STICHTING
utr::cht3
UNIVERSITEITSMUSEUM
-ocr page 4- -ocr page 5- -ocr page 6- -ocr page 7-lo KKiL- égt; jé OUT)
Natuurkundige
DOOR
PROEFNEEMINGEN
BEVESTIGD,
Toe opheldering van allerley dagelyks voorkomende Zaaken;
• nbsp;nbsp;nbsp;DOOR DEN HEER ABT
Van de Koninklyke Akademie der Weeteiu fchappen van Parys en van de Koninklykenbsp;Sociëteit van Londen.
Uit het Franfch vertaald.
T W E E » E STUKJE.
’Re AMSTERDAM,
L. VAN T O N G E R L O. M D c C L X I.
-ocr page 8- -ocr page 9-K o A T È
VAN BIT
Inleiding. Gebruik en Ktordeelen der Lugt. t. Over al op ^arde is Lugt. 3- Z«nbsp;gemerkt, als eigentlyke Lugt en als Dampkring. 4
Eerste A f d e e l i n g. L)e Lugt is Stoffelyk en een waar Ligbaam. 6. En e'en Byzonder Lig'^nbsp;baam op zig zelf. 8. Vloeibaarheid der Lugt: ennbsp;derzelver oorzaak, lo. Denkbeeld van baar Deeltjes. 13. Droogte der Lugt. 14- Zwaarte. i?
I. Proeftjeeming. Ilifiorie en korte Befebry-ving van de Lugtpomp. 19- ss,en Glazen Bol met Lugt weegt Zwaarder dan zonder Lugt. 2S- Dsnbsp;Eligen en Zuivers Lugt, geen Dampen, die 'er tn
iwteven, is 'er oorzaak van, 26. Nader Proef,
* » nbsp;nbsp;nbsp;Gc»
-ocr page 10-Kok TE INHOUD VAN HET DERDE
Gevolgen. Zsortelyke Zwaarte der Lugt en gewoont wys om die te vinden. ¦ 30. Zwaarigbeden, dienbsp;deeze Proef moeielyk en onzeker maaken. 32. Fisr»nbsp;fcbillende bepaalingen van de Zwaarte \derLugt. 37.nbsp;Zwaarte van een Taarlingsvoet Lugt. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;39
Drukking der Lugt. 40. Voorbeelden op de Lugt. pomp , in bolle Sleutels. 41. Gebruik in de Heel-konjl. 42. Zy breekt de Ronde Ontvangers niet,nbsp;maar wel Platte Glazen, en doet een Blaas her-Jien. 43, Oorzaak van den flag, dien men daar bynbsp;boort, en by 't fcbielyk openen van een Kokertje, eennbsp;Vies.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;45
Veerkragt der Lugt. 47. Berg en in de Laagte.
Verfcbil der Lugt op een 49
,11. Proefneeming. De Zamendrukking, en bygevolg de Digtbeid der Lugt, is altyd evenredignbsp;aan de Zamendrukkende Kragt. Si- De Drukkingnbsp;van den Dampkring , met een derde vergroot, maaktnbsp;de Lugt een derde digter. 32. Twee Dampkringennbsp;maaken ze eene zoo digt. 53. Vier , viermaal meernbsp;in een geperfl. 54. Egter fcbynt deeze evenredigheidnbsp;baar Paaien te hebben. 54. Noodige voorzorgen bynbsp;die Proefneeming.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;56
Deus, Tweede Stukje.
Prof.FNEEMiNG. De Lugt , in een Vies l^eflooten, houdt door haar Veerkragt den Barometer op de gewoone Hoogte. 59. De Veerkragt dernbsp;Lugt is, door baar wederwerking, de drukkendenbsp;Kragt in vermogen gehk. 60. En blyft lange ^aa-^en bejlendig de zelfde.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•
IV. nbsp;nbsp;nbsp;Phoefneeminc, Twee holle Lugtledige
Halfronden worden door de Persjing van den Dampkring zoo vaft op eert gedrukt, dat ze door een Ge-wigt va,n 60 Pond niet van één getrokken worden. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;62
V. nbsp;nbsp;nbsp;Proefnebming. jdlgemeen Werktuig ent
ssUerhande Zoorten van Beweeging, zonder dat 'er Lugt door ingelaaten wordt, te maaken in betnbsp;TCdel. 63. In lt;t Lugtledige of een verdunde Lugtnbsp;zetten zig de twee Halfronden niet vali aan één. 65.nbsp;Werking van de Drukkende Buitenlugt, en de Veerkragt der Binnenliigt in de Verjchynfsls der Halfronden nader opgebelderd.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
' Gevolgen. Denkbeeld van 't ledig pompen van een Ontvanger. 69. Middel om den Zuiger als van zelfnbsp;Weer te doen ryzen. 70. Het Ydel is JlegtseenJlerknbsp;Verdunde en ylgemaakte Lugt 71. Evenredigheid,nbsp;der verdunning. 73. Middel om den netten Inbondnbsp;’^lt;tn alle Ontvangers te meeten. 74. Geknotte Ba*nbsp;? 3
-ocr page 12-Korte Inhoüd van het derde
rometer om gemakkelyk den juijlen Graad dtr verdunning te'weeten. 75. Uiterjle Graad: gedeelte der gemene Digtbeid. , nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;76
Verfcbynfels van de Veerkragt der Lugt in 't Tdel. Een .(lappe Blaas zmlt in mervtiil van een vry zwaar
Gewigt, 77. Een dun Glazen Viesjefpringtinfluk-
ktn, 78. Een Ei loopt uit en vult zig wéér. 79, jDie Werking der Lugt in een Viesje, daar 't Waternbsp;uit en weer in loopt, zigtbaar gemaakt. 79. Een gerimpelde- jippel wordt glad, en daarna meer gerimpeld dan te voeren.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;...nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ga
VL PROEFN EE MrNG. Verdikking der Lugt. gr. Spuit of Perspompje om de Digtbeid der Lugt en dusnbsp;baar Veerkragt te vergrooten. g2. Waterfprongnbsp;door de Veerkragt tener verdikte 'Lugt veroorzaakt.nbsp;84. Waterfprong door de overmaat van de Veer-, kragt der gewoone Lugt boven die van een Tiernbsp;Lugt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;8s
VII. Proefneeming. Bejchyving van een Windroer. 87. Deszelfs Kragt en Geluid. 89. Denbsp;Veerkragt eener verdikte en zamengeperfteLugtis'ernbsp;oorzaak van.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. ¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;90
Gevolgen. Gebreken en weinig dievjl vanWindroers. 92. Het Wit Buskruid, 93. Konflfonteintjes, 94.nbsp;Fontein van Plero. 95. Draagbaare Pornp of
Brand'
-ocr page 13-Deelsj Tweede Stukje.
, dis door ds Vsstkragt sentr vsrdikts Lugt zonder tujjcbenpoozmg Water geeft. 96.nbsp;Werktuigen om de Lugt zaamen U perjfm. 99-Graad van Zamenpersjing. loi. Uiterlie Graadnbsp;Hales nf 1837 maal. loi. Eenferkver-Lugt, die zigtiitzet, mogelyk oorzaak dernbsp;¦eiaraheeving. ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•
denkbeeld van Koude en Warmte. 104. Warmte doet de Lugt zig uitzetten en vergroot baar Veerkragt. 106
VlII. Proefneeming. Uitzetting der Lugt in een gloeiënde Glazen Buis tot den Graad vannbsp;'^skoud. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;137
L^euk beeld van de Uitzetting der Lugt door de P uur-deeltjes. 109. ITan de inkrimping door Verkoeling. 109
•öquot; Omtrek of Digtbeid der Lugt van Glasgloeiend tot Iskoud is als ^ tot 1. ïio* Van Kookend Waternbsp;tot begin van Vorfl als ^ tot 2.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1“
Gevolgen. Het Springen van Knapglaasjes en Kaftan-jes. 112. Manier om Vksjes met enge halzen, en Thermometer - .Baj’ae» te vullen. ii4' Konflfon-teintjes door een uitgezette Lugt door de Warmtenbsp;'tan Kookend Water. Ï17. Vuurfpreng, of Vuur-fonteintje.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;120
-ocr page 14-Korte Inhoud van het Derde
IX. PROEPNEEMING. Fergreoting van de Veerkragt der Lugt in een Glazen Kvoikbuis in Koekend Water gedompeld. 121. De Hitte van Koekend Water doet de\Veerkragt der Lngt een derdenbsp;grooter voorden, 122. Waarfcbynlyke Gisjing, boenbsp;de Fuurdeeltjes de Feerkragt der Lugt vergroe-ten.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;124
Gevolgen. Algemeene Maat en Regel van de Fer-grooting der Ferk ragt van de Lugt door de PFarm-te 127. Lugt- Thermometer Amontons. 128. Uitwerking van een Kachel op de Lugt in een.nbsp;Kamer. 130. Fan een Fuur op de Haardjleê ondernbsp;een Scboorfteen. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;130
DenkbeeM van de AdemhAaling. . nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;131
X. nbsp;nbsp;nbsp;Pro EFNEEMiNG. Een Vogel fterft in ’t
Lugtlédige. De Lugt tot bet leeven der Dieren noodzaakelyk.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;133
XI. nbsp;nbsp;nbsp;Proefneeming. De zelfde Proef mst
een Fifcbje , in een groot Glas Water. . nbsp;nbsp;nbsp;134
Denkbeeld van de Werking der Lugt tot bet leeven der Dieren. 135. Oorzaak van hun dood in ’t Tdel.nbsp;Gebrek van de Drukking, of de Veerkragt der Lugt.nbsp;136. Tweede Oorzaak. Uitzetting der Binnenlugtnbsp;in bun Ligbaam. 136. Viffcben dryven in 't piel
boven. nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i37
Deels, Tweede Stukje.
Gevolgen. Het een Dier leeft in 't Tdel langer, den het ander. 139. De Kikvorjcb. 140. De Infekmnbsp;^en. 141.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Dieren, zelfs Vijfchen , behhen
noodig. 142. En noodiger don het Water zelf. 143. Denkbeeld van 't Eirond. Gat, en adembaa^nbsp;^ing der Jonggehoornen. 144. Redding van Drenkelingen. 146. Van Gehangenen. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;148
ki^erking eener Verdikte Lugt op de Adembaaling. 15T. kVerking eener bejlooten Lugt. 152. Plaatfen doornbsp;fen befmette Lugt gevaarlyk. 153. Vernieuwingnbsp;der Lugt op Schepen, in Ziek- en Gajlbuizen. ISS-Oorzaak der algemeene Volkziektens. 157. Middelen om de Lugt te zuiveren. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;158
Proi£fneeminlt;j. Een Brandende Kaars in ’t tdel. De Lugt noodig tot bet Vuur. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;161
Proefn EE M I NG. Een Vuurflng in 't '^‘lelnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;162
Proefneeming. Buskruid in 't Tdel tangeftooken. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;164
denkbeeld van de Vlam. De Veerkragt der Lugt houdt door haar IVederiverking de Trillende Beweegingdernbsp;^uurdeeltjes in fland, 165. De Vonken van eennbsp;Vuutjlog zyn gefmolten of verbrande Jlukjes van bet
, nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;167
* 5 nbsp;nbsp;nbsp;Ge-
-ocr page 16-Korte Inhoud van het Derde
Gevolgen, De Brandhaarfle gt;Vogten, Olie, Brandt' wyfi, hlujfcben 't Vuur. 169. Kmd Weer doet eennbsp;Vuur jlerkjl branden: de 'Zon dooft bet. 170. Graf-lampen der Ouden: Brand Uujcbtzig van zelf ineennbsp;lejlooten plaats. 170. Uithlaazen van de Vlam, ennbsp;aanblaazen van ’t Vuur. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;172
Inwendige of Binnefilugt der Lighaamen. 174. Middelen om ze uit de Lighaamen te trekken. 175. De zoogenaamde gemaakte Lugt van Boyle en Hales.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;177
XV. Proefneeming. De Binnenlugt in ’t Tdel uit vafle Lighaamen, Hout, Steen, Hooten,nbsp;een Ei enz., in een Glas met Water gedompeld,nbsp;losgemaakt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;178
De Binnenlugt zet zig in ’t Tdel uit en wordtzigtbaar-179. Oorzaak van de ronde gedaan der Lugthel-letjes , en druppels Water, Kwik. 180. De Lig. haamen na de Proef met Water doortrokken. 181
XVL Proefneemikg. De Binnenlugt uit Vogten, Brandewyn, laauw Water, Bier , Melknbsp;los gemaakt. 182. Brandewyn en Water koeken:nbsp;Bier en Melk febuimen, en loopen over. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;184
Gevolgen. Zommige Lighaamen bederven langzaa-msr, andere fpoediger in ’t Tdel danindevryeLugt.
Deels, Tweede Stukje.
185. Wyn door ’f vervoeren over bcoge Gebergtens oen Weinig aan 't werken of giften geraakt. 187.nbsp;Oefende ¦ Fbgten zwellen en doen de te digt gejlootennbsp;^aten en Vlejfen fpringen. •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• I 188
¦De Birnenlugt uit de Lighaamen getrokken door Hitte, ^oorbeelden in Braaden, Stooven, Koaken, 189.nbsp;De Binnenlugt getrokken uit vajle Lighaamen doornbsp;^amenpersjing. 191. Uit Vogten door bevriezing.nbsp;192. Laatfte toys; door verdeeling en ontbindingnbsp;rfer Lighaamen, .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^93
f^erbaazende veelheid der Binnenlugt. . nbsp;nbsp;nbsp;193
XVlI. Proefneeming. De Binnenlugt van een Druppel Water, in een Bakje met Olie bovennbsp;een Kaars warm gemaakt, is merkelyk grooter vannbsp;Ointrek dan de Druppel zelf. 195. Denkbeeld boenbsp;de wanngemaakte Lugt zig uit bet Water ontwik-belt. igö. £,j gg Qi^j-g gg Proef ondoorfcbynendnbsp;viordt,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;197
Proefneeming. De Binnenlugt van een flukje Suiker in Laauw Water gefmolten, befïaatnbsp;byna zo groot een plaats als de Suiker zelf. i99‘nbsp;^er.kbeeld boe de Lugt zig uit de fmeltende Suikernbsp;ontwikkelt. ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. 2CO
Korte Inhoüd van het derde
XIX. Prokfneeming. Manier on de Bin-nenlugt uit de Ligbaamen te trekken door dezelve over te haaien. 200. Voorzorgen by bet meeten vannbsp;de Hoeveelheid van Lugt, die de Ligbaamen voort,nbsp;brengen of opjlorpen. 202. Maate der Binnenlugtnbsp;door overbaaling voortgebragt uit Varkensbloed. 204.nbsp;Hertshoorn, Eikenhout, Aarde 205. Denkbeeldnbsp;hoe de overgehaalde Ligbaamen bun Lugt uitgeeven.nbsp;206. En andere Lugt injlorpen. 207. Gisjingennbsp;over den Jlaat der Binnenlugt in de Ligbaamen.nbsp;208. Zy bevindt ’er zig voaarfchynlyk in Tvoee-èrleienftand in, en blyft alty l Veerkragtig. 212. Denbsp;Lugt, uit Ligbaamen getrokken, is nooit zuiver. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;217
Gevolgen. De Binnenlugt van Spys en Drank wordt in de Maag losgemaakt. 218. Windkolyk. 219.nbsp;Oprispingen : en waarom doorgaans onaangenaam.nbsp;219. Voornaamjle Oorzaaken dier Kwaal. 220.nbsp;’f Werken van Wyn en Bier en ’t berjien van Vaten en Vlejfen. 222. 't Springen van Stookglazen.nbsp;242. Lugtiellen uit Modderige Gronden vanGraf-ten en Slooten. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;223
Het van Lugt ontledigd Water Jlorpt weer Lugt in,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;224
XX.
-ocr page 19-Deëls, Tweede StDKjE.
Proefneeming. Proef over de Hoe^ veelheid van Lugt, die het Lugtkdig Water in-jlorpt, en den tyd dien bet 'er toe bejleede. Het bt-fieedt 'er eenige dagen toe, Jlorpt allenskens minder,nbsp;dus waarfcbynlyk al de uitgetrokken Lugt voeet in.nbsp;226. Denkbeeld boe 't Water de Lugt op-forpe.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;229
Gevolgen. Middel om den aart van alle Jloffen ten opzigt van de Hoeveelheid van baar Binnenlugt,nbsp;Tyd Van weer opjlorping te voeeten. 231. Mid.nbsp;^^l om welriekende Vogten te maaken door Lugtop-fi^Ping.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;23t
XI. LES.
Tweede Afdeeling. De Lugt als Damp-^ring aangewerkt. 233. Denkbeeld van den Damp-kring en zyn inwendig gejlel. . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;234
X'SRste Lid, De Dampkring als een Floeijlof ‘^‘^^gemerkt, die in Rujl is. 236. Hy is bejlendignbsp;Tloeibaar. 238, Heeft Zwaarte, 239. Drukt ennbsp;‘‘Veegt gelyk andere Floeijloffen. ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;240
roefneemino. De Barometer op een Ta-241. De Hoogte van den Barometer ver-
fcbil
-ocr page 20-Korte Inhoud van het Derde
fcbilt naar de verfcbillende Hoogten der StandplaaU zen. 242. De Dampkring drukt naar maate vannbsp;de langte van zyn Kolom. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;243
Een Lyn Kwik komt overeen met omtrent 12 Toifes
¦ Lugt. 245. Doch die Evenredigheid verfcbih mer-kelyk in verjcbillsnde JVaarneemingen om verfcbei-den Oorzaaken. 245. Die Evenredigheid verjcbilt ook by verfcbillende Hoogten. Elke Lyn Kwik ver-eifcbt, boe men hooger komt, wat neer Lugts. 249
Gevolgen. Uitrekening, hoe zwaar de Dampkring drukt op eengegeeven Ontrek naar welgevallen, 2^1.nbsp;Zwaarte van den ganjcben Dampkring. 233- Manier om de Hoogte van een Berg te meeten hovennbsp;hit Waterpas der Zee metdenHarometei. 255. Gebreken dier Meeting, 257. Uitrekening van denbsp;Hoogte van den Dampkring met den Barometer.nbsp;258. Gebreken en onzekerheid van die Rekeningnbsp;uit verjcheiden Oorzaaken. 260. Algemeene hepaa.nbsp;ling. 263. De Hoogte van den Dampkring berekend door ’t Scbemerligt; en op 15 of 16 Mylennbsp;bepaald.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;264
Gedaante van den Dampkring. 266. Zy is waar-fcbynlyk Knolrond gelyk die der Aarde. ¦ nbsp;nbsp;nbsp;267
II. Proefstee MING. De Lugt is vol Dampen en Waterdeeltjes. Sneeuw met Zout gemengd maakt
een
-ocr page 21-Deels, Tweede StdkJe.quot;
Yskorjl aan den luitenkant van ’t Glas. 270.’ Zj?! de Dampen der Lugt, die ’er am levrie-
. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;271
Proefneeming. Zigtbaare Nevel in een Ylgemaakte Lugt. 273. De Lugt is vol vannbsp;‘tllerbande vreemde Ligbaamtjes, die ’er in zwee-quot;^en, 274. In den Dampkring niet te zien voordennbsp;in Tier Lugt zigtbaar. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;276
Gevolgen. Dampen en Uitviaafjemingen. 278- Drie Zoorten van Verhevelingen, 279, Waterverheve-lingen. Aoonddaauvo. 280. Morgendaauva. 282.nbsp;Tlantdaauw, 283. Aart en min of meer fcbade^nbsp;hke Uitlt;werkjels van den Daauvt). 284. Ryp. 288«nbsp;^ Optre’nken van den Daauvo. 289. Morgen-ne-
j nbsp;nbsp;nbsp;290
Z-onderlinge Eigenfchap van den Daaim. 292. Mijfd ^93. Stinkende Mijl, Honingdaauw, ’t Zwart.nbsp;294- Tzeling. 295. Wolken. 296. Regen. 298.
' ^^koelt-z,
3*3. Nadeelen
en Stortregen. 299. Sneeuw, Hagel, 300. Zwavel en Zandregen 302. Regen van Padden.nbsp;303. Bloedregen, 305. Regen van Koorn. 308.nbsp;^aat van den JaarlyiJcben Regen. 309. Voordeernbsp;Van den Regen: by zuivert de Lugt. 311.nbsp;312. Maakt het Aardryk vrugtbaar.
van den Regen. 315. Hoozen. 316
liWEE-
-ocr page 22-Korte Inhoud vak het Derde
Tweede Lid. De Dampkring als een Vloeijlof aangemerkt, die in Beweeging iV. *nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;319
Tvtieërlei Beweeging in den Dampkring: Geluid en Wind.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;319
Denkbeeld van 't Geluid. 320. Geluidgeevende Lig-baamen. . nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;322
I. nbsp;nbsp;nbsp;pRoEFNEEMiKG. Trilling der henüoogen
Geluidgeevende Ligbaamen. Een Klok trilt, teroxiyl ze Klinkt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;323
II. nbsp;nbsp;nbsp;Pe oefNeeming. Een Gefpannen Snaar
Jlingert, terwyl ze Klank geeft. . nbsp;nbsp;nbsp;324
Denkbeeld van 't Maakfel van een Klok , en derzelver Ringen. 324. Haar VormverwiJJeling als zegejla-gen wordt, en de werking der Deeltjes hy de zelve.nbsp;326. Denkbeeld van de Slingering eener Snaar. 328
Jlgemeene en Byzondere Slingeringen. 329 De By. zondere maaken den Klank, en de Algemeene he-ftieren ze.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘330
Gevolgen. Stoffe en Klank van Klokken en Schelletjes. 332. Hoe de Klank belemmert engejluit worde. 334. Geen Geluid is aanhoudend en onafgebroken,nbsp;335* Gebrom en Zang van Byen, Muggen, Vlie-
-ocr page 23-t)EELSj Tweede STüKjEi
, Krekels , Sprinkbaamen. 336. VloeijlofFen gsevtn Geluid, ’t zy gejlagen, 't zy tegen één ge^nbsp;337. Een Glas met de Stem gebroken. 34.0
Middelflof, die het Geluid oVerbrengt. 34i- Ei-genfchappen van dergelyk een Middelflof. • nbsp;nbsp;nbsp;34^
Een Klokje geeft geen
344.
Een Wakker onder 't
Proefnesming,
Geluid in ’4 Tdel.
Proefneemihs Water geboord.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;34-S ,
Lugt is tot bet overbréngen van ’t Geluid noodig. 346. Fyner Vloeiftoffen zetten 't niet voort. 347.nbsp;M/iar wel de Vajle Lighaamen. 347* Water , vannbsp;Eugt gezuiverd, draagt bet Geluid over. 348. Denbsp;Vogten zyn Veerkragtig , zamenperspaar, en totnbsp;tgt;oortzetting van 't Geluid bekvoaam. •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;350
Gevolgen, pjg Kloppen met een Speldekop of Knippen met een Nagel tegen ’t end van een zeer lange Salk, wordt aan ’t ander end geboord. 352. Geluidnbsp;en Spraak worden, doeb zwakker, geboord onder
353- Onderzoek of de ViJJchen Doof
Mc
lu'd *** Eroefneemingen om de Snelheid van ’t Ge• meeten. 357, Maat en byzondere Éigen-
Jcbap-
-ocr page 24-Korte Inhoud van het deröe
fcbappen van de Snelheid van 't Geluid. 350^ . Af~ Jland van Plaatzen door middel van ’t. Geluid tenbsp;meeten. ....nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;362
V. Prqefnekning. Werktuig en Manier van Proefneeming over den aart van ’t Geluid in eenVer-dikte Lugt. 364. Hetisineenverdiüte Lugtjlerker.nbsp;367. Proeven en maate der Evenredigheid, waarnbsp;in bet Geluid Jlerker wordt door een minof meer verdikte Lugt. 2,6g. Verzwakking van 't Geluld: ’tnbsp;. neemt afin de Vierkante rejlen der Af (landen. 371.nbsp;De Kragt van een Geluid fcbynt te zyn als de Digt-heid der Lugt^ vermenigvuldigd met baar Veer-kragt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;372
Gevolgen. *t Geluid is by Koud Weer Jlerker dan by Hitte. 373. Vorm van een Spreektrompet. 374.nbsp;Hoe zy 't Geluid vergroot. 375. Een beflooten ennbsp;gejluité Lugt vermeerdert bet Geluid. 377. Inzonderheid zo ’t harde Ligbaamen zyn, die 't fluiten:nbsp;’t Geluid in Vergaderplaatzen; Valeien, onderaard-febe Gangen, Luijlerzaalen. 377. Dunne enVeer'nbsp;kragtige Ligbaamen, die 't fluiten en voortplanten,nbsp;verjlerken 't nog meer: Trommel. 380. Speeltuigen. . .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;382
Weeromjluitend Geluid., 383. Echo of Weerklank. 383. Haar Eigenfebap en gewoone Plaats. 385.
Zeldzaame Voorbeelden. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;385
Van
-ocr page 25-Gsboor en Gezigt noodige Zintuigen voor den Menfib. 387. mik van tween hy 't minfi zou kunnenonUnbsp;beeren. 389. Doofheid draaglyker georsk dtin
raas. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•
Befcbryving van 't Oor. 395- Schulp, Gehoorbuis. Trommelvlies, vier Beentjes, Kas van de Trom, Gtolbof. 39;. ’t Slekkenhuis. Slangsvsys Plaatje.nbsp;39?. Slangviyze Buis. Geboorzenuiv. 398. Ho»'nbsp;399. Een te fterk Geluid verdooft, ^oo. Hetnbsp;Itooren door den Mond. 400. Noodzaakelykbeid
¦oan gt;t Trommelvlies. 401. Het heeft geen door-sung. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;énbsp;nbsp;nbsp;nbsp;A02
Hoorntjes voor Ihddboorenden. 405- Dubbel Hoorntje. nbsp;nbsp;nbsp;.
De Geluideu met o E L E E K E N.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•
Giiderfcheid der Geluiden.'407. Toonen. 409- Zeoaa-
re en Scherpe, 410. Ontelbaare Verfcbeidenbeidder Dionen. 410. Hoofdtoonen. 413- Veranderlykbeiinbsp;der Toonen. 413. f'ajle Middeltoon. 414*
^toaarfie en aMerJcherpjle Toonen. Mp. Evenre-* * 2
-ocr page 26-Korte Iniioud van het derhe
digheid van ’t Getal der Slingeringen van de Snaa^ ren naar maate van derzelver Spanning. Langte,nbsp;tn Dikte. 419. In de Spanning Jlaan de Getallennbsp;als de f^ierkante Wortels der Geavigten- 420. In denbsp;Langte in de omgekeerde reden dier Langten. 421.nbsp;En in de Dikte, in de omgekeerde redenhaarer Mid-dellynen. •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;421
VI. P s OEFNEEM r NG. Eefcbryvlng van een zoogenaamden Geluidmeeter; om 't Getal en de Evenredigheid der Slingeringen van de Snaaren, naar maate van derzelver Spanning, Langte, en Dikte aannbsp;te toonen, ....nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;422
Die Getallen en Evenredigheden kent men uit de Toonen. 426, Eh deeze worden noodwendig uit zulk een gejieltenis der Snaaren gebooren. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;427
Gevolgen- Oorzaak van de verfebeidenbeid der Klanken op Snaarfpeeltuigen: Lier, Viool, Klavejimbsl. 429. Op de Blaasfpeeltuigen, Fluit. 431. Algemeen Denkbeeld van de Forming van Stem en Spraak,nbsp;432. Buikfpreekers. 434, De Stem wordt nietnbsp;gevormd door 't verwyden en vernaauwen van denbsp;Spleet van ’t Strottenhoofd; noch door ’t {laan vannbsp;derzelver lippen tegen één. 435* Maar door'twry-ven en Jiooten van de Lugt tegen de randen dernbsp;Spleet. 43Ö Door den Neus fpreeken. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;433
'iierfchillende Toonen worden, zonder verwarring, onderfcbeiden in de Lugt voertgeplant. 439. Ennbsp;^et Oor boort ze onderJcbeiden. 440. De Krings-“^’jze Lugtgolven te onregt by de Golvende PFater-dringen vergeleeken. 441. Gedagten van'den Heernbsp;Mairan over de Voortzetting der onderfcbei-den Geluiden. 444. De Lugtdeeltjes verfcbillen innbsp;Grootte en Veerkragt. 445. Tder Toen doet alleennbsp;*yn Gelyktoonige Lugtdeeltjes trillen. 446. Ennbsp;treft alken zyn Gelyktoonige Vezeltjes in ’t Oor-447. Eytoonen en derzelver Oorzaak. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;451
^^^erking van ‘t Geluid op ons Gejlel. 433. Men ^'^'gt;rt ; fcboon met Twee Ooren; bet Geluidnbsp;*^gt;et dubbel , maar enkel. 454. Hardboorendennbsp;booren den eenen Toon zomtyds heter dan den ande.
45 S- De Klanken en Toonen verwekken Aandoeningen en Ontroeringen in ons, en maaken de Harts-togten op verjcbillende wyzen gaande. 456. Uitwer-bingen op Menjcben van de TarartteKpin geftook en.
458. En ifi byzondere gevallen van Heete Koort-tten.
an DE Winden. . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;461
enkbeeld van den Wind. 4''!. Naamen der Winden tian t Kompas. 461, Vajle , Beurtboudende , ennbsp;f^cranderlyke Winden. Pajfaaten^ MouJJons, Zee-
* ^‘tiidwinden. 463. Oorzaak der Winden, ’tver-« #f 3 nbsp;nbsp;nbsp;br».
-ocr page 28-Korte Inhoud van dit Stukje.
Iroken Evetvmigt der Lugt. 464. Eerfle Oerzafi-ken: verandering ih de Lugt door Hitte en Koude, 466. Door Gijlingen in de Lugt, of in onder-aardjche Holen ontflaan. 468. De ontwikkelde Bin-nenlugt uit Rottende Plantgevoaffen 470; en Op-Jlorping der Lugt in groeiende GewaJJen. . 471
Snelheid van den Wind. 472. Gemaikelyke of Kamer - Windwyzer. 473, Kragt van den Wind. 474. Werktuig om die Kragt. te meeten. 475. Konjiigenbsp;Windmeeter, die de Streek en Snelheid teffens vannbsp;verjcheiden na elkander waaiende Winden aan~nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;476
Nut der Winden in Wolken en Dampkring. 477. Plantgewaffen op Torens, Daken, Boomen, gevonden. 478. Nut en dien/l der Winden in de Zeevaart. 479. In de Windmolens. 479. De Vliegersnbsp;der Kinderen. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;480
Wind door Knnji gemaakt. Waaier, Blaasialg, Kmnzeef of Wdn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;48
DER
TIENDE LES.
Plaat I.
Jguur i, Afbeedling van een Enkele Lugtpomp.
» Koperen Buis, die het Lighaam uitmaakt van de Pomp; en waar in de Zuiger loopt-
P gt; Onderfte gedeelte van den Steel van den Zuiger j in de gedaante van een Stygbeugel, waar op metinbsp;niet den Voet drukt en den Zuiger neêrtrekt.
C, opgaande Arm met een Greep, waar aan men met de hand den Zuiger weer opwaarts trekt,
of Tap, op die wys doorboord, dathy, ^?ar dat hy gedraaid vvordt, de gemeenfchap tu**nbsp;i^hen Buis en Ontvanger E, of tuffcben Buis ennbsp;de vryc Lugt, fluit of opent.
-ocr page 30-Verklaarino
E, nbsp;nbsp;nbsp;Glazen Klok, in ’t algemeen Recipient oi Ont-vanger genoemd, die op een Koperen Plaat met natnbsp;Leder belegd, ftaat.
F, nbsp;nbsp;nbsp;G, Voetftuk, waarop detweeHoutenTafeltjes,nbsp;H, II, ruften, die men op en neer fchuiven, ennbsp;hoogei- of laager,zoo men wil,met tweeZet fchroef-jes vaft kan zetten.
I, K, L, Draairad om iets, datindenLugtledigen Ontvanger is, een fnelle Beweeging by te zetten.
Men drukt, door op B tetreeden, den Zuiger neer; draait den Tap D een vierde van een flag rond, waarnbsp;door de gemeenfchap tuffchen Buis en Ontvangernbsp;geflooten, en die van deBuis met de vryeLugt geopend W'ordt: trekt den Zuiger by den Greep Cnbsp;tveer om hoog; en dryft dus de Lugt, die in denbsp;Buis was door D uit: draaitDweerin zyneerftennbsp;ftand, en gaat dus roet Pompen voort.
Fig. 2. Een Glazen Bol, aan wiens Hals een Schroef is, waar meê men hem op de Plaat der Lugtpompnbsp;kaa fchrocven: een Tap fteekt ’er door, die nanbsp;dat hy gedraaid wordt, den mond van den Bol fluitnbsp;of opent. DeGewigten, die’er aan hangen, ftrek*nbsp;ken om, als men hem in ’t Water weegt, hem tenbsp;doen zinken,
T'g-.
-ocr page 31-BlR PlAATEN.
3- Een naauwkeurige en zeer Beweegbaare Schaal, waar meê men den Glazen Bol in’t Waternbsp;den Bak, die ’er onder ftaat, om te mindernbsp;^ryving op de As van de Schaal te maaken, weegt.
Glazen Bol, op de Lugtpomp gefchroefd, en van ontledigd, draait men den Tap toe; mennbsp;hem aan de Schaal, en bevindt hem nu hg-dan toen hy vol Lugt was; ten blyke dat denbsp;^1^gt waarlyk Zwaarte en Gewigt heeft. Derzel-ZoortelykeZwaarte tegen die van ’tWater vindtnbsp;•tien ook, als men den Bol, door ’t omdraaien vannbsp;den Tap, vol Water loopen laat, en dan weêrnbsp;hoe veel hy zwaarder is.
Flaat 2.
i- Een Glazen Ontvanger, volgens het beloop ''an zyn As doorgefneeden.
5. Dezelfde Ontvanger evenwydig aan zyn Voet
doorgefneeden. In beiden ziet men de ligging en ’t beloop der Deeltjes, die de dikte van ’t Glasnbsp;tiitmaaken, en, doordeszelfsRondheid, elkande-ten onderfleunen en in verband houden. Daaromnbsp;Steekt een Ronde Glazen Ontvanger op de Lugt-Pomp door de Zwaarte derBuitenlugt niet.
1 5
-ocr page 32-VzS.KhAAli.IS a
Bg. 6. Een andere Ontvanger, daar een Blaas over
gefpanneH is. Die berft door het Gewigt der Bui-tenlugt op de Pomp; geij'k ook een PlatGlaszou doen, dat men ’er op leide.
Fig. 7. Een Kokertje AB, dat, als men’er den Stop B C fchielyk aftrekt, een flag geeft. De Buiten-lugt, die’er, als deBinnenlugtvan AB, doorbetnbsp;beflaan van de grooter ruimte A C verdund is, fchielyk indringt, is 'er de oorzaak van.
Fig, 8- EFG een groote Glazen Buis van sof 4 Ey-nen binnen Middellyns, op een ftevigePlank vaft-gemaakt, wier eene Arm dE omtrent 8 Voeten en de andere dG 12 Duimen lang is.
id Elleboog met Kwik gevuld, ’t welk met zigzelf in Evenwigt fiaat. DeLugtwordtindenArm dGnbsp;zaniengedrukt in dezelfde Evenredigheid als deArmnbsp;dE met Kwik gevuld wordt. Een LugtkoIom4 Gnbsp;flemt over een met een Kwikkolom 4. 14. in dennbsp;anderen Arm: ö Gmet 6. 28: 9 G met9. 84. Zoonbsp;nat de Digtheden derLugtzyn als deZamendruk-kende Kragten.
Fig. .9. 11 , Een Vaas of Emmer vol Water
JLL, een Vies, met een wydeumond, diemenin’t Water zet. De Mond is met een Kurken Stopge-flootcn, daar de Kwikbuis KM doorheenfteekt;
zoo
-ocr page 33-HE» P L A A T E N.
2ck) dat deszelfs onderfte gedeelte M in ® itomt, die maar met Logt gevuld i*j ^n geen genbsp;meenfchap heeft met de Buitenlugt. Aan de aanbsp;ziet men het ryzen en daalen van t Kwik, en usnbsp;de minder of meerder DigtAetd van de L«gt to ^ enbsp;Vies. De Veerkragt der Lngt, die in de Vies ts,nbsp;doet de zelfde werking, ais de zwaarte van ennbsp;Dampkring, hoodthetKwikopiaDnitn, enbly tnbsp;Jaaren agter een beftendig in kragt.
van 6 Duim Middellyns. Het een met een Kraan en Tap voorzien, daar men ’t meê op de Lugt-
pomp zet; het ander met een King daar men taan
ophangt. Op den rand van het eerfte legt en platte KoperenRing, die buiten en binnenwaarts over-
Ltör, het ander met den rand’er op, en pompt Logt uit den Kloot, die dan door een Gewigtnbsp;van SoPonden niet van één getrokken wordt.
Plaat 3-
%“ur. la. Dezelfde Halfronden in een GlazenOnt-
vanger. Die is van bovenopen, daar hy een Ko-poten Bos heeft, met vail in een gedrukt gevet gevuld: een Metaalen Steel (leekt’erdoor ^
Vat met zyn Haak den Ring van den bovenden
Bol. Als men den Ontvanger ten greoten.
des’
en
halv,
IMG
lieeïe ledig pompt, en dan den Steel opwaarts trekt» fcheiden de tweeHalfrondengeirakkelyk vanéén.nbsp;Zy hebben nu, naamelyk, de Drukking van de»nbsp;Dampkring, die hen tegen elkander aanperft, niet»nbsp;gelyk in de voorgaande Proefneeming.
Door middel van dien Koperen Bos met Leêren, kan men met den Steel, dien men draaien, open neer-fchuiven kan, zonder dat’er merkelykeLugt doornbsp;in den Ontvanger komt, allerhande Zoorten vannbsp;Beweeging in ’t Ydel maaken.
Fig. 13, Een .Barowftff aan de Lugtpomp gevoegd, om de Evenredigheid van de verdunning der Lugtnbsp;in den Ontvanger, derzelverGraaden, endennetten inhoud van alle Ontvangers te kennen.
Fig. 14. Geknotte SarowrMr of Hevel, om, opeen min belemmerende wys, den juiften Graad der verdunning, in den by na ledigen Ontvanger, en der-zslver uiterften Graad te zien.
Fig. 15. Een Viesje, op een enkelLugtblaasjenaa vol Water, t’onderft boven in een Glas met Waternbsp;gedompeld. Het Lugtblaasje zwelt, als men denbsp;Lugt uitpompt, en doet het Water uit hetVICsjcnbsp;loopen,' maar ’t krimpt weer, als men de Lugt innbsp;den Ontvanger laat, en ’t Water loopt weer in'tnbsp;Vlesje. Bereden, waarom een Ei, onder de LugCnbsp;pomp , uitloopt en zig weer vult, wordt ’erzigt-baar door aangetoond.
-ocr page 35-DE* Plaits M.
'S- i5. Een Koperen Vaas tot LQ vol Water; efl lt;12 ruimteLN Q, metgewooneLugt gevuld.
5 Buis, meteen Kraan N voorzien, in den Mond Van de Vaas gcfchroefd, zflodatdeonderfteope-O nog een Lyn van den Bodem blyve. Doornbsp;®iddel van de Spuit, (figuur 17) op de Buis NOnbsp;in N gezet, dryft men Lugt in de Vaas, en verdiktnbsp;die,Welke zig in LNQ^ bevindt: deeze verdikteLugtnbsp;i®*gt, na ’t open draaien van de Kraan N, doornbsp;haar Veertragt, het Water door de Buis «N omnbsp;hoog ejj lujajjt een Waterfprong.
Pj
17. PR, Spuit- of Perspompje om de Lugt in
de Vaas te fpuiten en daar door derzelverDigtheid
cn Veerkragt te vermeedcren.
Pgt; opening, v/aar door de Buitenlugt in de Spuit komt, als men den Zuiger tot boven dezelve optrekt.
opening, waar door de Lugt, methetneerftooten van den Zuiger, uit de Buis in deVaasgedreevennbsp;wordt. Deeze opening heeft van buiten een Klepje, dat dezelve, als men den Zuiger weer om hoognbsp;^aalt, fluit, en de uitgefpuite Lugt het wederkee-ten belet.nbsp;i*
‘S- tg. p)g werking der Koperen Vaas in’tkleln. Glazen Buisje in den mond van ccnVlcs vaftge-
fol-
-ocr page 36-VeSklaarinC
foldeerd. Men zet de Vies, ’tonderfLboven , ifi een Glas vol Water onder een Ontvanger, verduntnbsp;de Lugt in deV'les, daar, als men dan weer Lugtnbsp;in den Ontvanger laat, zoo veel W'ater indringt,nbsp;als ’er Lugt uitgetrokken was; en de Vcerkragtnbsp;van den Lugt der Vies weer in Evenwigt (laat met,nbsp;die van de Lugt in den Ontvanger.
Fig. 19. De zelfde Vies nu regt opgezet; entendee-)e met Water, tén deelemctgewoone Lugt gevuld. Als men de Lugt uit den Ontvanger pompt, maaktnbsp;de Lugt van de Vies een Waterfprong, door denbsp;overmaat van haar Vecrkragt boven die van eeflnbsp;yler Lugt.
Plaat 4.
Fig. 20. Afbeelding' van een Windroen
Flg. 2t. Fontein van Ilero. Doorde Veerkragtetf-ner verdikte Lugt fpringt ze uit haar Bron zelf iil dc hoogte.
AB, EF, twee Glazen Bollen: de eerfte tot | vol Water, de andere vol gewoone Lugt; zyhebbe»nbsp;gemeenfchap met elkander door deBuis LM.
GH, Waterbak, waaruit een Pyp IK loopt tot iti den Bol EF; en een andere CD in den Bol A B :nbsp;door deeze fpringt het Water met een tainslyk hoo-gen Straal uit in C.
AB,
-ocr page 37-6ïr PlaateK.
iin
) cefldoot CDtot|gevuld, giet men Waterin Bak G H; dit vult de Pyp I K, loopt in E F,nbsp;peril de Lugt die’er is, inéén, dryftEedoorLMnbsp;naar boven in A B, daar dezelve door haarVeerkragtnbsp;Be Oppcj-yjgjjjgnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’t Water drukt, en’t door DC
een Straal doet uitrpringen: dat valt weer neer quot;’BenBakGfï, looptdoorIKin denBolEF, toenbsp;Bat AB ledig is, en deFonteinderhalvenftildaat.nbsp;Ploot de Kraan, onder K te zien, kanmenEFIaa-f“n ledig loopen.
22. Draagbaar Pompje of Brandfpiiitje, dat door de Veerkragt der verdikte Lugt zonder tus-^‘^Benpoozing Water geeft.
P®» Holligheid der Pomp. Door ’t ligten van dert ^'liger wordt het Water uit den Bak door’t opennbsp;o opgetrokken: dit lluit zig, als men dennbsp;Ruiger neéfdrukten ’tWatervvordt door een andernbsp;^Ifpje by T in de Baande Pyp W gedreeven.
^^TS, Metaalen Bos, wyder dan de Pomp, die *^°ndom dezelve loopt, en eenigcledige tuffehen-^'i'mte tuffehen beide overlaat: die Bos is van allenbsp;'‘^’’ten digt tegen de Buitenlugt, An heeft in T ge-**'®®nfchap met SV.
^ ^ater inpoeerilópgetrokken, endoor ’tneérquot; °tea van den Zuiger gedrukt, klimt niet alleen
in
-ocr page 38-V«»KLAARIHO
in Tv, maar ook in de Ledige tuflchenruimte QRTS tuffchen Bos en Pomp, verdikt deLugtynbsp;die ’er is: welke door haar Veerkragt, terwyl denbsp;Zuiger weer opgetrokken wordt, en de Pomp by-gevolg niet loopen zou, het Water in QR drukt,nbsp;door T naar V dryft, en die Pyp dus zonder tus-Xchenpoozing Water geeven doet.
Fig. 23. Een Glazen Buis, op Kooien gloeiend gemaakt , en in kookend Kwikzilver gedompeld. Uitzetting der Lugt van den Graad van gloeiffnilnbsp;Glas tot dien Van Yskoude.
Fig. 24. Thermometer V3n Sajiüorius. Wanneer men de hand legt op den bovenden Glazen Bol, wordtnbsp;de Lugt warm, die ’er in is, zet zig uit, druktnbsp;het gekleurde Vo^t uit N naar beneden. Als denbsp;Lugt zig weer verkoelt en verdikt, ryft het Vogtnbsp;door de Drukking van den Dampkring op de Oppervlakte in M weer naar boven, Het ryzen ennbsp;daalen en daar door de minder of ineerderGraad vannbsp;Hitte en Koude kent men aan de Schaal.
Plaas s
Fig. 2J. Konftfontein door de Uitzettingskragt der Lugt.
AB. lt;
-ocr page 39-! '
» t tL Plaate».
Glazen Vies, onder en boven open, en met zynVoet ophetDekCel van’t Kiftje CDvaft ftaandc.
EF, Buisje, van boven by E fpits als een Spuitje, van onder by F, digt by den bodem van de Viesnbsp;A B, open en vaft gemaakt by A.
langer Buis, die met baar open end by G in de
haar begin neemt, in de engte B aan dezelve vaftgemaakt is, enin’tKiftjenederwaartsloopen-
daar met een grooten Bol van dun Koper ge* meenfchap heeft.
Kiftje, van binnen met Lood bekleed, in wiens
'bidden de groote Koperen Bol ftaat. Door den ^'^®ëtet in ’t Dekfel giet men ’er Koekend Waternbsp;in; die Warmte doet de Lugt in de Koperen Bol zignbsp;uitzetten langs BC; deeze drukt de Oppervlaktenbsp;’t Water in de Vies A B j ’t vrelk door F E alsnbsp;een Fontein uitfpuit.
26. Vuurfonteintje door de Warmte van Koo-kend Water. Een Vies, als dievanjfig. i8en 19» toegefteld, met Brandewyn gevuld ,en in Kookendnbsp;'''^atcr gedompeld, geeft een Straal, die, meteennbsp;i^randende Kaars aangeftooken, een Vuutfontcinnbsp;maakt.
6- 27- ABC, lange Glazen Buis van omtrent 4-'^'gt;eten. DBG, Bogt van de Buis met Kwik ge-
^uld. nbsp;nbsp;nbsp;groote Bol, wiens Lugt Evenwigt maakt
met
-ocr page 40-VKHKtAARIIfa
met den Dampkring. DeezeLugtmetnog s8 Duf* men Kwik in den Arm DA, en dus met dobbelennbsp;Dampkring belaaden, en in Kookend Water inge-dompefJ, doet het Kwik in den Arm DA nog i8nbsp;Duim en 8 Lynen, dat is, | van 56 Duim of’tnbsp;Gewigt eens Dubbelen Dampkrings ryzen. Denbsp;Hitte van Kookend Water doet derhalven de Veer-kragt der Lugt een derde grooter worden.
Fig. 28. De Lugt tot het Lee ven der Dieren nood-zaakelyk. Een Vogel onder de Lugtpomp gezet.
Flg, 29. Een Vifch in een groot Glas Water, onder den Ontvanger.
Fig. 30. Eeft Brandende Kaars onder een Ontvanger. Noodzaakelykheid der Lugt tot Vuur en Vlam.
Fig. 31. Een Vuurflag in ’t Ydel. A, B, twee Vuurfteenen inStyltjesgevat, dieineenMetaalennbsp;Plaatje, op de Lugtpomp gefchroefd, fchuivenennbsp;vaftgezet worden. C, BosmetLeêr, waardoornbsp;de Steel loopt, die van boven in de As van denbsp;Schyf D fteekt, en van onder tulTchen de 2 Vuur-fleenen A, B, een rondagtig ftuk Staals heeft.nbsp;EF groot Rad, ’t welk , omgedraaid, doormiddel van de D warskatrolletjes G, D, den Steel doetnbsp;draaien, en ’t Staal tegen de Vuurfteenen A, B,nbsp;(laan.
Plant
-ocr page 41- -ocr page 42-Verklaarinc
Lugt, diemerkelyk grooter Omtrek beflaat dan de Druppel zelf. De andere Figuur verbeeldt eennbsp;Stukje Suiker van de grootte van AB in een Baknbsp;met laauw Water onder een Glas gefmolten. Denbsp;Lugt, die AB inneemt, en het Water zigplaatsnbsp;doet maken , wyft de hoeveelheid aan der Binnen*nbsp;lugt, en bedraagt f of i van de grootte van ’t (tukje zelf.
Fig. 36. ManieromdeBlnnenlugtuitdeLighaamen te trekken door overhaaling.
AB, nbsp;nbsp;nbsp;Kromhals, op een Stookoven, waarinmendenbsp;Stoffen doet die men overhaalt.
AC, nbsp;nbsp;nbsp;Kolf, waar mee dc Kromhals in A yeibon-den is.
D, Gat in den Bodem van de Kolf, door ’t welk men den Hevel E DF fleekt tot in den Hals by F;nbsp;en die alleen dient om deLugtnaarbuiten door tenbsp;laaten, alsmendeKolf, onderWatergedompeld,nbsp;door het gat D tot aan F toe vol laat loopen. Aannbsp;’t vermeerderen of verminderen van den Omtreknbsp;der Lugt tuflehen AF ziet en meet men, hoeveelnbsp;Lugts de Stoffen , in den Kromhals geflookt,nbsp;voortbrengen of opflorpen. ‘
¦Kig. ??¦ Proef, hoe veel Lugts het Lugtledig Water weer opflorpt, en hoe langen tyd het daar toe noo-dig heeft.
A,
-ocr page 43-DIR PlAATES-wel toegeftopte Buikvles metLugtledig^ Etet)
in een Emmer vol Water gezet.
A C D, Bogt ige Glazen Pyp, met een end in de Vies, van I tot E met Water gevuld, en met CD tegen
een Loodregt Plankje inDuimenenLynenafgete-i^end, opeenVoctftaande. Naar’tdaalenofryzen
''an den Barovieter doet men Water in of uit D C , om de Drukking van den Dampkring altyd de zelf-•ie tedoenblyven.
Hirmometer met zyn Bol ten deele in t Wate van de Vies gedompeld, om deLugtinEB, doornbsp;verwarmen of verkoelen van bet Water in ennbsp;Emmet, ahyd op den zelfdenGraad van gemaatig'^ -heid cn daar door van digtheid tehouden: ’twellcnbsp;^e eens gemerkte hoogte van den Themtmttfi innbsp;K aanwyft. Aau’t ryzen van’t Water boven Enbsp;ziet men, hoe veel Lugt bet Lugtledig Water in denbsp;Buikvks A inllorpt.
Be Buikige Pyp F dient om het Water van de Vies te meeten, na de Proef, tegen dat, ’twelkbovenEnbsp;gereezen is, en’t verfcbit van beider orotrek, cnnbsp;daar door dien der opgeborpte Lugt te kennen : ge-iykhetSchryfgereedfchap om dagelyks, geduurennbsp;de de Proef, aantekening te houden.
? ?? ELF-
-ocr page 44-Figuur I. Een 2uivere en helder doorfcliynende Glazen Bol, vol gewoone Lugt, die door een holle Pyp, met een Kraan geflopt, gemeenfchap heeftnbsp;met een grootcn Ontvanger. Als men, na’t leegpompen van denOntvanger, de gemeenfchap door ’tnbsp;omdraaien der Kraan opent, en door den Bol tegennbsp;het Ligt ziet, wordt men ’er als een dunnen Nevelnbsp;of Damp van Stofdeeltjes in gewaar, ten bewyzenbsp;dat de Dampkring met allerhande zoort van vreemde Stoffen vervuld is.
Fig. 3. Een Snaar, tuflchen twee vaflepuntenBen D gefpannen. Geflagen en klinkende maakt zy metnbsp;haar Slingeringen het Raam B CDE.
Fig. 4. Denkbeeld van ’tmaakfel van een Klok. Zy kan aangemerkt worden als zamengefteld uit ver-
fchei-
-ocr page 45-ID e » Plaat®*'
fthei^n Banden of Riemen (Zone^)» nbsp;nbsp;nbsp;^ ^
4. S. 6,7. betekend; ydfit van welke, in zyn^^‘'|’ ïienwaaris loopende dikte genomen,nbsp;een platten B.ir^ verbeeldt»
Fig- S. Een dier platte Ringen, in zyn dikte of plat-te breedte binnenwaats, uit verfcheiden eenmi delpuntige Kringen beftaande.
6. Nader en eigener Afbeelding van zui platte Ring, wier Klingen niefuit volle enonat-
gebroken Lynen, maar, om de yibeid
t^it reepjes en als van één afgezonderde draadje» z -
%• 7. Slingeringen en VormverwiiTelingen van de
platte Ringen van een Klok, als by geflagen wor De Cirkelronde platte Ring a, Iquot;, neemt een
langwerpig ronde gedaante aan, wier groot
dellyn beurtelings nuLoodregt danWaterpasftaa • Het gedeelte o van de Klok wykt nubmtenwaanbsp;naar/, dan inwaarts tiaar g.
die
te raaken. Na dat de Lugt uit den Ontv auger gepompt is, hoort men be tKlokjeniet racer, foboon door zyn Hamertjes gellagen; ten bewys, dat e
Lugt
fig- 8. Een Stelfel van Raderwerk met een Klokje en twee Hamertjes, op een looden’Plaatliaan gt;nbsp;¦’=- op een Kuffen ruft, om aamgeenvaftlig
-ocr page 46-Vekklaarxkc
Lugt tot het voortzetten en overbrengèn van 'tGê' luid noodigis, Ziehetmaakzelvan ditWerktuiënbsp;klaarder afgebeeld in Plaat 2. van de Der de Les 1nbsp;Figuur s en 6, en breeder befchreeven in het !•nbsp;Deel, 2. Stuk,bladz. 303, als ook inde Verkl*»'nbsp;ring dier Plaat.
Fig. g. Een Zak-üurwerk met een Wekker ondereen Glas op een Looden Plaat, aan vier draadjes ineennbsp;Kuip met Water ondergedompeld. Alsde Wekkefnbsp;afioopt, hoort men het geluid door bet Water heeOinbsp;dog zwakker dan anders. Ter Proef dat het Watefnbsp;het Geluid kan voortzetten en «verdraagen.
Plaat 2.
Fig. 10. Werktuig ter Proefneeming van den aartvaH 't Geluid in een verdikte en zamengeperfte Lugt-
AB, Voetftuk, van een dikke Plank gemaakt» waar op, op nat Leer, een Ontvanger van zeefnbsp;dik Glas Haat. Hy is van boven met een metaale»nbsp;Plaat, met nat Leer daar tuflchen, gedekt.
C, D, tweeStylen, die door de boves-D warsplank heen fteeken, welke met de Schroeven E en F zoönbsp;laag neer gefchroefd kan worden, dat de OntvaU'nbsp;gcr tuflche» haar en den Voet AB vaft bekleini^nbsp;Baat,
ögt;
-ocr page 47-OBR PlAATEK.
Persporaje, dat door een Pypjc, meteen Kraan voorzien, gemeenfchap heeft met den Ontvanger,nbsp;en door welke de Lugt in denzelven gepompt ennbsp;' ingedreeven wordt. Waar namen de Kraan fluit,nbsp;door het Stel een weinig heen en weer tenbsp;Pchuddcn , het Klokje, dat aan een Galgje in dennbsp;Ontvanger hangt, doet flaan. De Ontvanger isnbsp;Traliewerk van tamelyk dik Yzerdraad om-*''’Sd, «f hy mogelyk mogt aan ftukken fpringen.nbsp;Geluid is in sen verdikte Lugt fterker en wordtnbsp;Op een verderen afïfand gehoord.
II. Heveltje, dat men in den Ontvangerzet, o® de juiiie maat van de verdikking der Lugt te
De Arm aamp; is van boven digt, de andere open; en in de kromte giet men een w'einig Kwik-
2'lvet of gekleurd Vogt. De Lugt in den Ont-vanger verdikt, drukt door den open Arm daar op, het in den Arm ab opklimmen, brengt daarnbsp;door het Lugtkolommetje, dat 'er in is, in eennbsp;kleiner Omtrek en peril het dus even(lerkinéén,nbsp;zy zelve zamengeperft wordt. Een eens zoonbsp;kleine Omtrek van het Lugtkolommetje toont datnbsp;’er twee Dampkringen inden Ontvanger zyn, en denbsp;P'Ugt ’er eens zoo d!gt is als natuurlyk: een driemaal kleiner Omtrek, een driemaal digter Lugt,
en zoo vervolgens.
Verklaarin#
Fig. 12, Het Geluid verzwakt ca neemt af, gelyk de Vierkanten der Afftandcn.nbsp;adb, aecamp;c. Gehoorftraalen, die het Geluidgee»nbsp;vendLighaam a londom naar allé kanten verfpreidt.nbsp;e Voetvlak (hafe) van den Straalkegel, welke opnbsp;dien affland van a op het Oor üaat.nbsp;bc Voetvlak van denzelfden Straalkegel opeen dubbelen afftand. Dewyl de Middellyn van dit laatftenbsp;Vlak, bc, eens zoo groot is als deMiddellyn d e vannbsp;bet eerfte; is het Vlak i c, op een dubbelen afftand,nbsp;viermaal grooter, dan het Vlak de op een enkelennbsp;afftand; de Gehoorftraalen zyn ’erderhalvenviermaal dunner; de opening van ’t Ooramp;, aan d e gelyk,nbsp;vangt’erbygevolgviermaal minder; en moethetGc-luiddan ook viermaal zwakker zyn. Indien derhal-ven ad een afftand is en « 6 twee afftanden, zal denbsp;kragt van ’t Geluid, inamp;, viermaal zwakker zynnbsp;dan in d, en het Geluid derhalven afneemen gelyknbsp;de Vierkanten der afftanden.
*,r,s, behooren tot de weerftuitende Geluidftraalen. r is de plaats, daar iemand het Klokje a tweemaalnbsp;hoort; eens volgens de Streeklyn ar het eigen Geluid van ’t Klokje, en daar na langs as,sr dennbsp;Weerklank van dat Geluid.
Fig. 13. Een Spreektrompet. Zy is zamengeftelduit twee gedeelten, van welke het een a b een Langrondnbsp;ef Elliptijcb, het ander Lg eenBrandfneedeof Paia-bclvormigLighaamis,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;a,
-ocr page 49-DER PLAATEïJ.
«ïhet Mondftuk, is het eerfte Brandpunt van het
Langrond, uit *t welk alle Geluidftraalen ac,ai
ae,af, tegen de Wanden terug gefluit, zanienloo
. pen en zig kruiffen in amp;, bet ander Brandpunt van ’t Langrond, Dit b is teft'ens ook het Brandpuntnbsp;van het Parabelvormig Lighaam, waaruitderhal-ven, die zelfde Geluidftraalen 1)2). bi,bk,bl,te.nbsp;gen de Wanden aangcftuit, volgens de Eiget,fchapnbsp;van die Figuur alle evcnwydig aan elkander, als w,nbsp;r» gt; regt voorwaarts uitfchieten, volgens het beloopnbsp;van de As agvan bet Werktuig.
H- Denkbeeld van de Ecamp;o of Weerklank.
Lgt;e eerde Geluidftraal, op een afftand van t l^Totfes,
tegeneen hard en vaft Lighaam O fluitende, wordt te ruggekaatft, enlaatzignaverlcopvanïSekon-den van den fpreeker hooren.
De Tweede, cp een verderen afftand. tegen Pftui
tende, komt laater te rug.
Dn de derde, op nog grootcr afftand, door Q weerom gekaatfl, heeft nog meer tydnoodig, eer hy by den
Spreeket te rug komt, en zyn Klank by hen herhaalt.
Plaat 3,
Afbeeldfel van eens Menfchcn Oor. AB,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Qgg'jgj^ ygjj y,et Oor.
-ocr page 50-Verklaaring
C, Plaats, waar omtrent de Bodem van den Tregteï of zoogenaamde Schulp is.
CD, Gehoorbuis.
E, Trommelvlies.
1. Ronde Beentje. 2. Stygbeugcl, 3. Aambeeld, 4. Hamer met zyn Handvat,
F/, Trompet van Eujlachius, die in den mond uit. lofept.
G, nbsp;nbsp;nbsp;Portaal van ’t Doolhof.
H, nbsp;nbsp;nbsp;I, K, drie halfronde Buizen.
L, Siekkenhuls. Deeze drie. Portaal, Buizen, en Slekkenhuis, maaken met malkander het Deel uit,nbsp;dat men het Doolhof noemt.
O, Gehoorzenuw ; die uitkomt in ’t Portaal van ’t Doolhof.
Wig. 17. Het Slekkenhuis van buiten, in ’t groot te zien, EenSiangwyzeBuislooptmetzISlingeringnbsp;om een zoort van Kegel,
Fig. 18. Holle Buis, die zig om den Kegel van ’t Slekkenhuis flingert. Door een Middelfchot verdeeld heeft hy twee monden ofopeningenMenN^
Fig. 19. 5!angsvvys Plaatje, dat midden doordeholquot; ie Slingerbuis loopt, en dezelve als in tweeBuize'n
of
-ocr page 51-DER PlAATEN.
Of Vakken verdeelt. Dat Mi Jdelfchot wordt, even als de Buis allenskensnaauwer wordt, dus ook naarnbsp;boven hoe langer hoe fmaller.
Fi.
k- 23. Afbeeldfel van de LiigtaderofLongpypen van de Spleet van ’t Strottenhoofd, tot beter begnp,nbsp;boe deMenfchelykeStem enSpraak gevormd wor t.
K6, de Lugtadex of Longp'/p.
gt; Afbeelding van een eenigzins Eirondagtige naau
We opening boven aan de Lugtader, doorgaans de Spleet van ’t Strottenhoofd genoemd.
Plaat 4.
Fi
‘S- 20. Hoorntje voorHardhoorenden; zamengeileid nit een Brandfotevormig Lighaam, en een kromnbsp;Buisje, ’t welk men met betendinhetOorfteekt.nbsp;De evenwydige Geluidldraalen ah en cd ftuiten opnbsp;de Wanden igt; en af, en fchieten, volgens den aartnbsp;der Brandfnede, te zamen in het Brandpunt/, ennbsp;verfterken daar door in bet Buisje, en verder mnbsp;’t Oor, de Kragt van ’t Geluid merkelyk.
Fi
bet voorbeeld der Natuur-in’t maakfcl van sMen
b^ben Oor, meer Holligheden en daar in beflooteti ftilftaande Lugt te hebben. Deepening van denbsp;l^fomp CD is van of 3 Duimen.
-ocr page 52-VERKLAARtMO.
Fig. 22. Een zoogenaamde Geluidmteter; om de even' ledigheid van ’t Getal der Slingeringen in de ver*nbsp;fcheiden Toonen, op de Snaaren, naar maate vannbsp;derzelverLangte, Dikte, enSpanning aan te toonen.
Een Tafel van drie Voetlang en vierDuim breed; wier rand in Duimen en Lynen afgetekend is.
A, B, Gewigten, die men naar welgevallen veranderen kan, welke men aan de benedenile Armen hangt van tweeRegthoekige Hefboomtjes, (terwyinbsp;de Snaaren aan de bovenfte Armen vaft:zyn)omdenbsp;Snaaren op de Tafel ilyver of flapper, naar een be*nbsp;kende Zwaarte, te fpannen.
C, D, Pennetjes, daar betandcrend der Snaaren aan vaft is, die men, na ’t aanhangen derGewigten, zoonbsp;Jang draait, tot dat de Hefboomen met de bovennbsp;Armen Loodregt, met de andere Armen Wfaterpasnbsp;fiaan, op dat alles zyn grootfte Kragt zou doen;nbsp;dewyl de Snaaren beide endeDraaden vandeGe-wigten dan Loodregt werken op de Hefboomen.
E, F, Kammetj'es, daar de Snaaren over ioopen , en waarop men ze, na dat ze gefpannen zyn doornbsp;haar Gewigten, met een Schroefje beknelt eiinbsp;vafl klemt.
-ocr page 53-BEU PlAATE»-
G, Kamtnetie, ’t welk men in een Sleuf, derwaarts men wil, verfchuivenkan; om, een Snaar me« de Vinger daar op drukkende, haar zoo langnbsp;of kort te raaaken als ®en tot de Proef noo snbsp;oordeelt.
24. ftfbeeWing va» een Zee-Kompas,' met da
gewoone tweeëndertig Streeken der Winden.
16 voornaamfte Winden zyö met de Letters un net naamen, de 16 mindere Tuffchenwinden metnbsp;Lelytjes gemerkt. De Letters duiden deFranfchenbsp;naamen aan, die wy dus noemen; Noan, Noornbsp;nne, Noord Noordooft: ne, Noordooft: ene,nbsp;OoftNoordooft: E st, Ooft:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ooft Zuidooft
SE, Zuidooft: sse. Zuid Zuidooft: Sun, Zuid: Oir, Zuid Zuidweft; so, Zuidweft: efo. Weft
KO Noordweft: nno. Noord Noordweft»
Fig. 25. De Vliegers van de Kinderen.
De As AB van den Vlieger ftaat fchuins op de StreeklykDC van den Wind, die bem opwaartsnbsp;ftoot en een Boog doet befchryven van een Cirkel, waar van bet Touw, van het Middelpunt,nbsp;de Hand, afgerekend, de halve Middellyn is.nbsp;^ocb dewyl de Vlieger, dus allenskens kUm-
®ende, te fchuins op de Strceklyn, ea met den
Kop
-ocr page 54-VeRKLA AEING DER PlAATEN.
Kop onder den Wind zou duiken, viert men 't Touw, waar door de As a J weder met dezelfdenbsp;fchuinsheid op den Wind dc (laat, en zig in eennbsp;gelykvormigen Boog, maar van een grooter Cirkel , bevindt.
VOOR den
De Plaaten van de Tiende Les
N. I, 2, 3, 4gt; 5. 6, moeten geplaatfl: worden tegenover.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bladz. 232
En die van de Elfde Les.
bladz. 484*
N. 1, 2, 31 4, tegenover.
-ocr page 55-natuurkundige
WEinjg StolFeiyke Lighaamen zynGrtru*^ ’er, in wier kennis wy meernbsp;hebben, dan in die der Lugt. DiedetLugt.nbsp;^ioeiftof, waar ia wyop ’c oogenblik zelfnbsp;Onze Geboorte gedompeld worden, ennbsp;donder welke wy onmogelyk leeven kunnen, verdient buiten iwyffclde opmerkingnbsp;III. Deel. A
-ocr page 56-Z nbsp;nbsp;nbsp;D B L W G T,
X. LES. van yder Redelyk Schepzel, dat dezelve
iNLEi- ademt. Haar Werking, die ze zonder op-
DIN o. houden op onze Lighaamen oefFent, heeft vry wat deel aan den verfchillenden toeftand,nbsp;waar in dezelve zig bevinden kunnen; ennbsp;telkens ftaat ons iets te vreezen of te hopen van de veranderingen, waar aan ze onderhevig is. Het is door tusfchcnkomfl:nbsp;van den Invloed en de verfcheiden Eigen-fchappen der Lugc, datdeNatuur alles, watnbsp;ze tot ons gebruik en ter vervulling onzernbsp;Behoeftens doet voortkomen, groeien doetnbsp;en tot volmaaktheid brengt. Door middelnbsp;der Lugt voert zy de bronaders dernbsp;vrugtbaarheid naar de verfcheiden deelennbsp;des Aardryks en bevogtigt de Landen. Denbsp;Wind, in Beweeging gebragt, is, om zoonbsp;te fpreeken, de Ziel der Scheepvaart. Denbsp;Wind dryft Vaartuigen, die men voor Wa-terkadeelen, en vlottende Steden zomtyds,nbsp;zou aanzien, over den wyden Oceaan vannbsp;kuft töc kuft: endagelyks ziet men Natiënnbsp;met elkander Handel en Koopraanfchapnbsp;doen, die, zo men op den verren afftand
van
-ocr page 57-D E L o G T. nbsp;nbsp;nbsp;5
?ati haar Woonplaatfen let» nimmer, zoux. LES. iDen zeggen, elkander moeften gezien en in lei-gekend hebben. Het Geluid, de Stem,
Spraak zelve, en de Woorden, die men Ipreekt, zyn niets anders dan Lugt, op ver»nbsp;fcheiden wy zen bewoogen en voortgekaatft,
^Gn zoort van G^eblaas, op zyn byzonderen en eigen trant en toon voortgebrSgt, dat we.nbsp;derzyds onze Gedagten van den eenen totnbsp;anderen als overbrengt, en daar door ’cnbsp;vermogen.heeft om onzeHartstogtengaan-te maaken, of te ftillen (1_) Deeze ennbsp;dergelyke verwonderenswaardige Uicwerk1nbsp;fels kunnen niemand,die van eenige Smaak ennbsp;oplettendheid is, on verfchillig voorkomen;nbsp;oPi die’er zig over verwonderen kan, zal metnbsp;fegt nieuwsgierig zyn naar derzelver Oor»
^^aken, en haar mét lufl en vermaakonder»
Zoeken willen en leeren kennen.
Naar welke plaats van den Aardbodem ^ige.
men
Iff. ^er nohiscffm videt, nahiscwn Mndit j rtchtsc/iM f t nïhii enim tofum fint to fieri pottfi, GicetodeNa^
Deorma. Lib. II. Cap. 3J. nbsp;nbsp;nbsp;NoIIet.
A %
-ocr page 58-4 nbsp;nbsp;nbsp;D E L U C T.
X. iES.men zigookbegceve, ’t zy men van Lugt* iNLEi- ftreek veranJere, ’t zy men toe in de diep-DIN o. Holen en Afgronden nederdaale, ofnbsp;meen- den top der hoogfte Gebergtens beklim-heHnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aj bevindt men zig van alle kan
jttmos'
pbére.
ten omringd met Lugt. Nergens vonde men ooit een Plaats; nimmer was ’er ooitnbsp;een Tyd, waar op men deze Vloeiftof nietnbsp;ontmoette. Dit geeft ons gegronde Redennbsp;om te gelooven, dat de Aardkloot, dien wenbsp;bewoonen, van alle kanten met Lugt omringd en bekleed is: en die zoort van om-flag of Bekleedfel, daar de Aarde rondsomnbsp;als meê omwonden is, en dat wy den Damp'nbsp;kring doorgaans noemen, heeft zoo veele ennbsp;zigtbaare Dienften, hetzelve byzonder eigen, teverrigten, en zoo groot een invloednbsp;op het ganfehe Geitel, en al de Werkingennbsp;der Natuur, dat men niet twylFelen kan,nbsp;of het heeft teffens met de Aarde zyn aanvang en bellaan gekreegen, en zal zoolangnbsp;moeten bly ven, als de Aarde duurt.
De Lugt, Wanneer men de Lugt als Dampkring als enke-aanmerkt, vindt men ’erEigenfehappen in,
l9LUgt,
-ocr page 59-D E L ü G T. nbsp;nbsp;nbsp;S
ze niet beziet, alsmen’er flegts een klein X. LES. gedeelte van neemt, en geen agt geeft ^ ^nbsp;vreemde Stoffen en LigUaamen, die ’er meênbsp;gemengd zyn. Dewyl deeze Eigenfchappen^^als ^nbsp;om zoo te fpreeken, enkel Toevallig ^y^jjaingnbsp;en uit den eigen aart en waare Natuurnbsp;Lugt niet regtftreeks voor te fpruiten, maarnbsp;veel eer uit haar Hoeveelheid, trap vannbsp;Digtheid, gedaante van haar ganfchennbsp;klomp, vermenging met andere en vreemd»nbsp;LigViaatnen, en dergelyke oorzaaken meer,nbsp;komt het my gevoeglykft voor, dat ik begin met die Eigenfchappen die haar, enkelnbsp;als Lugt in ’t algemeen, en zonder die by-zondere toevallen, aangemerkt, overal ennbsp;altyd eigen zyn.
Vloeibaarheid dxr Lugt.
Over de Lugt in ’£ algemeen. Eigenfcbap' pen van dezelve; als enkel Lugt.^ nietnbsp;als Dampkring , aangemerkt.
De Lugt yK behoef naauwlyks te zeggen, dat de Logt iets StcfFelyks, iets Lighaamelyksnbsp;Lig- is* indien men de Jonge Kinderen, dienbsp;haam.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gg^jj gebrui.k van de Reden hebben
ieercn maaken, en flegte onweetcnde raen-fchcn, zonder Opvoeding, die niet gewoon zyn te Denken over de gemeenfle zelfs ennbsp;dagelyks voorkomende zaaken, uitzondert,nbsp;leeft ’er thans geen Mcnfch opde Waereld,nbsp;die in deeze Vloeidof de voornaamfte Ei-genfchappen niet erkent, welke aan waarenbsp;en wezenlyke Lighaamen behooran; Uitge-ilrcktheid , Deelbaarheid , Wecrftand ennbsp;dergelyke. Yder weet, dat deLugtin flaalnbsp;is, zoo wel als alle andere Lighaamen, omnbsp;in Beweeging gebragc te worden ; en de Be*nbsp;weeging over te bretvgcn en voort te zetten:
Vloeibaarheid der Lugt. 7
en zo men zomtyds zegt dat een Vat, daar men ’t Water uicgegooten heeft, ledig isnbsp;’t is een fpreekwys, door't Gebruik gewettigd, maar welke, zo men in ’t algcmeeQnbsp;erkent,. iets zegt, dat in zig zelve inderdaad onwaar is, of de zaak ten minfteonbsp;zeer oneigen en niet naauwkeurig uicdrukc.
De Oude Schry vers hebben, zoo wel als de Hedendaagfche, geweeten, dat de Lugtnbsp;Stoffelyk was. Zy, die haar den naam van noenid.nbsp;Geefi gaven , gebruikten dat Woord ongc-twyffeld in een verbloemden en oneigent-
lykenzin; ’c zy om daardoor de fynheid van
dieVloeiftof te betekenen, ’t zy om’er door te kennen te geeven, hoe noodig dezelvenbsp;was otn de Dieren in ’t Leeven te houden,nbsp;en de Planten en Gewaffen te doen groeien; ofj zo men die Uitdrukking Letterlyknbsp;moet opvatten, vertaalt men het Latynfcbnbsp;woord Spiritus niet wel door Geefi ¦, dewylnbsp;het teifens ook, gelyk het hier buiten twyf-fel zeggen wil, en eigentlyk, een Geblaas,nbsp;een bewoogen en voortgedreeven Lugt betekent; in welken zin men ook billyk ver-
A 4
-ocr page 62-? Vloeibaarheid der Lugt.
X. LES. onderfteüen moec, dat alle NatuurkundigeS I. Af- het hebben opgevat. Dog wat hier van ool5nbsp;deel. 2y, gezag heeft geen kragt, als het aanlooptnbsp;tegen de Ondervinding, Het Gebruik al'nbsp;leen van den Waaier leert den Weerflandnbsp;der Lugt,onbetwiftbaar,zelfs de zulken ken-nen, die geen de minfte gedagten haddeönbsp;om zig daar van te willen overtuigen; eOnbsp;Inpene-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vooren de Ondoordringbaarbeii
trahiiité. der Lighaaraen in 't algemeen beweezen» I Stuk'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;onsdeProefneerningen, daarweons
bl. 91. by die gelegenheid van bedienden, die van de Lugt in ’t byzonder zigtbaar en onweer-fpreekelyk aangetoond.
De Lugt Zommige Natuurkundigen (*) hebbeO is een ei. gedagt, dat de Lugt mogelyk niets ander*nbsp;was, dan een Mengfel van de allerfynflenbsp;2ig zelf. Deeltjes, die uit alle andere Lighaamen uit'nbsp;waasfemen, en die, te zeer verdeeld gewot'nbsp;den, om hun EerfleVorm weer aan te nee'
meO)
Otto de Gusrike Experim. nova Magdeburg. Li'’'
, nbsp;nbsp;nbsp;il. C, 1. 6c Lib. IV. c. I. Boyle Exper. Phyf.
Edit. Geneve 1677. p. SS* ’s Gravefande Phyf. Ekh'' Mathcm. p. ssö. Edit. i74-gt; ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Noliet.
-ocr page 63-Vloeibaarheid der Lugt. 9
men, de gedaante van een byzonderVloei-X. ftof, welke ze nu uitmaaken, blyven dezv*nbsp;honden. Maar, behalven dac dit gevoelennbsp;op geen bewys ruU en door geen een enkele
ontbinden en van één te fcheiden. A 5
Proef geftaafd kan worden, heeft de Lugc vafte en akyd eenpaarige Eigenfchappen,nbsp;heftendige en onveranderlyke Kenmerken,nbsp;waar aan ze zig altoos kennen doet; en dienbsp;ongeiwyffeld nu en dan naar oitiftandigbeidnbsp;'Van Tyd en Plaats merkelyke veranderingennbsp;Zouden moeten onderhevig zyn, indico zynbsp;van de ontbinding van zoo menigvuldigenbsp;zoorten van Lighaamen, cn de mengelingnbsp;van zoo veelerley Uittref^fils afhingen. Het Excraits.nbsp;fcbyntderhalvetivry Matuurlyker, dat mennbsp;ftelle, dat de Lugt een zoort van eigen cnnbsp;byzondere Stoffe zy, van bepaalden eneen-paarigen aart , en dat de oorfpvonkelykenbsp;Deeltjes, die de Lugt eigentlyk uitmaaken,nbsp;Gelykflagtig zyn of dat haar eerfteBegin-zels ten allen tyde zoo naauw met elkandernbsp;vereenigdzyn, dat z.y voor geenkragt wy-ken, die wy zouden mogen doen om zc tc
De
-ocr page 64-10 Vloeibaarheid dee. Lugt.
X, LES. De Vloeibaarheid der Lugt is van die’’
Af.
deel.
aart, dat men dezelve nimmer ziet ophoü'
Vloei nbsp;nbsp;nbsp;Deeltjes zig onderling
baarheid raaken, en die wederzydfche aaneen voeging der Lugt. gjj ^aaking door geen al te groote menigt^nbsp;van vreemde Stof wordt afgebroken.nbsp;Vogten zien wy in’t algemeen door deKoU'nbsp;de bevriezen: zomtnige Vloeiftoffen vet'nbsp;liezen, als rnen ze fterk zamendrukt, haafnbsp;Vloeibaarheid, en veranderen in een zoor’nbsp;van Vafte Lighaamen, onder de gedaante»nbsp;die men haar heeft doen aanneemen: raaafnbsp;in welke Lugtftreek, in wat Jaargetydehetnbsp;ook zy, nimmer heeft men eenig gedeelt^nbsp;van den Dampkring een VaflLighaam zieffnbsp;worden ; endeallerlterkfteZamenpersfinginbsp;die men ooit heeft weeten aan te wenden»nbsp;heeft nog nooit de Lugt hard kunnen mas'nbsp;ken, of haar van haare Vloeibaarheid beroo”
ven. Is die Vloeibaarheid dan een wezenf'
*
lyke Eigenfchap der Lugt, haar geftel n*' tuurlyk en cnaffcheidbaar eigen? Is ’tvo?nbsp;ftrekt onmogelyk, dat zy ze ooit verliezs”nbsp;zou? Dat kan men ’cr juiit niet uit befini'
teO'
-ocr page 65-Vloeibaarheid der Lugt.
ten: maar het zou aan den anderen kant ook X. te ftout en roekeloos zyn, hettegendeelte^ eel,nbsp;beweeren, zonder 'erBewysenProefvante
tQonen. nbsp;nbsp;nbsp;-j j -n-
Deeze zo beftendige Vloeibaaihei er ^
Lugc Zou die oncftaan .enkel uit de Fyn ei
van haar Deeltjes, gelyk een zeer kundigFynhe.d^
Scheidkonaenaar gedagt heeft'. Dit zal men bezwaarlyk, dunkt my, ftellenkunnen, zonbsp;tRen in aanmerking neemt, dat n.-t w. ciemia.nbsp;eneenige andere Vogten, die door een groo* ],nbsp;te Koude hun Vloeibaarheid verliezen, doorK-d-
verfcheidcn Lighaamen heen trekken, en doorgaan, daar de Lugt nimmer door kannbsp;dringen. Want zoo de fynbeid enongemee Bayk-^^
' ne kleinheid der Deeltjes alleen oorzaak was, pj,
’ ' dac een Vloeibaar Lighaam beftendig zyti m«6.
’ Vloeibaarheid behieldt, zou of het Warei
R'ec meer moeten kunnen bevriezen dan dep_ jQg,
\ Lugt het doet, of de Lugt, die nooit bc-
vrieft, nog veel fynder en doordringender
Deeltjes moeten hebben dan het Water, d? l Ac^i-
1' A/t nbsp;nbsp;nbsp;, j dfa.
Maarnuis’t een bekende zaak, door
Heer Reaumur onbetwiftbaar beweezen,!7i4.
dat 59-
-ocr page 66-12 Vloeibaarheid der Lugt.
X. LES. dat de Lugt door een nat Papier, en eenige
DEEL' nbsp;nbsp;nbsp;Lighaamen, die egter zeer gefchikt
zyn om het Water te laaten doorzypeleDj niet heendringt: waar uitdan volgen moet,nbsp;dat de Deeltjes der Lugt grover en mindernbsp;fyn en klein zyn, dan die van ’t Water;nbsp;ten zy het mogelyk aan derzelver gedaantenbsp;hapere.
Maar uit Het is, naamelyk, zeer waarfchyniyk,
derzel- (jgj. Lugt bertendig Vloeibaar blyft, otU
verveer
kragt. dat ze volmaakt Veerkragtig is. Indien ze enkel zamenpersbaar was , zonder Veer-kragt, zouden mogelyk haare Deeltjes, tegennbsp;één gedrukt, zig van naby genoeg raakennbsp;kunnen, om een hard Lighaam te vormen,nbsp;en ’er niets zyn, dat de Deeltjes weer van ,nbsp;één dreef, en dien ftand vetlaaten deed: evennbsp;ge'yk de Sneeuw, tusfchen de handen za-men gedrukt, de gedaante en hardheid vannbsp;een vallen Bal aanneemt en behoudt. Maarnbsp;de Veerkragt, welke de Deeltjes der Lugt bezitten, tragt onophoudelyk den Klomp,nbsp;dien ze met elkanderen uicmaaken, weernbsp;van één te verwyderen cn naar alle kanten
uit
-ocr page 67-Vloèibaabheid der Lugt. 13
Uittezetten; omdatdeallerfterkfteZamen* X. LES.
pcrsfiBg niet meer doen kan, dan de Deelt
jes flegts te fpannen, zonder hen daar door
^8n hun Kragt te berooven. Door middel
dan van deeze Veerkragt behouden die
Deeltjes die onderlinge Beweegbaarheid
ona en over elkander, waar in de Vloeibaar*
^6id beftaat.
^ïen kan de zamenftellende Deeltjes der Denk*
^'^gt aanmerken, als kleine dunne Draadjes hteeld •^jangswyze gedraaid, buigbaar en veerkrag- Deeltjes.
en een Hoop van dezelve byeengefla-peld omtrent als een Pakje Katcoen of ge* kaarde Wol, dat men, als men ’t zamen-dmkt, tot een kleinder beflag kan in eennbsp;flèn, maar zig, zo dra men ’t los laat,
''^^er uitzec, en in zyn ouden ftaac herftelc.
denkbeeld is flegts een zeer ruuwe fchets ^an de Natuur der Lugt; en het is, bekennbsp;'k. mogelyk honderd tegen een, datnbsp;Deeltjes van deeze Hoofdftof de gedaan*nbsp;niet hebben, die ik haar toefchryf; dc-wyl ik geen andere reden heb om ze op dienbsp;'^yzs af te fchilderen, dan alleen hun Buig*
baar-
-ocr page 68-14 Vloexbaarheid DEr Lugt,
X. LES. baarheid en Veerkragt; en zy ondertusfcheO I. Af- 2eer ligt Veerkragtig zouden kunnen zycnbsp;in honderd andere figuuren, die te eene*nbsp;maal verfchilden van een Slangs vrys Draad'nbsp;je. Het is daarom, wanneer ik deeze ver'nbsp;ocderftelling met de meefte Natuurkundi'nbsp;gen ook voor de rayne aanaam, geenzin*nbsp;rayn voorneemen om te zeggen wat ze zyn»nbsp;maar flegcs wat ze mogelyk zouden kunnennbsp;zyn : en ik doe zulks niet zo zeer om huUnbsp;waare of vermeende gedaante te willen be*nbsp;paaien, als wel om te beter in ftaattezyn»nbsp;om de verwonderenswaardige Veerkragt vannbsp;deVloeiltof, die ze uitmaaken, en eenig®nbsp;andere van derzelvcr Eigenfchappen, daafnbsp;wy naderhand van fprecken zullen, te dui'nbsp;delyker te doen kennen en begrypen.nbsp;Droogte Men zegt doorgaans dat de Lugt droog is-darLugt. Maar waarom fchryft men baar dieHoeda'nbsp;nigheid toe? Is ’t om dat zy de Vogtigbei^lnbsp;van de Oppervlakten der Lighaamen weg'nbsp;neemt, en dezelven doet opdroogen? ’tisnbsp;waar, dikwils gebeurt her, dat zydeWer'nbsp;king doet van een Spons, en de Vogten iu'
trekt;
-ocr page 69-Vloeibaarheid der Lugt. tf
trekt; maar menigmaal maakt zy ook dex. LES. Lighaamen, die ze aanraakt, nat en
om dat de Wateragtige Deeltjes, daar ^ altyd min of meer meê belaaden is j zignbsp;San zommige Zootten van Lighaamen ge»nbsp;Wakkelyker en fterker vafthegten, dan aannbsp;de Lugt zelve. Het Linnen ftelt men aannbsp;dc Lugt bloot, om het te doen droogen;
®^Rar indien men dit zelfde met Zout van ^ynfteen of eenig ander Zout deed, zounbsp;ftlen regt het tegendeel en ’t zelve welhaaftnbsp;zien Vogtig worden. Daarom droogennbsp;ook de Touwen, Zeilen, Klederen, dienbsp;doornat zyn van Zeewaater, zoo langzaamnbsp;bezwaarlyk op in de open Lugt; omdatnbsp;do Vogtquot; en Waterdeelen hardnekkig bly-vaft kleeven aan de Zoutdeeltjes, dienbsp;bevinden op derzelver Oppervlakte.
2egt men dat de Lugt droog is, om dat de Lighaamen niet nat maakt, gelyk^o^zenbsp;Vogten doen. Maar in welken zin wil maakt.nbsp;''^^0 dan het woord natmaakamp;n opgevatnbsp;bobben? Verftaat men ’erdoor, aan de Op*nbsp;i’^rvlakte der Vaile Lighaamen te blyven
haa*
-ocr page 70-lö Vloeibaarheid der Lugt.
X LES. hangen, dan moet men buiten twyffel erken-I. Af- nen, dat de Lugt ten micften een merkelyk ¦ groote menigte van Lighaamen nat maakt;nbsp;Want het is een bekende zaak, dat zo mennbsp;eenig Vat, Glas of iets dergelyks met Water of eenig ander Vogt vult, waar door denbsp;Lugt ’er uitgedreeven wordt, ’er altyd eennbsp;laag van die Vloeiftof aan de Wanden han-' gen blyft. Die laag kan men doorgaans welnbsp;niet zien, om dat zy zeer dun en doorfchy*nbsp;nende is; maar zy wordt zigtbaar, als mennbsp;dezelve zig doet uitzetten en grooter worden van Om trek, ’t zy door het Glas warmnbsp;te maaken, ’t zy door het onder de Lugt-pomp en in ’t Ydel te zetten. Dit is ook denbsp;reden, waarom een Barometer, die niet innbsp;’tVuur gevuld is, dat is, wiens Kwik in denbsp;Buis niet gekookt heeft, duifter en beflaa-gen fchynt, en men ’er een oneindige menigte van kleine Lugtbelletjes in gewaarnbsp;wordt, die overal aan ’t Glas zyn blyvennbsp;hangen. Maar verftaat men door natmaa-ken, dienindruk, die gewaarwording, welke wy op de Huid gevoelen, als wy eenig
Vogt
X
-ocr page 71-VLOEIBAARHEID DEÖ. LUCT.
Vogt aanraakenj gewaarwording, die altydX. LES; Veel verfchilt van die welke men voelt bynbsp;aanraakenvan eenVaftLigbaam; om dat denbsp;Vogtdeeltjes ongemeen beweegbaar en losnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
over en van malkander glydende, ih de ope-Dmgen en zweetgaten zelve van de Huid in dringen, en daarom volkomener en naauw-keurjger overal raaken* In dien ziil moet mennbsp;zekerlyk zeggen, dat de Lugt ook naUnbsp;^aukt, en, dat wy zulks minder gevvaar worden, komt alleen daar van daad, dat wynbsp;den Indruk, dien ze op ons Vel maakt,nbsp;meer gewoon zyn, en zo gewoon, dat wynbsp;dien naauwlyks of niet vóelen. Haar ma*nbsp;oier van natmaaken verfchilt ook buitennbsp;twyffel van die der andere Vogten, gelyknbsp;die Vogten zelve ook in dat ftuk van mal*nbsp;kandeten vetfchillen. Wyngeeft maakt opnbsp;Oen andere wyze nat, dan Water, en Wa*nbsp;tér anders dan Olie; dat is te zeggen, datnbsp;die Vogten, als zeonsVehaaken, verfchil*nbsp;lende Gewaarwordingen in ons verwekken.
dra men door een ontelbaare menig-^waartèl te van gemeenzaame en dagelyks voorko- der Lugr.nbsp;ill. Deeb.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Bnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tnen»
-ocr page 72-iS pB Zwaarte der LüeT.
D££L.
X. LES. mende Proeven overtuigd is, dat deLugt ï.^Af- gen Stoffelyk Lighaain is, en datderzelvetnbsp;Deelen, met elkander vereenigd, een Klompnbsp;Vormen, die Weerftaud biedt. Beweegbaarnbsp;is, en in ftaat om andere Lighaamen te be-weegen; is ’t byna overtollig, dat men on-derzoeke, of zy ook Zwaarte heeft. Wantnbsp;fchoon wel de Zwaarte eigentlyk geen onaf'nbsp;fcheidbaare en volllrekt Noodzaakelyke ofnbsp;Natuurlyke Eigenfchap zy der StofFe, eonbsp;men dezelve zeer wel begrypen kan alsnbsp;ontbloot van die Neiging naar het Middelpunt der Aarde, hebben wyegter geen eeflnbsp;enkel voorbeeld voor ons, dat onsvryheidnbsp;en regt geeft, om de Lugt van die Algemee-ne Wet uit te zonderen: en men moet bil'nbsp;lyk veronderftellen, dat zy zoo wel als allenbsp;andere Ondermaanfche Lighaamen daar meênbsp;aan onderworpen iSj althans zoo lang wjTnbsp;geen bewys en reden hebben om het tegendeel te gelooven.
Maar wel ver dat men eenige reden hebben zou, om de Lugt een volflagen Gebreknbsp;van Zwaarte en eigentlyk genoemde Ligt-
heid
-ocr page 73-De ZwaakTE »er LticT. TSf
toe tefchryven, heeft men in tegen-X. LES. ^eel ontelbaare Proeven, die ons onweer-fpreekelyk doen zien, dat deLugt Zwaartenbsp;bezit. Wy hebben verfcheiden van dezelvenbsp;reeds voorgefteld, toen wy van de Water-Hidrefta-’^eegkunde fpraken; en zullen ’er hier nog****^*nbsp;oenige andere van bybrengen, die zulks on-betwiftbaar enregtftreeks aantoonen.
Eerste Pkoefneiminc,
Toejleï.
In Figuur i, ziet men eene van diePom-jgt;£,.
pen afgebeeld, die men doorgaans den naam^*^
§eeft van Lugipompen, Het is een Werk- yuide. tuig, daar men het Td^/of LugtledigetneêHiftorienbsp;maakt, dat is, de Lugt ergens uitpompt,^*^^^^^®nbsp;op die wys een zeer groot getal van merk- pomp,nbsp;'vaardige en nuttige Ontdekkingen meê gedaan heeft. DeszelfsEerfteüitvinderwasnbsp;Guerike, Burgermeefter van Maagden-, die dezelve voor ’t oogderWaereldnbsp;«erft te voorfchyn bragt teRegensiurg\a'*tnbsp;iaatnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Eenigejaaren daar na deed ’er
X. LES.de Heer Bóyde een byna dergelyke vet'
^'bsl' nbsp;nbsp;nbsp;naderhand tot grootef
volmaaktheid bragt. Her wyduitgeftrekc gebruik, ’t welk die Engelfcbe Natuurkundi'nbsp;ge van dat werktuig maakte, en de gelukki'nbsp;geUitflag van zyn menigvuldige Proefnee'nbsp;mingen, deeden den Maagdenlurgfchen Budnbsp;germeefter, aan wien men de eerfte uitvin-ding verfchuldigd was, genoegzaam uit hetnbsp;oog verliezen J zoo dat men thans het voor-naamfte üitwerkfel, ’t welk men met dienbsp;Pomp doet, naar den Heer Boyle doorgaans het ’ïdelvan'amp;QYVE. noemt. De Heernbsp;Homberg, door de , voortgangen, die denbsp;JNatuurkunde doormiddel van ditfchrandernbsp;uitgedagcWerktuig in Duitfchland en Enge'nbsp;land gemaakt had, getroffen, en te regt be-grypende, van hoe groot een Nuttigheidnbsp;dergelyk een Werktuig zou kunnen zyn innbsp;de handen van bekwaarae en kundige mannen, was op middelen bedagt om het te verbeteren, en in zyn Werking naauwkeurigernbsp;temaaken, dan het tot nog toegeweeftwas»nbsp;De Koninglyke Akademie der Weetenfchap-
pen.
-ocr page 75-De Zwaaete der Loot. ai
pen , daar hy een Lid van was, deed ’er,X. LES, ruim45jaarengeleeden, een onder
vervaardigen, ’t welk men nog onder de andere Werktuigen, dis aan dezelve be-hooren, in ’s Koniugs Tuin ziet. Ik hebnbsp;ook, zedert dat ik een Beroep aanvaarde,nbsp;in my ’t gebruik eenerLugtpompzoonbsp;noodig is, als byna dagelyks te pas komt,nbsp;daar op uitgelegd, om ze van dien aartnbsp;^o raaaken, dat zy zekerder en naauVrkeuri-get zy ijj haar Werking, gcmakkeiyker omnbsp;te behandelen, en van een wyduitgeftrekternbsp;dienft, dan zy voorheen was. Yder zalnbsp;kunnen oordeelen of ik deeze raynenbsp;drie Oogmerken bereikt heb, wanneer hynbsp;in de Me7no!res van de Akaderoie voor denbsp;Jaaren 1740 en 1741 de Veranderingen ennbsp;fiyvoegzels leeft, die ik ’er aan gemaaktnbsp;beb: alwaar hy ook deHiftorieenBefchry-^ing van dat Werktuig zal kunnen vindennbsp;oen naauwkeuriger en breedvoeriger ver-vanOmftandigheden, dan deeze Plaatsnbsp;toelaat.
ïk zal hier alleen, tot beter begrip vanBefchrjf-B 3 nbsp;nbsp;nbsp;^eving.
-ocr page 76-22 DZ ZWAAKTE DEr LUGT.
X. LES.de Proefneemingen, die ik ia deeze Les meen voor te itellen, korcelykzeggen, dat
I nbsp;nbsp;nbsp;^
de Lugtpomp, daar ik my van bedien, uic zes voornaameHoofddeelcn beftaac: als i.
TL. r. Fig. 1.
V/er-
king.
een Koperen Buis A, die hec Lighaam van de Pomp uitmaakt. 2. Ëen Zuiger, wiensnbsp;Handvat of Steel onder aan als een Stygbeu-gel gevormd is B, om met den Voet neerge-drukc te kunnen worden, en voorzien vannbsp;een opgaanden Arm met een Greep C; waarnbsp;aan men met de hand den Zuiger weer op*nbsp;waarts trekt. 3. Een Kraaq, of Tapje,nbsp;welks Kruk men in D ziet. 4. Een Koperen Plaat met een nat geweekt Stuk Leérnbsp;gedekt, waar op men den Ontvanger of Glazen Klok E zet. 5. Ëen Voetfluk F, G,nbsp;met twee kleine houtten Tafeltjes, H, H»nbsp;die men naar welgevallen op en neêrfchui-ven, en hooger of laager vafizetten kan-6. Een Draairad IKL, waar meê men eeOnbsp;zeer fnelle Eeweeging aan 't een of ’t andernbsp;Lighaam kan meêdeelen binnen in het Glas»nbsp;ca dat ’er de Lugt uitgepompt is.
Dswyl men met één enkelen flag van deo
Zui'
-ocr page 77-De Zwaartï der Luot. z3
11. Afdeel.
Zuiger geen Ydel maaken kan, dient menx. LES. lt;3eDzelven weder opwaarts te kunnen doen ’
•¦yzen, zonder dat de Lugc, die men uit den Ontfanger getrokken heeft, en diezignuinnbsp;de regtopftaande Koperen Buis bevindt,
^eer in den Ontfanger kan komen. Ten dien einde is de Tap van het Kraantje op dienbsp;^’ys doorboord, dat dezelve, wanneer mennbsp;lïem een Vierde van een flag ronddraait, eennbsp;doorgang opent, door welken de Zuiger,nbsp;terwyi hy naar boven ryft, de Lugt uit denbsp;naar buiten dryft; dog de Toegangnbsp;quot;iiddelerwyl tot den Ontfanger te eenemaalnbsp;^fgeflooten is. Men draait vervolgens dennbsp;van ’t Kraantje weer te ruginzyneer-ftand,her fielt daar door de gemeenfchapnbsp;tusfchen Buis en Ontvanger, en gaat metnbsp;Pompen voort.
hal
dat ik een genoegzaam Denkbeeld zal gegee-B 4 nbsp;nbsp;nbsp;ven
De andeje Werkingen en Behandeling vaa dit Werktuig hangen van deEigenfchappennbsp;Zelve der Lugt af, die ik in deezeLes vannbsp;'''^orneemen ben aan te toonen. Ikzalder-
uitftellen om’ervantefpreeken, tot
-ocr page 78-a4 De Zwaarte der Lugt.
3C. LES. ven hebben van die Vloeiftof waarop dee* I- ze Lugtpomp werkt C*}-
FL. I. Fi^. 2.
Figuur iseenGlaazen Bol, die omtrent 15 Parysfchd Pinten bevatten kan. Des-zelfs Hals is met een Koperen Band belegd,nbsp;daar de Tap van een Kraan doorfteekt, ennbsp;in een Buicenfchroef fluit, die eenige Lyneanbsp;langer is, dan de Koperen Plaat van denbsp;Lugcpotnp, daar ze op gefchroefd kan worden, in haar midden dik is: zoo dat men denbsp;Lugt uit den Bol kan Pompen, hem doornbsp;quot;'t draaien der Kraan fluiten, en in dien (laatnbsp;bewaaren.
In Figuur 3, z-iet men een zeer ligt be-weegbaare en naauwkeurige Weegfchaal, waar aan men den Ledig gepompten Glazennbsp;Bol in Evenwigt brengt. Om deWryvingnbsp;op dcAs te verminderen, en daar door het
Juk
(*) [De ATederdultfche Leeïer kan een omftandi^e en aïaauwkeurige BeCchtyving, zoo van de enkele alsdubhctïnbsp;I.ugtpomp . vinden ngtnt de ‘Brginfelen der iTutHiirittridc vaijnbsp;[len Heer P. VAN MUSSCHENBROEK. De Heefnbsp;HAUKSBEE heeft ook een nette Bcfchryving gegeevennbsp;,an zyn Dubbele Lugtpomp, in zyn Ntetuarkmidijj^enbsp;'nmiingin, bladi. !.]
De Zwaarte der Luef. af
Juk beweegbaarder te doen blyven, weegt x. LES. men denBol in ’c Water; ’t welk men lig-tèlyk doen kan, met ’er zoo veel Gewigtnbsp;San te hangen, gelyk in de Plaat vertoondnbsp;^ordt, dat hy geheel onder gedompeldnbsp;Wordt: want dan draagt de Weegfchaal nietnbsp;meer dan de Opzigtelyke Zwaarte van dennbsp;ondergedompelden Bol, dien men naar welgevallen verminderen kan, zo men wiljnbsp;Seffens het Gewigc, dat men op de anderenbsp;Schaal zet, om het Evenwigt te maaken :nbsp;gelyk wy in de Agtfle Les hebben docn zien Tweedenbsp;door de Proefneemingen, waar mede wy het g'j”nbsp;Tweede Voordel faeweezen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;625.
Als men de Kraan van den in Evenwigt gen ^sngende Glazen Bol opent om ’cr de Lugtnbsp;mtelaaten, wordt hy, na dat men de Kraannbsp;Weer geflaoten beeft om ’er ’t Water uit temeiLugt.nbsp;bouden, als men hem w'cer onderdorapelt, al-tyd Zwaarder bevonden dan hetGewigt opnbsp;Schaal, daar hy te vooren meê in Even-wigthing.
De Zwaarte der Lugï,
Ophelderingeji.
%. LES.
I. Afdeel.
De Lugt ÏJ^szeProefneetRingisdealIereenvoudig-is oor- ftetelFens enreeeftbefliflendevanalle, daar zaak vaiifggQ ^ig van bedient, om te bewyzen datnbsp;dere de Lugt een eigentlyk genoemde Zwaartenbsp;Zwaarte, bezit: wanteenGewigtopeenWeegfchaal,nbsp;geiyk yder weet, die ooit heeft zienWee-gen, wordt niet opgeligt, dan door eennbsp;zwaarder Tegenwigt; en dewyl de Glazennbsp;Bol, zoo dra liy met Lugt gevuld wordt,nbsp;zwaarder begint te worden, en hetGewigtnbsp;op de Schaal, daar hy meê in Evenwigtnbsp;hing, overweegt, moet die vermeerderingnbsp;van Zwaarte ongetwyffeld van de Vloeiflofnbsp;komen, daar by nu meê gevuld gewordennbsp;is.
Men zal mogelyk zeggen, dat de Glazen Eol, wanneer ’er dus de Lugt weer wordtnbsp;ingelaten , die nieuwe en vermeerderdenbsp;Zwaarte niet krygt van de Lugt, die'er inkomt, maar'veeleer van deeze en geenenbsp;vreemde Lighaamen, en van de Wateragti-ge Dampen, daar de Lugt altyd min of
meer
-ocr page 81-De Zwaarte dek Ldgt. ^7
wieer tneê belaaden is, ea die ’er tefFens mei haar indringen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;deel.
Hoewel deeze Tegenwerping, op het Niet de
eerfte aanzien, niet veel byzondersichync Water en
te beduiden te hebben, en de meeften daar-Deeltjes om, die deeze Proefneeming al lang voor mynbsp;henden en deeden, daar ook weinig zwaa-^igheid in fchynen gefield te hebben, kan iknbsp;^gter niet ontveinzen , dat ze my vry ge-'^'gtigvoorkomt: temeer, zedertdatikuicnbsp;Verfcheiden Proeven,op verfchilleude tydcnnbsp;herhaald, gemerkt heb, dat een Hoeveelheid van 2 of 3 Pinten Lugts, zonder on-derfcheid, waar men wilde, blindelings uitnbsp;Dampkring genomen, altyd Waterdee-len genoeg in zig bevatte, om een Oncenbsp;Zout vanWynfteen tamelyk Vogtig temaa-^''®D, en Zwaarder te doen worde»: wantnbsp;^o men nu by het Gew’gt van die Water-‘^seien nog dat voegt van de andere vreem-Stoffen, die onfeilbaar, zoo wel als zy,nbsp;door dat opgevangen gedeelte Lugts ver-^Ptsidzyo, en vanhetWynlleen Zout niet
opgeflurpc worden, zou men byna in ver-
zoe-
-ocr page 82-iS
De Zwaarte der Lugt.
X. LES.zoeking kunnen raakcn van te denken, dat tot de ganfche Zwaarte, die men ziet, dat
PJEEL* nbsp;nbsp;nbsp;'
die gemengde Vioeiftof heeft, de zuivere en eigen Deeltjes der Lugc inderdaad niets toebrengen.
Deeze overweeging heeft den Heer Boer-HAVE doen zeggen, dat het mogeiyk wel zou kunnen zyn, dat de Lugt, even als hetnbsp;Vuur, geen vaft en bepaaid Punt had in 'cnbsp;Heelal, werwaarts zy woog en neigde Dee-Coemia. 22 GisGng heeft my egter niet kunnen vol-Tom. I. doen: en in Steê van rny door dieZwaarig-'^^^'heiü, als onoploffelyk, te laaten tegenhouden, heb ik ze getragt uit den weg te ruimen, en in de Proefneeming my ten diennbsp;einde bediend van deeze volgende behandeling.
zuivere
Lugt.
Maar de Ik hang den Glazen Bol, met Lugt ge-cigen envuld, aan de Schaal, en boude hem, in ‘t Water, in Evenwigt tegen een bekend Ge-
wigt, dat op de andere Schaal ftaat. Vervolgens maak ik, zonder hem van (land te doen veranderen, aan zyn Tap een Hevelnbsp;vaft, die gemeenfcbap met deLugtpomp
ar
Zwaarte der Lugt*
en crek ’er op die wys deXugt uit. x. LES,
U££I..
Naarmaate dac ik onder ’c Pompen deLugc^^‘
in den Bol verdun, zie ik de Dampen, daar ze meê faelaaden is, en die van dien aarcnbsp;niec zyn, dat ze zig op deszelfde wys verdunnen laaten, en met haar uitpompen, opnbsp;den bodem van den Glazen Bol nedervallen,nbsp;i^usdoeikdan alle, of ten minften ver hecnbsp;ërooefte gedeelte van al die vreemde Lig-haamen, waar aan men zou kunnen vermoeden, dat men de Zwaarte der Lugt had toenbsp;te fchryven, in den Bol blyven, enbenge-noegïaam als verzekerd, dat het geen ’er uicnbsp;SntrokkeniSj zuivere en eigenclyk gezegdenbsp;^“gtzy. Wanneer ik nu egter, na de Kraannbsp;toegedraaid te hebben, denLugtledigenBolnbsp;weer met zyn voorigeGewigt op de anderenbsp;behaal in Evenwigt brengen wil, vind iknbsp;met zeer weinig verfchil, juift evennbsp;Zoo veel ligter, als by in de voorgaandenbsp;^toefneeming , na ’c inlaaten der Lugt j,nbsp;Zwaarder bevonden wierd: waar uitonweer-ipteekelyk volgt, dat de Lugt op zig zelve,nbsp;de eigen en zuivere Lugt, zonder dieDatn-
30 Dx, Zwaarte der Logt.
X. LES. pen enUitwaaffemingen,welke in baar zweC' I. Af-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;het Cewigt van een Lighaam, dat
met haar gevuld is, vermeerdert, en wezentlyke Zwaarte heeft.
Gevolgen.
Zoorte- De zoo aanftonds gemelde Proefneetnio' lyke gen overtuigen ons niet alleen, datdeLugcnbsp;^jgrLugt. waarlyk zwaar is, maar men kan’er ooKnbsp;derzelver Zoortelyke Zwaarte, haar mindernbsp;ofmcerder Zwaarte in tcgenftelling van andere Lighaamen, doorleerenkennen; wanneer racn,namelyk, een zekeren bekendennbsp;Klomp Luges, wiens Gewigt men weet,nbsp;vergelykt met een dergelyken Klomp vannbsp;een eenigc andere StofFe, die men afzon-derlyk weegt. Ik zal dit, tot beter begrip»nbsp;door een Voorbeeld ophelderen.
vinden.
Middel Als ik myn Glazen Bol, na dat ik hem vol om dieteLugt, en in ’t Water gedompeld, met dennbsp;anderen Arm der Weegfchaal in Evenwigtnbsp;gebragt heb, ligter maak, door ’er het groot-fle gedeelte der Lugt, die hy bevat, uit te
Pom*
-ocr page 85-De Zwaarte der Lugt. 3ï
hompen, zal het Gewigt, dat ik ’er aan zyn x. LES,
Arm moet byvoegen, om hec
''^eer te herftellen, net de Zwaarte aanwy.
2en van dien Klomp Lugts, dien ik’er uitge-
hokKen heb. Ik keer daarop den Bol in *c ^ater het onderfl: boven, zoo dat des*nbsp;zelfs Hals of Mond naar den bodem van ’tnbsp;tatervat gekeerd ftaat, eh draai de Kraannbsp;®pen: de Drukking van den Dampkringnbsp;^ryfc dan aanftonds een Klomp Waters innbsp;den Bol, van dezelfde Grootte en Omtrek,nbsp;als die Klomp Lugts, dien ik ’eruitpomce,nbsp;en vult den Bol met Water gelykhy te voo*nbsp;ren gevuld was met Lugt. Ik fluit daaropnbsp;Kraan, plaats den Bol in zyn voorigennbsp;ftand, en zet zoo veel Gewigts op de andere Schaal, dat alles weer in Evenwigt komt.
Dit Gewigt, dat ik om dien nu met Water Sevuiden Bol in Evenwigt te brengen, opnbsp;Schaal zetten moet, wyfi: my net denbsp;Zwaarte aan van den Klomp Waters, dienbsp;dén Bol gekomen is; en wanneer ik nunbsp;derhalven die twee Gewigten, dit van ’tnbsp;^ater en ’t voorgaande van de Lugt, mee
De 2v7aaete der Dugï«
X. LES. malkander vergelyk, zie ik in welke Evegt;** BE£*'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;twee gelyke gedeeltens of Klom
pen van Water cn vanLugt ftaau tot elkan-dere. Door op decze wys te werken heeft de Heer HAuwKsbEE bevonden , dat denbsp;Zoortelyke Zwaarte van de Lugt ftaat totnbsp;die van ’c Water, omtrent als i tot 8Sj*nbsp;Ewaarig- Wanneer men deeze manier van Proefnee*nbsp;heden, men hoort, zou men zigligtelyk kunnen inbeelden, dat ’er zeer weinig werk en zwaa-righeid aan valt was, om op die wys doornbsp;middel van een Weegfchaal de Zwaarte dernbsp;Lugt te vergelyken met die van eenige ande-jc Vloeiftof, welke men wilde: dog dit gelukt egter niet zonder vry wat moeite en oplettendheid daar aan te kort te leggen; en»nbsp;welke voorzorgen men ook gebruike mag»nbsp;altyd blyfe ’er nog eenige onzekerheidnbsp;over.
Veratide- De Zvvaarigbeid ontftaat- I. Daar uit»
ring van ge VioeiftofFen, en in’t algemeen alle
Digtnejd nbsp;nbsp;nbsp;°
door Liglnamen zonderonderfcheidjzig uitzetten
Warmte Warmte, en door Koude inkrirapen» en Kou-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, _nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
de. zoo dat liet Water en de Lugt, die men»
-ocr page 87-De Zwaabte der Lugt.'
Denjiti.
fgt;y Voorbeeld in de Maand j^uny met mal-x. LES; kander vergeleeken heeftjdezelfdeZ)/^riamp;f/V i. A r-öiet zullen hebben, en onder denzelfden dbel.nbsp;Otntrek even veel Stofs bevatten, als in denbsp;Slaand January. Die ongemak door ’t veranderen der Digtheden veroorzaakt, zounbsp;van zoo groot een belang niet zyn: indiennbsp;*^6 Stoffen, terwyl ze inkrompen op zig uitvetten, altyd dezelfde Evenredigheid totnbsp;b^alkanderen behielden,en fchoon watdig-terofyldervaninboud, in dezelfde Betrekking tot èlka^r ftaan bleeven; maar dit heeft,nbsp;by ongeluk , in deeze twee VloeiftofFennbsp;dimmer plaats, en ’t is geen zaak van weinignbsp;QOiflag en moeite, om de verfcheiden veranderingen wel te kennen en te bepaalen,
ze ondergaan naar de verfchillende trappen van Warmte en Koude, daar zezig iu
bevinden.
Gelyk ’er geen Lugt is, die men vol Menging öiaakt zuiver kan noemen; zoo is’er ook^^g^jndenbsp;geen Water, dat niet de eene of de andere Stoffen,nbsp;vreemde Lighaaraen en Stoffen in zig bevat.
¦Wat ook zommigen over dit Stuk voorftel-
111. Deel, nbsp;nbsp;nbsp;Cnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ie*
-ocr page 88-glt;f: nbsp;nbsp;nbsp;De Zvpaabte ber LtroTi
X. I ES. ien en beweercn raog^’n, men ontmoet m'e^ dbê'^'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Wateren, die, op
den zelfden G'-aad van Koude en Warmte, merkeiyk van elkander in Zwaarte veifchil*nbsp;]en. Indien men nu, omeen goedennaauw-keurig befluic op te maaken over de ju-ftenbsp;Evenredigheid, waar in Lugt en Water totnbsp;elkander ftaan, vooraf noodwendig weeteonbsp;iBOcc, welkeZüorc van Lugt en welke ZoorCnbsp;van Water men gewoogen heeft,kan men denbsp;berekening nooit tot een Algemeen Voorftelnbsp;brengen, dat in alle gevallen zou doorgaan,nbsp;en moet zig vergenoegen met te zeggen,nbsp;dat’er ten naaften bydeezeof dergelyk eennbsp;evenredigheid in ‘t algemeen plans heeft.nbsp;Verfchil- 3* Veranderingen van den Barometefnbsp;leode dóén ons op’toog zelf ge waar worden, datnbsp;^ing'van Drukking van den Dampkring altyd nietnbsp;den dezelfde blyfcj en wy zullen wel haaftna*nbsp;Jsrli^ der zkn, dat de Lugt van Digtheid vefan*nbsp;dert, naar maate dat ze min of meer wordtnbsp;zamengeperft. Het zou derhalven gemak'nbsp;ke!yk gebeuren kunnen , dat de KloiBpnbsp;Lugts, door de binnenruimte van de Gla'
jtfiÖ
-ocr page 89-De Zwaarte der Luct.
iZCD Eoi afgemeeten, en daar in begreepen, x, LES. op den eenen tyd zwaarder weegt, dan opi. a f-den anderen. Dit is ook de reden, waarom ° ® ® - inbsp;Heer Hauwksbee , ia het verhaal zynernbsp;Proefneemingen, noch de hoogte waarop denbsp;¦barometer ten dien tyde ftond C*) gt; noch hetnbsp;J^argetyde, waar in hy de Proeven deed,
^^rgeeten heeft te jneldcn: en in plaats van alleen maar de Maand (f) te noemen, ge»nbsp;lyk hy doet, zou hy buy ten t wyfFel de warm»
IC pf Koude van ’t Weêr bepaald hebben door den Graad te zeggen, op welken toennbsp;de Thermometer gereezen was; indien mennbsp;op. dien Tyd, gelyk nu, Thermometers gehadnbsp;had, wier Graaden men met elkander overeen kon brengen, en tegen een berekenen»
4» O® met genoegzame netheid en naauw- De LngtJ keurig de Zwaarte der Lugt met die vaunbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*
Water te kunnen vergelyken, moet ’er, als zelf is.
1*) Kïamdyk 29* Dulmi Engelfche Maati dat isi 'Weinig minder dan 28 Feryjchc Duimen » of ru'unnbsp;^y^landfche.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ItoVct.
- (t) De Maand Mei.
C 4
-ocr page 90-De ZwAArïe 5KB. Lüct.
X. LES. nbsp;nbsp;nbsp;Glazen Bol, diêö ,
I. A F. Hien Lugtledig gemaakt heeft, onder ’t Wa* OEïi, ter dompelt, juifl: evenveel Water inkomennbsp;als’er Lugt üitgetrokken is: want anders zoinbsp;men geen twee volmaakt gelyke en eveOnbsp;groote Klompen hebben, om tegen elkaudefnbsp;teWeegen. Maar nu weet men, dat, wan*nbsp;neer men eenig Vogt in het Lugtledig®nbsp;brengt, dc Lugt, die zig ia dat Vogt be'nbsp;vindt, zig ontwikkelt, loé maakt, en naatnbsp;boven ryft. Dit ziet men ook aan ’t Watetnbsp;gebeuren,wanneer hetzelve in deLugtledig®nbsp;Glazen Bol begint op te klimmen. He'nbsp;wordt wit van de groote menigte van Lugt'nbsp;blaasjes, die ’er uit voortkomen? en deez®nbsp;nieuwe Lugt, die het opperftegedeelte va®nbsp;den Bol inneemt en beflaat, belet dat dèzel'nbsp;ve geheel vol loqpt, en dus die Hoeveelheilt;)nbsp;van Water bevat, die hynaar zyn Ruimt®»nbsp;en de plaats die ’er de uitgepompteLugt t®nbsp;vooren in befloeg, bevatten moeit, M®”nbsp;zou dan vooraf het Water, daar menzigc®''nbsp;deeze Proefneeming van bedienen wil,nbsp;degelykennaauwkeurjg van alle Lugt nio®'
te®
-ocr page 91- -ocr page 92-38 De Zwaarte der Lugt.
X.^ES.^jg JSfatuurkundigen die naderhand zig bc-DJiEL. vlytig hebben om dit ftuktebelliflen, heeft nooit iemand de Lugt zoo zwaar bevonden,nbsp;als zy volgens de Proefheemingen van deönbsp;Eerden zou hebben moeten zyn; noch Iemand zoo ligt, als ze had moeten wezen naarnbsp;die van den laatften (*). Als men een middel-getal tuffehen beiden neemen wil, zal mennbsp;de waarheid het naad komen; gelykhetooknbsp;vry algemeen doorgaat, dat men het Regen»nbsp;water omtrent lt;500 maal zwaarder bevindtnbsp;dan de Lugt, wanneer men ze beide in eennbsp;gemaatigden Graad van Warmte neemt; bynbsp;voorbeeld, 12 Graaden boven Vord, ter»nbsp;wyl de Barometer cp 28 Duimen daat.
De-
De Heet BOYLE beduit in zyn EKperimtnta Vhj' fm-Mechanica, dat gemeen Water 938 maal zwaarder isnbsp;dan de Lugt; maar op andere plaatfcn verfchilt hy wederom in die Berekening. De Heer HOMBERG heeft»nbsp;geh'k uit de Hijlorie van de Academie der WctenJ'chaffe’*nbsp;blykt , na ook meer dan eens van Gevoelen verandertlnbsp;te zyn , de Evenredigheid van de Lugt tot het Watetnbsp;gelleld als r rot logy. De Heer HALLEY Ifeltze alsnbsp;I tot 860 ; de Heer HAüKsSEE als 1 tot t%s '¦nbsp;de Heer MÜSSCHENBROEK als i tot 681.
Noilet.
De Zwaarte der Lugt, 30 Dewyl de Omtrekken toe elkander ftaanX. LES.
io de omgekeerde Reden van deZoorte^yke^j,^^^'
Zwaarten, zou men een Klomp Lugts van een eenpaarige digtheid en 900 Taarlmgs- ^^aartenbsp;Voeten groot moeten hebben, omEvenwigtvan eennbsp;te maaken met een Taarlingsvoec Water,nbsp;omtrent 70 Pond weegt; waar uit volgtLugt.nbsp;dat de volftrekte en eigen Zwaarte vaneennbsp;Taarlingsvoet Lugt omfrent een Oncamp; ennbsp;twee Gros haaien zal.
Zoo dra men overtuigd is, dat de Lugtp^yjj. Zwaarte heeft, zal men zig niet meer behoe king dernbsp;ven te verwonderen, dat men zynHand te-^“®nbsp;gen een Ontvanger, die van bovenopen is,nbsp;ftyf voelt aandrukken, als men 'er de Lugtnbsp;tiittrekt door middel van de Lugtpomp.
Want ZQo langde Ontvanger meteen Lugt,
®ven digt en zwaar als die van den Darap-^ring, vervult is, ftcunt de Hand niet al-leen op den rand van den Ontvanger, maar
ook
tgt;e Heer Wolf, Elm: Amm. S. 57. Mgt . Taarlujjjyogf Lugc i Once en 17 Greinin Weefit’
40 Da Zwaarte der Lugt.
X. LES. ook tefFens op den Klomp der VloeiftofFei deeTnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Drukking der
Zie IL Deel. 2nbsp;Stukje,nbsp;bladz.nbsp;55Ï-
Buitenlugt weêrftaat cn evenaart. Maar als men den Ontvanger ledig pompt, neemtnbsp;men dat Steunzel van onderen weg, en ruftnbsp;de Hand, door de Buitenlugt als voorheennbsp;gedrukt, alleen maar op den rand van ’tnbsp;Glas. Men zal ’er dezelve derhalvenniecnbsp;kunnenafneemen , zonderde Drukking,dienbsp;'er van buiten op gefchiedc, te overwinnen,nbsp;en die ganfcheKolom van Lugt, die 'er opnbsp;ftaat,opteligten. HetGewigtnu van dee-zeLugtkolom, die verplaatft moet worden,nbsp;evenaart in Zwaarte een Kolom Van Kwikzilver , wier Voeifteun zoo breed is, alsnbsp;het Vhk, dat binnen den rand van den Ont-'1 e fter vanger bcgreepcn wordt, en die een Hoogtenbsp;de breed-2 7 of i8 Duimen: gelyk men uit
te der , 2,orgt; zeer beroemde Proefneeming van
Lugtko- nbsp;nbsp;nbsp;V r I
lom. Tckhicelli heeft kunnen zien.
Hier uit volgt,dat die Drukkirgzooveel fterker moet zyn en voelbaarder, maar raaa-tc dat de Ontvanger van boven grooter ope-ging heeft. De Hand wordt ’er daarom ook
vry
-ocr page 95-Da ZwAAETS dEr Lugt. 4*
vry flyvejopneêrgeprefl, dan men den top X. LES. vanzyn Vinger tegen de Koperen Plaat ven ^nbsp;Lugtpoinp voelt aandrukken, als mennbsp;denzelven op het gaatje houdt, datm’t midden van die Piaac is. Om de zelfde itdennbsp;Jaat zig ook. een holle Sleutel, daar mennbsp;^an zuigt j en die daarop aan de Lip kleeft,
2oo veel tebezwaarlyker daar van aftrekken, naarmaate dat dezelve wyder van Pyp is.
Wanneer men op de ftraksgemelde wys voorde Lugt onder de Hand of cenig andv,r ge- beelden deelte van ’t Lighaam wegpo-mpt , moet j^^gc.nbsp;men vvel zorgdraagao, dat de Rand yan den pomp.nbsp;Ontvanger niet tefcherpzy; «vant andersnbsp;zouthy ligtelyk door’t Vel kunnen heennbsp;fnyden en den Proefceemer kwetzen.
Men kan’er een opmerkelyk Voorbeeld van zien, als men de helft van een Appel of eennbsp;Schyf vaneen Knol op den Otitfanger legt,nbsp;Aanftondsopdcneetften flag doorgaans vannbsp;den Zuiger wordt ze doorgefneeden, en eennbsp;kleinder Schyf, aan den binnenrand in Gra*
trekgelyk, wordt als niet geweld eneenig S^druis Jq Ontvanger necrgeftoocen.
C 5 nbsp;nbsp;nbsp;Van
-ocr page 96-De Zwaarte der Lügt.
X- LES. Van deeze aandrukking en yaftkkcving,
I- djor raiduel van dc Perfing der Buitenlugt
Gebruik '^‘^'quot;oorzaa^t, zou men zig raogplykmet veel
in de voordeel in de Heelkonft bedienen kunnen.
Htel
koiift.
Ik fprek nu van het Kuppen niet, dat zoQ algemeen bekend Geneesinidde!, dog ’c welknbsp;thans in Frankrijk genoegzaam in onbruiknbsp;geraakt is: mair komen ’er niet wel zom-tyds gelt.ger.heden voor, dat men voer eennbsp;korten tyd eenig fynea teder Deeltje moetnbsp;vatten en vafthouden, ’t welk men , ’t zynbsp;om zyn gedaante, ’t zy om zyn kleinheidnbsp;of zagtheid, met geen Tangetjes en anderenbsp;dergelykcWerktuigcnligtelyk grypen en behandelen kan? In zulke gevallen zou eennbsp;klein Pompje, wiens mond, Verhemelt ofnbsp;‘Trompsgewys gevornid, van zulk een Om-trek zou kunnen genomen worden, en meenbsp;zulke Werk tuigen voorzien,als man gevoeg-lykft oordeelde, in de hand van een kundignbsp;enbedreeven man, een veilig en heilzaamnbsp;middel kunnen zyn om de Werking gelukkig te volvoeren- Jk Iaat het aan het oordeel der Konftkenneren zelve over, welk
ge-
-ocr page 97-De Zwaarte der Lugt. 4^
gebruik men hier beft vaa zou mogen maa-x. LES.
DEEt.
Deeze geweldige Drukking der Buiten-Lugt ^ugCjdoor haarGewigt veroorzaakt, moed. breekt denbsp;2ou men in den eerften opflag zeggen,
Glazen Klokken, die men op de Koperengers niet. Plaat der Lugtpompzet, om ze lugtlcdig tenbsp;niaaken, in ftukken drukken en verbryzelen.
^laar zo men op de Vorm van de Glazen, die men, daar toe gebruikt, agt geeft, zalnbsp;tnen Ugtelyk kunnen bemerken, dat zy, alsnbsp;altyd ingedaantevaneeniïo/of Gcwelfswy* Cylindre.nbsp;ze cenpaarg gerond, door die vorm zelvenbsp;tegen dit toeval beveiligd w-ordcn. Dewylnbsp;bun buitenfte Oppervlakte noodwendignbsp;grooter moet zyn in die Vorm, dan de bin-Dcnfte, hebben al de Deeltjes, die de diktenbsp;'^an’t Glas uitmaaken, dezelfde gedaante, alsnbsp;die ftukken,waar meê men deBoogen van eennbsp;^''ugzamenftelt: ’t zyn allen geknotte Kegelsnbsp;°fPuntzuilen, diedoor hetGewigt der Bui-tenlugCj dat hen van alle kanten inwaartsnbsp;dtukt, tiaaj. ggjj gemeen Middelpunt of Asnbsp;gcper ftj elkandereu wederzyds onder fchraa-
44 De Zwaarte qer Lugt.’
X, LES. gen en ia verband houden. In Figur 4 I- ^iec men dergelyk een Ontvanger volgensnbsp;f \nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Sgt; evenwydig met zyn
hg. 4 .5. Voet doQrgefneeden, waar in men, het beloop der Deeltjes in de dikte van ’t Glas on-derfcheidcn kan.
Maar verbry-zelt denbsp;Plattenbsp;Glazen ;nbsp;en doetnbsp;een Blaas
P L. a. Fig. 6.
Dat deeze ronde Gedaante der Glazen het alleen is, die hen, als ze Lugtledig zyn.nbsp;tegen de Kragt der Buitenlugt beveiligt,nbsp;blykt verder oogenfghynlyk daaruit, datnbsp;zy, als men hun eenige andere Vorm geeft,nbsp;ballen, die Drukking niet kunnen doorftaan en onfeilbaar in {lukken breeken. Men zet, bynbsp;voorbeeld, den Ontvanger, die in önbsp;verbeeld wordt, op de Lugtpomp; hy isnbsp;van onderen en van boven open, even gelyknbsp;het Glas, daar wy voorheen van fpraken,nbsp;waar op men de i hand Icide, om de Drukking der Buitenlugt te voelen. Men fpantnbsp;’er van boven een natte Blaas overheen, dienbsp;men om den rand vaft bindt, en vervolgensnbsp;droogen laat. Naar maate dat men met denbsp;Pomp werkt, om ’er de Lugt van ondernbsp;uit te trekken, drukt de Zwaarte van de
Bui*
-ocr page 99-Dé Zwaarte der Lugt. quot;Ai
ÊuitenlügtiiiegefpannsnBlaasinwaarts,doetX. LBS« haar de gedaante van een holle Kom of ron-•^en Kuil aanneemen, zoo lang tot dat zenbsp;hiet vry wat gedruis in Hukken beril. Eennbsp;Plat üukGlas j een gemeene Venlter-ruicnbsp;hy voorbeeld, of een ftuk Spiegelglas, innbsp;plaats van de Blaas op den Ontvanger gelegd, zou even eens in Hukken gebroken ofnbsp;verbryzeld worden, indien men’c doormiddel van een genat Leér, dat men’er tuffchennbsp;leij of op eenige andere wys, naauwkeurignbsp;en overal digt op dén rand van den Ontvanger deedt fluiten. Een quot;zoort van Plattenbsp;Vleflen, die doorgaans van dun glas gemaaktnbsp;®n met Teen bekleed worden, breekendik-als men ze, nog halfvol Vogt, aannbsp;den Mond zet en ’er uit drinken wil: want,nbsp;wanneer men wat te Herk Zuigt, wordt ’ernbsp;de Lugt, die inde Vies is, te zeer door verdund; het Gevvigt van den Dampkring, dienbsp;op de platte zyden drukt, perH zeinwaaresnbsp;®^ar elkander toe, en doet de Vies breeken.
1-leeze Zoorten van Proefneemingen, en Oorzaak
inzonderheid die van de Blaas, doen yderg^V
'4^
De Zwaarte der LuGTi
X. LES'doorgaans, die dezelve voor de Éerflemaa» I. Af- ziet, verbaasd liaan, over den geweldigeDnbsp;» E K L. jjgg g,.QQ(. gedruis ^ dat ’er meê verzeldnbsp;by hoorunbsp;nbsp;nbsp;nbsp;üitwerkzel ontllaat daar uit, dat
deLugt met een ongemeene fnelheid (*}gt; eensklaps, en met een groote hoeveelheidnbsp;tefFens, in het ledige Glas dringt, en tegeanbsp;deszelfs Wanden aanllöot. Want alle Ge'nbsp;luid wordt eerft en oorfpronkelyk doofnbsp;de Botfingder Lighaamen tegen[elkandereDnbsp;gebooren,ge[yk wy in’t ver volg zullen doeDnbsp;zien: en de VloeiftofFen zyn van dien aart)nbsp;dat ze zeer gefchikt zyn om de valle Lighaa*nbsp;men te llooten en te doen trillen.
En by 't dergelyks wordt men ook gewaar, aB aftrekken men fchiclyk den Stop van een Kokertje, d^nbsp;Kurk van een Viesje, rukt, of den Stampernbsp;een Eo- uit een Spuit trekt, die van onderen gellopcnbsp;leertje, jg. tnen maakt, naamelyk, op die wyze,ionbsp;dat Kokertje, in die Vies of Spuit, eeO
zoort
(*) Volgens den Heer FAPYN heeft de Lugt vah den Dampkring, als ze weer m 't Ydel dringt, eeO®nbsp;Snelheid, die haar 30j Voeten in ééne Sekonde z®**nbsp;doen afloopen. Ahregc ik Loatorfe tm, l.
Hollet.
-ocr page 101-4?
De Zwaarte cer LugI'.
van Ydel, ’t welk de Buitenlugt, zoo x. LES; haardenvryen toegang vergund wordt,nbsp;den uiterften fpoed weer tragt te vervulden: want terwyl men liet Kokertje A BC, pnbsp;tgt;y voorbeeld, open trekt, wordt het groo Fig.
^er van ii houd , en de binncruimte , die van A maar tot B liep, is nu verlengt totnbsp;2aa C. De Lugt, die in ’t Kokertje is,
Wordt ’er derhalven ook ylder en minder '^igtdoor; dewylzy, in plaats van een ruimte als AB te beflaan, gelyk zy deedt, zoonbsp;lang Ze in haar natuurlyken ftaat was, zignbsp;nu tot aan C toe uitftrekt, en de ganfchenbsp;ruimte beflaat van A C. Dog dit zal mennbsp;fflogelyk klaarder begrypen kunnen, als wynbsp;gezien zullen hebben, op welke wyze denbsp;Lugt zig -verdunt en ylder wordt, wanneetnbsp;then met de Lug'pomp werkt.
De Digtheid der Lugt, en bygevolg haaryeer.’ zoortelyke Zwaarte, die daar van afhangt,nbsp;d^dyftniet altydbeftendig dezelfde. Zy ver-^^^'^'nbsp;3ödert dikwils merkelyk, niet alleen doornbsp;Hitte en Koude, gel5'kalle andere StolFeJy-^sLighaamen gebeurt, maar ook door een
meer-
-ocr page 102-DE Zwaarte der LugT*
X LES. meerder of minder Graad van ZamendruX-* bëe^l even eensals in de VeerkragtigeLig*nbsp;haamen plaatsheeft. Eveneens, zeg ik, alsnbsp;in Veerkragtige Laghaamen: want de Lugtnbsp;behoudt altoos, op dien tyd zelfs, als zeza*nbsp;naengeperft wordt en blyft, het Vermogennbsp;om zig weer uit te zetten, en een grooternbsp;JRuirote te bell3an;zoo draa men maar de oor*nbsp;zaaken haarer ióeenperfing weg neemt^ evennbsp;^elyk andere ^öerkragtigeLighaamen.PaardS'nbsp;hair,WoI,^ ederen; enz. Metditonderfcheidnbsp;nogtans, dat alle deeze Stoffen, als ze of tenbsp;fterk , of te lang agre'- een zamengeperffnbsp;geweeft zyn, hiar Veerkragt ten deele ofnbsp;wel geheel verliezen, daardeLugt in tegeflnbsp;deel zig altydaanflonds volkomen weer het'nbsp;itdtea haar volle Kragt behoudt. Tot nognbsp;toealthans, mag men ten minften zeggen,nbsp;heeft men geen een enkel Geval ontmoet,nbsp;waar uit men het tegendeel zou kunnen op*nbsp;maaken. (*).
^ewosn is te doen.
Nollet.
(f) De Heer ROBERVAL heeft een zamenf*' perfte Lugt, in een Windrotting, vyfti'en Jasten iaHÊnbsp;agtei een bewaard, en na verloop van dien tyd dce**nbsp;die Lugt neg dezelfde Kiagt als ze ih dergetyk ge''*
-ocr page 103-Dk Zwaarte der Lugt. 49
DEEL.
DeLugtdruktzigzeive, door haereigenX. LES. in een: zoodacde.Lugc, die nien^-^-^r
°P een Vlakte inademt, digter en méér za-^^ ^ugt ^engeperftig, dandie, welke men ontmoet is op eennbsp;®P een Berg; dewyl deeze laatfte met dunnernbsp;Kolom Van een mindere Hoogte belaadeïi is, dan op denbsp;dan de eerfte.
Dog op welk eene wyze en door welke De Veer-*’3iddelen de Lugt ook zamengeperft haar Veerkragc maakt altoos Evenwigt met maakt al-deKragc, die haar in een drukt; zoo datnbsp;^y? wanneer ze haarWederwerking vry mag de Za-oefFenen, als een met Veerkragt bezieldenbsp;^loeidof alles doen kan, wat de KrSgt ,de Kragt.nbsp;die haar zatnenperfte, zou hebben kunnennbsp;doen: men zal zulks nader opgehelderd ennbsp;btweezen kunnen zien in de volgende Proef-beemingen.'
II. ProefneemINÖ,
Toejlel.
dK
g ^ Glazen Buis, PL. i. ® s een Hevel gekromd, wier langfte Arm^’S’* S»nbsp;Ül. Deel.
-ocr page 104-^0 De Vêerkragt de Lugt;
X. LES.^^E by na 8 Voeten langce heeft, en de kort-I. Af“ van d totGgerekend, iRDuimenlang is. De Buis heeft van binnen 3 of 4 Lynennbsp;Middellyns, en hec gedeelte dG moet vol*nbsp;maakt Rolrond zyn. In E is ze open ennbsp;gefloten in G. Zy is onbeweeglyk vaft gemaakt aan een Plank, die dik genoeg is, omnbsp;niet ligt te buigen, en van d tot E, gelyknbsp;ook van ^totG, in Duimen afgedeeld. Mennbsp;zet hét Werktuig over end, en Iaat’er eennbsp;weinig Kwikzilver in loopen, tot datdeEl-leboog van weérzyden tot d vol is: mennbsp;gaat daar op voort met Kw'k in den langennbsp;Arm Ed te gieten, ennaarmaate dat dezel*nbsp;ve allenskens meer en meer vol wordt, leCnbsp;men, door telkens op de Dnimtekeningennbsp;van wederzyde agtte geeven, welke evenredigheden de hoogte van het Kwik in dsnbsp;twee Armen houden tot malkander.
Uit^erkzeis.
Als het Kwik in den korten Arm 4 Dui' men boven het Punt d ftaat, heeft men, vaUnbsp;bec Waterpas van die Hoogte van 4 Duimcö
aft
-ocr page 105- -ocr page 106-5 a nbsp;nbsp;nbsp;De Veerkragt der. Luoï.
X. LES. Kwikzilver op de hoogte van de Lyo M Bie« 2ig zelven in Evenwigt blyfc, maaltt dienbsp;kleine Lugtkolom door haar Veerkragt ooknbsp;Evenwigt met de andere Lugtkolom, die ionbsp;den langen Arm op het Kwikzilver ftaat«nbsp;en zal derhalven niet grooter noch kleinelnbsp;van Omtrek worden. Als men ’er verder iunbsp;den langen Arm Ed Kwikzilver bygiet,nbsp;ryft het ook in den korten Arm niet in de*nbsp;, zelfde evenredigheid, dewyl de Lugc, dienbsp;’er in beflooten is, Weerftand biedt- Dienbsp;Weerftand belet egter niet, dat zy tot eennbsp;kleinder Vak wordt in een gedrongen, dewyl ze dan gcperft wordt niet alleen door ’tnbsp;Gewigtvanden Dampkring, als voorheen»nbsp;maar ook nog daarenboven door de Zwaarte van de bygegooten Kwikkolom in deflnbsp;tegenoverllaandcn Arm; gerekend, naame-lyk, van het Waterpas af van de Kwiks-hoogte in den korten Arm; dewyl alles watnbsp;onder die Lyn van ’t Waterpa.s is, vaOnbsp;weerskanten gelyk is, cn met elkander idnbsp;Evenwigt ftaat.
En meer Toen wy van den Barometer fprakeo»
merk'
-ocr page 107-De Veerkragt der. Lugt, 53
^•bladz.
S50.
*^Grkten wy aan, dat een Kwikkolom vanx. LES. omtrent 28 Duimen hoogte zoo zwaar woognbsp;of drukte, als eenLugtkolom vaneen gelynbsp;ken l^oetfleun, en die een hoogte had , als die naar datnbsp;^an den Danapkring; 14 Duimen Kwikzil-g^^^^g®nbsp;ver,by de Zwaarte der Buitenlugc gevoegd, of klei-^ullen derhalven de Drukking, die dezelvenbsp;oefFenc tegen de Lugt, die jn den Arm (iGjjnbsp;beflocenis, een derde vergrooten; dewyla Stuk,
Ze voorheen uit haar eigen Kragc als met een Gewigt van 28 Duimen Kwikzilvernbsp;drukkende, nu byge volg drukt met een Ge-wigt als van 4a Duimen. De Lugckolomnbsp;^an den Arm dG wordt ’er derhalven ooknbsp;door in één geperd, en neemt, in plaatsnbsp;Van een langte van 12 Duimen, gelyk ze tenbsp;vooren deedt, te blyven beflaan, nu flegtsnbsp;een ruimte van 8 Duimen in, en wordt dusnbsp;4 Duim korter, het welk het juifte derdenbsp;gedeehe is van haar voorige langte van iz
Als de Kwikkolom, gelyk ih ’c tweede Twee Voorbeeld, 28 Duimen boven zyn Water-Piis ftaac, ea het Gewigt van den Dampkring maakea
-ocr page 108-54 De Veerkragt dee Lugï.
X. LES. derhal ven verdubbeld is, beflaatdeLugtkO' * • lom, welke door dien dubbelen Dampkring
P £ K Ij »
in een gedrukt wordt, flegts een hoogte van
haarcensg £)ujtnen; en is derhalveneenszookortof 200 digt.
klein van Omtrek geworden, als ze te voeren was.
Vier In het derde Voorbeeld maakpn 84 Dui-Simden Kwilzilver drie op elkanderen (taande viermaal Kwikkoloraraen, yder van 28Duimen uit,nbsp;digter.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(jeyyjgc derhalven met laalkadr de
Doch
deeze
evenre
digheid
Zwaarte van drie Dampkringen evenaart. De Lugtkolom in dG wordt nu derhalvennbsp;door vier Dampkringen, dat is drie vierdenbsp;flerker, gedrukt, en moet derhalven ooknbsp;drie vierde van haar langte verliezen , datisnbsp;viermaal korter worden. Daar blyvenooknbsp;van die Kolom van 12 Duimen maar 3 Duimen Lugts, of een vierde, over.
DeezeProefneeming, welke wy aan BoY-LE en aan Mariotte verfchuldigt zyngt;
. nbsp;nbsp;nbsp;(*) bewyfl, gelyk men ziet, duidelvk,dac
gaat met ^ ^ j f b j nbsp;nbsp;nbsp;^
door tot de zam.cngcdrukte Lugt in Omtrek afneemr,
in ’t OU- nbsp;nbsp;nbsp;naar
Hoyle contra Lanttm 4^* OcHvrss dc Mariot^^, in 4 föw. I. 153*
-ocr page 109-t De VeKrkract'der Lugt. 55:
naarmaate, en in dezelfde eyenredigheid,X. LES* de Zamendrukkende Kragt toeneemt,*'^^^'
€n dewyl eenStofFedigter ofylder genoemd Wordt, naar raaate dat derzelver Deeltjes nader by één zyn, en met elkander kleindernbsp;plaats en Omtrek beflaan, zou me» mogennbsp;^sggen, dat de Lugt naauwkeurig den regelnbsp;volgt van’tGewigtdaarzemeê belaadenis,nbsp;cn dat haar digtheden, regtftreeks, zyn als denbsp;Kragten, die haar inééndrukken. Het fchyntnbsp;Egter niet onbillyk , dat men denke, datj^p^, p,nbsp;juift deeze evenredigheid niet altoos, tot in a*nbsp;den uiterften Graad van Zamenperffing toe,nbsp;ftand zal houden; of men zou, zonder ge-Doegzaamen Grond,zig moeten willen verbeelden, dat de Lugt, in dit opzigt, eennbsp;byzonder voorregt zonder wcêrga Ind:nbsp;want wy kennen geen een eenig ander Veer-kragcigLighaam ; 't welk tot in’c oneindigenbsp;samengeperft kan worden , cn in dieZamen-periling altoos beftendig de zelfde evenre-'1'gheid houdt,als deKragten, die ’er op wer-Daarenboven, dewyl de Lugt nimmernbsp;E^beel zuiger is, en de vreemde StolFen,
D 4 nbsp;nbsp;nbsp;die
-ocr page 110-56 De Vkerkragt der Lüöt.
X. LES. die in haer dry ven, den zelfden Graad vaO Zamenpersbaarheid, ais zy , niet bezitten,nbsp;mag men met reden denken, dat haar Deeltjes, na dat ze zeer fterk in een gedrukt zyn,nbsp;eindelykhun Buigbaarheid zullen verliezen,nbsp;en zig niet verder in één laaten perlTen, de-wyl zegeftutengeftuit worden door vreemde Lighaamen, die van dien aart zyn, datnbsp;zy voor geene, ons bekende, Kragten wy-ken.
Vcor-zorgen by denbsp;Proef-
Om de zooaandondsbefchreeveriProef-neeming met genoegzaame naauwkeurig-heid te doen,moet men deeze volgende voor-neeming. zorgen neemen. i. De twee Armen van de Glazen Buis moeten volmaakt evenwydignbsp;aan elkander loopen , en men moet welnbsp;zorg draagen dat het Werktuig naauwkeurignbsp;in de Loodlyn fta, terwy! men de hoogtennbsp;van het Kwikzilver waarneemt : want de-wy! de Vogten weegen naar maate van hunnbsp;Begtftandige hoogte boven den Zigteinder,nbsp;zou de Drukking, indien de Armen helden,nbsp;niet evenredig zyn aan de langte der Kwik-kol mnica, die ze bevatten, i. Men moet
zig
-ocr page 111-De Veerkbagt der Lugt. 17
zig ook wel wagcen-i vandeLvigCivolotn,itgt;x. LES. Arm dG bcflateo , door eenig toéval i* Af-
D £ £ 1«*
de eene of de andere wyze te verwarmen te verkoelen; want die verandering vannbsp;Warmte of Koude zou haar van Onïtreknbsp;hoen veranderen, en de juiftemriat der Za-nienperfling, alleen door de Drukking vannbsp;hst Kwik en de Buitenlugt veroorzaakt, onzeker maaken. 3- Men moet ook wel toezien, dat de korte Arm van binnen volmaakt Rolrond zy: want anders zouden al ^nbsp;de gedeeltens of (tukken van de Buis, Ichoonnbsp;Volkomen even lang, niet van den zelfden in-houdzyn, en net even veel Kwiksbevattennbsp;kunnen : en zeu men derhalven den Graadnbsp;der Zamendrukking van de Lugt mn geennbsp;genoegzaame juidheid kunnen befluirennbsp;uk de verkorting dei Kolom , die zc maakt,nbsp;zig allenskens kleinder vertoont, naarnbsp;maate dat de Drukking toeneemt.
yS De Vekekragt der Luot,
X. LES.
I. Af-
III. Pboefneeming.
Toeftel,
11 verbeelde, in Fig. 9, een Emmer o( Vaas vol Water, welks Graad van Warm'nbsp;te of Koude men kent door middel vaneennbsp;Thermometer i dien men ’er indompelt. |Pnbsp;die Vaas ofEmmerpIaatft men door middt^nbsp;yan eenCewigc ofanderzins een Vies, wiefnbsp;mond LL zeer wyd is. Mén maakt vet'nbsp;volgens een Stop van Kurk, dien men innbsp;midden doorboort, om ’er de Buis van dei’nbsp;Parameter KM door.te fieeken, cn plaatftnbsp;het een en ’t ander in dier voegen, dat bel-onderfte gedeelte van den Barometer M il’nbsp;de Vies komt. Vervolgens giet men gefmol'nbsp;ten Wafch, met Terpentyngemengd, ofnbsp;de Kurk, om daar door alle gemeenfebsPnbsp;tuilchen de Buitenlugt cn de Lugt, diei'’nbsp;de Vies is, af te fluiten. Dog op dat ni^''nbsp;mogelyk de Hitte van-'c gefmolten Wafc^'nbsp;de Binnen’ugt verwarmen , en daar doO’'nbsp;dcrzelverDigcheid veranderen mogt, masK*-
-ocr page 113-De Veerkragt der Lugt. sö
in de Kurk en in ’c geen men ’eropge-X. LES. gooten heeft, een kleine opening, dienbsp;niet fluit, dan na dat alles eerft weder vol-komen koud geworden en in zynnatuurly-ken ftaat geraakt is. Aan een wel afgetekende Schaal ziet men de Hoogte, waar opnbsp;Kwikzilver in den Barqmster ftaat.
Uitwerkzels.
Het Kwikzilver blyfc niet alleen op depeLugt, zelfde Hoogte, zonder te ryzen ofte daalenyies be-op ’coogenblik, dat mende Vies ftopr, ^oflootra,nbsp;de gemeenfehap tuffehen de Binnen cnBui-denBL-o.
ten-Lugt sffnydt; maar fchoon het in ver-meter op
dc CTQ»
¦Volg, naar maatevan degetemperdheid van^,o,5rs 'Je plaats, daar ’c is, min cf meer veranderin- hoogte,nbsp;sen van Hoogte zomtyds onderga, zoo dranbsp;h^en’ccgter weer tot den zelf Jen Graad vannbsp;kVarmte en Koude brengt, dien het had in’tnbsp;^ater van den Emmer II, waar indcToe-gefchiedde, herftelt zng het Kwik altydnbsp;op zyueerftcHoogte, diementoenopnbsp;Schaal aantekende. En dit öitwerkz.elnbsp;altyd eveneens, zelfs na verloop vapnbsp;'^'^ïfcheiden Jaaren.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^P'
-ocr page 114-X. LES.
I. Afdeel.
De Veer-kragt der Lugt isnbsp;de Za-men
drukkende Kragt in vermogennbsp;gelyk.
tfo De Veerjcragt der Lugt.
Ophelderingen.
Op het oogenbük, voor dat raen de Vies ftopt, maakt de Lugt die ’er in is, en metnbsp;de Buitsniugt gemecnfchapheeft, nog efeonbsp;gedeekc uit van den Dampkring , draagtnbsp;dpszelfs Pcrsfing en ocfFent, door regendenbsp;binnenwanden van de Vies, en op alles watnbsp;zy ’er in vindt, te fteunen, daar de zelfdenbsp;Persfing op: zyoefFent zederhalven ook opnbsp;hetKwikbakje van den Barometer, en houdtnbsp;daar door het Kwik op de gewoone hoogtenbsp;van zS Duimen. Zoo dra men nu de Viesnbsp;flopt, heeft die zelfde Klomp Lugts, nunbsp;van de Buicenlugt gefcheiden , niets dan zy onbsp;eigen Zwaarte, welke zeker zeer gering is innbsp;vergelyking van die van den Dampkring,nbsp;daar by te vooren gemeenfehap meê had:nbsp;maar or.dertuflchen blyft egter die Klompnbsp;cok als te vooren zamengedrukc, cn ionbsp;den zelfden Graad van ineenpersfing, waarnbsp;in hem de Kragt van dat Gewigc, daar hynbsp;nu niet meer meê belaaden is, gebragt had-de. Dceze Kragt evenaart hy door zyn
we-
-ocr page 115-JDe Veerkragt der Lugt. öt
Wederwerking; en houdt daarom, door alsx. jLES.
Veerkragtig Lighaam.dat zigtragtte*'^^^-oatfpannen, te werk te gaan, hetKwikzil-ver op'de zelfde hoogte van 28 Duimen, daarhy’cophield, toen hy nog in gemeen-fchap werkte met de Buitenlugt.
Uit deeze Proefneeming ziet men duide-En blyft Jyk, dat de Veerkragt der Lugt niet alleen,nbsp;in haar wederwerking, deKragt, die haarftendig
Ik**
zamendrukte, in vermogen evenaart r maar^^^ dat ook die Veerkragt beftendig de zslfdcnbsp;blyft, en niet allenskens , gelyk die vannbsp;andere Lighaamen , door den Tyd verzwakt en afneemt: dewy] het Kwikzilvernbsp;altyd den zelfden Graad van hoogte behoudt, of dien aanftonds weder verkrygr,nbsp;al bewaart men dien zelfden Klomp Lugtnbsp;lange Jaaren agtereen in dien Toelfel, ennbsp;zonder eenige gemeen fchap met de Bui-tenlugt, in zyn Vies opgeflooten.
-ocr page 116-X. LES. I. Afdeel.
d’a De Veerkract der Luct,' IV. Proefneemiijg,’nbsp;Toejlet,
j,j^ 2 In Figuur to, ziet men twee holle Kope* Fig. 10. ren Ha'fronden afgebeeld, van 6 Duimennbsp;Middellyns, van welken het een voorzienignbsp;met een Kraan enTap, waarmeêmen’topnbsp;de Lugtpomp zet, en het ander boven opnbsp;h midden z;yner Bolronde Zyde met eennbsp;Ring gewapend, daar men ’tgevoeglykaannbsp;kan ophangen* Deeze twee halve Bollennbsp;Voegt men tot een ronden Kloot aan een;nbsp;en om derzelver famenvoeging gemakke-lyker te maaken, en ze te beter en digtefnbsp;op elkanderen te doen fluiten, is de rand vadnbsp;den eenen met een platten Ring belegd,nbsp;wiens breedte binnen en buitenwaarts evennbsp;ver uitfteekc; men bedekt dien Ring metnbsp;nat Leér, daar men den anderen halven Bolnbsp;met zyn rand op zet, en naauwkeurig opnbsp;doet fluiten.
Men pompt vervolgens de Lugt uit dee* ze nu tot een hollen Kloot vereenigde hal'
De Veirkragt dbr Lugt. 63'
bollen, en draait dan de Kraan toe, om dex. LES. “liicenlugt allen toegang te benecmen, en ^nbsp;Kloot Lugtledig te houden. Als mennbsp;^etn daarop van de Lugtpomp afgenomennbsp;, fchroeft men aan den Kraan een Me»nbsp;taaien Haak, die fterk genoeg is om
een
Gewigt van 60 Ponden te draagen j en maakc t^sn Ring ergens aan vaft.
Uiiwerkzels.
60 Ponden trek-' ken tweenbsp;Lugt-ledigenbsp;Halfronden nietnbsp;van éénnbsp;PL. 2.nbsp;Fig. lU
Als men deeze twee dus vereenigde halfronden ophangt, gelyk by voorbeeld in Figuur II vertoond wordt, is het Gewigc van Ponden, dat men aan den Haak doet,nbsp;tiiet in ftaac om ze van malkanderente trekken: maar wanneer men door’t open draai-i^n van de Kraan de Lugt ’er in laat, wy-ken ze door de minfte kragt van zelf van één.
V. PROEFNEEMlWGi Toefiel.
Als men de twee Halfronden , door ’t pL. 3.' ®irpoinpen van de Lugt, zig op elkander
heeft
12.
-ocr page 118-Cu). De Veerkragt der Lugx*u
Ofi£]
X. LES. heeftdoen vadzetten,behoefttneojinplaa^^ van ze van deLug'pomp af te neemen , tl®nbsp;Kraan, waarmeê/.eopdePoinpgefchroeftl
zyn,flegts een flag tweeof drielüs te draaieP» op dat men een Ontvanger, dien mennbsp;over heen zal zetten, Lugtledig zou kuo'nbsp;pen raaaken. Deeze Ontvanger moet vaOnbsp;boven open zyn, en voorzien met een zoofCnbsp;van Koperen Bos, die gevuld is met'digiquot;nbsp;op één gepakte en zamengedrukte SchyveOnbsp;van gevet Leêr, door welke men een zeefnbsp;net gedraaiden en volmaakt rolronden Me*nbsp;taaien Steel heen fteekt. Die Steel heeft vaOnbsp;boven een Ring of Handvat, waar meê mcdnbsp;hem draaien, en op of nederwaarts verfchui*nbsp;ven kan; aan ’c ander end loopt hy op dönbsp;wys van een Haak , waar meê men dednbsp;Ring van den bovénflen ha!ven Bol vactednbsp;kan : geiyk in Figuur la nader gezien kadnbsp;worden.
liddel Door Middel van deezen Bos met zVd ^aUer-Leêren kan men, als by wel toegefteld isgt;nbsp;L'wee- allerhande zoorten van beweegingen in ded
,ingente£^yg^jgjjjggjj Ontvanger maaken , zondek
daC
De Veerkragt der Lugt. 6$
dat de verfchillende beweegingen en draai-X* LES. j®gen, die men mee den Steel doet, ’er ee-%eLugt, tea minften dat noemens waar- _nbsp;dig is, laaten inkomen. Ik behoef hier nietnbsp;te zeggen, dat men in plaats van een Haak, digennbsp;daar men zig in deeze Proefneeroing van be-dient, aan ’t onderend van den Steel aller-itande andere zoorten van Werktuigen kannbsp;''aft maaken, die men tot zyn oogmerknbsp;ttoodig heeft.
Uifwerkzels.
Als men de Lugt in den Ontvanger, doorDeHalvc t Pompen, tot aan zekeren trap verdundnbsp;^^eft, en den Steel, die door den LeêrenziR nietnbsp;loopt, om hoog trekt, fcheiden de twee yfcifnbsp;Waive Bollen gemakkelyk van één ; ennbsp;men dan den opgeligten bovenften halvennbsp;I^ol weêrneêrdrukt en in zyn voorigen ftandnbsp;°P den benedenften plaaift, en alsdan denbsp;in den Ontfanger laat, zitten ze we*nbsp;d^i'orn zoo vaft aan één, als van te vooren,nbsp;men ze in ’t Yüel bragt.
Pp*
Wl. Deel.
-ocr page 120-%. LES.
I. A F-DE EL.
De Veer nbsp;nbsp;nbsp;Halve Bolles zetten zig aan elkan*
kragt der deren niet vaft, zoo lang de Lugt, die ifl Binnen- bellooten is, in haar natuurlyken ftaatnbsp;houdt deblyft, dat is, even digf als déBuitenlugc;
Halve nbsp;nbsp;nbsp;Kragt, wel-
Bollen ke die Binnenlugc doet, om zig uit te zet-van éen.jgj^ ^ twee Halve Bollen van elkanderefl
te verwyderen, volmaaktelyk die van dén Dampkring, die hen van buiten tegen malkaar aandrukt, evenaaren j yder van hun bei*nbsp;den ftaat derhalven tuflehen twee ftrydigenbsp;Kragten van gelyk vermogen, en blyft by-gevolg in den ftand, waar in hy was.nbsp;DeDruk- Maar als deeze Binnenlugt door middelnbsp;king deryat, de Pomp verdund is, wordt 'er derzel*nbsp;lugt peril ver Veerkragt ook naar evenredigheid zoo
de Lugc-veel door verzwakt, het Evenwigt tulTcheJi Icuisc tc*
kander.
genei- haar en de Euitenlugt verbroken, en is dc Aaneenkleeving van de twee Halve BolleOnbsp;fterker of zwakker,naar roaate van het groO'nbsp;ter of kleinder v'erfchil tuflehen dedigthei‘Jnbsp;van de Lugt, die van buiten drukt, en de
digc'
-ocr page 121-De Veerkragt der Lust. 67
‘^igtheid van die, welke van binnen ’er te-X. LES. gen aan werkt: zoodac, indien men deezei. a f-^aatfte tot niets kon brengen, en aldeLugt°^^^’nbsp;'lit de Halve Bollen zuiver uitpompen, mennbsp;oiB dezelven van één te trekken een Kragcnbsp;moeten doen, iets grooter zynde dannbsp;’t Gewigc van een ganfche Kolom van dennbsp;dampkring van 6 Duim middellyns ; hecnbsp;'v^elk dethalven meer dan 400 Ponden be1nbsp;éraagen zou; zoo men, volgens de gewoo-ne berekening, de Drukking , welke een Kolom van den Dampkring op een rond Vlaknbsp;van een Duim middellyns oefFeot, flegts opnbsp;lo of II Porden ftelt (1).
Wanneer men verder den lediggepomp-Die hollen Bol onder een Óntfanger plaat-
fte, wordt in
E 3
Want de ronde Vlakken of Cirkels ftaan tot mal-^anderen als de Vierkanten van hun Middellyncn. Een f°nd derhalven van een Duim Middellyns Itaat tot datnbsp;''^n 6 Duimen, al1 J tot 36. Deeie met lo of nnbsp;bonden Gewigts , de veronderftelde Drukkinp op eennbsp;rond vij^ , puim, vermenigvuldigd , geeven 3S0nbsp;3ss Ponden voor de Zwaarte der I.ugtkolom die opnbsp;iialv1 Bollen drukt.
-ocr page 122-és De VeeKkragt der Lugt.
és De VeeKkragt der Lugt.
deel.
’t Ydel wegge
2f. LÉS.ftej die denzelven alle gemeenfchap met de I. A F; vrye Lugc van den Dampkring affneedc,nbsp;was het, eigenclyk gefprokea, het Gewigc
vangen Dampkring niet meer, die de twee
nomen.
En de Veer-
Halve Bollen tegen elkander drukte; maat de Veerfcragt, de Wederwerking van dennbsp;Klomp Lugt, voorheen door dat Gewigt in-eengeperfl: , en nu, terwyl zy zig tragt tenbsp;ontfpannen , in ftaat om de zelfde Kragt tenbsp;doen: de twee Halve Bollen laaten zig daar»nbsp;omookindenOntfanger, zoo min als in denbsp;vrye Lugt, gemakkelyk van één trekken gt;nbsp;dan na dat men deVeerkragt van de Lugt»nbsp;die hen omringde, verzwakt heeft door der'nbsp;zelver digtheid met eenige Pompflagen tenbsp;doen afneemen, zoo lang tot dat ze cveönbsp;dun CD yl geworden is, als de Lugt, die nognbsp;binnen in den Bol is overgebleeven.
Als de Lugt, wanneer hy weer in den Ont' fanger wordt gelaaten; de twee HalveBol'nbsp;overge- len op zulk een wys aan één gevoegt vindt»nbsp;BmTen^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’er geen opening tusfchen door naar
lugt binnen vinden kan, en ’er bygevoignietiO' maakt zejjomen, drukt zy ze op nieuws weer teget»
el'
-ocr page 123-69
De Veerkragt der Lugt.
elkander aan, op de zelfde wyze en om de^. ^ES. zelfde reden, alszetevoorentegenéén ge-D^EL.nbsp;perft wierden; en ook weer met evenveelnbsp;Kragt, als voorheen, indien het verfchilnbsp;ïnffchen de beide Lugten; de Lugt, naame»
^yk, die nog in den Bol is, en die, welke’er i^uiten is, het zelfde is als voorheen.
Gevolge tl.
OpdeezeGrondbeginzels, door de voor» Denk-gaande Proefneemingen geftaafd en opg^'van’tLe-helderd, ruft de Werking, wanneer men, digpom-door middel van de Lugtpomp, een Ont-J®quot; fanger Lugtledig maal,t. Als men dcnZui fanger.nbsp;ger langs de ganfche langte vandeBuis dernbsp;Pomp nederwaarts trekt, maakt men dienbsp;ganfche binnenruimte van de Buis tot eennbsp;Lngtledige plaats , die aaoftoads door d?
Liigc, welke in den Ontfaoger is, en zig ^oorhaar Veerkragt uitzetjbeflaagen wordt,
ken
^aar een KlompLugts, die zig dus in een grooter ruimte uicbreidt, en nu twee Vak*
’D plaats van één beflaat, moet nood-
Windig yijgj. ^Qj-jjcn, en in ydcr van die Esnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Vak*
-ocr page 124-70
De Veerkragt der Lügt.
X. LES.Vakken minder digcheid hebben, dan zC deel'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hierom brengt het Gewigt
van den Dampkring deeze twee volgende Uitwerkzels tefFens voort. Het drukt,nbsp;voor ecrft, den Ontfanger vafl tegen dénbsp;Koperen Plaat, daarhyo'aflaat, aan; eveneens geiyk wy gezien hebben, dat ’er tweenbsp;Halve Bollen door tegen elkandercn werdennbsp;aangeperft, Enteffens, ten tweeden, dry ftnbsp;dat zelfde Gewigt van den Dampkring, indien de Buitenlugt niet tvecr van ter Zydennbsp;in de Pompbuis komen kan, den Zuiger ge-deeltclyk naar om hoog, zoo ver, naame-lyk , tot datdeLugt, die in de Buis is, weernbsp;zoo digt geworden is als de Buitenlugt, dienbsp;den Zuiger opwaarts drukt.
De Zuiper ryft als van
Dit laatfle Uitwerkzel verdient een by-zondere opmerking. Men keurt veeltyJsde
zeif naarenkele Lugtpomp af, om de grootc Kragt, boven,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ophaa-
Memoi- icn van den Zu'ger; maar die moeite kan *lAcnL-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;deele befpaaren, indien
V Ar.nie 174».
Jgt; 4J3-
mie peurde Sleutel van deKraanzoo gemaakt wordt.
dat by dc Binnenlugt wel uitgang naar buiten
-ocr page 125-De Veerkragt der Luct. yr
ten geeft, maar de Buicenlugt ondertufichen X. LES. niet inlaat naar binnen: want dan ryft de^-
— nbsp;nbsp;nbsp;* DEK Ee
Zuiger als van zelf naar boven, en de moeite , die men doen moet om hem op te haaien is zeer gering , inzonderheid hoenbsp;tnendeuiterfte trappen van verdunning dernbsp;Lugt nader komt.
Het vallkleeven van den Óntfanger aanHetYdel de Koperen Plaat neemt toe, naar maate datnbsp;deLugty Ier wordt; endeezeylheid of ver-dunde ennbsp;dunning van de Binnenlugc is op ydernbsp;van de Pompgroocer of kleinder, naar datnbsp;men grooter of kleinder Lugtledig Vak innbsp;de Pompbuis maakt. Jndicn , by voorbeeld, de inhoud van de Buis even groot isnbsp;als die van den Óntfanger, wordt de Lugtnbsp;Op den eerften flag eens zoo yl als re voo-fen, om dat zy, nu twee Vakken en dusnbsp;oens zoo wyd een ruimte als voorheen begaande, eens zoo groot van Omtrek geworden is. Op den tweeden flag wordt ze weder in dezelfde evenredigheid verdund, ennbsp;dcrhalven de digtheid, die zenube-flegcs een vierde uit, van haar eerflccnnbsp;E 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;oor-
-ocr page 126-72 De Veerkragt der Lugt.
deel.
X. LES, oorfpronkelykedigtheid: en zoo vervolgens: I. AF. vvaaruitmencefFens ook ziet, dat nooit eennbsp;Lug^pomp, hoe konftig en volmaakt naauw-keurig zy ookweezen mag , al de Lugt uitnbsp;een Onifanger volkomen zuiver kan uit*nbsp;pompen; dewyl de digtheid van die Lugtnbsp;altyd blyfc afneemen, in een Meetkonlte-naars evenredigheid: metéén woord, mennbsp;moet, om zig geen valfch denkbeeld vannbsp;het Ydel, dat op die wys gevormd wordt,nbsp;te maaken, den Ontfanger aanmerken als ofnbsp;hy altyd vol bleef; maar vol van een Vloeinbsp;ftof, wier digtheid hoe langs hoe meer af*nbsp;neemt, tot dat de Veerkragt en fpanningnbsp;van derzelver Deeltjes zoo ver verzwakt,nbsp;los gelaaten en ontfpannen is, als ze zyDnbsp;kan in een plaats, daar die Deeltjes genoeg*nbsp;zaam vry en zonder inééndrukkingzyn: iknbsp;zeg, genoegzaam; omniet te doen vet*nbsp;moeden, dat ik rond uitzeggen wil, dat zsnbsp;geheel vry en voKlrekt zonder eenigefpan*nbsp;ning zyn: want het fchynt a's of dezelvenbsp;nog altyd min of meer blyft fland grypen,nbsp;zelfs na dat men met de befte Lugtporop ai'
les
De Veerkragt der Lugt, 73
gedaan heeft, wat men doen kan; gelykx- LES. ftraks nader ,zal kunnen zien.
^ nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;DEEL.
Uat de Lugt, die in den Ontfanger is, digtheid afneemt, en yler wordt naardigheidnbsp;hiaate van de evenredigheiddie’er is tusnbsp;^chen deninhoud van den Ontfanger en dien dunning.nbsp;¦Van de Pompbuis, is een zaak, daar mennbsp;gemakkelyk, door Proef • en Ondervindingnbsp;*elve, van overtuigd kan worden Men ver-eenige een Barometer met een Ontfanger,
¦wiens inhoud tot dien van de Pomp ftaat, by voorbeeld, als 2 tot I, dat is; eens zoönbsp;groot is, en zet ze dus te zamen op de Lugt- ^ ^nbsp;pomp , gelyk het in Figuur 10 (laat afge-F/^.nbsp;beeld. Nu zal op den eerflen flag der Pompnbsp;‘ie digtheid der Lugt een derde moeten verhinderen : het Kwikzilver dailt ook eennbsp;derde van zyn hoogre, van de 27 Duim,
% voorbeeld, afgerekend , en biyft 0 aan op *8 Duimen. Op den tweeden flag, zal denbsp;Lugt weer een derde yler moeten worden,nbsp;“iszewas na den eerften flag; en hetKwik-daalt ook weer een derde van zyn 18nbsp;Luimen, daar het op ftond, cn ftaatnuopnbsp;E 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;12;
-ocr page 128-De Veerkragt der Lugt.
X- LES
I. Afdeel.
.12: en dus vervolgens daalt het Kwik, eti verlieft de digtheid der Lugt van den Ont*nbsp;fanger, bygevolg, akyd een derde van ’tnbsp;geen ’er na den laacft voorgaanden flag nognbsp;was overgebleeven.
Middel o n dennbsp;Dettennbsp;inhoudnbsp;van alienbsp;Ontfan-gers tenbsp;kennen.
Dewyl deeze Proefneeming beftendig doorgaat, zou dezelve tot een middel kunnen dienen om eensklaps en op een gemak»nbsp;kelyke wys de evenredigheid te vinden tus-fchen den Inhoud van een Ontfanger, welke grootte en vorm hy ook hebbe, en tus-fclien dien van de Pomp, daar men hemnbsp;opzet; en indien men den netten Inhoudnbsp;van één van beiden kent, kan men uit dienbsp;vergelyking ligtelyk deninhpud v.'eere.n vannbsp;den anderen: want i; zo het Kwikopdennbsp;eerflen flag van den Zuiger een vierde vannbsp;zyn hoogte daalt, mag .men ’er met vollenbsp;zekerheid uit befluiten, datdeinhoud vannbsp;den Ontfanger ftaac tot dien van de Pompbuis als 3 tot I, en dus driemaal zoo veelnbsp;ruimte bevat: waar uit men 2 Zo mennbsp;reeds door andere meeting of berekeningnbsp;weet, dat de Pompbuis een Piet, by voorbeeld»
-ocr page 129-De Veereragt der Ldgt^ 75quot;
beeld, houdt, ligcelyk opmaakc, dat dex. LES. Ontfanger drie Pinten bevatten kan. Vun^nbsp;deeze wyze van den Inhoud van Vaten ennbsp;^iazen te meecen , zou men zointydsmecnbsp;''Cel nut zig bedienen kunnen.
Door dit middel kan men ook den juiflcn Gemak-Draad van ylbeid en verdunning berekenen, daar men deLugt toegeb,ragt heeft; en om om dennbsp;die reden is men ook al voorkmg gewoor^^^^™nbsp;geweed om een Barometer aan dc Lugtpomp Jer verte voegen : maar dewyl men doorgaansnbsp;nette gefteltenis van die Logt niet behoeftnbsp;te kennen, dan all.'en wanneer ze d; uiterftenbsp;Dtaaden van verdunning begint te naderen;
het ook doorgaans niet noodig, dat men Cf een geheelennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;toegebruike, die
te veel toevallen onierhevig is, en altoos '''•erkelykebe! emmering geeft. Dewyl hetnbsp;Ï^Wikineen zeeryieen flei k verdundeLugtnbsp;eenige weinige Duimen of zelfs Ly-fen hoogte behoudt, kan men h -t ganfehenbsp;bovengedeelte van dc Buis, ’t wek 1-dignbsp;byft, als overtollig aanmerken en ’er af nee-
ge*
-ocr page 130-X. LES,
I. AFDEEL.
FL. 3. Fig. 14.
Uiterile Graadnbsp;der vernbsp;dunning.
Memoires de l’Aca-dem. desnbsp;Scieiic.nbsp;l'Anr.éenbsp;1741.
P- 345-
76 De Veerkragt der Lugt.
, geknotten Barometer, die eigentlyk niet.s attquot; ders is, dan een ooigekeerde Hevel, wiensnbsp;langden Arm men met Kwik vult en vaonbsp;boven digt fmelt; en welken Hevel mennbsp;vervolgens rcgt over end op een LoodeDnbsp;Voetje tegen een dun Houten Plankje vaftnbsp;zet, ’t welk in Duimen en Lynen is afgedeeld, gelyk in Fig. 14 te zien is.
Maar’t zy men zig van deeze zoort vaO Peilftok, om de hoeveelheid der Lui’t tSnbsp;Peilen, die ’er nog in den Ontfarger is, be-diene, ’t zy men een geheelen Barometernbsp;neeme, nooit ziet men liet Kwikzilver vol'nbsp;komen tot zyn Waterpas dralen. Het blyfcnbsp;’er altyJ een weinig boven verheven fjaan;nbsp;ten zy 'er mogelyk van elders eenige vreetn'nbsp;de oorzaaken bykwamen , die vera.fideringnbsp;gaven Dit blyven van het Kwik boveonbsp;zyn Waterpas moet men egter aan het Ge'nbsp;wigt der Lugt niet tocfchryven, dienogionbsp;den Ontfanger is overgebleevcn: de Lugt'nbsp;kolom, welke op die van het Kwik flaat,nbsp;te kort, en hiardigtheid is te zeer vermin*nbsp;derd , dan dat ze nog eenige merkelyk^
Zwaat'
-ocr page 131-De ^eerkragt der Lugt. 77
Zwaarte zou hebben; maar het is zeer na-x. LES. ïuürlyk te denken, dat, wanneer denbsp;Ongemeen fterk verdund is, haar Veerkragt,nbsp;hoewel nog wel in ftaat om esa Lyn Kwiknbsp;te kunnen draagen, egcer reeds te zeer verzwakt is, om de Wryvingen en de vetteennbsp;kleefagtige Dampen, die haar doorgang innbsp;de naauwe opening der Kraan belemmeren,nbsp;te overwinnen en voor zig te doen wyken.
Die is een kleine onvolmaaktheid, daar de allerbefle Lugtpompen zelve niet van be-vryd zyn; maar die onvolmaaktheid is geennbsp;zaak van merkelyk belang; en, zo ’er geennbsp;ander gebrek aan is, kan men ’er dedigc-heid der Lugt altyd mcê brengen tot gedeelte van die, welke ze heeft, als de Barometer op a8 Duimen (laat. Want eennbsp;goede Pomp doet het KWik daalen tot omtrent eene Lyn boven zyn Waterpas, en z8nbsp;tluimen maaken 33Ó Lynen uit.
Indien men een goed begrip heeft van de^^yj^p._, waarop de Lugt, ’c zy door haarien vannbsp;^ewigt, ’c zy door haar Veerkragt, werkt
men zonder veel moeite een ontelbaareLugt in
X. LES I. A Fnbsp;DE£L.
Een flap, pe Blaasnbsp;zwelt,nbsp;en ligtnbsp;eennbsp;zwaarnbsp;Gewigtnbsp;op.
Een duB Glazennbsp;Vlesjenbsp;fpringt.
78 De Veerkragt der Lugt.
meniglte van wonderbaare en merkwaardig® Verfchynzelen bevatten kunnen, die ons hefnbsp;Gebruik der Lugtpompen, endegemakke*nbsp;lykheid, die zy ons aan de hand gaven,o®nbsp;een Lugtleedige plaats te maaken, hebböJnbsp;leeren kennen.
E n Blaas met een weinig Lug^s, onder eenOntfanger in \Ydel gebragc, zwelt eflnbsp;fp'UK zig op; oin dat die weinige Lugt»nbsp;die zy bevat, zig uitzet en zig door haatnbsp;Veerkragt yler maakt, naar maate dat dienbsp;Lugt, die baar omringt, haar digtheid doofnbsp;’t Pompen verlieft. EenGewigc van iz ofnbsp;15: Pond zou zulks een Blaas het zwellen nietnbsp;beletten, om dat dit Gewigt in Kragt ennbsp;Zwaarte niet haaien kan by de Drukkingnbsp;der Lugt, wier Pprsfing men rondom dezelve in den Ooefanger wegneemt.
Om de zt Ifde reden fpringt een Vlesj'evao dun Glas, vol Lugt, en wel toegeftopt,nbsp;in ’(Ydel aan (lukken; om dat ’er danvaonbsp;buiten niets meer is, dat Evenwigt maaktnbsp;met de Veerkragt van de Lugt, die in ’fnbsp;Viesje is, en onophoudelyk geweld doet,
o®
-ocr page 133-De Vëerkragt der Lugt. 79
om zig te ODcfpannen en uit te zetten, x LES.
Een Ei, in een Glas gelegd, loopt uit ^oor een zeer klein Gaatje , van onder in de^^jjnbsp;Schaal gemaakt , als tnen de Lugt in den loopt uit,nbsp;Oncfanger verdunt: het vult zig ook wedernbsp;door dat zelfde gaatje, als men de Lugtnbsp;'Peêr in den Ontfanger laat. Dit komt daarnbsp;'^an daan, dat een Ei, inzonderheid zo hecnbsp;Oud is, eenigeLugtinzig bevat, die, doornbsp;^aar ligtheid naar om hoog gedreeven, zignbsp;in ’t bovenfte gedeelte van bet Ei plaatft:nbsp;deezeLugtzet ziguit, naar maate dat mennbsp;de Drukking der Buicenlugt, daar ze meênbsp;inEvenwigc ftond, vermindert, en (loot denbsp;Vogcen van ’t Ei voor zig weg naar beneden, doch zoo dra men deLugt weer in dennbsp;Dntfanger laat, doet derzelvcr Drukkingnbsp;alles, wat uitgeloopen is, weer in de Schaalnbsp;^^eren, en befluit de Binreclugt weêr ianbsp;den zelfden naauwen Oratrek van plaats,nbsp;dien ze te vooren beüoeg.
Van de juiftheid deezer Oplosfing kan De Werden met eigen oogen overtuigd worden, zOhaarTnquot;^' hien in een Viesje met Water, wiens mond een Vies-
so De Véerkragt dbr Luof.
X. LES.tnen in een Glas dompelt, een Lugtblaasje deel'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aanftonds naar om hoog zal begee-
je daat gt;tVen,inlaat ,endan dien Toeftel opdeLugti-Water pomp brengt, gelyk het in Ftg. ly ftaat af-
uit een
, . geheeld. Want naar raaate dat men de Lugt
Weer, in nbsp;nbsp;nbsp;°
in den Ontfangér verdunt, ziet men hec Lugtblaasje grooter worden, (*) en het Water, dat onder hetzelve in ’t Vle.sje is, ’efnbsp;uit dry ven: dog ajs men weer Lugt in dennbsp;Ontfangér laat, klimt het Vogt weer in ’tnbsp;Viesje, en het Lugtblaasje neemt, bovennbsp;op, zyn oude plaats weer in.
Een gerimpelde Appel verlieft in ’t Ydel
loopt. PL. 3
Proef
met een ^yn rimpels en wordt glad van Schil, om dat de Lugt, die onder de Schil zit, zig
peden
Appel.
uitzet, en dezelve daar door overal opligt: maar als men naderhand den Appel van denbsp;Lugtpompneemt, ishy verfchrompelderen
on*
(¦^) uit een dergelyke zoort van Proefneeming be' fluit de Heer MARIOTTE, dat de Lugt, van dien ttaat.nbsp;waarin ze zig op de Oppervlakte der Aarde bevindt, af'nbsp;gerekend, zig der maate kan uitzetten , dat ze een Ruimte beflaankan, -tooo maal grooter dan ze gewoon isnbsp;befiaan. Dc la Kat. de l‘Air p. 175.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Kallet.
1
-ocr page 135-De Veerkract der Lugt. 8*
ODgeziener, dan by was voor de Proefnee-x. LE§i tting; om dat de Lugt, die hy bevatte,nbsp;dceltelyk, toen ze zig uitzette, buiten geraakt, en door de Schil heen gedrongen isjnbsp;en 'er derhalven zoo veel minder Lugts vaanbsp;binnen overgebleeven is, om de Drukkingnbsp;derBuitenlugt te weerllaan: waar door denbsp;rimpels noodwendig moeten vermeerderen.
Het zou te eenemaal overtollig en noo» deIooszyn,datikhier alle Procfneemingennbsp;van dien aart optclde, dewyl men ze moge-lyk veel eer als aardige vertooningen en eeanbsp;aangenaamtydverdryfzou aanmerken, dannbsp;als noodzaakelykeBewyzen en Proeven, omnbsp;deGrondbeginzelen, diewy reeds ontwyf*nbsp;felbaar genoeg meenen geftaafd te hebben,nbsp;te bekragtigen of op te helderen. Die flegtsnbsp;t^enige weinige van deeze zoort van Proef- ,nbsp;®eemingen wel begreepen heeft, zal oolcnbsp;slle andere van dien aart ligtelyk bevattennbsp;bunnen.
Ha dat wy nu de Veerkrkgt der Lugt, verdik-door ’c Gewigt alleen van den Dampkring k'tig dsr êefpannen, hebben leeren kennen, en de^”^'‘nbsp;in. Deel Fnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ver-;
-ocr page 136-Sa De Veirkaagt der Luot.
X. LES. verfcheidenGraaden van verdunning gezien,
P nbsp;nbsp;nbsp;welken deeze Vloeiftof, van dien ftaat, waar
in ze zig doorgaans op de Oppervlakte der Aarde bevindt, af gerekend, lyden en ondergaan kan, flaac ons thans van haar verdikking te fpreeken, en aan te toonen, tot hoenbsp;ver men haar Digtbeid en Veerkragt vermeerderen kan, door haar onder een fterkernbsp;Persling, dan die van den Dampkring, tenbsp;brengen.
VI. FroEfneeming.
Toejlel.
jgt;l^ In J'tgtittr ld ziet men een Koperen Vaas Fig, i6. afgebeeld, die men tot op de twee derdenbsp;van haar Inhoud, tot L Q^by voorbeeld,nbsp;met Water vult. Men (leekt ’er vervolgensnbsp;de Buis N O, van boven by N met eennbsp;Kraan voorzien, in, en maakt ze aan dennbsp;mond van de Vaas, daar ze in gefchroefdnbsp;wordt, vaft, zoo dat haar beneden-end O,nbsp;’c welk open is; nog een Lyn van den Bodem af blyft. Men zet dan het Perspomp-
De Vïerkraamp;t des. Luct. SJ
je of Spuit PR, in Figuur 17 verbeeld, opX. LÉS. de Buis in N, en dryfc met Kragt eennbsp;inelykehoeveelheidLugt ia de Vaas: waarnbsp;ha men de Kraan N fluit, de Spuit af-Fig. 17.nbsp;neemt, en in derzelver plaats een Kapje,
®et een of meer gaarjesdoorboord, bovea N op de Buis vaft fchroeft.
Het Perspompje P R krygt zyn Lugt door het Gaatje P, als men den Zuiger totnbsp;boven hetzdve optfekt. Door bet neêr-ftooten van den Zuigerdwingtmen die Lugtnbsp;te gaan door een kleine opening, die ondernbsp;aan de Spuit in R is, en van buiten eennbsp;Klepje heeft, dat de opening fluit, en de uit-gedreeven Lugt belet in deBuis cekomen,nbsp;als men den Zuiger weer ophaalt.
Vitwerizels.
Zoo dra men de Kraan N open draait, fpringt het Water Straalsgewys uit de Vaas,nbsp;wel tot een hoogte van 25 of 30 Voeten ; maar daalt alienskens laager, en maaktnbsp;korter Straal,
F 2 nbsp;nbsp;nbsp;Op.
-ocr page 138-De Lugt, die men door middel van hec Perspompje in de Vaas dryfc, klimt, omnbsp;haar ligtheid, van O door het Water naarnbsp;boven, voegt zig by de Lugt, die reedsnbsp;verdikte de Waterledige ruimte LN CLbeflaat, ennbsp;Lugt. vermeerdert, naar maatc dat men ’er meernbsp;of min uitfpuit, derzelver digtheid. Deezenbsp;dus -zaraengeperfte Lugt heeft een Veer-kragt, die raerkelyk fterker is van vermogen, dan het Gewigt van de Buitenlugt,nbsp;die op den mond van de Buis in N ftaat. Dee-ze Veerkragt oefFent haar vermogen over*nbsp;al op de Oppervlakte van ’c Water LQ ennbsp;dryfther, door de open Buis, met zoo veelnbsp;meer of min fnelheid, naar maate dat hetnbsp;verfchil tulTch en de digtheid van de Lugt innbsp;LN Q_zamengeperft en beflooten, en tus*nbsp;fchen die van deBuitenlugt, grooter of klein-der is. En dewyl deeze Lugt, terwyl zenbsp;het Water voor zig heen dry ft, hoe langernbsp;hoe meer ruimte krygt, naar maate dat denbsp;Vaas ledig raakt, begint ook haar Veer-
kragc
-ocr page 139-Dl VEERKaAGT DER LuGT. Sf
kragt hoe langer hoe zwakker te worden; x. LES.
waar door dan ook de Waterftraal allenskens Af-, nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;deel.
daalt, en korter wordt.
Indien men mogelyk twyffelde, of het Nadere Üitwerkzel, daar we hier van fpreeken, welnbsp;uit de oorzaak ontftond, daar wy’taan toe*nbsp;fchreeven ; het gebrek,namelyk, van Even-wigt tuffehen de Lugt van de Vaas, en denbsp;Buitenlugt, kanmen’erzigligtelyk ten vollen van overtuigen door een niet onaardigenbsp;zoort van Proef, die wel verdient, dat mennbsp;er gewag van maake.
Men zet met het een of ‘t ander SementWater-een Glazen Buis, die in een Punt feberp ’t einde toeloopt, in een Vies vaft; zoo dat overmaatnbsp;die ïoeftel in 't {klein is, het welk de Ko-peren Vaas van de voorgaande Proefneeming Veer-in 't groot is. Indien men deeze Vies ’tnbsp;derft boven in een Glas Waterzet, en’t al-van eennbsp;les met malkander onder een Ontfanger opy'^'^Bugt.nbsp;de Lugtpomp brengt, gelykin Figuurnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3.
^len is, zal men, terwyl men met Pompen vooregaat, een gedeelte van de Lugt, dienbsp;Iq de Vies is, ’er uit doen komen, en op
Fa nbsp;nbsp;nbsp;het ¦
-ocr page 140- -ocr page 141-De Veerkragt der Lugt. 87
des Dampkrings overwint: maar ’t is de x. LES. natiiurlyke en gewoone Veerkragt van die^nbsp;Vloeiitof, die men gelegenheid en vryheidnbsp;geeft om te werken, door de Kragt van dienbsp;Lugt, welke op den mond van de Vies tegennbsp;haar aanwerkt, te verzwakken. Met eennbsp;'’oordt, ’tisaltydeen fterker Lugt, die te-g2a een zwakker werkt, en een Vak Waters, dat zig bevindt tuflchen iweeLugten,nbsp;die niet langer Evenwigt met malkandernbsp;ntaaken.
VII. Proefneeming.
Toeflel.
Men ziet, in Figmr 20, een zoort vanBefchry-Snaphaan afgcbeeld, zaïnengelleld ^etaalen Loopen, van welke de een als^oer.nbsp;^hidden in den anderen fteekt, zoo dat ’er
20*
tuflchen beiden rondom een tamelyke tus-Ichenruimte ovcrblyft. In deeze binnen-t'iitnte tuflchen de twee Loopen, die van al-kanten wel digt geflooten is, maakt men fterk verdikte Lugt door middel van eennbsp;F 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;e;s
-ocr page 142-De Veerkragt der Luex.
X. Persporapje, dat in de Kolf zit, en daar PEEL.quot; metKragtde Lugc meê infpuic. Tweenbsp;Klepjes zyn ’er, het een aan den mond vannbsp;’t Pompje, ’c welk denzelven flopt, en denbsp;Lugt het weêrkeeren belet, als mendenZui*nbsp;ger te rug trekt: het ander aan ’t end vannbsp;den binnenften loop naar de Kolf, daar mennbsp;een Kogel plaatft van behoorlyke groote.nbsp;Dit laatfte Klepje ligt men op door middelnbsp;¦van een Springveer, om de Lugt indenbin-nenflen Loop tc laaten, en het aanftondsnbsp;¦weder te doen toevallen, opdat ’er maarnbsp;een klein gedeelte van inkotne. Dewylnbsp;dccze zoort van Wapenen zeer weinig innbsp;gebruik zyo, heb ik het myne laten maa-ken op zulk een wys, dat men ’er, zondernbsp;eenig gevaar van ongeluk, de Kogels opnbsp;kan doen, en dezelve, als men wil, ’ernbsp;weer uitneemen, zonder dat men de ingepompte en verdikte Lugt eerfl behoeft te*nbsp;laaten wegvlicgen. Ten dien einde is ’ernbsp;een holle Pyp of Voorraadhuis, die twaalfnbsp;Kogels bevatten kan, en een zoort van
Kraan, die mea draait om ze, één voor
De Veerkragt der Lugt. €$
^én, in den binnenloop te brengen, of weer x. LËS.
te rug in de Buis te laaten vallen, als men
_ nbsp;nbsp;nbsp;deel.
t’iet ichieten wil. Om du Geweer aldeui-
terl^ke gedaante te doen hebben van een ge-t^'toone Snaphaan, heeft men het even als an-^er Schietgeweer, voorzien meteen Slot,
'vaar van het Staal, als men de Pan opent ^0 fluit ,de Kraan doet draaien, terwy! hetnbsp;los trekken van den Haan het Klepje opligt C*).
Uitvserkzels.
Als men, na ecrfl den Haan overgehaald te Dcszelfs liebben, denzelven aftrekt, voorde de Kogelnbsp;öiet zoo veel kragts uit het Roer gedreven,
'lat men op een afftand van 70 treden op Kring van een Voet Middellyns aanleg-gsnde, denzelven vry wel treffen kan*
De laatfte SchDoten,diemen ’ermeêdoec,
eer
C*) De Nedetduitfehe Leezer kan een omflandlg en bcCc ryving van het oude gt; en het verbe-zoogenaamde Magazyn - Windroer, vinden, bynbsp;^'0 Heer DESAGULIERS. II Deel. bliiz. 45 0
F J
-ocr page 144-fio Vë Veerkragt DEa LusT,
X. LES.^^*’ nbsp;nbsp;nbsp;nieuwe Lugt inpompc, zyo
I. A F- aityd merkelyk zwakker dan de eertte: maar P £ £ L
doorgaans heeft de agtfte Schoot nog zoO veelKragcs, dat hy op een afftand van 20nbsp;ofay treden een eiken Plank, die zes Lyneo»nbsp;dat is een halfDuimdikis, doorbooren zalgt;nbsp;geluid, De Lugt en de Kogel inaaken, als meonbsp;fchiet, zeer weioiggeraas;iazonderheidzdnbsp;het in geen beflooten plaats zy, maar in denbsp;open Lugt: ’t is flegts een zeer fterk geblaas»nbsp;dat men naauwelyks 30 of 40 treden.ver hooien kan.
Ophelderingen,
De Veer- Uit het maakzel alleen van een Wind'
Itragt defjoej. jj, (jg voorgaande Proefneetning be' verdikte .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;° ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦ °
Lugt is fchreven, zal men de oorzaaken van deS'
werk-
zels.
oorzaak 2elfs üitwerkzels zonder veel moeite bc' dier Uit-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_ ^
grypen Kunnen. De Lugt, die indebinnen'
wydte tulTchen de twee Loopen verdikten zamengeperfi: wordt, werkt met Kragtoü’nbsp;zig opening te maaken en uit te zetten.nbsp;dra men haar, door’t ligten van’t Klepje»nbsp;een uitgang opent door den fainnenftenLoopr
voei'i'
-ocr page 145-De Veerkragt der Lugt. 91
''osrt zy alles, wat ze daar ontmoet, metx. tES. en de Kogel krygt ’er een fneiheid^'
j nbsp;nbsp;nbsp;®nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ Tnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;DfiEU
«Oor, die byna die, inet weike de Lugtzig ^f^gint te onrfpannen en weg te vliegen,nbsp;ovenaart. Dog dewyl het Klepje naauwe-^yks een enkel oogenblik open biyft en zignbsp;ylings weer fluit, komt ’er telkens niet meernbsp;^ogc door uit, als noodig is om den Kogelnbsp;''oort te dry ven: de laatfte Kogels egternbsp;'’'borden met minder Kragtvoortgedreeven,nbsp;om dat de Veerkragc der Lugt allenskens af-teemc, naar maate dat het gedeelte, ’t welknbsp;’er telkens uitvliegt, hetoverfchotgrooternbsp;ruimte laat, om zig uit te zetten, en daarnbsp;öoor yler te worden. Het geluid of deflagnbsp;’s ongelyk zwakker dan dievan’tSchictge-''^eer; om dat noch Je Kogel, noch de Lugt,
^'0 hem voordryft, de Buitenlugtooic ract 2oo groot een geweld en fchielykheid treffennbsp;üaan kunnen als een Landing van ont-^ooken Buskruid, die altoos meteeaonbe-Srypelyke fnelheid en als eensklaps in brandnbsp;en al haar Kragt teffensoeffent. Mennbsp;^oort egter den flag of ’c geblaas van een
Wind-
-ocr page 146-98 De Vuerkragt der Lwgt.
X. LES, Windroer beter in eenbcflootenplaats, dao » E E l'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Lugt ^ om dat dan de Lugtklomp gt;
die geftooten wordt, tegen de Muuren, Zol' deringen, Schutfels fluitende en gekeerd»nbsp;grooter weerfland biedt.
Gevolgen.
Gcbre DeWindroers, - Pifloolen, en •Rotting^'’ leen der zyn Wapenen, die men veel eer om de KoO^nbsp;wrs^'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Licfhebbery heeft, dan om zig
’er daad veel van te bedienen. Het valt zoö bezwaarlyk, dezelve wel te maaken, en 2*^'nbsp;lang goed te doenblyven, dat ze noodweO'nbsp;dig vry wat duurder moeten komen te ftaao gt;nbsp;en in ’t gebruik, op vernazoohandelbaa!quot;»nbsp;noch zoo wel te vertrouwen zy n, als gewooonbsp;Schietgeweer. Het eenigft voordeel, dat’^^nbsp;by is, om naamelyk te kunnen treffen, zoO'nbsp;der dat men den flag hoort, zou voor d®nbsp;Burgerlyke Maatfehappy van gevaarlykeG^quot;nbsp;volgen kunnen zyn: en ’t is daarom zekegt;''nbsp;lyk een welwyze voorzorg, dat men ’t g^'nbsp;bruik vatj dergelyke Wapenen belet,
veel mogelyk is. De Liefhebbers fpreeks®
’et
-ocr page 147-De Veerkragt der. Lugt. pj
‘er zomtyds met een zoort van verrukking X. LES. ''ao, en doen dat Wapentuig meer eer aan,nbsp;het verdie«t,door ’erUitwerkzels aannbsp;toe te fchryven, die deszelfs Kragten vernbsp;teboven gaan. Het is niet waar, by voorbeeld , dat een Windroer ooit zoo veel Kragtnbsp;^an doen, als een gemeene Snaphaanj ennbsp;^eer zeldzaam zal’t gebeuren, dat de Klepjes digt genoeg zullen fluiten, om de Lugtnbsp;binnen te houden, en ’t Geweer langen tydnbsp;even fterk gelaaden te doen blyven.
indien die Vertellingen, die men doet van Wit Bushel Witte Buskruid^GtmgGn Grond van waar-^t*^id. heid hebben, moet men ze ongetwyfFeld ianbsp;een figuurlyken en oneigen zin verftaan, ennbsp;'^at ’er een Windroer meê gemeend wordt,nbsp;t Welk zékerlyk in ftaat is , om, zondernbsp;ttierkelyk geraas te maaken , iemand vrynbsp;^Waarof doodelyk te treffen. Want dewylnbsp;flag van een Schietgeweer niet ontftaatnbsp;de kleur van het Buskruid, maar eennbsp;onvertnydelyk gevolg is van deongemcennbsp;foelie Viamvatting, die aan hetzelve eigen is,
‘t'ag en moet men biUyk befluiten, dat aller-
-ocr page 148-¦X. LES.
I. Afdeel.
Konft-
fonteint-
jes.
Fontein van Henbsp;10.
P. L. 4. Fig, 21.
94. Dfi VeeRkragt der LuGf.
ierhande zoort van Stoffe, die zig met zelfde faelheid uitzet, ’t zy Wit of Zwartnbsp;zyrde, ook den zelfden 11 ig zal gecven.
ïn de Konflfonteintjes is ’t ook de Veef' kragteener verdikte Lupt, die het Watetnbsp;in Eeweeging brengt. Men kan dezelve opnbsp;ontelbaare verfchillcnde wyzen, de een geS'nbsp;ftiger uitgedagt en fraaier op ’t oog dan d®nbsp;andere, toeHellen. Zy maaken in’c alg^'nbsp;meen daarom te bevalliger vertooning, 0^nbsp;dat men ’er bet Water een Fomeinftraalzis^'nbsp;in de hoogte fchitten uit de Bron zelf, di^nbsp;het Water levert, daar in tegendeel de g^'nbsp;vroons Waterfprongen , gelyk tnen weet»nbsp;•altyd gevormd worden door middel van eei’nbsp;Bron of Vergaderplaats, dieraerkelyk hoO'nbsp;gcr is, en waar uit het Water Val en Druk'nbsp;king heeft op de Fontein. Ik zal ’er liegt®nbsp;een enkel voorbeeld van bybrengen, omnbsp;niet noodeloos met dingen, die yder over^'nbsp;by de Schry vers over de Natuurkunde vJö'nbsp;, den kan, op te houden.
Het Fonteintje, in Figuur 21 afgebeelt*’ draagt den naam van de Fontein van
dief
-ocr page 149-De Veerkragt der Lugt. ?ƒ
men deszelfs uitvinding toefchryft. X. LES. maakt het doorgaans van twee Metaa-1. a f-Waterbakken of Boffen, die men met° ® ®nbsp;^ypen vRn de zelfde Stof aan elkander voegt,
^et Fonteintje, dat men hier verbeeld is van Glas , op dat men ’t beloopnbsp;^'an deszelfs werking te beter zou kunnennbsp;enbegrypen. DochenStofenuiterJy-Vorm zyn te eenemaal onverfchillig, ennbsp;*hetikan die beiden op menigvuldige wyzennbsp;liaar welgevallen veranderen. Om dit Fonteintje te doen fpeelen,vul ik den BolABdoornbsp;Buis CD, die aan haar beiden enden opennbsp;'s, tot drie vierde met Water. Vervolgensnbsp;ik Water in den Bak GH, otn de Pypnbsp;die ook van weêrzydenopen is, altydnbsp;te houden. Deeze Waterkolom, dienbsp;in den benedenften Bol EF tragt te verspreiden en uit te loopen, drukt met hecnbsp;S^Dfeh Gewigt ha'arer Zwaarte den Klompnbsp;^'^gt, welke in dien Bol begreepen is. Dee-
dus ineengedrongen Lugt wykt voor die
^rshng door de Buis LM naar boven in ^^dBolAB, daarzy haarVeerkragc oeffenf
te-
-ocr page 150-lt;)6 Dt Veerkragt der Lwct-
LES. tegen de Oppervlakte van’t Water, datz^ d'e^^lnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;eindelyk, doof
, de Veerkragt dier ineengedrongen Lugt ge* perft, fpringtuit den Bol met een taatnelyknbsp;hoogen Straal door de Buis CD; opnbsp;mond men, zo men wil, een Kapje, nietnbsp;verfcheiden Gaatjes doorboord, zetten kaD)nbsp;om een Sprong of VVatergulp te raaaken, di®nbsp;zig uicfpreidt naar believen.
Het Water, dat men vooraf in den GH giet, om dePypIK te vullen, behoe^‘'nbsp;niet veel te zyn ; ten weinig is genoeg: d**nbsp;Straal, die ’er aanftonds uit op fpringt, 1^'nbsp;vertgenoeg uit om dePypalcyd vol te hot*'nbsp;den: en al ’t Water, dat dus uit dennbsp;AB, die allenskens ledig wordt, opgedr^^'nbsp;ven, in den Bak GH nederftort, valtnbsp;daar door de Pyp IK in den benedenst**’nbsp;Bol EF, dim men, na dat de Fontein
werk verrigt heeft, door een zoort
Kraan, die ’er onder aan is, laat ledig pen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
pomp die Men bedient zig ook van de Veerkr®^ —^clien-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zaroengeperlle
-ocr page 151-De Zwaarte dEr Lugt.
pm een Pomp, die maar éénen Zuiger heeft, X. LES. a;onder tuffchenpoozing en onophouieiyknbsp;agter één Water te doen geeven. Stel, by,
poozing
Voorbeeld, dat de nbsp;nbsp;nbsp;Figuur 22 afge Water
L nbsp;nbsp;nbsp;^eef*t
oeeld, die Zuig- en Perspomp tefFens is, en
het Water uit den Bak door o eerft ophaa-^Pnde naar p, vervolgens van p weer neer-''maarts naar het nu geflooten Klepje o pers-hende in de Buis T K opdryft; ftel, zeg ik, dat die Pomp omringd en btflootenisineennbsp;Metaalen Rolronden Bosdie rondom dezelve een ledige tuffchenruimteQR Slaat, wel-ke van alle kanten wel digt toegeflooten is,ennbsp;gemeenfchap heeft met de flaande Buis T V.nbsp;Wanneer het Water, eerft door Zuiging Door da
den Bak door ’t ligten van den Stamper
_ nbsp;nbsp;nbsp;_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;onbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ kragc ee-
Zuiger in po ópgetrokken, vervolgensnervèr-
dikte
Lugt.
door de Persfing van den zelfden Stamper genoodzaakt wordt dooreen zylinkfcheopenbsp;en derzelver Klepje by T te wyken,nbsp;het niet alleen in d'c ftaande Pyp T Vnbsp;^Pkli nrnen ., maar cok in de ledige tuffthen-’'uimte tuffehen Pomp en Bos paar QR: denbsp;, die zig in die tuffehenruimte bevindt,nbsp;III. Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Gnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zal
sS De Veeekragt der Lugt.
X. LES.
I. Af.
deel.
zal ’er derhalven door in een kleiner plaats by een gedrongen, en bygevolg verdiktennbsp;derzelver. Veerkragt fterker gefpannen worden. Deeze Veerkragt nu dier verdiktenbsp;Lugt zal door haar Wederwerking,terwylnbsp;men den Stamper weer optrekc om eennbsp;nieuwe Zuiging te maaken, het werk doennbsp;van een Perspomp, het Water drukken»nbsp;en ’t zelve dus zonder tuffchenpoozing doornbsp;V doen uitloopen.
, Men wint ’ernbsp;door innbsp;Tydnbsp;maarnbsp;verlieftnbsp;zöo veenbsp;vannbsp;Kragt.
Door dit middel wint men zekerlyk in Snelheid. Want dewyl dus de Pyp TV on-ophoudelyk en zonder tuffchenpoozingWa-ter geeft, loopt ’er ook binnen een zekerennbsp;[bepaalden tyd meer Water uit, dan ’er anders zou doen. Maar dit voordeel wint meDnbsp;niet dan ten nadeele en kollen van de Kragt,nbsp;die men ’er nu toe belteeden moet.nbsp;Pomper moet in zulken geval vry wat meernbsp;arbeid doen, om dat hy nu niet alleen hetnbsp;Gewigt en den Weerlland van ’t Water,nbsp;dat in T drukt, overwinnen moet, maarnbsp;pok daarenboven de Lugt in de ledige tus'nbsp;fchenruimte tuflchen Pomp en Bos,
De Veerkragt der Lugt. 59
Veerkragt hy fpannen wil, verdikken enx. LES'
zamenperffen. Maar menigvuldige
''allen kunnen ’er voorkomen, waar in ’c
Van ’t uicerfte belang is, datmenonophou*
delyk zonder tuffchenpoozingWater geeven
kan, en daarom ziet men ook deeze Zoorc
Van draagbaare Pompen en Brandfpuitjes,
op zulk of dergelyk een wyze gemaakt, in
Engeland, in Rolland, en zedert eenige Jaa-
ren te Farys, zoo fterk in gebruik, dewyl
’er een yder, en zelfs een enkel Menfch,
terwyl hy beter enkragtdadigerhulpwagt,
den voortgang ten minden van een Brand,
die eerft ontftaat, meê duicen kan.
Zedert het uitvinden van de Lugtpomp, Uitvin-keeft men een ontelbaare menigte van Proc Ven gedaan in het Ydel, of in een Lugt totmenpers-verfchillende Graaden van Ylheid verdund.^^Jf'^^^nbsp;Het was zeer natuur’yk te denken, dat mennbsp;oï ook veele aanmerkelyke zou kannen doennbsp;een Lugt, die digter en meer in één ge-perd was, dandegewoone;enverfcheideanbsp;Natu^^¦kun^-|Jge[J doegen ook reeds ten diennbsp;Oïnde de hand aan ’t werk- Men bedientnbsp;G 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zig
-ocr page 154-100 De Veerkragt der Lugt.
bladz.
230. PL. 3
X- LES. zig tot deeze zoorten van Proefneemingcö van een Werktuig, fterk en zwaar genoegnbsp;om een grooten Weerftand ce doen, en vrynbsp;wat Kragts te kunnen uitftaan, endryft’efnbsp;met geweld Lugt in door middel van eennbsp;Pompje, niet ongelyk aan dat, daar wenbsp;kort ce vooren van gefproken hebben,nbsp;de Lugt in de! Koperen Vaas derKonüfon*nbsp;tein meê zimenperrten. Maar alle Lugt»nbsp;die op zulk of dergelyk een wys door eeonbsp;F»j. 17. Pomp heen gedreeven wordt, belaadt zignbsp;met Vetagtige en Vogtige Dampen ; en on'nbsp;dcrtuflchen komen ’er menigvuldige geval*nbsp;len voor, waar in men dezelve gaarne watnbsp;zuiverder zouwenfchen, om verzekerd tenbsp;zyn, dat mendeUitwerkzelsderProefnee*nbsp;ming aan geen vreemde en andere oorzaak»nbsp;dan alleen aan den Graad vanzamenperffingnbsp;heeft toe ce fchryven, daar men deLugctosnbsp;gebragc h«efc; de digtheid van de eigen eonbsp;zuivere Stofl^ dier Lugt. Dit heeft tnynbsp;aanleiding gegeeven, om een nieuw Werk*nbsp;tuig uit te denken, waar mcê men deLug''nbsp;kan zamenperffen, zonder den trap vao
zui’
-ocr page 155-De Veerkragt der Lugt. ioi zuiverheid, dien ze dan in den Dampkring^-
, nbsp;nbsp;nbsp;'.Af-
«sefc, te verminderen, of zelfs wel met deel.
^ien te vermeerderen: wanneer i:lt; dit Werktuig afgeraaakten 'er de laacfte hand aangelegd zal hebben , zal ik , indien het der moeite waardig zy, het gemeen ’er eene be-fchryving van mededeelen in de Memoiresnbsp;’'an de Akademie der Weetenfchappen, ag-ter het Verhaal van alle andere zoorten vannbsp;Werktuigen tot Proefncemingen over denbsp;Lugt; welk Verhaal ik reeds begonnen hebnbsp;op te ftellen.
Uit de Proefncemingen vanBovLE blykt, Graad dat men den Oratrek van een Vak Lugts,^®g^^gy'_nbsp;door Zamenpersfing, dertienmaal kleiner fing.nbsp;maaken kan, dan dezelve natuurlyk is innbsp;haar gcwooncn (laat op de Oppervlakte dctnbsp;Aarde.
Andere Natuurkundigen hebben zedertuiterfte deeze Proef, door verfcheiden middelen ennbsp;handgreepen, verder voortgezec. Die ’er |tnbsp;*tieefl: in gedaan heeft, en het verft fchyncnbsp;ë^komen te zyn, is de Heer Hales, dienbsp;2egt, dat hy de Lugt tot een i837fte gedeel-G 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;te
-ocr page 156-102 De VtERKRAGT DER I UGT.
X. LES. te van haar gewoonen Onttrek gebragt heeft
I. A F-
D E E L.
JVIüS-
SCHEN-BEOeK '
Natuur kundenbsp;blad. 67S.
C)
aarop dü Heer MussciienbboES
deeze fraaie en verltacdige aantnerkicg maakt. ,, De Lugt, zegt hy, is door dce-„ ze Proefneeming mcêr dan tweemaalnbsp;,, zwaarder gevroi den dan bet Water. De-' „ wyl, m, het Waterniet inédngeperft kannbsp;5, worden, ziet men daar uit, dat de Lugtquot;nbsp;„ deeltjes van een geheel anderen aart moe-,, ten zyn, dan de Waterdeeltjes: wantan-„ ders, indien de Lugt, narnelyk, van dennbsp;„ zelfden aart was als het Water , zou zenbsp;„ maar 800 maal hebben kunnen verdiktnbsp;,, worden: dan zeu ze juili dezclfdeDigt-5, heid ais het Water gehad hebben, en ooknbsp;,, eveneens en met gelyke Kragt alle andere
,, verdere Persfingen Weerftand geboodeO ,, hebben, gclyk het Water doet
Haar
De Heer Hales fielt, by deeze gelegen'
heid)
(*) Daar is eenige duiflerheid in de berekening vaO den Heer HALES. De Heer BüFFON, deszelfs (Frar'nbsp;fche) Vertaaler, vindt een misdag in de Uitkomft dernbsp;Som, en meent, dat men 1551 rekenen moet in pla*t‘nbsp;van 1837.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Nollet.
-ocr page 157-De Veerkramp;gt der Lugt. 103
heid een zeker zoort van Peilftok of Zee x- LES.
peiler voor om ’er de Zee meê te peilen en nbsp;nbsp;nbsp;f'
herzelver op andere wyzenonpeilbaareDiep-
ten te meeten. Maar dewyl de Regel van digheid
Masiotte over de maat en evenredigheid
Van de Zamenpersfing der Lugc niet door-Graaden
gaat, dan alleen in de Middengraaden van^quot;^^'
ï’ersüng, en men de Evenredigheid nietjj^LFs
Weet volgens welke die Vloeiftofzig in hoo groeien-, nbsp;nbsp;nbsp;. cnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• j 1 deWeeg-
ger en de uiterfte trappen laat in een druk-j^^jj^jg ken, kan men zig van dienPeilftokhietge-blad. 172.nbsp;voeglyk en met geuoegzaamezekerheid bedienen.
De Heer Amontons, wel ver van dee-Sterk zeongemeeneZamenpersbaarheid derLugtE^gt^ dienbsp;in twylFel te trekken, heeft dezelve, langen zig uit-tyd voor datmenzedoorProefneemingh3d^^3^|°dMnbsp;ieeren kennen, reeds veronderfteld alseenAardbee-Beginfel, door middel van ’t welke men, vol-gens hem, zekere inwendige beweegingennbsp;hinnen in onzen Aardbol zou kunnen vcrklaa-ten. Want na dat hy getoond had , dat denbsp;^eerkragc der Lugt, door Hitte aengezet.
Zoo veel fterkcr was, naar maace dat de
X. LES.
I. A F-D J£ E L.
Memoir, de I'Aca-dem.nbsp;17P3-
p. lOI.
Denkbeeld van Koude ennbsp;Warmte.
104 De Veerkragt dér Ln«T.
Vloeiftof grooter Digtheid bezat, twyffclt hy niet, of de Aardbeevipgen zouden zeefnbsp;wel veroorzaak t kunnen worden door Klont*nbsp;pen van Opdcraardfche Lugt, diezig geweldig uitzetten; en hy doet zien, dat heCnbsp;onderfte gedeelte van een Kolom van deOnbsp;Dampkring 18 Mylen diep naaf het Middelpunt der Aarde toe verlengd , op die dieptenbsp;een Digtheid zou hebben als die vaa hetnbsp;Kwikzilver.
üit de Voorgaande Proefneemingen, en de Aanmerkingen , diewy ’er by voegden, heb*nbsp;benwegezien, hoedeLugt van Digtheid ver*nbsp;andert, en op welk eenewyze haar Veerkragtnbsp;af en toeneemt door een zwakker of fterkefnbsp;Zamenpersfing: nu (laat ons nog aan tetoo-nen, welke L'itvrerkzels Hitte en Koude iönbsp;deeze Vloei (tof te weeg brengen.
Het is hier de plaats niet, om den aart van’t Vuur te onderzoeken, noch deszelfsnbsp;Eigenfehappen , of de wyze hoe het werktnbsp;op deLighaamen. Alle deeze onderwerpennbsp;zullen ter gevoeglyker plaatfe, in ’c vervolg deézer Leffen, mee behooriyke breed*
voe*
-ocr page 159-De Veerkeagt der Lugt. loy
voerigheid overwoogen worden; thans zul x LES. Jen we fleets bv voorraad, en tot beter be-grip der Uitwerkzelen , die wy hier te ver- ’ .nbsp;klaarenftaan, dit volgende kortelyk aan-merken, i. Dat de Koude niet iets wee-zendlyks op zig zalven, een waare cn ft el-Uge eigenfchap is van een Lighaam; maar Pofttive.nbsp;enkel een zekere ftaat, waar in dat Lighaamnbsp;zig op dien tyd bevindt, en waar door alleen wordt te kennen gegeeven, dat het nunbsp;minder Warm is, dan het voorheén was,nbsp;of zou kunnen zyn; zoo dat 'er eigentlyknbsp;niets in de Natuur is, dat volflrekt Koudnbsp;is, of Koude genoemd kan worden. Dusnbsp;als men zegt, by voorbeeld, dat het 7snbsp;Koud is, wil men ’er niets anders mcê zeggen , dan dat het Koud is in vergelyking vannbsp;het Water, daar’t uitbevrieft, of vaneeni-ge andere Lighaamen, die Warmer zyn dannbsp;’tYs. Dit is eene waarheid , die wy in ’tnbsp;Vervolg breeder ontvouwen, en met de ver-eifchte Proeven ftaaven zullen. Men kannbsp;ook, 2, de Hitte of Warmte aanmerkennbsp;als het üitwerkfel van eene ongemeen fynenbsp;G 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Stof-
to6 De Veerkragt der Lugt.
X. LESStofFe, wier groote Overvloed of Werking I. A F- de eigen Deeltjes van ’c Lighaam, daar zenbsp;D££L. in doordringt, vanelkanderen fcheidt, vaanbsp;één afgezondert houdt, en dezelve een gedeelte van haar Beweeging byzec.
33e nbsp;nbsp;nbsp;Wanneer men zig nu de Hitte op deeze
Warmte ¦yyys verbeeldt, zal men zigligtelykeenbe-doet de . ,
Veer-
feragt.
Lugt uit-gfJp kunnen maaken van twee zeer rnerk-zetten en^ygardige Uitwerkzels, die zy in een Klomp haar zeker deel Lugts te weeg brengt, en wynbsp;thans door Proefneemingen nader zullennbsp;doen zien. Het eerfte dier Uitwerkzelen is,nbsp;dat zy derzel ver Onttrek vergroot en zwellen doet: dat is te zeggen, dat één en dezelfde Klomp en hoeveelheid van Lugc innbsp;ftaat is om min of meer plaats te befl aan naarnbsp;rnaate dat zy min of meer heet gemaakt is.nbsp;Het tweede Uitwerkzel van de Warmte opnbsp;de Lugt is, dat zy derzelver Veerkragt vergroot , en die doet toeneemen naar evenredigheid van de Persling, waar racê die Lugtnbsp;verdikt en in een gedrukt is; zoo datnbsp;een zelfde Graad van Hitte op eenenbsp;zelfde Lugc twee of driemaal digter zamen-
ge-
-ocr page 161-De Veerkragt der Lugt. 107
gsperfl werkende, derzelver Veerkragt ookx. LES. twee of driemaal groocer zal doen worden ;i. a f-gelyk men uit de volgende Proefneemiogen®^^^'nbsp;duidelyk zal kunnen zien.
VIII. PrOEFNEE M ING.
Toeliel.
Men neemt een Glazen Buis, van diepj^_ zoort als daar men de Barometers van maakt,^3-omtrent 12 of 15 Duimen lang, en overal in zyn ganfche langce gelyk van middel-lyn en even wyd: dit kan men gemakkelyknbsp;vveeten, als men ’er een klein Kolommetjenbsp;Kwik laatdoorloopen: want zoo datKwik-kolommetje overal in deBuis, terwyl het ’ernbsp;doorloopt, even lang blyft, en op de eenenbsp;plaats korter noch langer wordt dan op denbsp;andere, is ’c een zeker teken, dat die Buisnbsp;overal in haar ganfche langte even wyd is.
Men fmelt vervolgens op de gewoone wys een der einden van de Buis toe, en legt zenbsp;op gloeiende Kooien, waarop men ze heetnbsp;tï^aakt tot dat ze geheel gloeiend is: dan
neemt
-ocr page 162-io8 De Veerkragt der Lugt.
X. LES. neemt men ze’er met een Tang af, en dom-derl' nbsp;nbsp;nbsp;fchielyk met haar open eipid in koo
ieend Kwikzilver, dat ’er ten dien einde gereed by (laat, en laat dan alles koud worden. Zie decze Lehandeling in-Tig. 2j. afge-beeld.
Om de Buis, cn’t geen’er in is, zekeren bekenden Graad van Koude te doen aan-reemen, (leekt inen dezelve met haar toege-finolten eind eenigcMinuuten lang in gedoo-ten Ys, terwy! men ondertiisfchen egcer,nbsp;zoo veelmogelykis, zorg draagt, dat mennbsp;de Buis bynaWaterpas houde,op dat deLugt,nbsp;die ’er nog in is, weinig of niet gedrukt en in-eengeperd zou worden door de Zwaarte vannbsp;’t Kwikzilver, dat ’er voordaat en haarbe-flooten houdt,
. Uitvserhzels.
Als men de Buis, in het Vuur geheel gloei* jend gemaakt, in het kookendKwik dompelt, klimt hetzelve ’er een end weegs ionbsp;op; en nadat zy,een geruimen tyd in ’tYsnbsp;gedoken., dien trap van Koude gekreegen
heeft,
-ocr page 163-De Veerkragt der Lugt, i09
lieeft, beflaac de Lugt, tuffchen het toe x- LES. gefmolten eind en het Kwikzilver begree-^-^^^^nbsp;pen, omtrent het derde gedeelte van de gan-fche langte van de Buis.
Ophelderingen.
De Glazen Buis was, eer ze gloeiend ge- Denk-maakt wierd, gevuld meteen Kolom
Lugt van volkomen den zelfden aart, als die Uitzet-
van den Dampkring: de Deeltjes van die^‘”|j. Stofte, welke de Warmte maakt, ze mo-doornbsp;gen dan zyn wat ze willen, drongen door^^^*quot;^'nbsp;het Glas heen, mengden zig onder die Lugt,nbsp;die ze daar vonden, deeden de eigen Deeltjes van die Vloeiftof van elkander fcheidennbsp;en afwyken, en vergrooten daar door mer-kelyk den Omtrek, dien ze beiloegen. Maarnbsp;dewyl de inhoud en wydtevan de Buis nietnbsp;haar Evenredigheid toenam, moeft ’er on-'’erroydelyk een groot deel Lugts uit raa-*^en; en de Buis bleef vervuld met een zeernbsp;''Erdunde yle Lugt, en met een grooteme-higte van Vuurftoffe. .
•t'oen die Buis in het Kwik gedompeld Van da
was.
-ocr page 164-no De Veerkragt der Lugt.
X. LES. was, begon ze te verkoelen; dat is „die D E E rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;StofFe, die door het Glas heen ge-
inkrim- nbsp;nbsp;nbsp;was om zig onder de Lugt te men-
Verkoe ling.
ping door gen, begon weg te dampen, of, wil men ’t op deeze wys uitdrukken, zy begon aliens-kens het grootfte gedeelte van haar Bewee*nbsp;' ging te verliezen: dit gaf de Lugtdeeltjes gelegenheid om weer nader by een te komen,nbsp;en zig in een kleiner Omtrek by elkandernbsp;te kunnen voegen: te meer, dewyl ’t Ge\yigtnbsp;van den Dampkring, die op deOppervlak-te van het Kwikzilver drukte, hetzelve innbsp;de Buis deed dringen, en’er allenskens hoo*nbsp;ger in opklimmen, totdatdeweinigeLugt,nbsp;die ’er nog in gebleeven was, in een engernbsp;plaats by een gedrongen, klein genoeg vannbsp;Ömtrek geworden was, en daar doorDigc-heid genoeg gekreegen had, om het Kwiknbsp;te wcerflaan. en ’t verder klimmen te beletten.
.. nbsp;nbsp;nbsp;Men ziet derlialven uit deeze Proefnee-
koud totming, dat een zeker gedeelte Lugt, toedeO , Graad van Koude van’t Ysgebragt, en aannbsp;* de Drukking van den Dampkring blootge-
llcid,
-ocr page 165-De Veerkragt der Lugt. ui
field, driemaal kleiner van Omtrek is, ofx. LES. driemaal minder plaats beflaat, dan ze doet,nbsp;onder de zelfde Drukking , maar in eennbsp;Graad van Hitte, die ’t Glas kan doen gloeien; of, ’t welk op het zelfde uitkomt, datnbsp;de Omtrek derLugt^ door dien Graad vannbsp;Hitte verdund en uitgezet, ftaat tot dien,nbsp;dien ze heeft in den Graad van Yskoud,nbsp;als 3 tot I.
Door Proefneemingen van byna gelyken Van aart heeft men bevonden, dat de Omtrek dernbsp;Lugt in den Graad van Koude waar op be- Water:nbsp;gint te Vriezen, ftaat tot dien ze heeft in denbsp;Hitte van Kookend Water, als 2 tot 3: ennbsp;«dat ze zig omtrent een zevende gedeelte uitzet van den Graad van ’c begin van Vorfi:nbsp;tot dien van onze gewcone Zomerhitte,nbsp;die den Tbermomeler van Reaumur opnbsp;t'ttitrenc 25 Graaden doet liaan.
hlaar in alle deeze zoorten van Proefnee- VerfchU
liegen, inzonderheid zo men de Lugt on- 7“”
„ nbsp;nbsp;nbsp;Itomft
genreen Heet maakt, vindt men dikwils een door de
ttierkelyk verfchil indeuitkomfl:, naar maa-V^ft'S*
te van den byzonderen ftaat, daar de Lugt,
op
-ocr page 166-II2 De Veerkragt der Lugt.
X. LES
I. A F-DEEL.
En de vèrfchilnbsp;Igndcnbsp;hoogtenbsp;des Baronbsp;meters.
op welke men werkt, op dien tyd jnis,.ea naar den aart der Glazen of Werktuigen,nbsp;die men ’er toe gebruikt. Want het is eennbsp;bekende en toegeftaane waarheid, dat denbsp;Vogtigheid, als ze zig in eenige maate onder de Lugc mengt, daar men deProefmeênbsp;doet, eene uitzetting zal veroorzaaken, dienbsp;zomtyds lo of i2 maal grooter is, dan zenbsp;geweell; zeu zyn met den zelfden Graad vaanbsp;Hitte, zomen ’er een drooger Lugc toe genomen had.
Daarenboven, dewy] de Lugt ook op dep eenen tyJ digter ca meer zaraengeperlt isnbsp;dan op den anderen,verfchilien de uitkom-üen ook naar ’t verfchil der Hoogte, waar^nbsp;op dsBaroineier dkstyds (laat; ’c welk me»nbsp;dcrhalven by die Proeven ook bchoorlyknbsp;dient in agc te neemen.
y nbsp;nbsp;nbsp;Gevolgen,
Hrt Het iS' door middel der Lugt, die zig fpnrjgennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;geweldige Hitte fterk uitzet, dat
glaasjes, van dun Glas by een BrandfebÜ*
ftaBjes.
Knap- men die kleinezogenaamde Spring of Knap'
ebi!'
De Veerkragt der Lugt. 115
ders Lamp geblazen en toegefmolten, {*') X. LES. inec een flagdoetaan Hukken fpringen. Alsr. a f.nbsp;'Cr een kleine Druppel Water in opgefloo-®^®**'nbsp;ïenis, doen ze hun werk beter en liaan Herder, niet alleen om dat het Vogt een gewel-^ger uitzetting veroorzaakt, maar ook omnbsp;lt;lat de koelheid van ’t Water belet, dat hecnbsp;lt;lunneGlas in de groote Hitte, daar men’tnbsp;iabrengt, zagt en wreek worde , en voornbsp;de Kragt van de zig uitzettende bellootennbsp;Vjdeiftof wyke, zonder te breeken en vannbsp;één té fpringen. Die zoort van Petards oinbsp;Klappers in een Kaars te houden, om denbsp;Offiftanders zig te doen ontzetten, is nietnbsp;Zeer veilig, uit vreeze,dat dc Hukken iemandnbsp;de oogen mogten fpringen, of hun an-!nbsp;derzins befchadigen, die ’er niet op verdage
zyn.
(*ƒ Dit 2oogen3:imde tix'fnielten van een Glafcn Buts, Hermetl/jiiement], ^aar ook in het toeltelten dee-,nbsp;Proefneeminj vnn gefproken is, bdiast daar in,,nbsp;men het open eind van dc Kuis in Vuur o£ in denbsp;van een Lamp heet maalcts z.00 lang; tot hetGJa«nbsp;week te worden, toeloopt, enzig fluit.
ïn. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;H
-ocr page 168-X. LES.
I. Afdeel.
Manier om Vles-jes metnbsp;enge halzen tenbsp;vullen.
1 Deel.
1 Stuk. bladz 32.
114 De Veèrkragt dér Luot,
izyn. DeKaftanjes, die onder heete Afch of op ’tVuur fpriogen, zyn zoo gevaariyknbsp;niet, maar het Uitwetkzel is menverfchul*nbsp;digd aan de zelfde oorzaak. De Lugt, binnen de fchors bellooten, zet zig uit doornbsp;de Warmte, en doet dezelve van één ennbsp;open fpringen, als men de voorzorg nietnbsp;gebruikt heeft van ze eerfl open te fnyden.nbsp;Hoe de fchors fterker is en meer weêrftandnbsp;doen kan, hoe ze met grooter flag van éénnbsp;bar ft.
In de Derde Proefneeming van de Ecrfte Les maakte ik gewag van een klein Glazennbsp;Parfiimeervlesje, voor een gedeelte met ee-nig welriekend Vogt gevuld: maar ik voegde ’er toen niet by, van welken Konftgreepnbsp;men zig gewoon was te bedienen, om 'er’tnbsp;Vogt in te krygen; dewyl de Hals en Mondnbsp;van’cVlesjezooengzyn, dat men niet eenSnbsp;behoeft te denken om het door middel vaOnbsp;eenig Tregtertje te willen onderneemen»nbsp;Men vult het egter vry gemakkelyk, door he^nbsp;Vlesje eerfl: warm te raaaken, en het daOnbsp;aanfto.nds met zyn mond in bet Vogt cs
dom*
-ocr page 169-De Veerkragt DER Lugt. lis
dompelen , daar men ’t mee vullen wil.X. LES. Want door de Warmte doet men de Lugt,nbsp;dicin’tVlesjeisgt; ziguitzetten, en dryfc ’ernbsp;dus een groot deel van naar buiten; de Lugt»nbsp;die’er nog in gebleeven is, verdikt zig vervolgens weder naar maate dat het Viesje weernbsp;koud begint te worden, en laat dus een ledige plaats over, die het Vogt, door het Ge-wigt van den Dampkring ’er in gedreeven,nbsp;inneemt; even gelyk het met de Buis, daarnbsp;wy in de voorgaande Proefneeming van fpra-ken, gebeurde.'
Van dit zelfde middel bedient men zig ook. En de
om de Glazen der Tbermometers te vullen,
’ der Tber~
Wier Buizen doorgaans zoo naauw zyn, datmomsterr. men ’er nooit op eenige andere wys het Vogtnbsp;Zou kunnen inkrygen, ten minften niet zonder ’er vry wat moeite en tyd aan te fpillen.
Zelfs zou nog deeze Uitzetting der Lugt door Warmte flegts een zeer gebrekkelyfcnbsp;hiiddel zyn, in geval men zulk een Viesje ofnbsp;Ëuisgeheelvol wil maaken, dewyl een zeernbsp;groote Hitte ’er niet meer dan omtrent maarnbsp;twee derde deelen van de Lugt kan uitdry-H 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ven:
-ocr page 170-ii6 Egt;Ë Veerkragt der Lugt.
X. LES. ven : maar men voegt ’er in zulk een geval nog 1. Af- een andere Konftgreep by, daar wy in’t ver-volg van fprceken zullen, en door wiecs middel men die Claztn merkelyk volkomenernbsp;van Lugt ontledigen kan.
Fig. 24.
Thermo- Bv gelegenheid dat ik hier vs.nThermonie‘ mewrvan^^j.j. fp^eek, zal ikin’c voorbygaan zeggen,nbsp;mts. dat die van Sanctorius, in Figuur 24 arge-beeld , ook doormiddel van deUitzettings-kragt der Lugt zyn Werkingen doet. Alsnbsp;men de hand lege op de Glazen Bol, die aannbsp;’t boveneind van de Buis is, wordt de Lugt,nbsp;die in dien Bol is en verder de Buis tot aannbsp;N, by voorbeeld, vult, warm,zetzig uit,nbsp;en doet het gekleurde Vogt naar beneden,nbsp;in den Bol M wyken , terwyl men des-zelfs daalen met het oog zien, en naar denbsp;Graaden, op bet Plankje afgetekend, mee-icn kan. Wanneer zig dan vervolgens denbsp;Lugt, die men, door zyn hand op den boven Hen Bol te leggen, verwarmt had, weêrnbsp;verkoelt, verdikt ze zig, trekt zig in édn,nbsp;cn het gekleurd Vogt, door hetGewigt vaOnbsp;een Kolom van den Dampkring, die op
ftaat»
-ocr page 171- -ocr page 172-h8 De Veerkragt der Lugt.
X. LES.beeld, is een zoort van iugeboogen Glazen
I. Af., vies, van onder en boven open, die met haar Voet boven op het Dekfel van eennbsp;Houtcen Kiftje, in de gedaante van een Vierkant Voetftuk gevormd, vaft ftaat. In Anbsp;heeft men eenGlazenBuisje EF vaftgevoegd,nbsp;’t welk van boven inE fpits toeloopt als eennbsp;Fonteinfpuicje, en van onderbyF, opeenigenbsp;weinige Lynen na, tot aan den Bodem van denbsp;Vies raakt. Een andere Buis, wiens eind,nbsp;op de hoogte by G, geheel open is, looptnbsp;dopr de engte of inbuiging van de Vies bynbsp;B, daar zy aan vaft gelmeerd is, beneden»nbsp;waarts in het Kiftje,en vereenigc zig daar metnbsp;een grooten Bol, van dun Koper gemaakt,aannbsp;welken zy gefoldeerd is. HetlüftjeCDisnbsp;van binnen met Lood bekleed, en het Dekfel,nbsp;dat men ’er af ligten kan, wordt ’er metnbsp;Haakjes op vaft gemaakt.
De Koperen Bol in ’t Kiftje bevat niets dan Lugt: de Vies AB is tot omtrent drienbsp;vierde met Water gevuld, en men giet doornbsp;een gat in ’t Dekfel, daar men eenTregternbsp;in zet, Kookend Water in het Kiftje CD.
De
-ocr page 173-De Veerkragt der Lugt. 119
DeLugt, die in de Koperen Bol is, doorx. LES, bet kookend Water, waar in hy gedom-^*
. nbsp;nbsp;nbsp;D Ei £ La
peld is, verwarmd, zet zig mt, en dnngc door de Buis BG in de Vies AB, drukt denbsp;Oppervlakte van ’t Water,dat ze daar vindt,nbsp;met haar Veerkragt, en dbet het dus door hetnbsp;klein Glazen Buisje EF, als een Fontein ftraal,nbsp;naar buiten en in de hoogte fpringen. De Ko-perenBol in ’tKiftje moet ten minften eensnbsp;zoo groot zyn als de Vies AB,- dewyl denbsp;Lugt, gelyk wy te vooren gezegd hebben, zignbsp;niet meer dan maar een derde door de hittenbsp;van kookend Water uiczet, en in het Kidje,nbsp;daar de Koperen Bolin beflooten is, kan hetnbsp;Water niet kooken, maar verkoelt min ofnbsp;nieer aanftonds.
Dus zou men ookeenfpringendFonteint- PL. 3. je kunnen maaken van omtrent den zelfden^9-^art, als dat, ’t welk wy te vooren befchree-¦ven en m Figuur 19 afgebeeld hebben, zonbsp;öien in plaats van de Vies in ’t Ydel te zetten , dezelve in kookend Water dompelde;
Bogdan zou het raadzaam zyn , dat men in plaats van een Glazen en Metaalcn Viesnbsp;H 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nam.
-ocr page 174-iao De Veerkiuvgt der Lugt,
X. LES. nam, uit vrees dat anders de fchielvke Hit-deel' nbsp;nbsp;nbsp;geweldige Uitzetting van de Lugt»
haar raogt doen berflen eninftukken fprin* gen.
Vinir.
fprcng.
PL.s. Fig, 26.
Indien rr.cn een Vuurfprong maaken wil, bedient men zig van Wyngeefl: of goedennbsp;Brandewyn, en men houdt den Mond vannbsp;de Vies met den Vinger of op eenige anderenbsp;vrys ettelyke Minuten geflooten, om hetnbsp;Vegt tyd te geevenomeen weinig Warm tenbsp;worden: en men Üeekt den Straal, als hynbsp;’cruitfpripgt, aan meteen brandende Kaars.nbsp;2:c Figuur 26.
Tot nog toe hebben wy doen zien, dat da Warmte de Lugt, wanneer ze vryheidnbsp;heeft om zig uit te zetten, grooter van Om-trek doetworden en meer plaats beflaan : denbsp;volgende Froefneeming zal ons kunnen lee-ren, dat de zelfde oorzaak haar Vecrkragcnbsp;doet toeneemen , wanneer ze, in haar Om-trek van alle kanten beflooten en gefluit, belet wordt zig uit te zetten.
IX.
-ocr page 175-X. LES.
I A F-DEEL.
^2 Veerkragt der Lugt. IX. Prcefneeminc.nbsp;Toeftel.
ABC is een Glazen Buis, iets meer danPL. 5. vier Voeten lang; omtrent eenLyn vanbin-quot;^*^' -T’nbsp;Dén wyd, gekromd van onderen met eennbsp;Eogt, welke in een hollen Bol van diin Glasnbsp;eindigt, die vier of vyf Duimen Middellynsnbsp;lieefr. Men laat ’er flegts zoo vee! Kwikzilver in loopen, dat ’er de Bogt DBGnbsp;door gevu’d wordt, en hetzelve, als mennbsp;het ’Werktuig loodrcgt over eind houdt,nbsp;in beide de Armen van weérzyde met zignbsp;zelven in Evenwigt flaa. Men begrypt ligt,nbsp;dat ten dien einde de Lugt, die in den BjInbsp;is, njet digter en meer zamengeperft mpecnbsp;2yn, dan de Buitenlugt, maar van dezelfde gefteltenis als waar in zig die van dennbsp;^tnpkring op ’c oogenblik der Proefnee-tting bevindt. Vervolgens giet men in ’cnbsp;Sedeelte AD van de Buis zoo veel Kwik,nbsp;dat ’er van het Waterpas, dat is, de Lynnbsp;af te rekenen, een Kolom van 28 Dui*
PI 5 nbsp;nbsp;nbsp;men
-ocr page 176-’ii2 De Veerkragt der Lugt,
X. LES.men in ftaa , en dompelt dan het ganfchebe-nedenfte gedeelte in kookend Water, zoo diep, dat de Bol geheel onder Water is,
Uitwerkzels.
t nbsp;nbsp;nbsp;Als men het Werktuig dus in ’t Kookend
Water gedompeld houdt, klimt het Kwik in dien langen Arm DA i8 Duimen en ee-nige Lynen hooger, ’t welk met de voor'nbsp;gaande 28 Duimen een Kolom maakt vannbsp;omtrent 46 Duimen, van de WaterpasLynnbsp;met de hoogte, waar op het in den kortennbsp;Arm ftaat, af te rekenen.
Ophelieringm.
De Hitte Zoo lang ’er geen Kwik is, dan in den
vanKoo-ggprj DBG, en hetzelve in beide de Ar-kendWa- ^
ter ver- men van de Buis even hoog itaac, maakt de quot;^^Lugt, die in den Bol is, door haar Veer*nbsp;krsgt derkragt Evenwigt met de Drukking van dennbsp;Derde Dampkring, die men,onder ’t doen derProef'nbsp;neeming, aan ’t Gewigt van een Kwikkoloiflnbsp;van £8 Paryflehe Duimen gelykfteltcezyn»
De Veerkragt der Lugt. 12^3
De 28 Duimen Kwik, die men ’er vervol-x. LES. gens in den langen Arm bygiet, verdubbelen A e-derhalven, volgens decze veronderftelling, ° ^nbsp;die Drukking des Darapskrings, en byge-Volg ook de Digtheid der Lugt, die :dg innbsp;den Bol bevindt. Indien nu deeze Lugt,nbsp;dus tot een dubbele Digtheid zamengeperft,nbsp;en zoo in kookend Water gedompeld, ianbsp;ftaat gefield wordt, om nog 18 Duimen ennbsp;8 Lynen Kwik meer te kunnen draagen ennbsp;ophouden, is dit een gewis teken, dat dienbsp;trap van Hitte haar Veerkragt een derdenbsp;grooter maakt: want 18 Duimen en 8 Lynen zyn juift een derde van yöDuimen, dacnbsp;is, het Gewigtvan een dubbele Dampkringsnbsp;Drukking, daar die Lugt van den Bol voornbsp;de Indompeling meê belaaden was.
Dewyl de 18 Duimen en 8 Lynen Kwik-Waarom
zilver in den langen Arm opklimmen tcn^i'^
1 nbsp;nbsp;nbsp;°nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. greeting
kollen van de hoeveelheid Kwik, die zigeen weL-
'n den korten Arm en deszelfs Bol bevindt, min-
îkt het van zelf, dat de heet gemaakte fchynt.
Dugt altyd een weinig grooter van Omtrek
^oet worden, en wat meer plaats beflaan
dan
-ocr page 178-124 Veekkragt der Lüct.
X. LES. dan wsn ze nog koud was: en dat wel oro
I. Af- jeeze twee redenen, r. Om dat het Kwik'
Deel,
ziiver ,’t welk uit deezen in den anderen AriU overgaat, dezelve een weinig ruimte maak^nbsp;en plaats geeft om zig ui t te zetten. 2. Otflnbsp;dat het Glas zelf zig doordie Hitte uitzet)nbsp;en de inhoud van den Bol daar door onver*nbsp;mydelyk eeniger maate grooter moet wor-den, gelyk wy elders nader zullen doeönbsp;zien. Die is oorzaak, dat,dewyl de Lugtnbsp;op die wys min of meer in Digtheid afneeracnbsp;en verdund wordt, het vermogen van haafnbsp;Veerkragt, door de Hitte vergroot, niei;nbsp;volkomen zoo Berk zyn kan, als het wee*nbsp;zen zou, zo ze net den zelfden Omtrek eunbsp;Digtheid bleef behouden. De opklimmingnbsp;van de Kwikkolom boven de 28 Duimennbsp;gaat daarom ook nooit tot de volkomennbsp;Hoogte van 18 Duimen* en 8 Lynen^ dognbsp;het verfchilt egter zeer weinig, indien mef’nbsp;een Buis neemt, die in vergelyking van dennbsp;. Inhoud van den Bol zeer naauw en kleinnbsp;van Inhoud is.
Gilling. Metis doraalven een ontwyfFelbaare waar-
Ï)e Veeekragt der Lugt. 125
heidj dat het vermogen van deVeerkragt der X. LES. Lugt door de Hitte van koekend Waternbsp;een Derde grooter wordt. Maar wat is nunbsp;de oorzaak van dit Verfchynfel i en hoe Hitte denbsp;komt het dat dc Lugtdeeltjes, wanneernbsp;heet gemaakt worden, meer ftevigheid,Lugtver-kragt enfterktekrygen? Ditisiets,’cwclkS'°°^*nbsp;ons de Ondervinding niet leert. Men zounbsp;egter, door op vry waarfchy nlyke giflingennbsp;Voort te redeneeren, kunnen zeggen, dat denbsp;Werking der Hitte, gclyk wy reeds Hijloirgnbsp;heen hebben aangeroerd, bellaat in een on-t^* l'Jca-eindige menigte van kleine Deeltjes,nbsp;ongemeen fnel bewoogen engefchokt,indei702.nbsp;Lighaamen doordringen. ,, Wanneer dee-^'
»gt; ze Deeltjes zig in een KlompLugts men-»gt; gen, openen en ontwikkelen zy deSlangs-gt;gt; wys loopende Reepen of Plaatjes, waar sj uit deLugtfchyntzamengefl:dd;nietal-j;;^^^^nbsp;i» leen om dat zy, als zoo veele nieuwe ennbsp;5i vreemde Lighaamen, zigtuflchendezel-gt;gt; ve indringen en plaats doen maaken; maarnbsp;j» ook wel inzonderheid, om dat het Lig-»i haampjes zyn,dieinccngeduurigeenge-
,, wel-
-ocr page 180-12.6 De Veerkragt der Lugt.
X. LES. ,i weldige beweeging zyn. Die is oorzaak» ¦^5' ]gt; dat die Lugt zig uitzec en grooter vaOnbsp;,, Omtrek worde. Maar zo die Lugt ineeflnbsp;„ plaats biflooteo is,zoo dat ze niet kan uit'nbsp;„ zetten, zullende Vuurdeeltjes,dieonop'nbsp;„ houdelyk werken om de Slangswyzenbsp;,, Reepjes te openen en te ver wy deren , dognbsp;,, dezelve nu niet openen en verder verwy*nbsp;,, deren kunnen, derzelver Veerkragt iDnbsp;„ vermogen doen toeneeraen, die, zo zignbsp;„ de Reepjes vryelyk openen konden, ver*nbsp;„ zwakken zou en eindelyk geheel ophoU'nbsp;„ den. Wanneer de Lugt verdikt en za*nbsp;,, mengeperft is, bevindt zig binnen dennbsp;,, zelfden Omtrek van plaats een grooternbsp;,, getal van Lugtdeeltjes, en zullen derhal'nbsp;„ ven de Vuurdeeltjes, die ’er in en doornbsp;„ dringen, ook hun Werking op een groo'nbsp;,, ter getal van Deeltjes kunnen oeffenen gt;nbsp;,, dat is, of een fterker uitzetting indienbsp;„ Lugt , of eene grooter vermeerderingnbsp;van derzelver Veerkragt veroorzaaken»nbsp;Maar wanneer nu de Lugt met een zwaar*nbsp;der Gewigc belaaden is, iszy ook onge*
„ tvvyf*
-ocr page 181-De Veerkragt der Lugt. 127
59 twyffeld fterker verdikten in een geperft; X. LES. sgt; en zal bygevolg, indien ze zig,
»j ffiien veronderfteltj niet kan uitzetten, jgt; één zelfde Graad van Hitte haar Veer-ii kragt naar Evenredigheid ook fterker ver-gt;gt; grooten,”
Gevolgen,
Uit het beloop van dergelyke Proefnee- Alge-ttingen, als de voorgaande, zal men Waar worden, dat de Vergrooting, die de van denbsp;Hitte van Kookend Water in de Veerkragtnbsp;der Lugt te weeg brengt, gelyk is aan een de Veer-derde van’tGewigt, daar de Lugt opdien^*^|^nbsp;tyd meê belaaden is; indien men die Proeven doet in den Herfft of in de Lente, dacnbsp;is in Jaargetyden, wanneer de Lugt geniaa-tigd en als op den middelgraad is, tuffehennbsp;de grootfte Hitte en de grootfte Koude,'
Uus zou dan de Lugt, die wy inademen, ^itydmet een Gewigt, gelyk aan dat van eennbsp;Kwikkolom van omtrent 28 Duimen bekaden, indieo ze door Kookend Water heetnbsp;gemaakt werde, het vermogen van haar
Veer-
-ocr page 182-ït8 De Vêkrkragt der Lugt.'
X. LES. Veerkragt 9 Duimen en 4 Lynen vergrooquot;
I. Af. nbsp;nbsp;nbsp;Lugt eeus zoo fterk verdikten
zamengeperlt j zou er een vergrootmgvan Veerkragt door krygen, als van 18 Duimennbsp;en 8 Lynen, het juifte derde gedeelcejnbsp;naamelyk, van yö Duimen, of het Gewigcnbsp;van een verdubbelden Dampkring. DuszoUnbsp;ook^aan den anderen kant een Lugt, die al-tyd ondertuffchen op den zelfden trap vaonbsp;Digtbeid bleef, haar Veerkragt min of meetnbsp;vergrootcn, naar raaate van de minder ofnbsp;meerder Graad van Hitte , die op haafnbsp;werkte.
Lugt' De Heer Amontoks , dien men deezs verfchuldigd is, heeft ’erzigop
ylmon- een zeer nuttige wyze van bediend, en vol' gensdatGrondbeginfeleen hugi-Tbcrmoms-
de^L’y^- vervaardigd,die my toefcbyntde eerftlt;2
cad. des ge weeft f’*) tezyn, waar op men de ver-
Scienc. nbsp;nbsp;nbsp;r.i,..;.
1702. .
^ nbsp;nbsp;nbsp;(*) Men vindt in de JPhihjophtfi.he Transdéïïen
ifi/ van 'r jaxr 1693, een memorie van den Heet HALLEY over het maaken van een Vergelylthaarctnbsp;Thermometer , dien men op alle plaatlen , en zolidetj
de aftekening van een anderen ten vourfchnlt
hei?-
-ocr page 183-De Veerkragt dér Luct. icp fcheiden Graaden van Hitte van een vallen X. LES.
I ik
cn bekenden Graad eener bepaalde af begon te rekenen: want te vooren kon mennbsp;üic die Werktuigen niets anders zien,dan dacnbsp;het nu of Kouder of Warmer tvas, dan het .nbsp;.Volgens hun aanwyzingop een anderen tydnbsp;of in een andere plaats was geweell. Immersnbsp;de Vergelykbaare Thermometers, die van eennbsp;bekenden Graad van Hitte of Koude hunnbsp;Graaden beginnen te tekenen, en daaromnbsp;altyd met elkander vergeleeken kunnen wor»
den,zyn hun eerde geboorte aan hem ver-fchuldigd, en zo hy ze niet tot dien trap van volmaaktheid bragt, waar toe zethansnbsp;gelleegen zyn, is men egter daar voor aannbsp;hem, verpligc, dac hy ons Op den weg gehol-, pen heeft.
Een '
heliben , vervwdigsn lean N. Van decze en nivdera 2*Oo Ten van ThermmUcrs , detzelvir Uitvindinp; , Za-.5lt;^n(lel, Vetgelyking z-,A naderhand, daardeHeer NOL-EEt van 't Vuur handelt , breedvoerig gefproken'worden. _ De Lecier kan 'er middelerwvi cenige fraaie aan-^erkingen over, en een zeer g makkelykc Schaal vannbsp;Vergelyking vaii dien van de L'hie , Fahrenheit ,nbsp;Rerx.-innr, vinden in de UileeeLvate Vcrhandelin^eit, ’t V.nbsp;»ESL. blada. iis.
HL Deel
i^o De Veerkragt der Lugt.
X. LES.
I. Afdeel.
Uitwer nbsp;nbsp;nbsp;die Lugt nooit ZOO digc in een Kamer be'
king vanlïootciiis, dat ze niet min of meer gemeen een Ka
Een Kachel verdunt zekerlykdeLugtvao het Vertrek 5 waar in ze geitookt wordt, oiO
chel op de Lugtnbsp;van eennbsp;Vertrek.
fchap beeft met deBuitenlugt door Reeten en Togtgaten, die men altyd hier of daaraannbsp;Deuren enVenfters vindt, en de Lugt vry*nbsp;heid laaten om’erzig door naar buiten uit tenbsp;zetten, en dusyler te worden. Maar deezenbsp;yler Lugt, een merkelyk minder Digtheidnbsp;hebbende,dan die van denDampkring,maaktnbsp;egter Evenwigt met dezelve, dewyl ze te ge-lyk met de Warmte een hoogen Trap vannbsp;Veerkragt krygt, die haar in Baat fielt om denbsp;Drukking van deBuitenlugt te weerftaan ennbsp;op te weegen. De zelfde oorzaak, die d^nbsp;Digtheid vermindert, vermeerdert naarnbsp;evenredigheid de Veerkragt, en het één ver-goedt het ander.
Van een Maar geheel anders is’t met de zaak gale*
Vuur on-ggfj nbsp;nbsp;nbsp;Haardflede Vuur ftookt
Schoor- onder een Schoorfteen. De Lugt verdunt
ileen nbsp;nbsp;nbsp;wordt yler door de Warmte, doch
de nbsp;nbsp;nbsp;,
Haard zonder dat haar Veerkragt daarom groote*
ftée. nbsp;nbsp;nbsp;wordt»
-ocr page 185-De Veerkragt der Lugt. 131
wordt. Het Evenwigt raakt daarom ook X. LEI Wel haaft verbroken tuffchen de tweeKo*’’nbsp;lommen van den Dampkring, die op de bei.
'Ie openingen van den Schoorfteen liaan, öe Lugtkolom, die beneden op den mond ofnbsp;boezem van den Schoorfteen drukt, en haarnbsp;volkomenDigtheid heeft, weegt de anderenbsp;die door de Warmte eenigermaate verduntnbsp;is, over, en een Stroom van Lugt vloeit ’ernbsp;onophoudelyk door den Schoorfteen van on»nbsp;der naar boven. Dit is naraelyk de ge-woone Loop, en dien taen doorgaans plaatsnbsp;ziet hebben; mogelyk zullen wy elders ge»nbsp;legenheid vinden, om nader onderzoek tenbsp;doen op de oorzaaken, die dat Uitwerkzelnbsp;zomtyds belemmeren, en de Lugt noodzaa-ken om door den Schoorfteen naar beneden .
*e daalen.
Onder de menigvuldige gebruiken, waar Denk» de Lugt ons dient, is ’er geen algemee-^^^ld^nbsp;merkwaardiger, en noodzaakelyker. Adem.nbsp;dat, het welk wy Ademen ofnbsp;1*» noemen. Omtrent vyfdg maal inydernbsp;Minuut gaat de Borft op en neêr, en doornbsp;}. 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;die
-ocr page 186-IJS
De LuGt noodiö
X. LES. die beurtelingfche Beweeging, welke deel' kwalyk naar die van een Blasbalg, als meonbsp;’er Wind meê maakc, geiykt, zeczeziguic»nbsp;en trekt zig weder in. Als deBörftziguiC'nbsp;zet en verwydert, ontvangt zy de Buiten’nbsp;Icigt, die, door het Gcwigt vandenDacnP'nbsp;kring gedrukt, tot in de Blaasjes en Pypj^*nbsp;van de Long doorgaat: als ze zig vervolgen*nbsp;weer intrekt en daardoor vernaauwt, wordtnbsp;de Lugt, die ze nu in de hoeveelheid nietnbsp;meer bevatten kan, naar buiten gedreeven»nbsp;voerende de Dampen, waarmeêze belaadeflnbsp;wierd, met zig weg. De cerfte deezer twéfinbsp;Werkingen noemt mzi\ Inademen ^ de andP'nbsp;re Uitademen^ en beide zyn ze tot behoud vsi’nbsp;’c Leeven zoo noodzaakelyk, dat ’er geeOnbsp;. Dier is, ’c welk niet onverniydelykftervefnbsp;moet wanneer men het deeze dubbelenbsp;weeging belet, of ’t zelve berooft vannbsp;Lugt, welke in ftaat is, om dieBeweegin^nbsp;aan den gang te houden: gelyk men iftnbsp;volgendeProefneemingen zien kan.
5.
-ocr page 187- -ocr page 188- -ocr page 189- -ocr page 190- -ocr page 191- -ocr page 192- -ocr page 193- -ocr page 194- -ocr page 195- -ocr page 196- -ocr page 197- -ocr page 198- -ocr page 199-’33
X LES.
1. AFDEEL.
TOT HET LeEVEN,
X. Pr^efneeming. Toejiel.
Men Eet eenDuif of eenigcn anderen Vo-P.L. 5,
j nbsp;nbsp;nbsp;2 8
^el onder een grootea Ontvanger op de Lugtpomp, cn dost verfcheiden flagsn metnbsp;den Zuiger om deLugt allcnskers te verdua-’len en yler te inaaken.
Als deLugt in denOntfangcr omtrent helft van haar gewooneDigtheid verlobrenfeLugt^'^nbsp;heeft, krygt de Vogel Stuiptrekkingen: dik- pomp.nbsp;wils braakt hy, of maakt drek: en, zo mennbsp;voortgaat met ’er nog meer Lugt uit te Pom-P^n, of hemflegts eenigelMinuuten in diennbsp;ftaatlaat,ishypnherftclbaarverloeren, aunbsp;c leeven kwyt. Maar, zomen hemfchielyknbsp;'veer Lugt geeft, herltekhyzigalJenskens.
herftelling egter, om de waarheid te ^^ggen, is doorgaans van geen langen duur;
zelden heb ik Vogels, of zelfs andere luieren gezien, diedeezeProef lang overleefden.
X. LES.
I. Af. D££L.
134 De Lugt noodig XI. Proefneeming.nbsp;Toeftel
PT c
Fi'r'.ig Men doet een klein loevend Vifcbje in eefl ,
groot Glas, dat byna vol Water is, en zet ’er een groeten Ontvanger over heen.
Uitwerkzels.
pomp,
Een Naar mate dat men de Lugt uit denOnt-vanger pompt, ziet men van onder deScliub” Lugt. ben van ’i Vifchje, uit deszelfs Kieuwen ennbsp;Bek, Lugtblaasjes voor den dag komen. Hetnbsp;Vifchje houdt zig by de Oppervlakte van 'tnbsp;Water, zonder naar beneden te kunnen komen. Het fterft ’er eindelyk, dog niet dannbsp;na verloop van eenigeUuren, die naen ’c innbsp;dien Haat op de Lugtpomp laat. Als, ’tnbsp;zy voor, ’t zy na zyn dood, de Lugt weernbsp;in.den Ontvanger gelaaten wordt, zinkt hetnbsp;naar den Bodem van ’t Glas, en kan nooitnbsp;weder opftygen naar de Oppervlakte vaonbsp;’t Water.
TOT HET LeEVEN.
X. LES
ophelderingen. nbsp;nbsp;nbsp;i. Af
deel.
Denk-
het Leeven.
Het Dierlyk Leeven beftaac voornaament- beeld van gelyk men weet, in de beweegiognbsp;’t Hare en den omloop van’c Bloed. Indien Lugt tot
1700. thans,?. 211.
nieanu de fchranderfte Oncleedkundigen zal geloof geeven en uit derzelver Waarneemin-gen en Proeven oordeelen, houdt de Adem- ,nbsp;haaling het een en ’c ander in ftand: 'c zynbsp;dat de Lugt, die door ’t Gewigt van dennbsp;Dampkring in de Longen gedreeven wordt,nbsp;tot een Tegenwerkfter ftrekke van deSpie-ïen, van welken de Natuur zigcothetlnade-tten bedient,.en de Vaten, werwaartshetnbsp;Bloed door de zamentrekking van ’t Hart gedreeven was, drukkende, hetzelve naar diennbsp;Bronader te rug doet vloeijen, om vervolgens naar andere Deelen van ’t Lighaam ge-'’oerd te worden: ’t zy dat de Lugtnbsp;deeld en door Doorzyging, om zoo te fpree- M. Me-ken, gekleinft, zig menge met het Bloed,nbsp;het door haar Veerkragt leevendigendc, l’Jcad.nbsp;^effens met hetzelve omloope: een Dier
-ocr page 202-13S
De Lugt noodig
X. LES.thans, dat niet kan Adeoihaalen, kan niec deVlnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blyven.
in '’c
LugUc-
digc.
Oorzaak Vogel, in een rncrkelyk verdunde ca van dei^ ylerLugc geplaatfl:, kan niet Ademhaalen,nbsp;D^ereii*^^°™ dat die Lugt, van den Dampkring af-gefcheiden, met deszelfs Gewigt cn Drukking geen gemeenfehap meer heeft, en haarnbsp;Veerkragr, zoowel.als haarDigtheid, üerknbsp;verminderd is. Vergeefs zet zig deBorftnbsp;uit , de Vlodfbof, die ’er gewoon wasnbsp;in gedreeven te .worden, ontbreekt het nunbsp;aan Kragc en genoegzaam vermogen ; denbsp;dubbele Beweeging , die men Ademhaalennbsp;noemt, kan derhalven geen plaats meer hebben, devvyl men vandetweeKragten, dienbsp;zulks gewoon waren uit tc werken, de een0nbsp;of weggenomen heeft, of verzwakt; betGe-wigt, naamelyk, van den Dampkring of denbsp;Veerkragt der Lugt.
Andere nbsp;nbsp;nbsp;andere oorzaak, die een Dier doelt;^
de Bin. ftcrven in ’t Ydel, is dat de Lugt, die hec des op verfcheicen plaatfen inwendig in ’t Lig'nbsp;haaras, haam heeft, en zelfs in zyn Vogten,
fterk.
-ocr page 203-137
TOT HET LeEVEN.
fterk uirziet, zoo dra ze door de Drukking X, LE§ van de Buiccnlugt niet langer bedwongen ennbsp;tegengehouden wordt. Wane al dieverfchei-den Vakjes Lugc, nu een merkdyk grooternbsp;Omtnetrek, dan zy in hun natuurlyken ftaatnbsp;befloegen, aenneeroends, drukken en bree-ken dikwils de Deeltjes , waar in ze zig gewikkeld en beflooten vinden ; of maakennbsp;Verpoppingen in de Vaten en ftremmen dennbsp;Loop der Vogten. Dit is ongetwyffeld ooknbsp;de oorzaak, waarom de Dieren, die mennbsp;deeze zoort van Proeven doet ondergaan,nbsp;doorgaans braaken of drek maaken; de Lugt,nbsp;naamelyk, in de ingewanden of in de Maagnbsp;van hst Dier beflooten, dryft, als ze zignbsp;begint uit te zetten, bet nog niet verteerdenbsp;Voedfel, of den Drek, die baar den doorgang belemmeren en Poppen, voor zig wegnbsp;caar buiten.
Dat ’er inderdaad Lugt zy binnen in ’t Het bo-Lighaam der Dieren, en zelfs van de zulke, die de Natuur gefchikc heeft om in ’c Wa Viflehennbsp;ter teleeven, kan niemand in twyfFel trek'ïjquot; j *¦nbsp;ken; dewyl men de Lugtblaasjcs uit de Vis-15nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fchéu
-ocr page 204-13»
De Lugt moodig
X' LES.fchen zeer zigcbaar en menigvuldig voor I. Af-P2EL.
den dag ziet komen, naar maate dat men dé Lugt uit den Ontvanger pompt. Het isnbsp;zeer waarfchynlyk, dat de Waterdieren, ennbsp;de zulke die in ’t Water beide en op ’tnbsp;Land leevenkunnen, opeen wysAdemhaa-len, dié merkelyk verfchilt van die der an*nbsp;dere Dieren, welke onophoudelyk in de Lugtnbsp;leeven; om dat de berooving van die Hoofd-ftof hen op verre na zoo fchielyk niet doetnbsp;fterven: maar ’t geen hun dood in ’t Ydelnbsp;liet meed verhaalt, fchynt hun inwendigenbsp;Lugt te zyn, die zig uitzet, en alles innbsp;wanorde brengt- Dat dubbel Lugtblaasje,nbsp;’t welk men in de Karpers en in de meeftenbsp;andere Viflchen vindt, zet zig dan ook, bynbsp;die Proefneeming, uit, en doet het Lig-haam van ’c Dier zwellen. Hierom dryfcnbsp;het, zoolang het in’t Ydel is, in weerwilnbsp;van al zyn pogingen boven, dewyl het als dannbsp;ligter is , dan de Klomp Water, wiensnbsp;plaats het beflaat; maar zyn Lighaam krimtnbsp;weer in , als men deLugt weder in den Ont*nbsp;vanger laat, en het Dier zinkt tegen wilcn
dank
-ocr page 205-TOT HET Lee VEN. nbsp;nbsp;nbsp;139
dank naar beneden, om dat het Blaasje, door X LES. zig ZOO fterk uit te zetten , een gedeelte van
^ P £ £ X.*
zyo Lugt verboren heeft, en de ovenge Lugt, die ’er nog in gebleeven is, als zynbsp;Weer haar voorgaande Digtheid, gelykaannbsp;die van den Dampkring, aanneemt, het Blaas*nbsp;je niet meer, als voorheên, vullen kan: ge-lyk mes bevinden zal, als men ’t Lighaamnbsp;van het Vifchje open fnydt.
Gevolgen.
Uit deeze myne Ophelderingen der twee Het een voorgaande Proefneemingen ziet men, dat]^gf[ jgn-de Dood der Dieren, die men in ’t Ydel ger in 'tnbsp;plaatft, ontftaat uil twee voornaame ooi-gt;^ander^'^nbsp;zaaken: uit gebrek, naamelyk, voor eerft,nbsp;van Ademhaaling; en ten anderen, door denbsp;Uitzetting van de Binnenlugt, die inwendignbsp;in hunne Lighaamen befiooten is. Dcwylnbsp;de onderfcheiden Geflagten en Zoorten vannbsp;^^ieren niet alleen door hun uiterlyke gedaante, en door elks byzonderehaart, vannbsp;^Ikanderen verfcfiillen, maar ook door hetnbsp;®aakzel, het getal, en de grootte van hun
in-
-ocr page 206-140
De Lugt koodig
%. LES. inwendige Deelenjis hec zeerwaarfchynlyk» dat alles , wat Ademhaalt, niet eveneens ennbsp;op de zelfde wys Ademhaalt; dat zommigenbsp;Dieren een fncller en ruimer Ademhaaling»nbsp;en daar toe een vryer en zwaarder Lugt nop-dig hebben; en dat andere in tegendeel lang-zaamer Ademhaalen, enzfg, ten minftennbsp;voor een'zekeren tyd, met eenligteren ylernbsp;Lugt behelpen kunnen. Dit isongetwyffeldnbsp;de reden, waarom van dat eindeloos Getalnbsp;van Dieren van verfchi!lendeZoorteD,dcornbsp;Boyle, de Akademie van Florence, Der-HAM, Musschenbroek, CD ZOO veel andere Natuurkundigen, op deeze Proef vannbsp;’t Ydcl gebragt, zommige binnen de dertignbsp;of veertig Sekonden derven; gelyk genoegzaam alle Vogels. de Honden , de Katten,nbsp;de Konynen, de Muizen, en ontelbaare der-gelyke meer: terwyl andere weder een Ydelnbsp;van verfcheiden Uuren agter een verdraagennbsp;kunnen j als de Viflehen, de meefte Krui-pende Dieren, en boven aide Kikvorfch,nbsp;die zomtyds deeze Proef een ganfehen dagnbsp;zonder te derven doordaat. Want dewyf
dee*
-ocr page 207-Mï
fot HET LeEVEN.
?3éeze laatfte Dieren zonder ongemak in ’t x. LES. Water keven kunnen, kan men niet zeg-^-^®*nbsp;gen, dat zy een Ademhaaling, van den zelf.nbsp;den aart, als die der Landdieren, tioodignbsp;hebben om te keven: en mogelyk zoudennbsp;zy het Ydel nog wel langer kunnen door-ftaan, indien ze ’er niets anders in te iydennbsp;hadden dan het enkel gebrek van Lugt, ennbsp;indien die Lugt, welke ze inwendig in ’t Lig*nbsp;haam hebben, door haare fterkeUitzetting,nbsp;de Huishouding der Deelen niet in verwar*nbsp;ring bragt. Dit laatfte komt my daaromnbsp;zeer gelooflyk voor, om dat men hen in’c ,
Ydel altyd geweldig ziet opzwellen, en om dat men hunne Longen na hun dood altydnbsp;flap, neêrgeflaagen, en zwaarder bevindtnbsp;dan het Water.
Een andere Reden, die men nog tot ftaa-De In.' vingva n deeze gedagten zou kunnennbsp;brengen, is dat byna alle Gekorven Diertjes, of Infekien, de zulke zelfs die in denbsp;''tye en open Lugt gewoon zyn te leeven,nbsp;gulyk de Kapelletjes, de Vliegen, de Ke-vei s, en dergelyke, een zeer laugen tyd, en
zom-
-ocr page 208-142 De Lugt NooDie
142 De Lugt NooDie
X. LES
I. Afdeel.
zomtyds verfcheiden dagen zelfs agtereenj zonder Lugt in ’t Ydel leevendig kunnennbsp;blyven; ongetwyfFeld om dat zy maar zeernbsp;weinig Lugtdeeltjes inwendig in’tLighaamnbsp;hebbende, die geen merkelyke uitzettingnbsp;veroorzaaken kunnen, het Ydel hun, nietnbsp;doodelyk worden kan dan enkel door gebreknbsp;van Ademhaaling; en deeze kleine Diertjesnbsp;waarfchynlyk wel een geruimen tyd zynnbsp;kunnen zonder datzy,tenminfteneendik*nbsp;ker en zwaarder zoortvanLugt, behoevennbsp;in te ademen.
Alle Dieren zelfs Viffchennbsp;hebbennbsp;Lugtnbsp;ïioodig.
Men moet egter toeflemmen, dat het de Natuurlyke ftaat en eigenfchap van al dienbsp;Dieren is zonder uitzondering, dat zy Lugtnbsp;inaderoen, en dat msn hen geweld doet,nbsp;als men hen van dezelve berooft. Men zietnbsp;de Vifch in de Vyvers van zelve naar denbsp;Oppervlakte van ’t Water fchieten , omnbsp;nieuwe Lugt te fcheppen, en die, welkenbsp;hy te vooren ingeademd had, weer uit tenbsp;werpen. De Natuurkenners Hemmen daarnbsp;in over een, dat de Viflchen de Lugt, dienbsp;in ’t Water bevat en vcrfpreid is, weten
naaf
143
tot het Leeven;
Daar zig te trekken, doortekleinfen,entot x- LES. haar gebruik bekwaam cemaakenjen datzynbsp;in bevroozen Vyvers derven mag men opnbsp;goeden grond gelooven dat daar alleen uitnbsp;voortfpruit, dat zy gebrek aan genoegzaamenbsp;Lugt gehad hebben; dewyl men dat toevalnbsp;Toorkomt, als men zorg draagt dat’er By-in ’t Ys gemaakt en opengehouden worden. Eindelyk , weet men ook dat denbsp;^ifch raerkelyk langer in de Lugt en buitennbsp;het Water kan in leeven blyven , dan zenbsp;doen kan in het Water zelf, zo ze daar gebrek aan Lugt heeft.
By diclaatfte Verfchynfel, ’twelkonloo- En noo-chenbaar zeker is, zal ik nog een ander voe-gen, dat ik in verfcheide# goede en geloof- ter zelf. 'Vaardige Schryyers gevonden, en zelf meernbsp;dan eens in Holland en in Engelandheh hoo-’'en verhaalen, van Menfchen , die ik nietnbsp;'erdagt kan houden, dat ze myiets ,’t welknbsp;’ederdaad zoo niet was, zouden hebben wil-lennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Men hangt, zegt men,
^’’’¦pers in kleine Netjes op, in een koele plaats, boven of opeenig Vogtig Mos, en
maakt
-ocr page 210-144
De lugt nodig
%. LES. maakt ze, twee of drieWeeken sgter een, veÊ Dctr Kfuim van Brood, in Melk geweekt.nbsp;Zoo dit verhaal zonder eenige vergrootiognbsp;en in alle zyncx omllacdigheden waar is»nbsp;' blykc’er onweêrfpreekelykuit,datdeLugtnbsp;de Vifch om te ieeven noodiger is dan hetnbsp;VVater zelf, en dat men zig yan dieEigen»nbsp;Ichap, zomtyds met voordeel zoukünnen be*nbsp;dienen (*j,
Verfchil vannbsp;Adem-hap.lingnbsp;in jon;-enbsp;en Vol-waffcnnbsp;Diertn.
Eenige Sehryvcrs hebben aangemerkt j dat de Honden, de Katten, de Konynen ennbsp;dergelykeDieren meer, als zenogzeerjongnbsp;en maar pas geboren zyn, in ’t Ydelzopnbsp;fchielyk niet Kerven als wanneer ze rsedsnbsp;volwaflln zyn:’t welk daaruit voortkomt»nbsp;dat deeze laacfte^e Ademhaalingonvermy'
da
(*) Ik heb deeze Proef twccmzaleo ondernomen , dc^ vrugteloos; zonder nogtans iets met eenige zekerheid da'*^nbsp;uit te kunnen befluiten. Want de Karpers, daar ik wynbsp;tot dit einde van bediende, waren, door een vry lan?^nbsp;Reis, raerkelyk afgemat en verzwakt, of, zederr dat tynbsp;uit het Water Waren geweeft , niet met genoegzaan’®nbsp;vootzorg en behoorlyk behandeld. Ik heb hun nooit iet*nbsp;kunnen doen Inüokkcn, en zy ftierveii binnen de vietnbsp;twintig tJnraa.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Kollet.
-ocr page 211-145
TOT HET LeEVENJ
^elyket poodig hebben, dan de eerfte. Om x. Lss, dit verfchil in beiden V» el te begrypen, moet * • A?-men weeten, dat ’er voor de Geboorte maarnbsp;één Omloop van bloed is, dien Moeder énnbsp;Vrugt met elkandere gemeen hebben. In denbsp;Vrugt, die dan nog geen Adem haak, vloeitnbsp;het bloed uit het Regter Oor van het Harenbsp;naar’t Linker door een opening, die deOnt-leedkonftenaars hzt Eirond Gat noemen, enTroa O-zonder dat het door de Long behoeftnbsp;gaan, tot welke de Lugt nog geen toegang Ovale,nbsp;heeft. Maar na de geboorte fluit zig deezenbsp;opening of Eironde doortogt allenskens toe^nbsp;en de Ademhaaling wordt noodzaakelyk.
Om de Blaasjes van de Long te doen uitzetten, en het bloed in ’t jóng Schepfel, nu ’^an zyn Moeder afgefcheiden, op de zelfdenbsp;'^yste doen omloopen, als de Ademhaalingnbsp;''ao de Moeder het te vooren deedt omloo*nbsp;pen in beide. Hierom kan men ook veel-ty ds weeten,als men de Long van een Jonggeboren Kind in ’t Water legt, of het Kindnbsp;dood ter waereld gekomen is, dan of hetnbsp;hog geleefd en geademd heefenadegeboor-iïl. Deet,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Knbsp;nbsp;nbsp;nbsp;te;
-ocr page 212-14(5
De Lugt HooDiff
%. LES. I. Afdeel.
te: want zo de Long boven dryft, is’t eefl teken, dat ’er Lugt in is, en dat het Kindnbsp;bygcvoJg leevend ter waereld is gekomen,nbsp;dewyl het niet dan na de geboorte Lugtnbsp;heeft kunnen inademen. Dit is een Proef»nbsp;daar de Vierfchaarzig voorheen van gewoonnbsp;was te bedienen in het regtsgeding over eennbsp;Moeder, die befchuldigd werdt haar Kindnbsp;omgebragt te hebben, en zig daar meêtragt'nbsp;te vry te pleiten, dat het Dood ter waereldnbsp;gekomen was. Doch men heeft zedert waargenomen, dat in zoramige gevallen deLongnbsp;van een ongeboren Vrugt dryven kan opnbsp;Water, en die van een Jonggeboren Kind»nbsp;in tegendeel, zinken; ’t welk die Proef, z®'nbsp;ker, veelte twyffelagtig maakt, om’er eennbsp;Vonnis van dat belang op te gronden.
Voorbeelden in Drenkelingen.nbsp;Hijloirenbsp;de I'Acad.nbsp;des Sci-ene.1100,nbsp;p. 40.
Verfcheiden Ontleedkonftenaars bewee-
ren ; dat zy het Eirond Gat nog open gevonden hebben in Volwaffen Menfchen. Don*-middel van deeze Waarneeming, die nooilt;^ byna is tegengefproken , zou men g®'
voeg'
(«) GHESELDEK gt; die beroemde Ontleedkund'ê'
V»*
-ocr page 213-Ï47
t“OT HET LkEVEI
‘voeglykzotnmige Voorvallen kunnen oplos-x- LES. fen, wier verhaal anders by de ligtgeloo-^-vjgfte Lieden zelfs bezwaarlyk ingang zounbsp;vinden. Van dien aart is, by voorbeeld, denbsp;gefchiedcnis van dien Tuinier van Troning'nbsp;holm in Zweden, die men zegt dat i6 Uu-ren agter een, diepin ’c Water en onder ’t Ysnbsp;gelegen heeft, zonder te verdrinken Ct): ennbsp;die van een zekeren Laüricns Jonas , die
’er
van Londen t beweert, dat alle Ontleeders , die meenen» dac zy het Eirond Gat gevonden hebben in Volwaiïénnbsp;Menfchen; misgezien hebl)en gt; en de opening van dénbsp;i^oonaders voor dat Gat aangezien Derham TheoU Phyftc,
4, C, 7. Kemarq, 15. N. [Van dit Eirond
Qeszelfs Gebruik in deVrugt cn den omloop desBloeds,
m dezelve en de Moeder voor de Geboorte, daar de Heer
^OLLET ftraks van fprak, kan de Leezer» ter Ophel*
'^®ring ï een nader befchryving vinden in de Phyfioïogia
^lad. Czs, eu volgende; uitgegeeven by van Tongtr-
1758.]
Vo(
do.
(t) Een Zneidfch Heer . loo aanzienlyk door zyn '^aboorte. als bememd door zyn goeden finaak cn lullnbsp;de Wetenrehappen gt; heeft my verzekerd gt; dat dit
orval overal in Zweden voor een waare Gefchiedenis 'Oï'gaat: maar dac het te Sttemsholm, de gewoone ver-^^yl^pUacs ran't Hof» en niet te Tmihgholmgt; gebeurt is. N-
K 2
De Luot noodis
X. LES.’sr, zegt men, wel zeven Weeken in bleef ^
I. Af- en hetleevenbehield; beidedeezeGefchie*
„ nbsp;nbsp;nbsp;. deniffen worden van Pecblin verhaald op ge-
DeAens, nbsp;nbsp;nbsp;. r7
tuigeniffen, die egt en geloofwaardig fchy*
mens def.^Q^^ jk voel aan my zelven, datmenvry watraoeitezal hebben om ’erzig volkonieónbsp;van te laten overtuigen ; maar egcer, indieonbsp;het waar is, dat men in leeven kan blyveflnbsp;zoo lang het Bloed zyn omloop blyft behouden, dat het Bloed zyn vryen loop, zondernbsp;dat men Lugt behoeft in te ademen, behouden kan in hun, die het Éirond Gat nognbsp;open hebben, en dat men wezentlyk datnbsp;Gatin reeds VolwaffenMenfchen nog opeOnbsp;gevonden heeft, kan men dan met regt welnbsp;bcweeren, dat het enmogelyk is, dat dcr-gelyke buitengewoone Gevallen ooit zoudennbsp;gebeurd zyn ?
In Gehangenen.
Minder bezwaarlyk zal men gelooven kunnen, ’t geen men van verfcheidenMcn-fchen verhaalt, die of door Vonnis vannbsp;Geregt, of anderzins, gehangen; nadatzynbsp;afgefneeden waren nog leevend bevondennbsp;zyn. Van dergelyke Gevallen komen ons
laéet
-ocr page 215-149
TOT HET LEEVEN.
meer Voorbedden, dan van de flraksgemel-x. Les.
voor, en vele van dezelve zyn met ge-^- Af-* nbsp;nbsp;nbsp;^ DEEL
Doegzaame gecuigeniflenbekragtigd. Nog-
tans loopen ’er ongetwylFeld in de gehangenen meer oorzaaken des Doods zamen,dan in de Drenkelingen. De Strop die de Vatennbsp;van den Hals drukt en toeknypc,de Kragc dienbsp;’er op dat deel gefchiedt, zoo door de gan-fche Zwaarte des Lighaams , als door denbsp;Drukking, die ’er by gedaan wordt; de ver-fcheiden beweegingen, en wat’ermecr by-komt om den Dood te verhaaften: indiennbsp;men egter, in weerwil van dat alles, vantydnbsp;tot tyd eenige van die ongelukkigen in ’cnbsp;Leeven ziet blyven, en weer bekomen (*};
Die gehangene blyvcn ’t leeven, of om da: de Vcrworging niet lang genoeg geclunra heeft, om het be-S'nfel van Leeven cn beweeglng in hun te vernietigennbsp;'o te eenemaal te doen ophouden; of om dat de Strop,
'•t plaats van de Ringen van de Longpyp of LupadirTracheC toe te trekken , al zyn Kragt gedaan heeft op hetnbsp;Eonaamde Schildvormig Kraakbeen, 'c welk men ^mtifoT-gaans den /(«oop van den Gorgel noemt, en in zommige Lig-^aamsgeftellcn een zeer groeten wcefftand kan doen.-dit 13 oorzaak dat *er eenige opening cn doortogt over-K 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blyfc.
-ocr page 216-ISO De Lü gt nood 16
X. Les. nbsp;nbsp;nbsp;zeer geneegen zyn om te gelooven^
I- Af- nbsp;nbsp;nbsp;yggj Drenkelingen zou kunnen be-
houden, die maar een korten tyd in ’t Water gelegen hebben, en die men bp zeer on-wiffe en twyffelagtige tekenen voor dood aanziet, of door ’t aanwenden van verkeerdenbsp;hulpmiddelen verder om hals helpt (1)•nbsp;Door verkeerde Hulpmiddelen verfta ik, onder anderen, dat men hen ’t onderft bovennbsp;met het hoofd om laag houdt, en dat dik-wils in een Koude Lugt: ongetwyffeld ware het beter, dat rneo het bloed weder innbsp;order enbeweeging bragt, door middel vannbsp;een zagte Warmte, van geellrykeDranken»nbsp;van Wryvingen; en door hen ineennatuur-lyken en gemakkelyken Lighaamsiland te
plaat-
blyft, en de Ademhaaling niet te ceuemaal gefluit ea benomen wordt. N.
[DeNederduirfchc Leezerkan, inzonderheid, ovcf deDrfnkelingen.de oorzaaken vnn detzelverDood,mifl'nbsp;delen van Herflelling, en merkwaardige Voorbeelden daarnbsp;van, nazien.' het DTdeDeel van dc Uitgexogte Verhan^^quot;nbsp;!tngegt;i, bladz. 174. En de Bedenkingen van den Heer J'nbsp;Engelman over de VcrJUHirtgcn en Vcrjll];ten ¦, in h^tnbsp;IV. Deel der Hollandfcheila'itfjliappy. bladz. 3Sd.]
-ocr page 217-I5I
TOT HET LeEVEH.
plaatfen: wanthet Water, dat ze ingezwol-x, LES.
gen mogen hebben, is niet veel van belang
en ‘t geen ze ’er van in de Maag hebben ge-
kreegen, maakt hun gevaarlykfte Kwaal niet
viit, en vereifchc de fpoedigfte hulp niet.
Gelyk de Ademhaaling de Dieren in hetgelem*
Vdel, of in een fterk verdunde en zeer
’ nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, Adem-
gemaakte Lugt benomen v?ordt, zoo wordt haaling
ze hun ook bezwaarlyk en benaauwd
, nbsp;nbsp;nbsp;verdikte
maakt in een Lugt, die ver boven haar ge-Lugt. ¦woonen natuurlyken ftand verdikt is. Denbsp;Heeren Derham en Müsscheneroeknbsp;hebben Viflchen en Vogelen geplaatll: in eennbsp;Lugt, die twee of driemaal meer Digtheidnbsp;had dan de gemeene Lugt van den Dampkring , die wy inademen , en die Dierennbsp;ftierven ’er doorgaans binnen 5 of 6 Uurennbsp;tyds. Ongctwyffeld deed men hunneLig-haamsgeftellen geweld aan, door dus hetnbsp;Ëvenwigt tuflbhen de inwendige Binnenlugtnbsp;kunner Lighaamen en die, welke hen vannbsp;buiten omringde, tebreckcn: enzyzoudennbsp;zekerlyk nog merkelyk meer te lyden gehadnbsp;bebben, indien zy ineen bovengemeen fterknbsp;K 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;za-
-ocr page 218-152
De Lugt noodilt;
x'. LES. zamcngeparfte Lugt gezet waren geworden. I- Doc4 men zal tezwaarlyk 'gelooven kun-nen, dat die twee of driemaal verdubbeldenbsp;Digtheid der Lugt alleen de Hoofdoorzaak van hun dood geweell zy; zoo dra mennbsp;weet, dat Dieren van die Zoorten doorgaansnbsp;niet veel langer gewoon zyn in ’t leevcn tenbsp;blyvenineenLugt, die van de zelfde Digtheid en gemaatigheid is als die van dennbsp;Dampkring, zo dezelve flegcsbeflootenis,nbsp;niet vernieuwd wordt.
En in-zonder-
een be- tuurkundigen op verfchillende wyzen ver
Dit is ietSj’c welk door de ondervinding ten overvloede geftaafd is , en van de Na-
fiooten
Lugt,
klaard en begreepen wordr. Zommigen, en deezemaakcn wel hecgroocüegetaluic, fae-weeren, dat de Lugt, die men ingeademdnbsp;heeft, bekaden is met D:rapen en üitwaas-feiningen,van welke zy het Bloed gezuiverdnbsp;heeft ; en dat zy in dien ftaat niet weer in*nbsp;geademd kan worden, zonder een al te groornbsp;te menigte en overmaat van die fchadelykenbsp;Deeltjes by één te voeren, die den omloopnbsp;van bloed en Vogten flremmen en het Dier
doen
-ocr page 219-153
Tot het Leevew.
dcen (likken. Anderen, die met reden van x. LES. gedagten zyn, dat de Lugc niet bekwaam ennbsp;gefchikt is tot Ademhaaling.dan voor zoo vernbsp;zeVeerkragtig i$,gelooven dat dezel vCjdoo;:nbsp;haar verblyf, dat ze in dien tuffchencyd innbsp;de Longen of in de Bloedvaten houdt, eennbsp;groot gedeelte van haar Vecrkragcverheft jnbsp;en dat zy derhalven, om een natuurlyke ennbsp;gezonde Ademhaalingte verleenen, eerftofnbsp;vernieuwd moet worden, of van die vreemde en ongelykJlagtigeDQoXiiQS gezui verd,daar Hétérogi-ze zigtbaar meê belaadcn is, op ’t oogen-quot;^'^'nbsp;blik, dat men haar uitademt. Men kan overnbsp;dit onderwerp verder den Heer Hales nazien in zyn Groeiende JJ^eegkunde, Hoofd A.
Vl.de 107 en volgende Proefneemingen, 193. daar men verfcheiden zeer fraaie Aanmerkingen en Waarneemingen over dit ftuk vinden zal.
Doch welke van deeza twee oorzaak en ook Gevaar de waare zy, men doet akyd voorzigtig,nbsp;d3t men zig niet waage in een Lugt, die daar ce»inbsp;fnen vermoedt dat met een groote menigtenbsp;van Üicwaaflejningen, inzonderheid de zul-heerfcht.
ke,
-ocr page 220-*54 D K L U Gnbsp;T H O O D I G
*54 D K L U Gnbsp;T H O O D I G
%. LES
I. Af-SE2U
Camera-
rius in epijl.nbsp;Tauri-mnjibus.
Uifloire del'ylca-dim desnbsp;Sc i ene.nbsp;1710.nbsp;p. 17.
,ke, die van een Zwavelagtigen aart zyn» belaaden en befmet is. De Rioelen en Se*nbsp;creeten, die lang geflooten gelegen hebben»nbsp;de onderaardfehe Gangen enPypen derMyn*nbsp;werken; digt beflooten Vertrekken, daarnbsp;men geglommen Kooien in gezet heeft; denbsp;Kelders zelfs, in welkenieuwe WynofBiernbsp;te geiten legt, zyn zeer gevaarlyk. Mennbsp;kan ’er de blyken en voorbeelden van ziennbsp;aan die berugte Grot van Italië, daar geennbsp;Hond of eenig ander Dier een enkele Minuutnbsp;in blyven kan, zonder te Hikken (*); aannbsp;dat zoo merkwaardig als Doodelyk toevalnbsp;te Chartres, in den Kelder van een Bakkernbsp;gebeurd, waar in zeven menfehen de eennbsp;naden anderen fchielyk verltikt faleeven»nbsp;door den damp van glimmende Kooien: ennbsp;cindelyk aan een groot Getal van Werk lie-
den,
(*) [De Heer NOLLET ïal buiten twyfel hier d® Cretti det Cani by Napels op ’t oog hebben, waar ottiquot;nbsp;trent hy zyn eigen Waarnectningen in de Phil, Tra^set-*!en heeft medegedeeld, die aantoonen , dat dit veel tenbsp;ruim en onbepaald gefproken zij. Zie de Hedend,nbsp;of Te^enw. Staat van Italië, II. Deel. H.]
-ocr page 221-TOT HET LeETEN, iss
den. die men weet dac op die wys zyn om- x, LES. gekomen, ’c zy in ’t uitgtaaven van holen
^ nbsp;nbsp;nbsp;D £ S L
en kuilen, ’c zy in ’t fchoonmaaken vanoude Putten en Waterbakken. Het gebruik der Kachels kan zelfs, inzonderheid in ’cnbsp;begin, gevaarlyk zyn , als men ze fterknbsp;ftookt, en dezelve van Yzer of Koper gemaakt zyn; dit laatüe Metaal inzonderheidnbsp;kan de Lugc met zeer fchadelyke üitwaas-femingen befmetten.
Niet alleen raadt ons de Voorzigtigheidi^‘**^ 5”
, nbsp;nbsp;nbsp;noodz.aa-
oeeze en dergelyke plaatlen, daar een ver-i^eiyk-
gifcigde en befmette Lugc heerfcht, wierj^^'d^'^^n Uitwerkzels zoo fchielyk en onweerftaan-nieu^jngnbsp;baar zyn,zorgvuldig te vermyden: maar men dernbsp;zou ook billyk die Voorzigcigheid zoo ver^'^®*^‘nbsp;mogen laaten gaan, dat men de Lugc, dienbsp;men genoodzaakt is in te ademen en nietnbsp;Vermyden kan, zuiverde of ten min den vernieuwde. Waarom, by voorbeeld, zou mennbsp;die voorzorg niet gebruiken op de Schepen, in Schouwburgen, in de'Mynen, innbsp;de Gaft- en Ziekenhuizen ? Vérfcheidennbsp;Kundige enGeoeffende Natuurkenners hebben
-ocr page 222-I5«
De LHGTNOonto
X. LES.ben 'er de middelen toe aan de hand gegee-
I. Af- ven, en de Proeven, die men 'er van eeno«
OJtEL. nbsp;nbsp;nbsp;°
men heefc, hebben de verwagting met een
gewenfchce uitflag beantwoord (*). Ik geloof zelfs, dat Menfchen, die gewoon zyn, negen of tien üuren agter een te Bed tenbsp;blyven leggen, niet kwalyk zouden doen ,nbsp;zo ze de voorzorg gebruikten van hun Gor-dyoen niet te dik en zwaar te neemen, en dezelve niet te digt van alle Zyden te doennbsp;Buiten. Want het kan niet gezond zyn,nbsp;dat men, zoo lang een tyd agtereen, zig innbsp;een kleinen Omtrek van Lugt onthoudt, dienbsp;riet genoegzaam vernieuwd wordt, en wiernbsp;Zuiverheid noodwendig merkelyk gekrenktnbsp;en verminderd moet worden doordeonzigt-baare Doorwaaffensicg, en door de Adem-haal'ng.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;In-
(#) [Men zie onder anderen het werk van den Heef Du HAMEL DU MONCEAU 3 onder den naam vannbsp;ISaak der Gezindheid voor de Zeevaarenden en door dennbsp;Heer LULOFS met een Voorreden en Aanmerkingennbsp;verrykt, te Lelden by Honkoop uitgegeeven: waar in van,nbsp;vccfcheiden middelen ter Vernieuwing der Lugt breed*nbsp;voerig gefproken wordt,]
-ocr page 223-ÏS7
tOT HET LeEVEN.
indien men de Lugt zoo geraakkelyk Zui. x. LE^ veren kon, als men ze kan Vernieuwen,nbsp;zou men ’er ongetwyfFeld in menigvuldigenbsp;gelegenheden met de uiterfte vlyt billyk zyn verenbsp;Werk van moeten maaken: en wy zoudennbsp;ons gelukkig mogen rekenen, zo wy tot fter- der Volk-ker aanmoediging niet anders te doen had* ^‘^ktens-den, dan de nuttigheid en voordeelen vannbsp;zulk een Zuivering aan te toonen. Wy moeten ons hetzelfde Denkbeeld vormen van denbsp;Hoofdftof, waar in wy leeven, ’twelkwynbsp;gewoon zyn te maaken van die, waar in denbsp;Visfchen zig onthouden. Ziet men, wanneernbsp;het Water van een Vyver. Kom of Graft,nbsp;bedorven is, de Vifch niet kwynen, en eerlang flerven? Waar aan moet mende alge-meene Volkziekten toefchry ven, wier beloop en toevallen van denzelfden aart zyn innbsp;alle zoorten van Lyders die op een geheelnbsp;verfchillende wys leeven, in Kinderen,Vol*nbsp;walTenen, in een Vorft, een Boer, enz*?
Zou het Voedzel, de Leevenswys, de Ouderdom , de byzondere Lighaams aart van yder daar de oorzaak van zyn kunnen ? Of
158
De Lugt KooDie'
deel.
it. LES. is ’t niet veel eer de gefteltenis en hoedanig' heid der Lugt, die ze alle, de èen zoowelnbsp;als de ander, gedwongen zyn in te ademen ?nbsp;Ziet men ook die zoorten vanBefmettclyk'nbsp;‘nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;heden zig niet verder verfpreiden en tot an
deren o verdaan, of wederom verd wynen en weggedreeven worden door den Wind, ennbsp;andere veranderingen, die’er in den Dampkring voorvallen ?
Geheim Böyle maakt gewag van een zeker zeer
van vlugtig Vogt, daar Drebbel zig van be-Drebbcl. , nbsp;nbsp;nbsp;, ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ .
^ diende om ue Lugt in een zoort van Vaar-Exper. nbsp;nbsp;nbsp;°
Pbyfico- tuig, dat hy uitgevonden had om onder Wa-
Mecba- jgj. j.g vaaren, meê te zuiveren: wantmen nic. Gap.
41. wid toen reeds. dat een Lugt, die men eens ingeademd had en ademen bleef, in kortennbsp;tyd tot verdere Ademhaaling onbekwaamnbsp;wierd. Men vindt ook Schry vers , diezeg-Rapin gen, dat ze dat Schip van Drebbel gs-de‘^’diver-^^^^ hebben, die het zelfs hebben getragcnbsp;Jes Pieces Ba te maaken, en wier getuigenis ons juigt;i^nbsp;^^^^'‘^‘‘^•niec veel reden geeft om ons over ’t verliesnbsp;dier Uitvinding te bedroeven. Maar watnbsp;het Vogt aangaat, dat zekerlyk dehoogft®
Lof”
-ocr page 225-159
tOT HET LeEVEN.
Loftuitingen billyk verdienen zou, en waar x. LES; uit men zeer gewigcigevoordeelen had kun-*'nbsp;nen trekken, indien het geheim van deszelfsnbsp;zamenftel niet telFens met den Uitvindernbsp;begraaven was geworden; men ontmoet nie-tnand die zegt dat hy ’t ooit gezien heeft.
En, naar ’t my voorkomt, zou men aan’t beftaan van dat Wondervogt tea minftennbsp;'fel een weinig mogen twyffelen.
2k) men zig vleien mag met dehope,dat2uive-^^ men ooit het geheim zal vinden omdeLugt^uftnbsp;tezuiveren, zal men’er, dunkt my, nietdoornbsp;wel toe kunnen komen dan door middel van peUngf*nbsp;een fterke Doorzypeling tdoov de Lagt, naa-uielyk, te noodzaaken om door de eene ofnbsp;de andere StofFe heen te dringen, waarinnbsp;alle vreemde Lighaamsdeeltjes, die zenbsp;bevat, zou mogen agterlaaten. Maer ten diennbsp;^gt;nde wordt’er,gelyk men ligt begrypen kan,
''Sfeifcht, dat die Lighaampjes, daar men de van ontlaften wil, van dien aartzyn,nbsp;zezigfterkeraandeDoorzypelftof heg'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
en vaftzetten, dan aandeLugedeekjes; Ontdekking deezer zonderlinge Eigen*
fchap
jf6o
%, LES
i. A r-
D££L.
Hales
Groeien
de
Weeg-
kunde.
Hoofd.
VI.
Proefn.
iid.
bladz.
217-
Mos-
SCHEND. Oratio denbsp;Method,nbsp;injii-tuend.nbsp;Exp.nbsp;Pbyr.nbsp;p. 28.
DeLustnoodïg
.fchap kan alleen de Vrugt zynvan een groot Getal van fyne en naauwkcurige Proeven»nbsp;en welberedeneerde Waarneemingen: maarnbsp;het is een ftukbuiten twyfFel van zeergrootnbsp;belang en verfcheiden zeer kundige enafge*nbsp;rigteMeefters in de Konft hebben ons reedsnbsp;blyken laaten zien, die onze hoop doen aanwakkeren ; en met dit zelfde inzigt is ’t ooknbsp;dat ik het voordellen gewaagdheb, van zeker Werktuig om de Lugt te wafchen ennbsp;van de vreemde Stoffen, daar ze meêmogtnbsp;belaaden zijn, te zuiveren en te ontladen (t)-
Veel aaurnerkelyke dingen zouden ’ernog te zeggen zyn over de Eigenfchappen dernbsp;Lugt, haar gebruik in de Ademhaaling eOnbsp;de verfcheiden wijzen, waar op ze invloednbsp;heeft ophetLeeven der Dieren. Maarallenbsp;deeze by zonderheden, hoe weetens waardignbsp;ook, kunnen niet wel plaats vinden dan innbsp;een omdandig en breedvoerig Werk,nbsp;voordagt gefchrcven,om 'ervan alles, watnbsp;wy van die Vloeidof wecten, verflag in t*
doeO'
(f) zie de Memiret de l’Academ. iss Sdcnt. I7 *' pag. 3 SS. Sic,
-ocr page 227-i6r
VOOR HET VÜUR.
doen. Dewyl de paaien, die ik roy in deeze x. LKS. Leffen voorfchreef, my niet tpelaaten datnbsp;ik breeder over dit ftnk uitweide, ga iknunbsp;óver tot een andere Eigenfchap der Lugt,nbsp;die ook om de gevolgen, die men ’er uicnbsp;afleiden kan, van geen gering belang is. Iknbsp;ial door eenige aanmerkenswaardige Proef-óeemingen toonen, dat deBrandbaarfte Stoffen geen Vlam küoneO vatten, dan in eennbsp;openen vryeLugt,endat zy, zo je branden,nbsp;eensklaps uitgaan in het Ydel.
XII. Proefneeminc.
Toejlel,
Men zet een dikke Kaars, wel aangefto»S-kén en helder brandende, onder een groo-Ontvanger, en begint te Pompen: ge«
^yk in Fig. 30 verbeeld wórdt.
Uifooerkzels.
Naar maatc dat men de Lugt in denOnt-Een '^acger Pompt, begint de Vlam te krimpenI^^Ydel!^nbsp;ill. Deel,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Lnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en
-ocr page 228-i6s
De Lugt noodig
%. LES.en kleiner van Omtrek te worden; en na PEEL* eenige flagen met den Zuiger gedaan tenbsp;hebben, gaat de Kaars uit.
XIII. Proefneeming.
Toejiel.
PL.5. A en B zyn twee Vuurfteenen, in twee fig. 31. kleine en Vecrige Styltjes gevat, die doornbsp;middel van een Metaalen Raamtje of Plaatje, waar in ze voor en agterwaarts fchui-ven kunnen,om digter by één of verder vannbsp;elkander af te worden gezet, en ’t welk opnbsp;de Koperen Plaat der Lugcpomp, in derzel*nbsp;zer Middelpunt, gefchroefd is, opgeregt ennbsp;vaftgezet worden. G is een van die Doo*nbsp;zen of Boffen met Leder, daar wy te voo*nbsp;ren van gefproken hebben; en wiens Steel»nbsp;van boven door de As van de SchuifD loo'nbsp;pende en daar in vaft gemaakt, van benedennbsp;in den Ontvanger , en tuffehen de tweenbsp;Vuurfteenen in., voorzien is met een Rondje
van gehard Staal, dat min of meer hoekig
efl
-ocr page 229-ilt;?3
VOaR. HET VüUIU
én niet volkomen rond is. Wanneer men X. LES. nu het groot Rad EF draait, brengt men i, a f-door middel van de Dwarskatrolletjesnbsp;G, D, den Steel in D, in C, en dus ooknbsp;in den Ontvanger in beweeging; het Staaleanbsp;Rondje flaat en maakt een fterke wryvingnbsp;tegen de twee Steenen, die fcherpe kantennbsp;hebben, en doet dus het Werk van een gewoon zoogenaamd Vuurflag.
Uit’werkzels.
Zoo lang de Lugt in den Ontvanger haar natuurlyken ftaat en aan de Buitenlugt Vuurflagnbsp;gelyk blyfc, doet de Wryving van het Staal ’tYdel,nbsp;tegen deSceenen een groote menigte van zeernbsp;heldere Vuurvonken voor den dag komen:nbsp;naar maate dat de Lugt onder ’t Pompennbsp;dunner wordt, begint het getal en denbsp;helderheid van die Vonken allenskens af tenbsp;beemen: als de Lugt voor’tmeerendeel uitnbsp;den Ontvanger gepompt, en dus tot eennbsp;hoogen trap van ylheid gebragtis, ziet mennbsp;Eaauwelyks eenige meer, en die men ziet,
*¦70 rood en dof van kleur: en als men ein-
L % nbsp;nbsp;nbsp;de*
Dt LugT NOO0IO
X. LES.delyk het Ydelzoo ver gebragt heeft, ate
!• men ’t brengen kan, ziet men in ’t geheel DEBl.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;u-
geen Vonken meer; maar men begint ze wederom te zien, zoo dra men weer Lugc ib den Ontvanger laat.
XIV. Proefneeming.
Teejlel.
164
fi' i
TL. 6. In een grootcn en ruimen Ontvanger, met Fig‘ 32* zyn Bos met Leder en den daar door ftee-kenden Steel voorzien, regtmen op dezelfde wys alsdetweeStyltjesderVuurfteenennbsp;in de voorgaande Proefneeming, een Me*nbsp;taaien Galgje of Raamtje op, waar in hetnbsp;Glazen Tuitvlesje Hop twee Spilletjes hangtnbsp;en draaien kan. In ditVJesje doet men ee-nige korrels Buskruid, en men zet, middennbsp;op de Koperen Plaat der Lugtpomp, opnbsp;een ftuk Tegel of Steen een zeer dikke Kon*nbsp;van rood Koper K, tot glociëns toe heet*nbsp;gemaakt. Men pompt deLugt zoo fchielyltnbsp;als eenigzins mogelyk is uit den Ontvangen»
en na dat men dezelve tot een hoogen trap
van
gt; I
-ocr page 231-TOT HET Vuur.
van ylheid gebragt heeft, drukt men den x. LES. Steel I, die op den Hals van’t Viesje flaat;*-neer, waar door het draait, en uit zyn ne-derwaarts geboogen Tuit de Korrels Buskruid in de onderftaande gloeiende Koperen Kom ftort.
Uitvierkzels.
Het Buskruid, in plaats van in brand te Buskruid vliegen en naar gewoonte eenflagte geeven, tYdel.nbsp;verdwynt in enkelen rook en zonder flag;nbsp;of geeft op ’t hoogft een klein Vlammetje, dat blaauw van kleur is, en laag bynbsp;den grond blyft.
Ophelderingen.
Het is een algemeen erkende ftelling by Geen de Natuurkundigen, dat de Vlam veroor-^*®™^.nbsp;zaakt wordt en beftaat in een trillende Be- weder-viteeging, die de Deeltjes van het brandbaarnbsp;Lighaam, welke zig onder de gedaante van Veerden ongemeen fyne Vloei ftof ver fpreidennbsp;Wegvliegen, is ingedrukt. Indien men nunbsp;L 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dee-
-ocr page 232-l66
De Logt noodtc
LES.deezeveronderftelIingjdie wy, als we va» ^ de Natuur van ’t Vuur fpreeken, naderen-
S L* nbsp;nbsp;nbsp;,
derzoeken zullen, toeftaat, begrypt men
ligtelyk, waarom de Lighaamen geen Vla® vatten in ’tYdel, en waarom hun Vlam, ZOnbsp;ze reeds branden, uitgaat. Want een Tril*nbsp;lende beweegirg kan van geen duur zyn»nbsp;dan in een Middelftof, die met Veerkragtnbsp;voorzien en daar door in flaat isomeen we*nbsp;der werking te doen,welke haar in beweegingnbsp;houdt. Dus gaat de Kaars allenskens uit»nbsp;naar maatcdat men deLugt in den Ontvanger yler maakt, om dat de Veerkragt dernbsp;omringende Vloeiftof afneemt, maar datnbsp;derzelver Digtheid minder wordt, en dus denbsp;Trillende beweeging der Vlam geen weder*nbsp;werking genoeg in ‘dezelve ontmoet , onanbsp;haar in ftand tedoenbly ven. Om dezelfdenbsp;reden geeft het Buskruid, dat men op hetnbsp;gloeiend Koper valkn laat, niets anders dannbsp;Rook van zig in ’tYdel, of op zyn hoogftnbsp;een zeer flaauw Vlammetje, dat aanftondsnbsp;weer verdwynt en uitgaat.
VoaX'
2órg
Het zal cgter nietongevoeglykzyn, hier
in
-ocr page 233-167
TOT HET Vuur.
in ’t voorbygaante waarfchuwen, dat menX. LES. tot deeze laa^fteProef, die van ’t Buskruid^'
. . nbsp;nbsp;nbsp;DEEL.
naamelyk; flegts ecnigewemigeKorrels nee-men moet; gelyk al in derzelv.er Toefle!Proef wierd te kennen gegeeven. Want de Zvva-p“_’'nbsp;vel en de Salpeter brengen, als ze verbrar,. kruid,nbsp;den , Lugt vcort in den Ontvanger , en zonbsp;men een tamelyke .menigte Buskruid ram,nbsp;zou duseindelyk het geen men in de gloeiende Koperen Kom ftortte, in brand vliegen,nbsp;en den Ontvanger mogelyk doen fpringennbsp;niet zonder gevaar der oraftanders.
De Vonken, die door het fiaan van ’iDe Von. Stallen Rondje tegen de fcherpe Vuurflce
een
nen geboren worden, zyn ilukjes van betvuurflag
Metaal zelve, die door de kragt van den „nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f,1101 ten.
flag van ’t Staal afgeflagen worden , en Iieet
zyn tot gloeiend worden, en zelfs vceltyds
tot fmeltens toe. Ligtclyk kan men zig hier
Van overtuigen, als men die zoogenaamde
vonken of Stukjes Staal op een wit Papier
vangt, en vervolgens befchouwt met een
Vergroot las. Want dan ziet men dat al die
afgeflaagen (lukjesvan het Vuurfligmeeflal
-ocr page 234-i68 D@ Lügx nooP^g
X. LES.niet anders zyn dan kleine ronde Bolletjes^ d'e^l'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’c welk zigtbaaraan*
toont, dat zy gefmoltcn geweeft zyn^ en Liquidés. gelyk alle andere F^iie(haare Stoffen , die innbsp;een geringe hoeveelheid in een Vloeibaajenbsp;Middelftof zwemmen of dryven, een rondenbsp;gedaante hebben aangenomen.
Of verbrande Staal-deeitjes.
Men merkt ook veeltydsaan, dat ver-fcheiden van die Vonken in de Lugt ais fehitteren en een veel heldereren glanzigernbsp;Vuur vertoonen, dan anderen. Deeze zynnbsp;Vonken, die geheel verfmelten, en zoo fterknbsp;in brand raaken , dat derzelver Deeltjes daarnbsp;door zig vaneen verfpreiden en vervliegen.nbsp;Man kan ze op’t Papier van de andere ligte:*nbsp;lyk ondcrfcheiden en daar aan kennen , datnbsp;ze bruiner en doffer van kleur zyn, enotpnbsp;dat ze zig in flukken wryven laaten, gelyknbsp;klamerflag.
De Heer Musschenbroek heeft, op ’c Voorbeeld van Bovle, Huygens, en vef-fcheiden andere Natuurkundigen, een zeernbsp;groot getal vanProefneemingengedaan overnbsp;hst in brand fteekea en Vlamvatten van de
Lig-
-ocr page 235-TOT MïT Vuur. i6p
I/igJiaamen in ’t Ydel. Men kan ’er een om-x. LES. Handig berigt van vinden in zyn Commentanbsp;TtaovcrdeExperimentaFkrentina, of Jca~
4emi(z del Cimento. Hec Lee^en dier Proef, peemingen kan niet dan ten hoogden nuttignbsp;zyn voor alle Liefhebbers en beoefFenaarsnbsp;der iS'atuurkunde, en het fpytmy.dathecnbsp;bedek van myo Werk my niet toelaat, datnbsp;ik hier van dezelve breeder verdag doe.
Gevolgen,
Pawyl een Lighaam, gelyk wy gezegd q|j hebben, geen Vlam kan vatten noch blyven Brande-branden dan in een Middeldof, die Veer Schennbsp;kragt bezit, heeft men zig niet te verwon-vlam ennbsp;deren dat een brandende Kaars, of gloeiendenbsp;Kool Vuurs uitgeblud worden, als men zenbsp;in de anders allerbrandbaarde Vogten, gelyknbsp;Brandewyn en de verfcheiden zoorten vannbsp;Oliën dompelt : en dat zy in tegendeel eensklaps egter die zelfde Vogten in brand doennbsp;'diegen, wanneer dezélve veranderd zyn totnbsp;Oampen. Want in deezen laatden ftaat zynnbsp;met de Lugt vermengd, en maaken metnbsp;L ynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de
-ocr page 236-170
De Lügt koodio
X. LES dezelve een Vloeiftof uic, die Vcerkragt t)S£L^ bezit, en bygevolg in ftaat is, om Weder-werking te doen, zulkeeneals’ervereifchtnbsp;wordt om Vlam en Vuur in fland te doennbsp;blyven; daar ze in tf^gendeel, zoo lang zenbsp;Vogten zyn, zoo gering een maatevanza-menpersbaarheid hebben, dat men ze metnbsp;regt mag aanzien als VloeiftofFen, die dennbsp;daar toe noodzaakelyk vereifchten trap vannbsp;Veerkragt niet bezitten.
dooft bet uit.
Koude Een Vuur brandt merkelyk beter, en het doet cen^QyjQf Turf, daar men ’t van ftookt, isnbsp;lierk veel fchielyker verteerd , by zeer Koudnbsp;de^'zonnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;°P andere en gemaatigder ty-
den; waarfchyniyk, om dat de Lugt, dan vafler in een geperft en zamengedrukt, meernbsp;Digtheidjcn bygevolg meerVeerkragt heeft.nbsp;En in tegendeel merkt men dat gloeiendenbsp;Kolen wel baad: doven en uitgaan , alsnbsp;men haar voor dcheldereStraalen der Zon,nbsp;inzonderheid in den Zomer, blootftelt.
Graf'
Lampen.
De
£randgt;
Wat moet men denken van die zooge» naamde Graf-Lampen der ouden, die, zonbsp;men zommige Schryvers gelooven wil, ce-
oi-
-ocr page 237-»7I
TOT H»T Vuur.
nige Eeuwen ageer een branden konden, x LES. zonder dat ze uitgingen ? Esn Vuur, datnbsp;zyo Voedzelniec verteert, en branden blyfe t,|ufeh^nbsp;in plaatfen, daar nimmer verfche en nieuwe zig vannbsp;Lugt in komt, en die met grove en dikkenbsp;Dampen vervuld zyn; is een wonder Ver- llootennbsp;fchynzel, daar men eerft door wat vafter en P*^^'*®*nbsp;onweerfpreekelyker Proeven en bewyzen,nbsp;dan men ’er tot nog toe van heeft, van over»nbsp;tuigd behoorde te zyn , eer men zig denbsp;moeite behoeft tegeeven om’ereenOpIos-fing van uit te denken, die men vry watnbsp;werk zou hebben om ze tamelyk aannee-meiyk te maaken. Want het is niet genoeg,nbsp;dat ’er aan alle zyden rondom de ontdokennbsp;¦Stoffen Lugt is, om ze in brand te houden;nbsp;die Lugt moet ook vry en open zyn, en zekere maate van zuiverheid bezitten. Dusnbsp;ziet men doorgaans dat een Brand geblufehenbsp;Wordt, indien hy in zulk een plaats ont (laat,nbsp;die men van alle kanten doppen, en dege- ^nbsp;Meenfehap met de buitenlugt beneemen kan;nbsp;zo flegts de Wanden derk genoeg zyn,omnbsp;de kragt van de binnenlugt en van de Dam»
pen,
-ocr page 238-17»
De Luct N00DI6
X. LES. pen, die zig door de hitte in de bcflooten Bi»Lnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;uitzetten, te kunnen weerftaan (*).
Aan en Hoewel een vernieuwde en verfchtoege-uitblaa. dreeven Lugt het Vuur aanhoudt en den ^t^Vuu”nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;opwakkeren, blaaft men egter
jigtelyk met den mond een brandende Kaars uit, gelyk ze de Wind ook uitwaait; omnbsp;dat men, naamelyk, de Deeltjes van deVlamnbsp;daar door te veel van elkander verfpreidt ennbsp;vervliegen doet, en het Vuur van zynVoed-zel fcheidt en afzondert. Maar telkens alsnbsp;dat Geblaas of de Wind zoo fterk niet is,nbsp;dat ’er deeze verfpreiding en afzonderingnbsp;door veroorzaakt wordt, zal de Vlam en
Brand
[Du, btneemt men een Kole Vuur,, die men wil doen duuren, de vrye gemeenichap met de Ltigc, dooinbsp;haar roet Afcb te dekken: dus gaat een Kaars uit, die innbsp;een holle Pyp, ofincenpapitrpypsgewysorade Vlamg»»nbsp;wonden, brandt: dus blufcht men all» in Vlam ftaand?:nbsp;Vogten, en zelfs een brandende Teerketcl met het Dekzelnbsp;quot;er op te leggen of een Plank die ’er op fluit. Gelyk mennbsp;hier uit ook ligtelyk begryrt, waarom het flootenofflin-gercn met een Teorts of Fakkel, het fnuiten van een Kaar»nbsp;en het afftooten der Afch van Vuui en Tuifkolon , dequot;:nbsp;zelve beter branden doet.]
-ocr page 239-TOT HET VOU*.. 173
Brand, ^el ver van ’er door gefluit, doorX. LES. °Pgewakkerd en aangeftookt worden.
« zal hier deeze waarfchuwing nog by-Voegen, dat men niet dan met genoegzaame der Gis-voorzorg en omzigtigheid de aanfteekingen, inzonderheid de zulke die door Giftingennbsp;moeten veroorzaakt worden, in ’tYdelon-derneemen moet. Want dewyl de Vogtcn,nbsp;daar men zig ten dien einde van bedient,
Zoo veel te werkzaamer en kragtiger zyn, naar maate dat zy door ’t Gewigt van dennbsp;Dampkring te minder gedrukt en bedwon*nbsp;gen worden, moet natuarlyk hun ontplosfingnbsp;en flag veel geweldiger zynin’tYdèl, dannbsp;in de gewoone Lugt; ’t zy dat zy, doornbsp;hun gifting, een groote menigte nieuwenbsp;Lugt vóórtbrengen,wier Veerkragt zig eensklaps ontfpant, gelyk zommigeNatuurkun- Si.arbnbsp;digen van gedagten geweeft zyn: ’t zynbsp;2y, nu in Dampen veranderd, door hun ei- Pbyjiqutnbsp;gen hitte en brand zig zelve zoo geweldignbsp;'uitzetten. Hoewel ik de eerfte van deeze qon. ^nbsp;twee verklaaringen geenszins afkeur, verbeelde ik my egtet, dat de laatfte nog waar-
fchyn»
-ocr page 240-*74
X. LES.
I. Af-
sxel.
B.innen-lugt der Lighaa-
men.
In Vog-tcn zoo wel alsnbsp;Vafténbsp;Llghaa-jn«n.
De »INne«.Lügt
fchynlylcer zal voorkomen, wanneer ik, ojp een andereplaats, deverbaazendckragtzalnbsp;hebben doen zien, welke de üitgezetteDam*nbsp;pen in ftaat zyn te doen.
Tot hier toe hebben wy de voornaamfte Eigenfchappen kortelyk opgehelderd van denbsp;Lugt, die de Lighaamen omringt: maarnbsp;men ontmoet die Vloeiftof ook in het bin-nenfte dier Lighaamen; zy vult ’er alle hol'nbsp;ligheden en ledige binnenfuimtems van, ennbsp;maakt, om zoo te fpreeken , een deel uitnbsp;van ’t zamenrtel, daar ’t Lighaam uit be-ftaat: even gelyk het Water van een Gragtnbsp;ofRivierinhetHout of de Steenen, die ’ernbsp;in leggen, doordringt, en in alle Zamen-groeizels en Stremmingen, die’er in ont'nbsp;ftaan, deel en plaats heeft.
In welken ftaat de Lighaamen zig ook bevinden mogen, aityd vindt men’er Lugt in. De Vogten bevatten ’er een aenzienlykdeelnbsp;van; maar de Vafte Lighaamen, veel al,nbsp;nog merkelyk meer: en in deeze inzonderheid is ’t, dat zomtyds, ’t geen inderdaad
zeer aanmerkenswaardig is, de Hoeveelheid
vaa
£)K{1 Lighaamen.
van Lugt, die een Lighaam bevat, honderd x. LES» en honderdvyftigtnaal meer plaats beflaan*‘^^j^nbsp;zal dan de Omcrek van dat Lighaam; wanneer ze uit het zelve getrokken is en alleennbsp;öoor ’t Gewigc van den Dampkring bedwongen wordt.
Men kan de Lugt, die in een LighaamMidde-
beflooten is, ’er uit dry ven, op vier ver-^en
fcheiden wyzen. i. Door het Lighaam ee-ujt jg ^
hen tyd in het Ydel zetten, a. Door hetLighaa-
^ nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nicn te
zeer Heet temaaken. j. Door het te ver*trekken,
deelen en deszelfs Deeltjes van elkaar te
fcheiden en af te zonderen door middel van
Gilling, van Smelting of van Overhaaien:Dijfolu»
en eindclyk 4. door het uit den ftaat
Vlietbaarheid tot dien van een Vafl Lighaatn
te doen overgaan, gelyk wanneer men het
Water doet bevriezen. Door de twee eerde
tniddelen, en mogelyk ook door het vierde,
geeft men alleen aan de grover Lugtdeeltjes
Êelegenhcid om zig te ontwikkelen en bet
Lighaam te verlasten, aan zulkeLugtdeelt-
jes, meen ik, die zig indewydlleenmeell-
geopendè tulTchenruimten onthouden, en
d9
-ocr page 242-*76
D* binnen-Luöt
ï. LES
i. Af-D « £ L.
defterkfte neiging of gefchiktheid hsbbeB y om zig teontfpanneccnuic te zetten. Doornbsp;de derde handelwys fcherdt men de fynftenbsp;Deeltjes van een, die door hun ongemeeuenbsp;teérheid en dunheid byna vooronbuigbaafnbsp;mogen gehouden worden, en geen merkely*nbsp;ke Veerkragt beginnen te vertoonen, dannbsp;na dat ’er verfcheiden van met elkander ver-eenigd zyn,om te zamen een weinig grovernbsp;Lugcbolletjes te vormen. Want men magnbsp;zig wel verbeelden, dat de kleine Slangswy-ze Plaatjes, die een Klompje Lugts uitmaa-ken , geen volftrekt Eenvoudige Lighaa-men zyn zonder eenige zamen Helling, maarnbsp;veeleer kleine vereenigde Lighaampjes uitnbsp;i'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nog korter en beknopter beginzelszamengequot;
zet; endatzy zooveel te harder en onbuig* baarder zyn, naar maatedat ze kleiner zynnbsp;en fyner verdeeld: even gelyk een Reepjenbsp;Staal zyn buigbaarheid verlieft en ftyvcrnbsp;wordt naar maatedat het korter is. Hetzoünbsp;ook kunnen zyn, datdeLugt, die in de G«'nbsp;Mixtes. TMen^deLighaaminmeé een deel van de zelvenbsp;uitmaakt, en tot de vorming van de oor-
fpron-
-ocr page 243-»ER,LioHA AMENi J77
fpronkelyke en eigen Deeltjes , waar uit zex. LES. zïtnengefteld zyn, ook het bare toebrengt,nbsp;tot de fynheid van haar eerfie en hoofdftof-felykc Deeltjes toe verkleind en verdeeld zy,nbsp;en daar door zeifs mcrkelyk verfchille vannbsp;die Lugt, die niets anders doet, dan dat zenbsp;maar de holligheden of ledige tuirchenruiin-•tens van die zelfde Lighaaraen vervult.
Aan deeze inwendige Lugt, binnen in Lighaamen beflooten, en door’t een of’t te Lugt.nbsp;ander middel daar uit getrokken, heeft denbsp;Heer Bqyle en na hem de Heer Halesnbsp;den naam gegeeven van Gemaaktenbsp;Niet dat zy geloofden dat men weezendlyknbsp;Lugt kon vormen, door een Stoife van aarcnbsp;en eigenfehap te doen vetwiffelen, en ’er ee-tte andere van te maaken: maar om dat dienbsp;Lugt, die in eenigLighaamhuisveftenzeernbsp;baauw met hetzelve vereenigdis, door behelp der konft zig doorgaans ontwikkelt ennbsp;een nieuw Leevén en haar eigen aart ennbsp;^tagt wederkrygt. Men kan in de Werken Boyle
*elve van dje twee beroemde Schry vers het '^tnftandig berigt vinden van de Proefnee-jr^e'cianj.nbsp;III. Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Mnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ii)iu-«®''H?B.
-ocr page 244-1^8
De Binnek.Lugt
X. LES. miogen, die zy ten dien einde gedaan heb* lquot; ben, en de gevolgen, die ze ’er uit afleid'nbsp;den. Ik zal my hier flegts tot eenige wei-voorbeelden bepaaien, die ons een ge*nbsp;HALES noegzaam denkbeeld zullen kunnen geevennbsp;van die Gemaakte Lugr, van de Eigeofchap-ö. ^ Jp-pen die ze bezit, en van de üitwerkzels,nbsp;1^”'die ze in ftaat is om voort te brengen.
XV. PrOE FNEEMING.
Toejlel.
Ptreun,
F. £,. 6. Men legt in een taamelyk groot Glas, vol 33- fchoon Water, een ftukje Hout of Steen,nbsp;een Noot, een Ei, of eenig ander Vafl: Lig*nbsp;haam, dat zeer Tl is, op een wys, dat hetnbsp;te eenemaal, en eenigzins dieponder Waternbsp;legt: ’t welk men gemakkelyk doen kan gt;nbsp;door ’er een Stukje Lood aan vaft te ma®'nbsp;ken, indien het Lighaam ligter is dan hetnbsp;Water en anders zou boven dryven. Mehnbsp;plaatfl: dit Glas op de Koperen Plaat dernbsp;Lugtpomp,zet ’er een Ontvanger over heen»nbsp;en begint ’er de Lugt uit te pompen.
t7»f'
-ocr page 245-Igt;ÈR L I'GHAAMÈIT*
X. jM.
1. Afdeel,
De Bin. nenlugtnbsp;uit Vaftenbsp;Lighaa-raen getrokkennbsp;in ’t Y-del.
Uitwerkxeh,
Op ieder flag van den Zuiger ziet men flat ’er een groote menigte vatiLugtbelletjesnbsp;uic het ondergedompeldeLighaam voordennbsp;dag komt, en’t zelve verlaat: en^ alsmennanbsp;deProefueeming het Lighaam opent, vindtnbsp;ftien hït merkelyk meer dan door een enkelenbsp;onderdompeling zou hebben kunnen gefchie*nbsp;den, met Water doordrongen en vervuld.
Opbelieringen*
DeLugt) die zigjin deopeningen eti bin-t5e Binnenruimten van het Hout, Steen, Noot,
Ei, of andere dergelyke Lighaamen one-uit en houdt, heeft, op zynminft, dezelfdenbsp;heid als de Buit etilugt van den Dampkring,
'viens Gewigt zy gewoon is te draagen, eö *er door gedrukt te worden. Wanneer men nunbsp;die Drukking door’t verdunnen derLugt ianbsp;Ontvanger wegneemt of vermindert,zetnbsp;Binnenlugt door haar Veerkragt ziguit,nbsp;neemt een grooter Omtrek aan, beflaat meernbsp;Piaats, en begeeft zig, dewyl de holliglie-M anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;des
-ocr page 246-iSö
De Binnen-Lüöt
X. LES. den en ledige tulTchenruirotens, daar ze zig I. A F- pleeg, te onthouden, haar nu te klein wor-den , naar buiten, alwaar zy in ’c Water onder de gedaante van kleine ronde Blaasjes ofnbsp;Bolletjes zigtbaar worden, die met grootsnbsp;fnelheid, cm dat ze veel ligter zyn dan 'cnbsp;Water, naar de Oppervlakte van ’t Waternbsp;dryven.
Oorzaak De Lugt, die uit het Vafte Lighaam in
van de hgt Water,’t welk hetzelve omringt, overronde ge- nbsp;nbsp;nbsp;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;” ’
daante gaat, neemt een gedaante als van kleine
boIl«je$' nbsp;nbsp;nbsp;Bolletjes aan: en dit is iets, dat
en Drup’ men in't algemeen van alleVlociftoiFen ziet pels. gebeuren, als ze gedompeld worden in eennbsp;andere Vloeidof, met welke zy zig bezwaar-]yk vermengen kunnen. Waarfchynlykoranbsp;dat alle Deeltjes van dezelve, dan van allenbsp;Zyden even literk gedrukt, naar een gemeennbsp;Middelpunt wyken en geperft worden. Iknbsp;weet wel, darmen hier tegen inbrengt, datnbsp;de Druppels Water of Kwikzilver in ’tYdelnbsp;van Boyle egter ook rond blyven, maarnbsp;jk weet ook, dat ditYdel, eigentlyk ge-Iprooken, geen Ydel is, en dat alles wat
men
-ocr page 247-i8l
EER LiGHAAMEN.
tncn’eruit bewecrec kan niets meer is» dauX. LES. lt;iac die Drukking daar zoo fterk niet is,nbsp;tlders. Maar het Uitwerkzelj daar ik hiernbsp;vanfpreck, hangt zoo zeer niet van een minnbsp;of meer fterke Drukking af, als wel van eennbsp;Drukkrng die overal van alle kanten gelyk,nbsp;en even fterk is. Dergelyk een Drukking nu,nbsp;zal niemand ligtelyk ontkennen dat ’er al-tyd min of meer moet overblyven in eennbsp;Ontvanger, waar in men weet dat de grovenbsp;Lugt van den Dampkring alleen maar minnbsp;of meer verdund en Yler gemaakt is, ennbsp;waar in yder toeftaat, dat altyd noch eennbsp;andere Vioeiflof, behalven die, welke mennbsp;’er door middel van de Pomp uittrekc, ge*
''oaden wordt.
Als men weer Lugt in den Ontvanger Iaat, De Lig-Wordt het Water, dat in 'cGIas is, fterker haamen Seperft en neêr gedrukt, dan het gedaan heelnbsp;wierd in de verdunde Lugt: het weegt en^°or-'Irukt derhalven nu ook zwaarder op demet^*^Wa.nbsp;ganfche Oppervlakte van betLighaam, datt^r.
»er in gedompeld is. De Lugt die in deope-®ingen en binnenruimtens van dacLighaam M 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ook
-ocr page 248-i82
De BiNNEN-LüèT
X. LES.oo'if verdund en Yler was geworden, gehoor-^ zaamt deeze nieuwe Drukking, laat zig in
3D E E E*
een Da?uwer Omtrek zamenperffen, en hec Water vervult daar op de ledige plaatfen,nbsp;die zy verlaat. Daarom vind: men die Lig»nbsp;haamen, als men ze na de Proefneemingnbsp;opent, geheel doortrokken en vervuld metnbsp;Water.
Toeflel.
FL. 6. nbsp;nbsp;nbsp;zet een langwerpig zoort van Glas,
34- merkelyk hooger dan het wyd is, en tot op twee derde gevuld met Bier, of met Melk,nbsp;met Brandcwyo, of met V/ater dat een wei»nbsp;nig laauw gemaakt is, onder een Ontvanger 5 en begint, volgens gewoonte, de Lugtnbsp;yit te Pompen,
I N5ar tnaate dat de Lugc in den Ontvan-lugt der ger verdund wordt, begint de Binnenlugt,
inkYdel nbsp;nbsp;nbsp;beflooten is, zig uit te zet-
tcn ^
-ocr page 249-DER LIGHAAMEN. nbsp;nbsp;nbsp;183
tcD, te ontwikkelen, en naar de Oppervlak-tc van’c Vogttebegeeven onder ciegedaan*dbejl. te van ronde Blaasjes af Bolletjes, die langsnbsp;hoe meer in getal en grootte toeneemen. Dienbsp;van den Brandewyn en ’t Lauw Water,nbsp;maakeneen zoortvan Kooking, die eenigennbsp;tyd duurt, en zo men voortgaat met Pompen, houdt dit Uitwerkzeleindelyk geheelnbsp;op, en men ziet geen Lugtbelletjes meernbsp;voor den dag koralen. Het Bier en de Melknbsp;maakeneen fterk fchuim , vliegen op, ennbsp;foopen over den rand van ’c Glas, dat tennbsp;grooten deele ledig wordt.
Oplelderingen-
Door ’t wegneemen of verminderen vaOj^^ de Drukking der Buitenlugt geeft men hiei nenlugtnbsp;ook, even gelyk in de VoorgaandeProefneenbsp;ming, de Buitenlugt, die door het Vogtbaare ^nbsp;verfpreidis, gelegenheidom zig te ontwik- ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1- ' ^
kelen en los te maaken. Want, zoo dra ze'^^*'' zig zoo zwaar niet meer als Baar gewoonte,nbsp;door ’t Gewigc van den Dampkring, gedrukt en belaaden voelt, zet ze zig tot eennbsp;M 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;groo-
-ocr page 250-184
De Binnkn-Lugt
X. LES I. Af-PSEL.
grooterOratrek uic, en fnelt uit kragt van haar meerder Ligtheid,die nu fterker werkt,nbsp;dan deWryving en andere oorzaaken, dienbsp;haar tragten tegen te houden, naar de Oppervlakte van het Vogt, dat haar beflootennbsp;hielde.
E ran 3 e-wyn en Watirnbsp;luDOken:nbsp;Bier ennbsp;Melknbsp;fchui-psn.
Hoe een Vogt zjggemakkelyker verdee-len laat, en met minder moeite zyn Deeltjes van elkaar afzonderen, hoe deLugthel-letjes fchielyker opkomen, en zig grooter vertoonen; want in zulk een Vogt vinden zenbsp;ook mindertegcnfland en belemmering, ennbsp;zetten zig uit met weinig moeite. Dit isnbsp;de reden, waarom de Erandewyn en hetnbsp;laauw Water , die beide zeer vloeibaarenbsp;Vogten zyn, als eensklaps, wanneer de Ont-vauger tot op een zekere raaate is leeggepompt, alshuoLugt loslaaten, die hen matnbsp;groote Bobbels opbruifchen en als kookennbsp;doet. Het Bier en de Melk integendeel zynnbsp;taaie en lymagtigeVogten,diezigbezwaar-lyk van eénlaaten fcheiden : deLugtbellet-jts, die zig in de zelve Vormen, blyven aisnbsp;ipet Blaasjes overtoogen, en ryzen langzaam
naar
-ocr page 251-DER LlGHAAMEli.
Daar otn hoog: en dewyl die Blaasjes nietsx. LES. anders zyn dan de Deeltjes zelve van ’tVogt,nbsp;dieaan ééa blyven kleeven en zig niet vannbsp;elkaar willen laaten afzonderen, maaken denbsp;Lugtbellerjes, terwyl ze die Blaasjes meênbsp;neemen, en over den rand doen vallen, hecnbsp;Glas ledig.
Gevolgen.
Men verbeeldt zig veelal, dat in ’t alge-Zommi-meen allerhande Lighaamen een zeer langen tyd in ’c Ydcl in goeden ftaat blyven en zon- bedervennbsp;der bederf: maar dat gaat op verre na zoo^^^Szaa-algemeen niet door, als men zig wel ver-derenbsp;beeldt. Het is waar dat Lighaamen, dienbsp;van dien aart zyn, dat zy door hetüitdam-Ydel.dannbsp;pen van een gedeelte hunner z^elfftandigheidpquot;
2ig ontbinden, en hun eigen zamenftel (loo-pen, of dat zy door dc Vogtigheid, die ’er '^0 dóórtrekt, bederven en verrotten, door-gaacs langer goed en in ftaat blyven in hetnbsp;Ydel dan in devryeLugt; om dat zy in ’tHnbsp;zelvezig niet langer omringd vinden van een ^i_nbsp;VJoeiftofj die, gelyk wetevooren gezegdnbsp;M 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;heb-
-ocr page 252-¦i8ö
De Binnen-Lugt
jihjw-
lant.
X- LES. hebben even eens byna te werk gaat als een of een Sïorpmiddel, en altyd min ofnbsp;meer bciaaden is met Dampen. Doch geheel anders is het met zulke Lighaanicn gelegen, die een beginfel van Gilüng in zignbsp;zelven, en uit huu eigen aart reeds by zignbsp;hebben; want, i. door dat de Lugr, die hunnbsp;openingen en binnenruimtens vervulde, ’ernbsp;uit getrokken wordt in ’t Fdei, krygc denbsp;inwendige bevveeging der Deeltjes meerdernbsp;viyheid van Werking: die vryheid, 2»nbsp;reemt nog toe door ’t wegneemen van denbsp;Drukking of van de Veerkragt der Buiten-lugt: het geen my doet denken datLighaa,nbsp;men of Vogten van dien aart langer zondernbsp;bederf en goedzopdenblyvenin een zameD'nbsp;perfte en verdikte Lugt, dan iu het Ydcl(*)-
De
[De Heer BLUER heeft vier Glaasjes, een met Koemelk, een antler rnet 3o»r£«wje, een derde met Champ-f^J^ Wyn, en het vierde met Bloed van een Mcnrch in een Lugl'nbsp;ledigen Ontvanger Vyftien Jaaren en omtrent Agt Maande!’nbsp;lang, agtereen bewaard, zonder dat ééa dier Vogtennbsp;verloop van zoo lang een tyd bedorven was, of zelf*nbsp;veel verandering ondergaan li»d. Zie de Ui^ézogte Verban'
-ocr page 253-187
DER LiGHAAMEN.
De Bmirgonje Wyn, die over de Alpen X. LES. vervoerd is, heeft hetzelfde lighaain niet’’nbsp;ïneer, a!s die, welke men m Frankryk^^^nbsp;drinkt: hy heeft minder kleur, en iszoodoor’tnbsp;zagt niet op de Tong. Zou dit mogelyk^‘^^|^^“^nbsp;daar niet van daan kunnen komen, dat hyhoogteen weinig begonnen heeft te werken in
” nbsp;nbsp;nbsp;°nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;veran-
overtrekken van die hooge Gebergtens,derd.
waarop de Drukking van den Dampkring merkelijk zwakker zynde dan in de laagenbsp;Landen, hem tot eenigbeginzel van Giftingnbsp;milTchien aanleiding grgeeven heeft ? Hecnbsp;geen my in dat vermoeden eenigzins bevestigt, is, dat ik een Vies van dien VVyn,mnbsp;vtier Kurk ik een klein Gaatje geboord had,nbsp;eenige dagen agter één in een wat yler dannbsp;de gewoone Lugt hebbende laatcn ftaan,nbsp;dezelve my een weinig verlchaald voor-^fwanj., en omtrent van den zelfden fmaaknbsp;hoedanigheid, als die,welken ik in Pie~
mont
hinder,ngen. V. Deel.bladz.fiS, De Heer ELIER maakt
daar egter ^cl van de onveranderde Vloeibaarheid en 2f I
wr, jijjjf jjjjj nbsp;nbsp;nbsp;Smaak der Wynen gewag.]
-ocr page 254-188
De Binnen.Lugt
X. LES. mmt gedronken had. Ik moet hier egter verfcheiden geloofwaardige Perlbonen my verzekerd hsbben, dat denbsp;Bourgoftje Wyn, die over Zee naar Italténnbsp;gevoerde wordt, ook aan dergelyke veranderingen onderhevig is: doch één en’t zelfdenbsp;Uitvverkzel kan wel uit verfchiliende oor-zaaken gebooren worden.
Gillende De Lugt, die zig uit een Vogt trage te
Vogten ontwikkelen, doet hetzelve noodzaakelyk zwellennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/
enbree- zwellen en grooter van Omtrek worden,
digt ge-
flooten
Vaten.
ken te {qj- ja|. »er geheel uit vervloogen is: want de kleine onzigcbaareLugrbelletjes, die zignbsp;in de ledige tuirchenruitncen van ’t Vogt onthielden, vormen, als zy by elkander loo-penenvan veelen éénLugtbel raaaken, eennbsp;merkelyk grooter Klomp, die een nieuwenbsp;plaats in ’tVogt beflaat: even , by voorbeeld, als of het Water, ’t welk men, ge*nbsp;lyk men weet, nog gemakkelyk in een Glasnbsp;vol Afch of Zand gieten kan, eensklaps iönbsp;kleine harde Bolletjes ter grootte van eennbsp;3pe!de Kop veranderde: inzulkcngevalbe»nbsp;grypt men ligt, zouden die twee dus onder
één
-ocr page 255-der Li GHAAMErf.'
één vermengde Stoffen te veel plaats beflaan, x. Les; dan dat het Glas haar beide zou kunnen b]y-
, , T DEEL.
ven bevatten. Dus tragtzig ookdeLugt te ontwikkelen uit de Vogten, die Giften,nbsp;en het geweld, dat ze doet, om dezelve tenbsp;doen opzwellen, en grooter van Omtrek tenbsp;maaken, veroorzaakt dikwi Is het breeken ennbsp;fpringen van de Vaten en VlelTen, daar hecnbsp;Vogt te digt in bellooten is.
Het zal onnodig zyn, dat ik hier eenigeoeBin.
Proefneemingdoe, om te bewyzen, dat , „nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dcorHit-
deBinnenlugtuitdeLighaamen dryvenkan, te uit de
door dezelve zeer heet te maaken. Dage- Lighaa-lyks hebben wy van dit tweede middel voor- trokken, beelden genoeg voor onze oogen in’t bereiden derSpyfen. Men hoort, men ziet zelfsnbsp;die Lugt voor dendag ko men en vervliegennbsp;uit het Vleefch dat men braadt, uit de Vrug-ten die men ftooft, uit groen Hout, dat mennbsp;aan ’t Vuur legt, uit het Water en anderenbsp;Vogten, die men Kooken laat. De cerftenbsp;Bobbels ineen Vogt, dat begint te Kooken,
^oet men toefchry ven aan de groffte Deelen der Lugt, die door de hitcee in een Vloei-
ftüf,
-ocr page 256-iSto De Binnen-Lugt
X. Les. fiof, die zig zelve ook uitzet, verdund éö uitgezet, in Otntrek zwellen, en alles watnbsp;zig tegen hun uitzetting en opwaarts dry*nbsp;ven aaaKant, met geweld opligten en oinnbsp;lioog (looten. Ik zeg de eerfte Bobbels}nbsp;want Ik zal in ’t vervolg, als ik van ’t Vuurnbsp;en deszelfs Uitwerkzels fpreek, doen zien,nbsp;dat een Vogt, ’t welk roet Kooken voort-gaac tot dat het te eenemaal uitgewaaiTemdnbsp;cn in Damp vervloogen is, zulks niet doetnbsp;om dat’etaltydnogLugt genoeg inoverge*nbsp;bleeven was, om het te doen Kooken tot opnbsp;’t laatfte toe, Maar wanneer men nu op dee-»nbsp;ze wys de Binnenlugt een Vogt, dai mennbsp;heet maakt, doet vcrlaaten, ziet men’er genoegzaam de zelfde Verfchynfels by gebeuren, die wy ’er in ’t Ydel by zagen plaatsnbsp;hebben, De Lugtbeiletjes, die zig in ’tnbsp;Vogt vormen, hebben zoo veel meer moeite om zig te ontwikkelen, naarmaatedatdenbsp;Stof, die hen beflooten houdt, zig bezwaar-]yk van een fcheiden, breeken of uitzettennbsp;laat. Zy ontwikkelen zig daarom en ryzeonbsp;veel traager naar boven in MeUc, dan io
Wa-
-ocr page 257-lÖI
' DER LigÜAAMEI».
Water; de Vuurdeeltjes , die hen moeienX. LK§. doen zwellen, en ziguitzetten, wsrkenlan-^nbsp;ger ageer één op yder Lugtbellerje, en eernbsp;zelfder tyd op een grooter gecal van hun tef-fens. Hierom ziet men zulk zoort vannbsp;Vogten, Melk, Boter, Olie; alle Harsagti-ge Stoffen en gefrnolten Gommen, aliens-kens zwellen, ryzen, en door fchielyke, ennbsp;zeer dikwils gevaarlyke Opbruiffingen hennbsp;bedriegen , die ze met geen genoegzaamenbsp;Voorzorg en bedagtzaamheid heet maakten.
Omtrent op dezelfde wys als men het Wa*DoorZa-ter uit een natte Spons, die men drukt, ziet naar buiten komen, en weg druipen, ont-Vaftenbsp;T^ikkelc zig ook de Lugt uit alle Stoffen,
^ier Deelen onderling tcc elkander naderen cn zig tot een kleiner Klomp en Omtreknbsp;Zeer digt by een voegen- Dit worde mennbsp;Zelden zigtbaar gewaar in YafteLighaamen,nbsp;otn dat zy doorgaans in de Lugt van dennbsp;Dampkring gedompeld cn aan alle kantennbsp;lt;iaar van omringd, hun Binnenlugt, zoonbsp;ze buiten komt, zig onmiddelyk met
jpa D.J6 BI nnem-LuoT'
X. LES. een Vbeiftcrf vermengt, die haar in alle op' de^l'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;belet, dat men
haar kennen, en haar Werking ondeiTchei-dentlyk zien kan. Het eenigd middel otn zig met zekerheid van dit üitwerkzel tenbsp;overtuigen, is, dat men die Lighaamen innbsp;Water of in eenig ander Vogt zamendr ukke.nbsp;Door be. De Vogten, die bevriezen, ontdoen zignbsp;yriezingnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jjg Lugt, die ze in zig beflcocen
ten. houden, naar maate dat hun Deeltjes onderling elkander naderen, en digterbyéén gebragt worden. Als deeze Binnenlugt innbsp;onzigcbaar kleine Deeltjes door het ganfchenbsp;Vogt verfpreid en indeszelfstuffchenruim-ten en holligheden gehuisvell, daar uit ge»nbsp;floocen wordt, vereenigt zy zig tot menig*nbsp;vuldigegrootere Blaasjes, en neemt verfchil-lende gedaanten aan, in’tLighaam zelf vannbsp;denYsklomp, indien zy door een al te fnehnbsp;len voortgang der .bevriezing en Berkennbsp;Vorft betrapt, en eer ze zig geheel ontwikkelen kon, van rondom bezet wierd. Iknbsp;zou hier de Verfchynzelsvan’t Ys zelf tennbsp;bewyze kunnen bybrengen; maar het zal ge*
voeg-
-ocr page 259-T93
Die L I g If a a ai e n.
Voeg]yj^er tyd zynom’er gewag van temaa-x. LES. ken, wanneer ik van hec Water en den ver- *¦nbsp;Schillenden (laat fpreek, waar in het zig be-''inden kan.
Hetlaatfte enmogelyk het allerkragtigfleDoor't middel otn de Lugt uit de Stoffen, waar meênbsp;2e vertnengd en in beflooten is, te trek-heel ontken en af te zonderen, is het verdedennbsp;'¦'an één fcheiden van derzelver Deeltjes, in- haamen.nbsp;Zonderheid, zo die verdceling zoo ver ga,nbsp;dat het Lighaam geheel ontbonden en des*
Zelfs geweeffel los gemaakt en te eenemaal Ontward wordt; gelyk doorgaans gebeurt,nbsp;sis men gemengde Lighaamen laat verrotten,nbsp;giften, overhaalc of verbrandt.
Dat de hoeveelheid van Lugt, die menVexbaa-op zulk een wys uit een Lighaam trekt, dejj,'^^;^fg grootte van ’c Lighaam , daar ze uit voort-dier IMn-komt , by na in Omtrek evenaare, isnbsp;¦'^ondetfpreukjdaar men billyk geen geloofnbsp;San be hoefde te Haan, zonder eer ft be wys ennbsp;Proef daar van zienrmaar dat die zelfde Lugt,nbsp;uit het Lighaam getrokken, en aan denbsp;P^fukking des Dampkrings blootgefteld, dat
ni. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;Nnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zelf'
-ocr page 260-De bisneh.Lugt
li
X. LES. zelfde Lighaam, dat haar voorheen binnefi I- Af- 21® befloocen hield, ettelyke en zelfs zeernbsp;veel maaien in groocte en Omtrek te bovennbsp;gaat, is iets, dat men niet zonder verbaasdheid hooren kan: en men zou in fterke verzoeking zyn, om er aan te twyfFeleo,indien verfcheiden ten vollen geloofwaardigenbsp;Schryvers, die ons decze ontdekking eerftnbsp;verkondigen, hun getuigenis niet geftaafdnbsp;en bekragtigd hadden met ons een zeernbsp;naauwkeurig enomftandigberigtmeétedee-len van hunne Proefneemingen. Die van denbsp;Heeren Mariotte en Hales komen mynbsp;het allerbefliffendft voor; en het is uit hunnbsp;Schriften, dat ik dceze volgende Proefneemingen heb overgenomen. DeLeezer,dienbsp;dc moeite wil neemen van ze na te gaan innbsp;die Schriften zelf, zal ’er een aanzienlyk getal van Proeven en Waarneemingen vinden,nbsp;de een fraaier en merkwaardiger dan de andere, en die alle het ftuk, daar ik van fprcck,nbsp;eendragtig ftaaven en beveffigen.
XVII.
-ocr page 261-lÖJ
X. LES.
I. A F-D E E L.
ÖER LIOHAAME»,
XVIL Proefneeming. Toejlel.
Figuur 3^, verbeeldt een zeer dun Metaa- PL. 6.
Ie Bakje, in ’c midden van wier.s Bodem men een klein kuiltje geflaagcn heeft ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
’t welk men met een grooten Druppel Wa-ters vult: men giet vervolgens Olyf Olie in bet Bakje tot op de hoogte omtrent van eennbsp;Duim breed; en dekt den Waterdruppel metnbsp;een klein Glaasje, ’t we'k de vorm en ooknbsp;byna de grootte heeft van een Vingerhoedinbsp;hien draagt zorg dat dit Glaasje mcê volnbsp;Dlie zy, ’t welk men gemakkeiyk doen kan,nbsp;men het eerft fchuins in '‘t Bakje eo des*
Olie houdt, eer men \ regt over end ^ver den Druppel zet.
Uitwerkzels.
men het Bakje boven de Vlam vafloebin-
Kaars of brandende Lamp houdt,
Druppel Water warm te raaaken: ryB pnippel
I* allenskens een groot Getal van klei- Water in
Olie.
Na nbsp;nbsp;nbsp;nc
-ocr page 262-X. LES. 1. Af-
»BKL.
warm gemaakt, is grooternbsp;van Om.nbsp;trek dannbsp;de Druppel zelf.
Hoe de binnen-lugt uitnbsp;warm gemaaktenbsp;Vogtennbsp;zig ontwikkelt.
Db BrNNEN-LUOT
ne Lugtbelletjes uit naar om hoog, die,na dat alles weer Koud geworden is, in hetnbsp;Vingerlioeds Glaasje een plaats beflaan, mer-kelyk grooter van ui tgeftrektheid dan de Om1nbsp;treb is van den Waterdruppel, waar uitzynbsp;voorkwamen 2. De 0;ie, die ’er nognbsp;in dat Glaasje overblyft, want een grootnbsp;deel, gelyk men ligtelyk begrypt, wordt ’ernbsp;door die nieuwe Lugt uit, en in ’t Bakje ge1nbsp;Booten, verlieft haar helderheid en wordtnbsp;ondoorfchynend.
Naar maate dat de Waterdruppel warm begint te worden,verwyderendeszelfsDeelt-jes zig min of meer van elkanderen; de ope-ningen of kleine binnenruimten tuffehen die
Deeltjes worden rnimer, de Lugtdeeltjes» die ’er in beflooten zaten,krygen meer vry1nbsp;heid, en hun grooter maate van eigen Ligt'nbsp;heid,in vergelykiog vaadie van ’t Water, is
dao
De Heer MARlOTTE zegt 8 of lo maal grooter1 Doch hoewel Ik deeze Proefneeming leer dikwils ennbsp;grootezorgvuldigheid herhaald heb, heb ik nooit zooveel^nbsp;iugt boven in het Glaasje gevonden. N.
-ocr page 263-DER Li ghaamen. 197
dan alleen genoeg om hen in Haat ce ftellen, x. LES om zig geheel te ontwikkelen, en naar hct^- A. f-bovenfte gedeelte van het over hen heennbsp;ftaande Glaasje te doen opklimmen. Maarnbsp;’t geen hen merkelyk in die ontwikkeling tenbsp;hulp komt, is, dat de zelfde Warmte, dienbsp;den Waterdruppel zig doet uitzetten, ooknbsp;de kleine Lugtbelletjes zwellen doet, ennbsp;door die aanzienlyke vergrooting van hunnbsp;Oratrek hen zoo veel tcligter,en daardoornbsp;Zoo veel te bekwaamer maakt om deer hetnbsp;VVater en de Olie naar om hoog te dry ven,nbsp;en zig boven hen te plaatzen- Men kan’ernbsp;Ook nog deeze aanmerking by voegen, dat denbsp;t^Liethaarheid\zn het Water en van de Olie,nbsp;door die Warmte toeneemt,en datde Wry»nbsp;ving bygevolg en Lymagtigheid dier Vog»nbsp;ten ook naar maate afneemt: ’t welk denbsp;Lugtbelletjes gelegenheid geeft om zig metnbsp;‘e minder moeite ’er uit ce wikkelen, ennbsp;Opwaarts te klimmen.
De Olie-Kolom, die den Waterdruppel
*^9dekt, wordt ondoorfchynend, om dat de De Olie . TTT .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, wordt on*
nend.
^»armte de Dampen van c Water enn doecjoojfchy.
op
-ocr page 264-198 D r. n I hnen-Luot
X. LES.optreïkken, die zig onder de Deeltjes der I. Af. 01ieffieDgen,ensnetdezeIveriLjghaaniptjesnbsp;vormen, wier Zamenftel niet gefchikt is»nbsp;om de Ligtllraalen zoo vryeiyk door telaa^nbsp;ten: ’t zy dat de openingen in dit za-meiigeftelde Vogt minder regt (trceks loopen,nbsp;dan in ’c Water en in de Oüe, yder afzon»nbsp;derlyk en ongemengd : ’t zydat dc Deeltjesnbsp;zelve door die menging te grof en groot ge*nbsp;worden zyn. Deeze laatfle reden (die denbsp;eerfte egter ook niet uitlluit) wordt daarnbsp;door te waarfchynly ker.om dat die zelfdeOlienbsp;met Water belaadea en daar door ondoor*nbsp;fcbynend geworden, haar voorgaande helderheid fayna en doorfchynbaarheid weernbsp;aanneemt, als men ze op nieuws warmnbsp;maakt: ongetwyfFeld , dewy! dan diezelfde Deeltjes, door de Werking van ’c Vuurnbsp;wederom geiloopc en fynder gemaakt,aan hetnbsp;JLigc een vryer en open doorgang geeven.
XVIII*
-ocr page 265-X LES.
I. afdeel.
Der LighaameM. XVIII. Proefneeming.
Tcejleh
Men gaat in het toeftellen deezer Proef-ƒgt;£,, g neeming omtrent op de zelfde wyze te werk, 35*nbsp;als by de voorgaande, uitgezonderd alleennbsp;dat men hier een grooterBaken Glas neemt,nbsp;en, in plaats van een Druppel Water onder denbsp;Olie, op den Bodem een Rolrond ftukje ge-meene Suiker van de grootte als AB, bin-nenswerks gerekend, in laauw Water ondernbsp;het Glas zet.
ü/tTOerA’zeL.
Naar maate dat de Suiker in ’t Water De Lugt Imeltjzict men’er Lugtbelletjes uit voort-^oinen, die door ’t Water opwaarts dry ven, laauwnbsp;zignaar den top van’t Glas begeeven:nbsp;wanneer al de Suiker gefraolcen is, be- heeftby’nbsp;de Hoeveelheid van Lugt, die’cr uitnbsp;S^^rokken is, zeer dikwils * of f van devaudenbsp;‘¦'^imte van A B, of den Omtrek van ’tnbsp;Huk Sate.
Op-
-ocr page 266-aoo De binnen-Lügt
X. LES. I. Afdeel.
Ont^vik-^keling der Lugtnbsp;uit denbsp;fmelten-deSuiker.
Ophelderingm^
Het laauw Water, in de Suiker door ge» drongt’D, fcheidtderzelver Deeltjes van één,nbsp;en ontbindtze : de • kleine Lugtbelletjes ,nbsp;welke tuflehen die Deeltjes beflooten lagen,nbsp;daar door alleen en op zig zelve gelaten,nbsp;klimmen opwaarts door het Water heen,nbsp;dat altyd merkelyk zwaarder is dan zy. Denbsp;Hoeveelheid van die Lugtdeeltjes verfchilcnbsp;naar den verfcbillenden aart van de Suiker,nbsp;en de min of meer volmaakte fmelting vannbsp;den ganfehen Klomp: doch men kan altydnbsp;den Omtrek van de Lugt, die ’er uit voortgekomen is, met dien van ’t ftuk Suiker,nbsp;dac men fmelten laat; vergelyken, dewyl denbsp;ruimte A B tot eeu gemeene Maat verltrekcnbsp;voor beiden.
XIX. P ROÏFNEEMI NG.
ToeJleL
TL. 6. Men verbindeden Kromhals A B, inwel-
36. jjejj jjieQ eenige Stoffen ged.;an heeft, di^ Manier
-ocr page 267-801
»ER LipHAA ME».
men denkt over te haaien, mecdeKolf AC, x. LES.
middel van ’t een of ander Leem ofi- -^.r-Soieerft-l, ’c welkeen tamelyke Hitte lyden°^^^’ kan zonder te fmelten, en tcffens door een om denbsp;'veinig Vogtigheids niet ligtelyk ontbondennbsp;^ordc. Isiadat mendeczetweeGlazendusdeLig-aan één gevoegd heeft, tteckt men dooreennbsp;gat, in den Bodem van de Kolf by D ge-ken doornbsp;maakt, den eenen Arm van den Hevel LDF, overnbsp;in den Hals van de Kolf: men dompeltver-volgens Kolf en Hevel in het Water, zoonbsp;diep, dat de Kolf door het Gat D in dennbsp;Bodem vol loopt tot aan F in den Hals; ’cnbsp;Welk gemakkelyk te doen is, dewyl de Hevel aan deLugt,die in de Kolf is, een vry-en doorgang geeft om te wijken, en zig doornbsp;E naar buiten te begeeven; menneeratdaarnbsp;op den Hevel uit, en het Water blyfc opnbsp;de hoogte F in den Hals van de Kolf ftaan ,nbsp;door de Werking van den Dampkring, dienbsp;op de Oppervlakte van ’t Water in den Baknbsp;drukt. Eindclyk zet men de Kolf op eennbsp;fornuis, ter behoorlyker hoogte geplaatft,
•dn Itookt’er Vuuronder. Indien de Stoffen,
N s nbsp;nbsp;nbsp;die
-ocr page 268-£02
De binnen-Lugt
X. LES.*^'® overhaalt j Lugt voortbrengen» I. Ar- merkt men zulks daar aan,-dat dan deOni'
P £ £ L»
trek der Lugt, tuffchen A F beflooten groo» ter wordt en meer plaats begint te beflaan gt;nbsp;indien de Stoffen ia tegendeel Lugt opflor-pen, gelyk in zoramige gevallen gebeurt,nbsp;ziet men ’t aan ’t inkrimpen van den Om*nbsp;trek van dat Vakje Lugts. En wil men denbsp;hoeveelheid van de voortgebragte of opge-llorpte Lugt met die van de Stoffen verge-lyken, welke men in den Kromhals gedaannbsp;heeft, men kan zulks gemakkelyk berekenen, door alles, wat men ’er in doet, eerftnbsp;te meeten, en tot de eene of andere vaftenbsp;en bekende Maat, een Taarlings Duim, bynbsp;voorbeeld, te brengen: want dan zal men,nbsp;na ’t overhaaien, ookaltydkunnen zien hoenbsp;veel Taarlings Duimen ’er vereifcht worden,nbsp;om de plaats te vullen, die deLugtnumeernbsp;beflaat beneden F, of minder boven F.nbsp;Voorzor- Maar deeze Maat egter van den vermeer-gen in’t derden of verminderden Omtrek van’t Vaknbsp;der Lugts, in den Hals der Kolf, moet niet ge-yoortge- nomen worden, dan na dat alles weer be-
koeld.
-ocr page 269-203
OBK LIGHAAUEIT.
koeld, en tot denzelfden Graad van Kou- x. LES. öe gebragt is, als de Lugt tuflchen AF was ^nbsp;op ’t oogenblik toen men de Proefoeeming
k nbsp;nbsp;nbsp;1-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ *^opge-
bcgon: want men weet hoe zeer eenige Graa- florpte
den-van Warmte min of meer die
Van Omtrek kunnen doen veranderen, en men,
2ig uitzetten of inkrimpen; en het zou daar*
om, om alle vermoeden van miflagen van
eenig belangvoor te komen,nietongevoeg-
lyk geweeft zyn,dat men ’er een klein zeer
beweegbaar Tbermometertje hadingeflooten.
Een andere voorzorg, die men ’er nog by dient in agt te neemen, zo men de Proefnbsp;oaauwkeurig wi! doen , is, dat men bynbsp;’t begin enop’t einde van de Proefneeraiognbsp;iet op de hoogte van den Barometer, om tenbsp;zien of de Drukking van den Dampkring,nbsp;terwyl men met de Proef bezig was, ooknbsp;benige merke^yke verandering ondergaannbsp;beeft. Want het is zeker, dat de Omtreknbsp;'''=‘0 de Lugt, in den Hals van de Kolf be-Sfeepen, kleiner cfgrooter zal wordeo,naarnbsp;ip.aaie dat het Water door de Drukking vannbsp;Dampkring, die op de Oppervlakte van
den
-ocr page 270-204
De biktkew-Lügt
X. LES.^sn Bak ftaac, hooger of laager in de Kolf I. Af- opgedreevén wordt.
P E E L. nbsp;nbsp;nbsp;^.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
Eindelyk zou men ook nog, zo het hief
op een meer dan gemeene caauwkeurigheid aankwam, moeten in aanmerking neemen,nbsp;dat de Wacerkoloiii, die door de minder ofnbsp;meerder hoeveelheid van Lugt, welke m dennbsp;Hala van de Kolf is, boven het Waterpasnbsp;flaan blyft,of beneden hetzelve daalti oor*nbsp;zaak is, dat die Lugt nooit de Buitenlugcnbsp;volmaakt gelyk en van net even de zelfdenbsp;Digcheid weezen kan. Maar, by geluk,nbsp;mag men zig in de mecfte van dergelyknbsp;zoort van Prcefneeminaen met eenre» naa-jlen by vergenoegen: en een Nanuurkundigenbsp;moet dikwils op die kleine Beuzelingen zoonbsp;naauw niet zien,om zig tot verdere JNafpoo-ringen den moed en luft niet te laaten b£*nbsp;neemen.
Uitwerkzeh.
Maate der Binnbsp;renlugtnbsp;in Var»
Door omtrent op die Manier, als ik zoo '¦ aanftondsbefchreevenheb, tewerk te gaan»
heeft de Heer Hales van allerhande zoor-
cea
205
der LiGHAAMEWé
van Stoften, Dierlyke, Plant- en Myn- x. LES*
boffen, Vafte Lighaamen en Vogten, de*- Af-
genomen; en bevonden,by voorbeeld,
^at een Taarlings Duim Varkettsbloed, toe bloed.
droogwordens toe overgehaald, 33 Groef n
Hngsduimen Lugt voortbragt. nbsp;nbsp;nbsp;deWeeg-
Dat de helft van een Taarlingsduim Herts-k^quot;^^®;
1 nbsp;nbsp;nbsp;j ir Tlnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hoofd.6»
^oorn, boven aan van deszelfs Punt geno*
^en, 117 TaarlingsduimenLugc uitleverde,^^®^'^^®*
Welk dus een Omtrek uitmaakte, 234 maal
gtooter dan die der overgehaalde StolFe.
Dat ’er uit een halven Taarlingsduim Ei-in Eiken»
kenhout 128 Taarlingsduimen Lugt voort-^°“^‘
kwamen.
Dat een Taarlings Duirafrifte nooit voor-heen geroerde Aarde, door overhaaling 43 Taarlingsduimen Lugt geeft (*3»
De-
(*) [D* Nederduitfche Lgezer kin de manier en toe. deezet Proefneemlng, en de hoeveelheid van Lugtnbsp;6en zeer groote menigte van allerhande zoorten vatjnbsp;^'êhaamen voortgebragt, omSandig befchreeven vindennbsp;‘^«n Heer HALES zelven, in zyn Groeiende Weeg-^“tgt;de het VI Hoofdftuk : daar hy egter bladz. I4l voornbsp;uit het Eikenhout getrokken , geen izS , maatnbsp;^^Stlingsduimen rekent.]
-ocr page 272-X. LES.
I. Kr-DEE L,
Lugtop-florpen-de Stof-tea.
Denkbeeld, hotOvernbsp;gehaaldenbsp;StofFennbsp;Lugt uitnbsp;geevcn,
soö De B I WUE sr-Lu G t
. Dezelfde Schry ver bevondt ook, dat fterk Water, Zwavel, en verfcheiden anderenbsp;StofFen, wel ver van Lugt voort te brengen inbsp;in tegendeelT.ugt opflorpten: dat fs, dat hetnbsp;Vakje Lugt, in de Hals der Kolf cuiTcheanbsp;üF bcflooten, io plaats van groter te worden, na het overhaaien afgenoomcn w.^s,ennbsp;kleiner, dan het geweeft was voor de Proef-ncemiog.
Ophelderingen'.
Wanneer men een StofFe overhaalt, wor-denderzelver Deeltjes door de Werking van ’t Vuur verdeeld , gefcheiden, tot hun oor*nbsp;fpronkelyke Eenvoudige Haat gebragt, ennbsp;in Dampen opgeheveo. De LugtdeeltjeSjinbsp;die zig in dien Klomp StofFe bevonden,nbsp;door dcszelfs verdeeling en uitdamping nunbsp;alleen en vtyopzigzelvengelaaten, veree-cigen zig natt de Lugt die in den Kromhal»nbsp;en in den Hals der Kolf befloocen is, o®nbsp;doen deze Lugt paar evenredigheid grooternbsp;van Omtrek worden en dus meer plaats be-flaauj dan ze te vooren deed: de Opp^^*
vlak-
-ocr page 273-207
vlakte van ’t Water in den Hals der Kolfx. LES, daalt daarom dan ook doorgaans bene-^-
£££L.
den F.
Maar indien de Stof, die men overhaalt,Zommige Van die natuur is, dat de Lugt zignbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘
kelyker en vafter met haar vereenigen en Verbinden kan, dan ze zig verbindt en ver-cenigt met andere Lugt, zal zulk een Stofnbsp;2ig niet alleen van haar Binnenlugt, die zenbsp;ÏQ zig beflooten hield, niet ontdoen, maarnbsp;Zelfs ook, als nu door haar verdeeling groo-ter vanOppervlakte gewordeD,nieuwe Lugr.nbsp;deeltjes inzwelgen uit A F en medeneemen:nbsp;het Water ryft daarom dan ook in den Halsnbsp;der Kolf om de plaats dier opgeflorpteLugcnbsp;'^eder te vullen.
Doch iets, daar men zig zeer bezwaarlyk Binnen-i ®enig begrip van kan maaken, is dat’er zoonbsp;fitoot een hoeveelheid Lugt in zommige heel aii-^*olFen kan huisvefteo, zonder dat zy inde-^^Ivezoo ftcrk zamergcperd fchynt te we deBui.
gt; als zé zou moeten zyn, indien men nj 2e 2ig eens van de Stof ontfla*nbsp;genenvry heeftinogen uitzetten, wederom
tot
-ocr page 274-208
De Bru'K'Eir-L üGT
Xi LES. COC haar yoorigen kleinen Omcrèk brenge» wilde. Wane welk eene krast zou men niec
DEBLj
moeten doen, om 234 Taarlingsduimen Luge, van den zelfden aart, a!s die vannbsp;den Dampkring, zoo ilerk zamen te drukken , dac ze binnen den Omtrek van eennbsp;Taariings Duim konden begreepen worden?
Dit Verfchynzel leert ons dat de Lugt, inwendig met andere Stoffen zeer naauwnbsp;vereerigd, zig binnen dezelven in een geheel anderen ftaat bevindt, dan dien, waarnbsp;in wy haar zien, als ze uit die Stoffen losnbsp;g^niaakthaar viyheid gekreegen heeft. Vannbsp;hoedanig een aart is dan die Haat der Lugtnbsp;in ’t binnenli: der Lighaameo; en op welknbsp;cenewyzevervviffeltzy dien voor een anderen, als ze uit dat Lighaam zig ontwikkeldnbsp;heeft,
Gifïïng Men zou kunnen onderdellen , gelyk
verfcheiden fchrandere Natuurkundigen itr
Binnen- deeze laatere tyden gedaan hebben, dat de
lugt in’t Deeltjes der Lugt; wanneer zy met ecoig® Lighasm,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. j
M^a'sMai-^ndere Stofte zig op ’t naauwft vereemgo
fop
i)ER Lighaamën.
In gemengd heeft, elkanderen niet meer raa X. LES. ken, maar alle onmiddelyk tegen de Deelt-5es zelve aanleggen van het Lighaam, dat,.^^nbsp;heninzig bevat; even als kleine Hairtjesby7ir£fl{«ennbsp;Voorbeeld, of Draadjes Boomwol zoudennbsp;doen, dieydetop cen Zandkorreltje lagen, Man'oJsenbsp;of elk afzonderlyk geplaatft waren innbsp;bokjes en holligheden, die’er tuffchen diePrs^r.nbsp;Zandkorreltjes, tot een hoop by eengebragt,^nbsp;houden open blyven. Want hoewel ver.
Scheiden Draatjes f’oomwol mctelkandcren doorgaans een Vlokje zatnenftellen, *cnbsp;'''¦elk buigbaar is, en uit hoofde van al denbsp;ledige tulTchcnrüimcen, dieeen gedeelte vannbsp;deszelfs Omtrek uitmaaken, eenmsrkelykdnbsp;, l’laats beflaan zal, begrypt men egter ligce-lyk, dat het ongelyk minder beflaan zou,
’ödien het maar zyn eigen en Lighaamclyké alleen had, of indien die ledige tus-ll^henruimtens, mee een vreemde Scoffe ge-vuld, gerekend werden niet meer tot hetnbsp;^’iokje te behooren noch iets tot deszelfsnbsp;groote ce doen. Het is ook zeker dat des-^elfs Buigbaarheid en bygevolg Vectkfagcnbsp;Bi. Deei,.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;o 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;09k
-ocr page 276-2Ï0 De Binnen*Lügt
X. LES. ook geheel zou weggenomen worden, iQ'
kleine Draatjes op een hard Lighaam ruftte, gclyk ontwyfFelbaarnbsp;zou moeten gebeuren, zo al de ledige tus*nbsp;fchenruiratens tüflchen al die kleine Draadjes , zonder uitzondering, met een vaftsnbsp;Stof gevuld waren.
Deeze verondcrftelling wordt daar doot te waarfchynlyker, dat deeze Binnenlugtnbsp;niets toebrengt noch tor dezamenpersbaar-heid noch tot de üitzettingskragt der Lig'
jp. 267.
Fixité.
Ilijloire haamen. De Wyngeeft der ThermometerSf de /’^ca-fchoon van Lugt naauwkeurig gezuiverd»nbsp;in haar Werkingen dezelfde, en fchynCnbsp;1731- van de veranderingen van Hitte en Koudsnbsp;niet minder noch meerder aendoeningen, daOnbsp;anders, te hebben: en de Lighaamen, innbsp;Ydel geplaatft, bly ven even zamenpersbaafnbsp;als te vooren, fchoon men een zeer aanmet'nbsp;kelyke menigte Binnenlugt uit hun heeft zisi’nbsp;opkomen en wegvliegen. De Lugt in’t bin*nbsp;nenfte der Lighaamen is derhalven, gely^nbsp;de Heer Hales zegt, in eenftaatnbsp;heid: en zelfs, wanneer ze zig reeds o«t'
wik'
-ocr page 277-itt
ÉÈR LiGHAAMEN»
^ikkeld heeft,krygc zegeenVecrkfagt, in-X Les. dien ze eenise vreemde Stof met zig weg-^-''oerti die haar belet zig met andere Lugt-deeltjes te vereenigen, en met dezelve k!et*nbsp;he Bolletjes te vormen; want tot dien ftaatnbsp;öioec ze onvermydelyk eerü; gebragt wor»nbsp;den, indien ze Buigbaar zal zyn en Veer-kragtig,
DeezeRedeneering, beken ik, is gegrond Andere op onloochenbaare Proeven enWaarneerain f^hynly-gen; maar’tontbreekt ook aan geenanderekcr Gis.nbsp;Proeven en Waarneemingen, die niet mindernbsp;Zeker, niet minder bekend zyn, en ons aan-ieiding geeven om op een geheel andere ma-te redeneeren. Als een Lighaam in’tnbsp;^del gebragt wordt, of wanneer de Werking van ’t Vuur of van eenigöntbindvogc-den zamenhang van deszeIfs Deeltjes ver*
^'ndert of geheel verbreekt, ziet men aan-ftonds de Lugt zig uit dat Lighaam ontwik» kelen : wat moeten wy anders daar uit op-®aaken, dan dat de Lugt zig in dat Lig»nbsp;haam in een ftaat bevindt, aan dien van eëanbsp;gefpannen Veer gelyk, welke maar naar ’cnbsp;O anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;weg»
-ocr page 278-SI2
Dl Binnkn-Lügt
X. LES. wegneemen wagt van de beletfels die haa? DEEL^'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, om zig te ontfpannen en los
te fpringeo.
De Bin Om deezeVerfcbynzels, die tegen elkao*
dcrley.
Fores.
nenlugt deren byna regtdraats fchynen aan te loo* haamen^'P^”* en de daarop gegronde Redeneeringei*nbsp;Twee- overeen te brengen, zou men dit kunnennbsp;zeggen. DcLugt bevindt zig, inde meeftenbsp;Lighaamen, in tweederleien ftaat: de groot-fte ledige tuflchenruimtens, die bolletje^nbsp;welke gemeenfchap met malkander hebben,nbsp;bevatten eenLugc, dicbeftaac uit Bolletjes,nbsp;of, om my beter uit te drukken, uit kleinenbsp;Kolommetjes, door het Gewigt van dennbsp;Dampkring incengedrukt en zamengeperft,nbsp;maar die egter,dewyl alle hare Deeltjes, el'nbsp;kander onderling raaken, het vermogen behouden hebben, om zig uit te zetten, en uitnbsp;het Lighaam te voorfchyn te komen, eoonbsp;dra de Drukking van buiten ophoudt. Denbsp;andere Lugt, merkelyk fyner verdeeld, vultnbsp;alleen de kleiner afzonderlyke en van andere afgeflooten holletjes , en de Deeltjes,nbsp;die haar daar van alle kanten omringen, hebben
-ocr page 279-213
DER Lighaamen.
I. A F-
ben een fterker zamenhang, dan zy Veer-x. LE3, ^fagt heefc. Om de eerftezoort van Lugt
los te maaken , en zig uit het Lighaam te doen ontwikkelen, is ’t genoeg, of dat mennbsp;haar Veerkragt doormiddel van Hitte mer-kelyk vermeerdere, of dat men het beletsel, ’t welk haar gefpannen houdt, weg-deeme: twee middelen te over in ftaat omnbsp;dat Uitwerkzel te weeg te brengen, en ooknbsp;ligtelykuit te voeren, i. OmdatdeVeer-llt;ragt der Lugt zig te beter verleevendigennbsp;laat en kragtiger wordt, naar maate dat’ernbsp;•ïicer Deeltjes in éénen Omtrek by elkandernbsp;^yn. 2. Om dat de holletjes, welke dienbsp;l^leine Kolommetjes bevatten, open zyn toenbsp;de bultende Oppervlakte. Maar zoonbsp;het niet gelegen met deandere zoortvannbsp;®innenlugt;, men moet, om ze ’er uit tenbsp;^•¦^kken, het Lighaam verdeden en ontbinden tot zyn kleinfteDeeltjes toe; en dewylnbsp;veronderilelt dat die Vloeiftof tot haarnbsp;en oorfpronkelyke Beginfels byna ver-l'ldnd en van één gefcheiden is, heeft mennbsp;^ör bevordering van haar ontwikkeling geennbsp;O nnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dc
-ocr page 280-2r4
De Binnen Lugt
men.
Mee behulp van deeze veronderflelliog niets°tot^^° ikgevoegiyk begrypen hoeheebykomt»nbsp;de za- dat de Lugt de Stoffen , waar onder zy g®'nbsp;mengd is, fchoon zy haar Veerkragt ia d®*nbsp;noch totzelven behoude, tiogtans. niet zamenpers'nbsp;baarder maakt noch gereeder engefchikteïnbsp;kragt der om zig uit te zetten; want, i. indien de klei'nbsp;Lighaa-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Lugtbollet jes, in yder bolletje, zoo ver als
J’ore.
het loopt, vlak tegen elkander aauleggende, zig daar als in een zoort van Koker bevinden, wiens vafte Dcelen elkaar onderlteu*nbsp;nen en ophouden, zal zulk een holletje,nbsp;wanneer het van buiten gedrukt en inwaartsnbsp;geperfl: wordt, zekerlyk niets ontleenen vannbsp;de Buigbaarheid der Lugt, die het in zig bevat; en bygevolg zal ook het ganfcheLig'nbsp;haam, ’t welk geheel uit dergelyke Buisje®nbsp;en harde Kokertjes beftaac, niet min nochnbsp;meer zatnenpersbaar worden, ’t zy de holligheden gevuld zyn met Lugt, of daar vannbsp;ontledigd. 2. Indien dieLugtkolomnietjes,nbsp;welke zig in de holligheden naarderzelvcrbe-
loop
-ocr page 281-2IJ
der'Li ghaameh.
loop vormen, uit zeer kleine Bolletjes be* X. LES, ftaan, gelyk men veronderftellen moet, zalnbsp;^en gemaatigde Werking van’t Vuur dezel-''en zig nier dan Hegts een weinig kunnennbsp;öoen uitzetten, en hun uitzetting die dernbsp;holletjes zelve, welke zig ook door diennbsp;^•elfden Graad van Hitte min of meer uic-^stten, niet merkelyk te boven gaan. Dusnbsp;deganfche Klomp der StofFe ’er niet ge-h^hikter noch ongefchikter tot uitzettingnbsp;^oor worden, maar haar gewoone en eigennbsp;^hzettingskragtbly ven behouden, ’t zyzenbsp;VeerkragtigeLugt in zig bevatte of nier.
Maar die fynfte Binnenlugt zelve, zoo fiaauw inwendig met het Lighaara veree- egter al-^''gd, en die wy aanzien als van alle Veer-
ontbloot, omdatzy tot zulke onge-kragt. *^een kleine en eenvoudige Deeltjes ge-^'^^gtis, heeft die inderdaad geheel geennbsp;^^erkragt meer ? Zouden haar Deeltjes mo-in plaats van zoo kort geworden tenbsp;^5'n, dat’er haar Buigbaarheid door vcrloo-hebben, niet veeleer zoo digt en kortnbsp;^''één gevouv/en zyn, als met mogelykheidnbsp;O 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ge-
-ocr page 282-3i6 De Binnen-Logt
X. LES.gefcbiedenkonde? En zou hun onbuigbaar-' sEEt,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;miffchien daar niet uit kunnen voort-
fpruiten, dat zy niet nader by één te brengen en vader op elkander te drukken waren; even omtrent gelyk een Draad, flyftot een Kluwen opgewonden , een hard Lig*nbsp;haam wordt, dat raen bezwaarlyk kan za^nbsp;nienperffen, en zig weer los windende eennbsp;ongelyk groocer plaats beflaat? Wanneer iknbsp;op dit Denkbeeld verder voortgaa, merk iknbsp;duidelyk de reden, waarom die Binnenlugt,nbsp;als ze uit de Lighaamen getrokken en onC'nbsp;\yikkeld is, een zoo geweldig groote ruimte van plaats isneemc, dat ze twceof drie-honderdmaal meer orntreks heeft, dan hetnbsp;Lighaara zelf, daar zy ce vooren een gedeebnbsp;te van uitmaakte. DeNatuurkan zig middelen en wegen hebben weeten uit te vinden, om de Lugtdeeltjes, waar van zy in’tnbsp;Mixtes. zamenftellen van Gemengde Lighaamen zignbsp;bedient, zoo buitengemeen vaft in één tenbsp;pevffen; en de Zaroenhang van die zelfdenbsp;Lighaamen, welke daar ook de eigentlykenbsp;pprzaak van zyn raag, is een vermogen»
fterk
-ocr page 283-417
BER LIGHAAMEN.
fierk genoeg, om derzelver wederwerking X, LES.
te weêrftaan en te beteugelen. nbsp;nbsp;nbsp;^ af
deel.
Eene aanmerking, die men ’er nog by ^^n voegen, om van die wonderbaarc uitzetting nenlugtnbsp;der Binnenlugt, uit de Lighaamennbsp;bragt, reden tegeeven, is, dat die Lugtmen geniet zuiver is. Zy is een zamengelleldcf*'®'^.*^^” ’nbsp;vloeiftof, die vry wat van die StoiFen in zuiver.nbsp;2ig heeft, waar uit ze voortkomt. De Uit-werkzels alleen, die ze kan te weeg brengen , zyn ’er genoegzaame bewyzen van.
' FegHiüx
De Lugt, die men trekt uit gegift Deeg,
Uit Vrugten , uit de meefte Plantjloffai, ‘ blufcht het Vuur uit, doet de Dieren ftik-en is aan een fterke en doordringendenbsp;J’euk kenbaar, Het blykt derhalven on-^’OYtEnbsp;^eêrfpreekelyk, dat die Lugt met een overnbsp;''loedigen damp, die een gedeelte van haarnbsp;^uitrek uitmaakt, belaaden is; en men weet
andere Proeven, dat alle Stoffen, dieinH'^tEs I^atnpen vervliegen, zig op een wonderbaa-jj/^éeg.nbsp;Ie wyze uitzetten: dus zouden dan ook de^anek. ^nbsp;^uderd agt. en-twintig Taarlingsduiraennbsp;die uit een halvenTaarlingsduimEi-O lt;fnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ken-
-ocr page 284-ai8
De BinneN'Lugt
PEEL.
X. LES. kenhout voortkomen, zeer waarfchyn lyk tot ï- een merkelyk kleiner Oracrek en Maat ge-bragt worden, indien men alles, wat ’er vannbsp;vreemde Stof onder gemengd was, ’er uitnbsp;nam, en maar alleen dezuivereLugt in rekening bragt.
Gevolgen.
DeBin-nenlii?;t van Spysnbsp;en Dranknbsp;wordtnbsp;door denbsp;Maag losnbsp;gemaakt.
DeSpyfenen Dranken, die men nuttigt» worden door de Werking der Maag verteerd en ontbonden: zy ontdoen zig daar,nbsp;bygevolg, van ae Lugt, die ze in zig bevatten : deeze Lugt, dus iosgemaakt, ver-eenigt zig tot Bellen, en neemt een merkelyk grooterOnurck aan; niet alleen om datnbsp;zy volgens den aart haarer Veerkragt zignbsp;ontfpanc en uitzet, zoo dra se zig in vry-beid bevindt, gelyk wy in de voorgaande
Proefneemingengezien hebben: maar ook, om dat zy daar een tamelyk groorcn Graadnbsp;van Warmte krygt, welke die Vloeiftofnbsp;zoo veel te fterker uitzet, naar maate datnbsp;ze in meerder hoeveelheid op een plaats bynbsp;ééa is.
ai9
der Lighaamen.
haar tegenhouden, en haar pogingen ver-^
lodien deLugt, diezig op decze wys airX. LES. deSpys en Drank in de Maag ontwikkelt err*'nbsp;los maakt, geen vryen uitgang naar i^iccDocmaknbsp;vindt, drukt en rekt zy de Deeltjes,diavn o quot;c
‘ly k.
oorzaaken dikwils vry fcherpeen gevoelige Pynen, die me» den naam geeft vaaJVind-liolyk.
Zo ’er niets is, dat haar den uitgang be* Dpris-^emmert, maakt ze zig een weg naar buiten door den Mond; en veroorzaakt het geen ^nbsp;men Oprispingen noemt, die doorgaans minnbsp;of meer onaangenaam zyn, en zeldzasmex'nbsp;ofmenigvuldiger,naar maacevan de veelheid;
''an *t Voedfel, dar men genuttigd heeft,,
''an deszelfs hoedanigheid, toebereiding,i ®h, van de byzondcre gefteltenis van detnbsp;^aag op dien tyd.
hof nbsp;nbsp;nbsp;ti^ngs-
geen men gegecten 'quot;n gedronken heeft naam-
Deeze Oprirpingen zya daarom bynaDerzel-®^toos min of meer onaangenaam, fchoon
^ig zelve van een zeer lL'fte!ykeenaange-'^®“'^’ *^aame reuk en fmaak was, om dat devertee-^'^Dginde Maag dieScoffea t’eenemaal ontbindt.
£20
De Binnen*Lugt
X- LES. bindt, endeLugt, welkezy uitwaaiTeiuei’’ ’er flegts de Uittrekzds vau met zk voerL
Emtüs nbsp;nbsp;nbsp;allergezondftc Spyfen e»
Dranken,gelyk men weet, Deeltjes, die» zo ze van de andere gefclieiden worden ennbsp;los gemaakt, in ftaat zyn om onze Zinnen
op een onaangenaame en zelfs op een gevaar-]yke wyzeaantedoen. Het Brood, Gebald wan Tarwenmeel, Druiven of andere Vrug'nbsp;len, eudergelykeSpyfen ofDranken meer,nbsp;dmaaken genoegzaam yder Menfch, en be-cadeelen in’t algemeen niemandsGezondheidnbsp;en Lighaamsgefteltenis: deLugt nogtans»nbsp;die ’er uit voortkomt, als men ze giftennbsp;laat, is befmectelyk, en kan zeifs doodelyknbsp;.-eyn.
Onmaa-tigheid en zeer
Een Maag, met Spys ofDrank overlaaden, is met die zoorten vanUitwaaflemingen,ennbsp;Lugtryke tiaar door veroorzaakte menigvuldige Opris-meer geplaagd , dan een andere.nbsp;Oorzaa- Men ziet ’er ligtelyk de reden van. Docbnbsp;Kw'aal^^ dit moec men ’er egterooknog by aanmerken, dat de hoedanigheid en de toebereiding
van ’t Voedzellwee zaakenzyn, die groo-
te-
-ocr page 287-£21
DER LiGHAAMER.
telyks meê deel hebben aan die Kwaal. De X. Les.-Gceftryke, en gegifteVogten in ’t algemeen; slis Wyn, Bier; en alle raauwe en onge-Wkte Spys en Drank, voeren een zeer groo-tea overvloed van Lugt by zig, en, zo mennbsp;Ze niet behoorlyk en met maatigheid gebruikt , mogen wy wel verwagten, dat ze ''nbsp;'^Ds miflehien niet te wel bekomen zullen.
Een maatig gebruik van Spys en Drank Of een beveiligt zelfs ons alcyd egter niet voor dienbsp;^»vaal. Men vindt Menfchen, die fober ennbsp;*^aatig leven en omzigtig zyn in de keurnbsp;'’an hunVoedzel, die egter met deeze Op-’'¦spingen geweldig geplaagd zyn. Een ge-bfekkelyk en bedorven Vogt, dat een kwaa-de verteering der Spyfen in de Maag veroorzaakt, is ’er dan', ongetwyfFeld, de redennbsp;''an. Volgens onze hier veronderfteldenbsp;^fondbeginzels zou die Verteering kwaadnbsp;*yn door Overmaat. Want dewyl ze een Exeesnbsp;^•¦ooter menigte Lugt voortbrengt, fchyntnbsp;dat zy de Spy zen te fterk verdeelt. Dusnbsp;men van zulke Perfoonen miffehien kun-ben zeggen^ dat hunne Maag het Voedzel te
veel
-ocr page 288-2S2
Dfe BinneN-LOgT
X. LES-veel verteerde. Doch dit is iets, ’t
ÈEEu nbsp;nbsp;nbsp;beltekvalc, en welks onderzoek
ik rian de Geneeskundigen zal overlaacen.
HetWer- Op zekere tyden van ’t Jaar begint dC
V%n nbsp;nbsp;nbsp;™nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;°P de VIcS'
Bier. Ten te werken, dat is te zeggen, dac’ereeO kleine. Gifting in ontftaat, inzonderheid zOnbsp;die Vogcen bewoogen zyn, engefchudj ofnbsp;op plaatzen leggen, die niet;Koel genoegnbsp;zyn. Deeze inwendige beweegingen gee-ven altoos de Deeltjes der Lugt min of meetnbsp;aanleiding om zig te ontwikkelen en naar denbsp;üpperplakteteryzen; en dewylzy dan metnbsp;deandéreLugcdeeltjesvereenigd enzig trag'nbsp;tende uit tezeccen merkelyk meer plaats vaOnbsp;doen heefr, als ze te vooren befloegtoenzdnbsp;nog verdeeld en in de ledige tuflehenruim-*nbsp;tens van ’t Vogt gehuisveft was, dringt zynbsp;'er met geweld,uit als men deVaten ofVleS'nbsp;Ten opent; en heeft zelfs zomtyds zoo veelnbsp;Kragts, dat zy ze doet berften , als moBnbsp;verzuimt haar een opening en vryenjUittogt
te geeven.
’t Sprin- De Sciieikonftenaars en Stookers
veD
-ocr page 289-jDïR LxöhaameM.
Ven altyd wel zorgvuldig agt, dat zy, eerzex, LËS. hunneStookglazendigttoefmeeren, de Lugt^*nbsp;cenigen uitgang laacen. Ue Ondervinding^^^^^^nbsp;heeft hen geleerd, dat zonder die voorzorg Stook-hunne Vleflen groot gevaar loopen vannbsp;ftukken tefpringen. Als’erzulkeen ongeluknbsp;gebeurt, is men doorgaans gewoon het aan denbsp;Lugt te wyten, welke men, van alle kanten beflooten, in den Ontvanger gehoudennbsp;had, en die zig uitzec door de Warmte.
doet ’er ook inderdaad iets toe; maar '’’oornaamentlyk ontftaat dat in ftukkennbsp;springen uit de groote menigte van Binnen-^ugc, die uitdemeede ScoiFen, welke mennbsp;Overhaalt, voortkomt: want doorgaans isnbsp;het Stookglas welzoofterk, dathetdekragEnbsp;^an verdraagen van deLugc,die men’er in opfluit , en die ’er daarenboven doorgaans maarnbsp;Oen zeer maatigen Graad van Hitte in heeftnbsp;te ftaan.
Als men een Stok in het Slik of denLugtj,e{. quot;'oeken Grond aan den kant eener Rivier ofien uit ^nbsp;Sloot fteekt, [of wanneer een Schuittevoer.ge°^j^pg^nbsp;met zyn Boom in den Grond van mod-den.
de-
-ocr page 290-224
DÉ binnen.LuöT;
X- LES.derige Grafcen en Vaarten floot] ziet mes I. Af- doorgaans een menigte van Lugtbellen naa^
2t £
boven komen, en zig op de Oppervlakte van ’t Water vertoonen. Die Liigt koffl^nbsp;ongetwyffeld voort van de Bladen, de Takken van Boomen, Plantgewaffen en allerhande züorten van Groente, op den Grond gezonken , en daar verrot; zy bleef in ’c Sliknbsp;en de Modder beflooten, zoo lang rot datnbsp;men haar een doortogt en vryen uitgang naarnbsp;boven opende.
Het van Als men de Lugt uit eene ScofFe getrok-
Lugtont-[jj.^ heeft, zonder egter door die Werking ledigd
Water haar Lighaam te ontbinden, en de Deeltjes
llorpt yan één te fcheiden; gelyk, by voorbeeld, wcc r
Lugt in. indien men de Stoffe ten dien einde in ’t Ydel gebragt heeft; neemt zy, zoo dra mennbsp;haar op nieuws aan de vtye en open Lugtnbsp;blootftelt.weer naar zig,’t geen men haar ontnomen hadteven omtrent gelyk een Sponszignbsp;telkens weer metWater vult, zoodikwils alsnbsp;men ’er haar indompelt, na dat men ze uit-*nbsp;Effaisjurnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;heeft. De Heer Mariotte heeft
laNat.i^z\g door eene zoo eenvoudige als fchrandeê les Propr.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;yjj.
-ocr page 291-2Ï^
DER LiGHAAMEN.
^itgedagteProefneemingvan de zaak ten vol-x. LES« Jen vveecen te overtuigen. Hy zuiverde eennbsp;^eker gedeelte Water van zynLugt, eloor^^nbsp;te laaten Kooken, en het naderhand ee-p. 163.nbsp;^igen tyd in het Ydel te zetten. Hy vuldenbsp;een klein Viesje meê, het welk hy, zoninbsp;het te ftoppen , in een groot Glas gemeen Water 't onderll boven keerde, metnbsp;^‘2 behendigheid, dat hy een Lugcbel vaanbsp;groote van een Hazelnoot 'et in deednbsp;^3ar boven klimmen, die zig tegen denBo-^etn van ¦ c Viesje plaacfte. Allenskens zagnbsp;datLugtbelletje kleiner worden, totdat»nbsp;het eindelyk na verloop van omtrent drienbsp;'Jagen geheel verdween, waar uit hem on-’^«erfprekelyk bleek, dat het Water hetzel-had ingeflorpt. Het geen hier met hecnbsp;^ater gebeurde, zou ook ongetwylFeld bynbsp;andere StofFen plaats hebben; ten zynbsp;lïiogelyk, gelyk men vermoeden mag,
'ïenig verfchil min of meer moge zyn in de hoeveelheid van Lugt, die'ze opflorpten»
Jo den tyd, dien ze daar toe befteedden. hJewyi*ertot eenige Proefneemingen vannbsp;Jih Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;pnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;een
-ocr page 292-De BiNNEN-LuGf
X. LES. een anderen aart, daar ik mcê bezig wai» I Af- vereifcht wierd , dat ik met wat juiftetnbsp;naauwkeurigheid wife,hoe veel tyds hecnbsp;ter wel nodig had, omdieLugt, die hetnbsp;door Kooking of door het wegneemen vannbsp;de Drukking van den Dampkring verloorennbsp;had, weer in te florpen, deed ik deeze vol*nbsp;gende Proefneeming.
XX. Proefneeming.
P.L. 6. A, in Figuur verbeeldt een zoortvan
^7- Buikvles, die ik tot opomtrenc tweederde Carnffinbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
Proef van haar InhouJ vul met Water, ’c welk
hoeveef nbsp;nbsp;nbsp;Lugt gezuiverd is.
heid van flop ze toe met een Kurk, die ik vervolgens hefwagefmokenWas, gemengd roetnbsp;ter in- Terpentyn, beloopen laat en dek. Dwars
florpt. en joo|. die Kurk heen fteek ik het een eind vart den tydnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
dien’t'erde Glazen Buis BCD, die twee tegen el*
J)e- jjander flrydigc Bogten heeft, en wier ge* deeheCD, tegen een Plankje, in DuitPeBnbsp;en Lynen afgedeeld , vaft gemaakt is,
Lood'
-ocr page 293-DER LiGHAAMEN. 227
Loodregt om hoog ftaat op een Voetje. Ikx. LES. laat daarenboven ook nog dwars door die
^ nbsp;nbsp;nbsp;DEEL#
¦*^urk heen de Buis van een Thermometer daa-IcDj wiens Bol voor een gedeelte in’t Water fteekt van de Buik vies. Ikzeteindelyk dienbsp;Vies in een Emmer GH, vol Water, ge-lyk het gedeelte, CE, van de kromme Buis,
'^ok vol Water gegoten isj en merk mee ®en Draadje K de hoogte van den Thermome-gelykikook die aariteken, waar op hetnbsp;l^wik in den Barometer ftaat, op het oogen-'nbsp;l^l'k, dat ik de Proefneeming begin.
Wanneer ik alled op die manier gefchikt geef ik van 12 tot lauuren agt op hetnbsp;l^liöimen van het Water in de Buis bovennbsp;punt E; en om zeker te gaan dat denbsp;'^gt, die ’er is ruflehen het Water E vannbsp;® huis en dat van de Vies, altyd van eenénbsp;dezelfde Dif cheid blyft, gebruik ik bynbsp;yder Waarneeming de voorzorg: i. dat iknbsp;Vf^ter van den Emmer GH, waar in denbsp;s rot zyneerftenenoorfproakely-van gemaatigheid breng, doornbsp;^zelve of te verwarmen of te verkoelen.
De Binnen-Lügï
3C. I.ES.zoo lang tot dat het Vogt van den Thertn^ ^ f' meter weder tot den Draad K ryfl: ofdaalr»nbsp;en daar op ftaan blyf't: dat ik, 2. telken*nbsp;ook zie, hoe veel het Kwik in den BafO'nbsp;meter gereezen of gedaald is,- cd dewy leennbsp;Lyn Kwikzilver even zwaar is als 14 Lynennbsp;Water, voeg ik, naar dat de Barometer la^'nbsp;ger of hooger ftaat, inhet gedeelte CD vannbsp;de Buis ’er zoo veel Water by, of neem ’etnbsp;zoo veel af, op dat de Drukking van deonbsp;Dampkring altyd genoegzaam.de zelfde zo'inbsp;blyven.
De hoeveelheid van Water, die boven het Punt E opreyft, toont, gelykmenÜg'nbsp;telyk bemerkt, de hoeveelheid aan van d®nbsp;Lugt, die door het Water van de Buikvle*nbsp;is ingeflorpt; en die hoeveelheid van Lugtnbsp;kan men na de Proefneeming met die vannbsp;het Water, ’t welk dezelve opflorpte, ver-gelyken, als men met de Buikige Pyp F hetnbsp;Water van de Buikvles meet, en zie bo®nbsp;veel maal hetzelve het deel Waters, datbo'nbsp;ven het Punt E gereezeü was, te bovennbsp;gaa.
Uit’
-ocr page 295-ÖER L I GIïAAMEIv. nbsp;nbsp;nbsp;229
X, HES, I. Afdeel.
Uitvaerkzcls,
Wanneer ik opdcczewys mynProeFcee-volvoerde, nan?. ik waar.
1. Dat het Water in de Buis onophoude-Het be-
kk, 7 of 8 dagen lang agter een, bleef ryzcn
^oven her Punt E. nbsp;nbsp;nbsp;dagen
a. Dat de voortgang van deszelfs nbsp;nbsp;nbsp;s°Iorpt al-
^3ge!yks afnam en minder wierd, zoodaclenskens dezelve na den zesden dag naauwelyks™^’^'^^''*nbsp;•’^eer zigtbaar was.
3. Dat al het Water, ’t welk ’ergeduu-En om-^fnde het beloop der ganfche Proef bov en E êereezen was, by één genomen, omtrentOmtrek.nbsp;®en dertigfte gedeelte van het Water ia denbsp;^hikvles uitrnaakce.
Ophelderingen»
Het Lugtledig Water,’t welk in de Buik-Denk-''
A ftaat, kan men in zyn Werking de Lugt, die ’er boven is en het overige Waterdenbsp;de Vies neffens de Buis tot E vult,nbsp;^®nnierken omtrent even eens als een Spons-inOorpt.nbsp;Lighaam, *t welk men uitgeperft, ofnbsp;P 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;door-
230 De BiNnkn-Luot
I. AF-BfiEL.
X. LE?» doorgedrukt heeft, en tegen de Oppervlak* te van eenig Vogt aanhoudt. Deszelfs ope*nbsp;ningen, die ledig gemaakt waren, florpen,nbsp;als zoo vele Hairbuisjes, de Vloeiftofnbsp;welke 'er voorftaat, terwyl de Drukkingnbsp;den Dampkring, die door D haar gevtx)onenbsp;kragt oeftent, ’er ook nog daarenboven hetnbsp;haare toedoet. Maar dewyl de Lugt, g^*nbsp;lyk men veronderflelc, uit getakte Deeltje**nbsp;of kleine Slangswys gedraaide Reepjes be*nbsp;ftaat, kan ze zig niet dan allenskens en metnbsp;tydverloop fyner cn beknopter maaken, ennbsp;haar Bolletjes zig doen fchikken en vormennbsp;naar de Kromme en Bogtige holletjes, dienbsp;ze vullen mosten. Die moeke, om dus in’tnbsp;Water in en door te dringen, neemt ook innbsp;evenredigheid toe,naar maate dat het Waternbsp;meer diepte heeft; en om deeze redenen i*nbsp;het ongctwyffeld, dat de Lugt zoo traag ennbsp;langzaam in ’c Water doordringt; en dat denbsp;voortgang van dat doordringen dagelyks aftnbsp;neemt, en hoe langer hoe minder wordt.
Ge
-ocr page 297-der Lighaamen.
Gevolgen. nbsp;nbsp;nbsp;LES,
I. A F-
¦Als men op de zelfde wys, als inde voor ° ^ ë^ande Proefoeeming gedaan is, tenbsp;ëaat, kan men ten naaften by weeten, hoe aart vannbsp;''eel L’jgt men ui: een Lighaam getrokkennbsp;^eefc; want liet is ten hoogften waarfchyn-van haarnbsp;dat’er, als men ’er haar tyds genoeg
^0? geeft, weer even veelLugt Zal indrin leeren ëcn, als’eruitgeliaald was: en hier zalnbsp;^^rhalven gevoeglyk over den aart, en ver-^chüiende geftelcenis in dit opzigt van vee-zoorcen van Stoffen,kunnen oordeelen,
*^0 opmaaken, welke de meefleLugt in zig ^evat, welke haar het fchielykft weer innbsp;^n'nkt, en hoe lang men zulk of zulk èennbsp;^tofl'e kan aamnerken, als van baar Lugtnbsp;gezuiverd zynde.
Zou men ook niet langs den zelfden wegEn welzekere Geuren en Reuken, welke men wil riekende indeVogten brengen kunnen? Wantte maa-zou de Lugt, terwyi ze in het Vogt inken-drong^ de Reukdeeltjes, daar ze zig ligte-yk en in een grooten overvloed meé belaa-P4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;den
-ocr page 298-De Binneh-Lügt , den Iaat, kunnen meê voeren, en voor huQ
zoo wel als voor zig zelve te gelyk een plaats
in ’t Vogc bezorgen.
Deeze verfcheiden vooruiczigten eq ge* volgtrekkingen openen een vry ruim Veld,nbsp;tot nieuwe en opmerkenswaardige proefnee-mingen. Ik heb ’er reeds vele tot bevordering van dergelyke oogmerken, en met eennbsp;goeden uitdag, ondernomen; vanwelkeiknbsp;elders verflag zal doen. Ik wenfch datmynnbsp;voorbeeld den yver der Natuurkundigen totnbsp;verdere aanfpooring mag ftrekken. Eennbsp;zelfde Stof levert doorgaans, als ze doornbsp;verfcheiden handen gaat, een grooter voor-raad uit van waarheden en ontdekkingen.
-ocr page 299-De Dampkring.
f^ervolg van de Eigenfchappen der Lugt^
TWEEDE AFDEELING. De Lugt aangemerkt als Dampkring.
G
ten.
Elyk genoegzaam alle Stoffen, die Denk-
wy hier op den Aardbodem oncmoe-heeld
een groot deel Lugts in zigbevatten jigj als wy in de voorgaande Les hebben Damp-‘^oen zien,quot; op dezelfde wys is ook de Lugtnbsp;aan den anderen kantaltyd met deeze of gec*
Be vreemde zelfftandigheden en Stoffen ge« inengd, en men mag met het zelfde regt vannbsp;haar als van alle andere Lighaamcn zeggen,nbsp;dat ze nooit volmaakt Zuiver is, dat is, datnbsp;binnen den Omtrek van haar Lighaam altoos nog iets vreemds, iets. anders bevatnbsp;dan haar eigen oorfpronkelyke Stof, een enkele eenvoudige Lugt, Alles wat uit denbsp;¦^arde en de Wateren, uit Dieren en Plan.?
P 5 nbsp;nbsp;nbsp;ten
-ocr page 300-De Dampkring.
Arno-
fpbért.
Mixte.
XL LES. ten uitwaaflemt, neemt zyn verblyf en z't* plaats in die Hoofddof, welke wy inadC'^nbsp;men, in welke wy leevcci en die men dennbsp;caam gegeeven heeft van Dampkring, oönbsp;dat zy den Aardbol, op wiens Oppervlaktenbsp;wy woonen, omringt van alle kanten, eonbsp;als een Kring rondom denzelven maakt, volnbsp;van ziyne Dampen en UicwaaflcmingeOfnbsp;II Deel.Dit is iets, waar van wy voorheengetragtnbsp;J^Stuk. hebben reden en verklaaring te geeven, opnbsp;154/ de veronderftelliog, dat over de waarheidnbsp;der zaake zelve geen verfchil viel: en, zeker , zo ’er iemand noch aan mogt cwyfFc-len, de ontbinding en verteering van een oneindige menigte van allerhande Stoffen ennbsp;Lighaamen, die wy dagelyks zien vergaan,nbsp;en uit onze oogen als verdwynen; het rede*nbsp;]yk en algemeen erkende gevoelen, dat geennbsp;ding, van alles wat’er gefchapen is, totnbsp;niets wederkeert, zou alleen genoeg zyn omnbsp;hem daar van te overtuigen. Wanneer hetnbsp;Vuur een GmewgdLighaam verteert en ontbindt , zien wydan deszclfsfynfte Deeltjesnbsp;niet onder de gedaante van Vlam en Rook ’er
uit
-ocr page 301-2-35.
Pe Dampkring»
om hoog klimmen en wegvliegen? Een xi. LES. dood kreng, ’t welk ergens te rotten legt, --®eeir.t van dag tot dag af, en vergaat eind e-geheel; doch niet zonder de Lugt daarnbsp;*’ondom met cer.enkwaadendanktevérvul-; het Uitwerkzel, gelyk men weet, van denbsp;jes, die ’er vaa tyd tot tyd uiewaafle-Enwien, eindelyk, is’tonbekend,nbsp;de Vogten, aan de Lugt bioorgcfteld, al-Jenskens verminderen, en de VlelTen en Gla-5 zoo men ze verzuimt toe te doppen, alnbsp;nat eindelyk zullen uitdarapen, en droognbsp;'borden? De Dampkring, die onze Aardenbsp;®niringt, kan derhalven niets anders zynnbsp;een Gemengde Vloeidof, een Lugt metnbsp;^2mpen enUitwaademiogenbelaaden. Zynnbsp;^edeltenis blyft dan ook altyd dezelfdenbsp;, maar verfchilt naar verfchil van Tydennbsp;®n van Plaatzen; want de Deeltjes, die datnbsp;^engfcluitmaaken, zyn nietakyden over*nbsp;even overvloedig entalryk, nochookvannbsp;Zelfden aart en eigenfehap.
kan den Dampkring in twee ver-De *^ki!lende opzigten faegrypeneninoverwee-^^j^j^^
De bIn n e n - Lü gt
XI. LES ging neeraen. i. Als een Vloeiftof, die in Ruft is, die van alle zyden even eensopde'nbsp;t'veezins weegt en drukt, die uit haarallerhan'nbsp;aange- de zoorteu van Stoffen van verfcheideoaar^nbsp;Iperkt. ontvangt, dezelve eenigen tydbyzigboudcnbsp;en met zigomvoert, dezelve zomtyds weernbsp;los laat cn doet nedervallen. en de Warmtenbsp;en Koude, daar ze vatbaar voor is, tot on»nbsp;overbrengt. En 2. als een Vloeiftof, dienbsp;bewoogen wordt, en wier beweegingen opnbsp;. verfchillende wyzen gerigt3geaard,en werk'nbsp;zaam zyn kunnen. Indeeze tweebyzonde*nbsp;re opzigten zullen wy den Dampkring be*nbsp;fchouwen, en volgens die orde in de tweenbsp;volgende Leden deszelfs voornaamfte Ei'nbsp;genfehappen kortelyk onderzoeken.
EERSTE LID.
De Dampkring aangemetkt ah een Floei-Jiofi die in RuJI is.
Kufi: van De Ruft, daar ik hier van fpreck, en Dsmnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;veronderftel dat de Dampkring
kring, .zig bevindt, moet men niet ineen volftrek-
De Dampkrin©.
en elgentlyken zin verdaan, noch datxi. LES. dezelve op den zelfden tvd overal in dennbsp;¦^srnpkring plaats heeft. Want, ftrikt gesproken , zyn deszelfs verfcheiden gedeeLnbsp;^ens in een genoegzaam onophoudelyke Be-'^eeging, devvyl zy geduurig nu ryzen dannbsp;dsalen, en de geftaadige verwiflelingenvannbsp;Warmte en Koude hen zig beurtelings nunbsp;doen uitzetten , dan weer inkrimpen.
^ooit heerfcht 'er ook, boven de verande-ringen van dien aart, die ze dagelyks onder-S^at, zoo volmaakt een kalmte indiewyd-'^'tgeftrekte Vloeiftof, dat’er niet aliooshet of’t ander deel zy, ’t welk in Bewee-8'cgis. De Dampkring daarenbov^ iseennbsp;^Daffcheidbaare medgezel van onzen Aard-^ioóc, en wentelt mee hem, en eveneens alsnbsp;^y, in 24 Üuren otn de zelfde aan beidennbsp;S^tneene As, gelyk hy ook denzelfden Kringnbsp;biet hem , in een jaar om de Zon rond-^oopt. Ik wil dan geenzins te kennen gee.
wanneer ik den Damp'ifing als een S^uftende Vloeiftof aanmerk, dat dezelvenbsp;quot;faarlyk in Ruft en zonder Beweeging is *
maar
-ocr page 304-23'8
De Dampkring.
XI. LES'maar alleen dat ik hier van deeze en derg^* D E £ l'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Beweegingen niet fpreeken wil, en he®
baarheid.
alseenVlceiitüfopzig?elve, evenalsofd® ’er geen plaats in hadden, behandelen.nbsp;Eellendi- Nimmer zien wy dat eenig gedeelte vannbsp;ge Vloei.den Dampkring zyn Vloeibaarheid verheft»nbsp;¦fchoon zeer Veele van de Stoffen, die totnbsp;denzelven behooten en’t gemengde Zamen*nbsp;fte! helpen uitmaaken, gefchikrzynom vaS'nbsp;te Lighaaraea te vormen. De Waterdam*nbsp;pen, die ’er in zweeven, worden hard eOnbsp;vallen alskleineYsklompjes neder , maar denbsp;Lugt, waar onder ze gemengd waren, be*nbsp;vriefl; niet roet dezelve. Deeze Waterdeelt*nbsp;jes, naamelyk, in hoe groot een overvloednbsp;zy zig ook in de Lugt bevinden mogen»nbsp;zyn ’er nooit zoo calryk, dat zy in eenta*nbsp;melyk Vak Lugts alle derzel ver kleine Deelt'nbsp;jes volllrekt van één fcheiden kunhea,nbsp;beletten dat ze elkander niet meer raakeclnbsp;cn zoo lang deeze Hoofdftof eenig Vakjo»nbsp;en uit verfcheiden aan een gevoegde Deelt'nbsp;jes zamengefteld Klompje blyftuitraaakeo»
behoudt ze altyd haar Veerkragt, die, gel^'^
De Dampkring 230
Voorheen gezegd hebben, de voornaam-XI. LES; fte oorzaak fchynt te zyn van haar vloei-
baarheid,
-Alle Lighaamen, die tot de Aarde Zwaarte
°°ren, hebben een catuurlyke neiging naar
^srzeiverMiddelpunt. DewylnudeD^rap-
beftaat uit Lugc, en uit een Afcrek-
om zoo te fpreeken, van alle Onder-
^^3nfche Lighaamen , welke wy in de voor»
Scande Lellen beweezen hebben, dat alle
^'^nder uitzondering Zwaarte bezaten; is ’er
de minlte fchyn van twyffcl, of de
^^Pkring weegt en drukt ook op ons, en
alles wat’er, even alswy, ingedompeld
^en heeft’er egter voorheen aan getwyf-
^‘d, of liever het duurde al een zeer langen tyd
•''*» eer men ’ereenszyngedagtenovcrbe-Sontelaacen gaan. Wy hebben op een an-H. Deel, ^’’cplaatsreeJsomüaiidigberigtjlangs wel- biad'z.^’nbsp;Weg men ’er eindelyk van overtuigd S4S;
^ ^lerd, en hoe de kennis van het Gewigt van
dampkring de Natuurkundigen de 00-§cn opende tot bet regt verliand van veele
Ver-
-ocr page 306-340
De Damfkring,
XI. LES, 2. Afdeel.
Een Drukking alsnbsp;die vannbsp;anderenbsp;Vloei-ftofFen.
Verfchynzelen s die ’er door veroorzaak^ worden.
Maar dceze Zwaarte van den Dampkricê is de Zwaarte van een Vloeiftof: zynbsp;derhalven ook af en toeneemen naar tnaatönbsp;van de hoogte der Lugtkolommen en denbsp;breedte van derzelver Voetftuk. DeeZ®nbsp;Evenredigheid neemt ze ook ftiptelyknbsp;haar Werkingen waar, gelyk wy in deZe*nbsp;vende Les reeds gezien hebben, daar wy denbsp;Uitvinding van den Barometer, deszéJfsnbsp;voornaamfte gebruiken, en de Proeven, dienbsp;men ’er meê deed op verfchillende Stand'nbsp;plaatzen van den Berg Ie Puy de Dome ionbsp;Auvergne, in ’t breede verhaald hebben. Iknbsp;zal ’er hier nog een Proefneeming vaOnbsp;den zelfden aart by voegen, diegemakkelV'nbsp;ker uit te voeren is, en my gelegenheid gee*'nbsp;ven zal, omkortelyk verflag tedoenvan’*quot;nbsp;geen ray nog over dit Onderwerp cezeggeönbsp;{{aat.
EEB'
-ocr page 307-24 ï
Xi LES. 2. Ar-
BZkL.
De Dampkring.
I. Proefneemino. Töejlel.
. kiert een hooge en ver boven nbsp;nbsp;nbsp;.
. nbsp;nbsp;nbsp;, , met deii
'^fond verheven plaats uit, die gevoeglyxgQ.rome-
gt;^eklimn)en is; een Toren,by voorbeeld,w/^op^ert ^^cenig ander hoog Gebouw, welks Lood-Hoogte men overal genoegzaam vannbsp;Randplaats tot ftandplaats meeten kan; ennbsp;^oorziet zig van tweenetgelykformige^a*nbsp;f'ometers, dat is, zulke, in welke het Kwik,
^Is Ze beydeby éénzynopde zelfde plaats,
*^^yd naauwkeurig op een zelfde hoogte ^3at. Men laat éénen van die Barometerinbsp;den Voet van den Toren onder het op*
^'gt van iemandj die 'er zorgvuldig agt op Seeft en toeziet, of’er ookeenigeverande**nbsp;komt in de hoogte van het Kwik, ter*nbsp;men met den anderen Barometer naarnbsp;klimt.
Uitvierkzetr*
ï* Naar maate dat menhoogcrkomt nbsp;nbsp;nbsp;'
III. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;(i_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;den
-ocr page 308-5242i
De Drukking
XI.LKS.den Barometer^ daalc het Kwik in de Buisj 2. A r- gelyk ik reeds gezegd heb, toen ik van denbsp;lende' Proefneeming fprak van den Heer Pascal»nbsp;hoogte op ’t gebergte van Püy de Dome door deonbsp;^aroti^-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;PEKEiER.uitgevoerdé
ter naar 2. Indiea nienj ais het Kwik eenLyn gS' zakt is, de Loodregee hoogte meet van denbsp;de hoog- plaats daar men zig dan bevindt, zal mconbsp;zien, dat dezelve omtrent 12 Toifes dat i*nbsp;phatfen. 72 (Par^Jfek) Voeten bedraagt.
11 Deel. 3.Indien hctüebouwof degefteltcnisder bla^lznbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dat men verder opkümnicö
557, kan tot bekende of ten minften meetbare Hoogten, zal men bevinden, dat de volgende ftandplaatzen, die men maakt telkens al*
men het Kwik in den Barometer een ziet zakken j altyd ten naaften by 12 Toifesnbsp;trapswys de een hooger is dan de andere*nbsp;4. Men merkt ook,dat de Loodregte hoogten van al die verfcheiden ftandplaarzcn, vaf*nbsp;welke yder overeenkomt met eenLyn zal^'nbsp;kens van ’t Kwik, kleinder vallen,nbsp;maate dat de Drukking van de Lugt,
der den tyd dat men de Proef doet, fterke’^
*4?
VAN DEN QaïIPKRING.
’t zy dat zulks veroorzaakt wordedoor xi. LES, lt;^6 al te geringe hoogte van de plaats die2. af.nbsp;then ’er toe neemt, of door de byzondere°^®^-gefteltenis van den Dampkring op dien tyd.
5. Indien nsen, eindelyk, deeze Proef*
•'eenling herhaalt op plaaczen, die niet zeer ^er van alkandere afgelegen zyn, en in om*nbsp;handigheden, die geen merkelyke verande-1'Dg in het Gewigt van den Dampkringnbsp;l'rengcn , maar haar Drukking ten naaftennbsp;^ dc zelfde doen zyn, vindt men ooi: teanbsp;Naaften bv de zelfde uitkornflen: maar, alsnbsp;afftand der plaatzen zeer groot isgeiyknbsp;''ai: 400 of fooMylen, by voorbeeld; heeftnbsp;quot;•quot;en ook veel al daar in merkelyk verfchilnbsp;•6 wagcen.
Opbeldiringen:
Dewyl de Dampkring, van den Voet van Da Toren of Berg afgerekend, meer hoogtenbsp;^^?fc en langer Kolommen maakt, dan van druktnbsp;de verfchillende ftandplaatzen, die mennbsp;’«er I klimmen tot het doen van Waarnce- van zynnbsp;^•quot;gen nam, moet zyn Zwaarte en Druknbsp;CL 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;king
344
De Drukking
XI.Les. 2- Af.nbsp;^«EL.
king daar ook grooter zyn. - Is hy in flaa» om aan den Voet in beide de Barometers\i^^nbsp;Kwik op de hoogte, by voorbeeld, van a?®nbsp;Duim (1) te houden; die Barometer diei^nbsp;men meê naar boven neemt j bevindt ziSnbsp;daar onder eenLugtkolom, die korter h, ennbsp;bygevolg ook de zelfde Zwaarte niet kaOnbsp;©pweegen, en moet derhalven zyn Kwiknbsp;]aaten zakken. Deeze vermindering vaonbsp;Drukking in den Dampkring, en ’t zakkennbsp;daar door van het Kwik, kan men nergensnbsp;anders dan aan de verkorting derLugtkoloiunbsp;toefchryven. Want de andere Barometer,nbsp;dien men op een laager plaats liet, en denbsp;ganfche Lugtkolom in haar volle langte op1nbsp;houdt, blyft altyd, ’t zy hy onder ’t beloopnbsp;der Proefneeming eenige verandering onder1nbsp;ga of niet, hooger ftaan dan zyn wcêrga-^fnbsp;en dat wel volgens die evenredigheid, wel1nbsp;ke wy zoo aanflonds zagen in deUitwerk1nbsp;zeis der Proefneeming.
Üit
dat is ongeyaar Du't®
[Patyffche Maat ïngelfche Maat.]
-ocr page 311-*45
VAN DEN Dampkring;
Üit het tweede en derde van die Uit werk-XI. LES ziet men ook, dat elke Lyn zakkens”' ^
* nbsp;nbsp;nbsp;D Ji fi I*
het Kwikzilver in den Barometer ovqx-
^^Dkomt met omtrent 12 Toifes LoodregteJ;®'^ Ly*
‘‘Oogce in de Kolom van den Dampkring, ftaat te-
deezeovereenkomftzou volgen, dat de^®quot;
zwaarder was, dan wy ze in de voox-gt;TaiJes
Scande Les gefcliac hebben. Wantwy
dat haarDigtheidofZoortelykeZwaar-
ftond, tot die van het Water, omtrent als
* tot 900. Dewyl nu, het Kwikzilver 14
^aal zwaarder is, dan het Water, zou
t^aar uit volgen, dat een Lyn Kwikzilver
S^lyk was in Gewigt aan 14 maal 900 Ly-
Lugt: wier Som , ladoo namelyk,
*5 Toifes, 4 Voeten, 6 Duimen en 8 Ly-
geeft, inlfteê van 12 Toifes, die wy voor
y^erLyn Kwik rekenden.
öoch hier ftaat ook aan den anderen kant Doch
aan te merken, dat ’ervan alleNatuur-'^®’’^'^*’***^ lil j.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;merkelyk
•'«ndigen, die hun werk gemaakt hebbenin ver-
dicftuk dieper te onderzoeken door her-haaU n ^ nbsp;nbsp;nbsp;• r, deWaar-
‘Ue Proefneemingen , met de uiterftcneemin-
^'^auwkcurigheid gedaan op verfcheiden ty- 8®”*
Q 3 nbsp;nbsp;nbsp;dea
De Drukking
XI. LES. 9. Af-
DESL.
den en in verfchiilende plaaizen, maar z6ef weynigezyn, die in de uitkom ft en ’t beloopnbsp;hunner berekening overeenftemtnen.
Heer Cassini bragc den Sarmeter op deO Berg de Notre Dame de la Garde niet ver vaonbsp;Toulon i en fchatte de hoogte der Lugt, dienbsp;eenLyn Kwikzilver ophoudt, op 10 Toifi^nbsp;en 5 Voeten. De Heer de la Hike, denbsp;Vader, beyondt ze op la Toifes , in denbsp;Proefneemingen, die hy deedt op den Barênbsp;Clairet, in de nabuurfchap van de zelfde
Stad, De zelfde Natuurkundige fchatte ze
op 12 Tsifes en 4 Voeten te Meudon, en Parys op iz Toifesy a Voeten en SÜuimeDinbsp;Volgens de Waarneeraingen van dennbsp;PiCARO , op den Berg Sint Micbiel gedaan?nbsp;komt een Lyns verfchil van hoogte in het
Kwik over een met 14 Toifes, i Voet en 4
Eiflone de l'Aca.nbsp;dent, desnbsp;Sciences.nbsp;1712.nbsp;fag- 3-
Duimen Lugt. De Heer Walderiüs eiQ' delyk, een Zweedfeh Geleerde, die ceez^nbsp;Proefneemingen in zyn Land herhaalde?nbsp;bragt eerft zyn Barometer in een zeer diep®nbsp;JVlyn, en klom naderhand met denzelveOnbsp;op den top van een nabygclegen Berg,
rC'
-ocr page 313-247
van deN Dampkring.
^Wee voornaame oorzaaken toe: i.aan^°'^''^sdênc7s.
•¦ckende, na de verfchülende hoogte van ’t XI. LES, ^wiisiiiiver naauwkeurig waargenomen te ^nbsp;hebben, voor yder Lyn Kwik 10 Toifesi inbsp;^oet en 4 Lynen hoogte van den Dampkring. De Heer de la hire , de Zoon,nbsp;fehryft deeze vetfcheiden uickoroften aan4f l’^ca-
•^ige Laagcn van Dampen, die in zekerei^tj. ëedeeUen van den Dampkring mogelyk^'*^’nbsp;2Weeven, en voor een tyd deszelfs Ge wigtnbsp;Drukking vermeerderen : een gedagte,nbsp;ganfch niet onwaarfcliynlyk voorkomt:nbsp;aan deverfchillende ligging en geftekeqisnbsp;^^r piaatfen , daar men de Proefncemingnbsp;‘^oet, of aan de meerder of minder byzon-dere Zwaarte van den Dampkring op dienbsp;plaats. En, zeker, men ziet ook uit hetnbsp;''ierde üicwerkzcl van onze Proefnceming,
'lat het gedeelte vandcLugtkolom, ’twdlc ^^gen een Lyn Kwik ftaat, grooter ofkiei-E, naar maate dat die Lugt, daar ternbsp;Plaatfe, minder of meerder Digi heid heeft,nbsp;de Digtheid of Zwaarte van eenZamen-Pcrsbaarc Vloeiftof, weet men, neemt toe,
Q 4 nbsp;nbsp;nbsp;naat-
24?
De Drukking
?fl. LES.naar maate dac ze meer belaaden is, ’t DUELnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘^’gsn op één gehoopte StofFe,
zy door vreemde Stofdeeltjes, die zig onder haar gemengd hebben,
Porzaa- nbsp;nbsp;nbsp;derde Reden
ken van van die verfchillende uitkomlfen by voegen; fchih*^^ fen deeze reden is mogelykdeallerkragtig-fte;) men kan’er, zeg ik, nog by voegen;nbsp;dat het zeerbezwaarlyken hachelyk is, offlnbsp;yderLyn van zakking in ’c Kwikzilver vannbsp;den Barometer wel te onderfcheideo enjpiftnbsp;te treffen. De geringde misdagen egter innbsp;dit duk zyn van een groot belang, als mennbsp;met behoorlyke naauwkeurigheid over denbsp;hoogte van de Lugtkolom, die ’er tegennbsp;over daat, oordeelen wil. Want dewyl hetnbsp;Kwik degts eene enkele Lyn daalt tegen eennbsp;verkorting van omtrent 12 Toifes, die mennbsp;’er van de Lugtkolom voor aftrekt, kan ineonbsp;zig op deeze zeergemakkelyk eenigeToj/^rnbsp;min of meer misrekenen. Een misdag alleennbsp;van gedeelte van een Lyn in ’t bepaalennbsp;van de hoogte van den 5aro;Betrr geeft aan*nbsp;fjonds een merkplyk yerfchil; yder die die
Werk-
-ocr page 315-24.9
VAN DEN Dampkring.
^Verkfuig kent, en ’er meê heeft omgegaan, xi. LES. ï^ullen gereedeiyktnet my toeftemmen, datnbsp;'*^eal!ernaauwkeurigfteen op’ettendflewaar*”^^^’nbsp;denier zeer ligt dergelykemisflagen begaannbsp;kan, niet alleen uit hoofde van eenig gebreknbsp;Van beweegbaarheid mogelyk in het Kwikzilver, ’c welk hetzelve belet, zig, na zynnbsp;Schommelingen, in een volmaakt Evenwigtnbsp;filet den Dampkring te plaatzen.Maar ook uitnbsp;Oorzaak van desz,elfsBolronde,Oppervlakte,nbsp;cn van de minder of meerder Breeking dernbsp;Ligtftraalen, door de dikte van ’t Glas tenbsp;^eeggebragt, en waar door het oogligtelyknbsp;^fiisleid kan worden-
Dewyl de Dampkring een zamenpersbaa.Die e-ficVloeiitof is, kan men niet wel ftcllen, dat hy overal een eenparige en net dezelfde verfchiltnbsp;Cligtheid heeft; maar men moet veel eernbsp;ken, dat de bovenfle Laagen, die op delende
oiiderfte drukken,daar door derzelverDeelt-®°°Stco.
hoe langs hoe meer in een perfTen en dig-tcr by elkander brengen. Hier uit moet Volgen, dat de verfcheiden ftandplaatfen,
welke men, onder het klimmen, merkt
De Drukking
XI.LES.dathetKwilf in den'^ Barometer een Lyn g®*
2- zakt is', boe langs hoe verder van een
D £ £ !(«
wyderd moeten zyn; en de afftanden vao plaats tot plaats, naar maace dat men boo'nbsp;ger komt, allenskens groocer worden. Ditnbsp;gebeurt ook met ’er daad : doch dat ver-fchil is, tot op een hoogte van loooof izconbsp;Toifes boven bet Waterpas derZee, van geennbsp;merkelyk belang; waarfchyrlyk, om dat denbsp;groote menigte van dikke en grove Dampen, waar meê de Lugt in die laage ftree-ken belaaden is, en het zwaar Cewigt, datnbsp;¦er van boven opdrukt, haar Digcheid daarnbsp;genoegzaam overal eenparig maaken. Denbsp;Heeren Cassini en Maraldi , na eennbsp;groot getal van Proefneemingen op verfchei*nbsp;den Bergen, wier hoogten zy door Meet-konüigc bewerking gemeten hadden , gedaan te hebben, oordeelden dat de gedeelten, telkens voor yder Lyn zakkens van hetnbsp;Kwik in den Barometer van een Lugtkolomnbsp;afgekort, in langte toenamen volgens deezcnbsp;evenredigheidi naamelyk, dat, zo deeerftenbsp;Lyn Kwik ftond tegen een ftiik Lugtkolom
van
-ocr page 317-251
VAN DEN Dampkring.
Van 61 Voeten, men voor de tweede Lynxi.LES-fluk van 6i Voeten moeft rekenen,2. Af-Voor de derde een van 63 en zoo vervolgens.”
^aar zy dagten met reden, dat deeze niet Verder plaats zou bly ven hebben, dan tot opnbsp;‘ie hoogte van een halve Myl boven hetnbsp;Waterpas der Zee; dewyldeLugtdaarzui- ,nbsp;Verer wordende, haar Veerkragt ook vryernbsp;Werking heeft, en de verfcheiden Graadènnbsp;Van Digtheden naauwelyks van iets andersnbsp;hgt;eer dan van de Drukking der bovenftenbsp;Laagen afhangen.
Gevolgen,
Indien men de Kwikzilver‘KoIoie vanDeDruk* fien Barometer, wiens Buis volmaakt Rol-rond is, weegt, weet men ook daar uit hoeDamp'nbsp;Zwaar de ganfche Kolom van den Damp-kring is, dieEvenwigt met dezelve maakt, ven Online Oppervlakte of ’t Perk van den Cirkel,^^^*^
‘iac den Voet van die Kolom uitmaakt, iskend.
^2n vlakte van een bekende grootte, die men Vermenigvuidigen kan zoo dikwi.'s men wil,
Pm te weeten hoe groot de Drukking zyn
zal
-ocr page 318-152
De DrukkiNO
XI.LES. zal van den Dampkring op eenige plaats vafl
»Jïsu' nbsp;nbsp;nbsp;°P de Opper'
vlakte der Aarde. Ik zal dit door een Voorbeeld nader ophelderen.
Stel eens, dac de Buis van den Barometer vanbinnen drieLynenMiddellyns heeft, ennbsp;dac het Kwikzilver, ’c welk zy bevat, eeflnbsp;Pond weegt; daar uit zie ik, dat op de plaatsnbsp;althans daar de Barometer is, yder rondenbsp;Kring van drie Lynen Middellyns, dat isnbsp;van de zelfde wydte als de opening van denbsp;Buis, gedrukt wordt door’tGewigt vaneennbsp;Lugtkolom, die een Pond weegt ; dee?cnbsp;Drukking gcfchiedt tegen een Deur zoo welnbsp;a!s op een Tafel; om dat het de Drukkingnbsp;is van een Vloei ft of, wier aarceneigenfchapnbsp;het is, dat ze volgens allerhande Streekly*nbsp;neneven fterk met haarGewigt drukt; ge*nbsp;lyk wy gezien hebben toen wy van deWa*nbsp;terweegkunde fpraken.
Wil men nu weeten hoe zwaar de Druk* king is, die de Dampkring op een rondenbsp;Vlakte van driemaal grooter Middellye»nbsp;ty voorbeeld, dan de voorgaande, oeffent;
dit
-ocr page 319-253
'Van den Dampkring.
DEEL.
•SuVlak, weetik, is negeBinaal grooterdanXI.LES. ^et andere; want de Cirkels liaan tot mal-^3nder, gelyk bekend is, als de Vierkantennbsp;''an hun Middellynen, en het Vierkant vannbsp;3 is 9, Ik maak derhalven my deezen Re-8el: dewyl eenKoIom van den Dampkring,
'''iens Voet 3 Lynen Middellyns heeft, een ^ond weegt, zal een andere Kolom , die opnbsp;Vlak ftaat dat 9 maal grooter is, 9 Pondnbsp;'^^egen Als men op deezenVoet voortwerkt,
*al men de Drukking van den Dampkring allerhande Vlakken, van welk eeneuicge-^fektheid men wil, ligtelyk kunnen vinden.
Eenige Liefhebbers, dèezen Regel totz^aarce
wün Grond flag neemende, ondernamen daar^^” onnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j n Ranfchen
Uit te rekenen, hoe zwaar de ganfchCDamp-
^ampkring in zyn volle uitgeftrektheid wel kring-'^Cegen zou. Doch 't geen zy omtrent dat ^Pk ontdekt mogen hebben, ruft op ver-^cheiden veronderftellingen, die zomtydsnbsp;*’gtbaarvalfch, zomtyds taamelyk onzekernbsp;willekeurig, hun arbeidzaame berekenin-8^0 genoegzaam geheel onnut gemaakt hebben.
-ocr page 320-XI.LES. ben. Eu waarlyk welke kundigheid, daaf deÈl'^' eenigen ftaat op zou mogen maaken»nbsp;is ’er cog uitdergelyk een arbeid tewagtenjnbsp;zoo lang men niet met genoegzaamenaauW'nbsp;keurigheid bepaalen kan, hoe groot eigent-lyk de uitgeftrekcheidis van de Oppervlaktenbsp;des Aardbodems,* zo men de Hoogten eiinbsp;¦' ¦ Diepten van derzelver oneffenheden verzuimt meê in rekening te brengen;zo meHnbsp;den Dampkring aanraerkt als een Vloeiftof,nbsp;die overal in haar even eens geplaatile ge-deeltens van een eenpaarige en gelykvormig®nbsp;Digtheid is; zo men geen agt geeft op denbsp;Uitwerkzels van.de Middelpunt • fchuwendenbsp;Kragt, die uit de beweeging der AardeoiHnbsp;haar Asontflaat, endergelyke bedenkingennbsp;meer, die daar by in overweeging te nee-men waren. Men ziet ligtelyk, hoe be-zwaarlyk het vallen zou, al deeze bereke*nbsp;ningen net te treffen: doch dewyl dit Voor*nbsp;ftel, by geluk, maar een ftuk is van enkelenbsp;Liefhebbery, zou de oploffing, die tneOnbsp;zig milTchien zou mogen vleien daarvan tenbsp;zullen vinden, de moeite niet wel vergoede»
-ocr page 321-25?
VAi» DEi« Dampkring.
kunnen, die men ’er toe zou moetenXI-LES. dnen.
deei..
Men maikt een gelukkiger en nuttiger ge-van den Barometer^ door ’er zig van te der bedienen tot het meeten van de Hoogtenbsp;Bergen. Want uk de Proefneemingenj met dennbsp;door de Heercn Cassini, Maraldi,^“‘nbsp;Qhaselles in Auvergne, innbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Afêmoir«
' en in Roujfillon gedaas zyn, blykt, Az.tdel'Acamp;d.
van het Waterpas der Zee af tot op de hoogte van een halve Myl, omtrent \oToi-^.119.
''erheffing rekenen mag voor yder Lya Pakking van het Kwikzilver, doch zoo,
^^Ctnen by het Eerfte Tiental i Voet voege, het Tweede 2, by het Derde 3 Voeten,nbsp;zoo vervolgens.
Men begrypt ligtelyk, dat men, om zig Boven k ^an deeze wys van meeten te bedienen, wee-moet, op welke Hoogte het Kwikzilvernbsp;^^at op den Oever van de Zee, terwyl mennbsp;hiet de Proefneemiog bezig is. Dit kadnbsp;gemakkelyk weeten door middel vaonbsp;anderen gelykvormigen Barometer, dieonbsp;bien daar laat onder’t opzigt van een opletten*
-ocr page 322-.De Drukkingt
2. Af-D££t.
Xf. LES. tecden Waarneemer. Het is zelfs niet een# noodig, dat die Barometer en IVaarneentsf
juift op ’t Strand en by de Zee zyn; het i* genoeg; dat flegts die WaarCeeming gedaattnbsp;worde op een plaats, die men weet hóe vernbsp;ze boven het Waterpas der Zee verhevennbsp;js,enzulkeplaatzen treft men thans genoeg'nbsp;zaam in alle Landen aan. De Zaal van ’t'nbsp;Koninklyk Ohfervatorie te Parys,by voof'nbsp;beeld, daar men onophoudelykmetden.5lt;*'nbsp;rometer Waarneemingen doet, van welki?nbsp;men Jaarlykfche Lyften opmaakt, is 45 To*‘nbsp;fes (270 Paryjjfebs Voetca') hooger dan d^nbsp;Middelandfche Zee, 0046 Toifes (276 VoS'nbsp;ten} boven het Waterpas van den Oceaannbsp;verbeven. Het Kwik flaat ’er om die redennbsp;ook altyd omtrent vier Lynen laager danheCnbsp;ftaat op het Strand van die beide Zeeën.
Voor
beeld.
Ik ftel dan, dat men een Barometer gebrag*^ heeftop den top van een Berg, wiens hoog'nbsp;te onbekend is. Indien men daar het Kwil'nbsp;10 Lynen, by voorbeeld, gedaald ziet ben^'nbsp;den de hoogte, waarop het ftaan zou z®nbsp;men met dien Barometer aan Zee was, vind’
men»
-ocr page 323-257
VAN DEN DampkIiING.
als men voor eexft maar 10 Toj/^jvoorxi. LES. yder Lya Kwik rekent, 100 Toifesy en dan
** nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;D £ £ L«
•’og voor het eerfleTiental I Voet tellende,
''oor het Tweede 2, voor het Derde3 Voe-^'0, en zoo vervolgens tot het tiende Tieii-ingeflooten, toe, krygtmendaarenbo-''^n nog 55 Voeten, die negen Toifes en een ^oet uitmaaken: welke by de voorgaandenbsp;^otti gevoegd, te zatnen 109 Toijes en 1 Voetnbsp;Sneven voor de hoogte van den Berg bovennbsp;het Waterpas der Zee.
Het is waar dat deeze wys van hoogte Gebré-'*'2eten juift geen volkomen nette geeft , en dat men’erveelalnietveelnader-komen kan, dan tot een «^genoeg: t omnbsp;hat de Proefneemingen, waarop deeze gan-^che Rekening gegrond is, dewyl zeinhaarnbsp;'^^'^korallen van elkander verfchillen, metnbsp;Seen genoegzaame naauwkeurigheid dejui-^^e hoogte bepaalen, die men voor een Lynnbsp;^^kkens van hetKwik neemen moet('^). 2.0m
dat
^1*) [nillyk mag men hier omtrent nazien, Aan mer-quot;ijen van den Heer N. STRUYCK over lt;Je hoogte
Deel. nbsp;nbsp;nbsp;Rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. der'
-ocr page 324-fij8
De Hoogte
XL LES 2. Af-D F. E L.
.dat hst zcerbczwaarlykis, om zoo net, hier welnoodigzouzyn, teoordeelen, hoSnbsp;veelde Barometer weezeatlykgezakt is, ai*nbsp;men ’er meê tot op den hoogden top van deonbsp;Berg is gekomen: en cindelyk, om dat ’efnbsp;op dien tyd zelf, terwyl men met de Waar*nbsp;teeming bezig is , ligtelyk deeeneofdean*nbsp;dere verandering in dat gedeelte van deOnbsp;Dampkring kan voorvallen, ’t welk op disnbsp;plaats hangt, daar men zig dan bevindt, eonbsp;zyn Proeven doet. Maar hoe dikwils koo*nbsp;men ’er niet gevallen voor, waar in men zignbsp;onmogelyk van een Meetkonflige wys vannbsp;roeeten bedienen kan, en men ’er zig zeefnbsp;wel meétevreden mag houden, dat mendisnbsp;hoogtens flegts op lo of 12 Toi/es na v^eet?
Bereke ning vannbsp;de hoog-van dennbsp;Dampkring.
Een ander nuttig Oogmerk, dat men door *c gebruik van den Barometer nog zou kuO'
nea bedoelen, isdewaareuitgeftrekcheidsS
grenspaalen van den Dampkring te lecreO
keO'
hoogte der Bergen in 't algemeen, in zyn InteidiHg de Geographic, Amft, 1740. bl* 77* Gn over ds hoo^nbsp;te van die aan de Kaap in ’t byzonder, In zyne Geoiraplgt;‘fi''nbsp;Ontdekkingen, Amft. lyjj bl. IJ8.]
-ocr page 325-VAN'DKN DAMPKRiNGf. 2S9
^fcnnen,doDr dcnette hoogte van dieLugtko-Xf. LES. lorn, die bet Kwikzilver in dennbsp;ophoudt, en wier Gewigt en Drukkingwynbsp;Uraks hebben leerenberekenen, meteenigenbsp;^'Nauwkeurigheid tebcpaalen. Dit zou men,nbsp;lo.hync het, ligtelyk ontdekken kunnen, in-de Lugt van den Dampkring even alsnbsp;Water, en ahe anderezoortén VanVog-*¦00, overal van een denpaarige Digtheid was»
^ant als men fielt, dat een Lyn Kwikzil-'^or altyd, op welke plaats van den Damp-inen wilde, gerekend raoefl worden ^ogen lo Toifet vandieLngtkolom, zou zenbsp;^0 haar ganfche langte zoo veel maal lonbsp;bedraagen moeten als men Lynen teltnbsp;'o de 28 Duimen, welke de Middelbaarenbsp;l'oogte is van den Barometer ophetWacer-I'Ns der Zee. Nuzyn’er, gelyk men weet,
330 Lynen in 28 Duimen, het welk byge-^’olg 3360 Tilfes geevenzou voordegehee-1® hoogte van den Dampkring. Maar de ^•ocitiof, daar we hier van fpreeken, isza»nbsp;^onpersbaar, en Iaat zig in een drukken.
'*'¦00 lange (lukken derbalven van die Ko-R 2 nbsp;nbsp;nbsp;lom.
-ocr page 326-26a
De Hoogie
XI. LES.lom, regt opwaarts boven elk genomengt;¦ 2. Af-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;onmogelyk even zwaarzyn, of»
geen op ’c zelfde uitkomc, indien die Ituk* ken alle even zwaar zullen zyn, moeten 2®nbsp;jn langte verfchillen. De benedenfte, al*
meeft in een geperft en daar door digter van
ftof, zullen korter zyn dan de bovenfte. Gebrek Deezezwaarigheidegter zou alleen met lOnbsp;rekeningnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;beletten, dat men het Voor*
uit zyn^ flel oplofte, en de hoogte van den Damp' maa^fg^i' op die wys uitrekende, zo men flegt*nbsp;Digtheid.naauwkeurig wift, in welke Evenredigheiilnbsp;de Lugt dunner en yler wordt, naar maatsnbsp;dat men hooger komt, en zy door haar ei'nbsp;gen Gewigt mindef belaaden en gedruktnbsp;wordt: zo men, by voorbeeld, verzekerdnbsp;was, dat haar Digtheid afen toeneemt naafnbsp;maate van het Gewigt dat haar zamen*nbsp;peril, en dat men dezen algemeenen Re*nbsp;gel, door den Heer Mariotte voorgS'nbsp;fteld, overal op alle hoogtens veilig volg^*’nbsp;moge. Maar wel ver, dat men op die vetquot;nbsp;onderftelling geruft zou mogen voort werken , weet men in tegendeel uiteen genoeg'
zaalB
-ocr page 327-261
VAN DEN Dampkring.
Zaatn getal vanProeven en Waarneemingen, XI.LES, ^3t de Lugt zig volgens dien Regel niet laatnbsp;^stnemperffen nog uitzetten, dan alleen wan-iieer ze een tniddelbaare Digtheid bezit, ennbsp;^at zy in beide uiterften, in de hoogfte trappen,’c zyvanY'heid, ’czy vanzamenpers-fing, een andere evenredigheid volgt, die totnbsp;Pog toe niet naauwkeurig genoeg bekend is,nbsp;cn die, van welken aart ze ook zy, in zom-Piige oiïiftandigheden veranderen moet, ennbsp;'^an zig zelve verfchillen. Een weinig meer-of minder Warmte of Zuiverheid in dienbsp;ftfeeken van den Dampkring, daar wy metnbsp;Onze Waarneemingen niet kunnen bykomeii,nbsp;alleen genoeg om veranderingen van mer-kelyk belang in het Gewigt, en in de hoogde van deszelfs Kolommen te veroorzaak en:
On men kan, zoo lang men den waaren roeland en eigentiyke gefleltenis van de Lugt ’n haar ganfche uitgedrektheid niet kent,nbsp;o^et eenige zekerheid uit het een niet overnbsp;*’ot ander; uit het Gewigt van de Kolom ,
quot;'ll ik zeggen, niet over haar hoogte oor-
202
De Hoogte
XI. LES. Een Veerkragtig Lighaam, dat men met een zeker getal van alle even zwaareGewig'
DEEL. nbsp;nbsp;nbsp;-
Uitzvn nbsp;nbsp;nbsp;gedrukt heeft, zetzig, al*
onregel- men ’er die Gewigcen één voor één aliens* kens afneemt, uit met een zekere Maat ennbsp;kragt. Kragt, die yder reis al grooter en grootefnbsp;wordt, en in ’teerft een tamelyk Regelmaa’nbsp;tige evenredigheid in agt neemt; maar opnbsp;het uitend en als men ’er de laatfte Gewig'nbsp;ten afneemt, is de outfpanning of uitzettingnbsp;der Veerkragt merkelyk fterker en volgensnbsp;een evenredigheid, waar in yder Maat, reisnbsp;op reis, vry meer onderling van één ver*nbsp;fchilt. .Dewy], nu, de Lugt een Veerkrag'nbsp;tige Vloeiflof is, mag men ook met ledeonbsp;fteilen, dat zy in de CpperfteLugtftreeken»nbsp;daar zy door haar eigen Gewigt veel raindefnbsp;gedrukt wordt, dan overal elders, daarwVnbsp;onze Proefneemingen kunnen doen, zignbsp;ook veel fterker en vryer uitzet: hetwell^nbsp;den Dampkring een veel grooter hoogt*^nbsp;moet geeven , en zig ongelyk verder doe**nbsp;uitftrekken, dan wy hem fchattcn zouden»nbsp;indien wy flegts de ftiikken der LugtkoioiH'
nico
-ocr page 329-2^3
VAN DEN Dampkring.
JSen by een rekenden, die hier beneden te- XI. LES* gen een Lyn zakkens van het Kwikzilver in ^ ^
lt;^en Barometer overftaan.
Dasrenboven dient men ook te letten j dat2^^ggj'fg
maate van den srooter afftand van het^^id-. nbsp;nbsp;nbsp;deipunt.
^'üddelpuntder Aarde, de zwaarte afneemtjfchuwen-
de Middelpuntfchuwende Kragc grooterde Kragt. ^ordt. Deeze twee oorzaakcn komen ’ernbsp;dan nog by en loopen beide t’zamenoinhetnbsp;Dewigt van de Lugt in het verhevenfte gedeelte van den Dampkring te verminderen,nbsp;derzelver Uitzetting en Ylheid te doennbsp;*oeneemen.
Uit deeze verfcheiden beginfelen vanRe-AIgemee-kecing , en uit de W aarneemingen, met den pja® barometer gedaan, volgt, dat onze Dampkring zig moet uitftrekken tot een hoogtenbsp;ten minften van 6 Mylen •• maar daar volgtnbsp;®ok uit, (en dit is het algemeen aangeno-•hen gevoelen), dat hy mogelyk wel 15ofnbsp;=0 Mylen hoog zou kunnen zyn. Welknbsp;een verichil! en met hoe weinig zekerheidnbsp;Weeten wy tot nog toe eenige bepaaling tenbsp;ttiaakcD van zyn waare uitgeftrektheid!
R 4. nbsp;nbsp;nbsp;Dc
-ocr page 330-264
3CI.LES, 2. Afdeel.
De hoog te vannbsp;dennbsp;Damp.nbsp;kring berekendnbsp;door’cnbsp;Schemernbsp;ligt.
Crépujcu-
1«
De Hoogte
De Heer de laHire, doordeeze on» zekerheici bewoogen, en een minder wills'nbsp;keurige bepaaling dan die van decze berekening tragtende uit te vinden, ondernaiHnbsp;de hoogte van denDampkrings langs een ao*nbsp;deren weg te zoeken, en maakte ten diennbsp;einde gebruik van een Handelwyze, doornbsp;Keplerüs eertydsaangeweezen, dochwel^nbsp;ke hy volmaakte; en waar van hy zig tneCnbsp;meerVoordeel, dan die beroemde Scarrekun^nbsp;dige, wifl: te bedienen. Het geen mennbsp;doorgaans Scbemerligt noemt, dat Ligt,nbsp;welk aan den Hemel begint te fehynen ennbsp;den dag doet aanbreeken, eer nog de Zon isnbsp;opgegaan; en, na dat dezelve reeds ondergegaan is, den dag nog eenigen tyddoetduu-
ren, is een natuurlyk. Uitwerkzel van de
weeromduiting der Zonneltraalen tegendco
Dampkring, die ons dezelven toekaatfl» daar ze anders boven over dat gedeelte vannbsp;den Aardbodem, daar we ons dan bevinden, zouden heen fehynen, en onsniet verr
ligten. D't weeromgekaatfte Ligt, ’twelk men onder dc Lugtflreek van Parys zigtbaa?
-ocr page 331-205
?AN DEN Dampkring.
gewaar wordt als de Zon niet laager dan i8 XI. LES. Draaden beneden den Zigceinder is, zondes^-^orgens laater beginnen aan te brecken, ennbsp;® Avonds vroeger een einde neemen, indiennbsp;‘^2 Dampkring minder uitgeftrektheid ennbsp;Wgte bad. Want dan zouden de Lugtftraa-len uit een Punt, dat zoo laag niet, enna-by den ZigteihderwasdaniSGraaden,
Schieten kunnen, zonder dat zy in die Vloei-vielen, die dezelve naar de Aarde te kaatft. Daar is derhalven eenregelmaa-en natuurlyk noodzaakelyke evenredig-tulTchen de duuring van ’t Schemer-en de hoogte van den Dampkring; ennbsp;dewyl de eerfte bekend is, of ligtelyk tenbsp;^2nnen in welke Handen en Hreeken desnbsp;Aardkloots men wil, ziet men dat zy in ’tnbsp;algemeen gevoeglyke aanleiding geeven omnbsp;de andere te ont dekken. En zeker, denbsp;^ecren de la Hire en Halley, na zig ,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
«iet die fchranderheid en behoedzaame op de l'ylca. ^^'^tendheid, welker breeder berigt men
eigen Werken leezenmoet, van deeze 1713. van rekenen bediend te hebben, befloo-^“^'
R 5 nbsp;nbsp;nbsp;ten
-ocr page 332-s.66
De Hoogte
DEEL*
l6 Mylen heeft te fchatten: met zeer groots waarfchynlykheid, zeg ik, maar nog gee‘’nbsp;volkomen zekerheid, dewyl ’er onder huOnbsp;berekening nog eenige veronderftellinge”nbsp;loopen, die mogelyk, zo roiflchiennbsp;zou kunnen gebeuren, niet volmaakt nanu^^'nbsp;keurig mee de Natuur overeenilemmen.
Gedaante nbsp;nbsp;nbsp;hoogte kende, die de
Damp
kring.
van den Dampkring heeft in yder Lugtftreek,
men cok daar uit de juifte vorm van zV” ganfche gedaante weeten. Want een reeksnbsp;van Lugtkolotnmen, van den Evenaarnbsp;tot aan de Aspunten toe, in ’t zelfde Vla^^nbsp;naaft malkanderen geplaatft, zouden me^nbsp;hun bovenfte Toppunten een zoort vaonbsp;kromme Lyn vormen, waar uit men verdeï
ligtélyk kon afleiden, welke de gedaante zou zyn van het ganfche Lighaam, doo^nbsp;dergelyke kromme Lyncn onifchreevef*nbsp;Maar dewyl ’cr over het eerfte ftuk, de wa®'nbsp;re hoogte naamelyk van den Daropkrif?’nbsp;DOg eenige twyffelingcn vallen, blyft
VAN DEN Dampkring.
tweede ook toe nog toe oiibeflifti althans xi.LES, hen, die zie; niet dan alleen door volko-*¦nbsp;zekere en onweerfpreekelyke bewyzennbsp;'billen laaten overtuigen.
Öit de Waarneeniingen,quot;door denHeerDe Btro-*t-iCHER te Cayenne gedaan, en uic eenige(-j,]^y„f Andere, die genoegzaam op den zelfden tyd Eirond tenbsp;’Q verfcheiden Lugtftreeken met denfiaro-™®^*^^quot;’nbsp;'^fter gefchied waren, gifte men, dat denbsp;hoogte van den Dampkring van den £ve-Qaar af naar de Aspunten toe, allenskensnbsp;toenam, om dat het Kwik in de Noorder-^®oden hooger in den Barmeter (laat, dannbsp;®Dder de Evennagtslyn en in de nabuurigenbsp;^Hgtareeken. Volgens deeze giffing zounbsp;dan de Dampkring, met den Aardkloot,nbsp;dien ze omvat, een zoort van langrondnbsp;''ormen, naar de Aspunten toe verlengd,
§2plat by den Evenaar, en daar van min» her dikte, dan elders anders.
h^Qch zonder die Waarneemingen met den Doch ze ^^ronieter, die ook naderhand nooit zig zei-'^e Weêrfpraken, en nog onlangs rnet alle ino Knol-§'^lyke naauwkeurigheid en denzelfden uit-'’°''d.
flag
-ocr page 334-268
De Hoogte
XI.LES.flag herhaald zyn geworden, eenigzins nEEL'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;doen; zou men zig niet een gehe^*
ander denkbeeld van den Dampkring gen vormen, en giffen, dat dezelvenbsp;3yk wel van een regt flrydige gedaantenbsp;kunnen zyn! Heefc men in ’t bepaalen vaDnbsp;de hoogte van deszelfs Lugtkolommennbsp;den verfchillenden Graad van Drukkingnbsp;het Kwik, niet moeten denken aan de Mi^'nbsp;delpuntfchuwende kragt, die uit de OraweD'nbsp;teling der Aarde rondom haar AsontflaaC»nbsp;en die ongetwyffeld ook aan de Lugt eigs'*nbsp;zal zyn, die haar omringt? üit aanmerkioênbsp;van die kragt heeft men, en met regt, b^'nbsp;flooten, dat de verfcheiden gedeeltensvaonbsp;onzen Aardbol, om overal Evenwigt ni^‘'nbsp;elkander te maaken, zig hebben moete'^nbsp;fchikken in een Knolronde Vorm, verhevei^nbsp;onder den Evenaar, en geplat by de AspuH'nbsp;ten, gclyk, wy voorheen getoond en bcwcC'nbsp;zen hebben. Mag men het zelfde, ennbsp;I Stuk. 'log grboter regt, van een Vloeiftof ni^*'nbsp;bladz. zeggen, die uit haar eigen aart nognbsp;geneigd is, om zig naar de Wetten
-ocr page 335-amp;6g
VAN DEN Dampkring.
^eegkmde en die der Middelpuntskragtefixi. LES,
fchikken? Het heeft derhalven vry wat 2- Af-^aarfchynlykheid, dat de Lugt tuflchen keerkringen hooger is, dan op eenige andereStatiquenbsp;plaats van den Aardbodem; om dat dat ge-Veelte van den Dampkring met grooter Snel- Tropiquesnbsp;^«id draait, en de'Middelpuntfchuwendenbsp;^'i'agc daar fterker, en meer regtdraats, te-ëen de Streeklyn der Zwaartekragt aannbsp;quot;^erkt.
Men zou hier ook nog kunnen by voegen , de Lugt, onder de verzengde Lugt-^feek, daar een grooter en onophoudelykernbsp;^itte heerfcln, ten minften op en omtrentnbsp;'Ie Oppervlakte der Aarde, Yler moet zyn,nbsp;zig fterker dan elders uitzetten; en datnbsp;^gevolg haar Kolommen, om met die vannbsp;quot;hdere Lugtflreeken Evenwigt te maaken,
^9ar evenredigheid zoo veel langer moeten ^yn. Dat het Kwikzilver in den Barometernbsp;'^3ar laager Haat dan in’t Noorden , is, be-ik, een ontwyffelbaare blyk, dat denbsp;^'^gc daar minder Zwaarte heeft. Maar dienbsp;'öindere Zwaarte fpruic die juifl daar uit
voort,
-ocr page 336-^•jo De Vreemdë Stoffen XI LES. voort, dat haar Kolommen zoo hoog
2. Afdeel.
zyn; of zou men ze niet veel eer aan dis andere oorzaaken, daar ik zoo aanftond*nbsp;van fprak, mogen toefchryvenDit la^t'nbsp;fte komt my, althans, het waarfchynlyk^
voor.
11. Proefneeming^
Tocftel,
Men mengt gellooten , of Sneeii^ met Zout Onder één, in een Glas, of eednbsp;Kommetje van zeer dun Metaal, ’c welknbsp;men eerll: wel fchoon en droog heeft afg^'nbsp;veegd , en zet het dan omtrent een Kwat'nbsp;tiers uurs lang op een koele plaats.
Uitwerkzeh»
Sneeuw
met
Tout nbsp;nbsp;nbsp;Kommetje of Glas wordt
maakt vau buiten aileEskens bedekt men een zekcfd
,®“Jg'^nZOort van Ysftof, of Witten Ryp, dieze^*quot;
denbui. wel gelykt naardien, welken men in’tlaa*^^
tenkant nbsp;nbsp;nbsp;Herfft of in ’t begin van den Wid'
van t nbsp;nbsp;nbsp;«nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
Glas. ter, en ook wel nog naderhand by Vnezen^^
vveer#
-ocr page 337-2?r
IN den Dampkring.
des Morges op de Daken, de Boo- XL LES. •benendenGrond, gewaar wordt.
Ophelderingen.
,Het tnengfel van Ys en Zout verkoelt ge. De Wa-^eldig de Wanden van ’t Glas, daar ’t 'Djesen^**** deeze Verkoeling doetaanftondsdeBui Dampennbsp;die ‘er zig ‘c naaft by bevindt, in^ev^ie!^nbsp;krimpen en zig verdikken: de Water-zen’ernbsp;'^®elcjes of Dampen, daar ze meé belaadennbsp;door die zelfde oorzaak ook verdikt,
^^gten zig aan den Buitenkant van ‘tGlas, bevriezen'er aan: op dieEerfteLaag legtnbsp;*’g een Tweede, op deeze een Derde, ennbsp;*oo vervolgens. Dus wordt deeze buiten-Yskorft min ofmeerdik, naarmaatedatnbsp;door kond verwekte Koude grooteris,nbsp;langer duurt-
ïadien men zig miflchien verbeelden mogt, Het Ys is die buiteDkorftnietdoordeWaterdeelt-'’^^^^^^*”nbsp;die in de Lugt zyn, gevormd wierd,nbsp;enkel een Uitwerkzel was van hetnbsp;^*^ngzei zelf, dat door het Glas been trok,
’t zelve van buiten dus deed beflaan, kan
men
-ocr page 338- -ocr page 339-XI. LES* 2. Afdeel.
IN DEN DamPKRINO. HL ProefneemING.nbsp;Toeflel.
figuur I, verbeeldt een Bol van zeer bel- PL. i. ^er doorfchynend Glas, van omtrent 9nbsp;*0 Duimen Middellyns, daar nooit eenignbsp;in geweeft is, en met een van de groot-ftcO atvangers vandeLugtpomp verbondennbsp;middel van een holle Pyp, die met eennbsp;^raan voorzien is, zoo dat men de gemeenschap tuffchen de twee Glazen openen ofnbsp;^Sflaiten kan naar welgevallen. De Sleutelnbsp;''an de Kraan is op zulk een wys geboord,nbsp;wanneer de gemeenfchap tuffchen denbsp;twee Glazen afgeflootenis, de Bol vryege-quot;'eenfchap heeft met de Buitenlugt. Mennbsp;^*111 dan voor eerft de Pyp, waar door denbsp;Setneenfcbap tuffchenbeiden geftoptwordt;nbsp;Pompt de Lugt uit den Ontvanger, en draaicnbsp;'^ïarop de Kraan weer open, waar door denbsp;^oitenlugt afgeflooten, en de gemeenfchapnbsp;'^eer geopend wordt tuffchen den Ontvan-en den Glazen Bol.
Uit^
Iff. Deed
-ocr page 340-274 De Vreemde Stoffen.
Uitwerkzels.
2. A F-
D E E L. nbsp;nbsp;nbsp;,
Zinbaa- nbsp;nbsp;nbsp;°P zulk een wys plaat»»
re Nevel dat hy tuffchen het Ligt en het Oog van ineenYl ' Aanfchouwer ftaac, wordt men ’er eCOnbsp;teLugt. dunnen Nevel of Damp in gewaar , dienbsp;rondom draait, en op den Bodem allenskensnbsp;neder valt. Als men daar op weder nieuvvenbsp;Lugt in den Bol Iaat, en dan deszelfs g^'nbsp;meenfchap met den Ontvanger weer opent»nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ziet men aanftonds den Damp zig opnieu'vs
vertoonen : en dit Uitwerkzel gebeurt tel' kens, zoo dikwils als men de Kraan op disnbsp;wys cmJraaic,' zoo lang naamelyk als denbsp;Lugt, die in den Ontvanger is, nog Yis**nbsp;verdund genoeg blyft.
Ophelderingen,
vreemde nbsp;nbsp;nbsp;Glazen, van welke het een Lugi^'
Stoffen, ledig en het ander vol Lugt is, opent, die’er in,.-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.... s^A.
zwee-
De Lugt Telkens» als men een gemeenfchap cus'
IQ mpr nbsp;nbsp;nbsp;.r. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.r-,.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_ T „rit*
\die Vloeiftofziguit, en verdeelt zig in tgt;ei'
ZWCS* nbsp;nbsp;nbsp;llt;fl£'
ven, ver den, naar maace van yders inhoud; vuld.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gezegt hebben, toen wy over de
VVef'
-ocr page 341-27 J
IN DEN Dampkring.
Werkingen van de Lugtpoinp fpraken. Op XI. LES.
^2 zelfde wys zet zigook, in devoorgiande^' t)nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;deel.
^roefneeming, de Lugr, die in den Glazen
^ol is, uit, zoo dra men haar de gemeenschap met den lediggepompten Ontvanger ^Pent, èn maakt zig, als nu in plaats vannbsp;cén twee Vakken benaaDde,merke]ykYler.
^aar dewyl de kleine vreemde Lighaamt-jcs, daar dieLugt mee beladen is, van dien ®9rt niet zyn, dat ze zig op de zelfde wysnbsp;bunnen uitzetten, worden ze, alleen en opnbsp;zelve gelaaten, bun eigen Zwaarte over-Scgeeven , en met de bewecgmg van denbsp;^'Jgt, die zig van alle kamen naar dePypnbsp;'^cr gemeenfchap haaft , voortgeOeept; ’cnbsp;''^clkhen, alrondomdraaiende, als een dunnenbsp;ligte Damp, eindelyk op den Bodem vannbsp;*• Glas doet ter neder vallen.
Min of meer wordt men altoos dergelyk Welke een Üitwerkzel gewaar in alle Ontvangers, vehiiaa.'nbsp;men ledig begint te pompen: en ik zonken,nbsp;hebben kunnen vergenoegen, met my opnbsp;Verfchynzel by allen , die met denbsp;'•^gepomp gewoon zyn om te gaan, zoonbsp;S 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;be-
-ocr page 342-27lt;5 De Vreemde Stoffen.
XI. LES. bekend, fe beroepen, om te bewyzen» dat
ir.et een groot deel vreemde
Stoffen gemengd is. Doch men zou mï
hebben kunnentefenwerpen, dat die Damp»
daar het hier in de Proef inzonderheid al*
de Hoofdzaak op aankomt, enkel en alIecD
moeft toegefchreeven worden aan de Vogt'
tigheid van het natte Leêr, daar men den KOquot;
peren Piaat meê dekt, en den Ontvanger»
om te digter te fluiten, op zet. Dat ver*
moedenneemik nu teeenemaal weg, als
dien Damp doe zien in een zuiveren en bel'
deren Glazen Bol, en daar niets anders io'
komt, dan deLugc, die ’er zigonmiddelyl^
uit den Dampkring in begeeft. Indien meH
nog zwarigheid mogt maaken, om zig hi^*quot;
door volkomen te laaten overtuigen , Memoiresnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, .,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
de nbsp;nbsp;nbsp;nog verlcheiden andere bewyzen e*
dewfe rfer Proeven meer kunnen vinden in zeker g^'
174e. * fchrifc, waar in ik met voordagt over dit Oü'
jp. 243. derwerp breeder gefproken heb.
den in nbsp;nbsp;nbsp;zou hier kunnen vraagen, waaroï^
een Yler die vreemde Lighaanitjes, welke dien ftrak'**
zPtLar geraelden Damp uitmaaken, daar ze io lt;1®
277
IN DEN Dampkring.
êewooneLugt van den Dampkring met het xi. LES.
niet gezien kunnen worden, zig aan-^*^^*'-ftonds zigebaar beginnen te vertoonen, zoo 'Jta die Vloeiftof Yier wordt ?
Het is zeer waarfcbynlyk, dat die Lig-Om dat Knbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. ze gi'oo-
‘‘karntjes, zoo dra ze elk alleen en op zigjg,.
^elve gelaaten van de Lugt niet meer onder-den. ^'eund en opgehouden worden, op elkandernbsp;'’^llen, zig by een voegen, en ’t zamenloo-om met elkander Klompjes te vormen,nbsp;grooter van beflag en Omtrek zyn, ennbsp;'^^aromook beter gezien kunnen worden.
daarenboven is ’t, gelyk men weet, een En on-^^^keirde zaak, (die wy ook, als wy van ^^zigtkunde fpreeken, nader onderzoeken nend.nbsp;^'^hen), dat de Doorfchynbaarheid der Lig-^^ïtnen afneeror, naar maate, dat dcrzclvcrnbsp;^eitjes in Digtheid van elkander beginnennbsp;¦^2 verfchillen, en het een digter of Ylernbsp;''^'^fdt dan het ander. Wanneer nu dienbsp;^Heibaare gemengde Klomp, die den Bolnbsp;''^’'^’ult, zigbegint uit fe zetten, en Ylernbsp;Worden, is het de eigentlyke en waarenbsp;alleen, die in Digtheid afneenit: allenbsp;S3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de
-ocr page 344-278 De WaterverheveLincen.
2. JlF-
BEEL
XI. LES.de andere Stoffen, die ’er in zweeven, wel ver van ook Yjer te worden, neemen innbsp;gendeel toe ioDigtheid,- en dit dubbelÜit*nbsp;werkzel veroorzaakt buiten twyflèldie klei'nbsp;nc ondOorfchynbaarheid en dunnen Nevel»nbsp;dien men gewaar wierdt: en die ook telken®nbsp;aanflonds weer verdwynt, zoo dra een ge*nbsp;noegzaame verdunning of trap van Yiheidnbsp;de Lugt gelegenheid gegeeven heeft, om zignbsp;tc zuiveren, en van al die vreemde Lig'nbsp;haamtjes, daar zemeêfaeiaaden was, teont'nbsp;doen, door ben op den Bodem van ’t Gla®nbsp;te laaten nedervallen.
Gevolge».
Dampen Men onderfcheidt doorgaans al de Stof' waaffe' f^n, die, uit de Oppervlakte van’t Aardryknbsp;mingen. opgereezen, zig in den Dampkring onihoU'
den, in twee byzondereZoorten. De E^^'' fte zoorc begrypt, onder den naain vannbsp;Vapeurs. 'GafApen^ alles wat Watcragtig is, cn
gerniaate den aart en eigenfehap heeft van Water, Onder de tweede Zoort telt tnei^
alle Zoute,Zwavela gtige. Vette, en'Ge^'
0-
-ocr page 345-De Waterverhevelingen. 279 ftige Deeltjes; en deeze geeft men den naam XL LES.
^^0 üitwaajfemingeti. nbsp;nbsp;nbsp;2. A f-
Alle deeze Stoffen en zelfftandigheden, ’t ^
„ nbsp;nbsp;nbsp;, Exhalai-
ze tot deDampen, ’c zy ze tot deUic-/o„j-.
^saffemiDgen bchooren, op ontelbaar by-Verhcve-
^ondere wyzen onder één gemengd, of
^yzonderen aart, fchikking en gefteltenis
^^Eneeraende, vertoonen zig onder zeer ver^
Hiliende gedaanten, en brengen zeer ver-
Schillende Uitwerkzels voort. Men kent ze
den naam \axiVerbevelingen of Lugtver- Méttorii.
¦^'^hnzels. Gevoeglyk kan men ze in drie
Poorten onderfcheiden. Zulke naamelyk,
^ ¦ dia door de Dampen alleen worden voort-
gebragt, en die men Waterverhevelingen
®'^etnt; als Miff, Wolken, Regen, Hagel,
^Qeeuw, Ryp en dergelyke. 2. Zulke, die
UitwaafTemingen inzonderheid ontdaan,
in brand vliegen. Vuur en Ligt vertoo-
en welke men den naam geeft van Vuur-
^crhevelingen , gelyk Donder, Bl kfem,
S^'vaaiiigten, 003. eindelykzulke Vcrfchyn-
^cls, die eigentlyk door het Ligt indeDam-
Pcn en Uitwaaflemingen veroorzaakt wor-
S 4 nbsp;nbsp;nbsp;den.
28o De Waterverhevelingen.
XI.LES.den, en die men daarom gevoeglyk JJp' D'^‘^i'hevelingen zou mogen noemen; als
Regenboog, de Byzonnen, cn andere vaO dien aart.
Om over die ftuk niet al te breed uit te weiden, zal ik my hier vergenoegen metal'nbsp;leen Lugtverfchynzels vandeEerfte zooff)nbsp;de Waterverhevelingen naamelyk,kortelykgt;nbsp;te onderzoeken ; en het verklaaren van denbsp;andere uitftellen tot dat ik aan die LelTeOnbsp;kome, waar in ik van het Vuur en van hetnbsp;Ligt fpreken wil.
Avond.
daautv'.
By dag verwarmt deZon methaarStraa* IeD,en het Aardryk, en de Luge telFens, dienbsp;hetzelve omringt. Als zy ondergegaan is»nbsp;begint de Warmte, die zy alle Lighaarneonbsp;byzette, allenskens afteneemen : doch naatnbsp;raaate dat de Lighaamen meerStofs bevatten, behouden zy hun Warmte langer, zoOnbsp;dat de Aarde cn het Water des nagts doorgaans warmer zyn dan de Lugt van deenbsp;Dampkring. De Vuurftof, die even gely*^nbsp;alle andere Vloeiftnffcn zig altyd eenparignbsp;tragt te verdeden en uit tc breiden, vloeit
uit
-ocr page 347-De Waterveriievelincfn. 28r
de warmer Aarde in de koeler Lugt, XI. LES. neemt de fvnfte Deeltjes van de aardfche**’
Y . nbsp;nbsp;nbsp;D £• ü L*
^'ghaamen met zig, die ze Josmaakt, en '^oor de vlugge beweeging, die haar eigennbsp;’S verleevendigt en vlugtig doet worden,nbsp;t^cezc byzondere oorzaak, die zig dus nognbsp;die andere voegt, daar we te vooren,bIadz.
ttgt;en wy van de verheffing der Dampen in’c ^54-
®'gemeen fpraken, gewag van maakten; en haar ten zelfden einde medewerkt ,
*^5akt dat dat gedeelte van den Dampkring ,
*¦ Welk digtft by de Oppervlakte der Aarde “*5 met een grooter menigte van dieuitge-^3mpte Deeltjes vervuld wordt. Hier uitnbsp;^'^tftaat die Vogtigheid, die men aan zynnbsp;^lederen gewaar wordt en duidelykvcelennbsp;als men in de friflTeen koele Avondbonden van het Voor- of Najaar buiten in ’cnbsp;^old wandelt; en welke men doorgaans dennbsp;Oaarn geeft van Avondlugt-ofDaaww.nbsp;poorten van Dampen zetten zig fchielykernbsp;grooter overvloed aan Taffetas, en aannbsp;hande zoorcen van fyne Stoffen, dan aannbsp;^’¦ove; om dat deeze traager dandeandercnbsp;S jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;den
-ocr page 348-28a De Waterverhevïxingen.
XI.LES.den zelfden Graad van Koelheid, die de Lugtheeft,aanneemen,eD deVuurdeekjeSi
El/t nbsp;nbsp;nbsp;I
die ^er nog alblyvenuiuvaafftimen, terwy» de fyne en dunne Stoffen reeds verkoeldnbsp;zyn, de Waterdeeltjes en Dampen, diezignbsp;aan haar Oppervlakte zouden willen zetten jnbsp;roet zig mede neemen, en weer v/egvoerenlt;nbsp;Morgen-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Avonddaauw, dit Dampen en Uit-
daauw. waaffemen der Aarde, duurt den ganfchen nagt in die Jaargetyden en LugtflreekeDjnbsp;waar in het Aardryk ten dien einde by dagnbsp;genoegzaam verwarmd geworden is. Maarnbsp;met het opgaan van de Zon begint dsnbsp;Dampkring, door haar Straalen gekoefterd«nbsp;ook op zyn beurt Warmte te gevoelen; denbsp;Lugt zee zig uit, en ontdoet zig meeftalnbsp;van die Ópgetrokken Dampen, die ze nu we-der vallen laat; ’t zy dat die Deeltjes tenbsp;klein en fyn zyn, om de nu vcrwyderde tus'nbsp;febenruimtens der Lugt te vullen en zig daarnbsp;in tebly ven ophouden: ’t zy dat zy de Vuur'nbsp;ftof, daar ze nog meê vereenigd zyn, en dienbsp;op dien tyd naar het Aardryk, nu koudernbsp;dan de Lugt, te rug vloeit,, na volgen; en
met
-ocr page 349-De Waterverhevelingen. aSj
dezelve naar de Aarde wederkeeren.XI.LES. ^^eeze Dampen, die dus ’s morgens weêr^-^^^'nbsp;•leêrvallen, noemt men eigentlyk Daauw;
men zou ze, in tegenftelling der ryzende dampen, den naam kunnen geeven van Mor-Ssndaauw. Hy vale overvloediger buitennbsp;’t open Veld, dan in de Steden; en innbsp;'''¦ügtbaare ftreeken, daar veel Geboomtenbsp;j veel Gewaffen en Kruiden groeien, over-^'loediger dan op dorre en droogen Gronden;nbsp;daar valt min of meer, naar maate datnbsp;min of meer is opgetrokken.
Men moet egter metdeezenDaauw, die Plant-de Lugt neêrvalt, dat Vogt niet verwar-j ’t welk men des morgens op de Plan-^en gewaar wordt. Die druppels, die men de Steelen en Bladen van allerhande Ge-'''^^ITen en Struiken ziet hangen, komen uitnbsp;Planten zelve voort, en'zyn een Vogtnbsp;zy doorgewaalTemd hebben. Yder kannbsp;^’8 daar gcmakkelyk van overtuigen, dienbsp;de moeite wilneemen, om een Kool,nbsp;Voorbeeld, eenKrop-Salaa, ofdergelykenbsp;'snt, des nagts te dekken, dat’er de Buiten-
-ocr page 350-£84 De Waterverhevelingen.
2. AF' DEEL.
XI. LES. tenlugt niet by kan komen: des Morgens zal hy ’er dezelfde Daauwdruppels aan zienhaO'nbsp;gen, en op de Bladen leggen, die hy opdi®nbsp;Planten gewoon was te vinden, als ze desnbsp;Nagts, ongedekt, in de openLugtgeftaaOnbsp;hadden. De Waterdeeltjes, die deeze drup'nbsp;pels vormen, komen uit de Aarde voort»nbsp;zoo wel als de andere, en worden ’er ooknbsp;door de zelfde oorzaaken uit opgeheven gt;nbsp;maar in plaats van ce.nsklaps uit de Oppervlakte der Aarde, gelyk elders overal ge*nbsp;beurt, in de ruime Lugt weg te vliegen»nbsp;Joopen zy de holle Pypjes op van de Stee»nbsp;len, de Takken, de Bladeren der Planten gt;nbsp;hun beweeging vertraagt allenskens, zy ver-eenigen zig, en blyven, tot een druppel’^nbsp;zamengeloopen, op den Mond van de kleine Buisjes (laan, uit welke zy doorwaas-femdeo.
Kragten van dennbsp;Daauw.
De Kwakzalvers en de Stookkonftenaar* van den ouden fmaak, hebben den Dasuviinbsp;veel uitneemende Kragten toegefchreeven:nbsp;maar men weet, dat al die wonderen, dasiquot;nbsp;ze zoo hoog van opgaven , en die deeze
DaauW
-ocr page 351-De Waterverhevelingen. 285
Dai
auw al verrigten kon, geen meer GrondXI. LES. ''onwaarheid gehad hebben, dan dat einde-^oos getal van Herffenfchimmen, daar zenbsp;^iin eigen Inbeelding meê gewoon waren te ^nbsp;''°eden en de ligcgeloovigheid der on wee-,
'^nde menigte.
Verfcheiden Schryvers hebben in tegen-onzui-
^^t:l op beteren Grond en met grooter waar-''^’¦heid
f„, nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;°nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van den
''nynlykheid beweerd, dat de Daauw zom- Daauw.
'yds wel fchadelyk kan zyn voor de Dieren,
*^'2 men te vroeg uit den Stal dryfc om ze ^*^laaten Weiden; en dat dezelve, zo ze alnbsp;overvloedig valt, de Vrugtbaarheid dernbsp;bonden zou kunnen benadeelen. Wantnbsp;Hoon het zeker is, dat die Damp voor hecnbsp;Stoot fte gedeelte bellaat uit Water; men kannbsp;'^êter niet ontkennen, dat zy ook, vceltydsnbsp;altoos, verfcheiden andere zoorten vannbsp;Hffün met zig voert, die zoo in aart en ei-Sonfchap, als in maate en hoeveelheid verschillen naar ’t verfchil van de Plaatzen, vannbsp;^cbyzondere Graaden van Warmte, en vannbsp;'beplanten uit welkezyuitwaaiTemen. En,
^cker, dat de Daauw geen enkel en zuiver
Wa-
-ocr page 352-a8(j De Watervbrhevelingèn. .
XI. LES. Water is, maar ook andere Stoffen in zig »i2Er bevat, blykc duidelyk genoeg alleen disfnbsp;uit, dat hy bederft en afzetzel vallen laai»nbsp;als men hem op Vleflen bewaart. MeOnbsp;mag ook aan dien Margen-daauw, ofwedefnbsp;neervallende Dampen en Uitwaaffemingt^®nbsp;die dunne Laagjes van Vette ecZwavelagii'nbsp;ge Stoffen miffchien toefchryven , welk®nbsp;men , aan haar Kleuren, die vandenRegeC'nbsp;boog gelyk, kenbaar, zointydsop ftilftaand®nbsp;Wateren gewaar wordt na verfcheiden dagei*nbsp;van droog en helder Wcêr, waar in tn®®nbsp;niets anders van den Hemel heeft zien val'nbsp;len, ’t welk die gekieurde Vlekkennbsp;hebben kunnen veroorzaaken.
Gom
men.
Zomtyds ontmoet men zelfs voórbeeideD» dat het Wateragtiga het grootfte gedeelc®nbsp;van den Daauw niet uitmaakt; In zulk®nbsp;gevallen is het Vogt, dat uit den Booii*nbsp;of Plant zweet en doorwaaffemt, een Sa?nbsp;dat flremt, naar maate dat de Vogtighei^^nbsp;’er uitdampt en vervliegt, van dien aar®nbsp;zyn verfchi-iden Gommen, eneenigeZo®’quot;'nbsp;ten van Manna’s, daar men in de Gs'nbsp;neeskunde gebruik van maakt.
-ocr page 353-De Water veuhevelingen. 287
Dewyl dan de Daauw een Damp is, dieXLLES. Aftrekzel in zig bevat van veelerhande*-^yn- en PlantfloiFen, wier UitwaalTemin-Jnbsp;Een zig onder deszelfs WateragdgeDaelen meernbsp;•hengen; kan het niemand vreemd voorkonbsp;®^en, dat hy zomtyds of goede of kwaadcvandennbsp;hoedanigheden bezit, naar den verfchil!en-^^‘^“^*nbsp;^en aan der beginfelen en Stofdeeltjes, daarnbsp;hy mee belaaden is. Doch dewyl’er in verschillende Plaatzen enLandftreeken verfchil-^ende Planten en Gewaden groeien, dewylnbsp;de Natuur een dergelyke verfcheidenheidopnbsp;dezelfde w.ys ook in al haar andere voort-hfengzels waarneemt, en dewyl de Warmte ,
'^’e de UitwaaiTemingen doet te voorfchya hornen, niet altyd, en opallePlaatzeneveanbsp;Sterk is, mag men met reden (lellen, dat denbsp;S^'^ond-en Morgendaauw beide van aart eanbsp;h^'^sgten verfchillen naar verfchil van Tydetïnbsp;Plaatzen, endatdeUitwerkzels, die denbsp;®en of de ander van hun zou mogen te weegnbsp;brengen, in zulk een Jaargetyde, ofinzulknbsp;Lugtflreek, ’er niet van te hopen oftenbsp;''boezen zyn, op een anderen tyd des Jaars,
288 De Waterverhevelingen.
XL LES. of in een ander Geweft. Te Rome by voor'
b'e^l' nbsp;nbsp;nbsp;rondom gelegen ftre®'
ken, is het gevaarlyk,zegt men, een AvoD^' lugtjetefcheppen. TcParySf in tegendeel»nbsp;kaa men het onbefchroomd en volkomen ve*'nbsp;lig doen. De Avonddaauw beftaac ’er naaiD^'nbsp;lyk genoegzaam alleen uit een weinig Vog'nbsp;tigheids en bevat naauwelyksiets anderS^*’nbsp;zig dan Waaterdeeltjcs, daar in Italië waaf'nbsp;fchynlyk die Damp belaaden is met fchad^'nbsp;lykeüicwaaQemingen, den aart en gefteU®'nbsp;nis dier Landftreek byzonder eigen, eo ’’’nbsp;zulk een menigte, ais met den Graadnbsp;Warmte, die daar heerfcbt, overeenkotri^'nbsp;Aigemeene Regels, die overal en altyddoornbsp;gaan, zyn’er derhalven over den aart, kragbnbsp;en goede of kwaade üitwerkzels van d^'’nbsp;Daauw, niet te vormen,
Ryp- in't Najaar, als de Nagtcn lang
nen te worden, heeft het Aardryk meer ti' om te verkoelen, en zeer dikwils wordt de*nbsp;zelfs Oppervlakte, en deLighaamen,nbsp;geheel vry op zig zelve voor de Lugt
flaan, koud genoeg om de Waterdeeltj*^*’
De WaterverhevelingeN. a80
¦^aar da vallende Daauw als naar gewoonte xi LES. meê bevoecigt, te doen bevriezen. Dan^'
- « nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;D £ £ L«
men des Morgens , in plaats van ^cn vogcigen Daauw, de Velden, Boomen ,nbsp;öaken van Huizen, en andere in de opennbsp;^ugt {taande Voorwerpen , als bedekt metnbsp;laag van zeer kleine en fyne Ysklompjes,
^üiver Wit van Kleur, die men den naam ''^0 Ryp geeft, en die, zoo dra de Zon be-5’Ot te ichynen en haat Warmte aan ’cAard*
^yk meê te deeleii, fmelten, zig verfprei*
^en en verdwynen.
De Daauw, of de Ryp die gefmoken is,’tOptrek-'’^’¦fpreidc zig en verdwync op tweerlei^^j^’'^^'^ ''^ys- Zomtyds wordt dezelve van de Aarde, Daauw*nbsp;ze dor en droog is, of van andere ylenbsp;^’ghaamen, die hy ontmoet, en beter gé-^'^kikt zyn om hem naar zig te trekken of innbsp;laaten dan de Lugt van den Dampkring,
pen
'''^er opgeflorpt ; maar meeft al ryft hy we-^^foen op nieuws om hoog, k zy dat een 1^’^delmaatige verdunning den Dampkringnbsp;ftaat {lelie, om hem weder op te pom
lil. Deel.
en naar zig te trekken i ’t zy dat een
zagt
-ocr page 356-i£)ó ÖË Watervérhkvelingén.'
jtl. LES. zagt lobberkoeltje een Lugt derwaarts voe* droogcr is, dan die, welkeboveHnbsp;hem fraat.
Morgen- Dikwils gebeurt het, dat de Daauw', a'*
Nevel, hy ’s morgens opt rekt, den Dampkring eeDgt;' germaate duiller en ondoorfchynendnbsp;Want de Deeltjes , waar uit die ryzend®nbsp;Damp en morgen-Nevel beftaat, zyn opnbsp;tyd, als nog door geen genoegzaame waril’'nbsp;te uitgezet en verdund, vry grover en dik'nbsp;ker dan anders, en ryzen veel traager en oc'nbsp;gemeen langzaam doorgaans naar om hooê'nbsp;Deeze twee oorzaaken, van welke de ecD®nbsp;natuurlyker wys wederzyds aanleidingnbsp;tot de andere,moeten onvermydelyk de Lug*'nbsp;ondoorfchynend en nevelag^ig maaken-Om dat een doorfchynendLighaam duift®^nbsp;wordt en zyü doorfchynendheid min ofnbsp;verheft, naar maate dat dcszelfs Deeleo i*’nbsp;digtheidondérling vaP malkanderen verfch*^nbsp;len: gelyk wy in ’t vervólg nader zull^®nbsp;aantoonen, als wy van deGézigtkunde fpr^^^nbsp;ken. 2. Om dat de Damp, die langzaam op'nbsp;trekt,zig minder verfpreidt en uitzet en da®*^nbsp;door in digcheid toeneemt.
-ocr page 357-Dé Waterverhevelingén. apt
Maardeeze ondoorfcbyoendheid enNevel, XI. Les de wederoptrekkende Daauw veroor-*aakt, beflaat genoegzaam nooit aan-jj^^on-*®erkelyk groot gedeelte van denDarapkring, derheijnbsp;ftrekt zig heel zelden of zeec breednbsp;^eer hoog uit* Hyfalyft meert ai hangen bo-''lt;^n laage en vogtige Gronden, boven Wei-^^Qden, Slooten, en maakt daar een dikkernbsp;zigtbaarderDamp, (als een Zee, om zoonbsp;fpreken, die op het Land ftaat,) dan el*nbsp;anders. Want, gelyktfy reeds gezegdnbsp;hebben, de Daauw valt minder of meernbsp;^®rk, naar maate dat 'er minder of meernbsp;Waterdeeltjes opgetrokken zyn; en, zo hecnbsp;ftilWeeris, moet hy des morgens overvloe-'iigft zyn op die plaatzen, welke des nagtsnbsp;meerte Vogt enD^mpen geleverd hebben,nbsp;is ongetwyffeid ook de reden, waaromnbsp;zeldzaam den Dampkring door den op-^’'^kkende Daauw verduirterd en beneveldnbsp;boven Steden, dorre Heiden en droo-Gronden ; maar raeeftal boven groenenbsp;vrugtbaare Landsdouwen, wateragtigenbsp;rteeken, in de nabuurfchap van Moeraffen,nbsp;^^ereo, Slooten. Ta Uit '
-ocr page 358-292 De WaterverhevelingeN.
XI.LES. Uit zekere vooroordeelen, vry de^l'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;eerften opflag taHielj
aanneemelyk en niet ontbloot vanwaarfcW® ^^£°gg^'lykhcid, hadt men zig van den Avond-fchap der Morgendaauw geheel verkeerde en vali^-^^nbsp;Daauw. (jep,[jbeelden en opvattingen gevormd,
iUD.
Gers
TEN.
in deeze onze tyden door de HeerenC®*^* Christ, ten , Musschenbroek , en Du faïnbsp;derlegd en weggenomen zyn. Denbsp;die gaarne van alles, wat men over ditnbsp;Tentam. weet, onderrigt wenfchte te zyn, moet h*'”nbsp;ks Schriften zelve raadpleegen, waar innbsp;/ayr de zeer groot getal van fchrander uitged^ê'^nbsp;Proefoeemingen zal vinden en veelezooni^'^nbsp;Memoires we ais ten hoogften merkwaardige WaarD®^nbsp;mingen. Van alle Verfchynzels en Proc''^’’' ;
p. 352.
1736* die men daar leeft, is’er niets, dat zcldz®* j mer voorkomt,en meer verwondering bazf'^* ^nbsp;dan die byzondere Eigenfehap vannbsp;Daauw, dat hy zoramige Ligbaamennbsp;zorgvuldig fchynt te vermyden, terwylnbsp;zig weer gereedelyk zet op andere.nbsp;Porfelien, en eengroote menigte van
re Stoffen, worden rykelyk van denDaaH*^
bc'
-ocr page 359-De Waterverhevelingen. 293
^evogtigj^ terwyi ft ukken glad gepolyftMe- XI. LES hoe groot men ze ook neeme, opnbsp;^slfdc plaats, en voor dezelfde lugt blootge-beftendig droog blyven ; en deezenbsp;^'^ort van voorkeur is zoo naauwziende ennbsp;''^orbedagt; dat een ftuk gelds, een nieu»nbsp;of gladgewreeven Gulden, by voorbeeld,
’c midden van een grooten Schotel van Aardewerk , of van Glas gelegd,nbsp;de tninfte Vogtigheid vergaderen zal,
^'•hoon al ’t overige van den Schotel of ’c te eenemaal doornat is van den Daauw.nbsp;EenbyzondereGefteltenisvandenDamp- Mill.nbsp;“^^^gjCn eenzamenloop van zekere omftan-'^'Sheden, welke het zeer bezwaarlyk zounbsp;met genoegzaame nauwkeurigheid tenbsp;^paaien, geven zomtyds aan een grootenbsp;’Penigj.g dikke en grove Dam pen aanlei-om, omtrent op dezelfde wys als denbsp;^^auw die optrekt, naar om hoogte ryzen.
Dampen die zeer traag doorgaans en als met moeite fchynen op re klim»nbsp;j verfpreiden zig dan eenparig doornbsp;laager gedeelte van den Dampkring, ennbsp;T 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;maa-
-ocr page 360-294 WaterverhevelingeN
XI. LES. maaken hfern daar duifter en ondoorfchynsD^* deel.*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tslyven hangen.
Stinken- nbsp;nbsp;nbsp;deeze laage Dampen en Nevels,
de Mift, in de benedenfte ftreeken van den Da®?quot;
kring dry ven of hangen, zoo die des fflO’quot; Zwaart. gens door den optrekkende Daauw veroOgt;quot;nbsp;zaakt worden, als die op andere tydennbsp;dag of nagt, en op verfcheiden wyzennbsp;uic verfchillende oorzaaken ontftaan,nbsp;noemt men doorgaans met den algemeen®®nbsp;naam van Mijl. Meeftal beftaan zy enk®*nbsp;uic Waterdeeltjes: dog zomtyds mengen ’®^nbsp;zig deeze of geene uitwaaffemingen ond®®’nbsp;die zig kenbaar genoeg doen gewaar word®®nbsp;door hun kwaaden reuk, door een zek®f®nbsp;fcherpheid, die als in de oogen byt, en d®®®nbsp;het nadeel, dat zy aan de Gewaflen,nbsp;Boom enVeldvrugten toebrengen.Menhee^^''nbsp;in zommige Jaaren zeker zoort van Mi^*-’nbsp;aan wiens fchadelyke Dampen men deniï^'nbsp;ningdaauw en Koornbrand, bekende en vr?nbsp;gemeeneZiekteris van de Tarwe en Rogi®’
toefchryft. Eenige Geleerden zyn’er
gewceft, die dergelyk een Mift voor d®
waar®
-ocr page 361-Watejiverhevelingen. 295
oorzaak aaozsgen van ’t geen menXI.LES. ^fUiaalen aan ^oipmige Kornairen ge- “‘nbsp;Worde, wkr Z^adJcorrclszwartwor-en in de Langte , in de vorm als vannbsp;Hoorn, uitloopen, waarom de Boeren Ergot.Blénbsp;den naam geeven, van het Zwart^ of^71“.
Zaad* Het Meeljdat'ervangemaa-j^g/.
^ Wordt, is ongezond. Men fchryft’er•S'fï* ziekte aan toe, die zomtyds onder denbsp;^Ddlicden heerfcht, bekend onder den naam ^ ^r.nbsp;^®dK.oos of St.AntonfsFuur. Zelfs wil men de^Savlns
^ het tot Verfterving der Lighaamsdeelen Mars
^^’^^eiding zou kunnen geeven. nbsp;nbsp;nbsp;^6^6,
. den Winter heeit men meer Mift, danyzeling. ^ ^^0 Zomer; om dat de koude, die bynbsp;^Uaargety in dt Lugc heerfcht, de Dam-fchieiyk verdikt en hun geen tyd laatnbsp;tot de verhevener gedeelten van dennbsp;®ttipkring op te klimmen. Indien de kou-deLugt toeneemt, bevriezen de wa»
'¦^tagtige Dampen, waar uit de Mift beftaat, zetten zig aan de takken van de Boo*nbsp;aan allerhande drooge Planten en Strui»nbsp;aan ’t Hair en Pruiken der Reizigers ,
aan
T4
-ocr page 362-29(5 De WaTERVERHEVELiNGEN.
ons in de Lugt zien hangen, en die van tot tyd door haar ondoorfchynbaarheidnbsp;Zon en de andereGefternten bedekken,nbsp;dezelve t'oor ons oog verbergen. HaarG®'nbsp;daante en Grootte verfchillen tot in’t one'®'nbsp;dige, en hangen inzonderheid af van d£®nbsp;aart en gefteltenis der Dampen, die ha®®nbsp;vormen, en van de wyze waarop dezol’'^nbsp;zig verzamelen en onderling by een feh'i®'nbsp;ken; waar aan en de verfchillende flreeknbsp;den Wind, en de meerder of minder groo*^nbsp;van fnelheid , waar mee hy haar voor'''nbsp;^ryft, grootelyks deel heeft.
XI. LES. aan (de Maanen en Staarten der Paarden» DEEi./ algemeen aan alles, wat ’ervoorbloo^nbsp;ftaat; men noemt het doorgaans Tzelingnbsp;Wolken. Wanneer de Midi, of de Dampen,nbsp;gefchikc zyn om den Mill te vormen,nbsp;een genoegzaame hoogte kunnen opryz^”'nbsp;verzamelen zy zig tot afzonderlyke hoop^’’*nbsp;en min of meer uitgebreide vakken, die lOnbsp;den Dampkring dryven, en door de Wi^nbsp;den gints en herwaarts gevoerd worden. D'”'nbsp;zyn die Wolken, die wy hier en daar bove®
-ocr page 363-De Waterverhevlijmgen. 297
Wolken zyn niet alle even hoog :xi. LES-®iaar de eene hangen merkelyk laager dan de anderenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Want dewy! zy alcyd Evenwigt
moeten raecdeLugt daar ze in dry-en die Vloeiftof allenskens dunner en Wordt, naar maate dat men hooger bo-de Oppervlakte der Aarde komt, kun-de allerfynfte Dampen b!y ven dry ven innbsp;^^hftreek, daar deLugt te yl zou zyn omnbsp;grovere Dampen op te houden. Hicr-hangen ook die dikke en zwaare Wol-die in Regen dreigen neer te ftorten,nbsp;^°®ïgaans zeer laag. Die over hooge ge-®*’gten, gelyk és Alpen, by voorbeeld, ennbsp;'^^eneen reizen, trekken dikwils middennbsp;^oor Wolken heen, die hen in’t opklimmennbsp;hadden den Hemel te zien, en nu,
''^3Qneer ze ’er geheel doprgetrokken zyn,
de
^hJere
Mecriïialon zist men twee. zomtyds drie Eaa-of Rangen van Wolken , de eene hooger dan de
geplaatft : en die men dan inzonderheid zeer
Ze
'^'delyJc van elkanderen onderfehclden kan . wanneer
zerfchillende beweegingen hebben gt; en elk een by--•“^lidete öteek heen diyven.
T5
-ocr page 364-*p8 De Watervbrhevelingen.
xr.LES.de Aarde beneden voor hun Gezigt verbC'
p2EL.quot; nbsp;nbsp;nbsp;RcizigerSjdieeenigeoplettendheid
hebben, merken aan, dat de Grond op di® hoogten altyd zeer vogtig is door de We*'nbsp;ken, die ’er tegen aan dry ven, en op bre®'nbsp;keni 't geen ook niet weinig dient, omdi^nbsp;Bronnen en Watervallen in ftand te ho^*nbsp;den, die men aan den voet en in de nabuuf'nbsp;fchap van deze Gebergten zoo menigvuldignbsp;ontmoet. Dus zyn de Wolken, by drooênbsp;Weer, zelfs zonder dat het regent, alsnbsp;veele in de Lugt hangende WaterbeekeD»nbsp;die door de Winden naar verfcheiden GS'nbsp;wellen gevoert en gints en herwaarts ver*nbsp;fpreid worden, en die zig tegen de Bergc°nbsp;van hun Water ontladen, van waar bet doofnbsp;onderaardfche wegen veeltyds, door de N3'nbsp;tuur daar ten dien einde gevormd, door deonbsp;Grond naar beneden zinkt, en, om laag weernbsp;ontfprongen, zig verfpreidt over de Vlakte-Maar de Wolken ontladen zig op die wy*nbsp;niet altyd van haar Water: meedal verdik'nbsp;kenen pakken ze zig op een, ’t zy éootnbsp;dekragtvan den Wind diehaar tegen elkaO'
De Waterverhevelingen. 299
aanftoocenby een perft, ’t zy door dexi. LES.
van de Lust zelve waar in zy drx? ”nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;DEEL,
yven. Haar Dampdeeltjes, daar door toe
^‘srdruppels zamengeloopen, worden te
aar om van deLugt opgehouden te wor-
i vallen neder, en maaken dat geen, ’t
wy Regen noemen.
Wanneer deeze verdikking en zamen-Stofre-^^ffling der Dampen zeer langzaam ^uiedc, of ook wanneer de Dampen enkel ggn.
. ^^foin nedervallen, om dat de Lugt, waar Ze dreeven, te dun en yl gemaakt wordtnbsp;Ze langer te kunnen ophouden , gelyknbsp;I ^ ^'^tt'tyds na een morgen-Nevel gebeurt, bly-I de druppeltjes zeer klein, en de Regen,
2e maaken, is zeer digt en fyn. Men ^^®fthem daarom doorgaans den naam vannbsp;*°/Vege7j, Maar integendeel, wanneer denbsp;, ^ötpen zeer fchielyk verdikt worden, ennbsp;^en laager ftreek van den Dampkring,
^®3r de Lugt meer digtheid heeft, zyn de 'quot;‘Appels merkelyk grboter, en blyven ver-onderling van elkanderen verwyderd,nbsp;men meeft altoos in den Regen be-
fpeurt.
-ocr page 366-joo De Waterverheveuncen.
XI. LES. fpeurt, die 'er by een Onweêr valt. [P’*’’' beeL'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;door eensklaps dus vcrdikteeoge^^*’
dig op een geperfte Wolken veroorza^I^^’ noemt men Slag- of Stortregen.']
Sneeuw,
Hagel.
, De koude, die ’er in de flreekenvao' Dampkring, waar in de Wolken hang®'’’nbsp;door de eene of andere oorzaak oncft®^^’nbsp;verdikken de Dampen niet alleen, en doe®'nbsp;zeonderde gedaante van Regen op denbsp;vallen; maar dikwils gebeurt het ook,nbsp;die koude fterk genoeg is, om ze te do®®nbsp;bevriezen. In zulken geval ziet mennbsp;bevroorenDampdeelcjes nedervallen ond®®nbsp;de vorm of van Sneeuw of var. Hagel-Sneeuw, a]s de VorR de Dampdeeltjes 'nbsp;eer ze nog tot druppels van een merkelyli®nbsp;Grootte zamengeloopen zyn: want dan koa'nbsp;Den die oneindig kleine Ysfteentjes,nbsp;reepjes, die zig bezwaarlykdigt op eennbsp;ken en tot een vaft en hard lighaam verbi®'nbsp;den laaten, niet dan een los Weeffel vannbsp;ligte Vlokken vormen : van Hagel ,nbsp;neer de Waterdeeltjes tyd gehad hebbe®»nbsp;Pm zig tot druppels te verpenigen, eer
kott’
-ocr page 367-De Waterverhkvelïngen. gor
DEBL.
Aart der
^OQde der Lugt hen deed bevriezen. xi. LES. ¦^atuurlyker wys moeften deHagel-kor-^'^'^^^nbsp;nooit grooter zyn dan de Regec-drup-dewyl de Hagel niets anders is dandegroote'nbsp;^^vrooren druppels van den Regen.
derhalven zomtyds Steenen heeft zien '^^'len, die een Noot, of een Ei in groottenbsp;^''^Daarden, kemt het cngecwylFeld daarnbsp;daan, dat verfcbeiden korrels onder ’tnbsp;''allen zig vereenigd hebben, en aan mal-3öder vaft gevrooren zyn. Ook kan ’tnbsp;j dat zy van een genoegzaame graad vannbsp;^Oüde doordrongen, al de Waterdeeltjes,nbsp;in ’t vallen ontmoeten, aan zig doennbsp;^^''riezen, en dus als de kern worden vannbsp;''^'¦fcheiden laagcn Ys, die zig rondom de-^elve zetten, en hen zoo in gewigt als innbsp;'^'litrek merkelyk doen toeneemen. Dit isnbsp;de oorzaak, dat de zwaare Hagelftce-*'^0 altyd eenigertnaate ongefchikt en zeernbsp;Wkig en kantig zyn: en dat de korrels,
'^'^iioon anders rond, nooit een eenpaarige ^'Stheid van ftoffe hebben van hun opper-''lakteaftoc aan hun middelpunt toe, maar
los-
-ocr page 368-302 De WatërveröevëLinöeK.
XI. LES. lolTer en hafder van Lighaam zyn op de ^ *'¦ ne plaats dan de andere.
D B E L. nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;rt(V
Zwavel- nbsp;nbsp;nbsp;hoewel vry zeldzaam is 't
en Zand-beurd, dat men dingen heeft zien Regeo^® regen. Hagelen, die uit een andere Stof,nbsp;Water, beftonden. In ’c Jaar 1695 vielnbsp;- in Ierland een zoon van vette en Lymag'*’nbsp;ge Regen, die op plaatzen, daar hy opnbsp;gehoopt was, wel 14 of 15 dagen legg^’’nbsp;bleef, en zwart wierdt, toen hy begonnbsp;droogen. In de Gedenkfchriften van Sr^^‘nbsp;Mémoires wordt gewag gemaakt van een reg^”nbsp;Zwavel, die in de Stad
Oftob- groote ontfteltenis verwekte. Dc InwooD' ^7^7’ ders van Koppenhagen vonden in 't Jaar
ook Zwavel op de Straaten na een zwaarc’’ Regen, die ’er fterknaar gerooken had.
’t Jaar 1677 befpeurde ook de Heer Scbe^‘ eter een zoort van geel Poeder , dat ingro^’'nbsp;ten overvloed viel, en ’t welk men ligtelj'^nbsp;voor Zwavel zou hebben kunnen aanziei’'nbsp;dog toen hy ’t naauwkeurig onderzogf^»nbsp;meende hy duidelyk te bemerken, datnbsp;StolFe kwam van denbloefleni van dejooê®
pyO'
-ocr page 369-' Be Lugtverhevelincen. 270
^ynboomen,diein de nabygelegen ftreeken XI. LES. ’t Meir van Zurich, daar hy deeze®*
\\r„ nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;DBBU
'vaarneeuiing deed, m groote menigte ge*
^°Qden worden. Men heeft ookzomtyds,
^'^hoon op een tamelyk verren afftand van een regen van Zand gezien. Hetzel.
'''^as ongetwyfFeld door een fterken Wind Onweersftorm opgenoinen en door denbsp;^'^gt derwaarts vervoerd: even gelyk betnbsp;'iitbarften der vuurbtaakende Bergen eennbsp;^®gen, gelyk men ’t noemenkan, van Afchnbsp;^’^Steenen veroorzaakt, en overde nabuu-^'§6 Landen, tot op een verren afftand zom-^yds, verfpreidt.
enz.
Dog altoos behoort men, wanneer men Regen ^^fgelyke zoorten van Verfchynfelsgebeu-^g”^^®‘^‘nbsp;ziet, eer menhet vonnis fpreekt, enzegtnbsp;'^^thetis, de zank met genoegzaatneoplet-^^tidheid te onderzoeken, en zig nooit tenbsp;Hielyk en blindelings door den uiterlykennbsp;^'^l^ynen’t eerfte voorkoomen te laten weg-^®6pen. Want doorgaans ziet men, dat hetnbsp;^^brander doorzigt van een kundigen ennbsp;**5auwkeurigen Waarneemer wel haaft hec
ge«
304 Ue LüGTVERHEVELINGENi
XI. LES.gewaande Wonderwerk verdwynen doet, de Waarheid, in den eerftenopflagvrydü'®'nbsp;ter onder dieSchynvertooning te erkenne®»nbsp;aan den dag brengt. Indien men, by voof'nbsp;beeld, zonder verder onderzoek, geloofd^»nbsp;dat alles, wat men na of onder een Rege”*nbsp;bui ongev/onns cp den Grond gewaar wiefd»nbsp;evenalsdc Waterdruppels uit de Wolken®^nbsp;den Dampkring neergevallen was, zounbsp;met bet onkundig Gemeen zig inbeeld^®nbsp;moeten, dat het zomtyds Padden, Bloed»nbsp;Koorn, en dergelyke dingen regende.nbsp;als men weet, dat alle Gedierten zond^^nbsp;ocderfcheid, de Kruipende dieren ennbsp;fekten zcl ve niet uitgezonderd, op een reg^^'nbsp;maatige wys, en volgens een vafte orde, dt^.nbsp;in yder zoort van Dieren altyd beftend’^nbsp;haar eigen en gewoonen loop houdt, voot^'nbsp;geteeld worden : dat de Padde, omtreD^nbsp;op de zelfde wys ais deKikvorfch, uitnbsp;zoort van zaad of fchoifel, te dikenzwa^quot;^nbsp;om als de Dampen in deLugtopgehevennbsp;worden, voortkomt,* en dus noch het Wy^'nbsp;je, dat het fchiet, noch hec Mannetje, d^^*
De WiTEEVERHEVELÏNOEW. 30j
vrugtbaar maakt. Dieren zyn, die zigxi.LES. hoog in de Lugt onthouden kunnen: a- A r-
ia|
h
DEEL.
hit deLugt op den harden grond, op Steeën andere vafte Lighaamen, hebben
•hen ligtelyk toeftaen en begrypen,dat Veel natuurlyker en redelyker is te den-gt; dat al de kleine Diertjes, pas uit hunnbsp;^'Sekonaen, en onder’c gras, kruiden, eiinbsp;verfchoolen, door den Regen geno*nbsp;^'§d worden om uit hunne fchuilhoekeanbsp;, ht den dag te kruipen; dan zig te willebnbsp;'^ystiiaaken, dat ze by toeval geboren zyn,
^'^•'Hen neervallen zonder verpletterd te '^Ofden.
^2 roode Vlekken,, daUr men de Muu- Bloedré-en Daken der Huizen op zommigetydenSh”’ getekend bevonden heeft, hebben hetnbsp;^hkunjjjg en door vrees en fchrik voor inge-hhtnen Volk doen denken , dat het Bloednbsp;^^¦^vgend had. De Hiftoriefchryvers zelfnbsp;'^^•'zuimden niet, de laate nakomelingfcfiapi^^^'jj.
Berigt te geeven van die ylTelyke Ver-DioN.
yozels, en ze op gebeurteniffen, omtrent
P die zelfde tycien voorgevallen, toetepas-PLimtrs.
Deel nbsp;nbsp;nbsp;Vnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fen:
3o6
De WATERVElHEVSLIffGEÏf.
XI. t ES. fen: tot dat eindelyk eenige Natuurkcnoe''*' die met wat meer oplettendheid dezaakt^^’nbsp;„ die han voorkwamen , onderzogten »
1 EVRESC nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f*
Meket. ' merkten, dat die gewaande Bloedregen
*
zen getekend had, die bedekt warengt; voor geen Regen bloot ftonden, gelyk'’^''nbsp;onderen tegen Deur en Veiifterraainenas'’’nbsp;en dat onmiddclyk daarop de ganfcbenbsp;vervuld was met een onrelbaare men'ênbsp;van kleine/«/eA’teff, allen vanééneen de^c**nbsp;de zoort. Uit de Eerde deezer tweenbsp;neemingen bleek aanftonds en onwcerfp’’^®nbsp;kelyk, dat de Roode Vlekken geennbsp;kens van Regendruppels waren, en onm^^^nbsp;]yk toegefcbreven konden worden aan ^ ^nbsp;Regen, die van boven uit de Lugtnbsp;Uit deTweedeWaarneeming kreeg men 3^”
leiding om met’er tyd de waare oorzaak''
Ai^
't Verfchynzel te ontdekken, en hoe Roode Vlekken daar gekomen waren.nbsp;wat overdenkens verklaarde men ’t
Oorzaak
der Roo- Wanneer een Kappelletje ofUilrjeU'^ ^ , Popje komt, laat het altyd twee ofdrie dfij^
-ocr page 373-t)E Waterverhevelinoem. 30?
DEEL.
vallen van een zoort van Rood Wei XI. LES. ^ögtj ’c welk vry wel naar Bloed ge-
Nu gebeurt het zomtyds by bezon-
'Jefi
«en
® om Handigheden van tyden, dat’er een '^^''baazende menigte van die Diertjes teiFensnbsp;wordt; want dat flag vannbsp;1^’ gelykallede andere, ongemeen vrugt-; en indien al hun Eiers te regt kwamennbsp;®Qleeven uitbroeiden, wy zouden groot na-en overlafl; lyden van dat Ongedierc.nbsp;heeft de fchade nog niet vergeeten, die
enkele zoort van Rups in den Zomer
Jaar 1735 in de nabuurfchap van Pa-Veroorzaakte. GeenPeulvrugtenblee-'^^^’srindeWarmoezierslanden rondom de
‘ Over, en alle Gewaflen, tot het Gras wierd in Tuinen en op de Velden afge-
tog
Als derhalven het geval gebeurt, 2oo ontelbaar een menigte vanRupfen,nbsp;Popjes veranderd, volgens hun gewoonenbsp;Orm. verwifTeling Uiltjes worden , hoenbsp;^^oot een Getal van Roode Vlekken moetnbsp;dan niet overal ontmoeten? Indien her,nbsp;’^«anielyk, een zoort is, die zig aan Muurennbsp;Vanbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en
-ocr page 374-3o8 De Waterverhevelingemquot;.
XI. LES. Gebouwen gewoon is vaft te
2. Af- want daar zyn ook verfcheiden andere Zo®''
DEEL. nbsp;nbsp;nbsp;Aarde verbergen of
de Struiken en Stammen der Planten zett®quot;'
Aê
en van de zulke wordt men naauwelyk®
{jC*
Voecftappen van hun Vorm-verwilTeling » waar.
eet
Regen
van
Koorn.
el
tiet Regenen van Koorn heeft geen O' Grond van Waarheid, dan de Bloedreg®quot;'nbsp;Men heeft zorocyds, ’t is waar, na eennbsp;ren Regen de Aarde als bedekt geziennbsp;een groote menigte van kleine Graankort'^^^nbsp;jes, die weleenigzins naar Tarwegeleeko®'nbsp;en de Boeren, die ze by één vergaderdequot;'nbsp;en ’er Brood van ondernamen te bakkquot;quot;'nbsp;lieten niet na zig vaftelyk in te heeldequot;|nbsp;dat het Graan was, ’t welk uit den
AC
¦was gevallen; en maakten ’er, volgens “ gewoone wyze van denken des Volks,nbsp;Cngen uit op over vrugtbaarheid enonvrüg''nbsp;baarheid, gebrek ea overvloed; maar kquot;quot;*nbsp;diger Lieden, van dieper doorzigt en rquot;quot;*nbsp;der met vooroordeelen behebt, kenden dquot;*'
Graan beter, en merkten dat het niets aquot;'
De Waterverhevelingen. 309
lt;iei
Was , dan een hoop van die klei-xi. LES.
® bolletjes, die in grooce menigce aan de2. Af-
van het kldm Speenkruid%xo^\^x\;
H nbsp;nbsp;nbsp;petite
'^aar mefi verdween al ’c wonderbaarej^j^j^oj,
, ttien in dat zonderling toeval dagt tequot;lt;^‘
^'^0. Wane men weet dat de Wortels van
J^lant zeer los en dun zyn, en gelyks-
¦¦ondsleggen. Het zyn kleineligteDraad-die als over de Aarde kruipen, die uit
'^^°ogen en verdwynen: hun Bolletjes, die ^®er Lighaam hebben, blyven dan, elk al-op den Grond leggen, en gelyken niecnbsp;,'^^'yk naar Graankorreltjes, die men overnbsp;•^ardryk gezaaid en verfpreid heeft.
^evvyl de Wolken een Verzameling zynjjgteen
t)am pen, moeten ze nergens meer en inhandRe-gfQ ^ ’ nbsp;nbsp;nbsp;onbsp;nbsp;nbsp;nbsp;genagti-
°tcr menigte in de Lugt ontdaan, danger dan
Zeönen wyduicgeftrekteMeeren,
uit het Water dagelyks de Dampen
'^''^fvloediger, dan elders, opgeheven wor-
Dit is ook de oorzaak, dat men, alle
^'’^ere omdandigheden gelyk geftelt, in ’t
ëemeenmeer Regen heeft omtrent de Kus*
dan in ’c midden van het vade Land,
of
310 De Waterverhevelingus.
DEEL.
XI. LES.of van groote Eilanden. In Holland, voorbeeld, valt doorgaarsjaarlyks meernbsp;gen, dan te Parys en daar om ftreeks; en
P 01^
die
Zuiden of een Weften Wind geeft lo
gemeen hier Regenagtig Weer, om dat
Winden van deMiddellandfcheZee, en
den Oceaan komen, van welke wy hier
zeer ver af leggen. nbsp;nbsp;nbsp;^
Maat van Men meet, beftendig , op ’t Koningin
den Jaar- Q’ofervatoriede Hoeveelheid van Regen, lykfchen ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;cfl
Regen, er valt het ganfche Jaar door, gelyk
^ ookzedertaleengeruimen tyd in
lOf
al
in Italië, in Holland en in verfcheidenSt®' den van Duitjland, gedaan heeft. Totl’^''nbsp;doen dier Waarneemingen gebruikt mennbsp;Vierkant of Rolrond Bakje, van binneonbsp;zyn Loodregte Hoogte naauwkeurig in Wnbsp;nen en Duimen afgetekend, bet welkmefnbsp;een open plaats, doch daar het egternbsp;den Wind befchut is, voor de vryenbsp;bloot Relt, Telkens als het Regent, tek^”*'nbsp;men op een Dagregifter aan, hoe veel Wnbsp;nen het Water in het Bakje gegroeid is,
dis
wanneer men dan op ’t eind van ’t Jaaf
-ocr page 377-De Wateeveshevelingek. 31 i
lt;iie
getallen by elkander voegt, ziet men,xi. LES.
Sotn, degeheele menigte vanRegen-^- Af-
'vater^
welke ’er in de twaalf Maanden ge-is. Door dergelyk eeu Waarneeming betekening heeft men bevonden,dat 'erin
ÖOi
middelbaar Jaar, dat is, het een Jaar
Ölli
’t ander genomen, teParys omtrent j 9
'^¦nien Regenwater valt; te Londen, 37I Duimen, die omtrent 35Fran/cfcenbsp;^¦men uitmaaken; te Romen 20 Duimen;
Zurich in Z^üferland 32 Duimen; te 24DaimenRy?2/antij, dat is omtrentnbsp;*3 ParyUche Duimen.
, De Regen zuivert den Dampkring, door De Re-alledeUitwaaffemingenuit mée te nee-S®|’|.
^en
^mog^Yedr in denzelven by een vergaderd ^den; en in al te groot een overvloednbsp;in hangen blyvende, de Lugt beder-en Volksziekten zouden kunnen ver-'^'^¦¦«aakan. Men wordt dit üitwerkze! vannbsp;Regen duidelyk gewaar; niet alleen daarnbsp;dat men, als het na een taamelyk langenbsp;foogte geregend heeft, gemakkelyker en
en ter neder te doen vallen, die zig byLugt.
vry-
3i2 De Waterverhevelikge».
PEEL.
Xl.LES.vryer adem haak, maar ook dac de a. Af- 2elve helderer en doorfchynender wori^'-Men ziec alle Voorwerpen veel ondernbsp;ner, klaarder, en op een merkelyk verd^''nbsp;afftand, en nooit doen deVerrekykerSnbsp;Werking beter, dan na dat het fterknbsp;gend heeft, en het Weer daar op wedero^®nbsp;ftil en bedaard geworden is.
En ver- Een ander goed Uitwerkzel van den E®' koelt ze.ggj^ ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;[’onzen
flrekt, isdathy deLugt verkoelt, verfri^’ en de Hitte, die ons in zommige Jaarge^ynbsp;den dikvvils vry laftig valt, vermindertnbsp;matigt. Men zal ’er ligtelyk de oorzaak va’’nbsp;knnnen begrypen, zoo dra men zig te biO'nbsp;nen brengt, dat de ftreek der Lugt,nbsp;ip de Wolken zig onthouden, genoegza^*’'nbsp;altyd veel Kouder is, dan dat gedeelte va”nbsp;den Dampkring, waar in wy leeven opnbsp;Oppervlakte des Aardbodems, Dit isnbsp;daar niemand onkundig van zyn kan,nbsp;ooit de toppen der Bergen met Sneeuw bS'nbsp;dekt gezien beeft, op den zelfden tyd, tc’’*nbsp;wyl het al vry Warm Weer was in deLaa'
De WaterVERHEvaLiNGEN. nbsp;nbsp;nbsp;313
Landen. Uit de Berigten althans vanxi. les. Keizigers, die ooit hooge Gebergtens^. 'af-^'^^’’trokkec, is zulks yder genoegzaam
moet den Regen, derhalven,
^ Zomer en in warm Weer aanmerken,
Water, dat uit zig zei ven Koud, door Lugc, die Warmer is, heen vaitendoor-*ypelt; die Lugc zal dan ook noodzaake-een gedeelte van haar Warmtedaardoornbsp;'^^•'liezen moeten.
^Maar van al de goede voordeelen, diedeJ^|33JJJ '^®§en ons toebrengt, is ’er geen, daar ons het Aard*nbsp;aan gelegen legt, dat wy mindernbsp;j^^^fen kunnen, en aJgemeener nuttig enhaar.nbsp;'¦’^2aam is, voor ’t Menfchdom, dan hetnbsp;®®hdeel,’t welk dezelve heeftin ’t vrugtbaarnbsp;l^^^ken van het Aardryk. Als de Regen tenbsp;'’g agter blyfe, en’ernietsis, ’c welkdes.^nbsp;gebrek vergoedt, verdort en verdroogtnbsp;het Veld, worden de Akkers tever-gebouwd, geploegd, gezaaid, en gaatnbsp;. hoop en ar beid des Landmans verloo-^ ‘ Maar wanneer een matige Regen dennbsp;‘‘ondbefproeicenbevogcigt, maakt hy denbsp;V ynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Aar*
-ocr page 380-314. De WATEEVERHEVELINCElf.
Xl-LES.42^i‘de week, houdt alle Planten en *-Af- fen zagt en buigzaam, ontwikkelt de Za^'nbsp;den, brengt de eerfte en oorfpronkely''^nbsp;StofFen, waar uit de Sappen zamengeft^^^nbsp;worden, by een, voert dezelve met zië'quot;nbsp;de Wortels in , en vcrfpreidt ze vannbsp;verder door Stam en Tikken.
En ver- Gelyk de Dampen, die naderhand alsR^ fpreld degen weer zullen neervallen, de alierfya^^nbsp;zeU dér Deeltjes van alle oorfpronkelyke Stoffel’’nbsp;Vrugt. waar uit de Natuur de GraeKgiffiLighaamii”nbsp;^j'^['^^^‘^‘zamenftelt, de Zouten, by voorbeeld, Z»^^'nbsp;veis, Oliën, en dergelyke, met zig uitnbsp;Aarde optrekken, of dezelve hier en eldcl*nbsp;in den Dampkring ontmoeten; zoo voer^’’nbsp;ook de Wolken, door de Winden voortg*^'nbsp;dreeven, aldieeerfte beginzels van denbsp;plaats naar de andere, en verfpreiden ze gin'’nbsp;cn heerwaarts over de Landen op een vff’nbsp;dat ’er nimmer ergens gebrek aan zy. O'’’nbsp;die eerfte beginzelen en Stofdeeltjes tydi®nbsp;geevcn, om z'g in genoegzaamen overvlo^^nbsp;weêr by één te vergaderen, laat mennbsp;geputte Landen ruften en braak leggen;
bS'
-ocr page 381-De Waterverhevelingen, 315
dezelve meteen verfchillend zoortxi.LES. Zaad, en doet ze beurtelings, nu dee 2. Af-dan die Gewaflen draagen. Want hec^ ^
*^^0 Gewas heeft dikwils de beginzels niet ^°°dig, welke het ander gewoon is uit denbsp;^^rde te trekken (’^).
Regen heeft egter ook zyn nadeeien, Nadee-zyn voordeelen, en kanzomtydszoo ^ kwaad als goed zyn. Als hy te koud gen.nbsp;of te overvloedig valt, of wel te onpasnbsp;liuken tyds, vertraagt hy den groei dernbsp;^^^afl'en, en belet de Vrugten ryp tewor-en hun vollen Wasdom te krygen;nbsp;het Graan op het Veld fchiecen ennbsp;Koorn inde airen rotten; vernielt hetnbsp;*^d, maakt de Wegen onbruikbaar, ftremcnbsp;^^hVaart op Rivieren en Scrooinen, die hynbsp;hun Oevers, Dyken, en Dammennbsp;^ec ryzen, en dc Landen wyd en zyd on-Water zetten; waardoor, nevensande-^eklaaglyke onheilen, de Handel belem-of afgebroken, en fchaarsheid en ge-*'2ic veroorzaakt worden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Vry
1 [Veigelyb ‘de XJitgtuogtc Verhandirmgtn ’t VI, bladz, is$.]
-ocr page 382-3IÖ De Waterverhevelingen.
XI. LES. dikwils gebeurt het dat men
2. Af- en zoratyds, doch inerkelyk zeidzaart’^’’’
Hooz'n nbsp;nbsp;nbsp;verbaazend en teffens
gevaarlyk Verfcbyozel ontmoet, ’t men een Hoos noemt. Het is een z'v''®^'nbsp;re dikke Wolk, die zig in de Vorm vannbsp;Rolronde Kolom, of omgekeerdennbsp;van boven benedenwaarts verlengt ennbsp;flrckc: zy werpt rondom veel Regen oft^^'nbsp;ge! '-an zig, en maakt een geluid, dat i'*®*'nbsp;kwalyk geiykt naar het geraas, ’c we'k meOnbsp;Zee, aisdieongeineen beroerd en onRuid’’^nbsp;is , hoort maaken. Zy werpt Booms'”nbsp;Schuuren, Huizen, overal, waar zevoorWnbsp;dry ft, om ver, en als ze boven een Sd’’?nbsp;breekt, mift het zelden, of zy doet het Z'®'nbsp;ken en ten Gronde gaan. De Zeelied^''’nbsp;die hun gevaar kennen , doen hun uitef^^nbsp;beft, om ze te vermyden en ’er zignbsp;ver van af te houden als hun eenigzinsnbsp;gelykzy; doch zo zy ze niet ontgaan k^O'nbsp;nen, en de Hoos hun allenskens nader kom'-’nbsp;tragten zy ze met hun Gefchutaan ftukk^®nbsp;te Schieten, eer ze ’er onder zyn, omnbsp;gedreigde overftrooming, als hy boven hiquot;’
£)e WATERVERHeVELINCEW. 3T7
^Chip breeken mogt, voor te komen. Wei-ji.LEg, Waarneemers hebben den tyd gehad,nbsp;die zoortvanVerfchynzels met genoeg.
’^^arne naauwkeurighcid en bedaardheid van ’'aby tg onderzoeken; en daar om is mennbsp;'^*0 (Je vvyze, waar op zy ontftaan , ge*
''Oftnd worden, en wat ’er aanleiding toe
p. 5.
di,
noch niet ten vollen onderrigt. Men Memoires Saloofc in ’t algemeen, en op een tamelyknbsp;^°2den Grond van’ waarfchynlykheid, dat Sdenc.nbsp;Wolk, door de kragt van twee Winden,
uit regtdraats tegen elkander ftrydige
^“gen, naar maate van de fnelheid, waar
waaien, en wier ftreeken evenwydig elkaar loopen, gedwongen rondtedraa-de Vorm aanneemt van een Draaikolknbsp;Water, die zig min of meer wyd uit-®‘dt, en korter of langer is in zyn neêr*
*^®de hy rondgedreeven wordt , en naar ^®ate dat de Winden, die hem om doennbsp;’’^^ien, een breeder of fmaller ftreek vannbsp;maaken (*).nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Veel
j, ^ 1 [Men vindt in het Derde Deel der Vertende-v»n de Hollandfche Maatfchappy bladz.
sar,
-ocr page 384-513 De Waterverhevelikcei^.
({c
. Veel aan merkenswaardige zaaken
ik nog over deWaterverhevelingenteZ^ê' gen hebben; doch dan zoude [ik de pa®*®*
X I. LES, 2- Afdeel.
in
iK
Stanhu sius RE'nbsp;STA. Denbsp;CHAL-
les.Ger
STEN,
Musea EN-EROEK,
an verlangt te weeten, kan de Schry''' zelve raadpleegen, die met voordagt o'’nbsp;deeze Stof gefchreeven hebben, en daaf
ver moeten te buiten gaan, die ik my opftel van dit Werk voorfchreef, waarinnbsp;niet zoo zeer een volkomen verhaal bccög^®nbsp;tegeeven, van al de Uitwerkzelen,nbsp;fchynzels der Natuur; als wel de oorzaak®”nbsp;kortelylc te verklaaren van dezulke, die*’”^nbsp;meeft bekend zyn, en boven anderenbsp;'king verdienen, De Leezer, die ’er
^e(
V tiJ ijcuucij^ CU uufc**
de Gedenkfchrifcen inzien der beroein^^^^
0^’
jzi, een meer dan gewoon naauwkeurige en ge befchryving van een Hoos , deizelver Geboort®nbsp;U'itwerkzels , door den Heer DRYFHOUT waarg®quot;*^nbsp;men. De Leezer kan ’er teffens eenige byzondcrenbsp;merkingen en nieuwe gedagten over dcrzelver ooii®’nbsp;zien; welke die Heer ook wel aan twee tegenfl'ynbsp;Windftreeken toefchryft, doch die op een anderenbsp;gen elkander en op de Wolk werken, en door fauf ''nbsp;fchlilende Graaden van Koude en Warmte inzoA^*'^^nbsp;tot her Vormen der Hoos aanleiding gesven.]
-ocr page 385-De Waterverhevelinges. 319
^'^adetnien, waar in hy een Verzameling, XI.LES.
de gewoone Lyften van Weerkundige'^' ^aarneeraiegen voor yder Jaar, zal kunnennbsp;^’Dden (*), .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hgiques.
*ï'weërlei verfchülende Zoorten van Be*
^'^ader zoort van Trilling, waar mede deweeging Dn,.'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. o ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 van dea
*^eit]es van de Vloeidof aaugedaanworden, Damp.
die hen ecnige ooger.blikken agter een kring.
Hutijjen en trillen doet, zonder hen van
te doen veranderen (f). De ander
be-
^ [Ik kan niet nalajten , d«n Nederdnitrchen Lce^
^ nbsp;nbsp;nbsp;de naauwkeurige en breedvoerige belchryving
^«erverhevclingen ran den Heer MUSSCHEN»
., in het 39 Hoofdftuk van zyn Natuurkunde,
“''derheid aan te pryzen,]
' Tegen deeie Bepaaling , welke die van ’t 1 is , Zou men als een tegenwerping mogelyknbsp;“ «nbrengen , dat het Geluid en de Slag van
-ocr page 386-gao De WaterverhevelINgeJï.
DEEL.
CC!gt;
eeö
die
^ meê een groot Vak Lugts, in een onaf§®
broken loop, van plaats verandert, met zekeren Graad van Snelheid, en volgensnbsp;bepaalde Loopftreek. De eerfte van
twee Zoor ten van Beweegingen noemt Geluidy de tweede maakt dat geen uit»nbsp;welk wy den naam van Wind geeven-
Denkbeeld van ’tnbsp;Geluid.
Het Geluid ontflaat in’t algemeen Borzing of het tegen één ftooten vannbsp;Lighaamen tegen malkandcrenj wierDS^**”
jd5)
’t Gefchut of Schietgeweer de Venftef Glazen ,j
Vertrek of digt by gelegen huis aan ftukken
welk niet gefchieden kan, zonder dat ’er een me»* ',
q(
ke yerplaatzing van den Klomp Lugts , die teg^” ^ aelve ftaat en daar op dezelve indrukt ofnbsp;plaats heeft. Doch men zal uit het geen verder *»’nbsp;Lid over dat ftuk gezegd zal worden, duidelyknbsp;zien: dat zulk een geweldige Beweeging en plas»»nbsp;andering van de Lugt het Geluid zomtyds wel vef^'nbsp;kan, maar dat zjr aan hetzelve niet noodzaakel?!»nbsp;is, en zelfs in de gewoonlykft* en meeft voorkom®^^nbsp;gevallen van Klank en geluidjeeviug geen plaaas W®
Nollet-
-ocr page 387-Het G e l ü I d.
32I
daardoor aan ’t fchuddengebragt, deXI.LES, die hen omringt, óp dezelfdenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
^ ^ygt; en van alle kanten rondom, tot op Zekeren aftland , trillen en fchuddennbsp;^ En deeze Trilling-worJt aan alle aa-Lighaamen, voor zoo ver zy tot zulknbsp;^ Zoon van beweegingbekwaam zyn,over-meêgedeeld, die zy binnen haar be»
1^^‘^enin den ganfchen Kring van haar wer-j^'I'Sontmoet: zodanig dat dus een zelfde als men ze Haan of luiden laat, zignbsp;een ontelbaare menigte van Menfchen,nbsp;zig daar om (treeks en onder haar bereiknbsp;j,*^''*nden, tefFcns booten doet. Men kannbsp;Geluid derhalven in drie verfdheiden op^nbsp;in aanmerking neemen: i. Voorzoonbsp;het is in het Geiuidgeevend Lighaara:
¦ deMiddelllof, die het overbrengt; ea
lo
''an
¦ia;
h-t Zintuig, dat’er de Indrukzelen ontvangt. Men zou zig mogelyk ook
^•¦cnboveD onderwinden kunnen, öra nog
(i
P verder te gaan; en het Geluid tot
^0 Ziel zelve te volgen, dife’er het Denk
van gewaar wordt.
X
OEELi
Doch dat is een ftuk,
32S Het Geluid*
XI. LES. ftuk, ’t welk tot de Bovennatuurkunde^^ 2. Af- hoort, en niet in niyn Ontwerp valt-zal met het Gehoor even eens te werk
gelyk ik roet de andere Zinnen gedaan!
ihel’*
der
en roy vergenoegen met het Voorwerp aan dat deel van ’t Zintuig te geleide'”
Èfi
ae*
daar de gewaarwording gefchiedt, zon
my op te houden met het onderzoek ho^ op welk eene wyze de Denkbeelden by»nbsp;legenheidvanhetgewaarwordelykVoörW®'^
verwekt en geboren worden.
P^an de Geluidgeevende Ligbaamen-
Geluid- Geluidgeevende Ligbaamen^volgcüS
geevend woone en eigentlykebetekenis van datKn®
' woord, noemt men zulke Lighaaroen»
Geluiden, na deBotzing of Wryving^ „
dezelve deedt geboren worden , duid^'^^
en onderfcheiden zyn, met malkanderco
geleeken kunnen worden, en eenigen
’c zy lang of kort, duurcn. Want oU
dit getal behooren zulke Zoorten van ^ haamen nieti, wier Val, (looting of fchudn' ^nbsp;flegts eeu fchielyk geplof of verwardGel'^
-ocr page 389-lt;3f
Saraas liever, hooren doen, gelyk, byXi.LKS. °°fbee!d, dat van een Kar of ander Vragt»
, 'c welk men uitftort, het ruifichcri loopendeBeek, het loeieneakletzen
onftuimige Golven. Men begryptder-
||‘*ben ligtelyk, dat het alleen de met Veer» voorziene Lighaamen zyn, die, vol-deeze onze bepaaling, dennaamvannbsp;^luidgeevende Lighaamen verdienen; ennbsp;het Geluid, ’t welk zy vóórtbrengen,
^^*1» zoo in duurzaamheid, als inKragt, ^^^Qredig moet zyn aan de Slingeringen,nbsp;hun gefchudde en trillende Deeltjes
I. Proefneeming. .
Toefiel.
F'iguur 2, ziet men een Glazen Klok PL. r. ^%«bccld, die vaft en onbeweeglyk hangtnbsp;||*®^hen tweeS ylen, welkeopeen Voetftuknbsp;Men geeft zagtjes eenige flagen opnbsp;rand van de Klok, om haar Geluid tenbsp;geeveii; en draait daar op aanftonds denbsp;X inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Schroef
324
Het Geluid.
DEEL.
XI. LES'Schroef A, die in de dikte van den Styl t'Jt 5' Binnenfchroef heeft, naar de Klok toe,nbsp;zoover, dat haarFunt zeer na aannbsp;komt, en zoo na als mogelyk is, zonder eê'nbsp;ter de Klok te raaken.
Üitwerkzels.
Een Klok trilt.
Men hoort een kleine ruiffching en lend Geluid van het Glas tegen dePuntnbsp;de Schroef, en dat ruiflchend Geluid duur^’nbsp;zoo lang als de Klok klank blyft geeveP*
II. Proefneeming.
' Toejlel,
PL. I.
3.
Men fpant eenLierof Klaveflmbel-Sn^a'”’ die omtrent twee Voeten lang is,nbsp;twee vafte Punten B en D, en druktnbsp;een Tandeftooker, Speld, of iets dergelv''^nbsp;op het midden der Snaar, om haar te dö^’’nbsp;Klinken en Geluid geeven.
Een
Snaar
Slingert.
Uitlt;werkzels.
TerwyldeSnaar klinkt, ziet men haar
dl
Het Gelui
325
^edaai
3 ftaat afgebeeld, aanneemep: en^-gedaante verlieft 'ze tefFens met haar ; zoo dra men haar met den Vinger .
Of
^enig ander vaft Lighaam aanraakt. Ophelderingen.
^ ^en kan een Klok aanmerken, als of* zeüenk-®ftond uit een aa,neengefchakelde reeks van Y®” iQgswyze Banden of Riemeny wier Mid- zei vannbsp;^*'ynen, volgens een zekere evenredigheidnbsp;^''^fiskens kleiner wordende, m Figuur
Dte van een Raam BCD£, gelyk hecxi. LES.
de geftippelde Lynen i, 2, 3,4, j, 7, worden afgebeeld. Yder van die
PL.j. Fig. 4. 5.
’'^Dgswyze Riemen kan men wederom, in dikte, waar raeê hy zig binnenwaartsnbsp;genomen, aanmerken als een Plattennbsp;'^’gj die uit verfcheidea Eenmiddelpuntigenbsp;^‘¦^rekken'isz?Lm^ügeCte\d:it\Figuur5Wordt^ences
hy
hl
''srtQond als uit drie dergelyke omtrek of kringen beftaande , die alle éénnbsp;*^'fde Middelpunt hebben. Het geen ik vannbsp;van die Platte Ringen zeggen zal,nbsp;X 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;moet
Cmcen-
triques.
XI.LES, 2- Afdeel.
En der-
zelver
Ringen.
Poreux.
de
waar uit de Platte Ring beftaat, en die
PL.t.
Fig. 5.6
Hun
Vorin-
vei'wiffe-
ling als
zegefla-
gen wor
den.
1 nbsp;nbsp;nbsp;Deel.
2 nbsp;nbsp;nbsp;Stuk.nbsp;bladz.
326 Het Geluid.
moet men begrypen , dat ook in “ andere op dezelfde wyze plaats heeft-Indien de Stof , waar uit de Klok ê®nbsp;maakt is, niet Tl was, zonder eemgonbsp;dige tuflchenruimtens en openingen,nbsp;den al die eenmiddelpuntige onitrekk^”’nbsp;dikte van de Klok uitmaaken, alle doo’’nbsp;gaande en onafgebroken Lynen zyn,nbsp;ze in Figuur 5 vertoond worden.nbsp;wyl de Deeltjes, waar uit ze zamenge^^®*^nbsp;zyn, kleine openingen en ledige ruimt^''*nbsp;hier en daar, gelykalleyleStoffen,nbsp;elkander open laaten, ziet men dieRio?^''nbsp;in Figuur 6 op een wys afgebeeld, die d’nbsp;de waarheid en de natuur der dingen di*nbsp;overeenkomft heeft.
Menbrenge zig thans wederom te bind^*'^ ’t geen we voorheen gezegt hebben, .nbsp;wy van de weerfluitendeBeweeging
Dat een met Vccrkragt begaafdeBïJ»
„ op een Marmeren Tafel valt, zynKIo^*'*^ ,, ronde gedaante verheft, endezelvednbsp;,, weder aanncemt, dan nadat hy cen'ê^^
}9
433.
-ocr page 393-327
Het Gelui
*gt; tyd een Ei of Langrond Lighaara geweeftxi. LES.
’gt; gt;s, wiens groocüeMiddeliynbeurtelings ’» '0u eens Waterpas dan weer Loodregt ge-•gt; ftaan-heeft”. Hier uit volgt nu, datnbsp;quot;'tonneer men van buiten tegen den rand vannbsp;Klok flaat, die een met Veerkragc be-S»afde Ring is, als die van Figuur 7 , nietp^_ jnbsp;'^quot;Letters a, amp;, e, d afgetekend, dat dezel-frg. ?•nbsp;een langwerpig ronde gedaante zal aan-''kernen, beurtelings nuopdeezedanopgee-''^wyze, nu Loodregt heen, dan Waterpas.
in deeze Vonnverwiffelingen beftaan de ^’ingeringen, die een Klok maakt. Het ge-^^slte a by voorbeeld, van de Klok, metnbsp;groote Snelheid beurtelings, nu van ƒnbsp;’^'^ar g, dan weder van g naar/, wykendc,
^'¦ykt en ftoot dus telken reis tegen de Punt de Schroef, en maakt dat geruifch ennbsp;‘'¦'llend Geluid, ’t welk het voornaamllenbsp;^itwerkzel was van deEerfteProefneeming.
^aar deeze Cirkelronde Platte Ring kanderDeek-Seen langwerpig ronde gedaante aanneemen,jj^j® zy 'er deeze twee dingen meê gepaard Vormkaan. Vooreerft kan zulks niet gefchieden,
X 4 nbsp;nbsp;nbsp;of
-ocr page 394-328
Het Geluid,
XI.LES of kleine Reepjes of Draadjes, waaf de Ringen zamengefteld zyn, moeten 2'ênbsp;twee Lynregt tegen elkander overfta'quot;'?'
DpEL.
Plaatzen van den Omcrek , rn eens buigen, dan weer minder, nu eenskroWnbsp;dan vlakker worden, dan hun natuurly*'^
Bogt of Boog is, wanneer zy, in onaangef' den ftand, een gedeelte van denCirkelon'h’nbsp;der Klok uiemaaken. Ten tweeden, JS'‘nbsp;noodig, dat op de plaatzen, daar de krO'’’nbsp;fteBogt gemaakt wordt, die Deeltjes,nbsp;ke de buiten (te Laagen en Kringen vorm^'’’nbsp;verder van elkanderen afwyken, en rui*’^^'^nbsp;tuflehen openingen maaken, dan ze gev^o^’”nbsp;zyn te doen, terwyl ze zig in hunnatuur^ynbsp;ken (taac bevinden,
...... Ten opzigt van de gefpannen Snaar,
beeld vaniieve men zig ook te herinneren, wat v?y deSlin-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vCr
gering ''quot;an gezegd hebben , toen wefprakenO''
de Wetten van de Veerkragt, naamelj'^'
aaO
Denk-
eener
Snaar.
1 nbsp;nbsp;nbsp;Deel.
2 nbsp;nbsp;nbsp;Stuk.nbsp;430-
„ Dat haar Slingeringen, die haar zig ,, ons Oog doen vertoonen onder de geda^^nbsp;,, te van een Langwerpig Raamnbsp;die Slingeringen gefchiedenongemeen fehgt;?'
ly!'* gt;
Het G e l u.r d, 3:9
DEEL.
cn de aandoening, welke ze onsgezigtx, LES. gewaar worden toen ze een Hoek bo-''^Owaai ts maakten, is nog niet uitgewjfcht,nbsp;blyfc nog op den Bodem van ’t Oognbsp;5 als zy ons een tweede aandoeningnbsp;'^Oet gewrar worden, met een Hoek bene*nbsp;^'^Qwaarcs te maaken) „ dat dieSlingcrin-gen .zeg ik, veroorzaakt worden door denbsp;’gt; vvederwerking van al de kleine Vezeltjes,
en
die
55 Waar uit de Snaar zamengefteld is”. Want de Snaar een Hoek maakt, is ze onge-^''’yff'cld langer, dan wanneer zeioeenregtenbsp;^Vn van ’c een vaftePunt, waaraan ze ge-^P^onenis, naar ’c ander loopt. Haar klein-Deeltjes moeten derhalven onvermyde-ffiin of meer van elkanderen afwyken,
2ig een weinig van één verwyderen, om
rekking en verlanging der Snaar goed te Piaaken; en naderhand weer tot elkandernbsp;kaderen, om dezelve baareerlteengewoo-Pe langte wederom te doen aanneemen.
Ik begryp derhalven in de Snaar zoo welAIgemec-in de Klok, wanneer men dezelve Ge- quot;onXm* 'd doet geeven, tweeverfcbillendeZoor* SIinge-X 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ten™ëquot;quot;'
-ocr page 396-330
XI. LES 2. Afdeel. I
Totaks.
Particu-
Ueres.
DeKlank
ontftaat
uitdeBy-
zondere
Siinga-
lingen.
Hïtt Geluid.
ten van Slingeringen. De eerde zal ik gemeene noemen, om dat het Slingeriog^^nbsp;zyn , die van het ganfche Geluidgeeve'’nbsp;Lighaam in zyn geheel beflag enomtrekg*^nbsp;nomen, gemaakt worden; znïkeSling^'’*''nbsp;gen, naaraelyk, die de Kiemen van denbsp;van Cirkelrond, gdyk ze natuurlyk 0'nbsp;langwerpig rond maaken, en die ons een?®quot;nbsp;fpannenLier of Klavefimbcl Snaar ondernbsp;gedaante van een Raam vertoonen. ^nbsp;Tweede zal ik den naamgeeven vannbsp;dere Slingeringenj die, naamelyk, well^^nbsp;aan de kleine Reepjes en Stofdeeltjes ionbsp;byzonder eigen zyn, en welke men kan aaquot;'nbsp;merken als deGrondbegiazels van deeei'ii^'nbsp;genoemde Slingeringen.
Men had zig voorheen altoos verheel^» dat de Klank der Geluidgeevende Ligk^®”nbsp;men oncftond uit hun Algemeene Slinger*®'nbsp;gen; maar men heeft zeden deongegroB*^'nbsp;heid van dat valfch Denkbeeld ontdekt gt;
’t zyn de Heeren Perraült, Carré’,
DE LA Hire inzonderheid, wien men da®' ze ontdekking verlchuldigd is. De laatft®
vai*
-ocr page 397-Het Gelüïö. 33*
(Jie (jrie Leden der Kouinglyke Akade- XI. LES. *^•2 bewyft door middel van een zeer een-^'
- nbsp;nbsp;nbsp;. D E B L.
'¦oudige Proefneeming , dac de Klank ei-ë^otlyk en alleen geboren worde uiideiS^r-^^^dere Slingeringen der kleine onzigtbaare ^^eltjes, „ Als men, zege by, een Veev''Memoiresnbsp;’gt; tangetje of Nypertje laat hangen op den denbsp;’gt; Vinger, en deszelfs beide Beenen met denbsp;andere Hand toenypt, en vervolgens ^ 716*
„ nbsp;nbsp;nbsp;r,,.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;pag.z6j[.
Weer loslaat, zullen ze Slingeren, tpaar
Eondereenig Geluid te maaken ; doch zo
’gt; öien ’er, in plaats van ze op die wys in
btweeging te brengen, met den Vinger of
*» eenig ander hard vaft Lighaam op flaat,
’gt; Zullen ze ook wel Slingeren als te voo-
fen, maar teffens een zeer hoorbaaren
Klank van zk geeven: wat heeft hier nu
’» öeeraplaats behalven de beweeging, die
*gt; ’er de eerde maal ook plaats hadde, dan
een Trilling in de Deeltjes van ’t Yzer,
en welke men zelfs duidelyk voelen kan,
als men’er metdehandzagtjes aanroert”.
Aan die Deeltjes derhalven, die gelchud^”^®''^^ 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;L, ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;doorde
'borden en trillen, moet de Klank toege-aigemee-
fchree^
-ocr page 398-332
Het Geluid.
2. Afdeel.
ne be-ftierd.
XL LES, fchreeven worden; en op deeze Proefo®®' mirgmagmen met goedRegt befluiten,nbsp;in alle Gevallen, in welke men de twee voo^'nbsp;heengemelde Zoorcen van Slingeringennbsp;elkandere zou kunnen fcheiden en elkafzo”'nbsp;derlyk doen werken, men nooit eenignbsp;luid ofKlank zal krygen met die Slinge’quot;’'’”nbsp;gen , welke wy de Algemeene noemd®”’nbsp;maar wanneer dezelve, gelyk roeeftalpia®'*
heeft, uit de andere of fi3izo7Z(fFrFvSiinger’®' gen geboren worden, regelen zy, hoe^^*nbsp;ze uit zig zelve geen Klank maaken, egt^^nbsp;de Kragt, de Duurzaamheid , .den vef'nbsp;fchillenden aart en Toonen van den Klanfc
Gevolgen.
.Stoffe en Het geen wy tot Opheldering der
Iten en
Schel.
ictjes.
voorgaandeProefneemingen gezegd hebb^ö’ zal ons verder dienen kunnen om redennbsp;geeven van verfcheiden gevallen ennbsp;fchynzelsvaneen dergelyken aart,dieopna^''‘nbsp;king waardig zyn. Waarom, by voorbeeld»nbsp;neemt men tot het Gieten van Klokkennbsp;gemengd Metaal, ’t welk uit Tin en
J ICO'
-ocr page 399-Het G e l u r d. 333
zametigefteldis? Om dat alle zamen-xij LES* Mctaalen harder, wreederen vafter^-Lighaam zyn; en bygevolg meer Veer-^’’^gt bezitten , dan de enkele Metaalen,nbsp;uit (Jat Mengfel gemaakt wordt: en de- .nbsp;de Geluidgeevende Lighaamen zoonbsp;beter eo fterker Klinken, naar maatenbsp;derzelver Deeltjes Veerkragtiger zyn,nbsp;^^^hitmen de Stof, waar van mendeKIok-Schelletjes giet, niet zuiver, maarnbsp;^^hlengd, om ze te meer Klank te doen heb-Het meerendeel der gewoone Tafel-'¦^^Uetjes is egter flegts van Koper;
’t is een liegt zoort van Koper, on-jJ'^^edbaar geworden , ’t welk de Werk-^
^®den Kkkfpys gewoon zyn te noemen; en ® nbsp;nbsp;nbsp;'
.'^'’yl die Stof zeer hard, wreed, en brofch
3S nbsp;nbsp;nbsp;*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’
’ geeft ze beter Geluid, dan nieuw en zui-
Koper, ’c welk zagter t'an aart is, by ^•inaani van Tïood^ö^er bekend, doen zon.nbsp;hien de Tafelfcbelletjes van Zilvernbsp;en’er het Zilver zuiver en onge-toeneerat,zuIlen ze zeer flaauw endofnbsp;Klank Zyn, ten zy men dat gebrek weder
-ocr page 400-334 Het GEtuiö»
2. Afdeel.
XL LES. der vergoede, door ze Koud te fmeedeo ^ te Hameren ,• want daar door zet meonbsp;Deeltjes meer Veerkragt by.
’t Belem- Men ftopt den Klank van een Klok» Stoppenquot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fchielyk flil houden, als men
IClank.
van oen met de Hand of eenig ander Lighaam 33’’” raakt, om dat men dus haar Slingeringennbsp;Trillingen belemmert en fluit. Hieromnbsp;ven ook de Klokken der Uurwerken, alsnbsp;Sneeuw op legt, een dof Geluid, evennbsp;OGk de Trommels doen, wanneer mennbsp;by Lykplegtigheden met zwarte Stof of^^®nbsp;ken bekleedt. Om de zelfde reden kaon^^nbsp;een gefcheurde Klok haar Trillingen n'^*^nbsp;behoorlyk volvoeren, dewyl deRandeO^^quot;^nbsp;Scheur vvederzyds tegen elkandernbsp;ten, en onderling hetzelfde Uitwerkzelnbsp;elkaar hebben, als of’er eenig vreemd bi?nbsp;haam ware , ’t welk de Klok aanraakt®'nbsp;Waarfchynlyk zou het minder belemmer*'/’nbsp;aan den Klank geeven, indien de Klok,nbsp;plaats van enkel gefcheurd te zyn, een*''nbsp;me barfthad, die ter vvydtevaneenVing®*^nbsp;breed of meer gaapte. Men kan bier
def
H Ê T Geluid. 335*
'^^fook nog aanmerken, dat de Uurwerk-XI.LES. I^^ükers altyd zorg draagen, dat de Hamert-'* der Klokjes aanftonds na den flagfchie*nbsp;door een Veer weer opgeligt worden jnbsp;dat hetzelfde Lighaamj’t welk den Klanknbsp;'^roorzaakce, denzelven niet weder be*
, '^dieren zou, door te lang op het Klok-ruiten.
öevvyi het Geluid nooit iets anders is, Geen Ge.
een reeks van ageer een volgende Sünge- is boo« 1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;onbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aanhou-
begrype men, dat ’er nimmer eenigdend ea
^'uidofKhnk zvn kan, die volflrekt aan-?quot;®%e-noi,. , nbsp;nbsp;nbsp;„ ¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;broken,
«aend en onafgebroken is. Dat hy ons
toefchynt, komt alleen daar van daan, de TufTchenponzing tuffeben de eenenbsp;’dgeringen de andere te kort van duur is,
^ '’an ons onderfcheiden en gemerkt re '^'inen worden. Niets is beter in ftaat omnbsp;die waarheid duidelyk te doen erkennen,
^ Q een Speeltuig, dat met een Tongetje ^•¦zieD is, gelyk een Schalmey of Zak--öa«fWf.
Een Tongetje in zulke en dergelyke y^^^^peeltuigen is zamengefteld uit tweenbsp;‘^i'kragtige en eeer duanePlaatjes ofReep •
jes
-ocr page 402-35lt;5
Het Gêluiü.
XL LES.jes van Metaal, van Hout, of eenigs
Aan’teeneendzynzeaanraalkan'^^’^ gevoegd, en maaken met hun beidennbsp;; klein Pypje uit : aan ’t ander end zj^nnbsp;plat, en komen zeer na aan elkander, z^’”'nbsp;der zigegterwederzydsteraakcn. Alsnbsp;’t zy door ’c blaazen met den Mond ^nbsp;door den Wind van een Blaasbalg, dat T*’®”nbsp;getje in beweeging brengt, flaan denbsp;Reepjes met een ongemeeneSnelheid
9i
elkander aan, en maaken een Geluid ? welk niet minder aanhoudend en onafge'^'^^’nbsp;' ken fchynt, dan dat van een Fluit, ofnbsp;een Viool. Dewyl egcer dit Geluid bier
kerlyk ontftaat uit de herhaalde flagen'’^” het eene Reepje tegen het ander, is het o^'nbsp;betwiftbaar, dat ’er een kleine tulTcbenP'^^'nbsp;zing tulTchen de flaagen plaats moet hebh®”'nbsp;en de Klank, dien ze maaken, niet voldrel^^nbsp;aanhoudend en onafgebroken zyn kan.
’t Ge- ' Het Geluid, dat de raQeü.elnfektenamp;oo'^ Zang van gewoon zyn te maaken , gefchi'; ^nbsp;B'/en, door middel van een \\rerktuig, ’c welk n’
Muggen, jjyyajyijin 2ynmaakzel of werking naarz^^
-ocr page 403-Hbt Geluid. 337
-tongetjevandeBlaasfpeeltuigenge^ykt.XL Les. , men dwaalt, indien men, gelyk men
\'ep) , nbsp;nbsp;nbsp;j Cl jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;deel.
‘ól doet, gelooft, dat het gebrom van
uggen. Vliegen,het zingen vanKre- Kiekcls.’
o • nbsp;nbsp;nbsp;Xnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•
’ ^pi nghaanen, uit den Mond van dia ’^'¦en voortkomt, of uit de Werktuigennbsp;^ mee zy hun Voedzcl nuttigen. Ianbsp;'^migen is het een byzondere wyze vannbsp;^ opperen tnet hun Wieken; in anderen is hetnbsp;,^'^slen op een zeker zoort van Trommelt*
Uals; gelyk men duidelyk gewaarwordt dommige Sprinkhaanen, die zig in denbsp;^•likengewoonzyn te onthouden,en geennbsp;®'^gels hebben.
damp;ar is het Geluid altoos zynoorfprong Geluid ^Tchu) lisdaan deBotzing, of aan het
één Haan van twee Vafte Lighaamenftoffen. elkander ; gelyk dat van een Klok,
® met een Hamer geflagen wordt, of dat ^naar, die met een Nagel of metnbsp;^ geroerd en getroffen wordt? Zou-De KL
’ vat zy zomtyds in den Buik hebben zit-gelyk de Krekels; terwyl anderen weder üpdeRugdraagenniet ver vanhun Bord
3j* Het Geluid.
(
XI LES.den de VloeiflcfFen niet wel van dien
zyn, dat zy uit zig zelve Klank en
2. A F-DEEL.
gaven,- of zouden zy ten minften met eenig hard Lighaam geflagcn vvei'
niet in Haat zyn, om Geluid te geevCR- .
’t Zy ge- Men zaldeezeVraagen zonder veel ^
flagen, ’t^g [junnen oplolTen, als men met eenig^ zy tegennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, Js»
elkander merkzaamheid Iet op zekere UitwerK^
aange- die ons dagelyks voorkomen. EenZ'^®^^, boft.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hel
Ilag, dien een Voerman klinken doet» gonzen van een dun Plankje, ’tnbsp;Kind aan ’t end van een Touwtje fchi^
omfnort, het huilen en piepen vaneen
CS'
je, dat men met een groote Snelheid hee^
weerflaat; wat is dat anders dan het ^ luid, dat een Lugt, door èen hard Lig^^^nbsp;getroffen, van zig geeft? In al dienbsp;en in ontelbaave andere, is het een Vlo®'nbsp;derhalven, die Klinkt, Geluid maakt»nbsp;wier Deeltjes aan ’t Slingeren en TriH^onbsp;bragt zyn, om dat zy door een vaftnbsp;haam gebotft en geflagen werden.nbsp;Geluid van een Pypje of Fluit kan iknbsp;anders vinden, dan een zeker gcdeeltet-’^^jj
-ocr page 405-Het Geluid.
*^1!: denMond vandenSpeelergeblaazenXI. LES
, en tegen een ander gedeelte Lugts, Speeltuig beflooten, aanüoot.. Wantnbsp;A'rüiingen van het Hout en ’t Speeltuignbsp;doen ‘er, dunkt my, niets toe; tennbsp;'nogelyk om den Klank, die reeds ge-is, met meerder of minder galmennbsp;'^gt te doen voortkomen en over te bren-Het geen my denken doetj dat denbsp;’'dlingen van de Fluit zelve aan het Vor-der Klanken , die ze hooren laat, geennbsp;heeft: is, dat men ze in de hand houdt,nbsp;j. ®3nraakt,terwyl ze fpeelt,en datbaarTril-’’Sen of Slingeringen, zo ze ’er eenigehad,
die aanraaking belemmerd zouden wor' '’eti'.
Af
deel.
en ophouden moeten. Het Speeltuig ®’^tdan alleen maar, om zoo te fpreeken.
dien Klomp Lugts, daar men tegen zyn juille en een zekere bepaaldenbsp;^^^t te geeven, en dezelve, als een Sche*nbsp;*''oo dom te befluiten: zoo dat men ditnbsp;'‘he andere gevallen van den zelfden aartnbsp;^ ‘¦egt als zoo veele voorbeelden magnbsp;“*ien, vvaar in blykt, dat de Vloeiftof-y anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fen.
340
Het Geluid.
XI. LES. fen, die tegen elkander aan boezen, Klank geeven.
DEEL. nbsp;nbsp;nbsp;°
riet bree-ken van
Daar zynMenfchen, gelyk reen
die een Glas, het welk zy met zyn open
een Glas deelte voot den Mond houden , door
Kragc van hun Stem zullen doen brce!lt;‘^’’' Dit komt daar niet van daan, gelyknbsp;migen, die weinig kundigheid van dennbsp;des Geluids bezaten, zig verbeeld hebl^^”’nbsp;dat men een fcherpen en ongelykluiden^^*^”nbsp;toon, tegen dien van ’t Glas ftrydig,nbsp;neemt, nog ook, gelyk zeker Schryver,nbsp;een ganfehe verhandeling over dit ftul' ^nbsp;fchreeven heeft,’ beweert, dat de
«c jtatJé nbsp;nbsp;nbsp;f*
Vitr per door de ftem gefchokt en voortgedree''^ btm^arn het Glas indringt, en hetzelve daarnbsp;vecii fo- noodzaakt zig te openen: maar het ko®''
mm nbsp;nbsp;nbsp;daan, dat men den eiê^^
en gelykluidenden toon van ’t Glas treft» zyn ftem flegts verzwaart en kragt
met de Stem.
oeriB'
quot; W
aal
Want dus doet mende.lt;4/g«»2eeneSling'
gen van ’t Glas zeer groot worden,
gevolg ook de^yzaw^/ereSlingeringen, ^
uit dezelve, gelyk voorheen gezegd is»
ftaaB’
Het G e l V I d. 341 niaardewyl deeze laatfte geen plaats xi. LES.
^'*Dnen hebben, zonder dacdeDeeltjes van^' tOla •
«s zig onderling vanéén verwyderenen Qialkander afwyken: zal, als die Slin-^^ricg2n te ongemeen groot worden, dienbsp;l^fwydering en onderlinge afwyking dernbsp;^‘^Itjes eindelyk zoo ver gaan, dat hunnbsp;j^^^'tiand en zamenhang daar door geheel ver-¦¦oken wordt, en het Glas bygevolg aannbsp;en breekt. Met één woord, een met
i'an
^^kki
;;®8tuicgezecteStem doet het zelfde op het '^‘3s, ’t -vvelk een Strykftok op een Snaarnbsp;doen, als men ’er hem te hard en ftyfnbsp;Ürykt. Hier ziet men derhalven we-^^forn een Voorbeeld, dat de Botzingvannbsp;Vloei (lof den Klank in écn va(l Lig-verwekken, of ten minden vermeer-
ii
de;
kan.
de Middeljiofdie bet Geluid omrbrengt.f,^,
fchappen
*-*e Slingeringen, die het Klankgeevendder Mid-
^’?haam maakt, zouden in deuiterfleftilte
Rpf u- nbsp;nbsp;nbsp;• nnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;die t Ge-
quot;‘'chicden, en zonder ecnig het romne hoor-luid o-
^3r Geluid te veroorzaaken, indien ’er tus-f®’^'
’ nbsp;nbsp;nbsp;brengt.
' nbsp;nbsp;nbsp;Y 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;feben
342
Het Geluid.
XI. LES. ^chen hetzelve en ons zig niet de eenc
2. Afdeel.
andere Stoffe bevond , gefchikt, o® zoor: van bewceging aan te neemcn, ennbsp;ons over te brengen. Want dit is een aiS*’'nbsp;meeneRegel en orde in deWatuur, dat
Ligbaam op een ander niet werkt, teo
het of zelf, of door tuffchenk'omit van
2/
de
eene of de andere tuffchengelegen Mi ftof da\ Ligbaam aanraakt: en van allen»
jddel'
die
ooit eenige uitzonderingen op deeze alg*^ meene Wet getragt ofzig verbeeld hebben'®nbsp;vinden, is ’er, mag men met regt zegg^'’’nbsp;noch niemand geweeft, die’er genoegzaai”®nbsp;en voldoende blyken van heeft weeten aa®nbsp;den dag te brengen. Maar fchoon hetnbsp;luidgeevendLighaam al op een Stoffe wei
rK'
te, zou egter nog de voortzetting vao Geluid geen plaats kunnen hebben,nbsp;die Stoffe, of te eenemaal onbuigzaam * ^nbsp;al te week en niet gefchikt v/as, oni door ‘i*®nbsp;zelfde zoort van beweeging bezield tenbsp;den. Twee Eigenfehappen derhalven, i’®'
de zoo noodzaakelyk als tot bereiking
de
dat oogmerk voldoende , worden ’cr if'
Mid'
^Mdelftof vereifcht, die het Geluid zalxi LES. ''''^¦'brengen: i. dat zy een zekeren Graad
Van t'. nbsp;nbsp;nbsp;DEEL.
“ Uigcheid bezitte, op dat haar Deeltjes genoegzaame kragt, en tefFens ook mét
Zouden kunnen werken: 2. dat zy met ^erkragt begaafd zy, dewyl de Trillende en
S^iioegzaame vryheid wederzyds op elkander ¦
«ngerbeweeging uit deVeerkragtderDeelt-ontftaat. De twee volgende Proefnee-**'‘'^gen zullen ten bewys flrekken van de deezer twee Voorftelien.
III. Proefneeming.
Toeflel.
^len plaatft op de Koperen Plaat derp^, j, |quot;'^8cpomp, gelyk in Frgrmr 8 ce zien is, een^%- 8*nbsp;' *'^gt;n ftelfeltje van Raderwerk, ’t welk, alsnbsp;fpeelt, twee Hamertjes in beweegingnbsp;die beurtelings op eenKlokje flaan.
1C Werktuig ftaat op een Looden Voet,
'''elke ruft op een Kullen, met Katoen of ^01 gevuld. Men bedekt het alles met eennbsp;et Vanger, die van boven zyn Bos met nat-¥4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;te
-ocr page 410-344
Het Geluid.
aalcO
XI. LES t;; Schyven Leer draagt. De IVleta® ff' Srce',die ’er doorfleekt, dient om hetk'^’
Jff iu r. L» nbsp;nbsp;nbsp;-rt
ne Hcfboocmje, dat hy vat, teoncfpaoc
en daar door het Kaderwerk in beweegquot;
iring
’I
te brengen, zoo dra men de Lugt, doof pompen, zoo llerk verdund heeft ionbsp;Ontvanger als mogelyk was (*).
UitvaerkzelS'^
(le
pgf, A!s de Lugt yl genoeg gemaakt is, en Klokje Ste£:l van de Lederbos hetHefboomrjenbsp;yjjei'quot; meer vat nog raakt ; ziet men de Harnef^'nbsp;geen Ge- jes op het Klokje Haan, doch zonder
hard Lighaam raakt, daegemeenfehapb^^ met de Buitenlugt, gelyk aan den Scê®*
bet minfte Geluid te hoeren: maar zooli^^^ Werktuig ergens of aan de Koperennbsp;of aan den Ontvanger, of aan eenig
(*) Dit Werktuig ftaat in *t Groot en afgebeeM in het I Deel. 2 Stuk. Figt-nr $ cn ^
Plaat II van dc Derde Les: ahvao.r msn ookbladz. ^ en in de Verkharirg dier Plaat de breeder BerchryV'nbsp;fa#! dat Sceizel en deszclfs Werking vinden kan.
o?
H
-ocr page 411-H E T G E L U I D. 345
^’Oorbeeld, die gediend heeft om het Hef* xi- LES* '^o^tje te ontfpannen, hoort men eventjesnbsp;flaan van de Hamertjes.
XlV. Proefneeming.
Toejlel.
^en piaatfl een Zakuurwerk, met eenPL-^^skker voorzien , op een Looden Plaat,
Ov
lt;4. of 5 Lynen dik is, en zet ’er een klei-Ontvanger, daar men ’took, gelyk in 9 vertoond wordt, in ophangen kan,nbsp;^'‘heen , wiens randen men met Wafchnbsp;’t Lood vaft en digt toe fineert. Overnbsp;'|‘'•ftelzel fpant men vervolgens VierDraa-die men boven den top van den Ont-
'’an
¦ger by één neemt, ligt het’er by op, en '^pelt het in een groot Vat, daar om-^''ent 33 Pieten Water in zyn , 't welknbsp;te voor en van zya Lugt gezuiverd
Uitwerkzeh.
¦Als de Wekker begint te klieken, hoort
men
-ocr page 412-34Ö
Het Geluid
2- Af- van alle kanten ecnigc Duimen Water roD^”
het Geluid is
Water kelyk zwakker, dan naar gewoonte, gehoord.
Ophelderingen.
Geluid
noodig.
De Lugt Een Klokje, dat zyn Slingeringen 'i’ Geluidnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tnaakt, kan dezelve nergens aanna^^^'
deelen en vindt onder zyn bereik geenL*» haam of Stof, welke het zyn Trillende h®'nbsp;weeging kan overzetten. Die Slingericg^®nbsp;ondertuffchen kunnen geen hoorba^''''^'^nbsp;Klank veroorzaaken, ten zy ze zig voortp'^””nbsp;ten door tuffchenkomli van anderenbsp;diezeeveneens doen trillen.-en derhalvectne^^'nbsp;ten ze in ’cYdelgefchieden onder een di^P^nbsp;ftilte, en zonder eenig Geluid te maak^'’’nbsp;Daar is wel, beken ik, geen volmaaktnbsp;inden Ontvanger van onzeProefneeffliD^'nbsp;maar de Lugt, die’er nog in overgebls^'’*'*'nbsp;was, is zoo y! en dun, dat haar Deeltjes,nbsp;te los ontfpannen, geen wcderwerkingnbsp;noeg kunnen doen. De Ecrfle dernbsp;Eigenfchappen, daar wy ftraks van
jccOgt;
-ocr page 413-347
Het Geluid.
ontbreekt hier aan de Vloeiftof; een xi, LES.
S'^noegzaame Digtheid, naamelyk', die haar 2- As-
j\ nbsp;nbsp;nbsp;T} R p I
in (laat ftelc om met behoorlyke op elkander te werken.
^^ènzalraogelyk zeggen, dat, fchoon depyner
^‘’tvanger al ontbloot raogt zyn vandegro
zoort van Lugt, ’cr egceraltydnog eenzetten ’t
^^'’er Stof in zal overbly ven, al was ’t maar, Geleid dinbsp;nbsp;nbsp;nbsp;J^ICC
Van ’tLigt of van’t Vuur; maar waar-voort, ^'ï^ynlyk zal die Stof, welke ’er is,vaq hoedarnbsp;^'g een aart zy ook zyn mag, niecgevoeglyknbsp;^quot;^'^hikczynom’t Geluid vooit te zetten ennbsp;te brengen; ’t zy dan, dat haar Veer-J®gt van een andereiSlatuurzy, dandiedernbsp;^'uidgcevende Lighaamcn, ’e zy dat dee,nbsp;geen vat noch indruk op haar maaken kun»nbsp;om dat zy zoo ongemeen gemakkelyknbsp;^lle Lighaarnen doordringt.
^e zoo aanflonds voorgefteldc Froefnee Vafle van het Klokje in ’c YdeU zoonbsp;bekend en op de Schooien der Natuur-brengennbsp;^•^ade zoo dikwiis vertoond, heeft vee]enj^^.‘^*“‘‘^nbsp;/^en denken, dat de Lugi de ecpigfte Midrnbsp;'^*^of ig j die tot het voortzetten en over^
brcn-
348 Het Geluid,
XI. LES. brengen van ’t Geluid bekwaam is.
2. A F- »gj. bekwaam toe is, èn bekwaamer dan deül. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aJ-
njge andere, lydc zekerlyk geen twyn^'
maar dat zy de eenigfte zoü zyn, is, duf'''*'
my, te veelgezegd. Want waarom
deeze zelfde Proefneem ing zoo wel nief’
die®
liet
tot vol genoegen van de Uitvoerders, iO' ze geen behoorlyke zorg draagen, dat
Klokje met zyn Raderwerk voHlrekt al*®®*'
en op zig zelven ftaa, en dat het nerg^®*
onmiddelyk aanraakte, noch aan de Kopef®”
Plaat, noch aan den Ontvanger, noch aao
Dig ander hard Lighaarn, dat gemcenfc'’®^
heeft mep deBuitenlugt? Waar komt
anders van daan, dan dat het Geluid voot^
gezet en overgebragt wordt door middel
de VafteLighaamen, die van den eenen
aan’t Klokje, van den anderen aan de
lugc raaken.? nbsp;nbsp;nbsp;,
Maar, tot nader bewys: de Vierde Pt®*®
Water zet hetnbsp;Geluidnbsp;voort.
y
neeming, daar we ftraks van fpraaken ODs, dunkt roy, geen de minde twyffelnbsp;trcncdit ftuk over. Was deLugt de eec’»nbsp;fte Middetftof, bekwaam om het Geluid o'®
133'
-ocr page 415-349
Het Geluid.
brengen, waarom hoort men ’t dan, als xi. LES,
DEEL.
Geluidgeevend Lighaam, dóór’t Glasj^'
de;
't Lood beflootec, ia een Vat vol Water '''idergedompeld is? Ziet men zig hier nietnbsp;^^t'oodzaakt te erkennen, dat het Geluidnbsp;den Wekker meêgcdceld wordt aan denbsp;die hem omringt, door die Lugt aan
Ontvanger, door den Ontvanger aan Water, en door het Water aan de Bui-
^enlugj; ?
^ogelykzal men my willen tegenwerpen, die mecdeeling van ’t Geluid niet ge-J^''biedt door middel van deEigen-enStolFe-Deeltjes van’t Glas en van het Water,
^^ar door middel van die der Lugt, welke zig bevatten, en die natuurlyker wysnbsp;slleLighaamen te vinden zyn.nbsp;t)och ik ben deeze tegenwerping, meen waternbsp;reeds genoegzaam voorgekomen, door''®'^nbsp;Van Water te bedienen, dat ik te vcorenferd.'nbsp;zyn Lugt gezuiverd had. En zo mennbsp;l'^fder daar op dringen wiide, dat men nooitnbsp;Water van al zyn Lugt volkomen be.nbsp;^'^'^Ven kan, zeu ik ’cr op kunnen antwoorden ,
35Ó
Het G e l üI fi;
XL LES. den, dat ik het althans van een groots
te V^n 2vn Lugc beroofd hebr en datil'*
D .£1 £ nbsp;nbsp;nbsp;t liu
zo die Lugt tot voortzetting van ’c Ge‘“ onvetmydelyk vereifcht wierd , ennbsp;tnoeft toebrengen, dan ten tninfiennbsp;merkeiyk verfchil in ’c Geluid zounbsp;moeten vinden, als ik de zelfde Proefo^^nbsp;mitig met een even groote hoeveelheidnbsp;Water, doch nu van Lugc niet gezuiv^f^^’nbsp;tveder herhaalde : ik heb egterj hoe opnbsp;merkzaam en naauwkeurig ik ’er ook oPnbsp;lette,- geen het minde verfchil kunnen 8*^nbsp;waar worden.
Ds Vog. Indien ’er iets was, dat ons kon do^”
Veer^quot; twyffcien, of de Deeltjes van ’t Water o
uit
id
V CCl • nbsp;nbsp;nbsp;_ I ijl
kragtrg. zig zelve welindaat waren om het Geie
voort te planten en over te brengen j
het dat gevoelen zyn, ’t welk men ve^l aan kleeft, dat de Vogten nietzamenp^®^^nbsp;baar zyn. Want zo zy ftrikc genomen ^nbsp;naar de Letter w^aarlyk or.zamenpcrsh®‘nbsp;waren, zouden ze ook geen Veerkragtnbsp;zitten; en in een Lighaam, dat geennbsp;kragt heeft, kan dergelyk een Trillende e®nbsp;Slingerbeweeging niet vallen.
-ocr page 417-7
7
551
Het Geluid,
op welke Gronden rufl: dat gevoe-XI. LES. Wac bewvs en Proef had men, om^‘
ttif nbsp;nbsp;nbsp;DEEL.
'• nu toe tegelooven, dat de Vogten niet ^^'ï'enpcrsbaar zyn ? 't Is, om dat de Aka '^quot;np^^rs-'^^'^iften van Florence, en verfcheiden an-baar.
Natuurkundigen, die ’er op verfchil-j *^fgt;de wyzen raeerroaalen de Proef van na-bladz.
Sen
die wy in Haat zyn op hun te oefFe-»eenigerraaate laaten zameDperffen,hec Weinig en in zoo gering een maat is, datnbsp;bunOmtrek nooit merkelyk, en dat wynbsp;^ §e\vaar worden kunnen, door verminderdnbsp;^^’quot;dt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;En der-
^cen bekend Geval of Proef is ’er derhal-b®’'’5quot; waar uit de volflrekte onzamenpers-voort-®^gt;'heid van ’t Water onweerfpreekelykP'^j!^'!^^^^
zou
dezelve nooit tot een kleiner Omtrek^^'^' J’^bben kunnen inééndringen en zamendruk-fb. Maar; is zulks genoeg, om zonder ee-uitzondering en bepaaling als een alge-'‘'^ene Waarheid vaft te Hellen, dat ze vol-niet zamenpersbaar zyn ? Zou men ’ernbsp;liever alleen dit befluit uit hebben uio-opmaaken , dat, zo zy zig door de
SJa
Het Ge
LUID.
Ik heb op
XI. LES.zou kunnen beweezcn worden.
een andere plaats de Redenen voorgeft^'*^’
D E L. L, nbsp;nbsp;nbsp;^
luid be- nbsp;nbsp;nbsp;Gevoelen kragcdaadig beftryden?
kwaani. onze laatfte Proefneeming werpt het, Wadz^'* my, tceencmaalom ver. Want zo hetnbsp;167. ter het Geluid voortplant en overbrergGnbsp;het Veerkragcig, en zo het Vterkragtignbsp;moet het ook zamenpersbaar zyn.
Gevolgen.
ill
Het
Kloppen met eennbsp;Speld tegen eennbsp;langennbsp;Balk,nbsp;wordtnbsp;aan ’t ander endnbsp;gehoord.
Dit
Djvvyl de Vafie Lighaamen het overbrengen, gelyk onbetwiflbaar blybinbsp;de voorzorgen, die men gebruikennbsp;om de eerfte der twee voorgaande Proefi'OOnbsp;mingen naar genoegen te doen gclukl^*''^’nbsp;behoeft men zig niet meer te verw ondef'quot;nbsp;over zeker geval, dat den fpeelendeKibquot;^^nbsp;ren wel tot een tydkorcing dient, maarnbsp;fens ook de aandagt van deftige en erva''nbsp;mannen tot zig trekt. Wanneer men,
hgC
melyk, met den kop van een Speld teg^b end van een langen Balk klopt, kan hd ^nbsp;mand, die zyn oor digt aan ’t'andernbsp;van den Balk houdt, onderftheidepl-
ho‘’
-ocr page 419-Het Geluid.
^üQren (*): want de Trillende beweeging, XI. LES.
de botzing in den Balk veroorzaakt,
° nbsp;nbsp;nbsp;deel,
^’’dt aan de Lugc, die’er aan 't ander end
aan (];aac, en door haar aan ’t Oor
**''’^gedeeld. Het blyfcegteraltyd vryzon-*
dat dit Geluid, fchoon’c tot op
dl
^Qo
het
Ver een afftandmoetdoorloopen, egter Weinig van zyn kragt verheft, terwylnbsp;als men de Proef overdwars neemt,
de dikte van den zelfden Balk heen, ^vrlyks hoorbaar is. Waarfchynlyk fpruit'nbsp;r uit voort, dat de Vezels van hetnbsp;die zig in de langte volgens het be*
'^Naa
j. ^ P van den Balk uitftrekken, aaneenge* l^'^'^^'elder Lighaaincn zyn, en door mindernbsp;tuflchenwydcen afgebroken; dan eennbsp;‘^•’del van die zelfde Vezels, die de dikte
'' ^et Hout uitmaaken
^let alleen wordt het Geluid, in hetWa-^J^hud Verwekt, aan de Lugt van den
kring Lugt.
Het knippsn met den Nagel van een Vinger ce-Scheepskiel, die op de Werf
''2n 13
ao, 140, en zelfs i6o Voeten lang, hoort J t J '’quot;derlcheldenlyk aan 't ander end.
Deel. nbsp;nbsp;nbsp;Z
354- Het G e e u i d.
XI. LES. kring overgezet en meegedeeld, maar^” deel'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in de Lugt maakt,
wordt
ook door tot in het Water, en wordt gehoord onderfcheidenlyk met al zynToonen en
de
Il'
onder zondere buigingen gehoord. Ik het’ nieuwsgierigheid gehad om my ten diennbsp;de met voordagt in eenftilftaandWatert^’'nbsp;op verfcheiden dieptens te dompelen gt;nbsp;heb allerhande zoorten van Geluiden»nbsp;den Klank zelfs en uitfpraak der menfct’^’nbsp;lyke Stem toe, zeer onderfcheiden knDi’^”nbsp;hooren.
Doch Het is waar, dat al die Geluiden
zwakker, jy]^ jjwakker waren, dan inde openL’’^'
*t welk zonder twyffel daar van daan dat de Deeltjes van ’t Water, op verre fnbsp;zoo buigzaam niet als die van denbsp;geen Slingeringen maaken kunnen vannbsp;een wyduitgebreidheid, noch zoo lang ^nbsp;duuring. Doch ’t geen zeer aanmerkett^^nbsp;was, is dat die verzwakking van ’tnbsp;genoegzaam geheel gefchiedde by den o'quot; ^nbsp;gang zelven uit de Lugt in het Water;nbsp;opeen diepte van drie Voeten hoorde ik
-ocr page 421-Het G e ï. u I d.
Wna even üerJc en helder, als op eenXI.LES. van drie Duimen.
2. A F-deel.
is een Vraagftak, waarover ’t
^^Uurkundigen met elkanderen nog nktzoek of
''^2yn, of deViffchen, gelyk ze
^ gt; ook voor Doof moeten gehouden wor- Doof
en ’c blyft, fchoondefchranderfleen^yquot;'
•ïdigfte Mannen ’er onderzoek op gedaan p/m?,
, noch onbefliO:, tot groote verwon-'Crin nbsp;nbsp;nbsp;.-1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Artedi,
van’t Gemeen, dat altyd naar d^nRoadelet.
.. ^''lyken fcljyn,engeva!lige over eenkomft,
Qlr -
‘Vkt,
den eerften opflag tamelyk wel ge-
gt; gewoon is te oordeelen. ,, Alle an-' 'lere Dieren, zegt men, kunnenhooren, ’’ '^^rom zouden dan de Viflcheö doofnbsp;’ ^Vn? De ViflTchen neemen, a!s menge-’ *^^38 maakt, de vlugt zoo wel als de Vo*nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;: de eene moeten ’er dan zoowel door
j^''^iTchrikt worden als de andere nbsp;nbsp;nbsp;Maar
Gemeen weet niet, dat men tot nog toe
Doren aan de VilTchen heeft ktmnen
s
of iets dat hun zou künnen dienea
gt;
er meé te hooren. Het weet ook niet, ^ hicn het Water, het welk der Viflchea
na*
35^ Het Geluid.
fS
XI.LES.ti3tuurlyke Hoofdftofis, gewoon is
DEEL.
da»
zeo
2. Ar- merken als van alle Veerkragt oncblo°^j en dat men op die veronderftelling met gr®®nbsp;zou mogen denken, dat ’er geen Gelui^inbsp;kan doordringen, ’t Is waar, de Vifch
de vlugt, als men geraas maakt; maar zou men eerft, eer men daar uit bewy
wilde, dat hy’t gehoord had, wel verzeker
moeten zyn, dat hy ’er niets van had, en met hÈt Oog geen bewecgingnbsp;gewaar geworden, die hem ’t befluicnbsp;doen neemen om te vlugten: en dit we^r
had
ik
by eigen Ondervinding is een zaak, diev®®^
iemand, die zig voor alle vooroordeelen®»’ zigtig hoeden wil, niet gemakkelyk t®nbsp;fliffen valt.
Cf
Doch, zonder ray daar verder te houden, indien de Vifch het Geluidnbsp;hoort, dat uit de Lugt komt, het Wat®®nbsp;althans de oorzaak niet, die ’t hem
* nbsp;nbsp;nbsp;glquot;
'Cf'
dewyl hetzelve ’t Geluid doorlaat en o brengt. Gebrek van Ooren , die eeP ^nbsp;overeenkotnft hebben met hetmaakzel
die der andere Dieren, zie ik daarenbo'quot;
Voor geen befliffend bewys aan, dat ze XI. LES' daarom noodzaakelyk Doof zouden^*
„ nbsp;nbsp;nbsp;DEEL.
zyn. Dat Zintuig zou in de Vis-wel van een geheel anderen aart en quot;^aakfei kunnen zyn, dan in de Dieren, dienbsp;Lugt inademen. Hoe weet men of dienbsp;’c Gehoor, by hun niet zoo algemeennbsp;en zig uitftrekt over hun ganfche Lig-gelyk het Gevoel by ons.^ Eletgeennbsp;deeze gisfing waagen doet, is dit. Iknbsp;''‘^elde, toen ik eenige Klank en Geluidgee-Lighaamen met my onder Water ge-had, dat het Geraas of Geluid, ’cnbsp;ik in ’t Water daar meê deed ontftaan,nbsp;het ganfcheLighaammeteen zekere be-^®ging en fchudding, die zeer wel te mer-^^Was, aandeed: ’tgeenongetwyfFeldaannbsp;groote vaftheid, die de Deeltjes van’c
'ater eigen is, moet toegefchreevenwor-
^oor welk eene Middelftof het Geluid Manier, doorgaa, hetbefteedt’eraltydeenmer-^^gl^gij
%ken tyd toe, zelfs wanneer de afdand ,^an’tGe-weg,
Het GEEuiro.
Xi.LES.tnelyk kort is. Groocelyks verfchilc
daar in van hec Ligt, ’t welk met de
fte gezwindheid tot op een zecr verreo ‘‘
ftand als in een oogenblik voontchier, veiTchil is een zeer gevoegij:k iniddcl» ^nbsp;daar men ten, dien einde ook niet verïU'^*'
heeft gebruik van te raaaken, om de heid van ’t Geluid te leeren kennen.
ptt
zo men een Kanon of ander Schietge*''^ op een bekenden afftand laat affchiet^^®'nbsp;mag men, zonder eenigedwaaling van
. Sn^’'
te begaan, het fehynfel van ’t Ligt, dat (f'
eö
bet
van ver gewaar wordt, voor het teken
men van het eigen oogenblik waar op
Geluid geboren wordt ^ en wanneer daar op, door middel van een Sekonde-S^’'’nbsp;ger, den tyd meet, die ’er verloopt totnbsp;men ’c Geluid hoort, weet men hoelaf^^''nbsp;tyd bet noodig gehad heeft omheennbsp;den weg af te loopen, en bygevolg ^nbsp;welk eene Snelheid het- voortgezec en
woogen wordt.
Proef- Uit deeze Proefneeming, al zedert neeir.in- gergimea tyd gedaan en dikwils herbak
I
-ocr page 425-Het Geluid, 359
de Akademie^/ef Cimenlo, door de Hee- XI. LES. Flamsteed, Halley, Derham, en*-
3f,j nbsp;nbsp;nbsp;DEEL.
quot;aderen, hadc men beflooten, dat hetGe-een Snelheid had, waar mede het 180 ^’’‘^njcbeToifes in een Sekonde afliep. Dochnbsp;bleeveu nog eenige twyfFelingen op dienbsp;”®kening over , ’t zy om dat de uickomftennbsp;al de verfcheiden Proefneemingen nietnbsp;5ltyd volmaaktelyk roet elkander overeen-
ft nbsp;nbsp;nbsp;'
‘¦’’iaden, ’c zy om dat men ’er al te kleine
^^ftanden toe genomen had. Om nu dit
h\ gt;’twelkvanmerkelyknutkanzynzoo
''°or de Aardryksbefchry ving als voor de Memoires
,, nbsp;nbsp;nbsp;, dc l Aca-
‘¦'hgheid der Zeevaart, met alle mogelyke^e,„fj ^Nauwkeurigheid te befliflTen, verkoor de*'^”*!-
I^ötiinklyke Akademie der WeetenfchappeDp/^128.
’t Jaar 1738 de Heeren de Tury, Ma-, en den Abt de la Caille, om Hoodige Proefneemingen ten dien eindenbsp;i^oen, en ’er die omzigtigheid en voorzor-by te gebruiken, die hun raadzaamft ennbsp;^^''oeglykfl fcheenen. DieAkademiftenna-, tot hun bekenden afftand, een Grond*nbsp;van 14535 Toi/es (ofomtrent vyfuurennbsp;Z 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gaans)
-ocr page 426-^6o Het Geluid,
2. AF-BEEl,,
XI. LES.gaans) lang, die aan \ een end den van Montkbery, aan ’t anderdeZuilofnbsp;ffiide van il/onnnar/rF tot haar merkpaalnbsp;Hun Waarneemingen kwamen inzondeLi^’nbsp;hier op uic.
Maat en i. Het Geluid loopt in één Sckondel/H Snappennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Paryjfcbe Maat, af (• j by
van de wel als by Nagt; by droog en helder
ZOT wel, als by een Donkere en Regenag^' Geluid, ge Lugt. Pe Beweeging van het Ligt
derhalven geen deel aan ’t voortloopen''1® ’t Geluid, en brengt deszelfs Snelheid ^oo^‘nbsp;noch Nadeel toe: gely k ook de Dampen,nbsp;de Lugtdeeltjes gemengd, de Trillend^®nbsp;Süngerbeweeging. niet belemmeren nognbsp;ten.
2. Indien ’er een Wind waait,
[Volgers de bekende Berekening van den I.ULOFS ftaat de ParyJJlhe ^oet tot dennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
.1440 tot I39igt; 85y. De 173 Prartfche Toifes ^ ParyJJlhe Voet-n zullen derhalven, een Duimnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_
begreepen, welk zekerlyk in die geval T.074 Voeten Rjnlands bedraagen; dac nelnbsp;f:he Roeden maakt. Men mag derhalvpn den voortga^^onbsp;*£ Geluid in yder 5ekünde op SqL zulke Koeden reken^^'^
-ocr page 427-Het Geluid. 361
Loodregt valt op de Screeklyn van’c XL LES. ^‘¦'luid ; behoudt hetzelve de zelfde Snel-die het heeft by ftil Weer.
St
Maar zoo de Wind volgens dezelfde ''seklyn waait, die het Geluid doorloopt ,
'’^ftraagc'of verfnelt hy hetzeh’enaar rr.aa*^
hl
Van de Kragt en Snelheid, daar by med Ik w^il zeggen, dat het Geluid nietnbsp;gunftigen Wind in een Sekonde 173nbsp;of zoo veel meer afloopt, naar maacenbsp;die Wind fterker is: en in tegendeelnbsp;^'Oq ygg] Joinder, naar de zelfde evenredig-.
^'d, met een regtftreeks tegenwind. Dit de reden, dat men, als de Wind omlooptnbsp;Van Streeklyn verandert, of toeneemt innbsp;J'elheid, op een zelfde plaats zommigenbsp;^'okken hoort, die men ’er op anderety*nbsp;niet hooren kan. Dus zal men ook,nbsp;tnen weet hoe veel de Snelheid van ’tnbsp;‘Geluid door den Wind vermeerderd is ,nbsp;uit de Snelheid van den Wind zelvennbsp;^^Den afleiden: en hoe veel fnelier hybe.nbsp;wordt dan ’t Geluid: vvant zo mennbsp;die vermeerderde Snelheid van ’t Ge-Z jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;luid
-ocr page 428-352 Het Geluid.'
Xl.LES.luid 173 Toifes voor de Sekonde D£EL^' zal, ’cgeen’eroverblyft, de meerdernbsp;heid van den Wind boven ’c Geluidnbsp;wyzen.
4. nbsp;nbsp;nbsp;De Snelheid van ’t Geluid is eenp^*'nbsp;rig : dat is te zeggen, dat hetingdykcfV'nbsp;den, met een onafgebroken en geiyk''®'^'nbsp;migen voortgang, altyd gelyke Wegeo®^*nbsp;loopt.
5. nbsp;nbsp;nbsp;DeKragt of Zwaarheid van ’t Geldi*^'nbsp;eindelyk, brengt geen de minfte veraod®'nbsp;ring in deszelfs Snelheid teweeg. Scboo”nbsp;een fterker en grooter Geluid zig welnbsp;der uitftrekt en op een grooter afftand g*'nbsp;hoord kan worden, dan een zwakker,nbsp;één egter loopt zoo wel als ’t ander zyo *7^nbsp;Toifes af ih elke Sekonde.
Afftand nbsp;nbsp;nbsp;Deeze nu bekendeWaarheden, en dePf^’®'
van ven, die men gedaan heeft om dezelvs dcMjrontdekken, geeven ons bekwaarae middel®’’nbsp;middel aan de hand, om op eenkorceengemakl^®'nbsp;g^^'lyke wys de uitgefiirektheid enafftandeD^®
meeten. meeten van plaatzen, daar het of nietno^ dig of niet wel mogelyk is de gewooo®
LaD^^'
-ocr page 429-3lt;5:gt;
Het Geluid.
^andraeetingskonn: te gebruiken: gelyk byxi. LES. '^Oorbeeld om de breedte vaneenMeêr, of^quot;
V, nbsp;nbsp;nbsp;r.- •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, DEEL.
^0 den Mond van een Rivier, endergelyke ^ateren te weeten. Want dewyl v an dat oo-S^nblik af, dat men het Ligt gewaar wordtnbsp;een Schietgeweer, yder Sekonde, die’ernbsp;''srloopt eer men ’t Geluid hoort, 175 Tbi-wcgs of afftands bedraagt, heeft mennbsp;^^'gts, gelyk zeer gemakkelyk te doen is, denbsp;^(ikonden te tellen, die ’er tuflchen het ziennbsp;''3ti ’cLugt en’t Geluid verloopen^zyn; en de-^*;lve met 173 te vermenigvuldigen, om dennbsp;^fftand tulTchen die twee plaatfen in Toifes tenbsp;*^paalen. Het zelfde middel zou ook bynbsp;'^'lifter en miitig Weer van groot nut kun-zyn, voor Schepen die inZee niet ver vannbsp;^^n Wal zyn, en gevaar loopen van op denbsp;Banken of Klippen te ftranden. Wantnbsp;Uien in plaats van een Baakvuur, ’cwelknbsp;Zulk Weer juift niet zeer ver te zien is,
''^Otyd tot tydeenig Gefchut affchoot, zou flikkerend Ligt, veel levendiger ennbsp;^quot;^ordringender, en daar door merkelyk zigt*nbsp;barder dan het ander, hun deplaats , daar
ze
¦quot;il
3lt;S4 Het Geluid.
XI. LES. ze Landen, of daar ze van afhouden
2. Af. ftenvrybeteraanwyzen; terwyl’t
jy £ £ nbsp;nbsp;nbsp;j ^
dac ’er op volgde, kundige en opletteca 2^eHên zeggen zou, hoe ver ze ’er nognbsp;af waren.
Te vooren hebben wy gezegd, dat Lighaamea zoo vee! beter Geluid gceve'’»nbsp;naar maate dat ze meer Digtheid van Sto^nbsp;en teiFens grooterVeerkragt bezitten.nbsp;zelfde heeft ook in alle Middelftoifen,nbsp;het Geluid overbrengen, plaats: en dewyï^^*nbsp;Lugt in dit ftuk ons boven alle anderenbsp;bekend is en den meeften dienft doet,nbsp;len we haar ook boven alle andere totnbsp;onderwerp neemen van onze Proeven.
V. Peoefneeminc.
Toejlel.
Werk. niig'ternbsp;Proef-iieemingnbsp;van ’tGe.nbsp;luid innbsp;een verdiktenbsp;Lugt.
AB in Fig. lo, is een dikke Plank'^'’ Voet, waarop twee Pylaaren C en D zy'*nbsp;opgeregt, die boven by £ en F doornbsp;Dwarsplank ioopen. Dit laatfle Huk wor^^quot;^nbsp;roet twee Schroeven in E en F vaftgeinaabi»
-ocr page 431-Het Geluid. 3Ö5
Welke men ’t zoo laag kan neerfchroeven XL LES. noodig is om een zeer dikken Glazen
)E£L.
DE£
^Qtvanger tegen de onderfte Plak
h,
hy op ftaat, fterk aan te drukken. Fig. 10. Ontvanger ruft beneden op den Voetnbsp;ab op nat Leer, en is van boven met eennbsp;^^'taalcn Plaat, die van onderen ook metnbsp;Leer belegd is, gedekt, zoo dat hetnbsp;^‘tsnenft van den Ontvanger, als hydoor’cnbsp;*^öfchroeven van E enDtuftcheuzynPiaa-vaftgezet is, nergens meê gemeenfchapnbsp;Wt, dan alleen met de Perspomp G, doornbsp;'^'ddel van een kleine Pyp, die men roet eeonbsp;fluiten kan. Die Perspomp komt ianbsp;'’’^akfel en werking volkomen over een metnbsp;welke wy te vooren befchreeven heb-gt; toen wy van het Fonteintje of den W a-^^''^Prong fpraken, dooreen verdikte en za-^^^Ogeperfte Lugt veroorzaakt: naamelyk ,
'er aan den mond van de Pomp, onmid-^®^yk voor den Tap, een klein Klepje is, ’c de Lugt wel uit de Pomp in den Ont-''^Oger doorlaat, maar belet, dat zy, alsnbsp;den Zuiger weer ophaak, niet weder
uit
-ocr page 432-560
Het Gelui
D2EL.
XI. LES. uit den'Ontvanger kan komen. Op die 2. Ar- jjgjj jjjgjj derhalven, terwyl men dennbsp;zoo lang .Jaat open üsan, de Lugc in
Ontvanger pompen, en zamenperlTen; “
• ’C
wiens midden een Klokje geplaatft is, welk in dia- voegen hangt, dat mennbsp;door het Scelfel een weinig heen en weernbsp;fchudden, kan doen flaan en Geluid g^e*nbsp;ven.
Voor
zorg.
PL. 2.
Pig. II.
Dewyl de Lugt, fierk zamengeperft j groote kragt heeft om zig uit te zetten,nbsp;men wyflykdoen, dat men de voorzorg g®'nbsp;bruike van den Glazen Ontvanger rondoO’nbsp;met een Traliewerk van tamelyk diknbsp;draad tebekleeden, opdathy, zohy®f'nbsp;gelyk in ftukken kwam te fpringen,nbsp;mand faefchadige of kwetfe.
Om de Lugt volgens een bekende evlt;^ redigheid zamen te perffen, en denbsp;maat der verdikking te weeten, fluit men et®nbsp;kleinen omgekeerden Hevel in den Ontva®nbsp;ger , wiens langfte Been aamp; van boven g®
flooten is, en in wiens kromte men een
nig Kwikzilver of gekleurd Vogcgegoo*®'’
3(J7
¦Het Gelüid.
^Êft. Zie het Hevelcje in Figuur i r afge- xi. LES , dat deo Graad van de verdikking*- Ar-Lugt in den Ontvanger zal aanwyzen.”
.^3ot naar maate dat dezelve digter zal be.
^''^nen te worden, zal zy door hetkortfte dat open is, op het Vogtdrukkendenbsp;®^2elve in het ander Been doen opklimmen ,nbsp;de Lugtkolom «6, die daar in is, totnbsp;Zelfde Digtheid, daar zy nu toegebragtnbsp;zamenperiTen. Wanneer men derhalvennbsp;dat dit Lugtkolommetje in een Vakjenbsp;Zatnengedrongen, een derde of half zoonbsp;als de ruimte die het te vooren befloeg
f *É.
geen men aan de Graaden op het Plankje Setekend ligtelyk zal kunnen merken) magnbsp;. ’er met regt uitbefluiten, datdeLugtnbsp;d en Ontvanger ook in die evenredigheid '
^ Zamengeperft, en een derde of half zoo *St geworden als zy te vooren was.
Uitvoerkxels.
men de Lugt in den Ontvanger za-’t Geluid ^ogeperft en verdikt heeft, is het Geluid,
^elk het Klokje maakt, merkelyk fter-Lugc
jjer^fterto.
-ocr page 434-Xl.LES.ker , dan in een gewoone en natuv .
XTpn Van l'tpf- nbsp;nbsp;nbsp;nn pr.ïl
verder affland hooren.
‘t Geluid i (lerkernbsp;naarnbsp;maatenbsp;van denbsp;Digt-heid ennbsp;Veer-kragt vannbsp;’cLig-haam.
Ophelderingen.
Dewyl het Geluid, gelyk wy voorh^^” gezegd hebben, eigentlyk beftaat i'’nbsp;Trillingen of Slingeringen van al denbsp;jes die het GeluidgeevendLighaamnbsp;ken, moet ’er overal, daar zig een gro°^'nbsp;Getal van die klinkende Deeltjes, entelF'^*’*nbsp;een leevendiger en vyerkzaamer Veerkf®®*’nbsp;bevindt, meer en fterker Geluid gebo’’®''nbsp;worden. De twee Eigenfchappen, die'''^^nbsp;daar noemen, ontmoeten v/y beide i’’nbsp;Lugf, wanneer zezaraengeperft, cn^'ê^'quot;nbsp;is, dan naar gewoonte HaarDeeltjes^y
dan meer in een geflooten, en één Vakje bevat ’er een grooter Getal van
te vooren; gelyk tefFens ook de Veetkf*''» van yder van die Deeltjes fterker gcfp^^
en bygevolg werkzaaroer is, dan ao In zulk een ftaac moet de Lugtdano^lnbsp;tuurlyker wyze een fterker Geluid
eo
Het G é l u I d;
en
overbrengen, dan wanneer ze Tier is. Jfl.LES. Heer Hauwksbee, Uitvinder deezer
.... nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;DJJEL.
‘^oefneeming, heeft zig met te vredenge-met in ’t algemeen daar uit gezien hebben, dat het Geluid fterker wordt,evenre.nbsp;öien de Lugt zamenperft, en dezelvenbsp;‘§theid en Vecrkragc doet toeneemen ; fterkernbsp;^5ar by heeft zyn onderzoek nog verder
van tGe-
y'Jftgezet, en zelfs de evenredigheden van luid.
”• fterker worden van ’t Geluid tragten te '^’'Cdekken. Eer hy de Lugt in den Ont-tknsPbi-“quot;ger verdikte, merkte hy den afftand aan,
Orv nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3^^*
^ welken hy het Geluid van Klokje, ia Ontvanger beflooten, niet meer hoorennbsp;Na ’er daarop eenen Dampkring in*
^^Potnpt, en de Lugt eens zoo digt gemaakt ^ hebben , als zy natuurlyk is en in haar ge*
^*^°hen ftaat, bevondt hy dat het Geluid het Klokje zig tot op een dubbelen af*,nbsp;of eens zoo ver uitftrekte; wanneer hynbsp;h-Ugc driemaal digter maakte, hoorde hynbsp;Geluid driemaal verder en zoo vervol-
moet men uit deeze Proeven én der* Maatc EEL,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Aanbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zel-
-ocr page 436-370 Het G k t u I d.
XI LES zelver Uitwerkzels opmaaken ? Dat het
luid in fterkte toeneemt in de zelfde evenrlt;^'
DEK La
djer
evenre
digheid.
digheid en naar roaate dat de Lugt toeneei*' in Digtheid? Neen. De evenredighe**^’nbsp;volgens welke de kragt van ’t Geluid to^'nbsp;neemt, is merkelyk grooter. Want zonbsp;bet Geluid van ’t Klokje hoort op een dhi’*nbsp;beien afftand; moet dat zelfde Geluid»nbsp;een enkelen, dat is eenszoo kleinen afft^o^^’nbsp;niet eens zoo fterk, maar viermaalnbsp;zyn. Zie hier ’er de reden van.
lang* eo
Het Geluidgeevend Lighaam deelt vaö Ie kanten zyn Trillingen mede aannbsp;die het omringt,* zyn Werking looptnbsp;halven naar alle zyden voort met Straalde °nbsp;Schietlynen dier Vloeiftof, die evennbsp;Middellynen uit bet Middelpunt van
Kloot naarden Omtrekloopende, hoe hoe meer zig van elkander verwydereo jnbsp;het Oor, dat het Geluid hoort, wordt*’nbsp;Voetvlak van een Lugtkegel, in beweeg*”nbsp;gebragt door het Geluidgeevend Ligha^***'nbsp;*t welk aan deszelfs Top geplaatft i®'nbsp;dit eenigzins afgebeeld in Figuur 12*
-ocr page 437-Het Geluid.
is ’t een zaak, diebyyder, dieeeni-XI. Les, .^^kundigheid heeft in de Meetkunde t’over'^'
^kend isdat een Cirkel, die eens zoo
'“Ut
is als een ander, binnen zyn Omtrekken van perk of ruimte beflaat, viermaal groo* *¦ *^s*quot;‘^*nbsp;of gelyk men die evenredigheid meenbsp;^'Sfirneener en tot een vaSen Regel gefchik-Woorden gewoon is uit te drukken,- datnbsp;Cirkels, of Oppervlakten der Cirkelsnbsp;elk anderen ftaan als de Vierkanten vannbsp;Middellynen. Dus heeft de Kegelaècnbsp;Voet vlak, dat viermaal grooter van uit-^^^rektheid is, dan de Kegel a de, dieeensnbsp;kort is; wantdtf, de Middellyn van’cnbsp;°etvlak van deezen laatften Kegel, is flegtsnbsp;® helft van bc, Middellyn van’tVoetvlaknbsp;den anderen. Indien derhalven deope-van ’t Oor, die men Cirkelrond veron-te zyn , de zelfde Middellyn vannbsp;^Wte heeft als de, zal het Oor, op diennbsp;afftand inigeplaatft, viermaal meernbsp;^^luidgeevendeStraalen ontvangen, dan het
''angen zal, als het zig op den dubbelen
‘®nd in b bevindt.
Om
Aa 2
-ocr page 438-3/2
Hët Geluid.
2, Afdeel.
‘t Geluid . nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- ü3i)
verzwakt van vier: en dewyl lO liet Vierkant is
als de Vierkannbsp;ten dernbsp;Afftan-den.
jtl.LES. Om de zelfde reden zullen op:het maal minder'Straalen vallen op eennbsp;van drie ; i6 maal minder op een afft^''
4, 9 het Vierkant van 3 , 4 het Vierk^'’^ van 2, mag men ’erdeezenalgemeenen^^®nbsp;ge! uit opmaaken,- dat bet Geluidafneend^'^nbsp;de zelfde evetiredigbeid ah deVierkantef^^^^nbsp;Afflanden toeneemen.
De Kragt Maar, dewyl men door de Digtheid van een en de Veerkragt van de Legt teffensnbsp;'^dubbeld te hebben, het Geluid eensnbsp;Digtheid ver, dan te vooren, of op een dubbels’’nbsp;venne-^*^^2nd hoort; dewyl men met een drie®^^^nbsp;nigvul- Veerkragtiger Lugt het Klokje driema*'nbsp;haarnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hoort; moet volgens de zoo aanft’^'’
Veer- voorgeftelde Eeginfelen en Regel, dekr®^ en fterkte, die het Geluid bezit, en daar 1’®nbsp;zyn werking en beweegingen meê
gerekend worden te zyn, of gelyk bet v
kant van de Digtheid, of gelyk het kant van de Veerkragt van de Lugt,nbsp;gelyk de eenemet de andere, denbsp;met de Veerkragt, vermenigvuldigd»
-ocr page 439-373
Het Geluid,
n,
Zanotti, nieuwsgierig om te wee-xi. LES. welke van dceze drie Wetten eigent-®-hk de waare WetwasdcrNatuur, heeftnbsp;Þlyk verklaard voor de laatlle van denbsp;gt; de vermenigvuldiging van Digtheid ennbsp;^®6tkragtj na dat hy ’er verfcheiden zoonbsp;^^^fander uitgedagte als fynbehandcldenbsp;*^^oeven op genomen had, wier breeder Ver- Scietit. £ƒnbsp;men in zyn Werken vinden kan, of in denbsp;^ktrekzels, die men’er van gemaakt heeft; Gommen^
Gevolgen,
tarii. p.
17c,
V ^it deeze Beginfelen, op redeneering en’t Geluid J'^efneeming gegrond, zou volgen, dat denbsp;^'uidgeevende Lighaamen zig by koudfterkernbsp;^er beter moeiten doen hooren, dannbsp;het zeer Heet is: dewyl de Lugt opnbsp;^^Iken tyd zekerlyk meer Digtheid heeft ennbsp;^''^elver Veerkragtgrooter is.- Doch waar»
^^ynlyk is die vermeerdering van Digtheid V'eefkragtindeLugt vanzoo vaelbelangnbsp;datzyeenigÜitvverkzelj ’twelk mennbsp;kan, in ’c Geluid teweegbrengt;
^2ou ook wel kunnen zyn, dat men, de.
wyl
374
Het Gelui
Xl.LES.wyl die veranderingen in de gefteltcnis
Lugt veelal by trappen en langzaam gefch'®' den, derzelver gevolgen en invloed opnbsp;verfterking of verzwakking der Geluid^'’nbsp;niet gewaar wordt.
Spreek- De Spreektrompetten of Roeper
gebruikt,zyn ydere^’’ Foix genoegzaam bekend. De Ridder MoRLAr'i’’
dic
en anderen, die zig bevlytigd hebben, offl
ee”
ui”
Werktuig tot een hooger trap van volmaak'*'* heid te brengen, fchynen in hun bedenk'”'nbsp;gen over dit Stuk niets anders op’t oog?®quot;nbsp;had te hebben, dan de Rigting ofStreekWnbsp;nen der Geluidfiraalen , en aandieoorza”^nbsp;alleen de vermeedering van ’t Gelui^i t®nbsp;hebben toegefchreeven. Dit is ook de'’®
den, waarom de Heer Hase wil, dat
Spreektrompet zamengefteld moet zy’O
twee Deelen, van welke het één een lang”'’’’
of Elliptifche Figuur moet hebben, en
ander die van eenBrandfoeedeofParfl^”” ’
gelyk in Figuur 13 wordt afgebeeld;
PL. 2. zulk een wvs, dat die tvsee Deelen hu” Ftg. 13.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;joGe'
meen Brandpunt hebben in opdatoe
-ocr page 441-Het Geluid, 375
^'^•dftraalen uit het Mondftuk a, als eerftexi. LES ^''andpunt van hetElliptifch gedeelte, voort* -•nbsp;^'¦hietende, en tegen de Wanden overal innbsp;Punten c, d, e, ƒ amp;c. afftuitende, zignbsp;^•''lifien zouden in het ander Brandpunt h,
^ Welk tefFensook het Brandpunt zynde van Paraboolifch gedeelte, dezelve uit denbsp;^*iDten b,i, k, l regc voorwaarts uit, allenbsp;®Venwydig aan elkander, als m, k , zal doennbsp;'^'^ortfchieten.
Men kan zekerlyk niet ontkennen, dat Oorzaak
^^ezeVorm, ofeenige andere, die men mis*
fpL. nbsp;nbsp;nbsp;. , vernieer-
j “iien nog vOordeeliger zou mogen uKden-^gi-jng
, zeer veel toebrengt, om het Geluid
'’^Igens de Streeklyn ag, die de As is van’t^'^'*’'*'
Werktuig, te vergrooten en kragt by te zet-
dewyl ’er door dat middel in de enkele
^'^gtkolom i, /, m, n, zoo fterk een bewee-
§ing veroorzaakt, en by één gebragt wordt,
’er in den ganfchen Halven Kloot zou
^^Weeft zyn, in wiens Middelpunt men zig
''Afbeelden moet dat de Mond geplaatft was
eenMenfch, die zonder Spreektrompet
*Prak- Maar moet men zig met deeze reden
Aa 4 nbsp;nbsp;nbsp;vol*
-ocr page 442-Het Gelüidi.
:3l
XI LES.volkomen beantwoord agten, envergcnoe* p ji E r laaten, als men vraagt, waarom hetnbsp;luid ter 2yden en agter het Werktuignbsp;zoo ftevk vermeerderd fchynt? Dewyl^^®nbsp;weeromkaatzing van 't Geluid tog volg^”*nbsp;dezelfde Wetten gefchiedt, als die vannbsp;Ligt, laaten we dan eens, by voorbeeld’nbsp;veronderflellen, dat de Spreektrompet''^®nbsp;den Heer Hase van binnen zoo gladzy^^*nbsp;een Spiegel, en laaten vveinhetBrandpt'*’*'nbsp;a ’t een of’t ander Ligtgeevend LigbatP’^nbsp;een Kaars, by voorbeeld, plaatzen; wat znbsp;’er dan gebeuren ? De Ligtftraalen zullennbsp;door byeengebragt en digter gemaakt wet’nbsp;den, en men zal ongetwylFeld inm« oog^'
faf
1 yk fterker Ligt gewaar worden, dan men ponder tufTchenkomft van dit Werktuigê®'
had zou hebben; maar alles wat’er ronden®
is, ter zyden, van agteren, zal, in plaats v®®
verligt teworden, in tegendeel zeer dock^^
zyn. Daar moet daii by dit Geluid nog anders plaatshebben, waar door’t zoonbsp;vermeerderd wordt, dan de enkeleafk^®'quot;'nbsp;zing en leiding der Geluidftiaalen, daar d?
by-
-ocr page 443-3“7
Het Geluid.
toe neefc.
t nbsp;nbsp;nbsp;D JE E L
. Ja buiten twyfFel heeft ’er nog iets anders „ nbsp;nbsp;nbsp;,'
k nbsp;nbsp;nbsp;•’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Een be-
J plaats: en men mag in t algemeen zeg nooten
j dat het Geluid altoos vermeerderd Wr,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;teLugt.
^fdt j als het GeluidgeevendLighaamzyn
ilie
^^•'iende beweeging. meedeelt aan een Lugt,
eenigermaate bcflootcn is , en hier of
^^tlleunfel vindt. De flem van een Menfch
'Dgt beter, verder en vetftaanbaard'er in de Straaten vaneenStad, danin’tnbsp;JPen Veld, en in een beflooten Vertrek nognbsp;^'er dan op Straat. Dit komt daar vannbsp;dat de Lugtdeelrjes, die het fterkft
^fii dl
OQgen en gefpannen ge weeft zyn, ook de
feb,
^^°ocfte en fterkfte Slingeringen maaken;
hoe minder de Lugt zig verpl'aatzen en
uit wyken kan, terwyl de Drukkende
op haar werkt, hoefterkerzy, even
^'lyk alle andere Veeren, in één geboogen
ëofpannen moet worden.
^ ^aar deeze vermeerdering van ’t Geluid,
de gedwongen ftandhouding eener be- jjoorliar-.
Lugt veroorzaakt, doet zig nog mer-de Lig-. nbsp;nbsp;nbsp;, haamen.
A a 5 nbsp;nbsp;nbsp;ke-
-ocr page 444-378
D.
Het Gelui
ibard
XLLES.kelyk beter hooren, wanneer ’t een 2. Af- Ljgj^aauj jg ^ dat de Deeltjes van die
ftof fluit en belet te wyken. De Stem''_ een Redenaar klinkt beter door, alshy'^'®'*nbsp;nig Volk in zyn gehoor heeft, of al®nbsp;plaats, daar hy in fpreekr, met geen Behaag'nbsp;fels, Huisraad, of dergelyken opfchiknbsp;lemmerd is: want dan fluiten de Gelald'nbsp;ftraalen der Lugt, in plaats van te fmoot^”nbsp;en al hun Kragc en Snelheid te verliez^”’nbsp;gelyk ze doen, als ze Lighaatnen trefF^'’*nbsp;die week, en zonder wederwerkingnbsp;Veerkragc zyn, tegen zig zelve wedefnbsp;rug, of worden elders heen terzydenaft^'
Jgf
kaatft volgens het verfchillend beloop S treeklynen, met welke zy ’er tegenaannbsp;ten. Dit is onder andere ook de rede^»nbsp;dat de Donder, een afgefchootenKanoc®nbsp;Snaphaan, verder gehoord wordt,nbsp;ker Geluid maakt in Valeien en Bergag'^^^nbsp;ftreeken, en langs de Oevers der Rivief^®’nbsp;dan op een vlak en effen Land; en datnbsp;in de Waterleidingen en andere GeweAnbsp;onderaardlche Gangen eenStera,fchooD^^
379
Het Geluid.
*''gt gefproken, van ’c een tot het anderxi LES. verrtaanbaar hooren kan. Door toe- Af-van zulk een oubeweegbaare en befloo-Lugt, die daarenboven ook nog fterknbsp;^^mengedrukc was, en tegen zeer hardenbsp;^anden ruftte, gebeurde ook, dat zekernbsp;^an, in een Duikelaars Klok onder Waternbsp;^'ftende, van verbaasdheid en ontfteltenisnbsp;*^sende tebezwyraenop’tGeluid, ’twelknbsp;klein Hoorntje maakte, daarhyopblaa-wilde. Uit hetzelfde Beginfel moetnbsp;'‘'^0 ook dat Verfchynfel oplolTen, ’t welk
Nieuwsgierigen in zommige Gebouwen Sturu. *°0zcer doet verwonderd ftaan; datmennbsp;’'aamelyk, de allerzagtfte Stem van den ee-Tom. II.nbsp;Hoek tot den anderen gemakkelykhoo-^®”^^®'^*nbsp;kan, zonder dat de andere Omftanders,nbsp;overal elders, waar ze willen, plaat-mogen, een woord verftaan kunnen vannbsp;^ geen’er gezegd wordt. Want die Hoe-loopen doorgaans in het Gewelf uit, ennbsp;^^^atten dus een deel Lugts, dat a’s befloo-is en niet gemakkelyk ter zyden wy-^'ikan; waar in het Geluid derhal ven fter-
ker
380
2. Af-DEEL.
Xl.LES.ker moet worden, en zyn Kragt langer
houden.' terwy 1 men aan’cGewelf de dieV’ot'^ gegeeven heeft, die gefchikt was om denbsp;luidftraalen derwaarts heen te leiden ennbsp;te doen kaatzen
En die Indien eindelyk de Klomp Lugts, die d® g“”y^”j.’.Indrukfelen van’t Geluid ontvangt,nbsp;kragt be- Wanden befloottn is, die niet alleennbsp;zitten, jjjaar ook dun en Veerkragtig zyn, k^'’’*'nbsp;’er by die eerde oorzaak, waardoor’cnbsp;luidj gelyk ik zoo aanftonds zeide,nbsp;meerderd wordt, nog een tweede. Hetnbsp;luid wordt dan van binnen niet alleen
(^) [Dus ziet men ook, dat iemand die ftcrkroepcfl j zyn b»ide handen, geboogen, ter weerzyde van dennbsp;Jioudt. Daardoor vormt hy naametyk ecnzoor'tvanSpt^
trompet , die niet alleen de Geluidftraalen eeniglt;^gt;
iddt, en naar de plaats kaatd, die hy beroepen wil;
die ook inzonderheid de Lugt belet ter zyden uit te wy^
haar daar door zamendtukt, haar Digtheid detbalv^” V'eerlcragt vermeerdert , en bygevolg het Geluid
ijeO'
en
¦liet
»)aakt. Hoe men door in een Vat, Ketel of aarden te Tpreeken of te roepen, om dezelfde reden*nbsp;ongemeen verzwaart, en een vervaarlyk Geluid kannbsp;ken weeten deKii-.dersn.]
Het Gëeuiü.
gt; om dat die Binnenlugc tegen harde en XI. LES.
ker
ais
Wanden ftoot en aanfluit; maar dat’^' ^®‘fdc nu verfterkte Geluid zet zyn Trillingnbsp;aan de Buicenlygt over, om dat het te-een Lighaamaanbotft, dat Veerkragtignbsp;en hetzelve meê aan den zelfden trantnbsp;beweeging helpt. Om ditduidelyk tenbsp;heeft men flegts één der Vellen vannbsp;Trom weg te neernen, te fcheuren, ofnbsp;wat loffer te fpannen, en men zal, alsnbsp;*quot;^0 op het ander flaat, haar op verre nanbsp;^*^0 veel Geluid niet kunnen doen geeven.
te vooren gewoon was. Waar komt
onderfcheid van daan ? De reden is, dat Lugc, die in de Trom beflooten is, nunbsp;onderen geen üeunfel meer heeft; daarnbsp;anders, als zy op een welgefpannen Velnbsp;1 meer beweegingskragt ontvangt, omnbsp;2e meer weerflandbiedt; endiebewee-^''’gskragt aan de Buitenlugt meê deelt, omnbsp;zy fteunt en ftoot op een Lighaam,nbsp;Veerkragt heeft, en dus door haar meênbsp;^^'^’tfchudden en trillen gebragt wordt.
^'gtelyk zal men hier uit nu begrypen De
kun-SP’^^’^-
-ocr page 448-XI. LES, 2. Afdeel.
trompet vermeernbsp;dert ’tnbsp;Geluidnbsp;van ternbsp;zydennbsp;ook ehnbsp;rondom.
Maakfel
der
Speeltui
gen.
382 Het Geluid.
.kunnen, wat de oorzaakzy, datbetGel*’*'^ door eenRoeper ofSpreektronipet,nietnbsp;in deLeidingenStreeklyn,volgens welkenbsp;fpreekt en de Geluidftraalen inzonderhei*!nbsp;wil doen voortfchieten, maar ooknbsp;rondom, van ter zyden en van agteren,nbsp;fterk vermeerderd wordt. Want derge^^^nbsp;een Werktuigis, gelykmenweet, van^e^^nbsp;dunne Bladen Metaal zamengefteld, eod'^nbsp;bygevolg zeer gefchikt zynom hetGeld'^’nbsp;dat van binnen ondcrtulTchen merkelyknbsp;ker geworden is, dewyl de Lugt vannbsp;Stem geflagen door zeer harde Wanden ê^'nbsp;Ituit en beflooten werdt, over tebreng*^'’’nbsp;en rondom overal aan de Buitenlugtnbsp;deelen.'
Het geen ik hier van de Spreektromp^*^ zegd heb, heeft ook plaats in allerhaf*^^nbsp;Zoorten van Speeltuigen, zelfs indez'^^''^nbsp;die met Snaaren gefpeeld worden.nbsp;waarom moet,- by voorbeeld, de Ka®nbsp;een Klavefimbel, van een Bas, eenVi^^l’nbsp;juift van zulk een dun en hard, Veerkrac^'^nbsp;Hout gemaakt worden ? De Reden bier
ïif
-ocr page 449-385
Het Gelui d.
5 om dat anders de Klank der Snaaren XI.LES. °°ten zou tegen een lolTe en vrye Lügc,
^“Hder fteunfel of vaftigheid, en die den om zoo te fpreeken, ontglippennbsp;daar nu in tegendeel dat Geluid werktnbsp;een Klomp Lugts, die als gedwongen
je
gt; een fterker en vermeerderde beweeging,
ze niet wyken kan, aan teneemen,
^ dezelve door de wederwerking van ’t
’^^«t naar buiten over te brengen.
liet Geluid verandert, even gely kalle an-Weer-
l^®''e beweegingen, van Streeklyn, als
®'etfels en Voorwerpen ontmoet, die het Geluid.
ftnooren, maar weerom doen fluiten.^' bnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2 Stuk.
volgt ’er de algemeene Wet in der Na*bladz.
: de Stuithoek isdenStoothoekgelyk.
^et weerftuitend Geluid, ’t welk men Echo of '^'^'¦gaans Echo o( Weerklank memt, kan^®®J*nbsp;van het Regtftreekfe, dat is, het Ge-’t welk regtdraats en onmiddelyk vannbsp;Lighaam zelf tot ons komt, nietonder-J^eiden, als de weerftuiting van naby ennbsp;j ’’ op een zeer kleinen afflandgefcbiedt.
^'^Iken geval verwarren ze zig onder een,
385
Het Gelui Dl
XL LES 2. Af-
D eet.
TL.i. Fig. 14.
en men kan geen twee onderfcheiden Gelu'quot;' den hooren. Maar wanneer ’er een behoof^nbsp;lyke afftand cufTchen beiden is, treftnbsp;Geluid , dat door weerftuiting komt gt;nbsp;dat het grooter weg moet afleggen daflnbsp;ander, dat regtftreeks komt, het Oornbsp;en herhaalt ’er dezelve Klanken, die’ernbsp;oorfpronkelyke reeds heeft doen hoor*^”'nbsp;Laaten we dus, by voorbeeld, eens veroi^'nbsp;derftellen, gelyk in F/guar 14 te zien isnbsp;iemand met luider ftemme fpreekt tegennbsp;een fteile Rots O, die 173 Toifes vannbsp;afftaat, hy zal zigzelven op het zelfde 0^'nbsp;genblik hooren fpreeken, als hy zynnbsp;den uit; maar de Klank van zynftenijnbsp;tegen Olooptaanftooten, en doorweefo®'nbsp;ftuiting weer tot hem komen moet, zal’^’’’nbsp;om den dubbelen weg, elk vannbsp;dienbymoet afloopen, twee Sekondenty^*nbsp;toe befleeden. En om dat het Geluid gt;nbsp;het verder loopt eer ’t weerom fluit,nbsp;tyds aan gaan en komen befleedt, zalh’^”^nbsp;zo’er verder afgelegen plaatzen zyn,nbsp;enO, diedeGeluidftraalen weerom kaat^^’’*
-ocr page 451-Het Geluid.
tv?|
h,
drie, en meer Echo’s na malkandere XL LES.
Uit dezelfde oorzaak fpruit het^'
OnU nbsp;nbsp;nbsp;DEEL,
Voort, dat wanneer men, by voorbeeld ,
12, geplaatftiSj men tweemaal het
van de Klok a hooien zal; eer 11
^^Idraats langs de Streeklyn ar het eigen
en daar na deszelfs Echo of Weer-
langs de Streeklynen as, sr.
vlakke en open Velden vindt men geert Eigen-
maar in deBolTchen, tulTchenRoc-igj, nbsp;nbsp;nbsp;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;plaats der
^ Sn Heuvels, en in Bcrgagtige ftreeken, Echo’s.
2e zeer gemeen. Het Geluid ontmoet
Overal beletzels en menigvuldige vafte
'¦^en en van weerom kan fluiten. Men . ’er hier en daar ontdekt dieeen Klank a
lt;61
^3rde Lighaaraen, daar het tegen aan-
. Veel maaien ageer een te rugkaatzen,de laPra-Onder andere de Echo te Wojlock, die’s 17ï en ’s NagtsaoLettergreepeaon-en Jngle-5j^'^*cheiden1yk herhaalt. Maar men heeft’ernbsp;j^'^os feffens by opgemerkt, dat de laat.nbsp;^^'Il’srhaalingen altyd zagter en fiaauwer zynnbsp;eerde. Dit is iets, dat ooknietan-^yn kan: want de Klanken, die het
eel.
Bb
laacfl
XI. LES 2. Afdeel.
Zeld zaamhC'nbsp;den.
38(5 Het Geluid,
laatft komen, hebben meer wegs afgeleg*^ dan de andere; en het Geluid is eennbsp;ging, gelyk wy gezien hebben, dieafoeeH’^nbsp;en zwakker wordt, gelyk het Vierkantnbsp;den afiland toeneemt: ten zy mogelyk^’^^nbsp;Lighaam, ’t welk deGeluidftraalen weeroH'quot;nbsp;fluit, van die Vorm zy, dat het de fpreidi’’^nbsp;en van één wykingdierStraalen vermi»'^^'^^
en dezelven weer digter by malkander br^'’
De Weerklanken worden zomtyds *
¦ zonderlinge Verfchyufels door den zeldz^f'
men zamenloop van omflandigheden j
hen doen geboren worden. Drie Myleo
Verdun vindt men twee dikke Torens»
36 Toifes van elkander ftaan: als men
gens de Streeklyn, die van het een Geboi*quot;|
naar ’t ander loopt, meteen tamclykve’'^^
ven en harde Stem fpreekt, hoort
Klank 12 of 13 maaien agter een herhaak'’’
eC’
eff
doch allcnskens flaauwer. De tweeTo*^ ¦kaatzen elkander beurtelings over en'*^'
Hifloir de VAcu'nbsp;dem. desnbsp;icknc.
1710- die men tegen elkander over zet, dcBeek
het Geluid toe, even gelyk tweeSpi^ê'
3-87
Het Geluid.
''ïn een kaars, welke men tuffchen beidenXI, LES.
, vermenigvuldigen. Men vindt de ^^f^chryving vaneennogzeldzaaroerÊc,amp;oinnbsp;Memorien van de Akademie der Weeten-^'^fiappen, die voor het Jaar 1700 in ’cligtnbsp;^®geeven zyn. De waare oorzaak van al Tom X.nbsp;en dergelykezonderlingeUitWerkzels^’nbsp;een oplettend aanfchouwerligtelykont-^-kken kunnen, als hy roet eenige naauw-®ürigheïd agt geeft op de gefteltenis en ’cnbsp;^^loop der plaatzen of op de byzonderenbsp;en ftand van alles wat ’er boven dennbsp;fond verheven is.
Van HET Gehoor en deszelfs Zintuig.
. ^0 het eerfte Deel deezer Leflen maakte Gehoor
I Uitweiding over de Zinnen, in wel-®f*®®^*Sf ke •,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zynnoo.
'k alleen fprak van het Gevoel, vandendige Ziti-
en van den Reujc. Uit het geen ikf“'S™
''ati j nbsp;nbsp;nbsp;jI ,
dezelve toen gezegd heb, heeft menMenfch.
'^hnen opmaaken, dat die drie eerfteZin-^ luit»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ Stuk.
^ amp;on ons geene Voorwerpen doen gewaarbladz.
°fden, dan alleen zulke, die door onmid-
B b a nbsp;nbsp;nbsp;de-
-ocr page 454-3S3
Het Gehoor.
XI. LES.^elyi^c aanraaking en zonder tuflchenko® 2- Af- ygjj eenige andere en vreemde Stof op
DEEL. nbsp;nbsp;nbsp;, fofi'
werken. Maar hoe beklaaglyk zou de tv ftand zvfl vun ens Leeven , indiennbsp;gewaarwording hadden van iets, dan val’nbsp;geen ons onmiddelyk aan deed? Irdie”nbsp;geen vergiftig, geen Wilden vericheur^®nbsp;Gedierte ontdekten, dan door zyn Beet»
’t gevoel der Wonden, die het ons toebrag’ ’ geen Steen, die ons Hoofd driegde, dannbsp;neer hy ons reeds begon te verplettere”’nbsp;Welk een jaramerlyk Tooneel van el!ef‘^‘^''nbsp;zou deeze Waereld uitleveren, indieunbsp;Menfchen zig in den zelfden ftaat bevo^nbsp;den, als die ongelukkige en gebrekkelV^^^nbsp;Schepfelen , die door een aangeborennbsp;heid of Blindheid het meerendeel dernbsp;meene Denkbeelden en gemeenzaamdeï^'^’'^nbsp;¦digheden milTen moeten (*^: en die een”’’”
rainP'
(¦^) [Zie de Gefchiedenis, zegt de Heer van den Doof - en Stomgeboornen, die in den ^
LLE'’’’ den
* •»»» nbsp;nbsp;nbsp;V4^11nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i-'V.’Wl. ~ CAI «J LWIllj; Vl.'C'*.»*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f VAAC All W»-*
dom van 24 Jaaren begon te hooren en te fpreek^*’’ -uj dc tliftoire 4e VAMèemU des Scienc^ 1703»
-ocr page 455-Het Gehoor.
^^ïTipzaliger Leeven leiden zouden, indien XI LES. ''ygt; door de Natuur op een gunlligerwys'^-
hfik nbsp;nbsp;nbsp;• nnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;® ^ ^ I**
^uanddd, niet in ftaac waren , om de bit-
^^¦'hcid van hun lot een weinig te verzagten ?
^^or hulp en tufichenkomft van Gehoor en G ,
treedon de Voorwerpen te ge-, oiH-dekken ze en ocrdeelen -er over
'¦'^igt hebben wy invloed en genieenfchap, zoo te fpreeken, met het geen buitennbsp;bereik isnbsp;tiioet
''ati verre; en op ’t getuigenis, ’c welk ’er die twee Zinnen van geevcn , doet Hopenbsp;J^^^rees,Begeerte of Afkoer ons de gevoeg.
maatregelen en voorzorgen ncenien ter
^'’Ordering van ons welzyn.
*^ïec zou bezwaariyk te beflüTen vallen ,Weik
van die twee Zinnen, Gehoor of Ge-
^*§Gons het noodigll ware,en wat deMenfch Menfch
fflinft zou ontbeeren kunnen. Door-g, nbsp;nbsp;nbsp;ontbee-
' 3tis vergelykt men, als men over dat ftuk ren kun-'^'^tdeelen wil,beider ftaat in ’t algemeen raec
eii. nbsp;nbsp;nbsp;’
^ zander en Helt een Dooven tegen een Bün-: maar veelty ds gebeurt het, dat die ver-^^'^Vking,nietjuifl:genoegopgemaaktzynde,
^He opzigten niet doorgaat, en een valfch Bb 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;be-
-ocr page 456-390
Het Gehoor.
XI. LES.beflui't doet neemen, om dat men de
DEEL.
2 Af. (Jigijeden van weerskanten niet 'volkoW^^
gelyk ftelde. Een groot onderfcheid is
te maaken tuflchen een Dooven of
van de Geboorte af aan ; en tuflchen ieinaO^»
die tot een zekeren Ouderdom toe heeft
nen zien of hooren, en door ’t een of
der ongelukkig toeval van één dier
beroofd is. Ik heb myn gedagtén nogo'^''
genoeg laaten gaan over ’t hartzeer, 't
iemand voelt, die weet dat men zien ka*’’
(6
en nooit gezien heeft, om het met dat vergelyken, ’c welk een ander gewaar wot^’’nbsp;die weet dat men hooren kan, en nooitê^nbsp;hoord heeft: de juifle maate van elksnbsp;driet is my onbekend, enwie vantweën^'^nbsp;’er ’t meeft over kwellen zou, erken ik ”’^1nbsp;te weeten. Maar voor zoo ver ik zeernbsp;weet, hoe bezwaarlykhet valtomieica*’ ’nbsp;die niets hooren kan, eenige Denkbee!*^®^nbsp;in te prenten en meê tedeelen, en vannbsp;veele kundigheden, op Godsdienfl,nbsp;tenfchappen en Burgelyk leeven betreenbsp;lyk, een Menfch beroofd moet bly ven»
-ocr page 457-391
Hét Gehoor.
geen gefchikte opvoeding noch onder- xi. LES. '^'ys heeft kunnen geeven, zou ik liever ver-|''szen Blind danDoof geboren te zyn. Doch ° ^ ^nbsp;zou een geheel andere en regtftrydigenbsp;'^^Ur doen, indien ik het Leezen en Schry-en de andere algemecne en gewoonete-^®nen en merkwyzen derMenfchelykeMaat-Happy reeds kundig,' tulTchen Gehoor ennbsp;bezigt kiezen moed. De Voordeelen vannbsp;laatfle zou ik merkelyk hooger fchat ten,nbsp;die van het Eerde,
^^ogtans, zegt men, fchynteenDoove, andere omftandigheden gelyk gefield, opnbsp;^ uiterlyk aanzien alcyd droeviger van gelaatnbsp;houding dan een Blinde,
Indien men Droefheid noemt een zekere Doof-^betrokkenheid, ernfl:, en flyfheid van ge-l^at, daar geen aandoening op te zien is over ker Ge-wat ’er in eenGezelfchap gezegd wordt,
*^'^eft men gelyk. Hyneemt zekerlyk geen heid.
in eenig gefprek. Maar laat hy daar '^'’er meer Droefheid en Hartzeer blyken,nbsp;een Blinde, in wiens tegenwoordigheidnbsp;**•^0 over de fraaiheid van een ftuk Stof ofnbsp;B b 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Schil-
-ocr page 458-392
Het Gehoor.
XI. LES a. Af-
DEEL.
^em. de Trevoux.nbsp;Sept.i 701nbsp;p. g.nbsp;TtansaB.nbsp;Pbil'foph.nbsp;n. 312.
Sfhüdery fpreekt. f Jet i, omt iny niet v^aai'* fchynlyJc voor,, ten zy hy zig inogelyknbsp;heelde, dat men van hem praat, of vannbsp;daar hy belang in heeft: doch dannbsp;men hem ook voor zoo ver niet flegts Wnbsp;een Blinden vergelyken, in w iens tegenwooi'nbsp;dighcid menovcr’tScof ofichildery fpreekhnbsp;maar wel hy een Blinden, die 'er belaas*®nbsp;heeft dat hy weete , of het Stuk fraai is^nbsp;niet. Ik wil ’er meê zeggen, dat hetnbsp;zeer , ’c welk yder over ’t miffen van zy”nbsp;Zintuig gevoelt, van weerskanten gely^nbsp;ftaat in Gevallen, waar in ze vannbsp;kanten beide even groot belang hebbed'nbsp;Maar een Blinden, dunkt my, zullennbsp;gelegenheden voorkomen om ’er zig overt®nbsp;bedroeven, om dat men het gebrek van ^nbsp;Gezigt niet zoogemakkelyk, noch totnbsp;trap van volkomenheid vergoeden kan,nbsp;dat van ’t Gehoor. Men heeft Menfch®”nbsp;gezien, die , na dat ze op een zekeren G”nbsp;derdom Doof waren geworden, zignbsp;gewoonte een bekwaamheid verkreegen
den, om uit de enkele beweegingderMP'
393
Het Gehoor.
alles, wat men tegen hen zeide, te ver-XI. LES. , en die zelfs op die wys met andere
™ nbsp;nbsp;nbsp;1) £ £ L*
‘-'Ooven konden omgaan en fpretken.
Hoch laat ons van dit onderzoek, wien die twee Zinnen de voorrang toekorat,
^fftippen, mogeiyk zyn ze beide ons even ''•^odig, even voordeelig. DeNatum fchyncnbsp;Stuk althans op die wys te hebben inge-dewyl zy, die men niet zeggen kannbsp;ooit iets vergeefs en overtolligs doet,nbsp;^^adzaam geoordee’d heeft, ons twee Oorennbsp;geeven, zoo wel ais ze ons twee Oogennbsp;^Êgeeven heeft.
Het Gehoor heeft ten Voorwerp zyner Onder-
wording Let Geraas en het Geluid, jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;”nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;iiillchen
®3r vvy te vooren van fpraken; want dec-Geluiden twte kunnen gevoeglyk van malkandernbsp;^htierfcheiden worden. Door ’t Geraas ver-^^3t men, naamelyk, een onregelrnaatigenbsp;quot;^•¦illing , of mogeiyk een Verzameling vannbsp;''^ïfcheiden Geluiden teffens, die, ondernbsp;^^Ikander gem.engd, tezamen eenvervvar-Indruk op het Zintuig maaken: daar hetnbsp;^'gentiyfc genoemd Geluid in tegendeel be-B b 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ftaat
-ocr page 460-394 Het Gehoor.
XI.LES.ftaatinregelmaatfge, eenpaarige, engeJy'^
deel' nbsp;nbsp;nbsp;zig onderf»:!'''^''
dener op het Zintuig dpen gewaar worden* Miffchien zou ’c zelfs ook wel zyn kunnen»
dat het Geluid flegts een zekerenkei gedeel'
te van het Zintuig aandeed, terwyl ’t raas het ganfche Zintuig en al deszelfsnbsp;len teiFens fchudden doet.
liet Oor. Het Oor is het Zintuig van ’t Gehooiquot;* Door dat Deel, ’t welk zig van buitennbsp;weerzyde van het Hoofd onder de gedaan^®nbsp;van een Tregter vertoont» dringt het Gein*^^nbsp;in, om vervolgens de Zenuwvezeltjes'nbsp;treffen, en daar de gewaarwording te do^®nbsp;geboren worden. Ik zal hier geen Ontleed'nbsp;kundige noch volkomene befchry ving vannbsp;Zintuig onderneemen. Zulk een omftandi'nbsp;ge en naauwkeurigeOntleedingishetnbsp;der Konftkenneren, wier eigenBeroep het is gt;nbsp;en zy zou hier niet gevoef lyk te paskotn®®'nbsp;De Leezer, die ’er nader onderrigtingnbsp;begeert, zal, hoop ik, nietkwalykneeinnn’nbsp;dat ik hen naar de Werken zelve wyze, d'®
met voordagt over dicS t uk gefchrceven zy”’
395
Het Gehoor.
inzonderheid naar dat van den Heer
C2 A y*
die de Afbeeldfels en Befchryvingen deel. ^Oor de beroemdfte en kundigfte Meefters Traitédesnbsp;^3ar van gemaakt, met zyn eigen Waar Z*'nbsp;’'Nemingen vergeleeken heeft. Ik zal my^g^^ jenbsp;'^Sfhalven vergenoegen metalIeen,kortelyk,^’^’'«'^-
rio nbsp;nbsp;nbsp;o rgt;gt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. parMr.vu
voornaamue Ueelen op te noemen, daaryg^jjE^.
Natuur gebruik van maakt, om ons het Geluid te doen gewaar worden, en dezelve tot beter begrip in Figtiuren, naar dienbsp;befte Oncleedkundigen afgetekend, aan-'vyzen; want myn eenigft en byzonder oog-’’lerk is flegts om den Leezer duidelyk tcnbsp;^^Oen bevatten opwatwyze, endoor welke'
^cne Werking, wy’t Geluid hoorcnenge-'Vaar worden.
AB vertoont, inFi^. !6,deuiterIykege-DeszeIfs
^aante of buitenfte quot;beelen van het Oor,
'Vier Bodem, die onder Cis, ds Schulpge.-\m.
''oemd wórdt. CD is de Gehoorbuis, van^-^- 3-
“Uiten gezien; ’t is een holle doorgang, diecojajue.
den Bodem van den Schulp zyn begin hftnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Auditif.
, en loopt toe aan net Trommshlie: E. Timpan
dunne Vlies, ’t welk niet Loodregt maar
fchuins
-ocr page 462-Het Gehoor.
XI. LES.rchuins tegen dien doorgang flaat en
hoek met denzelven maakt, is niet volko'
men Vlak, maar een weinig Holrocü den kant van de Gehoorbuis , Bolrondnbsp;binnen toe. Straks daar ageer, ais me*’nbsp;Oor verder inkomt,onttroctmen Vier Bee*’*nbsp;dertjes ,die men naargelykenis huniicrVor'®nbsp;Qj Q,._ den naam geeft van het IlornJe 7A^e/;!jcgt;nbsp;hiculatre deo Scygbetigel, 2, het Aambeeld, 5nbsp;Hamer: een gedeelte van dit laatde,nbsp;vie Le Handvat genoemd, 4, komtop het Midd^^'nbsp;omtrent van het Trommelvlies uit,nbsp;the dient om hetzelve min of meer tefpannso»nbsp;en teontfpannen. De eerfte Holligheidnbsp;agter dit Vlies volgt,noemt men dc/vurof hs'-du]-ioi •j)an de Trom, Zy is vol Lugc, ennbsp;getneenfehap met den Mond door denbsp;F ƒ, welke men den naam gegeeven heeftnbsp;Trompe é^Trompet van Eujlacbius: zoodatdeL^gBnbsp;die in de Trom is, ten alien cy de langs die’’nbsp;weg vrye gemeenlchap hebbende metnbsp;Buitenlugc, altoos Evenwigt kan maak^^nbsp;niecdieLugc, welke de Gehoorbuis vult*nbsp;deeze Kas of dit Hol van ,dc Trom ko®*quot;
ecD
-ocr page 463-397
Het Gehoo
ander gedeelte van ’t Oor uit, ’t welkXI.LES. het Doolhof noemt, en inzonderheid®quot;
: nbsp;nbsp;nbsp;D2EL.
drieDet'len beflaat, naamelyk, het Por-^«a/G, drie halfronde Bujzen H, I, K Q het Slekkenhids L, welke ik yJer afzon-Lima^n.nbsp;^^flyk met een kort woord befchryven zal.
Het Slekkenhuis heeft de Vorm van cen’t Slek-^egel, doch een weinig geknot en inge~’^^”^^“is. '^‘quot;ukt, gelyk in Figuur 17 te zien is, enPZ,. 3.nbsp;''^ordt omflingerd van een Buis die , gelyk^*quot;^'nbsp;Dra-iden van een Schroef ’er om heennbsp;^°opende, omtrent twee Slingers en een halfnbsp;’’'^akt: zoo als in Figuur 18 wordt afge-‘f'*Jquot;-18.nbsp;^eeld,
Heeze holle Buis, dieallenskensnaauwerSlangs-t nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wys
^^loopt, wordt van het een tot het anderpjaatje.
in twee Vakken of Buizen verdeeld en ^^fchie Jen door een Vliesagtig Middelfchot,
^ier Vezels Regclynig van de As van den om welken de Buis geflingerd is,nbsp;^üoopen; gelyk ze vertoond worden in Ffg.PZ,. 3.nbsp;Dit Middelfchot is dat Deel, ’t welk^*^'nbsp;het SlangswjzePlaatje noemt, en éztFamenbsp;^^'^'^skens, van den Voet van den Kegel
naar
398 Het Gehoor,
XI. LES.naar deszelfs toppunt toe, even gelyk
BuiSjdie’er door in tween gefcheiden wordt» inkrimpt en fmaller wordt : zoo wordeonbsp;dan ookde V'^ezeis, die deszelfs Breedten'^'nbsp;maaken; hoe langer hoe korter, naar maatsnbsp;dat zy den Top van den Kegel naderen.nbsp;SIangu7. Deeze Slangswys gellingerde Buis, doftnbsp;ze Buis. het Middelfchot, daar wy zoo aanHonds
fpraken, als in twee Buizen afgedeeld, mott dan ook noodwendig twee monden of opf'nbsp;ningen hebben, door M en N afgebeeld»nbsp;van welken de eene in het Portaal van h^tnbsp;Doolhof, het ander in deKas van de Tto^nbsp;uitkom r.
De Gehoorzenuw O, eindelyk, verdos^*'
zig in verfcheiden Takken, die in het Pot'
taal uitloopen, en zig verder in een octsP
baare menigte van dunne en fyne VezeUjf^
fnipperen, die zig over alle gedeelten
het Doolhof verfpreiden. Zie daar een rO
’C
we fchets en algemeen Denkbeeld van maakfel van het Oor; laat ons nu nog bs*quot;nbsp;Gebruik en de Werking dier Deelen korts
2. AFDEEL,
PL 3. Fig. 18.
Gehoorzenuw. Nerf au-ditif.
lyk nagaan (*).
{*) [De Nederduitfche Lcezer kan
pe
399
Het Gehoor.
De Schulp, om dat hy, in de gedaante XI. LIïS. *^yDa van een Tregter, wyd uitftaaceneennbsp;^^inie opening en Oppervlakte bloot ftek,
''®0gt de Geluidftraalenintegrooter menig-ren.
'^en leidt ze door de Gehoorbuis tot op het ‘fommelvlies, daar zyhuneerfte Werkingnbsp;doen. Indien dit Vlies te flap en niet fly f ge*nbsp;quot;oeggefpannen is, bJyven de zwakke Gelui-^^Ojdie de kragt niet hebben dat ze dat flappenbsp;^^ies kunnen doen trillen, daar gefmoord, ennbsp;^^9n niet verder door; of zozeal verderdoor*nbsp;is hun indruk zoo flaauw, dat ze de Zielnbsp;''’steens gewaar wordt. Dit is ook de rederr,
^^ttnen, als wy met ingefpannen aandagtop ^’’dere zaaken denken,digt byonsmin of meernbsp;^sraas kan maaken, en al tamelyk luidrugti-Klanken, zonder dat wy’t hooren. Maarnbsp;het Trommelvlies wel gefpannen is, (en
zoo
V-
^“ttiger en zeer naauwkeurige Befchryvlng van bet Oor, byzondere Deelen , yders dienS en gebruik, en
^y^e hoe men hoort, vinden in het XXXVII Hoofd*
van de fhyfidogia of Natuurkundige Ontleding van '' Menfcheiyk Ligbaam, in ’t Jast lyy! by Tongerl»nbsp;''S«geev»n.]
-ocr page 466-400 Het Gehoor,
XI. LES.zoo fpannen wy ’c als wy laifterpn deel!*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;minfte Geluid, door middel van
Veerkragtig Vlies, zyn triIlendebeweeg*!'S over ain de Lugc, die in de Kas vannbsp;ïrora is , die Lugc deelc dat Geluidnbsp;mede aan de Lugt van ’c Doolhof, vv.-^nbsp;Deelen alle bekleed zyn met de fyne Vezeli'nbsp;jes van de Gehoorzenuw.
Een al te Een al te llerk Geluid of Geraas verrno^’^ hild^ ver-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zomtyds zelfs zoo ver gaa'’»
f
vooreen tyd, en zelfs voor altoos Do^ maakt. Een al te flerke Indruk op dit ZiO'nbsp;tuig, gelyk trouwens ook op alle onze a'’quot;nbsp;dcre Zintuigen, verdooft de tedere Deel'j^*nbsp;en maakt ze gevoelloo', of brengt derzel''®^nbsp;Werking en huishouding van haar ftrec!''nbsp;JMain een zwaar Geraas geweell te zyn,nbsp;ben de zwakke Geluiden denzelven invlo^^^nbsp;op het Oor, als een flaauw ligtje opnbsp;Oog heeft, na dat het in een üerk Ligtnbsp;weeft is,
Het hoo- Het is yder te over bekend, en deKio^®'
reO
dooft, dat het de Menfchen, die ’er zig voor blo^t ftelden; of dien Iet by coeval voorkv^'^u’’
-ocr page 467-Het Gehoor, 401
zelve weeten 't, dat men het Geluidxi. LES fterker hoort, als men hetGeluidgec---Lighaam tuflchenzyn Tanden houdt,
''f flegtsove’r of tegen ’t zelve met den Mond^®”
'^Pen ftaat. Dit komt daar by toe, dat dan Mond. trillende be weeging door de Trompet vannbsp;langs welke de Euitenlugt, ge-Wy zeiden, door den Mond'er gemeen»nbsp;meeheeft, aandeLugt, dieindeKasnbsp;de Trom is, wordt meegedeeld: ennbsp;®sze indruk, die als onmiddelyk gefchiedt,
'*'°6t daarom ook een fterker aandoening ^®®ven , dan die, welke gefchiedt door mid-* van het Trommeivlies. Dit is inder-ook een goed middel om beter te hoo»
en men ziet ’er veel al ongevoelig ge-
van maaken door Menfchen, die wat ^fdhoorend zyn: zy ftaan, als ze met veelnbsp;^t'dagt toeluifteren, doorgaans met dennbsp;°öd wyd open.
, nbsp;nbsp;nbsp;deezeWaarneemingblykt onbet will-Nood-
dat het Trommelvlies juift nbsp;nbsp;nbsp;^eidran*
noodzaakelyk Stuk is, en ’t welk on- ’t Trom • ^'^'^ydelyk vereifcht wordt om te kunnennbsp;Deee. Ccnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hoo-
b;
-ocr page 468-402 Het Gehook,
XI.LES.hooren; dewyl de G eluiden onmiddelyl^'» deel'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Mond, aan de Lugc, die ia
Kas van de Trommel is, meegedeeld den kunnen worden, De ondervindingnbsp;ook de regtmaatigheid van dit gevolg doo’’nbsp;milit. de de Proef bewaarheid. Honden, diennbsp;VAme derrie Trommelvlies ontnomen had, wierdeOnbsp;Chap. i4.”'et aanftonds Doof, na dat zy die
king ondergaan, en geen Vlies meer in d® Ooren hadden; maar die zelfde ondervinding leerde ondertuflehen ook: dat zonden
zodanig een Affchutfel en Voormuur de andere gedeelten van ’t Oor niet lang behoeden en in behoorlyken ftaat blyven kunneO» dewyl die zelfde Hemden eenige \Vcekn*’nbsp;daar na de Stem van den geenen, die h^nnbsp;riep, niet meer als voorbenen hoorden»nbsp;volkomen Doof fcheenen geworden tenbsp;Het heeftnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Over de zekerheid, dat ’er zulk eenTrotn
geen ope- melvlies waarlyk in ’t Oor zy, over de
door- die het beflaat, en zelfs over hetgetgt;r“ ^
Sang» daar het toedient, is men’t ten vollen o^n^.
•1 ot
maar als men verder onderzoeken wn»
zodanig een Middelfchot de Gehoor
-ocr page 469-403
Het Gehoor.
Seheel en volkomen digt toefluit, dan ofxi LES.* ^et, zonder uit zyn gewoonen en natuurly-^en ftand gebragc te worden, eenige opening en doorgang masken kan, valt ’eron-•Jer de Ontleedkundigen verfchil van gedag-^en. Zommigen houden het metditlaatflieDiVm'inbsp;gevoelen , dat een opening in het Trommel-^^^quot;®'*'nbsp;''lies onderftelt, en beroepen zig ten dien'^^„gt. 8.nbsp;®inde op de Proef van zekere Tabakroo-die den Rook in hun Mond opgezoo-gen en byééngehouden door de Ooren wedernbsp;'loen uitgaan. Anderen beweeren het tegen*
'leel en meenen dat het Vlies rondom vallen '^‘gt aan de Gehoorbuis geflooten is; zynbsp;^’¦engen tot bewys de Proefneemingby vannbsp;^en ervaren Ontleedkundigen, die,
’t Oor van een Lyk met Kwikzilverge-''•^Id had, hetzelve nooit uit de Kas van de^*
^rom in de Gehoorbuis heeft kunnen bren-^'^0. Zou de Proef dierTabakrookersmo*
^®lyk niet voor een ongemeen en tegen den ^sefl; gewoon en loopt der Nar uur ftrydendnbsp;'twerkzel aangezien moeten worden ? Innbsp;'^^Ik een geval het zekerlyk niets bewyzennbsp;Cc 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zou.
-ocr page 470-404
Het Gehoor..
•XI.LES.zou: of is de Doodmiffchienoorzaak»
Vlies zoo vall en onaffcheidbaaraande
ij au
Gehoorbuis kleeft, ’t geen het niet doet J» een Leevend Menfch ? In welk geval wC'nbsp;derom de Proef met het Kwikzilver 0°^^nbsp;niets zou befliffen. Al deeze twylFeling^'’nbsp;en onzekerheden worden weggenomen,nbsp;dra men weet, dat de Tabaksrook niet,nbsp;lyk men voorgeeft, uitgaat door de OoreD gt;nbsp;en dat die zoogenaamde Proef eigentlyk ni^^*nbsp;anders is dan een zoort van loopje en b^'nbsp;driegery, daar zommigen uit kortswylnbsp;bruik van maaken, om Menfchen tebedo^'nbsp;ten, die Ligcgeloovig genoeg zyn omnbsp;aan den uiterlyken fchyn te vergaapen,nbsp;die te weinig kundigheid en doorzigt be*'^*nbsp;ten om de zaaken in den Grond te
Berigt, ’t welk dén vaj l’Academ. onze Ontleedkundigen, wiens fchranderhe’nbsp;tot^at”^quot; opregtheid t’over bekend zyn, mynbsp;onder, van gegeeven heeft, en die my betuigd*'’'nbsp;zonder^'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vollen van verzekerd
iüMt,
door de door de eigen bekentenis van verfebei*^^'' riiegel Soldaaten der Invalides, die
-ocr page 471-405
Het Gehoor,
hadden, dat zy den Tabaksrook door deXI.LES.
^oren konden uitblaazen.
Dewyl het Geluid in zyn verfpreidingenu^^j,!^’
'''oortgang de zelfde Wetten volgt, als hetjes voor
^igt, kan men ook de Geluidftraa]eneven^®’'j^°°‘
renden.
by een verzamelen, en daar door in ^igtheid en Kragt doen toeneeroen, gelyknbsp;*^en de Straalen doet, die uit eenLigtendnbsp;^ighaani voortfchieten. Ten dien einde-*''aakt men een Hoorntje in de gedaante vannbsp;Brandfneevormig Lighaatn, in wiensnbsp;een Kromloopend Buisje (leekt, ’t welknbsp;met he't ander end inden Schulp van ’tnbsp;^or plaatft. Zie dit afbeeldfel van zulk eennbsp;doorntje in Fig. 20. Alle Evenwydigep^.nbsp;^traalen, als ab, c(f, verzamelen zig vol-^*5-^^ns den aart van die Figuur in/, het Brandpunt van de Parabool , en vermeerderennbsp;^Uar door de Kragt van ’t Geluid merkejyknbsp;de Gehoorbuis.
^^aardewyldeeze Werktuigen , als enkel Moeten Verbetering van’t Gehoor gefchikt,
Pi'^tis anders toe (Irekken moeten, dan alleen zyu, en de Celuidilraalen in bet Oor te brengen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^el'
Cc
en kleed.
-ocr page 472-4o6
Het Gehoor,
XI. Les. en op de voordeeligfte wy ze te doen werken» D£^rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;beletten, dat zy het GeJn’^^
niet tefFens ook rondom zig, ter zydenu’i» verfpreiden, gelyk wy van deSpreektroin*nbsp;pet gezien hebben. Ik zou derhalvennbsp;voeglykft oordeelen, dat men die Hoorntjenbsp;van gepolyfl; en zeer glad gefleepen Metaalnbsp;maakte , op dat, door die Hardheid en dootnbsp;de Regelmaatigheid van hun Oppervlakte»nbsp;de Geluidftraalen ’er te beter op afftuiien
en naar het Middelpunt gekaatft mogte” worden: doch teffens wilde ik dat mendef'nbsp;zelver Veerkragt, zoo veel mogdyk vvas»nbsp;verdoofde, doordezeiven metSegreinLce'’^nbsp;of iets dergelyks, tot dat zelfde oogmerk
dicnflig, van buiten te bekleeden.
je,
eo
Dubbel De Heer le Cat in byzondere opfflef' Hoornt- neemende, hoe de Natuur inhetZin'nbsp;tuig van het Gehoor met voordagc verfcbe*'nbsp;den Holligheden , alle met Lugt gevulti»nbsp;gevormd had, liet zyn bedenking gaan
PL. 4. 21,
haar voorfchrift eenigermaate te volgen gt; dagt ten dlenft der Hardhoorenden een zoor''nbsp;van dubbel Hoorntje uit,’t welk in
ver'
-ocr page 473-407
Het Gehoor.
''si'toond wordt. Deszelfs opening CDxi.LES. omtrent 2t of 3 Duimen MiddelJyns
DEEL.
''^yd zyn. Dewyl ik van gevoelen ben, ge- traité des H'k ik voorheen gezegd heb, dat deverfter-Seny.
van ’t Geluid, door dergelyk zoort^®^’
'an Werktuigen veroorzaakt, niet minder ^Qtftaat uit de onbeweegbaarheid van eennbsp;Sefluite en dus op ééngedrukte Lugt, dan uitnbsp;kondig gefchikte afkaatzing en leidingnbsp;'^er Geluidftraalen, twyfFel ik geenzins ofnbsp;^en zal zig van deeze nieuwe uitvindingnbsp;*net veel voordeel kunnen bedienen.
Van Geluiden met elkande-
REN VERGELEEKEN.
Uit het geen ik te vooren van de Natuur Onder-Eigenfchappen van ’t Geluid in ’t alge- jg ®'Jg. *'^een gezegd heb, heeft men ligtelyk kun- luiden.
opmaaken, datdeGeluidgeevendeLig-*’2amen in ftaat moeten zyn, om onzeOo-•¦Gn op verfcheiden wyzen aan te doen, en ’’’snigvuldige verfchillende gewaarwordingen in ons te verwekken. Niet alleen omnbsp;die Lighaamen in Digtheid van Stof ennbsp;Cc 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Veer-
-ocr page 474-4o8
De Toonen.
VEEL.
XI. LES. Veerkragt van malkander verfchillende, heC één met grooter kragt en nadruk zynWer*nbsp;king doen, en die Werking langer agteréeonbsp;uithouden kan, dan het ander: maar ooknbsp;om dat de Veerkragt van één zelfde Lig'nbsp;haam, naar maate dat het flerkerofflapP^^nbsp;gefpannen is, tot fchielyker en talryker SliO'nbsp;geringen min of meer gefchikt moet zyn*nbsp;Niemand, zeker, leeft’eropdeWaereld»nbsp;die niet weet, dat het Geluid van eenKL^nbsp;en dat van een klein Schelletje merkely^nbsp;van elkander verfchilt; en yder die’ernbsp;een weinig op letten wil, zal welhaaftg®'nbsp;waar worden, dat dit verfchil tuflehen di®nbsp;twee Geluiden niet enkel en alleen innbsp;grootheid en een meerder of mind er trap v®’’nbsp;de kragt des Geluids beftaat, maar dat’^*-rog een ander onderfcheid in te vinden i'*nbsp;Want al was men met het Oor zeer digti’^nbsp;het Schelletje, en op een heel verrennbsp;van de Klok af, zou men egter, fchooo^®nbsp;nu ons Zintuig beide niet gelykekragtaa^'nbsp;deeden, tuflehen den aart en Klank van di®
twee Geluiden een merkelyk verfchil hoO'
reD*
-ocr page 475-409
De Toonen.
I Op de zelfde wys is ’t ook gelegen XI. LES. j een Snaar: naar inaatedat die Ityver®'
r\f nbsp;nbsp;nbsp;DEEL*
; flapper gefpannen is, verandert zy, hoe ’’Nauwkeurig men ook zorg draagedatmennbsp;, ’’N akyd even fterk flaa, van Geluid ennbsp;^^!ank: zonder dat men eenige andere oor-^Nak van dat onderfcheid begrypen of ge-1 '''aar worden kan, dan een meerder of min-ftyf heid der Deelt]'es, waar uit een fchie-^Vker oflangzaamer Trilling ontftaan moet.
Deeze verfchillende, en min of meertoCToonen. ^^i^ander naderende , dochaltyd onderfchei-' Klanken van ’t Geluid, die uit eennbsp;^Nfl'er of traager Slingering en Trilling in denbsp;^•^eltjes van het Geluidgeevend Lighaatnnbsp;^^ijoren worden, geeft men den naara vannbsp;^oonen, wier welluidende zaïnenpaaring ennbsp;l^hakeering het groote 'doel is van deZang-, die wonderbaare en verrukkende
j nbsp;nbsp;nbsp;die zoo veel kragtseninvloedsheeft
'’P onzö Ziel, en thans zoo algemeen in Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gaat by allerhande zoorten van Men-
die’er of uicJNeigingofBeroepshalgt; hun bezigheid van maaken.
Cc y nbsp;nbsp;nbsp;AI-
-ocr page 476-XI. LES, 2. Afteel.
Laagc en hoo-ge Tonnen.
al*
veel verfcheidenheid plaats kan hebben,
het Getal der Slingeringen, welke de Klao'^
aal'
geevende Lighaamen in zekere bep2^ de maat maaken, van elkanderen verfd^'*nbsp;len kan.
al^
Oatel-
baare
verfebei.
denheid
van Toogt;
nen.
410 De Toohen.
, Alle Toonen veYdeekmeaiaZwaares^^^ Scherpe, die gemeenlyk den naam draagt**nbsp;van Laage en Hooge. Laag noeffltnbsp;den Toon van een Lighaam, welks Deeltje*nbsp;langzaamer trillen, dan die van een and^*^nbsp;Lighaam, daar men ze meêvergelykt,
*t welk op het zelfde uitkotnt, die binn^® een zekeren bepaalden tyd een mindernbsp;van Slingeringen maaken, dan deandef^'nbsp;Uit deeze Befchryving ziet men, datnbsp;Toon Laag of Hoog genoemd worde cO'nbsp;kei by vergelyking, en om dat hy een Zwa^^'nbsp;der of Scherper Klank geeft dan eennbsp;dere Toon, dien men ’er tegen fteltjnbsp;dat ’er in yder van deeze twee Eigenfeh^Pnbsp;penderToonen, Z waarte en Scherpte, 2°®
Maar fchoon ’er wel in de Toonen, men ze naar ’c verfchillend Getal der SI’’’nbsp;geringen berekenen wilde, een vcrfcheitl^'’
hei®
-ocr page 477-4rr
De T ö o n e n.
valt, die byna tot ia ’f oaeiodige loopt, xi. LES. 'yfc derzelver onderling vcrfchilegter bin-2- Af-vry enger Paaien beflooten, als tnen°^^^’nbsp;quot;'Afdeelt naar ’t geen men hooren en merkennbsp;Het allerkundigft en keurigft Oor kan
Klanken niet oriderfcheiden, ten zy ’er *’^flchen de verfchillende Getallen derS'in-^^'ingen, waar uit ze geboren worden, eennbsp;*''^fkelyke tuffcheapoozing vantydvoorbynbsp;''^ope. Als, men by voorbeeld, een Snaarnbsp;een Klavefimbel op zulk een wyze fpant,nbsp;zy in ééne Sekonde 200 Slingeringennbsp;'quot;aakt, zal zy een zekeren Toon hebben;
men haar vervolgens een weinig ftyver ^I'ant , zo dat ze in den zelfden tyd van eennbsp;Honde 201, 202, of 203 Slingeringennbsp;'^'^et, zal ze, eigentlyk en Natuurkundignbsp;^^Iproken, ongetwyfFeld een fcherper Toonnbsp;**'3aken; maar geen Oor is in ftaat, omnbsp;onderfcheid te hooren: dewyl het getalnbsp;Slingeringen, die ze in ’t laatfte gevalnbsp;daar toe teweinig verfchildevanhetnbsp;^^al der Slingeringen, welke ze de eer ftenbsp;maakte.
Wan-
4ia De Toonen.
XI LES, Wanneer men derhalven twee
Lighaamen; twee Snaaren, fay voorbcellt;^'
DEEL. D nbsp;nbsp;nbsp;’ ••••'-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;uy VUV.- ^
Eenftem-Klavefimbel, vau eenLic’’»^ migheid. Herp; teiFens flaat, om ze met elkandefnbsp;yergelyken, heeft ’er noodzaakclykeennbsp;kere Evenredigheid tuffehen de getallen''^'’nbsp;beider Slingeringen plaats,- zoo dat nanbsp;zekere tulTchenpoozing of tyd ver loopnbsp;Snaaren wederom op een zelfde oogenhl’'^nbsp;haar Slingeringen beginnen zullen,nbsp;beurtelingfche Aanvangshereeniging i*nbsp;Accord, welke men Eenjtemmigbeid of Gelykluids^‘^nbsp;Conjonan heid noemt.
ce
Boofd-
toonen.
De Toonen zyn te Gelykluidender Eenflemraiger, naar maate dat de Slinge'quot;’'’’nbsp;gen te menigvuldiger op zulk een wysnbsp;elkander hereenigen en van nieuws beg'”'nbsp;nen: of anders, naar maate dat derzd''^^
Üniffon Schilt. Eentoenig noemt men twee Snaar^'’ ’ die eenpaarige Slingeringen, cen tegen
Getal, inydertyd, wederzydsmindervC'
maaken: die twee Slingeringen doet teg^'
rgll
maakt tegen twee,geeft zydeAu'fwtwiei'
een, geeft de hooge OSlaafj zo ze ’erdf'®
-ocr page 479-
De Toonen. |
413 |
drie, de Kwart ; de
vyf tegen vier,XI. LES.
Af-
, groote Tm; zes tegen vyf, de kleine^
lt;erj_
^laar, ge’yk men ziet, alle deeze over»Veran-'^^‘^fteraraingen van de eene Snaar met *''dere hebben niets bepaalds niets wezend-ïoonen.nbsp;^*'S en onveranderlyks in zig: alles wat zenbsp;'yn, zyn ze enkel by vergelyking. Denbsp;, dien ik OBaaf, Kwint ^ Ters dcc;
, zou eensklaps geheel iets anders vvor-zoo dra ik den Toon van de andere ^’'aar , daar ik hem meê vergelyk en over*nbsp;'^^Qbreng, veranderde. Eveneens is’tooknbsp;felegen met bet Geluid, dat ik Zwaar ofnbsp;^'^berp, Hoog of Laag noem: het verwis-van naara zonder van Matuur en Klanknbsp;verwilTelen, zoo dikwdls als ik een Ge*nbsp;van een anderen aart neem, daar ik hetnbsp;vergelyken wil.
Het is een groot ongemak, een gebrek Tot na-naerkelyk belang, dat men in de Zang- ^g^ang l'Qnft geen vallen en onveranderlyken Toon koaft. ^nbsp;^eft, dien men alty d treffen en weer vindennbsp;als men wil, en daar men, als naar een
be*
414
De Too
N E N,
XI. T ES, 2. Afdeel.
beftendige en altoos eenpaarigeMaatjalI^ dere Toonen naar fteüen kon. Dat zoort vaönbsp;Fluitje, daar men zig van bedient, omdeOnbsp;Toon van Stemmen en Speeltuigen opnbsp;Concert te. bepaalen en te regelen '•nbsp;Fluiten, die den Toon, fzoo als ihëD ƒnbsp;noemt, van de Qöera hebben, zyngeen''^’'nbsp;ligc en zekere middelen om alle verandcf’”^nbsp;en verfcheidenheid voor te komen,nbsp;dcrvinding heeft geleerd , dat al denbsp;gen van die zoort, zoo wel als alleande’'^’nbsp;met den tyd en door deezeengeenetoc'’®^nbsp;len van aart en gefteltenis veranderen:nbsp;al bleeven ze altoos de zelfde, zonbsp;by ongeluk verlieft of breekt, hoe zalnbsp;hun waaren en egten Toon wedervinden ? .
Vafte Van al de Natuurkundigen, die zig vlytigd hebben om de Zangkonfl: diennbsp;ten Toon, daar zoo lang naar gereikha'*nbsp;is, te bezorgen, ken ik niemand, die’o’'^'^nbsp;met grooter yver en gelukkiger gevolgnbsp;uitgelegd heeft, dan de Heernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
fchoon de middelen, die hy ten dien uitgedagt heeft, my, om de waarheid
-ocr page 481-415
De Toonen.
^^8gen, BOgjuift niettoefchynen dienzeke-XI. LES.
b:
trap van Eenvoudigheid volkonnen tebe-^* *^®‘ken, die bet egtemerkis vaneenUitvin-^'Qg , daar men een nuttig en algemeen ge-
van zal kunnen maaken. Jn zyn ei- Hifloirt Schriften , en in de Uittrekfels, die^*^
’er van gemaakt heeft, kan men htïtScknc, navorfchingen, die by over dit Stukge-^7nbsp;heeft, nagaan, en zien hoe ver het hemnbsp;'*3ar in gelukt is. Ik zal my hier vergenoegen met alleen te zeggen, datdiefchranderenbsp;kundige Akademifl:, om een zekeren ennbsp;''®ften Toon te bepaalen, van waar, naarnbsp;^•^deren, de Z^eaarfi Toonen een aanvangnbsp;terwyl alles, wat ’er boven was,
quot;^der de Scherpe gerekend wierd, zig geluk* bediende van zekere opmerking, die bynbsp;' geval deed, en welke een Oor, dat eennbsp;''^®inig oplettend'is, ligtelyk zal kunnennbsp;als men twee Orgelpypen tot over-*®hftemming hoort brengen. De bereeni-of eenpaarige aanvang van hun Sün-^^^ngen kan men aan het Geluid , dat dusnbsp;fterker is dan anders, gewaarworden;
en
-ocr page 482-416 De Toonen.
2. Af DeJiL.
XI. LES. en de tyd, die ’er van de eene hereenig''’^ loc aan de andere verloopt, iszomtyds‘^'^‘*nbsp;dèlyk genoeg te onderfcheiden, om afge®*^'
Jpf»
de
af
Heef
SAd'
ten te kunnen worden. Uit den aart O'-oyereenftemraingen weet men, hoe veel geringen één van dc tvveePypen doenfflO^^nbsp;in den zelfden tyd dat’er de ander eennbsp;bepaald Getal van doet j dat van twee P)'nbsp;pen, by voorbeeld, die op de Odaaf^^^quot;nbsp;men, de eene twee Slingeringennbsp;ter wy 1 ’er de andere flegts één doet. Indi®*’nbsp;nu de tulTchentyd, die ’er verloopt vaonbsp;eene hereeniging en eenpaarigen aanvangnbsp;tot aan den anderen toe, gevoeglyknbsp;fcheiden kon worden; zou men daar uitnbsp;gevolg ook weeten, hoe veel uyds dee^®*'nbsp;befteedde aan zyne twee Slingeringen, e'’nbsp;andere Pyp aan ’t maaken van zynnbsp;Na derhalven dus den tyd, dien een zcks*^^nbsp;Toon tot het doen van zyn Slingering^^nbsp;noodig heeft, door de Ondervinding bep3^nbsp;te hebben, en het Getal der Slingering^”’nbsp;welke de andere Toonen in dien zelfden
maaken , bekend zynde,- neemt de
-ocr page 483-il gt; 1
De TodNE^f. 417
' ^Aüvfur voor den vaften Grond of Mid-xi. LËê. '^^'Itoon, dien Toon, die 100 Slingeringen®-. ^ïakt in een Sekonde en die ’er een Oktaafnbsp;' ^öven isj dal is te zeggen ^ de Toon die 200nbsp;i Slingeren in eenSekohde maakt, noemt hynbsp;Hooge OEtaaf', en geeft den naam vannbsp;Laage OSiaafam den Toon, die ’er oH*nbsp;is j die, naamelyk, welke 50 Slingeringen doet in een Sekonde.
iiei,
ki
Oe Heer Sauveür door Ervarenis be- Aller- . ^ '''^nden hebbende, dat een opennbsp;''an omtrent 5 Voeten dien vaften ToonfteToo-^^f, daar il t zoo aanftonds vanfprak, ver-quot;®quot;’nbsp;S^leek deeze langte met die van tweean-'^6re Pypen, van welke de eene het Aller-^quot;^aarfle, en de andere het Allerfcberpftenbsp;^^Itiid gafi dathetMenfchelykOoronder-^heiden kan; en, na door vergelykingvan
'^ider Afmeetingen tegen elkander bere-®nd te hebben, hoe veel Slingeringen yder haar in den tyd van eene Sekonde doennbsp;bevond hv dat de allerzwaarfte Toon;
wy onderfcheiden kunnen', van een
gt;en
‘ghaam komt, dat i2-‘Slingeringen maakt Deel, Ddnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in
-ocr page 484-418 De Toonén,
2. Afdeel.
XI. LES. in een Sekonde: en dat de allerfcherpf^^ Toon in den zelfden tyd Ö400 Slingering^*’nbsp;doet: en dewyl 121 omtrent ftaat t*’’'nbsp;6400 als I tot 512, mag men ’er uitbed'”'nbsp;ten i dat het Menfchelyk Oor voor 5’*nbsp;Trappen van Gewaarwordingen in ’tnbsp;luid vatbaar is.
Vaftc Toonnbsp;voor alle
Zoo dra men eens door middel van
V or nbsp;nbsp;nbsp;vaften Toongekrecgenheef*»
Speellui- kan ®en ze ook ligcelyk voor allerhanlt;J^ sen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zoorten van Speeltuigen vinden. Want'^*'*’
heeft men flegts de Snaar van een Viool ’ een Fluit, een Schalmei, enz. Eentoon'^nbsp;metdeOrgelpyp temaaken, dieden vaft*^‘’nbsp;Toon levert.
Yder Toonnbsp;blyftvannbsp;'t beginnbsp;in’t eindnbsp;derSlin.
De Grootte of Uitgebreidheid der Si*” geringen doet niets tot den Toon.nbsp;klinkend Lighaam eerft geflagen en geroo*nbsp;wordt, zyn die Slingeringen wyder
gering deomtrek, enhetGeluidis’ertefterkerdoOi»
zelfde, fjjgaj. fchoon zy in 't vervolg alletisko”* korter van uitgebreidheid worden, on h”^nbsp;Geluid bygevolg ook hoe langs hoe ni
afneeme, de Toon houdt egter ftand j ®
biy’^
-ocr page 485-4 lp
ÖE Tooi*ien:
^lyft totaan’ceynde toe beftendigaltyddeXI-LES-delfde : omdat j namelyk, dieSliDgeringen,^‘^J' “oewel in 'c laatfl: merkelyk korter en be-^'fornpener dan in ’t begin, egter alle évennbsp;^^gt;ig duuren, en, fchoon Èy groot of kleiiinbsp;akyd denze'fden tyd tot elke Slingeringnbsp;^sfteedeni Dit is een bekende Eigenfchapinbsp;''^nalleLighaamen, die Veerkragt bezit ten;
geen we hier van ’t Gelüid zeggen *
**'fiet men egter alleen toeftaan van het voor-''^amfte, het Hoofdgeluid, dat, het welk ganfche Oor hoort, zoo dra het klin-^^nd Lighaam geroerd wordt ; want alSnbsp;’*gt;en ’er wat naauwer oplet en fcherper toe-''^'ftert, en inzonderheid naar rnaatedac hetnbsp;'^ornaamfte Geluid zwakker begint te wor-zal ijeh dikwils nog ecnige anderenbsp;^ooncn onderfclleiden kunnen; van welknbsp;^Wchynzel wyin ’t vervolg tragten zullennbsp;^Ccien te geeven.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Snaaren
Een Snaar maakt zöö veel te fchielyker,quot;'®^'^
^ nbsp;nbsp;nbsp;i)i€n
bygevolg in den zelfden tyd menigvuldi-Langte, Slingeringen, en geeft derhalven ook eennbsp;^^Oveeltehoögeren SeZier/ier Geluid, naarning let-Dd 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;maate^^quot;'
410
3^1. LES
2. AFDEEL.
Evenredigheid van 'tGC'nbsp;tal dernbsp;Slingeringennbsp;naarnbsp;maatenbsp;der Span.nbsp;ning.
De TooNESr.
maate dat zy Korter is, of Dunner, ofSti'
ver gefpannen. Indien men derhalventwe® Snaaren, van dezelfde StofFe gemaakt,nbsp;overeenftemming wil brengen, moetnbsp;op deeze drie Zaaken agr geeven, opnbsp;Langie, op haar Dikte, en op haar Gra^'nbsp;van Spanning.
I. Indien twee Snaaren, beide even en even Dik, aileen in Graad van fpanni'’^nbsp;van elkander verfchillen, ftaat het getalnbsp;Slingeringen ^ die ze inden zelfden tydnbsp;ken Zullen, wederzyds tot malkanderCjal®*^®nbsp;vierkante Wortels van de Kragten, ofnbsp;quot;de Gewigten, die haar gefpannen houden-
Stel eens, om zulks door een voorbee beter te doen begrypen, dat de twee Sd^*'nbsp;ren gefpannen gehouden werde^ doornbsp;wigten , en dat aan de Eene een Gew'ênbsp;hing van i Pond , en aan de Anderenbsp;Gewigt van 4 Ponden. Dewyl de vierkac^^nbsp;Wortel van 4, gelyk men weet, 2 is,nbsp;tweemaal twee maakt vier) en i de vierks^’^^nbsp;Wortel van i is, zal het getal der Sling^''^'^nbsp;gen van die twee Snaaren wederzyds tot
kaD'
-ocr page 487-421
I)e Toonen.
Gander ftaaa als a tot i; dat is, de Snaarxi.LES. '^oor 4 Pond gefpannen zhI cwge Slingerin
ft nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.D £ L*
l'ii
doen, terwyl de andere, daar i Pond hangt, maar eene Slingering doet. Vol-dit zelfde Grondbeginfel , zullen denbsp;Slingeringen wederzyds tot elkander ftaannbsp;3 toC2, wanneer van de Gewigten,diedcnbsp;^naaren fpannen, het een 9, en het ander 4nbsp;^'ond bedraagt; dewylde Vierkante Wortelnbsp;'^anpdrie is, en die van 4 twee,
ji'.i
2. Indien deSnaaren , beide even dik, en Naar ®''en ftyf gefpannen, alleen in Larigte ver-'J’®*^nbsp;'^'^hillen, zal het Getal der Slingeringen, in te.
^sly kc Tyden, wederzyds tot elkander ftaan “''de omgekeerde reden haarerLangten.
II-i
Dat is te zeggen, dat die Snaar, die eens ^Oo kort IS als de andere, eens zoo veelnbsp;Slingeringen in den zelfden tyd zal maaken,
^Is de andere: en dac die, wier Langte tot 'lie van de andere ftaat als 2 tot j, 3 Slin-Seringen doen zal, tegen dat de andere’er'2nbsp;doet.
5. Indien deSnaaren, in fpanning cnlang-Ën der gelyk, alleen verfchillen in Dikte, ftaatnbsp;D d 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;het
-ocr page 488-422
De Toonen-
XI.LES. het Getal der Slingeringen, diezemaakefj 2. Af- •wederzyds tot elkander, indeomgeke^^i^®nbsp;reden van haar Middellynen.
F»y Voorbeeld, als de eeneSnaar crns dik is, als de andere, zal ze, in denzelf^^'’nbsp;tyd, eens zoo weinigSiingeringendoeDj*'^nbsp;de andere; zo de Middellynen tot elkand^*^nbsp;ftaan als 3 tot z , zal de dikfte maar 2 Slin?^nbsp;ringen doen, tervvyl dedunfl:e’er3doet(*^'
VI. Proefneeming.
Toeftel.
Een Ge- In Figuur 22 wordt een Werktuig
luidmee- ^ ^3^ men gevoeglyk den naam
PL 4. kunnen geeven van Geluidmeeter , de^^'
Fi^. 22. fjg;. dient oin de Geluiden te meeten en Cionometre
elkanderen tevergelyken. Het is een la’’» (*) [Dit, voegt ’er de Heer KOLLET in een A»”'*
Jtenieg by , moet niet örikt Wiskonitig genomen.
alleen van de Uitwerkzels verftaan worden, voot ver men dezelve merken en gewaar worden kan-Reden daar van kan men vinden in denbsp;t;Ai4iirme des ScUm. iJQf. pap. 47. amp;c.]
je» pi
a
-ocr page 489-J23
De Toomen.
DEEL.
^erpige Kas, welke ftaac op een Voet, uit XI.LES. fviree ftaande Stukken en een Dwarsftuk za-^Jiengefteld. De Tafel, die van Dennenhoutnbsp;ëetnaakt is, mag omtrent drie Voeten latigtenbsp;liebben op vier Duimen Breedte. Zy is opnbsp;'Jrie plaatzen doorgeftoken met Roosjes,
''an de zelfde Vorm genoegzaam en maakfef ^Is die van een Cyther of dergelyk Speeltuig. Aan een van de einden van den Tafelnbsp;^yn twee kromme Hefboompjes, nietonge-^yk aan die Vzeren Elleboogjes, welke doorgaans buitenshu's aan de Schellen zyn, ennbsp;'Melker Armen hier een Regten Hoek metnbsp;hialkander maaken. Aan de Armen, die benedenwaarts zyn, of, gelyk hier in de Figuur, genoegzaam Waterpas ftaan, hangtnbsp;hien twee Gewigten A en B, die men naarnbsp;'''elgevallen veranderen, verligten of ver-s^Waaren kan. Aan de twee andere Armen^
^ie opwaarts, en hier byna Loodregt verbeeld worden, maakt men twee Viool Snaaien vail, welke men met twee Pennen C en ö fpant, die aan ’t ander end van de Tafelnbsp;^yn. Die twee Snaaren loopen over tweenbsp;Dd 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vas»
-ocr page 490-424
De Toonen.
XI. LES. vafte Kammetjes E en F, vyelke ze
de
''^'^slyks raaken; en waar op men ze, als^^ door de Gewigten gerekt zyn, en haar vaste Maat van fpanning gekreegen hebben,nbsp;vaflniEiakt door middel vaneen Schroef,nbsp;een klein ftukje Hout tegen het KammeO®nbsp;a^ndrukt, en du$ d? Snaar beknelt. Nognbsp;’er een ander Kammetje, ’t welk laog®nbsp;een Sleuf van’t een tot aan ’t ander end vaOnbsp;de Tafel verfchuiven kan. De Rand vs^nbsp;de Tafel zelf is in Duimen en Lyncn afg^'nbsp;deeld; zoo dat men de eene vap de tw?'^nbsp;Snaaren, door’erflegtseen weinig met de^nbsp;Top van den Vinger ter behoorlyke plaats»nbsp;aan dieDuimtekening bekend, op te druk'nbsp;ken, zulk een Evenredigheid van langtenbsp;gen de andere geeven kan, als men vvd»nbsp;ponder den Graad van derzelver Spanning
merkelyk door te veranderen. Als men
Snaaren een zekeren bepaalden Graad vat* verfchillende Spanning geeyen wil, bang*quot;nbsp;pien in A en B, Gewigten, wier Zwaarte rnegt;*nbsp;kent, en draait de Pennetjes C en D oiu»nbsp;windende daar de Snaaren op, tot de Hefbod'
msu
-ocr page 491-4?J
De Toonen,
Hien in dien ftand gebragt zyn, dat derzel XI. LES^ ''pr Armen RegceHoeken niaaken, zoo weP'
Slee de Snaaren, over de Tafel gefpannen, ’ sis met deDraaden, daar de Gewigten aaq
Uitwerkzels.
I. De twee Snaaren, als ze van gelyke dik- DeEven-t? zyn, en door even zwaare Gewigten ge-spannen vvorden, geeven beide den zelfden Slinge-Toon, en zyn dus volkomen £ff«/oo72fg,
'lien ze even lang zyn. Zy geeven de OSaa/, Geluid-'sdien de eene eens zoo kort is als de •¦e: deKwint, indien de eene een derde kornbsp;^er dqn de andere is.
Als de twee Sn;iaren van de zelfde langbeen van de zelfde dikte zyn, maaken zeza-? bSen de Ocü/7a/, indien de eene door een Getnbsp;b^igt van I Pond, en de andere door een Gcrnbsp;^'''igtvan 4 Ponden gefpannen worden. Zynbsp;hemmen in de K’voint overeen, indien van de •nbsp;b'vee Gewigten, die haar fpannen, het een 4nbsp;4 en ’t ander 9 Ponden weegt.
3. Als de twee Snaaren qven lang zyn,
Dd y nbsp;nbsp;nbsp;en
-ocr page 492-De Toonen.
Xl.LES.en door even zwaare Gewigten gefpaDDCö BEErnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» ftemtnen ze in de Oft^a/overeen,
indien deeeneeenszoodikis, als de andere : en maaken de Kmnt, indien de MiddeJIyf*nbsp;van de eene tot die van de andere ftaat jnbsp;3 toe 2,
Ophelderingen.
IletGetal Uit alles wat wy tot nog toe over dit venre-^ gezegd hebben, weet men, dat deTooneO
digheid afhangen van een zeker Getal van Sling®' geHngennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Klinkend Lighaam roaa^'t
nen.
kent men binnen een .zekeren bepaalden tyd; dat hooien overeenftemming van die Tcoaen niets aO'nbsp;der Too-ders is, dandeverfchiliende Evenredigheid»nbsp;waar in de Getallen dier Slingeringennbsp;dcrzyds ftaan tot malkanderen. Dewylnbsp;nu weet, dat ik een OStaafhooren zal, tei'nbsp;kens als’er twee Slingeringen tegen een g®'nbsp;fchieden, een Knjaint als ’er drie tegen tw®®nbsp;zyn, en zoo vervolgens, mag ik ook, alsnbsp;die overeenftemming der Geluiden hoor, m®*’nbsp;regt befluiten, dat de Slingeringen ond®t'nbsp;tuiïchen waarlyk in die Evenredigheid g®'
febi®'
-ocr page 493-427
De TooKfEN,
Ül'!
fchieden. Dus wanneer de twee Snaaren XI. LES. 'Vai’a myn Geluidmeet er, Eentonig weet^’nbsp;ik zeker; ydersbyzDDderelangte,dikre, ennbsp;fpanning mag dan zyn zoo a!s ze wil, ennbsp;Zonder dat ik my daar meó behoef te bekommeren ; dat haarSliDgeringenGe/3^.f^yrf^g^^ƒ^’^‘’’nbsp;?yn, dat is te zeggen,datzeSlingeringtegen Slingering doen, of beide net hetzelfdenbsp;Getal inden zelfden tyd. Op gelykewys,nbsp;als ik ze in de OSiaafoï in de Kwint of innbsp;eenigen anderen Toon hoor overeenftera-nien, kan ik geruft zeggen, dat de Slinge-tingen, die ze in een zekeren bepaalden tydnbsp;itiaaken, wederzyds tot elkander ftaan, alsnbsp;ï tot 2, als 3 tot 2, en zoo vervolgens naarnbsp;den bekenden aart van yder Toon,
Nu heeft men uit de ftraksverbaaldeüit-Door de Mrerkzels der Proefneeming kunnen zien^opjje ’nbsp;dat wanneer men de langte, de dikte, en''^iehch-
den Graad van SpanningderSnaarenopzulk
eene wyze regelt, als wy korts te vooren^en, op, *ieiden, dat men doen moeft om de daar opnbsp;genoemde Evenjedigheden tuftchendeGe-ter verrnbsp;tallen der wederzydfche Slingeringen tekry-
gen.
-ocr page 494-o E T O O N E n;
2^1. LES. gen; dat ’er dan, zeg ik, ook waarlyk zu'* DEEt' ksovereenftenimingen vanGeluidenenToo*nbsp;nen uit geboren word en, die enkel en alleennbsp;van die bepaalde EJvenredigheden afhangen»nbsp;en zonder dezelven nooit gehoord zullennbsp;worden. Het blykt derhalven uit onz®nbsp;Proefneeming duidelyk, en wordt ’erzig^’nbsp;baar door beweezen, dat de Slingeringen»nbsp;gelyk wy zeiden, zoo veel te fchielykeOnbsp;en bygevolgin den zelfden tyd te menigvul'nbsp;diger zyn, naar maate dat de Snaar korte*quot;nbsp;is, of dunner, offtyvergefpannen; en datnbsp;de meerder of minder fchielykheid der Sli**'nbsp;geringen die zelfde Evenredigheden volgt»nbsp;(laar we van fpraken.
DieE-
vpnre-
digheid
bekrag-
Het gene ons de Ondervinding en Proef' neeming leerde, ftemt ook met de Redehnbsp;volkomen overeen. Want dewylalle Vee*quot;nbsp;^|jg|°°'^kragtigeEighaamen zoo veel tefnellerSlin*nbsp;ntering. geringen maaken, naar maate dathun Deelt'nbsp;jes meer hardheid en ftyfheid bezitten,nbsp;moet een Snaar, die ftyver gefpanne**nbsp;is, en wier Deeltjes fterker gerekt zyn, oo^nbsp;zuo veel te fchiely ker Slingeren, en bygevolg
eeh
-ocr page 495-t) È T O O N E n; 429
Cen fcherper Geluidgeeven; en integendeel XI.LESl; nioec een lofler gefpannen Snaar, wier Deelt-jes flapper zyn, traager en mee minder ftefk-te en gezwindheid fchudden, ’t welk haatnbsp;een zwaarder Toon zal byzetten. Nu isnbsp;Zekerlyk een Snaar, al wordt ze door dennbsp;Zelfden Graad vanKragc, of het zelfde Ge»nbsp;wigc, uitgerekt, flapper dan een andere gé»
Ipannen, indien ze of langer of dikker is; orn dat de Kragt, die haar rekt, dan op eennbsp;grooter Getal van Deeltjes teffens werkennbsp;Öioet, op yder van welke hyderhalven ooknbsp;de zelfde Kragt als anders niet doen kan; ennbsp;bygevolg yder Deeltje, als een klein Veerag»nbsp;h’gLighaamije op zig zelve aangemerkt j nunbsp;éiinder zal gefpannen worden, dan het geleed zou zyn, indien de Snaar, daar hetnbsp;een Deel van uitmaakt, of dunner of korternbsp;Seweeft ware.
Gevolgen.
Uit de voorgaande Proefneeming merkt Oorzaak •hen duidelyk de reden, waarom in aller- fchddennbsp;^andeSpeeltuigen hecKlankgeevend Deel, Klanken
des
-ocr page 496-430
DÉ T o o ^ É Ni
iil.LES.dat is te zeggen, dat Deel, 't welk nién 2- roert, om de Klanken te doen geboren wor*nbsp;den, altyd op zülk een wysgefchiktis, dacnbsp;Snaar-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;langce en dikte, of den Graad
Tpeekuii vanfpanningj gemakkelyk van veranderen kan. Want door’er die Verandering, mee
ontelbaare VerwilTelingen, in te brengen» ftek men het Speeltuig in ftaat, orn al denbsp;Verfchillende Nooten en Klanken van eennbsp;Zangftuk naar vereifch te kunnen uitdruk'nbsp;ken. De fyne Snaaren van een Lier, b?nbsp;voorbeeld, alle Eentoonig gefield, Speeleönbsp;de verfcheiden Deuntjes, omdatdeKlavie*nbsp;ren, dié men ’er tegen aandrukt, telker®nbsp;die Snaaren min of meer verkorten, cn ba^fnbsp;daar door dat verfchil Van Toonen doennbsp;vormen. Op de Viool zyn het de Vinger®nbsp;van denSpeeler j die het Werk der Klavie*nbsp;ren verrigten, en de Snaaren op den Hal®nbsp;van’t Speeltuig, wa: hoogerof laager, ftop'nbsp;pen en beknellen. Op een KlaveQmbel»nbsp;daar yder Snaar haar eigen vallen en gezet'nbsp;ten Toon heeft, komt de verfeheidenbei*^nbsp;Van Klanken voor uit een grooter Gsi®*
vau
-ocr page 497-431
De TooNës.
Van Snaaren, en uit dcrzelver verfchilIendexi.LESi langte en dikte.
Die zelfde veranderingen in de Afmeetin-j^ gen van het Klankgeevend Lighaam zynBlaas-Ook de oorzaaken, dat men een reeks vannbsp;Verfchillende Klanken, de eeneZwaarder ofnbsp;Scherper dan de andere, krygc in de Blaas-fpeelcuigen. Een Fluit, van welk een maak*
Iel en Speekrant men ze neeme, bevat iti 2ig een Kolom van Lugt, die, gelyk iknbsp;feeds te vooren gezegd heb, eigentlyk ge*
Iproken het Klankgeevend gedeelte van het Speeltuig uitmaakt. Maar die Lugtkolotnnbsp;'verandert min of meer in zeker opzigt vannbsp;^sngte, naar maate van het Getal der Gaten,
'lie men flopt of open laat. Want dewyl Vder van die Gaten, wanneer ze open zyn,
®an deBuitenlugt vrye Gemeenfehap •f^etdeLugt, die in de Fluit is, beletten zenou.
^aar door zekerlyk eeniger maate, dat die^^^'^'^ öinnenlugt niet in haarganfcheuitgeflrekt-^cid, of op een volkomen wys aan de Tril*
^•pgen deelen kan, die uit het Mondftuk ''oortkomen.
Men
432
De TooRen.
LES. Men zou het Werktuig van Stem ew D E E L.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ongevoeglyk by een Blaas-Spee^'
Vorming'“‘S vcrgelyken kunnen; behoudens egter, vin de dat men ’er ecne niet al te jüifle en naauv?'nbsp;keurige overeenkomft in zoeken wilde*nbsp;want tot nog toe heeft men niet gezien, da'-de Kon diets voortgebragt heeft, ’twelkdc
Natuur hier in genoegzaarae volkomenheid Traclée Babootfte. De Longpyp of Lu^tader Ggnbsp;Artére. in Figuur 22 afgebceld, die Buis door wel'nbsp;23. ke de Lugt, welke men inademt, in deLoD^nbsp;gebragt wordt, eindigt, naar den kant va”nbsp;den Mond, in een kleinEirondagtigSple^*'
LaGtete.jejdatmen de Spleet van het Strottenhoofd noemt, hier by Letter k eenigzinstezi^f'nbsp;De gelykheid, die dit Deel heeft met eeOnbsp;Fluit, gaf eertyds aanleiding om tedeekén*nbsp;dat deStem daar op de zelfde wysgevornadnbsp;wierd, als het Geluid en Klank in derg'*'nbsp;lyke Zoorten van Speeltuigepi Maar d**nbsp;Heer Dodard^ in aanmerking neemende»nbsp;dat de Klank in een Fluit veroorzaakt wofd^nbsp;door de Lugt, die men naar binnen evnbsp;de Fluit blaaft, daar de Stem, in tegendesl»
doof'
-ocr page 499-433
De Toonen.
doorgaans, ontftaat uic eenLugt, die uit de XI. LES. Longpyp Daarbuiten gaat, befloot’er, niet^^^^‘nbsp;2eer veel waarfchynlykheid uit,da: deSpleecnbsp;het voornaamfte Werktuig van de Stem is,
En datdeBuisof Lugtpyp, daar zy het uiteind van is, ’er niets anders toe doet, dan dat ze, even als een Windbuis aan zommi-ge Blaasfpeeltuigen,deLiigt derwaarts heennbsp;'oert.
Volgens het gevoelen van dienfchrande-De
*en Natuurkundigen vormt deLugc, door^^^^^'^*
V.. nbsp;nbsp;nbsp;. r ¦ 1 o .1 . . . Memoires
^ec een meerder ot minder Snelheid dooreg VAca-
de Spleet, die ten dien einde het vermogen heeft, van zig te kunnen verwyden of ver-1700.*nbsp;daauwen, naar buiten gedreeven te worden, ^44* ¦nbsp;de verfcheiden meer of min zwaare Klanken. De Klank, op die wys gevormd,
''ervult de holligheid van den Mond en van de Neus met dat Geluid , en maakt, doornbsp;de beweging van de Tong en de Lippen innbsp;^Voorden herfchept, onder ’t buitenwaartsnbsp;ditvliegen deüitfpraak. De Lugtpyp der-halven levert, volgens deeze Helling , denbsp;de Spleetj vormt de Stem en regelt
ill. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;Eenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;der-
434
XI. LES 2. Afdeel.
Buik-
fpree-
kers.
Ventrilo-
ques.
Liranus
incap.iS.
Deuterm
Basse-
Eius de
Voch Or
sano.
T o o N E N.
.derzelver Toon; de Tong en de Lippee maaken de Woorden en Spraak (*).
Op deeze wys, zegt hy, gaat het doorgaans toe roet het Vormen van Stem eo Taal : maar ’t is ondercuflchen zekergt;nbsp;dat men, al inademende, ook Spreekennbsp;Zingen kan; en dat ’er Menfchen zyn, di®nbsp;of door lange gewoonte en oefFening,nbsp;door een byzondere gefteltenis van huirnbsp;Werktuigen, een doffe en als gefmoord^nbsp;Stem kunnen doen hooren, welke gevormdnbsp;wordt door de Lugt: die , ingeademd,nbsp;de Lugtpypkomt. Men noemt zenbsp;kers, om dat ze als met den Buik fpreek'C'’'nbsp;•Eertyds zag men ze voor Tovenaars aan,nbsp;voor Menfphen, die met den Duivel bez®'nbsp;ten waren; en men vindt zelfs goede SchrV'nbsp;vers, diezig, naar ’t fchynt, door die z-Of'nbsp;derlinge Manier van te Spreeken, zoonbsp;hebben laaten bedotten en misleiden, als hs’-Gemeene Volk,
IH'
(*¦) [zie tot nader Opheldering der voorheengew^^ de Phjfiolr.gta, XLII Hoofdfluk. bladi. J'fi4 sn voIgcn^rO
-ocr page 501-435
De Stem en Spraak.
Indien men al de verfchillende Toonenxi. Les. Van Stem of Zang, aan de verfchillende ope
- nbsp;nbsp;nbsp;£ £ L»
Hing en meerder of minder wydce van de
Spleet moet toefchryven ; zou derzelverniet ge-
kleiofte Middellyn, die op haar langft ge
Domen, en als de Spleet 't meed verwyderdverwy-
is, niet meer dan een Lyn bedraagt, volgens
de Uitrekening van den Heer DoDARb,wen van
9652 maal van Langte moeten kunnen gpiggj
anderen, om ai de verfcheidenheid van Klan- of ’c
kenen byzondereToonen, die deMenfche-, nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;randen
lyke Stem vormen kan, te kunnen voort-tegen
brengen. Zoo talryk en veruirgeftrekteene^^quot;* Verdeelingkandie op zoo klein een Langte ,nbsp;in zoo naauw een Opening vallen? Dit isnbsp;inderdaad vry bezwaarlyk te begrypen. Ofnbsp;Deemt mogelyk de Spleet enkel het Werknbsp;Ivaar, ’t welk het Rietje op een Schalmeinbsp;^errigt, dat, gelykmen weet, niets andersnbsp;doen heeft dan flegts het Geluid te ver-'Vekken, zonder op de Toonen te werken;
®n zou miffchien de Keel , die zig ver-iangr, zig intrekt, en uitzet naar den verscheiden aart der Toonen, die ’er gevormd Ee 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;moe-
-ocr page 502-430
De Stem en Spraak.
XI. LES moeten worden, eveneens te Werk gaan als ^5' het Fluitje op een Zakpyp, ’c welk, naarnbsp;maate dat het meerder of minder Lugt be*nbsp;vat, een min of meerZwaaren ofScherpe*^nbsp;Toon geeft. Of moet men eindelyk den*nbsp;ken , dat die twee Deelen beide zamenwef'nbsp;ken, en met elkander de Toonen vormen»nbsp;het één als een Tongetje, daar minofmen^nbsp;wyd, min of meer Veerkragtig geniaakinbsp;kan worden; bet ander als een Buis, die va^nbsp;Afmeetingen , Langte en Wydte, veraD'nbsp;dert ?
Maar door ’tnbsp;ftooten
der Spleet
De Heer Fërrein heeft dit Stuk merke* lyk opgehelderd , door uit verfcbeideiinbsp;der Lugt Proefneemingen, die zoo fchrander uitg^'nbsp;behandeld, als overtuigend^*’nbsp;befliflend zyn, te bewyzcn, dat denbsp;Lippen van de Spleet niet tegen elkand^^nbsp;llaaa, gelyk de twee Plaatjes van het Ton*nbsp;getje dcen; maar dat yder van die LipP'^'’'nbsp;door de Lugt, die uit de Long kemt, ê®nbsp;vrreeven en gefchuurd, Klankgeeven,nbsp;als een Snaar, daar men met een Stryk^^^nbsp;over flrykt. Zyn WaarncemiDgen deeds'^
lieiJJ
-ocr page 503-437
De Stem en Spraak.
hemziea, dat de Randen van die twee Lip-XI. LES. pen ük Peesagtige Banden beftaan, ter we-*'nbsp;derzyde aan Kraakbeenderen vaft geh'gc,nbsp;Welkedienen om ze of meer of min te fpan neux Car-fien: en in de verfchillende Trappennbsp;Spanning, welke die Deeltjes lyden kunnennbsp;en ondergaan; vindt hy eennatuurlykever-lvlaaring van al de verfcheidenToonen, dienbsp;deMenfchelykeStem in ftaat is te vormen:
f^'jl
'vant in ’t algemeen weet men, dat een Snaar, paar maate, dat zy minder of meerder Ryfnbsp;gefpannen is, een min of meer fcherpennbsp;Klank geeft.
Maar, zal men Vraagen , hoe heeft de Proeven Heer FBRREi wkunnen weeten, dat de tweenbsp;Lippen van de Spleet niet tegen elkanderFerkeiw.nbsp;flaan; dat de enkele vernasuwing van dienbsp;'Opening niet genoegzaam, nog in Raat was,
Orn de Stem van de zwaareTconen te doen 'Opklimmen tot de Scherpe , en datdeLugt,nbsp;hit de Longen door de Lugtader heen naarnbsp;buiten gedreeven, een fchudding en trillende beweeging verwekte in die Peesagtigenbsp;Landen, die Ijy daarom den naam gaf vannbsp;Ee 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de
438
De Stem en Spraak.
XI. LES. de Klank of Stemfnaaren. Zou hy, zal men deelquot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Werking zelve van die Deeltjes
Cordes Vocale s.
niec Hiec eigen Oogen hebben moeten ziei’j om wel te kunnen oordeelen, op welke wy®nbsp;zy eigentlyk gefchiedc? En hoe zal mennbsp;met het Gezigt daar by komen, en een on»nbsp;derlinge werking en wederwerking vannbsp;Deeltjes kunnen zien, die de Natuur buitennbsp;bet bereik onzer Oogen geplaatfl: heeft?
Op Ly-ken.
De Schrandere Uitvinder van die ontdek* kingen, dewy! hyopLeevende.VoorwerpeO-dergelyk zoorc van Proeven niet neemni'nbsp;kon, bedagt een middel, om den Doodennbsp;Memoiresde Stem weder te gceven. Hy ftak eennbsp;desS^ie^cnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;volkomen verfche Long'
1741. pypen: de Lugc, die hy met kragt en P 409. zwindheid door de Spleet heen dreef,nbsp;Klanken; en zyn Gisfingen veranderdennbsp;zekere Waarheden.
Door Als de Stem eens gevormd, en derzelvei^ Toon geregeld is, moet zy, om aangenaamnbsp;ken. en bevallig te zyn, te gelyk door Mondnbsp;en Neus uitgebragc worden. Zy ver*nbsp;fchilt merkelyk in Klank van ’c geen ze gewoon
-ocr page 505-De Stem en Spraak.
439
V?oon is te zyn, indien ze lïegts in ecneXLLES. Van die twee Holligheden klinkt en daarnbsp;haar Geluid uit voortbrengt. Men hoort
tiet gaarne iemand Spreuken of Zingen , wiens Neusgaten verftopt zyn: van zulk eennbsp;zegt men doorgaans, dat hy door.de Neusnbsp;Spreekt: een zeggen, dat, gelyk men ziet,nbsp;zeer oneigen en te eenemaal avcregts is, de-wylmendatverwyt verdient, als men juiflnbsp;het tegendeel doet, en niet Spreekt door denbsp;• Neus.
'1
VoORTSETTING VAN ’x GeTUID.
Men begrypt zekerlyk zeerwel, zonder De Ver-
eenige deminfteZwaarigheid, hoe twee Ge-
de Too-
luidgeevende Lighaamen elk afzonderlyknen bly-
hunnc Slingeringen verrigten : hoe een
hun, by voorbeeld, vier Slingeringen maakt, deifcbei-
terwyl’erliet ander maar twee of drie doet;
om dat het meerder of minder Getal der Slin
geringen afhangt van een zekeren Graad van Veerkragtjdieyderafzonderlyk ineen meerder of minder maate bezit. Maar hoe begrypt men ’t, dat de twee verfchillende Too-Ee 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nen.
ili
XI.LES.nen op een zelfden cyd in eene zelW® Lugt kunnen plaatshebben, en hun Wer*nbsp;king doen: indien die Toonen in de Lugtnbsp;niets anders zyn, dan ’t geen ze zyn in hefnbsp;Geluidgeevend Lighaam, naamelykeen bepaald g, ta! van minder of meerder SiingeriO'nbsp;gen? Hoe kan een zelfdeKlomp Lugts onder-fcheidcnlyk en op hetzelfde oogenblik denbsp;Klanken doen hooren van twee Snaaren, d'enbsp;met malkander, by voorbeeld, in denbsp;overeenfteramen; en van welkedeeencby*nbsp;gevolg loo, de andere 2co Slingeringennbsp;maakt in een Sekonde?
Dit IS nog maar de helft flegts van d® zwaarighcid. Want fchoon men al genoeg'nbsp;zaam begreep , hoe twee verfchillendenbsp;weegingen aan een zelfde Lugt zonder verwarring meêgedeeld konden worden, en ii’nbsp;dezelve een geruimen tyd (land houden»nbsp;blyfe ’er nog deeze Vraag over ; hoe hefnbsp;komt, dal het Zintuig van ons Gehoor, ’fnbsp;welk op een zelfden tyd die twee verfchei'nbsp;den indrukzels ontvangt, niet een gewaarwording gevoelt, welke gemengd en
bei'
'.Ml
Voortzetting van ’t Geluid. 441
beiden zümengefteld is; even gelyk het Oog, XI LES. als bet op een zelfde oogenblik door twee^'
CEEL.
Straalen getroIFen wordt, van welke deeene Geel en de andere Blaauw is, een Groenenbsp;Kleur ziet?
Met hec beantwoorden van deczelaatfleRe Vraag heeft men zig nooit zeer veel benbsp;tRoejd, De zwaarigheid der eerde heeft Lugtgol-men tragcen weg te neemen, door denbsp;'voeging der Lugt, die de Geluiden over-Water-brengc, te vergclyken motdeKringwysIoo-jJ‘”i^^”^|.nbsp;pende Golvingen, die men in een dildaand vergelee-Water doet geboren worden, als mennbsp;Steenen in werpt. Want evea gelyk dienbsp;Golvende Kringen , zegt inen , elkandernbsp;'vederzyds fnyden, zonder verwarring doornbsp;^en loopen, en zig elk afzonderlyktot aannbsp;'^en kant van deVy ver,by voorbeeld,uitbrei-'^en, op dezelfde wys neemt ook de Lugt denbsp;''erfcheidenToonen alletefl'ensaaD,en voercnbsp;Gezonder verwarringover naar het Oor.
Maar behslven dat bet vergelyken vaneen ^quot;ker Verfchynzel met een ander, eigentlyknbsp;Seen Verklaaring is van datVerfchynfei,is dienbsp;E e 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ver-
-ocr page 508-442 Voortzetting van ’t Geluid.'
XI, LES vergelyking zelve ook vry gebrekkelyK'» d£^l' ‘i'^^nopden aart der bewcegingen,
’er van weerskanten plaars heeft, tnet eenig® aandagt let, zal men alleovereenkomftg^'nbsp;noegzaaro tulfchen die twee Verfchynfe'*nbsp;verdwynèn zien.
Vcrfchi! van beide aartnbsp;van be-
Als een Steen in 't Water valt, drukt M dat gedeelte van de Vloeiftof, ’t welk by g^'nbsp;val onder hem is, naar om laag, en doelt;^nbsp;weeS'^E- (jaar door ceffens de rondom leggende Deelt'nbsp;jesopryzen in de hoogte : yder van dienbsp;ven hun Waterpas opgeligte Deeltjes '8^*'nbsp;met een verfnelde beweeging weernaaro'’^nbsp;laag, beneden zyn Waterpas; en doetnbsp;door het Deeltje, dat onmiddelykagterhel'nbsp;zelve is, om hoog ryzen; 't welk opnbsp;beurt wederom de zelfde Werking doet,^”nbsp;zoo vervolgens; op welken trant dienbsp;weeging duurt tot alles weer innbsp;wigt gekomen is. Dewyl deeze SlingeH'’'nbsp;gen, dit ryzen en daalen, in een oneindig^nbsp;menigte tefFens vanMiddellynen gefchied*^’nbsp;die alle uit een gemeen Middelpuntnbsp;Oorfprong neemen, vertoonen ze zig
het
-ocr page 509-Voortzetting van ’t Geluid. 443
Oog onder de gedaante vandieKrings-xi LES. 'vvsloopende Golvingen, daarwy van fpra.^- ^ f-
1 ‘ nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;DEEL.
‘'en, die allenskens verzwakken naar maate dat ze zig wyder uicbreiden, cntelangzaa-ftier en flaauwer zyn in haar bcweeging, naarnbsp;hraaredat ze zwakker zyn; ’tzy door dege-hngbeid van de oorzaak die haar deedont-ftaan; ’izy door de grootheid van het Veld, 'nbsp;dat ze reeds hebben afgeloopen. Maar denbsp;^eweeging van ’c Geluid in de Lugt is vannbsp;5en geheel andere natuur, ’t zyn daar Slingeringen en Trillingen van een met Veerkragcnbsp;begaafde Vloeillof, die zigmeteen eenpaa*
^ige en alcyd gelykvormige Snelheid overal *'aar alle zyden heen uitbreiden, en die’ernbsp;ralTer noch traager door worden, fchoonnbsp;quot;^2 grootte en kragt van die Trillingen verandert en af of toeneemt.
ï' ll
van
^aan, dat, wanneer die Golvende Water-^p'der
Daarenboven moet men zekerlyk ook toe-En
¦¦jngen elkander wederzyds Snj'den, derzel king van '’er beweegkragcen, op die plaats daar de^p'vee-^otzing gefchiedc, zig vermengen en een be.nbsp;'^eeging maaken, zamengefield uit dein-
444 Voortzetting van ’t Geluid.
XI. LES, houden en de Snelheden der wederzydfchs 2. Af-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jjg eikanderen ontmoeten, en dac
een Lighaam op dat Scypunt geplaatft dJS zramengeftelde beweeging ontvangennbsp;deelagtig zal worden. Maar geheel anders)*nbsp;het gelegen met twee verfchiliende Gelui'nbsp;den, die op een zelfde Zintuig werken. Ydernbsp;der beide K'anken maakt zyn eigen en by*nbsp;zonderen indruk, even alsofhy’er maaral'nbsp;leen was; en het Oor onderfcheidt ze doofnbsp;twee veiTchillende gewaarwordingen gt;nbsp;fchoon die beide op één zelfde oogenbÜifnbsp;gelchieden. Dewyl ’er dan zoo groot ee»nbsp;verfchil is tulTcheu den aart van die twe^nbsp;Verfchynfels, verklaart de vergelykingnbsp;de Golvende VVaterkringen het Stuk nief»nbsp;maar laat de twee zwaarighedcn, die ik o?'nbsp;perde, in haar geheel en onopgeloft.
Gedag- De Heer OE Mairan, na dat hy dei^' d^gt;nnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dLr vergelyking en ’t grool
DE Mai- verfchil van beiden ontwylFelb.aar beweezeO
RAN. had, fielt over de Voortzetting van Gelui^^
en Klanken een gevoelen voor^ zoo e£U' vouJig, maar teffens zoo gelukkig uitg®'
dagf»
-ocr page 511-Voortzetting van ’t Geluid. 445
'ÏHgt, dat rnen , als men ’copde Verfcbyn xi. LES. Iels toepall, wel haafl: vergeetdat het flegrs'^'
^en onderftelling is. Zulks heeft dit Gevoelen gemeen met dat, 't welk men zig van de ICieuren vormt; gelyk dcszelfs Uitvindernbsp;Ook in zeer veel opzigten niet kwalyknbsp;Zweemt naar eenen Newton.
Indien men deezeVraag ter bellisfing voor- De Lugt-ftelde, of de Stof klompjes, waar uit de Lugt Is zamengefteld, alle even groot en elkande-ien innbsp;gt;¦6 volkomen gelyk zyn, dan of ’er verfchilnbsp;luffchen is, en de eene kleiner en grooterkragt.nbsp;Zyn dan de andere in alleZoorten van maat Molecuksnbsp;trap; en men genoodzaakt waséénevannbsp;dietweeOnderftellingen te omhelzen: welkenbsp;Zou ons dewaarfchynlykfte voorkomen?Zounbsp;hien niet, dewyl tog die Stof klompjesenkelnbsp;ëevaiiige verzamelingen zyn van nogfynernbsp;lleelt jes, die zig door tuffchenkoraft van duizend verfchillerde oorzaaken met elkandarnbsp;^’ereenigen , of zig weer van één afzonderen,nbsp;niet veeleer geneigd zyn om te denken,dat zynbsp;'^oderling vanelkanderenin grootte verfchil-1^0 tot in ’t oneindige; dan om zonder eenig
be-
-ocr page 512-44Ö Voortzetting van ’t Geluid»
XI. LES. bewys en fchynbaaren Grond te ftellen, dat eveneensj en malkaar volkonieö
gelyk zyn V
Deeze gedagte over den aart dier Stof' klompjes, waar op het ganfche Stelfel vaOnbsp;den Heer de Mairan ruft, is deeenigft®*nbsp;die niet meer dan enkel waarfchynlyknbsp;Alle de andere zyn Gevolgen, die uit ditnbsp;Grondbcginfel (quot;zo men het daar voor ot'nbsp;kent) zoo noodzaakelyk en onvermydelyi*nbsp;voortvloeien, dat tncn ’er zyn toeftemmiD^nbsp;niet aan weigeren kan.
Yder Indisn de Stofklompjes van de Lugt tJO' doetzyn derling in grootte verfcbillen, moetennbsp;eentooni-ook in trap en roaate van Veerkragt van ol'nbsp;dedijernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verfchillen, even gelyk van
alleen Reepje Staal, by voorbeeld, zo’t in vot' de Lugt” fitheiden (tukken van ongelyke grootte vei'nbsp;deeld wierd, bet een Stukje een fterker Veel'nbsp;kragt, als bezwaarlyker te fpannen, zou be'nbsp;zitten, dan het ander. Overal, derhalven»nbsp;waar men eenKlankgeevendLighaam plaati^*
moet het in den algenieenen Klomp van def
Dampkring Lugtdeeltjes vinden, wier Veei'
Voortzetting van ’t Geluid. 447
i^ragt tnet de zyne overeen fterat, eu die by XI LES. gevolg zeer gefchikt zyn en in ftaat, om^-^yn Trillingen over te neetnen, te behou-tien en verder tot andere voort te zetten.
Op die wys doen zig dan twee Snaaren,
Wier Toonen verfchiilen, wel door een zelf» den Klomp Lugts hooren, maar eigentlyknbsp;door de verfchiliende Deeltjes, die zig ianbsp;dien Klomp bevinden, en yder Toon doornbsp;*yn byzondere Deeltjes, hem in Veerkragtnbsp;gelyk. Volgens deeze Verklaaringbegrypcnbsp;*ïïen ligtelyk, waarom de verfcheidenToo-öen zig niet onder een mengen eu verwarrennbsp;iQ de Vloeiftof, die hen overbrengt; wantnbsp;dus kan die Vloeiftof om bet onderling verschil haarcr DeeltjesallerhandeZoorten vannbsp;’Trillingen, ’t zy ze raffer, ’t zy ze traagernbsp;Slingeren, aanneemen en onderfcheidenlyknbsp;''ormen.
Om den Indrnk, dien dc Klanken op het En treft Zintuig van ons Gehoor zonder verwarringnbsp;'Waaken, te begrypen, moet men zig te bin-toon igenbsp;*^cn brengen, ünhet Slangv:gt;yze Plaatje,
Welk men zckerlyk voor bet voornaamftejf_a„j^
Stuk^l'iVa/ï
-ocr page 514-448 Voortzetting van ’t Geluid.
2. Af-
D B E L.
XI. LES onder de Gehoordeelen moet houden» uit een Verzameling beftaac van Vezels,
]yk wy voorbenen zeiden, die, van Voetvl-ak van het SlekkenhuisafcotaandeS*nbsp;zelfs Toppunt toe, allenskensioLangteaf'nbsp;ueemen en hoe langer hoe korter worden!nbsp;omtrent gelyk de Snaaren van een Harpnbsp;van een KlavefimbeL Vder van die Vedelsnbsp;heeft een Veerkragt, grooter of kleiner, nasfnbsp;maate van zyn Langie; waar door hynbsp;Eigenfehap krygt, dat hygefchuden aan’i^nbsp;trillen gebragt kan wórden , alleen dooi*nbsp;Slingeringen, die meteen zekere bepaald^nbsp;rasheid, naar zyn Veerkragt gefchikt, g®'nbsp;fchieden. Wanneer ’er dus twee verfchill^'’*nbsp;de Toonen op één zelfde oogenblik tenbsp;op het Zintuig vallen, maakt yder van^^'nbsp;zelven zyn Indruk op dien Vezel,nbsp;Veerkragt met de rasheid van zyn Slinger*'’nbsp;gen overeenftemt; en die twee afzondctiynbsp;ke gewaarwordingen doen ook twee onder'nbsp;fcheideo Denkbeelden geboren worde”*nbsp;Met één woord, het gaat met de Vezels va”
het Slangswys Plaatje eveneens gelyk f'”''
gaat
-ocr page 515-Voortzetting van ’t Geluid. '449
gaac mee de Snaaren van een Klavcfimbe), XI. LES. of mee alle andere Klankgeevende Ligbaa-men , wier byzonderen Toon men treft.
A’s men een Snaar roert, geeft een andere ^ die’er Eentoonig meê is, ook Geluid, nietnbsp;alleen wanneer die tweede Snaar op het zelfde Speeltuig is, maar al is ze zelfs op eennbsp;ander Speeltuig , dat ter zyden af ttaat.nbsp;Wanneer ine.n in een Glaswinkel, by eennbsp;Koperflager, of in een Vertrek, daar veelnbsp;hol Vaatwerk is, mee een luide ftemmenbsp;fpreekt, hoort men altoos het een of het ander Stuk Klank en Geluid van ziggeeven^nbsp;terwyl al de andere ftilzwygen: verandercnbsp;gy vaa Toon, een ander Stuk geeft u antwoord.
Maar, zal men mogelyk vraagen, waarHy doet door komt het doch, dat een Snaar, die mennbsp;aan ’t Trillen helpt, juill zoo net en naauW' Lugl-heurig die Stofklompjes der Lugt weetnbsp;te kiezen, die haar dienen ? en dat de Lugt, len, dochnbsp;die binnen in ’t Oor is, en haar beweegingnbsp;door het Trommelvlies heen ontvangt, do ornbsp;een dergelyke wilTe Keur die Vezels juift
III. Deel nbsp;nbsp;nbsp;Ffnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;trefti
-ocr page 516-450 Voortzetting van ’t Ge^uib.
2. A F-ȣEL.
XI.LE?.treft, die alleen tot het overneemen vaS dien byzondercn Toon gefchikt zyn ?
Maar die Snaar, om eigentlyk te iprcc' ken, doet geen Keur; en deBinnenlugt vannbsp;’t Oor treft het gantfche Slangswyze Plaatjenbsp;overal op de zelfde wys: doch met zoo ge*nbsp;lukkig een Uitwerkfel, als of ’er waarlyknbsp;Keur by plaats had. Want fchoon ’er opnbsp;een zelfde Oogenblik verfcheiden Lighaa*nbsp;men , die een verfchillenden Graad vaOnbsp;Veerkragt bezitten, hunne Slingeringen a’lenbsp;te gelyk beginnen, kunnen de Slingeringe'’nbsp;egter, indien de oorzaak die haar innbsp;moet houden aan een zeker Getal en maatenbsp;van rasheid verbonden is , niet van duurnbsp;zyn, dan alleen in de Lighaamen , wiernbsp;Veerkragt met dat zeker Getal en dieRaS'nbsp;heid van Slingeren oyereenftemt: want denbsp;andere Lighaamen, wier aart en Veerkragtnbsp;by voorbeeld vereifchte, dat zeanderhah'®nbsp;Slingering tegen eene deeden, zouden bynbsp;tyds, gelyk de eerfte Lighaamen, niet wedergereed kunnen zyn en vaardig (laan.c^nbsp;den volgenden lodruk te ontvangen: zoe
dat
-ocr page 517-Voortzetting van ’t Geluid. 451
dat hun Beweeging, als niet weder ver- xr. LES. nieuwJ, noodwendig zou moeten verflaau- 2. Af-vven of mogelyk geheel ophouden. Het Ge- ^nbsp;luidgeevend Ligbaam werkt derhalven on-getwyffcld met zyn eerden Schok op allenbsp;Scofklompj'js der Lugt, die het omringen,nbsp;zonder onderfcheidj maar het volhardt nietnbsp;beftendig en met genoegzaaracKragcinzynnbsp;Werking, dan alleen op dieLighaamen, dienbsp;Zoo geaard zyn, dat ze juift op den zelfdennbsp;trant Trillen en bewoogen worden. Met denbsp;Vezels van het Siangswys Plaatje is het evennbsp;eens gelegen; endewyl ’er geen volkomennbsp;gewaarwordingen in ons verwekt worden,nbsp;dan door een trcffing en indruk die een zekeren tyd agtcr één duurt; zo is de eerüenbsp;Trilling, die het ganfche Deel zonder on-derfcheid trof,reeds voorby, en totruft getaakt, als de Ziel den indruk begint gewaarnbsp;te worden, die op de Vezels, tot diezoortnbsp;Van beweeging uit hun eigen aartgefchikt,nbsp;blyfc voort duuren.
Men moet egter geenzins zig verbeelden, Bytoo-dac een Snaar, die men flaac en Klank doet Ff 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gee.
-ocr page 518-452 Voortzetting van ’t Geluiö,
XI. LES. geeven, voiftrekt geen andere LugtdeeltjeS
2. Af- roeren en in bcweeeing houden zou, dan
deel, nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
alleen zulke, die een zeer nette en jaiu^^
overcenkoroft hebben met den aart van haaf Veerkragt: zy werkt ook onbetwiftbaaropnbsp;die S tof klompjes der Lugt, die Gelykluideriiinbsp;niet haar zyn, dat is te zeggen, wier Slin*nbsp;geringen na een zeker Getal op nieuwsnbsp;gelyk met de haare een aanvang neemen;nbsp;zy werkt ’er te fterker en met te grooceinbsp;Kragtop, naar roaate dat die Lugtklornpj^snbsp;te Gelykluidener met haar zyn, of te fpoC'nbsp;diger en na een korter tyds verloop dieUnbsp;nieuwen aanvang met haar maaken.
Snaar doet derhalven voor eerft die Stof' klompjes, welke gefchikt zyn om hetzelfd*^nbsp;Getal van Slingeringen, als zy, te maaken»nbsp;Klinken, en vry fterker Klinken dan alle donbsp;andere Lugtdeeltjes: die Klank maakt daonbsp;ook haar Hoofdtoon uit. Vervolgens ennbsp;met minder Kragt doet ze die Geluid ge^'nbsp;ven, die maar ééne Slingering tegen twe®nbsp;maaken: daarna, en met nog al flaaui^®*’nbsp;Klank, de zulken, die twee Slingering®®
Voortzetting van ’t Geluid. 433
Maaken tegen drie, en zoo vervolgens, tel xi.LES. kens al flaauwer en zwakker naar rnaate dat 2. Ap-her verfchil tuflchen den aart der Veerkragt,nbsp;of de aanvangstyden grooter zyn; zoo datnbsp;men niet regt zeggen mag , dat een enkelnbsp;GeluidgeevendLighaam, op zig zeiven alleen, akyd een zcorc van kXtSï Concert maakt.
Die Geiykluidende of Bytoonen worden wel, ’t is waar, door den Huofdioon verdoofd; maar a!s deeze wat begint te ver-flaauwen, kan eentaamclyk keurig Oor de-, kelve gemakkelyk onderfcheiden.
Men zou hier nog verfcheiden Vraagen Werking kunnen voordellen; als, 1. Waaromnbsp;hetzelfde Geluid flegts eenmaal en niet duü- ons.nbsp;bcl hooren; daar wy nogcans twee Oorennbsp;hebben, die beide even ligt aan te doen ennbsp;voor de Geluideu vatbaar zyn ? V/elke denbsp;R.eden is, dat zommige Mcnfchen, die eennbsp;Weinig HatdaooreBd zyo, zekere Kiankennbsp;en Toonen beter hooren kunnen dan anderenbsp;Klanken en Toonen, die van een verfcbil-Icnden aart zyn. 3, Hoe het komt dat zom-mig Geraas of Geluiden van een zekerenbsp;Ff 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zoort.
-ocr page 520-454 Wbekiuc van Geluid op ons,
XI.LES.zoort, of van een zekere Kragt en Sterkte, 2. Af- ons aandoen en ontroeren kunnen; en aan-genaame of laftige Gewaarwordingen in onsnbsp;doen ontftaan.
Men Dat wy maar een enkele Gewaarwording
hoort het nbsp;nbsp;nbsp;’t Geluid, fchoon door tweeonderfchei'
nietdub-den Indrukzels voortgebragc, gevoelen,
ongetwylFeld daar van daan, dat het
fchoon Geluid zulke Deeltjes van onze Ooren treft ¦gt;
niet twee nbsp;nbsp;nbsp;eveneens en malkander in alles
Ooren.
gelykvormig zyn, en die in de Herffeneo een gemeen punt van vereeniging hebben,nbsp;waar in ze van wederzyde zamenloopen»nbsp;Waarfchynlyk zou men daarom een Geluid,nbsp;’t welk aan dcneenen kant den vierden Vezel , by voorbeeld, van het Slangswys Plaat-. je, en aan de andere zyde den zesden Vezelnbsp;van hec ander Plaatje trof, met geen vannbsp;beide de Ooren hooren. Ons Gehoor is hetnbsp;cenigft voorbeeld in de Natuur niet van tweenbsp;volkomen gelykvormige Zintuigen , dienbsp;fchoon ze beide cefFens aangedaan wordennbsp;en werking doen, hun Voorwerp egcer niet^nbsp;dubbel maar flegts enkel vertoonen. Hoewel
-ocr page 521-Werking van ’t Geluid op ons. 455
wel het ontwyffeibaar zeker is, dat deBeel- xi.LES. ter is van een zaak in beide Oogen te gelyk^- Aren eveneens ftaac uitgedrukt, zien wy egter ° quot;nbsp;•doorgaans niet dubbel. De Reden daar vannbsp;komt vry wel met de ftraksgemeldeoorzaaknbsp;van hec enkel geboord Geluid overeen, cnnbsp;zal, wanneer ik van 'c Gezigc fpreekt, nader overwoogenen opgeheldert worden.
De Gewaarwording en Hoorbaarheid van Hard-zonimige Toonen en Klanken boven ^nde-_ ren, die zelfs dikwils veel fterker en grooterren zom-van Geluid zyn, zou men gevoeglyk kun-^l''^®nbsp;nen toefchry ven aan eenig gebrek in het Toonnbsp;Slangswys Plaatje, doch ’t welk hetzelvenbsp;niet geheel, maar ’er flegts een zeker gedeel-derente van befioeg. Indien, bgt; voorbeeld, hetnbsp;onder en het bovenend van dat Lighaams-•deel, door ’t een of ’cander toéval, onver-fchillig van welken aart, minder gevoelignbsp;geworden waren dan het midden, zou iemand, die met die Kwaal behebt was, alleen deMiddeltoonen tuffehen deZwaarflenbsp;en de Scherpfte gemakkelyk kunnen hoo-ren: cn ongetwyfFeld zou hy onder een ta-Ff 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;me-
-ocr page 522-4s6 Wbrking viN ’t Geluid op ons.
XI. LES. melyk groot Getal van Menfchen, daar by
^'eeT nbsp;nbsp;nbsp;wel den eenen of den andere»
aantreffen, wiens Toon van Stem narjur'
lyker wys opdat gezondegedeelcc viel, en
dien hy derbal ;en iigtelyk zau kunnen ver-
ftaan, zonder dat dezelve luider behoefde
te fpreeken dan naar gewoonte.
De Klan- De Aandoeningen en Ontroeringen einde-
ken en u jjg (jjrnen in ons gewaar worden»
verwek- a's wy zommige Zoorten van Geraas of Ge-
ken aan juid hooren, kunnen ook, (indien men ’ef
doenin- , nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, n
gen en de algemeene oorzaak flegts van navorfchen
ontroe- gevoeglykopgeloft worden uit de ver-
in'ons. fchillende Indrukfclen die ’er gemaakt wor*
den op het geftel onzer Zenuwen, die zig
over alle de Deelen van ons ganfche Lig'
haam uitbreiden. Die Zenuwen kan rr.en
aanmerken als metVeerkragt voorzieneSoaa*
ren, op verfchillende wyzen, minofmeef
üyf, gefpannen,en van welke de cene dik*
ker of fyner, en langer of korter zyn, dan
de andere. Na is het genoegzaam onmogö'
lyk, dat’er onder alle die verfcheidenZoor*
ten van Trillingen, welke de Geluidgceveu-
de
-ocr page 523-Werking van ’t Geluid op ons. 457
de L’ghaamen, de Lligt, die ons van alle xi-LES. kanten ortiringc en raakt, kan meededen,
D££I
niet eene zcii zyn, die den juiften aart en Toon zou trelFen van de Zenuwvezeltj ;s vannbsp;zommige Doelen. Wanneer die Indruknbsp;zagc en geraaatigd is, worden wy een aandoening van vermaak en ftreeiend genoegennbsp;gewaar: maar wanneer die cefterk is, endenbsp;Huishouding der Deden dreigt te belemmeren of geheel in verwarring te helpen, keurtnbsp;de Ziel, die voor de behoudenis en ’t wel.nbsp;zyn waakt van ’tLighaam, dat ze bezielt,nbsp;dieaandoeningaf, wordt ongerult, en voeltnbsp;een gewaarwording; die haar ongemakkelyknbsp;en laflig valt, welke wy fmart of verdrietnbsp;Ooeinen.
Zie daar in ’t algemeen een ruuwe fchetsEn maa-
hoe het Geluid, naar zyn verfcheiden aart’p®'’^^^
Harts-
en K.ank, onze Harts- togten gaande maakt, togten Zommige Tooneii boezemen ons Tederheidnbsp;en zagte Wedde; andere Stoutheid eanbsp;hdoed: deeze Droefheid, geeneVroIykheid,nbsp;en dergdyke Driften en verfchiilende Harts-^ogten meer. Maar wilde men ’er de naa-Ff 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fte
-ocr page 524-458 Weekikg van ’t Geluid op ons.
XI LES. fteOorzaaken van ondcrneemen aan te wy* 2. Af- 2en , en ftuk voor ftuk bepaalen , waar-om zulk een Toon en Maatgezang zulk eennbsp;aandoening, en geen andere, verwekte; dienbsp;Onderneeming, dunkt roy, zou al tedoucennbsp;roekelooszyn. Eerft zouden wyonszelveDnbsp;en vvatwy zyn, beter en grondiger kennelnbsp;moeten, en het onderling verband weeteo»nbsp;’t welk ’er tuflchen onze verfcheiden VerfflO*nbsp;gens en de Eigenfchappen van Ziel en Lig'nbsp;haam plaats heeft.
De Ta-
rantel-
fpin.
De Hiftorie van de Tarantelfpin, zo he^^ anders eene waare Hiftone is (*),leevert eeOnbsp;zeer zonderling voorbeeld uit vandekragi-
vty
(?) Zedcrt de Eerfte Uitgaave Van tlit Deel Lellen, zegt de Heer HOLLET in een Aantekeni^ó’nbsp;heb ik gelegenheid gehad om den Heer SERBAO ,
varen Geneesheer te Napels , te fpreeken , die my
¦wat mistrouwen ingeboezemd heeft op alle» , wat doorgaans gewoon is te verhaalcn van de Tarantellf^*^nbsp;Zie zyn Werk della Tarantola. Men kan daar
een nader Onderzoek en omftandig berigt vinden i» ^ Befchryving van Napels, in de Hedendaa^phenbsp;Xe^C'/twcordlge Jlaat van Italië: te AmfterdaiB bynbsp;rhn uitgegeven in dit Jaar i/Si.] ,
-ocr page 525-Werking van ’t Geluid op ons. 459
en invloed , dien de Zang of Speelkonft opxi.LES. het Geftel van ’t Menfchelyk Lighaam heeft.
De Steek van dat Dier, ’c welk een grooter zcort van Spinnekop is, in Italien vry gemeen , vergiftigt, zegt men, het Bloed, ennbsp;veroorzaakt zeer droevige Toevallen, dienbsp;zomtyds zelfs Doodelyk worden. Zoo dranbsp;men merkt, dat iemand die Ziekte op’tLyfnbsp;heeft, neemt men in zyn tegenwoordigheidnbsp;de Proef van verfcheiden Deuntjes, en vannbsp;verfcheiden Speeltuigen, tot dat men het •nbsp;regte gevonden heeft, ’t welk met zyn Geftel overeenftemt, en hem van zyn Kwaalnbsp;geneezen zal. Men wordtzulksgewaaraannbsp;zommige Gebaarden, die de Zieke begintnbsp;teinaakcn, en aan verfcheiden Beweegin-gen, die min of meer op Maat fchynen tcnbsp;gefchieden: dat noemt men Danfen; metnbsp;het zelfde Regc, mogelyk, als de Oudennbsp;®ertyds zeiden, dat iemand, die dolle Kervel gegeecen had, Lachende ftierf, om hetnbsp;Grynzen en zomraige Wezenftrekken, dienbsp;2e deMeirfchen, door dat Kruid vergiftigd,
°tider ’t fterven zagen maaken. Doch welken
-ocr page 526-460 Werking VAN 't Geluid op ons.
men’er ook aan gesve, die Be-2. Af- weegingen althans en die Sprongen vcroor-
Z) £ L*
zaaken doorgaans een héilzaanicDoorwaaS' feming, die men zorg draagt om door hetzelfde middel van tyd tot tyd wederomnbsp;herhaalen , zoo lang tot dat de Toevallennbsp;beginnen op te houden, en men daar aannbsp;ziet, dat aTt Vergift uitgewaaflemd is.
Het is in deeze Ziekte niet alleen, dat
der lUan-Speelkonlt van zoo goed en gelukkig eeO
andere' öicwerkzel wezen kaD;iHaar men heeft zelf*
Ziekten, ook Menfchen gezien, door Heete Koort*
Hijloire ^en aangetaft, die van zekere Tooncn,
des Sd- Deuntje, opde Viool gcipeeld , getroi
enc.^ fen zynde, opftonden, fprongen, van vet'
inoeidheid zweetten, en geneezen waren.
Uitwerk- Eindelyk fchryft men ook aan ’t Geraas»
zeis van „n de zwaarc Slagen, die de Donder maakt» c Geluid
van den een groote menigte van woederbaare uh Donder, vverkzelstoe, en van welke verfcheidenni*^^nbsp;ongegrond fchynen. Maar is deDreunirSnbsp;en Trilling, die dat geluid en geklater ianbsp;Lugt verwekt, ’er alleen oorzaak van?nbsp;moet men ze aan de üitwaaflemingeD,
Werking van 't Geluid op ons. 461
by zulk een Onweer ih den Dampkring zeer xi. LES. gemeen en overvloedig zyn, niet liever toe-®-fchryven ? Doch dit is iets, ’c welk be-zwaarlyk te belliffen zou vallen.
Van de Winden.
De Wind is niets anders dan een bewoo- DeWind. gen cn voortgedreeven Lugt; eenDeelvannbsp;den Dampkring, dat zig, even als een loo-pcnde Stroom, mee een zekeren trap vannbsp;Snelheid en volgens een zekere Streeklyn,nbsp;beweegt en voortvloeit.
DeWind neemt, mét betrekking tot deNaairen ^ Streeklyn die hy volgt, verfcheiden naamen^jgjj^nbsp;aan, naar ’tverfchilderplaatzenofllTeekennbsp;Van den Zigteinder, daar hy uitwaait. Noorden Wind noemt men , Zuiden, Ooflen,
Weden Wind, die uit een van de vier ’s Waerelds Hoeken en Hoofdftreeken blaaft.
Een Noordooden Wind houdt de Midden-Ereek tuirchen Noord en Ood, een Zuid-Weden Wind tuffehen het Zuiden en hec Weden; gelyk Noordwed en Zuidood denbsp;^iddendreeken zyn tuffehen Noord en
Wed,
-ocr page 528-45a
De W f
•m D E n.
XI. LES. Wed, en tufTchen Zuid en Ooft. Een a. A F- iS'oord Noord Ooften Windhoudc het roi^'
S£EL,
den tufTchen ’tNoorden enNoordooften; een Zuid Zuid Weften Wind het middennbsp;fchen ’t Zuiden en Zuidweft. Dienbsp;opgeiyke wys in de verdere Verdeelingnbsp;Naamen der Winden plaats. Het Getal detnbsp;verfchillende en elk met zyn byzonderconbsp;Naam benoemde Winden is J2, gelyknbsp;PL. 4. in Figuur 24 het Kompas, als naar gewooH'nbsp;Ftg. 2/^. te, in 32 Screeken zietafgedeelt. Die Ver*nbsp;deeling zou nog merkelyk verder kunnebnbsp;gaan, indien men alle de veranderingennbsp;verfchil der Winden naauvvkeurig genoe»
waarneemen en onderfcheiden kon i*)'
JVlt’d
(*) De 51 'Winden, thans by de Zeclièn in
die het Kompas m 3% Streeken verdeelen , volg^i
jroof“
kandcr in deeze orde : Noorden ten Gotten gt; nbsp;nbsp;nbsp;.
¦
Noordcoft , Noordooft ten Noorden NoorJooft ten Ooften, Ooft Noordooft, Ooft
jjoor-
Zuid»®’
nd
A
den, Ooft: Ooft ten Zuiden , Ooft Zuidooft» ten Ooften, Ziiidooft; Zuidopft ten Zuiden’ ‘nbsp;ooft, Zuid ten Ooften, Zuid :
Zuidweft , Zuidweft ten
Zuid ten Weften» , n.
Zuiden, Zuidwei^ gt; ‘JdH» weft cen Wcftèn , Weft Zuidweft» Weft tennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;;
-ocr page 529-4lt;53
De Winden.
Vafte
Men kan de Winden gevoeglyk in drie xi, LES, voornaame Zoorten onderfclieiden: i. De^- Ar»nbsp;zulke die men Algemeene of Vajle Winden
noemt, omdat zy zonder ophouden beften-Beurt-dig in een zeker gedeelte van den Dampkring Waaien: van dien aart zyn de Winden, dienanderly-
men doorgaans den naam geeft van Fajle\^ Winden.
Paffaatwinden t en die onophoudelykaltydj^/^yf-j.. het ganfche Jaar door, tuflchen de Keerkringen en daar omftreeks waaien : 2. Denbsp;Beuribotidende Pajfaatwinden, die altyd opnbsp;Zekere gezette tyden van ’t Jaar, of op gezette Uuren van den Dag, hun aanvang ennbsp;einde neemen: gelyk de zoogenaamdenbsp;Moiijjons, die tuflchen de Kufl: van Zangue-iar, by voorbeeld, en het Eilandnbsp;S'q/car van OSioher tot Mei Zuidoofl:, en van
Md
: Weft ten ' Noorden, Weft Noordweffi, Noord-'^cft ten Weften , Noordweft ; NoordWeft ten Noor-'^^n , Noord Noordweft, Noord ten Weften , Noord, het XLI of haifte Hoofdftuk van de Natuurkundenbsp;den Heer MUSSCHENBROEK , kan de Lcezernbsp;*'a genoegzaam volkomen Berigt vinden, van alles watnbsp;*'¦ van de Winden tot nog toe bekend, en weetens-
*5tdig is.
-ocr page 530-4*54
De Winden.
Óé
XI.LES. nbsp;nbsp;nbsp;Noordws/l waaien,' 6n
deÉl!^ nbsp;nbsp;nbsp;Landwinden ^ (Ihdagelyks de een ’s
Morgers de ander ’s Avonds opkomen. 3. De derde zoort noemt men in’t algemeennbsp;^randerijke Winden, om dat zy geen vasten en geregeiden Loop houden, maar zoonbsp;in Streek, als io Snelheid en duuring vcrfcbil-len, en onophoudelyk omloopen en veranderen.
Oorzaa- d» Hiftorie der Winden is -tamelyk wel Winden, ““^kend geworden door de Waarreemingennbsp;van veiTcheiden Natuurkundigen, die g^'nbsp;reisd hebben, of zig in die Landen, daarnbsp;ze woonden, een lange reeks van Jaaren alhier een cp derzelver kennis hebben uitg^'nbsp;legd. De Heer Mosschenbroek heeftnbsp;een zeer fraaie Verhandeling over gsCcbTS^nbsp;ven, die hy niet alleen met het geen hynbsp;waargenomen hadverrykt heeft, maar daafnbsp;enboven ook mee alles wat by uit de Sc gt;¦gt;nbsp;ten van de Heeren Haelev,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en
anderen over dat Onderwerp had kunnen by' eenverzamelen. ZynWerkis overal te vinden J werwaarts ik mynen Leezer wy^^'
4Ö5
P E W INDEN*;
Maar het is ’er nog zeer ver vandaan, dat XL LES» Wy ook zoo goed en grondig eene kennisnbsp;Zouden hebben van de oorzaaken der Winden : de verfte en eerde oorzaaken meen ik,nbsp;die tot den Wind eerd aanleidinggeeven,nbsp;en de eerde Beweegingenin den Dampkringnbsp;Verwekken; want in ’t algemeen weet mennbsp;anders wel, dat de Winden, alshunnaadenbsp;en onmiddelykc oorzaak, ontdaan uit eennbsp;gebrek van Kvenwigt in de Lugt. Telkens,nbsp;Daamelyk, dat zekere gedeelten van dennbsp;Dampkring meer belaaden, digter van Stof,nbsp;hooger opgetild, of derker in één geperftnbsp;en gedrongen worden dan andere, moetennbsp;ze, als zwaarder van Gewigtdan de meedenbsp;der nabyleggende gedeelten, zig hier of daarnbsp;een open en doorgang zoeken, langs dianbsp;ftreek, daar ze den minden weerdand vinden, wegvloeien, de andere zwakker Dealen voor zig heea dry ven en voortdooten ,nbsp;even omtrent gelyk hetWater van eenGragcnbsp;of Sloot, door cen Steen, dien men ’erinnbsp;vrerpt, op een zekere plaats opgetild en uicnbsp;*^yn Even wigt gebragt, zig al golvende vannbsp;III. Deel. Ggnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;he£
-ocr page 532-456
De Winden,
XI. LES. het een tot het ander end beweegt enkab-
Maarwieishet,aIswydenD3mpkriDg
in dergelyk een beweeging zien, die denSteen geworpen heeft, en die beroering eerft ver*nbsp;Oeuvres oorzaakt. Dit is iets, daar wy tot nognbsp;de Ma-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;weinig van weeten.
notie. nbsp;nbsp;nbsp;°nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
pag. 340. De Natuurkundigen, die over dit Stuk ringen^hi gedagten hebben laaten gaan, ftemffleo
de Lugt allen daarin overeen, dat ’er veelerhands ^|_°°^^^^'''oorzaaken zyn kunnen van verfchillendeonbsp;Koude, aart, die tot de Winden aanleiding geeveonbsp;kunnen. Hitte of Koude, die alleen in 2^'nbsp;ker gedeelte van den Dampkring heerfcheo»nbsp;veranderen daar, in die ftreek, de Digth^’quot;'^»nbsp;en bygevolg den Omtrek der Lugt,nbsp;dat zy ze doen inkrimpen of ziguitzetie'’*nbsp;waar door ’er noodwendig beweegingnbsp;rondomleggende Deelen zal moeten ’
die of nader naar malkander zullen toevl^^
ien , of van één en verder weg geftonl^*’
worden. Indien de oorzaak, welke die
dunning en uitzetting in de Lugt te
brengt, regelmaatig en beflendig alty^i
zelfde is, begrypc men ligtelyk, dat die K®
gal*
-ocr page 533-4(J7
De W I n t) e n.
gelmaatigheid ook invloed moet hebben op XI. LES. den Wind, dien ze doet ontilaan; en den
D E s L.
zelven ook min of meer beltendigmaaken.
Dus fchryfc men niet zonder waarfchynlyk-heid de Winden, die in de verzengde Lugt-ftreek onophoudelyk uit het Ooflen naar het Wellen waaien, aan de Dagelykfche omwenteling der Aarde toe. Want dewyl dienbsp;ftreek van den Dampkring, die tuflehen denbsp;twee Keerkringenbegreepenis, dagelyksalnbsp;haar Deelen, ’t een voor’t ander na, voornbsp;de Straalcn der Zon bloot legt, moet zenbsp;noodwendig door die geweldige Hitte vrynbsp;wat verdunning telkens en uitzetting ondergaan, die ’er onophoudelyk en met een Re-gelmaatigeOfde het Even wigt der Lugt veranderen : en dewyl deSchynbaareBeweegingnbsp;en Loop der Zon zig in de zes Maanden vannbsp;den eenen tot den anderen Keerkring uit-ftrekt, moeten ’er ook, op die algemeene ennbsp;valte Winden, eenige verwifleling en veranderingen vallen, diebellendigophuntydnbsp;beurt houden, en zig naardeverfchillendenbsp;Standplaatzen vau de Zon fchikken: ’tgeennbsp;Gg znbsp;nbsp;nbsp;nbsp;men
-ocr page 534-4ö8
De Winden:
XI.LES.men ook gezien heeft, dat ’ermet*erdaad a. Af- gebeurt. Uitwaaflemingen daarenboven»
n E £ L* nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-
Giftin- nbsp;nbsp;nbsp;tamelyk groote menigte zig by een
gen in de verzameld hebben, en in deJVlidden-Lugt' Liigt. ftreek aan ’t Giften raaken, kunnen ook be*nbsp;weegingen en ontroering in den DampkrieSnbsp;veroorzaaken. Dit is de gedagte van dennbsp;Heej’ Homberg en van eenige anderenbsp;tuurkundigen: en indien de Winden j ge'y^nbsp;zeer waarfchynlyk is, uit die oorzaakod£'nbsp;ftaan kunnen, heeft men ’er zig niet over te
verwonderen, dat ze met Buien en tnin o meer fterke Rukken en Viaagen waaien; de*nbsp;wyl de Giftingen, daar men ze aan to®nbsp;fchryft, van dien aart zyn, dafzy fchi®'y*^nbsp;maar met tuffchenpoozeD en by Vlaagen ootnbsp;ploiFen en los berften.
En in On- Oergèlyke zoorten van Giftingen vah®® deraard- zeer dikwils voor in OnderaardfcheHol®'’’
len.^ nbsp;nbsp;nbsp;daar een overvloed is van Vette,
tige, en Zoute Stoffen, die’er uit het Aat ryk uitwaafTemen, en zig onder dennbsp;mengen. Verfcheiden Schryvers
daarom ook, die deeze toevallige
Wind®'’ aao
-ocr page 535-469
De Winden.
aan uitgebroken en losgeborften Dampen vanxi. LES. dien aart hebben toegcfchreeven. Connor'^-Verhaak, dat toen hy de Zoucmynennbsp;Krakow ging bezigtigenj hy van de Werk-Medir».nbsp;lieden en van den MeeftcK^zelven gehoordnbsp;had, dat quot;er dikwils uit de Hoeken en uitp. 33.nbsp;deBogtige Gangen van de Myn zoo zwaarnbsp;een Onweer en Stormwind kon ontftaan,nbsp;die de Werklieden ter Aarde fmeet , ennbsp;hunne Hutten deed verftuiven. Gilbert,nbsp;Gassendi , Scheuchzer en anderen, maa-ken gewag van een groote menigte van Holen van dien zelfden aart, waar uit zomtydsnbsp;hevige Ruk- en Stormwinden voor den dagnbsp;komen, die, onder de Aarde geboren ennbsp;aanvang neemende, zig door den Dampkringnbsp;verfpreiden en een geruimen tyd daar ianbsp;blyven woeden.
Men brengt daarenboven ook nog het nederwaarts daalen der Wolken, derzelver tegen ééndry ven, de zwaare Regens, ais zoo veele oorzaaken by, die den Wind of doennbsp;ontftaan of vermeerderen. Dikwils ziet mennbsp;Ook inderdaad by ftil Weer een zwaare en
dik-
470
De Winden.
XI. LES.dikke Regenwolk als gereed om los te ber-
ften en haar Water te laaten vallen, wanneer
er eensklaps een zeer hevige Wind begin'' op te ftceken. De Wolk drukt en perfidenbsp;Lugt tuflchen zig en het Aardryk fterk innbsp;malkander, en dwingt haar daar door omnbsp;met gezwindheid zig een open te zoeken,nbsp;daar ze beft kan fchielyk weg te vloeien.
Zou men eindelyk, indien het mygeoor* lofd is, om na ’t voorftellen van deeze Wa^r-
Ontwik' kelde
waffen.
Mixtis
rcKKn^de fchynlykheden eenige Gifïïngen tewaagen» Plantge. de oorzaak van den Wind ook, daarenboven,nbsp;zomtyds niet mogen toefchryven aan denbsp;overgroote menigte van Lugt, die zignbsp;zommige Plaatzen, en in zommige Jaarg^'nbsp;tyden, uit den Gemengde Lighaamen ontwik'nbsp;kelt en los maakt? In het laatftdervoof'nbsp;gaande Les hebben wy doen zien, dat di^nbsp;Lugt, wanneer ze zig ontwikkeld heeftnbsp;vry op haar zelve geiaaten wordt, merkelj^nbsp;meer plaats in den Dampkring beflaat, d^*^nbsp;zy in die Stoffen of Lighaamen beflo^ê’
daar ze een gedeelte van uitmaakte. In dod
Herfft» by voorbeeld, inzonderheid zo
Vog'
-ocr page 537-47r
De Wi nden.
Vogtig en Warm of Zoel Weer i*, waar XI. LES, door de algemeene Verrotting van de Plan-^-ten en van de Bladeren, die van de Boomennbsp;vallen, zeer begunftigd, en Berk en fchielyknbsp;voortgezet wordt, moet de Dampkring boven die plaatzen, daar die Verrotting ge-fchiedt, ongetwyfFeld opzwellen, zig uitzetten, op de rondomleggende Deelen vallen , deeze wederom op andere, en moge-lyk met genoegzaame Kragt en Snelheid,nbsp;om die Beweeging te veroorzaaken, welkenbsp;wy Wind noemen.
Men zou dit Denkbeeld, door het ookOpflor-van den anderen en vlak tegen overfl:aanden£^S^^®^ kant te befchouwen, nog verder kunnen uit-groeien-breiden en meerder waarfchyniykheidsnbsp;zetten. Indien het waar is, dat de ontbinding en Rotting der Gemengde Lighaamennbsp;fchielyk genoeg zoo groot een menigte vannbsp;Lugt leveren kan, dat zy in ftaat is om hetnbsp;Evenwigt in den Dampkring te verbreekennbsp;en weg te neeroen, zou men ook mogennbsp;denken, dat ’er in ’t Voorjaar, en op dienbsp;plaatzen inzonderheid daar de Natuur hetnbsp;Gg 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;meefl:
47i
De Winden,
XL LES. meefl en vlytigft bezig is om haar vool t* 2. Ar- brengfels toe ftand en vollen Wasdom tenbsp;doen komen, vry wat Lugts opgedorptennbsp;weggeroofd moet worden: en dat’er moge’nbsp;lyk hier of daar wel omftardigheden vannbsp;dien aart by zouden kunnen vallen, dat’ernbsp;het Evenwigt in den Dampkring door vernietigd wierd. Doch laaten we ons nietnbsp;mee te veel geruftheid en vertrouwennbsp;een Schoonfehynende Giffing overgeeven»nbsp;die zig nog in geenen deele op de Voor-fpraak van goede en gegronde blyken eflnbsp;Proeven beroepen kan.
Snelheid Verfcheiden Natuurkundigen hebben de W?nd^quot; Maat tragten te neemen van de Snelheidnbsp;der Winden, door dezelve kleine Veertjesnbsp;en andere ligte Lighaamen te laaten meê voeren , en dan agt te gceven, hoe veel wegs zVnbsp;dezelve binnen een zekeren bepaalden tydnbsp;deeden afleggen. Maar fchoon dleZoOrtehnbsp;van Proefneemlngen in den eerften opflsgnbsp;zeer eenvoudig fchynen, en byna geen moeite ter Waereld te vereiffehen, verfchiiien d6nbsp;fjatuurkundigen egter, die dezelve gedaab
heb'
-ocr page 539-473
De Winden.
hebben, zoo ongemeen ver inde uitkomfter XL hunner Proeven van elkanderen, dat men’ernbsp;niets zekers uit befluiten kan. De Heer*^^^^*nbsp;JVlARioTTE rekende de Snelheid van dennbsp;hevigften en gewcldigften Stormwind0P32nbsp;Voeren in een Sekonde, en de Heer Derh amnbsp;bevondt, dat die Wind in den zelfden tydnbsp;66 Engelfche Voeten, dat is, omtrentcensnbsp;zooveel, afliep. Waar kan zoo groot eennbsp;verfchil uit voortfpruicen 9 Hier uit; dat dienbsp;twee Natuurkundigen geen vaflen en gezec-ten Regel hadden om naauwkeurig tebepaa-len welke de hevigfle Stormwind was, welke niet jen deEerftewaarfchynlykeen Windnbsp;voor den allerrterkfteD genomen heeft, dienbsp;nog eens zoo fterk en geweldigzyn kon.
De gewoone Windwyzers ofzoogenoem- -wind-de Weeihaanen wyzen, gelyk men weet,wyzer. de Streek van den Wind aan, die’er waait;nbsp;maar zy wyzen ze den zulken alleen aan,nbsp;die het Gezigt hebben op de Torens of denbsp;toppen der Huizen, daar ze op flaan; ennbsp;die daarenboven den ftand en legging dernbsp;plaats kennen, en waar men de Hoeken ennbsp;G g 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hoofd-
-ocr page 540-474
De Winden.
XI. LES. Hoofdftreeken van den Zigteinder daar te ^ el'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;heeft. Om dit Werktuigalgemee*
ner van dien en in ’t gebruik gemakkely*
. ker te doen zyn, maakt men, in plaats vaa den Windwyzer op zyn Stang te laaten draaien, denzelven aan den Stang vaft, zobdatnbsp;hy dien met zigdoetomdraaien; en aan hetnbsp;onder of beneden-end van den Stang, dat.nbsp;zo men wil, in ’c een of’t ander Vertreknbsp;van ’t Huis uitkomt, plaatft men een Rond-fel, ’t welk een getand Rad draaien doet,nbsp;en dit Rad weder een Wyzer, die op eeonbsp;Kompas of ronde Schyf, waar opallc Wio'nbsp;den afgetekend ftaan, den Wind aanwyft’nbsp;die ’er waait (*}.
Kragt De Kragt van den Wind hangt; even
van den jy]j die van alle andere Lighaamen, af vao wind*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
zyn Snelheid en van zyninhoud; datief
dien Klomp en menigte Lugts, diezigh®'
weegt. Dus doet een zelfde Wind te
Kragc
( *) Men kan een nader Befchryvinj van dit tuig en deszelfs aftekening vinden by Ox.anam ‘Onbsp;llecreations Mathemati^ues, Tom, II,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Edit,
fag, 415 nbsp;nbsp;nbsp;1721-
-ocr page 541-475
De Windek.
Kragt naar maate dat hecBeleifel, daarhy xi.LES,
op werkt, hemRegtftreeksgrooterenbree*
der Oppervlakte tegenhoudt. Daarom zet een Schip, naar dat de Wind min of meernbsp;fterk waait, meer of min Zeilen by: denbsp;Molenaar zwigc min of meer de Zeilen opnbsp;zyn Roeden of laatzevolftaan; endeBoo-men loopen in den'W''intermerkelyk mindernbsp;gevaar om door ’t geweld der Stormwindennbsp;uit den Grond gerukt en om ver gewaaid tenbsp;worden, dan in den Zomer, om dat zy innbsp;’c eerftgenoemde Jaargety van hun Bladerennbsp;ontbloot zyn, en daar door, a!s minder Oppervlakte hebbende, den Wind zoo veelnbsp;vat op hun met geeven.
De Opzigtelyke Kragt der Winden, ofWerk-
hoe veel de een fterker en heviger waait dan de andere , kan men gevoeglykweeten door ten der
middel van een klein Molentje,- wiens As
tc k'611*
voorzien is met een Kegsivormige Snik, om nen.
welke men een Touw windt, daar een Ge. wigt aan hangt. Want als men dit Werktuig in de open en vrye Lugtzet, en metnbsp;een behooriykeStreeklynopden Wind, zal
het
-ocr page 542-47Ö
De Winden.
Xi.LES.hec Molentje in het eerft beginnen tedras-2. Af- ien, maar eindelyk ftil blyven ftaan, zoo
S £ £ L* , nbsp;nbsp;nbsp;,
dra net Gewigt, dat aan de Snik hangt, oo haar draaien tragt te beletten, Evenwig^nbsp;maakt met den Wind. Dewylnudegehee-le of’t welk hier op één uitkomt, de Halvenbsp;Middellyn van de Snik bekend , of teonbsp;minften geraakkelyk te kennen is, kannbsp;men zonder veel moeite de Kragten, die opnbsp;verfcheiden tyden met den Wind Evenwigcnbsp;maakten, met malkander vergelyken en tegen één berekenen.
Wind- Onder alle de Werktuigen, gefchikt pO
meeter, de Winden te meeten, en die men daarom die de
Streek en doorgaans den naam geeft van Windmeeters,
Snelheid nbsp;nbsp;nbsp;gt;g|. {ji^mer een fchranderder uitge*
tefFens
van ver- dagt en in zyn gebruik volkomener gezien,
fcheiden nbsp;nbsp;nbsp;jjgjj {jggj. Lj. Comte d’ONS'
ageer een
waaien enbray; van het Welke een breedvoerig'^
de Win- gefchryving te vinden is in de Memoires df
wyft. l’Academie des Sciences voor het Jaar ili^.
Wiifiwome jsjjet alleen wyft het de Snelheid en de Streek tTCS»
van den Wind aan, die’er waait; maar het houdt ook Boek, omzootefpreeken, voornbsp;Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;del*
-ocr page 543-77
DeW inoen.
den Waarneemerj terwylhy afwezig is: enxi.LES. men ziec ’er na verloop van vierentwintignbsp;Uuren op, welke Winden’er middelerwylnbsp;gewaaid hebben, en hoe lang yder Wind,nbsp;van de verfcheidene die’erindientuflchen-tyd mogelyk waaiden, en niet welk eenenbsp;Snelheid yder van hun gewaaid heeft.
De Natuur, die niets te vergeefs doet,Nut der weet zig met voordeel van de Windennbsp;bedienen. Hetzynde Winden, diede Wol-Damp-ken ginis en herwaarts heen vervoeren,nbsp;de verfcheiden gedeelten der Aarde te be-fproeien en vrugtbaar te maaken: ’tzyndenbsp;Winden, die de Wolken verdryven en denbsp;Lugt doen opklaaren, om na Onweer ennbsp;Regenvlaagen Zonnefchyn te doen volgennbsp;en aangenaam Weder. Door hun rufteloo-zenloop, door die veranderingen en bewee-ging, welke ze in denDampkring verwekken,nbsp;wordt de Lugt vernieuwd, gezuiverd, ver-frifl;, en Warmte en Koude van de eenenbsp;Landftreek naar de andere overgevoerd.nbsp;Zomtyds, ’t is waar, gebeurt het wel eens,nbsp;dat men verheft by die verandering; dat de
Lugt,
-ocr page 544-47?
De Winden.
XT.LES.Lugt, die uit een ongezonde Streek waait, B £ E r kwaade hoedanigheden tot andere Landen overbrengt, en de Befmetting met zignbsp;voert: maar dit zyn byzondere gevallen, disnbsp;zeer zeldzaam gebeuren, en by dat eindeloosnbsp;Getal van allerhande voordeelcn, dieonsdenbsp;Winden verichafFen, in geen vergelykirgnbsp;komen.
Plantge-waffen op Torens ,nbsp;Daken,nbsp;Boomen.
Men verwondert zigzomtyds, dat nieo Planten en Kruiden ziet groeien op den topnbsp;van een Toren, op de Stammen van Boo*nbsp;men, en andere dergelyke plaatzen, daarnbsp;men met reden denkt, dat niemand de moeite zal genomen hebben om ze te Zaaiën*nbsp;Het is ’t werk van den Wind, die eerftnbsp;Aarde in Stof, en naderhand de Z-aadenop*nbsp;genomen, en derwaarts gevoerd heeft, da^i^nbsp;ze ’t Water des Hemels Wortel fchieten eonbsp;opwaffen doet. Om die zelfde reden
men dikwils Gras en allerhande andere Kruiden des Velds in grooten overvloed opBohTS'
ten en zig vermenigvuldigen
daar men dikvvils wenfchte, dat ze zoo wSP
lig niet voor den dag kwamen. nbsp;nbsp;nbsp;_
De
-ocr page 545-479
De W inden.
De Konft, hec Voetfpoor der NatuurIi.lES.
volgende, vindt aan den Wind een kragti-^*
een byftand en onvermoeiden Medearbeid ^
° nbsp;nbsp;nbsp;Nut en
der, die ons groot gemak en voordeel toe-dienftder
brengt, en onzen Handel ongemeen helpt uitbreiden. Binnen welke enge paaien zou beevaart,nbsp;onze Zeevaart niet beflooten zyn, indien denbsp;Schepen niet dan met Kragt van Rietnen,nbsp;even als de Galeien, waren voort te dry-ven? Verre Reize waren onmogelyk teon-derneemen, zo om den eindeloozen tyd dienbsp;’er meê verloopen zou, als om de zwaarenbsp;Kollen van Schip en Scheepsvolk op zoonbsp;langwylig een Togt: daar nu in tegendeel,nbsp;met hulp van Wind en Zeilen, een klein Getal van Matroozen, op het Handwerk afge.nbsp;rigt, binnen weinig tyds een geheel Legertje van Krygsbenden met Trein en Sleep, ofnbsp;een verbaazend Magazyn Koopwaaren, vannbsp;de eene Kuil van den wyden Oceaan naarnbsp;de andere overvoert.
Welken Dienll en aanmerkelyk Nut doen in de ons de Windmolens niet in ’c Maaien van
molens.
Koorn, het Haan van Olie uit de Zaaden,
hec
-ocr page 546-48s De Winden.
XI.LES. het vullen van Lakenen, het zaagen vanPlan* ken, het fyn ftampen en wryven van Verf-lïofFen en Steen; het uitmaaien van Water gt;nbsp;en wat zy al meer tot nut en dienftder Maat-fchappy verrigten mogen. Hoe groot eennbsp;Getal van Menfchen of Paarden zou mennbsp;niet gebruiken moeten, om al het Meel Kleinnbsp;te krygen, ’t welk de Wind loMontmatretnbsp;en elders in de Nabuurfchap vanPuryr, al*nbsp;leen klein maalt. Al dat werk wordt nu metnbsp;weinig korten verrigt, door middel van viernbsp;Vleugels of Roeden, die voor Hefbootneönbsp;dienen , en met hun Vlak fchuins op denbsp;Strecklyn van den Wind rtaan. De Win^lnbsp;die bertendig op die vier Hellendeof fcbuin*nbsp;ze Vlakken zyn Kragt oefFent, ftooc huonbsp;• telkens agter uit, en dwingt hen onopho'^'nbsp;deiyk dat ze agter waartswy ken moeten: di£nbsp;kunnen zeniet doen, zonder dat ze draaien»nbsp;endeMoIen-As, daarzein vartzyn, teffensnbsp;met zig doen omdraaien.
DeVHe^ Door een dergelyke Konft en Werking
Kinde-reii.
gers der nbsp;nbsp;nbsp;Wind.weecen ook de Kinders di®
zoorten van Raamen, met Papier bep^K *
door-
-ocr page 547-481
De Winden.
doorgaans by den naain van Vliegers bekend, XI. LES. in deXugc op te laaten en doen vliegen.^'
D££Xlt;«
Het Touw, waariKcê zy ze houden, is’er altyd op zulkeenwysaanvaftgemaakt, datnbsp;de Vlieger mee zynVlak fchuinsopdeStreek-lyn van den Wind ftaat. DeWind, die’ernbsp;fchuins tegen aanftoot, dryft hem onophou-delyk, volgens den aart der zamengefteldenbsp;beweeging j naar boven, en doet hem dusnbsp;den Boog van een Cirkel befchry ven, wiensnbsp;halve Middellyn het Touw is, dat het Kind,
’t welk den Vlieger vafthoudt, inzynhand heeft. Maar dewyl de As A B altyd metnbsp;een zekeren Graad van fchuinsheid op denbsp;Streeklyn CD van den Wind moet biyvennbsp;ftaan , onder en boven welken Graad denbsp;aanbotzing van den Wind die uitwerkingnbsp;niet zou doen, die men ’er van verwagt ynbsp;draagt men zorg, zo de Vlieger buiten hetnbsp;beftek van die Graden klimmen en te fchuinsnbsp;op de Streeklyn des Winds valftnzou, omnbsp;het Touw te vieren, en hemtegeeven.
Door dat middel blyfe hy altyd op het uitend Baan van een gelykvormigen Boogj III. Deel. Hhnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;maar
-ocr page 548-48 a
De Winden.
deel.
FL. 4.
XI. LES. maar die de Boog is van een grooter Cir-a. Af- i^el; zyn As ab hek altyd mee dezelfde febuinsheid op de Streeklyn cd «idennbsp;Wind, en hy isalleenhoogerindeLugtge*nbsp;klommen. Gelyk uic Figuur ay nader tenbsp;F^S- ^5- 2ien is.
Wind door
Kond ge-. , _ nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, ,
maakt, fchafc, zoo wel , dat wy , als het niet
Waaier, waait, of als ’er geen gevoeglyke gelegenheid is, om oss van denzelven te bedienen.
De Wind is orszoodienftig, enwyken» nen k Gemak en Voordeel, dacbyons ver-
balg,
Koor.n-
zeef.
de moeite neeraen, om Wind te maaken door Konk. Men maakt met een Waaiernbsp;of ietsdergcIyksbeweegingindeLugt, omnbsp;zig te verkoelen: de Smid gebruikt eennbsp;Blaasbalg om zyn Vuur aan te blaazcn: denbsp;Bakker maakt zyn Koorn feboon door hetnbsp;te laaten loopen voorby een zoort van Rad,nbsp;m,et vier Wind vleugels voorzien , dat hynbsp;draait om dc Lugt ’er tegen aan te dry ven ,nbsp;en hetStof doen verftuiven en wegvvaaien.nbsp;Die zoort vanZeefjOorfpronkelyk rntDuiis-land afkomüig, is door vlyc van den Heernbsp;DE Hecbourg , Oud OlHcier der Arcille-
ly»
-ocr page 549-Dr W I h d e
N.
483
ry, toe volkomenheid gebrage, en te Parys xr. LES. en daar omtrent bekend en in gebruik ge-raakt. En door eigen Ondervinding, ennbsp;door den grooten aftrek, dien ik dat Werktuig by hem heb zien hebben, weet ik,nbsp;hoe dienftig het is voor iemand, die veelnbsp;Koorn te zuiveren en goed te houdennbsp;heeft (*).
en Planten.
[Voorts blykt ons de groote nuttigheid Wind en noodzaaklykheid van den Wind, tot hetnbsp;leven der Menlchen , Dieren en Planten, ven dernbsp;uit de Ongemakken, welken een ftilftaandenbsp;en vervuilde Lugt, -jn Volkryke Steden en Dieren
beflooten Plaatfen, daar veelMenfchen een langen tyd bycen zyn, veroorzaakt. Metnbsp;dit inzigc heeft ds Heer Hales, in Engeland, zekere Werktuigen uitgevonden,nbsp;door hem Ventilators genoemd, beltaandeuicnbsp;Houten Killen , waar in een Middelfchot
op.
(*) [Omtrent deeze manier van bewaaring en zuivering der Graanen door Konftrge Windbuilen en Togtmaakers,nbsp;kan men nazien het Uittrekideener Verhandeling van dennbsp;Heer DU HAMEL, in het III. Deel der Uit^xvgte Va-handelingen, bladz. 34s].
-ocr page 550-en nedergaflnde, op gelyke manier als ïeo Blaasbalg Wind voortbrengc en dus innbsp;een Zaal of een Gevangenbuis een nieuwennbsp;Scrootn van Lugt maakt. Men ziet daarnbsp;van te Londen dagelyks de goede uitwerkingen. Op de Schepen weet men zig op eennbsp;zeer gemakkelyke manier van den Wind tenbsp;bedienen ; maakende een Tregter van eennbsp;Zeil, wiens naauwe end den Wind brengtnbsp;waar men wil, om dus de Lugt in ’t Holnbsp;of tulTcbeDdeks te zuiveren. Ook zyn denbsp;gemeldeLugtdry vers ofTogtmaakers aldaarnbsp;zeer dietiftig. ZieMera. deMalbem.nbsp;fique. Tom. I. a Paris 1750. pag. 394»]
Einde van het Derde Deel,
-ocr page 551-j'4
k
'4-----
A---'-.
«i
nbsp;
( nbsp;nbsp;nbsp;- â– :nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.'â– â– V
• , nbsp;nbsp;nbsp;â– 'i / -^ â–
' •;
V'’. â–
â– 4