-ocr page 1- -ocr page 2- -ocr page 3-



4



-ocr page 4-

MÉMÉlii


- I

¦ w J, -t.

ïr- ^


-ocr page 5- -ocr page 6- -ocr page 7-

natuurkundige

LESSEN,

D o o K.

PROEFNEEMINGEN bevestigd,

Tot opheldering van allerley dagelyks voorkomende Zaaken;

DOOR DEN Heer Abt

N o L L E nbsp;nbsp;nbsp;T,

Lid van de Koninklyke ^kademie der WeeteU*. J'cbappen vanParys en van de Koninklykenbsp;Sociëteit van Londen.

Uit het Franfch vertaald.

VIERDE DEEL.

TWEEDE STUKJE.

- Li nbsp;nbsp;nbsp;!gt;•

Te AMSTERDAM,

K. VAN TONGERLO. MDCCLXllt,

-ocr page 8- -ocr page 9-

KORTE

VAN dit

STUKJE.

DERTIENDE LES.

TWEEDE AFDEELING.

Over de Middelen, om de Vuufdeeltjes werkziacni

te 'doen worden, en Vuur te maaken.

Inleiding. Bj alle Volkeren, en zelfs de eèrjle Men^ fchen van de Schepping af, is ’t gebruik van 't Vuurnbsp;bekend gevieefl. 51^. Botzing en Wryving, ge-vioone Middelen om Vuur te maaken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Verfchit

in de uitvierkzels naar de» aart der Lighaamen, e» de kragt en fnelheid van Wrfving ofBotzing, 324

I.ProefneEMINg. Vuurftèen en Staal, tegen elkander gejlagen, maaken Vonken van verfchillendenbsp;zoort. 325. ’/ Zyrt Brokjes Staal, va» vielke zom-inbsp;Tuigen flegts rood en gheijend voorden, anderen totnbsp;rende Bolletjes fmelten,of geheel verhanden totSlek.

* 3 nbsp;nbsp;nbsp;jaé/

-ocr page 10-

Koute Inhoud van het Vierde

32(). Een dun Schelfertje Staahylzel aan een Naald in de Kaars gehouden^ ‘ueordt ook gloeijend^ fmelt ennbsp;•verbrandt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;331

Oirzaaken van de verfch'.llende tsit-werkzeh op de zeif^. de Staaldeelljes. 333. v'an derzelver zoo ongemeennbsp;fchtel}k gloeijen, fmelten, en uitbranden. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3 3

II. nbsp;nbsp;nbsp;P ROEFNEEMING. Een Tzer en Spiesglas

Staafje^met eenVyl gefreeken^gesft een ganj'ch Loop-•vuur van Vonken. 336. Die Vonken zyn gloei jende of gefmolte7i Brokjes van^t Staafje. 337. Het Mengzel van ^zer e?» Spiesglas is van aart zeer ge-fchikt om Vuur te maaken. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3.^0

III. nbsp;nbsp;nbsp;PROEFNEEMING. 'T’wee fukjes Hout tegennbsp;elkaar gevtreeven .^ maaken Vuur. 341. Hout heeftnbsp;veel hratidhaare Stof in zig. 343. Wyze vanVuur-maaken der Indiaanen. 344.. tiet Hout moet nietnbsp;vseekzyny 344.. noch groen en •waterig345. nochnbsp;te oud ett dor^ 345. noch te vet en Olieagtig.

IV. Proe fnesming. Phosphorus van Kunc-

KEL raakt door Wryving in brand. 347. Gevallige Ontdekking van den Phosphorus «/VPw. 348. Kortnbsp;'Berigt van de nuyze hoe men Pis-Phosphorus maakt.nbsp;351. Deszelfs Ontbinding. 334. Hy zit vol Vuurnbsp;tn is pngemeen brandbaar. 353. Hulpmiddels ^ indien men Vr zig by ongeluk mee brandt. ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;35(1

Ge-

-ocr page 11-

Deels, Tweede Stukje.

Gevolgen. Vit allerhande zosrten •van Lighaamen OHtflaat door Wryving of Botzing Vuur. 35quot;8. Allenbsp;Metaalen ; Spillen van Werktuigen, Wielen-ajjennbsp;van 'Rytuigen brande?i. 355. Metaalen nuordett doornbsp;(laan met den Hamer heet. 360. Goud en Hoodnbsp;door Drukking in Trekplaaten en Tletmolem. '^61.nbsp;De Tzerfchaar^ Draaibeitels, Drillen, 362. Hoef-yzers van Vaarden.^ yzere Banden van de Wielennbsp;der Bytuigen Jlaan Vuur uit de Straatfleenen. 363.

‘‘tMetaal wordt ook warm^door Wryving met zag-te Stoffen. nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3Ö4.

De Wryving der Vloeiftoffen geeft de Metaalen geen-Hitte. 365. Een Kanonkogel wordt heet door V fchuuren en floot en tegen de Wanden, van ’/ Kanon

en door ’t fluiten tegen harde Lighaamen of den Grond^als hy valt-.^ 36^, niet door de Wryving dernbsp;Hugt. 367. Defelfle Wind maakt door de langduu-rigfle Wryving het Tzer niet heet. ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;368

GroeiCloften. Oirzaak van Brand in de Boffche». 370. Oliezaaden worden heet door Jlaan‘‘t Meelnbsp;door V maaien. -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;371

heid.


Dierlyke StofFen. Vel van een Trommel^ Leder Been., Tvoor, Hoorn, lt;^c. worden door flaan ennbsp;wr'fvtng heet, 372. Het wryven in de Handen,ennbsp;^ig met de Armen in de zyden flaan hy koud Weer.nbsp;373. Verhitting door flevke beweeging en vermoeid-

-ocr page 12-

Korte ïnhoud van hrt Vierdk

htid. 375. ’t Branden van de Handen aan em Touw, daar men langs afglydt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

Wryving der Vogten tegen elkander. Vuur gemaakt door Gifting, ...nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,37?

,V. Proefneeming. Wyngéefi met Water gemengd vuordt onklaar en vsarm. 375. Hoe zuiver er Geep: hoe kragtiger Werking, 377. Bepe evenredig,nbsp;heid van beider Maat tot Menging. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3 7S

Senkheeld van den aart der deeltjes van ’# Water en van den Wyngeefl. 3 80 Hoe ze zag ondereen mengen 383-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ander doordringt. 3S4.

Onderzoek naar de oir zaak der onderlinge Hoordrin. ging 385. niet de Aantrekkingskragt 387. nochnbsp;de fyne Staf van Descarte*. 389, Het is dezelfde kragt ^ die de Vogten in de Hairhuisjes doetnbsp;opklimmen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Oir zaak van’t viarm nuorden van

^t Mengzel-.^ 393. van ’t onklaar voorden. 394

lie Vogten dringen voezenlyk in elkander door: voant zy zyn gemengd zvoaarer dan ongemengd 397. ennbsp;heflaan minder plaats.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;397

,VI. ProefNEEMING. Geef van Steenzout en Vttrml-olie by Terpentyn-olie gegooten , geeftnbsp;Beuk, Rook en Vlam. 400. Oltén der Tlanten zynnbsp;vol Vuur y ’tvselk door Gifiing in brand raakt.nbsp;mporie der Ontdekking van dat Verfchynzel. 403.

Het

-ocr page 13-

Deels, Tweede Stukje.

quot;Ret in brand fieeken der vette Oltên ontdekt. 4o(J. Ook zonder de Vitriool-oUe. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;408

VII. ProsfneemiNG, Wyze van Bereiding Van den Phosphorus van Ho M B E r g, Vuur*nbsp;Phosphorus. 408. Hy brandt aanflonds van zelfnbsp;in de open Lugt. 4.11. Verliefi ^ zo hy niet zorgvul^nbsp;dig voor de Lgt;ugt bev:aard viordt ^ met den tyd zynnbsp;kragt. 411. Hy is door HoMBERG by gevalnbsp;ontdekt, 412. Denkbeeld van den aart en’t gejlelnbsp;quot;Van deszelfs deeltjes. 414. Het opjlorpen van denbsp;'vogtigheid der L,ugt zet hem in brand. 415. Ontweekt op een vogtige Hand fchielyker en nuiffef, dannbsp;een drooge. 417. Be Wryving maakt hier, gelyk innbsp;andere Gifingen^ ’t Vuur. .

Gevolgen. GijHng geeft doorgaans Warmte. 418. Welriekende Waters vsorden •warm.^als men’er Water by doet. 419. Men voelt Warmte op ’t Vef alsnbsp;men zig met Wyngeejl wafcht. 420. Overgehaaldenbsp;Brandevjyn met Water vxer verlengd. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;421

Het vuerken van Wyn ^ Bier, Appeldrank en andere Vrugtdranken. 422. Zy geeven onder ’/ Giften eertnbsp;ft er ken en zomtyds fthadelyken Reuk ^ 42. J. ennbsp;veranderen 'er merkelyk door van aart. 42}

Vitgegifte Vogten beft bewaard in Rlejfen. 426. Broef-vteming. VitriooMie en Water kt een beftooun

-ocr page 14-

Korte Inhoud van het Vierde

IBuis maaien geen ophruijfching. 427. Digt bejloaten Vogten hebben geen ruimte om te kunnen Gijien,nbsp;lt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4^^

Quiver Water Gijl en bederft niet 429. Hotten en hroeijen der Gewaffen en Planten. 430. Denkbeeldnbsp;•van ’t verdorren , en van ’t verrotten van eennbsp;Plant,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Broeijeri van’t Hooi, 435. Beuoaa-

ren van Groente en Ooft. 434. Mef. 435. Wyze van uitbroeden van Kieketis door Mef ^ door dennbsp;Heer de Reaumur uitgevonden. 436. Kragt dernbsp;'vogtigheid van de Lugt op de Ovens van Glashlaa-zeryen, ^e.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;440

Yunrverhevelingen. 441. Derzelver Stofje. Dvüaalligten 445. In de Lugt ziueeven allerha7i-de Brandbaare XJttvoaajfemingen. 447. Verfchieten-de en vallende Starren. 448. Stoffe van Donder ennbsp;Weerligt. 4p. Denkbeeld van V Weerligt. 45'4.nbsp;van den Donder. 4 lt;j6. Koele Regen hy Donderweer.nbsp;457. Voornaamfle Eigenjchappen en Uitwerkzelsnbsp;van den Blikjem. 4^8. V Js een brandende Damp ^nbsp;die uit de Wolk Jchiet. ^62. Zyn vier king als eennbsp;Vuur en doordringende Damp. 464. Als een hardnbsp;Lighaam. 4Óy, Donderpeenen. /\.66. Losherjlendenbsp;Biikfempof. Zy Jchynen van den zelfden aartnbsp;als de Elektrifiteit.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;469

F»®»quot; gemaakt door Zonneftraalen. ^ nbsp;nbsp;nbsp;472

VIII.

-ocr page 15-

Deels, Tweede Stukje.

VIII. nbsp;nbsp;nbsp;Pro EFNF.EMING-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Zonnefiraaien dooT

'verjcheideit Spiegeltjes op den Hol van een Thermometer terug gekaatfi ^ doen'’t Vogt klhnmen. 474. Zonnefiraalen verzwakken door Weerfluiting-^ 477.nbsp;Keernen fierk in kragt toe^ als ze vereenigd worden,

475

IX. nbsp;nbsp;nbsp;P R o E F N E E MI N G. 'Een holle Metaalennbsp;Erandfpiegel tegen de Zon gefield. 478. Denkbeeldnbsp;van de oirzaak, en zyn wyze van Werking. 480.nbsp;Ongemeene werkzaamheid van dat Vuur. 481

X. nbsp;nbsp;nbsp;Proetneeming. Een Vergrootglas of Brandglas op de Zon gehouden. 482. Het Vuur der ver-eenigde Zonnefiraalen maakt de Vuurdeeltjes, die innbsp;de Stoffen verborgen zyn, werkzaam. 48 3. Brandglazen van Ys en van Water. 481. Brandfpie-gels van Pleifier ^ van Goudpapier en van Stroa.

• nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;487

Gevolgen. Archimedes fieekt met Brand-fpiegels de Romainfche J/loot voor Syrakuien in brand. 486^. Het heeft geen Brandfpiegel uit eennbsp;Onkel Jluk kunnen zyn. 487. Brandfpiegels uit ver-feheiden platte fiukjes Spiegelglas zamengefleld ennbsp;net een verajtderhaar Brandpunt, door den Heernbsp;Buff ON uitgevonden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

* 7 nbsp;nbsp;nbsp;Alle

-ocr page 16-

Korte Inhoud van het Vierde

¦t/ille Ughaamen fluiten de Zonneflraalen af, en maa^ keft de eene plaats warmer dan de andere. 494. Denbsp;Thermometer meet op een plaats hangen, daar geennbsp;Weerfluiting «.495. Pf^eerftuiting maakt vroegrypenbsp;Vrugten en Groente. 496. Hitte in Valeijen, Ltiag-ten en holle Wegen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;497

Groote Brandglazen zouden met nut, in de Scheidkunde kunnen gebruikt worden. 497. Ongemeen grootnbsp;Brandglas van den Heer Tschirnkaxjsen.nbsp;498. Nadeele».nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;5°*^

VEERTIENDE LES.

DERDE AFDEELING.

Uitwerkzels van ’t Vuur..

Scjtjnflrydige Vitwerkzels van ’/ Vuur. f03. adlge-meen Uitwerkzel: het doet alle Ughaamen zig uit~ zetten, ’t Glas. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;50J

I. ProefneemiNG. Een Buis met gekleurd Vogt in heet Water gedompeld. 507. Het Vogt daaltnbsp;terjl fchielyk, en ryfl dan weder, tot boven'‘t Merk.nbsp;508. [t Een JJgham ,deelt van %^n Warmte ’t

an~

-ocr page 17-

Deels, Tweede Stukje.

itnder mede, J09. Glazen quot;Bol en het Vogt %et~ ten zig heide mt door de Warmte, . jio

Gevolgen. Het fpringen van Glazen, Vleffen, Schotels , Koppen, van dik Glas of Aarden-weik door de Hitte. 513. Waarom dunner Goed mindernbsp;nood lyde,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hoe voor ’t herflen te beiuaaren.

514. Glazen met kookend Vogt, die niet geheel vol zyn, herflen ligt, ah men ze roert. 515. Vogtig-heid doet heet Glas fpringen: Brandfchilders Konjl-greep. yi6. Een Kelk tot Keepen gejneeden. Middel om dikke Glazen Buizen af te fnyden. 517*

V Berfien van fyn Aardewerk, yiy. Torjelein ’weerflaat ‘‘t Vuur. Konjiporfeiein van Glas gemaakt door den Heer du Re aumur. 521. Denbsp;ingedrukte Bodems en Holten der Bleffen zetten zignbsp;uit naar binnen. 523. Proef Heet Water op diennbsp;Bodem gegooten, doet het Vogt in de Fles ryzen,

524

II- PaoEFNEEivyiN G. Befchryving van defsVy-rometer , of zoogenaamde Hitte of Vuurmeeter: om de verjcbillende Maat van Uitzettivgskragt in.nbsp;byzondere zoorten van Metaalen te mesten, yay.nbsp;Het Vuur doet Staafjes van Xzer en van geel Koper j doch in verfchiUende Maat, omtrent als vannbsp;3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;5, langer worden: 528. die koud wordende

quot;^tef inkrimpen, 529. Hep Vuur dringt in V Metaal

-ocr page 18-

Korte Inhoud van het Vierde

iaaldaof. doet het naar deszelfs byzonderen aart meer of rrdn, fchielyker of langzaamer zig uitzetten, yji. en 0^ de zelfde wyze oneer krimpennbsp;door zyu Id’ertrek.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;532

Gevolgen, ’t Vuur zet de Metaalen uit. ’t Beklemmen van Zaagen, Drillen, Booren. ^34. Voorzorg daar tegen in V Waterwerktuig van Marly. 555. Werking der Warmte op de TJuroxierken. 557,nbsp;De slingers van Slingerwerken voorden langer dqornbsp;Warmte. 558. Uitvinding van Graham, omnbsp;den Slinger in Warmte eit Koude altoos even lang,nbsp;en dus de Slingeringen gelyktydig te doenblyven. 540.nbsp;Vitvindmg van JyLïEN LE RoY. 543. Uitvinding van ElLICOT. 545. Nut van dennbsp;pieuoven Slinger in Starrekundige Waarneemingen.nbsp;547. Werking der Warmte op Langtemaaten,nbsp;Voet, Koede, Ellen. 549. Op Werktuigen en Ge-reedjchappen tot de Meetkonf en Starrekunde: dienbsp;nooit van twee verjchillende Metaalen te maaken,nbsp;5 50. Op Snaaren van Speeltuigen, op Klokken , enz..nbsp;5J2. Mout zet zig minder uit dan Metaal. Houten Slingerroeden aan Uurwerken. 553. -Alle vajienbsp;Lighaamen, Gereedfchap, Huizen, Huisraad, wordt

beurtelings kleiner en grooter.

5J

Zommige Stoffen worden door ’t Vuur kleiner van Omtrek , door uitwaaffeming en verlies hunner Deelen.

• nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;«nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;snbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•

Uh

-ocr page 19-

Deels, Tweede Stukje.

III. Proefneeming. nbsp;nbsp;nbsp;^1? Vogun

uit. Werktuig efi lujize om de uitzetting der Vog-ten te meetelt. 5)7' Verjchillsttde uitzethctctrheid van K-wikzilver, Water ^ Lyti-olie en Wyngsefl,nbsp;^6o. Werking van H Vuur in die verfchillènde maa-te van Uitzettmg^ en in den verjchillendennbsp;t]^.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;567

Gevolgen. Glazen Bollen, Bleien, Buizen, ^c. met Water gevuld, fpringen door Warmte. 568.nbsp;WynjleJJen, hy heet Weer, uit koele Kelders gehaald.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;569

hof Van den Thermometer, en Ontdekkingen ’er door gedaan. 570.. Befchryving van den Thermometernbsp;^aan D REBBEL, derzelver eerjien Uitvinder.nbsp;573. Gebreken en Lof. 577. De Thermometernbsp;van Florence, 579. Gebreken. 580. Denkbeeldnbsp;van een Vergelykbaaren Thermometer 5 84.nbsp;Thermometer van A m o N T o N s. 585. Nadee-588. Thermometer van den Heer denbsp;K-EaumUR. 591. Deszelfs algemeene Grond-trap Van Warmte en Koude: Vorfi. 592. Byzon-dere Eigenfchappen en Graadtekening. 595. ’tVogt:nbsp;^ïngeeji met Water verlengd. 599. V Wordt doornbsp;tyd niet zvtakker. 603. Men maakt die Thcr-^ometcrs van allerhande grootte, 604. Onver-^ydelyk Gebrek van alle Thermometers: ’t uit ze t-on krimpen van V Glas zelf door Warmte en

Koude.

-ocr page 20-

Korte Inëoüo van het Vierde

Koude. 606. Ondetrigting en nooctige Voorzorgen, om WMrneemmgen met den Thermometer te doen.nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ÓC'^

Een fierker Vuur doet Mttaalen en andere quot;jafte Lig-haamen fmelten. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;614

IV- ProefneemiNO. Een fiukje Geld fmohen in een Neotedop^ die genoegzaam onbejcha-digd hlyft, 6IJ. De kragt -van V Vuur maakt denbsp;Metaaldeeltjes te eenemaal los en doet ze in de Vuur-Jiof dryven, 618. Ah deeze vervliegt^ voegen denbsp;deeltjes zig -weder byeen , als te vooren. 620 Kotnbsp;meer -weerfiand’t Vuur vindt^hoe^tkragtiger-werkttnbsp;6 21 Weeke Stoffen Jmelten langzaam-^Har de eensklaps, 625. De Nootedop raakt niet in brand^doornbsp;gebrek van tyd.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;624

Gevolgen. Nut der Smeltkragt van V Vuur in Kanji en en Hand-werken ^ hymen Soldeer en: 625. inzonderheid van V fmelten der Met aaien 62 j. het luzer ^ 618. Goud en Zilver,, özp. Koper ^ 6'^e.nbsp;Tin^ 632. Blikj 632. Vertind Vaat-werk^33*nbsp;hood. 634. leder Metaal heeft zyn byzonderennbsp;Graad van Hitte, daar ’t door fjnelt. 63 Gemengd en ba[lerd Metaal Jmelt ligt er da» zuiver.nbsp;6'} 6. Handgreep ia Hardfoldeeren. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Cgt;-^j

V. PrOE FN E EMIN ö.

V Vuur. doet vheibaarè Lig-

-ocr page 21-

Deels, Tweede Stukje.

ÏJl^haamen koohen. Verjckjiuzeh van koakend Wd^ ter.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;...nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;639

VI. Pr.oefNEEMiNG. Kviikzfher in den Bol van ten Thetmometer-Buis aan ’t kooken gebragf^nbsp;Verfchynzels. 645. De uit gezette Binnenlugt dernbsp;Vogten is de oirzaak niet van de Kooking en Opbor-reling, 651. mcb een fyne Veerkragtige P'loeiflof.nbsp;^54. Maar de Vuurfiof zelve ^ of de Waterdeeltjesnbsp;op den Bodem in Damp veranderd. 657. Wyngeejinbsp;kookt met een minder Warmte dan Water ^ en Wa~nbsp;*er met minder in ’t Tdel^ dan in de Lugt. 661.nbsp;t Schynt in ’t Xdel te kooken zonder Vuur, 662

taaien kooken niet.

Damp uitgezet kan voorden.^ bykomt. 66p. Kooking door Gifing. Nieuwe Wyn. Ongelefchte Kalk, 672

Vuur verteert de Dighaamen. , nbsp;nbsp;nbsp;673

yil. ProefNEEMING. Bereiding van het Slag-^ ^likfempoeijer, nbsp;nbsp;nbsp;Verfehynzels en vier king.

674. Slag. cf Blfkjimgoud.èy^, Peornorgen, 676

Ge»

Gevolgen. K.oaking de hoogfle trap van Vlietbaar-heid en Hitte. 664. Kaarfemaaken, Maftiken Gom fmelten, 66^. Geknap van kookende Boter en Vet.,nbsp;666. Water en Metaalen fchynen.^ zoo dra ze ge»nbsp;fmoltesi zyn, even vloeibaar als vsanneer ze kooken. 66quot;!. De Hitte neemt toe van de Smelting totnbsp;*an de Kooking ^maar blyft dan de zelf de. 66%. Meten zy ’er Vogt, of iets dat in

-ocr page 22-

Korte InIioüd Van het Vierde

Gevolgen. Gevieldige kragt man écn zig eensklaps uitzettenden Waterdamp. 677. üuskruid.nbsp;Deszelfs kragt ejjordt door de uitzetting der Lugtnbsp;alleen stiet veroirzaakt ¦. 680. maar door d” Jcbiely-ke verandering in Damp en de uitzetting van diennbsp;Damp, 683. kde Kragt en Slag hasigen veel af vannbsp;de langte van’t Geweer^ 684. van de min of meernbsp;(ierk aangezette Laading,^ 684. en van den ft andnbsp;van 't Daadgat. 685. De ganfche Laading vannbsp;Kanon en Schietgeweer vat nooit Vuur. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;685

Vin. ProEFNEEming. Verftchynzels van een brandende Ongelkaars. 688. ’t Kaarsjmeer trektnbsp;in ’t Pit op, 6^1. De bovenvlakte van de Kaarsnbsp;wordt uitgediept tot een Holte. 692, Het benedenfle

gedeelte van’tPit hlyft -wit en verbrandt stiet,

De Kaars wordt kleiner, 693. De Ongel kookt dampt en brandt. 693. De Vlam is ten deele helder,, tendeele rosagtig, ten deele blaaiiw. 694. Denbsp;Kegelvormige gedaante van de Vlam ontftaat doornbsp;de Verkoeling en de Wryving der rondomleggendenbsp;Duef.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Pit krygt een Kool en de Vlam wordt

dutfterer, nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;702

Alles bevat Vuur in zig en is Brandftof. 70J.

Gevolgen. 'Brandbaare Lighaamen. 703. De Olïén zyn de eenigfte Brandfloft niet, of Voedzel des Vuurs.

704.

ƒ —-j • nbsp;nbsp;nbsp;- rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;~ t '

Doch dén brandt gemakkelyker dan ’t ander. 'jO^. Oir zaak van de ver ft heiden kleuren der Vlam. 711

Ge

-ocr page 23-

Deels, T\Veede Stukje.

Gevaar van een Vlam^ die tot in eten Schoorteen vliegt, yia. Tf'jngeeftlamfjes met zilveren 'Pitten.nbsp;713. Uit voer kzels van te lange te korte , ie dikkenbsp;en dunne Vitten, jl,- Gevaar Van een brandendenbsp;Kaan of andere Vlam b'f heete Damden ^ Vernijfen.

714-

VEERTIENDE LES*

VIERDE AFDEELING.

¦^ddelen öm de kragt en uitwerksels van’t Vuur te vermeerderen en te verminderen»

He kragt der verzamelde Zonnefraaleh neenit niet al~ leen naar maate van hun getal, maar ook van vermeerderde digtheid toe.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ yiy

dUiddelen om de kragt van ’# Vuur te vermeerderen, 7iv Eerjle Middel: vermeerderen der 'Brand-fiof’ 719. Zvtaare en dikke Blokken vereijeheanbsp;meer Vuur om aangejloken te voorden, dan dunnernbsp;en yIer Stukken, 'j'i.o. quot;Een omgekeerde quot;Kaars naPnbsp;brandhout, gaan uit Van zelvén. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;723

^quot;^eede Middel: het rondom influiten van'’t Vuur.fzi

LeRstk P r o e fN emin g. BenWaterhad en een Zandbad heet gemaakt over ten Lamgjp., gt;ftnbsp;* *nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tety^

-ocr page 24-

Korte Inhoud van het Vierde

Trommelheflooten. 72?- T)e Warmte fluit tegen de luanden, wrgaart zig in H midden, en maakt ne dus ^eel heeter j dan het Lampje doen zou in denbsp;quot;tfrye Lugl, -jz^. Het Water en het Zand luordennbsp;heeter dan de ’luanden van de Trommel, en hetnbsp;Zand heeter dan het Water.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;728

Gevolgen. De Scbeidkonfl. 728. Bsfchryving van ten zeer handelbaar Stookketeltje, met zyn ganfchennbsp;Toepel tot een Waterbad en een Zandbad. 725.nbsp;Deszelfs nuttigheid en verfcheiden gebruiken, daarnbsp;het toe dienen kan j 732,. inzonderheid tot overhaa-¦ len. 733. De Smit fprenkelt Water op zyn brandende Smeekoolen. 734. Dienfi van Stooven ennbsp;Kachels. 735. Vuur- en 7ogtfchsrmen. . -jpfi

JI. Proefneeming. Derde Middel om de - kragt van V Vuur te vermeerderen, door hetzelvenbsp;zyn bevjeegpreek te doen neemen naar een Punt. 735.nbsp;• -De Vlam van een Kaars, met een Pypje naar eenenbsp;fireek heen geblaazen, ^tc/akt gedr-uis, 737. -wordtnbsp;'^«rfeheide Duimen lang , en geeft een zeer hevignbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;739

Gevolgen. Het Blaaspypje in de Vlam is de ge-woo-ue Handgreep -van Goudfmits i, Ju-weliers ^ in ’t fol-. deettn en inzetten. 740. De Punten der DrilUljes op die -ojyze gehard. 741. Brandfchilderen. 742.nbsp;Smits Vuur en Blaasbalg. 743. Gekoppelde Blaas-

ial-

-ocr page 25-

DEELSj Tweede Stukje.

hnlgen in de Scheidkmde. 744- Igt;aortogt van de lAigt in Stookketels en Kaïhels. 745-, .Open Kachelnbsp;zonder Rook. 745. JVi^denTogt by 'Brand. Me»nbsp;hlaafi ee» Vttvr aan en om Kaars uit, 746. Eertnbsp;Strooin van Darrrp ^ als die uit een Windbal ^ zondernbsp;eentge Lugt in zig te bevatten, blaa(i zoo voel hetnbsp;Vuur aan, als een Stroom van Lngt. ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;747

M'rddelen om het 'Kuur te verminderen en uit te hïus^ Jchen, De Lugt te benoemen. 749* Water en an-dere ^ Jcboon brandbaare, Stof en zyn 'er dtenftignbsp;751. Vermindering van Warmte of'b''erkoelmg.nbsp;75'2. 't Een Lighaam verkoelt fchielyker dau V an~nbsp;der. 7J3- De meêdeeling der Jf^armte in JJghaa-Vien van verf billende digtheid.^gejchiedt naar even.,nbsp;redigheid van elks Inhoud. Tzer en Hout.^ Mar»nbsp;mer. Metaal j fchynen kouder dan Hout ^ JLakert^nbsp;Wol., és'o. 755- Stoffen van gelyhe digtheid ge-fchiedt de meedeeling der Warmte naar evenredigheidnbsp;Van elks Omtrek.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

ProEFNEEmikg. Wuter van 10 met Water Van 40 Graaden gemengd.^ geeft een Mcngfèl Van ay Graaden Warmte. 1$^. Het verfchil ofnbsp;de overmaat van Warmte -wordt tujfchen heiden ge-dteld.^ naar evenredigheid van elks Qmtrek. 759Jnbsp;ledagten van den Heer BoErhaavE, datnbsp;quot;Warmte van het Mengfel de helft is van ’t ver-fihil Van beider -warmte, zonder den gemeenen Graadnbsp;** %

-ocr page 26-

Korte Inhoud.

^er bj te rekenen , firjden met de Ondervhidvitg.

- nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;760

Gevolgen. Jt^ater door de Wilden aan ’t kooken gs-hragt met gloeijend heete Steenen. Verkoeling door Sneeuin ^ Wind, je^e. 765. Langzaame Verkoelingnbsp;brengt de Jjghaamen lt;weer in hun voorigen paat.nbsp;iCfi. Te fchieiyk koud piaaken belet den hehoorlykennbsp;namenhang der deelen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;767

Knaplraanen. Haar zonderling verhryzelen door ’t af-hreeken van de Staart, 768, Denkbeeld van haar koud voorden en vorming in V Water, 770. Philo~nbsp;fophifche Eijers, j6rz, Oirzaak van beider zonderling aan pukken fpringen. Het fchieiyk en daar doornbsp;onregelmaatig koud voorden. 77 j. 'Langzaam koudnbsp;gevoorden , of op nieuvos gebrand ^ pringea ze niet.nbsp;’t Zelfde heeft plaats in alle zeer dikke Glazen. 777

Alles is maar koud hy vergelyking, De Kelders V 'Zomers niet koud.^noch’s-Wintersvoarm. Even'tzelfde Water voor een vtarme Hand koud^ voor een koudenbsp;Hand voarm. 776, Alle fmelthaare Lighaamen^nbsp;Metaalen^ Glazen, Spiegels, zynof hevrooren Lig-haamen. *nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;777

VER*

-ocr page 27-

VERKLAARING

DER

P L A A T E N.

DERTIENDE LES,

TWEEDE AFDEELING.

Plaat ï.

Figuur I. Het Staf by het Vuurflaan , «net Staal en VuurRccnj op een Blad wit Papier gevangen.

«) a, flj Stukjes van den Vuurfieen, aan hun kleur cn dooffehynendheid te kennen.

i, 6, /;, b, h, Schelfertjes Staal) aas Vylzel) die Piaar rood en pas gloeijend geweeft zyn.

-ocr page 28-

Verklaarinq

c, c, c, c. Brokjes Staal, lt;3ie tot ronde Bolletjes gefmolten of zelfs geheel verbrand zyn.

Het Mes , dat aan een Zeilfleen geftreeken is , duidt aan, dat zommigen van die Bolletjes c, c, zig nognbsp;laaten aantrekken j en Staal gebleeven zyn; terwylnbsp;’er anderen zig niet meer aan hegten willen, maarnbsp;tot Slck uitgebrand zyn.

Figuur 2. Een zeer dun Schelfertje van Staalvylzel aan de Punt van een Naald in de Vlam van een Kaarsnbsp;gehouden. Het Schelfertje wordt gloeijend, fmeltnbsp;en verbrandt.

Figuur 3. Een StaaQe, uit twee deelen Yzer en een deel Spiesglas zamengefmolten j in een Schroef opnbsp;een Werkbank vaftgezet, en met een ruwe Vyl ge-greeven. ’t Geeft een geheel Loopvuur van Von.^nbsp;ken 5 die allen gloeijende of gefmolten Brokjes zynnbsp;van het Staafje.

Figuur 4. Een Stokje van hard Hout tulTchcn twee dergelyke Plankjes met een Drilboog gedraait. ’tnbsp;Geeft Reukj Rook en Vuur.

F kat

-ocr page 29-

Flaat 2.

Figuur f. A-verbeeldt een zoort van Suikerglas, welks vorm de bckwaamfte geoordeeld wordt totnbsp;het doen van zekere Proefneeming; het mengen,nbsp;naamelyk , van Water en Wyngeefl:-, daar Warmtenbsp;uit ontftaat door Gilling.

Figuur^. B, Afbeelding van een gevoeglykProef-Thermometertje,om den Graad van Hitte der Vog-ten te meeten. Het in Graaden afgedeeld dun Plankje loopt zoo laag niet als dé Bol van den Thermometer j of kan in ’t midden met een Scharnier ag-terwaarts opgeflagen worden.

Figuur 6. Een Flesje A eerft met Water en daar na met Wyngecll tot het Draadje b gevuld en gewoo-; en weder met het Mengzcl van beiden gevuldnbsp;en gewoogen gt; weegt zwaarer; ten teken dat dienbsp;twee Vogten in elkander doordringen, en meer Stofsnbsp;bevatten onder den zelfden omtrek.

Figuur j, c een Glazen Buis met een Bol, als dis van egjj Thermometer. Eerft met Water en Wyn-geeft;

-ocr page 30-

Verklaarinq

geeft, ongemengd, gevuld tot het Draadje c, pg daar na, door Schudding onder een gemengd, ftaatnbsp;het Vogt beneden c, en beflaat minder plaats, tennbsp;teken dat die Vogten in malkander doordringen.

d is een Glazen Pyp met een Buik, die men als een Maat gebruikt heeft om de Thermometer Pyp Qnbsp;met een bekende hoeveelheid Vogt te vullen.

Figuur 8. p een Glazen Kelk , waar in Terpentyn-plie. E een dergelyke Kelk met een langen Steel, waar in een Mengzel van Geeft van Salpeter en Vitriool-olie. Als men dit laatfte giet in ’t eerftc,nbsp;vliegt het in brand.

Flaat 3.

Figuur p- Verfcheiden Spiegeltjes, die de Straalen der Zon vangen, en op den Bol van een Tbermqme'nbsp;ter doen weerftuiten. Het Vogt ryft ’er merkelyknbsp;^looger docr.

Fk(S

-ocr page 31-

BEU PlAATEH,

Plaat 4-

Figuur lo- A een holle Metaalen Brandfpiegel, op zyn Voet.

B A , As van den Spiegel; die zoo tegen de Zon gefteld ¦wordt, dat zy een zeer fcherpen Hoek maakt metnbsp;haar Straalcn.

C, Brandpunt van den Spiegel, en Toppunt van den helderen Ligtkegel, die met zyn Voet tuft op denbsp;Oppervlakte van den Spiegel.

Figuur II. Een Vergrootglas of Brandglas , tegen de Zon gefteld , wiens Brandpunt, het Toppuntnbsp;van een Ligtkegel, die op dp onderfte of agterftenbsp;oppervlakte van ’t Glas ftaat, hier ziglbaar genoegnbsp;Verbeeld wordt.

VEER-

-ocr page 32-

V' E- ET IT i A A J5 r N

VEERTIENDE LES.

Plaat I.

Figuur i. A a een Glazen Buis, als een Thermometer, met een groeten Bol A, en met gekleurd Vogt gevuld tot het Merk a. Men dompelt den Bol innbsp;het Vat B, vol heet Water, dat op ’t kooken ftaat.nbsp;Het Vogt daalt eerft fchiclyk beneden ’t Merk a,nbsp;om dat de Glazen Böl zig door de Warmte uitzet,nbsp;en ryft dan tot boven ’t Merk, om dat het eoknbsp;warm en daar door uitgezet wordt.

Figuur 2. Een'Glazen Kelk, door Konft tot Keepen gefneeden. Hun Slingers kunnen een weinig uitnbsp;elkander getrokken worde», gelyfc hier verbeeldnbsp;wordt, en voegen zig weer aan één.

Figuur j. Een Glazen Fles, met een diep ingedruk-ten Bodem, aan wier Hals een kromme Buis vaft is, Zy zyn tot aan ’t Merk c met Water of eenignbsp;gekleurd Vogt gevuld. Als toen byna kookend heet

Wa-

-ocr page 33-

ï) E R P L A A T E N.

Water in den liollen Bodem C van de Fles giet gt; klimt het Vogt fchielyk boven ’t Merk c in denbsp;Buis , en daalt weer als men ’t heet Water uit Gnbsp;weer uitftort: ten bewys dat Holten en ingedruktenbsp;Bodems door de Warmte zig binnenwaarts uitzetten,

I

Figuur 4. Afbeelding van den Pyromettr of Hitte-meeter, pm Proef te neemen hoe veel zig de Mc-taalen en andere Stoffen uitzetten door Warmte.

P d) langwerpige I,ainp met Voorloop j waar op vier Pitten branden.

GI een Staafje Yzer, Koper, of ander Metaal, in den Styl I onbeweegbaar vallgezet, en aan het Stuknbsp;G met een Schroefje gekoppeld; de Pitjes van denbsp;Lamp, die ’er onder is, aangeftoken, maaken datnbsp;StaaQe warm , en doen het daar door zig uitzetten.

^ een beweegbaar Stuk, dat door het zig uitzettend Staafje verfchooven wordt, en gemeenfehap heeftnbsp;cenigc' Hefboomen in de Glazen Kas EFj

we-

-ocr page 34-

Vekklaarihg

weder door Rad en Rondzcl de beweeging meêdee-Jen aan den Wyacr H b , welke op een Cirkel, in 200 Graaden verdeeld , omloopt. De evenredigheidnbsp;der Maat is, dat) wanneer het Staafje Metaal GInbsp;pen vierde van een Lyn door de Warmte langer, ennbsp;het Stuk G bygevolg door hetzelve zoo ver voort-gefchooven it, die bevveeging, van een vierde Lyns,nbsp;door middel van de Hefboomen en Raden aan dennbsp;Wyzer meegedeefd j denzelvep een ganfche keernbsp;doel ronddraaijen.

In de Laade, in den|Voet van bet Werktuig, bewaart men de ronde Staafjes van allerhande Metaalen, allenbsp;net even groot, 6 Duim lang, 3 Lynen Middel»nbsp;lyns , om ze tot de Proeven te gebruiken.

Plaat g.

Figtiur y. Uitvinding van Graham, pm de Slingeringen by Koude of Warmte in 3c Slingerwerlyen altoos gelyktydig te doen blyven.

A B de Roede van den Slinger , waar aan in

B, in plaats van een Bol of Schyf, een Bakje rp't

Kwik

-ocr page 35-

B£U PlAATEN,

Kwik hangt. De hoogte ’fan de Kwikkolorh iri Bakje is in die eventcdigheid gefchikt j (dat is 5 zoonbsp;hoog is k met Kwik volgegooten j) dat zoo vceinbsp;als de Roede A B doot de Warmte langer wordt,nbsp;bok het Zwaartepunt van de Kwikkolom , dienbsp;door de zelfde Warmte zig uitzet 5 juift zoo veelnbsp;klimt; en derhalven de Aflland tuffehen A , ’t Be-weegpunt, en B , ’t Zwaarte- of Slingerpunt, gernbsp;lyk blyft; en hygevolg de Slinger wezendlyk evennbsp;lang hlyvende, ook de tyden der Slingeringen evennbsp;lang moéten zyn»

Figuur 6. Uitvinding van Juni en lf, Roy, om den Slinger altyd even lang te doen blyven.

AB. langwerpig Raarntje» wiens Dwarsftukken e A j B b van Koper en onbuigbaar; de Zyftukkeil e B jnbsp;A b dunne Veerkragtige Plaatjes zyn.

^D. hegt en ftevig Stuk j aan’t Lighaam van ’t Uurwerk verbonden en vaft ftaande; ’t welk met een t'peniiig doorgeflagen is , daar het Raamtje is inge-k'aten, en pas zoo veel fpeaklis in haeft j dat hetnbsp;en neer kan fchuiven.

igi

-ocr page 36-

V £ 1. K I, A iA R I H a

hg] Yzereii Sli'ngerroede, met Kaar SlingctfcKyfaatl

benedenfle Dwarsftuk van ’t Raamije vaftge-maalct.

«ƒ, andere Yzercn Roede, daar ’t Raamtjc met dert Slinger aan Kangt, en van boven vaftgemaakt , bynbsp;ƒ 5 aan opperend van een hólle Geelkoperen Bnis ,nbsp;(Kier half open vertoond ,) die op het StUK CD palnbsp;ftaat. Als de Roeden ƒ e en bg door de Warmde langer worden , en het Slingerpunt G zoudennbsp;^oen daalcn, zet zig de Koperen Buis juilt evennbsp;Veel opwaarts uit, ligt de Roeden, Raamtje ennbsp;Slir^ejpufit om hoog , en doet dus g even ver vannbsp;^D, het Beweegpunt, blyven.

%Wttr 7. Uitvinding van nbsp;nbsp;nbsp;cot. In de platte

Yzeren Roede, die van onderen gevorkt is, ziet men

een Geelkoperen Plaat, die drukt op

lm cn In, twee Hef hoorntjes, wier Beweegpunten zyn in p en 0. 71^,^ . ^ ginnen-artnen neerdrukt,nbsp;gaan de Buiten-armen m en » opwaarts, en ligten

r en j.

-ocr page 37-

D E H. P L A A T E if.

gt;' en qy twee Schroeven j die met den ganichen ton» de« Bol, hier halfdoorgefneeden verbeeld, op dienbsp;Armen ruften, en’er van gedraagen worden. Alsnbsp;de Yzcren Roede door de Warmte langer wordt ennbsp;daar door het Slingerpunt, dat in den Bol is, zakken zou, drukt het Koperen Plaatje, dat zig fier*nbsp;ker uitzet door de zelfde Warmte, de Binnen-armennbsp;van de Hefboomtjes naar om laag, ligt met de daarnbsp;door ryzende Buiten-armen de Schroeven, die ’ernbsp;op ruften, en met haar teffens den ganfehen Bol ennbsp;deszclfs Zv/aartepunt weer op tot den behoorlykennbsp;Afftand..

Figuur 8. E, Hoek, door twee Yzeren Roeden of Staaven EF en EG gevormd.

Q Geelkoperen Staaf, die de twee Yzeren zamen» koppelt , om de Maat van den Hoek vaft te zetten.nbsp;Maar door de 'Warmte zet zig 't Koper G H fterkernbsp;uit dan ’t Yzer EF en EG,en zal dus de Maat vannbsp;den Hoek veranderen, en grooter maaken ; be-’*'-75 dat men tot Werktuigen en Gereedfehappen,nbsp;evenredigheid altyd en beftendig moet bly-jgseuYzer en Koper te zamen gebruiken moet.

Plaat

-ocr page 38-

Veuklaarinc

Plaat 3.

figuur g. Werktuigen en wyze om de vcrfchillcndc uitzetbaarheid van yerfchillende Vogten te meeten.

AB is een zoort van Tbermometer-Ghs, wiens Buis een Voet lang is, van welke j vierde deelen , of 9nbsp;Duimen omtrent ruften op een Plankje «ƒ, wiensnbsp;Schaal in Graadeu is afgedeeld , waar van iedernbsp;bevatten kan van al ’t Vogt, dat onder ef in Bolnbsp;én Buis is.

G. een Bak met fyn geftooten Ys, waar in men Bol en Buis dompelt, om het Vogt den Graad van Vorftnbsp;of Yskoud te doen aanneemen.

D. een Hairdun Buikpypje, waar meê men, door uitzuigen of bydocn, het Vogt, terwyl ’t in dennbsp;Bak met Ys ftaat ) tot de juifte Hoogte van efnbsp;brengt, daar de Schaal op ’t Plankje j yan Yskoudnbsp;af , opwaarts beginti

Ci

-ocr page 39-

ÉER PlAATEK.

^ ^ een Bak of Keteltje met kookend Water , daar mcti Braks daar op Bol en Buis indompelt, en hetnbsp;Vogt door doet klimmen tot den Warmtegraad vannbsp;kookend Water.

Het Kwikzilver ryd i\., gemeen Water 37 ,Wyngce(t 87 , Lyn-olie 7 2 Graaden , van Yskoud tot dc Hittenbsp;van kookend Water; dat is, zetten zig zoo veelnbsp;duizendftc gedeelten van hun ganfehen Omtrek uit jnbsp;doch het een fchielyker, het ander langzaamer.

Figuur 10. Afbeelding van den ’ThermometUT Vaji D R E E B E L , derzclvcr eerften Uitvinder.

Figuur II. De Florent'^nfchs Tbervioitiiter,

Figuur 12. De Thermometer van Amontons.

Figuur 13. Kleine Thermometer van den Heer de Reaumur? in een langwerpig fmal Doosje j nognbsp;geen Voet lang.

figuur 14. Een kleiner zoort, ^e men wel als een ‘r»ndaooker in éen Kokertje in de zak draagt.

PJ«»J

-ocr page 40-

Flaat 4.

Figuur IJ'. Üanwyzfng hoe men z:cn moet, als men lt;Je hoogte van ’t Vogt in de Buis naauwkeurig ennbsp;juifl: zal ’waarneemen ; naamejyk , door Waterpas tenbsp;zien, en het Oog op de' zelfde hoogte te houdennbsp;als het Vogt ftaat. Dus ziet men ’t hier op 1 y Graa-¦ dén, de waare hoogte. Maar het Oog hoogernbsp;' 'plaatzende en dus van boten nederwaarts ziende,nbsp;fchynt het te ftaan op i j Graaden. Het tegendeelnbsp;zou plaats hebben j zo men ’t Oog laager hield ennbsp;ifovenwaarts- opzag.

Figuur ld. ’t Vuur doet vafte LigLaamen fmelten. Een dun Snkje GehJ-in een Nösgt;tedop, die genoegzaam onbefebadigd blyft, gefmolten.

Figuur 17. ’t Vuur doet de vloeibaare Stoffen koo-hen. Aan den Arm van een Schraag hangt een langv Tterpig ronde Fles met Water; in dezteive een Glazennbsp;Fiooltje rondom in Water, door middel van eennbsp;Schyfje Kurk dat op deszelfs, Hals geduwd is ennbsp;op den Mond van de Flea ruft. Onder ftaat eennbsp;Vuufkom. Het Óog, dat op de Fles tegen ’t Ligt

-ocr page 41-

D E 11 P L i A T £ ff.

ainzkt, neemt alle de VeHchynzels waar van kso-kend Water.

Fiiruur Kwikzilver in een Thermometer-Buis , met een Blaas toegebonden, aan ’t kooken gebragt.

Plaat 5.

Figuur ig. Proefneeming met het Slag- of Bliklbm-pocijcr, in een yzeren Lepel over ’t Vuur gefinol-ten. ’t Vervliegt eensklaps te eeneaiaal met een ys-lyken Slag.

Figtiur 20. Een pas uitgedaane Kaars aan haar Rook door een brandende Kaars aangeftoken; ten tekennbsp;dat bet Kaarsfmeer, tot Damp verkookt, maar eennbsp;weinig meer Hitte noedig Leeft om in brand te gaan.

Figuur 21. Twee brandende Kaarsfen.na by een gehouden , krygen booger opgaande Vkm, en zotten den Damp , die tulTcben baar beiden is, in brand.

Misuur 22. De Vlam van een Kaars in een dun Gla-^vn Buisje gevangen, wordt ruimer van Oratrek, ryft booger. Dceze twee laatfte Proeven ftrek-*** anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ken

-ocr page 42-

V F. a K 1. A A R I IT G

van gende lugt,

ken meile tot bewys5lt;3at de Kegelvormi'ge gedaante van de VJam vcroirzaakt wordt door do rondomleg-¦If» T HT#.

Blaat G.

Figuur 23. Afbeelding van dc Kegel vormige gedaante, welke een Straal Water aanneemt, die uit een rond Gat door de kugt loodrcgt naar beneden valt»nbsp;De Wrjving tegen de rondomleggcnde Lugt geeftnbsp;hem die vorm; cn ze werkt mede, om ook derge-lyk een vorm aan dc Vlam te geeven.

Figuur 24. AA , Een Trommel van Yzer of geel Koper, van boven open , waar in een Lampje met drie Pitten brandt. B de omgekeerde Fles met Olie , dienbsp;met een^Pyp door de Boogawyze opening aan ’t be-nedenend van de Trommel met de Esk van ’t Lampje gemeenfebap heeft. In de Trommel zet men eennbsp;Kuipje, dat ’er infebiet en fluit, met Water of metnbsp;Zand; ’t welk binnen korten tyd veel heetcr wordt,nbsp;gelyk aan den inged'ompclden Thermometer bljkt,nbsp;dan Let over bet zelfde Lampje in de open Lugtnbsp;20U geworden zyn; ten blyke v.an de vermeerderdenbsp;kragtvan bet beflooten en inwaarts gcdrccvcn Vuur.

Figuur


-ocr page 43-

eer Plaaten.

Figuur if. Tocftel van Stukken, om dat Trommeltje tot een bekwaam en zeer handelbaar Stookke-teltjc te gebruiken.

C , een blikken Kookketel, die men op de Trommel of Stookketel zet,en door de ImgtpypG met koo-kend Water vult, tot een Waterbad.

D, een Tinnen Kolf, die men ’cr in fteekt en in vaft zet.

E , Glazen of Metaalen Helm , die men om den Hals van (Ie K.olf O voegt-

F, Koelbak, daar men den Helm E mcê dekt, piet

zyn,Kraantje osi het Water te laatea ailoopen en te verfriflen.

fleckt hier in de Buis

Figuur i6. De ganfche Tccftel met al zyn ftukkcik in malkanderen gezet. De Snuit van den Hel®

van een Fiool, wier Bol op

een Schraagje ruft', dat men door middel van een Klcmfchrocfje hcogcr of lasger zetten kan.

Plaat

-ocr page 44-

.V £ a K L A A n I Iv’

Plaat 7. .

Figuur 27. Kuip met Zand en zyn Dckzel, om op dc Trommel of Stookketcl te zetten , tot -het maa-ken van een Zandbad.

G, Glazen Kolf met haar Helm, die men in het Zand plaatil.

Hj een Kromhals, om in het zelfde Zandbad tot het overhaaien van zwaare Stoffen gebruikt te Worden.

Figuur z8. De Toeftel van den Kromhals , leggende in het Zandbad, m«t zyn Dckzel ’er over en metnbsp;zyn Snuit in de Pyp van een Fiool fteekende.

Figuur zp. Toeftcl van het Zandbad met de Glazen Kolf G 5 gedekt met haar Helm en Koelbak : alles jnbsp;gelyk ook de voorgaande Toeftel, in zyn orde ge-fchikt j en in die gedaante afgebeeld, waar in hetnbsp;zig gt; als alle ftukken behoorlyk in malkander gezetnbsp;zyn 5 vertoonen moet.

Plaat

-ocr page 45-

Plaat 8.

Figuur 30. 1)2 Vlam van een Kaars met een Blaas-pypje naar ccn en den zelfden kant heen geblaazen. De Hitte wordt ’er ongemeen heviger door.

Figuur 31. Afbeelding van een Brandfehilders Tafel met haar Toeftci van Lamp, Biaaspypje, Blaasbalg jnbsp;Tree, en de wyze hoe de Heer Jean Raüx, beroemd Brandfchilder in Prankryk, gewoon was tenbsp;werken.

Figuur 3i. Afbeelding van een zoogenaamde Knap-traan, of HoUandfebe Traan van Glas, die als men een ftukje van de Staart af breekt, in Hukken fpringtnbsp;en geheel verbryzeld wordt.

Figiiur 33. Afbeelding van een zoert van dikke Glazen Flesjes , doorgaans Pbilojophifcbi Eijsrs genoemd, die in Hukken fpringen als men ’er een ^lein Keitje of Hukje VuuiRcen in laat vallen,

B E-

-ocr page 46- -ocr page 47-

natuurkundige

LESSEN

VAN OEN Heer

N O L L E T.

DERTIENDE LES.

TWEEDE AFDEELING.

' Over de Middelen, om de Vuurdeeltjes voerk^

%(taw te doen 'worden ^ en Vuur te

maaken,

ZOo weinig als wy in de Behoeften on- ’tGebniifc zes Leevens het Gebruik van h Vuur van tvuuc

is allen

ontbeeren kunnen, zoo weinig tnoeite kolt volkeren l^et ook, zig hetzelve , als men ’t noodig bekend,nbsp;heeft , te bezorgen : niet alleen, om datnbsp;’^en de Vuurdeeltjes overal en in alk Lig-haatnen ontmoet, maar ook , om dat dcnbsp;Middelen, waar door men dezelyen werkzaamnbsp;kan doen worden, en Brand veroirzaaken,nbsp;binnen yders bereik zyn. Geen Volkerennbsp;IV. Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zyn

-ocr page 48-

*320

Middelen

xin.LEs. xyri ’er, hoe blind ook en onbedreeven iii DEEt Geheimen der Natuur ,hoe onkundig vannbsp;de Uitvindingen der Konft, die niet vvee-ten, op welk een wyxe men Vuur kan maa-ken: en de wilde Amerikaan, hoe dom ennbsp;onnoï.el, is in dit ftuk niets aan den Europeer verfcbuldigdjdie zyn Land overheerd,nbsp;en hem in andere opzigten verlicht heeft.

waten 'er niet onnbsp;kundignbsp;van.

De eerfte ZoiTimige Geleerden onzer dagen zyn van Menichen gedagten, dat de eerfte Menfchen een gerui-

xy.^rr.n ’er nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot;

men tyd op de waeield geleefd hebben,zonder eenig Denkbeeld van ’t Vuur te hebben, en dat xy ’c ook nimmer zouden hebben ge-kreegen, indien ’er geen Bcflchen door dennbsp;Donder of door eenig ander toeval waren innbsp;brand geraakt ^ indien de Onderaardfchenbsp;Vu uren geen Brandende Bergen hadden gevormd j indien Wryvingen, Stooten, Bot-Zingen, enkel by geval gefchied, die Hoofd-ftof, in den boezem der Natuur verborgen,nbsp;niet aan den dag gebragt hadden. Maar isnbsp;dergelyk een Gevoelen wel waarfchynlyknbsp;gegrond.? Men houdt zig in zommigenbsp;Schooien meer dan een Maand tyds bezig,

om

-ocr page 49-

321

OM Vuur. te maaken.

bm de Jeugt te bcwyzen, dat den eerften xtii.tES. Menfch door den Schepper de kennis inge- „nbsp;fchapen wierd van alle Weetenfchappen. De

onkunde, waar in hy niet lang daar na tot ftraf van 2.yn Zonde verviel, was die dannbsp;2,00 algemeen en groot, dat hy ielfs nietnbsp;meer wift wat Vuur was, en ’er geen denkbeeld meer van had? Was hem het gebruik van de HoofdftofFen zelfs, en waarnbsp;toe ze hem dienen konden, vergeeten ? Dognbsp;boe men dit ook opvatte , ’t is althans zeker, dat die onkunde van geen langen duurnbsp;kan geweeft zyn, en deWaereld eerlang het

Denkbeeld van ’t Vuur wederkreeg. Want, nu niet te fpreeken van het vlammignbsp;2lt;waard, ’t welk de Cherubyn aan den in-gang van het aardfch Paradys, toen onzenbsp;terfte Ouders ’er uit gedreeven waren, blinken deed ; noch van de Offerhanden vannbsp;¦^bel en Kaïn, die waarfchynlyk niet vol-bragt werden , zonder dat het Offer verteerd vverd ; de Heilige Schryvers leerennbsp;ons, dat Tuhalkain^ die in ’t begin van denbsp;tiveede Eeuw na de Schepping der Waereldnbsp;A anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;leef-

-ocr page 50-

322

Middelen

xni.LEs. 2. Afdeel,

Gen, IV, VS. zz.

leefde j een zeer bekwaam Smit en Metaal-gieter, een Leermeefler van allen Werker in Koper en Yzer wierd • ' iets, ’c welk zcker-lyk een groote kennis van het Vuur, en zelfsnbsp;een vry langduurige ondervinding van des-zelfs kragt en uitwerkzels onderftelt. Maarnbsp;laaten we ons zelven niet langer met derge-lyk foort van Gefchilkn ophouden, die totnbsp;ons Onderwerp niet dan flegts van ter zy-de eenige betrekking hebben, en in zignbsp;zelve ookwaarlyk van niet veel belang zyn:nbsp;laaten wy ter zaak komen, en onderzoeken,nbsp;op welk eene wyze men het Vuur, dat binnen in de Lighaamen verborgen zit, dwingtnbsp;voor den dag te komen, en zig te open-baaren.

AXi(J(?elen om Vuurnbsp;te niaa«nbsp;ken.

Men kan de Middelen, daar men zig van bedient om de Vuurdeeltjes w’erkzaam tenbsp;doen worden of Vuur te maaken, tot tweenbsp;of drie Hoofdfoorten brengen: ik zeg metnbsp;VGOrdagt, Vuur te maaken \ op dat men denbsp;Vlamvatting, den Brand, of het Vuur, datnbsp;tig verfpreidt en van het een Lighaam ofnbsp;Deel tot het ander overflaat, niet verwarre

met

-ocr page 51-

OM Vuur te ma aken. 323

tnet het Vuur, dat men eerft verwekt, en xhi.les. geboren doet worden. Want als men met deel.nbsp;een brandende Kaars een hoop Stroo ofnbsp;Hout in den brand fteekc, is dat eigenlyknbsp;flegts een verdere verfpreiding en voortgangnbsp;van dien Brand of dat Vuur, ’t welk reedsnbsp;in wezen was, en door middel van het Pir,nbsp;in gefmolten Ongel of Was gedoopt, gevoed en in (land gehouden wordt. Maar datnbsp;Zigtbaare Vuur van de Kaars is zyn eerftennbsp;oirfprong verfchuldigd aan een Vonk, dienbsp;door eenig ander middel verwekt wierd.

Het middel, daar men zig het meeft van sotzing bedient, om zulk een eerftc Vonk te doennbsp;geboren worden, is de herhaalde Botzing,nbsp;of, ’t geen genoegzaam op het zelfde uit-komt, de Wryving van harde Lighaamennbsp;tegen elkanderen. Geene vafte Lighaamennbsp;2.yn ’er, die men op deeze wyze niet een zekeren trap van Hitte kan doen bekomen; ennbsp;tveinigen vindt men ’er, wier Hitte, doornbsp;dat middel veroirzaakt, niet zoo fterk kannbsp;vermeerderd worden , dat ze beginnen tenbsp;Vonken, tc ontvlammen, te branden. Maarnbsp;A 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;deeze

-ocr page 52-

324

XUI.LES. z. Aï-DSE !.•

Vetfcbei-fien uit-werkzels, naar dennbsp;aart dernbsp;Xighaa-men.

Dcnfti

r,n de kragt ennbsp;fnelheidnbsp;der Bof-zing ofnbsp;VViyving.

Vuur gemaakt

deeze uitwerkzels gebeuren traager of fchie-lyker, en z.yn min of meer geweldig, naar maatedat de aart is van de Lighaamen, dienbsp;men botft of wryft, en naar maate dat mennbsp;ze korten of langer tyd, en met minder ofnbsp;meerder kragt,tegen elkander botft of wryft.

Wat het eerfte of den aart der Lighaamen betreft' zulken, die de meefte Bigtheid bezitten jen wier Deeltjes teffêns allervaftft aannbsp;elkander verbonden zyn en de grootfte Veer-kragt hebben, zyn doorgaans de bekwaam-fte om door Wryving of Botzing heet ge-maakt of ontvonkt te kunnen worden.'

Ten anderen; dewyi de Wryving inzonderheid door de Drukking, en door de fnelheid der Beweeging toeneemt en fterker wotdt, heeft ook de Botzing of Wryving^nbsp;naar maate dat zy met meerder geweld ge-fchiede, en fchielyker agtereen herhaaldnbsp;worde, grooter en kragtdaadiger uitwerkzelnbsp;op eene en de zelfde Lighaamen. De volgende Proefneemingen zullen aandeezemynenbsp;Voorftellen tot bewys en tefFens tot opheldering kunnen verftrekken,

Eer-!

-ocr page 53-

DOOR WrTVING. nbsp;nbsp;nbsp;315

XIII.LES. 2. A r-DEEI,.

Eerste ProefnëemiMg,

Toerei.

Stial en een Vuur-

Men neemt, in de eene hand, een van die fcherpe Steenen, die by den naam v^x\Vuur~ ftecn te-(leenen doorgaans bekend zyn, en in de an-dere hand een ftuk van een oude Vyl, een geflagen,nbsp;geüooten Knipmes, een gewoonen 7,ooge-noemden Vuurflag, of eenig ander ftuk gehard Staal; men flaat het eene van die Lig-haamen vetfcheiden maaien agtereen, al ftry-kende, tegen het ander j en laat alle de kleine ftukjes, die ’er door den herhaalden Slagnbsp;^flpringen, op een blad wit Papier vallen,nbsp;dat men ’er onder legt.

XJit'voerkzels,

Ieder weet, dat ’er uit dit tegen elkander flaan van twee zulke Lighaamen, of, gelyk dei vonden ’t noemt. Vuur Jlaa», Vonken geborennbsp;’Worden , die waarlyk Vuur zyn i dewylnbsp;lï'en ’er z,ig dagelyks van bedient, om eennbsp;^ukZt Warn, Tonder, en dan met een Zwa-A 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vei'

-ocr page 54-

32lt;f

Vuur. gemaakt

xm.LES. velftok een Kaars, of hec Vuur op dea Haard aan te fteeken. Men merkt daarenboven ook doorgaans, dat ’er onder die Vonken zommigen zyn, die met een ongemeennbsp;helder Vuur glinfteren, die ztg verdeelen,nbsp;en een zeer zigtbaare flikkering maaken, ter-wyi anderen zig alleen maar als rood vannbsp;kleur vertoonen, en op een zwaarer en logger wyz.e nedervallen. Eindelyk wordt mennbsp;ook op ’t Papier een zoort van Stof gewaar,nbsp;of een oneindige menigte van kleine brokjes , van welken ’er veelen, als men ’t Papier j daar ze op leggen, een weinig fchuinsnbsp;houdt,heenrollen,werwaarts hunne zwaartenbsp;hen dryfr.

ophelderingen,

iiaecn

it.ial*

biük;c5

De fcherpe kant van den Steen, die met geweld tegen het Staal flaat, en langs des-zelfs oppervlakte als heenfchraapt, haaltnbsp;’er eenige fchelfertjes af, die ’er door dienbsp;Wryving afgefchaafd worden, en welke denbsp;kragt van den Schok in de lugt doet fprin-gen. De deeltjes, die ’er op die wyze afger

ftoo-


-ocr page 55-

V-1

DOOR WrYVINO-

ftooten worden,zyn xecr klein, om dat het xiii.T-es, gehard Staal, ’c welk zeer hard en vaft vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•

sart iSj 2.ig niet cian ongemeen bezwaarlyk vatten en bewerken laat. Een zeer kleinnbsp;gedeelte van ’t Metaal ontvangt derhalvcn,nbsp;in dit VuurHaan, een zeer fterken fchok ennbsp;ftoot.

Indien ’t nu waar is , gelyk wy in de zy»

, „ . nbsp;nbsp;nbsp;, I 1 •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j u t- letjes niet

voorgaande Eerfte Ardeenng gezegd heb- vuurdcel-

I. Stuk. hiidz.z9i»

ben , dat dat kleine Stof klompje Metaals tjes ge-uit een Verzameling beftaat van kleine Bolletjes, van welken ieder een weinig van het Hoofdftoflyk Vuur, altoos met een fterkenbsp;uitzettingskragc bezield, in zig beÜuit, valtnbsp;het ligtelyk te begrypen, dat de Schok, die iv. Deel.nbsp;uit aanmerking van de kleinheid van zoonbsp;fyn een Stof klompje , ’t welk hy treft, zeernbsp;geweldig moet aankomen, hier twee dingennbsp;doen most. Voor eerft, dat hy alle de deel-ijes, die het Vuur binnen hun omtrek be-llopcen houden, drukt en zamenperll:, ennbsp;dtzelven doet trillen. Ten tweeden, datnbsp;de beweeging of werkzaamheid van datnbsp;Vuur vermeerdert, en eenige graaden fterkernbsp;A 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;doet

-ocr page 56-

328

Vuur gemaakt

XlIT.tES z. A F-D££X.,

doet worden; waar uit noodwendig volgen zal, of dat dat fyn fcbelfertje Staal zig geheel en al tot zyn kleinfte deeltjes toe ontbindt , en door de leevendige kragt van zynnbsp;Vuur fmelt, of dat men , indien ’er geennbsp;Icragts genoeg zy om een fmelting te veroir-zaaken, ten minftcn dat Vuur door de ver-wyderde openingen van ’t Metaal, ’t welknbsp;nog te fterk is om deszelfs volkomen uitzetting toe te laaren , zal zien fchynen ennbsp;doorblinken.

Zomml-gen fl',;gts lood ennbsp;(^doelend

Deezen zyn de Gevolgen, die wy uit de Grondbeginzclen, welken wy voorheen bynbsp;wyze van Veronderftellingen gelegd hebben,nbsp;gemaakt, jjunnen afleiden; en dit is ook dat geen, 'tnbsp;welk deeze Proefneeming ons onder ’t oognbsp;brengt. Want die donkere Vonken, dienbsp;naauwlyks een roode kleur aanneemen, ennbsp;die zoo log en zwaar neervallen, zyn nietnbsp;anders dan kleine ftukjes Metaal, in gedaante niet ongelyk aan die fyne fchelfertjes, dienbsp;men met de Vyl maakt , en die men daarom den naan# geeft van V'yljel-^ waar uit mennbsp;duidelyk kan opmaaken, dat hun graad van

Hitte

-ocr page 57-

5Z9

door. Wryving.

Hitte niet grooter moet gewecft lyn, dan xm les. die, welke in ftaat is om het Metaal alleen deVLnbsp;maar rood te doen worden. Maar de anderenbsp;Vonken, die fchitteren, en als een heldernbsp;Vuur flonkeren, z,yn ftukjes Staal, die totnbsp;zoo hoog een trap van Hitte gebragt zyn,nbsp;dat ze flneltcn, en dikwils zelfs, dat ze verbranden, en een gedeelte van de beginzels,nbsp;waar uit ze beftaan, verliezen.

En dat dit alles inderdaad zoo is, gelyb Anderen ik zeg, kan men ziggemakkelyk, mét eigennbsp;oogen, overtuigen, als men flegts die Stof, verbrand,nbsp;die men op het Blad wit Papier vindt, nanbsp;dat men den Vuurfteen en ’t Staal ’er overnbsp;tegen een geflagen heeft, met een Vergrootglas befchouwt. De brokjes van dennbsp;Steen, met a,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lt;?, gemerkt, zyn aan hun /gt; z. i,

kleur en doorfchynendheid ligtelyk te ken- *• nen. Die van het Metaal,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zyn

fyne dunne fchelfertjes, hoekig,, onregel-raaatig van gedaante,en zomtyds glinfteren-dcj gelyk natuurlyker wyze ftukje^s moeten i Z'yn j die door een fcherpen kant afgefchanfd 'nbsp;en uirgeflagen zyn geworden. Anderen, als

-ocr page 58-

Vuur gemaakt

jiiiLES. f, t, zyn nette ronde Bolletjes , van welke zomtnigen nog door den Zeilfteennbsp;worden aangetrokken, en al de.Hardheid,nbsp;die het Staal eigen is, behouden hebben jnbsp;terwyl anderen van dezelve zomtyds (hoe^nbsp;wel dit vry zeldzaam gebeurt) zig niet aannbsp;het Mes, op een Zeilfteen geftreeken, heg-ten willen, en even als Lighaaraen, die zonder moeite aan ftukken te wryven zyn, onder den Nagel laaten pletteren.

De Rond' heid isnbsp;een be-•W-vs van

De Klootsronde gedaante van die kleine Lighaamtjes bewyft onwecrfpreekelyk, datnbsp;Zy een oogenblik moeten gehad hebben.nbsp;Smelting, waar in ze gefmolten waren ; want deeze isnbsp;de eigen gedaante, welke alle tot fmeltensnbsp;toe heetgemaakte Stoffen, in een hen rondomnbsp;omringende Vloeiftof gedompeld, gelyk dienbsp;kleine brokjes Staal waren op ’t oogenbliknbsp;van hun flikkering, altyd aanneemen en moeten aanneemen ,• en ’t is aan den anderennbsp;kant onmooglyk te begrypen, hoe zy doornbsp;die wyze van afflaan of affchraapen alleennbsp;die Klootsronde gedaante zouden hebbennbsp;kunnen krygen. De twee zeer verfchillende

t08-

-ocr page 59-

DOOR. WrYVINO.'

z. Aï-DERL.

toeftanden, waar in wy dïG Bolletjes vinden» xin.LES.' geeven ons ook genoegzaamen grond om tenbsp;gelooven, dat de eene, de Plarde naamelyk,nbsp;en welke dc Zeilfteen nog aantrekt, enkelnbsp;maar geünoken geweeft zyn; en dat de andere, door een geweldiger trap van Hitte gt;nbsp;niet alleen gefmolten, maar zelfs uitgebrand,nbsp;en in Slek veranderd zyn.

Proef mei een ftukjenbsp;Staalvylfelnbsp;in denbsp;Kaats.

Het geen my zulks denken doet, in navolging van den Heer Hooke (*), die my toefchynt de eerfte geweeft te zyn, welkenbsp;deeze Brokjes Staal met het Vergrootglasnbsp;befchouwd heeft , is zekere Proefnee-tning, welke de Heer de Reaumur, mynbsp;eertyds liet doen , om ’er eenige Verfchyn-Eels, die vry veel betrekking tot dit uit-werkzel hebben, of liever ’er van afhangen , door op tc helderen. Men fteekt hetnbsp;hoofd van een Niainaald in een klein houten Handvatfeltje, om ze gevoeglyk te kunnen vafthouden: men maakt de punt van de

Naald

f*) F.xtriit de U Microfrr^fln^ M. HOOK. Jtmnttl ‘S'rai/ani du zo Deceml/-

-ocr page 60-

¦332

Vuur öemaakt

Xni.LES. » A F-DJi£L.

pi. t. Hl. i.

Naald een weinig vogtig, en raakt ’er dus een klein fchelfertje van Vylfel van Staal,nbsp;z.00 fyn als mogelyk gevyld, meê aan, hetnbsp;welk ’er zig aan vaft zet en blyft kleeven.nbsp;Vervolgens fteekt men de Naald in de vlamnbsp;van een Kaars, en houdt ze ’er in op eenenbsp;wyze, dat de punt van de Naald en omtrentnbsp;een derde van haar langte ’er uit fteekenjnbsp;gelyk in Figuur 2 vertoond wordt. Binnennbsp;een zeer korteri tyd begint het gedeelte vannbsp;de Naald , dat buiten de vlam uiclleekt,nbsp;rood en gloeiend te worden, en als die Kleurnbsp;tot aan de Punt toe voortgeloopen is, zietnbsp;men hcc fchelfertje Staalvylfel ook verfchei-den trappen van Kleur en Hitte aanneemen.nbsp;Indien men het enkel gloeiend laat worden, verlieft het noch zyn Hardheid, nochnbsp;zyn gedaante, die men beiden, als het weernbsp;koud geworden is, eveneens bevindt, gelyknbsp;ze te vooren waren; maar zo men het totnbsp;witwordens, en tot vonkelens toe heet laatnbsp;¦worden, merkt men, dat het gezwollen ennbsp;eenigermaate rond geworden is, en meeft-al kan men ’t met een zeer geringe drukking

on«

-ocr page 61-

333

nooR. Wryving.'

onder den Nagel verpletteren; waar uit dui- xiii.les. delyk blykt, dat hel verbrand is en tot Siek

verteerd.

Dat alle die Staaldeeltjes, fchoon door oirtjnken

een welfden üag, en van een lelfde ftuk ''¦ec-

11 fchUlcnde

Staals afgeflagen , nogthans zoo ongelyk v/erking een lot te beurt valt, is niet te verwonde- opdezelf-

’ nbsp;nbsp;nbsp;de Staai-

ren. De Steen, die ’er al ftrykende tegen deeltjes, botft, treft milTchien met den zelfden trapnbsp;van kragt alle de deeltjes niet, die hy’er af-fchraapt; die deeltjes zelve zyn ongelyk, ennbsp;het een grooter, het ander kleiner; en daarnbsp;by zou men ook nog vermoeden kunnen,

dat de Vuurklotnpjes, die ze in zig bevatten , niet allen even goed gefchikt zyn, om kragtdaadig werkzaam gemaakt te worden.

Deeze Verfcheidenheden, die men billyker ¦Wyze veronderftellen mag, en mooglyk nognbsp;aanmerkelyke menigte anderen, welkennbsp;^en niet meê in rekening brengen kan, omnbsp;dat wy te onkundig zyn van den inwendi-gen ftaat en geftelcenis der Lighaamen, zynnbsp;nieer dan genoegzaam, otn tot al die Ver-fchillen aanleiding te geeven,

Maar

-ocr page 62-

Vüuii gemaakt

XIII.LES. 2. Aï-DEKL.

Maar het geen miffchien vry wonderbasr-^ rer zal voorkomen, en ook, eenige Jaarennbsp;geleeden, verfcheiden kundige Scoffcheidersnbsp;inderdaad wonderbaar voorkwam (*), isnbsp;dat het Staal in zoo kort een tyd, en doornbsp;een oirzaak, die in den eerden opÜag zoonbsp;gering en zwak fchynt, gloeiend kan worden , fmekeir, uitbranden.

Maar

(•) Op 't e ind van’tjaar 1736 «eed de Heer Kemp VAN KebKWYK vmVtregt de asüd.-’rt der Geleerden vallen op dit Vcrfcbynfel, van een Brokje St.ialnbsp;door het flaan tegen een Vuiufteen ontvonkten ge-fmolten ; en fteldc hun het Vraagduk op dceze wy-ze voor. „ Als men met een Ituk St.tal op eennbsp;Vuuifteen fiaat, bevindt men dat de Vonkennbsp;„ op een wit Papier gevangen en voor ’t tdiluos-„ koop gebiagt , meeftal beftaan uit gefmolten,nbsp;„ en tot Slek of Glas verbrand Staal, ’t welk dodenbsp;,, den Zeilfteen niet meer wordt aangetrokkén.nbsp;,, Nu is de Vraag, i. Welke v.in de twee Werktui-„ gen het meeft tot deeze vernietiging van ’t Staalnbsp;„toebrenge? 2. Vreik eene zelfilandieheid daarnbsp;,, toe medewerke? 3, Op welk een wyze zulks ge-„ fchiede of most gefehieden ? 4- Waarom, Inmnbsp;i, dien men Yzer in plaats van St.aal neemt, die uit-„ gebrande Vonken reel zeldzaatner zyn, en bynanbsp;,, geheel niet worden gevonden ? Dee e Vraageiinbsp;jgt; komen in den eerden opflag onoploflclyk voor,

„ om


-ocr page 63-

oooR Wryvinö. nbsp;nbsp;nbsp;335

xm LES. igt; A F»

O KT.L,

Oirzaafc van 'tnbsp;fcliielyknbsp;gloeijen ,nbsp;(mei tennbsp;en verbrandennbsp;der Staal-deeltjes,

die verwondering bedaart welhaaftj sis men aan den eenen kant agt flaat op dennbsp;sart van het Staal, het welk een z.eer groo-tnenigfe van brandbaare Stof in z,ig bevat; op dien van den Vuui fteen z-elf, wiensnbsp;Zwavel zig op een zeer ligt bemerkbaarenbsp;wyze op den Reuk openbaart, wanneer mennbsp;twee Steenen van die zoort tegen elkandc-ten flaat; en als men aan den anderen kantnbsp;de ongemeene kleinheid van het Brokje Staal,

dat „ om dat men zig naauwetyks zon kunnen vet*nbsp;beelden, drt het Yzer, ’t welk een geweld;^nbsp;,, (leik Vuur vereifchi om te fmelten, in het en-,, kei oogenblik van d^n Slrg niet alleen toi fmel-*1 ten zou gebragt worden, maar zelfs geheel vet-

«juietigdquot;. nbsp;nbsp;nbsp;.....

be Heer MusscHrdBROVK, toen Hoogleeraar te zond dit Voo.rtel aan den Heer dU Fay,nbsp;om het aan den Heet dl IkvAUMUlt te behandigen,nbsp;die het Vraagftuk volledig beantwoordde in eenenbsp;^eec leétzaame, hoewel zeer korte Verhandeling,nbsp;'velke men gedrukt vindt in de Memo res de t’^^écaJe^nbsp;*»te Sciences, voothetjaar 17 6. Uit dit Getchriftnbsp;tnzondeiheid heb ik de noodige ophelderingen onunbsp;leend, om de twee ceifle Proefneemingen van deé.nbsp;?e Afdeeiiog^ die naamelyk van de Vonken uithefnbsp;Staal, en die , welke zoo aanftonds volgen za), tenbsp;^etkliaen A,WAr.

iV, Deel, B

-ocr page 64-

Vuur gzmaakt

Xiii.LES. dat in btand raakt, in aanmerking neemt. uAl. W^^nt de Schok, die in verfcheiden opiig*nbsp;ten maar ieer gering fchynt, is van een on-meetelyk gev/eld, als men hem vergelyktnbsp;met het kietne Stofdeeltje, daar hy op werkt.

II. PrOEFN EEMING.

ToejleL

Een Staafje van Yzer ennbsp;Spiesglasnbsp;met eennbsp;Vyl ge-ftreeken,

^ntimoine

TL. 1. Fig. 3

iStmoires

de

des Seienc. I73«- p.nbsp;3S8.

A, in Fig. 3, is een Staafje Y^r met Spiesglas ^ twee deelen Yzer, een deel Spiesglas op ’t gevvigr, gemengd en ondereen ge-fmolten. Het Yz,er werpt men met kleinenbsp;en zeer dunne plaatjes in de Smeltkroes, opnbsp;dat het te ligrer zou fraelten, en roert alles,nbsp;naar maate dat het fmelt, telkens ondereen,nbsp;om het beter met elkander te doen mengen.nbsp;Dit Staafje is hier gezet in een Schroef, dienbsp;tegen een ft.’vige Tafel vall ftaat; en mennbsp;laat ’er eenige maaien agtereen, en vry fterknbsp;drukkende, een grove nieuwe Vyl, in haarnbsp;ganfche langte, van het een tot het andernbsp;eind over heen loopen; omtrent gelyk mennbsp;doet, als men een ftuk Metaal afvylt.

Vih

-ocr page 65-

337

DOOR Wryving.

TJitwerhzeh.

Op ieder ftreek van de Vyl 7.iet men een ganfch Loopvuar van zvvaare Vonken, dienbsp;^'oorwaarts uitfpringen, en op de Tafel ne-^^'quot;vallen, Zoinmigcn blinken van een hel-witagtig Vuur en vonkelen; anderen zynnbsp;^^leen maar gloeiend en flikkeren nier. Alsnbsp;*ïgt;en ze op een ftuk Papier vangt, brandennbsp;'2y ’t, en maaken ’er op verfcheiden plaatzennbsp;gaten in: en wanneer men ze befchouwt metnbsp;het Mikroskoop , ¦z.iet men duidelyk, datnbsp;het Brokjes zyn, die van het Staafje zyn af-gefchraapt, waar van zotnmigen in de meeste opzigcen niet kwalyk gelyken naar ge-tvoon Vylfel van Yzer of Staal, en anderennbsp;tondagtig van gedaante, en zeer glad vannbsp;oppervlakte zyn.

Ophelderingen.

In deeze Proefneeming werkt de Vyl op liet Staafje, (eenige verfchillende omftandig-Iteden , daar ik zoo aanftonds nader yannbsp;Ipreeken zal, uitgezonderd,) op de zelfde

wy-

xni. LES. 2. Aide E L.

geeft Vonken van verfchei-^nbsp;den zoort.

’t Zyn gloeiende of ge-finoltennbsp;blokjesnbsp;van ’tnbsp;StaaQe,

-ocr page 66-

33?

Vuur gemaakt»

XIII.LES. i. A p-

0 £ £ t, '

wyz.e, als de fchcrpe kant van den Vuurquot; fteen deed op het ftuk gehard Staal, in denbsp;voorgaande Proefticetning. Zy hetfc'^ innbsp;verfcheiden plaatien, op die harde en Lgtnbsp;in ftukken fnringende Stof vat gekrecgcn,nbsp;en 'er brokjes, door ’er met geweld tegen tenbsp;ftooten en te drukken, afgefchraapt. De-wyl nu deeze brokjes Vuurdeelen in lig bc-vatteden, bragt de Schok, dien ze leeden,nbsp;die Hoofdftof in beweeging, en,naar maatenbsp;dat zy derzelver werking meer of min weer-ftand booden, kreegen zommigen een trapnbsp;van Hitte, die hen alleen rood en gloeiendnbsp;deed worden, tcrwyl anderen heet wierden,nbsp;tot fmeltens toe, of zelfs geheel verbrandden.-

jbie brokjes zyn vry groo:nbsp;èJi talryk.

De brokjes, die de Vyl van het Staiilje affchraapt, zyn merkelyk grover en zwaarder en ook vry talryker , dan die door dennbsp;Vuurfteen van liet Staal wórden afgeflagen,;nbsp;om dat dit Mengf 1 van Yzer cn Spiesglasnbsp;op verre na de 7.elfde Hardheid niet bezit,nbsp;als het Metaal, dat zuiver en in ’t Vuur gehard is. Daarenboven komt hier nog by,

dit

-ocr page 67-

’335

DOOR. WryviNg;

*^at de Vyljdaar toen xig iti deexc Proefnee- xui.les. '^ing van bedient, door baar lange en bree-Oppervlakte, die overal met feberpe hoe- .nbsp;en punten bexet is,onteibaare reiz,en ag-^^teen, terwyl men xe over ’t Staafje laatnbsp;loop en de zelfde werking doet, die denbsp;Vuurft-^en^ als men hem tegen ’c Staal flait,

*^ et meer dan een enkele reis,op eiken (lag,

'loen kan.

jen egteï en finelr

Een andere Byzonderheid, die hier nog Do^g'.oei aan re merken ftaat, is dat de Vyl, dewylnbsp;2.e een Lighaam van eenige langte is, eennbsp;aanhoudende en onafgebroken Wryvingnbsp;maakt. De deeltjes, die voor den laatfterinbsp;Schok, op ’t einde van de ftreek met denbsp;Vyl , wyken, zyn reeds gefchud geworden,nbsp;tot een merkeiyken trap van Hitte gs-bragt door een zeer groot getal van kleinenbsp;Schokken en drukkingen, die ze te voorennbsp;Ondergingen, en die het Vuur, inwendig innbsp;de brokjes van de Staaf beüooten, reeds innbsp;heweeging en werkzaam gemaakt haddennbsp;gelyk men duidelyk gewaar zal worden, alsnbsp;men den Vinger legt op de plaats, daar denbsp;B 3

-ocr page 68-

340

Vuur. gemaakt

ZIII.LES 1. A F-DEKL,

Vyl over geftreeken heeft. Dit is ongetwy^ felcl ook de reden, dat die Brokjes, fchoonnbsp;doorgaans merkelyk grover en zwaarder,nbsp;dan die de Vuurfteen van ’t Staal afflaat,nbsp;egter heet genoeg worden, om te gloeijen,nbsp;en zelfs te fmelten; te meer, dewyl ze zulksnbsp;zelden, en niet dan zeer bczwaarlyk doennbsp;willen, indien men, even als het Staal in denbsp;voorgaande Proefneeming, dit Staafje tegennbsp;een Vuurfteen flaat.

Dat

lïlengfel is zeernbsp;gefcliiktnbsp;om Vuurnbsp;te maa-Icen.

Maar de voornaamfte oirzaak, waarom die grove Brokjes zoo ligtelyk Vuur kunnennbsp;vatten, is de groote menigte vanZwavelag-tige StolFe, daar ze mtê vervuld zyn. Hetnbsp;Yzer, gelyk men weet, bevat in zig veelnbsp;Zwavelj maar het Spiesglas nog merkelyknbsp;meer. Deeze twee Lighaamen, door Smelting onder elkanderen gemengd en veree-nigd, vormen, als ze weer koud worden,nbsp;met hun beiden een Lighaam , dat zeer ge-fchikt is, om onder de Vyl Vuur te maa-ken. Het Yzer zet het Spiesglas een hardheid by, die het hebben moet, om zig nietnbsp;dan door een geweldigen Schok te laateo

vat'

-ocr page 69-

boon Wryving.

Vatten cn bewerken •. en het Spiesglas deelt xiii les,

2. Ar

am’cYier den behoorlyken voorraad van brandbaare Stof nieé, dien het noodig heeft,nbsp;ora op het oogenblik van den Schok Vuurnbsp;te kunnen vatten. Want dat ’er Vuur innbsp;een Lighaatn zy, is alleen niet genoeg, omnbsp;hetzelve, zoo dra men’c wekt en werkzaamnbsp;™aakt, zig te doen openbaaren; maar datnbsp;Vuur moet ook rondom zig S ofFen vin-, die van dien aart zyn, dat ze voornbsp;2.yn Werking wyken willen, en met hetzelve in beweeging raaken. En deeze zoortnbsp;van Stoften zyn ’c , die by den naara vannbsp;BrandbaareStofF.m bekend zyn,en in meerder of minder maate door een Lighaam ver-fpreid, oirzaak zyn, dat dit Lighaam fchie-lyk of traager, ligter of bezwaarlyker heetnbsp;Wordt en Vuur vat dan een ander.

III. PROEFttEEMiNG,

Toefiei.

«en zoort van rond Stokje uit een Hout, dat ^i-

k inder gewree-

Het SpilHje B, in % 4 afgebeeld , is Ho,,tte-Si

B 4 nbsp;nbsp;nbsp;wat

-ocr page 70-

Vuur gemaaktp

TL. I

F(£. 4-

XIII.LES. wat hard van aart is, a!s Eiken-, Nooten-, Peeren-, Beuken- , of dergelyk zoort varinbsp;Hout. De beide enden van het Stokje zynnbsp;eenigermaate Puntswys, maar wat plat ennbsp;ftompagrig gemaakt, en in ’t midden heeftnbsp;men een Sleufje of wel een Klosje, daar denbsp;Snaar van de Drilboog in loopt. Men zet eennbsp;klein Plankje van een der ftraks gemeldenbsp;Zoorten van Hout,en in wiens midden mennbsp;een gat begonnen heeft te booren, tegen denbsp;Bor.'f \ men fteekt een der enden van hetnbsp;Stokje in dat gat, en het ander end in eennbsp;ander gat, gemaakt in een dergelyk houtennbsp;Plankje, k welk tegen de Muur ruft , of innbsp;een Schroef vaft gezet is. Men drukt ta-melyk fterk met het Lighaam tegen dienbsp;Plankjes, en doet den Drilboog vlug heennbsp;en weer gaan j even gelyk men een Smidnbsp;of Slotemaaker ziet doen, die een gat innbsp;een yzeren Plaat drilt.

' nbsp;nbsp;nbsp;Vit'tverkzels.

maakt

vuur,

\..

Niet lang na dat het Stokje begonnen heeft dus te draaien , ziet men het Hout op die

plaat*

-ocr page 71-

3 5

DOOR Wryv^iko:

plantien, daar de Wryving gefch'edt, van xni.LES. kl ur veranderen, en ros of bruinagtig wor- ^

^en; het begint Reuk van xig te geeven, vervolgens te rooken, en kort daar na openbaart zig Vuur, daar men Tonder, een gezwavelde Lont, of eenig ander dergelyk ligtnbsp;brandbaar Lighaam mcê kan aanfteeken.

Ophelderingen,

Gelyk ’er in alle Lighaamen Vuur is, zoo ’tHout is ’er bygevolg ook in ’t Hout. Dit Vuur,nbsp;door de Wryving gewekt en in beweeging re Stofnbsp;gebragt, werkt om de kleine holletjes ennbsp;bokjes, daar het in beflooten is, te bree-ken; maar die hokjes zyn genoegzaam allcjnbsp;cn geheel by na, gemaakt van zulke zoortennbsp;van Stoffen , die wy Brandbaare Stoffennbsp;rioemen; dat is, die het ligft voor de werking van ’t Vuur wyken. V^an dien aartnbsp;thoeten ongetv/yffeld de inwendige dcelennbsp;Van het Hout zyn j want indien neen eennbsp;^Tooten hoop Hours in den brand fteekt, isnbsp;de Afch, het eenigfte gedeelte dat ’er os'er-blyft en door’c Vuur niet verteerd wordt,

B 5 nbsp;nbsp;nbsp;waar-

-ocr page 72-

544

Vura gemaakt

deel.


xiii.LES. waarlyk een naauwelyks noemenswaardig ^ overfchot in vergeiyking van ’t geen ’er verbrand is. Dus z.yn’tdan ook van die brand-baare Stof de vlugfte Deeltjes,, in onzenbsp;Proefneeraing, die een begin maaken metnbsp;uit te waaflemen, Reuk cn Rook gceven,nbsp;waar na de anderen gloeijen , branden ennbsp;Kolen maaken.

Vuurmai' ken dernbsp;Jndiimnen.

Omtrent op de zelfde wyze, als wy gedaan hebben in deeze Procfneeming, hebben de Indiaanen de gewoonte om Vuur tot hun dagelyks gebruik te ontfteeken. Zynbsp;drukken een puntig Stokje tegen een ftuknbsp;Hout, dat wat uLtgehold is, aan, en draai-jen het fuel ruffchen de beide handen om,nbsp;gelyk men dat Werktuig gewoon is te doen,nbsp;daar men de Chokolaad mee doet fchui-

men.

Het Hout moet metnbsp;te weeknbsp;zyn;

Een wat te zagt of week zoort van Hout zou tot dit oogmerk niet dienftig zyn, de-wyl htt met kleine ftukjes wegfchuuren ennbsp;af brokkelen zou, eer deszelfs mindere deeltjes een Wryving ondergingen, die fterk genoeg was om het Vuur, dat ze in zig be-

floo-

-ocr page 73-

?4T

DOOR. WryvinoT

fiooten , te beiielen en werkzaam te maa- xiii.les. ken; niooglyk ook, otn dat het, als zeer deel.nbsp;Yl 2,ynde en vol openingen , het Vuur, ’tnbsp;welk het tuflchen zyn Stofdeeltjes beneepennbsp;houdt, te fchielyk en met te weinig weer-ftand I.OU laaten onifnappen, en dieHoofdftofnbsp;haar door geen gelegenheid 2.00 hebben, omnbsp;dien trap van werkzaamheid te krygen,diennbsp;2,e noodig heeft, om brand te veroiriaaken.

Ligtclyk begrypt men ook, dar men’er noch te

-tl nbsp;nbsp;nbsp;tlnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;groen en

geen Hout toe ncemen moet, dat al te groen ^^aterig; is, of te veel met Water dóórtrokken^ wantnbsp;daar door zouden de kleine Vuurklompjes,nbsp;naar maate dat ze begonnen te branden, telkens weer uirgeblufcht worden.

Hout, dat al te droog en dor, te oud of nocht® Yermolfemd is , dient ook tot dit gebruik

' nbsp;nbsp;nbsp;doi

om dat het reeds het grootftc gedeelte Verloeren heeft van die Stoffen, die het beftnbsp;gefchikt waren, om den brand te vatten ennbsp;te doen voortflaan. De meefte zoorten vannbsp;hard Hout, inzonderheid zulke, die uit denbsp;komen , zyn genoegzaam altyd be-kv/aam om door W^yving aan brand ge-

bragt

-ocr page 74-

'34^

Vuur gemaakt

of te Oiieag-

t‘g-

Stni.LEf, bragt te worden. Hoe droog ze ook wezen eVeeI' “Ogen, 2,e zyn uit hun eigen aart met zulknbsp;een ryken voorraad van vette en Zwavelag-tige Stoffen voorzien, dat ze ’er altyd nognbsp;genoeg van over behouden; zelfs vindt mennbsp;¦er, die te veel van die Stoffen tot dit gebruik in zig hebben, en wier Wry ving mennbsp;niet fterk genoeg zou kunnen maaken, wegensnbsp;de overmaat van Olie, die uit de openingennbsp;zou doorzweeten, en zig in te groot een menigte tuffchen de tegen elkander wryvendenbsp;oppervlakten zetten. De Indtaanen ^ doornbsp;de Ondervinding alleen geleid, keuren hetnbsp;zoogenaamde Tzerhout ^*) boven alle anderenbsp;Zoorten tot dit gebruik het befte; en mennbsp;moet waarlyk bekennen, dat ze gelyk hebben; dewyl dit Hout zeer hard van aart,nbsp;cn bygevo’g byzonder wel gefchikt is om opnbsp;pen geweldige manier gewreeven tc kunnen

wor-

(¦’f) S;^deroxy'm. Het lieefi een loode kleur, die een weinig naar het donkere trekt. Dit Hout is on-j^emeen hard, en zeer zwaar: de Indiannc?} maakennbsp;'er een zoort van Knods van, die het gehoon Wapentuig is, daar ze zig meeft vaa bedienen» Mtu

-ocr page 75-

347

DOOR Wry VING.

Worden j en dewyl het tefFens niet vet en xin les. Olieagdg is, gelyk anders in die Landen denbsp;Ricelte Loorten van Hout zyn, die heczdvenbsp;in Hardheid zouden mogen evenaaren of na-i’y komen.

IV. Proefneeming.

Toejiel.

Tuffchen twee Bladen Papier, dat wat Ph«.lt;phorni dik is, legt men een ftukje, van de groottenbsp;öratrenc als een zeer klein Ertje, van diehnbsp;Fhosphorusj die doorgaans, naar den naain

van ecnen van deszelfs eertte Uitvinders, de Phosphorus van Kunckel genoemd wordt ^^t)i

men

(t) Men noemt hem ook dikwils den Enpelfchm Phosphorus, om dat de Heer GODrai£D HANTiiuiT,nbsp;¦Apotheker en Scheidkonftetiaar ttLonin, die denbsp;bereiding van denzeiven van den Heer Loyle ge-Lerd had, een ceruimen tyd lang byna de eenigftenbsp;Êeweeft is, die’er Handel in dreef, en hem aan denbsp;Natuurkundigen en Liefhéhbers leveide. Schoonnbsp;tnen lu ’t algemeen wel wift, hoe men diennbsp;Pirtus maakeii moed,' warén ’er egter in de Bewerking nog eenige Handgieepen , die men geheim.’nbsp;tehouden had, en oitzaak waren, da: het zeer weit’

iii-

-ocr page 76-

345 nbsp;nbsp;nbsp;Vuur gemaakt

OFEi..

xiii.LES. men houdt het Papier met het ftukje, dat X. Af- ’er tuffehen ligt, vaft op den rand van eennbsp;Tafel, en wryfc ’er over met het Hegt vannbsp;een Mes of iets dergelyks.

üiivjirkzels.

raakt in In Zeer korten tyd ontvonkt de Phospho-Braiid. nbsp;nbsp;nbsp;fteekt de Bladen Papier in brand, en

verfpreid door het Vertrek, daar men dee-ze Proefneeming doet, een ftcrken Reuk, die niet kwalyk naar dien van Look gelykt.

Ophelderwgen.

èevallige nbsp;nbsp;nbsp;Phosphorus^ daar ik hier van fpreek,

ontdek- is ecne van üie ontdekkingen, waar meê ^lamp;npho- 2.omtyds een gelukkig geval den werkzaa-/h$riii. men Konftenaar beloont , en als fchaloos

fielt

nigen, die ondernamen, wel gelukte. Maar thans is het gantfche Geheim ontdekt. Men maaktnbsp;dien Vfioiphirtts overal in Duitsland en innbsp;men zai hem overal elders kunnen maaken, zoonbsp;men naauwkeurig de Bewerking volgen wi!, welkenbsp;de Akadeaue der Wectenichappen voorgelchrecvcn

-ocr page 77-

DOOIt WRYVJNG. nbsp;nbsp;nbsp;349

ftelt voor een langduurigen en koftbaaren xiii ies, ai beid, op een ydci en enkel op harden- ¦’nbsp;fchimmen gegrond vooruitzigt onderno-n^en, en ionder eenig goed gevolg vrugte-loos uirgevailen. Allen byna, die hec zoogenaamde Groot Werk, het Goudmaaken,

’t hoofd kreegen, hebben dat geen, het ’K'ellc hun Inbeelding hen voor het allerdier-^aarfte van hun Konft deed aanzien; diennbsp;®lgemeeiien Stof bewerker, die naar hun ge-^agten de andere Mecaalen in Goud moeftnbsp;veranderen; hebben, zeg ik, dien Fhilofoof-fchen Steen gezogt in alles wat by ’t overig

Mei.fchdom ’t veragtelykft is, en met den meeften af keer befchouwd wordt, te weetennbsp;hun eigen Uitwerpfelen. Door met deezenbsp;bedrieglyke hoop op de Pis te werken, vondcnbsp;^^kcr Scheidkonftenaar, in Duitsland, die

Ligt-

de waere'.d meêgedeeld heeft in haat Mtmtirts 'c Jaar 17j7 , na dit ’et met alien sneden uit-^ S» dien men weiifchen kon, de rtoeven van ge-nomen waren doot de Heeicn ou Fav, Hkllot,nbsp;t*Eotn\oy en DU Hamed; en van welke ik ketnbsp;'^taaaak kad Getuige te ayo.

-ocr page 78-

SSo

Vuur. CEMAAKt1

xni.Lïs

Z A F-

U ££!..

Ligtgeevende en Brandende StoF, die men met regt -als een der fraaifte en y.ondcrling-fteontdekkingerl der voorgaande Eeuw raagnbsp;aanmerken (1).

Dewyl ik in’t vervolg gelegenheid zal hebben om van de verfcheiden zoorten van Phosphorus te fpreeken , en van de Eigen-fchap, die ze bezitten om l.igt te geeven innbsp;een duiftere plaat.s, zal ik voor het tegenwoordige my ten opiigt van (hcie zoortnbsp;van Phosphorus alleen bezig hnuden met dienbsp;byzondere bekwaamheid , eiie hy het ft omnbsp;Vuur te vatten j als men hem wr}ft of innbsp;ilukken drukt.

Zyn

piand-

baarheid.

InfiamnjA-

ïilué

Die ongemeene Brandb'iarheid ontftaat buiten twyffel uit den aart en de innerlykenbsp;gcfteltenis van zyn deeltjes: en fchoon denbsp;kennis van het inwendig Geftel der Lighaa-mcBj en de natuur van deszeifs byzondere

eri


1

Br\NDT, Burger van rnmhur'^, was de eer-die den Pis^Thcs ontceUfc in r [aar 16771 Niet lang daar na bragr het KuncivFl, een andernbsp;Scheidkonftenaar, door cfie nieuwe Uitvinding tot na-yvèï opgewekt i door een onvermoei-

dèii

-ocr page 79-

3Jï

DOOR WllYViN®;

^ cigenaartigc deelen , altyd een geheim xin.tES.

j dat bexwaarlyk te doorgronden isj men zig hier cgter eenige waarfchynly-giflingen en denkbeelden, die niet kwa-lyk gegrond fchynen, opmaaken, als mennbsp;®an den eenen kant in aanmerking neemt,

^elke wyxe van Bewerking men volgc in ’e '’^aaken van den Pis~Fhosphorus, en aan denbsp;dodere zyde, wat men vinde, als men hemnbsp;fcheidt, en van één doet Imelteft.

1. nbsp;nbsp;nbsp;Men laat de Pis in een groote yzeren Bereiding;nbsp;Ketel over hèt Vuur uitdampen, en houdt

met dat uitdampen aan, tot dat alles gebragt is tot een klonterige, harde, zwarte Stof,nbsp;die niet kwalyk naar Schoorfteenroet gelykt.nbsp;ï^oor deezc eerfte Bewerking is het vogtigcnbsp;het vlugge gedeelte der Pis meeft ver-vloogen.

2. nbsp;nbsp;nbsp;Men brandt en verkalkt vervolgens dee-

ze

en Iiardnekkigen arbeid zoo ver , dat hy er ^ok de Bereiding van vond: «« dcwyl hy van tiaamnbsp;l'etoemder was dan Brandt , is het in 't gebruiknbsp;^igemeen doorgegaan, dat men dar Pisbeicidfc-Ïnbsp;^tn Phosphorus van K»nck^l nocmt. Kollet^

IV. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;C

-ocr page 80-

VüVSt. OEMAAtT

xin.tES 2,e StofFc in een yzeren Pot, die men DEEL.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ftookt tot dat ze gloeiend wordt; en gaat

daar mtê zoo lang voort,' tot dat die gan-* fche Stoffe, verkalkt en tot Stof gebrand,nbsp;niet meer rookt. Deeze tweede Bewerkingnbsp;doet het nog ovcrgebleeven vlugge Zout ennbsp;de ftinkende Olie vervliegen.

3- Op zes of zeven Ponden van die ver kalkte Stof giet men zeven of agt Pintennbsp;gemeen Water; men roert alles een gerui'nbsp;men tyd ondereen om; houdt, na dat hetnbsp;wat bezonken is, den Pot fchuins, om hetnbsp;Water te laaten afloopen, en doet de afge-Wallenen Stof, die op den bodem legt, droO'nbsp;gen. Door deeze dcide Bewerking neeiol'nbsp;men een groot gedeelte van het vaft Zontnbsp;weg, en daar blyft niet meer van over, daflnbsp;’er noodig ii, om de Bereiding te doen ge*nbsp;lukken,

4. Onder drie Penden van die verkalkte, af' gewsllchcn en weder gedroogde Stof, meng’’nbsp;inen anderhalf Pond grof Zand, of geelag'nbsp;tige Bikflreen, en vier of vyf Oneen ff”nbsp;geftooten Houtskool van Beukenhout. P**'

-ocr page 81-

POOR. WRYVINOj nbsp;nbsp;nbsp;^55nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

Mengfcl bevogtigt men met een half Pond xiimes. Sfttieen Water, om’er een Yoovt van Deegnbsp;Van te maaken,’t welk men zorg draagt welnbsp;roeren en te kneeden, op dat alles beboor-^yk dooreen getnergd zy. Het Zand en denbsp;houtskool, die men ’er onder gedaan heeft,nbsp;om de StofFe, welke men uit de Pisnbsp;bereid heeft, van één te fcheiden en yler tenbsp;^aaken; en geevcn het Vuur gelegenheidnbsp;o® ze van alle kanten, en in al haar dcelennbsp;te vatten.

5- Dit Deeg, eindelyk, doet men in een Kromhals, en dien Kromhals zet men in eennbsp;ti-everhereer-Oven j waar in men vierentv/in-uuren agtereen een Vuur ftookt,dat mennbsp;’t begin wel langzaam aan van trap totnbsp;^•“ap doet klimmen, om de Vaten te ont-maar vervo’gens zoo heet maakt, alsnbsp;lt;^e Oven van een Glasblaazery. Dit is kor-^clyk het algemeen beloop der Bewerking jnbsp;bie men in ’t maaken van den Fis-Vhospho-^KS volgt i^*).

By

(*) De Bofcliryying; van Mamcr van Bewer-king, die ik hier heb vooreefteld, isgeensïins vart

C 2

-ocr page 82-

Xin.LES. i. aide F. L.

Ontbinding van dennbsp;fhorUl,

De!t^aium

fresipité

Lunt earnce

Hy zit Tol Vuur.

Vuur óemaakt

By ’t fcheiden van den Phosphorus bevindt men dit volgende. De Phosphorus ontbindtnbsp;2.ig en fm?It,als men bem aan de Lugt blootnbsp;ftelt, en daar blyft in ’t Glas een zeer zuurnbsp;Vogt van over, ’t welk een opregte Geeftnbsp;van Zout is, dewyl dat Afdruipjel geen Nfêr-Jiooting maakt met de Olie van Kalk, en denbsp;Solutie van Zilver neêrftoot tot Hoorn-zilver (*),

Hier uit blykt, derbalven, dat in de Bereiding van den Pis-Phosphorus het Zuur van ’t gemeen Zout zig vereenigt met eene vette

Stof-dien aart, dat men daar op het maaken van den VhDsphiirui zou kunnen onderneemen ; ’t is flegts eennbsp;kort begrip van de voorn .a'nfte heli indelingen, voornbsp;aoo vtrze inzonderheid betrekking hidd-n tot dènbsp;opheldering van onze Proefneeming. Onr de By-zonderheden, en alles wat ’er verder toe vereifchtnbsp;wordt, van ftuk tot ftuk te wecten , moet men denbsp;Memmrt van den Heer H.-lloT leezen , daar ik ftraktnbsp;van gefproken heb. Om de zelfde reden, waaromnbsp;ik de omftandige Sefchryvingen overfla, die’er totnbsp;het vervaardigen der Werktuigen en Toeftelleh»nbsp;daar ik my in dceze luyne Proefneemingen van be*nbsp;dien, vereifcht zouden worden, ga ik ookftüzwy-gend, in dit myn Werk, de verfcheiden Handgree-penen Bewerkingen vooiby, die tot het bereiden

valt

-ocr page 83-

Soos. Wryving. nbsp;nbsp;nbsp;35J

XIII.LES, AF-

Stoffe, waar in het digt op één gedrongen

en geen de coinfte reden is'er om te ueej., twyffelen, of die Stoffen, loo ongemeennbsp;fyn verdeeld en klein gemaakt, en langen jtydnbsp;^gtereen door een allergewejdigft Vuur be-quot;'Yerkt, hebben cep verbaazende menigte vannbsp;^uurdeeltjes in zig opgegaêrt, die op denbsp;^erfte, hoe zwakke en geringe oirzaak, dienbsp;wekt, gereed ftaan, om alles, wat hennbsp;¦weerhoudt, te brecken en van een te rukken, en dus in brand te vliegen.

Daarom is het enkel wryven met een En ont-Meflen-hegt , het aan ftukken drukken en

daarom

ver- leer ligt.

¦van zommige Lighaamen en Stoffen , daar ilt gebruik van maak , zouden iioodig zyn. Zoo lang iDyn ander Werk, waar in ik alle die Ondenigtin-gen denk byeen te voegen , nog niet iii 't ligt is,nbsp;ïal ik nij’ vergenoegen met hier llegts de Sclity-Vers aan ti wyzen , die men middelerwyl daat overnbsp;kan ieezen. Nol^ci.

{*) HiormJlvef, Lmn. Cornet., noemen de Scheid-konftenaais dat zooit van Lighaam, 't welk men krygt, ais men Geeft van Zout by Solutie van Zilver doet; een taai je, Tmaakelooze StofFe, die nietnbsp;kwalyk naar Hoorn gelyk'i ; daar ze oiigetwyfFeidnbsp;«ok dien naam van gekieegen heeft.

c 3

-ocr page 84-

VuUK gemaakt

Middel

het

brniulen met dennbsp;I^'ofphctrus.

xrti.LEs. vergruizen met eenig hard Lighaara een DEEx.. middel, dat kragtig genoeg, en meer dannbsp;genoeg is, om een klein brokje Phosphorus,,nbsp;luffchen twee Bladen Papiers beüooten, innbsp;een zeer hevig Vuur cc ontfteeken. Maarde-v/yl dit Vuur Deeltjes in bewecging brengt,nbsp;die ongemeen fyn en doordringende zyn,nbsp;moet 'men 'er Papier toe neemen, dat watnbsp;dik en vaft is, om deszelfs werking een weinig , indien ik my dus mag uitdrukken, tenbsp;beteugelen, en te beletten, dat het piet tenbsp;fchielyk vervliege.

Indien men, by ’t doen deezer Proefnee-

rning, of and.erszins, in ’t behandelen en ontfteeken van den Phosphorus,iets van diennbsp;brandenden Phosphorus aan de vingers kreeg,nbsp;'ZOU men zig zeer gevoelig branden, en hoenbsp;meer moeite men deed om zig die Stof kwytnbsp;te maaken, door ze ’er met een Doek of opnbsp;een andere wyze te willen afveegen , hoenbsp;nsen zig zwaarer branden zou, en grooternbsp;pyn veroirzaakent want naar maate dat denbsp;Phosphorus llerker gewreeven wordt, brandtnbsp;hy vinniger j en dewyl ky ongemeen leeven-

dig

-ocr page 85-

3)7

DOOR V/ryving.

^'quot;van werking en doordringend is,kan hy xiii.lss. ^'^ïenzeer korten tyd een merkelykenvoort-S^ng maaken. Het kragcigft Hulpmiddel,

«Ifs het eenigfte, ’t welk men tot nog kent, om dien brand te ftuitcn, en denbsp;Pyn, die’cr uit ontftaat, te ftillen, is, datnbsp;fchielyk het beledigd Deel met Pis natnbsp;’öaake. Dat Vogt brengt waarfchynlyk denbsp;^ene of de andere zoort van StofFi op denbsp;^ond, die zeer gefchikt is om de Deeltjesnbsp;Van den Phosphorus , door de ontbrandingnbsp;verletvendigd en in beweeging ge'oragt, tenbsp;vatten en naar zig te neemen, of mooglyk,nbsp;om dezelve op zulk een vvyze te belemmeren , dat ze hun kragt en werkzaamheid verliezen (*).

Men doet met deezen zelfden Phosphorus nog verfcheiden andere fraaie Proefneemin-gen ^ doch dewyl dezelven meer tot hetnbsp;i-kkt 3 dan wel eigenlyk tot het ^uur behoo-

ren,

(*) Oen ander gevoeglyk middel , t welk den ^l;oj/-’l#or«rblurcht, den brand wegneemt, en de pynnbsp;*blc, is d,u men fchielyk de hand fteeke in gemce-groene Zeep.

c 4

-ocr page 86-

Vuur gemaakt

X'-II-I-ES. 2. A F-DEEU.

ren, ga ik le hier ftiliwygend voorby , ora ’er ter behoorlyke plaats , in ’t volgendenbsp;Deel, gewag van te maaken.

Gtvelgen,

Uit altet-hancte zooitennbsp;vin Lig-liaamennbsp;ontftaat,nbsp;lt;loor Wi);’-ving ofnbsp;Botzing,nbsp;Vuuv.

Deeïe vier Proefneemingen , die ik nu heb voorgefteld, kan men als Voorbeeldennbsp;aanmerken, uit alle drie de Ryken der Natuur, waar onder alle Aardfche Lighaamennbsp;gerekend worden begreepen te xyn , metnbsp;voordagt genomen, om te bewyxen, dat ^ernbsp;eene Ontbranding,en bygevolg nog te meernbsp;eene grootte Hitte door Wryving of doornbsp;een herhaalden Schok en Botzing veroir-zaakt kan worden in allerhande zoorten vannbsp;Lighaamen , zonder onderfcheid. De cer-fte en tweede Proefneeming ftelt ons deezenbsp;waarheid zigtbaar voor oogen in de Mya-ftofFcn; de derde doet ons het zelfde in denbsp;Gewaffen en Groeiftoffen zien ; en uit denbsp;vierde merken wy, dat ook de Dierlykenbsp;Stoffen dat zelfde lot ondergaan, inzonderheid 7.0 ze ’er te vooren op een zekere wy-ze toe bereid en min of meer gefchikt toe

ge-

-ocr page 87-

DOOR. WrYVINQ.

getnaalct 2,711. Dceze algetnecnc Wet, die xiii.les, een bcwcczen, en op de Proef bevondennbsp;Stuk geen twyffel noch tegenfpraak lydt, isnbsp;lietGrondbeginzcI, wair uit \vy reden kunnen geeven van een ontelbaare menigte vannbsp;Ycrfchynzelen , die ons dagclyks voorkoken.

Waarom, by voorbeeld,worden de Pun- spillen ten, w»»r op een Spil draait v*n een Draai-bank , fchielyk 2,00 heet, als men ze ver- Airén vannbsp;geet te oliën? Waarom fteeken de Spillennbsp;van groote Werktuigen, de AiTen van danbsp;Wielen eener Koets, en wat meer van diennbsp;aart is, het Hout, daar ze in loopen, innbsp;brand , als men verzuimt dezelve te fmee-ren 1 Het is , om dat in ’t algemeen hetnbsp;Yzer en ’t Staal heet wordt en Vuur geeft,nbsp;wanneer het fterk gewreeven wordt ^ en innbsp;de gevallen, daar ik hier van fpreek, is denbsp;Wry ving door de zwaare Drukking der Oppervlakten tegen elkandcren altoos vry geweldig. Die Wryving egter neemt merke-lyk af, en heeft de zelfde uitwerkzels nietnbsp;meer, als men de eene of de andere vettenbsp;C 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Stof,

-ocr page 88-

sniXEs.

Z- A F-D K È* L .

1. Deel.

1. Stuk. bladz.

hfetiilen

woiden

doorflaan

heet.

De hard-fle ‘t lueeft.

Vuur gemaakt

Stof, of deeze of geenc Vloeiftof tuff:heti dc op cén wryvendc Deelen plaatft, gelyknbsp;ik reeds voorheen gezegd , en daar van denbsp;reden verklaard heb.

Door herhaalde Ikgen kan het Metaal ook ongemeen heet worden 5 en zomtyds heb iknbsp;niet zonder vermaak gezien,hoe kleine Staa-len Roeden, maatig heet gemaakt, gloeiendnbsp;wielden, terwyl een handig Smit dezelveiinbsp;met een Middelhamer op een Aambeeld metnbsp;vlugge (lagen bewerkte. Alle Metaalcn

wor-

den onder den Hamer heet. De Zilverfrait, die ’t Goud en Zilver koud fmeedt; dcnbsp;Uurwerkmaakcr, die een ftuk Koper gladnbsp;flaat, om ’er een Uurwerksplaat van te maa-ken, zyn genoodzaakt dc (lukken, die zenbsp;bewerken, koud te lasten worden, om ze tenbsp;kunnen behandelen. Het zelfde heeft ooknbsp;in Lood en Tin plaats.

Dochondertuffchcn (laat hier aan te merken , dat die Metaalen, welken dc allcr-hardfte zyn, wier deeltjes de meefte Veer-kragt bezitten, ook beft gefchikt zyn om pndcr de Hamer (lagen fchielyk heet te worden.

-ocr page 89-

3ÓI

Dooa Wryving.

en ook teffens den grootften trap van xiii.les, Hitte te kunnen aanneemcn. Het zelfde ge- nEit,nbsp;tal vjri flagen , by voorbeeld, maakt hccnbsp;Lood xoo heet niet, als het Staal. Wantnbsp;^it laatftgenoetnde Metaal kan men hame-gelyk ik xoo daadelyk gezegd heb, totnbsp;Slceiendwordens tocj en indien het ecrfte innbsp;ftaat was om door ’t flaan xoo groot eennbsp;trap van Hitte te krygen, xou het fmelten',

’t welk men «gter hetzelve onder dea Hamer nooit gebeuren ziet.

maakt.

He Giazemaker vormt het Lood, dat hy Goud «n aan zyn Venfterraamen gebruikt, door het-Zelve aan Staafjes of aan vierkante Roeden heet ge-door een zoort van Pletmolen te laaten gaan,nbsp;die het fterk drukt, en tcrwyl hy ’er de be-hoorlyke vorm aan geeft, in de iangte uitrekt. De Zilverfinic bereidt het Loofwerk,nbsp;daar hy de Randen van zyn Stukken mcênbsp;verfiert, door platte Reepen van ’t Metaalnbsp;door Trckplaaten te trekken. Door die Bewerkingen wordt het Metaal zoo heet, datnbsp;men ’t niet aanraaken kan , zonder zig tcnbsp;branden; en die Hitte krygt het door de ge-

v/cl-

-ocr page 90-

Vuur gemaakt

xin.LE'?. vveldige Drukking, die het onder de Rol-OEEL. ft^kken,of tuiTchen de fcbyven van’tWerktuig, ’t v/elk het zyn vorm gaf, ondergaat! heeft.

Yzet- nbsp;nbsp;nbsp;De Schaar, daar men lig van bedient^

Diaaibei' tels ennbsp;Prillen

DMalVei- nbsp;nbsp;nbsp;Metaal

koui te fnyden, kan loo heet worden, dat men genoodzaakt is, haar van tyd tot tydnbsp;met Water te befprengen en te koelen, uitnbsp;vrees, dat xy anders haar Harding verliezennbsp;moge en week worden. Die Hitte ontftaatnbsp;uit de geweldige Drukking, die ze lydtnbsp;tuCTchen de twee Dcelenvan Metaal, die zenbsp;van écnfnydt, en welke Drukking de zelfanbsp;dc kragt en werking doet, als of ze op dennbsp;binnenrand van haar Bladen , digt aan dcnbsp;Snede , fterk met Hamers geflagen wierd.nbsp;Uit de zelfde oirzaak ontftaat het ook, datnbsp;men aan de Beitels, daar men mcê draait opnbsp;een Draaibank, aan de Drillen, cn dergely-ke Werktuigen, daar men in de Metaalcn,nbsp;terwyl ze koud zyn, gaten mtê drilt, zynnbsp;vingers brandt, als men ze onvoorzigtignbsp;aanraakt.

Het

-ocr page 91-

DOOR WryvINÖ.’

Het Staal, of door vermenging met een xtu tÉS.’

*nderc Stoffs fcherpcr en harder geworden

Azcr is het eenigfte Metaal niet, dat door

Wryving of herhaalde Tagen z,oo heet ge- yzets,

^ïiaakt kan worden, dat het gloeit of Von-

ken geeft; de Hoef y2.ers van de Paarden, ‘ j ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;llian Vuuï

yxcren Banden van dcWielcn eer Rytut- uif de

gen geeven dikwils Vuur, als ze tegen dc Straatfteenen en Keien ftooten en fchuuren,nbsp;die op den grond liggen. Men ziet zulks,

’t is waar, zelden of hooit gebeuren, als aien met een ftuk zagt en niet gehard Yzernbsp;tegen een Vuurfteen flaat, maar dit komtnbsp;daar van daan , dat deeze Wryving nietnbsp;loo hard, noch van zoo langen duur is, alsnbsp;in de voorgaande fchuuring over de Straat-ftcenen j en om dat het Brokje Yzer, doornbsp;den fcherpen kant van den Steen afgeflagen,nbsp;l^'taarfchynlyk te dik en grof is, om doofnbsp;^en trap van Hitte» welken die flag in ftaatnbsp;is htm te geeven, in brand te raaken. Eennbsp;ï.Wakker Botzing of Schuuring van het Yzernbsp;tegen de Straatfteenen zou ’er ook geen Vuurnbsp;doen uitvliegen. Een Boer, die Spykers in

zyn

-ocr page 92-

Vuur gkmaakt

X'.'ii i-Es. 2.yn Schoenen heeft,maakt xoo dikwilsgecn BBEu Vonken als een Paard, fchoon xe beiden,nbsp;in hun ftap, tegen de Steenen ftooten ennbsp;ftryken. Het geen men doorgaans niet gebeuren xiet, kan cgrer gebeuren; tn daarom handelt men v/yffelyk, dat men, gelylcnbsp;men de gewoonte heeft, uit de Kruidmo-lens en Voorraadhuixen alles verbant, watnbsp;gelegenheid zou kunnen geeven, dat ’er onverhoeds eenige Wryving of Borzing, xelfsnbsp;van het allerxagtlle xoort van Yxer, ont-ftond tegen Steenen, Keitjes, Zand of i*tsnbsp;dergelykt.

Metaal woidcnbsp;¦vracmnbsp;door Wryving metnbsp;zagtenbsp;StolFen.

Schoon her wel de fterke Wryving of de Botxing van harde l.ighaamen alleen is, dienbsp;het Metaal dermaate heet kan maaksn, datnbsp;het Vuur geeft, neemt het egter ook, alsnbsp;het door andere Lighaamen van een loffer ennbsp;min hard en vaft raaakfel geftooten of gc-wreeven worde, een aanmerkelyken graadnbsp;van Hitte aan, De Polyfter maakt het Staal,nbsp;Goud, Zilver, en andere M-taalcn warm,nbsp;dat men ’t voelen kan, met het Hout, Vilt,nbsp;©f ftuk Stofs, daar hy zig van bedient otn

xyn


-ocr page 93-

3fi5

DOOR WRTVINO.

Metaal meé tc wryven en op te po-^yften. Maar dat de Vlociftofïln ook de ^tagt zouden hebben oin ’c Metaal heet ofnbsp;^arm tc tnaaken, ziet men niet. Al Haatnbsp;Ccn yzeren Staaf een geheel uur, een gan-fchen dag zelfs, of zoo lang men wil, innbsp;‘Icn llerkften ftroom van het allerfnclftnbsp;^oonloopeud of afftortend W ater, men zalnbsp;^^iet kunnen merken, dat zy ’er iets warmernbsp;«loor geworden is; en natuurlykcr wyzenbsp;fchynt men te moeten denken j dat het eveneens gaan zou met alle andere VloeiftofFen,nbsp;Ondertuffehen heeft egter een Geleerdenbsp;van den eerften Rang ons wel reden willennbsp;geeven, waarom, naar zyn gedagten, eennbsp;Kanonkogel heet wordt, terwylhy door denbsp;Lugr vliegt, Hy fchryft dat uitwerkzel toenbsp;San de Wryving, welke de Kogel lydt vannbsp;den Dampkring, waar in hy zig beweegt,nbsp;hiet alleen voorwaarts uit met cene fnelheidnbsp;¦Van 600 Voeten in céne Sekonde, maar ooknbsp;^ omwenrelende , waar door hy met eennbsp;iekerc fnelheid op cen van zyn Middellyneiinbsp;rond draait.

Dcezlt;^

Xin.LES.

2 Af. 0££1,.

OitMik

van het heet wor*nbsp;den vannbsp;een Kanonkogel»

Rqvrhaa* VE EUm.nbsp;Chem*nbsp;p. lom.

-ocr page 94-

V’VVK aEMAAI-lt'

ïtU.LES. ï. A F.

, Deel.

Deeze'Uitlegging is voldoende, en men'' mag’er zig billyk meê te vreden houden,nbsp;indien de zaak, dat is, dat de Kanonkogelnbsp;inderdaad heet wordt, terwyl hy vliegt^oornbsp;de Lugt, waar is. Ik zeg met voordagt,nbsp;indien de zaak waaf isj want men onder-ftelr ze flegts zoo, zonder te zeggen, dat zenbsp;bewaarheid en op de Proef zoo bevonden is,nbsp;en ik meen gegronde redenen te hebben omnbsp;te gelooven, dat een Kanonkogel, indiennbsp;liy heet is als men hem opraapt, zyn Hittenbsp;uit geheel andere oirzaaken krygt, dan uitnbsp;de Wryving der Lugt.

Hy wordt Keet dootnbsp;’t fchuu-len ennbsp;Öootennbsp;tegen denbsp;TVandennbsp;van ’tnbsp;-Ksnon.

I. Wanneer een Kogel door de kragt van het Buskruid uit het Gefchut gedreevennbsp;wordt, floot, rolt, en fchuurt hy tegen denbsp;Wanden van ’t Kanon. ¦* Al die fchokken conbsp;botzingen moeteii hem ongetwyfFeld min ofnbsp;metr heet maaken : en fchoon men al denbsp;Werking van het in brand vliegend Buskruid hier niet in aanmerking wilde neemen;nbsp;öm den korten tyd, dien het heeft om zynnbsp;Hitte aan den Kogel mee te deden; moetnbsp;Bien egter de Hutc yan het Kanon zelve

niet


-ocr page 95-

boon. WPvïvlKé.

XttT.tES.

Z. A I-OEtii»

Siet vero;eeten j ten 7.j het mooglyk dc eeiS fchoot zy, dien men ’er nice doet, ofnbsp;'^sttdc Kogel door'den ongemeen fiiellennbsp;^oortffsnf van lrff;n cn laaden, niet lang

O t*

genoeg in ’c Kanon blyve, om ’er eenigc ^^armte van over te ncemcn. Omftandig-^sden, die men nogthans niet gevoeglyknbsp;¦ónderftellen kan, dan in geval men de Proef-deeming doe met voordagt.

En doot *£ Ihütcn,nbsp;te^en harde Lig-haameiznbsp;cn dennbsp;grond.

Toen de Kanonkogel viel, heeft hy, ^er men hem nog kon cpraapen, met ge-\Veld tegen het een of ’t ander hard Lig-haam geftooten j of cenige reizen op dennbsp;'grond gegraasd cn opgeftuit ^ en overal,nbsp;Waar hy geraakt heeft, moet hy een zeer ge-Weldige Wryving ondergaan hebben j geiyknbsp;^en uit zyn omwenteling en draaien billyknbsp;'^sftuiten mag.

Niet dooi Wryvingnbsp;der Luct,

Ik begryp derhaiven duidclyk,dat de Ko-§tl heeft kunnen beet Worden in ’c Kanon 2.elf j daar hy uit gefchooten wierd jof in xy-

Val; en zoo lang men my niet zegt, 'lat men ’er met voordagt een Proef van ga-tiomen heeft, en alle mcoglyke Maatregelennbsp;IV. Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Dnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en

-ocr page 96-

5(J8

Vuüa gemaakt

xni.r.Es. en Vooriorg gebruikt, dat men 7.yn Hitte WEELnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;deeze itraksgemelde oiriaaken niet z,oU

kunnen toefchryvénj kan ik beiwaarlyk be-' fluiten om te geloovcri, dat een Kanonkogel , in twee. of drie Sekonden tyds, alleen door de Wry ving van de Lugt, zooheet 2.0Unbsp;worden, dat het te voelen ware.

De felfte Windnbsp;niaakc

Indien de zaak behoorlyk en met genoeg-zaame Proeven beweezcn was, zou men ’c geen Yzer wel moeten gelooven; maar welke vreemdenbsp;heet» gn zonderlinge gevolgen zou men dan nietnbsp;denken, dat’er zomtyds op dien voet gernbsp;beuren moeften ? Laaten wy flegts eens opnbsp;dit letten, ’t welk zig naruurlyker wyze ’tnbsp;cerft voordoet. De Wry ving, die een Kanonkogel lydt van de. Lugt, terwyl by ’etnbsp;door vliegt,kan billyk,als een zaak van deflnbsp;zelfden aart, vergeleeken worden by de V' ry-ving van een zeer feilen en bevigen Wind#nbsp;waar aan men zig bioot ftelt: want het is»nbsp;voor zoo ver de uitv/erking aangaat, even'nbsp;eens , of een Lighaam zig onöphoudelyknbsp;verplaatft en voortfncit # om de Lugt tenbsp;dan of de Lugt door een aanhouden'*

-ocr page 97-

BOOR WrYVINO.

Z( Af-D£Ki.*

taewepging flaat tegen dat Lighaam. Zou xin.XEè; *^t'n ’t dan, als men voor dit gevolg be-dugr was, wel waagen durven, om by eennbsp;Storen in de open Lugt te komen, en xignbsp;^oor die heetmaakeiide Wryying bloot tenbsp;ftellen? Maar , zonder hier op langer Itil tenbsp;ftaan, iudien men eens de Proef neemt metnbsp;ftujr Metaal, ’c welk den zelfben Graadnbsp;^'an Koude heeft, als de bewoogen Lugt,

3vaar aan men ’t bloot ftelt, zal men wel kunnen gelooven, dat die Lugt, met welknbsp;een geweld en fnelheid zy ook over dat Me»nbsp;taal mag heen glyden , hetzelve eenige Warmte zal doen krygen ?

Mooglyk ja, zal mien miffehien leggen, zelfs niet-lo üegts die fnelheid der Lugt geiyk was doot langi aan de fnelheid van den Kanonkogel, die wi'yvfng.nbsp;ten minften zes-entwintig maal grooter isnbsp;dan die van den allerhevigften Stormwind,

Maar dan, dunkt my, zou al het onder-fcheid ook maar in wat meer of wat min Snoeten beftaan; en iudien de Kanonkogelnbsp;önet die fnelheid, die hy bezit, in de Lugt,

*^aar hy tegen wryft i een zeer voelbaafe D anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Wafm^

-ocr page 98-

'570

Vuur. oEMAAKf*

xïii LES Vv'armfe krygr binnen den tyd van twee of B£.£L.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Sekonden , verbeeld ik my, dat die

zelfde Kogel aan een bevigen Wind bloot-gefteld, met wat minder fnelheid, in een lai gcrcyd ,ook zoo warm zou moeten wor-' den , dat men ’t voelen kon.' Doch iedernbsp;weet, hoe weinig dit gevolg met de dage-lykfche ondervinding overeenitemt. Niemand heeft ooit zyn Vingers gebrand op ’tnbsp;aar.raaken van een Tralie of Tuinhek, datnbsp;vierentwintig uuren agrereen in den hevig-ften Noordwellen Storm geftaan heeft, alnbsp;was het van Yzer, zoo wel als de Kanonkogel.

Br.rrcT in tie Bos-fc';cp :nbsp;Hftto bynbsp;’t Olie-

Jvicel-

maaien.

Zommige Schryvers zeggen, dat deBrandj die ’er niet zelden nu en dan in de Bcflchcnnbsp;ontftaar, veroirzaakt wordt door de Wry-ving, welke de Takken van de Boomen, doornbsp;den Wind bewoogen, tegen elkanderen maa-ken, en die daarenboven door eenige by-Zondere omftandighcden,langduurige droogte, dorheid van Hout, Bladen, als anderi-zins, tnerkelyk btgunifigd kan worden.nbsp;Schoon men wel eenigzins zou kunnen twy-

fe-

-ocr page 99-

nooR WrtviN»'.

óf deeze oiriaik de waars xy , dswyl xnTXr.s. ’er zigxeer bexwaarlyk met genoegzaa- ynbsp;Zekerheid van overtuigen, en byna al-tcos vermoeden kan, dat of de boosaaitig-^'eid of de onvoorzigtighcid van nrenfchcnnbsp;die Toevallen aanleiding gaven; moetnbsp;^Sn egter tosftemmen, dat zulks tennbsp;^inften zeer v/el mogclyk zy, devvyl mennbsp;dat alle GroeiftolFen Vuur in zig belatten, en dat een groot gedeelte van dcr-^¦elvcr maakf l uit brandbaare Stof beftaat.nbsp;öe KoorngewafT-n zelfs en de Vrugten ziccnbsp;men een vry groots Hitte aannetuien, sisnbsp;men ze maak, ftampt, of op een anderenbsp;'quot;'yze breekt en klein maakt. Men kan ’trnbsp;'2-ig op ’f gevoel van overtuigen, als men ’cnbsp;Raapzaad, ’t Hennipzaad,Kooien,ea dsr-gslyke Gewaffn, terwyl men ze onderdennbsp;igt;tainper bereide om ’er Olie uk. te trekken,nbsp;hinden neemt , of zyn Hand-keckt in ’cnbsp;^eel van de Tarwe en ander Koorn, wanneer het uit de Steen-rn komt op den Mo-^en. Alle deeze uitwerksels ontftjan cogrn-fchynlyk of uk herhaalde flagen, of uit een

ftee-

-ocr page 100-

'37»

Vuur gemaakt

Xtii.LF.5, fterke Wryving; en zelfs kan de trap vaO iiEzi..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;het Meel aannectnr, zomtyds zoO

groot zyn, dat het ’er door ge7.engd en ge' brand worde; ’c zy dat de Molenfteencn metnbsp;te veel fnelheids loopen, ’t zy dat ze geeOnbsp;fpeelings genoeg hebben. Op de eene of denbsp;andere van deeze twee wyzen zet zig de Be*nbsp;wecging, die te fnel of te geweldig is oiflnbsp;alleen maar de eigen Deeltjes van het Kooriinbsp;van elkanderen te fcheiden en los te maa'nbsp;ken, voort tot de Vdurftof zelve, die ze innbsp;2ig bevatten , en maakt haar werkzaam,nbsp;waar uit een zoort van Brand ontftaat.

Trom-jneivel, lecicr,nbsp;Heen,nbsp;X'/oor,nbsp;Hoorn,nbsp;SiC.

Dewyl de Dierlyke Stoffen even ais alk anderen gefchikt zyn om heet te worden on'nbsp;der den Hamer, of door eene Wryving,dknbsp;tamelyk fterk is, en een geruimen tyd ag'nbsp;tcreen duurt, heeft men’t flegts voor eennbsp;gewoon en zeer natuurlyk uitwerkzel aan knbsp;zien , dat het Vel van een Trommel ecAnbsp;aanraerkclyke Warmte krygt door de het'nbsp;haalde flagen van de Tromroelftokken : da^-het dik Leer heet wordt onder den zwaartnnbsp;Harasr van den Schoenmaaker, die het tot

Zoolquot;


-ocr page 101-

47r

X)OOR Wr^vino.

Zoolleer flaat ; dat de Drilboor van een ^^erkman, die een gat boort in een ftuknbsp;^sen, Yvoor, Hartshoorn, of Schulp, hetnbsp;ftuk doet rooken, als hy boort met een ze-fnelheid.

De Warmte, die men aan de handen gebaar wordt , als men ze tegen malkacr ^ryft, de gewoone manier van zig te ver-l^'armtn der Werklieden, die by koudWecrnbsp;de open lugt arbeiden, door zig met denbsp;^ttnen tegen het lyf en in de zydcn te flaan,nbsp;^yn zoo zeer geen Verfchynzels, die eeni-gc verklaaring noodig hebben, dan wel ge-tneenzaame Voorbeelden, en zeer overtuig-'nbsp;baare Blyken en Proeven van dat GrondbC'»nbsp;ginzel, daar v.'e thans van fpreeken.

Als men zig fterk beweegt, loopt,fpringt «n lang agtereen , of meer dan gewoon rasnbsp;gaat, maaken de vafté deelen va» ’t Lig-baam onderling verfchillenden aart van benbsp;'Weegingenj waar door die Deelen , ’t eennbsp;Over ’t ander, glyden en ftryken , en we-derzyds clkanderen wryven. Daar uit ont-ftaat het Gevoel van Warmte enVerhlciing,nbsp;D 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dig

Xtn.LES.

i. A r-

deel.

’t Wryven in de handen ; innbsp;de zydsanbsp;flaan.

Verhitting dooi bcwec-ging: Vei-mocid-heid.

-ocr page 102-

Vuur. «smaakt

XUI.I.ES. die merkclyk grooter is dan die , waar in uitli men zig natuurlyk bevindt, en die verzeldnbsp;gaat of gevolgd wordt van een zoort vannbsp;onaangenaame Gewaarwording, welke mennbsp;Vermoeidheid noemt.

Bxandcn van di‘.nbsp;Hand .^annbsp;lt;?feuTouw*

.Indien iemand, eindelyk, of door nood-zaaklykhcid, of door onvoorzigiigheid zig ooit langs een Touw, dat hy met zyne handen vaft hielde, wat fchielyk heeft laaten af-glyden, heeft hy een Wryving moeten gewaar worden, die in ftaat was, om hem hetnbsp;Vel te branden cn zelfs tot Blaaren te doennbsp;oploopen ; even gclyk men gebeuren ziet,nbsp;als men by ongeluk een Lighaam , dat tenbsp;heet is, aanraakt. Het Touw is in dit geval niet heeter dan dé Vyl, onder welkenbsp;een ftuk Yzer gloeit en Vonken geeft; maarnbsp;het fchudt en fchuurt door de geduurigsnbsp;fcherpte en oneffenheid van zyn Oppervlakte, even als de Vyl, een geruimen tyd ag-tereen de zelfde Deden van de Hand, dienbsp;’er fterk tegen aan drukken; en k inv/emnbsp;dig Vuur van dat Lighaamsdeel, door dienbsp;Beweeging getergd cn werkzaam gemaakt,

onw

-ocr page 103-

ni

DOOR WrYVIN».

iir.LEï,

^Onding van dat Deel in verwarring.

ontvonkt,en brengt het maakztl cnde huis-

Het geen aan vafte 'Lighaamen van een wiyvinj; tamelyke grootte gebeurt, amp;h ze tegen' el- der Vos-kinder ftootcn of wryven, gebeurt ook aan eiaandst.nbsp;kleiner Stof klompjes, die onderling tegen elkander aanbotzen en fchuuren : aan tweenbsp;Vogterij by voorbeeld, die in malkandercnnbsp;doordringen , en v/ier deeltjes zig fchielyknbsp;Ondereen mengen en wcderzyds tegen elkan-dev ftootcn en wryving maaken. 'Warmtenbsp;tn in brand vliegen zyn ’er ïlikwils de gevolgen van, en die uitwcrkzels komen ons tenbsp;zonderlinger en wonderbaarer voor, om datnbsp;derzelver oïrzaak buiten ’t bereik is van on-*

^e zinnen , en alleen door overweeging eq ïcdoneering te kennen is.

y, ProefneemingJ

Toffitl,

Men neemt twee Glazen, die van de zelf- AVyneecft

de gedaante (*) en gemaakt zyn v*n dun metwater -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, gemengd

i*) Ce Rehonde gedaante U de befte, Die zoort C }nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vaij

-ocr page 104-

37^

Vuur. «emaakt

3CIII.IES, Glas; in wier eene men drie Oneen .Tcmeen

A V» nbsp;nbsp;nbsp;^

VEEL. Wacsr doe,dat xoo klaar cnxuiveralsraooglyk is; en in het ander ook drie Oneen goedennbsp;Wyngeeft. In ieder van die Glazen, dienbsp;men beiden bycen in ’c zelfde Vertrek heeft,nbsp;houdt men een geruimen tyd een kleinennbsp;Thermometer (*) lang genoeg agtereen, omnbsp;verzekerd te zyn, dat de twee Vogten beidenbsp;een zelfden graad van Warmte hebben, ennbsp;gelyk aan dien van ’c Vertrek , waar in gynbsp;uw Proefneeming doet. Daar na giet men,nbsp;een weinig hard en fchielyk, de drie Oneennbsp;Water op den Wyngeeft, op dat die Vog'nbsp;ten wel ondereen zouden mengen,

Vitwerizels.

st'crdt on. nbsp;nbsp;nbsp;ftraks dat Mengfcl, hoewel uit

klaar.

'van Suikerglazcn , die meu veeial by de Kruideniers ziet, cn in Fi^ttuy r by A vertoond wordt, is tot het doen deezer Proefneeraing de gevoeglykfte,nbsp;en overal gemakkelyk te bekomen. Kcüct.

{*) Die kleine Thermometers , die zeer be-k'-raam zyu om tor het oüidetzoekcn der Vogten gebruikt te worden, zyn vaflgemaakt op een klein, jner graaden afgetekend Plankje, ’t weik zeer Hg'

van

-ocr page 105-

377

DOOR. Opbruischïng:

twee zeer heldere Vogten -^amengefteld, on- xiii.les.

en als melkagtig worden , met een Kleur, die naar den Girafol trekt: en’er eennbsp;oneindige menigte kleine Lugtbelletjes uitnbsp;opryzen, dic aan ftukken beiften op de Oppervlakte.

De Thermometer, die ik veronderflrellen en warn», ïal, dat volgens de Verdeel ingsgronden vannbsp;den Heer de Reaumur gerekend is, in’tnbsp;gemengde Vogt gehouden , doet ten zelfden tyde zien, dat de Warmte van ’t Vogtnbsp;5 of 6 Graaden gereezeo is; itidien ’er opnbsp;die plaats, daar men de Proef doet, een ge-maatigdc Lugt is, en het Bolletje van dennbsp;Thermometer, dien men in ’c Vogt lleekt,nbsp;niet grooter is dan een gemeene Kers.

Indien men, zonder op deeze twee laatfte Hoe zuires

hoe krag'

van Hout is, en niet zoo laag fchlet als de Bol van den Thcrmomcerer. Anders maakt men dat Plankje ook wel uit twee nfzonderlykc ftukken, die in ’tnbsp;ïiddclen omtrent van de hoogte met een Scharniei:

quot;vvorden aan een gevoegd. Dus kan het onde:fte Ifuk opgeftagen worden , en laar dan den Bol vannbsp;den Thermometer en een gedeelte van deszelfsnbsp;Buis Moot. Zie de Afbeelding van dergelyk een,nbsp;fiiocf-Thennometertje in 5- hy B. N9Uet^

-ocr page 106-

'57*

Xin.LES.

3. A ï-

DEE L.

dget

Wcrluii?.

£/«««• Cfit (rai'/e.Totn-J. pag.nbsp;W7«

Iveiire-4igheid der Menging.

J,{cr!nirei ücl'xAc^^*nbsp;des Stic»-tes. 1713.

p. a.

Vuur oemaakt

vereilchcen juift agt te geeven , gelyk hie» by Oük niet noodig is, verfcheicien Proevennbsp;van decz-en sart doet, zal men bemerken,nbsp;dat het Mengfel zoo veel heeter wordt, naarnbsp;maate dat de Wyngeeft zuiverer is en beternbsp;overgehaald. Want dus ziet men door denbsp;Proefneemingen van den Heer Boerhaa-v«, dat die Geeft, dien hy Alcohol noemt,nbsp;en die meer dan gemeen zuiver is, met over-,nbsp;gehaald Regenwater, beide in gelyk gewigtnbsp;gemengd , een graad van Warmte veroir-zaakt heeft, .merkelyk grooter dan dien denbsp;gemcencWyngeeft,in gelyke maate met hetnbsp;zelfde Water gemengd , gewoon is te gee-ven. Die be de Warmten, naameiyk, fton—nbsp;den tot malkander als 9 tot 4, en verfchil-den dus meer dan de helft.

De verfchillende Evenredigheid van Maate, waar in men die Vogten met elkanderen mengt, doet daarenboven ook tot den meerderen of minderen trap van Warmte, diennbsp;het Mengfel aanneemt. Reeds voor langennbsp;tyd heeft ons de Heer Geoffroy geleerd,nbsp;dat men den grootftca trap van Warmte be»

komt;

-ocr page 107-

BOOR. OPBRt)ISCMlNa.

als men een gelyk deel Wyngceft xiri.tSS. een gelvk deel Water mengt. Ik hebnbsp;'geer uit een reeks van Proefneemingen, dienbsp;eertyds, doch met een ander oogmerk,

quot;Milder’t bellier van den Heer de Reaumur.

*^eed , vry beftendig bemerkt, dat de vei-^igfte en xekerfte weg , om dat uitwerkxel,

'^iar hy van fpreekt, den greotften trap van Warmte, naamelyk, tekrygen, is, darmennbsp;twee Deden Water menge met een Deelnbsp;Wyngeeft, Hier by moet men nog aanmerken , dat ik myn Maaten genomen heb naarnbsp;den Omtrek , en de Heer Geofkroy denbsp;tynen naar’t Gewigt: het geen dc uttkora-ften onzer Proefneemingen nog meer vannbsp;dkanderen doet verfcbillen. Want dewylnbsp;hetWater xoortelyk zwaarer is dandeWyn-geeft j indien die twee VogtCn, beide in gcrnbsp;Jyk gewigt'ondereen gemengd, den groot-ften graad van Warmte gaven, die uit hunnbsp;Menging cnrftaan kan, zou daar uit volgen, dat, om dat uitwerkzel te krygen, denbsp;omtrek van ’t Water tot dien van den Wyn-Sceft niet alleen niet ftaan motft in de E-

ven-

-ocr page 108-

380

Vuur gemaakt

Xni.LES, 4. AE-S££X,.

venredigheid van twee tot één, gelyk ik Ket bevonden heb, maar dat hy ’er zelfs nietnbsp;eens gelyk aan wez,en moeft, en de hoeveelheid van Water, by de Vlaat genomen,minder zyn en kleiner, dan die van den Wyn-geeft.

Dit Verfchil tuflchen onze Waarneemin-gen ontfta-at waarfchynlyk daar uit, dar de Heer Geom roy en ik onze Proeven gedaan hebben in Lu^tsgefteltenifll-n, die vrynbsp;veel van elkanderen verfcbilden (*;, en datnbsp;y,yn Thermometer, merkelyk grooter dannbsp;de myne (f), bezwaarlyker warm wierd,erlnbsp;bygevolg veel traager was, om den nettednbsp;trap van Warmte aan te wyzen van het-Mengfel, waar in men hem hield.

Ophelder'mgett,

Aart der Men kan den Wyngeeft aanmerken als

eed

C*) De Heer Geotfroy deed zyn Proeven op eeti plaits, daar het begon te vriezen, en mengde zynnbsp;Vogten ^ tóen dezelve byna zoo koud waren ^ als Y*nbsp;y.elf; gelyk mcrt uit de ftraks aangehaaldenbsp;tien. kan. ik deed integendeel de niync op een plaats?

-ocr page 109-

5SI

DOOR Opbruischikg.

«enVloeiftof, uit kleine Stofklompjes be- xm.LES. ftaande, die zeer yl en los zyn, fponsagtig^ dem..nbsp;®tn zoo te fpreeken, van aart, cn bekwaam Deeltjesnbsp;zig te verdeden, van één te fmelten, en van 't \va-^ig uit te breiden in een Vogt, dat in ftaat wyngceft.nbsp;is om ’cr in door te dringen. Dit Denkbeeldnbsp;ftetnt vry wel overeen met de ligthcid, dienbsp;'Vy aan dat Vogt bemerken, en met eenigenbsp;sndere merkwaardige Verfcbynzels, daar iknbsp;ftraks nader van fpreeken zal. Het Waternbsp;kan men in tegendeel aanzien voor een andere zoort van Vloeiflof, wier Deeltjes,nbsp;beter gefchikt om onderling van één te wy-ken en te verfpreiden , zig ligtelyk in allenbsp;tgt;peningen en ledige tuflehenruimten wikkelen , die ze W’yd genoeg vinden of van eennbsp;gedaante, die niet kwalyk met hun eigennbsp;overeenftemt. De Digtheid van ’t Water,

welke

tiaar het lUaatig warm was; cn de Thermometer ^an t)E. Reaumur , by voorbeeld j op iz of ij Graaien ftond. NilUt.

/t) Het was een Thermometer, op de wyee van yteu Vit, den Heer AmontonS gemaakt. Hy is nognbsp;aa wez«n j en zyn Bol is zoo groot als een kleinnbsp;boender- Ei. fylut.

-ocr page 110-

VüÜR GF.MAAïCr

ïtn.tES. welke wy weeten dat grooter is dan die vari Bs^Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Wyngceft, ftrydt tegen deeze Veron-

derftelling niet. Een Stof behoeft, om dig* ter dan een andere te zyn , haar Deeltjesnbsp;flegts nader by elkander te hebben, vafter innbsp;één ^gedrongen, en binnen een kleiner om-trek begreepen. Dit alles gefebiedt zeker-lyk te gemakkelyker, naar maate dat dienbsp;Deeltjes kleiner en fyner zyn; en fchoon zenbsp;Ttan een bovengemeene kleinheid waren, zounbsp;dat eg:er niet beletten, dat ze met een vol*nbsp;komen vryheid zig o’ver en langs malkandernbsp;konden beweegen , dat elk Deeltje op zignbsp;' zclven los en vry was, en zy niet dan metnbsp;hoopjes en in kleine Vlokjes op een zaten,nbsp;gclyk wy veronderftellen dat dis van dennbsp;Wyngeeft doen, Vv^’anc het komt my waar-fchynlykft: voor, dat dc Deeltjes van hstnbsp;Water kleiner zyn, van een gedaante bsternbsp;gefchikt oni ergens in door te dringen, ennbsp;Vryer van beweeging om en langs malkan-dcren, dan die van den Wyngeell; cn irrnbsp;dien ik deeze waarfchynlykheid door Prof'nbsp;ven zou moeten ftaavsn, zou ik breedvoerig}

-ocr page 111-

3S3

BOOR. OPBRUISCriiNG.

maar teflFsns zonder veel rnoeité, toO- xiii.eeS. kunnen , dat het eerfte van die tv/eenbsp;quot;^ogten, het Water naamelyk, in een veelnbsp;Scooter getal van verichiilende zöorten vannbsp;Stoffen doordringt, en dezelven fuielteti doet,nbsp;dan het tweede.

2.00 dra^ rierhalven, detze twee Vogten, Hun wé-Water en de Wyngeelt, in ’t Glas by-^en zyn, verbeeld ik my, voor eerft, dat g.ug. de Deeltjes van ’t een , coor hun eigennbsp;Zwaarte en door de bevveeging, die hun doornbsp;t fchiclyk gieten is bygezet, kragtdaadig geholpen, het ander Vogt op een oneindig getal van plaatzen verdeelen en van één fcheiden:nbsp;tn dat de Deeltjes van dit Vogt wederom ynbsp;®ls zeer beweegbaar van aart, zig van el-Jtanderen verwyderen en afzonderen , otnnbsp;quot;Voor die anderen, die ’er tulTchen in komennbsp;mallen , plaats te maaken , en zig hier ennbsp;daar, overal waar ze kunnen, midden onder dezelven te zetten. Tot nog toe is hetnbsp;derhalven niets meer, dan flegts een enkelenbsp;Menging der twee Vogten ondereen, die dénbsp;IV. D K E L.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Enbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Deel-j

-ocr page 112-

VuTja gemaakt

XIII.LES. Deeltjes zoo van ’t een als van het ander il* 2. A r-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;geheel laat.

DELL. nbsp;nbsp;nbsp;^

't Een dringt innbsp;‘t andernbsp;door,

Ik verbeeld my verder, ten tweeden, dat de Deeltjes van ’t Water, als 7.eer doordrin'nbsp;gende van aart, de lofle en yle Stofklomp'nbsp;jes van den Wyngeeft 2,00 na onder huOnbsp;bereik vindende, dat zy ’er vat op kunnednbsp;krygen, in dezelve, op de wyze als of hetnbsp;kleine Wiggètjes waren , kunnen indrio'nbsp;gen, de Wanden , die hun werking weer'nbsp;ftaan, van alle kanten drukken, en eindelyknbsp;dus al die kleine Stof klompjes op oneindig

ver'

Fermenta»

tion

T.fferves»

fence

f*) De Heer Homberg deeze inwendige Eewee' gingen, die in verfciiiliende Mengfels, door bW'nbsp;tuur of Konft gemaakt, ontdaan, in aanmetkin?nbsp;neemende.onderfcheidt ze van malk.)nder, en geef'nbsp;’er verlchillende Naaraen aan. CiJUn^ noemt hynbsp;beweeging, die men ineen gemengd Lighaam g®'nbsp;waar wordt , als de zwavelagtige Deelen zig vannbsp;zoute fcheiden en afzonderen j of wanneer die zeil'nbsp;de Deelen zig mat elkanderen vereenigen , om t*nbsp;zamen een gemengd Lighaatn te vormen. Degt;’nbsp;naam van Ophruijjching geeft hy aan de Beweeging»nbsp;die de Deelen van twee zoorten van StoiFeii maa'nbsp;ken, van welke de eene in de andere doordringt'nbsp;gclyk gebeurt, niet alleen als tnen ^cid» s met

-ocr page 113-

DOOR OpBRÜISCHING.

^crfchillende manieren breeken, fcheurenen xiit.i.ïs'

Verdeden.

o E £1..

t'eeie inwendiée Beweeging, deeze Vcr-

J , nbsp;nbsp;nbsp;, .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;J Gifting en

reeling en Verbreeking der Deeltjes is dat opbiuis-Eeen, ’t welk men den naam geeft van Gis- fcnmg.

ttan

Eferves-

of van ÓphruijJ'ihing {*). De Vooroetl- f’trmen»*» ‘^en, die men 'er van ziet, zyn ontelbaar:

Dfjfotvanl

'n byna altoos gaat d eze werking verzeld eeti aanmerkelyke Warmte, die men,nbsp;cn met de grootfte waarfchynlykheid zeker jnbsp;aan de Wryving en Drukking toefchryft^

Welke de Deeltjes van het Onthindvogt oefFe-iien in dc openingen van de andere, daar zc

in

mengt, ’t welk cgtei in de meefte gevallen l’b-'ts heeft, maar ook in menigvuld.ge anderenbsp;. gelyk j by voorbeeld , in déeze c-n2Cnbsp;Ks(gt;k}n%y eindelyk, is by hem de be-van twee .sroflFe.n, d:e in malka^ideici door-j en fcffens een gioore menigre van tugt-opwerpen:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;geen ook z-ondei Warmte, ett

*elfs naet verkoeling van t Mengvog: gelchieden Doch dewyl wy hier geen Scheidkonftigenbsp;'Aandeling fciiryvcn., en enkel fpteekea v. it Na-ealkn we ons tc vreeden honden nlMnbsp;‘e inwendige Beweeeingen , die met Warmte ofnbsp;Ontbriejjjjg gepaard gaan , met den algemeeanbsp;** i^aaia van GijUng te 'lenoemen. StlUti

É J.

-ocr page 114-

Vuur. GEMAAKt*

xin.tES. Ij, doGrbooren. Want al die kleine Deet* i. -4F-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

ii

D££i.. tjes, fchoon van een byna oneindige fyn-heid , zyn egter, elk afionderlyk op zag zelven aangemerkt , zoo veele vafte Ligr-haamtjes , in wier mitlden kleine Vuur-klompjes verborgen zitten: en voorheen hebben we reeds gezien, dat Lighaamen vannbsp;dien aart, als ze elkander wry ven, of tegennbsp;één botzen, heet kunnen worden tot bran-dens toe. Al deed zelfs het Ontbindvogtnbsp;niets anders, dan dat het de Stoffen, die hetnbsp;Vuur in zig bevatten, en door baar onderlinge zamenhang en vaftkleeving deszelfönbsp;uitzectingskragt in toom houden , brak eOnbsp;opende, zou die Hoofdftof, daar door vry'nbsp;heid en ruimte krygende, haar werking nietnbsp;moeten doen gewaar worden ?

Oirziak del onderlingenbsp;Doordiin.nbsp;giquot;S-

lgt;e Natuurkundigen zyn ’t genoegzaam met malkanderen eens over denaafte oirzaaknbsp;van de Gifting, en over die van de Warna*nbsp;te, welke ’er doorgaans mee gepaard gaat.nbsp;Allen ftemmen zy toe, dat van twe*nbsp;Stoffen , die met elkander OpbruiS'nbsp;fching maakcn, de eene in de andere doordringt*

-ocr page 115-

3§7

DOOR Opbruisching:

ingen , zig wederzyds ftooten, fchuuren

dri

^J'ingt,en dat het Mengfel warm wordt, om xiriLËS. de Deeltjes, terwyl ze in malkaêr door-

wryven Maar daar vak onder hen mer-^^elyk Verfchil over de bepaaiing, wat ei» genlyk de oirzaak zy, dat die Deeltjes innbsp;^dlcanderen doordringen. Daar moet ’ernbsp;r ongetwyfFeld ééne zyn. Want al verbeeldt men zig, dat de puntige Deeltjes vannbsp;bet Ontbind vogt zeer na aan, en regt tegenover de yle Klompjes van het ander Vogtnbsp;ftaan,even als zoo veele Pennen op de boorden van hUTine Oaten , moet ’er cgtcr nognbsp;de eene of de andere kragt zyn, die ’er hennbsp;indryft en aan ’c werken helpt.

Zy, die de Aantrekkingskragt, als een De Aan-'^^erkende oirzaak der Natuur, erkennen en

^ nbsp;nbsp;nbsp;ktagt

Voorpleiten, weeten deezc inwendige Be-tveeging der SrofFen, die met elkanderen ^iken , zeer gemakkelyk op te loflcn.nbsp;b^aar heeft, zeggen ze, een wederzydichenbsp;Aantrekking plaats tuilchen het Lighaam,nbsp;dat ontbindt, en het Lighaam dat ontbon»nbsp;den wordtj tuffehen het Addum en het Al-E 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;IfH-

-ocr page 116-

588

Vuur gemaakt

¦III.LES ï. AFnbsp;BEEt.

kali (1 , zoo dra ze binnen malkanders bev reik konien. Die kragt, die in hun huis-?nbsp;vert, dryft hen, om zig met elkanderen tenbsp;veretnigen op de allervolkomenite wyzcjnbsp;door hun minfte Deeltjes zelfs malkaêr wernbsp;derzyds onmiddelyk te doen raaken, hetnbsp;¦welk niet dan door de verbreeking en ver-deeling der Stofklompjes kan gefchieden.

jiiet voldoende.

Men moet bekennen, dat deexe Stelling de zaak in den eerften opüag vry gelukkignbsp;fchynt te befliffen, en dat het meefte deelnbsp;der zwaarigheden , die zig naderhand opdoen, ook tegen de andere Stellingen inge-bragt kunnen worden. Maar, fchoon ze denbsp;zaak nog gelukkiger mogt fchynen te be-flilTen, blyft men egter over deeze maniernbsp;van oplcffing maar tamelyk voldaan , alsnbsp;men bedenkt , dat zy gegrond is op eennbsp;Beginzel, ’twelk van veelen, enkel by Ver-

kie-

1

De Naanipn van ¦Addv.m en nbsp;nbsp;nbsp;zyn dooi

‘t gebruik als tot Konftwoorden gewyd , om ’et de Koure Stoffen iiieê te betekenen, uit wier Menging byna iltoos Giftingen ontftaan. Dit belet eg'nbsp;ISI niet, dat ‘et ook nog andere zoonen van Stof-

-ocr page 117-

DOOR OpBRUISCHINO.

^iczffig ^ of om andere reden veronderftèld ^ordt , en van niemand tot nog toe metnbsp;Wykeri en Proeven, v/elke men niet wettignbsp;^etwiften kon, bewaarheid is.

Iemand, die zig letterlyk aan de Leer van ^tscaRTEs houdt, zal ons zeggen, dat de descab.-^aereld vervuld is met een fyne ScofFe,dienbsp;^ig met alle mooglyke zoorten van Loop-Ureeken naar alle zyden heen beweegt, ennbsp;dus tot in de allervaftfte en digtfte Lighaa-hten doordringt: en dat het, in gevallen vannbsp;Gifting, de herhaalde Stootingen en Aa.i-drangen zyn van die, by ukftek zoogenoemde, Vloeiftof, die de Punten van de Acid/snbsp;in de Openingen der Alkali's dryft-Deeze Oploffing heeft dat voordeel tennbsp;’^inften, dat zy van eene wyze van werkingnbsp;Ipreekt, daar men zig een begrip van kannbsp;^aaken, en dat men niet vtrpligt is, zig

bunder genoegzaatnen grond nieuwe zoor-»

ten

zyn, die met elkander Gifting maaken; ea in gevfai fpeek de eene vootnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, en Js

voor Alkali. Memoir, de t^dcaae/?/, Seieu^,

E4

-ocr page 118-

Vuur gkmaakt

yTTI.LEr.

2. Aï'

D li. E L.

ten van Denkbeelden te vormen, daar tneö geen aanleiding toe heeft uit eenige Voorbeelden : maar xy veronderftelt egter xoin-,nbsp;mige dingen, die, myns oordeels, nog nietnbsp;genoeg beweezen zyn.

Zwaarig-Jieden te. gen der-zeivei'nbsp;jerking.

Dat ’er wexenlyk eene StofFe beftaar, die ongemeen fyn is, xig overal bevindt, ennbsp;met de uiterfte gemakkelykheid in de aller-digtfte en vaftfte Lighaamen doordringt,nbsp;Xou ik niet veel zwaarigheid maaken om toenbsp;te ftaanzonder rny te bekommeren om tenbsp;willen wfcten , in welken rang men dienbsp;StofFe onder de HooftiftofFen van ’t Heelalnbsp;plaatzen moer. Tot het erkennen van eennbsp;Steffe van dien aart vindt men xig wel genoodzaakt, als men met eenige waarfchyn-lykheid de Verfchynxels van het Vuur, ennbsp;die van het I.icht wil oplo0èn: maar be-xwaarlyk kan ik gelooven, dat die Stoffe,nbsp;xo ze ’er is, onophoudclyk langs alle xoor-tep van Loopllreeken bewoogen wordt, ennbsp;dat haar verfchtiden bev/eegingen, (die mennbsp;ftelt dat al voortijaandegefchieden,)niet belemmerd en veranderd worden), door al de

' Schokr-

-ocr page 119-

DOOR OPBRirrSCHlNff. §9ï

XUI.LES,

1 A i-OaEL.

Schokken en Botzingen, die ze uit te ftaan *^oetcn hebben. iK zou daarenboven ooknbsp;^tasgen, hoe het komt, dat in ’t midden yannbsp;die Stooten en Aandrangen, die dikwilsnbsp;*'cg'-sdraats tegen elkander moeften aanwerken, de Punten der AcUah^ op een zelfdenbsp;^o^enblik tegen beide hun i‘'inden gedruktnbsp;•^h geftooten, in de Openingen der Alkali'snbsp;konden gedreeven woorden. Want een Spyenbsp;ker, die op den zelfden tyd, en met gelykenbsp;kragt door twee Hamers tegen beide zynnbsp;enden geilagen wordt, zal noch voor- nochnbsp;agterwaarts wyken.

Laaten wy liever opregr onze onkunde bekennen , tot dat wy beter licht in de zaak krygen, dat ons tot nog toe ontbreekt. Ofnbsp;2.0 wy de vr) heid peemen willen van Giflin-gen te maaken, laaten wy ze ten minftenopnbsp;Vvelbeweezen en erkende V'^erfcbynzelen ennbsp;Werkingen der Natuur gronden, die haarnbsp;y^aarfchynlyk kunnen maaken. Laaten wynbsp;bnze kenniflen beperken, ^o dat noodig is^nbsp;ptn xe zekerer te doen worden.

^ou nien,, by voorbeeld,niet mogen zeg- ’t is de

E 5 nbsp;nbsp;nbsp;gen,

^ kcagtj 'il^

-ocr page 120-

392

XILI LES. gen , n. aide EL.

de Vogten doet opklimmennbsp;in denbsp;Hairlïuis-jes.

Vuur gemaakt

dat het Ontbindvogt in de yle Stof-klompjes van het ontbindbaar Lighaam ge-dreeven wordt door die zelfde kragt, die de Vogten doet opklimmen in alles wat fpons«nbsp;agtig , of met een oneindige menigte vannbsp;kleine Hairbuisjes en Gangetjes doorboordnbsp;is.? Dit uitwerkfel weet men dat door zom-mige by komende Omftandigheden merkelyknbsp;bevorderd en fchielyker of volkomener gemaakt wordt -,en dat in ’t algemeen die kleine doorgangetjes zig met zo veel meer kragtnbsp;en vlugheid vullen, naar maate dat ze naau-wer zyn. Zouden niet mogelyk de openin-gen van de Athalijche ofOntbindbaare Deeltjes in vergelyking van het Ontbindvogt vannbsp;dien aart en gefchiktheid zyn, dat ’er dieln-drinking en Opflorping met nog kragtdaadi-ger werkingen geweld toeging, dan wyziennbsp;dat ’er gebeurt in gevallen, wanneer de Hair-buisjes van een zigtbaare grootte zyn ennbsp;Zou de geweldige hevigheid van die Bewee-gingen , die i een zeer klein Lighaampjenbsp;dat ongemeen yl is op ontelbaare plaatzennbsp;te gelyk werken , niet Wel zoo ver kunnen

gaan.


-ocr page 121-

xnixES.

Z A F-DEE I-

Doch wier oixzaaknbsp;onbekendnbsp;is*

Oirzaak v.in 'tnbsp;warm worden van ’tnbsp;Men^iel.

DOOR Opbruischino; 395

ê^-an , dat xy de Wanden deed fcheuren, ^tei'ken, en etn volkomen ontbinding vannbsp;Deeltje veroirz-aakte ?

Maar v/tl men my nu verder vraagen, ^slke dat voor een geheime kragt is, die denbsp;^ogten in de fponsagtige Lighaamen, of, ’tnbsp;op hetzelfde uitkomr, in de Hairbuis-jes doet opklimmen ; ik zal openhartig be-^Srinen, dat ik ’er de oirzaak niet van weet,nbsp;^och wat het is, dat die kragt dus werkennbsp;doet. Maar een Verfchynfel,en uitwerkfel,nbsp;t welk van niemand betwift wordt j kan datnbsp;niet billyk gebruikt worden , om ’er andere, die nog cuilterer zyn, mêe op te helderen.

Ik merk dan, om weder tot ons Mengzel Van Water en Wyngetft te komen, ik merknbsp;hetzelve aan als een Ontbinding, die van ’cnbsp;een Vogt gefchiedt door het ander, als eennbsp;^aare en opregte Gifting • en den graad vannbsp;Mfarmte, dien ik ’er in gewaar word, zienbsp;^k aan voor een onvermydelyk en natuurlyknbsp;ËEvolg van de Botzing en W ryvmg der Dee-Jt'n tegen malkanderenj of van de Werking;

vaq

-ocr page 122-

39 i

ytll.LES. 2. A F

a E E E.

Tan ’t on-Jklaarwor» den.

Dpt de

luiverfte

T'vngeert

fterker

werkt.

Vuur gemaakt

van het Vuur, dat los en in vryheid geraakt is door de verbreeking en van eenfcheidingnbsp;van die zelfde Deeltjes, die het tuflchen zignbsp;beüooten hielden.

De Lugrblaasjes , die zig in ’t Mengzel openbaaren, en , deszelfs Doorfchynendheidnbsp;belemmerende,het Onklaar maaken,zyn denbsp;Lugtdeeltjes, die zig in de openingen en ledige tuffchenruimten van yder Vogt onthielden, en die door wederzydfchedooreen-dringing der beide Vogten in malkanderennbsp;verplaatll, en vervolgens door den nieuwennbsp;graad van Warmte, die daar door ontftaat,nbsp;urgezet en gezwollen, zig, als ligter dannbsp;het Vogt geworden daar ze in dryven, naarnbsp;de Oppervlakte begeeven.

Dat de fterkft overgehaalde en van zyn SJy^r.’vogt beft gezuiverde Wyngeefteengroo-ter Graad van Warmte geeft dan een dienbsp;minder zuiver is, komt daarvan daan, datnbsp;hy,minder met Water dóórtrekken zynde,nbsp;daar door te gefchikter is, om hetzelve toegang in zyne openingen te verkenen. Eunbsp;dewyl van deezeWaterepflorping, naar maar

te


-ocr page 123-

cooR OpbruisehiNo. 395

dat ïy min ofmeer volkomen is,cnfchic- xiu.les. ^ykerof vroeger gefchiedc, de trap van Gis-af hangt, 7.00 is die zelfde Opflorpingnbsp;ook oirzaak , dat het Mengzel ecn meerdernbsp;minder Graad van Warmte bekomt.

Die Graad van Warmte hangt ook nog, be-

n I 1 nbsp;nbsp;nbsp;IJ- i.oorlyke

b^lyk wy gezien hebben, van de evenredig- Maate ^'¦id der Maate af, waarin men die Vogten gemengd,nbsp;elkanderen mengt. W ant indien men ’ernbsp;te weinig Water toe neemt, ontbindt zig denbsp;Wyngeeft zoo volkomen niet, als hy welnbsp;Zou kunnén ontbonden w'orden, en is ’er by-gevolg de Gifting zwakker door: en zo mennbsp;’er te veel opgiet, is die overmaat van Water ilegts een nuttelooze Stof, die tot hetnbsp;verwekken, van Warmte niets toebrengt, ennbsp;die kouder zynde, dan het Mengzel, zo ’cnbsp;in behoorlyke maate gemaakt was, gewecftnbsp;Zou zyn , een Deel van deszelfs Warmtenbsp;naar zig trekt; gdyk o°k de Thermometernbsp;doet, dien men ’er in houdt. ^

ten diin-gen in e-kandernbsp;door.

Ik heb in deeze myne Ophelderingen van De vog-de Uitwerkfels onzer Proefneeming veron-.derfteld, dat het een van de twee Vogten in

bet

-ocr page 124-

XlII.LES 2. A r-DEKI-Memoiresnbsp;ie

ies Scieit' tes. 1733.nbsp;p. ISj.

De Voeten zyn gemengdnbsp;zwaarernbsp;dan ongemengd.

r L. 2. fig. 6.

Vuur gemaakt*

het ander doordrong j en in die Verondei*' ftelling is niets, ’c geen ik niet in ftaat berinbsp;door biykbaare Proeven te bewyz,en. Iknbsp;zal ten dien einde j in navolging van denbsp;Proefneemingen van de Reaumur, doennbsp;zien, dat een Mengfel van Water en W yn-geeft zoortelyk zwaarer weegt, dan die tweenbsp;Vogten, eer ze gemen d wierden, woogenjnbsp;’t welk onmooglyk zou,kunnen plaats h^b'nbsp;ben, indien de twee Vogten, m de Menging, niet in elkander waren doorgedrongen, en hun Inhouden voor een gedeelte alsnbsp;in een gefmolten hadden.

Dit Verfcnynzel, zoo zonderling teffens in zyn eigen aart, als overtuig nde in ’tnbsp;geen ik zeide te zullen bewyzen, kan mennbsp;op tweeërlei wyze onder k oog brengen.nbsp;I. Men weegt het Water, het welk ineennbsp;klein Flesje A, dat men zeer naauwkeurignbsp;tot aan het Draadje 8 toe gevuld heet't, be-greepen is, en men bevindt dat deszelfsnbsp;zwaarte, by voorbeeld, bedraagt 98 Grein.nbsp;Men giet ’er daar op het Water uit, en vultnbsp;het Flesje, wederom, naauwkeurig tot den

Draad

-ocr page 125-

397

DOOR. Opbruischïno.

Draad B toe, met Wyngeefl, die men be- xni LEd* vindt dat 82 • Grein weegt. Indien men ^ *'nbsp;derhalven nu het Flesje met twee derdennbsp;Water, en een derde Wyngeeft, zonder datnbsp;ty zig met het Water mengde, gevuld had,

2.0U de ganfche zwaarte van beide Vogten, die in ’t Flesje waren , bedraagen hebbennbsp;Voor ’t Water Grein en voor den Wyngeeft 27^ Grein, en dus te zamen 92I.

Maar, in plaats van zulks te doen, maakt tïten een gemengd Vogt, uit twee deelennbsp;Water en een deel Wyngeeft zamengefteldnbsp;cn wel ondereen gemengd, en vult ’er hetnbsp;Flesje meê,naauwkeurig tot den Draad toe,

«Is voorheen; en dan bevindt men dat de ïwaarte van dat gemengd Vogt 94 Greinennbsp;Igt;eIoopt. Waar uit duidelyk blykc, dat hetnbsp;gemengde Vogt digter van Inhoud geworden is, dan uit de byeenrekening van denbsp;Inhouden der twee Vogten fcheen te zullennbsp;Volgen, en Grein zwaarder is, dan hetnbsp;Wezen moeft.

2. Men neemt een hollen Glazen Bol, EnWet-een naauwkeurig Rolronde Buis vaft,

ge- PC 1.

Vil. 7,

-ocr page 126-

'3 9?

Vuur gemaakt

jciii.LEs, gelyk de Glazen zyn van groote Thermfr” beeI. ^^ters , welke in Fig. 7 wordt afge1nbsp;beeld. Men giet ’er eerft aoo Maatjes Water in (1'), eh laat ’er dan nog too van diénbsp;zelfde Maatjes Wyngeeft, die op het Waternbsp;blyft dryven, zagtjes oploopcn ; men merktnbsp;op de Buis met een Draad c de hoogte, daarnbsp;’t Vogt op ftaat, en daar na flopt men denbsp;Buis van boven digt toe, en fchucit ze omjnbsp;op dat het Water en de Wyngeeft wel metnbsp;elkander mengen zouden. Na dat alles we1nbsp;derom in ruft geraakt is, en tot dien zelfden graad van Warmte gekomen, die ’er innbsp;de plaats heerfcnt, daar men de Proefnce-ming doet j wordt men gewaar, dat de opquot;nbsp;pervlakte van het Vogc in de Buis benedennbsp;den Draad ftaat: en om die ledige plaats,nbsp;welke het gezakte Vogc open laat, wederomnbsp;te vullen, moet men ’er vyf van die Maatquot; j

jes I


1

Die kleine Maatjes kan raen zeer gemakkelyk ! neemeii door middel van een Glazen Pyp nietnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;|

Euik, gelyk’er zulk een in nbsp;nbsp;nbsp;7 by d ftaat afquot;

gc-eeid. Men blaaftze en geeftze die Vonti éeu Öiiandfchildeis Lamp. SioUetA

-ocr page 127-

DOOK. OpERUISCHtNG?

ies by doen, van welke ’er loo gingen in xuT.LEi' ^en omtrek, dien voorheen de vVyngeeft be- '' ^

r. nbsp;nbsp;nbsp;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. düel;

hoeg. Dit geeft, derhalven, gelyk men ziet, vermindering van op denomtrek vannbsp;'lat Vogt j eii rhóeten bygevolg die beidenbsp;^ogten voor een gedeelte in mal kanderennbsp;^yn dóórgedrongen , om te zamèn een kleiner omtrek te bellaan, dan ze te voorenmetnbsp;liun tweeën, elk aizonderlyk, deeden.

Ik heb nier van my kunnen verkrygeri, öm zoo aanmerkelyk een Verfchynzel ftil-ivvygend voorby te gaan, het welk het ee-nigfte niet is in zyn zoorc. Ik noodig allenbsp;beminnaars der Natuurkunde, om door’tnbsp;liezen dér Memorie z.elf vain den Heer dsnbsp;b.EAüMüR , zig een naaiiwkeuriger kennisnbsp;bezorgen van de ómftandigheden van datnbsp;Verfchynzel, èn van alle de mefkwaiardigënbsp;V^aafneemingen, waartoe hetzelve gelegenheid gegeven heeft j van welke ik, zondernbsp;^e paaien , die ik my in dit W erk voor-’

Ichreef, te buiten te gaan, hier niet gevoeg'-lyk gewag maaken kon.

^V, DK EL.

-ocr page 128-

Xni.LES. 2. AF-DEEi.

Geeft van

Salpeter

gegaoten

by Tet-

pentyn-

Olie,

tL. 2. Fti. i.

400 nbsp;nbsp;nbsp;Vuur gemaari*

VI. ProefneeminöJ Toejlel.

In een groot Drinkglas, van die zoort # wier Kelk niet kwalyk naar een omgekeerdenbsp;Klok gelykt, en door D in F/£. 8 verbeeldnbsp;wordt, doet men 5 Gros Terpentyn-Olie,nbsp;hoe friffer hoe beter (*), En in een andefnbsp;Glas, als E, waar aan men een lan~ Hand*

e

yatiel, van wel omtrent drie Voeten vafto-e-maakt heeft, doet men een Gros goeden Geeft van Salpeter, en ook zoo veel van de fterkftenbsp;Vitriool-Ölie, welke men onder elkanderertnbsp;mengt (f). Vervolgens houdt men dit laat*nbsp;fte Glas by het end van den Steel, en gietnbsp;in twee of drie reizen. maar vry fchielyk n*nbsp;malkander , alles wat ’er in is in het eerfts

Glas/

f*) ife noem hier de Terpentj'n- Olie , om dat overal ’t gcmskkelyltft te bekomen is , cn min®nbsp;kqftbaar vair. Anders kan men ’er ook, zo mequot;nbsp;quot;'¦1, Olie vsn Gayac toe gebruiken, Nagel-Oliejnbsp;Citroen olie , Olie van Munte , vaH Geneverbe*'nbsp;fen, van Venkel, en van dergelyke Plantgewaflei*nbsp;meer; zelfs ook de Natuurlyke Baltemen , als d‘®nbsp;van OftiiH, en de, witte Bailim van Mtkjfg, NtUtt’

-ocr page 129-

401

DOOR Opbruisching.

DEËI..

daar men de Terpentyn-Olie in ge- xiii.i,ej* heeft.

Vitiuerkzels.

Op het zelfde oogenblik, dat de Menging «loor’t ingieten gefchiedt, hoort en merkt j^eukeilnbsp;een geweldige Gifting in het Glas, daar viaWinbsp;Vogcen in zyn; fchielyk ryfl: ’er een zeernbsp;'likke Rook uic naar om hoog gt; in wiensnbsp;•bidden men doorgaans een Vlam, die welnbsp;lot 15 of 18 Duimen hoogte opflaat, zietnbsp;flikkeren; en door her ganfche Vertrek ,daarnbsp;men de Proefneeming doet , verfpreidc zignbsp;^en fterke Specery-geur, die een langen tydnbsp;quot;^uurt, en vry welriekend en aangenaam is,

^Is ze wat zwakker wordt.

0^.;

(1) In plaats van deeze twee ondereengemensdé ^«ure Geeften kan men ook een fteik Cittoenwateenbsp;*’'^®men , op de kandelwyze van den Heer Hui-overgehaald, of volgens het Voorfchiift vannbsp;Y*' Reet GEoFïRoy. zie de Mimatrts van de Aka-’ quot;niie der Weetenfchappeii voor het Jaar 17ZS»

9s, daar een zeer fraay omftandig Berigt vat»

^“ze ïootten van Pioefneemingen tc vinden iu

F 2

-ocr page 130-

lt;{0%

Vuur gemaaki*

Ophelderingen,

Xin.LES.

2. A F-D F. K L.

fUgme

Oliën zyn De Eigenaartige Oliën der Planten , loê vol Vuur. yjf ^^indi'én herwaarts gebragt worden ^nbsp;SjfinutlUi als! die in Europa groeijen , zyn Vogten,nbsp;die van natuur zeer Brandbaar zyn, en worden door de Scheidkonftenaars met redennbsp;aangemerkt als beftaande uit een groote menigte van ZiWavel, die in een weinig SljfH-•vogt dryft; dat is, dat deVuurftof, die zignbsp;gelyk overal elders in die Oliën onthoudt,nbsp;daar in flegts omzwagteld en gevangen gehouden wordt door een Stof, die boven alle anderen het meefte Vuur in zig bevat, eOnbsp;die beft van allen gefchikt is om het juiftnbsp;zoo lang te beteugelen, als noodig is, otnnbsp;deszclfs werkzaamheid kragt en Jeeven bfnbsp;te zetten. Wanneer nu een geweldig Zuufnbsp;die Oliën aangrypt, en ’er van alle kanten met groote fnelheid en kragt in doordringt, ftellen zig al die kleine Vuurklomp'nbsp;jes, door die Wryving, om zoo te fpree'nbsp;ken, getergd, en uit de banden, die hefnbsp;voor die ontbinding van 't Vogt omzwa^l'

tcki

-ocr page 131-

BOOR Opbruisching'. 405

hielden, ontwikkeld,in vryheid, fprin- xiu.les, van alle kanten los, verteeren en ver- deki..nbsp;Spreiden de fynfte deeltjes van ’c Mengfeinbsp;Onder de vorm van Vlam, terwyl de grovere deelcn in Rook en Reuk uitwaaffemen.

Dit uitwerkzel, hoe zonderling en won-derbaar het in den eerften opflag voorko- bruifchi'ng oaCj verfchilt egter in het wezenlyke niet biandnbsp;''an dat,’t welk wy in de voorgaande Proef-oeeming zagen. Het is en blyft altyd denbsp;Verborgen Vuurftof, door dc fchielyke ennbsp;geweldige doordringing van het eene Vogtnbsp;in het ander verlecvendigd en werkzaam gemaakt j en hier zoo kragtdaadig werkzaamnbsp;gemaakt, dat zy in brand vliegt en Vlamnbsp;geeft. Hoewel men van deeze oirzaak, welnbsp;overwoogen en doorgezien, met reden eennbsp;dergelyk uitw’erkzel had mogen wagten,nbsp;moet het nogthans een waarlyk zeldzaam ennbsp;verbaazend Schouwfpel voor de Scheidkon-ftenaars geweeft zyn , toen zy eerft uit verlenging van twee Vogten, die koud waren,

^en volkomen brand zagen ontftaan.

Het is reeds byna een Eeuw geleeden,dac Hiflorie

dekking.

F 5 nbsp;nbsp;nbsp;BeC- dier Ont

-ocr page 132-

404.

Vuur gemaakt

xin.LES, Beccher en Olaüs Borkichius, de eer-beel. nbsp;nbsp;nbsp;Thyftca Subterranea ^ de laatfte in

de Akten van Koppenhagen ^ dit Verfchynzel de Waereld aankondigden. Maar, ’t %'jnbsp;dat ze zig niet duidelyk genoeg over ’t Stuknbsp;hadden uitgedrukt, ’t zy dat men den reg-ten weg niet infloeg om hen na te volgen,nbsp;althans men floofde zig een langen tyd tcnbsp;vergeefs uit, om te doen dat zy gedaan hadden, en begon reeds byna een weerzin in ’cnbsp;v/erk te krygen , eer men in ftaat geraaktenbsp;om hun Proefneeming met een goeden uic-flag te herhaalen. In’c jaar 1698, einde-lyk, bragt het de Heer van TourneforTnbsp;Zoo ver, dat hy, wel niet de Terpentyn-Olie, gelyk de ftraksgemclde Schryvers gedaan hadden , maar de Olie door Overhaa-ling uit Safftfras - hout getrokken, in brandnbsp;Hak: en uit de Mevioires van de Akademienbsp;der Weetenfehappen voor ’t jaar 1701 ziennbsp;wy, dat de Heer Homberg, door zyJ^nbsp;eigen Proefnecraingen, als door die van an*nbsp;deren , deeze Ontdekking reeds zoo vetnbsp;voottgeze: en uitgebreid had, dat hy ’t al*

eefl

-ocr page 133-

fen algemeenen Regel opgaf, dat men met xhilhï, eenen, wel van zyn Slymvogt gezuiverden,

^tiuren Geeft, alle de Eigenaartige Oliën van 'Velrickende Plantgewaflen kon in brand ftee-ken, behoudens cgter, dat het Planten wa-^en, die uit de Ivdiën kwamen; om dat,

^¦eide hy, die van onze Lugtftreekcn nooit eene Olie geeven, dan waar in de Zwavelnbsp;gemengd is met een Zuurzout, ’t welk dcnbsp;Ontbranding doet mislukken, Deeze uit-2.ondering nogthans is in ’t jaar 1726 weggenomen door den Heer Geoffroy, dienbsp;met de Stukken zelfs en door daadelykenbsp;Proeven deed zien, dat men de Eigenaarti-ge Olie van de Plantgewafien van Europanbsp;fveneens kon in brand doen vliegen, als dienbsp;Yan de welriekende Kruiden, die in de I»-groeijen, ir.dien men ’er flegts een gepaft Zuurzout toe gebruikte ; en ’t geennbsp;deeze fchrandere Scheidkonftenaar in Erank-deed zien, maakte onderiuftchen de Heernbsp;ïdopMAN, in Duitsland^ waereldkundig alsnbsp;fftt Ontdekking, die hy, hoewel door een

eenig-

-ocr page 134-

Vuur. gi'maakt

xni.LES. 2. Af.

« K £ L.

’t In brand fteelcennbsp;del vettenbsp;Olicn

ontdekt.

eenigzins verfchillenden weg en behande-* ling, gedaan had.

Niets ontbrak ’er derhalven meer aan,om deexe nieuwe kundigheid algemeen te rnaa^nbsp;ken, dan dat men een middel uitvond omnbsp;ook de vette Oliën C**) op die wyze te doennbsp;in brand vliegen •. en de Heer Rouelle is,nbsp;eindslyk, na een vry langduurigen arbeid,nbsp;2.00 gelukkig geweeft, dat hy dat middelnbsp;ontdekte. Alles hing hier üegts van eennbsp;enkelen Handgreep af, dien de allcronbe-dreevenfte by geval zou hebben kunnen vinden, doch welken die kundige Scheidkonfte-tnbsp;naar niet meefter wierd, dan na herhaaldnbsp;overleg en goede redeneering. De Salpe^nbsp;ter, weet men, gaat niet in brand door hetnbsp;aanraaken van de Vlam, maar alleen, als z/nbsp;pen brandend Lighaam raakt. Dit deed deo

Heet

(f) Door vttta of zwaare Olicn verftaat men h'tif tie zulken , die men uit de Groeiftoflfen trekt dootnbsp;middel van Drukking en Uitperfling, of, Eely*^nbsp;men t noemt, door Olieflaan : als Olie van Nex^tnbsp;feti, Hennijizaad, Raapsaad, en detgelyk?.

-ocr page 135-

407

DOOR. OpBRUISCHING.

Heer Rouelle op de gedagten komen, xiut.es. dat, om een Olie in brand te ftceken dee^ ’ ^

Ze twee Middelen zeer gevoeglyk zouden 'moeten zyn: i. Dat de Olie, door dezelve een zekeren trap van Warmte te geeven,nbsp;daar toe vooraf cenigzins gefchikt gemaaktnbsp;¦wierd : 2, Dat de Geeft van Salpeter, daarnbsp;hy zig van bediende om dien brand te verwekken , een Kool vond , die reeds branddenbsp;of op het aan brand gaan was, door wiernbsp;aanraaking die Geeft zelf ook in brand zounbsp;kunnen geftoken worden. In fteê, derhal-ven , van zyn Salpeterzuur in eens te ga-lyk op de Olie te gieten, 't welk niets an^nbsp;ders dan Warmte zou gegeeven, of ’er eennbsp;Kool van gemaakt hebben; goot hy het ’ernbsp;in twee of drie reizen , doch zeer fchielyknbsp;na malkanderen, op. De eerfte of de tweede Gieting maakte de Olie warm, en bragcnbsp;een gedeelte van dezelve tot een Kool; waarnbsp;op de derde Gieting aanftonds daar na neervallende, door het aanraakeu van die Koolnbsp;^«mgeftoken wierd, en de Olie, die volko-F 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;mea

-ocr page 136-

40(5

Vuur gemaakt

xin.LEs. men gereed was om Vlam te vatten, in brand zette.

fi F.v r .

Terpen* tyn-OHenbsp;door Salpeter*nbsp;Geeft al‘nbsp;jeen ontdoken.

Men kan de Terpentyn-Oüe, derhalven, daar ik in deeze onzeProefneeming gebruiknbsp;van maakte, met den Geeft van Salpeternbsp;alleen in Vlam doen vliegen; en, dat ik ’ernbsp;ber^de Vitriool-Olie ónder mengde, deednbsp;ik alleen om het uitwerkzel zoo veel wiflèrnbsp;te neemen. Want dewyl deeze Olie zeernbsp;ligtelyk alle vogtigheid naar zig wil trekken, zuivert zy verder den Geeft van Salpeter van zyn nog overig Slymvogt , ennbsp;maakt hem daar door bekwaamer, om hetnbsp;uitwerkzel, dat men van hem verwagt, tenbsp;weeg te brengen.

VII. Proefneeming.

Tosflel.

Bereiding Jd Yzeren Pan, of Aarden Schotel, die op een Komfoor met Vuur ftaat, doetnbsp;van Hom- men vier Oneen gemeenen Honig, en tweenbsp;gemeene Aluin,in kleine ftukjes ge-

phoriés. nbsp;nbsp;nbsp;brOQ^

-ocr page 137-

409

DOOR OpBRUISCHING.

brookrn. Men roertalies met een Spatel, of xiii.t.gj. iets dergelyks , om, tot dat het Mengfel oekl.nbsp;iiiet alleen te eenemaal gefmolten, maar ooknbsp;^ik geworden is, en zig als tot C“n zoortnbsp;Van Korft gezet beeft. Deeze Korft maaktnbsp;öien daar na los, en breekt ze tot zeer kleine Brokjes, op dat men ze gemakkelyker,nbsp;en 7,00 volmaakt als mooglyk, droog zounbsp;bunnen doen worden.

Na dat men ’er deeze eerftc Bereiding aan gedaan heeft, doet men zoo veel van dienbsp;kleine en wel doorgedroogde Brokjes in eennbsp;klein Fioo/ryr, als noodig is, om twee derden Mutrnnbsp;van derzelver Bol te vullen. Men plaatftnbsp;vervolgens dat Fioolrje , met Papier losjesnbsp;toegeftopt, in een Smeltkroes van die grootte, dat ’er omtrent een Duimbreed Zand ondier en rondom het Fioolrje kan overblyven.nbsp;ï^'Ien belegt'daar na den Smeltkroes van ai-kanten met Koo en in een Fornuis,nbsp;cn doet het Vuur langzaamerhand allenskensnbsp;hieer en meer toeneemen, om tyd te geevennbsp;®an de Vaten , dat ze warm kunnen worden, zonder aan ftukken te fpringen, en

aan

-ocr page 138-

Vuur gemaakt

xin.r.ES, aan de StofFe, dat ze zig van de nog over-

• A

liiEx.. gfibleeven vogtigheid en van alle vlugge deepen , die ’er nog in zyn, zuivere.

Als men ziet dat ’er geen Rook meer uit den Hals van het Fioo'tje komt, vermeerdertnbsp;men het Vuur, rot dat men merkt, dat denbsp;Stoffe, die in ’t Glas is’, geheel gloeiendnbsp;ïy geworden, fn dien ftaat houdt men zenbsp;een goed vierendeel Uurs, of zelfs wel eennbsp;half Uur lang, en dan mag men,doch zagt-jes en langzaam , den Smeltkroes uit hetnbsp;'Fornuis necmen.

Men ligt vervolgens het Fiooltje een weinig op, om het voor een gedeelte uit het Zandnbsp;te haaien. Kort daar na wat meer, en zoonbsp;verder, tot dat het’er geheel uit zy.

Eindelyk, na dat men de Papieren Stop ’er af genomen heeft, keert men’t Fiooltje ’tnbsp;onderfte boven , en zet het met zyn mondnbsp;op den mond van een Glazen Schroef-Fies*nbsp;jej men houdt beider monden digt op elkander met de hand , en een twee- of driemaa-len toegevouwen Linnen Lap, dien men’etnbsp;jrondom van alle kanten ftyf tegen drukt?

op

-ocr page 139-

4it

DOOR. Opbruisckihg'.

Op dat ’er van buiten geen Lugt zou byko- xiti.les, o^en, en het Poeijer, dat, nog geheel gloei-jend uit het Fiooltje valt,nietgeftort worde.

Na dus alles overgegooten te hebben, üuit fficn het Flesje met een Glazen Stop, dienbsp;’er w'el in paft; en bewaart het dus, o;n’er,,nbsp;wanneer men wil, ’t volgend gebruik vannbsp;te maaken.

XJit'werhi^h.

Hy Eran (ft a.inftondsnbsp;in de opeii'nbsp;lugt.

AVordt, niet welnbsp;bewaard,nbsp;niet ’ertydnbsp;zwakker.

Indien men van dit Poeijer, als het koud geworden is , twee of drie Greinrjes op denbsp;hand neemt, of op een Papierlost, begintnbsp;het, een oogenblik na dat het in de vryenbsp;Lugt geweeft is, heet te worden, en iedernbsp;Greintje wordt een klein gloeijend Kooltje,nbsp;aan wiens oppervlakte men , in het donker, een klein Vlammetje gewaar wordt vannbsp;een Violetkleur.

Deeze zoorc van Phosphorus, dien men, in plaats van Lichtvoerder, gelyk het woordnbsp;PhosphorustigexA\']k betekent, met meer regtnbsp;Vuurvoerder mogt noemen, dewyl hy onge-

lyk

-ocr page 140-

Vuur gemaakt

xiii.LES lyk tneer Vuur en Brand , dan Licht éti Dee*' Schynfel geef:: blyft verfcheiden jaaren langnbsp;goed, indien men zorg draagt, dat ’er geennbsp;Lugt bykomt , en dat men hem niet, metnbsp;een weinig tefftns , houdt in een grootenbsp;Fles, al is zy nog zoo wel geflooten. Maarnbsp;als men het Schroef-Flesje , daar men hemnbsp;in bewaart , dikwil? open- doet, en nietnbsp;iiaauwkeurig daar by in agt genomen heeftjnbsp;dat men akyd den vinger cp den mond vannbsp;FJesjehoude, (om niet meer opening tenbsp;Jaaren , dan ’er noodig is , dat ’er eenigenbsp;Greintjes kunnen uitvallen,) Verheft hymetnbsp;’er tyd allenskens zyn werkzaamheid, en alles wat men ’er van te wagten heeft, is, datnbsp;hy flegts een geringen trap van Warmte aan-neemt, die niet langer in Haat is hem innbsp;brand te doen vliegen.

Ophelderingen.

boor' Hombergnbsp;Oil tdskt.

Terwyl de Heer Homberg, met een by-zonder oogmerk, dat tot ons tegenwoordig Onderwerp geen betrekking heeft, op de

Drekquot;

-ocr page 141-

413

DOOR OpBRUISCHlNOr

Drekilof en op de Aluin , ondereen ge- xnr.LES.

ftengd, werkte, wierdc hy gewaar, dat de

Hoodekop, welk ’er van dat Mengfel, na j

dat het overgehaald was, overbleef, weder- ca.put Mtr-

om volkomen koud geworden, uit zig zeL-

Ven Vuur vatte, wanneer men de Lugt weer

in de Kolf liet. Op die wy z.e ontdekte hy f^cm.irea

deezen Fuur-Fhosphorus, wiens Bereiding en

uitwerkzcls ik zoo aanftonds befchreeven

heb (1). Dat ik ’er Honig in plaats van p. i34-.

Drekftof toe neem, doe ik alleen om my een

onaangenaamen en walglyken arbeid te fpaa-

ren, die ook ganfch niet noodig is. Want

uit een nader overweeging van den aart dier

Ontdekking heêft men ligtelyk kunnen op-

ïuaaken, gelyk de Ondervinding zelve ook

heeft doen zien , dat men dien Phosphorus

Eveneens zou kunnen bekomen door met de

Aluin

1

Uit de MemarSenn den Heer HoMBsno, die ’k hier aa nhaal, blykt nogtlians, dat ’er op diennbsp;delfden tyd, toen hy deeze Ontdekking deed, ie-•vtand was, die, ais een Geneesmiddel, zeker zoortnbsp;Hn Zout.gebruikte , dat de Eigenfehap had van doosnbsp;Lugt in brand te gaan.

-ocr page 142-

414

Vuur. gemaakt'

xin.LES. Aluin flegts eene StofFe,zonder onderfchctd

Z. A F-

deeu.

van welke zoort, te mengen, die in ftaat was om door overhaaling een ftinkcnde Olienbsp;te kunnen geeven. Dus is ’er Vleefch, Bloednbsp;van Dieren , Honig, Meel, en alles watnbsp;meer van dien aart is, even goed toe.

t)enk-

der Deei tjes.

Caïeiné

Om van het fchielyk in brand vliegen, dtn ss'T door h'-t aanraaken van de open en vryenbsp;Lugt onrftaan, reden te geeven, denke iknbsp;niet beter te kunnen doen , dan dat ik danbsp;oploffipg, die dè Heer Homberg ’cr zelvenbsp;van voordek, aanhaale, Zy komt zeer aan-neemelyk voor, en geen Schryyer heeft totnbsp;nog toe, zoo veel ik weet, gecragt ons eennbsp;betere te geeven. „ Om zig een waarfchyn-5gt; Denkbeeld-te vormen, zegt hy, vannbsp;„ de wyze, waar op dit Poeijcr in dennbsp;„ brand raakt, moet men zig te binnen bren-„ gen, dat het een Stofte is, die geweldignbsp;„ fterk door 't Vuur verkalkt is geworden.nbsp;,, In die Verkalking heeft zy het garfchenbsp;„ wateragüg gedeelte,dat ze in zig begreep,nbsp;,5 verlooren , nevens het grootfte gedeeltenbsp;„ van haar Oiie en van haar vlug Zout-

„ Daar

-ocr page 143-

«OOÜ OfBRUISCHiNG.

w Daar door heeft ze een merkelyk getal xiii.les,

j) van groote Openingen en Holheden be-

53 komen, welke die vlugtige Stoffen, door

3) het Vuur ’er uit gedreeven , ontruimd en

33 ledig gelaatén hebben j zoo dat dc Poeijer,-

33 die ’er na de Verkalking overblyft, niet

33 dan in een fponsagtigWeefzel beftaat van

33 een Aardagtige Stoffe, die al haar valt

33 Zout, en een weinig van haar ftinkendc

33 Olie behouden heeft; maar in wier ope-

3, ningen en ledige tufichenruimten nog ee-

3, nigcn tyd een gedeelte van de Vlam blyfc

,3 duuren, die by de Verkalking ’er in door-

3, gedrongen is; eveneens omtrent gelyk by

3, ’t Kalkbranden in de ongelefchte Kalk ge«

33 beurt.

„ Dit nu dus begrypende , kunnen we zy naken 33 verder in aanmerking neemen dat het

. nbsp;nbsp;nbsp;florpen

33 vaft Zout, ’t welk 2,ig in grooten over- van de

gt;3 vloed in dit Poeijer onthoudt, fchielyk,- yogtig;-

.... heid dei

33 en volgens zyn gewoonte de vogtigneid ^ugt iu'

33 Van de Lugt, die ’er tegen aankomt, op- biand,

IV. D

33 florpt: deeze fchielyke indringing van de 33 vogtigheid der Lugt in de openingen' van

ai

-ocr page 144-

VutJR GEMAAKT

5, ’c Poeijer veroirzaakt daar eene Wryvingi die in ftaat is om een weinig Warmte tenbsp;j, doen ontftaan, welke met de deeltjes dernbsp;,, Vlam, in die zelfde openingen overgc-3, bleeven, vcreenigd, een Hitte verwekt,nbsp;„ die fterk genoeg is, om de weinige, zeernbsp;,, ligt brandbaare. Olie aan te ftecken, dienbsp;j, het geweld der Verkalking ontfnapt is, ennbsp;,, een deel van ’c Poeijer uitmaakt.

Verzwakken cin-delyk door ’tnbsp;langzaamnbsp;indrinken.

„ Een Bewys hier van , gaat de Heer „ Homberg voort, is, dar, wanneer mennbsp;„ dit Poeijer bewaart in een Fles, die nietnbsp;„ volkomen digt toegeftopt is, hetzelve al-„ lenskens en langzaam , van tyd tot tyd,d«nbsp;vogtigheid van de Lugt , die het berei'nbsp;„ ken kan, naar zig trekt cn opflorpt; wel-3, ke traage en zwakke Werking wel geennbsp;,, Wry ving genoeg maakt om eenigeWarm*nbsp;j, te, die men voelen kan , te verwekkeninbsp;„ maar het Poeijer nogthans bederft, en bui'nbsp;5, ten ftaat ftelt om in ’t vervolg naar ge-5, woonte in brand te gaan; eveneens gclyknbsp;5, de ongelefchte Kalk, een geruimen tydnbsp;j, aan de open lugt bloot gefteld, niet meer

,, warn»

-ocr page 145-

417

DOOR OpBRUI'CHIKG,

M warm wordt jdewyl zy allcnskens de vog-jj ligheden der Lugt heeft ingedronken, 3, maar by te geringe Hoeveelheden tefftns,nbsp;3, otn ’er eene v\’ryving door te kryger, dienbsp;3, fterk genoeg was om Warm re te veroif-3, z.aaken”.

Als men eenige Greintjes van den Fuur-Phoiphorut neemt in de hand, die dóór de Öoorwaafleming een weinig vogtig is, ftce-ken 2.e ’er xig veel gewifler en fchielyker innbsp;aan, dan wanneer het Vel van de Hand droó-ger is Als men ze ook befchouWt met eennbsp;Vergrootglas , ziet men ze, een oogenbliknbsp;voor dat ze gloeijend beginnen te worden,nbsp;openfplyten, en hun kleine brokjes zig be-Weegen en fchudden; op de zelfde wyze alsnbsp;men met het bloote oog zien kan in eennbsp;ftuk ongelcfchte Kalk, daar men wat Waternbsp;Op gefprtngd heeft

Decze twee Verfchynzclen , daar ik ten Vollen van verzekerd ben, bekragtigen nietnbsp;iveinig de oplofli ¦ig,die de Heer Hombergnbsp;’er van geeft j en geeven ons genoegzaamenbsp;sanleiding om te denken , dat de vogtig-G £nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;heid,'

XUI.LES.

2 A F-DEEU

Brandt , fcliielykftnbsp;op eennbsp;vogtigenbsp;hand: ennbsp;eveneensnbsp;als onge*nbsp;lerditenbsp;Kalk,

De Wry. ving der ,nbsp;vogtigheidnbsp;oirzaaknbsp;van dennbsp;Stand,

-ocr page 146-

ij.i8 nbsp;nbsp;nbsp;Vuur okmaakt*

xiu.uES, nbsp;nbsp;nbsp;^-g gt;gj. jgj, gHgj, jyjie }j, LüaÜ

t. A F“ nbsp;nbsp;nbsp;^

Dtti.. heerfcht , in die kleine tot Kalk gebrande Greintjes Pocijer juift het z.clt'de doet, datnbsp;het VV' ater do*t in de Stol klompjes van dennbsp;Wyngeeft, en het Salpetcr-Zuur in dienbsp;van de eigenaartige Oliën^ dat ze, naame-lyk, terxvyl 2.e’er indringt, een tncrkelyknbsp;fterke Wryving veroirzaakt, een Icnielykenbsp;cn ongemeen fyne Verdeeling van de eigennbsp;deeltjes van ’t ontbindbaar Lighaam te weegnbsp;brengt, en het Vuur, dat ze in zig bevatten, vryheid geeft om zyn werk te doen.

Gevolgen,

Opbrul-iching geeft

doorgaans dit algemeen Gevolg trekken

Uit de drie laatfte Proefneemingen, dié

ik zoo aanftonds befchreeven heb, kan mert

Waruite.

Dat, waii-neer de Stofklompjes, waar uit cenig Lighaam beftaat, Wry vingen of Botzingen kry* gen, die zoo fterk zyn, dat ze ’er door ontbonden en verdeeld worden ^ ’t zy dat diénbsp;Beweegingen in het Lighaam zelf ontftaaf*nbsp;door de eene of andere inwendige oirquot;nbsp;ïaakj ’t zy dat men dezelve ’cr in doet

'ao'

-ocr page 147-

4.19

nOOR. OPBRUlSCHINa^

^'¦fn worden door ’er een vreemde StofFe xnr.ilS.

te brengen of meê te mengen j dat 'er ^sti j ikj doorgaans een Warmte en Hitte uit ontdaac, die zoo ver kan gaan, datnbsp;een wezendlyken Brand verwekke. Door^nbsp;l^ans^ zeg ik; want men windt Voorbeelden van eenige Mengfcls, waar in een Koo-king gcfchicdt, die men voor een waarenbsp;Fïifting z,ou aanzien , maar die egter ver-ï.eld gaan met een Verkoeling', welke denbsp;'Thermometer zeer zigtbaar aantoont.

Genoegzaam aiie welriekende Vogten,die Welrie-men in Hesj ’s gewoon is by zig tc draagen, of daar de Toiktien der Dames mee pron- niet waken, zyn niets anders dan Wyngeefl: metnbsp;de eigenaardge Olie van dceze of geene wei- wordennbsp;dekende Kruiden beiaaden. Het Hongaarfchnbsp;Koninginne-Water, of T-oogenoemd Eau denbsp;Heine, Meliffe, Lavendel-Wacer, en der-IdyKen; zyn altema-al Vogten van dien aart.

^^^annecr men dczelven met een behoorlyke hoeveelheid Water mengt, moet men zignbsp;niet verwonderen, dat het Mengfel eensklaps een raerkelyken trap van Warmtenbsp;G 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kryge.

-ocr page 148-

420

XniLES 2. AF-

U E E I..

doch geen ¦\Vyn cnnbsp;Eraiide-wyn.

Warmte óp lietnbsp;Vc!, alsnbsp;men zignbsp;met Wynnbsp;geeftnbsp;tvafch t.

Vuur. gemaakt

kryge, dewyl zulks juift het zelfde Ver-fchynzel is, als wy in de voorgaande Vyfde Prtiefneeming hebben zien gebeuren.

By den gemeenen Brandevvyn, en de befte zoonen zelf van Wyn, niettfgenftaande dienbsp;beide Vogten voor een gedeelte uit W yn-geeft beftaan, heeft dit Verfchynzel geennbsp;plaats; otn dat ’er, gelyk ik reeds voorheennbsp;gezegd heb , geen Warmte ontftaat, dannbsp;voor zoo ver het Water in den Wyngceftnbsp;doordringt, en dcnzelven, om zoo te fpree-ken, ontbindt en fmelten doet. Maar alsnbsp;die Geeft, gelyk in Wyn en Brandewyn,nbsp;met zyn natuurlyk Slymvogt, of met hetnbsp;Water, dat men ’er by gedaan heeft, reedsnbsp;genoegzaam verlengd en dóórtrokken is,nbsp;heeft men ’er geen Doordringing meer, ennbsp;bygevolg ook geen nieutven Graad vaonbsp;Warmte van te wagten.

Het Vogt , het welk onze Lighaameo doorwaaflèmen, heeft vry veel in zig vannbsp;den aart van ’t Water, of van dien van denbsp;Pis. Deeze twee Vogten, met Wyngeeft gemengd , neemen een merkelykec trap van

Warm-

-ocr page 149-

421

DOOR. Opbruisching.

Warmte aan. Zou dit mooglyk wel de oir- xni.ir.S. iaak niet kunnen xyn van die Hitte ofnbsp;Warmte,die men op het Vel gewaar wordt,nbsp;als men z.ig met zuiveren Wyngeeft,of meenbsp;cenig Vogt , daar dcielve de Grondftoffenbsp;Van is, gewalTchen heeft ?

Indicn iemand, om de koften van het Ovcrge-

1 j 5 liaaltie

ovcrvocren uit te winnen, bevond, dat er voordeel voor hem op zou zyn, zo hy den wyn metnbsp;Brandewyn tot Wyngecft maakte, met oog- vermerk om ’er de behoorlyke maate van Wa- lengd.nbsp;ter weer by te doen, als het Vogt ter be-ftemder plaats zou gekomen zyn (*), dunktnbsp;my niet , dat hy het verlies van Omtrelc,nbsp;dat ’er op vallen zou, en, gclyk v/y voor-heen gezegd hebben , tot ,1 van 't geheel 35.9.nbsp;hcloopt, op rekening van Korting zou moeien zetten. Want het is meer dan waarfchyn-

lyk,

{*) Om van Wyngecft en van Water een Vogt te fflaaken, dat in fterktc , of in gtaad van üitzet-lingskragc genoegzaam ovcieenkomt met Rrande-'''V', moet men ze mengen in de Evenrediglieid,nbsp;van a tot 5 : dat is te zeggen , men moet dtienbsp;deelen Water aeemen regen tn-ee deejen Wyii-ïseft. Ncütf.

C 4

-ocr page 150-

422

Vuur. gemaakt

2. A F-

Pë£L,

Xin.LEs. lyk, dat dit verlies gefcbiedt ten kofte van het Water. Van twee Vogten, van welkenbsp;het een in het ander doordringt, is het zeernbsp;natuurlyk te denken , dat het geen, ’t welknbsp;het ylfte , en dus het doordringbaarfte is?nbsp;het Vogt is, ’t welk het ander opllorpt, epnbsp;in zyn openftaande binnenruimten plaatsnbsp;geeft. De Wyngeeft, die ligter is dan hetnbsp;Water, is ongetwyfFcld ook het Vogt, datnbsp;het ylfte is van de twee, en de tneefte ope-ningen heeft en ledige tuffchenwydten, dienbsp;gevuld kunnen worden (*).nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-

yv erken van Wyn,nbsp;Bier,nbsp;yrueten.

Alle PlantftofFen , die Giften , worden W'arm, min of tneer naar maate van de inwendige beweeging, die haar roert en fchudt.nbsp;De Wyn, die in de Kuip ftaat te werken;nbsp;de Appeldrank en het Bier, die de Vatennbsp;doen fpringen ; het zwellen en giften vannbsp;Kerfen en andere Vrugten , die men gekneusd heeft, om ’er Geeftryke Dranken

van

(*) zie de Memorie van den Heer de ReaumuS» welke ik voorheen, bladzyde , hei) aangehaald ¦nbsp;alwaar, ’t geen ik hier flegts ondeiftellc, breed'nbsp;voerig beweeren wordt. NoUet.

-ocr page 151-

425

BOOK. Gisting.

van te ftooken , lyn hier ontwyffelbaarc en genoegzaam bekende Voorbeelden van.

Dew)’l de deeltjes, waar uit een gemengd Lighaam beftaat, zelve ook klompjes zyn,nbsp;uit verfcheiden Beginzelen zamengefteld,nbsp;van welken de eene ligter en vlugger zynnbsp;dan de andere; beginnen aanftonds, zoonbsp;dra die Beginzels door de Gifting losgernaaktnbsp;Worden en uit elkander fcheiden, die Deeltjes, welke de vlugfte , ligtfte en tot uitdamping beft gefchikt zyn , den Klomp,nbsp;daar ze een gedeelte van uitmaakten, te ver-laaren, en in de Lugt re vervliegen. Hiernbsp;uit ontftaat die flerke Reuk, dien men in denbsp;Kelders gewaar wordt, daar Wyn of andere Dranken werken , en in ’t algemeen bynbsp;^lle Lighaamen, die wat fterk aan ’t Giftennbsp;Z.yn. Die Dampen zyn zomtyds zoo overvloedig en zoo werkzaam, dat men ’er Men-ichen en andere Dieren door heeft zien verflikt worden in een oogenblik tyds.

Maar dewyl deeze Uitdampingen alleen gefchieden ten kofte van zommigc Deeltjes,nbsp;CU in allen, zonder onderfcheid, op gelj-

G 5 nbsp;nbsp;nbsp;ken

XIII.LES.

I. AB-DEEL.

Sterke ea fchadely-kc B.euknbsp;dier Dranken ondernbsp;’t Giften.

Zy vcv.an-deren door t Giftennbsp;merkelyknbsp;van aart,

-ocr page 152-

i-H

Vuur gemaakt

xiit.les. ken voet geen plaats hebben , moet daaï noodzaakelyk uit volgen, dat het gemengd

ü££ L» nbsp;nbsp;nbsp;^

Lighaam, waar in de Gifting gefchiedt, ’ef merkelyk door van aart en eigenfcbap veranderen dewyl de Maat of de onderling^nbsp;Evenredigheid der Beginzels, waar uit hetnbsp;zamengefteld was, nu niet meer de zelfdenbsp;is, die zc te v.ooren was. Dus ziet meHnbsp;ook, dat dergelyke Lighaamen of Vogteflnbsp;door ’t Giften een geheel anderen fmaak ennbsp;reuk krygen j en dat ze dikwils zelfs veranderen van Kleur, van Lyvigheid, van Vloeibaarheid en andere dergelyke toevallige Ei'nbsp;genfehappen, die van de nieuwe onderlingenbsp;fchikking der overgebleeven deeltjes, of vannbsp;de nieuwe Maat en Evenredigheid, die zenbsp;tot elkander gekreegen hebben, afhangen.nbsp;De Wyn, die uitgewerkt heeft, gelykt nietnbsp;meer naar dien Wyn , die uit de Per*nbsp;vloeide.

en worden al-ienskens, doch

langzaam,

beter.

In een gemengd Lighaam, dcrhalven,dat gegift heeft, maaken de Deeltjes, daar hetnbsp;uit beftaat, met clkanderen een nieuw zoortnbsp;van zamenftel ; en dewyl de Natuur zoO

veel

-ocr page 153-

425

POOR Gisting.

veel iangzaamer is in haar werking, naar iTiaate dat 2.y een duurzaanier Werk trage tenbsp;Vormen, loopt ’er al een geruimen tyd meênbsp;heen, eer het Lighaam tot een vallen ennbsp;gezetten Haat geraakt. Dus ziet men ook,nbsp;dat de Wynen, die met behoorlyke Voor-2.orgen behandeld en bewaard , een geruisen tyd gelegen hebben, beter zyn, en be-ften iigcr goed blyven , dan Wynen van denbsp;2.clfde zoort en deugd, die jonger zyn.

Op deeze wyze, kan men zeggen, gaat Ten zy’er het in ’t algemeen en doorgaans toe. Maarnbsp;die Regel heeft egter zyn uitzonderingen, bykomc.nbsp;die van verfcheiden byzondere oirzaaken afhangen, in welker omftandig Verhaal ik mynbsp;hier niet kan inlaaten. Ik zal alleen maarnbsp;aanmerken, dat het onder ’t verloop van dennbsp;tullchcntyd, dien een Stof, na gegift te hebben, aan hetopmaaken van een nieuw zoortnbsp;van zamenRel belleedt, zomtyds gebeurennbsp;han, dat die Werking der Natuur belem-Serd worde d©or eene nieuwe Gilling, ofnbsp;^nkel door de eene of andere Uitdamping,nbsp;die het getal van de Beginzelen van een zekere

-ocr page 154-

42tJ

Vuur gemaakt

xni-LES,

2. A F

DüKL.

kere zoort no» verder doet verminderen efl afrieemen : en dan kan zekerlyk het nieuWnbsp;zamenii'd niet van dien aart worden, als hetnbsp;zonder dat Toeval zou geworden zyn. DuSnbsp;loopt de Wyn, die aan ’t werken raakt,nbsp;dat hy fchoon gemaakt is, (orn de gewoonsnbsp;Konihwoorden te gebruiken,) gevaar van bederven, indien by niet meer bezit dan liegt*nbsp;de noodige Beginzels, die ’er in hem ver-cifebt worden, om hem goed te doen zyn,nbsp;Maar heeft hy ’er in tegendeel nog eenigennbsp;over, daar {ly zig van zou kunnen zuive-?nbsp;ren, dan zal die nieuwe Gifting hem daarnbsp;toe aanleiding geeven, en hem beter kunnennbsp;doen worden.

“Cifgcgifte Vofrtennbsp;1)Clt hlnbsp;FïeflTennbsp;feewaard.

Dit laatfte geval is wel het zeldzaamfte: cn daarom is men ook gewoon de uitgegiftenbsp;Vogten, zoo veel mooglyk is, in den zelf-^nbsp;den en hunnen nu vaftgezetten ftaat te houden , door hen in Flefllm van een maatigsnbsp;grootte op te (luiten Dit is een vry zekernbsp;en gevoeg'lyk middel om .alle verdere Gisting voor te komen ; die geen plaat* kannbsp;hebben, zo het Werktuig, daar men’t Vogt

in

-ocr page 155-

427

DOOR Gisting.

iti doet, v/cl geflooten is, zig niet kan uit- xih.les. betten, gelyk houten V'aatwcrk zou mogennbsp;*^oen, en fterk genoeg is, om de kragt, dienbsp;’er van binnen gefchied:, te weerftaan. Eennbsp;teer eenvoudige Proefneeming zal ’t bevvysnbsp;tyn van de waarheid van myn zeggen.

Vogt

iiiaakt

In een glazen Buis , die aan ’c een end pquot; toegefmoiten is, giet men eerft een zekerenbsp;hjaat Vitriool-Olie, en laat ’er vervolgensnbsp;sven veel gemeen VV'ater zagtjesop vloeijen: tnbsp;ik Zeg zagijes, op dat die twee Vogien el-kanderen maar effen raaken mogen , en , elknbsp;afzondcrlyk, op één blyven liaan, zondernbsp;Tig te mengen. .Men fluit daar op de Buisnbsp;digt toe, ’t zy door ’er den Duim of Vin-Ser op te houden, ’t zy door dezelve metnbsp;Wafch toe te floppen, en ’er een ftukje vannbsp;«n natte Blaas over heen te fpannen, datnbsp;*nen’er ftyf op vaft bindt. Dan fchudt mennbsp;‘ie Buis, en doet daar door de twee Vogemnbsp;tig met elkander mengen: maar men krygtnbsp;§een Gifling, hoewel dat Menghel zeer welnbsp;i® ftaat is, om ’er cene te veroirzaaken,

Doch zoo dra men den Stop wegneemt en

de

-ocr page 156-

4iS

Vuur. gemaakt

Xïn LES. nbsp;nbsp;nbsp;opent, ziet men aanftonds een fter*

^ ke Opbruifching.

DEEL*

zyn deel- nbsp;nbsp;nbsp;Ptoefneeming, en eén groot ga

tjes hel) tal anderen van den zelfden aart ,die ik zoU Veil geennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;noemen , blykc duidelyk , dat ’ei

om yig uit CC!lnbsp;te fchet*nbsp;dea en tenbsp;verpiaat'nbsp;ttn»

geen Gilding, inzonderheid die niet, wclkfi met een Opbruifching gepaard moet gaan,nbsp;plaats kan hebben in Voeten, die rondoiUnbsp;d:gt en vaft bf flooren zyn; in wel toege-ftopte FidTen, Glazen, en dergelyke Werktuigen De reden is ’er zeer gemakkelyknbsp;van te begrypen. De deeltjes der Vogtennbsp;moeten, om te kunnen Giften, zig uit el-kanderen kunnen feneiden, zig onderlingnbsp;van één los maaken en van plaats veranderen: daar roe hebben ze meer ruimte noo-dig, dan ze in hun natuurlyken ftaat befloe-gen. Want wanneer Lighaamen, die in eennbsp;juift verband aan elkander gehegt en onderling verknogt zyn, in verwarring, uit céngt;nbsp;en onder malkander aan ’t beweegen raaken,nbsp;'zullen ze zig uitbreiden , en meer grondsnbsp;bcflaan dan te vooren. Indien nu de plaats,nbsp;waar in die Vogten zig bevinden, geheel

vei-

-ocr page 157-

429

©OOR Gisting.

Vervuld is, of door hen lelve, of door de xiii.les, Lugt, die voor de poogingen, die ze doennbsp;Om zig te bewecgen , niet genoeg wykennbsp;kan,zuilen ze in hun ouden ftaatzyn en bly-ven gelyk ze waren ^ en alles wat zy doennbsp;kunnen is, dat zy, voor een tyd, hun neiging behouden om aanftonds aan ’t Giftennbsp;te üaan, zoo dra zy ’er vryheid toe kry-gen j gelyk wy dagclyks zien by ’t openennbsp;van een Fles Chamfagn» Wyn , of verfchnbsp;Bier,

Het geen men doorgaans Bederf tn Verrot- zuiver

ting noemt , is niets anders dan eene Gis-

, nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, pi ft noch

ting, die min of meer voortgang gemaakt beiietft heeft j en die alleen maar plaats kan hebbennbsp;in gemengde Stoffen, in Lighaamen, wiernbsp;deeltjes zig ontbinden kunnen, en de onge-^ykzoortigc brokjes, waar uit ze zamengc-fteld zyn, los maaken en uit één fcheiden.

^ater, by voorbeeld, dat volkomen zui-ver is, gift alleen op zig zei ven nooit, ora dat alle deszelfs deeltjes gelykftagtig en vannbsp;den Zelfden aart zyn , of ten minften alsnbsp;Zoodanig aan te merken j en ora dat alles

wat

-ocr page 158-

436

Vuur gemaakt

XIH.LES. 2. Aï-

DJilI.

wat ’er van ’t Water, na dat tnen ’er zoogt; veel men wil van heeft laaten uitdampen,nbsp;ovcrblyft, akyd Water is j deeltjes, die,nbsp;fchoon in menigte en getal verminderd eg-ter altyd van den zelfden aart en volkomennbsp;eveneens zyn en blyven, als die deeltjes,dienbsp;’er van uitdampten en wegvloogen. Het Bederf, dat men zomtyds in het Water gewaarnbsp;wordt, is een gewis en zeer zi'gtbaar tekennbsp;dat het niet zuiver is, en dat de vreemdenbsp;Stof, die ’er zig in onthoudt, een Stof isnbsp;van geraengden aart, wier deeltjes ontbonden en van gcftclterris veranderd kunnennbsp;worden.

Rotten en liioeijennbsp;fier Ge-v/affen.

Maar hoewel zuiver Water afzonderlyk op zig zelf geen Gifting maakt, kan het eg-ter de Gilling van andere Lighaamen bevorderen en onderfteunen. De Kruiden ennbsp;Planten zyn zeer geneigd om te rotten, ennbsp;warm te worden, of, gelyk men ’t noemt,nbsp;te Broeijen, Maar men heeft opgemerkt,nbsp;dat zulks hun inzonderheid gebeurt, wanneer deeze twee omftandigbeden met clkan-lt;}eren gepaard gaan. i. Dat ze gefneeden of

ge-

-ocr page 159-

4-31

DOOR Gisting.'

gemaaid v/orden terwyl T-e nog groen 2.yn; xiii.les.' dat is, eer 2.e, op ’c Veld ftaande, verdordnbsp;en uirgedrüogd 7,yn, en 2. dat men ze, zonder ze te roeren of te fpreiden, op hoopennbsp;laat liggen;

De Sappen der groene Planten beftaan Denk-doorgaans uit Vette en uit Zoute deelen,die op verfciieiden wyzen en in verfchillende ren vmnbsp;rnaate met elkanderen vereenigd en gemengd ïlant.nbsp;Zyn, en in een merkelykcn Voorraad vannbsp;Slymvogt dryven. Zoo lang dit Slymvogt,

’t welk, eigenlyk gefproken, niets anders is dan Water,zig in genoegzaamcn overvloednbsp;in de Plant bevindt, houdt het de Beweegbaarheid der andere Beginzels, en de Buig- ^nbsp;ïaamheid der Vezels, die zig naar derzelvernbsp;beweegingen fchikken en plooijen moeten,nbsp;in ftand en orde. Deeze werking van hetnbsp;^vateragtig gedeelte bevordert in een leeven-Plant met een ^gewenfchten uitüag dcnbsp;Oogmerken der Natuur. Het is het middel jnbsp;‘^^t, volgens de wetten en ’t beloop dernbsp;Groeijing gebruikt en beftierd , de anderenbsp;deeltjes overal, daar ’t noodig is, heenrnbsp;IV. D E E L, Hnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voert,-

-ocr page 160-

432

Vuur gemaakt

XIII.LES

1. Ae-VtEL,

voert. Maar wanneer het fcherpfnyclend Staal die Huishouding in verwarring ge-bragt, dc Plant afgemaaid, en deriel ver bloeinbsp;en groei eensklaps vernietigd heeft, krygtnbsp;ieder Beginzel, als nu aan zig zei ven over-

gelaatcn , en niet langer bcftierd door die oirzaaken, die het te vooren tot voedzel ennbsp;aangroei van dat Lighaam, daar het toe behoorde, deeden medewerken, zyn vryheid,nbsp;en kan alles vreemds, wat’er eenigen indruknbsp;op maakt, gehoorzaamen. Met één woord,nbsp;men heeft in een doode Plant alle de anderenbsp;Beginzels, in opzigt tot het Slymvogt, datnbsp;hen bevogtigt, niet anders aan te merken,nbsp;dan als een hoop logge en werklooze deeltjes, die in een zekere maate van Watetnbsp;dryven. Indien nu die deeltjes Ichielyk kunnen üitwaafftmen ; indien ’er niets bykomt,nbsp;dat hen ftuit en ’t vervliegen belet, zullennbsp;de vlugfte eerlang hun gemeenen Lighaains'nbsp;klomp verlaaten, terwyl de vafter deelennbsp;onder een minderen omtrek met elkandereiinbsp;vereenigd zullen blyven. Zie daar dennbsp;van een Plant, die verdort en uitdroogt.

-ocr page 161-

433

DOOR Gisting.

D E K Lgt;

Maar indien die fchielyke uitdamping geen xni lüS. plaats heeft, zal het wateragtig gedeelte, ’c ^

Welk ’er zig altyd in grooten overvloed ih bevindt, op de andere gedeelten werken als lorten,nbsp;een Ontbindvogt. Het zal in dezelve doordringen; hen verdcelen en van één fchei-den, en zé op allerhande wyzen fchuddennbsp;en in beweeging brengen. Deeze Beginzelsnbsp;Weder, dus ontzwagteld, en door die ver-deeling als verlevendigd en gefchetpt, zullen ook op hun beurt beginnen te werkennbsp;op de valle deelcn, en zal dus eindelyk hetnbsp;ganfchc Lighaam losgemaakt en ontbondennbsp;worden. Maar dewyl dit alles onmooglyknbsp;kan gefchieden, zonder dat de beÜootennbsp;Vuurftoffe in vryheid geraake en werkzaamnbsp;worde, moet deeze Verrotting noodwendignbsp;met een zekeren trap van Warmte gepaardnbsp;gaan. Even gelyk men ook met ’er daad zietnbsp;gebeuren in Plantgewaflen, Bladen van Doornen en allerhande Groente, die men op eennbsp;hoop laat liggen.

’t BroeieA' ran ’tnbsp;Hooy.

Het is dan waarlyk niet zonder reden, dat men zoo naauwkeurig zorg draagt, om hetnbsp;H 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Gras

-ocr page 162-

34

Vuur gemaakt

XHi.EES, Gras der Weilanden,na dat men ’t gemaaid wel te laaten droogen, door het uitnbsp;één te fpreiden, en verfcheiden maaien tenbsp;keeren, terwyl op ’t heetft van den dag denbsp;Zon 'er op fchynt. Decz,e behandeling, dienbsp;by den algemeenen naam van Hootén doorgaans bekend is, is zoo noodz.aakelyk, dat,nbsp;zo men ze niet zorgvuldig genoeg waar-, neemt, of het kwaade Weer de uicwerkzelsnbsp;’er van belet, het Hooi groot gevaar looptnbsp;van te broeijen, heet te worden , en eennbsp;kwaaden reuk en fmaak aan te neemen.nbsp;Zelfs verzekert men, dat men het mcermaa-len, in de Schuuren en Hooibergen, alleennbsp;door ’t geweldig broeien van zelf heeft ianbsp;brand zien raaken, en ’er groote ongelukkennbsp;door ontftaan. Het geen ik hier van ’t Hooinbsp;Xeg, moet men ook op alle andere Planten,nbsp;Gewaden, en de meefte zoorten van Ooftnbsp;en Boomvrugten toepalTen. Wanneer mennbsp;dezelve wegfluiten wil, om ze een langennbsp;tyd te bewaaren en goed te houden, moetnbsp;men vooraf wel zorg draagen , dat ze eerftnbsp;behoorlyk gedroogd zyn, en dus hun Sappen


-ocr page 163-

DOOR Gisting.

OE.£l..

pen door een zekere maate van Verdikking xihlej, als gebonden en van hun Vloeibaarheid be-

i'oofd zyn geworden; en tefïens dat de vafte deeien, die de Sappen in zig befluiten, doornbsp;gecne vcgtigheid van buiten aangedaan ennbsp;Week gemaakt kunnen worden.

Indien men deeze laaifte Voorzorg, het Meft. droog houden en bew'aaren voor vogiigheid,nbsp;niet in agt neemt, verandert zelfs het al-lerdroogfte Siroo met den tyd in Meft: ennbsp;Meft, gclyk men weet, is ook niets anders dan het Stroo, ’t welk men onder denbsp;Paarden, Koeijen en andere dergelyke Beesten ftrooit, en, met derzelver Drek gemengd,nbsp;aan ’t rotten en giften Haat. Dewyl deezenbsp;Gifting tamelyk langzaam is in haar werking en voortgang , is de graad van Hitte,nbsp;die ’er door ontftaat, flegts een zagte en ge-*ï^aatigde Warmte, en kan een geruimen tydnbsp;^gtercen blyyen duuren. Men bedient ’ernbsp;'^'g daarom ook met groot nut van, niet al-^^an om de Landen te meften, en dezelvenbsp;daardoor vet en vrugtbaar re maaken,maarnbsp;ook om de Bedden in de Moestuinen teftoo- .

H 3 nbsp;nbsp;nbsp;ven,

-ocr page 164-

Xni.LES. 2, A F‘

D £ £ L.

O . .

lüitbroe-den van Kiekensnbsp;daornbsp;i'left.

Vuur gemaakt

ven, en iorntnige Gewaffen en Planten doot een z.agte en aangenaame Warmte, die hetnbsp;Jaargety hun weigert, tot een vroegtydigenbsp;rypheid te brengen.

De Heer de Reaumur, die in zyn Onderzoekingen met geen minderen zugt dan fchranderheid zig beyvert om de Natuuiquot;nbsp;kunde nuttig te maaken , en van dienft tenbsp;doen zyn voor ’t Menfchdom, heeft onlangsnbsp;dit middel, dat zoo gemakkelyk is, en zoonbsp;weinig koft, tot een gebruik van merkelyknbsp;belang en voordeel weeten te bezigen. Hynbsp;bedient’er zig van met allen goeden uitflag?nbsp;dien men zou kunnen wenfehen, om ’er hetnbsp;zelfde door te verrigcen, ’t welk de Warmte doet van een Hen, die te broeden zit*nbsp;Aan de Hoenders van zyn Vogelplaats laatnbsp;hy de zorg over om Eijeren te leggen j maatnbsp;hy ontflaat ze van de moeke om dezelve uitnbsp;te broeden. Hy krygt daar door van zynnbsp;Hoenders veel meer Eijeren, dan hy andet®,nbsp;zou gekreegen hebben; want men weet datnbsp;een Hen niet leg: in dien ganfehen tyd, diennbsp;zy te broeden zit, maar eeril weer eenigennbsp;' -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tyd


-ocr page 165-

457

DOOR GisTIN®.

tyd daar na. Hy plaatfl: die Eijeren, in zulk xiii.les. een getal als hem goeddunkt, in één of meernbsp;platte Korven, en zet die Korven, de eenenbsp;op de andere, in een Vat of Ton, van boven met een ronden bodem bedekt, en vannbsp;alle zyden met verfche Meft belegd. Eennbsp;Oppafler draagt zorg, dat de Warmte bin-?nbsp;nen in ’t Vat altyd eenpaarig en genoegzaamnbsp;de zelfde blyve(*) j en,na verloop van een-

en-

(*) Ten dien einde plaatft men tuflfchen de Eijeren een of meer kleine T/jtr- ometers y die men van cydnbsp;tot cyd gaat zien. Indien de Warmte wat te fterknbsp;is, iaat men ’er een v/einig fciffe Inge in, door dennbsp;ronden bodem, die het Var tor een Dekfel ftrekt,

’er voor een oogenidik af te neemen, of door de togtgaicn, die men ’er in gemaakt hceftgt; te openen. Indien, in tegendeel, de Warmte te zwaknbsp;mogt zyn, legt men weder nieuwe verfchc Mcft omnbsp;het Vat, Maar het voornaamfte ftuk, en daar’t inzonderheid op aan komt, 15, d-‘t men vooral zorgnbsp;dtaage , dat ’er geen vogtigheid in het Vat zy»nbsp;maar alles volkomen droog blyve; en moer het Vatnbsp;ten dien einde van binnen met pleifter beftreekennbsp;zyn, en dar bekleedzel ryd genoeg gehad hebbennbsp;Oin wel op te droogen, De Grasd van Warmte ,nbsp;die de bekwaamfte is, is die van 32. Graadcn op dennbsp;’^^ttmo'neier van DE Reaumuk ; maar eenige G^aa-de n min of meer fchaaden niet.

1H4

-ocr page 166-

Vuur. gemaakt

xiiT.LEs. entwintig dagen, den gewoonen tyd, dien pEEjL. een Hen aan ’t uitbroeden befteedt, zietnbsp;men Kiekens uit den Dop komen, die geennbsp;Moeder kennen, onder wier vleugelen zynbsp;zouden mogen fchuilen en gekoefterd worden. Men heeft egter in dit ftuk voor hunnbsp;gezorgd, en laat ze ten dien einde uit het Vatnbsp;in een zoort van lange houten Kas loopen ,nbsp;die ook met Meft belegd is, maar ongelyk,nbsp;hier meer, daar min, op dat de nieuwge-boornen zelve dien Graad y an Warmte zouden kunnen kiezen, dien ze noodjg hebben.

In navolging van de F.gifH-yc/jtflïioed-pvens.

Zie daar dan die berugte Broed-Ovens van Egiptett (*), zoo lang van andere Natiën met nydige oogen aangezien, te vergeefs door Vorften begeerd en ondernomen

De Inwponei’s vsii Bnmf, een Dorp in vyf mylen vangelegen, zyn, zedert zeer lang?nbsp;tyden , gewoon geweeft, om de Eïjeien, die mennbsp;hun by duizenden brengt, in Ovens, met voordagtnbsp;icn dien einde gebouwd, uit te broeden ; cn meinbsp;die Konft, daar zy alleen in 't bezit van zyn, hebben zy een zeer aanzienlyken en voordeeligen li.aifnbsp;del gedreeven. NolUt.

-ocr page 167-

439

BOOR. Gisting.

ttien (i) , hier eindelyk nagevolgd j en zo xin.i.ES.

. • nbsp;nbsp;nbsp;i A F*

men op de gemakkclykheid en weinigen om- p flag der gcheele Behandeling lec, genoegzaam, mag men zeggen, overtroffen doornbsp;deeze Meft-Ovens. Na dien ganfchenToe-ftel gezien, en zig over deszelfs goeden uit-flag verwonderd te hebben, ftaat men by nanbsp;niet minder verbaasd , hoe ’t mogelyk ge-Weeft is, dat zulks niemand eerder is ingevallen, en dat zoo eenvoudig een zaak juilfnbsp;van een groot Man, door fchrandere Ontdekkingen beroemd , heeft moeten uitgevonden worden. Maar niet zelden gebeurtnbsp;het, dat men zig van dc Voorwerpen, daarnbsp;men naar zoekt, verwydert, en ’er hoe lan*nbsp;ger hoe verder van afloopt, om dat men zig

niet

(t) Omtrent dertien of veertien jaaren geleeden, heb ik te Chumiliy menigvuldige vrugtelooze poo-gingen in dit ttak zien onderneemen. Men gebruikte ’et Kachels toe, die men met een brandendenbsp;Lamp warm maakte , maar waarfchynlyk belette dcnbsp;damp van de Olie den goeden ui flag- Vetfebeidennbsp;tataalen was het Kieken leeds gevormd , maat ’tnbsp;hwam nooit uit den dop. Kalh-t.

-ocr page 168-

440

Vuur gemaakt

xin.LEs. nier vei beeld en kan, dat ze zoo nabv ons

2, At- nbsp;nbsp;nbsp;.

OEEi.. nbsp;nbsp;nbsp;En dat men zynen geeft tot eenvoudi

ge dingen vernedere,om ’er eene Waarheid, die niemand zig daar verwaardigen wil tenbsp;zoeken , uit te doen geboren worden, isnbsp;iets, daar geen minder verdienfte veelal ennbsp;roem in fteekt, dan dat men denzelven zynnbsp;volle vryheid van verheven befpiegelingennbsp;laate, om een Ontdekking te doen , daarnbsp;'veele anderen met hem het oog op hebben.

Werking van denbsp;vogtig-heid dernbsp;lugr opnbsp;tie Ovensnbsp;van Gias-bla.’.ze-iveii .•

De Ovens, waar in men onophoudelyk een zeer fterk Vuur ftookt, gelyk die van denbsp;Glasblaazeryën, by voorbeeld,of die,waarnbsp;in men Porfeleinen Aardewerk bakt, wanneer men ze uit laat gaan om ze te herftel-len, ontbinden zig, om zoo te fpreekcn, ennbsp;raaken geheel uit één en te niet, indien mennbsp;de voorzorg niet gebruikt, dat men alle denbsp;Monden , en alle andere plaatzen, waar doornbsp;de Buitenlugt een vryen toegang naar binnennbsp;zou mogen krygen, wel naauwkeurig en digtnbsp;toeftopt. Dit is iets, ’t welk ik van denbsp;Werklieden zelve, en van de Beftierders vannbsp;dergelykc Werkhuizen gehoord heb ;

daar

-ocr page 169-

TT


441

DOOR Gisting.

daar ik hen ook zorgvuldig tegen heb zien xiii.le?. waaken. De uicwerkzels, die wy geziennbsp;hebben dat de vogtigc Lugc had op dennbsp;Vuur-Fhosphorus van den Heer Homberg ,nbsp;daar wy in de laatfte Proefneetning van fpra-ken, ftellen ons in ftaat, om hier reden vannbsp;te geeven. Want gelyk die fterk uirgebran-de en verkalkte StofFe de Waterdeeltjes,dienbsp;haar aanraaken, met gretigheid inflorpt, ennbsp;door die fchielyke inllorping byna haarnbsp;ganfeh verband en zatnenhang der Aeelennbsp;verheft; zoo zou ook de vogtigheid dernbsp;Lugt niet nalaaten, om in die zoort van gebakken Steenen, waar uit die Ovens van binnen gebouwd zyn, in te trekken en tot in ’tnbsp;binnenft derzclven door te dringen, indiennbsp;hun openingen en yle tuffchenruimten.doornbsp;de kragt van ’t geweldig Vuur ongemeennbsp;verwyderd, den behoorlyken tyd niet gehadnbsp;hadden, om zig wederom te kunnen toetrekken en te fluiten , eer men de Ovensnbsp;opende om ze te herftellen.

Het zal hier, dunkt my, de gevoeglykfte Vuurver-plaats zyn, dat ik iets zegge van dc Fmr-

-ocr page 170-

4^2

VüUR GEMAAKT

XIII.LES, verhevelingen ^ die men doorgaans aan zeke-re Uitwaaflèmingen , welken door Gifting of een dergelyke oirzaak onder verfchillendenbsp;gedaanten in den Dampkring in brand vliegen, gewoon is toe te fchryven. ’t Is eennbsp;Stuk, dat vry wat moeite in lou hebben,nbsp;om het in den grond en met eenige volkomenheid af te doen; inz,onderheid, zo mennbsp;onderneemen wilde, om alle de verfcheidcnnbsp;Verfchynzels, die het ons doet zien, nietnbsp;alleen te verhaalen, maar ook te verklaarennbsp;en op te loflen. Genoegzaam alle die Lugt-vuuren verwekken meer fchrik dan nieuwsgierigheid in ’t meefte deel der Menfchen,nbsp;die ’er Aanfchouwers van zyn; en zo mennbsp;’er eenigen vindt, die moeds genoeg hebbennbsp;om ’er W aarneemingen op te doen, die Ver-fchynzels zyn doorgaans maar eenige weinige oogenbiikken zigtbaar, en ftellen doornbsp;hun fchielyk verdwyncn de fcherpftziendenbsp;oogen van den oplettend ften Befchouwer tenbsp;leur. Wil men ’t op de Berigten van anderen laaten aankomen , de liefde voor hetnbsp;wondcrbaare, in een zaak, die reeds maar

al

-ocr page 171-

4-43

DOOR Gisting.

XIU.LES. 2 A K-D E i: L.

al tï veel van het wondeibaare in xig beeft, krenkt en vervalfchc niet xelden de waarheid van ’t Verhaal, en bekleedt een Voorval, dat in xig xelven waaragtig is, metnbsp;omftandigheden 3 die nier xoo xyn, en hetnbsp;Stuk te eenemaal onoploff.dyk maaken.

Dceze xyn de redenen, waarom wy rot Dcrzelvet nog toe zoo weinig gegronde kennis en er-vaarenheid bezitten in dit gedeelte der Na- enkel uitnbsp;tuurkunde, ’t welk, zedert zoo veele Eeu-Wen, de oogen en aandagt der Menfchannbsp;tot zig trekt. Alles wat wy van de Vuur-verhevelingen weeten , zyn Gillingen : ennbsp;wel zulke Gi(ungen,die gemakkelyker veelal door gewigtige tegenwerpingen te beftry*

‘ien vallen, dan te verdedigen door gegron-en in alle opzigten voldoende redenen,

Giffingen over den waaren aart der Stofbeii,

Waar uit die Vuuren beftaan; Giffingenover oirzaak, die hen in brand doet vliegen*.

^iflingen over de wyze, waar op zy die ^itwerkzels voortbrengen , die men zig alsnbsp;gedwongen ziet aan dezelve te moeten toe-fchryvenj overal onzekerheid.

Wat

-ocr page 172-

Hi

Vuur. gemaakt

XIII LES. t. AK-T) E y. L.

Scoffe der

Vuurver-

hevelin-

gCH.

Wat de Stoffen in ’t algemeen aangaat^ van welken zig de Natuur tot die groote ennbsp;verbaazende W'erken bedient, het is vrynbsp;natuurlyk te denken , dat zy ze neemt uitnbsp;die UitwaafTemingen, die uit het Aardryknbsp;opryzen, en tot een zekere hoogte in de»nbsp;Dampkring opklimmen. Het geen Ons totnbsp;dceze gedagten billyk aanleiding geeft, is,nbsp;dat deeze Vuurverheveiingen en menig vul*nbsp;diger zig vertoonen, en doorgaans merkwaardiger zyti door hun aanzien en grootte,nbsp;op zulke plaatfcn en in zulke jaargetyden,nbsp;waar in men weet, dat dergelyke zoortennbsp;van UitwaafTemingen, die van aart gefchiktnbsp;zyn om in brand te taaken, zig in den meesten overvloed bevinden. In heete Landen,nbsp;by voorbeeld, en in andere Geweften by dennbsp;Zomer, en in Landftreeken, daar de Grondnbsp;vetagtig en raetjoodenlym of Zwavel door-mengd is, wordt men deeze Verfchynzel^nbsp;meer dan elders, en dan in andere jaargetyrnbsp;den gewaar.

i)\vaal-

iigten.

Die kleine in de Lugt zweevende Ligtjes of Vlammetjes , by voorbeeld, die

j)v}»oh

-ocr page 173-

DOOR Gisting. nbsp;nbsp;nbsp;445

J^aalligten noemt, en daar ’t onkundig Ge- xui.leS.

naecn doorgaans zoo veel kwaadaarcigheid ®an toefchryfr, ziet men meeft op’t eind vannbsp;den Zomer, of in t begin van den Herfftnbsp;in moeraffige plaatzen, en op of by Kerkhoven, daar de Grond of ui: zyn eigen natuur , of door de Lyken, die ’er in liggen tenbsp;rotten, vet en zwavelagtig is. Het jaargecynbsp;en de gefteltcnis der plaatzen, waar op meiinbsp;2.e ’t meeft ziet, geevcn ons aan!eidi;ig omnbsp;te gelooven, dat het kleine Wolkjes zynnbsp;vanUitwaafTemingen, die in brand zyn geraakt , of, mogelyk van den zelfden aartnbsp;zyndc als de Phosphorus, alleen maar ligt gce-venj en die, ginds en herwaarts dryvende,nbsp;daar de Wind hen heen voert,zoo lang b!y-ven branden, tot dat al de brandbaare Stof,

'lie ze in zig bevatten, verteerd is, of dat het Ligt,’t welk hun fchynzel geeft en zigt-haar maakt, uitgaat.

Een Reiziger ,die den weg niet kent,dien Hun ver-hy houden m.oet, loopt gevaar om van ’t 'aiding, pad te raaken, en in de eene of de anderenbsp;Diepte, Poel of Sloot te vallen, indien hy

dat

-ocr page 174-

Vuur ghAuakt

xin.LES. (iat onbeftendig en beromzwervend Ligt tot !)EHh.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Leidsman neemt, en onbezonnen nSquot;

loopt. Maar zyn ongeluk, gelyk yder lig' telyk ziet, kan hy de kwaadaartigheid vannbsp;zynen Leidsman niet wyten j hy is ’er zelfnbsp;de oirzaak van, door zyn onvoorzigtigheid-dn ’c volgen van een Vüur, dat hem üegtsnbsp;een flaauw en valfch Ligc geeft op een wegjnbsp;dien hy niet kenCjen daar doorgaans Poelen ƒnbsp;Mocraffen, of Kuilen zyn.

Zyii freen flymagti •nbsp;ge ;,tof.

Ik kan bezwaarlyk gelooven , dat mengt; gelyk Robert Flu» verzekert, v/anneernbsp;men die Vuuren of Ligten aanvat, of denbsp;plaats opmerkt, daar zy nedergevallen zyn*nbsp;een llymagtig zoort van StofFe zal vinden.nbsp;Die Stoffe moet dan wel ongemeen fyn vet'nbsp;dund en yl gemaakt geweeft zyn,datzezoonbsp;lang in de Lugt heeft kunnen dryven. In'nbsp;dien egter die Waarneeming met genoegzaa*nbsp;me Proeven en ontwyfelbaare getuigeniflêflnbsp;was bekragiigd, zou men dit Verfchynzelnbsp;niet meer als een Vuur, als een brandendennbsp;Damp moeten aanmerkenj maar alleen alsnbsp;een door de lugt zweevenden Vhoifhorus.

pat

-ocr page 175-

447

POOR Gisting.’

Xiri.LEÏ.

2. AT-D F. E L.

In de Lifgc

zweevcn

allerlei

Uitwaa0«-gt;

luiii^env

tVic brandbaar zynv

Dat ’er onder een eindeloos getal van vcr-fcliillende Stoffen, die uit het Aardryk uit-'quot;¦'aaflëmen, ongetwyffeid zeer veekn zul-^en gevonden worden, die van dien aart zyri, dat ze aangeftoken kunnen worden en innbsp;'srand vliegen, lydt geen tcgenfpraak. Dcnbsp;^crfeheiden Reuken, die men gewaar wordtnbsp;in dc Tuinen, op de Velden, by Rioolcn;nbsp;Stinkpoelen, Mefthoopen, en zoo vcele an-'iere plaatzen gt; ftrekken ons tot onbetwift-*nbsp;l^aare blyken, dat ’er Uitwaaffemingen zynnbsp;van allerhanden aart, en ontelbaar verlchiRnbsp;lende zoorten; en dat de Lugt zoo wel be~nbsp;laaden en min of meer vervuld is met Zoti-kn, Zwavels, Oliën, Geeften , als metnbsp;'vateragtige Deelen, daar wy weettn dat zynbsp;tnerkelyken voorraad meê voorzien is.nbsp;Alle deeze Stoffen , daarenboven, wiernbsp;Ditwaaffemingen in de Lugt Zweeven, weetnbsp;yder dat brandbaare Stoffen zyn, terwyl zenbsp;^ogcen zyn. Dien aart behouden ze, ennbsp;niet minder brandbaar, wanneer ze fyunbsp;yl geworden en tot Dampen en Uitwaas-femingen verdund zyn. Hoe ve«l welrie-iV. Dell. i

-ocr page 176-

44S

Vuur «emaakt

xni.LEs. kende Krbidën en Gswaffen xyn ’er nietj n'iiüi..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Uiiwaaflemingen men in brand xiet

FrtixinelU

vliegen-j als men ’er, in een donker Vertrek, met een brandende Kaars by komt? Hetnbsp;Effebenkruid^ by voorbeeld, is zeer gefchiktnbsp;om ’er deeze Proef meê te doen ¦ en wil mennbsp;een nog zonderlinger en merkwaardiger voorbeeld, men vange in een groote Blaas, dienbsp;doordroog en wel dootfehynend is, dennbsp;rook van een weinig Terpentyn-Olie, dienbsp;men in een klein Fiooltje op gloeijende Kooien kooken laat. Als de Blaas geheel vol isnbsp;met dien Rook , maakt men ’er eene opening aan, ter grootte omtrent van een kalven Franf^hca Kroon (of Eni,eljche» Agten-twintig), en wanneer men dan met de Vlamnbsp;van een Kaars voor die opening komt, zalnbsp;al die Dampof Terpentyn-Olie Rook, fchoonnbsp;hy reeds koud geworden was, fchiclyk c»nbsp;verfcheiden reizen na malkander in bran^lnbsp;vliegen.

Verfebie» ten cnnbsp;vaÜen dernbsp;Starren.

Door middel van deeze en dergelyke Proeft neemingen is’t, dat men verklaaring en reden tragt te geeven van die Vuuren, welke**

wy

-ocr page 177-

449

«OOR Gisting.

''ivy zoo dikwils zeer hoog in de Lugt zien, xni.tES, en die zomtyds xig vertoonen als een door

* nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;DEEL*!

de Lugt vliegende Vuurpyl,’t welk het Gemeen daarom ’t Verfchieten van de Starren noemt, en op andere tyden onder de gedaante van een kleinen ronden Kloot, die vannbsp;Ligt fchittert, en meteen tamelyke fnelhcidnbsp;naar beneden fchynt te daalen, doorgaans bekend by den naam van een 5/ar, die valt,

Deeze Verfchynzels, zegt men, worden veroirzaakt door lange ftreepen, of door kleine aanecngefchakelde Wolkjes van brand-baare Uitwaaffemingen , die aangeftokentnbsp;worden, en wier Ligt deeze of geene ftreeknbsp;neemt, met dcezen of geenen graatl van fnel-heid en leevendigheid brandt en voortloopt,nbsp;naar maate dat de ftand en fchikking, denbsp;aart en hoedanigheid is der Stoffen, die Vu utnbsp;Vatten.

Om deeze Uitlegging van die Verfchyn- ’t zyn

^els met de Voorbeelden, daar men zig op 1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;mingen,

oeroept, volmaaktelyk te doen overeen- aoor Gls-

ftemmen , ontbreekt ’er niets aan dan de ‘n .

^aars, die deeze brandbaare Stoffen , en jaakf/'

12 nbsp;nbsp;nbsp;welks

-ocr page 178-

459

Vuur, gkmaaet

xni.LEs. i- A F-

I) E t i-.

welke men verondcrilelt volkomen gereed tC Haan om in vlam te vliegen, moet aanftce-ken. Maar dewyl ïe van dien aart lyO)nbsp;dat ze Gifting maakcn met andere StofFen »nbsp;die zoo wei als zy uit het Aardryk kunnennbsp;ópgetrokken wezen; en dewyl die zoorten vannbsp;Gillingen, gelyk \vy tevooren hebben doennbsp;zien, zoo ver kunnen gaan, dat ze een we*nbsp;zentlyken brand veroirzaaken, kan men zigjnbsp;zonder dat men egter billyk befchuldigd zoUnbsp;mogen worden, dat men zig te diep in Ver-onderlleliingen verzeilde, daar by nog \telnbsp;verbeelden, dat die tweeërlei zoorten vannbsp;Uitwaaflèmingcn langs verfchillende vvfgeOnbsp;tot een Zelfde hoogte in de Lugt opgehevennbsp;zyn geworden , en dat het Vuur, k welknbsp;men ziet, het oogenblik aanwyft, wanneefnbsp;zy byeen komen, en zig onder malkandernbsp;mengen.

doch al les (leuntnbsp;op Veron-d'jrllcl»nbsp;Jing.

Indien rogthans deeze by toeval ontftaan'' de in brandileekingen van Stoffen, die on'nbsp;derling in aart van clkandcren verfchilIeO)nbsp;en zonder zig te mengen, ten zy in zomnai'nbsp;ge byzondcre gevallen, door een zelfde

del*

-ocr page 179-

DOOR Gisting. nbsp;nbsp;nbsp;4^1

naar omhoog ryzen; bezwaarlyk by xiii.les. Leezer ingang en geloof zouden mogen öiri.nbsp;vinden. Indien , daarenboven , die zelfdenbsp;brandvcroirzaaly;ndc Gillingen, daar wy innbsp;de Zesde Proefneeming een voorbeeld vannbsp;toonden , wel ver van hem te overtuigennbsp;Van de mogelykhcid van deeze, welke wynbsp;^ier veronderftellen dat ’er in den Damp-^tring, die altoos met eenigc vogrigheid ennbsp;Waterdeeltjes belaadcn is, gefchiedenj hemnbsp;in tegendeel deeze onze Verondcritellmgnbsp;flegts te verdagter deeden voorkomen, uitnbsp;aanmerking van de naauwgezette, dochnbsp;iiotidzaakelyke, voorzorg, die wy by dienbsp;Proefneeming gebruikten , om ’er geen andere dan wel van alle haar .Slymvogten ge-2.uiverde Stoffen toe te neemen; dan, zegnbsp;tnogten wy wel maar by tyds liever vannbsp;dit Stuk affeheiden, en was het niet dernbsp;ttioeitc waardig, dat wy ons langer met de,nbsp;tedenen en verklaaringen 't hoofd braken,nbsp;die men van de andere Verfchynzels van dee-Zen aart poogt te geeven. Vv’ant men zai denbsp;^igt;JJchi»7!s hoe langer hos meer zien tocnec-I 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;menj

-ocr page 180-

z. A V Tgt; E K L.

AVeerligt,

Donder,

lilikicm.

Xni.LES. men, en de waarfchynlykheden afneemeri, naar maatc dat wy verder in ’t Onderzoeknbsp;treeden van de Blixemende Verhevclingen.

gepfee-acn.

Wat is dat leevendig, dat fchielyk ei’ flikkerend Ligt, ’t welk uit een Wolk, dienbsp;zig opent, voortftraalt, en dat wy IVeer-ligt noemen? Wat is de oirzaak van datnbsp;verbaazend en yflolyk geraas , ’t welk w/nbsp;boven ons hoofd hooren , dat op duizendnbsp;verfchillende wyzen rommelt, buldert ennbsp;klatert,en door ons Donder genoemd wordt?nbsp;Wat is dat voor een aart van Stof, daar wynbsp;den naam van Blikfem aan geeven, die innbsp;een oogwenk de allerhcgtfte en ftcrkfte Gebouwen omver Haat, de allerhardlfe Lig-haamen verbrandt en fmcltcn doet^ en wiernbsp;uitwerkzels niet alleen om hun geweld ennbsp;onbegrypelyke kragt, maar nog meer omnbsp;hun zeldzaamheid en zonderlinge werking»nbsp;waarlyk Wonderen gelyken?nbsp;vader Aanzicnlyk en talryk is de menigte dernbsp;XoZERAN Schryveren,die hun beft gedaan hebben, om

deeze Vraagen te beantwoorden. Onder ait' deren, die het, naar my toefchynt, gelnk-

kigft

-ocr page 181-

453

DOOR Gisting.

kigft getroffen hebben, kan men inïonder- xiit.ltïS, heid de fchrander opgeftelde Verhandeling u^ei..nbsp;raadpleegen van V^ader de Loxeran,nbsp;uit der J^fuiten Orde, die door de Akade-tnie van 'Bourdeaux in ’t Jaar 172(5 met dennbsp;Prys vereerd wierd. Men z.al daar in nietnbsp;alleen zien, gelyk genoegzaam in alle Werken, die over dit Stuk gefchreeven zyn, datnbsp;de eigenaartige StofFe van den Donder be-ftaat in Uitwaaffemingen, die in brand vliegen ; maar men zal ’er ook nog daarenboven uit leeren kunnen, op welk eene wyzcnbsp;die StofFe in de Wolk bereid wordt en totnbsp;dat oogmerk bekwaam gemaakt, en doornbsp;welk een kragt en wet van werking 7.y voort-fchict en losbarft. Indien de Waarneeming,nbsp;die men in een afzonderlykcn Brief, welkenbsp;2gter die Verhandeling gevoegd is, leeft,nbsp;gedaan is door iemand , die alles , wat hynbsp;'’erhaalt, in koelen bloede heeft aangezien,nbsp;dat zyn Inbeelding hem ’er niets van eigen maakzel heeft doen by voegen, moet mennbsp;hekennen, dat Vader DE Lozëran nietnbsp;Itwalyk gegift had, en, mag men waarlyk

I 4 nbsp;nbsp;nbsp;Wd

-ocr page 182-

YuVH GEMAAKT

Waarneemsf zeggen, dühl.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*^7 tie Natuur op het Stuk zelf betrapt

heeft.

Dc Srof van dennbsp;X)o idernbsp;zyn Uit-wa3{renbsp;uiiiieen.

Doch, zonder ons in zoo diep en netelig een Onderzoek van naauwkturigc byzonder-heden in telaaten, zullen wy (legts, gelyknbsp;men in’t algemeen doet, veronderftcllen, datnbsp;de Stoffj van den Donder beftaat uit eennbsp;Mengfd van Uitwaaffemingen, die van diennbsp;aart zyn, dat ze in brand kunnen vliegen,nbsp;door Gifting, of door de Bot zing en Drukking der Wolken,die, door de Winden metnbsp;geweld tegen elkander aangcdreeven, geftoo-ten en gcperft worden.

tlfe Vuur vaucii.

Wanneer een aanmerkelyk gedeelte van dat Mengfel Vuur vat, gefchiedt ’er cene los-h^rfting, die ftcrker of zwakker is, naarnbsp;maate van de menigte en van den aart dernbsp;Stoffen, die in brand vliegen, en naar maate van den meerderen of minderen tegen-ftand, dien zy in haar fchielyke uitzettingnbsp;ea vaneenbarfting ontmoeten.

Aartv.-’ii’t . Indien de menigte der Stoffen, die in brand

raakt, niet zeer groot is, en de plaats, daar ' 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;het


-ocr page 183-

4iS

DOOR. Gisting.

het voorvalt,aan den randisvan eeneWolk, xni.i.F.?, geeft het geen geraas en dag, ten minftennbsp;7.00 veel wy hooren kunnen; en daar ont-ftaat niets uit, dan een heldere flikkering vannbsp;Licht, eveneens omtrent als of wy een ta-melyken hoop Buskruid, die, zonder ergensnbsp;in beilooten te zyn, los en vry op den Grondnbsp;lag, in de open lug*- van verre zagen aan^nbsp;fleeken. Dat V'erfchynzel noemt men TVeer-Igt^ ’c welk ons in de oogen flikkert, zonder onze ooren eenig geluid te doen gewaar -worden. Maar welk eene leevendigheid ennbsp;fchitterende helderheid van Licht, die ’ernbsp;ontftaat uit een enkelen Damp, zoo verrenbsp;van ons af in brand gevloogen! Welk eenenbsp;overgroote menigte en ontzachlyke voorraadnbsp;van dien aart van Dampen moet Vr niet innbsp;dat Lugtgeweil bysen zyn, om vyf of zesnbsp;uuren agrereen, en zelfs langer, al die Vuur-ftraalen, die onophoudclyk op elkander volgen, te kunnen voeden en Brandftof ver-fchaffen! En hoe komt het tog, dat zoo geweldig een mcnisie van Stoffen , die daarnbsp;verbranden, geen reuk wyd en zyd van zignbsp;I 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ver-;


-ocr page 184-

45lt;J

Vuur gemaakt

xiii.LES. verfpreideo, dien wy ook eens ïonden mo-beei.. nbsp;nbsp;nbsp;gewaar worden: inionderheid als’er op

dien zelfden tyd en uit dat 7,clfde Lugtge-weft, daar zoo fterk een brand is, een overvloedige ,regen nedervalr ? Maar laar ons tot andere Verfchynzels overgaan.

Van den Donder.

Indien een aanmerkelykér gedeelte van die zelfde onder malkaêr gemengde Uitwaafle-mingen aan ’c Giften raakt in ’t Lighaamnbsp;van de Wolk zelf, ontftaan ’er aanftondsnbsp;geweldige Opbruifchingen, Kookingen, Uit-fpattingen. En indien dit eerfte gedeelte,nbsp;terwyl het dus van één berft, een ander deelnbsp;Uitwaaffemingen van gelyken aart ontmoet,nbsp;dat uit zig zelven nog niet genoeg in bewee-ging heeft kunnen raaken om los te barften,nbsp;zal het hetzelve leeven en kragt van werkingnbsp;byzettenj en dit wederom op gelyken veecnbsp;een derde: en zullen ’er dus als in vervolg,nbsp;van plaats tot plaats, de een na de anderenbsp;Uitfpattingen gefchieden, die geweldiger ennbsp;Zwaarer zyn zullen, naar maatc dat die Stoffen in dikker en opeengedrongener Wolkennbsp;beflooten zyn. Op deeze wyie, zegt men,

krygE

-ocr page 185-

457

DOOR Gisting.

icrygt men die enkele, en die als herhaalde en verdubbelde Slagen , die men hoort alsnbsp;het Dondert, en wier geluid nog door weerklanken vergroot, uitgebreid en langduuri-ger gemaakt kan worden.

Dc Wolk, door xwaare Uitfpattingen Lïdit-opengefchcurd , laat een gedeelte van het Vuur, dat ze in zig bevat, uitfchieten naar van deanbsp;buiten. Zoo dikvvils als dat gebeurt, ziennbsp;Wy een Lichtftraal, van een helderer ennbsp;fcaitterendcr Vuur dan die, daar wy ftraksnbsp;van fpraken, en die ten Voorboö ftrekt vannbsp;een Slag, dien Wy egter niet dan na verloopnbsp;van eenige oogenblikken hooren zullen, omnbsp;dat het geluid, gelyk men v/eet , met zoonbsp;groot een fntiheid niet voortloopt als hernbsp;Licht.

Vraagt men my, waarom zoo veel Vuurs Koe!e de Wolk, die het in hxaren fchoot bevat,nbsp;niet heet maakt, en om welke reden dc Re- heid.nbsp;Sen 5 die er op dien tyd uit die zelfde Wolknbsp;¦valt, niet warm is? Ik zou’er op kunnennbsp;antwoorden, dat, naar alle waarfchynlyk-heid, die Regen koud wordt in ’t neêrval-

leiK

-ocr page 186-

45? nbsp;nbsp;nbsp;Vuur. gemaakt

xiiT.LES. len, terwyl hy de Lugt doorloopt om op de

uiEL. -Aarde te komen. Maar 2.0 men, met dat antwoord niet voldaan, my tegenwerpt, datnbsp;men telkens, als het regent, al is het zelisnbsp;met Donderweer, aan den Thermometer ziennbsp;kan, dat ’er de Lugt koeler door wordt, zalnbsp;ik gereedelyk tocftaan, dat zulks waar is,nbsp;en openhartig bekennen , dat het eene zwaa-righeid is, die waarlyk wel verdient, datnbsp;men ze in overweeging neeme; want Water, welk men billyk vcronderftellen mag,nbsp;dat al tamelyk lieet was-geworden, moeftnbsp;natuurlyker wyze den Dampkring niet koeler maaken, dan liy te vooren was.

Uükrcjn. l^®at ons jCindelyk, zonder ons hier verder meê op te houden, den Bükfem doen nedervallen. Maar eer wy ons verbeelden,nbsp;dat hy met zyn Straal uit de Wolken fchiet,nbsp;zal ’t niet ongevoeglyk zyn, dat wy in ’tnbsp;algemeen en ter loops de Eigenfehappen eensnbsp;©pnoemen, die hy noodwendig bezittennbsp;moet, om de Werkmeefter te kunnen zyn:nbsp;ik zeg niet van al die verbaazende Wonderen, waarc of valfche, daar men, zo meo

zs

-ocr page 187-

DOOR. Gisting.

alleen maar optellen v/ilde, geheele Boe-ken mee zou kunnen vullen 5 maar {legtsvan DEti..

die voornaamRe Uitwerkzelen, die niemand

onbekend zyn, en die als de grond-oirzaa-ken moeten worden aangemerkt, waar uit alle de anderen afgeleid kunnen .worden.

Ieder weet , i. dat de Blikfem op het Des7clfs Voorwerp, ’t welk hy treft, nedervak metnbsp;eene fnclhcid, welke byna die van het Weer- * gen-ligt, dat zyn Voorlooper is, evenaart. 2.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

Dat hy niet altyd de Scrceklyri houdt van een zwaar Ligliaam , ’t welk vry de neigingnbsp;volgt van zyn Zwaartekragt, maar dat hy,nbsp;in fteê van altoos loodregt neêr te vallen,nbsp;ook dik wils zydwaarts werkt, en zelfs vannbsp;beneden naar boven. 3. Dat hy merktekenen agtcrlaat van een geweldigen en kragt-daadigen Slag of Boizing , eveneens gelyknbsp;een Lighaam, dat ongemeen hard was , zounbsp;kunnen doen. 4. Dat hy in ftaat is, otnnbsp;alles, wat hy raakt, in een oogenblik innbsp;brand te lleeken, te doen fmclcen, tot Kalknbsp;nit te branden j ’t geen bet allerheetfte ennbsp;, fterkfte Vuur bezwaarlyk zou kunnen doen.

5. Dat

-ocr page 188-

4lt;gt;o

Hy moet wei keunbsp;volgensnbsp;de Wetten dernbsp;Natuur.

Pc Blik-feni is geen innbsp;een ge-perrtenbsp;Xugr.

Vuur gemaakt

5. Dat hy Dieren eh Menfchen kan doen itcrvcM , zonder dat ’er naderhand eenigenbsp;zeer zigtbaare oirzsak des Doods aan tenbsp;ontdekken is. 6. Dat hy dikwils eenen zeernbsp;dikken Rook cn Damp agtcrlaat , en eennbsp;Zwavelreuk, die nog een langen tyd daarnbsp;naduprt, en zig ver verfpreidt.

Die nu onderncemen wil ons den aart van den Biikfem te verklaarcn, moe: alle deezenbsp;Eigenfehappen en Uitwcrkzels-teffens in’tnbsp;oog houden, en niets voor een oirzaak op-geeven, dan ’t geen in ftaat is, 0111 dat allesnbsp;te kunnen uitwerken volgens de valte ennbsp;bekende Wetten, die wy wecten, dat by denbsp;Natuur plaats hebben, en welke wy haar innbsp;alk haare andere werkingen beltendig ziennbsp;opvolgen.

Het zou, derhalven, geenszins voldoen ,¦ dat wy, otn reden te geeven van die onge-incene fneiheid, waar mee de Blikfem neervalt; van die geweldige kragt, daar hy meênbsp;werkt; van den brand, dien hy veroirzaakt»nbsp;en dergelyke Uitwerkzels meer, ons Klootennbsp;verbeeldden 'van brandende Stojfen, die een

JHetn

-ocr page 189-

461,

DOOR. GiSTINGi

D T. K L.

Ker» vanLugt binnen in zig omvangen en de- XIIi.les. zelve in malkaar drukken , om ’er een hard ^nbsp;Lighaam, en zoo zviaarveigtig , van te manken , dat de fnelbeid van dcszclfs Val evenmaa-tig kan zyn aan de grootheid van ’t Geivigt (*),

Men mogt ons dan wel, cn met regt, naar de alkreerfie Beginielen der Natuurkundenbsp;wyzen, om daar te keren , dat onder alicnbsp;de Stoffen , die wy kennen , de Lugt dcnbsp;minftgcfchiktc van allen is, om ’er een Lighaam van een groot gewigt van te maaken:nbsp;dar de brandende Stoffen dezelve noodwendig yler doen worden en zfg uitzetten, in

plaats van %t tc verdikken en in een te per-

fen:

(*) Het zyn geen ingebeelde DvraaÜngcn, dleifc biet wtêrfpreek : het is hoofdziaaJ^^elyk 't geen ik'nbsp;jeleczen heb in een quot;Werk, dat nog koits i»i 't Hgtnbsp;gekomen is. Dc Schryver is een Man Tan vcrdieii-fte, en het is geenszins myn oogmerk, om hem dootnbsp;niyn Wetrlegging eenig ongenoegen aan te doen, ,

Maar zyn ageing en naam , die hy in andere dingen,

^ie meer van zyn byzondere beoefrening zyn, met roem ftaandc houdt, zou mogelyk fchroomag'^igcnbsp;Lcczers in dwaaling leiden kunnen ; en om zulksnbsp;Voor te komen, is’t alleen dat ik hier de vryheidnbsp;ïjccm, om zyn Dcukbecldcu tc verbetcicn* NoUes,

-ocr page 190-

•XIIT LEJ-. z. A ï -

Hy is een hranden -

aL’ubdè Stuk zyn uitgedagt, omhelzen mag|*)

Wolk

ichict.

VüÜR GEMAAKT

fen: dat dergclyk een Lighaam, zo ’r ’er zyhkon,al woog het twintigduizend Pond,-niet vee! fchielyker zou nedervallen , dairnbsp;een Hagéiftecn doet; en eindeiyk, dat, alnbsp;viel dat Lighaam met alle inogdyke fnel-heid,die de -zwaarte’er aan xou kunnen gee-Ven, en zonder zelfs den wcerftand van ec-nige Middelftof in rekening re brengen, hetnbsp;cgttr vier Sekonden Tyds zou noedig hebben, om een Val te doen van tweehonderdnbsp;en veertig Voeten; ’t geen waarlyk zeer weinig in verge^yking komt by de fnelheid vannbsp;den Blikleni. Indien wy ons met Gillingennbsp;willen ophouden, laaten wy dan ten minften:nbsp;zulken kiezen, die niet regtdraads tegen denbsp;allerbekendfte en ontwyfïclbaarfte Beginzelen aanloopen.

Welk een gevoelen men ook uit het vrjr aanzienlyk getal van die ’er tot nog toe over

dc

(*) Hier moet men egter het gevoelen van Heer MAFFEÏ van uitzonderen, di'c beweert,

(ié B^kfem niet van boven , maar uit de Aarde komt* Die tTélccrcle Heer flaat zoo vaft.op dat

” cn

-ocr page 191-

463

BOOR GiSTIN®.

XTIT.tES* 2. A F-D E EI;^

lt;Jè Blikfem is en blyft akyd een in brand ge vloogen Damp, die de Wolk doet openber-ften, zomtyds van boven, xomtyds van beneden, of van ter lyden; die met een fnel-heid, aan de kragc van zyn losberfting evenredig , ’er uit voortfchiet: eveneens omtrentnbsp;gelyk het Buskruid, dat zig aanfteekt in eennbsp;Bom, na dat het den hollen yzeren Kloot,nbsp;die het beflootcn hield, verbryzeld heeft, zynnbsp;Werking doet op alles wat ’er rondom is.nbsp;Het Blikfemvuur fchiet dan ten Wolkc uitnbsp;op eiken Donderflag, die ons vooraf door

een

en meent ’er zulke kragtige en overtuigende bcwy-zen voor le hebben, dat hy zclts niet bej ypen kan, hoe men een ander zon k innen omhelzen. Men kannbsp;hgr denken , dar hy onder die Bcwyzen ook denbsp;Xwaangheden telt, die men regen ’t gc'A^oon gevoelen , ’t welk wy hier gevolgd hebben, kan in-brengen , en dat hy ’er zoo goed als wy , cn moge-^yk beter dan wy, al de zwakke plaatfen van kent,nbsp;loader de gedagten van den Heer MaïfeÏ oveznbsp;dit .stuk roe te hemmen, heb ik egter decze gelegenheid niet willen laaten voorbygaan, om den Lcè-ier te doen opmerken j d^t een fchrandcr én kundignbsp;Man beweert, darde Blikfem geen brandende Stof*nbsp;fe is, die :dc de Wolk valt

IV. Deel. K ' ‘

-ocr page 192-

VuUIt OEMAAKf

xm.LES. een Weerlichtflraal wordt aangekondigd'^ Dü£Lnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Voorwerpen hier op Aar*

de niet, dan wanneer het losberft met een Strecklyn, die het derwaarts heen dryft.nbsp;¦Wiens Dat de Blikfem met een onbegrypel/'nbsp;Ih^vuüt ’ fnelheid door de Lugt fchiete : dat h/nbsp;en fjnc alles wat hy treft in brand fteeke, fmeltennbsp;Damp.vtynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verteere ; dit alles kan men zonder

greepen zwaarighcid begrypen, dat het IJitwerkzel

wordt. lean zyn van eeti zeer geweldige Uitfpatting, en van een Vuur, welks hevigheid, kragtnbsp;cn werkzaamheid,onze gewoone Denkbeel'nbsp;den te boven gaar. Als wy niets andersnbsp;doen hebben , dan onze verbeelding maarnbsp;den ruimen teugel wat te vieren, om on®nbsp;uitgebreide Schetzen rc vormen, waar v®'’nbsp;de eerftö Trekken, om zoo te fpreeken,oo®nbsp;reeds bekend en gemeenzaam geworden zy^lnbsp;zal ons zulk* merkelyk minder togennbsp;borft ftooten , dan zo wy eensklaps to^nbsp;nieuwe Denkbeelden zouden moeten ovef'^nbsp;gaanj tot Denkbeelden, daar wy geen aaO'nbsp;leiding, geen voorbeeld van kennen.nbsp;Vuurpyl, die men aanfteekt, weet ik, rlat

met

-ocr page 193-

COüR Gistino'.

inet een fncllen vaart in de Lugf vliegt, en xiii ieS.

drie- of vierhonderd Voeten van niy at los- ^

dkkl.

berft; deeze fchets, hoe flaauw en gebrek-kclyk zy ook wezen mag, helpt my egter, cm eenigermaate te kunnen begrypen, hoenbsp;het ten minften mogelyk zyn kan, dat eennbsp;Vuur, op een geheel andere en konltigernbsp;¦wyze in het middengeweft van den Dampkring toebercid, byna oogenblikkelyk totnbsp;tny kan komen, en dat het in ftaat zou kun»nbsp;nen zyn, om alles, wat het hier benedennbsp;uitvoert, ’t zy als Vuur, ’t zy als een fynenbsp;en doordringende Damp, uit te werken jnbsp;gelyk het in brand fteeken van Hout, hetnbsp;fmelten van Metaalen, ’t verflikken vannbsp;Dieren , en andere Verfchynzels van diennbsp;aart.

Maar die aanleiding en hulp van Voor- Doch he-beelden miflèn wy, als wy ons een begrip 'Willen maaken van die ztvaarc Stuitingen, ran eennbsp;die geweldige Botzingen , die niet verdernbsp;dan ücgts op eene enkele plaats fchyhen getroffen te hebben, en wier merktekenen vrynbsp;beter gelyken naar die van een Kanonkogel^

Ka nbsp;nbsp;nbsp;of

-ocr page 194-

Vuur gemaakt

xtn.LES. of van een neerflortende Rots, dan naar tDEEL. ^Indrukzelen van cen met het uiterft gewel^lnbsp;daar tegen aangedreeven Vloeiftof, dienbsp;altyd wyder zouden uitbreiden, en noodwendig meer velds moeten beflaan. Ik hebnbsp;zelf de plaatfcn gezien in dikke Muuren»nbsp;daar de Donder nog korts te vooren was te-gengeflagcn; niets geleek beter naar eennbsp;Kuil, welke eenig zeer hard Lighaam, met denbsp;geweldigfte kragt daar tegen aangedreeven,nbsp;’er in zou hebben kunnen maaken. Ik hebnbsp;Balken, door dat zelfde toeval, gezien aannbsp;ftukken geüagen , waar op de plaats , daafnbsp;de Slag getroffen had, getekend wasnbsp;een zwarte Plek 3 byna zoo groot omtrent vaönbsp;omtrek als myn Hand.

Geen aoonder-fteenennbsp;lyn ’ei.

Wagten wy ons egter wel zorgvuldig»' om, uit ongeduld van onzen Geeft over di®nbsp;Verfchynzels in onzekerheid te laaten, i’’nbsp;de Wolk harde en zwaare Lighaamennbsp;doen geboren worden. Klompen van vaft®nbsp;Stofte, die, naar onze gedagten, innbsp;Zouden zyn om die geweldige kragt

doen, welke wy zien dat de Donder beef^'

ditf

-ocr page 195-

4lt;J7

DOOR Gisting.

icogenaamde Donderfleene» , by voor- xin.LES, bseld , van welken men op verfcheidennbsp;plaatfen zig nog de dierbaare overblyfzelennbsp;Verbeeldt te bezitten j maar die in ’t oognbsp;van Kenners niets anders zyn, dan een aartnbsp;van Vuurfleenen , of wel Steenen , wier ryntfsnbsp;^oort bekend is. Die vafte Stofkl^peiinbsp;ttioeften zeker onvergelykelyk grooter zyn,nbsp;dan men ze ons laat zienj om met al denbsp;fnelheid , die men goedvindt hun toe tenbsp;fchryven, die Uitwerkzeis, als harde Lig«nbsp;haamen, te kunnen doen, welken een Slag vannbsp;den Blikfcm dikwils te weeg brengt. Zynbsp;Zouden ook daarenboven in de Wolk nietnbsp;moeten gevormd worden,dan op het oogen-hlik zelf, als ze beginnen te vallen; wantnbsp;^oe zouden ze kunnen dryven en zig ophouden in een Vloeiftof, die niet draagennbsp;han dan Dampen en Uitwaaffemingen ?

Maar laat ons voortgaan met de waar- o* Biik-Ichynlykfte en algemeenft aangenomen ge- heiftdan dagten over dit Stuk verder te verklaaren, op denbsp;en ten dien einde ter oploflïng van dit by-Zonder Verfchynzcl te veronderftcUen, datnbsp;K 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dc


-ocr page 196-

4amp;8

Vuur gemaakt '

xin.iES

Aj-

KX,.

de StofFa van den Blikfcm, altyd van dei^ zelfden aart als die van het Weerlicht,nbsp;in dit laatfte geval niet van verfchille, dannbsp;alleen daar in, dat die uit de Wolk gedree-ven is, eer zy nog haaren Slag en losber-fting gedaan had. Even gelyk een Bom, dienbsp;door een Laading Buskruid uit het Mortiernbsp;gefchooten wordt, eer ze fpringt, zoo berftnbsp;ook deeze Stofïe,zodra zy op dc Aardcge-kornen is, los tegen het eerlle vafte Ligbaam,,nbsp;dat zy daar ontmoet; maakt ’er een Kuilnbsp;in, breekt het op de plaats, daar zy hetnbsp;treft; maar zy fteekt het niet in brand, zonbsp;ze geen tyd gehad heeft om het genoegzaamnbsp;te raaken, en’er zig aan vaft te hegten, eetnbsp;ze fprong, haar vrerking deed, en daar doornbsp;te niet ging. Men begrypt ligtelyk, dat der-gelyk een Uitvverkzel niet gebeuren kan»nbsp;noch zonder Damp, noch zonder R,euk ag'nbsp;ter zig te laaten.

’tGeiieim bivft 011-7cker.

Zal men, na alles wat ik van de Vuuf' yerhevelingen heb bygebragt, van mynbsp;zeggen, dat ik myti Leezer, in fteê van kuO'nbsp;diger, veel eer nog onzekercr in dit Stul^

-ocr page 197-

DOOR. Gistin». nbsp;nbsp;nbsp;4(J9

XIIT.LSS. 2. Af-D £ ïtL,

genaakt heb? _Het was egter myn oogmerk hen waarlyk kundiger te doen worden, doornbsp;han alle de zwakke plaatfcn van ’c gevoelen j ’t welk ik verklaarde, te lecren kennen, op dat hy, indien hy ’er niet beternbsp;Over voldaan is, dan ik, zyn oordeel zounbsp;tr.ogen opfehorten, gelyk ik het myne doe,nbsp;tn ten allen tyde gereed ftaa, om alles, watnbsp;men nog in ’t vervolg over dit Onderwerpnbsp;2.0U willen zeggen , of mcenen ontdekt tenbsp;hebben, zonder vooroordeel en onpartydignbsp;te onderzoeken.

Oocli fchyntnbsp;van dennbsp;zelfden

Indies iemand, by voorbeeld, eens ondernam, om door een naauwkeurige en wel overeengebragte Vcrgclyking der wederzyd-fchc Vcrfchynzels aan te toonen, dat dc als

J nbsp;nbsp;nbsp;£lclc“

Donder in de handen der Natuur dat geen nifiteit, 1^) k welk dc Elektrifiteit is in de onzejnbsp;en dat deeze Wonderen , daar wy thansnbsp;naar ons welgevallen mee omgaan kunnennbsp;kandelen , navolgingen in ’t klein zyn

'an die groote en verbaazendeUitwerkzels,

die ons met angft en fchrik vervullen j en dat het een zoo wel als het ander van denbsp;K 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;T^elft

-ocr page 198-

470

Vuur gemaakt

XIII.LES 2 Af

P E k i..

zelfde Natuurwerking en oirzaaken aft bange: indien hy deed zien, dat een Woiknbsp;door de Winden, door de Warmte, doofnbsp;de vermenging van Uicwaaffemingen , e®nbsp;dergelyke medewerkende oiriaaken meer be-hoorlyk toebereid ten opiigt van ’t een of 'tnbsp;ander Voorwerp, hier op de Aarde juift he:nbsp;zelfde iSj’t geen een geëlektriseerd Lighaatnnbsp;is in ’t by zyn en op een zekeren afftand vannbsp;een Lighaam, ’t welk niet geëlektrizesrd is:nbsp;dat Denkbeeld, moet ik bekennen, indiennbsp;het op aanneeraelyke gronden werd voor-gedraagen, zou my ongemeen wel bevallen^nbsp;En ,om het zelve aanneemelyk en niet ongC'nbsp;grond te doen voorkomen, hoe veel fchyii'nbsp;baare redenen doen ’er zig niet als van zelv«nbsp;op in de oogen van iemand , die den aartnbsp;der Elektrifiteit kent ? De algemeenheid eetnbsp;Elektrike StofFe, de verbaazende fchielyk'nbsp;heid van derzelver Werking, haar brandbaarheid, en haar werkzaamheid om anderenbsp;Stoffen in brand te fteeken^ de Eigenfehapnbsp;en Kragt, die ze bezit, om de Lighaamennbsp;en uitv/endig en inweitdig tot in derzeD^'t

Jcleiiie

-ocr page 199-

471

BOOR GisTIMG.

ii'j;

fe^einfte deeltjes te trefiPen j ’t zonderling JtiiixES. Voorbeeld, ’t welk wy van dat Uitwerkzei pnbsp;2.icn in de Proefneeming van Leiden j hetnbsp;Denkbeeld, dat men zig daar biilyker wyzenbsp;van maaken mag, als men zig een hoogerennbsp;trap van Elektrieke Kragt verbeeldt, en vee-le andere dergelyke beceukingen meer. Allenbsp;deeze ftukken van regelmaatigheid en over-eenkomft, daar ik zedert een geruimtn tydnbsp;tt^yn gedagcen over laat gaan, beginnen mynbsp;te doen geloovcn , dat men, de .Elektrihteitnbsp;tot zyn voorbeeld en rigtfnoer neemende,nbsp;zig juifter en waarfchynlyker Denkbeeldennbsp;over den Donder, Blikfem en Weerligt zounbsp;kunnen vormen, dan men tot nog toe ge-daan heeft (*_). Maar het wordt tyd, dat ik

van

ftof

f.” Benkheeld van de voornaarafte Vuurverheve-¦f'iijen mt dcszelfs bckcr.de Veifchynzels en tJit-^ S nbsp;nbsp;nbsp;werk.

van den zelfden aart is als het Elektrlek Vmir;

(*) [In (Ie 1!ltgee.ojteVerhindelmtcn, die hy HMttuin V’oiden uïijegecven , vindt men cenigc naderenbsp;fioeven c:i Jjcdenicingcii over dit Stuk, zoo v.ianbsp;den Heer Nollet zciveu, als van den Hoernbsp;t^RANKLlK en anderen; waaruit genoegzaamnbsp;klykbaar is, der de Weeriigr, Donder en lilikfcin-

-ocr page 200-

)

472

VOUS. GtMAAKT

xtii.LES. van dccM Uitweiding weder tot niynOndcp-üesL ^^'quot;P keere, en melde, ’t geen ik nog verder te zeggen heb, over de verfcheidennbsp;wyzen , v/aar op men de Vuurftof werkzaam kan doen worden, en Vuur kan maa-ken,

Pe Zon

msake de Vinirftofnbsp;werkzaam.

Ecne wyze is ’er, daar de Natuur zelve zig van gewoon is te bedienen, en die denbsp;hulp der Konft niet noodig heeft ,dan alleennbsp;wanneer men de Vuurftof zoo fterk verlee-vendigen wil, dat zy daadelyk Brand kannbsp;veroirzaaken. De Zon, terwyl zy het Aard-ryk verligt, veroirzaakt en onderhoudt be-ftendig een zekeren trap van Beweeging innbsp;het Vuur, ’t welk haar eigen is. Alle aard-fche Lighaamen , wier ailerkleinfte openin-gen en tuftchenruimten met die Hoofdftofnbsp;gevuld zyn, worden door de werkzaamheidnbsp;van dat bewoogen Vuur min of meer aan-

ge-

wctkzcls mcrkclyk verketerd en opgelielderd zou kunnen worden. De Nederduitfche Leezer kan tennbsp;dien einde inzien. I. D EEL.. bladz, 4S8,éI7,6I9-

11. Deel. bladz. 145,241. UI-P eel. Wadz. i87'3

-ocr page 201-

47?

door ZoNNESTRAALEN.

gedaan, naar maate dat hun natuur hen daar xiii.les. min of meer vatbaar voor maakt, of datnbsp;het Hemelligt, ’t welk die beweeging ver-oirzaakt, hen meer regtftreeks of fchuinzernbsp;befchynt En alles is op die juifte wyze gernbsp;regeld, dat, gelyk de invloed van de Zonnbsp;nooit ktagteloos en vergeefs is, zoo ook denbsp;Warmte, die ’er door ontftaat, altoos binnen haare zekere paaien blytt, die merkelyknbsp;laager zyn, dan ’t geen wy eigenlyk Branden noemen , en nimmer een waare Ontvlamming en daadelyken Brand veroirzaakt.

Vuur,gein r.akr door Zan»nbsp;nellraa-len.

Maar die zelfde Straalen, die, wanneer men ze in de orde en ftreeklynen ontvangt,nbsp;v/elke zy natuurlykc-r wyze onder elkandernbsp;gewoon zyn te houden, als ze onmiddelyknbsp;van de Zon tor ons komen, flegts een vrynbsp;bepaalden en maatigen graad van Warmtenbsp;kunnen verv/ekken ; zullen de Lighaamennbsp;Ongemeen heet maaken, branden, Vlam ennbsp;Vuur doen vatten en vertceren, indien mennbsp;Ze in grootcr menigte teffens en met vereen-de kragten op die Lighaamen fchynen doet.

Dit kan men doen op verfcheiden wyzen,

daar.

-ocr page 202-

474

Vuur gemaakt

xni.LES. d^ar ik eenige Voorbeelden van zz\ aantoo-deel nbsp;nbsp;nbsp;en. beginnen met de allereenvoudigftc

manier.

VKI. Proefneeming.

Toefiel.

Laat agt of tien Perfoonen op een zelfden tyd de Straalen der Zon vangen op plattenbsp;Spiegeltjes van drie of vier Duimen Mid-dellyns; en ieder draage zorg, dat hy zynnbsp;Straalen laat weerftuiten op den Bol van eennbsp;Thermometer, die op een Afftand van twaalfnbsp;of vyfeien Voeten, op de gevoeglykfte wy-ze ten dien einde, geplaatfl: is. Zie Fig, 5,

Vitwerkzels.

De Zon-ncftiaa-Icn, door eenigenbsp;Spiegeltjes opnbsp;den Thermometernbsp;gekaadt,nbsp;doenheinnbsp;Ijzen.

In korten tyd ziet men het Vogt van den Thermometer merkel yk hooger ryzen , dannbsp;het te voeren ftond, eer het al die zamen-Jcopende beelteniffen der Zon, door denbsp;weerftuicing der Spiegeltjes byeen verzameld, op zyn Bol ontving*


-ocr page 203-

xni.LES. 2. at-

DF. El,„

jjOOR Zon NESTRA ALEN. 4.75 Ophelderingen'.

Ik zal my bier alleen maar bezig houden met het Üitwerkzel, ’c welk wy zien vannbsp;de verfcheiden Beelceniffen der Zon, met el-kanderen vereenigd, en op den zelfden tydnbsp;op een zelfde Voorwerp zamengebragt; ennbsp;alles wat ik over die zoort van beweeging,nbsp;die men de Zonneftraalen heeft toe te fchry-ven , over de Oirzaak en de V/eiten vannbsp;derzelver Weerftuitinggt; en dergelyke dingen te zeggen heb,tot dc Vyftiende Les uit-ftellen.

De Zon-neftrai-ien verzwakken doornbsp;tVeet-ftuiting.

Ieder van de platte Spiegeltjes van onze Proefneeming ontvangt een zeker getal vannbsp;Zonneftraalen, van welke een gedeelte (tennbsp;opzigt van ’t gebruik ten minften daar zenbsp;hier toe dienen zouden) zonder uitwerkingnbsp;blyft, wegens de onvolmaaktheden van denbsp;Weerftuitende oppervlakte, die onvermydely knbsp;^¦yn: de overige Straalen worden terug ge-kaatft op een Vlak, dat een weinig grooternbsp;¦van otntrek is, dan het Spiegeltje, om redenen, die ik op een andere plaats zal zeg-

genlt;


-ocr page 204-

Vuur gemaakt

xiiT.IEs. gen. Dewyl dan en het getal der Straaleo

2t A F**

tctccnt*

B E i. L. verminderd is, en teffens derzelver W erking verzwakt, dewyl zc zig over een grooternbsp;Vlak uitbreidt, moet daar uit volgen, datnbsp;de Thermometer j indien hy flegts door ceasnbsp;van die weeromgekaaifte Beelteniffen van dcnbsp;Zon befcbeenen werd , minder Warmtenbsp;Ontvangen zou, dan zo hy, even gelyk hetnbsp;Spiegeltje , regtftreeks van de Zon wiertlnbsp;bcfcheenen. Maar dit verlies of deeze ver-ZW'akking van dc teruggekaatfte Beeltenisnbsp;der Zon is zoo aanmerkelyk niet, als mennbsp;zig mogelyk wel zou verbeelden. Uit denbsp;Proefneemingen van den Heer du Fay zietnbsp;men, dat het tiende gedeelte van de Zonquot;nbsp;neftraalen, door een platten Spiegel van eennbsp;Voet in ’t vierkant weeromgeftuit, nolt;^ opnbsp;den afftand van honderd Toifes (of 50 Roeden) zoo veel kragts hadden, dat ze kondennbsp;branden als men ze daar in een zeer kleinnbsp;Vlak deed zamenloopen j op zulk een vvyquot;nbsp;ze, als wy ftraks nader melden zullen.nbsp;Aiaarnec- Wanneer’er, derhalven, agt of tien Beel'nbsp;me» door teniffen van de Zon, gelyk die daar vty

dc

-ocr page 205-

DOOR ZoNHSSTRAALEN. 477

ging geweldig in kugt toe.

Proefneeming van fpraken, op een zelf- xiii.les, de Vlak byeengebragc en verzameld wor-den, zullen ze, hoewel ieder op zig zelvenbsp;een weinig verzwakt is, allen met maikaa-dcr een vry aanmerkelyken Graad van Warm-te veroirzaaken ; en men begrypt ligrelyk,nbsp;dat men,door die Beekeniffen op deze wyzenbsp;in een nog groocer getal op een Voorwerpnbsp;byeen te zamelen, de Hitte, eindelyk, zoonbsp;fterk zou kunnen maaken, dat men het 'ernbsp;door in brand ftak, of deed fmelten. Wantnbsp;het gaat met dceze vereenigde en in zekerenbsp;menigte zamenloopende Zonneftraalen nietnbsp;op die wyze, gelyk wanneer men ettelykenbsp;Stoffen, die elk een bepaalden Graad vannbsp;Warmte bezitten , byeen voegt. Al gietnbsp;men by een Pint warm Water nog agt ofnbsp;tien Pinten van het zelfde warm Water by,

^lle die byeengevoegde Pinten zullen den quot;thermometer niethooger doen klimmen,dannbsp;de eene enkele Pint deed ; of wil men eennbsp;Voorbeeld, waar in de Omttek der Stoffennbsp;dfe zelfde is, gelyk in de Proefneeming denbsp;plaats, die de Zonneftraalen ontvangt, de

zelf'

-ocr page 206-

47I Vuur gemaakt

i- A F

n £ li ii

xni.LES 2,elfde is en blyfc. Veertien Ponden Kwi'lt;-^ T-ilver geeven aan een klein Lighaam nieCnbsp;meer Warmte,dan een Pond Water, twelknbsp;even hret is als de Kwik, ’er aan geeft:nbsp;daar in tegendeel ieder Zonneftraal begaafdnbsp;is met eene Kra^, wier Sterktetrap zelfsnbsp;daar door in vermogen toeneemt, dat zy metnbsp;andere dergelyke Kragten vereenigd is.

IX. PrOEFNEEMIN Gj

Toefleh

Figuur 10 vertoont een ronden holler» Spiegel van Metaal, die omtrent de wydtenbsp;heeft van twee Voeten, en wiens Holte hetnbsp;beloop heeft van een ftuk van een Kloot vannbsp;vyf Voeren Middellyns. Men ftelt deezennbsp;Spiegel op zulk een wyze tegen de Zon,nbsp;dat zyne As A B een zeer fcherpen Hoeknbsp;maakt met de Zonneftraalen, die ’er op val*,nbsp;len.

Vifi


-ocr page 207-

DCOR. ZorlNESTRAAtEN. 47'p

Vitvjerkzeh. nbsp;nbsp;nbsp;XIULÉS.

2# A¥-D £

Men 'z.iet een loorr van Kegel van zeer helder Ligt, wiens Voetftuk op de opper- zeis vannbsp;vlakte van den Spiegel Haat: en zo men innbsp;het Toppunt' C van dien Ligtkegel Splinters en Spaanders van Hout, of eenig ander brandbaar Lighaam brengt, vat het opnbsp;het oogenblik z.elf Vuur, gely k men aan dennbsp;dikken Rook en den Vlam, die ’er uit flaat,nbsp;gewaar wordtlt; Een Plaatje van Lood ofnbsp;Zilver , dar men met een lange Tangnbsp;eenige oogenblikken op die zelfde plaatsnbsp;houdt, fmelt en valt in druppels neer; Steenen branden ’er in uit tot Kalk, en de Stoffen , welke van dien aart zyn, dar xy in Glasnbsp;hunnen veranderd worden, verfmelten ’ernbsp;in tot Glas. Maar, dewyl in dit laatfte geval de StofFe eerft eenigen tyd gcfmoltennbsp;ttioet blyven, legt men ze in een kleinenbsp;holligheid, die men ten dien einde in eennbsp;Houtskool maakt, welke men in het Brandpunt C houdt.

IV. Deel,

0

-ocr page 208-

4S0

XIII.LES. 2. Anbsp;DEEL.

Denkbeeld van eennbsp;Brand'nbsp;fpicgelnbsp;cn zynnbsp;Tvyze vannbsp;¦Werking.

Toiy^ane

Vuur. gemaakt

Ophelderhigen.

Dewyl de Wiskonfienaars den Cirkel aan-merken als een Veelhoek , die een oneindig getal van Zyden heeft, en dewyl de aart ennbsp;eigenfehap der Oppervlakten enkel en alleennbsp;afhangt van de Natuur der Lynen, waar uitnbsp;ze zamengcfteld zyn, kunnen wy de weer-ftuitende Oppervlakte van onzen Spiegel be*nbsp;grypen, als of ze beftond uit een aaneenge-fchakelde Verzameling van een zeer grootnbsp;getal van kleine platte Spiegeltjes, die ongevoelig een weinig geboogen ftaan tot malkander, volgens het beloop van de kromtenbsp;van een holle Spheer. Daarenboven mogen wy ook hier wel, zoo lang tot dat wynbsp;’t op een andere plaats behoorlyk zullen be-weezen hebben, veronderftellen , dat iedernbsp;van die Spiegeltjes de Beeltenis van de Zon,nbsp;of liever een klein bondeltje van Ligtftraa-len, die van de Zon komen, ontvangt^ ennbsp;juiffc zoo geplaatft is, dat het dat Bondeltjenbsp;op het Punt C, of zeer naby daaromtrentnbsp;doet terug ftuiten. Hier uit begrypt men

lig*

-ocr page 209-

dooi! Zonnestra alen; nbsp;nbsp;nbsp;481

2. AK-OEtL.

^igtelyk , dat op die wyzc alle die Bcclte- xrir.LES, niffen van de Zon in een zeer klein Vlaknbsp;Verzameld en byeen gebragt worden; en de-V'yl vvy in de voorgaande Proefneeming hebben doen zien, dat verfcbeiden Beelteniffennbsp;Van de Zon, op eene zelfde plaats zamen-loopendc, daar de Warmte, naar maatevailnbsp;bun getal, doen toeneemen , zal men gc-^¦'akkelyk daar uit kunnen opmaaken, dat

die Spiegelruitjes j die men zig verbeelden Fauius kan dat ’er in een hollen Spiegel van tweenbsp;Voeten Middellyns zyn, door de Straalennbsp;die ze allen naar een plaats terug kaatzeojnbsp;een Brandpunt zullen kunnen vormen, datnbsp;fterk genoeg is om die Werking te doen,nbsp;daar ik zoo aanftonds van gefproken heb.

Maar, daar men zig niet genoeg over kan Werk-verwonderen, is de ongemeene werkzaam-neid van dit hoofdftofFelyk Vuurj ’t welk Vuut.

een oogenblik al zyn kragt krygt, cn in een oogenblik weer verlieft. In dat zelfdenbsp;brandpunt, daar de Metaalen fmolten ennbsp;^egdroopen, blyft geen het minfte blyk cnnbsp;Voetftap van een buitengewoone Warmtenbsp;L 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;over.

-ocr page 210-

Vuur. gemaakt

1. Af-D K Ê L,

xui LES. over, loo dra men met het een of’t andeï»

'f A s nbsp;nbsp;nbsp;*

wat het zy, den Spiegel bedekt.

X. Proefneïïming.

Toejlel.

PL. 4.

Uitwerk-zels van een Vergrootglasnbsp;of Brandglas.

Mea vangt de Straalen van de Zon op een van die Glazen, door welke men denbsp;Voorwerpen grooter ziet, dan met het bloO'nbsp;te oogj die daarom doorgaans Vergroot glazen genoemd worden, en zamengefteld zynnbsp;uit twee Bolronde Oppervlakten, ieder va»nbsp;welke een gedeelte is van een ronden Kloot*nbsp;Zie Figuur n.

VH'werkzels.

Eenige Duimen agter het Glas, zo het wat groot van omtrek is, en taamelyk dik ifinbsp;’t midden, zal men het Toppunt zien vaunbsp;een Lichtkegel, wiens Voetftuk op de agter-fte oppervlakte van het Glas ruft , gelyk dsnbsp;Kegel van de voorgaande Proefneeming metnbsp;zyn Voet op de voorfte oppervlakte vaUnbsp;den Spiegel ftond.

Als


-ocr page 211-

483

DOOR. ZONNESTIIAALEN.

XIir.LESt

z. A t-D E Ë

Als men in het Toppunt van dien Ligt-^fgel de eene of de andere brandbaare Stof-fe houdt, Zwam, by voorbeeld, een lapje Laken, Hoedsvilt of iets dergelyks,xal mennbsp;’t in een oogenblik zien beginnen te rookten en Vuur vatten.

Ophelderingeft.

de Vuur-dceltje.-* in dcnbsp;Stoffennbsp;werkiaam.

Ik zal my hier niet bezig houden met de dc verci reden te verklaaren, waarom dergelyk een quot;‘8:^=nbsp;Vergrootglas de Straalen der Zon, of der- mukennbsp;Zelver Werking, in een klein Vlak byeennbsp;brengt en doet zamenloopen; maar dat Stuknbsp;ovcrlaacen voor die Les, waar in ik van denbsp;Grondbeginzelen der Doorzigtkunde fpree-^^en Zal. Voor het tegenwoordige zal ik al-Len maar aanmerken, dat hier wederom,

Edyk voorheen, de Zonncftraalen, fchoon door een ander middel, dan daar wy in donbsp;voorgaande Proefneemingen ons van bedienden , byeen zyn vergaderd j en daar dit gevolg uit opmaaken, dat, op welk eene wy-2.ulks ook gefchiede, dat Vuur, dus als

mee


-ocr page 212-

484.

Vuur gemaakt

xrrr.LE

2. A F-

s. met al zyn kragt in een punt veriaraeiH, zoo veel te werkzaamcr worde, naar maatenbsp;dat het in een grooter menigte binnen eei^nbsp;kleinen omtrek byeen loopt, en dat deszeÜ^nbsp;Werking de Deeltjes van zyn zoort gt; disnbsp;Vuurdecltjts, die in de openingen en ledigsnbsp;ruimten van een Stof verborgen zitten eOnbsp;daar als verdoofd en werkloos zyn, aandoen'nbsp;dCjdezelven verlevendigt, eri dermaate mtênbsp;werkzaam doet worden, dat ’er niet alleennbsp;Warmte,Hitte, maar zelfs daadelykeBrandnbsp;in die Stof door ontftaat.

IJ rand* gbzcnnbsp;van Ys •:nbsp;yju Wa'nbsp;ter.

fvdcn denke, ondertuffehen, niet, dat dit Uitwerkzel zyn oirfprong verfchuldigd ianbsp;aan de eene of de andere byzondere Eigen'nbsp;fchapj die de aart en ftoffe van ’t Glas innbsp;zig heeft, en daar alleen eigen aan is. Alles hangt enkel van de Doorfchynendheid canbsp;van de Gedaante af. Dit is zoo zeker,dat,nbsp;indien men wat Water, zoo helder en zuiver als mogelyk is, bevriezen laat in eennbsp;V^orm, als de helft van een V'^ergrootglas,nbsp;plat aan de eene en bolrond aan de anderenbsp;zyde uitgehüld, en men dat Stuk Ys, na het

uit

-ocr page 213-

48gt;

HOOR Zonnkstraalen.

DEtL.

Erjml. fpiegelsnbsp;van Goudpapier ennbsp;van Suoo,

uit de Vorm genomen te hebben, voor een xin.LES oogenblik tegen deStraalen der Zon houdt,nbsp;het eveneens, als het Glas van onz.e Proef-necming, een Brandpunt zal maaken, waarnbsp;in men Linnen, Hout, en dergelyke Stoffen zal zien branden. In myne openbaarenbsp;LeCfen ook doe ik meermaalen het zelfdenbsp;Hitwerkzel zien met een deel Water, in eennbsp;2.oort van glazen Fles begreepen, die de gedaante heeft van een groot Brandglas,

Eveneens is ’t ook roet den Brandfpiegel gelegen. De Stofïe , daar hy van gemaaktnbsp;is, doet .eigenlyk niets tot'het Brandpunt,nbsp;wiens kragtige uitwerkzels wy zagen. Alles hangt hier ook vair de Gedaante en vannbsp;de Gladheid der Oppervlakte af. Nooit beter kan men daar van overtuigd worden, dannbsp;¦Wanneer men brandbaare Lighaaraen , ge-ïyk mengeraakkelyk doet,met vergulde Spiegels van Pleifter of Bordpapier, voor zynenbsp;tgt;ogen ziet aanfteeken. Men heeft ook inen-fchen gevonden, die ledigen tyd en geduldnbsp;genoeg hadden, om Brandfpiegels te maakennbsp;¦van uitgezogte Strookjes Stroo, netjes ge-L 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fchikc


-ocr page 214-

Vuur. gemaakt

XIII,LES. fchikt en vaftgekleefd op een holle KlootS’ PEEL. ronde Oppervlakte , en met dat Stroo flaknbsp;men ander Stroo in brand.

Gevolgen,

ARcni-MEDES fteekt dcnbsp;^omcinfcLenbsp;Vloot innbsp;Jjxajid»

Veelen zyn ’er, die ’t voor een gewüE Waarheid houden, dat Archimedes denbsp;Vloot der Romeinen^ toen ze voor Syrakuzertnbsp;lag , om die Stad te belegeren , heeft innbsp;brand geftokcn. Verfcheidcn Hiftoriefchry-vers, die van dat voorval gewag maakcn,nbsp;zeggen dat hy zulks deed door middel vannbsp;zekere Spiegels, die, op de Miiurcn van dsnbsp;Stad geplaatftj’de Zonneftraalen bycen vergaderden , en dezelve deeden vallen op hetnbsp;een of ’t ander gedeelte van een Schip dernbsp;Belegeraaren. De Natuurkundigen, zig metnbsp;de waarheid van het Stuk, (da: egter oninbsp;yerfchciden redenen nog vry tvvyffèlagtignbsp;blyft (1),) minder bekreunende, dan met

het

1

Men kan daar over nazien eene Verliande-ling van den Heer liULïlNGER, die len tiiel voert D: Spi:»h ^nhinudis, en cIo Me//,iris van den Heo.

DE

-ocr page 215-

DOOR Zonnestraalen. 4B7

J. AF-D EtI.,

onderzoek van dcszelfs rr.ogelykheid, xiii.les. ''^erfchillcn ’er over van gedagten, dewyl zenbsp;^ig verfchillende denkbeelden gevormd hebben van licc maakzel van die Spiegels, ennbsp;van den Afftand, waar op men wil dat zynbsp;naoeften gewerkt hebben.

’tis geen Brand ¦nbsp;fpiegel

Het in brand fteeken der 'Romeinfche Schepen valt zoo bezwaarlyk te begrypen, dat men het billyk voor onmogelyk zou moe- geweeftnbsp;ten aanzien, indien men ftelt, dat zulks ge-fchied zy door een Spiegel uit een enkelnbsp;ffcuk , die z,yn Brandpunt zes- ot' zevenhonderd Voeten ver wierp, op welken afftandnbsp;men zou mogen denken, dat een Vloot omtrent legt, die een Stad belegert. Wantnbsp;dan moed die Spiegel zoo verbaazend grootnbsp;geweefl: zyn, dat men redeiyker wyze denken mag, dat het boven het bereik der Konllnbsp;Zou zyn dergeiyk een Werktuig te vervaar-

di-

BeBuFFON, Memaires de t’^cailemic dn Sciencts, pour l'anHie 1747. Hollet. [Zie pok dc Aan.nerkiiigen vannbsp;den EiigeJfchen Heer PARSONS op 't dev’oelen vannbsp;Ki'chtrui dien aangaande,, in liet 1- Deel der Vit^e-Vethandtlb.gen , bladz. aw.J

L y

-ocr page 216-

488

Vuur gemaakt

xni.LEs.

2. AF-UF.EI,. De Srraa-Icn ïcr-Ipieicicnnbsp;zie doornbsp;T/eetttiii-

tiug.

digen : gelyk uit deeze volgende aanmerkingen zal kunnen blyken.

Alle Zonneftraalcn, gelyk wy reeds voorheen met een kort woord uit de Proefnee-mingen van den Heer du Fay hebben aangeroerd, die door een platten Spiegel van een Voet in’r vierkant worden terug gefluit,nbsp;verfpreiden zig, en verwyderen na de Weer-ftuiting dermaate van elkander, dat zy opnbsp;een affland van zeshonderd Voeten een Vlaknbsp;befiaan , ’t welk omtrent tienmaal grooternbsp;van Oppervlakte is , dan de Spiegel. Hier uitnbsp;volgt, dat’er op een vierkanten Voet vannbsp;dat Vlak , door dit weeromgefluitte Ligtnbsp;befcheenen, niet meer valt, dan flegts hetnbsp;tiende gedeelte van de Straalen, die van dennbsp;Spiegel worden terug gekaatft. Een Ther^nbsp;momeUr, derhalven, zou op die plaats tienmaal minder Warmte ontvangen , dan hynbsp;gevoeld zou hebben, indien hy in die zelfde Straalen gedompeld ware geweelt op eennbsp;kleinen affland van den Spiegel , van zevennbsp;of agt Voeten, by voorbeeld, daar de weerom-

-ocr page 217-

door Zonnestraalen. 48^ orntreftuite Beeltenis der Zon nog niet tner- xni.LEs.


kelyllt;

^k; vergroot is.

Indien wy ons nu dien hollen Spiegel uit DeUranJ-

een enkel ftuk, en die zyn Brandpunt z,es-

honderd Voeten ver werpt , eens verheel, g^oot

den als beftaande en zamcngefteld uit ver- »'oe'en ’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;111-1 gewecll

fcheiden zulke Vierkantjes, gelyk die platte

Spiegel van een Voet,daar ik zoo aanftonds van fprik {*), dan zouden ’er tien zulke Vierkantjes noodig zyn, om op een afftand vannbsp;zeshonderd V'oeten op een Vlak van eennbsp;Voet in ’c vierkant 7.00 veel Straalen byeennbsp;te brengen, als ’er regtftreelcs van de Zon opnbsp;één alleen van die V'^ierkantjes vallen : ennbsp;Zou men, derhalven, genoodzaakt zyn,opa

het

Deere Veigelyking moet niet ten ftreiigftcn Worden opaev.it, dewyl ieder zulk een Vierkantjenbsp;Vin den lioiien .spiegel r.elf een Spiegeltje zounbsp;z.yn, dat min of meet liol was; maar dewyl dienbsp;holligheid jiiift van geen groot belang zou zyn, be-lioefc ze ook niet in ainmetking te Jconien , ennbsp;kan ligtelyit over ’t hoofd gezien wotden in eeiienbsp;^’erklaaring, die alleen maar dient, om’t geen wynbsp;biet op 't oog hebben te betet te doen veiftaan,nbsp;ISilUt.


-ocr page 218-

490

Xni.LES. 2- Ar-Dtr,!,,

op dien

verren

Afftand.

Dc Af-

ft .r n d was

nader;en

meer

Spiegels

kannen

gebruikt

riy»'

Vuur gemaakt

het getal .van die Vierkantjes tot een verbai-zende menigte te moeten vermeerderen, of, ’t geen op het zelfde iiitkomt, den Spiegelnbsp;grooter te maaken, dan men met reden hopen kan, dat men immer zou kunnen doen,nbsp;om hem een Brandpunt te geeven, dat opnbsp;dien afftand zulk een werking doen zou.

Men mogt, derhalven, dit Verhaal van Archimedes Wonderdaad met regt nietnbsp;alleen voor onwaaragtig , maar zelfs voornbsp;iets, dat volftrekt onmogelyk was, aanzien,nbsp;zo men genoegzaame redenen had om te ge-looven, dat de 'Romeinfche Vloot niet nadernbsp;dan tot op een afftand van zeshonderd Voeten de Muuren van Syrakuz,en naderde, ennbsp;dat die groote Werktuigkonftenaar maar eennbsp;Spiegel had uit één ftuk.

Maar niets is’er, dat ons verpligt om of het een of het ander te geloovcn. Uit hetnbsp;getuigenis van zommige Schryvers blyktnbsp;zelfs, dat de Romeh/Jehe Vloot zoo na ondernbsp;’t bereik van de Stad kwam, dat men malkander met Spieflen, die men met de handnbsp;Vi’icrp, treffen kon; ’t geen ons, zeker, een

denk-;

-ocr page 219-

DOOR. ZoNNESTRAALEN. 49I

denkbeeld geeft van eqn Afftand, die mcr' xni.LES.

Ifdyk kleiner is, dan van zeshonderd Voe-

tEn; en men mag natuurlyker wy7X denken,

dat de fchrandere en vindingryke Aiichi-

MEDEs,in een magtige en bloeijendeKoop-

ftad, van alles ten overvloed voorzien, zig

Van verfcheiden Spiegels bediend zal heb-

ben, zo hy met een enkelen zyn oogmerk

niet ten vollen bereiken kon.

Doch, zonder ons verder in’t onderzoek Erand-van de waarheid der zaak in te laaten, zo

vai! lofle

wy alleen maar zien op demogelykheid, het phtte is thans en door Redeneering en door On- Spiegelsnbsp;der vinding onbetwiftbaar beweezen, dat hetnbsp;Zeer wel mogclyk is, om met Spiegels, dienbsp;bet niet ongemeen veel moeite kolt toe tenbsp;ftellen, een Brandpunt te maaken, dat opnbsp;een grooter Afftand Brand verwekt, dan hetnbsp;bereik was van een Werpfpies, die men meenbsp;de hand wierp. Om de onkoften van eennbsp;grooten Spiegel van Metaal, wiens ftolFe ennbsp;¦^aakzel niet dan van een zeer aanzienlykennbsp;Prys zouden kunnen vallen, te vermyden,

heb-

-ocr page 220-

492

VUÜR. GEMAAKT

Xtn.LES. 2. A F-

IXEEL,

hebben vcrfcheidcn Natuurkundigen vsi’ deexe laatere tyden het beÜuit genomen jOOanbsp;Brandfpiegels zamen te ftellcn uit een tame-iyk getal ftukken van platte Spiegeltjes,nbsp;een zoort van Raam valdgemaakt, en opnbsp;zulk een wyze gcplaatR-, dat zy, tegen denbsp;Zon gefield, allen hunne Straalen op eennbsp;zelfde plaats werpen. De Heer de BuF'nbsp;FON , die de eerfte Uitvinding van die Brand1nbsp;fpiegels mcrkclyk verbeterd heeft, en totnbsp;greoter volmaaktheid gebragt, heeft ’er onlangs één doen toeftellen, wiens Uitwerk-zels alle de Liefhebbers, die ’er ooggetuigen van waren, op een aangenaame wyzenbsp;verraft hebben. Die Spiegel fteekt op eennbsp;Afftand van tweehonderd Voeten Hout innbsp;brand, doet het Tin fmelten op een Afftandnbsp;van honderdvyftig Voeten, en’t Lood vannbsp;honderdveertig (1), en de Uitvinder maakt

ftaat,

1

Oe Heer BurroN heeft eig tot het Toeftcl-len v.in deezen Spiegel bcilieiid van de hulp van den Heer Passement , wiens bekwaamheden re

over-

-ocr page 221-

XlU-lES.

2. Aï-DESt.

Door OE kbffonnbsp;nityevon»

soon Zonnestiiaalen. 495

ftaat, om hem zoo ver te zullen brengen,

lt;lat hy het zelfde doen zal op een nog groo-ter Afftand.

Ik zeg de IJitvhider : want, fehoon wel lt;le Heer de Buffon de eerfte niet gewceftnbsp;is, die Brandfpicgels, uit verfeheiden ftuk- Ueunbsp;ken zamengellfld, gemaakt heeft, overtreftnbsp;egter de zyne in kragt van werking en innbsp;fchikking van Toeftel en Maakzel alle anderen zoo ver, dat hy met regt verdient dennbsp;naam van Uitvinder van dat fraaije Werk-ftuk te draagen ; eveneens gelyk Boyle bynbsp;veelen voor de Uitvinder van de Lugtpompnbsp;te boek ftaat, fchoon ze mogelyk niet onkundig zyn,dat OttoGuerike hem reedsnbsp;daar in was voorgekomen, en deezen, der-halven, als oirfpronkelyken Uitvinder, dienbsp;Eer eigenlyk zou toebehooren.

Eenc

“''erbekend zyn, vooral in ’t geen de VV^erktuigen ^an Doorzigtkunde en Spiegelkunde betreft, en innbsp;} byzoiuler de Spiegelteleskoopen , daar liy, eenigcnbsp;j’aren gcleeden, een Verhandeling over in t ligt gc-'nbsp;geeven heeft. HMn.


-ocr page 222-

49i-

XltT.lES. ‘ . Afdeel.

Met een veranderbaarnbsp;Brandpunt.

Evzonde-le^Warm-te op by-zondeie piaatzennbsp;door ^nbsp;AVeerftui'nbsp;ting.

Vuur gemaakt

Eene der Volmaaktheden, waar over inert 2,ig met reden in den Spiegel van den Heernbsp;DE Buffon verwondert, is dat desielfsnbsp;Brandpunt veranderbaar is, en tot verfchil-lende Afllanden gebragt kan worden: de-wyl ieder van die kleine Spiegeltjes, waarnbsp;uit hy zamengsfteld is, beweegbaar is, ennbsp;op verfchillende graaden van Helling, zonder veel moeite, gezet kan worden^ zoonbsp;dat men met de zelfde ftukken een Brand-fpiegel kan maaken, die nu meer dan minnbsp;hol is.

Dewyl de Straalen der Zon, zelfs wanneer ze van platte Spiegels weerftuiten , het vermogen niet verliezen , ’t welk hun eigen is, om de Lighaamen, daar men ze opnbsp;vallen doet, een zekeren graad van Warmte by re zetten, mag men vry verwagten,nbsp;dat men de Warmte zal zien tocneemennbsp;op al die piaatzen , die voor dcrgelykcnbsp;Weerftuiringen bloot Haan ; en, om dienbsp;Weerftuitingen te maaken, is ’t juift nietnbsp;noodig , dat ’er van die gladde en helder

-ocr page 223-

DOOS. ZoNNESTRAALEN, 495

XIII. tES.’ 2. aide K 1..

gfpolyfte Lighaamen xyn, welken zo ge-ïiieen by ons zyn onder den naam van Spie-amp;ls. Allerhande Oppervlakten by na ftui-^en het Ligt weerom, zo niet op een zigt-haare wyze , ten minften ongevoelig , en ïoodat men’t eerft regt gewaar wordt doornbsp;lt;ien tyd. Dus kaatft een Muur, by voor-heeld, inzonderheid zo hy wit is en vry ge-lyk , een Keten van Steilten of Rotzen,nbsp;Berg, én in ’t algemeen ieder vaft Lig-haam, tegen de Zon gefield, de Straalennbsp;terug, en veroirzaakt dikwils op zommigcnbsp;byzondere plaatzen een ongemeene Warmte, die alleen aan die plaatzen of ftreckennbsp;eigen is, en waar uit men over de algemec-gemaatigdheid en toefland van den Dampkring niet kan oordeelen.

De Thei-mometet moet opnbsp;een plaats'nbsp;hangen ,nbsp;daar geennbsp;Weerftni-linj is.

Zy, die van de veranderingen van Warmde en Koude van ieder J aargety aantekenin-§*^n houden, en ten dien einde dagelyks op Wekere gezette Uuren hunnen Thermometernbsp;£^an zien, behooren wel zorgvuldig te let-•^en, of’er op ,de plaats, daar hetWerk-ÏV, Dï-ïl,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Mnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tuig'


-ocr page 224-

Vuur gemaakt

Xiii.LES. hangt, ook een Weerfliuiting kan val-2. Ar. Icii van Zonneftiaaien, die door’t een of nrii., ’t ander Gebouw, een Muur, of iets dci'nbsp;gelyks derwaarts terug zouden mogen g£'nbsp;kaatft worden. Want dewyl toevallige oir*nbsp;zaaken van dien aart veele onregelm.aaiig^nbsp;verwiffelingen onderhevig zyn,en, wegens denbsp;verfchillende hoogten van de Zon en ve^^nbsp;meer andere redenen, van tyd tot tyd vet'nbsp;anderen, zouden de Waarncemingen, daafnbsp;, zy invloed op hadden, ook onregelmaatignbsp;moeten zyn, en de zelfde gebreken onderworpen.

Vtoe^iy- Wanneer de weerftuitende Straalen W?

mengen en vereenigen met die, welke regt' ftreeks van de Zon komen, onrftaat ’er eeOnbsp;vermeerdering van Warmte uit, die vr/nbsp;kragtdaadigcr is, en zig nog merkelyk be*nbsp;ter voelen doet. Dit is ongetwyfFeld ooknbsp;de reden, dat de Vrugten van Leiboome**nbsp;en de Groente, die men plant of zaait ofl'nbsp;der de befchutting van een Muur, die teg^^*nbsp;het Zuiden ftaat, doorgaans vroegtydigs'f


-ocr page 225-

DOOR. ZONNESTRAALEN. 497

2yn j en beter Ryp v/illen worden, dan anderen: en verfcheid’n xyn ’er zelfs,die zonder dat middel in zommige Lugrftreeken nooit tót vollen Wasdom en Rypheid komennbsp;Zouden.

De Reiziger vindt in den Zomer de Hitte ondraaglyker in diepe Wegen, Laagten, cn Valeiën, dan op Hoogten, Heuvels, ennbsp;verheven Grond. Dit komt daar van daan,nbsp;dat de Lugt, die daar, gelyk overal elders,nbsp;door de regtftreekfche Straalen van de Zonnbsp;verwarmd is, op die plaatzen nog merkelyknbsp;hccter gemaakt wordt door een oneindigenbsp;menigte van Weerftuitingen, wier kragt tenbsp;vinniger fteekt, naar maate dat de llreekennbsp;dorrer en drooger zya, meer bezet met Rot-zen en Steilten, die bloot en kaal zyn, ennbsp;digt tegen elkander overRaan.

Indien het Glas van onze tiende Proefnee-ming merkelyk grooter van otntrek was. Zou het ook een veel grooter getal van Zion-neftraalen vangen en in zyn Brandpunt ver»nbsp;«enigen: cn dewyl, gelyk wy daar geziennbsp;M anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hefcw

XIII.LESi z. AK-DËXL.

Hitte iii Valeiën,nbsp;Laagten ,nbsp;en hollenbsp;Wegen^

Nut vari een goednbsp;lliandglasnbsp;in denbsp;Scheid-konft.

-ocr page 226-

'Vuur gemaakt

XI!I LES,

2. AF,-DEFI,,

hebben ^ een Vergrootglas van eenige weinige Duimen Middellyns ’er reeds genoeg vergadert, om te kunnen branden ; welkenbsp;uitwerksels sou men dan niet wel te w'^ag-ten hebben van een doorfchynend Lighaam»nbsp;dat op de zelfde wyze verhevenrond en alsnbsp;een Brandglas gevormd een Middcllyn hadnbsp;van drie óf vier Voeten? De Scheidkonftjnbsp;die alles genoegzaam, v/at ze ons zonderlings en nuttigs heeft doen zien,aan de wer-• king van ’c Vuur verfchuldigd is , zou zignbsp;met een ongemeen voordeelig Behulp en gelukkige ontdekkingen met reden vleien mogen, indien zy , door middel van dergelyknbsp;een Werktuig, zig, in zommi^e gevallen,nbsp;bedienen kon van het zuiver Vuur der Zon,nbsp;in plaats va-n dar der Stook-Ovens, wiensnbsp;kragr zy, om zoo te fpreeken, reeds heeftnbsp;uitgeput.

Groot Deezen waren de klagten , deezen de ikandglas wcnlchen der Scheidkonftenaars, toen denbsp;TscHiasr- Heer Tschirnhausen , die, als zelf ooknbsp;HABSïN. ccj; j)uitfcher , beter dan iemand

kon^

-ocr page 227-

499

DOOR ZoNNSSTRAALEN.

2. AFDEEL*

kon, waar ’t hun aan haperde, met die be- xiii.les. tugte groote Brandglazen voor den dagnbsp;kwam, wier voornaamfte uitwerkzels be-fchrceven worden in de Hiftorie van dcnbsp;Akademie der Weetenfehappen voor hetnbsp;Jaar i6^^. pag. po. cn volgende. De Hertog van Orleans, naderhand Hegent van Frank-^yk, yol van yver tot bevordering van Kon-ften en Weetenfehappen, kogt ’er een, daarnbsp;hy verfcheiden Proeven mee liet neemen innbsp;2.yn tegenwoordigheid, en dat zedert op ver-fchillende tyden gebruikt is geworden vannbsp;de Heeren Homberg , Geoffroy, ennbsp;anderen , tot het doen van veel fraaie cnnbsp;ZonderlingeProefneemingen, van welke mennbsp;een verflag vindt in de Memorie» der Aka-demic van verfcheiden Jaaren (*). Dit Glasnbsp;Wordt thans bewaard te Bercy, in het Konft-kabinet van den Graaf d’Ons e»-Bray. Hetnbsp;is aan beide zyden verheven rond, en be-

ftaat

(.*) Als die van ’t Jaar 1702, P^g. ilt;;i. vaniyoj,

P-39. gt;/07,p. fo. 1703 ,p nbsp;nbsp;nbsp;1711, P» '4-

M 3

-ocr page 228-

500

Vuur gemaakt

XIII.LES. 2. A r-DEK L.

ftaat uit twee ftukken van een Kloot, die twaalf Voeten Straals of vierentwintig Midquot;nbsp;dellyns zou hebben ; het weegt Kio Ponden, enjosn kortelyk een denkbeeld te gee-ven van de kragt van dcszelfs Brandpunt,nbsp;zal ik alleen maar zeggen, dat het Goud ’ernbsp;in rookt, en zig verfpreidt in een grootsnbsp;menigte van kleine onzigtbaare Druppeltjes^nbsp;die naar alle kanten heen fpringen.

Tczwaar» ]yV gebruik vannbsp;dczelvcnnbsp;in dcnbsp;Scheid-^tinde.

Hoewel decze zoorten van doorfchynende Brandfpiegels aan ’t gunftig Denkbeeld, datnbsp;men ’er zig by voorbaat van gevormd had,nbsp;zeer wel voldaan hebben, en men door der-zelver middel Uitwerkzels zou kunnennbsp;doen geboren worden, die men zig niet be-looven durft met een minder zuiver Vuur,nbsp;met ons gewoon Vuur, immer te zullen bekomen , moet men ze ondertuffehen egternbsp;aanmerken als een Toeverlaat en Hulpmid^nbsp;del, daar de grootfte dienft juiil niet van tenbsp;wagten is voor byzondere en minvermogende Konftenaars; zoo om de koften, die ’etnbsp;tpe vereilcht worden 2 als om de belemme-

fid'

-ocr page 229-

noOR ZONNESTRAALEN, 50I

ringen en moeite, die men heeft, otn ’er xiii.les. gebruik van te maaken. Naauwelyks vindtnbsp;tnen in een ganfch Jaar agt of tien dagen,nbsp;die tot het lioen van dergelyke Proeven ennbsp;bewerkingen regt gefchikt zyn, en dan isnbsp;het nog in den Zotner niet, dat men 7.e zoeken moet. 'Want (hetgeen men beswaar-lyk of nooit zou hebben willen gelooven,nbsp;indien men ’t niet met eigen oogen geziennbsp;had by ondervinding) groote Hitte is voornbsp;dieUitwerkzels ongemeen nadeelig: daarenboven heeft men ook degrootfte moeite, dienbsp;men zig kan verbeelden, om de Stoffen innbsp;’t Brandpunt te houden, die men ’er in bewerken wil; en de belemmering, cindelyk,nbsp;van ’t behandelen van een groot en zwaarnbsp;Werktuig benadeelt niet weinig de vrycnbsp;uitvoering en juiftheid der Flandgreepen,nbsp;die dikwils een meer dan gemeene behendigheid vereifchen in den Kouftenaar.

De Wryvingj derhalven, of de herhaal- Eeiluit. de Slagen en Botzingen, de Gifting en Op-bruifching, cn de Vereeniging der Zonne-

ftraa-



lt;9

-ocr page 230-

502 Vuur door Zonnestraalen;

xin.tES. ftraalen, zyn, gelyk wy gezegd hebben, de Ivtr voornaamfte middelen, waar door wy Brandnbsp;‘nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;of Ontvlamming in de brandbaare Stoffen

zien ontftaan, en Vuur gemaakt wordt. In de volgende Les zullen wy onderzoeken,nbsp;hoe dat Vuur, eens werkzaam geworden,nbsp;zyn werking oeffent op andere Lighaamen,nbsp;tot welke hoofdzaaken men deszelfs voornaamfte uitwetkiels brengen kan , en opnbsp;welk eene wyze men die uitwerkzels kan innbsp;kragt en ftand houden, vermeerderen, maa-tigen , en eindelyk doen ophouden en ftiinbsp;ffaan.

N A-

-ocr page 231- -ocr page 232-




-ocr page 233- -ocr page 234- -ocr page 235- -ocr page 236- -ocr page 237- -ocr page 238- -ocr page 239-

NATUURKUNDIGE

LESSEN

VAN DEN Heer.

N O L L E T.

VEERTIENDE LES. Vervolg van de Eigenfchappen van ’i Vuur.

DERDE AFDEELING.

Ds Uitwerkzels van Vuur.

t

Vüur.

Llc de verfcheiden Uitwerksels van ’t Twis Vuur, hoe menigvuldig sy ons ooknbsp;mogen toefchynen in hunne soorten, hoe weiUzeisnbsp;Ongemeen verfchillende van aart, kan mennbsp;egter gevoeglyk tot deese twee Hoofdsaa-ken brengen, i. Het Vuur geeft Schyjtzelnbsp;of verlicht. 2. Het maakt de Lighaamen ykr:

•Im is, het doet de Deeltjes, daar se uit sa-mengefteld syn, sig van elkander vcrwyde-M 5 nbsp;nbsp;nbsp;ren,

-ocr page 240-

504 Uitwerkzels van ’t Vuur.

XIV LES ren, en een grooter omtrek van ruimte be-utEL flaun; derzelver vereeniging en zamen-hang verminderen of geheel ophouden. Van deeze twee voornaame Uitwerkzels zal iknbsp;hier alleen het laatlle onderzoeken, dcwylnbsp;het ecrfte eigenlyk behoort tot het , daarnbsp;ik in myn Vyfde Deel van fpreeken moet.nbsp;Ik zal my hier dan bezig houden, met denbsp;werking, die het Vuur op vcrfchillendenbsp;Stoffen oeffent, na te gaan, en de verfchei-den veranderingen in overwceging te nee-men, die daar uit gewoon zyn te ontftaan,nbsp;naar dat de aart is van het Lighaam,’t welknbsp;heet gemaakt wordt, of in brand raakt.

Schyn-ftrydigc Uitwerk^nbsp;zeis vannbsp;*£ Vuur.

den zelfden weg.

Deeze twee oirzaaken, de Graad van Hitte, naamelyk, en de byzondere aart van de StofFe, die heet gemaakt wordt, op ver-fchillcnde wyzen met clkanderen gepaard,nbsp;doen ons in de Uitwerkzels van ’t Vuurnbsp;zulke aanmerkelyke verfcheidenheden gewaarnbsp;worden, dat een min oplettend en doorzigquot;nbsp;tig oordeel ’er mogelyk uit denken zou, datnbsp;de Natuur tegenftrydige dingen werkte langsnbsp;Zommige Lighaatnennbsp;maakt

-ocr page 241-

Uitwerkjels van ’t Vuur, 505

lEaakt men week in ’c zelfde Vuur, waar in xiv.les. Dien anderen hard maakt. In den zelfden ^nbsp;Stook-Oven ziet men deeze en geene Stoffen fmelten, en anderen, die week waren,nbsp;hard worden. Het Lighaam, dat daar doornbsp;een zekeren Graad van Hitte vloeibaar wordt,nbsp;ftremt zig zomtyds, als men het neg heetcrnbsp;niaakt, verlicfl: zyn vloeibaarheid, en verandert in een vaft Ligbaam. Het een Metaal wordt door ’t Vuur gezuiverd, terwylnbsp;het ander ’er flegrer door wordt, en derge-lyke fchynftrydigc uitwerkzels meer.

Het 7.ct alle Li*-liaaincn.nbsp;uit.

Deeze veranderingen ^ die onderling zoo merkelyk van elkanderen verfchillen , benbsp;ginnen alle , of worden voorgegaan doornbsp;een zeker allcrecrft Uitwerkzel, ’t welk aannbsp;alle graaden van Warmte, en aan alle zoor-ten van Steffen, daar men ’r Vuur op werken laat, zonder uitzondering gemeen is.

Eer ’er nog eenige andere verandering in ’t ¦warm wordend Lighaam gebeurt, zet hetnbsp;Ligbaam zig uit, het wordt yler van In-houd, 7,yn omtrek wordt grooter; en dit isnbsp;?.oo algemeen , en alle Lighaamen eigen,

dat

-ocr page 242-

50(j Uitwerksels van ’t Vuur.

XIV.I.ES. cjgj- jjoj vermogen om in alles te kun»

3. A F'

nen doordringen, en alles yler te doen worden , raer regt als het bysonder en eigenaar-tig kenteken van het Vuur mag aahmerken. Zeer vecle StofFcn kent men, die van diennbsp;aart xyn, dat zy in andere kunnen indringen, en dezelve zig doen uitzetten j maarnbsp;ik ken ’er geene, dan alleen het Vuur, dienbsp;in alle Lighaamen zonder eenige uitzondering doordringt, derzel ver StoSTe yler maakt,nbsp;en derzel ver deeltjes door een onweerftaan-baare werking van elkanderen los maakt ennbsp;ontbindt. Laaten wy dit Stuk, derhalv^en,nbsp;door onbetwiftbaar befliff-'nde Proefneemin-gen (laaven , en, om te doen zien hoe algemeen decze waarheid is, en Vogten en vaftenbsp;Lighaamen warm maaken, en onder deezenbsp;laatfte met voordagt zulke Lighaamen kiezen, die het allcrhardft zyn, het raeefl: innbsp;een gedrongen , en wier deelen de minftcnbsp;buigbaarheid bezitten; het Glas, by voorbeeld , en de Mctaalen; op dat de Leezernbsp;van de uitzetting van zulke zoorten van

Stoffen

minft uiezetbaar fchynen, over-

-ocr page 243-

’tVuUS. W-T t)E Lighaamen uit. 507

overtuigd, daar dcor als genoodzaakt xy, xiv les. uit het meerdere te belluiten van het min-

^ O L*

dsrCj en over alle andere zoorten van Lig-haamen het zelfde oordeel te vellen.

Eerste PnoEFNEKAiiNGi Toe/iel.

Alt;?, in Figuur i afgebeeld, is een Glas, r l. i. iamcngefteld uit een hollen glazen Bol, dienbsp;2.00 groot omtrent is als een Oranje-Appel,nbsp;en uit een Buis van twaalf of vyftien Duimen lang, wier Binnen-middellyn naauwe-lyks een twaalfde gedeelte van een Duim,nbsp;dat is een Lyn, bedraagt. Dien Bol en Buisnbsp;vult men met eenig gekleurd Water tot aannbsp;daar men een Merk maakt met een Draadje , dat men ’er omknoopt, of op eenige andere wyze, doch altyd zoo, dat men ’t Merknbsp;Van plaats kan doen veranderen. Wanneernbsp;tnen dit Werktuig, dat niet kwalyk naar eennbsp;grooten Thermometer gelykt, in de handnbsp;neemt, en den Bol eenige weinige oogen-blikken in een Vat, als B, met heet Water,

dat

-ocr page 244-

5o8

’t Vuur zkt alle

3. At-

DE£I..

XIV.LES, dat aan ’t kooken toe is, dompelt, worJü

men de volgende Uitwerkzels gewaar, XJit’werkztls,

Een Buis jiiec gekleurd,nbsp;Vogt in ’tnbsp;¦\VaTcr ge.nbsp;ftoken.

Terwyl men den Bol in’rWater dompelt,ziet men het Vogc in de Buisfehielyk agc of tiennbsp;Lynen, en zomtyds meer, beneden het Merknbsp;in a daalen j en daar op, zoo dra men dennbsp;Bol weer uLc hec heet Water neemt, v/eernbsp;ryzen tot een weinig boven het Merk.

Als men dat Merk dan verfchuift, en op die hoogte zet, daar het Vogc is biyvennbsp;ftaan; en daar op den Bol weer in ’t heetnbsp;Water dompeltjziet men nog eens het zelfde Uitwerkzeien dus vericheiden maakilnbsp;agtereen.

Maar de laatfte Indompelingen doen het Vogt minder laag daalcn in de Buis, dandcnbsp;eerfte,' en, in ’t weder ryzen , klimt he^nbsp;Vogt telkens zoo veel hooger boven betnbsp;Merk , naar maate dat die Indompelingei^nbsp;menigvuldiger maaien na malkanderen het'nbsp;haald zyn, of dat men den Bol langer ag',nbsp;tereen in ’t heet Water gehouden heeft.

Op'

-ocr page 245-

XIV. LES. 3.. AI.

D E 1. L.

’t Een Ligluain

7,yn

Warm re 't andernbsp;Over.

De glazen Bol zetnbsp;zig doornbsp;de Warmte uit.

VASTE LiGHAAMEN UIT. 509 Ophelderingen.

Wannéér een heet Lighaam een ander, (lat minder heet is, aanraakt, zet het het-2.elve een gedeelte van zyn Warmte over,nbsp;volgens zekere Evenredigheden, daar ik innbsp;’t vervolg gelegenheid zal hebben van tenbsp;fpreekenj ik wil zeggen, dat het Vuur, ofnbsp;deszelfs werking, van het een Lighaam in ’tnbsp;ander overgaat, en dus, indieh ’cr tyd genoeg toe was, zou blyven overgaan, zoonbsp;lang, tot dat die twee met elkander veree-nigde Lighaaincn, het een al warmer, hetnbsp;ander al kouder wordende, een gelyken trapnbsp;van Warmte verkreegen hadden, en die innbsp;beiden verfchilde van dien, welken elk vannbsp;hun bezat, voor dat zy malkander aanraakten.

Het Vuur, derhalven, dat zig in’t heet Water van het Vat B onthoudt, dringt innbsp;het Lighaam van den glazen Bol, dien mennbsp;’er indompelt, dcor^ verwydcrt de deeltjesnbsp;van ’t Glas van elkander, en doet daar doornbsp;den Bol zig uitzetten en grooter worden van

om-

-ocr page 246-

’t Vuur. zet alle

XIV.LES. ; 3. Af

UEEL.

omtrek. De Boi, dus van binnen ruimer geworden en meer Vogts kunnende bevatquot;nbsp;ten. Zakt 'er een gedeelte van het Vogt,dacnbsp;in de Buis is, in neer, waar door noodvvcn*nbsp;dig een ledige plaats moet komen benedennbsp;het Merk a.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\

Krimpt weder in.

Maar zoo dra die Bol weer uit het heet Water genomen is,begint hy v/elhaaft weernbsp;koud te worden, zoo door ’t aanraaken vannbsp;de Lugt, die hem van buiten aan alle zydennbsp;omringt, als door het Vogt zelf, dat hy innbsp;zig bevat, en de tyd niet gehad heeft om dennbsp;zelfden Graad van Warmte té verkrygen.nbsp;De deeltjes van den Bol naderen ,derhalven ,nbsp;weer na elkandcren toe; hy neemt,omtrent,nbsp;zyn voorigen omtrek weer aan,endewyl hynbsp;nu dat gedeelte van ’t Vogt, ’t welk ’er uitnbsp;de Buis in neergezakt was, niet meer bevatten kon, doet hy het Vogt weer om. hoognbsp;ryztn naar het Merk a

’t Vogt zet zignbsp;óok uit.

I-let ryft ’er cok inderdaad naar toe, ei’ klimt zelfs een weinig hooger; niet om datnbsp;de Bol kleiner van omtrek geworden is, dannbsp;hy voor de Indompeling was; maar om dst

het

-ocr page 247-

VAstli Lighaamen uit; 71 f

3. AI-¦ ’ nnkt.

Vogt, ’c welk hy bevat,een weinig van xiV-tES. Öe warmte van’t Glas heeft overgenomen jnbsp;én om dat dit Vogt, 7.elf ook, gelyk ik innbsp;’t vervolg nader bewyzen zal, van dien aartnbsp;2.ynde, dat het zig door Warmte uitzet,eennbsp;'iVeinig grooter van omtrek geworden is.

Dit klimmen van ’t Vogt in de Buis tot lx)ven het Merk geeft een nieuwe en groo-tere kragt aan ’t BewyS, dat ik z'00 aan-ftonds afleidde uit het zakken van ’tzelve,’tnbsp;'Velk het eerft deed. Want indien deWarm-te, wel ver van den ómtrek van ’t Vogt, ’tnbsp;Welkin de Bol is, te doen inkrimpen, (ofnbsp;öiiflchien iemand op die gedagten vallennbsp;gt;hogt), in tegendeel in ftaat is om hetzelvenbsp;^ig te doen uitzetten, en meer ruimte vaiinbsp;plaats beflaan, kan ook, mogelyker wyze,nbsp;zakking van ’t Vogt, die wy te vooreiinbsp;in de Buis zagen, aan geen andere oirzaaknbsp;quot;Worden toegefchreeven , dan aan de uit-^¦etting en vergrooting van den glazen Bol.'

reizen

agtciccr?..

iv. D

Als men het Glas, na dat het koud ge-quot;Worden is, een tweede en een derde maal herhaald» ih ’t heet Water dompdt,’ zet het zig’er op

eel,‘

nieuw?

-ocr page 248-

JI2 ’t Vuur. zkt alle

JI2 ’t Vuur. zkt alle

XIV.LES. 3. A r-D £ £ L,

't Vogt, allens-kens warmer, zetnbsp;*ig al-lenskensnbsp;meer uit.

nieuws in uit, en men ziet alle de gevolg®» welken uit die uitzetting moeten voortfpr^*'nbsp;ten, weder als voorheen gebeuren. Wedero®nbsp;vergroocing van den glazen Bolj wederoiiinbsp;Zakking van ’t Vogt in de Buis.

Maar dewyl deeze herbaalde IndompeliO' gen de Warmte gelegenheid gceven, omnbsp;allenskens in merkelyken trap aan’t gekleut^nbsp;Vogt, dat in den Bol is, mede te deelen,nbsp;begint dit Vogt, zelf ook daar door yletnbsp;wordende, een v/eimg in grootte van onttrek toe te neemen, en laat in den glazennbsp;Bol, wanneer hy zig uitzet, zoo veel ledige plaats niet meer over, als het deed toennbsp;het nog koud was; waar uit noodwendignbsp;volgen moet, dat ’er zoo veel Vogts ni£tnbsp;meer als voorheen uit de Buis in den Bolnbsp;neerzakken kan, om hem te vullen, en datnbsp;het Vogt, derhalven, by de laatfte Indofflquot;nbsp;pelingen minder laag in de Buis zal daal en,nbsp;dan by de eerfte. De zelfde zaak gebeurtnbsp;’er ook, en wel om de zelfde redenen, indien de Bol, in plaats van dikwils herhaalde reizen agtsreen in ’t heet Water geclou’quot;

peld

-ocr page 249-

VASTE LiöHAAMEN UIT.

pdd te worden, ’er flegts een- of tweemaal, xiv.les. doch telkens een geruimen tyd lang in ge-

, nbsp;nbsp;nbsp;°nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;DEEL,

«ouden wordt.

Gevolgen.

*t Sprin» gen vannbsp;Glazen«nbsp;PlclTcn,nbsp;Schotels,nbsp;Koppen,nbsp;van diknbsp;Glas ofnbsp;Aaidc-weik inbsp;door ’tnbsp;Vum*

Wanneer ik het Werktuig, daar ik hier Van fpreek, in’t heet Water dompel, verheelden xig altoos de meeften, die my dee-^e Proefneeming xien doen, dat de glaxennbsp;^ol, door defchielyke werking van’tVuur,nbsp;daar ik hem voor bloot ftel, fpringen xal'.nbsp;Hy XüU het ongetwyfFeld ook doen, indiennbsp;het Glas niet xeer dun was, of indien nietnbsp;de geheele Bol teffens, maar flegts een gedeelte daar van door die Hitte bevangennbsp;vvierd : want dan xouden de Vuurdeeltjes,nbsp;die met geweld ’er in tragten door te drin-S^n, door de buitenfte oppervlakte fterknbsp;hit te xetten , eer nog de binnenlte naarnbsp;Evenredigheid uitgezet kan worden, xeker-^k het onderling verband en den xamenhangnbsp;der Deelen verbreeken, en xe van één doennbsp;fcheuren. Dit is iets, ’t welk mendagelyks^nbsp;öiet de dikke Buikflesjes en alle andere zoor-N anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ten

-ocr page 250-

514

’t Vuur zet alls

xiv.les. ten van Glazen en Fleffe-n van dik G'la* deeI',nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gebeuren, die men eensklaps aan

Danne

loopen

jnindei

gevaar.

groot Vuur bloot ftelt; of met Schotels^ Borden en Koppen van Kriftal of van Aat'nbsp;de werk, die men, zonder voorzorg te g^'nbsp;bruiken, meteen Vogtvult,dat zeer heet is-Maar indien al dat Goed zeer dun is,nbsp;indien de Warmte , daar men ’t aan blootnbsp;fielt, zig eenpaarig, en op den zelfden tydnbsp;over deszelfs ganfche Oppervlakte tefFensnbsp;verdeelt, gebeurt het zelden, dat het fpringt:nbsp;om dat alle de Deeltjes dan als gelykelyk ennbsp;op een cenpaarigen voet voor de werkingnbsp;van’t Vuur wyken, en zig een weinig vannbsp;elkanderen verwyderende om doortogt aannbsp;die Hoofdflof te geeven, onderling de zelfde orde en fchikking blyven behouden, disnbsp;ze te vooren gewoon waren te hebben,nbsp;vooraofnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2.eer wel mogelyk, om Fles-

gen tegen fen en Glazen van dik Glas, zonder dat is gen*quot;quot;' fpritigcfj csn aanmerkelyken trap van Hittenbsp;te doen aanneemen. Die zelfde dikke Flesjes, die men voor ’t Vuur berllen ziet, alsnbsp;men ze ’er digt by zet, zopder eenige voorzorg

-ocr page 251-

^org te gebruiken, kan men, wanneer men ïe wat voorzigtiger behandelt, zoo heetnbsp;doen worden , dat het Vogt 'er zelfs innbsp;^ooke. Ten dien einde heeft men niet an*nbsp;ders te doen, dan ze by trappen en langhaam warm te laaten worden , op dat denbsp;Vuurftof’er allenskens in kan doordringen,nbsp;cn alle openingen en ledige ruimten vcrwy-deren, zonder de vereeniging der deelen tenbsp;Eenemaal te verbrceken. Op de zelfde wy-Ze bewaart men ook een Schoteltje, Kopje,

K.om, of iets dergelyks, daar men kooieend heet Vogt in wil gieten, voor ’c fpringen,nbsp;door hetzelve cerft warm te maaken in dennbsp;V/aaflem, of door eenige weinige druppelsnbsp;¦Van ’t Vogt, die men ’er op laat vallen, ennbsp;’er in omfehudt of ’t meê beloopen laat.

Indien ondertulTchen egrer die ligt breek- H-ifvoIle I’aare dingen , daar men, met de ftraksgc-^elde voorzorg te gebruiken, ftrafFcloos hcudvogtnbsp;liet Water kan in doen kooken, niet altoos

in e n ze

geheel vol met Vogt b!yven, loopt men ge* roert, vaar van ze te zien fpringen , als men zenbsp;ftanraakt en bewecgen v.'il. De reden daarnbsp;N 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van

-ocr page 252-

5i(j ’t Vuur 7.et alls

XIV.LES.

3. A F-DEE 1,.

van is deeze. Het ledige gedeelte merkelyk heeter, dan het deel dat vol ennbsp;met Vogt bezet is- Indien nu het Vogt doornbsp;het fchudden op het ledige gedeelte raakt,nbsp;Zal het,al was het zoo heet dat het kookte,nbsp;die nog heeter plaats van het Glas, welk^nbsp;het nat maakt, fchielyk verkoelen. De bin*nbsp;nenfte oppervlakte, derhalven, wier deel*nbsp;tjes door die verkoeling nader tot malkan*nbsp;der gebragt worden en zamenkrimpen, kannbsp;niet langer uitgezet bly ven in de zelfde maa-te en evenredigheid, als de andere Laagen,nbsp;die de dikte van ’t Glas uitmaaken: waar uitnbsp;dan onvcrmydelyk eenige wanorde tulTchennbsp;die Laagen ontdaan moet, welke zig doornbsp;een of meer Barden openbaarcn zal.

Vostig-heid doet heet Ghsnbsp;fpiiiigeu.

Een Brandfchilder van weinig ondervinding, die met de Vlam van zyn Lamp een zeer dikke glazen Buis heet maakt , ftaatnbsp;verbaasd, dat hy ze met een flag van één zietnbsp;berften, zoo dra zy een zekeren trap vannbsp;Warmte bekomen heeft, Hy heeft zulksnbsp;aan de eene of de andere der twee ftraksge-melde oirzaaken van ’c fpringen van ’c Glas

door

-ocr page 253-

vaste Lighaamen uit. 517

iloor ’t Vuur te wyten. Hy heeft of een xiv. LES.

Glas,daar hy voorzietiger meê te werk Jïïocft gaan, te fchieJyk en eensklaps heetnbsp;gemaakt j of die holle Buis was van binnennbsp;vervuld met een vogtige Lugt, die de bin-nenfte oppervlakte van ’t Glas koÊl hield ennbsp;haar belette den zelfden trap van Warmtenbsp;8an te neemen, dien hy met zyn Lamp aannbsp;de buitenfte oppervlakte meedeelde. Dienbsp;Konftenaar moet flegts onderrigt worden,nbsp;dar een glazen Buis, die van binnen vogtignbsp;is, ’t zy dat ’er Water in is ge weeft, ’t zynbsp;dat zy alleen maar een geruimen tyd de Lugtnbsp;van den Dampkring een vryen doortogt ge-geeven heeft , zeer bezwaarlyk weer op-droegt; want anderszins is hy ganfeh nietnbsp;onkundig, dat het allerkleinfte druppeltjenbsp;Water het Glas of Verglaaffel, terwyl hetnbsp;heet is, berften doet. Zyn Tangetje, metnbsp;^en weinig Spog maar even nat gemaakt,nbsp;dient hem dagelyks, orn ’er de Hukken, dienbsp;hy afgewerkt heeft, meê aJf te fnyden of losnbsp;te doen fpringen.

Aan dien Konftgreep der Brandfehilders

Xt . nbsp;nbsp;nbsp;• ietetRte-

N 4 nbsp;nbsp;nbsp;ts pen gn.

IhceJen.


-ocr page 254-

Ji8

?T Vuur zet alle

TL. 1. ilt;j. ï.

XI1LLES. is mogelyk die wyze van een Glas metVu'^ D££i,. en Water te fnyden haaren oirfprong vefquot;nbsp;fchuldigd, daar menfehen, die er tyds eOnbsp;gedulds genoeg toe hebben, en wat hancügquot;nbsp;heid bezitten , zoo wel mcê weeten omnbsp;gaan, dat zy een Wynglaasje of Kelk totnbsp;een zoort van Riem of Lint fnyden, in ‘ienbsp;gedaante van een Slingerftreep, wiens Reepennbsp;door behulp van de Veerkragt van ’t GlaSnbsp;uit elkanderen kunnen getrokken worden ennbsp;zig weer aan één voegen j gelyk in Figuur ^nbsp;te zien is. Deeze Sneede maakt men doorgaans met een gezwavelde Lont, die hetnbsp;Glas llegts ter breedte van een fmalle Lynnbsp;of ten minften een zeer kleinen omtrek heetnbsp;maakt j’c welk men aanftonds weer verkoeltnbsp;met een natgemaakte Veer of flukje Houtsjnbsp;en zelfs, zoo dra het eerfte Scheurtje zignbsp;’t Glas opdoet, weet iemand, • die wat behendigheid heeft, hetzelve byna altoos te,nbsp;leiden werwaarts hy wil met een gloeijeodnbsp;Yzertje, of met een klein ftukje brandenuenbsp;Houtskool. Als ik dikke Glazen, Buizen

of Halzen van Bollen cn FltflTcn te fnyd^'’

heb»

-ocr page 255-

519

yASTE LiGHAAMEN VIT.

fceb, begin ik met een Streep op bet Glas xiv. les.

te kraflen met den fcberpen kant van een

Vyl; dan neem ik een hoekig of fcherpkanT

tig ftuk Yxer, dat ik gloeijend maak, en op

dien Streep houd en over ftryk; en op die

Wyxe gelukt bet my vry wel,dat ik hetStuk

volgens het beloop van de Lyn, die ik ’er

op gekraft heb, fcheuren doe en ’er affprin-

gen,

Keukengereedfehap van fyn Aardewerk en ’t Bcrfteit van alle andere gebakken Aardegoed, datnbsp;verglaasd is, berft ook door fterk Vuur, als doornbsp;men het ’er onvoorxigtig en te fchiclyk voor 'nbsp;bloot ftelt • niet mogelyk 7,00 zeer uit aartnbsp;yan de Stoffe zelve, daar’t van gemaakt is,nbsp;als wel uit oirzaak van die Laag van Brand-verf of van die verglaasde Stofte, daar hetnbsp;meê bedekt en gefchilderd is. Want indiennbsp;die Laag, die ’er van buiten op legt, tame-¦lyk dik is, zal de kragt van een al te fchie-lyk en geweldig Vuur dezelve doen van éénnbsp;berftenj en derzel ver deeltjes kunnen moge-lyh, terwyl ze dus van elkander zig verwynbsp;lt;Jcren, ook die van de gebakken Aarde,daarnbsp;K 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7.C


-ocr page 256-

510

’t Vuur zet alls

XIV.LES. 3- Ar-1)E£L.

ze meê vereenigd zyn, noodzaaken, dat ze van malkanderen wyken en losfcheuren. Het:nbsp;geen my dus byna zou doen denken, is, datnbsp;het fyn Aardewerk, A welk men maakt metnbsp;oogmerk om het op het Vuur te kunnen ge*nbsp;bruiken, ligter of dunner verglaasd is, dannbsp;het ander j en dat het niet wel volkomen mnbsp;ftaar is om de Proef van een groote Hittenbsp;te kunnen uitftaan, dan wanneer die Laagnbsp;van Verglaaffel als doorweeven is met eennbsp;oneindige menigte van kleine Berftjcs, dienbsp;de Vuurdecltjes gelegenheid geeven om zignbsp;te verdeelen, en op meer plaatfcn te gelyknbsp;in de Aarde door te dringen. Ik weet ooknbsp;wcl, dat de Aarde zelf, daar dat Goed vannbsp;gemaakt wordt, op een andere wyze bereidnbsp;is, dan die van ’t gev/oon fyn gebakken Aardewerk, dat ze ligter is, yler van Stof, ennbsp;beter bewerkt: maar ik breng ook myn aanmerking over de Dunheid van het Verglaas-fel, dat ’er opgelegd wordt, alleen maar bynbsp;als een tweede en medewerkende oirzaak,nbsp;waar door t bekwaam gemaakt wordt oinnbsp;bet Vuur te weerftaan.

Van

-ocr page 257-

VASTE LiGHAAMEN UIT. 521

Van al (ie breekbaare Stoffen, daar men’t xiv. les.

3. A I-D BEL.

Porfelein.

een of’t ander Vaatwerk en Keukengereed' fchap van maakt, is ’er geen, die de fchie-lyke werking van’c Vuur beter verdraagennbsp;kan , dan het Porfelein. Oogenfchynlyknbsp;blykc zulks uit het gebruik van onze Kopjesnbsp;en Schoteltjes, waar in wy dagelyks Koftynbsp;en Thee zien fchenken, die byna kookendnbsp;heer is. Indien het Porfelein zoo gemeennbsp;was als het Glas, zou het in menigvuldigenbsp;gevallen merkelyk tot ons nut en gemaknbsp;ffrekken, dat men ’t kiezen kon boven ditnbsp;laatfke j inzonderheid in de Stookhuizen dernbsp;Schddkonftenaars, bywien de Stoffen, daarnbsp;ze op werken, dikwils van dien aart zyn,nbsp;dat zy geen Metaal lyden willen, en zom-?nbsp;tyds nog minder gefchikt om geftookt tenbsp;v.'orden in Vaten van gebakken Aarde, dienbsp;of al te yl van Stof is, of te zwak om eennbsp;geweldigen Graad van Hitte te kunnennbsp;Weerftaan. Een kundig Konfl:liefhebber,dienbsp;Weet hoe ongemeen veel dienft hy daar vannbsp;^ou kunnen hebben, zal zig allerhande der-gelyke Gereedfehappen van Porfelein kunnen

-ocr page 258-

J22

3PIV,LES. 3. AF-

I^Jemolres tic r^Kul.nbsp;(lts heten’nbsp;ets. 1739.

p. 370.

Vuur zet alle

nen bezorgen, zonder dat het hem genoegzaam iets meer behoeft te koften, dan alleen maar het Glas, dat hy op zyn Vuur niet durft gebruiken. Volgens cene Ontdekking, die wy aan den Heer de Reaumurnbsp;vcrfchuldigi zyn, heeft hy niets anders tenbsp;doen, dan het Glas, dat hy in Porfelein wilnbsp;veranderen» te vullen met Pleifter, door eennbsp;Zeef gc-Aift, en het dus in een Pottebakkersnbsp;Oven te zetten. Het zal, als hy ’t ’er weernbsp;uitneemt, volkomen zoo zyn, als hy ’t be-geert , aan waar Porfelein in alles gelyk,nbsp;half doorfchynende even als dat, bekwaamnbsp;om eensklaps heet gemaakt te kunnen worden , en een zeer geweldig Vuur te weer»,nbsp;ftaan zonder te fpringen (*“}y

Tea

(*¦) Indlen iemand van hetgeen ik hier kortelyk i.antnere gebruik zou widen maaken, ral het gevoeg-iykll voor hem zj’n, dat hy denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zelf van den

Heer nr.Rkaumuu ectft inzie, om zomniige regels en wyzcn van behandeling te Iceien kennen , daarnbsp;ik hier ter plaats niet wel een naauwkeiitig en om-ftandig Eciigt van gceVen kan. Twee zaaken zynnbsp;’er inzonderheid , daar hy op letten moet; als, voornbsp;ecift, de Keur van ’t Glas, dat hy’et toe neeuae«

zal t

-ocr page 259-

VASTE LIGHaAMEN ÜIT. 5'i3

D £ H.

De Holten en

Ten opligt van de verandering van In- xiv. LES. houd, die ’er ontftaat in de Glaien, welkenbsp;men warm maakt, ’c zy van buiten, ’t zynbsp;Van binnen, kan men ook nog aanmerken,nbsp;dat de Uitzetting van de StofFe, die ’er de mgedruk-

. nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;te Bodems'

oirzaak van is, op zulk een wyxe zou kungt; je, f15.5. nen gefchieden, dat ’er een Uitwerkzel uit fen zet-geboren wierd, regtdraats ftrydig tegen datnbsp;Van onze Proefneeming. Indien de Bol, by binnen^nbsp;voorbeeld, dien ik in ’t heet Water gedompeld heb, in plaats van regelraaatig rond tenbsp;Zyn, ingedrukt was geweeft en diepten gehad had, gelyk aan die, welke men aan denbsp;Bodems van Wynfleffen maakt 3 zouden dienbsp;ingedrukte deelen , wanneer ze door denbsp;Warmte zig uitzetten, de vergrooting vannbsp;hun opitrek hebben doen werken tegen hetnbsp;Yogt, dat in ’c Glas was; en ’t zelve ge-

dwon-

t niet het allergemeenfte en flsgtfte, het bruine, voorbeeld, of geclagtige, gelukt het beter, dannbsp;^ct het allerwitfte en zuiverüe. Her tweede is,nbsp;dat hy de Pleifter mengen moer, van beiden om-

«ent even veel, met fyn of zoogenaamd Schuur-»and, om ze yier te maaken, Ntütt,

-ocr page 260-

SH

’t Vuur. zet alle

XIV.LES. dwongen hebben opwaarts te ryzen R^r ^ den mond; ten zy mogelyk de Omtreksvcr-groocing der andere deelen, die regt tegen-ftrydig en naar buitenwaarts zig uitzetten gt;nbsp;door vergoeding ot overmaat, dit Uitwerk-zei gefmoord en onbemerkbaar gemaakünbsp;hadde.

en doen lier Vogtnbsp;in de Flesnbsp;ryzcn.

PL. I

Hl- i

Ten vollen zal men van de waarheid dee* zer aanmerking overtuigd worden , als mennbsp;een dunne Fles vol Water neemt, wier Bodem fterk is ingedrukt, en wier Hals mennbsp;verlengt met een kromme glazen Buis, dienbsp;men met Wafch of op een andere wyze ’ernbsp;in vaft maakt en op doet fluiten ; gelyk af-gebeeld wordt in Fi^ 3. Indien men dannbsp;Water, byna kookend heet, in den hollennbsp;Bodem C van de Fles giet zal men hetnbsp;Vogt ttet geen minder fnelheid boven hetnbsp;Merk c in de Buis zien opklimmen , dannbsp;men het beneden het Merk a zag daalen,nbsp;toen ik den Bol van ’t Werktuig, in Figuurnbsp;I afgebeeld,in ’t heet Water dompelde. Ennbsp;zo men zig mogelyk verbeelden raogt, ofnbsp;niet wel dit Uitwerkzel daar uit ontftaafl

kon,

-ocr page 261-

Vaste Lighaamen uit.

Icon, dat het Water in de Fles door den Xiv.les. Graad van Warmte, dien het mogelyk ge-kreegen mogt hebben, yler was geworden ennbsp;2,ig uitgezet had, heeft men flegts het heetnbsp;Water, dat in C gegooten is,uit te ftorten,nbsp;om te zien dat dat vermoeden te eenemaalnbsp;ongegrond is. Want op dat zelfde oogen-blik zal men het Vogt in de Buis weer ziennbsp;daalcn , omtrent tot aan die zelfde plaatsnbsp;toe, daar het ftond, toen ’t begon te ry-2.en; naamelyk het Merk c. Een Uitwerk-Zel , dat zoo fchielyk te weeg gebragt cnnbsp;zigtbaar wordt, kan men zeker aan ’t weernbsp;koud worden van’t Water, dat in de Flc*nbsp;is, redclyker wyze niet toefchryven.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•

II. P R o E F N E E .M I N G,

Toeflel.

Door Tiguur 4 wordt een Werktuig afge- nefchry, beeld, ’t welk men een Pyrometer, dat is, '’quot;’g vjiïnbsp;^itte of Vuurmeeter noemt,dewyl het dient, meur ^’'*'nbsp;om ’cr de kragt en werking, van ’t Vuur ee- Pt. i.nbsp;nigertnaate mee te raceten. Bdet beftaat, •

voor

-ocr page 262-

’t VüÜK. lÉt ALtE

XIV. LES. voor eerft, uit een langwerpig zoórt vai* dekL Lamp DJ, tnetWyngeeft of Voorloop g£quot;nbsp;vuld, en voorzien met verfcheiden, of, gCquot;nbsp;lyk hier vertoond wordt, vier Pitjes vannbsp;Katoen, die en in Dikte en in Langte mal-kanderen volkomen gelyk zyn. Ten tweequot;nbsp;den, uit verfcheiden Hefboomen , in een’nbsp;Cyiindrllt;jue Ro/fowife glazen Kas EF opgeflobten, dienbsp;op zulk eenwyze geplaatft zyn en op elkan-deren werken, dat zy, als ze door het Stuknbsp;G in beweeging gebragt worden, die be wee-ging door middel van een gedeelte van eennbsp;Dsue dm- Tandrad^ of van een zoogenaamden Hark,nbsp;»»£¦, gjj ggj, Rohdfel meêdeelen aan een Wy*nbsp;t zer H^, die waterpas ftaat, en een Cirkel,nbsp;in tweehonderd even gelyke deelen verdeeld,nbsp;rondloopt. De Armen vaii die zelfde Hefboomen , en de halve Middellyn van hetnbsp;- Tandrad, met het Rondfel, dat ’er doornbsp;voortgedreeven wordt, zyn in' die evenredigheid tot elkanderen gefteld, dat het Stuknbsp;G, wanneer het een vierdedeel van een Lynnbsp;voorwaarts gaat, den Wyzer een gan-fchen keer doet ronddraaijen j en dewyl

om*

-ocr page 263-

3- Ali OEIL.

VAiTE LiGHAAMEK UlTl 527 otntrek van den Cirkel, dien hy ronddraait, xiv.tES,

uit tweehonderd Graadcn beftaat, van welken ieder groot genoeg is , om met een op-üag van ’t oog door een Waarneemer, die Wat naauwkeurig en oplettend is, in twcënnbsp;Verdeeld te kilnnen worden, ziet men duide-lyk, dat het Stuk G geen zcftienhonderdftenbsp;gedeelte van een Lyn voorwaarts zig verrocken kan, zonder dat men’t aan de bewee-ging van den Wyzer kan gewaar worden cnnbsp;io opmerking neeracn.

In een Laade, die in den Voet van een en lyn Werktuig gemaakt is, heeft men Rolronde Toeftel»nbsp;Staafjes van verfchillende zoorten van Me-taalen, allen net even lang, en die men ook •nbsp;elkander volkomen gelyk van dikte gemaaktnbsp;lieeft, door ze allen door een zélfde Trek-'nbsp;plaat te trekken (*). Ieder van die Rolron»

'Ie Staafjes is aan ’t een end voorzien met

een

(*j De Rolronde Staafies , daar ik my gewoon en tot deeze Proefneeraingen van te t)edienen,zynnbsp;naauwkeurig van de zelfde langte, die zesnbsp;/‘'quot;en omtrent isj en van de zelfde middcllyn,

® nynen bedraagt.

‘ V, p E E L. nbsp;nbsp;nbsp;O

-ocr page 264-

5?8

’t Vuur zet alle

DE Et.

XIV. LES. een Schroef, die in het Stuk G pail, ter* 3. Aï-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jjgj. ander end door her Pilaartje I op*

gehouden en ’er in vaftgezet wordt j in de FJguur te zien is.

Op die wyze plaatft men, om onze Proef te doen, na elkander eer ft een Rolrond Staaf*nbsp;je van Yzer, daar na een van geel Roper,nbsp;op het Werktuig: men fteekt de Pitjes allenbsp;te gelyk aan (*), en telt door middel vannbsp;een Sekondeflinger of Zak-Uurwerk, hoenbsp;veel graaden de Wyzcr in een bepaaldennbsp;tyd dgorloope.

Uitwerkzels,

Staafjes van Yzernbsp;en geelnbsp;Kopernbsp;wordennbsp;langernbsp;doornbsp;Warmte

Op het oogenblik zelf, dat de Vlam van de Pitjes op het Metaal begint te werken,nbsp;ziet men den Wyzcr in beweeging raaken,nbsp;en de graaden van den Cirkel met zpo grootnbsp;een fnelheid rondloopcn, dat men ’er in den

tyd

Met een klein flukje brandend Papier, dat njen zeer fchielyk van ’t een aan ’t ander houdt,nbsp;worden alle de Pitjes, reeds met Voorloop bevog-tigd, in minder dan eepe Sekonde ryds aangeftornbsp;ken. Ntllit,

-ocr page 265-

VASTE LiGHAAMEN UIT. 529

tyd' van een halven Minuut ongevaar 580telt, xtv.EES. als mende Proef met het Staafje Yzer doet, deil.nbsp;cn 95o, zo men ’t doet met het geel Koper jnbsp;’t v/elk een onderlinge evenredigheid maaktnbsp;omtrent als van 3 tot 5 (f).

Wanneer men dan weder de Pitjes van de weder Lamp uitblufcht, ziet men aanftonds den koner.nbsp;Wyzer agtcrwaarts draaijen, en den gan«nbsp;fchen weg, dien hy te vooren doorgcloopeanbsp;Was, weder tc rug keeren. Dit te rug gaan

ge-

(I) Ik diuk my hier in ronde Getallen uit; en ’t is myn oogmerk niet om de verfchillende groottenbsp;van Uitzettingskragt in de byzondere zoorten vinnbsp;Metaalen met dè uiterfte naauwkeutiglieid te be-paalen. Zulks zou van een talryke reeks van zeernbsp;fyne en netelige 1’roefneemingen afhangen , die innbsp;etn Werk, als dit is, daar men de Hoofdzaakennbsp;flegts voordraagt, niet gevoeglyk plaats kunnen hebben. De Leczer, die lufl heeft om zig in dit Stuknbsp;“p een volkomener wyze te oefFenen, en hetzelvenbsp;in zyn byzondciheden dieper te doorgronden, zatnbsp;üc Aantekeningen of CommenurU van den Heer Mus-schenbroek op de Proefneemingen van de Aka-demie delCimmti kunnen nazien, TOM. II. pag. linbsp;cn volgende ; alwaar hyeen oinftandig en naauwkeu-'ig kerigt zal vinden van de Proeven, die met dennbsp;^J’’-0)n«er gejjja,, zyn, daar deeze fchrandere Ni-•Hutkundige de eerfte Uitvinder van was, Ntllet.

O 2

-ocr page 266-

530

’f Vuur iet allë

DEEL.

XIV. LÈs. gefchicdt in ’c eerft met vry gtoote fnelheid j maar wordt vervolgens allenskens flaauwer,nbsp;cn op het laatll: zoo traag en naauwelyksnbsp;zigtbaar, dat de Wyzer niet weer op zynnbsp;oude plaats komt, dan na verloop van eennbsp;vry aanmerkelyken tyd, en weinig langer ofnbsp;korter , naar maate dat de gefteltenis ennbsp;meerder of minder Warmte is van de plaats^nbsp;daar men de Proefneeming doet.

Ophelderingen.

Het Vuur ctiinat innbsp;Metaalnbsp;door.

De Metaalen , zelfs de allerhardfte, en die het meeft in één gedrongen zyn,hebbennbsp;hun ylheid en ledige ruimten: en die ylheidnbsp;der Metaalen is zelfs zoo groot, dat zom-mige Vogten ’er iri kunnen doordringen, ennbsp;ze vanéén fcheiden. Het Vuur, dat uit denbsp;brandende Pitjes voortkomt, is een Vloci-ftof, die fyncr en doordringender is, dannbsp;eenig Vogt, dat wy kennen. Het opentnbsp;zig, derhalven, een doorgang tot binnen innbsp;de Staafjes Yzer en Koper van onze Proefneeming, en zet de Vuufdeeltjes, die natuur-lyker wyze tuflchen de eigen deeltjes van ’r

Me-

-ocr page 267-

VASTE LiC3HAAMEN UIT. 5'3I

Metaal 'zig onthouden, en verborgen zit-ten, in bewceging; cn door de werking van „ j, j, die tweeOirzaaken, het Indringen, naame-lyk, van een vreemd Vuur in ’t Metaal, ennbsp;de Uitzetting van het heimelyk en verborgen Vuur,’twelk het Metaal eigen is,moeten de Staafjes zwellen, grooter van omtreknbsp;Worden, en naar alle kanten heen, volgensnbsp;alle hunne Afmeetingen, zig uitzettetJ.

Maar dewyl 'er, volgens het Beloop der Doet het

^ nbsp;nbsp;nbsp;zig uit-

Langtc, meer deeltjes zyn, die zig kunnen ^^tten. uitzetten , dan volgens dat der Middellyn ,nbsp;moet in de Staafjes het toeneeinen in denbsp;Langte merkelyk zigtbaarer zyn, dan in denbsp;Dikte. Hierom maakt men ook het Staafjenbsp;met zyn een end onbeweeglyk vaft in I, ppnbsp;dat de ganfche meerdere Langte, die het zignbsp;door de Warmte uitrekt, drukken en haarnbsp;kragt oeffenen zou tegen het Stuk G, daarnbsp;het Staafje met zyn ander end aan vaftge-maakt is. Die twee Beweegingen, derhal-ven, de eene voorwaarts, en de andere ag-terwaarts, welke het Stuk G maakt, zynnbsp;noodwendige Gevolgen en onBetwiftbaaycnbsp;O 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Bly-

-ocr page 268-

’t Vuur zet allb

XIV. tES.

3. A I-D ££!..

Blyken, van die waarheid, dat het Staafje, terwyl het warm wordt, zig uitrekt en langer wordt, en in tegendeel weer korternbsp;wordt en inkrimpt, als het koud begint tenbsp;worden.

Het een Meta»Inbsp;ret zignbsp;meer uitnbsp;dan 't ander.

Dat alle Metaal en, op een zelfde Vuur, en binnen het zelfde verloop van tyd, zignbsp;niet even fterk uitzetten, daar moet men ze-kerlyk de oirzaak van zoeken in de ver-fchillcnde Digtheden hunner Stoffej in hetnbsp;meerder of minder vafl verband, de zamen-hang en aaneenklecving van derzelver deeltjes ; in de grooter of kleiner maate vannbsp;brandbaare Stofldompjes, die de Natuurnbsp;met hunne andere Beginzels gemengd heeft jnbsp;in het verfchillend maakzel van hunne ope-ningcn en ylheden,endergelykehoedanigheden meer. Allemaal navorfchingen, die ongemeen netelig en ingewikkeld zyn, en welke men rot nog toe niet zeer diep doorgrondnbsp;heeft.

De Koude doet het weernbsp;krimpen.

Zoo dra de Pitjes van de Lamp uitgedsan zyn , waaflèmt het Vuur , ’t welk in hetnbsp;Metaal gedrongen was, ’er weder uit; en dc

wer-


-ocr page 269-

VASTE LjGHAAMEN UIT. 5J3

Werking van het Binnenvuur, dat’er in te xiv. les. rug blyft, geen byftand en opwekking niter 1'nbsp;hebbende, wordt allenskens 2,wakker ennbsp;flaauwer; waar door de Deeltjes van ’t Metaal gelegenheid krygen om weerdigter,ge-^yk voorheen , tot elkanderen te naderen,nbsp;en het Staafje, dat middclerwyl koud begintnbsp;te worden, om zyn voorige grootte wedernbsp;^an te neemen.

Dit nu gaat in’t eerft vry febielyk voort, tn ’t eerft om dat het Metaal, dan nog fterk uitgev,ct,nbsp;de overvloedige Vuurdeelr/es, daar het meê iangzaam.nbsp;doordrongen en opgevuld is, ligter Üippennbsp;laat, en een ruimer uitgang geeftj cn omnbsp;dat de rondom ftaande Lugt, merkelyk'kouder dan hét Metaal, die Vuurdeeltjes metnbsp;gretigheid, oth z.00 te fpreeken, naar zignbsp;trekt en inflorpt. Maar, in ’t vervolg, omnbsp;dat deeze redenen dan geen plaats meer heb.nbsp;ben, worden de laatfte trappen van Vcrkoc-hng, en daar door van Verdikking en In-eenkrimping van’t Metaal, niet dan z.ecr traagnbsp;en langhaam voltrokken.

ri'

Ge-

O4

-ocr page 270-

XIV.LES. 3. A F-U EIlL.

Metaalen zetten *ignbsp;uit dooinbsp;Wntmte.nbsp;Zaagen,nbsp;Prilleii,nbsp;Booten.

53 ’t Vuur zet alle Gevolgen.

Het geen wy hier de Vlam van een brandende Lamp op de kleine yzeren en koperen Staafjes zien uitwerken, gebeurt ook, naarnbsp;evenredigheid van elks byzonderen aart, ir'nbsp;alle andere Metaalcn zonder uitzondering»nbsp;als zy op de eene of de andere wyze heetnbsp;worden. Het Blad van een Zaag, die geepnbsp;Spelling genoeg heeft (^) ,zet zig uiten v/ordtnbsp;dikker in ’t midden van ’t harde Lighaarn,nbsp;dat zy vaneen zaagt, door de Warmte, welkenbsp;’er in ontftaat, uit de fterke Wryving, ennbsp;vermoeit merkelyk den geenen, die ’er meênbsp;werkt. Op de zelfde wyze gaat het ook metnbsp;Drillen, Booren, en alle andere dergelykenbsp;Werktuigen, die heet worden, terwyl men

ze

(*) Men geeft SfecUm’ aan een Zaag, winneet men tic Tanden beuitélings van weerskanten eennbsp;weinig bezyden het Blad van de Zaag naar buitennbsp;uitzet, of anders wordt het Blad ook wel op dienbsp;Vorm gefmeed, dat het naar die ftreek, daar de

Tanden flaan, dikkci (S dan in zyn ovctigc Bteedte. ütlut.

-ocr page 271-

VASTÉ Liohaaml^n uit. 555

XIV T.ES.

3- Aï-

DILEL.

2.e gebruikt, en min of meer beklemd litten tuffcheii Stoffen, die niet dan bez.waarlyknbsp;Voor de vergrooting van derz.elver omtreknbsp;kunnen wyken en plaats maaken, of die zelve ook zwellen en zig uitzetten door denbsp;Zelfde oirzaak.

Voorzorg iii't Waterwerk-tuig v.innbsp;MARLY.

Alle Metaal, derbalven, dat voor de Hitte der Zon bloot ftaat, moet zig uitzetten cn grooter van omtrek worden. Zeer dui-delyk kan men zulks zien in het Water-werktuig van Marly, daar de Pompen,nbsp;die boven op den Berg ftaan, in Beweegingnbsp;gehouden worden door de Rivier , welkenbsp;aan dcszelfs Voet loopt, cn die Beweegingnbsp;derwaarts wordt overgebragt door middelnbsp;van een zeer lange Keten van yzeren Staa-ven , vorkswys aan elkanderen gekoppeld,nbsp;en ruftende op een zoort van Hefboomen ofnbsp;Standers, die op hun een end ftaan, en opnbsp;dat end voorwaarts en qgterwaarts beweegbaar zyn. Alle die Staaven verfchillen vannbsp;de grootfte Koude des Winters tot degrooc-fte Hitte des Zomers dermaaten in Langte,nbsp;dat men genoodzaakt geweeft is op de plaat-O 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zen

-ocr page 272-

’T Vuua ZST ALLK

zamenkoppeling verfcheidefl uKEi.. garen te maaken, om de Keten, dieze®^^nbsp;elkanderen vormen, te kunnen verlengen mnbsp;verkorten naar welgevallen, door het ennnbsp;van de ecne Staaf min óf meer diep innbsp;laaten in de vorkswyze opening van de an*nbsp;dere, daar men ze met een Pin in vafl:nbsp;Indien een yzeren Staaf van zes Voeten langnbsp;van de grootfte Koude tot de grootfte Hit'nbsp;te flegts twee derde van een Lyn langernbsp;nijfoire wierd, zou zulks op honderd Toifes (of vyf-iienbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tig Roeden) een verlenging maaken van meer

Cfs. 16 89 p. 61.

’ dan zes Duimen: waar uit men ligtclyk zal kunnen begrypcn, hoe veel belemmering ennbsp;verwarring ’er niet zou moeten ontftaan innbsp;de werking der Pompen en Zuigers, indieonbsp;die lange Keten, die de Beweeging tot hunnbsp;overbrengt, zonder verbetering, alle veranderingen onderging, die de vcrfchillende gCquot;nbsp;fteldheden van Lugt enjaargety daar in konden veroirzaaken (*}.

De

(*) De Nederdiütfche Leezer, die higeerig mogt zy» om een naauwkeurig'er Denkbeeld te bebbd'nbsp;van dit Waierwcrktuig vaii Mauly^ kan’er,

ven

-ocr page 273-

VASTE LiGHAAMEN UIT. 537

DeUurwerkcn in deTorens, en in ’t al- xiv.les. gemeen allerhande zocrcen van deeze en ’ *

^ nbsp;nbsp;nbsp;D E K L.

dergelvke Werktuigen, die niet bedekt ftaan

^ nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r, ¦ ¦'Verkinjj

Voor de groote Hitte der Zon, of er niet derwarm-

dan maar zeer gebrekkelyk, voor beveiligd °p uut-

' nbsp;nbsp;nbsp;werKcn.

2,yn, moeten er noodwendig in de vryheid

hunner Beweegingen de uitwerkzels en gevolgen van gewaar worden. De Stylen en Standers ryzcn , en doen de Ruilingen tenbsp;Veel draagen; de Spillen worden dikker ennbsp;klemmen in hunne Gaten; de Raden worden grooter van omtrek en middellyn, ennbsp;de Tanden vatten te fterk. ’t Is waar, denbsp;Kas en het ganfche Geftel, dat het Werknbsp;draagt en in in zig belluit, wordt ook welnbsp;grooter, en zet zig in al zyne Afmeetingennbsp;uitj maar indien ’er aan de eene zyde daarnbsp;door eenige vergoedingen kunnen te weegnbsp;gebragt worden, die de evenredigheden tus-fchen zommige deelen kunnen herllelien en

in

ven by den Heer SilidOR, in zyn ^rchitcSlure Hy ^ruuliijue, Tom. II., een nette en beknopte Eefchiy-ving v»n vinden in Des.IGULIEASnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, 111.

bladz. S.

-ocr page 274-

’t Vuur zet alle

XIV. IE?. 3. A r-

DEïI..

in fland houden, ’t is aan den anderen kant ook 2,eer wel mogclyk, dat die zelfde vergoedingen vveer tot nadeel werken van andere deelcn, die k-r nierkelyk door belemmerd raak en en in wanorde. Wie weet ooknbsp;zelfs, of de Warmte van de Dye niet minnbsp;of meer invloed zou kunnen hebben op dennbsp;Loop van een goed Zak-Uurv/erk, alleennbsp;maar door de verandering, die ze kan ver-oirzaaken in de Langte en Dikte van Stukken , die zoo juift' en net gepaft moetennbsp;zyn ?

In Slin-geis en ilinger-wciktn.

II. Deel. 1. Stuk.nbsp;bUdz.nbsp;306.

Het geen ik hier niet dan by wyze van Gilling zeg van een Zak-Uurwerk, kan iknbsp;met volkomen zekerheid van Slingerwerknbsp;zeggen, of een Uurwerk, wiens loop geregeld wordt door de Slingeringen van eennbsp;zwaar Lighaam, ’t wclk aan een Metaalcnnbsp;Roede hangt. Toen wy van die zoort vannbsp;Beweeging, en van ’t Gebruik, ft welk ’ernbsp;door denHeerHuTGENSvan gemaakt was,nbsp;fpraken, heb ik aangemerkt, dat, na datnbsp;men het middel gevonden had, om de Ty*nbsp;den der Slingeringen volkomen eenpaarig. en

al-


-ocr page 275-

vAsfÉ Lighaamen uit. 539

DEEL.


altyd beftendig de zelfde te doen blyven xiv. les. door den aart der kromme Lyn, die men ^

haar befchryven deed, het egter nog te dug-ten ftond , dat die gélyktydigheid wel eens in wanorde gebragt zou worden door denbsp;veranderingen, die de Hitte en de Koude innbsp;de Langte van de Slingefroede zou kunnennbsp;Vèroirzaaken. En zeker, dewyl die Roedenbsp;Van Metaal is , en bygevolg uitzetting ennbsp;inkrimping, verlenging en verkorting onderworpen, gelyk de voorgaande Proefnee-Oling ons heeft doen zien, heeft men’er meenbsp;teden van te wagten,dat zy by warm Weer,nbsp;of in Plaatzen en Landen daar ’t heet is,

Enger zal worden , en in tegendeel weer horter door de Koude (*}.

Middelen

Men heeft gedagt, dat men dit Gebrek gevoeglykft zou kunnen wegneemen door de Ji-ir op

ielf-

(*) Op de ftraks aanachaalde plaats (II. Def.l.

'•Stuk. bladz. 31a) kan men nader zien, koe veel avloed de Langte van den Slinger heeft op den tydnbsp;''•U' de Slingeringen, en van welk een verfchillen.nbsp;ye Langte zy in verfchillcnde Plaatzen en Landènnbsp;moet, om net Sekonden te kunnen fliau.

-ocr page 276-

540

V Vuur zet alle

XIV. LES.

3. Aï-

D££ L.

zelfde natuurlyke oirzaak, daar het uit ontbond, ’er tegen aan te laaren werken: ik wil zeggen, door aanleiding te geeven, dat dienbsp;zelfde Warmte, die de Roede van den Slinger langer maakt, ook juill zoo veel betnbsp;middelpunt van het zwaar Lighaam ileednbsp;ryzen, of wel het vaile Punt, daar de Slingeringen om gefchieden, zoo veel op dienbsp;Roede daalen.

Uitvinding v.in Graham,

Thilof.

TransaSf»

171S.

N. 3pi. Artlt; 4.

De Heer Graham (*) fchynt my de eer-fte ge weeft te zyn, dien dit Denkbeeld is ingevallen, en die het begonnen heeft ternbsp;uitvoering te brengen. In plaats van aan ’cnbsp;end van de Roede een ronden Metaalen Bol,nbsp;of verhevenrond Plaatje, gelyk men andersnbsp;gewoon is, vaftte raaaken, hing hy’er, omnbsp;voor zwaar Lighaam te dienen, een Bol ofnbsp;rolrond Bakje aan, ’t welk hy byna geheelnbsp;met Kwikzilver vulde j en zie hier, hoe hynbsp;’t Stuk beredeneerde. ,, Indien van ’t eeonbsp;„ Jaargety tot het ander, zeide hy, dcLugt-

(^) Seroemd Uurwerlcmaaker te Ojnden ei) Lid van dc Koninklyke Societert.

-ocr page 277-

VASTE LiGHAAMEN UIT. 541

5gt; gefteldheid genoeg van zig zelve verfchik xiv les. 3, om de Langte van de Siingerroede zoo tenbsp;53 kunnen veranderen, dat men ’t merkennbsp;3gt; kan, zal ook gewislyk die zelfde oirzaaknbsp;33 de hoogte van de Kwikkolom in het Bak-33 je, door die Kwik door Warmte uit tenbsp;3, zetten, en te doen inkrimpen door Kou- ,

33 de, veranderen en ryzen doen ofdaalen:

33 en zal ze, derhalven, ook het middel-33 punt der Slingering, ’t welk noodzaake-33 lyk zig bevindt in die Vloeiftof, hooger 3, of laager brengen”. Indien men, by pz. z,nbsp;voorbeeld, veronderftek, dat de Roede, f'X-r-door Warmte langer geworden, het Punt Bnbsp;een vierde gedeelte van een Lyn van hetnbsp;I*unt A doet afwyken en laager zakken, ennbsp;'lat ondertuflehen ket Kwikzilver, tot diennbsp;^.elfden trap warm wordende, zig uitzet opnbsp;2.ulk een wyze, dat het Punt B, het Puntnbsp;«Ier Zwaarte of liever der Slingering, ooknbsp;iuift: een vierde gedeelte van een Lyn op-''^aarts ryft , zullen die twee Uitwerkzelsnbsp;oirzaakzyn,dat ’er altyd beftendig een zelfde Afftand blyft tuffehen A, het Beweeg-

punt,


-ocr page 278-

i42

’t Vuur, zet allé

xiv.les.

3- Ar. BEti..

punt, en B, het Slingerpunt; ’t welk gè-' noeg is, om de gelyktydigheid der Bewee-ging te doen ftand houden. Het komt ’ernbsp;nu, derhaïven, maar op aan, om die tweenbsp;Uitwerkzels, die regtdraats tegen elkandernbsp;aanwerken, een jiiifle onderlinge evenredigquot;nbsp;heid te geeven j en dit hangt af alleen vaonbsp;de hoogte, die men geeft aan de KwikkOquot;nbsp;lom van ’c Bakje; want hoe die Kolom laflquot;nbsp;ger is, hoe tftccr wegs haar Zwaartepunt,nbsp;gèlyk ook ieder ander Punt, wat men wil,nbsp;van haar ganfchen Inhoud zal afloopen, zoonbsp;in ’t ryzen, als ’er uitzetting door Warmte,nbsp;als in ’t daalen, wanneer’er inkrimping doornbsp;Koude plaats heeft.

Nadere

Liti’in-

Siiigeii.

Zedert deeze Uitvinding, door den Heer Graham bedagt en voorgefteld, hebbennbsp;anderen nog gevoeglyker middelen uitgevonden en beproefd, om het zelfde oogmerkjnbsp;daar deeze fchrandere en ongemeen handigenbsp;Konftenaar op doelde, te bereiken, otn,nbsp;naamelyk, het Vverktuig op dien voet tocnbsp;te ftellen, dat de zelfde oirzaak, die de Slin-

gerroede langer of korter maakte, ook op

dos

-ocr page 279-

VA^TE LiGHAAMEN ÜIT. f43

5. A F-DEEL.

den zelfden tyd, en in gelyke evenredig- xiv. LES. ^eid, de hoogte van het zwaar Lighaam,nbsp;daar het Slingerpunc zig in onthield, ryzennbsp;deed of daalen. In ’t Jaar 1738 willen denbsp;Heercn Julien le Roy te Parys^ en El-^icoT te Londen f den bekenden uitflag vannbsp;°tize voorgaande Proefneeming in ’t oognbsp;houdende, waardoor men reeds will, datnbsp;^et Yzer en het geel Koper, tot den zelfdennbsp;Ij'ap warm gemaakt, zig uitzetten in eencnbsp;Evenredigheid omtrent als van drie tot vyf.

Óp een zeer fchrandere wyze, hoewel langs Verfchillende wegen, gebruik te maaken vannbsp;de overmaat der verlenging van ’t geel Koper, om ze tot vergoeding te doen ftrekkennbsp;Voor die van ’t Yzer, daar men doorgaansnbsp;de Roeden der Slingerwerken van maakt (*).

De een maakt boven aan ’t end van zyn uitviu-Slingerroede hg. die van Yzer is, een klein vaM langwerpig Raamtje AB, gclyk m Ftg. 6 lbroy.

PL. I, f lt;£. S .'

af-

(.*) Zo men ze ’er niet vaii maakt, men behoor-lt;le ze ’er ten minden van te maaken; liever dan Van Staal, ciat zig meer uitzet dau Yzer.

IV. Deel, nbsp;nbsp;nbsp;P


-ocr page 280-

’t Vuur zet alle

XIV LES 3. A Fnbsp;DEEL.

afgebeeld wordt, wiens beide Dv/arsft’jkken van onder en boven , e en 6, van tvop^rnbsp;xyn en onbuigbaar j maar de twee ftaande ofnbsp;Zyftukken, ieer dunne biaaojes, die \ee'^'nbsp;kragt bezitten. Die twee Veeren, of dunnenbsp;Veerkragtige Plaatjes worden ingelaaten innbsp;de opening van het doorgebroktn StUN CDinbsp;’t welk zeer hegt is en onbeweeglyk vaftnbsp;ftaat,en verbonden is met het Lighaatn vaflnbsp;het Uurwerk. In die opening hebben dienbsp;Veerplaatjes niet meer fpeeling, dan ’er noo*nbsp;dig is, om op oi neerfchuivende te kunnennbsp;ryzen of daalen. Dit alles hangt aan de yze*nbsp;ren Roede e ƒ, die vaftgeraaakt is aan hetnbsp;bovenfte gedeelte van een Geelkoper* n Buis,nbsp;welke hier ten deele open vertoond wordt,nbsp;cn op her Stuk C D ruft.

Wanneer nu de Warmte de twee yzeren Roeden fe er\ hg, die men beiden maar ai®nbsp;een enkele Roede heeft aan te merken, otnnbsp;dat zy door het Raamtje A B aan malkander gekoppeld zyn , uitzet en langer doetnbsp;worden, zou het uitwerkzel daar van zynnbsp;moeten, dat de verhevenronde Slingeifchyf Ü

naar

-ocr page 281-

HJ

VASTE LiGHAAMEN UIT.

naar beneden daalde, en zig verder af ver- xiv.tEi Wyderde van hec Stuk CD, daar het Be-'Veeppunt is: waar door de Slinger langernbsp;^•ou worden dan hy wezen moeft. Maar dienbsp;ieltde Warmte werkt ondertuffehen ook opnbsp;de Geelkoperen Buis, aan wier Bovenendnbsp;het Hangpunt is; en dewyl deeze verlengingnbsp;van de Buis, die op het Stuk C D vaft Haar,

Van beneden naar boven gefchiedt, zal ’er’t nitwerkzel van zyn, dat zy de Slingerfchyfnbsp;5 doet ryzen. Indien nu de Buis in die evenredigheid genomen is, dat haar Langte ftaatnbsp;tot de ganfche Langte tuflehen ƒ en g be-greepen,als de uitzetting van hetYzer ftaatnbsp;tot die van ’t geel Koper, dat is,als drie totnbsp;t^yf, dan zal de verlenging van de Buis vannbsp;beneden naar boven volkomen gelyk zyn aannbsp;die van de twee yzeren Roeden, welke vannbsp;boven naar beneden gefchiedtj en zal, der-balven, door deeze onderlinge vergoeding,

Afftand tuffehen bet Slingerpunt^: en het ®eweegpunt D altoos de zelfde blyven.

öe Heer Ellicot neemt tot de Roede uitvin-' Van Zyn Slinger een platte yzeren Staaf, die

£1gt;Xlt;1«1C0T«

P 2 nbsp;nbsp;nbsp;Vaii

-ocr page 282-

54*?

’t Vuur 2.amp;t /lle

DEEL.

xiv.les, van dc helft of de twee derden van ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ Langteafjtot aanhet bcnedcncnd toe,Vorks*

wyze geopend isj gelyk zy afgebeeid wordt in Fig. 7. De ledige tuffchenruimte,nbsp;deeze Vork open laat, vult hyraet eennbsp;koperen Blaadje ik^ dat, als het door oenbsp;Warmte langer wordt, zig | gedeelten tneeiquot;nbsp;zal uitzetten, dan de twee Tanden doen vannbsp;de Vork, daar ze tuflchen geplaatft is.nbsp;Blaadje wordt dan , volgens de meermaalennbsp;gemelde evenredigheid van uitzetting vannbsp;geel Koper en Yzer, vyf deelen langer, ter-wyl de Tanden door die zelfde Warmtenbsp;maar drie deelen langer worden. Deezenbsp;overmaat van uitzetting van ’t Blaadje ge*nbsp;bruikt hy, om hetzelve twee kleine Hef'nbsp;hoorntjes lm en /», die hunne Beweegpun-ten in o en in p hebben, te doen beweegeo '¦nbsp;derzelver Armen m tnn worden op die wynbsp;ze opwaarts geheven,en ligten de tweePinquot;nbsp;nen of Schroeven ij tnr naar om hoog, dienbsp;op die Armen ruften, en door welker middel zy het zwaar Lighaam draagen, dat eennbsp;ronde Kloot is, en hier volgens zyn milt;lquot;

del-

-ocr page 283-

VASTK LiGHAAMEN UIT. f47

*^tllyn doorgefneeden verbeeld wordt. Dus xiv.lss. ¦¦yfl: hier het Slingerpunt en wordt opgetildnbsp;door de zelfde oirzaak, die de Slingerroedenbsp;langer maakt; en dewyl men de Schroevennbsp;? en r meer of min diep kan infchroeven,nbsp;op de Armen m en n van de Hefboompjes nader by of verder van dcrzelver Be-Pveegpunten f en o brengen, is men altoosnbsp;PP’eefter, om die twee uitwerkzels in zulknbsp;evenredigheid onderling tot elkanderennbsp;Pe ftellen, als men goedvindt.

Indien ik hier een Verhandeling fchreef Nut dier Over het Uurwerkmaaken, zou ik niet na-

1 nbsp;nbsp;nbsp;' I ¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;n. J- dingen.

laaten om een naauwkeunger en omitanaiger Öerigt te geeven van ’t geen verfcheidennbsp;l^on{l\vcrkers,en zelfs Geleerden nog daarenboven uitgedagt hebben^ om de verlen-êlng van ’t Yzer door die van ’c Koper tcnbsp;P'ergoeden,met oogmerk om de Langte vannbsp;Pl^n Slinger altyd eenpaarig en beftendig denbsp;^-Ifde te doen bly ven. Ik zou zelfs de voorin nadeelen van die Uitvindingen onderzoe-IPen , en de vryheid neeraen , om ’er mynnbsp;gedagten over te zeggen j maar de Leezernbsp;P 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;be-

-ocr page 284-

548

’t Vuur zkt alle

XIV.LES. behoort hier niets te vinden, dan ’t geen ei*

DKEL. gïnlyk en regtftreeks betrekking heeft tot de Proefneemingjdie ik gedaan heb, offl tenbsp;bewyzen , dat de Warmte en Koudenbsp;ftuk Metaal op een merkbaare wyze van o®*nbsp;trek doen veranderen. Op dat men egtetnbsp;niet denke, dat deeze laatfte Voorbeelden»nbsp;daar ik van gefproken heb, voor Uitvindin'nbsp;gen zyn aan te z,ien, die eer fraai en fchraO'nbsp;der uitgedagt genoemd mogen worden, dannbsp;dat ze van eenig wezendlyk nut zoudennbsp;zyn, zal ik met onze befte Starrekundigennbsp;aanmerken, dat met den nieuwen Slingergt;nbsp;zulk eenen, naamelyk, wiens Langte alty^lnbsp;cenpaarig en de zelfde blyft, een Uurwerk»nbsp;daar men Waarneemingen mjeê doet, doot'nbsp;gaans van den hoogften Graad van Warm®nbsp;tot de grootfte Koude niet meer verloop!^nbsp;dan twee Sekonden ; daar het in tegendeelnbsp;zeldzaam is, dat men met een dergelyknbsp;Uurwerk, dooreen gewoonen Slinger ger^^'nbsp;geld, minder dan twintig Sekonden verfch'^nbsp;heeft,

verande» Indien de Berekening van den Tyd veel

van

-ocr page 285-

VASTE LiQHAAMEN UIT. 549

Van baar naauwkeurigheid verlieft door de xiv. i,es.

, nbsp;nbsp;nbsp;3. Ar-

D t EL,

linjr door VVArmtenbsp;en Koudenbsp;,ii oet*

,

Roede, Ellen ;

Verlanging en verkorting van den Slinger, de Alniecting der U itgeitrektheid zou ook mo-gelyk riet tnin voor dat gebrek te dugtennbsp;hebben door de veranderingen, die de Koude en Warmte veroirzaakt in de Vo; tinaat,nbsp;de Roede, de Elle, en andere dergelykenbsp;^^erktuigen, daar men zig van bedient omnbsp;Langre en Breedte te meeten. By geluk zynnbsp;de Dwaalingen, die daar uit oneftaan kunnen, uiit van zoomerkelyk een belang nietnbsp;in den gewoonen handel en ’t dagelyks be-dryf der Maatfehappy maar ’t is egter ge-voeglykjdat men ’er van gewaarfchuwd zy,

Om in zommige byiondere gevallen, daar ®on g.'oote naauwkeurigheid vcreifcht v/ordr,nbsp;ot op te kunnen letten. Indien men, bynbsp;''oorbeeld, de halve Roede of de Elle vannbsp;eene Land vergdyken wilde met die,

'vtlke men in een ander Land gewoon is te êobruiken , zouden de zoort van ’t Metaal,nbsp;daar ze van gemaakt waren, en de gemaa-^'gdheid van de plaats, daar men de Verge-^yking deed, omftandigheden zyn,die geen-P 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zins

-ocr page 286-

JJO

’t Vuur zet alle

Xiy.LES, 5- Aï-DEt: L.

zins te vcrwaarioozen waren. Een Maat* roede van Koper, daar men (leges een halvenbsp;Myl Lands in de Langte meê afmat,nbsp;door de Warmte en Koude dermaatc veran*nbsp;deren kunnen en zig ontftellen, dat de alletquot;nbsp;naau wkeurigfte LanUmeecer, ai was de Grondnbsp;zoo vlak en effen als e..n bijvrooren Watet*nbsp;gragt, ’er tuflehen Zomer en Winter eennbsp;verfchil in zou vinden van 6 of 7 Voeten'¦nbsp;welk verfchil egter zoo groot niet zou ge-rnbsp;weeft zyn, indien hy, in plaats van een ko*nbsp;peren MaatroedejCene vanYzer of van Houtnbsp;gebruikt had,

Dewyl alle Metaalen door de zelfde graa-den van Warmte of Koude zig niet even fterk uitzetten of inkritnpen, moet men ’ernbsp;zig niet dan met grocte voorzigtigheid ennbsp;overleg van bedienen, wanneer men Werktuigen vervaardigt of Gereedfehappen, innbsp;welke ’er veel aangelegen is, dat alle de Af'nbsp;meetingen dezelfde evenredigheid tot elkander bly ven behouden. Indien men, by voorbeeld, wilde, dat de Hoek E, door tweenbsp;yzcren Roeden EF en EG gevormd, in aller-

-ocr page 287-

VASTE LiGHAAMEN uit. 55I

i^rhande Wetr, koud en heet , altyd be- xiv.LES, ftendig dc zelfde en even groot bleef, zou ojez.nbsp;tnen zig wel zorgvuldig moeten wagKn,datnbsp;men ze niet aaneen koppelde met een derdenbsp;ftuk van Koper, alsGH. Want dewylditnbsp;laatfte Metaal zig door de Warmte merke-lyk fterker uitzet dan het ander, zou hetnbsp;koperen Voegftuk G H, als het warm begon te worden, niet miffen kunnen een vrynbsp;aanzienlyke verandering te maaken in denbsp;opening van den Hoek E, en hem wyder tenbsp;doen worden dan hy wezen moeft. Ligte-lyk ziet men, dat men dit ook wel degclyknbsp;heeft in ’t oog te houden by ’t maaken vannbsp;Werktuigen en Gereedfehappen tot Meet-konft en Starrekunde, wier juiftc naauwkeu-rigbeid daar van afhangt, dat de evenredigheden, die alle de Afmeetin^en onderling toenbsp;elkander hebben , altyd onveranderlyk cnnbsp;beftendig de zelfde blyven: en tot welkenbsp;men egter veelal Kpper en Yzer te zamennbsp;gebruikt. Dewyl men die Werktuigen cnnbsp;Gereedfehappen, uit de gemaatigde Warmte van den Winkel, daar ze naar g'emaaktnbsp;P 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zyn.

-ocr page 288-

552

XIT LES 3. Aï-DË£L.

in Speeltuigen en Iclank-geevendenbsp;Lighaa-men.

III. Deel

2. Stuk,

bindz,

-^20.

’t Vuur. zkt alle

zyn, in de open Lugt brengt, daar zy voor de Vorft en voor de Hitte der Zon blootnbsp;ftaan, loopt men gevaar, zo men niet zorg*nbsp;vuldiger let op ’t geen ’er van komen kan,nbsp;dat men de Hoeken zal zien veranderen vannbsp;grootte, de platte oppervlakten, en de regie Lynen zig krom buigen , en dergelykenbsp;wanordes meer.

De Snaar van een Klaveümbel, die langer wordt door de Warmte, moet noodwendig flapper zyn, dan ze te vooren ge-fteld was; indien de vafte punten, daar ze aan gefpannen is, zig ook niet naar evenredigheid van die verlenging van elkanderennbsp;verwyderen. In onze Elfde Les hebben wenbsp;gezien, dat een klankgee ende Snaar, allenbsp;andere omftandigheden gelyk gefteld , eennbsp;min of meer fcherpen toon heeft, naar maa-te dat zy min of meer fterk gefpannen is.nbsp;Dewyl nu de Snaaren van een Klavefimbel,nbsp;als ten deele van Yzer, ten deele van Koper, zig door den zelfden Graad van Warmte niet allen even veel uitzetten, en allennbsp;nogthans meer dan het Hout, daar het Lig-

haam

-ocr page 289-

VASTE LiGHAAMEN UIT. 553

haam van ’t Speeltuit; van gemaakt is, en les. ¦Waar aan de Snaarpennen en Kammetjes vaft „ j. j.nbsp;2.yn, begrypt men ligtelyk, om welke redenen de overeenftemming der Klanken innbsp;Wanorde en het Speeltuig onclleld raakt,

Wanneer ’er een merkelyke verandering inde Lugtsgefteldheid van ’t Vertrek, daar hetnbsp;geplaatft is, is voorgevallen. Wie weet ooknbsp;of iemand, die fyn van Gehoor en op hetnbsp;onderfcheid van Klanken gevat is, niet welnbsp;eenig verfchil 2.0U kunnen hooren in dennbsp;Toon van een Klok, of van eenig andernbsp;klankgeevend Lighaam, daar men, en koudnbsp;en warm, de Proef van nam, en wier Klanknbsp;men vergeleek met dien van een ander klinkend Lighaam, met welke men ’t te voorennbsp;tot Eenioonigheid gebragt had.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Vnijfm

z!g minder uit drn Mc-t.ial.nbsp;Koutennbsp;Slingers.

Ik heb voorheen gexegd , dat het Hout Hom zei door Koude en Warmte aan zoo flcrke veranderingen, door verlenging en inkrimping,nbsp;volgens het beloop van de langte zynernbsp;Vezelen of Draaden, niet onderhevig is, alsnbsp;het Metaal- Dit is iets, ’t welk ontwyfFel-baar blykt door ondervinding, cn vcrfchei-

den

-ocr page 290-

5?4

’t Vvux zkt alle

xi\^LES. deij Uurwerkmaakers aanleiding gegeevcn DEÜI.. heeft, om de Roede van hun Slinger vannbsp;Hout te maakcn, in plaats van tot het eennbsp;of ’t ander van die Middelen, daar ik zoonbsp;aanftonds van gefproken heb, toeviugt tcnbsp;neemen. Schoon wel de uitüag van die Proefnbsp;juift zoo gelukkig niet gewceft is, dat ’ernbsp;alle veranderingen in de langte van den Slin*nbsp;ger door zyn weggenomen ¦ zy zyn ’er egquot;nbsp;ter merkelyk minder en kleiner in, dan innbsp;den gewoonen Slinger: waar uit , derhal-ven, ook blykt, dat mync aanmerking overnbsp;de min ftcrkc uitzetting van 't Hout gegrond is.

Doch alle vafte Lig’nbsp;haameiinbsp;zettennbsp;uit ennbsp;krimpen.

Maar fchoon wel het Hout en een groote menigte van andere Stoffen door Koude ennbsp;Warmte korter en langer worden, in eennbsp;mindere maate, dan het Metaal, het blyktnbsp;nogthans in ’t algemeen, en door een ontel-baare reeks van Proeven, op verfchillendenbsp;Tydcn cn door verfchillende Perzoonen gedaan, dat allerhande zoorten van vafte Lig-haamen. Marmer, by voorbeeld. Steen,gebakken Aarde , Glas, Metaal, Houten

, nbsp;nbsp;nbsp;Schors

-ocr page 291-

555

VASTE LïGHAAMSN UIT.

Schors van Boonren en P!antgcwaffen,Been- xiv. les. deren. Leer, Hoorn van Dieren, en welkenbsp;Zoorten van Lighaamen men meer noemennbsp;mag, door de werking van ’t Vuur zig uitzetten , en weder in krimpen ais ze koudnbsp;Worden. Dewyl nu alles, wat Konften ennbsp;Handwerken voor ons kunnen vervaardigen,nbsp;beftaat uit dergelyke Stoffen, op oneindignbsp;verfchillende wyzen met malkanderen ver-cenigd, gefchikt en gevormd ^ en alles nunbsp;min, dan meer, naar verfchil van de tydennbsp;des Jaars, van de Uuren van den Dag, ennbsp;van ’t Gebruik, dat wy ’er van maaketi, aannbsp;Warmte en Koude wordt bloot gefteld,nbsp;mag men met regt zeggen, dat ’er niets be-ftendig in den zelfden cenpaarigen ftaatnbsp;blyft, en dat alles wat wy zien, Juweelen,nbsp;Koftelykheden, Werktuigen, Gereedfehap-pen. Huisraad, Gebouwen, beurtelings nunbsp;grooter, dan kleiner worde.

Men zal mogelyk regen die algemeeffe zommlgc kragt, welke ik hier zeg dat het Vuur bc-

2.it, om alle vafte Lighaamen, zonder uit- door’t

Vuurkl

rooter

YfOr- oiutrek

Zondering, zig te doen uitzetten en grooter

-ocr page 292-

XIV.LES.

3. A F-DEEJL.

wefrens Je iiitdam-pir.g ennbsp;verliesnbsp;van Sloffe.

IV Deel. 1. Stuk.nbsp;bJadz.

260.

V Vuur zet alle

worden van omtrek, het Voorbeeld inbren-gen van Steenen, die men tot Kalk uitbrandt; van Hout, dat men in den Oven ©f in de Zon te droogen legt, en van vee-le andere Stoffen, die door de werking vannbsp;’t Vuur merkelyk krimpen en kleiner vannbsp;omtrek worden.

Maar deeze zwaarigheid heb ik reeds by voorbaat weggenomen, en ten dien eindenbsp;voorheen aangemerkt, dat ’er in alle deezenbsp;en dergelyke Gevallen cene Uitdampingnbsp;plaats heeft, een verlies en verfpiiling vannbsp;StoflFe, waar door de Deeltjes van ’t geennbsp;’er overblyft gelegenheid krygen om nadernbsp;by elkander te komen, en zig digter byeennbsp;te voegen onder een kleiner omtrek; fchoonnbsp;onderruffehen die zelfde Deeltjes inderdaadnbsp;gezwollen zyn en uitgezet. Ligtelyk kannbsp;men zig daar van overtuigen , als men alnbsp;die Lighaamen , wier Voorbeeld men onsnbsp;tegen werpt, voor en na dat zy die Proef ondergaan, op de Schaal brengt. Een ftuk on-gelefchte Kalk weegt zoo zwaar niet als denbsp;Steen, daar zy van gebrand is; cn in alle

clc

-ocr page 293-

SJ7

VASTE LiGHAAMEN UIT,

de andere Voorbeelden ziet men ook de zelf- xiv.les. de uiikomft beftendig plaats hebben , innbsp;Houtwerk, dat in den Oven, by ’t Vuur ofnbsp;de Zon gedroogd is; in Vleefch of Vrug-ten, gebraaden of gekookt j in Gebak of andere Mengfels, die men door een zekerennbsp;trap van Hitte hard maakt, of dik doetnbsp;Worden,

III. P roefneemin g.

Toefiel.

Het Werktuig, door A B in Figuur 9 af- werlctuij eebeeld, beftaat in een Thermometer - Ghs,

^ nbsp;nbsp;nbsp;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’ om de

wiens Bol omtrent een Duim Middellyns ui rzetting heeft, en de Buis overal in haar ganfche der vog-Langte, die een Voet bedraagt, een bin- warmtenbsp;nenwydfe van een halve Lyn. Een gedeel- quot;’^2*nbsp;te, lang omtrent 9 Duimen, van die Buis isnbsp;vaftgemaakt op een zeer dun en ligt Plankje, pjj,nbsp;daar een Schaal op getekend is, verdeeld innbsp;dieEvenredigheid en Maat, dat yder Graadnbsp;jdift een duizendfte gedeelte bevatten kannbsp;Van het ganfche Vogt» dat zig onder het

Plankje

-ocr page 294-

V VuÜR ZÉT DÉ

ziv. LES. plankje in de Buis en Bol bevindt, wanneer daï ï- Aï-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

Difiu Vogt tot den Graad van Yskoud gebragt is-

IVfen vult den Bol en iets meer dan hec vierde gedeelte van de Buis met verfcheideitnbsp;Vogten, ’t een na het ander. Eerft metnbsp;Kwikzilver, vervolgens metWyngeeft, daarnbsp;na met zuiver fchoon Water, cindelyk metnbsp;Lyn-Olie. Men fteckt den Bol in den Baknbsp;G, die vol is mer Ys, dat zeer fyn geftoo-ten is, en laat hem ’er in, tot dat het Vogtnbsp;’cr zoo koud in geworden is, als het wordennbsp;Itan; ’t geen men gemakkelyk kan weeten,nbsp;cm dat dan het Vogt in de Buis blyft ftilnbsp;ftaan en niet meer zakt. Eindelyk neemtnbsp;men’er dan met een Hairbuisje, alsD, ’cnbsp;¦welk men in de Buis fteekt, en daar men aannbsp;zuigt, al het Vogt uir, dat boven de Lynnbsp;ef ftaat, öf doet ’cr, indien ’er niet genoegnbsp;in is, zoó veel by, dat het Vogt net tot aannbsp;dat Merk komt.

Wanneer het Vogt zig nu op die Hoogte ¦wel gezet heeft, en ’cr onveranderlyk opnbsp;blyft ftaan, neemt men het Werktuig uitnbsp;het Ysgt; in dompelt bet in een anderen Bak

of

-ocr page 295-

VöGTEN UIT.

Of Keteltje C vol kookend Water, daar men xiv. les. ’t ook zoo lang in houdt, tot dat het Vogtnbsp;niet meer ryft in de Euis: men let onder-tuflchen op welke hoogte het ftaan blyfc,nbsp;cn hoe langen tyd het noodig gehad heeftnbsp;om dien Graad van Hitte te krygen {*).

Vit.

Hoewel ik bcflooten fieb om alles, wat het *^ocfti;llen betreft van de V/erktuigen en Gereed-ïch appcn , en het Bereiden der Stoffen, daar ik totnbsp;^’t^t doen van deeze myne Proefneemingen gebruiknbsp;'’an inaakc, over te laatcn voor een ander Werk,datnbsp;®erlang na dit ftaat in ’tligt te komen ; kan ik hiernbsp;Cgtcr niet voorirygaan , om een middel aan de handnbsp;te geeven, waar door men gevocglyk eenThermome-lt;»r-Glas, op zulk een wyze als onze Proefneemingnbsp;''ercifclit, gemeeten en afgedeeld, zal kunnen bekomen, en ’er dan nog eenige andere Onderrigtin-E^n by te voegen , zonder welke men deeze Proef-quot;ceming bezwaailyk wel zou kunnen nadoen.

Neem een glazen Buis van een behoorlyke Langte Middeliyn, en iaat 'er, om tc zien of ze welnbsp;°veral van binnen net even wyd is, een weinig Kwik-*‘ber inloopen, zoo dat het’er de Langte van om-**6nt een Duim in beflaat. Meet die Langte zoonbsp;haauwkeurig, als mogelyk is, met een Papiertje,nbsp;^aarteblaadjc, of iets dergelyks, en laat dan datnbsp;quot;'sin Kolommetje Kwikzilver de ganfche Buis vannbsp;kst een end tot het ander doorloopen. Indien hetnbsp;“veral even lang blyft, maak dan vry ftaat, dat uw

IV. Dekl. cl

-ocr page 296-

’t Vuur. zet ds

XIV. LES. 3. afdeel.nbsp;Verlchci-dei) Uitnbsp;zetting

Uitwerkzels.

Het Kwikzilver,uit het Ys in’t koekend Water overgebragt, klimt in dc Buis tot

den

Buis van binnen overal eenpaatig van Middellyn en even wyd is5 en gy kunt 'er door een Gbisblaazer eennbsp;Bol laaten aanblaazen. Die zelfde zal u ook de Hair*nbsp;pypjcs, die een zooit van Buik in 't midden hebben,nbsp;ligtelyk kunnen bezorgen , door in de Vlam van zynnbsp;Lamp een klein ftukje van een glazen Buis week tenbsp;nraaken , en de einden van hetzelve ter weerskantennbsp;tot Hairbuisjes uit te rekken.

Om een Schaal te vinden, die de duizendfte ge» deeJten van het Vogt, dat in den Bol en het vierdenbsp;deel van de Buis beg eepen is, aanwyö; weegeerftnbsp;het Glas ledig ; teken het Gewigt aan ; vul daar opnbsp;Biet behulp van uwe Buikpyp het Glas geheel metnbsp;Kwikzilver; maak het heer, en zelfs zoo heet, datnbsp;het Kwikzilver 'er in kooke, op dat alle Lugtdceltjesnbsp;7.ig ontwikkelen mogen en te eenemaal vervliegen:nbsp;hetwelk gemakkelyker gefchiedt, zo men in’tcetltnbsp;den Bol maai alleen met Kwikzilver vult.

Als nu het gjanfche Glas wel vol Kwik is, en gy het weer koel hebt laaten worden tor den zelfdennbsp;Ctaad als de Lugt is van ‘t Vertrek, weeg het dannbsp;wederom ntanwkeurig, om het Gewigt van de Kwiknbsp;le vinden : indien gy de zwaarte van 't Glas, dat gynbsp;te vooien gewoogen, en daar gy aantekening van ge*nbsp;houden hebt, van het Gewigt, dat gy nu krygt, af*nbsp;trekt, hebt gy de zwaarte van uw Kwikzilver.

Neem

-ocr page 297-

SÓl

VoGTEN UÏT.

den veertienden Graad; ’t welk aanwyll, xiv.eés. dat het Deelen in z,yn omtrek aange*nbsp;nomen en vergroot isj en deeze Uitzetting van ver-

ge-

e- fcheidca Vogxn,

Neem dan verder zoo veel Kwik uit uw Kuis, dat her net het elfde gedeelte uitmaakt van al uw Kwikzilver: en indien de Inhoud van die Buisde behoor-lyke evenredigheid heeft tot den inhoud van dennbsp;hol, zullen de drie vierden, of daar omtrent, vannbsp;haar l.angte u dat elfde gedeelte uitleveren , 't welknbsp;men eoo naauwkeurig, als eenigzins mogelyk is, n»-tveegt, om wel verzekerd te zyn, dat men juift hetnbsp;elfde gedeelte Van 't geheel, en noch meer nochnbsp;min heeft.

Indien het Kwikzilver, dat in de ^ van de Buis of daatomttent begveepen was, niet zwaar genoeg mogtnbsp;zyn, en het vereil'chte elfde gedeelte van’t ganfchenbsp;Gewigt niet haaien koni zou dat een teken zyn datnbsp;de Bol te groot was , en zoudt gy’er een kleinderennbsp;*an 't end van die zelfde Buis moeten laaten aanblaa-Zen. Maar om die moeite en tydverzuim te fpaa-ten, zal ’t.gevoegiyker zyn, dat gy van ’t begin afnbsp;vccfcheiden Buizen van de zelfde wydte neemt, ennbsp;ha zc beproefd en goed bevonden te hebben, 'er Bol-aan laat blaazen , van welke zommigen watnbsp;fitootet, anderen weer wat kleiner zyn.

Na dat gy dan het juifte elfde gedeelte van al het kwikzilver, dat in’c ganfche Glas beflooten was,nbsp;hit do Buis hebt genomen j hebt gy niets nteet tenbsp;¦^oen, dan 'er ecu Schaal, in honderd gelyke deelennbsp;afgedeeld, en die het geheele ftuk van de Buis, zoonbsp;*«t ,als ze ledigis, bcfl.at, aan vaft temaaken; ennbsp;lt;^2


-ocr page 298-

’t Vuur.zet de

XIV.LES. 3. AFDEEL.

gcfchiedt in den tyd van 15 Sekondcn, of in ’t vierde gedeelte van een Minuut.

Gemeen Water, op de zelfde Proef gc-fteldjZetzig-,^3Deelen,ofiets meer,in den tyd van een Minuut en eenige Sekonden uit.

Wyngeeft klimt in een Minuut en 22 Sekonden tot de Hoogte van 87 Graaden.

Lyn-Olie heeft ten minften drie Minuu-ten werk om tot de 72 Graaden te klim-

mcn,

dan zal ieder Graad van die Schaal net een gedeelte van de Buis afperlren van die grootte en inhoud , darnbsp;het gedeelte bevatten kan van al het Kwikzilver, dat'er onder is. Hetzelfde heeft ook plaatsnbsp;ten opzigt van alle andere Vogten, die men in datnbsp;zelfde Clas zou willen doen.

Maar dewyl de Graaden van de Schaal ieder eeii duizendtte gedeelte zyn van den iiihoiid of omtreknbsp;van een Vogt, en een Vogt minder plaats bcllaat,nbsp;wanneet het koud, dan v/anneer het warm is, moetnbsp;men wel zorgvuldig toezien, dat de llol en het gedeelte van de Buis , 't welk tuflchen denzelven en denbsp;Schaal bcgreepcn wordt, volkomen gevuld zy, eetnbsp;men het Werktuig uit het Ys neemt om het in kooieend Water te dompelen.

Het z»l ook niet ongeraaden zyn , dat men by dat indompelen van ’t Glas in kookend Water eerft metnbsp;twee of drie fchielyke en korte Indompelingen denbsp;Troef neeme, eer men het er in blyven laat: uit

vrees

-ocr page 299-

Vosten uit.

men, welke de grootfte hoogte is, daar 2,y xiv.Les. door de Hitte van kookend Water toe ge-bragt kan worden.

Van deeze vier Vogten, derhalven, op de Vuurproef van kookend Water gefteld,nbsp;is de Wyngeeft het alleruitzetbaarfte j indiennbsp;*ï5en , naainelyk , door Uitzethaarheid de DUaidillténbsp;'i'aate van uitzwelling en vergrooting van

ora-

'’fecs dat anders mogelyk ccn al te geweldige en felueïyke werking van't Vuur het Glas moge doennbsp;springen.

Eindelyk , indien men het zelfde Glas gebruiken h tot vetlchillendc Vogt^o» moet men nooit be-l^'hnen metziilken, die Vetagtig zyn, en men dientnbsp;by zorg te draagen , dat 'er geen Lugtbelletjesnbsp;t Glas overblyven, dcwj’I dcizelvet Uitzettingnbsp;aantnerkelyke misnagen in de Uitwerkzels zou-kunnen te weeg bremien. Nö//rl.

a?

Om verder wel en juift tc kunnen oordeelen over i'et verloop van tyd, dien een Vogt befteedt om totnbsp;*:n grootfte Hoogte op te klimmen , zal het niet on-Eevoegiyk zyn, dat men dien Graad van Hoogtenbsp;^'^eds voor af door een eerfte Proefneeming heeftnbsp;J^^ten kennen ; dewyl ’er anders vetfeherden Se-quot;^quot;iiden tyds zouden kunnen verloopcii, eer mennbsp;^'^gt oordeelen kon, of het Uitwerkzel zyn vol be-hadde, en het Vogt zoo hoog geieezen was,nbsp;het zen ryzen.

V/ii

-ocr page 300-

Vuur zkt de

XIV. tES. 3. Af-

DE HL,

omtrek vcrftaat; maar zo men op de gevoe-. ]igheid, dat is, de fchielykheid en de kortheid van tyd let, waar mee een Vogt dennbsp;Graad van Warmte, dien men ’er aan mccnbsp;wil deelcn, aanneemt, is het Kwikzilvernbsp;kcrlyk het uitzetbaarfte van allen.

Ophelderingen.

’t Viiuf oirzaaknbsp;yan de

Vit7.ettirig

Uit alle deeze Proeven ziet men, dat de Vogten, zoo wel als de vafte Lighaamen,nbsp;warm worden,zig uitzetten, in grootte va»nbsp;omtrek toeneemenj en dat hun Uitzettingnbsp;verfchilt naar den verfchillenden aart va»nbsp;het Vogt,en min of meer fterk,minofmeernbsp;fchielyk is. De algemeene oirzaak van datnbsp;Verfcbynzel is hier ook, gelyk in alle ande*nbsp;re gevallen, de werking van het Vuur, datnbsp;tot binnen in ’t Vogt doordringt, en deszelftnbsp;deeltjes van één fcheidt, van elkaêr verwy'nbsp;dert, en als opligt. Maar de maate dier Uit'nbsp;zetting, zoo ten opzigc van de verfchillendcnbsp;grootte van omtrek, tot welke ze het Vogtnbsp;kan doen uitzwellen, als ten opzigt van de»nbsp;tyd, die ’cr verloopt, eer ze haar vol beflag

krygtj

-ocr page 301- -ocr page 302-

't Vuur. zet ds

xiv.LES. daadiger en geweldiger dan die, welke het p E Eïu kookend Water in Haat is te doen, zou mennbsp;zekerlyk ook van dat Vogt niet meer wagquot;nbsp;ten kunnen, dan een vry gebrekkelyke ennbsp;onvolkomen Uitzetting, een enkele oplig'nbsp;ting der deeltjes, veroirzaakt door het in*nbsp;dringen van een zekere menigte van vreemde VuurftoiFe, EenUitwerkzel, dat op verre na van zoo veel belang niet is , als hetnbsp;geen men gezien zou hebben, zo die vreemde en van buiten aankomende Vuurftoffenbsp;kragts genoeg gehad had , om het Binnenvuur, in ieder Stofklompje van het Vogtnbsp;beflooten, al die werkzaamheid by te zetten, daar het vatbaar voor was. Indien mennbsp;deeze Veronderftelling, die vry wat waar-fchynlykheid heeft, tenopzigt van het Kwikzilver, toeftcmt, zalmen ligtelyk begrypennbsp;kunnen, waarom hetzelve flegts gedeelten in omtrek toeneemt; terwyl de Wyn-geefl;,die ongetwyfFeld merkelyk meer Vuur,nbsp;en een Vuur dat op verre na zoo naauw e»nbsp;vaft niet beflooten is,in zig bevat,een otn-*tckSvergrooting krygt als van dlj deelen.

Dc

-ocr page 303-

5^7

VoGTEN UIT.

De Lyn-Olie, een brandbaare Stof, zet xivxes. 2.1!! door de Warmte van het kookend Wa-

O nbsp;nbsp;nbsp;.1 Mnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;DKEL.

Van den vctfchil-iendennbsp;tyd dier

ting.

ter wel fterker uit, dan het Kwikzilver, of het Water: maar de opwekking en \nbsp;Werkzaam worden van de Vuurdeeltjes, dienbsp;Zy binnen in zig bevat,en wier werking totnbsp;de Uitzetting van ’t Vogt niet weinig toebrengt, gaat veel bezwaarlyker en langzaa-mer voort dan in den Wyngeeft. Het moetnbsp;noodwendig vertraagd worden door de onderlinge aaneenklceving der deeltjes, doornbsp;die zekere lymagtigheid, die men duidelyknbsp;in alle vette Vogten gewaar wordt. Dewylnbsp;dan de Olie een grooter voorraad van Binnenvuur in zig bevat, dan gemeen Water,nbsp;zet zy zig door een zekeren trap van Hittenbsp;fterker uit, dan het Water doet; maar zynbsp;Zet zig zoo fterk niet uit als de Wyngeeft,nbsp;omdat de Vuurdeeltjes, die deeze in zig bevat, eerder en gemakkelyker verlcevendigdnbsp;cn werkzaam gemaakt worden.

Ge-


-ocr page 304-

5^8 nbsp;nbsp;nbsp;’t Vuur zet de

XIV.LES.

J. A F-n E E L.

GI?ZEn Bollen,nbsp;riclTen,nbsp;met Wa-tar, fprinnbsp;gen ctoornbsp;Warmte.

Gevolgen.

Fle0en, Gkien, Buizen, Kannen en clcr-gelyke van Glas of andere breekbaare Stof gemaakte Gereedfehappen, te eenemaal metnbsp;Vogt opgevuld , en digt en vaft toegefloo-ten , ziet men dikwils berften, als men zenbsp;naderhand in een plaats brengt , daar hetnbsp;warm is. Niet zelden gebeurt dit de Geeftnbsp;en Reukflesjes, die men in de zak by zignbsp;draagt, wanneer ze te vol zyn; en verfchei-den maaien heb ik op die wyze glazen Bollen verlooren, die ik in den Winter metnbsp;Water gevuld , en vergeten had ledig tenbsp;maaken, eer de Warmte van k Voorjaar ofnbsp;den Zomer begon aan te komen. Het Vogt,nbsp;naamelyk, van alle kanten in den Bol bc-flooten, zet zig, als het warm wordt, fter-ker uit, dan het Glas volgens zyn aart doennbsp;kan, en doet hem door die Uitzetting innbsp;ftukken fpringen, om deeze twee redenen.nbsp;I. Om dat de Vogten zig niet op de zelfdenbsp;wyze als de vafte Lighaamen laaten zamen-drukken, cn de omtrek, derhalvcri, van het

Wa-

-ocr page 305-

VoGTEN UIT.

Water, die door de Warmte hoe langer x:v.les. hoe meer uitiwek, niet wykenwil voor dennbsp;weêrftand van de Wanden van den Bol,nbsp;daar hy tegen aanftoot. 2. Om dat de kragtnbsp;hier van binnen naar buiten gefchiedt, ennbsp;de Deeltjes van t Glas elkanderen dus onderling niet draagen en onderfteunen kunnen j gelyk plaats heeft, wanneer een een-paarige Periling van buiten deielve van allenbsp;kanten naar elkander toe te samendrukt; zoonbsp;als ik voorheen heb aangemerkc, toen iknbsp;van de Ontvangers van de Lugtpomp fprak.

De Wynfleflen, die men des Zomers, als ’t Spriu-het zeer heet Weer is, uit koele Kelders

’ nbsp;nbsp;nbsp;Wynfles-

haalt, Ipringen, om de zelfde redenen, ook kn by

zomtyds wel eens ; en zulks zou zekerlyk meermaalen gebeuren , indien men de gewoonte niet had van ze koel te houden, ’t zynbsp;door ze in koud Water te zetten, ’t zy doornbsp;ze met geftooten Ys te bewerpen. Maarnbsp;nog een andere voornaame oirzaak’, die haar,nbsp;al verkoelt men ze niet, het fpringen belet,nbsp;is, dat ze byna nooit geheel vol getapt zyn;nbsp;en dat de Kurk, daar men ze mee toeraaakt,

oen

-ocr page 306-

570

De Thermometer.

XIV.LES. 3. Af-Bt EL,

Dc Thermometer.

een Scofis van een buigbaaren aart, die voor de kragt, welke ’er van binnen tegen ge-fchiedt, een weinig wyken kan.

Van alle Voorbeelden, die ik hier nog 7.011 kunnen optellen , en als gemeenzaamcnbsp;Verfchynzelen door middel van dceze onzenbsp;Proefneeming ophelderen, is ’er geen, dienbsp;hier gevoeglyker plaats verdient, en onzennbsp;aandagt waardiger is, dan de Thermometer.nbsp;Het Werktuig zelf, daar ik in den Toeflelnbsp;der Proefneeming een befchryving van ge-geeven heb, is ’er een: en uit de toejuichingnbsp;cn ’c genoegen,waar mee die Uitvinding vannbsp;deeze laaterc tyden niet alleen van Natuurkundigen, maar ook van Menfchen, die innbsp;de bevordering van Weetenfehappen ennbsp;Konften anders zeer weinig belang gewoonnbsp;zyn te neemen, ontvangen is, en begunftigdnbsp;wordt, kan men derzclver v;aardy opmaa-ken. Waar ontmoet men iemand, die des-zelfs gebruik niet kent j die ’er niet gaarnenbsp;en als van zelf van fpreekt, zoo dikwils denbsp;Koude of de Warmte van ’t Weer hem ’ernbsp;gelegenheid toe geeft ? Men kan ook en op

fae-

-ocr page 307-

J7I

Ds Thermometer.

beteren grond van d(¥2,elfs voortrefFelykheid oordeelen uit de nieuwe kundigheden, die „ j ^ l,nbsp;dat Werktuig ons reeds aan de hand gegec-ven heeft, en uit die, welke naen’er met reden nog in ’t vervolg van wagten mag.

Hoe kon men, eer nog de Thermometers ontdek-bekend v/aren, over de gemaatigdheid der Lugt en derzclver veranderingen oordeelen, gedaan.nbsp;Over den toeftand van plaatzen , daar onsnbsp;¦iorntyds veel aan gelegen is, dat ’er een zekere bepaalde Graad van Warmte of koelheid heerfcht; over de gefteltenis van zom-mige Mengzels, van xommige Zamenftel-zels,op wier goeden uitüag en werking inennbsp;geen ftaat kan maaken, dan wanneer men zenbsp;in deezenof geenen trap van Warmte houdt?

Kende men wel andere verkoelingen,dah die men op ’t gevoel, een teken dat te eene-maal dubbelzinnig en tv/yffelagtig is, gewaarnbsp;wierd ? Dagt men toen nog wel, dat het ianbsp;diepe Kelders en andere onderaardfche plaatzen ’s Winters niet warmer is, noch ’s Zomers kouder, dan op alle andere tyden vannbsp;w’c Jaar, of zo ’er mogelyk nog eenige ver-

fchei-


-ocr page 308-

572

De Thermometer.

XIV. Les

3- Ar-D££X..

fcheidenheden van Warmte en Koude plaats hebben, dat dat verfchil van zeer weinignbsp;belang is? Wift men dat het Water, fchoortnbsp;het langen tyd agtereen te kooken ftaat, eg-ter niet heeter wordt, dan ’t reeds was, toennbsp;het eerft begon door te kooken? Zou men,nbsp;eindelyk, zonder de Thermometers ^ zig welnbsp;ooit hebben kunnen verbeelden, dat de groot-fte Hitte, die men in de allerheetfte Landen , onder en by de middellyn zelve, gewaar wordt, die niet te boven gaat, welkenbsp;’er in deeze onze getnaatigde Lugcftreekennbsp;zomtyds heerfcht ? Zou men wel ooit ge-weeten hebben , zou men wel ooit hebbennbsp;willen gelooven, dat ’er een Land is, vannbsp;Menfchen bewoond, daar in zommigc Jaa-ren een Koude woedt, tweemaalen en zelfsnbsp;meer dan tweemaalen heviger,dan die,welke in ’t Jaar 1705 zoo veel fchade en wanorde in Frdnkrj/k en verfchciden andere oorden van Europa aanregtte?

Huttig

heden.

De Natuurkundige werkt op ’t geleide van zyn Thermometer met meerder Zekerheid,ennbsp;Haagt gelukkiger in zyne Proeven en bewer-

kin-

-ocr page 309-

573

De Thermometer.

kingen. De Burger krygt’er een netter ken- xiv. les. nis door van de Lugtsgefteldhsid en derzel-ver veranderingen, die op de gezondheid dernbsp;Menfchen en de Gewaflèn des Aardryks invloed hebben j en die op xyn gemak tragtnbsp;te leeven, wordt ’er door gewaarfchuwd,

Wat hy doen moet , om het ganfche Jaar door een genoegzaam eenpaarige Lugt in tenbsp;ademen, en zig in den zelfden Graad vannbsp;gemaatigde Warmte te houden.

Dit voortrefifelyk en ter bevordering der Thermo. Weertnfchai'gt;pen zoo nuttig Werktuig, metnbsp;regt eenen Archimedes waardig, ontfing deneer- ’nbsp;de Waereld voor de cerfte maal uit de han-

vinder*

den van een Boer uit Noordholland(*), Dec'

2.en Boer, Drebbel genaamd, moet men T.ig egter niet verbeelden als één van dienbsp;plompe en onbedreeven Landlieden, dienbsp;kunnen Landbouw en dagelykfch werk, maarnbsp;®iets meer, weeten; hy blykt een Man ge-

weel^

(’*) Verhandeling over de Barometers, Thetmo-naetets en Notiometeis, te Amftexdam gedmkt in’t laat «6*8.


-ocr page 310-

574

De Thermometer.

XIV. LES. weeft te zyn van een zeer goed natuurlyk de£l' oordeel en fchrandercn geeft, en die onge-twyffeld eenige kennis had van de Natuurkunde (*), naar de Weetenfcliap dier tyden.

Men

(*) [ De, Abt Hollet is zeer kwaajyk oiidcrtigt gewcetl, wanneer hy Drebisel een Botr jioetnt, ofnbsp;men moell alie NoorciboUandfche .Stedelingen metnbsp;dien naam wilJen beftempelen. In zyne Jeugd woonde hy te Alkma.ar en één van zyne Broeders heeft iilnbsp;de Hooge Regeeting onzes Lands, de Staatennbsp;Generaal genaamd, gezeten; zo dat de Frofedotnbsp;MusschEnbroeic hem zelfs noemt de Htrr Dribbel.nbsp;Hy was geboren in ’t Jaar ly/z, en zyn kennis innbsp;de Natuurkunde, die uitmuntende was, deedt hemnbsp;door Keizer Ferdinand den II. niet alleen tot Pedagoog v.in den Prins deszolfs Zoon, maar zelfs totnbsp;Kcizerlyk Raadsheer verheffen. Toen woonde hy tenbsp;Pr.aag in een zeer aanzienlyk Gebouw, en, de Stadnbsp;ingenoinen en geplunderd zyndc, in 't Jaar lAio ,nbsp;werdt hy, op’t verzoek van de Staaten en van dennbsp;Koniiig van Engeland, geflaakt en is te Londen gekorven omtrent hat Jaar 1S34. Tot erkentenilTenbsp;heeft hy , voor gemelden Koning, verfcheide fraai jenbsp;Werktuigen vervaardigd; waar onder dat der Eeu*nbsp;wigdmnendc Bevreeging, zo genaamd; een Schipnbsp;öm onder W.rter tevaaren; een Geftd om’t Onweernbsp;na te bootzen, enz. Hy kon een Vertrek in de Zoniet vskoiid maaken , en Eijeten door konftigenbsp;Warmte doen uitbroeden, dat thans nog moeitenbsp;geeft aan de grootfte Natuurkundigen: zie bladz.

37,

-ocr page 311-

T’l


575

De Thermometer.

Men kan’er ook nog, om deeze gebeurte- xiv.les. nis te minder wonderbaar te doen fchynen,nbsp;by aanmerken, dat de TSoervtometer vannbsp;IJrebbkl zeer gebrekkelyk, en naauwlyksnbsp;in ftaat was om als van verre de nuttigheden te doen zien, die men van een beternbsp;toegcfteld Werktuig zou mogen wagten,ennbsp;deszelfs eerlte Denkbeeld te doen geborennbsp;'Worden. Zyn Thermometer beftond uit eennbsp;glazen Buis, die aan haar bovenend voor-2.ien was met een hollen glazen Bol, en metnbsp;haar benedenend in een Bakje hing, dat metnbsp;gekleurd Water of eenig ander Vogt gevuldnbsp;was; ’t een en ’t ander was vaftgemaakt opnbsp;een Plankje, dat in gelyke verdeelingen afgedeeld was met Talletters van 5 tot t., ofnbsp;Van 10 tot 10i gelyk ïnTiguur 10 vertoond 3*nbsp;V^ordt. De wyze, waar op de Uitvindernbsp;dit W erktuig bekwaam maakte, om de ver-^^eerdering van Koude cn van Warmte te

kun-

1-37, hier voor. Wethnlve hy van den Konin^ looo Gulden rot een Jaargeld kreeg. Zie Kie/irKVri» .yilkfnbsp;Anno r bladz. 105- «• ]

IV. Deel. R


-ocr page 312-

De Thermometer;

XIV. LES. 3. A F-D E £ L.

kunnen aanwywn, was dceje. Hy leide z'p band op den gla/.en Bol, om hem warm tenbsp;doen worden j de Lugc, die ’cr binnennbsp;was, zertc zig daar op aanftonds uit, wier‘^nbsp;grootcr van omtrek,en, nu langer geen plaatsnbsp;genoeg meer voor zig in Bol en Buis vindende, drong, voor een gedeelte, door de be-neden-opening van de Buis,en door het gekleurde Vogt heen naar buiten. Hy naoanbsp;daar op de band van den Bol af, en liet hemnbsp;weer koud worden • waar door het oycr-fchoc van Lugc, dat nog in Bol en Buis gc-bleeven was, gelegenheid kreeg om, ooknbsp;weer koud wordende, zig te verdikken ennbsp;tot een minderen omtrek in een te krimpen;nbsp;maar telFens deed ook het gewigt van dennbsp;Dampkring, die op de oppervlakte van ’cnbsp;Bakje drukte, het gekleurd Vogt in de Buisnbsp;opklimmen tot aan de helft of drie vierdenbsp;van haare Hoogte.

Werking. Nu bcgrypt men ligtelyk , wanneer het Werktuig op die wyze was toebereid, datnbsp;het gekleurd Vogt, ’c welk een gedeelte vannbsp;dc Buis vulde , in dezelve ryzcn of daalen

raoeft)

-ocr page 313-

577

De Thekmometer;

naar maace dat de gefteldheid van de xiV-i-ES. Buitenlugt of Dampkring de Binntnlugt,die oEti..nbsp;in den Bol en her gedeelte van de Buis , ’cnbsp;¦Welk daar naaft aan volgde, begreepen was,nbsp;kouder of warmer deed worden.

Deez.e Thermometer had verfcheiden Ge- Gehtekeni Breken, waar door hy ook in onbruik ge-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i

raakt is. Het grootfte Gebrek van allen was^

^at hy even als een 'Barometer naar de veran» beringen luifterde, die in de Drukking van 'nbsp;den Dampkring plaats hebben ^ en die, gc-iyk men weet, geen gemeenfehap hebben metnbsp;de veranderingen van Warmte en Koude,nbsp;noch den xelfden regel volgen. Want dcwylnbsp;het gekleurd Vogt alleen door de Drukkingnbsp;Van de Buitenlugt in de Buis was opgeklom-®acn, en in dezelve tot zyn zekere Hoogtenbsp;^Pgehouden wordt, zou het zomtyds gebeu-kunnen, dat een fterker Drukking vannbsp;Dampkring het Vogt poogde te doennbsp;*7z.enj terwyl op dien zelfden tyd een ver-*heerdering van Warmte, die de Binnenlugtnbsp;yg deed uitzetten, vereifchte, dat het daal»

*^5 i in zulken geval zouden die twee tegen

R a nbsp;nbsp;nbsp;el-

-ocr page 314-

578

De Thermometer..

XIV.LES. elkander aan werkende oirzaaken , zo ze uiEL. beiden even veel kragcs hadden, zig weder-zyds te niet doen,en het Vogc op die hoogte laatcn ftaan , daar het ftond j of, zo denbsp;eene zwakker was dan de andere, üegts eennbsp;gemengd Uitwerkzel doen ontftaan, uit beider werking zaïncngefteld. Het ryzcn ennbsp;daalcn van ’c Vogt, dcrhalvcn, zou om dienbsp;reden een teken zyn, dat altyd vry twyfïel-agtig was j en weinig gefchikt, om den waa-ren Graad van Warmte, dien men weetennbsp;wilde, met zekerheid te leeren kennen.

Lof.

Maar met dit Gebrek egter, en met ver-fcheiden andere , die ik hier ftilzwygcnd voorby ga, was ’cr in dit Werktuig denbsp;hoofdzaak en al het wezendlykc, dat ’er totnbsp;het maakenvan een gotéinThermometer ver-cifcht wordt. Een zeer gevoelige en zig lig-telyk uitzettende Vloeiftof in een Glas, eennbsp;helder en doorfchynend Lighaam, belloo-ten, en van Zulk een tnaakzel en vorm, datnbsp;de minfte veranderingen , die door Koudenbsp;of door Warmte in den omtrek dier Vloeiftof veroirzaakt konden worden, 'er zigt-

baar

-ocr page 315-

De Thermometer.

baar door gemaakt werden. Dit cerfte Denk- xifles, beeld heeft als ten algemeencn grondflag ge-ftrekt voor genoegzaam alle uitvindingennbsp;Van dien aart, die ’er zedert ter verbeteringnbsp;uitgedagt en in de waereld gekomen z.yn.

De Therviometer van Florenfe , dus ge- oe fhriH-noemd, om dat hy uit de Akaderaie del Ci- 'r»/quot;’*

^ nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,11 Tl.ermotne»

mentOy in die Stad opgeregt, oirfpronkeiyk is,of om dat SANCToRius,eeri Geneesheernbsp;in Italië^ ’er gebruik van gewoon was tenbsp;maaken, om den Graad van Warmte vannbsp;2.yn Zieken te kennen; is meer dan xeitignbsp;jaaren lang voor den beften gehouden: gc-lyk men hem thans ook nog veel in denbsp;Wccrglasmaakers-winkels te Farys ontmoet. Hy beftaat uit een zeer dunne glazen Buis, aan wier eene end men een hollennbsp;Glasbol geblazen heeft. Dien Bol en omtrent een vierde gedeelte van de Buis vultnbsp;men by koud Weer, of anders na dezelvenbsp;iu Sneeuw of fyn geftooten Ys gezet te hebben, met gekkurden Wyngeeft, en laat hetnbsp;Vogt genoegzaamen tyd om koud te worden, en zig op de begeerde hoogte te zet-R 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ten:


-ocr page 316-

580

De Thermometer.

xiv LES. ten: waar na men hetzelve, door het Glas

3 • A y •

DEEL.

rt 3.

ftg. IX.

pebrckeii.

warm te maaken, weder ryzen doet tot by-na aan het oppereind van de Buis, die naen dan in de vlam van een Glasblaazcrs Lampnbsp;toefmelt (1). Men maakt vervolgens ditnbsp;Werktuig vait opeen Plankje, in 100 ge1nbsp;lyke deelen afgedeeld , die men van 10 totnbsp;10 of van y tot 5 met Talletters tekent, conbsp;die dus de ganfche langte van de Buis af1nbsp;mceten • gclyk in Fkuur 11 te zien is.

Naar maate dat men den Thermometer verbeterde , bemerkte men, dat by tot grootcr volmaaktheid zou kunnen gebragt worden.nbsp;Men wenfchte zulks hartelyk,ende grootftenbsp;Natuurkundigen van deeze Eeuw (t) rekenden

1

Em glazen linis toefinelten, of, gelyk wen ’t noemt, Hcrnutifih, dat is, op de wyze van Hlt;r-mes , fluiten , 6cft.iat daar in , dat men ’t open ge'nbsp;deelte in de vlam van een Lamp week maakt, totnbsp;dat de StofFe lamenloopt en van alle kanten in eeönbsp;fmelt. Nolut.

(t) Ey voorbeeld , de Heeren Amontons , HALLEY, Newton, d: Reaumub, del isle, alsook Eahrenheit en Prins, onder 't beftiet van deSnbsp;Heet Bokrhaave; en anderen. ATs/k».

-ocr page 317-

581

De Thermometer.

lt;lfn het zig tot Eer, daar hun tyd en vlyt xiv. les.

te befteeden. De Lzdttn der Florentja- deel, fche Akademie , en zy, die die Werktuignbsp;Van hun overgenomen en nagemaakt hadden, lieten ’cr twee Gebreken aan, die hetnbsp;Van een minder wyd uitgcltrekt gebruik ennbsp;Nuttigheid deeden zyn,en zyn aan\vyzingennbsp;fc algemeen en onzeker maakten. Want,

Voor eerft, de Warmte en de Koude, die tekende, was flegts een onwiÖe Maat, ennbsp;gaf geen 7,ekcrcn bepaalden Graad aan denbsp;hand , die ahyd vaft ftond, dien men kende , en in vcrgclyking brengen kon. Hy deednbsp;wel zien, ’t is waar, dat de Lugt, of eeni-ge andere StolFe, daar men hem indompel'nbsp;de, meer of min Warmte had, dan men’ernbsp;vooren in had waargenomen j maar datnbsp;Nieer of dat min was maar een aigcineencnbsp;Uitdrukking, die geen betrekking had rotnbsp;Iets bepaalds, tot een vaftc en bekendenbsp;Grondmaat, daar men ’t meê vergclykennbsp;hon, cn uit oordeelen, hoe veel het eigent-^yk meer of min was, dan een zekeren ennbsp;R 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vaft-

-ocr page 318-

582

De Thermometer.

XIV, LES. vaftgeftclden Graad van Koude of Warmte» dien men kende.

D E EL.

Verfcheiden Thermometers, ten anderen, fchoon allen van de zelfde zoort, kondennbsp;onderling tegen malkanderen niet vergelenquot;nbsp;ken worden. In een zelfden Graad van gequot;nbsp;maatjgdheid ftonden zommigen hooger, anderen weer laager; en ’t kon niet dan enkelnbsp;by geval en zeer zelden gebeuren, dat z}'nbsp;de zelfde Warmte of de z,elfdc Koude doornbsp;een zelfde getal van Graaden aanweezen.nbsp;Hier uit moeft , derhalvcn, noodzaakelyknbsp;volgen, dat, wanneer twee of meer zulkenbsp;Thermometers op verfchilknde plaatzen hingen , en met malkander in ’c aanwyzen dernbsp;Graaden niet overeenllemden, men ’er metnbsp;geen de minfte zekerheid uit befluiten kon,nbsp;dat de eene plaats warmer was dan de andere; zoo weinig als men gegronde reden hadnbsp;om te denken,dat al die plaatzen even warmnbsp;waren, fchoon ’er ’t Vogt van de Thermometers juift even hoog ftaan bleef. Het was,nbsp;derhalven, niet wel mogelyk de Gefteltenis

van

-ocr page 319-

583

De Thermometer.

van de eene Plaats of van den eenen Tyd te xiv.les. vergelyken met die van een andere Plaats,nbsp;cn van een and'erenTyd, zonder den zelfden Thermometer daar toe te gebruiken j eennbsp;middel dat te eencmaal or.docnlyk was innbsp;gevallen, die voor de Natuurkundigen nog-tbans van het uUerite belang waren j gelyk,nbsp;by voorbeeld, om de Koude en de Warmte te kennen, die’er heerfcht in alle de Lugt-ftreeken iler Aarde, of die men zedere eennbsp;lange reeks van jaaren gehad heett. Wantnbsp;hoe zal men dat ééne WerRtuig, het eenig-fle in zyn zoort, en dat ’er alleen maar toenbsp;gebruikt mag worden, de ganfche waereldnbsp;doen doorreizen ? cn zo dat al mogelyk was,nbsp;hoe zou men durven hopen, dat zulk eennbsp;ligt breekbaarc Waar niet hier of daar eennbsp;ongeluk krygen,en lang genoeg duuren zou,nbsp;om ’er veel Proeven mee te doen ?

Maar ftel al eens, dat een Natuurkundige gelukkig genoeg geweeil is om met zy-nen Thnwortieur een groot getal van fraaije gewigtige Waarncemingen te doen; wel-hen weg zal hy inllaan, om zyn ontdektenbsp;R 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kun-

-ocr page 320-

584.

XIV. LES-3. af-D E E

Denkbeeld van ecu ver-gelykf^aa*nbsp;ren Thermometer.

Memoiret

iU

dts Seten-ces. 1702.

p.ie'i.amp;c.

De THERMOMETaii,

kundigheden aan anderen meê tc deden, en, ’t geen hy ten opzigc van de verfchillendcnbsp;Graaden van Koude en Warmte heetc waargenomen, 2.00 naauwkeurig en op 2ulk eennbsp;•wyzc te bepaaien, dat zy ’er ook een begrip van kunnen krygen ? Zal ’t genoeg zyn,nbsp;dat hy, by voorbeeld, zegt, myn Thermometer ftond toen op 15, 20 of :5o Graaden?nbsp;Die taal zal te eenemaal onverftaanbaar zynnbsp;by ieder, die zyn Thermometer niet kent ^ ennbsp;zy zelve, die hem kennen, zouden ’er nietnbsp;veel wy7.er door v/orden, indien zy, uitnbsp;andere Waarneemingen , niet ten naailennbsp;by wiften, wat die fpreekwyzen betekenden.

Reeds in ’t begin deezer Eeuw vormde zig de Heer Amontons het denkbeeld vannbsp;een vergelykbaaren Thermometer j een Thermometer , die ten algemeenen Grondmaatnbsp;hebben moeft een bepaalden en vaftgefteldennbsp;Graad van Warmte,dien ieder menfeh kende, en die, wanneer men hem noodig had,nbsp;altyd gemakkelyk weer tc vinden was, ennbsp;voorzien met een Schaal, die, in plaats van

wil*:

-ocr page 321-

585

Dë Thermometer.

willekeurig te zyn, gclyk de Floreniynfche, xiv. les. op zulk een wyze verdeeld was, dar alle de qe j,j_.nbsp;Graaden een zekere evenredigheid tot mal-kanderen hadden, en te zamen in een juiftenbsp;betrekking ftonden tot een bepaalden en al-gemeenen Warmte-Graad. Met één woord,nbsp;het nieuwe Werktuig moeft van dien aartnbsp;Zyn, dat het, fchoon door verfchillendenbsp;perzoonen, op verfchillende tydcn, en innbsp;welke plaatzen men ook wilde, toegefteld,nbsp;altyd den zelfden trap van Warmte of vannbsp;Koude door het zelfde getal van Graadennbsp;aanwees; en dat het, indien’t by geval bree-ken mogt of verboren raaken, door een anderen dergelyken, volgens de zelfae grond-beginzel* toegefteld, altyd weer in alle op-7dgten vergoed zou kunnen worden, en hetnbsp;nieuwe in alle gevallen net de zelfde Graaden tekenen, die het oude zou aangev/eezennbsp;hebben.

Amon«

TONS.

Ter bereiking van dit oogmerk en ’t toe-ftellcn van dergelyk een vergelykbaaren Tfeer- mtter raa mometer maakte de Heer Amontons gebruiknbsp;van twee merkwaardige Ontdekkingen, die

hy

-ocr page 322-

5S(r

De Thermometkb,

3. af-

ÜEEL.

III. Deel, Stuk.nbsp;bladz.

Iz$.

I. Stuk bladz. 5^

xiv.LEs. hy niet lang; te vooren gedaan had , en daar wy reeds voorheen van fpraken. De eene,nbsp;dat de kragc om lig uit te zetten, of Veer-kragt van de Lugt door een zelfden Graadnbsp;van Warmte zoo veel te fterker toeneemt,nbsp;naar maate dat die Vloeiilof met een zwaa-IV Dee!. rer Gcwigt belaadcn is; en de andere, datnbsp;het Water, ’t welk eens Hitte genoeg ge-kreegen heeft om te kunnen kooken, nietnbsp;heetcr wordt, fchcon het daar na nog eennbsp;langer tyd blyft kooken. Dus had hy dan,nbsp;door deeze laatfte Ontdekking, een vallennbsp;en bepaalden Warmte-graad, die gemtkkc-lyk te treffen was, dien ieder overal zondernbsp;moeite bekomen kon, en die alle mogelykenbsp;Graadtn van Warmte en van Koude, dienbsp;men ooit in cenige Lugtftrceken zou kunnen ontmoeten, in zig begreep, en door hetnbsp;daalen van zyn Vogt kon aanwyzcn ; ter-wyl hy aan de andere zyde zig op *en zeernbsp;fchrandere wyze, volgens de ecrlle Ontdekking, van het Gcwigt van een Kwikkolomnbsp;bediende, om’cr een klomp Lugts meê tenbsp;belaadcn en zamen tc perffen, die in een hollen

-ocr page 323-

5S7

De Thermometer.

len Bol, waar ain een kromnae glazen Buis xiv.LES,

... nbsp;nbsp;nbsp;3. Af

was vaftgetnaakt, beflooten was; geiyk in

Fig. 12 ftaat afgebeeld. Uit de verfchillen-de Hoogtej waar op het Kwikzilver ftond n. in de Buis gh^ zag hy, hoe veel de uitzet-tingskragt van de I.ugt, in den Bol ^ bc-greepen, minder en zwakker was dan die,nbsp;welke zy verkry^t door de Hitte van koo-kend Water, als men haar daar in gedompeld houdt; en dcwyl hy wift, dat die vermeerdering of verzwakking van Veerkragtnbsp;een uitwerkxcl was van een meer of mindernbsp;fterkeWarmte, zo kon men uit de meerder ofnbsp;minder langte van de Kwikkoloai, die denbsp;Lugc van den Bol droeg,over den Graad vannbsp;die Warmte oordeclcn.

Doch dcwyl deeze Lugt van den Bol k niet alleen de Kwikkólom, die in de Buisnbsp;ftond, te draagen had, maar ook nog daarenboven een Kolom van den Dampkring,nbsp;die op het oppereind g van de Buis drukte,nbsp;en wier Gewigr, gelyk men weet, veran*nbsp;derlyk is; had men,als men van dit Werktuig gebruik wilde maaken, ook daar by tenbsp;letten op de hoogte van den Barometer. By

voor-


-ocr page 324-

588

De Thermometer.

XIV. LES

3- A ï-

B E S L.

. vooibecld^ 'mdizn éc Thermometer was op een tyd, en in een plaats, daar dcnbsp;Barometer op 28 Duimen ftond, en men denbsp;Hoogte van den Thermometer wilde nazien,nbsp;wanneer die zelfde Barometer niet meer dannbsp;27’ Duimen tekende, moeit men 6 Lynennbsp;(dien halveu Duim verfchils) van de Hoogtenbsp;van het Kwikzilver in de Buisg^ van dennbsp;Thermometer aftrekken, om den juiften ennbsp;waaren Graad te hebben : en in tegendeelnbsp;moeit men ’er zoo veel bydocn, indien denbsp;Barometer zes Lynen hooger gereezen was,nbsp;dan hy ilond , toen men den Thermometernbsp;vervaardigde.

Nadcclcn,

Dit nazien en berekenen, dat voor de Natuurkundigen een zaak van zeer weinig belang zou gcweell zyn, gaf egter te veel be-lloramering aan anvieren , en maakte een Wcrktuig,datgefchikt was om in ieders handen te zyn, te laltig en ongevoeglyk in ’tnbsp;gebruik. Dit Thermometer daarenboven moeitnbsp;noodzaakelyk vry groot vallen j dewyl anders het Vak, ’t welk de Lugt in den Bolnbsp;befloeg, door het zakken van de Kwik, die

’er

-ocr page 325-

De Thermometer,

’er uit gedrcevcn wisrd om in de Buis te ry- x!V. LES. Zen, en ’er bygevolg een open plaats in 3-maakte, te zeer vergroot zou geworden zyn,nbsp;om het over ’t hoofd te zien^ gelyk men nunbsp;meende zonder merkelyken misllag te kunnen doen, en te mogen vcrondcrftcllen, datnbsp;dit Vak Lugts, ’c zy de Kwik in de Buisnbsp;rees of daaide,altyd even groot bleef. Maarnbsp;door die grootte, die het Werktuig noodwendig hebben moefl: om naauwkeurig tenbsp;zyn, liep het te meer gevaar van brecken,nbsp;en was niet wel gefchikt, om in Vogten ennbsp;andere Stoffen gedompeld te kunnen worden, daar men flegts een weinig voorraadnbsp;van had, gelyk in de Bewerkingen en Proeven van Natuur- of Scheidkunde dikwilsnbsp;gebeurt. Om, cindelyk, ook wel verzekerdnbsp;te zyn, dat verlcheiden Thermomemt van dienbsp;Zoort allen een zelfde maat van ryzing ennbsp;daaling volgden, moeft de Lugt, inderzcl-ver Bollen beüooten, ook in allen van dennbsp;Zelfden aart en gefteltenis zyn; want mennbsp;weet dat de uitzetbaarheid van die Vloeiftofnbsp;tnerkelyk van haar meerder of minder zuiver-


-ocr page 326-

XIV Les.

3. A F-OEF, j;,.

TAen-aires

i.V t^ctd, des Sciences. 1702.'

p. 147.

De Hear HUBlN ,nbsp;beroemdnbsp;Drand-

Ichilder.

De Thermometer,

verheid afhangt, en dat een z.elfde Graad van Warmte, zo ze flegts maar ccn weinignbsp;of drooger is, een geweldig verfchilnbsp;maakt, en haar of ongelyk ftrrkèr of zwakker zig doet uitzetten. Maar hoe was hccnbsp;mogdyk, om naauwkeurig te kunnen werennbsp;of de aart en geftcltems juiif overeenkwamnbsp;van de Lugt, daar men de Bollen meê vulde op verfchülende tyden en plaatzen, vernbsp;van elkanderen afgelegen?

Deeze zwaarigheden, daar nog de moeic-lykheid om hem toe te ftelien, dat vry wat handigheid vereifchte, bykwam, zyn oir-zaak geweell , dat deeze Thermometer vannbsp;Amontons, hoe fchrander anders uitgedagr,nbsp;juift den groofften opgang niet gemaaktnbsp;beeft. Een zeer bekwaam en kundig Werk-meeller van dien tyd , door den Uitvindernbsp;zclven geleid en onderrigt, vervaardigde ’ernbsp;een taamelyk getal van, die nog indeKonft-kabinetten van de Liefhebbers te vindennbsp;zyn : maar deeze uitvinding kwam niet tennbsp;algemeenen dienftc, en naauwclyks vindt mennbsp;cenig Werk over de Natuurkunde, waar in

ge-

-ocr page 327-

591

De Thermometer.

gewag gemaakt w’ordt van Proeven enWaar-heemingcn, die men ’er mee gedaan heeft.

De Heer de Reaumur, eindelyk, was de Man, dien het te beurt zou vallen, omnbsp;eene byna volkomen omwenteling van zaa-ken in dit Stuk te weeg te brengen, den Flo-fentytifchen Thermometer zelfs by ’t Gemeennbsp;in onbruik te doen raaken , en ’er eenen anderen voor in de plaats te ftellen, die, zon-, der op ’t uiterlyk aanzien een zwccmfcl vannbsp;nieuwigheid te vertoonen , alle de eigen-fchappen en volmaaktheden bezat, die mennbsp;tot nog toe in dergelyk een Werktuig ver-eifcht had. En zeker, zo men het Voor-fchrift van den Heer de Reaumur naauw-keurig van ftuk tot ftuk volgen wil, kannbsp;leder een ten allen tyde en byna op allenbsp;plaatzen Thermometers miaken , die in hunnbsp;loop en maatc van daalen en ryzcn vcrgelyk-liaar zyn met malkanderen, wier Graadennbsp;tot vaftbepaalde en van ieder bekende grond-trappen van Koude en Warmte een juiftenbsp;evenredigheid hebben. Thermometers, die mennbsp;Zonder eenige berekening, zonder aftrek ofnbsp;IV• D E E L,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Snbsp;nbsp;nbsp;nbsp;by-;

XIV. LES; 3. Af-

D E KL.

Thermometer vart den Heetnbsp;DE. Rr.Atj-MUR,

Memoires de l'^sAcfid,nbsp;des Se'ten»nbsp;ces. 1730.nbsp;p.45i,8cc.


-ocr page 328-

592

De Thermometer.

3. Aï-

D £ t; 1..

XIV, LES. bydocning, flegts eenvoudig met een enkel opflag van ’t oog heefc na te zien, en dienbsp;gefchikt zyn om ’er alle Proeven cn Waar-neemingen , die ooit binnen ’c bereik vannbsp;zulk een Werktuig vallen kunnen, mcê tenbsp;doen.

Groiid-trap Ys-koud of Vorft*

Ter bereiking van alle deeze oogmerken begint de Heer de Reaumur de Graadte-kening van zyn Thermemeterte tellennbsp;van den Graad van Koude af, die gemeennbsp;Water bevriezen doet; en die ter naauwernbsp;nood in ftaat is om het Ys op een plaats,nbsp;daar het niet vrieft, voor fmelten te bewaa-ren. Weinig Geweften en Plaatzen zyn’er,nbsp;daar men, in war jaargetyde ’t ook zy, geennbsp;Ys, geen Sneeuw, of ten minllen geen Hagel bekomen kan; en deeze algemeene grond-trap, die veel gereeder overal by de handnbsp;is, dan een van de anderen, daar men zignbsp;tot nog toe van bediend heeft, is ook veelnbsp;gemakkelyker juift te treffen, en minder veranderingen onderworpen. Zommigen zynnbsp;’er geweeft, die dén Graad van Koude, dienbsp;’er in diepe Kelders heerfcht, een gevoeg-

ly-

-ocr page 329-

593

De Thermometer:

Xyleen grondtrap oordeelden; maar waar vindt xiv.les. tiien alcyd z,ulke diepe onderaardfche Plaat-2.en, als, by voorbeeld, die van ’c Konink-lyk Ohfervatorie te Parjs-^ en xyn die overalnbsp;z.00 gereed by de hand, als Water, dat ofnbsp;reeds bevrooren is,of op’t bevriezen ftaat?

Maar al waren die Kelders en diepe Plaatzen al eens overal zoo gemakkelyk aan te treffen , all ik ’er weinig waarfchynlykheid toenbsp;Eie, men weet thans zeker, en zoo zeker^nbsp;dat ’er geen de tninflc twyfFel meer op valt,nbsp;dar die Graad van onderaardfche Koude nietnbsp;altyd beftendig en eenpaarig de zelfde blyft,nbsp;gelykhy, om tot een vaften grondtrap gebruiktnbsp;te worden, zou moeten doen, en men langen tyd gemeend heeft, dat hy deed, Mynbsp;dunkt ook niet, dat een Konftkoudc, doornbsp;een Mengzel van Ys met het een of’t andernbsp;2.out veroirzaakt, te kiezen zou zyn bovennbsp;de natuurljke Koude van het Ys, of zuivere ongemengde Sneeuw; hoe eenvoudigernbsp;onze bewerkingen zyn, hoe wy minder gevaar loopen van ’er door bedroogen te worden. De Hitte zelfs van kookend Water,

S 2 nbsp;nbsp;nbsp;die


-ocr page 330-

De Thermometer.

(jie xotnmigeNatuurkundigen tochunvaftsd UEEL. grondtrap genomen hebben, is zoo vaft ennbsp;onveranderlyk niet, als die, welken de Heernbsp;DE Reaumur neemt, om zyn Graadteke*nbsp;ning mee te beginnen. Het Water is zoonbsp;heet niet als het worden kan, dan na dat hetnbsp;eenige oogenblikken gekookt heeft: en de-wyl het allengskcns heeter wordt, tot zoonbsp;lang dat het zeer ftcrk begint te kooken, ennbsp;diefterke kooking vroeger of laater een aanvang neemt , naar maatc van het minder ofnbsp;meerder Gevvigt, waar meê op dien tyd denbsp;Lugt drukt op deszelfs oppervlakte j zoonbsp;begrypt men ligtelyk,dat de Graad van Hitte in ’c Water, dat men kooken doet, ver-anderlyk moet zyn, en min of meer ftcrk,nbsp;naar maate van dc vcrfchillcnde drukkingnbsp;van den Dampkring op dien tyd. De Heernbsp;Fahrenheit , die dit eerft heeft opgc-merkt, droeg daarom wel naauwkeurigzorg,nbsp;om altyd eerft den Barometer raad te plee-gen , eer hy zyn grondtrap van kooieendnbsp;.Water op zyn 'K.'ftïk-Thermometers merktennbsp;en ik twyfïel niet of de Heer del Isle, die

ook

-ocr page 331-

Dü Thermometer.

®ok de Graadtekening van dc zyne van aicn xiv. les. 2.elfdcn grondtrap begint , zal deeze Waar-neeming, die naderhand door herhaalde Proeven onfwyffelbaar bewaarheid is, wel in agtnbsp;genomen hebben.

Graadte-Icenijijj. Afdeelingnbsp;van denbsp;Suis.

Na dat de Heer de Reaumur dus een Vaften en bekenden Graad van Koude totnbsp;^yn grondtrap gekooren heeft, onderzoektnbsp;fn vindt hy door eenige fchrander uitgedag-Handgreepen, doch wier nader en omftan-dig Berigt men uit zyn Memorie zelve dientnbsp;te leeren kennen , dc evenredigheid, die ’ernbsp;is tuflehen den inhoud van den Bol en diennbsp;Van de Buis. Hier in Haagt hy op die v/yienbsp;Veel gelukkiger, en gaat merkelyk zekerer,nbsp;dan wanneer hy eenige vafte en bepaalde even-tedigheid verwagten wilde uit de handen vannbsp;de Werklieden, die dergelyke zoorten vannbsp;blazen blazen, en, hoe behendig door eennbsp;gewoonte geworden, egter ahyd nietnbsp;ftaatzyn,om in dit Stuk alles te doen watnbsp;^en wel wilde. Na die evenredigheid nunbsp;gevonden te hebben, verdeelt hy de Buis opnbsp;iulk een wyze , dat ieder Afdeclijrg juiftnbsp;S 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;net


-ocr page 332-

De Thermometer.

xiv.T,ES. netTvlo gedeelte bevatten kan van het Vogtgt; dat in den Bol, en een vierde deel omtrentnbsp;van de Buis begreepen is. Waar op hy datnbsp;Vogt tot zyn verkooren Graad van Koudegt;nbsp;dien van Ys, naatnelyk, of bevriezing vannbsp;’t Water gebragt hebbende,een o tekent bynbsp;die hoogte, daar ’t op ftaan blyft, en vannbsp;dien groncltrap af de Graaden van Verdikking of Koude benedenwaarts, en die vannbsp;Uitzetting of Warmte bovenwaarts begintnbsp;te tellen.

teder Graad isnbsp;. .?- vannbsp;'t iraiifchenbsp;yo^t.

Wanneer dan dat Vogt, warmer wordende, y of 6 Graaden in de Buis ryft boven o, het Merk van Vorft of van Tskoyd beduidtnbsp;zulks niet anders, dan dat de omtrek van datnbsp;Vogt, die voorheen flegts als uit looodecknnbsp;belfond, nu gelyk is aan IC05; of lood vannbsp;zulke deelen; en wanneer het Vogt in tegendeel , kouder geworden, beneden dat Merknbsp;daalt, ziet men uit het getal der Graaden,nbsp;die het laager ftaat, dat deszelfs omtrekzoonbsp;veel duizendfte gedeelten ingekrompennbsp;kleiner geworden is.

Ook in

Indien ’er twee van dceze zoort van Ther-

mi-

-ocr page 333-

De Thermometer.

3. Ar-Düï L.

Huizen v.m ver-fchillendenbsp;inhoud eiinbsp;evenredigheid.

diameters gemaakt zyn van Bollen en Buizen, xiv.les, wier Inhouden beide wederzyds niet een zelfde evenredigheid tot elkandercn hebben ; indien de Buis vau den eenen, by voorbeeld,nbsp;tot zyn Bol ftaat als loo tot iooo,of,’tgeennbsp;het zelfde is, als i tot lo; en de Inhouds-evenredigheid van Buis en Bol in den anderen Thermometer is als 150 tot laoo, of i;nbsp;tot 10; zal dit alleen maar daar uit volgen,nbsp;dat de Schaal van deezen laatften kleinernbsp;Graaden zal hebben, en grooter getal vannbsp;Graaden bevatten kunnen, dan die van dennbsp;eerftcn;maar in beiden egterzal ieder Graadnbsp;altyd één duizendftc gedeelte zyn van dennbsp;inhoud van Bol en Buis beneden o. Dit isnbsp;iets, ’t welk inzonderheid het voornaame ennbsp;byzonder kenmerk is van den Thermometernbsp;van den Heer de Reaumur, en denzelvennbsp;te cenemaal doet verfchillen van zulken, wiernbsp;Schaal volgens het beloop der langte van denbsp;Buis in geiykcdeden, en een naar welgevallen genomen getal van Graaden afgetekend,nbsp;geen bepaald en ondcrfchciden denkbedd geeftnbsp;van de werking van Warmte eu Koude; de-S 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wyl

-ocr page 334-

XUM2S. 3. Aï-pï. EL.

VerfcliU-lende Uit-xetHaar-heid der Vogrennbsp;maaktnbsp;verlchil •nbsp;lende

Oraaden»

De Thermometer.

wyl de uitzetting en inkrimping van ’t Vogt, die ’er de gevolgen van zyn , ’er niet volgensnbsp;een eenpaarigen regel, of vaften voet vannbsp;evenredigheid op afgemeten worden.

Maar om At Thermometers mil elkandercn vergelykbaar te maaken, en hen een evenre^-digen en gelykvormigen loop te doen hebben , was het niet genoeg, dat men de Graad-tekenitig van een bepaalden en bekendennbsp;grondtrap begon, en een zekere evenredigheid vaftftelde tuflehen alle de afdeclingennbsp;van de Buis en den inhoud van den Bol;nbsp;maar men moed ’er ook een Vogt toe kiezen, wiens Graad van Uitzetbaarheid mennbsp;kende , en dat overal ligcelyk te bekomennbsp;was. Want uit de Proefneeming zelve, dienbsp;ons tot deeze redeneering over de Thermome-iers aanleiding gegeeven heeft, hebben we gezien, dat de Graad van Warmte, die dennbsp;Wyngeeft tot het 87 duizendfte gedeelte innbsp;de Buis doet opklimmen, op verre na hetnbsp;gemeen Water, de Lyn-Olie, en het Kwikzilver, niet ryzen doet,en dat ieder van dienbsp;Vogten, fchoon allen even warm gemaakt,

zig

-ocr page 335-

599

Dë Thermometer.

X!V. LES. 3. A r-

lig op 2.yn eigen en met 2.yn aart overcen-ftemtncnde Hoogte z.et. Hier uit zou nood-zaakelyk moeten volgen, dat, zo v^tzTher-mometers, al waren ze beiden naauwkeurig volgens de grondbeginzels van den Heer denbsp;Reaumur, toegefteid, alleen maar veifchil-den in de mindere of meerdere Uitzetbaar-heid van bun V'^ogcen, de zelfde hoogten vannbsp;’t Vogt in hunne Buizen onmogclyk dennbsp;Zelfden Graad van Warmte en Koude zouden kunnen aanwyzen. De een, by voorbeeld, zou den Graad van Warmte van quot;snbsp;Menfchen Lighaam tekenen op 32 Graadennbsp;boven het Merk van Vorft, en de ander,nbsp;door dat zelfde getal van 32 Graaden, eennbsp;Warmte te kennen gceven, die, noodwendig, merkelyk of fterker of zwakker was.

Hoe hooger trap van Uitzetbaarheid een wyneeeft Vogt bezat, hoe beter het ook gefchikt zou

“ nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,, tfr: 't

zyn om'Thermometers van tc raaaken, die vogtv.in

zeer gevoelig en leevendig waren. Maar

dergelyk een Vogt zou in menigvuldige ge-

vallen zeer bezwaarlyk te bekomen zyn, en

des Uitvinders oogmerk was, dat men dee-

S 5 nbsp;nbsp;nbsp;zen


-ocr page 336-

€oo

Dk Thermometer;

XIV. LES. zen nieuwen Thermometer ten allen tyde cn beel, °P plaatzen, wanneer en waar quot;tooknbsp;zy, zou kunnen maaken. Hierom oordeelde hy het raadzaamft, om van die bpvenge-mecn groote Uitzetbaarheid liever een weinig te laaten vallen, cu daar door een zwaa-righeid te vermyden, die men anders dik-wils ontmoet zou hebben. De Heer oEnbsp;Reaumur heeft daarom zyn keur bepaaldnbsp;op den Wyngeeft, dien hy verlengt metnbsp;Water j en, na de Regelen voorgefchreevennbsp;te hebben, volgens welken die verlengingnbsp;gefchieden moet, geeft hy vafte en veiligenbsp;middelen aan de hand, om altyd zeker tenbsp;kunnen weeten, of dat Mengzel naauwkeu-rig den vereifchten Graad van Uitzetbaarheid bekomen heeft. Die Middelen of Proeven beftaan daar in, dat men een Thermometer^ met dat toebereid Vogt gevuld, zekerenbsp;bekende Graaden van Warmte en Koude doenbsp;ondergaan , die men uit andere Waarnee-mingen weet, dat altyd eenpaarig de zelfdenbsp;en onveranderlyk zyn; gelyk de Hitte, bynbsp;voorbeeld, van kookend Water, de Koude

van

-ocr page 337-

6oi

De Thermometeti..

van een Mengzel van geftooten Ys of van xiv. les. Sneeuw met een derde van ’c welfde gewigtnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

Zee-z,out, en dergelyke vafte en bekende grondtrappén meer. Dit is ook de reden,nbsp;dat in alle Thermomsters, volgens die begin-zels toegefteld, het kookend Water ilaat opnbsp;8o Graaden, de naruurlyke Vvarmte van ’snbsp;Menfchen Lighaam, of Bloedwarm, op 3a|,nbsp;zeer diepe onderaardfche Kelders en Puttennbsp;104:, en gemeen Zout met Ys gemengd,

I) Graaden beneden ’t Merk van Vorlf.

Deeze wyze, om de kragc der Uitzetbaar-heid van het Vogt te beproeven, is zoo veilig en zeker, dat, indien het Vogt maar bekwaam is om éénen flegts van die verfchei-den Warmte- en Koudetrappen, dien van ’t Mengzel, by voorbeeld, van Ys met Zeezout 5 wel uit te drukken, het ook in ftaatnbsp;zal zyn, om alle de anderen ftiptelyk aan tcnbsp;wyzcn.

’t Ts zelf

tot Weer-

Dat men, in het toeftellen viniezzeTker-fnometers ¦) aan den Wyngeeft den voorrang gegeeven heeft boven andere Vogten, die konftifcnbsp;cen hoogeren trap van Uiezetbaarheid beza-

ten,


-ocr page 338-

()0z

De Thermometer,.

xiv.LES. ten, is (iaarom inzonderheid gefchicd, om DEELnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;boven al een WeerkonfUg Werk-

maaken wilde; een Werktuig, wiens py«e voornaam gebruik zou zyn, de Lugtsgefteld-hcid , haar Warmte of Koude, derzelvernbsp;veranderingen, en haar verfchil op verfchil-lende tydcn en plaatzen te leeren kennen.nbsp;Ter bereiking van dit oogmerk had men on-betwiftbaar goede en gegronde redenen, datnbsp;men boven de Oliën, die dik worden, boven bet Kwikzilver, ’t welk men naauwlyksnbsp;zien en ondcrfcheiden kan, een Vogt ver-koor, dat zeer uiezetbaar is van aart; datnbsp;men kleuren ktn 2,00 men wil, en dat mer-kelyk grooterHitte verdraagen kan,dan hetnbsp;ooit , in welke Lugtftreek en Geweft desnbsp;Aardbodems het ook zy, van de Lugt kannbsp;ontvangen. Wil men ’er zig in de S;ook-huizen der S.cheidkonft en Natuurkundigenbsp;Proeven van bedienen, om f^itte-Graaden,nbsp;welken die van kookend Water te bovennbsp;gaan, meê te meeten; heeft: men uit nieuwenbsp;en laatere Waarneemingen, na het uitvindennbsp;van dat Werktuig gedaan, bemerkt, dat de

Wyn-

-ocr page 339-

6o^

Di THERiMOMETER.

Wyngeeft met Watev verlengd in zommige xiv.les. Geweften der Waereld, werwaarts men diennbsp;Thermometer miilchien wel cens zoU willennbsp;doen reizen, mogelyk zou bevriezen kunnen , war nood ? Dat men, in al het overige fteeds de zelfde grondbeginzels in’t toc-ftellen van het Werktuig volgende, tot dec-ze zeldzaame gevallen , of tot andere by-Zondere gebruiken, in plaats van den Wyn-geeft, eenig ander Vogt naar welgevallennbsp;nceme, dat zoo ligt niet bevrieft, en zoonbsp;fchielyk niet aan ’t kooken raakt, behoudensnbsp;dat men op deszelfs Graad van Uitzetbaar-heid agt geeve, en daar zyn rekening naarnbsp;maakc,

Bezwaarlyk kan ik gelooven, dat de Wyn- 't Vergeeft door langheid van Tyd haar kragt en

¦ I 1- n • nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;door den

vlugheid vcrlielt en minder uiczetbaar wordt, tyj.

gclyk ook minder in ftaat om door Koude

in te krimpen. Dit was nogthans de gedag-

ten van den Heer Halley, door den Heer ,

MusscHENBROifK aangehaald, die zegt het Mtsuurkun-

zclf ook ondervonden te hebben. Maar op

myn eigen ondervinding beroep ik my ook, (iy6i.)

die


-ocr page 340-

De Thermometer.

XIV. LES. die ’er my anders over doet oordeelcn. On-3‘ nbsp;nbsp;nbsp;telbaare maaien dompel ik Thermometers, die

ik reeds voor vyftien jaaren byna gemaakt heb, in kookendWater, in Ys, cn doe hennbsp;alle andere Proeven ondergaan j altoos zie iknbsp;ze weer zig op de zelfde Graaden en dienbsp;hoogte zetten , daar ze op ftaan moeten.nbsp;DcThermomeier va.n den Heer dk l.v Hire,nbsp;daar men nog in ’t Obfervatorie te Tarys Waar-neemingen mcê doet, en dien men reedsnbsp;meer dan veertig jaaren lang, in allerhandenbsp;\'Veer, het gardche J aar door in de open Lugtnbsp;heeft laaten hangen, geeft tot nog toe geennbsp;het minfte teken van verzwakking, dat mennbsp;heeft kunnen merken.

Men kan

ze van

yerfehei-

«Jen

grootte

maaken.

Het eenigfte, dar men met eenigen fchyn van reden in de Taermometers van den Heernbsp;DE Reaumur , toen ze eerft begonnen bekend te worden, heeft weeten te berispen,nbsp;(en dit was min een berisping, dan een wenfehnbsp;om ze in dit ftuk verbeterd te zien) was,nbsp;dat zy, als merkelyk grooter dan de Floren-tynfche, ook bezwaarlyker te behandelen ennbsp;overal heen te vervoeren waren, werwaarts

men

-ocr page 341-

(?o5

De Thermomster.

1 i|

isen tt hebben wilde j en dac zy door de xiv. les. langtc liunner Graaden minder vlug fchee-nen, en de veranderingen, die ’er zomtydsnbsp;vry fchielyk in de gefteldheid van de Lugcnbsp;voorvallen , zoo fchielyk niet aanweezen.

Doch deeze zwaarigheid wierd eerlang weggenomen. De Heer os Reaumur, onder wiens bellier ik my op dien tyd oeflFende,nbsp;deed my zien, dat die groote Werktuigen,nbsp;en de Toeftel, dien zy vereifeben om metnbsp;behoorlyke naauwkeurigheid vervaardigd tenbsp;worden, tot geen ander einde noodig waren , dan om ’er anderen, die even naauw-keurig als zy, en merkelyk kleiner kondennbsp;zyn, naar te regelen. Zedert heb ik ’er ooknbsp;geen groote meer, dan alleen om ze daar toenbsp;te gebruiken, vervaardigd, en die ik thansnbsp;gewoon ben te maaken, zyn of van die lang-te als de Barometers zyn, of in een kleinnbsp;langwerpig Doosje bellooten, dat zeer fmalnbsp;cn nog geen Voet lang is: gelyk men afge-beeld ziet in Bïguur 13. Ik zou ze nog wel pj, ^nbsp;veel kleiner maaken kunnen, zoo dat men ze iJ.nbsp;als in een Tandftookers Knipkokertje byzig

zou


-ocr page 342-

6o6

De Thermometer;

XIV LES. }. Ar.nbsp;n ü i-: 1.,

zou kunnen draagen, gelyk men ’er Zönrf* tyds wel van die gVootce ziet, en in Fig. 14.nbsp;vertoond wordt; maar my dunkt dat, gelyknbsp;het niet redelyk was dc eerfte Thermometersnbsp;van den Heer de Reaumur te verwerpen,nbsp;daarom alleen om dat men dergclyk zoortnbsp;van Werktuigen niet gewoon was vier ofnbsp;vyf Voeten lang te zien, het ook byna kin*nbsp;deragtig is,, dezelve even als een Mesje ofnbsp;Tandftookcrt'e in de zak by zig te willennbsp;draagen, en op de ongemeen fyne vcrdeelin-gen van de Schaal, zonder eenig het minftenbsp;nut of noodzaakelykheid, zyn oogen blindnbsp;te zien.

Gebrek in r.llcnbsp;TlicriRO-uieLeri..

De eerfte Proefneeming, daar wy in dee-zc onze Veertiende Les gewag van maakten, heeft een zwaarigheid doen ontftaan, tegen alle zoorten van Thermometers zonder onderfcheid, welke tot nog toe zyn uitgevonden. Allen gelyken ze van Maakzelnbsp;min of meer naar het Glas, dat in Fig. i af-getekend ftaat, en wy hebben toen gezien,nbsp;dat de Bol A, die het groorfte gedeelte vannbsp;’tVogt in zig bevat, naar maate dat hetzelve

war*

-ocr page 343-

éo’f

De Thermomsteh.

^J^armer wierd , zig uit7,ette, en grooter Wierd van omtrek. Hier uit volgt, dat hetnbsp;Vogc van een Thermometer door den Graadnbsp;van Warmte, dien het gevoelt, in de Buisnbsp;Zoo hoog niet ryft, als het gereezen zounbsp;hebben, indien de inhoud van den Bol volmaakt de zelfde en onveranderlyk gebleevennbsp;Was: en dat in ’t byzonder op den Thermo-meter van Reaumur de Afdeelingen vannbsp;de Buis, die elk de langte van een Graadnbsp;beflaan, ftrikt genomen, niet ieder een dui*nbsp;Zendfte gedeelte uitmaaken van den ganfehennbsp;Inhoud, die ’er beneden o is j dan alleennbsp;maar op dien tyd, als het Werktuig den zelfden Graad van gemaatigdheid heeft, diennbsp;het hadde, toen men de Afdeelingen in dienbsp;Evenredigheid afmat en bepaalde. By groo-te Hitte is de Maat te klein, cn bevatten dienbsp;Afdeelingen het duizendfte gedeelte, dat ieder van haar bevatten moeft, niet volkomen : by zwaare Koude begrypen zy datnbsp;duizendfte gedeelte niet alleen, maar nognbsp;iets meer daar by, en is bygevolg dan denbsp;Maat te groot. Wanneer het Vogt, derhaU

lY, Dz£l. T nbsp;nbsp;nbsp;ven^


-ocr page 344-

6o5

De Thermometer.

XIV. LES.

3. Ar-D££l..

ven , door koekend Water heet gemaakt, tegenover het getal 80 ftaan blyft , moetnbsp;men zig verbeelden, dat hetzelve,zo ’tGlasnbsp;onveranderlyk bleef, juift zoo veel hoogernbsp;in de Buis zou ryzen, als het Werktuig vannbsp;onze Eerfte Proefneeraing, in kookend Wa*nbsp;ter gedompeld, het zynedoet daalen; indiennbsp;beider Bollen en Buizen wederzyds in gely*nbsp;ke evenredigheid tot elkander Honden.

't lgt; on* vermvde-lyk. '

TAerntiits it l'^céd,nbsp;des ScitH-ets. 1730.nbsp;p. «2.

Dit Gebrek is onvermydelyk. Het eenig-fte, dat ’er in te doen ftaat, is dat men on-derzoeke, hoe veel of hoe weinig verandering het te weeg brenge in de bepaalde maat der evenredigheden, daar de naauwkeurig'nbsp;heid van deezen Thermometer van afhangt •nbsp;in welke gevallen het een onvolmaaktheidnbsp;van merkelyk belang zou kunnen veroirzaa-ken, en of’er middelen zyn, om zulks voornbsp;te komen of te verbeteren. De Heer pBnbsp;Reaumur beantwoordt inde voorheen aan-gehaalde Memorie alle deeze Vraagftukkeonbsp;breedvoerig: en ik kan, dunkt my,niet beter doen, dan dat ik den Leezer derwaart*nbsp;wyzej gelyk ik reeds hem derwaarts gezonden

-ocr page 345-

6op

De Tkermometicr.

den heb, om een omftandig berigt te kry- ^iV-i-ES. gen van alles wat ’er tot het vervaardigen

D £ EL.

Zelfvan den Thermometer behoort. Want, ,, , gelyk ik voorheen meermaalen gezegd heb, 5,1.nbsp;dit Werk is niet geichikt, om Gereedfehap-pen en Werktuigen tot Natuurkundige Proeven en Waarneemingen te leeren maakenjnbsp;en zo ik zomtyds een weinig buiten myn be-ftek ga,om’er de eerfte algemcene Bcginzelsnbsp;en Hoofdtrekken, om zoo te fpreeken, vannbsp;aan te toonen, hebben egter die uitweidingen altoos een vry naauwe en duidelyke betrekking tot de Stof, die ik onder handennbsp;heb, en daarom hope ik, dat men my dcnbsp;langte van deeze over de Tkermonteters welnbsp;2.al willen vergeeven. Ik kan dezelve egternbsp;niet eindigen, zonder nog een woord te zeggen van het algemeen en meeft gewoon gebruik, dat men van de Thermometers maakt,nbsp;van de wyic, hoe men’er Waarneemin-gen mee doet.

Men gebruiktditWetktuig doorgaans,en Voorzor-geeft op deszelfs ryzen en daalen agt, om

verfchillende Graaden van Warmte en ' er Waar.

van

neemin-jen meê H doen.


-ocr page 346-

6 to

De Thermometer;

xiv.LES. yan Koude te weeten, die in de Lugt heeï1

3. AF- nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

DEEL. fchen. Om zulks op een gefchikte en ge-voegiyke wyie te doen, moet men eenige Voorzorgen in agt neemen, zonder welkennbsp;' die W aarneemingen de behoorlyke naauW-keurigheid zouden milTen. Men moet i-den 'Thermometer plaat2.en in de open Lugt,nbsp;dat is, buiten’s huis; en zo men hem tegennbsp;een Muur hangen wil, moet men eerft welnbsp;toezien , dat ’er geen Schoorfteen door diennbsp;Muur loope , of dat ’er aan den anderennbsp;kant geen Haardfteê of Kachel tegen fta,nbsp;daar men zomtyds Vuur in ftookt, TttTher-mometers, die men in de Kamers hangt, wy-zen alleen maar de Koude en Warmte aannbsp;van de Vertrekken, daar ze in hangen ^ hetnbsp;geen in menigvuldige voorvallen ook zy»nbsp;nuttigheid heeft (1j j maar men kan ’er overnbsp;''nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de

1

By voorbeeld, om een Zieken - vertrek, eeo Kachelkamer, Broeikas en dergelyke plaatzen opnbsp;haar behoorlyke Warmte te litnuien ; om het onder'nbsp;fcheid van Warmte en Koude binnen en buiten’s hursnbsp;te 7.ien en te weeren, hoe veel kouder de Lugt is, di®nbsp;men op Straat zal inademen, dan di« van ’t Veitto^ '

daar

-ocr page 347-

^11

De Thermometer.

3. a f-D£KL..

de gefteldheid van de Buitenlugt, en hoe xiv. les. ¦Warm of koud het buiten ’s huis is, niet uitnbsp;oordeelen. 2. Men moet hem hangen tegennbsp;het Noorden, of byna Noordwaarts, opnbsp;een plaats, die nooit regtftreeks van de Zonnbsp;befcheenen wordt, en daar zelfs haar Straa*nbsp;len niet by weerftuiting op kunnen vallen.

Want men weet, en moet zulks hier wel 'in agt neemen ,dat de nabyheid van een groo-ten Boom, van een Gebouw, al ftaat het opnbsp;een tamelyk verren afftand van een nabuuri-gen Berg of Heuvel, en dergelyke voorwerpen meer, een weerftuiting van Ligt kunnennbsp;veroirzaaken, die zeer fterk en voelbaar is-:nbsp;de Grond zelfs en de Straat kaatzen naar denbsp;eerfte Verdieping en de Vertrekken, die ge-lyks Gronds zyn, een Warmte te rug, mer-kelyk verfchillende van die, welke in Plaat-Zen heerfcht, die wat hooger boven dennbsp;Grond zyn. j.Dewyl de allergrootfteKoude

daar men zig in bevindt^ ten einde de al te groote en fehielyke veranderingen, en alle gevaatlyke uitet-ften te veimyden. Hollet

T 3

-ocr page 348-

Dk Thermometkr.

XIV.LES.

5. A F-DEEL.

de van de vierentwintig Uuren, die Dag en Nagt in onze Lugtftreek uitmaaken,nbsp;doorgaans gevoeld wordt een weinig voornbsp;het opgaan van de Zon, en de allerwarm-fte tyd in den Nademiddag, twee of drienbsp;Uuren na dat de Zon de Middaglyn is door-geloopen: zo moet een naauwkeurig Waar*nbsp;ncemer dagelyks tweemaal zyn Thermomsternbsp;gaan zien, ’s Morgens voor Zons opgang,nbsp;gelyk ik gezegd heb , met het aanbreekennbsp;van den Dag, en ’s Namiddags tulTchennbsp;tweën en drien; terwyl hy ondertulTchen zynnbsp;verdere byzondereWaarneemingen naarwdquot;nbsp;gevallen doen kan op alle andere Uuren vaonbsp;Dag of Nagt, welke hy wil. 4, Als mennbsp;naar het Vogt ziet, moet men, om naauw-keurig te kunnen onderfcheiden op welkennbsp;Graad het ftaat, zyn oog op de zelfde hoogte plaatzen, en waterpas met het Vogt opnbsp;de Schaal zien. Want zo men het oog hoo-ger hield, en als van boven op ’t Vogt neernbsp;zag, zou men denken, dat het Vogt laagernbsp;ftondjdan het met’er daad was^ cn zo mennbsp;in tegendeel het oog te laag had, en als van

cn*

-ocr page 349-

onderen oplag, zou het Vogt te hoog fchy-ncnj gelyk uit de Af bedding in F/g. 15 lig-telyk is af te neeinen. 5, Eindelyk moet men p in agt neemen, dat men niet een geruitnen flt;;j. ij.nbsp;tyd agtereen zeer naby aan de Thermometernbsp;ftaan blyve, inzonderheid niet indien mennbsp;een brandenden Fakkel of Kaars in handennbsp;heeft, terwyl men naar den Graad van Koude of Warmte van de Lugt wil zien, dewylnbsp;het ligtelyk zou kunnen gebeuren, dat hetnbsp;Vogt van den Bol daar door een Warmtenbsp;wierd meêgedeeld, die het van de Lugt nietnbsp;gekreegen had, en de Waarnecming dus denbsp;vereifchte naauwkeurigheid niet hadde.

Wil iemand dan zyn Opmerkingen en Waarneemingen over de verfchillende Lugts-gefteldheid. Warmte en Koude,de Waereldnbsp;mededeelen, en dezelve de goedkeuring cu ’tnbsp;Vertrouwen van Kenners doen verdienen, hynbsp;moet ’er by voegen, welk een zoort vannbsp;Thermometer hy daar toe gebruikt heeft; innbsp;welk een Geweft en op wat plaats van dennbsp;Aardbodem; hoe dezelve hing, en op wel-T 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kc

14

-ocr page 350-

inv.LES.

3. Ab-D F. E L.

Werking van eennbsp;ilerkernbsp;Vuur. ¦

JJIadz.

So , Sii-

ElaJz,

«W-

Het doet dcAIeiaa-k ti fmel-

De Thermometer.

ke Uuren, en met welke omzigtighcden hy ’er zyn Waarneemingen meê gedaan heeft.

Uit de ecrfte en tweede Proefneeming vati deeze onze Veertiende Les hebben we gezien , dat de vafte Lighaamen, zelfs die aLnbsp;lerhardft en meeft in één gedrongen zyn,zignbsp;uitzetten en in grootte van .omtrek toenee-men, als men ze v/arm maakt, en allenskensnbsp;heet doet worden tot een zekeren Graad toe,nbsp;De derde Proefneeming heeft ons geleerd,nbsp;dat de Vogten die zelfde Wet onderworpennbsp;zyn, Thans ftaat ons te onderzoeken, welke Uitwerkzels een langduuriger en fterkernbsp;Vuur 3 een Hitte, dis een geruimcn tyd ag-tereen gevoed wordt, en merkelyk grooternbsp;is dan die, daar flegts een enkele uitzettingnbsp;ofwedsrzydfcheverwydering van deeltjes uitnbsp;ontftaat, in Lighaamen van de eene en denbsp;andere zoort kan veroirzaaken. Laat onsnbsp;met die van de eerfte zoort, de vafte Lighaa-pien, beginnen.

De mcefte gemengde Idghaamen, zelfs de Zulken, die zamenhang en hardheid genoeg

heb-«

-ocr page 351-

De Thermometer*

hebben, om met den naam van vafte Lig-

’ nbsp;nbsp;nbsp;3. Aï'

haamen benoemd te worden, 7,yn 'Z.amenge- ^ ^ ^ fteld uit deeltjes, van welke sommigen mer-kelykloffer en vlugger dan anderen, hunnen Klomp verlaaten met het Vuur, dat ’ernbsp;uitwaaffemt, en vervliegen. Dergelyk eennbsp;verlies van deeltjes neemt dikwils al aan-ftonds een aanvang met de allereerfte Graa-den van Warmte j xoo dat het heetgemaaktnbsp;Lighaam, eer het tot de laatfte en hoogftenbsp;trappen van zyn uitzetting is opgeklommen ,nbsp;reeds niet meer het zelfde Lighaam is, datnbsp;het was in den beginne. Het is door de uitdamping van een gedeelte van zyn beginzc'

Icn van aart veranderd, en heeft reeds ver-fcheiden verwiffelingcn van ftaat en geftel-tenis ondergaan , indien die beginzels niet eensklaps, maar allenskcns, het een voor,nbsp;het ander na, voor de werking van ’t Vuurnbsp;geweeken zyn. Men verwagte niet, dat iknbsp;hier in een breedvoerig Verhaal zal treedennbsp;van alle de veranderingen, die langs deczennbsp;weg in de verfchillende zoorten van Stof-fen gebeuren , daar men ’t Vuur op werkeianbsp;T 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;doet.

-ocr page 352-

6i6

Dk Thermometer.’

XIV.LES. doet. Dit is iets,dat eigenlyk tot dcScheid-3- nbsp;nbsp;nbsp;kunde behoort, en op myn tegenwoordig

onderwerp zoo zeer geen betrekking heeft. Myn oogmerk is alleen, de werking van ’tnbsp;Vuur in’t algemeen te leeren kennen, ennbsp;wat die Hoofdftof in ftaat is om te kunnennbsp;uitwerken ; niet wat zy op deeze of geencnbsp;Stof in ’t byzonder met ’cr daad uitwerkt.nbsp;Ik moet, ’t is waar, van Voorbeelden ge*nbsp;bruik maaken, om dat ik alle myne Proeven uit de Ondervinding ontleen j maar iknbsp;zal ’er ook met voordagt de allereenvoudig-ften toe uitkiezen, en de werking van’t Vuurnbsp;aantoonen inzonderheid op zulke Stoffen,nbsp;wier deeltjes, elkandcren mecrendeels ge-lykvormig, allen te zamen en op gelyke wy-ze een zelfde uitwerkzel ondergaan, of trag-ten te lluitcn. In dc mcefte Lighaamen nunbsp;van dien aart, gelyk ik ze hier veronder-ftel, eindigt die uitzetting, tot den hoog-ften trap toe voortgedreeven , op ’t laatftnbsp;met een week wording van den Klomp, metnbsp;oen min of meer volkomen fmelting, naarnbsp;maatc de natuur is van ’t Lighaam, dat

men

-ocr page 353-

’tVuur doet Lighaamen smelten. 617

men heet maakt, of de Graad van werk- xiv.les.

zaamhcid van ’c Vuur, ’t welk men ’er zyn 3- aï-

deel*

kragten op liat oefFcncn.

IV. Proefneemin g;

Toefiel.

Ik leg in een halven Nootedop een van Ecnrtukjc die ftukjes Geld , die \vj Sol neitf of nieu-we Stuivers noemen, wier waarde thans ag- tedop g«-tien Penningen of zes Oortjes (Franfch Geld)nbsp;bedraagt, en die uit een zamenfmeltzel be- ,4_nbsp;ftaan van Koper met een weinig Zilver. Onder en boven op dit Gcldftukje, dat ik eennbsp;weinig krom buig als een Eijerfchaaltje,nbsp;ftrooy ik, zoo veel ahs ’er op dat zoort van .nbsp;Smcltkroesje leggen kan, een Mengzel uitnbsp;drie deelen beften Salpeter, tot een zeer fynnbsp;Poeder geftooten, en op een yzeren Vuur-fchop over glocijende Kooien gedroogd, daarnbsp;ik twee deelen Bloem van Zwavel, en ooknbsp;twee deelen Zaagzel of Raspzcl van ’t een ofnbsp;’t ander vi^eek zoort van Hout, dat ik doornbsp;een Zeef laat loopen, by doe, Deeze Maa-

ten


-ocr page 354-

6iZ

‘t Vuur doet

ïiv. LES. 3. Afdeel,

ten zyn allen genomen op ’c Gewigt. Deepen hal ven Nootedop, met dat Mengzel gevuld, zet ik op Zand, of op iets, dat naar zyn Bolronde gedaante, die hy van onderennbsp;heeft, gefchikt is, op dat hy niet omvallc,nbsp;en Heek met een Zwavelftok het Poeijcr,nbsp;dat’er op ligt, in brand; gelyk in F;^. i6nbsp;Bie Nootedop op een Schraagje ftaat afge-beeld.

Üit'werkzels.

Men ziet het Poeijer eenige oogenblikken agtereen vlam geeven en fmclten, waar nanbsp;men op den bodem van den Nootedop hetnbsp;Metaal gefmolten en zeer gloeijend ziet leggen, dat Zig tot de vorm van een Knoop ofnbsp;Knopje byeen vergaart, en fchielyk hardnbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wordt, zoo dra de Stof, die rondom het

zelve brandde, verteerd is.

Ophtideringen.

„ „ Het Vuur, daar men in deeze Proefnec-

flofmaaict ming gcbruik van maakt, werkt daar door de Me-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jg

-ocr page 355-

VASTK LiGHAAMEN SMÉLTEN. 61^

te kragtdaadiger, om dat bet tefFens met xiv.les. ook de Zwavel en het Salpeter, die het heeft „e j,i,.nbsp;doen ftnelten, op het Metaal werken doet.

Deeie Stoften, naamelyk, bevatten in zig i'es geheel een Zuur, dat alleen genoeg in ftaat zounbsp;zyn om het Koper en het Zilver, daar het dryven.nbsp;ftuk Geld uit zamengefteld is ,te ontbinden.

In eene Proefneemihg van deeerfte Les heb- j ben wy gezien, dat een ftuk Geld in tweën * Stuk,nbsp;gefpleeten wordt, wanneer het op een ze-kere wyze doordrongen is met den damp vannbsp;Zwavelj en ieder weet, dat de Geeft vannbsp;Salpeter het Ontbindvogt is van byna allenbsp;Metaalen. Men moet zig, derhalven , verbeelden , dat dit brandend Mengzel een zeernbsp;geweldigen Graad van Hitte in het ftuk Geldsnbsp;brengt, dat ’er van alle zyden in gedompeldnbsp;legt, waar door ’t welhaaft zoo fterk wordtnbsp;uitgezet,als het zig kan uitzetten: maar de-wyl die zelfde oirzaak ’er nog al onophou-delyk op blyft werken , doet het Metaalnbsp;meer, dan zig uitzetten: deszelfs deeltjes,nbsp;te ver van elkanderen verwyderd en wegge-ftooten, om bun onderlingen zamenhang en

aan-

-ocr page 356-

620

XIV.LES, 3- Af-» ï. E L.

Door ’t vervliegen diernbsp;Stof voegen zenbsp;zig weetnbsp;byeen.

De Noo-tedop verbrandtnbsp;niet.

’t Vuur doet

. aankleeving tc behoutlen, haten zig eindc-lyk te eenemaal los, cn dry ven, ieder op zig zelf en afzonderlyk, in de groote menigtenbsp;van Vuurftof, die hen overal omringt en vannbsp;alle zyden tuflehen hen is doorgedrongen.

Niet minder ook dan die geweldige overvloed van Vuurdeeltjes wordt’er vereifcht, om het Koper en het Zilver gefmolten tcnbsp;houden. Zoo dra het Mengzcl, nu allens-kens verteerd geworden , hun gelegenheidnbsp;geeft om uit te waaffemen, en uit den Klomp,nbsp;dien zy in een ftaat van vlietbaarheid hielden , te vervliegen, neemt die zelfde Klompnbsp;eerlang zyn voorgaande ftyfheid en vaftennbsp;zamenhang weer aan, na alle verfchillendenbsp;Graaden van Koude, of mindere Warmtenbsp;liever, die het Vuur hem voorheen had doennbsp;verliez.en, den cenen voor, den anderen na,nbsp;maar allcnskens en veel traager, weder ondergaan tc hebben.

Het geen het zeldzaamfte i*, en onze op-merIcing wel verdient, is, dat dit Vuur, ’t welk zoo werkzaam is, dat het een zeer hardnbsp;Metaal fmclten doet, egter den Nootedop,

die

-ocr page 357-

VASTE LiGHAAMEN SMELTEN, óll

die hier tot een Smeltkroes dient, niet ver- xiv.LES. teere- Doorgaans blyfe hy na de Proefnee-ming geheel en by na ongefchonden: hy isnbsp;van binnen flegts een v/einig befchadigd, ofnbsp;2.0 ’er een gat in gebrand is, is ’t alleen maarnbsp;op die plaats, daar het gefmolten Metaal gelegen heeft; en wanneer men geen zorg heeftnbsp;gedraagen om hetzelve op het oogenblik, datnbsp;men merkte dat het gefmolten was, met Water te bluffehen. Dit uitwerkzcl, op zignbsp;Zei ven aangemerkt, fchynt geen zaak vannbsp;merkelyk belang te zyn,en naauwlyks waardig , dat men ’er op bly ve ftil ftaan j maarnbsp;het heeft een naauwe verbintenis met ver-fcheiden andere Vcrfchynzels, die men vannbsp;meer gewigt zal oordeelen, en die, even ge-lyk dit, van een zekere eigenfehap van ’tnbsp;Vuur af hangen, welke onze ernftige opmerking en overweeging dubbel waardig is.

Het Vuur, als het naar vcrcifch van om- Hoe meer Handigheden fterk genoeg is, brengt zoonbsp;veel grooter uitwcrkzcls voort, naar maate tijer 'tnbsp;dat deszelfs werking langer vertraagd en te- ^nbsp;gengcftaanii. Wanneer die werking, einde-


-ocr page 358-

622,

’t Vuur doet

xiv.LES. delyk, eens de overhand krygt , en door-* b/Zt. berft, doet ly het Lighaatn, daar ie haarnbsp;kragt op oefFent, zig uitzetten, fraclt het,nbsp;ontbindt en rukt het geheel uit één met zoonbsp;veel grooter fnelheid, en op zoo veel volko*nbsp;mener wyze, naar maate dat de deeltjes vannbsp;dat Lighaam die werking meer v/eerftandnbsp;booden, eer ze ’er voor wyken wilden. Denbsp;Metaalen,die zig veel moeielyker laaten fmel-ten danWafch, Harft, Vet, en andere ligtnbsp;fmeltbaare StoiFea van dien aart,raaken ooknbsp;veel fchielyker, veel gezwinder aan ’t vloei-jen, zoo dra zy eens dien Graad van Hitte , daar de zamenhang van hun deeltjes voornbsp;wyken moet, gevat hebben. De vette Oliënnbsp;gaan veel traager dan de Wyngeeft of Ter-pentyn-Olie in brand, maar hun brand voertnbsp;ook een trap van Hitte met zig, die merke-lyk heviger is. Het Buskruid, dat in denbsp;open Lugt wordt aangeftoken, doet een kragt,nbsp;die maar zeer gemeen is, en geen de minftenbsp;overeenkomffc heeft met het geweld , datnbsp;het ocffent in een Schietgeweer, of in eennbsp;Myn.

Ik

-ocr page 359-

VASTE LiGHAAMEN SMELTEN. 623

Ik verbeeld my,derhalven, dat bet Vuur, xiv.LESt

tegen de oppervlakte van een vaft Lighaam

eeplaatft, op den zelfden tyd twee zaakcn

^ nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;11nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 Weike

tefïens doet. Het dringt er van alle kan-

ten in door, en brengt met dat doordringen fmeiten de Vuurdeeltjes, die zig in de Stofklomp-jes, daar dat Lighaam uit zamengcrteld is,nbsp;onthouden, in beweeging. Indien die Stof-klompjes van dien aart zyn,dat zy aanftondsnbsp;voor de eerile trappen van Uitzetting, welke het Vuur krygt, dat in hun verborgennbsp;zit, gemakkelyk wyken willen, zullen dienbsp;van de oppervlakte reeds fmeiten of in dampnbsp;vervliegen, eerde Klompjes,die dieper leggen, nog genoegzaame Hitte daar toe ge-kreegen hebben j en dus liet ganfche Lighaam allenskens van Laag tot Laag fmeiten ; gelyk men in W afch, of in Boter, bynbsp;voorbeeld, ziet plaats hebben, bf van buiten af naar binnen allenskens in vlam ennbsp;rook vervliegen en vergaan, gelyk men opmerken kan, als men een Takkebos zietnbsp;branden,

Maar indien de Stofdeeltjes van de opper- Harde IV. Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Vnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vlak- eensklaps.


-ocr page 360-

’t Vuur doet

xlv.LEs vlakte zoo vafl: en hard van aart zyn, dat zy niet aanftonds wyken willen, maar ’t

D £ £ X,» nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

Vuur, dat hun aantaft, tyd geeven,om ook zyn kragt op dieper liggende deeltjes te oef-fenen, en de kleine Vuurklompjes, die’ernbsp;in verborgen zitten, werkzaam genoeg tenbsp;maaken, dan verbeeld ik my, dat de uitzetting van al dat inwendig Vuur, waardoornbsp;de eigenaartige deeltjes van het Lighaam vannbsp;elkander losgeraaakt en verfpreid moetennbsp;worden, byna op een zelfden tyd overalnbsp;moet plaats hebben, en de fmelting binnennbsp;zeer weinige oogenblikken algemeen worden; gelyk men zulks ook in de Metaalennbsp;gebeuren ziet.

De Noo-tedop heeftnbsp;geen tydnbsp;om innbsp;brand tenbsp;taaken.

Als wy nu weder op onzen Nootedep, die ons tot deeze aanmerking aanleiding gaf, hetnbsp;oog Haan, zal men ligtelyk zien kunnen,nbsp;waarom hy byna in zyn geheel en onbefcha-digd gebleeven is, terwyl het Metaal, datnbsp;’er in lag, zoo geweldig een Hitte ondergaan heeft , dat het ’er door gefmolten is*nbsp;De werking, naamelyk, van ’t Vuur, dienbsp;ïnaar eenige weinige oogenblikken geduurd

heeft ^

-ocr page 361-

VASTE LiGHAAMEN SMELTEN. 625

XIV. LE^; 3. Arcs £ i..

heeft, heeft egter tyds genoeg gehad, om in een zeer dun Ilukje Metaal, dat het vannbsp;alle kanten telfens aautaftte, door te dringen , en hetzelve tot in zyn binnenfte ennbsp;kleinfte deeltjès toe te fchudden, uitéén tenbsp;rukken en los te maaken. Maar ten opzigtnbsp;van het houten Sineltkroesje heeft het geennbsp;tyd gehad, dan alleen om te werken op des-zelfs binnenfte oppervlakte, die het een weinig gebrand heeft; of zo het ’er door heennbsp;gedrongen is, en een gat gemaakt heeft, heeftnbsp;bet door de al te groote ylheid van den Do|jinbsp;op die plaats den doorgang zoo vry en ge-makkelyk gevonden, dat het vervloogen is,nbsp;zonder de VuurdeeltjeSjdie zig daar of daaromtrent in ’t Hout bevinden mogten, zoonbsp;fterk werkzaam te maaken, dat‘er een al-gemeene brand door ontftond.

Gevolgen.

Met die werking van ’t Vuur, waar doof Nut dei het verfcheiden Stoffen van vaftc tot vloei- Smek-baare Lighaamennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;maakt,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hebbennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Kon-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^“vuurTn

ftcn en nbsp;nbsp;nbsp;Ambagtennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ongemeen welnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;baarnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voor-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Konften

Vj _ nbsp;nbsp;nbsp;cn Aiti“

2 nbsp;nbsp;nbsp;deelnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bagteiio


-ocr page 362-

626

't Vuur, doet

A^^'’ weeten te doen. Naauwelyks is ’er eert 1)5EL. Handwerk, dat ’er niet eenig behulp vannbsp;heeft, of xelfs als een der voornaanafte ftuk-ken van zyn ganfch bedryf heeft aan te rrier-ken. De Schrynwerker, de Viool- en Speel-tuigmaaker,de Beeldfnyder,deKabinetmaa-ker en zoo veele anderen , maaken dagelyksnbsp;gebruik van Lym , die niets anders is, dannbsp;Hoorn of dergelyk xoort van taaikleevendenbsp;Stoffen, naar de Konft bereid ,oin in warmnbsp;Water te fmelten,»en vervolgens weer hardnbsp;te worden. Zy laat zig, als ze vloeibaarnbsp;is, op het Hout ftryken, vervult alle holligheden en openingen, en verbindt, wanneer ze weer hard wordt, twee op elkandernbsp;gevoegde oppervlakten, als een onderlingenbsp;band, vaft aan een, en maakt ze als tot éénnbsp;Lighaam. Eveneens omtrent gaat het ooknbsp;met de Soldeerfels, die by de Blikflaagers,nbsp;de Loodgieters, de Koperflaagers, de Zil-verfmits,en dergelyke Handwerkslieden zoonbsp;gemeen zyn. ’t Zyn Saraenfmeltzels, disnbsp;vloeibaar worden door een Graad van Hit*nbsp;te, welke minder fterk is, dan die, welke’ct

ver;


-ocr page 363-

VASTE LiGHAAMEN SMELTEN. ^27

XIV. LES. 3. Aï-DëëU

vereifcht zou worden om de ftukk^en Metaal , die men aan elkander foldeeren wil, te doen fmelten; en die, als zc weder koudnbsp;Worden, een hardheid en vaftheid vannbsp;zamenhang aanneemen , welke die van denbsp;gefoldeerde ftukken byna of volkomen evenaart. Het ganfche Bedryf van Kaarsgieters,nbsp;Zegellaktnaakers, en zulke Ambagten meer,nbsp;beftaat genoegzaam alleen in ’c fmelten ennbsp;herfmelten van die Stoffen, om dezelve haarnbsp;vorm te geeven.; en eindelyk is men,door denbsp;allerhardfte Lighaaraen tot fmeliing te brengen , ZOO ver gekomen, dat men Glas gemaakt heeft, een Stof hcogtr mogelyk dannbsp;het Goud te waardeeren, indien men naarnbsp;de dienften en voordeelcn, die zy ons totnbsp;’s leevensgemak en genoegen verfchaft, ennbsp;naar ’t üeraad en luifter, dat zy, behalvennbsp;’c nut der Weetenfehappm, de waereld by-Zet, haar waarde fchatten wil.

heid van de Metaa-len.

Maar van alles wat fmelten, en daar aa inzonder Weer hard worden kan, ken ik niets dat ennbsp;in menigvuldigheid en in nuttigheid van Gebruiken, daar men’t toe zou willen bezigen,

V 3 nbsp;nbsp;nbsp;de


-ocr page 364-

6iZ

't Vuur, doet

xTv.LES. de Metaalen evenaart. Van het oogenblik DEK l'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fchoot der Aarde gegra

ven zyn, tot aan het tydftip toe, dat zy door de ontbiitding en verfpreiding hunner deeltjes derwaarts wederkceren, zyn zy alle ge*nbsp;daanren,diemen hen heeft doen aanneemen,nbsp;vcrfchuldigd aan het Vuur, dat hen in deanbsp;Smeltkroes vloeibaar maakt, om in Vormennbsp;gegooten te kunnen worden, of hen weeknbsp;maakt in de Smidfe, om ze op ’t Aambeeldnbsp;buigbaar te doen zyn onder den Hamer.

^ct ïzcr. Het Yzer, op het zelfde oogenblik byna, dat het uit de Myn komt, gefmolten, verandert in allerhande zoorten van Potten ennbsp;Ketels, van Gefchut, in Pypen tot Waterleidingen , Haard- en Kachelplaaten, Vaa-zen tot Tuinfieraad, en ontelbaar ander Ge-reedfehap- en wat zou men ’er nog al nietnbsp;meer van maaken kunnen, indien ieder, dienbsp;’er Handel in dryft, zyn voordeel wift tenbsp;doen met alles, dat de Pleer de ReaumURnbsp;over de wyze, om dat Metaal te behandelennbsp;t ..Art denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bewerken, onderzogt en gefchreeven

uferm nbsp;nbsp;nbsp;hccft ? Hct zagt Yzcr CU dat,’c wclk ffen

•A-ier, amp;e. nbsp;nbsp;nbsp;tot


-ocr page 365-

VASTE LiGHAAMEN SMELTEN. lt;J29

tot Staal gemaakt heeft, wordt niet meer xiv.les. vloeibaar genoeg, om gegooten te kunnen ^nbsp;worden; maar het is egter van dien aart, datnbsp;het nog gefchikt is om een halve fmelting tenbsp;kunnen ondergaan, dat is, om week te worden; en neemt in dien ftaat en door verdernbsp;opmaaken onder de handen van den Slot-maaker. Grof- en Fynfmit, Meflèmaaker,nbsp;Zwaardveeger, Roermaaker, Hoeffmit, ennbsp;andere dergelyke Handwerkslieden, oniel-^nbsp;baare verfcheiden Vormen aan, waardoornbsp;onze Gebouwen, onze Rytuigen, hegt ennbsp;ftevig, Iveilig, aangenaam en gemakkclyknbsp;gemaakt worden. Zy verfchaffen ons Wapenen tot onze verdediging en tot ons vermaak, en geeven ons allerhande Werktuigennbsp;en Gereedfchappen aan dc hand, tot beoefFe-ning van Konften en Ambagten noodig.

Goud en Zilver.

De Zilverfmit, de Juwelier, de Bereider van koftbaare Stoffen, Dienaars van de overdaad en van de Mode, werpen dikwils hetnbsp;voorheen reeds afgewerkte Goud en Zilvernbsp;weer op nieuws in den Smeltkroes, om hetnbsp;piaakzel en beloop van hun Goud en Zilver-Vnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;werk

-ocr page 366-

’t Vuur doet

xiv.YÉ?. werk te veranderen, cm aan Doosjes, Ko-DtbL ks'quot;'js® 3 dergelyk Gereedfehap een nieuwe Vorm te geeven, om de fatioenen en verfier-fels van het voorgaande Jaar met nogfraaijernbsp;ot konftiger te verwilTelcn. Zonder die ge-makkelykheid van firielten en herfmelten zounbsp;de fraaak der nieuwigheid, daar men doorgaans zooveel mee op heeft,merkelykminder raad weeten om zig te voldoen en lee-vendig te houden ; en vlyt en fchranderheidnbsp;van 7UO vcele middelen en gelegenheden nietnbsp;voorzien zyn, om zig te oefFenen en te vol-maaken.

Koper. Tot welk een eindeloos getal van Gebruiken wordt niet het Koper, inzonderheid het geen men door vermenging met Kalarayn-fteen geel gemaakt heeft , gebezigd ? Naau-welyks is ’er thans eenig Huisraad, dat ’ernbsp;niet een gedeelte van zyn beraad van ontleent. Het Verguldzel, dat het zoo gemak-kelyk vat, en dat het zoo fchoon doet af-fteeken , heeft niet weinig toegebragt omnbsp;dat Metaal in zoo algemeen een gebruik tenbsp;brengen. Maar ’t geen ten allen tyde die

fmelc-

-ocr page 367-

VASTE Lighaamék smelten.

fmeltbaarheid van ’t Koper inzonderheid xiv.les. dierbaar gemaakt, en zoo hoog heeft doen ^nbsp;fchatten, is, dat men dit Metaal boven allenbsp;anderen heeft kunnen en moeten kiezen,nbsp;om ’er die Gedenkftukken van te vormen,nbsp;die de merkwaardige gebeurteniffen, de Af-beeldzels van doorlugtige Mannen, de Mees-terftukken van groote Konftenaars vereeuwigen en onder’t oog brengen der laateNa-komelingfchap. By Vorften en andere voor-naame Liefhebbers vindt men nog hedennbsp;een aanzienlyken voorraad van Afbeeldingennbsp;in halfverheven Werk, van Penningen, vannbsp;Beelden en BeeltenilTen in rood Koper,daarnbsp;de Geleerden nieuwe Kundigheden uit haaien ; de Konftenaars hunnen fmaak by vormen of verbeteren. Alle die dierbaare over-blyfzels der Oudheid waren gewiflelyk ver-looren gegaan, indien het Metaal, daar zynbsp;van gemaakt waren, zoo duur en koftbaarnbsp;geweeft was als het Goud en Zilver, zoonbsp;ligt aan Roeft onderhevig als het Yzer, zoonbsp;week cn teder als het Lood en Tin. Doornbsp;jaaren en langheid van tyd, en derzelver on-V 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ver-

-ocr page 368-

€^2

’t Vuur doet

XIV.LES. vermydelyke toevallen gefleeten en te niet nEEL g£‘'^^kt, of door de begeerlykheid derMen-fchen weggeroofd en verfmolten , zoudennbsp;ze nimmer ongetwylïeld onze dagen bereiktnbsp;hebben.

Tin.

Het Tin, eerft in zyn vorm gc^ooten, en daar na met den Hamer plat en glad gefla-gen of afgedraaid, levert ons een zoorc vannbsp;Vaatwerk uit, dat op verre na zoo veel nietnbsp;koft als het Zilveren, en geen gevaar vannbsp;breeken loopt, gelyk Porfelein en gebakkennbsp;Aardewerk. Om deeze twee redenen is hetnbsp;Zoo ongemeen wel gefchikt, dat ’cr onmo-gelyk een gevoeglyker toe gevonden zoünbsp;kunnen worden, voor de Keukens van groo*nbsp;te Huizen, die een talryken ftoet van Bedienden houden, in Gaft- en Weeshuizen,nbsp;Kloofters, en in ’t algemeen overal, daarnbsp;een vry groote menigte van Menfchen aannbsp;tafel gaat, en men op pragt en koftb.aarbeidnbsp;in ’t aandiffen van de Tafel niet te zie*'nbsp;heeft.

Kik.

Het gefmolten Tin hegt zig, door tus-

fchenkomft yan eenige Bereiding geholpen»

vall

-ocr page 369-

VASTE LigHAAMEN SMELTEN. 633

yaft op hetYzer; en uit die onderlinge ver- xiv le?. bintenis en aaneenkleeving dier twee Metaa- 3. af-Jen Jlelt men die dunne Bladen toe, v/elkennbsp;wy den naam van Blik geeven, en daar mennbsp;2.00 veel aartige Werkftukken en Huisge-reedfchappen van maakt,en voor zoo weinignbsp;Geld. Vertind Yzer roeft niet ligt, en daarom bedient’er zig ook deSpoormaaker van,nbsp;om ’er het Mondftuk van zyn Paardetoomennbsp;meê blank te maaken 3 en op verfcheidennbsp;Plaatzen is men ook gewoon, om al het Yzer-werk aan de Deuren en de Venfters der Vertrekken te vertinnen.

Zonder dergelyk een bekleedzel van ge- vertind fraolten Tin, daar men de Ketels, Braad-pannen, Stooffchotels en ander Keukenge-reedfchap, van rood Koper gemaakt, vannbsp;binnen meê vertint, zou men onophoudelyknbsp;gevaar loopen om door het Spaant Groen, ’t vcrt -de Crhnbsp;welk de Roeft is van dit Metaal, vergevennbsp;te worden. In weerwil zelfs van de alge-meene gewoonte, om het Keukengereedfehapnbsp;te vertinnen, gebeuren ’er egter nog maar alnbsp;te dikwils toevallen , door de agteloosheid

van


-ocr page 370-

’t Vuur doet

XIV. LES. 3. A F-

UEK L.

van de Dienftbooden, die het gevaar en de fchadelyke uitv/crkzels van een verfleeten ofnbsp;kwalyk opgelegd Vertinfel niet kennen, ennbsp;die het Spaans Groen aanleiding geeven omnbsp;zig gereeder te openbaaren,door zoute Stoffen en zuure Vogtcn en Sauffen in dergelyknbsp;Vaatwerk te laaten ftaan.

Lood.

Tot hoe veelerhande Gebruiken doet men niet het Lood fmelten ? Tot Bladen gegoo-ten, is het zeer bekwaam gefchikt om'ernbsp;de Daken en Platten der Gebouwen mee tenbsp;dekken , om 'er Gooten en Pypen van tenbsp;maaken, om 'er Bakken en Kommen vannbsp;binnen meê te bekleeden, of alles, met éénnbsp;woord, dat Water vangen,bewaaren en leiden moet. Heet en terwyl ’t nog vloeibaarnbsp;is gebruikt, dient het om yzeren Staaven,nbsp;Ankers en allerhande ander zoort van Yzer-werk, dat een hegt en ftevig verband moetnbsp;geeven, of vaft en onbeweeglyk ftaan bly-ven, in Steen te zetten en 'er aan te verbinden. Gefmolten en tot ronde Bolletjes ge-gooten, is het beter dan eenige andere Stof-fc gefchikt om de fnelheid, die het krygt

van


-ocr page 371-

VASTE LiOHAAMEM SMELTEN,

XIV. LES.

AV-U K. E1..

van ’t Buskruid, wanneer gefchooten wordt uit cenig Schietgeweer, lang te behouden.nbsp;By dat voordeel, ’c welk aan hetxelvc uitnbsp;oirxaak vanzyn zwaarte eigen is, heeft hetnbsp;ook nog dit, dat het niet zeer koftbaar valt jnbsp;waar door een grooter getal van Menfchennbsp;gelegenheid krygt om ’c vermaak tc neemennbsp;van de Jagt, en ’er hun voordeel meê tenbsp;doen.

Ieder Metaal heeft ce:i ver-fcheiilennbsp;Oraad vannbsp;Warmtenbsp;oin doornbsp;te fmel-ten.

Gelyk ’er grooter Warmte vereifcht wordt om het Wafch, dan om Boter of Kaars-fmeer, te doen fmelten, zoo w'orden ook denbsp;Metaalen niet vloeibaar, dan ieder door zynnbsp;byzonderen Graad van Hitte j die met zynnbsp;¦ aart overeenkomt. Het Yzer laat zig ’t be-Zwaarlykft van allen fmelten. Het Kopernbsp;fmclt met minder Vuur; maar moet ’er eg-ter meer toe hebben, dan het Goud of hetnbsp;Zilver. Het Lood wykt voor een Graad vannbsp;Hitte, die nog merkelyk zwakker is, en hetnbsp;Tin, dat zig nog veel ligter fmelten laat,nbsp;kan zelfs dien trap van Warmte niet ver-draagen , dien men vette Stoffen kan doennbsp;aanneemen, Dit is ook de reden dat Schotels,


-ocr page 372-

6'^6

’t Vuur. dost

XIV. LES. s. Aide ï L.

tels, Kommetjes en ander dergelyk Keu-kengereedfehap, van dat Metaal gemaakt, of ’er meê vertind, eerlang bederft, of afloopt en fmelt onder de handen van eennbsp;Keukenmeid, die het wil doen dienen, omnbsp;’er Boter, Spek, Vet en andere Stoffen vannbsp;dien aart in op te braaden.

Gemengd cn baft-id.nbsp;Metaalnbsp;fmelt eernbsp;d.in zuiger.

^rfenic

Het Vuur doet de vermengde Metaalen eerder ünelten dan de eenvoudige en zuivere , daar ze uit verbafterd en zamengefteldnbsp;zyn. Het Geldftukje, by voorbeeld, vannbsp;onze Proefneeming, zou fmelten in een Graadnbsp;van Hitte, die noch het Zilver, noch betnbsp;Koper, uit welke beide het beftaat, iedetnbsp;afzonderlyk vloeibaar maaken zou. Dit eg-ter heeft men niet als een algetheenen Regelnbsp;zonder uitzondering op te vatten. Dat blanknbsp;zoort van Metaal, daar men de Spiegels vannbsp;maakt voor de Teleskoopeit, en die , daafnbsp;men de verfcheiden Proefneemingen meê doetnbsp;van de Spiegelkunde, en’t welk een Zamen-ffelzel is van rood Koper, van Tin en vai*nbsp;Rottekruidof Spiesglaszoo ligt niet al^nbsp;zuiver Tin. Het zelfde kan men ook van ’*•

ge:

-ocr page 373-

Vaste Lighaamen smelten. 637 gemengd en vcrbafterd Metaal van Klokjes xiv.LESi

3. Ar-

D F. £ L.

en Sphelletjes zeggen; en’t Metaal, daar het Gefchut en de Klokken van gegooten tvor-den weerftaat een Graad van Hitte, die nietnbsp;Zeer ver verfchilt van dien, welke ’er ver-eifcht wordt om het Koper vloeibaar te maa-ken, en ongemeen veel fterker is, dan dienbsp;het Tin fmelten doet. Waarfchynlyk hangtnbsp;dit onderfcheid af van de verfchillende evenredigheid en de maate der Metaalen,diemennbsp;tot het zamenftellen dier Mengzels gebruikt jnbsp;en de Graad van derzclver fmeltbaarheidnbsp;komt het naait aan dien van het Metaal,datnbsp;het meerder deel van dat Meiigxel uitmaakt.

greep van Hardfol*nbsp;deeren»

In ’t ophelderen van de Uitwerkzels der Voorgaande Proefneeming heb ik aangemerkt Hand-dat het ftuk Geld zyn fchiclyke fmelting ver-fchuldigd was aan het branden van 't Salpe^nbsp;ter en van de Zwavel, daar het in gedompeld ^ en van alle kanten mee omringd lag.nbsp;t)it Verfchynzel, wel begreepen, kan onsnbsp;dienen om reden te geeven van een Handgreep, die zeer gemeen is in alle Konften,

Waar in men gebruik maakt van Hardfol-

deer«

-ocr page 374-

^53

’t Vuur doet

5. Aï* D££L

XIV.LES. deerfels. Dewyl de voornaame zaak, daar ’r op aankomt, inzonderheid is, te beletten,nbsp;dat de ftukken, die men aan malkander fol-deercn wil, door den Graad van Hitte, diennbsp;ze ondergaan moeten, niet aan ’t fmekennbsp;raaken , bedienen zig de Werklieden vannbsp;tweeërlei zoort van middelen, om datToe-val voor te komen. i. Zy ftellen hun Sol-deerfels zamen uit zulke Mctaalen , en innbsp;zulk een evenredigheid v.an Maat ondereennbsp;gemengd, dat ze vloeibaar kunnen wordennbsp;door een trap van Hitte, die minder fterk isnbsp;dan die, welke’er vereifchtzou worden omnbsp;de zuivere Metaalen , die ze aan één fol-deeren willen, te doen fmelcen. 2. Zy mengen de blaadjes of korreltjes van hun Sol-deerfel met de eene of andere Zoutagtigenbsp;StofFe, die, als ze fmelt, het fmelten van’cnbsp;Soldeerfel bevordert, en fchielykcr de ovef'nbsp;hand doet neemen. Doorgaans is het fynnbsp;geftooten Borax, welke men ’er toe gebruikt.nbsp;Met behulp van deeze twee Voorzorgennbsp;worden de beide oppervlakten, die men aannbsp;één hegten wil, alleen maar warm gemaakt,

en

-ocr page 375-

VLOSIBAARE LiGHAAMüN IvOOKEN. (J39

en d(jor die Warmte uitgezet, zoo veel als xiv,les. noodig is, om door het gefinoken Mengzel,nbsp;dat tuffchen haar ingeplaatft en daar vloeibaar is,overal gedekt en ligtjes doortrokkennbsp;te kunnen worden.

V. P R o E F N E E M I N G.

Toefiel.

PL. 4.

Aan den Arm van een Schraagje, dat op de wyze van een Galgje gemaakt is, gelyknbsp;het in Figuur 17 ftaac afgebeeld, hangt mennbsp;met twee Draadjes van Bindgaaren een langwerpig ronde Fles van zeer dun en heldernbsp;Glas, daar men omtrent een h^lt Pint zuiver fchoon Water in doet. Men dompeltnbsp;’er daar na een klein Fiooltje in, van nietnbsp;minder dun Glas 3 en , op dat hetzelve dennbsp;bodem van de Fles niet raaken zou, rygtnbsp;men aan den Hals van ’t Fiooltje, met ’ernbsp;eenigzins kragt op te doen om het vaft tenbsp;doen zitten en klemmen, een rond Schyfjenbsp;Kurk ,dat men vervolgens op den Mond vannbsp;de Fles laat ruften; zoo dat de Bol van ’cnbsp;ly. DE KL,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Xnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Fiool-


-ocr page 376-

640 ’t Vuur doet vloeibaare

XIV.LES. Fiooltje rondom in ’c Water hangt, en aao dkel'.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zyden met omtrent één Duim Water

omringd is.

Op één Voet afftands zet men onder de Fles een Komfoor met gloeiende Kooien,nbsp;die volkomen doorgeglommen zyn, en geennbsp;de minfte vlam maaken. De Stander yan denbsp;Schraag, die uit twee ftukken beftaat, vannbsp;welken het een in ’t ander fchuift en ryzennbsp;kan of daalen ioo veel men wil, geeft eennbsp;gemakkelyk middel aan de hand om de Flesnbsp;neer te laaten zakken naar het Vuur, en dezelve ’er allenskens nader by te brengen, naarnbsp;maate dat ze warm begint te worden.

Na dien Toeftel dus vervaardigd te hebben, plaatft men ’er zig voor op zulk een wyze, dat men de Fles tuflehen het Ligt ennbsp;het Oog heeft, en dus, door dezelve tegennbsp;’t Ligt aanziende, wordt men ’er deeze volgende Verfchynzels in gewaar.

' nbsp;nbsp;nbsp;Gevolgen.

Veifchyn- i. Als het Water j y of 40 Graaden Warm-koekend nbsp;nbsp;nbsp;aangenomen, wordt de binnenftc

Water, nbsp;nbsp;nbsp;op;

-ocr page 377-

^41

Liohaamen kooken.

Oppervlakte van de Fles, inzonderheid die xiv.les. van haar Bodem, en de büicenfte oppervlak- ^nbsp;te van hetFioolrje bedekt met een zeergroo-te menigte van kleine Blaasjes, die Lugtbel-letjes fchyncn te zyn. Die Blaasjes wordennbsp;allenskens grooter van omtrek , naar maatenbsp;dat het Water warmer wordt,en als zy ein-delyk tot een zekere grootte gezwollen ennbsp;uitgezet zyn, maaken ze zig los, en dry vennbsp;Om hoog naar de oppervlakte van ’t Water.

2. Op de 60 of 70 Graaden Warmte ziet men uit den Bodem van de Fles een Tcleinenbsp;Damp als opryzen, die ongemeen fyn is, ennbsp;dien men bezwaarlyk,en niet dan met groo-te oplettendheid toe te kyken, en het Ligtnbsp;een weinig fchuins te neemen , zien kan.

Die Damp gelykt volkomen naar dien, welken men rondom de Kachels gewaar wordt: cn na dat hy den Bodem van de Fles, daarnbsp;ky uit fcheen op te ryzen, verlaaten heeft,

Üet men hem zig verdeden, zig gints en herwaarts uitftrekken, en door het ganfchcnbsp;Water zig verfpreiden , dat ’er zyn voorigenbsp;X 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hel-


-ocr page 378-

Cifi ’t Vuur doet vloeibaare

xiv.LEs. cicrheid door verlicfl; en als een v/einig on-« eVi.’. nbsp;nbsp;nbsp;word:.

3. nbsp;nbsp;nbsp;Als de Hitte van ’t Water gereeien isnbsp;tot de 80 Graadcn of daaromtrent, is het gaOquot;nbsp;fche Water vervuld me: kleine byna ou'iigt'nbsp;baare Belletjes, die dcszelfs doorfchynend-heid belemmeren , en met groote vlugheidnbsp;van den Bodem van de Fles in een regte Lyunbsp;opwaarts klimmen naar de oppervlakte vaUnbsp;’t Water.

4. nbsp;nbsp;nbsp;Wanneer het Vuur tot op een Duim nanbsp;onder tegen de Fles gebragt is, fchynt denbsp;Bodem van de Fles als van één te fplyten cnnbsp;zig te openen met verfcheiden kleine gaatjes,nbsp;die men egter met het oog niet ontlerfchei-den kan 3 maar waar uit men zig verbeeldtnbsp;een xoort van doorfchynende Stoffe te ziennbsp;voortkomen^ die zig in verfcheiden fpron-geil als Straalen verdeelt, en, op de zelfdenbsp;wyze gelyk de Vlam , met een ongemcerienbsp;fnelheid voortfehiet. Het Water geeft zignbsp;dan van alle kanten op, en men ziet ’ernbsp;groote doorfchynbaare Bellen in geboren

vvor*

-ocr page 379-

^43

Lighaamen KOOKEK;

^’orden , die aan de oppervlakte van één l^erften.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;deejl.

5. Niets dergelyks wordt men ondertus-fchen in’t Water van’tFiooltje gewaar. Het-ï^clve neemt niet dan allenskens en zeer lang-taam een Graad van Warmte aan, die al-tyd een weinig minder is, dan die van koekend Water; en het kookt zelf nooit, fchoon het Water, dat ’er van alle kanten rondomnbsp;is, meer dan een Uur agtereen aan de kooknbsp;blyfe.

VI. Proefneeming.

Toeflel.

Ik neem een Tèema.wrer-Glas, wiens Bol orntrent een Duim Middellyns heeft, ennbsp;¦Vviens Buis een Voet lang is. Twee derdennbsp;Van de Bol vul ik met Kwikzilver, en bindnbsp;Otn den Mond van de Buis, dien ik opennbsp;iaat, de helft van de Lugtbiass van een Kar-P=r, op die wyze, gelyk in Fig. lü te ziennbsp;is. Vervolgens dompel ik den Bol van het ihg. is.nbsp;Werktuig in een Zandbad, dat ik aücns-X 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kens

-ocr page 380-

$44 Vuur doet vloeibaare

XIV,LES. kcns warm maak, tot dat het zoo heet ge-

uEsI' worden is, dat het dunne Schyfjes Lood, die ik ’er van tyd tot tyd infteek , kan doennbsp;fmeltcn. Daar na neem ik het Glas uit hetnbsp;Zand, en houde het boven gloeiende Kooien , zoo naby, dat het’er llegts een halvcnnbsp;Duim boven is. En na dat men ’t een weinig tyds op die wyze heet gemaakt heeft,nbsp;en het verder over het zelfde Vuur blyfcnbsp;houden, zal men ’er de volgende Verfchyn-zels in gewaar worden.

JJit’werhzeU,

V«i fchyn-zcls v.in tookcndnbsp;Kwikzilver.

1. nbsp;nbsp;nbsp;Aan zommige oorden van den Bodemnbsp;van den glazen Bol, en juift net op dienbsp;plaatzen,die meeft voor’t Vuur bloot liaan,nbsp;ziet men het Kwikzilver zig opgeeven,cvennbsp;als of het door onophoudelyke en telkensnbsp;herhaalde fprongen en fpuitingen van eennbsp;zekere doorfchynbaare StolFe, die geen kleurnbsp;heeft, Yoortgellooten wierd: en zoo langnbsp;als dit Uitwerkzel duurt, kookt al het Kwik'nbsp;zilver, dat in den Bol is.

2. nbsp;nbsp;nbsp;De kleine Karperblaas, die om deu

Mond

-ocr page 381-

lt;Ï45

Lïohaamsn kooken:

Mond van de Buis gebonden is, fchync een xiv.les. weinig gcLWollen en uitgelee te zyn, dennbsp;ganfehen tyd, dat het Kwikzilver dus kookt.

Maar 3. zy flenkt weder, en keert genoegzaam weer toe haar voorigen ftand, na dat alles koud geworden is.

Ophelderingen.

Het koeken van de Vogten, en inzon- ’t derheid van ’t Water, dat men heet maakt -^vaTdr'*^nbsp;over ’c Vuur, is een van die Vcrfchynzels, itooken»nbsp;die men zoo menigvuldig en dagelyks gewoon is te zien, dat men al een weinig Vhi-lojophifch van aart moet zyn om te durvennbsp;hopen, dat men ’t der moeite waardig zalnbsp;agten, om ’er op te blyven ftil Haan. Denbsp;grootftc Hoop der Menfchcn vraagt alleennbsp;maar naar de reden van zulke Vcrfchynzels,nbsp;die hem zeldzaam cn ongemeen voorkomen 3nbsp;maar niets is ’er, zeker, dat minder ongemeen en zeldzaam is, dan het kooken van ’cnbsp;Water. Zelfs is ’er niemand , of hy kentnbsp;’er de oirzaak van: ieder weet, dat het hetnbsp;Vuur is, ’t welk het Water kooken doet.

X 4 nbsp;nbsp;nbsp;Maar

-ocr page 382-

lt;)4lt;) ’T VtmR. DOET VLOSïBAARE

3. AF-liEKL»

Igt;

XIV, LES. Maar hec heeft egter al wat zwaarigheids fti om te kunnen zeggen, op welk eene wyzenbsp;het Vuur dit kooken en opborrclen van ’tnbsp;Water veroirzaakt, terwyl tuffehen hennbsp;beiden een ander vaft Lighaam is, de gan-fche dikte van een Bodem, wiens Stof doorgaans digter en minder yl is, dan het Vogt,nbsp;dat kooken moet. Zyn het Vuurdeeltjcs,nbsp;die ik onder de gedaante als van kleine Belletjes in ’t midden van 't kookend Vogt gewaar wordt, en ’er die fchudding en bewee-ging in veroirzaakt ? Of is het een ander zoortnbsp;van Vloeiftof, die zig of uit den boezemnbsp;zelf van dat Vogt ontzwagtclt en los maaktgt;nbsp;qf welke dc werking van ’t Vuur door denbsp;wyder geworden openingen van den Bodemnbsp;van buiten naar binnen doet doordringen?nbsp;Deeze Vraagftukken vallen natuurlyker wy-zc op dit onderwerp, en ik zal ’er myn ge-dagten over zeggen volgens het beloop vannbsp;’t geen ons door de twee voorgaande Proef-ncemingen aangeweezen fchynt te worden.

H ViJnr Uvot den

Een brandend Lighaam fchiet naar alle kanten heen Vuurftraalen uit, Het is als het

mid'

-ocr page 383-

647

LiGHAAMEN KOOKfN.

middelpunt van een naar alle z.yden 2,ig uitbreidende kring van werkzaamheid , die min of meer kragt en uitgeftrckcheid heeft,nbsp;naar maate van den aart en van de hoeveelheid der brandende Stofïe. De Bodem,dcr-halvcn, van de langwerpig ronde Fles, innbsp;de vyfde Proefneeming, is, daar zy bovennbsp;de gloeiende Kooien hangt, voor Vuurftraa-len blootgefteld, die door denzelven en doornbsp;’t Water, dat op hem ruft, heendringen;nbsp;Waar uit in beiden een Graad van Warmtenbsp;ontftaat, die zig zeer duiddyk doet gewaarnbsp;worden.

Deeze eerfte werking van ’t Vuur doet de kleine Reepjes en Blaasjes Lugt, die aannbsp;de oppervlakten zoo van de Fles van binnen, als van het Fiooltje van buiten warennbsp;blyven hangen, zig uitzetten en onder eennbsp;Zigtbaaren omtrek vertonnen. Deeze Lugt-bcllen, door de vermeerdering der Warmtenbsp;allenskens in grootte toeneemende, wordennbsp;cindelyk tot zoo hoog een trap ligter dannbsp;het Water, dat zy de kragt, die hen tegennbsp;het Glas gekleefd houdt, overwinnen kun-X 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nen:

XIV. LES. 3. AF-D F, E L.

Bodem en in ’tnbsp;Waternbsp;door;

doet de Liigtblaas-jes zwellen en omnbsp;hooj; klimmen ;


-ocr page 384-

’t Vuur doet vloeibaare

xiv.LES. nen; waar op ze zig dan losmaaken,en otn beI;!'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;klimmen naar de oppervlakte van ’t

Water.

niiakt het Water , alsnbsp;door een

Damp, onklaar;

De ylc openingen van het Glas en die van ’c Water, door een Warmte van öq of 70nbsp;Graaden merkelyk wyder geworden, laatennbsp;Mort van Vuurftraalcn, die veel dikker en grooter vannbsp;omtrek zyn, door. Deeze Vuurftraalcn zynnbsp;’t waarfchynlyk , welken die zoort van Dampnbsp;vormen, dien men uit den Bodem zelf vannbsp;de Fles ziet opryzcn, en dien men miflehiennbsp;minder door hem zelven of door zyn fcha-duw gewaar wordt, dan wel door de eenenbsp;of de andere verfchikking, die hy aan dennbsp;loop der Ligtftraalcn veroirzaakt in eenenbsp;Middelftoffe, welke hy, door’er zyn vreemde Stofte tuflehen te mengen, ongelykflag-tig, en bygevolg min doorfchynbaar maakt.nbsp;Het is byna het zelfde Verfchynzel, als ’cnbsp;geen men ziet, wanneer mende allerhclder-fte Wyngeeft mengt onder Water, dat volkomen klaar en zuiver is. De Wyngeeft vertoont ’er zig eenige ©ogenblikken agtereen innbsp;als een zoort van Damp ,in Draaden en Strec-

pen

-ocr page 385-

lt;549

Lighaamen kooken:

pen verdeeld, en maakt het Water een wei* xiv.les. „ig onklaar.

Wanneer een fterker of langer aannouden-de Hitte de openingen van het Glas en van het met het Water nog meer en op een algemeenernbsp;cn volkomener wyxe verwyderd heeft,is het letjes,nbsp;natuurlyk te denken, dat het Vuur in veelnbsp;grootcr menigte te gelyk en met veel dikkernbsp;Straalen door den Bodem van de Fles, wiensnbsp;doorgangen nn merkclyk ruimer gewordennbsp;zyn, alt door een Zeef, om zoo te fpree-ken, heen dringende, in ftaat zal zyn omnbsp;het Water voor zig weg te ftooten, cn zelfnbsp;een tamelyk Vak midden in’t zelve met zynnbsp;eigen Stof te beQaan. DitVak, met een zeernbsp;vlocibaare Stoffe, die geen kleur heeft cnnbsp;veel ligrer is dan het Water, gevuld, moetnbsp;al het uiterlyk zweemfel hebben van eennbsp;Lugtbel, en de zelfde uitwcrkzels doen zien.

Ik wil zeggen, dat zo ’er uit den Bodem va» de Fles een groote menigte van dergelykcnbsp;Belletjes, zoo byzonder klein, dat ze ge-,nbsp;noegzaam niet zigtbaar zyn, voortkomt,nbsp;hun ligtheid in vergelyking van ’t Water,

door

-ocr page 386-

XIV. lES. 3. Aï.nbsp;DE Ei.

die het jnin door-fchynhaar

nia.ihen

en groo-ter van omtreknbsp;doen worden ennbsp;opborrc-len.

’t Vuur. doet vloeibaare’

door den aandrang der Vuurflraalen, daar zy een gedeelte van uitmaaken, geholpen,nbsp;hen zeer vlug opwaarts zal doen klimmennbsp;door het Water heen, dat zy min doorfchyn-batr maaken, en een weinig in grootte vannbsp;oratrek doen toeneemen.

De doorfchynbaarheid van bet Water vermindert , om dat die kleine Belletjes, ongemeen fyn cn yl van Stof, v.amen met het Water een zoort van gemengde Middelftofnbsp;uitmaaken, die op verre na overal niet vannbsp;de zelfde en eenpaarigc digtheid, maar opnbsp;de eenc plaats merkelyk yler is dan op de andere. ' In Lighaamen van dien aart, gelyknbsp;wy in ’t vervolg onzer LefTen nader zullennbsp;doen zien, fchict het Ligt zoo gemakkelyknbsp;nog op zoo volkomen wyze niet door, alsnbsp;wanneer het door doorfchynende Lighaamen, wier deelen alle gelyküagtig en van denbsp;zelfde natuur zyn, heeft heen te dringen.

Dat de omtrek van het Water een weinig in grootte roeneemt, fpruit voort uit eennbsp;zoort van opligting , die ’er in veroirzaaktnbsp;wordt door die vreemde Belletjes, welke tot

nog

-ocr page 387-

Lighaamen kooken.

XI'/.LES. 3. Aï-ua EL.

nog toe klein genoeg 7,yn, om z.ig een weg en doorgang in het Water te baanen, en ’crnbsp;getnakkelyk doorheen te fchieten, maar eg-ter te grof om in de tuüchenruiiuten en ope-quot;nbsp;Dingen der Waterdeeltjes, die men daarenboven ook veronderfteilen moet reeds metnbsp;dergelyke StofFe vervuld te zyn, hun ver-blyf te neemen, Indien die vreemde Stofnbsp;Belletjes nog fchielyker op malkander beginnen te volgen , onophoudelyke fprongennbsp;cn fpuitingen te maaken, en door zommigenbsp;openingen van ’t Glas met dikker Straalennbsp;door te fchieten, gelyk men ook met ’er daadnbsp;gebeuren ziet, zoo dra de Hitte tot etn daarnbsp;toe bcboorlyken Graad geklommen is j be-gryptmen ligtelyk,dat deeze opligtingen ennbsp;om boog heffingen van ’t Vogt menigvuldi-ger moeten zyn en grooter, en dat deszelfsnbsp;doorfchynbaarheid in zul ken geval niet dannbsp;zeer gebrekkelyk wezen kan. Dit is dan ook, inbsp;gelyk we by ondervinding zien, waarlyk denbsp;toeftand, daar het Water zig in bevindt,nbsp;lt;lat men doet kooken.

Dievreem-

Stof is S^nbuït,

. Ik heb ftraks gez.egd, dat die doorfchy-

-ocr page 388-

6^2 ’T VüUR doet VLOEIBAARÊ

. xiv.LES. nende Vakken van fyne ongekleurde Stofïe,'

B e el' nbsp;nbsp;nbsp;verfpreiden, endes-

zelfs opligting of kooking veroirzaaken, al het uiterlyk zweemfel hadden van Lugtbel-letjes: doch ik zal'er hier by voegen, datnbsp;zy 't egter inderdaad niet zyn, noch zynnbsp;kunnen. Een Vogt, dat men op het Vuurnbsp;laat blyveii, kookt tot den laatften druppelnbsp;toe, tot dat het te eenemaal in Damp yer-vloogen en verkookt is. Zal men wel metnbsp;eenige waarfchynlykheid verondcrftellen kunnen , dat dat Vogt Lugts genoeg in zig bevat , om al die Bobbels te kunnen doen geboren worden, die men onophoudelyk,zoonbsp;lang als het kookt, 'er in ziet opzwellen cnnbsp;zig om hoog heffen ?

De Bin- Te vergeefs zal men willen bewceren, dat nenluct ggjj ^.eer kleine voorraad van Lugt, onee-

rantVogt nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, ttnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;d

kan al die meen fterk door de Hitte uitgezet, genoeg-Bobbeis zaam in ftaat kan zyn, om die uitwerking ïweüen. te doen. De ondervinding leert ons dat dienbsp;Vloeiftof zig, onder de drukking van dennbsp;Dampkring , door de Hitte van kookendnbsp;W»ter niet meer dan flegts een derde gedeelte

-ocr page 389-

(?J5

Liomaamen kooken.

xiv.Lrs.

J. Aï-D E £ L.

te van zyn omtrek uitzet. Indien het mo-gelyk was, dat men de Bobbels, die op de oppervlakte van een Pint Water, dat mennbsp;tor droog wördens toe kooken laat, opryzennbsp;en losberften, meetcn kon, en dat men zenbsp;allen by een rekende, om den ganfchen omtrek, dien z.e met malkander wel zouden uit-maakcn, te weeten, zou men zonder moeite , na dat men dan zelfs een derde van dienbsp;fom had afgetrokken, kunnen begrypen,datnbsp;het overfchot een merkelyk grooter ruimtenbsp;TOU uitleveren , dan de Lugt beflaat, dienbsp;men billyker wyze vcronderftellen kan, datnbsp;in ’t Water huisveft (*).

De Elaa* boven denbsp;kookendenbsp;Kwik Ipantnbsp;zig niet.

De voorgaande Zesde Proefneeming\ die ons getoond heeft, dat zelfs de allerzwaar-fte Vogten ook tot kooking kunnen gebragtnbsp;worden, heeft ons tefFcns ook doen zien, dat

dat

(•) bit de Iioefneetningin tan den Heer Halis hlykt, dat de Lugt, die het Water in zig bevat,nbsp;natuwlyks het vierenvyftigfte gedeelte van den omtrek haaien kan; Grtii‘nil‘ WeegkitHie , blad. 14S j et}nbsp;•it de myne feneen het iny toe, dat men ze zounbsp;mogen rekenen op van den omtrek. Mmtir. itt

-ocr page 390-

654 ’t Vuur doet vloeibaars

3. Af-DEEJ,,

xiv.LES, dat geen, ’t welk die kooking en opborre-ling in hun veroirzaakt, geen Lugt is, dis zig uit hun binnenfte ontzwagtelt en los*nbsp;maakt. Behalv.n dat men die doorfchyn'nbsp;baare Vakken en Bobbels van den Bodem afnbsp;van de FltS,, daar men ze een begin xiecnbsp;neemen en geboren worden, tot aan dc oppervlakte toe van ’t Vogt,daar ze berften ennbsp;verdwynen, op het oog volgen kan; blykcnbsp;het ontwyffelbaar, dat zy onmogelyk gevormd kunnen worden door eenige Vloei-ftof, die, gelyk de Lugt, een Blaas kannbsp;vullen en doen opzwellen. 'Want die Kar-perblaas, die om den Mond van de Buis gebonden was, vertoont zig na de werking, ennbsp;als alles weer koud 'wordt, in ’t geheel-niecnbsp;gezwollen ; en zelfs heeft ze ook op diennbsp;tyd, als men het Werktuig heet maakt ennbsp;de Kwik kooken doet, geen meer zwelling?nbsp;dan ze noodwendig moet krygen door het'nbsp;uitzetten van die weinige Lugt, die zig boven het Kwikzilver in Bol en Buis onthoudt.

SenVecr-

kragtige

fyne

DeHeer Musschenbroeicheeft dezwa^* jigheid, of dc oamogelykheid liever om het

kOO’!


-ocr page 391-

LigHaamen kookeiï. ^55

^ooken der Vogtcn door de uitzetting der l^innenlugt, die ze in 7.ig bevatten, te ver-^^laaren, zoo wel gezien, dat hy gevoegly-^ter geoordeeld heeft, dit uitwerkzel toe tenbsp;fchryven aan een Elafiieke of Veerkragtigenbsp;^loeiftof, die door den Dampkring der Aar-¦de overal verfpreid is, en uit .denzelven innbsp;slle andere Lighaamen doordringt, maar dienbsp;ondcrfcheiden moet worden van de groverenbsp;¦^ugt, en van een anderen aart is, hoewelnbsp;’er in vcrfcheiden opzigten ,. zegt hy,nbsp;eenigzins naar gelykt. Ik betwifl: zekarlyknbsp;het Beftaan van dergelyk een Vloeiftof niet,nbsp;die ons op zoo veele verfchillende wyzennbsp;blyken toont dat ze ’er is, en die ik zelfnbsp;yoorheen erkend heb onder den naam vannbsp;fy^e Lugt; maar indien ’er, behalven de ei-StofFe des Vuurs zelve, die men duide-genoeg door de opcningcn van den Bodem der Fles ziet heenfchieten. nog iets an-^nbsp;ders vereifcht wordt om een Vogt te doennbsp;^ooken ^ kan ik egter bezwaarlyk die oneindige menigte van Bobbels, die ik allen, dcnbsp;®en voor, de ander na, uit een zelfde puntnbsp;IV. Deel,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;der

XIV.LES. 3 . A F-D F. FL.

V^Iociftof is de oir-zaak dernbsp;kookingnbsp;niet.

Mus-

SCIIKNR.

NatHurkf

blade.

n. Deel. 2. Stukinbsp;bladz,nbsp;790.

-ocr page 392-

656 ’t Vuur doet vloeisaare

XIV. LES. der oppervlakte van den liodecn zie voort-Dütr komen,en die altoos op zulke plaatzen hun' nen aanvang neemen,die meelt voor’cVuurnbsp;zyn blootgelleld, tocfchryven aan gedeekeJtnbsp;van die Veerkragtige Vloeiftof, welke mei^nbsp;veronderftelt dat overal door het ganfcbcnbsp;Water verfpreid is, en llegts naar een M-keren Graad van Warmte wagt, om zig uitnbsp;te zetten (*).

Ik

(*) Dc Heer MüSSCHlNBROrK. zegt wel op de toven anigeliaaldc plaats, J. aas , dat ’er in onr-fquot;nbsp;Varyipknn^ verfehti/ien Vitr*^tt^e VUsiJiajjen z.yn , van

vtrjcf'.ülindt y fc‘oin z.y haar emigzans getyktnj die in hit Water indringen ; en Ichryft aan dezelve gt;nbsp;gclyk de Heer NOi-UtT llraks liier na ook doet, hdtnbsp;Vcrlchynzel toe van’t opwellen der tiobbels inzoa'nbsp;derheid in laaiiw Water in het ïdel. Maar ik vindnbsp;niet, datde Heet MüssCh-'nb'u'ovk tot dieVceragtnbsp;tiga Vloeiltof z.yn tocvlugt neemt, ona het opkoO'nbsp;ken dcr.Vogten over ’t Vuur te verklaaren. Innbsp;gèndcel fchtyft hy het opwellen der Bobbels aan drnbsp;Vimrftof zelve, en dc daar döor veroirsiaaktc DajnP'nbsp;blaasjes, toe. 5. 865.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ Na dat nu veel Vuur in.hê'

„ VVatér ihgedrongen isj VliegYalleS, wat’et nVetr „ bykoint, naai boren: het ligt het Water, en dr*”nbsp;„ zya oppervlakte, op, en maakt dat het als ecB®nbsp;„ onlhiimige Zee vol Golven gelykt. Want heirV*'nbsp;,, ter kan niet meer dan eelt zekere menigtenbsp;„ Vuiirdceltjes in zig bevattenquot;. Of gelyk die He^r

zif

-ocr page 393-

lt;?57

Lighaamen KOOKEN.

Ik zou veel eer gelooven willen, dat in xiv les. koükeiide Vogten de Bodem en die plaatzcn,nbsp;die het Vutu raaken,een grooter Graad vannbsp;Hitte aanneemen, dan het Water, by voor- Waterzclfnbsp;beeld, zoo lang het in den llaat van een Vogtnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in

*s, verdraagen kan; dat daarom de eerfte Damp vei. Laag, die onmiddelyk op die al tc hcete gedeelten legt, in Damp verandert^ en dat versheiden dergelyke Vakken Damp door hetnbsp;Overvloedig Vuur , dat door dien Bodemnbsp;dringt, geweldig uitgezet,het Vogt,dat hen

van

een weinig omftandiger uitdrukt in het onlangs Uitt'ek'ornen Latynfch Werk, 145;. „ Als’er daainbsp;gt;, na het Vuur in grooter overvloed iudiingt ondernbsp;») de gedaante vaii Draaden of Reepjes, als Vlam-gt;gt; metjes, en die uit kleine Bellen of Eohbels be-» ftaan; fchiet het door ’c Water heen, iigt hctzel--'1 ve om hoog , maakt Golven. — Die Bellen ofnbsp;)) Bobbeltjes, die op den Bodem gevoimd worden ,nbsp;» zyn doorfchynende, en beftaan uit Vuur en uitnbsp;» een zoort van Damp, waar in de WatcrdeeltjijSnbsp;» door het aanraaken van het Vuur veranderd wor-

j, den”, _ De Heer Nollet Ichynt hier, der-

kalven,de meening van den Heer MusscHi,;NBaoEit ®iet wel gevat te hebben, ten zy 'er mogelyk denbsp;^’•¦wj/'cAVVcrtaalinE, die hy aankaalt, aanleiding toénbsp;Seeve.

Y 2


-ocr page 394-

653 ’t Vvur. doet VLOEIBAARË \

XIV.LES. van alle kanten omringt, eensklaps om hoog I'ligten, en door hun mindere zwaarte op'nbsp;waartsgedreeven worden naarde oppervlak'nbsp;te, daar zy losberften en verdwynen. Alsnbsp;een Druppel Water op hectYzer valt,isdié)nbsp;binnen het verloop van een zeer korten tyd,nbsp;te eenemaal in Damp vervlcogen; maar, eetnbsp;het nog Damp wordt, maakt het verfchei*nbsp;den kleine Bobbeltjes, die op het oogenbliknbsp;zelf, dat men ze ziet geboren worden, los-berften. Zouden ze op de zelfde wyze ooknbsp;losberften, indien ze van alle kanten door ee»nbsp;Vlociftof, die meer digtheid bezat dan denbsp;Lugtj en by na zoo heet was als zy zei ven,nbsp;beüooten en gedrukt werden ? Ik kan zulksnbsp;, niet denken,maar verbeeld my veel eer,datnbsp;die kleine Nevelwolkjes van Damp voordennbsp;indruk van’t Vuur, dat hun voort.zou ftoo'nbsp;ten, en dat haar zoo op deed zwellen, v/f'nbsp;kende, dieper in het Vogt, dat haar bedekte, zouden indringen, dat zy hetzelvedui-fter en min doorfcjiynbaar zouden maaken,nbsp;i cn dat zy, als merkelyk Hgter, zig fchielyknbsp;naar de oppervlakte zouden begeeven, o®

daar

-ocr page 395-

Lighaamen kooken. ^59

XIV. LES. 3. Ar-0££ L.

'laar te vervliegen. Nu kan zeer gevoeg-lykj dunkt my,de Bodem,of al die gedeel-die meeft voor ’t Vuur bloot liaan, by l'et heet Yzer, daar ik van fpreek, verge-l^eken worden: en de Laag van Vogt, dienbsp;van oogenblik tot oogenblik oumiddelyknbsp;®an raakt, kan het zelfde Lot ondergaan alsnbsp;'Ic Druppel Water, die in Damp vervliegt.

’t Walter in 't Fiool-tje kooktnbsp;niet.

Dat men het Water van het Fiooltje, ’t '*'elk in de langwerpig ronde Fles van denbsp;^yfde Proefneeming hangt, niet ziet koo-l'en, komt waarfchynlyk daar van daan, datnbsp;de Vuurftraalen met door het Water, datnbsp;l^ilTchen den Bodem van de Fles en hetnbsp;l^iooltje is, heen tamp; fchieten, verdeeld en,nbsp;zoo te fpreèken, verftompt geworden,nbsp;'1'^or het G las van dit laatfte alken maar zagt-doortrekken, en de kragt niet hebben omnbsp;Water, dat ’er in is, op te ligten en tenbsp;kooken. Voeg hier by, dat dit Fiool-'i®j’t welk van alle kanten in’t Water hangt,nbsp;'^'^'oit fterker Graad van Hitte krygen kan,nbsp;dien van kookend Water, waar door ’tnbsp;“'hringd wordt; en derhalven niet volko-Y 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;men

-ocr page 396-

66o ’t Vuur doet vloeibaare

xrv.LES. rnen dien tra-^ van Hitte heeft, die ’et veiquot;' DEEL eifcht zou worden, om eenig gedeelte vaOnbsp;het Water, dat het in zig bevat, in een z'Snbsp;uitzettenden Damp te doen veranderen;nbsp;lyk zeer waarfchynlyk is, dat in de Fles g-'nbsp;beurt, die oamiddelyk voor ’t Vuur bloo'-ftaat.

Wyngceft Mogclyk zal men my hier tegenwerpen» zou ’er in (j^t, indien het Fioolrje, ’t welk rondomnbsp;’ ’t kooieend Water hangt, in plaats va'’nbsp;Water met Wyngeeftgevuld was, dat Vogi^nbsp;’er ongetwyffeld wel in kooken zou: waafnbsp;uit dan zou fchynen te blyken, dat de Vuuf'nbsp;ftraalen, met door ’t kookend Water van dfnbsp;Fles heen te dringen, nog 2.00 zeer niet ve'”'nbsp;ftoropt waren geworden, als ik verondef'nbsp;ftelde; dewyl ze nog tot in die tweede Fk*nbsp;wel kunnen doorfchieten met al de krag^nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;die ’er noodig is ,om een kooking te vero'''

zaaken.

Een kooking van Wyngeeft, dit ftem toe, maar niet een kooking van Water: tequot;nbsp;zy mogelyk dat Water, door de eene of^quot;'

dere oirzaak en byzondercomftandigheden»

-ocr page 397-

661

Lighaamen kookek.

in dien ftaat gebragt zy, dat het zig gemak-kelyker opli.^ten en in Damp veranderen iaatj dan het Water, in wiens midden hetnbsp;gedompeld hangt.

Uit de twee laatfte Proefneemingen heeft men kunnen opmaaken, dat alle Vogten nietnbsp;door den zelfden Graad van Hitte aan ’tnbsp;kooken gebragt worden. Gelyk het Waternbsp;met minder Vuur kookt, dan het Kwikzil*nbsp;Ver, zoo kookt ook de Wyngeeft met minder Vuur, dan het Water. Dit is de reden.nbsp;Waarom de Hitte van kookend Water, hoewel niet volkomen zoo fterk als die Hitte,nbsp;die de Bobbels in hetzelve verwekt, cgternbsp;nog genoegzaam in ftaat kan zyn om in eennbsp;Vogt, dat ligtcris,en gemakkdyker in Dampnbsp;2.ig uitzetten laar , die kleine Wolkjes ennbsp;Vakken v.anDaxnp te doen ontftaan,die hetnbsp;Vogt om hoog ligten, en dat geen ’cr in tenbsp;veroirzaaken, ’t welk men kooking noemt.nbsp;In een Proefneeming van de Twaalfde Lesnbsp;keefc men Water aan ’t kooken zien brengen door de Warmte van ander Water, datnbsp;niet kookte. Dit fproot daar uit voort, datnbsp;y 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;die

XIV. LES.

3. Aï-DEEU.

Wyngeeft kookt r.iecnbsp;miiulsr

Viiar dsn Water; eanbsp;rVatet in

’t ydol don innbsp;de Lu:;t.

IV. Deel. 1. Stuk,nbsp;hUdz. SU

-ocr page 398-

66z ’t Vuur doet vloeibaars

xiv.LES. jjg Qraad van Warmte, te zwak om in een DEfl. Klomp Waters,die met het 9;ewigt van dennbsp;Dampkring belaaden was, Bobbels te verwekken, egter fterk genoeg was, om dezelve te doen ontftaan in een arviercn Klompnbsp;van dergelyk Water, die geen drukking o(nbsp;genoegzaam geen drukking van de Lugt tenbsp;lyden had.

niet langer in

Ik zal ej'ter niet ontveinzen, dat ik dik-wils by’t herhaalen deezer Proefneeming bemerkt heb, dat de opt.orrelingen en Bobbels zig op eiken flag van den Zuiger weder opnbsp;nieuws begonnen te vertoonen, hoewel denbsp;Fles, daar het Water in wasnbsp;heet Water ftond.

Water fcliynt illnbsp;’t ydcl tenbsp;kookcii,nbsp;zondernbsp;¦Vuur.

Het is niet wel mogelyk dit laatfte uk-werkzel aan de Vuurflraalen toe te fchry-ven, die van buiten naar binnen in ’c Glas doordringen, en het Vogt om hoog ligten.nbsp;Doch indien dat Vogt maar opgeligt wordtnbsp;door een ongekleurde en doorfchynbaare.nbsp;Vloeiftof, die midden door het Vogt heendringt, en zi^ met groote vlugheid opwaartsnbsp;begeeft naar de oppervlakte, (die Vloeiftof

mag

-ocr page 399-

Lighaamen KOOKEN.

3. AS-

DËEl..

mag dan van zulken aart zyn, als zy wil zal hjt Vogt kooken, of ten minften fchy-

nen te kooken. Nu ben ik ontwyfFelbaar zeker by my zelven overtuigd, dat ’er, alsnbsp;ik een Ontvanger leegpomp, op.eiken flagnbsp;van den Zuiger eene fyne Stofte, die ik geloof van dergelykea aart als de Lugt te zyn,nbsp;weer in den Ontvanger dringt. Ik zie haarnbsp;op ontelbaare plaatzen de dunne Laag Water , die ik met voordagt op de koperennbsp;Plaat van de Lugtpotnp leggen laat, omnbsp;hoog ligtenj en daar uit vermoede ik, daW,nbsp;in ’t geval daar ik hier van fpreek, die zelfde fyne StolFe in een veel grooter menigte,nbsp;en met merkelyk grooter fnelheid door denbsp;openingen van ’t Fiooltje, daar’t Water innbsp;is, heendringt; te meer, daar die openingennbsp;door de Warmte van ’t Waterbad grootelyksnbsp;verwyderd zyn, en ruimer doortogt verkenen. Op gelyke wyze bekleedt hier dan dienbsp;fyne Stof de plaats der Vuurftraalen, die ’ernbsp;niet meer zyn, en doet het zelfde werk, datnbsp;zy gewoon zyn te doen.

-ocr page 400-

XIV. LES.

3. A F-

D a F. t.

Kookirg de hoog-fJe trapnbsp;der VJiet-büïtlieid

is »ltyd geen uit-werkzclnbsp;van ’tnbsp;Vuur.

lt;)6'4 ’t Vuur doet vloeibaare

Gevolge».

Uit alles, wat tot hiertoe gezegd is,kan men in ’t algemeen deeze drie Gevolgen afleiden, I. Dat de kooking de laatfte ennbsp;hoogfte trap is der Vlietbaarheid; ik wil zeg*nbsp;gen, dat een fmeltbaar Lighaam allenskensnbsp;en by trappen vlietbaarer wordt gt; tot diennbsp;tyd toe, dat het kookt. Want in deeiennbsp;ftaat geraakt het niet , dan naar maate datnbsp;de Vuurftof’er fterker in doordringt, en denbsp;deeltjes meer en meer ontbindt en van éénnbsp;verwydert.

2. Dat de StoiFen, door het Vuur ge-fmolren en vlietbaar gemaakt, hoe langer hoe hecter worden, tot dien tyd toe, dat ze kco-ken; en dat daar na, hoe lang men ze naderhand ook nog kooken laat, hunne Hittenbsp;niet meer toeneemt.

5. Dat de kooking niet altyd veroirzaakt wordt door het Vuur, maar dat zy ontftaatnbsp;in ’t algemeen door ieder Vloeiftof, hoe genoemd, die in een Vogt weet door te dringen, en zigdaar als tot troppen, om zoo te

fpree-


-ocr page 401-

LiGHiAMEN KOOKEN.

fpreeken, byeen te vergaderen, die het Vogt xit^LES. met geweld om hoog ligten, desxelfs ge-deel ten van één fcheiden en'er xig een door-togt door baanen.

Het Wafch, het Vet der Dieren, de Gom- Kaahe-

' nbsp;nbsp;nbsp;- maaken.

men en Harften, door een langz-aam Vuur Maftik

week gemaakt, laatcn ons verfcheiden trap- hnelten. pen van Vlictbaarheid zien , die ze allen,nbsp;den cenen voor, den anderen na, ondergaan , eer zy tot den laatften komen: en innbsp;ieder Konft, waar in men van die Stoffennbsp;gebruik maakt, neemt de Bewerker dien trapnbsp;van Vlietbaarheid zorgvuldig waar, die beftnbsp;dient tot zyn oogmerk. De Kaarfemaaker, .nbsp;by voorbeeld, wagt zig wel zyn Pitten tenbsp;dompelen in een Smeer, dat te heet isj ennbsp;die de Wafchkaarfen bereidt, giet over denbsp;zyne het Wafch niet, dan wanneer het nognbsp;maar naauwlyks gefmolten is. Die wyzenbsp;Voorzorg ftelt hen beiden in ftaat om innbsp;korten tyd Laag op Laag rondom hun Pitten te doen kleeven, het geen hun niet gelukken zou, indien de Stof te vlietbaar wasnbsp;geworden. Dus heeft men ook alle zoorten

van

-ocr page 402-

6()6 ’t Vuur doet vlosibaare

De EL,

XIV.LES. van Mafiik , uit Wafch, Pek, Harlt, en dergelyke StofFen zatnengefteld, en gemengdnbsp;met het een of ’t ander zwaar Poeijer , alsnbsp;Afch, of Scment, met overleg en voorzig-tig te fmelten. Want indien men ze te heetnbsp;maakt, v/ordt het vette gedeelte zoo vliet-baar, dat de zwaareStcffe, die men ’er onder gemengd heeft om ’er hardheid en Lig-haam aan te geeven, zig ’er van afzondert,nbsp;en naar den Bodem zinkt.

Gïknap en geluidnbsp;van koo-kendenbsp;lioter ennbsp;Vet.

De Boter en ’t Vet, die men in de Keukens laat fmelten , kooken doorgaans vry fchielyk, en maaken een aanmerkelyk geraas, om dat die Stoffen genoegzaam altoosnbsp;met Waterdeeltjes of met deeze of geenenbsp;Sappen van Kruiden doormengd zyn. Zoonbsp;dra zy een zekeren trap van Hitte gekreegennbsp;hebben, {die egter nog zoo fterk niet is datnbsp;zy haar zou doen kooken, zo ze volkomennbsp;zuiver waren) verandert de vogtigheid, dienbsp;ze onder zig bedektgt; of binnen in zig be-flooten houden, in een ferk uitgezettennbsp;Damp, en vormt een oneindig getal van Blaasjes, die met geknap en geraas losberften.

Zom-

-ocr page 403-

ai

Lïgiuamen kooken.

XIV. LES.

3. AK-DEUl,.

Water, Metaalen,nbsp;7.00 dranbsp;zo gelmol-ten ryn,nbsp;fcliyiiennbsp;even vloei,nbsp;baar, alsnbsp;kookcnile.

Zotnmige Stoffen zyn ’er, tlie eensklaps van de hardheid van vaftc Ligbaatnen overgaan tot eene Vlietbaarheid, die xoo volkomen fchynt als ze wezen kan , hoewel denbsp;Stof op dien tyd nog wel ver af is van tenbsp;kooken. Van dien aart is, by voorbeeld,nbsp;het Water , 't welk, op her oogenblik datnbsp;het ophoudt Ys tev-ynjeven volmaakt vloeibaar is, voor zco ver men bemerken kan,nbsp;als het fchynt te zyn, wanneer ’c begint tenbsp;kooken. Die twee grondtrappen egcer vannbsp;Yskoud en kookend heet bevatten tullchennbsp;hen beiden een afftand en verfchil wel vannbsp;8o Graaden, op den Tkermovieter van dennbsp;Heer de Reaumur. Van de zelfde natuurnbsp;Z3'n ook de meefte Metaalen, die in de eer^nbsp;fte oogenWikken hunner fmelting zoo goednbsp;vloeien, als na dat ze een heeter en lang'nbsp;duuriger Vuur hebben ondergaan. Het i*nbsp;egter waarfcbynlyk, dat deeze Stoffen, evennbsp;gelykalle anderen,allenskens hoe langer hoenbsp;meer fmelten en verfmelten tot een zekernbsp;perk toe, dat hun Stofklompjcs in deelen eünbsp;onderdeden meer en meer ontbonden worden.


-ocr page 404-

66S ’t Vuur doet vloeibaars

XIV. LES. g. At-

DEXI..

den, naar maate dat het Vuur ’er meeren meer in doordringe; maar ongetwyfïèld zynnbsp;hun deeltjes, als zy eerft beginnen losgemaakt en van één gefcheiden te worden, reedsnbsp;zoo klein en zoo fyn, dat ieder van dezelvenbsp;afzonderlyk niet onder ’t bereik van onzenbsp;zinnen valt: daar in het afch ^ in tegendeel, in de Gommen, Harften en dergtlykenbsp;Stoffen, als men ze fmclten laat, die ontbinding van tyd tor tyd en langzaam ge-fchiedt, en ons zommi^e gedeelten derStof-fe doet zien, die in opzigt van de naaft bynbsp;leggende deelen van Hand en gefteltenis veranderen.

De Hitte neemtnbsp;van fmel-ting totnbsp;Itookingnbsp;toe, maalnbsp;blyft dannbsp;dezelfde.

Het blykt ook dat de Hitte , na dat de Stoffen eens begonnen hebben door te koo-ken, niet meer toeneemt j niet alleen in ’tnbsp;Vl^ater, gelyk wy reeds meermaalen hebbennbsp;aangemerkt, maar ook in ’t algemeen in allenbsp;Lighaamen, die fmelten en vloeibaar worden kunnen. Wanneer men derhalve» Olie,nbsp;Wafch , Zwavel , Kwikzilver en anderenbsp;Stoffen van dien aart zoo heet gemaakt heeftnbsp;dat z.e kooken, heeft men haar al de Hittenbsp;cnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;by-


-ocr page 405-

Lighaamen KOOKEN.

bygexet, daar ze, in die omftandigheden en xiv.les, op die wyze behandeld, vatbaar voor 2,yn. ^

Men moet ondertuffchen egter letten, dat men hier de kookmg nier vcrvvarre met eennbsp;enkele fmelting , gelyk ik zie dat men innbsp;iommige hedendaagfche Werken gedaannbsp;heeft, noch z.egge, dat de Mctaalen, als zenbsp;gefmoltcn zyn , niet heeter worden: geennbsp;Metaalgieter is ’er, die het tegendeel nietnbsp;weet, en van tyd tot tyd niet tot zyn fcha-de ondervindt, dat zyn Metaal of te heet ofnbsp;niet heet genoeg was, toen hy het goot. Denbsp;fchoonheid van de Spiegels, die men tot denbsp;'Tekskaoten gebruikt, hangt minder van hetnbsp;Mengzel van ’t Metaal, (dat nu geen geheimnbsp;meer is) dan van den Graad van Hitte af,nbsp;dien men in ’t gefmolten Metaal moet waar-neemen, om het juift ter tyd in de Vorm tenbsp;gieten. En, eindelyk, welk een verfchil innbsp;de Graaden van Warmte heeft’er niet plaatsnbsp;in ’t Water, van het tydftip af, dat het op-houdt Ys te zyn, tot dat het begint te koo-ken

Men ziet doorgaans niet, dat de werking Gefmoitea

Metaalen

kookeu

nist.


-ocr page 406-

6'jo ’t Vuur doet vloeibaare

xiv.LES. van ’t Vuur de gefmokeii Mecaalen in den Smeltkroes opborrelen en kooken doet. Her

is egter hun zwaarte alleen niet, gclyk men mogelyk zou kunnen denken, die hun zulksnbsp;belet j dewyl het Kwikzilver, dat voor geennbsp;Metaal dan het Goud alleen in gewigt behoeft te wyken, zoo wel kookt als anderenbsp;vlietbaare Stoffen, wanneer men het een daarnbsp;toe gefchikte en genoegzaame Hitte heeftnbsp;doen aanneemen. Maar indien het waar is,nbsp;gelyk men naar alle waarfchynlykheid welnbsp;gelooven mag, dat de opbobbeling of koo-king van een heetgemaakt Vogt veroirzaaktnbsp;wordt door kleine ftukjes en gedeelten vannbsp;dat Vogt, welke het Vuur in Damp verandert en zig fchielyk geweldig doet uitzettennbsp;onder de gedaante van dikke Bobbels ennbsp;Blaazenj is het zeer ligtelyk te begrypen,nbsp;dat de enkele werking van ’t Vuur geen op-wciling en borreling van die zoort in de ge-fmolten Metaalen verwekken zal. Wantnbsp;men weet, dat de Metaalen niet uitdampen,nbsp;dan wanneer ze ontbonden worden en hunnbsp;ganfeh Zamenftel losgemaakt wordt i en dat

die

-ocr page 407-

ii

Lighaamen kooken;

lt;iie veranderingen, als ze hun gebeuren, van xiv. les. de oppervdakte beginnen. Het Tin verkalktnbsp;2,ig, het Lood wordt in Zilverfchum veran-derd, het Koper en Yzer bedekken zig metnbsp;Slek. Dit alles3’t, is waar, gefchiedt wel door ScrUsnbsp;de uitdamping van de Zwavels, en van denbsp;vette deelen; maar de Damp, die ’er by ont-ftaat, komt niet op van den Bodem, gelyknbsp;hy zou moeten doen, indien hy den Klompnbsp;der StofFe zou om hoog ligten, en ’er Bobbels uit doen opfpringen.

Doch dat het gefmolten Metaal niet minr ten zy

der dan eenig ander vlictbaar Lighaam ger nbsp;nbsp;nbsp;'

of Dainp

fchikt is om te kooken, zoo dra ilcgts het bykomt. Vuur, dat ’er in doordringt, ’er de eene ofnbsp;de andere StofFe ontmoet, die in Damp veranderen , zig uitzetten en opzwellen kan,nbsp;blykt zigtbaar daar uit, dat ’er geen Metaalnbsp;is, ’t welk niet fterk kookt, wanneer mennbsp;’er een Lighaam indompelt, dat ’er in branden kan en rook geevenj een ff uk Hours,nbsp;by voorbeeld, of wanneer mep dat Metaalnbsp;in een Vorm laat loopen, die niet volkomen •nbsp;droog, maar nog min of meer nat en vogtignbsp;• IV. Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Znbsp;nbsp;nbsp;nbsp;is.


-ocr page 408-

(Jja ’t Vuur doet vloeibaars

XIV.LES. 3. Aï-

Igt; K S L.

is. Indien de Damp, die ’er dus ontftaaty’ zwaar en veel is, of door een zeer hoogeiinbsp;trap van Hitte geweldig wordt uitgezet, ge-lyk gebeuren kan, als her Koper of Yzer is^nbsp;dat men gier; zo is die kooking en opbobbe-ling meer dan zigtbaar^ zy is gevaarlyk, de-wyl z.e de brandende en gloeiende Stof, dienbsp;de Bobbels omzwagtelt, gints en herwaartsnbsp;kan doen fpuiten, en tot ver heen uitfpat-ten.

Kookiiig vun nieuwe VVynnbsp;en onge-lefchtenbsp;K»lk.

De kooking van een vloeibaare Stof, dié ondertuffclien een meerderen of minderennbsp;Graad van Warmte aanneemt, wordt altydnbsp;niet veroirzaakt door het V'uur, dat ’er vannbsp;buiten naar binnen in doordringt. Zy onC-ftaat zomtyds uit een inwendige Warmte,nbsp;uit een Gifting j wanneer zommige deelennbsp;zig fchielyk en fterker dan andere beginnennbsp;uit te zetten, dikke ronde Blaazen en Bob'nbsp;beis van Damp vormen, en tot een mtrke-lyke grootte opzwellen. Het Vogt wordtnbsp;dan door die Bobbels orn hooggeligt, welk®nbsp;’er zig een weg doorbaanen, om aan de op*

pervlakte te breekenicven als of zy vandeé

Bo'

-ocr page 409-

Lighaamsn kooken.

Bodem en van de Wanden voortkwamen, xiv.tES. daar een Vuur van buiten tegen ftond. Opnbsp;die wyze werkt de nieuwe Wyn in de Vaten; en dus ziet men ook het Water, daarnbsp;men Kalk in lefcht, kooken.

’t Viuit verteertnbsp;de L;g-

Een Stof, eindelyk, die door de kragt van ’t Vuur gefmolten is, en cenigen tyd agter-een kookt, verliell zigtbaar een gedeelte luamcn.nbsp;van zyn Inhoud, of wordt te eenemaal verteerd en verdwynt. Dit is het laatfte uit-werkzel van het Vuur, dat ons nu nog tenbsp;onderzoeken ftaat.

VII. ProeeneeminG.

Tospi.

Men neemt drie Gros (1 Loots) fynen Pt.. Welgedroogden Salpeter ^ twee Gros () Loot) *»•nbsp;Xout van Wynfteen, en het zelfde Gewigtnbsp;Van Bloem van Zwavel,die men klein wryfenbsp;cn wel onder malkanderên mengt. Men legtnbsp;het Mengfel in een yzeren Lepel, dien mennbsp;op gloeiende Kooien zet, doch welke nietnbsp;Z snbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bran-


-ocr page 410-

^74 ’tVuus. verteert

XIV.LES. branden, en maar een maatig heet Vuur moe; ten maaken. Zie Figuur lo.

DE£ L» nbsp;nbsp;nbsp;Vnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;y

Uitwerkzeh,

Naar maate dat het Mengfel warm wordt^J liet men het rosagtig van kleur, en vervolgens zwart worden aan dé kanten Hetnbsp;worde vloeibaar, en geeft een weinig Rook.nbsp;Men merkt eenige kleine blaauwe Vlammetjes aan de oppervlakte, en een oegenbliknbsp;daar na fpringt het en vervliegt eensklaps tenbsp;eenemaal met een yffelyken Slag.

Ophelderingen.

Sl.ig of Blikfemnbsp;Toeijer.

De veranderingen van kleur, de Damp of Rook, en de kleine blaauwe Vlammetjes,nbsp;die men aan de oppervlakte van ’t Mengfel,nbsp;terwyl het hoe langer hoe warmer wordt,nbsp;bemerkt, ontftaan inzonderheid van dennbsp;Zwavel, die fmelt , en ligter branden wünbsp;dan het Salpeter of het Zout van Wynfteen.nbsp;De gefmolten Zwavel bevordert en verhaaft

het

-ocr page 411-

lt;^75

DE LiGHAAMEN.

I’et fmelten van de twee andere StofFen, die xiv.ees. Ook, naar maate dat ze fmolten, in Damp „nbsp;cn Vlam vervliegen zouden, indien ze nietnbsp;vafter van aiart waren dan de Zwavel. Maarnbsp;dewyl ze niet dan voor een merkelyk üer-ker Graad van Hitte wyeen willen, en denbsp;losplofE'ng der Vuurdeel )js, die in de Lig-haamen beflooten en verborgen zyn, alcyd,nbsp;gelyk wy reeds voorheen hebben aange-tnerkt, te geweldiger is, naar maate datzynbsp;langer weerftaan en vertraagd is geworden jnbsp;flaan die drie ondereenftneltende Stoffen,nbsp;door en door met elkanderen doormengd, ennbsp;heeter geworden dan zy, zonder in Damp tenbsp;verkeeren, verdraagen kunnen, in brand,nbsp;en vervliegen alle te gelyk eensklaps, en metnbsp;het uiterfte geweld. De Lugt ongemeennbsp;fchielyk door een grooten omtrek van Vlamnbsp;en Damp geilagen, geeft een geluid, datnbsp;met de kragt der fchudding, diezy krygt,nbsp;Overeenkomt.

Het is zeer waarfchynlyk, dat het Wyn- ïlikfem- . fteenzuut, ’t welk in de Bereiding van ditnbsp;of,gelyk men ’t ook wel noemt,

Z 3 nbsp;nbsp;nbsp;BMz


-ocr page 412-

6-}6 ’t Vuur verteert

XIV.LES. Blikfempoeijer, mede een gedeelte uitmaakt, !* ‘is YOQrnaame oirxaak is, dat het met zulkenbsp;hevige kra.gt in brand vliegt. Dewyl datnbsp;Ziout vafter Van aart is, dan de twee anderenbsp;Stoffen, daar men ’t meê mengt, moet het,

^ nbsp;nbsp;nbsp;naar allen fchyn, dat Zout zyn , ’t welk

haar uitdamping en vervlieging vertraagt, en de Vuurdeeltjes, die ze binnen in zignbsp;beüooten houden, gelegenheid geeft, omnbsp;alle te gelyk en met al hun kragt op eenmaalnbsp;los te barften. Het geen deeze giffing nognbsp;waarfchynlyker maakt, is dat het Yzer ennbsp;het Goud ook Blikfemende worden, en dennbsp;aart van een ongemeen kragtig Slagpoeijefnbsp;laaten blyken, als men ze, in Koningswa*nbsp;ter ontbonden, en door een fterke Loog vannbsp;Wynfteenzout onder de gedaante vain eennbsp;fyn Poeijer neergeftooten, over ’c Vuurnbsp;houdt in een Lepel, op een Schup, of enkel maar op de Punt van een Mes.

Voorzor-

Wanneer men deeze zoorten van Proef-neemingcn doet, is het veiligft dat men zig een weinig ter zyden boude, uit vrees datnbsp;dc brandende Damp, of eenig gedeelte van -

de

-ocr page 413-

677

DE L I G H A A M E N.

3. Aï-

DËbl,.

de Stof, nog in Klonters en nooit ten vol- xiv.les. len geftnolten, in ’t aangezigt of in de oogennbsp;mogt fpattenj ’c welk van gevaarlyke gevolgen zou kunnen zyn. Ook dient men zorgnbsp;te draagen,dat het Vuur, daar men den Lepel op zet , niet te heet Vj of brande^nbsp;dewyl anders al ’t geen onmiddelyk op depnbsp;bodem van den Lepel legt, te fchielyk go-ftnolten en heet genoeg geworden otn los tenbsp;berften, het dat gedeelte alleen zou zyn, ’cnbsp;welk zyn werking deed, en al’t overige alleen maar weggellagen zou worden zondernbsp;te Blikfemen.

Gevolgen,

Met regt mag men ’t aanmerken als een Geweld:, algemeenen Regel, dat allerhande zoortennbsp;van Stoffen, van welken aart zy ook wezennbsp;Oogen,geweldige Uitfpattingcn tnaakenkun-nen, en een Slag geeven, indien ze zoo gefteld tetdam j.nbsp;^yn, dat ze zig geheel en eensklaps in Dampnbsp;of in Vlam kunnen veranderen; of wel, indien Ze op zulk een wyze beklemd en be-Z 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;floo-

-ocr page 414-

678 ’t Vuur verteert

DEiX.

XIV.LES. flooten gehouden worden, dat haar deeltjes,-voor de werking van ’t Vuur bloot gefteld,

IV- Deel. 1. Stuk.nbsp;bladz. 50.

niet wyken kunnen en losberften, dan allen te gelyk. Het is my zomtyds gebeurd, datnbsp;ik de Schroef, die het Dekzel op de Ketelnbsp;van Papin, daar ik in de Twaalfde Lesnbsp;van gc-fproken heb, valf houdt, een weinignbsp;te vroeg los maakte. Het Water, dat ’er innbsp;beflooten was , en nog Hitte genoeg behouden had om geheel in Damp te kunnen vervliegen, berftte’er, in zulken geval, uit alsnbsp;een geweldig en heftig geblaas van Wind,nbsp;dat niet langer dan het fchynen van eennbsp;Weerlicht duurde,en het Dekiel ongetwyf-feld , 70 het te ecnemaal los geweeft was,nbsp;tot op een verren afftand zou weggeworpennbsp;hebben. Deeze en dergelyke üitwerkzelsnbsp;hebben fchrandere Natuurkundigen doennbsp;zeggen, dat men, door middel van een fterknbsp;zig uiticttenden Damp van Water, de Muu-ren en Wallen van een Stad zou kunnennbsp;doen fpringen, even gelyk men met Buskruid doet, indien men die uitzetting zoo

gc'

-ocr page 415-

DE LiGHAAMÏIJ.

gemakkelyk en 200 eensklaps kon te weeg xiv.LESi brengen en haar werking laaten doen, als dienbsp;Van Zwavel en Salpeter.

Deeze twee laatftgenoemde Stofïen, wel liuskruid. gemengd en langen tyd metWater en Houtskool ondereen gewreeven, maaken een zoortnbsp;Van Deeg, daar men kleine Korrels vannbsp;vormt, met hetzelve door een zeker zoottnbsp;van Zeeven re drukken. Deeze kleine Korreltjes, naderhand wel gedroogd, zyn ’t,nbsp;dien men den naain geeft van Buskruid: een »nbsp;Voortreftelyke en nuttige Uitvinding, indiennbsp;men ’cr geen misbruik van maakte j en dienbsp;het Merfchclyk vernuft grootelyks tot eernbsp;verftrekken zou, indien men het niet enkelnbsp;by geval, gelyk men reden heeft om te denken , maar door een beredeneerd onderzoeknbsp;én met voordagt ontdekt hadde. De eerftcnbsp;Uitvinder, de plaats en de tyd van deezenbsp;fraaije ontdekking zyn niet ten vollen bekend ; maar men ftemt egter genoegzaamnbsp;algemeen toe, dat het gebruik van Schietgeweer in Htiropa niet ouder is, dan het be-Z 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gin,

*41

l’ir

'S;i

¥


-ocr page 416-

6to

XIV.LES }. A F-DËF.X.

Oirzaak van des1nbsp;selfs on1nbsp;gemeenenbsp;kragt.

't I1 de Lugt, dienbsp;ïig fteiknbsp;uiuet,nbsp;alieennbsp;gt;iet.

't Vüur vertekrt

gin, of zelfs mogelyk het midden van dc veertiende Eeuw i1j.

De meefte Natuurkundigen , die van dfi Uitfpatring van het Buskruid gefproken hebben, fchryven dat wonderbaar Uitwerkselnbsp;alleen toe aan de Lugt, die door’t geweldnbsp;van de Stampers binnen in de Korrels ge-«ireeven, en daar vaft beklemd is; en aafinbsp;die Lugt, welke de kleine ruimten vult,dienbsp;de op één gehoopte Korrels tulïchen zignbsp;open laaien. „ Die Lugt, zeggen ze, doornbsp;„ de kragt van een geweldig Vuur, dat ’ernbsp;„ van alle kanten op werkt, ongemeen fterknbsp;„ en fchielyk uitgezet, fpreidt zig uit metnbsp;„ een ongelooffelyke fnelheid, en dryft alle1nbsp;„ voor zig weg, wat haar in den weg ftaat,nbsp;„ en wterftand biedtnbsp;Deeze oirzaaken komen in ’t vcrklaarennbsp;van dc uitwerkzels van ’t in branrl gellokeönbsp;Buskruid buiten twyfFel mede in aanmerking,

1

Toen tie Eur^peannen ccrft met de Chhcex.en H.in ' del hegoiinen te lt;iryv'en, vonden zc het liuaicrui1^nbsp;by hun reeds in gebruik. JSoUtt.

-ocr page 417-

lt;f8t

DE LiGHAAMEN.

king, en ik betvvift dezelve geenszins: maar xiv les. lyxynjiiayns oordeels,alleen niet voldoen-de, en ik denk, dat ’er nog een andere oir-Zaak moet worden bygevoegd. Zou eennbsp;Laading Buskruid, die in brand vliegt,welnbsp;in ftaat zyn om Glas te doen fmelten ? ’t Zounbsp;ongetwyfteld a! zeer veel zyn en op zynnbsp;hoogft genomen, zo ze dat kon doen: maarnbsp;die trap van Hitte, die daar toe vereifchcnbsp;wordt, kan nogthans de Lugt zig niet meernbsp;dan flegts twee derden van haar omtrek doennbsp;uitzetten. De Lugt, die uit een Windroernbsp;vliegt, en die zig merkelyk breeder uit-breidt, dryft egter een Looden Kogel nognbsp;op verre na met die kragt niet voort, die dezelve bezit, als hy uit een gewoonen Snaphaan gefchooten wordt.

Ik weet wel dat de Heer Bernouilli, zwavel volgens het Berigt dat de HeerVARioNoNnbsp;’er van geeft, vier Korrels Buskruid, in eennbsp;lange glar.en Buis,die van boven toegefmol-ten, en van onder open en in ccn Bak metnbsp;Water gedompeld was , door middel yjjQ det S€i:H-een Brandglas hebbende aangeftoken, uit de

p. 17 .

zak-


-ocr page 418-

’t Vuur verteert

XIV.LES

3. A r-tgt;£Él..

HALïS ^rteijendenbsp;IVecgkjende-bladz.

189, 19c, en elders.

zakking van het Water in de Buis oordeel' de, dat dat Buskruid een hoop Lugrs had'nbsp;uitgeleverd, die zoo groot van-omtrek wasgt;nbsp;als 200 van die Korrels, die hy in brandnbsp;geltoken had Ik ftem ook toe, dat deezenbsp;manier van over die Proef te oordeelen , in-dien ze doorgaat, grootelyks het gevoelennbsp;van hun begunftigt, die de geweldige uit-werkzels van het Buskruid aan de Lugt alleen toefchryven. Maar hoe zal men deezenbsp;Proefneeming met die van den Heer Halesnbsp;overeen brengen, uit welke, op verfcheidennbsp;en herhaalde wyzen genomen , hy met allennbsp;fchyn van waarheid beüuit, dat de Zwa-velagtige Stoffen, die men in brand fteekt,nbsp;wel ver van Lugt voort te brengen, dezelvenbsp;in tegendeel eer verzwelgen, om my van denbsp;eigen uitdrukkingen van dien beroemdennbsp;Schry ver te bedienen ? Zou men niet welnbsp;eenigzins neigen om te denken, dat ’erin denbsp;Buis van den Heer Bernouilli ,na ’t verbranden van de Buskruid-Korrels, eenigenbsp;Damp overbleef, die de Lugt, waar ondernbsp;hy zig mengde, een weinig grooter van omtrek

-ocr page 419-

DE Lichaam EN.


683


trek deed worden, en de oppervlakte van het Water in de Buis daalen deed ?

Doch , om ons in geen dieper onderzoek Over dit Stuk in te laaten, eene der voor-naame oirzaaken van de uitwerkzels van ’cnbsp;Buskruid is, myns oordeels, deszelfs fchie-lyke verandering in Damp, en de geweldigenbsp;uitzetting van dien zelfden Damp, door ’tnbsp;in brand vliegen van de StofFe. Naar maa-te dat die verandering van ftaac fchielyker isnbsp;en volkomener, zal ook de Uitfpatting geweldiger zyn. Het Meng zei, dat wy In denbsp;voorgaande Proefneeming hebben zienDon-tlerüaan,zou waarfchynlyk geen minder kragtnbsp;doen dan het Buskruid, indien het op hetnbsp;oogenblik, dat het losbard:, zig even als hetnbsp;Buskruid beflooten vond op den bodem vannbsp;een Metaalen Kanon: en het Buskruid zounbsp;in de open Lugt den zelfden Slag geeven alsnbsp;datMengzel, indien het, even als hetzelve,nbsp;in een enkel oogenblik tefFens geheel in dennbsp;brand vloog ^ maar ’t blykt in tegendeel zigt-baar, dat de Korrels allenskens ,de een voor,nbsp;de andere na,aangaan; en daar door wordt hun

kragc


XIV. LES,


A r-


D E E L.

Oc fchie-lyke verandering in Damp,nbsp;en nitzet-tina vannbsp;diennbsp;Damp,nbsp;is de oir-zaak.


KI



-ocr page 420-

XIV.LES. 3- Af-D ££L.

De kr.ig;t *n Sl.ignbsp;hangennbsp;veel afnbsp;van denbsp;langtcnbsp;van 't Geweer;

vsn de min ofnbsp;meernbsp;fterk aannbsp;gezettenbsp;Laading;

^84 ’t Vuur verteert

kragt en werking verdeeld. In een Schietgeweer of Gefchut, waar in het Buskruid tuflchende Broek en den Prop beneepen iit»nbsp;wordt ’er in een zeer korten tyd een grooternbsp;gedeelte van tefFens aangeftoken: het berilnbsp;daarom ook met een geweldiger kragt los,nbsp;en maakt een zwaarer Slag. Dewyl ook hetnbsp;Buskruid een weinig meer tyds noodig heeftnbsp;om uit een langcrdanom uiteen korter Loopnbsp;in de open Lugt te komen, raakt ’er, allenbsp;andere omftandigheden gelyk gefteld, meernbsp;van aan brand in een Kanon, dan in eennbsp;Mortier, meer in een Snaphaan dan in eennbsp;Piftool. Daarom ziet men ook dat een zelfde hoeveelheid van Buskruid meerder ofnbsp;minder uitwerking doet,zoo ten opzigt vannbsp;de kragt, als van den Slag, naar maate datnbsp;het Geweer, dat men ’er mee laadt, langernbsp;of korter is.

Dewyl het Buskruid volkomener aan brand raakt, naar maate dat het langer na ’tnbsp;begin der ontfteeking genoodzaakt wordt tenbsp;vertoeven, begrypt men ligtelyk, waaromnbsp;de Schoot met een Snaphaan een harde Slag

geeft,

-ocr page 421-

lt;J85

PE LiohAAMEM.

geeft, cn fterker agteruit ftoot, als de Laa- xiv les. ding ongemeen vaft aangeftampt is, of als a®'nbsp;tnen een effen paflenden Kogel raec dennbsp;Laadftok met geweid in den Loop geftootennbsp;heeft. Want in Aulken geval wordt ’er eennbsp;grooter maare van Buskruid in den brandnbsp;gedoken, en moet derhalven de losploffingnbsp;Ook zoo veel zwaarer zyn ; en dewyl denbsp;kragt, die de in brand geüagen Stofte oeftent,

Voor- en agterwaarts, gedeclrelyk tegen den Prop, gedeeltelyk tegen de Broek van’tGeweer gcfchicdi, moet deeze zoo veel heviger geweld en fchok uitffaan,naar maate datnbsp;de andere min fchielyk wyken wil.

‘t Laadgat.

Jill

Een grooter menigte van Buskruid raakt van den ’er ook in brand, wanneer het Laadgat opnbsp;die wyze geboord is, dat het Vuur eerft ge-hragt wordt aan het voorfte gedeelte van denbsp;Laading; maar dan ftoot het Geweer tefterknbsp;®gteruit en Valt daar door te onhandelbaarnbsp;’t gebruik en ongemakkelyk. Om dienbsp;reden vefkieft men liever, dat de kragt vannbsp;den Schoor een weinig zwakker zy, en boortnbsp;ten dien einde bet Laadgat, inzonderheid van

Jagt-


-ocr page 422-

’t Vuur. verteert

DEK L»

De gan-fche Laa-ding vat nooitnbsp;Vuur.

xiv.tES Jagtroers op die wyze, dat het omtrent of 3. A F- het midden van de Kamer , of die plaats,nbsp;daar het Buskruid legt, uitkomt.

Maar op welk een wyze men ook een Kanon of een Snaphaan laade, altyd blyft ’er eenvry aanmerkelyk gedeelte Buskruid over,nbsp;dat geen Vuur vat, en door het aan brandnbsp;geflagen gedeelte naar buiten geftooten wordt.nbsp;Dit blykt onder anderen duidelyk daar uit,nbsp;dat men ’er altyd een tamelyken voorraadnbsp;.van op den Grond vindt leggen voor deBat-teryen, daar men een geruimen tyd agtereennbsp;uit gefchooten heeft, en dat men de Buskruid-korrels nog volkomen en geheel uitnbsp;het Vel haalt van Menfchen, die van zeernbsp;naby een Schoot in ’t aangezigt gekreegennbsp;hebben. Men zou egter kwalyk doen metnbsp;daar uit te w'illen befluiten, dat’er niet meernbsp;dan flegts een zekere maate Buskruid in eennbsp;Schietgeweer aan brand kan gaan, en datnbsp;alles, wat men ’er meer ingedaan heeft, ’ernbsp;uit valt, zonder eenige werking te doen.nbsp;Dit befluit, ’t welk in de daadelyke ocfïe-ning van zeer gcvaarlyke gevolgen zou kunnen

-ocr page 423-

^87

DE LiGHAAMEN.

ncn iyn , worHt dikwils weerfproken door xiv.les. het fpringen van ’c Schietgeweer , dat innbsp;ftukkcn berft, om dat men ’c te zwaar ge-laaden en ’er te veel Buskruid op gedaannbsp;heeft. Dus is men ook gev/oon, als mennbsp;de Proef van een ftuk Gefchut neemt, oinnbsp;’er een dubbele Laading op te doen; hetnbsp;V/elk vcrondcrftelt, gelyk ongecwyflfeld ooknbsp;Waar is, dat van een grooter menigte Buskruid ook een grooter gedeelte in brandnbsp;raakt. Het zou ook een kwalyk beraadennbsp;Zuinigheid zyn , dat men de Maat van denbsp;hoeveelheid Buskruid , daar men een Stuknbsp;Kanon meê kaden moeft, nam naar ’t geennbsp;’er doorgaans in brand raakt, en ’er niet meernbsp;in deed, dan men dagt dat Vuur zeu vatten: want nooit wordt al het Buskruid aan-geftoken. Waar uit derhalven zou moetennbsp;Volgen , dat de kragt van den Schoot tenbsp;Zwak zou zyn, indien men de Laading nietnbsp;’•waarer maakte, dan zy, als alles in brandnbsp;vloog, wezen moeit.

IV. Deel.


Aa


VIII.


-ocr page 424-

68S

’t Vuur verteert

XIV. I,ES. 3. Aï.nbsp;n £ X L.

VIII. Proefneeming,

Toeftel.

Neem een Ongelkaars, van zeven of ag^ Lynen Middellyns, en die reeds eens aange'nbsp;floken geweeft is. Meet haar langte, ftéeknbsp;haar, het Pit gefnooten zynde, op nieuw®nbsp;aan , en maak uw Waarncemingen op haarnbsp;Vlam , in een plaats, daar geen de minftsnbsp;beweeging van Lugt is, ’s avonds of roetnbsp;geflooren Deur en Venfters- en gy zult ditnbsp;volgende kunnen opmerken.

Vitwerkzels.

Vetfchj'n-zels van een 'oran-rfendenbsp;Kaars.

1. nbsp;nbsp;nbsp;Het bovenfte gedeelte van de Kaar®nbsp;wordt een weinig hol, en neemt de gedaan*nbsp;te aan als van een klein rond Kommetje»nbsp;welks binnenfte oppervlakte bedekt fchyntnbsp;met een dun Laagje van gefmolten Kaars*nbsp;fmeer.

2. nbsp;nbsp;nbsp;Uit het midden van deeze Holte ftecktnbsp;het Pit uit, waar aan men twee deelen oo*nbsp;derfcheiden kan, het een wit en het ander

zwart'

-ocr page 425-

(539

ns Lighaamen.’

XIV.LES. 3. Aï-U££I,gt;

Zwart. Beiden zyn ze met gcfmolten Kaars-fmeer beloopen j maar aan het laatfte gedeelte, dat het bovenfteis, wordt men verfchei» den kleine borrelingen en als kookingen gewaar , inzonderheid aan deszelfs Top ennbsp;iJiteind.

3. nbsp;nbsp;nbsp;Het zwarte gedeelte van het Pit is om-Zwagteld met een Vlam, die’er zig oen Duimnbsp;of daar omtrent boven verheft in de hoogte , en die de gedaante aanneemt van een by-ria Kegelvormige Puntzuil, wier Voetlluknbsp;tnen zig verbeelden kan, als te ruften opnbsp;het Vlak van een omgekeerd half Rond.

4. nbsp;nbsp;nbsp;Dit omgekeerd half Rond, ’c welk hetnbsp;onderfte gedeelte van de Vlam uitmaakt,

daar het Pit in ’t midden dwars door heen ^oopt, heeft een kleur als van blaauw Vio-^6t; het gedeelte van de Vlam, dat ’er on-tniddelyk boven is, vertoont zig wit, eennbsp;Vteinig rosagtig: het volgende, tot aan hetnbsp;puntje van de Vlam toe, is zeer .helder ennbsp;Schitterende.

5. nbsp;nbsp;nbsp;Maar behalven dceze drie gedeelten,quot;nbsp;^le men het Lighaam van de Vlam zou kun-

nen

Aa 2

-ocr page 426-

6^0 ’t Vuur verteert

ï. AF It LEL

Siv-EES, nen noemen, ontdekt een fcherpxiend oog ook nog rondom dezelve een zoort van kld'nbsp;nen brandenden Damp, die zomtyds mitgt;gt;nbsp;Zomtyds meer uitgeftrektheid heeft; ennbsp;Toppunt van de Puntzuil een weinig bquot;nbsp;zwalkt.

6. Ais de Kaars dus een vierde deel een Uur of langer gebrand heeft, bevin^^^nbsp;men dat xy merkelyk korter gewordennbsp;Uct zwarte gedeelte van het Pit wordtnbsp;den tyd langer, cn de Vlam min helder.

Ophelderingen,

Gemeen dog lear-zanmnbsp;Voorbeeld.

Mogclyk zou men my vcrwytenj dat my op een geleerde wyze met beuxelingc'*nbsp;bezig hield, indien men de VcrfchyiixeP»nbsp;daar ik gewag van gemaakt heb, enkel wd'nbsp;de aanmerken als dingen, die of in zignbsp;ven van weinig of geen belang waren, ofnbsp;bekend om ’er zoo breedvoerig en omlfa'’nbsp;dig van te fpreeken. Maar deeze en derg^^'nbsp;lyke zoorten van Verfchynzels, daar het G-’nbsp;meen, dat ze dagelyks gewoon ia te

geen agt op ilaat, trekken egter met regt ^

aaiT


-ocr page 427-

6^1

DE L I G H A A M E N.

^ïndagt van hun tot zig, die de reden gatr-

willen weeten van alle, ’c zy zeldzaame, qeel. 'z.y gemeene uitwerkzels der Natuur, v/iernbsp;®*rzaak eenigzins duifter is. Ligtelyk bc-S^ypr ook ieder, dat ik tot een aanvang vannbsp;Onderzoek het bekend en gemeenzaamnbsp;^Oorbeeld van een brandende Kaars metnbsp;'’Oordagt gekooren heb,om door ’t verklaa-'quot;^n van de ontvlamming en de verceeringnbsp;''an een weinig met Kaarsimeer dóórtrokkennbsp;^'éatoen tnyn Leezer tc beter in ftaat te ftel-om die zelfde Verlchynzeis in alle ande-fe brandbaare Stoffen te kunnen bevatten,nbsp;cicjna het Vuur eenigen tyd tot voedzel gestekt te hebben, verteerd worden en ver-'^'¦vynen.

fine trekt innbsp;’c fit o^.

Als men de Draaden Katoen, die het Pit ’tK-^rs-''^ndc Kaars uitm.aaken, in brand geftoken ^“efc, doet de Warmte, die ’er door ont-^'^at, de bovenfte Laagen Kaarsfmeer fmel-'eti, en verandert ic in een Vogt of vliec-^^arc Stof, die naar de Vlam, welke bovennbsp;^'‘ar is, optrekt, om twee redenen. Voornbsp;om dat de Katoenen Draaden naaftnbsp;Aa jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;cl-

-ocr page 428-

XIV.IES. 3. ak-

DEEL.

De Kaars Icrygt boven eennbsp;holrondenbsp;Kuil.

Een gedeelte van ’t Pitnbsp;blyft witnbsp;en brandtnbsp;niet.

€()2, ’t Vuur verteert

elkanderen in de largte uitgeftrekt en ec'’ weinig gedraaid het werk doen van Hairbuis*nbsp;]cs of van een Spons, en dus het Vogtnbsp;2,ig trekken. Ten anderen, om dat de LJg’-aan het bovengedeelte van het Pit door d^nbsp;Hitte van de Vlam zeer fterk verdund iSjC'^nbsp;de drukking van den Dampkring derhalvef'nbsp;op het benedenfte gedeelte alles, watnbsp;daar vlietbaar bavindt, ligtelyk kan deel'nbsp;naar boven ryzen.

Dewyl het boveneind van de Kaars ronden Cirkel uitmaakt van fmeltbaare Stofjnbsp;en de Hitte, die in het brandend Pit heerfcht»nbsp;nader by deszelfs Middelpunt gcplaatft i®?nbsp;dan by den omtrek, ontftaat ’er natuur!)'^nbsp;een diepte en holligheid door, op wier bo'nbsp;dem het Kaarsfmeer, naar maate dat he*-fmelt, byeen loopt-

Het Kaarsfmeer, dat alleen maar gefiuol' ten is, heeft nog op verre na dien trapnbsp;Hitte niet, die ’er vereifcht wordt, oU’nbsp;kooken en aan brand te gaan. Dien trapnbsp;Hitte kan het ook niet krygen, of het «’oc'-cerft ver genoeg verv/yderd zya van


-ocr page 429-

DE Lichaam EN,

Kaars, die koud is; en dit is de reden, dat xiv.les. er altoos een gedeelte van het Pit is, 't welknbsp;V»'it blyft, en niet in brand gaat, fchcon hernbsp;tnet brandbaare Stof is opgevuld.

Na dat het Kaarsfmeer vervolgens een ge- De Knws Doegzaamen trap van Hitte gekreegen heeft, i7ic;!|er,nbsp;kookt het eindelyk in het bovenfte gedeeltenbsp;Van het Pit; en dewyl de uitdairping, innbsp;Vogten, eerlang volgt op derz.elvcr hooking , verandert die StoiFe vig in Damp, ennbsp;Vervliegt. Dit is de oirzaak, dat de Kaars,nbsp;r.a dat 7-y een geruimen tyd gebrand heeft,nbsp;merkelyk blykt afgenomen te zyn en in ge-Wigt en in langte.

Wanneer de vette deelen dus verdeeld en n- Ongei

in Damp ontbonden zyn ' hebben ze fleets

^ nbsp;nbsp;nbsp;^ damp: en

nog maar een weinig meer Hitte noodig om brandt, in brand te vliegen; gelyk men ziet, als mennbsp;niet een brandende Kaars digt by een andere komt,die men pas uitgeblaazcn heeft,ennbsp;die nog rookt; ^oo als in Figuitr 20 ver- f' n. j,nbsp;foond wordt. Wat het Ligt en Scnynzelnbsp;^•elf betreft, ’t welk die Damp eenigen tydnbsp;klyfe van zig geeven , hetzelve wordt, naarnbsp;A a 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;alle

-ocr page 430-

’t Vuur. verteert

xiv.LES, alle waarfchynlykheid, dunkt my, veroifquot; i)er1. zaakt door het Vuur, dat zig uit de deelijfSnbsp;zelve der in Damp veranderde Stoffe ont-zwagtelt, en met zoo veel grooter kragtnbsp;leevendigheid voor den dag fpringt, als hetnbsp;fterker aangezet heeft moeten worden, uiunbsp;’cr uit te komen en zig te vertoonen.

De Vliiu j.s teilnbsp;deelenbsp;heuler,nbsp;ren deelenbsp;losagtl:

Indien alles, vvaar uit een Kaars en zelver Pit zamengefteld is, even brandbaarnbsp;was, en ind icn alle de dealen, die ’er in Danapen uitwaaQèmen, den vercifchten trap vannbsp;Kitte kreegen, dien ze noodig hebben onanbsp;te kunnen branden j zou de ganfche Vlananbsp;maar een zelfde kleur hebben, en overal innbsp;al haare gedeelten even helder fchynen ettnbsp;leevendig j maar de allerbrandbaarfte Stoffennbsp;zelve zyn altyd met deeze of geene anderenbsp;Scoffe gemengd, die niet,of minder brandquot;nbsp;baar is. Het Kaarsfracer, by voorbeeld,nbsp;en het Pit, die men te zamen doet branden, bevatten, behal ven het volkomen brand'nbsp;baar gedeelte, ’t welk een zuivere en helder-Ichittende Vlam uitlevert, in zig vcrfchci'nbsp;den wateragcige en andere nog grover deeltjes?

-ocr page 431-

i)E Lighaamen;

tjes , die niets kunnen voortbrengen dan xiv. les. Rook, of Kool. Uit deielve ontftaat de

' nbsp;nbsp;nbsp;.DE EL*

¦iwariheld van hec Pit, en die rosaguge kleur, die rnen aan het Toppuntje van denbsp;Vlam en een weinig beneden het middennbsp;gewaar wordt. Deze roetagti^heden kunnennbsp;ook nog daarenboven , gelyk men billyknbsp;ftellen mag, hunnen oirfprong verfchuldigdnbsp;?-yn aan de vette deeltjes zelve, die, zig innbsp;te groot een overvloed in de Vlam byeen be- •nbsp;vindende, ’cr ücges-doorloopsn, zonder innbsp;brand geftoken te worden ; ’c zy om dac zynbsp;den genoegzaamen en behoorlyken trap vannbsp;Kitte daar toe nog niet gekreegen hebben;

’c zy om dat zy tot zulk een fynheid nog niet verkleind zyn geworden, als ze moellcnnbsp;Zyn, om Vuur te kunnen vatten.

De blaauwe of violette kleur, welke de ten deele Vlam in haar bencdenfto gedeelte vertoont,nbsp;kan men tocfchryven aan de Zwavel, dienbsp;daar verbrandt; ’t zy dat die Zwavel zignbsp;natuurlyker wyze bevindt in het Kaarsfmeernbsp;en in ’t Katoen , ’t zy dat ze daar gemaaktnbsp;Wordt en zamengeflcld door de yereeniging

van

Aa 5


-ocr page 432-

éró ’t Vuur verteert xiv.LES. van ’t een of ’t ander Zuur met het vette

Haar Ke-IfoJvoiii!;. gï ge-tiaijite

De Vlam van een Kaars moet men, halven , aanmerken als een brandende ennbsp;Ligcgeevende Vlociftof, die geneigd is ornnbsp;zig uit te breiden en te vervliegen. Dewylnbsp;die Neiging , om zoo te fpreeken , onvet*nbsp;fchiilig is, welke Streeklynzy kieze,cn haarnbsp;naar den eenen kant, naar het eene puntnbsp;niet fterker dry ft dan naar het ander, is hetnbsp;denkelyk, dat zy uit zig zelve een Kloots-ronde , of byna dergelykvormige gedaantenbsp;zou aanneemen , indien eenige uitwendigsnbsp;oirzaaken haar niet dwongen een zekere bepaalde Strecklyn te volgen, en veranderingnbsp;bragten in de fchikking, waar in haar deeltjes natuurlyker wyze zig plaatzen zouden.nbsp;Die brandende Damp vindt zig van alle zy-den omringd met Lugt, een andere zoortnbsp;van Vloeiftof, -die zwaarer is dan zy. Volgens de V/etten der Waterweegkunde moetnbsp;ze,derhalven,als zoortelyk ligter,opwaartsnbsp;klimmen in de hoogte, gelyk ze ook met’ernbsp;daad doet jzoo dat men,indien de brandei?'

de

-ocr page 433-

hl

DE LiGHAAMEN:

de en van het Pit zig losgemaakt hebbende xiv. leS. Damp niet ieder oogenblik, zonder ophou- 3-den, door andere Wolken van dergelykennbsp;Damp gevolgd wierd, geen ander Ligt ennbsp;Schynzel aan de brandende Kaars zien zou,nbsp;dan dat men een klein Vlammetje, aan allenbsp;kanten byna rond, tot omtrent een Duimnbsp;hoogte zag opvliegen, en üraks daar na weernbsp;uitgaan. Maar dewyl dit uitvloeijen en ontvlammen van die brandende StofFe onophou-delyk altyd agtereen duurt, moeft daar doornbsp;die Vlam eigenlyk zig vertoonen in de vormnbsp;van een langwerpig 'Rolrond^ van boven metnbsp;een verhevenronde oppervlakte beflootcnjnbsp;en men mag billyk denken, dat zy ook inderdaad die gedaante zou aanneemen, en nietnbsp;die van een byna Kegelvormigen Puntzuil,nbsp;welke men haar nu genoegzaam altoos hebben ziet j indien ’er niet een andere vreemdenbsp;oirzaak bykwam, die haar daar toe aanleiding gaf, en ons nu nog wat nader te onderzoeken ftaat.

De omtrek van den Damp, die uitbet ontflaat bovenfte Toppunt van ’c Pit, en verder

rond- leggende Lsat.

-ocr page 434-

^93 ’t Vuur. verteert

XIV LES rondom overal uit hetzelve uitwaaiïemt, be-

3 ’ A F»

Mill.. nbsp;nbsp;nbsp;^‘S ‘quot;^ict enkel tot dat geen, ’c welk w/

Ligt en Schyniel zien geeven, en daaro® Vlam gewoon zyn te noemen. Hy ftrekcnbsp;zig merkelyk verder uit, en boven de Kaarsnbsp;inzonderheid wordt men hem tot op ver-fcheiden Duimen afftands gewaar. Wat isnbsp;de reden, dat die Damp , eenmaal in brandnbsp;gevloogen, zyn Vuur en zyn Ligt niet over*nbsp;al, zoo ver als hy zig uitftrekt, blyft behouden ? ’t Is om dat hy, naar maate dat hynbsp;zig verder uitbreidt, ylcr wordt en dunner,nbsp;cn daar te beter gefchikt om door de Lugt,nbsp;die hem omringt, verkoeld en uitgeblufchtnbsp;te worden; zoo dat ’er niets is, dan alleen

Koj/f» maar de Kmr, om zoo te fpreeken,of het digt-fte en meeft in een gedrongen gedeelte , dat deeze Verkoeling weerfl:aat,en Hitte genoegnbsp;behoudt, om aan 't branden en aan ’t Schyn-zcl geeven te blyven. De twee volgendenbsp;Proefneemingen kunnen dit nader beveiligennbsp;cn ophelderen, i. Als men twee brandende KaarLn zoo naby elkander houdt, datnbsp;Vr niet meer dan üegts eenigc weinige Lyncn

af-


-ocr page 435-

lt;JSgt;9

DE L I G H A A M E N,

afftands tuflehen beider Vlammen overblyft, xiv. les. ziet men in die tuflehenwydtc van de tweenbsp;Vlammen een kleinen brandenden Damp,

2 2-

(gelyk in Fig ii vertoond wordt,) die naar alle waarfchynlykheid niets anders is, dannbsp;het gedeelte van den Damp, dat reeds uit-geblüfeht v;as, maar nu weder Vuur vatnbsp;door den nieuwen Graad van Hitte, dien denbsp;twee Vlammen , z,oo naby eikanderen gehouden, in de kleine tuflchenwydte, die ’ernbsp;blyft tuflehen haar beiden, doen ontftaan;nbsp;en dit is daarom ce waarfchynlyker, om datnbsp;die Vlammen zelve dan merkelylclanger worden en hoogcr opfchicten. De tweede Proef-nceroing is deeze. Wanneer men de Vdamnbsp;van een dikke Kaars vangt in een dun glazen Buisje, van 7 of S Lynen Middellynsnbsp;in de wydte en omtrent 4 Duimen lang,gelyk in Figuur 22 vvordt afgcbeeld, ziet mennbsp;dezelve aanltonds veel langer worden, dannbsp;Ze rs vooren was, en van boven byna denbsp;Zelfde dikte en omtrek krygen, als 7.e vannbsp;onderen heeft. Waarfchyrd) k, om dat zynbsp;haar Hitte in die Buis, die zelve ook warm

wordt,


-ocr page 436-

700 ’t Vuur VERTEERT

XIV. LES. 3. af-nEHL.

wordt, beter dan in de vrye Lugt, die on-ophoudelyk telkens weer vernieuwd wordt, kunnende behouden, haar in Vlam gevloo*nbsp;gen deeltjes langer in den zelfden ftaat en aannbsp;’t branden kunnen blyven.

die haar verkoelt

Hetfchynt, derhalven, zeker te zyn,dat de Verkoeling, die de rondom liggende Lugtnbsp;aan de Vlam te weeg brengt, haar omtreknbsp;binnen zekere paaien houdt en denzelvennbsp;kleiner doet worden, dan hy anders wezennbsp;zou. Maar dewyl die Vlam een waare ennbsp;eigenlyk zoogenaamde uitloop en afylietingnbsp;is; een Vloeiilof, die, uit het Pit voort-ftroomende, zig opwaarts begeeft door eennbsp;andere Vloeiftof heen, die haar verkoelt ennbsp;lt;’cr onophoudelyk ecnige deeltjes van uit-blufcht^ begrypt men duidelyk, dat haar be-nedenfte gedeelte, dat gedeelte, ’t welkcerftnbsp;met’er daad op dat oogenblik in brand gaatjnbsp;dikker moet zyn en grooter van omtrek dannbsp;de deelen, die hpoger zyn, en reeds eenigenbsp;van die verkoelingen en uitbluflchingen hebben ondergaan; gelyk men op dien zelfdennbsp;voet ook ligtelykzal willen tocftemmen, dat

dc


-ocr page 437-

DE L I G H A A M E N. 701

DE L I G H A A M E N. 701

3- afdeel.

de Vlam hoe langer hoe meer in dikte moet xiv.leS. afneemen, naar maace dat zy hooger cp-klimt, dewyl zy onder dat klimmen onop-houdelyk telkens weer nieuw verlies lydt.nbsp;Verbeelden we ons een Rolrond Stuk, dat cyUndrcnbsp;loodregt ftaat: indien men ’er van den voetnbsp;af tot aan de bovenlle oppervlakte toe ftuk-ken afnam, hoe langer hoe grooter en zwaa-tcr, naar maate dat men ’t Toppunt naderde , en dus de middellyn van deszelfs diktenbsp;allenskens kleiner deed worden, wat 2.0U ’ernbsp;van den Rol na al die afncemingen overbly-ven , dan een Kegelvormige Puntzuil, ofnbsp;een iMaakzel van de zelfde gedaante als denbsp;Vlam van een Kaars ons doet zien ?

onder

gaan.

Vy'anneer men nu by dcexe verkoelingen, en wry-door de rondomliggende Lugt veroirzaakt, nog de Wryving veegt, welke eenVloei-ftof,die door een andere heendringt, noodwendig ondergaan moer, zal men gemakke-lyk kunnen begrypen, dat, indien deStraal,

Waar mee die bevvoogen Vloeiftof voort-fchict, naar de gedaante der opening, daar ie uit doordraalr, Rolrond moeH: wezen,

de-

-ocr page 438-

702 ’t Vuur. verteert

XIV. LES.

3. Ar-D E £ L.

dezelve hoe langer hoe dunner en Puntzuil' vormig worden xou, door deonophoude-lyk agtereenvmlgcnde vcrtraagingen, die denbsp;deeltjes der oppervlakte van dc rondomlegquot;nbsp;gende Vloeiftof zouden moeten lyden.

Vorm is het ook, onder w'elkc het Watc*^ zig vertoont, dat uit een Vat, welks bodetiinbsp;met een rond gat doorboord is, voortftioo-mende,. door de Lugc valt: gclyk in Figtittfnbsp;a 3 nader te zien is. Dergelyke Wryvingen,nbsp;mogen wy ons ook met regt verbeelden ,daCnbsp;de Vlam, als ze om hoog ryft , van denbsp;rondomleggende Lugt óndergaat, cn dat dienbsp;oitzaakook tot het uiewerkzei, daar wy hiernbsp;van {preeken, en het vormen der Puntzuil*nbsp;gedaante van de V'lam medewerkt.

't rit

krypt een kool, ennbsp;dc Viainnbsp;Avordcnbsp;ditifteret.

Het zwarte gedeelte) eindelykgt; van het Pit wordt langer, om dat het Vuur het boveneind van de Kaars, die door den brandnbsp;voedzel te verfchaffen, allenskens verteert,nbsp;in zyn zakking volgt, cn met hetzelve hoenbsp;langer hoe laager daalt; en het Ligt wordtnbsp;bezwalkten duiflcrer,om dat dan de febym

zclgeevtnde Vloeiftof door een dikke zwat*

te

-ocr page 439-

705

DE Lichaam EN.

te Kool belemmerd wordr, die haar werk- xiv. les iaaroheid Inuikt cn dezelve min leevendig


5 Ar-


doet zyn.


Gevokerti

Brandflof^ Brandhaare Lighaamen^ noemt tneii doorgaans alles, wat het Vuur, na hetzelve eenigen tyd onder de gedaante vannbsp;Vlam of van gloeijende Kolen te hebbennbsp;doen flikkeren en fchynzel geeven, verteert.nbsp;Van dien aart zyn de meefle Plantftoffen, dcnbsp;Dierlyke, en een gedeelte van de gegraavennbsp;Stuffen. Maar dewyl genoegzaam alle Lig-haamen, die men doet verbranden, niet tenbsp;eenemaal verteerd worden, cn’cr, behalvennbsp;den Rook, dis zoofchiclyk niet vervloogen ,nbsp;is en ophoudt als de Vlam, nog eenige vaftenbsp;deden van overblyven, die ratn Afeb

\Y. Deel.

op welke het Vuur verder geen vat meer Cn kragt fchynt te hebben j heeft men allenbsp;Semengde of uit vcrfcheiden aart van Stof-ien zamengeftelde Lighaamen, die brand-^^ar zyn, aangemerkt, als of ze in zig eennbsp;Wekere zoort van Stoffè begreepen, die 'al-

Bb

leen,

-ocr page 440-

73 ’t Vuur verteert

0];5 is alleen ’tnbsp;Voedzelnbsp;van ’tnbsp;Vimrnbsp;niet.

Riv. LES. leen , en als de eenigfte onder dat Meng^^^» deel. bekwaam was om Vuur tc kunnen vatten,nbsp;en den brand te voeden ; welke Stof mennbsp;daarom den naam gegceven heeft vannbsp;zei des Vuurs ^ Fabulum Ignis. BoerHAA^Enbsp;en met hem veele fchrandere Natuurkundi'nbsp;gen fchryven deeze Eigenfchap toe aan denbsp;Olie, die als één der Beginzelen van ’cnbsp;tnenftelzel in genoegzaam alle gemengde big'nbsp;haamen, inzonderheid in die van ’t Ryk nefnbsp;Dierlyke en derPlantftofFen, plaats heeft'nbsp;zoo dat een Lighaara min of meer brandbaar geflreld wordt te zullen zyn, naar ma^'nbsp;te dat ’er zig een kleiner of grooter voor-raad van dat Beginzel in dat Lighaam bC'nbsp;vinde. Dit is de reden, zegt men, dat vett*nbsp;of OJieagtige Stoffen ligter dan anderen xyfnbsp;aan te Ifeekcn, en flerker en beter branden-Men kan niet ontkennen, dat deeze Srebnbsp;ling zeer wel overeenftemt met alles, wat vvynbsp;dagelyks zien en ondervinden. Maarnbsp;men die Stelling voor waar aanneemt, mo^t^nbsp;men ze juift erkennen met die naauwkeurig^nbsp;bepaaling, waar meê men ze fchynt te vt'!'nbsp;—nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;len


-ocr page 441-

705

DE LiGHAAMEN.

tóo doen verzeld gaan? Is de ligteen vlug- xiv.les. tige Olie juift de eenigfte Stof, die waarlyk ^'ehLnbsp;Igt;randbaar is ? Zouden de andere Beginzelsjnbsp;welke ze in het genaengd Lighaam ver-cenigd is, ook niet brandbaar kunnen zyn,

^oor een- merkelyker hooger trap en ryker '^oorraad van Vuur, dan zydaar toe noodignbsp;^ceft? Het denkbeeld, dat ik my van dennbsp;ftaat, waar in zig het Vuur natuurlyker wy-binnen in de Lighaanaen bevindt , ge-'^ormd heb, doet my zulks inderdaad gcloo-Ven j en om myn gevoelen , dat mogelyknbsp;een weinig zonderling in den eerften opflagnbsp;fchynen zal, te regtvaardigen j 2.al ’t raadzaam zyn, dat ik, ’t geen ik reeds op verscheiden plaatzcn van deeze en de voorgaande Les ten dien opzigte gemeld heb,

^ier met weinige woorden herinnere.

Ik ben met de meefte hedendaagfche Na- Aiies be-'uurkundigen van gedagten, dat ’er overal ^uur is en in alles: dat die Hoofdflof denbsp;'^'Sigetuflehenruimten, welke deStofklorap-van een vaft of vloeibaar Lighaam tus-^'^hen zig openlaatcn, vervult, en dezelvenbsp;B b '2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;mi,n


-ocr page 442-

joS ’ï Vuur vïrteert

ïiv. LES. jniii Qf jjjggr verwyderc en ruimer van om* Diïi,.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;maakt, naar maate van den rnindereno^

meerderen trap van -werkLaamheid, die bet bezit. Maar belralven dit Vuur , ’tnbsp;men tenopzigt van die kleine Stofklompi^^»nbsp;waar uit een Lighaam zamengefteld is,nbsp;aanmerken als een rondomliggtnde Scot , ^ennbsp;Stof die dezelve van alle kanten omringt»nbsp;verbeelde ik my ook nog, dat zelfs het al'nbsp;lerkleinfte Stofdeeltje, van welken aartnbsp;zoon vap Lighaamep het ook zy, (de 0igt;'

de'

deekn^ ZO ze ’erzyn^ alleen uitgezonderd,) binnen in zig een weinig van dat zelfde V ttLitnbsp;bevat, ’t welk zig niet in vryheid ftelb'bnbsp;vertoenen, Ligt en Scbynzcl geeven kaquot;’nbsp;dan na dat het de Kortf, daar het mee ffquot;'nbsp;Lwagteld is, verbrooken heeft; dognbsp;Korft het niet breeken zal, en derzebf^nbsp;deeltjes doen uit één fcheuren en veryb*quot;'nbsp;gen, dan wanneer het een trap van kt^cnbsp;en werkzaamheid gekreegen heeft, dienbsp;toe genoegzaam is, en den weerftandnbsp;Banden, daar het in beflooten zit, overtt'b’nbsp;nen kan. Maar dcvvyl nu de deehje®

Stoff'

-ocr page 443-

7Ö7

bE Lighaambn.

ScbfFe zig min of meer bezwaarlyk, naar Jfiv'.r.ES. j clks by zonderen aarc en zöort, van elkan- „

'Ier fcheiden laaten eh losmaaken, zal ’c kun-.

^en gebeuren, dat in een gemengd Lighaam,

' welk men branden doet, de Stofklompjes ^'an een zekeren rang roOr die inwendigenbsp;j ^'ragt, die hen van één tragt te döen fcheu-'cn, bezwyken, om dat de Graad vanVuurgt;nbsp;die ’er op dat oogenblik in den ganfchen ,

Klomp heerfcht, fterk genoeg is, om door 2yn medewerking dat uicwerkzel meê tenbsp;helpen bevorderen: terwyl een ander zoortnbsp;Van Stofklompjes ondcrtuffchen nog weer-ftand blyft bieden, niet om dat zy ook der-gelyk een oirzaak, die hen met die ontlloö-ping dreigt, niet inwendig binnen in zignbsp;Verborgen hebben zitten, maar om dat dienbsp;'Oirzaak nog dbör het Vuur, dat’er van buigen op werkt, geen kragt en werkzaamheidnbsp;Senoeg ontvangen heeft, om ook op de zelfde wyze de overhand te bekomen.

In dien zin is alles Brandftof, alles brand- en is ^aar. De gloeijende Kool, die, na dat zynbsp;B b 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ont^


-ocr page 444-

7o8 ’tVuur. verteert

xiv.iES. ontvonkt is , alleen maar blyft glirntn^^’j

DEit. volhardt langen tyd in dien Haat, om dat, van Laag tot Laag, het Vuur, dat innbsp;Stofklompjes van derzelver oppervlakte oe*nbsp;flooten zit, zig langzaam ontzwagtelt,nbsp;deeltjes heeft los te maaken, die elkandefnbsp;bezwaarlyk verlaaten willen , en zyn wef'nbsp;king vry wat meer weerftand bieden,

lt;le deeltjes, die al aanftonds met den eet* ftcn aanvang in Vlam en Rook uitdatnp'nbsp;ten en vervloogen. Het Zout zelf ennbsp;Aarde, waar trit de Afeh van die verbrandenbsp;Kool bcftaat, en die zig mceft altoos ondernbsp;de gedaante en de kleur van een fyn grysag'nbsp;tig Poeijcr vertoonen, zouden zoo gloeijendnbsp;worden alj de Kool zelve , indien mennbsp;tot een trap van Vuur bragtj die fterk g£'nbsp;no^ was, otn het Vuur, dat in derzelvernbsp;vafte deeltjes verborgen zit, tot behoorlyi^®nbsp;werkzaamheid te verleevendigen, enhetze^'nbsp;ve door zyn korft cn zwagteis heen te doeOnbsp;uitfchitteren eti gHmmen. Ik zal nog m^crnbsp;zeggen: het Water zelf, gelyk ik iny verse-

-ocr page 445-

7D9

DE LiGHAAMEN.

iekerd houil, 7.0U gloeijend wctden en met xiv.i.ES. helder fchyiuel flikkeren, indien de hoofd-ftofFelykc deeltjes , waar uk deszelfs Stof-klompjes xamengefteld z.yn, en die ik ver-Oiidcrftel dat ook een klein brokje Vuur innbsp;yg bevatten, z.00 gemakkelyk te ontbindennbsp;eti uit een te lloopcn waren , als men dienbsp;Stofklompjes zelve hun Lighaam kan doennbsp;'¦'erlaatcn, om in Damp uk te waaflemen ennbsp;te vervliegen.

Hoe? Zal men zeggen, is het Water ook • een Brandftof?

, Laaten wy niet twiften over woorden. Doeh -t Verftaat men door Brandftof dat geen, ’cnbsp;V/elk zig gemakkelykft in brand laat ftee- den ge.nbsp;ken: iets, t welk beil gefchikt is orri de {^•'‘kt^annbsp;^'^uuren, die men dagelyks in de Keukensnbsp;°f op Haard ftookt, of het Ligt, dat mennbsp;® avonds of’s nagts brandt, te voeden en

vermeerderen j zeker de vette, de Geeft-’’yke, de Zwavelagtige Stoften, die een ry-^'=0 voofraad van dergelyk een Voedzel des ^tiQrs in 2i| beVatten, verdienen boven allenbsp;B b 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;an-


-ocr page 446-

710

’t Vuur vERTtEKt

xiv.LES. anderen dien naam by uitftcekendheid.

3. AV-

DEEL. hcgt men aan die uitdrukking een ruimer en uitgeftrekter denkbeeld, noemt men Bran^*nbsp;ftof of Vuurvoedrel, een StoflFe, welke doornbsp;die Hoofdftof ontbonden en verteerd kannbsp;worden, een StoflFe, welke de werking vannbsp;’t Vuur zig als geheel in brand en gloeijtndnbsp;kan doen vertoonen; een Sfoflfc, eindelykrnbsp;die, wanneer al haare deeltjes met den zeb^'nbsp;den Graad van Hitte bezield zyn, zoo veelnbsp;* grooter Vuur maakt, naar maate dat ’er eennbsp;grooter voorraad van dezelve byeen isj dannbsp;itaik toe, dat ik geen Ligbaam kenne,nbsp;welk ik dien naam met reden zou kunnen,nbsp;weigeren. Dewyl een Zandkorrel, by vooi'nbsp;beeld, en een kleine Druppel Olie beide eennbsp;brokje Vuurs in zig bevatten, meen ik zeernbsp;duidelyk te kunnen zien , dat die inwendig'nbsp;werkende oirzaak, zoo dra ze kragts genoegnbsp;krygt om de taaiheid en ’t onderling ver*nbsp;band der deelen te overwinnen, de floopingnbsp;cn ontbinding van die twee kleine Lighaam'nbsp;tjes zal te weeg brengen; doch alleen

dit

-ocr page 447-

7li /

tgt;E LiG.HAAMEN.

cUt ondeifcheid, dat deOliedruppel, die ge- xiv leSj niakkelyker wyken wil, in een Ligtgeeven-den Dainp zal veranderen cn vervliegennbsp;terwyl de Zandkorrel, in tegendeel, vafternbsp;en harder van aart, open zal fplyten om hetnbsp;Vuur, dat hy van binnen in zig beüuk, tenbsp;laaten dooi Bikkeren naar buiten, en zig ver-voigïjis in een’ ontelbaare menigte van kleinenbsp;Brokjes en Stofjes verdeden,die oveiblyvennbsp;zuilen en niet vervliegen.

ren lt;iet Vlaur.

De kleur der Vlam verfchilt naar den verrehe!-vcrfchil!enden aart der Stoffen , die men ^'eu-brandt. Zuivere Wyngeeft en in ’c alge-, meen allerlei Geeft , dien men uit Groei-ftofF..n trekt, geeft een leevendige en helder blanke Vlam: die van Olie en van Smeernbsp;is een weinig geelagtig jen Zwavel heeft eennbsp;blaauwe Vlam. Als men een gemengd Lig-haam, dat iets van alle deeze Stoffen innbsp;2.ig bevat , aan brand fteekt, moet denbsp;Vlam, die ’er van opgaat, ook iets minnbsp;of meer van al die kleuren , op vcrfcheknbsp;wyzen gefchakeerd , in zig hebben;

B b 5 nbsp;nbsp;nbsp;ter-


-ocr page 448-

7ïi

’tVuur verteert

XIV.LES. tcrwyl’er daarenboven nog ftreepen onder 'fnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;loopen van zwarten Damp of Rook. Hier

uit zal men ligtelyk den oirfprong begrypen kunnen van al die kleuren, die men veelalnbsp;in de Vlam van een wel aangeftooken ennbsp;hclderbrandend Takkebos , of van andernbsp;Brandhout befpeurr.

Gevaar van eennbsp;Vlam, dienbsp;to£in dennbsp;Sc'iiooi-ftacnnbsp;vliegt.

By gelegenheid van de boven aangehaaide Proefneeming met de Vlam van een Kaars, die in een Glazen Buisje, van om*nbsp;crent 5 of 4 Duimen lang, gevangen, hoo-ger ryft dan naar gewoonte, en het gan-fche Buisje byna tot den top toe vultj zalnbsp;ik aanmerken, dat het Vuur, ’t welk ménnbsp;op een Haardftéê ftdókt, niet gevaarlyknbsp;wordt, dan wanneer de Vlam zoo hoognbsp;fiygt,dat zy tot in de Pyp van den Schoor-iicen opkiimt. Want dan moet men haarnbsp;hoogte niet meer fchatten naar ’t geen zenbsp;wezen zou, indien de Vlam rondom in denbsp;open Lugt gcblecven was: maar men,moetnbsp;bedagt zyn, dat zy, om redenen, die iknbsp;toen heb bygebragt, zig merkelyk in kng-quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;te

-ocr page 449-

713

DF. Lt.OHAAMaN.

te 2,al uitrekken , en ligtelyk in ftaat 2.yn otn het Schoorfteenroet tot op een verrennbsp;afftand van beneden in den brand te fteé-ken.

Wyngceiï-lampen met -iil-vetennbsp;ritjes.

Als men een Lamp van welgezuiverden Wyngeeft brandt, maakt het Pit, zo ’t vannbsp;Katoen is, geen zwarte Kool, gelyk datnbsp;van een Kaars, of van een Lamp metnbsp;Olie, om dat de Vlam te ligt en leeven-dig van aart is, en te fchielyk uitwaaflèmt.nbsp;Het is daarom ook riet ecns noodig, datnbsp;bet Pit in zulk een Wyngeeft-Lamp metnbsp;’er daad brande, indien het altyd llegts natnbsp;genoeg gehouden worde van ’t Vogt, datnbsp;de Vlam Voedzel verfcfaafïen moet. Dage-lyks ziet men in Korofboren Wyngeeft-lampjes, wier Pitten van fmalle reepjes Zilver gemaakt zyn, in bosjes gebonden ennbsp;boven aan een weinig uit elkandcren ge-fpreid.

VVcikhig van tcnbsp;lanee ,nbsp;dunne,nbsp;dikke,nbsp;kortenbsp;ritten.

Pitten, die te lang zyn, of te dun, en te los gevlogten, doen de Lampen rookennbsp;ea zwaaien Damp van zig geeven ^ om dat

zy

-ocr page 450-

714

’t Vuur. verteert

XIV, LES. IJ meer Brandftof aan het Vuur levérenj ’•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dan hetzelve verteeren kan. Al wat ’er

ti li k L.

overtollig is, raakt niet in brand, en wasS-femt uit onder de gedaante van cto zwarten Rook. Pitten ^ die te dik ot te ityf gedraaid zyn, trekken geen Brandllot genoeg op, cn maaken het Ligt van Lamp olnbsp;Kaars fiaauw. Die te kort zyn, voeren cicnbsp;Olie en het Kaarsfmecr in het Vuur, eer zénbsp;nog heet genoeg geworden zyn om in brandnbsp;te kunnen gaan: korte Pitten mogen alkennbsp;gebruikt worden met VVyngeeft, die branden kan, als hy üegts een nog maar maati-gen trap van Warmte bekomen heeft.

(•ievfl-ir v.'in een

t\c Kn-is \ y heetcnbsp;Datupon.

De Proefheeming van de pas uitgebJufch-te en nog rookende Kaars , die men aan baar Damp weer aanfteekt, geeft my aanleiding om ieder te waarfchuwen, dat hetnbsp;zeer gevaarlyk is om met een brandendenbsp;Kaars, of met iets dergelyks, wat het zy,nbsp;dat Vlam geeft, naby de eeue of de anderenbsp;vette of Harsagtige, of Geeflryke StofFe tcnbsp;komenj die nog vry heet is, en Rook en

Damp

-ocr page 451-

7IJ

DE L I G H A A M E N.

3. Aï-

Damp van zig geeft. Tor op een zeer xiv. r.ES. verren afftand zou die Stof kunnen innbsp;brand üaan, en mcrkelyke wanordes ver-oirzaaken. Maar al te dikwils ziet mennbsp;toevallen van dien aart gebeuren, inzonderheid na dat het bereiden en het leggennbsp;van VerniiTen de koftwinning of tydkor-ting van een groot getal van Menfcheh geworden is.

Maar waar blyvcn, eindelyk, al die Stoffen en Lighaamen, die het Vuur, na dezelve eenigentyd fchynzel te hebben doen gee-ven, en in onze oogen flikkeren, vervliegen en dagelyks uit ons gezigt verdwyneu doet?:

Cf'

f prei de Stoftennbsp;worden

Dewyl ’er niets met ’er daad vernietigd De v en tot niets gebragc wordt, en dc onder-fcheiden zoorten der dingen, nimmer uitgeput , in weerwil van het onophoudciyk n‘=a--

° ^ nbsp;nbsp;nbsp;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ we voort

gebruik, waar door ze verllyten en ver- h.eagteis

gaan, altyd in wezen blyven, moeten wy Ktbruikt.

vaftftellen, dat al die Lighaamen, door de

werking van ’t Vuur zoo fyn verdeeld, ont-

bon-


-ocr page 452-

7i(j ’t Vuurv^rtekutdeLighaamen-;^iv. EEs. bonden en uit malkandercn gerukt, dat vj kun meel ïigtbaare gedaante te eenemaal verloorennbsp;hebben, en ten dien opiigtc niet meer zyu?nbsp;’t geen ïc waren, 7,ig wyd en zyd verfprei'nbsp;den in den Dampkring, als in een grootsnbsp;Voorraadlchuur, waar uit de Natuur, naarnbsp;roaate dat zy ze tot haar behoeften of oog'nbsp;merken noodig heeft, van tyd tot tyd dienbsp;Stoffen weer te rug neemt om zo tot nieuwenbsp;voortbrengsels te bezigen.

VEERTIENDE LES.

VIERDE AFDEELING.

De voornaafKjie Middelen^ om de kragl eit uit-werkzels van ’t Vuur te vermeerdereti en te verminderen,

Gemeen

Vuur.

HEt Vuur, daar wy in deeze Afdeeling van fprecken zullen, is ons gewoonnbsp;Vuur; zulk een Vuur, als daar wy dagelyksnbsp;gebruik van maaken, het branden van deess

of

-ocr page 453-

De kragt v.’t Vuur vERMEERnERD.717

of geene Stofïe, die in Vlam en in Rook xiv. vervliegt, en daar na’t verbranden of niets, ^nbsp;of alleen maar Afch oyerblyft. Een Vuurnbsp;van Hout, by voorbeeld, van Kolen, vannbsp;Turf, van Olie, van Wyngeefl:^ en derge-lyke StofFen meer. Van de Zonneftraalennbsp;en k vermeerderen van derz.elver kragt ennbsp;uitwerkz,els xal ik hier niet fpreeken. Toennbsp;ik in de voorgaande Les heb doen zien, datnbsp;2.y een waar en eigenlyk genoemd Vuur zyn,nbsp;heb ik ’er reeds zoo veel van gezegd, dat ’ernbsp;ieder ligtelyk uit zal kunnen begrypen, datnbsp;de Warmte, die zy doen ontftaan, vermeerderen moet, naar maate dat ze zig in groo-ter getal op een zelfde plaats byeen vergaderen ; ’t welk van de vermenigvuldiging,,nbsp;van de grootte of van de volmaaktheid dernbsp;Werktuigen, die ze in één punt doen za-tnenloopen, afhangt.

Evenre*

dikheid

van (ie

vermeer-

(•.erdc

krn|^t (ier

ZonnC'

ftr.ialeu.

Ik zal ’er hier deeze aanmerking nog alleen maar by voegen, dat de Werking der Zonneftraalen, door Brandglazen ofdoorBrand-Ipiegels in één punt vergaderd, in kragt en ftei'kte toeneemt, niet alleen naar maate van

de

-ocr page 454-

71^

De kragt vak.’t

xiv.EEs. de meerdere digtheidjdie TJt krygen, hoe t.c ^ hun gemeen Brandpunt nader komen j maarnbsp;ook volgens een zekere andere evenredigquot;nbsp;heid van aangroei, die men nog niet volko-XIII.Les. men kent. Indien men, by voorbeeld, denbsp;'*¦ As van den Lietkegel, die met zvn Voet-

ll%. lO nbsp;nbsp;nbsp;0nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;0nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7

cn 11. ftuk.op den Spiegel ruft, in vcrfcheideh ge-lyke deelen afdeelde , en men een zeilde Lighaam beurtelings op alle die verdeelin-gen, de eene voor, de andere na , plaatfte,nbsp;zou ’er dat Lighaam overal geen Hitte gevoelen, die evenredig was naar ’t getal tiernbsp;Straalen , welke het op ieder plaats naarnbsp;maate van zyn afftand van’c Brandpunt ontving. In ’t Brandpunt zelf, of zeer kortnbsp;daar by, z^l men een ftuk Metaal doennbsp;fmelten, dat maar een maatige Warmte zalnbsp;bekomen, als men het ’er een weinig verdetnbsp;van afhoudt, op een plaats, daar egter hetnbsp;getal van de Straalen, die op deszelfs oppervlakte vallen, nog niet grootelyks vermin^nbsp;derd is. Het fchynt, derhalven , dat denbsp;Zonneftraaleri, wanneer ze digr in één gedrongen worden,daar door zelfs een nieuive

kt^gl

-ocr page 455-

Vuur. vf-rmeerderd. 715

kragt aanneemen , boven en belialven die, xivles. Welke uit de vermeerdering van hun getal •

° nbsp;nbsp;nbsp;DEEL.

natuurlyker wyie voortfpruit. .

Drieërlei Middelen kennen wy inxonder- Middelen heid om de kragt en uitwerkz.els van eennbsp;Zelfde Vuur, een Vuur, meen ik, dat met 'tvuurtcnbsp;een zelfde StofFe gevoed en aan brand ge-houden wordt, te doen toeneemen ; i. Doornbsp;den voorraad en menigte van die Stof, dienbsp;het Vuur ten voedzcl dient, te vermeerde-ten. 2, Door deszelfs werking binnen zekeren omtrek te beüuiten , en binnewaartsnbsp;te dry ven, of door te beletten , dat ze zignbsp;niet verfpreide en in een te wyd uitgeftrektenbsp;ruimte vervliege. 3. Door deszelfs werking,nbsp;of de brandende deeltjes, die het Vuur uit-Waaffemt, allen de zelfde Beweegftreek tenbsp;doen houden, en naar ééne plaats te dwingen.

Het cer/le Middel, om de kragt van ’t Eerft-Vuur te vermeerderen, is zoo wel bekend. Middel.

Cn zoo algemeen dagelyks in gebruik, dat bydoen. ik het onnoodig agt daar op te blyven ftil-ftaan. Ieder weet, dat, als men een Bosnbsp;IV. DF. E L.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ccnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Stroo

-ocr page 456-

720

XIV.LES, 4. Af-Bi: KL.

Dikke Stukkennbsp;cn digtnbsp;van Stofnbsp;brandennbsp;bezwaar-lykpr,tiannbsp;dtinne ennbsp;yle.

bladz.

713.

De KKAGf VAN’f

Scroo in brand geftoken heeft, en men ’er een tweede, een derde, of meer bydoet, betnbsp;Vuur grooter wordt, en de Warmte naarnbsp;evenredigheid toeneemt, en zig rondom ver*nbsp;Iprcidt. Men moet hier egter aanmerken,nbsp;dat een Lighaam, hoewel uit de zoort dernbsp;geenen , die men doorgaans en met regrnbsp;brandbaar noemt, rogchans niet altyd Vuurnbsp;vat, en den reeds begonnen Brand helpt vCt'nbsp;meerderenj ren zy het Vuur, daar mennbsp;by werpt, eenigermaate gefchilet zy naar des-zelfs grootte van omirek, en byzondereonbsp;trap van brandbaarheid. Te vergeefs zounbsp;men zwaare Blokken en zeer dikke Stukket’nbsp;Brandhout rondom een klein Vuurtje vaUnbsp;Stroo opftapelen; zy zouden ’er alleen maarnbsp;door gefchroeid en wat zwart gebrand worden : en wy hebben ook reeds voorheen aao-gemerkt, dat een Katoenen Pit in’t middefnbsp;der Vlam van VVyngtcft geheel en oiigO'nbsp;fchonden blyft zonder te verbranden.nbsp;ontftaat daar uit,dat de Vlammen vanzom-mige'Stoffen bceter , vlugger en werkzaa*nbsp;mer zyn, dan die van andere en tot voed*

zei

-ocr page 457-

Vuur vermeerderd.' 711

XIV. LES. 4. A F- •nbsp;DEEL*

ïd van haar brand lulke Lighaatnen moeten hebben, wier trap van Brandbaarheid metnbsp;haar aart overeenkomt. Die trap van Brandbaarheid hangt niet alleen van de byzonderenbsp;natuur van het brandbaar Lighaam, maarnbsp;¦Ook nog daarenboven van deszelfs omtreknbsp;af, en van de meerdere of mindere digtheidnbsp;van zyn Inhoud. Het Hout in ’t algemeennbsp;is uitzyn eigen aart zoo brandbaar, dat hetnbsp;Zig met brandend Stioo zeer wel laat aan-fteckenj maar als dat Hout aan dikke Stukken en Blokken is, zou men’er al een gerui-men tyd agtereen een Stroovuur tegen branden moeten, eer het Vlam zou willen vatten. Want een Lighaam gaat niet in brand,nbsp;dan na dat het een zekeren trap van Hittenbsp;gekreegen heeft; en indien de oppervlakte,nbsp;daar een zwakke Vlam tegen fpeelt, om dennbsp;grootcn inhoud van Lighaam en de digtheid van deszelfs Stoffe koel blyfe, of nietnbsp;Warm genoeg wil worden, zal ’er op zynnbsp;hoogft een Schrosijing, of een ligte en alleen maar oppervlakkige Branding door ontdaan.

Cc 2 nbsp;nbsp;nbsp;Dee-

-ocr page 458-

ri2

XIV. LES. . A F-l)K F. L,

Een on-derft hoven gehouden Kaars, natnbsp;Brand-hoiit.jaannbsp;uit.

Tweede Middel:nbsp;”t Vuurnbsp;influiten.

De kragtvanV

Deeze laarfte Aanmerking geeft ons oofc de reden aan de hand, waarom een Kaarsnbsp;uitgaat, die men een oogenblik t’onderft boven houdt, of in een Vogt dompelt, dat Wtlnbsp;brandbaar van aart is, maar koud; waaronanbsp;nat en groen Hout, dat reeds een v;eioignbsp;aan ’t branden gebragt is, van xelf weer uit'nbsp;gaat,als men geen xorgdraagt,om het met by*nbsp;leggen van ander en drooger Hout aan brandnbsp;te doen blyven. In beide die gevallen ontbreekt het ’c Vuur niet aan Braudftof. Maarnbsp;in ’t eerfte Geval heeft die Brandftof geennbsp;tyd om heet genoeg te kunnen worden: ennbsp;in het tweede kan xe niet heet genoeg worden, ora dat de vogtigheid, die xe in xignbsp;bevat, zulks belet en haar koel houdt.

Ik ga nu, derhalven, over tot de tv/eede rvyxe, om de kragt van ’t Vuur te vermeerderen, en xal ten dier* einde doen zien, datnbsp;een zelfde Vlam, of een zelfde brandendenbsp;Stof merkelyk flerker Hitte geeft, wannccrnbsp;haar Hitte binnen zekere paaien, die haafnbsp;beletten zig verder te verfpreiden, belioo-ten blyftjdan wanneer men haar de vrybe^^*

laat,

-ocr page 459-

Vuur vermeerderd; 72j

laat, om aag naar welgevallen rondom wyd -X'V.ees. en zyd uit te breiden.

flERSTK ProEFNEEMING. Toeflel.

P t. 6.

fii- 3 .

AA, in Ttguvr 24, is een byna Rolrond Stuk of Trommel, uit een Blad Yz,er, ofnbsp;Van geel Koper gemaakt; van boven geheelnbsp;open, en naar beneden doorgeflagen met eennbsp;Boogswyze opening, die Duim hoog ennbsp;2i Duim wyd is. Ter zyden heeft mennbsp;daarenboven nog drie andere, doch merke-lyk kleiner openingeh of Lugtgaten, op ge-lyke afftanden van elkanderen in de rondtenbsp;Van den omtrek der Trommel geplaatft, ennbsp;alle drie op de zelfde hoogte als de Top vannbsp;den Boog.

Op decze Trommel zet men, beurtelings «a elkander, twee zoorten van holle Dekzelsnbsp;of Kuipjes van Metaal, die’er omtrent tweenbsp;derden van hunne hoogte infehieten, zoonbsp;dat ’er maar een derde boven uitfteekt. Innbsp;een van die twee Kuipjes doet men NVagt;nbsp;Qc 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ter.


-ocr page 460-

De kragt Van ’t

XIV.LES. ter, in het ander Zand, dat te vcoren xvcl' ¦ Ar- gedroogd is.

Door de Boogswyz.c opening van de Trommel loopt de Pyp van een Lamp met drie Pitten, welke men aanfteekt. Men maakc^nbsp;dezelve eenigzins Icort, en in de form omtrent van een Penfeel, op dat ze geen Rooknbsp;zouden geeven. De Bak B is met Olyfnbsp;zoogenaamde Boom-olie gevuld.

Viiv}srkzels,

Een Wa-ter en Zandbadnbsp;over denbsp;Lampnbsp;lieer gemaakt.

Het Kuipje met Water, na dat het eeU half uur lang boven de brandende Lamp g^'nbsp;hangen heeft, doet, als men ’er een ThermQ'nbsp;meter indompelt, door het ryzen van’t Vog^nbsp;in de Buis zien, dat het een trap van Hittenbsp;gekreegen heeft, die niet veel van die var*nbsp;kookend Water verfchilt,

In het Kuipje met Zand, na op gelyk® wyze ook een half uur boven de Lamp gehangen te hebben , wordt men door het ir*'nbsp;lleeken van een Y^\'i\k-'Ihermometer gewaar»nbsp;dat een Iferker trap van Hitte plaats heeft»

' dan men by de voorgaande Proef bevende** had in ’c Water.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;0^'

-ocr page 461-

Vuur ver\ieerderd. 725

Ophelderingen. nbsp;nbsp;nbsp;XIV. L E S.

' nbsp;nbsp;nbsp;1^. At-

Ligtelyk zal ’t ray ieder toeftemmen, dat noch het Water, noch het Zand ooit zoonbsp;heet zouden geworden zyn, zoo men ze quot;=«ineeiinbsp;alleen maar eenvoudig , zonder anderen toe-ftel, zes Duimen hoog boven drie dcrgely-ke kleine Vlammetjes , als die van onzenbsp;Proefneeming, gehouden had. Het lydtnbsp;geen den minilen twylFeljdat zy dien groeten trap van Hitte, dien we nu bevindennbsp;dat ze gekreegen hebben , inzonderheid ver-fchuldigd zyn aan de voorzorg, die men genomen heeft, om dat zwakke Vuur rondomnbsp;te befluiten in de Trommel, daar men betnbsp;Kuipje met Water en met Zand op zerre.

De reden, waarom de Warmte daar door Zoo fterk toegenomen is, zal ik thans watnbsp;nader tragten op te helderen.

Het is het Vuur, uit oirzaak van zyn uit-2-ettende kragt, eigen, dat het zig naar alle Viuir^r.^. kanten heen tragt uit te breiden. Den zelf-den Loop en Beweegftreeken doet het ooknbsp;alle de deeltjes der Lighaamen aanneemen,

Cc -j. nbsp;nbsp;nbsp;die

-ocr page 462-

-]lCs

De kkagt van ’t

XIV.LES 4. A F-DEEL.

die het losmaakt, en te gelyk met zyn gen deeltjes uit die Lighaamen doet uitwaas-femen. Men moet, derhalven, de drie Pitjes van de Lamp, die te xamen branden,nbsp;het middelpunt aanmerken van een Kloots-Tonden kring vol werkzaame deeltjes, wiensnbsp;halve middellynen overal tegen de Wandennbsp;van de Trommel AA aanftooten. Maafnbsp;dewyl die Trommel Rolrond van gedaantenbsp;is, lluiten al die halve middellynen of ftraa-len.van Vuur of van Warmte terug naar denbsp;As, en worden daar bygevolg digt in éennbsp;en op elkander gedreeven. Hier door neemtnbsp;hun werkzaamheid toe , en worden ze iitnbsp;ftaat gefteld om zoo veel grooter kragt tenbsp;oefFenen op alles, wat hen omringt: ’twelltnbsp;dan ook de oirzaak is, dat de Wanden vannbsp;de Trommel, en het Kuipje dat haar dekt^nbsp;dien fterken trap van Hitte verkrygen.

cn inwaarts dryfr, datnbsp;ze nietnbsp;vervlic-gcn.

Deeze inwaartsdryving en byeenverzame-ling der Warmte hangt niet voornaamelyl^ af van de gedaante van de Trommel. Mennbsp;zou omtrent genoegzaam het zelfde uitwerk'nbsp;zcl waarncemen , fchoon ze vierkant was-

Maa^


-ocr page 463-

Vuur vermeerderd. 727

Maar die vermeerderde kragt des Vuursont- xiv.lf.S, iftaat inzonderheid daar uit, dat men denbsp;Warmteftraalen, door hun ergens tegen aannbsp;te doen fluiten, ophoudt en terug dryft;nbsp;daar ze anders volgens hun aart geneigdnbsp;zouden zyn om, in de langte voortfchieten-de, zig uit te breiden, en dus eindelyk tenbsp;vervliegen ; zoo als ze ook met ’er daadnbsp;doen, wanneer men hun de vryheid laat;nbsp;gelyk ieder door de dagelykfche ondervinding weet.

de Troa-

Het Kuipje ,mcc het geen ’er in is,wordt Het Wa-wel lan^zaamer warm, dan de Wanden van V' de Trommel, maar neemt ook tcfïbns cin- den hee.nbsp;delyk een groocer trap van Hitte aan. Denbsp;reden is, dat het veel meer Stofs in zig be- den vannbsp;vat, en bj'gevolg zoo fpoedig van het Vuurnbsp;niet doordrongen en gevuld kan worden;nbsp;en dat de werking van een Vuur, ’t welknbsp;een geruimen ryd agtereen aanhoudt en blyfenbsp;duuren, in kragt toeneemt, gelyk ik reedsnbsp;voorheen heb te kennen gegeven , naarnbsp;maate van den weerfland,' dien het ontmoetnbsp;en te overwinnen heeft.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘

C c 5 nbsp;nbsp;nbsp;Deeze

-ocr page 464-

De k r a g t V a n ’t

De k r a g t V a n ’t

XIV.LES.

4- Af-befl.

HetZ.ind wordtnbsp;hïefernbsp;dan ’tnbsp;Water.

Dceze laatfte reden is ook'de waaic oifquot; zaak, waarom her Zand heeter wordt dannbsp;het V/ater. Want devi^l het Vuur, dat hetnbsp;binnen in zig verborgen houdt, bezwaarly'’nbsp;kcr en traager aan ’t werken te brengen is,nbsp;werkt het ook naar evenredigheid zoo veelnbsp;te kragtiger, wanneer de Beletzels, die hetnbsp;tegenhielden, beginnen te wyken.

Gevolgen.

Pe Schcid-konft.

Tit Scheidkonfl ^ die wonderbaare Konft, die in de Geheimen der Natuur, door haarenbsp;Werken tot hun eerfte Beginzels teontzwag-telen, weet door te dringen, bedient zig innbsp;byna alle Behandelingen van een Vuur,nbsp;wiens werking door Stook-kerels beftierd ennbsp;geregeld wordt. Die Stook - ketels zyn ei-gcnlyk niets anders dan een zoort van Ge-reedfehappen, die,fchoon van elkander ver-ichillende in grootte, in gedaante en in denbsp;Stof, daar ze van gemaakt zyn, egter daarnbsp;in allen overeenkomen , dat ze een zekerenbsp;menigte van brandende Sroffe in zig beüoo-ten houden, wier Warmte zy bedwingen en

flui-

-ocr page 465-

725

Vuur vermeerderd.

fluiten, om haar te noodzaakcn, dat z.e al xiv.les. haar krcgt op ’t een of ’c ander Lighaam oef-fent, dat men door en door heet wil maa-ken. Den Toeftel van die verfcheidennbsp;Werktuigen, en de Gebruiken daar ze toenbsp;dienen; de Keur der Stoffen, die men innbsp;oeLclvc branden, en de Regelen, die mennbsp;volgen moet, om deezen of geenen trap vannbsp;Hitte naar yereifch van de byzondere oogmerken, die men heeft,te verkrygen, moetnbsp;men in de Boeken zelve nazien, die over denbsp;Scheidkunde gefchreeven •z.yn. Het is inynnbsp;werk niet, dat ik my hier in een omftandignbsp;berigt van dien aart inkat, dewyl my iulksnbsp;te ver van myn Hoofd-onderwerp verwy-deren zou ; maar ik denk egter den Leezevnbsp;geen ondienft te zullen doen, dat ik hem eennbsp;zoort van Stook-ketcl leere kennen, die mennbsp;overal, zonder dat zy veel omflags maakt,nbsp;plaatzen kan; die weinig toezigt, weinignbsp;koften, en niet veel kundigheid vereifcht,nbsp;en met welke men egter veel aartige en nuttige Bewerkingen in ’t klein doen kan.

Het Lighaam van deeze Scook-ketel, die Handel-

haar

Stook*

keteltje.

-ocr page 466-

730

®E KRAGT VAN’T

, en MS, oF


XIV. LES, omtrent negen Duimen hoog is

4 Aï-

D f. tl..

op bet meeft zeven Duimen middellyns wyd? Jcomt in gedaante volkomen overeen met datnbsp;van de Trommel AA van onze laatfle Proef*nbsp;neeming. Zy befluitook, even als dezelve, het Vuur in zig van een Lamp metnbsp;drie Pitten , wier Bak met Olie van eennbsp;geringen prys gevuld is. Men fteekt, naarnbsp;rnaate van den meerderen of minderen trapnbsp;van Warmte, dien men begeert, of alle denbsp;Pitten of maar een gedeelte van dezelve aan;nbsp;en zo men zorg draagt, dat ze kort zyn, vannbsp;behoorlyke dikte en genoegzaam fluitende innbsp;hun Pypjes, daar ze de Olie door optrekken ; en dat hun uiteind, ’t welk brandennbsp;moet, de form heeft van een Penfeel, daarnbsp;men de Punt heeft afgeknipt, zullen ze vyfnbsp;of zes uuren agtereen, en zelfs langer, kunnen branden, zonder Damp te geeven, ennbsp;zonder eenigen den minften kwaaden Reuknbsp;te doen ontftaan.

Deszetfs Toetlelnbsp;\of eennbsp;VVaier-luii.

Op deeze Ketel of Trommel, dus aange-ftoükt, zet men een zoort van Kook-ketel, van Blik gemaakt, wier gedaante in Fig. 2$

tc

-ocr page 467-

VuüR vermeerderd. 73*

te xkn is, welke men door haar Mond of eiv.les. Lugtpyp C met kookend Water vult, en in def.l.nbsp;welke een Tinnen Kolf D geftooken en vaft- pj_nbsp;gemaakt is. Om den Hals van die Kolf zee F»?, armen een Helm E van Glas of van Metaal,nbsp;dien men dekt met een Koelbak F, welkenbsp;met een Kraantje voorzien is, cm het Water gemakkelyk te kunnen laaten afloopennbsp;en vernieuwen. Aan den Snuit van dennbsp;Helm fteekt men vervolgens een Fiooltje,nbsp;welks Bol men op een Schraagje doet rusten, dat men hooger of laager kan zetten,nbsp;en door middel van een Klemfchrocfje doennbsp;ryzen of daalen, naar welgevallen: gelyk ianbsp;Fig. 26 nader gezien kan worden, daar die i'ig. is.nbsp;ganfche Tocftel in zyn orde en zaraenhangnbsp;ftaat afgebceld.

In plaats van de Kolf met het Waterbad, Toeitei daar ik hier van fpreck, kan men ook een 7°nbsp;Zandbad van die form, als in Figuur 27,nbsp;op de Stook-ketel zetten. In dat Zandbad flt;^;. i-..nbsp;plaatll: men etn glazen Kolf G, met zynnbsp;Flelm voorzien , of anders ook wel eennbsp;Kromhals, gelyk H, dien mtn dan verder

met

-ocr page 468-

732

De JiRAGT VAN ’t

XIV.LES. 4. *ï-igt;U.hL.

met Zand overdekr, cn daar men een ver-hevenrond Dekzd, Gewelfswys loopendc, dat hera als tot een Revsrbereer of Wcerfivit-Oven dient, overheen zet. Zyn Snuit fteektnbsp;men, als voorheen, in de Pyp van’t Fiool'nbsp;tje. Den ganfehen Tocfi;el,met al zyn ftukquot;nbsp;ken, zamengexet, kan men van den Krom*nbsp;hals zien in tig. 28: gtlyk die van de Kolfnbsp;met haar Helm G vertoond wordt innbsp;Dg. 29.

't Stook-

ketekje

öiekt

teffens tot eennbsp;Nagt-iaiDp.

Door middel van dergelyk een Stook-ke-teltje kan men met het Ligt, dat veele Men-fchen de gewoonte hebben om ’s Nagts in hun Slaapkamer te laaten branden, op eennbsp;nuttige wyze zyn voordeel doen. Men heeftnbsp;flegts het kleine Lampje met zyn drie Pitjes,nbsp;daar ik zoo aanftonds van fprak, op deezenbsp;wyze toegeruft, in plaats te ftcllen van denbsp;Nagtkaarfen of Lampen , die men doof'nbsp;gaans gewoon is te gebruiken- en de Olie»nbsp;die anders genoegzaam altyd maar te vet'nbsp;geefs verbrandt, zal teffens kunnen dienennbsp;bra een klein Stook-keteltje aan den gangnbsp;te houden j en wat het uitgewerkt heeft, z^i

iixn


-ocr page 469-

Vuur. ver p.! eerder d. 7^3


des


anderendaags


’s morgens kunnen


men zien.

Het Zandbad is zeer gevoeglyk gefchikt om het Vleefchnac of den Drank voor Zieken, om Kofty, Thee, en andere dergely-ke zoorten van Dranken warm tc houden:nbsp;orn deeze of geene Kruiden, die men of alsnbsp;Geneesmiddelen of om andere reden gebruiken wil, te doen trekken: om iets langzaamnbsp;en zagtjes te laaten uitwaaflemen, en ontel-baare andere gebruiken meer.

Dk Stook-keteltje, eindelyk, is een zeer bekwaam en gemakkelyk Werktuig, omnbsp;Proeven te doen van ’c een of ’t ander overnbsp;te haalén , en om de eigenaartige Olie uicnbsp;de welriekende PJantgewaflèn en Kruideryen'nbsp;te trekken. Men doet, by voorbeeld, ianbsp;de Kolf van het Waterbad een handvol Lavendelbloemen met een Pint Brandewynrnbsp;men dekt ze met haar Helm en Koelbak,nbsp;dien men met koud Water vult. Twee, of,nbsp;iio men fpoedigcr voortgang maaken wil,nbsp;drie Pitten aangeftoken , zuilen ’er omrrenrnbsp;«en half Pint Wyngeeft uit overhaaien, die

Üak


XIV.LES. . A r-

DbEL.

Orn Spys cn Dranknbsp;warm tenbsp;Houden,nbsp;Kruidennbsp;cc doennbsp;trekken,nbsp;enz.


Inzonderheid oiia O fcr tcnbsp;haaien.


-ocr page 470-

73f

De kragt van ’t

XIV LES fterlc met vvelrickenden reuk bez-wangerd is,

4* A B-

ü K E L.

en geen den minften Brandfmaak heeft.

Tot Stoffen,die vafter zyn en 7,waarcr van gewigt, gelyk ook tot xii!ke,die de Tinnennbsp;Kolf zouden kunnen doorbyten en bedcr*nbsp;ven, als Azyn, Terpentyn en anderen vannbsp;dien aart, moet men de glazen Kolf met hetnbsp;Zandbad gebruiken.

De Kromhals in het Zandbad , met zyn Wcerffuitdckzel en drie aangeffoken Pitten,nbsp;zal kunnen dienen ora Stoffen , die nognbsp;zwaarer zyn. Kwikzilver, by voorbeeld,nbsp;dat men volkomen wil zuiveren , over tenbsp;haaien ; of om het rockend Sterk Water te deS'nbsp;tiUeeren,dat de eigenaartigeOliën der Planten in brand doet vliegen, en uit fynen Salpeter, wel gedroogd en met V^itriool oÜe gemengd, overgehaald wordt.

W.ifcr op He SmkJs-koolennbsp;pefpre 11-kelil.

De Smid fprenkek Water op de Smee-koolen, daar'hy zyn Vuur mcê ftoukt op de Smidfe, als hy merkt dat ze te veel naafnbsp;buiten cn aan hun oppervlakte branden-Door dat middel, daar hem de ondervinding de nuttigheid van beeft keren kennen,

vormt

-ocr page 471-

Vuur vermeerderd. 715

vormt hy op de Kooien een zoort van Korft, xiv. les.

die altyd doof blyft, zonder aan brand te

gaan j en onder welke,even als inetnWeer-

fluit-Oven ^ het Vuur inwaarts naar’t mid- never-

den gedreeven wordt, en al zyn kragt byna

alleen op ’t Metaal oeftent, dat men heet

wil maaken.

De Stooven en Kachels kunnen ook als stoovenen .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Kachels,

een zoort van Fornuizen worden aange-

merkt , die door middel van een weinig Vuur, dat binnen in haar brandt, de Warmte op een zeer gevoeglyke en gemakkelykcnbsp;wyze meêdeelen aan een groot getal van Lig-haaraen, die men warm en droog houdennbsp;wil. Dus bewaart men ingeleide Vrugten,nbsp;gedraaide Suiker, en verfcheiden andere der-gelyke zoorten van Suikerwerk j en Bereid-zeis, die anders welhaaft door de vogtigheidnbsp;der Lugt zouden bedorven worden. Doornbsp;dat middel weeten zy, die in vette Verniflennbsp;arbeiden, nu ook binnen den tyd van eeni-ge Dagen en by het minft gunftige Jaarge-tyde , Werken te vervaardigen, daar zcnbsp;Voorheen verfcheiden Maanden van een met

IV. D E s L, D d ' voor-

-ocr page 472-

De kragt van V

Af* D F. E C,

Togt*

fcherm.

XIV. LES. voordagt daar toe uitgekipten en wel genomen tyd noodig hadden.

Een 'Vuur of Togtfcherm , in een groot en ruim Vertrek uitgezet, en ter zyde ofnbsp;genover het Vuur geplaatrt, dient niet alleen , otn hen, die zig warmen, voor denbsp;koele Lugt, welke het Vuur naar zig trekt,nbsp;en den zoogenaamden Togc te bcfchutten:nbsp;maar hy kaatft ook de Warmte terug, ftuitnbsp;ze, en btlet haar, dat ze zig nietnbsp;heen verfpreide en vervliegen métééh waoró,nbsp;hy doet in zeker opzigt het werk vannbsp;Kachel , uitgezonderd dat ’er in dten onttrek, dien hy bevat, telkens van bovert weernbsp;frifle en koele Lugt inkomc.

II. Proefneeming.

Toejiel.

Berde MsR neemt een dikke Kaars, die men aan-

Middel fteekt, en welker Pit men, als zy helder

icragt van doorbrandt, een weinig febuins büigt.

t Vuur te blaaft met een Glazen of Metaalen Pypj^» vermeer- ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

deren, dat krom gehoeven is, en aan Zya een enquot;

puO'

-ocr page 473-

Vuur vermeerderd.' 757

. puntifc toeloopt, op de Vlam j en doet baar xiv. les. daar door zulk een Beweegftreek aannee-

. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nEEL.

men, als men goedvindt; gelyk uit Fis. 30 nader gezien kan worden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3°’

TJitii'erkzeh,

Deze Vlam, die doorgaans brandt zonder eenig merkelyk geluid te geeven, die maar KaarTquot;nbsp;andcrhaif Duim ten hoogften lang is , en «aar eenenbsp;naauwlyks in ftaat zou zyn om een Speldenbsp;of een Naainaald gloeijend te doen worden,nbsp;maakt , als. ze op deeze wyze geblaazennbsp;wordt, een vry fterk gedruis (*), ftrekt zignbsp;totverfcheiden Duimen ver in de langteuit,nbsp;én brandt met zoo hevig een felheid, datnbsp;Zy het Glas en de allerhardlle Metaalen innbsp;een zeer korten tyd week maakt, en doetnbsp;fmelten.

Ophelderingen i

Alle de deeltjes,- waar uit de Vlam be* pe Yiant

i

t'

Eedruir,

ftaat,

Dit gebeurt, naamelyk , doorgaans. Maar bet Elaaspypjc zeer dun is , en men maar zagt-blaaft, hoort men geen gedruis.

'Dd 3

-ocr page 474-

De KE.AGT VAN ’T

xiv.LES. ftaat , merk ik aan als zoo veel kleiil-i)ERL. Klompjes of Brokjes van brandbaare Stoffe, die aan ftukken fpringen en veibryzcld wo*-den door ’t geweld van het Vuur, dat zenbsp;binnen in zig beQooten houden, cn dat zignbsp;nu in vryheid ftelt. Al die kleine byzonde-ré Uitfpattingen maaken met malkanderennbsp;eene algemeene, die, wanneer ze eensklapsnbsp;en fchielyk losfprong, de rondomleggendenbsp;Lugt ZOU flaan en dus geluid veroirzaakeninbsp;maar die in ftike en zonder eenig hoorbaarnbsp;geraas gefchiedt, wanneer ze .allenskens egt;'nbsp;langzaam losfpringt, of wanneer de Vlamnbsp;eens haar plaats in de Lugt reeds heeft in'nbsp;genomen. Doch dit kan onmogelyk zoonbsp;toegaan, als men door’c blaazen de Lugt innbsp;de Vlam dryft. De deeltjes,die ieder oogen*nbsp;blik losfpringen, moeten telkens tegen dknbsp;Lugt aanilooten ^ en de fchuddingen, die zynbsp;’er van ontvangt,moeten haar een lioorba-'^nbsp;gedruis doen geeven. Althans dus komt he'nbsp;my zeer waarfchynlyk voor. Men kan Vrnbsp;daarenboven ook nog by aanmerken, dat ’e^

in de Lugt akyd veel vogtige deeltjes z/”»

dis

-ocr page 475-

VU0R VERMEKRDERD. 739

dk te gelyk met haar in een Vuur, dat ge-weldig vinnig brandt, gedreeven, dezelfde oi-sl. uitwerking, naar evenredigheid, doen moeten , welke wy een Druppel Water ziennbsp;doen, die op een glocijcnd Yzer valtj naa-melyk een liffing en gedruis maaken, dat mennbsp;min of meer kan hoorcn.

Dat de Vlam zig eenige Duimen verder, word t

dan naar gewoonte, in ds langce uitftrekt,

“ nbsp;nbsp;nbsp;’ Duimen

wordt oogenfchynlyk veroirzaakt door den laugcr;

aandrang van den Wind, die de ganfche me- nbsp;nbsp;nbsp;'

nigte van die brandende deeltjes, welke aan die zyde, waar uit hy geblaazen wordt,nbsp;vervliegen zouden, met zig fleept, en zenbsp;allen naar eeneri kant voortdryft. Men kannbsp;’er ook nog by voegen, dat het gene andersnbsp;Ikgts uitgeblufchte Damp zou geweell zyn,nbsp;of Rook, mu weder Vlam wordt, om datnbsp;dc kragt van het Vuur zoo fterk vermeerderd is.

De Vlam, eindelyk, wordt door ’t blaa-Zen een veel heviger Vuur en brandt vinni- hevig, ger, om twee redenen. Voor eerft, om datnbsp;de Wind de brandende deeltjes in die Be-Dd 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;weeg\

-ocr page 476-

740

De kragt van’t

XIV. LES. -weegftreek , die hy hen doet aanneetnen, ‘i'gter in één en op malkander dryft j dcwylnbsp;by een groote menigte van dccltjet, die uitnbsp;zig zelvcn derwaarts zig niet zouden begee-ven hebben, allen naar eenen kant me: zignbsp;fleept j en dewyl hy teffens veel andere deel'nbsp;tjes, die in Damp en Rook zouden uitge-waaffemd hebben. Vuur doet vatten. Tennbsp;tweeden, om dat die zelfde W ind, door denbsp;Vlam te ftooten en voort te blaazen, de 3e-weeging, die ze natuurlyk heeft, en waarnbsp;meê ze op de andere Lighaamcn werkt, vet'nbsp;fnelt,en haar daar door v/erkzaam en kragt'nbsp;daadiger doet worden.

Gevolgen.

Haiul-gieep van Goud-finits, juweliers,nbsp;in ’t fol-cieeicu ;

De Proefneeming, die v/y zoo aanüonds gezien hebben , is een Handgreep, die i''nbsp;yerfcheiden Konften zeer bekend is, en daarnbsp;men in menigvuldige gevallen gebruik vaunbsp;maakt. Goudfmits, Juweliers, en die Gc'nbsp;fteenten inzetten, foldeeren hun ineefte Hukken met het Blaaspypje: zy leggen ze teUnbsp;-dien einde in een holligheid op een rlouts'

kooi

-ocr page 477-

Vuur vermeerderd. 741

XIV.XES. 4.. *A F-U E E L.

kool van eenig zagt zport van Hout, en brengen ’er dc Vlam, verlangd door ’t blaa-zen, .op naar welgevallen. Op die wyzenbsp;zyn ze volkomen genoegzaam meefter vannbsp;hun Vuur, en loopen geen gevaar om fynenbsp;en tedere deelen te doen fmelten, die mennbsp;zeer bezwaarlyk zou kunnen behoeden ennbsp;ongefchonden bewaaren, als men gloeijendenbsp;Houtskolen gebruikte, oai ze ’er meê heetnbsp;te maaken,

in ’c hriT-deii lier DiUietjcs,

De Uurwerkmaakers , zy die .Natuur- en Wiskonftige Werktuigen vervaardigen, ennbsp;andere dergelykc :Konitenaars, die de Punten van hun Drilletjes harden, door dezelve in Kaarsfmeer te fleeken,'maaken ze eerftnbsp;gloeijend in de Vlam van een Kaars, die zynbsp;ook blaazen ren -dien einde met een Blaas-pypje, Deeze manier van harden is zeer gc-makkelyk en byzonder wel uitgevonden, omnbsp;dat men dus mcefter i's om geen grooter gedeelte, dan men wil, van het Werktuig,nbsp;en alleen maar deszelfs uiterft puntje tenbsp;lt;ioen glocij'en, dat ook alleen maar hard wezennbsp;most.

Dd 4 nbsp;nbsp;nbsp;De

-ocr page 478-

742

De kraqtvan ’t?

XIV. IBS. . Aï-DEJit.

in ‘t Xiand-fchüje-jen.

De Wind, die uit een krom Blaaspypj« geblaazen wordt, is ook het middel, daarnbsp;de Brandfchilders gebruik van maaken, otnnbsp;het Vuur van hun Lamp te verlevendigennbsp;en werkzaamer te doen worden. Maar innbsp;plaats van met den Mond te blaazen, ’t welknbsp;in zeer veel gelegenheden niet gevoeglyk ge-fchieden kan, en zeer moeielyk zou vallen als het Werk eeiiigen tyd duuren moetgt;nbsp;bedienen zig de meeften van een Blaasbalg,nbsp;die onder aan den Tafel, daar de Lamp opnbsp;ftaat, vaftgemaakt is, en met den Voet,nbsp;daar men meê op een Tree drukt, in be-weeging gebragt wordt. In Figuur 31 zietnbsp;inen niet alleen den Toeftel afgebeeld vannbsp;die weergalooze Konft, die het Glas en dennbsp;Brandverfgrond zoo veel bevallige Beelte-niffen weet te doen aanneemen, en de Bloemen en andere voortbrengzels der Natuurnbsp;zoo verrukkelyk na te bootzen ; maar zynbsp;vertoont ook teffens een zeer wel gelykendnbsp;'Afbeeldzel van den handigilen en vinding'nbsp;rykftcn JConftenaar, dien wy in dat zoorf

val*


-ocr page 479-

Vuur vermeërberd. 74.5

van Werken bezitten (’^). Dagelyks onder- xiv.les. vind ik, hoe zeer ik aan hem verpligt ben, 4- ai.nbsp;dat hy ray wel een weinig van xyn Konftnbsp;heeft willen mededeelen; en om hem mynenbsp;erkentenis voor die gunft te betuigen, neemnbsp;ik met vermaak de gelegenheid waar, dienbsp;zig hier aanbiedt, om zyn naam en gedag-tenis te vereeuwigen.

Vuur en alaasbilg.

De Brandfchilders Lamp, door den Wind Smids van een Blaasbalg verleevendigd en werkzaam gemaakt, doet ons in ’t klein zien, ’tnbsp;geen ’er in ’t groot in de Smeederyen omgaat. Hoe veel tyds en hoe veel kollennbsp;zouden ’er niet noodeloos verfpild moetennbsp;v/orden, indien men de Metaalen, eveneens,nbsp;by voorbeeld, als men het Glas behandelt

(*) jEAljRiux, Brandfchildet van den Koning, heeft de Eer gehad van byna alle onze Prinfen innbsp;hun jeugd met zyn Werk een aangenaame Uitfpan-ning te verfchafFen , en ’er LelTen in te geeven aannbsp;zeer veele Heeren van aanzien, zoo Fragt;ifrhm alsnbsp;htiitenlanders. Zyn Afbeelding tvierd door een dernbsp;Beampten van het Hof van inyn Heer den Dmtfhin getekend , terwyl hy by dien Prins werkte in ’t Jaarnbsp;tyjs. Naar die Tekening, die my- in handen ge-Vallfnis, heb ik 3t laaten fnydcn. KtlUu

Dc1'5

-ocr page 480-

De kragt van ’t

SI V. LES A l-n E E L.

in de Glasblaaseryen, bewerken tnoeft een Vuur, dat genoegzaam al zyn kragt ontkent van -de menigte der Brandftof,nbsp;men ’t mee ftookt, en van de langheid vannbsp;tyd, dien men’t doet werken. DaavenhO'nbsp;ven heeft men ook nog met het Vuur vannbsp;Smidfe, dat, fchoon klein van omtrek, totnbsp;een geweldige Hitte geftookt kan worden,nbsp;dit voordeel, dat men op een Staaf-yzer al'nbsp;leen maar die plaats gloeijend maakt, dknbsp;men bewerken wil

Zaïneri-ftclKCis van Blaasbalgen :nnbsp;(ieScheici-kuntie.

Hetgeblaazcn Vuurüs nog merkelyk krag' tiger en werkzaamer, dan het Vuur, dat innbsp;een Fornuis beflooten en binnenwaarts ge-dreeven wordt. Wanneer men , derhalven,nbsp;de kragt van ’t Vuur tot zoo hoog een trapnbsp;wil brengen, als door tot nog toe bekendenbsp;Middelen gelchieden kan, moet men ver-fcheiden Blaasbalgen tegen elkander overnbsp;Hellen, en allen tc gelyk op een zelfde ont-ftoken Brandftof doen werken. Van derge-lyk een Middel bedienen zig de Scheidkun-digen, om het fmelten van zeer harde Lig-haamen te verhaaften, of om een Proef tc

nee-

-ocr page 481-

XtV.LES. 4. Ar-DEEL.

Doortogt van Lugtnbsp;in Fornuizen.

Vuur vermeeroerd. 745:

necmen, hoe vaft zy van Stof zyn en welken trap van Hitte zy verdraagen kunnen.

Doch zo men, gelyk doorgaans , geen Blaasbalgen gebruikt, draagt men zorg omnbsp;byna alle Fornuizen op zulk een wyze toenbsp;te ftellen, dat de Lugc, door het Vuur aangetrokken, met een zekere fnclheid van hetnbsp;reeds brandend gedeelte voortftroomt totnbsp;het gedeelte, dat nog niet ontftoken is, ofnbsp;met minder felheid brandt. Op die wyzenbsp;wordt dc kragc en werkzaamheid Van’t Vuurnbsp;vermeerderd door dien ftroom en doortogtnbsp;van Lugt, dien men naar welgevallen bcftie-rcn en min of meer ftcrk kan raaaken, denbsp;Togtgaten, door welke de Lugt v/eer naarnbsp;buiten uit moet trekken, min of meer te openen.

Door dergelyk een ftroóm yan Lugt, als hy wel bellierd wordt, kan de Rook gedwongen worden om benedenwaarts in hetnbsp;Vuur zelf neer te flaan,en zig daar in Vlamnbsp;te veranderen j gelyk zulks gebeurt in zekernbsp;zoortvan Kachels, eertyds uitgevonden doornbsp;¦den Heer D alesme, en naderhand weder

in

Kachels

zonder

Rook.

Journal des Sfavdns.nbsp;lóSi?.nbsp;p. lldt

vt

lil’

-ocr page 482-

74!5

De kragt van ’iquot;

XIV.LES. 4. af-

P££i;«.

in trein gebragt door Menfchen, die alle cc nadeelen en ongemakken, die ’er meê vergeld gingen, niet genoegzaam bedagt hebbende, voorftelden om ze in de Kamers tenbsp;plaatzen. Doch zoo dra men ’er de Proetnbsp;van begon te neemen, merkte men dat zenbsp;in’t gebruik zeer nadeelig waren voor denbsp;gezondheid, en dat zy, fchoon ze wel denbsp;Lugt met geen groven Rook vervulden, dezelve nogthans belaadden met fyner uitwaas-femingen, die altyd fchadelyk konden zynnbsp;voor ieder, die ze inademde.

wind vermeerdert dennbsp;Brand:nbsp;blaaft eennbsp;JCaars uit.

Naailes wat ik tot nog toe gezegd heb, zal het naauwlyks noodig zyn, dat ik eenignbsp;gewag maak van de gewoonte, die men heeft,nbsp;om het Vuur, dat n)sn op de Haard of anderszins in de Vertrekken ftookt, aan tenbsp;blaazen, om het te beter te doen branden 3nbsp;noch van de gegronde redenen, om by eennbsp;ontftaanen Brand voor den V/ind bedugt tenbsp;zyn. Dit alles, naalnelyk, ruft daar op, datnbsp;de aandrang en togt van de Lugt het Vuurnbsp;op of tegen zynBrandftof aandryft,of het-7.elve daar op vafthoudt en ’er bly ven doet

waar


-ocr page 483-

VüUR VER M EERDER. B. 74,^

XIV. LL'S. 4. Aï-O E V. L.

III. Deel. 1. Stuk.nbsp;bladz.nbsp;172.

v.'aar doer het noodwendig werkzaamer ¦wordt en grcoter voortgang maakt. Zietnbsp;men zomtydseen geweldige togt of fterk geblaas de Vlam uitbluCTchen, dit ontftaatdaarnbsp;Uit, dat de kragt van dien Wind naar maa-te van de grootheid van ’t Vuur te hevig is,nbsp;en beide het Vuur en den Damp,die gereednbsp;ftaat om in Vlam te flaan , van hun Brand-ftof afwaait en doet vervliegen; gelyk iknbsp;reeds voorheen elders heb a-angemerkt.

ftrootn van Dampnbsp;blaaft ooknbsp;’t Vimtnbsp;aan.

Maar is’erniets,behalven alleen deftroom Een van een bewoogen Lugt, dat het Vuur kannbsp;verlcevendigen en werkzaamer maaken ?Zounbsp;elke andere Vloeiftof, die geen merkelykcnbsp;digtheid bezat j een Damp, die met grootenbsp;fnelheid wierd voortgedreeven , het zelfdenbsp;uitwerkzel niet voortbrengenOngetwyf-fcld ja; en, zo men ’er mogelyk nog aannbsp;twyflfelde, kan men ’er zig zei ven zeer ge-makkelyk van overtuigen, met de Vlam vannbsp;een Toorts of een groote welgeglommennbsp;Vuurkool voor den Mond van een Windbal Eo'.ypütnbsp;te houden, daar men Water in heeft doennbsp;kooken. De Straal van Damp, die ’er uit-

fpringt,

-ocr page 484-

^48

IIV.LES t- af-

ftEEl.

IV- Deel. I. Stuk.nbsp;bladï.nbsp;lis.

De Damp uit eennbsp;Windbalnbsp;heeftnbsp;geen Lugtnbsp;in zig.

De kragt van ’r

Ipringt, doet juift de zelfde v/crking, een Blaasbalg doet. Mogelyk zal men willen zeggen, dat die Damp veel Lugt in EÏgnbsp;bevat : maar deeze Tegenwerping heb iknbsp;reeds voorheen beantwoord door my te beroepen op een zeer eenvoudige Proefnee-miag, waar uit men oogenfchynlyk het tegendeel ziet.

Deeze Proefneeming beftaat daar in, dat men den Mond van den Windbal in een Glasnbsp;met koud Water dompelt. Indien ’er teffensnbsp;met den Damp Lugt uitkwam, zou zig dezelve ongetwyiFeld «nder de gedaante vannbsp;Lugtbcllecj.es vertoonenj ’t welk egter nietnbsp;gefchiedt. Maar in plaats van dezelve wordtnbsp;men een zoon van Vloeiftofgewaar, die denbsp;doorfchynendheid van ’t Water een weinignbsp;belemmert en ’t zelve min helder maakt:nbsp;en men hoort een gedruis, ’t welk volkomen wel gelykt naar dat van een Vogt, datnbsp;begint te kooken. Dit gedruis, dat in dennbsp;aanvang een vry fynen en fcherpen toonnbsp;heeft, wordt allenskens zwaarer en grover,nbsp;naar maate dat het Water hceter wordt j tot

dat


-ocr page 485-

VuüR vermeerderd. 749

dat, cindelyk, die Damp zig lioe langer xiv.les* hoe meer door het Water verfpreidende, ennbsp;’t zelve daar door telkens al heeter maaken-de, het eindelyk volkomen doet kooken^nbsp;wanneer men verder niets hoort dan ’t gewoon geluid van een koekend Vogt. Dee-ze Proefneeming,die roy merkwaardig heeftnbsp;toegefcheenen, ftemt zeer wel overeen metnbsp;het geen ik te vooren tot verklaaring en opheldering van ’t kooken der Vogten gezegdnbsp;heb.

liet onttrekken of geheel wegneemen der Middelen

Middelen, waar door men het Vuur aan den '

’ nbsp;nbsp;nbsp;Vuur te

brand houdt, en werkzaamer maakt, is de vermin-algemeene en meeft gebruikelyke oirzaak, dat het verflaauwc, of geheel uitgeblufcht blufiche».nbsp;wordt. Een Kaars, een Lamp gaan uit,nbsp;zoo dra haar Pit geen Smeer of Olie meernbsp;vindt om naar zig te trekken. Het Vuurnbsp;van een Kachel of van een Haard geeft geennbsp;Warmte meer, als ’er Brandftof, Turf ennbsp;Hout, gebrek is, en blyft dikwils maarnbsp;fiaauwtjes branden en fmeulen, om dat mennbsp;’t vérzhimt aan te blaazen. Maar bchalvcn

deeze

-ocr page 486-

De kragt van ’t

XIV. LES. . A'r-

D EEt.

til. Deel. Ï. Stuk.nbsp;bladz.

deeze aigemeene oirzaaken, zyn ’er andi?-re, die veel kragtdaadigcr en fpocdiger werken, en daar men doorgaans niet verzuimt zyn toevlugc toe te ncemen, als men deunbsp;voortgang van ’c Vuur fchielyk fluiten ofnbsp;beteugelen wil. In de Tiende Les heb iknbsp;doen zien , dat zelfs de alleibrandbaarflsnbsp;Stoffen geen Vuur kunnen vatten noch aannbsp;brand blyven, dan in een vrye en open Lugt inbsp;en’er teffens toen de redenen van aangewee-zen. Ik zal ’er hier nog by voegen, dat mennbsp;dergelyk een berooving en onttrekking vannbsp;Lugt 3 dergelyk een Ydel, zoo als het zynnbsp;tnoet om het V uur te doen uitgaan, zeer wdnbsp;maaken kan zonder Werktuigen, en het dik-

wils maakt zonder dat men’er eens om denkt. Men heeft ten dien einde llegts de oppervlakte van het brandend Lighaam te bedekken met eene Stoffe, die uit zig zelve geennbsp;Vuur vat ; dat alleen is genoeg om ’er denbsp;Lugt van af te houden s om te beletten datnbsp;zy ’t Vuur niet raaken kan, en den brandnbsp;aan den gang houden of opftooken,

•Weeiir.g Van alle tot nog toe bekende Stoffen is’e^

gce*.

-ocr page 487-

Vuur vermeerderd, jyi

geene,daar men tot uitQuiting en afkeering der Buitenlugt met beter gevolg gebruik vannbsp;kan maaken , dan het Water of dcszelfsnbsp;Damp, gelyk ik reeds in de Twaalfde Lesnbsp;heb aangetoond. Maar het Water is egternbsp;de eenigfte Stof niet, die tot dat einde vannbsp;goeden dienft kan zyn. Het is genoeg, zonbsp;flegts dat geen, ’c welk het Vuur raakt,nbsp;fchoon het anders uit zyu eigen aart ooknbsp;brandbaar Zy, niet mede aangeftoken worde,nbsp;en in brand vliegc. Dit wordt voorgeko-;nbsp;men, wanneer het naar maate van ’t Vuurnbsp;te groot van omtrek, of dc Korft, die hecnbsp;om hetzelve maakt, te dik is. Een grootsnbsp;menigte koude Olie eensklaps op een kleinnbsp;Vuur geworpen, fmoort het, in plaats vannbsp;het te vermeerderen. Een gloeijende Koolnbsp;dooft en gaat uit als men haar op een ftuknbsp;hard Hout legt, dat vry dik is. Dit alles rufbnbsp;op dat algemeen grondbeginzel, dat een Lig-^nbsp;haam, ’c welk reeds met ’erdaad aan’tbranjnbsp;den is, geen ander aanfteeken en mede aannbsp;brand kan doen gaan, ten zy het in hetzel-ve een trap van Warmte vindt, of verwek-IV. Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Eenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jkea

XIV, LES. • Ar- .nbsp;DEEL,

van de Lugt, doornbsp;'t niet andere Stof*nbsp;fen tenbsp;dekken.

IV. Deel. I. Stuk.nbsp;bladz

I3S.

-ocr page 488-

751

De KR.AGT vakV

SXIV. LES. Aids £ L.

ken kan, die den Aynen ten tninften even-aare. Doch zulks heeft geen plaats in een Stoffe, die wel brandbaar, maar koud is,nbsp;en wier menigte of omtrek geen overeen-komft noch behoorlykc evenredigheid heeftnbsp;met de grootte van ’c Vuur, daar men ftnbsp;voor bloot ftelt: veel min heeft zulks plaatsnbsp;in ft Water, dat, zelfs als het kookt, altydnbsp;op verre na nog zoo heet niet is, als eeanbsp;Lighaam dat brandt.

Vermin

dering

Tan

Warmte óf Vernbsp;feaeling.

Uit de Proefneemingen , daar ik in de voorgaande Afdeeling gebruik van maakte,nbsp;heb ik doen zien, dat die uitwerking van ftnbsp;Vuur , die men Ontvlamming of Brandefinbsp;noemt, als uit zig zelve toeneemt en hoenbsp;langer hoe fterker wordt en kragtiger, wanneer het brandend Lighaam zig vereenigdnbsp;vindt met een behoorlyke menigte van eennbsp;andere StofFe, die ook branden kan, en zynnbsp;Hitte aan dezelve mededeelt. Maar geheelnbsp;anders gaat het toe met de enkele Warmte jnbsp;zy deelt zig aan geen ander Lighaam ofnbsp;Stoffe mede, zonder ’er door te verzwalt'nbsp;ïten j en dk verzwakking of vermindering

der

-ocr page 489-

De taeé' deelin^nbsp;der WariniJnbsp;te in Stoftnbsp;fen vannbsp;rtdthik

Vuur. vermeerderd.

üef Warmte, wier iaagfte trap onbekend is, noemt men Verkoeling,

Gclyk iommige Lighaamen met minder moeite warm tc maaken z.yn, en de Warmte fchielyker aanneemen dan andere, zoonbsp;verliezen ze dezelve ook niet alle even lig-telyk, noch neemen binnen den zelfden tydnbsp;de zelfde maate van koelheid aan. De by-zondere trap van digtheid of ylheid der Lighaamen , de min of meer vafte zamenhangnbsp;van derzelver deeltjes, de verfchillende aartnbsp;van de Beginzels, waar uit ze zamengefl:el4nbsp;zyn , zyn ongetwyffeld de oirzaaken, daarnbsp;deeze verfcheidenheden uit ontdaan j en hoewel allenskens met den tyd allerhande zoor?nbsp;ten van Stoffen den Graad van Gemaatigd?nbsp;heid aanneemen, die ’er op die plaats heerfcht,'nbsp;daar ze zig bevinden, doen het egter zoin-migen fpoediger en vry fchielyk, andereönbsp;weer veel traager en niet dan na merkelyknbsp;tyds verloop.

In ’t algemeen, en behalven de uityende-ringen,die ons de Ondervinding zou mogen keren kennen, kan men ’t tot een Regelnbsp;E e anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fielquot;

-ocr page 490-

De kragt van’t

XIV. LES. 4. Aï-«EEI,.

lende

digtheid

gefchiedt

naar de

Inhou.

den.

ftellen, dat de meêdeeling der Warmte vart ’t een aan ’t ander Lighaatn gefchiedt naafnbsp;de evenredigheid van derielver Inhouden;il^nbsp;wil zeggen, dat het warmer Lighaam doofnbsp;die meêdeeling meer of min van zyn Warmte verlieft, naar maat-e dat het min of mecfnbsp;digtheid en inhoud heeft, dan het kouder.nbsp;Een Taarlings Duim Yzer, by voorbeeld,nbsp;tegen een ftukje Hout van de zelfde grootte,nbsp;dat kouder is, gelegd, zal door die aanraa-king minder van zyn Warmte verliezen,nbsp;dan het ftukje Hout zou doen, indien het,nbsp;warmer zynde dan ’t Yzer, ’er tegen aangehouden -wierd om ’t zyn Warmte meê tenbsp;deelen. Dus wordt men ook grooter Koude aan tyn Handen gewaar, als men in dennbsp;(Winter Marmer öf Metaal aanraakt, dannbsp;wanneer men Hout of Wollen Stoften in handen neemt, hoewel alle die Lighaamen wc-zenlyk den zelfden Graad van Gemaatigd-heid bezitten, en ’t een niet kouder is dan ’tnbsp;ander. Want die verkoeling van de Hand,nbsp;die gewaarwording van Koude ontftaat uitnbsp;de betooving van een gedeelte van haat

Warm-


-ocr page 491-

Vuur vhrmeerderd'. 755

XIV. LES. 4. As-DEËI»

Warmte, die zy verlooren heeft door dezelve aan de kouder Lighaamcn meê tedee-len; en die mecdeeling, die berooving, is meer of min, naar maate dat het aangeraakte Lighaam meer of min digtheid heeft.

In Stoffen van denbsp;zelfdenbsp;digtheidnbsp;naai haat

«mttek.

W anneer de Lighaamen , die elkanderen aanraaken, of zig ondereen mengen, van dennbsp;zelfden aart en gelyke digtheid zyn, ge-fchiedt de meédeeling der Warmte door hetnbsp;warmer aan het kouder Lighaam naar evenredigheid van hun omtrek. By voorbeeld jnbsp;als men twee even grooce JVlaaten vaü eennbsp;zelfde Vogt neemt, het een warm en ’t ander koud, en dezelve onder malkandernbsp;mengt j zal het warmer gedeelte zyn overmaat van Warmte met het kouder deelcn jnbsp;de helft daar yan behouden, en de andere

helft overzetten,

III. Proefneejuino,

Teejiet.

In een zoort van Bakje, dat Rolrond van Wat«t vm gedaante en zeer dun is, van Blik, by voor- ^aTervan

Ee 5 nbsp;nbsp;nbsp;beeld, 40 Graa-

ilenWarm*

-ocr page 492-

’r Vuur verminderd

xiv.LEs. beeld, doe ik een Pint Water, ’t welk nie£ deeI. Dieer dan lo Graaden Warmte heeft. Ik gietnbsp;fe ge. ’er een ander Pint Water van 40 Graadennbsp;rnengd, Warmte by; en onderzoek daar op aan-ftonds met den Thermtmeter, welken Graadnbsp;yan Warmte ’er hecrfcht in dat Mengzel.

Üiiwerkzels.

Het Vogt van den Thermometer blyft ftaati pp 25 Graaden boven het Merk van Vorftnbsp;of '^skoud: [alles volgens de Schaal v^nnbsp;Reau mur.]

ophelJeringen.

geeft een Mengzelnbsp;van zynbsp;Craadennbsp;Warmte.

Welk een Denkbeeld men zig ook vaii de Warmte maake; ’t zy men dezelve aan-merke als een Beweeging, daar de deeltje*nbsp;van een Lighaam meê bezield zyn gewof'nbsp;den; t zy men in haar de werking erkenncnbsp;van een fyne Vloeillof, die zig eenpaarignbsp;Baar alle zyden heen trage uit te breiden; ionbsp;beide gevallen egter moeft men natuurlykernbsp;yiyix yerwagtea , dat onze Proefneeming

juift

-ocr page 493-

EN GEBLUSGHT.

jaift dien uitflag zou hebben, dien we met XJV.LES, ?cr daad zien dat ze heeft.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;deelI

Volgens het eerfte Denkbeeld zyn de deeltjes van het warmfte Pint Water bezield met een beweeging van 40 Graadenjen by-gevolg met 30 Graaden meer dan het ander,nbsp;dat maar 10 Graaden beweeging heeft. Alsnbsp;nu deeze overmaat van 30 Graaden tuffehennbsp;twee gelyke Inhouden of Lighaamen, dienbsp;elk 10Graaden gemeene beweeging hebben,nbsp;verdeeld wordt, en ’er elk dus de helft vannbsp;krygt, zal ieder van die Lighaamen, der-halyen,25 Graaden moeten bezitten. Eveneens omtrent gelyk v/anneer een Lighaatnnbsp;yan twee Pond en 40 Graaden fnelheid eennbsp;ander Lighaam, van de zelfde zwaarte, datnbsp;de zelfde ftreck heen zig beweegt met eennbsp;fnelheid van 10Graaden, van agter inhaalt:nbsp;die twee Lighaamen na de Botzing zamennbsp;zullen bly ven voortgaan met een fnelheid vannbsp;35 Graaden: welk getal van 25 voortfpruitnbsp;uit lp, de Graad van beider gemeene fnelheid, en uit 15 de helft van dc overmaatnbsp;Ee 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,rau

-ocr page 494-

quot; 75S ’t Vuur. verminderd

xivxES. van 40 boven 10, of van ’t verfcbil der we-

deel' derzydfche fnelheden : gelyk men uit de

Proefneemingen van de Vierde Les heeft

1. nbsp;nbsp;nbsp;Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ ^

2. nbsp;nbsp;nbsp;stuk. kunnen zien.

bUdz. Doch •wil men dat de Warmte van een Lighaam het uirwerkzel zy van een Stof,nbsp;die ’er in doordringt en zig tot in zyn bin-nenfte door hetzelve heen verfpreidt, dienbsp;Stof, dewyl ze even gelyk alle andere Vloei-ftofFen alle de ruimten, die ze bereiken kan,nbsp;eenpaarig tragt te vullen, zal itig verdunnennbsp;moeten, alle andere omftandigheden gelyknbsp;gefteld, en yl worden naar maate van denbsp;Vakken, die ze beflaat. Zy moet, derhal-ven, eens zoo yl zyn; eene werking hebben, die eens zoo zwak is; wanneer ze, innbsp;plaats van een Pint Water, twee Pinten vervult. Voor de menging waren ’er 10 Graa-den of Maaten Vuur van de eene en 40 vannbsp;de andere zyde; wanneer nu de twee Pintennbsp;Water met malkander gemengd werden,nbsp;moeften zy, zou de Vuurftof zig eenpaarignbsp;yerlpreiden, het vcrfchil van beider Warmte

-ocr page 495-

EM fiEBLUSCH'i’J

XIV. LF.1. 4. Ar-DËK L.

te of de 30 Graaden, de overmaat van 40 boven 10, tuffchen hen beiden verdeden:nbsp;en uit die verdeeling moeft een Warmte ont-ftaan, uit 10 en uit 15 Graaden zamenge-fteld, dat is, van 35 Graaden.

De overmaat van Warmtenbsp;wordtnbsp;tuffchennbsp;beidennbsp;gedeeldnbsp;naar elke

omtiek.

Ik heb een groot getal van Proefneemin-gen van deeze zoort gedaan, en ’er telkens de Graaden van Warmte, en de hoeveelheden van Water, die ik met malkanderennbsp;mengde, op verfcheiden wyzen in verwis-feld. Daarenboven heb ik alle mogelykenbsp;voorzorgen, die ik bedenken kon, gebruikt,nbsp;om uitkomften te krygen, die zeer juift ennbsp;naauwkcurig waren: en altyd heb ik bevonden , gelyk ik reeds gezegd heb, dat, als ’ernbsp;twee gedeelten waren van een Zelfde Stoiïe,nbsp;de overmaat van Warmte, die het één bezat boven het ander, tuffchen hun beidennbsp;verdeeld wierd naat de maate van hun omtrekken, en dat de Graad van Warmte, dienbsp;’er in beide gedeelten, na dat ze ondereennbsp;gemengd waren, heerfchte, afhing van dienbsp;verdeeling en van den Graad van beider ge-sieene Warmte, dat is, den Graad, diennbsp;Ee 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;het

-ocr page 496-

SIV. LES. 4- Aï-» E E L.

Gedajten

van den

Heet

EOIR-

HAAVI.

aitm.

Ckijn.

Tom. I. p, i6sgt;-Edit.

«732.

7(»o ’tVuur verminderd

het minft warme gedeelte had voor de menging (1)•

Ik zie dat ik in dit ftqk verfchille van den beroemden Boerhaave, die uitdrukkelyknbsp;zegt, dat de Warmte, die ’er ontftaat, alsnbsp;twee gelyke gedeelten van de zelfde StoiFe,nbsp;wier één warmer is dan het ander, met cl-kanderen gemengd worden, altyd de helft isnbsp;yan ’c verfchil of de overmaat van Warmte,nbsp;welke het één boven het ander bezit, Hynbsp;brengt ’er zelfs dit voorbeeld van by; „ Alsnbsp;,, men, zegt hy, een Pond kookend Wa-„ ter, dat de W^armte heeft van 212 Graa-,, den, ondereen mengt met een Pond andernbsp;,, Water, dat pas ophoudt Ys te zyn, en

3, üegts 3a Graaden Warmte heeft, zal het

„ Meng-

1

Ik noem dien Graad den gtmienen Graad va» Warmte, om dat hy vooi de Menginj in heide denbsp;gedeelten yan ’t Vogt plaats heeft. In het minftnbsp;warme Water is hy alleen , en maakt alleen de gan-fche Warmte van ’t Water uit. In het ander is ’etnbsp;bchalven hem nog die meerderheid yan Warmte,nbsp;welke ik de tvtroiaat van Warmte genoemd heb,

die het eene Water beait boren het andere. aVM1

-ocr page 497-

7^1

RN OEpLirsCHX;

3, Mengzel een Warmte hebben van 90 Graa-„ den, de helft, naamelyk,van een Warm-„ te van 180 Graaden, die het verfchil was „ tuflchen 212 en 32 (f) Indien de Heernbsp;Boerhaave gezegd had, dat het Mengzelnbsp;een Warmte heeft van 90 Graaden, gevoegdnbsp;by den gemeerien Graad van Warmte, dienbsp;32 is, zou zulks zeer wel met myn rcde-neering overeenftemmen, en met het geennbsp;my de ondervinding daar van heeft doen zien.nbsp;Want toen ik deeze zelfde Proefneeming,nbsp;daar de Heer Boerhaave van fpreekt, herhaalde , bevond ik dat bet Vogc van eennbsp;Thermometer ^ van den zelfden aart als daarnbsp;hy zig van bediend had, zig zette op 12anbsp;Graaden, dat is, 90 Graaden boven de 32,nbsp;of gemeenen Graad van Warmte,

De misllag, door een van ons beiden in •t opneemen van de uickomft der Proef begaan,

(t) r)e Thermometery die tot deeze Proefneeminj gebruikt wierd, was die van fttUrenhsit, die hetnbsp;jdexk van Vorft nitdrukt door 32; en d^t van koo-kend Water dooi iia Graaden. Ntilet.

XIV.LE^ 4. Aï-OSEl..

D;lt de Warmtenbsp;van ’tnbsp;Mengzclnbsp;de. helftnbsp;ij van ’cnbsp;ve tfchilnbsp;van beidernbsp;eirfcn 'nbsp;Warmte,.


-ocr page 498-

7(iz ’t Vuur. vermimderb

[XIV.LES. 4. A ï-D££ L.

rJcm. Chcr».nbsp;Tom. I.nbsp;pag. issj.

Edit.

I7gt;i.

gaan, en die ik niet denken kan, dat aan niynen kant fchuilt, zou my ligtelyk hebben doen gelooven, dat men de woordennbsp;van den Heer Boerha.ave, op die wyx®nbsp;als ik zoo aanftonds zeide, moeft aanvullen, en dat de reden, dat by zig kwalyknbsp;fchynt uitgedrukt te hebben,aan eenSchryf'nbsp;of Drukfeil te wyten was; maar het blyktnbsp;duidelyk, dat die groote Man inderdaadnbsp;van gedagten geweeft is , dat men alleennbsp;maar de helft moeft rekenen van de overmaatnbsp;van Warmte van ’t een Vogt boven het ander; want dus beweert hy, dat de gemeencnbsp;Warmtegraad in het Mengzel te niet gaat,nbsp;'t geen hem zeer bezwaarlyk te bcgrypennbsp;fcheen. Valde fuhtile efi intelkHu ^ quodgra-dus Caloris communis preat. Ik zie ook in denbsp;Werken van andere Schryvers, die zyn gevoelen in dit ftuk gevolgd hebben, dat zynbsp;deeze plaats in dien zin hebben opgevat,nbsp;dien ik ’er ftraks aan gegeeven heb, en denbsp;woorden natuurlyk fchynen mede te bren-rnbsp;gen. „ Het zonderlingft uicwerkzel vannbsp;3, deeze Mengzels, zegt zeker agtbaar

„ Schryt

-ocr page 499-

EM GEBLUSCHT.

j, Schryver(*), een uitwerkzel, dat te eene- xiv.LES. ,j maal onbegrypelyk voorkomt, is, dat, ^

O £ E ia*

,, wanneer twee gelyke hoeveelheden van ,, eenig Vogt, van welke de eene warmer •nbsp;j, is dan de andere, met malkander gemengdnbsp;„ worden, dezelve een Graad van Warmtenbsp;j, aanneemen, die a'e helft is van het verfihilnbsp;der Warmte, vjelke die tviee gedeelten vannbsp;ten zelfde Vegt ^ ieder afzonderlyk ^ bezatennbsp;,j ter ze gemengd veerden. Dus zal een Pondnbsp;,, Water, dat den Thermometer doet liaan opnbsp;„ 5 z Graaden, als het gemengd wordt metnbsp;„ een ander Pond Water, ’t welk kookt,

,, en den Thermometer tot 212 Graaden doet „ ryzen, na die Menging denzelven doennbsp;„ Haan op 50 Graaden: 90 nu is de helftnbsp;5, van ’t verfchil tulTchen 3a en 212”.

Uit het zeggen van den Heer Boerhaa-VE zelven blykt het, dat hy die Proefnee- tgt;‘“iexvin-mingen zelf in eigen perfoon niet gedaan fp”o\en!'' heeft (t) i en, hoewel hy ’er een zeer kundig

en

(*_) Difertatwn fut la Nature tr la Prepagatitn da Feu. in g. 1744.. pag, 7g.

(t) Expirimenra miili mmtrata infiituit mihi celehrit

F*/f

-ocr page 500-

7^4 ’t Vuur verminderd

itv.LES. en ervaaren Man toe gebruikt heeft, kan

4- Ar. i)£SL.

het egter beawaarlyk in hem verfchoonen, dat hy zig in dit ftuk ’t eenemaal op eeo®nbsp;’anders oogen heeft verlaaten ; te meer, de-wyl de uitkomften, die men hem berigtte,nbsp;tot Befluiten aanleiding gaven, daar men ge*nbsp;volgen uit kon trekken, die waarlyk vreemdnbsp;zouden 2,yn, en zigtbaar valfch. By voor*nbsp;beeld: zo deeze Stelling van den Heer BoER*nbsp;HA AVE doorging, zou men Water, dat maa*nbsp;tig warm was, kouder kunnen doen wor*nbsp;den, door ’er ander Water, dat nog warmefnbsp;was, by te doen. Want neem eens, dat mennbsp;een Pint Water heeft van 20 Graaden Warmte; en dat men ’er een Pint ander Water vahnbsp;yoGraaden bygiet; ZO nu de Warmte van’tnbsp;Mengzel de helft moet zyn van de overmaatnbsp;of het verfchil tujfchen 50 en 20, zou hetnbsp;Mengzel niet meer dan 15 Graaden Warm* -te moeten bezitten, eo dus geheele 5 Graaden kouder zyn , dan het koudfte van de

twelt;ï

Tahrenhtiuui. Elem,. Chera. Tóin. I- pajj^x-o. Edit* izjx.

-ocr page 501-

7^5

EN GEBLUSCHT.

twee Pinten Water was voor dat zy gemengd xrv. les. wierden. Het geen, gelyk ieder weet, noch

D 2l £

waar is, noch waarfchyniykheid heeft.

Gevolgen.

Gelyk twee vafte Lighaamen, die elkan- water deren aanraaken, twee Vogten, die onder- doorpee,nbsp;een gemengd worden, de Warmte, die het ncn ge.nbsp;een meer heeft dan het ander, tuflehen hen kookt:nbsp;beiden verdeelen, op de zelfde wyze maakt lingdootnbsp;ook een hard Lighaam, in eenig Vogt ge- sneeuw.’nbsp;dompeld, hetzelve of warmer of kouder,nbsp;naar maate dat het of warmer of kouder isnbsp;dan dat Vogt. De verft afgelegen Wildennbsp;van Amerika^ die geen ander dan Houtennbsp;Vaatwerk hebben, om hun Vleefch öfVifchnbsp;in te kooken, weeten het Water aan ’t koo-ken te brengen, door’er groote Keifteenen,nbsp;den eenen na den anderen, in te doen, dienbsp;ze in ’t Vuur gloeijend heet gemaakt hebben. De Sneeuw en ’c fyn gellooten Ysnbsp;fmelten,terwyl ze de FleCTen Wyn,die mennbsp;’er in gezet herft, verkoelen j cn de Lugt of

Wind

-ocr page 502-

766 ’t Vuur verminderd!

Xir.LES. 4' A F-Bfc-liJ..

Wind maatigt of vermindert 7.oo veel fler-^ ker de Warmte der Lighaamen j als hy meer-maalen vernieuwd wordt, en telkens weernbsp;fris over derzelver Oppervlakte fpeelr, Dee*nbsp;ze Verfchynzelen en ontelbaare andere, daarnbsp;ik geen gewag van maak, zyn zulke nood-zaakelyke, zulke duidelyke en taftbaare gevolgen van de voorheengelegde Gronden, datnbsp;her te eenemaal noodeloos is , dat ik ’er langer op blyve ftilftaan.

Ver'tse-iing doet aile uitwerk?,eUnbsp;derWarm-te weernbsp;Verdwy-nen.

Dewyl de verkoeling niéts anders is, dan een vermindering van Vuur of Warmte, moetnbsp;men natuurlyker wyze verwagten, dat mennbsp;in een Ligliaam, *t welk koud wordt, allenbsp;de uitwerkzels van het Vuur, daar ik voorheen van gefproken heb, zal zien ophoudennbsp;en verdwynen. Het geen té vooren Vlamnbsp;was, is nu niet anders dan een dikke Rooknbsp;en Damp; de uitwaaiTeming wordt mindernbsp;of houdt geheel op: de vloeibaar gemaaktenbsp;Stoffen beginnen te ftollen, en neemen al-lenskens haar voorgaande ly vigheid of hardheid weer aan; en de omtrek, die door de

-ocr page 503-

ËN GEBLtlStHT.'

tilfietting in grootte was toegenomen, krimpt xi v. LES. weer in, en beadt zig binnen zyn oude ennbsp;naauwer paaien.

Indien dit alles langzaam gefchicdt, nade- GeVolgcH ren de Deden elkander evenredig, en in dienbsp;orde, waar in ze door de Natuur of door of tcfchie-de Konft gebragt waren- het ganfche Lig-haam neemt zyn eerfte gedaante weer aan^ der i.ig-en wordt in alle opzlgten het zelfde, als het '^®*™®***nbsp;was, voor dat het de werking van ’t Vuurnbsp;beproefde, ten zy die werking mogelyk eennbsp;gedeelte van de Stofbeginzels, daar ’c uit be»nbsp;ftoiid, heeft weggenomen. Maar een al tenbsp;fchielyk koud worden heeft zomtyds geheelnbsp;andere uitwerkzels. Door de deeltjes hunnbsp;onderlinge beweegbaarheid over elkander,’nbsp;of die toegeevendheid en buigbaarheid, welke het Vuur hun verleend hadt, te benee-;nbsp;men, maakt het hen valt en hard, eer zenbsp;nog nagenoeg tot elkanderen hebben kunnennbsp;naderen, en zig weer in die orde fchikken,’nbsp;die hun eigen en natuurlyk was. Daar uitnbsp;moet volgen, dat het Lighaam, wiens deeltjes zy zyn, hoewel hard in al zyn afzon*

IV. De KL, nbsp;nbsp;nbsp;Ffnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;der-quot;

-ocr page 504-

XIV.LES. 4. Af-'UFF.I..

ï. Deel.

j. Stuk. bladz.

Knaptraa-ncn: haat zonderling innbsp;ftukkcnnbsp;iptiiijjen.

768 V Vuur terminderd

derlyke Stof klompjes, over ’t geheel flegts een gebrekkelyken en niet volkomen overalnbsp;aaneenverknogten zamenhang krygt, dewylnbsp;die Stof klompjes onderling geen verband genoeg aan elkanderen hebben. Twee Voorbeelden , die zeer merkwaardig zyn, kannbsp;men onder anderen hier van bybrengen. Hetnbsp;eerfte is het uitwerkzel, ’t welk het hardennbsp;heeft op het Staal. In eene myner voorgaande Leflèn kan men nazien, wat ik daarnbsp;over gezegd heb, toen ik van de Lighaamennbsp;fprak, die met Veerkragt begaafd zyn. Hetnbsp;tweede is een vry zonderling Verfchynzel,nbsp;’t welk zedert langen tyd een voorwerp vannbsp;onderzoek by de Natuurkundigen geweeftnbsp;is, en daar zy nog ter naauwer nood dewaa-re oirzaak van ontdekt hebben. Het Verfchynzel beftaat hier in:

De Glasblaazers necmcn aan het eind van een yzeren Pyp een weinig gefmolten Glas,nbsp;dat zy, zoo vloeibaar en gefmolten als hetnbsp;is, in een Emmer met koud Water laatennbsp;vallen. Daar vormt zig een zoort van lang-Werpigronde Glazen Druppel van, die dc

ge-

-ocr page 505-

EN GEBLUSCHT.

gedaante heeft als van een Traan jgelyk men in Figuur 52 zien kan, [en die daarom dennbsp;naam van Hollandfche Tx^zntn^oïKnaptraa- p^_nbsp;«ewdraagen]. In derzelver dik eind ziet men f»?- jï.nbsp;akyd een of meer Blaasjes, die naar Lugt- Larmtsnbsp;belletjes gelyken. Men kan al vry fterk met FdUndt^nbsp;een Hamer op zulk een Traan flaan, zonder dat zy in ftukken fpringt; m.aar, zo mennbsp;haar Staart breekt, knapt zy aanllonds metnbsp;een flag geheel aan Hukken, en vcrbryzelt'nbsp;zi^ tot een zoort van grof Zand, van welknbsp;ieder korreltje, door het Vergrootglas be-fchouwd, aan alle kanten gefcheurd en ge-fpleeten fchynt.

De eerften, die over dit Verfchynzel be- De Bin-gonnen te redekavelen,fchreeven het tae aan Buft'enlu^t de kragt van de Lugt, zonder te zeggen of is 'ernbsp;waarom of hoe die Lugt dat uitwerkte j waar-fchynlyk uit dien grond alleen, dat zy dienbsp;zoort van Blaasjes, die men in de dikte vannbsp;’t Glas gewaar wordt, voor Lugt en Lugt-blaasjes aanzagen. Maar op welk eene wy-ze zou tog die Lugt hebben kunnen komennbsp;in een Sloffe, die zoo gloeijend heet was,

F f u nbsp;nbsp;nbsp;cn

-ocr page 506-

7^0 ’t Vuur. verminderd

4. A F-DEKL

XIV. LES. en tot welk een ongemeen hoogen trap moeft zy niet, zo ze ’er by geval in beQooten waarnbsp;geweeft, verdund en yl, en daar door innbsp;kragt verzwakt zyn geworden ? De Lugt,nbsp;derhalven ^ die van binnen ’er op zou werken, kan’er de oirzaak niet van zyn; p denbsp;Buitenlugt heeft ’er zekerlyk even zoo weinig deel aan als de Binnenlugt. Want ’t zynbsp;men die Traanen in het Ydel, ’t zy men Zenbsp;in de vrye Lugt breekc, de uitllag is altydnbsp;de zelfde.

Denkbeeld van

Die zoogenaamde Lugtblaasjes zyn niets derzellet ^^ders dan ledige Vakken, die deStoffe,nbsp;Yorining. toen ze weder inkromp en dik wierd, open-gelaaten heeft. Weet men niet, en hebbennbsp;¦wy voorheen niet gezien, dat alle Lighaa-men, die uit een ftaat van vlietbaarheid totnbsp;dien van vafte Lighaamen overgaan, kleinernbsp;worden van omtrek ? Dewyl nu dit kleiner worden, deeze inkrimping, geen plaatsnbsp;kan hebben, dan voor zoo ver de deeltjesnbsp;beweegbaarheid genoeg bezitten om tot elkander te naderen, zal die inkrimping nochnbsp;jbygevolg de zamenhang van ’t Lighaam

nooit

-ocr page 507-

771

EN GEBLUSCHT.

XIV.LES.

. Aï-DEËL.

nooit eenpaarig kunnen zyn, ten zy het al-lenskens gefchiede en aan aile deeltjes tydge-gceven worde om zig in orde en aan malkander te voegen, eer zy hun beweegbaarheid verliezen. Indienjderhalven,dat hard worden eensklaps en aan de oppervlakte begint,nbsp;zullen de binnenfte deelen, die nog beweegbaar zyn, als ze zig naar die vatte oppervlakte begeeven, en daar aan vall: hegten,nbsp;noodzaakelyk hier en elders eenige ledigenbsp;ruimten tuffchen malkanderen moeten open-laaten. Dus ziet men, by voorbeeld, datnbsp;onder de harde Korft van ’c Brood de Kruimnbsp;in ’t bakken en vaft worden een ontelbaarenbsp;menigte van kleine holligheden gekreegennbsp;heeft. Op de zelfde wyze omtrent verbeelde ik my ook, dat het gefmolten Glas doornbsp;de Koude van het Water, daar het invalt,nbsp;eerft rondom van buiten hard wordteen datnbsp;vervolgens de binnenfte Laagen ook allens-kens hard beginnen te worden, en naar hetnbsp;midden toe een ledig Vak open blyfc, datnbsp;met geen Stofte, of iets van die digtheid alsnbsp;de Lugt, gevuld is.

Ff 3 nbsp;nbsp;nbsp;Ik

-ocr page 508-

XTV.LES. . Al.

D E F. i.

Wor'jen eerft vannbsp;buitennbsp;boud ennbsp;haïd.

Thilofo-

phifche

Eijers.

TL. %, 33.

772 ’tVuur verminderd

Ik boude my ten vollen verzekerd, dat het koud worden van die Knaptraanen al-lenskens gefchiedt van Laag tot Laag, vannbsp;de buitenfte oppervlakte af naar het middelpunt toe, en dat de Warmte van binnen langnbsp;genoeg blyft ftand houden, om de deeltjes,nbsp;die daar zyn, tyd te geeven, dat ze nadernbsp;tot elkander kunnen komen, en zig vadernbsp;en digter in een hegten. Want ik heb dienbsp;Traanen meer dan zes Sekonden lang nognbsp;gloeijende zien leggen op den bodem van dennbsp;Emmerj en ik weet by ondervinding, datnbsp;die fterke trap van Hitte alleen maar inwendig was, dewyl ik ze zelf in myn hand, dienbsp;ik ten dien einde onder ’t Water hield, gevangen heb.

Om dit zonderling uitwerkzel, daar men zig in deeze Knaptraanen over verwondert,nbsp;te doen geboren worden, is het juift nietnbsp;noodig, dat het Glas die form heeft van eennbsp;Traan,die rondom digc en geflooten is. Ietsnbsp;dergelyks ziet men ook gebeuren met eennbsp;zeker zoort van kleine Glaasjes of Flesjes,nbsp;wier gedaante, in Figuur 33 afgebeeld, eenig-

zins

-ocr page 509-

773

EN GEB LU SCUT,

zins gelykt naar die van een holle Peer, en ^iv’.les. wier bodem merkelyk dikker is dan al hetnbsp;overige : men noemt ze doorgaans Fhilop)-phijche Bijen. Deeze Glaasjes fpringen dik-wils van zelf, voor dat ze nog volkomennbsp;koud geworden zyn; maar zo ze geheel bly-ven, kan men ze onfeilbaar doen in {tukkennbsp;fpringen, als men ’er een klein Keitje of eennbsp;ftukje van een Vuurllecn in laat vallen'.zonder dat ze egter door den Val van een Loo-den Kogeltje, fchüoa het veel zwaarer is,nbsp;breeken zullen.

Het is zeer waarfchynlyk, dat de oirzaak, oirzaak waarom deeze zoorten van Glaasjes op die r

r ipringen.

wyze in ftukken fpringen, daar in gezogc ’tSchieiyk moet worden, dat de Laagen, waar uit hun

gelmaitJg

dikte beftaat, niet allen eenpaarig, maar op ko«.iwoi-verfcheiden tyden, zig ingekrompen hebben en hard geworden zyn. Dewyl de buitenftenbsp;Laagen eerder hard wierden dan de binnen-fte, dwongen deeze, toen ze door de Koude begonnen te krimpen en vaft te worden,nbsp;de buitenfte zig naar hen toe te buigen ennbsp;te fpannen j eveneens omtrent gelyk een Boognbsp;F f ij.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;door

-ocr page 510-

774 ’t Vuur verminderb

XIV.LES. 4. Aï-BJiEL,

door het optrekken en korter maaken van de Pees gefpannen wordt. Wanneer nu denbsp;fchok van eenig fcherp tighaam, een metnbsp;voordagt gemaakte breuk, of een geweldigenbsp;fchudding en trilling de binnenfte deelennbsp;aanleiding geeft om 2,ig onderling los te laa-ten en van één te breeken, zullen de buiten-fte Laagen, die ze gefpannen en uitgerektnbsp;hielden, zig als zoo veele losgelaaten Vee-jen ontfpantienj en dewyl al die Veerkrag-tige Reepjes zamengefteld zyn uit Deelen,nbsp;die om de fchielyke Verkoeling, welke z?nbsp;ondergaan hebben , zeer kwalyk en met eennbsp;ongeregeld verband aan elkander gevoegdnbsp;zyn , zullen ze, terwyl ze zig dus eensklapsnbsp;pntfpannen, in ftukken vanéén fpringen ennbsp;vcrbryzelen. Meermaalen ziet men ook ditnbsp;zelfde of dergelyk geval gebeuren aan Veer-Icragtige Lighaamen van een zeer brolTe ennbsp;Hgtbreckbaare Stof, die de kragt der we-derwerking, als ze losgelaaten worden vannbsp;hun fpanning, in haar volle uitgeftrektheidnbsp;niet uitftian kunnen en daarom breeken j de~nbsp;¦wyl het zeldzaam is, dat de Veerkragtige

Ligquot;

-ocr page 511-

775

EM GEBLX7SCHT.

Lighaamen juift naar alle kanten heen even buigzaam zyn.

Het geen dceze Uitlegging nog wasv-fchynlyker maakt, is dat die Glaazen Knap-traanen, als men ze op gloeijende Kooien nog eens heet en gloeijend heeft doen worden , die Glaazen Flesjes met dikken bodem, als men ze by den Mond van dennbsp;Oven in de Glasblaazeryen zeer langzaamnbsp;allenskens koud heeft laaten worden , nietnbsp;meer op die wyze aan ftukken fpringen, ennbsp;degewooneProef doorftaan. Ikhebook in’tnbsp;algemeenopgemerkCjdat alleFleflchen en Glazen , die zeer dik van Glas maar overal nietnbsp;even dik zyn, en op de eene plaats dunnernbsp;dan op de andere, dikwils van zelve en zondernbsp;zigtbaare oirzaak in ftukken Ipringen; ennbsp;dat men ze tegen dat toeval niet wel kan beveiligen, dan door dezelve, zoo dra ze ge-blaazen zyn, weer fterk en langen tyd ag-tereen in de Glasblaazery te doen branden ,nbsp;[of, gelyk men van ’t gehard Staal zegt,nbsp;lt;^ntlaaten\. Dit nabranden of ontlaaten geeft.nbsp;Fffnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;by.

XIV.LESt . AF-D E £ L.

Langzaam koud gewordennbsp;of weernbsp;gebrand,nbsp;gelyk allenbsp;dikke Gla-zeiijfprin-gen zenbsp;niet.

-ocr page 512-

77(S ’t Vuur verminderd

XIV. EES byna oogenfchynlyk, aan de buitenfte Laa-^ beeI*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gelegenheid, om zig zonder dwang naar

de binnenïte te buigen en te fchikken, en tefïens aan de deeltjes, daar ze uit zamen-gefteld zyn, om zig in beter orde aan eennbsp;te voegen, en zig vafter aan malkander tenbsp;verbinden.

Alles is maar'nbsp;Icoud bynbsp;vergely.nbsp;king.

Dewyl de Koude niets anders is , dan een mindere Warmte, moet men ze niet aan-merken als een eigenaartige en afzonderlyknbsp;op zig zelve ftaande Eigenfchap der Lig-haamen, maar alleen als een hoedanigheidnbsp;en byzondere .gcfteltenis , die ’t een Lig-haam heeft in vergelyking van het ander.nbsp;Een zelfde Lighaam kan teffens koud zynnbsp;en warraj koud in vergelyking van een warmer ^ warm in vergelyking van een koudernbsp;Lighaam. De Sneeuw, die het Vogt vannbsp;een Tfsermometer ^ als hy uit een gemaatigdenbsp;Lugtkomt, daalen doet, zou hetzelve mer-kelyk doen ryzen, indien hy te vooren eeni-gen tyd gedompeld had geftaan in eennbsp;Mengzel van kleingeftooten Ys en Zout.

De


-ocr page 513-

777

ÏN OEBLVïCHT.

XIV. LES. . Aide Ei.

De Kelders, die ons in den Winter warm, in den Zomer koud voorkomen, zyn ’t eg-ter niet, dewyl hun gemaatigdheid, inzonderheid als ze diep zyn, Zomer en Winternbsp;voor ’t meerendeel de zelfde blyft: zy fchy-nen ’t alleen door ’t verfchil der Lugtsge-fteltenis , die ’er buiten hcerfcht, met dienbsp;van binnen, en dat wy des Zomers in dennbsp;Kelder uit een warmer,des Winters uit eennbsp;kouder Lugt komen. Op een zeer eenvoudige en tefFens overtuigbaare manier kannbsp;.men van een dergelyke aandoening de Proefnbsp;neemen. Men laat de eenc Hand zeer koudnbsp;worden, terwyl men de andere zoo warm,nbsp;als mogelyk is,houdt,en ftcekt ze beide,denbsp;eene na de andere, in een Emmer met verfchnbsp;geput Water. Dat Water zal ongetwyfFeldnbsp;ons aan de koude Hand op ’t gevoel warmnbsp;toefchynen, maar in tegendeel weer koud,nbsp;als wy ’er de warme Hand infteeken.

Alle fmelt-b.iare Li£* haamen ,nbsp;Metaal,nbsp;Glas, zynnbsp;bevrooiennbsp;Lighaa-meii.

Het bevriezen en Ys worden van ’c Water is een der zonderlingfte vcrfchynzels der Verkoeling. Al het opmerkelykfte en gc-

wig-

-ocr page 514-

778 ’t Vuur verminderd

XIV.LES. wigtigfte, dat men over dat Stuk weet, ^ meen ik reeds voorheen in de Twaalfde Les

PBEL.

gemeld te hebben. Ik zal ’er hier nog maar alleen deez.e Aanmerking by voegen j dat mennbsp;het bevriezen van ’t Water üegts heeft aannbsp;te zien als een byzonder voorbeeld van ’tnbsp;geen aan een ontelbaare menigte van andere StoSen gebeurt door de Koude. Eennbsp;Kaars is, eigenlyk gefproken, niets andersnbsp;dan een Stokje van bevrooren Wafch ofnbsp;Ongel. Het Ridderftandbeeld van HcKriknbsp;IV., op de Fontneuf., is een bevrooren ftuknbsp;Metaal, dat men in de vorm die gedaantenbsp;heeft doen aanneemen. De Venfterglazen,nbsp;en de Spiegels, daar we onze Vertrekkennbsp;meê verfieren, zyn dunne Bladen ofPlaa-ten van bevrooren Glas- met één woord,nbsp;alles wat door de kragt van ’t Vuur vliet-baar wordt, en weer hard wordt door denbsp;Koude, verfchilt in dit opzigt nergens anders in van Water en Ys, dan dat het eennbsp;weinig fpoedigcr of een weinig langzaatnernbsp;hevrieft, een meerder of minder harde pn

vafle

-ocr page 515- -ocr page 516- -ocr page 517- -ocr page 518- -ocr page 519- -ocr page 520- -ocr page 521- -ocr page 522- -ocr page 523- -ocr page 524- -ocr page 525- -ocr page 526- -ocr page 527- -ocr page 528- -ocr page 529- -ocr page 530- -ocr page 531-

vafte Stof maakt , een min of meer door-fchynend of ondoorfchynend Ys geeft, en dergelyke toevallige verfcheidenheden meer,nbsp;naar den byzonderen aart der Lighaamcn.nbsp;Ik durf zelfs zeggen , dat deeze Denkbeelden niemand vreemd en zondetling zullen kunnen voorkomen, dan alleen aan zui-ken, die nog hun gedagten niet genoeg heb-ben laaten gaan over de meeft gevvoone ennbsp;byna algemeene oirzaak van de Vlietbaarheidnbsp;en Vaftheid der Lighaamen,

-ocr page 532- -ocr page 533- -ocr page 534- -ocr page 535- -ocr page 536- -ocr page 537- -ocr page 538-


i...—i't

â– 'gt;1' j;i'