied met de brokjes Ma- Dus verre ‘Porta. Als de verw van gekleurdenbsp;ftich aan een yfer regen het vuur te houden ^nbsp;darfe fineite , en dandevuilnu\ank{mvetenbsp;met het drukken der vingers af te fcheiden. Denbsp;verwen zijn verfcheiden volgens de eifch vannbsp;ieder koftelijke Steen : ik fal op zijn plaats denbsp;verwen op ieder fteen paffende aanwyfen;nbsp;want hier werden de bedricgerien maarin’r
gemeen vertoond. Dc befte wyfe om de ftee- nbsp;nbsp;nbsp;^
nen te verwen is, dar een heldere ongekleurde nbsp;nbsp;nbsp;van haar kleur berooft werden; invoe-
fteen in gekleurd water geweekt of fodanig gen dat dc felfde fteen ten deele eenDia-in’t vuur gekleurd werd , dat haar inwendige mant en ren deele een Sapphir fchijnt. So deden ook met de verw doordronken zijn. vertoond hy ookdeKobjn_, die voor een gc-sue?son te Uit TerebmtijH en Brandewjn werd een water dedte een Diamant fchijnr. Hy fegd dat lietnbsp;gemaakt, dat de fteenen doorboort, daar hy deel daar in men liet X’/f Air wil bewaren metnbsp;gemengd w'crd een verw uit Metalen getrok- krijt moet beftreke» werden ; doch Ivet andernbsp;keil. in Pis-geeftondaan en overgehaald. Het deel blood laten ; fo fal dat gedeelte,’t welknbsp;lau-gemaakt kriflal werd in dïzlau vocht eenx- blood van ’t vuur beftraaift werd , iXyn kleurnbsp;ge uuren gelegd , rot dac’et belioorlijkdoor-verwt is ; dat te lichter gefchied, om dat'etfagtnbsp;werd. Om rood te verwen werd vereifcht denbsp;Yfer-faffraan, om Groen, Koper-groen, om
CAP.m.
Hoe de Stenen haar «rotter too-ntn alijenbsp;zim.
verwen.
4 Crocus lt;• I^artis.
fteenen, namelijk Sapphirtn^, TopafeUj Ame-thyften en Granaten werd gew'eerd, fo veran-derenfein Diamanten. Ten defen einde werd de Sapphir voornamelijk verkooren ,die métnbsp;Tfer-vylfel ofnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bedekt gloejend gemaakt Diamanten,
werd tot dat de Konftenaar zijn oogmerk bereikt. Door middel van het vuurkonnende fteenen voor haar helft ^ na hetfeggen van
verliefen en een Diamant vertoonea De nagchootfte fteenen en natuurlijke leer gelijknbsp;werden gemaakt van KriftaJ , Topafeu ^ ennbsp;van andere fiagte fteenen , als pok van deftignbsp;Biau , Silver Ammoniak-foucenSterk-water, glas^ Metalige poffenenhaaiorsdetWngevex-om Hemels-blau, Kopcr-groen en Lafuurftceu i menging. Alexius Tedemontanm befthryft
of fchoon de fkeenenhïerdooïfagt er weiden,' echter konnenlè op volgende wyfe weer totnbsp;haatvooxgaande hardigheid gebracht werden :
de volgende ftof om dusdanige fteenen tema- deman». ken. Hy neemd Lood van de Potbakketsnbsp;kalkt 3 oneen , en giet daar op fo veel water
Men maakt een kasje van nbsp;nbsp;nbsp;j daarjdat’et i of 2 vingers bedekt ftaat : roeretdan
in ftroitmen Yfer-faffiraan. Dan werden een of meer koftelijke fteenen in papier gefloten,nbsp;en in de Yfer-faffraan geicgr, fo darfe rondomnbsp;met de felfde bedekt zijn daar na werd her
met de vinger om, op dat het Lood te gronde gaat, giet daar na het water uit en bewaret omnbsp;de pot te verglafen, op dat’er de ftof nicraan-hange. Daar na neemd hy 3 oneen drooge
Mc-
XI1. boek , Van het Glasblasen. p. ni. Menie, hymengfe by Iiec Lood , doendedaar {(leen , als ook Ammoniak-four cn Silvcrdac by een «nee gekalkt Kriftal oiCbalfedou , en j van Safphïren: fommige leggen het Goud aannbsp;^of’ 3 fchrupels dun geflage Koper. Defeftof-i ’cKriilal het kleur vanre geven , ennbsp;feu ter deeg geüoten en gemengd zijnde doet j het Tin dat van *Dïammitmi. Die ontrent dienbsp;hy in een wei verglaafde en met het voorgaan- j werk naukeurig zijnfulien bevinden , dat denbsp;de water bedreken aarde pot, fettendc de ielf-j vermenging van vcrfcheide verwftofièn ver-de een dag ineen glas of wind-oven, ai fo bc-1 fcheide kleuren geeft. ‘Forta field verfchei- ‘ de w'yfen voor om de fteenen natebootfen. te makeni Itobjnen. De neigt- een Tfere. Doch nadien de nbsp;nbsp;nbsp;ftee-ialls vuile dampen zijn uitgerookt, gelegd; ^ ' de blaadjes werden op het bovenfte gat geiegt of aan Koperdraad daar ingchangen , om denbsp;rook te ontfangen , diefe fonder iets andersnbsp;daar by te doen met Hyacint kleur fal verwen.nbsp;Andere kleuren verkrijgtme door vogelveeren:nbsp;want die in de oven gebrand zijnde fetten denbsp;blaadjes haar kleuren by. Wtx.Sapphir-kleurnbsp;bekomtme door de blauwe Ganfeveeren: Sma-ragdklear doot Beuke-bladennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Scharlaken vlakken. \n Bohemen y daar een groote menigte on- Kriftal 4/i daar mede de gemaakte fteenen bekleed wer-i gekleurde Tgt;iamanten, Topafen , Beryüen-^^p^l^'ftf^nbsp;den. Wanneer dit deeg met het brood inde j gevonden werden ,yvetenle de felfde , alleennbsp;oven gefteeken en weer uitgehaald M'erd , fonbsp;verkrijgende fteenen na fijn feggen , een on-gemeene hardigheid. Ik heb by otnFrans- Gerfte-meel tot een deeg; vtr» man aardige en de natuurlijke feer gelijkende [ veel hoekige Topaas als een fchoone Robyn fig nagebootjie fteenen gefien. Hy feide de felfde vertoonen : een SHver blaadje groen geverwdnbsp;op de verhaalde wyfe gemaakt te hebben. Dit l^eeft een aangenaam kleur van denbsp;werk is niet feer koftclijk noch moejelijk ;ech-} en blau maakt dat de fteen de gedaante vannbsp;ter van my noch niet in ’t werk gefteld.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;! een Sapphtr heeft. En Ibkonnen Amethyjien^ De ftof is , volgens Fort a , deftiger roe-1 nbsp;nbsp;nbsp;andere fteenen nagebootft wer- gemaakc van Kriftalj Keyen of Eoheemfe To- \ ‘^en. Doch in de ronde fteenen lukt het werfc paas : want G/.^j'ofZ/Oö^daatbygedaan zijn-*! fo wei niet, dewyle denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;des ligts fo paas de, foo werdenfe fwaarder en fachter. De Keyen en Topaas werden even als ’t Kriftal gekalkt ; daar na werdter het vereifchte kleurnbsp;bygedaan. De Menie en Koper-groen gevennbsp;heckkur van Smaragden. Loodwit en Yfèr-faffiraan dar van Hyacinten, Menie en Loodwit dat vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Zaphara of Lazuur- komt men de befte f tof. Smiragdsn Om Smaragden te maken neemdhyAlkaak fout , ondoet’et in water, fteg’et door en laat’et uitdroogen. Dat hy driemaal hervat,nbsp;breng’er dan tot poeder ds ook hetKriftal.nbsp;Dan neemd hy oneen Kriflal , en % oneen Alkaal-fout, Kopergroen in Afijn geweektnbsp;endoorgefiegdeenonce , hy mengt alles welnbsp;te gaar, enfec’etineen verglaafde pot, verforg-fe ter deeg met (lijk, dat’er niets uirvvafeme ennbsp;laat’et fo drie dage nftaaiidroogcn of langer,nbsp;daar na fet hydepotcen dachin een Potbak-kers oven. Begeerd hy een Rab^nfoncemdnbsp;a Cinnabar, hy ¦* ?nneljo€ti üi plaats van Copergroen, omnbsp;een Sapphtr te maken doet hy daar h^La^mir-H/acinten. jieetij en ovciHyacinten te maken Koraal. Ak-xim kalkt het Kriftalofde Chalcedon op delenbsp;wyfe. On doet een once gekalkte Wijnfteennbsp;in water, fiegfe door. Het Kriftal of de Chalcedon werden in een Yfere lepel gloejend gemaakt, en in ’tvoorlêide water uirgebluft, datnbsp;feve reifen herdaan dient, op die wyfe werd’etnbsp;feer wel gekalkt, daar na gepoederd en by hetnbsp;beflag gemengt. Alsmen een Smaragd begeerd fo moet’et Kriftal in een kopere vyfel gc-ftoten werden, maar begeertmen een Robyn in ï°°^^hari ' nbsp;nbsp;nbsp;l’yi^snging der vcrfcheide ftoftèn tTmaken. fagter zijn als de natuurelftkefo lecrd Alexim ook een water om dcfelfde harder te maken.nbsp;Hy belaft dan te nemen ftukken Seil-fteen ennbsp;die te kalken, op die wyfe als van ’t Kriftal isnbsp;gefege, en de felfde te poederen, in een vochtige plaats te leggen op datlè rot water ondaannbsp;werden. Dat water wil hy vermengd hebbennbsp;met Roomfe of Hongerfe L’/trio/tot de'diktcnbsp;van pap. Daar uic rrekt hy een water, en benbsp;flaat daar mede Porta. Verfckiiitle ftrwen. |
derwaart wy den lefer fenden. In ’t maken defer fteenen moet de ftof wel gefuiverd werden en het vuur eenparig zijn , op dat’er geennbsp;blaasjes noch bultjes in zijn : gelijk de Konfte-naars genoeg bekend is. Aanmerking over de Blaadjes of ïoHq die onder de Jieenen gelegd werden om haar glans te vermeerderen^ uit Boëtiusnbsp;de Boor. Defe Konftgreep paft alleen op de doorjehy-nige fteenen j die geen glans geven ten fy iets üe onder haar geplaatft is, dat de llralen des ligtsnbsp;weerkaatft. Hier toe zijn bedacht dunneplaa- Uggm.nbsp;tjes oiHaadjes van Metaal, die ook de kleuren der fteenen wonderlijk verfterken;en daarom w^erdenfe verfcheidelijk geverwd; de blaadnbsp;jes werden gemaakt of uit Koper alleen, of uitnbsp;Koper fröW en Ai/w/* te gaar, fo dun als papiernbsp;geflageii , en daar na met Krijt en Amaril Ibnbsp;lang gewreven , dat’er geen ftreepeii meer innbsp;blijven ftaan. Voor de blaadjes werd en dubbele oven gemaakt een bovenfte en een bene-denfte , in beider bovenfte moet een gat zijn;nbsp;in de onderfte oven werden glimmende kolen» door blaadjes Goud of onder te leggen*””*»: de gedaante van vcrfcheide fteenen te geven:nbsp;want een blaadje Goud-roed geverwd doet een t met weer ftuitende als in de veel-kantige, het bc-dïoch lichtelijk gemerkt werd. I. Voorstel. Om Robijnen te maken. De Robynen werden op drie-erleywylê na-. gebootft : I. Als onder een bleekc Robijn een byaen m tenbsp;TDdd 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;rood |
v.Afdee-rood blaadje, roodeverwofrood glas werd ge- Jiet datfe droog Z’jjn fo bekleedfc j72etGerJie lecht, gelijk even te vooren is geleerd. Defe -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;™
deegj legse in de oven., of laatfe van de Tluiven opfikkenjOfinVyge-melk ^ engyjiiltdeftige
•/
moet’et voor bedriegerye gehouden werden •, Toereis hebben. Begeerdghy op een andere wyfe om dat de (leen daar door meer weerdig geacht | het werk te verrigten j fo wall de Terlen innbsp;werd. Door fo een konsje heeft een Juwelier,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;of Limoen-Jap ondaaninfehoon
die de Keifer Rodolphus iochi icheidinQgc.n,^water met fuivere handen datfe niet vwlwer-fijn aanften en goede naani verloren. Ten z. j den: IjmJè dan met Vyge-melkj met warmfek-als een andere koflelyke glinf erende Steen in, ke water jOf Eywit j doorboor fe en droogfè dan^ des felfs plaats werd geleclit, die daar door, Qgt;{\de felfde altyd met filverig water wafende.nbsp;door de Foelje of verw fodanig giin fterd, datfe Hetfilver-water werd aldus gemaakt: ondoetnbsp;van de ware Robyn nietteonderfcheidenis.in Sterk-water ^ laat het overtolligenbsp;Ten 3. als twee ftukkendoorröö^/^^wrce;^^ 'vogt uitrooken op fagt vtmr tot op eenderde j
wyfe fenijnt fommige geen bedroch ; echter
fefet dan op een koele plaats engyjultet des anderdaags gekrifialeerd vinden : wajeht denbsp;Silver-krifial ter deeg af met fchoon water opnbsp;datje te fchooner Jy j, doefetineenvatjfefetjnbsp;de gemaakte per len daar by gedaan Z/ynde innbsp;peerde-mü, en ghy fult bevinden datje jehoounbsp;fiver verwig zyn geworden. In dit verhaalnbsp;van Rortakom^n veel dingen voor die behoo-ren aanecteekend te werden: want of fchoonnbsp;die wyie van naboorlen ons niet niishagen,nbsp;echtervoldoenfe in alle deelen niet ; omdatnbsp;uit óitgepoedeperlen noit weer fo vafte en fwa-re bolletjes konnen gemaakt werden , als denbsp;Perlen geweeft zijn; ook w'eet ik niet waaromnbsp;¦ de felfde aan de Riuiven op te pikken gegevennbsp;werden. Doch laar ons ieder met fijn popjesnbsp;laten fpelen, en overgaan tot ons voorgeftelde.nbsp;My is een wyfe bekent om de natuur feer welnbsp;na te bootfen, en de Perlen te vergrooten ; dognbsp;defe geheimen bewaar ik voor een andernbsp;plaats.
Teekenen
Maftich te gaar gelijmt werden : want dan fchijnt her rood kleur fodanig deur , dat’eteennbsp;natuurlijkenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verbeeld. De eerfte ender-
de defer wyfen zijn de gemeenfte, echter nier befwaarlijk te achterhalen •, want fy glinfterennbsp;nictfterk, verdragendevylniet , alhoewelfenbsp;fomtijds fchooner dan de natuurlijke fchijnen.
Vprders als men de (leen op een vinger-nagel legd, en naukeurig befchoud, fo fietme merkelijk datfe helder en niet rood van kleur is. Echter wetenfe de fteenen van onder met fo veelnbsp;hoeken te flijpen , datfe over aide ftralen desnbsp;lichts heen-kaatfen, in voegen dat het bedrognbsp;naulijks te merken is, Om defe oorfaak zijn denbsp;nu min geacht,als eertijds. Sommigenbsp;b Auripig- trachten de Robyn na te bootfen met “geel Rat -tekruidj datfe koken in een niet dicht geflotennbsp;pot, met langfaam vuur, en brokjes glas aannbsp;ticchelen hangende , doch defe zijn feer bros;nbsp;fy makenfc aan waflTe Beelden vaft in plaatsnbsp;van ware Robynen , diefe op een hair gelijken.
STEL.
j nbsp;nbsp;nbsp;III. Voor
II. V o o R s T E L. nbsp;nbsp;nbsp;Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nabootfen van Sapphiren.
Nabootfing van Rerlen. nbsp;nbsp;nbsp;| Sapphiren werden aardig' nagebootft Sapphiren
deiijk verricht; gemeenlijk w'erptmcn x drag-men ZyypharahyQcn^ondgejmolteglas, dar fleren, en haar kleur niet verliefen. Het is dan .dan ter deeg meteen Yfer werd omgeroerd,nbsp;geen wonder dat de groote vrouwen de R er len j Dan neemtmen een w'cinigje uit om te fien of onderfehe'dnbsp;meer achten ais Goud en koftelijke fteenen; | het hoog genoeg geverwris, indiea ja, fo laat-dewyle defe twee laafte konnen werden nage- i ment 6 uuren in de oven ftaan koken , en dan en nutmr-bootft. De Schry vers verhalen verfeheide wy-1 geeftmen het koud geworde glas aan een afge-feu om de Rerlen na te maken : fommige ma-1 rigt Steenflyper, en dan konnenfe naulijks vannbsp;ken bolletjes van Rerel-poeder j andere van J natuurlijke Sapphiren onderkent werden. Eg-Kryt j die met Eywit natgemaakt verfilverd, ter zijn de nagebootfte altijd met eenige blaas-en gedroogt werden; echter geeft de fwaarte jes en onfuiverheden befet.
Ror- i
IV. V
WMnm do £)e ‘Perlen zijn naulijks om eenige andere; met een ftuk blau glas tuffehen twee Boheem-r^Goud^ew reden in fogroote achting , als om datfe nau-fetten. Andere verwen een ftuk^/rza Steenenkonnen werden nagebootft. Echter ver-. flijpen het felfde en verkoopend voornbsp;zijrgt;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ó^ió^cIndianenomdtRer- Sapphiren. Defe Konftgreep werd verfchei-
len fchoon te maken de felfde met geftoote Rijs fterk wryven daar door fy als Kriftal glin
en het kleur’t bedrog haaft te kennen.
Vorhaal
T/a» Porta t r ^ r \ r
cw Perlen ta befclirijft defe wyfe; werpt eenigeP er len te boot- jdmarijgepoederde Ruimfleen en See-kat^nbsp;te be enen in een fakj en uit het water opgehaaldnbsp;handeldfe tot datje fchoon en glad zftj droogjenbsp;dan enpoeder Jej ondoet Je in LimoenJapj laatjenbsp;daar in fo lang blyven j tot datge iets fmeerigsnbsp;f et boven dryven ^ neem dat aj met een Jilverenbsp;J^epel: maak dan bolletjes daar van^ en door-boortfe met een filverdraad ojverkens- borftelnbsp;hangfe aan een draadj droogse in de Son: als ge
o o R S TEL.
^De fiabootfng des Opaals.
De 0^r2^/kanniet, gelijk de andere koftc-^®^P»J=“,^^ lijke fteenen, met een dubbeld glas of verwennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„^ge.
werden nagebootft. Echter fchryft Rorta dat Tinkalk in gloejend Kriftalligglasgewor-pen het felfde beneveld en verwd als eennbsp;Opaal. Doch het moet dikwils uit en in hetnbsp;vuur gebracht werden , tot datme tot fijn
oog-
-ocr page 922-Cap. hi. oogmerk komt. ^uercetanus getuigt een gla- (uitgevallen wanneer ergens noch iet blaus ge-fe Helm van nbsp;nbsp;nbsp;fodaniggeveWt fien werd.
VI. V OORSTEI/, Een Topaas na te bootjen.
te werden, datfe een Opaal gelijkt. Die de wy-fe begeert te weten lefe fijn Boekje van het ware Genees-middel der oude WjJe.
V. Voorstel.
Om de Smaragden na te bootfen.
Smaragden Smaragden konnen op allerlcy wyfe na-gebootft werden. De befte wyfe is als by ge-fmolte Kriftal, glas en gekalkte Keyen, en een weinig Menie werd geworpen: op welke wyfenbsp;ik deftige Smaragden heb nen maken. Anderenbsp;doen gebrand koper daar by,met de helft Tjer-faffraan^ en koken die ftof 6 uuren, dan laten-fe de pot koud werden, en geven de ftof te fly-pen. Als’et wel gewerkt is, ioktygirntn Smaragden fofchoonals de Amerikaanfe.
Een andere wyfe om de Smaragden na te maken uit Cardanus.
seerfchoone Dif vvcrk gefcliied met meerder moeite, op volgende wijfe: men neemdgepoederd Kriftaftnbsp;gebakke pot-aarde en feer fchoonKoper-groen,nbsp;defe dingen te gaar gemengt werdenmeennbsp;pot-oven gelegd , en fo fchoon als natuurlijke ,nbsp;Smaragden daar uitgehaald. Defe vond isnbsp;nieu en eerft over lojaren aan den dag gekomen. Indien de uitvinders niet te ras haddennbsp;willen rijk werden , en door haar al re grootenbsp;brokken vermoeden van bedrog gegeven , fynbsp;hadden met die konftgroorewinft gedaan ennbsp;de felfde tot heden verborgen gehouden: evenwel heeftfc haar geen vvindeyers gelegd. Iknbsp;heb’erfofchoone gefien , datfe de natuurlijkenbsp;overtreften. Sy fijn allerfchoonft vvanneerfenbsp;geen blaasjes hebben : want de blaasjes ma-1nbsp;kenfe leelijk en onaangenaam.
Egt;e wyfe om een Sapphir de gedaante eens '‘Xgt;iamants te geven.
Sapphiren Defe derde wyfe om de koftelijke Scccncn bootfen is veel edeler en min veroordeelt,nbsp;dewyl de konft met de natuur malkander de:nbsp;hand bieden : gefcliied wanneer de cenefteen'nbsp;in de ander werd veranderd. Een fchoone ;nbsp;doch een bleeke Sapphir werd met goud ver-jnbsp;knogt, en allenskens by het vuur gebracht rotnbsp;het Goud fmelte : laat het Goud 3 of 4 uurennbsp;koken, neem dan denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;uit datfe allenskens
koele, engy vindfe in een TOiamant verandert; want fy werd door de vyl nier aangeraakt , ennbsp;is van al haarnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;beroofd. Die dit gevon- ^
den heeft is in’t korre feer rijk geworden , de konft ondekt zijnde fo blijfter noch eenig voor-;nbsp;deel overig. Daar zijn’er die uit de geringenbsp;fteen, Zee-watergtr\aarr\d, fchoone en deftigenbsp;diamanten maken. Andere koken de Sapphir,nbsp;niet in Goud,maar metbekleed in ’tvuur;nbsp;en de faak gelukt op de felfde wyfe. Daar dient jnbsp;forg gedragen dat de fteen allenskens heet\nbsp;werde als ook allenskens verkoele j de felf- jnbsp;denier uit her vuur nemende, maar de ko-!nbsp;len latende uitgaan. Het werk is niet wel j
De
'I'
Goud-geele Topafen werden om haar fchoon kleur op allerhande wyfe als andere *nbsp;koftelijke Steenen nagemaakt. De befte wyfenbsp;is, datme gefmolte glas, Kriftal enz. een Goudgeel kleur byfet, mits by ieder pond x dragmenbsp;“ T/er-fdffraanXQmtngcn, en een weinig Me-nie ; doch Eorta iegt dar de Menie eerik daarnbsp;by moer gedaan werden. Als hygekalkte Kri-fial driedubbeld lood gedaan werd,fo komt’ernbsp;een Topaas tevoorfchijn , fonder iets andersnbsp;daar by te doen , wanneer de ftof een dagin denbsp;oven werd gelaten. Anders werdfe aldus toegemaakt : maakt een poeder van gebrand koper, natuurlijk * Vermeljoen, en Kriftal, doet- cinnabar,nbsp;’er by vier dobbel gebrand Tin ; laat het meng-fel een dach meteen Smeltkroes in de ovennbsp;ftaan; doch het vuur fy niet fterk en altijd eenparig : want de ftof fnielt licht.
VlI. V OORSTEL Het namaken van Beryïlen.
De Beryïlen fyn in geen groote achting als dc Beryiien Oofterfe Topajen eertijdsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;genaamd;
echter vermeerdert en verminderd de prijs volgens de aardigheid des kleurs, gelijk ooknbsp;andere fteenen: de BeryUen werden ook op denbsp;felfde wyfen nagebootft, de befte is, wanneernbsp;fijn gepoederd gebrand Koper met gepoederdnbsp;Kriftal vermengd en in de oven gelet werd.
Een dragme koper is genoeg tot een pond glas.
VIII. Voorstel.
Om Kriftal te bereiden.
Het kriftal werd niet alleen gebruikt tot Kriftal Vrouvven-cierfel, maar ook tor Spiegels, Bril- diend totnbsp;len, Kannen, Kroefen, Schotels en diergelijkenbsp;vaten; fo dat dusdanige vaten . fonder gebreknbsp;zijnde, van de Vorften begeerd en dier betaaldnbsp;werden : want een kroes fogroot als een voetnbsp;werd voor 100 Ducaten en foratijds hoogernbsp;verkochtde kleene brokjes Kriftal , daar vannbsp;Oorhangfels en Halsfnoeren gemaakt werdennbsp;zijn niet meer weerd, als de moeite diefe ko-ften van flypen. Van Kriftal met Glas , feernbsp;fchoon fand en Alkaal-fout werden te V«.nettennbsp;fo fchoone glafen gemaakt,, datfe het natuurlijk Arft/iï/t’eenemaalgelijkzijn. Vier kriftalnbsp;diend ook om de koftelijke Steenen na re apennbsp;wanneer ’t gekalkt zijnde met 3 deelen Loodnbsp;vermengd werd; daar by dan Metalige ftoffènnbsp;gevoegt werden, om het begeerde kleur te verkrijgen. Door middel van Kriftal krijgtmen mrd aa-ook vuur uit de Sonftralen : namelijk als hetnbsp;Kriftal door flypen de gedaante van een brandglas is gegeven. In teere menfehenkan ’tooknbsp;dienen voor een 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, omkorften .«Cautc-
'1:
-ocr page 923- -ocr page 924-HET GLASBLASEN. nbsp;nbsp;nbsp;401 XIII. Voorstel. Om het Overzees-blau te gebruiken. Om dat het “Overzees-blau fo hoog van prys is , daarom gebruiken de Schilders hetnbsp;felfde niet als andere verwen : maar de Schil- Moe hetnbsp;derien met gemeenbefchiiderdnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ gelegen op een plaats ^ 'daar Agaat groeit, jdroogd zijnde, fo lakferenfc de plaatfen, diZZt bohanMi Mefer tyd is rondom die Marmer doorfchf diet licht is , dunnetjes mQt Overzees-blau\n^‘fdtn.nbsp;nige KgzzxgewaJPen j invoegen dat degefchil- 'Moox-o\ïc. enTerebintijn-geeftondaan ; daarnbsp;derde beelden daar door van buiten konden ge-\lt;\oot de Schilderie niet alleen een deftigernbsp;fienwerden ^ evenalsoffevandenatunr'inde jglanskrygr, maar ook duurfamer wérd; fodat fchynige Kgzzx. groeit j, want dat werdter toe \fy!ry{^Qtn met water gcwtamp;vc La/iiur-f een vereiAj^een fchilderie met duur fame en bef en-\{tx.{(t\n een glafe bakje re droogen ; poederdfe zuur tenbsp;dige verwen ge fchilderd j hoedanige Metalig- \ andermaal,indienfc rot een klomp te gaarlope,nbsp;blau en Goudgeelzpn^ en met Vernis bef reken^ { heb dan by de hand Pyn-harfl: 4 oneen, Grieksnbsp;begraafden lange tpdlaat leggen JoJal'cr ein-1 pik, Mallich, Wierook van elks 3 oneen. Olie WMrom foodunigenbsp;Agaat [el-den gefiennbsp;letrd. Woud die noit gevangen noch gefen wer den ?\gtn6. koud te werden gieret af, en ander heet maar op haar eigeplaatfen vergaan. So meen | weer daar op ; vervolgd dit fo lang tot het wa-ik dat'er ook veel kofelpke Steenen onder de f^x gekleurd is, en al de verw is uitgetrokken,nbsp;aarde zpn, die noit gejien wer den , maar door \nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de verw fchynt vuil geworden , aldus ouder dom weer tot haar eerJief ofondaan wer-f^cxó, Jg felfde herfteld : giet op de felfde fo den en vergaan, jilhcewel de h^z'Axdoorfjn veeldatfe daar mede bedekt verfcheidenverwigheid een dejitge Steen is, ftaa; laatfe fo een dach bly ven; wafchtfedesnbsp;om datfe nochtans felden helderglinf erdjfo anderdaags met fchoon water , en gy hebtfenbsp;werdfe op geen hoogeprpsgehouden. Dus ver-1 fuiver. De fteen werd tot het gefegde werknbsp;re het verhaal \an Cardanus , datniet veel] aldus bereid; brand de felfde, tor Bukken ge- broken, in een pot, wafchtfe met Afijn , dan blijft het befte , dat het vuur wederftaatnbsp;overig. Ik fal hier noch by voegen eenige Handgrepen en Ervareniftèn om verfcheide ’’ wrio- iTinautè. fels ÓlQ Robynen j Smaragden , SapphirenQXinbsp;andere kofelpke Steenen gelijkende toe te Bellen,die my den deftigen Martinus Barnardusnbsp;Gcnefer des Konings van Polen, heeft mede-Meng een pond fijn gewreve met | gedeeld en inonfe Artfenie-winkelgetoond.nbsp;een once ^ik in een Vyfel, duwt de Quik dan ¦ ¦ nbsp;nbsp;nbsp;^.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I. Ervarenis. Neem de Gomme-lak , ondoet de felfde in XII. Boek , Van Cap.IV. Wat de h.lt;^2seivandeKontngV'jxx\\\x?,be-^ nbsp;nbsp;nbsp;j datdefelfde den tn dé fo by geval ts verbeeld: Maar het ü daar mede Agaat kon- fQgqeqaan: een Schilder heeft met kraq- non komen. nbsp;nbsp;nbsp;n gt; mnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j c ^ ttge verwen op eenjtuk Slarmer de () Zanggodinnen en Apoüo in V midden gefchilderd: welk Marmer by geval of met opjet veeljaren heeft Agaat waren voortgebracht. Seker nadien ko-ren-aairen en mofc/j in Agaat konnen veranderen ^ ge lp k ik een Agaat heb be j daar in 5 kor en ^ air en met niet weinig mofch fichfo levend ver-toonen als ofse eer dl van deflruik waren afge^nbsp;fneden, echter zpnje Agaat;yö veelte makkeIp-ker is het befchilderde JachteMarmer in Agaatnbsp;veranderd. ’Daarom als iemand op plaatfen daar door-delpk fo een geheelde Agaat te voorfchpn komen. Iemand fal mogen féggen indien de Jo bejchil-derde Agaat met Jö weinig konf was voort tenbsp;brengen j Jbfoufe veeldikwilfergefen werden.nbsp;Doch daar diend aangemerkt fa f er verfchei-- de omfandigheden moeten te gaar loopen j eernbsp;deje faak kangefchiedeuj namelpk een Jchilde-rie met duurjame verwen gemaakt op eennbsp;plaats daar doorjchpnige Kg2axgroeit ^ en dienbsp;niet vergaat,voor datfe in Agaat is verandert^nbsp;en dan diendje ook gevonden te werden. Dochnbsp;hoe veel vifenfijn'er inZ.ee j en dier en in 't verfcheeld van ’t gene wy daar over gefegd hebben in ’t VIII. Boek, derwaart wy den Lc-ferfenden. XII. V OORSTEL. Op wat wyje het Goud uit de gepoederde Lafiiur-feen verkreegen werd. door een doekje en fy fal het met fich medeflepen : doet dan denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in een Smelt kroes op het vuur, en de ^ik fal vervliegen het Goud overblyven. II. Deel. |
a Uitri* rnarinuni. exoo Jarenonverandert blyft : geen wonder want defe verw in’tw«/rbeftendigblyvendenbsp;heeft geen nood vande/ö^A XIV. V OÓRS te Li OpvJatwyfehet Overzees-blau makkelpk van de Lafuurfteen werdgefcheiden. Neem een pond fijn gepoederde en op een ««Oi^er- r _ nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;23£5 blau# uit de La- van Oliven 2 oneen. Set een glafe Schoteltje op een fachte warmte, doet’er eerft de olie in,nbsp;die wel heet zijnde de harft, daar na het Pik,nbsp;vervolgens het Wierook, eindelijk dc Maftich,nbsp;roeret ter deeg onder een laat'et een weinignbsp;koken: hebt dan by der hand een ander Schoteltje metde^e/(?^’4^’rlt;s'^/.r^ƒ«förJ giet daar opnbsp;het voorgaande mengfelallenskens , de felfdenbsp;ter deeg omroerende, opdat’etwel vereenige.nbsp;Laat’et dan een dach ftaan, cn als gy de verwnbsp;wild uithalen , fo fmeltdeflofop heet water,nbsp;roeret ter deeg om, en wanneer het water be- fchoon w^atcr, mengter een weinig Aluin by: doet het mengfel in een aarde koly , fetdiein bunkei «nbsp;heet Sand , cn het fal feer hoog werden,nbsp;lals een Robpn. Als daar by een weinig Wijn-¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Eeenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fteen* Tl |
401 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AAPvDSE WERELD, v.Afdee-ftcen-olie gegoten werd , {cikiygmQVleefch-\ nbsp;nbsp;nbsp;XV. V oorsxel. ling. Daar is een gxoox.gQich.Woï’tx Bott-(ieenen smektate diootfmelten konnen gemaakt werden. Eeni-ge meenen dat de Kolommen en “ Grafnaalden ‘^ohMcMs.nbsp;^ re Romen uit Aigypten gebracht fmcltbarenbsp;,Om een verwfel te maken alsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2,ijn in vormen gegoten : welk gevoe- neem een weinig Violet-fyroop in een glaasje, len breedelijk in onfen Oedipus eu Pamphilife giet daar op fchoon water , drupter eenige Grafnaalde is wederlegd; want die Iteenen fijnnbsp;droppels Wijnltecn-olie in , en gy bekomt uitMynen gehouwen, gelijk de groeven , innbsp;na gedane Schifting cenklcur even als oppernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hedendaags te fienbetoonen. ragden. nbsp;nbsp;nbsp;DatTr nochtans middel is om eenige ftoffen tot Bou-fteenen te fmelten wil ik niet loochenen ; want het gedenkt my fulks by de Steenhouwers gefien te hebben. En her Opus Aluji-vum is van lodanige fmeltbare Iteenen gemaakt; als ook de Steene-tafels , van welk te vooren is gefproken. Ook blijkt’et uit de volgende Ervarenis. Neem fijn gepoederde Steenen, Marmer^ Emrenfs” Jaspis enz. doet daar by Kalk, Pleifter, S ut, vtnoond.nbsp;Ofie-bloed , dit alles werd met Afijn , Wijn, Bier , Melk of Weybeflagen tot dat’et de gedaante van pap hebbe. Meng dan daar by na believen Al et alige verwen n\cx.Oamp;-gd.\, denbsp;felfdemeteenhoure Spatel fodanigfehikken-de, datfe de aderen van veel-verwig Alarmernbsp;vertoonen ; gelijk m gejehildert papier gQ-fchied. Giet defe Itof in vormen , die gereednbsp;liaan , en droog zijnde werdfe Jieen-hard:nbsp;maak de felfde dan met een Puimfteen , Seepnbsp;en Olie glad. De verftandige konnen uit ditnbsp;kort verhaal mijn meening wel vatten. s. Sapphir- verwlel. Dat gedaan zijnde fo gieter lau water op, lateer 1T erle-moer en Ter len : dat mengfel wryftmen daar mede i x uuren Haan, giet’et dan af, her- j feer klcen op een Marmcr-Ilcen rot een dik be- na tt maken- kleurige vervv. Daar werd een deftig Tand wryfmiddel gemaakt, als men de Gomme-laknbsp;met Salie oi Rolemarijn-watermengden eennbsp;verwfel trekt. II. E R V A R E N I S. Smaragd- vcrwlel III. Ervaren i Om een verwfel als Sapphiren te maken, fo neem ongeblulle Kalk met fchoon water in eennbsp;koper Bekken ondaan, doet daar by een weinignbsp;Ammoniak-fout, dat daar mede i x uuren ge-Ilaan hebbende blau alsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;werd. Op dat defe verwfeisteheldcreren fchooner zijn, dienen de felfde door een papier gekleinftnbsp;Haar gebruik is byfonderlijk in ’t toeflellennbsp;van Weerglafen. IV. Ervarenis. Geheim om Yltx.geAitxvwommtx.Goudtefchryven j by 7e‘fchryven.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gebruiklijk Hellen fommigeonder de verlore en feerbefvyaarlijktcvindenkonllen. Wy zijn te rade geworden de volgende wyfe,nbsp;ons van den bovengcmeldeniWizrri/^^/j.fi/^r-medegedeeld,gemeen temaken. On-doet in water fo veel Arabife-gom , datfe denbsp;dikte van pap heeft : duwd de felfde door eennbsp;fchoon doekje ; neem daar van een brokje fonbsp;groot als eenHafel-note , ineenfuiveraardenbsp;bakje ; meng dan met die gom fo veel blader-goud, als mogelijk is; te meeren te naukeuri-gerhet Gouddaarby vermengd werd , te beter uitflag heeft het werk ; terwijl defe menging met de vingers gefchied moet op de vingers fomtijds fchoon water gegoten werden. halet eenige reifen, laar dan de Hof neerfinken die bequaam isom tcfchryven. Alsmendefenbsp;Ilof wil gebruiken ; fo verdundme de felfdenbsp;met eenige druppels water van blanke lijm; ditnbsp;is een deftig geheim , in mijn tegenwoordigheid beproefd. Chinees Ik koiide liier byvoegen de wijfe om de Verniswerk rechte en ware Chinefe Vernis te maken; dochnbsp;nadien de befchry ving te lang foude vallen, fonbsp;wil ik de feilde fparen tót een ander tijd ofnbsp;plaats. Sy is my medegedeeld van den ecr-weerden vader Euflachius lamar j die defenbsp;konft jegenwoordig tot eenieders verwondering te Romen oeffend, makende fo deftige ennbsp;heerlijken Vlt;;rms-werk, dat'et de Chineje indien niet overtreft, ten minllen gelijk is : fonbsp;dat’cr niets aan de konft fchijnt te ontbreken. |
Om groote Steenen te makenvoor YiJo\omncTi en andere gevaarten. XVI. Voorstel. ‘Tie wyfe om Perlen te maken. Hier te Romen werden fofchoone en aardi-^^'^'^^j*^* genbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gemaakt , datfe vandetiy^zreen»^-/eer geuy tmirlijke niet teonderfcheidenzijn Men fui-verd Eyerwit door een fpongie feer fchoon, daar in werd gellroit fijn gepoederde TeïZ/èjnbsp;fiag ’r welk in de Son ofby het vuur gedroogdnbsp;tot fo groote Perlen als men wil gemaakt metnbsp;een Verkens-borftel doorbóort , vorder gedroogd , en indienfe niet glanfich genoeg zijn,nbsp;met Eywitbeftreken werden. XVII. Voorstel. Koraal temaken. Wrijft^ Vermeljoen een uuremet.^'K^/^op een Marmer-fteen, drooget een weinig, maak- K.orai na ttnbsp;’et dan tot ronde bolletjes of takjes , na ghynbsp;wild, droogtfe vorder totfe feer hard zijn , ctinbsp;fy zijn liet natuurlijk KoraalïoiQt gelijk. |
XVIII.
-ocr page 926-daar by Mieren, Vliegen en vefelen vermengd zijn , als ook gepoederde Brand-ileen tot eennbsp;goede reuk, en om lichte dingen tot fich renbsp;trekken. Doch beter is de Eycr-dooren, dewy- Te ondom.nbsp;Ie die van de vochtigheid, oorfaak der verderving, berooft, fo hard als een ileen werd. My-zaldus mengd gepoederd KriilalmetEywit,nbsp;water en Saffraan laat het mengfel in een glasnbsp;in heet water uit droogen en verharden : begeerd hy een doorfchijnig lichaam, fo fiegt hynbsp;de ftof voor het koken.- doch die wijfe ilaat mynbsp;niet aan. Baptifta Torta fiegd vloedigenbsp;Maftich door een doorflag , mengter by watnbsp;Kurcuma, doch waarachtiger en met meernbsp;voordeel fal hy de Brand-fteen nabootfen , dienbsp;de felfde weet te ondoen,en wederom te ftrem-men. Hoe fulks gefchied is vooreen natuurkundige , die de voorgaande dingen verftaar,nbsp;lichtelijk te achterhalen; doch ’t is niet behoorlijk fulks aan onkundige en vvetenfehaphaten-de te ondekken. Die een naukeurig verhaalnbsp;van vele een wyfe voorgefleld. Cardamts tragt i over dcBrand-Jieen begeerd, die Xc^cLibavius.
Het IV. DEEL.
^ X11. B O E K , VAN Cap.III.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;XVIII. Voorstel.
Om Vlas /// Syde te veranderen.
vi*s fi)n te Vlas in looge van Weed-aflche gekookt vvert m»ken. fo fijn cn dootfchijnig, dat’ct gelijkt. Hetnbsp;verdiend verwondering , dat deplumachtigenbsp;fiojfe der vogel-veeren ^ afgefchrabt en in dienbsp;looge gefoden , even als Boom-wol gefponnennbsp;en geweven kan werden. Dit geheim ondektnbsp;« Asbeftus. de wyfe om de * 'Dimrfieen te fpinnen j die iknbsp;in ’t VIII. Boek heb verfvvegen.
XIX. V OORSTEL.
Het toemaken van Brand-fteen.
Brand-fteen Tcn tijde van ‘Pllnius werde de Brandjieen Ten?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;believen geverwd met de wortel van Jn-
chufa j als ook met Violet kleur. In dees tijd is die konft verloren. Doch waarachtig zijndenbsp;dat de felfde in gefmolte vvafch geileken fachtnbsp;werd , fo kanfe lichtelijk allerley kleuren aannemen. Om de Brand-fieen na te bootfen wert
HET GLASBLASEN. nbsp;nbsp;nbsp;403
fulks te doen met Ey-wit en Gom-dragant,
I ,!
Et is uit de Aardbevingen, neerfinken der Bergen, nieuwe ooriprong der Meiren, omkeeringe van Steden en Landen openbaar, hoe groote won-^nbsp;derlijke dingen door ’t onderaarVuur verrigt werden. En nadien d’oor-jfaak hier van niet anders is als de onderaardfe brai^dende Swavelige ennbsp;Salpeterige dampen, lbo is te vermoeden, dat de Konft om Vuur-ioerken te makennbsp;hier aan feer veel verlchuldigd ftaat. Ons voornemen is nu te Ipreken, i'. van de bereiding des 'Buspoeders, als de voornaamfte ftofin de Vuurwerken gebruikelijk. Tennbsp;1. op wat wylê ’t lèlfde op Feéft- en Vuur-dagen tot het maken van Vuur-^erhn hefteed en gebruikt werd. Hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;is ongetwyfeld gevonden by geval door den
Monriink Bertholdus S'Srart^m in tjaar 1354. gelijk ’t volgende Verhaal, getrokken uit een oud Hoogduits Boekje, te kennen geeft. Bertholdus S'a^arts Geflakeiifer, Bene^nbsp;diBiner Monnink., leer genegen tot de Stoffeheiding, en door lijn afgeregtheid ver- Buipoe-maard, heeft by geval een menglèl van S'^a'rel, Salpeter en h{olen gehad,dat by toevalnbsp;aangefteken, de pot daar ’tin was met groot geweld en geraas tegen de Solder innbsp;ftukken Imytende , Ib ishy, daar over lig verwonderende, gaande geworden omnbsp;de oorlaak van fo een onverwagte werking uit te vinden, ’t Werk dan altijd met denbsp;lèlfde uitflag verlcheide reilen herhalende, lbo heeft hy daar van hooger gedagtennbsp;beginnen te krygen j Ib dat hy een gedeelte van Ib een menglèl in ecnyfere Buis de-de, daar op een loode Kogel gelét, en ’t Poeder aangefteken zijnde, Ib lag hy dat denbsp;Kogel met groot geweld uit de Buis vloog , en alles omveer wierp daarlè tegennbsp;quam. Hy dan over de ondekking van Ib een voordeelige faak met groote blijdlchapnbsp;ingenomen, heeft de lèlfde verborgen gehouden tot op een bequame tijd; een gi'ootnbsp;Bofch ontrent Gojïaria was doen lèer onveilig door Moordenaars en Stropers, dienbsp;haar onthielden op een plaats bequaam na alle kanten te ftroopen. Daar werdenbsp;by de Overheid geraadpleegt over de wyfe om die Moordenaars, vermits denbsp;menigte Moorden en Strooperien dagelijks voorvallende , te verdrijven en uitnbsp;teroeyen ; doch ly vonden geen middel. Bertholdus fulks verftaan hebbendenbsp;is by de Overheid gegaan, haar beloovende dat Bofch met weinig moeite tenbsp;II.DEEL.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Eee znbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fwu
-ocr page 927-4Q4 nbsp;nbsp;nbsp;De onder-aardse Wereld,
V. afdee. lïiiveren, indien hy fich mocht verjfèkcren, dat de Overheid ib een weldaad aan hem en aan fijn order Ibude erkennen. Hem fulksbeloofd zijnde , ib heeft hy een deelnbsp;Yfere potten met Poeder-ileenen en andere doffen toegefteld, en begaf fich ondernbsp;de Stroopers, even als of hy onder haar geièlfchap wilde zijn : hebbende dan ternbsp;deeg w'aargpnomen de plaatièn van haar verblijf, ib heeft hy in haar afweièn daarnbsp;eenige potten begraven , latende een bequame plaats open om die aan te fteken:nbsp;dit alles looilijk befteld zijnde en de Stroopers tegen het Avondmaal te gaar komende en haar over de verkregen buit verblijdende, fo zijnde potten aangefteken,nbsp;werpende ib een drom van Vuur , Rook en Steenen , dat de Stroopers met grootenbsp;verbaaftheid meenden de laafte dach op handen te zijn. Die plaats dan als eennbsp;mond der Helle verlatende, ib begevenle haar na een ander , daarfe even fo varen;nbsp;ondertLiifchen vermaande 'Bertholdus haar datle,die Godloiè levens-wyiè verlatendenbsp;haar door recht berou tot God ibuden bekeeren : dewy Ie God op haar Schelm-ftukken vertoornd, de aarde begon te bereiden om haar als Core en Abiram levendignbsp;te doen verfinken. Daar door iy beweegd zijn geworden om het Boich te verlaten,nbsp;en ieder tot het fijne te keeren. Dat gedaan zijnde, io is l^ertholdm tot de Overheidnbsp;gekomen, feggende fijn belofte voltrokken te hebbenj en heeft voor haar, tot groote verwondering van een ieder , proeven van dat werkgegeven : daar over hy behoorlijk is beloond. Het gerucht fich verbreidende, ibfyn’erveeleaangeièt omnbsp;die konft te leeren, daar toe ly voor groote ibmmen gelds zijn gekomen, ^ertholdusnbsp;heeft het geheim eerft aan eenigeondekt, die in Aa/iew gekeerd de eerftenbsp;proeven van de kracht desnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, met groote neerlaag van men-
ichen, hebben gegeven in den oorloog tuftchen de Femttanm en Genuenfers: van die tijd is de konft door de ganfche Wereld bekend geworden, met ib vervaarlijke ftag-ting van menichen dat de Gefchied-fchviften ionder fchrik niet konnen geleien worden. Dus veel dacht my geraden uit het voorieide Hoogduits Boekje over de Oor-iprong des Gefchu^s en 'Bus-poeders by te brengen.
Het I. HQOFTSTüK. op 'iaat iDyfe het Buspoeder '^erd toegemaakt.
T( ' Cap. I. Olie vm SwaveK ^Othet Buskruid werden 3 iloflèn ver-eifcht, namelijk Salpeter j Swavclen kr^fdnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Kolen : van de bereiding defer ftoffen uit moet ik kortefijk iets voorflellen uit verfchei-3 y*#». de Sehry vers, die van de Fuur-werken gefchre-ven hebben op dat de Leferdaar uirfoude konnen afnemen , dat’er niets wonderlijks onder d? menfchen in gebruik is , of het heeft fijn begin en oorfprong uit de Onderaardfe Wereld. I. K o NS T -OEFENING, Gm Olie van Swavel te maken. Smelt een goed-deelgefuiverded’-aww/in een aarde of Kopere pot : neem dan-oude TAnbsp;of by gebrek van die nieuwe welgebakkenbsp;en noir nat geworde, breekfe in ftukjes fo grootnbsp;als Boonen , werpfe in de gefmolre Swavel;nbsp;roeret ter deeg onder een , tordatdenbsp;in de fteen is ingedronken : doetfe dan in eennbsp;Kolv , en haalter OAgt; uit, diefeer brandigennbsp;bequaam tot de Vuur-werken is. DefeO//Vnbsp;werd ook aldus bereid; vuld een glafe Kolv metnbsp;een lange hals een derde of vierde deel met fijnnbsp;gepoederde d’ie'^ïw/.'gieter op Olie s2a\Ter binten of van Noten of van Jenever j fo veel datfe |
niet boven de helft fta. Set ’t glas 8 of 9 uuren in heetfand; ioondiOQX^QTerebintyn-oliedQnbsp;Swavel tot een feer roode en brandige olie. Andere nemen om een feer brandige Swavel-olienbsp;te bereiden de volgende ftoffen; Swavel 1 pontnbsp;ongeblufte Kalk { pond. Ammoniak-fout 4nbsp;oneen. II. K o N S T G R E E P. nbsp;nbsp;nbsp;^ Een Olie van Swavel en Salpeter te gaar gemengd. Neem gelijke nbsp;nbsp;nbsp;SwaveNn Salpeter^ oiie *-*» ftootfe te gaar en doetfe door een fijne fift, Swavei»» fteld het poeder in een aarde pot, giet’erfo*®^^,f“^®nbsp;veel Afijn ofnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;op dat’etbedekt fy; ftopt de pot dicht toe dat’er niets uitwafeme laatfe fo lang op een warme plaats tot dat denbsp;Afijn verdwenen is. Trekt dan uit de overigenbsp;ftof een olie. III. Kqnstqreep. Om de Kolen tot het Bus-poeder eu Vuurwerken te bereiden. Snijdin Bloei-maand ofBraak-maand, wanneer de Boom-feorjen om de overvloed des faps |
X11.boek, Van de Ko
Gap. I. faps lichtelijk werden afgefchild , een goed deel takjes van Hafelaar of Wilge; een, twee,nbsp;of drie voeten lang, en een halve duim dik, denbsp;knopige en quafligc einden werden afgefne-den en als onnut weg-geworpen : de overigenbsp;ontfchïld zijnde werden rot bullels te gaar gebonden en in de oven gedroogd. Setledaninnbsp;een hoop Lood-rccht op een vlakke grond ennbsp;lleekfe aan brand: als’e ter deeg rot Kolen zijnnbsp;gebrand, fo bedektfe met aarde, die een weinignbsp;is natgemaakt dat’er geen locht kan bykomen;nbsp;invoegen dat de Aö/e/ü ter deeg werden uitge-blufcht : die na te koelen uitgehaald en tot hecnbsp;gebruik bewaard werden. In plaats van denbsp;Hafelaar en ÏK'Ige takken mogen die van Htn-7t brandei ^^-f^oomen ook genomen werden. Begeertmenbsp;maar eenkleengedeelteAöA;ne hebben , fonbsp;doetme de genoemde takken in een aarde potnbsp;die dicht roegeflopt een uure in het vuur werdnbsp;gehouden; de por uitgenomen en koud geworden zijnde, fo vindme daar in het hout tot Kolen gebrand. Op defelfde wyfe werd van fom-mige oud LinwaattotTondelgobxzcht , dienbsp;ontrent de Vuurwerken grootc dien fl doet.
Hatuurkundig onderfoek over de Eigenfehap-pen en werkingen des Bus-poeders ten of ficht der ftoffen in ’t by fonder ; daar verklaard werd wat Siemienowix en wat wynbsp;van die dingen oordeelen.
Siemienowix fecht dathet Bus-poederniet by geval j maar door een volmaakte kennis ennbsp;beffigelige redenering van de geheimen der natuur is uitgevonden : gelijk daar uitgenoeg-faam blijktj, om dat tot noch toe niemand j hoenbsp;veel ook daarna getracht hebben j drie jioffennbsp;heeft ondekt die te gaar gemengd bequaamnbsp;zyn omfo een krachtig, vervaarlijk onuitblus-Itjk en veer dig brandent vuur te verwekken.nbsp;f)och andere uitvindingen is lichtelyk iets anders bygedaan, fo datfe van onvolmaakt en gebrekkig aliens keus tot de volmaaktheidnbsp;opgetoit. En nadien van de vinder des Buspoeders niet fekers gefc hr even ts j fojy ons geoorloofd voor te fiellen eenige befpiegelige echternbsp;van de Ervarenis afgeleide waarnemingen,nbsp;over de eigenjehappen en krachten , foin’tby-fondcr ieder op haar felfs , als ook in ’t algemeen en te gaar gemengt der poffen uit welkenbsp;het Bus-poeder befaat: want wy achten datnbsp;de kennis defer eigenfehappen aanleidingfalnbsp;geven om de mis-fagen , ontrent de Vuurwer-ke n vee Ityds ^ep leegt, tevermyden : dewy Ienbsp;derfelver verbetering gevaarlijk en kof lijk is.nbsp;Dus veer Siemienowix , die fecht de ervindernbsp;des Bufpoeders niet geweten te hebben, echter is den fel ven van ons te vooren aangewefen.
Daar diend geweten dat het Buspoeder uit drieftofFen, nxmdljk Salpeter , SwaveUnnbsp;Kolen is te gaar-gefleld, op dat her gebrek vannbsp;de eenc Hof door de andere foude vervuld werden. De Swavel diend om het vuur veerdignbsp;aan te nemen, tti Salpeter exi Kolen .nbsp;over te fetten : de Salpeter gaat aan met eennbsp;groot gedruis en windachtigheid, daar door de
Kolen te branden
lien byfon-kere wyfe en» Tondel
Vtrhaal van Sie-mienowixnbsp;ovtr httnbsp;Buspoeder.
Haaroui btt Buspoeder uit
bijtaat.
NST der VUÜKWEKKEN.
brandende-fvavel foude werden mtgebluH, ten ware de A(9A;« fuiks beletten : wantde/lt;:lt;7-len zijn van dien aart, datfe wel trager aangaannbsp;j dan de Swavel,Qc\Met door de wind niet uitgebluft werden , maar flcrker aan brand raken.nbsp;Invoegen dat de Swavel en de Kolen dienennbsp;om het vuur re vatten en te behouden, maar denbsp;Salpeter om de kracht en flag te geven ;daaromnbsp;i foude een poeder van ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fonder
I Salpeter Jgemaakt en op een Gefchut geladen I niet alleen geen Kogel, maar felfs Kafnbsp;wegdry ven: fo dat al de kracht des Bufpoedersnbsp;afhangt vandenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fonder welk het krag-
reloos foude zijn. Van den aart en eigenfehappen des Salpeters is in’t VI. Boek breed gehandeld. derwaart wy den Lefer fenden.
IV. Kokstgreep.
Het Donderend GouStebereidénvolgens Crollius.
1 Neem een half pond Sterkwater, ondoetin Dingm ’t felfde Ammoniak-fout i once, of fo veel alsnbsp;’t vatten kan : en dan hebrge Koninglijk water/««/ httnbsp;bequaam om Goud re ondoen. Dat ondaannbsp;zijnde, fodrupter in , dochallenskensineennbsp;ruim glas, om dat’et fo ongemeen opfied, goednbsp;ondaan Wijnfleen-fout een goed gedeelte: dannbsp;finkt het Goud na de grond, dat alles neerge-fonken zijnde, ’t gene uit het kleur des vochtsnbsp;gekend werd *, want fo lang dat noch^^e/is,nbsp;fo is’er noch Goudhy^cn daar moet meer Wyn-fteen-fout by gegoten werden. Laat’et dannbsp;eenigeuuren op een warme plaats liaan , gietnbsp;het vocht eindelijk fachjes af, en gy vind denbsp;Kalk des Gouds op debodembynaalsgefe-gelde aarde geveruwt; wafchtdeielfde vier ofnbsp;vyf reifen met fchoon water , endroogfemecnbsp;een fachte warmtcfeeromfichtigineenglafenbsp;bakje cn bewaarfe in een dicht geflote glas daarnbsp;diend opgemerkt, dat dit poeder geen/f’^'/f^nbsp;hitte noch roering met Tfer wil lyden, andersnbsp;gaat’et aan even als Bufpoeder door het vuurnbsp;en verdwijnt tfoenemaal in de locht. Als bynbsp;defe Goud-kalk een weinig gemeene gepoederde Swavel gemengd en fo te gaar in een Smeltkroes gebrand werden , fo verlieftfc al haarnbsp;I donderende kracht en krygt een bruin kleur.
' Een Scrupel van defe kalk aangefleken doet meer geweld , als een halfpond gemeen Buspoeder- Een graan fwaarte op een mes gelecht rnmdtrMinbsp;en de vlam van een keers daar onder gehoudennbsp;geeft een flach als offer een AfajiéÉ’/'afging metnbsp;\o fcherpen geluid, dat’et de oóren der omftan-ders fchijnt te quetfen. De werking defe$nbsp;Goud-kalks'is recht ftrijdig met de werkingnbsp;van Buspoeder want het doet al fijn kracht ennbsp;geweld rtederwaarts; fo dat eenige fcrupels opnbsp;een Yfere plaat aangefleken de felfde doorboren , en een gat daar in maken. Ik achte denbsp;voornaamfle oorfaak defer uitwerkingen tenbsp;zijn dat denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;die het Sterkwater
helpt te gaar Hellen, met de Goud-fwavel ver-eenigt is: wan t het iVijnpeeip- fout by’t Goud - otrfaak fmelfcl komende , fo vereeniget fich met hecnbsp;Ammoniak-fout, daar door het (röWnadenbsp;Ee enbsp;nbsp;nbsp;nbsp;grond
-ocr page 929-^o6 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE
V, aeoee; grond fink(:,verfeld alleen met de Salpetergeefi die zijn vyand de Goud-fwavelgamp;wzztv^^cï.-dende , in’taanfteken, fo een geweldige dagnbsp;geelt, fterker als gemeenomdatnbsp;de Gojid-Jwavel veel faiverder is als dege-meene.
WERELD, boom komt j namelyk door geweldnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;of door de
I. K o N S t G R E E P,
Van de aart en eigenfeha^pen des KamferSj en van des felfs konftwerkige toebereidingnbsp;uit Scaliger.
Neem ^ ponden gepoederde witte Vernis en Majiix genaamd, overgehaalde foveel, darde Gom daar mede fraynbsp;bedekt ftaat. Set dit glas zo dagen onder warmnbsp;Peerdemis,neem de ftof dan uit en gietfe in eennbsp;ander glas met een wydeopening , laatfeeennbsp;maand in de Son ftaan , en gy verkrijgt ondernbsp;de gedaante vaneen korft:brood eenfoort vannbsp;Kamfer de natuurlijke feer gelijk. Scaligernbsp;Ipreekt aldus van de Kamfer rfoch tot defdak:nbsp;de Kamfer traant uit een Boom ^ dat ge nietnbsp;4 Bitumen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;felfde een foort van'' Joden-l^mte
Brand-fteen zïjn j daar voorgy de Brand-feen hebt gehou-
Kamfer na te bootjen.
den: want de Brand-fteen van de Bomen af ge- pp^^ot van takken, dat i oo menfehen onder fijn vallen fowerdft door de Zee aan de Stranden fhaduw konnen fcbuilen. Sy voegen daar bynbsp;gedreven, en met het fand overdekt^ daar ft uitnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;witftypig te zijn j en de Kamfer in de
gegraven werd, die heele ftreek langs tuffehen ! mergachtige ftof befloten te zijn j dat et fom-Memel en Danzik. Datfe onder Sand bergen j tijdsfekerer uit een feker fort van Joden-lijm Verfchuild(al de gene niet vremdfthynen j die i gemaakt werd op deft wyfe. het Indift Joden-degelegentheid van die Stranden kennen enge- jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;natuurlijke Kamicc vloe/tj wert
fien hebben hoe het weftergedeelte van WoWzndi \ i^ een pot nbsp;nbsp;nbsp;kooien ge kookt , de dunftedee-
^wZeeland met Sand-bergen enDuinen betuint i wit geworden klimmen tegen het dekftl, die en beftt is. Derhalven 'is de Brandfteenwelft^^è^^^^^W^^fi^^^^amp;^f^^fi^^^ hebben alswenbsp;een uitgegraveftoft door dienft'met fand over- ften.Dafer natuur lyke Kamfer in ïndtén isge-
¦ nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tuigen de Koopluiden. Sy is fo bevriend met ftoep werd
komt Uit de Zoomen.
natuur : want fommige werd uit de aders als een korf genomen j andere fyfeld uit de ge borft enbsp;fhors enftremd even als harft e er H gekleurd^nbsp;en werd namaals door de Son of door konft feernbsp;blank. T^efeisheter als deeerfte. ‘Bgt;e befte is jnbsp;die door de Son wit werd : want datgefchiednbsp;ook door vuur: is eer Bi volgens de wyfe der natuur in H werk gefield door den Koning dernbsp;plaats Riach ^ daarom fyKxzchxnzwerdgenaamd. ‘De neergedrupte behoud baar krachtnbsp;langer en is fuiverder. Daaromfy ook door-fchynig is. Doch de andere niet _, die ook bruiner is. Daarenbovenfijn'er tweeforten vannbsp;ftegte : eene ongelykj kartelig engommig. Eennbsp;andere bruin. Sy werd verbafterdmetfmeernbsp;Maftich en Brandewyn\j gelijk boven gefchre-venis. Werd betrapt binnen in broodgeftekennbsp;en achter den oven. So ft fmelt is’e oprechtjnbsp;doch ft ft droogd is'everbafterd. Sy/eggen denbsp;oprechte lichtelijk te verdwynen,daarom moetje in Marmere doosjes onder lijnfaad j of vloy-kruid-faad bewaard werden. De Maurennbsp;fchryven de Kamfer een Boom-traan te zijUj/o
het vuur datfe eens aangefteken brand tot ft vuurwerl s verteerdis. Dt vlam is helder en geurig. In keu.nbsp;de locht vergaat en verteerd de Kamfer , omnbsp;datfefofijn van deelen is. Tot de Vuurwerkennbsp;werdfe met fwavel gepoederd. De olie van
De ïamkt dekt gevonden werdjmaar niet door haar oor-ook. fprong. Sy hebben è.o^'seenitx.valftlijkvoor een foort van 'lo'\on-\i]mgehouden , beweegt dooreen ellendige reden; om datft brandftgg^tift:nbsp;feker de oliej de HarBl en de Wierrook branden
ook. De meefte Geleerde oor deelen de Kamfer , nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, 'rtrj
feer koud j doch Averdés fegt de felfde tever- nbsp;nbsp;nbsp;werd tot bet felfde gebruikgemaakt
warmen en te verdroegen in den z. trap. Daar nbsp;nbsp;nbsp;een weinigje A mandel-olie in e en ko
zijn dan verftheide ftorten vanYvèxcsizx.ge- Vyfel gewrevenwerd , tot datfe in een weeA findien in' t Boek geenmisftelling of in \gfoene olie verandert: ofalffe goed en oprechtnbsp;'t gevoelen geen dwalingis ingeflopen de nieu-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j ft doetfe in eenflefth j die gefopt zijnde met
VI. Konstgreep.
Water uit KmmoYxx^Lk-^oxxigetrokken.
Neem Ammoniak-fout 3 oneen, Salpeter i dragme. Poederdde felfde feer fijn , doetfeinnbsp;een Kolv meteen Helm,gict^er Afijn op. Haal-ter met facht vuur een water van , dat tot veelnbsp;dingen feer nut is.
of ft verhit '•juelingen looienen de Karaler koud te zjn. 't Is i ^^^g bekleed in de Oven werdgefetj daar in de feker datfe licht werd aangefteken jfterk brant flfde ondaan werd tot een feer brandende olienbsp;felf in 't water j en feer reukig is. Doch haarnbsp;reuk onftaat van de deelen des lochtSj door welkers kracht fy ook brand. Echter heeft ft fonbsp;veel water j als onder het ftlfde de koude kannbsp;bewaard werden. Doch fy braad om haar ftne-righeid : de fitheid is moeder of dochter dernbsp;onkunde. Wie fal doch feggeUj dat de allerheet-fte dingen allerlichft branden : want het vuurnbsp;werd niet altüd door gelijkenis geroepen om tot \nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,
a-
de lichamen over te gaan; ikverfta de geljke-\ nbsp;nbsp;nbsp;K o n s x g r e e p
nü der werkingi maar het werd ook gelokt door \ Een water te bereiden dat fonder eenigefchi eenigeftoft die door zjn dunheid het felfde lich- jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bloot e hand brand,
te ingang geeft. De boom is feer groot j de\ Neem gelijke deelen Peter-olie,Terebintijn, takken fowjd verfpreid j datfe een feer ruime ongeblufte Kalk , Schaaps-fmeer, en Verke*nbsp;fchaduw geven. Het hout is feer licht en iel: reufel; mengt alles te gaar , haler eennbsp;Abaali voegter ook blankheid by. De deugt des over, dat aan de handen geftreken fonder eeni-Kamfers hangt van de wyfe op welke fy uit de ge py n brand.
Het
-ocr page 930-Cap. 1L
Manier gt;m Lontea Unbsp;mnktn.
langwerpige {tukjes geüieden even fo onder fand begraven en in’tvunrgefec werd. Defenbsp;\ontr ent een halve duimdik. Neem dan.Lont aangefleken en ondernbsp;ajfche van Etken^effchen ofOlmen-hamp;ut \ Jenever-affehe begraven, branden eenige uu-deelen. Ongeblufte kalkt deel, en maak op ren fondernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;; en fy willen met veel
I. H A
N D G R E E P.
^aidvan Vlas lt;?ƒ Hemiip-werk tottwen
van de uitwendige tocht geholpen werden : fo datfe op heimelijke plaatfen verborgen kon-nen blijven na voorvallende geleegentheid.
Ill, Konstgreep.
Van de bereiding der hom die fteer ras aangaat.
Draid eerft vanVlas-kennip-werk of Boom- hm-
- nbsp;nbsp;nbsp;...nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.... ftiemile
degewoone wyfe een loog. ’•'Doet daar by Salpeter \ deel. Sap uitKoedrekenL*eerde-vygeu door een doek ge duwt x deelen. Giet defeftoffennbsp;ter deeg onder den andergemengt, op de touwennbsp;in een ketel geplaatB. Dan ftooktmer eerftnbsp;Jacht j en vervolgens [ierker vuur onder _gt; datnbsp;het zof'^ dagen koke ondertuftfehenversloognbsp;daar by gietende ^ op dat de ketel en de touwen
niet branden. Eindelijk werden de touwen uit \ nbsp;nbsp;nbsp;|nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r j j - • cl-c\ \ «i
de ketel gehaald , het in getrokke vocht uitge-1 nbsp;nbsp;nbsp;^ 3
l? P Ot/i t/l/idi-h /ina/t nbsp;nbsp;nbsp;om X ^An/gt; j\e\ A A ytnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Lnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ ^
onc tn werk.
drukt, el, met een doek afgedroogd, de toujiérk' nbsp;nbsp;nbsp;P“-g'f ec op
omdraijende. Eindelfk werden de,ouwenop.i ^fijn 4aeelcn, P.s ideolcn,Brandewijn Salpe-gehanienomtedrogei , nbsp;nbsp;nbsp;Kookt alles met
tegehrmkenAn.Nlt;ttS,em,emw,tlt;. nbsp;nbsp;nbsp;|fterkvuar tot devoclitigbeidzyinrgewafeint.
'Strooit dan op een houte tafel van t befte gepoederd Bus-poeder : rolt de rouwen of lont, uit de pot gehaald , daar door, en laatfe in denbsp;fchaduw of in de Son droogen. Defe lont gaatnbsp;feer ras ajn. Men bereid ook het j datnbsp;niet tot touwen is gedraaid, op de voorgaandenbsp;wyfe , of door het felfde in Brandewijn metnbsp;een weinig Gom te weeken, en dan in Bufpoe-
II. H A N D G R E E P,
Om Lonten te maken ^ die branden fonder rook é’^ftank.
met too- Neem eenige maten ter deeg gefuiverd en gedroogd rood fund : doet’etin eennietver-glaafde pot. Lecht de gemeene of van Boom
ftiokendc Lont'
wol gedraide Lont op het fahd, in dier voegen j der te wentelen.
in ’t ronde opgefchoten , dat de ronden der | Trechtelim befchryft de volgende wykTruitg ver-
om een lont te bereiden , die traachft van al l'quot;”
lont malkander niet aanraken , maar over al
even wijd van den ander liggen. Giet daar op brand. Neem Maftiebz deelen. HarH^JVas weer een goed deeiy2z»i^ en lecht daar op weer van elks \ deel. Salpeter x deelen ^ Kolen eeunbsp;een deel lonte; en vervolgd dat alfo tot de pot j deel\, poeder d bet gene gepoederd kan werdennbsp;vol is. Dektfe dicht toe, en beftrijk de voegen | fèerfijn , wenget ter deeg te gaar en Jmeltetnbsp;metflijk. Laat defe pot dan eenige uuren ron-10/ het vuur haal door dit mengfeleen dikkenbsp;dom met glimmende kolen befet werden , cn\vlajfe ofbennippe draad fo dikwils datfe denbsp;daar na van’tjfelfs koelen ; ondekPedtin, f\m\dikte heeftvaneengemeene Keers. Als ge datnbsp;het fand uit, en neem de lont wech. Op de felf-1 wild gebruiken, fo'fteeket aan, blaaPt de vlamnbsp;de wyfe behandejtmen ook de Spongie, die in ! uitj en laat alleen de kole vonken.
Cap. III.
Verfcheide middelennbsp;te^tn denbsp;verbrand-
^gt;«id.
‘Ookt Verke-fineer eenige uuren fchoon water, fet’et dan 3 of 4dagen
in
K
^quot;en nachten in de opene heldere locht, fmelt’et dan op het vuur, fieget door een doeknbsp;op koud water; wafcht het eenige reifen dat’etnbsp;feer helder en fehoon zy , bewaret tot het gebruik; om op verbrande leden te ftrijken. Eennbsp;ander middel werdgemaakt vannbsp;olie en weeg-breeg-water van elks fo veel alsnbsp;genoeg is. Pds 0Qkvm\T appel-water j Rofe-water ^ Aluin en Ey wit re gaar gemengd. Ofnbsp;neem water daar in Kalk gebluft is, doet daarnbsp;by een weinichje Mennip-ake^ Ol^f -oliej Lijnolie j en eenige Ey witten ; roer alles ter deegnbsp;onder een , om op de .gebrande plaats te ft ry-
ken. Defe middelen genefen de verbrandheid fonder pijn, cii lid-teeken, gelijk Siemienowixnbsp;fecht in fich felfs ondervonden te hebben. Eennbsp;ander ; neem Olyl-ohe , Soete-amandel-olie,nbsp;vloedige Vernis van elks i deel , Ajuin-fap xnbsp;deelen meng alles te gaar. Een ander; Kooktnbsp;in Olijf-olie veel groene vlienderfchiüen , dienbsp;doorgeftecht zijnde fo doet’er by Loodwüt xnbsp;deelen , gebrand loodi deel , meng alles tenbsp;gaar in een loode Vyfel tot een falfken. Denbsp;Bleinen moeten de eerfte noch te tweede,nbsp;maar eerft de derde dachdoorgefneden werden ; want fy werden fom tijds alleen door ö«-doen genefen,fecht Bottalm. Neemgefmoltenbsp;Spek X oneen , Lood-olie .t once. Mcngette
gaar.
RDSE WERELD,
koket met 4 oneen Wijn , totde Wijn vervlogen is, doet’er op ’t laafte fo veel Wafch by als nodich is toteenSal^e. Of neem Spek indenbsp;vlam gefmolten in fap van Bete en Rute ont-fangen Xoneen. Room van Melk i once. Slijmnbsp;van Q^ee-keernen en Gorn-draganr, van elksnbsp;3 oneen menget te gaar.
408 nbsp;nbsp;nbsp;DE o ND ER-A A
L!UG.
v.Afdee- gaar. Of neem Lijm, Wortels van Biifenkruid Bloemen van roode Heul, Salpeter , van elksnbsp;I once. Maakt met olie van kamfer een ftrynbsp;king. Of neem fap van gebrade Ajuin ^ oneen,nbsp;Olie van Noten i once menget te gaar. Ofnbsp;neem blaren van Onderhave met Weegbree-water geftampt z handgt;vollen, Olie i pond,
HET IV. HOOFTSTUK.
Daar in Voorbeelden iper den gegeven Van de Verfcheide t’faamftelling en menging des Buspoeders, om Vuurwerken te maken.
EI .faamidelling tot 100,8 o en do pon-iden. Salpeter 30 ponden. Kolen xo ponden . Swavel 10 ponden , defenbsp;faamftelling mach gebruikt werden van allenbsp;minder mengingen tot 60 ponden , offehoonnbsp;fommige meerder kracht van nooden hadden;nbsp;om dat het veiliger is de Vuurwerkennbsp;als te Jterk te maken; dewyle die altijd konnennbsp;verflerkt werden.
De X. t’faamftelling, tot 50,40,3 o ponden Salpeter 30 ponden, Kolen 18 ponden , Swavel 7 ponden.
De 3. t’faamftelling tot xo en 18 ponden. Salpeter4X ponden , Kolen xd ponden, Swavel ix ponden.
De 4. t’faamftelling tor Iyen IXponden. Salpeter 3Xponden, Kolen id ponden , Swavel 8 ponden.
De y. t’faamftelling tot 10 en 9 ponden. Salpeter dx ponden. Kolen xo ponden, Swavel 9 ponden.
De d. t’faamftelling tot 9, 8 end ponden. Salpeter 3 y ponden. Kolen 10 ponden , Swavel y ponden.
De7. t’faamftelling tot y en 4ponden. Salpeter d4 ponden. Kooien3xponden,Swavel 8 ponden.
De 8. t’faamftelling tot 3 en x ponden. Salpeter do ponden, Kooien i y ponden ^ Swavel X ponden.
Cap. IV.
I De 9. t’faaaiftelling tot i pond. Bufpoeder 3 X ponden , Kolen d ponden , Swavel x ponden.
De 10. ffaamftelling tot 18 Lood en een half pond. Bus-poeder 18 ponden , Salpeternbsp;8 ponden. Kolen 4 ponden, Swavel x ponden.
De II. t’faamftelling tot ix en 10lood. Bus-poeder30lood. SalpeterX4lood. Kolennbsp;8 lood, Swavel 3 lood.
De IX. t’faamftelling tot den 4 lood. Buspoeder X4 lood. Salpeter 4 lood, Kolen 3 lood,
S'wavel i lood.
De 13. t’faamftellingtotxen I lood. Buspoeder 3 o lood. Kolen 4lood.
De 14 t’faamftelling tot ^Hen van een lood. Bus-poeder 9 of lolood , Kolen i ofnbsp;I i^ood
1 Om dicht vallende geinfters en als een vm- Vuungc i rtge Regen te vertoonen , fo mengme onder denbsp;de ftof een weinig gepoederd glas, Yfer-vylfelnbsp;of Saaefel van hout, verfcheide kleuren werden,
, ö nbsp;nbsp;nbsp;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1111nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kleuren«»
in de vlammen verroond door net bymengen^^ yianj. van de volgende ftoftèn : want de Kamfernbsp;geeft een blanke en als melkachtige vlam;
Grieks pik een roode en Koper-verwige; Swavel een blauwe; Ammoniak-fout een groene, rauwe Antimonie een Honigverwige; Yvoor-faagfel een ftlver-vervvdge en blanke, doch' eennbsp;weinig na den Peerfen ; geftoote Brand-fteennbsp;' eengecle; fchips-pik geeft een donkere vlam.
HET V. HOOFTSTUK.
Cap.V. T^quot;TEem een ronde boute Bol, dievanbin-nen hol is; ’t hout fy over al dik j van de «Diameter.'*^ ^ quot; Middelftreep A B,gelijk hieraan AC,nbsp;of BD, defe bol fy boven voorfien met een bul-vi^rbalien. ^oldik E F, Hande middel-ftreep A B, denbsp;wijfe van ’t aanfteekgat C H fy niet boven idernbsp;middelftreep. Van onder werd een yfere buisnbsp;met een gat in de bol gedaan om de felfde te laden met kragtigBuspoeder,fo dik als de boven-fte boute rol ; ladet dan de felfde meteen vannbsp;de ftoftèn,die ftraks fullen befchreven werden,nbsp;fluitfe dan toe met een bepekte ftopfel. Gict-ter fo veel gefmolte Loodop , dat de bol ontrent fo fwaar is als het water of een weinignbsp;fwaarder;de reden fal hier na gegeven werden,nbsp;bepikt de aldus toegemaakte bol eindelijk.nbsp;Alfmen genegen is de felfde te doen branden, |
fo werd het aanfteek-gat geopend, en vuur aan de ftof gebracht, die ter deeg aan brand zijnde,nbsp;fo werptme de bol in ’t water daardoor, dcnbsp;kracht der brandende ftof een groot geweldnbsp;onftaat. Sy verdienen belacchen te werden, dienbsp;fegge dat’er vlammen onder door’twater gaan. Om wel-riekende Vuurballen te maken j vuldme de felfde met een van de nevens-gaan-de ftoffen , en men werptfe in ’t water in eennbsp;beflote kamer, die niet feer wyd is. Neem fal-peter4oncen, Syrax. Wierook, Maftichvannbsp;elks I once. Amber, Civet van elks | dragme.nbsp;faagfel van Jenever, van Cypres van elks x oneen. Nardus-olie i once. Of neem Salpeter X oneen. Swavel-bloem i once. Kamfer ion- 2 ce, gepoederde Brand-fteen jonce. Lindeko-lenI once, Benzoin-bioem|once. Mengalles ter deeg te gaar.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hbt |
'K
-ocr page 932-Cap. IV.
Andere Kunftgreepen ontrent Vuurwerken.
If'yfe om veel Keer-fen aannbsp;brand tenbsp;fteeken.
M veel Keerfen met een draad gelijk aan te fteken is niet anders te doen, alsnbsp;de draad mttroodRattekruidQnOlie tenbsp;koken en droog zijnde, aan de lemetten vaft tenbsp;maken: want de draad aangelleken zijnde, fonbsp;loopt de vlam aanftonts tot al de Keerfèn j ennbsp;doet die branden. Dit doen de Turken veel op
te hebben, kan ieder verfcheide andere volgens andere bedeeling verfinnen. iDoch men moetnbsp;dikwils Proef nemen eer fodanige meng fels aannbsp;Vuurwerken gebruikt werden. Het is ook noo-dig, niet alleen de »?£’«!^y£’/.rin’t algemeen,maarnbsp;ook ieder in ’t byfonder te kennen ; want volgensnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;komtmen door kennis van de
iTonderlyke
Keers,
haar Vuurdagen. Werd verw van Hermes nbsp;nbsp;nbsp;\ by [onder e dingen tot kennis der algemeene
naamd. nbsp;nbsp;nbsp;'Daarom behooren de volgende dingengewe-
Alfmcn Sand-falpeter neemd, daar by doet; ten te werden.
Wierook , gemeene Olie, Melk van Spring kruid, van elks y, Swavel 4, Wafch foo kanmenbsp;daar van een Keers maken, die in kleur, reuk,nbsp;beweging en geraas wonderlijk is. Andere vullen een halve Eyerfchaalmet Kalk, doen daarnbsp;op Buskruid, en fluitenfe toe met Wafch, leg-
Het Buspoeder is’tcerfte en voornaamftc mengfel, hebbende het mcefte Jgewelt om tenbsp;branden en de vochtigheid te wederflaan; opnbsp;dat fijn vlamme niet uitgeblufl: werde,de tweede plaats verdiend de Salpeterdat ter deegnbsp;moet gefuivert zijn ; fijn aart en wonderlijke
Vmrigt
Slangetjes.
genfein feer koud water; daar werd dikwils ‘ werking in ’t Buskruid hebben wy boven ver vuur in aangelleken , en de vlam berller uit. | haald; de Water-vuurwerken hebben dat by-Als Karnfer in Brandewijn ondaan is,en daar fonder,dat’er eenige ftof by vermengt werd,dienbsp;medeflukjesParkement nar gemaakt en ge-‘de opvallende waterdruppels geduurig weg-droogd werden , fo vertoonen die Itukjes, aan- drijft,nbsp;geileken en van een hoogeplaatfe vallende, de
gedaante van Slangige vlammetjes , door de locht vliegende.
oan^anT Om te makcii dat de locht in een kamer vuur
tefieekm. cn vlamfchijnd, fo laat llerke Brandewijn, daar in Kamfer gefmolten is, op glimmende kolen innbsp;een digt gefiotc kamer koken, tot al de Brandewijn vervlogen en in een damp is veranderd,nbsp;gaat dan in de kamer meteen brandende keers,nbsp;en de locht fal daar door aanllönts aangellekennbsp;werden, even of alles in vuur en vlam Hond,nbsp;tot grote verbaallheid der onkundige. Indien in
Een mengfel dat door d.e Son-llralen kan voer-den aangefieken.
Neem Terebintijn-olie , Swavel, Jenever, «outtiMr Harll,Lijn-olie.Naphtha,Kamfer,Pik,Sand-falperer, Endefmeer, eens foo veel van alles ^rand ge.nbsp;Brandewijn. Alles wel gefloten, te gaarnbsp;mengd en in een glas gedaan zijnde fet i maanden in Peerde-mis, de Mis dikwils vernieuwende en omroerende. Haler dan over. Befiaatnbsp;het vocht met Buspoederof Duive-drek, be-flrijk daar me de Hukken hout, die fullen des
de Brandewijn eenige granen Amber dl Mof-! Somers door de Son aan brand gaan, Het Ende-
chusTX)n ondaan, fo fal de kamer met een feer aangename geur vervuld zijn.
.ÊJm|^(?mengfelsö^ Vuurballen, die in ’t water branden ^ te laden j gehaald uit verfcheide Schryvers.
Neem gepoederd Salpeter 16 ponden, Swavel 4 ponden, hout-faagfel in Salpeterig water eerH gekookt en daar na gedroogt 4 ponden,nbsp;gegraand ^Buspoeder I pond j Yvoor-fchrabfelnbsp;4 oneen ; of
Neem Salpeter 6 ponden, Swavel 3 ponden, BufpoedergeHoten i pond, Yfer-vylfel x ponden, Grieks Pik ^ pond; of
Uanier om Neem Salpeter 14 ponden, geHote Bufpoe-
fmeer geeft veel tot aanileking, dewylet feer fijn, doordringend en heet is. HetDuive-misnbsp;vat feer lichtelijk het vuur van de Son-flralen.
Wy hebben in Hoy - maand op de Brug van S. Angelus de Proefvan dit geheim met goedenbsp;1 uitllach fien nemen.
rande V uurballen die onder Y water branden.
De volgende wijfe om fodanige Ballen te be- Vuurballen reiden werd van Tort a verhaald: neemfijn ge-foot en en gefft Bufpoeder jdeelen^Harft ^dee-len, Sand-falpeter 3 deelen ^ Swavel i deel.
Meng alles ter deeg te gaar ^ een weinig Naphtha daar by fprengende, tot dat de ft of aan de huid vaftkleefd. Bekleed deje ftof met Linwaat
tl‘è^reuZ, 4 poolden, Swavel i x ponden, houtfaagfel | offtroo, bindfeftyfmet touwen, fteekfein heet tninde Bal- 8 poiiden , Brand-Heen , gepoederd glas. Kam- j Tikj en laatfe droog werden. Bekleedje dannbsp;lenrerfoes, fgr yan clks 1 pond, dcfe meiigfels wctden even'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7net ftroo j befmeerdfe wederom
bereid als boven is geleerd, nochtans met dat onderfcheiddatde Hofhierfo fijn nier gepoederd noch gefift moet werden *. doch door langnbsp;kneden moetfe ter deeg vermengd, en niet tenbsp;droog in de Bal gedaan werden, om die oorfaaknbsp;makenfe de feilde met eenige lichtbrandendenbsp;Olie of fmeerigheid nat.
met Tik j op dat het waternergensdoorbore^ noch door de kracht des vuurs breeke. Als allesnbsp;wel gedroogd is, fo boorter in een kleen gaatje^nbsp;doet daar in wat Buspoeder j fteeklet aan j ennbsp;wanneer de ingeftote ft of ter deeg aan brand ü,nbsp;fo werpet in quot;t water j de vuurbal fal door fynnbsp;! fwaarte nederftnkenAoch door V branden lich-
Behalven defe mengfels ^ die êLQY\x\xt'Namp;ï-\terwerdende ,fo komt/è na 't bovenftedeswa-kers feggen dikwils met goede uitflag gebruikt i terSjjaagd hetfelfde met groot geweld wech i II.Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Fffnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fb
410 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AAV. Afdee- fo dat V water tot vermaak der aanfchouwers Tegenwer-y^^i'^(^^^nden. Ik wcct wcl dat dufdanigenbsp;ping. Vuur*ballen aan de oppervlakte des watersnbsp;branden, en onder het water groot geweld maken, maar dat de felfdeonderhetwaterfou-den brandend blvven, dat loochen ik uirdruk-kelijk; dewyle onmogelijk is, dat er eenig vuurnbsp;brandend blijve, ten fy de lacht vrye toegangnbsp;hebbe. Van de Yuur-werken die in ’t water aange(leken werden. Dat de Naphtha en des felfs foort de Kamfer in ’t water branden is boven dikwils gefegt, en |
RDSE WERELD, van Vorta beveiligt, die daar by voegd, dat te Romen in gemene Spelen eenige oude Vroutjesnbsp;mcxFakkels van fodanigc Hof gemaakt, totnbsp;verwondering van ieder, over de trokken. Dusdanige Vuur werken werden gemaakt van gemeen Pik, Grieks Pik, Swavel,nbsp;Wijnlleen , S.ircocolla, Sand-falpeter, Stcen-olie, ongeblulle Kalk, Eyerdoorens, en diergelijke brandige llofFen, die eenige maanden innbsp;Peerde-mis gehouden werden,en dan bequaamnbsp;zijn om in ’t water te branden. Doch datfenbsp;door het water fouden aan brand geftekennbsp;werden fal my niemand wijsmaken ; dewijlenbsp;de ondervinding het tegendeel leerd. |
Cap. VII. *]|PV E Licht-kogels TKyn tweederley, ver-
Li tbalien I ^^^^hlyke en oorlogige : van defe laa-'g 3 en. nbsp;nbsp;nbsp;fullen wy fwygen, en alleenlijk van
. nbsp;nbsp;nbsp;de eerfte fpreken. Sy werden aldus toege
maakt.
Neem rauwe Antimoniex ponden, Salpeter 4 ponden, Svvavel 6 ponden, Harll i pond. Kolen 4ponden. üf neem Antimonieipond,nbsp;Salpeter i pond. Kolen i pond, Swavel a pond,nbsp;Harll I pond, fwart Pik a pond;meng defe Hof-fen, ter deeg gellooten zijnde, re gaar, laatfe innbsp;een kerel of verglaafde aarde por over glimmende kolen fmelren, doetdan in de gefmoltenbsp;Itof fo veel werk j datfe alle daar van w’erd op-geflurpt en ingedronken ; maak dan van ditnbsp;werk foo groote Ballen als gy begeerd, doetnbsp;defelfde in Waterballen, of fetfe op Gefchut,nbsp;en fy fullen in dc locht geworpen al brandendenbsp;licht geven.
Van de brandende Sterretjes en Geinflers in de^ Y\xnt-vierken te maken.
Brandende Dc Sterretjes verfchillen daar in vande Gein-
Sterretjes. fers _, datfe wat grooter zijn, en langer in de locht branden : fy werden aldus toegelleld.nbsp;Neem Salpeter j pond, Swavel x oneen, Brand-lleen, rauwe Antimonie van elks i once, Buspoeder 3 oneen. Of neem Swavel xj once.nbsp;Salpeter 6 oneen, Buspoeder once Wierrook , Mallich, Krillaal, opgeheve Quik, vannbsp;elks vier oneen, witte Amber, Kamfer vannbsp;elks I once. Antimonie, geel Kattekruid vannbsp;elks i once, Defe llofFen ter deeg gellootennbsp;en gefift, werden te gaar vermengd metflijmnbsp;uit lijm , Arabife of Dragant-gom getrokken;nbsp;daar van men dan bolletjes fo groot als boonennbsp;maakt, die in de Son of op een oven gedroogdnbsp;tot de* Vuur-werken bewaard werden. Daarnbsp;Haat ontrent het gebruik waar te nemen , datfe met uitgepluifde Lont omwonden werden.nbsp;In plaatfe van defe bolletjes zijn de V uur-werkers dikwils gewoon kleene brokjes te nemennbsp;van de ftof, die in ’t vervolg fal befchrevennbsp;werden om een vuurige regen te vertoonen.
Mdere met Om Sterretjes te vCrtoonen, die niet fwart
geeie Wam. zij» als de voorgaaiide , maar geel een wei-
nich na den witten trekkende. Neem gepoederde en gefifte Dragant of Arabife-gom 4 oneen. Kamfer in Brandewijn ondaan x oneen. Salpeter jpond. Grof gepoederd Glasnbsp;4 oneen , witte Amber \ once ; geel Kattekruid X oneen maakter bolletjes van als tenbsp;vooren.
De Geinflers werden op defe wijfe gemaakt ^'^ur-gein-en vertoond -.neemialpeter i oncede gelmoi-re Ilof Bufpoeder van elks ^ once. Kamfer X oneen : legd defe llofFen gepoederd en ge-Fift zijnde in een houte bakje, gieter op Dra-gant-gom-water , of Brandewijn , in welkenbsp;Dragant ol Arabife-gom ondaan is, totdat hetnbsp;mengfel als een dunne pap is. Neem een oncenbsp;Boom-wol, die in Afijn, en Brandewijn metnbsp;Salpeter gekookt , en tor kleene fluisjes ge-fcheurd is, roerd de felfde inde voorgaandenbsp;flof, tot datfe de felfde heeft opgellurpt; maaknbsp;; hier van bolletjes fo groot als kleene erwten,be-flrooitfe met gellote Bufpoeder, droogfe en be-waardfe tot het gebruik. Men kan ook wclrie- u'elnekmde.nbsp;kende Vuiir-baUetjes maken , om in kamersnbsp;aan te fleken; neem Storax, Benzoin Jenever-gom, van elks x oneen. Wierook, Mallich,witte Amber , Brand - Heen , Kamfer van elksnbsp;I once , Salpeter 3 oneen, Linde-kolen 4oneen. Alles wcl gepoederd en gefift zijnde werdnbsp;met ondane Dragant - gom of Arabife - gomnbsp;bevochtigt en tot bolletjes gemaakt , die gedroogd zijnde tot het gebruik bewaart werden.
Daar is noch geen ftof bekend, die fo j en hardnekkig in ’t water brand als de Kamfer-,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ys gt-
want fy werd niet uitgebluft voor datfe heel mankt. verbrand is; fchoon fy rondom metnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;of
Ts befet is. Ik heb eens een ftuk Ts de gedaante van een keers gegeven , overlangs een gat daar ingeboord, en in ’tgat Kamfergedzm ;nbsp;die aan brand gefteken het Ts dede fmelren,nbsp;even als hetfmeer of wafch Aoor een brandendnbsp;lemet fmelt ; invoegen dat de Ts-keers j tornbsp;verwondering der omftanders, bleef brandennbsp;fo lang als’er eenigenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in was ; de Kam
fer is fo fijn van deelen.dat indien de felfde niet forgvuldig tegen de locht bewaard werd , fynbsp;verdwijna en vervliegd in korte njd.
Het
IV'
-ocr page 934-XII.BOEK, VAN DE KONST der VUURWERKEN. 411 Het VIIï. Hooftstuk. Verfcheide vertooningen door de Vuurwerken te doen. lt;le, vertoond een Arend,byfonder als de Vuur-pylen aangaan ; doorde vlam en rook. En op die vvyfe konnen allerley dingen afgebeeld ennbsp;vertoond werden. Doch daar toe w^erd een af-gerigt Konftenaar vereifcht ^ op dat alles een E konft om een Draak van paper gemaakt in de Locht te doen opgaan ; en | goede uitflag neme, Cap.VIII. I. K o N S T G R E E P. Een vliegende Draak in de Logt tever-toonen. Xea vuurl-ge Draak indeLocht » ^ nbsp;nbsp;nbsp;, -.-ï t* vertoo. nbsp;nbsp;nbsp;met een ton na believen te leiden, is ge noeg bekend, daar van breedelijk is gehandeld in onfe Sang-konii. Bergd in fodanige Draak, |
III. Konstgreep. Een drajend Rad in de locht te vertoonen. Maak aan de ropeensToornsofKerkeen.-®? 17?^2^fodanig vaft, dat’et vry en onverhinderdnbsp;om een Spille kan omdraijen, midden in ’t radnbsp;I kan de eene of de andere Afbeelding , name- |
voornamelijk ontrent den hals en lieert eenige Vuur-pylen, en fet in ’t midden een brandendenbsp;keers , fo fal de Draak, van be-oliet papier gemaakt zijnde, heel vuurig fchynen. Verdersnbsp;moet binnen een brandent lontje liggen , datnbsp;aan de Vuurpylen rakende de felfde aanlleektnbsp;en maakt dat de Draak fchynt vuur re fpuwen,nbsp;tot groote verbaallheid der onkundige aan-fchouwers, te meer indien eenige bedreigendenbsp;woorden met letters van een halve voet op denbsp;fyden des Draaks gefchreven zijn : defever-,nbsp;tooning moet gefchieden midden in een don -1nbsp;kere nacht, als ’t redelijk waid , anders wil de Inbsp;Draak niet opgaan. II. K o N S T G R E E P. Om een Arend in de locht te vertoonen. |
lijk een Arend, een Man j de naam Jejus enz. geplaatll werden , gemaakt van doorfchynignbsp;papier; daar in een brandende keers gefet zijnde , fo fal ’t een fchone vertooning geven. Ditnbsp;geitel kan op tweederlei wyfe omgedraid werden: 1. doorde namelijk als aan’t Radnbsp;hier en daar eenige breede berdekens zijn vaftnbsp;gemaakt , gelijk indeeerfte Af bedding vertoond werd; of door het vuur , te weten wan- |
tt
vuuri. Ecn Arend kan op de felfde wyfe vertoond « werden als ftraks van de Draak is gefegd: ech- ‘nbsp;vertoo- ter zijnder Vuurwerkers , die fulks doen met ¦
Vuurpylen fodanig in order te Hellen , datfe
volgens de lengte der Vleugel-veeren meer of neer aanhot rad eenigezijn vaft min kracht hebben^ het lichaam des Arends gemaakt, die aangaande , ’t Rad doen omdrai*nbsp;yullenfe met een mengfel van Bufpoeder,Kam. jen, gelijk de tweede Af beeldincr vertoondnbsp;fer en Brandewijn. Dit gefteld, dan door het jnbsp;aanfteken der voornaamfte Vuur-pyl opgaan-1
II. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Fff^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Het
-ocr page 935-V. Aedee-
UNG.
Ie» vfiuri' sen Orgel.
412 nbsp;nbsp;nbsp;DE ONDER-AARDSE WERELD
IV. Konstgreep,
Vuurige Orgel in de locht te vertoonen.
Steld een deel Vuur-pylen volgens de order der pypen in een Orgel j in dier voegen , datnbsp;de korfte eerft aangaa , daar na die een weinignbsp;langer is, en alfovervolgens. Ditgeftelopnbsp;de top van een Toorn gefield en behoorlijknbsp;aangefteken, faldeaanfchouwerseenbyfon-der vermaak geven. Wy achten ontrent de
Vuur-werken genoeg gefecht voor de ver-llandige. Ons oogwitnbsp;is niet geweeft allesnbsp;nau uittepluifen , opnbsp;dat de Konftenaar tenbsp;meer gelegentheid fou-de hebben om fraijenbsp;dingen te vinden.
HET LAATSTE DEEL.
Cap. I.
Dingen die dt Goud-Itneden ée-hooren tenbsp;weten.
Goud ge-fmeedig te maken.
Goud en Silver^/aw-te maken.
Silver ge-fmeedig te maken.
Souduur te maken.
De Wyfe vm vergulden.
De Goud-fmeden behooren voorfiente zijn met kennis van de volgende faken:nbsp;het brofïe onfuivere Goud en Silver fo-danig re maken, dat’et gefmeedig en buigfaamnbsp;zy; de gebroke vaten en koppen te fouderen;nbsp;de Ringen , Penningen en andere Juweelen tenbsp;Brand-fchilderen; de weerde der kollelijke {lenen te kennen en in kasjes te fetten, Goude ennbsp;Silvere beelden te maken; de Metalen te fmel-ten, en van malkander te fcheiden, het fy doornbsp;Sterk-warer of op de Kapel; en ieder Metaalnbsp;tot fijn opperfte volmaaktheid te brengen; invoegen dat niemand meefter in defe kon ft behoord te zijn , ten fy dat hy een goede voorraad van ervarenheid en oordeel befte.
Om het brojfe en harde Goud tayamp;ngefmeedig temaken , doenfe by gefmolte Goud een weinigje gepoederd glaSjOf Alkaal-fout, of gepoederde opgeheve Quik : dan jagenfe hetnbsp;vuur fterk aan. En offehoondarGoud nochnbsp;niet behoorlijk xsgekleurd, echter kan fulksnbsp;lichtelijk gefchieden, wanneer het felfde , totnbsp;platen gedreven met Kopergroen, Ammoniak-fout, Pis en Afijn beftreken, op kolen heet gemaakt en in Pis geworpen werd. TAtx. Silvernbsp;werd ook gewaftèn, byfonder als ’t verguld is,nbsp;mits dat kokende in water , daar gepoederdenbsp;Swavel by is. Eenige geven het Goud en Silver een fchoone glans met de rook van gerafp-XQ Hoornen, Str00 tn fluimen.
Wanneer het Silver te hard en te bros is fb wetenfe het felfde facht en gefmeedig te maken met fmeltcn, daar by doende Sout, Wijn-fteen , Borax, enz. om de Sotiduur fachter tenbsp;maken als het Metaal, dat daar mede moet ge-foudeerd werden , fo vermengenfe het felfdenbsp;met een fachter Metaal.
Ontrent de Metalen met Goud te vergulden liaan de volgende dingen waar te nemen. Men ’nbsp;mertgd een vyfde deel dun geflage Goud metnbsp;v vyfde deel ^ik: dan werd een Smeit-kroesnbsp;op ^t vuur gefet, die heet geworden zijnde , fonbsp;gietmedaar in her menglel van Goud en Qiiiknbsp;ai laat’et daar in blyven tot de Quik is uitge-
wafemd, dan werd het Goud in een bakje met koud water gegoten: en dat Goud is gewaflennbsp;bequaam om alle Metalen te vergulden. Hetnbsp;Koper werd met dit Goud beftreken en in ’cnbsp;vuur gelecht, tot dat de Goude-glans te voor-fchyn komt, dan werdet met een borftel afge-veegt. Om Tfer te verguldenvrerdtheiidide.nbsp;eerft in een mengfel van Afijn, Sout en Vitriolnbsp;gekookt, en dan met het ftraks gefegde Goudnbsp;beftreken.
Het Goud werd van verguld Silver, als ook Drmhi vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Metalen , ja van verguld hout kg
gefcheiden door middel van ^ik: want als die verguldt li-lichamen in gedoopt en met een borfteLh»“=quot; ** gewreven werden, fo vermengt ftch het Goudnbsp;met de ^ik , en de Metalen op het vuur gebracht nemen weer haar voorgaande hoedanigheid. Om nu het Goud van de Quik tenbsp;fcheiden , fo werd de Quik door een leder gedrukt, en het Goud blyft in ’r leder ; de Quiknbsp;die daar by noch vermengt is.werdop her vuurnbsp;uitgerookc. Het Goud werd ook van de wr-gulde lichamen wQikxcgtrx met de felfde ineennbsp;Smeltkroes met gepoederdeJwavel te dekken,nbsp;en als die eenige tijd in ’t vuur geftaan heeft,nbsp;fo werd het Goud met At Swavel van de lichamen afgefcheiden ; omnude^S'^ew^’^¦/van hetnbsp;Goudtekrygen , fofetme de felfde met Loodnbsp;op een Kaf el, gelijk op verfcheide plaatfen isnbsp;geleerd. De derde wyfe om het Goud van denbsp;vergulde lichamen te krygen werd verrichtnbsp;door middel van Koninglijk water , dar hetnbsp;Goud ondoer, en de andere lichamen niet; ditnbsp;met Goud belade water werd uitgerookt, ennbsp;het Goud blijft op de bodem overig. Defenbsp;Konftgrepen konnen met groot voordeel geoefend werden.
Het Goud en Silver werd uit de vuilnis, daar nbsp;nbsp;nbsp;^
door fmelten alrcdc Gouden Silveruitgekre- silver «;gt; gen is, op volgende wyfe gehaald .* die vuilnis **nbsp;werd met Qiiik, Afijn, Sout, Ammoniak-fout,nbsp;en Kopergroen in eenMofter-molen x of 3 uu-ren gemalen , te fijn’er te beter, en dan vermengd ftch het Goud en Silver met de Qiiik;
van
XII. boek , Van de geheimen sommiger Handwerken. 413
Cap. I. van welke die Metalen door middel van een linde oven , daar het uitgenomen zijnde, fobe-leder en uitrooken werden afgefcheiden. Ik | vindme dar met een groen kleur voorfien; zijn- ¦ weet dat veeldoor defelConftgreepl de de rechte Lood-kalk ^ èX^èjtGoïidJoekersnbsp;tot feergrooterykdommèn zijn gekomen , en haar felfs wys-maken de korte weg tot hetnbsp;daarom houdenfe de felfde voor een groot ge- \ Goud te zijn.
heim. nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Het 27^r werd aldus gekalkt; fuivere ij^r^Yfcrkaik,
De Metaalkundige maken op volgende wy-1 platen werden gloejend feven reifen in Lijn-fe de nbsp;nbsp;nbsp;der Metalen om hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;te | olie gebluft, daar door fy fofacht als Wafch
Kalken hebbenfe by de liand een var met een | werden; fnijdfe tor kleene ftukjes, enlegfeby langen hals A C. daar in fy Löör/leggen en bo-1 lagen met Qiiik in een digt geflore Smeltkroes,
Drterley ^yfen omnbsp;Goudkalknbsp;maken.
fetfe 1X uuren in een Kalk-oven, en gy fult daar na de koud-geworde ftof/^/^®^ als 5/7x'£’r vinden, bewaart de felfde tot het gebruik.
Om bedrieglijk Goud te maken fo gaat aldus tewerk : mengdebovengelcerdeSilver-kalknbsp;door fijn quikkige | met Ey-kalk en geel Rattekruid-water, fteekfenbsp;het Goud tot een | droog zijnde, in de oven, en na viermaal her-
v-.. nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;c»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦
een poeder ; een deel daar van by 40 deelen fuiver Koper gedaan verfchaft bedrieglpknbsp;Goud.
ven op de opening A een Goudeplaat : dan ftooken-fe fo fterk vuur, dat het loodnbsp;begindtefmelten j enwa-fem van fich fend ; welkenbsp;wafemnbsp;kracht
M
11 |V
poederof/flt;«//èondoet;dog i haalde werking fo mengfe metAmmoniakfout-kan met een weinig Borax j water, dat daar na in mis gefteld tot een water weer tot fijn voorgaande 1 ondaan werd , fiegt dat door, drooget rot
gedaante gefmolten werden. Andere leggen Gw^-vylfel 9 dagen in fcherpe Afijn, dan droogenfe ’tfell-de in de Son, gedroogt wry-verlfe dat met Ammoniak-water op een Marmer-fteen, droogend andermaal, en dit werk feven reifen herhaald zijndenbsp;fo hebbenfe de Goud-kalkhereid. Sommigenbsp;mengen het Goud met §luik , kookend fo lang |nbsp;in een Smeltkroes , dat de ^ik is uitgerookt;nbsp;en het overblyvcnde Goud wrijvenfe met Am-moniak-foutop een Marmer-fteen, wallen hetnbsp;Sout af met fchoon water, en hebben alfoo denbsp;Goud-kalk.
De Silver-kalk werd meeft op de felfde wy-fe toegemaakt als die van Goud.
Silverkalk.
Koperkaik. Om Koper-kaïk te n-mken beftrykme Kope-
Bedrieglyk Silver 'xo.xèi toegeftelduitSii-verkalk een deel, vafte enopgeheveQiilkx deelen, even fo veel vafte en opgeheve Swavelnbsp;met Quikwater, en als’e droog is, fo werd denbsp;werking voor de derde reis herhaald : daarnanbsp;werd^et met een glas fo lang in Peerde-mis gehouden , dat’et heel tot een vocht ondaan is ;nbsp;her werd dan gedroogd door ophef-vuur, ennbsp;geveftigd zijnde met (^lik-water , of Ammoniak-fout-water vermengt, daar na om te rotten in Mis begraven, gerot zijnde X4 uuren innbsp;de oven gefteld. Een half once defes poedersnbsp;op een pond gefuiverd Koper geworpen falnbsp;u het begeerde hedriegelyk Silver verkhaffen.
De konft om de Metalen tot draden te ma-re platen'met Afijn daar in Sout is gemengd, jken is aardig en mittotvercienng derklede-ienwdra-die platen gedroogd zijnde werden drie uuren | ren en Tapyten. Defe draden werden op defe ^ ineenKalk oven gehouden , in gefoute Afijn l wyfe gemaakt : de metalen tot feer dunnenbsp;Uitgebluft dat fo lang herhaald werd , tot de i ftaafje.s gefmecd zijnde werden met hulp van
tlaten geheel verteerd zijn: alfme dan de Afijn jbequame werktuigen door nauwe^^dz^^j-ge-
fichies afgiet, fo vindme het verteerde Koper j trokken, en vervolgens weer door nauwer , fo ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. . ’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;datfe foratijds door 30 verfcheide_^dzzz^é“j ge
trokken werden , en eindelijk fo dun als een hair zijn. Ik heb een halfonce^'i/x'r’r rorfonbsp;een dunne draad fien uirgerekt, datfe 600nbsp;voeten lang was. Elier uit kan het volgendenbsp;Werk-ftuk opgeloft werden.
Tin kalk.
Bekend zynde de fwaarte van eenigjiuk SU- om te we-ver of ander Metaal^ en de groote van 'tgaat- nbsp;nbsp;nbsp;hoeveel
als 'eenpSederopdebodem ; dat met Borax,
WiinfteL en des felfs olie geftoten en gedroogt werd . nbsp;nbsp;nbsp;brenp^^^
gictmri’n Icn yfer Vat van bimien met (meet
Lftreken ; koud geworden vindme dat blank
effLht, groote kracht hebbende tot hetbe-B^rifwSaldus^.M^ •• vuldeenpot
i'‘ttequot;sTf^*'fi^eerd*dep^^ nbsp;nbsp;nbsp;een einde draad'^.bj voorbeeld te^dtom.
j nmr aamp;hegebrag^ nbsp;nbsp;nbsp;1° voeten lengte weegd i graan,
V werking gf ftremd werd ; bluft het ge- j hoe veel granen fal een draad van 100 voe-haalae^er-^ nbsp;nbsp;nbsp;^indetfo hard als ten wegen ? en gy fult 10 granen vinden.
ftremdeinQu‘k'^ater,en^yvm nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kaïmtix
^'H'e'rLoöiwerd aldus gekalkt: gietgefmol- |op defelfdewyfe daaruit tot kennis der leng ......,1-» ---- -
Je uit te vinden j hoe langen draad door fo een nbsp;nbsp;nbsp;ZZh
* gaatje van die brok Silver kan getrokken voer- tot een draat ? neem een einde draad, by voorbeeld J'nbsp;lo voeten doordat gaatje getrokken, eiinB^e.
1 nbsp;nbsp;nbsp;/* 1 r* 1
Loodkalk.
te Lood in water uitaflche bereid dit werk vier of vyf reifen herhaald zijnde , fo droogt hetnbsp;lood fet’et met een dicht geflote pot zq uuren
te komen. En men fal bevinden dat i pond Silver een draad fa! geve 69120 voeten , darnbsp;is ontrent 14 mylen lang. Daar uit volgt, datnbsp;K/f 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tot
VI
-ocr page 937-den , ja om de geheele aardbodem te bekleden;van gebrande Heul-fteelen. Op de tweede wy- Goud en Silverdraad ovens, latent daar in liggen tot datfe byna fmelt | oliede handen , en druk’et in fo een vorm alfge V. Afdee- toe een Silver-draad.diede geheele wereld kan omringen, vereifcht werden i5'4x en ïpondennbsp;filver; gefield zijnde de omtrek des Wereldsnbsp;21000 Iraliaanfe mylentezijn. Opdefelfdenbsp;vvyfe kan men weten hoe lange draad de bekende Hukken andet Metaal geven. Goud en Hej- gn Silver werden niet alleen tot jes. ongemeen Jange draaden uitgebreid, maar ooknbsp;tot feer dunne blaadjes ; fo dat i once Goud fonbsp;dun kan geflagen werden , dat’er een vlaktenbsp;van 400 voeten vierkant bedekt. Daar uit lig-telijk opgerekend werd hoe veel Goudnoodignbsp;is om het verwelfsel van een gebou te vergui- de Goude eny^!/wr draden hebben fofchoonen glans , als offe uit fuiver Goud en Silver warennbsp;toegefteld: echter iftêr veel koper bygemengdnbsp;tot groot voerdeel der Goud-werkers die daarnbsp;mede aldus te werk gaan : fy nemen een dun-A«/rKoper gcllage Staafje koper , datfe vergulden of ver-hh- lilveren , leggen het felfde in de vlameens dan nemenfe het uit, makend met bloed-fteen en de hamer glad , tot dat het ofnbsp;t’eenemaal met het Ko/er vereenige en trekkend tot draden, die veel fchoonder en glanfi-ger zijn, dan offe van fuiver Goud of Silver gemaakt waren. Wy hebben in onfe Mufjk-konfinbsp;met opfet van de klank dernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, vanver- |
fcheide Metalen gemaakt,gehandeld, derwaart wy den weetgierigen Leferfenden. Ik moet hier noch by voegen het geheim om Hoornen de Hoornen facht te maken : deeerfte wyfeiS'^^('|,'^^^nbsp;defe; neem pis die 4 weeken in een bedekte ie»,nbsp;potgegift heeft , doetdaar in ongeblufte kalk,nbsp;ipond, deAflch, Soda genaamd ^ pond, ofnbsp;de afch vansWijnfteen, Wijnfteen-lbut vannbsp;elks 8 ponden; mengalles ter deeg, enfet’ecnbsp;op hetvuur te koken : bewaretforgvuldignanbsp;dar’et xreifen isdoorgefiegd ; de Hoornen mnbsp;dit vocht 8 dagen liggende v; er den io/achtnbsp;als deeg. Andere doen fulks door een loog fe werden de Hoornen fojacht gemaakt j datfe in vormen konnen gegoten werden,en gefchietnbsp;aldus .• neem Glas-biafers Soda , ongebluftenbsp;Kalk van elks i pond. Water een ftoop, kooktnbsp;alles tot dat’er ~ vervlogen zijn: laat in dat vogtnbsp;gefchrabde Hoorn 2 dagen weeken , beflaatnbsp;dan het geheele mengfel als een deeg met be-wild , fo hebtge het begeerde. In de derdenbsp;plaats gefchied deïefachtmaking ookaXdxxs:nbsp;neem fap van witte Molrove, van Kiem , vannbsp;Radys, van ftinkende Gou met Afijn , mengnbsp;alles te gaar, en laat de Hoornen daar in 7 dagen liggen, fo werdenfe facht. |
Het II. HOOETSTUK.
Cap.il gkj en daar 0/ 2 jonden Marmer eenganfehen dach in een Glashaven gekalkt j daar by een OP datwe in dit werk niets , datnaukeu-rig te wetens weerd is,fouden overflaan fo vind ik geraden den Lefer de volgende geheimen mede te deelen. Locht in Water te veranderen. amp;ndiVo- Michael Sendivogius fteld de faak aldus f^'j^'^^^voor : laat een Werktuig maken fodanig alsnbsp;in water tt hier is ofgebeeld', befaande uit drie te gaar ge-'^‘''‘*’*‘^^^quot; faudeerde (lukken : legd 0/de bodem een S/on, D |
pondkleengebryfelde roodeMarmer isgemengt. Na dat dan de logt door de warmte des kamers in welke het Werktuigjiaat langs de onderfienbsp;jyp is gedreven te heet^' de kamer en te koudernbsp;de uitwendige locht is fo veelte meer waternbsp;kr 'ygtge door de pyj E D die buiten de kamernbsp;/leekt j hebbende aan D een opening als eennbsp;naaide punt : door welke opening de koude logtnbsp;inboord en in water- veranderd dat door hetnbsp;Marmer en de Spongegefiegd werd in 't onder-(le vat L M. In fodanigen overvloed dat by tij-de\ van nood ^ menfehen en heeften daar medenbsp;konnen gedrenkt werden. Hy voegt er by ditnbsp;water van wonderlijke kracht te zyn ^ en denbsp;weg te banen tot degroote konft. Doch dit moetnbsp;volgens de gewoone windbreekerie der Goud-foekers genomen werden; die meenen alles tenbsp;helpen om de Steen der Wyfe te vinden. Echter fie ik geen byfondere kracht in dit water;nbsp;want het verfcheeld niet van ’t gene winterdagnbsp;aan de glafen en venfters vergaard. Vordernbsp;is’er geen reden om de Spongie en Marmer-Jleen in dit Werktuig te leggen : want het w'a-ter fal daar intrekken , en door fijn weinigtenbsp;niet gekleinft werden. Ik gifte Sendivogius mrd we-dar gedaan te hebben om wat meer bravadenbsp;maken, op dat fijn Werktuig niet te eenvoudignbsp;foude fchynen. Ik weet wel dat’er verfcheidcnbsp;watertuigenkonnex) gemaakt werden, hoeda-nige w-y ook in onfe bewaar-kamer vertoonen,nbsp;die door intrekking der koude locht of het aan- ra- |
Cap. II. raken van een warme hand bevochtigd wer-i nbsp;nbsp;nbsp;'
den : doch ik heb’er nooit gefien , diefoeenj groote overvloed van water uit de lochtfoudenbsp;trekken als hy hier verhaald : feker een grootnbsp;vat vol locht foude naaulijks i once waternbsp;verfchaffen. De vochtigheid, die in de Winternbsp;aan de Venfters van Stoven en Keukens gefien werd, komt niet door verandering desnbsp;logts in water j maaruitdeecj^/'m^’^die vannbsp;den raenfch afgaande door de uitwendige koude tegen dtghkn toteenvogtftremmen, ge-|nbsp;lijk aan de Spiegels gefien werd.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j
i
Kan eenige Werktuigen,die door Quik beweegt I werden offe leefden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j
• '!
siifeifi be- nbsp;nbsp;nbsp;Om een ring te maken die fich felfs fcliynt!
te bewegen, even offer een Spook of Geeft in ^ nakeft. ft, fo doet een holle Goude, Silvere, Kopere,
Yfere of Steene Ring halfvolftopt de' opening dicht toe , dat’er niets kan uitwaaffê-men : breng dan de jRing by ’t vuur en gynbsp;fult met verwondering fien , datdefelfdefalnbsp;beginnen te beweegen , te fpringen even offenbsp;leetde en door een geeft gevoerd werde.nbsp;ander* Op de felfde wyfe kan een kleen Wagentjenbsp;aardigheid,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;baarden door middel van een pypje, tnet
Quikfilver vervuld , voortgedreven werden, wanneer \\etpypje doot de vlam van een Keersnbsp;heet gemaakt werd.
den tot groot vermaak der aanfehouwers. Op Kapelletje* de ie\{de^'^{ekonnen Mannetjes . VUpno.» fedenvlk-
gm.
So kanmen ook een Beeld,een Wereld-kloot of eenig ander lichaam door Quik daar in tenbsp;gieten en de opening dicht te fluiten loodrechtnbsp;na bovendoen beweegen : want als by voorbeeld de Aardkloot F een derde met Quik vervuld is , en tuffehen drie yfer draden AB.EF.
wyfe konnen Mannetjes , Vliegen, Kapeüen en diergelijk beeftjes beweegt werden als offe leefden. Doch wy achten hier vannbsp;genoeg gefegt, en bevelen het overige aan des
Lefers overdenking.
CD. op datfe niet belijden uitfpringe , over een Teft met glimmende Kolen gehangen'nbsp;werd, fo fal de (elfde recht na boven tot aannbsp;ad. klimmen, en door de fwaarte neerdalende wederom van de warmte opgedreven wer
daad aan my onweerdige bewefen ; fonder wdens huipe ik geringe niet goeds kan denkennbsp;noch doen. Daar en boven beken ik my ooknbsp;feer verpligt aan u 6! B. Maget Marianbsp;' deelfterder Godlijker weldaden, voor u voor-fprake en verdienden niet alleen in dit, maarnbsp;ook in alle andere mijner Werken. Eneindelijk bedank ik ook mijn Beforg-engel ^ die mynbsp;in twyfelingen altijd heeft bygeftaan, enver-lichtet , en gelegentheid gegeven dat ik ietsnbsp;wilde. Lof ly dan Godde Vader der lichten^nbsp;fonder wiens huipe alle menfehelijke wijsheidnbsp;met recht dwaasheid geacht werd; ook very-delen en verdwijnen al de menfehelijke pogingen even als Kaf voor de wind.
SO lijnwe dan de voorgefteldeLoop-bane ten einde gekomen , en hebben volbrachtnbsp;het geene wy beloofd hadden : namelijk denbsp;gefteltheid en order als ook de einden en oogmerken der Onderaardfe Wereld te verklarennbsp;en open te leggen, volgens een weg noch vannbsp;niemand betreden. Daar uit den Lefer denbsp;Godlijke rijkdom, macht en wijsheid fal konnen afnemen. Nadien wy dan door Gods genadige leid i ng tot de gevvenfchte Haven geko-nien zijn , en verricht hebben datw^e voor hadden; fo iffer nier anders overig als de handen opnbsp;te heffen, en de oogen Hemelwaartteffaan,nbsp;en den T)rie-eenigen God Vader , Sone ennbsp;H. GeeB hertgrondig te danken, roemen en tenbsp;love, voor lijn onverdiende genade en wel
DER
Amaryl-fteen. Amber, fiet Brand-fteen. Amber fijn verfcheide foórt en krachten. America heeft veel Goud. Amethiften en koftelij ke Steenen afgebeeld. Amethift fijn aart en krachten. 79 70 199 22 75 A. I Al hoedanig uit Aals-huiden voortkomende. nbsp;nbsp;nbsp;127 ^ Aarde hoe die door Fcninige dieren gelui vert werd. nbsp;nbsp;nbsp;128 'Aarde hoedanig oorfaak van’cmeefte vergift.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;132 Aarde hoe die Water en Lochtkanbefmetten. 135 Aarde werd door’t Gout vruchtbaar gemaakt. 298nbsp;Aarde, Locht en Water hoedanig vol van Saat-ftofiè.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;302 Aarde hoedanigen Element. nbsp;nbsp;nbsp;349 Aard-builen en Duivels-brood , hoedievanlèlfs voort komt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3031 Aart en Eigenfchappen der Steenen. nbsp;nbsp;nbsp;3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;! Achates of Agaat-fteen fijn gedaante en kracht. 77 i Adanus of Diamant-ftecn fijn aart gedaante ennbsp;krachten.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;75- Adders en Afpis-flangen» waar hun Fenijnverbor- j gen zit.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;13^1 Adersin de Mijn-bergen van hoedanigen loop. 174 Afbeeldingen vanverfcheidedingen , opdeftee- jnbsp;nen voortgebracht.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;26,40: Afbeeldingen van Dieren en vogels in fteen gevonden. nbsp;nbsp;nbsp;3* Afbeeldingen van viflen in fteen gevonden. 34 Afbeeldingen van Menfchen gedaanten in fteennbsp;gevonden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;35', 36 Afbeeldingen van veel dingen hoe die midden in fommige fteenen komen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;40 Afbeeldingen van ttcenen die iets Godlijks vertoo-nen. nbsp;nbsp;nbsp;41 Afbeeldingen van verfcheide Reufen. nbsp;nbsp;nbsp;j-g Afbeeldingen van rare ftukken , in Brandfteen en Kriftal.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;72 Afbeeldingen van Water-tuigen tot de Metaalkunde. nbsp;nbsp;nbsp;188 Af keer en genegentheid der dingen ontrent de in-ting der Boomen. nbsp;nbsp;nbsp;337 Agaat-fteenen daar de Maane en veel Sterren in gefien werden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;26 Agaat-fteen hoedanig na te bootfen. nbsp;nbsp;nbsp;400 Agaricus hoe die flijm van d’ingewanden afdrijft. 122 Alchimie fiet ftoffeheiding. Altijt-brandende Lampen ofscr zijn konnen. 6f Aluin fijn verfcheide aart enfoort, tot verklaringnbsp;van den Asbeltus.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;64 Amalgamatie watdatis. nbsp;nbsp;nbsp;229 Amaufen of Brand ver wen hoe gemaakt en van wat aart.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;392-» 394 |
Antimonie fijn vergiftige aart en gevaarlijk gebruik in de Geneeskunde, nbsp;nbsp;nbsp;lay Antimonie in fijn oorfprong en eigenfchappen be-fchreven. nbsp;nbsp;nbsp;151 Antimonie-verwfcl hoe door ’t vuur te krijgen.230 Antimonie-verv/fel hoedanig te achten. 381nbsp;Antipathie. Siet tegenftrydigheid. Appels root en foet te maken. nbsp;nbsp;nbsp;340 Arabiersfeerbeufelachtigin de Alchimie. 221 Arabiers voorlchrift van den Steen det Wylen. 241 Arnoldus Villanovanus wederleit lelfsdeGoud-fbekers. nbsp;nbsp;nbsp;248 Arent in de Locht vliegende doorkonfte te vertonnen. nbsp;nbsp;nbsp;411 Asbeftus. SoektDuurfteen. Afijn en Glid van hoedanigen tegenftrijdigheid. 128 Afijii hoe over te halen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;547 A ipes .flang hoedanig vyandig aan de Argolifè. 128 Alpis-flang waar haar fenijnverborgeZit. igynbsp;A jphalt werd Fabeleux in fijn aart befchreven. 158nbsp;Aftrolabium in een natuurlijke fteen gevonden. 28nbsp;Afteria of Sterre- fteen , fijn aart en krachten. 75* B. Baard van den Reufe Og in een Cederbos verandert. nbsp;nbsp;nbsp;yy Balani tes een fbort van Aker fteen. nbsp;nbsp;nbsp;yy Barn-fteen. Siet Brand fteen. Bafilifcus hoe die voortkomt. nbsp;nbsp;nbsp;92 Ba fakes een fbort van Toetfteen. nbsp;nbsp;nbsp;7^ Bafterd-kriftallen. nbsp;nbsp;nbsp;22 Bckkeneelen van Reufèn op verfcheide plaatfèn gevonden. Bedrieglijke afbeeldingen in fteen. nbsp;nbsp;nbsp;42, Bedriegerijen der Goudfoekeryen. zyy, zfiy, 276 Bedriegers der Goutfbekerie hoefè te werek gaan, 289 Beelden op fteenen te fchilderen die dwars door gaan.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;41 Beelden in Barnfteen gegraveert, eertijds in ach-ting by de Romeinen. nbsp;nbsp;nbsp;yy Beenen van Reufen hoedanig op verfcheide plaat-fen gevonden. nbsp;nbsp;nbsp;51.52. Beengelijke fteenen op verfcheide plaatfèn gevonden. nbsp;nbsp;nbsp;57 Beeren hoefe’s Winters in hun Hollen leven. 84 Bcesjes hoe die in Barnfteen komen. 39, 7*»7inbsp;Becften hoefe fenynigeDieren eeten fonder fchade. 236 Beginfelen der dingen fijn driederhande. 130, 133 Belenites, Schigt-fteen fijn aart en werking, yynbsp;Beloften der Goudfoekers hoe gemeenlijk Socnbsp;zijn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;247 Bef- |
V T W E E D E DEEL.
Befchildenng der ftcenen hoe door Ervareniflen te doen.
Blaasbalgen gebruikt om dcMynen te verbeteren. 172 Blaas met een Heen van 11 oneen, fonder belet in hernbsp;piflën.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;48
Blanketfel voorde Vrouwen. nbsp;nbsp;nbsp;67, 125-
Bloed dat verdorven is, hoedanig vol wormen. 312 Bloemen veclverwig te maken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;539
Bloemen, takken en bladen, opdefteenen. nbsp;nbsp;nbsp;28
Boeren die met Meerminnen danfên. nbsp;nbsp;nbsp;loi
Boek der dry bedriegers door wien gemaakt. nbsp;nbsp;nbsp;276
Boek van de Goudloekerie dat vals is. nbsp;nbsp;nbsp;281
Boomen en Struik-gewaflen, hoefein d’oudegebouwen komen. nbsp;nbsp;nbsp;58
D.
Dampen in de aarde waarom dienftig. nbsp;nbsp;nbsp;6
Dendrites, Boomfteen, van hoedanigenaart en kracht.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;76
Deodatus de Gonffgo hoe hy door lift een Draak verwind. nbsp;nbsp;nbsp;88
Diamanten van hoedanigen aart engroejing. nbsp;nbsp;nbsp;18
Diamanten die vals zijn hoe te behandelen. nbsp;nbsp;nbsp;400
Dingen die van felfs voortkomen,in verfcheide rotten bclchreven.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;502
40! Dieren op fteenen afgebeeld. nbsp;nbsp;nbsp;29
' Dieren hoefe in fteenen komen. nbsp;nbsp;nbsp;59
Dieren die groot en wreet zij n waarom traag en weinig voort teelen. nbsp;nbsp;nbsp;yy
Dieren die eenen Hoorn hebben, befchreven. nbsp;nbsp;nbsp;60
Dieren die levend baren, vliegen nier. nbsp;nbsp;nbsp;98
Dieren en planten hoe die vergiftig werden. nbsp;nbsp;nbsp;114
Dieren hoe die ondieren voortbrengen. nbsp;nbsp;nbsp;116
Dieren die vergiftig zijn. nbsp;nbsp;nbsp;ï 17
Dieren die fenynig zijn, waarom die malkandere mec befchadigen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;128
Dieren diefenynigzijnin een Tafel vertoont. nbsp;nbsp;nbsp;145
Dieren en planten waarom die veel fout by haar hebben. nbsp;nbsp;nbsp;299
Dieren en ondieren hoe uit de lichamen der volmaakte dieren voortkomen.
122
Boomen wat geflachte en foort op malkander konnen j Diftilleerkonft in ’r algemeen waargenomen ge-int werden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;336 | Diftilleerkonft 111 eenige regels voorgeftelr'
Boom-intinghoedanigtedoen. nbsp;nbsp;nbsp;334
Boorntjes van verfcheide Metalen in een fles te doen waflèn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;377
Boofaardigheid der Slangen waar uit ontftaat. nbsp;nbsp;nbsp;127
Brand-fteen of Amber hoedanig (y groeit. nbsp;nbsp;nbsp;70
Brand- fteen van hoedanig trekkende kracht. nbsp;nbsp;nbsp;74
Brandende Bergen die met Kolen voorfien zijn. 1 yj Brandlchilderinge met Amaufen van wat aart en ftof-
fe.
Brand-fteen hoe te maken.
Bufonius Paddefteen, fijn aart en kragren. Buspoeder door wien eerft gevonden.nbsp;Bufpoeder hoe en uit wat ftof gemaakt werd.nbsp;Bufpoeder waarom uit drie ftoffen beftaat
_ -............ v.v,...gv j vgti» vuoi geitcit. 347
Doek dat niet verbrand uit Duurfteen te maken. 70 Dolle kat-herflenen hoefe een menfeh dol maken, r 32nbsp;Dolle menfehen waar om fe vei dorve inbeeldingennbsp;hebben.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ï ^7
Donderend Goud hoedanig te maken. nbsp;nbsp;nbsp;375'
Donderend Goud van wat kracht en werking nbsp;nbsp;nbsp;40 y
Dooding der Metallen wat het bydeStoficheid rs beteekent.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;229,-^82
Doornachtigc bonmën en kruiden. nbsp;nbsp;nbsp;333
Dorp met menfehen en heeften in fteen veranderi.47 Draconites of Drakenfteen fijn aart en krachten. 76
Draak in Bologniengevonden. nbsp;nbsp;nbsp;89
Draak door een Edelman omgebracht. nbsp;nbsp;nbsp;90
Draak van Papier gemaakt , hoedanig afgerigt om
' 88
411
Honden ter jacht te leeren.
404 I Draak vliegende in de logt le vertoonen. nbsp;nbsp;nbsp;-
407 ! Draken die m en onder d’aarde gevonden werden. 86
Bufpoeders famenftel en menging totdeVuurwer-j Draken op verfcheide wyfen omgebracht.
kén, nbsp;nbsp;nbsp;^
c*
Cadmia wat dat is.
Carabe of Brand-fteen fijn aart en kracht. Caradfers der Chymiften verklaard.
Carbunculus , of Kole-fteen van hoedanigen aart én |
J nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;----
Draken hoedanig fes maanden m een kuil menfeh huis gehouden hebben.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;y r
Draken hoelé voortkomen en teelen, nbsp;nbsp;nbsp;92
Draken hoe by fommigeals Goden ge-eert. nbsp;nbsp;nbsp;93
Draak en Bafilifcus wat het by de Ooudlbekers betekent.
kracht.
76 1 Drajend-rad in de lucht te vertoonen.
Chalcedonis boedanige fteen van verfcheide kragt.76 | Drikante glafen, wat gebruik in de kleur-kunde.^id.
14 368nbsp;3-0nbsp;372
374 377nbsp;44nbsp;347nbsp;- 378
op een tak te doen
338 66nbsp;64
Chalcedon, hoemenfe na bootlen kan, nbsp;nbsp;nbsp;400 j Drinkbaar Goud ondcrfochc-
Chimire is een nutte konft. nbsp;nbsp;nbsp;283 Drinkbaar Goud hoe dat gemaakt werd.
ChimiïE , fiet Sroffcheidmg. nbsp;nbsp;nbsp;Drinkbaar Goud, Genees- kundig onderfocht.
Chimifche Carafters verklaart. nbsp;nbsp;nbsp;291, 292 ! Drinkbaar Goud der ouden boete verflaan.
Chimifte valsgevoele over’tQuikfilver,weerleid. 177 Drinkbaar Yfer van wat nut en making, Chryfopafus of Guldefteen, befchreven.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;76 Drinkbaar Water waarom niet Steenmakende.
Chriftus aan’tKruis hangende 111 Steen gevonden. 20 : Drooge kruiden hoe over te halen.
Chriftus hoedanig by d’onderaardle menichenisbe- ; Droppels van Water en Quik waarom rond zijn kendgeworden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;xio Dm.v.n hn.
Circulatie. fiet Omloop.
Conchites, Schelpftecn haar naam enaart.
Coral hoedanig een Zee-boom.
Cos, Wetfteen fijn aart en dienftbetchreven.
'Druiven hoe tweederhande ) waftèn.
76 Duurfteen wat en van hoedanigen natuur.
1 y8 Duurfteen waarom onvergankelijk.
7^ nbsp;nbsp;nbsp;en papier tc bereiden.
JVotA: wat hier nietgevonden werd, loekt op de Let- j Duiftere woorden^e^ Goudfoekers verklaart, tere K.
11. Deel.
70
Duivel hoe in een Peft-tijt aan de dcare klopte, nbsp;nbsp;nbsp;lOi
Duivel
BLAD-WYSER
Duivel waaroin hy hem gcern by de Goudfoekers jFenyn hoe ’cdoor’t kooken vergaat.
Duiveldienders hebben veel dingen tot de kracht der kruiden verciert.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;561
Duivels en Spokenbefchreven. nbsp;nbsp;nbsp;iii
Duivels-brood hoe dat van felfs voortkomt. nbsp;nbsp;nbsp;303
Duivels-brood verfcheidentlijk waflende. nbsp;nbsp;nbsp;310
Dwaal-ligten wat die zijn
Feninige Mijnftoffen in een Tafel vertoont. nbsp;nbsp;nbsp;145
Fenynige Planten in een Tafel vertoont. nbsp;nbsp;nbsp;14^
Fenynige Dieren in een Tafel vertoont.
Fermentatie wat die is in Diftilleerkunde. ^48 Folie die onder de fteenen gelegt werden, hoedani-gen bedrog daar in Ipeeld.
Gagates feker verbrand Jode,nlym. Galadtites Melk-fteen.
G.
Dwergjes, fijn fatfoen vanMenfchen, diedeDuivcl iGanfen en Endvogels hoedanig|inmenigteinSchot-
76
land voortkomende. nbsp;nbsp;nbsp;307
Ganfcnen Endvogel hoedanig veel inde Ys-zeege-
dikmaal aaneemt.
308
?
22g
94
207
39*
122
Egiptifche lampen die altijd branden. nbsp;nbsp;nbsp;69 vonden werden.
Egiptifche volken hoefe hun dooden met Joden- Geboorte der fteenen befchreven. lijraBalfemennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lyS Geboorteplaats der Metalen verbeeld.
Egyptenaars hoedanig inde Goud en Silverfmelting Gedrogt dat feer wonderlijk van maakfel was.
ervaren. nbsp;nbsp;nbsp;22 m Geel koper fijn verfcheiden aart en natuur.
Eekel dragende Boomen cn Planten. nbsp;nbsp;nbsp;5^2 ; Geel, wit en blaauw Amaus.
Eenhoorens offer ook zijn. nbsp;nbsp;nbsp;5'9gt; 60 i Geluid van hoedanigen werking.
Eyerfchalen hoe natuurelijk befchildert worden. 24 jGenees kracht des Bant-fteen.74. der Jodenlym.iyS Eyer-barende Dieren, welke die zijn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;98 j Geneeskrachthoedanigaanplantenovcrtefette.
Eleélrum van Paracelfus hoedanig tot de Toverie bequaam.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;256
Elementen of Hooft-ftoffen alle vier in fteen ver
toont. nbsp;nbsp;nbsp;27 j Genees-middel van Rupiciffa van wat belang.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;273
Elementen of Hooftftoffen, van nbsp;nbsp;nbsp;hoedanigen nut en i Genees middelen hoe die de fiektengenefen.
dienft. nbsp;nbsp;nbsp;349 | Genees-middel haar krachten hoe te kennen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3y6
voortkomen. nbsp;nbsp;nbsp;307 ¦ Genees-middelen uit Rottekruitgemaakt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lyo
Endvogelen verrottende, verandere in Padden. 312; Genefingder fiekten doorMijnftoffen uirgevoert. 171 Engelen en Heiligen hoedanig op fteenen afgebeelt iGencfing door Goud-middelen offe footéker en nut
Eyers in de Noort-zee geleid , waarfe uitgebroet i Geneeskragt der kruiden in eenTafelaangewclê.3yy werden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;307 j Geneesmiddelen hoe in yder land voor fich te vinden
zijn.
Genees-middel uit Silver gehaalt. Genees-middel uit Vitriol te bereiden.
gevonden.
Engel in fteen gefien.
Eneoftis of Beenbreuk-fteen.
Enhydros Waterfteen, fijn aart enkragten Entrochis Rad-ftcen befchreven.nbsp;Ervareniflè ontrent de verffcls.
F.
27 I is als men fegt. nbsp;nbsp;nbsp;^74
41 Genefingder gebreken uit vergif voortkomende, 140 76 I Genees kundige Hooftftoffen in een Tafel aange-76 j wefen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gyo
761 Genees-kundigers der ouden waar in te prylén. 3 yz 273 Geodefia aardfteen fijn verfcheide aart en kracht. 77nbsp;Gcrfte-halmuitgepilt.
Fatfoenen hoedanig in verfcheide fteenen vallen. % j Gefteent hoe verfcheidenlijk door konft te make.396 Fenynen en Vergiften die onder de aarde zijn.nq j Gefontheid hoe door 3 beginfelen bewaart werd. 133nbsp;Fenynen in haar vericheidentheid befchreven. 1 17 j Gevoelen der autheuren aangaande de Steen. 8nbsp;Fenynen in een Tafel vertoont.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;118 ; Gevleugelde Slangen, fiet Slangen.
Fenynen hoedanig die elkander befchadigen. 119 Gieren die fchapen,kalvers en menfchen opvatten.206 Fenynen hoe die door bereiding tot Geneesmiddelen Gifting wat inde Diftilleerkonft te weeg brengt. 348nbsp;werden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. 119 Gladdigheid der Diamanten waar vanherkomftig. 19
Fenynen, fiet Vergift en Rattekruit. nbsp;nbsp;nbsp;1 Glas hoe uit allerhande Metalen gemaakt werd. 394
Fenynen hoedieeen tegengift, voor andere fenynen j Glaflb-petra,Tonge-fteen. nbsp;nbsp;nbsp;77
konnen zijn. 127. en ftrydig zijn. nbsp;nbsp;nbsp;137nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;iGlafen hoe en welke tot verfcheide kleuren dienen. 14
Goddeloos leven van Paracelfus befchreven.
Fenynen der dieren en planten befchreven.
Fenynen der dieren hoe ’t den menfeh befinet en doot.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;133
Fenynen hoe beft uit haar werking gekent werd. 133 Fenynen hoe die ider op een byfondre tijt woede. 134nbsp;Fenyn der Slangen hoedanig] in de mont, onder quijlnbsp;en vogt verborgen fit,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;13 y
Fenynen hoe ieder dienftig is tegen fich nbsp;nbsp;nbsp;fel ven.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;128nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 Glid waar’tuit voortkomt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;199
130
274
Gods voorforge in het fcheppen van de fenynige Dieren getoont. nbsp;nbsp;nbsp;128
Goud hoe dat in de Mynen van Hifpaniola en Ame-rica uitgegraven werd. nbsp;nbsp;nbsp;201
Goud dooreen handgreepuit lil ver te halen. 212, 264 Goud hoe dat inde Mynen gemaakt werd.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jgg
Goud en Silver-mijne van Peru. nbsp;nbsp;nbsp;199
Goud
-ocr page 942-V T W E E D Ê DEEL.
Goud en andere Metalen hoe d’Americaanfë dat Goud of’er een byfondere Geneeskracht in fteekt.
van malkander Icheiden. nbsp;nbsp;nbsp;2021nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;374
Goud en Silver hoe door Sterk-water van den an- Goud hoe hoog het moet komen om fijn te zijn.585 der te fcheiden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;204 Goud hoedanig dat men ’t uit de llazuur-fteen kan
Goud en Silver- draad hoe veel koper daar by moet nbsp;nbsp;nbsp;krygen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;401
zijn. nbsp;nbsp;nbsp;414 Goud en Yfer hoedanigdatingewigttegcnmal-
Goudniaking is aande Egyptenaars onbekentge-1 kander ftaat. nbsp;nbsp;nbsp;587
weeft. nbsp;nbsp;nbsp;2j8 Goudopdryderhande wyfevan verguldelichametl
Goud-kalkhoe te maken. nbsp;nbsp;nbsp;41^
Goud dat vals is hoe te maken. nbsp;nbsp;nbsp;415
Goude letteren , na de oude wylê fchoon te fchry-ven. nbsp;nbsp;nbsp;402
220
------------^d.02»
Goud en Silver hoe hetdoor oudeChimieneerge- Goude Torre waarfe haaren oorfprong van daan
Graf van een Reufe in Calabrien gevonden. yo Grammatios, Letterfteen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;77
Granaat-fteen haarnaam, foorten en kragt. 77 Granaatboom tuflên twee Olyaderen verdord.123
^ o nbsp;nbsp;nbsp;_-__-___r_ _ ^ nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 r- *nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• 1
229
222
_ ^ ^ nbsp;nbsp;nbsp;1. Uil Vil gt;v v-v *^iy ctuamp;l CiJ V Cl U
Goud-foeking waarom allen waarfchijnelijk is,} Gras in fijn menigte foorten onderfcheiden. 332
237, 246 j Graven in de Soutmijnen hoe dat gedaan werd.214
J / ^--1
Goudfbekerszijn meeft voor bedriegers te houden.
243
Goud-makende voorbereidingen volgens verfchei-de Auteuren. nbsp;nbsp;nbsp;244 j
Goudfoekers bedriegerien nagefpoorten ontdekt, j
Goudfoekers Goud hoedanig van natuuren. 247 “r Taan met een Slangefteert.
Goud zaad hoedanig van aart. nbsp;nbsp;nbsp;247 JTJ-Hagedis in Brand-fteen begraven.
Goud of dat in ’t maken eenige voordeel uit Stin-1 Hair als koper te verwen, hoe te doen!
Goudmakings Konft feer out.
Goudmaking onderfocht. nbsp;nbsp;nbsp;219
Goudmakers werden verleid en verleiden andere.
220, 240
Goudmaking bewefen onmogelijk te zijn. nbsp;nbsp;nbsp;222
t nbsp;nbsp;nbsp;1.1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/^i
ftooten werd
Goud hoedanig het in de Mijnen groeit Goud hoedanig tot Glas te maken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2go
Goud van Silver hoedanig door Antimonieaf te fcheiden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;233
----„..j------------
Groenland hoedanige Eenhoorns uitlevert. Groeijende dingen in de Mijnen hoedanig.nbsp;Groen Amausvan Koper te maken.nbsp;Grond-regels van de Stoffcheiders.
H.
kende Gouwe trtdet. nbsp;nbsp;nbsp;25-0
Goud verlchcide tegenwerpingen opgeloft. 272 Goud-lbeking is lbo out niet allmen wel meent.zyznbsp;Goud isnoit door denSteen derWyfegemaakt.25:3nbsp;Goudmaking hoe het de menlchen feer driftignbsp;maakt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zfj
Goud-foekers vinden goct gelèllchap aan de Duivel. nbsp;nbsp;nbsp;25-9
Goud- locking met ware vermeerdering van Goud en Silver.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2601
Goud Proevers of ElTaijeurs, zijn dikmaal onervaren. nbsp;nbsp;nbsp;201
Goud hoe dat men ’t uit Lood kan maken. 269
Goud, hoedanig hoger van kleur te maken. 273 ,......................... i^.uu
Goud hoe door een groen Poeder in Silver veran-derd. nbsp;nbsp;nbsp;276
Goud volgens de geheime maniere van d’Arabiers temaken-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;277
Goudfoekeriein een Vergaar-tafel voorgeftclt.279 Gout door konft gemaakt, of’t na regten mach ver-kogt werden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;280,283
Goudmakcrie vierfints onderlcheiden. nbsp;nbsp;nbsp;280
Goudmaking volgens ’t voorfchrift van feker Paus voorgefchreven.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;281
Goudfoekerie in verfcheide voordellen vals ontdekt. nbsp;nbsp;nbsp;281
Goud foekeric door Picu s Mirandulanis afgefchetft.
287
Goudfoekers die men de ware en de valfe noemen kan.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;288
Goud-foekerie heeft niemand rijk maar arm gemaakt. nbsp;nbsp;nbsp;289
Goudfoekigboekhoeby die van Pafys veroordeelt.
290
Goudsgeheimeniflenonderfogt. nbsp;nbsp;nbsp;368
Goud hoe kleen ontdaan, keert altijd weder tot fijn eerfte wefen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;369
II. Deel.
60
gt;79
392
379
93
71
263
100
4f
*34
163
332.
278
Halfjes, Nacht-fpoken enBerg-duivels. Hand-fchoenin fteen verandert.
Hanevoet ingenomen waarom doet lacchen. Hardigheid der Metalen waarfe uit ontftaat,nbsp;Harftgevendc Boomen en Planten.
Hebreeuws Boekje dat vol leugens fteekt.
Heilige Schrift van de Goudfoekers veeltijds mis bruikt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;249
Heiligen die Draken hebben van kant geholpen. 85 Heliotropium, Sonnefteen haar werking en dienft.
77
Hemathiften Bloed-fteen. nbsp;nbsp;nbsp;77
Hemel en Sterren of die helpen om de Metallen
voort te brengen. nbsp;nbsp;nbsp;164
Hermes Trifmegiftus wie hygeweeft is. 284 Herflenen hoedanig met fteen befetkonnen zijn.48nbsp;Herflenen van een dolle Kat maken dol.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i jz
Herts-duivels brood hoedanig het waft. nbsp;nbsp;nbsp;310
Hertfterkendemenglèls zijn hun kracht aan ’tgoud niet alleen fchuldig.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;374
S.Hieronimus door de natuur op een fteen verheelt.
^9
Hiacinten fteen fijn aart en werking. nbsp;nbsp;nbsp;77
Hiacinthoedanig door konft te maken. nbsp;nbsp;nbsp;394
Hieroglyphica, iiet Beeld-fprake.
Hiftorien en voorvallen van Draken die gedoot zijn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;87
Hooftftoffen onbequaam om fbnder laat iets voort te brengen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;y
Honing-makende ondieren befchreven. 316 Hoogenpriefter der Joden hoedanige fteenen innbsp;fijn borft-lap waren.
Hoorns en beenen hoe die onder d’ aarde voort tec-len. nbsp;nbsp;nbsp;yo
Hoornen die men Mijn-hoornen nosmd. y9 Gggznbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hoor-
Hoornen diemen qualijk van de Eenhoornen af-j komftig hout.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;6onbsp;nbsp;nbsp;nbsp;K.
Hoornen foofacht als Deeg te maken. nbsp;nbsp;nbsp;414
100, 104
,Kak middelen hoe die werken, nbsp;nbsp;nbsp;izz
Kalk hoe dat de planten in de oude gebouwen doet groe)en.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;38
Honden hoe met Dolligheid befmet worden. 157 Honts-beten hoedanige iwaare toevallen ly verwekken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;136
Hordaaen ftad in Tartaryen in ifeen verandert. 4^ ïyquot;abauter-mannekens wat die zijn.
Jv
Hout dat blank is, hoe het tot fwarte kolen ver-| Kalk en Pleifter hoedanig fenijnig. nbsp;nbsp;nbsp;jiy
brand. nbsp;nbsp;nbsp;11! Kalking hoedariigen behandeling in de Chimie.
Hout in {leen veranderd. nbsp;nbsp;nbsp;441nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zz6
Houten kolen onder d’aarde gevonden. nbsp;nbsp;nbsp;61nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. Kalking der Metallendoor {cherpeSouten. ZZ9
Hout-mijnen wat en welke die zijn. nbsp;nbsp;nbsp;61nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i Kamfer hoedanigenfoorc van Joden-lijm. lyS
Hout-draad der Boomen waar door verfcheident-1 Kat-oog, hoedanigen fteen van dien naam. 77 lijk van Figuur.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;360nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Keijenuit wat oorfaak fo hard voortkomen. ö
HungerfeMijnftofFen befchreven. nbsp;nbsp;nbsp;183nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;KikvorHen hoedanig midden in de fteenen komen,
Kikvorflèn door de keel uitgebraakt. nbsp;nbsp;nbsp;117
I. nbsp;nbsp;nbsp;Kikvoiflen hoe uit {lijk voortkomen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;127
KikvorlTen hoe door konft voort te brengen. 326 Kikvorflèn, Oefters, W ormen en Muilen hoe van
felfs voortkomen.
Kiekens hoedanig gemaakt werden. nbsp;nbsp;nbsp;301
Kinderen van onder d’aard voortgekoraen. 109 Kindt in fteen veranderd.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;48
Klem-Boora op de Hoornen van een Hert gewas-len. nbsp;nbsp;nbsp;306
Kleuren der fteenen zijn ontelbaar. nbsp;nbsp;nbsp;9
Kleuren inde fteenen hoe die verwerwi{lblen,9, li
Jacobs Beelden hoe te Compoftclla in de Rot-J lèn gekomen. nbsp;nbsp;nbsp;46
Jafpis-lleen hoedanig veelverwig werd, nbsp;nbsp;nbsp;i o
Jalpis-fteen fijn aart en krachten. nbsp;nbsp;nbsp;77 |
Ibenboom waarom verdort van de Munninks kap- j
Idlerias geel-fteen fijn aart erilborten. nbsp;nbsp;nbsp;77 |
Inbeelding van Swangere vrouwen, van wat kragt. j
123 j
Inbladingen hoedanigen maniere van Inten. 330 I
Ingangen lot de Mijnen hoe die moeten Zijn. 201 Kleuren hoedanig in duiftere en in heldere licha-In-ooging of Oculatiehoedanigen foort van Boom- j nbsp;nbsp;nbsp;men.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;9
Inting. nbsp;nbsp;nbsp;336nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I Kleuren inde fteenen waar infeeigentlijkbeftaan.
Inting der Boomen en Planten hoe te doen. nbsp;nbsp;nbsp;3341
157 nbsp;nbsp;nbsp;Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Kleurenin de planten.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^7gt;35’2'
St. Joris hoedanig hy verbrand is. nbsp;nbsp;nbsp;6j , Kleuren der planten geven niets fèkers van baar
Iris Rcgenboog'fteen. nbsp;nbsp;nbsp;77)nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kracht te kennen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;351
Yfer- My nen en den aart des Ylers. nbsp;nbsp;nbsp;zo8
Yièr hoe in Staal te veranderen. Z09, 211, ziz Y{êr - tempering door water hoedanig te doen.
200
Ylêr hoedanig op verlcheidewylenlagt temaken.
2,ÏO
Ylêr Mijnen in’t Eiland Elba gelegen. nbsp;nbsp;nbsp;zii
Yfer hoedanig te beproeven of het goed is. zii Yfcr-faifraan hoe door waafi’em te bereiden. zz6,
¦ 229
Yfer-kalk hoe te maken. nbsp;nbsp;nbsp;413
Yler-faffraan hoe te bereiden. nbsp;nbsp;nbsp;382
Yfer en Goud hoedanig dat in fijn ge wigt regen malkander ftaat.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;387
Juca een Araericaanfe plant befchreven. nbsp;nbsp;nbsp;141
Judaicus Lapis ofjoden-ftcen. nbsp;nbsp;nbsp;77
Jufïrouw-hondekens, waar door dikmaal dol wer den.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;137
Ys-kegels in de Bergen neerftortende, hoe fomtijts groot gedaver maakt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i oy
Yfer hoe het in Koper veranderd. ^06. 210,238 Kleuren, fmaken en reuken hoefe in de planten ko-
Kleuren in de Chimie bedriegen lichtelijk. 373 Kleuring der metallen hoedanig toegaat. J 6nbsp;Kloktjes die Geeften en Spooken doen voordennbsp;dag komen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zyy
Klompen te gaar getifteSwaluwenhoeinZeegc-vift werden. nbsp;nbsp;nbsp;84
Klomp Goud die 36ooRealen woeg,gevonden.2oi Kolen en hout hoedanig onder d’aarde gevonden.
Kolen rot Bulpoeder en Vuurwerken hoe te bereiden. nbsp;nbsp;nbsp;404
Konft-werkigeGoudmaking der Chimiften. 271 Konft-woorden der Gout-ioekers verklaart. 292nbsp;Koper dat gepoedert is bequaam tot Uurglafèn. 184nbsp;Koper hoe door middel van Sterk-water van ’c yl-rnbsp;tefcheiden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, 205:,,
Koper waarom fo overvloedig wert gevonden. 206 Koper dat root is, hoe geel te maken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;206
Koper op wat wyfe ’c kan geverfc werden. 206,207 Koper in Loot te veranderen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;238
Koper Silverkleurig te maken. nbsp;nbsp;nbsp;273
Koper in Silver te veranderen. nbsp;nbsp;nbsp;377
-ocr page 944-V T W E E D E DEEL.
592 I Levende Qu'k waarom weinig quaat doet. 124 206 I Levens water of Sterkwater van hoedanigen bei ei-ding.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2,41 ^ Lichamen waar uit die haar hardigheid krygen. 6 Lichamen die Achtbaar zijn, zijn ook gtkleurt. 9nbsp;Lichamen hoe dieuitSwavcl , Quik en Sout be-ftaan.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;iiy Lichamen konnen niet leven fonder Geeft. 167 Lichten waarom veelfints op de kerkhoven geften 66 ^21, ^28 Korallen hoedanig te ontdoen. nbsp;nbsp;nbsp;380 Koral hoe te maken. nbsp;nbsp;nbsp;402 | worden. Koren-ayrenuitdeNeusgewaflèn. nbsp;nbsp;nbsp;306 ; Licht-moggen waarfeuit voortkomen. Koftelyke Steenen hoefe haar verfcheiden kleuren Lynwaat. Siet Doek op letter D. ontfangen. nbsp;nbsp;nbsp;13 1 Lyfter hoe hy fijn eygen bederf kakr. Koftelijlcefteencnhoelehaar oorfprong hebben.45- j Lilhantox, fteenkolen haar dienft en aart. Koftelijke fteenen, fiet fteenen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j Logt hoe die van haar fenijn gefuivert wert Logt hoedanig bequaam om fiekten voort te brengen. nbsp;nbsp;nbsp;131 Logt hoedanig befmet. nbsp;nbsp;nbsp;134 ' Logt hoemen die wegen kan. nbsp;nbsp;nbsp;388 Logt en Water, waaromfe diep in de aarde in dringen. nbsp;nbsp;nbsp;167 Logt met hoedanige geeften vervult. nbsp;nbsp;nbsp;168 Logt in de Metaal-mynen hoe te verbeteren. 172 Logt hoedanigen Element.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;349 Logt hoemenle in waterkan veranderen. nbsp;nbsp;nbsp;414 Lonten of Vuurtouwen hoefe gemaakt werden. 407 Loodwit hoe ’t gemaakt werd. nbsp;nbsp;nbsp;11 Lood van wat aart en dienft in verfcheide laken- 208 Lood-koningxken tot koper temaken. nbsp;nbsp;nbsp;239 Lood hoedanig van Tin te maken. nbsp;nbsp;nbsp;239 Lood,Silver en Goud-verwigte maken. nbsp;nbsp;nbsp;273 Lood hoedanig te bereiden om Goud te maken. 282 Lood-wit hoe te bereiden. nbsp;nbsp;nbsp;382 Lood en koper hoe het in gewigt tegen malkander verfchildt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. 387 Lood-kalk hoe te maken. nbsp;nbsp;nbsp;413 Loog uit kruiden gemaakt vertoont fijn eerfte plant bevrofcn zijnde. nbsp;nbsp;nbsp;23 Lots huifvrouw hoe in fteen verandert. nbsp;nbsp;nbsp;48 Luifen hoe door Quik te verdry ven. nbsp;nbsp;nbsp;329 Lullus manier om den Steen der Wijfen te maken. 241 Ladders om in de Mijnen te klimmen. nbsp;nbsp;nbsp;200 Lak- werk der Chinefen hoe te maken. nbsp;nbsp;nbsp;402 Lampen die altijd branden of menie maken kan. 67, 67 Lamp diealcijd brand, hoe te maken. nbsp;nbsp;nbsp;67 Lampfteen fijn aart en gedaante. nbsp;nbsp;nbsp;77 Lamp om Silver uit Q^ik te maken. nbsp;nbsp;nbsp;267 1 Landfchap in een fles te verbeelden. nbsp;nbsp;nbsp;378) Lapis Philofophorum , fiet Steen der Wyfen. Lafuurfteen op wat wyfe men t Goud daar uit Lazulus, Lafuurfteen befchreven. nbsp;nbsp;nbsp;77 Lemmet dat twee jaar fonder afnemen in een lamp brant.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;63 11. Deel. 50 100 170,180 39ygt; 4°^ 37 Koper tot glas temaken. Kopermijnen befchreven. Koper-kalk hoe te maken. Koral hoedanigen Zee-gewas. nbsp;nbsp;nbsp;15-8 Koral veel in de Roo-zee gevonden. nbsp;nbsp;nbsp;i5’9 Koral is dryderlei. nbsp;nbsp;nbsp;160 Koral tegen naturen uit verfcheide dieren gewas-fen. nbsp;nbsp;nbsp;306 Kracht der planten die haar oorlprong uit d’ onder-aardfedeelen hebben. nbsp;nbsp;nbsp;329 Kreeften verrottende werde tot Schorpioenen.'312 Krekeltjen belchreven.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;318,320 Kringmeting tot noch toe onbekent. nbsp;nbsp;nbsp;219 Kriftallen hoe die gemaakt werden. nbsp;nbsp;nbsp;17 Kriftallen van vedcheide aart en maaxel vertoont. 22 Kriftallen met Groen mos int midden bevonden.39 Kriftal daar water binnen is.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;73 j Kriftallen hoedanig uit verfcheide Metalen temaken. nbsp;nbsp;nbsp;397 Kriftallen hoe te verwen. nbsp;nbsp;nbsp;396, 399 Kruiden die vergiftig zijn. nbsp;nbsp;nbsp;117 Kruiden hoefe verfcheiden in verfcheide landen voortkomen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;126 Kruiden die van felfs groejen in dry foorten onder fcheiden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;303 Kruiden en Dieren hoedanig nahaarvoedfclaar-den. nbsp;nbsp;nbsp;349 Kruiden van vergiftige aart ingenomen maken vreemde inbeeldingen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;362 Kruiden hoemen’cgewigt der vochten indefcive kanervinden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;387 Kruit Satyrium verbeeld allerhande dingen. 308 Kruitleereder Stoffeheiders.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;377 KruilTen op den rugge van Revier-kreeften ge-waflen. nbsp;nbsp;nbsp;42 Kuiper die een half-jaar met 2 Dralcen huis hout. 91, 107 L. |
Maagde. Goud wat dat zy. nbsp;nbsp;nbsp;201 Mager Maria in fteen verandert. nbsp;nbsp;nbsp;46 M aget Maria op een fteen afgebeeld. nbsp;nbsp;nbsp;2,9,43 Malachites Pappel-ftecn. Magnes. Siet Seilfteen. Manneli jkheid door de Natuur op een Steen ver beeld. Mannekens die onder d’aarde woonen. Marchaficenin haar foort befchreven. Marraere Tafels, hoedanig te gieten. Marmer hoedanig door konft te maken nbsp;nbsp;nbsp;^ ^ Marmerfteen die 12 kanten heeft door de natuur voortgebracht.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;27 Marmer hoedanig het met verfcheide kleuren waft. Marmer-fteen, baare foort en kracht. nbsp;nbsp;nbsp;78 Meirminnen die met de Boeren danfen. nbsp;nbsp;nbsp;i o i Meer-mannekens hoedanig in Zee huishouden. loi Ggg^ nbsp;nbsp;nbsp;Mei- |
Meiren in Svvitferland cn elders leggende befchre-ven. nbsp;nbsp;nbsp;105
Melijdigheid der Fenynenonderfocht. nbsp;nbsp;nbsp;120
Melijdigheid cn ftrydigheid ; waar uit kan ver-oorlaikt werden. nbsp;nbsp;nbsp;ixi
Menging den Metalen. nbsp;nbsp;nbsp;197
Menie om te fchilderen hoefe gebrand werd. 11
Metalen hoe door Qmk tc ontdoen. nbsp;nbsp;nbsp;382.
Metalen wegen Iwaarder in de logt als in ’t water.
383
Metalen hoefe tot Glas konnen gemaakt werden.
391
Metalén hoefe tot draden gemaakt werden. nbsp;nbsp;nbsp;413-
Mieren haarverfcheide oorfprongcn Huishoudin-ge. nbsp;nbsp;nbsp;3z8
Meefterftuk ('Magitterium) van Silver hoete ma-j Mijn-hoorens vanhoedanigenGeneeskracht. 59
Mijntandénen Hoornen hoefe voortkomen. 5-8
376
Tin, Koper en Lood.
376
ken.
Meefterftukken des Yfers
Becldfpraken.
Mijngravers , hoedoordeSpookenfomtijdsuitde mynengejaagt werden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;112
Menlche-beelden in ftcen door de natuur gevormt.
Menfchcn en Beeften op fteenen afgebeeld. Menfchen in fteen verandert.
Menfch onder een Ypenboora flapcnde fterft. 131 Menfchen die haarinbeeldcn datle Ganzen waren.
138
Menfchen van Dolle-honden gebeten , waarom fchhkkigvoor’twater.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;138
Menfchen waarom die malkander feer. felden op ’t naaufte gelijken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;301
Menfchen buiten de generatie van Paracelfus voortgebracht.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;25-6
Mercurius Trilmegiftus hoedanigen vinder van de
Mijngravers welk haar gemeen werk is. 170 Mijngravers moeten grooten arbeid doen. 201nbsp;4-7 jMijnftoffen die vocdfel aan de Fenijnen geven. 114nbsp;‘ Mijnftoften die vergiftigzijn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;117
Mijnftoffige waallem hoe oorfaak van vergiftige Kruiden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;126
Mijnfloffen die fenynig zijn in een Tafel vertoont.
143
MijnftofFen die haar oorfpronguitSwavel halen.
Mijnftof-aders van hoedanigen loop. nbsp;nbsp;nbsp;174
Mijnttoffen die verfchdde werking op malkander hebben.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;179
MijnftofFen en konnen de ftof des Steens der Wy-fen niet zijn. nbsp;nbsp;nbsp;25-1
284 MijnftofFen hoedanig haar vermenging onderkent
MijnftofFen hoe de nature die voortbrengt. 297
kan werden. nbsp;nbsp;nbsp;588
MijnftofFen en Metalen van hoedanigen gematig-heid. nbsp;nbsp;nbsp;349
Mynen hebben veel ongefonde dampen. 170 Mynen van Tyrol befchreven.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;184
Mynen in Hungaryen van hoedanigen aart. 178
Metaal en Steen en Steen-geeft hoedanig verfchil
lig- . nbsp;nbsp;nbsp;7
Metaalkundige Werktuigen. nbsp;nbsp;nbsp;iSy
Metaal-aders aan wat teekenen te kennen. 17 j Metaalkunde in vragen en antwoorde voorgeftelt.
180
Metaal-ftofFen hoe tefmelten. nbsp;nbsp;nbsp;202 j Myn-water dat Yfer in Koper verandert. 180
Metaalkunde van ’t begin des Werelds geoefFent. | Mineralen die quade Kruiden e n Dieren voort-
219 brengen. nbsp;nbsp;nbsp;130
Metaal-groejing tot noch van niemand klaar bewe- ‘ Motten en Boekwormen hoefe voortkomen. 315-fen. nbsp;nbsp;nbsp;222nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Molen om de MijnftofFen klein te maken. 192
Metaal oPet van’teen in’^tandere kan bewerkt wer 1 Mummel.zee eea wonderbaarlijk Meir befchre-den. nbsp;nbsp;nbsp;2371 ven.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;101
werden.
Metalen hoefe verfcheidenlijk van nature gekleurt' Muifen hoe uit verrotte ftofF voortkomen, 127 werden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;16 Muifen waarom beft met Rottekruit verdreven
Metalen die onvolmaakt zijn, befchreven. nbsp;nbsp;nbsp;148 '
Metalen en Mijnen in haar aart en oorfprong 011-derfocht. nbsp;nbsp;nbsp;162
Metalen hoefe onder d’ aarde voortgebracht wer
162
329
N.
Metalen waaromfe door ’t vuurfmelten. 167 nbsp;nbsp;nbsp;^il^^” ^^*^Boo™g^waflen.
Metalen hoefe gegraven , gewaflen en gefcheiden i nbsp;nbsp;nbsp;voge s.
191
2y
84, 117
worden.
Metalen haar bereiding uit Agricola. nbsp;nbsp;nbsp;192
in veel dingen moejelijk om na te bootfen.
222
j' g j Natuur hoe die de MijnftofFen voortbrengt.
^ i Ncerdruipinghocdanigdiegefchiet.
' Nevel des waters in de mynen die doodlijk is.
rT/»(r^ntTrfiirri-Koot*
1V4 nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1, ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Natuur kan alleen waarlijk Gout maken.
Metalen hoefe indeMijnennooitongemengdziin j , ,
Metalen haar menging en medelydentheid.
Metalen haar vuilnis en uitdyglels. nbsp;nbsp;nbsp;' xt i .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;u •
Meiabn hebben groote d.enLan’tLood. nbsp;nbsp;nbsp;wwomhetgelontenyrugtbaana
Metalen die het Yfer hatelijk a,.jn. nbsp;nbsp;nbsp;109 j Note-dragende Boomen en Planten.
Metalen hoe te kalken door drooge en fcherpe fou- I
ten. nbsp;nbsp;nbsp;.229 inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;O.
Metalen hoemenft tot een doorfchynig glas maakt. I
229 '/^culecren. Sietinten. In-oogen.
238 nbsp;nbsp;nbsp;Og een Grooten Reus, cn Fabel daar van.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;5-7
Metalige lichamen hoe die tot Quik of eerfte ftof nbsp;nbsp;nbsp;Olie van Duurfteen kan niet gemaakt werden. 67
Metalen zijn nooit in Goud of Silver verandert. 475-Metalige Boomtjes hoe te doen uit wallen. 377
Olieachtige boomen , waarom die het Inten niet wel konnen verdragen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3y
Olie
Metalen hebben min of meer Gout of Silver in. 263 nbsp;nbsp;nbsp;Olie van Loot hoedanig goet tegen de Roeft. 173
-ocr page 946-il
van V T W E E
Olie kan niet uit Talk noch uit Asbeftus gemaakt werden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;581
Olie en Water van hoedanigen gelijkwigtigheid in proportie.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;385
D E D E E L.
Oor-ringen hoedanig met ander Gouden Kolen
opgevift. nbsp;nbsp;nbsp;zoz
Oorlog tullen de Dwergjes en Kranen.
Opaal een ftcen van fehoone kleur.
Opalen hoedanig na te bootfèn.
Onderaardfe Reufe bcenen. nbsp;nbsp;nbsp;50 i Opfchrift van ’t Heylige Kruis. Hoedanig in fteen
Onderaardfcmenfchenbefchreven. 99,108 lOpllandinge der Dooden waar door mogelijk'te Onderaardfe geeften, Halfjes en Spooken. 100 i verftaan.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;366
Onderaardfe kinderen wouderlijk te voorlchijn i Opwekking der Planten uit ydersfaat wonderlijk
Onderaardfe Duivels en Spooken. nbsp;nbsp;nbsp;n x
Onderaardfe Fenynen en vergiften. nbsp;nbsp;nbsp;113
Onderaardfe Ovens hoedanig. nbsp;nbsp;nbsp;342
Ondermanige Wereld. Hoedanigen verwifleling onderworpen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1T4
Ondermaanfè dingen hoefe van de Hemelfe be-vrugt werden. nbsp;nbsp;nbsp;lóy
Ondieren hoefe in ’s menfehen ledematen voortkomen. nbsp;nbsp;nbsp;n6
te doen.
Oranjen half fuur half foet voortg^bracht.
364
339
Orgel van vuur inde Locht te verwonen. 411 Ovens tot de ftofscheiding afgebeelt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;224, 342
Overhaal-konft. Siet Dillilleer-konfl:. nbsp;nbsp;nbsp;341
Oy vaars hoedanig des Winters in klompen te gaar gevlogten.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;85-
P.
aarden waarom die haar dikmaal int ftof wente-
116 47
Wat en welk die
P
Paards-hoeven in fteen verandert. Ondieren in dry foorten onderfcheiden. 307 f Paauwe-fteert der Chymiften.nbsp;Ondieren werden verfcheiden uit verfcheide leden 'nbsp;der dieren voortgebracht,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;308, 312
Ondieren uit verrotting van verfcheide plantever-bcclt, nbsp;nbsp;nbsp;311
Ondieren van Vrouwen gebaart. nbsp;nbsp;nbsp;312
Ondieren hoele door konft werden voortgebracht.
Ondieren met vier vleugels van hoedanigen oor-fprong. nbsp;nbsp;nbsp;317
Ondieren hoediéfomtijdsgeregent werden. 326 Ondieren waarom die vande Nature foo overvloe
IS.
ii
dig voortgebracht werden.
^ nbsp;nbsp;nbsp;*5quot;
Paauwe-veeren waar doorfè foo fchoon gekleurt
zijn. nbsp;nbsp;nbsp;ijr
Padden, Slangen en andere VifTen, die levende tus-fen de fteenen gevonden werden. nbsp;nbsp;nbsp;83
Padde-fenijn in fijnaart befchreven, nbsp;nbsp;nbsp;127
Padden 4 hoe en wanneer haar die met Wij nruitc wapenen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;12S
Padden hoedanigen tegengift tegen de Peft. 128 Padden hoe die uit verrotte Endvogels komen.3j2nbsp;Padden hoedanig in een miereneft veranderen. ^22nbsp;Papier datmen uitbranden en weer opfchryvennbsp;kan.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;63,70
Papieren Draak door een Ridder geinventeert. 88
Ondieren hoedanigen nut in de Geneeskunde geven. nbsp;nbsp;nbsp;32.7
Ondieren die te overvloedig voortfêtten. nbsp;nbsp;nbsp;3^9
32.7 I Paling. Siet Aal.
Paraccifus dwaas gevoelen, om de Seilftcen krachtiger tc maken. nbsp;nbsp;nbsp;2,^9
Paracellüs Levens-wyfê befchreven. nbsp;nbsp;nbsp;25-4
Ondieren door verrotting uit kruiden te doen j ParaceUus moet onder de bedriegers geftekwoVl .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;35-9 j den.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;269
oSuimig weder in de Mynen. nbsp;nbsp;nbsp;180 i Paus van Roomen op een fteen voortgebragt 29
Onlevleucelde ondieren. Van hoedanigen oor-, Paus Joannes de 22. waarom hy de Goudtoekerye wiij^cvi jpnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;heeft verboden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;280,290
Onvïof kagel-fteen hoedanigna te bootfen. 400 j Perlen hoedanig na te maken nbsp;nbsp;nbsp;398. 402
Saarding der dingen volgens haar verplaatfing. ^ Perfen hocdanigroot te voorfchijn te doen komen^
Perfen hoe ongemeen groot te doen wafTen. 340 Phengites Glants-fteen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;78
Phrygifche fteen. nbsp;nbsp;nbsp;78
Pilatus Bergen verfcheide vertelling daar van. 103 Pyritis. Vuur-fteennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;78
Planten waar door die wit, groen en geel worden.
122
Ontaarding der Planten hoedanig verfcheiden. 3 ^9 Ontdoeningevan Coraal.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;380
Ontdoeninge der mijnfloffen hoe die toegaat. 381 Ontfehaakte Vrouw door eenZee-RidderuitZee
gehaalt. nbsp;nbsp;nbsp;loi
Onvoelbare waafTem hoedanig oorfaak van de Sympathie en Antipathie.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i2i
Onweer door ’t werpen van feker fteen verwekt.
103
33a
ir
planten en Boomen hoe die in de oude gebouwen groejen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;38
planten ont rent de Roode Zee waar door in fteen verandert.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;45^
Oorfprong nbsp;nbsp;nbsp;pjats!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;296 Plf ten enKruiden die vergiftig zijn hoe die voort-
Ooftdragende Boomen en Planten. Oogftraal van hoedanigen maakiè!
Oorfprong der Slekken.
315' komen.
iz6
Oorfprongder ZydevrormenenPuiftebyters. 318 Planten en Dieren brengen eenigeondieren voort.
Oorfprong der tweevleugelde Ondieren. nbsp;nbsp;nbsp;318nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;....nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^27
Ooren ofse de kruipende Dieren ook eygen zijn. , Planten diefeiiynigzijn in een Tafel vertoont. 144
98 i Planten die’cYler liefhebben.
‘ nbsp;nbsp;nbsp;4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Plan-
7'^.'
-ocr page 947-
Planten hoe die eerft zijn voortgebracht, cnnu onderhouden werden. nbsp;nbsp;nbsp;298 planten hoe die van felfs voortkomen. nbsp;nbsp;nbsp;504 Planten en Heefters hoe die in en tuflchen de oude gebouwen groejen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3°4 Plant uit ymants zyde gewaflen. nbsp;nbsp;nbsp;306 Planten en dieren , fijn noit fonder cenig ondier voort te brengen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3°^ Planten hoedanig door de Zadelijke kragt voortkomen, nbsp;nbsp;nbsp;35° Planten in haar foort en verfcheidentheit verdeelt. 322 Planten van hopdanigen verfchil onder malkander. Planten haar verfcheidentheid waar uit voortkomt. 357 Planten haar genees kracht onderfocht. nbsp;nbsp;nbsp;35'! Planten uit de onderaardfedeelenkomende, van wat kracht.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3?9 Planten werden in het planten een wonderlijke kracht bygefet.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3^1 Planten offe uit haar afle wederom konnen opgewekt werden, nbsp;nbsp;nbsp;3^3 Plant in overgehaaldt watergegroeit. nbsp;nbsp;nbsp;365' Porphyr ofRoodeMarmerfteen, nbsp;nbsp;nbsp;78 Porei-fteen fijn gedaante en aart. nbsp;nbsp;nbsp;78 Priefters die onder d’aarde woonen, nbsp;nbsp;nbsp;109 Puiftebyter van hoedanigen oorfprong, 318 Quik wanneermen alle kleuren daar in kan fien. ly Quik fijn Fenynige kracht,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;124 Quik hoe het tegen Fenijn en Drekbraken dien ftig is.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;12,4 Quik van ymant gedronke hoe de doot medebracht. 124 Quik hoedanige fiekten in ’t hooft en elders verwekt. nbsp;nbsp;nbsp;139 Quik in fijn aart en Eygenfchappenbefchrevcn. 152, iy6 Quik van hoedanigen bereiding in de Geneeskonft. , nbsp;nbsp;nbsp;Iff Quik hoedanig om demetaalftoffe te fmelten. 202 Quik-mijnen in America van hoedanigen gedaante. 202 Quik hoe op te heffen, volgens Lullus. 241 Quik der Wyfen wat die is.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;241 Qu^ik die tot de gedaante van goet Silver geveftigt werdt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ij-x Quik uit Loot te trekken, eenkunsje van bedriegers. nbsp;nbsp;nbsp;25-8 |
Quik fijn gewigt met het water te proportioneren. . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;58f Quikkige waaffem hoedanige kruiden voortbrengt 126 Quy 1 van een Dolle-hont m.aakt Dol. nbsp;nbsp;nbsp;138 R. Rattekruit hoe dat vergeefs tot veel dingen in de Goudfoekerie gebefigt is.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;251 Regenboog waar doorfe veel kleurig is. nbsp;nbsp;nbsp;16 Regts befluiten der Geeftelijkheid over ’tGoud maken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;282 ReukgevendeBoomen en Planten. nbsp;nbsp;nbsp;332 Reus Marduchus wanneer geleeft heeft. nbsp;nbsp;nbsp;yi Reus te Lugern hoedanig van lengde en geftalte. f5 Reus die fray Ichaffen kon. nbsp;nbsp;nbsp;y4 Reufen verfcheide belchreven, nbsp;nbsp;nbsp;yi, y6 Reufen lengde met malkander vergeleken. nbsp;nbsp;nbsp;y4 Reufen offer geweeft fijn onderfocht. nbsp;nbsp;nbsp;y4 Reufen konnen fo groot niet geweeft zijn als men fegt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;yy Reufen ontrent de ftraat Magellanus. nbsp;nbsp;nbsp;57 Reufebeenen onder d’aarde gevonden. yo, yz Reufebeenen door de natuur uit fteen gemaakt. y8nbsp;Reufe Tant fo groot als honden andere Tanden. fi’ff Reufe Tanden , hoe de bedriegers daar mede handelen. nbsp;nbsp;nbsp;yy Ridder die een Draak verwint. nbsp;nbsp;nbsp;88 Ring om de uren van den dag te wyfen , is een fabel, nbsp;nbsp;nbsp;176 Ryping wat fulx in de Diftilleerkonft is. nbsp;nbsp;nbsp;347 Robijnen haar foort en krachten, nbsp;nbsp;nbsp;79 Robynenopdryderlei wyfe na te bootfen. nbsp;nbsp;nbsp;398 Roede om Metaal-aders te vinden. nbsp;nbsp;nbsp;ij6 Romeinen hebben de Kruit-kenners veel geacht. 361 Roofen hoedanig veelverwig voort te brengen. 538 Root-koper geel temaken. nbsp;nbsp;nbsp;206 S. Saaden en faadelijke krachten in,’t algemeen be-fchreven. nbsp;nbsp;nbsp;296 Saad of vermengde kracht behoort niet tot het voortbrengen der metallen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;297 Saad-ftoffe dergewall'en en planten. nbsp;nbsp;nbsp;298 Saad der planten hoe het voortkomt. nbsp;nbsp;nbsp;298 Saad is als eenSout der Natuur de Hooftftoffen in gcfchapen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;298 Saad bevat alle de deelen der dieren. nbsp;nbsp;nbsp;^00 Saad der van felfs voortkomende dingen. nbsp;nbsp;nbsp;301 Saad-ftoffe in fijn aart en werking nader verklaart. 302 Sadelijke kracht is de planten en dieren noodig. 298 Sadelijkeftofhoedieindeaardekomt. nbsp;nbsp;nbsp;302 Saads vermogen inde gewaflen. nbsp;nbsp;nbsp;330 Saad hoe dat groeit of uitfehiet. nbsp;nbsp;nbsp;331 Saadftoffe hoedanig oorfaakvan verfeheide plan-ten. nbsp;nbsp;nbsp;33r Sacrophagus Vlees-eter fteen, fijn aart befchreven. 79 Salamander wat het by de Goudlbekers is. 28y |
Salomon heeftdeGoudmaking-konfl; niet geweten. (Slangen die vleugels hebben. nbsp;nbsp;nbsp;*86,94
Z20 Slangen die met haar gefigteivpis,dooden. 93, 94 Salomon hocdanige planten hy in Paleftina geplant Slangebeer wonderlijk genelên.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. 119
heeft. nbsp;nbsp;nbsp;Slangen die van verre vergiften.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lax
SamentrckkendeGenees-middelen. nbsp;nbsp;nbsp;gyy j Slangen die vergiftig zijn , van watoorfprongen
Saphy ren hoedanigen (leen van kleur en kracht. .79 j nbsp;nbsp;nbsp;Teeling.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;126
Saphyren hoedanig door kond: temaken. 594, ! Slangen waar uit haar boofaardigheidontftaat. 127
598 (Slangen verfchillenjveel ten opfigcharerlandaarr. Sardus of Carniolus, Vlees-fteen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;791nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;128
Sargaflum een foort van Zee-gras. nbsp;nbsp;nbsp;goy , Slangen zijn Teer veel in Egypten en Lybien. 129
Satyriura fijn wonderlijke aart en gedaante be-‘ Slang hoe in demaagvaneenHoy-maijergeraakt.
fchreven. nbsp;nbsp;nbsp;308nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;132
Schepen waarom fy dieper in foet dan in Ibut water i Slang door een Capuciner Monnik uitgepift. 142 gaan.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;214 Slangen hoe die ibmtijds vermenigvuldigenkon-
SchieterseenOndierindegebreken der ooren dien-j nen. nbsp;nbsp;nbsp;326
Schelp-vis hoedanig te vermenigvuldigen. 327 j Slangen hoemenfèkan verdry ven. nbsp;nbsp;nbsp;329
den,
^4
Schorpioenen waar uit lè voortkomen. nbsp;nbsp;nbsp;322
Schorpioenen komen uit verrotte Kreeften voort.
Schilderkracht der nature van wat kracht. 39 Schilderen der Steenen hoe natuurlijk gelchiet.
Slekken hoedanigen oorfpronk die hebben. nbsp;nbsp;nbsp;31 y
Slijk hoe hetOefters,Kikvorflen en fchelpvis voort-brengt. nbsp;nbsp;nbsp;127
Slijk om Diftileer-ovens te bouwen. nbsp;nbsp;nbsp;347
Smaragd een fchoone fteen. nbsp;nbsp;nbsp;79
fteenen wiftete maken. nbsp;nbsp;nbsp;41 { Somer-hitcc waarom te Roomen ongefont. 131
Sehilderien door Giet-konft gemaakt. nbsp;nbsp;nbsp;59f j S^nde hoedanigen oorfaak van allerhande quaat.
Slegtc Metalen hoedanig ligt ontdaan werden. 376
ii
Son der Wijlen wat en waar in die is. nbsp;nbsp;nbsp;31 y
Son-ftralen hoe in een holle Spiegel te vergaren.
226
Sonnebloem waaromlè de Son volgen. nbsp;nbsp;nbsp;367
Sonne haar invloet in verfcheide Landftreck te on-derloeken. nbsp;nbsp;nbsp;388
Souc en Swavel hoedanigen oorlaak van kleuren.
10,12
Souten in de Bergen hoe die de fteenen verfcheide
aart en kleur mededeelen.
Sout ftremd altijt kantig-Sout fijn wonderlijke kracht.
Sout-raijnen hoemenlê ontdekt.
Sout-mijnen en des fouts bereiding.
Sout hoe dat op nieuws in de Mijnen groeid.
Sout-mijnen in Tyrol en Borgondien. Sout-bronnen by de ftad Salinas befchreven,nbsp;Souten en fteenen met hoedanigen vormkrachtnbsp;voorfien
18
2?
166
177
213
213
215-
216
Schiftus Schelf-fteen. nbsp;nbsp;nbsp;79
Schrift dat leesbaar en niet leesbaar is. nbsp;nbsp;nbsp;12
Schuim van water waarom dat wit is. nbsp;nbsp;nbsp;11
SeiUfteenige kracht waarom noodiginde Aarde.
6,7
Seil-fteens Trek kracht hoe door deweegdaatte onderfoeken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;387
Seilfteenige kragt wat die inde voortbrengipge der dingen te weeg brengt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3 7» 38
Siekcen haar oorfprong befchrevcn. nbsp;nbsp;nbsp;138
Syde van Vlaste maken. nbsp;nbsp;nbsp;403
Syde-wormen van hoedanigen oorfprong en vopr-teeling. nbsp;nbsp;nbsp;gi7
Syde-wormen van wat nut. nbsp;nbsp;nbsp;327
Silver hoe dat inde Mijnen gemaakt werd. 166 Silver-mijn hoemenfe ontdekt.
Silver-mijn te Schemnits befchreven.
Silvdr-mijnen haar aart en eigenfchappen befchre-
Soijts hoeveelheid in dieren en planten, hoe te onderfoeken. nbsp;nbsp;nbsp;388
Sout beeft alle dingen in fich, nbsp;nbsp;nbsp;298
Spaans-groen hoe uit Koper te trekken. nbsp;nbsp;nbsp;38a
Spinnen haar oorfprong en verfcheide foorten. 323 Spinnen fchranderheid in ’t weven van haar netten.
3^3
Spy kers uit de keel gebraakt, nbsp;nbsp;nbsp;306
376 j Spodium wat dat eigenclijk is. nbsp;nbsp;nbsp;199
378 Spook gefien , waarom niet aanftonis mach voort 3911 vertelt werden.
------- - D nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^9^
Sil ver hoe dat van Lood gefcheiden werd. 204 Silver op twee wyfen van’t Sterk-water te fchei-den.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zöy
Silver hoe ’t de huid fwart verruwt. nbsp;nbsp;nbsp;2oy
Silver hoe van h Lood af te dry ven. nbsp;nbsp;nbsp;206
Silver hoedanig tot Quik te brengen. nbsp;nbsp;nbsp;242
Silver met Quik doormiddel van een lamp te vermeerderen. nbsp;nbsp;nbsp;26)
Silver in Goud te veranderen, nbsp;nbsp;nbsp;2,67, 267
Silver verffel of men ’t maken kan.
Silver-hoorntje hoe te doen wallen.
Silver hoedanig tot Glas te maken.
Sreen watdateigentlijkis. nbsp;nbsp;nbsp;5
Steenen en Bergen van wat oorfprong. nbsp;nbsp;nbsp;4
Steenen door wat kracht iy hard werden. y, 6 Sceenen welke de ftoffelijke oorfaak daar van zijn. 6nbsp;Sreenen op wat wys die inde Mijnen groejen. 7nbsp;Steenen waar uit ly haar kleuren ontfangen. 10,12'nbsp;Steen der Wyfen wat die in’t foeken voor kleurennbsp;laat fien.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ly, 16
Steenen hoedanig die haar verfcheideformenkry-gen, nbsp;nbsp;nbsp;20
Steenen die veelkantig zijn waarfe uit voortkomen.
21
Steenen werden eer veelkantig dan rond voortgebracht. nbsp;nbsp;nbsp;22
Steenen die met een afbecldinge iets Goddelijx vertoonen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;41
Steen-kegels hoe die gemaakt werden. nbsp;nbsp;nbsp;43
Steen-kuilen die alles in fteen veranderen. 43 Steenen die in verfchcide leden der Dieren groejen,
48, 49
Steenen in de Herffenen gevonden. nbsp;nbsp;nbsp;48
Steenen die verfcheide krachten hebben, in dieren te vinden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;49
Steenen in de menfeh waarom meeft na afnemen weer aangroeit.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;49
Steen derblalê hoe die groeit. nbsp;nbsp;nbsp;50
Steenen dic glad zijn verwekken geen pijn. 50 Steene tanden hoefe inde Rotfén en verwelfde Spelonken groejen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;yy
Steen-bekkeneelen. nbsp;nbsp;nbsp;y8
Steenenin Aarons Borft-lap. nbsp;nbsp;nbsp;81
Steenvochc hoe die gemaakt werd. nbsp;nbsp;nbsp;94
Steen door eenVliegende-draak teLucerna gewor-
Stinkende Gouwe hoe mifluktindeGoudlbeking gebruikt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zyo
Stoffe van den Steen der Wyfen geheel onfeker.
234
Stoffeheiding hoedanige tuigen noodig heeft. 222,
224
Stoffeheidige behandelingen aangewelên. 226, 228 Stonden vaneen vrouw hoedanig vergiftig. 121nbsp;Stoffeheidinge hoedanig een nutte konft. 285,290nbsp;Stoffeheiders Beeldfpraakige teeltenen verklaart.
291
Stoffeheidinge waarom van de Geneeskundige ter
hand genomen
Stof-lcheidinge van wat aart en vermogen. Stoffeheidige geheimen, hoedanig die zijn.nbsp;Srruis-maaghoedieYler verteert. i2i,nbsp;Stremming der Chriftallen hoe die toe gaat.
Strepe fteenen hoe door konft te maken. Sublimeren. Siet ophelFen.
Succinum. Siet Bi and fteen.
Suure Bronnen in de Mijnen.
Suiverheid fommiger fteenen waar uit ontftaan. 7 Suivering der Mttallen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;191
S wal uwen hoelé m ’t water en in de holen konnen leven fonder eten.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;8y
Swaluwen waarfe’s Winters gaan. nbsp;nbsp;nbsp;84
Swart koleur wat het ontrent het gelicht in de bc-fchou wing doet. nbsp;nbsp;nbsp;2
379
368
136
21
181
T.
pen.
90
139
169
233
6z
M3
Steen hoe die in de menfeh voort-teelt.
Steenen waarom die niet door vuur fmelten. Steender Wyfen . watdieeigentlijkis.nbsp;Steen-kolen waar verfcheidentlijk gevondennbsp;Steen der Wylén uit Goud te maken.
Steen der Wyfen Hoe die gemaakt werdt. 241»
244
Steen der Wyfen hoe fy het Goud vermeerdert.
248
Steen der Wyfen waarom van de Goudfoekersby een boom vergeleken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zyo
Steenlapwatdieis. nbsp;nbsp;nbsp;44
Steen der Wyfê waarom de naam van Dier» en van Kleene Wereld.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2yo
Steen der Mijn-gravers. nbsp;nbsp;nbsp;266
Steen der Wylén wat dieeigentlijkby d'oude was.
280
Steenen te verwen en verfcheide kleuren te doen aannemen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;396
Steen als een Slang in de Maag van een Hert gevonden. nbsp;nbsp;nbsp;366
Steenen die koftelijk zijn hoe door Glasblafen na tebootlén.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;393
Steenmakende kracht die door ’t aardrijk verfpreit
I, 6
Sterk'Water om Yfer te ontdoen. nbsp;nbsp;nbsp;210
Sterk-water maakt fwarte inkt aanftonts tot klaar water.
SterrekyJcers veelfints bedriegers. nbsp;nbsp;nbsp;275
Sterren of die iets doen in’t vóórtbrengen van de Metalen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;164
Tafel daar in al de fteenen in fekere foor ten werden gebracht. nbsp;nbsp;nbsp;2
Tafel vertoonende allerhande foorten van fenijnen.
,119
Tafel volgens welk den Steen der Wyfen het Gout vermeerdert.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;247
Tafel daar in de wareGoudfoekerievandevallé tegen malkander afgewogen wert.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;289
Tafel waar in de Genees-kracht der kruiden'aan-gewelén wert. nbsp;nbsp;nbsp;3y3
Talk of Aard'fterre lijn aart en kragten. nbsp;nbsp;nbsp;79
Tamme Boomen op wilde te ineen. nbsp;nbsp;nbsp;33y
Tanden van Reufen verfcheidentlijk befchreven.
yi, 5^
Tanden van Steen hoedanig onder d’aarde voortgebracht. nbsp;nbsp;nbsp;y y
Tanden die men Mijntanden noemt hoefe voortkomen. nbsp;nbsp;nbsp;59
Tarantula hoe en waar door die doet danfen. 134 Tegengiften waarom onder de fenijnen geilek. 119nbsp;Tegenftrydigheid in de natuurlijke dingen wat dienbsp;is.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;120
Tempering der kleuren hoedanig door y Hukken
*3 79nbsp;283
i6i
252 116nbsp;To-
verfcheide glas kan onderlbgt werden. Theamedes Seilfteen.
Thomas Aquinas is tegen de Goudfoeking. Tinélure hoe uit Korallen te trekken.nbsp;TinóluraPhilofophorum wat die isnbsp;Toevallige voortbrenging der fenijnen.
van ’/TWEEDE DEEL. Topafen, Amethiften en anderefteenen verheelt. Vliegende Draken bewefeo. 2Z Vliegende Draak in de Logt te vertoonen. Topafus eenfehoone fteen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;79 i Vliegjes hoefe in de Barnfteen komen. Topafen hoedanig door konfl: te maken. 394,399 Vliegevangen der Spinnen hoe dattoe gaat. 74. Vlojen hoe te verdryven. nbsp;nbsp;nbsp;329 400 Voedfel der DierenhoedoorSpijsenDrankge- Ty burtynfeftecnkuilen waarom verfcheide afbeel-; nbsp;nbsp;nbsp;maakt werd.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;300 dingen maakt. nbsp;nbsp;nbsp;39 Vogels waar vanfe verfcheide kleurige veeren heb- ! nbsp;nbsp;nbsp;ben.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;15- V. nbsp;nbsp;nbsp;j Vogels gedaanten aan Boomengewaflên. ay ' Vogels op fteenen afgcbeelt. nbsp;nbsp;nbsp;29 Vogels met haar neft m fteen verandert. ; nbsp;nbsp;nbsp;4^ Vogels waarom 'er geen Ib groot als fommigc andere dieren gefchapen zijn, nbsp;nbsp;nbsp;yy Vogels die 's Winters fonder eten leven, waaromfo geen Pluimen hebben.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;8y Vogels waarom die veel Salpeter by haar hebben. 121 Vogten hoedanig door een Werktuig fijn te ma- Vafte en ware Goudfoekerie tegen malkander afgewogen. nbsp;nbsp;nbsp;288 Vafte Swavel hoedanig te ontdoen en vlugtig te maken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;267 Vaten tot Stoffeheidinge van hoedanigen fatfoen. 227 Vaten, Ovens en Glafen tot de Diftilleerkonft. 34^ Veelvoetige Dieren van hoedanigen oorfprong. 322 ken. Verandering wat die eigentlijk in de Metallenis. | Vochten van verfcheide natuuren tegens malkan-“ nbsp;nbsp;nbsp;238nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dei'hoe af te wegen. 386,389 Verandering offe door konft waarlijk gedaan kan nbsp;nbsp;nbsp;Vormende kracht des Saats door een Ervaremfte werden. nbsp;nbsp;nbsp;^'^5'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• j j VerffelderWyfenwatdatis. nbsp;nbsp;nbsp;252nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;; Vormkracht hoedanigint zaad der dieren. 299 ' nbsp;nbsp;nbsp;Voortteeling der Dieren kan geen opftandinge uit den dooden heeten. nbsp;nbsp;nbsp;302 Voortbrenging der fenynen. nbsp;nbsp;nbsp;116 Urim en Thummim hoedanig in gebruik by de Joden. nbsp;nbsp;nbsp;82 Vroedwyven die in Zee de Barende Meerminnen byftaan.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lor Vruchten hoe die vcrfcheidentlijk op een boom groejen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;337 Vruchten fonder kernen hoe voort te brengen. 339 V ruchten hoemenfe in’t waflén verfcheiden afbeel- doorfo fchoon gekleurt waar den. Tophus of Puimfteen Torren hoedanigen oorfpongdie hebbennbsp;Trekkende kracht der Brand-fteen.nbsp;Trochues Rader-fteen. Turkois fijn aart en krachten. Turkois hoedanig na te bootfen Veeren der Vogels Verharding der Viflen hoedanig toegaat. nbsp;nbsp;nbsp;83 Vergiftige menfehen hoedanige toevallen onder havig.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;124 Vergiftige Planten befchreven. nbsp;nbsp;nbsp;ixy Vergiftige kruiden , op wat wyfedic voortkomen. 126 Vergift op hoe veeldcrlei wyfe het in de menfeh kan komen. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;131 Verrotting hoe het ondieren voojrtbrengt. nbsp;nbsp;nbsp;116 Verrotting hoedanig dooralderlei voedfel. nbsp;nbsp;nbsp;119 Vergulden met Quik hoe dat toe gaat. nbsp;nbsp;nbsp;i y 3 Vermeerdering van Goud en Silver hoe ver geoor-lofr. nbsp;nbsp;nbsp;263 Vermilioen hoe dat door Vitriol geveftigt werd. 27y Verrotting wat dat in de Diftilleerkunft is, nbsp;nbsp;nbsp;347 Veftiging van verfcheide dingen hoe dat toegaat. 274 Vis aan Scheerling-ftruiken gebraden hoe oorfaak vandedoot,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i3* Viflen in fteenen gevonden. nbsp;nbsp;nbsp;33* 37 Visjes Voor vervloekte Meisjes gehouden., nbsp;nbsp;nbsp;103 Vis hoedanig vanfelfs in de Vis-puttenkomt. nbsp;nbsp;nbsp;127 Viflen die Goud vanbinnen hebben. nbsp;nbsp;nbsp;2yo Uittrekfel van Rabarber hoe gemaakt werd. nbsp;nbsp;nbsp;232 Vitriol hoe uit Koper te trekken, nbsp;nbsp;nbsp;3^® Vitriol hoemenfe uit Goud kan halen. nbsp;nbsp;nbsp;382 Vitriol tot een Genees-middel te bereiden. 232' Vlam waardoor dèrverfcheide kleuren inkomen. 16 Vlam kan niet befloten zijnde branden. nbsp;nbsp;nbsp;6y Vlas tot Syde maken. nbsp;nbsp;nbsp;403 Vlees dat eenige verrotting heeft waarom vergiftig- , nbsp;nbsp;nbsp;13® |
34® dingen indrukt. Vruchten fonder fteen hoe te doen wafTen. 340 Vuur hoe’tfenyn fuivert. nbsp;nbsp;nbsp;141 Vuur waarom fwaar om genefen. nbsp;nbsp;nbsp;116 Vuur hoedanigen Element. nbsp;nbsp;nbsp;349 Vuur-ballen die in’t water branden hoe temaken. 408 Vuurftoking in de Scheid-konft. nbsp;nbsp;nbsp;azy Vuur-werken hoe die behooren behandeld te wer403 W. Waaflems van verfcheide dingen waarom doodlijk. nbsp;nbsp;nbsp;131 Walviflên waarom traag bewegen en niet uit kuit voort teelen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;yy Walviflên in de Son gebraden, vandenReusOg vooreen ontbytje geknapt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;yy Wand-luifen hoe te verdryven. nbsp;nbsp;nbsp;329 Ware Goudfoekerie tegens malkandef afgewogen. 288 Warme Baden in de Myncn. nbsp;nbsp;nbsp;181 Warmte der natuur, is door konft niet weinet na te bootfen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;288 Warmte der Sonne en Vuur hoedanig fomtijds vergiftig.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;13 x Water hoedanig in fteen verandert. nbsp;nbsp;nbsp;44 Water hoe ft in Ys verandert. nbsp;nbsp;nbsp;124 Water hoe ft op veelerlei wyfe kan bedorven worden. nbsp;nbsp;nbsp;131 Wa- |
Water , in wat plaatfen het voornameiijk vergiftig) Wit en fwart, waarom grauw coleur maakt. 13 is.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;152!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Witte Duiven en Paauwen hoe uit te broeden.
quot;Watervreefehoedieineenmenfch komt. 1381 nbsp;nbsp;nbsp;24
Water dat de Mijnwerkers belemmert hoe dat uit i Wit en Root verffel van de Quik der Wyfen, verte halen. nbsp;nbsp;nbsp;173 I andert de flechte Metallen in Goud en Silver.
Water dat in verfcheidefchoonefteenen verandert.} nbsp;nbsp;nbsp;242
180 i Woldragendekruiden welkedie zijn. nbsp;nbsp;nbsp;535
Water hoedanigen fc lement. nbsp;nbsp;nbsp;3491nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Woorden die verfonnenzijnomdeGoudfoekerie
Water en Olie van hoedanigen proportie in haar wonderlijk te maken. nbsp;nbsp;nbsp;249
makende kracht zijn. nbsp;nbsp;nbsp;44! Wormen inde dermen der menfehen.
Waterval ontrent Lucern. nbsp;nbsp;nbsp;loy Wormen hoe die door melk vcelfints indeKinde-
Water-dieren welke vergiftig zijn. nbsp;nbsp;nbsp;117 ; ren komen.
Water-tuigen die de Metaalkundige noodig heb-; Wormen hoe die in de menlch voortkomen. 3^5quot; ben.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1871 Wormenhoedieindevruchtenvoortkomen. 327
Weegdaat van verlcheide lichamen nbsp;nbsp;nbsp;in en met het inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Wormdiefeerlchadelijkis j op de Venkel en Salie.
water. nbsp;nbsp;nbsp;3841nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;116
Weeg-luilenhebben’tYfer lief. nbsp;nbsp;nbsp;2,09nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;!
Weeg-luifen, fiet Wand-luifen. nbsp;nbsp;nbsp;jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Z,
Wereld ineen fles te verwonen. nbsp;nbsp;nbsp;378!
Wereld kan de Ondieren niet miflen. nbsp;nbsp;nbsp;327 ^^aden in de aarde verborgen die veel dingen
Wereld hoe en waar door ftaande gehouden wort. JLu voortbrengen. nbsp;nbsp;nbsp;y
296 Zaat hoedanig in de MijnftofFen. SietSaad,Let-Werk-tuigen natuurlijk in fteenafgebeeld gevon-1 terS.
Wetten die dc Goudfoekerie verbieden. nbsp;nbsp;nbsp;281nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Zee-gewaflen, Coral en Peerelen belchreven. ifS
Wild-zee een wonderlijk Mcirjbefchreven. nbsp;nbsp;nbsp;103nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Zee met gras begroeit hoedanig en waar. 3oy
V/ijn-geeft die leer fuiver is, hoe te maken. nbsp;nbsp;nbsp;231nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Zee-ftofFen die met Genees-krachtvoorfien zijn.
Wijn en water in gewigt tegen malkander verge-1 nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;SJquot;*
leken. nbsp;nbsp;nbsp;387nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Zee , des felft aart en werking. Siet het Regifter
Wyn-fteen waar uit die meeftbeftaat. nbsp;nbsp;nbsp;139.3801 van’t Eerfte Deel.
-ocr page 952- -ocr page 953-.'jÊÊm