-ocr page 1-

MEDEDEELINGEN VAN S. ULEERS,

, Zendeling van het Nederlandsche Zendelinggenootschap.

11.

Lieve Lezer!

^^Tot den voortgang van het christendom en deu van het heidendom werkten soms hjjzonderenbsp;Omstandigheden mede. Tot den val van het hei-*iendom droeg ook hij het sterven van een’ heiden,nbsp;¦*^16 als een heilige bij de heidenen in zeer hoogenbsp;Achting stond.” Hier lieten wij den draad vallen ,nbsp;dien wg thans weder gereed staan op te nemen.

eene van mijne gemeenten,” dus verhaalde Br. ^hrERs, »woonde een oud man van 120 jaar.” Datnbsp;minstens zóó oud was, bleek uit het geen hijnbsp;^öïhaalde van wat hij gezien en beleefd had,nbsp;toen die en die Resident was; want zóó is denbsp;tbdrekening onder het volk. Deze man nu wasnbsp;heilige - to miwa - (to, man; miv^^a, beloo-~ man van gelofte, die een gelofte gedaan

:L

1

-ocr page 2-

heeft. Hij was een man van aanzien en invloed, algemeen geacht en geëerd; maar christen wilde hijnbsp;niet worden, »want,” zeide hij, »de christenen zijnnbsp;in hun leven niet anders en niet heter dan wij.”nbsp;ïDat zijn” zeide ik, jgeen goede redenen.” *Ja,”nbsp;zeide hjj, »als ik u tot voorbeeld neem, dat gaat niet,nbsp;gij zijt even als ik een to miwa en geen gewoonnbsp;christen.” Zoo bleef hij tot steun van het heidendom. Op zekeren tijd werd hij ziek , en liet zichnbsp;door zijn talrijk kroost, hij had ze tot in het vijfdenbsp;geslacht, offer op offer maken. Doch de ziektenbsp;week niet. Eindelijk zal er een laatste middel totnbsp;zijne herstelling worden beproefd, een geheim offer,nbsp;waartoe een kleinzoon, Makcus hem moest helpen.nbsp;Daartoe moest eene hut met eene legerstee in hetnbsp;digtste van het woud worden gemaakt. Wat datnbsp;offer was, kan ik niet juist zeggen. De inlandersnbsp;spreken daarover niet dan zeer geheimzinnig. Iknbsp;denk, dat het offer bestond daarin, dat men, zoonbsp;als oudtijds wel gezegd werd, zijne ziel aan dennbsp;duivel verkocht had.

»Makcus nu was een christen, die als jongen bij mij was opgeleid. Hij had geen lust om aan eennbsp;heidonsch offer behulpzaam te zijn. Doch het sterknbsp;verlangen van zijn’ overgrootvader kon hij uit ’tnbsp;gevoel van kinderpligt niet weerstaan. Hij liet zichnbsp;ovei’halen, niettegenstaande den raad, die hem van

-ocr page 3-

onzen kant en van anderen daartegen gegeven werd.

»Het hutje werd in het digtste van het woud opgezet. De grijsaard wordt op het rustbed gelegd en alles is voor het nachtelijk offer gereed.nbsp;Daar komt Makcos in eens vóór den ouden man,nbsp;wijzende op zijn’ mond. »Zijt gij stom?” vraagtnbsp;de onde. Makcus knikt toestemmend. Hij looptnbsp;naar huis en schrijft: »ik ben stom en heden overnbsp;acht dagen zal ik sterven.” Hp beschouwde ditnbsp;als eeue straf van den hemel, en had berouw. Hijnbsp;Was er van verzekerd, dat de Heer hem zou aannemen. Hij stierf op den bepaalden dag, en denbsp;voorspelling cn de uitkomst maakten veel gerucht.nbsp;Dok do oude heiden kreeg daardoor een’ hevigennbsp;schok. Hij wankelde op zijn standpunt en hadnbsp;geen rust. Het trotsche hart was gebroken , en innbsp;jammerlijke wanhoop stond hij op den rand desnbsp;grafs. Hij wilde gedoopt worden. Maar de zendeling kon zóó spoedig niet komen. De meester, dienbsp;1*0 hem was, troostte hem en sprak; als uwnbsp;lgt;erouw opregt is en gij waarlijk gelooft,nbsp;*lan zal de Heer u zonder doop ook welnbsp;aannemen. Hij wilde dan toch in de kerknbsp;sterven. Daarheen vervoerd, bezweek hij op dennbsp;^®g- Dit uiteinde bragt vele heidenen tot inkeer.”

*Van hetgeen in de eerste jaren, dat wij ginds ^areu, aan het heidendom veel afbreuk deed en

1 *•

-ocr page 4-

het Christendom zeer bevorderd heeft, wil ik nog eene merkwaardige gebeurtenis mededeelen.

»Zekere heidensohe vrouw was het christendom bepaald vijandig, zoo zelfs dat zij alleu omgangnbsp;met christenen vermeed. Eens werd zij ziek ennbsp;stierf (zoo als de menschen meenden), gelukkignbsp;na 4 uur, want was zp vóór vieren gestorven dannbsp;ware zij levend begraven, daar zij dan aanstondsnbsp;zou zijn ter aarde besteld. Den volgenden dagnbsp;kwam zij weêr bij en riep den meester. Aannbsp;dezen vertelde zij van alles wat zij gezien ennbsp;beleefd had gedurende de laatste uren. Zij verhaalde, hoe ze eerst op eene plaats van zeer grootenbsp;ellende , daarna in eeii gewest van groote vreugdenbsp;en eindelijk in een nog heerlijker oord was ge-bragt, waar men haar had gezegd, dat zij hetnbsp;geziene den meester moest vertellen, zoo als zenbsp;dit dan ook dadelpk na het ontwaken deed. Desnbsp;namiddags om 4 uur scheen het weder, dat zijnbsp;gestorven was, en weder werd zij geleid naar eenenbsp;plaats van vreeselijke ellende, daarna weder naarnbsp;een oord van heerlijkheid, waar ze wel had willennbsp;blijven, maar ze mogt niet; zij moest doortrekkennbsp;en kwam op eene plaats, waar het zóó heerlijk,nbsp;zóó heerlijk was, dat ze daar wel gaarne blijvennbsp;wilde; en daar waren zulke vriendelijke heeren,nbsp;dat ze zeide; »och, laat mij hier blijven!” Maar

-ocr page 5-

een van de heeren zeide, dat dit niet kon, daar ze het zegel nog niet ontvangen had; en nu moestnbsp;ze weêr heengaan en het zegel ontvangen; dannbsp;zou ze afgehaald worden en daar blijven; ooknbsp;moest ze de groete doen aan «mijnen gezant”.nbsp;Zoo sprak die heer, maar o voegde hij er bij,nbsp;»hoe heb ik wat tegen mijn’ gezant, dat hij mijnbsp;den sabbat ontheiligt.” »En zoo was het ook,”nbsp;zeide Ulveks; »ik ben nooit een joodsche sabbat-vierder geweest; mijne vrouw had het mij alnbsp;dikwijls gezegd; ook deden de mensclien na ofnbsp;tusschen de godsdienstoefeningen wel eens het eennbsp;en ander, waarvan ik niet genoeg gezegd bad.”nbsp;Toen de vrouw om 4 uur ontwaakte, wülde zijnbsp;dat de pandita zou gehaald worden. gt;De panditanbsp;is nog te bed” , zeiden de omstanders, maar zijnbsp;iiet niet af, en drong er op aan, dat de panditanbsp;gehaald werd, hetgeen ook eindelijk geschiedde,nbsp;»De meester ging en vertelde mij wat de vrouwnbsp;Da haar eerste ontwaken verteld had. Toen ging.nbsp;ik naar de eens zoo weerspannige vrouw. Zij;nbsp;wilde van haar eerste wedervaren spreken, maar-ik zeide: »dat weet ik al, maar vertel mij nu watnbsp;pas gebeurd is.” Zij deed dit, en toen zij geëindigd had, wenschte zij niets vuriger, dan dat zpnbsp;^ogt gedoopt worden. Maar ik zeide haar, datnbsp;*0 eerst moest gelooven en daartoe onderwezen.

-ocr page 6-

¦wDrden. En vele uren zat ik bij haar bed, om haar te leeren, en ik en ook mijne vrouw, wijnbsp;genoten er menig uur van stichting. Met gretigheid ving zij elk woord van mijne lippen op, ennbsp;was verrukt over het gehoorde. Het was dikwijlsnbsp;of zij het gehoorde al meer gehoord had, maarnbsp;weêr vergeten was, en toen men eons vroeg, wienbsp;haar dit geleerd had, antwoordde zij : »de heiligenbsp;geest.” Dit antwoord was te meer merkwaardig,nbsp;omdat ze toen over den heiligen geest nog geennbsp;onderwijs had ontvangen. Eindelijk was de tijdnbsp;daar, dat ze het zegel ontvangen zou. Ik kwamnbsp;met mijne vrouw, die haar kind op den armnbsp;droeg. Eene heilige vreugde lag op haar gelaat;nbsp;en de kamer en het bed en hare geheele omgeving, anders zoo morsig, blonken van helderheidnbsp;en reinheid. Ik vroeg: »hoe wilt gp heeten?” ennbsp;zij antwoordde: «noem mij maar zoo als dat kind”nbsp;(Maki.\) wijzende op mijn kindje. Zij werd gedoopt , en groot was haar besef van wat er opnbsp;dat oogenblik gebeurde, en onbeschrijfelijk de uitdrukking van heilige blijdschap, die haar vervulde.nbsp;Den volgenden dag moest ik eene te voren bepaaldenbsp;reis ondernemen, maar ik zei, voor ik heenging,nbsp;dat men haar als zij mogt sterven, niet moestnbsp;begraven eer ik wederkwam. Kort daarna stierfnbsp;zij werkelpk, en toen ik terug kwam, was de

-ocr page 7-

ontbinding reeds zeer ver gevorderd. Het is ligt te begrijpen, dat deze bekeering van die hardnekkige heidensohe vrouw een’ sterken indruk maaktenbsp;ten nadeele van het heidendom.”

Gelijk wij vroeger reeds opmerkten en thans weer konden zien, ondervond Br. Ui.feks veel zegennbsp;op zijn’ arbeid, en ziet hij heerlijke vruchten vannbsp;het evangelie, dat hij verkondigt, zoowel in hetnbsp;Openbaar als in het bijzonder.

Nog enkele proeven.

»I)e eerste, die door mij gedoopt werd,” wij laten Ulpbes zelf maar weer spreken, »was Paulus.

Werd een der ijverigste belijders. Een paar staaltjes. Hg kwam eens bij mijne vrouw aan huis en keek rond. »Wat een mooi huis en meubelen ennbsp;'illerlei mooije zaken!” Maar op eens nemen zijnenbsp;gedachten eene andere wending. »Ach neen,” zeinbsp;hij, ïdit is nog maar eene ellendige hut, in vergelijking met het huis, dat niet met handen gebouwd is daar boven.”

»Eens kwam ik na een’ zeer vermoeijenden dag in eene gemeente aan, waar zij mij verzochten aanstonds tot hen te spreken. Doch ik wilde eerstnbsp;een weinig rusten. Daar hoor ik op eens eenenbsp;Kiooije heldere stem zingen; het ging het geheelenbsp;tlorp door, en kwam den trap van het huis op

-ocr page 8-

^vaar ik was. ’tWas het heerlijk lied: »God enkel licht.” De zanger was Paulus. Hij maakte mijnbsp;beschaamd door zijn vrolijk gezang. Het deed mijnbsp;goed hem te hooren. Dadelijk was ik mijne matheid vergeten, en sprak, terwijl Pauius met zoo-grooten ijver het gesprokene vertolkte, dat iknbsp;verbaasd en verrast was.

» Paulus kinderen werden ook christenen op ééne dochter na, die niettegenstaande de smeekingennbsp;en tranen haars vaders, hardnekkig aan het heidendom bleef vasthouden. Op zijn sterfbed smeektenbsp;hij haar nogmaals doch te vergeefs. Hij zegt haalbij het heengaan: »gij zult mij nog wel weêr ziennbsp;doch niet hooren!” En toen zij den volgendennbsp;morgen vroeg terug kwam, zag hjj haar bij het binnenkomen strak aan, en gaf den geest.

ïlk kreeg eens een briefje van een’ man, die lidmaat was, w-aarin hij mij zeer eigenaardignbsp;en dringend smeekte, zijne vrouw ook aan tenbsp;nemen, dit was hare groote begeerte. Ik deed ditnbsp;eerst niet, doch na onderzoek en onderwijs deednbsp;ik het gaarne. En de laatste maal, dat ik voornbsp;mijn vertrek het avondmaal bediende, zat Mamanbsp;met haar man mede aan. Zij waren zoo gelukkig!

»In mijne gemeente te Lompang, vond ik eens eene vrouw, die weende. En waarom ? Louternbsp;uit bljjdschap, over haar geluk eene christin te zijn.

-ocr page 9-

»De ervaring doet hen ooh veel acht geven op hun gedrag. Eens vonden wij eene vrouw in denbsp;kerk weenende. Mijne iienkiette en ik sprakennbsp;haar aan, en vroegen deelnemend: »waarom sf-hreitnbsp;gij zoo?” »Ach” zei ze, »de Heer heeft mij zulknbsp;een lief kind gegeven, en ik heb voor hem nietsnbsp;Over gehad, toen er laatst inzameling gedaan isnbsp;voor Bolaang-Mongondou. Slechts een paar centennbsp;gaf ik, zoo goed als niets. Nu heeft mij de Heernbsp;het kind weer ontnomen.”

»Ook op zendingfeesten blijkt de invloed des Christendoms. Wij vieren thans jaarljjks op tweenbsp;verschillende plaatsen in mijn’ werkkring zendingfeesten. Dit zijn echte volksfeesten. De inboorlingen zelven spreken daar. ’s Zaturdag avondsnbsp;komen ze uit onderscheidene gemeenten allen opnbsp;de bepaalde plaatsen bij een. Dan wordt er doornbsp;een duizend leden avondmaal gevierd. Dit is denbsp;aanvaug van het feest, dat op den Zondagmorgennbsp;¦wordt voortgezet. In de kerk of in de open luchtnbsp;komen de feestvierenden bijeen, en ik open denbsp;samenkomst met gebed. Daarna spreken de Ali-foeren. Van de negen zijn 3 voorbereid. Hetnbsp;gaat hun mat zooveel gloed en gemakkelijkheidnbsp;zoo zonder zich in één woord te vergissen,-(90ms moeten zij zich wel eens een poosje heden-

*

-ocr page 10-

10

ken) dat liet een lust is om aan te hoeren. Hunne gebaren zijn zeer gepast. En waarover handelen

zij:

Bijna altijd over het toen en thans, over

hun’ vroegereu toestand bij den tegenwoordigen vergeleken. Soms kan ik het dezen of genen welnbsp;aanzien, dat hij' iets op het hart heeft, en dan zeg ik:nbsp;»Kom mijn vriend, wilt gij ook een woord spreken?”

gt; Zoo wa.s er ook eens een blinde man, en die sprak zoo heerlijk en dankbaar over ’t licht innbsp;zijn ziel, en dat het nog veel grooter schat wasnbsp;dan het licht van ’t ligchamelijk oog. Hij spraknbsp;dikwijls tot het volk. Als een zijner zonen hemnbsp;dan voorlas uit den Bijbel en een vers gelezennbsp;had, dan weidde hij er over uit.

»Eens stond er iemand op, die begon: «Meester, wat hebt gij toch eene uitnemend heerlijke betrekking; wat eer en aanzien geniet gij! En dat metnbsp;regt, want gij zijt de weldoener van kinderen ennbsp;ouders. Maar werkt gij wel altijd zoo goed mogelijk? Spreekt gij. altoos waar en wanneer gijnbsp;moet? En spreekt gij altijd zoo zoet (vriendelijk)nbsp;inogelijk? Zoet te spreken om de kinderharten tenbsp;winnen , daar komt het vooral op aan! Wij gaannbsp;visschen met den hengel, en daar zit een scherpenbsp;haak aan. Maar wat doen wij ? Lokaas doen wijnbsp;er aan, en zoo vangen wij de visschen. Zoo moetnbsp;gij lokaas aan uwe woorden hebben, innemend.

-ocr page 11-

11

om (ie harten tot u te

zoet, moeten ze zijn, trekken.”

»Een ander verzocht het dankgebed te doen. Hij bad; »0 Vader! Vader! wat is uwe liefde groot!nbsp;Een enkele stroom van liefde overdekt ons.” Opnbsp;deze wijze ging hij voort met louter te dankennbsp;voor de liefde des Vaders aan hem bewezen, eenonbsp;liefde, die ook zij in hunne harten gevoelden ennbsp;ontvangen hadden. Hij eindigde met een gebednbsp;om' meer en betere liefde.

»Ook op den arbeid der Alifoeren oefent heb Christendom weldadigen invloed. Traagheid ennbsp;luiheid nemen af, werkzaamheid en vlijt nemennbsp;toe. Het christendom verandert het hart en daardoor ook de hand. De hand wil wat anders dannbsp;vroeger. AVaar voor eenige jaren tienduizendnbsp;pikols kofïij werden opgebragt, worden nu dertigduizend geleverd. Dit is eene vrucht van den Evan-gelie-arbeid, die ten gunste van het gouvernementnbsp;komt. Als dit in Nederland regt werd bedacht,nbsp;zou men er te meer niet alleen het zondige, maarnbsp;Ook het dwaze er van inzien, dat het ’t christendom niet begunstigt en de zendeling er slechtsnbsp;wordt geduld.

»Het is opmerkelijk, hoe het christendom zijn’ invloed in het leven der nieuw bekeerden openbaart.

-ocr page 12-

12

»Even als ze in heidenschen toestand niets' ge-¦wigtigs ondernamen, zonder offers en plegtigheden, zoo was het wel noodig en goed, dat zg dezenbsp;gebruiken niet verloren, maar dat ze veredeldnbsp;werden. Het is voor hen -goed en ook voor dennbsp;heiden, dat zij zien, dat ook de christenen allesnbsp;met God aanvangen.

»Zoo bijv. bij het begin van de rijstplanting, die na den regentijd gemeenschappelijk begint; dannbsp;wordt er gezongen en openlijk plegtig de zegennbsp;des Allerhoogsten afgebeden. Zoo ook als donbsp;velden wit zijn om te oogsten, dan gaan zij opnbsp;den eersten dag des oogstes om 6 uur des morgensnbsp;in de kerk, waar de meester of ook wel een dernbsp;arbeiders voorgaat in dankgebed en toespraak, datnbsp;circa drie kwartier duurt, zoodat ze om 7 uurnbsp;op hunne velden zamen zijn, waar nog eens godsdienstig gezongen wordt, en dan gaan alle handennbsp;aan het werk. Wie de eerste rijst klaar heeftnbsp;geeft een feest aan zijne vrienden, (want de nieuwenbsp;rijst is beter dan de oude , even als in Nederlandnbsp;de eerste nieuwe aardappelen op prijs worden gesteld en verkozen worden hoven de oude).

Zoo w'ordt ook bij het huwelijk het christendom niet vergeten. Er rvas eens een meisje, dat aannbsp;eeneu jongeling, door wien zij ten huwelijk werdnbsp;gevraagd en met wien zij veel op had, tot voor-

-ocr page 13-

13

¦waarde stelde, dat hfl eerst lidmaat moest worden, gelijk zij dit reeds was. De jongeling verzochtnbsp;onderwijs, en eerst nadat hij was aangenomen werdnbsp;het huwelijk voltrokken. De bruiloft is een pleg-tig feest en geschiedt op Zondag. Er wordt gewoonlijk gezorgd, dat er eenige paren te gelijknbsp;trouwen, en daarbij worden dan, behalve al de naastenbsp;bloedverwanten, ook de pandita (leeraar) en zijnenbsp;vrouw geuoodigd. Als de jilegtigheid in de kerknbsp;is afgeloopen, begeven zich allen naar eene plaatsnbsp;waar de maaltijd is aangerigt. De pandita doetnbsp;bier het gebod, waarbij allen tégenwoordig zijn,nbsp;die dan achtereenvolgens aan verschillende feesttafels neêrzitten. Vervolgens wordt er gezongen,nbsp;2 , 3 of 4 stemmig, uit den schat van liederen, dienbsp;ze bezitten, en, wie het nog niet kan, leert hetnbsp;dan wel. Om 5 uur is het feest afgeloopen,nbsp;v^aarna ’s avonds, zodals altijd, de gemeente zichnbsp;m den tuin van den zendeling vefeenigt om tenbsp;'vragen en onderwezen te worden. Alleen denbsp;zondagschool wordt op zulk een’ Zondag niet gehouden.

»Ook bij de geboorte van kinderen wordt er feest gevierd en gezongen, gelijk bij zoo menigenbsp;andere gelegenheid. In plaats van heidensche,nbsp;zoutelooze en zeclelooze liedjes, komt men nunbsp;zedelijke en christelijke te hooren. En ze hebben

-ocr page 14-

14

in de Minahasa zulk eenen uitmuntenden aanleg voor zingen. Dit geschiedt doorgaans twee-, maarnbsp;ook wel drie- en vierstemmig, vooral onder leidingnbsp;van Br. Gkaafland. O, wat is het eene bljjdschap,nbsp;dat het christendom als een zuurdeeg het geheelenbsp;wezen doorzuurt. De godsdienst wordt zóó hoenbsp;langer zoo meer eene zaak van het leven en bevordert de ware levensvreugde.

»Hoe het christendom zelfs op eenen moordenaar zijn invloed uitoefende, zal ik u nog verhalen. Toennbsp;ik in zeker dorp kwam, vergezeld van den zendelingnbsp;Hermann , ontmoette ik een’ man, die er vreeselijknbsp;uitzag. Ik maakte Hermann op hem opmerkzaamnbsp;en zei: »ziedaar een moordenaar!” Hij vroeg: »hoenbsp;weet gij dat?” Ik zei: »het staat op zijn gelaatnbsp;te lezen.” Ik ontmoette hem vervolgens meermalen en sprak met hem. Zijn naam is Johannes.nbsp;Hij wilde echter niet hooren. Eens ontmoette iknbsp;hem echter op eenen smallen bergweg. Ik wasnbsp;te paard. Telkens sprak ik een kort woord totnbsp;hem. Nu kon ik niets vinden, en bad den Heernbsp;mij een woord voor hem te geven. Hij was reedsnbsp;voorbij. Ik riep hem terug: sHoekoem toewa!nbsp;(hij was tweede dorpshoofd , onderburgemeesternbsp;zouden wij hier zeggen.) Hij komt terug. Ik zegnbsp;op forschen toon: »houd mijn paard vast!” (het

-ocr page 15-

15

was driftig en vrolyk). Hij vat liet paard met beide handen bij den teugel. Ik. »Ziet gij dezenbsp;diepte?” (Wij stonden op den rand van een ravijnnbsp;van circa 200 voet diep). Hij, er inziende, kniktnbsp;met zijn hoofd en behoudt zijn barsch voorkomen.nbsp;Ik. »Ziet gij goed?” Hij staart er nog eens in,nbsp;en knikt als een onwillige. Ik. »A1 schreidetnbsp;gij ook zóó veel tranen, dat dit ravijn vol werd,,nbsp;zoo zouden uwe zonden daardoor niet afgewasschennbsp;worden; daarvan wordt gij alleen gereinigd doornbsp;bet bloed des Lams.” Hij ziet mij niet aan, maarnbsp;boudt mijn paard nog vast. Ik. »Laat los!”nbsp;Hij doet dit, en elk gaat zijn’ weg. Ik spraknbsp;hem aan naar dat hij was, forsch naar zijn wezen.

»Dit woord nu werd dienstbaar aan zijne be-beering. Hij begon weldra de kerk te bezoeken en het onderwijs bij te wonen. Hij ging er somsnbsp;4 uren ver om, ten einde mijn onderwijs te ont-¦rangen. Eenigen tijd daarna verlangde hij gedooptnbsp;4e worden. Ik stelde dit uit, anderhalf jaar langnbsp;stelde ik hem op de proef; ik ging iijne gangennbsp;naauwkeurig na, en vond steeds een onberispelijknbsp;gedrag. Toen doopte ik hem. Gedoopt wordende,nbsp;¦'^erlangde hij, dat ik zijn doopvader zou zijn.-Hedoopt zijnde, kwam hij bij mij , en begeerdenbsp;*4at ik met hem zou gaan; hij wilde zjjn huisnbsp;schoonmaken, d. i. van al het afgodische ontdoen.

-ocr page 16-

16

Ik wilde aoramige dingen bewaren voor bet Genootschap , doch neen, alles moest vernietigd worden.

»Maar zie, na eenigen tijd, daar krijg ik berigtt «JoHAKNEs is weg.” Dit was zoo; hij was eennbsp;jaar lang niet te vinden. Daar kom ik eens weernbsp;te Karimbo, waar hij woonde. Ik vraag weêrnbsp;naar Johannes. Ik laat hem zoeken, nogmaals,nbsp;doch vruchteloos. Het was Zondag. Ik preeknbsp;daar, en zoo als gewoonl^k geschiedt, ’s middagsnbsp;zou ik de kinderen onderwijzen. Maar ’s namiddags zegt men mij: »er zijn slechts 7 kinderen.”nbsp;Dit ergert mij, want wij zendelingen gewennen-aan een groot aantal kinderen om te onderwijze»nbsp;en te doopen. Ik geef mijn ongenoegen te kennen,nbsp;en zeg: xgt;ik wil uwe kinderen zóó geen onderwijsnbsp;geven.” Er komen een uur later nog eenige kinderen. Er zijn er 13, doch het getal is mij nognbsp;te klein, en ik zeg: »zadel mijn paard, ik wil vertrekken.” Mijn geweten echter (de zendeling blijftnbsp;mensch) zeide: »is niet het zieleheil van één der 13nbsp;zooveel waard als van één der 40?” enz. Ik zeg,nbsp;jgt;breng m^u paard op stal, err ga in de school.”nbsp;Daar kwamen 27 kinderen en nog 40 ouders,nbsp;die toeluisterden. Het onderwijs is nog niet geëindigd of men berigt: Johannes is er weêr! Iknbsp;was diep beschaamd voor den Heer, die mij dit

-ocr page 17-

17

nu gaf, terwijl ik had willen heengaan. Ik ontmoet Johannes, en vraag op vriendelpken toon: »wat is er Johannes, dat gij mij ontwpkt en denbsp;kerk en het onderwijs en uwe broeders?” Hij. »Iknbsp;heb van u geleerd wat goed en kwaad is, en zalnbsp;ik nu de kerk bezoeken, waar elk woord mij ternbsp;veroordeeling is? Moet het oordeel dan hier reedsnbsp;beginnen?” Ik »Welke zonde hebt gij gedaan?”nbsp;(want als de Alifoer schuld, zijne zonden belijdt,nbsp;dan is hij behouden, volgens mijne ervaring.) Ennbsp;hjj beleed: sik heb II mijner broeders gedood?

een tpger besprong ik hen , en dronk ik hun hloed.” Nu vertroostte ik hem met den bijbel,nbsp;®n zeï; »staat daar ? van Gods liefde ? ‘nbsp;dat is voor u! Daar? dat is voor u!” Maar hg!nbsp;geloofde niet. Zijne broeders naderden ook en-¦'vezen hem op plaatsen, de een op deze, de anderenbsp;°P gene, en zeiden: »zie eens broeder, dit isnbsp;voor u!” terwijl zij den bijbel op de handen hielden en hem eene plaats toonden. Zoo had iknbsp;niets meer te doen dan te danken. Eenige maandennbsp;later werd hg ziek en stierf, in den Heer getroost, aan wien hij zich had overgegeven in geloof.

®Ik zal u het uiteinde van Johannes mededeelen. 1’oen ik de laatste keer bij hem was, was hg wel.nbsp;hater hoorde ik, dat hij ziekelijk was, doch welnbsp;tö moede. Ik kwam echter niet terstond naar hem

-ocr page 18-

18

toe, want het duurde wel, zoo als gewoonlijk, een paar maanden, eer ik op mijne rondreizen weernbsp;ie Karimho kwam. Gebeurt er niet iets buitengewoons, dan gaat dit geregeld, elke gemeente opnbsp;hare beurt, naar orde. Ik kwam weer op een’nbsp;Zondag te Karimho. Daar verhaalde men mij:nbsp;»Och! mijnheer, hebt gij het al vernomen? Johannes is gisteren avond gestorven.” Dat smarttenbsp;mij zeer.

Ik vroeg naar bijzonderheden. En Hendkik (een oomzegger van Johannes) antwoordde. Maar een ander wilde het vertellen, en zei: laat mij het zeggen.nbsp;Nog een ander wilde , doch ik zeide: »Laat Hendiuknbsp;het mij vertellen, en als hij verkeerd zegt, kunt gijnbsp;het verbeteren.” Deze verhaalde mij nu, dat zijn oomnbsp;was ziek geworden, doch welgemoed gebleven. Hen-DKiK was nog ’s avonds naar hem toegegaan en velenbsp;anderen van tijd tot tijd. Hij wilde zien of zijnnbsp;oom goed bij zijn verstand was, en vroeg: »weetnbsp;oom wel wat dag het is?” Johannes antwoordde:nbsp;»Zaturdag, morgen is het Zondag; och! wat wildenbsp;ik gaarne, dat ik in de kerk kon gaan, dan komtnbsp;mijnheer.” Hendrik had gevraagd, hoe het was?nbsp;Hij antwoordde: »wel.” Hendrik: »Hebt gij geloofnbsp;in Christus, en goede hoop bij uw sterven?”nbsp;Johannes had daarop eene toespraak gehouden, ennbsp;onder anderen gezegd: »Ik ga naar den Heer Jezus

-ocr page 19-

19

'CnEisTL’s in het Vaderhuis, waar Hij mij plaats heeft bereid. O, wat zal het daar heerlijk zpn!nbsp;Ik heb veel gezondigd doch God heeft mij vergeven. De Heer heeft mij aangenomen. Ik zal daarnbsp;wel voor u bidden en voor mijn volk. Bid gijnbsp;ook Hendrik.” De zon ging op dien tijd onder.nbsp;En zoo sprekeüde ging hij over tot gene zjjdenbsp;des gvafs.

»Ik zou u eene menigte soortgelpke gevallen hunnen mededeelen. Ziet zulk een’ invloed heeftnbsp;het Christendom! Zulke goede vruchten draagt het!

Gelijk uit het voorafgaande reeds blpkt is de tegenwoordige toestand des volks trapswijze geheelnbsp;unders geworden dan voorheen. En het is natuurlijk , dat UirERS daarvan veel verhaalde.

»Zij leei’en daar nu lezen, schrijven, rekenen, aardrijkskunde, ook wiskundige aardrijkskunde,nbsp;geschiedenis, - algemeene en nederlandsche ennbsp;kerkelijke ; ik heb hun tweemalen in tafereelen denbsp;laatste verhaald. Ze leeren daar ook handwerken.nbsp;Ik heb daar een vijftigtal goede schrijnwerkersnbsp;gevormd en een honderdtal bekwame timmerlieden;nbsp;ik leerde hen draaijen en rigtte vier smederijennbsp;die nog aan den gang waren, toen ik van daarnbsp;quot;'^ertrok. En daar ze zeer leerzaam en volgzaamnbsp;^iju, was het genoeg als ik hun eenig werk

-ocr page 20-

30

ééns goed zeide en voordeed. Ze krijgen daar nu tafels, banken, stoelen, beddegoed, enz. Zoonbsp;heb ik mij een huis gebouwd, het mooiste in denbsp;Minahasa en daarin zijn meubels, zoo schoon alsnbsp;in Nederland: tafels, stoelen , kasten, enz. Éénenbsp;moeite had ik hierbij, die zeer lastig was. Alsnbsp;een jongen zoo ver was gekomen, dat hij watnbsp;moois kon maken, liep hij weg en ging eldersnbsp;werk zoeken. Dan kon ik dat stuk, waaraan hijnbsp;bezig was, niet af krijgen, en ik moest al weêr eennbsp;ander opleiden, die tijd noodig had eer hij eennbsp;mooi stuk kon maken en goed afwerken. Sommigenbsp;leerlingen overtroffen mij soms reeds. Zoo had iknbsp;eene kast gemaakt met gothische figuren uitgesnedennbsp;en die figuren waren goed; maar de jongen,nbsp;die wegliep, kreeg van een dorpshoofd de opdragtnbsp;om voor hem een huis te bouwen, en daarinnbsp;maakte hij paneelen, en daarop gothische figurennbsp;nog mooijer dan hij ze bij mij gezien had. (1)

gt;Lezen doen ze veel, vooral den bijbel. Dit was hun eerste en is nog hun voornaamste geschrift. Ennbsp;ze lezen dit niet, om het te beoordeelen naar stijl

(1) In het zendelinghais is een waterlepel, ¦ door Br. Linemann ingezonden, bestaande uit eene fraaije kokosschaalnbsp;en houten steel; heide deelen zijn zeer sierlijk met bloemennbsp;besneden.

-ocr page 21-

21

•en taal, maar als erfgenamen, die daarin zien wat ze hebben en te wachten hebben.

ïZoo hebben zij veel beschaving ontvangen. Maar ik heb m^ niet verlaagd om hun beschaving tenbsp;brengen zonder christendom. Ik breng het Evangelie en daardoor beschaving; dit is mijne roeping. En het kan niet anders of daar, waarnbsp;het Evangelie wordt verkondigd, daar wordt hetnbsp;aangenomen, en daar vloeit ook beschaving uitnbsp;¦voort. Het Evangelie wordt er algemeen aangenomen.

»Van de 110,000 inwoners zijn veel meer dan de helft reeds christenen geworden. Het Evangelienbsp;quot;Wordt aangenomen óf als een kleed óf in het hart.nbsp;Waar het als kleed is, daar is het de beschavingnbsp;«n de verstandelijke kennis er van; maar ooknbsp;deze is weldadig. Waar het tevens in het hartnbsp;doordringt, daar hervormt het den geheelen menschnbsp;®n beschaaft en ontwikkelt hem op de uitne-inendste wijze. Houding, stem, taal veranderen;nbsp;ook de gelaatsuitdrukking ondergaat veranderingnbsp;OU Wordt schooner, als ze namelijk bij ons blijven,nbsp;de jongeren vooral. Het geheele voorkomen ennbsp;Wezen wordt hervormd. ”

Ee gemeenten onder Uifbes bestuur en toezigt Werden ook zeer aan hem en de zijnen verbonden.

fe


-ocr page 22-

Dat bleek hem vooral, toen hü zou vertrekkers naar Nederland.

ïlk had gedacht”, zeide h^ , »dat er een twee honderd zouden komen, om mij vaarwel te zeggen,nbsp;en ziet het liep al aan, er kwamen er een tweenbsp;duizend, want zo kwamen niet slechte uit Koe-melemboeaai en den naasten omtrek, maar ooknbsp;uren ver weg, om mij nog eens de hand tenbsp;drukken. O, dat was een handgeven en weenen.nbsp;Zij weeklaagden; »Onze vader gaat heen, en wpnbsp;weezen blijven achter!” Wij zouden des morgensnbsp;reeds vroeg vertrokken zijn, maar de schare lietnbsp;ons niet los. Elk wilde nog eenen handdruk gevennbsp;en een woord tot afscheid ontvangen. Eindelijknbsp;tegen den middag moest ik toch wel een eindenbsp;daaraan maken; ik rukte mij van hen los, en spi'aknbsp;nog tot allen in de hope des wederziens. Toennbsp;begeleidden zij ons tot het schip, waar wij zamennbsp;biddende scheidden. Ik had niet kunnen denkennbsp;dat ze zoo zeer aan mij gehecht waren.”

Maar zij, die den eenvoudigen, krachtigen man, wien waarheid en liefde uit de oogen blonken,nbsp;hebben gesproken en eenigszins leeren kennen, begrepen zeer wel, dat zpn christelpke zin, door dennbsp;Heer gewekt, gezegend werkt, zoodat die gaandenbsp;weg elk aantrekt en elk voor hem inneemt, dienbsp;daarmede eenige sympathie heeft of krijgt. Zijne

-ocr page 23-

23

lenze is; »ik zoek zielen te winnen voor den-Heer en voor den hemel, en dan worden ze ook voor de aarde regt geschild;.” Het is natuurlijk,,nbsp;dat hij, die deze leuze heeft, ook zelfs hg denbsp;Alifoeren weêrklank vindt en vruchtbaar wordt.

Ulpees is met zijne vrouw en de vier jongste zijner kinderen in het voorjaar van 1887 hier aangekomen , en ontmoette hij zijne aankom.st tenbsp;Rotterdam zijne vier oudste kinderen, die reedsnbsp;eenige jaren vroeger herwaarts waren gezonden,nbsp;die door de Bestunrders van het Hederlandschnbsp;Zendelinggenootschap daar waren bescheiden. Gijnbsp;gevoelt welk een treffend zamenkomen dit wasnbsp;voor ouders en kinderen beide!

Hij is, niettegenstaande hg eene zwakke gezondheid heeft, en aan onze winterkoude en guur luohtgestel ontwend is, ook van zijne doofheidnbsp;last heeft, herwaarts en derwaarts gereisd, in ennbsp;l'uiten ons vaderland, steeds met het oog op hetnbsp;doel zijner overkomst en geheele roeping.

Hij is in November van het vorige jaar (1868)-naar de Oost gegaan om naar zgne geliefde gemeenten in de Minahasa terug te keeren, omnbsp;voort te gaan met het werk des Heeren in dennbsp;li6m aanbevolen werkkring. Daar moge hij vergier niet minder dan tot hiertoe ten zegen zgn '

-ocr page 24-

2gt;ltur; 2 voor velen. Maar zijn woord en verkeer in dezenbsp;oorden zal ook niet worden vergeten, en zijnnbsp;verblijf zal ook onder ons vrucht dragen; bljj-vende vrucht voor velen zal daarvan wordennbsp;geplukt. Het strekke ter onzer verlichting omnbsp;onze kennis van veel wetenswaardigs te bevorderen. Het strekke ter onzer beschaming als wijnbsp;bedenken wat wij doen voor den Heer en kondennbsp;en moesten werken. Het strekke ter onzer vertroosting bij de traagheid, onkunde, dwaling dienbsp;wij bestreden zien. Het strekke ter onzer bemoediging om voortdurend te bidden en te arbeiden voor den Heer in den hemel, in den kringnbsp;van het Nederlansch Zendelinggenootschap, datnbsp;zulke zendelingen heeft en vrede bevordert naarnbsp;zijne leuze: »Vrede door het bloed des kruises.”

-ocr page 25-

-■'m- nbsp;nbsp;nbsp;■^.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•: '-ïï®


-ocr page 26-

.1

è

-ocr page 27- -ocr page 28-