-ocr page 1-

SCHOONE PLAATSEN UIT DE SCHRIFTEN

VAN

DRIE KERKVADERS,

Met enkele bijzonderbeden omtrent bun leven.

De Kerkvaders, welk eenigzins ontwikkeld christen, kent ten minste de namen niet der meestnbsp;beroemden onder hen ? Athanasius en Chrysosto-, Ambkosius en Augustinus leven nog in denbsp;christel^ke kerk, eeuwen nadat zij gestorven zijn.

Maar zoo bekend hunne namen mogen zijn, zoo bekend ook ten minste van sommigen de voornaamstenbsp;levensbijzonderheden, zoo weinig algemeen bekendnbsp;^hn hunne geschriften. En toch die welsprekendenbsp;leeraars , trouwe herders, voorbeeldige martelaarsnbsp;welven te hooren, het heeft ook voor ons christenen der negentiende eeuw een eigenaardig genot en ,nbsp;gelijk uit de volgende bladzijden blijke , zijn eigen-aardig nut. Zij zijn grootendeels overgezet uit eennbsp;het engelsch geschreven werkje: over de geliefdste predikers der oude Kerk.

tlnl

-ocr page 2-

Tot de minder bekende en toch hoogst merkwaardige verschijningen in de geschiedenis der christelijke kerk, behoort oen man , die in denbsp;derde eenw onzer jaartelling opziener der christe-lijke gemeente te Carthago was, Tiiasciüs Caeoi-Mus CrrKiANiis. Van zijn leven vóór zijne bekee-ring van het heidendom tot het christendom isnbsp;weinig bekend. Eerst op zijn vijf en veertigstenbsp;jaar werd hij gedoojit, maar toen was zijne toewijding aan de dienst des Heeren ook zóó beslist,nbsp;dat hij begon met het grootste gedeelte zijnernbsp;aanzienlijke bezittingen aan de armen te schenken.nbsp;Zeer spoedig werd hij met een geestelijk ambtnbsp;bekleed en reeds twee jaren na zijn’ doop totnbsp;opziener der gemeente te Carthago verkozen. Veelnbsp;en moeijelijk werk had hij in die betrekking tenbsp;verrigten, want eene dertigjarige rust van denbsp;vroeger zoo wreede vervolging door de Romeinschenbsp;keizers, had zoowel op de herders als op denbsp;kudde een’ hoogst nadeeligen invloed uitgeoefend.nbsp;Met het jaar 249 begon echter de hevige vervolging op last van keizer decius, cn nii ging nitnbsp;het heidensche gedeelte der bevolking van Carthago de kreet op : » Cyprianus voor de leeuwen.”nbsp;ITij vlugtte, overtuigd, dat hij zijne gemeente in dienbsp;bange dagen op eene andere wijze nuttiger kon zijn dannbsp;door zijn martelaarschap. Zijne vijanden hebben hem

-ocr page 3-

die vlagt hoog aangerekencl, en zelf gaf hg hiertoe wel eenigo aanleiding door zijne gestrengheid tegennbsp;hen, die gedurende de vervolging afvallig -werden.nbsp;Maar ten bewijze, hoe na zijne gemeente hem aannbsp;het hart lag, diene, dat hij haar gedurende zijnenbsp;tweejarige afwezigheid 395 brieven heeft geschreven , -waarin hij haar als een vader vermaande ennbsp;vertroostte. In het jaar 252 na het einde dernbsp;bloedige vervolging, vinden wij Cypkianus in hetnbsp;midden zijner gemeente terug, maar waarlijk nietnbsp;Om er rustige dagen te doorleven. In een andernbsp;gevaar moest hij nu met z^ne kudde deelen , ennbsp;hij gedroeg er zich in, zoo als het den echten dienstknecht van Christus betaamt. De pest rigtte harenbsp;vreeselijke verwoesting te Carthago aan. Welknbsp;Gene plaag dit was, blijkt uit de volgende woor-'len, ontleend aan Cïhiianus geschrift over denbsp;sterfelijkheid : » de tegenwoordige bezoeking , dienbsp;bestaat in eene volslagene uitputting van krach-ton, in een vuur, dat het merg van het gebeentenbsp;verteert, in een plotseling versterven van handennbsp;Gn voeten, in het verlies van het vermogen omnbsp;^ich te bewegen , ja van het gehoor en het ge-^igt, deze bezoeking is eene uitnemende oefeningnbsp;des geloofs. Hoe heerlijk is het, met ongeschoktenbsp;zielskracht, te strijden tegen deze aanvallen vannbsp;verwoesting en dood. Hoe roemrgk ongeschokt

-ocr page 4-

te staan tussclaen de bouwvallen van het inensch-doin, in plaats van daar neder te liggen met hen , die geen hoop hebben op God.”

Diep treurig was de toestand der laatsten, bij die vreeselijke bezoeking. De ellende en het troos-telooze des heidendoms openbaarden zich op denbsp;ontroerendste wijze. De stervenden werden zelfsnbsp;geplunderd. Hunne naaste betrekkingen verlieten hennbsp;te midden van hunnen doodstrijd. De lijken blevennbsp;onbegraven en de levenden spraken met ongeloofelijke ligtzinnigheid: »Laat ons eten en drinken,nbsp;want morgen sterven wij.” Hoe geheel anders denbsp;christenen. Zij openbaarden broederliefde, heldenmoed te midden der smarten en de krachten dernbsp;toekomende eeuw. De kerk des Heeren ontwaaktenbsp;als tot een nieuw leven en verblijdde en zegendenbsp;de zwaar bezochte stad, De kranken en stervenden,nbsp;christenen zoowel als heidenen, werden verpleegd,nbsp;de dooden begraven, de hongerigen gespijzigd ennbsp;een wierookgeur van leven en onsterfelijkheid verspreidde zich uit het heiligdom der gemeente doornbsp;de besmette lucht. En Cypkiahus? Dagelijks predikte hij en te midden van het vaarwel, dat mennbsp;den stervenden toeriep en het radelooze betreurennbsp;der gestorvenen, klonken de heldere, hartroerendenbsp;toonen zijner stem gelijk die van een’ engel dernbsp;vertroosting. Hij stortte zijn’ ijver in het hart van

-ocr page 5-

anderen over, en zijne ecM cliristelijke welsprekendheid , die de beurzen der rijken opende, bragt tevens de handen der armen aan het werk. Nooitnbsp;IS het misschien treffender gebleken, dat de christelijke redenaar ter bevordering van menschlie-^endheid over krachten te beschikken heeft, welkenbsp;elders te vergeefs worden gezocht.

Bij al zijne voortreffelijkheid echter, en dit is ons weder eene herinnering aan de onvolmaaktheidnbsp;ook der voortreffelijkste dienaren van den éénigennbsp;Meester en Heer — bij al zijne voortreffelijkheidnbsp;IS CypEiANUs van heftigheid en heerscliziicht nietnbsp;''rij te pleiten. Was hij zelf, toen de vervolgingnbsp;te Carthago aanving, gevlugt, geen wonder, datnbsp;hem zijne gestrengheid tegen hen, die uit vreesnbsp;^'fvallig waren geworden, door zjjne vijanden op denbsp;Scherpste wijze verweten werd. Hij ijverde voornbsp;geestelijk gezag over de hem toevertrouwdenbsp;kudde op eene wijze, die wel te verklaren is uitnbsp;haren eigenaardigen toestand, maar waarin zich ooknbsp;veel menschelijks mengde. Dit neemt echter nietnbsp;^og, dat hij door zijne liefdezorg voor zijne ge-ttieente eene eereplaats verdient onder de trouwenbsp;'dienstknechten des Heeren, en door zpnen maxtel-dood heeft hij de smet zijner vroegere vlugt,nbsp;ludien men hem die als zoodanig wil toerekenen,nbsp;volkomen nitgewischt.

-ocr page 6-

In het jaar 257 voor de heidensche overheid ter verantwoording geroepen, werd hi] veroordeeldnbsp;tot verbanning. Elf maanden bragt hi] in ballingschap door. Toen werd hij naar Carthago teruggeroepen. Zijn droom, dat hij weldra den marteldood zou sterven, stond nu vervuld te worden.nbsp;Den 13 September van het jaar 258 wederomnbsp;voor don heidenschen regter geroepen, die zich tenbsp;Sexti bevond, eone plaats, slechts zes mijlen vannbsp;Carthago verwijderd, ondervond hij oen treffendnbsp;blijk van de liefde zijner gemeente. Allen vergezelden hom. Het geregtshof ging slechts schoorvoetend tot zijne veroordeeling over, en toen denbsp;voorzitter sprak: »dit hof wil, dat Tuascius Cy-PEiANus onnriddellijk onthoofd zal worden”, riepnbsp;hij uit: »geloofd zij God” en als een eenig mannbsp;verklaarde zijne gemeente met luider stem: »wijnbsp;willen met hom sterven.” Onder een sterk geleidenbsp;van krijgsknechten werd hij naar de met boomonnbsp;beplante goregtsplaats gevoerd. Velen zijner gemeenteleden beklommen de boomen, om hunnennbsp;herder te zien sterven. Hij logde zijn mantel afnbsp;en knielde neder orrr te bidden. Daarna ópstaande,nbsp;beschikte hij vijf en twintig stukken gouds voornbsp;den bevenden scherpregter, bedekte zijn gelaat metnbsp;de handen en verbeidde kalm den doodelijken slag.

Zoo sterft hij slechts, die zich een’ gast en

-ocr page 7-

vreemdeling gevoelt op aarde en door Jezus Chiiis-Tus verzekerd is van z^ne komst in liet liemclsclre Vaderland.

Hoe vast zijne lioop was, blijkt uit de volgende sohoone plaats, ontleend aan zijn geschrift overnbsp;s menschen sterfelijkheid. »Wie zou zich nietnbsp;haasten, wanneer hij in den vreemde omzwierf, omnbsp;üaar zijn vaderland terug te keeren? Wie zou,nbsp;Op reis naar zijne dierbaren, niet met klimmendnbsp;verlangen uitzien naar een’ gunstigen wind, omnbsp;des te spoediger de zijnen te omhelzen? Het paradijs beschouwen wij als ons vaderland, de gezalig-deii als onze bloedverwanten. Waarom beijverennbsp;wij ons dan niet, opdat wij geschikt mogen wordennbsp;oin ons vaderland te begroeten? Eene grootcnbsp;oionigtc van geliefden wmcht ons daar — ouders,nbsp;broeders , kinderen — eene talrijke vergadering,nbsp;die met verlangen naar ons uitziet , verzekerd vannbsp;hare eigene behoudenis, maar nog bekommerdnbsp;over de onze. Welk eene vreugde voor hen ennbsp;ons, elkander te ontmoeten. Hoe heerlijk zal hetnbsp;genot zijn in die hcmolsche gewesten, waar denbsp;dood niet meer hecrscht. O hoogst, eeuwig durendnbsp;heil! Daar is het roemrijke koor der Apostelen ;nbsp;daas de menigte der juichende profeten; daar hetnbsp;ontelbare heirleger der martelaren, gekroond nanbsp;strgd en lijden; daar zijn de barmhartigen, die de

-ocr page 8-

werken der regtvaardiglieid volbragten, en overeenkomstig het bevel des Heeren, hun aardsche goed hebben ingeruild voor hemelsche schatten.nbsp;Spoeden wij ons met vurig verlangen naar dezenbsp;hemelsche vergadering heen. Laat dit het deelnbsp;zijn, dat wij begeeren spoedig bij hen, spoedignbsp;bij Christus te zijn”.

Mogt men in deze welsprekende woorden een te sterk verlangen meenen te ontwaren om ontbonden te worden en met Christus te zijn - mennbsp;bedenke in de eerste plaats, dat ook Paulus ditnbsp;voor zeer verre het beste hield en tevens, datnbsp;de hevige vervolgingen het verlangen naar dennbsp;hemel sterker moesten maken dan gewoonlijk.nbsp;In onzen tijd, nu het kortstondige leven op aardenbsp;met zijn werken en genieten voor velen allesnbsp;schijnt te wezen, die naauwelijks meer aan eennbsp;eeuwig leven gelooven, mag waarlijk de levendenbsp;hoop op de, toekomstige zaligheid zich ook welnbsp;luide uitspreken.

Met minder schoon dan Cypkianus uitboezeming over des christens vaderland is zijne beschrijving van: den krijgsknecht van Christus. Zijnbsp;komt voor in de zes en vijftigste dier drie honderd vijf en negentig brieven welke hij gedurendenbsp;zijne tijdelijke vlugt uit Carthago, aan zijne gemeente schreef en luidt aldus: » Wij zijn niet in-

-ocr page 9-

gelijfd in de gelederen van Chkistus om stil te zitten en aan de dienst ons te onttrekken. Onsnbsp;hoofd, de leeraar van nederigheid, geduld ennbsp;hjden is ons voorgegaan in den strijd en Hij zelfnbsp;heeft gedaan, wat Hij van ons vordert en, watnbsp;Hij wil, dat wij lijden zullen, heeft Hij zelf eerstnbsp;''^oor ons geleden. Laat dan niemand uwer, geliefde broeders, te hevig geschokt worden, wanneer hij ziet, dat de onzen vlngten en verstrooidnbsp;Worden door de vrees voor vervolging, noch tenbsp;•liep bedroefd, omdat hij de geloovigen niet meernbsp;¦'vergaderd ziet en de herders niet meer hoortnbsp;prediken. Zjj, wien het verboden is anderen tonbsp;dooden, maar die er zich op moeten voorbereidennbsp;'^10 gedood te worden, kunnen in zulk een' tgdnbsp;^iiet bij elkander bljjven. Waar dan ook in dezenbsp;dagen, iemand der broederen , voor een’ tjjd gescheiden wordt van de kudde door den drang dernbsp;Omstandigheden - gescheiden naar het ligchaamnbsp;niet naar den geest, - dat hjj zich niet door denbsp;'ï'roes late overweldigen, noch zich schrik latenbsp;aanjageii door de eenzaamheid der woestjjn, wer-waarts hij zjjne toevlugt moest nemen. Hjj isnbsp;niet alleen, die Chkistus op zjjne vlngt tot med-gezel heeft. Hjj is niet alleen, die, den tempelnbsp;Hods zuiver houdende, nergens zonder God kannbsp;''’-ijn. En wanneer, terwjjl hjj als een vlugteling

-ocr page 10-

10

rondzwerft in de woestijn of op de bergen, een roover hem overweldigt, een wild dier op hemnbsp;aanvalt, honger, koude of dorst hem kwelt; ofnbsp;wanneer, terwijl hij zich oigt; zee bevindt, denbsp;stormen hom teisteren, Chmstus ziet zijn’ krijgsknecht, waar hij ook strijdt, en kent aan eennbsp;iegelijk, die voor de eer Zijns naams sterft, dennbsp;prijs toe, welken Hij beloofd heeft hem te gevennbsp;in den dag der opstanding. Niemand meene ook,nbsp;dat de oor van het martelaarschap minder is,nbsp;wanneer hij niet in het openbaar sterft. Hetnbsp;martelaarschap is voldoende gewaarborgd, wanneernbsp;Hij er slechts getuige van is, door wien de martelaren gekroond zullen worden.”

Evenmin algemeen bekend zelfs bp meer ontwikkelde gemeenteleden als Cyphanus is de kerkvader ^ Basilius, bijgenaamd de groote. In hoe menig opzigtnbsp;verschilde de laatste van den eerste. Behoordenbsp;Cn’KiANUs tot de Latijusohe, Basilius besteedde zijnenbsp;uitnemende gaven tot opbouwing der Grioksche kerk.nbsp;De eei’ste werd eerst oji zijn vijf en veertigste jaarnbsp;christen , do laatste werd door moeder en grootmoedernbsp;van kindsbeen af mot het evangelie bekend gemaaktnbsp;en de rijkdom van wetenschap, die aan den opzienernbsp;der gemeente te Carthago ontbrak, was het onbetwistbaar eigendom van don opziener der gemeentenbsp;te Caesarea.

-ocr page 11-

Basilius leefde meer dan eeno eeuw later dan Cyi'kianus. Hij werd namelijk in liet jaar 329 ge-lgt;oren. Gelijk de vrome Monica een’ onmiskenbarennbsp;invloed uitoefende op Augustinus, al heeft hij ernbsp;^icli lang en hardnekkig tegen verzet, gelijk Nokna,nbsp;lie moeder van Gkegokius van Nazianze ten zegennbsp;¦Was voor dezen zoon en Anthusa voor Ciieysostoiius ,nbsp;den welsprekendste der kerkvaders, zoo had Basiliusnbsp;Volgens zijne eigene bekentenis zooveel te dankennbsp;aan zijne grootmoeder Maceina, Deze godvruchtigenbsp;i'i'Ouw had in de dagen der vervolgingen behoordnbsp;iot de zoogenaamde belijders d. i. tot hen, dienbsp;Hoor de heidensoho regtbanken hun geloof in Juzusnbsp;Bheisïus bleven belijden, on verhaalde aan harenbsp;kleinkinderen, hoe zij zich in rotskloven had moetennbsp;Herborgen, om den dood te ontgaan. Met te vergeefs heeft de jeugdige Basilius deze verhalen aau-gehoord, niet te vergeefs hehbon ouders en grootmoeder voor hem gebeden, want tc midden dornbsp;groote verzoekingen gedurende zijne studie-jaren,nbsp;oerst te Constantimpel en toen tc Athene, bleef hijnbsp;Holharden hij den eenvoud van zijn christelijk geloof.nbsp;Voorzien van oen schat van kennis en wetenschapnbsp;keerde hij naar zijne geboortestad Caesaréa terug,nbsp;maar nu gevoelde hij er overeenkomstig den geestnbsp;Han zijnen tijd behoefte aan, om zich af te zon-dereu, ten einde met zich zelveu en zijnen God

-ocr page 12-

zich ongestoord bezig te houden. Weldra vereenigde hij zich met gelijk-gezinden, niet om een ledignbsp;leven te leiden, 'maar om te arbeiden en dien arbeidnbsp;te heiligen door het onderzoek der Heilige Schrift,nbsp;godvruchtige overpeinzing en gebed. Zoo werd hijnbsp;voorbereid tot het gewigtige ambt, waartoe hijnbsp;stond geroepen te worden, het opzienersambt dernbsp;gemeente te Caesaréa. In zijne bediening van datnbsp;ambt bleek het wat natuurlijke aanleg, eene godvruchtige opvoeding en wetenschappelijke vorming, geheiligd door hartelijke godsvrucht, vermogen op tenbsp;leveren. Toen een vreeselijke hongersnood Caesaréanbsp;bezocht, predikte Basilius zóó treffend, hij schilderde den nood der armen zóó aandoénlijk en greepnbsp;den hcbzuchtigen rijken zóó in het hart, dat hetnbsp;brood om de hongerigen te spijzigen hem alsnbsp;toestroomde, en hij stelde er zijne hoogste eer in omnbsp;als zijn Meester te dienen door de liefde. Dezelfdenbsp;liefde betoonde hij aan de kranken, voor wie hijnbsp;een toevlugtsoord stichtte , dat alleen voldoende zounbsp;geweest zijn, om zijn’ naam in gezegend aandenkennbsp;te doen blijven, een ziekenhuis zoo groot, dat hetnbsp;eene stad op zich zelve scheen te zijn. En metnbsp;niet minder liefde trok hij zich het lot der zwakkennbsp;en verdrukten aan. Toen een hooggeplaatst Romeinnbsp;eene aanzienlijke weduwe wilde noodzaken om hemnbsp;te huwen, wist de weerlooze vrouw nergens een

-ocr page 13-

13

toevlugt te vinden dan in de kerk van Basilius I^e krijgsknechten willen met geweld het heiligdomnbsp;liinaendringen, maar de goede herder plaatst zichnbsp;de geopende deur en beschermt het sidderendenbsp;lam. Nu moet hij zelf voor den magtige verschijnen.

mantel wordt hem afgerukt en hij wordt he-dreigd met de schrikkelijkste foltering. Niets is in ®taat, om zijne standvastigheid aan het wankelennbsp;krengen. En God liet het niet tot het uiterstenbsp;komen, want toen de gemeente hoorde, welk gevaarnbsp;karen geliefden herder bedreigde, wapenden mannennbsp;®n Vrouwen zich om hem te verlossen, zoodat denbsp;li'otsche Komein ten laatste nog genoodzaakt werdnbsp;^Üaeu gevangene te smeeken, dat hp het oproernbsp;quot;^ogt doen bedaren.

l^og heerlijker echter vertoont zich het beeld '^an Basilius , wanneer wij hem zelfs tegenover denbsp;aanvallen eens keizers als eenc rots zien staannbsp;Voor zijne heiligste geloofsovertuiging.

Basilius namelijk hield met zgne gansohe ziel de beslissing der kerkvergadering van Nicêa aan-gaaiide de eenswezendheid des Zoons met den Vadernbsp;’''Oor waarheid, en stond dus lijnregt tegenovernbsp;keizer Valens, die het met de Arianen hield, volgensnbsp;) gelijk bekend is, de Zoon van God, eennbsp;Schepsel was. Valens, die vroeger reeds tachtignbsp;kissohoppen, die hem tegenstonden, op eene vree-

-ocr page 14-

14,

selijke wijze had doen ombrengen, komt nu te Caesarea. Basilius wordt voor den plaatsbe-kleeder des keizers, Modestus geroepen, die hemnbsp;vraagt, hoe hij van den keizer durft verschillennbsp;in gevoelen. Het antwoord is zoo kalm en moedig, dat Modestus, van zpn’ zetel oprijzende, uitroept:nbsp;wat? vreest gij mijne magt niet?

Basilius: Waarom zou ik vreezen? Wat zal er gebeuren? Wat moet ik lijden?

Modestus: Een der dingen, die in mijne magt zijn.

Basilius: Welke?

Modestus : Verbeurdverklaring uwer goederen, verbanning, pijniging, dood!

Basilius: Wanneer gij iets anders hebt om mij mede te bedreigen, doe het, want niets van hetgeennbsp;gij genoemd hebt, ontroert mij. Hem, die nietsnbsp;heeft, kan de verbeurdverklaring der goederennbsp;niet treffen, tenzij gij deze onaanzienlijke klee-deren behoeft en eenige boeken, alles wat iknbsp;bezit. Verbanning ken ik niet, want de ganschenbsp;aarde is des Heeren, wiens pelgrim en vreemdelingnbsp;ik ben. En wat de pijniging betreft, de eerstenbsp;slag zou mij dooden en de dood brengt mij tot God!

Toen Modestus opmerkte, dat niemand hem ooit zoo had durven toespreken, gaf Basilius hemnbsp;ten antwoord: »waarschijnlijk hebt gij nog nooit

-ocr page 15-

15

®6n’ opziener der gemeente ontmoet, anders zou n op dezelfde wpze hebben toegesproken. Innbsp;^¦116 andere dingen zijn wij onderworpen, maar alsnbsp;^et Gods wil geldt, zien wij op Hem alleen.nbsp;Verwijt mij, wat gij wilt, bedreig mij zoo hevignbsp;mogelijk j maar zeg aan den keizer dat wij nooitnbsp;owze toestemming zullen geven aan een valschenbsp;leer”.

Ten einde Basilius schrik aan te jagen, verscheen ^^0 keizer, vergezeld door zijne lijfwacht, in denbsp;kerk, waar de gemeente in grooten getale wasnbsp;^Pgekomen, en plaatste zich naast zijn’ onverschrokken tegenstander, met een geschenk in zijnenbsp;hand, ten einde hem te dwingen om dit aan tenbsp;'leinen. Had Basilius dit gedaan, dan had hijnbsp;’natuurlijk zijn verzet tegen den keizer moeten op-Seven, maar hij bleef onbewegelijk en liet dennbsp;keizer onopgemerkt staan. En deze gevoelde zichnbsp;zóó vernietigd door die kalme waardigheid vannbsp;‘Ic’i dienaar dos Heeren, dat hij begon te wankelen en gevallen zou zijn, indien men hem nietnbsp;had ondersteund. Naderhand wilde hij echter Ba-s’Hus in hallingscha,p zenden, maar de vrees voornbsp;oproerige bewegingen hield hem hiervan teiug ennbsp;hij bleef met eene bijgeloovigo vrees voor zpn’nbsp;’’’oedigen tegenstander vervuld.

Tot aan zijn’ dood too, in het jaav 379, be-

-ocr page 16-

16

kleedde Basilids liet opzienersambt. Toen reeds, op zijn vijftigste jaar, was zijne kracht door aanhoudenden arbeid, onthouding en strijd gebroken.nbsp;Zijne laatste woorden waren: »in uwe handen beveel ik mijnen geest”, en zoo groot was de toevloed van menschen, uit iederen stand, op dennbsp;dag zijner begrafenis, dat meer dan een in hetnbsp;gedrang het leven verloor. Zulk een man verdient waarlijk nog wel gehoord te worden, eeuwennbsp;nadat hij gestorven is. Zoo iemand, dan mogtnbsp;hij waarschuwen tegen het uitstel der bekeert ng, op de volgende hoogernstige wijze:

gt; Stel, ik smeek het u, uwe bekeering niet uit van dag tot dag, van maand tot maand, van jaarnbsp;tot jaar, opdat niet, terwijl gij verzuimt olie medenbsp;te nemen voor uwe lamp, een dag u overvalle,nbsp;op welken gij niet gerekend hebt. Wanneer ernbsp;verlegenheid zal zijn aan alle kanten en angstnbsp;zonder verzachting, wanneer gij opgegeven wordtnbsp;door de geneesheeren, opgegeven door uwe vrienden; wanneer uwe ademhaling kort en moeijelijknbsp;wordt en de heete koorts u verteert, dan zultnbsp;gij zuchten uit het diepste des harten, dan zultnbsp;gij spreken met een flaauwe, zachte stem, maarnbsp;niemand zal er naar luisteren, want alles, wat gjjnbsp;zult zeggen, zal beschouwd worden als het gevolgnbsp;van uwen koortsaohtigen toestand. Wie zal u in

-ocr page 17-

17

ure den doop toedienen (1)? Wie zal u verbanen, wamieer het Igden u hedwelmt? TJwe betrekkingen? Zp zullen overstelpt zijn door droefheid. Vreemden? Zij zullen ongevoelig zijn voornbsp;lijden. Uwe vrienden hebben den moed nietnbsp;°b u te vermanen, omdat zij vreezen u te verontrusten. Waarschijnlijk zal ook uw geneesheernbsp;misleiden en gij zelf, omdat de liefde tot hetnbsp;leven zoo groot is in het menschelijke hart, zultnbsp;hoop op herstel nog niet opgeven.”

Het is nacht. Daar is niemand om u te hel-Pen - niemand om u te doopen - de dood nadert. ^Üne voorboden zijn er reeds. Wie is hjj, die unbsp;opeischt? Is God het niet, wien gij versmaadnbsp;hebt? Maar gij zegt; hij zal dan naar mij hooren.nbsp;Voorzeker, want gij hoort nu immers naar Hem?nbsp;Ui) zal het bepaalde nur verschuiven, zegt gij.nbsp;l^oorzeker, want gij hebt immers zulk een goed ge-hïuilrt gemaakt van den tijd, u nu reeds toegestaan ?

Dat niemand u bedriege met ijdele woorden, vvant een haastig verderf zal u overkomen, gelijknbsp;een vernielende orkaan. De engel zal komen metnbsp;droevig gelaat om u plings weg te voeren, om uwenbsp;^hel, verstrikt in de handen der zonde, mede te

(1) Men houde onder het oog, dat men ook in dien tijd den dikwijls zeer lang uitstelde, omdat grove overtreding, nanbsp;doop bedreven, onvergeeflijk werd geacht.

2

-ocr page 18-

18

voeren. G-ij zult terug zien naar hetgeen achter is en met eene smart, die zich niet uiten kan,nbsp;uw lot beweenen, wanneer uw mond voor eeuwignbsp;zal gesloten zgn. Hoe zult gij dan u zelven kwellen. Hoe zal het vruohtelooze berouw u folteren,nbsp;wanneer gij de regtvaardigen zult zien blinken innbsp;den glans der over hen uitgestorte gaven. Ennbsp;wanneer gij de wanhoop zult zien der zondaren,nbsp;nedergestort in den diepsten en donkersten afgrond,nbsp;wat zult gij dan zeggen, in den angst uws harten?nbsp;Gave God, dat ik den last mijner zonden hadnbsp;afgelegd, toen ik het gemakkelijk had kunnennbsp;doen, in plaats van mij zelven te begravennbsp;onder dit verschrikkelijk wee. Voor het tijdelpkenbsp;genot der zonde onderga ik eene eindelooze straf;nbsp;de genietingen des vleesches zijn vervangen door hetnbsp;vuur, dat niet wordt uitgebluscht. Eegtvaardignbsp;is het oordeel Gods. Ik werd geroepen, maar gafnbsp;er geen gehoor aan; ik werd onderwezen, maarnbsp;sloeg er geen acht op; christenen getuigden, maarnbsp;ik spotte.

Alzoo zult gjj u aanklagen, wanneer gij onbekeerd sterft. O mensch, beef er voor om verloren te gaan, strijd om in te gaan door de enge poort. Veracht de vermaning niet. Zeg niet:nbsp;houd mij voor verontschuldigd, nu om deze dannbsp;om gene reden. Geen voorwendsel is voldoende

-ocr page 19-

19

uwer verontschuldiging. Ik kan niet anders dan weenen, wanneer ik bedenk, dat gy aan denbsp;*onde de voorkeur geeft boven de heerlijkheidnbsp;Gods, en u vastklemmende aan uwe ongeregtig-teden u zelven buitensluit van de belofte des evangelies, zoodat gfl het goede niet zien zult in hetnbsp;^enielsche Jeruzalem. Daar zijn de tienduizend-^aal tienduizenden der engelen, daar de alge-ïüeene vergadering der eerstgeborenen, damp;ar denbsp;Goonen der apostelen, de zetels der propheten,nbsp;•ie kroonen der martelaars, de heerlijkheid dernbsp;•^egtvaardigen. Streef er naar om onder hun getalnbsp;•^Pgenomen te worden, gewasschen en geheiligdnbsp;^oor de vrije genade van Christus, wien toekomtnbsp;•ie eer en de magt in eeuwigheid.”

Hoe diep basiuus er van overtuigd was, dat iiet tijdelpke leven de voorbereiding moest zjjnnbsp;Voor het eeuwige, blijkt uit zjjne even juiste alsnbsp;oorspronkelpke vergelpking van' den menscheljjkennbsp;geest met een’ schilder. Zij luidt aldus:

»Gelijk een schilder, teekent de geest z^ne gedachten op de tafel der ziel. Daar hij onstoffe-ipk is, wordt z^n lust om te schilderen doornbsp;ttiets beperkt, want de geest vindt zooveel plaatsnbsp;Voor zpne denkbeelden, als hij zelf verlangt.

Wederom, evenals een schilder, onmiddellpk, nadat hp zijn doek bedekt heeft met de onder-

-ocr page 20-

20

scheidene figuren , welke hij heeft willen afbeelden, zijn schilderij ten toon stelt, voor de blikken dernbsp;menigte, zonder het geschilderde te willen verklaren , daar het stuk voor zich zelf moet spreken -zoo wordt de ziel, bij haar verscheiden uit ditnbsp;leven ontdaan van het omhulsel des ligohaams, dienbsp;het schilderij daar binnen gedurende het ganschenbsp;leven verborg, terwijl de onzigtbare schilder ernbsp;voortdurend aan werkte. Dan, na den dood isnbsp;het afgewerkte stuk te zien, de tafel der zielnbsp;bedekt met hare veelvuldige voorstellingen ligt geheel ontsluijerd voor de oogen des heelals.

Wanneer heilige vermaningen en deugdzame gedachten de onderwerpen van het penseel geweestnbsp;zijn, dan wordt de geest, die de schilderij vervaardigde en de ziel, waarop zij geschilderdnbsp;werd, den hoogsten lof waardig gekeurd. Verruktnbsp;door de schoonheid van het stuk, kunnen zij,nbsp;die het zien, er hunne oogen niet van afwenden,nbsp;maar allen bewonderen de aantrekkelijkheid vannbsp;de schilderij, de bevallige vormen der geschilderdenbsp;voorwerpen en wensohen den schilder geluk metnbsp;het edele gebruik, dat hij gemaakt heeft van zijnnbsp;aardsche leven, daar hjj het besteedde om op denbsp;tafel zpner ziel met eene schoonheidlievendenbsp;hand zulke voorstellingen te schilderen, die in beminnelijkheid de hoogste idealen der beschouwers

-ocr page 21-

21

»og overtreffen. Daarentegen, wanneer de scliilderij Onbehagelijk ja onwelvoegelijk is, wacht den sohil-•ler natuurlek niets anders dan schaamte en teleurstelling. Welk eene gansch andere verwachtingnbsp;koesterde hij welligt van de onthulling zijnernbsp;schilderij. Zijne stoute verwachtingen worden terstond verijdeld als het omhulsel weggenomen isnbsp;on zyn werk aan de beschouwers vertoond wordt.

Waarheen dan zal die kunstenaar vlieden, die in de schaal gewogen tegen den eerstgenoemde tenbsp;l^gt bevonden en veroordeeld wordt door allen,nbsp;terwijl de gedachten in z^n eigen gemoed hemnbsp;s-anklagen? Waar zal die ziel geplaatst worden,nbsp;*tie aan haren beschouwer schandelijke voorstellingennbsp;Oir afgrijsselijke gedachten vertoont?

Oneindig meer bekend dan Cïpkianus en Basiuus IS Atjgüstinus geboren in het jaar 353 te Tagastenbsp;m Numidië en gestorven in het jaar 430 alsnbsp;opziener der gemeente te Hippo. Zijne godvruchtige opvoeding door eene voorbeeldige moeder -^pne losbandige jeugd - menigvuldige vergeefschenbsp;pogingen om door wetenschap en wijsbegeerte rustnbsp;te vinden maar vooral zijne merkwaardige bekee-'^ing, zijn genoegzaam bekend. Geen der kerkvadersnbsp;kleeft zulk een’ invloed uitgeoefend als hp. Denbsp;ttoomsch-Catholieke kerk beroept zich op hem ter

-ocr page 22-

22

handhaving van hare hooggeroemde eenheid en zijn invloed op de grootste hervormers is onmiskenbaar. Het Jansenisme, die merkwaardige verschijning in de Eoomsch-Catholieke kerk had zgnenbsp;oorsprong aan Augustinxis te danken en tot opnbsp;dezen dag werkte zijn geest in de Protestantschenbsp;kerk. Ook deze uitverkoren dienstknecht desnbsp;Heeren spreke nog tot ons met zijne eigen woorden.

Hebt uwe vijanden lief.

Meermalen hoorden wjj in het Evangelie den Heer zeggen: hebt uwe vijanden lief, doet welnbsp;dengenen, die u haten. Maar waarom zoude onzenbsp;Heer dit gezegd hebben, indien wij geene vijandennbsp;hadden, die wij moesten dulden ? Maar zal iemandnbsp;zeggen: wie kan zijne vijanden liefhebben? Uwnbsp;God, hoewel afkeerig van alle goddeloosheid,nbsp;had u lief, toen gij nog goddeloos waart. Watnbsp;u aangaat, zeg: groot is de lankmoedigheid Gods,nbsp;die zulk eenen, als ik ben, laat leven. Ware ditnbsp;alles wat gij zeidet! Maar ik vrees, dat gijnbsp;verzoeking komt om ook dit te zeggen: Waaromnbsp;behaagt het Gode dezulken te sparen? Waaromnbsp;bedrijven de menschen zulke groote misdrijven conbsp;blijven toch gespaard? Wat? indien een ander eousnbsp;zeide: o God, waarom leeft die man , die zulk®

-ocr page 23-

23

vermetele taal durft spreken en uwe regtvaardig-heid in twijfel trekt ? Want hjj geeft geen acht op hetgeen hij zelf zegt, maar op hetgeen eennbsp;ander doet. Hp, die u mishaagt, berispt misschien God niet, noch spreekt zulke verwptennbsp;tegen Hem uit. Misschien maakt hij , die nu uwnbsp;vriend is, zich eens aan zulke zonden schuldig,nbsp;dat hij niet met u in het eeuwige levennbsp;^^an zijn, want gij weet niet wat de dag barennbsp;zal. En aan den anderen kant, hij, die uwnbsp;vijand was, kan tot inkeer gebragt worden,nbsp;zoodat hij waardig wordt geacht om uw medegenoot te zijn in het hemelsche Jeruzalem, ja hijnbsp;kan grooter worden gemaakt dan gij. Laat onsnbsp;dit niet ónmogelijk noemen. Laat ons de Schriftennbsp;raadplegen, zij zijn in staat om ons dit heldernbsp;te doen inzien. Paulus was vroeger een snoodenbsp;vpand der christenen - hij nam gevangen, hij verwoestte, hij woedde. Wat zeg ik? Toen de martelaar SrErANus gesteenigd werd, waren zjjne eigenenbsp;iianden niet genoeg; hp steenigde met de handennbsp;van allen: want opdat zij niet belemmerd mogtennbsp;Worden door hunne kleederen, maar de steenennbsp;niet vrije handen mogten werpen, bewaarde Paulusnbsp;de kleederen van allen, en volvoerde dus diennbsp;gruwel met de handen van allen. Zie hem doornbsp;een woord van den Heer van een’ vervolger in een’

-ocr page 24-

24

prediker herschapen. . . . Mensch en zondaar zijn twee namen. Vraag met het oog op deze tweenbsp;namen wat God gedaan en wat de duivel geradennbsp;heeft. De mensch werd geschapen door God, denbsp;zonde werd bedreven door den mensch, op aanraden des duivels. Wie van deze twee vervolgt u?nbsp;Wanneer gij goed leeft, zal hp alleen u vervolgen, die boos is. Dan is het niet de mensch,nbsp;maar de zondaar, die u vervolgt. Bid voornbsp;den mensch, opdat God den zondaar moge uit-roeijen.

Gedachten uit de bekentenissen.

O gij goede en almagtige, die voor een’ iegelyk onzer zorgt, als of gg voor hem alleen zorgdet,nbsp;en voor allen zorgt als voor één.

Ellendig is iedere ziel, die overmeesterd werd door de liefde voor vergankelijke dingen en zich gewondnbsp;gevoelt, wanneer hij ze verliest en dan de ellendenbsp;der dingen beseft, door welke hij reeds ellendignbsp;was, vóórdat hij ze verloor.

Gelukkig is hij die u o God bemint, en z^n’ vriend in u en zijn’ vijand om uwent wil. Want hij alleen verliest geen dierbaren, wien allen dierbaarnbsp;zgn in Hem, wien men nooit verliest.

-ocr page 25-

De zonde had in oneenigheid gebragt met zelven, en die zonde , niet te denken, dat iknbsp;®en zondaar was, was moeijelijk te genezen, ennbsp;’'vloekwaardig waa de goddeloosheid , dat ik lievernbsp;k'enschte u te overwinnen tot mijn verderf, dan

u overwonnen te worden tot mijne behou-•lenis.

De geest beveelt het ligohaam en wordt on-'^iddellijk gehoorzaamd, de geest beveelt zich ''elven en ontmoet tegenstand.

quot;Verborgen leven.

De wortel leeft, maar des winters is de leven-tak gelijk aan den doode. In den winter is zoowel de van sappen beroofde tak als die nognbsp;I®'menskracht in zich heeft, beroofd van bladeren,nbsp;'voofd van vruchten. Maar de zomer zal komennbsp;het onderscheid tusschen de takken aan het lichtnbsp;''®ögen. De levende tak brengt bladeren voort ennbsp;* bedekt met vrachten, de doode blijft kaal desnbsp;^®®ier8 en des winters. En zoo wacht de voor-’^'^adschuur op de een’ en de bijl wordt gereednbsp;^®*'iaakt voor den ander, opdat hij worde afge-®üwen en in het vuur geworpen.

¦v^ldus is onze zomer de komst van Christus ! onze

-ocr page 26-

26

winter Zijne verberging in den bemel. Onze zomer is de openbaring van Christus. In één woord totnbsp;goede, getrouwe takken zegt de Apostel; » gij zijtnbsp;dood, maar uw leven is met Christus verborgen innbsp;God.” Zekerlijk dood, maar dood in scbijn, levendnbsp;aan den wortel. Vestig uw oog op den zomer,nbsp;die staat te komen ; let op hetgeen volgt: Wanneernbsp;Christus . die ons leven is, zal verschijnen, dannbsp;zult ook gij met hem verschijnen in heerlijkheid.

-ocr page 27-

fiy de Drukkers en Boekverkoopers M. Wijt amp; ZoNEN, zijn verkrijgbaar de volgende Kleine Stukjes

39.

40.

41.

42.

43.

44.

45.

46.

47.

48.

49.

50

51.

52.

53.

54.

55.

56.

57.

58.

59.

60. 61.nbsp;62.

63.

64.

65.

66. 67.nbsp;68nbsp;69nbsp;70,

71

72

73

74

s.

7.

8.

9.

10, llnbsp;18.

13.

14.

15.

16.

17.

18. 19.nbsp;80.nbsp;21.nbsp;88,

83.

84. S3.nbsp;26.

Cents.

Peter Lobeck............. 15

He welbestede stuiver..... 10

De wever uit Welsh.......07^

Be kleine bewoner van het Auvergnésche Gebergte.... 10

Arme Sara................ 04

Be jonge Hatbewoonster.. . 22^-Opwekking te Eiberfeld.... Oo

Be lersche boer........... 10

Elisabeth Cunningham..... 15

John Robins, de matroos,.. 10 Uitbreiding der Parabel ... 10nbsp;Kolonel Jacob Gardiner..15^

Be iStroopers-dochter...... 10

Be Bode met goede tijding. 15

Jansje Allan.............. 15

Zonderlinge tusschenkoinst

der Voorzienigheid........ 07

Levensber. van Amelia Gale 07^ Sara HUI..................

Begeschied.van MarySmith 12^

Be Dorps-predikant....... 10

Be waarheid van het Evang. 10

Kracht des geloofs........ 10

Herman de houthakker..., 12| Kaatste uren v. John Cowper 10 1

Het einde van den tijd..... 10

'Vat God bewaart, ia wel

bewaard.................. 15

'Vie zijt gij 1 Wat hebt gij

te doen............. 10

Be weêrhaan van het kasteel 12^ Eben-Ha'ézer inLatakko... 10nbsp;Indiaansche bekeerlingen .. 10

Be Christen-feesten........ 05

Verhaal van 2 predikers,.. 07è He tijd en de eeuwigheid.. 10nbsp;'Kort en heilzaam berigt... 10nbsp;Johan Coenraad Ter Linden 07-Jnbsp;Een beroep op het hart.... I2Jnbsp;Be landman in den Elzas... 10

Cents.

Sterfgevallen van zeven bekeerde heidenen..........10

Levensloop van C.L.Topfer 07^ Eenige bijzonderheden uitnbsp;het leven van Morrison..., 15

Lydia S........ ÖT-J

Hugo Bourne............ 07^

De christelijke viering van

den Zondag.............. 05

Henri Obookiah.......... nbsp;nbsp;nbsp;10

l)e zendelingen in Groenl.. 15 Het bezoek bij een kranke. 15nbsp;Brieven van een’ leeraar .. 15

Folycarpus.............. 10

Als God werkt, wie zal

dan keeren ?.............. 15

De Soldaten-dochter......10

Het gelukkige sterf bed... 10 De weg en hel middel.... 15nbsp;De gast zonder bruiloftskl. 07^

Treffend voorbeeld.......07 J

Levensschets v. Blumhardt 15

Hadara.................. 04

De oude geneesheer...... 10

De roepstem des Heeren 15

Anna Walsh............. 07^

Eerste zend. teSt. Thomas 15

Thirza...................20

Vroege godsvrucht.......07^

De Russische kleermaker. 07^ Kermerk. v. een kind Gods 07^nbsp;Overtuiging verwaarloosd, 12^nbsp;Woord aan jonge moeders. 07^nbsp;De onbekende zendeling.. 04

Mevrouw Rumpff......... 10

. Opmerkelijke leiding Gods 07

Een nieuw traktaatje..... 10

De vrome landman....... 07^

Ged. over de eeuwigheid.. 07j

Maria................... 10

William ................. 07i


-ocr page 28-

2.h 2c',


Cents.

, De Christen in het gasthuis 03

, Lord Teignmouth........ 10

. Leven van Schwartz.....08

, Wie zoekt die vindt....... 05

, Levensb. van een’soldaat.. 05

, Pacalsdorp...............07^

, Onnoodige zorgen........ 04

, Zachéüs.................. 08

De twee buren........... 10

, Bekeering v. A. II. Franke. 04

Blandina............ 07^

, Bede van een grijsaard ... 07-J , Het huisgez. te Haeterdale 15nbsp;. Inwendig Christend gt;m onder Ilottentotten........05

, Aarons dood.............15

, Het Paaschfeest.......... 10

, Leven van Chrysostomus . 07^

. Het geheimzinnige in den

Christen................. 05

, Jacob Wilson............: 15

, De eerste kerkgang...... 10

. Wanneer ben ik, enz.....06

, Overeenk. Christel. Godsd. 05

Zendingsgave............ 15

De zwarte knecht........ 10

. Waarschuw, tegen valsche

overleggingen............ 10

De bedelaar.............. 05

Samuel Blills............. 05

, Triomfboog van Titus .... 06

Zijt gij gelukkig?......... nbsp;nbsp;nbsp;07^

, Uit- en inwendige zending 05

De twee erfenissen....... 05

De waarde van het gebed. 07^

Samuel Crowther......... 07i

Catharina Philips ........07^!

. Goodluck Day............07^'

De toestand der heid.vrouw 07f Middel om rijk te worden. 04nbsp;Eene oude beproefde raad . 12^nbsp;Verband ijver voor de zend. 07

. Ra-Poor-Negro..........05

De zendel. onder de heid. . 05^

, Iets uit het leven eener zendelingsviouw. Ie brief. 05

130.

135,

Cents.

U7. De Christen-vrouwen der

Apostolische eeuw........ 06

118. Christina en Esther.......06

130. De verhoogde Heer....... 05

121. nbsp;nbsp;nbsp;De zegenrijke vrucht van

een rijksda'alder.......... 08

122. nbsp;nbsp;nbsp;Opw. tot h. werk der zend. 05

133. De Baron Dhijhern....... 07i

124. nbsp;nbsp;nbsp;Een woord tot aanbeveling

der zendingszaak.........07^

125. nbsp;nbsp;nbsp;De toekomende wereld.... 05

126. nbsp;nbsp;nbsp;Iets uit het leven eenernbsp;zendelingsvrouw. 2e brief. 07

127. nbsp;nbsp;nbsp;Eene uit duizend........06

128. nbsp;nbsp;nbsp;Eene Martelaarsgeschied. 05

129. nbsp;nbsp;nbsp;£en Rabbi die rust zoekt

bij Christus............. 05

De Christin geroepen tot deeln. aan de zendingzaak. 05nbsp;Zoeken en vinden10

De onfeilbare gids....... 10

Wien te hooren?........ 07^

Eene zwaar beproefde geloofsheldin............... 07i

Marianne, de Bijbelver-spreidster van St. Giles.. 10 De dochter v. d. Landman 12^nbsp;De hoop des christens ., 07^nbsp;Het leven van v.d. Kemp. 05nbsp;Kunt gij altijd van Jezus

zwijgen. ................ 06

Het werk v. kleine Jessie. 074

Liefde voor liefde.......05

Heilig leven, zalig sterv. 074 Een sterfb.in den vreemde 074nbsp;Iets uit het leven eenernbsp;zendelingsvrouw. 3e brief 05nbsp;Iets uit het leven eenernbsp;zendelingsvrouw. 4e brief. 05nbsp;Levensgcsch. van eenennbsp;lerschen knaap.......... 074

|l47. Thermometer.........05

. Toespraak...............05

, Eeneuitu.helpsterd.zend, 05

, Niet verre.............. 06

. Wat een reisverhaal uitwerken kan............. 05

. Het '/Onze Vader”.......05

. Een Israel, tot Chr.gebragt 74