[o
natuurkundige
DOOR
proefneemingen
BEVESTIGD,
Toe opheldering van allerley dagelyks voorkomende ^aaken;
DOOR DEN HEER Abt
Van de Koninklyke Akademie der IFeeten-fchappen van Parys en van de Koninklyke Sociëteit van Londen.
Uit het Franfch vertaald.
Te AMSTERDAM,
K. VAN T O N G E R L O.
M D C C L X.
-ocr page 8- -ocr page 9-KORTE
VAN dit
Over de Waterweegkunde.
¦^art der Vofrten en Vleeijlcffen, en Denkbeeld Van det' selver kleine Deeltjes.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Bladz. 452
rste Afdeelinq. Fan de Zwaarte en bet Evenwigt der Fogten, wier Deelen geljkflagtig
2}'». nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;456
Eerfte Voorfte. DeVogtenweegenofbehhenZwaar-niet alleen met hun ganfcben Klomp by een genolt; , maar ook in zig zelve, dat is, wanneer mennbsp;yder der Deeltjes, daar.ze uitbejtaan, opzigzelvennbsp;tn ofzonderlykneemt. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;457
1- Eroefneemihg. Fegten weegen in iun ei-£«» Hoofdjlof. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;459
* a nbsp;nbsp;nbsp;Ge-
-ocr page 10-Gevolgen. Het zinken vanFleJJen{ Emmers, Schuiten, die vol IVatet geloopenzyn, 461. Hout, wee-ke Steen, Tabak , Suiker, worden in een Fogtige Lugt Zwaarder, 462 Kurk, Balken, zinken aliens-kens.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;463
Tweede Voordel. De Deeltjes van één en ’t zelfde Vogt perjjfen en 'oeffenen bun Zwaarte op zig zelvenbsp;en’t een afzonderlykvan't andere.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;464
Gevolgen. Uitwerkzels van de verfcbillendewyzevan werking in vloeibaare en vajle Ligbaamen, Watetnbsp;en Tf.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;471
Drukking van Ryp, Sneeuw 472. Forming van Tske-gels en Drupjleenen. 4.J2. Kadrsniaaken. 474
Herfcbillende Botzing van Floeibaarc en Vajle Ligbaa
men.
475
Derde Voorftel. De Vogten weegen en oeffenen bun Zwaai'tekragt naar alle kanten been. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;47’
Denkbeeld van hun Zyliukfe en opwaarts Drukking 47 ^
III
-ocr page 11-Deels, Tweede Stukje.
Hl Proefneem ING. Het Water dringt in al. Ie Zoorten vau Huizen, die'eringedoMpeld worden,nbsp;en klimt ’er in op. In Buizen met een krommenbsp;, met een Elleboog, en in regte. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;480
ProeïneemINO. Hst Water perft zy-
links
en opwaarts,
even eens als loadregt neer-
•waarts nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;48 S
Gevolgen. Voorbeelden van Zylinkfe PerJJing. Inloop van Water in ScbuinsgeboudenFleJfen, Emmers^ in doorjcbooten Schepen, ’t Tappen uit Vaten.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;48 7
Zylinkfe Perjfing tegen Dyken en andere Waterwer- ¦ ken,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;487
Zylinkfe Perjfing vanZand , Rekjes, Aarde. 488
Voorbeelden van opwaarts-Perffing ’t Graaven en vol-loopin van Putten. 489- Emmers door hun bodem gevuld.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;490
Vierde Voorftel. Alle gedeeltens vaneen en’tzelfde Vogt Jlaanmet malkander in Evenwigt, ’t zy in éénnbsp;enkel Vat, ’tzy in ver fcbeiden, die gemeerfchap metnbsp;elkander hebben. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;495
V. Proeeneeming, De Vogten klimmen in beide de armen van een omgekeerden Hevel evennbsp;^oog.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;494
* 3 nbsp;nbsp;nbsp;VI
-ocr page 12-Koate Inhoud van het TWEEEE
VI. Proefneem'ng. De Fogten klimmen, even ioog in Buizen, die gemeenjcbap hebben, zonder aanzien van derzelver vorm en ftand ; in loodregte , innbsp;/cbuinze, in bogtige.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;496
Gevolgen. Oorzaak der Bronnen en Beeken op ’t Hoogfl der Bergen. 499. Voorzorg by 't maakennbsp;van bVaterleidingen en derzelverfielling. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;500
Waterpas der Vogten : Bolronde Oppervlakte der Zee. 501. Middel om de Hoogte der Vogten in Vaten tenbsp;kennen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;504
Vyfde Voorflel. De Vogten perjjen , zoo loodregt als Zylinks, niet naar maate van bun Hoeveelheid maarnbsp;naar maate van hun Hoogte boven 't Waterpas - Vlaknbsp;en van de grootte van den Bodem of ’t Vlak, datnbsp;hun Val en Perffing weêrfiand biedt. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^06
yil. Proefneeming. Het Water perjl in Glazen van verjcbillende Ferm en Inboud, dog gelyken Bodem, enkel naar zyn Hoogte-, ’S zy loodregt-, ’tnbsp;zy zylinks. 507. Wonderfpreuk der Watervoeegkun-dt 512. Zylinkfe Drukking evenaart in Vogten denbsp;Loodregte.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;5i5
Pompen: en derzelver zamenjiel, 517. Zttig en Perspompen 519. Wyze van werking en kragt der Perspompen. 520. Nadeel van enge Pypen, ¦ nbsp;nbsp;nbsp;523
P ers-
-ocr page 13-^erjfing ten dunne Waterkolom doet Vaten her-ften. nbsp;nbsp;nbsp;_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;524
^^tloopende Vogten. 525'. Water-uurglazen enZandloe-pers. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;526
Tweede Afdeelikg. -Van de Zwaarte en het Evenwigt van verfcheiden Vogten ^ die in digt-heid Van elkanderen verfchillen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•
P^enkbeeld van meerder of minder Digtbeid en Zoortely-ke Zwaarte der Vogten. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;528
Het V’.rfchil van 't Qewigt ef van de Digtbeid is alleen genoeg om de Deeltjet van twee Vogten, die men onder een gemengd heeft, van elkanderen te fcheiaeüynbsp;ten zy ’er andere en fterker werkende oorzaaken tus-fchenkomen, die’tUitwerkzel beletten. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' 53°
^^roefneeming, Roode Wyn klimt door bet Water van zalf naar boven.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;530
Troefneeming. nbsp;nbsp;nbsp;Vyfnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verfchillenienbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Vloei-
ftoffen, onder een gemengd, fcheiden zig weer. van ^Ive uit elkander.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;53*
Gevolgen. Konfiflreek om Water , nbsp;nbsp;nbsp;zoonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’fnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fcbyntnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;* in
Wyn fg veranderen. nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;534
* A nbsp;nbsp;nbsp;Vet
-ocr page 14-KoRTB INHOUD VAN HET TWEEDE
Vet, Rom van Melk, zetzigvanzelf hovenop'tVogt. 535 Blinkende Vlakken op Moeroffg , Vet, of vuilnbsp;Water. 535. Opklimmen van Dampen en Uittvaas-J'emingen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;53^
Mengzels die bezvoaarlyker te fcheiden zyn. 537. Oor-zaahen dier naauwer en vajler onderlinge vereent-ging. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;538
Tweede Voordel. Verfcheiden Vogten of Vloeifioffen. fchoon van verfehillenden aart, weegen opmalkande-ren naar evenredigheid van bun Digtheden en vannbsp;hun Hoogtens.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;541
Derde Vcorftel, Twee VogtenvanVerfchillendeDigt-hedenftaan tegen elkander in Evenwigt, als, beider Voetjlukken of Bodems, daar ze op ruil en, evengrootnbsp;zynde , bun loodregte Hoogtens tot malkanderenjlaannbsp;in de omgekeerde r^den van hun Digtheden, of, 'tnbsp;geen ’t zelfde is, van bun Zoortelyke Ztvaarte. 542
III. P s o E F N E F. M I N G. De VerfchiUetide Z-waar-tens der Vogten zyn, omgekeerd, als bun Hoogtens inde armenvan een Hevel. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;542
Gevolgen, IJit de Hoagtens der Vogten in een Hevel kent men bun Zoortelyke Zwaarte 544. En uit de,nbsp;bekende Zwaarte kan men altyd hun Hoogte aflet-,nbsp;^•n.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;544
Zwaar-
-ocr page 15-Deels, Tweede StükJE.
^'^aarts en Drukking der Lugt. Slir5^ Nkmirsafkesr quot;van’tTdel. 546. Oöa'eifewgejiï.’aa Gai.ileds«ïnbsp;8 1 CEL LI. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;547
Voorlid. DeLugt is een l^htiStf, dit Zmnarte besft. en met baar Drukking of Pifskragt, evsiiséas gelyinbsp;de Fogten, naar alle kaïaen bim werkt. 549
¦IV. Proef N E E M I » o. Zwaarte der Lugt lit-weezen door de Kwikbuis. . nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;55®
.rdfkeer tan ’t Tdel ongerymd. 553. Pascal’s en Per-8 I E R ’.s Proeven met de Kwikiuis. 555. Het Kwak Jlaat 'er hooger in aan den Voet tm. essi Berg dmnbsp;op.deszelfs Top.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;S56
Kwikkolom moet geen Dralksug heihest van ha^ ven.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;...nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;558
V- P R o E F N E E M I S o P A s c AI. ’s Pmefnseming «ver de Druk'dng der Lugt. 559. De Kwikkoiesa,nbsp;gelyk ook alle Kolommen van atidtrt I'cgten, IPyn^nbsp;Olie ^ Water i maakeneeneigisitlykgezsgdEvenwigt
.ugt.
net de
'^^''olgen. De Barometer ef’t Weerglas. 562. Zyn ^yzen on Baaien. 563. Vsorzeggingen van ’t
Weer,
564
Ter-
Korte Inhoud van het tweede
Verfcbeiden mukzels van Barometers. 5Ö6. Eigen-fcbappen van een goeden enkelden Barometer van Torricelli.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;567
VI. nbsp;nbsp;nbsp;P R o EFSE EM IN G. D or de Drukking der
Lugt zuigt men het bVater op in eenPyp. 570. Een Waterkolom van 32 Voeten Jlaat in Evenavigt metnbsp;,1e Lrfgt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;573
VII. nbsp;nbsp;nbsp;PR o E F s E E MI N G. Opzuigen van Kwikzil,
ver ineen Pyp door Drukking der Lugt. 573. Een Kvuikkolom van 27 ï Duim Jlaat met de Lugt innbsp;Evenwigt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;574.
GevoFgec. Werking van Spuiten enZuigpompen. 575. Vmdselen en Nadoelen van Perspompen. 576. Dub-lelde Pomp uit een Zuig - en een Perspomp zamenge-Jicld. 577. Zuigpompen trekken bet Water overalnbsp;niet even hoog op,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;578
Wyze van Drinken van Reigers, Ojevaart, Sneppen en andere P^ogels, als ook van Paarden, Koeijen,ennbsp;andere Viervoetige Dieren.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;580
VIII. nbsp;nbsp;nbsp;P R o F, F N E E M I K G. De Drukking der Lugt
de waare en eenige oorzaak van 't klimmen der Vog-ten hl Pompen, Zuigers, Pypen. 584. Weêrjianden moeielyke optrekking van den Zuiger of Stamper , innbsp;ten geflopte Spuit of Pomp,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;585
Ge-
-ocr page 17-Gevolgen. Dg Drukking der Lugt perft bet Water of Knuik ducr Hlt;na af Leer op de Lugtpomp. 586
^^^ointnerde Beweegïng vamp;n een Creflopteu Bluarbalg»
58 7, Doodsoorzaak in Drenkelingen. . nbsp;nbsp;nbsp;587
Proefneeming. Zyliiikfe Drukking en Perskragt der Lugt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’ •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;583
Gevolgen. De ZjUnkfe Drukking der Lugt belet Zomtyds den Uitloog der Vjgten, 590. Zonderlingnbsp;quot;Voorbeeld. 591. Werkt oz'eral even eens, in be/loe-ten plaat zen. Kamers , Kelders.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;59^
X. pROEENEEMiNG. Regtopwaait Drukking der Lugt. 593. Belet bet Ti^ater uit een open omgekeerde volle Fles te loopen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;594
Gevolgen. Opwaarts drukking dér Lugt oorzaakvan ’t Bsurtboudend Tafelfo^Miivj; en de B^erking vmnbsp;Wyn en ander Fogt - Pom'jes.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;595
IX. Proefke E MI s G. OngelykgebeenJe Hevel. P^rukking der Lugt oorzaak tan diszelfs IFetking,
. nbsp;nbsp;nbsp;‘nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;S9Ö
Proefneemisc- De Hevel loopt tejletr ker, naar maate dot brt Lcopbesn langer wJ in quot;osr-ge^^ing van bet FoUbesn. •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;599
Ge-
-ocr page 18-Koste Inhoud van het tweede
GeTO?gec. IVaterfpmig boven zyn Bron. 602. Gebruik tier Hevels. 602. Oorzaak der Beunbouden-de Bronnen en Fonteinen, 603. Werking van den Hetel verjcbiit in verfchUiende Vegten en Drukkingnbsp;der Lugt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;605
Nieuwe vayze om rfsZoortelyke Zwaarte nbsp;nbsp;nbsp;te
keimendcartniddelwan een Hevel. , nbsp;nbsp;nbsp;6o5
A G T S T E L E S.
Vervolg der Waterrveegkunde.
Derde Afdeeliitg. Van de Zwaarte en ’t Evenwigt der Vafle Ligbaamen in Vogten gedompeld.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;607
Denkbeeld van Opzigte'yke Zwaarte. . nbsp;nbsp;nbsp;609
Eerfte Voorflel. Een vafl Ligbaam, geheel onderge-dompeld, wordt van alle kanten gedrukt door bet Fogt, dat hetzelve omringt •, en die Drukking is zoonbsp;veel grooter, naar maate dat dit Vogt meer Digtheidnbsp;beeft; en naar maate dat bet Ligbaam dieper innbsp;dat Vogt gedompeld is.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;610
J. Proefneeming., Een Blaas met Vogt , onder IVater gedompeld , wordt van. ah kanten gedrukt, en bos dieper boe Jlerker. , nbsp;nbsp;nbsp;612
eels, Tweede Stdkje.
^yzjudsrs gedaante-verandering vati de otuiergsiompsl-
... nbsp;nbsp;nbsp;614
G‘'
'^'gen. Drukki' g van den Dampkring cp’sMen-Jeben, Lighaam öi6. Fan den Dampkring en’tlVd-ter op de ViJJcben. 617. Die Drukking verplet eg-ter de Ligbaamen nkt, maar houdt ze in/land, 618
liet Koppen, 6fg. Het zuigen der jotiggeboornen. 620
iiie Drukking kan egter te jlerk zyn. 621. Ongemakken der Duikelaars. nbsp;nbsp;nbsp;i
¦fweede Voorftel. Indien het Ingedo.npeld'Lighaam ^tvaarder is., dan de Klomp Fagt, wiens plaats bitnbsp;^’^genomenheefc, doet de Opzigtülyke ztssaarte vannbsp;dat Lighaam, zo ’C derzelver neiging vry volgennbsp;gt; hetzelve naar den bodem zinken. ' .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;62S
Bal
P R O t. F N E E M I N o. Epfchryving van de Wa-^^taveegkonjlenaars IVeegfchaal. 62$. Een Ivooren
inkt in ’t Water: dog door zyn Opzigtelyke
62'8
-maarte alleen.
^tterffid ig Beweeging der vallende LigJjaawsnavorcit door de Drukking eener Vlosiflof niet veroorzaakt.
• nbsp;nbsp;nbsp;630
Be-
-ocr page 20-Kosite Inhoud van ket tweede
BefiuEt. Alle vallende Ligbaamen, Regen , Hagelt Sneeuw y vallen alleen dsor bunOpzigtelyke Zwaar-
te. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;631
III. nbsp;nbsp;nbsp;P R o E F N E ï M r K G. Eett Holle Papieren Bal,
met een Looden in de Lugt in Evenamgt zynde, weegt in’tTdel zwaarder, ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;632
Dff Ligbaamen weegen alleen met bun Opzigtelyke Zwaarte.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;633
Gevolgen. Menboudt tets, eenVifcbnet, een Menfch, gemakkelyker in ’r U'ater boven, dan men 't 'er uittrekt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;634.
Derde Voordel. Het Gewigt, dtt een Ingedompeld Ligbaam verliefd, is juijl gelyk aan ‘t Gewigt vannbsp;den Klomp Fogts, dien bet verploatft. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;636
IV. nbsp;nbsp;nbsp;Proefneemikc. Het Evenwigt, doornbsp;de onderdompeling van een Rolrond Jïukje Metaalnbsp;verbroken, wordt weer berjleld, als men een Glaas.nbsp;je, daar't Jïukje net in pajl, met Water vult. 637
Eerde Befluit. Een grooter IJgI’aam , fcboon even zwaar, verlieJlmeerGtwigts, dan een kleinder. 638
V. nbsp;nbsp;nbsp;P H o E F E E M ^ rr G. Een Tvooren Bal ver-liejl meer dan een ever. zwaars Lsodsn Bal. 639
Ge-
-ocr page 21-€evo!gen. Een P»ni J'eeren, en andere Koepwaa-ren grojten omtrek, is inderdaad zwaarder , dan een Pond Lood.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;641
’I'weede Beflait. De Lighaamen verliezen min of Keer Geivigt, naar maate van de minder of meerdernbsp;J^igtheid der Vogten.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;642
P R o £ F K E E M r K G. Twee gelyke Tuwren Ballen weegen beide in Water even zwaar, maarnbsp;de een in Brandewyn hangende weegt zwaarder. 643
I*erde Befluic. Een en ’t zelfde Ligbaam weegt in fin en ’t zelfde Fogt mirt of meer, naar de verfcbil-lende gefleltenis van dat Fogt en van dat L’g~nbsp;^aam.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;64s
P R o E F N a E MI K G, Een gekleurd glazen Beeldje zinkt ofryji ineen Glas metWyngceJi , marnbsp;dat bet Fogt warm of koud is.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;646
Hl. P R o EFWEEMI a'o. Een Beeldje daalt, ’’yfi.Jiaat, danjl, naar dat men, door op den mondnbsp;'t Glas te drukken, het Beeldje zwaarder ofnbsp;maakt, .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,648
'^'Sen. De Fiffcben febieten naar om hoog\in ’S ^ater of naar om laag door middel vsn.,bun Lugt--nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;CS4
-ocr page 22-Korte Ixaouo vax het tweede
Het Beurtelings zinken enhavendryvenvan Drenkelingen. 6j6. ’t zwemmen op Blaazen. 6sS.- Fietvoe-tige Dieren Zwemmen leter dan Merifchsn. 659
IFjze om-gezonken Schepen uit den grond te ligten en litenWaterte brengen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;662
Vierde VoorfteL Indkn bet FajlLigbaam ligter is, dan een Klomp vin 't Fogt, daar men bet indompelt,nbsp;van dezelfde grootte en omtrek , dryft bet gedeelte-¦ lyk boven, en dat deel van 't Ligbaam , ’t welk onder Uyft, heflocd de Jlaats van een boeveelbeid ofnbsp;Klomp Fogts, die zoo zwaar weegt, als bet ganfebenbsp;Ligbaam-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;666
IX. Proefkeem i HG. Een Waffehen Bal weegt net zoo zwaar als dat deel Waters dat bynbsp;verplaatfi,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;667
Eeflaiten. Een dryvend Ligbaam zinkt min of meer diep. 668. Maar zinkt altyi ten minfleniets in ’tnbsp;Vogs.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;...nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;669
X. F B o E F ir E E M ï H G. Bifcbryving van het Vogt-rreegertie. 669. Hetzelve zinkt min of meer diep in een Vagt^ waar maate dat dat Fogt meer of minnbsp;ZocrtelykeZwaattebetfi.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;670
Ge-
-ocr page 23-fJevolgep. Schepen gaan dieper in Zoet IVater dan in Zout.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;671
^^yiiende Eilanden. 672. Metaalert Schuiten,, Pontons. nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;073
Ecrfte Gebruik. De Zoortelyke zwaarte van een te kenneUi .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^7^
barder der Waterweeging. 677* Voorzorgen. 678
Tweede Gebruik. De Zoortelyke Zwaartens van twee Vogten met malkanderen te vergeoyken, 63Pnbsp;Voorzorgen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;63i
Ijstde Gebruik. De Zoortelyke Zwaartens vantwss
ttajle Ligbaamen metmalkanderentevergelyken.. 68'i
dianier Van Waterweeging vanvajle Ligbaamem 682
T icrde Gebruik. De Zoortelyke Zwaarte van een tgt;a[i Idgbaam met die van een Vogt vergeleeken 684
^ A N M nbsp;nbsp;nbsp;j „ Q 5, j, OVER HET V O G T.
^eegertje. . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;68S
Korte Inhoub van het tweeüe
Vereifchtms van een goed Fogtweegertje. . nbsp;nbsp;nbsp;(gt;%é
Manier om met het zelve Fogten te wee gen. nbsp;nbsp;nbsp;688
Pogtweegenje van den Heer Homberg. 688. Tke^ zelfs voor en nadoelen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;689
Het opmaaken van Ly[len der Zoortelyke Zwaarte door Proefneemingcn. 6go. Denkbeeld van zulk een
Lyfi. .... nbsp;nbsp;nbsp;691
Preedvoerige Lyfl van de meefl bekende Stoffen, zoo vafte Lighaamen als Vheibaare, Van voier Zoorte-lyke Zwaarte men de Proef genomen heeft. 692
AaNiiangEel over de HairbuIsjes , en de naafle ¦of onmiddelyke oorzaaken van de Vloeibaarheidnbsp;en Vastheid der Lighaamen.
704
Êerfte Lid. Han de Hairbuisjes.
De Hairbuisjes'madken'een uitzondering op de Wetten der Waterweegkunde.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;704
Denkbeeld van een Hairbuisje. 705. Grootte 'en gedaante. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7cö
I. P R o E rWB'E MI u G. Een Hairbuisje in eenig Vogt gedompeld.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;707
E«r-
-ocr page 25-L'S, T VV-E E DE S T ÜK JE.
-Ëigiïfifcjjgp -der Haiib.afejes. DeV’n^ten'klm-in ep.m een zekere heftendige hoogte boven'
men
km pp-.
üier.pas.
70^
P R o E p N E E M I w G. Een Hairhuisje in Fogten vmi verfcbillende Zoortelyke'Zvoosrtegedompeld. I09
Tweede Eigenfchap. De Vogten klimmen 'er niet in gt; Volgens de omgekeerde redenvan him Digtbeden ofnbsp;Zoortelyke Zivaartens. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•
Proefnoeeming. Indompeling nan Ilair-‘^Jes vati verfchülende wydte. , nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1'^
bui
de
genfchap. De Vogten klimmen 'er in op in
^'”-gekeerde-.reden der Middellynen ¦, 'boogeref la
naar dat de Buisjes enger of voyder zyn.
Proe
710
F N E E M IN o. Een Hairhuisje in Kwikzilver; ofbttKwik in een -Bevel ge gooien, wiens Hrm een .Hairhuis is.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦
Ti
lerJe
Eigenfchap. Het 'KwikzUverbl'yftalt'ydSaaii ^^’iedeji zyn JVaterpas. 71 ï. Gelyk ook gejmoltettnbsp;kletaalen.^ Lood, Tin:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7™
Geuoe/enj over de oorzaaken dier byzondere S^nfihappen der Hairbübjes.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7^3
Korte Inhoud van het tweède
Eerfte zoort van Gevoelens. De onringende Vloeijlóf 714. De Ongelyke Drukking der Lugt ts'er de oor.nbsp;Zaak niet van. 714. Noch de ongeiyke Drukkingvaitnbsp;eenfynder Vloeiftof.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;71 lt;5
Tweede zoort van Gevoelens. De Aankleeving en •varyving tegen de wanden van de Buisjes. 718- De'nbsp;Zelve kan ’er de Vogtefi wel in doen blyven hangen,nbsp;maar niet doen klimmen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;720
Derde zoott van Gevoelens. De Aantrekkingskragt^ 723. Aantrekking aangemerkt als een enkel Uit,nbsp;werkzel 724, of als een algemeen Beginzel in de Na,nbsp;tuur, 725. Oordeel over dittweederley denkbeeld. 126
Nader denkbeeld over de Aantrekkingskragt van den Heer Newton 729. Bewyzen en Proeven 731nbsp;en Twyffelingen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;732
Nieuwe Newtoniaanen' DA antrekkingskragt geen algemeen Beginzel. 733. Deszelfs FerfcbynZelsvannbsp;den zelfden aart en oorjprong als die der Hairbuis-jes.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;73^
De Verfchynzels der Haif‘buisjes verklaard door middel van de Aantrekkingskragt, 739. Nader onderzoeknbsp;en Tegenwerping op die Verklaaring. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;740
Cf-
-ocr page 27-G
• ‘'boelen xian den Heer Jurin , dat Jiiet de ganftbe oppervlakte van de Buisjes, maar alleen ienbsp;daar de Kolom eindigt, bet Fegt aantrekt.nbsp;''42. Zyn Proeven tot bewys dier Stelling. 743. Zynnbsp;quot;^'tienproef; Antwoord daar op-, en werderleggingnbsp;^an dat Antwoord, 746. Zyne Middeljlof door bemnbsp;quot;'^tTonierlleld.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;748
^thoekn van den Heer Clairaut over de oorzaak Van die Ferfcbynzels. 750. Bejluit en gedagtenvannbsp;den pieif Nollet.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;75i
^evolgg„_
Het Water trekt op in Zand, Steen, Hout-tSt. Oorzaak van zommige Bronnen. . nbsp;nbsp;nbsp;754
^et opklimmen der Sappen in Boomen enGewaJJen, 755 ^tszelfs byzondere Eigenfcbappenen Oorzaaken.1S7
UitwaaJJ'emingen door de p^erfcbynzels der ^^irbuisjes epgeloji. 759. Het optrekken, bangennbsp;Dampen. 761. Min of meer Damptrekking-,j6^nbsp;Stortregen, Zomervlaagen. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;766
Lid. Over de oorzaaken van de Floeihaar-en van de Hardheid der Ligbaamen.
Bei
^'Vieeghaarbeid en daadelyke bevoeeging van de Deeltjes der Floeijloffen boe ver bun eigen en noodzaake.
* 3 nbsp;nbsp;nbsp;Denk
-ocr page 28-Korte Inhóvö van het tweede Denkbeeld van de Hardheid in deLigbaamen. 773
Vooï’ftel- Verfebeiden Ligtaamen kunnen zig aan el-ka!tderen vajl begten door de Drukkingvan een Vloei-Jlaf , die ben bedekt of van aUe kanten omringt.
I, P R o t F17 E E M I K o. Een Jlük Kurk en eenfluk Metaal begten zig door de Drukking van ’t VVater gt;nbsp;dat ’erop Jiaat, vaft-aan één.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;778
11. Pr o EFN E E M r NT,. Twee Marmeren Sehyven •voorden zeer bezvoaarlyk regt op en mamp;r van één ge-trokkeih .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;...nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;780
mindere gmeenzaame Voorbeelden van dergelyk een aan-kleeving en zamenhafig. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;783
Die Zamenbang hlyft, fchoon verzwakt, in'tTdel. 783
Ander aanmerkelyk Verjchynzel in ’i Tdel. De Vogten hlyven boven bun iVatetpas hangen. 784. Gedagtennbsp;van den Heer HuiOeNS. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;785
Een fynder Lugt of Middelflof erkend. 786. Derzel-ver byzondere Eigenfcbap. igo. Zy is de oorzaak van den zamenbang der Marmeren Schyven ,• en van 'tnbsp;bangèn der Vogten hoven bun rKaterpas, in 't Tdel. 791
Ge-
-ocr page 29-Tweede Stukje.
Gevolgen. De Fyne Middeljief is ,fchynt het, de nat-^orzatk van de Hardheid en vloeibaarheid der ^quot;^S^aatnen. 754. Zy buisvefl in olie Lighaamen,nbsp;796. Maakt ze min of meer Hard. 797. Maaktnbsp;'^eek en vlietbaar. 798. Tegenwerpingenen denbsp;tiatuur der Hardheid nader opgehelderd. . 8or
^^oeibaare Stoffen maaken vafte L,ighaamen vloeibaar^ ^05. Denkbeeld van 't Vergulden. 8og. Van Vernbsp;^[Jen. 810. Stretuming en verfebeiden zaorten vannbsp;Stremzels. ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. 8u
^antrekkingskragt by anderen de oorzaak van de hardheid der Lighaamen. 813. Wordt of als eennbsp;^^fjcbynzel, of als een Grondbeginzel aangemerkt.nbsp;^14- Gehrekkelykheid van 't Beginzel der Aantrek-^‘ngsiifugf tot oplojjing der Verfcbynzels. 81 Si Enz.
DER
ZEVENDE LES,
Plaat I.
Iguur I, een Weegfchaal, die een klein toege-flopt ledig Flesje in een grootGIas met Water in evenwigt houdt. Zoo dra men ’t Flesje opent ennbsp;vol Water laat loopen , zinkt het naarden bodemnbsp;van ’t Glas, en ’t evenwigt is vernietigd; ten be-wyze dat de Vogten ook in hun eigen Hoofdftofnbsp;weegen en zwaarte hebben.
Fig. 2 vertoont een groot rolrond Glas, ’t welkeen gat in zyn bodem heeft, belegt met een Band vannbsp;een Duim Middellyns. AB, Glazen Buis van denbsp;zelfde Middeliyn, die’erop gezet wordt. B, Kurknbsp;die het Gat flopt. De Kurk wordt door de Drukking van ’t Water nederwaarts uitbet Gat gcdree-ycn, altyd eveneens, ’t zy men alleen denaauwenbsp;Glazen Buis AB, ’t zy men het gantfche Glas metnbsp;Water vuile; ten blyke dat de deelen der Vogten,nbsp;elk op zig zelve, en afzonderlyk van hun mededee-
len, hun Zwaarte oefFqnen,
VIÏKI, A aRIKG der Plaaten.
?
Q zyn twee andere banden van de zelfde wydte De Kurk wordt ’er op de zelfde wyze uit-E^dreeeen doorbet Water,als betgroote Glas totnbsp;fen zelfde hoogte vol gegooten is, waar uit nietnbsp;alleen de neerwaarts , als B, maar ook de opwaarts,
P. en de zylinkfche Drukking, als Q, van ’t ^ater getoond wordt.
' nbsp;nbsp;nbsp;3- Nader Denkbeeld van den aart en werking
der Waterdeeltjes. I, a, 3, 4, 5, Kolommen ^®ar in men verbeeldt, datliet Water van’t grootnbsp;Rolrond Glas in fig. z- verdeeld is. o, hetgatinnbsp;den Bodem, geflopt door de Kurk. b,c, vaftenbsp;Podem, waar op de Kolommen 2 b en 4 crullen.
Kolom 3 a,. door haar gewigt de Kurk in a Uitdryvende , zakt tuffchen de andere Kolommennbsp;door, die op den vaflen Bodem Haan, en met hunnbsp;Zwaarte op a niet werken kunnen.
^iS- 4' Zylinkfche en ppwaartsdrukking der Waterdeeltjes. ik, Waterkolom, die, loodregt beneden waarts drukkende, tuffehen de twee zylinkfche Kolommen de en dg tragt intebooren, en dezelve daar door van weerskanten, zyl inks uit,tegendenbsp;'^^ndeii van ’c Glas e en g’ aan doet drukken, df.
andere zylinkfche Kolom , die, doorderegt-R^ndige Ko!q(ji ik gedrukt, op haarbeurtdetwee
Waterdeeltjes g ea b drukt; het eerfte tegen dg *? 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Wan-
-ocr page 32-V S R K L A A R J K «
Wanden van ’t Glas of den Hoek gaanzylinksje* b opwaarts naar boven.
Bg. 5. Proeventen bewyze van de Zylinkfche en Opwaartsdrukking der Vloeiftoffen.
CF E D, Kromme Glazen Buis, onder en boven open, in ’t gekleurd Water van een groote Kom gedompeld.
DE, gedeelte van deBuis, daar het Water, door de opening D, wegens zyn eigen Zwaarte in neérvak.
EF, gedeelte dat het, als langs een hellend Vlak af-roiiende, vervult.
F C, gedeelte dat het in de Buis opklimt door ’t ge-wigt van de Kolom GE, tot dat het op de zelfde hoogte komt en dus met dezelve in Evenwigt flaa.
Hl, andere kromme Glazen Buisin'tzelfde Water gedompeld.
KI, Rcgtftandige Kolom, die door zylinkfche Drukking het Water door de opening 11» de Buis dryft, en daar na opwaarts tot aan H, daar beide Kolommen even hoog en in Evenwigt ftaan.
LM, regte Glazen Buis, door wier onderfteopening
^ M hetWater loódregl opwaarts wordt ingedrceven.
MK,
-ocr page 33-ïgt; E R P'L A A T E iTv'
ivïK, regtfianti ij^cWaterkolom» die, opdenbodtetn ruftende, het Water, dat voor de opening Mftaat,nbsp;nederwaarts te wyken.
®L, Zylinkfche Kolommen , die,.tegea de Wan-, ruftende, het Water in M belettcnzywaarta te
1*®gt; no, nabuuriseregtftandigeKolommen, die,het ^’^ater in M perfende, het in de Buis, daardenbsp;'ninfte weerftand is , opdringen, en het dtwr ianbsp;doen opkiimmen, tot dat het haar hoogte bereiktnbsp;heeft.
Plaat 2,
6. Evenwigt der Vogten.
ABCD, omgekeerde Hevel, in wiens beidearmeu het Vogt even hoog klimt.
¦ftft, Kolom van de zelfdehoogtealsCD , enbyge» '¦’oig met haar in evenwigt.
^gt;®’3,'1,s,6,7. toonen het zelfde Evenwigt aan door de gelyke hoogte der Kolommen in beidenbsp;de atmen.
77. Evenwigt der Vogten in verfcheide Buizen vaneen verfchiliend niaakzel.
GMNH,
-ocr page 34-VXRKLAARIKfi G MNH, een groot Glas met gekleurd VogC.
E F. Pyp van gemeenfchap, door middel van een kraaa in derzelver midden.
EI, Regtopgaande Glazen buis: Kfchains (taande Buis. L Buis met Bogten. Deeze kunnen in Ege-plaatfl: worden en dus gemeenfchap hebben met hetnbsp;groote Gias. In allen ruft bet Water tot een en dezelfde Hoogte G H.
G M, H N, Waterkolommen, die op de fchuinze wanden yan 't Glas ruften en haar kragt oefFenen.
OPF, Kolom, die, even hoog zynde alsE I, met dezelve Even wigt maakt.
Fig. 8. De Oppervlakte der Zee niet Waterpas maaf Bolrond. De Gezigtftraal van ’t Lighaam van ’tnbsp;Schip naar ’t oog van den aanfchouwer (luittegennbsp;die Oppervlakte, tetwyl de ftraal van de Maften ’ernbsp;over heen fchiet. Deeze ziet men daarom, eer mennbsp;’t Schip zelf nog ziet.
Fig. 9. Het Evenwigt der Waterkolommen vormt de Bolronde Oppervlakte.
ad, hd, ed. Kolommen van dezelfde langte, wier toppunten a, fc, c, alle even ver van ’t gemeen middelpunt der Zwaarte, het Middelpunt der Aarde d,nbsp;afftaan:en bygevojg in Evenwigt zyn
abc,
-ocr page 35-®eE Plaat EN
«6c , Bolronde Oppervlakte der Zee^ daar doórgCN^ vormd; wier Middelpunt i is.
Waterpas vlakte, welke de toppunten der iri Evenwigt flaande Kolommen nietbeieikenender-halven niet vormen fcüiinën.
Plaat 3*
lo. Proefneeming, dat de Vogteri niet tiaar maait: van hun hoeveelheid Perflen, maar naar maate i'an hun Hoogte en den Bodem , daarzeopftaan.
groote Bak, van binnen raetLoodbekleed,op wiens korte zyden A enBtweeregtopgaandeftuk-ken C en D ftaan,-die fleufswyzein’tmiddenuit-gehold de Voetftukken inlaaten van hetdwarsftuknbsp;Ê F, welke ’er door middel van twee Schroeven alsnbsp;Cen D op een hoogte naar welgevallen in vaftgezetnbsp;kunnen worden.
F, twee Pilaartjes, vanbovenVorksgewysgep-P^nd, in welker opening ruften en zig bewcegea ^unnen.
Flgt; tt'/ee Hefbonmen, elk aan de beiden einden
‘“doopendcop tweeKatro)swyzeBoogftukken,wier
§foevcn uit het Bewcegpunt der flefboomen by E
F getrokken zyn, en die daar door in allen ftand 'folgensde Lood lyn werken.
L, M.
-ocr page 36-V IS ® -K I, A A R I ü a
L, M, Bakjes of SehaaltfeSjiKt geswgt can deHöf-boomen neet te ttekkeu.
I.KN, Rolrond Glas, op een MeCaalenRoiiondBuk fluitende, waar mede het op een Yzeren Dricvóetnbsp;in den Bak Haat. In ’t rond Metaal fiiuk pafl eennbsp;Zuiger, die,weinigof geen wryving hebbende,doornbsp;middel van een Metaalen Roede N, en de tweenbsp;Koorden , die ’er aan vaftzyn, als de Hefboomennbsp;zig heweegen, wordt opgeligt.
Tig. II, Tiet Rolrond Metaalen ftukmet zynYzeren ¦geverniften Drievoet afzonderlyk afgebeeld. 'Dcnbsp;Eraan, in Figtmr lo. met K getekend, dient oitinbsp;het Water te iaaten afioopen.
Tig. 12,13. Glazen van verfcheiden vorm; in gedaante en Inhoud van elkandéren en van’t Glas ÏKN raer-'Itelyk verfchillende, dog alle van gelyken Bodem,ennbsp;die even als dit laatfie op den Drievotin’t Werk-tuig'kunnen geplaatft worden.
Fig, 14. 'Hetzelfde Rolrond Glas, op een Vierkant I.antaarntje ftaande. Het Metaalen Rolrond en zynnbsp;Zuigerzyn'nu terzyden, .en die Zuiger wordtdooïnbsp;middel van het DwarskatrolletjeO metdeMetaanbsp;lên Roede., Koorden en Heffaooinen, als bet Glasnbsp;©p ’t Wefktnig Raat, veirbonden.
Blfe
-ocr page 37-i» -B R P t A A T B isr.
Alle deeze Glazen, de een na den ander .op’tWeik-gezet, en tot een gelyke hoogte met Water ge-''“'d gt; Wordt’er altyd beflendig hetzelfdeGewigt ver-^ifchtoin den Zuiger opwaarts, ofin dat van Figuur
H- Waterpas voort te trekkentfchoon om denver.
Schillenden Inhoud der Glazen de hoeveelheid van W ater merkelykwerfchii t.
Plaat 4.
I^e Voorgaande Proef nader opgehelderd.
15,16,17 zyn dezelfde Glazen als Fr^uar io# 12, 13 van Plaat 3, maardoorgefneeden.
ed, o no derzelver Bodems alle even groot,.ge-
lykook hunne Hoogtens gelyk zynde.
Co/d fom van Kolommen, die aan ’tRaam.oamp; gelyk, dezelfde kragt op beide de Bodems perlTen.
^c. dfgbi ^c. de overige Kolommen,die ®p de Wanden en bygevolg niet op den Bodemnbsp;tuften.
Kolom, die door haar Loodregte en ZylinkfePers-den Bodem o no even ftefk drukt als deKoloöïV uien der andere Glazen de Bodems a li en ed doen.
ïï! plaatfen, die door dezylinks en opwaarts drukking van Kolom nn, inhaarPerflIngdeelen.
Fig-
-ocr page 38-¥ ERKLAiRING
Fig- i8 I. Wyze waarop men begrypen kan dat it oneindig kleine Deeltjes der Vogten op elkandernbsp;werken.
2. Wyze waarop degrovcreDèelen vandikkM Vloei'
ftolFen werken. nbsp;nbsp;nbsp;/
Fig. ig. Afbeelding van Pompen en derzelver wer-
A B L Zuigpomp, C D N Perspomp.
AB, CD, Holle Rolronde Stukken, of flaandeftük' ken van eeii Pomp.
E, F, de Zuigers, die door middel van de fteelen G, H, en dé Hefbootnen, 1,1, op en nederwaartsnbsp;bewoogen worden.
Jï, L, Opgaande Fypert, die het Water naar boveó leiden.
Zie de plaatzèn der Klepjes, derzelver gebruik, en de byzondére werking van elke zoort van Pomp, opnbsp;bladzydesip, enz.
Plaat 5.
/'jg.So.Onderiinge Werking van Vogten van verfchil. Jende zwaarte : Dubbelde Glazen Beker met eennbsp;naauw halsje A aan een gevoegd. Men giet ’er eerfl:nbsp;Rooden Wyti, dan Water in. De Wyn klimt naar'nbsp;boven; het Water daalt naar beneden.
B,
-ocr page 39-tgt;ER Plaaten,
B, hetzelfde zoon van Bekertje, wiens een gedeelte, waar in dewyn is, in een ondoorzigtbaar voetje be-^^''tftaat, zoo dat het Water, dat men’er ingiet,nbsp;VVyn fchynt te veranderen. — CD’t opzuigennbsp;van Water amp;c. meteenPypDrukking der Lugt.
^^8 2t. Langwerpig Glaasje met vyfderleyVIoeiftof-fbn van verfchillendezwaartegevuld.
I- Kwikzilver, 2 Wynlleen-Olie, 3 GeeftvanWyn,
4 Geeft van'Terpentyn, s Lugt Onder een gefchud beemt elk zyn eigen plaats weer in.
^*8- 22. De verfchiliende Zwaartens der Vogten zyn
als hun loodregte Hoogtens.
^ C D, omgekeerde Hevel met Kwikzilver en Water.
Het Kwikzilver ftaat in den arm D op i graad bo-
Ven de Waterpas - lyn O, terwylhetWaterinden
arm CE op 14 ftaat, gelyk het Kwikzilver 14 maal
¦ Zwaarder is dan ’t Water. f!'quot;
^‘S- 23. Zwaarte der Lugt beweezen.
Hen Glazen Buis vol Kwikzilver, met het open eind in Kwikbak gehouden, toont, dat een Kolomnbsp;van 27» Duim hoog met een Kolom van Lugt vannbsp;hoogte des Dampkring, Evenwigt maakt.
’•S- 24. Pascals Proef van de Drukking der Lugt. G F, Glazen Buis met een dubbe'.denBogt in ft midden:nbsp;wier beide einden GK en HF elk omtrent 3Ö Dub
-ocr page 40-V E R K L A A R t s. «
K, een opening met een nat ftuk Blaas toegeftopt^
H, Ruime holligheid of Buik van den Bogt, diceCi* tamelyke maatRwikzil ver bevatten kan.
De ganfche Buis met Kwik gevuld wordt in denKwik' bak G gezet, dat van HF valt in H neer: het ai)'nbsp;derblyftin Iftaan ; maar, zoo dra men de Blaas iHnbsp;K doorprikt, valt dit in G neer; en ’t ander klimtnbsp;uit H naar F opwaarts.
Fig. 25. Enkelde Barometer, of Weerglas, vanTO'
RICELLl.
Plaat 6.
Fig. 27. Afbeelding van een gewoone Zuigpomp.
Fig. 28. Afbeelding van eenDubbeldeofZamengeftel' de Pomp, die Zuigpomp en Perspomp teffens is.
Plaat 7.
Fig, 29. De Drukking der Lugt de waare en eenig^ oorzaak van ’t opklimmen van’t Water in de Zuig'nbsp;pompen. Een Bakje met Kwik Raat in den OntvaO'nbsp;ger, die een Spuit of klein Zuigpompje draagt!nbsp;wiens GlazenPyp tot in’t Kwik van ’tBakje loopt-Het Pompje doet geen werking, het Kwikzilvernbsp;blyft in 't Bakje, en klimt in de Pypnietop, alsnbsp;’er geen Lugt in den Ontvanger is, maar wel, eOnbsp;volgens gewoonte, zoo dra ze ’er weer ingelaateHnbsp;wordt.
Fig'
-ocr page 41-%. 30. Zylinkfche Perskragt en Drukking der Lugt,
Een Molentje ftaatin den Lugtledigen Ontvanger,die ter zyjen een opening heeft, welke men metnbsp;Vinger geflopt houdt, Zoo dra men dien weg^nbsp;¦^eeint, dringt ’er dcLugt met een geblaas binnen,nbsp;het Molentje draait zeer fnel rond. Deafgebeel-Zykólom van Lügt is ’ér door haar Zylinkfchenbsp;I’erfling oorzaak van.
Buis, van onder en boven ópen, die men door de 't^el digt fluitende Kurk in de tffes laat daalen,
B^En vult beide de Fles en Buis met Water; en, als tuen de opening in A dan open maakt, loopt’er hetnbsp;^ater uit, tot dat de Buis geheel ledig is, maarnbsp;niet langer.
^ ^ * Bugtkolom, die, van de nabuurige Zyko’ommen '’an alle kanten onderftu t, de Waterkolom in ’t Glasnbsp;ophoudt, en ’t neerftortenbelet.
*ö' 33- Werking der Hevels door de Drukking der Lugt.
Sr *¦ jt 2 nbsp;nbsp;nbsp;A,
-ocr page 42-YïitrLAAiiir»
A, Beker ofGIazenFles vol Water.
F G HI, Hevel met ongelyke Beenen.
L P, Lugtkolom, die op de Oppervlakte van ’t Water drukt, en het, als de Lugt uit den Hevel gezoo*nbsp;gen is, ’er in opdryft.
KH, Lugtkolom, die met de voorige in Evenwigt ftaat, als van dezelfde langte zynde.
Hl, laager gedeelte van die zelfde Lugtkolom , dog dat het Watef ’t welk in’t ftukHI vanhetlangftenbsp;been is, en vee^waarder danzyzelf, niet kan ophouden; zoo dat het, dooral’t Water langs P GIÏnbsp;onophoudelyk agtervolgd, door I uitftroomt.
Fig. 34. Hevel van een ander maakzel, beftaande uit A B een wyde Glazen Buis; een Bogtige Buis, dienbsp;in een Pot met Water ftaat, en uit de langer Buisnbsp;AD, die in D in twee ftukken kan gcfcheideunbsp;worden.Hoe langer het Been AD is hoe het Waternbsp;«it het kortftc Been of de bogtige Buis in’t Glasnbsp;A B hooger opfpringt.
Fig. 35- Dezelfde Hevel in een Zuil of Voetftuk verborgen, zoo dat hy een Waterfprong boven zyU Bron, of de Verlaatbak daar hy uit ontfpringt, doe^nbsp;zien,
AIS
-ocr page 43-BKR Plaat k w.
^fg. 36. Afbeelding van een Hevelglas tot ophetde. ling van Bcurthoudende Bronnen.
Als de Beker tot boven de bovcntle kromte van de» Hevel met Water gevuld is, begint hetzelve doornbsp;het langfte Been, (hetkortfteheeftzyn opening innbsp;’t Glas zelf even boven deszelfs Bodejn), dat bui,nbsp;ten uitfteekt uit te loopen.tot dat het geheel ledig is-
37. Afbeelding van een nieuw werktuig om de verfchillende DIgtheden of ZoortelykeZwaartensnbsp;van twee verfeheiden Vogten tegen elkanderen tenbsp;mee ten.
Een gelykbeeningeHevel, in zyn hovende bogt open, en daar met een Spuit of Zuigpompje gewapend,nbsp;flaat vad tegen een Plank daar de Duimen en Lynennbsp;op afgetekend zyn. De Beenendaan in Bakjes metnbsp;de Vogten die men meeten wil, en deeze klimmen, zoo dradcLugtindeBeenenverdundis, innbsp;dezelve op, yder hoogcr of laager naarmaate vannbsp;zyn byzondere Digtheid en Zwaarte.
AGTSTE LES.
Plaat r.
I. Werking der Vogten op ondergcdompeldc Lighaamen.
* * * Een
-ocr page 44-V ERIfLAARIHO
EenBlaasmet gekleurd Water, aan een open Glazei? Buis gebonden, wordt in een Glas met Water gedompeld. Het gekleurd Water ryil in de Buis naarnbsp;inaate dat de Blaas dieper komt, dog blyft altydnbsp;met de Oppervlakte van’t Water gelyk; ten tekennbsp;dat hetzelve de Blaas vanallekanten drukt, teder-ker naar maate vanzynhoogte, en overeenkoinftignbsp;met zyn byzondereZoortelyke Zwaarte.
Flg. 2.
Waterweegkonftenaars Weegfchaal.'
»
A, B, C, Drie Glazen, op een langwerpig vierkant kasje, van binnen met Lood bekleed, flaande. Zynbsp;zyn gerchroefd op hun Voeten, die hol zyn enge-meenfchap hebben met een Pyp die onder het Dek-zel van ’t Kasje langs van D totE loopt ,• dus kannbsp;men uit het eene Glas het ander door de bodemsnbsp;vullen.
D, E, F , G, vier Kraanen indie Pyp , van welke ¦F en G de gemeenfehap tnfleben de Glazen openennbsp;cn fluiten kunnen, en D en E het Water uit de Pyp,nbsp;cn, zo men wil, uit de Glazen, in het Kasje doennbsp;wegloopen.
b, k, Schaaltjes, daar men Gewigtin legt, en daar onder Haakjes, waar aan men deLighaamen hangt,nbsp;die m en in ’t Water weegen wil.
SER Plaaten.
Rolrond ftukje Metaal, dat net fluit ia het Glaasje M, en tefFens met het zei vein Evenwigt gebragc ^ordt met het Gewigtje N. Dit Evenwigt wordtnbsp;'verbroken als L in ’t Water van ’t Glas A komt;-‘log weer herfleld, als men het Glaasje M met Wa-ter vult; ten teken dat ingedompelde Lighaamennbsp;Jnift zoo veel gewigts verliezen als de Klomp Vogt,nbsp;^iens plaats ze inncemen , zwaar weegt.
^S- 3- I Een Looden en een holle Papieren Bal, in de Lugt in Evenwigt hangende,verliezen datEven wigtnbsp;Onder een Öntvangglas, als de Lugt wordtuitge-pouipt; ten bewys dat deLighaamen in deVloei-ftoffen alleen weegen met hunOpzigfeiykeZ waarte.
4. Een Looden en een Yvooren Bal, in de Lugt inEvenwigt, verliezen dat Evenwngt in't Water,nbsp;00 tLoodweegthetzwaarfte, ten teken dathet ver-^‘es vangewigt in een Vlosiflofgrooter of kleinder .nbsp;naar maate van den grooterofkleinderointreicnbsp;Lighaainen met dezelve ftofshoeveelheid.
‘S- 5- Twee YvoorenJ3allen, malkander volkomen S®'yk, die in de Lugt of in ’t Water ihEvenivigcnbsp;hangen, verliezen dat Evenwigt, als men een dernbsp;^'^zeïimet een Vogt, dat minder digtheidi’teeftennbsp;^ygevolg jg ^ met Brandewyn, by voorbeeldnbsp;Of Wyngeefj^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ten bewys dat de Opzigtely-
Zwaarte van één en ’t zelfde Lighaam grooterof * * * 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;klein-
-ocr page 46-Verklaarin
kleinder is na de Indompeling, naarmaatevande minder of meerder digtheid van ’t Vogt.
Pig. 6. Een Glazen Buis roetWyngceft,ineen Watervat gezet. Als m en het Water door middel van een Lampje dat ’er onder ftaat, en daar door dennbsp;Wyngeeft teffens warm maakt,daalt een geamaliëerdnbsp;of Glazen Beeld, dat in de Buis is, naar beneden,nbsp;maar klimt weer naar boven als de Wyngeeft koudnbsp;•wordt. De Opzigtelyke Zwaarte dcrhaiven vannbsp;een en ’t zelfde Lighaam in één en^tzelfde Vogtnbsp;verandert, naar maate dat dat Vogt door hitte ofnbsp;koude of anderzins, van digtheid verandert'
Fig. 7. Langwerpig Glas vol Water, van boven met een daar over gefpannen ftuk Blaasgeflooten. Alsnbsp;men met den Vinger op die Blaas min of meer ennbsp;in behoorlyke maate drukt, doet men een gekleurdnbsp;Glazen beeldje , dat hol, vol Lugt is , en een gaatje in zyn eenen voet heeft, open neder klimmen ,nbsp;ftilftaan, danfen en draaien.
Fig. 8. VerfcheidendergclykeGlazen, ineen Raam gezet, om de Drukkingen behendig en zonder datnbsp;men ze ziet te doen , en dus aan deBeweegingen dernbsp;Beeldjes een fchyn van iets geheims en wonderbaarsnbsp;te geeven.
Fig- 9- Een Glazen buis, tweederde vol Water met
een
-ocr page 47-der Plaaten.
ccn Kraan voorzien: mendoet’ereen WaffchenBal
in. en tapt ’er al ’t Water, dat door denzelven ver-plaatft wordt, uit. Dat Water is even zwaar als quot;ie Bal; ten teken dat het ganfeh Lighaam, op eennbsp;Vogt dryvende , zoo zwaar is als de Klomp Vogts,nbsp;^iens plaats deszelfs ondergedompeld gedeelte be-flaat.
'S' 10. Afbeelding van eenFogtweeger (Arcométre') ^2n klein Flesje van zeer dun Glas, meteen langennbsp;Hals, in graaden afgedeeld; van onder met Kwikzilver belaft , ora het altyd Loodregt te doen ftaan.nbsp;Haar maate dat het min of meer diep in ’t Vogtnbsp;Zinkt, daar men ’t inzet, weet men dat hetzelvenbsp;nieerof min digtheid en zwaarte heeft.
Fi:
’S- II. Vogtweeger vau Homberg. Een klein Flesi 1® Van dun Glas met een naauw Tuitje. Doormid-van dat Tuitje of opgaandPypje, dewyl mennbsp;juifte hoogte van ’t Vogt daar in netter onder,nbsp;itheiden kan dan in den wyderHais van’t Flesje,nbsp;'^ult men het-Flesje met net even veel Vogts, ennbsp;^®sgt het dan op een Schaal. Hetonderfcheid vannbsp;‘ quot;^ewigt.dathet , met het een Vogt gevuld, meernbsp;dan met het ander, geeft her verfchil dernbsp;^ rtelyke Zwaarte van die twee Vogten.
^‘'Dvfneemingen over de Eigenfehappen der ^«irbuisjes. Met verfchillende Vogter.
? * H! AB.
-ocr page 48-VeRKLAARIITO.
AB , Glazen Bakje, ‘t welk men beurtelings vult met verfchillende Zoorcen van Vogten.
CD, Hairbuisje , dat men’er indompelt ,vaftgemaakt ' aan een Reepje wit Papier in graaden afgedeeld.
De Vogten klimmen in de Buisjes op tot zekere beftendige hoogte boven hun Waterpas. Dog nietnbsp;io de omgekeerde reden hunner Digtheden.
Fig. 13. Proefneemingen met verfchillende Buisjes. De eene Buis is eens zoo wyd als de andere; hetnbsp;Vogc klimt ’er in op, in de omgekeerde reden vannbsp;derzelver binnen-Middellynen of vvydtens. In denbsp;wydfle tot 12 graaden; in de andere, die eens zoonbsp;eng is , eens zoo hoog, of 24 graaden.
Fig. 14. Proefneeming methet Kwikzilver. Een omgekeerde tlevel, wienseene Arm een Hairbuisis; in deezen blyft het opH ftaan terwyl het in den anderen Arm ftaat op G. Het Kwikzilver blyft in denbsp;Hairbuisjes altydflaan beneden zyn Waterpas.
Fig. 15. Proeven van de Heer JuaiN met de Hairbuisjes: in ’t Bü’sje AB ftaat het Vogt totD; daar’t volgens de eigenfchap der wydtevan de BuisBCnbsp;fiegts tot E zou moeten ftaan. In GF ftaat het totnbsp;F; daar 't volgens de Eigenfchap der wydtevan denbsp;Buis.G hooger zou moeten ftaan; tenbewys,dat
niet
-ocr page 49-OER PLAA TEH.
»iet de ganfcbe binnenfte Oppervlakte der Buizen Altaar alleen de Ring van’t Glas, inDjCninFhecnbsp;aantrekt.
16. Nieuwe Proefvan den Heer JuBiN. HLIK, Tregter, die in een IlairbiiisH uitloopt. DeRingnbsp;^an ’c Buisje in H boudt wel de Kolom HI cp ,nbsp;®aar de andere Kolommen in den Tregter niet, dienbsp;dezelve omringen. Zy worden opgehouden, zegtnbsp;, door de aantrekking van de vlak daarbovennbsp;ftaaride gedeeltens der ronde oppervlakte, als KenL.
fig.
*7. Dergelyke Tregter ter weerlegging van dat antwoord. De Kolom H I wordt, als voorbeen,nbsp;door den Ring in H opgehouden; maar dewyl dee-2e Tregter niet gebeel vol Water is, raakende Zy-^olommen de ronde Oppervlakte , alsKjL , niet,nbsp;kunnen ’er derhalven niet door aangetrokkén ennbsp;®Pgebouden worden.
Pi
'•g- i8. A een Rolrond ftukje Kurk, met een dun en zeer gelyk geflaagen Koperen Plaatje opdefibo-
dein belegd. nbsp;nbsp;nbsp;'
» nbsp;nbsp;nbsp;eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dergelyknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Rolrond flukjeMetaal van dezelfde
vorm en grootte.
« en fc dezelfde twee Rolronde Rukken, op de bodems
meteen weinig Olie beftreekenjvaflr tegen een aan
ge-
-ocr page 50-VerKLAARIM»
gevoegd, en in een Glas met Water gelegd. De Kolom Water, die ’er op ftaat, houdt hen doornbsp;haar Drukking op een gekleefd, en belet het ftuknbsp;Kurk, fchoon ligter, zig ’er af te fcheiden , ennbsp;naar boven te dry ven,
Fig. 19- C, D, twee Metaalen Boffen, waar in twee dikke ftukken Spiegelglas, of twee vlakke Marmeren Schyven gefoldeerd zyn. In de vier Fypen,rondom aan den rand van C valt gemaakt, fteeken ver-fchuifbaare houten Spillètjes, die, als de twee Bos-fen op één gevoegd zyn , beletten, datze nietZy-links van elkanderen af kunnen fchiiiven. Hun za-inenhangen vaftkleeving is zoo fterk, dat zenietnbsp;dan met een zeer groote kragt van een kunnen getrokken worden. De Drukking der Lugt is ’er tennbsp;_ grooten deele oorzaak van.
Fig. 20. Dezelfde Boffen met Marmeren Schyven In een Lngtledigen Ontvanger. Hun zaraenhang ennbsp;vaflklcevingblyftin’t Ydel; hoewel in kragtmer-kelyk verminderd.
Fig, 21- De Werking der fynder Liigtof middelftof oorzaak dat de Vogten boven hun Waterpas blyveanbsp;hangen in ’t Ydel.
AB, BakmetWater, dienmenzig verbeelden moet onder een Lugtie digen O nt vang er op de Lugtpompnbsp;te ftaan.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/ gt; f gt;
-ocr page 51-ÖEX Plaatest.
*gt; *1 e,f Glazen buis, in den Bak ondeï dea Ontvanger in ’t Ydel ftaande, in welke het Water .nbsp;ver boven zyn Waterpas A B tot aan’t bovenend eetnbsp;^Ofdt opgehouden en dus hangen blyft- De Stip.nbsp;pels wyzen de Kolommen aan derfyne Stof, wiernbsp;'verking’er oorzaak van is.
**ƒƒ, Waterkolommen in de Buis, die vanboven geen drukking krygen van de fyne Stof, welke opnbsp;de vafte deelen van’tGlas ee, ee, fluit; endaar-Offl door de vrye drukking van die Stof op de Op-Pei vlakte van het Water in AB.ligtelykbovenhunnbsp;Waterpas gehouden worden.
*ƒ, ef. Waterkolommen, die van boven door de fyne Stof, welke doordeopeningen, e, e, e,nbsp;v^n ’t Glas heendringt, gedrukt worden; enneêrnbsp;Vallen zouden zo ze door dewryving, en aaneen-kleeving van de Zykolommen al niet werden opge,nbsp;houden.
Fquot;
22. Ruuw Denkbeeld van de legging en opeeni^-Peling van de Deeltjes van een vaft Lighaam, waar door de fyne Lugt het in alle opzigten en van allenbsp;hard maakt.
41 SCuV j nbsp;nbsp;nbsp;•
gt; uatwel over h , en r, met weinig moeite ’’sar d zou kunnen gefchooven worden, maar doornbsp;’ ƒ' daar de fyne Lugt het tegen aan peril ,nbsp;vaflgehoiiden wordt.
Verklaarino der Plaateiï.
g. Stuk, dat op dezelfde wys wel gemakkelyknast a kan fchuiven, maar door ’t ftuk b weerhoudennbsp;wordt. Even gelyk in de Pi oefneeming van Figu'ifnbsp;ip de Marnieren Schyven wel geinakkelyk zylinkSnbsp;Dit te fchuiven , maar, door de Drukking derf?'nbsp;ne Lugt tegen ééngeperfl:, bezwaarlykLoodregtnbsp;van malkanderen af te trekken waren.
---- ---- ' ^
voorden
De Plaaten van de Zevende Les,
No. I, 2, 3, 4, 5 , ö, 7 , moeten ingevoegd wof'¦ den tegenover.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. bladz. 6o^
En die van de Agtfte Les ,
No. 1,2, tegenover. . nbsp;nbsp;nbsp;. bladz. Sr^
-ocr page 53-natuurkundige
VAN DEN HEEÖ.
^ nbsp;nbsp;nbsp;Over de Waterwee^kundè.
^(^(^^Aterweegkunde tióemt men deWatel--^ nbsp;nbsp;nbsp;weetenfchap, die de Zwaarte en
^ nbsp;nbsp;nbsp;’tEvenwigcderVogcentenvoor-
VVS* vverp heeft. Schoon wel de ^'^aartekfagc in deeze Lighaamen van dennbsp;^^Ifden aart zy, als die van alle anderen»nbsp;aan de zelfde Wetten, welke wy in denbsp;''Oorgaande Les verklaarden, gehoorzaamej
ftaat nogtans vangeeft tot Liquiditê ''erfcheiden byzondere Verfchynzels aanlegnbsp;Welke het wel der moeite waardig isnbsp;leeren kennen, en die daarom verdienen,nbsp;men ’er afzonderlyk over fpreeke.
ll. Deel. Gg nbsp;nbsp;nbsp;Oo*
-ocr page 54-452 De Waterweegkunde.
VILLES. Onder de oude Wysgeeren fchynt het DerzeL Archimedes geweeft tezyn, die den mees*nbsp;vervoer- ten voortgang in deeze Weetenfehap ge*nbsp;Bevorde- maakt heeft. Men gewaagt nog heden tennbsp;raars.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dage met lof van de fchrandere wyze, waar
door hy ontdekte, dat een gouden Kroon de Keur, daar ze naar gemaakt moefl: zyn, nietnbsp;hieldt, door dezelve teweegenin’cWater.nbsp;Onder de hedendaagfehen hebben Galilei ,Torricelli , Descartes, Paschalnbsp;en in deeze laatlte tyden de Heeren Ma*»nbsp;RiOTTEenGoiLiELMiNi, zccr veelc fraaie
Vogten.
Ontdekkingen en Kundigheden gevoegd by ’t geen men ’er reeds van wift; en hunnenbsp;Proefneemingen, zooovertuigend als merk'nbsp;waardig, hebben ons in Haat gefield om tenbsp;weeten, wat wy van de kragten van’t Water , door zyn Gewigt op de Lighaamennbsp;werkende, te hopen of te vreezen hebben;zonbsp;om ons van hetzelve ten onzennutte te bedienen,als om’er gebruik van te maaken doornbsp;Walerloopkonfiige Werktuigen.nbsp;liques. Volgens het denkbeeld, dat wy’er in on-Aart der 2e Eerlle Les van gegeven hebben, beftaan
de
-ocr page 55-De WATERWEEGKUSnE. 4S3 Vogten uit eene5cof, wier deeltjes, on- viLLES.
Seineen klein, en beweegbaar over elkande- ^ ^
ïen, geen inerkelyken zatnenhang onderling V. SuSe*
hebben , zoo dat yder van die deeltjes vrye- bladz.59.
^yk de neiging volgt van zyn eigen gewigtt
“quot;^gt anders dan in vafte Lighaaraen plaats
heeft, wier deelen aan elkanderen verbon-
en, door onderlingen zamenhang als
^ereenigd, allekragt, diehenfcheiden wil,
of meer weêrdand bieden, zig allen met
^alkander teftens beweegen, en hun zwaar-
in gemeenfchap allen te gelyk oeffenen.
Wy onderzoeken hier niet, welke deoir- .
•gt; , nbsp;nbsp;nbsp;. T . Onder-
^^sken zyn van de Vlietbaarheid der Lig- fcheid in
haamen, noch ook welke verfchillendehoei hunVHet-
'^^'ligheden de Lighaamen in dien ftaat ei-zyn. Deeze Vraagflukken zullen in’c ^'ervoig ter bekwaarner plaats overwoogennbsp;'borden. Het eenigfte, daar wy hier vannbsp;ipreeken, is de wyze, waar op de Vogtennbsp;en met hun zwaarte werken; dochnbsp;^ewyl alle Vogten niet even vloeibaar zyn,nbsp;zelfden graad van Vloeibaarheid nietnbsp;bezitten ; is ’c noodig dat men vooraf wee*
Gg 2 nbsp;nbsp;nbsp;^
-ocr page 56-4S4 De Waterwëegkunde.
VILLES, te, dat de Uitwerkzels, welke deWette*quot; Hyrlero- Waterweegkunde vereifchen, metnbsp;Jlati^iie meerderjuiftheid en naauwkcurigheid voo^^'nbsp;gebragt worden, naar maatedat de Lighaï'nbsp;men verder af zyn van den graad vaneeD^nbsp;volmaakte Vloeibaarheid. Water en Oli^ ’nbsp;by voorbeeld, vlieten weg wanneer de Va'nbsp;ten, daar ze in zyn, komen te fcheuren ofnbsp;breeken, maar de geheele en volkomen uit'nbsp;ftorting van de Olie gefchiedt tr aager daOnbsp;die van ’t Water.
Aart der nbsp;nbsp;nbsp;Ds F'loetjioffen, wier deeltjes even fyOgt;
èn^Vloei beweegbaar zyn als die der Fogtengt;
ftofFen. hebben ook de zelfde eigenfchappen; maat
Liqueurs indien ze uit ftofdeeltjes beftaan , die grO' Fluïdesnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r, .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
ver van aart en geneigd zyn om fterk aao
elkanderen te kleeven, brengt derzelvet Zwaartekragt uitwerkzels voort, die ’etnbsp;een weinig van verfchillen. De Lugc neemtnbsp;zoo naauwkeui ig wel als het Water de gedaante aan van het Vat of Lighaam, daarnbsp;zy in begreepen is ; maar de Rook verfpreidtnbsp;zig niet op de zelfde wyze noch zoo fchielyk»nbsp;door de gantfcheruimte, daar hy zig in bevindt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Om
-ocr page 57-¦ De Waterweegkunce. 455
Otn zig van de Zwaarte der Vogten of der Vil.LES. ^loejftofFeneen juift Denkbeeld te vormen:
Denkbeeld, daconsdeVerfchynzelen, beeld die wy te verklaaren hebben, gemakkely-
zal doen begrypen, moet men deScof- rc Deelt-'die zig in dien ftaat bevinden, aan-•berken als een Hoop of Verzameling van *^lsine vafle Lighaampjes, zeer hard vannbsp;’t een los en onafhankelyk van ’t an-elk op zig zelven zyn eigen zwaartenbsp;^^bbende, en weegende min of meer naarnbsp;hiaate van zyn kleinen byzonderen Inhoud.
^sar een Stuk, dat men bovenal niet ver-ë'^^ten moet, is de ongemeene en uiterfle *^*eitiheid van die Stofdeeltjes , waar doornbsp;niet alleen op ’t gevoel t’eenemaal on-tadbaar, maar ook geheel onzigtbaarzynnbsp;''®nr deallerdoorzigtigdeoogen, al zyn dienbsp;*^Jfs met de befte Vergrootglazen gewapend. Van deeze laatfteHoedanigheid,de on-S^meene fynheid der deeltjes, ha ngen inzonderheid de zonderlingfteUitwe rkzelen vannbsp;waterweegkunde af; Uitwerkzelen,
'^ler verklaaring men niet dan ter naauwer Gg3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nood
-ocr page 58-456 De. Wat ER WEE OK UN DB.
456 De. Wat ER WEE OK UN DB.
VILLES.
I. AFDEEL.
Ontwerp van Order.
nood met een flrikte Bctooging kan over* een brengen,
Jlomogé-
nes
Denjités
Wy zullen alles, wat wy over de Water* weegkunde te zeggen hebben, in drie Af*nbsp;deeliogen befluiteo. In de eerfte zullen wynbsp;onderzoeken, op welk eene wyze de zwaar*nbsp;te van een Vogt werkt, welks Deelen Gel'^k-Jlagtig zyn, of als zodaning worden aange*nbsp;merkt. In de tweede zullen wy doen zien»nbsp;hoe verfcheideVogten, wier Digtheden\er-fchilien, op elkandcren werken. En in denbsp;derde zullen wy de valle Lighaamen met denbsp;Vogten, daar ze in gedompeld zyn , ver*nbsp;gelyken.
EERSTE AFDEELING.
f^an de Zwaarte en bet Evenwigt der Vogten^ veter Deelen Gelykf.agiigzyn.
V'
'Olgens het Denkbeeld, dat wy ons van de Vogten gevormd hebben, zynnbsp;flïTgt^e ‘Jezulken, welke wy GelykilagcigeofCe-Vogten, lykzoortige noemen, zamengefteld uit Deeltjes»
-ocr page 59-GeLYKS LAGTIGE VOGTEN. 457
yes, die elkanderen, zoo in gedaante als VILLES. 'Q grootte en gewigt, volkomen gelykzyn.
zekere hoeveelheid van Water, by ''oorbeeld, zal dan een Hoop ofVerzame-zyn van zeer kleine beweegbaare Lig-^^arnpjes, die allen een even groote kragtnbsp;^^zitcen, om zig van boven naar benedennbsp;beweegen. Op deeze Grondbeginzelennbsp;men de volgende Voorftellen bouwen.
Eerste Voorstel.
f^ogten weegen, of hebben Zwaarte, tiiet alken met bun gantfcben Klomp t by een gekomen ; maar ook in zigzelve, dat is, wan'
^eer men yder der Deeltjes, daar ze uit be-Slaan, op zigzelvenen afzonderlykneemt.
Het eerfte gedeelte van dit Voortitel be- Vogtcn ^oefc geen ander bewys, dan deondervin-.^^'^’’®'^nbsp;^’Dg, die men ’er dagelyks van heeft. Alsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*
een Glas vol Water of Wyn aan den ^ond brengt, merkt men onderfcheidentlyknbsp;het, na dat men’t uitgedronken heeft,
*oo zwaar niet meer weegt als te vooren.
^oe zou ’t ook mogelyk zyn tebegrypen,
458 De Waterweeokundb.
VII.LES, dat een Verzameling van kleinezwaareLig* Dnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Zwaarte zou hebben, ends
’ gancfche Klomp niets weegen, wiens deeltjes yder zyn gewigt hadde ?
Gelyk Het tweede gedeelte van t Voordel is
©ok Qsn noodzaakelyk gevolg van ’c eerde, eD van hun-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7 u ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• , o
ne Deelt fchynt zoo mm als het zelve eenig hewys
ffedyk”quot;' behoeven. Want zo de gantfche Klomp
weegt en zwaarte heeft, waar kan dat am ders van daan komen, dan van de doffelykenbsp;deeltjes, daar hy uit bedaat? Veele Na*nbsp;tuurkundigen nogtans fluiten hier, om datnbsp;men ’er eenigen gevonden heeft, die bC'nbsp;weerden , dat de Vogten in bun eigen Hoofd'nbsp;ftof niet woogen, geen Zwaarte hadden.nbsp;Maar wilden ze door die Uitdrukking tenbsp;kennen geeven , dat de gedeelten van eennbsp;Vogt in den Klomp, dien ze uitmaaken»nbsp;niet weegen , dat zegeenvoldrekte, geennbsp;eigen afzonderlyke Zwaarte meer hebben?nbsp;Of wilden ze ’er dit alleen meê zeggen; datnbsp;de gedeelten van een Vogt allen met elkande-ren in Evenwigt daan, enmalkadr opwee»nbsp;gen? Indien men in deezen laatften zin
Gelyksl A GTI GE Vogt EN. 459
Voorftel moet opvatten, zou het’tee-VILLES. ®^tnaal Doodeloos, en in delugt gefcherrad^
^Vn, zoo men zig nog ophield met te be-'''Vzen, dat een zekere hoeveelheid van Wa-j by voorbeeld, nog weegt en zwaarte als het met ander Water gemengd ennbsp;''eteenigd is, of, ’t geen op het zelfde uit-c, dat het tot het gewigt van den Klomp,
^aar’teen gedeelte van uitmaakc, het zyne toebrengt. Doch welke ook de meening zynbsp;’t Voorftel, zie hier de Proef, die mennbsp;tegen inbrengt.
Eerste Proefneeminq,
Toefiel.
ïn de Eerfte Figuur van Plaat i. zietPL. i.
een Weegfchaaltje afgebeeld, ’twelk^’^' een groot Glas met Water een klein Fles-dik Glas, dat ledig en met eennbsp;wel geftopt is, in evenwigt houdt,
Uitwerkzels.
^^00dra mende Kurk van het Flesje trekt,
Gg 5 nbsp;nbsp;nbsp;loopt
-ocr page 62-VILLES.loopt het vol Water, en zinkt tot op de*
I. AF-D E EL.
aan de Af'
inhaa^'^ men van een Weegfchaal hangen, weet raeO dat dat geen, ’c welk het ander opcrekt eDnbsp;ryzen doet, het zwaarfte is; als nu hetnbsp;Flesje, wanneer ’t vol Water loopt, de te*nbsp;geno ver (taande Schaal, die ’t in evenwigtnbsp;hieidt, om hoog doet ryzen, kan zulks ner*nbsp;gens anders van daan komen, dan dat datnbsp;Water het Flesje zwaarder doet worden jnbsp;dan het te vooren was. En tot verder be-wysdat die vermeerdering van Gewigt al*nbsp;leen aan’t Water, dat’er in loopt, en des-zelfs Zwaarteistoetefchryven, heeft raeOnbsp;flegts het Evenwigt teherftellen, met eenignbsp;Gewigt op de tegenoverftaande Schaal tenbsp;zetten: dit Gewigt, dat men’er by voegt,nbsp;zal volkomen geiyk zyn aan dat van eeonbsp;zoo groote hoeveelheid W’ater, als’er in’tnbsp;Flesje begreepen is, indien men ze op zignbsp;zelvenenafzonderlykvanden Klomp, daar
-ocr page 63-GELïKSLAaTIGEVOGTElT. nbsp;nbsp;nbsp;46I
een deel van uitmaakte, weegt. zal yder, zo hy ’er miflchienaan twyf- deel.nbsp;^®len mogt, duidelyk kunnen zien, dat eennbsp;^^kere hoeveelheid van Vogc altyd baar vol-^^rkte, haar eigen afzonderlyke zwaartenbsp;^^hóudt, ’t zy ze een gedeelte van een veelnbsp;^footer Klomp van ’t zelfde Vogt uitmaa-) ’t zy men ze op zig zelve en in ’tby-^onder neeme.
Gevolgen.
Ontelbaar zyn de Voorbeelden, die ons^^^zin-^ergelyke Verfchynzels en Uitwerkingen, volWa-^Is wy in de voorgaande Proefneeming zien,
'^^gelyks voor oogen houden, Evengelykpielren, Fles, als men ’er de Kurk af trekt, Emmers,nbsp;^^aarder wordt door ’ti Water, dat’erin^*'^'^^^^”*nbsp;^oopt, en dezelve vult; op de '’fdewyzenbsp;^'Dkc ook een dryveode Erarr— of Schuitnbsp;haar den grond, als men ’er een Gut innbsp;*h“akt, waar door het Water ’erinkankogt;nbsp;hien. De Stof, waar uit die zoorten vannbsp;^aten beftaan, is doorgaans zwaarder, dannbsp;Vloeiftof, die hen ophoudt en dry ven
doet.
-ocr page 64-402 De W aterwe egkünds.
DEEL.
VII LES. doet. Indien de Vloeiftof, derhalven j ' op de eene of de andere wyze in konnbsp;men en de ledige Ruimten vullen, zalnbsp;geheel met malkander te zamen een Kloö’P
uitmaaken, wiens Gewigt zwaarder is d^® dat van een even grooten Klomp Watef’nbsp;en om die reden zal het Vat naar den groO*^nbsp;zinken,
Hout, Steen,nbsp;Tabak,nbsp;Suiker,
Lighaamen, zeer y! en fponsagtig aart,een geruimen tyd agcereen aan een vog'nbsp;ouiKcr, tige Lugt bloot gefield, gelyk Hout, Wnbsp;worden in voorbeeld, welke Steenen, en Aarde
der
wordenze’ernietzwaarderdoor.^ Vef' zwaar liezen ze in tegendeel in een drooger
niet een gedeelte van hun Gewigt teffet'* met hun Vogtigheid ? Kooplieden,nbsp;zulke zoorten van VVaaren, welke voofnbsp;Vogtigheid en Droogte vatbaar zyn, alsT^'nbsp;bak, Indigo, Suiker en dergelyke, bynbsp;Gewigt verkoopen, draagcn goede zorg»nbsp;dat zy ze op koele plaatzen zetten en bs'nbsp;waaren, om daar door een Uitdamping»nbsp;die hun een wezentlyk verlies zou veroiï’nbsp;zaaken, voor tekomenof te vergoeden-
GeLYKSLA OTIGE VoGTESr 463
Men heeft de gewoonte, dat men deviï.LES ^^iken, die men tot de Scheepsbouw meent af-gebruiken, in ’t Water telaatenleggen.nbsp;men ze ’er in werpt, ziet men zenbsp;hoog boven dry ven, maar allenskens znkennbsp;^®ginnen ze hoe langs hoe dieper in te zin-en raaken eindelyk tot onder de opper-''lakte van ’t Water. Dit komt daar van
'*^an, dat de Vloeiftof ’er met ’er tyd in doordringt,’t zydatze de ledige tuflchen-^Oirnten vervult, ’t zydatze de plaats vannbsp;^Qdere en ligtere Stoffen, die voor haar
h
agtwyken, inneemt. De Balk, dus uit Out beide en Water beftaande, en metnbsp;Ozelveals één Stuk uitmaakende, evenaart
J^fovertrefc zelfs in zwaarte het Vogt , dat
hl
omringt; want het is een zekere en l'okende waarheid, dat de eigen Deelen vannbsp;allerligtfte Hout, die Deelen, dieei-^^Qtlyk Hout zyn, zwaarder weegen dan
h,
hl
Water. Kurk zelfs dryfttenlaatflien ''’ot meer op ’t Water, als het langen tydnbsp;^gtereen in die Vloeiftof gelegen hebbendenbsp;door weekt zynde, deszelfs Deelen van
el.
4lt;H De Wa Teh WK e ók On de.
VILLES, elkanderen afwyken, en niet langer, gelyk
DEEL. tevooren, eenlighaatnuicmaaken , binneu wiens otntrek merkelyk meer ledige ras*nbsp;fchenruimten dan vaftc Deelen gevondennbsp;werden.
Het Water, derhalven, dat in de Lighaa» men doordringt, vermeerdert inzynehoe*nbsp;danigheid, als een zwaar Vogt, het Gewigtnbsp;dier Lighaamen; niet alleen cerwylzebui*nbsp;ten het zel ve zyn, maar ook als ze’er’t ee-nemaal zyn in en ondergedompeld : en ditnbsp;om dat de Deeltjes der Vogten , gelyk dienbsp;van alle andere Lighaamen, kleine flukjesnbsp;Stofte zyn, enalleswat ftolFelyk is zwaarte heeft.
Tweede Voorstel.
De Deeltjes van een en't zelfde F'uge perjfefi enoeffenenbun Zwaarte elk op zigzelven,nbsp;en't emafzonderlykvan't andere.
ElkDeel- Deezc hunne Eigenfchap fpruit daar uit
merkelyk verband eo weegt en zamenhang met elkanderen hebben, en zon-der dat ’er byna eenige kragt toe vereifchc
. lu6C
worde,
-ocr page 67-46S
GelYKSLAGTIOE VOGTEN
, zig van een fcheiden; geheel anders VILLES, in vafte Lighaamen gebeurt, wierdee-aan elkander verbonden zyn, tarnen ^nbsp;en onderling verband hebben gt; en niet Zwaarte-met moeite vaneen gefcheiden onont- ^onde^nbsp;*^°oden kunnen worden. Wil men een Steen lyk.nbsp;'^^cen ftuk Houcs opbeuren, van welkennbsp;^^ot, op welke wyze men het aanvatte, mennbsp;^faagt den gantfchen Klomp telFens, en’tnbsp;*^derhalven natuurlyk, dat men’er ook hetnbsp;S^Dtfche Gewigt van voeie: maar als mennbsp;^^0 top van den vinger tegen een gat houdtnbsp;den bodem van een Vat vol Water, omnbsp;te floppen en ’t uitloopen van ’t Vogtnbsp;’¦'^beletten, heeft men flegts alleen het Ge-^'gt
te draagen van de Kolom« die lood-^^gt op het Gat ftaat. Want waarom zou ook de andere Kolommen draagen ennbsp;°^derfl:eunen moeten, indien deeze vallennbsp;j zonder dat ze de andere met zig voort-j en haar, als of ze een enkel vaft ftuknbsp;'^'ttiiaakten, volgen doet ? Een Proefnee-^’t)g zal dit bevatbaar en oogenfchynlyknbsp;blyken.
, nbsp;nbsp;nbsp;II. Proef-
-ocr page 68-466 D E W ATERWEE OKUIÏ ÖB.
VILLES.
I. AF-DEE L.
II. Proefneeming. Toefiel.
PL. I. Pig. 1.
Op den bodem van een groot Rolrofi'* Glas, in Figuur 2. afgebeeld, heeft mennbsp;C^indri- Gat geboord en ’c zelve belegd meteen Roi'nbsp;ronden koperen Band, van een Duim MiJ'nbsp;dellyns: men ftopt het Gat met eennbsp;Kurk, volkomen rond gefneeden ennbsp;met Vetgefmeerd, op dat het vooreennbsp;maatigde Drukking zou kunnen wykeninbsp;deeze doortogt, die met dien Band begint?nbsp;verlengt men opwaarts in ’t groote Glas»nbsp;door middel van een glazen Buis A, vaigt;nbsp;de zelfde middellyn als de Band, wel'nbsp;ke Buis men *er op zet, en af kan neemeOnbsp;als ’t noodig is: ’t Haat alles op een Tafel'nbsp;tje of Drievoet, boven een Bakje B, dat bei’nbsp;Water vangt, 't welk *er uit loopt.
Vitwirkzels.
Na dat me-n zagtjes Water in de glazeö Buis A gegooten heeft, neemt men agt, op
welke
-ocr page 69-GeLYKSLAO TIOE VoCJTEN 467
'^elke hoogte het ftondt toen deszelfs Ge-VILLES, '^igt de Kurk B uit het Gat dreef.
•^senit daar op de glazen Buis weg, zet de ^iirk weer in haar voorige plaats, en alsnbsp;dan het groote Glas allenskens meenbsp;^ater vult, zoo lang tot dat de Kurk weernbsp;haar plaats wykt, zal men bevinden ,
^at hetWater net op een zelfde hoogte ftaat, het de voorgaande reis in de glazennbsp;^uis A ftondt.
Ophelderingen.
Yder moet toeftaan, dat de Kurk B uit^pjj,gg^
' plaats gedreeven wordt door de Zwaar- teWater* ‘^van ’t Water. Zy biedt net den zelfdennbsp;'^^erftand, wanneer men het groote Glas zonder-hiet Water vult, als wanneer men’t enkel'^'^’nbsp;in de glazen Buis, zo men 't flegts innbsp;^^iden brenge tot een zelfde hoogte. Hetnbsp;ykt derhalven on weêrfpreekelyk, dat dee-^ Buis geen de minfte verandering in denbsp;•''ikking der Vloeiftofte weeg brengt, ennbsp;de Kolom, die op de Kurk weegt, even*
^^ns werkt, ’t zy men ze door middel van
408 Dk Waterweegkonde.
VII.LES.eeö A'aften en diepen Omflag of Schede vaO deVl overige Water afzondere, ’c zy meOnbsp;haar geraeenfchap met den gantfchenKlotnpnbsp;behouden laat. Wy moeten hier egter nietnbsp;ontveinzen, dat de Wryving eeniggeringnbsp;verfchil veroirzaakt; want die weërftandnbsp;van de Kurk is een weinig grooter, als denbsp;Waterkolom zig door de Buis beweegt»nbsp;wier wand of binncnÜe oppervlakte eeOnbsp;vaft lighaam uitmaakt, dan wanneer ze en-kei in een Klomp Waters wordt opgehoU'nbsp;den, wiens deeltjes beweegbaar zyn, ennbsp;rollen kunnen.
Denkbeeld • van dienbsp;afzon-
Om zig een juifl; Denkbeeld van diefoor*
ten van Waterloop te verkrygen, en gemak-
kelyker tebegrypen, waarom de Vloeiftof-
derlyke fgu op een andere wyze dan de vafle Lig' Werking,
van elk haamen met haar zwaarte werken; moet ^yzondermen zig, gelykmen’t innbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zietaf-
FL. I. Fig. 3
geheeld, den gautfchen Klomp Water, in
’t groot Rolrond Glas van onze Proefnee-ming begreepen, verbeelden, als verdeeld in verfcheide Kolommen, 1,2, 3, 4,5»nbsp;van welke yder uit een gelyk getal van deeltje*
-ocr page 71-Gelykslagtige Vogtek 409
is zamengefteld. Indien de bodem vanyn LES. ^Glas, die alle deeze Kolommen tenfteun^- af-''Sfftrekt, en waar op ze ruften, geopendnbsp;'’ierd in a; zou het onderfte gedeelte vannbsp;Kolom 3, geen fteunzel meer hebbende jnbsp;'^oor de opening moeten vallen, en alle denbsp;^nderegedeelten der Kolom , die ’er bovennbsp;bonden, het een voor, het ander na, vol»
Deeze gantfche Kolom zal, derhal*
Van boven naar beneden, tuffchende ^Weede en de vierde doorfchuiven, die doornbsp;den vaften bodem van ’t Glas in Z? en in cnbsp;'borden opgehouden,en wier deeltjes,ronds-hun eigen middelpunt beweegbaar, alsnbsp;veele Katrolletjes of Schuifjes worden,nbsp;d'Sj op ’c aanmaken van de deeltjes der ne-d^tfchietende Kolom 3 draaiende, derzelvernbsp;•^^êrzakking begunftigen en gemakkelykernbsp;*haaken. Indien nu verder de tweede en denbsp;Kolom aan de eene, en de vierde ennbsp;de vyfde aan de andere zyde, Uit deeltjesnbsp;^eftonden , die aan malkander Verbondennbsp;'^^ren en een vaften zaraenhang hadden,nbsp;houden zy regt op in haar gantfche lengtenbsp;H h 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bly-
-ocr page 72-470 De Waterweegeujsdï. VILLES, bly ven (taan, en de Val van de derde KoloU'
zou een ledige plaatsen ruimte tulTchen ha3^
• nbsp;nbsp;nbsp;overlaaten. Maar dewyl diedeeltjes, waai
uit deeze Waterkolommen beftaan, ongS'
meen klein zyn, en ongemeen beweegbaar
over en langs elkanderen, beginnen ze, zoö
dra de Top van de Kolom 3 aan ’t daalal’
raakt, en zy derhalven op die plaats ni^r
meer geftut en tegengehouden worden, del'
waarts over te vallen, enallengskens meef
en meer naar maate dat de Kolom 3 laager
wegzakt; en op die wyze daalt de oppef'
vlakte van den Klomp als te gelyk, hoewel
het flegts een der Kolommen is, die door
haar Val den uitloop van ’t Water vormt-
Verfchil Als de deeltjes een merkelyken zamenbanê
in vette hebben, gelvk die van vettenenlymagtig^ enlymag-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt; ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j o ^
tige Vog. Vogten, ofals de Klomp van de Vloeiftof»
r®’*' dieuitloopt, zeerbreedis, naarraaatevaP zyn hoogte, kan men de ledige plaats eOnbsp;holle ruimte, die de neêrzakkende KoIofPnbsp;boven haar top agterlaat, zeer duidelyk bO'nbsp;merken. De oppervlakte wordt in zulk®nbsp;gevallen, in plaats van gelyk anders vlair
(C
-ocr page 73-^StySSLAG TIGE VoQTEN. 471 lö
*^yo, een weinig ho! naar het midden, vh.LES
dac de nabuurige deeltjes door hun taai-*p-®’d en onderlinge kleeving aan elkaar een ® opgehouden, niet fchielyk genoegnbsp;kunnen , om de plaats te beflaannbsp;l'^nde wegzinkende deeltjes, die door hunnbsp;°dregt werkende zwaarte naar benedennbsp;ë^dreeven worden.
Gevolgen.
^it de Verklaaring, die wy hier zoo aan- Uitwerk.
^tïds gaven van de byzonderewyze, de y,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verrchil-
''loeiitoiFen met haar zwaarte werken,lende
men iiatelyk , hoe veel verande- wyze van tin» 1 o ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;werking
ö ue Vloeibaarheid der Lighaamen in de invloet-
^^''¦'oone uitwerkzels van hunZwaartemoet^^®^^®”
brengen. Indien men de Kurk Bhaamen,
beneden naar boven duwde of lJraa,t ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, ,, Ys.
optrok, zou men met meer heoben
ligten, dan enkel ’t gewigt van de Ko-
dieophaar ruftte, om dat dat gedeel-
Water, van al het overige onafhankelyk,
vryelyk door den Klomp heen bewec-
kan. Maar indien die zelfde Klomp in
Hh 3 nbsp;nbsp;nbsp;- Ys
-ocr page 74-47a De Waterweegkunde.
VII.LES
I. A F-
DEBJ.,
Ys veranderde, zoude hand, die de Ko* lorn, welke op de Kurk ftaac, ophoudt»nbsp;om die reden alleen, dat de Klomp niet laD'nbsp;ger vloeibaar was, en deszelfs deeltjes aaOnbsp;elkander verbonden waren en zamenhaognbsp;hadden, van het oogenblik der Bevriezingnbsp;af, alles te draagen hebben wat binnen he^nbsp;gancfche Glas begreepen was.
Ryp.
Sneeuw.
Ryp, Sneeuw, en alle andere wateragtig® Bevriezingen, die zig aan de Boomen eDnbsp;Planten hegcen, overlaadenze en drukkeOnbsp;ze merkelyk fterker nederwaarts, dan he^nbsp;Water, dat hen alleen nat maakt, omdatnbsp;de Takken niet alleen de vogtige deelen tanbsp;draagen hebben, die om hen heenloopen efnbsp;op hunne fchors zitten, maar daarenbovefnbsp;ook nog alle andere deden, diedevorftaannbsp;de eerftedoet vaftkleeven, en die doorhuflnbsp;eigen zwaarte ’er zouden afvallen, indiefnbsp;ze vloeibaar waren en bleeven.
Vorming vanYske-gels ennbsp;Drup-fteenen.
Die gelegenheid gehad hebben om de on' deraardfche Holen en natuurlyke Grotten»nbsp;die men in verfcheide Landen ontmoet, tfnbsp;bezigtigen, hebben dikwils zekere fteenag'
473
GelYKSL A STIGE VoGTeS.
''ge geftolde en hard geworden Lighaamen vil.LES. '^Qnen opmerken, die drup voor drup ge-
Vrgt; nbsp;nbsp;nbsp;.UEEi,.
ermd worden, en aan de Gewelven nan-Set), eveneensointrencalsdleYskegels, die een zagce Dooi, daar ’c nu en dan eennbsp;Geinig onder vrieft, aan de kanten der Da-aan de Gooten, en alle andere plaat-gevormd worden, daar de Sneeuw ofnbsp;Ys langzaam gefmoken is. Die foorcennbsp;'’*'5 Steenen , welken men Drupfieeiiennbsp;zyn in hun eerllen oirfpronk vloei-^®ar, geiyk het Water, dat ’er de deeltjesnbsp;met zig voert; de eerüeDrup, die aannbsp;^ Gewelf hangen blyft, heeft geen meernbsp;''^ftigheiden aankleeving, dan haarnoodignbsp;Gom door haar eigen zwaarte niet neêr
te
Vallen; maar naar maate dat de Vogtig-
uiedampe, wordt ze een vaker Lig-hq
dr denbsp;2e
‘3m, en in ftaat om andere Druppen te '®agen en op te houden, met welke het.
een voor, de ander na, op de zelfde wy-roegaat; zoo dat’er eindelyk een vry S^oote vake Klomp, in weerwil van zyanbsp;^'vaarte, hangen blyft: om dis reden al-H h 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;leen,
-ocr page 76-474- nbsp;nbsp;nbsp;Waterweegkunde.
vn.LES.leen, dat het een vaft Lighaam is, ene^quot; gedeelte van 't zelve aan het Gewelf
J? E £ L» nbsp;nbsp;nbsp;^
Deeze werking der Natuur ziet men'’'''
Biaaken. naauwkeurig nabootfen van de Werklied^”'
die Smeer en Wafchkaarfen roaaken.
rygt dePitten evenwydig van malkander
Stokjes, en dompelt ze verfcheide roaal^”
agtereen in Bakken met gefmolten Ong^*’
of wel men Iaat het gefmolten Wafch
boven neêr langs de Pitten afloopen; en de®''
ze laacfte handelwys is inzonderheid in g®*
bruik by 't maaken van groote Wafchkaaf'
zen, die onder aan dikker zyn moeten'
want men begrypt iigtelyk, dat de geffflO*'
ten Stoffe, allenskens verkoelende, op ^
einde van haar Val traagermoetloopen da®
in’t begin, en men draagt ookzqrg, datd®
gefmolten Ongel of Wafch niet te heet e®
daar door te vloeibaar zy, op dat ’er c®
rpeer aan de Pitten zou b!y ven hangen,
ken reis , dat men ze -er indompelt,
dezelve 'er langs neer laat loopen.
Veifchib Laaten wy van dit Stuk niet afftappeor lendenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
potzing zonder een Verfchynzelkortelyk aan te roe
reDj
-ocr page 77-^BLTKSL A GTIG E VOGTEN- 475
gt; ’t welk ook door middel van onsvil LES.
fen
UUVJI
'^eede Voorliel verklaard en gernakkelyk^' steepen wordt. De Vogten raaken eanbsp;'^nandere Lighaaraen op de zelfde wyzanbsp;als de vafde Lighaamen doen: haarnbsp;, al isde hoeveelheid der ScofFe evennbsp;doet zig op een geheel andere wyzenbsp;'’Oeien; en, om kort te gaan, menvreeftnbsp;fegt voor den Val van een Stuk Ys ,
^ ^en Pond weegt, maar men heeft geen hiinfte bekommering, datmengekwetftnbsp;, 'Vorden door ’c neervallen vaneengely-^ Wveelheid en Klomp Water.
^ehal ven dat de Vogten, wanneer ze door Oirzaa-^^^fftand biedende Middelfloffeu vallen,
^ 'deeld worden, en da: bun oppervlakte,fchil.
die verdeeling vergroot, defnelheid ^ hun Val merkelykvertraagt, behalvennbsp;reden, zeg ik, begryptmen ligtclyk,
' fgt;gten,dus neêrvallende, een veelgroo-\ '^‘PPervlakte raaken, en hun ganfcha ^‘quot;'''hgofValkragt verdeden in een onein-§ getal van kleine indrukzelen, die vannbsp;foig belang zyn. Laaten we, by voor^
H h 5 nbsp;nbsp;nbsp;beeld
-ocr page 78-470 De Waterweegkdnde,
VILLES.beeld, veronderftelleo, datmen.devlakl^^ hand ophoudt om een val te vangen vane^”nbsp;Pond water, dat de gedaan te heeft vannbsp;ronden Kloot; dien ganfchenKlootsvlo^''nbsp;ftof kan men aanmerken, als een verzak®'nbsp;ling van kleine kolommen, die alle EveH'nbsp;wydig zyn aan elkander, en aan de Loop'nbsp;ftreek van baar aller val: de langte vannbsp;die kolommen zal, uit hoofde van de Rond'nbsp;heid van dien Kloot, eerft alleen haar krag''nbsp;doen op bet midden van de hand; de andS'nbsp;ren zullen, om dezelfde reden, een weinignbsp;laater neêrkomen, en de nabuurige deela*'nbsp;treffen, yder met meerder of minder krag^nbsp;naar maate van de lengte en ’t gewigt va'’nbsp;elke by zondere kolom; en das zal de ganfeP^nbsp;Botzing of kragt van den val over de gehe^'nbsp;Ie breedte van de hand, die haar ontfangquot;'nbsp;verdeeld zyn. Maar zo die Kloot in plaat*nbsp;van Water een vafle Ysbal is, zal ’er een g^'nbsp;heel andere werking gebeuren. DeHan*^nbsp;zal flegts in een zeer kleine uitgeflrekthe'*^nbsp;van oppervlakte getroffen worden, en di^nbsp;kleine oppervlakte zal de kragt niet alleef
v-aP
-ocr page 79-GeLTKSLAOTIGE VOGTEN 477
fï
we kolom, die haar onniiddelyk raakt, vii.lES. _ ook nog daarenboven die van alle dej^-' e Kolommen voelen, die met haar ver-en tot één Lighaam vereenigdzyn,nbsp;zwaarte metelkanderenin gemeen*nbsp;oeiFenen. Op dezelfde wys begryptnbsp;^ Ook, waarom een Hoekig of Puntignbsp;,’êhaam met zyn Val meer kwaad doet,
®cn dat plat is; om dat, naameiyk, des-^ ganfche kragt in een kleinder begrip ^ ''eenigd op een kleinder oppervlakte tef-Werkt: gelyk men aan den anderen kantnbsp;uit ziet, dat men minder gevaar loopt
te kwetzen, wanneer men een Bal Sr met een holle Hand , dan wanneer
''atj
—----------— j nbsp;nbsp;nbsp;----
dezelveuicgeftrekt en plat houdt
Derde Voo, rst.el.
gtenWeegen, en Oeffenenbm Zwaarte-kragt naar alle kanten heen.
Ik -1 nbsp;nbsp;nbsp;Vogten
Wil zeggen, dat zy niet alleen, gelyk perffenen
® ^ndereLighaamen, van boven naar bene-
b vveegen , en met hun zwaarte werken, zwaarte
maar''aar alle
478 De Wa ter WE E OK ü’ifDE.
VILLES.maar dat zy ook Zylinks uit drukken,
alle beletzels, die hen tegenhouden, t’*'quot; kragt oefFenentendac zy cefFens ookgefchi^’nbsp;zyn om zig van beneden naar boven tenbsp;wcegen, als ze met andere gedeeltennbsp;Vloeiftof, die hooger zyn dan zy, ennbsp;door zwaarder, gemeenfchap hebben.
Men verftaat van zelf, waarom de Vo?' ten, gelyk alIeandereLighaaraen, vanh®'nbsp;zylinkfe ven naar beneden weegen, en met hung®'
zyden
uit.
Denkbeeld van hun
Druk
king.
wigt drukken; dewyl ze uit deeltjes zyn 2^' mengefteld, die aan de algemeene z waartO'nbsp;kragt, al wat Lighaamelyk en ftolFelyk'*nbsp;eigen, deel hebben. Maar hun Zyliok^^nbsp;Drukking iaat zig zoo geraakkelyk nietbO'nbsp;grypen. Wanneermen egcer in aanmerki'’^nbsp;neemt, dat hun kleine Stofdeeltjes zigio''nbsp;glas, dat hun bevat, even cens onthoud^'’
als een hoop zeer kleine ronde Bolletjes
Klootjes, zal men zig wel verbeelden kuO' nen, dat ze alle met zoo veel order en juift'nbsp;heidnietelk op zyn plaats gefchikt zyn,nbsp;in Figuur 3 vertoond wordt; maar dat ze^^nbsp;dikwils de eene kolom haar Drukking t^S'
479
t-YfCSLAOTlGE VOSTEW.
fch
twee anderen in oefFent, en dezelve VILLES, van een te doen verwyderen,nbsp;zien kan in Figuur 4. alwaardeRegt-pj^^nbsp;^andige Druljljingj die vlak boven het Puntnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4»
ie
S^Fchiedt, door de Zylinkfe Kolommen ^n dg naar de wanden van’t glas, een/,
'^orden overgebragt. Op dezelfde wys, wan*
®2er de Kolom df werktopdetwee Water* ƒeltjesg en b,doQt het eerfte,uic hoofde vannbsp;® 'Vanden van ’t glas daar het tegen ruft,nbsp;genoegzaamen enonverwinnelyken we*
I ^‘¦ftand; maar het Deeltje h lydt een wer*
(la,
’’’ë f die het van beneden naar boven trage 'e ftooten , en ’t ook met ’er daad naar omnbsp;^ zou dry ven, ten waare’er een Kolom,nbsp;^''öi^gelyk, of niets van dezelfde kragt.
lil
op van boven naar beneden drukkende.
'^^Zelve opzyn plaats deed bly ven.
l^eeze Drukking, op zulk eenwysaan’tDenk-^®eltjefc meêgedeeld, en (trekkende om het van hun ^^Ive van beneden opwaarts te dry ven,heeft Opnbsp;^^tileiüing gegeven tot het zeggen'.d^ri de vog-Van beneden naar boven wegen en kragt king.
; maar het zou een misbruik dier
fpreek-
-ocr page 82-48d De Waterweegkdmdé.
VILLES, fpreek wys,en zig een geheel verkeerd deo'^ Zwa^^ewerking der Vog*’*^quot;nbsp;gevormd zyn, zo men zig verbeeldde,nbsp;zy inderdaad in zig zelven een neigingnbsp;den, om zig van beneden naar boven cenbsp;helFen. Een Kolom van Vogtdeeltjeswof®nbsp;van beneden opwaarts gevoerd enopge‘^'“nbsp;door de drukking van een andere Koloi”'nbsp;die met eenig voordeel en overwjgtnbsp;ktagc tegen dezelve oefFent; even alsnbsp;Pond Lood, by voorbeeld,op deeeneScb^^nbsp;vaneen Balans,zoolang tot dat beide de K*’'nbsp;lommen en Schaalen even hoog geree^^'*nbsp;zyn, en in evenwigc hangen. Laat ons D'Jnbsp;tot het bewyzen van ons Derde Voorft^nbsp;overgaan.
III. PrOE FNEEMING.
Toejlel.
PL, I. In een grooteKom, met gekleurd wat^' 5* gevuld , afgebeeld in Figuur 5, domp^^'nbsp;men beurtelings drie glazen Buisjes, vaOnbsp;of 7 Lynea middellyns, onder en
opeOgt;
-ocr page 83-^ELyeslaOTI GE VOG TEK 48l
j nbsp;nbsp;nbsp;doch wier boven-end men, lerwylVlLLESé
ze *er indompelt, met den Duim ge- J;
“““«n houdt.
Uitwerkzels.
inen yder der Buisjes in ’t gekleurd
j^^fer gedompeld heeft, en dan, door den ’er af te neemen, de bovenfte ope-
die men geitopc hadde , vry laat ,
kl:
’ftit het Water boven in de Buisjes tot de ^®^fde hoogte op, die het indegrooteKora
en dit gefchiedt altyd, welk eene ^®daante ook de glazen Buisjes hebben mo-Set).
Ophelderingen.
De Buis, die men loodregt in ’t Water
''an de groote Kom dompelt, bevat een Ko-in alle
^ntii van Lugc, die derzelver holligheid
^fvulc, en'er niet uit kan komen, zoo langzen , die
’'^en de bovenfte opening geflooten
quot;'ant dewyl die Vloeiftof ligter is dan ’tworden,
^ater, kan ze, zoo dra het onderfte ee-fquot;^*’®'' tj ’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;enn.
'Site van de Buis in’t zelve gedompeld is,
door
-ocr page 84-48Z De WATERWEEGKUKfiÉ.
VII.LES. door de beoedende opening ook niet deel
hovende opening wegneemt, en de aan dien kant niet langer geduit, dusg®*^quot;nbsp;onverwinnelyken weerdand meer aan’t^^nbsp;ter biedt, wordt het in de Buis opgedree'^^’’nbsp;door ’t gewigt van ’c overige Water,nbsp;in de Kom is; en wel op deeze volge^^^nbsp;wyze.
Denk- Als de kromme Buis C ingedompeld
dfe^Wer nbsp;nbsp;nbsp;Water door zynnatuurlykezwa^'
lung in te ’er in, van D af totE, en loopt verd^*
een Buis van E tot aan F, om dat het uit beweegt»®^ meteennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(A
kromme re en ronddraaiende deeltjes bedaat, en^^*^
®ogt. (Jat (jjt gedeelte van de Buis een zoort'’’^''
hellend Vlak uitmaakt. Hier zou het
terduiten, indien ’erinFeenonbeweegiy
beletzel was, dat het tegenhieldt, of indF”
dat geen, ’t welk zig in de Bogt EF
\ondt, zig daar in niet gcmakkelyk be'V^^
gen kon. Maar ’t is een Vloeiftof, dieê^^
drukt wordt door de Kolom G ü, well'^
loodregt op de opening van de Buis iD ^
Baat, en nu van daar afverlengdis tot 3^’’
GeLYKS LACTIGS VoGT^S. 483
Het Water klimt i derhalven, in den VII LES. ^gt;¦«1 CFop, niet om dat het met’ernbsp;zig zelven een wezendlyke neiging heeftnbsp;''Sn beneden naar boven, maar om dat hetnbsp;*^nor ’c gewigt van de Kolom GE, die lood-nederwaarts peril, word opgetild ennbsp;’'Sar boven gedreeven; en ’t gaat dus metnbsp;^^^Qimen voort, tot dat het gekomen is aannbsp;dat is, tot op diehoogte, daarhetmetnbsp;Kolom G, die ’er tegen weegt en ’t voort-in evenwigt (laat.
Op welke plaats van de Kom men de BuisDenk-^ indompele, derzelver benedenlle opening jferWer ^ ontfangt altyd, naar welken kantzy ookking innbsp;S^keerd Haat, een zeker Vak of gedeeltenbsp;^ater, ’t welk zylinks uitgedrukt wordt knie.nbsp;^°or de regtllandige Kolom, die ’er op Haat,
’t welk zyn kragc zou oefFenen tegen de '''snden van de Kom ; gelyk wy in de zy-^''ikfeKolommen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en dg, doorderegt-
^andigeKolomi/l’gedrukt, in Figuur4. ge* F L. r. ^'en hebben. Het Water, dus in deope^‘^’nbsp;Hngi van de Buis gedreeven door een Druk-, die in kragt gelyk is aan 'c Gewigtnbsp;Deei.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;linbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van
-ocr page 86-4^4 De WATE R WE ECKUND E.
VILLES, van de Kolom IK j klimt tot die zelflt;^^ D eVl, hoogte binnen in de Buis, en op de ze'^'nbsp;de wyze als in ’t voorgaande geval pla^^^nbsp;had.
Indien eindelyk de Buis niet krom of boogen maar Regt is , gelyk LM, en
Denkbeeld
king^^*^ in ’c Water gedompeld gehouden wordt, eenregteop ’t oogenblik, dat men den Duim vannbsp;bovenfte opening vvegneemt, het Watebnbsp;dat voor derzelver onderfte openingMita®*'’nbsp;zig in ’t geval bevinden van het Waterdeel^'nbsp;j; /j in Fiü'tmr^.. Het ruit benedenwaart*nbsp;op de regtdandige Kolom MK, die op d^”nbsp;bodem vaft ftaatrter zyden wordt hetnbsp;gehouden door de Zylinkfche Kolom®^”nbsp;o / e n oL, die op de Wanden van denbsp;ruften; en dewyl het egter door het gevvié^nbsp;der nabuurige Kolommen no en ogedru^^nbsp;en voortgeperft wordt, vindt het zig g®'nbsp;noodzaakt om door de opening M van
Buis te wyken , daar het den minften wéér'
Hand ontmoet, en in dezelve op te kli'’’” men, tot dat zyn eigen gewigt, naarmaat^nbsp;van zyn hoogte toeneemende, eindelyk
jyk
-ocr page 87-en in Evenwigcismethetge\vigt,vri.LES door ’t voortgepcrft wordt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•
IV. Proefneemino.
en Q^zyn twee Koperen banden of buis P L. i. op twee gaten in ’t Rolrond Glaspas-^*^'nbsp;^®0de, van dezelfde wydte alsdieinB, ennbsp;^Oo gefchikc dat men ze met een zelfde Kurknbsp;^'^Ppen kan. Als men de Kurk in een dernbsp;*^fie Buizen plaatst, moeten de twee anderenbsp;'''eldigt en valt geflooten zyn.
Ophelderingen.
‘Jö
li 2
t^eezc Proefneeming bewyfl de zelfdefjetWa-
zaak, ter peril
-ocr page 88-486 Db Waterweegkündb.
VIILES.zaalc, als de voorgaande, en worde op^* dee'l 2;elfde wys ligtelyk begreepen. Dekragt»nbsp;zyUnks'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bodem van
en Glas met zyn gewigt ce drukken, gely^^
®P' vder zwaar Lighaam doen zou , loodreg^ waarts, ¦'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;®nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ie
eveneensneérwaarcs oefl-enc, verfpreidc zig zylink’
aisiood- nbsp;nbsp;nbsp;jg wanden van ’t Glas en naar aH^
regt
neer ¦ waarts.
kanten heen, uit hoofde van de Beweegbaar' heid, Gedaante en Kleinheid der Watef'nbsp;deeltjes. Maar dewyl deezekragt haaroof'nbsp;fprong verfchuldigd is aandeZwaarte,nbsp;de Zwaarte, volgens haar natuurlykeloop'nbsp;ftreek, loodregt ncérwaarrs werkt, hang'nbsp;de grootheid dier kragcaf van de loodreg'^nbsp;hoogte van’t Water, en wyktderhalvenlt;l^nbsp;Kurk niet, dan na dat het Vogttoceennbsp;kere hoogte in ’t Glas geklommen is ; en^^^nbsp;zelfde hoeveelheid van Water zou hetnbsp;de Uitwerkzel niet kunnen voortbrengen»nbsp;indien men ’t in een Glas goot, dat watnbsp;der was , dewyl de oppervlakte van ’t Wai*^'nbsp;dan laager zou (taan, en de behoorly*'^nbsp;hoogte, om die kragt te doen, nietbere''nbsp;ken.
GiLrKSLA GTI GE VoGTEN. 487
Gevolgen.
VILLES.
I. * F-D EEL.
y ^orheelden, die de zyliokfe Periling der °t‘i(iofFen aanwyzen, onciiioec yder ^nbsp;êsnbliic. ]^en Pot, een Fles, die men van denbsp;houdt, een Vat, datmenopfteefct,nbsp;nimmer vogc geeven en ledig loo- Inloop
indien de Vloeiliof, die ’er in is, op ^
ater in uins
andere wyze, dan gelykdevalleLig- fch p ^lïien, loodregt van boven naar beneden,
oelFande. Een vSchip, met een Ka fen.door-’’'^fikogel doorboord, laat, dooreen gat in
OLntpcii#
, ''czynerzydengefcliooten. Water in, en'tTappen Zo ’c niet cydig geflopt wordt, in ge- uii^VaLeanbsp;van volteloopen en te zinken, evennbsp;of het gat onder in den bodem van ’t
,'^^ip by de Kiel was: en’t Waterllroomt
er
lt;la
Wiet re grootcr fneiheid in, naarmaare
^Vanneer men Dyken legt, Boezems , Waterbakken, en alle andere zoorten van opDy-^acerwerken maakt, draagt men groote
li 3 nbsp;nbsp;nbsp;zorg,
488 De Waterweegkümd*.
I. AF DEEL.
Water-
, dat men ze vaftigheiden ftetkteg®' noeg geeft, oin de kragt, die ’er’tnbsp;op doen zal, te kunnen uitllaan. Menhee^'nbsp;werken, jikwils geheeleLandflreeken zien overilr^'’'nbsp;men, en een menigte van andere droevig^nbsp;toevallen gebeuren, om dat men denbsp;ken te zwak gemaakt hadt, om da zylink^^nbsp;Perffing van ’t Water eenkragcdaadigen^quot;nbsp;genoegzaamen tegenftand te bieden.nbsp;Zylinkfe De zelfde voorzorg behoort men ook
vaaZand ’*¦ nbsp;nbsp;nbsp;gt; zelfs in zulke zoorten^^''
Keitjes ’Werken, waar in de Stoffen, die meu’^* enAarde. (Qg gebruikt, ’t zy om de kleinheid van
zei ver deeltjes, ’t zy om den geringen^^’ menhang, dien ze onderling metmaikand^*nbsp;hebben, min of meer als vloeibaar kunn^^’nbsp;worden aangemerkt. Als men, by voo^'nbsp;beeld, een Dyk opwerpt van Aarde,nbsp;Keitjes, of grof Steenzand, ziet mend‘^‘’nbsp;zelven wel haafl aflforten, indien mennbsp;zyn zyden geen genoegzaarae hellingnbsp;Talus fchuinte, die men Afloop üoemt, gegev'^‘’nbsp;heeft; en de Muuren, die men om eennbsp;den Wal en Terras maakt, weêrftaan
489
^elykslagtigeVogten.
^f^kking, die hen uitwaars perfl:, niet ,V1I.LES. Wanneer roen zeeendikccen vaÜ!gheid^-^AF-^efthy gezet, gefchikt naar de hoogte ennbsp;^£n byzonderen aart der Aarde, dïczebe*nbsp;buiten
^en Put graaven is eigenlyk niets anders ^(5, een gat in den grond te tnaakcn, ’t welk periling,nbsp;^oodregc met een regten Hoek op den Genbsp;^’Steinder ftaat. Met dit gat, ’c welkmenvanWa-een regtftandige Waterpypkanaanmer-is ’t eveneens gelegen als met de Buisnbsp;ia Figuur Indien’er in de nabuur-P L. i.nbsp;^'^hap van deplaats, daar men graaft, eenig^^^’nbsp;^^ter is, wiens oppervlakte hooger ftaatnbsp;de bodem van de Put, moet hetzelvenbsp;in loopen, zoo lang tot dat bet in de Putnbsp;tot de zelfde hoogte geklommen is, en ’ernbsp;^Us Evenwigt meê maaken kan. Dikwilsnbsp;gebeurt het dat men al vry diep graavennbsp;^oet, eer men een Aarde ontmoet, die vannbsp;^ienaart is, dat ze het Water doorlaat; dienbsp;•s net de zelfde zaak, als of men de glazennbsp;Buis van onze Proefneeming diepin’tWa-’•ur dompelde, zonder den Duim, daar mennbsp;li 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;haar
-ocr page 92-493 De Waterweeökunde* ^
Vil.LES.haar bovenfte opening meê ftopt, ’er aft® deelnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gelyk de nabuunge Zyk^'
lommen, die door die diepe Indompeling zeer lang en daar door zeer zwaar geword®®nbsp;zyn, het Water, zoo dra men dan den Oilin'nbsp;wegneemt, met geweld in de Buis opdry'nbsp;ven; op de zelfde wyze is ’c ook dikwil’ ^nbsp;gebeurd, dat een overmaat van Water d®nbsp;Werklieden op den bodem van een nieuw®®nbsp;Puconverwagc verraftce, om datdenatun®nbsp;van den grond hen al te diep een toegaoê ;nbsp;tot de Wel hadt doen zoeken, en derzelv®® |nbsp;Water eensklaps een al te vryen doorcogt gt;nbsp;tot in de Put gevonden hadt.
Vullen UitdeezeEigenfehapder Vogten, dat 2/ ; van Em door ’t gewigt der nabuurige Kolomrn®®nbsp;dtfornbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en van beneden naar omhoogku®'
Podem. nen gedreeven worden, vloeit voort, dat men naar zyn welgevallen een vat, Emmct» inbsp;of wat meer van dien aart is, vullen kan ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’
door hetzelve met zyn mond of opening ' fchuins in de Vloeiftof te houden , of w®inbsp;door hetzelve ’er loodregt in neêr te domp®' |
|en, en de Vloeiftof -door een gat in den bo'
del®
-ocr page 93-GeLYKSL AGTIGE VoGTiN. 4gt;i
in te laaten; en deeze vrye keur isinVIl.LES Menigvuldige voorvallen vaneenbyzondere^^*^'nbsp;^üttigheid. Ik zal hier flegts van een en»
^ele gewag inaaken.
O® het Water uit zeer diepe Putten opPerzel-haaien,bedient men zig zomtyds van twee^r^iUn ^®fners, die aan de enden van een Touw diepenbsp;^yn vaftgemaakt, dat om een Rad of Windasnbsp;^oopt, ’t welk men omdraait, zoo dat denbsp;^•^02 Emmer daalt terwyl de ander ry il; hetnbsp;^sfteder tot nog toe bekende Werktuigen,
Myns oordeels, daar men zig in zulke ge-''allen van zou kunnen bedienen; in geval-1 naamelyk, waar in een al te groote '^‘®Pte het gebruik der Pompen zeer be-^Waarlyk zou toelaaten. Maar dewyl dee-Emmers doorgaans ongemeen groot zyn,nbsp;trien dikwils genoodzaakt is hen in denbsp;^^'ïgte te doen winnen, ’tgeen ze verliezennbsp;boeten in de wydte, om zig naardemid-'^silynder Putten tefchikken: verkieft mennbsp;Meeft al, dezelve te vullen door hun bodem,nbsp;maakt 'er ten dien einde een of meer Klep-Ii jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nen
-ocr page 94-492__De Waterweeokukdk.
VIl.LES.penin, die’er’c water vry haten in komeD» PEEL. ’tuitloopen beletten.
Vierde Voorstel,
Alle Gedeelten van een zelfde Vogt. Jlaan met malkanderen in Evenwigt, ’£ zy in ee^nbsp;enkeiyit, ’t zyin verjcbeiden, die gemeett'nbsp;fcbap met elkander hebben.
Om alle dubbelzinnigheid weg te neemen j
Even-wigt der
Vogt ko- zal ik ’er by voegen, dat ik hier door ’c woord lommen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;eygf, gelyke, even grooce en in alh
opzigcen gely kvormige Vakken of Klompen Vogts verfl;a;want dewy] de ftofdeeltjes vaDnbsp;een en ’t zelfde Vogt, naar maacevandes-zelfs meerder of minder vloeibaarheid, vannbsp;aart veranderen, zouden ’er gevallen kuQ'nbsp;nen voorkomen, waar in de gancfche Klompjnbsp;fchoon van ’t zelfde Vogt, overal geen eeO'nbsp;paarige Digtheid hadde; en in zulken ge*nbsp;val zou men dat Vogt niet als Gelykflagtignbsp;moeten aanmerken, maar alszamengefteldnbsp;uit verfcheiden ondereen gemengde Vogteo-Oirzaak Indien men derhalven veronderftelt, dat
453
GeLTKSL AOTIGE VoGTEN.
(Je gedeelten van een Vogc malkanderen VILLES, ^olkomen gelyk zyn, zoo als mennbsp;^efc om te denken, dat zy in de ro^^^^^vandatnbsp;'^Ogtenzyn, zeg ik, dat ze onderling tegen Eyen-®lkaêr in Evenwigt ftaan, of datzezigbe*^ ^ ’nbsp;'^egen moeten, zoo lang tot dat ze totnbsp;Uaat geraaken; omdat ze allen met ge»nbsp;^ykekragi en begaafd zyn: want de kragt,nbsp;een iighaam bezit om te vallen, is nietsnbsp;®^ders, dan die Neiging, die hetnatuurlyknbsp;^^eft tot vallen, en de Hoeveelheid vannbsp;die liL't bevat. De Natuurlyke Nei»
S’Qg tot vallen is in allen Ligbaamen even Ê^ooc, gelyk wy in de voorgaande Lesbe-''^eezen hebben; en in alle gedeelten van eennbsp;S^Wkflagtig VogcisdeDigtheid, gelyk wynbsp;'’eronderftellen, en ftofshoeveelheid de zelf-s en kunnen derhalven de bovenfte laagennbsp;^er Vogtdeeltjes, de laagen, die onder haarnbsp;^yn, niet verplaatzen, dewyl deeze evennbsp;''Ss' kragt gebruiken kunnen om te blyvennbsp;daar zy zyn, als de andere kunnen oeffenennbsp;®tn’erhaaruicteftooten.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;R ftd
Cie Evenwigt zegt, zegt Ruft: zondervogt
datdeeltjes.
4P4 Dï Waterweec KüïfDe.
VII.LES.dac ik ’er egter hier door eeoige andere be* wet'ging zou willen uitfluiten, dan die al'nbsp;leen, dewelke Uit een overmaat van zwaar'nbsp;te van ’t eene gedeelte boven het ander otit'nbsp;ftaat. Verlcheide Natuurkundigen beweÊ'nbsp;ren, datde Deelcjesder Vogtenin onophoü'nbsp;deiyke beweeging zyn. Indien ze 'er di^nbsp;beweeging door verdaan, welke doornbsp;warmte en vuurdeeltjes in alle LigbaameOnbsp;veroirzaakt en onderhouden wordt; is ’t nietnbsp;wel mogelyk hun ’t Stuk te betwiuen? cOnbsp;wy zullen elders doen zien, dat zulk eencnbsp;beweegingzeer wel met het Evenwigt, daafnbsp;wy hier van fpreeken, beftaan kan; maatnbsp;wil men dat het een zekere hoedanigheid is»nbsp;de Vogten als Vogten uit hun eigen aart eonbsp;byzonderlyk eigen , dan m.oet ik bekennensnbsp;dat ik geen een eenig’Verfchynze] kenne»nbsp;dat my verpligten zou 'om dergelyk eenenbsp;Onderfteiling aan te neemeu: en zondernbsp;goede redenen, dunkt my, behoeft men geennbsp;daadelyke, geen werkelyk akyd plaats heb'nbsp;bende Beweeging te veronderftellen, daarnbsp;eene Beweegbaarheid van die zelfde Deeltjes,
-ocr page 97-49S
Gêlykslagtige Vogtes.
Mes, welke oiibetwiftbaar is, voldoen kon. vil.LES 33C ons tol de Proeven van ons Voorftel**
“vergaan.
Toefiel.
een omgekeerdenHevel, zooalshyin px,. 2, ^^iuur 6 afgebceld ftaat, giet men eenig ge- ö'nbsp;^leui-dVogt, VVater, Wyn, Kwikzilverofnbsp;^ets dergelyks: en zet het Voetftuk opeennbsp;quot;^afel of Vlak, dat volkomen waterpas ftaat.
Uitwerkzels.
Het Vogt klimt ter zelfder tyd in beide 'ie Armen tot een gelyk hoogte.
Ophelderingen.
Als het onderfte gedeelte van den Hevel Vogte» hnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;klimmen
^ k- vol is , en ’er zig in een der Armen een beide i^olom van Vogt verheft, als A B,oeffentdeArmennbsp;oezelve haar kragt, met haar Gsvvigtwer- onige-i'snde, op het gedeelte BC , datbeweeg-^e^^rdennbsp;is , en trage het in den anderen
C Dhoog.
-ocr page 98-A96 DS W ATERWEEGKUNDE.
VII.LES. CD op te dry ven: maar die kragc wor^^
deVl nbsp;nbsp;nbsp;vcniecigd door’tGewigt vanc^®
dergelyke Kolom CD, die even zwaar i®’ en bygevolg dezelfde kragc kanoeffeD^^®'nbsp;Dewyl dan de Kolommen ABenCD,nbsp;beide even lang zyn, elkander wederzy^^*nbsp;ophouden, mag men ’er uit befluicen,nbsp;de gelykvormige gedeelten van eennbsp;Vogtmet tnalkanderen in Evenwigc ftaan.
VI. Proefneeming.
Toejlel.
F L. 2. De Pyp E F, Figuur 7, opent door middc* 7’ van een Kraan, die in derzelver midden i®*nbsp;de geraeenfchap tuffchen het groocenbsp;G H en de regt opgaande BuisE l.DeezeBU’^nbsp;is in E ingcplant opeen wyze, dat mennbsp;haar uit kan neemen, en een andere innbsp;plaats zetten , gelyk, by voorbeeld ,nbsp;Buis K, die fchuins opwaarts gaat, ofnbsp;Buis L, die verfcheide Bogten heeft.nbsp;vult het grooteGlas meteenig gekleurdVoê*'nbsp;tot aan G H.
Vit'
-ocr page 99-GeLYKSLAGTIGE Vo GTEN 497
VII.LES
I. af-DEEt-
Uitwerkzels.
Zoo dra men de Kraan omdraait, om de S^'neenfchap tuffchen het groote Glas en denbsp;op gaande Buis EI te openen, klimtnbsp;Vogt ’er in op tot aan 1. En dit Uit-^^tkzel gebeurt altyd eveneens, ’tzydenbsp;üisregtzyenloodregtfta, ’tzyzefchuinsnbsp;bogtigzy.
Ophelderingen.
^Is men het Weegen en deZvvaartewer Vogten ’'^8 der Vogten in Glazen of Buizen, dieg|j^™®”nbsp;^^derling gemeenfchaphebben, metelkan-booginnbsp;^^fen vergelyken wil, moet men niet denbsp;•lOeveelheid van ’t Vogt, in ’t een en'tan-meennbsp;Glas begreepen, maar alleen de Kolom- ^eb^gn ^nbsp;malkaêr vergelyken, diemethaarzondernbsp;in’t gat der gemeenfchap tegen elkandernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;yorn*
ftaan. In onzeProefneeming, by voor-enftar^y ^eld, is ’t het gat in den Sleutel van dejquot;g°° 'nbsp;''^an, dat de maat maakt van de voetennbsp;Kolommen, en hun grootte bepaalt: en
de-
498 De Watertteegkundb.
VILLES.dewyl die gat aan beide Kolommen
I. AF
I) eel-
is, kan ’er nooit, hoe groot een menig'* van Vogt ’er ook in’t grooce Glas zynnbsp;meer dan een enkele fcheut Water zynnbsp;die dikte, dat ze door hetgatzoukuaD^®’nbsp;die haar krage in’t zelve kanoeffenen- ”nbsp;’t ander Water peril op den bodem'vaDnbsp;Glasof tegen deszelfsfchuinzezyden.nbsp;mand, derhalven, moet het vreemd voof'nbsp;komen, dat een kleine Waterkolomnbsp;drukking van ’c grooce Glas in de Buisnbsp;opweegen, en ’er niet hooger inklimt*^®'*nbsp;tot deoppervlakte GH.
la
ge
Indien de opgaande Buis 11 egts een enk®' fchuinze en gelykvorroige fchuinte, als K,nbsp;en bogtinbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fchuinsheden en bogten heeft,
L, zal ’er een groocer hoeveelheid van vereifchc worden, om met de Periling gt;nbsp;uit het groote Glas komt, Evenwigt tenbsp;ken. Want alle Lighaamen, dielangs^^^nbsp;fchuinte van hellende Vlakken metnbsp;zwaarte werken, verliezen door die fchui^*nbsp;heid een gedeelte van hun gewigt; en
Scheut of Kolom, die in £ haar kragco^^
fctici
-ocr page 101-GSLYKsLAGTIGE VOGTEM
499
j is in (laat om een dergelyke Scheut of viI.LES. ^iomWater tot de hoogten van EI tebren-Welken weg dezelve ook derwaarts
'Ouden
mag.
Gevolgen.
Wanneer het Water van een Rivier, een Oirzaak ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, een Vy ver amp;c. door zyn eigen gewigt
^0 Aarde doordringt, en de Buizen of hooglt
doorgangen, die het daar vindt, ur tyd maakt, een dergelyke gedaante
^Doeemen, als die van den Omgekeerden ^''el in Figuur 6, zal het Water, hoe grootnbsp;ïifftand en verre weg ’er ook zyn magnbsp;hchen A en D, welke ook de aart en ge-j ^^tenis zy van Grond en Landftreek cus-^'^hen BenC, onfeilbaar altyd tot dezelfdenbsp;weer opklim men,Waar nit het was ne-^''gedaald. Men moet derhalyen geenzinsnbsp;Üron,die op een zeer hoogen Berg eennbsp;^fkeiyke Stroom Waters opgeefc ofBceken
Mil
fch
doet, voor een onoploffelyk Ver-
yuzel aanzien: dat Water komt uit een Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Kknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;plaats.
500 D I W AT E R WE E GKÜNDE.
VILLES,plaats, die nog hooger is; en fchoon
°P Afftand van 40 ofjoMyleo’quot; ’t rond geen Bergen van die hoogte keD^^'nbsp;zulks isegtergeengenoegzaamereden,
'er deeze Verklaaring van ’t Verfchynzelo*’’ te verwerpen.
Voor- ^ Indien men onderneemen wil om het malcen ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ï^iddel van zyn eigen zwaarte,
van Wa. gens anders heen te leiden, moet men dingen S^lyk men ligtelyk befpeurt, niet mecnbsp;hope van een goeden uitflag vleien, zo‘^^nbsp;plaats, daar’t Waterzigbevindt,laagef**'nbsp;dan die, daar men ’t brengen wil. Het 2^'’nbsp;zelfs nog niet eens genoeg zy n, dat denbsp;plaatfeu waterpas lagen , dewyl ’er noo^'nbsp;wendigeenige helling en fchuinte moetzy'’’nbsp;om den weerfland der Wryvingen teov^*^nbsp;winnen. Dit is ook de reden, waaromnbsp;doorgaans, in alle Waterleidingen, innbsp;Buizen en Leipypen, in Griften en Tog'quot;nbsp;graaven; waar in men Afloop vannbsp;brengen wil, op elke Toife of 6 voetennbsp;I Lyn helling maakt.
Voorbed .
Men behoeft ook ondertuflehen aan
aO'
-ocr page 103-GelYKS L A GTl QE Vo o T EN SOI
^’^'Jereti kant nooit te wanhopen , dat men VILLES.
^ater brengen zal kunnen, daar men , ^^^en wil, fchoon men genoodzaakt is, omnbsp;^elve langs plaatfen te doen loopen dieWater-'^Selyk laager zyn dan die, daar men het^^^ Pary*.nbsp;te brengen,[ZO deeze bedoelde plaatsnbsp;een mindere hoogte hebbe, dan denbsp;daar men het uit afleidt. Het Water,nbsp;^*'*'gdoorPar;yx verfpreidt, in de Tuinen,nbsp;in de Huizen der Stad geleid wordt, datnbsp;Zelfs ten dienden gemak der Bewoon-tot in de vertrekken doet opklimmen,
'^'^ptdoor buizen onder de Steenen in de , ’’^atenbegraaven; maar de plaatzen, daarnbsp;^Vn oorfprong heeft, zyn de eene of denbsp;^^dere openbaare'gebouwen, de Vergader-
n van Pont Notre Dame, óeSamaritai’ dergelyke, die alle hooger zyn, dannbsp;Piaatfen, daar ’t naar toe loopt,’tzy
tie
do,
hun ftand en plaatzing, ’t zy door de
Water
^®dfcltenis van den Grond en Landftreck»
^dev weet, dat deoppervlaktederVog-pa^sd«^_ Van welke gedaante ook de Vaten zyn 2^
^‘^Sen, die hen bevatten, een Waterpaspig.
K k 2 nbsp;nbsp;nbsp;vlak
502 De Waterweegkdnde.
VILLES, vlak maakt. Dit is een noodzakelyk gev* deVlnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vanderzelvergedeelcei’*'
7-
gel’
Want indien de Kolommen GM , OÏ’’ HN , op de hoogte van MN, daarzy^^^nbsp;wanden van ’t Glas ontmoeten, onderli’’^nbsp;tegeneen dezelfdekragtdoen, enelkao^^^lnbsp;even hardperffen, moerenzy, vandaar^nbsp;te rekenen, dewy! ze uit een endezelf^*^nbsp;StofFe beftaan, ook noodwendig vannbsp;zelfden omtrek, dezelfde langte zyn,en h^‘
toppunten bygevolg, van boven, aan
\ zelfde Lyn GH raaken: waar door ze ^ .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' Ie met malkander een Waterpas vlak
a«
men.
Is eigent- Maar dit Waterpas vlak, 't welk ons rond°^'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;der Vogten vertoont, isH^^'
ftrektheid neemt, bewvft menuitdezel*^'^^ Convexe ^rondbeginzels, dat ze Verbevenrondnbsp;zyn, en de ondervinding ftemt in ditnbsp;met de Redcneering volkomen over een-Men ziet Niemand is ’er die ooit aan een Zeek^'^’nbsp;deMaften^^^ ’tftrand, gcweeftisofopZeegevaa''^*'
zodanigop’t uiterlyk aanzien.Want als ^ een oppervlakte van een merkelykeui'ê
GelYKSL AGTIGE Vo GTEN. S03
ofhy weec wel dac men de Maden VIi.LES. een Schip, dac uic Zee opkomt, eerder^’^^^quot;nbsp;dan het Lighaam van d Schip zelf; even ^ ^nbsp;men, wanneer men een Stadnadert,hetScliipnbsp;Torens en de Daken der Huizen ontdekt,
’liet
Don
da;
«len nog den Grond, daar ze op ftaan, kan. Dit komt daar vandaan, dac wy
anders dan langs een Regte lyn zien kun-gt; en dat de verheven of bolronde ge-
ftu
de
aante van de oppervlakte der Zee denge-^'S'^draal, die van ’t Lighaam van’t Schip bet oog van den aanfehouwer loopt,
en verder belet voort te gaan, terwyl gezigtftfaal der Maden, op dien afftand,nbsp;'^ry overheen fchiec en ’c oog bereiken
er
gelyk uit nbsp;nbsp;nbsp;8. isop temaaken.
En zeker, indien de Waterkolommen,PI. 2. uit de Zeeiszamengefteld, uit kragf^'^’nbsp;haar gclyke en eenpaarige Zwaarte, haa-Toppunten a, è, c, alle even ver verwy- Verhe-^quot;’'d moeten hebben van het Middelpunt der
d, ’t welk het algemeenMiddelpunt^*^' ''an alle zwaare Lighaamen, kunnen zenbsp;^‘8 onmogelyk in zulk een order en geftal-K k 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;te
-ocr page 106-504 De Waterweegkunde.
VILLES.te fchikken , dat zy het vlak door ef vef' i beeld, zouden vormen, maar ze
U £ £ L*
noodwendig een Bolronde oppervlakte HiS** ken, die haar Middelpunt in d heeft.nbsp;Figuur 9.
Uit dit Evenwigt der gedeelten vané^^
hoogte nbsp;nbsp;nbsp;zelfde Vogt volgt ook eindelyk,
van’t uien van verfcheiden Vaten of vergaderba^^' Vogt innbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
deééne nbsp;nbsp;nbsp;Vogten, die met elkanderen
PL. 2. Fig. 9.nbsp;Uit de
Buiskentuieenfchap hebben, flegts een enkelen b^' ; hoeft te zien, om te oordeelen, hoe hoog I
Want al hie'*^
van de andere.
Vogt in alle andere ftaac.
PL. 2. uieu eenen der twee Armen van den
cl
^ in Figuur 6. of het ganfehe groot Glas,, Figuur 7, voor my verborgen , ik zou egd''nbsp;uit kragt van dit ons geftaafdGrondbeg'^’'nbsp;zei, aan de hoogte van ’t Vogt in dennbsp;A B, of in de Buis E I onfeilbaar weetei^’nbsp;dat het in den anderen Arm eo ’t groote Gl^*nbsp;op dezelfde hoogte Hond. Dit leert ïïgt;Vnbsp;dat ik de hoeveelheid vanWyn, die’ernbsp;in een Vat is, kennen kan, indien ik fleë'*nbsp;in de Kraan een regt opgaande Buisalsi*nbsp;maginlteeken.
GeLYKSL A GT I GE VoOTEH 5O5
Op deeze wys kan men dan niet alleen ont- vil.LES.
^I^ken, hoe hoog een Vogt ftaac in Ondoor-!• af-
^^^ynende Vaten, en daar men op geen ande-
'Vys by kan komen; maar men kan ’er zig Qnunbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fookde
'^«gevoeglyk van bedienen , om ze te vul hoogte
Wantzomen VogtgietindeBuisEI,. Zal .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, Vogt m
t zelve’er niet in Kunnenbly ven liaan ,a!lerhan-
door ’t tegen wigt van een dergelyke de vaten.
°gtkolom in’t groote Glas GH. Maar
^2eze Kolom kan ’er geheel alleen niet in op
‘’ftrnen en op zig zelve zonder onderlleu datmid!'^
Haan biyven: naar maare dat ze begint del vul-
^^’¦yzen, zal ze door haar eigen zwaarte en
'^or de Vloeibaarheid van Deeltjes ronds-
afflorten en ter zyden wegzakken, en
niet tot de Hoogte O kunnen opklim-
dan ten zy hetVat allenskens volloope,
dus van alle zyden ftcunzel vinde.
Vyf-
VII.LES.
I. Aril EEL.
D^Vog-'tëii pers-fen niet naar maa-te vannbsp;hun hoeveelheidnbsp;maar vannbsp;hun
Jioogte,
505 DeWaterweeokunde.
Vyfde Voorstel.
Be F’ogten perffen, zoo Loodregt als Zylini^' niet naar maate van bun Hoeveelheid^nbsp;naar maate van bun Hoogte boven betnbsp;Urpas Vlak , en van de groot te van den 3^'nbsp;dem of Vlak dat bun ValenPerjfing’we^^'nbsp;Jland biedt.
Dit wil zeggen, dat zoolang menalty*^ dezelfde hoogte, en den zelfden Bodemnbsp;.een V^at behoudt, mendeszelfsgedaantenbsp;Ruimte of tnhoüd naar welgevallen kan vef'nbsp;anderen; der maate, dat een zekere HoS'nbsp;veelheid van Water, by voorbeeld, 200^^nbsp;300 maal meerder of minder kragt zal doeD’nbsp;naar dat de wyze is, waar op men ’t werk'^’’nbsp;laat. Een voorftcl, dat vry wonderfprc^'nbsp;kig luidt, dog egter ontwyfFelbaar zeker i®’nbsp;en van zoo veel te grooterbelang, orad^^nbsp;het invloed heeft op genoegzaam alleWacet'nbsp;loopkonftige Werktuigen,
VII-
-ocr page 109-Gelykslagtige Vogten 507
VILLES.
I, AE-D E E L. •
VII. Proefneeming.
Toeflel.
ft
10.
de tweefmallezyden vanden Bak ABPL, 3.
twee regtopgaandc ftaande ItukkenAC'^*^
in hun midden met fleuven uitge-
om ’cr de twee Voeten van hec
'^arsftuk E F te laaien infchicten , die men
dit middel op en néér kan fchuiven,
ftet twee Schroeven C en D , waar men
naar welgevallen vaftzetten. In Een
^Vq tweePilaartjes, van boven Vorkswy-
laaten, die beide van weêrskanten aan uiteinden als Hukken van Katrolfchy*nbsp;gevormd zyn, wier groeven hec Mid-
^pen omde twee Hefboomen G en H in
ftüQ Ven
^^'punt der Beweeging van de Hefboomen, dc Vorken der Pilaartjes, tot het Middel*nbsp;haarer kromte hebben.
'^P den bodem van den Bak ftaat een yze -Hrievoet, die een Metaalen7?o/rondfiuk Cylindre ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ van binnen hol, een Zui-
ontfangt, die 'er met zeer weinig wry* '^'dginbewoogen wordt. Deeze twee Buk*
Kk 5 nbsp;nbsp;nbsp;ken.
508 De Wate rweegkumpe.
VILLES, ken, de Yzeren Drievoet en ’c RolrOi’“ deel'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Metaal, worden ini^/gMwr ii.afzond®^'
lyk afgebeeld.
Op 't Rolrond (tukworden, doormidd*^ vanfchroeven,verfcheiden zoorten vanö^^
12. zen, mUgmrio. 12en 14vertoond, gezet, die van onder met een Koperen ba'’‘*nbsp;belegd en van boven met een ruimnbsp;voorzien zyn. Deeze Glazen zyn alleev^^”nbsp;hoog, maar hun gedaante en Inhoud, gel}'*'nbsp;men ziet, verfchüt zeer.
Als een van deeze Glazen op het Roli'O'’'^ (tuk is vaftgefchioefd, gelyk by voorbe^^^*nbsp;in Figuur 10. isafgebe eld, heeft men tw^^nbsp;Gewigten LenM, die,aandeHefbooin^'’nbsp;H en G vaügemaakt en dezelve naar omnbsp;doende zakken, den Zuiger loodregc na^^nbsp;om hoog trekken door middel van eenMecaa'nbsp;len roede N en een dubbele Koord, die, io ^nbsp;en H vaftgehegt, door een gat in ’c D war*'nbsp;(tuk E F gemaakt heen loopt, en aan de ro®'nbsp;de verbonden is.
Figuur 14 verbeeldt eenzoort van Taaf' links vierkantMetaalenLancaarDtje,met
Ge
lykslaqtice Vogten.
509
j ’¦iiicen voorzien, waar aan men’tRol-vii.leS,
ftuk van Figuur ii.ter zyden,en varip
een der Glazen, daar we van gefproo-
hebben, vallmaakc. Op den Bodem van
^lantaarntje (laat het Katrolletje O,daar
Ketting overloopt, die den Zuiger vat,
^SDzelvea daar door met de Roede ver-0]^^.
zoo dat, alsditganfcheduszamen-^eld op (jeo yzeren Drievoet in den «aknbsp;ïti,
geplaatft is, de Beweeging der Hefboo-den Zuiger Waterpas doet voortfchui-
^eBak A B is met Lood bekleed; de yze-ftukken zyn gevernisd: tuflchen de ^hroeven legt men ringen gevet Leer: denbsp;''‘^¦ger heeft zoo vry eene beweeging ennbsp;-t zoo weinig wry ving als eenigzins mo-^“Hkis: degewigtenLenMzyn tweeEm-of Schaaltjes van één Balansjdaarnbsp;naar welgevallen min of meer gewigtnbsp;indoen ; en by K heeft men een zoortnbsp;Kraan gemaakt om het Water telaaten
^floepen.
510 De Waterweegkunde.
VII.LES, nbsp;nbsp;nbsp;Uitwerkze/s.
I. AF-
deel- Als men het Rolrond Glas, na het oP
P L- 3. zulk een wyze , gelyk in Figawr lo. te zien i®'
Water vulc, en de Gewigcen L enM^®® fchikt dat zy den Zuiger ter naauwernbsp;opligten, zal men dit zelfde Uitwerkzclh^-quot;nbsp;flendigin alle gevallen zienftand grypen,^'nbsp;fielt men in plaats van ’t Rolrond Glasnbsp;andere Glazen van Figuur 12 en 13,nbsp;lohouden ’er zeer veel van verfchillen,nbsp;het Werktuig.
Die zelfde Gewigten zyn daar en bov^” noodig en genoegzaam teffens, omhetzc*^’nbsp;de üicwerkzel voort te brengen, alsnbsp;op den yzeren Drievoet de Stukken plaatf^’nbsp;die in Figuur 14 Haan afgebeeld, en ’ernbsp;ter ingiet tot dezelfde hoogte als innbsp;voorgaande Proefneemingen, namelyk,nbsp;onder aan het Dwarskatrolletje O afg^r®nbsp;kend.
Ophelderingen.
De Vog« Om den Zuiger van beneden naar om ho^^
-ocr page 113-GelTKSLAGTIOE VOGTEN. Sll
^®beweegen, moeten ’ertweezoorten vanvil.LES^ ^^êrflanden overwonnen worden, dienbsp;wry ving naameiyk in het Rolrond ftuk ,
«iie van ’t gewigc des Waters dat ’er
De eerfte kan aan geen merkelyke maate ^^^'andering onderhevig zyn, als mennbsp;^oefneemingen ftraks na malkanderen en’tzyLood.nbsp;^Ster één doet, dewyl het dezelfde Zuiger,’'^8^»nbsp;hetzelfde Rolrond ftuk blyfc. Indien mennbsp;^arhaiven niet genoodzaakt is om de Gewig*nbsp;te vermeerderen, en dezelve ook geen-mag verminderen, wanneer men of hetnbsp;^'^^otfte of het kleinfte van dedrie Glazennbsp;^^hruikt, behoudens dat ’er altyd hetWaternbsp;fta tot dezelfde hoogte^ kan zulks ner-anders van daan komen, dan om dat denbsp;'^'^gten , gelyk wy in ons Voorfte! zeiden, opnbsp;bodem van de Vaten, daar ze in zyn,
^®®gen en perflen, niet naar maate van hun ^eveelheid, maar naar maate van de groot-'^an den Bodem, en hun eigen loodregtenbsp;^°ogte.
dewyl ’er, om den Zuiger Waterpas’tzyZy-te trekken, even veel kragtvereifchc
wordt
-ocr page 114-512 De W ATERWE E OK UIIDE.
VILLES.
I. AF
BS£L.
wordt als om denzelven met een gelyke heid van Water loodregt opteligcen .is*^'''nbsp;eenbewys, datde Zylinkfche Perffingnbsp;Vogten in kragt gelykftaatmetdie, well‘dnbsp;zy, op dezelfde hoogte zynde, Loodregtnbsp;derwaarts ocfFenen.
Deeze Verfchynzels, hoe wonderbaar ons ook mogen voorkomen, zyn doornbsp;Proefneemingen, daar wy van fpreeken, oi’’nbsp;betwiftbaar beweezen maar zy zynnbsp;niet verklaard. Zo het nuttig is, datiP®quot;
ze weete , het is niet minder voldoenend®®
der moeite waardig, dat men ’erdeoorz^® ken van kenne. Om dezelve zoobevatb®^^nbsp;als mogelyk is te ontvouwen, zullennbsp;ftuk voor ftuk onderzoeken, hoe de zaak'®nbsp;yder der Glazen toegaat. Laat ons vannbsp;eenvoudigfte beginnen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
Denk-vecld van lood-legtenbsp;Drukking dernbsp;Vogten.nbsp;PL. 3.nbsp;Fig. lo.
De Rolronde Klomp Water, diezig'® Glas IKN bevindt, kan optweederleinbsp;zen worden aangemerkt: of als een Bonnbsp;van kleine Kolommetjes onder een
uen omflag als in een fcheede begreepen;
el'
wel ais Ronde Schyvea Pilaatsaewysop
Gï
LYKSLJl GTIG E VOGTEIf. SIJ
ka,
^okbeeld van. Op welk een wy ze men ook _* *¦-^ *aaic begrype, ’tisvafl:enzeker,datnetp^_
a ib belaaden is metdegeheeleSotnF/g. 15.. die Kolommen of Schyven, en dacnbsp;zoo dra men’c gewigtweet vanéénenbsp;''delven, ook hetgewigten zwaarte weemal van denganfchen Klomp, om dat denbsp;j '^otte van het Voecftuk hetgetalderKo-^^‘^nien aanwyft, of, zo men wil, omdatnbsp;hoogte van ’t Water boven het Voetftuknbsp;geeft van de Ronde fchy ven- Waarnbsp;y ''olgt, dat de Vo gten in een Rolrondnbsp;of Glas dat loodregt op het Waterpas
met betrekking tot het Voetftuk of op geen andere wyze weegen, hun
‘Vkaiie
K ^cekragt en Periling oefFenen, dange-
het
InGlazen van ver-
vafte Lighaamen doen.
Glas, door Figuur 13 Plaat 3
.'’^'¦heeld
en welks Doorfnydiog langs de 1(1 ïgt;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 de Vorrn
Ij ^'Suur 16. te zien is, begrypt menook^^jn,
dat het Voetftuk nbsp;nbsp;nbsp;niet meer dan houd
k^olommen draagt, die’er loodregt op
dewyl alle de andere op de Wanden ,.den Bo -
IS
-ocr page 116-514-
De Waterweeckundé*
vn.LES.3!s op zoo veel Hellende Vlakken,
Indien nu c d aan a 6, in Figuur 15, gelyfgt;'^' ziet men duideiyk, dac die twee Voetft^'^’
I. AFDEEL.
PL. 4. Fig, ló
ken beiden even veel te draagen hebben-
vloeibaarheid der Stoffe doet ’erhierocê®
twyfFeldiecs toe;war!tora dat het gedeell^^'^
fd zig vryelykbeweegenkanenzyn
tekragt enPerffingop zig zelf, en afzood^*^
lyk van ’t overig deel van den K lomp
nen, daarom drukt dit alleen den
cdmetzyn gewigt.Indicnde ganfcheKlo'^’f
uitrende fchyven bedund, die nietvlo^'
!5
baar maar alleen va de Lighaamen waren, ® ghbgf ikki, by voorbeeld, ziet0360*^^'nbsp;die ganfeheKlomp op de wanden van’clt;5i^*nbsp;ruften, en de Bodem cd niet meer tedr^^nbsp;gen zou hebben, dan delaatfte oneindignbsp;ne fchyf.
Maar hoe zal men hier begrypen, “ de Bodem ono van het Glas in
As
4. 17 met hetzelfde gewigt belaaden is,
^7- die van de twee andere glazen? Daa*quot; kleine Kolom 72 n hier de eenigfte is die
gantfehe hoogte heeft jwaarora hebbsD^
dl
-ocr page 117-GeLTESLAGTIGE VoöTEIT. jrj
Nabuurige deden o en o dezelfde perffing VILLES. ^^Jyden.
Uac die gedeelten van den Bodem eenige^yUj^j^^^
^^ffiing te Jyden hebben, begrypt men lig-Druk-dewyl zy een gedeelte van de vloei-^of, die Zwaarte heeft, draagen; endoorinVogteri •hiddel van Figuur 4 inPLAATi hebben-''^e verklaard, hoe niet alleen deezegedeel-^^0, maar ook nog alle de andere alsp, /gt;,
2gt; qy aan die Periling deel hebben j maar ^at die gedeelten even fterk zouden geperfl:
'borden als het gedeelte», is een zaak die •^en bezwaarlyk bevatten kan. Men zietnbsp;, ’t is waar, dat de Kolom»», doornbsp;*^iddel van de Bolletjes, die ze uit hun plaatsnbsp;^fagrteverfchuiven, haar Perffing in oen innbsp;9 moet meêdeelen; maar dewyl de kragt,
''^aar meê ze op die twee gedeelten Werkt,
®en fchuinzekragt is, en alle fchuinze krag-^^0 by een regtftreekfche m vermogen te ^ort fchieten en altyd zwakker zyn, zounbsp;^et in den eerften opflag fchynen , dat denbsp;Perffing in o en in 5 nimmer de Perffing,
^ie op n gefchiedt, zou kunnen evenaarèn.
II. Deel. LI nbsp;nbsp;nbsp;Mera
-ocr page 118-5IÖ De Waterweeckuhtjk.
VII.LES. Men moet ook met ’er daad bekennen, deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;volgens ftrikce regels van BetoO'
ging beweezen is, dat ze die Perflingvol' ^eeld' J^oroen cvenaare. Maar by Ondervindingnbsp;dier won-en Proefneeming is ’er geen het minfte ver*nbsp;Pchil in te vinden, en men zal gemakkeiy’*'nbsp;de Vog- kunnen begrypen, dat hetzelve, zo’erie^*nbsp;is, oneindig klein moet zyn, indien men oPnbsp;deeze twee zaaken agt geeft. i. Dat de Stof'nbsp;deeltjes van deeze Vogcen of vloeibaare Lig'nbsp;haamen ongemeen klein zyn. 2 Datzyel'nbsp;kanderen nu van zoo naby niet raaken, al*nbsp;wanneer de oorzaaken, daar de vloeibaar'nbsp;heid uit ontftaat, geen plaats meer hebbeO-Met behulp van deeze twee Beginzels,dunli‘'nbsp;my, zou men dit Verfchynzel oploffei’nbsp;en ’er een aanneemelyke Reden van geeveOnbsp;kunnen. Want indien de Stofdeeltjes vaDnbsp;deeze Vogten oneindig klein zyn, zoudaafnbsp;door, al waren ze niet meer dan een oneifl'nbsp;dig kleine ruimte van elkanderen af, de wet'nbsp;king van een dierDeeltjes, tuflehen tweeafl'nbsp;dere voortgeperfl:, oneindig weinig fchuins inbsp;dat is, genoegzaamregtftreeks worden. Zi®
GELTKSLAOtlöE VOGTEW. 517
*^33r omtrent de afbeelding in nbsp;nbsp;nbsp;i8é VILLES.
geen ditDenkeeld nogwaarfchynlyker^*^^^quot; l^^^kc, is dat de zylinkfche Perffiogj diep^^nbsp;de Vogtenniet merkelyk vande loodregnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i8.
^6 verfchiit, ongelyk minder is in dikke en Stovere Vloeiftoffen, gelyk Zand, kleinenbsp;^sadjes, Buskruid, Hagel en dergelyke, ennbsp;'^at dezelve allenskens kleinder wordt, ennbsp;^•Ddelyk te eenemaal verdwynt in Stoffen,
^•2 tiit den ftaat van Vlietbaarheid tot dien ^an vafte Lighaamen overgaan» Dit komtnbsp;^Qgetwyffeld daar alleen uit voort, dat denbsp;^selcjes zig dan nader by één voegen, totnbsp;Stover Deeltjes zamenloopen en vafl; klee»nbsp;endatzy in plaats van langer te wer-gelyk het Bolletje r op detweeande-Bolletjes werkt, die het aanraakt* eennbsp;^'^huinzer zoort van werking doen, gelyk dienbsp;het Bolletje 2.
Gevolgen.
De Proefneemingen,die we zoo aanftonds pompen* hebben opgehelderd, geeven ons natuurly-wys aanleiding om iets van de Pompen iQnbsp;LI 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zeg-
-ocr page 120-5J8 Di W ATERWE È01ÜMDE.
I. Af-D££L.
VII.LES. zeggen. Zy zyn van alle VVacevloopkonftf' ge Werkiuigendeallergemeenfte,dagely*^*nbsp;overal in gebruik,en van de wyduitgeftrekC'nbsp;fte nuttigheid. Heczalder halven niet oO'nbsp;gevceg’yk zyn,dat men ten minften de voof'nbsp;naamfte ftukken kenne, daar ze uit zameO'nbsp;gefteld zyn ; deGrondbeginzelen, waarDaSfnbsp;men derzelver Afmeetingenen Evenredig^nbsp;grootte regelen moet, en op welk eene wy'nbsp;ze men zig van de kragt, die men gebrui'nbsp;ken wil, moet bedienen, om doorderzel'nbsp;ver middel den weêrfland vande Vloeillof»
die men optrekt, te overwinneo; op men, door zyti eigen inbeelding mifleid gt;nbsp;naar geen yuele Hirflenfchim zoeke, of 2'^nbsp;düorde valfcheBeloften bedotten laate va®nbsp;Menfchen , wier natuurlyk Vernuft nietg^'nbsp;noegzaam verligt en befchaafd is door oH'nbsp;derwysen kennis van weetenfchappen.nbsp;Derzel- De voornaamlle Bukken, daar een PornPnbsp;verZa- uit beftaat, zyn doorgaans een hol RolroO^^nbsp;menftel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gelyk ABofCD, meert alvanMS'
19. gemaakt; een Zuiger als E en een gedeelte van het Rolrond ftuk vult»
6eLTKSLA OTIGE Vooten 519
die men ’er beurtelings van’t een tot het VILLES, ^oder eind in op en neder doet gaan door^-^^^^‘nbsp;*hiddel van een Steel, G, L; aan wiensnbsp;boveneind de Beweegende kragt; of onmid-^elyk werkt, of ook wel roet behulp van eennbsp;^f^fboom als in I; of van eenig ander der-gelyk \j\,rerktuig: een opgaande Pyp, K, L,nbsp;het Water leidt, en tot de hoogte brengt,
'^^ar men ’t hebben wil: en eindelyk de ^^i^Pjes, Schotdeurtjes, ook wel het Hart van Valvulesnbsp;Porno genoemd, die het Water naar dennbsp;'^'^nen kant door laaten, dog hetzelve be-'^ften naar den anderen kant weer terug tenbsp;^^eren, gelyk men op de Bodems van denbsp;^v^tee Rolronde Bukken B en Dzig verheel-moet.
Men kan in’t algemeen de Pompen, uit Zuig en zoo aanftonds gemelde (lukken zaraennbsp;§6fi:eld, in twee zoorten onderfcheiden: innbsp;^^igpompen, naamtlyk, en Perspompen, van^spjran-eerde zoort zullen wy bier niet fpreeken sfg,jte“nbsp;dat men, om derzelver werking wel tenbsp;^^grypeojeenigeEigenfchappen van deLugcnbsp;^'^nt te kennen, daar wy tot nog toe nietsnbsp;LI 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van
-ocr page 122-52® De Waterweegkunde,
VILLES, van gemeld hebben. Wy zullen ons hief
derhalven enkel bezig houden mee dela^f” deel,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ l
fte, dezulke, naameiyk, waar in de Zd*
ger hec Water onmiddelyk van boven naaf
beneden , of van beneden naar boven peri^'
Werking In ’c Rolrond ftuk AB, by voorbeeld»
der Pers-^gjgentlyk het ftaande ftuk doorgaans g®'
noemd) laat de Zuiger, als hy uitBnaar^
wordt opgetild, een vrye plaats en ledig®
ruimte tuffehen zig en den Bodem van da
Pomp open : het Water van den Bak, daaf
die Bodem in gedo.mpeld ftaat, klimt’®f
door de Drukking der Nabuurige Koloid'
PL. I. %¦ f.
men , gelyk in de Buizen van
5, en door een andere oorzaak, welke
eerlang verklaaren zullen, in op: als ma®
vervolgens den Zuiger weer naar beneda®
doetgaan, loopt hec Water, dooreenklep'
je op den Bodem van ’t (taande ftuk tege®'
gehouden en opgekeerd, door het Lighaai®
zelf van den Zuiger heen , die men Buisg®'
wys uicgehold, en van boven met een and^f
klepje voorzien heeft, dat het Water bel®*'
weer naar om laag te vallen, Wanneef
Ge-L y KS L A G TI G E Vo OTÏN $21
dan voor de tweedemaal denZuiger we VII.LES. optilt j loopt de plaats, die hy onder a f-^’8 open laat, wéér vol, en 't Water,dat
^2 eerfte maal door hem heen naar boven , wordt'nu door zyn optilling hoogernbsp;®Pgevoerd: dus krygt men eindelyk, nanbsp;^‘^i'haalde flagen , de ganfche boven Pypofnbsp;'Opgaande buis L voi Water; en ’t geen mennbsp;^an nóg verder Pompt, loopt ’er uit,en dientnbsp;^ot gebruik. In de andere Pomp CD , wiernbsp;S^ofch Lighaam te eenemaal onder Waternbsp;ftaac, valt het Water van zelf door zyn ei-Zwaarte van boven in het liaande Stuk,nbsp;by C, en loopt door den Zuiger heennbsp;P^ar beneden om die plaats te vullen, die hynbsp;'^ï'der zig open Iaat, als men hem opligt; ennbsp;'quot;anneer men hem dan weêr naar benedennbsp;'^'¦ükt, fluit zig het gat, daar hy meê doof-*^oord is, door middel van een Klepje on-aan zyn Bodem by D , en het Water,nbsp;^at zig daar bevindt, wordt in de Pyp Knbsp;S^perft, daar het niet weer uit vallen kan,nbsp;dat ’er onder aan een ander Klepje is,nbsp;^3t het keert en ophoudt. Dus raakt dannbsp;LI 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ook
-ocr page 124-522 De Wate rw^eqivUNB*,
VILLES ook eindelyk door herhaalde flagen van deel Zuiger dc ganfche opgaande PypKvol,^”nbsp;geeft op die hoogte, daar zyeindigt, ha®’’nbsp;Water uit.
In beide deeze Werktuigen valt de weef' ftand, die uit het gew7gt van’t Waterdalnbsp;men optrekt, ontftaat, en dien men ovel'nbsp;winnen moet, niet zeer rooeielyk te berek*-’'nbsp;nen. Want volgens de voorheen geftaafd®
die
Kvag-ts-
bereke*
ping.
al
Grondbeginzels, en de Proefneemi ngen we tot derzelver bekragtiging deeden,nbsp;men altyd, welk een vorm en gedaantenbsp;Waterkolom ook aanneeme, de juifte waai'nbsp;de van derzelver Periling en Zwaarte vi'’'nbsp;den, als men de grootte van haar Voet ftuk»nbsp;dat hier de Bodem van den Zuiger zelf 'nbsp;met de loodregte hoogte van de opgaan^''nbsp;Pyp vermenigvuldigt. In de eenevano”'’nbsp;ze twee Pompen rufl: en drukt bygevolgnbsp;Waterkolom op den Zuiger, dien men op'nbsp;haalt, in de andere biedt zy wéér Hand teg®”nbsp;den Zuiger, dien men om laag neêrftoot;nbsp;beide deeze werkingen komen ten vollen ^Pnbsp;ééü uit, en vereiflchen beide dezelfdekrag^'
GbLYKSLAGTIGE VOGTEN. 523
Wen derhailven den Zuiger, by voor- VII.LT^S
A F. E E L.
- nbsp;nbsp;nbsp;s van die grootte veroncierfteU, dat de ’ ¦
^terkolom, daar hy het Voecftuk vanuic-twintig Ponden den Voet weegt, indien de opgaande Pyp 20 Voeten
is 5 al was ze maar een Duim middel.
h;
ÏOs wyd, de ganfche vSom van 't gewigt, op of tegen den Zuiger ftaat, 20 ver-'^enigvpldigd met 20,datis40oPonden be-^raagen; even als of de Waterkolom over
ganfche langte zoo wyd envan dezelf-Middellyn was als haar Voetfluk ofBo* 'iem.
^en wint ’er dan, gelyk men ziet niets
tn 4 nbsp;nbsp;nbsp;- -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;oer enge
‘^euit, datmendePypen , die het Water pypen.
een Pomp opwaarts leiden, eng envan
kleine Middellyn maake: men verliefl; ’er
tegendeel by, dewyl men daar door de
vingen vermeerdert. Want in onze dcr-
Des hebben wy doen zien, dat deezei Deel.
van weêrftand, alleandereomllandig-
^®den gelyk gefteld, toeneemt naar maate 847*
de oppervlakten, en in dezelfde even-
'^^'iigheid; en dat de binnenfte oppervlakte
LI 5 nbsp;nbsp;nbsp;van
-ocr page 126-vil. LES
I. A F-
Deel.
Perfling
eener
dunne
Water
kolom
doereen
Vatber-
ften.
5H De Wa ter wee skubtbe.
vaneea naauwe Buis, met betrekking beider iDfiöud en de Waterkolom die’er i*'nbsp;bevat kan worden, die van een wydcfnbsp;grootte te boven gaat.
Dewyl een zeer dunne Vogtkolom, ze in een groot Voeeftuk en wyden Bodc^nbsp;uitloopt, een Iterke Perfling kan oefFenC^'nbsp;moet men zig niet verwonderen, dateeniê^nbsp;weinige Pinten Water, wanneer zeine^’’nbsp;zeer langeBuiS loodregt op hecBomgatnbsp;een volVat kunnen doen berftentwantdiclv®’nbsp;lomdusdeganfcbe wydte van’t Vat totb^^^nbsp;Voetftuk hebbende, krygc daar door deze'^'nbsp;de kragt van Perfling , als of ze overnbsp;ganfchelangte, tot boven toe, vandezelf^*^nbsp;wydte en Middellyn was. Maarnbsp;hen, die mogelyk nieuwsgierig raoete zy”nbsp;om dceze Proef eens na te doen, voornbsp;waarfebuwen, dat degewoone Vaten,nbsp;in men te Parys, en daar omflreeks,nbsp;Wyn gewoon is te doen, een merkelyk gro^nbsp;ter tegenlland bieden kunnen, dan men de”nbsp;ken zou. Met Buizen van twintig Voel”’'nbsp;hoog heb ik zomtyds te vergeefs getragc
-ocr page 127-Geltkslagtige Vogtem. 515
Okshoofd tedoenberften. Ken geheel VILLES. ^shoojFd berft ligter, om dat het een ruinbsp;en breeder Voetftuk aan de Watcrko-geeft,
^Cgt;e Uitloop der Vogtenuit Vaten doorDefneL Peningen, onder de Oppervlakte der Vognbsp;en van één en dezelfde wydte, gefchiedt pendenbsp;Veel fnelder, naar maate dat het Vogc^®®gj”fnbsp;'^^ger boven ’t gat of opening ftaac, om van hunnbsp;het gedeelte van de Vloeirtof, die ’ernbsp;'''erkelyk uitloopt, door de Zwaarte van een te.
Veel hooger Kolom geperft wordt. Die reden waarom de Waterfprongenzoonbsp;hooger fchieten en meer Water uitwer-naar maate dat hun Verlaat - of Verga-^''hakken hooger boven dezelve zyn ; en denbsp;Xte van den Sprong ook afneemt, naarnbsp;dat die Bakken beginnen ledig te wor-Hier uit fpruit ook voort, dat een
'at.
wiens Inhoud overal even groot en ge-
•vk
''ormig is, als een Rol, by voorbeeld, Kantzuil, ofdergelyke, op hun Voet-CyhWrenbsp;ftaande, en dooreen openingin’tzel-'^'*''”**nbsp;het Water laatendeukloopen, nietinge-
ly-
-ocr page 128-526 De Wa TERWjee G KUNDE.
VILLES, lyke cyden gelyke hoeveelheden van Vog*' verliezen ; un ’c Water dus in dezelve
^ *• I» • nbsp;nbsp;nbsp;j
eenpaarigen regelmaarig zakt. De hoeved' heid van Vogt, die zy in yder bepaaldennbsp;verliezen, neemt af, en wordt allensk't’’*nbsp;kleinder in dezelfde evenredigheid alsnbsp;hoogte van ’t Vogt afneemt, en dcszelfs op'nbsp;pcrvlakteallenskensdaalt: hierom is’took»nbsp;dat men in de openbaare en ten dienft va’’nbsp;’t Algemeen gefchikte vergaderplaatzen val’nbsp;Water, zorg moet draagen datdeBakkeo»nbsp;waar uit het verder naar de Wooningen v^Hnbsp;byzondere Perfoonen volgens vergunnif^nbsp;wordt afgeleid, altyd even vol bly ven.
Water-Uurwer ken en
Ker nog de Uurwerkkcnft tot die vol' maaktheid, waar in ze nu is, gebragt wa-'t
Zandloo en de Huis en Zakuurwerken zoo algemö’'” in gebruik raakten, was men meefl al g®*nbsp;woon den tyd te bepaalen door middel v3^nbsp;den loop van ’t een of ’t ander Vogt, ^nbsp;Vloeiftof. De Water uurglazen en Zandlo^’*nbsp;perszyneigentlyk niets anders, daneen»®'nbsp;menttel van twee Glazen, waar van’tee®nbsp;gedeelte binnen zekere bepaalden tyd zV®
VVa'
-ocr page 129-GfiLTKSLA GT I GE Vogt EN. 527
Maar * f*
DEEL.
^ater of eenig fyn Zand ofander Poeder in vii.lES. t ander overgiec, en dus leeglooptnbsp;^ergelyiee zoorten van Werktuigen kunnennbsp;öooit tot den uiterften trap van volmaaktheid gebragt worden, om dat de fnelteMnbsp;''an den Loop in ’t algemeen niet alleen afhangt van de loodregte hoogte van de Vloei-hof, daar we hier eigentlyk van fpreeken,nbsp;die men gemakkelykzou kunnen meeten;nbsp;öiaar daarenboven ook nog van de grootheidnbsp;der Wry vingen, van den trap der Vloeibaarheid en der Digtheid der StoiFen; zaaken,nbsp;die allen verandering en onregelmaatigheidnbsp;'Onderworpen, en zeer bezwaarlykzoudennbsp;quot;atevorfchen en te hepaalen zyn.
TWEEDE AFDEELING.
de Zwaarte en het Evenwigt van ver-Scheiden V^gten , die in Digtheid van elkanderen verfchiUen.
’t begin van de eerfte Afdeeling hebben Denk-een denkbeeld van de Vogten in ’t al-
ge-
-ocr page 130-jaS DEWATERWEEGKUNDËi
ali
VILLES, gemeen gegeeven, en dezelve begreepfi^
een hoop en verzameling van zeer kldne''^* D £ E Linbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j.f.
te Lighaampjes, ongemeen hard vana»'^ der^of*^ zonder onderüngegemeenfchapen verb®quot;nbsp;minder nriec malkandercD, eik opzigzelven
Vog nbsp;nbsp;nbsp;nraate van z. n eigen kl®'”'
ten. Klompje, weegende enZwaartekragt
Denjités
aat
fing cefFenende. Alles wat wy, om duide'5' te doen begrypen hoe twee Vogten van^^^quot;nbsp;fchillende Digiheden in één en’tzelfde^'^nbsp;of Vat op elkander werken, by deeze
fchryving rog hebben te voegen, is die kleine vade en harde Lighaampjes,nbsp;uit alle Voeten beftaan, zelve een Verzab’quot;nbsp;ling zyn van nog fynder Deeltjes, zeernbsp;en met een fterkenzamenhangonderling®quot;^nbsp;malkander verbonden. Dewy] de Digtb*^nbsp;van deeze kleine Hoopjes of Verzameliol^quot;'’nbsp;van die fyne Deeltjes grooter ofnbsp;moet zyn, naar maate dat de gedaante quot;''nbsp;grootte van die Deeltjes min of meernbsp;heiden ledige ruimten tuffchen dezelvenbsp;overblyven , begrypt menligtelyk, datnbsp;Vogten ofVloeifrofienuit ontdaan moetquot;|'j
-ocr page 131-'•’an elkanderen in Digtheid verfcWHen, vii lëS. onder denzelfden omtrek een meerder of ^
‘‘inder maate van Stof bevatten.
¦^Is nien vei fcheiden Vogten tegen elkan-j^.gjj^g_ ^^fen Weegt en hun Zwaarte onderling met den vannbsp;’^^Ikaêr vergelykt, gefchiedt zulks, ofnbsp;S^dt'elten dier Vogten van een merkelyke ten tegennbsp;^ 'Otte en oraflag te neemen,- gelyk, bynbsp;'Oorbeeld, wanneer men Water tegen Olie ken.
«quot;yi« ; gelyk wanneer men Water met ^Oofmetl.ugt onder één mengtnbsp;^^quot;'elk eene wyze het ookgefchiede, denbsp;'^’’^rteoeffent baargewoonekragt, gelyknbsp;altyd ; dog de Vloeibaarheid geeft totnbsp;byzondere üitwerkzels aanleidingnbsp;'^y nu wat nader onderzoeken zullen
-ocr page 132-530 De Waterweegkumde;
VII.LES. Eerste Voorste t.
2- AF
deel. Het Ferfcbil van 't Gewigt ofvandeU-B.^ beid is alleen genoegomdeDeeltjesvigt;f‘ ^nbsp;twee Vogten, die men onder eengev^^’’^^^^nbsp;beefty vanelkanderen leftbeideiiy quot;nbsp;'er andere en fier herwerkende oorzaake^nbsp;fchenkomeny en’t Uitwerkzelbelettefi^
Eerste Proefneeming» Toeftel.
jj[J
pr _ Ineen Glazen Beker, in twee Deeleor
^ nbsp;nbsp;nbsp;^*1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 f
lig. 20. door middel van een klein Buisje van i ï
middellyns gemeenfchap met raalkand^'’^^ hebben , verdeeld, giet men eerft Roo^ ^nbsp;Wyntotaan A toe, en vu't hecoverig^'^^^jnbsp;der met Water, en zet het vervolgensnbsp;een plaats, daar het niet gcfchudnocb'’^nbsp;woogen wordt.
Üitwerkzels,
Eerlang ziet men uit het naauwe
een kleine Kolom RoodenWyn naar öv
klimmen, die zig vervolgens over deopP.
yia*
-ocr page 133-VtRScaiLtïNB* Vogteh; 53t ^^akte van het Water verfpreidt; en op die VILLES.
*- nbsp;nbsp;nbsp;—nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2. AF-
- — w «AU nbsp;nbsp;nbsp;» * «bWA Vnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;31nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;—— I
neemt allenskens deWyn, in’t Glas om ‘^ogryzende, de plaats in van’tWater;ter-''^yi dit naar beneden daalt, en de plaats in«
*'®^nit, diede Wynbefloeg.
Opbelderinget!.
^ewyl deDeeltjes,waar uit hetWater be- Roode , zwaarder zyn dan die van den Wyn ,
°2n Ze meer kragt enperffing om naar den doorbet j^'^dem van ’t Glas te zinken, dan deeze Water ^nbsp;kunnen oefFenen, om hun weêrftand ven.
al
® *^ieden. Dit is de oorzaak dat een Wa-j^''koloni^ zoo dik dat ze omtrent de helft ^iiaat van hetMiddelbuisje A, vanbovennbsp;beneden zakt, en dat een dergelyke Ko-Van Wyn op denzelfdentyd van bene-baar boven ryfi;: en dewyl deezeWaternbsp;^ ynkolommen,naar maate dat zy elkan-•'bö voorby dryven , telkens vreêr vsrordennbsp;^’'gevuld uit het overig gedeelte van hetnbsp;daar ze toe behooren,’t welk haar uitnbsp;Van zyn Vloeibaarheid onophoudelyknbsp;aan volgt, gebeurt heteindelyk, datnbsp;Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Mm
-ocr page 134-VILLES, al het Water zig op de plaats bevindt, daaf de Wyn voor deProefneemingwas, endaCnbsp;deeze gedwongen wordt naar hetbovenft®nbsp;gedeelte van ’t Glas te wyken: want tweenbsp;Lighaamen kunnen op één en den zelfdeOnbsp;tyd niet op één en dezelfde plaats zyn, gC'nbsp;I Deel. lykwy in onze derde Afdeeling vandeeer*nbsp;fte Les hebben doen zien, toen wy.van^®nbsp;* Ondoordringbaarheid of Vallheid der Stoff®nbsp;fpraken.
Het langwerpig rond Flesje,
21 .afgebeeld, bevat vyfderlei verfchillen^^”^ Vloei ftoffen: naamelyk i Kwikzilver,^nbsp;Wynfteen-Olie, 3GeeftvanW'yn,4Gc®nbsp;van Terpentyn, en j Lugt.
Als het Flesje flil en zonder beweeg''’
blyft, beflaan alle deeze Stoffen de plaat?^
die met haar byzondere zoortelykeZwa^*^^
. w
-ocr page 135-S3S
VERSCHILtENDÊ VOGTEH
*e overeenkomen. Het Kwikzilver, naame- VII.LÈS, iyk, bevindt zig op den Bodem; deWyn-®’
£ £ Xia
neen-Olie volgt daaronmiddelykop; daar ^oven de Geeft van Wyn; vervolgens denbsp;Qeeft van Terpentyn, en eindelyk debo*
''enfte van allen de Lugt. Alsmen hetFles-1® eenige reizen al fchuddendeomkeerc, en Stoffen dus door één mengt j neemt, zoonbsp;men ’t Flesje ftil neer gezet heeft, ydernbsp;'''ederom zyn voorige plaats in, maar betnbsp;kwikzilveren deWynfteen Oliefpoedigefnbsp;de andere^
Ophelderingen.
^eeze vyf Vloeiftoften verfchillen meerVyfvera ' roalkanderen, niet alleen in haar zoorte-*Vke Zwaarte* maar ook daarenboven inftoffen,nbsp;dan de Wyn en ’t Water der ''oo'quot;-ge-^^9nde Proefneeming. Dit is ongetwyfteld mengd,nbsp;''^''Zaak, datzy, als men ze met malkandernbsp;‘quot;chudt* zig niet verdeden en zoo zeer on-zelf,weernbsp;ƒ'‘éénder mengen, als wel andere Vogten'J'^®**^***'nbsp;'''’j die in aart en eigenfehappen elkandernbsp;^®^er by komen* En om dezelfde reden zietnbsp;M m anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;men
-ocr page 136-534
De WATerweeökubdï.
Viï.LES.men ook het Kwikzilver en de Wynfteeo* D Enbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vermenging onc'
warren, en elk afzonderlyk zyn eigen en na* tuuriykeplaats weéricneemen.
Gevolgen.
veran
derd.
Water, De Vaten of Glazen, tot het doen vaO ?P^y°®’deezeZoorten van ProeFoeemingen gefchikt»nbsp;kan men van verfchillende gedaanteneemeDinbsp;en ’er op verfcheiden wyzen meó omfprin*nbsp;gen. Men kan, by voorbeeld, hetonderft®nbsp;gedeelte van den Glazen Beker, ’c welk deonbsp;Rooden Wyn in onze voorgaande Proefnee'nbsp;ming bevatte, in een klein ondoorzigtbaarnbsp;Voetje, als B in/tgatir 20, of op een andere wys verbergen. Als men dus maar alleennbsp;datgedeeltevan’tGlas, daarmen’t Watetnbsp;ingiet, zien laat, verbeelden zigonkundigen, die van dergelyke Uitwerkzels nietnbsp;weeten, dat het Water zig in Wyn verandert. Dus bedriegt men meer maaien ’t oognbsp;door kleine Konflenaryen en loopjes, dognbsp;die ai het fraaie en wonderbaareverliezen»nbsp;zoodra men 'er deoorzaaken van kent. Wf
VEasCHILLKNDB VoGTKH. S3S
^aaken 'er hier alleen gewag van» opdat wy vii.lES. daar uit keren mogen, om ons oordeel overnbsp;^aaken, die wy in den eerften opflag zoonbsp;^chielyk niet begrypen, optefchorteD»ennbsp;aanftonds Verfchynzels, die ons ver-'^aazend voorkomen, en wier natuurlykenbsp;Oorzaak niet daadelyk blykt, voor boven-batuurlyk of voor wonderwerken aan te zien.
Dewyl alle verte Stoffen, van Dieren, ^lantgewaffen , of Mynftoffen afkomftig,
al uit Deeltjes bèftaan; die minder zetzig
%, nbsp;nbsp;nbsp;, vanzelf
en in een gedrongen zyn dan dic van t jjo^en op ^ater, ontwarren zyzigveeltyds van zelf’t Vogt.nbsp;'^it de vermenging, en doorgaans gebruiktnbsp;bJen geen ander middel om die Deeltjes vannbsp;*t overige Vogtaftefcheiden, dan dat mennbsp;^ün den tyd geeft om boven te komen dry-''en. Op die manier fcheidt men den Roomnbsp;''an de Melk.
Dikwils ziet men ftilftaande Wateren ,op Blinken-'^ier oppervlakte men eenige blinkende ^lakken gewaar wordtjdie^ wanneer men ze moeras.-''P zekere wyze van deezen of geenennbsp;i^ant befchouwt, al de kleuren van den Re- Water.nbsp;Mm3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;8^quot;*
-ocr page 138-53lt;ï PE Waterweegkünde.
VILLES, genboog vertoonen. ’t Zyn doorgaans Ve tts »nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Zwavelagcige Deeltjes, die uit den Bo*
dem der Slooten naar boven zyn komen dry* ven, gelyk vooral in leemigc en moerafli-ge gronden plaatsheeft: ofzomtydszyn’lnbsp;ook wel Deeltjes, die zig uit het middennbsp;van ’c Water, daar ze onder gemengd wa*
Opklim.
ren, ontward en losgemaakt hebben, gelyl* men genoegzaam altoos gebeuren ziet in denbsp;Kuipen en Wateren, daar men Linnen»nbsp;Wol, of andere dergelyke vette Stoffennbsp;waft. Maar indien dus een DrupperOlie»nbsp;een Stukje Vet, in ’t Water naar boven dryfc»nbsp;moet zulks ook even eens gebeuren, en ’cnbsp;gebeurt ook met ’er daad even eens, met eennbsp;grooter hoeveelheid van Vet en Oiie. Hoenbsp;Vetter derhalven een Dier is,alle andere offl'nbsp;ftandigheden gelyk gefteld,hoe beter het ge-fchikt is om te zwemmen en boven tebly*nbsp;ver,. Een vette Os of Varken loopt dan, innbsp;dat opzigc, minder gevaar van te zinken ennbsp;te verdrinken, dan een Haas of eenig andernbsp;Dier, dat magerder is van Lighaams geftel.nbsp;Wy zouden hier ook nog het opklimmen
VeKSCHILLENDE VOOTE»
tier Dampen èn Uicwaaffemingen ten voor- vii leS. ^eeld kunnen bybrengen; maar \vy hebbennbsp;¦''an dat gevolg, ’c v?elk men uit onze voor*nbsp;gaande Proefneemingen ook met regtnbsp;^ogen afleiden, reeds genoegzaam gewag en Uitgemaakt , toen wy in de voorige Les deedennbsp;, dat de Rook en de Vlam niet door denbsp;Lugc opwaarts trekken, dan uit kragtvaanbsp;zoortelyke Ligtlieid invergelyking vannbsp;^eLugt; ’cwelk, omeigentlyktefpreeken,nbsp;hiet anders zeggen wil, dandacdeRookennbsp;^cVlam minder zwaarte,en derzelverDeelt*nbsp;jes zoo veel gevvigts niet hebben, als die vannbsp;de Lugt, en daarom door dezelve naar bo*
''en klimmen, even gelykde Lugt door de Olie, de Olie door het Water en’t'Waternbsp;door het Kwikzilver opklimt.
Hoewel nu, een Vogt, ligter van aart,Meng-
in Raat is om door een zwaarder Vogt heen f®'® die
” bezwaar-
opwaarts reryzen, komen ’er egter omftan-lyk fchei-digheden voor, waar in dat Uitwerkzel geen den* plaats heeft. Het Water entse.Wyn, bynbsp;''Oorbeeld, daar wy ons in onze eerfle Proef-beeming van bedienden,fcheiden zig niet vannbsp;M m 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nial-
-ocr page 140-53* De Waterweegkundi;
VILLES, malkanderen, als men ’t een fchielyk en
2. Ar-PfiEL.
een ftorcing op het ander gegooten heeft* Olie en Azyn, tegelyktnetdeLugtdie’^nbsp;zig ondermengt, onder malkander gekloptinbsp;verliezen hun byzondereVloeibaarheid.Metnbsp;het wit van Ei, en Room, hoewel Vloei'nbsp;ftoIFen zynde van geheel verfchilJende aaftnbsp;en zwaarte, te deeg en üerk onder een ge*nbsp;fchudjgaat het even eens;endergelyke zoor-ten van mengzels blyven eengeruimen tydnbsp;in dien ftaat.
Oorzaaken dier naauwer
Alle deeze voorbeelden bewyzen niet* meer, dan dat ’er oorzaaken zyn, die denbsp;envafter uitwerkzels der Zwaarte in de fcheidingvaDnbsp;gtle VloeiftofFen belemmeren, en datnbsp;die oorzaaken zomtyds de overhand kunnennbsp;krygen en de werking met ’er daad veryde-len: dog zy ontzenuwen de kragt van onsnbsp;Voorftel niet. Men moet zig hiertebinneflnbsp;brengen, ’t geen we in de derde Les over’tnbsp;Stuk derWry vingen gezegd hebben. Dewylnbsp;die zoort van wcêrftand naar maate vandenbsp;opper vlak tens en in derzclver evenredigheidnbsp;toeneemt, kunnen ligtelyk de onder een ge-
meng-
-ocr page 141-Vjerschillhsdk VoeTE». S39
öiCDgde eö zamengeklopte Vogten in zulke vii.lES. kleine Deeltjes verdeeld geraakt zyojdat hetnbsp;het ander op te veel plaatzen aanraakt,
®ndat het verfchil van hun Zwaarte, ’c welk onderlinge fcheiding moet teweegbrengen, deWryving, of (’t geen op’t zelfdenbsp;nitkomt) de moeielykheid om zig van elkander los temaaken, niet kan evenaaren. Ditnbsp;. althans, ongetwyfFeld, de reden, waaromnbsp;de Wy n, byna zoo zwaar als het Water zelf,nbsp;hy door een al te fterken Val en ftortingnbsp;te zeer verdeeld geworden is, in het Waternbsp;^ft, zoo als hy ’er is in geraakt; daar innbsp;tegendeel, als men of door de byzonderenbsp;gedaante van ’tGlas, ofdoordemanier vannbsp;^nhenken, beider gedeelten grooter laat, ennbsp;dus de Klompjes, die elkander raaken, minder Opper vlakte hebben naar maate van hunnbsp;inhoud, het meefl altyd gebeurt, dat denbsp;''''ryving voor de zwaarte van’t Water wy-^en moet. De zelfde vermeerdering vannbsp;''^ryvingen door de fynder verdeeling dernbsp;Vloeiftofdeeltjes is ook de O'quot;, zaek, datOlienbsp;^n Azyn een zoorc van Zalf worden, datnbsp;Mm ynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bet
-ocr page 142-54P De Waterwbegkunde.
VII.LES. hec wit van ’t Ei, de Room van Melk, en der*
peelquot; nbsp;nbsp;nbsp;VloeiftofFen, fterkgeklopt ,10 fcbuii®
veranderen. Want de Lugt is door dal-kloppen zoo fyn verdeeld, en zoo wel door en door met die Vogcen gemengd»nbsp;dat haar Ligtii.id niet genoegzaam is om’efnbsp;haar weder ui: te ontwarren. Voegt by dee*nbsp;ze redenen nog twee andere oorzaaken, dienbsp;de fcheiding der Deeltjes nog moeielyker,nbsp;maaken: de Lymagtigheid naamelyk voofnbsp;eerltjofkleeverigheid ,die wel by de een®nbsp;Stof in meerder of minder graad plaats heeft»nbsp;dan by de andere, dog van welke egter geeOnbsp;Stof te eenemaal ontbloot is; ten andereönbsp;een byzondere overeenkoraft en gelykheidnbsp;yan aart, die ’er dik wils tulTchen twee Vog'nbsp;ten gevonden wordt en waarfchynlyk ionbsp;zekere gelykvormigheid van gedaante»nbsp;grootte, of op pervlakte der deeltjes,beftaat.nbsp;Wyngeell: metW ater gemengd blyft ’ernbsp;yereenigd;enTerpentynolie,diegenoegzaaiBnbsp;niets ligter is, fcheidt ’er zig van af.
-ocr page 143-VehsChillekde VosTES. S4r TweedeVoorstel. Vir.LES.
2. AF.
^^TfcbeidenVogten ofverfcbeidenf^loeijioffeny deel. fchoon vanverfchiUeiulertaart, drukkennbsp;tnulkanderen naar evenredigheid van bun.nbsp;^igtheden en van bun Hoogtens.
Die Voordel heefc geen verklaaringofbe Vogten '^ys noodig. Want indien allerleinbsp;Van Vogten zwaarte hebben, daar door al-dernaarnbsp;dat ze iets ScofFelyks zyn j betekent hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'hun
te.
^enc Vogt op het ander te plaatzen niets an • Digtheid , dan het een gewigt op het ander te leg- Hoog-êcn; en fchoon al eens een van beiden mer-ligrer en minder zwaar moge zyn ,
’c ander, ’c heefc egtereenwezendlyk §^wigt, en moet derhal ven ook inde gemee-he Rekening gebragc worden. Als raen dennbsp;Bodem van een Rolrond Glas met twee ponden Vogts belaaden wil, en ’er een begin vannbsp;gemaakt heefc, met een pond Water in ’cnbsp;Glas te gieten , zal men ontwyffelbaar hetnbsp;Overige gewigt kunnen kry gen door ’t verdernbsp;*het Olie aan te vullen. Deeze is wel zoonbsp;Zwaar van aart niet als het Water, en men
zal
542 'Dz Waterweïokunde.
VILLES .zal’er bygevolg een grooter hoeveelheid vaB 2-^ A F- jijoeteifj hebben ; maar haar gewigt zal oD*nbsp;dertuffchcn niettemin de Periling op deonbsp;Bodem toedien trap helpen volmaaken, al®nbsp;men beoogde.
Derde Voorstel.
Recfpro-
pue
Spit if i-gue
Twee Vogten van verfcbillende Digtheden Jlaan tegen elkander in evenwigt, als\heidefnbsp;f^oetftukken of Bodems daarze op rufieneveitnbsp;groot zynde, bun loodregte Hoogten tot mal'nbsp;kanderen [laan in deOMGEKEERDE r«'nbsp;den van bun Ditbeden, of't geen zelfde is^nbsp;van bunZooKTEhYKEzwaarte.
III. Proefneeming.
Toeflel.
PL. 5. ECD, in Figuur 22 is een omgekeerde Fig- 2ï. Hevel, waar in men Kwikzilver gegooteDnbsp;heeft, tot dat deszelfs oppervlakte in dennbsp;eenen en den anderen arm een halve graad-tekening hooger Hond dan de Lyn C D*nbsp;Vervolgens giet meneenig gekleurd Waternbsp;in den Arm GE.
Uit
-ocr page 145-2. Ar-
Als de Waterkolom op 14 Craaden ftaat ,o£el. men hec Kwikzilver een graad hoogernbsp;^3an in den arm D, dan in den anderen.
Het Kwikzilver, in den eenen arm door De Vcr-
zwaarte der Waterkolom gedrukt klimt le^je
van t Water. Nu weet men reeds, uit an- Hoog-
dere Beginzelen, dat de zwaarte van ’ t Wa- tens in
^erftaattot die van’t Kwikzilver, als i4tot^gquot;^gl_
H dat is te zeggen, dat het Kwikzilver
''eerden maal zwaarder is, dan ’t Water.
Het is derhalven ontwyffelbaar zeker,gelyk
in ons Voorftel zeiden, dat dehoogtens
'^an deeze tweeVogten, alszeinevenwigt
^yn, tot malkanderen ftaan in de omgekeer-
^ teden van hunnen Digtheden; dewylhet
Wa.
-ocr page 146-S44 nbsp;nbsp;nbsp;W ate kwee ok USD ej
2 AF
dee l-
VH.LES. Water 14 maal hooger ftaat, gelyk bet ’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Kwikzilver 14 maal zwaarder is.
Gevolgen.
Üitde^ ^ ErkentmethecVoorflel, dat wy nu doof
dêr'vog”beweezen hebben, voor waar*
ten tn ^ agtig, men zal ’erligcelyk de Evenredigheid
vePnent Digtheden ofzoortelykeZwaarten van
^enhun verfchillende Vogten uit kunnen leeren ken*
¦ nen , door, naamelyk, op die wyshunnö
Hoogten, als ze in evenwigt ftaan, met mal*
kanderen te vergelyken. Want menbegrypc
wel, dat men, in plaats van Kwikzilver,al!er-
hande andere zoorten van Vlietbaare Stoffen
of Vogten, als Olie, Wyngeeft, enderge*
iyke,tegen het Water zou kunnen doen wee*
gen, en op dezelfde wys uit hun Hoogtens
boven het Waterpas afleiden, hoeveel het
een ligter of zwaarder was dan het andere.
Üithun Gelyk menuit vergelykingvande Hoog*
Zwaarte tep, waarop verfchillende Vogten in even*
altyd hun wigt ftaan, over hunne Digtheden kan oor-
Hoogte deelen, zoo zou men ook, indien men dee* ' 8Ü6lci6Il«
ze Digtheden reeds kende ^ uit de Hoogtd
van
-ocr page 147-54-5
VerschillendeVoöT'eiü'.
'3ri het zwaarfte, by voorbeeld, der twee VII.LES. ^ogten, kunnen afleiden, op welke Hoogtenbsp;^et ligtfle, in geval dat men zulks met hetnbsp;niet zien nogmeetenkon, zou moetennbsp;^3an. Indien een Duikelaar, byvoorbeeldjnbsp;den grond onder’c Water een omgekeer-Hevel met Kwikzilver had, waarop denbsp;Periling van ’t Water alleen, en enkel doornbsp;der armen werkte, zou hy, zoo dra hynbsp;Kwikzilver één Voet hoog zag , daarnbsp;met volkomen zekerheid mogen beflui-» dat de Waterkolom, die’er op drukte *
H Voeten hoog was.
Wy zyn hier op de oppervlakte der Aar-Zwaarte gelyk de ViflTchen, die op den bodemnbsp;zig onthouden,in een wydui t geftrek- Lugt.nbsp;Vloeiflof gedompeld, die ons van allenbsp;^3nten omringt, en wier hoogte wy nietnbsp;P^aauwkeurig weeten. Van het oogenbliknbsp;Onzer geboorte af, aan de Perlïïng dernbsp;^ugc, die ons Lighaam over de gan-^ohe oppervlakte eenpaarig engeiykvormignbsp;^’'nkt, gewend, voelen wy ze niet eens,omnbsp;ze beftendig en altyd zig zelve gelyk is.
Want
-ocr page 148-S4lt;5 De WaterweégkuKde.
VII.LES
2. AF-1gt;S£1..
• Want iets te voelen, ietsgewaartewordfiö is eigen tlyk niets anders, dan over onzen t®'nbsp;genwoOrdigen ftaat, daar we onsinbeviö’nbsp;den, zeker oordeel te vellen uit vergely'nbsp;king met een voorleeden ftaat, daar we od*nbsp;voorheen in bevonden: een Gewaarwot'nbsp;ding, die nimmer afgebroken wordt,nbsp;zonder verandering altyd dezelfde blyft»nbsp;doet ons niet aan, enis, eigentlykgefprO'nbsp;ken, geen Gewaarwording. De kennis vaOnbsp;de zwaarte der Lugt is daarom ook eene ont'nbsp;dekking, die tot nog toe al den fmaak be*nbsp;houdt van iets Nieuws. Het isnognaauwfi'nbsp;lyks eene Eeuw geleeden, dat men op dsnbsp;Drukking van die Vloeiftof heeft begonneonbsp;te denken: voor dien tyd hadden demecft^nbsp;Wysgeeren, wel vervantegelooven datz®nbsp;eenigeZwaarte hadde, haar onder de StofF^önbsp;gefteld, aan welken zy een volftrekte Lig^'nbsp;heid toefchreeven.
Voot-heen aan 't Afkeernbsp;Van Ledige to8ge»nbsp;fchree.nbsp;ven.
Deeze Dwaaling was de Natuur niet wyten. Doof verfcheiden VerfchynzeleO»nbsp;die de Aandagt der Geleerden naar zig trok'*nbsp;ken, hadtze weltot hun gefproken; ma^f
-ocr page 149-547
VeHSCHILLfiNDE VoGTEN
geen zefprak, verftondt men kwalyk.vil LEg. ^len hade met verwondering het Water inde*-* f-
fy , nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ ^ ® La
«^uigpompen boven zyn Waterpas zien op-quot;’aarts klimmen ; men hadtopgemerkc, dac ^cn den Stamper of Zuiger van een Spuitnbsp;^gt;ec dan met groute kragt en moeite naar zignbsp;‘fok, als het een eind, de Pyp, van deSpuicnbsp;Scüopt was; men zag met verbaasdheid datnbsp;^en Blaasbalg geen wind vatte noch gevoeg-lyk uitgetrokken kon worden, dan wanneet*nbsp;dsszelfs Pyp open bleef; dat twee harde ennbsp;gladgepolyde Lighaamcn, als Marmer, bynbsp;''Oorbeeld, op elkanderen plat neergelegd ennbsp;godrukt, zeer bezwaarlyk van een tefchei-den waren: ,,rnaar, zeidemen, dit komtnbsp;»gt; daar van daan, dat deJS’atuur een beimely-1) ke zugt en trek heeft om het alles Fol tenbsp;jgt; houden; zoo dra hier of daar Stof ontij breekenzoUjis ze aanftonds gereed omde-IJ zelve ’er naar toe te voeren: met eennbsp;jgt; woord; dt Natuur beeft een af keer van'tnbsp;igt; Ledige”.
Zulke beuzelagtige redenen, zoo weinig Ooor Gu eerbied waardig, en egter met maar arteUitKïnbsp;II. Deel, Nanbsp;nbsp;nbsp;nbsp;veel
-ocr page 150-548 De Waterw'eegkundi.
VILLES, veel eerbied aangenomen in een Eeuw, toen deel' teden zwigten moefl: voor ’t gezag vannbsp;en Tor-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;beroemden naam, hebben langen tyd de
RicELLi voortgangen der natuurkennis vertraagd* ontdekt,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;liet zig even als anderen met dieO
Afkeer van’t Ledige paaien,zoo lang hy’et geen eind aan zag: maar door herhaaldeonbsp;Proefneemingen overtuigd, dat het Watetnbsp;niet hooger dan totTwee-endertig Voeten ionbsp;de Zuigpornpen opklom, en dat het overig®nbsp;van de Pyp,zo ze langer was dan dieMaat,le'nbsp;dig bleef,kan tte zrig eindeIyk,rond uit,tegeOnbsp;zulk een wys van redeneeren aan: en, wel vetnbsp;van te denken, gelyk iemand anders raogelyl*nbsp;gedaan zou hebben, dat de Af keer, diendenbsp;Natuur voor ’t Ledige toonde, zynpaaleOnbsp;' hadt, waarnazydenzelveninOnverfehillig'nbsp;heid veranderde, begon hy te gelooven, datnbsp;dergelyke zoorten van Verfchynzcls van eennbsp;geheel andere natuurlyke oorzaak afhingen»nbsp;dan waar uit men dezelve tot nog toe hadtnbsp;tragten teverklaaren.HetgeenGALiLEi g®'nbsp;gift hadde, bekragtigde deszelfs Leerlingnbsp;Torricelli met oogenfchynelykeblykeo*
V^EJïSCHri.1.JENDE VOGTEW. ^4St
Deeze Icaliaanfcbe Wy sgeer wa^ de eerfte, VII.LES« in het jaar 1643 deedt zien, dat een Ko-^
^oin van Lugc, uit den gemenen Dampkring êcnomen, evenwigt maakt met een Kolotnnbsp;''20 eenige andere Vloei ftof 5 die denzelfdennbsp;^oet of Bodem heeft. Deeze Proefneeming,
quot;'elke wy zoo aanftonds berbaalenzullen,
quot;'ees de Zwaarte der Lugt onloochenbaar ®2nien eigende met onweêrfpreekelyk gezagnbsp;aan die Vloeiftof weer een groot getal vannbsp;^gt;twerkzelsenVerfchynzelstoe,diemen totnbsp;dien tyd aan een ingebeelde oorzaak, eennbsp;enkele Harffenfchim, hadt coegefchreeven.
Vierde Voorstel.
¦öe Lugt is een Vloeiftof, die Zwaaertebeeft, en met baar Drukking of Perskragt, evennbsp;gelyk de Vogten, naar alle kanten beennbsp;‘voerkt.
Hoewel wy voorgenomen hebben om van De Lugt de eigenfchappen der Lugt afzonderlykte^^^'nbsp;Ipreeken, hebben wy het egter niet onge- evennbsp;voeglyk geoordeeld,om alles wat haar zwaarnbsp;te in’t byzonder-betreft, hier te plaatzen, ten doen.
Nn a nbsp;nbsp;nbsp;de«
-ocr page 152-§50 ÖeWateuwerokunü!!;'.
VIl.LES. dewyl dat eigentlyk ietsis , ’twelk uiczyö aarttotde VVaterweegkündebehoorti
X!) S £ L« nbsp;nbsp;nbsp;j j •
geen dcLugt,in de hoedanigheid van een Hie*-zwaarte begaafde Vloeiftof, uit werkt, docC ze alles uit kragt van de Grondbeginzelsnbsp;van deeze Weeteofchap; en wy maaken vannbsp;haar dus in ’t byzonder, en met verkiezingnbsp;boven haar mede. Vloei (loifen, hier geen gö'nbsp;W3g, dan omdathaarZvvaarteéénevan de
fraaifte en gewigtigfte Ondekkingen is, die men in deeze laatfte tyden gedaan heeft-Maar wy zuUen hier enkel en alleen van haafnbsp;opzigtelyke Zwaarte in vergelyking met dienbsp;van andere VIoeiftofFen fpreeken; en het onderzoek van derzelver voIftrekteZwaarte,eOnbsp;de Proefneemingen, daat die uit opgemaakcnbsp;moet worden, uitftelled tot dat wy ter ge*nbsp;fchikter plaatze haar and ere Eigen fchappeOnbsp;teffensin overweegingneemen.
‘ IV. PrOE FNEEMINÖ.
Toejlel.
Men laat in een Glazen Buis van omtrcnc
SSt
Drukking der Lugt.
ten, welgezuiverd Kwikzilverloopen. Als^^I-LES-
Buis geheel vol is, legt menden Vinger deel.
de opening, om dezelve te floppen, en ^^¦engt dat eind, ’c welk men dus gedoptnbsp;^Oüdt, ni dat men de Buis omgekeerd heeft,nbsp;een Glas of Bak raetKwikziJver, en neemtnbsp;banden Vinger weg,
Uitvcerkzeh,
De Buis, dus in den Kwikbak gedofnpeld, van onder open, laat een gedeelte vannbsp;^et Kwikzilver, daar ze racê gevuld was,nbsp;tö het Bakje loopen ; maar daar blyft in denbsp;een Kwikkolomdaan vanomtrenta?!nbsp;hoog
Ophelderingen,
Devvyl de Lugt een Stoffelyk Lighaara is^
^eeft dezelve, gelyk alle andereLighaamen, Zwaarte, die het Middelpunt der Aar-zelf tot haar Zwaartepunt heeft; een .,3^ fgnbsp;Zvvaar Lighaam w’erkt, gelyk we vcorheen der Lugtnbsp;ijezien hebben, met zyn gewigt op alles,
wat buis.
j (*) Dat Is 27 { Paryflche Duimen , die met 28Ryn ?
*’'dfche en 29 j Engelfdie byna overeenkumen.]
iS'n 3
Dk WATlRWEEffKUiTBÈ;
VILLES, wat hetzelve in zynen val fluit, óf’crto«
®‘ een Voetfleun aan verftrekt: dus zal daO
PE £ 1»
ook een Kolom van Lugt uit den DatnP' kring, indien zy op ’t een of’t ander Lig'nbsp;haamrufl, hetzelve met de ganfche fomnbsp;kragt van haar gewigt drukken. De opper*nbsp;vlakte derhalven van het Kwikzilver, innbsp;Bakje van onzeProefneeming, wordt gedruktnbsp;door het gewjgc v an eene Lugtkolom, die opnbsp;haar flaat, en wier bodem of Voetfleun zynbsp;uitmaakt. Als men nu op de eene of de an*nbsp;dere plaats vandeeze gedrukte oppervlakte
een buis plaatft, die een Kwikkolom bevat zwaarder dan de Lugtkolom wier plaats opnbsp;die oppervlakte zy met haar bodem beflaat»nbsp;moet die Kwikkolom noodwendig diepernbsp;neêr dringen en zoo lang zakken, totdat zynbsp;tot die hoogte gedaald is, dat haar gewigt ionbsp;e venwigt flaat met de Drukking, die op allenbsp;dergelyke of even grootegedeeltens vandenbsp;oppervlakte van ’t Kwikzilver, waar in denbsp;Buis gedompeld is, gefchiedt.
Afkeer Deeze Proefneemingzouin deoogen vafl
yaquot;een Man, dieNatuurs Afkeer van ’t Ledigt
Ledige.
” nbsp;nbsp;nbsp;Jfl
-ocr page 155-553
Dr ükkin c oer Lugt.
’t hoofd hadt, juift op haar zelve alleen VILLES. Van geen merkelyk grooterkragc geweeflzyn
2. A F-
EEU
^an de Waarneemingvan Galilei ,dacde ^^'gpompen het Water niet hooger dan totnbsp;32 Voeten brengen konden. Hy zou ze onset wyffeld met zyn HarlTenfchira hebbennbsp;'veeten over een te brengen, door te zeggennbsp;*^3!: de trek der Natuur om alles vol te hou*nbsp;*^en haare paaien hadde. Maar wat uievlugtnbsp;blyft ’er over, als men de tweeVerfchynzelsnbsp;*^et malkanderen vergelykt ? Als men zier,nbsp;^atdeVogtkoIommen, dus boven haar Wa-Vetpas verheven, min of meer hoog itaannbsp;Oaar maate en in dezelfde evenredigheid,nbsp;‘Jat ze raeêr of min Digtheid en Zwaartenbsp;hebben: als men merkt, dat dezelfde oorzaak, die het Water 10132 Voeten hoogtenbsp;doet opklimmen, het Kwikzilver niet hoo-ger dan tot 27 r Duimen kan doen ryzen;ennbsp;2ls men teffens verzekerd is, dat die tweenbsp;Kolommen, hoe vcrfchillende in langte, eg-tcr net even zwaar zyn op ’t gewigt, zietnbsp;men zig dan ook niet gedwongen te erkennen , dat de oorzaak, die haar zoo hoog doetnbsp;Nn 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;oP'
554
De Waterweeckundp.
Vll.LES.opklimmen en op die hoogte ftaanblyveo»
d'ee^ geen ingebeelde hoedanigheid en byzonderc neiging derNat uur kan zyn, dewy 1 ze met de
Statique vrctteadeTÏVeegkunde zo volmaakt en naauv?' keurig overeenftemt ? Gelykc dit VerfcbyO'nbsp;zei, in tegendeel, tiet ten vollen naareeflnbsp;Regtrch3pRnKvenwigt?Dat was althans ooknbsp;het oordeel, ’c welkToRR icell t ,en na hemnbsp;het grootfte getal der Wysgeeren, die vannbsp;deeze fraaie enopmerkelyke Proefneemingnbsp;kenniskreegen, daarover velde. Maar niemand bragt tot de ontdekking en een volkomener weetenfchap van de Zwaarte derLugCnbsp;meer toe dan de Heer Pascal. Hy hadt zig»nbsp;gelyk anderen, van den Af keer van 'c Ledige,nbsp;alsde gewooneendoor ’t gebruik gewettigde 5preekwys, bediend ; maar hy hadt hetnbsp;gedaan, even gelyk Galilei , met al dennbsp;tegenzin, dien een Vernuft, door de Natuurnbsp;gevormd om niet dan duidelyke, enonder-fcheiden Denkbeelden aan te neemen en mede te deelen, gevoelen moet, als men zignbsp;duiider en in wartaal moet uitdrukken. Metnbsp;jillen mogelyken y ver,en dat fchrander door-
zigt,
-ocr page 157-555
Brukking der Lugt.
’t welk hem eigen was, vatte hy de delfde maatregelen, die Torricelli opnbsp;hadt, by der hand; endeedtzoodoornbsp;eigen Proeven, als door die van dennbsp;lieer Perrier, zyn Schoonbroeder , dienbsp;Clermont in Auvergne zig bevondt,nbsp;met een hoogen Berg, onder dennbsp;^ïain van Pu^ de Dome bekend, zynvoor-^^’^1 doen kon, oogenfchynlyk en met onlo-'^iïenbaare blykenzien, ’cgeendeKwikko-boven het Waterpas van haar Bakjenbsp;zekere hoogte ftaan blyvende, reeds metnbsp;ëenoegzaame zekerheid yder een hadt aangenbsp;'’'^fiezetijdie de zoogenaamde Verborgen Hoe-OuoUtétnbsp;^^nigbeden afgezwooren hadt, en geen ande- C-tuiesnbsp;dan enkel Werktuiglyke oorzaken, ter ver-Mtcbani-^iaaring van de Verfchynzels der Natuur,5“^’’’
*^eer erkennen wilde.
Zie hier den weg, dien de Heer Pascal Pascal’s ’nfloeg, omzigzelven wel verzekerd te mo- ^ijlgovernbsp;houden, of het klimmen der Vogten den aartnbsp;^^'^ven hun Waterpas in de Zuigporapen of innbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ƒ
Buis vanToRRicELLiinderdaad als eenei» king Sentlyk gezegd Evenwigt aaDgemerktmoeft‘^‘^^
wor-
-ocr page 158-55Ö D B W AT jEBWEEG KUNDE,
VII.LES. worden, en of de kragt, die het gewigt val D E E L Kwikzilver opwoog en om hoog hielde gt;nbsp;waarlyk eenLugtkolom wasuitden gerne^'nbsp;nen Dampkring, gelyk men zeer waarfchya*nbsp;lyk denken moeft: ,, Indien deLugt, du*nbsp;„ redeneerde hy, de oorzaak is van dit Ver*nbsp;,, fchynzel , moet zulks daar uit ontftaan datnbsp;,, ze een Vloeiftof is en Zwaarte heeft; haafnbsp;„ Drukking moet derhalven van denzelfdeonbsp;„ aart zyn, en volgens dezelfde regelsg^'nbsp;„ fcheiden als die van andere Vloeiftoffefljnbsp;,, zy moet afentoeneemen naarmaate vaO
„ baarverfchillendehoogte: endeVogtko* ,, lommen, waar tegen men haar in even-,, wigt zal doen ftaan, zullen of korter ofnbsp;,, langer moeten zyn, naarmaate dat dezel*nbsp;,, vemeêrof minDigtheid en Zwaarte heb'nbsp;,, ben. Laatcn wy die eens ter proef breO*nbsp;,, gen, en zien wat’er de Ondervinding vannbsp;» zegt”.
HetKwik Tot welk eene hoogte zigook de DamP' kring boven de oppervlakte der Aarde vet'nbsp;vaneen heffen mag en uitfteeken; men kan zigeg'
hooier nbsp;nbsp;nbsp;onthouden van te gelooven, da^^
^ nbsp;nbsp;nbsp;dC'
-ocr page 159-Dsujckins de* Lüot. 557
dezelve rondsom den Aardkloot een zoort VII.LES-korft oforoflagmaakt, wiensbovenftep^^^quot; Oppervlakte gelvkvormig en Klootrond is,.„
0''en eens omtrent gelyk de oppervlakte van ftaan,daa •¦Water vlak fchynt, van welke gedaantenbsp;Ook de Bodem Zyn mag van 't Vat of dennbsp;daar ’t in ftaat. Volgens deezeveron-^'^’¦fteiiing zullen de Lugrkolommen, van hetnbsp;Opperfte uiten d van den Dampkring af tenbsp;•'okenen tot aan de plaats daar ze opdeAar-•^oraaken, een weinig langer of korter moe-^^ozyn, naar maate dat die plaats, daar zenbsp;op den Grond neerkomen, laager of verhev e-*'or is. De Liigtkolom moet derhalven langer zyn aan den Voet van een Berg, dan opnbsp;deszelfs Top: en zo de Lugt waarlyk zwaar-heeft, en perft, zullen die Kolommen eennbsp;gtooter en fterkerDriikkingmaakenopeennbsp;'®ogen grond, dan in een plaats diehoogernbsp;Onverhevener is.
De Heer Perrier opgemerkt hebbende, gewaar-hoe hoog het Kwik in de Buis van Torri oelli ftond aan den Voet van den Bergonder-de DóniSy bevondt, dat hetzelve be-vinding.
558 Db W-ATi bweeckündk.
VII.LES. ftendig en allenskcns hoe langs hoe Peel' ‘baalde, naar niaate dat hy den Top vannbsp;Gebergte naderde, en dat het in tegendeel»nbsp;en met dezelfde evenredigheid, weer ree*nbsp;naar maatc dat hy af klom naar de Stad. ï*®nbsp;deeze Proefuceming, door den Heer PascA**nbsp;uirgedagc, en ineêr maaien agter een opdi®nbsp;¦wys, gelyk hy hadtvoorgeflagen, herhaald»nbsp;gaf altyd beftendig dezelfdeuitkomft.
befloQc’er derhalven toen al aanftonds uit»
dat het Kwikzilver in de Buis van TorRI'
CELLi boven zyn Waterpas ftaan bleef doof
de Drukking, die de Lugt op het Kwikbak'
jedeedtj om dat men het Kwikzilver in de
Buis zag daalen, wanneer de Lugckolom,di0
op dat Bakje ftondt, korter wierdt.
DeKwik- Maar indien de Drukking der Lugt op
kolom het Bakje 27L Duimen Kwikzilver kon op' moet van , .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, ,
boven houden, daar uit zou dan ook volgen, dat
die Kolom door de Lugc dus opgewoogen
king heb-00 met haar in even wigt Baande, van bo*
ben. ven geen Periling van ’t gewigt der Lugt
hebben moeit; want anders moeit ze, dus
van weerzyden even fterk gedrukt,door haar
ei-
-ocr page 161-DRÜKKlIfa DER' LügT.
zwaarte neêrvallen, en tothaarWa-vil.LES.
^igen
^^’’Pasin ’tBakj'e wederkeeren, Dir ziet men *'
Ook r^ 5
, ‘net er daad gebeuren, zoodramenin boveneind van de Buis maar de minde ope-maakt, en óm door ééne en dezelfdenbsp;'quot;'^efneeming oogenfchynelyk te doen zien ,
Cr noodzaakelyk, om de Kwikkolom zyn Waterpas in de hoogte te doennbsp;y''cn daan, vereifchc wordt ^ dat de Lugtnbsp;®P de oppervlakte vanhetKwikbakjedruk-^ *^0 teiFenSjdat zy nergens dan op die plaatsnbsp;®'^cen drukke, bedagt de Heer Pascal denbsp;'^'^^gende Proefneeming.
V. Proefneeming*
Toeftel.
P G in Figuur 24 is een Glazen Buis, met P L. 5. ^'''ceBogten in K en H, omtrent 30 Dui'nbsp;lang van G tot K,en van dezelfde langtenbsp;H tot F. In K is een klein open Pyp-dat met het binnenft van de Buis geraeen-^chap heeft, en met een Stukje van een ge-'^cekteBlaas gedopt wordt. Men vult de gan-
fche
560 De WaterwüegküNd*^
Vn.LES.fche Buis met Kwikzilver eozet zeia
Kwikbak, gelyk men die van TorricEI-^^
^ tu iét
doet.
Uitwirkzels.
Pascal’s Het Kwikzilver zakt tot aan 1, Proef blyfc op de hoogte van omtrent 27! düi'^nbsp;boven zyn Waterpas Baan. a, Als mennbsp;king der een Speld de Blaas, die de opening innbsp;flopt, doorprikt, fnelt ’er deLugt aanftori*^*nbsp;door in de Buis, en al ’t Kwikzilver, da*nbsp;tuffcben I en G ftondt, valt in den Bak neêr^nbsp;en ’t geen in de v/yde holligheid van deOnbsp;Bogt H was, klimt in de Buis HF tot d^nbsp;hoogte van omtrent 271 Duimen.
Ophelderingen.
DeKwik- UitdeezeProefneemingblykt; l. Datds
Lugt de waare oorzaak van deeze twee Dit'
een ei- werkzels is,dewyl ze geen plaats hebben,daO
gentlyk wanneer men de Blaas doorprikt. 2. Dat bet gezegdnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*
Even- klimmen van het Kwik van G tot aan I iD'
^eL nbsp;nbsp;nbsp;door de Drukking van de BuiteO'
quot; lugt op de oppervlakte van het Bakje G vet'
oot'
-ocr page 163-Drukking der Logt. Jöquot;.’
®'^rzaakt wordt, dewylhetKwikaanflonds viI.LES '’eêr neervalt, zoo dra die Drukkingdoor^-^A f-de tegen drukking van een Lugtkolona, doornbsp;^ ’tigelaaten , opgewoogen en vernietigdnbsp;^oi'dc. 3. Dat deeze Drukking van denbsp;^'^itenlugc in ftaat is, om het Kwikzilvernbsp;de hoogte van 271 Duim op te houdennbsp;tedoenftaanblyven, dewylzy hetzelvenbsp;*00 hoog in de Buis H F doet opklimmen.
De Heer Pascal herhaalde vervolgens de Gelyk ^'¦oefneeming vanToitRiCELLi met W ater,nbsp;d’et Wyn, met Olie, en andere Vogtenen water.’
^loeifl:oiFeD,eninaldeüitkoraftendierProe-^’‘s^^ ''^n bleek het altoos, dat het de Drukking lommennbsp;Lugt was, waar aan menhetryzcn eiinbsp;^3an van al die Vogten boven bun Waterpas hadc toe te fchryven: want dewyl denbsp;^^ogtens, tot welke zy, in deBuizen geklom-^en,altyd of grooter of kleinder waren,naarnbsp;hiaate dat de Vogten of min of meer digt-^^iden zwaarte hadden, bleek ’erontegen-^'^ggelyk uit, dat zy zig telkens inEvenwigtnbsp;^^Hden met een zeker gewigt, ’tweikaltydnbsp;^nitrent hetzelfde bleef; en dewyl’er niets
aa-
-ocr page 164-' 502 De Waterweegkunde.
VII.LES.ariders was dan de Lugt, die met hun bö 2- af deois of de Voetfteunen hunnerKoIornUi^*’nbsp;gemeenfchap hadc en ’er op werken koP’nbsp;fprak het van zelf dat het die Vloeiftof wa* ’nbsp;welke men voor de waare oorzaak diernbsp;werkzelen houden moert.
Gevolgen.
De Buro DeProofneemingvanToRRicELLi waszu^
niet rugtbaargeworden, ofdeJNatuuf' gias. kundigen beyverden zig om ftryd om zet®nbsp;herhaalen, en in alle haareomftandighedeOnbsp;naauwkeurig na tegaan; ydervanhunhadtnbsp;zulk een Buis met Kwik op zyn Kamer haO'nbsp;gen, en ging ’er dik wils naar kyken. By zulknbsp;een naarftig en onophoudelyk onderzoeknbsp;konden de veranderingen, die’er inde hoogtenbsp;van ’t Kwik in de Buis gebeuren , nietlangnbsp;verborgen blyven; men merkte ze ook welnbsp;haart, en uit deBricven van den Heer ChA-Nöt, die toen de zaaken van den Koninënbsp;van Frankryk inZweeden waarnam,ziet meOnbsp;dat ’er de Heeren Descartes , Pascal eonbsp;Perrier, niet onkundig van waren, en dat
56 3
Drukkimg der Lugï.
reeds al op dien tyd begon te denken, vji.lES.
door middel van deere Proefneeming ®
nieuw Werktuig te vervaardigen ’c welk veranderingen van ’c Weer zou aan wyzen.nbsp;heeft het zedert den naam gegeevennbsp;Barometer of Baroscoop t dat is MaaU ^
•Hok of Peiltuig van de Zwaarte, der Lugt, •^“amelyk. [Wy noemen ’t in ’c algemeen rydennbsp;^cn?Pêfgt;rg/ay^ Enzeker,dewylhetdeZwaar-der Lugt is, die het Kwikzilver in denbsp;ophoudt, heeft men dan ook, als mennbsp;hetzelve of hooger ziet opklimmen of laagernbsp;baaien dan zyn middelbaare hoogte van 27 |
^uimen, geen genoegzaame reden om te ^^nken, dat. de Drukking der Lugt of ver-’^eerderd of verminderd is ? En is die Kwik*
^olom, die dus zakt en ryft, geen aan wyzer de eigenclyke Drukking van den Damp*nbsp;op dien tyd?
Al had de Barometer geen andere voordee- Het dan dit alleen, dat hyonsaanwees,ofnbsp;Vlociftof, waar in weleeven, met meer* deringennbsp;of met minder kragt op onze Lighaamennbsp;'''^fkteriperft, zou hy daar door reeds, en .
n. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;Oonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;met
-ocr page 166-De Wateeweegkunde.
VILLES, met voorkeur boven zoo veel andere of of*' ^ nucteofovcrrolligeflukkenHuisraads»^^'’
£ C ]L* nbsp;nbsp;nbsp;„f
plaats in onze Kamers verdienen;
hy heeft ook nog een ander voordeel, dat
merkelyk meer belang is, en hem onze
dagt waardig maakt. Hy voorzegt de velquot;
anderingen van ’tWeêr, inzonderheid als
veranderingen vry groot zullen zyn ; en
kan niet ontkennen, dat dergelykezoortegt;’
van Voorzeggingen zaaken van tamelykg®'
wigt zyn voor den Veldarbeid, voor de Rei*''
gers, en by ont elbaare andere gelegenhede'’'
Algemee- Ogg^e Eigen fchap van den Barometet neWaar-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j nf
neemin- onloochenbaar geltaafd en bekragtigd do»
SCTopde Waajneemingen van byna een ganfc^’^
enderzel- Eeuw,in verfchillendeLandftreeken gedaa’^'
verVoor-en door verfcheiden Perfoonen, op tekens*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•
naauwkeurigheid en opletrendheid meng®'
ruftelyk (laat raag maaken.Zedert het opreê'
ten daarenboven der Akademiën , heeft m®”
Mètèoro- Lyflen vanWaarneemingc:n,enfFeerkundiê^ logiques
waar uit deeze volgende Byzondef' .heden zyn op te maaken.
.1 Dat de Middelbaare Hoogte van h®^
-ocr page 167-DrÜKKIKG DER LUg'T.
.kwikzilver in den Barometer^ in FrankrykviLLES,.
^71 Duimen (t). nbsp;nbsp;nbsp;d Al.
4* Dat de allergrootfte Daaling niet ren cot26[28] Duimenjen deallergrootftenbsp;yzing niet volkomen tot 29 [31] reikt.
3' Dat die veranderingen, van ryzenen kleinder zyn omtrent den jEwmaar,
^’^aar grooter in de Noordelyke Landen. EquUta-Dat men, als het Kwik in den Baro-onder de 27 ! Duim zakt, Regen of ^iod, of ’c geen doorgaans liegt Weer ge-^°emdwordt, tewagtenbeeft,nbsp;y. Datmenintegendeeljalshetmevkclyknbsp;'^''ende tniddelbaare Hoogte ryfh, opStil-Droogte,ofmooi Weêr kan Raat maaken.
Dat deeze Voorzeggingen niet altoos
zc-
(Bebalven hel voorheenbhdz. 55* gt; aangemeikte,
^ nbsp;nbsp;nbsp;'^gt;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. ,j,ogt,„enookweeten, dat
Hoogte vooriiaamelyk afhangt van de verheffing der
boven de Oppèrvhkte der Zee, en dat zy dus overal,
^ reden van die Veiheflfing, onderfteH wordt dezelfde re
van den Barometer gerekend op z^\Engelfchsoi isomtrent F^ryffihc Duimen.H')
OO 2
• in de KederUtiden^ by voorbeeld,wordt de mlddelbaarc iïOnrv-
-ocr page 168-566 De Waterweeokundi. VILLES.zeker gaan, maar zomtyds wel eers
t.' nbsp;nbsp;nbsp;«en miffen, inzonderheid a!s de verander*'’'
gen in de Hoogte van ’c Kwik zeer la”» zaam gefchieden, en van weinigbelangzy”'
7. nbsp;nbsp;nbsp;Dat in tegendeel die Voorzeggingennbsp;Boegzaam onfeilbaarzyn, alshetK wike®’’nbsp;merkelyk groote langte in een zeer kor*””nbsp;tyd rylt of daalt, gelyk, by voorbeeld gt;3
of4Kynen, in eenige weinige uuren.
8. nbsp;nbsp;nbsp;Dat hec teParys vry zeldzaam gebeur’^’nbsp;dat de veranderingen van den Barometernbsp;verder dan van de 26 A tot de aSt Duin**’®nbsp;uitftrekken.
Verfchei Decze laatfte Waarneeming heeft aanl*’*' dLn'ten ding gegeeven om naar Barometers te we”'nbsp;vanBaro-fchen, wier veranderingen eengrooterVel^nbsp;in ’c ryzen en daalen afliepen j en waar”?nbsp;men derhalven de allerminfte verandering»nbsp;die ’er in de Hoogte van’t Kwik voorviel'nbsp;netter engemakkelykzou kunnen waaro””'nbsp;men. Men heeft’er ten dien einde verrel*”’'nbsp;den Zoorten en verfchillende Vormen
c
uitgedagt; Barometers met twee armen ” dubbelde Buizen, die men daarom
Bi-
-ocr page 169-DrUKKINO der LuGT 567
^^romettrs noemde; met een BogtofEllc-VILLES.
, en dergelykemeer, van welke wy bier deel. pt\e Befchryving geeven 2uUen, omdatzenbsp;t algemeen genoegzaam bekend zyn, ca
lt;iie uitweiding ons te ver van ons onderwerp afleiden. Wy zullen ’er hier alleen vaunbsp;^^ggen , _dat van alle uitvindingen enmid-^^len, daar men tot deezen tydtoe opbe-^agt geweefl; is om den 5aro»gt;er«rceverbe-en te volroaaken, ’er nog geene bekendnbsp;die voordeelen genoeg heeft en niet aannbsp;veel nadeelen en ongemakken onderhevignbsp;j om den voorrang te verdienen boven dennbsp;^«rometer vanToRRicELLi dat;is,dien, wel-
men doorgaans den enktlden Barometer p ^ *^°emtjen die in Figuur 25 afgebeeldftaat. Fig. %$.
Maar deeze laatfte, hoe enkeld en eenvou--p.-'^'ghyookzy, vereifchc, ombemnaarbe-fchappen hooren toe te ftellen, een voorzorg ennbsp;^^ftendheid.welke men zelden verwagtenkanenkeldennbsp;''3n de Werklieden, diezeopdekoop
]-iy moet gevuld worden met Kwik'Rieut-Li.
*’iver dat volmaakt zuiver is; de Buis moet minften il Lyn overdwars van binnennbsp;Oo 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wyd
-ocr page 170-568
De Waterweegkumde.
a. AF DEEL.
de
VILLES, wyd quot;zyn: het Glas moet volkomen en effen zyn: en daar moet geen hetnbsp;blaasje kleinfte Lugtbelletje, datnbsp;zien kan, tuffchen hetzelve en het Kwik*'^'nbsp;verzig vertoonen. De holligheid daareobO'
ven van de Doos, welke onder aan
Buis tot een Kwikbakje verflrekt, rno^*' van die wydce zyn, dat de oppervlak'nbsp;te van ’t Kwikzilver, ’t welk ’er in ftaat»nbsp;altyd, zonder dat men ’er veranderingnbsp;bemerken kan, nagenoeg even hoogblyf''’nbsp;terwyl die van ’t Kwik in de Buis ryftnbsp;daalt. Ook heeftraen wel zorg tedraageo gt;nbsp;dat de Graadtekening behoorlyk genoms'’’nbsp;en de Duimen en Lynen met de uiterft®nbsp;naauwkeurigheid afgemeeten en gemerki^nbsp;zyn: want het zou zeker een geweldig grool^nbsp;gebrek in een Barometer zyn,indien ’er op^^nbsp;middelbaare Hoogte van 275 Duimen eeni'nbsp;ge Lynen misrekening viel. Dit kan egt^*-zeer gemakkelykgebeuren, als menzig vef'nbsp;genbegt, gelyk men doorgaans gewoonnbsp;te doen, met vooraf een Plaat, daar de gt^^'nbsp;den reads op verdeeld en getekend zyn, 3®®nbsp;de Plank te hegten.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Schooö
-ocr page 171-s‘ö9
Drükkingder Luct.
Schoon wel de Natuurkundigen eenpaa-VILLES, van gedagten zyn, dat het Kwikzilver ^
a. afdeel,
de Buis van den nbsp;nbsp;nbsp;op zyn middel*^
^aare Hoogte opgehouden wordt en
door de Drukking van’tgewigt deryerande-
van den Dampkring, ftemmen ze egter j quot;foog^ ®'et volkomen overeen in hun oordeel over tedernbsp;Veranderingen, die men in de Hoogte g°*nbsp;Voorvallen. Men weetenerkent wel , dan dinbsp;'iat een grooter Hoogte van de Kwikkolom^”,^
^*^0 grooter Drukking van deLugc aanduidt:
*^aar waarom drukt de Lugt op den eenen '¦yd meer en mee grooter kragt dan op dennbsp;^gt;ideren, en welke gemeen fchap, watver-^and is ’er, tuflehen die meerder of mindernbsp;^erke Drukking, en tufichende verande-''^ng van ’c Weer die zomtyds eerft lonbsp;12 uuren daar nageTchiedt? Doch dit isnbsp;’c geen wy op een andere plaats nadernbsp;°f'derzoeken zullen, als wy van de Eigen-^'^happen der Lugt, en van de verfchillendenbsp;S^ftekeniffen vanden Dampkring, omftan-^^ger berigt zullen geeven.
VI
Oo 4
-ocr page 172-villes.
2. AF-DEE L.
570 De Wa terweegkünde. VI. Proefneeming.
Toefiel.
houdt een Glazen Pyp CD,
aan
Fig. 20. beide de einden open, met het een eind
de oppervlakte van eenig gekleurd Wat^’’ in een wyd Glas D , en zuigt ’eraan’taC'nbsp;der eind, met den mond, ofanderzin*,*^®nbsp;Lugt uit; gelyk in Figuur 20 wordt afg®'nbsp;beeld,
Uitwerkzels.
Zoo dra men de Lugt uit de PypzuigG klimt het Water’er in op , en vervultze,
Ophelderingen.
Opzui- Dewyl de Lugt een Vloei (lof is, overal Waquot;er®quot; over alle Lighaamen, die op de oppef'nbsp;door een vlakte der Aarde zyn, verfpreid, moetm^'^nbsp;hetWater, dat in het Glas onzer Proefne^'nbsp;ming is, aanmerken, als of het tweederl^ynbsp;verfchillende zoorten van gewigt hadde»nbsp;¦waar meê het op den bodem van ’t Gla*
drukte •
-ocr page 173-Deukxikg dkr Lügt. S71
naamelyk het een, datvanzynei-vii.LES. Klomp, het Water zelf; en bet andernbsp;' '^3n een Lugtkolom, die op deszelfs op-j^^tvlakte flaat, en ’er opweegt; want wy.
^*^0000 voorheen gezien, dat verfcheiden °gten, het een op ’c ander geplaatll;, met.nbsp;I^^lkanderen te zamen hun vereenigdenbsp;^'^aarteperffing op den bodem oeffenen.
r'
^aten we ons nu eens verbeelden , dat al Water verdeeld is in een zeker getal vannbsp;Kolommetjes van dezelfde grootte ennbsp;^*^te als die, welke voor de opening van denbsp;^yp ftaat; dan heeft ook, (kanmen zig ver-^®iden,) yder van die Waterkolommetjcsnbsp;dergelyk Lugtkolommetje van dezelfdenbsp;'^iddellyn, dat op haar ftaat en haar drukt:nbsp;men kan van yder dier Waterkolommet-yeggen, gelyk we zeiden van den gan-'¦hen Kiomp Waters die in ’c Glas is, datnbsp;¦y ptrll of dat ze nederwaarts dringt naarnbsp;bodem van ’t Glas, zo door haar eigennbsp;pwigt, als door ’tgewigtvanhetLugtko-^mtnetje, dat ze draagt.
Zco lang men de Lugt niet uit de Buis Denk-Oo y nbsp;nbsp;nbsp;zuigt.
572 Db W a T IR weeck uhdi.
VILLES.zuigt, ftaan alle de Toppunten van Vr Waterkolommetjes in hetzelfde Waterpa®nbsp;beeldvanVlak. Want dewyl ze alle even zwaar zy“
de Druk-uit zig zelve, en alle hetzelfde ge wigt‘^^*' LugUn^ op haar ftaat tedraagen hebben , is’erg^^®nbsp;dat ge- reden, waarom de eene of hooger ryzen ? ^nbsp;laager zinken zou dan de andere. Maar al*nbsp;eene van die Waterkolommetjes van ’tg®'nbsp;wigc der Lugc, dat ze droeg, ontheve'’nbsp;wordt, (en men ontheft’er haar van, wai^'nbsp;neer men deLugtdieinde Pyp wasopzaig''nbsp;en daar door wegneemt;) dan moet datK^'nbsp;lommetje noodwendig boven de anderein^^nbsp;Hoogte ryzen, om dat bet ’er dan geenE veD'nbsp;¦wigt meer meê maaken kan. En dewyl^®nbsp;Vloeibaarheid van den ganfchen WaterkloinPnbsp;niet toelaat, dat dit Kolommetje; dus op'nbsp;waarts geligt, een ledige plaats op den bO'nbsp;dem van ’t Glas zou openlaaten, wordt z®nbsp;telkens weer aangevuld ten korte van de aO'nbsp;dere Kolommetjes, die daar door geduuriênbsp;in langte afneemen, tot dat eindelyk, ‘^Pnbsp;die wys, allenskens het ganfche Glasle^iSnbsp;worde.
Ifl'
-ocr page 175-Drukking DER Loot, 573
ïndien de Drukking der Lugt op de op- VILLES, ^^^fvlakte van’t Water oneindig was, dai is ^nbsp;perk nog zekere maat had , daar zenbsp;^Phieldc, zou men op deeze wys door mid- jj
''an een genoegzaam lange Buis het Wa-bepaald.
en alle andere zoorten vanVogcentot onbepaalde Hoogte kunnen opvoeren;
’^^ar zo het gewigt van deLugtzyozeke-^®tnaac van Zwaarte heeft, zalmen, zoo '^gt;'a het Water tot die Hoogte is opgeklom-^^0, dat deszelfs gewigt, het gewigt vannbsp;Lugt, waar door het opgetild wordt,nbsp;®''enaart, ydele moeite doen met de Lugtnbsp;P'c de Buis te zuigen , dewyl de kragtvannbsp;Buitenlugt,nu alles gedaan hebbende watnbsp;doen kan, verder niets zal kunnen uit«
VII. Proefneeming.
Toeflel»
In deeze Proefneeming gaat men even eens in de voorige te werk, behalven dat mennbsp;Cu van Kwikzilver, in plaats van Water,
-ocr page 176-574 De-Wateeweegkundji.
VILLES.ter, bedient. De Pypmoet30Duimentco t' tv minften lang, en niet meer dan een LY*’nbsp;wyd zyn.
Uituuerkzsls-
Het Kwikzilver tot 271: [Paryffche] Dui' men of daar omtrent opgeklommen, blyfe opnbsp;die Hoogte liaan, enryftnietmeer, algaa''nbsp;men, zoo lang men wil, met zuigen voort*
Ophelfkringcn.
Een Tot volkomen begrip deezer Proefnee'
vanquot; hebben wy by de Ophelderingen *
27iDuim welke wy over de voorgaande gaven, niets
ftaac nbsp;nbsp;nbsp;[jy j.g voegen, dan dat de Zwaarto
de Lugt nbsp;nbsp;nbsp;jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lt;3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7
. in Even van de Buitenlugt, die de Kolom Kwikzii'
wigt. ver naar boven tilt, zig nu, dewyl he^
Kwikzilver een merkelyk zwaarder Vloei'
ftof is dan het Water, in even wigt bevindt
met een Kolom, die vry wat korter is. In'
dien wy een Vloeiftof kenden die nog
zwaarder was dan het Kwikzilver,derzel'
’ ver Kolom zou ongetwylFeld nog korter
zyOgt;
-ocr page 177-573
Drukking dir Lugt.
en op eene nog kleindere Hoogt einvn.LES,
2. A F*
enwigt met de Buicenlugc ftaanbly ven.
deel-
Gevolgen.
men de Lugt uit een Pyp of Buis Spinten , door dezelve met den mond ’er uit te ^pèn'nbsp;^'^'gen, of wel door een Kurk of Stop, dienbsp;nee in paft, van binnen door de Buis vannbsp;beneden naar boven te trekken, is een zaak,
^'e ten opzigt van ’t Uitwerkzel, dat ’er geboren wordt, op hetzelfde uitkomc.
^^ant men doet op beide wyzen niets an*
^ers, dan dat men de Lugt, dieopde Vloei-ftof ftaat, gelegenheid geeft om haar kragc ^0 Periling te oelFenen; en dat is genoeg,
Otn de Vloeiftof naar boven te doen klim-'i'en. Dit is juift hetzelfde als het geen men *'1 Spuiten en Zuigpompen ziet gebeuren:
''^ant de Zuiger door het bolle/ïö/r-owd, dat bevat, van beneden opwaarts geirok-ligt de Lugtkolom, die op zyn bo-''^oplat of t op ftaat en daar op drukt, medenbsp;^aar om boog: onder hem ootftaat ’er in hetnbsp;bolrond een ledige plaats en ruimte zonder
1^
-ocr page 178-'576 De Waterweegkundè.
VILLES, der Luge, daar het gewigt van den Da®P* deel. lering het Water in op doet klimmen, gelV’^
in de Glazen Pyp van de voorgaande Proef'
PL. 6. Deeming. Zk Figuur .
Fig. 27. Maar dewy] net gewigt van den DarPP'
Voordec-^^™® nbsp;nbsp;nbsp;heeft, en een WaterKO'
lender looi van omtrent 32 [[Paryffche]] Voek^ pg|j®P°®'hoog Cf ), Evenwigt met hetzelve maakt oPnbsp;plaatzen, die niet veel boven het Waterpa*nbsp;der Zee verheven zyn, begryptmenlig^^^'nbsp;lyk dat zulk een Pomp, als daar wy ruva!^nbsp;fpreeken, en welke men doorgaansZaigpo”^'nbsp;^spiran- pen nöemt, het Water niet tot allerleiHoog'
t€S nbsp;nbsp;nbsp;if
tens kunnen brengen. Als deeze het wer^-niet afdoen kunnen, bedient men zig vao die zoorcen van Pompen, daar we te voO'nbsp;ren reeds gewag van gemaakt hebben,nbsp;die we den naam gaven van PerspovipeK'nbsp;FmlantesWsint dewyl in deeze Jaatfte de WaterkO'nbsp;lom, die men optik, onmiddelyk boven opnbsp;den Zuiger ftaat, cn door denzelven als naafnbsp;boven gedraagen wordt; én dewyl die Zoi'nbsp;ger in beweegiog gebragt wordt door eoD
krag*^
W (DatisRyriUndliiie 33. Amftcrdamfcbe 3^1
-ocr page 179-577
Drukking der Luo r.
[tj welke men naar welgevallen tot zul-VILLES, giaad, als men wil» vermeerderen kan,®'
graad, als men wil, vermeerderen kan, men duidelyk, dat men op die wys hetnbsp;^ster zoo hoog kan doen opklimmen alsnbsp;goedvindt.
^aar zode Perspompen dus het voordeel hebben , dat ze het Water tot allerlei Hoog pgjjnbsp;^®tis kunnen opvoeren, zymiflenegter ookPogt;nP^”*nbsp;den anderen kant het voordeel, dat mennbsp;gelyk de Zuigpompen, zetten kan,nbsp;men wil, en bultende Putten of Bak-daar men ’c Water uit wil pompen.
’[ is buiten twyffel een zeer groot on-ë^mak, dergelyk zoort van Werktuigen te P^3atzen, te herftellen, aan den gang en innbsp;'^''de te houden, in diepe Putten en Kuilen,nbsp;^’sdikwils zeer eng zyn, en bezwaarlyknbsp;te maaken, om ’er by te kunnen ko-; en dat wel nog veeltyds in Landen,
•^aar gebrek van bekwaame en kundige kerklieden den ganfehen arbeid, en ’ton-^^fhoud dier Pompen nogmoeielyker maakt.
Alle deeze ongemakken vermydt menen Zamen-^^Qiet in tegendeel een dubbeld voordeel ,
ais
578 De WATERWEiaicuNöE*
VII.LES als men de Pompen op zulk een wys DEELnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dac het Zuigpompen en Perspo'®
''^en tefFens zyn. Het afbeeldzel van en Pers-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;of zamengeftelde Porop^'^^
De Zuiger zuigt. alsW
pomp, FL. 6
men \ü Figuur 28.
Fig. 28. klimt, en perd als hydaalt. DePyp.
het Water van de Wel naar de Pomp leidquot;' mag ’t is waar, niet meer dan op zyn hoog^nbsp;32 [Pary fiche] Voeten loodrcgteHoogtehe'’’nbsp;benj maar zulks is veeltyds genoeg oind''nbsp;Pomp een plaats te geeven, daar men met fnbsp;makkan bykomen: en de opgaande Pyp, d'*'nbsp;het Water van dePerspomp naar boven leidquot;’nbsp;kan men zoo lang maaken, alsde beweeg'nbsp;kragt, welke men ’er toe gebruiken wil gt;nbsp;toelaat.
Zuig- Als men zig van Zuignompen wil bedi^' pompennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, knbsp;nbsp;nbsp;nbsp;a
trekken quot;^^n, moet men op den «and der Plaats ag
’t Water geeven. Want dewyl dezelve het Water ni®quot; overalnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.ri
niet even opwaarts voeren, dan door de Zwaarte
hoog. den Dampkring, die op de oppervlakte
de Wel of Ader drukt; zal, hoehoogerd'® Welen Ader boven’tWaterpas der Zeelegquot;’nbsp;deLugtkolom, die’er op drukt, korter,®®
vaO
-ocr page 181-^73S) , een Barometer op ’c hoogfte der ^
minder langce zyn. Ik bragt,den ^3 Jüly VILLES.
•^ipifcbe Gebergten; en bevondc, dat het kwikzilver daar omtrent een vierde laagernbsp;kondt dan te Turin (tgt; Had ik’er derhalnbsp;een Zuigpomp naar toe doen brengen, en
Zo
l iCÖeHeeiNOLLET moet dun op den alterhoogftea Vah Bergen niet geweeft zyn.De HeerNEEDH AM bevondc»nbsp;’t reizen over de Alpen, in 't Jaar 175 i, de hoogte van 'tnbsp;kwillrzj[ygj.;j, den Barometer op Mmt Toxrnémaat i SDuimnbsp;®n 9 Lynen, daar deszelfs hoogte te Turin, in Piemont,nbsp;geweeft ay Duim en 4 Lynen. SCHEUCtiZERhadcnbsp;gt; op den hoogften der Switzetrche Alpen, ton * Duin»nbsp;* i Lyn zien ftaan. Dit zou zeer naby een derie laager zynnbsp;’^an te Turin: waar door de opheffing van het Water nognbsp;®*eer verlaagd zou worden dan tot 14 Voeten. Maar , wilnbsp;'’'®n het op Amjleldamfche Voeten van 11 Dulirren neemen »
zou het’er byna op uit komen. DeHeèrMüSSCHEiï'
®®.OeK tekent , dat de middelbaare drukking vatt Dampkring, in onze Provinciën, een Waterkolomnbsp;3 3.! Rynlaadfihe Voeten evenaart: doch wy leggen
'®r wat laager dan Parys of Turin. Aan de Oppervlakte deï ‘'®e Wordt de middelbaare hoogte van het Kwikzilver,in dennbsp;^’fometer, gemeenlyk op tiParyJfeheDolmea geiêkend.H.]
5So De Waterweeskunde.
VII.LES
2. AF D£EL.
.’er aldaar meê aan ’tPompen kunnen ga3n,zy zou my het Water op zyn hoogfl: niet bo^'nbsp;ger gebragt hebben dan 24 Voeten: env^l’nbsp;den anderen kant zou men , in tegendeel, 0'^nbsp;dezelfde reden.inongemeen diepe onderaartJ'nbsp;fche Putten merkelyk grooterUitwerkz^l*
van ’t gewigt der Lugt verwagten mogei'» dan men hetzelve op andere plaatfen zietnbsp;weeg brengen.
Wyze
¦vanDrin ken van_nbsp;verfcheinbsp;den Vo.nbsp;gels ennbsp;viervoetige Dienbsp;ren-
Het is een werking, genoegzaam vanden*
zelfden aart als die der Zuigpompen en o? .dezelfde Grondbeginzels fteunende, daarnbsp;verfcheiden zoorten van Dieren gebruik vannbsp;maaken; gelyk Vogels, die lange Bekkennbsp;¦hebben, als Reigers, Oyevaars, Snippennbsp;en dergelyke, en de meefte ViervoetigeDin'nbsp;ren, Paarden, Koeien, Harten en ander®nbsp;meer, om het Water op te trekken en naarnbsp;hun Maag te voeren. Die Dieren drinkennbsp;al zuigende; en zuigen is niets anders, dannbsp;de binnenlugt, door het verwyden en uic*nbsp;zetten der Holligheden, die haar bevatten»nbsp;te verdunnen, en daar door den Dampkrin.?nbsp;gelegenheid tegeeven, om met haar Drukking
-ocr page 183-Drukkiwo der Lü6T. 58i
en Perskragt te werken. Als de Borft VILLES. ^'8 uitzet, maak t zy, even als een Blaasbalg^'^'^^nbsp;^iens beenen men van elkanderea vcrwy*
^^rt, een nieuwe Lugtledige ruimte, welke Buitenlugt dan wederom vervult, ’tnbsp;men Adeinbaakn noemt; doch indiennbsp;middelerwyl den Mond in ’c Waternbsp;S'^dompeld houdt, ofdenzelvenvolWaternbsp;zal deeze laatile Vioeiftof, aliszynbsp;^2ager dan de Maag, daar de Lugtledigenbsp;plaats gevormd wordt, ’ernaar toegedree-'en worden door ’t gewigtvandcLugtdesnbsp;Blampkrings, die haar drukt en voortperft
Zo (t) [De Autheur toont Wet Zonneklaar, dat hy grootcïnbsp;^atimrkundigedan Geneeskundige is. ’t Gaat altydmank,
’*'anneer men de Werktulgkunde toepaft op de Huishouding Menfchelyk Ligoaam, zonder dcszelfs Geftel te ken-of in aan merklng te neemen.
'•Hetisvalfch, dat rot het Zuigen ee» Ltigtledi^e f laats in ^aag gevormd wordt. Dit gefchiedt nooit en het kan niet jjingennbsp;S^lehleden: ook is’er geen reden toe.Zulks blykt,ora dat vry o'Tltreiltnbsp;®iolt te gelykZuigeii en Zwelgen. Als wy ïwelgen lullen, hetZui.
582 De Waterweegkonde.
vn.LE3. Zo ’er na deeze Ophelderingen, welk® deelquot;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;werking der Zuigpompen,
van de andere Uit werkzels van dien aart g®' geven hebben,nog eenige onzekerheid over*nbsp;bleef; zo mennogaltwyfFeldcofdeDruk'
moeten -wy, voor dat oogenbllk, ophouden met Zuigf* Ieder een befpeurt dit ligcelyk in het Drinken. Ten anderennbsp;IS 't een Zaak, die dagelyks voorkomt in het Tabakrookeonbsp;Teelen rooken een Pyp uit; zonder eens te Zwelge”'nbsp;Indien ’er een Lugtledige plaats in de Maag tot het Zuig®**nbsp;vereifcht werd, zo moeft de Rook, by ieder ophaaiing»nbsp;in de Maag komen; ’t welk zy niet doet, dan by de gene»nbsp;die ’t Rooken niet gewoon zyn en daat door aan ’t Braakehnbsp;laaken.
a. Tot het Zuigen woidc ook geen lugtledige Plaats IBerfi gemaakt. Dit kan niet vallen: want de Ademhaalingnbsp;heeft ’er geen volftrekte Geraeenfchap mede. De Beeft'®nbsp;Ademen uit en in, zonder eenige verhindering, terwyl^^nbsp;Drinken. In de jonge Kinderen openbaart zig een zeer g''nbsp;meenzaam Bewys vaa deeze Zaak: dewyl men ze, doo'nbsp;hun de Neus digt te houden, aanftonds belet langer teZuig'®'nbsp;Hoe Zuigt men lt;i4»?Men moet tuffchen seagt en fierk Zuig'®nbsp;ondericheid maaken. Zuigen gefchiedt alleen door d'nbsp;verwyding der holligheid van den Mond,die als dan argefl®®'nbsp;len isjZowelvande Maag als van de Borft: ’twelk zeer d®‘'
4»'
-ocr page 185-Drukking DER Lugt. 583
blykt ï dewyl niets gt; op dat oogenblik, naar die plaat-* toegaat, of door deNeus ultkomt;maar al het ingezooge-®^tn(len Mondblyft, tot dat noen zwelgt. Tot beteert Zui-holligheid desMmds eerft, door middel van d«nbsp;^orft, die zlg zeer uitzet, om zo te fpreeken L«gtledig gt •nbsp;xiaatf, zonder dat egter iets van’t ingezoogeneVogtindenbsp;*orlt komt, dewyl het kondig Klapvlies, ageer in dennbsp;^ond en boven deKeel hangende, jn ftaat is, oni de hoj»nbsp;^'gheid des Monds, van agteren , volkoinen af te fluiten.
Het is dan wel waar, dat het inzuigen der Vogter, eeniger-•“^ate gefchiedt op de manier van werking derZuigpotnpen; '^Och de Lugtledige plaats wordt ten dien einde niet gemaaktnbsp;•h de Maag, welker Gellel volkomen daar tegen fliydt :veelnbsp;®'gt;n in de Borft, die tot fterk Zuigen. (gelyk plaats heeft,nbsp;'Wanneer men de Liigt uit een Glas wil Zuigen, of derge-'yk,) zodanig dooc Lugt wordcuitgefpannen, dat men»nbsp;kttZo i^nguitgehouden hebbende als mogelyk is, door eennbsp;*''*'aare Uitademing weder ruft verkrygt en van de vermoei»nbsp;i^gveiftifcht word t.H.]
Pp 3
-ocr page 186-5S4 De WATE R WE KGKU NDE. '
VII.LES.
2. AFDEEL,
VIII. Proef NEEM ING. Toejlel.
Pl^ Men zee op de Koperen Plaat van
Fig- 29. Lugtpomp een klein Bakje met Kwikzilver»
en men dekt het vervolgens met een 0»^' Rediera vangglas, daar een klein Zuigpompje opnbsp;ftaat, welksPyp, die van Glas is, met zy''nbsp;beneden-eind in ’t Kwik van ’t Bakje gO'
dompeld wordt. nbsp;nbsp;nbsp;Men trekt de Lugt,zoO
volkomen alseenigzinsraogelykis, uit Ontvangglas.
Uitwerkzels.
Als men den Zuiger van bet Pompje 0^ hoog trekt, voelt men een vry Berken tO'nbsp;genftand, en het Kwikzilver klimt niet ionbsp;de Glazen Buis op; maar, zoo dra men donbsp;Lugt weer in den Ontvanger ingelaateonbsp;heeft jdoet het Pompje zyn werking alsna^’’nbsp;gewoonte.
Ophelderingen.
DeDruk- Wy beweerden dat de Drukking van
Deükkikg der Luct.
585
S^Wigt der Lugt deVIoeiftofFenin deZuig-viI.LES; Poiiipen doet opklimmen; die Diukking®'^-^*'' ’nbsp;men weg als men het Glas, waarnbsp;Kwikzilver geplaacftis, LugtledigLugtisnbsp;^aakt, en de Pomp heeft dan geen gangnbsp;^®fking meer. Het blykt derhalven zonne* gentlykenbsp;*^ar, dat hetgeen, ’cwelkmenweggeno-®”™^*^nbsp;*^^0 heeft, (de Lugt, naamelyk, en derzel klimmennbsp;Drukking) de waareen cigentlykeoor-^®^
^®ak is van het opklimmen der Vogten inpompen. Pompen.
De moeielykheid, daarenboven,en tegen-En van ^andjdien men gewaar wordt, als men dennbsp;“Ruiger om hoog trekt, na dat men den Ont- trekken
banger ledig gepompt heeft,isookeenbewys^an den
''ao de Drukking en ’tgewigt der Lugt, Of Spuit, ’t Pypje van de Pomp, op eennbsp;^dgtledig Glas fluit, dan of het van onde-geflopt zy, is een zaak die op één uit-^^mt. Zoo lang de Zuiger, op zyn topnbsp;'^oor een Lugtkolom gedrukt, die van bo-naar beneden perfl, op denzelfden tydnbsp;'^an onderen opwaarts gedrukt wordt doornbsp;^^0 andere Kolom, van dezelfde Lugt, dienbsp;Pp 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;of
586 Da Waterweko KUMDS.
viI.LES.of onmiddelyk of met tufTchenkomft van EI* andere Vloei ftof, d ie ze voortftoot, zyonbsp;dem fchraagc en opboudt; die Zuiger bly^*'nbsp;tuflchen deeze Drukkingen, als tuffche''nbsp;twee gelyke kragten, in Evenwigt, ennbsp;heeft, om hem te beweegen, geen anderennbsp;weerftand,dan dien van zyn wryving teoveï'nbsp;•winnen: maar wanneer men de Lugtkoloin»nbsp;die hem van onderen ophieldt en onderfteuO'nbsp;de, wegneemt, kan men hem nietnbsp;om hoog trekken, ten zy men tefFens deLug^'nbsp;kolom,die boven op hem ftaat,opligte;en di®nbsp;Cyhndre Lugf^olommaakteenSo/uit,diedeganfch®nbsp;Hoogte van den Dampkring tot zyn lang^'’nbsp;heeft, en zoo dik is als de Zuiger, daar hpnbsp;alszyn Voetfteuu, opftaat,
Gevolgen.
DeDruk-
king der Men zal zig hier het raiddelgelieven pejfl het herinneren, daar wy ons in de tweedenbsp;Water en van bedienden, om het Wateren’t Kwik'
•y •!_
door ’t nbsp;nbsp;nbsp;openingen en tuflchenrui®'
Hout en tens van ’t Hout en van ’t Leer heen te dr^'
de*Lugt- ’* nbsp;nbsp;nbsp;wenu vagt;*
pomp.
-ocr page 189-587
DkUKKINO DERLtIGT.
Drukking der Lugt gezegd hebben, ge- VII.LES. ^’’akkelyk begrypen kunnen, waaromnbsp;^loeiftofFen door de bodems henen drongen,nbsp;men de Lugt uicde Glazen gepompt ^nbsp;daar ze op ftonden. Want yderziec \ Stuk.nbsp;^'iligtelyk, dat, als mendeLugt,dievan^'®'j^'^’°nbsp;^öderen tegen deboderosEvenwigt maaktenbsp;die, welke ’er van boven op drukte,nbsp;quot;^^gneemt, gelyk wy in die Proefneemingennbsp;'^^eden.deeze laatfte ofBovenlugt al de kragtnbsp;''an haar gewigc op het Vogt oeffent, en het-Zelve door de openingen heen perft.
Een toegedrukte Blaasbalg, wiens pyp en Beletn-Lugtgat digt zyn geftopt, heeft geen vrye “egging Eeweeging meer; om dat hy, even als de Zui- van eennbsp;8er van de Spuit of hetPompje der voorgaan - Baa^bafgnbsp;Proefneeming, een geweldigen Klompnbsp;¦^ügts draagt, daar niets, dat’er van binnennbsp;’s, Evenwigt meê maakt.
Om de zelfde reden kanzigookde BorftDoods^ ^er Dieren niet meer uitzetten, gelyk ze ge- \nbsp;'^oon is tedoenby’tAdemhaalen, zoo draverdrin-hien de Buicenlugt, die’er in moet komen,nbsp;den vryen toegang te eenemaal affluit: en denbsp;Pp 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ont-
-ocr page 190-2. AF-D22 Li.
5S3 De TV ATEKW Kï «5K ÜlTDï, Vir-LES.Oncleedkundigen zyn eenpaarig van gedag'
ten, dat de Dieren, die verdrinken, niec zoO
zeer aan de menigte van ’c Water, dat ze io' zwelgen, fterven, dan wel om dat denbsp;woone Beweegiog, die tot het AdemhaaleOnbsp;wordt vereifcht, gefchorft en hun bele^nbsp;wordt (t).
Tot hier toe fpraken we van de loodregt^ Drukking der Lugt. Haar Zylinkfcbsnbsp;Zwaarte-Perffing of Drukking kan men uitnbsp;de volgende Proefneeming opmaaken.
IX. P.ROEPNEEMING.
Toeflel.
Men zet op de Koperen Plaat der Lugt' pomp een klein Molentje, op een vryzCt
dat
(f) Over deoorziak des Doods in de Drenkelingen, k'*® de Leezer nazien deGedagtenenProefneemingenvand^!®nbsp;Heer van HALLEK en de daar bygevoegde Aanmerk^*'*nbsp;gen 5 in dc Ult^ezogte Verhandelingen uit de menwjienbsp;'van ie Soticulten der Weetenfchappen en van andere GeUct^^^nbsp;il/ijKnew,III.DEEL.Amfterd. 1758, Wadzyde 174»
-ocr page 191-589
Drukking der Lugt.
,2. AFDEEL,
ftec ’er behoorlyk vatt op fta. Men be • viI.LES.
het met een klein Ontvangglas ter zyden een opening hebbende, daarnbsp;klein Stukje van een Buisje influit, datnbsp;met den Vinger digt toeftopt, terwylnbsp;de Lugt vanbinnen, door flegts éénennbsp;met dePorup te doen, tamelyk verdunt,
Vifwerkzeh*
2oo dra men den Vinger van het Buisje ®foeemt, om de opening vry te laaten,
^oort men een zoort van geblaas, en men 2iec het Molentje zeer fnel ronddraaien.
Opheldsringen.
Het geblaas, dat men hoort, kan nergens Zylinkfe ^tiders aan worden toegefchreeven, danaan^/^j^'^i^nbsp;Lugti die met een merkelybgroote fnel-Perskragtnbsp;^^id van buiten naar binnen in’t Ontvang-ëWasje indringt, om de plaats van de Lugt,nbsp;d'^men ’er Uitpompte, weêr te vervullen:
dewyl het Buisje, dat haar den doorgang ''^rleent, Waterpas ilaat, kan men zig nietnbsp;^hthouden van te erkennen, dat de Lugt,
even
-ocr page 192-590 De Wa'terweegkunde.
VII LES even als alle andere Vloeiftoffen, de
2. AF' kragc van haar Zwaarte , of haar Drukk’®^’ zoo wel Zylinks oelFent, als loodregtnbsp;boven naar beneden.
Gevolgen.
Zylinkfe Het is yder genoegzaam bekend, dat^^'’
Druiv yQ] Vat,'t welk maar ééne opening om la®ê’
t II W r nbsp;nbsp;nbsp;•
Liigt be- (het Zwikgat, by voorbeeld^ heeft,niet
tydsdoi nbsp;nbsp;nbsp;''^n een
Uitloop groote wydte zy. Dit komt daar vandaal’»
der nbsp;nbsp;nbsp;jjg Lugt door haar Zwaarte het Vog^gt;
ten, uit nbsp;nbsp;nbsp;,
een Vat. «at ’er uit wil loopen, en minder, dan
weegt, om dat het geen genoegzaame hoog' te heeft, als een Tegenwigt ophoudt en oO'nbsp;derfchraagt. Maar als men aan het boveh'nbsp;fle gedeelte van het Vat een opening maakt»nbsp;doet de Lugt, die door dit nieuw Gat fPnbsp;het Vogt drukt, dezelfde kragt om het va”nbsp;boven naar beneden teftooten, alseendet'nbsp;gelyke Lugtkolom doet om het te beletteD»nbsp;dat het door het onderfte Gat niet uitvloei^'nbsp;Deeze Werking, van weêrszyden gelv^'nbsp;vernietigt derhalvenzigzelve, enhetV^ê^
zakt
-ocr page 193-ÖRUkitl MO DER LucT. nbsp;nbsp;nbsp;59*
door zyn eigen Zwaarce naar beneden VILLES loopt het Gat uit, Deezeverklaaring van^EÊLnbsp;‘c Uitwerkzel kan ook gevoeglyk dienen
reden te geeven van zeker Verfchynzel, in den eerflen opflagvry zeldzaam voor-Ottic. Men vult de Fles AC, in iiguur^'^ p L. 7.nbsp;®ëeeld, met Water Zy heeft terzydenin^*^quot;•3^•nbsp;^^on klein gaatje, dat men met een Kogelt-'^afcb geftopt houdt. Door de Kurk, dienbsp;''Nauwkeurig op den mond paft, en diennbsp;fluiten moet, gaat een Glazen Buis B,
'^an weerzyden open ,en die men evenals de ^les met Water vult. Als men het gaatjenbsp;^Nt in A is open maakt, loopt het Waternbsp;oit, zoo lang tot dat de Buis B ledig is,nbsp;dan houdt het aanftonds met loopenop.
Het Water, het welk deBuis bevat, moet nng ^oor zyn eigen Zwaarte zakken en uitloo-^o°''-
dat de Lugt hetzelve in Bevenfterkj^jgr Zy.
''derwaarts drukt, als ze het tegenhoudt in hnkfó
Maar als die Buis geheel ledig geloopenking.'
'N, moet het uitloopen ophouden. Want ''et Water, dat onder AC is, wordt doornbsp;^yn eigen gewigt neergehouden en ruft op
den
-ocr page 194-592 D E Water wEECKü^DE.
vn.LES.den Bodem, gelyk het in’t algemeen in
2. AF-D£EL.
DeZy-
linkfe
Druk-
Kopje of Bakje of iets dergelyksftaanblyf*'' Het geen boven die Lyn is, wordt innbsp;Hoogte opgehouden, niet alleen doornbsp;Drukking der Lugt in A, maar ook ooênbsp;daarenboven door die van een LugtkoloD'»nbsp;welke langs B door de Buis werkt.
Alle Uitwerkzels, eindelyk, die van Drukking en ’t gewigt der Lugt afbangeoinbsp;deLugt^^gebeuren zoo wel in beflooten Vertrekken»nbsp;in bc-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;als in de open Lugt; de Barometer , by voot'
nha'tfen, nbsp;nbsp;nbsp;jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;op dezelfde Hoogte ftaaD,^!’
ten werken
kamers, de Po.mpen trekken het Water even goed op in bedekte en afgellooten plaatfen, dan opnbsp;daar bui- andere. Hier uit blykc duidelyk, dat o®nbsp;Daken en Zolderingen de Lugtkolom,nbsp;het Kwikzelver en andere Vogten ophou^^nbsp;en klimmen doet, nietaffnyden en daareeOnbsp;einde doen neemen, maar dat die haar Druk'nbsp;kragt en gewigt van den Dampkring oD^'nbsp;Jeent, daar zy Zylinks door Deuren en VeO'nbsp;llers amp;c. gemeenfehap meê heeft,
Wy gaan over tot de Proefneemingeo gt; waar uit de regt op waarts Perffing der Lug*^*
haat
Drükking dee LügT. 593
Drukking van beneden naar boven j be- v li.LES '''eezen wordt.
X. ProEFNEEMI Nü.
ToefiiL
Glaazen Buis, in Figuur afgebeeld, T L. l. men geheel met'VVater;anen dekt der zei-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2^*
'’^fmond met eeDStukPapier,dat rondsom de ^Oorden van ’t Glas wel naauwkeurigraa-moet; men houdt ’er de hand tegen ,nbsp;keert dan de Glazen Buis hetonderftbo-'’EDj zoo dat ze loodregt naar beneden hangt.
s^onder verandering hangen, en ’tPapier, hetzelve tot een Voetfleun verftrekt,nbsp;yfc tegen den mond van’tGlas aanzitten.
Ophelderingen.
Water, dat in de Glazen Buis is,belet
-ocr page 196-lt;94
De Waterwüegkukdï.
2. Ap. VEEL.
VIl.LES kannietdaalenen’eruitloopen, zonder
Lugckolom als DE, die tegen den groi’'
dït
de zoldering ruft wegteftooten: maar betWa-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kannietZywaartsuicwykenenlt;lt;®^
tt. F Fd l C
een open vloeien, om dat zy van alle kanten opS keerdenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;onderfteund wordt door
Fles te Dampkringzelven, wiens gewigt inftaat^o'^ loopen. 2yn om een vry grooter Klomp Water gt;
Kolom van 32 Voeten hoog, te draagt*’’ De weêrftand derhalven van de Kolom Dnbsp;door de nabuurige Kolommen onderftdf»nbsp;moet meer dan genoegzaam zyn, omteh®'nbsp;letten, dat het Water uit de Buisnbsp;valle.
En houdt Het ftuk Papier dient in deeze Proefo®^
cenPa- nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, ti
piertje niing nergens ander toe, dan om voor
ƒs^komen, dat de Kolommen van deeze
di®
, die uit hoofde van het gr^^' flooten. verfchil tuflchen haar beider Digthedennbsp;veel moeite zouden hebben zig by één eDnbsp;verband te houden, zig verdeelen,nbsp;hier of daar tuflchen elkanderen in raak®*’'nbsp;AlsdeLugten’t Water tegen malkaar
PruKKIKo der Luct.
595
^''^orzorg onnoodig, gelykmen reeds in devn.LES, ''^orgaande Proefneemingen beeft kunnen'^- -^R-Zien.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;® =
Gevolgen-.
kan zig hier het Beurthoudend Tafel-
^¦^oteintje te binnen brengen, daar wy onsDruk-
''oorheen van bedienden om de vaftheidl^h’S^der
Lighaamen, doorbet aan toonen van den oorzaak
''^^drftand der Lugc, tebewyzen, en men j-,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;”nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bcurt-
nu getnakkelyk de oorzaak bygrypen houdend
^bnnen, waarom hetbeurtelingsWacer geeft pn n-ionbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. , „nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fonteins
nltilftaat. Want zoo lang als de Pyp, diCjg
deLugt naar het Vergaderbakje brengt, vanj ^£^1-
'^t'deren geflopt is, is dc Legt die op de mon- bladz.98,
den van de kleine Buisjes ftaac, die het Wa-
Spuiten, veel fterker, dan ze behoefde
^yn om te beletten dat het Water neêr-
^^It; dewyl hetzelve de neiging van zyn ei-
gewigt niet volgdn kan, dan wanneer
hst
zig tuffchen twee Lugtkolommen van
V. nbsp;nbsp;nbsp;-------------o................ ' ~
S^^yke Drukkragc bevindt: en dit laatfte ge-telkens, als, door het wegloopen van *- Water uit de Kom, de onderfte openingnbsp;Deel.
596
De WATEKt?EEGKÜN»S.
VILLES, van de Pyp bloot raakt. In de zelfde
hebben wy ook gefproken van een zoott
en van de Pompj e of Pyp met een Buik, daar
Werking zig in de Keukens van bedient tot het over-
vanWyn.|^ ygjj het Water, dat raeninTinnei' pompjes.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,.
Fleffen wil te Koelen zetten. In Werktuigen bly ven ook de Vogten hang^*’nbsp;door den weêrftand, dien de Lugt, dootnbsp;haar Drukkragt, van beneden naar faoveonbsp;oeffent; en die altyd onfeilbaar datüitwerk'nbsp;zei voorcbrengt, als men de bovenfteop^'nbsp;Ding met den Vinger toehoudt, om te bs'nbsp;letten, datdeLugtkoIom, die’er opnbsp;haar gewigt niet voege by dat van ’t Vog^nbsp;zelf.
Toejlel.
^ PGHI, in Figuur 33, verbeeldt een kron’'
me Glazen Buis, wier een Been langer Fi£. 33*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7
Scypbon dan ’t ander, doorgaans genaamd een lieven-Het Korde Been dompelt men in een
of Glas met Water; en zuigt inl, ofi'f’®'
defl
-ocr page 199-S97
D RÜKS1H6 DER LWGT.'
LugtuitdeBuis.
Uitwerkzels.
Door het Zuigen, da t men in I doet, loopt Buis vol Water, en zoo dra men’er dennbsp;l^ond afneemt, begint het Water ’er uit tenbsp;^°pen, ’t welk zonder ophouden duurt,nbsp;lang’er Water in’t Glas is.
, Ophelierhigen.
Het Water, dat in’t Glas is, overzyn Druk-
^nfcheoppervlaktedoor ’t Gewigt van den *Lu|t oor
^mpkringgedrukc, zoekt zynUitloop door zaak van
plaats daar het de zelfde Drukking niet
gewaar wordt. Hierom vult het aan- ongelyk
^ondt de geheele kromme Buis, zoo draf®^^®quot;' ihp ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;deHe-
^ '=u er de Lugc uitzuigt, en derzelverWer- velg.
quot;’g op den mond van den Hevel in P doet
‘Ophouden, Indien de twee Beenen even lang
'^^ten, gelyk P G tn G H,zou 'er na de Zui-
^’'’g geen Uitloop meer plaats hebben, de
Vl de Logtkolom, die dan in H weêrftantï
*^den zou, even hoog of lang zynde als die,
59S
De WATEttWEEGKUNDE.'
VII.LES.welke in P drukt, EveiiwigttnethaarmaS'
ken zou, en het Water door zvneigenZwaaf'
te wederzyds doen nedervallen. Maara'*
één vandecweeBeencnzyn mond laager e'’
beneden de oppervlakte van ’c Water inds
Verlaatbak heeft, gelyk GI, is de LugtkO'
lom, dieopdienmondftaat, fchoonzelaO'
ger is dan de andere die op den mond van ^
Glas drukt, egterniet rnagtig, omdenUii:'
loop van ’c Water in I te beletten.
Nader
Denft-
Om de reden hier van wel te begrypen»
moet men de ganfehe Lugtkolom I Kals i'’
beeldvan ^wee {tukken verdeeld aanmerken, van wcB dieDriiknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
kingefi ke het een Stuk K H Evenwigt maakt tne'^
k’ng^^*' en in (laat zou zyn om het uit'oopc*’ van ’c Water te {tuiten, indien deIlevelnbsp;H een einde nam. Het Water derhalve^»nbsp;dat zig in ’t overig gedeelte van denHeve*nbsp;Hl bevindt, ontmoet in I geen andere*’nbsp;weêrftand, dan dien van een Lugtkoloni»nbsp;die de zelfde langte of hoogte , als het VW'nbsp;ter zelf, heeft, enongelykminderweegc-Dat gedeelteWaters vloeit’er derhalven i’*”'nbsp;door overmaat van zyngewigt; maar ter*
wyl
-ocr page 201-Drukking DER Lugt.
¦'^yl het’er uitvloeit, is’er niets ,dathetWa-vil.LES. , ’t welk daar boven in de Buis van
^otGis, ophoudt^ dit vloeitderhalvenna-en vervult onophoudelyk de plaats, diehet Snder ledig maakt. Het VVater loopt er der
halven uit, niet ons dat de Lugt geen wvÊ.-*
^Ktid biedt, maar om dat, de Kolommen l'an beiden even hoog genomen, het Waternbsp;bierkelyk zwaarder weegt dan de Lugt. Ennbsp;nic deeze laatfte oorzaak fpruit het voort,nbsp;dat de weêrftand der Lugt in I, fchoondienbsp;altydover wonnen wordt, egcer zoo veel lig-ter nog wordt overwonnen naar maatc datnbsp;het gedeelte HI van den Hevel langer is; dcnbsp;I^rukking, die op A gcfchied:, wordt’ernbsp;2^00 veel te flerker door j gelyk wy in denbsp;''olgeadeProafneemiagduidelyk za’len zisa
hunnen.
XIL Proefneeming.
Toefiel.
AB, in Figuuris een wydeGlazenPL. 7, omtrent ij Duimen lang, vanboven’^^d- 34»
Cöo Dk Watskweboküsde.
TH.LES.in B geflooten, en van onder by A van een
2. AF. Metaalen Band voorzien, mee een bodem» waar in twee Glaazen Buizen, die elk omtrent 2ï Lyns tniddellynen van binnen mogen hebben, vaftgefoldeerdzyn. De kort-fte van die twee Buizen, welke geböogen is»nbsp;en eenbogtof twee heeft, fpringt, by wy-ze van een Spuitje, 2 of j Duimen hoog,nbsp;indewydeBuisop: de andere, die langer,nbsp;maar ook aan beide enden open is, fteektnbsp;boven den bodem, daar hy in gefoldeerd is,nbsp;niet uit, maar is in twee ftukked verdeeld»nbsp;die men in D uit elkanderen neemen, en
door middel van een Schroef weer tezamen
voegen kan. Men keert dit ganfebe Werktuig het onderll boven, om ’er dus door de langde Buis eenigeDuimen Waters, in tenbsp;laaten loopen: men herdelt het dan weernbsp;inzyn natuurlykenftand.endompeltop dacnbsp;zelfde oogenblik de bogtige Buis met haafnbsp;onder - end in een Pot met Water.
TJitv)erkzslsgt;
Aanftonds begint hetWater door de lang'
ftc
-ocr page 203-Dr ÜKKINO DE5 LüOT. nbsp;nbsp;nbsp;glt;ji
fteBuisuit teloopen, en men ziet een zoort VILLES.
Van Waterfprong in de wyde Buis. Maar*^*
, nbsp;nbsp;nbsp;^ ronbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Deel.
deezefprongfchietmerklykbooger op, als
de Buis, daar ’t Water dooruitloopt, uit
haar beide aan één gevoegde fiükken beftaat,
dan wanneer men ’er één van dezelve afge-
Qomen heeft.
Ophelderingen.
D etwee Buizen en de Dikke wyde Buis, Del-Ievel daar ze geraeenfchap meê hebben en aan valtnbsp;gefoldeerd zyn, moeten tezamen met mal naarmaa-kander als een Hevel worden aaDgemerkt.y^‘^g^j^_^^^''nbsp;Het Water, dat door het kortfte Been, debeenkor-gebogte Buis, opklimt, en uit het Spuitjenbsp;3an derzelver boven end, fpringt; wordt been,nbsp;door de Drukking en ’c gewigt der Lugt,nbsp;dat op de Oppervlakte van’t Water in denbsp;ï'ot werkt, in de Hoogte opgevoerd; ennbsp;dewy 1 die Waterfprong zoo veel booger op*nbsp;h-'hiec, naar maate het andere Been langernbsp;is zulks een onfeilbaar kenteken, dat denbsp;Hrukking, die den Sprong veroorzaakt, innbsp;^ragt toeneemt, naar maate dat ditBeen coe-Qa 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;neemt
-ocr page 204-602 De WATE RWEEGKUNDE.
VILLES, neemt inlangte, gelyk we voorheen gezegd LYl. hebben.
Water-
fptong
boven
zynBron
PL. 7.
35-Gebruik der Hevels.
De Hevel, daar wyin de voorgaande Proefneeraing gebruik van maakten, kan opnbsp;.zulk een wyze zamengefteid en gevormdnbsp;worden , dat zo wel het Verlaatbakje, als denbsp;Pot met W a ter, en de twee Buizen ofBeenennbsp;in een Voet [tuk,een zoort van Zuil of iets der-gelyksjverborgen en voor’toogbedektzyD.
En dan ziet men een Waterfprong, diehoo-ger fpringt.dan zyn Bron of deVerlaatbak is, daar hy uit ontfpringt. Zie het Afbeeldzelnbsp;van dergelyk een Zuil in Figuur 35.
De Hevel is van een menigvuldig en al gemeen gebruik in de Wynkelders , in denbsp;Stookhuizen der Scheidkonftenaars , inKeu-kcns amp;c. om de Vogten klaar en ongeroerd afnbsp;te trekken: wantdewyl menmet ditWerktuignbsp;flegts van de oppervlakte put, en men het ge*nbsp;bruikt, zonder de Vaten op ’talierminft tsnbsp;beweegen, is het alty d een veilig middel,omnbsp;Wyn, gedeftüleerdeWateren en andere der-
ge-
-ocr page 205-(503
Druksing dêr Logt.
Selyke Vogcen, zonder eenigen Droeflem VILLES, over te (keken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aREL
De byzondere gedaante, welkdeHevel Oorzaak ^eeft, en de Stof daar hy uit befiaat , dernbsp;^''engen in zyn üicwerkzels geen denbsp;^iofte verandering te weeg. Indien’er ,by Je Bron.nbsp;''Oorbeeld, binnen dooreen BergeenZand-^3nk loopt, die de form van zulk een nen.nbsp;Werktuig heeft, en indien die Zandbanknbsp;kndsom in Kleigrond, Leem, of eenige an-'^ere Stof, die geen Water laatdoorzypen,nbsp;beflooten is, zal dicnatuurlyke Hevelcennbsp;Jiolligheid met Water gevuld, daar zynnbsp;l^ortfte Been gemeenfchap meê heeft, uitput*
'on en naar elders heen voeren; en zo do toeloop van Water, die den Verlaatbakofde liolligbeid het Water verfchaft, traager vannbsp;gang is dan de Uitloop, en de voorraads-plaats zoo fchielyk niet weer voorzien kan,nbsp;ze uitgeput wordt, zal de onderfle Mondnbsp;Van het langde Been een Bron ofWater-Iprong uitleveren, die natuurlyk beurt zalnbsp;liouden, geevende op gezette tyden Water,nbsp;op andere tyden niet.
Oil 5
-ocr page 206-Coij. De Waterweegkunde.'
VILLES, Het Hevelglas, ia nbsp;nbsp;nbsp;36, vertoond»
zal ons dit Denkbeeld vandeBeurthouden'
2) £ £ L.
de Bronnen bevatbaarder maaken. HetbO' venfte gedeelte, of de Beker eigentlyk, die**nbsp;men metWater vult,kan deHolligheid of deOnbsp;Vergaderbak verbeelden, dienwy binneniDnbsp;¦ den Berg (lellen te zyn; de kromme Buis»nbsp;wier langfte Been door den Voet van ’t Gla®nbsp;heen (leekt, veroorzaakt een Uitloop, di^nbsp;zynaanvangneemt, zoo dra het Water bo'nbsp;ven zyn hovendeBogt in ’t Glas geklomroeOnbsp;is, en die, als hy eens heeft opgehouden»nbsp;niet weder begint, dan nadat men ’t Glas opnbsp;nieuws met Water gevuld heeft.
Veron- Men moetbekennec,datmec,omuitdeezs hng^die Pioefneeming een ten vollen voldoende ver»nbsp;men hierklaaring van de Beurthoudende Bronnen opnbsp;naaaken, onderdellen moet dat de Hol'nbsp;moet. Jigheid, die in den Berg tot een Verlaacbaknbsp;drekt, telkens geheel wordt uitgeput: wantnbsp;de Waterloop van ons Hevelglas zou, al*nbsp;hy eens begonnen was, nimmer ophouden»nbsp;zo men zorg droeg om het Glas altydnbsp;Water voorzien tedoenblyven: enmen zal
be*
-ocr page 207-60S
D RUSS ING DÏR LUCT.
^ezwaarlyk begry pen kunnen, dat de Bron, VILLES;
’er aan den mond van het langfte Beee^
'^3nonzen Berghevel oncfpringc, tulTchen* Poozingen hebbenkan, indien da Toeloop,nbsp;het Water aan hetkortfte Been levert,
’er geene heeft. Maar deeze endergelyke Poorten van Natuurlyke üitwerkzels handen doorgaans van verfcheiden oorzaakeanbsp;^effens af, en ’t is altyd een voordeel, dacnbsp;^heti ’er ten minden de een of andere vaanbsp;quot;'eet aante wyzen.
Dewyl de VIoeiftofFeninhetkortfleBeenDe Wer-V, j TT , nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lung van
''an den Hevel moeten opklimmen,eerzy^gnHe-
^oor het langde kunnen uitloopen, en ’er^^l ver-r nbsp;nbsp;nbsp;, T7 fchiltin
«oor tgewigtvan deLugt, dieopden Ver-verfchiL ^aatbak drukt, in op.gedreeven worden, lendenbsp;Pioet men dat gedeelte van den Hevel naar
^2t waar en eigentlyk gewigt van denDamp-kingen Ut;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;derLugc.
^riDg op die tyden plaats, en naar deDigt-
der Vloeidoffen fchikken, die men’er ^il laaten doorloopen. Want gelyk wy tenbsp;quot;ooren, toen wy over de Zuigporopen fpra-, hebben aangemerkt,* gemeen Waternbsp;^ou in een Hevel niet hooger, dan 3a Voeten
-ocr page 208-6o6
De WatertveegKOMde.
yiI.LES. ten opklimmen, noch hecKwikzilver hooge*’ dan 27 of 28 Duimen: en dan zouhetnog
JX ^ • nbsp;nbsp;nbsp;yi* ^
daarenboven op geen plaats-zyn moeten, merkelyk boven hec Waterpas der Zee verheven was.
Nieuwe Deeze Aanmerking heeft my doen den-de Zoor- nbsp;nbsp;nbsp;gt; “at men met weinig moeite en inkoi
ten tyddc Digtheden ofZoorcelykeZwaar-
tensder nbsp;nbsp;nbsp;verfehiüende Vogten roet el-
Vogten kauderen zou kunnen vergelyken doormid-nen,doorbel van een Hevel, met een opening inzyO middel Bovenbogt, waarop men een klein Zuig'nbsp;Hevel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ZOU kunnen plaatfen: gelyk
TL. 7. Figuur 37 isafgebeeld. WantindienmeH 37* dit Werktuig tegen een Plank, waar opnbsp;de Duimen en Lynen ftonden afgetekend,nbsp;vafh hegtte, en de twee Beenen eveneens ionbsp;twee Bakjes, het een, by voorbeeld, me''nbsp;Kwikzilver en het ander met Water, dom*nbsp;pelde, zou yder van die cvVee Vogten, al*nbsp;men de Lugt in de Baenen van den Hevelnbsp;door middel van ’t Pompje verdunde, zignbsp;de Drukking van de Buitenlugt, die aaönbsp;beiden gemeenis, onderwerpen, naarmaa*
te
-ocr page 209- -ocr page 210- -ocr page 211- -ocr page 212-â– m
â– m
^V:AV;:, |
'il'.
' £
I , ' ' ' -■*■y ’ --..i;
, 't .'~i nbsp;nbsp;nbsp;_--
' A ' â–
V • nbsp;nbsp;nbsp;-
-ocr page 217- -ocr page 218- -ocr page 219- -ocr page 220- -ocr page 221- -ocr page 222- -ocr page 223-Drukking der Lust. 60T
^ ^’an zyn byzonder Digtheiden zoortely- V1i.leSlt; Zwaarte; en zo het Kwikzilver één Duim ^
, zou het Water tot aah de vcertienDui-’^^nryzen. Maar zo men van dit Werktuig wilde raaaken, moeften de Buizen ofnbsp;^®ncn van denHevel, van weerskanten,tennbsp;3 of4Lynen vanbinnen, wydzyn.nbsp;zullen in’t Aanhangzel agterdevol-S^adc Les hier reden van geeven*
AGTSTE LES.
Vervolg der Waierweegkuncle,
de Zwaarte en ’tEvenwigt der VafleLig-
baamerii in Vogtengedompeld.
AEenlnge-Ls een vaftLighaam in een Vloei Hof ge- dompeld
dompeldis, beflaat hetdePlaats van eg,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ver-
wlomp Vogts, van dezelfde grootte en piaatft
’^•^rek als dat Lighaam; ten zy het mogelyk
be- quot;
-ocr page 224-608 De WaTBKWE EGKÜKB e;
beftaan inogt uit eene yle en fponsagitg* Stof,die een gedeelte van het Vogt in zynl®'
VITI.
LES.
of
3. AF. nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-
Dijfol
vant
DEEL. dige holtens en tuflchenruimtens toeliet, Vogtsvan^^*^ eenfmeltbaarLighaam ware,nbsp;denzelf- deeltjes,van elkanderen gefcheiden,zignbsp;trek?'”' ‘^^quot;^^unnen plaatfenin de ledige ruimteDse”nbsp;openingen van ’t Ontbindvogt zelven , ennbsp;daar in onthouden. Want in deeze twee g®'nbsp;vallen mengen en verwarren de Klomp^*’’nbsp;of fchynbaaren groottens, zoo van ’t vaft^nbsp;Lighaam als van het Vogt, zigminofme^'’nbsp;onder één; cn als ze dus onder malkandere”nbsp;gemengd zyn, gebeurt het meeftal, dat^*nbsp;met hun beiden minder plaats beflaan,nbsp;ze te vooren, toen elk nog op zig zelf ennbsp;het ander afgezonderd was y noodig hadde**'nbsp;Een Glas, by voorbeeld, welks Inhoud^^'*nbsp;Pints maat bevatten kan, zal niet vol^y”'nbsp;als men ’er een half Pintje Water in do®*^’nbsp;met even zoveel Poeier-Suiker,nbsp;jes van een Spons. Doch dergclykenbsp;ten van Uitwerkzels hebben wy thansnbsp;op ’t oog. Wy merken hier de Ingedo***
pelde Lighaaraen aan, als geheeleLig^®^'
VooTEN Etr Vaste Lighaamen, 6og
en teeenemaal ondoordringbaar voor Vni. Vogt daartnenzeindoropelt: gelykeen^^nbsp;J'ooren Bal, by voorbeeld, dien men in ’t d e e l,nbsp;laatzinken, en daar door dat Waternbsp;y de wanden van’t Glas of Vat, daar’tinnbsp;doet opryzen,
waar in de oppervlakte van ’t Vogt
V nbsp;nbsp;nbsp;* *nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ illCCi
“Orde Indompeling ftondt, verheft en op- zwaar is ___ ’«¦
min of meer
^eeze Klomp Vogts, die door hetinge-i^^-Tipeld Lighaam ver plaat ft wordt, ofdie^|„°^ '^^Veelheid van ’c zelve, welkezig boven ’t zwaar, of
die Klomp of Hoeveelheid, zeg ik,Lighaam. ““gt min of meer naar maate van de by-^“Odei'c Digtheid van ’c Vogt, De Vloei-
N/Vgt;
l_f nbsp;nbsp;nbsp;Q-.
, '^^^0 s naamely k, verfchilleD,even eens ais ^ '^afte Lighaamen, van malkanderen innbsp;'^“Veelheid van eigen Stoffe, die ze ondernbsp;Zekeren omtrek bevatten; en één en ’cnbsp;j^/de Vogt blyfc niet altyd van dezelfdenbsp;. 'Stheidc, maar bevat nu eens min dan meernbsp;OQujj gjj ygjj onder den evennbsp;'^jj^^^omtrek.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;L,g„5,,
^ '^^okan hier twee Onderftellingen tnaa-beeld der gelyk die twee gevallen by de Indom-
Pe-
peling kunnen plaats hebben; i. Ofj de Klomp Vogcs, daar wy van fpreekenj'*’nbsp;Digcheid, en bygevolg in Gewigc, hetnbsp;Lighaam, dat deszelfs plaats inneemt, eveö'
Zvv;iïrte. aart, 2. Ofwel, dat het één Zwaarda^ weegt dan het ander. Die overmaatnbsp;Zwaarte, dat Gewigt, ’t welk het zwaatft^nbsp;Lighaam méér weegt danhet ligfte, zuÜ^'’nbsp;wy BetreJikelykeZvcaarienoevnen: zoo'^^'’nbsp;Klomp Waters, die een Pof’'
Hji-eütve nbsp;nbsp;nbsp;^
weegt, verplaatll: wordt door een vaftD=’
haam van anderhalf Pond, dcBetrekkely''^^ Zwaarte van dat Lighaam een Half
geheel onder vordt van alle kanten gedrukt doornbsp;dat hetzelve omringt: en dieDrukking, ^nbsp;ke bet dus iydt, is zoo veel grooter, ^nbsp;snaatedat bet Vogt 7neêr Digtbeid heep gt;nbsp;naar maate dat het Lighaam diepef^^
VoGTEH EN Vaste Liohaamej!!. 6ii
Les, hebben wy doen zien, dat de Druk-vni; ^^ing ofPerskragtder Vogten naar allekan-Lp, s.
ten been werkt en haar Zwaarte oefFenc .Wy
hebben ookdaarenboven beweezen, dat die Lrukking toeneemthaar maate van de hoogst; van het Vogt; en eindelyk is ’er, in denbsp;Lweede Afdeeling, aangetoond , dat twee Bladz.nbsp;^ogten, wier Hoogtens tegen eikanderen 545*nbsp;^3an in de omgekeerde reden van hun Digt-
heden of Zoortelyke Zwaartem, Evenwigt Specifi-tïiec malkander raaaken. Het Voorftel, dat 2“®^ t'''e zoo aanftonds noemden, is flegts een gevolg van die drie voorheen geftaafde Voordellen. Uit het Eerde volgt. Dat een on-^^^gedompeldLighaam van alle kanten gedruktnbsp;quot;^ordt. Uit het Tweede dat de Drukking^nbsp;hei lydt, zoo veelgrooter is, naar maatenbsp;bet dieper in 't IZogt gedompeldis Mnüxtnbsp;^^t Derde eindelyk volgt ,Dat, deHoog-•¦tïns van de Vogten, of, ’tgeen't zelfde is,nbsp;diepte der Indompeling gelyk gefield zyn-
de Drukking zvoaarder is,naar maate dat P'ogt meer Digtheid heeften zwaarder isnbsp;'^^naart.
d* D E E L. R r nbsp;nbsp;nbsp;L
6i2 De Waterweegkunde.
VIII. nbsp;nbsp;nbsp;Eerste Proefneeming.
LES.
3. af- nbsp;nbsp;nbsp;Toejiel.
DEEL.
PL. I Figuur I. Vertoont een grootGlas vol
Fig. I. der Water, waarin men een klein eBia^s» die men met gekleurd Water gevuld, en a®*’nbsp;een Glazen Buis, van onder en bovenopen»nbsp;gebonden heeft, indompelt.
Uitwerkzels.
Als de Blaas geheel ondergedompeld begint het gekleurd Water in de jSuisopt^nbsp;klimmen, en rylt ’er hoe langer hoe hoog^^nbsp;inop, naar maate, dat men de Blaas diepi^^nbsp;indompelt; zoo dat het altyd in de Buis eve”nbsp;hoog ftaat, als de oppervlakte van het anda'’nbsp;Water ftaatin hetgroote Glas.
Ophelderingen.
Onder»
gedom
pelde
Lighaa-
menwor.wordt, en, daar door-vanInhoudvertn'*’' den
Het klimmen van ’t gekleurd Water in Buis, terwyl men ze indompelt, bewyft®'’”nbsp;tegenzeggelyk, dat de Blaas zamengedru''^
-ocr page 229-VoGTEN EN Vaste Lighaamen 613
'^erdzynde, zoo veel Vogts niet meer alsvill.
''oorheen bevatten kan. Wanneer men nu dit^
t werkzel allengs ziet toeneemen,naar maa-n e e l.
'e dat men de Blaas dieper onderdompelr, ^,1^
^oet men ongetwyffeld ook erkennen, datkanten
'iü Drukking van ’t Water, die’er de oor.g^‘jg“£;,
^aak van is, ook allengs toeneemt enfter-kernaar
^er wordt. En hoe zou ’t ook anders zyn™“
'bunnen; daar het ingedompeld Lighaam ,onder’t
W het dieper komt, Waterkolommen te^°St^7quot;‘
'Ifaagen heeft, die hoe langer hoehooger
langer worden, en die, op een weinig aa,
altyd even groot van bodem of Voetlleun,en
'^Sar door ook gelyk van dikte bly ven.Opeen
'''sinigna, zeg ik; want deZamenperffing
''^'¦mindert eenigzins den omtrek van de
^'aas, en derzelver oppervlakte is, op den
Modern van ’c Glas, niet volkomen zoo
Sfooc en wyduitgeftrekt, als ze was, toen ze
het Water begon te raaken. nbsp;nbsp;nbsp;En naar
liet gekleurd Water ry ft in de Buis, naar
dat het nader aan den Bodem van’tzoorte-
^’’oote Glas komt, maar nooit ry ft het bo-Jj^^
Va nbsp;nbsp;nbsp;. Z»W3artO
de oppervlakte van ’t Water, datin’tvan’t Rr znbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zel-Vogt.
6I4
De WaterweegkuNde.
VIII. LES.nbsp;3- afdeel.
zelve ftaat: want dewyl deeze twee Vogi^
dezelfde Digtheden hebben, moetenhuno®
Hoogtens, als ze in Evenwigt zullen ’
cok raalkanderengelykzyn. Geheel andef®
ft
zou men ’t zien gebeuren ; als men de Bls^®’
in plaats van met Water, met Wyng^*^^
of met Kwikzilver vulde; de laatfte van d^S'
ze twee VJoeiftoften zou merkelyk laag®''
ftaandan ’t Water in’c groote Glas; end®'
andere zou een weinig boven hetzelveryz®quot;*
Gedaante j^en tot het doen deezer Proef een verande , ,
ring van melyk groote Blaas neemt; kanmenopffl^* dergequot;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Zamenperfling, diezyondef'
dompel- g35t, niet even groot is van alle kanten, de Blaas zy van beneden naar boven eenig^'®*nbsp;^^^'^^'’’flerker geperft wordt, dan van terzydcf'nbsp;want zy verandert eeniger maate vangedaaf'
te, en fchynt een weinig ingedrukt vanoO'
RefraSii der^n. Hoewel de Straalhuiging van’tLig'-quot;' on dergelyk geval de beeltenis van ’tvoorv/eiPnbsp;buitentwyffel verandert, zal men egter n*®®nbsp;ontkennen kunnen, dat’er by deeze fchy^'nbsp;vertooning ook iets wezendlyks onderloopt’
als men in aanmerking neemt, dat de ondef'
ge*
-ocr page 231-VoGTEN EN Vaste Lighaamen. 615 ë-doffipelde Blaas niet daalen kan zonder het v i u,nbsp;^acer te verdoelen en vaneen ce fcheiden ; S.
A nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3- AF-
deweêrltand, dien hec Water daar mm de el. meer tegen doet, eenige Drukking van denbsp;Êlaas van boven naar beneden noodzaakelyknbsp;*^aakt;en dat dezelve,om haarBuigbaarheid,
quot;^Oor die Drukking eenigermaate van ge-'^^ante moet veranderen. (*}.
[In de voorigc Druk gaf’er de Hoer NOLLET deeze Vat deWaterHhmmcn ^ dieo^hct onderjicgedcelt*nbsp;de quot;Blaas flaan , langer, en hygevolg z^rvaarder zyn, dannbsp;gt; toelke op haar styden drukken : en dat de Blaas door haarnbsp;^^dgbaarheidnaar dat verfchil der Drukkende kragten Irnfiermnbsp;en ’er door van gedaante veranderen» Dog de bovengennbsp;‘quot;sWe Reden is buiten twyiFel de waare. Want fchoon welnbsp;Vogckolommen Drukken naar niaate van haar Hoogte ,nbsp;^quot;.een Lighaatn derhalven niet alleen te ftetker gedruktnbsp;'''otdt naar dat het dieper is, rasar «ok de benedenfte gedeel»nbsp;'finseenigef [jiaate fterkcr dan de hovende; in dit geval eg-Wordt de fterker Drukking door een ftetker Tegendriik-'*'? ge'evenaard en vernietigd. De Waterkolom, die van on-'¦¦en tegen de Blaas drukt, is wel langer , dan die , welkenbsp;P haar iyjen ftaaii, maar de Vogtkolom, die van binnennbsp;den hodem’er tegen aan drukt en’eiEvenwigt mee maakt,nbsp;°°k , naar evenredigheid , langer dm de Kolommen , di»
Rr 3
-ocr page 232-616 D E W ATEKW EE GKuNDE.
VIII.
LES.
3. AFDEEL.
Drukking der Lugt opnbsp;’s Men-fchennbsp;Ligliaam
Gevolgen.
Al ’t Gedierte, dat tot deeze onze Aarde
behoort, al wat ’er leeft op den Aardbode®gt; leeft of in de Lugt, of in ’c Water: geeenbsp;Schepfel is ’er derhalven, dat niet blootnbsp;voor de Drukking en Perskragt van eeO |nbsp;'Vloeiftof, die het van alle kanten omringt gt;nbsp;en wier Zwaarte, zo men op baar Hoogt^nbsp;agt flaat, van geen gering belang is. EeDnbsp;Kolom van den Dampkring, gelyknbsp;voorheen gezien hebben, evenaart in gewigtnbsp;een Waterkolom van denzelfden Bodero,di^nbsp;de Hoogte bereiken zou van 32 [Paryflchs]nbsp;Voeten. Laat het flegts eens een Rolrond®nbsp;Kolom zyn van een Duim middellyns, haar
zwaar* ,
van binnen op de zyden werken. De Bodem van de zelf wordt tufl'chcn de Waterkolom van buiten en deVogik®nbsp;lom van binnen wsleenigzins 'derker geperft, dan de Zyd^*nbsp;en hoogei gedceltens: maar alle Binnen en HultenkolomO’*^®nbsp;ftaan wederzyds tegen malkanderen in Evenwigt. Iknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j
’er hier alleen gewag van , om de Leezers der voorige f fihe uligaave te berigten, dat zulks in de nieuwe laatftc 'nbsp;Druk veranderd is. )
-ocr page 233-VoGTEN EN Vaste Lighaamen. Ci?
Zwaarte zal reeds zeer aanmerkelyk zyn: viii. ^aar welk een aanzienlyk getal van dergely-ke bodems of Cirkeltjes vaneenDuimmid-DEEi,.nbsp;dellyns zou niet wel de ganfcbe oppervlaktenbsp;Van eens Menfchen Ligliaam uitleveren? Alsnbsp;de moeite neemen wil om ’tftukopnbsp;dien voet naauwkeurig na te rekenen, zalnbsp;dïenbevinden, dat een Menfchvanmiddel-'^aareLighaamsgeftalte gedrukt wordt doornbsp;®en Vak ofKlomp Lugts, die meer den 20000nbsp;Ponden weegt. (*).
Maar een Vifch, die zig op den bodem V.,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;T,- ¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, king van
van een Rivier of van een Meer onthoudt, L^gt en
keef t niet alleen, gelyk deLanddieren, deWater_
k^rukking der Lugc, maar ook nog daaren-
boven die van ’t Water tedraagen, zoo dat
ky, alshy, by voorbeeld, 32 Voeten diep
Onder Water is, geperfl: wordt door een
zwaar-
(*) [Deman'crhoetulksberekendworde, ’tzy volgens Manier van POLINlERE 3 of volgens den Heer MUS-^CHENBROEK, die een drukking van 40.000 Pondennbsp;*t Menfchelyk Lighaamltelc, vindt men zeer omftandignbsp;^angeweezen, in de Uitge^cogte Vcrhandelingmt het IV*nbsp;^Eei. bladz. i/i-enz. ).
Rr 4
-ocr page 234-VIII. Les.nbsp;3. afdeel.
Zy verplet e-ter de Lighaa
zwaaarte van het dubbeld gewigt des DaWp' krings of4ooooPonden,welk eenePerskraê^nbsp;zou .dan niet wel een Dier hebben uitnbsp;ftaan, dat zig onthielde op den Bodem deïnbsp;Zee.
Zulk een yffelyk gewigt, dat onophod' delyk op de oppervlakte der Lighaamei^nbsp;men niet. flaat, verbryzelc en verplet tere egcer dezeW®nbsp;niet, om dat zy , even als de Blaas vanoO'nbsp;ze voorgaande Proefneeming, van binneOnbsp;door de zelfde Vloeiltof, die hen omringt»nbsp;onderftut en als in Evenwigt gehouden wof'nbsp;den. WyademendezelfdelAtgtin, dieonsnbsp;van buiten drukt. Met de Viflehen gaat het
ten opzigt van ’t Water eveneens; want
ze tellens met hun Water Lugt inademeo die Lugt liaat reeds, eer dezelve in hunnbsp;Lighaam komt, door haar Veerkragt ioË'nbsp;venwigt met de drukking der Vloeiftof gt;nbsp;die haar bevat. De Borft heeft,als wyadeffl'nbsp;haaien haar vrye beweeging niet, dan a!'nbsp;leen wanneer de Buitenlugt in Evenwigt ftaatnbsp;met die, welke in ons Lighaam is.nbsp;poorten van toevallen, die de eeneof ftet'
VoQTEN EN Vaste Lighaamen. 619
fer of zwakker, dan de andere fnaakten, v 111. Zouden ook oorzaak zyn, dat wy niet dan ^ ^ S.nbsp;niet moeite adem haalden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de ei,.
Deeze uitwendige of buitendrukkingder Maar
VioeillofFen verplet, en verbryzelt dus niet
‘‘Heen de Lighaamen niet, daar ze op werkt; hiaar houdt dezelven in tegendeel door denbsp;eenpaarigheid van haar Periling ook zelfinnbsp;hun natuurlyken ftand: zy bevordert dik»
'vils den zamenhang en’tenderling verband Van derzelver deelen, enllaitveekydsdennbsp;'’oortgang vaneene geiling of bederf, waarnbsp;door die deelen zouden van één gefcheidennbsp;Zyn geworden.De Bierlyke Huishoudingze]
'e levert ’er ons verfcheiden bewyzen van nit.Als men zig Koppen laat jCenGeneesmid- HetKop.nbsp;de] dat dikwils meer pyn veroorzaakt, dan ’tnbsp;'Vel nut doet, en hier by ons naauwlyksnbsp;hreer in gebruik is, verheft 'er zig eene zwel-hng in ’t Vleefchig gedeelte desLighaams,nbsp;daar men de Drukking der Buitenlugt weg»
®uemt, of doormiddel van een klein Pomp*
12, of door ’er een Glazen Klokjeop te zetten , waar in men eeng Vlafch aanlleekt, om R r 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dq
-ocr page 236-viri. les.nbsp;a- A r-
DEEL.
lt;520 De Waterweebkunde. deLugt, die ’er in is, te verdunnen. DeC'
ze Ryzing ofzwellingvan’t Vel wordt veroorzaakt door den toevloed van’t Bloed en andere Vogten, die, op alle andere plaatfennbsp;des Lighaamsfterker gedrukt, naar dat gedeelte toevloeien, daar de minfte Perffing is-Het Zui- Door ’t Gewigt en de Drukking der Bui-^ongge^- tenlugt op een zeker Lighaams gedeelte wegnbsp;boornen teneemen ziet men, genoegzaam op dezelfde wyze, de jonggeboren Dieren den Melknbsp;zuigen uit de Borften hunner Voedftcrs.nbsp;Dewyl, 'inzulkengeval, aldedeelen, daarnbsp;deNatuur dat vloeibaar Voedzel by een vergaderde, gelyk het overige des Lighaams»nbsp;aan deDrukkingderBuitenlugt bly ven bloot-gefteld, uitgezonderd alleen het gedeelte»nbsp;dat gezogen wordt, zo vloeit het Vogt der-waars en loopt ’er uit, even als gebeurennbsp;zou, indien, deTepel aan deLugt blootge-fteld blyvende, het overig gedeeltefterkernbsp;dan naar gewoonte gedrukt werde. Hetnbsp;blykt derhalven uit deeze voorbeeldennbsp;neklaar, dat de eenpaarige Drukking dernbsp;omringende VloeiftolFen, en de wéér ftand»
VoGTEN EN Vaste Lighaamek. lt;521
die ze ’er weder van binnen tegen doen, de v 111. Lighaamen in hun Natuurlykenftand houdt, ^
daar toe zelfs noodzaakelyk vereifchc deel, ^ordt.
Het is egter te denken, dat het onderling Die
ï-venwigt van die twee Drukkingen, de uit
inwendige, niet alcyd op zig zelve al- egter te
^een genoeg zou zyn, om de Dierlyke Huis- Herk K ,.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r, • kunnen
“ouding in Handen order te bewaaren. Bui-^yntnde
ten twyffel zou ’er een trap van Drukking I-ighaa-
zyn kunnen, zoo Iterk, dat ’er dezelve door ™hadb”
gefchorfl: en in wanorder gebragt werde. gen.
Als men, by voordeel, onderftelde, dat
de Blaas, daar wy in onze voorgaandeProef-
t'eeming ons van bedienden, in plaats van
^“n dus en vafl; in een gedrongen Vlies te
^yn, een los en Sponsagtig weefzel was,
2ou ongetwyffeld, als ze zeer diep onder
Water gedompeld werde, haar dikte zeer
fterk in één en plat gedrukt, de vezels, daar
uit zamengefteld was, nader by elkander
êebragt worden, en derzelver orderenbc'
ioop merkelyk van fchikking engeftelver-
^Qd.ren. Op dezelfde wys zou ook een
Dier,
-ocr page 238-622
De Wa terweegkunde.
VIII.
LES.
3- afdeel.
Dier , dac in zyDnatuurlykeHoofdftofvan derzelvcr Drukking geen ongemak gevoelt,nbsp;hec zelve wel baaft gewaarworden,indiennbsp;die Drukking, daar hec aan gewend is, on-gelyk fterker werde, Ichoon dezelve vannbsp;binnen zoo wel en eveneens als van buitennbsp;in flcrkte toename.
Onge.
Zou dit niet wel mogelyk de voornaam^ dei^DuUnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de Duikelaars het niet
kelaars. lang agter één op een groote diepte onder Water houden kunnen? Want men laatze»nbsp;gelyk men weet, in ’c Water zinken in een
groote Klok vol Lugt, terwyl men zelfs raid' delgevonden heeft, om diegeftadigtevef'nbsp;nieuwen of ver verflchen,na dat men ontdektnbsp;had, dac zulks noodig was om vry en zon*nbsp;der gevaar tekunnen Ademhaalen. In weer*nbsp;wil egter van al de voorzorgen, die men totnbsp;nog toe heeft weeten te gebruiken, blyktnbsp;hec, dat een Menfch, die zig in dergely*^nbsp;een Werktuig waagt, zig daar in, genoeg'nbsp;zaam alcyd, bevindt ineen ftaat, die denbsp;Natuur min of meer geweld aandoet,en vednbsp;al heeft men ’er hun zien uitkomeo roet ge*
zvvol'
-ocr page 239-VoGTEN EN Vaste Lighaameh. 623
Zwollen en uitpuilende oogen, terwylhun VIIT.
bloed door Neus of Ooren uitliep; zoo ^ dat deeze uitvinding in verfcheiden Landen d e e l.nbsp;en op veeleen verfchillende wyzen beproefd,nbsp;tot nog toe geen zeer grooten opgang gemaakt heeft, ’t Komt daar uit voort, datnbsp;het niet genoeg is, den Duikelaar verfchenbsp;Lugt te verfchaffcn; die Lugt, die men hemnbsp;''erfchaft, belioorde ook niet merkelyk innbsp;Digtheid, in graad van zamenperffing, vannbsp;de gewooneLugt te verfchillenien dit fchyntnbsp;niet wel moge! yk om te doen, en een Lugtnbsp;taande zelfde gellekenis, als die van de oppervlakte des Aardbodems, te brengen zoonbsp;diep onder een geweldigen Klomp Waters,
quot;^icns Drukking en Perskragt zy noodwendig ondergaan moet. De fraaifte Proef, die ’er nog in dit ftuk ooit genomen is, isnbsp;die, welke de Heer Halley gedaan heeft;nbsp;die meer dan een uur lang agter een, zonder eenig ongemak ’er van te hebben , onder Water bleef. Maar zyn Klok wierdcnbsp;^'mt dieper dan omtxQut^5FranfcheVoQtennbsp;m’t Water neêrgelaaten,’t welkzekerlykin
me-
-ocr page 240-6i4 De Waterweeokumde.
VIII.
LES.
3. AF. DEEL.
menigvuldige voorvallen niet diep genoeg zou zyn; en daarenboven was dezelve vaonbsp;een ongemeene grootte,- en indien dit, g^*nbsp;]yk men welgeloovenmag, ’ernoodzaake-lyk by vereifcht wordt, om altydzoowelnbsp;te fiaagen, zou men 'er zig niet dan zelden»nbsp;en niet dan in Gevallen van groot belang,vannbsp;bedienen kunnen; wegens de kollen, die ’ernbsp;op loopenzouden,en den geweldigen omflag»nbsp;dien het gebruik van dergelykeen Werktuignbsp;zou vercillehen
(*) In 't groote Werk van den Heer DESAGULIERS II. Deel. bladz. 264. is een breedvoerig en nanuwkeungnbsp;Berigt te vinden van de Duikclkonft, derzclver verfcK*^'nbsp;)ende handelwyzen en toeftellen 1 de Klok van dennbsp;HALLEY, TRIEWAlD en anderen , derzelvervootxo^quot;nbsp;gen en uitwerkzels, enz. Zie ook den korten Inhotid van ddquot;quot;nbsp;Phtlofo^hïf.he LeJJen, bladz. 128
-ocr page 241-VoQTEN SN Vaste LighaaMen. 625 Tweede Voorstel. vin,
les'.
Indien het ingedompeld Ligbaamzwaarier is 3- Ar-dan de KlompVo^t^nioiensplaats het ingeno‘^ s s l. men heeft ^ doet de Bstrek'kel'^ke Zwaarte RefpeSi-van dat Lighaam, indien’t derzelvernei-'^^^nbsp;ging vry en onverhinderdgehoorzaamen kan,nbsp;hetzelve naar den bodem van 't Glas zinken.
II. Proefneeming.
Toeftel.
Het Werktuig, in Figuur 2 afgebeeld, is P Z,. t. eeiiWaterweegkonftenaarsWeegfchaaljdie^*^-Op een langwerpig vierkant Kasje ftaat,
'^elk van binnen met Lood bekleed is. De de wa-tii-ie Glazen, A, B, C, worden gefchroefd op hun Voeten, die hol zyn, en gemeen-naarsnbsp;^ohap hebben met een Pyp, die onder het^®^^*nbsp;Öekzel van’t Kasje heen loopt. Deeze Pypnbsp;'s voorzien met vier Kraanen, twee, naa-^elyk, aan haar beide enden, wier Sleu-men in D enE zien kan; en tweetus-^ohen de Glaazen in, waar van F en G denbsp;Randgroepen zyn. Deeze twee laatfte openen
-ocr page 242-625 De WaterweegKuNDë.
vrii.
les.
3- af-
D££L.
nen de gemeenrchap tuffchen dedrieGla* zen; zoo dat, als het middelfte Glasnbsp;Water of eenig ander Vogt gevuld is,nbsp;ook de twee andere, die ter weêrzyd^’’nbsp;ftaan, of ook wel een van hun beiden alleen gt;nbsp;door hun voet en bodem vullen kan.nbsp;twee Kraanen D en E dienen om hetnbsp;ter uit de twee Glazen ter weêrzyden,nbsp;zelf ook, zoodegemeenfchapspypopenis»nbsp;uit het middelfte Glas, in ’t Kasje te laate®nbsp;loopen, endezelvendus, zomen wi],Iedi^nbsp;te maaken. Op het Kroonftuk van het gro‘^nbsp;te Middelglas ruftde Balans van een Wee^'nbsp;fchaal,waar aan tweekleineBakjesofScbaal^'nbsp;jes hangen, die men ’er af kan neemen a'*nbsp;men wil,en onder aan welke men tweekit’if®nbsp;Haakjes h en k ziet, die draaien kunnen,nbsp;waar aan men de Lighaamen hangt, die®*^'^nbsp;indetweeZyglazeDjWelke’er van weersk^O'nbsp;ten vlak onderflaan, weegenwil.
op
f'
Van dit Werktuig, dus met alzynft^'^* ken, die’erbybehooren, toegeruft
bedient men zig, met veel gemal^ en ^ eene zeer zindelyke wyze, om alle de
-ocr page 243-^eemingen te doen, die tot dit laatfte ge-VIII, VeeltederWaterweegkunde betrekking heb-'^en. Maar, om telkens niet vrcderom de de Et.nbsp;2elfdeF?g-tlt;wr af te beelden en te befchry ven,
*’'illen wy by yder Proefneeming alleen-'yk gewag maaken van de noodige Hukken, tot die Proef, daar we dan van fpree-, in ’t byzonder behooren; en onderhallen , dat al ’t overige zig in dien ftaacnbsp;^evinde,gelyk wy’t nubefchreeven hebben.
Onjons tweede (Iraksgemelde Voorftel te Wyzen, laat men eenYvooren Bal, meenbsp;draad aan een arm van de Weegfchaal
‘‘'''Ogende, in het Glas B, dat omtrent vol ^ateris, ncêrzinken.
Uitvicrkzeh.
Als men geeoGewigt legt in hetSchaalt-aan den anderen arm der Weegfchaal, zinkt deYvooren Balnbsp;den bodem van’t Glas.
Als men dat zelfde Schaaltje zoo fterk ,®Zwaart, dat het den Bal, die in’t Waternbsp;j inEvenwigthoudt, ishetGewigt, dacnbsp;1 ¦ Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ss
-ocr page 244-De WaterweEciunde,
men daar toe noodig heeft, altyd merkelyK minrifif. rlan dat. ’t welk de Ral weeec. al*
628
VIII. UICIJ uaai nbsp;nbsp;nbsp;uttil» aitju tuv.. r.
minder, dan dat, ’t welk de Bal weegt, al* deel. hy in de Lugt gewoogen wordt.
Ophelderingen,
Een Lig* haam,nbsp;zwaarder dannbsp;’tVo?t,nbsp;zinkt: ennbsp;door zynnbsp;Betrek-kelykenbsp;Zwaartenbsp;alleen.
De Yvooren Bal van onze Proefneemiaë beflaat de plaats van een Vak of KlofflPnbsp;Waters, die, zo hy op zyn plaats gebied'nbsp;ven was, volkomen in Evenwigt zou g^'nbsp;ftaan hebben met alle dergelyke en evengroO'nbsp;te gedeeltens ofKlompen van dezelfdeVloe*'nbsp;ftof, daar ze toe behooren; gelykin’tViei'nbsp;de Voordel van de eerde Afdeelinggezeg'^nbsp;is. Deeze Klomp Waters kon den KlomP»nbsp;die onder hem was, door zyn Gewigtni^’'nbsp;verplaatzen, noch door dien, die bo^eO
hem was, uitzyn plaats gedooten worden gt; om dat deeze hovende niet meêrkragtb^*nbsp;zat om naar den grond te zinken dan hyz®'^nbsp;bezat om ’t hem te beletten: en om datnbsp;onderde even veel kragt hadt om hefflnbsp;te houden, als hy om den anderen neêrnbsp;drukken ; maar zoo dra ’er een Lighaam, lt;1**'
meer digtheid heeft, en daar door zwaard^^
vaU
-ocr page 245-VoGTEN EN Vaste Lighaamen. 623
''an Gewigt is, in zyn plaats komt, moet de viii, Klomp Waters, die’er onder is, noodwen-^nbsp;^igwyken; wel niet voor hetganfcheGe-DEEL.nbsp;’^igt van ’t Lighaami maar alleen voordenbsp;Overmaat van deszelfs Zwaarte, dat deel ge-quot;'igts, dat het meer weegt, dan de Klompnbsp;^ater. Hierom is’t niet noodig, dat men,nbsp;oni te beletten, dat de Yvooren Bal naarnbsp;'^en grond zinke, een even zwaar Gewigt,
3ls die Bal weegt, in de tegenoverftaande Schaal legge: maar alleen genoeg, dat mennbsp;Sr zoo veel opzette, als de Bal zwaardernbsp;^eegt, dan een dergelyke Klomp Watersnbsp;koudoen.
Men moet zigondertuflchen niet verheel- Het ^sn, dat een Lighaam, ’t welk onder Wanbsp;'Sr zinkt, toeneemt in Zwaarte, omdat dezinkendenbsp;Waterkolom, die het boven zig laat, aliens- Zwaartenbsp;^sns aangroeit en langer wordt. Want het toe.nbsp;^ewigt van deeze Bovenkolom wordt alcydnbsp;^sor den weêrfland van die Kolom, die on-^sr ’t Lighaam is, opgewoogen, en die weêr-^and wordt allyd onderfchraagd door denbsp;^*'ükkingdernabuurigeZykolomraen,die alnbsp;Ss 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ie
-ocr page 246-630 De Waterweegkonde.
VIII.
LES.
3. A Fv DEEL.
De ver-fnelde Val der
even hoog ftaan, als de Kolom, dieophc^ ingedompeld Lighaam drukt. Het Lighaafl»nbsp;hangt derhalven alcyd, voor zoo veel denbsp;Drukkingen van onder en van boven aaonbsp;gaat, tuflchen dezelve in Evenwigt; en, z'’nbsp;het zinkt, zinkt het alleen daarom, omda'quot;nbsp;het, ais digter en zwaarder van Stof zyndegt;nbsp;in ftaatis, om onophoudelyk een KloiHPnbsp;Vogt, hetzelve in Omtrek, niet in Zwaard®nbsp;gelyk, voort te ftooten en te verplaatzeD-Dc verfoeide Beweeging, die men in del’nbsp;Val van zwaare Lighaamcn befpeurt, kalinbsp;Dghaa^ derhalven, gelykzomraigePhilofophenhe*nbsp;Dien, weerd hebben, geenzins aan de Drukkingnbsp;wordt derVloeiftof worden toegefchreeven ,• w'®''nbsp;Druk- Kolommen boven dezelve, naar maate di'i'nbsp;^‘j’Sder^zy in ’t vallen voortgaat, allènskens aad'nbsp;niet ver-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;langer worden. Ditaangroeii^”
oorzaakt-daarenboven in langte, ’twelk dieKoIoi’’' men der Vloei (tof ondergaan, gefchiedtnbsp;niet volgens dezelfdeRegels, als de voor^'nbsp;gang en ’t toeneemen van de verfnelling d*-*^
Lighaamenj die de neiging hunner Zwaart®
gehoorzaamen; en ’c ftemt met den
VoGTEN EN Vaste Lighaamen. 631
•3er Zwaar tekragc niec overeen, die in de VUL Lighaamen werkc naar maate van derze!ver ^ ^nbsp;Inhoud, en niec naar maate van den Omtrek. deel.
Besluit.
Uit het Voorftel, dat wy nu beweezen^^Ugj^jg^
hebben, kanmenditBefluitopmaaken, dathaamen,
®en Lighaam nimmer vaJt, of neigt om
''3llen, met het geheel en vol Vermogen van Hagel, *
2yn eigenen voUlrekteZwaarcekragc;
op welk een plaats ook zyo Valgefchiede,,loorhun
het is altvd gedompeld in eene Middelftof nbsp;nbsp;nbsp;.
j. _ nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kelykeof
Qie Lighaamelyk en StofFelykis, cn vvaar opzigte-
^^30 het een Vak of Klomp, hetzelvein Om-
, nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Zwaarte,
‘rek gelyk zynde,uit deplaats (toot:geen an-
'^ere kragt houdt het dcrhalven, even als de
^vooren Bal van onze Proefneeming, om
boven naar om laag te vallen, over,
^3Ddie vanzynBetrekkelykeZwaarte alleen.
Regendruppels, de'Hagelkorrels, de
‘quot;öeeiiw vlokken, daalen niet naar de opper-
''‘3kte der Aarde neder, dan uit overmaat
'’3n hun Zwaarte; alleen uit kragt van dat
'^Verwigc, ’t welk zy zwaarder weegen, dan
S s 3 nbsp;nbsp;nbsp;dat
-ocr page 248-632 De WATERWEEGKÜNPïi
VIII. LES.nbsp;3- af-OEZL.
dat gedeelte Lugts, welks plaats zybeflaan. Dewyl de Lugceen zeerligte Vloeiflof is,nbsp;verfchik de BetrekkelykeZwaarcederLig-haamen, die zy omringt, zeer weinig vannbsp;derzelver VoHtrekte Zwaarte: zoo groot isnbsp;egter nog dat verfchil, dat men ’t duidelyknbsp;merken kan, wanneer men een en ’t zelfdenbsp;Lighaam, beurtelings na elkander, nu in denbsp;Lugt dan in ’tYdel weegt; gelyk uit de volgende Proefneeming blyken zal.
III. Proefneeming.
ToefleL
fL I. Fig. 3.
In een wyd Ontvangglas moet men een zeer naauwkeurige, en ligt beweegbaarenbsp;Weegfchaal ftellen, op zulk een wys, datnbsp;men ze door middel van een (teel, I, di®nbsp;aan de Balans vafl; is, opwaarts kan ligtennbsp;en daar aan doen bly ven hangen. Eer mennbsp;de Lugt uit den Ontvanger pompt, moetnbsp;men een klein Looden Balletje aan den e®'nbsp;nen arm van de Weegfchaal in Evenwigt g^'nbsp;bragt hebben met een grooten hollen Papi^'
ren
-ocr page 249-VoöTEW s» Vaste LicHAAMEisr. 633
ren Bal, die aan den anderen arm hangt: en vill. v/el zorgdraagen, dat geen van deeze tweenbsp;Lighaamen op eenig Vogt of VettigheidnEEt.nbsp;tuften, dat de natuurlykeUitwerkzelsdernbsp;Zwaarte, als men de Weegfchaal opligt,ee-öigzins zou mogen belemmeren en fluiten.
Vitnxerkzels,
De holle Papieren Bal, die in de Lugt tKet den Looden volmaakt inEvenwigt hing,nbsp;haaltnuin 't Ydel de Schaal over, en weegtnbsp;Zwaarder.
Ophelderingen,
In de Lugt heeft de Papieren Bal niets an* AH^Ljg-'^ers, dan alleen zyn Betrekkelyke Zwaarte, ^eegcn hem tegen den Looden in deSchaal te leg- alleennbsp;8en, en Evenwigt met denzelven te maaken: BetreLnbsp;hiaar nu in ’t Ydel werkt hy met zyngan- kelykeofnbsp;^che Volftrekte Zwaarte, dewyl hy thansnbsp;'^oor geen Vloeiftof meer (^dat noemens Zwaarte
''^aardig is} wordt opgehouden. Die Vol-^tekteZwaarte nu is altyd, gelyk men weet,
Stooter dan de BetrekkelykeZwaarte,dewyl Ss 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dee-
-ocr page 250-vin.
LES, 3. AF.
Men
houdt
eenVifch
net, een
Menfch
gemak-
kelyke/'
boven
Water,
534 De Waterkteegkunde.
deeze laatfte flegts een overblyfzel is van de eerflc. Men zou hier, ’t is waar, kunnennbsp;zeggen, dac de Looden B d ook zoo welnbsp;alsdeanderein ’cYdel zyn VolftrekteZwaar..nbsp;te wederkrygt; dog men zal we! haafl zien,nbsp;(^en men zou het reeds al voor af eenigziensnbsp;kunnen gemerkt hebben) dat; wanneer denbsp;Lighaamen, die het Evenwigt maaken, innbsp;omtrek van clkanderen verfchdlsn, gelyknbsp;die van onze Proefneeining, waar in de Pa*nbsp;pieren Bal ongelyk grooter is dan de Loo*nbsp;den; dac dan dat nieuw Gewigc, ’cwelkzynbsp;aanneemen, als ze uit de Vloeiftofkomen,.nbsp;van weerskanten niet even groot is, enhecnbsp;één meer in Zwaarte toeneemt dan het aii'nbsp;der.
Gevlogen.
Indien de Indompeling in VloeidofFen d® Lighaamen brengt tot hun Opzigtelyk®nbsp;Zwaarte, die altyd kleinder is, dan heOnbsp;Volflrekte Zwaarte, zoo volgt daar uit, d^'-’er ook om hen in die VloeiftofFen te ondei'nbsp;fteunen, op te houden, opwaarts te ligtet’»nbsp;zoo veelkragtsnietvereifchtwordt, als’®^
toC
-ocr page 251-VoGTEN EN Vaste Lighaamen.
toe noodig zou zyn , zo ze vry o in g^enyjjj Vloeiftof gedompeld waren. Dit wordt mennbsp;Ook zeer onderfcheidentlyk gewaar, als men deel.nbsp;ïenig Lighaam vaneen merkelyken omtrek dan mennbsp;liic het Water wil optrekken. De Viffehers, ^ejer uit-die een goeden Trek met het Net gedaannbsp;hebben ,vreezenniet, dat ze’c breekcu zullen met het enkel door ’t Water, maar wel,nbsp;door ’t zelve uk het Water op ’t Land tenbsp;fleepen. Iemand, die gevaar loopt van te verdrinken , kan men zonder moeite redden cnnbsp;^oveu Water houden, als men hem flegtsnbsp;het broofle en breekbaar ft S r uk van zynnbsp;^leêren vatten kan: zulk een behulp zou,nbsp;êe’yk men weet, op verre na niet genoeg-^aam zyn, om iemand die uit een Venfternbsp;'^iel of driegde te vallen, op te houden ennbsp;te redden. Dit komt daar van daan, datnbsp;geheel Menfch zomtyds in ’t Water maarnbsp;®0n of twee Ponden zwaarte heeft; terwylnbsp;% tnogelyk in de Lugt i jo Pond of meernbsp;^eegt. (*).
Ja jniflihien is ïomtyds het Menfchelyk Lis*
S s 5
-ocr page 252-636
Dl! Waterwiegkünbe.
VIII.
LES.
3- AFDEEL.
Derde Voorstel,
Het Gewigt, dat een IngedompeldLigbaafti V er Heft) is juift ge/ykaanbetGemgivannbsp;den Klomp Kogts, dien bet verplaatfl.
Uit de Protfneerr.ingen van ’c voorgaand® Voordel hebben we gezien, dat een Ing®'nbsp;dompeld Lighuam een gedeelte van zyn g®'nbsp;wigt by die Indompeling verlieft: dit Voordel nu ftrekt om ons te leeren kennen; welknbsp;een gedeelte van zyn Zwaarte het is, ho®nbsp;groot dat Gewigtis,’twelkhetLighaanj bynbsp;zyn Indompeling verlooren heeft, en blyf*-miffen, zoo lang het ingedompeld blyft*nbsp;Volgens de woorden van ons Voordel gt;nbsp;zal het Lighaam, als het vier Oneen weegt»nbsp;en de verplaatfte Vogtklomptwee, de helftnbsp;van zynGewigt,tweeOncen naame!yk,vei“nbsp;liezen: en de kragt, die men zal behoevennbsp;te gebruiken, om het op te houden en te b®-
let-
haam ligtet dan een gelyke Klomp Water. Zie de ProefneS' mingen daaromtrent, in her 17. Stukje dquot;r Ultgezogtenbsp;fe4»lt;iefi»£f»jnuuitgekomen,'cfhetV. DEEL, bladi.i**'
-ocr page 253-VoGTEN EN Vaste Lighaamew. 637
A ft DEEt..
betten, van naar den grond te zinken ,vill. zal niet meer dan twee Oneen te draageo^^^'nbsp;hebben-
IV. Proefneeming.
Toejlel.
L is een klein Rolrond Stukje Metaal, ’t PL. '^elk zeer net paft in het Rolrond Glaasjenbsp;hij daar het onderhangt in P/gMar 2. Mennbsp;hangt het een en ’t ander aan het Haakje knbsp;brengt het tot Evenwigt met het Gewigt»
N aan den anderen Arm der Weegfchaal: *hen laat daar op in het Glas A zoo veelnbsp;^aater loopen « dat het Metaalen Rolletje Lnbsp;Scheel ondergedompcid is.
Uitwerkzeh.
Door de onderdompeling van’t Lighaam ^ Wordt het GewigtjeN te zwaar, en hetnbsp;h-Venwigt houdt op: maar het herftelt zignbsp;'^^êr, zoo dra men het Glaajs M volWa-
638 De Wate»weeokündb.
VIII.
LES.
3- A F-DEEL.
Een gedompeld Lighaamnbsp;verliefl:nbsp;juiftzoonbsp;veel ge-wigtalsnbsp;deËlornpnbsp;Vogcnbsp;weegtnbsp;dien ’tnbsp;ver-plaatd.
Ophelderingen.
Het Rolrond Stukje Metaal wordt, als het onder W ater gedompeld is, teligt,otnnbsp;dat die onderdompeling hetzelve een gedeel'nbsp;te van zyn Gewigt beneemt: maar,dewylnbsp;dat gedeelte Gewigt,’t welk het Lighaam nunbsp;benomen is, in Zvvaarte gelyk is aan dennbsp;Klomp Water, wiens plaats het ingenomennbsp;heeft, wordt het JEvenwigt herfteld, alsnbsp;mén dien arm der Weegfchaal belaadt metnbsp;een deel Waters van de zelfde grootte en om-trek als het ondergedompeld Lighaam. Ditnbsp;Voorftel, dat wy nu met deeze Proefaee-ming geftaafd hebben , geeft ons aanleidingnbsp;om ’er vcrfcheiden Befluitenuitoptemaa*nbsp;ken, die we ’er thans uit zullen afleiden.
Eerste Besluit.
Een nbsp;nbsp;nbsp;Dewyl de Omtrek van den verplaatftequot;
Lighaam nbsp;nbsp;nbsp;gedeelte aanwyft, dat het
fchoon ’ Lighaam van zynGewigt verheft en deszelfs even hoeveelheid bepaalt, volgt daar uit, dat denbsp;verheft Lighaamen, de Inhoudeo en Stofshoeveel-
hei'ï
VooTEN EN Vaste Lighaamew. 633
heid van beiden gelyk gefield, naar maate vill. dan ze groocer zyn en tneérOmcreks hebben,
Ook meer van hun Gewigt bydeonderdom-DEEL, peling verliezen. Een Pond Y voor zou der-meer vannbsp;halven in ’t Water meêr fleunzel vinden ,nbsp;nieer door hetzelve opgehouden worden, eenklein-lt;^ao een Pond Marmer; en beider Betrekke-lykc Zwaarte, die bun na deonderdompe-hng by bleef, zou merkelyk van elkandernbsp;Verfchillen , fchoon beide die Lighaamennbsp;in eene zelfde Vloeiftof gedompeld werden.
V, Proefneeming.
Toejlel.
Breng terweêrzydenaandearmeo van dePZ,. i. ^eegfchaal een Yvooren Bal niet een Loo- 4-Bal tot Êvenwigt, en laat het Waternbsp;ioopen in de twee Glazen, daar ze, het eennbsp;^an de eene, het ander aan de anderen zy de,nbsp;hangen.
Uitwerkzels.
Zoo dra ’er Water genoeg in de Glazen
ge-
-ocr page 256-640 De W ATERWE EGKOND *.
viir.
LES.
3. AF-SSKL.
geloopen is, om de Ballen onder te dompS' len, blyfc deBalansvande Weegfchaalniei'nbsp;langer in haar Waterpairenftand, maar helenbsp;naar den eenen kant over, en het Loodnbsp;weegt zwaarder dan’cYvoor,
Ophelderingen,
Yder van deeze twee Lighaamen verlieft
EenY-vooren
Balver. 10 c Water een gedeelte vanzynGewigt 5
lieftmeerfnaar die gedeeltens, welke zv verliezen,zyO dan eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’
even
zwaare
Looden
Bal.
van weerskanten niet even groot: want de* zelve fchikken zig in Evenredigheid naafnbsp;den verfchillenden Omtrek der Waterklo®'nbsp;pen, die ze verplaatzen; en het Lood, al*nbsp;kleinder van begrip, verplaatft een kleindernbsp;¦Waterklomp, dan het Yvoor. Ditlaatft®nbsp;verlieft derhalven meer van zynvolftrekt®nbsp;en oorfpronkelyke Zwaarte, dan het ander»nbsp;waar door bygevolg het Evenwigt verbrO'nbsp;ken wordt.
Gevolgen
De Op- Het Lood, gegooten Yzer, Koper, zy”
door-
-ocr page 257-VoGTBN E«f Vaste Lighaamen. 641 doorgaans de Stoffen, daar men zig in’tal-vijlnbsp;gemeen van bedient om Waaggewigten vannbsp;temaaken, en op Schaa'en meêtevteegen.DEEL.nbsp;Deeze Metaalen hebben meed al merkelykzigtelykenbsp;minder Omtreks, dan de Lighaamen, daar^^^j^jjjjgnbsp;men ze Evenwigc mee doet maaken. NuWaarennbsp;moet men, om dit Evenwigc te krygennbsp;de Lugt, daar men alle Koopwaaren in maatnbsp;Weegt, door een grooter hoeveelheid vannbsp;die VVaaren op de Schaal te leggen , deon- ofmin-gelykheid van ’t verlies vergoeden,’t welknbsp;twee Lighaamen, in één en dezelfde Vloei-dof gewoogen , ondergaan, alszy in grootte en Omtrek van malkanderen verfchillen.
za! een Koopman meer dan eeti Pond Ve eren geeven als hy ze tegen eenPondLoodnbsp;Sewoogen heeft: want deeze twee Stoffen Eennbsp;hebben in de Lugt flegrs hun Betrekkelykcygg^gjjnbsp;2waarte; datis tezeggen, die Vloei'lof be- is inder-t^eemt yder van dezelve een gedeelte van^^vaardetnbsp;baar VolftrekteZwaarte, en beneemt die van dan eennbsp;de twee, welke den grootffen Omtrek heeft, Lood-ook het grootfte gedeelte van; zoo datnbsp;indien men de Weegfchaal; zoo als
642
De Wateiiweegeunde.
vni.
L]£S.
S- afdeel.
ze belaaden is en in Evenwigt hangt, in een Lugcledige plaats brengen kon, ’er noodza*nbsp;kelyk eendeelVeeren zou moeten afneemen»nbsp;om het Evenwigt weêr te krygen. Daarnbsp;fteekt derhalven voor den Verkoopereenig®nbsp;winftin; dat hy de Waaren, diehyby’^nbsp;Gewigtverkoopt, tot zookleineenOmtreK
en zoo naauw by een brengt, als'eenigzin* inogelykis; en indien kodbaare GoedercO)nbsp;Diamanten by voorbeeld, in die groottenbsp;en van zoo veel Omtreks waren en ge*nbsp;woogen werden, dat het der moeite waarnbsp;dig was, dat men ’er agtopfloegj zou hefnbsp;vüOrdeeliger zyn, dezelve op Y zer gewigt»nbsp;dan opGoudofLoodgewigt teverkoopen gt;nbsp;inzonderheid als de Lugt, daar de Schaalnbsp;inhing, digter en zwaarder was dan naarnbsp;gewoonte.
Tweede BesLoiT.
Men kan ook nog uit het Derde Voor'
DeLig-
verlTezen^^l dit Beiluic afleiden, dat het ondergO' min of dompeld Lighaam, naar maate dat de ver*nbsp;meer ge- pij^cfle Vogtklomp digter is en meer
be*
-ocr page 259-Vosten en Vaste Lighaamen. 643
VitL
Les.
3. AF-
D E ELj
wigt, naartnaa-te van dcnbsp;minderofnbsp;meerdernbsp;Digtheidnbsp;der Vog»nbsp;ten.
bevat, ook irieer fteunzel vindt, en beter wordt opgehouden. DeOpzigtelyke Zwaarte derhalven van één en ’t zelfde Lighaam,nbsp;in verfcheiden Vogten gedompeld, zal na denbsp;onderdompeling zoo vee! grootcr zyn, naarnbsp;maate dat het Vogt, daar ’t in gedompeldnbsp;is, minder Digtheid heeft.
VI. Proefneeming.
Toeftel.
Men hangt twee Yvooren Ballen, diePL. i. Rialkanderen in grootte volmaakt gelykzyn,^’^quot;nbsp;aan de Schaal in Evenwigt: men laat dannbsp;de twee Glazen , daar ze in hangen,
Vol Water loopen; en na dat men vervolgens een der Glazen weer heeft la'aten leeg loopen, vult men het, in plaats van met Water, met Brandewyn of Voorloop.
Uitwerkzels.
I. Zoo lang de twee Glazen gevuldbly-''en met eene zelfde Vloeiftof , ’t zy Lugt, 't zy Water, blyven de Ballen,die
lt;544 Db Waterweegkunde.
VHI. ’er in hangen, met malkanderen in volko* LES.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-n • .
2 menEvenwigt.
DEEi. 2. Maar zoo dra men een der Ballen in Water, en den anderen inBrandewynofinnbsp;Voorloop dompelt, wordt het Evenwigt,nbsp;verbroken, en deeze laatfte haalt den an*nbsp;deren over en fchynt zwaarder.
Ophelderingen.
Tweegc- Dewyl de verplaatfte Vogtklorapen, als Yvooren twee Lighaamen, malkander in groot-Ballen te volmaakt gelyk zynde, uit hun plaats
belden” nbsp;nbsp;nbsp;ook volmaakt even groot, en
in Water daar by Klompen zyn van één en ’t zelfde evennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;uioeten ze beide ook volkomen van
denzelfden Inhoud zyn , en een gelyke hoeveelheid van Stoffe bevatten ; en bygevolg ook een gelyken en volmaakt den zelfdennbsp;weerftand bieden tegen de Lighaamen, di*^nbsp;*er in^gedompeld zyn, en hen even kragt'nbsp;daadig onderfteunen. Dewyl daarenbovennbsp;de volftrekte Zwaartens van deeze twennbsp;Yvooren Ballen zeer naauwkeurig overeennbsp;ftemmen en aan malkanderen gelyk zyn,
Vogtew ew Vaste Lighaamen* . 645
derhalven derzelver onderdompeling ineen VIII. en’t zelfde Water gelyke Hoeveelheid vannbsp;gelyke Hoeveelheden aftrekken; ’tgeen’ernEE l,nbsp;overblyfc zal bygevolg gelyk zyn, en hecnbsp;Evenwigt houdt (land.
Maar als een der tweeBalleniaeen VogtMaardö
gedompeld wordt , dat minder digtheidgrantje. heeft dan ’t Water, zal ’er dezelve zoo veel wyn han-fteunzel niet in vinden , en zoo fterk niet op- |,gggtnbsp;gehouden worden; hy zal derhalven ookZwaar»
Q^r
minder van zyn eerfte en Oorfpronkelyke Zwaarte verhezen; zynOpzigtelykeZwaar-te, bygevolg, blyft grooter, en dus doetnbsp;hy de Schaal naar zyn kant overflaan, ennbsp;haalt den anderen over.
Derde Besluit.
Een en ‘t
zelfde
Lighaam
weegt in
’tzelfde
Vogtmin
of meer
naarde
gefleltee
nis van
datVogt,
en
Dewyi de Digtheid niet alleen in verfchil lende Vogten verfchillende, en naar derzelver aart grooter of kleinder is, maar ook innbsp;één en ’t zelfde Vogc verfchilt van zig zelve,nbsp;door Koude, door Hitte, of andere oor-Zaaken; en dewyl de valte Lighaamen, dienbsp;hien *er indompelt, ook dezelfde verande-T t 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ria*
-ocr page 262-640 De Waterweebkunpe.
ringen onderhevig zyn, kan ’t gebeuren, dat deOpzigtelykeZ waarte van één en’t zelf-
VIII.
LES,
3» A
DEEL. de Lighaam, fchoon in één zelfde Vogc van dat gedompeld, by geval verandere envanzignbsp;Lighaam ^gjyg yerfchille.
Vil. Proefneeminc.
Toejlel.
PL. I. Pig. 6.
Figuur 6. zal een Glazen Buis vol Voorloop verbeelden, vyaar in men een klein gtf' ëmailjeerd Beeldje gedaan heeft, ’t welk zignbsp;doorgaans onthoudt aan ’t bovenend van denbsp;Buis, dewylhetligteris, dan een Klompje,nbsp;van zyn grootte en omtrek uit het Vogt,nbsp;daar ’t in dryft. De Buis ftaatineenKotnnbsp;of Pot met Water, 't welk men door middel van een Lampje, dat men ’er onderaannbsp;fteekt, naar welgevallen kan warm maaken.
Uitwerkzels.
Als de Voorloop een zekeren graad van Warmte gekreegen heeft, ziet men betnbsp;Beeldje naar beneden komen, en tot op den
bO'
-ocr page 263-Vogteïï en Vaste Lighaamen, 647
bodem daalen van de Buis; maar als het Vogc n T.
weerkoud wordc.klimt het weer naar boven. ^ E S.
3* af-
Opbelderingen. nbsp;nbsp;nbsp;d e e l.
De Warmte doet alle Lighaamen ziguit- £en zetten , geiyk wy nader zullen doen zien, als Beeld-
, nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, rrnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, JCzinktOf
wy van de werking van c Vuur fpreeken. j-yftin
De Voorloop derhal ven heeft, als hy warmden Glas: ~nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;naar dat
gemaaktis,ramderDigtheidofisgrooter van j^et Vogt
omtrek, dan toen hy nog koud was, maar zo warm of
die ganfche Klomp Vogt, die in de Buis is ,
een grooter plaats beflaat, dan te vooren,
moeten ook ongetwyffeld deszelfs deeltjes
ylder, meer van een verwyderd en verfpreid
leggen; en ’er zig nu zoo veel niet van als
Voorheen bevinden in elk Vogtklompje van
dezelfde grootte en omtrek als het Beeldje:
deeze overgebleeven deeltjes kunnen derhal-
ook het Beeldje niet meeropweegen en
ftaande houden; het zinkt naar den bodem
Van ’t Glas, en blyft ’er,, zoo lang alles in
^gt;en ftand blyft. Maar als de Voorloop
'’''eer koud wordt, naderen deszelfs deeltjes
'’''eer totmalkanderen, voegen zig digter in
Tt 3 nbsp;nbsp;nbsp;een,
-ocr page 264-648 De WaTerweeoeunde.
VTII. LES.nbsp;3- af-
BEEL.
een, en het Vogtklompje, aan het Beeldje in groote gclyk, nu weder tneêr Scofs ennbsp;bygevolg meer Gewigts bevattende, wordtnbsp;weer in (laat om het op te weegen, te on-derfteunen, en zelfs als voorheen over tenbsp;haaien en naar boven te doen klimmen. Hetnbsp;iswelwaar, dat diezelfde warmte, die hetnbsp;Vogt doet uitzetten, ook op ’t Beeldjenbsp;werkt, en ’t zelve min of meer uitzet; maarnbsp;die uitzetting is van merkelyk minder belang ; en dat alleen is genoeg om deUit werk-zels, daar we vanfpreeken, voort te bren-?nbsp;gen.
VIII. Proef NEEM ING.
Toeftel.
Fig,
Het Glas, inP'/gtmt'yafgebeeld, is een zoort van langwerpige Fles, met een Glazen Voet, daar ze op (laat. Zy is gevuldnbsp;met Water; of men kan’er anders uit voorzorg, op dat hetzelve ’s Winters niet bevriezen zou, een derde Voorloop ondernbsp;^qen. Men Hopt ze met een ftuk van een
nat*
-ocr page 265-VoGTEïf üw Vaste Ltghaamen 649
Batte Blaas, dat men over den mond van de VIII. Fles heen fpant, en met een draad of koord- ^nbsp;je om den Hals vaft bindt. In de Fles doet de el.nbsp;men een klein Ge'émailjeerd of gekleurd Glazen Beeldje, dat van binnen hol, enligcernbsp;is dan het Vogt, en aan welks eenen Voetnbsp;men een klein gaatje, zoo groot dat men ’ernbsp;een Speld zou mogen infteeken, gemaaktnbsp;heeft.
Uitwerkzels,
/
1. nbsp;nbsp;nbsp;Als men met den top van den Vingerden
op de Blaas drukt, zinkt het Beeldje naar jgait^ den bodem van de Fles, en blyft ’er, zoo^yH-il^at,nbsp;lang als die Drukking duurt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;1: Wat’er,
2. nbsp;nbsp;nbsp;Als men zoo (terk niet, of in’t geheel naar datnbsp;niet meer drukt, klimt het aan Honds weer
naar boven. nbsp;nbsp;nbsp;mondvan
3. nbsp;nbsp;nbsp;Als men, terwyl het op wegis, om^juj^j^nbsp;naar beneden te gaan, de Drukking maatigt,
of dezelve verzwaart, terwyl het opwaarts klim.t, blyft het ftil Haan op die plaats ,nbsp;daar ’tzig dan bevindt, en kan men’tdus.
Waar men wil, doen halte houden.
T t 4 nbsp;nbsp;nbsp;4. Als
-ocr page 266-650 D E W ATER W ES CKUNDE.
vni. LES.nbsp;3. af-
DEE L-
4. Als men de Blaas nieteenpaarig maai met horten en ftooten drukt, Ichynt heinbsp;Beeldje te danfen én draait in ’t rond.
Deeze Uitwerkzels gebeuren eveneens» als men het Glas ’t onderfl boven keert»nbsp;en de Drukking bygevolg van beneden naainbsp;boven gefchiedt. Dus zou men deeze Prod'nbsp;neeming een fchyn van groot geheim en vaO
PL X. Tig. z.
iets wonderbaars kunnen byzetten, wan* neer men verfcheiden devgeiyke Glazen Bui*nbsp;zen in een Raampje plaatfte, en op derzelvefnbsp;monden, opecnwys, dat deaanfehuwefSnbsp;hec niet merken of zien konden, de noodig®nbsp;Drukkingen maakte, ’t zy door middel vaOnbsp;Hefboomtjes ’t zy door middel van Koof'nbsp;den die, zonder dat men ze zag, door ’inbsp;hout zelf van ’t Raampje liepen,of op de eenSnbsp;of andere dergelyke wys.
Ophelderingen,
En het Beeldjenbsp;dus lig'nbsp;zerof
'i* tegendeel eeP
(¦f) zie I. Deel. :. Styik. BJïdzyde tCz.
De Vogten laacen zig geheel niet, ofteo minlten zeer bezwaarlyk zaraenperlTen , g®'nbsp;lyk wy voorheen in de Tweede Les hebbeO
-ocr page 267-VoGTEN EN Vaste Liohaamen. óSr
^en Buigbaar Lighaam, dattr.en gemakke-vill. lyk en zonder dat ’er merkelyke moeite toenbsp;''ereifcht worde, kanzamenpeiffen, gelykoEEL.
in’t vervolgbewyzen zullen, ttetgeëma-^Ijeerdof gekleurdGlazenBeeldje is vol Lugt, en dryfe in het Water. Het is derhalvennbsp;'’ol van eeneStofFe, die zamenpersbaar is,nbsp;wordt omringd van een andere Stof, dienbsp;^igniet laaczamenperlTen. Ais men nu metnbsp;den top van den Vinger op de Blaas drukt,nbsp;drukt men den ganfehen Klomp Water, dienbsp;in de Fles begreepen is; de Kolom, die opnbsp;^et klein gaatje in den Voet van ’t Beeldjenbsp;Haat, werkt,dewyl ze uit hoofde van haar on-Wigbaarheid zig niet Iaat in een perffen ,nbsp;lïiet de volle kragt.welke haar doordieDruk-i'dng wordt meêgedeeld, op de Lugt, die innbsp;Beeldje is; en dewyl deeze Vloeiftofzignbsp;laat perfTcn, en in eennaauwer om-in een dringen, ftaat zy een gedeeltenbsp;^andeplaats diezebefloeg, aan’tWaternbsp;^f, dat ’er daar op min of meer in dringt.
^licr door wordt nu hetBeeldje eeniger roaa-zwaarder, dan bettevoorenwas, want T t jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;men
-ocr page 268-652 D£ Watertteeokonde.
VIII. LES.nbsp;3- af-
D ££L.
men moet het nu aanmerken als beftaande uit gekleurd Glas, uitLugt, dieeenigzinsnbsp;verdikt en ineengeperft is, en uiteen weinig Water, dat’er is ingedrongen. Zo ditnbsp;ganfchezamenftel, alles met malkander, ’cnbsp;welk thans het Beeldje uitmaakt, zwaardernbsp;is, dan de Klomp Water , wiens plaats hetnbsp;beflaat, zinkt het naar den grond; en hetnbsp;klimt in tegendeel weer naar boven als hetnbsp;ligter is, dat is te zeggen, als een mindernbsp;Ilerke drukking op de Blaas een kleinderenbsp;hoeveelheid vanWater in’tBeeldjeopdringt,nbsp;ofalsmendezamengeperfteLugt, die in ’cnbsp;Beeldjeis, vryheidgeeft, om’er’t Water,nbsp;dat ’er ingekomen was, weer uit te dry ven:nbsp;en dus begrypt men ook ligtelyk, dat men,nbsp;door de Drukking van den Vinger behoor-lyk te maatigen, zoo veel Waters in ’t Beeldje zal kunnen houden, dat het Evenwigcnbsp;blyfc hangen, en op die wys, waar mennbsp;wil, ftil ftaat. Eindelyk dewyl hetgaatje,nbsp;daar het Water door uit en in kan komen»nbsp;ineen der Beenen, of Voeten liever, van’lt;^nbsp;jSeeldje, en dus op de zyde van’t zelve gemaakt
-ocr page 269-VooTEN EN Vaste Lighaamen. 653
Oiaakt is, zal die zylinkfeenfchuinze wer-VIII. king, als de Vioeiftof die ’er uic en inlooptnbsp;met groote fnelheid voorwaarts enagter-DEEi.,nbsp;Waats geftooten wordt, het Beeldje gelyk alsnbsp;op zyn Voet rond doen draaien j wantdewylnbsp;het dus in ’t Water hangt en opgehoudennbsp;'vordt, IS’t even eens a's of het opeen As,nbsp;of op twee Spillen hing en draaide.
Dit Beeldje wordt derhalven nueens lig-ter dan eens zwaarder, dan ’t Vogt, daar het ingedorapeld is; niet om dat de Klompnbsp;Waters, wiens plaats het beflaat, van Digt-heid of van Grootte en Omtrek verandert,nbsp;maar om dat het Beeldje zelf, beurtelings,nunbsp;eens digter dan weer ylder ranStofwordtnbsp;en meerder of minder Inhouds heeft; zonder egter van Omtrek te veranderen.
Gevolgen.
Gelyk van de Dieren, die Lugt inademen, Het naar zommigen zig op de oppervlakte der Aardenbsp;onthouden , anderen zig naar om hoog ver-laagnbsp;heffen in den Dampkring, en zig daarnbsp;^eegen, naar hun welgevallen; op de zelf fchen,
-ocr page 270-C54 De Wats swEEGKjJNDï.
VIII. de wys vindt men ook, onder die, welkein
T FQ
„ nbsp;nbsp;nbsp;¦ de Wateren leeven, verrcheidenzoorten;
DEEL. die zig zelden or nooit van den bodem en
del van degrondendes Waters afb geeven; terwyl andere, in tegendeel, van beneden naarnbsp;boven fchieten, en wederom, als hunne bC'nbsp;hoeftens het vereifchen, met het zelfde ge*nbsp;mak en even gezwind, van boven naar be*nbsp;neden. In de meelten van deeze laatftezoortnbsp;ontdekt mén een dubbelde Blaas met Lugtnbsp;gevuld i ’t welk aanleiding gegeeven heeftnbsp;om te denken, dat de Vifch, door middelnbsp;van deeze met Veerkragt begaafdeVloeiftof.nbsp;den Omtrek van zyn Lighaam weet uit denbsp;zetten en te vergrooten, of in te krimpen ennbsp;te verkleinen i naar dat hy verkieft, ’t zynbsp;boven te komen, of zig naar om laag tcnbsp;begeeven in de diepte. Want, als men’rnbsp;geen tevooren gezegd is zig herinnert, zalnbsp;men ligtelyk begrypen kunnen , dat hetnbsp;Dier,als het in Grootte enOmtrek toeneemt*nbsp;zonder dat het egter toeneemt in Stof ennbsp;Inhoud, ligter moet worden dan die Klonipnbsp;Waters, wiens plaats het beflaat op dien ty d;
VoGTEN EN Vaste Lighaamem. 6;s
^ndac het integendeel, als het den OmtrekvilL Van zyu Lighaam doet inkrimpen, een klein-deren Klomp Waters verplaatft , en zig op d e e unbsp;die wys zwaarder zal kunnen maaken, dannbsp;dieVloeiftof, welke zyn Valzou moeten fluiten , en ’t zinken beletten.
Deeze Verklaaring van de wyze en’t del, waar door de Viffchen op en beneden zetten ofnbsp;Vtaarts zwemmen, wordtwaarfchynlyker,^®*^^,®”nbsp;ïls men deeze volgende Proeven inaanmer-zelvenbsp;king neemt. Wanneer men de Lugt,nbsp;iQ de dubbelde Blaas is, verdunt cn zig doet fcben al-
tiiczetten, door den Vifch onder een Ont-tydbo-
ven of op
''anger in t Ydel ce brengen, zal by, zooien
als hy in dienftaatblyft, vergeeffcbeSj'®”'*
Poogingen doen, om naar den bodem van ’t ^V'ater te Duikelen, of zig daar te blyvennbsp;Ophouden: bydryft in weêrwil van zig Zell's boven: maarjuifthettegengefleldezietnbsp;*Pen plaats hebben , en den Vifch in weer-'''il van alle zyne poogingen, hoe flerk ooknbsp;^olkens weer naar den grond zinken, als mennbsp;^om, ‘t zy door de dubbelde Blaas te doennbsp;^®tften, ’t zy door dezelve op de eene of de
an-
-ocr page 272-656 De W A TER WEE GKUNDB.
VlII. andere wys voor een groot deel te ledigen»
I' E S. ygjj jjjj, inwendige Lugt beroofd heeft,
3* nbsp;nbsp;nbsp;•
j) E E L. De Dieren, die verdronken zyn, zinken
Het beur-in ’t eerft onder Water en naar den Grond»
lelings Qjjj (jgj. 2e zwaarder zyn dan ’t zelve: maar zinken
en boven een geruiraen tyd daar na ziet men ze weer dry^n opkomen en boven dryven. En deezeVet'nbsp;Jtelingen.ichyningenj dit beurtelings zinken en bo-*nbsp;van dry ven,gebeuren doorgaans verfcheidennbsp;reizen agter een. Het kom t daar van daan»nbsp;dat die Lyken beurtelings zwaarder en lig'nbsp;ter worden, dan de Klomp Waters, wiensnbsp;plaats zy bellaan. Een verflikt of verzoopeonbsp;Dier, op den bodem van een Rivier, o(nbsp;waar ’t zy, op den grond onder Water leg'nbsp;gende, begint in weinig dagen te bederven en te rotten, Die Bederving is niets an*nbsp;ders dan een verplaatzing der Deelen, eDnbsp;wanneer alle de Deelen van een geheel, dienbsp;met malkander een Lighaam uitmaaken,nbsp;een algeraeene Beweeging zyn, moet da^
' Lighaam ook grooter van Omtrek worden-Het zal der ha! ven boven dry ven,om dat het» zonder meer Scofs te bevatten, uitgedydi®
iO
-ocr page 273-VoGTEN EN VasTK LiGHAAMeN. 657
3. afdeel.
IQ Grootte, en nu de plaats beflaat van een v n I. Klomp Water die zwaarder is dan het LES.nbsp;Lighaam. Dit is eene Byzonderheid, daar •nbsp;niemand onkundig van zyn kan , die ooitnbsp;gelegenheid gehad heeft om zulke doodenbsp;Lighaamen te zien,die dus weer kwamen boven dryven. Men heeft ongetwyfFeld welnbsp;gemerkt, dat dezelve altyd gezwollen zynnbsp;en opgefpannen , als Blaazen of Iedere Ballennbsp;Vol wind: maar, alszeduseenigen tydop’cnbsp;Water bly ven dryven, neemt de Bedervingnbsp;toe, de Deelen worden ontbonden, Vogtennbsp;en Vaten geledigd, ’t welk de vafter Dedennbsp;gelegenheid geeft, om in een te krimpen ,
^Q zig onderling nader aan malkander te voegen; daardoor wordt de ganfcheOmtrek Van ’c Lighaam kleinder, en beflaat de plaatsnbsp;^3n een mindere Hoeveelheid, een kleindernbsp;^lomp Waters, dieniet langer in flaatisnbsp;het op te houden en ’erEvenwigtmeênbsp;maaken. Het zinkt derhalven: en indiennbsp;deeze nieuwe onderdompeling nog we»nbsp;een andere Gifting (f) hst Lyk genoegzaam
It) [Het ii ongerymd, dit een Gifting (Fermenta.
tU
-ocr page 274-SS
De WATERW EEGKUNflEi
VlII. zaam kan doen opzwellen, ziet men het ndg
T p’ O
eens op nieuws boven komen.
3, AF- nbsp;nbsp;nbsp;‘
DEEL. nbsp;nbsp;nbsp;Het in ondertulTchen juill: niet noodig»
’t Zwem dat een Lighaam , van welken aart heczy» Bhazen orn boven te kunnen dryven, zelfinGrooC-en Kale- te toeneeme en ruimer van Omtrek worde;nbsp;het is genoeg, dat het flegts vereenigdennbsp;verbonden zy met eenige andere StofFe, disnbsp;ligter is dan de Vloeiftof daar ’t in gedoffl'nbsp;peld is , en dat het geheel zamenftei, allesnbsp;met malkander, minder weege, dan denbsp;Klomp Vogts jwiensplaats hetbeflaat. Dienbsp;Zwemmen willen leeren, bedienen zignbsp;dikwüs van Blaazen vol Lugt, van gedroog'nbsp;óe Kalehajfsn , ofietsdergelyks, diezeotflnbsp;hun Lyf binden. Met behulpvandengroO'nbsp;teren Omtrek,dien deezeLighaamenuitmaS'
kcD»
tic) te noemen. Een Gifting heeft in geen rottende ny'
ken plaats. Veel liever zon men mogen zeggen dat ecl^v
ge Deeien, die zo fchiefyk niet verrotten, op nieuw uk' gefpannen worden, na dat de holligheid van de Buik’nbsp;geborften of door eenig ander toeval van Lugtonilednbsp;lynde, tot het tweede Zinken gelegenheid gegeven hadn rfd
-ocr page 275-VoGTEN EK Vaste Lighaamen. 659
VIH.
les.
3. AF-D E £ L.
Viervoetige Dieren zwemmen beter dannbsp;Men-fchen.
ken, vinden ze zig beter iaftaatomboven VVater te kunnen bly ven; maar egcer loopen,nbsp;in v?eêrwil van alle deeze voorzorgen, de on-bedreevene, die ’ernietwelmeêweetenomnbsp;te gaan, nog al vry wat gevaar: want om tenbsp;verdrenken is ’t genoeg dat men flegts denbsp;Neusen den Mond onder Water heeft; ennbsp;iemand die zig niet in zulk een geftalte wiftnbsp;te houden, dat hy vry kon adem haaien,nbsp;zou om halsraaken, voor dat hy nog eensnbsp;begon te zinken^
Indien de andere Dieren in dit ftukeenig Voordeel hebben boven den Menfch en beternbsp;gefchiktzyn, om voetftoots zonder overlegnbsp;en toeftel tezwemmen, dunkt my, dat zulks
hun, gelyk menzomtydszegt,juiftdaar ®an niet iseoetefchryven, dat ze onkundignbsp;^yn van ’t gevaar, ’t welkzyloopen, ennbsp;liiet bedenken wat ze doen. Als een Paard,nbsp;®en Os, een Hond, zig in weerwil van zignbsp;delven genoodzaakt vindt te zwemmen, kannbsp;tk my bezwaarlyk verbeelden, dat het Dier,nbsp;Op welk eene wyze het dan ook over dennbsp;ftaat, daar ’t zig in bevindt, oordeele.hec
II. Deel. Vv nbsp;nbsp;nbsp;ge»
-ocr page 276-660
Dë Watkrweegkünde,
VHl.
LES.
3- A ff
B £ E L.
gevaar daar ’t in is of meent te zyn, niet ken* ne. Ik zie het in zulken geval alles doen,nbsp;wat een Menfch in dergelyk geval doen zou,nbsp;en, als het weêr teLandgekomenis,geefcnbsp;het oogfchynlyke blyken van genoegen eonbsp;'blydfchap, en gedraagt zig verder met zoonbsp;veel voorzorg en Orazigtigheid, dat ’er denbsp;vrees, die ’t gehad moet hebben , zigtbaar innbsp;doorftraalt. Maar de waare oorzaak dat eennbsp;ViervoetigDier beter zwemt dan eenMtnfebnbsp;en zoo veel gevaar niet loopt van verdren*nbsp;ken, is, dunkt my, deeze; dat zyn Gewigt,nbsp;‘c welk hetzelve voornaamelyk zou doeOnbsp;zinken, geen verandering brengt in de Na'nbsp;tuurlyke geftalte en houding van het Diefnbsp;en dat zyn Kop, fchoon al ’t overige vaonbsp;zyn Lighaam geheel onder of gelyk’s W3‘nbsp;ter was, altyd nog boven ’tWater uitfteekt»nbsp;en zonder veel moeite kan boven gehoudeifnbsp;worden. Maar met den Menfch isnbsp;geheel anders gelegen; het zwaarfte g^'nbsp;deelte van zyn Lighaam, en dat natuurlyk^fnbsp;wyze het eerft onder Water zou moeten ra3'nbsp;ktn ré naar zyn Hoofd toe; en ais hy al g^'
VoGTEN EN Vaste Lichaamen. eör
noeg zwemmen geleerd heeft om zig voor’t Vni, zinken te bewaaren, moet hy egter altyd nognbsp;Voorzorg gebruiken,en vry wat moeite doen dee unbsp;om voor te komen, dat hymetzyn Aange»nbsp;zigt niet in *c Waterraake. DeZwemmersnbsp;hebben het daarom ook doorgaans gemakke-Jykft, als zy met hun Rug op’t Water leggen.
Deeze Verkiaan'ng, die ik’ernu zedertHun Lig' negen Jaaren in myn openbaare Leffen vargg^^^ijg-^nbsp;gewoon ben te geeven, komt my te waar ’er beternbsp;fchynelyker voor, om dat ze vt-y wel over-^^j^j^^'nbsp;eenftemt met die van een Man van geleerdheid en kennis, die my niet beeft kunnennbsp;hooren , en te we! voorzien is vair eigen bekwaamheden , om onder vermoeden te kun-Ben vallen, dat hy zig de gedagten van anderen zou willen toeeigeren DeHeerBA.
Zin, naamelyk, Boekbewaarder van zyn kfitmuntendheid, Myn Heer, den Kardinaalnbsp;Roham cc Straatsburg, waardig Korres»
Pondent van den Heer Reaumur by de Aka-^etnie der Weetenfehappen, en Schryver
^anverfcheidtnNacuu'-kundigeWeikenjdie
Vv j
-ocr page 278-662 De Waterweëgkünd!
662 De Waterweëgkünd!
VIII. LES.nbsp;3. A F
deel
mee regc grooten Lof verworven hebben 5 heeft in ’t Jaar i74f een Boekdeeltje in 3nbsp;doen drukken, waarin men een zeer fraaienbsp;Verhandeling vindt over \ onderfebeid, ’’tnbsp;welk ’er in ’t fluk vangemakkelykzwemmennbsp;tujjchen den Menfcb en de Dieren gevondennbsp;wordt. De Leezer, die breedvoeriger vannbsp;deeze Stof wenfchtonderrigt te zyn, zal innbsp;dat Gefchrift de voldoening zynerweetluftnbsp;kunnen vinden. (’^).
Schepen nbsp;nbsp;nbsp;Gelyk Kalebaflen of Blaazen vol Lugteen
dooriTiid-Menfch voor ’t zinken kunnen bewaarenen de! vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
Kiftingen nbsp;nbsp;nbsp;Water houden, op dezelfde wys kan
met den men ook door dergelyke middelen en Werk-Vloeduit . nbsp;nbsp;nbsp;,,11nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1
jjen tuigen, op een behoorlyke wys gebruikt,
grondge-gezonken Lighaamen, als men zedaaraan
vaft maakt, uit de diepte ophaaien en boven
Water brengen. Wanneer een Schip op’t
droog
(») Deeze Verhandeling van den Heer KAZIN, of Onderzoek, waarom de Beeften van Natuur kunneonbsp;Zwemmen, en de Menfchhet Zwemmen, als een Kon^.nbsp;leeren moet, is, uit het Franfch vertaald, afzonderly!^nbsp;uitgegeeven, in de Uitgezogte Verhandelingen I Deel. Blad'nbsp;zyde , wsrwaarts wy den Leezer wyzcn.
-ocr page 279-VoGTEN EN Vaste Lighaamen. lt;563
droog geraakt, of in ’t Zand of Slyk be-viir, weid en bezonken is, maakt men’er, orn’t^ES-weêr Vloctekrygen, by laag Water groocedeel.-Kaflen of Kiftingen aan valt, van genoeg-zaarae fterkte, en wier omtrek en groottenbsp;gefchikt wordt naar de zwaarte van ’t Schip,nbsp;en naar dekragt, die men denkt dat’er noo-dig zal zyn om het uit het Zand of Slyklosnbsp;te maaken. Als de Vloed daar na weernbsp;komt, ligt de Zee, indien de klomp Water, wiens plaats dit ganfche Zaïnenliel be-flaat, zwaarder is dan hetzelve, het Schipnbsp;met alles wat ’er aan vall is , op, doet hetnbsp;Vlotten, en fteit het in flaat om aan dennbsp;Wal gebragt te worden.
Als men dergelykeen Werk verrigten wil ofhyftii op plaatzen daar men geen Eb en Vloednbsp;heeft, dat is, daar de Oppervlakte van’tgepop^pfnbsp;Water altyd even hoog blyfc, en niet ryft of Kifti'i.nbsp;daalt, laat men de Killingen, die men aannbsp;’t Schip wil valt maaken, vol Waterloo-flt;^huiten.nbsp;pen, om dezelve zoo diep, alsmogelykis ,
^ö’t Water te doen zinken, zonder ze egter Selieel onder te dompelen: en wanneer tnennbsp;V V 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ze
-ocr page 280-6Ö4 De Waterweegkündz.
VTIT.
LES.
3- Ar-amp;££!.•
ze dan aan ’t Schip wel valt gemaakt heeft, pompt n.en’eral’t Watei uit, om haar weder even ligt te maaken, als ze te voorcDnbsp;waren, en door die ligth.id, aan ’t Schipnbsp;daar ze aan vaft zyn meegedeeld, met hetzelve te doen ryzen. Zo men de noodigenbsp;evenredigheden en groottens in agt neemt,nbsp;gelu-t het op deeze wyze even goed als opnbsp;de voorheen gemelde manier.
Onder-
Het raoLielyklte van ’t garfcheftuk, en ueeming daar men in dergelyke gevallen het meertenbsp;jaquot;topjgWerk mee heeft, is, de Kettingen of Kabel*nbsp;Bet-Hr couwen, onder ’c Schip, dat in ’cZand ofnbsp;bezonken is, door te krygen, inzonderheid zo het -er lang in gelegen heeft, denbsp;Slyk rondsom hard geworden is, en tot eennbsp;merkelyke hoogte aangefpoeld; en’t Schipnbsp;dus van alle kanten diep in vaft Slyk of Zandnbsp;beweid zit, Ditftuk, hoebezwaarlyk ook,nbsp;is egter eenigen pyd geleden met zoo veelnbsp;moeJ als vernuft ter uitvoer gebragt dootnbsp;den Heer Goubert , Officier op ’s Ko-nings Schepen, die de welbeproefde dapperheid van Krygsman weet te paaren met
de
-ocr page 281-Vosten ew Vaste Lichaames. vCö^
de fchranderheid vaudekundigfteiwgem'EMM, VU-I^
en dien het eindelyk gelukt is, een der Sche-pen, die in ’t Jaar 1702opdeRedevan Fï-D»Et,» gos in ^panjm vergingen, uit de Diepte opnbsp;te trekken en boven Water te brengen: eennbsp;Onderneeming, die dikvvils te vergeefs ennbsp;met groote korten door verfcheiden Maat-fchappyen, zoo in Frankryk, als elders tennbsp;dien einde opgerigt, beproeft was. Jammernbsp;is ’t , dat de Heer Colbert vooral zyanbsp;moeite, met zoo gelukkig een uitflag daarnbsp;aan hefteed, geen andere vergelding kreeg,nbsp;dan enkel Roem en Toejuiching. Alle hopenbsp;van voordeel, daar hy zig mee vleien moge.nbsp;Verdween ooherftelbaar zoo dra het Schipnbsp;boven Water kwam. Buigen twyfel zal’ernbsp;Zorg gedraagen zyn geweeft, om deGopde*nbsp;ten, toen meo deSchipbreuk voor oogen zag ,
'er uit te bergen,[of mifichien is een gedeelte, om’tSchip was’t doenly.v bovenWater te houden, over boord gefmeeten}: immers meanbsp;Vondt’ernietsin, ’t welkdeOnderneemeranbsp;de groote koften eeuigzins vergoeden kon,nbsp;die zy aan dat Werk hefteed hadden.
V v 4 nbsp;nbsp;nbsp;Vier*
-ocr page 282-lt;5Ö5 De Wateewesckundf.
VIII.
LES.
3. AF-»KEt„
Vierde Voorstel.
Indien het vajl Lighaam ligter is, dan een Klomp van 't Vogt ^daar men 'tin dompelt,nbsp;van dezelfde grootte en omtrek, dryft hetnbsp;gedeeltelik boven: en dat Deel van't Lighaam , 't welk onder blyft, bejlaat de Plaatsnbsp;van een Hoeveelheid of Klomp van'tVogt,nbsp;die zoe zwaar weegt, als bet ganfcbe Lig-baam,
IX. PrOE FNEEMING.
Toejiel.
PL. I. Fig‘ 9.
Het Glas, ia Figuur q afgebeeld, is een Glazen Buis, byna Rolrond, en van onderen met een Kraan voorzien. Men vult hetnbsp;met Water tot op omtrent tweederde, ennbsp;maakt daar een merkteken. Vervolgens legtnbsp;men op ’t Water een Bal van Wafeb, zoonbsp;volkomen rond als mogelykis, en byna zoonbsp;groot als het Glaa wyd is, zoo dat hy ’er ge-voeglyk in kan. Deeze indompeling vannbsp;den Bal doet de Oppervlakte van ’t Waternbsp;j-yzen; en men laat’er door het Kraantje zoo
veel
-ocr page 283-VoGTEN EN Vaste Lighaaji::^ 66f
¦Veel van uit het Glas loopen, dat de Opper- vill. vlakte wederom gedaald is tot het Merkte-ken, enevcnhoogalstevooreniraac. Mcddeel.nbsp;neemt ’er den WafTchen Bal uit, droogt hemnbsp;af, en weegt hem tegen het Water, dat mennbsp;uit het Glas heeft laaten loopen,
UitwerHels.
fchenBal
weeguiet
De Bal, en dat gedeelte Water, datmenEenWa^
Uit het Glas tapte, zyn beide even zwaar: of zo’er, op zyn ftrikfl: genomen, iets aan zoonbsp;t Evenwigt ontbreeken mogt, is dat zoo ge- ^vaternbsp;ring een Beuzeling, dat men ligtelykziet,dathynbsp;dat dit klein verfchil enkel uit gebreknbsp;genoegzaame naauwkeurigheid in de Proef-Ueeming ontftaat: want zulks kan daar alleen wel door veroorzaakt worden, dat ’er,
3ls men het Wateruithec Glas tapt, eenige Druppeltjes te veel of te weinig uitkomen.
Ophelderingen
De Waffehen Bal in de Vioeiftofgedom-^fomp Peld, zinkt niet geheel onder Water, omVog's,nbsp;dat hy een weinig ligter is dan hetzelve ;pjaat5}^et
Vv 5 nbsp;nbsp;nbsp;maatonderge-
-ocr page 284-De Waterweegkunb*.
VTIT. LES. ,
3 AFDEEL.
dompel de genbsp;dceltenbsp;van een
maar het grootfte gedeelte van zyn Omtrek» dat ODd .;r blyft, dryfc een zekere hoeveel'nbsp;heid Wate'-s uit haarp'aats, ’t welk als dannbsp;ryfl COC boven her. Merkteken. A's men nUnbsp;het Water, doar he: Kraantje, zoo veel aftapt, dit deszelfs oppervlakte weer gelyk
dryyend nbsp;nbsp;nbsp;ïy|,;rktekcn, dan weet men,
Li^ihaam
bt'tiaat, dat men juni die hoeveelheid van Water
weegt heeft, welke door den bal uit haar plaats ge-even nbsp;nbsp;nbsp;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;° j
zwaar alsdreeven was: en dewyl deeze hoeveelheid
hetgan- Wac^r net even zwaar is als deeanfchc fche Lignbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
haam. öd, is dat geenonweerfpreekelyk bewys,
dat bet deelvan'tingedsmpeli Ligbaanitdat
onier blyft, de plaats bejlaat van een Hoeveel'
beid of Klomp van 't Hogt, die zoo zwaaf'
weegt als het ganfcbe Ligbaam, gelyk wy ia*
ons Voorftel zeiden ?
Besluiten.
Een dry nbsp;nbsp;nbsp;Voorgaande Voorftel kan tneO
vendLig deezeB-'fluicenopmaaken. zhik”nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hst ondergeJompeld gedeelte vao
een Lighaam, dat op ’t Vogtdryft.kleiO' der zal zyn, naar maatedathet Vogtnies^
dig'
-ocr page 285-Vogte:^ eW Vaste Lighaamen. 669
öigtheid heeft,, of hst gedompeldLighaam Vin,
- nbsp;nbsp;nbsp;LES.
2. Dat ’er aUyd een zeker gedeelte van deel.
een vaft Lighaam, ’t welk op een Vogc rufl:, min of
meer
ondergedomp.eld, en beneden de Opper vlakte van ’t Vogt zyn moet, indien datnbsp;Lighaam eenige zwaarte en dikte heeft, die’^jn^ial.nbsp;hten merken kan. Want zo het zwaarte'yd tennbsp;heeft, gelyk men veronderftelc, tooet’er^gi^”nbsp;iets zyn, dat ’er Evenwigt meé maakenVogt-kan; en dat geen, ’t welk’er Evenwigt meênbsp;Oiaakt, kan niets anders zyn, daneenewe-Zentlyk verplaatfte Vogtklomp; gelyk wynbsp;in de laaft voorgaande Proefneeming bcvvee-*enhebben.
X. Proefneeming.
Toejlel.
In een langwerpig, naauw Glaasje, totBofebry-®P drie vierde van zyn Hoogte met heth^vogt-®on of het ander Vogt gevuld, dompelt wegertje, ^en een klein zoort van Flesje, van zeer^'^ ’’nbsp;ntis Glas gemaakt, met een langen Hals,
daar
-ocr page 286-6-]o De Waterweeckündï,
VTII. daar graaden op gegt;T,erkt zyn. Van onderen» Lüop den bodem van’t Flesje, heeft men betnbsp;DEEL. eer.ig tegenwigt van Kwikzilver geladen , op dat hetaltyd in een loodregten ftandnbsp;zoubiyven ftaan. ZieFiguur iq,
Ultwerkzels.
Dit Flesje met een langen Hals, dat mcD Arceomè, doorgaans een Fcgt-oi Wattrweegertje,nbsp;« Doemtjzinkt min of meer diep in ’tGlas, naarnbsp;mate dat het Vogt, dat ’er in is, meer of minnbsp;digtheid heeft: dat is te zeggen, dat hetnbsp;dieper zinkt in Wyn, dan in Water; enionbsp;Brandewyn nog dieper dan in Wyn. Ebnbsp;zo men boven aan zyn fteelof langen Halsnbsp;eenklein plaatjeMecaalhegt, zal het, alisnbsp;’t in hetzelfde Vogt, nog al dieper zinken.
Ophelderingen.
Het zinkt Dat gedeelte van het Vogtwegertje,’* meer^ welk ondergedompeld is, ligt en dryfezo»nbsp;diep in veel Vogts opwaarts in ’t Glas, als’er ver'nbsp;naarnm-^^^’^^*' wordt om Evenwigt te maaken
het
-ocr page 287-VoGTEN EN Vaste Liohaamen. 67i
zwaar is
het ganfche Werktuig. Zodit by voorbeeld V!II. een Onceweegt, zal het een rninderHoeveelnbsp;heid van Water, danvanWyn, inOrntrekoaEL.nbsp;Daamelyk, naar boven dryvenofopligten jtedatnbsp;Om dat men meêr Wyn dan Water hebbennbsp;Qioec, om 't Gewigt van een Once uit te nünnbsp;*baaken;en dewyl’c hetVogt nietryzen doet,nbsp;naar maace dat het ’er zelf inzake,
*Roet het derhalven diepfl: zinken in het Vogt, dat ligtfl; is en de minHe zwaartenbsp;heeft.
Indien men het Gewigt van het Vogt* en het
. nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 zelf mm
weegertje verzwaart, door de aanvoegingmeer
''an eenMetaalen plaatjeofopeenige anderebelaadcn
'’''ys,zinkt het, al is ’tin hetzelfde Vogt, die-per, om dat ’er dan een grooter Hoeveel, heid vogt vereifcht wordt,om ’er Evenwktnbsp;®ieêtemaakeD.
Gevolgen.
Dewyl alle dryvende Lighaamen, gelyk Schepen '^y nu door onze Proefneeming met hctS^^quot;^yg_nbsp;^ogtwegertje hebben doen zien,min of meer terdiepernbsp;^*ep IQ ’c Vogt zinken, naar maatedat
Vogt
-ocr page 288-672 De WATERWEEGITüIfDË^
v!ir. LES.nbsp;3- afdeel.
Vogt meerder of minder digtheid heeft; zal een Brak, die in Zee gelaaden is, diepernbsp;gaan, wanneer ze op een Rivier komt.Wantnbsp;het Zeewater heeft meer digtheid, en isnbsp;zwaarder, daft Zoet Water j endeZwem*nbsp;mers getuigen, dst ze’er het onderfch'iilnbsp;wel ran kunnen gewaar worden. Men dientnbsp;hier derhalven in ’t Laaden ven Schepen ennbsp;Schuiten wel op te letten; en de zdvezoonbsp;diep niet te doen gaan, als het anders welnbsp;zou kunnen lyden, indien men weet, datnbsp;ze in een Water zullen komen, dat mindernbsp;Zoutdeelen in zig heeft, dan dat, waarinnbsp;men zelaadt^
Dryven- Men heeft zOtfttyds Drjvende EilanéeH ontmoetjganfehe ftreeken aarde, naarae*nbsp;lyk of brokken Lands van tnerkelyke grootte en uitgeflrektheid, die door ’t een of 'tnbsp;ander Toeval van het vafte Landzynafge-fcheurd en los geraakt, en, dewylzeligtefnbsp;zyn dan ’t Water, op deszelfs opper vlakt®nbsp;dry ven,en doorden Wind gints en derwaartsnbsp;heen gedreeven worden. Het Water onder'nbsp;mynt allenskens zommige Gronden, wier
aaf'
-ocr page 289-VootEN EN Vaste Lighaamew, 67^
aarde van die natuur is, dat ze ziggemak Vlii. kclyker, dan andere zoorten, ontbinden en ^
Van éénfcheiden laat. Die ondermyningeno ëse. en uitgefpoelde Holligheden worden met ternbsp;lydgrooter, en breiden zig hoe langer hoenbsp;Vvyder uit; het hovende gedeelte of gewelfnbsp;blyft door de Wortels van Planten enBoo-hien, die ’er doorloopen en ’c by een houden, aan malkander hangen; en doorgaansnbsp;beftaat de grond van zulk een dryvend Eiland uit een Leemagtige Aarde of Veen,nbsp;die zeer ligt is: zoo dat deeze zoort vannbsp;Korft minder Zwaarte heeft, dan een der-gclyke Klomp van ’t Water, dat haaron-dermynt en los maakt; en ’erbygevolgopnbsp;dryft, als ’t een of’t ander roeval haar vannbsp;vafte Land affeheure en vlotten doet.
Uit het Voorbeeld van’c Vogtweegertjel}^^^'’®^*^^
1 nbsp;nbsp;nbsp;r-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j dryvende
•runnen we ook nog zien, dat hetjuiftmecschuuen, hoodig is, dat een Lighaam, om op ’t Wa- Pontoas.
te kunnen dry ven, gemaakt zy van een Stof, die ligter is dan het Water. Wantnbsp;dit Werktuig dryft niet, om dat het vanGlasnbsp;^ en Kwikzilver in zig heeft, Stoffen die.
Zwaar*
-ocr page 290-lt;57 De Waterweegk unde.
lt;57 De Waterweegk unde.
VUL
LES.
3. AFDEEL.
z waarder zynde dan Water, het eer zouden doen zinken; fnaar alleen om dat het, innbsp;vergelyking van de vafte Stof, daar’tuitnbsp;beftaat, een zeer ruimen en grooten Omtreknbsp;heeft, en daar door de plaats inneemt vannbsp;een Klomp Vogts, dieraerkelykzwaardernbsp;is. Op zulk een v^ys zou men ook Schuitennbsp;kunnen maaken zelfs van Loodofeenig ander Metaal, die egter niet zinken zouden,nbsp;als ze in ’t Water kwamen. En dus zietnbsp;men ook inderdaad, gelyk men weet, denbsp;Legers veeltyds een zoort van Koperennbsp;Schuiten, Pontons genoemd, of Wagensnbsp;meê voeren, om ’er Bruggen meê over ’t eennbsp;of’t ander Water te liaan, en een ganfeh Ls'nbsp;ger met al zyn trein en omflag te laateDnbsp;overtrekken.
Van de Watérweeg k onstê-
NAARS WeeGSCHAALEN DER ZELVER GEBRUIK.
Nut van De Wacerweegkonltenaars Weegfchaal»
dc Water-daar we ons in de Voorgaande Proefneetni'’’
geo
-ocr page 291-WEÜSSCMAAt. 675
gen van bedienden, is een zeer gevoeglykviil.
Werktuig, om de Zoortelyke Zwaartens
der VIoeiftofFen, en der vafte Lighaaraen, d ee l. die ’er, zonder dat ze fmelten of van Oratrekweeg-veranderen, ingedompeld kunnen worden,nbsp;te leeren kennen. Wy kunnen hier van der- Weeg-zelver Gebruik en Nuttigheden niet zeernbsp;breedvoerig Ipreeken, dewyl wy door zul»nbsp;ke oraftandige Berigten en Befchry vingen denbsp;Paaien van ’t beftek zouden moeten te buiten gaan, dat we ons in dit Werk voorfchree-ven. Die ’er meer van luft te weeten, kannbsp;’er over leezen, ’t geen Boyls, en na hem denbsp;Heeren CoTis, Desagüliers, ’s Gra-'’ESANDE en andere daar van gefchreevennbsp;hebben. Wy zullen ons hier alleen vergenoegen met te doen zien-, dat de üitwerk-Zeis van deezeWeegfchaal enkele gevolgennbsp;zyn van de voorheen geftaafde Grondbegin-zels, en ons flegts tot eenige weinige Voorheelden , die zulks genoeg toonen zullen,nbsp;hepaalen.
II. Deel.
Xr
Eir-
VIII.
LES.
3. afdeel.
675 Waterweegkonstknaars Eerste Gebruik.
De Zoortelyke Zwaarte van ten Vogi te kennen
_ nbsp;nbsp;nbsp;Door Zoortelyke Zwaarte van eeneStof-
Zwaarte-, , nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
weeging ie verftaat men het Gewigt, het welk die
van een onder een zekeren bepaalden Ointrek Vogt. ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
Denjité nbsp;nbsp;nbsp;• hetzelfde, dat men anders ook Digt‘
keidnoemf, den meerder of minder Inhoud,
binnen denzelfden Omtrekbegreepen. Een
vaftLighaam verplaatft, wanneer’t geheel
ondergedompèld wordt, een vak of klomp
Vogts, vandezelfdegrootteenomtrek, als
dat Lighaam zelf. Men zal derhalven dc
Oplofling hebben van ’t voorgeftelde Vraag*
ftuk, zoo dra men een middel weet om
Gewigt van dien verplaatftenKlomp Vogts
te kennen: maar nu heeft ons de Vierde
Proefoeetning doen zien, dat hy net zoo
zwaar weegt, als het Gewigt, ’t welk het
Lighaam doorzyn onderdompeling verlfeile
men zal derhalven op deeze volgende wyzlt;^
moeten te werk gaan.
Manier Neem een vaftLighaam, ’£ vyelk men on*
677
Wee o schaal.
der kan dompelen zonder dac het van gedaan- VIII. te verandert, of iets van ’t Vogt in zyn Ie-
j» A F»
ging.
dige openingen en tuirchenruimtens toelaat deel. en indrinkt; gelyk een ftuk Glas, by voor- der Wa.nbsp;beeld. Van welke vorm dat Lighaamzy,nbsp;te eenemaal onverfchillig: het mag Kloot-rondzyo, of Rolrond, ofTaarlingvormignbsp;ofvan eenig ander maakzel naar welgevallen.
Hang het met een Hoofdhairtjeof met een Paardehair aan den arm der Weegfchaal, ornnbsp;voor af deszelfs eigen én volftrekce Zwaar*nbsp;te te zien: dompel het daarop te eenemaalnbsp;onder het Vogt. Het Evenwigt zal aanllondsnbsp;door die onderdompeling verbroken wor*nbsp;denjen dat Gewigc, ’t welk gy by ’tLighaamnbsp;zult moeten voegen,om ’t zelve weer te her-ftellen , zal net de Zwaarte zyn van deanbsp;Vogtklomp, die door het ondergedorapeldnbsp;Lighaam verplaatft is. Indien hetLighaam,nbsp;by voorbeeld, een Taarlingis van eenDuimsnbsp;grootte, en men’er, na hetzelve ondergedompeld te hebben, vier Gros heeft moeten byvoegen om ’t weer in Evenwigt tenbsp;doen hangen, moet men ’er uit befluiteninbsp;X X 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dat
-ocr page 294-678 WATKRWEEGKONSTENAARS
VIII. dat een Taarlings Duim van dat Vogc 4
^^a'f nbsp;nbsp;nbsp;halve Once weegt.
BE EL. Men zou hier, ’tis waarjeenTegenwer-
tongt^^ ping kunnen maaken, en beweeren, dat
’er, als deeze Proef niet naauwkeurig genoeg was,
om dat het Gewigt, ’t welk deeze Glazen ftof geennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot;
verande- Taarling, in de Lugt gewoogen weegt, ring in. deszelfseigen en volftrekteZwaartenietis;nbsp;dewyldeLugt, -als zelveeen Vloeiftofzyn-de, die het van alle kanten omringt, hetzelve een gedeelte van zynGewigt beneemt-maar bet Lood, daar het tegen in Even-wigt hangt, ondergaat ook een verlies vannbsp;genoegzaam dezelfde waardyj en de Lugtnbsp;daarenboven is zoo ligt eeneVloeiftof, datnbsp;de Opzigtelykeen VolftrekteZwaartens vannbsp;de Lighaamen, die ’er ingedompeld zyn ennbsp;gewoogen worden, indien ze niet ongemeennbsp;groot van omtrek zyn, niet merkelyk vannbsp;malkanderen verfchillen , en zonder misrekening voor één en dezelfde mogen gehouden worden.
Maar de Maar een zaak, daar men in deeze zoor-vafteLig- ten van Proeven nimmer te zorgvuldig op
let'
-ocr page 295-679
Weegschaal.
letten kan, is, dat het ondergedompeldVlll, Lighaam, en’c Vogc, waarinmen’t dom-^nbsp;pek , terwyl men metdeProefneemingbe-DEEL.nbsp;zigis, niet van digtheid veranderen. Wanthaamennbsp;zo het Vogt middelerwyl ylder wierd of^nbsp;dikker en meer in een gedrongen, of zotenon-het Lighaam grooter of kleinder wierdnbsp;Omtrek, en zig uitzette of inkromp, zou digtheidnbsp;’er onvermydelyk Misrekening uit geborennbsp;Worden: en het is zeer wel mogelyk, datnbsp;’er zomtyds iets dergelyks gebeure, ’tzynbsp;doorWarmte, ’t zy door Koude, en om datnbsp;men mifTchien over den aart en ftaat van eennbsp;Vogt zal oordcelen uit den naam dien hetnbsp;draagtjZonder in aanmerking ceneemen; datnbsp;alles wat men Water, Wyngceft , en zoonbsp;Voort,noemt, niet akyddezelfde digtheidnbsp;beeft, maar op den eenentyd min op den anderen meerlnhoud en Stof bevat onder den-«elfden Omtrek.
Om deeze ongemakken dan voor het Middel groot ke gedeelte te vermyden, wilde ik datnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;®
kien zig, in plaats van een vak Lighaam en voor Van Glas in ’t Vogt tedompclen , bediende’-®
680 WATEEWEEGKONbTEÜA AR9
VIII.
LES.
3' af-
BEEL.
van een hollen Glazen Bol, die in een Hair-buis uitliep, en even als een Thermometer gevuld was rnet Kwikzilver. Door dit middel zou men altyd den graad of maate dernbsp;digtheid van het Vogt kunnen weeten, tennbsp;ininften van die digtheid , welke uit Warmte en Koude ontllaac, en men zou ten zelfden tyde verzekerd zyu, dat het onderge-doinpeld Lighaam niet veranderd was vannbsp;Omtrek. Want zoo dra degemaatigdheidnbsp;of Graad van Warmtevanhet V'ogteenigenbsp;verandering onderging, zou men’eraan-flonds de blyken van zien in ’t ryzen of daa-len van het Kwikzilver 111 de Hairbuis.
Tweede Gebruik.
De Zoortelyke Zwaar tens van twee Vogten met malkander en te vergeleken.
Manier om denbsp;Zwaarte vannbsp;tweenbsp;Vogtennbsp;te wee-geiJ.
Na dat men, door de zoo aanüonds voor-geltelde wys van werking, de Zoortelyke Zwaarte van één der twee Vogten heeft lee-ren kennen, hervat men de zelfde Proef metnbsp;hetander; en’tverfchil van’c Gewigt, dat
men
-ocr page 297-68r
Weegschaai.
men toen ennuby’cLighaam, om deszelfs vin. Evenwigt na de onderdompeJing weer tenbsp;herftellen, moefl: by doen, wyft het verfchil deel.nbsp;aan tulTchen derzelver Zoortelyke Zwaarte ns.
Dog, in het maaken van deeze en dergely- De Vog. kevergelykingen,moec men wel zorgvuldig[gquot;on,nbsp;toezien, dat ’er een meerder of minder graad derwylnbsp;van yiietbaarbeid van’teen of’c ander Vogty|?g[f^^nbsp;geen misrekening inbrenge. Daar zynzom-baarheidnbsp;tyds Vogten, die, taaien lymagtigzynde,^g^'^Q^_nbsp;bezwaarlyk van één tefcheidenzyndan an- den.nbsp;dere, en waar in, zonder dat men nog eens’^^“‘^nbsp;op derzelver digtheid behoeft te zien , denbsp;onderdompeling der vafteLighaamen moeie-lyker toegaat, en meer tegenftandontmoet.
Als men dergelyk een Vogt heeft, moet men om ’er met een genoegzaame naauw-keurigheid de Zoortelyke Zwaarte van tenbsp;leeren kennen , tot een andere wys van werken zyn toevlugt neemen.
Der-
Xx 4
-ocr page 298-lt;582 Wate»weegkonstenaars
yill. nbsp;nbsp;nbsp;DerPE Gebruik.
LES.
3. afdeel. i)e Zoortelyke Z’waartms van twee vaJieLig-
haamen met malkanderen te vergelyken.
Door de VyfdeProefneetning hebben wy beweezen, dat vaftc Lighaarnen, wjer vol-flrekce en eigen Zwaartens met elkandernbsp;gelyk flaan, door de onderdompeling minnbsp;of meer tan hun Gewigt verliezen, naarnbsp;maate dat zy ofkleinderofgrootcrzyn vannbsp;Manier Omtrek.
yan Wa. nbsp;nbsp;nbsp;derhalven tv/ee üukken van die
terwee-
ging van ScoiFe, welke men onderzoeken wil, inde haamVn^*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Evenwigt; en dompelze vervolgens
’ geheel onder in twee Glazen met één en ’c zelfde Vogt gevuld. Zo ze beide even grootnbsp;van Omtrek zyn, zal het Evenwigtftandnbsp;houden, om dat ze beide even veel Gewigtsnbsp;verliezen: maar zo het een grooter van om-trek is, dat het ander, zal het kleinfte hetnbsp;grootfte overweegen; en dat Gewigt,nbsp;welk men by dit laatfle, het grootfte Lig-haam, zal moeten by doen, om het weêr
met
-ocr page 299-lt;583
WïEOSCHAAL.
mee het ander in Evenwigt te brengen, zalVlir. het Verfchil aanwyzen, dat ’er is innbsp;Zoortelyke Zwaarte van die twee Lighaa-deel.nbsp;men»
Indien deLighaamen, daar men de Proef En die te
lietzyn
vanneemen wil, niet zwaar genoeg mogtenQ°j^ zyn, om te eenem aal onder de Oppervlakte zinken.
van ’t Vogt te zinken, en zig dus geheel onder te dompelen door hun eigen zwaarte ,nbsp;kan men ’er van weerskanten eenigGewigcnbsp;by doen, ’t welk geen de minfte verande.nbsp;ring geeven zal in ’t Uitwerkzel, indiennbsp;maar dat Ge wigt van weerskanten volmaaktnbsp;hetzelfde is en aan malkander in alles gelyk,
Maar men moet wel zorg draagen, dat ’er zig aan de Oppervlakte tier gedompelde Lig-haamen geenLugtblaasjes hegten, of iets datnbsp;Vet is, waar door ’er zig het Vogt niet vannbsp;alle kanten zou kunne om heen fluiten, ennbsp;de Oppervlakte zelve raaken: want daarnbsp;door zou dan de Om trek der Lighaamen inderdaad eeniger maate grooter worden, ennbsp;hun Zwaarte derhalven ook zoo veel meernbsp;''erminderd fchynen.
Xxy nbsp;nbsp;nbsp;Vier*
-ocr page 300-lt;584 Het VoOT-OF Water*
VIII. Vierde Gebruik.
I.ES.
A F”
DEEL. Zoortelyke Zmnaarte van een vajl Ligbaai» met die van een Vquot;igt vergeleken.
Water. Wanneer men een Vafl: Lighaam in de
weeging £ugt gewoogen heeft, en ’c zelve daar op
vsn ccn nbsp;nbsp;nbsp;sj
vafl: Lig.’D een Vogt onderdompek, wyft het Ge*
haam te- wigc, dat het na die onderdompeling over*
Vogt, houdt, het verfchilaan, dat’eristuffchen de Zoortelyke Zwaarte van dat Lighaam ,nbsp;en tuflchen die van een Klomp Vogts vannbsp;denzelfden omtrek of grootte. Indien eennbsp;ftuk Goud, by voorbeeld, in de Lugt 19nbsp;Gros weegt, en niet meer dan 18 weegt,nbsp;als men ’t in gemeen Water dompelt, isnbsp;zulks een blyk; dat het door die onderdompeling!, gedeelte van zynGewigt verliefl:;ennbsp;dat bygevolg de Zoortelyke Zwaarte van’tnbsp;Water Haat tot die van k Goud als i tot 19.
Aanmerkingen over bet Vogt- of Watervaeegertje.
Vcreifch- BxtVogt- ofWatervoeegertjetVio\\.sM‘
beel*
-ocr page 301-6S5
Weiegertjï.
bedding in Figuur lo te zien is, cn dat V111. wy voorheen naauwkeuriger befchreevennbsp;hebben, is ook een Werktuig, daar men de el.nbsp;zig van bedient om de Vogten te weegen,nbsp;en te onderzoeken, welk het zwaarfte en een goednbsp;welk het ligfte zy: maar, zo men het gebrui ^efgen-kenwil, om ’erdejuilleEvenredigheid van je.nbsp;de verfchiliende Zwaartens der Vogten,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jó.
hoe veel het één zwaarder zy dan’t ander, met genoegzaame naauwkeurigheid door tenbsp;leeren kennen, moet men, zo in ’t vervaardigen als in ’t gebruiken van dat Werktuig, ee-nige byzondere voorzorgen in agt neemen,nbsp;die men veel al in ’t algemeen over’t hoofdnbsp;ziet, en zonder welke men ’er egter nietsnbsp;naauwkeurigs van te wagten heeft.
I. De Vogten, waar in men het Vogtwee- Dezelfde gertje dompelt, moeten volmaaktdenzelfnbsp;den graad hebben van Koude ofWarmte, opindeVog-dat men verzekerd mogezyn, dathet ver-fchil, ’t welk men tuflehen derzelver Digt ¦ weegert-heden vindt, niet uit cene van deezetweel®’nbsp;oorzaaken ontftaat: en dat het Werktuignbsp;Zelf niet van Oratrek veranderd zy en uitge-zetofingekrompen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2. De
-ocr page 302-lt;586
Hkt VooT. OF Water*
a. De Hals van het Werktuig, waarop deGraaden zyn afgetekend, moet ov eral een-
VIII.
LES.
3» A F*
DEEL. paaiigeneven dik zyn: want zo dezelve De Hals onregelmaatig was van gedaante, en hier ofnbsp;eenpaa-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;of dunner , zouden de Graaden»
iigdik;
deGraa- mdien ze alle even groot gemerkt waaren» l*yT^of evengrooteVogtklorapjes, wier plaatsnbsp;naar des zy by de onderdompeling befloegen, aan-dfinte^'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;20U derhalven veiliger en ge*
getekend.niakkelyker zyn, dat men zig in’ttekenen der graaden fchikte naar de gedaantenbsp;van den Hals zelven, door het Werktuignbsp;allenskens met verfcheiden Gewigtjes, allennbsp;volkomen elkanderen gelyk, te belaaden, cnnbsp;telkens op yder onderdompeling zoo ver, alsnbsp;het W'erktuig’er door inzonk, den Graad afnbsp;te tekenen.
Dein- o, Men moet wel zore draagen, dat de dompe- 7nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;o o j
ling moet‘quot;“ompeling volmaakt loodregc mctde Op-
gefchie
den.
^'^n ’t Vogtgefchiede, dewylde minflefchuinsheid noodwendig misrekeningnbsp;zou geeven in ’t naauwkeurig bepaalenvannbsp;den graad der Inzinking.
Men
moet
4. Dewyl’t gebruik van dit Werktuig zig
niet
-ocr page 303-637
Weegertje.
niet verder uitftrekt, dan totVogten, dievni. Weinig in zwaarte van elkanderen verfchil-^^^^^nbsp;len, moet men wel toezien, dat dat gedeel deel.nbsp;te, ’c welk boven dr yft, niet bezet is met ee-nige Dampen of Vuiligheid; dewyl daarweifc-door in een berekening, als ’t op eennbsp;fchil van zoo weinig belang aankomt, ligte- en ziiivetnbsp;iyk een milllag zoukunnen veroorzaakt wor -den. En als men het Vogtweegertjeuithetnbsp;eene Vogt overbrengt in ’t ander, moet mennbsp;ook zorg draagen, dat ’er niets van het eer-fte aan hangen blyft, op dat het tweede daarnbsp;door niet belet worde, zig rondsom van allenbsp;kanten tegen de Oppervlakte naauwkeurignbsp;aan te fluiten.
5. Eindelyk blyft’er nog altyd, in weer-Onver-wil van alle deeze voorzorgen, vry wat zwaarigheids over, om van den Graad der “akkp
¦fnzinking wel teoordeelen, om dat zommi-yogt-ge Vogten zig beter om ’t GIasfluiten,enweegert-’erzigdigteraanhegten, dan andere; enom^^’ dat ’er verfcheiden zyn,die,als ze ’tGlas raa-ken, ’er als by opklimmen, en min of meernbsp;Wen hun Waterpas ryzen.
Wan-
-ocr page 304-688
VIII.
les.
3' afdeel.
Manier om metnbsp;hetzelve Vog-ten tenbsp;weegen.
Vogt-weegert je vannbsp;Hom-
BES G-
PL. I. Fig. XI.
Het Vost of Water*
Wanneer men zig van’tVogtweegertje.daar wy hier van fpreeken, bedienen wil; moetnbsp;men hetzelve eerftinhetligtfte Vogt dompelen , en zien tegen over welken Graad des-zelfs Oppervlakte ftaat: vervolgens brengtnbsp;men betover in ’t ander Vogt, dat zwaarder is, en belaaden den Hals of fteel vannbsp;’t Werktuig met zoo veel Gewigtjes, wiernbsp;Zwaarte men kent, dat het ’er even diep in-zinke, alsin’t voorige, en de Oppervlaktenbsp;tegen over denzelven Graad ftaa. De Somnbsp;nu van alle deeze Gewigtjes, die men ’ernbsp;beeft moeten by voegen, om’t even diep innbsp;dit Vogt te doen zinken , als in ’t ander,nbsp;wy(l het verfchilaan tuflchendeZoortely'nbsp;keZwaartens van die twee Vogten.
De Heer Homberg, en veele Natuur* kundigen na hem bedienden aig, om de Vog-ten teweegen, van een klein Flesje, vannbsp;dun Glas gemaakt; gelyk men ’tin Figuufnbsp;II. ziet afgebeeld. Ter zyden vanden Hal*nbsp;heeft men een klein opgaand Pypjeof Tuitje ingezet, door welk middel men voorgafnbsp;altyd het Flesje net even hoog en by ge volg
met
-ocr page 305-689
WèEGEïTJE.
met net even veel Vogt te kunnen vullen dewyl men de juifte hoogte van een Vogt ^nbsp;makkelyker in een klein Pypje zien en on- d e e l.
Deszelfs
derfcheiden kan, dan in den Hals van ’t Werktuig, die wyderis, en daar door’c voor ennbsp;Vogt een grooterOppervlakte laat. Op dee. «adeelen,nbsp;ze wyze meende men, dat men altoos Vogt-klompen kreeg, die elkanderen in omtreknbsp;Volmaakt gelyk en net even grootwaren, ennbsp;wier verfchillendeZvraarte men verder ligte-lyk weeten kon , door ze aan een Schaal tenbsp;hangen en te weegen. Maar wy kunnen eg-ter niet ontveinzen, dat deeze Handelwy s,
Zoo wel als alle andere, haarNadeelen heeft, en verfcheiden gebreken onderhevig is. Hetnbsp;grootfte van allen is, dat het opgaand Pyp-ie zeer naauwis, en het Vogt’er niet Waterpas in ftaat met dat van ’t Flesje: de mee-fteryzen ’ermerkelyk hoogerin, gelykwynbsp;•daarvan eerlang breeder fpreeken zullen,ennbsp;dat verfchil van Hoogte in ’t Pypje en ’tnbsp;blesje is zelfs in alle Vogten niet even groot.
Veel Natuurkundigen zyn ’er, die deLyiten •hoeite genomen hebben, om de Zoortelyked^j^^o®*'
Zwaar-
-ocr page 306-6po VsEGELTKING der Zoortelyke
VIII. Zwaarte van een groot getal van verfchil-F*. nbsp;nbsp;nbsp;Stoffen, zoo vafte Lighaamen , al®
DEEL. Vloeiftoffen te onderzoeken, en’erLyfteo keZwaar-'^^'' temaaken. Men heeft ongecwyfteld re-tens op. denen om zig grootelyks aan hun voor huonbsp;verpligc te rekenen, enzalzigligce*nbsp;iieemin- lyk een denkbeeld kunnen tnaaken vannbsp;werk, dat’er al toe vereifcht wordt, alsnbsp;men op de naauwziende oplettendheid agtnbsp;geeft, die men ’er by hebben moet, en opnbsp;den tyd, dien men aan dergelykzoort vaOnbsp;Waarneemingen, als men ze noodig heeft»nbsp;gedwongen is te verfpillen: dog egter kunnen hunne Proeven, met hoe groot eenSnbsp;naauwkeurigheid zy ze ook mogen gedaannbsp;hebben, ons tot geen onfeilbaare Regelsnbsp;ftrekkcn, en dienen ons llegts tot een tennbsp;naaftenby. Want twee of meer Lighaamen»nbsp;fchoon van ééne en dezelfde zoort, kom^önbsp;juift in digtheid altyd met elkanderen nilt;‘'nbsp;overeen; en men kan met geen genoegza®'nbsp;men grond zeggen, dat by voorbeeld, tv^®®nbsp;Diamanten, twee ftukjes Koper, twee R®'nbsp;gendruppels, in dit ftuk volmaakt gdV^
-ocr page 307-Ewaaetens xn de Lichaameh. 691
*yn. Indien men derhalven de Zoortelyke^W. Zwaarte van eenig Lighaam ten uiterften 3.nbsp;Daauwkeurig zou wilien weeten, zounbsp;op dac Lighaara zelf de Procfraoetendoen:nbsp;dat zou de eenigfte weg zyn, om ’er metnbsp;Volkomen zekerheid over te kunnen oordee-len. Maar duizend gevallen zyn’er, trou-vvens, waar in ’t op zulk ecn naauwgezet*nbsp;hcid niet aankomt; en in die gevallen magnbsp;nien zig op de VVaarnecmingcn van een ervaren en oplettend Natuurkundigen geruftnbsp;verlaaten. Met dat oogmerk plaatzen vvynbsp;hier een Lyft uit de Proefnecmingen opge-maakc van den Heer JMüsschenbroek ,
'viens fchrander doorzigt en naauwkeurig-heid overbekend is.
De Zoortclykf Zwaartens van alle deStof- Denk indeezeLyftbegreepen, zynnbsp;''an gemeen Water berekend; en door ge-i-ing diernbsp;meen Water verftaat men Regenwater vannbsp;gemaatigden middelgraad van Warmtenbsp;®n Koude. Wanneer men derhalven indenbsp;^yft Iqqü, Regenwater ,.. 1,000, (^*')Proef-
goud ...
( 1 Or dt Cca^etle het allerfynfle, of gelouterd Gouda
II. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;Yy
-ocr page 308-692
Zoortelyke Zwaartens
vin.
LES.
3- AFDEEL.
goud... i9,640.LMgï...o,ooii: wildac zeggen, dat deZoortelyke Zwaarte van het al-lerfynfte Goud ftaac tot die van Regenwater, als t9i,of daar omtrent, tot i ten dat de Zwaarte der Lugt naauwelyks iets meer dannbsp;het duizendfte gedeelte van die van ’t Regen water haaien kan.
Van de meefl; bekende Stoffen ? zoo vafte Lighaamen als Vloei-ftoffen 5 van wier Zoortelykenbsp;Zwaarte men de Proef genomen heeft. (fj).
.^^Arde van Lemnos. nbsp;nbsp;nbsp;. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2,000.
Agaat, Engelfche. . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2,ji2'
-— ¦ zwarte. . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1,238-
Albaft. . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1,872-
Aluin. . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1,714*
' nbsp;nbsp;nbsp;Affl'
(tl [Wy hebben hier de Lyft van den Heer NOLL®^ volgens de Natuurttmde van den Heer MUSSCHE^nbsp;BROEK giootelyks vutgebrtid en vermeerderd.]
-ocr page 309-
VAN VERSCHEIDE StOFFEK. |
d93 |
Amber. nbsp;nbsp;nbsp;• .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;: |
1^040. vriii. |
Amiantfteen. | |
Arabifche Gom. nbsp;nbsp;nbsp;. |
igt;375-tgt;EEL. |
Arduinfteen, blaauwe. nbsp;nbsp;nbsp;. |
S,OOQ. |
Azyn van Bier. |
G034- |
¦- van Wyn. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. |
1,011. |
*- overgehaalde. nbsp;nbsp;nbsp;. |
1,030. |
Balfem van Tolu. |
0,896. |
Barnfteen QCiwabé) geele Amber. |
I,065: |
Beenlym. nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;* |
2,240. |
Bezoar uic Ooft • Indiën. |
GJ30‘ |
— uit Weft-Indien. |
1,500, |
Bloed van Menfehen. |
1,140 |
—- Wey van ’c Bloed. |
IjIpO, |
Bloedlleen. | |
Bolus uitArmenie. |
2,727. |
Boom des Levens. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' . |
G527* |
Boras of Borax. nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. |
1,720 |
Bremerfteen, bleekrood, |
1,666 |
Diamant. |
3,400 |
Elpenbeen, Yvoor. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. |
1,825 |
ËtisMartis eens Gefublimeerd. |
i»453- |
*-——— driemaal Gefublimeerd. |
1,269 |
Dallypotfteen. nbsp;nbsp;nbsp;: |
1,928. |
Dalnooten. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;; |
1,034 |
Yy 2 |
Gie. |
VIII.
LES.
3- afdeel. Geeft van Amber. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
__van Ammoniakzout met Kalk. 0,952-
-- van Brandewyn, Spiritus Vini
redificatus. . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;o,86d'
allerzuiverfte; Alcohol, . nbsp;nbsp;nbsp;0,732.
van Hartshoorn. . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ijoyj-
van Honig, ¦ nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;0,895'
van Koperrood. . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1,203-
van Salpeter. . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I,3i5'
fynder. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1,610.
met Olie van Koperrood gemaakt. . nbsp;nbsp;nbsp;1,338*
gezoet met AIco-hol. . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1,000.
van Terpentyn. . nbsp;nbsp;nbsp;o,874*
van Wynfteen. . nbsp;nbsp;nbsp;Ij073gt;
gemaakt met Olie van Koperrood. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i,t54’
gezoet met Alcohol.
-ocr page 311-V auveeïchii tgt; eStofïeh.
Glas, zuiver wit. ;
'— gemeen groen.
¦¦¦—¦ van gewoone WynflelTen, . Goud, gelouterd, Proefgoudjde Com-
pelle.
quot;— minder zoort.
'--van Guinjes.
¦'-—¦ van Dakaaten.
— vanFranfchePiftoolen. Goudglit, Litharged' or,nbsp;Grammatias fteen.
Granaat uit Bohemen.
—^— uit Zweeden.
- MynftofFe.
Graveelfteen.
Hertshoorn. nbsp;nbsp;nbsp;•
Hyacint. • nbsp;nbsp;nbsp;•
Hout-
¦^loëliouf.
beukenhout.
btafiliehout.
Cederhout.
^hinawortel.
695
fl.iyo.viir.
2jÖÓ6.D e e l.
19,640»
19,^38
18,888.
18,261.
18,166.
6,000.
2j515-
4,360.
3gt;igt;78.
3,100.
2,894.'
1,875,
2,631.
1,177*
0,854*
i,Ó3t.
0,613.
1,071.
Den-
Yys
VAK VERSCHEI DE STOFFE |
». 59? |
—--- geel. |
o,8op. VIII. |
----rood. |
1,128 |
Saiïafrashout. |
0,482. üE EL. |
Taxishout |
0,760. |
Jaspis. |
2,666. |
Joodfche Steen. |
2,500. |
KalanaynfleeOj.' nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• |
5,000. |
Kamfer. |
o,99Ö. |
Karniool |
3,290. |
Keifteen. |
2,54i* |
Koper, geel, gegooten. |
8,000. |
——— —— geflagen* |
8,349. |
----Japacfch. |
9,000. |
— nbsp;nbsp;nbsp;Zwcedfcb. |
8,784. |
—Gebrand. |
5,453* |
Koperrood uit Dantzik. nbsp;nbsp;nbsp;. |
1,715. |
_ uit Engeland. |
1,880. |
_ nbsp;nbsp;nbsp;wit. |
1,900. |
¦----gebrand tot Cokotbar. |
ï,900. |
Koraal roode. |
2,689. |
¦--witte. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. |
2,500. |
Korallachaat. |
2,605. |
Kreeftsoogen nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. |
1,890. |
¦---— vervalft. |
2,480. |
Yy 4 |
Kri |
5g3 ZoORTELÏKE ZWAAEfE NS
5g3 ZoORTELÏKE ZWAAEfE NS
Kriflia], Yflands.
-- Rotskriftal*
VIII. LES.nbsp;3- afdeel.
. nbsp;nbsp;nbsp;2,650.
Kwikzilver. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;13',593*
--— eens overgehaald. . 13,570.
......... met zuiver Goud gemengd,en honderdmaal overgehaald. . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i3»55o.
- nbsp;nbsp;nbsp;— met fyn zilver veree-
nigd, en honderdmaal overgehaald. . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;13,580.
-- met Lood vereenigd.
daar na in poeier veranderd, en weer levendig gemaakt. 13,550. | ||||||||||||||||||||||||
|
|
LES. 3- Ay. |
700 nbsp;nbsp;nbsp;Zoo RTELTKE ZWAARTEIT# | ||
vin. LES. |
Olie van Lynzaad. nbsp;nbsp;nbsp;;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. |
o,9?2- |
3- af- |
.— van Nagelen. |
1,034. |
sejel. |
- van Notemuskaat. |
0,948- |
— van Olyven. |
0,913- | |
- van Oranje, nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. |
0,888. | |
- van Orego. |
0,940. | |
— van Pulei. |
0,978. | |
¦— van Raapzaad. |
0.853. | |
¦— van Rofmaryn. nbsp;nbsp;nbsp;: |
0,934. | |
, van Safiafras. |
1,094. | |
— van Spyk. |
0,935. | |
-van Terpencyn. |
0,79^- | |
— van Vitriool. |
1,700. | |
— vanWafch. |
0,831. | |
•— van Wormkruid. |
0,946. | |
— van Zeveboom. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;* |
0,586. | |
Onyx. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. |
2,510. | |
Oogniet |
4,6i5- | |
Oflebeenen. |
1,656. | |
OfTchoornen. |
1,8-jo. | |
Pek. nbsp;nbsp;nbsp;: |
1,15°' | |
Rhinoceroshoorn. . nbsp;nbsp;nbsp;, |
1,242- | |
Sardachutes. |
3»59S* | |
gcammoniharft. |
I,200. Schaa- |
Schaapenbeesen.
Seienires.
Slaapkruid. Opium, nbsp;nbsp;nbsp;.
Siate, ui: Ierland.
Spaansgroen, F'erddeGris’ Spiesglas uic Duicfland.
•—- uic Ilongerien. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
--- Boter van Spiesglas.
Koper Koningske.
--- Yzer Koningske.
¦ nbsp;nbsp;nbsp;Vermilioen.
Glas, VitTum Antimonii.
Spiouter.
Staal, week, ongehard, gehardnbsp;getemperd.
Steen uit een ’s Menfchen Blaas. . ¦— een andere.
Steenkoolen Talk uit Venetie.
'— uit Jatnaika.
Tartarus Emeticus,
Vitriolatus Tin, zuiver-
Engels. nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;;
2,2a2.VlIL 2 a22
^-322-3. A,.
i,363.deeï..
2,4.90.
1,714.
4,000,
45700-
2.470.
7.500.
7.500.
6,044.
55280.
4j589-
7.738.
7*704.
7,809.
1,700.
1,664.
ï,240j
2,780,
3,000.
2,245.
2,298.
7,320.
7.471.
Tinc-
702 ZOORTE LTKE ZwA ARTENS
702 ZOORTE LTKE ZwA ARTENS
VIII. LES. 3. D K £ I.. |
|
Wetfteen uit Lotharingen. Wierook.
Wyn, Bourgonje.
.— Kanarie.
Schei water, Konings-Water. 1,234-Sterk Water. - nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1,300-
3,i88-1,071-0,953' 1,033'nbsp;W yo»
-ocr page 319-VJtlf VERS CH EI DK S TOff EK 7O3
0,993-VIIIlt; i»849. £.
Wyn roodcj Pontak,
Wynfteen, Tarter.
----Crmor Tartari
Yvoor.
Yzer.
Zilver, fyn,
--Hollandfchegrootekeur,
---Hollandfche kleine keur
Zilverglic, Zi verfchuitn Litharge. 6,044. Zouten.
Ammoniakzout.
Bergzout, Sal Gemmce.
Van Hershoorn.
Van Koperrood, van Pokhout’ .
Salpeter, Steenzout.
—-— gebrand tot vafte Zout. SalPolychreft.
SrI Prunel Staalzout.
'^onderzont van Glauber.
2uur Zout.
Zwavel, leevende.
— gemeenc.
ilF*
IjpOO. D E E l„.
1,825.
7,645.'
11,091.
10,535.
10,340.
3,143'
1,496.
1,900.
2,148.
1,900.
2,745-
2,148.
2,148.
1,830.
2,246.
2,148.
2,000,
1,800.
AAN-
Over de Hairbuisjes , en over de naajlé of onmiddelyke Oorzaaken van denbsp;Vloeibaarheid en Vajlhetd dernbsp;Ligbaamen,
EERSTE LID,
Van de Hairhuisjes.
'K zal hier het nierkwaardigfte, dat ’er [ over de Hairhuisjes te zeggen valt, en
De Hair-buisjes
gevveecen dient te worden, plaatzen, zónde- als zoo veele üitzonderingenopde Wettennbsp;de'^^- Waterweegkunde,'die wy voorheen geien der ftaafd hebben. Niet juift dat ik denk, dat
w^eegk'un nbsp;nbsp;nbsp;onraogelyk zyn zou, om ’t
dc. geen ons indieZoortenvan Verfcbynzelsio den eerüen opflag zonderling voorkomt,nbsp;reet die algeraeene Wetten overeen te brengen ; maar fchoon zulks meer maaien, eonbsp;door Natuurkundigen vandeneerftenRan^nbsp;ondernomen,zy, zal ik egter niet ontvein*nbsp;zen, dat de üicflaghunner poogingen, myn*nbsp;oordeels, nog twylFelagtig blyfc, en men'nbsp;alles, ’c geen ze over dit ftukgezegd hebben,
-ocr page 321-705
Dï Hairbuisjes.
ben, niet hooger kan aanneemen, dan voor aan-enkeleWaarfchynlykhedeo, fchrandcr ’cis waar, en vernuftig voor’tmeerendeelnbsp;uitgedagt, maar die egter altyd nog deeze ofnbsp;gene zwaarigheden overlaaten, die nog op.nbsp;geloft zouden moeten worden. Anderen, innbsp;hun Nafpoorigen gelukkiger, zullen moge-lyk het middel vinden om dieUitwerkzelsnbsp;met de algemeen erkende Grondbeginzelennbsp;overeen te brengen; Uitwerkzels, tot wiernbsp;oploffiog men zomtyds in verzoeking zounbsp;raaken om nieuwe oorzaaken en van eennbsp;byzonderen aart door deverbeeldingskragtnbsp;te willen opfpooren, indienmen niet wift,nbsp;dat het gezag der verbeeldingskragt in denbsp;bfatuurkunde van zeer weinig Gewigt ennbsp;invloed is, zo ’t niet geftaafd wordt doornbsp;de ondervinding.
Hairbuisjes of Hairpypjes noemt men Buisjes en Pypjes, dieeng en klein van bin-eenHair-t'enwydte zyn; ’t zy ze gemaakt zynnbsp;Glas of van eenige andere StofFe zonder on-'inrfcheid, die maar bekwaam is om Vogten
bevatten. Die naamisongetwylFeld daar
uit
-ocr page 322-7g6
Di HAIXBUiSJBS-
A AK-HANG-ZB L.
uic ontleend en haar byzonderlyk toegeëigend, om dat zy in zeker opzigteenigege-lykenis en overeenkomt hebben met de Hai-ren, die men in 't algemeen aanmerkt, als fyne Buisjes, van binnen in haar ganfchenbsp;langte hol, en bekwaam om zekere VogteDnbsp;door telaaten.
Derzel- Deeze gelykenis bepaalt egter de dikte of vergroo-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jgj. jjairbuisjes niet tot die van een
daantc Hair. Die , daar men zig doorgaans tot hec doen der Proefneemingen van bedient, zynnbsp;merkelyk wyder; en men ziet de Uit werk-zeis, aan die zoorcen van Buisjes eigen, eg-
ter nog tand grypen, al bedraagt derzel ver middeliyn twee Lynen, en zelfs twee Lyneonbsp;en een halve. Haargedaanteisteeeoemaalnbsp;onverfchilüg: twee tukken Spiegelglas, metnbsp;hun Vlak Evenwydig aan elkander op eeflnbsp;behooriyken aftand gehouden, brengen dezelfde Uitwerkzels voort, als een reeks vannbsp;aaneengefchakelde Hairbuisjes doen zou;eonbsp;Pereux Sponsagtige Lighaamen, of zulke dieï'inbsp;genoeg van zamenweefzelzynom Vogten innbsp;te laaten, kan men als een verzameling
Scha-
-ocr page 323-707
De Haireuisjes
Schakelreeds van Hairbuisjes aanmerken, a a w-Wy zullen het merk waardigfte, dat ’er over ”e ” dit ftuk te zeggen valt, in de volgendeProef-heemingen vertoonen en ophelderen. Innbsp;derzelver Toeftel zal men de verfehillendenbsp;Afmeetingen en wydtenszien, die men aan ¦nbsp;de Hairbuisjes geeven mag; en derzelver ei-genfchappen zal men kunnen kennen aan denbsp;Vitwerkzels, die men uit yderProefneemingnbsp;Zal zien gebooren worden.
Eerste Proefnee m inq.
Toeftel.
Ineen GlazenBakjeAB, door Figuur 12 PL. 2. afgebeeld , ’t welk men beurtelings met ver-Ichillende Vogtenvult, dompelt mennbsp;Buisje CD, aan beide einden open, en’teenignbsp;^elk men vaft gemaakt heeft aan eennbsp;je wit Papier of Kaarteblad, volgens zyn.
^angte in gelyke Deelen of Graaden afgedeeld.
11. Deel.
Uit*
7o8 De Hairbuisjei.
AANKAN o-
ZEU
Uitwerkzels.
Eerste Eigenschap der Hairbuisjes.
De Vog ten klimnbsp;men ’ernbsp;in op totnbsp;een zekenbsp;rebellennbsp;digenbsp;Hoogtenbsp;bovennbsp;hun waterpas.
Zoo dra het Buisje ingedompeld is, ryft het Vogt’erinop tot aanD ; en naar maa-te dat men het Buisje dieper in’c Bakje zinken laat, klimt ook het Vogt telkens zoonbsp;veel hooger boven den graad, tot welkennbsp;het de eerde maal op rees. Dit üitwerkzelnbsp;gaat beftendig door, en men ziet hetgebeu-ren met allerhande Vogten; een eenig Vogtnbsp;egter uitgezonderd, daar wy naderhand vannbsp;fpreeken zullen.
II. Pr OEFNEEMING.
Toeftel.
PL, 2. Men gaat in deeze Proefneeming even Fig. 12.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in de voorgaande te werk. DeVog'
ten, daar men beurtelings hetBakje meê vult» zyn. Pis, Brandewyn, geeft van Salpeter»nbsp;InVog* Pekel, Vitriool-Olie. Men moet wel zorg
ten van ^jjaagen , dat men telkens het Buisje gt;
al*
-ocr page 325-709
De HairbuisJes.
amp;ls men weer een ander Vogt neemen wj’IjAam-n)et zuiver Water eerft wel fcnoon maakt, dat alle de Vogten even gemaatigd en den •nbsp;zelfden graad hebben van hitte en koudenbsp;en men moet telkens deHoogte naauwkeurigZoorte-aantekcnen, waar toe yder Vogtin’tBuis-^^g^^jg^nbsp;ie opklirat.
Vitwerkzeh^
Tweede Eigenschap der Ha irbü isjes.
De Vogten klimmen in één en *t zelfdeDog niet Buisje op tot verfchillende Ploogtens; en^go^gg,nbsp;^el volgens deeze order, als men van diekeerdenbsp;hoogfl: klimmen af begint te tellen: Pis,yanhiinnbsp;overgehaalde Vitriool- Oüb,Pekel, geeft van Digthe-Salpeter, Brandewyn. Waar uit men duide- Zoorte-^ykziet, dat de Vogten in de Hairbuisjeslykenbsp;Oict opklimmen in een omgekeerde redennbsp;dunner Digtheden: dewyl de Wyngeeft, dienbsp;het ligtfte van allen is, de minfte klimmingnbsp;heeft, en 't laagft van alle die Vogten ftaannbsp;blyft.
III.
Zz 2t
-ocr page 326-710
De Hairbuisj**-
A AN-
HANGii
ZEL.
PL. 2. Fig. 13.
Indompeling van Hairnbsp;buisjesnbsp;van ver-fchillen-de wyd-te.
III, Proefneeming.
Toeflel.
Men dompelt in eenig gekleurd Vogt twee Buisjes van eene zelfde langte, maarnbsp;die in Middellyn van binnen wydte de helftnbsp;van elkanderen verfchillen, of het eene Buisnbsp;je is eens zoo wyd als bet ander,
Uitvüerkzels.
Derde Eigenschap dek.
Ha irbüi sJes,
DeVog. jjgt Water klimt in dat Buisje, wien* ten klim-,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;...nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,, . .
men’er Middellynofbinnen wydte eens zoo klem is»
juifl: eens zoo hoog op als in het ander. lo
keerde^ ’tnaauwfte of engfte Buisje, by voorbeeld»
^dender24 Graaden, in ’tander, dateenszoowyd
lynen:' is, 12. En dewyl dit Uitwerkzel altyd
datJs^rofHaauwkeurig de evenredigheid volgt, waar
laager in de Middellynen der Buisjes onderlingto*^
naar dat malkanderen Haan; en ’t Vogt ’er hooger of deBuisjesnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j j onlc
engerzyn'33ger inopklimt, naar maate dat de Bu*’
ofwyder.jes enger zyn of wyder; raag men’er dit si'
7II
Da Hairbuisjes.
gemeen befluic uitopmaaken, dat de Vog-a Asten in de Hairbuisjes opklimmen in een om* gekeerde reden van derzelvcr wydtens; datnbsp;is, dat ze ’er zoo veel hooger in ry zen, naarnbsp;maate dat ze enger zyn, en zoo veel laager.
Daar maate dar ze wyder zyn,
IV- Pr OEFNE EMï N G.
Toejlel.
TL. 2.
Men herhaalt de voorgaandeProefneemin- i4* gen, dog bedient zig nu, in plaats vande^t^^f'nbsp;andere Vogten daar men toen de Proef mee metnbsp;deedt, van Kwikzilver. Of men gietook^''^**^^*^'
Y6r%
Wel Kwikzilver in een omgekeerden Hevel,
Wiens eene Arm een Hairbuis is.
Uitvüerkzels.
Het
Vierde Eigenschap der Ha irbuisjes.
Men zal in deeze Proefneemingen gewaar Worden, dat het Kwikzilver in deHairbuis- -gr in ^nbsp;Jesaltyd laagerftaat, danzyn Waterpas;eDnbsp;dat het zelfs zoo veel laager zalftaan, naar zynWa-Zz 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;maa*teipas.
-ocr page 328-712 De HairbuisjeS.
AAN-H ANO-ZEL.
Gelyk ook ge'nbsp;fmoltennbsp;Metaalen,nbsp;Lood,nbsp;Tin.
maate dat het Buisje naauwer is. In den omgekeerden Hevel, by voorbeeld, blyftnbsp;het Kwikzilver, in plaats van inden Hair-buis-Arm tot aan G toe op ce klimmen, omnbsp;Waterpas te zyn met het geen in den anderen Arm tot die Hoogte gercezen is, ftaannbsp;in H, en zou zelfs nog laager bly ven ftaan,nbsp;indien die Hairbuis • Arm van kleiner middel*nbsp;lyn en enger was.
Tot nog toe kent men geen Vloeiftofdtai het Kwikzilver alleen, die zig op deeze wysnbsp;gedraagt in de Hairbuisjes. Men denkt eg-ter gt;dat het met alle Metaalen of Metaalagti-ge Stoffen, als ze gefmolten waren, evennbsp;eens zou toegaan; ja men mag’er veilig ditnbsp;JBefluit van opmaaken, uit het geen men gebeuren ziet in gefmolten Lood en gefmol*nbsp;ten Tin, daar ik de Proef van genomen heb*
Ophelderingen.
Ontdek- Alle deeze Uitwerkzels fchynen, gelyk delfigen”™^® ziet, regtdraads teftrydenmetdege*nbsp;fchappen woone Regels en Wetten der Water weeg*nbsp;^„1^5kunde, volgens welke vvy een Vogt altyd
met
-ocr page 329-De Hairbuisjes, 715
aet zig zelven Evenwigt zagen maaken aAAK-’tzy’c één en’c zelfde Vat of Glas, ’c zy^ANG-^in verfcheiden, die met malkanderen ge-meenfchap hadden, begreepen ware; en dat het, zo ’t door de tuflchenkomft vannbsp;de eene of de andere kragt gedwongen werdenbsp;boven zyn Waterpas teryzen, altydeven*nbsp;redig daar in volgens zyn digtheid te werk 4nbsp;ging , en min of meer oprees naar maate datnbsp;het meerder of minder Zwaarte hadt. Denbsp;Verfchynzels der Hairbuisjes, diezooregt-draads daar tegen aanloopen, zyn nognaau-Welykszedert een Eeuw, op’t langfte, bekend geweeft. Men deedt die ontdekkingnbsp;in een Tyd , toen men reeds van gedagtennbsp;Was, dat alles, wat in de Natuurkunde tenbsp;verklaaren en op te helderen viel, alleen verklaard moeft worden door ’t aanwyzen vannbsp;oorzaaken, die volgensGrondbeginzelen vannbsp;Jieweigkunde werkten,en van welke men z\gMiebanunbsp;een duidelyk en verflaanbaar begrip kon®”*nbsp;Vormen. De fchranderfte Natuurkundigennbsp;lagen zig derhalven op ’cnafpooren van zulke oorzaaken tot oploffing deezerVerfchyn-Z z 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zeis
-ocr page 330-7X4
De Hairsuisjes;
aak- zeis uit; maar beantwoordde de Uitflag ZE*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;genoegzaam den y ver hunner Poogin-
gen?
Drieder- nbsp;nbsp;nbsp;verfcheiden GevoelenSjdie ’er over dit
ley Ge- ftuk zyn uitgedagt en voorgefleld, kan men voelens. ggvoeglyktotdrieZoorten brengen.
Onder de cerftezoort van Gevoelens be-Zoort booren zy, die deeze Verfchynzels aan de van Ge- ongelyke Drukking toefchryven van denbsp;D°e^oTi-' Vloeiitof, diede Buisjes van alle kanten om»nbsp;ringende ringt, en veronderftellen, dat dezelve vry ernbsp;en op een volkomener wyshaar kragtoeiFe-PL. 2.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;met haar gewigt drukken kan op de
Fig. 12. Oppervlaktevan’tVogt in’tBakjeAB, dan door den bovenden mond van hecHairbuisje,nbsp;dat in dat Vogt gedompeld daat.
Deonge- Door deeze alles omringende Vloeidof lyke verdaan zommigen de Lugt, wier getaktenbsp;king der Deeltjes in zoo eng een Buisje in malkande-Dugt is jen verwarren,en zig bczwaarlyk be wcegen,nbsp;oorzaak terwyl dezelve zonder eenigc verhinderingnbsp;piet van. vry op de Oppervlakte van’t Bakje werkennbsp;kan. Deeze gedagte is, beken ik, te eene*nbsp;maal Natuurlyk en eenvoudig; maar een
71S
Dl Hairbuisjes.
enkeleProef neeraing werpt haar by na geheel a 4 n-om ver. Alles wac de Hairbuisjes in de ^ an o-
£ê !«•
vrye Lugt doen, ziet men ze ook doen Onder een Glas op de Lugtpomp, dat mennbsp;Lugtledig gemaakt heeft.
Hoe deeze Proef te beantwoorden ? Zal Qien zeggen, dat het Ydel nooit volmaakt, gebeurennbsp;Ontvanger nooit volkomen Lugtledig is,nbsp;endacdieLugt, die’er, na alles met de al-lernaaawkeurigfle Pomp gedaan te hebbennbsp;Wat met doen kan , in overbjyft, nog welnbsp;in ftaatis, om eenige Duimen Waters bovennbsp;het Waterpas op te houden ?
En sen
Men merkt ligtelyk, dat het Antwoord dc langer of Zwaarigheid niet wegneemt, noch aan dekorternbsp;Protfneeming voldoet. Het isegterr.ietge-g“gf^^nbsp;heel zonder grond: al deLugt, die in denOnt- geen ver»nbsp;''anger begreepen is, wordteenpaarig ver-^und : indien nude Drukking op de Opper-''lakte van het Bakje daar door afneemt, zalnbsp;Weerftandin’t enge Buisje ook naar evenredigheid daar door afneemen; en de oorza'a-ken derhalven van de ongelyke werkingflandnbsp;houden. Maar een tweede Proefneemingnbsp;Zz snbsp;nbsp;nbsp;nbsp;doet
-ocr page 332-716 De H a I r b u I s j e s.
716 De H a I r b u I s j e s.
AANKAN O. ZEL.
doet ons duidelyk zien, dat dieongelylc* heid der Drukking, die men veronderftelcnbsp;dat daar uit voortfpruit dat de Lugt nietnbsp;vryelyk in zoo eng een Buis werken kan»nbsp;niet wel te verdedigen is. Zodie veronder-fteliing waar was, zou het Vogt moetennbsp;klimmen naar maate van de langte van hetnbsp;Buisje: hooger in een langer, en laager in eennbsp;korter. Want het is zeker, dat deLugtjnbsp;zo ze in de Buisjes om derzelver engheid ver-hindering en weerftand vindt; eengrootctnbsp;weerftand en meer verhindering ontmoetennbsp;zou in een lang, dan in een dat merkelyknbsp;korter was. Dit gebeurt egter niet; het isnbsp;de Middellyn en niet de langte van’t Buisje , die den graad der klimming regelt: ennbsp;als het Watertot aan dat Punt gekomen is»nbsp;dat het bereiken moet, zakt het niet, fcboonnbsp;men dat ganfche fluk van ’t Buisje, dat'etnbsp;boven is, afbreekt.
Een fyn • nbsp;nbsp;nbsp;Toen men zig om deeze redenen genoood*
zaakc zag om de grover Lugt te laaten vaa-
‘erdeoor-ren, nam men zyn toevlugt toteenfyo^®^
zaak niet^oort van Vloeiftof, en die in de Glazen ka*’ yanzyn.
De Hairbuisjes. 717.
overblyven» die men toe een Ydel van Boy- amp;An-datis, nietdePompLugtlediggemaakt”*NQ* heefc. Die Vloeiilofbeftaat, veronderfteltnbsp;tiien, uit rondagcige Deeltjes, of Bolletjes,nbsp;en men toont aan, dat een Kolom van der»nbsp;gelyk een Vloeiftof nimmer naauwkeurig eennbsp;Buis vullen kan, en dat de Drukking, dienbsp;''an dat min of meer vullen afhangt, kleinder moetzyn, naar maate dat de Buis engernbsp;is. Hieruitontftaat, zegt men, het gebreknbsp;Van Evenwigt tuflehen de Drukking, dienbsp;op het Vogt in ’t Hairbuisje gefchiedc, ennbsp;tnflehen die, welke haar kragtoeiFent op denbsp;Oppervlakte van ’t Bakje, daar men hetnbsp;Buisje indompelt.
Deeze Onderftdliing is fchranderuitge-Kedonen dagt, en vernuftig; zyberoeptzig opeenege°jie^'nbsp;Vlot iftof, wier beftaan men niet wel loche- Onder.
kan, maar fchryft dezelve egcer eene^'^^^*^”®' 'Verking toe, die men haar bezwaarlyk kannbsp;'oeftaan . Een Middelftof, wier deeltjes fyn-derzyn, dan die vandegewoone Lugt, ennbsp;2a!fs fyn genoeg om door denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vanPorsr
Glas heen te dringen, laat die zoo veel
7i8
Dï Hairbuisjes.
¦aaN' Ydel en ledige tuffchenruimtens in ’c Buis-zejT^* open, en fluit ze zoo kvvalyk tegen de wanden van’t Glas aan, dat haar Drukkingnbsp;in ’t zelve zoo merkelyk verfchilt van die»nbsp;welke ze daar buiten op de Oppervlakte vannbsp;’t Bakje oefFent! Daarenboven, waaromnbsp;doet die vryer en volkomener Drukking opnbsp;de Oppervlakte van’t Bakje de Vogten nietnbsp;klimmen naar maatehunner Digtheden, eennbsp;ligter hooger, een zwaarder laager! Ennbsp;eindelyk, om ons nogmaals op een Proef*nbsp;neeming te beroepen, men ziet duidelyk,datnbsp;het Uitwerkzel, daar wy van fpreeken»nbsp;geenzins van eene Drukking afhangt, dienbsp;min of meervryis, naarmaate van denen*nbsp;ger of wyder Bodem daarze op drukt. Wantnbsp;zomen, in plaats van het Buisje in een Bakje met Vogt te dompelen, ’er een droppelnbsp;Vogts van buiten, van bovenaf, langs laatnbsp;loopen, zal dezelve, zoo dra hy aan de be-nedenfte opening van ’t Buisje gekomen is»nbsp;*er in opklimmen, even eens gelyk menionbsp;alle andere Gevallen ziet gebeuren.
Tweede Hier op komt het egter genoegzaam
uit»
De Hairbuisjes.
Wit, wat mea ’c waarfchynlykft heeft wee- a a n-
ten byte brengen, om ’t klimmen der Vog-ten in de Hairbuisjes door de ongely keDruk-king van een omringende Vloeiftof te ver - vange-klaaren en op te loffen. Laat ons nu eens roelens, zien, of de Gevoelens van de tweede Zoorcnbsp;gelukkiger zyn uitgedagt.
Deezer Voorftanders, fchoon in oogmerk De Aan-
en wyze van redeneeren eenigermaate ver-klieving
fchillendc, komen metelkanderen in dit ee- vmg te-
iie ftuk overeen: zy beweeren, naamelyk, gen de jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, Wandoï
dat, als men een Hambuisje met zyn een end van ’t
in eenig Vogt gedompeld heeft, het kleine Vogtkolommetje, dat’er inftaat, zynGe-^igt verliefl: door aan ’tGlas te kleeven en tenbsp;^lyven hangen; en dewyl hét derhalven, dusnbsp;wpgehouden, niet meer drukt en weegtopnbsp;bodem van ’t Bakje, daar het Vogt ianbsp;j dat daar op dan de nabuurige Kolom-*®en, die rondsom buiten het Buisje op ’Cnbsp;^ogt (laan, en haar Zwaarceperfling vrynbsp;WdfFenen kunnen, een dergelyk tweede Kolommetje onder het eerfte naar om hoog dry-''wn, onder dit tweede een derde, en dat alle
-ocr page 336-720 De HairbüisJES.
Ie die kleine Kolommetjes met malkaar ver1 eenigd eindelyk een ganfche Vogtkolom in ’tnbsp;Buisje uitmaaken, wier Hoogte zig regelcnbsp;naar de verfchillcnde wry ving, die ze in denbsp;Buisjes ontmoet, en die toeneemt, naar maa1nbsp;te dat deMiddellyuender Buisjes afneemennbsp;en kleinder zyn (1).
Mag de
Vogten
inde
Buisjes
ophou.
den;
Men begrypc ligtelyk, hoe een klein Wa1 terkolommetje,eenmaal in hetHairbuisjege-plaatfl;, door de wry ving, of door zyn aan1nbsp;kleeving tegen de Wanden van ’t Glas in’cnbsp;zelve opgehouden wordt, en hangen blyftjnbsp;maar ik begrypegterzoogemakkelyk niet,nbsp;hoe het Water, dat in ’t Bakje is, door zynnbsp;Gewigc en Zwaarteperffing , dat Kolom1nbsp;metje verplaatft, en naar boven ligt, om 'crnbsp;een ander in zyn plaats te brengen: want alnbsp;dat Water, dat ’er rondsom in ’t Bakje is»
be1
Dat de Wryvingen toeneemen, naar maate dat Middellynen van de Buisjes afneemen, of dat de Vog’nbsp;ten , in ’t algemeen meetWryving ontmoeten innbsp;we Buisjes dan in wyde, heeft de Lezernader opg^^®'”nbsp;derd en betoogd gezien, in ons i. D££L. 2 5®!^’nbsp;je, bladz. 3 8, enz.
-ocr page 337-D K H A I R B ü I S J ï S. 721
be^it geen mcerkragt, danhetjuift noodigA ar. heeft, om eenKolommetjeiD’cBuisjeopte”^”®'nbsp;^ryven, dat hetzelve net zoo vervult,alsnbsp;het gedompeld is onder de Oppervlakte vannbsp;’t Water; of, (om my met andere woordennbsp;Uit te drukken, ) dat Water kan hetKolom-U5etje in ’tHairbuisje onmogelyk verderbren-dan zyn Waterpas. Maar hoe zal hetnbsp;dat Kolommetje zelfs zoo hoog brengen,nbsp;iodien ’t ter zelver tyd een ander Kolommetje, dat die plaats reeds heeft ingenomen cnnbsp;Werkelyk bellaat, moet wegftooten en op- ^nbsp;h'gten? Zal men zeggen, dat dit laatlle nietnbsp;up den bodem drukt of weegt, om dat hecnbsp;door de wryving tegen’t Glas wordt opgehouden , en aan deszelfs Wanden hangennbsp;hlyft? Dat is wel waar , zoo lang’t Uil ennbsp;ruft hlyft; maar ais men ’t opligten ennbsp;Uaar boven ftooten moet, moet ookonge-•¦''^yffeld de weerftand van deszelfs Gewigtnbsp;Overwonnen worden, of, ’t geen hier op’tnbsp;^¦elfde uitkomc.de weerftand van de wryvingnbsp;of van de kleeving tegen’t Glas, waar doornbsp;deszelfs Gewigt als vernietigd was en weggenomen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Maar
-ocr page 338-722
Dk HairbuiSJE^.
aan
hang-
Z£L.
Maar om duidelyker te doen zien, hoe be-* zwaarlyk dit Gevoelen overeen te bren*nbsp;gen zy met de Ondervinding, en hoevveiquot;nbsp;ning voet en fteunzel het by dezelve vinde»nbsp;zal het genoeg zyn aan te merken, dat denbsp;Hairbuisjes hun gevvooue werkingen eveOnbsp;zoo vlug en fchielyk, en niet minder volkO'nbsp;men doen, als men ze flegtseffen, enzoonbsp;weinig als mogelykis, de Oppervlakte vaDnbsp;’t Vogt raaken Iaat, dan wanneer men ze ’efnbsp;zeer diep infleekt; waar uit ontwyffelbaatnbsp;volgen moet, dat de Drukking dernabuU'nbsp;rige Vogtkolommen, diehetingedompeldenbsp;gedeelte van ’t Buisje omringen, met dienbsp;Verfchynzels geen geraeenfchap heeft,en ’efnbsp;mets toe doet,
Maarkan ZommigeVoorf; anders van dit Gevoelen, aiet In die’erdeezeoorzaakvoor haddenuitgedagt»nbsp;doen op-zien we daarom ook.erkennen, dat ze ’ernbsp;‘waarlyk te zwak toe is, en ’er iets andersnbsp;op gezogt moet worden. Het Water ^ zeg'nbsp;gen ze, ilyft in de Hairbuisjes hangen doofnbsp;•zyn natuurlyke aankleeving tegen betnbsp;maar het wordt ’er in opgeligtenomhoogè^'
dTi‘
-ocr page 339-723
DE Hairbuisje*.
dteeven door eenige andere oorzaak. WelkcAAN-is dan die nieuwe oorzaak» die ’er boven de natuurlyke aankleevingnogbykoinc, en denbsp;Uitwerkzels van de Hairbuisjesons oplos-fen en verklaarenzal? Het is de zelfde oorzaak, zegt raen, de zelfde kragt, die tenbsp;Weeg brengt, dat twee Druppels Water zignbsp;vereenigen en in malkander loopeo, als raennbsp;Ze zeer digc by een brengt. Laat ons toenbsp;de derde zoort van Gevoelens overgaan,
Volgens dit Gevoelen onderftelt raen,Herde dat het Glas het Vogt naar zig trekt. Maar ^evoe-^*'nbsp;Waar ruft tog deeze Onderftellingop? hoel=ns. Denbsp;moet men die Aantrekking verftaan ? welke ^ings-Wetten en regels volgt ze in haar Werkingen, kragt.nbsp;Want zo men ’er geen andereblyken en be-Wyzen van had, dan enkel dit ftuk, daarnbsp;'’e van fpreeken, én zo men van die oor-2aak een zekere zig in ’t afgetrokken ver-*^eelde Hoedanigheid maakte, die aan geennbsp;^eftendige maat en regel gebonden was, zounbsp;^ulks vry wat gelyken naarNatuurszooge-^^^mdeSyfnpatkie,en naar de verborgen hoedanigheden van Ariftoteles navolgers, zoonbsp;H. De el. Aaanbsp;nbsp;nbsp;nbsp;al-
-ocr page 340-De Hairbuïs.ies.
AAM- algemeen, en met zoo veel regt uit deHcden-ZE^.” daagfche, dat is, de redelyk Natuurkunde
verbannen.
DeAan- DeNatuurkundigen,diedeAantrekkingS' trekking kragterkennen(wantderzeIverVoorftandersnbsp;Mngfr-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t^^Iryk, en ik zal niet ontveinzen,dat
merkt als men ’er zommigen ondervindt, wiernaani
een enkel ,, nbsp;nbsp;nbsp;,
ygj._ alleen genoeg zou zyn om ons een gunftig fchynzel vooroordeel van dat Gevoelen te doen op*nbsp;werkzel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt; indien’t gezag ons in onze kundighe*
den derNatuur ten regelmaat moge verftrek» ken) die Natuurkundigen, zeg ik, kunnennbsp;in tweeZoorten onderfcheiden worden. Denbsp;éene, het egte denkbeeld van denHeerNE w-TON volgende, zien de Aantrekkingskragtnbsp;aan voor een eigentlyk gezegd üitwerkze!»nbsp;een waar Verfchynzel, dat overal in de gan*nbsp;fche Natuur plaats heeft, en, even gelyk alle andere natuurlyke üitwerkzcls en Ver-fchynzels, zyn oorfprong wel zou kunneonbsp;verfchuldigd zyn aan de eene of de anderenbsp;volgens de wetten van Beweegkunde werkende oorzaak daar ’t hun lofFelyk dunktnbsp;naar te zoeken, maar die ze egter eenig®^
72s
De Hairbuisjes.
hiaatewanhopen ooit te zullen vinden. De aah-andere fpreeken rondborfliger taalren, ftou* ^ “ a-ter dan hun meefter ^ komen ’er voor uit, ofaiseen dat deAancrekkingskragt eenGrondbeginzel Beginzelnbsp;is van de Natuur, ’t welk geen andere naattenbsp;of oomiddelyke oorzaak heeft, dan de wil
des Scheppers. Wanneer twee Lighaamen haar elkanderen toeloopien j zig vereenigen*nbsp;aan elkaar hangen bly ven, zonder dat mennbsp;iets merkt, dat hun beider Vereeniging eönbsp;onderlinge verbintenis zou mogen veroor-zaaken,is zulks, volgens de eerfl:en,een Ver-fchynzel, een natuurlyk Uitwerkzel, daarnbsp;hien menigvuldige voorbeelden van ontmoet,en dat men den byzonderen naam geeft
Aantrekking of Adnmkkingskragt,3.]hzvi Attramt otn het te onderfcheiden van een groot getalnbsp;'^an dergelykeüit werkzels en VerfcbynzelSinbsp;^ier oorzaken bekend zyn. Vo’gens denbsp;laatften gefchiedt zulks uit kragtvaneen in-gefchapen vermogen, een natuurlyke neiging, waar door eenLighaam van zelf,en zonder eenigen indruk van buiten of vreemdenbsp;tuflchenkomende oorzaak, zig met een an-Aaa 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;def
-ocr page 342-746 De Hairbüisjes-
AAN-
hang-
ZEL.
Oordeel over denbsp;eerfte
der Lighaara cragt te vereenigen, hetnaderi en ’er op werkt, eer het nog hetzelve aan-raakt ,’t zy zelf onmiddelyk,’tzy door middel van andere Lighaamen, die tuflchen behnbsp;den zyn.
Zy, die de Aantrekkingen, als enkele Verfchynzels en Uitwerkzels der Natuurnbsp;Stelling, toeftaan, fchynen my op den gewooneonbsp;weg te zyn, en het algemeen betreede fpoornbsp;te volgen. De Cartejiaanen y hoe fterkooknbsp;aan alleen Beweeg- enWerktuigkundige oor-ifcaaken gehegt, beroepen zig egter dagelyksnbsp;op Verfchynzels, wier oorzaak nog duidernbsp;is, engeeven ’er zulke naaraen aan, als hunnbsp;goeddunkt. De Aankleevitig, deLymagtig‘nbsp;beid, deBuigbaarbeidy deF'eerkragtvan zora-mige Lighaamen, dienen dikwils om ’er der*nbsp;zclver Eigenfchappen door op te helderen,nbsp;en niemand floot zig aan die naamen. Evennbsp;zoo weinig behoort men zig ook aan ’t woordnbsp;Aantrekkingskragt tQ flooten, zo het alleennbsp;maa: dient, om ’er eenig Verfchynzel, daarnbsp;men geen nader verklaaring van doet, doornbsp;te kennen te geeven.
Maar
-ocr page 343-727
D* HaïR BUISJES.
Maar moet men over de Aantrekkings-A an-kragt.als een GrondbeginzelderNacuur gemerkt, een even gunftig oordeel vellen?QQj.jjgjnbsp;Ik fta al eenstoe, dat het volgens de regelsover denbsp;en gronden der Overnatuurkundem^itoximonbsp;gelykis, dat’er zulk een Beginzelzy (enditMetapiy-is een gunft, die yder niettoefl:aat}ikver-^*“*nbsp;Onderdel al eens met hun, die ditduk bednbsp;Verdedigd hebben, dat het den Schepper,nbsp;toen hy den Indruk tot de gemeene en ge- Impulftonnbsp;Vroonlykde oorzaak van de Beweegingdernbsp;Lighaamen maakte, ook vry dond hun denbsp;Aantrekkingskragtin te prenten; en dat dienbsp;twee Beginzels niet onbedaanbaarzyn meenbsp;tualkanderen; wat kan men daar egter meernbsp;dit befluiten, dan dat God de magt en vry-heid gehad heeft, om zig van twee middelen in plaats van één te bedienen? Maar otnnbsp;dat een zaak raogelyk is, en heeft kunnennbsp;Zyn, volgt daar juid uit, dat ze ook inderdaad bedaat en in wezen is ? Indien men toenbsp;dog toezommigebeweegingen niet weldoornbsp;de wetten van Indruk, waar door deLighaa-dien op elkander werken endoorraakingdenbsp;Aaa 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bd-
-ocr page 344-De Haie buisje** beweeging meêdeelen, heeft weecen opte
is het egter al va ft en zeker betoogd» dat zulks volftrektonmogelykis, endiebe^nbsp;weegingen door die wetten nooit opgeJoftnbsp;kunnen worden! En zou’er egter wel min*nbsp;der dan zulk eeneBetoogingvereiicht wor*nbsp;deUj om het invoeren te wettigen vaneennbsp;nieuw Beginzcl ? te meer daar men weet, datnbsp;de Natuur oogenfchyniyk haar werk maakt gt;nbsp;om zoo eenvoudig te zyn in haar oorzaaken gt;nbsp;als vrugtbaar in de üitwerkzels; dat hetnbsp;Menfchelyk vernuft,in zyn kundigheden zoonbsp;bepaald, zig nimmer vleien kan, alles in eennbsp;zaak gezien te hebben, wat ’er in te zien is gt;nbsp;en dat men nooit minder kennis hadt vannbsp;Werken der Natuur, dan toen men alles, watnbsp;daar in maar voorkwam, verklaarde naarnbsp;zyn welgevallen. Zeer wys en verftandignbsp;vind ik over dit ftuk de gedagten van zekeren Geleerden, die in zyn leeven menig'nbsp;vuldige gelegenheden gehad heeft, om alles teweeten, wat men her fchynbaarftnbsp;voordeele van ’t gevoelen der Aantrekking®'nbsp;kragten zeggen kan, en alles teffens wat
te
-ocr page 345-720
De Hairbuisjes.
1709. p. 131.
te berispen valt in de Werkingen,diemenAa*• aan de Indrukskragcen toefchryfc, en door” * ®nbsp;dezelve verrigtenlaat. ,, Wy moeten onsnbsp;», niet vleien, zegt hy, datwy, inonson-|^^^^®®'nbsp;„ derzoekendenavorflchingenderNatuur,^^^^^jynbsp;j, allezwaarighedenimraermeergeheelzul-Je/’ Aca-„ len te bovenkomen: maar laat ons egterf'if”'^
j, nimmer aflaaten, om de bekende en dal ,, delykeBeginzelsderBeweegkundefteedsnbsp;„ in ’t oog te houden en daar op voort tenbsp;,, redeneeren: zo wydieverzaakenofver-„ waarloozen, zal al’tLicht, dat ons nu mo»
,, gelykbeftraalt, eerlanguitgeblufchc,en „ wy wederom op nieuws gedompeld wor-„ den in deoudeDuifterniffen der Ariftotelunbsp;„febe Wysbegeerte, waar voor de Hemelnbsp;„ ons behoede’’,
TON.
De Heer Newton, in allen Lighaameo,®^J|j^^jj die rondom ons zyn, een groote menigtede Aan.nbsp;Van Aantrekkingen , dat is, van Uitwerk-zeis, die men zoo zou kunnen noemen, ge-kragtvannbsp;waar wordende, vermoedde, dat ze overal^^^'nbsp;in de gacfche Natuur plaats hadden: enzignbsp;minder met het verklaareu, dan welmethetnbsp;A a a 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;be-
730
De HAtRBuisjES.
AANHAK G ZEL,
berekénen en meecen dier öicwerkzelsop-' houdende, verondcrftelde hy, dac alle Stof• felyke deelen, al wat StofFelyk is, weder»nbsp;zyds een neiging hadt naar eikanderen, ennbsp;dat twee Lighaamen derhalven malkandernbsp;aantrokken min of meer naar maate van denbsp;grootte van hun Inhoud; datis, zoeen vannbsp;beiden, by voorbeeld, eens zoo veel Stof-felyke deelen begreep als het ander, deszelfsnbsp;Aantrekkingskragt ook eens zoo groot zounbsp;zyn-Die wederzydfcheneiging daaren bovennbsp;der Lighaamen fcheen hem toe van verrenbsp;niet even fterk te moeten zyn als van na-by i en uit eenige redenen en bedenkingennbsp;kwam ’t hem niet onwaarfchynlyk voor, dacnbsp;die kragt, even gelyk alle andere werkendenbsp;kragcen die zigKlootswys naar alle kantennbsp;rondsomuitftrekken, haar werking mogelyknbsp;deedc volgens de omgekeerde reden van denbsp;Vierkanten derafftanden; dat is te zeggen,nbsp;dat de Lighaamen op twee trappen afftandsnbsp;malkander 4 maal minder zouden aantrekken , op drie trappen 9 maal minder, op viernbsp;jöinaal, en zoo voort.
Tot
-ocr page 347-7fi
De Hairbbisjej.
Tot nog toe was alles flegts enkel vermoe* a a tr-den. En wat kon het ook anderszyn, vol gens het denkbeeld zelf, dat zig de Heer gg^^jy^ennbsp;Newton van die Aantrekking maakte? DiCenProe-kragt, flelde hy, regelde zig, en was minnbsp;of meer fterk, naar maate van den minderennbsp;of meerderen Inhoud der Lighaamen: maarnbsp;Ou is alles, daar wy meê werken, en proe-''tnop zouden kunnen doen, zoo gering,
Zoo klein, in vergelyking van den ganfchsn Aardbol, daar we op woonen, dat de Aan*nbsp;trekkingskragt van deezen laatften alle andere kleine byzondereAantrekkingskragcen on-ïigtbaar maakt; even gelyk het licht van denbsp;2on belet, dat men het licht zie van eennbsp;Kaars. Afen moefl: de Proef van dat ver-Oioeden derhalven neemen met Lighaamennbsp;'lie alleen en op zigzelven Honden, en dienbsp;Ver genoeg van elkander verwyderd waren,
'‘01 te kunnen zien, of men onderftellen Oiogr, dat zemalkanderen aantrokken, ennbsp;'‘f hun Aantrekking waarlykgefchicdde vol-ëeos die Wetten, die men ’er zig van verkoeld hadde: want 5 ik herhaal het nogmaals,
A aa y nbsp;nbsp;nbsp;die
-ocr page 348-JSa De HairbuisJES.
HANlt;5-
»tiU
TwyfFe
lingen.
die Wetten konden uit de kleine aantrekkiB' gen niet geftaafd en bewaarheid worden; cdnbsp;zoo lang men daar aan kontwyfFelen ,wasnbsp;de Aantrekkingskragt in ’t algemeenn iet?nbsp;meer dan een loutere Onderftelling, De Ef*’nbsp;gelfche Wysgeet, die beter dan iemand wiftjnbsp;hoe veel gezags de Ondervinding heeft ionbsp;vraagftukken derNatuurkunde, en dezelve»nbsp;hier op de Oppervlakte der Aarde, niettennbsp;zynen voordeelekon doen fpreeken, althansnbsp;niet met een genoegzaam beflilTenden toon gt;nbsp;zogt Proeven op voor zyn Stelling in eeSnbsp;Veld van ruimer uitgeftrektheid, en ’t geennbsp;hy zeer wel kende. Hy vergeleek de Be*nbsp;weegingen der Heraelligten met de gevol'nbsp;gen, die hy uit zyn Beginzel afleidde, eonbsp;vondt’erzoo groot enjuifl: eenovereenkomftnbsp;tulTchen, dat men waarlyk in verzoekingnbsp;gebragt wordt om te gelooven, dat die groO'nbsp;teMan het geheim derNatuur geraaden heeft*nbsp;' Hoe groot ook het voordeel zyn mag,nbsp;vfe\kóe Newtoniaanfche Onderftelling heef^nbsp;boven alle andere, die voor haar zyn uitg^'
dagt geweeft.-fchoon dieOnder ftelling op
vol'
-ocr page 349-De Haikbuisjes» 733
'^olkotnener en meer voldoende wysdcBe-AAK-*'^eegingen der Hemelligten verklaart,en zig “ ^ ® Xelfs zoo ver uitftrekt, dat ze van derzel-Ver fcbynbaare onregelniaatigheden redennbsp;geeftj't gefchilnogtans over den eigentlykeonbsp;gtond, daar ’t ganfche Gebouw opfteunt,nbsp;lilyft nog onbellift, DeRedeneeringen vannbsp;?^EwTON zyo , beken ik, zeer gefchikc ,
Om ons te doen gelooven, dat de üwaaldar-ïen wederzyds een neiging hebben naar el-kanderen; en dat die kragt volgens de Wetr ten werkt j, die hy ’er aan toefchryft; maarnbsp;dat alles zou egternogooiTpronkelykflegtsnbsp;een Uitwerkzel kunnen zyn van den eenennbsp;of den anderen Indruk door natuurlykeoor-ïaaken; en de Heer Newton zelfheeft ’ernbsp;het tegendeel niet vandurven beweeren. Op Nieuwenbsp;tvat grond zouden dan zyn Leerlingen die-^®’quot;*®”*'nbsp;Aan lekking tot een ingefchapenVermogen, Aanwek-®en corfpronkelyke Eigenfehap, en nieuw kings-
^egi zei willen maaken? Zouden zy in’t na geen''Bc-ë^an van die Verfchynzels, die hun Meefter g'nzel. oorft in ’t vermoeden van eenAlgemeenenbsp;Aant ekkingskragt in deNatuurbragteD,iets
meer in dezelve dan hy gezien hebben ? zoU-ZEL^‘ nbsp;nbsp;nbsp;zelve hebben kunnen
opmaaken,dac hec volftrekt onmogelyk vyas» dezelve volgens de wetten en regels der Be-weegkunde te verklaaren? of, zouden zynbsp;al de vrugtelooze Poogingen die men tot nognbsp;toe gedaan heeft om zekere Verfchynzels,nbsp;die bezwaarlyk zyuoptelofien, door mid'nbsp;del van den Indruk te verklaaren, als zoonbsp;veele blyken en Proeven der AantrekkingS'nbsp;kragt opvatten ? De twee eerfte redenennbsp;heeft niemand tot nog toe ingebragt; en di^nbsp;zig van de derde zou willen bedienen, zoUnbsp;tegenderegels van degoede Redeneerkundenbsp;zondigen; want het is niet volgens orde et)nbsp;regelraaatig geredeneerd , als men zegt; Di(nbsp;moordt volgens de wetten van Indruk niet opgs ‘nbsp;lofiynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;moet by gevolg een Uitwerkzelzynvifi
de Aantrekkingskragt. Men zou voor twee Zaaken moeten aantoonen: i,, datnbsp;inderdaad twee zulke Beginzels zyn, en ^nbsp;dat het eerfte Beginzel in ’t geval , daarnbsp;men van fpreekt, onmogelyk plaats kannbsp;hebben.
73S
De Hairbuisjes.
DieZoorten vanVerfchynzelsookdaaren-a a n-
^oven, die volgens deJNieuweiVê'Wiomaa 2e^°' de Aantrekkingskragt aanwyzen, zyngj,zoal-korcom, wel zoo menigvuldig, gelykgpmeea
voorgeeven, als die Verfchynzels, waar ^'tde Indrukswerking blykc: enzynzewelnbsp;^oo algemeen en op zoo veel verfchillendenbsp;'''yzen door de ganfche Natuur verfpreid,alsnbsp;zig mogelyk wel verbeelde ?
Wanneer men het ftukeensvannaby be-^fVer-
^chouwt, zal men zien, dat alles, ’t geen gels van ^en zoo bezwaarlyk weecop teloflendoor deAan-*tiiddel van de Drukking der omringende van
^loeiftof, ofvan eenige andere Be weegkoD-den aelf-
^¦8 werkende oorzaak, gemakkelyk, eenige gn oor-*’ ''^einige dingen uitgezonderd, totdewer fprongnbsp;'^'t'gder Hairbuisjes gebragt, en als Ver-^'^hynzels van denzelfden aart en oorzaak buisjes.nbsp;®®hgemerkt kan worden. Van die natuur,bynbsp;]^Oorbeeld, is het opklimmen der Vogten innbsp;Ponsagtige Lighaamenj verder, zelfs ooknbsp;Ontbindingen, Opbruiffingen, en anderenbsp;'^neidkonftenaars Werkingen, waar by een ons Effer^nbsp;'’^derzydfche ondereenmenging derStolFcn®^'^'^*quot;'^^^
plaats
-ocr page 352-73Ö De HAtRBüisJïs»
Aan-
B AKO-ZZLi
plaats heeft, endecene in de openingenei’ tuffcbenruimtcns van de andere indringt*nbsp;Wie weet zelfs, of men hier toe ookni^tnbsp;miffchien zou kunnen btengen die gewillig®nbsp;vereeniging, vyaar roee twee Druppels Wa*nbsp;ter van zelf in malkander en tot eénzarncO'nbsp;loopen, eer nog cenige uitwendige oorzaak^nbsp;*oo veel men althans weet en merkenkao»nbsp;derzelver raaking be vordert? Want alielJg'nbsp;haaroen,de vloeibaare inzonderheid, waaflquot;^'
vaO
men een menigte dampen uit: zy zyn
alle kanten omringd met een kleinen Darop' kring, die dunner en Ylder is, dan ’t Lig'nbsp;haam zelf, en door dat middel raakendet'nbsp;halven tweeWaterdruppels reeds malkan*^®'nbsp;ren met ’er daad, eer wy’er nog iets van m®’’'nbsp;ken.
Het Be-
ginzel
der Aan
trek-
kings*
kragtis
nog niet
bewee-
zen.
De School van Aristoteles geloofd®
aan den afkeer van ’t Ydel, om dat
’er overal in de gan fcheNatuur de blyken
dagt te zien. Het aaneenhangen en vaft
den van twee gladde Ligbaamen aan elk*'**'
der; de moeielykheid omdebeenenvan®®*’
Blaasbalg, van alle kanten wel digtge^^^
teSi
-ocr page 353-i) E H A I a. B u 1 s ï E s. 7'37
vanéén te trekkenenteverwyderenUAw-^et klimmen van 't Water in Zuigpompen*,^^”®^ weerftand van een neêrgedrukten ftampetnbsp;een Spuit, wier pypgeftoptis, en dernbsp;Selyke meer: dog zoo dramenhetGewigtnbsp;de Zwaarte drukking der Lugthadc lee-kennen, bragt men al die Verfchynzels*
''^elke men tot nog toe, elk byzonderlyk,
^Is zoo veele bevvyzen van een duifter en in*
Sebeeld Beginzel hadc aangezien, vanzelf Semakkelyk tot hun waare oorzaak terug^nbsp;t^it geval mag de zulken tot eenLes verftrek-^en, die overal de blyken van de aantrek-^'ögskragc meenen gewaar te worden. Inzien alle die voorgewende Proeven, dieopnbsp;veel verfchillende wyzenééne en de zelf-zaak fchynen aan te toonen , egter allenbsp;^•twerkzels zyn van den zelfden aart; in-‘nbsp;alles, wat de voorftanders der Aan-^’'^kkingen het kragcigfi: weetenby tebren-in zig zelve niets anders is, dan het en-Verfchynzel der Hairbuisjes onder ver-'^heiden gedaantens;zo is hun wys van rede-’'^eren te eenemaal gebrekkelyk, enftooc
lii
738 Da H a I r b ü I s j e s.
738 Da H a I r b ü I s j e s.
AAN-H Airs-ttu.
zig zelve om ver. Want zo men zig van Aantrekkingskragt bedient om ’er de Vef'nbsp;fchynzels van deHairbuisjes door te verklad'nbsp;ren, en zig dan weder op die zelfde Ha’’’'nbsp;buisjes beroept om ’erdeAantrekkingskrag^nbsp;door te be wyzen, moet een van beiden wa*^nbsp;zynjofdat men met dieRedeneering niets be'nbsp;wyft, of dat men niets verklaard heeft: dalt;'nbsp;is, gelyk men ’t noemt, voorwaarveroD'nbsp;derflellen , ’t geen nog in gefchil Raat. Wa''nbsp;Menfch van gezond Verftand zou, zo Wnbsp;den aart van den Winden deszelfskragtnbsp;’t geheel niet kende, aanftonds in den eet'nbsp;ftcn opfiag willen gelooven, dat het de la'nbsp;druk was van de werking en kragt der Lugi^ *nbsp;die de Windmolens draaien doet, de Sch^'nbsp;pen van ’t eene gedeelte der waereld doofnbsp;den Oceaan naar’t andere voert, en alle aö'nbsp;dere Beweegingen van dien aart te weo^nbsp;brengt,- inzonderheid, zo hy van zynnbsp;ven niet dan met Handmolens had zien tnaa'nbsp;len, en Schepen met touwen voort tre^fnbsp;ken.
De Ver
Maar laat ons eens voor een oogenbl'*^
ofl'
-ocr page 355-739
De Haiebuisjks.
®nderftellen, dac deAantrekkingskragtuicaan-
^Ddere gronden en Proeven reeds genoeg-
^aam beweezen is,en eens zien,hoe’er zig de fchranderfte Newtoniaanenvin zullen wee- ^g'^Halr-ten te bedienen, om ’er dö Verfchynzels van buisjesnbsp;*^eHairbuisjes door te verklaaren.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Aantrek-;
j, Het Glas, zegt men, trekt hecWater kings-
»gt; fterkeraan,dan het Water zig zelven aan-l^tagt
»j trekt: zoo dra de mond van’t Buisje het klaard;
» zelve raakt, klimt het ’er in op, totdat jgt; de Zwaarte van die Waterkolom met denbsp;jj Aantrekkingskragt, die in de binnenftenbsp;igt; Oppervlakte van het Buisje huisveft,
» Evenwigt maakt.
Het Water klimt in enger Buisjes hoo-igt; geropdanin wyder; omdatde Aantrek-gt;» kende binnen Oppervlakte van deeerfte 1» groocer is in vergelyking vandenluhoudnbsp;» der vafle Waterkolom , en om dat denbsp;” deeltjes, dieaiginderzelver midden be-gt;gt; vinden, zoo ver van ’t Glas, dat hun aan*
’gt; trekt, niet verwyderd zyn, als in de laatBc.
Het Kwikzilver blyft in die zoorteri
ÏI. D
tad
EEL.
Bbb
740
De Hairbuisje*»
H AMG* Z£L.
AAN- ,, van Buisjes beneden zyn Waterpas Traan» ,, om dat het digter en zwaarder van ftofnbsp;,, zynde dan het Glas, zig zelven fterkernbsp;,, aantrekt, dan dat glazen Buisje hetzelvenbsp;,, aantrekken kan”.
Nader Gp het eerfte aanzien maakt hier de Aan’ onder- trekkingskragt, beken ik, een zeer goedenbsp;die^ve'p'^ Vertooning. Maar laat onsdezaakeens wacnbsp;jilaaring. nader onderzoeken, en de Gevolgen nagaan»nbsp;die uit het Beginzel, ’t welk ten grondflagnbsp;dient vandeezc Verklaaringen, voortvloehnbsp;jen. Laaten alle Lighaamen, daar het Wa*nbsp;ter in door kan dringen, en die men in datnbsp;opzigt alsHairbuisjes moet aanraerken,geeonbsp;andere VloeiftofFen, dan die iigter vanftoTnbsp;zyn en minder digtheid dan zy hebben, ionbsp;hun openingen en tuffchenruimtens toe,eDnbsp;daar in tot boven derzelver Waterpas op'nbsp;klimnnen? Schikt zig de HoogtederVogt’nbsp;kolom, die in het Buisje opryft, altyd rC'nbsp;gelroaatig naar de overmaat der Aantrek’nbsp;kingskragt van’c Glas, en naardeZoorte'nbsp;Jyke Zwaarte van’tVogt zelven ?( Zietm^^nbsp;geen Vogten, zwaarder van Stof, inééoeo
’t zelf^®
-ocr page 357-Dï HAfRsoisjai. 74Ï
't zelfde Buisje hooger klimmen dan andere, a a k-^ie egter ligter vanaarc zyn enininderdigt-”*^®' heid hebben ? DeOndervicding, weet men,nbsp;heantwoordt deezeVraagen op eene wys,dienbsp;he verklaaringeo, daar wy zoo aanftondsnbsp;''ïh fpraaken, niet zeer begunftigt. Maarnbsp;Isat ons een der fchranderfte Voorflandersnbsp;''an de Aantrekfcingskragt zelven hoorennbsp;fpreeken
Zie hier de tegenwerping, die hy ’er op «naakt, en die niet gemakkelyk te beant-«Voorden valt.
„ Het is een zekere zaak, zegt by, en die », men beftendig al tyd ziet plaats grypen,datnbsp;M de Vogten in de Hairbuisjes opklimmen
„vol-
(¦*) [K. JUB.IN. TransaS, Philof, mm. 258. artU. I.
^ ntm, 563- »Ttic. z. De Proeren of Verhandelingen den Heer JURIN over her opklimmen van 't Wa» ,nbsp;in de Hairbuisjes, en de werking 'an Glas op Wa«nbsp;en Kwikgt; waar ulc de Heer NOLLET deezeRede-•'«etingen en Proefneemingen aanhaalt; kan de Neder*nbsp;düitfche Leezer vinden agrer de LelTen en Prosfonder-vindingen overde Waterwèegkunde en Lugtvan den Heernbsp;R.. COtES, te LtidtH in ’t jaat 1740 gedrukt-Jnbsp;Bbb 3
-ocr page 358-74a
Dï Haibboisjbjj
A AN-HANO-ZB L.
„ volgens de omgekeerde reden van derzel-' „ ver Middellynen. Indien derhalveneennbsp;,, Kolom, boven haar Waterpas verheven,nbsp;„ in een Buisje van een halve Lyn wydte
j?
,,
een Duim hoog (laat, zal ze in een Buis, die eens zoo wyd is, de Hoogte van zesnbsp;Lynen of een halven Duim bereiken»'nbsp;Maar deeze laacfteKolom bevat, fchooonbsp;korter,merkelyk meer Water, gelyk mennbsp;weet, dan de eerde: de Oppervlakte nog-thans van het Glas, dat de kleinfteKolomnbsp;raakt, is in opzigt van de hoeveelheidnbsp;van ’t Water,dat ze beide bevattenjgroo*nbsp;ter dan die, binnen welke de andere Koquot;nbsp;lom begreepen wordt. DeAantrekkings»nbsp;kragt regelt zig derhalven niet naar denbsp;binnenfte Oppervlakte der Buizen; ofnbsp;men zou moeten zeggen (’t geen egternbsp;nooit toegeftaan kan worden) dat één ennbsp;,, dezelfde oorzaak niet aUydbefteudig eennbsp;„ en’t zelfde Uitwerkzel voortbrengt”.nbsp;Qeyog. De HeerJüBiN, na door deeze zwaarig'nbsp;heid en door befliflende^roefneemingen aan*nbsp;Juamp;iN. getoond te hebben, dat de voorgaande Ver»
743
Dï Ha14BUI«JES’
^^aaring niet doorgaat, en aan de Verfchyn- a a w-zels niet voldoet, ftelt, in derzelver plaats, cen andere voor. Hy beweert, dat de Aan-ttekkingskragt van de Buis enkel maar werktnbsp;door dien Ring van’t Glas, dat Kringswysnbsp;ftuk der binnenfte Oppervlakte, daar denbsp;Vogckolom eindigt. Hy ftaafc zyn gevoelen met zeer fchrander uicgedagte Proefnee-•ningen, en die in den cerften opflag zeernbsp;aanneemelyk voorkomen.
Hy dompelt de BuisAB, uit twee ftuk-2.
ken van zeer verfchillende Middellynenza-.,®’
nil- -TT nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ZynProe»
mengefteld, in eenig Vogt. Schoon welven.
een Buis van de wydte als CB het Vogt niet hooger kan doen klimmen dan tot E, indien men egter die ganfche Buis vult tot aannbsp;ö toe, blyft het Water ’er in hangen, behoudens dat dit gedeelte van de Buis vannbsp;*ülk een Middellyn zy, dat een Buis vannbsp;die wydte het Water tot de Hoogt van BDnbsp;*ou doen opklimmen.
En zo men deeze Buis, gelykinF G te *'en is, ’t onderft boven keert, klimt hetnbsp;^ater niet hooger op en blyft niet hoogernbsp;B b b 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in
-ocr page 360-744
De Haïbbüisjes.
AAN-
HANG-
Z£L.
in de Buis hangen, dan het punt F: dat is# die Hoogte, tot welke het Water zou op'nbsp;klimmen in een Buis, die o ver haar ganfeh®nbsp;iangte van dezelfde Middellyn of evennbsp;was, als het gedeelte F.
Uit deeze Proefneemingen blykt derbal' ven, gelyk de Heer JuaiN aanmerkt, datnbsp;zo de Hoogte der Waterkolommen, dieiönbsp;de Buizen worden opgehouden, afhing vaOnbsp;de Aantrekkingskragt van dè ganfche bin*nbsp;nenfte bolle Oppervlakte dier Buizen, betnbsp;Vogt in de eerde niet booger zou moeteOnbsp;daan dan het puntE: en dat het in de twee-de raerkelyk hooger dan F zou moeten klitn*nbsp;menjdewyl ver het grootfte gedeelte van d6nbsp;Buis, ’t welk de Waterkolom bevat, vaOnbsp;die Middellyn, gelyk men veronderflelt, eonbsp;wydte is, dat het Water *er in zou moetennbsp;opklimmen tot een Hoogte alsdievanBO'nbsp;Dit klimmen derhalven, of om hoog blyveonbsp;hangen der Vogten, zou men zeggen, datnbsp;veel eer afhing van dat Kringswyze ftuk,nbsp;dien Ring van ’t Glas, daar de Kolom ein*nbsp;digt en tegen aan ftoot; dewy 1de Hoog*^®
-ocr page 361-745
De HAiRBüiSjES.
Vön’t Vogt verandert, naar maate dat dCAA*»-MiddeJlyo van dien Ring verandert
De kundige enverftandigetleer, diedee-ze Proefn eenlingen gedaan heeftj minder eenig vooroordeel ter gunft van de Aantrek*nbsp;kingskragt,welker verdediging hy egter nietnbsp;opgeeft, dan wel uk Liefde voor de Waarheid , die hy waardeert boven alles, te werknbsp;gaande, ontveinftniets,’tgeenzynGevoelen eenigzins zou mogen verzwakken en afbreuk doen, Deeerfte van zyn twee ftraksnbsp;gemelde Proefneemingen kan men doen opnbsp;een wys,dat’er te veel door wordt beweezen;nbsp;en dat die Proefneeming zelreeen nieuw by-zonderVerfchynzel worde, ’t welk wel ver*nbsp;dient. dat men ’t wat nader verklaare.
In plaats van de Buis AB, vav Figmr neemt hy een zoorc van Tregtef, die ver-fcheiden Duimen wyd is, en uit loopt in eennbsp;Hairbuis, gelyk dezelve in Figuur löftaacnbsp;afgebeeld. Indien deeze Tregter , dus’tnbsp;onderfl: boven gekeerd, niet hooger is, dannbsp;die Hoogte, tot welke het Water in een Buisje van de wydteals het gedeelten, zou op*
B b b 4 nbsp;nbsp;nbsp;klim-
-ocr page 362-746 De Haieboisjes.
A AN-
hang-
ZEL.
klimmen, zal de ganfcheTregter vol Water blyven ftaan, even als de Buis DB van denbsp;voorgaande Proefneeming. Zo nu de Aan*nbsp;trekkingskragc van den Ring in H de Kolomnbsp;HI ophoudt, wat houdt dan die ganfchenbsp;menigte op van Water, die deeze Kolomnbsp;^ omringt, en doet dezelve in de Hoogte ftaannbsp;blyven ?
Ant
woord.
Men vergat niet ’er op te ant woorden,dat die Klomp Water opgehouden werdt doornbsp;de Aantrekkingskragt van het bolronde gedeelte van den Tregter , en dat yder ftip vannbsp;’c Glas, alsK, L, de Kolom aantrok, dienbsp;’ér vlak onder ftondt. Maar een Nieuwenbsp;Proefneeming beneemt ook dit Antwoordnbsp;al zyn kragt, en toontoogenfchynlykaan,nbsp;dat het ongegrond is.
derlegd.
Het Ant- Als men aan denTregter de gedaante geeft, woord die hy heeft in Figuur. 17: en denzelveonbsp;nieuwe Aegts gedeeltelyk vult, dog egter meer, dannbsp;Proefwe-hy gevuld zouzyn, zo'er het Water in opnbsp;rooeft klimmen enkel en alleen uit kragt dernbsp;Eigenfchap van de Hairbuis: indien men daonbsp;den bovenften mond van den Tregter met
747
DeHaikbuisjeï.
hang-
ZEU
6en natten Vinger aanraakt, zoodanig dat ’er a a bf-een Druppel Waters inkomt, zal de Kolom bly ven hangen, even als of de ganfche Treginbsp;ter geheel vol was. In dit geval is ’c althansnbsp;het bolronde gedeelte van ’t Glas niet, datnbsp;die Kolom aantrekt en ophoudt.
Op deeze wys beftrydt de Heer Jurin de Verklaaringen, in welke men zig, dognbsp;''rugteloos,van de Aantrekkingskragt poogtnbsp;tebedienen. Maarzal hemditBeginze!, ’tnbsp;geen hy egter nog niet denkt te moeten ver-zaaken, wel ooit de waar Oploffing diernbsp;Verfchynzels aan de handgeeven? Onvoldoende redenen te wederleggen, endcrzel-Ver ongegrondheid aan te toonen, is altydnbsp;nuttig werk; dat zyn weder zoo veelenbsp;hin.ierpaaleD uitden weg geruimd, diemennbsp;3Dde: s op het pad derWaarheid ontmoet zounbsp;hebben. Laaten wy dit ftuk nognietge'nbsp;heel uit het oog verliezen, daar ’teen Ge-leerd Man onder handen heeft, die ’t metnbsp;*heer kundigheid en doorzigt fchync be-'^erkt te hebben, dan iemand voor zynennbsp;^yd gedaan hadt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;
Bbb j nbsp;nbsp;nbsp;De
-ocr page 364-?48 t) E H A I E Enbsp;ü ï S ^ E Si
?48 t) E H A I E Enbsp;ü ï S ^ E Si
AAN-il ANO
JURIH.
De Heer JüRIn, met reden toeftejö* mende, dat men het om hoog blyven hangen van dien ganfchen Klomp Waters in dennbsp;Mddeh Tregter met geen waarfchynlykheid daarnbsp;ftofvan aantoekanfchryven, dat dezelve door aan-vaft: zoublyvenaanhetkieinemid-delKolommetje.datdoor hetHairbuisgedeel-te van denTregterH,onmiddelyk aangetrok-*nbsp;ken wordt; en daar by uit herhaalde Proef-neemingen metdeLugtpompin ’tydel ziende, dat het Gewigt en de Drukking der grover Lugt geen deel heeft aan die Uitwerk'nbsp;zeis: de Heer Jürin, zeg ik, met zoo har-telyk een zugt, als iemand, voor deAantrek-kingskragt ingenomen.en met al de bekwaam'nbsp;heid van een kundig Natuurkundigen, vannbsp;langer hand het doen derProefneemingen gewoon, vindt zigegter gedwongen , orazVDnbsp;toevlugt te neemen tot de Drukking eenefnbsp;Middeljiof, diefyn genoeg is omdaor denOntquot;nbsp;vanger been te dringen ^ en die vryer en on-'nbsp;bedwongener op de Oppervlakte van ’t Vog^nbsp;in *t Bakje, dan op dat van ’t Hairbuisje»nbsp;dat ’er in gedompeld is,werkende, deoor*
zaak
-ocr page 365-De HaIrbuisjes. 749
iaak zou kunnen zyn, dat hetVogtboven aa»-deszelfs Waterpas hangen bleef. Een open-hartige Belydenis, zeker, datmendeAan-trekkingskragt niet voldoende erkent, ora ’er de Verfchynzels der Hairbuisjes door tenbsp;Verklaaren: maar gaarne ondertuffchen zagen wy de gedagten over dit ftuk wat verdernbsp;uitgebreid, ora ons,ware’t ffiogelyk,tedoeonbsp;begry pen, hoe die fyne Middelftof,die mennbsp;veronderftelt, vryeren onbedwongener opnbsp;het Water in ’t Bakje drukken kan, dan opnbsp;dat, ’t welk in het Hairbuisjebegreepen is.
De Heer Clairaut paft in zeker geleerd TTT T gt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;len van
Werk, t welk hy onlangs heeft u'.tgegeeven, den Heer
(*)deGrondbeginzels,diehytevoorenge Clai-
HAU7
ftaafd hadt, zeer gelukkig toe op de Ver-fchynzelen der Hairbuisjes. Hy merkt aan, dat de Heer Jur'in, in’t onderzoek vannbsp;dit ftuk, geen beginzelen genoeg gebruikt.
Om ’er een volkomen verklaaring uit af te
(*) [Di: werk van den Heet CLAIRAUT voert een *itel Thtme dc 1“ figme de la Tem, tirée des Prindfes denbsp;^ l' HjdroJlatique, of Befchouwing van de gedaante dernbsp;^atde uit de Beginzelen der Waterweegkunde afgeleid.}
-ocr page 366-7SO
De Hairboisjes.
AA «•
HANG
HEL.
leiden: en in plaats van zig enkel, gelyk
hy, aan de Aantrekkingskragt alleen van hec klein Ringetje van’tGlas, daarde Vogtko-lom eindigt, te houden, onderzoekt hy hecnbsp;ganfche ftuk volgens dealgemeene Wettennbsp;der Waterweegkunde,en rekent vervolgensnbsp;uit, hoe veel de Aantrekkingskragt hetWa-terpas derVogten, alsdeBuiseenHairbuisnbsp;is, zou kunnen veranderen. De uitkomftnbsp;van zyn Berekening komt met de Ondervinding en Proef volmaakt overeentmaar’t geennbsp;hierzonderlingis, is dat, volgens de Rede-neering van den lieer Clairaut, wel vernbsp;dat dit öitwerkzelzou veroorzaakt wordennbsp;door de Aantrekkingskragt van hec boven*nbsp;lie gedeelte van de Buis, waar aan men’£nbsp;volgens de Profneemingen van den Heernbsp;JüRiN fcheen te moeten toefchryven, hetnbsp;in tegendeel het benedenfte gedeelte van denbsp;Buis is, dat de Werking doet, en het boven*nbsp;fte ’er geen het minfte deel aan heeft; de*nbsp;wyl deszelfs Aantrekkingskragt door eennbsp;dergelyke Aantrekkingskragt in het middelgedeelte van de Buis opgewoogenen vernis*nbsp;tigd wordt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Uit
-ocr page 367-I5t
De Hairbui^jes.
Uit dit alles volgt duidclyk, ofdatdeezcA a n*-•Verfchynzels nog niettenvollenzynopge-^gj^^' loft of dat de Oploffingen, die men'er vannbsp;geeft, op Onderftellingen min of meerg^ggja^.nbsp;ïuften, die nog niet algemeen erkend i enten vannbsp;van yder aangenomen worden. Mogelyk^^gj_^gT^nbsp;komt het daar van daan, dat men zig totnbsp;nog toe met voordagtaltyd bezig gehoudennbsp;heeft', om ’er flegts een enkele oorzaak voornbsp;te zoeken; waar uit men ze alleen wil afleiden. Hoe veel üitwerkzels en Verfchya-zeis zyn'er niet in de Natuur, die aan meernbsp;danééne oorzaak hunnen oorfprong verfchu!-digd zyn, en die men niet van alle zyden,nbsp;door en door, kennen kan, ten zy men zenbsp;van verfcheidenkanten befchouwe ? Deon-gelyke Drukking van de eene of de anderenbsp;Vloeiftof is hier waarfchynlyk het Hoofdpunt van de Oploffing dier Verfchynzels,-maar de aankleeving ofnatuurlykeLymag-tigheid der Vogten; de grootte en gedaantenbsp;Van derzelver deeltjes; een zekere Bewee-giog, miffchien , die hun byzonder is, ennbsp;dergelyke meer, kunnen als zoo veele mid-
-ocr page 368-jSt De HeibboisjbC»
J.AN-
liANG-
ZZL.
delen zyn, daar zig de Natuur tot deeze Zoorten van Uitwerkzels van bedient, en-moeten daarom ook alszooveele voorwer-pen worden aangemerkt, die wy in onzenbsp;onderzoekingen over dit ftuk moeten in ’tnbsp;oog houden.
Gevolgen.
Zand,
Steen,
Hout,
Spons,
trekken
Water
pp.
Schoon wy wel tot nog toe met geen ge-noegzaarae klaarheid denaaïleenonmidde-lyke oorzaak kennen, waar door de Vogcen in de Hairbuisjes opklimmen, en ’er op ze*nbsp;keren Hoogte ia hangen blyven; die Ver*nbsp;fchyzels zelve, doorontwyffelbaareProef-neemiugen bewaarheid, zyn egter onze opmerking dubbeld waardig, dewyl ze vrynbsp;wat deel fchynen te hebben in de byzonderenbsp;Werkingen der Natuur, en dat geen, ’tnbsp;welk wy ’er van weeten, ons tot verfcheidennbsp;andere ontdekkingen aanleiding geeven kan.nbsp;Een Uitwerkzel der Natuur, een Verfchyn-zei, dat men niet dan op een onvoldoendenbsp;en gebrekkelyke wys kan oploflen, wordtnbsp;dikwils zelf een duidelyke en voldoende
ver*
-ocr page 369-753
Dk Hairbuisjes.
^^rklaaring van veele anderen. Welke deAAsr-Waare oorzaak zy van de Zwaarte der Lig* haamen, weeten wyniecteregt; maareg-ter ftelt ons de kennis van derzel ver Wettennbsp;in ftaat om van een oneindige menigte vaqnbsp;?aaken reden te geeven, die zonder deezenbsp;kennis in een diepe duifternis bedolvennbsp;zouden blyven. Dus behoef ik my dannbsp;ook, als ik weet dat de Vogten in naauwenbsp;Buizen, van welke gedaante en StofFe dienbsp;Ook wezen mogenjin weerwil hunner zwaar*nbsp;te opklimmen, geenzins meer te verwonderen, dat ik, by voorbeeld, een hoop Zand,nbsp;een weeke Steen, een ftuk Brandhout, opnbsp;zyn end gezet, of iets dergelykstot bovennbsp;toe vogtig en nat vinde, hoewel die Lighaa-bien llegts voor een gedeelte in ’t Waternbsp;ftaan. Want dewylzeïV zyn, vindt’er het Wa- Poreussnbsp;^er kleine Buisjes en naauwe gangen in, langsnbsp;'^elke het opklimt, even gelyk het in kleide Glazen Pypjes zou doen: en zelfs nognbsp;^eter; want in een effen gladde Buis, en dienbsp;’¦^gt op loopt, heeft de oorzaak, die hetnbsp;^ogtdoetkliiacnen, den weerfland van des-
745 D ï H A I RBOISJE*.
745 D ï H A I RBOISJE*.
zelfs ganfche zwaarte te o ver winnen; daar het Vogt in tegendeel in de krommen en bog-tige gangen, die het ia ’tbinnenfl: van eennbsp;valt Lighaam ontmoet i hier en elders fteunnbsp;en ruftplaatzen vindt, uit welke het moge-lyk by herhaalingen, en milTchien met ver»nbsp;nieuwde kragten j naar boven ryft.
Maar zou hetzelfde, dat vvy hier in ’c
AAN-H ANfl Z£L.
Gedag-
klein zien gebeuren, ook niet wel mogelyk zaak van in ’t groot gefchieden ? Zou de hoop Zand;
^°onn*en nbsp;nbsp;nbsp;geworden, ons geen
'gevoeglyke verklaariag aan dehandgeeven kunnen van den oorfprong van zekere Bronnen, die nimmer opdroogen, diealtydbe-ftendig even veel Water geeven, en nietsnbsp;fchynen verfchuldigd te zyn, noch aan denbsp;Jaargetyden,noch aan de Dam pen,noch aannbsp;eenigen anderen invloed en werking van dennbsp;Dampkring; en die men daarenboven ontmoet in de nabuurfchap der Zee? Die ge-dagtekomt zekerlyk in den eerftenopflagnbsp;zeer aanneemelyk voor, en is van verfchei-den Schr yv ers omhelsd (’^); maar ze V erlieft
teö
/*) Plot, Teyitamen Philofophicurn de Ort^!nefonUtitn,Vs^^ ham* Theologie PhjJl^ney pag. 7®*
I
-ocr page 371-755
Di Haxrbuisjes.
ten grooten deele haar waarfchynlykl]eid,als a a ir- _ ïBen in aanmerking neemt, dat een Hairbuisnbsp;öimmer uit haar bovenend een uitloop vannbsp;Vogt maakt; en dat deHoopZands, fchoonnbsp;Ver boven het Waterpas van ’t Water natnbsp;gevsrorden, meeft egter van binnen Vogtig is,nbsp;of zo hy al van buiten ook nat of Vogtignbsp;Wordt, nooit egter een Bron en Waterloopnbsp;Vormt.
Het Brandhout, ’t welk merkelyk hooger Het Op-Dat wordt, dan het in ’t Water ftaat, kan ons eeniger maate een denkbeeld geevenpeninnbsp;van de verborgen wyze, waar op degroe-®”^^’’^nbsp;jing gefchiedt van Boomen en Gcwaflen.Het waffen.nbsp;geen dezelven groeien doet, weet men, isnbsp;het Sap, ’c welk door de Wortels tot indennbsp;Stam, en door den Stam tot in de Takkennbsp;opklimt: maar welk eene kragt is het,nbsp;die dit voedzaam Vogt opwaarts dryft,ennbsp;2oo hoog doet ryzen? Dit is iets’t geennbsp;hien tot nog toe niet ontdekt heeft; maarnbsp;^ou men egter, zoo lang men zulks nog nietnbsp;Weet, de paden en doorgangen, die dat Vogtnbsp;langsloopt, middelerwyl niet als zoo veelenbsp;II. Deei.* Cccnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;klei»
-ocr page 372-755 De Hairbuisjes.
A AN-H ANO-Z£L.
kleine Hairbuisjes mogen aanmerken, of al* een reeks van aaneengefchakeldeSponsagtig®nbsp;Lighaamen, door welke het van beneden op*nbsp;waarts klimt, en in meerder of minder overvloed , naar maate van den byzonderen aarcnbsp;en gefteltenis der Deelen van ’tLighaaiBnbsp;daar’t zig in bevindt ?.
ElkGe-
Maar het wonderbaarfte in dit ganfchc
was trekt (tuk is dat yder zoort van Gewaflen haaf zyn eigen
byzonde-eigen byzonder Sapfchynt te hebben: want
reSappen jjjgj, weet, dat de Aarde, door langen tylt;l t2amp;2r zi®*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
agtereen een zelfde zoort van Gewaflen te
voeden, eindelyk als uicgeput wordt, en dat
men dezelve, om zoo te fpreeken,verligt
en verkwikt, door de GewalTen telkens te
verwiflfelen, en by beurten iet anders io
dien Grond te zaaien en te planten; maar hoe
komt het dan by, dat yder Boom in een Tuio
juift zyn eigen voedzel krygt, dat hem al'
leen en byzonder eigen is? Waarom trekt
een Appelboom, by voorbeeld, het Vog^
niet naar zig dat den Wynftok moet doeO
groeijeo, en de Mirt het Sap, dat tot d*
Kamperfoelie of Jasmyn behoort ?
D B H A I R B W i s J K *. nbsp;nbsp;nbsp;75?
Men kandeeze endergelyke Vraagentot aait-iiog toe niet dan op een zeer onvoldoende
^yzs beantwoorden, dewyl wy waarlykpj^YVer-Oiaar zeet weinig wceten, wat ’er in dit ge- kingdoor ^al omgaat. Maar zo het waar is, dat denbsp;buizen , die hetSapinBoomenenGewafleD Voor-Itiden, de zelfde kragt en werking doen alsnbsp;de Hairbuisjes; kan men ’t ophelderen met derd.
Sen Voorbeeld, ’c welk men als een fchoon Verre en vry gebrekkelyke navolging derNa-tuur in dit fluk zou mogen aanmerken. Indien men in een en ’t zelfde.Glas of Komnbsp;twee Vogten doet, die zeer van elkandernbsp;in aart verfchiilenjgelyk Olie, by voorbeeld,nbsp;en Wyn, en men twee reepen Laken, waarnbsp;Van de eene met Olie en de ander met Wyanbsp;genat en doorweekt is, met de einden daarnbsp;^0 hangen Iaat, zullen ze beiden even alsnbsp;Sponfen het Vogtnaar zig trekken, dog elknbsp;Mar eigen byzonder Vogt; en ter wy 1 de eer •nbsp;fte de Olie naarzig neemt, zal de Wyn opklimmen in de andere. Alle Lighaamen vannbsp;*ulk een maakzelen geftelteniszyngefchikpnbsp;om de Vogten op te trekken: maarzyzul-C c c znbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ka
-ocr page 374-¦'n
¦'n
758
De Hairbuisjes*
AAS-
HANG-
ZEL.
len zigmet heteenVogt eerder dan mee ander belaaden, naar maate van debyzonde-re evenredigheid en overeenkomst die ze'ernbsp;mee hebben. Die evenredige overeenkomt^nbsp;bedaar ongetwyfFeld in de gedaante, in denbsp;grootte, in de gedeltenis enfchikkingamp;c.nbsp;der Deden ; en yder byzonder zoort vaonbsp;Plant en Gewas gaat mogely kop een dergc-lyke wys en om de zelfde redenen tewerknbsp;in ’t verkiezen van haar byzonder Sap eonbsp;Vogten
Het op- Ik beken egeer gaarne, dat bet ryzen def der^Sap” ^^gten in een klein Glazen Buisje tot eeni'
(*) [Men moet hier omtrentin aanmerking neemen, dü' ’er op ver na zo veel verfchil niet is tusfehen de Wateragtig*nbsp;Sappen» die uitbet Aardryk inde Boomen en Plantgewas'nbsp;fen opklimmen, als tnfichen die S appen welke in de natuu*nbsp;der Gewaffen veranderd zynde, derzelver onderfcheidednbsp;Ktagten of Smaak bepaalen. Za! men dit verfebil vahSrr.aal'nbsp;wel vinden in de Wortels, het Hout of de Bladen, v9igt;nbsp;een Zoete en Zuure Appelenboom ? Ontvangt niet ee^nbsp;Soom , daar Appelen of Peeren van een byzonder Soof’nbsp;op ge - ent zyn, uit het Aardryk een zelfde Vogt als **nbsp;vooren. Dit floot de waarfchynlykheid van dienbsp;lyking geheel om vet H.]
-ocr page 375-759
De Hairbuisjes.
ge Duimen hoogte boven hun Waterpas a a sr-tnet het opklimmen van het Sap in een ken of Dennenboom vergeleeken, yflelykpgu |,gg£jnbsp;Ver van elkanderen verfchilc, en men be-nog an-Zwaarlyk van zig zou kunnennbsp;om die twee Uitwerkzels aan een zelfdenbsp;Oorzaak, zonder dat ’er iets anders bykomt,nbsp;toe te fchry ven. Dog ik wilde die Vergely.nbsp;king ook geenzins voor een volkomen vcr-klaaring doen doorgaan; de Buizen, welkenbsp;het Sap doorloopt, zyn meer dan enkelenbsp;Hairbuisjes; zy hebben groei en lee ven; ennbsp;kunnen daar door mogelyk in ’twerk, datnbsp;Ze als Hairbuisjes verrigten, dingen doen,
Vraar toe ze buiten dat niet zouden in ftaat Zyn. Een ftuk Brandhout, een Boom, dienbsp;in den grond flEiande geftorven i s ,heeftnbsp;geen wasdom geen groejing meer: niet omnbsp;dat hy geen Buisjes meer heeft, waardoornbsp;de Sappen gewoon waren op te klimmen ;
^ï'aar om dat’er geen Werking geen Leeven *iieer in den Boom is.
Toen wy in de zesde Les de oorzaakenDe Ver-onderzogten van ’t opklimmen der Daropen^||’y^^^® C c c 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en
-ocr page 376-76p De Hairbuisjes.
AAN
HANG»
7EL.
en Uiwaaffitningen en waarom dezelve iq den Dampkring blyven hangen, veronder-fteldenwy,dat dieongemeecenKlompLugcs,nbsp;Uitwaas-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Oppervlakte van onzen Aardkloot
feimngeH overal bedekt, een zoort van Spons is, di?
de Deeltjes, uic allerhandeScofFenen jes opge-LighaatneDdieopAardezyn,uitgewaaffemd,nbsp;in haar ledige tuffchenruimtensen holligheden ontvangt, optrekt en plaats geeft. Zienbsp;hier nog eenige aanmerkingen, die deezenbsp;gifling nog meer waarfchynlykheid kunnennbsp;byzetten.
aange-
toerkt.
De Lugt I. De Lugt is Zamenpersbaar: ’t is een fponsquot; Eigen fchap, die yder toeftaat, dat haar eigen is. Welk eene gedaante men dan ooknbsp;aan haar Deeltjes toefchry ve, men moet al-tydnog erkennen, dat deze Deeltjes zoonbsp;digt niet by een, zoo digt niet in elkander gedrongen zyn, als ze wel zouden kunnen zyninbsp;en dat ’er overal eenige kleine hollighedennbsp;en ledigeplaatfen tuflchen deDeeitjes over-blyven , die elkander raaken, van den eenennbsp;in den anderen loopeti, en dus kleine bog'nbsp;lige Pypjes en Gangetjes moeten vormen»
even
-ocr page 377-De Hairbuiijei. 761
even als Hairbuisjes , wyderofnaauwer opi a n-den eenen tyd dan op den anderen, naar maa-“ ^ ^ ®* te van de byzondere Lugcsgefteltenis, dienbsp;dan plaats heeft, en welke Buisjes met eeni-ge andere StofFe gevuld kunnen wotdea,
2. nbsp;nbsp;nbsp;De Dampen cn Uitwaaflemingenbe-De Dam.»nbsp;vinden zig, als zevandeLighaamen, daar^g”^'|'^gj_nbsp;Ze een gedeelte van waren, ontbonden enftolFen.nbsp;los gemaakt zyn, in een ftaat van vloeibaarheid : en die vloeibaarheid maakt hen, ge-
lyk de andere Vogten, gefchikt en bekwaam om al die Uitwerkzels voort te brengen, dienbsp;de Hairbuisjeseigenzyn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*
3. nbsp;nbsp;nbsp;Gelyk de Vogten in de Hairbuisjes totHoogernbsp;een minder of meerder Hoogte ryzn, naat hangen^^nbsp;biaate van debyzondere gefteltenis dierBuis- detDam-jes , dat is, naar maate van degroottevan^^quot;’nbsp;derzel verMiddeüyn.en van de overeenkomt
die de Stof, daar ze van gemaakt zyn,heeft, tHet het Vogt dat ’er in opklimt! zoo magnbsp;bien ’t ook welalseenontwyfFelbaarewaar-l’eid aanneeraen, dat de Dampen of hoogernbsp;l^lirnmen of laager bly ven hangen naar dat opnbsp;dien tyd de getekenis is van denDampkring.
C c c 4 nbsp;nbsp;nbsp;Dog
-ocr page 378-7^2 De Haireuisjes.
aan- Dog hier doet zig een merkeJyke Zwaa-2e L°* nbsp;nbsp;nbsp;In de derde Proefneeming za“
PL *2 nbsp;nbsp;nbsp;hooger in
Fig, 14. hetHairbuisjeKlimt, naarmaatedathetzel* ve enger is. Nu is de LugtongetwyfFeldnbsp;digter en meer zamengeperft in den Winternbsp;dan in den Zomer; derzel ver tuflchen holligheden zynbygevolg kleinder, en de doorloo-pende gangetjes naauwer; waar uit,volgensnbsp;myn veronderftelling, zou moeten volgen,nbsp;dat de Dampen in den Winter hooger moe*nbsp;ften opklimmen ;dan by Zomer, ’c geen eg*nbsp;ter niet zeer waarfchynlyk is.
InZomer nbsp;nbsp;nbsp;hooger zouden opklimmen, ge*
ter genoegzaam evennbsp;hoog.
fnWin- loof ik ook niet: maar ik zou’er niet veel tegen hebben, zo men (telde, dat zy in allenbsp;Jaargetyden tot omtrent of genoegzaam éénnbsp;zelfde Hoogte ryzen. Want welke Bewy*nbsp;zen en Proeven hebben wy voor het tegen*nbsp;deel? En dewyl het Kwik in den Winternbsp;doorgaans een weinig hooger in den Baro*nbsp;meter (laat dan by Zomer, moet ’er on*nbsp;getwyfFeld het een of het ander zyn, dato?nbsp;dien tyd het Gewigt en de Drukking van
D* Hxirbuisjes. 76^3
'vermeerdert. Zou de grooteredigtheidder”*quot;
^cn Dampkring in Hand houdt, en zelfs aan-
Lugc, die zekerlyk meer zamcngeperft is ÏQ de kouder Jaargetyden, alleen de ver-lïiindering der Dampen vergoeden ? Zulksnbsp;2al men, fchoon men al wilde, niet welnbsp;kunnen onderftellen, als men in aanmerking neemt, dat de üitwaaffemingen zeernbsp;nienigvuldig en overvloeidig zyn, zelfs ter-TVylhec Vrieft. Indien nu, het geen op diennbsp;tyd uitwaaflemt weinig ruimte vindt in denbsp;Lugt, moet het 'er derhalven wel hooger innbsp;opklimmen, om plaats te vinden. Maarnbsp;daarenboven weet men, dar het eene genoegzaam algemeen erkende Onderftelüng is,nbsp;dat de gemaatigdheid van den Dampkring opnbsp;verre na zoo veel verandering niet onderworpen is in deszelfs middelfte Lugtftreek, totnbsp;Vfelker Hoogte de Dampen opklimmen, dannbsp;hier beneden by de Oppervlakte der Aarde : de Ylheid der Lugc blyfe derhalven daarnbsp;ïen a’len tyde omtrent de zelfde en bynanbsp;®ven eens van digtheid en gefteltenis. Maarnbsp;hu htbben we uit deProefneemingvandennbsp;Ccc 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Heej
7(54
AAN-
HANG-
ZEL.
TL. 2. IS-
Minder en meerdernbsp;Dampnbsp;trekkingnbsp;naar dennbsp;aart vannbsp;’t Weer.
De Hairbuisjes.
Heer Jurin gezien, dat het min of meer hoog klimmen der VogtenindeHairbuisjesnbsp;niet afhangt van de wydte, die dezelve overnbsp;haar ganfche langte hebben, maar van dienbsp;wydte alleen, die ze hadden op die plaatsnbsp;daar de Vogtkolom met haar toppunt eindigt : welke veranderingen’er derhal ven hiernbsp;beneden in de digtheid der Lugc ook mogennbsp;voorvallen, zoo lang flegts de roiddelftenbsp;Lugtftreek, gelyk men met alle Natuurkundigen wel veronderftellen mag, nietnbsp;merkelyk van digtheid verandert, kanmyDnbsp;Verklaaring blyven doorgaan, en het Gevolg, dat’er uitgetrokken wordt, zal geennbsp;tegenwerping zyn,kragtig genoeg om dezelve daarom te verwerpen.
4. Even gelyk een Hairbuis, die een Vog-kolom ophoudt, of gelyk een Spons, reeds geheel vol Water getrokken, geenVogtennbsp;meer op en naar zig trekt; op de zelfde wy*nbsp;trekt ook de Lugt, reeds overvloedig mcfnbsp;Dampen belaaden, geen Vogten of Dampe'’nbsp;meer op. Het Water, en in’t algemeen ahnbsp;Ie Lighaamen, geevenongelyk minder DatH'
pen
-ocr page 381-7ÖJ
Dk Hairbuisjes.
Penuitby Vogtig en ftil Weder, dan wan aan-Deer ’er een drooge Wind waait. In’teer-Ite geval is de Lugt een reeds vol Water getrokken Spons, in het tweede een ledige of Waterlooze,en die onophoudely k vernieuwdnbsp;''^ordt, en, cot optrekking der Vogten uit eennbsp;2.1fde Oppervlakte, voor eenverfchc,dienbsp;’crvolgt, plaatsmaakt.
j. Alle Natuurkundigen ftemmen daar in overeen, dat de oorzaak , die de Dampen on^nbsp;der de gedaante van Regen doet op de A ardenbsp;Dedervallen,intt algemeen moettoegefchreernbsp;Ven worden aan een zekeren graad van Koude, die dat gedeelte van den Dampkring,nbsp;daar dezelve zig bevinden, verdikt en za-Dienperft:en,daar door dekleineWaterdeelt-JDs te na aan elkander brengende, dezelve totnbsp;öruppels doet zamen loopen, dietezwaarnbsp;2yn tm door een vakje Luges van denzelf-den omtrek en Grootte opgewoogen en innbsp;de hoogte gehouden te worden. Deezeuit-^Dgging, die zeer natuurlyk is, vernietigt innbsp;geenen deele het denkbeeld, dat ik myn vannbsp;den Dampkring gemaakt heb; de Lugt, die
76Ö Db Hairbuisjes.
AANKAN O. ZEL.
in digtheid toeneemt, fchynt mytoeeven eens ais eco Spons te zyn, welke men za*nbsp;menperft, en die Zarnenperffing fchryf, iknbsp;nietalieen toeaan de verkoeling, die’ereg*nbsp;ter mogelyk dealgerfleenfte en gewoonlykenbsp;oorzaak van is, maar ook aan deWindeOinbsp;die de Wolkei, dat is te zeggen dat ge*nbsp;deeke van den Dampkring, daar zig de roeC'nbsp;fte Waterdampen in onthouden, op en tegeOnbsp;elkander dry ven en ftooten; en zeker meonbsp;ziec ook dikwils, inzonderheid by OnweC'nbsp;ren, de Regen als metStorcvfaageo nedernbsp;vallen juift even eensaisof’creenigSpons'nbsp;agtig Lighaam vo) Water zamengedrukteonbsp;uitgewrongen werde.
Zomer- Men heeft zomtyds Regenvlaagen, die vlaagen. onverwagt en eensklaps ontilaan by (lileonbsp;warm Weêr,en welke men daarom bezwaarnbsp;lyk weet overeen te brengen met de gewoo'nbsp;ne oorzaaken van den Regen , daar wy zoOnbsp;aanftondsgewag van maakten: maar volgensnbsp;myn Onderftelling laaten zy zig, dunkinnbsp;tny,zeergevoeglykopIoflen. Als een Hak
buis, die, om dat zy flegts een vierde van
eeo
E i il
-ocr page 383-De H a I r b u I s j e s. 767
Een Lyn Middellyns hadt, het Water toe x a k-tweeDuim hadt doen opklirotnen, eenszoo^^j^®’ ''^yd, by voorbeeld, wierd,begryptjüealig-*^elyk: dat ’er het Water niet op de zelfdenbsp;Hoogte in zou bly ven ftaan; een Spons, dienbsp;een menigte Waterdeelen in zig be vat, zou,nbsp;dezelve vallen laaten, indien men haar,nbsp;door ’t een of’t ander middel welk! het ooknbsp;zyn mogt , zigdeedt uitzetten en buitenbaarnbsp;natuurlyken ftand rekken. Laatnueensby*nbsp;geval een Zonneftraal, ’t zy regtftreeks ’t zynbsp;by weeromkaatzing, een zeker gedeelte vannbsp;den Dampkring met genoegzaamea over-vloed van Dampen belaaden, verwarmen^
En daar door verdunnen eo zig doen uitzetten; die kleine Waterklompjes, aanhunei-gen Gewigt overgelaaten, zullen daarop beginnen neêr te vallen, en onder’t vallen tot Regendruppels in één loopen. Deeze ver-^laaring van ’tVerfchynzel wordt zelfs eeni-gErmaate geftaafd door de ondervindingennbsp;Hoefneeming : want als men, doormiddelnbsp;'^an een Lugepomp, de Lugt, die in den Memmesnbsp;Ootfanger is, begintte verdunnen,wordt
men
-ocr page 384-?68 De HairbuIsjeS.
AANMAN o.
ZEL.
men ’er een zoort van Damp in gewaar, dis
als een fyn Stofregentje op de Koperen
Plaat nedervalt.
^^243°' Wanneer men dus aan den Dampkring de
DeDruk-Eigenfchappen der Hairbuisjes toefchryft)
king der fchynt men daar door, totoploffingvander*
geen oor-zei ver Verfchynzels, geheel te willen afzieD
zaak van yan alle verklaariogen, die de Drukking vaD de Ver-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;o
fchynzelsde eene of de andere omringende Vloeiitoi
derHair-jen n-rondflag neemen: ’t welkegtcr, naai buisjes. ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;n „nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•
het fchynt, de voornaamlte Bronader )Sgt;
waar uit wy, over deeze nog zoo duifterS
Srofre, eenig ligt te verwagten hebbeO'
Want zjodeganfcheKlompLugts, dieonS
omringt, de zelfde Eigenfchappen heeft gt;
en eveneens werkt als deHairbuisjes, moet
men niet meer denken, omzig totoploffing
van derzelver Ver fchynzels op de Drukking
van die Lugt te beroepen.
Deeze Bedenking mag ons in ’t VormsH van onze Onderftellingen omzigtig maa'nbsp;ken: maar moet ons egter nooit terug hoh'nbsp;den, om een Waarheid, zoo dra zewelstinbsp;genoegzaam beweezen is, te erkennen.
Proef'
-ocr page 385-169
Dk HaIKBUISJB8lt;
ï^roefneemingen ook daareoboven, ten an- a »w-^eren, door een groot getal ervaren Natuur-kundigen in ’t Lugtledige gedaan en dikwils herhaald, hebben hen allen eenpaarig doennbsp;toeftaan en befl uiten, dat de groover Lugt,
^aar wy hier van fpreeken, tot dé Verfchyn-*els der Hairbuisjes niet het minfte doet:
'Jog fchoon men in dit ftuk de Drukking hierVloeiftof buiten twyffel moet opgeeven.nbsp;Verwerpen wy daarom egter geenzins een an-'lere en fynder Middelftof, die vry algemeennbsp;Erkend wordt, en haar eigen werkingen af-ionderlykhebben en verrigten kan.
tweede lid.
Over de oorzaaken van de Vloeibaarheid ^ en van de Hardheid der Ligbaamen.
Beweegbaarheid en daade-lykeBe-weegingnbsp;derDeelt-jes van denbsp;Vloet-ftofFen.
Toen wy in de voorgaande Les een denkbeeld gaven van deVloeifl:oiFen,befchree ''en wy ze als een hoop en verzameling vannbsp;hleine vafte Lighaampjes, zoo ligt beweegbaar onder een, dat ze op den minden dootnbsp;fcheiden en van elkanderen waren af te
770 Hardheid en Vloeibaarheie'
A AH-H A » Q. Z£L.
zonderen. Verfcheiden Nataurkundigei* zyn ’er, diebeweeren, dat het niet genoegnbsp;is, dat men de Deeltjes d er Vloei ftofFeneonbsp;Vogten een groote Beweegbaarheid toenbsp;fchryftjmaar zyn van gedagten,gelyk ze uitnbsp;eenige vry fchynbaare redenen opraaaken gt;nbsp;dat die Deeltjes niet alleenzeer geneigd eunbsp;gefchikt zyn ter beweeging, maar dat zy zignbsp;ook inderdaad beweegen.Zoratiiigen van huonbsp;egter, over deeze onderftelde Beweegingnbsp;wat ingetoogener dan anderen denkende gt;nbsp;ftaan dezelve niet verder toe, dan noodignbsp;is om ’er zekere Verfchynzels door tevcr*nbsp;klaaren., die men, dunkt hun, zonder zulknbsp;éene Onderftelling bezwaarlyk zou kuC'nbsp;nenoploflcn. Zy fchryven aan deeze inweD'’nbsp;dige Beweeging der Vogten Vloeiftofdeelt'nbsp;jes alle mogelyke Beweegftreeken toe, di®nbsp;men zig zou kunnen verbeelden, dog ge^'nbsp;ven ’er telFens zoo weinig uitgeftrekthn***nbsp;aan, dat ze zelfs zoo ver niet gaan zou,
’er de Deeltjes merkelyk door verplaati'' werden. Binnen deeze Paaien blyvennbsp;meeften van bun, diezigmeermethetdo^'’
-ocr page 387-77i
der Liohaamen
Van Waarneemingen enProeven gewoon zyn a av-op te houden, dan methec Vormen van Stel-zeis der Natuurkunde en ’t uitvinden van Onderilellingen. Die zoorc van daadely-ke fchudding in de VIoeiftofFen, op zulknbsp;een wys begreepen, verfchilc niet veel vannbsp;die, welke de Natuurlyke Warmte in dénbsp;vafte Lighaamen veroorzaakt en ondernbsp;houdt;en indien die Beweegingde naafteennbsp;onrniddelyke oorzaak zyn zou van zommigenbsp;Uitwerkze!s, die aan de Vogten in ’t byzon-der eigen zyn, zou ik niet ongenegen zyn omnbsp;te denken, dat zulks alleen gefchiedtuitnbsp;hoofde van de groote Beweegbaarheid dernbsp;Deeltjes, welke die Warmte in zulken geval be ziele. Ik zal myn gedagten door eennbsp;Voorbeeld nader ophelderen. Een kluit Aarde fraelt en ontbindt zig ligcer in Water ,nbsp;fchoon tot bevriezens toe koud, dan innbsp;Sneeuw, al was dezelve niet kouder dannbsp;even vereifcht wordt om haar niet te doennbsp;fmelten. Waar ontllaat dit onderfcheid uit?
Is een overmaat van bevsreeging in de Deeltjes van ’t Water, om datheteenVloeiftof Ilt Deel. Dddnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;is#
772 Haamp;DHEID JEN VOÏIB AARHïIP
A AN-
HaNG.
ZRL.
is, ’er de oorzaak van; of niet veel eerde al te weinige beweegbaarheid, welke denbsp;Deeltjes der Sneeuw bezitten ? Zoolanghetnbsp;Water een Vogtblyft, bezielt de graad vaOnbsp;Warmte, die het heeft op dien tyd, enkelnbsp;lofle en vrye Deeltjes, welke door die zoortnbsp;van onderlinge onafhankelykheid elk hun eigen byzondere neiging en beweegftreekeönbsp;volgen , en in de openingen van het fmelt-baar Lighaam doordringen. Maar geheelnbsp;anders is het gelegen metdc Sneeuw, wietnbsp;Deeltjes in de gedaante van kleine YsbrokjeSnbsp;aan elkanderen gekoppeld en verbonden zynJnbsp;zy raaken en flooten, zoo wel als de Deeltjes van ’t Water, tegen de openingen en holligheden , die voor hun open ftaan: maar,orönbsp;’er in door te dringen, zouden ze zig ionbsp;kleindere brokjes, naar de wydte dier openingen gefchikt, verdeden moeten; en in-dien nu de Beweeging , die men onder-fteltdatinhun plaats heeft, zoofterknie'-is, dat zy zulkeencverdeelingkanveroor-zaaken en ftand doen houden, kan deSneeuv^nbsp;ook het zelfde Uitwerkzel niet als hetW^
lef
-ocr page 389-773
Bï» LigHAAJÜÉM-
ter voortbrengen. Maar hecganfcbeonder-A an-fcheid, gelyk men ziec, Tpruit alleen voort ®' Uit een .gebrek van genoegzaame beweegbaarheid in de deeltjes.
Ik zou derhalven voor’tnaaft van gèdag-Trappen ten zyn, niet dat de Vogten in zignbsp;een eigen byzondere beweeging bezit ten,die de Lig-hen eigentlyk tot Vogten maakt: maar welnbsp;dat ze zig in dien ftaat bevinden alleen daarom, om dat derzelver Deeltjes ongemeennbsp;beweegbaar zyn op en over elkander. Wynbsp;«uilen ’er in dit Lid derhalven ons werknbsp;¦Van maaken om, zoo veel ons mogelykis,nbsp;tedoenzien, wat het eigentlyk zy, ’twelknbsp;deeze onderlinge Beweegbaarheid in ftandnbsp;houdt; en dewyl Hardheid het juiftetegen-geftelde is van Vlietbaarheid, zullende oor-Zaaken van de eene Eigenfchap ons die dernbsp;sndere moeten aanwyzen. Laat ons dannbsp;Voor eer ft eens onderzoeken, waarom zom •
Uiige Ligbaamen hard zyn, daar na ó'm wel-redenen andere minder hard zyn j enein*
’^elyk hoe het bykomt, dat men in zommi-Sfi geen merfcelyke Hardheid gewaar wordL Odd 1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Oq*
774 Harbhëiö in Vloei haarheiö
A AN-H ANG-
2EL.
Onder deeze Hoofddeelen zyn al de ver» fchiliende trappen van vaftheid en zamen-hang begreepen , die in de ScofFe valIeOnbsp;kunnen; Hardheid, Weekheid, VloeibaarbeUtnbsp;Vlietiaarheid.
Denk
beeld
vanHard
heid.
Momes
Wy fpreeken hier niet van een volmaakte Hardheid, zulkeene, naame]yk,dieeigeOnbsp;zou zyn, by voorbeeld, aan de ondeelbaa1nbsp;re, deoorfpronkelykeStofdeeltjes,aan 0«'nbsp;deelen. Het geen wy hier onderzoeken zul'nbsp;len is alleen die vaflheid cn zamenhang, wel'nbsp;ke eenLighaam tot een vaften en aan malkan2nbsp;der verbondenKlomp maakt, die zig nie t daOnbsp;met eenige weerftand en moeite, minnbsp;meer, laat van één fcheiden en verdeelenlnbsp;maar die egter altydwykt voor een eindigtnbsp;of bepaalde kragtC1J,en ’er door overwonneP
kaö
2 [Een eindige of bepaalde kragt, Ftrcefinie,
men de Natuurkundigen een kragt, die de grootfte is , welke wy ons zouden kunnen verbeelden ,nbsp;kragt, die niet oneindig groot is, maar binnen'tbete1'nbsp;valt van ’t Menfchelyk vermogen: gelyk ’er geenone3
dig groote kragt vereifcht wordt om Hout, Steen,
-ocr page 391-DE» LIOHAAMEN. 775
kan worden; gelyk Hout, Steen, Metaal,aan-1 en andereLighaamen van dergelyke vaftheid ” ^ ^ *nbsp;en zamenhang.
Indien de Lighaamen alleen hard waren Derzel-
Van buiten en op haar buicenfte Oppervlak-gaaken
te; indien de Deelen, die met elkander de zyndui-
Vaftheid der Lighaamen uitmaaken, groot genoeg waren, om ons hun gedaante en denbsp;betrekking of evenredigheid, die ze onderling tot malkanderen hebben, te doen zien;nbsp;indien ’er niets van ’t geen StofFclyk is onzenbsp;zinnen ontfnappenkon , zouden we ons mis»nbsp;fchien vleien mogen «dat we in Haat waren,nbsp;om die Verfchynzels regcHreeks en uit dennbsp;grond en aart der zaake zelve te kunnen op-loflen en verklaaren.Maar dcLighaamen zynnbsp;inwendig in hun binnen He zo wel hard alsnbsp;uitwendig en van buiten; en derzelver aller-
fyn-
tial, te breeken, en met of zonder Werktuigen te verdeden. Dus noemen ze ook een eindigen tyd, Tems fine, een tyd, wiens langduurendkeid de korefte niet is,nbsp;die we ons zouden kunnen verbeelden, een tyd, dienbsp;^^nger duurt en iets meer isj dan eenonrindig kleinnbsp;“ogenblik, dan een enkel ondeelbaar Tydpunt.]
Ddd 3
-ocr page 392-t7(J Hahbrxïd ew Vlók ;baarhe x é
AA»-H ANG-Z £ Ls
If'
fynfte Stofdeeltjes bezitten geen minder vaftheid, dan deganfehe Klomp zelve beziCrnbsp;De waare oorzaak, die den zainenhang ennbsp;vaftheid te weeg brengt, doet haar werkingnbsp;bygevolg op Onderwerpen, die buiten heCnbsp;bereik zyn van onze Oogen, en op plaatfen,nbsp;daar wy haar niet volgen en waarneemennbsp;kunnen. De eenigfte weg derhalvenom’e?nbsp;over te oordeelen is enkel by wyzevange*nbsp;Jykvormigheid en overeenkomft met anderenbsp;gevallen, en by gifting: die weg, beken ik,nbsp;is wel de veiligfte niet om de Waarheid tenbsp;vinden; maar ’t ftaat ons egter vry dien innbsp;te flaan, terwyl ons geen andere en beterenbsp;open ftaat: en als men denzelven met omzig-tigheid bewandelt,kan by ons tot Ontdekkingen opleiden.
VooR'
-ocr page 393-777
777
»BS Lighaaueh* Voorstel,
AA».
H AH 0lt;
ParfcbeidenLigbaamen kunnen zig aan elkan. * “ dertn vafi begten door de Drukking van eennbsp;yioeiftofy die hen bedekt y of van alle kan^nbsp;ten omringt.
Eerste Proefn eem i ng.
Ttejlel.
A is een Rolrond ftuk Kurk, wiens bo-dem met een Metaalen band omringd is, en i8. belegd met een zeer dun Koperen Plaatje,
Wel gelyk en vlak geflaagen; zooegterdat het ganfehe Puk ligter is dan het Water.
B is een dergelyk Rolrond ftuk van dezelfde gedaante en grootte, maar geheel van Metaal. Men beftrykt beider vlak of platten kant met een dun Laagje Oly ven-olie, ennbsp;Da dat men die naauwkeurig op elkanderennbsp;gevoegd heeften doen fluiten, plaatftmennbsp;ze, gelyk men aan a enziet, op den bodem van een groot Glas, dat men vervolgens met Water vult.
D d d 4 nbsp;nbsp;nbsp;Uit'
A A N-lï ANG-ZE L.
Een ftuk
Kurk, en
een ftuk
Metaal
blyven
vaftaan
een.
774 Hardheid en VloeibaaAhei» Uitvoerkzels.
Hoewel het Rolrond flqk a ligter is dan een Klomp Water van dezelfde grootteennbsp;omtrek, en die mindere zwaarte hetzelvenbsp;moet doen neigen om naar boven tedryvénnbsp;en zig af te zonderen van het ftuk b , datnbsp;als van Metaal, door zyn overmaat vannbsp;zwaarteboven die van ’c Water, opdeDnbsp;bodem van ’t Glas gebonden wordt , blyftnbsp;het ’er egter beftendig aan vaft gehegt, ens(nbsp;gelyk voorheen, meê vereenigd.
öpbeldermgsn.
Door dc
Druk- p..
king v.in Uitwerkzels fpruiten daaruit voort, t Water dat de Waterkolom, die ’er loodregt bovennbsp;yenftaat. wegens de naau we en van alle kantennbsp;digt fluitende vereeniging der twee Oppervlak tens door geen andere Kolom, die ’ernbsp;van onderen tegenaan werkt, wordt opge-woogen. Dat deeze reden dewaareis,ennbsp;’t Uit werkzel daar alleen van afhangt, blyktnbsp;oogenfcbynlyk, al men de Proef herhaalt,
779
DER LigHAAMEN.
en de twee ftukken,in plaats van ze met Olie aa k-tebeftryken, om ze digt op een te dqen ten, alleen met Water nat maakt en dusza’nbsp;menvoegt. Want dan mift die Waterkolom,nbsp;daar men ze meê bedekt, niet, om ze welnbsp;haaft van elkander te fcheiden, dewyl ze tus«nbsp;fchen beide de ftukken indringt , en daar nunbsp;geen vette en olieagtigeStof, die haar zulksnbsp;beletten zou,od rmoet,maar weleenStof vannbsp;den zelfden aart, die haar geen weerltandnbsp;biedt.
II. Proefneeminc.
Toejiel.
CenD zyn twee Koperen Boffen, waarPJE,. 2, in men twee marmeren wel glad en gelyk'^*'^’nbsp;gefleepen fchy ven,of twee ftukken dikSpie-gelglas, met Maftik vaftgezet en gefoldeerdnbsp;heeft, Qp den Band, die om de Bos Cnbsp;loopt, zyn vier kleine Pypen, even ver vannbsp;elkanderen,geplaatft, waarin men vier houinbsp;ten Spilletjes fteekt, die men, wanneer zulknbsp;noodig is, verfchuiven kan, en tot baitenhetnbsp;Vlak vandeMarmeren fchyfdoenuitfteeken.
Ddd 5 nbsp;nbsp;nbsp;Uit-
-ocr page 396-78o Hardheid eh VtOEiBAAJiHEiD
AAH-HANO-ZI L.
Twee nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
Marme- nat maakt, en z e vervolgens aan één voege»
Ten Plaa. [jjec 2e een weinig been en weer over mal* tenfehui-, ,
UitmtrkzeU,
I. Als men de twee Marmeren fchyvcö
Mi
venligte- kanderen te wry ven, om ze te naauwkeuri' lykzy- geren digter op één te doen fluiten; en all®
links van, nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ ,
elkander. Lugedeeltjes , die tuflehen beiden mog'
ten zyn, ’er uit te dry ven, zyn die twee fchy-
ven gemakkelyk weer te fcheiden en van ééo
te trekken, als men haar Evenwydig met
haar vlak, of zylinks uit, van elkandereo
fchuift.
I. Maaralsmen, wanneer ze dus aan ééo worden gevoegd zyn, de kleine houten Spilletje*nbsp;zwYarly'knbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt; O'” ^^oar door te beletten, dat z®
legt op niet zylinks uit van elkander fchuiven kuO' van éénnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;algemeen als men ze loodregt op
getrok- bun vlak, regtopen neer, van één tragt t® fcheiden, wordt ’er een ongemeen groot®nbsp;kragt vereifcht.om ze van elkander te trek*nbsp;ken.
Ophelderingen.
DeDruk-
Deeze Proefneeraing , die al zeer oud is gt;
vra*
-ocr page 397-Ut
Was eertydts een derBewyzen,waar mee merrA a k-den zoogenaamdea afkeer der Natuur van’c”*”®*
^ nbsp;nbsp;nbsp;Z E
* del tragte te ftaaven: maar zedert dat men het misbruik dier woorden, die volftrcktLugttennbsp;niets betekenden, ontdekt heeft, heeft mennbsp;dezelve, volgens de Regels der Beweegkun-oorzaaknbsp;de, door de Drukking der Lugt verklaa^-d,nbsp;die de twee aan één gevoegde Vlakten van hang,nbsp;alle kanten omringt. De VloeiftofFen, weetnbsp;Uien, weegen of drukken met haar Gewigtnbsp;haar alle kanten heen, die Drukking , datnbsp;Gewigt, iseenkragt, dienoodwendighaarnbsp;uitwerking hebben moet, indien ze niet doornbsp;de eene óf de andere tegenftrydige werkingnbsp;of kragt in Eveawigc gehouden en vernic'nbsp;tigd wordt. Deeze^wee Vlakisen derhalven,
Qiet elkanderen digt vereenigd, en door’c gewigt van den Dampkring geperft, moetennbsp;*ig naar de eene noch naar de andere zydenbsp;heen be weegen, om dat zy van allezydennbsp;®ven fterk geperft worden. Maar nu wordtnbsp;®lk van hun tegen zyn weergüe aangedrukt,
00 moet ’er derhalven vaft aangeheat bly. om dat ’er tuftchen de twee Vlakten
niets
-ocr page 398-782 Harobeio ew Vlokibaabsei»
AAW- niets is dat eenige weder werking kan doen » zEu°'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van de Buitenlugc ophouden of
(jglyjj deszelfs drukking weerftand bieden. Op ook in denzelfden grond fteunt het Spel der KiO'nbsp;gemeen- ^oren, die Steenen weeten uit den Grondnbsp;zaame te trekken of op te ligten doormiddel vaDnbsp;beelden, oorvrond ftukje Leer, ’t welk zy doornatnbsp;maaken, en vafl: op den Steen drukken, datnbsp;het ’sr overal aankleef, waar na zy ’t metnbsp;een Touwtje, dat’erdoorfteekt, naarzi^nbsp;trekken. Een Regenfcherm uitgefpreid cOnbsp;op een vlakken Grond leggende, biedt ooknbsp;een zeer merkelyken tegenftand, als mennbsp;hem fchielyk wil opheffen; en men loopt ge*nbsp;vaar van een Glas te breeken, dat men lood'nbsp;regt van het Vlak, daar het op legt, inzon'nbsp;derheid zo dat Vlak zeer effen engelykB*nbsp;wil opneemen.
De za- Opdeeze verklaaring van onsV'^erfchynzel niets te zeggen vallen, zoo onze twe®nbsp;vermin-*’Marmeren fchyven, na in de Lugtmet e'quot;nbsp;Ydei’ *quot;'^^^tideren vereenigd tezynen te blyven,
een Lugtledige plaats van zelve, gelyk mst* doorgaans zegt, vanéén fcheidden:
-ocr page 399-783
eR Lighaamen.
Jwen moet bekennen • dat, als men met om- aak. zigtigheid in de Proefneeming te werk gaat,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
en alle vreemde beweegingen, die de fchei-diog begunftigen kunnen, zorg vuldig ver-mydt, het zeer dikwils gebeurt, dat de ver-eeniging nogblyft ftand houden, na dat men de Lugt reeds zoofterk verdund heeft, alsnbsp;ze door de naauwkeurigfte Lugtpomp meenbsp;inogelykheid verdund kan worden. Doorgaans wordt ’er dekragtvandenzamenhangnbsp;en aaneenkleeving dertwecMarmerenfchy-ven alleen door verminderd, dog geenzinsnbsp;geheel door weggenomen.en de trap van vafl;-kleevingskragt, die ’er overblyfe, en welkenbsp;ik door middel van Gewigt heb getragttenbsp;meeten, fchynt my veel al toe af te hangennbsp;van de Natuur en Stoffen der Vlakten zelve.
Van derzelver af meetingen of grootte,en van deStoffen, daar men ze mee beftreeken hadt,nbsp;otn ze te beter te vereenigen, en op één tenbsp;doen fluiten. Zie de Afbeelding in Fi-p ^ ^nbsp;guur, 20.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Fig. 20.
Dit Uitwerkzel verdient daarom temeer De Vog. vvel aangemerkt en overwoogen te worden,
784 H AÏDHB ID EIT Vloeibaarüé If
A AN-WANG
om dat het plaats heeft niet alleen is de vas-2EL. teLighaamen maar ook zelfs in de Vogten* bovennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De Heer Huygens was de eerfte, die aan*
hun Wa-merkte, dat het Water in een Lugtledigs tmngen Plaats merkelyk hooger dan zyn Waterpa*nbsp;in’tYdel. (laan bleef, en dat menegterditUitwerK-Recueil zel, dit blyven hangen boven’t Waterpas»nbsp;^*^^‘^J'^onmogelyk kon toefchry ven aan die geringdnbsp;Scienc. hoeveelheid van Lugt, welke een goedenbsp;Lugtpomp noodzaakelyk in den Ontvangefnbsp;overlaat. Boyle deedt, na hem, zyn Waar*nbsp;neemingen op dat zelfde Verfchynzel, eonbsp;zette die Proefneeming zoo vervoort, datnbsp;hy 75 Duim Kwikzilver in de Buis van To*nbsp;RicELLi deedt blyven hangen, dat is 47nbsp;Duim meer, dan de Drukking van ’t Gewigtnbsp;van den Dampkring in ftaatisopteweegeonbsp;en boven het Waterpas te houden. Eenoffl'nbsp;ftandigheid is ’er, daar hier inzonderheid opnbsp;gelet dient te worden; naamelyk, datdcnbsp;Vogten dus niet blyven hangen, danalleeilnbsp;wanneer ze onmiddelyk tegen den top vannbsp;Glas, daarzeinzyn, aanftaa’n, en daar te*nbsp;gefiraaten. Want het allerminfle open vaK-
IS5
0£X LtSHAAMEH.
]‘e, of het allerkleinfte Lugtbclletje, dat men a a »-raogelyk tuflchen hetKwik en hetGlas vindt, ” * ” ®’ tnift nooit dit Uitwerkzel te verhinderen,nbsp;of te doen ophouden: zoo dat men niet ver-vragten moet eeen Kwikkolom van 75 Duimnbsp;boven zyn Waterpas verheven te zullennbsp;tien, in een Buis die langer is dan 75 Duim.
In ’t zoeken naar een oploffing van dieGedastera *nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vsn den
zoorten van Verfchynzei8;hetaaneenvaftfjger
kleeven, naamelyk, van twee MarmerenHovcENs fchyven, en ’t blyven hangen der Vogtenoorzaak.nbsp;boven hun Waterpas in ’t Ydel, veronder-ftelde de Heer Huyoens , dat ’er, behalvennbsp;de grovere Lugt, die alle Lighaamen omringt , en met haar Gewigt op derzel ven Op-pervlakcens werkt en drukt,nog een anderenbsp;en fynder Stof of Lugt is, die doordringt,nbsp;daar de andere voor ftuit, en aan welke denbsp;openingen en Ylheden van ’t Glas zelf eennbsp;genoegzaam vryen doorgang verleenen: ennbsp;dat het de Drukking Is van deeze Middelhof, waar aan men dat eindeloos getal vannbsp;^itwerkzels moet toefebry ven,die wy dage-'yks voor onze oogen zien , en die wy on-
786 Hardheid en VloeisaaeheIö
Aan- iTiOogelyk weeten op te loflen door middel hang- van de werking van die meer bekende Lugc»nbsp;wier afwezendheid of ongemeeneverdun*nbsp;ning men zeer oneigen het Tdel noemtinbsp;Öefyn- Wat het beftaan , het zyn of niet zyn vaDnbsp;zulk een Vloeidof betreft, zeer weinigeNa-delftof tuurkundigenzyn ’er, die dezelve niet erken*nbsp;erkend, jjgjj. gjj jjjgjj jjjQgj ^jg verwonderen,als mennbsp;onder ’t klein getal van hun, die nog by denbsp;ontkenning bly ven, zoramigen ontmoet,aannbsp;wien men zekerlyk een opmerkzaamen ennbsp;waarneemenden Geeft, en de gewoonte eDnbsp;behandeling vanProefneemingeu niet betwis*nbsp;ten kan. Want in zulken geval kan meonbsp;niet denken, dat zy onkundig zouden zyenbsp;van de Verfchynzels, daar men zig ter be*nbsp;gunftiging van dit gevoelen op beroepennbsp;mag. Niemand is ’tr zeker onder de Heden •nbsp;daagfche Natuurkundigen, by wiens gevoe*nbsp;lens het Ydel zoo 't fchynt beter paften zoO tnbsp;dan de HeerNEWTON, ennogtansontzk*nbsp;Wp'iiuenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;niet. opentlyk een^
Liv. 3. MiddelJlofteeTken^GT),diemerkelykfynderi^
welks Middeljiof, zegthY
-ocr page 403-ber Lichaamen, 787.
het T(ie/,ofdenLugt!edigen Ontfanger,owr- aan-Ujft, na dat men 'er de Lugt uUgepompt^^^ heeft. Uit het gebruik, ook, dat hy van dienbsp;Middelftof maakt, uit de uitgeftrektheidnbsp;die hy aan dezelve geeft, endeverrigtin-gen, die hy ’er aan toefehryft, ziet men dui-delyk, hoe veel deel hy geloofde, dat dienbsp;ïliddelftof mogelyk had indealiergeheira-fte werkingen der Natuur.
De Heer Jurin, een volkömener Neva-toniaari dan het meerendeel der voorftan-deren van de Aantrekkingskragt,maakt geen de minde zwaarigheid, gelyk wy voorheennbsp;zagen,omdeezefyneLugttebaacte roepen,nbsp;daar hy de Aantrekkingskragt te kortzietnbsp;fchietentenom zig de moeite te fpaarenvannbsp;derzelver bedaan te bewyzen, beroept hynbsp;zig op die zelfdegetuigeniffen van Newton,nbsp;Welke wy zoo aan flonds hebben bygebragr.
Indien nu deeze weerftand biedende Mid* deldof dus van hun zelf erkend wordt, metnbsp;wier Grondftelüngen het beft overeen kwamnbsp;Voor het Yde! te pleiten, en ’t gevoelen, datnbsp;alles vol Stof is, te weerfpreeken, zou het
II. Deel. Eee nbsp;nbsp;nbsp;over-
-ocr page 404-788 Hardheid ek Vloeibaarheid
A AK-HAN G ZEL.
Tegen-
overtollig zyn nog te willen aantoonen met hoe groot een Regt zulk een MiddelftofvaDnbsp;yder Natuurkundigen verdient erkend tenbsp;worden,die geen ander dan alleenWerktuig'nbsp;lyke oorzaaken, die volgens de Wetten defnbsp;Beweegkunde werken, toeftaan en aannee*nbsp;men wil. Het zal genoeg zyn hier flegtsaaOnbsp;te roeren, dat de algemeene Regel, diemeDnbsp;zedert de tyden van Descartes doorgaansnbsp;en meefl: gevolgd heeft, hierop uitkomt»nbsp;dat men door middel van de Botzing of In*nbsp;druk van onzigtbaare VloeiftofFen al die Uit'nbsp;werkzels en Verfchynzels getragt heeft x?nbsp;verklaaren.die men niet wilt op te lolTen doofnbsp;middel der Werkingen van de grover Lugtrnbsp;of van die van de andereLighaamen, wier ver'nbsp;rigting binnen ’t bereik valt van onze Zinnen*nbsp;Het geen doorgaans de Voorftanders vaOnbsp;het andereGevoelen wel het meeft geftooteönbsp;werping, heeft, is de vrugtbaarheid of overvloed defnbsp;Uitwerkzels, en het groot getal der EigeD'nbsp;fchappen, welke men onder ’t verklaareOnbsp;der Verfchynzels gewoon is aan eenStoffe to^nbsp;tefchryven, wier beftaan nogeenigertnaatenbsp;naar eenOnderftelling zweemt. ZoiD'
-ocr page 405-789
Der Lighaamew
ZommigeWysgeeren, ’tiswaar, hebbenaaw-hun Inbeelding den ruimen teugcigevierd ® 2el ’t verklaaren van de verfcheiden Werkingen Bgam-,nbsp;Van die fyne VIoeiflofFen: maar fchoon Des- woord.nbsp;Cartes al eens in derzelver getal gerniil: bad-de, en ’er wat meer of wat min dan drienbsp;Zoorten van waren; fchoon de byzoaderenbsp;beweeging van derzelver Deeltjes van eednbsp;geheel anderen aart was, dan dat ze zulkenbsp;kleine Draaikringentjes zouden maaken, alsnbsp;Pater Malebranche zig verbeeldde, ’t welk door den Abt DEMoLié-Res nader beveiligd is geworden; metéénnbsp;Woord, fchoon men alles, wat ’er ovexexpiiq.aunbsp;de wyze van bellaan en werken van dia fy-^‘’^^•-^‘'3'quot;nbsp;neStoffe, die overalzynkan, daardegroo-''er Vloeillofïèn geen toegang hebben, gezegd is, enkel als Harflénfchimmen en Stel-Zeis opVerbeeldingskragt geboud, wilde aanzien,zou daar dan uit juift volgen, dat het be-ftaan van deStofzel ve ook t wylfelagtig was?
^len Herat nu eenpaarig toe, dat ’er een Stof die ons verlicht, en die ons de Voorwerpen doet zien. Zal nu iemand Regthebbennbsp;Eee inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;om
-ocr page 406-790 Hardheid en Vloeibaarheid
A AN- om ons derzelver beftaancebetwiften, om dat ’er verfchillende Gevoelenszynover denbsp;natuur van derzelver Deeltjes, en over denbsp;wyze waar op dat Licht meegedeeld en ver-fpreid wordt ?
fclfap'der nbsp;nbsp;nbsp;ons onze Verbeeldingskragt bio'
fyneStof.nen de juifte paaien doen blyven,gelyk voor al behoort in een Werk, waar in wy enkelnbsp;door Proeven beoogden te onderrigten :nbsp;laat ons, defyne Lugt met genoegzaam allenbsp;Natuurkundigen erkennende, aan dezelvenbsp;niets toefchryven , dan’cgeendeVerfchyn-zeis opeenduidelykeen onderfcheiden wysnbsp;zullen fchynen aan te wyzen; en in onzenbsp;Onderftellingen niet verder gaan, dan denbsp;Natuurlyklle gelykvormigheid en eenvou-digfteGevolgtrekking ons zullen toelaaten-De fyne Lugt doet zig gewaar worden ienbsp;’£ Ydel van Boyle. Zy dringt derhalveOnbsp;door de yle openingen van ’t Glas heeD-Men kan er uit afleiden, datzyop de zelf'nbsp;de wys zig een weg of doorgang baant doofnbsp;alle vafte Lighaamen.
Maar maakt deeze eerfte Eigenfchap ha®^
Dief
-ocr page 407-791
DER LiGHAAMEW.
niet onbekwaam, om de Uicwerkzels, die aan-men haar coefcliryfc, voort te brengen P Kan zy de eene Marmeren feby f valt tegen de an*nbsp;dere aandrukken, en doenkleeven, als zenbsp;vryelyk midden door beide die Lighaamennbsp;heen loopt ? Kan zy het Water of Kwikzilver om hoog doen bly ven hangen, als zynbsp;door den top, hetbovenend, van’t Glas ofnbsp;van de Buis, waar in het een of’c ander vannbsp;die twee Vogtenftaat, doordringt?nbsp;DeezeTegenwerpingis zonder twyfFel vanZyinnbsp;geen gering Gewigt: maar men beantwoordtnbsp;ze, en wel op een voldoende wys, met tezamen-zeggen, dat diefyneLugt, opdeOpper jannbsp;vlakte van een Lighaam ftaande, niet danMarme-flegtsvoor een gedeelte in de hollighedennbsp;openingen , die ze ’er in vindt, toegangnbsp;krygt, en dat zy met haar overig gedeeltenbsp;op de vafte deelen werkt, die haar den toegang weigeren, haar {buiten, en daar doornbsp;tot zoo veele Steunpunten worden, waar opnbsp;ze haar Drukking oefl'enen kan. Alles, watnbsp;daar uit zou mogen ontftaan, is, datdeYl-fte Lighaamen, die de raecfte hollighedennbsp;Eee 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en
-ocr page 408-792 Hardheio en Vloeibaarhet D
A A N- en openingen hebben, het minfl zullen te ly-
“ den hebben van haar werking, en dat zy minder vafl: aan elkander zullen bly ven klee-ven; iets, ’c welk met dc Ondervinding vrynbsp;wel overeenfterat. Want van twee Metaa-len Plaacen, die ik bereid had om , evenalsnbsp;de Marmeren van de voorgaande Proefnee-;nbsp;ming, op één gevoegd te worden, heb iknbsp;de eene met verfcheiden gaten doorboord,nbsp;en zulks verfcheiden reizen herhaald; ennbsp;vondt alcyd, dat de aaneenkleeving in kragtnbsp;verminderde, naar maatc dat de Oppervlakte meer doorboord,en de aaneenfchakelingnbsp;vanderzelvervafteDeelen verbroken werde.
En van ’t ^r^^gt men,nu,op welk eene wys de fyne
ooven Lugt een Vogt boven zyn Waterpas in’t
Ydel doet blyven hangen, in weerwil van liangen deYlheid van’tG!as,die dezelve de vryheid
hun Wa-
.-rpas
der Vog-iaat: om door het bovenend van de Buis te
Ydel.
PL. 2. Pig. 11.
ti.n, in nbsp;nbsp;nbsp;i.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
kunnen heen dringen: ik antwoord’er op» datdie fyne Vloei^;of volkomen vry werkennbsp;kan op de Oppervlakte van’t Vogt, dat ionbsp;A Bis; maar dat derzelver werking van boven op den top van de Buis, doordevafte
Dee*
-ocr page 409-er LiGHAAMENé 793
Deelen van’£ Glas, daar ze tegen fluit, af-aas-gebroken en ten deele gefchorfl wordt; waar h a n g-door de Drukking, die beneden op de Oppervlakte A B gefchiedt, verre de overhand behoudt.
Het is waar,dat de tufTchenflaande Kolommen e/, ef, ef, die yder vlak tegen de ope-ningen van ’t Glas, in ’t bovenend van de Buis, e, e, e, overflaan, de Werkingdetnbsp;fyne VloeiftofFen moeten gewaar worden;nbsp;en dewyl ze zig dus tuflchen twee by na evennbsp;flerke Drukkingen, de eene van boven ennbsp;de andere van beneden bevinden, door haarnbsp;eigen Zwaarte, zouden moeten neervallen.
Maar zy worden opgehouden door d^wry-ving en door de aankleeving van de andere Kolommen die haar omringen, en die tegennbsp;haar aangedrukt worden, gelyk ze zelve ooknbsp;’er tegen worden aangedrukt door de fynenbsp;Lugt: want die Lugt drukt en weegt, uitnbsp;kragt van haar Vloeibaarheid, naar allekan-ten heen, en zoo wel zylinks, als op ennbsp;nederwaarts; en de Buis heeft haare Ylhedennbsp;en Openingen van ter zyden over haar gan-Eee 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fche
-ocr page 410-794 Hardheid en Vloeibaarheid
AAN- fche langce zoo wel, als in het Bolronde ZEL^ gedeelte, dat haar bovonenduicraaakc.
Gévülgen.
Hefyne
Middel-
ftof
fchynt de naaftenbsp;oorzaaknbsp;vandenbsp;Hardheid ennbsp;Vloeibaarheid,
De Verklaaringen, die wy zooaanftonds van ’c aaneenkleeven der twee Marmerennbsp;Schyven , en van’cbly ven hangen derVog-ten boven hun Waterpas in ’t Ydel van Boyle, gegeeven hebben, wyzenons, mee vrynbsp;veel waarfchynlykheid, de naafteen onmid-deiyke oorzaaken aan , van de Hardheid ennbsp;Vloeibaarheid der Lighaamen. Indien’ernbsp;een fynder Lugt is die in de Lighaamennbsp;doordringt, en haar Werking in’tbinnenO;nbsp;van dezelve zoo welverrigtalsvanbuiten ;nbsp;indien die Werking vat kan hebben op vaftcnbsp;Deeltjes, zoofyn, zoo ongemeen klein, ennbsp;van zoo gering een uitgeftrektheid als denbsp;Deeltjes zyn der Vogten, mag men dan ooknbsp;niet met regt onderftellcn, dat die zelfdenbsp;Vloeiftofde Stukken van eenig Lighaam,nbsp;onder den zelfden Omtrek met elkanderennbsp;vereenigd, onderling aan malkaer vaft ennbsp;peflooten houdt; en dat de zamenhang des
gan»
-ocr page 411- -ocr page 412-756 Hardheid en Vloeibaarheid
in alle
Lighaa
men.
Porojïté
'aan- len is een enkele Harflenfchim. Alle Lig* ZEL°' haamen zyn yl. Het een mag wat digternbsp;yioeiftof 2yn, ¦ dan ’c ander; maar allen hebben ze hunnbsp;huisveft openingen, holligheden, en ledige tulTchen*nbsp;ruimtens. De ftukken, daarzeuiczamen*nbsp;gefiield zyn, raaken elkander flegts voor eeonbsp;gedeelte, en de holligheden, die’ertuflcheDnbsp;open blyven, zyn buiten twylFel vervuldnbsp;mee die Vloeiftoften, waar in de LighaameOnbsp;gevormd worden. Want waarom zoudennbsp;dezelve volftrekc ledig, en van alle Stoffe,nbsp;hoe ook genaamd, te eenemaal ontbloot zyn?nbsp;Alles wat in ’t Water tot een vaft LighaaiDnbsp;zamenloopt, is het niet altyd van binneOnbsp;min of meer Vogtig? En zien wy niet uifnbsp;allerhande Zoorten van Stoffen een ^eer aan*nbsp;merkelyke hoeveelheid Lugt voor den dagnbsp;komen, als men de oorzaak en, diedezelvcnbsp;’er in hielden, wegneemt? In alle Lighaa*nbsp;men derhalven moet ’er van diefyneLugt tcnbsp;vinden zyn, en wel zooveel temeer, naafnbsp;roaate, dat derzelver T/zamp;efd beter overeen'nbsp;komt met de fynheid van die Vloeiftof, eönbsp;gefchiktisom zeteontvangen. Want hef
zoff
-ocr page 413-PER L Inbsp;G H A A M E W.nbsp;m
Mu wel kunnen gebeuren, dat een digter en a a n-
Vafter in één gedrongen Lighaara zoo veel of ^ ^
meer van die fyneLugt begreep dan een ander en y 1 der Lighaara, zo dit tefFens met die fyne Vloeiftof ook eenige andere groovernbsp;dingen,alsLugtjOfVogtigheid uit denDamp^nbsp;kring, toegang verleende.
Hoe ’er meer van die fyne Lugt in een Hoe ILiighaam huiveft, hoe dat Lighaara mindernbsp;hard zal zyn; want danraakenzigdevadeficr zy’ernbsp;Deelen, daarzulkeen Lighaara uit beftaat,i^quot;[^j^jg°®
met te kleindere Opperv]aktens,en de Druk* haam
king, die van buiten gefchiedt, word t door die, wcJke de Vloeiftof’er van binnen te
gen aan doet oefFenen, meer opgewoogen en buiten kragt gefield. Als Wafch, by voorbeeld, merkelyk weeker begint te worden,nbsp;komt zulks daar van daan, dat de fyne Lugt,nbsp;daar ’t mee doordrongen i§, door de Warmte zig uitzettende, daar door teffens de hollenbsp;Ruimtens, diezebeflaat,uitzet; endewylnbsp;deeze Ruimtens zig niet uitzetten, of wydernbsp;Worden kunnen, dan door de vaite Deelen ,nbsp;die hi ar omringen en befluiten , van elkander
798 Hardheid eh Vloeibaarheid
A AH- derteverwyderen, moet nood wending hun z E L.°' wederzydfche raaking afteemen en in klein-der Oppervlaktens gefchieden, hun aaneen-fchakcling en zamenvoegingloflerworden,nbsp;en daar door hun zamenhang zwakker, ennbsp;’t ganfcbe Lighaam weeker zyn.
Denkbeeld hoe zynbsp;de Lig-haamennbsp;week en
Deeze uitzetting en verwydering der tus-fchenruimtens doet niet alleen de Drukking, welke de fyne Lugt tot in ’t binnenfl: dernbsp;Lighaamen doet doorgaan en daar oeiFent,nbsp;vjjetbaar vermeerderen, door aan dezelve een ruimernbsp;maakt, bodem en breeder vlakte, daar ze op werkennbsp;kan , te verkenen j maar zy baant’er ooknbsp;nieuwe wegen in, en doorgangen van hol lig*nbsp;heid tot holligheid. Hierof daar ftondc eennbsp;ledige tuffcheDruimceafzond^ïrJyk tuflehennbsp;de vafteDeelen in, aan alle kanten beflooten,nbsp;die zig nu opent, en den vryen toegangnbsp;geeft aan de Vloeiftof, welke die Deelen hoenbsp;langs hoe meer van een verwydert. Ontel*nbsp;baare verdeelingen en onderdeelingennbsp;ontftaan hier vervolgens uit ,diezigdegan'nbsp;fche Klomp beurtelings onder al de verfebei-uenGraaden van weekheid doen vertooneP»
oc
-ocr page 415-799
DjEK LiOHAAMEN.
tot dat eindelyk de Deeltjes, zoo fyn, alsAA». ze door de geftelcenis der Vloeiftofopdien”nbsp;tyd worden kunnen, verdeeld geworden, en nnbsp;malkanderen naauwelyks meer raakende tot ,nbsp;dien ftaat komen, die hungefchikcmaakt,nbsp;om zig elk afzonderlyk op zig zelven, eunbsp;onafhankelykvan alle anderen tebeweegen ;
’c welk men Vliethaarbeid mQxai ^ zynde d^Liquifliti eigen ftaat der Vogten.
Maar dewyl de Lighaamen niet alle even
een be-
yl zyn; dewyl derzelver Deeltjesjuiftnieczwaarly-in allen eene en dezelfde gedaante hebben en zy op oneindig verfchillende wyzen el der.nbsp;kanderen onderling raaken, en zig in één ennbsp;zamenvoegen kunnen, zoo is ook de Trapnbsp;van Hardheid in alle Lighaamen niet evennbsp;groot, en wordt in allen niet even gemakke-lyk verloeren en vernietigd. De Warmte,nbsp;die doorgaans in onze Lugtftrcek heerfcht,nbsp;is genoegzaam om het Water vlietbaar tenbsp;houden: om Wafch te doen loopen en vloeibaar temaaken, zou’er wat meer vereifchtnbsp;Worden, en een ongelyk grooter Hitte, omnbsp;Metaalen te doen fmelten.
AAW.
HANfl-
ZEL.
De oor-
fpronke-
Jyke
Deeltjes
blyven
Hard.
Schoon nietgeheel onnbsp;deelbaar,
ï'cgen-
Werping.
8oo Hardheid e» Vloeiraarheid
Wanneer nu de Lighaamen tot dien ftaat van Vliecbaarheid gekomen zyn, behoudennbsp;derzelver eerfte oorfpronkelyke Stofdeeltjes, dieDeeltjes uitwier vereenigmgdergelyknbsp;een Lighaam gevormd wordt, hun natuur-lyke Hardheid; dewyl ze van alle kantennbsp;door die fyne Lugt gedrukt worden, en ’ernbsp;van binnen in hunniets is,’t welk die Drukking van de omringende Vloeiftof weer ftandnbsp;biedt en dezelve op weegt of vernietigt.
Ik wil egter juift daarom niet zeggen, dat die Deeltjes ondeelbaar, noehzelfs, datzenbsp;te eenemaal onbuigbaar zyn. Dieoorfpron*nbsp;kelyke Deeltjes 'zyn zamengeftelde Deeltjes, en die allerecrfteen eenvoudigfte Beginzelen derStoffe, waaruicdezelvebeftaan»nbsp;kunnen mogeIyk,even als de tweeMarmerennbsp;Schy ven,over malkanderen volgens’t beloopnbsp;hunner Vlakten heen fchuiven, van gedaante veranderen, en zelfs milTchien van een gC'nbsp;fcheiden worden.
Maar zou dit, ’t geen ik hier ten opzigf van die Deeltjes beweer, niet wel als een tegenwerping kunnen worden ingebragt tegen
80I
BïR LtGHAAMEN.
de Hardheid in 't algemeen van den ganfchen a a w-Lighaams Klomp ? Indien verfcheidenSchy-^^j^ van dus geraakkelyk over elkander te ver-fchuiven, en zelfs van een af cezonderen ennbsp;tefcheiden zyn, alsmenzeevenwydigmecnbsp;haar Vlakten trekt of voorfloot, zou daarnbsp;uit niet fchynen te volgen, dat de Drukkingnbsp;van de fyne Lugt de Lighaamen alleen hardnbsp;moeft maaken ineenzekerenzinen van dennbsp;eenen kant aangemerkt, regt op en neerwaarts naamelyk, niet zylinks, en dat dienbsp;Hardheid alleen in flaat was om weer ftand tenbsp;bieden tegen kragten, die regt op en aan hetnbsp;Vlak der Raaking werkten, datis de Deeltjes tragten van één af te trekken, niet overnbsp;malkander verfchuiven.
Deeze Tegenwerping zou buiten twyfFel®®®'’^:
. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^^ woord.
Van kragt zyn, zo we van Lighaamen fpra De Liggen, dieflegtsuit tweeofdrievafteDeelen,^®®™^quot; 3lslaagen, evenwydig opmalkanderenlig allekan-gende, waren zamengefteld. Maar derge-^^quot;-lyk een Lighaams - ftelzel vindt men niet,
^elfs niet by de allerkleinfte Stofklompjes.
Hoe veel verfcheiden ftukken fchryft men
in
-ocr page 418-8o2 Hardheid en Vloei baaehe
hang- tegendeel nog niet wel toe aan die fyne 2'el. ''Brokjes, die door de Konft, en door denbsp;Natuurzelveniet verder verdeeld worden !nbsp;Op hoe veel verfchillende wyzen mag mennbsp;niet wel gelooven, dat dezelve op eenge-ftapeld, gefchikt en zamengevoegd zyn!nbsp;Laat ons die ruuwe vereeniging van Deeleonbsp;PL. 2. eenstoteen voorbeeld neemen, dieinfj*nbsp;Fig. 22.
guur 22 ftaat afgebeeld. Hetftukazouj’t is waar, zonder veel moeite volgens de be-weegftreek ad te verfchuiven zyn, zo hetnbsp;alleen maar hieldt aan de twee andere ftuk'nbsp;kenè, ene,maar dieverfchuivinggefchiedtnbsp;loodregt van de Oppervlaktens van/, ennbsp;van «, en om het ftuk a daar van af te zonderen , zou men eerft de Drukking, die hetnbsp;zelve daar tegen aanperft, over winnen moeten. Het ftukg zou desgefyks zig gemakke-lyk naar o toe beweegen en fchuiven kunnen, indien zyn zamenhang en aaneenklee-ving met het ftuk het niet tegen hieldt-Uit deeze Staaltjes kan men eeniger maat^ inbsp;oordeelen van ’t geen ’er bydeNatuurlyk^nbsp;Zamenftelling derLighaamen wel plaats
heb'
-ocr page 419-gö3
BtE LIGHAAMeN.
hebben, en dat het groot getal der Deeltjes, a a w*
en de verfcheide rangen en fcbikkingen,^*”'^*
Z £ Z(‘«
die ze aanneemen, Hardheid aan alle kanten moet veroorzaaken.
Uit dit Antwoord zelf ontftaat weder een Tegen-nieuwe zvvaarigheid, dieook weggenomen dient te worden. Zo deLighaaraen, zalnbsp;men roogeïyk zeggen, van alle kanten Hardnbsp;zyn, alleen daarom, om dat zyuiteenzeernbsp;groot getal vail deelenbeflaan, die op zeernbsp;Verfchillende wyze gefchikt en op een gefta-peldzyn; zou daar uit niet moeten volgen,nbsp;dat dieHardheidjVan alle kanten even groot,nbsp;afnam, naar maatedatmendeLighaamennbsp;verdeelde, en kleinder maakte; en dat de al-lerkleinfte Stofklompjes gemakkelyker tenbsp;verdeeelen zouden zyn, dan de grootereLig-haamen ? Een zaak die vry regtdraats zounbsp;aanloopen tegen alle de Denkbeelden, dienbsp;wy van de Deelbaarheid derLighaamen hebben , welke wy ons zoo veel bezwaarlykernbsp;^verbeelden tezyn , naar maate dat ze verdernbsp;wordt voortgezet.
I. nbsp;nbsp;nbsp;Het komt hier op hetgrooterofmin- DeHard-
II. nbsp;nbsp;nbsp;Deel, Fffnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;der,
A AK-
HANG-
ZEL.
ieid hangtnbsp;niet afnbsp;van hetnbsp;grootnbsp;maar genbsp;noeg-zaain genbsp;tal dernbsp;welge-fchiktenbsp;Deeltjes.
De klein fte
Klompjes moge lyk
804 Hardheid ewVloetbaariieid
der, en het allergrootfte getal van Deelen niet aan. Een genoegzaam getal behoeft’ernbsp;flegts vandezelven tezyn, enopzulkeenenbsp;vsryze onder één gefchikt en zamengevoegd,nbsp;dat ’eraltyd , van welken kant men ook hetnbsp;Lighaam aantafte, de eene of de andere vannbsp;derzelver Oppervlaktens loodrcgt gekeerdnbsp;ftaat tegen de (treek, volgens welke de Bui-tenkragt werkt, die hen vanéén wil afzonderen. Deeze Onder Helling heeft niets on-gerymds in zig, en mag met regtgemaaktnbsp;worden, dewyi ’er geen verdeeling, die ooitnbsp;gedaan is ofgedaan zou kunnen worden, tenbsp;vinden is, die dezelve weer fpreekt. Hetnbsp;denkbeeld dat men heeft, en zeker in denbsp;Natuukunde wel hebben moet, van de waar-lyk verbaazende menigte der Deeltjes in hetnbsp;allerkleinfte Stofklonipje, dat onder onzenbsp;Proefneemingen vallen kan, begreepen,nbsp;moet ons in dit Huk voor alle vcrwyt be-veiligenj
2. Schoon ’taleens waar was, dat de on ^
eindig kleineLighaampjes uitDeeltjes befton-den,die beter gefchikt waren tot verdeeling,
’c
-ocr page 421-S05
•DER Liamp;HAAMEIT.
*t zy om dat zy een kleindere Oppervlakte a a k-aan deBuitendrukking boodeojdie hen byéén hang. moet houden; ’t zy omdatzy, alseenvou*nbsp;diger van fchikking en zamenftel, meer over der dannbsp;elkander konden heen glyden; hoe zouden groo^^re.nbsp;wy dat egter weeten kunnen ? Wy oordeelennbsp;over de Hardheid der Lighaamen uit denbsp;meerder of minder raocielykheid, die wy innbsp;’t verdeden van dezelven ontmoeten. Naarnbsp;maate dat de middelen, omdieverdeelingnbsp;te doen, ons ontbreeken, al was dieverdeeling fchoon in zig zelve, dat is ten opzigtnbsp;van de gefteltenis van dat Lighaam, zelfsnbsp;gemakkelyker, oordeelen wy ’er geheel anders over; en dat Lighaam komt ons zoonbsp;veel te harder voor, als wy’er met onze poo-gingen te minder vat op krygen kunnen.nbsp;Wanneer wy twee Marmeren Schyven ,opnbsp;één gevoegd, van elkander fcheiden doornbsp;ze zylinks over malkaar heen tefchuiven,nbsp;ontftaat dan de geraakkelykheid, waarmegnbsp;ze zig van èén fcheiden laaten, daar uit, datnbsp;dietweeLighaamen, de Evenredigheid dernbsp;groottens in agt genomen, minder zaraen-Fff 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hang,’
-ocr page 422-A AH.
hang-
2EL..
Defyne Lugtnbsp;doethetnbsp;Lighaamnbsp;dat zenbsp;Vloeibaarnbsp;maakt,nbsp;grooternbsp;ivorden.
8c6 Hardhexd en Vloeibaarheid
bang, minder aaneenkleeving hebben, dan andere Lighaamen, diezeerkiein ,enopdenbsp;zelfde wys opéén gevoegdzyn? Komt beenbsp;niet veel eer daar van daan, dat wy’er ge-raakkelyker kunnen by komen, en’er de noo.nbsp;dige kragt, om ze over elkander, deeenenbsp;Schyf herwaarts, dc anderegints, heen tenbsp;fchuiven, ligter opoeffenen? Bus zou dannbsp;de Hardheid mogelyk van die Lighaamennbsp;zelf, die wy voor waarlyk ondeelbaar aanzien , zomtyds wel niet eens gt;oocer, ennbsp;miflehien ook zelfs minder zyn kunnen, dannbsp;die van een raerkelyk grooter Klomp van dienbsp;zelfde Stofte, al komnons die Hardheid ongemeen en onverwinlyk voor, om dat wynbsp;geen middel of Werktuig weeten, om’ernbsp;vatoptekrygen.
De twee regtdraats tegen elkander over geftelde Staaten der Lighaamen derhalven,nbsp;Hardheid, naamelyk, èn Vloeibaarheid,nbsp;hangen af van céne en de zelfde oorzaak.Hetnbsp;is de fyne Lugt, die de Deeltjes van eennbsp;Stoife aan elkander hegt en vaft maakt,nbsp;wanneer derzelver uitwendige Drukking
de
-ocr page 423-8o?
ER LiGHAAMEN.
de weeromperfling,die van binnen gefchiedt, a a n-
.H A N G-
in kragc te boven gaat; en ’t is die zelfde^^ Vloeiüofjdiede Deeltjes beweegbaar maaktnbsp;en houdt, als zy ’er zig in genoegzaaniennbsp;overvloed onder en tullchen mengt. Dit isnbsp;ongetwyfFeld ook de reden, waarom alle denbsp;Stoffen, die uit den eenen ftaat tot den an^-deren overgaan, veranderen van omtrek ennbsp;grootte. Want dewyl een vafl Lighaamnbsp;Vloeibaar wordt door ’t bykomcn van eennbsp;vreemdeStof.die in hetzelve in grootenover-vloeddoordringt;en het tot zyn eerfleHard-heid of Vaflheid niet wederkeert, dan wan*nbsp;neer die vreemde Stof ophoudt met het verder uit te zotten; ishetzeer natuurlyk, datnbsp;het Vloeibaar geworden meer plaats beflaat,nbsp;dan het deedt, toen ’t een Valt Lighaam was.nbsp;Dit ziet men daarom ook doorgaans gebeuren,en ik zal ’er verfcheiden zeer merkwaardige voorbeelden van aantonnen, als ik overnbsp;het Vuur fpreek. Zoo is de algemeeneRegel: dog daar vallen egter eenigeuitzonderingen op, dievryaanmerkelykzyn, en dienbsp;ik elders ter zyner tyd melden zal,
F ff 3 nbsp;nbsp;nbsp;De
-ocr page 424-808 Hardheid en Vloeibaarheid
AAV-
HANG-
Z£L.
Vloei-
baare
Stoffen
Hiaaken
vafteLig
baamen
vloei-
baar.
De Stoffen, die haar Vloeibaarheid van de fyne Lugt ontleenen, deelcn die, uitzignbsp;zelve, aan deVafteLighaamenraede. Hecnbsp;Water, by voorbeeld, maakt Aarde week,nbsp;en verandert ze in Slyk: het fcheidt denbsp;Deeltjes van Zout, Zuiker, endergelykenbsp;Lighaamen meer, van een, ’t welk men fmel-ten noemt. Wyngeeft of Brandewyn ennbsp;Oliën, ontbinden de Gommen en Lym:nbsp;HetKwikzilver vermengt zig tot een zoorcnbsp;van Pap of Deeg met Lood, Tin, Goud ,nbsp;en Zilver. Maar dewyl de Vloeibaarheidnbsp;flegts een wyze van zyn, en zekere toeftandnbsp;is, daar bet Lighaam zig op dien tyd in bevindt, neemt doorgaans j zoo dra de oorzaak ophoudt , en ’t Ontbind vogt uitgewaas-femd is, alles, wat ’er Vloeibaar doorge-inaakswas,zyn ouden en voorigen ftand,dienbsp;hetzelve eigen was, weer aan.
Alle deeze Uitwerkzels zyn de middelen, waar van zig de Konden wel hebben weecennbsp;te bedienen, en haar voordeel mee te doen.nbsp;Ik zal ’er flegts twee voorbeelden van by-brengen.
809
dbk Lishaamen.
De alierfraaifte en tefFens duurzaainfte a a n-wys van Vergulden is onget wyffeld die, wel- ^ ^ ke gefchiedt met Gemaakfi Gfud, gelyk mennbsp;’c noemt. De Deeltjes van ’t Goud, tot dennbsp;een ongemeene fynheid klein gemaakt, wor-^^nbsp;den als ingeplant in de openingen zelve vannbsp;’£ Metaal, daar men ’t Verguldzel opleggennbsp;wil. Zie hier kortelyk , hoe men ’er meanbsp;te werk gaat. Men doet een zekere hoe*nbsp;veelheid fynGoud inKwikzilver;deeze tweenbsp;Metaalen vereenigen en mengenzig opeennbsp;wys,dac,hct één een gedeelte van zyn Vloeibaarheid aan het ander mcódeelende, datnbsp;Mengzel als een zoort van Deeg wordt,’cnbsp;welk men den naam geeft van Amalgamci.
Dit Mengzel legt en ftrykt men vervolgens over het Metaal, dat men Vergulden wil,nbsp;cn laat door middel van Vuur het Kwikzilver verwaaffemen. Het Goud, dat een valtnbsp;Lighaara is, blyft’er opleggen, en de openingen van’c verguld Metaal, diezigdoornbsp;de hitteverwyderden, cn, als ze koud worden , weêr fluiten, vatten, even gelyk mennbsp;fyneGefteentensinkaftin’tMetaahdieDselt-Fff 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jes
-ocr page 426-8IQ HARDHErD EN Vl O E I B A A R H E I»
8IQ HARDHErD EN Vl O E I B A A R H E I»
AAV-H A N G-ZBL.
Vernis
fen.
jes van ’t Goud, die ’er zig in gezet had* den (*_)*
Goailak, Sandarak, Maftik, en andere Gommen van dien aart, worden ontbondennbsp;en verfmohen in Wyngceft: Barnfteenennbsp;Gom - Kopal worden in Lyo - Olie we jk gemaakt, en vervolgens in vette Olie en Ter-pentyngceft volkomen opgeloft. Deeze ennbsp;dergelyke Zoorten van Ontbindingen ennbsp;Smeltzels, die men Vernis noem t,rtrykt mennbsp;op Hout of andere Lighaamen ; en als daarnbsp;na het Onibindvogtuitgewaairemdis,nee-men de Gommen, welken het vloeibaar gemaakt hadtj haar Hardheiden Glans weernbsp;aan.
't Vliet- Uit deeze voorbeelden ziet men derhal ven ,
baarwor dat de Vlietbaarheid, uit zig zelve, de Lig-dcfi ver
and'ertde^^^™^*’ niet van Natuur doet veranderen, natuur Zo derzelver zamenhang zoo valt is, dat de
zel-
' ( ¦* ) De Leezer ksn een omöandigeren vry naauw keurig berigt van deeze wyze van Vergulden met zoogenaamd Gemaal en Goud, gelyk ook van die met Bladgoud, vinden in het bekende Schouwtoneel der Natuurnbsp;m den Abt DE LA PLUCHE , VI Deel. bladz. zsi
-ocr page 427-8il
D£R Lighaamek.
zelve niet dan voor een zetr geweldige Wer- a a irking van’t Ontbindvogt wykenwil, zal’t'^^^^* zomtyds wel eens gebeuren, dat het ’c een or ^
’t ander gedeelte van’t Lighaamzelf mee haainen Heept; dog die is flegts een byzonder toéval,nbsp;geen noodzaakelyk gevolg van de Vlietbaar-heid in’t algemeen.
Men ontmoet ook gevallen, waarinmenv^trem-de Vlietbaarheid ziet ophouden of vermin-g’^^®” deren, zonder dategterdeoorzaak, die de-zeis.nbsp;zelve hadt doen geboren worden, in haarnbsp;Werking verflapt of gefchorft fchynt. Tweenbsp;Vogten, onder één gemengd, neemen zom»nbsp;tyds eensklaps een fl;yfheidaan,die watminnbsp;of wat meer aan Hardheid nabykomt, zonder dat men ’er den minften graad van verkoeling, dien men zoukunnenmerken, innbsp;gewaar wordt. Dit Uitwerkzel, ’t welknbsp;men doorgaans Stremmen noemt , kan mennbsp;gevoeglyk oploiren,met te Onderftellen, datnbsp;de Deeltjes van die Vogten zulke gedaantensnbsp;hebben, dat ze zigin malkanderenverwarren, wederzyds in één fluiten, en daardoornbsp;die onderlinge Beweegbaarheid doen ophou-Fff 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;den.
812 Hardheid EN Vloeibaarheid
A A N-H A K G-iE L.
deiijdie hen inzonderheid tot Vogten maakt, en Vliecbaar doet zyn. Het fraaifte Strem-zei van dien aart, dat ik ken, is dat, ’twelk
Coagulum
men maakt van Olie van Kalk, met Olie van Wynfteenper deliquium. Als men dit meng*nbsp;zei met een fpatelt je een weinig omroert, zeenbsp;het zig tot een witten Klomp, dien men vormen kan en een gedaante geeven naar welgevallen , en die naderhand hard wordt alsnbsp;Wafch. Men doet ook een zeer fynen vluggen geeft van Pis met wel overgehaaldennbsp;Wyngceft ftremmen; of wit van’tEimeCnbsp;den Geeft van Zout; Bloed met Voorloop.nbsp;Deeze laatfteProefneeming kan ons lecrcn,nbsp;van hoe veel belang het voor ons zy , datnbsp;men allerhande Zoorten van Geeftige Dranken niet dan matig gebruike, dewyl de zelve in ftaat zyn omde Vloeibaarheid van hetnbsp;Bloed te benadeelen, en deszelfs vryen loopnbsp;te ftremmen.
Aantrek' Hoe waarfchynlykookdeVerklaaring vao Hardheid en Vloeibaarheid der Lighaa-anderen mcD, op de Werking van eene genoegzaamnbsp;de oor- ajgemeen, fchoon onder verfcheidennaamen»
-ocr page 429-813
DER LIGHAAMEN.
erkende Vioeiuof gegrond , mag voorko a an-men, zal ik egcer niet ontveinzen, dat verfcheidenNatuurkundigen zyn,die de zei-ve w'cigeren te erkennen, en een andere oor- Hardheidnbsp;zaak in derzelver plaats Hellen. ,,
,, derzydfche Aantrekking van de Deeltjes „ der StolFe, zeggen ze, is zeer groot, alsnbsp;,, ze elkanderen raaken:maar buiten datnbsp;,, punt der raaking vermindert zedermaa-,, te.datzeopdenallerkleinftenafftand.dicnnbsp;„ men zou mogen mcrkenjin ocnlVegfloo-jigpuifivenbsp;,, tende kragt veranderd wordt. De Lighaa-v Grave-,, men blyvenva(teLighaamen,zoolangde^”^*
„ Aantrekkingskragt van derzclverDeeltjesEkm.
»»
,, fterkcr is,dan de wegftootende kragt,wel-,, kedeWarmtehen doorgaans byzet:maar|;j[i|i742. ,, zy beginnen week te worden, naarmaatenbsp;,, dat de wegftootendekragt in fterktebe-„ gint toeteneemen; zoodac, wanneerdienbsp;,, kragt de overhand krygt op de Aantrek-„ king, de Lighaamsklomp niet alleen totnbsp;j, eenVogt wordt,maar zig ook dikwils ver-„ andert in een Vloeiftof, die incenDamp‘'V‘^P'nbsp;uicwaaflemt”.
8i4 Harö.h eid en Vloeibaarheid
aan- DeHcer’s nbsp;nbsp;nbsp;endie, a]shy,eg'
” ts Newtoniaanen zyn,geeveadeezeVVetien van zomdoogcrdan flegcs voorVerfcbynzelsuit,nbsp;migen dsHsc nominePbcenomenoi%,nencaufamde,figna‘nbsp;maaken geen de minfte zwuarig-ichyRze!. heid'van te belyden, dat deeze Zoorten vannbsp;j^bid. p. (jitwerkzeJs mogelyk wel aan deneenenofnbsp;anderen Indruk hun oorfprong konden ver-fchuldigd zyn; amp; Ji forte boe perlrnpulfimnbsp;fiat. En wy behoeven ’er geenzins aan tenbsp;twyfFelen, of zy erkennen de Drukking vannbsp;de fyne Lugt en derzeb'er Uitwerkzels, tennbsp;minden, als een zeer waarfchynly keOnder--Iteüicg. De eiflehen dernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gaan
niet veel verder; zoo dat men zeggen mag , dat zy ’t al vry na eens zyn met deeze eerdenbsp;en oorfpronkelyke voordanders der Aan-Van an- trekkingskragten.
deren als Wat anderen betreft, diede^antrekken-een
Grond- de en wegdootende kragten vooreigentlyk beginzel gelegde Grondbeginzels, die geen anderenbsp;merkt, oorzaak in de Natuur hebben, aanzien, zynbsp;zullen, denk ik, niet beweeren willen,datnbsp;^ men dezelve voor Betoogde Waarheden te
DER Li G H A A M E Nnbsp;8l?
houden heeft: ’t zyn en bly ven flegtsOnder- a a flellingeOjOp waarfchynlykheden gebouv/d, ^g ^nbsp;en min of meer aanneeraeiyke Gillingen.
Zo’t alwaar was, dat de redenen, die voor ’c erkennen der fyne Lugc pleiten, niet krag-tiger waren noch bondiger, zou ik ’er nog opnbsp;zeggen moeten, dat het my, Onderlleliingnbsp;tegen Onderllelling gezet, veiliger dunkt,opnbsp;Beginzelen,die volgens den aart der Beweeg-kunde werken, en verllaanbaarzynendui-delyk, voort teredeneeren, dan te beruftcnnbsp;op Nieuwigheden, wier denkbeeld ons'nbsp;vreemd is, en van den gewoonen trant vannbsp;denken afwykt.
Maar is verder ookditBeginzelder Aan-trekkingskragten, wanneer men door hetze!-neufvan ve deVerfchynzels nader verklaarcn wil, welnbsp;zoo gelukkig in zyneOplolïïngen, als mcn’^iopios-zig^nogelyk verbeeldt? Het heeft zeker , fendernbsp;doplr uit de handen van den Heer Ne w to n fchynze-quot;in die van zyn Leerlingen over te gaan, vry L'i-wat van zyn eerfle en oorfpronkelyke Eenvoudigheid verlooren. Als die Aantrek-kingskragt,in dcBeweegingen desHcmelsyn
de
-ocr page 432-8i5 Hardheid en VtoEiBAARHJfiil
A A N*
H ANG-ZKL.
de regtflreekfche Reden van de Inhouden der Hemelfche Lighaamen, en de omgekeerde Reden van de Vierkanten vanderzelvernbsp;Afftanden werkt, voldoetzy volkomen,ennbsp;geeft ons het middel aan de hand, om al dienbsp;verbaazende Omwentelingen, die’tHeelalnbsp;bezielen, opeen aanneemelykewystever-klaaren. Niets kan ’er fraaijer uitgedagcnbsp;worden 1 Maar als het op het onderzoek dernbsp;ondermaanfche Verfchynzeis aankomt, opnbsp;die üicwerkzels, die we van naby zien , ennbsp;beter onder ’t bereik hebben van onze Proegt;nbsp;ven enWaarneemingen, is die Aantrekking?-kragt, mag men zeggen, een Zoort van Pro-tbeus, die dikwils van gedaante verwiflelt.nbsp;Bergen, Klippen geeveu, zoo veel men merken kan , geen blyken van Aantrekking*nbsp;„ Dit , zegt men, komtdaarvandaan,datnbsp;j, die kleine byzondere Aantrekkingen alsnbsp;5, verzwolgen wqrdenjdoor die van denAard-,, klootjdewelke oneindig grooter is”.Egternbsp;geeft men ’t ons als een blyken Uitwerkz^^nbsp;op van de Aantrekkingskragt,dat het SchuiiH*nbsp;\ welk op een Kopje met KofFydryft,
met
-ocr page 433-817
DER LigHAAMEN.
met een zigtbaare verfnelling naar den rand a a n-van ’t Kopje begeeft, „ iioe de deeltjes
H a NO-ZEL.
j, van een lighaam elkander nader raaken , „ hoe ze zig fterker aantrekken’’. Maarnbsp;waarom tragcen ze dan doorgaans, als mennbsp;ze, door hen’tzaam te drukken, nog nadernbsp;by malkander brengt; zig weer van een tenbsp;verwyderen en in hun vorigen ftaat te her-ftellcn, gelyk zc waren voor die Zamen-drukking? (Ik fpreek hier, naamelyk,vannbsp;eene aan alle kanten eenpaarigZaraendruk-king, die alleen de grootheid en niet de gedaante van ’t Lighaam verandert ) ,, Dit ge-„ fchiedtjzegt men,om dat die Deeltjes, nanbsp;„ elkander zoo fterk, als raogelyk was, aan-„ getrokken te hebbeD,elkander wederzydsnbsp;„ weer wegftooten”: waarom bezitten denbsp;uitgezette Dampen zoo groot eene kragt ?nbsp;„ om dat deDeeltjes,geeft men voor,die el-„ kanoer, toen ze nog in den ftaat van eennbsp;„ Vogt waren, aantrokken, als ze tot diennbsp;,, van Dampen zyn overgebragt, malkandernbsp;„ met geweld wegftooten”. Hoe komt hetnbsp;by, dewyl de Aantrekkingskragt dog eene
kragt
-ocr page 434-8l8HAllDHEIDEIirVl.OEISAASHEiD '
AA W-HaN G-2 Et.
is, daar alles wat StofFelykisen Lighaame^ lyk meê bezield is, dat zommige Lighaa-men, als Olie en Water by voorbeeld, zignbsp;met elkander niet vereenigen willen ? ,, Dienbsp;j, komt, om dat’er zommige Stoffen zyn ,nbsp;„ die malkander natuurlykerwyswegftoo*nbsp;„ ten. ” Enz.
Is zulk een Taal wel de Taal eener goede Natuurkunde, en mogen wy niet met regtnbsp;vreezen, zo weons daar aan gewennen, ennbsp;die Aantrekkings enWegflootingskragtennbsp;dus alles verrigten laaten, dat rnen zig maarnbsp;al te ligt onflaan zal van de moeite , om onze Onderzoekingen,ter bevordering van on •nbsp;zeKennis zoo noodzaakelyk, met y ver voortnbsp;te zetten , en op die wyszigberooven vannbsp;menige fraaie Ontdekkingen,die ’er deVrugtnbsp;van zoudengeweeft zyn ?
van het Tveeit Deel.
-ocr page 435- -ocr page 436- -ocr page 437- -ocr page 438- -ocr page 439- -ocr page 440- -ocr page 441- -ocr page 442-