-ocr page 1-

Co


GETUIGENISSEN

de GODSVEREEEING EN HET LEVEN DER, CHRISTENEN

Sedurencle de drie eerste eeuwen onzer jaartelling.

//Het Koningrijk der hemelen is gelijk aan ^'lurdeeg, hetwelk eene vrouw nam en verborg innbsp;*lfie maten meets, totdat het geheel gezuurdnbsp;quot;'as.” (1)

Treffend heeft .tezds iu deze gelijkenis op den ki'achtigen invloed gewezen, dien de door hemnbsp;Sestichte godsdienst, het Christendom, op denbsp;'^finschheid zou uitoefenen.

Wel is hetgeen hij daarin profeteerde reeds ''avestigd geworden!

Het blijkt ons duidelijk , wanneer wij den toe-^^-aiid der Christelijke natiën met dien der heiden-®ahe vergelijken.

Hoeveel dwaling , ongodsdienstigheid , ougereg-^'Sheid er ook onder de eersten gevonden worde ,

(1) Matth. xm : 33.

-ocr page 2-

verre munten zij toch uit boven die volkeren gt; die den Eenigen Waarachtige niet kennen en voornbsp;afgoden zich nederbuigen. Deze voorrang dernbsp;Christelijke natiën is zonder twijfel daaraan toenbsp;te schrijven, dat de Zoon Gods onder haar gepredikt is en wordt.

Hoe gezegend het Christendom heeft gewerkt» wordt ons ook welsprekend verkondigd, wanneernbsp;wij op de gemeente der geloovigen gedurendenbsp;drie eerste eeuwen onzer jaartelling letten. Alnbsp;was die gemeente geenszins vrij van gebreken»nbsp;al gedroeg een tal dergenen, die tot haar werdennbsp;gerekend, zich hunner verlievene roeping onwaar-dig, de meesten van hare leden kenmerkten zid'nbsp;door eene vroomheid en deugd, die vroeger ni®lnbsp;gekend waren.

Geene lippen- en vormdienst was hunne God*' vereering, maar eene aanbidding des Vaders i**nbsp;geest en in waarheid. Innig waren zij aan de''nbsp;Heiland verknocht, die hen tot de kennisnbsp;en de gemeenschap met den Vader gebragt had»nbsp;en in dienende, zelfopofferende liefde toondennbsp;zich zijne volgelingen. In hun huiselijk en maatnbsp;schappelijk leven bewezen zij, dat zij de ondeu^nbsp;den der heidenen verfoeiden, en onderscheidde''nbsp;zij zich door reinheid van zeden. Liever ga'’*”nbsp;zij hun leven prijs dan hun geloof te verzakequot; ’

-ocr page 3-

lietwelk hun boven alles dierbaar was. Voorwaar ! geen wonder, dat, door hun heerlijk voorbeeld hetnbsp;Christendom steeds meer uitgebreid en in staatnbsp;gesteld werd, om den zegevierenden strijd tegennbsp;Jodendom en Heidendom te voeren.

Het is ons plan in deze bladzijden eenige getuigenissen omtrent de Godsvereering en het leven der geloovigen in de drie eerste eeuwen te ver-uielden. Die getuigenissen zijn ontleend aan denbsp;geschriften van beroemde kerkleeraars en kerkvaders, omtrent wie wij eenige bijzonderheden aannbsp;den voet der bladzijden zullen mededeelen, dannbsp;quot;’anneer wij hunne woorden teruggeven.

Aangaande de godsdienstige zamenkomsten der Christenen in de tweede eeuw onzer jaartellingnbsp;geeft jusTiNUS de Martelaar ons een hoogst be-'ungvijk berigt (1).

«Op den dag, die Zondag genaamd wordt,”

(1) JUSTIKUS was eerst heiden en een ijverig beoefenaar ''•''tl de Grieksche wijsbegeerte. Een gesprek met een geloo-''tgcn grijsaard was, zooals liij zelf verhaalt, de eerste aan-leiding van zijne hekeering tot het Christendom , waarin hijnbsp;yttlkomene bevrediging des gemoeds vond, en waarvan hij eennbsp;Overig verdediger werd. Hij onderging den marteldood tenbsp;^time onder den keizer MAnCüS AURELIUS, omstreeks hetnbsp;jaar ifip,

-ocr page 4-

zegt hij , u is er eene gemeenschappelijke zamen-komst vaii alle geloovigen , die in de steden of op het land wonen. Daarin worden de gedenkwaardigheden der apostelen (de evangeliën) of denbsp;schriften der profeten gelezen, zoolang de tijd hetnbsp;toelaat. — Als de voorlezer geëindigd heeft, houdtnbsp;de opziener de vermaning en opwekking ter navolging van die schoone zaken , die gehoord zijn-Hierna staan wij allen gezamenlijk op en stortennbsp;onze gebeden uit. Wanneer wij met bidden ophouden , wordt brood en wijn met water aangebragtnbsp;(ter herinnering aan ’s Heeren dood). De opzicnei’nbsp;zendt te gelijk smeekingen en dankzeggingen op gt;nbsp;zooveel hij het vermag, en het volk zegt daaropnbsp;met toejuiching; amen. Dan geschiedt er eennbsp;uitdeelen van hetgeen waarover dankzegging g®'nbsp;daan is aan ieder der aanwezigen , en aan denbsp;afwezigen wordt het door de diakenen bezorgd-Zij, die welgesteld en bereidwillig zijn, gevennbsp;volgens welgevallen ieder wat zij verkiezen. Hetnbsp;alzoo te zamen gebragte wordt den opziener toevertrouwd, en deze ondersteunt daarmede wedutve’'nbsp;en weezen, degenen, die wegens ziekte of eenig®nbsp;andere oorzaak gebrek lijden, hen, die in boeijennbsp;zijn , on de I)ij ons verwijlende vreemdelingen-Hij verzorgt met één woord alle nooddruftigen.”

-ocr page 5-

Niet alleen in kunne oudevlinge zameukonisten ''ercerdeii de geloovigen den Hoogverhevene, maarnbsp;Voortdurend hielden zij het oog op Hem gerigt,nbsp;^¦'jue tegenwoordigheid eu zijn heerlijk bestuurnbsp;'aerkten z!j in alles op, Hem waren zij onver-fleold toegewijd.

II Wie is toch die God, dien gij in het ver-'rorgene zonder praal , zonder beelden, tempels en altaren vereert?” Zoodanige, vraag werd menig-'i^'aal door heidenen aan Christenen gedaan. Zeernbsp;^ïierkwaardig is het antwoord, dat op zulk eenenbsp;vi’tuig door THEOi’HiL'DS van Anüoc/de wordt gegeven (1). Hij noemt zijn God Dengene, die Heernbsp;Vnn alles is, die hemel en aarde heeft voortge-^*gt;'ngt, die over zee en golven gebied voert. Daaropnbsp;^‘•nt hij deze woorden volgen: w Mijn God is Hij,nbsp;quot;’lens adem het al doet leven; hield Hij diennbsp;^ni'Ug, het al zou wegkwijnen. Door Hem spreekt

j o mensch, zijn adem ademt gij , en Hem ^quot;nt gij niet! ” — Gelijk de ziel in den mensch gt;nbsp;'Sewijl zij voor mcnschon onzigtbaar is, niet aan-^'^houwd, maar door middel van de beweging desnbsp;^’^chaams opgemerkt w'ordt, zoo kan ook God

(1) Theofhiltis , van oorsjiroug een heiden , werd door het '“'Zen van het Onde Testament, bepaaldelijk van de profetischenbsp;^''hriften, tot het geloof in CHRISTUS gehragt. Omstreeks hetnbsp;hiar 17(5 jjij bisschep van Jniioc/de verkozen.

-ocr page 6-

door meusclielijke oogen niet gezien worden, maar door zijne Voorzienigheid en door zijne werkennbsp;wordt Hij gezien en gekend.”

Met welk eene onwankelbare trouw zij, die door JEZUS CHuisTUS tot de kennis van God warennbsp;gekomen , zich aan dien Hoogverhevene en Lief'nbsp;derijke verbonden gevoelden , leeren ons de woorden van ÏATIA.NUS (1): II Den over u gesteldennbsp;mensch moet gij menschelijk eeren, maar Godnbsp;alleen eerbiedigen of vreezen, Hem, die door geeiicnbsp;menschelijke oogen kan gezien en door geen menschelijk vermogen kan begrepen worden. — Wordtnbsp;mij geboden Hem te loochenen, ik zal niet gehoorzamen , maar liever sterven , opdat ik mij nietnbsp;een leugenaar en ondankbare betoone.”

Een krachtig middel, om met hunnen God in voortdurende gemeenschap te leven , was voor denbsp;geloovigen het gebed. Uit het diepst hunner zidnbsp;steeg het gestadig tot Hem op, wiens kinderennbsp;zij zich gevoelden. De schoonste getuigenissennbsp;daaromtrent zijn er voor ons bewaard.

PoiYCARPüs rigt deze vermaning tot de lede»

(1) T ATI ANUS, een Assyrivr van afkomst, was toehoorilrf van JUSTINUS te Home. Eer hij tot het ChristcDdom ovct'nbsp;ging, had hij eene naauwkeurige kennis opgedaan vannbsp;beschaving der Grieken en Eomeinen.

-ocr page 7-

gemeente van Philippi, in den brief, dien hij hun schrijft (1): u Laat ons , de ijdelheid en denbsp;''alsche keringen van velen verzakende, tot hetnbsp;'Voord, dat ons van den beginne is overgeleverd,nbsp;krugkeeren, terwijl wij daarbij nuchter zijn totnbsp;'Ie gebeden , in onthoudingen volharden en diennbsp;God, wiens oog over alles gaat, met onze smee-kingen vragen, om ons niet in verzoeking tenbsp;leiden; volgens hetgeen de Heer gezegd heeft:nbsp;quot; de geest is wel gewillig, maar het vleesch is

zwak”. ”

Eer zij spijsden, eer zij iets verrigtten, onder ulle omstandigheden des levens wendden de Chris-knen zich tot Hem, dien zij als den Gever ennbsp;l^uschikker van alles vereerden.

;/Vóór alles wat wij genieten,” schrijft justi-, n roemen wij den Schepper van alles door

(l) PoLïCAEPÜS, bisschep van Smyrna, behoorde tot de herlingen van den Apostel JOHANNES. Hij werd een offernbsp;•Ier vervolging onder den Komeinschen keizer MABCUS AU-^ELlns in 167. De stadhouder van dien keizer wenschtenbsp;'’ObYCAKPUS, die reeds in jaren gevorderd was, van den doodnbsp;k redden , en sprak tot hem : » Heb medelyden met uwennbsp;quot;oderdora. Zweer bij de Goden, vloek CHRISTUS, en ik laatnbsp;** los.” Het antwoord van den vromen grijsaard op die uit-noodiging luidde: » Zesentachtig jaren dien ik mijnen Heernbsp;vu nooit heeft Hij mij leed gedaan; hoe zou ik nu mijnennbsp;Eoning en Heiland lasteren?” Onder vurig gehed gaf hij opnbsp;brandstapel den geest.

-ocr page 8-

8

zijnen Zoon jezus chkistus en door den Heiligen Geest.”

// De verkwikking en voeding des geestes (door het gebed) moet die des ligchaams, het hemclschenbsp;het aardsche voorafgaan zegt ïeiitüIjLI.4Nüs (!)•nbsp;//Het gebed” verklaart ambrosius, »is hetnbsp;voedsel der ziel. De zetel der ondeugd wordt daardoor tot een heiligdom der deugd hervormd” (2).

gebonden.

Dit bidden was geenszins aan tijd of gelegenheid Volgens ORiGENEs moet het ganschenbsp;leven van den heilige of Christen een zamenhan-

(1) nbsp;nbsp;nbsp;ÏERTULLlABüS was de zoon van een heidensehen hoofdman te Karthaijo in Afrika. Als jongeling en man beoetendenbsp;hij met ijver het Romeinsche regt en de welsprekendheid.nbsp;Kerst op rijperen leeftijd omhelsde hij het Christendom, datnbsp;hij vroeger als eene bespottelijke dwaasheid besehouwd had.nbsp;Met kraeht verzette hij zich legen het toenemend bederf dernbsp;kerk. Hij stie/f in boegen ouderdom, tusschen de jarennbsp;220 en 240.

(2) nbsp;nbsp;nbsp;Ambrosius bekleedde eerst het stad houderschap tenbsp;Milaan, en werd later op aanwijzing van een kind ondernbsp;toejuiching der gemeente tot bisschep in die stad benoemd.nbsp;Hij gaf zijn vermogen aan de armen, en vervulde zijn ambtnbsp;met apostolische tronw. Hij stierf in 397. Het zoo beroemde lied: Te Veum, waarvan het derde onzer evangelischenbsp;gezangen ceno vertaling is, werd door hem uit het Gricksclinbsp;in het Latijn overgebragt.

-ocr page 9-

9

fï'-iul gioot gebed zijn , en liet zoogenaamde gebed deel van dat groot geheel (1).

Met hem stemt zijn leermeester clemeks van •ilexaurlrie in (3). ;,IIet gebed,” dus luidt zijnenbsp;, „is omgang met God. Als wij ook maarnbsp;^aeht lispelen, als wij niet eens de lippen openen,nbsp;^‘lar slechts zwijgend met Hem ons onderhouden,nbsp;^1)0 roepen wij tot Hem uit het binnenste. Hijnbsp;’quot;J hoort zonder ophouden ons inwendig gebed.”

Mot de Godsvereering der geloovigen, waarbij ''y ons bepaalden, wuas hun leven in treffendenbsp;'quot;'ereciistenuning. Het verschilde van dat dernbsp;‘'^Godendienaars, als de dag van den nacht. Hooronnbsp;quot;'ïj ten bewijze daarvan wat jüstinüs de Marie-^iirir belijdt:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;«Wij , die eens als heidenen in

'quot;'kuischheid ons verlustigden, hebben nu slechts ingetogenheid lief. Wij , die eens van toover-

(1) nbsp;nbsp;nbsp;OrigenES muntte uit zoowel door groote geleerdheidnbsp;door kooge ingenoraenkeid met het Cktisteiidom. In de

Vervolging tijdens deti Romciiischen keizer DECIUS onderging l'i) Wegens zijne standvastigheid in het geloof gruwelijke mis-^udelingen, die zijn dood in 254 ten gevolge hadden.

(2) nbsp;nbsp;nbsp;Clembïjs was, evenals zijn leerling 0R7GEKES, eennbsp;'foeimj lecraar aan de school tot Christelijk onderwijs te

'^^^•^andrie. Hij stierf iii hot eerste gedeelte der derde

(220).

-ocr page 10-

10

kunsten gebruik maakten, hebben ons den algoeden, eeuwigen God toegewijd. Wij, die eens het ver*nbsp;werven van geld en goed meer dan alles wensch-ten, wij brengen thans ook hetgeen wij bezittennbsp;te zameu, en deelen er iederen behoeftige va»nbsp;mede. Wij, die eens elkander haatten en ver*nbsp;moordden, en die aan vreemdelingen wegen®nbsp;onderscheid van instellingen geen gastvrijheidnbsp;bewezen, wij eten na cheistus’ verschijning i»etnbsp;hen aan éénen disch. Wij bidden voor on^enbsp;vijanden, en wij traehten hen, die ons ten on*nbsp;regie haten, door overreding te winnen, opda*nbsp;zij, wanneer zij, gelijk wij, volgens de schoon®nbsp;lessen van chiustus hun leven hebben ingerigGnbsp;de goede hoop bezitten, om hetzelfde heil, al®nbsp;wij, van den over allen gebied voerenden Godnbsp;te verkrijgen.”

Hoe verheven hot gedrag en streven der geloo' vigen was, wijst ook de onbekende schrijver va»nbsp;den brief aan diognetus met deze welsprekend»nbsp;taal aan (1); // De Christenen bewonen hun eig®’'nbsp;vaderland; maar als bijwoners. Zij hebben a»’’nbsp;alles deel als burgers, en zij verdragen allesnbsp;vreemdelingen. Elke vreemde landstreek is

dc'

(1) Deze brief is boogslwaarschijnlijk ia het midden tweede eeuw geschreven.

-ocr page 11-

11

''tiderlaiid, en elk vaderland hun vreemd. Zij tfoiiwen als alle mensohcn , zij krijgen kinderen,nbsp;*üaar zij werpen de jonggeborenen niet weg, gelijknbsp;'Ie heidenen.. Zij rigten een gemeenschappelijkeu,nbsp;'öaar geen gemeeiien disoh aan. Zij zijn in hetnbsp;''leesch, maar leven niet naar het vleesch. Zijnbsp;'Verwijlen op aarde, maar zij hebben hun burgerschap in den hemel. Zij gehoorzamen aan denbsp;¦'^astgestelde wetten , maar zij overtreffen die wet-door hun leven. Zij hebben allen lief, ennbsp;Worden door allen vervolgd. Zij worden nietnbsp;gekend en toch veroordeeld. Zij worden gedood,nbsp;zij worden levend gemaakt. Zij zijn arm, ennbsp;verrijken velen. Zij lijden aan alles gebrek,nbsp;zij hebben in alles overvloed. Zij worden onteerd , en zij worden onder oneere verheerlijkt.

vvorden gelasterd, en zij worden tegelijk geregtvaardigd. Zij worden gescholden, en zijnbsp;^‘cg'enen. Zij worden mishandeld, on zij verkrijgennbsp;Terwijl zij goeddoen, worden zij als boozennbsp;gestraft, en straf ondergaande, verheugen zij zichnbsp;^Is het leven verkrijgende. Zij worden door denbsp;Joden als vreemdelingen bestreden en door denbsp;heidenen vervolgd, maar hunne haters kunnennbsp;'lo oorzaak dier vijandschap niet opgeven. — Omnbsp;1*61 eenvoudig te zeggen: wat de ziel in het lig-is, dat zijn dc Christenen in de wereld.

-ocr page 12-

12

De ziel is door alle leden des ligclwauts verspreid, de Christeuon zijn liet door de staten der wereld-De ziel woont wel in het ligchaatn , maar is nie*'nbsp;van hot ligchaam; de Ghristenou .wonen in dcnbsp;wereld, maar zijn niet uit de wereld. De oiizigt'nbsp;bare ziel wordt in het zigtbaar ligchaam bewaard;nbsp;de Christenen worden wel gekend ais in de wereldnbsp;zijiido, maar hunne godsvrucht blijft onzigtbaar*nbsp;Het vleesch haat en bestrijdt de ziel, hoewel hetnbsp;van haar geen onregt ondervindt, omdat het dooi'nbsp;haar verhinderd wordt de lusten te genieten; ooknbsp;de wereld haat de Christenen, hoewel zij haai'nbsp;g(!en ouregt aamioeu, omdat zij tegen hare liisfeiinbsp;zich verzetten. De ziel heeft het vleesch, didnbsp;haar haat, en- de ligchaamsleden lief; ook denbsp;Christenen hebben lief die hen hate;:. De zietnbsp;is wel in hot ligchaam besloten, maar zij houdtnbsp;het ligchaam in stand ; ook de Christenen zijn iönbsp;de wereld als in eene gevangenis vastgehouden,nbsp;maar zij houden de wereld zameu. De onsterfelijkenbsp;ziel woont in een sterfclijkeu tabernakel; ook oenbsp;Christenen wonen in het verderfelijke, terwijlnbsp;de onverderfelijkheid in de hemelen verwachten-De ziel wordt verbeterd, als zij het kwaad liecftnbsp;ten opzigte van spijs en drank ; ook de Christenen, hoewel dagelijks gestraft (vervolgd), nemen in kracht toe. Op zulk een post heeft God

-ocr page 13-

hier op aarde gesteld, dien zij niet mogen ' ontwijken.”

Jle geloovigen gedurende de drie eerste eeuwen behoorden voor het grootste gedeelte geenszinsnbsp;^nt de aanzienlijken der maatschappij. Verre denbsp;*neesten hunner waren geringen naar de wereld,nbsp;hadden geene beschaafde opvoeding genoten,nbsp;^nar door Imime vroomheid en deugd hesohaam-'Inn zij de heidenen , die naar het uiterlijke verrenbsp;boven hen stonden. '/Bij ons,” schrijft aïkena-//kunt gij onwetenden, en handwerkers ennbsp;Oude vrouwen vinden, die, zoo zij met woordennbsp;bet heilzame, dat nit onze godsdienst voortvloeit,nbsp;'liet kunnen bewijzen, met daden den zegen, diennbsp;bunne gezindheid aanbrengt, toonen. Zij verrael-toch geene woorden, maar zij openbarennbsp;Soede werken. Daar zij, als zij geslagen worden,nbsp;'liet wederom slaan , —¦ als zij beroofd worden ,nbsp;Scene twistgedingen aangaan, — als men hennbsp;''faagt, geven — en de naasten als zichzelvea liefhebben ” (1).

(1) AiiienagüRAS onderwees in het midden der tweede ,](, heideiische wijsbegeerte te Jlhene, zijne geboortestad,nbsp;^bj wilde de Christenen bestrijden, maar werd door het lezennbsp;b'Uiner schriften van de waarheid hunner godsdienst over-Hij heeft hen verdedigd in een werk, dat den tiaamnbsp;'Waagt van Bede of Smeekschrifl voor de Christenen,

-ocr page 14-

14

In een zeev belangrijk geschrift van minucips FELIX lezen wij (1): n Dat de meesten onzer armnbsp;worden genoemd, is niet onze schande, maar onzflnbsp;roem. Want gelijk de ziel door weelde verslap!nbsp;wordt, zoo wordt zij door matigheid versterkt.nbsp;En echter wie kan arm zijn, die geen gebreknbsp;heeft, die niet haakt naar het goed van eennbsp;ander, die rijk is bij God.” — ;/ Wij toonen denbsp;vrijsheid niet in onze houding, maar door onzequot;nbsp;geest. Wij zijn niet groot in ons spreken, maat'nbsp;wij zijn groot in ons leven. Wij beroemen ons»nbsp;dat wij verkregen hebben, wat de heidenschquot;nbsp;wijsgeeren met de hoogste inspanning hebben gquot;'nbsp;zocht, maar niet hebben kunnen vinden.”

Hoe rein en verheven het geluk der echtquot; Christenén is, toont ook tektullianus met dezquot;nbsp;schoonc woorden aaii: w Indien gij meent, da!nbsp;gedurende het tegenwoordig bestaan vermakequot;nbsp;vereisnht worden, waarom zijt gij zoo ondankbaar,nbsp;dat gij zoo vele en zoo groote genoegens, quot;1®nbsp;door God u geschonken zijn, niet genoeg acl'tnbsp;noch ze erkent ? Wat is toch aangenamer daquot;nbsp;verzoening met God, den Vader en Heer, daquot;

(t) Marcus mindcids felix Iccfile, hoogslwaarscliijnUjt in het eerste gedeelte der derde eeuw, ala zaakverzorgernbsp;Rome. tlij heeft een voortreffelijk geschrift, Oclavins gquot;'nbsp;iiaamd, ter verdediging der Cdiristcnen vervaardigd.

-ocr page 15-

15

•ie openbaring der waarheid, dan het onderzoek Daar dwalingen, dan de vergeving van zoo grootenbsp;Diisdaden vroeger bedreven ? Welk grooter genoegen is er dan afkeer van het ijdel genot zelf,nbsp;•ian verachting van de geheele booze eeuw , dannbsp;¦Ie ware vrijheid, dan een rein geweten, dannbsp;tevredenheid met het leven, dan onbevreesdheidnbsp;'Oor den dood? Welk grooter genoegen, dan datnbsp;Sij de afgoden der volkeren vertreedt, de boozenbsp;Reesten nitdrijft, openbaringen van den Allerhoogste zoekt en Gode leeft?”

Hoogst belangrijk en verheffend zijn de getuigenissen , die wij aangaande de Godsvereering en ^et leven der geloovigen gedurende de drie eerstenbsp;Deinven onzer jaartelling vernamen. Op hen w'asnbsp;*^6 uitspraak van jezus toepasselijk : «Gij zijt hetnbsp;^out der aarde; gij zijt het licht der wereld” (1).nbsp;^'jne vermaning bragten zij in beoefening : n Laatnbsp;D'v licht alzoo schijnen voor de menschen, datnbsp;*ij uwe goede werken mogen zien en uwen Vader,nbsp;'tie in de hemelen is, verheerlijken ” (2). Denbsp;Verheerlijking van den volmaakten Vader hebbennbsp;*ij met kracht bevorderd. Door hun voorbeeld

(1) Matth. V : 13, 14. nbsp;nbsp;nbsp;(2) Matt.li. V ; 10.

-ocr page 16-

16

toch hebben zij een groot aantal van Joden eii heidenen voor den God der liefde en den Heilandnbsp;gewonnen, en de afgoderij en zedeloosheid dernbsp;oude wereld in hare afschuwelijkheid ten toonnbsp;gesteld.

Op hen ziende wenschen wij vurig, dat een vvaarachtig levend Christendom ook in deze dagennbsp;in onze maatschappij zich duidelijk openbare,nbsp;zegenrijk werke en zich sleeds meer verbreidenbsp;over de gansche aarde.