ü
i
-ocr page 7-(Z to A/O L ouf)
natuurkundige
DOOR.
BEVESTIGD,
Tot opheldering van allerley dagelyks voorkomende Zaaken;
DOOK DEN HEER Abt
L'i 'üan de Koninklyke Akademie der Weeten-Schappen van Parys en vande Koninklyke Sociëteit van Londen.
Uit het Frsnfch vertaald.
£ERSTE STUKJE.
L. van T o N G E R L o.
M D C C L X V.
-ocr page 8- -ocr page 9-K o R T 5
VAN DIT
Over het Licht,
Inleving. Wonderbaare en Heilzaame voordeelenvan bet Licht. i. Zyn Uitwerh/els zyn heter bekend dannbsp;zyn Natuur. 3. Orde der Lkbchejcbryving. 4-
Eerste Afdeeling. De Natuur en Voort-ftiaaling van ’t Licht. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•
Denkbeeld vm bet Licht. 6. Het is een waare en et’ genlyk genoemde Staffe, 7. Gevoelen van Desc.^r-TES, over den aart dier ft off e’, en de Voartftraalingnbsp;vtn ’t Licht. 10. Gevoelen van Newton , over denbsp;Licktflof en derzelver Voortftraaling. iS- Gedag.’nbsp;ten over Newtons gevoelen. 16. Over dat vattnbsp;Descartes ; ’t zelve door 't Geluid en deszelftnbsp;* a
-ocr page 10-Korte lïiTioTia v\ïï het Vïfoe
overbrenging opgebelderd. 17. De Lichtfloff'e is die zelfde als de VuurBoffe. 20. En derbalven ook overal, zoowel binnen door de Lighaamen als buiten opnbsp;dezelven verfpreid. •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;22
./il wat Licht geeft, heeft ook Vuur in zig. nbsp;nbsp;nbsp;23
I. nbsp;nbsp;nbsp;Proefneeming Letters met Phosphorus op
zwart Papier gefcbreeven. 23. Ferfchynjels van den Licht-Phosphorus. 24. Oirzaaken dier verfcbeidennbsp;Verfcbynjels,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;25
II. nbsp;nbsp;nbsp;P R o E F N E E MIN c. De fleen van Bologne uit
het Daglicht in een donkere plaats gebragt. 31. Verfchynfels van dien Steen. 32. Oirzaaken van dienbsp;Vefjibf'‘fels.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;...nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;34
III. nbsp;nbsp;nbsp;Pp OE FNF.E MI NG. Een Linnen Doek, tegen
’t Vuur warm gemaakt, en in 't Donker gefcbud en gejlrteken. 37. Hy geeft Licht en Sehynfel van zig.nbsp;38. De eigen Vuurdeeltjes van ’t Linnen, of die hetnbsp;krygt door ’t Warmen, zyn 'er de oirzaak van. 38.nbsp;Dat Licht is waar Vuur.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;39
Gevolgen. De Phosphoren zyn ontelbaar, go. Zy zyn Ndtuurlyk of door Konfl gemaakt. 42. Na-tuurlyke Phosphoren uit bet dierlyk Ryk. Ds Licb*nbsp;tende Worm. 42- Litbtende Torren in Europa. 44,nbsp;De Lichtende Vliegen in de Indiën. 46. Het Vuu-
Deels, Eerste Stukje.'
renner Zee. 47. Verrot Vltejcb, Vi^ch, Haairvan luieren en Menfchen, Lekkend Vuur- ¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;50
fhosphoren uit de Groeipfen. Vermolfemd Hout 52. Bejcbryuing quot;oan bet Werktuig tot de Proef dernbsp;Phosphoren, door den Heer B' CCAPI uitgevonden.nbsp;S3- Dennebout, Schors, Katoen. Wajcb, Suiker,nbsp;Doek, Papier, .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;55
Phosphoron uit de Dtlfpffen, Diamant van Boyle. 55* -^arde y Zant, Steen, Zout, en ontelbaare andere.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.....57
Konft.Phosphoren : gemaakt of door een maatig of door Verkalking', of door Smelting en Vuur.
«... nbsp;nbsp;nbsp;5 9*
Phosphoren door maatig Vuur: fraaie vertooning van ’t Papier, 6o‘ Door Verkalking. 62. Door Smeltingnbsp;en Vuur: Eerjie uitvinding. 63. Alles genoegzaamnbsp;geeft Licht. 64. Geen Ligbaam geheel zonder Vuurnbsp;en Licht. ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;66
Voortftraaling van ’t Licht. Zy gefchied niet Oogen-blikkelyk maar by Voortgang. 67. De Licbtbolletjes borden echter niet verplaatjl. 69. Otiderpllingennbsp;*»» de Voortftraaling , fchoon met tydsverloop en vèr-traaging, egter zonder verplaatzing, te begrypen.nbsp;quot;it. Zvoaarigbeden tegen dit Gevoelen. De Voort-fi^dalifig door een klein Speldegaatle is, met of zondernbsp;* 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ver-
-ocr page 12-Korte Inhoüd van het vyfde
verplaatzing, even enlevathaar. 73. Seboonallisvel LichtbolUtjes is, kan 't egter Duijler zyn. 74. Dienbsp;Lkbtbolletjes zyn niet hejlooten als Water in eennbsp;Ton. 75. Zy Straalen egter ook min of meer zylingsnbsp;uit. ¦j6. Zonder dat of de Lugt of .de flofjes bennbsp;Weerkantfen. 77- Vereifchten tot die Proef. Aantekening. 77. De Licbtbolletjes leggen mogelyk metnbsp;bun middelpunten niet jutji volmaakt in een Regtenbsp;Lyn. 79. De eigenlyke gedaante der Lichtdeeltjesnbsp;is te eenetnaal onbekend.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;80
Tweede Aedeelinq. De Stieeklynen van ’t Licht.
l,\chtk\indt verdeeldinGezigtkunde (Opdque), Spie-gelkunde (Catoptrique) en Doorzigtkunde, (Diop-trique) . nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.82
Eerste Lid, Regtlynfcii, Licht of Gezigtkunde. Denkbeeld boe een Ry van Licbtbolletjes , zondernbsp;verplaatzing, bewoogen wordt. 84- Hoe zy eennbsp;Vonk, en boe ze een aanhoudend Licht doet zien.nbsp;g6. Denkbeeld van een enkele Lichtjlraal: Lichtkring. 8P- Hlle zigtbaare Straalen zyn reeds za-mengejleld: Licbtkegel. 89. Denkbeeld van Wyde-ring en Wyderende Straalen, (Divergencej. 90.nbsp;Vtn Straalpunten en kruijfende Straalen. 91. Van Nadering en Naderende Straalen, (Convergence). 91nbsp;Zommige eerjle Eigenfcbappen der Regtlynfcbe Lkbf
ftraalen. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘ t tj
^ Proefneemikg. Befcbryving van een Werk' tot bet doen van Proefneemingen met Regtljn-ftbe Straalen, en deszelfs Behandeling. 94. Na*nbsp;^uurlyke vertooning van een Straalpunt. 97. Hetnbsp;Licht, uit een Straalpunt fcbietende, maakt iVy-borende Straalenquot;, gg. die Kegelvorming zynvange*nbsp;‘iaante.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.... loo
n. Proe FNEEMiNfi. Een verlichte Cirkel ep verfcbeiden afflanden gevangen. loi. Het Lichtnbsp;Verzwakt, naar maate van den afjland van 'tnbsp;Straalpuntquot;, en neemt af in Evenredigheid van denbsp;vierkanten der Af[ianden,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lo*
Gevolgen. Onderjcbeid tujjcben het Lichtend en Ver* licht Lighamn. fcboon beide zigtbaar. 106 Vannbsp;beide fcbieten 'er overal rondom ontelbaare Licbtke-gels uit; ontelbaare Menfchen zien te gelyk een ennbsp;'t zelfde Voorwerp.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;108
L^le Lichtkegels of Straalen zyn volmaakt Regtlynfcb. log. Hoe wy over de Streeklyn en over den Affianinbsp;Van een Voorwerp oordeelen iio. PVy oordtelen 'ernbsp;op de zelfde wys over, door ons Gehoor, Reuk, ennbsp;Gevoel,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;....nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;n*
Onderfchepping en Stuiting van de Regte Straallynen, IVy zien de 'Vorens en Huistoppen eer dan de Grond,nbsp;* 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dt
-ocr page 14-Korte Inhoto van het Vyfdb
ie Maften eer dan ’t Schip. 113- Denkbeeld mn da Schaduw. 11^. Het getal der onderfcbepte Licht-ftraalen is in de omgekeerde reden van bet vierkantnbsp;der Af(ianden. 116. Aanmerking op de Vlekken op
't Oog. nbsp;nbsp;nbsp;...nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;J17
Een Voorwerp raakt eindelyk door zyn vryheid uit bet Gszigt. 118. Vroeger of laater naar de hyzonderenbsp;Gefteltenis van’t Oog. 120. ’t Verwy deren van dennbsp;Oogappel. 122. Voor en Nadeel van een teder en ligtnbsp;aandoenlyk Gezigt- 122. Oogen van Uilen, Kat.nbsp;ten—. 123. ’t Voorwerp verdwynt vroeger of laa.nbsp;ter uit bet Gezigt , naar zyn ,byzonderen Aart, Licht,nbsp;Kleur. Bergen met Sneeuw ziet men, die verdwy.nbsp;nen als de Sneeuw [milt. 124. En naar dat hetnbsp;min of meer verlicht is. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ug
De Straalen van Zon en Starren zyn by ons Evenwy-dig 126. Het Licht wordt door de Middelftojfen, die bet- doorloopt. Glas, Water, Lugt, verzwakt
, nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;128
III Pr O E F N E E M IN G. Het kruijfen en mengen der Licbtflraalen. Het Licht door platte gekleurdenbsp;Glazen doorgelaaten. 131. Het neemt de kleur vannbsp;HGlas aan. 133. Maakt door elk Glas afzonderlyknbsp;zynbyzonderen gekleupden Cifket. 134. En door beiden
-ocr page 15-Deels, Eerste Stukje.
den teffens een gemengde Kleur. I3S- Doch fcbynt zender gekleurd Glas leevendiger. •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*35
IV. Proefsbeming. De gekleurde Licbtjlraa-hn krui ff en elkander, 136 Kn loepen na t kruiffen, Wydtrende, van elkander boe langer boe verder af.
139. Maakenmetbm Toppen wederzyds, in t Punt der kruiffing, twee tegenoverfiaande gelyke Hoeken.
14»
Gevolgen. Het Oog de gemeene Voet[ieun van alle Licbtkegels uit alle Stippen van 't Voorwerp. 142-Die egter geen gemengde Kleur maaketi, dewyl elknbsp;afzotiderlyk den bodem van ’t Oog treft. 143-zy Schilderen daar alle Beelteinffen in omgekeerdennbsp;en regt jlrydigen Stand. 145. Proef met een Kalfsoog in een donkere Kamer. 146. Onderfcheidtuffcbettnbsp;Aanfchouwen en Zien. 147. Het Oog aanfcbouwt,nbsp;dé Ziel ziet. 148. Om dat wy de Voorwerpen onsnbsp;altyd verbeelden aan 't eind van bun Gezigtjlraa-len, en die Gezigtflraalen elkander kruiffen, ziennbsp;vsy de Voorwerpen, fcboon omgekeerd in ’t Oog getekend, Regt, 151. Den Pajer i'i ’t Oog te hebbennbsp;Denkbeeld van Gezigthoeken. 154- De fchynbaarenbsp;grootte van ’t Voorwerp hangt af van deszelfs Ge-^igtbook, 155. Die groeier of kleiner is naar dennbsp;tuinier of meerder Afjland van 't Voorwerp. 15Ö,nbsp;Eindpaal van ’t onéerjcbeiden Gszigt. I57- Ditnbsp;« jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ver.
-ocr page 16-verfcbilt naar da verfcbillende grootte van 't Oag Scherp Gezigt van een Roofvogel, 158. De groeit,nbsp;van ’t Voorwerp gijl men uit den bekenden Afjlaninbsp;159 den ^ffand uit de bekende Grootte, 161.nbsp;en uit de tujfchengeplaatfte Voorwerpen. If3
Uit de Gezlgthoeken gifl men den ouderlingen A^Jiand der Voorwerpen. 16 5-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Laan fciynt aan baar
end naauwer en laager. t66. Een Gaandery, Vaart, Weide. 167. Een lange Muur of Ry Boo-men fcbynt fcbuyns te hopen. 168. De Oppervlaktenbsp;van ’t Water ryjl; Torens, booge Mttiiren van on~nbsp;deren gezien bellen over. 169. Een regte Ry Boo-men, van verre gezien blyft Regt. 171. Eenhogtigtnbsp;cf halfmaanswyze Ry Jcbyni Recht: Zon, Maan,nbsp;ronde Lighaamen, vertomen zig als Plat.
De gedaante der Voorwerpen verandert, naar maats dat wy bm Afmestingsn min of meer fcbuins zien.nbsp;Een vierkant Jiuk Lands fcbynt langwerpig 174,nbsp;De gedaante verandert geheel ah zomrnige Afmee-tingen onzigtbaar zyn. 175. Een Blok MarnierJcbynsnbsp;een wit Laken; de Mond van een Kanon een zwartenbsp;Vlak met een rand. 176. Aanmerkingen op bet tekenen van Gezigten in ’t Verfchiet (Perlpeftives).nbsp;176. Bedriegelyke Schilderyen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;179
iSo
-ocr page 17-Deels, Eerste Stukje.
l8o. Maar in een omgekeerde orde, i8r. Derzelver Snelheid beoordeeld uit den afgdoopen Weg en Tyd.
182. dog de Ajfiand, om ‘Viiel te giffen, moet be, kev.d zyn,\ r83. en de Weg niet fchuins voor t Oognbsp;leggen. 183.' Ds traagfie Ganger fchynt zomtyds denbsp;vlugt;gfie. 184. Eindpaal van de zigtbaorbeid der Be-vieeging ; de voortgang van een Uurwyzer, Zon ennbsp;Maan onzigtbaar. 184.. 0/ bet Oog dan de Voorwerpen beweegen, is even 't zelfde: ’t Land fchynt voortnbsp;te gaan, de Schuit Jlil te leggen. •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^3^
Beiveegingen regtjlreeks naar ons toe, of van on^ af, rneejl onzigtbaar. 187. In kromme Lynen zomtydsnbsp;onzigtbaar: een Kaarskroon gedraaid i een Windmolen van ter zyde gezien. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^38
De Gezigthoeken zyn Notuurlyke Kenmerken vort da grootte der Voorwerpen: ï2}9. dog Redenering ennbsp;Gewoonte helpt ons wel zien. iöï- Wy redenee-ren 'er over. zender dat wy’t weeten. J94- Wiug-beid van Welzien door gewoonte verkreegen: indennbsp;Zangkenflenaar, Zeeman. 195. De Dieren fibynennbsp;op onze manier te zien. 197-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;E'-gelfch
Deer, ziende gemaakt, kent de grootte der Voor-quot;nierpen niet, om dat by geen Jfflanden kent. J98. De P'oorwerpen komen ons greater voer, naar man •nbsp;te dat men de Gezigtbosken door Konflglazen grot,
maakt. 199. Zon en Volle Maan fchynen aan
den
-ocr page 18-Korte Inhoud van het Vyfde
den Gezigteinder grooter dan in 't Toppunt. 201. De Hemel fcbynt' een platagtig en ingedrukt Half~
rond. nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;303
ZESTIENDE LES. Over het Licht.
Vervolg van de Tweede Afdeeling. nbsp;nbsp;nbsp;207
Tweede Lid. Het Weergekaatft Licht: of Spiegel kuude. .....
Denkbeeld van Weerkaatzing (Refleftion) des Lichts, en van Straalbreeking (Refraftion). Gevoelennbsp;van Newton, over de oirzaak der Weerkaat-zing. 2oB. Zwaarigheden. 210. Het Licht wordtnbsp;egter niet te rug geknatjl door de eigen Stcffe dernbsp;Ligbaamen. 213. maardoorde Licbtbolletjes, diezignbsp;in alle de openingen der Oppervlakte zetten. 215.nbsp;Denkbeeld van Doorfchynende Ligbaamen, 217.nbsp;De Weerkaatzing gefcbiedt zomtyds boven de Op~nbsp;pervlakte, en zonder dat ze geraakt wordt. 219.nbsp;Wy zien de Ligbaamen zelve nooit: 220, bet Roodnbsp;Laken zelf niet: 222. bet Papier zelf niet dat natnbsp;is; 223. noch o«fe de Verf deeltjes en bet Waternbsp;zelve, maar alleen de Lkbtftof, 225. liet Weer-
gekaatjle Licht verJcbUt naar den aart der OpfJf' vlakten. 227. 37« Ligbaamen kaatzen veeltyds 'tnbsp;minfie Licht af. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. j 229
Igt;rie Gevallen in de Weerkaatzing: en daar door drieëerlty zoott Van Oppervlakten: Doffe^ Blinkende en Spiegeh. 137, Qg Lübtjlraalen vallen op denbsp;Spiegels of Loodregt of Schuins. ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;234.
!• Proefkceming, Befcbryving van een Werk-tmg lot de Proefneemingen over de Weerkaatzing der Licbtfiraaltn, 233. Weerkaatzing van eennbsp;Licbtjiraai op een Platten Spiegel. 238. De Heeknbsp;Van Weerkaatzing is altyd den Hoek van Inval-ling gelyk. 240. Een Loodregte Straal fluit dennbsp;Zelfden weg te rug. 240. Schuinfe maaken den Stuit-boek gelyk aan den Stootboek. 241. Dl Lichtdselt-
jts zyn volmaakt Fesrkragtig, 242. en worden niet te rug gekaatfi door de Eigen Deeltjes der öpper-
De gelykheid van den Stuithoek met den Stootboek is dl algemeene Grondjlag der ganfche Spiegelkunie,nbsp;245- De Invallende Straalen zyn of Evenwydig,nbsp;of Wyderende, of Naderende: De Spiegels of Platnbsp;of Holrond of Verbevenrond.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;247
Eer-
-ocr page 20-Evenwydige Straaïen Weeraekaatfl door eea Platten Spiegel.
II. Proefneeming. Evenlt;‘iS}';jdige Straalen bly ven, na bun Weerkaatzing op een flatten Spiegel,nbsp;Evewdoydig. E49. Do Scrmlen, die van de Zonnbsp;tot ons komen, zyi, Jlrikt genomen, niet volmaaktnbsp;Evemvydig.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;250
III. nbsp;nbsp;nbsp;Proefneeming. Wyderende Straalen bly-
ven, na bun Weerkaatzittg op Platte Spiegels, Wyderende, . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. 2SS
IV. nbsp;nbsp;nbsp;Proefneeming- Naderende Straalen bly-
ven, na bun JVeerkaatzing op Platte Spiegels, Naderende, 256» leder byzondere Straal Wydert en Nadert ook in zig zelf, en wordt Dikker of Dunner, 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;258
Gevolgen. Ntit tn Sieraad der Spiegels. 260 M.» taaien Spiegels- 262. Glasfpiegels, inaaheneendub-hele merkaatzing. 263. Platte Spiegels mankennbsp;geen Brandpunt; 264. vermeerderen het Lichtnbsp;een Vertrek; 264. vertoonen de B'eltenijfen vannbsp;Ie Voorwerpen. 265 IVy zien de BeelteniJJen agternbsp;de Spiegels; 266 even ver, als ’er de Voorwerpennbsp;ïian voeren van af Jlain ; 266. dog met regtfhydinbsp;ge Beweegingen 268. Wy zien de BeelteniJJen evennbsp;gröüt als de Voorwerpen; 269. dog zyfcbynen zomtydsnbsp;kleiner en verder door baar flaauwer Licht. 270*nbsp;L'nks Jcbynt Regts, en Regts Links. 211. Pt e.nnbsp;Spiegel van zyn halve Langte, ziet men zig gsnbsp;heel, 272. en min of meer Velds, naar maate datnbsp;'er bet Oog verder af of nader by is. 273. De Standnbsp;4er Beeltenis is als die van bet Voorwerp ten opzigtnbsp;van den S iegel. 275. De Spiegels moeten Regthoe-iig of Loodregt in de Vertrekken geplaatji worden.nbsp;276 Als de Spiegel bewoogen wordt, beweegt zignbsp;de Beeltenis eens zo flerk. Flikkeringen van 't Wa,nbsp;ter: Spiegelkykers moeielyk te heflieren. 277.nbsp;Beeltenis heeft volmaakt de zelfde gedaante als tnbsp;Voorwerp. 279. De Beeltenis maakt weer zyn Beeltenis in een anderen Spiegel. Veelmaal verdubbeldenbsp;Reelieniffen van Kaarshroonen agter malkander.nbsp;^81. Kar.tzuilfpiegels. (Prismatiques). 282. I tint-^uilfpiegels, (Pyramidales) .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•
ViEa-
-ocr page 22-Naderende Straalen Weergekaatft door een Verhevenronden Spiegel,
V. nbsp;nbsp;nbsp;P,R o E F N E E M1 N G, Naderende Straalen wer
den ^ door Weerkaatzing op een Bolronde Spiegel, minder Naderende.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;287
Vïfpe Geval,
Evenwydige Straalen Weergekaatfl: door een Verhevenronden Spiegel,
VI, nbsp;nbsp;nbsp;Proefneeming, EvenwyHge Straalen voor
den , door Weerkaatziiig op een Verhevenronden Spiegel, JVyderende.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;288
Zesde Geval,
Wyderende Straalen Weergekaatft door een Verhevenronden Spiegel.
VIL Proefneeming. Wyderende Straalen voorden, door Weerkaatzing op een Bolronden Spiegel, meer Wyderende. 289- Klootjcbe of Bolronde Spiegels.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;292
Gevolgen. Verbevenronde Spiegels vergaderen de Zon-nejlraalen niet\ en zy maaken geen Brandpunt. 294.
-ocr page 23-’t Maanlicht geeft geen warmte ; zelfs niet door ^randfpiegels. 294. Koude op de Bergtoppen. 29lt;S«
zien de Beeltenis, in den zelfden fiand, agter den Spiegel, dog nader 'er iy, dan t Voorwerp. 297.nbsp;IVy zien da Beeltenis kleiner dan ’t Voorwerp, 298.nbsp;en zoo ueel te kleiner, naar maate het Voorwerpnbsp;verder van den Spiegel Jlaat. 299 Verbevenron..nbsp;de Spiegels maaken veiltyds de Kaderende Straaknnbsp;of Evenwydig of Wyderende. 299. Denkbeeld vannbsp;t beloop der Naderende Straalen na de WeerkaaUnbsp;^ing op verfcbeiden gedeelten van den Spiegel. 3C0.
zien Regte Voorwerpen veelal krom; 303. en de Beweegingen kwalyk gevolgd. 303. Rottingknop,nbsp;pen. Koffen van Zakuurwerken, 304. Bedriegely-Spiegels.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;30(ï
Zevende Geval.
Evenwydige Straalen Weer^èkaatft door een Holronden Spiegel.
VllI Proefneeming. Eveti'^aiydige Straaen worden na hun fVeerkaatzing op Holronde Spiego
Naderende. . nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;* i
-ocr page 24-IX. Pro EPNKEMfwo. Naderende Straalen worden na b'in Weerkaatzing op Holronde Spiegels fler-ker Naderende. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;309,
X. Proefneemino. Wyderende Straalen worden na bun Weerkaatzing op Holronde Spiegels minder Wyderende, of Evenwydig, of zelfs Naderen-
• nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;310*
Brandpunt van een Hollen Spiegel. 314. Brandpunt der Evenwydige Straalen-, 314. der Naderende ennbsp;Wyderende Straalen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
Gevolgen. Holronde Spiegels zyn Brandfpiegels. 3riy. Zonderling Uitwerk fel: Een gloeiende Kool in 'tnbsp;Brandpunt van den eenen Spiegel /leekt Stoffen aan,nbsp;in t Brandpunt vanden anderen, 30 en 50 Koetennbsp;ver. 317. Behandeling dier Proefneeming, 317 en
Verklaaring van 'i Verfebyrfsl, nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;320
Dl
-ocr page 25-Jöe tviee algemeens vereifcbtsny om een Voorwerp derjcbeiden en duidetyk te zien. S^3'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
werp ^ dat Urmen 't Brandpunt, dat is, tujj Spiegel en Brandpunt jlaat, zien wj de Beslteninbsp;agter den Spiegel. 325. Vait een Voorwerp buitennbsp;’t Brandpunt, dat is, tujjcben Brandpunt en Mid-ielpunt, komt de Beeltenis uit den Spiegel. 326. Dttnbsp;Beeltenis Jlaat dan altyd verkeerd. 328 De Beetnbsp;tenis Van een Voorwerp binnen 't Brandpunt, ziennbsp;wy agter den Spiegel verder agterwaarts, dan betnbsp;Voorwerp 'er Van voeren van af is, 330’ 'snbsp;fens merkelyk grooter: 331. dog zoftayds geboogennbsp;en misvormd.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*
Holronde Glazen Spiegels, uit Dlas gejleepe». 333* Holronde Glazen Spiegels, van Glas door Hitte geboogen en gekromd. 334 Manier om de Holrondtnbsp;Glazen te foelHn, uitgedagt door de Engelfchen.nbsp;335. Voordeelen van de Glazen Spiegels boven denbsp;Metaalen. 337. Voordeelen van de Metaalen Spie^nbsp;gels. 335. Dg Glazeti Spiegels moeten uit éénjlulenbsp;zyn. 339. i^epels, Kaffenvan zak Uurwerken, en allerhande gladde min of meer Holronde Metaalen bodems , zy,, Holronde Spiegels,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;34®
A.A.NMERKINGEK.’ Over de Gemengde Spiegels. Denkbeeld van ten Gemengden Spiegel- Dwee-
-ocr page 26-Korte Iniioito tan het Vyfde
zms, in hm Hoogte, en in hm Breedte, aangt* merkt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;34*
Rolfpiegel (^Miroir Cylindrique) is in zyn Hoogte ei^ Vlakke, in zyn Breedte een Verheven of eennbsp;ronde Spiegel. 343- Vertoont de misvormde VooriuVnbsp;pen, onkenhaare Tekeningen, Notuurlyk. 345. Ö*nbsp;Natuurlyke Voorwerpen misvormd. 346. Een jVi'nbsp;terpas Tek ening loopt wat fcbuins op, en verheven^nbsp;dan 't Waterpas, 346. en fcbynt greater, nOi'nbsp;maate men ’t Oog wat hooger boven de Tekeningnbsp;houdt. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;34?
Kegelfpiegel {Miroir Conique'). Men ziet ’er de Bsel' tenis der Voorwerpen op den Bodem van den Kegei'nbsp;348. dog kleiner, en Nader by bet Oog, en innbsp;Omgekeerde 'orde. 450. Die Spiegel vertoont een gl‘nbsp;heel misvormde en onkenhaare Tekening Natuurly^'nbsp;351. Een Natuurlyk Voorwerp te eenemaal mVnbsp;vormd,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3
Jlgemeene Regel «in de üitwerkfels te verklaaren allerhande zoorten van Spiegels.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;35^
derde lid.
Straalbreeking van ’t Licht: of Doorzigtkunde. ^Ntdekking der Straalbreeking. 353. Regelmaatif
en onregelmaatige Straalbreeking, 357- Denkbet
ü
-ocr page 27-ioe de Straalbreeking gefci'edt. 357. Tixiee vireifcb-*en tot alle Straaibreeking; fcbuinsbsid van Inval, fn verfchil van Middeljiof. 359. Haar eigenhk-oirzaak is minder bekend dan baar Wetten. 3lt;5»
!• Proefneemintt. Btfcbryving van een Werk~ tuig tot bet doen van Proefneemingen over de Straal'nbsp;breeking , en deszelfs Behandeling. ^61. De Licht-Jiraal breekt als by in 't Water komt. 364. Eertnbsp;Licbtflraal beeft, naar maate dat by meer of minnbsp;Jchuins Valt, meerder of minder Breeking, een Lood-fegte geene. 363 In 't Glas is de Breeking flerkernbsp;dan in ’t Water. 366. h ’t Water ftaat de Breek-boek, of deszelfs Hoekmaat (Sinus), tot den Val-boek of zyn Hoekmaat, altyi befiendig als 3 tot 4.'nbsp;in ’{ Glas omtrent als 1 tot 3., 36(5, Een gebrokennbsp;Straal, Weer gehaat H, wordt, als by uit bet Waternbsp;hmt, weer eveneens gebroken, en keert den zelfdennbsp;weg te rug.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;367
beid
Vyf algeiueene Wetten'der Straaibreeking. I. Een Jchuinfe Licbtflraal in verfcbillende Middelfoffen,nbsp;^^eth ahoos. 368. IX. Maakt zyn Breekbocknbsp;•einer zg ly Digter, grooter zo hy in Tier valt,nbsp;3*^8. IJi. 21yn beiden Hoeken, van Breeking en Val,nbsp;^^ouden ahyd bun bejiendige Evenredigheid. 369.nbsp;^e Straaibreeking vermindert de Werkzaam.
-ocr page 28-Korte Inhoud van het Vyfde
liid van 't Licht niet. 370. V. De heide Strat,le« hl'^ven in ’t zelfde Vlak. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;37lt;J
Verfchil over de oirzaaken der Straalbreeking. 371-Gevoelen van Descartes; die bet Licht in eelt Digter MiddeIJlof eenvryer doorgangtoefcbryFt. 371.nbsp;Zvoaarigbeden. 373- Digter Ligham kan eg'nbsp;ter wel het Licht een vryen doortogt geeven. 374nbsp;Kwalyk gegronde Gifflng van Descartes, waarnbsp;cm Water bet Licht vryer doorlaat dan Lugt. 376nbsp;Gevoelen der Newtoniaanen , die de Straalbree'nbsp;king toefchryven aan de Aantrekkingskragt. 377-Zwaarigbeden. 380. Geen van beiden voldoet genbsp;noegzaam- 381- De Straalbreeking wordt ook nietnbsp;door Weerkaatzing tegen de Wmden der Openmget)nbsp;van de Lighaamen veroirzaakt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;383
Gevolgen. Een Regte Stok, Jchuins in 't Water ge-ftoken, vertoont zig krom en als gebroken. 385. Een ftuk Geld, dat men niet zien kan, 'op den bodemnbsp;vat^ een Kom, door 't opgkten van Water zigtbaarnbsp;gemaakt. 387. Vijck, en al wat onder Water is,nbsp;ziet men niet op zyn waare plaats. 387. Zon ennbsp;andere Himelliebienziet men eer ze nog opgegaan,nbsp;en na dat ze reeds ondergegaan zyn 389. Men zietnbsp;ze nooit op bun waare plaats, dart als ze by ’£ Toppunt zyn. 390, Hun Straaien befcbryven een kromme
n,e L'^n in den Dampkring. 392. De Straalbree. kinsr jj Jlifhif flaauwer naar de verfcbillendenbsp;giflehenis van den Dampkring. 393 Een en 't zelf-dt Gebouw fchynt zmtyds beoger, by meeting, zoin-tydi laager, 39^. Zon en Maan vsrtoonen zig bynbsp;den Gezigteinder langwerpig Rond, 39S. De Maannbsp;gaat geheel Vtriuijleri op, terwyl de Zon, 'er te-gen ever, nog fcbynt. 397. De Maan,fcboon ge-
beei Verduilie'd , blyft zigtbaar. . nbsp;nbsp;nbsp;398
^e Straalbf’ ekende Oppervlakte is of Plat, of Ver-bevenrond, of Holrond: de Straalen of Evenwy-dig of Naderende of Wyderende. . nbsp;nbsp;nbsp;400
Eerste Geval.
E^enwydige Straalen, vallende fchuins uit een xler Middelftol in ten Digtcr, die c-en Plattenbsp;Oppervlakte heeft: en uiteen Digter lanbsp;een Yler.
II, Proefneeminq. Werktuig en Toe.(lei tot de Proeven van Straalbreeking in Digter en TClernbsp;^iddeljloffen met Plotte Oppervlakten. 40a. Even-tttydige Straalen uit de Lugt in 't Water, en uit 'tnbsp;Water in de Lugt vallende, blyven Evenwydig. 404'
Twee-
-ocr page 30-Wyderende Straalen, vallende uit een Yler Mid-delllof in een Digter, en uit een Digter in een Yler, beide met Platte Oppervlakten.
t
IV. Proefneeming. Wyderende Straalen, uil de Lugt in ’t Water vallende, Wyderen minder-409, Uil bet Water in de Lugt, Wyderen jlerker'
m nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^lO
Evenwydige Straalen breeken in een Digter Mii' deljlof naar de Loodlyn toe: dog blyven Evenwy’
dig’
-ocr page 31-lt;lig. 410. Zy loepen , iveer in Tier Middelflof kf‘ wende, V.vennW’id'g met hun f^allyn (Incidence.)nbsp;4!a. Kaderende Straalen Naderen in een Digter ftofnbsp;minder, in een Tier Jlerker. 414.. Wyderende Straalen IVyderen in een Digter Stuf minder , in een Tiernbsp;fierker. 415, Door een Digter Stof heengelvopennbsp;Wyderen ze jlerker dan ze by hun Val deeden. 41*^
I. Befluit. Evetmydige, dog maar een weinig fchuins , en digt by één vallende Straalen, blyven door eennbsp;Digter Middeljlof met kromme , dog Evenwydige,nbsp;Oppervlakten beengeloopen, aan bun Valtyn en aannbsp;malkander Evenwydig.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•
II. Befluit. Evenwydige Straalen door een Digter Mid-deljlof met Vlatte, dog niet Evenwydige, Opper, vlakten beengeloopen, blyven niet Evenwydig aannbsp;bun Vallyn. ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;«
een
Gevolgen. De Zonnejlaialen maaien door Platte Glazen, en in JlilJlaande Wateren geen Biandpunt.nbsp;420. Dunne Ruiten en Glazen veranderen bet Ge-zigt niet. 4ai. Door Dik Glas en door Waternbsp;fcbynt een Voorwerp Nader. 421. E^n Vifch legt laager dan hy fcbynt, 422. Del Water fcbynt altydnbsp;minder diep, dan bet is. 423- Eegte Voorwerpen,
is
Korte Inhotjd van het wede
ten Looden Buis ,dange Stok , de Vlakke Grond van een Vyver, fcbynsn bom en gebocgen. Keitjes,nbsp;Hout, Steenen, Groente, Vijcb, alles fcbynt onder t Water zwaarer en grooter, 426. Dog ver-plaatjl zig niet als men 'er Loodregt op neer ziet,nbsp;427. Dik Glas, wiens zyden fcbuins met malkan-deren loopen, doet alle Voorwerpen zien op de verkeerde plaats, 429. en doet bet zelfde Voorwerpnbsp;zomtyds zien op twee plaatzen te gelyk 430. GiaaS'nbsp;jes m:t Ruiten of l-'acetten gefleepen. 430. Vereifcb-ten en voorzorgen om ’er de Voorwerpen geheel ennbsp;tnderfcheiden door te zien, .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
Vierde Geval.
Evenwydige Stvaalen, va'lerde uit een Yler Mid-delftof in een Digicr, die een Verhevenronde ¦ Oppervlakte heeft .
V. Proefneeminc. Evenwydige Straalen uit ie Lugt in 't Water met een Verbevenronde Oppervlakte vallende, worden Naderende, ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;434
V T F*
-ocr page 33-Debis, EerST£ StüKji.
V ï F D, E Geval.
Naderende Straalen, valtende uit een Ylff Mid-delftof in een Digter, met een Vetheven-londe Oppervlakte.
VI. Prof.J^ailerende Straalen, die hun Zamtnlrtppttnt hebben in 't Middelpunt zelfnbsp;Van de Verbevenraude-Water Oppervlakte, Bree~nbsp;hen niet: die bet binnen hebben, worden nsin-der Naderende: die 't 'er buiten hebben, Jlerkernbsp;Naderende.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;436
Zesde Geval.
Wyderende Straalen , vallende uit een Yler Mid-delftof in een Oigter, met een Verheven* ronde Oppervlakte.
VIL Proef NEEM IN ö. Wyderende Straalen uit de Lugt op de Verhevenronde Oppervlakte van ’tnbsp;Water vallende, worden minder Wyderende, ofnbsp;Evenwyiig, en eindetyk zelfs Naderende. 438. Hetnbsp;Toppunt van een Lichtkegel of Zameniooppunt dernbsp;Naderende Straalen is geen enkel Punt, maar eennbsp;klein Rondje of Cirleltje, .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;44*3
adile Loodregt vallende Straalen loepen zonder Broeking reg( doDf^ nbsp;nbsp;nbsp;Df Bvenwydige die min of
meer
-ocr page 34-Korte Inhout van het Vyfde
metr fcbuins vallen, veresnigen en Tiruiffsn zig ep de As, daar ze egter niet een enkel Punt maar eennbsp;Cirkeltje, als hun Brandpunt vormen. 44.5. De biU'nbsp;derende Straalen, die bun Naderpunt in 't MiddeUnbsp;punt van de Verhevenrondbtid hebben, vallen Lood.nbsp;regt en lyden daarom geen 'Ëreeking. 446 Die 'tnbsp;Nader of Verder hebben, worden naar de Loodlynnbsp;toe gebroken, en naderen daar door bet Middelpunt.nbsp;447. Wyderende Slraalen zyn ook de veranderingnbsp;van hun Beloop aan de Broeking naar de Loodtynnbsp;toe verjcbuldigd.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;447
Loop van Evenwydige, NaderendeenWyderendeStraa-len , uit bet Water, met een Verbevenronde Oppervlakte , in de Lugt. nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;448
Gevolgen. Glazen Bollen met Water, die een Jlerk Licht geevsn, en van Handwerkslieden gebruiktnbsp;warden om 'er ’s avonds by te werken. 449. Eennbsp;Ronde Bol vertoont zig in een Waterglas Eirond.nbsp;450. Glazen Bollen met Water gevuld, of geheelnbsp;van Glas, geeven een Brandpunt, dog fleeken geennbsp;Bebangfels of Huisraad aan. 452. Denkbeeld vannbsp;ie vorm en maakfel van de Verbevenronde Stbyvennbsp;of gewoone Brandglazen. 453. Nooit brengt egternbsp;een Oppervlakte , boe ook van vorm en beloop, denbsp;Straalen tot een enkel Punt, 456. Brandglas uitnbsp;verfcbeiden Platte Glaasjes zmnengejitld. 457. Het
Brand-
-ocr page 35-Deels, Eerste Stükje.
irandpunt van een Brandglas door een tvieeat Brandglas verjlerkc.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;459
De Verhevenronde Glasfchyven vergrooten de Voorwer-pen: ^.6o. doen ze geheel of maar ten deele zfen, naar ’t Oog nader of verder van ’t Glas is: 4^^nbsp;doen zomtyds alles verward zig vertoonen, 4®^ *ƒnbsp;het Voorwerp omgekeerd en voor ’t Glas zien: 4Ö3nbsp;makken de Voorwerpen belderer en klaarer, 466nbsp;zomtyds mismaakt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4^7
Zevende Geval.
Evenwydise l-ichtftraalen, vallenJe uit een Yler Middclftof in een Digter, die een Holrondenbsp;Oppervlakte heeft.
Vin. Proefneemïng. Evenwydige Straalert uit de Lugt in bet Water. met een Holronde Oppervlakte vallende, worden Wyderende.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;47°
Agtste Geval.
Naderende Straalen, vallende uit een Yler Mid« delftof In een Digter, met een Holrondenbsp;Oppervlakte.
ÏX, Proefnee min o. Naderende Straalen uit de Lugt in 't Water, met een Holronde Oppervlakke vallende, worden minder Naderende.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;47*
Ne.
-ocr page 36-Ko RTE INHOUD
Negendb GavAt.
WyJerende Straalen, vallende uit een Yler Mld-delftof in een D'grer, met een Holronde Oppervl.ikte.
X. Proefnebminö. IVyderende Straalen uit de Lugt m ’t IVdter, met een 'Holrsnde Oppervlaktenbsp;vallende, loepen, zo ze bun Wydefpunt in't Mid-gt;nbsp;dilpunt zelf van de Hdrondbeid hebben, Regtlynsnbsp;door en breeken niet: 474. die bun Wyderpunt nader by de Oppervlakte, binnen dat Middelpunt, hebben, Wyderen mindert 474. die het'er buiten hebben, JVyderen fterker. 474. Hun fcbuinsbeid vannbsp;Invalling, en Breekwg naar de Loodlyn van dienbsp;Oppervlakte, is 'er de oirzaak van,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;475
Gevolgen. Glazen met wederzyds eene Holronde Op-pervlükte. 478- Zy doen de l^norwerpen zig kleiner vertoor.en, 480. en nader by, 482. waar ook dienbsp;Voerwerpenmogengeplaatji zyn. 484. Een Glasnbsp;aan de eene zyde Holrond, aan de andere Plat,nbsp;verkleint ook de Voorwerpen, en brengt ze Nadernbsp;dog beide in minder waate. 485, 486 Alle Holrondenbsp;Glazen verzwakken hef tkbt der Voorwerpen, ennbsp;iatn %t minder belker en klaar zien.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;488
DER
Plant. 1.
J^^guur T. Verbeeldt hoe een Stra^lpvmt, ofellcal* lerkleinft Lichtend Lighaamtje, rondom naar allenbsp;kanten zyn Straalen uitfchiet; en het gemeennbsp;Middelpunt is van alle die Lichtflraaien, die omnbsp;het zelve een garfchen verlichten Kloot, of Licht»nbsp;krin^, {Sphere de Lumiére), bier flegts in’t plat vertoond, met malkanderen vormen.
figuur 2. Afbeelding, dat ieder Lichtftnal, uit een Suaaipunt voortgefchooien, niet over zyn gan-fchc langte even Dik is maar een zoort van Punt-zuil of Lichtkegel vormt, wiens Voet op het Oognbsp;ftaat van den Aanfchouwer. A is het Punt of kleinnbsp;Lichtend Lighaamtje daardeSrraaluitvoorfchiet,nbsp;hur het Toppunt van den Lichtkegel; B het
Verklaa«ing.
aÜenkens dikker‘geworden einden Voetileun, di« tegen het Oog iloot.
Figuur 3. Denkbeeld van Spreidende of IVyde-rende Siraalen {Divergens'). CD, CE.zynWydC' rende Straalen, die uit hun gemeen Straalpunc Cnbsp;voortfchieten. DCE is derzelver hoek van fFynbsp;dering {Divergence). CF, CG meer Wyderendcnbsp;Straalen: FCG derzelver Wyderingshoek. Denbsp;meerder of minder trap van Wydering der Straa-len wordt geineeten uit de meerder of minder groot»nbsp;te van den Hoek dien ze met malkander maken:nbsp;dus hebben bier CD, CE, een minder Graad vannbsp;Wydering, worden min Wyderende Straalen ge»nbsp;noeind,'dan GF, CG: o?n dat de Hoek DCBnbsp;kleiner is dan de Hoek FCG.
Figuur 4. Vertoont hoe een Brandende of Lichtende Oppervlakte, als de Vlam vaneen Kaars, by voorbeeld; uit een oneindige menigte van Straalpun»nbsp;ten Lichliraalen uitfchiet, die elkander Naderen,nbsp;inéén loopen, zig kruiffen, op ontelbaar verfchil-lende wyzen. In deeze figuur worden flegts drienbsp;Straalpunten van de Vlam , en maar een zeer kleinnbsp;getal van de Lichtftraalen, die ze van zig geeven.nbsp;vertoor d; om door een te groote menigte geennbsp;verwarring en onduidelykheid te maaken.
Figuur 5. Straalen, die uit twee verfchillende Lig' haamen, of uit twee verfchillendeStraalpunten va»
ee0
-ocr page 39- -ocr page 40-Verklaakinb
i, c, 5, drie Gaten van een Duim Middellyn, di* men met Middelfchotjes vernaauwen, ofttoppequot;nbsp;kan; in den binnenkant van het Kasje, daar de StraS'nbsp;len dboTkoraen, en daar men wel een Buisje m^*nbsp;een Vergrootglas in zet.
FK. Houten Regelmaat, die aan ’t Kasje vaft is op den Voet K ruft, daar hy Waterpasmêe draai'nbsp;en kan, om den Loop der Zon te volgen.
L. M. Dunne Houten en Bordpapieren Schyven, int* of zonder Gaten, die men Loodregt op de Regel'nbsp;maat zetten, en voor en agterwaarts verfchuivei*nbsp;kan.
De Lichtftraal, uit het Straalpunt c fchietende» fpreidt zig en verlicht de gantfche Schyf L. ZoiH'nbsp;mige van die gefpreide of Wyderende Straalen»nbsp;door de Gaten in de Schyf L doorgelaaten, ma*'nbsp;ken verlichte Cirkels op het Bordpapier M; di*nbsp;grooter of kleiner van omtrek worden, en wiefnbsp;Middelpunten verder van elkander wyken of to*nbsp;een Naderen, naar maate men M verder Agtef'nbsp;waarts of Voorwaarts fchuift. Ten blyke dat dlt;nbsp;Lichtftraalen, uit een Straalpunt of allerkleiniinbsp;Lichtend Lighaaam voortfchietende, van elkand^*nbsp;fpreiden, met min of rtieer Wydering; en Kegt^'nbsp;vorming van gedaante zyn.
Figuur 1'
-ocr page 41-De* P l a a t e w.
{ flgnur 7, Het Yler worden der Wydeiende Licht*
ftraalen, en ’t verzwakken van ’t Licht.
e. Het gemeen Straaipunt, waar door het Licht in de Donkere Kamer komt.
j l, De Schyf met een Gat, daar een Straal door ge*
, nbsp;nbsp;nbsp;laaten wordt.
n. Hei; Bordpapier, daar de Straal op gevangen Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wordt, en een verlichten Cirkel maakt.
’ De Talletters, i, 2', 3, 4, betekenen de afftanden van het Straaipunt c; op welke het Bordpapier Mnbsp;beurtelings gehouden wordt. DeMiddellynendernbsp;( Cirkels neemen in grootte toe als die-afftanden *
lt; en ayn op letter 2 tweemaal grooter, op 3 drie*
, maal grooter als op i. liet Licht verzwakt als de vierkanten der afftanden.
Figuur 8. Denkbeeld, hoe men oordeelt over de * Streeklyn en over den Afftand van een Voorwerp.
, P R. As van den Lichtkegel, die uit een Punt van f bet Voorwerp op ons Oog valt. In die As zien wynbsp;\ altyd het Voorwerp, en oordeelen het daarom»
( hier of elders, op die As of derzelververlenging , RQ, te zyn. Die ganfche Lyn PR, en hoe veelnbsp;men ze nog verder zou willen rekken» zondernbsp;??? anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;eeni;
-ocr page 42-VsKKLAAKlirai
eenige bepnallng van langte, is b/ ons de Streef lyn van ’t Voorwerp, dat wy zien.
R. Toppunt van den Lichtkegel, en de plaats df*' halven daar de Wyderende Straalen, die op o®*nbsp;Oog vallen, indien ze Regtiynfch den zelfd®''nbsp;Weg, dien ze kwamen, te rug keerden .zouden 2®'nbsp;menloopen. Op die plaats van de As, of vannbsp;ganfche Lyn PQ, bepaalen wy den Afftandvan 'nbsp;Voorwerp.
Figuur p. lïet kruiden der Lichtkegels, ofStraale®'
*, c, h. Drie Gaten in ’t Kasje van de Donkere K®' flier, die de Straalen in laaten. a is met een pl®'nbsp;Rood Glaasje, h met eenBlaauwgewapend, fO®'nbsp;gekleurd; om de Straalen van ieder beter te kU®”nbsp;oen onderfcheiden. Zy vallen alle op een Loo^nbsp;regtftaande dunne Metaalen Plaat, in wiernbsp;den een Gat is van zes Lynen Middellyns, w***nbsp;in ze zig kruilTen.
te. Ongekleurde Middenftraal, die regt uit do®^ loopt, van e tot e.
ih
-ocr page 43-Bï» ?LAAT*»'
• d. Hoode Straal, die aan de regter zyde ftaande voor de Plaat, agter dezelve aan de flinker zy ®nbsp;van c t ftaat; cn dus van a tot d loopt.
b/. Blaauwe Straal, die van de (linker Zyde ko mende, aan de regter aig vertoont in /. De Straa-len kruiden dethalven malkander in ’t Gat van denbsp;Metaalen Plaat.
figttw 10. Denkbeeld hoe wy de Voorwerpen, wier Beeltenis op den bodem van ’t Oog verkeerd getekend ftaat, Regt zien,
r
fl'
ff
ACB een Pyl, welker Sttaalen A a en Bb, van de twee uiteinden AenBvallende, ziginE, daai zynbsp;in ’t Oo§ komen, kiuiffen.
aeb. Beeltenis van die Pyl op den Bodem van t Oog, door deze Straalen, omgekeerd gevormd- De»nbsp;wyl wy ons altyd verbeelden, dat de Voorwerpennbsp;Sepiaatft zyn aan 't uiteind van den Gezigtftraal,nbsp;die ae ons doet gewaar worden, zien wy het deelnbsp;o van de Pyl natuurlyker wys in A, het deel b innbsp;en dus de gantlche Pyl ACB Regt.
AEB wordt ook Gezigthoek genoemd van 't Voorwerp ACB. H El isde Gezigthoek van de PylHL
Die hoeken worden kleiner, naar maate van de^ verren Afftand van 't Voorwerp: gelyk hier dlnbsp;Hoek HEI kleiner is dan de Hoek AEB, om d^tnbsp;Hl verder van ’t Oog afftaat dan ACB. Het zelf'nbsp;de heeft ook plaats ten opzigt van de Hoeken dooinbsp;diezelfde Straalen in’t Oog gevormd aE 6: dewylnbsp;zy tegen over ftaande Hoeken, en bygevolg hu'*nbsp;buitenfte altyd gelyk zyn.
DeBeeltenilTen derVoorwerpen vallengrooterofklei' ner, maar maate van ’t grooter of kleiner maakfefnbsp;van ’t Oog, dat is van den afftand luflchen deflnbsp;bodem van ’t Oog en ’t punt van de kruifling de(nbsp;Straalen E. De Beeltenis is kleiner in GG, dan iiinbsp;’t Oog DD; en kleiner in DD, dan in een Oognbsp;van grooter maakfel gelyk FF.
Figuur II. Laan van Boomen die naar ’t eind aliens* kens naauwer en laager fchynt te worden. Naaü'nbsp;wer; om dat de Hoeken door de Gezigtftraalsünbsp;van ieder paar Boomen i en i, 2 en 2. 3 en 3'nbsp;4 en 4, 5 en 5,6 en 6 in ’t Oog gevormd, ho«nbsp;langer hoe fcherper wo-rden, en daarom de Af'nbsp;ftand tUffdhen 3 en 3 kleiner gelykt, dan die van*nbsp;en 2 : tulichen 6 en 6 kleiner, dan tufte hen 5 o®nbsp;5: en zoo voorts van ieder legen elkaar overftaandnbsp;paar B«nomen. Laager; om dat de Gezigtftraa'efnbsp;ivan den Voet en van den Top van ieder Boom
des. P ,D a -A T 'E h.
Veel fcherper Hoeken jnaaken, naar inaate dat ze Verder van 't Oog zyn; dus is de Hoek der tveee
Straalen van Boom i gro.ooter dan deHoek-van die Van den Boom 6; en komt ons daarom defizeJloom
zoo hoog niet voor.
Figuur. 12. Regte Rj van Rootnen die een weinig van ter zyde gezien , fcheynt fchnins te loopen.
PQ. GezigtS'As, legt voorwaarts uit, waarmee wy den Stand der Ry Boomen veigelyken. Aandeezenbsp;Gezigts-As fcbynt de Ry allenskens nader te komen,nbsp;dewyl de Hoeken 3 P Q, 4PQgt;
^ens hoe langer hoe fcherper worden • en daar door de afftand van de B omen 3, 4. S'nbsp;de Gezigts As, hoe langer hoe Kleiner fchynt.
Plaat IV.
Figuur 13. RR. Regte Ry van Boomen , dievanver-^e gezien genoegzaam eveneensblyft op tGez-g.. dewyl alledeGezigthoeken, door ieder paar Boo-
I en z. a en 3 , 3 en 4,4 eti 5 ^e. in t Oog Eevormd, aan elkanderen genoegzaam gelyk zyn.
figuur nbsp;nbsp;nbsp;Halfmaanswyze geplanteRyPoomen STV ,
)|r ]|L ^ nbsp;nbsp;nbsp;diC
-ocr page 46-V EB KL A A R I K O
die van verie Regt fchynt als de Lyn SV j en aa* wier einden, SenV, deBoomennaderbymaikafl'nbsp;der fchynen te ftaan : om dat, op dien verren Af'nbsp;fland, het verfchil van T samp;c. uitdegenoegzaaiHnbsp;even veel Wyderende Straalen van ieder Boorfnbsp;niet te onderfcheiden is: en om dat de HoekeOnbsp;van de Boomen S 2,8 V fcherperzyn dan die vannbsp;de Boomen 4 en 5, 5 en 6.
Figuur 15. Een vieikant Buk Lands, dat korter eO daarom langwerpig fchynt.
AB. De breedte van’t Land; AG de langte: dewyl deezs langte fchuins (laat, en niet vlak Regt op'tnbsp;Oog als A B, maakt ze veel fcherper Hoek in ’tnbsp;Oog dan AB; fchynt daarom kleiner, en maarzoonbsp;groot als A a,. waar door het gantfche (luk als kot'nbsp;ter en langwerpig van gedaante voorkomt.
Figuur 16. Denkbeeld hoe een Verfchietgezigt(P«r' fpeSiivt) van een Ry Boomen af te tekenen.
FE. Regte Ry Boomen uit G gezien, e/Plaats en Grootte die ieder Boom, naar Evenredigheid dcfnbsp;, Gezigthoeken enStraalen, op deRegtftandigeSchil'nbsp;dery hebben moet.
Ff
ii
-ocr page 47-PEK PLAATEN
^guur 17. Twee Lighaaraén in Beweeg'mg dog ©p \eifchiUenden Afftand, van verre gezien.
IK, LM, merkeiyk in Ungte verfchillende Wegen, dog die, hun Afftand onbekend of niet-merkbaarnbsp;zynde, even lang fchynen, otn dat ze.beiden dennbsp;zelfden Gezigthoek in P maaken.
om
IHK., LCM boogen wier verfchil van langt?, de zelfde reden, niet te merken is.
IM, Weg die fchnins op ’t ©og ftaat, en niet langer fchynt dan IK; om dat de Hoek IPM even groot is als 1 PK, LPN Gezigthoek^zoo kleinnbsp;dat de Beweeglng langs LN onzigtbaar wordt. Indian de Hoek beneden de 20 Sekonden was, ennbsp;LN 600 Voeten lang, zou de Beweeg'mg, al wasnbsp;ze zoo fnel dat het Lighaam dien weg in ééhe Se.nbsp;konde afliep, en bygevolg zoo fnel als teen eerftnbsp;afgefchootenKanonkogel, egter niet gezien kunnennbsp;Worden, maat het Lighaam fchynen ftlT té liaannbsp;zonder van plaats te veranderen.
%««»• r8. Een Lighaam in een ronden Kring be-’quot;oogen: zonder dat men ’t een Kring zie maaken.
Kring dien ’t Lighaam befchryft. Y R ^e-* * ? j nbsp;nbsp;nbsp;zigt'
-ocr page 48-VïRKLAA«ÏN«
^iigt-As, die in ’t Vlak van den Kring valt, endaaf door tegen den Omtrek van den Kring aanloopt)nbsp;zonder deszelfs Oppervlakte te kunnen zien.
TXMiddellyn van den Kring, langs welke het Lig* haam flegts heen en weer fchynt te loopen.
Figuur 19. Zon en Maan fchynen ons aan den Ge* zigteinder grooter dan aan’tToppunt, fchoondenbsp;Gezigthoeken, daar wy haar onder zien, aityd eveOnbsp;groot blyven.
DCE verbeeldt den Gezigteinder; D 50 de helft van ’t Hemels halfrond; C het Middelpunt vaOnbsp;dat halfrond, waar uit wy den Hemel zien.
aCb. Gezigthoek. waar onder wy de Volle Maan zien, en die overal de zelfde blyft: dog dewyl denbsp;Maan, naar mate datzehoogerkomt, fterker verlicht wordt, fchynt ze ons nader te komen, eHnbsp;daar door, in vergelyking met de voorgaande Stand*nbsp;plaatzen, kleiner te worden.
A: plaats daar wy ons verbeelden de Maan te zyO op 15 Graden hoogte.
-ocr page 49-n K A r L A A T ®
B: plaats €1) grootte ,¦ dieze ,oos fchynttehelAgt;enlt;^ 45 Giaaden.
¦ 'j r.y
DZE; vorm, als van een platagtig en ingedrulctGe* welf, die het halfrond des Hemels fchyiiteehc}?.nbsp;ben: om dat het in 't Toppunt boven.Z-fletitnrnbsp;verlicht isgt; en daar door nader fchynt dan aan deu
GezigteinderD.
ZESTIENDE LES.
Float I.
Piguur I. Schuinsvallende Li'chtflraalen op een Platten Spiegel, maakendenStuithoekaUydgeljk.aan den Stoothoek,
Platte Spiegel, fc Straal die 'er Loodregt op ''alt j en ia zig zelven weer te rug kejsjst.
Schuinfe Straal, die op den Spiegel valti-cff-de zelfde Straal, die 'er af fluit.
dp
’ nbsp;nbsp;nbsp;dg Waterpas enLooJregteBeweeging, waar
de fchuinfe Beweeging dc van den vallenden
’• ''aal ontbonden 'wordt.
-ocr page 50-Versla A Kiira
tb of Pff, en Waterpas en LoodregteBcweegin? van den afftuitenden Straal ct: beiden geljrk aaonbsp;de twee voorigen.
dch Hoek van InvallIngofStoothoek, gelykaanse# Hoek van Weerkaatzing of Stuifhoek.
Figuur 2. Afbeelding vanbet WerktuigtotdeProef' neemingen over de Weerkaatzing van de Licht-draaien.
ABC Cirkel of Ronde Schyf van Hout of Metaal van 26 Duimen Middtilyris, die met den randnbsp;Lpodregt (laat op een Voet, dien men kanlaateOnbsp;ryzen of daalen ; zy draait om haar Middelpunt ennbsp;blyft (laan, gelyk men haar zet. De Ointrek i*nbsp;in vieren en ieder in 90Graaden verdeeld; en (laatnbsp;op vier Voetjes, drie Lynen boven de Schyf.
A, een vierkant Koperen Plaatje van 4 Duim me* een gat in ’t midden, en een bosje om ’er Glaasje*nbsp;en Middelfchotjes in te zetten, Loodregt op de»nbsp;xand of Oiiurek der Schyf.
B Langwerpig Raamtje van geolied Papier, van 3 en 6 Duim, naar den Omtrek gekromd, met d war*'
Ure*'
-ocr page 51-Plaats M.
®reepen, van de zelfde wydte als de Graaden, gete-l^end; verfchuifbaar, gelyk ook A, langs dea Omtrek.
O, nbsp;nbsp;nbsp;jjp jeSchyf, met fchui-
daar men de Spiegels in fchuift; wier midden vlak tegen ef komt; ’t zy ze Plat, Hol of Verhe-^Enrond zyn»
Oe Straalen vallen door de gaatjes in A op den Spfe-6el in C D, en worden te rug gekaatft naar B.
Graden op den Omtrek ter wyderzyden, wyzca «Ie Hoeken van Invalling en Weerkaatzingaan.
Oit Werktuig kan derhalven gebruikt worden om de Weerkaatzing te zien van enkele, Evenwydigenbsp;(gelyk hier in de Plaat ftaan afgebeeld) Wyderen»nbsp;en Naderende Straalen, op Platte, Holle ennbsp;^olle Spiegels.
*S^iir 3. Evenwydige Straalen blyven na de Weer* ^*itzing Evenwydig.
ï’latte Spiegel, ca, db Evenwydige Straalen,
V E R « L A A R I N G
die’er op vallen. ak,bb, de zelfdeStraalen, di® ’cr Even-wydig weer af ftiiiten.
cae, (iiƒ Stoothoeken der twee Straalen, gelyk aaJt gak. rii. Stuithoeken van de zelfde Straalen.
Figuur 4. Wyderende Straalen blyven na de Weef' kaatzing Wyderende.
atlVlakke Spiegel, ca, dl Wyderende Straalen die ’er op vallen : ak, Ih de zelfde Straalen, die ’etnbsp;wyderende weer afftuiten.
cae Stoothoek van den Straal ca, gelyk aan Stuithoek van den zelfden Straal, of ak.
Stoothoek van den Straal dl, gelyk aan ihl Stuithoek van den zelfden Straal, oïbb.
E. Trap van Wydering der twee Straalen indien ze» zonder Spiegel, regtftreeks waren dotjfgeloopen gt;nbsp;julft even groot als dien ze nu hebben in F.
Figuur 5. Naderende Straalen blyven na de Weef' kaatzing Naderende.
-ocr page 53-35ÏR PlAATE».
Platte Spiegel, ca, db. Naderende Straalen, die ’er op vallen: ak, bh de zelfde Straalen, dienbsp;er Naderende weer afftuiten.
eae Stocthoek van den Straal ea, gelyk ungak, Stuithoek van den zelfden Straal, of ai.
Stoothoek van den Straal db, gelykaan ibh, Stuithoek van den zelfden Straal, of bb.
Plaats daar de twee Straalen, indien ze zonder Spiegel,waren doorgeloopen,zig zouden vereenigdnbsp;l'ebben op den zelfden Afftand van den Spiegelnbsp;als F.
Plaat II.
%««r 6. Dubbele Weerkaatzing, der Spiegels.
Voorfte Oppervlakte van ’tGlas: rdagterfteOp' Petvlakte, daar de Foelie of Bekleedfel op legt.
de twee Straalen, die van de Kaars komen, '^ordt de eene door a h Weergekaatd en brengtnbsp;Beeltenis in e, de ander wordt Weergekaatft
door
-ocr page 54-VURKLAAaiNG
doored, en vertoont zyn beeld in ƒ, Deezelaatll^ is ver de fterkfte.
Figuur 7. Wyzien de Beelteniffen der Voorwerpen’ agter de Spiegels.
ah Spiegel, c Straalpunt, waar uit de Straal cd, oP den Spiegel in d vallende, weergekaatfl: wordt doo’nbsp;de naar het Oog e. En dewyltvyonsdeVoorwed'nbsp;pen altyd verbeelden ergens op die Streeklyn v^nnnbsp;den Straal, die ze ons zigtbaar maakt, zien wyd^nbsp;Beeltenis op de Lyn ef.
Figuur 8. Wy zien de Beelfeniflen even zoo ver agt^^ den Spiegel, als de Voorwerpen zelve ’er voor zyi’’
ah Spiegel, cd Lichtkegel van Wyderende Straalequot; uit het Straalpunt c, door den Spiegel in d Weef'nbsp;gekaatft naar het Oog e. En dewyl wy den afftaiiflnbsp;van ’t Voorwerp »n ’t algemeen giflènuitdemeef'nbsp;der of minder Wydering der Straalen van die Likhf'nbsp;kegels by ons Oog, en ’t Voorwerp plaatzen oPnbsp;het punt daar die Straalen, verlengd zynde, zoH'nbsp;den zamenlocpen, zien wyheting; even verV®**nbsp;o, als c van a is: juift of wy het regtftreeks nit^nbsp;zagen.
DES.' PlAATEIT,
figuur 9. Wy zien de BecltenifTen even groot alsdff Voorwerpen zyn.
*6 Spiegel, KL Voorwerp, van wiens beide uitein« den de Naderende Straalen K m en Lnop den Spiegel vallende inwenn, doorme enne Wcergekaaftnbsp;worden naar ’t Ooge. En dewyl wy van de groottenbsp;der Voorwerpen, oordeelen uit de grootte der Ge-zigthoeken in ons Oog, zien wy de BeeltenisfcZ,nbsp;onder den Hoek kei, even groot als ’tVoorwerpnbsp;5^L,wiensWeergekaatfteGezigthoek dezelfdcHoeknbsp;^ e I is: en dus even eens, als of wy ’t Voorwcrp uitnbsp;* zagen.
'er ons geheel Lighaara in ’t te kunnen zien, moet Spiegel half zoo lang zyn als wy. mn (het Oognbsp;Wordt hier ook even naby den Spiegel veronder-fteld als het Voorwerp KL) is de helft van k l.
' Wy zien de Beelteniflèn in denzelfden Stand als ’t
’ Voorwerp, afe is gelyk aan aK; en mi gelyk aan
’«L: dus (laat fei zoo wel fchuins als KL. t'
ïguttr jo_ j-j_ ggj^ Spiegel bev/oogen wordt, is de Beweeging der Beelteniffen eens zoo fterk.
lt;i' Pgt;guur 10. Ep-Q. Eg^ Menfch (of eenig ander Voor-iS Werp) dig jggj gp Yoor een leggenden Spiegel ftaat.
^piegei die Waterpas voor zyn Voeten legt. Ec die van ’t Hoofd op den Spiegel valt, dat
door
-ocr page 56-V E ^ K L A A E I N C,
door Weerkaatzing in e gezien wordt. Gb Straal van de Voeten, die in g gezien worden.
Figuur 11. Als de Spiegel 45 Graaden is opgeligt, ziet men ’t Hoofd E in c: de Voeten G ing: ennbsp;dus het ganfche Lighnam op de Waterpas halvenbsp;Middellyn ae. De Beeltenis heeft derhal ven reedsnbsp;een halven Cirkel als eö {figuur 10) afgeloopen; denbsp;Spiegel maar een vierde van een Cirkel als a 5nbsp;{figuur 11) en is derhalven haar beweeging eensnbsp;zoo fterk geweeft als die van den Spiegel.
Figuur 12. ABCDE. Kantzuilfpiegel (Prame) met vier Weerkaatzende Vakken AB, BC, CD, DË,
ABHG, BCKI, CDML, DEON, gedeeltem van de Scbildery, die hun Beeltenis maakén in die viefnbsp;tegenoverllaande Vakken, en door Weerkaatzingnbsp;door de Straalen AF, BF, CF, DF, EF zigt'nbsp;baar worden voor ’t Oog F.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, ''
HBI, KCL, MDN, tuffchenwydten die door’“¦ Oog F in den Spiegel nietgezien worden, met an'nbsp;dere Beelderi en Tekeningen gevuld, om de Schil'nbsp;dery onkenbaar te inaaken. Het Oog F ziet ’er»nbsp;op eenigen afftand, een Voet of daaromtrent bo'nbsp;ven de Tafel, daar de Spiegel op legt, tegen aafl'nbsp;Plaat III.
Figuur 13. aicdPuntzuilfpiegel(PyramWe)metvF^ Driehoekige zyden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;A'
-ocr page 57-DER PLAATSW.
B, C, D, vier Driehoeken, tegen de vierzyde overleggende, met gedeelten van de Schiidsry getekend. E, F,G,H, ledige tuffchenruimten, innbsp;den Spiegel niet te zien ; en met andere Beelden beschilderd, om de Schildery verward tcmaaken. Hetnbsp;Oog ziet van boven neer Vlak op het Toppunt vannbsp;denPantzuil: als in G. Figuur 14.
^‘gmr 14. De BeeltenilTen van den Puntzuilfpieacl ''ertoonen de Voorwerpen verkeerd.
Deel A door den Straal Ag naar’t Oog GWeer-êekaatft, wordt gezien in a; B op dezelfde wys in C in c; D in d; E in e ', F in ƒ, en dus dsgan-Sche Schildery verkeerd: die daarom ook verkeerdnbsp;getekend wordt, op dat zy in haar natuuriykenScaninbsp;door 't Oog G in den Spiegel gezien zou worden.
figuur r5. Evenwydige Straalen worden, na de Weer-
kaatzing op eenV érhevenrondenSpiegei, Wyderen-de.
^^cthevenronde Spiegel; ds beginfels daarhyiiit S'eftaat in'T groot verbeeld, ah, cd, Evenwydigenbsp;Snaaien, die ’er op vallen. be,db, dezelfde Straa-'^1 die ’er na de Weerkaatzing Wyderende affuiten.
ab
g Stoetboek van den Straal ah, gelykaanci/, Stuithoek van dcnzelfden Straal, of be.
VERKLAARINa
edk Stoothoek van den Straal cd, gelyk aan bd i ', StMÏthóek van den zelfden Straal, oï db.
Figuur ï6. Naderende Straalen worden na de Weer» kaatzig minder Naderende.
hd VerhevenrondeSpiegel. ah, cdNaderendeStraa-len, die ’er op vallen. bl,di,de zelfde Straalen» die'er minder Naderende weer afftulten.
abg Stoothoek van den Straal ab, gelyk aan ebf Stuithoek van den zelfden Straal, of bl,
edk Stoothoek van den Straalcd, gelyk aan Stuithoek van den zelfden Straal, oï dl.
m Naderpunt, daar de Straalen zonder den Spiegel zouden zaraengeloopen hehben. l punt daar zeDi*nbsp;op een veel verder afftand zamenloopen.
Figuur 17. Wyderende Straalen worden na de Weef' kaatzing fterker Wyderende.
bd Verhevenronden Spiegel, ab, cd, WydereniJ* Straalen, die ’er op vallen. be,db, dezelfde Stra^'nbsp;len, die’er fterker Wyderende weer afftuiten.
abg Stoothoek van den Straal ab, gelyk aan cifi Stuithoek van den zelfden Straal, of be.
-ocr page 59-DER PlAATÊN.
^dk Stoothoek van den Straal cd, gelyk aan hdi, Stuithoek van den zelfden Straal, o(db.
trap van Wydering der Straalen op zekeren af-ftand, zonder Spiegel, f trap van Wydering op den Zelfden afftand, na de Wecrkaatzing.
^‘guur i8. Wy zien de Beelteniflen agter den Spiegel, maar nader’er by, dan ’t Voorwerp.
Lichtkegel van Wyderende Straalen, die uitbet Straalpunt op den Verhevenronden Spiegel valt,nbsp;kaatft van daar af naar t Oog met Straalen die fter-kerWyderen. Deezehebbenhun ingebeeld zamen-looppunt agter den Spiegeling ; daar wy, volgensnbsp;gewoonte, het Voorwerp zien, en welk punt nadernbsp;by den Spiegel valt, dan’t Voorwerp zelf is.
b'iguur rp. Wy zien de Beelteniffen kleiner dan ’t Voorwerp.
Verhevenronde Spiegel. CD Voorwerp van wiens twee uiteinden de Naderende Straalen Ce, Dd, opnbsp;den Spiegel vallende in e en d , minder Naderendenbsp;te rug gekaatd: worden naar het Oog i. Dus ziennbsp;tfy het Voorwerp onderden Gezigthoek eid, dienbsp;Weiner is dan de Hoek C/D, waar onder men ’tnbsp;Zonder Weerkaatzing gezien zou hebben, en by.nbsp;gevolg het Voorwerp zelf ook kleiner.
VERKLAAS IKG
Wy zien ’t ook kleiner, naar maate het verder af is van den Spiegel.
cc, dd, Wyderen minder dan Cc en Drf: dus Wy-deren ze ook naar Evenredigheid minder na hun Weerkaatzing; en zien wy daarom nu het Voorwerp ook onder een Hoek als eg d, die veel klei»nbsp;ner is dan e i d.
Plaat IV.
Figuur 20. Denkbeeld van den loop derNaderende Straalen na hun Weerkaatzing op verlcheidenplaat-zen van den Spiegel.
ah Verhevenronde Spiegel, c Middelpunt van des-zelfs Rondheid of Kromte, d e Voorwerp, van w'iens beide uiteinden een menigte van meer en min Ma*nbsp;derende Straalen op den Spiegel vallen.
db ,ei, Straalen die, ’er Loodregt opvallende, zig in ’t Middelpunt c zouden vereenigen, en in zignbsp;zelve te rug fluiten.
dl, el, Straalen die, binnenwaarts verlengd, vallet* zouden in m, een vierde van de middellyn ofnbsp;helft van de halve Middeilyn cf-, en Evenwydignbsp;VVeerkaatzen,
Al'
-ocr page 61-BER PlAATEN.
Alle Straalen, die tuffchen k en ivallen, loopenza. men op de As fg, en maaken ’t Voorwerp zigt-baar:, grootcr of kleiner, naar maate hetOog na-iJer of verder, en derhalven de Gezigthoeji groo*nbsp;ter, als in u, of kleiner is, als mg'.
Straa’en, die buiten b en i vallen, worden alle W'yderende.
^iguur 21 Evcnwydige Straalen worden door Weer-Iraatzing’ op een holronden Spiegel Naderende.
•t. t h Twee beginfels, waar uit de Holle Spiegel bellaat, in't groot afgebeeld. De tweeEvenwy-dige Straalen, die, elk op een byzonder beginfelnbsp;vallende, ’er hun Stuichoeken aan hun Stoothoe-ken gelykop maaken , worden na de Wcerkaatzingnbsp;Naderende en loopen zamen.
^’guur 22. Verfcheiden beloop vali verfchiilende zoorten van Straalen na hun Wcerkaatzing op eennbsp;ïdolronden Spiegel.
’'t Holronde Spiegel. CPJ’K, As van den Spiegel, H Middelpunt van de Holrondheid van den Spiegel.
' gt; Ilrandpunt van de Evenwydige Straalen; op een vierde van de Aliddellyn; of op de helft tuffchennbsp;den Spiegel en deszelfs Middelpunt C.
*4 nbsp;nbsp;nbsp;ab.
-ocr page 62-VeRKLAARIHG
ah, de Evenwydige Straalen, die in 6 en « op de» Spiegel vallende, na de WeerkaatzingNaderendenbsp;worden en zamenloopen in ’t Brandpunt F.
fg,bi Naderende Scraalen, dienade Weerkaatzing in i; en i fterker Naderende, en digterby den Spiegel zamenloopen in K.
lm, no Wyderende Straalen, dienade Weerkaatzing, in m en o. Naderende geworden, verder van den Spiegel zamenloopen in P.
Figuur 23. Een Voorwerp tuflchen Spiegel en Brandpunt zien wy agter den Spiegel, en verder.
F. Brandpunt van den Spiegel. C. Middelpunt van den Spiegel.
A. een Lichtkegel van Wyderende Straalen uit het Straalpunt A, ra hun Weerkaatzing op den Holronden Spiegel minder Wyderende geworden , valtnbsp;op het Oog en doet, op het ingebeeld Punt vannbsp;zaraenloöp, het Voorwerp zien in a, dat agter dennbsp;Spiegel is, en ’er verder agterwaarts van verwy-derd, dan A ’er van vooren van afftaat.
Een Voorwerp tulTohen Brand en Middelpunt komt uit den Spiegel.
Een Lichtkegel van \Yy‘^^’'^ndeStraalenuithetStraal punt tuflchen F en C op den Spiegel vallende in bnbsp;en d, en na de Weerkaatzing Naderende geworden
-ocr page 63-DER PlaATEN.
den, vormt, in zyn Punt van zamenloop, deBeel» tenis in E, cn wordt daar door ’t Oog gezien.
figuur 24. Een Voorwerp tuiTchên Brand en Middelpunt zien wybuiten den Spiegel, dog verkeerd,
AE. Lichtkegel van Wyderende Straalen, uitbet bovenile gedeelte A van ’t Voorwerp, die in Enbsp;Weergekaatft, en Naderende geworden, zynPuntnbsp;van zamenloop hetft in a: en daar zyn gedeeltenbsp;van ’t Voorwerp vertoont.
Eg. Lichtkegel uit het benedenfte gedeelte B, die na zyn weerkaatzingjn in G, in i, zamenloopt.nbsp;en daar de Beeltenis maakt van zyn gedeelte.
qH, JH, Lichtkegeis uit de beide einden derBeeJ-tenis, wier Affen zig in ’t inkomen van ’t Oog kruiflen, en het Voorwerp AB doep zien, ondernbsp;denGezigtkoek aHZ?,ende onder de* gedaante van ah,
Plaat V.
^Iguurzs-DeVoorwerpen, tuflehen Spiegel en rgt;rand-Punt, zien wy agter den Spiegel merkelykgrooter.
Ae, B/, Lichtkegeis van Wyderende Straalen uit de twee einden van ’t Voorwerp AB; die na hunnbsp;Weerkaatzing op den Spiegel minder Wyderendenbsp;^angs« D, ƒ D op het Oog D vallen.
?*?*5 nbsp;nbsp;nbsp;Aed,
-ocr page 64-VerKLAARING
hed, hfdhSen van de tweeLichtkegels, diezón-der Spiegel zouden zamengeloopen, en zig gekruift hebben in d.
A dB, Cezigthoek, waar onder men dan, zonder Spiegel, het Voorwerp AB zoif gezien hebben.
fleD, bfB, Aflen van die zelfde Lichtkegel 'na de Weerkaatzing, die in D nu zamenloopen zignbsp;kruilTen.
aDamp;, Gezigthoek, waar onder men het Oog het Voorwerp AB ziet; merkelyk grooter dan de Hoek A d II, en daarom ook de Beeltenis grooter en aisnbsp;ah.
Figuur 26. 27. Rolfpiegel (Miroir Cuimdnqtte') twee-zins, in zyn Hoogte en in zyn Breedte, aa ngemerkt.
FG. Rolfpiegel, in zyn Loocregtftaande Hoogte, als Regtlynfch en eenPlattcSpicgei aangemerkt.
A, B, C, D, E, gedeelte van een Waterpas ’er voor leggende Tekening , waar uitdeLichtkegelsnbsp;na de Weerkaatzing op hetOog vallende, die gedeelten, als in een Platten Spiegel, doen zien agternbsp;P den Spiegel in 8 , b',c,d,e.nbsp;eg, Lyn, wat Verhevener en Schuinfer dan Waterpas loopende, waar in die gedeelten, omdeeenig-zins'meer verwyderde Straalen der Lichtkegelsnbsp;door die Weerkaatzing, eigenlyk gezien worden.
-ocr page 65-der Plaaten.
r onder men die Beeltenis van
«K e. Gezigthoek, waart ’t zelfde Vootwerp ABCDE zien zou uit K: ennbsp;dezelfde moetgrooter fchynen, dewyl deezellocknbsp;grooter is dan de andere.
Piguur 27. a, nbsp;nbsp;nbsp;Rolfpiegel in zyn breedte
als een kromme en Veihevenronde Spiegel aange-merkt.
A, L, M, N, 0,P, F, gedeelten van een Teke» ning, wier Lichtftraalen in q, r, s, t, y, V/eer*nbsp;gekaatft naar ’t Oog Z, in den korte omtrek vannbsp;almnopf gezien worden. Het zelfde heeft ooknbsp;ten opzigt van alle andere tuTchengedeelten, ennbsp;de gantfche ruimte df Evenwydige Kringen B Q G ,nbsp;CRH , Dl, ESK p:aa;.s: die daar in’t breedcnbsp;gefprt'id en mis vormig, zig cndcT almnopf inéénnbsp;gedrcngcn en natuurfyk vertoonen.
Figuur 2g, Kegelfpiegel. (Miroir Conique).
A,B, C. gedeelten van een Tekening, wier Licht-Araalen op den Spiegel vallende in g, b, *, naar Oog Weergekaaift worden, en in een omgekeerde orde hun Bcelteniflen vertoonen in a, b, c,nbsp;op den bodem van den Kegel.
E, F, Deelen, die op dezelfde wys in d, e,f SEzien worden.
f
Verklaarinc
Agt; H, D verft afgelegen deelen van de Cirkelvorm inige Tekening, die met hun Straalen op defter-ker geboogen kromte, by bet Toppunt van dennbsp;Kegel vallende, meeft in een gedrongen en naadnbsp;by’t midden van den JSodem zig vertoonen.
BIE, minder in een gedrongen deelen, alswier Straalen op flaauv/er kromten van den Kegel, meernbsp;benedenwaarts, vallen.
CGF. Naaftgelegen deelen der Tekening, die den buitenden Ointrek en uiterlykfte deelen der Beelte»nbsp;tenisop’tOog, in den Spiegel uitmaaken.
Plaat VI.
Figuur I. 2.3. 4.5. Werktuig tot de'Proefneemingen van de Straalbreekingen: met al zyn byzonderenbsp;ftukken.
Figuur 2.
Figuur I. Een vierkante Platte witgeverfde Schyf van Hout of Metaal, waarop een groote zwartenbsp;Cirkel van twintig Duim Middellyns, met al «ynnbsp;geheele en halve Middellynen, en verdeelingennbsp;van Graaden op den omtrek, getrokken is. Denbsp;vier Schroeven op de Hoeken dienen om hem vaftnbsp;en Waterpas te zetten op.
-ocr page 67-DE* Plaateh.
figuur 2. Een Tafel, die op een Voet Haat, waar op zy Waterpas draaien kan, en door middel vannbsp;een Klem Schroefhoogeroflaagergefteldkan wor-
. den : gelyk hier die vierkante Sehyf op de Tafel verbeeld wordt te leggen.
figuur. 3. Een LoodregtflandigKoperen Plaatj'emet een langwerpige opening, dat men op den randnbsp;of Omtrek van den Cirkel zet, waar men wil, omnbsp;den Zonne draal doorzyn opening langs de eene ofnbsp;de andere halve Middellyn van den Cirkel te lai-ten loopen.
figuur. 4. Kasje 10 Duim lang; 4 hoog en breed: van boven open, met een Bodem van Glas, ennbsp;zyden van dunne Koperen Plaateu, om Water innbsp;te doen: hl langwerpige openinge als die van denbsp;Koperen Plaat 3, en met een diep dun Glas genbsp;dekt, om den Lichtftraal in het Water te laatennbsp;vallen.
figuur 5. Blokje Kriilal, drie Duim lang en twee l^oog: i k, plaats daat men, gelyk op kim ’tKas-JÊ vzn figuurden Lichtftraal op laat vallen, omnbsp;Breeking in ’c Glas te zien.
zet de Tafel met de vierkante CIrkelfchyf 'er als m figuur 2, in een Donkere Kamer, daar
men
VeRKLAArin
men een Zonneftraal Waterpas laat inkomen i plaatfl; de Plaat 3 op den Omlrek van den Cirkel,nbsp;waar men wil, tuffchen P, A, O; hét Kasje,nbsp;ha'fvol Water, metzyn zyde^ è op O R, zoo, datnbsp;de opening^: i net op C Ra: gelykook, ais men ’tnbsp;Kriilal neemt, i k daar liaan moet.
Dc Lichtftraal door de opening van ’t Plaatje 3, dat by voorbeeld op A gezet is, langs AC geleid,nbsp;valt in C door de opening kl van’t Kasje in R Water, en, in plaats van regt uit naar B te loopen,nbsp;breekt zig daar naar a toe- Dus ook met de minnbsp;fchuins invallende Straalen langs DC, EC en der-¦ gclyke; dog lydt langs de Loodregte Vallyn P Cnbsp;geen breeking.
ijdHockmaat (Sinus) van den Preekboek a Cp, Haat tot Afi, Hoekmaat van den ValhoekACP, in hetnbsp;Water als 3 tot 4, in het Glas orritrent als 2 tot 3-
Figuur 6 Nader Denkbeeld van de Straalbreeking des Lichts en derzelver oirzaak
AC, Lichtftraal die in Cfchains op de Oppervlakte Cdvan’tWater valt.
CB, Weg, dien de Straal zonder Breeking Lynrcgt en door de Lugt zou gehouden hebben.
Co, Streeklyn, die hy nu, na CP, dcLoodlyn, af wykende, genomen heeft.
DER PlAATET#.
Pa, Hoekmaat van zynBreekhekP Ca, die uif drie Deelen beftaande, van dezelfde grootte , als denbsp;Hoekjnaat ter zyJen A van zyn Valhoek ’er viernbsp;heeft, toont dat zy tot malkander ftaatials 3 tot 4,
Een Snaphaanskogel, met de Streeklyn A C op het W’ater gefchoten, zou zyn Loopftreek op eennbsp;regtftrydige wys, en naar de Oppervlakte toe ge-boogen hebben, en uit C de Lyn langs geloopennbsp;zyn, die tuflêhen B en i ftaat.
^^guury. Een Regte Stok, fchuins in ’t Watergefto-ken, fchynt krom en gebroken.
^ CB, Stok die van C af tot B in ’t V/ater fteekt BD , Lichtkegel uit het eind B van den Stok, dienbsp;in D uit het Water komende daar, van de Lood-lyn P D af, gebroken wordt naar ’t Oog in E; ennbsp;het Zamenlooppunt van zynStraalen, regt uit gezien, in h hebbende, daar het eind B van dennbsp;Stok zien doet. Op dezelfde wys ziet men F in/,nbsp;^ in g’, H in i, en fchynt dus de ganfche Stoknbsp;te loopen, als hCbgfb, enderhalven kromnbsp;gebroken.
E'
onzigtbaar Ruk Geld door ’t opgieten van Wa. zigtbaar gemaakt.
Ruk Geld op den bodem leggende. RSt Licht-zonder Water en Breckirg, die boven'tOoj
T
-ocr page 70-Verklaarihö
T heenloopt, en ’t ftuk Geld derhalven niet doel zien.
RST, Lichtdraal, die na ’t opgieten van ’t Water aan deszelfs Oppervlakte inS, van de LoodlynPSnbsp;af,.gebroken wordt naar ’t Oog inT, dat hptftuknbsp;Geld 1 angs de regte Lyn T r, nu ziet in r.
Figuur 8. Starrekundige Straaibreeking. Een Hemellicht, dat nog onder den Gezigteinder is, ’er boven gezien.
Hi, Gezigteinder. rVzxac Oppervlakte van den Dampkring. S, Hemelicht nog onder den Gezigtnbsp;einder, wiens Lichtftraal ScV gebroken wordtinnbsp;c, daar hy in den Dampkring valt, ea, zig naarnbsp;de Loodlyn pp toe buigende, loopt naarden Aan*nbsp;fchouwer t, die het Hemellicht volgens de regtenbsp;Lyn meent te zien boven den Gezigteinder in s.
Rr, Xx, Straalen, die minder fchuins door den Dampkring vallende, minder Breeking lydcn^ ennbsp;het Hemellicht derhalven op een plaats doen zien,nbsp;die minder van de waare verfchilt.
Zz Straal uit het Toppunt dieLoodrcgt valt, geen Breeking lydt, en de waare plaats van ’t Hemel'nbsp;licht vertoont.
Een LichtflraalbefchryftindenDampkring een kroffl' me Lyn.
agt;
-ocr page 71-Der Plaatek.
®) b, e. verfcheiden Laagen in den Dampkring vaji verfchillende Digbeid: Digter enDampiger, boenbsp;zy de Aarde nader komen* De Straal wordt gebroken in a, (lerker in b, nog fterker in e, maaktnbsp;dus een kromme Lyn, en doet langs derzelvetnbsp;^aaklyn {Tangente) ti de Star zien in d.
Plaat VII.
9. Kasje, wiens lange zyden van Glas, de borte, gelyk ook de Bodem, van Metaal zyn;
ieder der korte zyden is een Horlcgieglaasjo ¦'^gezet, het een met Zyn Bolle, ‘t ander met zynnbsp;blolle zyde naar buiten. Men vult het Kasje metnbsp;^ater, en dus dienthet tot de Proeven detStraal-breeking uit Yler in Digter, uit Digter in Ylernbsp;ïdiddelftofFen, met P latte, Verhe venronde en HoUnbsp;ronde Oppervlakten.
^iguw 10. Loop der Evenwydige Straalen uit eett Vier Middelftof in een Digter, uit een Digter innbsp;Yler, beide met Platte Oppervlakten.
Straal, die fchuins in ’t Water gevallen by A gebroken wordt naar de Loodlyn pp toe, en dusnbsp;^^yn Streeklyn neemt naar B.
dergelyke Straal die in A komende, opdezelf^ de wys naar de Loodlyn pp gebroken, alshyweernbsp;het Water in de Lugt komt, gebroken wordtnbsp;de Loodlyn Sp af, en zig dus naar s begee-
v6n*
-ocr page 72-VekkLAarih»
vende, zyn nieuwe Streeklyn Evenwydig maakt met die van zyn Invalling Rr. EvenwydigeStraa*nbsp;len blyven dethalven Evenwydig.
Figuur II. Loop der naderende ftraalen in Yier cU Dïgter MidddelftofFen met Platte Oppervlakten.
De Lichtkegel van Naderende Straalen die in ’t W*‘ ter zyn Toppunt had aan de Oppervlakte B C vaUnbsp;’t Kasje, brengt, ais men ’c Water ’er uit laat iQO'nbsp;pén, zyn Toppunt in E.
Dezelfde Lichtkegel, als hy buiten de agterftezyd® BC van ’t Kasje een weinig ultfteekt; neemt, na'1nbsp;ingieten vanWater de mis vormde gedaante aan va»nbsp;FG. Naderende Straalen, derhalven, uitdeLug*nbsp;in ’t Water vallende, Naderen minder; uit b»'nbsp;Water in de Lugt, Naderen fterker,
Figuum. Loop der WyderendeStraalen in Yier Digter MiddelftofFen met Platte Oppervlakten.
De Lichtkegel van Wyderende Straalen wordt, da»^ hy op de Oppervlakte A B van’t Water valt, on”nbsp;der Wyderende, dog daar hy ’er by BC weernbsp;en in de Lucht komt fterker Wyderende: en'^®*'nbsp;toont zigt daar door eenigermaate misvormd.
Wyderende Straalen derhalven uit de Lugt in ter vallende Wyderen minder, uit 't Water i^^nbsp;Lugt Wyderen fterker.
Figuur
DÏR PlAATEH.
figuur 13, Een Evenwydige Lichtftraal door een Dig-ter MidJelftof, metPlatte Evenwydige Zyden heen weer in een Yler komende, looptEvenwydigaannbsp;zyn Vallyn.
Efgh, Vak Water tuffchen twee EvenwydigePlat-teZyden beflooten. AC Lichtftraal, die ’er fchuins Op valt, zig naar de Loodlyn PC toe breekt, ennbsp;% a weer in de Lugt komende, van de Loodlynnbsp;af, zyn loop neemt naar B.
Hoek van deeze laatfte Breeking, gelyk aan Hoek van Invalling A C P; en is derbalven aBnbsp;^Ivcnwydig aan A C; en derzelver verlenging C b.
jP*
14. Loop en Breeking van Naderende en Wy» derende Straalen in YlerenDigterMiddelftoffen,nbsp;met Platte Zyden,
^IKL, Vak Water tuffchen Evenwydige Platte zyden beflooten.
Naderende Straalen, die ’er fchuins opval* uit de Lugt; zig naar de Loodlyn toe breeken,nbsp;daar door minder Naderende geworden, huttnbsp;®fpunt, in plaats van ine, verder voorwaartsnbsp;in E.
’ St Naderende Straalen, dicing naar de Lood* d toe gebroken, in i, daar ze weer in de Lugt
•*??? 2 nbsp;nbsp;nbsp;ko*
-ocr page 74-Veïklaarikg
komen, vandeLoodlyn af breeken, en door die twee Breekingen hun Naderpunt, in plaats van innbsp;i, daar ze Regtlyns zouden zamengeloopen hebben , verder voorwaarts in k brengen, en een misvormde Kegel, op twee plaatzen in g- en è gekromd, uitmaaken.
kh, kb, Wyderende Straalen, die in b naar de Lood-lyn toe breeken, enin^, daarze weer inde Lugf komen, van de Loodlyn af gebroken, nu hunZa-menlooppunt, Regtlyns, in f, nader dan it.z-audeOnbsp;hebben , en dus fterker Wyderen dan ooit te voo-ren; dog nu ook maar een kleiner Vak als van/nbsp;tot l, in plaats van m tot n, bevatten.
Figuur 15. EvenwydigeStraalen, maar weinig Schuin» en Digt by een, door en Digter Middelftof
KromlynfcheEvenwfdigeOppervIaktenheengeloO' pen, blyven Evenwydig. Maar fchuins of verd6^nbsp;van één vallende niet.
Afl, Lichtftraai, die in a gebroken naariloopt. daar weder met Breekinginde Lugtkomende, zfnbsp;ftreek neemt naar B. Aap Hoek vaninvallingg®'nbsp;noegzaatn gelyk aan den Hoek Bbp, den Breel''nbsp;hoek van den zelfden Straal in de Lugt; waarnbsp;dan ook b B genoegzaam Even wydig is aan A a.
dir Plaatek.
Di Lichtftraal, die in d gebroken naar «loopt, en daar weer met Breeking in de Lugt komende, zynnbsp;fireek neem' naar E. Dog dewyl de Valhoekbyinbsp;teveel in grootte verfchilt van den Breekhoek by «,nbsp;is e E niet Evenwydig aan D d'. noch iB en «Enbsp;Evenwydig aan malkander, fchoon A a en D dEven-Wydig zyn : dewy] deeze beide niet met eene ennbsp;dezelfde Schuinsheid op de Oppervlakte H I vallen.
figuur i6 Een Evenwydige Straal door een Digter Widdelftof, met Platte dog niet Evenwydigezydennbsp;iieen geloopen, is niet Evenwydig aan zyn Val lyn.
KL, Digter Middelftof tuffchen twee Platte, •raar niet Evenwydige zyden bellooten.
A a Lichtftraal, die ’er in valt, zig breekt naar 6, en, daar met Breeking weer in de Lugt komende,nbsp;naarB icopt.
Uitkomende Lichtftrna!, niet Evenwydig aan de ^••Vallenden A o; dewyl deeze fchuinfer valt opnbsp;Oppervlakte KL, dan ab doet op de Opper¦nbsp;''iakte HT.
Plaat VUL tquot;
^Suur ly. gen Glaasje met Ruiten (of Facettes) ge-Grepen, dat de Voorwerpen vermenigvuldigt.
O
-ocr page 76-VeRKLaarihs
F. Voorwerp, van wiens uiteinden de Lichtftraalen f fchuins op de Ruiten ac, cd, de, eb van hetnbsp;Glaasje vallende, na hun Breckingen zamenloopennbsp;en zig kruiffen in het Oog E : dat het Voorwerpnbsp;volgens de Regtiyns verlengdeGezigtiynen ziet innbsp;G, H, I, en K.
Figuur i8. Loop enBreekingderEvenwydige Straa* len uit een Yler Middelftof in een Digter.
Een Rolronde Bondel van Evenwydige Srraalen door de VerhevenrondeOppervlakte van ’tGlaasje in hetnbsp;Kasje met Water vallende, verandert zig in eennbsp;Lichtkegél. EvenwydigeStraalen, derhalven, worden in een Digter Middelftof Naderende.
Figuur 19. Loop en Breeking van Naderende Stra*-len uit een Yler Middelftof in een Digter.
A. nbsp;nbsp;nbsp;Middelpunt van deVerhevenrondheid van ’tGlaaS*nbsp;je, of deszelfs Brandpunt. De Lichtkegel, die zynnbsp;Naderpunt, of het Punt van zamenloop van zynnbsp;Straalen, in dat Middelpunt zelf heeft, behoudtnbsp;het en lydt geen Breeking.
B. nbsp;nbsp;nbsp;Middelpunt/van Verhevenrondheid van 't zelfd«nbsp;Glaasje. De Lichtkegel, die zyn Naderpunt binnen dat Middelpunt heeft, of nader by’tGlaasje»nbsp;fpringt voorwaarts uit tot aan B. Zulke Naderend*nbsp;Straalen woiden derhalven minder Naderende.
C»
-ocr page 77-DER PlAATEK»
Het zelfde voorheen gemelde Middelpunt van ’t Glaasje. DeLichtkegel.diezynNaderpunt’erbuiten en verder van’t Glaasje af heeft, fpiingt te rugnbsp;naarC. Zulke Naderende Straalen worden derhal-van fterker Naderende,
figuur 20. Loop der Wyderende Straalen uit een Yler Middelftof in een Digter.
Lichtkegel van Wyderende Straalen, op de Ver* hevenronde Oppervlakte van ’t Glaasje inde Wa-terkas vallende, w'ordt dunner en zynVoetkleinernbsp;''an Omtrek. De Straaleu Worden derhalven minder Wyderende, en naar maate dat het Kasje metnbsp;^'ater verder agter uit van ’t Straalpunt afgefchoonbsp;Ven wordt, allenskens Evenwydig , en eindelyknbsp;zelfs Naderende.
figuur 21. iEg Verhevenronde Oppervlakte der Digter Middelftof: AD, de As: CMiddelpunt: i, e,gnbsp;Loodiynen. AE Loodregt vallende Straal, diezon-^erBreekingdoorloopt, de, /gEvenwydigeStraa-die op de As by D zamenloopen. Straalnbsp;die te verterzyde van de As vallende , niet tot aannbsp;*¦ Efandpunt der Evenwydige Straalen komt.
22. i!)ƒ \terhevenronde Oppervlakte derDig-M iddelftof: AB As: C Middelpunt.Cd, Ce Lood-^yf:en. NatjerendeStraal, die, naar deLoodlyn gebroken, nader by C op de As valt, g/Nade-
ren*
** ***
VEKKI-AARINO
rende Straal, die, naar deLoodiyn toe gebroken» ook nader by C op de As komt.
Figuur 2'^. i6 jdVerhevenronde Oppervlakte der Dig* ter Middeldof. AB As: C Middelpunt. Cc, Ccnbsp;Loodlynen. Al, Aw WyderendeStraalen, die naainbsp;de LooJlyn gebroken, en inlB, wB, veranderd»nbsp;Naderende worden en zarnenloopen op de As in B.
Figuur 24 Een Glazen Boi met Water, dieeenllerk Licht geeft, en van zommige Handwerkslieden ge«nbsp;bruikt wordt, om ’er 's avonds by te werken.
De Kaars of Lamp werpt haar Wyderende Straalen op den Bo!, die in den zelfden minder Wyderendenbsp;gemaakt, als ze weer in de Lugt overgaan van denbsp;Loodlynen pc, pc, af gebroken, en daar doofnbsp;Evenwydig of Naderende worden.
Flaat IX.
Figuur 25. Een Ronde Bol vertoont zig in een Glas met Water Eirond.
A B Loodregt flaande Middellyn van den Bol, wiens Lichtftraalennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;daar ze in de Lngtkomee
by è en c gebroken, haar onder genoegzaam dezelf* de of fle'gts een VVeinig meer dan natuurlyke langt®nbsp;doen zien.
figuur 26 AB de Waterpas Middeilyn van den zelf' deii Bol: wier Braaien Ad en Bc, by i en c veel
ftef'
-ocr page 79-DER PlAATES.
flerkergebroken, haaronJer een veel wyderlloek df e doen zien: waar door deeze Middellyn veelnbsp;langer dan de andere , en de Bol derhalven Lang.nbsp;werpig of Eirond voorkomt.
figuur 27. ’t Vormen van Verhevenronde Glasfchy* Ven of Brandglazen.
^iklme Ronde Bol van Glas: AF, As; C Middelpunt. op, de Evenwydige of Zonneftraalendie 'er op vallen, en naar de Loodlynp, {gebroken wor-den. De Straal, die by i enlaager valt, komt nietnbsp;in ’t Glas maar fchampt af, en is bygevolg van geennbsp;tlut. cikl ’t binnenfte fluk van den Glasbol, datnbsp;Weggenomen wordt chi,kinl, twee Snyftukkennbsp;die ’er overblyven, en welke men zig verbeeldennbsp;moet inetde Platte Oppervlakten aan één gevoegd,nbsp;200 dat zy met malkander de Verhevenronde Schyfnbsp;cèttiuitmaaken, wier dikte is bn qhr kleiner Sny-ftak, dat ’er tot meerder Doorfchynbaarheid fchoonnbsp;’er minder Straalen op vallen, doorgaans toe genomen wordt.
^*guur28. VerhevenrondeGlasfcbyven’vergrooten de ^’’oorwerpen.
A d
gt; ae Naderende Straalen van de beide uiteinden A 3 , van ’c Voorwerp, die na de tweeBreekingerrnbsp;^^menloopen inö, en het Voorwerp doen zien on-den Gezigthoek dbe, die grooter is dan denbsp;***** 0nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hoek
-ocr page 80-Verklaarins
Hoek Aha, waar ondermen't zelve met het bloo-te Oog zou gezien bebben,
/. Brandpunt der EvenwydigeStradenbd, be, waar uit men ’t Voorwerp niet geheel ziet, maaralleennbsp;het gedeelte èi; dewyl’eruitde gedeelten A 6, abnbsp;geen Evenwydige Straalen op ’t Glas meervallennbsp;kunnen, om in/tevereenigen.g-, Zamenlooppuntnbsp;der WyderendeStraaler.cd, ce, waar uit men, omnbsp;dezelfde reden, maar het gedeelteec van’tVoorwerp ziet.
Figuur 29. Als ’t Voorwerp buiten ’t Brandpunt der Evenwydige Straalen F is, gelykin/, ziet men alles verward; dewyl de Lichtkegel van Wyderendenbsp;Straalen als lm, dpordeBieekingen, Evenwydignbsp;wordt of Naderende; en dus geen Zamenlooppuntnbsp;vormt, daar ’t Oog het Voorwerp plaatzen kan.
De Beeltenis is verder van ’t Glas af dan ’t Voorwerp.
F», Fp Wyderende Straalen, die nadeBreekingen minder Wyderende geworden, als no, pq, hunnbsp;Zamenlooppunt fcbynen te hebben in ƒ; daarnbsp;Oog de Beeltenis ziet.
Figuur 30. Het Voorwerp omgekeerd, en voor Glas gezien.
De Lichtkegels van Wyderende Straalen, uit de beid® uiteinden van ’t Voorwerp A, B, kruiffen elka”'nbsp;der in C, enhunSuaalcn, uadeBreekingenNad®'
leO'
-ocr page 81-der
N
P L A A T E Sr.
rende geworden, verecnigen ziginaenJ, daar de Beeltenis, dog oragekee d, fcheuen; en, na dienbsp;vereeniging weer Wyderendeoph.-tOog D gevallen , dezelve daar doen zien.
figuur 31. Evenwydige Straalen vallen uit de Lugt opde Holronde Oppervlakte van ’t Water, en worden Wyderende.
^ignnr 32. Naderende Straalen vallen uit de Lugt o? de Holronde Oppervlakte van ’t Water, en worden mindtr Naderende.
figuur ^2' Wyderende Straalen, die hun Wyderpunt G buiten het Middelpunt van de Holronde Oppervlakte van 't Water P hebben, worden ilerker Wy^nbsp;derende: die het Binnen dat Middelpunt, en nader by de Holronde Oppervlakte hebben , wordennbsp;minder Wyderende als by E.
Plaat X.
Jtquot;*
‘guur 34. Breeking en beloop der Evenwydige Straa-'®n op (]g Holronde Oppervlakte van een Digter ^^iddelftof.
op de Oppervlakte, ab, de Evenwydige Straa-) die in b en e naar de Loodlynen bf,-eg ge-
¦’ ^ Holronde Oppervlakte van de D''gter Middeldof. H Middelpunt der Holrondheid. amp;ƒ, eg Loodly-
leti
bo
, en daar door Wyderende worden.
Figuur 35.
V*K*I--»AKIW0
FiguurBreaking en beloop van Naderende Straa« len op de Holronde Oppervlakte van een Digternbsp;Middelftof.
he Holronde Oppervlakte. C derzel ver Middelpunt. bf, eg Loodlynen. ab, de Naderende Straalen,nbsp;die in 6 en e naar die Loodlynen bf, eg, gtboo-gen, daar door minder Naderende worden, ennbsp;eerft zamenloopen in i.
Figuur 36. Verfcheiden Breaking en beloop der Wy-derende Straalen op de Holronde Digter Middel-ftof, naar de verfchillende Standplaats van hun Wy-derpunt.
bie Holronde Oppervlakte, C. Middelpunt, i/, eg Loodlynen. Cb, Ce Wyderende Straalen, die hunnbsp;Wyderpunt in ’t Middelpunt der Holrondheid Cnbsp;zelf hebben, en bygevolg, Loodregt op die Opper*nbsp;vlakte vallende, geen Breeking lyden. kb, ke,nbsp;Wyderende Straalen, die hun Wyderpunt binneOnbsp;’t Middelpunt C hebben, en, naar de Loodlynennbsp;bf, eg gebroken, minder Wyderende worden.nbsp;Ib, ie Wyderende Straalen, die hun Wyderpuntnbsp;buiten het Middelpunt C der Holrondheid hebben gt;nbsp;en naar de Loodlynen Z)/, r^geboogen, daardoOÏnbsp;llerker beginnen te Wydsren.
Figuur 37. Holronde Glazen verkleinen de Voof'
CÉ'
P L A A T E N.
Ce, GH, Weclerz7dfche Holronde Oppervlakte van ’t Glas. Ad, Be, Naderende Straalen, dienbsp;van de beide uiteinden van ’t Voorwerp A B af.nbsp;fchieten, en Regtlyns in D zouden zamenloopcn,nbsp;maar nu, door hunBreekingenbydene , en by denbsp;Loodlynen pp. qq, in de minder Naderende df^nbsp;eg, veranderd, hun Naderyunc hebben in F.
AFB Gezigthoek, waar onder men’t Voorwerp met het bloote Oog uit F zou gezien hebben. oFbnbsp;Hoek, waar onder men ’t nu ziet, die merkelyknbsp;kleiner is, en daar door het Voorwerp ook kleiner, en als o 6 doet zi^n.
figuur 38. Holronde Glazen doen de Voorwerpen nader zien.
De Lichtkegel van Wyderende Straalen, uit het Straalpunt A, wordt door de Breekingen fterkernbsp;Wyderende, en fchynt, Regtlyns, het ingebeeldnbsp;Wyderpunt in a te hebben; daarhyderhalvenooknbsp;Voorwerp, en bygevolg zoo veel nader dan innbsp;A doet zien.
39. Wy zien de Voorwerpen Nader, fchoon
in’t Middelpunt zelf van de Holrondheid zyn. Holronde Oppervlakte; AderzelverMiddelpunt.
Ab,
-ocr page 84-VïRKLAARIN#
Ah, Ac, Wyderende Straalen van ’t Voorwerp A, die Loodregt op CE vallende, bygevolg zonder Breeking doorioopen tot aan de andere Holronde Oppervlakte GH, dog, van de Loodlynennbsp;Fq,¥p,afgebroken, fferker beginnen te Wyderennbsp;en dus het Voorwerp in hun ingebeeld Wyder*nbsp;punt a, en Nader by doen zien.
Figuur 40. Wy zien ze Nader j fchoon ze binnen 't Middelpunt zyn.
De Wyderende Straalen uit het Punt tuflehen k en her Middelpunt A komende, verliezen by de eerftenbsp;Breeking, daar ze in ’t Glas vallen, wel een weinig van hun Wydering maar verkrygen by hunnbsp;tweede Breeking, om de groote Schuinsheid, daatnbsp;ze mee in de Lugt vallen, en van de Loodlynennbsp;Fd, F/afgebroken worden, een grooter trap vannbsp;Wydering weder: zoo dat hun beloop wordt alsnbsp;de,fg; die uit het Punt k fchynen tekomen, ennbsp;daar ook het Voorwerp doen zien.
r.'g«ur4i. Een Glas, aandeeenezydeHolrond, aaH de andere Plat, heeft dog, in een weinig inindefnbsp;maate, dezelfde Uitwerkfels.
-ocr page 85-DER
P L A A T E 1^.
Ce Holronde Zyde van ’t Glas. GH Platte Zyde. h4, 6c( Naderende Straalen, die door hun Bree-kingen minder Naderende geworden in/zamenloo-den ; daar ze, Regtlyns, nader by ’tGias zigver-eenigd, en grooter Hoek zouden gemaakt hebben.
Af Wyderende Straal, die uit het Middelpunt van de Holrondheid zelf, A, zondfer Breeking, als Lood-regt, doorgaat tot in o, en daar van de Loodlynnbsp;af gebroken, fterker Wydert, en loopt naar i.
^it blyfc eveneens, van welke Zyde ook bet Licht komt; en ’t zy ’er twee Breekingen tegen een; ofnbsp;wederzyds twee Breekingen gefchieden.
Straal, die uit A komt, loopt met eene Breeking by c naar i, en wykt tot op een Aflland als F» vannbsp;de As AF af: de Straal Fè, dieuitFkomt, looptnbsp;met twee Breekingen by b en by^naar/, en wyktnbsp;tot op een Afftand als Al, gelyk aan Ff, van denbsp;As, af af.
-ocr page 86-VOOR DEN
De Plaaten van dc Vyftiende Les,
Plaat r, 2, 3, 4. moeten geplaatft worden tegenover ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. bladz. 20(5.
Die van de Zeiliende Les,
Plaat I — io, tegenover, . bladz. 488,
-ocr page 87-NATUURKUNDIGE
VAN DEN Heer
Over het Licht.
INLEIDING.
Oe verder wyin 'tOnderzoek derWondet-Natuur en haare Werken '’or-y^Q®_ Stof wy vioden deelennbsp;om verbaasd te ftaan overnbsp;^''ootheid en ’t getal der Wonderen i dienbsp;daar ontmoeten. In detweelaatfteLes-wy gezien, hoe alles in ftand ennbsp;blyfc en zig ongekrenkt bewaart in ’t
Van eene Hoofdftof, die in ftaat is
“quot;ddp
Otn
alle;
a te kannen verteeren, alles te ver-
CIeel.
mei-
-ocr page 88-Het L i cht.
XV. nielen. Wy zagen allerhande Lighaameo» !• E S. zonder onderfcheid, vervuld, en toe in hunnbsp;binnenfte doordrongen met Vuurdeeltjes»nbsp;zonder dat ’er egter iets gefloopt wierd eD
verloorén ging door derzelver vrywillige eö
al*
uit hun zelf verkreegen Werkzaarnheid; otO dat die Werkzaarnheid, altoos uit haar eigeOnbsp;aart te zwak, en als in ruft leggende, ni^’'nbsp;verlevendigd en aangezet kan worden da®nbsp;door middelen, welke de menfeh, onder^'^nbsp;veel andere bezielde wezens, die ’erneveOSnbsp;hem de uitwerkfels van gewaar worden,nbsp;leen in handen heeft. Thans zullen wy fpreS'nbsp;ken van eene Vloeiftof, die door ons uitnbsp;diepfte duifterniflen in een enkelen oogweP^nbsp;tot dien onbefchryflyk heuchelyken ftaatva’’nbsp;Helder Licht over te brengen, ons byna t*’*nbsp;geheel andere menfehen maakt, en, omnbsp;' te fpreeken, buiten ons zelven, ennbsp;naauwbepaalden omtrek van ons Wezen
voert, om de verftafgelegen Voorwerpen
eO
te gemoet te treeden, en dezelve onder ’i
o®'
reik te doen komen van onze Zintuigen
vermogens. Het Lkhty dat ons deeze
VI quot;
-ocr page 89-Het Licht. nbsp;nbsp;nbsp;f
'vaardeerbaare voordeelen te weeg brengt, xv,
ODs daarenboven ook in ftaat, om on-*^ ^
^sfieweegingen veilig en met zekerheid te
'örtigten, en alles wat wy doen, inet orde,
met de juifte maat en gefchiktheid van
en werking, naar vereifch van yder
**®k, uic te voeren. Het verft alle voort'
^fengfeis van Natuur en Konft met hunne Ri
^‘®uren, en zet ze Luider by. Het verme-^'g'^uldigt al ’t Gefchapene, door ’er een ^*^hildery van te tekenen in de oogen van alnbsp;adem haalt.
t^it wonderbaar en byna onbegrypelyk Zyn Aart
^^^zen, ’t welk de Ouden voor een enkel tn 1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bekend
bevallige Eigenfebap of Hoedanigheid der dan zyn
^tofFe aanzagen, en ’t welk zommige
'^'foemdeSchry vers van deze laatere tyden, TelL
het ongetwyfFeld niet,rond uit,iets Gees-quot;
iets Ondoffelyks, durfden noemen, ïls ¦
®en zoort van Middelrang, tudchen
Oeeft
«ht w
ten
Lighaam hebben willen plaatzen; ^zen,zeg ik, zoo bezwaarlyk te vat-
ceontzwagteleDjWanneermer; deszelfs^^ ^ *^Uur ejj yoortjlraaling doorgronden wil,tj„X^^^nbsp;A 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;laat
-ocr page 90-4 nbsp;nbsp;nbsp;H*t Licht.
XV. laat zig egter vry gemakkclyk berekenen» ^ ® tneeten, onderProefoeeming brengen; al»nbsp;men zig te vrede houdt met alleen die Be*nbsp;weegingen van hetzelve te onderzoeken, disnbsp;ons het naad raaken, en den mccften in*nbsp;vloed en aandoening hebben op onze Zin*nbsp;tuigen. Zien wy ons dan genoodzaakt, om»nbsp;ter beantwoordingc van zommige V'raagduk*nbsp;ken van enkele Nieuwsgierigheid, ons metnbsp;veronderdellingen te vergenoegen, en metnbsp;Redeneeringen , die een tamelyk goeJehnbsp;fchyn, dog ook niets meer, vertoonent iönbsp;Hukken egter, by wier oplosfing wy meetnbsp;belang hebben, kunnen wy met regt zeggen»nbsp;dat wy voorzien zyn van Kundigheden»nbsp;die merkelyk zekerer zyn, en op betertnbsp;gronden ruften.
Oog' Om van beiden met gevoeglyke Orde Orde desnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zullen wy vooreerft onderzoeken’
vers.
Schry- wat eigentlyk het Licht zy; waar het zy** verblyf en zitplaats hebbe; en op welkce**nbsp;wyshetuit zyn Bron voort (Iraale, en 2*^nbsp;door de ruimte, die het verlicht, verfpreid®'nbsp;Ten anderen zullen wy de Streeklyncn
H E T L I C H T. nbsp;nbsp;nbsp;5
overweeging neemen, die het iigt; zyn Bewec- x V. S’ngen uit eigen aart gewoon is te volgen;^ ^nbsp;door welke middelen men het van Loop-^reek kan doen ve.-anderen; en de wegen,nbsp;die het Deemr,a!s van zyn gewooneStreek»
^yo gedwongen worde af te wyken.
^^erder zaV.en wy het Licht zien te ontr binden, en doen zien welke Eigenfehappennbsp;deszelfs byzonderc Deelen bezitten, wan-deerze van elkaaderen gefcheiden en afgezonderd zyn.
Ên eindelyk zullen wy de voornaamfte ^itwerkzels kortelyk befchouwer , welkenbsp;dc Lichtilraalen, 'c zy Enkele, ’t zy Sa-*hengeftelde, veroorzaak en, zoo oo ons Zintuig , het Oog, als door middel van denbsp;^^etktuigen, die of tot onderlleuning, ofnbsp;*^ot vergrooting en verfterking van’tGezigt,nbsp;dienen kunneq.
EERS-
-ocr page 92-De Natuur
XV. --—---—-----
L £ S
I. Af.’ eerste AFDEELING.
|)EIL.
de Natuur van het Licht y en eieszelp Voortftraaling.
Denkbeeld Tan hetnbsp;Licht.
Clarté,
DOor het woord Licht verRa ik dat middel , waar van de Natuur zignbsp;gewoon is te bedienen, om in ons Oog di^nbsp;leevendige en byna altyd aangenaame ge'nbsp;waarwording, die wy Helderheid, Liebtbeidinbsp;of helder Licht noemen, te veroirzaakeP)nbsp;cn om ons de Grootte, de Gedaante, dtnbsp;Kleur, de Plaatzing der Voorwerpen, di^nbsp;buiten ous zyn, en zig opeen behoorlykeö Inbsp;afdand van ons bevinden, te doen kennf'^nbsp;en onderfcheiden. Dit Middel, wat het da®nbsp;ook zyn mag, hoe men ook deszelfs aaf^nbsp;begrype, is althans zekerlyk een Wezen oPnbsp;zig zelven, iets datenvanhetzigtbaar Li?'nbsp;haam, en van het Zintuig onderfcheidennbsp;Het heeft, als een tuflchenmiddel, datnbsp;werking van ’t Een tot het Ander 0'’*^'nbsp;brengt, zyn verblyf tuflehen beiden in»/”
bC'
-ocr page 93-VAN ’t L I cht, nbsp;nbsp;nbsp;7
lieflaat, door zig zelven en zyne werking, XV. ganfche tuffchenruiiDte, diehetLighaam^ ^ S-hec Zintuig van elkandercn fcheidt.deil.nbsp;Santanders komt het my onmogelyk voornbsp;te begrypen , hoe een Lighaam op eennbsp;*üder zou kunnen werken.
Maar deeze Tuflchen werker, die de Wer* Het ^'Dg van hec Lichtend of verlicht Lighaamnbsp;het Oog overbrengt, moet ongetwyiFeldfelyks.nbsp;ook iets Lighaamelyks, iets SiotFelyksnbsp;^yo. Want hoe zou hy anders een Geftel-^^nis, die niet dan in de StofFe vallen kan,
''30 het eene Lighaam kunnen aanneemen,
^0 mededeelen aan hec andere ? Hoe zou hy ^Oor het zigtbaar Voorwerp aangeraakt, ofnbsp;gefchud en in beweeging gebragc kunnennbsp;'*'QTden volgens Natuurkundige wetten ennbsp;*'®gels, en op dezelfde wyze het Zintuig raa-en aandoen, daar hy zyn gewaarwor-op doet gevoelen ? Deeze overweegingnbsp;alleen genoeg zyn, om ons te over-'“'gen, dat hec Licht inderdaad iets Lig*
. ^®*^elyks zy, een StofFe die in Beweeging Oiaardie waarheid ftraaltook van ontelbaars
-ocr page 94-De Natuur
XV.
LES.
I. Af-i» fiSL.
baare andere kanten zoo helder door, dat het onmogelyk is daar aan te t wyffelen, zoonbsp;dra mea zig flegts de moeite geeven wil jnbsp;om volgens de raeeftaangenoracn en alonJnbsp;erkende Grondbeginfels der Natuurkunde tenbsp;redeneeren. Waarom, by voorbeeld, kaanbsp;men niet vlak tegen de Zon opzien? Waar'nbsp;om kunnen menfchen, die een zwak gezigtnbsp;hebben, niet dan met ongemak over fneeua^nbsp;of een witten grond gaan met openeoogen ^nbsp;Hoe komt het dat iemand, die gewoon isnbsp;ineen Vertrek, dat zeer duider gemaakt isgt;nbsp;te flaapen, eerder dan naar gewoonte wak'nbsp;ker wordt, als men de Blinden vap zyonbsp;venfterraamen vergeeten he^fc te fluiten-^nbsp;Bewyzcn alle deeze en dcrgeiyke Uitwerk'nbsp;zeis niet, dat het Licht ons aanraaktnbsp;treft, ons een laftig gevoel verwekken, oO*nbsp;zelfs kwetzen kan, indien zyn Aandoenio^nbsp;gen op een min gevoeglyke wyzegefchiedeD»nbsp;of te fterk en geweldig zyn: en wat andersnbsp;dan een waare S toffe kan zig op zulk eec®nbsp;wys op onze Lighaamcn doen gevoelennbsp;^yn gewaarwordingen veroirzaaken ?
VAN ’T Licht. nbsp;nbsp;nbsp;$
fiaat daarenboven ook aan ons , om naar xv. '''^’gevallen het Licht op deeze of geene^ ^ S.nbsp;P'aats te vergroocen, te verminderen, en inDsrei.,nbsp;bepaald beftek van ruimte te befluken,nbsp;ï^agelyks gebeurt het ons, dat wy zyn Be-'''eegingen moeten, zyn ftreeklynen veran-het in zyn loop ftuiten of eiders doennbsp;''allen. Zeker, op zulk een wys zoudennbsp;''^y niet kunnen te werk gaan met een Gees-'®lyk en Onftoffelyk wezen ,• dewyl ’er nochnbsp;*D2e Uicerlyke Zinnen, noch al’eonzePoo-S’ngen eenigen vat op zouden hebben.
ui:)e:en derhalven met alle Natuur Aart diet igt;gen van onzsn Tyd ongetwyffeld (oe-; dat het get-n, ’t welk Licht en Helderheid virfnreiüi intene p'aats; ’t welk denbsp;Voorwerpen, die men daar in befpeurt, zigt-maakt, oen waare en eigcnlyk genoem-Stoffe i' , wier Werking min of meernbsp;kan zyn naar verfcheidecheid van om-^“odighedcii. Maar welk een zoorc en aartnbsp;Stoffe is het, en op welk een wyzekomtnbsp;in de plaats, daar ze zig doet gewaarnbsp;'’^°ïden ? Dit is een andere Vraag, waarovernbsp;A snbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de
-ocr page 96-de Gevoelens van Natuurkundigen verdeeld zyn.
Volgens de Gedagten van Desgastes, en zulken van zyne Navolgers, die zigftiptnbsp;en naauwkeurig aan zyn Leer houden, i*nbsp;de Stoffe'^^ eigen StolFe van het Licht een onmeet'nbsp;A'an ’t baar wyduicgedrekte Vloeiftof, wier deelc*nbsp;jes, fyner dan men uitdrukken of befchry-venkan, en in de vorm van kleine Bolletjesnbsp;gerond, op eene overal eenpaarige wys eflnbsp;zonder ergens een open , of ledige tus- jnbsp;fchenruimte over te laaten, den ganfcheo 1nbsp;Kloot van ons Geheelal vervullen.
Zon, die ’er het Middelpunt van beflaat,de vafte Starren, die ’er als de grcnsfcheidin'nbsp;gen van uitmaaken, en alle andere Lighaa*nbsp;men, die, ’c zy op de aarde, ’t zy elders»nbsp;branden en fchynfel geeven, bezielen deeZ^nbsp;Stoffe met eene zekere beweeging,niet waar*nbsp;doorzevoortgeftuwd wordt en van de eeo*nbsp;naar de andere plaats overgevoerd, maatnbsp;waardoorze gefchud wordt met een zoof^nbsp;van Trilling, in zeker opzigt niet ongelyl^nbsp;aan die, welke het Geluid in de Lugt doe*-
ont'
-ocr page 97-ii
VAN ’T Licht.
ontftaan. De Zon derhalven, ieder Star,, XV.
brandend en fchynend Lighaam moet ^
^en begrypen dat dus het middelpunt wordt deel. ''an een verlichten Kloot, omtrent op dezelfde wyze gelyk een Klok, of ecnig andernbsp;ëeluid verwekkend Lighaam, dat men klin-ken laat, den ganfehen klomp of kloot vannbsp;^hgt, in wiens midden bet geplaatft is, rond-naar alle zyden heen en tot op eenver-afftand klank doet geeven.
Wanneer men, met Descartes , aan de en des-^eeltjes van onze Hoofdflof, die het Licht ^''erbrengt, of wier VVerking, liever, het draaiing,nbsp;^icht zelf is, eene volmaakte en nergensnbsp;®ërokene aaneen fchakeling, en eene onbuigzaamheid toefchryfe, die alles kan doorgaan, mag men ook met regt, evenalshy,
^^ggen, dat ’er flegts een ondeelbaar en on-^'ndig oogenblik vereifcht worde, om Indruk of werking van het Lichtendnbsp;’ëhaam tot op den allerverflen afilandnbsp;te brengen. Een Ry van die Balletjes,nbsp;y mag dan zoo lang zvn als ze wil, moet,nbsp;uiieer ’er aan ’t een eind tegen gedrukt
wordt,
-ocr page 98-12
De Natuur
XV. LES.nbsp;I. At.nbsp;peel.
wordt, op hetzelfde oogenblik aan *t andcï eind die werking doen g-waar worden»nbsp;gelyk een houten Balk of yzeren RoededePnbsp;flag van den Hamer, die op een van haafnbsp;Uiteinden flaat, zonder eenige de minft^nbsp;vertraaging, die men merken kan, ovet'nbsp;brengt; of gelyk men de Botzing van eeonbsp;y vooren Bal eensklaps door een groot getalnbsp;van dergelyke Bollen , die, alle met buPnbsp;Middelpunten, in de zelfde Lyn, elkandercPnbsp;laaken, ziet overgaan. Ook beantwoordnbsp;deeze ftelüng niet kwaalyk aan de jBeweequot;nbsp;ging van het Licht, die oogenblikkely!^nbsp;en als in een enkel tydftip fchynt te ge'nbsp;fchieden; dewy! wy hetzelve hier op dePnbsp;Aardbodem wegen van ongemeen verre uir'nbsp;geftrektheid zien doorloopen in zoo kor*'nbsp;een tyd , dat men byna de hope ennbsp;voorneemen, om dien te meeten, heeft op'nbsp;gegeeven.
Dit Ge voelennbsp;is vry
Dit was het Gevoelen, dat DescarTP* zig gevormd had over de Natuur van be‘'nbsp;aannec^ Licht, en de wyfze waar op het voortftrapl*'nbsp;inelyk. ea zig verfpreidt, fien Gevoelen, ’t
zoPi'
-ocr page 99-13
VAN ’T Licht.
Veranderingen hecfc moeten on- xv. Vergaan , otn dat men in vervolg van Tyd^ ^ S.
' nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I • ol*»
^ï^kere ontdekkingen gedaan heeft, diezulks^jEj
hoodwendig veieil'chten j maar een g.cvoe-
len egter, wiens algemcene Grond en Be-
Sififelen, die nogthans ongekrenkt en (taan-
blyven kunnen, my zoo natuurlyk, zoo
^Snreemelyk, en zoo wel gefchikt, om ’er
Verfchynfelen door op te lollen, voorko*
^'sn, dat ik my verflouten durve, om te
*'ggen, dat hetzelve het Gevoelen geweefl:
zyn van alle Natuurkundigen, indiea
ks niet door eer.ige byzondere Belangens
Inzigten ware belet geworden. New-
quot;^ON zelf zeu mogelyk hebben kunnen be-
fluiten om het te omhelzen, indien ecnWeêr-
ftandbiedende JNliddelltof in de ontneetbaa-
^ UicgeftrektheiJ der Hemelen hem belt;
^^nhaar had gefcheeoen met het Stelfel
dui
^ r -Aantrekkingen, of zoo hy ronduit hid Attrac-
'’''en zeggen , dat hei Licht een Wezen**^’
dat geen weerfliand bieden kon.
. ®5gens het Gevoelen van dien Grooten
o j nbsp;nbsp;nbsp;.KI
gt; en dat der Natuurkundigen, die zyoN
EW-
g-, TON over
-ocr page 100-De Natuur
XV. LE Snbsp;I Af-debl.
de Licht-ftofFe.
BeginO^lcn erkennen (1), is het Licht ccB waar en cigenlyk Uitvloeifel, iets dat üknbsp;het Lichtend Lighaam zelf voortvloeit. 0“^nbsp;Zon fchièt onophoudelyk naar alle kantcDnbsp;rondom zig Straalen uit van zyn eigen zelf'nbsp;Handigheid, die zig tot aan de uiterfte EiD'nbsp;den van den kloot der waerelduitftrekkeo!nbsp;en deezeStraalen beftaan uit deeltjes, di^nbsp;zonder tufichenpoozing op elkander volgeDinbsp;en zig onophoudelyk op elke plaats weêtnbsp;telkens vernieuwen met al die verbaazend^ jnbsp;fnelh .'id, die wy in de Voortftraaling vannbsp;Lich^ befpeuren. Ieder vafte Ster werpt op !nbsp;dezelfde wyze,volgens alIemogelykeStreek' jnbsp;lynen, die men zig verbeelden kan, Licbl' inbsp;deeltjes uit; en een Kaars of Toorts, geiy^ !nbsp;uit deeze verónderHelling van zelf volgbnbsp;die men ’s Nagts in ’c midden van eene sroO'nbsp;tc Vlakte aanllcekt, wordt voor ons allee®
daal'
Dit is ook het Geyoelen van GASSEKDI, en''2 èenige andere hedendaagfehe Wysgeercn, die voor
TON gebloeid hebben, en die in dit ftak de Denkb^^ den volgden van PE^OCRZTUS en EplCüRü5#
-ocr page 101-is
VAN ’T LlCHTi
' ^3arom zigtbaar, om dat zy op ieder oogen* XV. en zonder ophouden, een Half Kond^nbsp;mooglyk meer dan Twee MylenMiddel- deel.
‘ 'ïos heeft, met haar Lichtende Uitvioeifels
Het Licht derhalven, of dat geen, t welken der-de Voorwerpen doet zien en onderfchei-y^p” is, volgens dit Gevoelen, nu eens een fchie-^t'melfche Ztlfflandigheid, die uit Zonnbsp;^^arren voorfchiet; dan weêr een Aardfchenbsp;die door Ontbranding ontzwagteldnbsp;losgemaakt wordt. Maar uit welke Bronnbsp;ook haar oirfprong hebbe, zy fchiecnbsp;®'tOos voort roet eene fnelheid, die geennbsp;'^fiergd heeft, en haare BeeJtjes kunnen totnbsp;groot een fynheid verdeeld, zo yl gc-worden, en zig zoo ver wyd en zydnbsp;^ïtbreiden, dat zy in ftaat zyn om Omtrek-“ te vallen, da?r men verbaasd overnbsp;, ^hiDoet, als men de kleine ruimte waarnbsp;te vooren beflooten waren, in aan-’^^rking neemt, en den korten tyd, die 'ernbsp;wordt, om hen zig zoo geweldignbsp;- doen uitzetten, en zulke wyduitgeftrektenbsp;'^'thtcn te doen beflaan.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;In-
-ocr page 102-16
De Natüur.
XV. Indien ik een van deeze rwee Gevoelen® ^ zou moeten kiezen, beken ik ronduit, datnbsp;deel. de waarfchynlykheid my zou doen ovef'nbsp;Gedaft- hellen tot het Eerde. Dit heeft egter ooknbsp;tennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zwaarigheder. , die ik geenszins vaO
tion.
TONsGe-voornecmen ben te octvciczeu; en, zooi^ voelen, hetonderfchryven zou. zou ik het niet doen»nbsp;dan met die bepaahngen, endie veranderio'nbsp;gen, welke de Ondervinding en Waarnee*nbsp;mingen geleerd hebben, dat’er noodv%’endi?nbsp;in gemaakt moeten w,:rden, en welke D£®’nbsp;CARTES zelf niet nagelaten zou hebbt’D»nbsp;om ’er, overeenkomdig met zyn Leerretnbsp;en wyze van redeneeren, in te maaken, in'nbsp;dien hy iang genoeg geleefd had om ’ernbsp;Noodzaakelykheid van te zien. Maar oC'nbsp;der deeze Voorwaarden, dunkt my, dath^'nbsp;met dit Gevoelen mcrkelyk gemakkelyk*^’^nbsp;valt, zig een Denkbeeld te Vormen vand^t*nbsp;Propfl^a-» f^oortflraaling^ en de Ük'nbsp;wetkfcls van het Licht, dan wanneernbsp;vvaare en wezendlyke Uitvloeijiogennbsp;die onophoudelyk uit de Bron des Licb'*nbsp;blyven vloeien, en veeltyds tegenelfcatit^®^
aaO'
-ocr page 103-3anloopen. Hier door immers ziecmenzig^
genoodzaakt, om zyn toevlugt te neemeni. af-lot de vreemdfte en zonderlingfteToevalleD, ° ^ ^ otn voor te komen dat de Hemelligcen ein-'ielyk niet uitgeput raaken, of om derzel-''er gebrek weer te vergoeden: tot Grond-^eginfelen, die de Gezonde Natuurkundenbsp;®fkeurt, om tegenflrydigeBeweegingeDjdienbsp;^'kander wederzyds vernietigen moeten, o^
^aar eerfte en oorfpronkeJyke ftreeklynen Loop doen veranderen , over een tenbsp;^öngen: tot Geftelteniflen of Wyzen vannbsp;^‘Jiaan in de ftofFe, die zoo nieuw en on-^odés,nbsp;^®hoord zyn als onbegrypelyk, om zig tenbsp;Ontladen van een ruime overmaat van Straa-, daar de Dwaalftarren in dien langennbsp;dienze voor dezelve blootftonden,reedsnbsp;‘^Or vervuld en overlaaden moeftengeweeltnbsp;en om het Ydel te kunnen vinden innbsp;^ Hemelruimten, daar de Nevotoniaanetinbsp;2ig onvermydelyk verpligt zien, allenbsp;onophoudelyke ftroomen van Lichtnbsp;' *^ten doorfchieten.
ÖEEL.
^ Oordeel derhalven dat men minder regl- ten over
-ocr page 104-I8
De Natuur
ftrceks tegen erkende Denkbeelden
aad*
iquot; nbsp;nbsp;nbsp;°P een verftaanbare wyze uiC'
DEEL. drukt, wanneer men zegt met Descartes: van Des-,, De zigtbaare Voorwerpen, gelyk ook denbsp;CAiiTEs. Oogen, waarmee wy dezelve moeten gC'nbsp;,, waar worden, zyn altoos gedompeld in'cnbsp;,, midden eener Vloeiftof,diezig, zonder er-„ gens afgebroken te zyn, of een ledigenbsp;,, ruimteopen te laten, van de eene totaaonbsp;,, deandere uitftrekt. DeezeMiddelftofnbsp;„ vatbaar voor een zoort van Beweeging*nbsp;„ die haar eigen is, en die niet gevoeld kaOnbsp;,, worden dan op den bodem van het Oog»nbsp;even gelyk ook die Beweeging niet ver'nbsp;„ wekt kan worden dan door brandende jnbsp;,, flikkerende Lighaamen, of die zoofcÏJf' 'nbsp;,, nen. Zoo dra nu deze Stof op zulk ceO^nbsp;„ wyze in beweeging gebragt is, wor^i^nbsp;„ het Zintuig, waar het ook in dennbsp;,, fchen kring van 't bereik van derzeK®^nbsp;9, Werkzaamheid geplaatft is, ’er door as'’'nbsp;,, gedaan; en op die aandoening wordtnbsp;„ Ziel op een zekeren afftand en in deitrefil®’
,, lyn der Beweeging, die de aandoen*'’^
set'
»gt;
-ocr page 105-VAN ’t Licht.
verwekt heeft, het Voorwerp, dat’erde xv. it oorzaak van is, gewaar, en oordeelt hetnbsp;gt;gt; daar te zyn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;deel,
Indien men nog zwaarigheid maakendoor de •liogtom te gelooven, dat zig de zaak in-^erdaad op deze wyze toedroeg, zal men van ’tnbsp;zig miflchien beter van overtuigen kunnbsp;wanneer men op het gebruik van een an-derd.nbsp;^^rZintuig agcgeefc,dat,even gelyk hetOog,
S^fchikt is om de Voorwerpen, die buiten zyn, te leeren kennen. Op welk eenenbsp;'’yze en door wat middel hooren wy deStemnbsp;''®n iemand, die in de JNagt van verre totnbsp;fpreekt ? Is het door middel van denbsp;deeltjes der Lugt, die in zyn Mond dennbsp;i^lank aangenomen hebben, en vervolgensnbsp;ganfcbe ruimte, die ’er tuffchefi hem ennbsp;is ^ doorloopen, om onze Ooren te ko-treffen ? Op die wys, gelyk genoegzaamnbsp;^kend is, gefchiedt die Verfchynfel niet.
Weet, dat een zeker Vak Lugts, van Zeergrooteuitgeftrektheid, de werkingnbsp;trilling van het klankgeevend Lig-Zonder zig te verplaatzen, in alle zy-Banbsp;nbsp;nbsp;nbsp;me
-ocr page 106-20
De Natuur
XV.
LES
I. A F-DEEL.
ne deeltjes overneemt, en dat ieder gezond Oor, in dat Vak Luges gedompeld, dennbsp;klank hoort, welken die Vloeiftof door denbsp;onafgebroken aan een-fchakeling van haarnbsp;kleine ftsfklorapjes tot hetzelvcoverbrengt»nbsp;Is dit Voorbeeld, dat door niemand in twyf*nbsp;fe! getrokken wordt, niet overtuigendnbsp;noeg om ons te doen gelooven , dat hetnbsp;Lichtend Lichaam, op dezelfde wysalshetnbsp;Klinkend, zyn werking aan het Zintuig me-dedeelc door middel van een Vloeiftof, disnbsp;dezelve derwaarts overvoert.
Maar wat iseigentlyk deeze fyneVloeiftof» die ons dus, op alle tyden en op alle plaat'nbsp;' zen, in een enkel oogenblik kan overbrei?*nbsp;gen uit de diepfl;eDuifl:erniire,tot hetklaarft'nbsp;fchynende Ligt ?
DeLlcht- Het Vuur, tot dien trap van WerkzaaiO' ftoffe is heid verlevendigd dat het Brand verwekt»nbsp;afs^de'^^ doet dezelve in onze Oogen flikkeren ;
Vuur-
ftolFe
het Licht, door dien Brand verfprei^' ftrekt zig tot op een veel verderennbsp;uit,dan men deszelfs Warmte gewaar wor^^‘nbsp;De ftraalen van de Zon, aan den aDdet^”
],aötgt;
-ocr page 107-Van ’t Light;
^anr, die als de vQornaamfte bronaders zyn xv, ''^an her Licht, daar onze Aardkioot door^ ^nbsp;hefcheenen wordt, doen alles, wat men’erDEEt,nbsp;aan bloot ftelt, Warm worden, of zelfs innbsp;^fand vliegen, wanneer men bun Werkingnbsp;^oor Brandfpiegels of andere dergelykenbsp;öliddelen grooter kragt byzet. Indien nunbsp;^et Licht brandt, en het Vuur verlicht,
^'ag men dan nietbillyker wyze denken,
•^at eene zelfde Hoofdftof die beide uit* ''^erkfels te weegbrengt; en dat, zo mennbsp;niet altyd onaffcheidelyk met elkandernbsp;2iet gepaard gaan, zulks daar uit voortkomt, dat ze beiden niet van de zelfde Om-ftandigheden afhangen, fchoon ze beidennbsp;aan een en het zelfde Beginfel hunnen oorsprong verfchuldigd zyn? Deeze gedagtenbsp;^'i^hans komt met die eenvoudigheid , ennbsp;'''eigeregelde fpaarzaamheid, vvelke wy o-in alle werkingen der Natuur heerfchennbsp;j zeer wel overeen; ten minfte mennbsp;ze met regt mogen aanneeraen als eenenbsp;^sroaderltelliog, die zeer waarfchynlyk is ;
'^ewel zy aan die van Descartes eenige B jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;af.
-ocr page 108-2»
De Natuur
XV. LES.nbsp;I. Afdeel.
en is der
halven
©veral
ver-
fpreid.
afbreuk doet, volgens welke het Licht eB de Warmte van twee verfchillendeHoofd'nbsp;ftoffen afhingen,
IV. Deel 2 Stuk.
Indien men nu wel vanzig verkrygenka® om te gelooven, dat de VuurftofFe zignbsp;genoegzaam alle zelfllandigheden en LighaS'nbsp;men, die tot de Aarde behooren, onthoudt»nbsp;om dat men die Lighaamen en grootereOnbsp;en voeibaareo trap van Warmte ziet kryg^'’nbsp;en zelfs in brand raaken door uitwendig®nbsp;Botzingen en Wryvingen, of door inweO'nbsp;dige Beweegingen die men binnen in hit®nbsp;doet onrflaan, gelyk ik in de Dertiendenbsp;heb aangetoond; zal men zig ook ligteiy!^nbsp;door een groote menigte van voorbeelde®’nbsp;uit de Drie Ryken der Natuur genomePtnbsp;overreden kunnen, dat het Licht op d®nbsp;zelfde wys overal tegenwoordig is, zigbi®'nbsp;nen in de Lighaamen zoo wel als buitennbsp;dezelve onthoudt, en dat ’er, om hetzei'^^nbsp;voor onze Oogen zigtbaar te doen worde®'nbsp;niets anders vereifcht worde , dan zeK®nbsp;re zoort van Beweeging, en eene Midd®^'
ftof, bekwaam om het zelve over te breng®*’’
yef'
-ocr page 109-25
VAN ’t Licht.
Verfcheiden van die Voorbeelden kunnen xv. Ons, zo wy door geen tegenflrydige Voor-^ ^nbsp;Oordeelen ons misleiden laaten, overtuiglykcEu unbsp;^ocn zien, dat het geen, ’t welk, op de opper-''lakte vaneenLighaam, Schynfel en Lichtnbsp;geeft, ook in ftaac is, om binnen in datnbsp;Ughaam Warmte te doen geboren wordennbsp;^n Land houden, indien ’er nog de eene ofnbsp;^e andere omftandigheid bykomt, die totnbsp;^at uitwerkfel aanleiding geeft, ofhetzel-''e begunftigt. Dit kan duidelyk beweezennbsp;'vorden door de volgende Proefneemingen.
I. Proefneeming.
Toejtel.
Met een Stukje van Phosphorus, daar jy^oeei. *0 de vierde Proefneeming van de Dertien 2 Stuk.
gewag van gemaakt is, fchryftmen®|^^^'
'^P een blaadje Zwart Papier eenige groote ^-tters, en brengt vervolgens dat blaadjenbsp;^^Pier op een plaats , daar het zeer dui-is.
24
24
XV. LES.nbsp;I. Afdeel.
yer-
fchynzel
van den
Licht-
Phos~
fborus.
De Natuur, Uitwerkzels.
De Letters geeven een zeer helder Licht van zig: als het warm Weer is, is dat Lichtnbsp;nog helderer en levendiger, maar ’c ver*nbsp;vliegt dan ook fchielyker: het duurt in tC'nbsp;gendeel langer, en fchynt met eenige tuS'nbsp;fchenpoozingen, als het Weer koud of vog'nbsp;tig is; door ’er fterk op te blaazen, ’t «ynbsp;met den Mond, ’t zy met een Blaasbalk»nbsp;doet men ’t geheel uitgaan: maar het hef'nbsp;ftelt zig eerlang weer vanzelf. Als men opnbsp;de Letters wryft, neemt het Licht in glan^nbsp;en helderheid toe, en, zo men zulks met de®nbsp;Vinger doet, en voortgaat met wryven»nbsp;wordt dat Licht wel haaft een wezendlyi'nbsp;Vuur, dat het Vel fchroeien en brandefnbsp;kan, en een vry gevoelige pyn verporza»'nbsp;ken. Zoo lang het Licht blyft doorfchy'nbsp;nen, ryft’eronophoudelykuit alle die plaat'nbsp;zen, daar de Letters getekend zyn , eeOnbsp;witagtige Rook of Damp op, die volkc'nbsp;men de Reuk heeft, welke aan dcaPbosp^^quot;nbsp;rus eigen is.
Op'
-ocr page 111-VAN ’T LlCHTf
Uitwerkzels.
XV.
L E S,
t)e Letters, die met het ftukje nbsp;nbsp;nbsp;dee l'.
op ’t Papier gefchreeven zyn , raoetQoj.^a3|j *^60 aanraerken als beftaande uit een dun van’tnbsp;van die ftofFe, dat door wry vingnbsp;dat ftukje, ’c welk de gedaante heeft P/^or-''3D een Tekenpen, is afgegaan. De zelfde^*®'^“'^‘nbsp;°°gt;'zaak,de Wryviognaamelyk, bragt, ter-ze dus de deeltjes van den Phosphorusnbsp;maakte, het Hoofdftcffelyk Vuur, datnbsp;oatuurlyker wys in zig befluiten, in be-''^seging; en dewyl die Deeltjes zeer ge-^^^ikt zyn om voor deszelfs Werking te wy-'^0, zoodrazeuitgefpreid en elk als op zignbsp;^slfs afzonderlyk leggen op een Oppervlak-die met niets anders dan Lugt bedekt is,nbsp;J'ettjeeien ze ziguit elkanderen,vervliegen,ennbsp;het kleine klompje Vuurs, dat zetus-zig befloten hielden, voorhetoogbloot.
eigen Deeltjes van den Phosphorus (*) van den
witten
D,
«k
fta
oor eigen Deeltjes van ^en Phosphorus vtr-hier dc andere ftoffen en zelfttandigheden
B 5 nbsp;nbsp;nbsp;met
-ocr page 112-s6
De Natuur
zyn het ook die men onder de gedaante
j. Af.* een Witagcigen Rook, na dat die kK’iD*^
DEEL. Losploffing gefchied is, ziet uitwaafemcfl'
Rook,enjndign ze door den Wind, eer ze nogLo*' ver*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*
dwynen ploiFen, verfpreid en weggedreeven wof'
van ’t Lichtnbsp;doornbsp;Wind,
den , heeft de afftraaling van het Licht» die zy daar door inoeften doen ontftaao»nbsp;geen plaats. De Letters blyven duifter,®”nbsp;geeven geen Licht van zig, tot dien tydto^tnbsp;dat’er weer andere Deeltjes zyn, dienbsp;het inwendig Vuur, dat hun bezielt, wyk^'''nbsp;de, door deszelfs kragc alieen en geennbsp;dere vreemde oorzaak, het Papier veri^^nbsp;ten, daar ze opgek leefJ zyn.
’t Licht fterker
ter^in’t^ vvendige kragt, en niet door de werki”^ Yde).nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vJ'’
Dat die verfpreiding, dit vervliegen Deeltjes van den Phosphorus door een
tnet welke de Vuutfioffe vereenigd is. Deeze
icheitling maalc ik alleen maar om my voe
vcrlhanbaarer uit te drukken. Want, als men n®’'’ ,
wei
keurig fpreeken zal, is het HoofdftofFelyk Vuur z* , lyk een van de Eigen Deeltjes van den Phosphorus. ^nbsp;der hetzelve zouden alle de andere Beginzels ’nbsp;lilt beftaat, met malkanderen nooit den Phosphorus
-ocr page 113-a?
VAN ’t Licht.
''an een rondomleggende Vloeiftof veroor- xv, ^aakt worde, blykt, dunkt me, ontegen-^nbsp;^eggelyk daar uit, dat dezelve veel fchie-oE^L,nbsp;'yker gefchiedt, en veel overvloediger is innbsp;Ydel dan in de vrye en open Lugr.nbsp;^eermaalen heb ik hier de Proef van geno-Ik heb een Blad Papier, daar ik eeni-Lyneo met Phosphorus op getrokkennbsp;in twee gelyke ftukken doorgefneeden,nbsp;een der ftukken onder den Ontvanger opnbsp;Lugtpomp, waar in ik de Lugt ongemeen fterk verdund en YI gemaakt had, ge-^®ëd; terwyl het ander ftuk ondertuflchen opnbsp;tafel in hetzelfde Vertrek bleef leggen.
^Qdien dit laatfte 25 Minuuten lang bleef ^'cht geeven, verfchilde het ten minftenynbsp;G Minuuten, dat het Licht van ’t eerftenbsp;^uk Vroeger verdween; maar deszelfs Lichtnbsp;Ook altyd veel leevendiger en helderer.
Warmte moet dezelfde uitwerking opgelyk
Licht van den Phosphorus hebben als°°’'^°°' «etnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Warmte,
¦gt;¦061: gelyk my ook, by herhaalde Proe-
hct
Ondervinding heeft doen zien. Door gewigt van den Dampkring of deszelfs
Druk-
28
De Natuur
XV. Drukking weg te neem en, is ’er een Beleid' I* Af^'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;minder; de Deeltjes van den Pbo^'
BEEt. piorus, op het Papier gefpreid, kryg®'’ daar door meer vryheid omziguitelkand®'nbsp;ren los te maaken en te vervliegen, terwy*'nbsp;ze voor de uitzectende kragt van ’t Vuuf»nbsp;dat hen daar toe noopt, wyken. Eenië®nbsp;Graaden van Warmte meer in deplaatsda^*^nbsp;de Proefneeming gefchiedt, zetten hetnbsp;wendig Vuur, dat zig een opening en doöf'nbsp;togt tragt te baanen, een nieuwen trap va''
Werkzaamheid by; en op beide deeze zen moet het Licht der Letteren helderernbsp;leevendiger Tcbynen af te ftraalen ,nbsp;ook teffens fchielyker verdwynen, ennbsp;vervliegen.
wordt De Wryving doet ’er nog meer toe.
helderer wekt en verlevendigd niet alleen het brandt de Deeltjes, die aan en'naaft by de oPnbsp;door pervlakte leggen i die beft gefchikt zyonbsp;wryving. gankleeving die hen aan ’t Papier
te over winnen; maarzy doet ook deze'^^ werking op de Deeltjes die diepernbsp;die beter gedekt zyn en vafter kleev^®
^3'
-ocr page 115-20
VAN ’t Licht.
uit noodwendig, *ls de Laag van Piof'
Pbcrus^ waar uit de Letters beftaan, eeoi, as-'^einigdili is, een voelbaare Warmte ^aan moet; niet alleen om dat er meer Vuurnbsp;^^öens in Beweeging gebragt wordt, maarnbsp;om dat die Beweeging zoo veei kragt-^aadiger en geweldiger wordt, naar maatenbsp;het Hoofdftoffelyk Vuur, ’t welk nunbsp;die Beweeging bezield is, meer tegen*nbsp;ontmoet, en zig rondom ingewikkeldnbsp;''ÏQdt in Beletzels, die bezwaarlyker te over-^ionenzyn- gelykikin de tweeiaatfteLes-omdandig heb aangeweezen.
^en mag derhalven met regt zeggen, datj^g ^elt-Vuurklompjes, die zig van zelfs, en zon-de Deelt, daar toe aangezet te zyn, uit de eigen
van den Phosphorus ontwikkelen,Warmte '^^arorn doorgaans geen voelbaare Warmte^quot; Licht,nbsp;zig
boeven te doen, om de korft, waar
geeven, omdat ze te weinig moei-behc
2e omkleed zyn, te breeken en te doen ^^tvliegen. Maar die zelfde zwakkeen ge-Werking nogthans van dat Vuur, datnbsp;^^^dereLighaamen geen aandoeningmaakt.
welke
-ocr page 116-30
De Natuüe.
XV. LES.nbsp;I. Af-S££L.
ie'
welke men gewaar wordt, laat egter vry wat kragts blyken, wanneer het alle^‘’nbsp;maar te doen heeft met deeltjes van zyn^''nbsp;gen zoort, die buiten twyffel zeer gefcbil^^nbsp;zyn om een beweeging van dien aart,nbsp;daar het zelf mede bezield is, aan te neeine'’'nbsp;Zoo dra bevindt het zig niet in vry heid,nbsp;het doet de Stoffe des Lichts, die de pla^^^nbsp;daar het losploft vervult, op zyn wysnbsp;tot op een zekeren aflland fchuddennbsp;trillen, en dewyl die Stof met een onafg*^nbsp;broken aan-een-fchakeling tot opden bode*’’nbsp;Van ons Oog doordringt, wordt dat ^i**nbsp;tuig, door de Natuur ten dien eindenbsp;den vereifchten trap van Gevoeligheidnbsp;gaafd, ’er den Indruk van gewaar, en bly^'nbsp;ze gewaar worden zoo langen tyd agter-e^*”nbsp;en in de zelfde orde, als die kleinenbsp;klompjes op de Oppervlakte van hetPaP*'nbsp;losfpringen en flikkeren.
II.
-ocr page 117-XV.
XV.
L E S.
I. Aï-p E £
, Id verfcheiden Landftreeken vamp;n Italië en Proef ‘•^Zonderheid in de Nabuurfchap van
k,
vindt men een fteen, die meeft al dcneefchea ^'’°Qtte heeftalseenHoender-ei,vaneen onre-Steen.nbsp;piitiaatig ronde gedaante, grys,en naarMos-^''dchGlas zweemende. Deezen Steen, ofnbsp;anderen van dergelyke zoort, dien mennbsp;ook toe bereiden en gebruiken kan, (*)
^1^) Ik vermyde hier weder , met voordagt , gelyk ik meermaalen op verfcheiden plaatren van dit Werknbsp;heb , eenig byzonder berlgt.te graven van denbsp;''Schillende wyzen , waarop men den Bologneefchennbsp;^ gewoon is te bereiden, of de andere zoorten van
di
Veti
Op te noemen, die men door Verkalking, even
van quot;Banonii , deeze verlichtende Eigenfehap kan Ik laat zulks over voor het Werk , Waar in
icq
^ Van
“ Voorneemen ben een breed verflag te geeven. van ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;alle dergelyke Bereidingen en Handgreepen^
^ io dit Werk genoodzaakt ben ftüzwygens voor gaan of met een enkeld Woord aan te roeren ,nbsp;door al te lange uiciveidingen niet te ver vannbsp;Onderwerp te verwyderen. Wil men ondertuflehen
eg ter
-ocr page 118-32
De Natuur
XV, L E S.nbsp;I- Af-S££l;.
na in een Vuur van Kolen gebrand en vcfquot; kalkt te zyn, en zedert in een Doosje,nbsp;Katoen of Flanel gevuld,bewaard; fielt tneO»nbsp;eenige Minuuten agter een, voor de vry®nbsp;en open Lugt, aan het Daglicht bloot*nbsp;dog liever in de Schaduw dan in de ZoO'nbsp;Waarna men hem, om bezigtigd te wordeD»nbsp;in een plaats brengt die rondom welgeflootefnbsp;en zonder eenig Licht is. En op dat dee^^^nbsp;Proef te beter flaagé, is het raadzaainf^'nbsp;datzy, die ze neeraen willen, eerft eenig®'’nbsp;tyd de Oogen digt toe gehouden hebben,nbsp;reeds eenige Minuuten in een plaats gewee^nbsp;zyn; daar het duiiler is.
. Uitwerkzels.
Ver- De Steen uit het Daglicht in een doF
fen^rai* plaats overgebragt zynde, geeft
dien Schynzel vanzig als een Huk gloeiend Steen.
egtei* alles weeten wat men doen moet om dcezc neem'mg zelf te bezoeken, men kan zulks vindennbsp;Cours de Chymie van Lemery^ pa?. 8z8. en in de
res de l'Aoed, des Siimces 1730. pag. 524,
33
VAN HET Licht.
•iatin’t Vuur heet gemaakt, weer eenigzins XY, begint teverdooven. Dit Licht duurt ette-^
1 nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
'Vke Minuuten lang agter een, dog ver-de el* flaauwt aliens'- ens hoe langs hoe meerj totnbsp;'Jat het eindelyk geheel verdwynt.
De Steen van Bononie , en alle andere ^ïeenen, die ’er de Eigenfchappen van bevitten, doen, terwy! ze dus het vermogennbsp;''an Licht te geeven aanneemen, geen dennbsp;*^'nften trap van voelbaare Warmte gewaarnbsp;'''otden. Als men ze aan de draaien van denbsp;^on of aan de Hitte van ’t Vuur blootdelcnbsp;ze Warm te doen worden, is hetLichtinbsp;'iat zy’er uit ontvangen, doorgaans mindernbsp;JJerk en helder, dan dat, ’t welk zy uit hetnbsp;'quot;kei Daglicht alleen aanneemen.
¦Als men een groot getal van Proefnee-roet deeze Steenen gedaan heeft, of 'i^zelven een gei uiraen tyd, zonder ze op tenbsp;fliteo, bloot laat leggen in een plaats daarnbsp;^^'chtisj verliezen ze allenskenshunkragt:
*^3ar door een nieuwe verkalking kan men kun voorigeEigenfchap wedergeeven.
^'e Steenen eindelyk, wanneer ze eerft.
34
De Natuur
XV.
L E S. I* Afpeel.
of op nieuw bereid zyn geworden, en 2°® lang ze in (laat zyn om tot de ProefntemiO'nbsp;gen te dienen, geeyen een ecnigzinsnbsp;velagtigeo Reuk van zig, dien men aan huDnbsp;niet gewaar wordt, als men ze uitdeAaPnbsp;de graaft.
Ophelderingen.
Oorzaak De Reuk, dien de Bologneefche Steen, a'* Idchten gebrand is, aanfieemt, is een duideiy^nbsp;van den teken, dat deszelfs Natuurlyke Zwav^'^nbsp;Steen. jJqqj.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dermaate van het Aardagti^^
gedeelte, en van de andere Beginzels, da^^ hy uit beftaat, los gemaakt en ontbond^”nbsp;zyn, dat zy gemakkelyk van binnennbsp;buiten kunnen uitkomen. Deeze fynnbsp;maakteZwaveldeeltjes bevatten, gelyk ö®*'nbsp;alle de andere deelen, kleine Vuurkloh'P”nbsp;jes in zig; dog met dit onderfcheid,nbsp;dewyl ze uit eigen aart zeer gefchiktnbsp;om voor de uitzectende kragc van dieHoe^‘^nbsp;ftof re wyken, dezelvenaauwelyksdeall^^
minfte aanprikkeling noodig hebben, on’ .
VAN ’T LiCHf'.
^rand te raaken* Het allerzwakfle Daglicht XVi in een Vuur, dat alleen genoeg is oln^nbsp;aan te fteeken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;deel.
Men kan derhalven dien gloed, dat rood-Hy geeft Licht, daar men den Steen vannbsp;meê ziet gloeien, aanmerken als een eu gaatnbsp;klein los Vlammetje, dat in de openin-^nbsp;en ledige binnenruimten van die ver-^®Ikte ftofFe, en door de aardagtigedeelenj
die
eene flegts onvolmaakte doorfchynend-
bezitten, heen gaat flikkeren. Eene kleine en loflTe Vlam kan geen voelbaa-Warmte verwekken; ’c is een Vuur, datnbsp;^Onder genoegzaam eenigen tegenfland, ontploft en brandt. Na verloop van eenigenbsp;^inuuten gaat het uit, om dat de aange»nbsp;^Qcken deeltjes vervloogen zyn; en om dat
ditV;
out geen kragts genoeg gehad heeft om
de Deeltjes, die dieper in de Stofklomp
orgenzaten, over te flaan^ en dezelve c medeelen zynerbeweegingmedeaan
zynLIcht
ver van den Steen een fterker fchyn-ver-doen geeven door hem aan de Scraalen 2oii C 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vanof VuuTi
3Ö
De Natuur
XV. L Ë S.
I. Af-BE EL.
van de Zon of aan de Hitte van een gro^^ Vuur bloot te ftellen, fcbynt Ket in tegeO'nbsp;deel dat men daar door de Helderheid va®nbsp;zyn Licht verflaauwen doet. OngetwyfFel^^nbsp;om die reden, dat mee dan een al tegroot®nbsp;en al te fchielyke vervlieging van de brand'nbsp;baare Deeltjes der oppervlakte te weefnbsp;brengt,- of mogelyk ook om dat de fchud'nbsp;ding en trilling in de grovere deelen van de*”nbsp;Steen, die Warm begint te worden, ve^'nbsp;oorzaakt, de regelmaatigheid der BeWe^nbsp;ging, die het Licht vereifcht, belet ennbsp;of meer in wanorde brengt.
En hy verliefl:
Een langzaamer vervlieging van diez^'f de brandbaare Deeltjes der oppervlakte ^
zyn kragt nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, ^
door denmiffehien ook de oorzaak, waarom de Ste®
ïyd. 2yn kragt en verlichtende Eigenfehap ö’®*'
den tydverlieft. Men fchynt zulks ten ö’’*'
ften met reden te mogen veronderftell^®^
dewyl hy, als hy in Katoen beflooten leê^’
die kragt langer behoudt. Even als of
hem, door hem op zulk een wys te
zwagtelen , en buiten het Daglicht
oflt'
Donker te verfchuilen, beveiligde voor
-ocr page 123-57
VAN ’t Licht.
^^tbranding, die dat geen zou doen vervlie- x V. ^^0, »t geen hem Lichten doet: endewyl^nbsp;hem die Lichtende Eigen fchap kan we-DJ EL.nbsp;geeven door een nieuwe Verkalking;
^''^n als of de Werking van 't Vuur dan 'quot;^er andere Zwaveldéeltjes uit zyn binnen-buitenwaarts dreef en zig aan zyn opper-plaatzen deed.
lil. PROEFNEEMING.
Toejlel.
b'cem een Doek van effen Linnen « wel proef ^Slder en wit gewaffcben, tamelyk ^•’Lin^nTn'nbsp;'''bikomen doordroog. Houd denzelven te* doek.
fterk
het Vuur, tot dat hy zeer heet is ge-'^örden , en breng hem dan fchielyk op donkere plaats, Beweeg hem daar
heen en weer, ftrykende ’er met de
h,
‘^Dd hard tegen langs, of trek hem tuffchen vingers door. Koel en droog Weer is totnbsp;Proefneemingbeter gefchikt, dan eennbsp;iifme en vogtige Lugt.
C 3 nbsp;nbsp;nbsp;Uit*
-ocr page 124-3»
De Natuur
XV.
LES.
I* A F*
DEEL. Men ziet Lichtjes, even als vonken Vuurs»
die
üitwerkzels.
Hy geeft op den Linnen Doek flikkeren, en op '“plaatzen, die een fterke Wryving onder'
C iJUI« nbsp;nbsp;nbsp;'
fter. gaan hebben, door ’er met het vlak van e Hand fchielyk langs te ftryken, of ze te®'nbsp;fchen de Vingers door te haaien , wor^*quot;nbsp;men Lichtende Vlakken en als geheeleLoop'nbsp;vuuren van Licht gewaar.
Opbelderingin,
DeViuir- Het Linnen bevat, even gelyk alle andS' deeltjes Lighaamen , Deeltjes in zig van di®
van ’t
Linnen Hoofdftof, door wier middel de Voorwef'
Licht-verlchynzel geeven, of zigtba^r worden. Decze Stof onder de eigen deeb'
van
de
jes van het Linnen verborgen, en daar omzwagteld, moet verlevendigd en opg®'nbsp;wekt worden, om zig te ontwikkelen, eequot;*
opening naar buiten te maaken, en op
.....’ nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘ ft
oppervlakte te vertoonen.De Warmtegee* haar daar toe de aanleiding, en zet haarbe*^
39
VAN ’r Licht.
^erfteLeeven en beweeging by: en Je Wry- xv. ''‘Dg volmaakt het Wetk.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;P
Men zou ook kunnen zeggen, daarenbo-nEKL. dat de Doek, van zeer naby tegen of die hetnbsp;Vuur gehouden, onder her Warm wornbsp;'^fo vecle Vuardeeltjes heeft naar zig ge Warmte.nbsp;quot;^iDen, die nog in de brandbaare ftoffe,nbsp;welke ze uit den Vuurbrand fprongen,nbsp;'‘‘üzwagteld zaten , en om ’er uit los tenbsp;^^rften flegts nog maar wat verleevendigdnbsp;'''Oeften worden , en met eenige graadennbsp;Werkzaamheid meer bezield; daar denbsp;beweeging van den Doek en het wry ven metnbsp;Hand hen wel haaft meê voorziet.
Dog welke van beiden ook de waare oir-Dat ^aak zy, men heeft althans genoegzaam ge Licht isnbsp;ponde redenen omtegelooven,dat datLicht, vuur.
^ 'velk men of als Vonken, of als een ge-Loopvuur op den Linnen Doek blin-ziet, niets anders is dan Vuur; dewyl ^ Warmte het gefchikt maakt om Lichtnbsp;^DSchynfei te kunnen geeven; en het, ge-jk de aart is van Vuur, ontdoken wordtnbsp;‘Q brand raakt door de wry ving dernbsp;C 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Deelt-
40 De Natuur van ’t Licht
XV. L E S.nbsp;f. afpeel.
Deeltjes, daar het in beflooten zit; maai’ het is een Vuur, dat zig alleen in denbsp;fte openingen , en op de Oppervlakte vaDnbsp;het Linnen onthoudt; en dat, gelyk he^nbsp;zeer ligt wordt aangeftokcn, 200 ook zoO'nbsp;der iets te verbranden, zonder eenigevoel'nbsp;baare Warmte te verwekken, vervliegt.
Gevolgen.
Pbospho. De Lighaamen, die, zonder dat ze doof «n^of middel van eenig vreemd Vuur zyn aang®'nbsp;^raagefs. ftoken, in het Duider licht van zig geeveö»nbsp;noemt men Phosphorus; een woord, dat ei'nbsp;genlyk Lichtdraager betekent. Eertyds keö'nbsp;de men, flegts, een zeer klem getal van Ligquot;nbsp;haamen van dien Aart; maar zedert mee»nbsp;nu een Eeuw geleeden, een beteren weg t^''nbsp;beoefFening der Natuurkunde in doeg,nbsp;door waarneemingen inzonderheid, ennbsp;doen van Proeven de Natuur tragttededoor'nbsp;gronden, heeft men dergelyke wonder^'’nbsp;zoo dikwils ontmoet, en is derzelver
-ocr page 127-41
De Phosphoren.
een vry dik Boek zou moeten fchryven, XV. men van allen, die men kent, ver ^nbsp;zou willen doen. Myn Bedek en denEEL,nbsp;^art van die Werk lyden niet, dat ik ’ernbsp;^enig uitvoerig berigt vangeeve, devvylmynbsp;te ver van myn Hoofdzaak verwyde-zou : maar ik kan egter niet nalaatep,nbsp;hier, als by wyze van een kort uittrek-gewag te maaken van het aanmerkelyk-en wetenswaardigfte , dat ons in ditnbsp;Voorkomt; te meer, dewyl ’er niets is,nbsp;beter gelchikt en kragtdaadiger in ftaadnbsp;otn ons van de waarheid, die wy thansnbsp;’t Oog hebben, te overtuigen; dat, naa*
h,
*''elyk, de StolFe van het Licht overal tei S^nwoordig is, zig in alle Lighaamen, ianbsp;®'le tulTchenruiraten, in alle plaatfen oot-'°^dt; en dat zy, met één Woord, dezelf-
Stoffels, als die, welke wy voorheen «en
Oaam gaven van Hoofdfioffelyk Vuur.Fsu E’lé-ant Weinigen van diePbospboren zyn ’ér
W,
Op
msntaire.
''^elke men niet op een genoegzaam ^^ynhaare en aanneemelyke wyze, zo iknbsp;oiet oedrieg, de eene of de andere van
de
4»
De Phosphoren
XV. de uitleggingen zou kunnen toepaflen,
^ ^ ik zoo aanflonds gebruik van maakte, deel. van de diie voorgaandeProafneemingenr®'nbsp;den en opheldering te geeven.
Blaakte.
Zyzynof Men kan de Pbospboren in ’t algemeen'® Natuur-byzondere zoor ten ocderfcheiden:nbsp;cfoor’ ° eene, die wy Natuurlyke zullen noemen, o'®nbsp;Kond ge. zy blinken van een eigen, en uit bU®nbsp;zelf oiifpronkelyk Licht, zonder datnbsp;daar toe voor af eenige Bereiding behoeV^®nbsp;te ondergaan, of waar toe ze ten minft^®»nbsp;zonder vreemde hulp, zig zelve weetennbsp;bereiden en in ftaat te ftellen: De ander^'nbsp;die wy den naam zullen geeven van KiP'nbsp;fiige of door Konfi gemaakt, dewyl ze, uit®‘'nbsp;gen Aart, de bekwaamheid van te Licht®®nbsp;niet bezitten, en geen Puospboren worde®’nbsp;dan door middelen, die deKonft heeft n**'”nbsp;gevonden- Beide deeze zoorten onctn®'®^nbsp;men in alle drie de Ryken der Natuur,nbsp;welker onderzoek en kennis zignbsp;lyke Hijiorie bezig houdt.
d®
vel'
De Lich- ieder kent hier, (in Frankryk en elde®’^
tende
Worm.
dat kruipend Diertje , dat ’s Nagts i®
-ocr page 129-43
OF L 1 CHTDRAAGERS.
Leiden fchiccert. en dat men daarom deo^ XV. ^aamgeefc vaiU Lichtenden Worm. Dit klein j.
’t welk de voetftappen van den ^^geralsfchynt voor te ligten, is hetnbsp;''aneenzoorr van Tor, (*} bruin van kleur, *nbsp;met Vleugelen , daar by mcê vliegt,nbsp;''oorzien is, en wiea dit Licht, daar hynbsp;*eif weinig of byna niets van heeft, vannbsp;''^tre bet Voorwerp doet gewaar worden,
^aar hy zig meê vereenigen moet, om zyn ^sflagt voort te planten. DeWormgeefcnbsp;'^'''eral uit zyn ganfche Lighaam geen Lichtnbsp;het fchynzel Straalt alleen af van ondernbsp;^®n Buik, daar het Vel doorfchynend is.
¦•iec Licht, dat hy verfpreidt, heeft zyn ''•¦'fprong uit een zekere Vloeibaare Stofre,nbsp;hy in zyn ingewanden heeft, en die,nbsp;dat men ze door het deel, daar ze inbe-'^°ten is, te drukken, uit zyn Lighaam
heeft
Met den algemeenen naam van Tonen , benoemi;
'' doorgaans al die vliegende Infdten, die hun Vleu-
wis r, j
“nder schulpagtlge Kokers of Schilden bedetkes.
'^et, by voorbeeld. is een Tor.
-ocr page 130-44
De Phosphoren
XV.
LES.
I. AF-PEEL.
heeft geperft , nog eenige Minuuten lang Licht van zig blyft geeven. Het fchyntnog*nbsp;thans, dat het Diertje het in zynmagt heeftnbsp;om dat Licht te laaten fchynen naar zyönbsp;welgevallen, of hetzelve weder voor eeni*nbsp;gen tyd uit te bluflchen: want het fchit-tert altyd niet even helder en luilterryk; eflnbsp;zomtyds zelfs geeft het in ’t geheel geeflnbsp;fchynzel van zig. Dit doet iny derhalveHnbsp;denken, dat die zoort Phosphorus, dienbsp;een gedeelte van het Diertje uitmaakt, eonbsp;wiens Lichten of niet Lichten van deszell*nbsp;wil fchynt af te hangen, eenStoiFe is, waafnbsp;in de Hoofdftof des Vuurs niet dan maa’’nbsp;zeer losjes is ingewikkeld; zoo dat dezelvenbsp;zig gemakkelyk laat verleevendigen tot dieönbsp;trap van Werkzaamheid, die genoegzaaH*nbsp;is om flegts eene Stof van volkomen de”nbsp;zelfden Aart, die van buiten haar verbiy^nbsp;heeft, aan te fteeken en te doen Lichten.nbsp;Lichten- Het zelfde denkbeeld maak ik mynbsp;de lor-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;eindeloos getal van andere Disf^
Europa, jes, die deeze zonderlinge Eigenfchap ° zitten, dat zy in ’t Duifter Licht geevc”'
OF Lichtdraagers.'
''^ant men vindt ’er overal, en ieder bewoon- XV. '^aare Hoofdftof, mag men zeggen, is met^_nbsp;^ülken bevolkt, die baar eigen zyn. In dejjEEunbsp;^oordelyke geweflen van Europa^ en zelfsnbsp;’t midden van Frankryk, ontmoet mennbsp;geene, dan die op de Aarde kruipen;
^aar in Spanje, in Italië, in Sicilië, en zelfs zommige van de Zuidelyke Landftree-van Frankryk’, ziet men de Lugt, by-^otntnerfcheNagten, van alle kanten flikke-Deeze vertooning, die een Vreemde-niet dan met verwonderingbefchouwennbsp;wordt gemaakt door een klein Torret-1’^) dat vry wel gelykt naar het Mannetje van onzen Lichtende Worm, daar wynbsp;^00 aanftonds van fprafcen. In zommigenbsp;^^aren teelt dit Infekt in een verbaazendenbsp;Menigte voort. Het Licht, dat uit zynnbsp;ftraalt, blyft bellendig en zonder op-^ouden fchitieren, en is zoo fterk en hel-dat twee of drie van die kleine Diere.nbsp;^®8»die ik in een Glazen Buis gezet had, my,
*^in
^ ) In ittiti noemt men dit Twretje Lutcklt,
-ocr page 132-4d
Dë Phosphoren
^ in hetallerduifterfle van een zeer donkeren
1. Af-' Nagt, alle de voorwerpen van myn Kamer
deel. onderfcheidenlyk deeden zien. Die LicÖ^
wordt nog leevendiger, en fchitcert, alsdoot
’t uicfchieten van helderer Straalen,mec ftef'
ker glans, wanneer hecDiertje vliegt,of waO'
neer men het fchudt. FahsmérihaddhoO'
getwyffeld op ’t oog, toen hy zeide, da''
de Lichtende Infikten van zyn Land, 1^°
door den Luifter, als door de gedaante e»
flikkering van hun Licht, de Starren desH^
mels zeer fraai nabootften (*)lt;
Lichten- Het geen ik roet deeze LichtendeTort^*
deVlie- vanZtfl/iê by wyze van Proefneeming dee‘^gt; gen in denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;°
Jndiën. zyn ce Landlieden in de Antilles, ofVoo*
Eilanden van America, en in verfcheid^*’
gewelten van de Indién, gewoon te
tot hun gemak, en volgens dagelykfch g®'
bruik, met een ander Infekt, dat merkeiy^
grooter is, en een veel flerker en dudf'
zaamer Licht uitfehiet, Het is een
vao
^ No» mancandavi liimimji m-jcntt , delle vere nelta figura ê ndla lues gemilijftmi ermtlattri.nbsp;de varie offeiv. pag. s-17.
-ocr page 133-OF L 1 CHTDR A A CER S.
zeer groote Vlieg , welke MeiufFrouw XV. ^Erianonder delnftkren MzaSuriname be-^ ^nbsp;^chreeven heefc, cn dac.rdeHeeri)EREAU-DEiLlt;nbsp;eenige nieuwe aanmerkingen overnbsp;gemaakt. De Inwooners dier Lan*nbsp;zegt Pater du Teutre (’'), bedie-zig ’er van otn Licht le hebben , ennbsp;^*'by te zien, zoo in ’c gaan en komen, alsnbsp;’er ’s nagts by te werken. Een en ’tnbsp;delfde Diertje blyft omtrent vyPien dagennbsp;goed tot gebruik, waarna men een an-neemt.
I^e Zee is ook van dergelyke wonderen niet’tVuuren blisgedeeid. Men ziet die Bezielde Vuuren*^®^nbsp;bikkeren, tot in ’t diepfte zelfs der Wateren.
nu van deD^?iL,en eenige andere zoorten '®nSchelpviflchen, die men al zedert lan-^y i in den rang der PAorpZjorengeplaatflnbsp;t,niet te fpreeken; kan ik als ooggetuigenbsp;ogeD,_dewyl ik dit nog onlangs zelf hebnbsp;*^fgenoxTien, dat by den Zomer de Oevers
van
Ti
p * ^-eauTïiui Hijioire det JufeHes Tom» V. pag, I9Z. dii Tertie dAns fort Hljioirc générale des jintïllesé
-ocr page 134-De PHosPHokÈN
XV. LES.nbsp;1. Af-
1gt;£EL.
van den Golf van Venetie^ en de Strand^'' der Middellancfche Zecj krielen vannbsp;kleine Diertjes, nog zoo groot niet als Sp^*'nbsp;de kopjes, er. die op een verwonderen*'nbsp;waardige wyze flikkeren. Men ziet ’er iO'nbsp;zonderheid een verbaazende menigte van
de voorgenaamde Lagunes (de Meiren
'i/ilgue
Marine.
PlalTen) van Fenetie^ op plaatzcn daar m-*’ Zeemos, of dat zoort van kruid vindt,nbsp;men den naam geeft van Zeewier.
was het ook dat ik deeze Ontdekking deed» in ’t jaar 1749; na dat ik een geruitnen tydnbsp;met veel oplettendheid en aanhoudenden^'nbsp;ver gezogt hadt, wat tog da oirzaak tnog''nbsp;zynvan aldieVuuren, die ik des avonds‘’I’nbsp;ieder flag van de Riemen, in ’t ontmoet^*’nbsp;en voorbyvaaren van Gondels, en langs d^nbsp;Muuren * daar de Golven tegen üoeg^^'nbsp;Vonken zag en Schitteren. De Heernbsp;NELLi, Doktor in de Geneeskunde teCi^*^nbsp;gia, was my reeds in dit ftuk voornbsp;men: men kan in eene Verhandeling,nbsp;hy eenige Maanden na myn vertrek te
ne/ie drukken liet, en die roy zedert
49
OF L 1 CHTDRAAGERS.
rugkomft in trankryk is toegezonden» de XV, §edaante van dac Infekt, hec welk my uic^ ^
*'et Geflagt der Scolopendren dunkt te zydjdeel.-^^etekend zien, hoewel ik, om de Waar-*gt;eid te zeggen i dewylikhet niet dan flegts een Handvergrootglaasje befchouwdnbsp;en daarenbovefi de noödige Gereed-^'^happen en gelegenheid om het wel ennbsp;*’3au\vkeurig te onderzoeken mille, 'er nietnbsp;zou kunnen inllaan, dat ik’er allesnbsp;gezien heb, wat ’er de Afoeelding vannbsp;Heer Vianelli aan vertoont
Niet
Nmve Scoferte “’•«« li Ittd mtturnc dell’ arjaa Marina amp;c. In Venezianbsp;'2' Als aien de Voorreden van dit Werkje, bladz. lo.
. (*) De Tvtel deezcr VechandeUng is !
'quot;(«r
’ ^ou mea m'ooglyk kunnen denken, dat het op het j geweeft is,’t welk men mjr van de ontdekking van
VïANELLi deed, dat ik erkende, dat de oir-M hetNagtlichc van de Wateren van f^irwtf/fê'aac 7«-L, nbsp;nbsp;nbsp;worden toegelch^even: maar de zuivere waar*
MQ w j
dit verhaal my niet gedaan is, dan eerft na ^'^0Qnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;''sn zynExcellentie
‘ weigeren.
Deel.
tegenwoordigheid van agt of tien Perzoo-hun gecuigeniy, in dien ik zulks noodighadc, ^^den weijTPrfgt;n- ik ben verzekerd, dac de Heer
VIA'
-ocr page 136-50
XV.
LES. 1. Af-DSSlo
Rot-
vleefch,
Vifch,
Hair van
Dieren,
Lek-
vuur,
Niet alleen ziet men dus een menigte vao Dieren, dien de Natuur dit zonderlioSnbsp;voorregt vergunt voor hun ganfche Leeveö»nbsp;Vuur- en Lichcftraalen uitfchieten, gely^^nbsp;uit de zoo aanftonds bygebragte Voorheek'nbsp;den blykbaaris; maar het fchynt ook, d**'nbsp;die Dieren zelfs, die by hun Leeven ge®**nbsp;Licht en Schynzel van zjg gaven, allen eë'nbsp;ter de Eigenfchap bezitten, dat ze Lich*'
draagers worden na hun dood, of ten im**'
j
VIANELLI, 20 hy gev/ecten had hoe de zaak geh®'^ •was, Biy de moeite, van hier dceze aantekening tenbsp;ken, wel gefpaard zou hebben; en ik zou zenbsp;zelve niet genomen hebben , indien ik ’er geen ^nbsp;belang in bedoelde, dan om het deel, dat ik aapnbsp;ontdekking zou mogen hebben , als het myne te
haaven. Maar het zou my geynelig treffen , indiefl **’
iP*
jo'
dagt dat ik my met onrcgt dezelve had willen toe«' nen , gelyk men reden zou hebben om te denkeo
het waar was , dat ik reeds, eer ik die Lichtend^ fekten waarnam, 'er van ondeirigt was geweeft inbsp;ik, toen ik van myne ontdekking gewag maak'*nbsp;Heer VIANELLI niet in dit üuk al het tegt 1nbsp;had 3 dat hem tockwam. Zie /lt;r Atewoirernbsp;des Sciences lyoj, poi. S9, Hollet.
-ocr page 137-09 L i CHTBKAAGERS. 51
ften ïommige gedeelten van huo: Lighaa* XAF. *^60, aa dat een zekere trap van Giftingnbsp;''errotcing de Eigen Steffen van het Lichten an..nbsp;^gt;e in d€zegedeeItefl,gelykovera]elders,haarnbsp;'^erblyf heeft, in ftaat heeft gefteld om zignbsp;ontwikkelen , en zig onbelemmerd ennbsp;'^Pentlyk te vmoonen. Te Orleans en opnbsp;^ödereplaatzen heeft men al het Vleefch vannbsp;Vleefcfa hal als bezaaid gezien metglin»nbsp;^erendeLklïtvlekken,zyndedaaruit bekom»nbsp;***®fingontftaanofbet wel goed tot gebruiknbsp;Zonder gevaar te eeten was; en deop-’''^ïkzaamheid zdfs en toezigt der Overhe-opgewekt om ’er in te voorzien. Dik-'*ils wordt men Afval van Vifch gewaar,nbsp;hier en elders op Straat, in Gooten, opnbsp;^‘lilnishoopen legt te glimmen: het Hair vannbsp;, en van verfcheiden andere Dierennbsp;'^^'^'ielt onder de hand, die het ftrykt; in-^'^Qderheid als het koud vveer is; en zeernbsp;Mcnfchen. zyn ’er, die zig in ’c Dui-niet kemmen kunnen, zonder dat zy
dur jjjj nbsp;nbsp;nbsp;^jen en zelfs hooren
§en.
Schynzels van dien zelfden Aart D anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zyd
S5
OF L ICHTDR A AGERS.
ov«r, wy zullen ’er ook een zeer groo-j^
menigte onder ontmoeten, die van eeni. Af-’
^atuurlyk en uit haar zelve oirrpronkelyk®®^^-
^icht fchitteren. Wie, by voorbeeld, weet^™|^
''¦et dat dood Hout, van een wecken en
^®gten Aart, ais het tot een zekeren trap
''^ïrot en vermolfemd is, het Licht, daar
over dag meê befcheenen werdt, om
te fpreeken den ganfchen Nagt be-
J^'^udt; en dit Verfchynzel ¦, zo men aan
*¦ Verhaal van eenige beroemde Schryvers 0/anr
geloof flaan, is zoo algemeen in’t Noor-rip nbsp;nbsp;nbsp;jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;onbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Oviedo,
en van zoo fterk een uitwerking, datamp;c. '^'^i^eizigers om ’sNagts veilig voort te trek-
^0, en te zien waar ze gaan, hunneLeids-^den ftukken van dit Gliraimend Hout,
jl^or zig uit laaten draagen, waar door het genoeg wordt, om den Weg te on-’’''Heiden.
Werk*
*^eeze zonderlinge Eigenfehap kende men tuig van
'^Suietjdan llegts in een zeer klein get alStof.den Heer .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j TT T, Eeccari
'aodergelykenAart,toendeHeerBECCA tot de
‘tJoogleeraarin deScheidkunde,enLid van Proef
^ nbsp;nbsp;nbsp;, der Vim.
•G 3 nbsp;nbsp;nbsp;de gloren.
-ocr page 140-XV.
XV.
54 nbsp;nbsp;nbsp;De Phosphoren
de Akademie van ’c zoogenoemde InfiituW'^
1* A F^quot; Bononie, begon te vermoeden, dat dï£l. zelve ligtelyk wel aan veel meer andef^nbsp;zoorten moge eigen zyn, met het onds^'nbsp;fcheidraogelyk alleen van wat Meer of '*''**'nbsp;Min; ’c zy ten opzigc van de DuurzaaP*'nbsp;heid van bet Licht, ’t zy ten opzigtnbsp;deszelfs helderheid en fterkte. HetGeelli^nbsp;Middel, dat deeze Vernuftige Natuurk^*’'nbsp;ner uitvond, om ’er de Proef yan tenbsp;men, verdient dat men ’er eenfiefchry^*quot;^nbsp;van geeve. Hy liet zig een draagbaarnbsp;je of Draagfloeltje maaken, dat vannbsp;kanten zoo digt kon geflooten worden,
di‘
’er geen het minlleLicht van buiten komen: en in een der ZydenvanditDf!nbsp;Hoekje deed by een Draai zetten, vannbsp;zelfde maakzel omtrent als men wel zi®^nbsp;de Nonnenklooilers. Door middel vannbsp;Toeftel kon hy lang agter een alsnbsp;ten blyven zitten, zonder den dag tenbsp;zyn oogen daar door regt gefchiktnbsp;om zelfs een flaauw Licht gewaar te *nbsp;den ; en zoo dikwils als hy wilde, e'’
-ocr page 141-55
OF Lichtdraagèrs.
‘Q een oogenblik byos, de Lighaaöieri, daar' xv. voor had de proef van te neeroen, ui£^_nbsp;helder Lichten dag overbrengen, in de deel.nbsp;'^¦epfte en volifomenfte Duifternis: allennbsp;^oorwaarden, die in Proefneemingen vannbsp;^®ezen Aart ongetwyfFeld met elkanderennbsp;^*2nen gepaard te gaan.
Onder 't voortzetten zyner Proeven metop ver-een Toeftel, ontdekte de Heer
f, nbsp;nbsp;nbsp;riant-
dat Dennehout, droog ea zoo als boffen, de Timmerlieden gebruiken, verfchei-*^^0 Schorfen van Boomen en Planten, wiernbsp;naar het witte trok; Katoen, Zoutnbsp;'^3t) Planten, Wynfteen, witte Suiker ennbsp;Was, Doek van Vlas en Doek vannbsp;tlennip gemaakt, en boven aPc Papier; Na»nbsp;'uurlyke Pbospboren waren, die door hetnbsp;^^glicht aangeftoken worden , en in hetnbsp;^“ifter eenige Minuuten lang agter een bly*nbsp;Schynzelgeeven, hoewel meteenflaau-Licht, dan dat van het vermolfemdnbsp;^1‘mhout.
De zelfde Natuurkundige bragt ook, op de Dia-^®lyke wys, Dierlyke en Gegraaven Stof D 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fen
I
De Phosphoren
XV. fen ter Proef. In opzigt van deeze laatftö ^ waren hem reeds, in ’t een en ’c ander,nbsp;de£l. Ileeren Boyle en Dufay voorgekomeO1nbsp;andere Boyle by geval een Diamant, die, alsnbsp;Geftecn j^em uit den Lichten dag in ’c Donker bragt»nbsp;Schynzel van zig gaf, oncmoec hebbende»nbsp;onderzogc hem op allerlei wyzen, en fchreefnbsp;’er een korte Verhandeling Q1) over, waafionbsp;men verfcheiden zeer opmerkelyke Waat'nbsp;neemingen vindt. De Heer Düfay deS'nbsp;ze eerfte ontdekking, en eenige andere vaOnbsp;omtrent den zelfden Aart, door verfchei'nbsp;den Natuurkundigen gedaan, ten Groni^'nbsp;Bag neemende, zette, door zyne Navot'nbsp;fchingen, dit Buk merkelyk verder voort»nbsp;en deed door zyn Proefneemingen zien,dafnbsp;de Eigenfehap , om in de Duifternisnbsp;Lichten, een voorregt was, daar byna all^
De Verhandeling voert den Titel van Adamas Deeze Diamant, die den Heer CLAYTON toebehoof^'^’nbsp;wierd door Koning KAREL den II. gekogt als eennbsp;zaamheid : want voor 't overige was het een Steen vannbsp;zeer onzuiver Water , en hy had verfcheiden gebreken.
-ocr page 143-57
OF Lichtdraagers.
Diamanten, inzonderheid die Geelagtig XV. ^aren, en een grooce menigte van andere^^^
AF-
^ne en koftelyke Gefteenten, meê begun-DREL. ftigd waren.
De Heer Dufay, ziende dat de Natuur-Aarde, ^Vke Phosphor en, onder de hand, hoe '^°gsfteeïên.nbsp;W meer aangroeiden, en zig tot in ’t on*Zouttn.nbsp;®'adige begonnen te vermenigvuldigen,noo-Þ de Natuurkundigen uit, om deel aannbsp;Arbeid te neemen, en hem deezen nieu-Oogfl;, die hem onuitputbaar fcheen,
iielpen inzamelen. Op deeze uitnoodi-
was het waarfchynlyk, dat de Heer ^^Ccari te meer befloot, om zyneNavor-^chingen over Stoffen van dien Aart, daarnbsp;''y reeds een begin van gemaakt had, ver-voort te zetten. Men ziet ukhetuit-^^Dtend Werk, dat hy van zyn ontdek-
^''Ben heeft uitgegeeven datverfchci-
den
?ei
) De quamMitrimls Pbospheris nftnt primim deteBli
’Bonomx 1744. Op dit Werk zal nog een
de ^Dmen^ ’z welk reeds in de vergaderingen van ^^demie van 'c Injihutnmvanlionooie is voorgeiCes-en.
De Phosphoren
XV. den zoorten van Aarden, van Zanden i vafl \nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;weeke, doorfchyuende, ondoorfcby
DEEL. nende. Geheelde en andere Steenen, SteeO' Figurées agtige famengroeizels, verfteende Dierlyl^®nbsp;Stoffen, Zouten, en ontelbaare andere,nbsp;een min of meer fterk Licht in het Duift®’'nbsp;fchynen, als zy te vooren aan het heldc'^nbsp;Daglicht blootgefteld geweeft zyn.nbsp;en ge- In het doen zyner verdere Proefneemit'*nbsp;zaamalle§^“ op Stoffen uit het Dierlyk Ryk,nbsp;zoorten hy op dezelfde wys het Licht fchynennbsp;Beenderen, Tanden , de Bezoars,nbsp;Steenen van de Nieren en van de Blaa^»nbsp;de Steentjes die men in ’t hoofd der Vi*'nbsp;fchen vindt, en boven alle andere ding^”nbsp;van dien Aart, uit de Eiërfchaalen: zo*^nbsp;dat men met regt zeggen mag, dat ’er o^'nbsp;der alle zoorten van Stoffen, die in denbsp;tuur te vinden zyn, deMetaalenalleen,
U
alles wat Metaal in zig bevat, gelyk °° de Lighaamen van een bruine en donk^^^nbsp;kleur uitgezonderd, zeer weinige zyo,nbsp;geen voorbeelden van deeze Pbosyborif^nbsp;Lichtgeevingen uitleveren. Ik zeg
-ocr page 145-S9
OF Lxchtdraacers.
^oordagt, dat ’er voeinige zoortea zyn^ die xv.
’er geen voorbedden van uitleveren, om daar ^ door te doen opmerken, dat deeze Bekwaam-o e e l.nbsp;heid juift niet akyd aan een geheele zoortnbsp;®i§€nis, maar dikwils alleen maar aan zom-^igebyzondereStolFen van die zoort. Al-Je blanke Diamanten, by voorbeeld, zyanbsp;''an dat voorregt ontftcken, en aan hun,nbsp;die ’er meê begunftigd zyn, is niets merk-'^aardigs ontdekken, waar aan men tot nognbsp;toe dat uitwerkzel heeft kunnen toefchry-''en.
Van de Natuurlyke Phospboren gaan wy Manier Over tot die, welken deKonft ons verlchaft”quot;* doornbsp;heeft. Deeze heeft ook, op gelyke wys, door pbospbo.
alle de drie Rykeo der Natuur haar Ont-”” 5® j .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r-.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;maaken.
'dekkingen voortgezet. De verfchillende Bereidingen, door welker middel men de Stof-tot Lichtgeevende Phospboren, of be*
^'vaam om het te worden maakt, kan men ''hder deeze drie Hoofdzaaken begrypen.
^ikwiis, naatneiyk, is het genoeg, dat men Stoffen heet maakt, dat men ze uit-^roogtj of dat men ze braadt en brandt
voor
(Jo
De Phosphoren
|XV. voor een middelmaatig Vuur, dat het meeft^ ^ ^ gedeelte van derzelver kcnbaare hoedaniS'
ï * nbsp;nbsp;nbsp;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;#1
deel. heden in wezen Iaat. In andere Lig haain^'* gefchiedt zulks door middel van een fterk®nbsp;Verkalking, die, zonder den Klomp te inlS'nbsp;vormen, en geheel van gedaante te doen veiquot;'nbsp;anderen, tot in deszelfs binnenfte deelen to^nbsp;aanroerkelyke veranderingen te weegbreng^''nbsp;Eindelyk bereidt men ze ’er ook toe, doofnbsp;Smeltingen, Mengzels, en vervolgens doo’’nbsp;kragt van een geweldig Vuur, waar doofnbsp;die Stoffen, om zoo te fpreeken, als va®nbsp;Natuur verwiffelen, en geheel andere a®nbsp;nieuwe gedaanten aanneemen.
Pbospbo- Door de eerlte van deeze drie Man»®' eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Bereidingen heeft de Heer BeccA'
tig Vuur. Ri het zoo ver gebragt, dat hy aan een grool® menigte van Stoffen, die uit hun eigennbsp;en Natuurlyker wys die Bekwaamheid ni®’^nbsp;bezaten, hetvoorregtvwPfjosphoren tezy'®nbsp;heeft meégedeeld. En onder die , wd^^nbsp;deezeEigenfchap van Natuur hadden, hee^*'nbsp;hy’erveele gevonden, die een zekerenbsp;van Warmte, de uitdrooging of het bra®‘
de®
-ocr page 147-6l
o» Lichtdraagers.
daar men Menfchen
die van ’t Geheim
en brandenj met een njerkelyk fterker en xv, ^elderer Licht deed Schitteren. Van dien^ ^nbsp;^art, by voorbeeld, waren ’t Vleefch vanoEEUnbsp;Gevogelte, de Beenderen, de Zenuwen,nbsp;gedolde Sappen, gelyk Ofleiym en Vifch-^ytii, Kaas, en andere meer j en, onder denbsp;^iantftoften, de Amandelen, het binnen denbsp;''an Kadanjes, deBoonen, Kruim van Brood,nbsp;zelfs de Koffy, mits dat zy egter nietnbsp;'ot zwart of bruin wordens toe, gelyk mennbsp;^•'ders doorgaans doet, gebrand zy. Maarnbsp;''an al die Verfchynzelen is’er niets merk»nbsp;'''aardiger, dan ’t geen men aan ’t Papiernbsp;^'et gebeuren. Het Blad, waarop men eeni-Minuuten lang een heetgemaakce Kope-Plaat gehouden heeft, draagt in hetnbsp;^'lider een derk verlichte Beeltenis van dienbsp;'aat en dit Afdrukzel daat ’er met zulkenbsp;^‘êtbaare en wel onderfcheiden trekken opnbsp;^^Pfent, dat men gevoeglyk op die maniernbsp;doorgeflagen en heetgemaakte Koperennbsp;^®aten allerhande zoorten van Verlichtenbsp;l^^'*'eniDgen en Prenten zou kunnen druk-
-ocr page 148-02
DE Phosphoren
L E^S nbsp;nbsp;nbsp;°P aarcige wys
I. Ay- verraflen zoa.
BEEL. De Steen van Bmonie kan men ak deo
Pbospho- oirfprong aaomerken, en het eerfte vcx^' ren doornbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;«nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
Verkal. beeld van Licht-PüwpOTr«» , die door ee**
king* enkeleVerkalking dezeEigenfchapdeelagti^
worden. Deeze ontdekking, die alleen by
val gefchiedde,trof dermaatede NatuurkU*’'
digen cn Liefhebbers der Nataurlyke Hiamp;O'
rie, dat ’er verfcbeideo geleerde Verband®'
lingen over gefchreeven werden, Maaf»
gelyk het byna altoos gaat, men wierd d^^
wonder allengs en met dea tyd gewooO’
men zogt naar weergaden van hem ond^*”
andere zoorten van Steenen van
dergelyken Aart, en vond ’er in die
Landflreek verfcheiden C*)' wiert eicd®'
}yk iets dat zeer gemeen en overal vo®
banden was. In ’c jaar 1730 deeddeU®®''
Düfay in eene Memorie, daar ik reeds ^
ven vangefprokcn heb, zien dat de Top^
van de Drogiften, de Bekmniten, bet ^
halt»
,[«p
(*) Mcnixelliis SeQ. i. Cap. y. telt ’er vyf Tin op, 'm de omftreek van quot;Bcnmit.
-ocr page 149-OF LiCHTDRA AGERS. 6j
^aft,hetMarmer,Pleifter,broofche ver fteen- Xv.
Schelpen, Kalkfleenen, en genoegzaam^
'D’t algemeen alle Steenen, die door eenoEau ^uuren Geeft ontbonden kunnen worden,
^oor hun Verfchynzelen den Steen van 7?o-^nie nabootften; dog met dit onderfcheid, ze wel niet allen een Licht lieten uitblin-^an, zoo duurzaam en beftendig, nog zoonbsp;helder en leevendig als het zyne; maardacnbsp;*8terookhunkragtop de zelfde wys, doornbsp;nieuwe Verkalking, weer opgewekt eonbsp;h'^i'fteld kan worden.
¦i]
Baldoinüs , een Scheidkonftenaar uituitvin-^Uüfcblatid, bereidde of met voordagt,
^ond by geval een zekere zoort vanStolFe, Phospbo-''*ier Üitwerkzelshy, als veelovereenkomft^®”’ hebbende met die van den Steen van en Vuur,nbsp;aan de Waereld bekend maakte; maarnbsp;ƒ drukte zig over die ontdekking in zulke^..nbsp;^'hftere en raadfelagtige bewoordingen uit,
die hem wilden nadoen, verpligt^. . om ’er naar te giften. De grootenbsp;®^fters van de Konft namen het Stuk on»nbsp;^handen, en eindelyk hoorde men vaa
Kunc*
-ocr page 150-De Phosphoren
XV. L ,E S,
I. AF-
DE£U
Kunckel, Boyle, Lemery, en anderèo» dac een Smeltzel van Kryt, door fterkW^'nbsp;ter ontbonden, uicgedampd en vervolgensnbsp;verkalkt, een Phosphorus uitleverde, wieö*nbsp;Uitwerkzcls beantwoordden aan die welk®nbsp;BALDüiNüs aan zyn zoogenoemde Hertn^’nbsp;tifche Phosphorus toefcbreef.
Alles ge. Zoo dra de Heer Düfay deezen Sleut^^ zaam'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;geworden was, drong hy in die Ge*
Lichtend door,
wordt’er heimen merkelyk verder dooté De Pbo^' pboren van die zoort vermenigvuldigden def'
maate onder zyne handen, dat hy, om alle op te tellen en te leeren kennen , g®'nbsp;makkelykft vondt, de Stoffen alleen naa^fnbsp;te noemen , die men ’er van moeft uitzof'nbsp;deren: ,, Behalven alleen de zoortennbsp;„ Steenen, zegt hy, die hard zynvanAaf”'’nbsp;„ en waar op de zuure Vogten geennbsp;,, hebben, geiyk de Agaaten, deJafpifleDj^^^nbsp;„ Keiifeenen, de Porfierfteen, de Griof^'nbsp;fteenen, Zand, Rotskriftal, Yflandskf''nbsp;fial. Rivierzand, Kruisfteen, Leien,
regte Talk, koftelyke Gefteenten;
„ welken iiiy met geen van allen de ^
gt;5
-ocr page 151-«5
OF Lichtdraaoers.
i» pelukt is. Behaiven deeze, zeg ik,
»gt; ’er mogelyk nieteen, die geen Licht zoui. af-* ij geeven, ’t zy door enkele Verkalking,nbsp;igt; ’tzydöor middel van die Bereiding, daarnbsp;gt;) wy zoo aanftonds gev(rag van maakten,nbsp;sgt; of mogelyk ook zelfs wel op beide Ma-gt;1 nieren, Mew,, de I'Academ. des Scienc.
gt;i 17^0. pag. 52S.*’
Metregt mag men danook verder met dcen de
'^Oorden van dat roemwaardig Lid der ^ca-
“s’nie zeggen; „ Hoe verbaafl zouden zy,«fe is
» die voorheen ganfche Boeken gefchreeven
° nbsp;nbsp;nbsp;wonder
^5 nebben, ora de wonderbaareEigenfchap-nieer-gt;» pen van den Steen van Bonmie te ver-i, heffen, thans niet wel opzien, als ze za-ij gen, dat bet byoa onraogelyk is in de ge* heele Waereld eenigezoort vanStofFetenbsp;vinden, die de zelfde Luifierlyke Voor-deelcn niet bezit: en tnen zal het bülyknbsp;Ou voortaan voor een zeldzaam en zcn-’* derling Verfchynzel mogen houden, datnbsp;hien eeneStof aantretfcjdie mennoch doornbsp;*’ Verkalking noch door fraelting zoo ver
zal
d)
Deel.
-ocr page 152-
(55 | |
XV. |
9gt; |
les. | |
I. Ar- |
9i |
3D S I.* |
De Phosphoren zal kunneu brengen, dat ze in ’tDonk®^
Deeze fchranderegedagte, eindelyk, vaö den Heer Beccap.i , die men vindt aannbsp;einde van zyn voorheen meermaalen g®'nbsp;noemde Verhandeling, ftaat my ongemeeönbsp;wel aan: „ Eveneens gelyk verfcbeideOnbsp;„ Natuurkundigen, zegchy, met de groot'nbsp;haa^” fte waarfchynlykheid van meening g®'nbsp;zonder ,, weeft zyn, dat ’er geen Lighaam zy»nbsp;Lichtnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;alle Warmte volftrekt beroofd j zo^
,, zou men ook wel mogen zeggen, dat’^'^ ,, geen is, dat vo’komen Duifter zy. ”nbsp;zeker, dewy 1 allerhande Stoffen, in haar bi^'nbsp;necfte, de Beginzels van ontbranding,nbsp;van ’c Licht heimelyk huisveftea, zynnbsp;allen mogelyk ook aan kleine Vuurvatting^'’nbsp;cnBranding en onderworpen, die telkensnbsp;derom op nieuws beginnen, zoo dik^‘*^nbsp;als men ze voor het helder Schynzelnbsp;1/ichcendeLighaamen blootftelc: en datnbsp;zulks juift Biet dan in zommige zooft®®
van Stoffen, en in eenigebyzondereCe''^
lePf
-ocr page 153-or Lichtdraagïr*. 67
fen, gewaarworden, kan men begrypen,^^ XV. dac ligtelyk daarom zou kunnen gefchie-i.
^en^ niet om dac die voorvallen zeldzaam nEut, gebeuren, maar veeleer om dac onze Zin-^nigen niet teder en gevoelig genoeg zyn,nbsp;nin die Gevallen, overal daar ze gebeuren,nbsp;fe snerken
ÜEONGSMEENE SNELHEID,waar De
het Licht voortfchiet tot op den aller-^ nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. ftraalinff
s^'ootften Afftand, zoo ver als het Gezigtyan ’t
^fef op Aarde eenigzins reiken kan, moell ^ ®atuurlyker wys in den ecrftenOpflag doen niet 00-'^^nken, dat deszelfs Beweeging volftrektS^J'^^'*^*nbsp;'^ogenblikkelyk ware, en zonder eenigTyd-maar bynbsp;'erloop gefchiedde. Dit was ook bet Denk» voort,nbsp;feeeld, dac’er Descartes zig van gevormdnbsp;fegt;d, eer hy nog genoegzaam voldoende re*
^^Qen vond om van gedagten te veranderen.
*'^aar in ’t jaar 1675 wierd de beroemde Do-
, MI-
By deeze Befchryving van de door Konflgemaakte ^““pktren moet men voegen, 't geen ’er in de Dertiendenbsp;. ** S^zegd is van dta Phcsphareo vanSr-ndt, en van diennbsp;“^•micrg.zist IV. Deel. i Stuk.Bladz. ï 7 «» «»•
E 2
-ocr page 154-68
VOORTSTRAALINC
XV, LES.nbsp;I, Ar-deel.
MiNiCüs Cassini, in de Wederkomt Eklipfen van dea Eer Hen Omlooper vaOnbsp;JüPiTER, een vertraaging gewaar, dienbsp;deed befluicen, dat het Licht omtrent veer*nbsp;tien Minuuten tyds befteeddc, cm de gaO'nbsp;fche middelyn van den jaarlykfchen Loop'nbsp;kring der Aarde af te loopen, en dat w/nbsp;niet dan na verloop van zeven Minuutsi’nbsp;tyds het Licht ontvingen, dat uit de ZoO*nbsp;die omtrent in't Middelpunt van dien Loop'nbsp;kring geplaatft is, voortftraaide. Hy vond’'nbsp;zig, ’c is waar , door gewigtige redeneD»nbsp;gelyk hy zig verbeeldde, naderhand ve^'nbsp;pligt om van dit Gevolg af te zien, en zj®nbsp;Gevoelen te veranderen: maar toen denbsp;Roemer, en na hem de fleer Bradle^»nbsp;tot hetzelve overgingen, ftaafden deezeb^*'nbsp;den, door een lange reeks van Waarneein*’’'nbsp;gen, dit Gevoelen op zuike duidelykenbsp;onwrikbaare Gronden , dat het thans g®'nbsp;noegzaam algemeen erkend wordt, ennbsp;naauwlyks iemand is, die nog innbsp;trekt, of de Beweeging van ’t Licht)
0
-ocr page 155-lt;?P
VAN ’T Licht.
fteê van oogenblikkelyk te zyn, wel by xv. Voortgang gefchiede.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i* af^’
Veclen zyn ’er ondertufTchen, die,zoodraDEEL. dac Gevoelen hooren, ’er aanflonds dkniet, e^.nbsp;^evolg uit trekken, dac de Voortftraah'ng^^J’p^^g®^nbsp;^erhalven vanhetLichc niet, gelyk de Car-zing dernbsp;*€iaanen meenen, door een enkelenbsp;S’ng van Drukking gefehied, welke hetjes,nbsp;^iebtend Lighaam aan eene Vioeiftof, dienbsp;^’g overal tegenwoordig bevindt, mede-'^celt i maar wel door een waare en eigen-genoemde Uitvloeiing of Uitfchiecing,
'Velke de Deeltjes van dieVloeillofmet’er *laad van plaats doet veranderen , en denbsp;ganfche Ruimte, van hun Bron af tot aan hetnbsp;kiterfte Eind van hun Loopbaan, wezent-^Vk doorloopen. Maar in dit Gevolgtrekken gaat men, dunkt niy, te ver, zondernbsp;®Oodzakelykheid , en zonder vrugt. Iknbsp;zonder vrugt, om dat het Licht dus doornbsp;voortgaande Beweeging van deszelfsnbsp;^^eltjes, onophoudeiyk uit hetGeftarntenbsp;'’vloeiende, egter rog onvermydelykindenbsp;®iïieltuiai:cndiezelfde belcmmercndeVol-E 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;heid
-ocr page 156-70 Voortstraalinc heid zou moeten veroirzaaken, daar
£i O»
I. AF- bet Stehel der Aa7itrekkingen gaarne van 2°“ deel. willen ontbeiFen. Ik voeg ’er by, zondf^
^desAttra- nbsp;nbsp;nbsp;het my toefchyac»
Qians, dat men die nieuwe Ontdekking zeer
met het Gevoelen der Hedendaagfche Ca*'* teJiaanenyOver deVoortftraaling van’cLicW»nbsp;zou kunnen overbrengen.
wjer Want als men nu al eens als een zeker® fnelheid ea onbetwisbaare Waarheid, gelyk het ooknbsp;pelyk^’^^' ongetvvyfFeld is, veronderftelt, dat de Wef'nbsp;zoumoe-king van ’t Licht eenvertraaging vanzeveHnbsp;ten zyn*Q£. ggt Minuuten ondergaat, (”*) wanneetnbsp;het Lichtgeevend Lighaam, dat ’er de B®'nbsp;weeging aan mededeelt, op een Afftao*^nbsp;ftaat van 32 of 33 millioenen Mylennbsp;daaromtrent; (f) is men dan juift, om
lie'
(¦a) Da Geleerden komen in de Juifle maat ran Vettraaging niet volkomen overeen. Zommigc Itelleo**nbsp;op 7 anderen op S Minuuten ; en de Heer NEWT^*^nbsp;ij zelf van deEerfte Bepaaling overgegaan tot deTweedC'
(-f-) Men ziet iigtelyk dat myn oogmerk hier *' is den netten Afftand det Zon van de Aarde
be-
-ocr page 157-71
VAN ’t Licht.
ïeden van te kunnen geeven, noodzaakelyk xv. '^erpligc , oni ieder Lichtbolletje die on-^ ®nbsp;Oieetbaare Uitgeilrektheid met’er daad ftuk dee l.nbsp;^oor ftukj en dat in zoo korten tydte doennbsp;doorloopen , en aan de Straalen van dienbsp;Vloeiftof eeneSnelheid toe te fchry ven, wel-alle begrip byna te boven gaat; eene Snelheid, met één woord, diedefchielykeVlugtnbsp;''an een Kanonkogel, als hy met de een-paarigebevveeging600 Voeten in ééneSeconde afliep, meer dan zeftienhonderdduizend-
niaal overtreiFsn zou ?
Ik erken wel, dat men zig nu niet lan-Veron-
Eer ftrikt aan de gedagten van Cartesios
houden moet, en dat de Straal van Licht-om'tzon-
bolletjes, die zig van ’tGeftarnte af tot aan
L . n , nbsp;nbsp;nbsp;plaatzing
ihyn Oog uicltrekt, voortaan nietvergelee-te bcgry-
hen moet worden by een Stok,, een Roe-P^'quot;’
*^0, of by een Ry van kleine Lighsamtjcs,
volmaaktdigt tegen elkander aanleggen.
en
4V
''pralen. Dat is een Stuk» waar over de Natuurkun-
gen zelve het nog met malkanderen niet ten vollen zyn.
E4
-ocr page 158-72 Voortstraal 1 ng XV. en volfirekc onbuigbaar zyn ; maar wat
LES. verhindert ons die zelfJe Deeltjes aan temer'
I. A F-
HEEL, sis k'eine Kaatsballetjes of KuflenC’ jes , die zekere maate van VeerkraS’’nbsp;bezitten, en die juift overal zoo naby aaOnbsp;elkanderen niet geplaatft zyn, dat zenbsp;vo'Ilrekt raaken? Order begunftiging vaJinbsp;deeze twee Onderftellingen , waar doOfnbsp;men eene flipte naauwgezetheid, die me'’nbsp;z)g bezwaariyk zou kunnen verbeelden»nbsp;vermydt, en de gewoooe wegen der i^a'nbsp;tuur, die overal cenige ten Naajlen by ’s eOnbsp;Nagenoegs toelaat, nader komt, kan ik g^'nbsp;makkelyk begrypen, dat de Werking vaUnbsp;het Lichtend Lighaam, in de gantfche Lang'nbsp;te van den Straal, die dezelve tot my moetnbsp;overbrengen, nirt oogenbÜK’kelyk zyn zal»nbsp;dan alleen voor onze Zintuigen, en in G®'nbsp;vallen daar maar een zeer kleine en kor^nbsp;bepaaldeAfflandplaats heeft; maar datdi^nbsp;zelfde Werkingen Overbrenging, hoefchis'nbsp;lyk'zy ook gefchiedc, hoeonmogelyk dez^l'nbsp;ve ook voor ons te merken zy, nogthansnbsp;derdaad een waare en wezeotlyke
eeö'
-ocr page 159-VAN ’r Licht.
*^2nvolging en Verloop van oogenbJikktD XV.
''ereifcht, wier byccngevoegde Som
'^e! kenbaar zal kunneu worden, wanneer deel.
Weg, dien het Licht moet afloopen,
Zeer lang en van een ongemeen groote uit* §eftrekthpid is.
Ik beken wel, als men de Voortflraaliüg ''an ’c Licht op deeze wys begrypt, dat mennbsp;Zyne Zwaarigheden ontmoet; maar het an-Gevoelen heeft ook de zyne; en die iknbsp;''°g grooter vinde.
Men laat ons, by voorbeeld, des Nagts,Zwaarig-‘loor een klein Speldegaatje, eeDaanmerke-^“‘*J|quot; ^yk gedeelte des Hemels zien 5 en vraagt Voort-: Is het «el roogelyk te begrypen,
W klein brokje Lichts, ’t welk dit gaatjeverplaat-''ervult, alle deverfchillendcbcweegingen,^*'!^’
d'
zoo groot een getal van Starren aan woord, even groot getal van Ryëp Lichrbcllet-meêgedeeld, overneemen en onderfchei-^'ilyk elk weer voortzettenkan? Dochiknbsp;^'•t'voo’-d 'er op ; Is het wel gemakkelykernbsp;tgt;egrypen, dat dit Gaatje, zoo klein alsnbsp;» de gemeeoe Doortogt zyn kan vannbsp;E »nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dat
-ocr page 160-IA-
VOORTSTRAALINC
XV. dat zelfde groot getal van kleine Strooais^ ^ ? S. Lichts, die ’er met een onbevatbaare foei'
1* n F*
DSEi, heid doorvloeijen, die ’er elkander in krui' fen, zonder zig onder-een te verwarren gt;nbsp;die ’er in tegen elkander ftooten en botzec»nbsp;zonder egter daar door van hun oirfproO'nbsp;kelyke Beweegftreek het allerrainfte afnbsp;wyken. Welk van beiden men hiernbsp;kieze, men vindt ongetwyfteld reden oC’nbsp;'er over verbaasd te (laan: maar het Eerö®nbsp;komt my nogthans ’t minll onbegrypeiy''nbsp;voor.
Tweede Men werpt verder tegen , dat, zo wcfphignbsp;nbsp;nbsp;nbsp;overal en op alle plaatfen ree^*
met ’er daad bevinde, en het door de enk^l^ Werking van de Lichtende Lighaamen zig^'nbsp;baar worde, ’t nooit en nergens Duider 2^**nbsp;zyn; om dat die Drukking , die Botziö?»nbsp;zig verwardelyk langs allerhande zoortf”nbsp;van Streeklynen verfpreiden zou, en 3“”nbsp;den ganfehen klomp van die Vloeidofnbsp;den meegedeeld, even geiyk mea aannbsp;Vogt, dat in een Ton daat, gebeurennbsp;als het ergens, op welke plaats, van
jceP
-ocr page 161-75
VAN ’t Licht.
kant het ook zy, geftooten en geroerd xv.
’’“'¦«it.
Maar deBewyzen, uit dergelyke zoortnEci.. ''an vergelykingen afgeleid, zyn zelden zeer’t Is metnbsp;^Efliflende. Altoos loopt ’er vry wat ver-
en ongelykshwds onder; en men raag met een ¦^et goed regt veronderftellen, dat ’eraog^^f vi.
onderloopt, dan wy juill weeten en *ien; dewyl onze kennis van die grootenbsp;^Pringveeren der Beweeging, en de Geheide wonderwegen van de Natuur, zooge-en bekrompen is. De Tc», die hetnbsp;^icht, dat door de Zon bezield wordt, innbsp;*‘g bevat, is niets minder dan het ganfehnbsp;^leel-Al zelf: en indien in bec voorbeeld,
^aar men zig hier op beroept, het Water 'daarom alleen in alle zyne Deeltjes eenpaa-^^8 gefchud en bewoogen wordt, om datnbsp;rondom ftaande wanden, van de Ton,nbsp;^cderwarking doen en de beweeging te rugnbsp;[^''oten, zal men veel moeite hebben omnbsp;te vinden, dat by die vafteendigt in ééanbsp;'''tende Wanden kan vergeleeken worden,nbsp;het zelfde Uitwerkzel, zo men wil,
dat
-ocr page 162-7«J
V oortstraalinc
XV. nbsp;nbsp;nbsp;dat bet’er plaats moet hebben, te doen g®'
1 ^F* worden in die wyduicgeflrekto VIo^*' Deel. iiof, die de Werking der Hemellichtennbsp;andere Lichtende Ligbaarnen overneetnt*
’t Straalt Maar daarenboven is het ook, als ^g.t^rwknaauwkeurig zal fpreeken, niet ten voU^”nbsp;meer zy-waar, dat, wanneer men een Zonneftra^*nbsp;lings. jp gpp donkere Kamer laat vallen, die K®'nbsp;mer nergens anders, dan enkel en alleennbsp;de Streekljm van dien leevendigen en he^'nbsp;deren Lichtftraal verlicht v.y. Zy is daaf'nbsp;enboven ook nog, fchoon merkelyk flaai*'nbsp;wer, verlicht op alle andere plaatfen; hO®nbsp;zou men anders den Straal kunnennbsp;elders dan binnen den Straal zelf? Het Ooênbsp;Van ter zyde en op een vry verrennbsp;geplaatft, wordt hem, gelyk mennbsp;zeer onderfcheidenlyk gewaar. Ditbewy^’nbsp;dunkt my, klaarblykelyk, dat al hetuirg®'nbsp;blufchte Licht, ’t welk de Kamer vervul^'nbsp;eenige trilling krygeenaan ’t beweegenê^Jnbsp;bragt worde door het Lichr, datdenStf®^nbsp;vormt; even eens omtrent gelyk denbsp;die, om dat ’er ’t een of ’t ander ondf’^’^
drif^*
-ocr page 163-77
VAN ’t Licht.
'^fingbaar Beletfel inden weg (laat, het Ge- ,
1 . nbsp;nbsp;nbsp;• s*
'üid niet rcgtftreeks ontvangt, egter min or r., af-
*öeer aan ’t klinken wordt gebragt door een
^rilling, die zy krygt van deklankgeeven»
^eScraalen, welken ’er boven over heen of
zyden voor by fchieten.
Men zal hier ongetwyfFeld op antwoor- zonder
dat dit Licht, ’t welk zig buiten
^Uitrek van den Straal doet zien, niets an-Stofjes
;s dan een Uitwerkfel van de Weer-l’fJ-]. nbsp;nbsp;nbsp;Weer-
'’arzing, welke door de Lugt, daar hetkaatzen.
'^oor heen fchiet, of door de Stofjes, die
®’'y d in groote menigte in de Lugt zweeven,
''‘¦‘toirzaakt wordt. Doch hier tegen kan ik
^'ggen, dat ik dien zelfden Ligtftraalegter
quot;og onderfcheidenlyk genoeg gezien heb,
ik hem door een glazen Buis list heen
‘^'^pen, die ik wel zorgvuldig fchoon ge-
en gezuiverd had; en met een goede
^'^Stpomp zoo volmaakt Lugtledig ge-
als ooit mogelyker wys gedaan kan
^’^tden (*}. In dit Geval moeiten ’er dan
vol-
^ 1 Deege Proefneeming veteifcht vry wat op
let^
-ocr page 164-78
XV. volftrekt geen Weerkaatziogen plaats 1quot; Ap^’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ttiinllen geenedie zigcbaar^?®'
bkel. j (iewyl de Lugt tot op dealleruiterft^ Graadeo van Yiheidgebragtwas, en de kl^*'nbsp;ne'Vfe^mde Lighaamtjes, die ’er doorgaan^nbsp;in zweeven, als op de eerfte flagen van^fi®nbsp;2ulgcr zig ’er van hadden afgezonderdnbsp;neérgevallcn waren.
lettcndbèia, en een meer dan gemeen naauwkeuri?* voorzorg. Daar toe i* noodig i. Dat de Kamer volk*’nbsp;men Duiller zy. 2. Dat de Llchtllraal regtltieeks v”*nbsp;de Zon koms op een fchoone Zomerfchen Dag. 3.nbsp;die Zonnrftraal ten minden een Duim MidJelIyns h^*’’nbsp;be. 4. Dat de Glazen Buisi daar men hem door h'**'nbsp;iaat loopen, twee of drie maal dikker zy dan de Stf-zelf, op dal men ’cr hem gemakkelyket van het een '
tan IS,
het ander eind in zou kunnen houden, zonder dat''' ergens tegen de Wanden van de Buis raake. ƒ. Datnbsp;platte Glis, waar meê de Buis aan ’t een eind gs^®^nbsp;niet te dik zy. En 6. dat aan ’t ander eind
Zonnefiraal gevangen worde op een platte Spiegel een ftelling heeft van 43 Graaden, en den Straal leidt i®^''^nbsp;Metaalen Buis, zoo geplaatll dat hy een WinkeU*’*nbsp;fnaakt, op dat *er niet hét geringde gedeeke va®nbsp;Licht in de glazen Buis te rug gekaatft worde. N'
(*) Zie hier over de Memoires de ïAcademie dn tes. i74°- P^S'
-ocr page 165-'75
VAN ’t Licht,
Eindelyk b*engt men ook nog, tot we- xv. Verlegging van ’c gevoelen van Cartesius,
^'ier tegen in, dat men niet begrypen kan,Dïïu ''Qeineene ruimte, vervuld met ronde Bol-DeLugt-de Trillingen enbeweegingennbsp;^'^uden kunnen voorcgezet worden, en van wel opnbsp;^ een tot aan’t ander eind overgaan in reg*
'=Lynen; dewyl net met mogelyk is, zegtregte te ftellen, dat juift alle de middel* Lyn leg-ï''inten van die kleine Klootjes zoo netnbsp;'’^Ikomen regte Ryën naait één geplaatft zynnbsp;''ölgens alle Beweegltreeken, die men zignbsp;kunnen verbeelden. Maar begrypt men,nbsp;het ander Gevoelen, beter, hoe die rond-''Stige Bolletjes op Oppervlakten vallende,
V'e niet Regelmaatig zyn (want ten ftrikt-genomen vindt men 'er geene die zoo egter altoos in hun Weerkaatzing vannbsp;Oppervlakten hun Stuifhoek, zooveelnbsp;immer merken kan, even groot maa-^ als hun Stoothoek? Dit is nogthansnbsp;itwerkzel, dat men algemeen gebeurennbsp;in weerwil van al die onvolraaafcthe-die hetzelve, zo het fcbynt, zouden
moe-
-ocr page 166-VoORTSTRA ALINO
XV. 1 E S.nbsp;I. Af-3gt;££ L.
moeten beletten. Op de zelfde wys is ongetwyiFeid gelegen met hec net cpnbsp;regte Ry liggen vsn al de middelpuntennbsp;Licutboiletjes, welks gebrei keivkheidnbsp;veronderftelt, en tegen dit Gevoelennbsp;doen gelden: dewyl eveneens, niet regs”nbsp;ftaande de erkende onregelmaatigheidnbsp;gladde en gefieepen Oppe vlakten, de Lid’^'nbsp;ftraal-egter volgensgewaonteregeltnaaci^:*^nbsp;rug kaatft. De Natuur moet derha'''quot;^*’nbsp;middelen woeten om zig te redden,nbsp;wy met onze Bcfpicgelingen nog tietnbsp;kunnen reiken: en in alle Gefch Hennbsp;deezen Aart zou men nooit party mo^nbsp;kiezen, indien men ’er volürekt geenenbsp;zen wilde, dan dieallc wczer.tlykeofnbsp;baaveZwaarigheden te boven was.nbsp;luidgeevendeStraalenloopen in regieM'quot;*^'*nbsp;zeer wel in de Lugt voort, en derzelv-’quot;'^nbsp;rug kaatzingen gefchieden op een
zaam regelmaatige wys, gelyk uit den klank biykt. Zo nu iemand goed
maarou'^ali de Deeltjes ofScofkiompjes van de bekend.
Derzel-ver gedaante 'Sbeweeren, dot zolks daarom gefchiedt
-ocr page 167-8i
VAN ’t Licht»
Seen ronde Bolletjes zyn, ik zou hem gaar- xv.
willen toeftaan, dat die van het Licht ^ S, ^et ook niet zyn. Ik geef ’er die gedaante ceel.nbsp;*öaar aan , om dat ze ’er tog eene hebbennbsp;^boeten, en om dat ik ’er, met al myn in-^eeldingskragt, geen andere bedenken kan,
^gt;e beter aan de verfchynzels, dunkt my, beantwoordt: maar, om de waarheid te zeg-ê'^n, ik beken dat ik niet weet, van welkenbsp;S^daante de Deeltjes zyn van diefyne Vloei*nbsp;boffen, daar onze zintuigen geen vat opnbsp;hebben, en ik ben gereed om hun zulk eenenbsp;fchenken, als hun beft paft en tegen welkenbsp;*^20 niets meer zal weten intebrcngen. Dognbsp;^3at ons middclerwyl, zoo lang rot darwynbsp;noodige verlichtingen over die ftuk, dienbsp;''Qs nog ontbreeken, en die wy ook waar-^chynlyknog zoo fpoedig niet krygen zullen,nbsp;'^tltvangen hebben, de Deeltjes van’t Lichtnbsp;tonde Bolletjes aanmerken, en ons naarnbsp;l'^'^gewoonen fpreektrant.dien men indeNa-'^fkundedoorgaans gebruikt, fchikken (*).
TWEE-
j ) Die dit ftuk verder geliefc te onderzoeken
Ztl
Deel.
-ocr page 168-82
Regtlynsch Licht.
XV.
LES
2. A F-DEEL.
TWEEDE AFDEELING.
Over ds Streeklynsn, die bet Licbt in 2}'^^ Beveeegingen volgt.
etf
Ï_T ET is met deWerking van’cLicht eV' -1 ecns als met de Bevveeging van alle 3'’’
DeT.,icbt. kunde
verdeeld nbsp;nbsp;nbsp;.
zig'kun
de,
in Ge dere Llghaamcn gelegen. Het volgt,
' ’t voorfchrifc van de algemeene Wet der N*' tuur, zoo lang het kan , de eerfte en o'''nbsp;fpronkelyke Beweegftreek, daar ’t dennbsp;druk van ontvangen heeft. Zyn StraaF**nbsp;fpreiden zig uit in regte Lynen, zoonbsp;zy niet het een of’t ander Beletzeljof^^^*nbsp;ga nieuwe middelftof ontmoeten, diel’^''nbsp;van Loop veranderen doet. De Verfchy®nbsp;zelen, die uit dit Regtlynig Licht geboftquot;nbsp;worden, behooren tot eene wetenfch^P/
^e
zal niet kwalyk doen, dat hy eene fraaie v®'*’*''j,l ling leeze van Wylen den Heer JEAN BERNO'^^nbsp;over de voortftraling des Lichts, die by denbsp;der Wetenfchappen, ia ’t jaar 1736, den Prysnbsp;heets.
-ocr page 169-83
Gezigtkünde,
^elke men den naam geefc van Gezigtkundet XV. byzondere en eigenlyk zoogememdeGezigt* ^ ^nbsp;om haar te onderfcheiden, naame-DfiSL.nbsp;'yk, van de AIgemeeneGezigtkunde,{oiLicbt^ Optifiie,nbsp;^^nde liever, gelyk men ze gevoeglykzounbsp;^'*nnen noemen) die alles zonder onderfcheidnbsp;z:g bevat en leert, wat op het Licht,nbsp;'^^szclfstiigenfciiippen,Uitwerkzels,Veran-^^fingen, byzondere GeftelcenilTen en Hoe-^anigbeden, eenige betrekking heeft.
Wanneer het Licht een ondoorfchynend Spiegel, ^'ghaam ontmoet, ftuit enkaatHhetdoor-^^”'^^*nbsp;S^ans terug, en brengt andere üitwerkzelsnbsp;''oort. Deeze begrypt men onder dat by-^Onder gedeelte der algemeene Gezigc- ofnbsp;dichtkunde, dat men Spiegelkunde noemt.
Dat zelfde Licht eindelyk wordt in ontel-ïquot;?. daare Voorvallen, die zeerdikwils voorko.^j'gt'^un!
gebroken, wanneer het uit de eenede. *^'ddel{tof overgaat in een andere, daar hetnbsp;gcmaltkelyker ofbezwaarlykerkandoor- ^nbsp;’^''’gen. Dit geeft wederom gelegenheidnbsp;dodere Verfchynzels, die men onder ze-Wetten gebragt heeft; en deze zynnbsp;F 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de
-ocr page 170-84 REGTLYNscH Licht.
XV.
L F, S,
2. Af.
BE E L.
de Begirzels van een derde weetenfcWP# die men gewoon is Doorzigtkunde ce noeme*’'nbsp;Volgens deeze orde en in deeze drie vef*nbsp;Dioptri- fchillende opzigcen zullen wy alle BeweS'nbsp;gingen van het Licht onderzoeken ennbsp;toets brengen.
P^an bet Regtlynfcb Licht of de Beginzelen dgenlyk zoogenoemde Licbtkiinde, ofnbsp;de Gezigtkunde*
DeLicht-
bolletjes
in een
gelyk
vormige
WiHdel-
fiof en
zonder
verplaat'
zing vcr-
onder-
fteld.
WY zuilen hier het Licht aatimerkefl» als of het zyne Beweegingen oeff'^’’nbsp;de in eene MiddelftofjWaar in het zyii volk^nbsp;men vryheid heeft; of tenmioftenjom*^”nbsp;minder van den wezendlykenStaatder 1^^nbsp;tuur te verwyderen, zullen wy verond^*^nbsp;Bellen, dat het Licht zig beweegt innbsp;Middelftof, die volkomen eenparig ennbsp;zelve gelyk is, da: is, die overal jnnbsp;ganfchc uitgeftrektheid den zelfden
-ocr page 171-Gez I gtkunde.
^aod biedt. Van dien Aart, by voorbeeld,
** een hoop Waters, een ftuk Kriftal, of,^ E S.
men wil, een Vak Lugts in een zekerengel*. *^epaalde ftreek van den Dampkring. Wan-•'eer ik ook daar en boven, ominygemak-keiyker uit te drukken , doorgaans zeg, dacnbsp;%^et Licht voortfcbiettergens doorloopt,uk eennbsp;*eker punt uitfiraalt ^ en deeznn of geecennbsp;neemt, tot dat het kamt aan een zekernbsp;*Dder punt, en dergelyke fpreekwyzen meer,nbsp;de Leezer zig wel gelieven te herinneren,nbsp;ik daarroeê^een wezenlyken voortgangnbsp;daadelvke verplaatzing van deLugtbol-bedoel, maar enkel en alleen maarnbsp;spreek van eene Werking, een Boczing ofnbsp;'ï'rilling, welke het een Bolletje aan ’t an-^er, zonder ’er door verplaats te worden,nbsp;**'lt;^dedeek: gelyk ik reeds in de cerfte Af-meermaalen gezegd heb,ennuhiernbsp;een weinig omftandiger verklaarenzal.
^en moet zig ten dien einde verbeelden, Denk-deezeLichcbollecjes kleine veerkragtige ^’§haamtjquot;^zyn, door wier Trillingen of vannbsp;^'Pgeringen de herhaalde Botzing van hetnbsp;F 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Lich-
-ocr page 172-SS
XV.
LES.
% Af-
D J2 E U
bewoo-
gen
wordt.
1 nbsp;nbsp;nbsp;Deel.
2 nbsp;nbsp;nbsp;Stuk.nbsp;bl. 513-
Hoezy een Vonknbsp;en tennbsp;aanhoudend
Rectlynsch Lïcht.
Lichtend Lighaam, van ftuktctfl;uk,vaD’^ een tot het ander, voortgezet wordt; oratreO^nbsp;op dezelfde wys als men in de vierdeL^^nbsp;gezien heeft, dat de Botzing vaneen YvoO'nbsp;ren Bal in een enkel oogenblik, door een ga'’'nbsp;fche Ry van dergelyke Ballen, van ’t een ein'^nbsp;tot het ander overgaat. Nu begryptnbsp;ligtelyk , dat indien iemand zyn Vingert®'nbsp;gen den laatften Bal hield, dat hy teikef*nbsp;dien fchok voelen zou, zoo dikwils ’er i®'nbsp;gen den eerden gebot'.t wierd. Opdezel^'nbsp;de wys wordt ook het Zintuig, opnbsp;bodem een reeks van die Bolletjes,nbsp;uit wy veronderdellen dat de LichtfteÖ^'^nbsp;beftaat, met haar eene eind uitloopt, g®'nbsp;fchud door de Slingeringen en Trillinge®’nbsp;welke de herhaalde fchok van het brandeo*^nbsp;Lighaam , dat op een zekeren afftandnbsp;te Lichten, in die kleine veerkragtigeL'»'nbsp;haamtjes veroirzaakt.
Dit zal men mooglyk nog beter beglt;T^ pen, als men zig te binnen brengt, ’tg®®''nbsp;wy in de veertiende Les van de Vlam ë®*nbsp;zegd hebben. Wy hebbenzedaar verbe®|^
-ocr page 173-87
Gezictkunde.
3ls een uitvloeii-g van een brandende Vloei- xv. ftof, cf liever als een onophoudelyke ver- ^nbsp;''beging van een Lichtende Damp. DeoERi..nbsp;^igen Deeltjes van een brandbaar Lighaam, Lichtnbsp;''an Hout, by voorbeeld, van gefmoltennbsp;Was, of Kaarsfmeer, reeds door de voor-jynbsp;§aande Graaden van warmte los gemaakt en 2, Stuk.nbsp;^'oe langs hoe meer verdeeld , zetten zig opnbsp;t laatfl; zoo geweldig fterk uit, dat de Vuur-^loTipjes, die ze in zig beflooten hielden,nbsp;^indelyk voor den dag komen, en zig, ie-'^sr door het doen eener kleine oploffing,nbsp;''ertoonen. Indien dit maar eene enkele reisnbsp;Rebeurde, zou de LichtftofFe, die dit kleinnbsp;losfpringend Vuurklompje omringt, maarnbsp;®eoe enkele fchudding krygen, en dus hetnbsp;door een fchok van maar een enkel oogen-^‘ik en oneindig klein tydpunt aangedaan,
'’'et meer zien dan een Vonk. Maar, ge-^yk ik gezegd heb,de Vlam is een aanhouden • uitvloeiing: het in brandgeflagenVuur-^Wpje, ’t welk vervliegt , maakt plaatsnbsp;een ander, dat eerlang ook op dczelf-^e wyze losploft, en de Beezing herhaalt opnbsp;F 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de
88
Reotlynsch Licht.
XV. LES.nbsp;2. Afdeel.
de zelfde Ry van Lichtbolletjes, aanwief ander uit-eind het oog van den AanfchoU'nbsp;wer geplaats is. Ieder Vakje , ieder Pm’’'nbsp;van het brandend Lighaam doet het zelfd®nbsp;Uitwerkzel; en dus wordt en blyft die g2'nbsp;heele oppervlakte, die in brand ftaat, oO'nbsp;ophoudelyk zigtbaar.
Met of Oe Lighaamen, die op deeze wys Licb^ vet'to vanziggeeven, putten zig noodwendig al'nbsp;van 't lenskens uit, en kunnen ilegts eenzekere^nbsp;Lighaamnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tyd blyven Lichten; dewyl
Vuur, dat in hun, of op hun Oppervlakte fchittert, zig niet vertoont, dan terwylbe’'nbsp;telfens de eigen Stofenzelfftandigheid die’’nbsp;Lighaamen vervliegen doet. Maar hetnbsp;ook zeer wel raogelyk, dat die zelfde Hoofd*nbsp;ftof, zonder naar buiten uit te fpatten, zoO'nbsp;der iets te doen vervliegen , in de opening®nbsp;en ledige tuITchenruimten zelve van een®nbsp;StofFe een Trillende of Slinger-beweeging»nbsp;die het te vooren gekreegen heeft, een g®'nbsp;ruimen tyd blyve behouden; en dat zy da®’’nbsp;het zelfde üitwerkzel als een klein Via®®'nbsp;metje doende, de Lichtftof van buice®’
89
Gezigtkünde;
^aar ze gemeenfchap meê beeft, aan’tbe- XV. 'Veegen en flingeren brenge; gelyk waar-^nbsp;f'^hynlyk in verfcheideni’/amp;ox^l)öre?2,daafikDEEUnbsp;^oven van gefproken heb, plaats heeft.
Een Ry vanzuikeBoüetjes,met eenSlin-Enkele
ëerbeweeging bezield, gelyk ik het zoo aan-L’^bt-
ftonds verklaarde,, is,eigenlykgefproken,Lxht-
^at geen, ’t welk meneeaLicbtjiraalmoet **Oemen: en dewy! ieder Punt en Stipje, vannbsp;Vlam aan alle kanten gezien kan wor-moet men zig het allerkleinfte Lig*
^^arntje, dat Licht van zig geeft, verheel-'^‘^0 als het gemeen Middelpunt van een on-^^Ibaare menigte van zulke enkele Straalen,
^ie alle met malkander rondom dat Lig-l^aarntje een Kloot of Lichtkring van een Wekere uitgeftrektheid vormen : gelyk innbsp;'Suur I, daar het alleen als een platte cir-Plaat J.nbsp;vertoond wordt, eenigerraaate te ziennbsp;Dog k is ligtelyk te denken, dat eenDezigt*nbsp;i'aad van Lichtüoffe, tot dien trap vannbsp;^övoudighcid en fynheid gebragt, voor onszyn reedsnbsp;zigtbaar zou zyn. De Straal, dien^^l^nbsp;door een klein Speldegaatje laat inko-Lichtke-F 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;racn^'^**
90
XV. LES.nbsp;2. Af-»EEL.
Plaat r. Fi£. 2,
Wyde-
ïiiig.Wy
derende
Stramien,
Diver-
gmce.
/
Regtlynsch Licht.
men, en dien wy in een donkere Kamer oO' derfcheidenlyk kunnen zien, moet reeds alsnbsp;een geheeleBondel worden aangemerkt,wel'nbsp;ke mogelyk meer dan duizend van die enkelsnbsp;Straalen in zig bevat. Dit is ook de reden»nbsp;waarom eenzigtbare Lichtftraal, natuuriy*nbsp;ker wys, overal in zyn ganfche langte nis*'nbsp;van de zelfde dikte is. Want dewyl de Bol'nbsp;lesjes, waar uitdieLichcltraalbeftaat, gS'nbsp;plaats zyn in regte Ryën of Lynën , die al'nbsp;Ie uit dén en ’t zeifje gemeen Middelpunt'nbsp;voortkomen, fpreekt het van zelf, dat di®nbsp;Straal, al was het LichtendLighaam cis*'nbsp;grooter dan een enkel Punt, gelyk A, Wnbsp;voorbeeld, in figuur 2, een foort van Punt'nbsp;ZuilofLichtkegel, alsB, zoumoeten vof'nbsp;men, wiens voet op het oog ftaat vannbsp;aanfehouwer.
Deeze van één fpreiding,welkedeLicltt^
draaden , die uit een Lichtend Punt °
Straalpunt voortfchicten, ondergaan,
men Wydering,en derzelver minder of
der raaate kent men uit de grootte vaO
Hoek, welken die Straalen metmalkactl^
ÖI
Gezictkunde.
vormen. Dus zyn CD, CE,inj'7^iij/r3, XV. twee Straalen d e zig van een fpreiden,nbsp;daarom JVyderende Straalen genoemd wor- deel.nbsp;den : mam die egter minder ver vanelkan- Plaat r.nbsp;deren afluopen, minder Wyderen, danCF^*^' 3*nbsp;en CG.
Dewyl een Lichtgeevend Ligbaam van Straal-Cen zekere groote (de Vlam, by voorbeeld '’an een Kaars) uit een oneindige menigtefendenbsp;''an Straalpunten is zamengefteid, moetennbsp;Noodwendig dcLichtfl:raalen,welkeuitaI dienbsp;''erfcheiden Punten uicfchieten, de een dennbsp;Ntideren ontmoeten , in één loopen , mal*nbsp;^^anderen kruiffen; de eene nader by, denbsp;andere verder af,deezehooger , die laager,
^leb
^egcs, links, op allerhande wyzen, gelyk Nien eenigzins kan afneemen, uit ^gaMr4, p/aatnbsp;)quot;'aar in ik, om verwarring le myden, al*'^‘§* 4»nbsp;maar drie van dieStraalpuuten vertoond
ieder met flegts eenige weinige van
JNn Lichtkegels, of Bondels van Wyderen*
^ Straalen.
ï^eeze wmderzydfche Stand enStreeklyn Nadering. Straalen, die uit verfcheiden Voorwer-
pen,
-ocr page 178-92
Regtlynsch Light.
XV. pen, of uit verfchill.nde Punten v?n ééo
len.
Conver-
gcnpe.
Tlaat I.
tig- S-
^ ^ en ’t zelfde Voorwerp voortfchietende, dus deel. in één loopen, en malkanderkruiflen,DoetBtnbsp;de Straa-men Nadering, welker meerder of mindefnbsp;maat, even gelyk die der Wydering, uitnbsp;de grootte der Hoeken gekend en gemeeteflnbsp;worde. Dus zy n de Scraalen , die uit de PuO'nbsp;ten H, H, in 5, voortkomen,alle Nadl*nbsp;rendeStraalen,v^n welke de eene in l,denbsp;re in K zaraenloopen. Maai-de tweeStraa'nbsp;len, die in I by éen komen . heboen groO'nbsp;ter Nadering, zyn meer Naderende, da^nbsp;de twee andere, om dat de Ho,k,dlen2®nbsp;met malkdav maaken, grooter is, of, ’tnbsp;op’t zelfde uitkomt, omdat hun Puntnbsp;zamenloop, hun Naderpuot, dig'erbyb^*'nbsp;Lichtend Lighaain is, daar ze uit Voof*''nbsp;ftraajen.
Uit dit alles, nu kan men ligtelyk maaken:
Eigen- I. Dat op welke eene plaats, van
fchappenugj^ kant, men ’t een of ’t ander Vlakr^^^ derRegt-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^i^lC
lynfche tegen een Straalpunt over houdt, dat
-ocr page 179-9t
GezictküNdE.
öe VoetfteuD z 1 wo, d.n van een Lichtkc-gelj daar hy als op Itaac. nbsp;nbsp;nbsp;2. af-
II. Dat het Vlak minder helder verlicht deel.
^al zvn, nair maate dat riien het verder Straalen ^ ’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;door
Van het Straalpunt afhoudt en verwydert. Proeven
lil. Dat zj het Lichtend Lighaain vanasD^s „nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, , ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;toonen.
®ene zigtbaara en aanmerkelyke groote en gedaante is, datzelfde Vlak de geraeene Voet-fteun zal worden van zoo veele Lichrke-Sels , als’erStraalpuntenzyn, dienaar hetzelve toe gekeerd (taan.
IV. Eindclyk, dat, zo men in plaats van vlak, wt Ik het Licht fluit en belet verder voor te fchieten, een gat maakt ineennbsp;bordpapier of in een dun Plarkje, de Lichtje; els, die uit verfchillende Punten van hetnbsp;Voorwerp vo rtil'aalen , zig in dat gatnbsp;^'‘uifr_-n zullen, en van Regts Links, van
Iten
•'tiks Regts, van Boven naar Beneden, van ‘kneden raar Boven loopen , altoos regt-^^eksjanders.in alle mogelyke Beweegftree-^ 5 5 danzevoorhetkru;ffeninopzigttotel-^'^deren liep en-De voigendeProefnemingen,nbsp;len deeze vier Grondflellingen nader ophel.
-ocr page 180-94
Reotlynsch Licht.
helderen, en ons zigtbaar voor ’c oog ver*
3-lt; ¦*-* O*
2. AF- tooncn.
I. Proefneemino.
BEEL-
Tüefie/.
Werk A B C D, in figuur6, verbeeldt het vcO' tuig tot fter van een Kamer, die tegen, of omtrentnbsp;der'pt^'tnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;het Zuiden ftaat, zeer digc aan aH*
lynfche kanten geflooten, en zoo Donker, als tnO' fn'’tDonnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Indithouten Vender is»
ker. omtrent drie of vier Voeten boven de VloS^ van de Kamer , een groote langwerpig®nbsp;opening geflagen, waar in men een Ka*»nbsp;ais EFGPI, van i8 duimen hoog, en ée’’nbsp;Voet breed, plaatst, wier Zyden cirkel^y*nbsp;gerond zyn, om vryelyk Waterpas te IcuD'nbsp;nen ronddraaien, op twee Spillen 1,1,ê®’nbsp;noegzaam op dezelfde vrys als de Draaiet”nbsp;die men gewoon is temaakenin dcSprs®’^^nbsp;kamers derNonnenkloofteren. Hetvoorii®nbsp;gedeelte van deeze Kas,dat buiten het'^®®nbsp;fter uitkomt, GH, is geheel open;nbsp;met drie vooruitfteekende Metaalen Sp*®nbsp;geitjes voorzien, wier Langte grooter
-ocr page 181-95
Gezigtkünde.
ï'Un Rreedte, en die op allerhande wyzen xv. bewüogen , en in allerhande zoorten van^nbsp;Standen gezet kunnen worden. Hetagter-pEg j,.nbsp;fte of binrenfle gedeelte van de Kas, datnbsp;Sinnen in de Kamer uitkomt, EF, is ge-'^-el digt, uitgezonderd alleen drie Gaten»
®j b, c, ieder van een DuimMiddelyns,
, omtrent op de halve hoogte van de Kas,
*'2vens malkdar, in een Waterpas Lyn,en drie even ver van elkander, ftaan. Dee-Gaten kan men naar welgevallen ver-haauwen door middel vanjnin of meer geopende Middelfchotten , verfcheidenzoor-^eii van Glazen 'er in zetten, of wel, alsnbsp;^et noodig is , geheel fluiten en toe maaken.nbsp;kK is een Houten Regelmaat, 6 Voetennbsp;en 4 Duim breed, die met het eennbsp;®*gt;id aan de Kas vaft is, en met het ander ,nbsp;opeen Voet ruftende, altydineenWacer-ftand blyf. L verbeeldteen Houten ofnbsp;quot;^faalen Schyf, die Loodregt op de Re-^oittiaac ftaat, en op een Voet ruft, diennbsp;o langs de Regelmaat hen en weer kannbsp;oiveiij om de Schyf nader by de Kas te
bren-
-ocr page 182-'$lt;5 ReCTLYNSCH LiCHTi
'$lt;5 ReCTLYNSCH LiCHTi
XV. LES.nbsp;2. Afdeel.
brengen, of’er verder van af teverwyde* ren. Men dient van verfcheiden van der*nbsp;gelyk zoort van Scbyven voorzien te zyngt;nbsp;waar van zommige met zwart Laken moC'nbsp;ten bekleed zyn, andere wit geverfd, e’’nbsp;eenigen daar men gemakkelyk een of meernbsp;gaten in booren kan , naar dat de Proefnee'nbsp;ming, die men doen wil vereifcht.nbsp;gehande- Door middel van dit Werktuig kan men*nbsp;ling van pp gevoeglyke en gemakkelyke vvvSjCe”nbsp;tuig. menigte van Prosfoemingen over de ZonnC'nbsp;ftraalen doen. Men vangtdezelvejnaaaielyk*nbsp;op de Spiegeltjes die buiten hetVenfter Raa'’’nbsp;Raan, en die men naar welgevallen draaitnbsp;in een JuiRen Rand zet,door het ander Ht»^'
ten Venfler ofBlinde vanbet zelve Raam
’er,gelyk doorgaans,twee voor zyn,te voor een ogenblik (*); doende op die
ci2
Of'zo het gedeelte van de Kas, dat ^
in de Kamer Is, lang genoeg is, kan men in
dc
of de andere van haar Zyden een klein Ven
maaken , dat men opent , als men den Staf' Stelling der Spiegeltjes veranderen wil. N'nbsp;dit alles kan op een veel eenvoudiger en
d lt;='’ pol
0^'-
in'
ker wys gefchieden , nu zedert het uitvindo’’^„r,'
sgt;7
Gk^ICTKUNOï.
^sStraalen Waterpas loopen, en in deKa* XV. fchieten door de gaten, a, c, b, daar^'nbsp;hun door middel van deeze of geene deel.nbsp;blazen en Middelfchotten, die men ’er innbsp;zulk eene gedaante en kleur geeft, alsnbsp;wil; en dewyl men en de Kas, en denbsp;^^gelmaat FK, en alles wat ’er op ftaar,nbsp;Waterpas kan doen draaien, heeft men ooknbsp;voordeel, dat men den Loop van denbsp;zoo lang als men verkiefl, volgen kan,nbsp;de Uitwerkzels, die men onderzoekennbsp;'*'1, op zyn gemak zien kan en nagaan.
Tot het doen der Proefneeming, daarwy Vertoo-van fpreeken, moet mende twee gaten
CCIJ
Z?, geheel toe fluiten, en van binnen in StraaU ^^Kas, in hetMiddelgat c, een buisje ftee-P“”^'nbsp;van twee Duimen lang, voorzien metnbsp;verhevenrond of Vergrootglaasje, vannbsp;quot;^Glas gemaakt, van i8 Lynen, of daarom-
der Zonmikroskoop, en dergelykezoorten vaö
cn en Donkere Kamers merkelvk verbeterd enaU
'n gebruik geraakt zyn. Naderhand zal 'er onder d« undige werktuigea breeder van jefptoken worden.
'* Deel. nbsp;nbsp;nbsp;G
-ocr page 184-9S
Regtlïnsch Licat^
XV. omtrent, MiddellynSj en wiens BrandpuD^ E S, jjet; jfj c valt; tjaar ook het uiteind vannbsp;d'iel. Buisje, dat aan dien kant maar tweeLyn®nbsp;openings hebben moet, naauwkeurig innbsp;komt. Door die middel fpreidt en verde^*^nbsp;zig de Lichtftraal, die men in de KaïD^^nbsp;vaüen laat, in een oneindige menigtenbsp;Wyderende Straalen, en doet ons opnbsp;zeer Levendige en Natuurlyke wyze zi^”'nbsp;wat men door een Scraalpunt, ofnbsp;Lichtend Lighaamtje te verftaan hebbe,nbsp;hoe men ’c zelve begrypen moet.
Vlak voor dat Straalpunt, plaatft meo 5 of 6Duimen afftands een dunneenLo^^nbsp;regtftaande .Schyf L, die met verfchei'^^^nbsp;ronde gs en doorboord is, van welkei^nbsp;vierLynen Middellyns heeft, en watnbsp;der af, een andere Schyf of wit BordP*
' pier, M, dat c en voor en agterwaarts fchuiven, en öus verder of nader breöênbsp;kan.’
-ocr page 185-Gez IGTKUNDE.
Uitnxerkzels.
59
XV.
LES.
Men ziec, op het Bordpapier M,
Eoo veel verlichte Cirkels, als ’er gaten zyn in de Schyf L. Die Cirkels worden groo-ter van omtrek, en derzelver Middelpunten verwyderen zig verder van elkanderen.
Daar maate dat men het Vlak, daar zy op Vallen, verder agterwaarts fchuift.
Ophelderingen»
9ls
ten
De Cirkelronde Beelteniflen, die menp^Straa-het Bordpapier M ziet, worden gevormd een Punt •ioor de Ligtftraalen , welke de Schyf L zyn Wy.nbsp;niet heeft kunnen onderfcheppen, dewyl zy Stjaalen.nbsp;op die plaatfen van haar Vlak, daar dienbsp;Straalen op vielen, doorboord was. Mennbsp;^an ligtelyk begrypen , dat men die Üit-'^erkfels in getal zou zien vermeerderen,nbsp;zig zoo groot een menigte van ver*nbsp;dichte kringen op het Bordpapier vormen.
men wilde, indien men ’t getal der gain de Schyf L vermeerderde. Hier uit
dan, dat ’er op de ganfche uitgeftrekt-G 3 nbsp;nbsp;nbsp;heid
-ocr page 186-100 Reötlynsch LióhT.
XV. heid van die Scbyf, van dien kant, waal' ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;naar het Straalpunt c gekeerd ftaat,
0££L.
geen een eenig cirkelrond Vakje van vief Lynen Middellyns is, daar niet een Licht'nbsp;ftraal op vak van denzclfden Aart als ee'fnbsp;van die, vvelke men door de gaten van di®nbsp;zelfde vSchyf ziet heen Straalen.
enKegel vormignbsp;van gedaante.
Men kan insgelyks niet twyffelen, dat «Ü* Lichtflraalen Kegelvormig van gedaaiit®nbsp;zyn, dewyl zy op een gróoter afitand va'’nbsp;hun bron en oirfprong c, ook groot er Cirk®^®nbsp;maaken op het Bordpapier M , dat h®”nbsp;vangt. Die moet noodwendig plaats beh'nbsp;ben , dewyl het verzamelingen of Bo^'nbsp;dels zyn van Wyderende Straalen, die a''*nbsp;uit het Punt c, als een gemeen Middelpquot;’'^
voortfchieten. Om dezelfde reden moet®’'
ook de Lichtflraalen zelve hoe langer h®®
verder van elkanderen af wyken, en zig ''f''
een verwyderen: ’t welk dan ook de ^
rit*
zaak is, dat niet alleen ieder Verlichte ^ kei grooter wordt, naar maate men het Bt’f
f*
papier verder agterwaarts fchuift, nia^‘ ook de Middelpunten van die Cirkels
-ocr page 187-101
Gezigtkundï.quot;
’ier van elkander afgefcheiden en verwyderd xv. ïaakcn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;LES.
2. Af.
JI. Proefneeminc. nbsp;nbsp;nbsp;deel.
Toeftel.
Na alles in dezelfde orde, als in de voor- 2. Scande Proefneeming, geilek te hebben,nbsp;men op een Voet afftands van hetnbsp;^^faalpunc c, een groote Loodregt flaandenbsp;in ’t midden meteen rond gat,nbsp;zes Lynen Middellyns doorboord is,nbsp;vangt het Licht, dat daar door Straalt,nbsp;een Bordpapier m; eerft op één Voet aftands van de Schyf, vervolgens op tweenbsp;^oeten, daar na op drie Voeten, en zoo alnbsp;''^fder en verder af: men tnoectelkens metnbsp;'^nPafler de Middellyn van den verlichtennbsp;^'fkel op ieder flardpiaats, daar men hetnbsp;^'^''dpapier flil houdt, meeten. Zie de.af»nbsp;in figuur 7.
Uit-
-ocr page 188-102 REGTÏ.YNSCH LlCHT.
XV. LES.nbsp;2. Af-BEEL.
Een ver lichtenbsp;Cirkelnbsp;op ver-fcheidennbsp;afftan-den gevangen.
Uitwerkzels^
In het doendeezer Proefneemingbencierl'’' men. i .Dat hetLichc hoe langer hoe zwakl'^^nbsp;wordt op het Bordpapier m, naar maatenbsp;men het verder van de döorboordeSchyfnbsp;wydert. 2. Dat de verlichte Cirkelnbsp;kens in grootte van omtrek toeneemt;nbsp;wel volgens deezen regel, dat hy eennbsp;bele, een driedubbele, een vierdubbelenbsp;dellyn krygt, als men het Bordpapiernbsp;2, op 3, op 4 Voeten afftands houdtnbsp;het gat c, daar het Straalpunt is.
Ophelderingen.
®t Licht £)e verzwakking van het Licht, die ^3het Bordpapier, naar maate dat mennbsp;maate agter uit fchuift, gewaar wordt, is eennbsp;afftandquot;; zaakelyk en onvermydelyk gevolg Vao ^nbsp;Wydering der Straalen. Want dewV'nbsp;van ’t Straalpunt c af aan, geduurignbsp;der en verder van elkanderen afwyk^*”nbsp;moet die wederzydfche afwyking en ver'^^
-ocr page 189-IÖ3
Gezigtkunde.
^fing,noodwendig,ook hoe langer hoe groo- x V. worden , naar maate zy verder van^^^^^-Straalpunt af raaken: en hoe ruimer om*D e e l .nbsp;^rek van plaats zy op het Vlak, daar ze opnbsp;gevangen worden, beflaan, hoe kleiner getalnbsp;Straalen, hoe minder Lichts, ’er val-moet op ieder gedeelte van dien omtrek.
it
: 11
Öewyl deMiddellyn van den verlichten en wel in ^'tkel, op twee Voeten afftands vannbsp;Straalpunt, tweemaal grooter is, driemaal van denbsp;Sfooter op drie Voeten, viermaal op ''ier,
^0 zoo vervolgens: moet men daaruit be-afftan-^diten, dat de Lichtftraalen op den twee-‘^^“‘ afftand, (van tweeVoeten, naamelyk,)nbsp;''iermaal dunner en yler zyn dan op dennbsp;eerften, op den derden afftand negenmaalnbsp;Vier, op den vierden zeftienmaal, en zoonbsp;''oorc. Want als men de Middellyn vannbsp;Cirkels door de talletters i, 2, 3, 4, enz.nbsp;’^'tdrukt, ftaan de Oppervlakten van dienbsp;Cirkels tot elkander als de letters 1, 4, 9»nbsp;enz.: en dewyl deeze vier laatfte getallen,nbsp;door de minder of meerder graad vannbsp;^ worden der Lichcftraalen wordt aan-
G 4 nbsp;nbsp;nbsp;ê®'
104 Regtlynsch Licht.
XV. geweezen, de vierkanten zyn van lt;5® quot; vier eerde , die de verfcheiden afftandeo»nbsp;DJEzi,, wraarop men den verlichten Cirkel getne^'nbsp;ten beeft, te kennen geeven, kan mennbsp;dit algemeen gevolg uit op manken; Datnbsp;Licbtf ’t welk regtjireeks ’oan zeker Straal'nbsp;punt af komt, yler wordt of verzwakt in evel^'nbsp;redigbeid van het vierkant van zyn afflatt^nbsp;van dat Straalpunt. Zoo dat, wanneernbsp;een ftukje Bordpapier, by voorbeeld, dacnbsp;even groot was als het gat van de SchyLnbsp;die op den eerden afdand van het Straal'nbsp;punt c daat, plaatde in den verlichten Cif'nbsp;kcl van den tweeden afdand, het ?elve daafnbsp;viermaal zwakker verlicht zou zyn; op ee®nbsp;afdand van drie Voeten negenmaal mind^’’
vetquot;
(*) Het Vierkant van een getal noemt men de foquot;” die dat getal geeft, als het met zig zelven vermenig''^’*'nbsp;digd wordt: dus is 4, het vierkant van z, 9, dat van 5'nbsp;om dat 2 maal 2 vier maakt, en 3 maal 3 negen is-He Opjjervlakten van de Cirkels, weet tnen uit denbsp;kunde, ftaan tot malkander als de vierkanten van 1quot;’*'nbsp;Middellynen; een Cirkel van 2 duim Middellyns,nbsp;halven 4 maal grooter dan een Cirkel van i duimnbsp;dellyn.' en een Cirkel van 4 duim 16 maal grootef'
-ocr page 191-XV. LE S.
Geziotkundb. toy Verlicht; endat hetop vier Voeten afftands
fiiet meer dan flegcs het zeftiende gedeelte2. Af 'ontvangen zou van deStraalen^ die opnbsp;Omtrek vielen, toen het maar eenen Voetnbsp;Van hetStraalpunt c verwyderd was (t).
Gevolgen.
Dewyl het Oog het zintuig is van hetGe-’t Zien. ^igt, en de Uitwerkzels, daar ik hier vannbsp;fpreeken heb, genoegzaam alle op hetnbsp;^ien betrekking hebben, zou bet buitennbsp;kyf zeer gevoeglyk zyn, dat men voorafnbsp;V'ifle, op welk eene wys dat Zintuig doornbsp;het L.cht wordt aangedaan, en volgens welke regels en beweegings wetten de Straalen,nbsp;die ’er van buiten op aan komen, hun werking verrigten en doordringen tot in het
bin-
( ) Ik bedoel hier maar alleen; gelyk men ligtelyk ¦Oerkt, die verzwakking van ’c Licht, die uit de Wyde-•'ng van de Straalen omftaat; zonder eenig agt te gee-op de andere oirzaaken, die dat zelfde Ultwerkzelnbsp;'' weeg brengen , en van welke ik elders gelegenheidnbsp;^•kbea zal te fpreeken. N.
G 5
,ii|
¦I'
'UI
t'i
1'
I
!l
XV. L lï S.nbsp;2. Af-PEÜL.
Onder-fcheid tuflchennbsp;een Lichnbsp;tend ennbsp;een verlichtnbsp;Voorwerp.
ïos Reotlynsch Licht,
binnenfte; maar dewyl alles, wat over dit ftuk zou te zeggen vallen , onvermydelyltnbsp;verknogt is met eenige Grondbeginzelen,nbsp;die tot nog toe niet verklaard zyn, en than®nbsp;nog niet gevoeglyk verklaard zouden kunnen worden, vind ik my verpligt, om ditnbsp;onderwys tot een behoorlyker plaats uit tCnbsp;ftellen; en zal ik hier den Oogappel alleennbsp;maar aanmerken als een Cirkelronde opening, die de Straalen, uit het Lichtend ofnbsp;het verlichtVoorwerp voortfchietende,ontvangt en doortogt geeft.
Ik zeg met voordagt, bet Lichtend of he^ Verlicht Voorwerp: want fchoon ik tot nognbsp;toe in myne voorbeelden van geen anderenbsp;Lighaamen gebruik gemaakt heb, dan vaOnbsp;de zulke, die door hun eigen Vugr en uitnbsp;zig zelvcn Lichten, als de Zon, de Starren, een brandende Kaars, een Pbetsphorusinbsp;moet men egter ook agtgeeven, dat alle a0‘nbsp;dere Voorwerpen, fchoonze geen Licht uitnbsp;zig zelven hebben, voor ons zigtbaar wot'nbsp;den, door de te rug gekaatfte en wêerfl^t'nbsp;rende Werking van het Lic^t, dat hen bs'
ftraalt*
-ocr page 193-107
Ge ZIGTKUNDE.
fi
ftrailt: zoo dat men ieder zigtbaar punt XV. van derzelver Oppervlakte kan aanmerken^nbsp;als een waar en eigenlyk Straalpuuc: metDEEL.nbsp;dit onderfcheid nogtbans, dat de Straalen,nbsp;die ’er uit affchiecen, minder talryk zyn,nbsp;en zoo groot en graad van Werkzaamheidnbsp;niet bezitteD,ais die van een flikkerend, brandend of Vuur enVlamukgeevendLigbaaia.
Indien men, by voorbeeld, de twee Proef-neemingen, daar ik zoo aanftonds van ge-fproken heb, in den Lichten dag deed, en men het Straalpunt c met een klein flukjenbsp;^it Bordpapier bedekte, zou hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j'
deSchyf Lgeplaatft, dat flukje Bordpapier/rj^. g. kunnen gewaar worden door alle gaten, zoonbsp;veele als ’er in waren, al waren ’er, om zoonbsp;te fpreeken, duizend in: en indien men innbsp;plaats van het digte Bordpapier M, een ander met een gat voorzien op de verfcheidennbsp;afftanden hield, daar ik van gefproken heb,
2ou het oog ook even eens door het zelve het ftukje wit Bordpapier blyven zien, ennbsp;hetzelve altoos kunnen zien , over al in denbsp;ë^nfcheruimte van zulk een rond gat, wiens
Mid-
ïo8 Regtlynsch Licht,
XV. Middellyn men naar Evenredigheid grooter ^ A F-' kunnen maaken, naar maare dat mennbsp;PESL. het Bordpapier M, verder afhield, gelyknbsp;deMiddellynender verlichte Cirkelen, naarnbsp;Evenredigheid van dien afftand, in groottenbsp;toe namen.
Hun uit- Ligtelykzalmenbegrypen, alwasfchooC teifof deSchyf L, voor het Straalpunt c geplaatft»nbsp;weerftui zoo groot cn breed als de ganfche ruimtenbsp;Lkhtke-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Venfterraam, daar de Proef door
gels zyngefchiedt, dat; op weik een plaats men’er, baar^'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;boorde, het Oog van den
aanfchouwer, die ’er agter ftond, door het zelve het Punt c zien zou; en dat, zo mennbsp;in fteê van één gat ’er honderd inboorde,nbsp;ook zoo veel Menfchen te zamen dezelfdenbsp;Proef zouden kunnen doen; om dat ’er niemand onder die honderd Menfchen zou zyD,nbsp;die niet op den zelfden tyd, als alle zyne andere medegenoten, een bondel van Wy-derende Straakn, uit dat Straalpunt fchie-tende, ontvangen zou Op deezen grondnbsp;ruft het, dat een ganfche menigte Volksnbsp;teifens alles ziet, wat ’er cp een Markt, of
ruim
-ocr page 195-ruim Plein te zien is: dat een talryke Ben- XV. öe van Krygslieden, op het geeven van een^nbsp;enkel teken gehoorzaamt; dat een HemelligtcEEL.
- Ij
i
Van alle met goede oogen begaafde Schepfe-len, die over een groot deel des Aardbodems Verfpreid zyn, op her zelfde oogenblik tenbsp;gelykgezien kan worden. Want, rondomnbsp;^en Lichtend f.ighaam, dat alleen op zignbsp;delven (laar, is nergens een enkel Vakje,
^00 groot als deOogappel van hetallerkleinft biertje, daar niet de Voet op vallen kannbsp;Van een Lichtkegel van Straalen, die doornbsp;^at 1 ighaam of voortgebragt of te rug gekaard zyn.
De Lichtkegels, die van het Straalpunt£)eLichc. lot aan’t oog loopen, en welken wy, zoo^^gelsofnbsp;lang wy maar alleen van hun Beweegfl:reek,zyn yol-
de Lyn die hun tot As verftrekt fpree maakt igt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;rcstly*
*ien, flegts eenvoudig den naam zullen gee ,jjg_
Ven van StraalenoiLicbtflraakn, zyn in een
S^lykflagtige eenpaarige Middelftof vol-
*^aakt Regtlynfch. Deeze waarheid,daar
dageiyks , van onze kindsheid af, de
roef van neemen, wordt als een onfeilbaa-
le
iio Regtlynsch Licht.
XV. rc algemeene Grondregel, die geen ver be* LES. .lyyg behoeft, van iedereen erkend. Opnbsp;BE EL. de overtuiging van dit Grondbeginfel rüf^nbsp;het, dat een Jaager den Patrys, dien Wnbsp;fchieten_ vsril, in de Mikiyn dunkt te zy”'nbsp;waar in hy zyn Snaphaan aanlegt: datnbsp;Ingenieur, om een regtenWegof Graftnbsp;trekken,zyn Piketftokken plant, wier top'nbsp;pen alle naauwkeurig in den Gezigtftra**'nbsp;ftaan: dat een Landmeeter het Voorwerp’nbsp;daar hy naar ziet, oordeelt geplaacft tezy”’nbsp;in de verlengde regte Gezigtlyn van de V*'nbsp;zieren of van het Kykertje van zyn Wefl^'nbsp;tuig. Want zomen met volkomen over'nbsp;tuigd ea by zig zelven verzekerd was,nbsp;de Straal, die van het Voorwerp tot aannbsp;Oog loopt, in zyn ganfchelangte volma^^^nbsp;regt was, zou men nooit een wettig en g®'nbsp;grond befluit over de ftandplaats vannbsp;Voorwerp kunnen op maaken, uit datnbsp;gedeelte van den Gezigtftraal. ’tnbsp;toen ’t digt by ’t Oog begon te komen»nbsp;beloop volgde van het Werktuig.
Oordeel Uit overtuiging van deezcn zelfden
-ocr page 197-Ill
Gezigtkunde.
regel, en door de dagelykfche_gewooDtevan xv. zien, waar door ons zulks roet den tyd ei-L E S.nbsp;gen geworden is, hebben we daarenbovenj3jjj.j_^nbsp;Ook geleerd een oordeel te vellen over de over denbsp;Streeklyn, waar in zig ieder zigtbaarnbsp;Van een Voorwerp bevindt, en over des-den Af-Zelfs Afftand, indien het niet zeer verre van*^®odvan
vtr ¦ nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^£0
Ons verwyderd is. Wy zien het Voor werp voor-3ltyd in de As van den Lichtkegel, die ons'v^'^rp. hetzelve doet gewaar worden, en neemennbsp;dus de ganfche Lyn PQ., by voorbeeld,
Zonder bepaaling van derzelver langce.
Voor de Streeklyn van ’t Voorwerp : en deszelfs Afftand fchatten wy doorgaans opnbsp;die plaats te zyn van die zelfde As, daar^»^- 8.nbsp;de Wyderende Scraalen', die op ons oognbsp;Vallen, zig zonden vereenigen of kruiflen,nbsp;indien ze in een regte Lyn van het oog weernbsp;^'ugwaarts naar ’c Voorwerp liepen; gelyknbsp;hier by voorbeeld in R. Deeze Regel be-hoerfcht ons in het zien der Voorwerpennbsp;^00 fterk, dat wy hem, als in weerwil vannbsp;zelven, volgen zelfs in zulke gevallen,
®aar ia ^vy zeer wel weeten dat hy ons bedriegt
112 Regtlynsch LiCHT.
2^^^* driegt, gelyk men in ’t vervolg uit het na» Af-” berigt, dat ik van deszelfs uitzonderiD'nbsp;DEEL. gen geeven zal, duidelyk zal kunnen zien.nbsp;dit heeft Het is egter ondertuffchen ’c Gezigt al»nbsp;plaatsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;volgens dien Grondregel
in de an-over den Afftand en over de Screeklyn der tuigen. 'Voorwerpen, die buiten onszyn, doet oor»nbsp;deelen. Het zelfde heeft ook in onze andere Zinnen, fchoon mogelyk met wat minder naaiiwkeurigheid, plaats. Een Blindenbsp;die het Vuur zoekt om zig te warmen, nadert Lynregt zoo veel hy kan naar de plaats,nbsp;daar hy voelt , dat de Warmte van daaOnbsp;komt, en uit de meerdere of mindere aandoening, die hy'er van gewaar wordt, oordeelt hy’er na of niet na genoeg by te zyn-Juift op dezelfde wys ontdekken wyook denbsp;plaats, daar zig een Lighaam dat Reuk ofnbsp;Klank van zig geeft, bevinden moet: wynbsp;gaan op dien Reuk en op ’t Geluid aan»nbsp;en merken uit derzelver minder of meerdernbsp;fterke aandoening op onze Zintuigen, da^nbsp;het of verder van ons af of nader by ons is-
De Weerklanken, ’t is waar, bedrieg^’’
odS
-ocr page 199-1*3
Gezigtkdnde;
^nsweleens: wy weecen zoratyds ter naau- xv. '''er nood te zeggen, waar en aan welke zy^ ^
‘ie Klok hangt^ v^ier geluid fterk te rug ge-dj Et. i'aacfl: wordt; maar fpruic dit zelfs ook nietnbsp;enkel daar uit voort, dat wy van onze kind-fche jaaren af weecen, dat het Geluid na-•^uurlykerwys, van die plaats daar ’t gemaaktnbsp;'''ordt i alcyd in een regte Lyn, en zondernbsp;Omwegen tot ons komt?
Gewyl dan het zien der Voorwerpen ge-De Regte iohiedt volgens een regte Lyn, moet *ioen^y”^^nbsp;'orwagten, dat zulks geen plaats zal heb- fchept.nbsp;^^0, en het Voorwerp onzigtbaar worden,
il
quot;'anneer die Lyn door ’teenof’t andertus-f^en eer ichengeplaacflBeletfel gefluit worde enafge-da|'.^nbsp;i'token. In de zevende Les hebben we ^ Deel.nbsp;^oeds aangemsrlcc, dat meii in een Schip, ’t 2 StüM.nbsp;'^elk uit de volle Zee hetLand begint te nade ’nbsp;*'^0, de Torensa de Sehoorfleenen en Top.nbsp;ï'^tj der Huizen van een Stad eerder ziet,nbsp;het benedenfte gedeelte der Gebouwen,
*0 den Vlakken Grond daar ze op flaan:
dat het Volk, ’c welk zig aan de Haven ^''Indt, en het van verrö aankomend Schipnbsp;Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;eerft
-ocr page 200-ir4 REGTLyNSCH Licht*
XV. eerft begint te ontdekker, de Toppen iJel' ^ Maften en de Zeilen erkennen zal, e^r h®‘'nbsp;DEEL. nog het Schip zelf ziet. Dit ontftond,
als
lyk wy toen zeiden, uit de Bolronde g®'
daante van de Zee, die de zelfde Vorffl:
die van den Aardkloot, daar ze een gedeeld® van uitmaakt, aannceir.t: dog ’tontftaat’^^nbsp;ondertuflchen alleen daarom uit , omnbsp;die kroinloopende Bogc van de Oppervlak^^nbsp;van ’t Water den Gezigtftraal , dienbsp;aanfchouwer het benedenfte gedeeltenbsp;het Schip moeft doen zien, onderfchep’’’nbsp;en belet tot hem te komen: gelyk uitnbsp;guur. 8, Plaats, van de zevende Les eenig'nbsp;zins is af te neemen.
Scha»
duw.
De zelfde tuflchen geplaatfte Beletzel*’ waar door de Lichtftraalen onderfcheptnbsp;geftuit worden, zyn het ook, die datnbsp;’c welk mennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;noemt, veroir^^®
. ()gt;
(¦*) Over de Schaduw zyn zeer veel nbsp;nbsp;nbsp;„
merkwaardige dingen te zeggen. De groot* vloed der Stoffen, die ik in dit Deel hebnbsp;ftellen, vetpügten my om dac Onderwerp
-ocr page 201-GïZ I Cl^K UNDE.
lil
Is^en; door te beletten, iiaamelyk , dat de ^ Slingerbeweeging of Trilling, de Ryen van 2. Af-'nbsp;Lichtbolletjes door het Lichtend Ligbaamnbsp;jngedrukt, gelyk ik het voorheen verklaardnbsp;heb, zig verder voortzette, of aan de volgende worde mêegedeeld. De Schaduw isnbsp;derhalven, eigenlyk gefproken, niets andersnbsp;dan een Licht, dat door de tuffchenplaat-2ing van een duifter en ondoorfchynendnbsp;I-ighaam uitgeblufcht wordt en gedoofd;
moet bygevolg de ganfehe ruimte begaan, die verlicht zou geweeft zyn door 3l dat Licht, zo het nog deBeweeging had,nbsp;die het nu, om dat Beletfel, niet meer kannbsp;ontvangen. Ligtelyk, zo men hier nog aannbsp;tnogt twyifelen, zal men ’cr zig van overtuigen kunnen, als men llegts het gat vannbsp;deSchyf I of geheel of ten deele toeftopt:
'^ant dan zal aanftonds de verlichte Cirkel 2.
van fpiceke» in de agttiende Les gt; daar ik van de ¦S'tg det Hemelligten handelen zal , en van d»
*'tie awjere cn betere gelegenheid uit te Hellen. Ik zal
“ewee
Xli
''‘weikicla. die daar uit geboren worden. N.
H z
XV.
ii6 Regtlynsch Licht»
Les.
2. Af.-deel.
dien men op het witte Bordpapier m geweoO is te zien, of te eenerhaal verdwynen, ofnbsp;wel voor een gedeelte verdonkerd wordef’’nbsp;welk donker gedeelte men in dezelfdeEveO'nbsp;redigheid als den Cirkel zelf in groottenbsp;zien toeneemen, naar maate dat mennbsp;Bordpapier agter uitfchuifc, om het verd^'^nbsp;van hetStraalpunt c te verwyderen.
Evenredigheid der on-der-fcheptenbsp;Licht-
llraalen het’er verder van afwykt. DeezeEveor® op ver-fchillen'nbsp;de Af.nbsp;ftanden.
Hier uit volgt, dat een klein Beletfel veelschaduw maakt, wanneer het digt t’fnbsp;het Lichtend Lighaatn geplaatft is; ennbsp;het zoo veel minder geeft, naar maate
digheid, naamelyk, ziet men ’er by fta'’ grypen, dat het getal der onderfchepteStr®^nbsp;len afneemc, als het vierkant van den ^nbsp;ftand , dien men doet toeneemen: iknbsp;zeggen, dat het Beletzel, wanneer het opnbsp;een dubbelen, driedubbelen, of vierdubh^’nbsp;Jen Afftand ftaat, viermaal, negenmaal»nbsp;zeftienmaal minderLicht onderfcheppeo 2®^'nbsp;dan zo het Hond op den eerftennbsp;Want dewyl een Kegel van Wyderen^®nbsp;Straalen, op het Bordpapier, op den
-ocr page 203-Gezigtkünde. ïï;
of dubbelen Afftand geplaatfl: , vier* xv. meer ruimte beflaat dan op den eerften,^nbsp;preekt het van zelf, dat een Duifter Lig-DEEj.,nbsp;^aam van zulk een bepaalde grootte, datnbsp;^et op den Afftand van één Voet dien gan-^*^hen Ligckegel zou onderfcheppen , ’ernbsp;Qiet meer dao een vierde gedeelte van on-'^Brfcheppen zal op een Afftand, daar denbsp;Cirkel, door dien Lichtkegel gevormd,
''iermaal grooter is, dan het Duifter Lig*
^aain zelf.
Men ziet hier uit de Reden, waarom devie^ken ^lekken, die in ’t Oog vlak voor de Oog-PP’'^0°S*nbsp;®Ppel zomtyds oncftaan,zoo lang ze ’er flegtsnbsp;6en klein gedeelte van bedekken, niet vol*nbsp;firektelyk beletten de Voorwerpen te on-^erfcheiden. Want, dewyl ze alleen maarnbsp;^en gedeelte van deWyderendc Straaleu,
^*ar uit ieder Lichtkegel zamengefteld is, '^Qderfcheppen, laaten ze ’er van ieder nognbsp;genoegzaame menigte door, om alle denbsp;^‘*Ppen, waar uit de Lichtkegels voort-^^'¦'ieten, zigtbaar te doen worden; hoewelnbsp;2ig noodwendig egter flaauwer vertoo-H 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nen
-ocr page 204-ns Regtlynsch Licht.
XV. LES.nbsp;2- Afdeel.
nen moeten. Menfchen, wier Oogen in dien ftaat zyn, kunnen nogthans het getal dernbsp;Straalen, die zy minder ontvangen, wedernbsp;eenigermaate vergoeden door de grooternbsp;Werkzaamheid van de overigen: alzonbsp;het Voorwerp doen befchynen met een hel*nbsp;derer en fterker Licht. Zelfs zyn’crmid'nbsp;delen, om in het open gebleeven gedeelt®nbsp;van den Oogappel, daar ’c Gezigt niet be-lemmerd is, meer Straalen te doen infchi?'nbsp;ten, dan ’er natuurlyker wys op valleOnbsp;moeften, en dus het Oog als fchadeloosnbsp;ftellen van ’t verlies, dat het door de Vlei'nbsp;leed: maar behalven dat deeze Middelen to^nbsp;het Regtlynfch Licht, en deszelfs onmiddc'nbsp;lyke W’erking, daar wy hier van fpreeken»nbsp;cigenlyk niet behooren; hebben zy ditnbsp;deel, dat zy de Wydering der Straalen vefnbsp;anderen, en wy zullen elders doen zien,nbsp;zulks, wel ver van het Gezigt te hdpe^*nbsp;het zelve in tegendeel fcbaden kan, alsh^*'nbsp;Oog geen ander gebrek heeft, dan datnbsp;gevlekt is.
Een
Voor
Dewy] men bet Licht aüenskens flaauv^^*^
^iet
-ocr page 205-lip
naar xv.
Gez IGTKUNDE.
^iet worden op het Bordpapier m, flvaate men het verder van het Straalpunt ^ ƒnbsp;Verwydert, moet men billyk denken, dat deel.nbsp;liet Licht ook, op dezelfde wys, hoe langer werp,datnbsp;lioe fiaauwer het Oog, dat het zelve o”^“faa^Yuitnbsp;'^angt, treffen zal, naar maate dat dit Oog’tGezigt.nbsp;lioe langer hoe verder van het V^oorwerp,nbsp;daar ’t naar ziet, af raakt. Dit is de oir-*aak, dat wy ’t Voorwerp eindelyk, als hetnbsp;tot op een zekeren verren Aflland van onsnbsp;Is, uit het Oog verliezen, en geheel nietnbsp;tiieer zien. Wy kunnen , naameiyk , hetnbsp;Voorwerp niet onderfcheiden, dan door denbsp;Lichten Je of zigtbaareStippen vandeszelfsnbsp;Oppervlaktes maar dieStippen worden wynbsp;niet meer gewaar, zoo dra de Lichtftraa-len, die ’er van affchieten, al te flaauwenbsp;aandoeningen maaken op ons Zintuig. Ditnbsp;’s juift ’t geen ’er gebeurt als wy naar eennbsp;Voorwerp zien, dat te ver van ons af is.
L eLichikcgels zyn op zoo verren Afftand, door de Wydering van derzelver Straalen,nbsp;te dup en yl geworden , dan dat hetnbsp;quot;weinige, ’t welk *er van in den Oogappelnbsp;H 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;komt
XV. LES.nbsp;*. afdeel.
komt, zigopeen genoegzaam gevoelige wy? kan doen gewaar worden(’'}. Dogdejuift®nbsp;maat van Afftand, daar het Gezigt ophoudt?nbsp;verfchilt zeer naardebyzonderegeftelteDÏSnbsp;van het Oog, naar de natuur en hoedanig'nbsp;heden van het Voorwerp, en naar de hel'nbsp;derheid en fterkte van ’t Licht, dat het'nbsp;selve zigcbaar maakt.
Vroeser nbsp;nbsp;nbsp;^tideren de byzondere
of laatergefteltenis van het Oog noem, wiljk daat G^efteltenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lt;*11260 den byzonderen trap vaD
nis van deszelfs Aandoenlykhcid of Gevoeligheid t® 't Oog, ijennen geeven: ’t is nog de tyd niet oih
vaO
( *) Hoe\VeI dit zckerlyk mede in aanmerking m®*'' komen ten opzigt van de Voorwerpen , die mennbsp;verre ziet, wil ik cgtet daar tneè_nlet zeggen ,nbsp;zulks de voornaame reden is, waarom wyze uit hetö*'nbsp;zigt verliezen. Op een zekeren Afftand zyn de Stra*'nbsp;ïen, die uit een cn 't zelfde punt van het Voorwerpnbsp;ons Oog komen, genoegzaam als byna Eyenwydignbsp;malkanderen. Hun Wydering is dan zoo klein ,nbsp;dezelve omtrent niets tot die verzwakking en verflaaquot;nbsp;•ring toebrenge. Dat Uitwerkzel hangt inderdaad ennbsp;een meerderen trap van eenige andere oirzaaken af,nbsp;ik in '( vervolg nader van fpreeken zal. N.
-ocr page 207-121
Gezictkunde.
^an de gedaante van deszelfsVogten tefpree- xv. fcen, wier veranderingen merkelyk grooternbsp;invloed, dan cenige andere zaak ter Waegt;DEÉL.nbsp;teld, hebben op de minder of meerder uit-geftrektheid van een onderfcheiden Gezigt.
Het is zeker dat dit Zintuig, even gelyk alle onze andere Zintuigen, aandoenlyker isnbsp;by zommige Menfchen, in zommige Dieren, dan in anderen, en dat het mede hetnbsp;gebrek onderworpen is, dat het oud wordt,nbsp;tiat hetverflyt, dat het bederven kan. Denbsp;Jaaren, Ziekten, het misbruik, dat mennbsp;’er van maakt, door het al te dikwils ofnbsp;al te langen tyd agtereen op zeer fterk verlichte Voorwerpen te doen zien; deezeennbsp;dergelyke oirzaaken zyn te over in ftaat.
Om de gevoeligheid van het Oog zeer te k:uDnen verzwakken en veranderen. Eennbsp;t-icht, dat door te verren Aflland te flaauwnbsp;geworden is, om het Oog van den cenennbsp;^*'®grig genoeg te kunnen treffen, zal eennbsp;^^og genoegzaame aandoening doen gevoc-^®n in het Oog van een ander, die het beternbsp;bewaard, of natuurlyker wyze beter gefieldnbsp;H jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;heeft.
XZ2 Regt LYNscH Licht.
XV. LES.nbsp;a. A F-
HEEL.
heeft. Om die reden alleen zien zommig® Menfchen veel onderfcheidener dan anderennbsp;alle Voorwerpen, en ODtdek.ken ze op eennbsp;veel verderen Afftand.
en ’tVer- Poogingen, die men doet, om iets gt;
wyderen Jat zeer ver van ons af is, in ’t Oog te van dennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;n
Oogap- krygen, beitaan daarin, dat men den Oog-ped. appel zoo veel als ons mogelyk is verwy' dcrt, om ’er een grooter getal van die al tcnbsp;zeer verdunde en yl geworden Straalen i®nbsp;te vangen. Dit is een middel, dat de Na*nbsp;tuur ons ten dien einde in geeft, en dai^nbsp;ook taraelyk wel, fchoon het zeer naauVnbsp;bepaald is , zyu Uitwerking doet. Maarnbsp;de Konfl: geeft ’er ons andere aan de hand,nbsp;die merkclyk kragcdaadiger zyn; en vaonbsp;welke ik, wanneer de orde der Onderw^*''nbsp;pen my ’er gelegenheid toe geeft, breedernbsp;fpreekon zal.
Voor en Menfchen, die zeer gevoelige Oogen heb-
Nadeel ben, of, gelyk men ’t wel noemt, vw tede- ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j r
je en nbsp;nbsp;nbsp;Gezigt zyn, hebben het voordeel, da^
voelige 2e zien kunnen , dear anderen niet msC
Oogen, nbsp;nbsp;nbsp;2ien. Men heeft ’er gevonden,
’5
-ocr page 209-1*3
Gezictkunde,
‘s Nasts zonder Kaars leezen ; en die in XV. öiepe onder-j^ardfehe gangen, en in zeer^_nbsp;(donkere Gevangenbokken alles onderfchei-nsel.nbsp;^enlyk zien konden. Doch doorgaans hebben dergelyke Menfchen ook het nadeel,nbsp;dat zy niet dan met ongemak het Oog kunnen flaan op fterk verlichte Voorwerpen,nbsp;of die van een zeer helder blinkende kleurnbsp;^yn. Ik ken ’er die het Gezigt der Straa-ten en gevloerde Pleinen, als ’er by dennbsp;Zomer de Zon op fchynr, niet verdraagennbsp;kunnen; die, als ze langs befneeuwde wegen reizen, genoodzaakt zyn de Oogen by-na akydgeflooten te houden. Ook wordennbsp;de gelyke zoorten van Gezigt te fchielyk ennbsp;te ligt vermoeid, Zy kunnen de Proef vannbsp;een taamelyk lang agter éên aanhoudendenbsp;Leezing, inzonderheid by de Kaars, nognbsp;Van een lange Reeks van fyne en meer dannbsp;gemeen naauwkeurige Proefneemingen, nietnbsp;hitflaan.
andere
De Nagtuilen, de Katten, en alle andere Oogen öieren, wier Aart het is, dat ze des NagtsJ^g^J’nbsp;’aagen, hebben Oogen, die zig zeer wydten, en
kun-
-ocr page 210-XV. LES.nbsp;2. afdeel.
Nagcdie-
yen.
Naar de Aart vannbsp;’t Voorwerp is,nbsp;ziet mennbsp;’t verdernbsp;of minder vernbsp;af.
Ï24 Reotlynsch Licht.
kunnen openen. Dewyl ze doorgaans niet zien dan by Lichcftraalen, die zeer flaauW»nbsp;en tot een hoogen trap yl geworden zyn jnbsp;heeft de Natuur hen met het Middel begaafd , om ’er een groote menigte teffen*nbsp;van te kunnen vangen. By dit voordeelnbsp;heeft ze hen ongetwyiFeld nog het voor*nbsp;regc vergund, van een zeer gevoelig eflnbsp;aandoenlyk Zintuig. Want men kan merken , dat een fterk Licht deeze Dieren on-gemaklyk vak, en dat verfcheiden van hun#nbsp;als ze ’er aan blootgeftelt worden, de voorzorg gebruiken van hun Oogappel merke-lyk naau wer te maaken en toe te trekken; totnbsp;welk einde de Natuur hun nog daarenboven met een byzonder Konftwerktuig voof*nbsp;zien heeft.
De Aart en de Hoedanigheden van he^ Voorwerp doen -er ook zeer veel toe, datnbsp;men het op een meerder of minder verrcDnbsp;Aftand zien kan. Indien het een Lighaanrnbsp;is, dat uit zig zei ven Licht van zig geeft»nbsp;gelyk de Vlam, by voorbeeld, en alles watnbsp;daar naar gelykt, zyn alle Stippen van des*
zelf*
-ocr page 211-12$
Gezigteunde.
zelfs Oppervlakte zoo veele Straalpunten,* xv, en zo die Vlam vry leevendig en helder^ ES.nbsp;brandt, wordt ‘er de Lichtftraalen , dieDE£i.„nbsp;ze bezielt, te fterker en werkzaamer door.
Dus doet zig de Vlam van bet alleikleinfte Kaarsje des Nagts op een veel grooter Af-ftand zien, dan een Lichtende Worm; ennbsp;deeze beiden morkelyk beter, dan men eennbsp;Ondoorfchynend Lighaam van de zelfdenbsp;grootte, en op den zelfden Afftand zou kunnen zien, hoe zeer men het ook door allerhande Middelen getragt had te verlichte en Schynzel te doen geeven. Niets komtnbsp;ondertuflcben deeze Lighaamen, die doornbsp;eigen Licht fchitteren, nader dan gladdenbsp;en gefleepen Oppervlakten , en levendigenbsp;kleuren, als het Wit, het Rood, het Geelnbsp;®n dergelyke; dewyl ’er op zulke Lighaa-töen niet alleen een grooter menigte vannbsp;Stippen is, die het Licht te rug kaatzen ,nbsp;blaar ieder van die Stippen ook telFens eennbsp;levendiger en helderer Schittering geeft.
^en ontdekt op een Afftand van 25, van 80 Mylen, en zelfs nog verder, zoramige
Ber-
XV. LES.nbsp;2. Afdeel.
En naar ’t meernbsp;of minnbsp;verlichtnbsp;is.
Straalcn van Zonnbsp;en Starren zyn
ïi6 Regtlynsch Licht.’
Bergen met Sneeuw bedekt; die men wedcf uit het Gezigt verlieft, zoo dra de Sneeu^^nbsp;gefraolten is.
De vvyze eindelyk, waar op een Voof' werp verlicht wordt, en in Haat geitel^»nbsp;om Schynzel te geeven, is ook oirzaak dal-men’t ziet op zeer verfchi!lendeAffl;anden'nbsp;want indien het Licht, dat het zelve zig^'nbsp;baar maakt, niet onmiddelyk uit het Voot'nbsp;werp zelf uitflraakjzyn deszelfsUitwerkf^'*nbsp;min of meer bepaaid,fterker of zwakker,nbsp;maate van de oirfpronkelyke kragt, daarh^*'nbsp;eerft meê voortfehoot, van den weg, dk^jnbsp;het afgelegd heeft, en van de middelhof'nbsp;fen, die het doorliep, eerhetbyhet Vooi'nbsp;werp kwam, dat het verlicht. Maarnbsp;is hier de tyd en plaats niet, dat iknbsp;met onderzoekingen van die Natuur bez'»nbsp;houde; dewyl ze nader betrekking hebh^”nbsp;tot andere (tukken, daar ik in ’t vervolgnbsp;van zal moeten fpreeken.
Als men de verzwakking van ’t Licf’^' door dc'W^ydcringderStraalen veroirzaa'^^’nbsp;in verdere overweeging neemt, zal roeo
vpel
-ocr page 213-Ge Z I G T K U N D E. Ï27
tyelhaaft uit belluiten kunnen, dat men op XV. dergeiyke kleine Afmeetingen en Vergeiy-^nbsp;kingen vanAfftand, als daar wy indctwee-DEKL.nbsp;de Proefneeming gebruik van maakten, dicby onsnbsp;Verzwakking of verflaauwing van Licht,nbsp;niet 'meer zal kunnen gewaar worden, wanneer het Straalpunt op een ongemeen verren Afftand van ons Haat; gelyk wanneernbsp;’c, by voorbeeld, een Punt was op de Oppervlakte van de Zon , of op die van eennbsp;Vafte Star. quot;Want in zulken geval Wy-deren die Straalen zoo weinig, dat wy ’cnbsp;niet meer kunnen gewaar worden; en datnbsp;tten zeals genoegzaam Evenwydig aan mal*nbsp;kanderen mag aanmerken. Indien men eennbsp;LichtHraal, die uit een enkel Punt van denbsp;Zon voortkwam, in een donkere Kamernbsp;brengen kon (f), zou men hem ongetwyf-
feld
(*) Dit heeft zelfs ook plaats op Afftanden, die met*
^elyk kleiner zyn, dan die van de Zon of Vatte Starren.
(t) Men zal in ’t vervolg zien , dat dit iets is, ’t ^elk riict zeer gemakkelyk te doen vale i en dat eennbsp;van de Zon, dien men dooreen gat in een Ven*nbsp;in een donkere Kamer vailen laac , de zaak niet i»
'c hier op aankomt.
-ocr page 214-128 Reotlynsch Licöt.
XV. L È Snbsp;A F.
BEEL,
feld zien, niet onder de vorm van een Punt-’ zuil of Kegel, maar onder een Rolronde gC'nbsp;daante; en zou derhalven,- op welken af'nbsp;ftand van het gat c men hem ook ving opnbsp;een Schyf, het Vlak dat ’er doof verlichtnbsp;wierd niet van grootte veranderen. Hiefnbsp;uit kan men opmaaken ; waarom Lighaa'nbsp;men van dien aart, die de kragt hebbennbsp;om Straalen van zulk een langte te hezio'nbsp;len, ons, een honderd Mylen verder af, opnbsp;het Oog eveneens, en net dezelfde voorko'nbsp;men als een honderd Mylen nader by: wan^nbsp;dewyl de Straalen, die uit ieder Stip vaonbsp;hun Oppervlakte fchieten , genoegzaam»nbsp;t’onzen opzigte ten minflen, Ev enwy dig aahnbsp;malkander zyn, ontvangt ’er het Oog,nbsp;zy het wat verder af, ’t zy het watnadefnbsp;by zy, altyd ook een genoegzaam gelyk^nbsp;menigte van.
•t Licht Dog de fterkteen helderheid van ’t Licht» Seemt niet alleen af door de natuurly ke Wy'nbsp;JVIiddel- dering van deszelfsStraalen: ’t wordtdaaf'nbsp;enboven ook verzwakt door het doorloO'nbsp;pen van alle, zelfs de allerdoorfcliynendft®
IVli*^’
-ocr page 215-Gezigtkunde.
129
^^iddclftofFen. Want men mag zig verheel- xv'.
zoo veel men wil, dat hec daar ope*^quot; ’'¦ngen en doorgangen vindt, die volgenScEEL.nbsp;mogelyke Streeklynen regc uit loopen,nbsp;vervuld zyn met een gedoofd Licht,nbsp;het flegtszynBevveegingaan heeft meénbsp;deelen; men ziet egter by de uitkomfi,nbsp;de eigen Deeltjes vandie MiddelftofFennbsp;''an tyd tot tyd, hier en elders, deaan-eennbsp;^'^hakeling derLichcbolletjes afbreeken ennbsp;^^lemmeren moeren, en of tot afdwaalin-Sen van denregten weg, of tot een te rugnbsp;Saandebevveeging aanleiding geeven; waarnbsp;'^oordeLoop van’t Licht, voorwaarts, dannbsp;aok in zoo ver geftuic of vertraagd wordt.
^len ftuk Glas van bet allerdunfte, en het %rhelderfte en doorzigtbaarfte zoon, ftootnbsp;^^fyd nog een goede menigte van Scraalen,
'^'e op zyn Oppervlakte vallen, terug. Het ^llerzuiverft en helder ft Water laat, zo hetnbsp;zekere diepte heeft, het Licht niet tot
''•et dat niet al het Licht, ’c welk de Hemel-Deel. nbsp;nbsp;nbsp;Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Lich-
-ocr page 216-130 Regtlynsch Licht,
lichten onzen Aardkloot toe zenden, tot oos komt, en zonder haar zouden wy de Voor'nbsp;werpen, die zig aan ons Gezigt vertoonco»nbsp;en merkelyk beter, en op een veel verdere^nbsp;Afftand, zien en onderfcheiden kunnen.
Veel valt ’er ongetwyfFeld nog te deO ken en te onderzoeken over deeze Sto^nbsp;die men nog als nieuw kan aanmerkcD
XV. LES,nbsp;2. Afdeel.
De verzwakking des Lichts
door de fchoon reeds eenigc Geleerden hun werk g® Middel- ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, , ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r^no
ftofFen is maakt hebben, om ze wat verder na te ipo^
nog nietfen^ Het zouzekerlyk eene zoo meikwa^f
bekend, dige als nuttige zaak zyn , dat men naaU*'
keurig, en in alle Gevallen die ’er op lo*’
èt
pen kunnen, wille en zeggen kon, hoe
en in welkemaate het Licht verzwakt wor
(je
aanvde Oppervlakte, en in het binneo' derLighaamen, daar ’t in kan doordring^®’nbsp;en welke Evenredigheden ’er plaats hebh^^nbsp;tuflehen de trappen van doorfchynbaarb^'^^nbsp;en de verfchillende dikten van dienbsp;Lighaamen. Maar, zoo lang men nog o'nbsp;dit ftuk niet alles heeft, wat men wel ^nbsp;mogen wenfehen, kan men zig middelegt;''*'|*nbsp;vergenoegen met een voortreffelyk
-ocr page 217-Ge zigtkündE.
'iat in ’c jaar 1729 (onder den Titel van EJfai XV. ^‘Optique fur la Gradation de la Lumiere, in ^ \nbsp;c Franjcb) gedrukcis; en door den Schryver, deel.nbsp;den Heer Bouguer, uit zedigheid enkel alsnbsp;CenProeve gegeeven werd, dog zcderc eg-ter tot nog toe niemand, die’er iets by deed,nbsp;gevonden heeft. Ik zou ’er hier gaarne eennbsp;tlittrekfel van geeven, indien ik niet vrees»nbsp;de het Werk zelf door verkortingen, daarnbsp;^et niet zeer vatbaar voor is, te zullen be-Hadeelen: ik agt het daarom beter, dat iknbsp;den Leezer, die 'er zig genoegzaam toe iQnbsp;ftaat oordeelt, zelven derwaarts zende.
III. Proefneemino.
Toejlel.
I Tot deeze Proefneeming gebruikt men Piaat 11, I ^ct zelfde Toeftel, daar men zig in de twee^*^‘nbsp;j ''oorgaande van bediend heeft i maar mennbsp;''^apent nu ieder van de twee gaten a ennbsp;met eendergelyk Vergrootglaasjeenopnbsp;‘^'^Zeifde wys,, als men voorheen het gat cnbsp;5tdaan heeft, en zet aan de uiteinden vannbsp;l 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de
-ocr page 218-I3Z Regtlynsch LiCflT.
XV, LES,nbsp;2. afdeel.
de twee Buisjes, aan dien kant die naar Kamer ziet, twee platte gekleurde Glaasjesnbsp;in, het een Rood, het ander Blaauw: «Pnbsp;dat het Licht, dat men ’er door middel vaOnbsp;de Spiegels door heen doet loopen, zignbsp;die twee Kleuren venoonen zou. Op tw^^^nbsp;of drievoeten afftands van hetKasjep’aatf^nbsp;men, op de Regelmaat FK, een Loodre^''nbsp;ftaande Schyf, met zwart Laken beklee^^»nbsp;in wier midden men een rond van wit Bor*!'nbsp;papier van omtrent 12 of I4. Lynen Mi^^'nbsp;deliyns vafl; maakt. De drie gaten a, b,nbsp;zyn met drie kleine ftukjss geel Kopernbsp;dekt, die men over ieder van hun kan neéf'nbsp;fchuiven, en die men ook weder of elknbsp;leen, of alle drie te gelyk , als men vvi^»nbsp;kan opfchuiven.
Uitvoerkzels.
•t Licht Het klein Bordpapieren rondje, dat op ptotege ^warc Laken vaftgemaakt is, wordt, als'^^”nbsp;kleurde het gat aopen fchuift, met een RoodLi^^'^nbsp;Glazen bedekt; met een Blaauw Licht, als
bef
-ocr page 219-133
Gez 1 gtkunde.
Petgatè ontdekt; met een veel Leevendi- xv.
en Helderer Licht, dog zonder kleur,^
^0 men het gat c alleen open laat; en cin-nEEL. ^tlyk verft het zig met een Purperagtigdoorge-Licht, wanneer men de twee gaten a en hnbsp;^IFens opent. Dezelfde llitwerkfels houden zonder verandering Hand, ’t zy mennbsp;*^2 Loogregtftaande Schyf voor of agter-'Maarts fchuive, en ’t zy men het kleinnbsp;hondje van wit Bordpapier, dat ’er opge-^2gt is i ter regterhand doe wyken of ternbsp;^¦nkcrhand.
Ophelderingen.
Dewyl ieder van de twee gaten a en h'^ Daauwkeurig op dejuifte en eigen plaats is, kleur vannbsp;'iaar de Zonueftraalen, door den Spiegel’t Glasnbsp;'^P het Vergrootglaasje, waar meé het an-eind van ’t Buisje gewapend is, geleid,
®iilt;andc ren kruilTen, moet men ieder van aanmerken als een Straalpunt, volko-*^2n gelyk aan dat van ’t gate; dog alleennbsp;^2t dit ondcrfcheid, dat het Licht doornbsp;1 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;een
-ocr page 220-IS'!' Regtlynscu Licht;
_ een Rood of door een Blaauw G!as als gc*
L iL bj nbsp;nbsp;nbsp;«nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
2. Af- zift en d(X)rgeIaacen,zig in de donkere BEIL, jijer onder eene van deeze beide kleuren vcr*
tOODC.
Alaakt Gelyk her de Aart is van een StraaIpuD^gt; ^®°*'gj®^dathet van alle kanten rondom zig denbsp;afzon- derende Straalen, wier Middelpunt heti**nbsp;deriyk bezielt en in beweeging brengt, moetnbsp;kleurden ook verwagten, dat ieder van die tweeg^'nbsp;Cirkel, ^oo dra het door ’c opfchuiven vaonbsp;Koper Itukje geopend is, de ganfcheSchy^’nbsp;die ’er op twee of drie Voeten afllandsnbsp;gen - over ftaat, al was ze nog merkel)’^nbsp;grooter dan ze nu is, geheel verlichten z®*'nbsp;Dit is dan ook de reden, waarom mennbsp;wit Bordpapieren Rondje, op het zwartnbsp;kengehegt, beflraalt ziet nu met een Roo^’nbsp;dan met Blaauw Licht, naar dat mennbsp;het een dan het ander van de twee gatennbsp;geopend heeft; en dat het enkel vannbsp;helder Licht zonder kleur fchittert,nbsp;neer het gat c alleen'maar open is.nbsp;die zelfde reden is het ook, dat die Uitiverl^'nbsp;fels beftendig zonder verandering bly''^
(laad
-ocr page 221-13?
GezictkuKde.
ftand houden, op welk een plaats men ook xv. het Bordpapieren Rondje op de Schyf hegte. ^
Niet minder zeker is bet, dat de Schyf de el. ^Ver haar ganfche uitgeftrektheidhetLichtdoorbei.nbsp;''an alle de Straaipunten , daar zenbsp;hloot ftaac, op den zelfden lyd en teffensde kleur.nbsp;'^Dtvange. Want, als men de twee gaten anbsp;*^0 b, beiden te gelyk, open laat, neemt hetnbsp;bordpapieren Rondje, op welke plaats vannbsp;beSchyf men het ook va(tmaake,een Purper-''erwige kleur aan: die, gelyk van zelf ennbsp;'^ogenfchynlyk blykt, uit het Mengfel vannbsp;die twee kleuren, Rood en Blaauw, ontgaat.
tiet Rondje, eindelyk, van wit Bordpa Schynt
pier wordt veel leevendiger en zonder kleur, ggi^ieu^.
door het Licht dat door het g3t,c, dan door de Gla.
, nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• zen lee.
t geen door de twee andere openingen
hotnt, verlicht: om dat het in deeze Buisger. begts één Vcrgrootglaasje ontmoetende,
quot;^aar ’c door heen moet , minder afbreuk 'ydt, dan in de twee andere Buizen, daarnbsp;het nog daarenboven gekleurde Glazennbsp;'''^ndt. Ik zou hier ook nog een andere re-I 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;den
-ocr page 222-i3lt;ï RfiexLYNscH Licht.
XV. L E s.nbsp;2. Af.nbsp;djeel.
dengt; die ruim zoo kragtjg ten minftcn is als deeze, kunnen by voegen: dog ik kaonbsp;my van dezelve niet gevoeglyk bediecef»nbsp;dan na dat ik eerfl: heb doen zien, gelyl^nbsp;is naderhand ter behoorlyke plaatze doeOnbsp;zal, op welkeen wyze het Licht’tverm'^nbsp;gen krygc om de Voorwerpen te kleure'’»nbsp;en in welken cpzigt het dan verfchilt vaOnbsp;zyn algemeenen en gewoonen ftaat.
IV. Proefneem ING,
Toejlel.
In deeze Proefneeming bedient men in alle opzigten van het zelfde Toeftel,nbsp;jn de voorige: dog in plaats van de Scby^nbsp;met zwart Laken bekleed, neemt men eei’^nbsp;andere van een dun BlaadjeMetaa! gemaakt»nbsp;flegts een halve Lyn dik, en in ’t raidd^”nbsp;met een rond gat van zes Lynen Midd^*'nbsp;lyns doorboord. Agter deeze, op eennbsp;of vyfden duimen afftands verder van be'-Straalpunt af, plaacft men een andere Schy^
137
Gezigtkunde,
Vftn wit Bordpapier getnaakc, en die geen xV. opening heeft.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
DEEL.
Uitvoerkzels.
Wanneer de drife gaten van het Kasje a,Plaatin. i, c, alle telFens open zyn en Straalen gee-'^*^'nbsp;ven; ziet men op het witte Bordpapier drienbsp;verlichte Cirkels, van welke de cene Rood,nbsp;de ander Blaauw, en de derde ongekleurdnbsp;15. Zy ftaan alle naafl elkanderen in eennbsp;rcgte Lyn, gelyk de gaten van ’t Kasje,nbsp;tnaar in een orde, die juift het tegenlleldenbsp;is van die, waar in dieStrailgeevende gaten geplaatfl: zyn; ik wil zeggen, dat denbsp;Roode Cirkel, wiens Licht voor het gat anbsp;komt, in d ftaat; dat men den Blaauwennbsp;Cirkel, door de Straalen die uit c fchootennbsp;gevormd, in ƒ ziet; en dat de ongekleurdenbsp;Cirkel de Middelde plaats e bekleedt; ge-iyk ook het gate, daar zyn Licht uit voortkomt, in ’t midden ilaac tuffehen de tweenbsp;Andere a, h.
Zo men het wit Bordpapier verder van 15nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de
-ocr page 224-IJ8 Regtlynsch Licht.
XIII. t E s.
2. Afdeel.
de doorboorde Metaalen Schyf affchuift» ziet raen ’er nieuwe Uitwerkzels uit geboren worden. Ieder van die Cirkels, voor-eerft, neemt toe in grootte; en ten anderen, ziet men de Middelpunten van de tweenbsp;Cirkels die ter Zyden zyn, d en/, verdernbsp;afwyken, en zig verwyderen van dat vannbsp;den Cirkel e ¦, die in ’c midden ftaat.
Ophelderingen,
DeLicht- In de voorgaande laatfte Proefnecraing kruiffennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gezien, dat het klein wit Bord-
zig, papieren Rondje, op welk een plaats men het ook van de met zwart Laken bekleedenbsp;Schyf vahmaakte, overal als de gemeencnbsp;Voetfleun wicrd van de Lichtkegels , disnbsp;uit de drieStraalpunten a, amp;, c, voortkwamen. Die zelfde Lichtkegels nu, in deC'nbsp;zeProefneeming dat Beletfel niet meer ont'nbsp;moetende, maar een vryen doorgang vindende door de opening van de Loodreg^'nbsp;Itaande Metaalen Schyf, verlengen zignbsp;pp het daar agter geplaatlle Bordpapier.
139
[ Gezigtkunde.
der van hun volgt zyn eigen en oirfpron- xV. kelyke Scrceklyn. De Roode en deBlaau-^ ^nbsp;we kruiflen tnalkanderen in de doortogt op deel.nbsp;dien van het midden •, zoo dat hun Voet»nbsp;fteunen Standplaatzen aanneemen , die innbsp;een regtdraats omgekeerde orde alsdie vannbsp;hun Toppunten liaan. De Lichtkegel,dienbsp;van deregterZydekomtj ftaat op de flinkernbsp;Zyde: de ander loopt van de flinker handnbsp;naar de Regter.
Zo men het Bordpapier verder agter uit en wor-fchuift, en van de doorboorde Metaalen]J||i'jj]|^gjj^ Schyf, daar de kruiflinggefchiedt, verwy-Wyde.nbsp;dert, neemt ieder van die verlichte Cirkels‘nbsp;in grootte van omtrek toe; het welk, gelyknbsp;ik reeds voorheen verklaard heb, uit denbsp;Wydering der Straalen oncftaat, uit welkenbsp;deLichtkegel is zamengefteld. En de Middelpunten van de twee gekleurde Cirkelsnbsp;Wyken allenskens verder van dien van ’t mid-,nbsp;den af, om dat dc Lichtkegels, wier Voet-fteunen zyzyn,na elkanderengekruisdteheb»nbsp;ben van elkander afloopen ofWyderende worden:
-ocr page 226-140 RegTLYNSCH L ICHT.
LE S. ,
2. Af- kunnen begrypen.
DEEL.
maaken
den: gelylc iedereen zeer gemakke!yk zal
By gelegenheid van deezeWydering, door metnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kruiden der Lichtkegelen veroirzaakc,
Toppen zal ik hier eene aanmerking raaaken, die Hoekennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;belang is. De Straaien, naame-
lyk, die elkanderen op zulk een wys kruis-fen , vormen mee hun Toppunten twee te-* gen malkander overftaarde Hoeken; die by*nbsp;gevolg even groot en elkaar gelyk zyn r)-Hier uit volgtdatdewederzydfche vaneennbsp;wyking en verwydering van de twee gekleurde Cirkels a, ƒ, niet alleen van dennbsp;afftand, die ’er tudchen de doorboordenbsp;Mctaalen Schyf en het Bordpapier is , afhangt, gelyk ik reeds te vooren heb doennbsp;zien; maar daarenboven ook van dien af-
ftand,
(?) Overjliiantie Boekea, noemt men twee zulke Hoe» ken als, by voorbeeld (zie Plaat III fig. lo.) AEB , canbsp;b E a, die met hun Toppen wcderzyds in E tegen c*'nbsp;katider aan of overftaaii. Dus zyn AEb, en BEa,nbsp;twee overftaande Hoeken- Twee Hoeken van dien Aaflinbsp;zyn dtyd even groot: de Hoek AE B, is gelyk aan dennbsp;bEa, en de Hoek AEb gelyk aan den Hoek BEa.
-ocr page 227-I4I
Gezigtkunde,
fCai’d, dien men vindc cuffchcn de plaats, xv. daar de Straalen elkander kruiflen, ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
Scraalpunten a, amp;, daar hec Licht uitvoert-d e ei.. komt. Want men begrypt ligtelyk, dat,nbsp;zo deeze laatfte Afftand kleiner was, daarnbsp;door alleen de Hoeken , door de Straalennbsp;gevormd, zoo wel voor als na het kruiflennbsp;grooter zouden worden: gelyk die zelfdenbsp;Hoeken in tegendeel kleiner zouden vallen,nbsp;indien de Straalpunten a, b, verder van hecnbsp;Vlak, waar in ’t kruiiTen gefchiedt, affton-den.
Gevolgen,
Dewyl ieder Voor werp, wanneer het zigt- De Uitbaar wordt, uit alle Stippen van zyn Op' pervlakte Straalen uit fchict, gelyk ik het Proevennbsp;Voorheen van de Vlam eener Kaars ipree-^nbsp;kende, bladzyde 91 en volgende verklaard gepaft,nbsp;heb; en dewyl de Appel van het Oog aangemerkt kan worden, of als een Cirkelrondnbsp;Vide, dat de Straalen van het Licht ontvangt, of als een rond Gat, dat ze door-zal men zonder veel moeite alle de
Uit-
-ocr page 228-142 Regtlynsch Licht.
XV. LES.nbsp;2. Afdeel.
Uit werkfels, die zig in de twee laatfte Proef-neemingen aan ons vertoonden, op ons Oog en Gezigt kunnen toepaflen, en ’er een grootnbsp;getal van Verfchynzelen door kunnen ophelderen, die ieder buiten twyiïel wel kent,nbsp;maar daar egter weinigen in ilaat zyn oinnbsp;reden van te kunnen geeven. Wy zullennbsp;ons thans maar alleen met de zulke bezighouden, die onmiddelyk van de Streeklynnbsp;der Lichtkegelen, uit de verfcheiden Stippen en Scraalpunten van het Voorwerpnbsp;voortgefchooten, en van derzelver kruis-fing in ’c voorfte gedeelte van het Oog afhangen. Alles wat een nader verband heeftnbsp;met het maakfel van het Zintuig zelf, daarnbsp;ik nog niets van gezegd heb, en daar by-zonder toe betrekkelyk is, zal ik tot eeonbsp;andere en beter gepafte gelegenheid uitftel'nbsp;len. Deeze Verfchynzelen nu, daarikhietnbsp;van fpreek, betreffen den ftand of plaat-zing, de grootte, den afftand, de gedaao'nbsp;te, en de klaarheid of helderheid vannbsp;Voorwerp, dat men ziet.
Het Oog Het Oog, dat zyn gewoon Werk verrig^»
-ocr page 229-T4?
Gezigtkdnde.'
of, gelykmen ’t.noemc, ziec; wordt, even xv, als het klein Bordpapieren Rondje van on* ^ E S.nbsp;ze derde Proefneeming, de gemeene Voet-^nbsp;fteun van een oneindig getal van Licbtke-j|g voet.nbsp;gels, die met him Toppuiicen ftaan op defteundernbsp;Straalpunien van het zigtbaar Lighaam. ggie„ . *nbsp;Schoon nu dit Oog van plaats verandert,nbsp;blyfc het egcer altyd het zelfde Voorwerpnbsp;zien, daar ’t voor ftaat, wel niet doormiddel van die Scraalen , daar het te voorennbsp;door getroffen wierd, maar door andere,nbsp;die volkomen van den zelfden Aart zyn.
Want ieder Stip van de Oppervlakte, welke het Oog befchouwt, bezielt een ganfch halfrond van zulke Wyderende Straalenjinbsp;daar elke Lichtkegel, flegts, een zeer kleinnbsp;gedeeke van uitmaakt.
Maar waarom, zal raen vraagen, zietjig men een Voorwerp van verfcheiden kleu-geen ge.nbsp;ren; halfRood, by voorbeeld, halfBlaauw,^g”^g‘|^nbsp;niet onder een gemengde kleur; daar wymaaken;nbsp;nogtbans het wit Bordpapieren Rondje,nbsp;door het mengen der Straalen, die het opnbsp;den zelfden tyd van het Straalpunt a, en
van
-ocr page 230-144 Regtlynsch Licht.
XV. LES.nbsp;2. Afdeel.
dewyl elk afnbsp;zonder-lyk dennbsp;bodemnbsp;van ’cnbsp;Oognbsp;treft.
van het Straalpunc b ontving, zig vrel een Purperverwige kleur in de derde Proef-neerning hebben zien Verwen?
De reden hier van is, dat de Oogappel de laacfte railplaats, en de uiterfte Eindpaal niet is van de Straalen, die zig daarnbsp;vergaderen. Dit gedeelte van het Oog i*nbsp;flegtseen enkele opening, die merkelyk minder inderdaad naar het Bordpapieren Rondje, dat de Lichtkegels van de derde Proef*nbsp;neeming tegenhoudt en fluit, dan naar hetnbsp;gat van de vierde Proefneeminggelykr, datnbsp;dezelve doorlaat. Men moet zigderhalveonbsp;hier verbeelden, dat al die Lichtkegels, dienbsp;op het Oog vallen, zonder verwarringnbsp;door den Oogappel, daar ze zig kruifleOfnbsp;doorloopen; even gelyk men de twee Straalen, de een Rood, de ander Blaauw, dit doornbsp;het gat van de Metaalen Schyf heeft zieonbsp;doen: waar ca zy verder hunne wegen totnbsp;aan den bodem van het Oog vervorderen»nbsp;daar ieder van hen op zig zelf, enafzondet'nbsp;Jyk van den anderen, zyn eigen indruk
Alle
aandoening maakt.
-ocr page 231-HS
Gezigtkünde.
Alle deeze indrukken nu en aandoeningen xv.
zyn 'c, die te zamen de Beeltenis van het^
Voorwerp affchilderen ; gelyk ik omftan-oEEL.
diger en naauwkeuriger verklaaren zal, als dog
ik van het duidelyk en onderfcheiden zien*^‘^^‘*‘^/‘
Zal fpreeken. Dewyl men dan inde vierde de Beel-
y \7nl(Tpn« -fy(Tin/r n oP7Af^nhppft
' keerd.
ren daar
Proefneeming, volgens figuur g gezien heeft
dac deRoode Straal, die van deregterZy-de van den Middelftraal c e kwam, na dac iiy het gat van de Metaalen Schyf was door-geloopen, ter flinker Zyde van dien zelfden Straal c e voortfchoot, en datdeBlaau*nbsp;'^e Straal op gelyke wys van de flinker handnbsp;haar de regter liep; moet metrook denken,nbsp;dat het eveneens in ons Oog toe gaat, ennbsp;dat al de Lichtkegels, die uit de verfchil-iende Straaipunten van een Voorwerp opnbsp;®ns Oog komen, op dezelfde wys elkande-in den Oogappel kruiflen, en de Beel-^^nis derhalven, die ’er op den Bodem vannbsp;Oog door gevormd wordt, juift viak ver.nbsp;^erd en ’c onderft boven ftaat. Op gelykenbsp;'^ys en om dezelfde reden gebeurt het ook,nbsp;men in een welgefloocen Kamer, daarnbsp;V. Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Knbsp;nbsp;nbsp;nbsp;geeo
-ocr page 232-i|5 R EGT LYNscH Licht.
XV.
1. nbsp;nbsp;nbsp;E s.
2. nbsp;nbsp;nbsp;Afdeel.
geen ander Licht dan door een gat, in een
Vender of Deur gemaakt, in komt, op de
tegenoverftaandeMuur de gedaan teen de bc'
weegingen ziet van de Voorwerpen, die’cr
buiten zyn; dog alles in een omgekeerdeo
en regt ftrydigen ftand en orde.
Proef
Ja: ’t is een ontwyffelbaare waa-heidj
^'^’’dat ieder Voorwerp, genoegzaam verlicht
of en voor het Oog geplaatft, zig op den bO'
Schaaps- nbsp;nbsp;nbsp;(jat Zintuig tekent, op zulk ee**
Oog.
wys dat de Beeltenis een geheel anderen e'’ regedraats tcgengedelden ftand en houdiólnbsp;vertoont, dan her Voorwerp met ’er daa^^nbsp;heeft. Een Menfch, die regt op ftaaf»nbsp;wordt ’er met het Hoofd om laag, de Be2'nbsp;nenom ho.Ogafgebeeld, en zyn regter Handnbsp;wordt zyn flinker. Men kan zig hier val’nbsp;ten vollen o^^ertuigen door eene Proefn^^'nbsp;ming, dié fraai en merkwaardig is, do^nbsp;eenige handigheid vereifcht, om ze welnbsp;doen fl.iagen. Men fluit de Deur en d®nbsp;Venders van een Kamer, om ze zoo dob'nbsp;ker te rraaken als raogelyk is: in één
Blinden maakt men een rond gat van y ^
147
Gez igtkunde.
Lynen Middellyns, en houdt ’er, met des-xv, zelfs voorfte gedeelte, een Kalfs-of Schaap-1quot; E S.nbsp;Oog voor, dat nog volkomen verfch is,nbsp;dat men van al zyn Bekleedfekn ontblootnbsp;heeft, uitgezonderd alleen van het laatüe,
’t welk onmiddelyk tegen het Vogt raakt,
'dat men het G/asagtig Vogt noemt. Indien deeze Bereiding wel en volgens de kunltnbsp;gefchied is, en men zorg draagt, dat mennbsp;de natuurlyke Vorm van het Oog, doornbsp;het te drukken, niet verandert, zullen zy,nbsp;die zig in de Kamer bevinden, de Voor-'verpen, die, er buiten, genoegzaam verlicht zyn, met al hunne Beweegingen ennbsp;natuurlyke kleuren op den bodem van datnbsp;Oog, dog alles in een omgekeerdsn ftand,
^-eer net afgetekend zien.
Het komt in den eerden opflag, als men Onder-quot;'eet, dat de Voorwerpen altyd in onze^l^^||.®jd ^ogeri verkeerd getekend ftaan , wonder-Aan-^aar voor, dat men die Voorwerpen nog-l^e'hou-^l^ans regt ziet. Maar dit fpruit alleen daar zfjn.*quot;nbsp;voort, dat men den Indruk, die op onsnbsp;Zintuig gefchiedt, ten onregte verwart metnbsp;K 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;het
¦Ifr-
148 Regtlynsc H Licht.
XV.
les.
s. Afdeel.
Regar
het oordeel, ’t welk ’er vervolgens onze Ziel over velt. Aanfcbouvcen en Zien zyn tweenbsp;zeer verfchillendezaaken; en, door die bei'nbsp;den wel van elkanderen te onderfcheiden *
rfrr,FffsV,j[. p^y jp {^33^ tg zullen zyn, om die VeiTchynfel opeen voldoende wys tekuO’nbsp;nen oploffen, zonden dat ik in die verhe' •nbsp;ven Redeneeringcn, uit de Bovennatuurkun*nbsp;de ontleend,daar zommige beroemde SclirV'nbsp;vers gebruik van gemaakt hebben, zal bc'nbsp;hoeven uit le weiden; en zonder dat ik g^'nbsp;noodzaakt zal zyn myn toevlugt te neemei'nbsp;tot die gedwongen Onderftellingen, die luednbsp;zig dikwils verwondert inWerken vanNaatnnbsp;te ontmoeten.
wen.
Denk- DooteenVoofwexptcAanfcbou^en ver' ik, zig naar hetzelve tekeeren, om ’er d^nbsp;fchou- Beeltenis van te ontvangen op den bodeH*nbsp;van ’t Oog. Maar fchoon die Beeltenis z'Snbsp;daar met de leevendigfte kleuren aftekene»nbsp;zien wy egter dat Voorwerp, ’t welknbsp;door verbeeld wordt, en zig buiten ons b^'nbsp;vindt, niet, ten zy de Indruk, op het ZiO'nbsp;tuig gemaakt, in ons het denkbeeld van de®'
zeil*
-ocr page 235-Gezictkunde.
zelfs tegenwoordigheid doe geboren wor- xv^ den of weder opwekke; en ons aanleiding^nbsp;geeve om te oordeelenoverdeszelfs Groot*DEEL.nbsp;te, Gcfteltenis, Afftand, Kleur, Bewee-gingen, en andere dergelykehoedanigheden.nbsp;Immers dat die enkele Schildery alleen vannbsp;een Voorwerp geenszins genoegzaam is, omnbsp;een volkomen Gezigt van ’t zelve te kry-gen, blykt duidelyk zelf daar uit, dat innbsp;het Oog van een Dooden die Schilderynbsp;net op de zelfde wys getekend wordt; ge-lyk men in de Proefneeming, daar wy zoonbsp;aanftonds van fpraken, gezien heeft: ennbsp;daarenboven houdt men geen oogenblik innbsp;den vollen dag de Oogen open, of het Lichtnbsp;Schildert ’er een ontelbaare menigte vannbsp;Voorwerpen in, zonder dat wy egcer dezelve zien; om dat onze Ziel, met anderenbsp;Zaaken bezig, geen aandagt geeft op allesnbsp;'vat ’er in het Zintuig van ’t Gezigc omgaat. Juift het zelfde weetenwy, dat ooknbsp;'en opzigt van onze andere Zinnen plaatsnbsp;heeft
Zien beftaat derhalven in een WerkingDcnk-K 3 nbsp;nbsp;nbsp;van
-ocr page 236-I JO Regtlynsch Licht.
XV, van deZiel, waar door wy dc oirzaak, die ^ ^ de Indrukken verwekt, welke zig op betnbsp;DEEL. Zintuig doen gevoelen , or liever, zo mconbsp;beeldnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^lies wac ’er door de Beeltenis, die
vanZien. zig op den bodem van ’t Oog tekent, ver* toond wordt, op een zekeren tifftand vaOnbsp;ons oordeelen geplaatft te zyn. Dit kleionbsp;Schilderytje nu of Beeltenis wordt gevorffldnbsp;door een verzameling van Stippen , vaOnbsp;welke ieder ’er ingedrukt wordt door eeonbsp;Straalpenfec!, die in een regte Lyn vannbsp;zfgtbaar Voorwerp afkomt. Laat onsde^'nbsp;zeStraalpenfeelen of Kegels totenkeleStra®'nbsp;len brengen, en alleen maar derzelven A**nbsp;fen in aanmerking neemen; en laat onsnbsp;-PlaatIII. len dat A en B, in figuur lo, de tweenbsp;Ftg. lo, einden zyn van een Pyl, die ik zie, en d^'*'nbsp;C het midden is van die Pyl. Op deeze dd®nbsp;Stippen nu, en de Beelteoiflen, die ze vof'nbsp;men, kunnen wy toepaflen, ’t geen wynbsp;de voorgaande vierde Proefneeming gelef^nbsp;hebben. De twee buitenfteStraalen,nbsp;inelyk, dewyl zy elkanderen op dien van
' midden in E kruiflen, moeten uitloopen op
efl
-ocr page 237-IS»
Gezigtkonde.
en op 6, en zig by gevolg op de Lyn DO XV. vertoonen, in een regcdraats flrydigen (land,nbsp;dan zy hadden voor hun kruiffing.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;d^e l.
Men herinnere zig thans, gelykwy reeds Wy Voorheen elders gezegd hebben, dat wy n^'^jfyoor-tuurlyker wys het Voorwerp, dat wy zien. werpennbsp;oordeelen geplaatft te zyn aan het uiteindnbsp;of Toppunt van de Lichtkegels , die ons hun Gehot zelve doen gewaar worden. Schoonnbsp;dit wel juift altyd niet doorgaat in ’t bepaald van den gegiften Aftland van een Voor-vverp, en ’t zelve ons zomtyds verder of nader toefchync, dan het inderdaad is; hetnbsp;heeft egter altoos en onfeilbaar plaats in ’cnbsp;beoordeelen van de Streeklyn, waar op wynbsp;’t Voorwerp zien; en dit is ook maar het wezen yk iluk, daar ’t hier op aankomt. Het .nbsp;fpreekt derhalven van zelf, dat ikbet Voor-quot;ferp, wiens Beeltenis ik op het gedeelte cnbsp;''an myn Oog gewaar wordt, oordeel ge.
Plaatfl te zyn in C. Dit zal niemand vreemd dunken: maar waarom zoude ik dan op denbsp;delfde wys her Voorwerp, wiens Beeltenisnbsp;hv in a op myn Oog voel, piet in A plaat-K 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zen,
ï52 Rectlynsch Licht»
XV. zen, en dus ook in B, dat uiteind van de
h E S. py] jjjyjj Qog jpQp Straal 2- Af- r
DEEt. treft.? üeeze twee laatfte wyzen van oor*
deelen, iinmersj zyn volkomen van den zelf' den Aart, en even gegrond en billyk alsnbsp;eerfle: en ’c geen ik van deeze driegedeel'nbsp;ten van de Pyl zeg, kan ook met het zelf'nbsp;de regt van alle de andere zigtbaareStipp^^nbsp;van die Pyi, elk afzonderlyk genomen, g®'nbsp;zegt worden.
Die Ge- Maar dat ik nu, door dus ieder zigtbasf
zigtftraa-stjp van ’c Voorwerp aan het uiteind vaO len kruit- ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;™nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r
fen el- den Straal, die er my de Beeltenis van geen»
kander. te plaatzen, het gedeelte A van de Pyl bo' ven C, en het ander eind B beneden Cnbsp;ftaan j of, ’t geen dezelfde zaak is met aO'nbsp;dere woorden, dat ik de Pyl regt zie, fchooDnbsp;ze in myn Oog omgekeerd flaat afget®'nbsp;kend; is dit iets zoo zonderling en woo'nbsp;derbaar, dat het bezwaarlyk te begryp^’’nbsp;valle? Is ’t niet veel eer een eigenaartig^''nbsp;noodzaakelyk gevolg.datncódwendig moeftnbsp;geboren worden uit deeze twee oirzaakef 5nbsp;voor eerft , dat ik die Pyl gewaar word
*5?
GeZ 1 GTKUNDE.
door Straalen, die elkanderen kruiflen, en, xv.. ten anderen, dat ik icyn natuurlyke nei-^-quot;nbsp;ging volg om ieder Stip van ’c Voorwerp deel.nbsp;aan het uiteind te piaatzen van den Straal,nbsp;die ’t my zigtbaar maakt ?
Verbeelden we ons dan niet, gelyk menDaarom zorotyds doet, tegen alle waarfchynlykheid^'^^'^^''^^^nbsp;aan, dat wy natuurlyker wys alle Voorwer werpennbsp;pen verkeerd zien, en dat het alleen de Ge»nbsp;woonte en herhaalde Ondervinding is, dienbsp;ons over derzelver ftjnd en plaaczing welnbsp;heeft keren oordeelen. DejonggeborenKin-deren en Dieren geeven ons door de eerdenbsp;beweegingen, die ze maaken om hun behoeften en begeerten uit te drukken , zigt-baare blyken van het tegendeel. Zelfs zounbsp;men veel eer mogen zeggen, dat het onmo-gelyk is , dat wy de Voorwerpen, doornbsp;middel van Straalen die zig altoos by ’t inkomen in ’c Oog kruiffen, ooit anders ziennbsp;dan in hun natuurlyken ftand: ten zy mennbsp;Zonder eenigen grond of fchyn dellen wil-de, dat wy met ons Gezigt op een geheelnbsp;andere wys te werk gaan, dan met onze an-K 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de-
IJ4 Regtlynsch Licht.
XV. dere Zintuigen en dat wy de Voorwerpen,
^ ^ die buiten ons zyo, wel in ’c hooren, voe-2. Af. nbsp;nbsp;nbsp;¦'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
Dï£L. len, ruiken, maar in ’t zien niet geplaatlt
oordeelen in de Streeklyo der Tekenen of der Middelen, daar de Natuur zig van be*nbsp;dient, om onsdezelven te doen gewaar worden.
DePafler AI9 men van iemand fpreekt, diemetecD
in tOog'opflag van’t Oog over de grootte der Vuor‘
werpen, of over den Af land van ’t een^
Voorwerp van ’t ander zeer jmft weet to
oordeelen, zegt men zomtyds dat hy
Pajfer in 't Oog beeft- Deeze fprcekwys
ongemeen wel gefebikt om ’er de Hoeken
dooruit tedrukken, welke gevormd wordeo
door deStraalen, die van de Uiteinden vaD
het Voorwerp afkomende elkanderen in deO
Oogappel kruiffen; en welke Hoeken 'f’1
Jngles voortaan Gezigtboeken zullen noemen De^^' Optwesnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;...
euFifuels'^o regteLynen, naamelyk, A a en Bb,
P/aatlII.jn E malkander doorfnyden, kan men Fis-to. ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
ComPas tnerken als elt;»n zoort van Tekenpajfer, wie*’* de Re- twee korte Beenen Ea en £b, die opnbsp;duüton.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fj Qgg ruften, min of meer
van
-ocr page 241-vanéén ftaan, naar maate dat detweelange XV. Eeenen EA en EB zig tnin of meernbsp;oen om het ganfche Voorwerp af tepaffen.DE si.»nbsp;Iq dien zin heeft zekeriyk ieder Menfch zonder uitzondering denPaJferin 'tOog: maarnbsp;men vindt Menfchen 'die ’er beter dan anderen meê weecenomtegaan; of om duidelyknbsp;te fpreeken; die het byzender voorregt bezitten, dat ze uit deindrukken en Gewaarwordingen, welke ze met allen die Zien gemeen hebben , zeer Juift over de groottenbsp;der Voorwerpen oordeelen, en die met dennbsp;eerden Opflag van ’c Oog net weeten tenbsp;treffen. Op zulken is ’t ook buiten twyffelnbsp;dat deeze fpreekwys eigenlyk ziet en metnbsp;regt coepaslyk is.
Naar maace dat de Gezigthoeken, der-De halven, onder welke de Afmeetingen der^'-'^'y*’quot;nbsp;Voorwerpen bevat worden, wyüer zyn,grootenbsp;zien wy ook die Voorwerpen grooter;nbsp;dat in zulken geval die zelfde afmeetingen twerpnbsp;de hoogte, wil ik zeggen , de largte en bangt afnbsp;Dfeedte der Voorwerpen, ook roet gelyk-Gezigt-Vormige en naar Evenredigheid wyde Hoe-bo'^b.
ken
-ocr page 242-ij6 Regtlynsch Licht.
XV. ken op den Bodem van ’t Oog worden afge-* tekend, en de Beekenis, die ’er uic ontftaaf,nbsp;djïei,. een grooter plaats beflaac. Dus zien wy»nbsp;by voorbeeld, de Maan grooter dan wynbsp;Mars, Jupiter of Saturnuszleu, om dat denbsp;Gezigthoeken, door welke de Middellyneonbsp;van den Scbynbaaren omtrek haarer Scbyfnbsp;worden afgemeeten, merkelyk wyder zyDnbsp;en grooter dan die, onder welke Mars, Jupiter en Saturnus zig aan ons vertoonen.
De Ge- Maar die zelfde, Gezigthoeken wordeo zisthoGquot;
ken zyn f^herper of naauwer, naar maate dat het
grooter Voorwerp zig verder van het Oog verwy' of* klei
ner nbsp;nbsp;nbsp;gelyk men uit denHoekHEI in veiquot;
den Af- geiyking met den Hoek AEB zien kan» P/nat I)I.Om die reden neemt, in’t algemeen gefprO'nbsp;Fig. 20. ken, en zoo ver alleen deeze Uitwerkfe!®nbsp;der Gezigthoeken in ’t by zonder aangaat»nbsp;de Schynbaare grootte van een Voorwerp’'’nbsp;Evenredigheid af, naar maate dat deszelf*nbsp;Aflland toeneemt : dus , wil ik zegg^”*nbsp;zal de Beeltenis, die door een Voorwerp’”nbsp;ons Oog gevormd wordt, in al zyn Af®®®'nbsp;tingen eens zo klein zyn, wanneer ®®“
-ocr page 243-*57
Gezictkunde.
dat Voorwerp op een Afftand ziet die eens^^
zoo ver is. nbsp;nbsp;nbsp;2, Af-
Deeze Beeltenis in ’c Oog kan tot een ze- ® ^ ^ =
kere bepaalde maat toe kleiner worden , en^^°“‘^'
^ nbsp;nbsp;nbsp;paal van
egter een onderfcheiden Gezigt blyven gee-onder-
ven: mair wanneer ze beneden die maat i^heiden
OêziEta
komt, verliezen wy het Voorwerp of te eenemaal uit het Gezigt, of zien het flegtsnbsp;Verward, en, gelyk men ’tnoemt, by fche-mering: om dat de verfchillende deelen vannbsp;het Voorwerp zig dan niet meer op verfchillende en genoegzaam van elkander on-derfcheiden plaatzen van het Zintuig aftekenen; maar, alle als in één loopende, geennbsp;eigenlyke Beeltenis meer vormen. Deezenbsp;Maat, waar by ’t Menfchelyk Gezigt ophoudt, en men de Voorwerpen uit het Oognbsp;begint te verliezen, of niet langer onder-fcheiden te kunnen zien, fielt men te zyn,nbsp;wanneer de Gezigthoeken zoo klein beginnen te worden, dat ze geen Minuut meernbsp;Van een Graad bevatten (*).
In.
(*) Vo! gens den Heer Booke wordt e«n Voorwerp
aan
XV.
1^8 Regtlynsch Licht.
g g Indieo deeze bepaaling juift is, zou men 2. AF- mogen denken, dat zotnmige zoorcen vannbsp;deel. Dieren, wier Oogen of grocter of kleinernbsp;Verfchilt^yj^ dan de onze, ook de Voorwerpen de
lüddir ü6
vcrfchil een laater, de ander vroeger dan wy, uitbet
lende Gezigt verliezen. Want de meerder of min-grootte nbsp;nbsp;nbsp;°
van ’t der grootte van de Beeltenis, die in eeneen Oog. dezelfde zoorc van Oog enkel van de groot*nbsp;te der Gezigthoeken afhangt, moet in eennbsp;grooter of in een kleiner Oog verfcbil*nbsp;len, naar inaate van de verfchiilende Af'nbsp;Band, die ’er in ieder van dezelven is tus*nbsp;fchen de plaats daar de Straalen elkandernbsp;kruiffen, en die daar ze fluiten en hun Beel*nbsp;tenis vormen. Dus zou, by voorbeeld»nbsp;een Beeltenis, die niet meer dan de behoor*nbsp;lyke grootte had, die ’er tot een Oog vaHnbsp;dien aart als D D vereifcht wierd, te kleio
zyD»
ac
aan den Hemel voor den Waarneemer onzigtbaar, als het in zyn Oog een Hoek maakt, die kleiner is dan een halquot;nbsp;ven Minuur. Remar^uesfnr la Machine Celejie d’HévelttiS p»
Dog voor minder fterk Lichtende Voorwerpen Hück grooter zyn, iridien ze gezien zullen worden.
-ocr page 245-159
GïZI GTKUNDE.
zyn, fchoon de Gezigthoek A E 8 dezelfde XV. bleef, voor een Oog van een ander maak*^^nbsp;fel, wiens bodem GG was; en weder meer o bbunbsp;dan overvloedig groot voor een ander Oog,
Waar in die Beeltenis verder agterwaarts tnoeft getekent worden, en eerfl: plaats konnbsp;hebben in FF. Ten zy de Natuur rooge-lyk, verpligt om de oogen van zommigenbsp;kleine Dieren in een gepafte Evenredigheidnbsp;tot derzelver geftalte te vormen, het gebreknbsp;Van dien Afftand en daar door van de verheid van hun Gezigt vergoed hebbedoordenbsp;Tederheid en’t fyn gevoe! der Vezelen, dienbsp;gefchikt zyn om de aandoening van’t Lichtnbsp;te ontvangen. Dit fchynt men althans bil-lyker wys te moeten veronderftcllen, alsnbsp;men aanmerkt, hoe een Patrys het oog nietnbsp;ontflipt van een Roofvogel, die een honderd Voeten of meer miflchien boven hemnbsp;in de Lugt dryfc.
Dewylde Verwydering van eenVoorwerp^J' alleen genoeg is om ons het zelve onder een den Af-kleiner hoek te doen zien, en de Gezigt-hoeken, naar maate dat het verder van ons werp gift
afmen
-ocr page 246-i(5o Regtlynsch Licht.
xy. af is, boe langer hoe fcherper worden, be* 2\ AF ’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bgtelyk, waarom wy in ’c oor-
deden over de grootte vaneen Voorwerp deszelfs ook op deszelfs Aflland agc geeven. Wynbsp;grooue.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ [jy voorbeeld, van verre in ’t
Veld een Dier, dat wy in den eerften op' flag, om dat het ons zoo klein van omcreknbsp;en geflalte voorkomt, voor een Schaap otnbsp;voor een nog kleiner Beeft zouden aan zien-'nbsp;maar dewy! wy telFens op denAfftand hetnbsp;Oog flaan, en merken dat het mogeiyk wdnbsp;een'vierde van eenMyl van ons af is, vaKnbsp;ons in, dachetmiircbienwel eenKoeof ecOnbsp;Paard zou kunnen zyn. Indien deezenbsp;ftand ons onbekend, of op de eene ofnbsp;andere wys voor ons Oog verborgen waStnbsp;dat wy dien niet merkten, zouden wy iPfnbsp;deSchynbaare grootte alleen der Voorwef'nbsp;pen over derzelverwaare grootte met gee'’®nbsp;zekerheid of juiftheid kunnen oordecleolnbsp;inzonderheid zo hec vreemde en nieu'^''®
Voorwerpen waren, of zblken, die wyfioo'^
van naby gezien hadden. Iets dergelyks gebeurt dikwils aan Meofchen, die met
lei
Gezigtkunde,
nig of geen opmerkzaamheid, of voor de XV. eerfte maal door de Gebergten reizen, en^
Van den eenen Berg, daar ze op zyn, het deel. Oog laaten vallen op een anderen, zondernbsp;te weeten of’eromtedenken; datdietweenbsp;Bergen door een breede Vallei van elkandernbsp;ëefcheiden zyn. Om dezelfde reden d waalenbsp;Cien ook ligtelyk in zyn oordeel, wanneernbsp;men onverwagt een Voorwerp gewaarnbsp;Tvordt dat afzonderlyk op zig zelven en al-ieen ftaat: tyd en nadenken wordt ’er ver-^ifchc eer men ’er een juifl denkbeeld vannbsp;, en het kennen leert. Dit fpruit onge-twyffeld daar uit voort, dat men, ten min-ften als ongevoelig en door gewoonte, weet,nbsp;dat de Schynbaare grootte van een Voorwerp af neemt, naar maate dat het Oog zignbsp;Verder van dat Voorwerp verwydert; en datnbsp;men bygevolg over de waare grootte nietnbsp;oordeelen, nog met eenige zekerheid zeggennbsp;itan, hoe groot het Voorwerp eigenlyk ennbsp;mderdaad is, ten zy men weetehoeverhetnbsp;Omtrent van ons af is.
Geiy k de meerdere of mindere verheid van Gelyk uit V. Deel. Lnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Af-
i5i Regtlynsch Licht.
tv. h E s,nbsp;2. Afdeel,
de belten Je groottenbsp;den Afnbsp;Hand.
Afftand, als die ons bekend is, ons aanleb ding geeft otn over de grootte van een Voorwerp, dat wy niet kennen, welteoordeC'nbsp;len; zoo leert ook aan den anderen kantnbsp;Voorwerp, dat wy gewoon zyn en dag®'nbsp;lyks voorkomt, ons door zyn fcbynbaaf®nbsp;grootte giffen, hoe ver liet van ons af is»nbsp;nooit wel, ’tiswaar, met een juiftenaauvr'nbsp;keurigheid en op de nette maat, maarnbsp;altoos met een daar of daaromtrent, datgS'nbsp;noeg is en voldoende. Een Menfch, e®''nbsp;Paard, een Boom, een Huis, die zignbsp;my onder een Beeltenis vertoonen, veel klei*nbsp;ner, dan ik weet dat ze inderdaad zyn, doeonbsp;my, zonder merkelyk in die berekeningnbsp;dwaalen, oordeelen, dat ik ’er nog opnbsp;zekeren Afftand van af ben. Dog ’cisg®'nbsp;heel anders met de zaak gelegen, indiennbsp;Voorwerp, dat ik dus Van verre zie,nbsp;Lighaim is ongelyk zwaarcr en grooterva**nbsp;omtrek dan ik verwagtte en my verbc®i*^nbsp;had, Indien men dus iemand, die. nooitnbsp;ders dan Heuvelen, Zeeduinen of tamdyi^
laage Bergen gezien had, in de Pyreneef'^^
Gt-
-ocr page 249-163
GêzigtküNdë.
Gebergten, by voorbeeld, of in de Alpen XV. bragt, zou hy zig ia ‘c beoordeelen der^nbsp;afftanden ongetwyifeld grof vergiffen, enDEsItnbsp;een Berg maar een Myl of twee ver fchat-ten, die meer dan twaalf Mylen mogelyknbsp;van hem af lag. Want, dewyl hy geennbsp;denkbeeld kon hebben van zulke geweldignbsp;zwaareGevaarten en onhebbelykeStofkloni-pen, zou hy ook niet kunnen weeten hoenbsp;Veel hun Schynbaare grootte van hun waa-re verfchilde, om ’er hun Afftanduitoptenbsp;niaaken. In dergelyke Gevallen is het eenigftnbsp;middel om te kunnen begrypen en geloo-Ven, dat men ’er waarJyk zoo ver van afnbsp;is, dat men agc geeve op de Voorwerpen,nbsp;die tuffchen beiden zyn, en opdeverflaau*nbsp;wingen van ’t Licht, die altyd by grootenbsp;Afftanden plaats hebben.
Maar zelfs dan ook, wanneer het Voor-En uit de Werp, dat op een zekeren Afftand vanonSg^pi'ggquot;nbsp;Verwyderdis, ons bekend is, helpt ons al-fte Voordes, wat’ertuffchen'beidenftaat, niet wei-, om de waare maate van dien afftandnbsp;'6 leeren kennen, en juifter te bepaalen-L 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Het
-ocr page 250-164 Reotlynsch Licht.
XV. I. E S.nbsp;2 Af-
Het Oog loopt al die tuflchen geplaatH® Voorwerpen over, rekent al de byzondernbsp;onderlinge afftanden van ’t een tot het ander op, en brengt ze tot een algemeen^nbsp;fom by één: maer, zo men zulks in ’t,gc*nbsp;heel niet of niet gevoeglyk kan doen, ofnbsp;uit haaft zig ’er niet toe verledigt, fcbai^nbsp;men doorgaans den Afftand kleiner dan hynbsp;met ’er daad is. Dit is ook de reden waarom Menfchen, die niet gewoon zyn overnbsp;Zee te zien, optweeofdrieMylenafftand*nbsp;van zig een Eiland v/aanen te zien leggen»nbsp;dat mogelyk meer dan tien Mylen ver 1*'nbsp;want dewyl de ganfche ruimte, die tus'nbsp;fchen beiden legt, een gelykvormige en eeC'nbsp;paarige Vlakte is; waar op het Oog nier®nbsp;ontdekt, dat eenigzins dienen kan, omnbsp;een vcrdeeling van te maaken; kan 1’^*'nbsp;ook op die culTchenruimte geen gedeek®nbsp;onderfcheiden, om ze ftuk voor ftuk rgt;Pnbsp;te tellen, en by één te rekenen., Opdezc'^'nbsp;de wys omtrent is ’t |elegen met iets,nbsp;men aan ’t eind van een groote Weidenbsp;of van een wyduitgeftrekce Vlakte,
Gbzigtkunde,
Gezigt, noch door Booraen, noch door Hui- x V. zen , noch door eenig ander optnerkelyk ^ ^ ƒ*nbsp;Voorwerp wordt afgebroken: en zo het igt; e e l.nbsp;Waar is, dat men geen Vogel in een Vy-ver of Waterplas zoo gewis als wel eldersnbsp;en over Land treffen kan, komt zulks daarnbsp;niet vandaan, gelyk men gemeenlyk zegt,nbsp;dat het Lood zyn fnelheid merkelyk eerdernbsp;boven ’t Water dan boven ’t Vlakke Landnbsp;verlieft, (^want ik heb ’er met voordagtdenbsp;Pi oef van genomen) maar veeleer, omdatnbsp;men, den Afftandkwalykgiffende, zondernbsp;dat men ’t weet, te ver van den Vogel afnbsp;is om hem te treffen; en dikwils op Vogels fchiet, wier Veeren en Huid zoo ge-makkelyk niet te doorbooren zyn, als dienbsp;van een Pacrys of Kwartel.
Door middel van de Gezigthoeken is het Hit de daarenboven ook, dat wy over den onder- boekennbsp;lingen Afftand van verfcheiden Lighaamen piftmennbsp;oordeelen, en giffing maaken hoe ver twee jgrij,-,.nbsp;Voorwerpen, die wy op één endenzelfdennbsp;^yd zien, van elkanderen (laan, ofhetzul-'y^or-ketwee onderfcheiden Voorwerpen, dan of werpen.
L 5 nbsp;nbsp;nbsp;het
-ocr page 252-1lt;S6 REGTLY Nsc H L I CHT.
XV. hec de twee Uiteinden zyn van een en ’t ^ ^ zelfde Voorwerp, is voor het Oog even-
AFquot; nbsp;nbsp;nbsp;j.
deel, eens; zy maaken ’er een ladruk enaandoe-
ning op, in alle opzigten van den zelfden
aart, en werken ’er op, meteen Woord»
even gelyk de twee Scraalpunten aenb van
onze laatfte Proefneemingen op het gat vaO
de Koperen Schyf werk'ten.
Een Laan Die is dan ook de reden, dat, wanneer
fchynt nbsp;nbsp;nbsp;ggj, creeden die vry lang is. de-
aan naar ¦' nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;° ’
eind zelve ons aan haar ander eind naauwer voor* enlar**^ komt, en ’t Geboomte ons daar laager toe-ger. fchynt; fchoon inderdaad de Boomen vannbsp;de gaofche Laan allen even hoog zyn, en denbsp;Ryën overal net Evenwydig van elkande-P/aarlILren {laan- Want dus ziet men uit iir’gMMr ilgt;nbsp;Fig. II. mee den eerllen opflag van ’t Oog, hoedenbsp;Straalen, die van de verftafflaande Boo'nbsp;men, paar aan paar ter weerzyde van denbsp;Laan genomen, als 6 en 6, 5 en 5, 4 eonbsp;4, op het Oog vallen,^ fcherper Hoekennbsp;maaken dan die van de nader by (taande Paa*nbsp;ren, 3 en 3, 2 en a, i en i. Met denbsp;hoogte begrype men ligtelyk dat het even-
een®
-ocr page 253-IÖ7
G FZIGTKUNDE.
eens moet gelegen zyn; en dat de Gezigt* xv. ftraalen, die van den Voet en van den Top^nbsp;van ieder Boom op het Oog vallen, hoer)eel.nbsp;langer hoe fcherper Hoeken zullen maaken,nbsp;naar maate dat die Boom verder van hetnbsp;Oog verwyderd is (*].
Op dezelfde wys moet men ook het fiuk Gelyk bevatten, ten opzigt van alle andere Voor-Werpen in 't algemeen, die van een aanmer- Weide,nbsp;helyke lange, en door twee Evenvvydige^^^”^'^nbsp;Lynen of Vlakten ter wederzyde bepaald jy.
2yn, Een zeer lange Weide, by voorbeeld, tuflchen twee Gragtcn beflooten; een Vaart,nbsp;cen wydeSIoot, of veruitgeflrekteWaterplas; komen ons akyd aan het ander eind,nbsp;dat verft van ons af is, naauwcr voor, ennbsp;fchynen allenskens toe te loopen, fchoonnbsp;ze over al even breed zyn, ennaauwkeurig
lang-
(¦*) Want dus ziet men dat de twee Lynen, die van den Boom 6, de een van deszelfs Voet, de andere ofnbsp;g'flippelde Lyn, van den Top. op het Oog vallen, eennbsp;Veel fcherper Hoek maaken, dan de twee dergelyke Ly-vien van den Boom i : en zal daarom de eerde ons mer-kelyk kleiner en laager toefchynen dan de laatüe.
XV. h E S.nbsp;2. Afpeel.
Een lange Muur een R7nbsp;Boomen,nbsp;fchynt ,nbsp;fchuinstenbsp;loopen.
Plaat lil. Fig. 12.
1(58 Regtlynsch Licht.
langwerpige Vierkanten uitmaaken. Als men in een Gaandery komt die wat lang is gt;nbsp;dunkt zy ons aan ’t eind laager van Verdieping te zyn; om dat de Gezigthoek die denbsp;hoogte van de Gaandery, of den Afftandnbsp;tuiTchen derzelver Vloeren Gewelf af meet»nbsp;noodwendig hoe langer hoe kleiner wordt,nbsp;naar maate dat deplaats der Gaandery, daarnbsp;men ’t Oog op flaat, verder van ons af is.
Wanneer dergelyke, zig indelangtcuic* ftrekkende Voorwerpen, cp zulk een wysnbsp;gcplaatil zyn, dat ze maar een enkel Vlak ofnbsp;een enkele regte Lyn uitmaaken; gelykeennbsp;Muur, by voorbeeld, een ry Boomen ofnbsp;Menfcheo, en wy aan het een eind en eennbsp;weinig ter zyde liaan, zoo dat wydengan-fchen Muur of Ry kunnen afzien, gelyk ionbsp;Figuur 12 verbeeld wordt; vervult ons Oognbsp;de plaats van de andere Evenwydige Zydenbsp;ofRy, die’er ontbreekt. Terwyl wy regt'nbsp;voorwaarts uitziea langs de Lyn P Q»nbsp;men aanmerken moet a!s de verlengde -Asnbsp;van ons Oog, vergelyken wy al de onder-fcheiden Stippen van het Voorwerp, i, 2,
'GezigtkuNdé.
3» 4» ö, metdieLyn, en oordeelen in xv. welke betrekking en aflbnd zy tot dezelve ^ E S.nbsp;ftaan. De Stippen Ichynen ons toe, die peel.nbsp;Lyn hoe langer hoe nader te komen, naarnbsp;maate dat de Hoek, welken de Straal, dienbsp;van ieder van die zigtbaare Stippen op ’cnbsp;Oog valt, met dezelve vormt, kleiner wordt.
Daar door komt ons die Reeks van 'Stippen niet als een regte en aan PQEvenwy-dige Lyn voor, maar als eenRydiefchuins fiaat, enalienskens, vanl aftotötoe, hoenbsp;langer hoe meer naar de Lyn P Q aflielt.
Om deeze zelfdereden verbeeldenwyons Ook altyd , als wy een breede Vaart, een De Op-Ri vier, of Waterplas van cenigeuitgedrekc-l’g'^yg^^jnbsp;heid op zien, dat de Oppervlakte van ’t Waternbsp;Water, in plaats van Waterpas te zyn,nbsp;lyk ze ook inderdaad is, allenskens in delen,nbsp;hoogte opryft, naar maate dat ze verdernbsp;van ons afkomt. Wanneer wy opeen wegnbsp;zyn, die langs een langen Muur heen loopt,nbsp;fchynt het ons om die reden ook altyd toe,nbsp;dat die Muur, fchoon volmaakt Regc ennbsp;Evenwydig met den weg, denzelvcn hoenbsp;L jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hn*
-ocr page 256-XV. L E S.nbsp;2. Afdeel.
langer hoe nader komt: en als men op eeni-ge Voeten afdands van èen Toren of van een Muur, die vry hoog is op zyn rug opnbsp;den Grond gaat üggtn, en het Oog vannbsp;beneden naar boven flaat, zou uien zeggennbsp;dat ze zigtbaar naar ons toehelden, en on*nbsp;der wyze boven ’t Lyf hingen, dat hei ie*nbsp;mand zou doen fchrikken, die niet wiftofnbsp;bedagt, dat ze Loodregt ftonden, en nietsnbsp;minder dan te vallen dreigden
Een
(¦**) nbsp;nbsp;nbsp;van het Oo^notmt men die TL j i die men zig ver*
beelden kan te loopen van het midden van den Oogappel» door het Oog heen tot op het midden van het Netvlies. Dienbsp;Lyn voorwaarts uit verlengd, gelyk hier In Vlgnur i z PQLinbsp;geeft men den naam '^^T\Gez^gt•as^ omdatzyalsdeAsofnbsp;he: midden van een vol Gezigt uitmaakc, en Regtllreek*nbsp;tot op het Netvlies doorloopt. Alle andere of zylingfebenbsp;Straalen kruhïèn elkander op dezelve, cn maaken 'er diilt;nbsp;min of meer wyde of fcherpe Hoeken mede. 't VerfcKdnbsp;van die Hoeken gt; door de Straalen uit deverfcheiden dee-len van t zelfde Voorwerp gevormd ; veroirzaakt d®nbsp;boven genoemde Schynverrooningen. Als wy een Vaaffnbsp;op zien, loopt onze Gezigt-as Waterpas, cn dewV^nbsp;de 'Straalen, van de Oppervlakte van 't Water, dig*nbsp;by ons gekomen , een groorer Hoek maakennbsp;die Waterpas Lyn , en de Straalen die van
k»-
-ocr page 257-Een Voorwerp, dat men vaa verre ziet, xv. ziet men zeiden in zyn waare gedaante-]^ E S,nbsp;Want de orde enfchikkmg, waarindeby-DKEi_nbsp;zondere deelen van een Lighaam gepIaatftEen reg»nbsp;zyn, maaken deszeift gedaante uit, gooiennbsp;fchikking, die wederzydfche plaatzing envan vernbsp;ftand der zigtbaare deelen en Stippen krygt,nbsp;in de vertooning of Beeltenis van ’c Voor-regt.nbsp;werp, een andere Vorm, min of meer naarnbsp;de verfchülende wys, waaropdeszelfs Af-meecingen de Gezigthoeken maaken. Alsnbsp;nien op een Myl afitauds, by voorlJeeld,
en
komen een veel fcheiper, fchynt ons die Oppervlakte van verre nader by de Waterpas Lyn te zyn, en dus als totnbsp;de hoogte te ryzen. De Muur fchynt den Weg te naderen , om dat de Straalen, naar maare dat zy van plaat-zen komen van de Muur die meer naby of verder van onsnbsp;af zyn. grooter of kleiner Hoeken maaken met de Ge-iigt-as, die 't beloop van den Weg volgt. Als wy aannbsp;den Voet van een Toren op den r’Jg liggen, Itaat onzenbsp;Gezigtas Loodregt, de Straalen van den Top van de Toten maaken ’er, als verder van ons Oog zynde, daar denbsp;^Oek gevormd worde, een veel fcherper Hoek meê,nbsp;dan die van den Voet: dus fchynt de Top de Loodregtenbsp;tyn boven ons Hoofd nader te zyn, en by gevolg aIsnbsp;over Ons heen te hellen, even of hy vallen wilde.
XV.
L E S. 2. A F-DEEL.
Plaat IV.
Pk
13-
Een bog. tige Rynbsp;fchynCnbsp;Rcgt.
172 Rëgtlynsch Licbt.
en van een plaats die wat verheven is, een Ry Boomen geplant ziet, gelyk RR innbsp;Figuur 13. ziet men ze alien in eene en denbsp;zelfderegteLyn,en omtrent even ver van el*nbsp;kanderen ftaan, gelyk ze ook inderdaad ge*nbsp;plaatfl; zyn. Want dewyl alle de Gczigt-hoeken, die ze ieder paar aan paar in ’tnbsp;Oog maaken, zeer weinig of niet van elkander verfchillen, komt de Beeltenis, welke die Ry Boomen op den Bodem van ’tnbsp;Oog vormt, zeer wel met het oirfpronke*nbsp;lyke en deszelfs waaren Rand overeen.
¦ JViaar indien die zelfde Boomen halfMaans wys Ronden, gelyk STV in Figuur 14, zoUnbsp;het ons egcer altyd toefchynen, als of ze innbsp;een regte Ry, en op de Lyn SV, geplantnbsp;waren; met dit onderfcheid alleen dat Z6nbsp;ter wcderzyde naar de uiteinden der Rynbsp;digter by één fcheenen te flaan dan innbsp;midden. Want op zoo groot een afftandnbsp;verfchillen de Lichtkegels, die van de ver*nbsp;fcheiden deelen van het Voorwerp, vand^nbsp;verfcheiden Boomen der halve Maan, totnbsp;ons Oog komen, door ’t Verwyderen liuo*
oer
-ocr page 259-I7S
CjEZIGTKUNDE.
fier Straalen teweiog van elkanderen, om, XV. het onderfcheid te kunnen merken, en daar ^ Snbsp;door gewaar te worden, dat deBoomendienEEunbsp;in ’t midden ftaan, nader by ons zyn dannbsp;die van weerzyden aan de einden der Ry:nbsp;dog dewyl de Gezigthoeken door deStraa*
Jen uit den kant naar S, en uit dien naar V gevormd , kleiner zyn dan de andere, dienbsp;door deStraalen meer naar ’t midden gemaaktnbsp;¦worden, volgt van zelfs, dat, als men tweenbsp;Boomen neemt aan ’t eind van de Ry, dezelve ons toefchynen moeten digtcr bynbsp;één te ftaan, dan twee v;an die zelfde Boomen , genomen in ’t midden byT. De Zonnbsp;en de Maan die, gelyk men weet, Kloocron-de Lighaamen zyn, fchynen op het Oognbsp;niets meer dan enkele Lichtende Cirkels eanbsp;ronde Vlakken te zyn, even als of het maarnbsp;platte Schyven waren; omdat, naaraelyk,nbsp;alle de kromme Lynen, die hun Bolrondenbsp;Oppervlakte vormen, zig even eens aaanbsp;ons vertoonen als de Ry Boomen STV,nbsp;daar ik zoo aanftonds van fprak, dat is,nbsp;regte Lynen,
Voor
174 RegTlynsch Licht,
XV. LES.nbsp;2. AF-
BEEU.
De
Schyn
Voorwerpea , die uitregteLynen, ofuit Vlakke Oppervlakten zaïnengefteld zyn,nbsp;misleiden, als ze zeer groot zyn, door hunnbsp;Schyobaare gedaante onsGezigt, zelfs daarnbsp;baare'ge-^^oor alleen, dat wy de verfcheidendeelennbsp;daante van dergelyke Lighaamen niet allen op éénnbsp;haamennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zelfden afftand, maar het een van
door dennader by, het ander meer van verre zien. ftanTderO®nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fchync het ons dan toe, als
Afmee- of de Afmeetingen van die Lighaamen een tingequot;* geheel andere Evenredigheid tot elkanderennbsp;hadden, dan ze inderdaad hebben. Eennbsp;vierkante Waterkom ofVyver verheft dusnbsp;in ons Oog zyn vierkante gedaante, en komtnbsp;ons aan het eind, dat verft van ons af is,nbsp;' fmaller voor. Maar behalvendeezen Redennbsp;gebeurt het ook dikwils, en genoegzaam altoos , dat zommige Aftneetingen van hetnbsp;Voorwerp met een fchiiinfen ftand op denbsp;¦ Gezigt hoeken vallen, terwylwy de anderenbsp;meer'regtftreeks en als vlak van vooren zien.nbsp;Hier uit ontftaan ook noodwendig Schyn-vertooningen, die van de Waarheid afwy-ken , en Voorwerp niet in zyn egte gedaan-
lys
Gezi CTKUNDE.
daante doen vorr’cotnen. Als ik, by voor- xv,
beeld, van een Heuvel, of van eenbeande-Ij- S.
, nbsp;nbsp;nbsp;Af-
re hoogte het Oog Ha op een bezaaiden Ak-oeel.
kcT, die zig door het uitfpruicend Groen of (taande Koorn van alle omgelegen (lukken Lands onderfcheidt en kenbaar maakt;nbsp;gelyk die van Figuur ij, en de breedte van P/aatIV.nbsp;dien Akker zig aan my vertoont, alsdeLyn^’^’
AB, delangteals Aü; zo zal hy my korter voorkomen dan hy waarlyk is: want in denbsp;Beeltenis, die de Akker op den Bodem vaanbsp;niyn Oog maakt, wordt deganfchelangte,nbsp;in plaats van even groot ,te blyven als denbsp;breedte, ofdeLynAB, door den fchuinfeanbsp;Hand van de Lyn AG, ten opzigt van ’cnbsp;Oog, binnen merkelyk kleiner Hoek bevat,nbsp;en op ’t Gezigt maar gelyk aan A a.
Ligtelykzal men nu ook kunnen begrypenyVie ge-dat de min of meer fchuinfe (landen, in zig de Afmeetingen van eenLighaam voor veran-doen, niet alleen de grootte van zommigenbsp;Zyden op *t Oog veranderen kunnen, ter-onzigt-'^el de andere hun waare gedaante, ( de on-'^ertny^jejyjje veranderingen door de Afftan-meetin-
denS®quot;’
178 Regtlynsch Licht.
xni.
les.
2. Af--BÏEL.
den uitgezonderd) blyven behouden,- inaaf dat zy tevens die Zyden te eenemaal kuu*nbsp;ncn wegneemenen onzigt!?aar maaken, zoonbsp;dat een vaft Lighaam een enkel Vlak ge-Jykt, een Vlak eene Lyn, een Lyn een enkel Punt. Dus zou men een blok wit Marmer, indien het op die wys geplaatft was,nbsp;dat men ’er niet meer darieeneZyde, ( dennbsp;Voorkant, naamelyk, maar alleen,) van ziennbsp;kon, van verre voor een witten Doek ofnbsp;Linnen Laken neenien kunnen: dus zietnbsp;men den Windwyzer van een Toren niet,nbsp;maar alleen den Steng daar hy opftaat, al*nbsp;hy regt naar ons toegekeerd, en juifl: innbsp;’t Vlak is van den Gezigthoek, die deszelfsnbsp;hoogte afmcec; dus worden wy, eindelyk,nbsp;ook niets anders dan een zwarte ronde Vlak,nbsp;daar een Metaalen rand om heen loopt, gewaar , als wy vlak tegen den mond van eeonbsp;Kanon aanzien.
Ver-
fchietge-
zigtkun-
de.
PcrfpeSi-
ve.
Liefhebbers, die hun Werk maaken omGe-
zigtenira’f nbsp;nbsp;nbsp;tc tekenen,kunnen nooit
met te veel oplettendheid en herhaalde be-oeffcning hun gedagten laacen gaan over de
yeS‘
-ocr page 263-*77
CÏE2IGTKON0ê;
Veranderingen der Gezigchoeken, die, of xv.
door de Afftanden der Voorwerpen veroir-^ ^ S.
,. nbsp;nbsp;nbsp;2. Af.
zaakt worden, of door devenchillendeenDEEt^ min of meer fchuinfe ftanden, waar in zenbsp;zigaan ’cOog vercoonen. Want dewyl hunnbsp;ganfchekonftdaarin beftaat, dat zy de ver-fcheiden Gezigten, welke de Lighaamen innbsp;allerhande geftalten eh verfehieten uitleveren, wel uitdrukken,’t geen inzonderheid vannbsp;deeze Hoeken afhangt; zo kunnen ze in hunnbsp;Werk nooit gelukkig flaagen, ten zy ze denbsp;beginfelen daar ik van gefproken heb j ofnbsp;in den Grond kennen, of ten minften doornbsp;gewoonte zig eigen gemaakt hebben. Dognbsp;dit is egter nog niec genoeg; meer zaakennbsp;zyn ’er, daar zy in dit Huk op te letten hebben. Hun Schildery, die de BeeUeniflèn draa-gen zal, heeft doorgaans een geheel anderennbsp;iland dan dien van het Waterpas vlak, waarnbsp;op men de meefte Voorwerpen ziet, die zenbsp;Zullen afbeelden» De Schilder of Tekenaarnbsp;moet derbalven niet alleen op dewaardydernbsp;Hoeken, uit een zeker Gezigtpunt gezien,nbsp;agc geeven, om teweeten Wat’ervandeezenbsp;V. Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Mnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;of
-ocr page 264-17S Regtlynsch Licht.
XV. L E S.nbsp;2. A F.nbsp;OEE h.
fig, 16.
Tim Vertical.
of geene Afmeetingen, van deeze of dis Afftanden worden zal; maar by moet ooknbsp;nog daarenboven in aanmerking neemen,nbsp;op welk eene wys die zelfde Hoeken doornbsp;* een Vlak, in de plaats en den ftand, diennbsp;de Schildery hebben zal, gezet, zullen door-gefneeden worden, om naauwkeurig denbsp;ruimten tekeiinen, binnen welke hy de ver*nbsp;fcheiden gedeelten van het Voorwerp, ofnbsp;van den Grond dien hy vertoonen wil, be-fluiten moet. Indien men, by voorbeeld?nbsp;een Ry Boomen uit het Gezigtpunt G opnbsp;PlaatlV. de Lyn EF gezien, als ia figuur 16, wild^nbsp;aftekenen, zou ’t niet genoeg zyn dat msonbsp;will, dat die Lyn door den Gezigthoek'nbsp;EGF begreepen wierd; maar deTekena^’’nbsp;zou nog daarenboven wel zorgvuldig bi«‘’nbsp;op moeten letten, dat die zelfde Lyn onds^nbsp;den zelfden Hoek op een Loodregtjlandiènbsp;Vlaky gelyk zyn Tekenprent of SchildefVnbsp;zyn zou, gezien, de langtemaar van e/^o^*nbsp;beflaan; en dat derzelver verft van ’t Ooênbsp;afgelegen deelen ook naar dezelfde Evenredigheid in grootte zouden afneemen;
dat
-ocr page 265-179
Öezictkündé;
dat de eerfte Boom grooter getekend zou xv. moeten worden dan de tweede, en deeze^^nbsp;wederom grooter dan de derde, en dus al*pa el.nbsp;lenskens hoe langer hoe kleiner.
Hier uit ziet men, dat Voorwerpen dieBedrieg-op een Waterpas Vlak zeer ver van malkan-deren verwyderd zyn, merkelyk nader byryen. één gebragt worden, als men ze in ’t ver-fchiet op een Loodregtftandig Vlak aftekent.
Dus zouden ook aan den anderen kant, indien de Schildery Waterpas gelegd wierd, gelyk in den Stand van EF, zonder dat hetnbsp;Oog G Van plaats veranderde, de Voorwerpen binnen de ruimte van e/naar’tLee-ven afgetekend, zig niet langer duidelyk ennbsp;onderfcheiden vertoonen, maar de Tekenaarnbsp;Zou op nieuw zyn bedek moeten veranderen, en alle gedeelten der Tekening wederom vergrooten en verWyderen tot dezelfdenbsp;onderlingeEvenredigheid als die van de Lyanbsp;EF. Dan zou het Oog, in G geplaatft,nbsp;bet Voorwerp onderfcheiden en alles in zynnbsp;juiflen ftand en belioorlyke Evenredigheidnbsp;zien; terwyl die zelfde Schildery uit eenan-M inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;der
-ocr page 266-iSo Regtlynsch Light.
XV. L E S.
2. Af-dsel.
der Gezigtpunt, waar men ook het Oog elders plaatzen mogt, gezien, niet dan eennbsp;verwarde en mismaakte Beeltenis zou ver-toonen. Overal vindt men dergelyke be--driegelyke (lukken, met voordagt dus getekend, in de Koaftkabinctten der Liefheb*nbsp;beren-
De Be-weegin-gen der Lighaanbsp;men tekenennbsp;zig innbsp;Oog;
Alles wat ik tot hier toe van den (land, van de grootte, en van de Schynbaare gedaante der Voorwerpen gezegd heb, moetnbsp;ook op derzelver zigtbaare beweegingeanbsp;t worden toegepaft. Een Lighaam, ’t geen wynbsp;zig zien beweegen, is een Voorwerp, welk*nbsp;Beeltenis, naar maate het zelf van plaats totnbsp;plaats voortgaat, op den bodem van oo*nbsp;Oog geduurig van plaats verandert. All®nbsp;de Scraalen, die deeze beweegbaare Beeltenis tekenen, moet men aanmerken als zoOnbsp;veele regteLynea, die,.gelyk ik het voorheen verklaard heb, elkanderen in ’t voor-fte gedeelte van ’tOog kruifTen, en die ooknbsp;nog daarenboven in dit geval met een een-paarigebeweeging, hun allen gemeen, rondtol dat Punt zelf van kruiffing draaien; zoo
dat
-ocr page 267-Gezigtkunde. 181
4at zy, vandaar verder naar den bodem van^,
’t Oog voorcfchietendcj op denzelven hun2. af-quot; indrukkea maakenvan de Linker hand naar'’^®^-de Regeer, terw'yl het uiterlyk Voorwerp,nbsp;dat zy Tekenen, zig van deRegter handnbsp;naar de Linker beweegt.
DebeweegingenderhalvenSchiideren zig, maar in eveneens gelyk de verlcheiden deelen V'anggi^j,£jj3nbsp;het zigtbaar Voorwerp, opden bodem van’torde.nbsp;Oog in een omgekeerde orde. De Proef-neeming van het Kalfsoog, daar ik voorheen gewag van maakte^ bewyft het één zoonbsp;¦wel als het ander. Indien men zigeendui-delykenjuift denkbeeld gevormd heeft, hoenbsp;de Straaien , die eer zy op den bodem vannbsp;’t Oog vallen elkander kruiflen, ons hetnbsp;Voorwerp in zyn natuurlyken (land doennbsp;zien, zal men ook ligtelyk begrypen kunnen, waarom wy een Lighaam, wiens Beeltenis zig van de Linker hand naar de Regter beweegt, op het Zintuig van de Regternbsp;naar de Linker hand zien voortgaan. Wantnbsp;dewyl wy altyd ieder Stip van ’t Voorwerpnbsp;ons verbeelden aan het uiteind geplaatfl: tenbsp;M 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zyn
-ocr page 268-182 Regtuynsch Lïcht.
XV. LES.nbsp;2. Apse EL.
zyn van dien Straal, die ons hetzelve doet gewaar worden, moet noodwendig, terwylnbsp;dieStraal even als de Wyzer van een Uur?-werk op een zeker Punt oradraaic, om hetnbsp;Voorwerp, werwaarts het zig van tyd totnbsp;tyd heen begeeft, te volgen, het ander eindnbsp;van dien Straal, dat den bodem van ’t Oognbsp;raakt, zig naar den anderen kant bevveegen,nbsp;en wybygevolgoordcelen, datdebeweegingnbsp;van ’t Voorwerp in een regtdraads ftrydigenbsp;orde gefchiede, met die welke deszelfs Beeltenis volgt.
Wy be-
Wat het beoordeelen verder van defneh oordee- dier beweeging aangaat, wy rekenennbsp;zelver dezelve caar den tyd, die 'er verloopt, eonbsp;fnelheid ^aar den Weg, dien wy het Voorwerp it»nbsp;afgeloo- dien tyd zien afloopen. Maar deeze afge-pen Tydioopen Weg fchynt niet altyd zoodanig toe?nbsp;als hy waarlyk is. Wy oordeelen ’er nS'nbsp;tuurlyker wyze eveneens over, als wy overnbsp;de grootte doen, uit de meerder of mindernbsp;wydte en opening der Gezigthoeken, dienbsp;dien Weg of geheel of voor een gedeeltenbsp;bevatten; dog deeze berekening, zal ze jnift
zyn»
-ocr page 269-18;
Gez IGTKUNDE.
zyn, hangt inzonderheid van deeze twee xv. Voorwaarden af. Voor eerft, dat de Af- ^ P
2. A F-
ftand die ’er istuffchen onsenhetLighaam,DEF.L. Wiens beweeging het Oog volgt, ons be-De Af-kendzy. Want als wy iemand door’t Veld,nbsp;zien gaan, by voorbeeld, en ons verbeelden kendnbsp;dat hy op het Pad of deLyn IK is, terwyFyquot;*nbsp;hy zig endermflehen veel verderen opeennbsp;Weg, als de Lyn LM, bevindt,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jj^PlaatlV.
zal hy ons veel traager fc-hynen voort gaan, dan hy waarlyk doet; dewyl het onsnbsp;zal voorkoomen, als of hy in een zeker bepaalden tyd den Weg IK aflegt, die merkc-lyk korter is dan de Weg LM, dien hynbsp;in dien zelfden tyd met 'er daad afloopt.
De tweede Voorvvaarde is, dat de Weg, en de dien het Voorwerp afloopt , vlak of, om Weg nietnbsp;zoo te fpreeken, dwars voor ons legge, en voor ’cnbsp;niet fchuins op het Oog ofdeGezigtas val Oog leg.nbsp;Ie , gelyk de Lyn IM. Want in dergely-^™'nbsp;ken geval zouden wy wederom dien Wegnbsp;beneden zyn juifle waarde, en veel korternbsp;fchatcen dan hy waarlyk is. Wy zoudennbsp;ons niet wel anders verbeelden kunnen, ofnbsp;M 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wy
XV. LES.nbsp;2. Afdeel.
De
Traagfte
Ganger
fchynt
zomtyds
de Vlug-
fte.
Debe-
weeging
1S4 Regtï-ynsch Licht.
wy zagen iemand, die de ganfche Lyn IM afgeloopen was, flegts hec Pad IK, dat innbsp;vergeiyking van den anderen Weg zeer kortnbsp;is, langs wandelen, en wy zouden ons be-zwaarlyk voor die dwaaling wagten kunnen, ten zy we op zekere byzondereom*nbsp;Handigheden agt gaven, die men ’er niet al-tyd by oncmofit,ofdie niet genoeg te ondcr-fcheiden en te bemerken zyn, als de faewee’nbsp;gingen, daar men oplet, van verregefchic-den.
Om de zelfde reden zullen tweeMenfcheC, die beiden even fterk gaan, de een langsnbsp;den Weg LCM, de ander langs IHK»nbsp;een zeer ongelyken voortgang fchynen tenbsp;maaken. De laatfte zal ons voorkomen datnbsp;fterker doorftapt,en meer wegs in den zelf'nbsp;den tyd aflegt dan de eerde: en zelfs, gely!^nbsp;men ligtelyk begrypt, kan het gebeuren»nbsp;dat hy die den meeftenfpoedfchynt te maaken, inderdaad veel traager is, en langza^'nbsp;mer gaat dan de andere.
De beweeging isvoorhetOogongewaar-
Gez iotkunde.
konde tyds afgeloopen, bevat worden bin- xv.
öen Gezigchoeken, die niet meer dan twin ^ ^
tigSekonden van een Graad haaien kunnen.deel.
Het allerrcherpft en oplettendft Oog kan op een
zelfs den Wyzer, die de Duren op de Wy
^ nbsp;nbsp;nbsp;^ hoek van
zerplaac van eenSlingcrv/erkaan wyft, niet 20 Sc-zien voortgaan; fchoon hy merkelyk rneller^°'’‘^^^'i loopt dan in die bepaalde maat en uiterftebaarrnbsp;Eindpaal van zigtbaarheid. Merk hier verder ook nog by aan, dat de allergrootflenbsp;fnelheid onzigtbaar kan worden, door dennbsp;al te ongemeen verren afftand tuITchen hetnbsp;bewoogen Lighaam en het Oog. Want indien,, by voorbeeld, de Cezigcflraalcn PL, Plant IV.nbsp;PN, van zoo aanmerkelyk een langtenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r?*
ren, dat een Weg van 6co Voeten op de Lyn LM, door een Gezigthosk van flcgtsnbsp;18 of 20 Sekonden van een Graad, gemeetennbsp;wierd, zou een Lighaam, dat zig op diennbsp;verren afftand van het Oog bevond, en daarnbsp;met de fnelheid van een eerft gefchooten Kanonkogel voortvloog, onsonbcweeglyk coe-^nhynen, en even als of het ftüftond. Ditnbsp;¦® de reden, waarom wy van de eenenbsp;M 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Se-
-ocr page 272-XV.
i85 Regtlynsch Licht.
LES
2. A F-33EEL,
Sekonde tot de andere het voortgaan vande Zon, en zelfs dat van de Maan, in haarnbsp;dagelykfchen omloop niet gewaar worden,quot;nbsp;fchoon ze beiden met merkelyk grooter fnel-heid bewoogen worden, dan een Kanonkogel, die door dekragt van’t Buskruid wordtnbsp;voortgedreeven.
Of het Oog dannbsp;of betnbsp;Voorwerp be-woogennbsp;tporde, isnbsp;evennbsp;pens.
Als ik hier den dagelykfchen Omloop van de Zon, of dien van de Maan noem, wilnbsp;ik ’er alleen maar in ’t algemeen deBeelte-niffen of Trekken mcé bedoelen, die ’er innbsp;’t Oog van den Aanfchouwer door zoudennbsp;kunnen geboren worden. Die Trekken ennbsp;Afbeeldfels zyn volmaakt de zelfde, ’t zynbsp;dieHemellichten zig met ’er daad beweegen,nbsp;’t zy alleen maar in fchyn; want welk vannbsp;beiden men ook (lelie, of dat het Oog voornbsp;een vafl (laand Voorwerp orodraait, of datnbsp;het Voorwerp zelf, in beweeging gebragr»nbsp;voor het Oog van den eenen kant naar deonbsp;anderen wyke; de Beeltenis verwilTelt io’rnbsp;algemeen net even eens van plaats op deonbsp;bodem van dat Zintuig, en derzelver bc
wcegingen neemen de zelfde verandering^'’
en
-ocr page 273-187
Gez I GTKÜNDE.
en byzondere geflalten aan. Dit is ook de xv. Reden, waarom, als men op het Water is,^ ®nbsp;de Schuit zom'tyds ftil fchynt te leggen, enoEEL.nbsp;het Land zig te beweegen en voort te gaan.nbsp;Wanneer men op de geduurige plaats verandering en voortgang van de Schuit, daarnbsp;men in is, geen agt geeft, fchryfc men aannbsp;’t Land en aan de .vafte Voorwerpen, dienbsp;inen ’er op ziet Raan, alle de Schynbaarenbsp;beweegingen toe, die derzelver Beeltenis-fen, door de geduurige verplaatsing van onsnbsp;Oog, op den bodem van dat Zintuig tnaa-ken.
Indien het bewoogen Lighaam altyd eeneDe been de zelfdeStreeklyn volgt, befchryft een regte Lyn , en wy kunnen het altyd ons toenbsp;langs die Lyn met het Oog nagaan,nbsp;egter dat al de Stippen van die Lyn, waarmeefton.nbsp;op zig het Lighaam van tyd tot tydnbsp;laat, onderfcheiden genoeg doordeGezigt-hoeken vertoond kunnen worden, of, (omnbsp;diy mogelykduidelykeruit tedrukken,}niitsnbsp;dat ’er van de verfcheiden Stippen, iedernbsp;iwee aan twee op die Lyn genpmen, Scraa^
Icc
-ocr page 274-iS8 Regtltnsch Licht.
XV. len kunnen vallen op het Oog van den Aan-^ fchouwer, die Hoeken van een genoegzaame peel. wydte vormen. Want zo ze geen Hoekennbsp;in ’t geheel vormen, of de Hoeken, die zenbsp;maaken, te fcherp zyn, geiyk gebeurt alsnbsp;het Voorwerp, op een verren afftand, regt-llreeks naar ons toekomt, of regtftreeks vannbsp;ons afwykt, is de beweeging onzigtbaar.nbsp;Het geen wy op die wys zien, fchynt onsnbsp;als ftilteftaan en op de zelfde plaats te bly-ven; en het is eerft na verloop van eenigennbsp;tyd dat wy beginnen te merken dat het genaderd is, omdatwy het dan grooter, meernbsp;verlicht, en onderfcheidener zien dan tsnbsp;vooren.
Bewee- -Een Lighaam, dat, terwyl het naar ons krpmmenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dikwils en ongevoelig van Streek*
Lynen lyo verandert, befchryft een kromme LyO* onzig^^* die wy zeer wel onderfcheiden kunnen, al®nbsp;baar.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;het Vlak, daar die kromme Lyn den
omtrek van verbeeldt, zien kunnen. ais deGezigtas van ons Oog, geiyk YV vaonbsp;zig in het zelfde Vlak bevindt,nbsp;Ffg- j8. mee dat van dc kromme Lyn, is de kromte.
-ocr page 275-I8lt;3
Gez ICTK UNDE.
*t zy ze zig met haar verhevenrondeZyde aan ^ ons vertoone als QRS,’tzy met haar hol*2, Af.nbsp;ronden kant gelyk TVX, onzigtbaar. Dusdeel.nbsp;wanneer men van verre een Kaarskroon,nbsp;daar maar één brandende Kaars op ftaat, zietnbsp;ronddraaien, fchynt het ons toe als of dienbsp;Kaars, die ondertulTchen egcer den omtreknbsp;Van den Cirkel RTVX Omloopt, nietsnbsp;anders deed, dan beurtelings van deRegternbsp;naar de Linker, en van de Linker naar denbsp;RegterZyde, langs deMiddellyns TX heennbsp;en weer te loopen. Om dezelfde reden alsnbsp;men op een zekeren afftand een draaiendenbsp;Windmolen van ter Zyde ziet, wordt mennbsp;niets anders dan een geduurige beweegingnbsp;van boven naar beneden, en van benedennbsp;naar boven gewaar, zonder iets te zien dacnbsp;naar het Kringswys omdraaien vandeszelfsnbsp;Roeden gelykt.
Overal daar ik van de Schynbaare groot- De Ge» te der Voorwerpen heb gefproken, hebbe**8^*^°^nbsp;ik altoos veronderfteld, dat wy ’eroveroor*de nadeelden uit de Gezigthoeken, metnbsp;*gcer op den minderen of meerderen afdand ken der
^ajjgrootte.
-ocr page 276-ipo Regtlynsch Licht.
XV. van het Voorwerp agt te geeven: enditi*lt; Af^' oordeels, ook het eerfteen oirfpron*nbsp;deel. kelyk oogmerk der Natudr; dewyl doornbsp;middel van die Hoeken, de Beeltenis vannbsp;’t Voorwerp, de Indruk, die ’t op het Zio*nbsp;tuig maakt, een gepafte Evenredigheid vannbsp;grootte met die van ’t Voorwerp zelf bekomt, en allerhande veranderingen en ver-fchillende geftalte aanneemc, naar maatenbsp;van den Afftand en van de byzonderewy-ze, waar op dat Voorwerp zig vertoont-Te zeggen derhalven, gelyk zeker beroemdnbsp;Scbryver van onzen tyd, dat die Uitwerk'nbsp;feU veeleer omftandigbeden zyn, die bet zU'H'nbsp;verzeilen^ dan Beginfels die het ten rigtfnoefnbsp;dienenquot;, is, dunkt my, eene waarheid vet'nbsp;geeten, die ieder een toeftemt: Deeze, naa*nbsp;melyk; dat in ’c gebruik van alle onze Z'D'nbsp;ƒ mpJf{B-0en de Uitgejlrektheid, zoo wel als de fterktenbsp;der Indrukken en Aandoeningen , die oPnbsp;onze Zintuigen gemaakt worden j onzenbsp;woone Kenmerken zyn, waar uit wy overnbsp;de grootte en over de meerder of mindernbsp;nabyheid van de Voorwerpen, die zy decdeo
oDt*
-ocr page 277-191
GezI CTKUNDE.
ontftaan, hebben leercn oordeelen. Het is XV.
^ nbsp;nbsp;nbsp;L p S
wel waar, en dit heeft boven al plaats by
’tGezigr, dat wy dikwils in die algemeeneDEEL. Wee eenige uitzonderingen raaaken , omnbsp;dat in verfcheiden gevallen het Voorwerp,
’c welk wy zien, in ons het denkbeeld verwekt van een grootte, die geen de minfte overeenkomft heeft met de Beeltenis, dienbsp;’er op den bodem van ons Oog van getekend wordt. Dog dit ontftaat uit eenigenbsp;byzondereoirzaaken, daar’t niet ongevoeg-lyk zal zyn hier met een kort woord vannbsp;te fpreeken.
Ik zie eenMenfch loo treden van my af;dog Re* volgen* den regel der Gezigthoekennbsp;hy tny nu omtrent eens zoo klem voorko-Gevzoon-
, nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;J ons wel
treden zou zien; want zyn Beeltenis, die opzien.
den bodem van myn Oog getekend ftaat,
neemt volgens die Evenredigheid in grootte
af: ondertulTchen fchynt het my egrer toe,
als of hy op beide plaatzen genoegzaam even
groot was. Dit fpruit zekerlyk alleen daar
uit voort, dat ik, by my zelven ten klaar-
Aea
-ocr page 278-ipz Regtlynsch LlCHtf.
XV. LES.nbsp;2. Af-
»EEI..
ften bewofl: dac een volwaffen Menfch zeP den minder dan vyf Voet of daar omtrencnbsp;lang is, en op ’t uiterlyke niet anders kun*nbsp;nende zien of het is een volwaffen Menfch,nbsp;my zonder dat ik’er op let. Iaat weg fleepennbsp;door die geraeeuzaame denkbeelden, die roynbsp;zoo natuurlyk eigen zyn, en daar door meernbsp;kragt op myn Geeft hebbende, dan de In*nbsp;druk van een weinig groocer of kleiner Ge-zigchoek, myn oordeel overmeefteren. Gynbsp;ziet van verre een Boom, die by den Hui*nbsp;Haat en fchat hem omtrent 25 of 30 Voeten hoog, om dat hy u toefchynt ten miD'nbsp;ften zoo hoog als dat Huis te zyn, en gynbsp;daarenboven weet dat dergelyk zoort vaonbsp;Huizen zelden laager is, dan 30 of 25 Voet gt;nbsp;maar ftond die Boom afgezonderd enalleeOnbsp;op ’t vlakke Veld, gy zoudt hem mogely*^nbsp;voor een ftruik aan zien. Iemand die voornbsp;de eerftemaal van zyn leeven het Gezig*nbsp;laat gaan over de volle Zee, zal ligtelyk vootnbsp;een Viffers Pink aanzien, ’t geen een ZcCquot;nbsp;man aanftonds met den opflag van ’t Oog
voor een Schip van een aanzienlyke grootte
-ocr page 279-193
Gezigtkünde.
te erkent. Deeze, naamelyk, oordeelt'er xv. over niet alleen uit deSchynbaare grootte,^nbsp;maar ook nog daarenboven uit zekere dee- deel.nbsp;len die hy beter dan een ander weet teon-derfcheiden, uit de fiaauwheid van’t Lichtnbsp;en van de Kleuren: ’t welk allesj by de gewoonte gevoegd van dergelyke Voorwerpennbsp;van naby te zien, hem met een taamelyknbsp;juifte naauwkeurigheid den afftand van datnbsp;Voorwerp doet giflèn, en daar door de grootte, waar op hy’t uit aanmerking van de Ge-zigthoeken, waar onder hy 't ziet, fchat-ten moet.
Maar, zal men zeggen, indien het wel Zelfs by Zien, zulk een Aart van Zien die onsnbsp;Voorwerpen leert kennen voor 't geen ze Handig-met ’er daad zyn, van deeze en dergely-ke beredeneerde vergelykingen en wel innbsp;agt genomen kundigheden afhangt, hoenbsp;komt het dan dat een Boer even goed zietnbsp;als iemand die wel onderweezen , en eennbsp;hian van kennis en gcoeffend oordeel is ? ennbsp;hoe weeten dan alle andere zoorten van Diëten,zonder’erover te redeneeren,zonder ver-
V. D*el. nbsp;nbsp;nbsp;Nnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ge-
-ocr page 280-tgi Regtlynsch LiCHT.
XV. gelykingen te maakcDj zeer wel en even als LES. dat: geen te onderlcheiden, daar ze be-DEEL.* by hebben dat ze het wel zien.? Wantnbsp;dat zy de Voorwerpen wel zien, en zoonbsp;alszezynblyktduidelyk. Zou anders waar-. fchynlyk wel een Haas met zoo veel fchriknbsp;en ongemeenen fpoed de vlugt neemen voornbsp;een Jaager, dien hy een honderd treden vernbsp;van zig ziet; zo dezelve hem, uitkragtvannbsp;den aart der Gezigchoeken, niet grooternbsp;dan een Dwerg van flegts eenige Duimennbsp;hoog voorkwam.
Wy rede- Om deeze tegenwerpingen op een wys die neeren jgjer voldeed te beantwoorden, zou mennbsp;zonder elk, die ze of niet kende of ’er niet genoegnbsp;dat wy ’top gedagt had, een juift enleevendigdenkbeeld moeten kunnen inboezemen van denbsp;kragt der gewoonte. Schoon telkens als wynbsp;Voorwerpen zien, by alle Indrukken die’ernbsp;op ons Zintuig gefchiedeo de Ziel met ’ernbsp;daad werkzaam is, en ’er over denkt, oordeelt, redeneert; nogthans, dewyl wy vannbsp;onze eerfle kindsheid af zulks gewoon zynnbsp;en ons onophoudelyk daar ingeoeffendheb'
ben.
-ocr page 281-*95
Gezictkunde.
ben, verkrygen wy al vroeg de bekwaam- xv. heid om ons befluit met zoo weinig of geen ^ ^ Snbsp;moeite op te maaken, datinalgemeenege-DEnL.nbsp;vallen dat oogenfalik van overvveeging en re-deneering een onbemerkbaar tydftip wordt,nbsp;en wy’erons, zoo ’t fchynt, niet cens meernbsp;over behoeven te bedenken. Dog zoo handig en vlug zyn wy altyd niet geweeft, ’t Isnbsp;de gewoonte van zien, welke wy ongevoelignbsp;verkreegen hebben, die ons zoo fchielyknbsp;heeft leeren zien: en die gewoonte, ten min-ften in opzigt tot een zeker getal van Voorwerpen , wordt met den tyd zelfs de aller-domfte en onbedree vendfte Menfchen eigen.
Wil men zig van decze waarheid nog Gewoon-verder en duidelyk overtuigen, men laate flegts een weinig zyn gedagten gaan over’eZang-geen ’er gebeurt, als men eenig byzondernbsp;Voorwerp eerft leert zien. Merk, by voor-vlug.nbsp;beeld, met welk een gemak en vaardigheidnbsp;een Zangkonftenaar, daar het Boek openvaltnbsp;iets zingt, dat hy te voren nooit gezien ofnbsp;gehoord had; zou men niet zeggen, dat hynbsp;zig over den aart derNooten nieceens be-N anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dagt,
-ocr page 282-195 RegtlyNs cH Li CHT.
XV. dagt, en dat ’er geen het minfte overleg en ^ ^ S. rerieneariog tuflchen den opflag van 't Oognbsp;deel.quot; en de Uitfpraak plaats greep? Daar heeftnbsp;tuflchen beiden egter wel degelyk eeneWer-king der Ziel plaats j een Oordeel, op denbsp;welonderfcheiden gedaante en ftand van ieder Zangteken gegrond; een oordeel zoonbsp;vlug wel oogenblikkclyk opgetnaakc, datnbsp;de oordeeler zelf het niet eens gewaarwordt,nbsp;en weet dat hy ’t doet, maar dat egter ooknbsp;zoo vlug niet geworden is, dan na dat hetnbsp;eerft een langen tyd traag geweefl:was,en zignbsp;byna tot verveelens toe had doen gewaarnbsp;worden.
En leert Het geen ik van een Zangboek gezegt heb, GevalLn*^^'^ men op alle andere Voorwerpen met gewei en lyk regt toepaflen. De Zeeman die op hetnbsp;vaardig oogenblik en zeer wel over de grootte vannbsp;een Schip, dat hy vyf of zes Mylen ver innbsp;Zee ziet, oordeelt, heeft altyd den opflagnbsp;van ’t Oog zoo vaardig, zoo juift en vaftnbsp;niet gehad. Die ’er zig heden nog in bedriegt zal mogelyk, na langen tyd kwalyknbsp;gezien te hebben, om dat hy enkel en alleen
-ocr page 283-197
Gezigtkünde.
leen op de Gezigthoeken lette, of ’er zig te veeJopverliet, eerlang bedreevener en vaar-2. aj.,nbsp;diger worden door ’er dikwils agt op te gee- deei-.nbsp;ven, en door ’c verkrygen van kundigheden, die zonder dat hy ’er om denkt mer-kelyken invloed zullen hebben, op ’t welnbsp;beoordeelen van dcrgelyke Voorwerpen.
Op de andere zwaarigheid, in de zelfde De Die-tegenwerping begreepen, heb ik dit alleen^®” maaf aan te merken. Ik ftem gaarne toe, onze ma-indien men over de Dieren uit het geennbsp;hen ziet doen zal oordeelen, dat men zeggen zou , dat zy op de zelfde wys als wynbsp;zien , en dat zy zomtyds een geheel andernbsp;bcHuic weeten te neemen, dan zy moeftennbsp;doen, zo zy enkel en alleen naar de groot*nbsp;te, naar de gedaante of naar den ftand dernbsp;Voorwerpen, wier Beekeniflen zIg in hunnbsp;oogen tekenen, te werk gingen. Maar of’ernbsp;mogelyk in de Dieren niet het een of’t an*nbsp;der verftandelyk Begrip of Werkzaamheidnbsp;Van geheugen fchuik, die deindrukken, doornbsp;Cf iets toe of af te doen, in een eenigzinsnbsp;andere zoort van vorm fchikken kan, omnbsp;N 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de
-ocr page 284-158 Regtlynsch Licht.
XV. LES.nbsp;2. A?-
D EEL.
de daaden, die ’er uit moecen voortvloeien, tot zekere einden bekwaam te maaken en tenbsp;bellieren, is my onbekend. Dit is een zwaarnbsp;Gefchillluk, in welks onderzoek ik niet trce-den zal; gelyk ik reeds voorheen, toen iknbsp;van de Zinnen in ’t algemeen fprak, verklaard heb.
Een
Een jong Engelfcb Heer, dertien jaaren
boorrae* verkreeg het Gezigt door de bekwaam-
kent de heid en vlyt van den Heer Chefelden, be*
grootte roemd -Heelmeefter te nbsp;nbsp;nbsp;die hem de
met, om nbsp;nbsp;nbsp;’
dat hy de Staar (treek; en de Heer Smitb verhaalt ia den'^ni'et Gezigtkunde, dat deeze jonge Edel-kent. man, die voor de eerllemaal van zyn Lee-Gezigt^ ven duidelyk zag, in ’t eerll niet over denbsp;kunde grootte, nog over de gedaante der Voor-\kdz 's9nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'vid teoordeelen; en het niet dan
na verloop van eenigen tyd leerde. Dog bewyll dit, gelyk men heeft willen bewee-ren , dat de Gezigthoeken ons in ’t ziennbsp;van geen nut zyn en nergens toedienen? Iknbsp;kan zulks bezwaarlyk gelooven; en allesnbsp;wat men uit dit voorbeeld , naar myn ge*nbsp;dagten, zou kunnen opmaaken, is dat uit dee*
ze
-ocr page 285-199
Gezigtkunde.
ze Gezigthoeken de grootte van ’c Voorwerp xv. niettekennen is voor iemand, die niet weet^ E S.
lt;2^ AF«
op welken afftand dat Voorwerp van zynDEEu Oog Haat, gelyk ik ook reeds voorheen hebnbsp;aangetoond- Deeze laatfle kundigheid nunbsp;en bekwaamheid om den Afftand der Voorwerpen te giffen, verkrygt men niet dan doornbsp;Ondervinding en Gewoonte: daar wordtnbsp;derhalven tyd toe vereifcht; en de jongenbsp;Edelman, daar ik van fprak, zou miffchjennbsp;van’t eerfte oogenblik af eveneens als een an- -der Menfch gezien hebben, en verfchillen-de grootheden met elkanderen hebben wee-ten te vergelyken, indien hy een denkbeeldnbsp;gehad hadde van de Afftanden, en derzel-ver onderfcheid.
Zo de Gezigthoeken ons in ’t zien van De Ge*
geen den minden dienfl: zyn, en flegts aan-f‘8‘^P®'
ken, door
gemerkt moeten worden alsomftandighedenKonft
die het verzeilen, dog die, als in zig zelve
te eenemaal onverfchillig, niets tot dezaak d*oe°n’de
doen, gelyk men voorgeeft; wilde ik gaar- Voor-_ nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;°nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;werpen
ne de reden weecen, waarom ik, als ik die
Gezigthoeken door konft, door middel van grooter,
fchynen.
-ocr page 286-XV. L E S.
2. AF. DEEL.
een Glas of iets dergelyks, grooter maak, ook het Voorwerp onfeilbaar altoos grooter zie? Wanneer ik een Kind voor deeer-fte maal een Vloo door het Mikroskoop laatnbsp;zien, en ’t zelve het beeft zoo groot vindtnbsp;als een Kever, zal men kunnen zeggen, datnbsp;het ’er dat denkbeeld van krygt, door ’tnbsp;vooroordeel van de gewoonte, door dennbsp;trap van helderheid, door de vergelykingnbsp;die het ’er van maakt met de rondomleggende Voorwerpen, en dergelyke beginfelennbsp;meer ? Is het in tegendeel niet oowêerfpree-kelyk, dat de Vloo daarom het kind zoonbsp;groot voorkomt, om dat derzelver Beeltenis op den bodem van ’s kinds Oog een grooter uitgebreidheid van omtrek beflaat, of,nbsp;hetgeen volkomen het zelfde is, om dat hetnbsp;kind de Vloo ziet onder een grooter Gezigt.nbsp;hoek? Laaten wy ons dan liever houdennbsp;aan ’t geen men altyd gezegd heeft, naame-]yk, dat de denkbeelden van Grootte, vannbsp;Stand, van Gedaante, door de Beeltenifleanbsp;der Voorwerpen in ons verwekt, inzonderheid afhangen van de Gezigthoeken, en
201
Gezigtkunoe.
van het onderling beloop der Straalen, waar XV, door dezelve gevormd worden; en dat,
'er Gevallen zyn, waar in vooroordeel,voor*D ke l. heenverkreegen kundigheden, de trap vannbsp;helderheid, en dergelyke omflandighedennbsp;meer, in aanmerking komen, die denkbeelden een min of meer andere vorm geeven,nbsp;en ons beletten de Voorwerpen zoo te ziennbsp;als ze ons door die Gezigthoeken vertoondnbsp;worden, het niet anders zyn dan uitzonderingen van den algemeenen Regel; van welke uitzonderingen men derhalven ook geennbsp;algemeenen Regel maaken moet.
Dewyl de Voorwerpen zig doorgaans zooZon en veel helderer en beter verlicht aannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fc^ynen
genvertoonen, naar maate dat ze nader by by haar ons zyn, doe t de gewoonte van ze op die wysnbsp;te zien ons denken, dat diezelfde Voorwer-Gevoe-pen zeer vervanonsafzyn,alszeduiilerer,^”j.J““nbsp;doffer, en merkelyk minder verlicht zynnbsp;dan wy ze gewoon waren te zien. Een beroemd Engelfcb Schryver, die over de Ge-/lt;. Smith.nbsp;^'gekunde zeer wel gefchreeven heeft,nbsp;weert met veel waarfchynlykheid, dat dit dei Dttl,
N j nbsp;nbsp;nbsp;joJladzass
-ocr page 288-202 Regtlynsch Licht.
XV. reden is, waarom de Zon en de volle Maan
^ ons, als ze aan den Gezigteinder zyn, veel 2- Af- ’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
D E 2 L. grooter dan op eenige andere plaats aan de a
Harrijm Hemel voorkomen; hoewel men zeer wel weet, dat die Hemellichten daar verdernbsp;van ons af zyn, dan wanneer ze zig by hetnbsp;Zenitb Toppunt bevinden. Want, zegt hy, dewylnbsp;hun Licht dan merkelyk fiaauwer is, verbeelden we ons door gewoonte dat zulksnbsp;ontftaat uit een grooter verheid van Af-ftand; en wy oordeelen ze op de zelfde wyzenbsp;nader by ons, als ze hooger boven den Gezigteinder ryzende helderer en glansrykernbsp;Plaat IV worden, fchoon nu de Gezigthoek aCB al-Pig-19. tyddezelfde is,moet egter het Voorwerp binnen dien Hoek begreepen ons op ’t Oognbsp;grooter voorkomen, naar maate dat wy hetnbsp;verder van ons verwyderd oordeelen: dusnbsp;fchat ik dan ookdeMiddellyn van de Maan,nbsp;als ze zig in A bevind, grooter dan wanneer ze tot B gereezen isj om dat ze mynbsp;op deeze laaifte plaats nader toefchyot; ennbsp;zo ik haar den ganfchen tyd van haar hal-ven omloop met het Oog wilde navolgen,
zou-
-ocr page 289-ao3
Gezigtkunde.
zoude het my, om haar Schynbaare af-en XV. loeneemingen van grootte, niet voorkomennbsp;dat zy een halven kring, in wiens Middel-deel.nbsp;puntikftondbefchreef, maar wel een Boognbsp;van het raaakfel omtrent als DZE.
Dezelfde uitlegging zal ons ook doen be-De He-grypen, waaromdeHemel de gedaante heeft, niet van een volkomen rond, maar van een een inge-platagtig en Ingeioogen Gewelf. Dewyl hynbsp;omtrent hetToppunt merkelyk fterker ver-Sarfcai/THnbsp;licht is dan omtrent den Gezigteinder, fchy-een ons deszelfs doffl en minft heldere dealen naar Evenredigheid verder van ons af,nbsp;de meeft verlichte nader by ons te zy n: waarnbsp;uit noodwendig volgen moet, dat denbsp;kclswyze kromte van het halfrond deSchyn-^^^*nbsp;baare gedaante aanneemt van een andernbsp;zoort van kromme Lyn als l) Z E, die mer-kelyk platter en laager ingedrukt is.
Hoe wel ik deeze redenen en vcrklaarin-^^'^*®quot;
len van
gen gaarne aanneem, dewyl ze my natuur-male-lyk voorkomen, en zeer wel sefchikt om aeeze Vraagftukken, daar de Natuurkundigen zoo veel over getwifl: hebben, op te
los-
-ocr page 290-204 Regtlynsch Licht.
XV. loflen, denk ik egter niet dat men daarom
^ nbsp;nbsp;nbsp;® die van Vader Malebranche behotft te
2. A F-
deel, verwerpen, die de Schynbaare grootte van de Maan by den Gezigteinder aan de tus*nbsp;fchen beiden leggende Aardfche Voorwerpen toefchreef. Want het is een vafte waarheid, dat de Afftand van een Voorwerp,nbsp;welke het laatfteof agterfte van alle anderenbsp;is die wy ontdekken kunnen, ons altyd veelnbsp;grooter voorkomt, als ’er een taamelyk groo-te menigte van andere Voorwerpentuffchennbsp;ons en dat Voorwerp iniegt: en dat dit hiernbsp;ook in aanmerking moet komen blykt daarnbsp;uit, dat de opkomende volle Maan of Zonnbsp;door een Buis, en bygevolg als een afzon-derlyk en alleen op zig zelf ftaand Ligbaam,nbsp;gezien, merkely k van die Schynbaare grootte verheft, inzonderheid als men ’er die proefnbsp;van neemt, voor dat men haar nog met hetnbsp;bloote Oog gezien heeft: want anders zounbsp;het vooroordeel dieSchynvertooning moge-lyk nóg doen ftand houden.
Dog bei- nbsp;nbsp;nbsp;«’«“t egter bekennen dat de Volle
den in al-aan ons zomcyds by haarenopgacgongc-
i05
Gezigtkunde.
meen groot fchync, hoewel de Gezigtein- xv.
der maar zeer weinig uitgeftrekiheid heeft ^ S.
gelyk, als men haar ziet tuITchen decakkeDuEEu door van een grootenBoom, pas boven een Ie Vernbsp;Huis, of ageer een nabuurige Berg. Daarnbsp;enboven is het ook waar, dat ais men baardoende,nbsp;op die of dergelyke wyze onverwagc in ’t,
Oog krygr, men dikwüs over haar grootte verbaasd ftaat, eer men bedenkt, dat hetnbsp;miffehien de Maan zal wezen. En einde-]yk gebeurt het ook, dat dit Verfchynfel,nbsp;fchoon op de zelfde plaats en met den zelfden Gezigteinder, op den eenen tyd veelnbsp;aanmerkelyker is dan op den anderen. Dcnbsp;uitlegging van den lieer Smith, co die vannbsp;Vader Malebranche ’er by gevoegd, komen ray tot oploffiog van deeze VVaarnee-mingen niet voldoende voor, waar uit iknbsp;befluit dat het Uicwerkfel, daar wy hiernbsp;van fpreeken, niet van eene enkele oirzaaknbsp;alleen afhangt, maar van verfcheiden tef-fens, die men, om tot een volkomen ver-klaaring vande zaak te komen, met malkander moet tragten te vereenigen. Waarom
zou
-ocr page 292-2C6 RegTLYIVSCH LiCHTé
XV. LES.nbsp;2. Af-»eel.
zou men, by voorbeeld, niet met Regis mogen zeggen, dat een gedeelte van die Uic-werkfels ontftaat uit de meerdere en fterkere Straalbreekiogcn van het Licht door dcDam-peo, die zig in dat deel van den Dampkring, door ’t welk wy de Maan zien tennbsp;tyde van haren Opgang, in grooter overvloed onthouden ? En kunnen wy daarnbsp;by ook als Vader Goüye niet denken, dat hetnbsp;zien van andere Lighaamen te gelyk met datnbsp;van de Maan ons dezelvegrooter doet voorkomen, dan wanneer zy vervolgens hoogernbsp;gefteegen alleen /laat en afzonderlyk. Ditnbsp;is een Uitwerkfcl althans, ’t welk wy in andere Voorwerpen zien plaats grypen, inzonderheid als ze, of zelve Lichtgeevende, ofnbsp;flerk verlicht, zig in donkeragtigeplaatzennbsp;bevinden.
Tom . V, jcr: lücon nbsp;nbsp;nbsp;. 3 .
| ||||||||
a |
11
■■%•
r
â–
-ocr page 298- -ocr page 299-NATUURKUNDIGE
VAN DEN Heer
Over het Licht.
VERVOLG VAN DE TWEEDE AFDEELING. Tweede Lid.
Van het Weergekaatfi Licht, of Begtnfelen van de Spiegelkunde,
LES.
het begin van deeze Afdeeling,a. Af.'
T ^ toen ik van de Screeklynen
iprak, heb ik gezegd. Denk-dat de Lichcftraalen zig in Reg te Lynen uitbreiden , zoo lang ze zig in weereen eenpaarige Middelftof, die overal van
....... enStraal-
dwzelfde digcheid is, bevinden. Dit is debrec-
alge-i^*“5'
-ocr page 302-ao8 Weergekaatst Licht.
XVI.
les.
2. AF-OEEI..
algemeene Wet vatr^alle enkele be weegingen; die men altoos veronderftelt niet meer dannbsp;flegts ééne Neiging en Streekbepaaling tenbsp;hebben. Maar deeze zelfde Lichtftraalen,nbsp;akyd ain de algemeene Regels der Natuurnbsp;onderworpen, gebeurt het ook niet zelden,nbsp;dat zy van hun eerfte en oirfpronkelykenbsp;Streeklyn afwyken? ’t zy dat zy in hunnennbsp;weg een Lighaam ontmoeten, ’c welk hunnbsp;den doorgang weigerende hen dwingt te rugnbsp;te keeren; ’t zy dat zy in een StofFe vallen,nbsp;die zig of gemakkelyker of bezwaarlykernbsp;dan die, waar in ze zig begonnen tebewee-gen, van hun laatende doordringen, hunnbsp;aanleiding geeft om zig naardeezenofgee*nbsp;nen kant heen tebuigen. Deeerfte vandienbsp;twee zoorten van afwykingen der Licht»nbsp;Reflexion ftraalen, is ’t geen raenWeerfluiting of terug'nbsp;fraSionnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Licht noemt; de tweede
draagt den naam van Siraalbreeking. Oirzaak By’t ontmoeten van Ondoorfcbynende Lig-haamen, is ’t inzonderheid dat de Weerkaat-kaatzing. zing van ’t Licht plaats heen. Lighaamen,nbsp;Gevoe- (jjg jjgt allerhardft, die het digtft in één ge-
dron-
-ocr page 303-drongen zyn, die zig volkomener en zuiverer xvi. •
kend om het Licht weder van zig te doen opaques afftuiten. Ik heb over dit ftuk niets byzon*nbsp;ders te zeggen, dan ’t geen ieder genoegzaam bekend is. De blinkende helderheidnbsp;der Sneeuw, de fchitterende glans der Me-taalen zyn gemeene, zoo wel als taflbaare,nbsp;blyken deezer waarheid. Maar ’t geen on-getwyfFeld verfcheiden van myne Leezersnbsp;vreemd zal voorkomen, is dat men thans*nbsp;en dat wel met zeer veel ernft, onder dcnbsp;Natuurkundigen met twiften bezig is, ofnbsp;het de eigen deeltjes van die oppervlaktennbsp;zyn of niet, die het Licht doen te rug fprin-gen. Zedertdefchranderenavorfchingen ennbsp;verwonderenswaardige ontdekkingen, wel.nbsp;fee de Heer iVerarora in dit ftuk gedaan heeft,nbsp;vindt men ’er zeer veelen, die het ronduitnbsp;ontkennen, en beweeren dat de Lichtllraa-teruggeftooten of weeromgekaaft wor-, Voor dat zy nog eens de Oppervlaktenbsp;V. Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Onbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vaa
210 Weergekaatst Licht.
XVI. van een Lighaam geraakt hebben, en dat
^ ^ zulks gefchiedt door een zeker Fermogerif
ft» Af»
DEEL. ’c welk men niet bepaalt of zegt wat het eigenlyk is, waar meê de Oppervlakten,nbsp;naar wier gedaante, vorm, het zigfchikt,nbsp;om zoo te fpreeken als bepleiflerd en ovei-ftreekcn zyn.
Zwaarig- De Duifterheid van de uitdiukking, en
heden. zonderlinge Gevolgen, die men uit dee» ze nieuwe Leer kan afleiden, maaken dezelve verdagt zelfs by deRedelykfle enBefchei-denfte Natuurkenners, en die geen neigingnbsp;ter Waereld hebben, ommeteenzydigheidnbsp;alles wat de Newtoniaanfcbe Philofopbieby-zonder eigen is te verwerpen. Hoe, zegtnbsp;men, is het dan het mengfel van Kwikzilver en Tin, dat van agterenophetGlasvannbsp;mynSpiegel gelegd is,niet het genedat ’er roynbsp;myn Beeltenis in doet zien? zonder het zelve zie ik ’er ondertuflchen egcer niets in»nbsp;en wat plaats, wat ruimte blyft’er togt“S*nbsp;fchen dat Metaal en tuflchen het Glas over,nbsp;daar zig dat zoogenoemde Weerkaatzend vermogen zou kunnen neftelen? of heeft hec
zo»
-ocr page 305-311
Spiegelkünde.
zoo weinig plaats maar noodig, hoe weet XVI. men dan dat het op een zekeren Afftand van ^nbsp;de Oppervlakten der Lighaamen zyn Wer* deel.nbsp;king doet? Is het dan dat Metaal niet meer,nbsp;met zoo veel konft bereid, met zoo veelnbsp;vlyt en oplettendheid gepolyft, dat doornbsp;zyn eigen kragt en maakfel my de verbaa-zende Uicwerkfels doet gewaar worden,nbsp;welke my myn Te/eshop vertoont? en waarom doet het my in’t geheel niets meer zien,nbsp;als het alleen maar beflagen is? wat kan denbsp;zuiverheid van ’t Metaal aan dat vermogennbsp;dog af of toe doen, dat ’er geen verbandnbsp;nog vafte gemeenfchap meê heeft, dewylnbsp;het buiten hetzelve zyne Werking doet?nbsp;Eindelyk, het is dan,.als ik eenig Voorwerp zie, welk het ook zy, het Voorwerpnbsp;zelf niet dat ik zie, maar iets dat aan ’t zelvenbsp;vreemd is; dewyl de zigtbaareStippen, waarnbsp;in die te ruggekaatfte Straalen naar my komen toefchieten, tot het Voorwerp niet be-hooren, en geen dealen van deszelfs Lig-^aam of Oppervlakte uitmaaken.
Men moet bekennen, dat men hier over al Kan egtci O 2
-ocr page 306-XVI. L E S.nbsp;2. Af.nbsp;PEEL.
zeer ge-voeglyk begree-pen wornbsp;den.
Mecbani
Qualké ¦ Occulte
212 WEEacEKAATST LtCHT.
een tamelyke reeks van minofmeerbeleia, merende Vraagen zou kunnen doen, endacnbsp;het my bezwaarlyk zou vallen om dit geheim vermogen^ daar men de Weerftuicennbsp;de beweeging der Lichtftraalen aan toe-fchryft, fmaakelyk te maaken aan iemand,nbsp;die zig ten vafte Wet gefield badde jnbsp;geen oirzaak in de Natuurkunde te erkennen , die niet anders dan in ’t afgetrokke*nbsp;ne befchouwd kan worden, en welke mennbsp;niet duidclyk begrypt, dat volgens de Re-. gels der Beweegkunde, te werk gaat. Maarnbsp;indien dit duifter Woord , daar raenonge*nbsp;twyfFeld alleen maar de zaak die men daa-delyk gebeuren ziet, het Uitwerkfel zelf,nbsp;door heeft willen te kennen geeven, en datnbsp;veelen zoo fterk tegen de borfl: ftaat, omnbsp;dat het een zweemfel heeft, als of men ’ernbsp;wederom de eene of de andere Verborgennbsp;Hoedanigbeyd meó wilde invoeren; indiennbsp;dit Woord, zegik, ineen waarlykNatuurkundigen zin, al was het maar door middelnbsp;van een waarfcheynelyke GifTing, verklaardnbsp;yyierd, zou het mogelyk gebeuren kunnen»
dat
-ocr page 307-213
Spiecelkunde.
dat nien den weerzin, die men ’er tegen xvi. opgevat heeft, te boven kwam, en allens-Lnbsp;keus met den tyd gemeenzaamer begon te deel, 'nbsp;worden met die Wonderfpreuken, daar hetnbsp;aanleiding toe geeft, en die in den eerftennbsp;opflag zoo belachelyk fchynen. Met ditnbsp;oogmerk zal ik de vryheyd neemen om dennbsp;Leezer voor te (tellen, wat ik met zommlgenbsp;Natuurkundigen van deeze laatfte tydennbsp;denk wegens deonmiddelykeoirzaak vandenbsp;Wederomkaatzing des Lichts. Indien ik mynbsp;zoo weet uit te drukken, dat men my ver*nbsp;flaat, durf ik my vleien, dat men vry klaarnbsp;zal kunnen begrypen, hoe het mogelykis,nbsp;dat dc Lichtftraalen by’contmoeten van eennbsp;ondoorfchjmend Lighaam te rug (tuiten,nbsp;zonder dat zy de eigen deeltjes van deszelfsnbsp;Oppervlakte geraakt hebben.
Men herinnere zig hier dan, ’t geen ik te Alle Lig-vooren, toen ik van de natuur van 't Licht fprak, en van de wyze, waar op hetzelve vlakten^nbsp;bedaar, in de eerde Afdeeling gezegd heb-fjeht-he. Ik heb daar, door bewyzcn, uit Onder- bolletjes.
O 3 nbsp;nbsp;nbsp;vin-
-ocr page 308-ai4 Weergekaatst Licht,
XVI. vinding en Proefneeming ontleend, oogen-2 Af^* nbsp;nbsp;nbsp;doenblyken, datdeezeVloeiftof,
DEEL. die ons de Voorwerpen doet zien, overal Zie bo. door ’t ganfch Heel-Al verfpreidis: daczynbsp;bhdz 6nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;binnen in de Lighaamen,
gende.
en vol. als van buiten op en om dezelve onthoudt: dat zy alle ledige ruimten en openingen, dienbsp;niet door eenige andereStof ingenomen zyn ,nbsp;vervult: en dat ’er niets is in de ganfchenbsp;Natuur, ’t welk er niet teeeneraaal, tot innbsp;zyn binnenfte, tot zelfs in zyn kleinflenbsp;Stofdeeltjes toe, van doordrongen is, eveneens, dog op een nog ongelyk veel fterkernbsp;wys, als een natte Spons doortrokken is metnbsp;water. Volgens dit eerfte algemeen denkbeeld , nu, moeten en kunnen wy begrypen,nbsp;dat de aan-een-fchakeling en 't onderlingnbsp;verband van de eigen deeltjes van eenLig-haam, van welken aart het ook zy, onop-houdelyk afgebroken wordt door de Bolletjes van.het Licht, die alle ledige plaatzennbsp;en tufTchenruimten van het Lighaam vervullen ; en dat men allerhande Oppervlakten
-ocr page 309-.2IJ
Spiegelkunde.
een kan aanmerken als een zoort van Weef- x?I. fel, wiens maazen alle me: die zelfde Licht-E S.nbsp;bolieties bezet zyn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;deel.
Indien men nu verder op de ongemeene Die op Ylheid der Lighaamen agt geeft, die van denbsp;Natuurkundigen zoo wel gekend, en gefebat te meernbsp;wordt zco, groot te zyn, dat, volgens denbsp;ineellen van hun, zelfs in de allerdigfte en dan denbsp;meelt in een gedrongen Metaalen meer ledi^^J^^nbsp;ge ruimten dan met valle Stof gevulde plaat- ftof.nbsp;zen gevonden worden: indien men daarenboven de verbaazende deelbaarheid derLig-faaamsdeeitjes in aanmerking neemt; die onsnbsp;naauwelyks de vryheid overlaat om te giffen ,nbsp;dat ’er Ondeelm kunnen zy n: en indien men, Atomesnbsp;eindelyk, daar by in gedagten houdt, datnbsp;de Stoffe des Lichts een Vloeillof is van eennbsp;onbevatbaare fynheid. Zal men ligtelyk be-gtypen kunnen, dat de Maazen van betnbsp;Geweeffel, daar ik zoo aanllonds van fprak,nbsp;zeer teder en klein moeten zyn, endatzy,nbsp;dewyl ieder van dezelve metzynLichtbol-letjes die ’er in zitten, als ofze in een Kasjenbsp;gegreepen en vaftgezet waren, voorzien is,
O 4.
-ocr page 310-2i6 Weergekaatst LicHr.
XVI. alle met elkanderen een Oppervlakte moetea ^ ^ uitmaaken, waar aan de LichtftofFe tnerke-DSEL. lyk grooter deel heeft, dan de eigen Stoffenbsp;zelf der Lighaamen, die deLichtbolletjes,nbsp;om zoo te fpreeken, flegtsalstoteenLyftnbsp;verflrekt.
Deeze Het is dan inzonderheyd op deeze inge.
Lichtbolletjes dat de Straalen vallen: tefug. en dewyl deeze invallende Straalen zelvenbsp;niets anders zyndan LynregtloopendeRyënnbsp;van Bolletjes van den zelfden aart, en metnbsp;een trillende beweeging bezield, begryp iknbsp;ligtelyk, dat de deeltjes, daar ze hun werking op doen, dewyl dezelve juift een ge-lyken trap van Veerkragt bezitten, hen tenbsp;rug zullen flooten, en weer doen afduiten;nbsp;beter dan de eigen Stofte van de Oppervlak-te,daar ze toe behooren,ooit zou hebjaen kun'nbsp;nendoen. Want, fchoon men al eens onder-ftelde dat die ook Veerkragt bezat, is hetnbsp;egter wel waarfcheyniyk dat zy ’er in zoonbsp;fterke en zoo juifte gepafte maate rreé bezield zou zyn , dat ze zig met het zelfdenbsp;getal van flagen in een bepaalden tyd fchud-
de,
I (
-ocr page 311-ai7
SpIEGELKUNDE.
de, dat ze net even ras trilde, en, met één XVI. ïvoordjflingeringdeedtegenflingeringVDitis^ ^ S,nbsp;egter iets dat’er onvermydelykby fchynt ver- de e l.nbsp;eifcht te worden,om de te rug gekaarfteStraa-len de zelfde kragt vaa Beweeging of Werking, als zy by ’t invallen hadden, te doennbsp;behouden; ten minften zo men ’t Gevoelennbsp;van hun verkiefl te volgen, met welken iknbsp;van gedagtenbcn, datde Voortftraalingdesnbsp;Lichts niet by verplaatzinggefchiede, maarnbsp;by manier van drukking.
Eene enkele Oppervlakte zonder eenigeDenk-merkelyke diepte, of, liever, een oneindig dun Laagje van Stof, op die wyze, als ikfchyneu-zoo aanftonds befchreeven heb,nbsp;zou het Licht niet te rug kaatzen; om ,datnbsp;deLichtbollecjes, in derzelver gaatjes als innbsp;een zeer dun van weêrzyden open Ringetjenbsp;gevat, de gantfche kragt van Werking, dienbsp;ze ontvingen, aanftonds zouden mededeelennbsp;aan de andere ryën van Bolletjes, die zignbsp;onmiddelyk agter hen bevonden; en zig daarnbsp;°ok onfeilbaar wel bevinden zouden, dewylnbsp;alles met dezelven vervuld is. Juift hetnbsp;O Jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zelf'
-ocr page 312-XVI. LES.nbsp;2. Af-D E E r.
Diapha-
nes
GeenOp-pervlak-te kaatft afles ennbsp;ookgee-ne nietsnbsp;¦weerom.
2i8 Weergekaatst Licht.
zelfde uitwerkfel zou men ook gebeurenzien, als de Lichtftraalen op een Lighaam vielen,nbsp;dan uit volkomen gelykvormige Laagen be«nbsp;ftond, en alle zoo geplaatft dat Maas vlaknbsp;op Maas kwam; of ’t geen ’t zelfde is, eennbsp;Lighaam welks openingen en yibeden allenbsp;Regtlynig loopen. Dk is ook het denk»nbsp;beeld dat men zig van JDoorfcbynende Lighaa-men, en den aart van hun inwendig geftel,nbsp;maaken moet.
Het Licht wordt derbalven niet te rug gekaatst , dan wanneer het valt op Bolletjes van zyn eigen zoort, die in een Oppervlakte opnbsp;zulk een wys gefchaart en in geplant zyn,nbsp;dat de Werking, die hun meêgedeeld wordt,nbsp;niet verder voortgaan en doorloopen kan,nbsp;noch door de eene of de andere byzonderenbsp;oirzaak, uit den eigen aart van ’t Lighaam,nbsp;dat ze bevat, of uit dcszelfs geftelteois opnbsp;dien tyd oirfpronkelyk, gedoofd en tot nietnbsp;gebragt worden. En dewyl hier het Ge-val, daar of alles of niets in plaats heeft,nbsp;nimmermeer gebeurt; mag men met regtnbsp;zeggen, dat ’er geene Oppervlakte is, die
volquot;
-ocr page 313- -ocr page 314-220 Weergekaatst Licht.
XVI. LES.nbsp;2. A F-0££L.
Points d j4ppui
lykik', coenikvandePi)ox;)i)orenfprak, om^ Handig verhaald heb? En, geeft de Ondervinding aanleiding om te gelooven, datnbsp;ia zommige gevallen het Licht te rug ge-kaatfi; wordt, eer dat het, en zelfs zondernbsp;dat het de Oppervlakten der Lighaamen eensnbsp;geraakt heeft; dit Verfchynfel zal ook nognbsp;wel op teloflcn zyn, zonder dat men tot af.nbsp;getrokken en verborgen hoedanigheden zynnbsp;toevlugt zal behoeven teneemen, Men zounbsp;zig ten dien einde verbeelden kunnen, datnbsp;de Lichtbolletjes, die in de Oppervlakte Vannbsp;een Lighaam zig ingeplant en vaftgezet hebben, als tot Steunpunten verdrekken, voornbsp;eenige andere die buitenwaarts uit, en eennbsp;weinig boven die Oppervlakte op hun rusten, en dat deeze, door de ftraalen die ’ernbsp;op vatten gedrukt, hun wederwerking tegennbsp;die Straalen oeffenen, op zulk een wysdatnbsp;alle de punten van Weerkaatzing op een kleinen ófftand boven de Oppervlakte van ’tnbsp;Lighaara, daar de Straalen op toefchieten,nbsp;verheven zyn.
Wy zien
Ik beken, dat, als men dit Gevoelen om-
helft»
-ocr page 315-221
Spiecelkunde.
helft, men zig gedwongen ziet, om de aller-^ ^VL gemeenfte en overal aangenomen denkbeel-2.
den te verzaaken,en zig te verzetten tegen «eel.
vooroordeelen die van ieder voor egt erkend, derhaU
° nbsp;nbsp;nbsp;ven de
en niet dan zeerbezwaarlyk te boven gtko-Lighaa-men zullen kunnen worden. Zal men zig, by voorbeeld, wel gemakkelyk willen laatennbsp;wys maaken, dat de Lighaamen uit zig zei-ven cn' door hun eigen vafte Stof voor onsnbsp;niet zigtbaar zyn, maar alleen door de Straal-punten of Stipjes van het Licht, daar hunnbsp;Oppervlakten meê bezaaid en doorwèevennbsp;zyn; en datwy, eigenlykgefproken, nooitnbsp;iets gezien hebben van alles wat wy ooitnbsp;aanraakten? nogthacs, wat zal men 'er anders van moeten denken, indien wy, gelyknbsp;zekerlyk waar is, niets kunnen zien dan 'tnbsp;geen weer Licht naar ons te rug kaatft; ennbsp;indien de Straalen , die de Beelteniflen dernbsp;Voorwerpen in onze oogen tekenen, nietnbsp;naar onze oogen te rug gtkaatft kunnen worden, dan door de Bolletjes van die voor onsnbsp;ontaftbaÉre Stof, die zig met de eigen dcelc-jes van het Lighaam in eene en dezelfde
op-
-ocr page 316-222 Weergekaatst Licht.
XVI. LES.nbsp;2 Afdeel.
Wyzieri' het Laken nietnbsp;maar denbsp;Verf-deeltjes.
Oppervlakte bevindt ? Laat en wy tot eenige ligt begrypelyke en gemeenzaame gelykenis-fen onzen toevlugt neemen, om de hardheid van deeze Gevolgen een weinig te ver-zagten, en de Gemoederen, ware ’t moge-lyk, ten hunnen voordeele in te neemennbsp;• Als gy het oog flaat op een lap Laken, datnbsp;fcharlaken Rood geverfd is, is dan uw eer»nbsp;fte gedagte, die u aanftonds invalt, niet,nbsp;dat gy een weefzel ziet van wollen Stofi ennbsp;zoude gy u in den eerften opflag niet verzetten tegen iemand, die u ftaande wildenbsp;houden, dat gy geheel iets anders zaagt?nbsp;Nogthans zo gy maar een weinig nader opnbsp;de zaak let, en met eenige orderedeneerennbsp;wilt, zult gy u welhaaft genoodzaakt vinden te bekennen, dat gy niets anders zietnbsp;dan een Laagje van Cociamp;ffm7Ie, die aan de eigen StoIFe van het Laken kleeft; dankleur-deeltjes van deVerfftof, dieziginalleope-uingen van de Wol geveftigd hebben j ennbsp;met een woord, niets dan een zelfAandig-heid, die het Voorwerp; dat gy in gedag-ten hebt j te eenemaal vreemd, en van een
t23
SpiEGELKUNDE.
geheel anderen aart is, en die ’er u niets xvi.
van laat zien dan de grootte, den Stand, deL E S.
” nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2# Af»
Gedaante, maar geenszins deszelfs eigen de el. StofFe.
Wanneer gyeen ftuknat gemaakt Papier van een ziet, en ’t zelve u donkerer en bruiner vannbsp;kleur, dan naar gewoonte voorkomt, weet^[oo|®e“nbsp;gy zeerwel, dat de oirzaak van die veran-lt;ieeltjes.nbsp;dering toegefchreeven moet worden aan hetnbsp;water, daar het meê doortrokken is; maarnbsp;zoudt gy wel met’t punt van de allerfynftenbsp;Naald een eenig Stipje op de ganfche Oppervlakte kunnen treffen, daar geen waternbsp;en ’t Papier droog was: ja, wat zeg ik,nbsp;zou het allerbefte Mikroskoop wel in ftaatnbsp;zyn, om ons de Plaatfen daar het Waternbsp;zit te doen onderfcheiden van devaftedee-len, daar het in doorgedrongen is; en onsnbsp;dus waarlyk Papier te doen zien.
Zie daar dan twee Gevallen, en ik zouWy zien
’er een ontelbaare menigte van andere kun-
, nbsp;nbsp;nbsp;°nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Licht*
oen byorengen, waarin deLighaamen, ge-ftof.
gy met my zult moeten erkennen, niet
*igtbaar zyn uit zig zelf en door hun eigen
Stof,
-ocr page 318-224 Weeuoekaatst Licht.
XVI. Stof, maar enkel en alleen dooreenvreem-^ de zelfftandigheid , dig zig in zyn Ylheden en Opening^'n gebuisvctl heefc. Indicnnbsp;nu de Konll zulke Uitwerkfels heeft kun-nen voortbrengen, door middel van Verf-ftolFen of van Vogten, die by deonbegry-pelyke fynheid van het Licht op verre nanbsp;niet haaien kunnen; waarom zoudt gy dannbsp;ook niet gelooven willen, dat alle Lighaa-men, natuurlyker wys door en door doordrongen met die Vloeiftof, waar in ze zignbsp;vormden, en waar in ze onophoudeiykvannbsp;alle kanten gedompeld zyn, altyd in haarnbsp;Oppervlakten voorzien zyn van een menigte van Lichtflof, welke die van hun Ope-ningen, zoo verbaazend groot en ontelbaar, evenaart; en dat zulks niet alleen denbsp;voornaame, maar zelfs ook de waare en denbsp;eenigfte oirzaak is, die hen zigbaardoecnbsp;worden, en maakt dat wy ze zien kunnen.
Ik weet wat gy hier op zeggen zult; naa-melyk, dathetLicht, op zig zelfs en alleen genomen, geen Voorwerp is voor ons ofnbsp;ons Gezigt, daar iu tegendeel de Kleurdeelt-
jes#
-ocr page 319-225
SjpiEcilkunde»'
jes, of die van eenig Vogt, met ’er daad XVL kleine Lighaamcjes zyo; en dat derhalven, ^nbsp;wanneer die vreemde en toevallige StoftenDiEUnbsp;zig onmiddelyk aan myn Gezigt vertoonen*nbsp;terwyl ze hec geen ik gaarne zien wilde, ofnbsp;my verbeeld te zien, voor myn oog verbergen, dit zoort van Masker of Dekkleed, tennbsp;minden een waar en eigenlyk genoemd Lig-haam is,en zeeronderfcheiden van hetLicht,nbsp;dat ’er my de Beeltenis van aftekent.
Met deeze Voorbeelden, die ik bybragt, Wy zieii
had ik geen ander oogmerk dan om te doen ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;deVerf-
begrypen, hoe het mogelyk zou kunnen zyn, deeltjct
dat de Openingen ia eene oppervlakte, die^9|^^®
*er altoos merkelyk tairyker zyn, en veel
meer plaats beflaan dan de vafte deelen zelf,
vervuld waren met eene vreemde Stoffe, aan
Welke men geen de minfte zwaarigheid zou
maaken om de Weerkaatzing der Straalen
toe te fchryveo, welke die Oppci^lakte
zigtbaar maaken: en dat oogmerk verbeelde
my met die Voorbeelden genoegzaam be-
reikc te hebben. Wat de natuur verder van
de Deeltjes aangaat, die de Kleur geeven,
V. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;Pnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;o(
-ocr page 320-2i6 WeëRGEKAATST lxcht.
XVI. of door wier tufTchenkomft ’er Weerkaatzin-^ Af* nbsp;nbsp;nbsp;Licht gefchieden, die van een
DEEL. geheel verfchillenden aart zyn, en zonder dezelve nooit zouden zyn gebeurd: dieDeelt-jes ftemiktoe, dat kleine Lighaatntjes zyn,nbsp;die geen overeenkomfl: hebben met de Licht-klompjes, welkewyveronderftellen, datzignbsp;aan de monden der Openingen onthouden:nbsp;egter durf ik beweeren, en zal ter gevoeg,nbsp;lyke plaatze bewyzen, dat het de Cochenille,nbsp;die zig in alle openingen en gaatjes van denbsp;Wol vaftgezet heeft, uit zig zelve noch doornbsp;haar eigen vafte deeltjes niet is, dat ons denbsp;roode kleur van ’t Laken doet zien; zy isnbsp;*er llegts de gevallige, de tweede of mid-deloirzaak van, en zonder een aart vannbsp;Licht, dat haar eigen is, en daar zy als eennbsp;Spons meé bevogtigd en doortrokken is, zounbsp;noch zy, noch de Wol die ze dekt, die fchoo-ne en heldere kleur bezitten, waar meê zenbsp;in onze oogen fchictert. Even weinig isnbsp;ook het Water, dat de witheid van’t Papiernbsp;verbaftert, en’t zelve bruiner endonkercrnbsp;maakt, de onmiddelyk oirzaak vandiever-
an*
-ocr page 321-SHECELKüNDE,
andering. Dat ik overal Waterdeeltjes zie, xvi. met de eigen deeltjes van ’t Papier dooréén^nbsp;gemengd en naauw onderling vereenigd, isoEEi,.nbsp;de reden niet, waarom dat Papier mymiQ'nbsp;der blank dan naar gewoonte voorkomt;nbsp;maar de reden is veeleer deeze; dat een gedeelte van het Licht, ’t welk op dit Bladnbsp;Valt, de openingen met eendoorfchynendenbsp;StofFe vervuld vindende, zig ’er van laatnbsp;opflurpen, in de dikte van ’t Papier doordringt, en ’er door heen fchiet. Zoo veelnbsp;minder overvloed van Licht komt ’er der»nbsp;halven door Weerkaatzing van ’t Papier tenbsp;rug, en men weet dat een Lighaam donke*nbsp;rer en bruiner van Kleur fchynt, naarmaa-te dat het minder Lichtftraalen te rug kaatft.
Ik fta toe, dat men bezwaarlykzoukun«De Op-
nen begrypen, hoe het Licht door zig zel-P®rvIak.
^ tGD £66*
ve, afzonderlyk, en zonder dat men ’erven min «enige omftandigheden by in aanmerking®^
*iam, een zigtbaar Voorwerp zou kunnennaar bun 'iitmaaken. De kleine Lichtkiompjes,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’*
aan den mond der Openingen zien blin-aarc. moeten wy als zoo veele Spiegeltjes
aaa«
-ocr page 322-228 Weergekaatst Lïcht.
XVI. LES.nbsp;2. Afdeel.
aanmerken, die de Oppervlakten, door het Licht dat haar befchync, weer naar ons toenbsp;te kaatzen, voor ons zigtbaar doen worden: maar wy moeten ondertuffcheo nietnbsp;vergeeten, dat die Spiegeltjes, om zoo tenbsp;fpreeken, in Lyftjes (laan, en binnen ver-fcheidenerlei zoorten van Omtrekken begree-pen zyn, naar de verfchillende gedaante^nbsp;grootte, en geftelcenis derplaatfen, daar zenbsp;zig in onthouden. Hier door derhal ven alleennbsp;moet ’er zoo groot een verfchcidenheid innbsp;hun Uitwerkfels plaats hebben, als ’er tus-fchen de Ylheden van allerhande zoortennbsp;van Lighaamen gevonden wordt: een ver-fchil, dat tot in ’t oneindige loopt. Voegtnbsp;hier nü nog daarenboven alle de verfchei-denheden by, die uit den byzonderen welland der Oppervlakten zelve, van welke denbsp;eene altyd min of meerregelraaatiger, minnbsp;of meer gladder en elFener is dan de andere,nbsp;ontllaao kunnen, en gy zultligtelykbegry-pen, waarom ze niet alleen even helder#nbsp;niet allen met even fterk Licht en klaarheid in onze oogen fchyaen; fchoon het altyd
-ocr page 323-229
Spiegelkunde.
tyd eene en dezelve oirzaak is, die haar alleen XVT.
Voor onze oogcnzigbaar maakt.
Men zoa my hier nog kunnen tegenwer-DEEL. pen, dat, volgens mynbeginfels, dealleryl-fte Lighaamen, die de meelle openingen,nbsp;ledige tuflcnenruimten, en losheid van Stofnbsp;bezaten ook het allerfterktte Licht tnoeftennbsp;afkaatzen; en ons glansryker, blanker ennbsp;blinkender dan andere voorkomen: iets, ’tnbsp;welk egter zigtbaar tegen alle Ondervindingnbsp;aanloopt, dewyl de Lighaamen van diennbsp;aart, vry algemeen, de allerdoffte en donkerde zyn.
Dog dat een Lighaam yl is en openingenDe Ylrte heeft, is de oirzaak alleen niet, die het Licht quot;|nbsp;te rug kaatd, maar voornaamelyk, dattydshetnbsp;die openingen en ylheden vervuldnbsp;Lichtboiletjes, en op zulk een wys, datzynbsp;de beweeging, die hun door de van buitennbsp;opvallende Straalen ingedrukt wordt, nietnbsp;Verder binnenwaarts in het Lighaam op.
Dog door hetzelve heen naar elders kunnen voorczetten. In dien die openingen en ledige luffchenruimten zoo wyd zyn, dat zynbsp;P 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;niet
-ocr page 324-230 Weergekaatst Licht.
XVI. LES.nbsp;2. Af-DEKL.
niet alleen de Licht-Stof, maar ook eenige andere zoort vanVIoeiftofFen, gelyk deLugtnbsp;van den Dampkring, by voorbeeld, toe-laaten: indien die openingen met zulkenbsp;Screeklynen het Lighaam doorkruiflen, datnbsp;de Lichtbolletjes, die ’er zig in onthouden,nbsp;de vryheid hebben om de Werking, die zenbsp;, ontvingen, aan anderen meê te deelen, ennbsp;verder te doen doorloopen; in zulken gevalnbsp;zal die meerdere maat van Ylhcid, wel vernbsp;van de Oppervlakte van ’t Lighaam blin-kender en Lichter te doen worden, juiftnbsp;het tegendeel uitwerken. Dit is zoo duide-lyk, dat het geen nader verklaaring van noo-den heeft.
Onder-fcheid vannbsp;Weer-kaatzen-de Oppervlakten.
Vraagt men my nu verder de reden, waar* om de grootfte menigte der Oppervlakten ,nbsp;terwyl zy het invallend Licht naar ons we*nbsp;der te rug kaatzen, haar eigen Beeltenis alleen maar in onze oogen doen geborennbsp;worden; terwyl andere ondertuffehen, welke men daarom den naam geeft van Spiegels,nbsp;'er de Beelteniffen in fchilderen van allerhande Voorwerpen, die men op behooriy-
ke
-ocr page 325-231
Spiegelkundk.
4(e wyze onder hun bereik brengt en hun xvi. voorhoudt; dit komt hier van daan, dat^ K S.nbsp;deeze laatfte Oppervlakten veelregelroaati-oEEL.nbsp;ger, veel gladder en efFener, blinkenderennbsp;glandziger dan de andere, een veel grooternbsp;menigte van Straalen terugkaatzen, ende-zelven hun Loop en Streeklynen laaien behouden, die een zekere bepaalden en alcydnbsp;beltendige evenredigheid hebben met dienbsp;van de invallende Straalen, die van ’t Voorwerp komen. Ik zal my hier thans niet ophouden met dit fluk verder uit te breiden,nbsp;en nader op te helderen: het is het voor-naamfte onderwerp zelf van dit tweede Lidnbsp;onzer tweede Afdeeling, ’t welkgefehiktis,nbsp;om de Uitwerkfels aan te toonen van hetnbsp;Weergekaatft Licht; terwyl wy altoos bly-ven veronderflellen, dat de Weerkaatzendenbsp;Oppervlakten Regelraaatigzyncn volmaaktnbsp;Glad.
Als het Licht opeen ondoorfchynend Lig-Driege-haam valt, ’t zy het een valt Lighaam of een Vloeiflof, verdeelt hetzig, kan menjjaatzing.nbsp;zeggen, in drie verfcheiden Deelen. Eennbsp;P ?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gS'
-ocr page 326-332 Weergekaatst Licht.
XVI. gedeelte word Regelmatig te rug gekaatft, eh
LES. neemt altoos beftendig, na dat het de Weer-2. Af-
DEEL. kaatzende Oppervlakte geraakt heeft, een Streeklyn aan, die een zekere bepaalde evenredigheid heeft, met die welke het te voo-ren hadde. Een ander gedeelte fluit op eennbsp;zeer onregelmaatige wyze, en fpreidt zignbsp;gins en herwaarts naar alle zydenuit, door
van Op-
de oneffenheden, die bet onvermydelyk op de Oppervlakte ontmoet, daar het tegennbsp;fluit; dewyl geen Oppervlakte immer daarnbsp;van bevryd en volmaakt glad en effen is;nbsp;het derde gedeelte, eindelyk, wordt in denbsp;Aanraaking gedoofd; ’t zy dat de eigen deeltjes van 'het Lighaam, die ’er door geraaktnbsp;worden, niet in ftaat zyn omhetdekragt,nbsp;die het verloeren heeft met ’er tegen te floo-ten, weer te geeven, of weerom telaatennbsp;neemen; ’c zy dat de werking van ’t Lichtnbsp;tot binnen in de openingen en in’t Lighaamnbsp;doordringe , en zig daar dood loope.nbsp;prieërlei Naarmaate, nu, datdeezedriegedeeltennbsp;zoort^n yao het Licht elkanderen, byde Weerkaat-zing, te boven gaan in hoeveelheid, neemen
de
-ocr page 327-3S3
Spiegelkunde.
de Oppervlakten, waarop de Straalen vallen, XVI,
1 L F ^
verfchillende Naamen aan, en brengen ook^ * op ’t Gezigt en ’t uiterlyk voorkomen der deel.nbsp;Lighaamen verfchillende Uitwerkfels voort, pervlak-Zulke Lighaamen, die veel Licht inflorpennbsp;en weinig van ’t geen ’er op hun valt te rugnbsp;kaatzen, geeft men naam van Do/en Donker: Helder en Blinkende ^ noemt men-dienbsp;het Licht van alle kanten en in groote menigte van zig doen afftuiten; en zulken,nbsp;van welken de invallende Lichtftraalen metnbsp;een zekere orde en regelmaatigheid weer tenbsp;rug komen, worden Spiegels genoemd. Dee-ze laatfte Oppervlakten laaten zig zelve ennbsp;hun eigen Beeltenis naauwelyks zien, maarnbsp;vertoonen ons zeer onderfcheidenlyk denbsp;Voorwerpen, wier Lichtftraalen op hunnbsp;vallen: die van de tweede zoort zyn zeernbsp;zigtbaar, maar Spiegelen niet, en maakennbsp;in onze oogen geen andere vertooning dannbsp;die van hun eigen Lighaam: de laatfte zoort,nbsp;eindelyk, laat zig even weinig en bezwaarlyknbsp;Op ’t Gezigt onderfcheiden a!s de Spiegels ,
^og bezitten, gelyk deeze, de eigenfehap P 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;niet,
-ocr page 328-234 WeergeKAATST Licht.
XVI. niet, van ons de BeeltenifTen van de verlich. LES. jg Voorwerpen, die men ’er voorhoudt f tenbsp;DEBL. doen zien.
AlleSpie. Dewyl wy hier van zulke Uitwerkfels die een eenpaarigen Regel vol-aange- gende beftendig altyd zig zelve gelyk bly-Hierkt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;befpeurt men ligtelyk, dat het dit by.
zonder gedeelte van ’t Licht is, ’t welk re* gelmatig te rug gekaatft wordt, dat wy,nbsp;eigenlyk, op ’t Oog moeten houden; wantnbsp;dit is het eenigfte van de drie, daarBewee-gingcn en Streeklyncn by plaats hebben, dienbsp;men voorzien kan, en op welke men eennbsp;geregeld zamenftel van Leerwyze zou kunnen gronden. Wy zullen derhalvenveron-derllellen, dat de Weerkaatzende Oppervlakten volmaakte Spiegels zyn; of liever,nbsp;*t geen hier tot ons oogmerk op ’t zelfde uitkomt ; wy zullen in ’t geheel geen agt flaannbsp;op al dat Licht, dat door de onregel-maatigheden van die Oppervlakten ver-ftrooid, of 'door eenig ander gebrek van dezelve gedoofd zou mogen worden.
DeLicht- Een Lichtftraal kan op de Oppervlakte
van
-ocr page 329-*35
Sp lEGELKUNDE.
XVI. h E S.
2 Af. D£EL,
^traalen '’allen opnbsp;den Spie»nbsp;gel of
Lood-regt of. fchuins.nbsp;Plaat I.nbsp;Fig. I.
van een Spiegel niet vallen dan op tweërlei manier, te weetenofLoodregc, gclyk/fopnbsp;de Lyn ab: of fchuins, als, by voorbeeld, d c.nbsp;Wac in beide decze gevallen gebeuren zal,nbsp;moet ons de Ondervinding leeren: giffen ennbsp;raaden kunnen \vy ’t niet met eenige zekerheid : want dewyl wy, zonder ’t beproefd tenbsp;hebben, den eigenlyken trap van Veerkragtnbsp;niet kennen, daar of de Straal die tegen denbsp;Opper V lakte floot, of de Opper vlakte dre ’ernbsp;van geftooten wordt, meê bezield is , is ’cnbsp;ons onmogelyk te voorzien, (met juiflbefdnbsp;ten minden,) hoedeWeerkaaezing gefchie-den zal.
I. Proefneeming.
Toejiel.
Figuur 2 vertoont een Cirkel of ronde Werk-Scheyf, vanHout of eenige andere vafteStof-fe gemaakt, die aGdaimenMiddellyns heeft, ven over Zy flaat Loodregt met den rand op
^oet, dien men verhoogenof verlaagenkan der
Baar welgevallen. Zy draait om haar Mid* ^
del-
-ocr page 330-j?36 Weeroekaatst Licht.
XVI. LES.nbsp;2. Afdeel.nbsp;Plaat I.nbsp;Pig. 2.
delpunt, dog zoo, dat zy van zelve akyd in dien Stand blyft ftaan, waar in men haarnbsp;geplaatft heeft. De Oratrek is verdeeld ianbsp;vieren, en ieder vierde Deel in po Graa»nbsp;den, welke men begint te tellen, wederzydsnbsp;op ieder halfrond, van de Middeliyns af,nbsp;regt tegen elkander over. Decze in Graa-den afgedeelde Omcrek ftaat op vier kleinenbsp;Voetjes, omtrent drie Lynen boven het Vlaknbsp;van de Schyf verheven; en draagt twee Loo-pers; aan eenen van welken een Koperennbsp;Plaat A vaft gemaakt is, van vier Duimennbsp;in ’t vierkant, die Loodregt op het Vlaknbsp;van de Schyf ftaat, en in haa-r midden eennbsp;rond gat van twee Duimen Middeliynsnbsp;heeft, méteendoosjeofBosje, om’er Glaasjes van verfcheidep zoorcen, of Middelfchotnbsp;jes, op verfchillende wyzen doorboord,nbsp;in te plaatzen. De andereLooper Bdraagcnbsp;een Raampje van drie Duimen breed, en zesnbsp;Duimen lang, dat met een geolied Papiernbsp;voorzien, en volgens het beloop van dennbsp;omtrek der groote Schyf gekromd is, opnbsp;wier vcrdeelingen eenige Lynen naanwkeu-
rig
-ocr page 331-^37
Spiegelkünde.
rig paffen, die men op dat doorfchynend XVI, of geolied Papier in de breedte getrokken ^ Enbsp;heeft, C en D zyn twee kleine Pilaartjes j d e e l.nbsp;die Loodregt op het Vlak van de Schyfnbsp;ftaan, en met Sleuven voorzien zyn, waarnbsp;in men beurtelings drie Mecaalen Spiegeltjes,nbsp;ieder zes Duim lang en twee Duim breed,nbsp;fchuift, van welken heteene Vlakis, en denbsp;twee andere in hun langte krom loopen metnbsp;een bogt, die, zo ze tot een volkomen rondnbsp;getrokken was,'den omtrek zou uitmaak ennbsp;van een Cirkel van twee Voeten Middelly ns:nbsp;van deeze twee Spiegeltjes is het eene op zynnbsp;holronde, het andere op zyn verhevenron-de Oppervlakte glad geflecpen; en als eennbsp;van de drie op de plaats gefield is daar hetnbsp;wezen moet, valt de Lyn e ƒ, die over denbsp;Vlakte der Schyf door het Middelpunt ge*nbsp;trokken is, Loodregt op het midden dernbsp;langte van den Spiegel.
Dit Werktuig op die wys toegerufl, en met een vlakken Spiegel voorzien, plaatstnbsp;*set in een vertrek, dat van alle kanten digcnbsp;toegeflooten is, en daar geen ander Licht
in
-ocr page 332-238 Weersekaatst Licht.
XVI, in komt, dan dat van een Zonneftraal, zoo dik omtrent als een Vinger, dien men ’er
2* A
DÊit. op den Middag, of eenige weinige Uuren voor of na, laat invallen door een Gat; datnbsp;in een der BUnden van het Venfterraam tennbsp;dien einde gemaakt is. Men zet de Schyfnbsp;opdiewyze, dat de Straal, langs derzelvernbsp;Oppervlakte heen fchietende, fqhuins opnbsp;het midden van den Spiegel en vlak tegennbsp;de Lyn ef over, neer valle : vervolgensnbsp;fchuift men den Looper met deszelfs Koperen Plaatje A, zoo ver over den omtreknbsp;voort, tot dat het den ganfehen Straal on-derfcheppende een gedeelte van den zelvennbsp;laat doórfchieten, door het gat van een Mid-dclfehotje van dun Koper, waar mede hetnbsp;tot het doen deezer Proefneeming voorziennbsp;moet zyn.
Uitwrkzelsj
Weer- !• De Zonneftraal, dus van A tot op
aan de tegenoverftaande Zyde van de halve
Mid-
van*dè”^ den Spiegel CD voortgefchooten, fpringt
Licht-
-ocr page 333-23Sgt;
Spiegelkunoe.
Middellyn ef weer op naar B, en vormt XVI.
daar,ophetdoorfcheinendRaampje,eenfterk^ E S. verlichte ronde Beeltenis van dezelfde ge-igt;Ej,_.nbsp;daante, als het Gat daar by door valt in draaiennbsp;het Kooper Plaatje A: en zo men let,nbsp;gens welken Graad van den om trek der Spiegels.nbsp;Schyf het Middelpunt van deeze Beeltenisnbsp;overftaat, zal men zien dat het juift evennbsp;ver van e af is aan deeze zyde, als het Middelpunt van het gat, daar die Straal doornbsp;in kwam, aan de andere zyde van dat zelffnbsp;de punt e af ftaat.
z. Als men de Schyf een weinig langs den weg van e naar A toeomdraah, en hetnbsp;Koperen Plaatje A zoo ver, door het digternbsp;by e te brengen, verfchuift, datdeZonne-flraal minder fchuins op den Spiegel valle,nbsp;bevindt men dat de Beeltenis, door dennbsp;Wcergekaatften Straal op het doorfchynaidnbsp;Raampje gevormd, ook in die zelfde Evenredigheid het punt e nader komt.
3. lodien men de Schyf zoo ver omdraait, dat de invallende Zonneftraal langs de Lynnbsp;*ƒ lot^ , om op den Spiegel te vallen ,
worde
-ocr page 334-XVI,
LES.
2. Afdeel.
De Stuifhoek is altjtd dennbsp;Stoot-hoek ge-lyk.
Een
Loodreg tc Straalnbsp;fluit dennbsp;zelfdennbsp;weg tenbsp;rug.
1 nbsp;nbsp;nbsp;Deel.
2 nbsp;nbsp;nbsp;Stuk.nbsp;Vladz.nbsp;408.
'240 Weergekaatst Licht.
wordt men geen weeromgekaatften Straal meer gewaar. Hy fpringt van den Spiegelnbsp;weer op met dezelfde Streeklyn, die hynbsp;langs liep toen hy ’er op viel.
Deeze drie Uitwerkfels kan men brengen tot dit algemeen Voorftcl, daar ze allen innbsp;zyn opgeflooten. Het Licht, als het te rugnbsp;gekaatji wordt, maakt altyd den Hoek vannbsp;zyn Weerkaatzing gelyk aan den Hoek vannbsp;zyn Invalling.
Ophelderingen,
De oirzaak der weerkaatzing of Weer» fluitende beweeging, gelyk wy in de vier»nbsp;de Les omftandiger gezien hebben, is deeze: dat de deeltjes van ’t bewoogen Lig-haam, of die van de Oppervlakte daarnbsp;het op valt, zig, na dat zezamengedruktnbsp;geweeftzyn, weder herflellen. Want dienbsp;Deeltjes, op dezelve wys als zoo veelenbsp;kleine Veeren werkende, ftooten, terwylzenbsp;tot hun voorigen ftand te rug fpringen, denbsp;Lighaameo, die hen hadden doen inbuigen,
vaa
-ocr page 335-241
Spiegelkünde.
van zig af. Om die reden fluit een Bewee- xvi. ging, daar een Lichtflraal meê bezield is L E S,nbsp;langs den zelfden weg weer terug, indien,DBEL.nbsp;zyn Beweegftreek, gelyk/e, m figuur lyPiaatl.nbsp;Loodregc neervalt op de Oppervlakte van*•nbsp;den Spiegel; die hier verbeeld wort door ai.
Wanneer de Scraalenfchuins op een Spie-schuinfe gel vallen, als dan kan men het Licht, of des-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘
zelfs Werking liever, aanraerken als ofhetdenHoek verplaatft wierd door twee beweegingen,^^^^^nbsp;van welke de eene het daalen doet langs eenkaatzingnbsp;Loodregte Lyn van de laogte als dg, ter- dien vannbsp;wyl de andere het Waterpas doet voortloo-ggiyk.nbsp;pen tot op een Affland als dP. Het ontmoeten van den Spiegel brengt in deezenbsp;laatfte beweeging geen de minfle verandering; dewyl derzelver Streeklyn Evenwy-dig loopt met de Oppervlakte ab van dennbsp;Spiegel; en zal derhalven het Licht voortgaan , met een Lyn van de langte als c doornbsp;te loopen, in even veel tyds als het befleed-de in 'c afloopen van de eerfle LyndP, dienbsp;van de zelfde langte is. Dog de andere be-''^^eging, die het van de hoogte dg deedc
Vs Deki:« nbsp;nbsp;nbsp;Qnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;da-
-ocr page 336-14a Weerceicaatst Licht
XVI. LES.nbsp;2. Af-
DCS L.
dseltjes zyn volmaaktnbsp;Vecr-kragtig.
Ir
daalen, worde te eenemaal vernietigd door den Spiegel, die haar regtftreeks in dennbsp;weg ftaat, en, door de Wederwerking vannbsp;de zaraengedrukte Deelen, wordt’er eenenbsp;andere beweeging uit geboren van een netnbsp;tegenftrydige Streeklyn. üitdeeze nieuwenbsp;beweeging nu, die van c naar P loopt, ennbsp;uit de andere die in wezen bleef met haarnbsp;Beweegftreek cb, komt een zamengefteldenbsp;beweeging voort, die den Lichtftraal nood-zaakelyk naar het gedeelte a e van den Spiegel moet doen overhellen: en deezehelling,nbsp;door de Lyn ec uitgedrnkt, moet de Lynnbsp;dc volkomen gelyk zyn, indien de Straalnbsp;door de Veerkragt der deeltjes, die zig nanbsp;de Botzing herftellen, denzelfden trap vannbsp;fnelheid ontvangt om te ryzen, als hy hadnbsp;om te daalen, toen hy óp den Spiegel viel.nbsp;DeLicht' Dewyl wy door de uitkom ft der Proefnbsp;zelve zien, dat de Hoek ecb gelyk is aannbsp;den Hoek deb ^ en dat deezegelykheid vannbsp;Hoeken plaats heeft in alle mogelyke gevallen en wyzen, dat men de Licht-ftraa-len zou kunnen laaten vallen op den Spiegel:
-ocr page 337-Ö43
SflEGELküNDÉ.
gdj moeten wy ’er uit befluiten, dat de XVI. Veerkragt der Deden, die de Weerkaatsing L Ji Si
. nbsp;nbsp;nbsp;2. AF-
veroirzaaken, volmaakt is, of, met andere cEELi woorden, dat ze zig volkomen wederomnbsp;in hun voorigen ftand herftellen, en in evennbsp;veel tyds als’er vereifcbt-werd om ze zamennbsp;te drukken: want zonder deeze twee Voorwaarden zou de Weerftuitende Straal, ter-wyl hy de Lyn cb afliep, nooit telFeoszoonbsp;hoog ryzen als het punt e; waar door denbsp;hoek van Weerkaatzing kleiner zou worden dan die van Invalling. Het is de Ondervinding derhalven die, door ons beftendignbsp;de gelykheid van die Hoeken te doen zien,nbsp;ons leert dat de Deeltjes van het Licht eennbsp;volmaakte Veerkragt bezitten, of, zoo’ernbsp;niogelyk nog niets aan ontbreeken mogtjnbsp;dat dit zoo weinig is, dat men het innbsp;Weergekaatfte Straalen, van een vry aan-zienlyke langte zelfs, niet eens kan gewaarnbsp;worden: want de Proefneeming, daar wynbsp;hier van fpreeken, kan men ook in ’t grootnbsp;merkelyk ruimer uitgeftrektheid doen,
^og heeft altyd den zelfden uicflag. Deeze Q 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vol-
-ocr page 338-244 Weergekaatst Licht.
volmaakte Veerkragt kan men ook hieraan de Spiegels niet toe fchryven; dewyl mennbsp;die maakt van allerhande zoorten van Stoffen, die flegcs de Eigenfchap hebben, dacnbsp;ze glad gemaakt of gepolyfl: kunnen worden: en is het wel natuurlyk te denken, dacnbsp;Lighaamen van allerhande zoort, die maarnbsp;Licht weerkaatzen kunnen, zamengefteldnbsp;zyn uit Deeltjes, die volmaakt Veerkragtignbsp;zyn?
XVI.
LES.
2. AF-DEEL.
I! i
Zy wor- Deeze laatfte aanmerking is daarenboven dequot;dgen°°'^ van vry groot gewigt, om ons tedoennbsp;Deeltjes denken, dat het de eigen Deeltjes van denbsp;perv?ak'. Oppervlakten niet zyn, die het Licht tenbsp;ten niet rug kaatzen. Want indien dezelve, gelyknbsp;billyk ftellenmoet, niet volftrekt onbuigbaar , noch volmaakt Veerkragtig zyn;nbsp;hoe zou het dan kunnen miflen, dat zy denbsp;Werking van het Licht, dat’er op valt, nietnbsp;voor een gedeelte krenkten en vernietigden ?nbsp;En indien die Werking verzwakt werde innbsp;de Botzing, waarom vinden wy dan in dennbsp;te rug gekaatften Straal de zelfde fnelheidnbsp;weder, die hy had voor de Botzing, en
door
-ocr page 339-345
Spiegelkunde.
door ’t fluiten tegen den Spiegel, die hem xvi. Weerftand bood, verloor? Ik beken welp ^ S.nbsp;dat het Licht, ’t welk door eenige Opper- deel.nbsp;vlakte, hoe volkomen glad en zuiver dezelve ook wezen mag, te ruggekaatfl wordt,nbsp;nooit zoo flerkisalsdat, ’t welkregtflreeksnbsp;van het Lichtend Lighaam af fchiet; maarnbsp;dit verlies doet tot de beweeging der Straa*nbsp;len niets, en heeft ’er geen betrekking nochnbsp;gemeenfchap meê; maar het ontllaat alleennbsp;hier uit, dat het getal van die Straalen innbsp;de Weerkaatzing verminderd is: dewyl ver»nbsp;fcheiden van dezelve of ingeflorpt zyn geworden , of naar elders afgewend en ver-ftrooid, gelyk ik reeds voorheen heb aangemerkt.
die-
Qs
De algemeene Wet, die ikdoordevoor-Degelyk-gaande Proefneeming geftaafd hebbe, naa-gtuft-en” nifilyk, dat het Licht in zyn Weerkaatzing ^tooiden Stuitboek altydgelyk maakt aan den Stoot- jgGron J-ioek, is de Grondflag der ganfche Spiegel- flag dernbsp;kunde; alle andere Verfchynfels en RegelsfpiJgehnbsp;*yn ’er flegts Gevolgen van; en diezig van kunde,nbsp;dit algemeen Beginfel gevoeglyk weet te be-
-ocr page 340-XVI. L E Snbsp;2. A F-Deel.
dienen, zal altoos in flaat zyn om alle de Uitwerkfels van allerhande zoorten vanSpie»nbsp;gels, van welke gedaante men wil, te voorzien en ’er reden van te geeven (*J. Dognbsp;om dit ftuk der Natuurkennis voor anderen,nbsp;die wy veronderftellen minder kundig en ge*nbsp;oefFend te zyn, gemakkelyk te maaken, zalnbsp;ik de algemeenfte Gevallen wat nader ver-klaaren, en tragten te doen zien, hoe’eruit
dee-
(*) Een Wiskonflenaar, die door Ervaaienis weet. i, Dat het Licht zig In een gelykflagtige ofeenpaarige Mid-delftof, altjrd beweegt in Regte Lynen; en 1 dat het, wanneer het Spiegels ontmoet, zyn Stulthock altyd aan zynnbsp;Sroothoek geiyk maakt, heeft die middelen, daar ik mynbsp;van bedienen zal om de voornaamfte Verfchynftls van denbsp;Spiegelkunde te verklaaren, niet noodig. Alle de gevallen,nbsp;die ik zal moeten doorloopcn en onderzoeken, zyn by hemnbsp;flegts Voorftelkn, die hy op een veel gemakkelyker, veelnbsp;zekcrer, veel naauwkeuriger, veel uitgebreider en omftan-diger wys zai weeten opteloflfen, danhy ooit zou kunnennbsp;wagtenvanProefneemlngen, waarin men altoos mln of meetnbsp;de. Onvolmaaktheden en al den Omaag der Werktuigen totnbsp;zyn nadeel heeft. Ik Wede dcrhalven dit gedeelte van mynnbsp;Werk znlken vanmyne Leezers inzonderheid aan, die hetnbsp;niet gevoeg! yk sntbeeren kunnen , of begeerig zyn om tenbsp;weeten , tot welk een trap de Ondervinding dienen kaa omnbsp;de Theorie te beveftieen.
-ocr page 341-deezen Regel zommige voorRaame Hoofd- xvi.
uit werkfels geboren worden, tot welke men L ES. alle de Verfchynfels brengen kan, die’erDEEL.nbsp;door het Weergckaatft Licht ontftaan.
't Zy dat het te rug fluitend Licht ons De Straa. de Beeltenis van het Voorwerp affchetfe, ’i'nbsp;zy dat het Warmte veroirzaake, nimmer dig, Wy-brengt het deeze Uitwerkfels door éénen en-kelen Straal te weeg. Altoos zyn ’er vergt; rende,nbsp;fcheidene by een, die alle te zamen werken : en dewyl de weerkaatzing van iedernbsp;derzelven van de manier van elks byzonderenbsp;Invalling afhangt, moet men voor af welnbsp;in aanmerking neemen, op welke wys ennbsp;in welke orde die Scraalen hy de Weerkaat-zende Oppervlakte komen. Zy kunnen ofnbsp;Evenivydig zyïiy oiWyderende, of Naderen- Parallélesnbsp;de', of daar door alleen kan de Invalling
frens Con-
min en meer fchuins zyn, voor den ccncavergens dan voor den anderen.
Ten anderen moet men ook agt geeveoDe Spie-op de vorm van den Spiegel, die Vlak of Krom, Holrond pf Verlieyenrond kan zyn.Bol.nbsp;Want ^Is de Straalen, op yerfcheidcn Stip-Q_4.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;pen
248 Weergekaatst Licht.
XVI. LES.nbsp;2. Afdeel.
pen van de Oppervlakten vallende, nueens die Stippen allen in een en ’t zelfde Regt-lynfch Vlak vinden leggen, dan weder innbsp;Vlakken die min of meer hellen, en Hoekennbsp;maaken, van meer dan ééne zoort, met denbsp;Straaleo die *er op vallen; begrypt men lig-telyk dat de Weerkaatzing van deeze laatftenbsp;ook, naar maate, verfchillen moet, en vannbsp;een anderen aart zyn: waar uit dan merke-lyke veranderingen in ’t onderling beloopnbsp;dier Straalen oncftaan moet.
EERSTE GEVAL.
Evefi’wydige Straalen Weergekaatfi door een Vlakken Spiegel,
II. Proefneeming.
Toejlel.
Plaat I. Fig. 2.
Deeze Proefneeming vereifcht het zelfde Toeftel als de voorgaande, dog met dit on-derfcheid alleen, dat men, in plaats vannbsp;éénen Zonneftraal, ’er twee laat vallen doornbsp;het Middelfchot van de Koperen plaat A,
dat
-ocr page 343-SPIEGELKONDE. nbsp;nbsp;nbsp;249
dat ten dien einde door boord is met twee XVI. tonde gaten, ieder van drie Lynen Middel-^ ^nbsp;lyns, en wier Middelpunt tien Graaden,DEEL,nbsp;volgens de verdeelingen op den Omtrek, vannbsp;elkanderen afftaan*
Uitnoerkzels:
Met welk een Schuinsheid en Hoek van Even wy-helling deeze tweeEvenwydigeStraalenopd^l®^^^^ den Spiegel C D ook mogen vallen, men ziet op eennbsp;alftoos, datzy, na de Weerkaatzing, zoo^ ’?'^'^®”nbsp;veel men immer althans merken kan, Even-wydig aan elkanderen blyven; Want denbsp;twee verlichte Cirkels, die zy op ’t papiernbsp;van het doorfcheynend Raampje B tekenen ,
Haan, als men den afftand tuffchen derzel-ver Middelpunten meet, juift even ver van elkander, als de twee Gaten van’tMiddel*nbsp;fchot op de Koperen Plaat A.
Ophelderingen^ nbsp;nbsp;nbsp;’
Dewyl deSpiegel Vlakis, leggen de twee blyven na Plaatfen a Qnb, figuur 3. daar deEvenwydigenbsp;Q^ynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Straa-
-ocr page 344-XVI. h E s.
2. Afdeel.
kaatzing Even wy-«lig.
DeStraa-len zyn met volmaaktnbsp;ftïik
Evenwy-
dig:
2J0 WeIbroekaatst Licht.
Straalen ac èn cd op neer vallen, beide in eene en dezelfde regte Lyn; als de Straalennbsp;Evenwydigzyn aan malkander, zyn de Hoctnbsp;ken cae, dbfy die ze met het gedeeltenbsp;van den Spiegel maaken, daar zy fchuinsnbsp;op vallen, aan elkanderen gelyk; en dewylnbsp;het Licht altyd zynen Stuithoek aan zynnbsp;Stoothoek gelyk heeft, en het ander gedeelte ag van den Spiegel flcgts een verlengingnbsp;is van de regte Lyn o/, zullen de tweenbsp;Hoeken ibb en gak, derhalven, ook aannbsp;elkanderen gelyk moeten zyn: en als dienbsp;twee Hoeken gelyk zyn, zo volgt van zelfnbsp;dat de twee Weergekaaclle Straalen ak,hb,nbsp;Evenwydig aan malkanderen loopen,
De twee Zonneftraalen, die ik hier in deezeProefneeming alsEvenvvydig aanmerk,nbsp;en ook overal zoo genoemd heb, zyn hetnbsp;egter, op zyn ftrikft genomen, niet dan tennbsp;naaften by; en kunnen zonder zigtbaarenbsp;dwaalicg daarom alleen ’er voor gehoudennbsp;worden, om dat men ze tot deeze Proefnbsp;flegts twee Voeten lang neemt. Dog, zonbsp;men naauwkeurig zal fpreeken, zo moet men
be-
-ocr page 345-251
Spiecelkunde.
bekennen, dat ze Wyderende zyn, en dat XVI. de twee Middelpunten van de verlichte^ ^ S.nbsp;Eeelteniflen op het doorfchynendePapiervan deel.
’t Raampje B, een weinig verder van elkander afftaan, dan de Middelpunten van de Gaten in het Middelfchot by A.
Het is zeer noodig dat men dit we] be- O™ dat
Z6 niet
grypej en ten dien einde heeft men aan tegy^n^y^ merken, dat de Bondel van Zonneftraalen, ƒnbsp;die door een gat van het Vender in de Ka-mer valt, niet uit één enkel Straalpunt ofnbsp;Stip alleen, maar uit alle verlichte Stippen,nbsp;uit alle Straalpunten voorkomt vandegan-fche Oppervlakte van het Hemellicht, daarnbsp;dit gat door befcheenen wordt. Nu hebben wy in de voorgaande Les gezien, datj^^^^^nbsp;de Lichtftraalen, die uit verfcheiden plaat-bladz. 93nbsp;zen of verfcheiden gedeelten van één en ’tnbsp;zelfde Voorwerp fchietende elkanderen innbsp;zulk een doorgang ontmoeteD,zig daar kruis-feo, en Hoeken maaken, die met hun Toppunten tegen maikanderen liaan, en byge-wederzydsgelykzyn. De Middellynnbsp;'’3n de Zon onderfpant een Boog van 32
Mi-
-ocr page 346-a5'2 Weergekaatst Licht. Minuuten: dat is, om my verftaanbaarcr
L £ S
*, Af- •¦s drukken, iodien men den Schyn-DEBu. baaren Omloop van deZon, in24.Uuren, aanmerkt als een grooten Cirkel, in 360nbsp;Graaden verdeeld, zaldeSchyf ofhecLig-haam van de Zon ’er door zyn breedte eennbsp;weinig meer dan een halven Graad van be-flaan. Hier uit volgt, dat de Straalen dienbsp;uit twee Vlak tegen elkander oveiftaandenbsp;Stippen op denrand vandeZonneSchyf af-fchieten, en zig in ’t Gat van het Venfternbsp;Cylindri- kruiden, geen Lichcftraal xamp;ü een Rolrondenbsp;qut gedaante in de donkere Kamer vormen zullen, maar wel eenen die Kegelvormig is,nbsp;en wiens Voetfteun een breedte van 32 Minuuten beflaat op den Omtrek van den Cirkel, die uit het Gat, waar in de Straalennbsp;elkander kruiflen, als zyn Middelpunt, getrokken wierd.
Be Proef Dog hoewel de Zonneflraalen, daar wy en’tBe- in onze Proefneemlns van bedienden,nbsp;egter op zyn flrikft genomen die Evenwydigheidnbsp;door. wel niet bezitten, die wy baar toefchree-ven, geeft egter het üitwerkfel, datwy’er
van
-ocr page 347-253
Spie CELKUNDE.
van zagen, ons genoegzaamen grond om als xvi. een ontwyffelbaare waarheid vaftteftellen,^ ® S*nbsp;dat de Straalen, die in hun In valling Even-Dgr-L.nbsp;wydig zyn, ook, als ze door een Vlakkennbsp;Spiegel te rug gekaard worden, bedendignbsp;akyd E venwydig bly ven. Want dit is iets,nbsp;dat van de volkomen gelykheid van dennbsp;^tuithoek met den Stoothoek, diewy tenbsp;vooren onweêrfpreefcelyk beweezen hebben,nbsp;en van den Aart en Vorm van den Spiegelnbsp;afhangt; niet van een minder of meerdernbsp;volmaakte Evenwydigheid der Zonnedraa-Jen; gelykuitde Opheldering, welkewynbsp;zoo aaodonds over deeze Proefneeming , ennbsp;de redenen van deszelfs üicwerkfels gaven gnbsp;is op te maaken.
254 WEERGEKAiiTST LïCHT.
XVI. TWEEDE GEVAL.
LES.
2. A F- Wyderende Str aaien Jfeergekaatji door een Vlakken Spiegel^
III, Proefneeming.
Toejlel.
plaat 1. Llen bedient zig tot deeze Proefneemiög
Fig. 2. van het zelfde Werktuig in figuur i afge-beeld, dog zet in het Middelfchot op de Koperen Plaat A een Holrond Glas, dat,nbsp;gelyk wy elders nader verklaaren zullen,nbsp;deEigenfchap heeft, dathecdeLichtftraa*nbsp;len zig van een doet fpreiden en Vcrwy-deren. Men neemt den Spiegel CD vannbsp;zyn plaats , en fchuift het doorfchynendnbsp;Papieren Raamtje B nederwaarts tot in hetnbsp;Cirkel vierde Deel E, om tezienhoefterknbsp;de Straalen Wyderen; waar na men hetnbsp;Raamtje weer opfchuift naar B, en dennbsp;Spiegel op zyn voorige plaats zet.
Uit-
-ocr page 349-SplEGELKUNDe.
Uitvcerkzelst]
^5S
XVI.
L E S.
Uit den verderen Afftand, of van Een wyicirg der twee verlichte Beelteniflennbsp;het Raaintje B, ziet tnen dat de Weerge-rendenbsp;kaatfte Straalen den zelfde Graad van Wy-Qp‘pgnnbsp;dering hebben, dien ze hadden, voor dat Vlakkennbsp;zy den Spiegel raakten.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Spiegel.
DERDE GEVAL.
Naderende Straalen Weergekaaifi door een Nlakken Spiegel.
IV^ Proefneeminc.
Toejlel.
Men gaat in deezeProefoeetning eveneens te Werk als in de voorige: dog in plaatsnbsp;van het Holrond Glas in A, neemt men’ernbsp;nu een dat verlievcnrond is, en de Zonne.nbsp;ftraalen by één vergadert op een afftand vannbsp;Duimen; of, gelyk men’t anders noemt,nbsp;dat 24 Duimen Brandpunt heeft.
Uih
-ocr page 350-XVI. LESnbsp;2. Afdeel.
Naderen, de Straanbsp;len opnbsp;een Vlaknbsp;ken Spienbsp;gel.
Wyde-rende Straalennbsp;blyvennbsp;Wyde-lende:nbsp;Naderen,nbsp;de bly-Tcn Naderende.
2j(5 Weergekaatst Licht.
Uitwerkzels.
Als men den Spiegel weggenomen en bec ^^doorfchynend Raamtje B neer gefchoovennbsp;beef:, loopen de t weeScraalen op dat Raamtje in één Punt zamen. En wanneer mennbsp;daar op den Spiegel weer in zyn plaats zet,nbsp;en het Raamtje opwaarts fchuifc, vereeni-gen zig de twee Straalen op dezelfde wysnbsp;en vormen beiden zamen een enkel Lichtnbsp;of Brandpunt op het Raamtje, even als zenbsp;te vooren deeden: waar uit de beftendigenbsp;Gelykheid van hun Graad van Nadering,nbsp;zoo na ais voor de Weerkaatzing, zigtbaarnbsp;blykt.
Ophelderingen.
Indien men, ’t geen ik tot Opheldering van de üitwerkfels der tweedeP/oefneemingnbsp;gezegd heb, wel begreepen heeft, zal mennbsp;ook zonder veel moeite zig een denkbeeld kunnen maak en, waarom de Weerkaatzing, die op een vlakken Spiegel ge-fchiedc, geen de minfte verandering brengt
noch
-ocr page 351-^57
Siegelkunde;
Cochin de Wydering, noch in de Nadering xVf. der Straalen, die ’er op vallen. Want de-Jquot; E S.nbsp;Wyl, in dergelyke gevallen, de twee Stuit-besunbsp;hoeken altyd gelyk zyn aan de twee Stoot-hoeken, en daar door de Straalen, die metnbsp;Gelykvormige Hellingen, dat is Evenwydig,nbsp;op den Spiegel vallen, na de Weerkaatzingnbsp;die zelfde Evenwydigheid en gelyke Hellingen doen behouden; zullen ze ook, als denbsp;Straalen niet Evenwydig zyn, ieder in ’tnbsp;hyzonder met die byzondere Helling, daarnbsp;hy meé op den Spiegel viel, doen te rugnbsp;kaatzen, en dus de beide Straalen den zelfden Graad van onderlinge Wydering ofnbsp;Nadering na de Weerkaatzing doen beb-ben, dien ze te vooren hadden. Indien mennbsp;flegts het Oog gelieft teflaanop^gMMr4ennbsp;5 * zal men zien dat de Hoeken ib ben gaknbsp;gelyk zyn aan de Hoeken dbfeacae, ennbsp;dat derhalven de Wcergekaatfte Straalen opnbsp;den afftand van F, den zelfden trap vannbsp;Wydering ofvan Nadering hebben, alszy,
ÏQdien ze regtftreeks zonder door den Spie-8^1 gefluit te worden doorgeloopen had-V. Deki. nbsp;nbsp;nbsp;Rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;deDji
-ocr page 352-258 Weergekaatst Licht.
XVI. LES.nbsp;2, Af-
DEEL.
De by-
zandere
deelen
den, gehad zuuden hebben op den Affland van E.
Twee zaaken moet men hier nog aanmer-ken: Vooreerft, dat in de derde Proefnee-raing der verlichte Cirkels op het Papier van van ieder het Raamtje B niet alleen verder van elkan»nbsp;wyderen deren Verwyderd ftonden, dan de Straalennbsp;en Nade-waren, toen zy door de Gaten van het Mid-ren ook.^ vielen: maar dat daarenboven
ook ieder van die Cirkels nu grooter was van Omtrek, dan wy hen in de tweede Proef-neeraing zagen: en ten anderen, dat, toennbsp;wy in de vierde Proefneeming dc Straalennbsp;elkander deeden Naderen, zy beiden za*nbsp;men op de plaats van hun vereeniging flegtsnbsp;een enkel Punt en Lichtend Stip vormden gt;nbsp;in Steê van een Cirkel van 3 of 4 Lynennbsp;Middellyns; van dezelfde grootte, naame-lyk, als de Gaten waren in het Koperennbsp;Plaatje A, daar zy door kwamen.
De twee De Reden deezer tweeVorfchynfels is, dat kumiénquot; Holronde en de VerhevenrondeGlazen,nbsp;als een daar ik my van bediende, om de twee Lichtstraal, inflraalen van elkander te doen Wyderen, e»
tot
-ocr page 353-Spiegelkunde.
toe elkander te doen Naderen, juift even xvi. het zelfde Üitwerkfel te weeg brengen in^ E S
. 2a
de byzondere Lichedraaden en fyner Straalt* deel, jes, waar uit ieder van die twee Straalende langtcnbsp;is zaïnengefteld. Ik zou derhalven totdeenbsp;ze Proefneemingen, gelyk ook coc die, wel-aange- *'nbsp;ke ik in ’c vervolg nog doen zal, ™aarnbsp;eenen Straal alleen hebben kunnen nee-tnen; dewyl wy door den verlichten Cirkel, die door den weergekaatften Straalnbsp;op het doorfchynend Raampje gevormdnbsp;wierd, te vergelyken met dien, welken dezelfde Straal regtftreeks en zonder Weer-kaatzing gemaakt zou hebben, of met hetnbsp;Gat van hec Koperen Plaatje A; op gelykenbsp;wys de uitwerkfels zouden hebben kunnennbsp;zien, die de Spiegels door hun Weerkaat-zing in de Strceklyoen en ’t onderling beloop van de Deelen van 't Licht veroirzaa-ken: maar ik heb ’er liever twee willen gebruiken, Om de zaak daar door te zigtbaarer,
*0 eenvoudiger te maaken , en beter ge-Ibhikt om in figuur afgebeeld te kunnen te Worden, Men boude flegts in gedagcen dacnbsp;Ranbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dc
-ocr page 354-4(Tö WsergekaatsT Licht.’
Xvi. de twee Scraalen, die wy vertoonen in on-* 2 A F' Proefoeemingen, hun byzoodere gedaan-d'eE L.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tsr zyden gefteld, akyd aangemerkc kun-
Cylindres^^^ worden als Rolronde, als Puntzuilen, Fyramü of Kegels van Licht, die in de laagte vol-gens het beloop van hun As zyn doorge-fneeden.
Gevolgen^
Nut en nbsp;nbsp;nbsp;Het is de Oppervlakte ongetwyffeld ge«
Sieraad^ weeft van een helder en ftilftaand water, ge[gf^*^*die heteerfte denkbeeld gaf van een Spiegel, en aenleiding om dien na te bootzen.nbsp;Maar de Konft, mag men met regt zeggen,nbsp;heeft in dit ftuk de Natuur zeer overtroffen. Want behalven dat de Plaatcn vannbsp;glad gefleepen Metaal, daar men eerft mednbsp;begon, en de vertinde of gefoeliedc Glazen,nbsp;die men naderhand in hun plaats ftelde, denbsp;Voorwerpen veel juifter en Leevendiger af*nbsp;fchetzen;dezeverwoDderenswaardigeKonft'nbsp;ftukken hebben ook nog boven die Vloei-baare Spiegels het voorregt, dat zy ons, totnbsp;DttC zoowel als tot üeraad, in onze Huizen
Spiece^kunde.
cn vertrekken die verbaazendeUitwerkfels XVI.
doen zien, die anders van maar weinig dienft ^ ^S. en naauw bekrompen gebruik zouden ge-de el,nbsp;Aveeft zyn, en meeft onder Oogen vielen ,nbsp;die ’er de waare fcboonbeid en al het uitmuntend fraai, dan ’er in lag, niet zagen»nbsp;öe ftrengfte Wysgeer ontfronft thans zynnbsp;®rnftig gelaat in het Huis van een Man vannbsp;Aanzien en Schatten, als hy omringd vannbsp;Spiegels, allen in deftig en konftryk Lyft-Werk, en geplaatft met oordeel, over al zynnbsp;Beeltenis, en al de beweegingen ziet die hynbsp;maakt; Menfchen, Gebouwen; wyduitge-ftrekte Tuinen, als aan de andereZydevannbsp;een Muur , daar hy weet dat niets dergelyksnbsp;te vinden is: Oogpunten als in hun weerwil met beleid op de gevoeglykfte Streek-lynen gebragt: Gezigten daar door op denbsp;voordeeligfte wyze en in ’t fraaifte Lichtnbsp;geplaatft, en een menigte van dergelykenbsp;Schynvertooningen, de eeneverrukkelykernbsp;dan de andere. Hy verfoeide, toen hynbsp;io kwam, de Pragt en Praalzugt; hy gaatnbsp;Been van verwondering opgetoogen, over’tnbsp;R 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;geen
-ocr page 356-55a WeergekaatsT LjCHT.
XVI. geen men al heefc wceten uit te vinden, om
^ E S. die te voldoen.
2. Afdeel. De Spiegels werden oudtyds gemaakt,
Metaalenniet van Staal, gelyk veelen ’t onregt zig Spiegel, verbeelden, maar van Koper met Tin, ennbsp;met Rottekruid of Spiesglas onder een ge-fmolten, om ’er een Zilverkleur aan tenbsp;geeven. Dog, behal ven dat dit de Spiegelsnbsp;van een te onhandelbaar gewigt maakte, eonbsp;vry hoog in prys deed komen; gelyk zenbsp;ook in ’t groot zeer bezwaarlyk vielen tenbsp;bewerken; had dit zamengefteldMetaaldaar-enboven nog het gebrek, dat het fchielyknbsp;aanfloeg en vh kte; ’t weiK het niet alleennbsp;voor ’t Oog onbevallig maakte, maar ooknbsp;buiten ftaat fieldde, om het Licht zoo juiftnbsp;en volkomen Weertekaatzen, dat het eennbsp;behoorlyke Beeltenis der Voorwerpen vormde. Zedert het uitvinden der Glasfpiegels,nbsp;maakt men die Metaalen Spiegels niet dannbsp;in ’t klein, en in zulke Gevallen, waar innbsp;het te veel werks in zig hebben zou, ennbsp;bezwaarlyk vallen om ze van Glas te maa-ken.
De
-ocr page 357-2IS3
Spiegelkunde.
De Spiegelglazen van agteren met een XVI. Tnengfelvan Bladtin en Kwikzilver bekleed,^ ES.nbsp;zyn veel ligter, korten minder, en behou-DEEL.nbsp;den hun glans en zuiverheid beter dan dieoiasrpie-van Metaal, daar ik zoo aanrtonds van fprak.
Maar zy hebben een gebrek, ’c welk hen Weer-ongevoeglyker maakt om tot Werktuigen der Spiegelkunde gebezigd te worden, daarnbsp;een juifte naauwkeurigheid doorgaans bynbsp;Vereifcht wordt. Zy geeven, naamelyk,nbsp;genoegzaam altoos twee Beeltenifle van hetnbsp;Voorwerp, de eenedoor Weerkaatzingvannbsp;de voorfte Oppervlakte van ’tGIas, de andere door die van ’t Bekleedfel, dat’er vannbsp;agteren op legt; met dit onderfcheid nog-thans, dat deeze laatfte Beeltenis veel rter-ker zy en leevendiger dan de eerfte Tenbsp;zigtbaarer wordt dit Uitwerkfel, naarmaa*nbsp;te dat het Glas dikker is, gelyk men ligte-lyk zal kunnen begrypen, als men maar hetnbsp;Oog flaat opö: waarin ab de \oot’nbsp;fte, cd de agterfte Oppervlakte verbeeldtnbsp;een Spiegel. Want men ziet duidelyk,nbsp;dat zo tvyee Straalen, die uit een en’tzelf-R 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de
-ocr page 358-264 Weergekaatst Licht.
XVI. LES.nbsp;2. Af-
D £ £ Ié»
de Punt van ’t Voorwerp op den Spiegel vallen, wedergekaatfl: worden de een doornbsp;de Oppervlakte aamp;, de ander door de Oppervlakte cd, de eerfte de Beeltenis van datnbsp;Straalpunt brengen zal in e, en de tweedenbsp;dezelve in ƒ zal doen zien.
Vlakke nbsp;nbsp;nbsp;genen enkelen Vlakken Spiegel al-
Spiegels nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
maaken leen, hoe groot hy ook zy, kan men zig
geen
Brand
punt.
niet bedienen om de Zonneftraalen tot een Brandpunt by een te vergaderen, nog ’er dennbsp;Graad van warmte, die hun eigen is, meênbsp;vermeerderen. Want dewyleendergelykenbsp;Weerkaatzing geen de minfte veranderingnbsp;brengt in de natuurlyke Evenwydigheid diernbsp;Straalen, moet men ’er ook geen Uitwerk-fel van verwagten, dat alleen uit hun Nadering kan geboren worden. Zelfs zou hetnbsp;Licht, dat regtftreeks van de Zon komt,nbsp;merkelyk kragtiger zyn, dewyl geen Spiegel ooit zoo volmaakt is, dat hyalle Straalen, die ’er op vallen, regelmaatig te rugnbsp;kaatft.
Weer- Het Kaarslicht doet doorgaans ook beter kaatzing (Jjtwerking en brengt meer Licht in een
Ver-
-ocr page 359-26y
SpieoelkundE.
Vertrek, als’er veel Spiegels in zyn. Want XVI. behalven hetfchynzel van aldie kleine Vlam ^nbsp;toetjes, wier Beelteniflen zig vermenigvul-nEEL.nbsp;digen, Straalt ’er ook door Weerkaatzingvannbsp;meer Licht af vande gladde Spiegelglazennbsp;dan van gefchilderde Befchotten of van Be-hangfel en Huisraad, daar de Muuren meénbsp;bekleed zyn.
Als wy regtftreeks zien op eenig Voor- Beeltc-werp, zien wy bet Voorwerp zelf; en, dien het naby ons is, zien wy het genoeg- werpennbsp;zaam altyd zoo, tls het waarlyk en inder-indeSpie-daad is; maar in een Spiegel zien wy nietsnbsp;anders van het Voorwerp dan zyn Beeltenis. Dat zoort van Toverbeeld, in plaatsnbsp;van aan de Weerkaatzende Oppervlakte, dienbsp;het zIg vercoonen doét, vaft te zitten, be-fpeurt men’er altyd agter, op een grooter ofnbsp;op een kleiner sffiand, naar maate dat hetnbsp;Voorwerp zelf verder of minder ver vannbsp;den Spiegel af (laat: zyn grootte, zynftand,nbsp;zyn gedaante komen juift niet altyd met dienbsp;''an het Lighaam, dat het verbeeldt, overnbsp;Laacen wy de redenen van aldieüit-R jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;werk-
-ocr page 360-266 Weergekaatst LicHf.'
XVI. werkfels eens nagaan, en, om ’t geen wy zeg-^ Afquot; nbsp;nbsp;nbsp;te doen begrypen, de zaak zoo
deel. eenvoudig behandelen als eenigzins moge« lyk is.
Wy zien Laat de regte Lyn aè de Oppervlakte
de Voor- verbeelden van een vlakken Spiegel: c een werpennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;°
agterde Straalpunt zyn, waar uit een Straal ca
P^aaf^n nbsp;nbsp;nbsp;Spiegel treft in d, en
Fig. 7. '^30 daar te rug gekaatd: wordt volgens de. Het Oog dat het Voorwerp door deezennbsp;Weergekaatften Straal er/ziet, zal niet oor»nbsp;deelen, dat het in e is, maar dat het zignbsp;ergens (^den Afftand, daar wy hiernognietnbsp;van fpreeken onbepaald blyvende) bevindtnbsp;Zie bo- op de Lyn df. Want men zietaltyd, ge-Lesnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ze voorheen hebben aangetoond, vol
bladz
III.
gens het beloop van de Streeklyn der Licht-ftraalen, die op ons Oog vallen; en hier ontvangt het Oog den Straal de, die, volgens het beloop van zyn Streeklyn verlengd,nbsp;een gedeelte uitmaakt van de Lyn eƒ.
Even ver Om nu den Afftand verder, waar op wy als ze’erjjet Voorwerp zien, wel te begrypen, heeftnbsp;af zyn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;merken, dat wy nooit iets zien,
door
-ocr page 361-Spiecelkundk.
door middel van eeneo enkelen eenvoudi- xvf. gen Straal. Uit ieder zigtbaar Punt van’tL E S^.nbsp;Voorwerp, valt 'er een ganfche Lichtkegel deel.nbsp;van Straalen op ons Oog, wiens Voetfteunnbsp;van dezelfde grootte is, als de Opening vannbsp;onzen Oogappel, cd en de, in figuur 7,nbsp;zyn derhalven, eigenlyk gefproken, alleennbsp;maar de As van den Lichtkegelj cd vannbsp;deszeifs Invallende, de vandeszelfs Weer-gekaatfte gedeelte, gelyk m figuur 8 duide-p/aat. II.nbsp;lyker Haat afgebeeld. Daarenboven moet^*5'nbsp;men zig hier herinneren, zoo als voorheennbsp;gezegd is, dat wy, wanneer de Voorwerpen naby ons zyn, over den afftand dernbsp;zigtbaare Punten oordeelen uit de meerdernbsp;of minder tnaate van Wydering, met welke de Straalen, waar uit die Lichtkegelsnbsp;gevormd zyn, op ons Oog vallen: ik wilnbsp;zeggen, dat ieder van die Punten ons toe»nbsp;fchynt op die plaats te zyn, daar de Straa»nbsp;len zouden zamenloopen of malkander kruis-fen, zo ze van ons Oog af weder in dezelfde orde terugliepen, als zy’er op kwamen.
Öet zal derhalven ing zyn, daar wymee»
nea
-ocr page 362-W EERl-'EKAATST LiCHT.
XVI. nen zullen het Scraaipuncctezien: hoewel
i E S. dat zamenloopen der Straalen alleen maar
DEEL. beftaat in de verbeelding.
Op ’t in- Maar dewyl ons nu de Ondervinding by
geheeld de Proefneemine heeft doen zien, dat de Punt vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
de ver- Weerkaatzing, die door een Vlakken Spie-
een^ging ggj gefcheidt, geen de minfle verandering
len. brengt in de Wydering der Lichtftraalen,
zoo volgt daar uit, dat de twee Punten g
en c ter wederzyde beiden even ver afftaan
van de weerkaatzende Oppervlakte ai, en
dat men derhaiven, als men ’t oog in e ge-
plaatft heeft, de Beeltenis van het Straal-
punt c, door Weerkaatzing, op den zelfden
afftand van zig zien zal, als men geoordeeld
zou hebben , dat het was, in dien men het
Straalpunt zelf regtftreeks gezien hadt uit i.
De be- Oat is de Reden derhaiven, waarom wy
weegin- gjjg de Beelteniffen, agter den Spiegel, min pfcn Qcr
Beeltenisof meer ver zien ftaan, op den zelfden af-zyn regt onderling van elkander, als de Voorniet die werpen zelve geplaatft zyn voor den Spie-van’t gel. Dit is deRedenook, datonze eigen werp.* Beeltenis naar onS toekomt, als wy den Spie*
gel
-ocr page 363-%6g
SpiEgelkunde*
gel naderen, en dat alle Beweegingen, alle XVI. Gebaarden,die wyvoorwaarts ofagterwaarts^nbsp;maaken, zigopeenregtdraads ftrydige wySüEE l.nbsp;in den Spiegel van ons vettoonen. Hiernbsp;uit ontftaat het, dat wy, ten zy wy ’etnbsp;door lange gewoonte een handigheid van ge-kreegen hadden, zeer veel moeite zoudennbsp;hebben om eenig Werk met onze Handennbsp;Wel te verrigten, als wy ze met het Oognbsp;door middel van een Spiegel bellieren willen. Want dewyl haar Beeltenis eenjuillnbsp;tegcnllelde feeweeging maakt van ’t geen wynbsp;doen, en verder agterwaarts van ons fchyntnbsp;af te wyken; terwyl wy de Handen zelvenbsp;nader byotsLighaam, ofeenigander Voorwerp brengen, verbeelden we ons altyd ,nbsp;dat wy een verkeerde en geheel andere be-weeging maaken, dan wy voorneemeaswa*nbsp;ren; deeze onzekerheid brengt ons telkensnbsp;in twyffel, en maakt ons onhandig.
Over de grootte der Beelteniflen, diewy Wy zien agter den Spiegel zien, pordeelen wyopde„isevennbsp;Zelfde wys als over die der Voorwerpen,
'^elke wy zien door rqgtftreekfche Licht-
ftraa-
-ocr page 364-270 WeERG E K A ATST Li CHT.
XVL flraalen. Wy fchactcnze, naamelyk, naar LES. de wydte der Gezigthoeken, waar ondernbsp;deel. '''y Afmeetingen zien. Dewyl dan,nbsp;volgens het Uitwerkfel der vierde Proef-neeming, de Weerkaatzing, diedoor middelnbsp;van een vlakken Spiegel gefchiedt, de Lichtnbsp;ftraalen den zelfden Graad van Naderingnbsp;iaat behouden, dien ze by hun Invallingnbsp;hadden, begrypt men ligtelyk, dat de Hoeknbsp;Plaat. 11.kei in figuur 9 gelyk moet zyn aen dennbsp;9- Hoek KiL, en dat derhalven de Beeltenisnbsp;k l ons net even groot moet voorkomen, alsnbsp;het Voorwerp K L zelf ons zou toefchynen ,nbsp;in dien wy het uit het Punt / zagen. Omnbsp;die reden zegt men dat een Spiegel valjcbnbsp;is of bedrieglyk, als de Beeltenis 'er groo-ter of kleiner in fchynt te zyn dan het Voorwerp zelf, dat zy vertoont: dewy! dit ooknbsp;inderdaad niet kan gebeuren, wanneer denbsp;Spiegel op zyn ganfche Oppervlakte overalnbsp;gelyk en volkomen vlak is, gelyk hy moetnbsp;wezen.
Dbör Dewyl de Beelteniffen, welke wy agter flaauwcr Spiegels zien, den zelfden invloed hebben
-ocr page 365-Spigelkunde. nbsp;nbsp;nbsp;271
ben op onsGezigc, als alle Voorwerpen die wy regtftreeks zien: maken wy ook teua. 'nbsp;haaren opzigte dikwils, ’t zy uit vooroor-deel, ’t zy uit gewoonte, dezelfde uitzon*nbsp;deringen in den algemeenen Regel der Ge-ze zom-zigthoeken, om 'er haar Grootte en Afnbsp;ftand naar te fchatten. Alles, wat in denbsp;Voorgaande Afdeeling over dit Onderwerpnbsp;gezegd is, kan men ook hier op toepaflenjnbsp;en daar by nog in aanmerking neemen, dat,nbsp;dewyl ’er altoos door de Weerkaatzing, zelfsnbsp;van de allervolmaakfte Spiegels, eenig verlies , en daar door verflaauwing van Lichtnbsp;veroirzaakt wordt, de BeeltenilTen altydnbsp;minder helder en verlicht fchynen dan hunnbsp;Voorwerpen: ’t geen ons aanleiding geeft,nbsp;om ons te verbeelden, dat ze verder van onsnbsp;af zyo, dan uit het beloop en de gefteltenisnbsp;der Weergekaatfte Straalen volgen moeft. Regtsnbsp;Het zalnaauwelyksnoodig zyn, denLee*^‘'.i^“y*^*nbsp;Eer te herinneren, dat iemand, die zyn Beel-Links*nbsp;tenis in een Spiegel befebouwt, de ganfcheR^ê^®*nbsp;^egtcr Zyde van zyn Lighaam aan de Linkernbsp;Zyde ziet van «yn Beeltenis; en zyn Linker
Zy.
-ocr page 366-273 WeeRgekaatst Licht.
XVL Zyde aan de Regter. Dit kan onmogelyk
^ • anders zyn, zoo dra de Beeltenis vlak mee
deel. het Gezigt naar het Voorwerp gekeerd haat,
’t Is ’er de Schildery van, en 't Afdrukfel
van zyn Tekening. Twee Menfchen, die
met hetAangezigt naar èlkanderen ftaan, zien
malkander aan op de zelfde wys.
Men ziet Maar het geen meer bpmerking verdient,
is dat als men dus reet op ftaat voor eea heel in .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
een Spie-Spiegel, men van de Jangte van zyn Lig-gel van nbsp;nbsp;nbsp;gien kan dan een gedeelte *
zyn nal- nbsp;nbsp;nbsp;°
velangte. eens zoo groot als de langte van den Spiegel ; zoo dat als uw Spiegel niet half zoo lang is als gy zelfs zj^t, gy ’er u niet geheelnbsp;in zult kunnen Spiegelen. Van iemandnbsp;van uwe Geftalte, die verder van dien zelfden Spiegel af ftaat dan gy, zult gymeernbsp;kunnen zien; maar gy zult ’er ook mindernbsp;van zien, indien hy nader by den Spiegelnbsp;is, dan gy zy t. Om de redenen van deezenbsp;Uitwerkfels gemakkelyk te begrypen, heeftnbsp;men flegts het oog te flaan op figuur 9, ennbsp;aan te merken, dat wanneer het Voorwerpnbsp;en het Oog, beiden, even ver van den Spiegel
-ocr page 367-2?3
Spiecelkunde*
gtl af zyn, (gelyk plaats heeft, als men ’er XVI. zig zelven in ziet,) de twee Straalen die dennbsp;Hoek kei tnaaken, en de uiteinden van deoEKUnbsp;Beeltenis kl in fluiten, juift op het middennbsp;Van hun langte doorgefneeden worden vannbsp;de Lyn ab, die hierdeWeerkaatzendeOppervlakte of Spiegel verbeeldt. Op dienbsp;plaats nu van doorfnyding ftaan de Straa*nbsp;len zoo ver van elkanderen verwyderd alsnbsp;de helft is van de tuflchenruimte van k toenbsp;H binnen welke de ganfehe Beeltenis be»nbsp;greepen is; waar uitduidelyk volgt, dat, zonbsp;de Spiegel minder hoogte had, dan van m ,nbsp;tot men ’er het ganfehe Voorwerp KLnbsp;niet geheel in zou kunnen zien.
Om kort te gaan, dewyl deStraalenmtfjEnminof ne, door ee^ vlakken Spiegel te rugnbsp;kaatft, den zeifden'Graad van Nadering naarmaa.nbsp;blyven behouden, dien ze hadden, toenze^^’'^^^*^®^nbsp;van de Uiteinden K en L van het Voor-^er^fna-v»erp affehooten; moeten alle BeekenilTeo, der by is*nbsp;het gedeelte van den Siegel te zien,nbsp;dezelfde Ver woning maaken als ze doennbsp;zouden, wanneer men ze zag door een Gatnbsp;V* Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Snbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van
-ocr page 368-474 Weergekaatst Licht.
2. AF-
DEEL.
XVI. vaü die grootte, gemaakt in een Plank, L E daar men agter Hond. Nu weet men, dat,nbsp;als men door een dergelyke opening ziet,nbsp;men ’er een minder of meerder Veldenuit-geftrektheid van ruimte door ontdekken zal,nbsp;naar maate, dat het Oog of verder of minder ver van dat zoort van Venfter afftaat:nbsp;en het is zelfs niet zeer moeielyk, om denbsp;Evenredigheid en grootte van die ruimte,nbsp;die men ’er door zien zal, te vinden. Want zonbsp;men aanmerkt, dat het Oog als het Middelpunt is, of het Punt van Nadering daarnbsp;alle de Gezigtftraalen, die langs den randnbsp;heen van ’t Gat komen invallen, zamenloo-pen, heeft men die zelfde Straalen flegtsnbsp;buiten het Gat tot op een zekeren bepaalden AfHand te verlengen, gn daar zal denbsp;tuflchenwydte van den eenen Straal tot deHnbsp;anderen, de ruimte of het Veldaantooneojnbsp;dat zy op die plaats bevatten.
Op alle deeze aanmerkingen dient meo derhalven inzonderheid wel te letten, al*nbsp;men Spiegels in zyn Vertrekken plaatft, metnbsp;oogmerk om ’er Gebouwen, gedeelten vao
T«i*
-ocr page 369-275
SfiïCfeLKüND*.
Tuinen, en andere Gezigten, die men ’^fieft, in te doen zien. Want anders zou 2. Af-het ligtelyk gebeuren kunnen, datmenzyn®®^^*nbsp;beoogde Doelwit mifte, of niet dan op eennbsp;ïeer gebrekkelyke wyze bereikte.
De Stand van de Beeltenis hangt af van De Stand den Stand, dien het Voorwerp ten opzigtder.
'’an den Spiegel heeft. Dewyl ieder byzon- ak die der Deel van ’t Voorwerp, en de plaats^^rnbsp;daar hetzelve zig vertoont in den Spiegel, ^irg^p fojnbsp;beide ter weerzyden even ver van de Weer» den Spie-kaatzende Oppervlakte afftaan, zal de Beel-^^^‘nbsp;tenis, indien het een of ’t ander van dienbsp;Deelen wat verderaf, of nader by den Spie-.nbsp;gel zyn inogt, dat Deel ook juift in diennbsp;ftand, of verder of nader by vertoonen, Ditinbsp;'is de reden dat men,iDj^g?/zfr 9, de Beeltenisnbsp;in een regttegengeftelden zin ziet fchuins inbsp;ftaan van zyn voorwerp K L: want hetnbsp;Punt i moet noodwendig nader zyn by denbsp;oppervlakte qi dan l; om dat ’er K nadernbsp;is dan L. Als iemand rug.gelings op denbsp;öfir van een Kamer gaat nederleggen, ennbsp;*yn Voeten heeft tegeneen SpiegeldieLood-S 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;TCgt
-ocr page 370-276 Weergekaatst Licht
XVI. regt op ftaat, zal zyn Beeltenis ook even ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Grond fchynen te leggen:
D £ E L, 2y zal j juift als de Perzoonen zelf, de Voeten ook tegen den Spiegel hebben, en het Hoofd ’er het verft van’tgantfcheLighaamnbsp;van af. Indien nu zulk een Perfoon, zynnbsp;'Beenen en al zyn Leden ftyf en uitgeftrektnbsp;weetende te houwen, zig op zyn Hielen laatnbsp;op ligten, zoo dat zyn Lighaam een vierdenbsp;Deel van een Cirkel befchryve, zal zynnbsp;Beeltenis ook, even eens als liy, alle de Graa»nbsp;den van Scbuinsbeid en Helling doorloopen»nbsp;zoo lang tot dat zy beiden ten weerskantennbsp;Evenwydig ftaan met het Glas dat middennbsp;tuflchen hen in is.
De Spie. Hier uit ziet men hoe noodzaakelyk het pi Regt-2y Jat men de Spiegels in de Vertrekkennbsp;plaatzen. plaatft op zulk een wy ze, datzy naauwkeU-rig regte Hoeken maaken met de Zolderingen , Vloeren en Muuren : dewyl andersnbsp;Zolder, Vloer nog Muur, met dezelfdenbsp;Streeklyn en evenregtftandig loopt als zynnbsp;Beeltenis, maar alles een fchuinfen Standnbsp;aanneemt. Want de Beelteniffen hellen
ovet
-ocr page 371-277
Spiegelkunde,
Over naar hun Voorwerpen toe, als de Voor- xvi. Werpen naar de Spiegels overhellen: of, ’t^nbsp;geen zelfde is, de Spiegels niet RegthoekigoEE l.nbsp;inet dezelve geplaatft zyn.
Een zaak die hier een byzondere opmer- A's de king verdient is, dat de Beeltenis, als men bewoo-Spiegel langs verfcheiden trappen vangennbsp;fchuinsheid laat beweegen voor het Voor-beweegtnbsp;Werp, juift eens zoo veel weg zal afloopen ,zig denbsp;ais wanneer ’t het Voorwerp zelf is, dat^g^jg ^oonbsp;zig beweegt en verfchillende hellingen maakt fterk.nbsp;met den Spiegel. De Perfoon, by voorbeeld, daar ik zoo aanftonds van fprak,nbsp;zou zyn Beeltenis een hal ven Cirkel in plaatsnbsp;Van een vierde zien doorloopen, indien hynbsp;regt op flaande, met zyn Voeten tegen dennbsp;onderflen rand van een Spiegel die Waterpas lag, denzelven voor zig van den Grondnbsp;deed op ligten, tot dat hy Loodregt ftond.
Want veronderftel eens, dat die Perzoon Verbeeld wordt door deLynEG, ia figuur Plaat 11.
en dat ab de Spiegel zy die vlak voor^*^' bem legt ^ jjan 23] zyn Hoofd zig in e, zynnbsp;Voeten zig in g vertoonen; bygevolg zul-S 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;len
-ocr page 372-I't
XVI. L E S.nbsp;2. A F-BE el.
Tig. II.
173 Weergskaatst Licht.
lea het Voorwerp en de Beeltenis beiden zig -bevinden in de Loodregtftaande Mid^nbsp;dellyn E e, van den hal ven Cirkel E è e. In-dien men nu den Spiegel opligt, zoo vernbsp;dat hy flegts een Hoek van 45 Graadennbsp;maakt met de Voeten van het Voorwerp,nbsp;gelyk ah \n figuur ii, zal men den Per-foon zien op de Waterpas leggende halvenbsp;Middellyn af; en zal bygevolg zyn Beeltenis reeds een vierde Cirkels hoog zig op-geligt hebben, terwyl de Spiegel niet meernbsp;dan maar half zoo hoog, tot een Hoek,nbsp;naamelyk , van 45 Graaden , is opgeligt.nbsp;Hierom is het ook, dat als men een Spiegel van zyn plaats verzet, of opeenigean*nbsp;dere wyze beweegt, de minftebeweeging,nbsp;die men hem doet maaken, merkelyk veelnbsp;grooter en Ilerker fchynt, zo men naar denbsp;beweeging wil oord.eelen van de Beeltenis-fen die men ’er agter ziet. De Weerkaat-zingen van het Licht, die op de Oppervlakte van’t Water gefchieden, maaken al-tyd zeer zigcbaare Flikkeringen en Bewee-ging, fchoon het water zelfgenoegzaam
fchyct
-ocr page 373--279
Spiegelkunde.
A:hynt ftil te ftaan, en zig weinig of niet xvi. beweegen. De Weerkaatzende of Spiegel-^ ^S.nbsp;Verrekykers zyn daarom ook voor iemand,dj.nbsp;die ’er nog de behandeling niet van heeft,nbsp;njoeielyker te beflierendan andere, dewylnbsp;de geringfte beweeging, die men aan denbsp;Spiegels geeft, de Beeltenis daar men naarnbsp;zoekt, een zeer grooten weg doet afloopen,nbsp;en dezelve daar door te bezwaarlyker te treffen maakt; of, zo men zeindenKykerge-kreegen heeft, zeer ligtelyk weer doet ont-fnappen.
De vlakke Spiegels hebben ook daaren-DeBeel-boven die Eigenfehap, dat ze hunne Beel-teniflen gedaanten doen aanneemen enbehou- zelfdege-den, welke volmaakt met die van de Voor-^®^quot;*®®'* Werpen overeenkomen. Dit fpruit ook we • werp. 'nbsp;derom uit de zelfde, en reeds ineermaalennbsp;gemelde reden voort, naaraelyk, dat de Af •nbsp;ftand^zg, als in8, gelyk is aan dennbsp;ïfftand ac; of, met andere woorden, datnbsp;de Beeltenis akyd even ver agter den Spie-gel zjg vertoont, als het Voorwerp zelf’ernbsp;voor van af ftaac. Want zo men deezennbsp;S 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Re.
-ocr page 374-aSo Weergekaatst Licht.
XVI, Regel op^ alle de Punten E, F, G amp;c. van ^ üsiuur lo en ii. toepaft, zal men zien, dat
2. A F- *' ®
DEEL. dewyl ec gelyk is aan cE, fd aan dF, gb aan ^ü, en zoo vervolgens; het onmoge-lyk anders zyn kan ofnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;moeten zig
allen op eene en dezelfde Regc Lyn bevinden , even eens gelyk E, F , G ook allen ftaan op een RegteLyn; en dat derhalven ,nbsp;zo het gedeelte F, by voorbeeld, van hetnbsp;Voorwerp zig buiten de Regte Lyn E a bevond, bet daar meêovereenfteramend puntnbsp;ƒ ook buiten zyn Lyn a e, en even ver ’er afnbsp;voor of agterwaarts gezien zouworden. Metnbsp;één woord, dewyl de gedaante tognietsan*nbsp;ders is dan de onderlinge Stand en Schikking der by zonde re Deelen, en de vlakkenbsp;Spiegels alryd Beelteniffen vertoonen, wiernbsp;Deelen even eens geplaacft en onderling ge-fchikt zyn als die van de Voorwerpen : magnbsp;men met goed regc zeggen, dat zy hunnenbsp;BeelienilTen gedaanten doen aanneemen ennbsp;behouden, welke met die vande Voorwerpennbsp;volkomen o vereen ftem men; en dat, zo z0nbsp;zulks niet doen, het een zeker bewysis»
dat
-ocr page 375-SSl
Sp lEGELKONDE.
dat de Spiegel niet overal volmaakt gelyk XVI. en vlak is.
De Beeltenis, die men ziet in een Spiegel, d e e u kan zelve ook weer dienen tot een Voor-De Beel-werp, en zig voor de tweede maalnbsp;anderen Spiegellaatenzien: en, indiendee-weerhairnbsp;ze op zulk een wys geplaatft is, dat hy de®^’^‘nbsp;Beeltenis weer te rug kaatfl op den eerften, Kaarskan zy in denzelven veelen maaien agter eennbsp;gezien worden. Dergelyk een Schonwfpel gezien,nbsp;ziet men dagelyks in de vertrekken, daarnbsp;een Kaarskroon hangt tulTchen twee Spie*nbsp;gels, die vlak tegen malkanderen over, Evea»nbsp;wydigzynopgerigt. Maar, dewyldeBeel»nbsp;tenis, die tot een Voorwerp dient, verdernbsp;van den Spiegel afftaat dan het Voorwerpnbsp;zelf, moet ze zig ook verder agterwaardsnbsp;vertoonen dan deeerfteBeeltenis; hetwelknbsp;weder op dezelfde wys in de volgende Beel-tenilTen plaats moet hebben. Hier om zietnbsp;men in dergelyk geval zoo veele Kroonen,nbsp;de eene agter de andere, allen op dezelfdenbsp;Regte Lyn. De verfte van die Beelteniflennbsp;2yn ook de flaauwfte, om dat ’er op iedernbsp;S 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Weer-
-ocr page 376-282 Weergekaatst Lxcïit.
-l |
XVI, |
i'j |
LES. |
'1 |
2. ,Av- |
BEEL. |
Weerkaatzing altyd een gedeelte van de Straalen,dat of geblufchtofverftrooidvvordrjnbsp;verlooren gaat, ’t welk de reden is, waarom de laatfte met een mindere hoeveelheidnbsp;van Licht gevormd worden, en daar doornbsp;zig flaauwer en als waren ze van verrein’cnbsp;Verfchiet vertoonen.
Kantzuil- Men maakt zomtyds uit Liefhehbery Spie-Spiegel. gels met verfcheiden vlakke Zyden, in de
Prism for™ van een Kantzuil of van een Puntzuili PyrafBiWsjje Eigenfehap hebben, dat zyeeneenkele wel aan een verbonden en geregeldenbsp;Beeltenis maaken, van verfcheiden Voorwerpen of verfcheiden deelen van een ennbsp;dezelfde Tekening, hier en daar verftrooidnbsp;en van elkanderen afgezonderd door tus-fchenruimten, die men of geheel ledig laatnbsp;of met andere Tekeningen en Gedaantennbsp;vult, daar men in den Spiegel niets van ziet.nbsp;Van deeze Uitwerkfels zal men zig zondernbsp;. veel moeite een Denkbeeld kunnen vormen ,nbsp;als men h^t geen ik tot hier toe van dcnbsp;Vlakke Spiegels gezegd heb wel begreepennbsp;heeft. Laaten wy, by voorbeeld, eens veren-
-ocr page 377-283
Smegblkunde.
onderftellen, dat ’er vier Weerkaatzende xvt.'
Vlakken of Zydenzyn,d)eLoodregtrond-L E^S.
om een Voetfteun Haan opgeregt, gelykinDEEL. figuur 12 verbeeld wordt door ABCDE:Pla«iILnbsp;en dat het Oog geplaatft worde opnbsp;keren behoorlyken Afftand als in F, en eennbsp;Voet of daaromtrent hooger dan de Tafelnbsp;daar de Spiegel op legt; dan zal dat Oog,nbsp;door middel van dc Weergekaatfte Scraa-len AF, BF, CF, DF, EF, en anderenbsp;van denzelfden aart, alles kunnen zien wat ’ernbsp;op de vlakken ABHG, BCKI, CDML,nbsp;DEON, getekend is: dog van’t geen buiten die Vlakken is, en ’er cuflchen beiden isnbsp;in gevuld ,, zal het Oog , zo het op zyanbsp;plaats blyft, en niet terRegter noch ter Linker Zyde afwykt, in den Spiegel niets gewaar worden. Hier door heeft men vryheidnbsp;om de tulTchenvakken ais HBI, KCL,
M 1gt;N met Voorwerpen en Gedaanten te vullen, die met het Ontwerp geen de min-fte overeenkomll en gemeenfehap hebben,nbsp;on op die wys de Scliildery, daar de Spie-80I de Beeltenis van vertoonen moet, en
wier
-ocr page 378-284 Weergekaatst Licht.
X\’'I. wier deelen door die Driehoeken van elkan-^ Af' nbsp;nbsp;nbsp;vermommen en te
DEEL. eeneraaa! onkenbaar te maaken.
Puntzuil- Op dezelfde wys omtrent is ’c ook met fpiegel. (Jen Puntzuil-Spiegel gelegen, vyiens zydennbsp;uit Driehoekken vlakken beftaan. Zoo veelnbsp;Zyden als ’er aan den Voecfteun van dennbsp;Puntzuil zyn, zoo veel Driehoeken tekentnbsp;Flaatm.”'^° Papier, gelyk m figuur 13 ver-Bg. 13. toond vsrordt, binnen wier omtrek alle denbsp;deelen der Schildery moeten begreepen worden; diede Spiegel by één vergaderen zal, ennbsp;in behoorlyke vorm zigtbaar maaken voornbsp;het Oog, dat zig ten dien einde in de verlengde As van den puntzuil, Loodregt boven deszelfs Toppunt, plaatft, van waarnbsp;het alle de Weerkaatzende Vakken kan zien.nbsp;Alles wat ’erin de Driehoeken A, B, C, D,nbsp;getekend is, vertoont zig in de vier, daarnbsp;vlak tegen overftaande zyden van den Voetnbsp;a, b, c^d: dog in die gantfehe Beeltenis ontdekt zig geen de minde l'chets van iets, datnbsp;’er in de tuffehenvakken , E, F, G, H,nbsp;mogt bygetekend zyn, om de Schildery een
ver-
-ocr page 379-a 85
Sp I EGELKüNDE.
Verwarde vorm te geeven en te beletten, dat xvi. Dien de orde en aan een fchakeling van haar L E^S.nbsp;deelen niet gewaar worde.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;deel.
By dit zoort van Spiegel heeft men daar-Maakt
enboven nog aan te merken, dat de weer-
gekaatfte Straalen nbsp;nbsp;nbsp;Z)G, iG, en de verkeerd.
overige, alle de deelen der Schildery als
A, B, C, D, E, F, voor ’t oog zig ver-
toonen, doen in een geheel andere en regt-
ftrydige orde, dan waar in zy op ’t Papier
ftaan, eelyk men in figuur 14 duidelyk zien Plaat UI-° nbsp;nbsp;nbsp;Fis 14»
kan, als men, die Weergekaatfte Straalen verlengende tot a, 2^, e, de buitenüe deelen der Schildery binnenwaarts, debinnen-fte naar buiten, en dus de ganfcheSchildery in een ongekeerden fland ziet (taan. Ennbsp;dewyl dit in alle Driehoeken eveneens plaatsnbsp;heeft, merkt men ligtelyk, dat alle de by-zondere Deelen der Schildery, die befloo-ten zyn in ieder van die Driehoeken, juiftnbsp;verkeerd moeten getekend zyn, indien denbsp;Beeltenis, in den Spiegel, de Schildery na-tuurlyk en in haar behoorlyke ordeenftandnbsp;vertoonen zal. Dit is ook eenereden, dac
i85 Wbergbkaatst Licht.
XVI.
les.
a. Aï-dk^l.
men zoo veel moeite doorgaans heeft om te raaden wat ’er op die Tekeningen en Printen ftaat, als men zemethetbloote Oogennbsp;zonder Spiegel ziet.
Deeze zyn de voornaamfte Uitwerkfels van dè vlakke Spiegels; nu zullen wy totnbsp;die van de kromme of geboogene Spiegels,nbsp;cn wel vooreerft dezulkendieverhevenrondnbsp;zyn, overgaan.
VIERDE GEVAL.
Naderende Straakn Weergekaatjl door een Ferbevenronden SpiegeU
V. Proefneeming.
Toejlel,
flaat I. Eig. 2,
In deeze Proefneeming, gelyk ook in de twee volgende, bedient men zig als voor-heeo van de groote ronde Schyf, die innbsp;figuur 2 afgebeeld is. Maar in plaats vannbsp;den vlakken Spiegel zet men in CD ef”nbsp;Spiegel, die verhevenrond is, en doet ’er
twee
-ocr page 381-287
Spie OELKUNDE.
twee Naderende Straalen op vallen, op
Zelfde wys als men deed in de vierde Proef-2. Af-
Deeming.
UifwerkzelSi
De twee Weergekaatfte Scraalen, in plaats Naderen-vaa op het doorfchynend Raampje B men teloopen, endaarmetelkanderenflegtSeenboi-een Lichtend punt te maaken, vormennbsp;twee onderfcheiden Beelteniffen op. Waarnbsp;uit duidelyk derhalven is afteneemen, datnbsp;hun Nadering nu na de Weerkaacziog zoonbsp;groot niet is, als ze was voor dat zy dennbsp;Spiegel geraakt hadden.
VYFDE GEVAL.
Eveiiwydige Straalen H’eergekaaiji door een Ferbevenronden Spiegel,
VI. Proefneeming.
Toejlel.
Men laat den Verhevenronden Spregelop plaats, en gaat verder te werk, gelyk
meu
-ocr page 382-288 Weergeka ATST Licht.
XVI. men in de tweedeProefneeming hadc gedaan.
Les. na (jat fnejj nbsp;nbsp;nbsp;Glas, dat het Middel-
2. Af.
B E E L. fchot in A bedekte, afgenomen heeft* Uitwerkzels,
11
Evenwy- De twee Evenwydige Straalen worden na Straalen de Weerkaatzing Wyderende: het welk mennbsp;op een zigcbaar befpeurt. Zoo uit de tuflchenruim-denTpie-*quot;® Straalen, die onophoudelyk wydernbsp;gel. wordt en zig meer en meer uitfpreidtindenbsp;breedte, vandenSpiegelaf totaan’tRaampjenbsp;B toejalsuit den onderlingen afftand dertweenbsp;, BeelcenifTen, die zy op het zelve vormen Jnbsp;en welke Afftand merkelyk veelgrooteris,nbsp;dan die van de Gaten daar de Straalen doorvallen in A.
ZESDE GEVAL.
Wyderende Straalen Weergekaatfi door een Virbevenronden Spiegel.
VII. PROEFNEEMING.
Toejlel.
Men doet de Invallende ZonneftraaleO W yderen op dezelfde wys, en door het zelf'
de
-ocr page 383-Sïiecelkunde, 289
middel als men deed in de derde Proef- xvi. Deeming, terwyl men den VerhevenrondenL ES.nbsp;Spiegel, als voorheen, op zyn plaats laat. deel.
Uitwerkzels.
Na de Weerkaatzingftaande twee Lich-Wyde-teode Cirkels, die op het doorfchynend ^^aamtje B gevormd worden verder van op eennbsp;nialkander af, dan men ze van één Verwy-^g^l’Q^.nbsp;derdziet, als de Straalen, na’t weg neemen den Spie-van den Spiegel, regtftreeks to., aan E voort-fchieten: waar uit duidelyk blykt, dat zenbsp;na hun Weerkaatzing meer Wyderen, dannbsp;te vooren en by hun Invalling.
Ophelderingen,
Gelyk wy den vlakken Spiegel verheelt Evenwy-liebbcn door een Regte Lyn, zoo kunnen d'ge wyookgevoeglyk 3cnVerhevenronden Spie- worden*
gel van de drie laatfteProefneemingenaan-Wyde-
’berken als een kromme Lyn, wier Rug Rolronde zyde gekeerd ftaat naar de Straa-len, die’er op vallen. Nuiseigentlyk, ge-V. Deel,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lylt
-ocr page 384-290 WeERGEKAATST LiCHT.'
XVI. lyk vvy reeds voorbeen op verfcheiden plaat» les. zen van dit W erk gezegd hebben, een krom-DEEL. Lyn niets anders dan een aan-een fcha-keling of reeks van RegteLyntjes, die oneindig klein zyn, en met een ongevoeligenbsp;helling en fchuinsheid wederzydsaanelkan*nbsp;deren gekoppeld. Laat ons, om ’erop eennbsp;eenvoudiger en beter bevatbaare wys overnbsp;te kunnen fpreeken, die eerfte beginfelen,nbsp;daar ieder ktomme Lyn uit beftaat, zaonbsp;wel als de Graaden hunner fchuinfe Hellingnbsp;op malkander van een zigtbaare grootte nee-men, en wy zullen wel haaft kunnen be*nbsp;fpeuren, waarom de Straalen, dooreenver-hevenrondenSpiegel te ruggekaatft, de zelfde orde, het zelfde onderling beloop nietnbsp;behouden, dat ze’tzamenhadden, toenzynbsp;op den Spiegel vielen. Want, dewyl iedernbsp;van hun zyn Stuithoek aan zyn Stoothoeknbsp;gelyk maakt, en de deeltjes van den Spiegel»nbsp;die onmiddelyk aan malkander volgen, ennbsp;fcbuinferHelliogtnaakenmetdeneenenStraaf»nbsp;die ’er op valt, dan met den anderen die’efnbsp;een weinig meer voor of agterwaarts op néér*
fchlctr
-ocr page 385-291
SpiEGELKUNDE.
Schiet, moeft hec meeftal gebeuren, dat die xVI. Straalen na hun Weerkaatzing of meer tot^ ^ S.nbsp;elkanderen naderen, of verder van een af-deel.nbsp;quot;'yken, dan zy te vooren deeden. Het laat*nbsp;fte nu van deeze twee Uitwerkfels heeftnbsp;plaats, als bet Licht op de Buitenkromte
Verhevenronde zyde, uit Weerkaatzen-de deelen zamengefteld, van een Spiegel ''alt. Dus veranderen de Evenwydige Straa*
Icn , cd, m figuur 15, die op de Deelen PlaatlU. ^ en d van den Spiegel vallen, en daarinde^*^'nbsp;Weerkaatzing hun Stuithoeken eigt;/, bdinbsp;aan hun Stoothoeken a6g, cdk gelyk maaien, in Wyderende Straalen, en wordennbsp;haar e en naar b te rug gekaatft.
Op dezelfde wys ziet men, als men ’t Oog Naderen-
Haat op figuur 16 en 17, dat de Straalen,,Straa-j. , nbsp;nbsp;nbsp;°nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’ len min
gle Ixun punt van zamenloop, of iVaderpwrar ,derNade-
m zouden hebben, volgens denzelfden ^egel, zig na hun Weerkaatzingeerftver-rendenbsp;^enigen in 1; en dat die, wier Wydering^®^®'i^J‘nbsp;ftaauwelyks zigtbaar zou zyn, ofopeenaf-
and als van m (figuur 17), een merkelykConver-Srooter trap van onderlinge van één
T 2 nbsp;nbsp;nbsp;king
-ocr page 386-apz Weer GEKAATST licht.
XVI. king en Veiwydering aangenomen hebben
L E S. omtrent het punt l, dat op den zelfden af-u. Af- nbsp;nbsp;nbsp;^
BEEt.. ftand van den Spiegel gerekend wordt te Plaa. III. liaan als het punt m.
Fig. i6. Spiegel, dien wy tot de laatfle Proef-Kloot o^emiiigen gebruikten, heeft flegts eenen en-fcheSpie-kelen bogt, een kromte die maar naar eenen kant heen geboogen is; en dat is ook genoeg, als men alleen zulke Lichtftraalen innbsp;aanmerking neemt, die allen in ’c beloop vannbsp;een en ’t zelfde Vlak vallen. Dog men bc-grypt ligtelyk, dat alle de Uitwerkfels, dienbsp;wy hier zagen plaats hebben, ooktoegepaftnbsp;kunnen worden op Spiegels, die naar allenbsp;zyden heen gelykvormig geboogenzyn; als»nbsp;by voorbeeld, de Verhevenronde klootfchenbsp;Spiegels, en die volkomen Bollen uitmaa-ken. Want dewyl ieder Rolronde of Punt'nbsp;zuilvormige bondel van Lichtftraalen, i^tnbsp;de langte volgens het beloop van zynnbsp;doorgefneeden, een oneindige menigte vaOnbsp;Vlakken kan uitleveren, zullen alle de Licht'nbsp;draaden, die zig in ieder van die VlakkeOnbsp;bevinden, altoos, ’t zy hier’tzydaar,
SpiEGELKUNDE. 293
meer fchuins, op den Spiegel vallende, xVf.
Lyn ontmoeten, daar men altyd het L ES. delfde van zal kunnen zeggen, als wy ten deel,nbsp;®p2igt van de Panten b, d, van fguur 16nbsp;17 hebben aangemerkt.
Deeze Drie zaaken heeft men derhalven ''oor zekere en ontwyfFelbaare waarheden te
houden. Voor eerfl: dat alle Spiegels van boezen aart, ’t zy ze klein of groot zyn,nbsp;Naderende Straalen, die in een zekernbsp;Punt zouden zaraenloopen, ten minden minder fterk tot elkanderen doen Naderen.
Ten tweeden; dat zy de Straalen, die alleen maar Evcnwydig liepen, Wyderende doen worden.
En eindelyk; dat zy de Wydering van de zuiken, die ’er reeds iets van haddennbsp;''oor de Weerkaatzing, na dezelve doen toenbsp;doemen. Deeze eerfte en onmiddelyke Uit-'^erkfels geeven tot verfcheiden andere aanleiding, die betrekking hebben, zoo op’tnbsp;''eroirzaaken van Warmte als op het zien vannbsp;Voorwerpen. Over cenige van dezelve zalnbsp;hier wat omftandiger fpreeken.
T Q nbsp;nbsp;nbsp;Ge-
-ocr page 388-294 Weergekaatst Licht.'
' XVI. nbsp;nbsp;nbsp;Gevolgen.
LE S.
DfEL^* nbsp;nbsp;nbsp;vergeefs zou men de Verhevenronde
Bolle Spiegels gebruiken willen, om de warmte. Spiegels die door de Scraalen der Zon veroirzaaktnbsp;len^de^quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vermeerderen. Want, dewyl die
Zonne- Straalen natuurlyker wys genoegzaaiaEven* niet!*'” wydig.^an malkanderen zyn, als ze tot onsnbsp;komen, zouden zy, wel ver van Naderen*nbsp;de te worden, gelyk zy moeiten doen, indieonbsp;ze meer kragc zouden krygen, in tegendeelnbsp;niet anders dan Wydcrende, en dus Ylernbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en Zwakker kunnen worden, door derge*
lyke Oppervlakten Weergekaatll.
’t Maan. Dewyl de Planecten, die de Straalen geeftnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*¦'^8 kaatzen, van een
geen Klootronde, of byna Klootronde gedaante zclfs niet^y”»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Licht, dat wy er by weer-
, door ftuiting van ontvangen, noodwendig zeer fpiegeis; verzwakt zyn, niet alleen, om dat het eennbsp;Veel langer weg heeft af te loopen, voornbsp;dat het tot ons komt; van de Zon, zyonbsp;oirfprong, naar dePIaneeten, envandezel'nbsp;ve weer naar onzen Aardkloot; maar ook
i95
Spieoelkundb.
lt;3aarcnboven, om dat ’er maar een gedeelce xvi. Van dat Zonnelicht naar ons WeergekaatftL ES.nbsp;vpordt, en ’t geen 'er van tot ons komt zeer deel.
en yl geworden is door de Wydcring.
Welke de Klootronde gedaante der Weer-kaatzende Oppervlakten ’er aaa gegeeven De Heer Bouguer, na ’er met groo-te naauwkeurigheid Peoefneemingcn over-gedaante hebben, beweert, dat het Lichtnbsp;van de VcMle Maan, op haar middelbaarennbsp;Afftand van de Aarde, driehonderddui*nbsp;zendmaal Yler is, dan dat van de Zon. Ditnbsp;is ongetwyffeld ook de reden, waarom hetnbsp;Maanlicht geen de minfte Warmte geeft,
200 veel men immer kan gewaar worden; zelfs niet, wanneer men ’t door middel vannbsp;Brandfpiegels by één vergadert. Wantfchoonnbsp;men ’t al cens daar toe wift te brengen, datnbsp;men dat Licht weer zoo fterk verdikte ennbsp;in een drong, als het door het Klootrondnbsp;Lighaam, dat het ons toezendt, veryld ianbsp;geworden, ’t geen zekerlyk zeer beawaarlyknbsp;*ou te doen vallen: zou hetegternogaltydnbsp;merkelyk minder kragt hebben, dan of hetnbsp;T 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;regt-
-ocr page 390-apö Weergekaatst Licht.'
XVI. LES,nbsp;2 Ar.
DEEL.
de Berg toppen
2. Stuk iladz.
A91-
regtflreeks van de Zon tot ons kwam; de» wyl ’er een vry groote menigte van Straa-len onder weg verlooren gaat, die, ’tzyinnbsp;’c aanraaken van’tLighaam, dathun Weer-kaatzen moet, ’t zy in ’t doorloopen vannbsp;den Dampkring der Aarde, ingeflorpt, ofnbsp;naar elders afgewend, of geblufcht worden.nbsp;Koude op Het is eenontwyffelbaareenvanalleRei*nbsp;zigers erkende waarheid, dat men op dennbsp;Top van hooge Gebergten minder Hitte gevoelt van de Zon, dan in Engten, diepenbsp;'Valeien, en laage Vlakten: zelfs is het ’ernbsp;altyd koud. Onder de andere oirzaaken,nbsp;die tot dit üitwerkfel ook het haare doen,nbsp;mag men met regt deVVydering van deLicht-ftraalen tellen, die daar door de rondagtignbsp;loopende Oppervlakte van den Grond mer-IV. Dael.kelyk moet toeneemen. Want,gelyk ik reedsnbsp;voorheen heb aangeracrkt, de Hitte, dienbsp;men op de Oppervlakte van den Aardbodem gewaar wordt, ontftaat niet alleen uitnbsp;de Straalen die Regtflreeks van de Zon totnbsp;ons komen, maar ook uit de Straalen, dienbsp;door den Grond en van elders overal Weer-
ge*
-ocr page 391-297
SpiïCELKUNDE.
Sekaatft worden. Als deeze nu, door de xvi. 'vyze, waar op zy weerftuiten, yler ge-^nbsp;maakt, of uit malkanderen verfpreid wor-DEi^.nbsp;den, fr.oet het gantfche Uitwerkfel ’er ooknbsp;^Wakker door, en de Hitte minder fterk
zya.
De VerhevenrondeSpiegels doen, evenWy zien gelyk wy van de Vlakke opgeraerkt hebben ,nbsp;altyd de Beeltenis agter de Weerkaatzende ter dennbsp;Oppervlakte zien, en in een ftand, welke
dog na-
mec dien van het Voorwerp overeenkomt, jer ’er by Maar, in plaats dat, in de vlakke Spiegels, dan tnbsp;het punt van Weerkaatzing juift in ’t mid-^erp'.nbsp;den (laat tuffehen beiden, en de Beeltenisnbsp;net even ver agter den Spiegel is, als ’ernbsp;het Voorwerp voor is, komt, in de Verhe-^enronde, de Beeltenis nader by den Spiegel; en min of meer, naar maate dat denbsp;Spiegel min of meer Rond van beloop is.
Dit onderfcheid tuffehen die twee zoorten Van Spiegels ontftaat daar uit, dat in deezenbsp;de Natuurlyke Wydering derStraalen, dienbsp;nic ieder zigtbaar punt van’t Voorwerpaf-fchieten, na de Weerkaatzing grooter wordt,
*98 Weergekaatst Licht;
XVI. LES.nbsp;2. afdeel.
gelyk wy in de zevende Proefneeming gezien hebben. Daar door wordt hun punt van zamenloop, bet Toppunt van den Licht-kegel die op ons Oog ftaat, en daar wy al-tyd gewoon zyn het Voorwerp te plaatzen,nbsp;dat ons die Straalen affchetzen, noodwendig nader by ons Oog gebragt; gelyk uitnbsp;Plmt III, vergelyking van figuur 18 met figuur 8 lig-PVaa/lLnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kunnen begreepen worden.
kleiner dan ’tnbsp;Voorwerp,
Fig. 8 Een ander Uitwerkfel, waar in de Ver-®°;®j^^^'hevenronde Spiegels van de Vlakke verfchil-len» is datzydeBeeltenisaltydkleinermaa-ken dan hét Voorwerp; en wel zoo veel kleiner, naar maate dat het Voorwerp verder van de Weerkaatzende Oppervlakte af-ftaat. Men zal hier de reden genoegzaamnbsp;van begrypen kunnen, als men op de Gevolgen let, die ’er moeten voorfpruiten uitnbsp;onze vyfde Proefneeming: door welke wynbsp;hebben doen zien, dat de Straalen, die bynbsp;hun Invalling Naderende zyn, altydnahuanbsp;Weerkaatzing op een Verhevenronde Op-P/aaflIl.pervlakte minder Naderende worden.
Fig. ig. Want daar door komt het, dat de twee
Straa*
-ocr page 393-IP?
Spiegelkukde.
Straalen Cc en Ddzig verder agterwaarts XVI. eerfl: vereenigen, dan ze gedaan zouden heb-L E^S.
beo zo ze den Spiegel ai niecoDtnioethad-i,gj.L. den: en door dat nieuw beloop hunnernbsp;Screeklynen, doen zy derhalven de Beeltenisnbsp;Ook zien onder een Gezigchoek, die kleinernbsp;is dan die, waar onder men het Voorwerpnbsp;gezien zou hebben, indien men het regt-ftreeks gezien had uit/: naamelyk, ondernbsp;den Hoek eid.
Wanneer dat zelfde Voorwerp op een En te
grooter Afftand van den Spiegel geplaatft'd®*”^*^
wordt, zullen de Invallende Straalen ce enhetVoor.1
dd^ daar door minder Naderende gcwor-^^'^P''^'’*
. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;der af is.
oen, zig na de Weerkaatzing nog verder
^gterwaarts, agter den Spiegel, vereenigen,
dan in ’t eerfte Geval: waar door men de
beeltenis zien zal onder den Gezigthoek
* S d, die weder kleiner is dan de Hoeken eid.
Maar ondertuflcben ftaat hier aaniemer-DeNade* hen, dat wanneer een Verhevenronde Spie-gel Naderende Straalen na de Weerkaatzing zomtydsnbsp;l’^inder Naderende maakt, die maar hetnbsp;'^^gcringde Uitwerkfel is, dat hy zou kun- vvyde-
cen
-ocr page 394-300 (W.eergekaatst Licht,
XVI. nen doen. Dikwüs, naatnelyk, gebeurt
^ A nbsp;nbsp;nbsp;dac de Spiegel Verhevenron-
beel. der van beloop is, ’t zy om dat de Straa-
rendegc-Jen, die ’er op vallen, onderling een minde*
j|.gp Nadering hebben, dat deeze
na hun Weerkaatzing Evenwydig aan el*
kanderen worden, of zelfs Wyderende. Al,
Ie Straalen nu, dien zulk een Weerkaatzing ,
welke hen Evenwydig of Wyderendemaikt,
gebeurt, kunnen malkanderen by ’t inko*
men in ’c Oog niet meer kruiflen, en zyn
derhalven ook te eenetoaal onbekwaam, oia
’er de Beeltenis, die men zien wil, in te
helpen vormen. Wy zullen dit, door mid*
P/flflflV.del van em figuur ^ eenigzins duidclyker Fir. 20.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
tragten te maaken.
Denk- Lzatabfiguurio, eenVerhevenrondeSpiegel ’t beloopgedeelteukmaakt vaneenrondennbsp;der Na. Kloot, wiens middelpunt in c ZOU zyn. In*
Straalen nbsp;nbsp;nbsp;Uiteinden d ene van
op ver- een Voorwerp een menigte, zoo groot als geded-”™^“ wil, van Wyderende Straalen trekt,nbsp;ten van die op den Spiegel vallen, zoo dat zy ’ernbsp;den Spienbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ruimten, af, bf, van beflaan, en
de
-ocr page 395-301
Spiegelkunde,
de stuithoeken van die Straalen aan hun xvi. Stoothoeken gelyk maakt, zal men deeze^ E^S.nbsp;'volgende byzonderheden kunnen op merken, deel.nbsp;ï. Dat de Straalen db, ei, die regtüreeksnbsp;op het Middelpunt c van de Rondheid desnbsp;Spiegels aanloopen, in zig zelve weer te rugnbsp;gekaatft worden: dewyl zy niet anders dannbsp;als of ze flegts verlengde halve Middcllyneanbsp;Waren van den ronden Kloot, daar de Spiegel een gedeelte van uitmaakt, Loodregt opnbsp;denzelven vallen, en nog min nog meer naarnbsp;o hellen of naar dannaar/. Deezs Straalen Wyderen derhalven zeer fterkvanraal-kanderen, en zyn geheel niet gefchikt omnbsp;zig ergens, waar ’t ook zy, met elkande-ren le vereenigen. 2. Dit Uitwerkfel zalnbsp;opmerkelyker en zigtbaarer zyn in denbsp;Straalen, die door de gedeelten ab, tjvannbsp;den Spiegel te rug gekaatll: worden; gelyknbsp;uit het bloote gezigt alleen van denbsp;figuur ligtelyk zal befpeuren kunnen 3. Mennbsp;merkt verder dat van b af tot aantoe, ennbsp;m het ander gedeelte van den Spiegel, datnbsp;hier tegen overftaat van i tot aan /, de
Weer
-ocr page 396-302 Weergekaatst Licht.
XVI. LES.nbsp;2. afdeel.
Weergekaatfte Scraalen allenskens die Wy-dering meer en meer verliezen, eneindelyk zelfs Evenwydig worden. Dit egter is nognbsp;niet genoeg om de Straalen, die van denbsp;twee uiterfteenden van bet Voorwerp dennbsp;e voortfchieten, in het Oog te doen vallen ,nbsp;of, het geen het zelfde is, her Voorwerp geheel te doen zien. 4. Maar als men van denbsp;Punten ^ en 1, daar de Invallende Straalen,nbsp;binnenwaarts verlengd, zouden zamenloo-pen in het punt «, dat een vierde is van denbsp;Middellyn van de Rondheid des Spiegels,nbsp;'er bygevolg op de helft tuflchen c en/, hetnbsp;Middelpunt van den Kloot en den Omtrek;nbsp;als men, zeg ik, van die twee Punten k ennbsp;/, zy zelve buiten geflooten, af begint tenbsp;rekenen, worden de Weergekaatfte Straalen Naderende, en vereenigen zig, verdernbsp;of nader, op de verlengde As fg. Overalnbsp;waar het OogzigopdeezeLynplaatft, zalnbsp;’t het Voorwerp geheel zien in het gedeeltenbsp;k l van den Spiegel, en zal het zien onder hoenbsp;langer hoe kleiner Gezigthoeken, naarmaa-te dat Oog verder van den Spiegel afwykt;
303
Spiegelkunde.
en zig in », daar na in o, eindelyk in g xvi.
Een Voorwerp van een taamelyke groot* debl. te, en wiens Afmeetingen Regtlynfch zyn, Regtenbsp;Vertoont zig in een Verhevenronden Spiegelnbsp;onder een gedaante, die van de waare ver* kromnbsp;fchilt. Want dewyl zyn byzondere gedeel* verbeeld.
ten niet allen even ver van de Weerkaatsende Oppervlakte, die rondagtig loopt, af zyn, en ieder van dezelve zig agter dennbsp;Spiegel laat zien , op een grooter of kleinernbsp;aflland, naar maate dat gedeelte zelfs vannbsp;vooren verder of nader by den Spiegel is,nbsp;moet daar uit noodwendig»volgen, dat hetnbsp;Sodeelte o, by voorbeeld, nader zal fchy*nbsp;hen dan de gedeelten d en e, en datdei hal-Ven de Lyn dee, die Regt is, zig als eennbsp;kromme Lyn vertoonen zal. Een Verheven-tonde Spiegel kan geen Beelteniffen vormen,nbsp;die volmaakt in gedaante overeenkomen metnbsp;de Voorwerpen, dan wanneer hun Oppervlakten , die naarden Spiegel gekeerd ftaan,nbsp;hJei deszelfs kromte Evenwydig loopen.
Gelyk de Spiegels, daar wy van fpreeken,Dc be-
het
304 Weeroekaatst Licht.
XVI.
les.
a. AF-
t)EEL.
weegin-
genniec
jiaauw-
keurig
Ver
toond.
het gebrek hebben, dat zy degedaantedeï Voiiiwerpen, die ze ons laatenzien, nietnbsp;naar waarheid afbeelden, zoo kan men hunnbsp;ook nog daarenboven met regt te laii leggen, dat zy in ’t vertoonen der beweegin-gen, die men voor hun maakt, ganfch nietnbsp;naauwkeurig zyn. Het eeniseennoodzaa-kelyk Gevolg van het ander. Want eennbsp;Lighaam, dat zig voor een Spiegel beweegt,nbsp;doet eigenlyk, kan men zeggen, niets anders dan dat het zig, van plaats tot plaats, nunbsp;voor het een dan voor het ander gedeeltenbsp;van den Spiegel ftelt. Indien het nu mid-delerwyl, onder diegeduurigeplaats-veran*nbsp;dering, Lynen of Oppervlakten afloopt, dienbsp;niet Evenwydig zyn aan de kromte van dennbsp;Spiegel gelyk meeftal gebeurt; zal dat Lighaam, om de zoo aanftonds gemelde redenen, telkens in den Spiegel flandplaatzennbsp;fchynen aan teneemen, wier aan een gefcha-keld beloop roerkelyk verfchillen zal vannbsp;dat, ’t welk het Lighaam inderdaad heeftnbsp;doorgeloopen.
Rottfng-
De waarheid van alles, wat ik tot hier toe
30J
SpIEGelKONDE.
Over de Verhsvenronde Spiegels hebaange- XVT. JOerkt, kan een ieder zelfs by eigen On-L ES.nbsp;dervinding duidelyk zien, als hy maar het deel.
flaac op een welgebruineerden Zilveren knoppen of Gouden Knop, op de kas van een
Uurwerk,en dergelykeVerhevenrondeWeer- bolle
^aatzende Oppervlakten meer. Men ziet ’er *yn Aangezigc, als in’t klein, in afgecekend.
^en ziet het ’er in zyn natuurlyken ftand, un zeer digt agter de Weerkaatzende Op*nbsp;Pervlakte. Maar zelden egter ziet men hetnbsp;’er naauwkeurig in uitgedrukt, en de bewee*nbsp;gingen van die Beeltenis komen ook op verb’s na niet naauwkeurig met die men haarnbsp;''Oordoec over een. Dog dit ontftaac bui*nbsp;twyfFel voor ’t meefledeel uit deonre-ëulniaatigheden van die kleine Spiegeltjes,nbsp;die veel eer gefchikt zyn om te fchitteren,nbsp;un een luifterryke vertooning te maaken,nbsp;dan om te Spiegelen en BeeltenilTen te laaien zien. Maar, fchoon ze ook tot ditnbsp;gebruik met de groot fte naauwkeurigheidge-'^orkt waren, zouden zeegterindegewoo-oe Gevallen die onvolmaaktheden, daar iknbsp;V. Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Vnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;200
JIVI. LES.nbsp;2. Af-
D E E L.
Grooter en Vlakker Spiegels beelden bed.
Bedrie-
gelykc
Spiegels.
30G Weergekaatst Licht.
zoo aanftonds van fprak, altyd onderhevig zyn.
Wanneer, nogthans, het Voorwerp ver van den Spiegel verwyderd, en de Spiegelnbsp;zelf van een aanmerkelyke grootte en nietnbsp;(lerk geboogenis; behouden de Beelteniffeonbsp;de natuurlyke gedaante haarer Voorwerpennbsp;vry wel; en de Schilder of Tekenaar, dienbsp;door dat middel een Tekening of Schüderynbsp;jn ’c klein wil na fchetzcn, weet ’er zignbsp;met een taraelyk goed voordeel van te bedienen.
In de Kabinetten der Liefhebberen vindt men Spiegels, die van buiten op hun Oppervlakte volkomen gelyk en Vlak zyn, ennbsp;die egter, zeer zigtbaar, de zelfdeVerfchyn*nbsp;fels als die van verhevenronde Spiegels ver-toonen- Dik wils, ook, ziet men aan een eflnbsp;’t zelfde (tuk verfcheiden van die kleine Spiegeltjes, die als opgezwollen en uitpuilendenbsp;fchynen , en daar door een bedriegelykenbsp;Vertooning maaken; zoo dat men zig niet,nbsp;dan alleen op ’c Gevoel, van het tegendeelnbsp;kan overtuigen. De voorfte Oppervlakte
vaD
-ocr page 401-307
Spigelkunde.
''an het Glas is ook overal, in Ijaarganfcbe xvi.
bitgeftrekcheid waarlyk,Ge!ykenVlak,tnaar L E
de agterfte is met Klootronde diepten oFoeei^ kuiltjes uitgehold, en met Tin en Kwik*nbsp;zilver overtoogen. Dit Metaalen bekleed-fel, daar de groocfte Weerfcaatzing van ’tnbsp;Licht op gefchiedc, zig overal aan de wanden en bodem van die kuilen en hollighedennbsp;Zettende, vormt op die wys Spiegeltjes dienbsp;tiaar den kant heen, daar de Voorwerpen ennbsp;de Aanfchouwers zyn, Verhevenrond loo-pen, en brengt dus alle üitwerkfelsen Ver-*nbsp;fchynfels van dat zoort van Spiegels voort.
Wy gaan nu tot de HolrondeSpiegels over.
ZEVENDE GEVAL.
Evenmsydige Straaien iVeergekaatJt door een Holronden Spiegel.
VllI. Proefneemino.
Toeflel.
Tot deeze Proefneeming gebruikt menPi^at. I* denzeifden Toeftel als men gebruikt beeft*
V 2 nbsp;nbsp;nbsp;tot
-ocr page 402-3o8 Weergekaatst Licht.
XVI. tot de twede; behalven dat men, in Steê vafl \ AF^quot; Vbkken Spiegel, in CD dien plaatst,nbsp;DEEL. die Holrond is.
Uitwerkzeh.
boven bladz.nbsp;i63-
Evenwy. nbsp;nbsp;nbsp;Straalen Naderen, na dat zy
dige den Spiegel geraakt hebban, tot elkande*
Siraalen j. nbsp;nbsp;nbsp;maaken onder hun beiden niet meer
op een ’
Holron- dan flegts eene zeer kleine verlichte Beelte* denSpie-j^jj op het Papier van het doorfchynendnbsp;Raamtje B.
AGTSTE GEVAL.
naaderende Straalen Weergekaatfi door een Holronden Spiegel.
IX. Proefneeming.
Toejiel.
Men laat den gantfehen Toeflel, gelyk hy was in de zoo aarftonds voorgaande Proef'nbsp;neeming: dog voegt ’er het Verhevenron^
-ocr page 403-Spiegelkunde. 309
Glas van de vierde Proefneeming by, dat XVI. op het Middelfchot in A plaaclt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
Uitv:t:rkzels. nbsp;nbsp;nbsp;deel.
De twee Invallende Straalen, wier punt Naderen» Zamenloop of Naderpunt in E is, ge-lyk men zigrbaar, en zonder veel moeite Holron-*^einerken kan, als men maar den Spiegelnbsp;neemt, om ze regtftreeks te laatennbsp;dootfchieten; vereenigen zig na de Wccr-^aatzing, en kruiffen malkander in de tus*nbsp;Ichenruimte, die ’er tuflchen den Spiegel ennbsp;bet doorfchynend Raamt je B is: waar uitnbsp;^ogfchynlyk blykt, dat hun Naderingnbsp;ö^*^rk is toegenomen.
Negende geval.
^yderende Straalen Weergekaaifi door een Holronden Spiegel.
X. Proefneeming.
Toeftel.
Men gaat in deeze Proefneeming volko* in alles op dezelfde wys te werk, alsnbsp;V 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;men
-ocr page 404-310 Weergekaatst Licht
XVI. men voorheen gedaan heeft in de voorgaan-I. E S. jjg tweede Proefneeraing: dog gebruikt hier,
21« A F*
DEEL. gsJyk gezegd is, den Holronden Spiegel in plaats van den Vlakken,
Uitweekzels.
Wyde- De twee WyderendeStraalen vormen, na Straalen Weerkaaezing , twee Beelteniflen opnbsp;opeen het Raamtje B, die merkelyk veel nader bynbsp;elkanderen ftaan, dan zy ftraks te voorennbsp;gel, op dat zelfde Raamtje deeden, toen mennbsp;het naar beneden gelchooven, en den Spiegel weggenomen had, om ’er die twee Straa-len regtftreeks op te laaten vallen. Hier uitnbsp;blykt derhalven, dat de VVeerkaatzing, doornbsp;den Holronden Spiegel veroirzaakt, dennbsp;trap van Wydering, welken die Straalennbsp;hadden eer ze op denzelven vielen, fterknbsp;verminderd heeft.
Uit deezeProefneemingen derhalven vloeien deeze drie voornaame Hoofdwaarheden voort.
I. Darde Weerkaatzing, welke het Licht door middel van Holronde Spiegels ondef'
gaat»
-ocr page 405-3II
Spiecelkunde.
gaat, de Straalen , die by hun invallen XVI.
Naderende waren, nog fterker tot elkande-^ ren doet Naderen-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;mjel.
2. nbsp;nbsp;nbsp;Dat de Evenwydige Straalen in Naderende veranderd worden.
3. nbsp;nbsp;nbsp;En eindelyk dat de WyderendeStraa-len een tninderen trap van Wydering beko-nren, en dat ze zelfs Evenwydig, of ooknbsp;'vel Naderende kunnen worden.
Ophelderingen.
Op dezelfde wys als ik voor heen in ’t ver. Evenwy. klaaren der üitwerkfels van de Verheven-ronde Spiegels gezegd heb, dat men hun wordennbsp;Oppervlakten begrypen moert, zoonbsp;rgt;ien ook hier de Beginfelen, waar uit denbsp;Nolronde Spiegels zamengefteld zyn, aanwerken als zoo veele vlakke en platte Vakjes , die wederzyds fchuins tegen elkanderennbsp;ftaan; even eens omtrent gelyk de Lynennbsp;öc en cfo in figuur 21, in ’c groot worden p/^at jv.nbsp;sfgebeeld De Straalen, die op twee zulkenbsp;^ehuins tegens malkander ftaande Vakjes ofnbsp;Lynen vallen, moeten noodwendig, dewylnbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;V 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ze
-ocr page 406-XVI. LES.nbsp;2. Afdeel.
Nande-
rende
fterker
Naderen
de, Wy
derende
minder
Wyde-
rende.
312 Weergekaatst Licht.
ze op ieder van dezelve hun Stuithoeken aan hun Stoothoeken gelyk maaken, nadernbsp;tot elkanderen gebragt worden. Dit is denbsp;reden, waarom in deagtite Proefneemingnbsp;de twee Lichcftraalennahun Weerkaatzingnbsp;Kaderende wierden, daar ze te vooren Even*nbsp;wydig waren, de Evenwydigheid kan mennbsp;als den juiften Middelweg aanmerken, tus*nbsp;fchen de Nadering en de Wydering. Zoonbsp;dra de Straalen maar het geringde uit datnbsp;zoort van netteEvenwigtwyken, dooreennbsp;weinig naar malkanderen te hellen, moetennbsp;ze noodzaakelyk aanftonds wederzyds beginnen te Naderen en zamen te loopen totnbsp;een gemeen punt van vereeniging.
Dewyl het voornaame en nimmer feilend Uitwerkfel derhalven, dat den Hollen Spiegel byzonder eigen is, daar in bellaar, datnbsp;hy de Lichtftraalen, die hy Weerkaatft, al-tyd nader tot elkanderen brengt, ziet mennbsp;ligtelyk met den eerllen opflag van’t Oog,nbsp;en zonder dat 'er verdere opheldering toenbsp;van nooden is, om welke reden de Straa*nbsp;Icn van de negende Proefneeming na huo
Weer-
¦t: ¦
-ocr page 407-3'3
SpiegelküNde.
Weerkaatzing fterker Naderdjen, dan ze te XVL ''ooren deeden, en waarom die van de tien'^ h S.nbsp;de Proeffieeming een aanmerkelyken trap de el,nbsp;Van hun Wydering verlooren.
Maar dewyldeezeUitwerkfels, voornaa- Minof •^elyk, van de onderlinge Helling en Schuins-
heid der Deeltjes van den Spiegel totclkan*byzonder der afhangen, mag men billyk verwagteu,^|^'®°P'nbsp;dat hoe zyn Holligheid dieper en de Opper kromtenbsp;vlakte daar door krommer van beloop is,nbsp;hy ook het Licht zoo veel fterker by malkander zal brengen, en de Straalen in eennbsp;kleiner uitgeftrektheid en fchielyker by eennbsp;Verzamelen. En dewyl de weerkaatzingnbsp;3hyd haar beftendige Evenredigheid boudenbsp;®ec de Invalling, zal menookgemakkelyknbsp;kunnen begrypen, dat de Straalen, die doornbsp;Hollen Spiegel van een zekerebepaaldenbsp;kromte Weergekaatft worden, zig zoo veelnbsp;te fterker zullen naderen, zoo veel eerdernbsp;zamenloopen, naar maate dat zy reeds beternbsp;tot zulk een vereeniging en zaraenloop ge-Gehikt, of ’er minder vervreemd van waren,
Voor dat zy by de Weerkaatzende Opper-.
V 5 nbsp;nbsp;nbsp;vlak-
-ocr page 408-314 Weeroekaatst Licht.
XVI. LES.nbsp;2. Af.nbsp;deel.
vlakte kwamen. Dus magmenderhalven, alle andere omftandigheden gelyk gefteld,nbsp;met regc zeggen, dat die Scraalen, die voornbsp;dat zy den Spiegel raaken, de meefte Nadering hebben, ook de geene zyn, dienanbsp;de Weerkaatzing het allernaaft by hemzignbsp;vergaderen zullen en zamenloopen, en datnbsp;zy, die by hun Invalling het minll Wyde-ren de beft gefchikte zyn, om na deWcer-kaatziog in Evenwydige of in Naderendenbsp;Straalen veranderd te worden.
Brand-
Als een Holronde Spiegel de Lichtftraa-
puiu vanjgjj elkanderen Naderen doet, wordt de een Hollen Spie-plaats, daar ze zig by een vergaderen en za-
gel.
menloopen, het Brandpuntgemeind. Dit Brandpunt, gelyk uit myn voorgaande aanmerking gemakkelyk is op te roaaken, kannbsp;voor allerhande zoorten van Invallendenbsp;Straalen niet altoos het zelfde zyn; maalnbsp;verfchilt naar hun verfchillenden aart en beloop.
Brand' Indien de Straalen Evenwydig opeen Hol' Evenwy'^^^'^ Klootronden Spiegel vallen, gelyk a 2’»nbsp;digc de la figuur 22, zal men bevinden, zo roon
315
Sp I EGELKüNDE.
hun Scuithoeken aan de Stoothoeken gelyk XVI. fflaakc, dat ze zig verzamelen zullen in een ^ ^ S.nbsp;kleinen Omtrek van ruimte in F: datne^L.nbsp;is, op een afftand van den Spiegel, die hetStraalen.nbsp;juifl; vierde gedeelte uitmaakt vandeMid-P^aatlV.nbsp;dellyn van de Holrondheid van den Spie-'^1^'nbsp;gel; of van den ganfchen Kloot, daar denbsp;Spiegel een ftuk van is.
Scraalen, die ’er Naderende opvallen, Brand-/ggt; bi, zullen hun Brandpunt nader by den Spiegel hebben, in K, by voorbeeld;rende ennbsp;en zy, die voor hun Weerkaatzing Wyde-J^j]^jg‘nbsp;tende zyn, gelyk /?», «o, hebben hun puntStraalen.nbsp;van zamenloop in P; verder, naamelykag-terwaarts, en op een grooter afftand vannbsp;den Spiegel dan het Brandpunt der E ven wy.nbsp;dige Scraalen.
Ik zeg, tn een hleinen Omtreh van riamte, en niet, een Punt, om dat een Klootronde kromte het regte beloop met IS, dat ’er vereifcht wordt om alle de Weerge-kaatfte Straalen naauwkeurig in ddn te doen zamenloo.nbsp;Pon. Dit gebeurt hier maar alleen aan zulke Straalen, dienbsp;naaft by de As van den Spiegel zyn. N.
-ocr page 410-Weergekaatst Licht.
XVI. nbsp;nbsp;nbsp;Gevolgen.
les.
2» A.F* nbsp;nbsp;nbsp;.
Deel. Io gebruik der Holronde Spiegels be-
Hollc fchouwt de Nacuurkunde tweëriei zoort Spiegels van Uicwerkfels. De eenebeltaandaarin.nbsp;Ebrand- dat men door middel van die Spiegels denbsp;Ipiegels. Vuur of Lichiftraalen in een zeer kleinennbsp;Omtrek by een verzamelc, en ze daar doornbsp;in ftaat ftelt, om zelfs de alIerhardUe en ’cnbsp;digtft in één gedrongen Lighaam heet tenbsp;maaken. Vuur en Vlam te doen vatten, tenbsp;doen fmelten, en tot Kalk te verbranden.nbsp;De andere Uitwerkfels betreffen de Beelte*nbsp;niffen en Schynvertooningen der Voorwerpen , welke die Spiegels ons doen zien. Vannbsp;de eerfte heb ik reeds voorheen in ’tbreedenbsp;IV. Deel gefproken, in de Dertiende Les, daar ik denbsp;blfdz*^* verfcheiden middelen befchreef, die dienennbsp;479. kunnen om Vuur te maaken, en meen toennbsp;ook alles over dit onderwerp gezegd te hebben , wat ’er inzonderheid van geweetennbsp;diende te worden. Een ftuk zal ik ’er hiefnbsp;•’ flegts nog byvoegen, dat zeer opmerkelyknbsp;en ongemeen wel gefchikc is, om ’t geen ik
in
-ocr page 411-317
Spieóelkünde.
de laatfteProefneemingen gezegd heb na* XVI. der te beveftigen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2 Afquot;
Twee Holronde Spiegels van vyfcien of deel, 3gttien duimen Middellyns, en van dat be- Een_nbsp;loop van kromte, dat het Brandpunt dernbsp;Evenwydige Straalen .op twaalf of vyftien tuffchennbsp;duimen Afftands valt vandeWeerkaatzen-de Oppervlakte, zet men Loodregt, en brandtopnbsp;Vlak, Evenwydig, tegen elkanderen over,nbsp;en plaatft daarop een wel doorgeglommen ftand.nbsp;Kool in het Brandpunt van een van die Spiegels, die Kool fteekt Buskruid, Zwam,nbsp;of Zwavel aan in het Brandpunt van den anderen Spiegel, al Houden zy beiden vyfent-^intigof dertigVoeten ver van malkanderen.
Tot deezezonderlinge Proefneemingwor Zelfs den ’er juifl; geen Spiegels vereifcht, die zeer van^ vér-''olmaakt zyn in hun zoort. De Heer Fa*guldnbsp;’’inge, die ze van de Jefuiten te Praag ge* ^ordpa-^nbsp;leerd had , en ze eerfl herwaarts overbragt, pier.nbsp;gebruikte’er flegts Spiegels toe van Verguldnbsp;ï^ouc. (*) Ik doe nu zederc twintig jaareo,
die
1*) Vader Zahn zegt in zyn Ofttlus jirtijidatts
7J3.
-ocr page 412-2. Af DEEL
XVI die zelfde Proefneeming met verzilverde en ^ gebruineerde Bordpapieren Spiegels van agt-tien duimen Middellyns, en wier Holrondenbsp;Oppervlakte een ftuk uitmaakt vaneenHoI»nbsp;len Kloot, wiens halve Middelyn tweenbsp;Voet bedraagen zou. Ik heb egter nader»nbsp;hand gemerkt, dat een bekleedfel van Bladgoud beter is dan een van Zilver, niet alleen om dat het langer goed en in behoorly-ken (laat blyft, maar ook om dat het denbsp;Vuurftraalen Iterker te rug kaatft.
Middel
Dog daar men boven al ennoodzaakelyk
op
75'3, dat een geloofwaardig man hem verhaald had , dat hy te Weenen twee Holle'Klootronde Spiegels gezien hadt»nbsp;die, op een afftand van twintig Voeten vanmalkanderennbsp;geplaatll, dit Uitwerkfel deeden. Vader Cavalier meldtnbsp;ons, in zyn Verhandeling della Settioitne Cmlche, Cap. 27'nbsp;dat hy gloeiende Kooien in het Brandpunt plaatfle van eennbsp;Hollen Klootfchen Spiegel van Lood, en dat hy de Straa*nbsp;len , die ’er Evenwydig van Weerkaatften , vervolgens verzameld had met een Hollen Spiegel, gemaakt als een “Branii ¦nbsp;fnèeverrmge geimtte Kregel: (Cone Paraboltqne tronqné) opnbsp;zulk een wys geknot, dat het Brandpunt zigagter den S pi®'nbsp;gel in het geknotte gedeelte bevond; en dat hy op die wy*nbsp;brandbaare Stoffen had kunnen aanfteeken. N.
319
SpiEpELKUNDE.
Op letten moet om deezeProefneemiug wel xvi. te doen gelukken, is dat men de Kool aan ^ ^ S.nbsp;dien kant, waar meêzy naar den Spiegel, de el.nbsp;’D wiens Brandpunt zy tlaac, gekeerd is, om denbsp;2eer eenpaarig aan blaafl: en beflendigaltydnbsp;Oven gloeiende houdt. De Heer Dn Fay gloeien-bediende zig ten dien einde op een zeer ver-huftige wys van den door Warmte uitgezet ¦ jnbsp;ten Damp vaneen Windbal, wiens Hals wat SolyiuVe.nbsp;langer was, dan naar gewoonte, op dat denbsp;Bal zelf, en de Vuurteft daar hy op (lond ,nbsp;laager zynde dan de benedenfle Rand vannbsp;den Spiegel de Vuurflraalen niet belettennbsp;Zouden , om ook op dat gedeelte van denbsp;Weerkaatzendc Oppervlakte te vallen. Innbsp;plaats van zulk een Windbal bedien ik mynbsp;gevQeglyk van een Blaasbalgje roet dubbelenbsp;l^leppen of Lugrgaten, wiens Pyp ik in eennbsp;blikken Buis (leek, die in een gat, in ’cnbsp;Middelpunt van myn Spiegel gemaakt, vail-§ozét is, en tot cp omtrent twee Duimennbsp;fa by de Kool reikt. Ikmag’erdaarenbo-''ff ook nog wel deezen raad byvoegen:nbsp;faamelyk, dat de Proefneeming gemakke-
ly.
350 Weergekaatst Licht.
XVI.
Les.
2. Afdeel.
lyker in het Duifter te doen valt, dan by helderen dag; en dat het noodig is dat ’ernbsp;by ieder Spiegel iemand ftaat, de een oinnbsp;het Vuur eenpaarig en zonder tuffehenpoo*nbsp;zing aan teblaazeo, de ander om het Brandbaar Lighaam in het waare Brandpunt tenbsp;houden op hetoogenblik, als hetzelve aller-gli-mmcndfl: en heetft fcbynt.
Verklaa-ring van Hat zonderlingnbsp;ver-
fchynzel.
Plaat IV, Fig. 22.
Wanneer men alles wat ik, in de laatfle Opheldering, over de wyze, hoe zig denbsp;Brandpunten van de Holronde Spiegels vormen , gezegd heb, na gaat, zal men de ver-klaaring van het zonderling Verfchynfel dee-zer Proefceemingmet weinig moeite begry-pen kunnen. Want dewyl deEvenwydigenbsp;Straalen ab, de, in figuur 22, om dat hunnbsp;Stuithoeken altyd gelyk zyn aan hunStoot-hoeken, Naderende worden, en in F za-menloopen, moeten op de zelfde wys en ou^nbsp;de zelfde reden alle Straalen, die gelyk Fnbsp;Fe, uit een Scraalpunt in F geplaatft opnbsp;den Spiegel vallen, Evenwydig weer vaonbsp;denzelven afgekaatft worden: en dit is ’c ooknbsp;dat de Vuurllraalen, die uit de gloeiend®
Kool
-ocr page 415-321
Spiegelkunde.
^ool in hec Brandpunt F naar den Spiegel xvi. ^^hiecen, gebeurt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ ^
Als nu vervolgens deeze bondel van Even- deel. ''^ydige Straalen, op zekeren Afftand, eennbsp;'lergelyken Spiegel ontmoet, ondergaat bynbsp;denzelven een tweede Weerkaatzing, ennbsp;zyne Draaden of Straalen, daar hy uitnbsp;*3®engefteld is, nu Naderende geworden,nbsp;'Vergaderen zig en loopen zamen in diennbsp;kleinen Omtrek van ruimte, daar ’t Bus-^fuid of Zwam geplaatftis, en doen’er eennbsp;^Varmte geboren worden, groot genoeg omnbsp;^^t aan te fteeken.
I^ool zeer naauwkeurig in het Brandpunt
Indien men onderflelt dat de gloeiende Men
ƒgt; ^ nbsp;nbsp;nbsp;Or z!*WHrn
'9at van den eerden Spiegel, en dat der-nieêaan, ^^Iven de Weergekaatfte Straalen volmaaktnbsp;^'venwydig zyn aan inalkanderen, zou dee-Proefneeming zeer wel gelukken kunnennbsp;°P een Afftand die nog merkelyk grooternbsp;''v^s dan van vyfentwintig of dertig Voe-Want de tweede Spiegel, hoe vernbsp;hem ook van den eerften af plaatfte,nbsp;dan altyd dc zelfde hoeveelheid vannbsp;-Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;xnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Straa-
-ocr page 416-522 Weergekaatst Licht.’
XVI. LES.nbsp;1, Af-
D E EL.
Straalen vangen, diedeeerftehem tcezond. Maar de Lugc, die ’er tufTchen beiden is,nbsp;en daar die Straalen door moeten loopen,nbsp;veroirzaakt ’er onvermydelyk eenigen aftreknbsp;en verlies op; en om die reden kunnen denbsp;Spiegels niet verder, dan maar tot op eennbsp;zekeren trap vanAffliand toe, van elkandereflnbsp;verwyderd worden; welke trap ondertus*nbsp;fchen merkelyk verfchiilenmoet, naarmaa*nbsp;te van de minder of meerder volkomenheidnbsp;en grootte der Spiegels, van de menigteeonbsp;Hitte van H Vuur, dat men gebruikt, vannbsp;den byzonderen Haat van den Dampkringnbsp;op dien tyd, en dergelykeomftandighedeOnbsp;meer. De Heer Du Fay ftak met Spiegel*nbsp;van Verguld Pleifter, die twintig Öuimnbsp;Middellyns hadden. Zwam aan op een af'nbsp;ftand van vyfcig Voeten.
Wyzien De Vlakke Spiegels, gelyk ook de Ver* hevenronde, doen ons altyddeBeelteniffeOnbsp;wils voor der Voorwerpen zien agter de Weerkaat*nbsp;den Sp!e-2et5jjg Oppervlakte; ik wil zeggen, dat di^nbsp;Oppervlakte altyd tuffchen de Beeltenis cOnbsp;tulTchen het oog van den Aanfchouwer 1^
ftaaO
-ocr page 417-323
Spiegelkunde.
ftaat. Dog met de Holronde Spiegels is ’t XVI. op een andere wys gelegen. Dergelyknbsp;^^itwerkfel ziet men by hun niet gebeuren,dekl.nbsp;dan alleen in zommige Gevallen,' wanneer,nbsp;baamelyk, het Voorwerp voor den Spiegelnbsp;Eeplaatft is, op een afftand die minder isnbsp;dan het vierde gedeelte van de MiddeUyanbsp;zyn Holrondheid, dat is, nader by dennbsp;spiegel dan het Punt F; in figuur 22. Innbsp;®lle andere Gevallen treedt de Beeltenis, omnbsp;*00 te fpreeken, uit den Spiegel, en komtnbsp;hiin of meer voorwaarts, naar maate datnbsp;^et Voorwerp zigopeen meer of min verrennbsp;®fftand bevindt van de Weerkaatzende Op-J’ervlakte.
Otn de reden vanditVerfchynfel, en van De twee ^ geen ik vervolgens nog over dit ftuk zalnbsp;bobben aan te merken, wel te bcgrypen, duidelyknbsp;gelieve men zig die twee Grondbeginfelen*'^^^®”'nbsp;*0 binnen te brengen, van welke ik voor*
Oen in hetecrfteLiddeezer afdeelingmeer* l^^alen gefproken heb: naamelyk, 1. D.acnbsp;leder Verlicht of Lichtend punt van eennbsp;oorwerp voor ons Zigtbaar wordt, doornbsp;X 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ffiid-
-ocr page 418-324 Weergekaatst Licht.
2, AF DÉÉL.
XVI. middel van een Bondel van WyderendeStraa-L E S. len; van een Lichtkegel, wiens Voet van de zelfde grootte en Omtrekis, als deope-Ding van onzen Oogappel, daar hy op ruft’•nbsp;zoo dat, indien de Lichcdraaden ofbyzon1nbsp;dere Straalen, daar deeze Kegel uit beftaat,nbsp;door ’t een of’c ander toeval, welke betnbsp;ook zy, in plaats van Wyderende, gelykz^nbsp;nacuurlyk zyn, of Evenwydig of Na1nbsp;derende wierden, en in dien Stand op’toognbsp;vielen, wy het verlichte Voorwerp of punt«nbsp;waar uit ze voortfehooten, niet meer onder'nbsp;fcheidenlyk zouden kunnen zien {1). Wel'nbsp;ke hier de oirzaaken van zyn j zal ik innbsp;vervolg nader zeggen, als ik van de byzon'nbsp;dere deelen van ’t Oog en ieders dienftnbsp;Werking fpreek. 2. Dat wy nooit een Voot'nbsp;werp geheel kunnen zien, ten zy ’ernbsp;de wcderzyds tegen elkaoderoverftaandeuit'nbsp;einden van ieder van deszelfs Afmeetingeo»
zul'
Dit, Daamelyk , heeft plaats in een gewocji Gez'S'’ niet in dat van oude Lieden en vanByzieuden: daar'”nbsp;vetrolg nader van zal gefproken worden.
-ocr page 419-325
Spiegelkunde.
*ülke Straalbondels of Lichtkegels naar ^og komen affchieten en daar zamenloopen. 2. Af-^Vanneer het door ’t een of’t ander middel',nbsp;hoe genoemd, gebeurt, dat deeze Straalke-8els die onderlinge Neiging, die hen vannbsp;^eerzyden naar ’t Oog doet zamenloopen ,nbsp;Verliezen: zoo dat ze flegts maar Even-quot;'ydig aan elkanderen worden ; kan mennbsp;§een Voorwerp meer zien, dan op een zeernbsp;Onvolkomen en gebrekkelyke wyze.
Indien men nu, op deeze Gronden voort Van een Saande, verder in aanmerking neemt, dat hetnbsp;^raiidpunt der Evenwydige Straalen in F nen ’tnbsp;en dat bygevolg het Straalpunt A nadernbsp;hy de Oppervlakte van den Spiegel wezen wy denbsp;®^oet, op dat deszelfs Straalen, na dat zy^YsIgtêrnbsp;''90 den Spiegel afgekaatft zyn naar het Oog, den Spie-trap van Wyderlng zouden kunnen benbsp;houden, welke wy zoo aanftonds zeiden dat 23.nbsp;*0^ duidclyk zien noodzaakelyk vereifchtnbsp;^‘ord; indien men, zeg ik, dit inaanmer-’og neemt, zalmen aanftonds met den eer-^0 opflag wel begrypen, hoe het van dee-^0 laatfte Voorwaarde, den Stand van ’tnbsp;X 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Voor-
-ocr page 420-3i6 Weergekaatst Licht.
XVI. LES.nbsp;2 Afnbsp;deel
Voorwerp binnen het Brandpunt van den Spiegel, afhangt, datwydeszelfsBeeltenisnbsp;agter den Spiegel zien ; dewyl die alleennbsp;hier de oirzaak is, dat de Weergekaatftenbsp;Siraalen een punt van zamenloop vormennbsp;agter de Wcerkaatzende Oppervlakte in anbsp;daar wy volgens gewoonte het Sraalpuntnbsp;zelve of Voorwerp A plaaizen en meeneonbsp;te zien.
‘Enziea En dewyl het door debyzonderegrootte ty/rmaarnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;die van den Spiegel
deelte van.
een ge- in vergelyking tot malkanderen gebeuren kan , dat het Oog, op zekere afftanden ge'nbsp;plaatft, de Straalen, uit alle de verlichtenbsp;punten van ’t Voorwerp gefchooten, nietnbsp;op den zelfden tyd en teffens kan vangen;nbsp;is dit oirzaak, dat zig het Voorwerp niei^nbsp;geheel aan ons vertoont, en wy ’er maarnbsp;een gedeelte van zien.
Wanueer het Scraalpunt tuflchen het vier* _de deel en de helft van de Middeilyn vaOnbsp;de Holrondheid van den Spiegel, tuffcheOnbsp;het Brandpunt F en het Middelpunt C, gS'nbsp;plaaift is, worden de Straaleni)E, dE, i’*
327
Spiegelkunde.
'^eWeerkaaczing, Naderende, en kruiflen XVI. ^Ikanderen buiten of verder van den Spie-^ ES.nbsp;gel, dan het Middelpunt C, by voorbeeld deel,nbsp;’DE, en zoo vervolgens op een nog verde-komtdenbsp;afftand van den Spiegel, naar maatenbsp;^et Straalpunt nader komt by het Brand-Spiegel,nbsp;punt F; gelyk ik in de Opheldering van denbsp;laacft voorgaande Proefneemingen heb aange-Dierkt: want, zo het Straalpunt in F zelfnbsp;gsplaatftis, zyn deVVeergekaatfteStraaleanbsp;Ëvenwydig, en kruiffen zig derhalven niet.nbsp;is het een zekere en bekende waarheid,nbsp;overal, waar die Straalen zanaenloopennbsp;^D malkander kruiffen, zig de Beeltenis vannbsp;Voorwerp tekent. Dit kan ieder op denbsp;^foefzelf, en door eigen Ondervinding zien.'
heeft ten dien einde flegts de Beeltenis een wit Papier, dat men op dien afftandnbsp;^oudt, te vangen.
Maar, zo men deeze Beeltenis onmiddelyk Dog 't ’D ’t Oog zelfvangen wil, moet mennbsp;^elve niet plaatzen iu E, maar verder ag-verdernbsp;^Dtwaarts van den Spiegel af, op zulknbsp;Den afftand dat de Straalen na hun zamen-flaan.
X 4 nbsp;nbsp;nbsp;loop
328 Weergekaatst Licht.
XVI. LES,nbsp;2. Af-
CfiKL.
loop en kruifling weder den noodigen trap van Wydering gekreegen hebben. Dit isnbsp;ook de Heden, dat iemand, die de Beelte*nbsp;nis van zyn Hand tulTchen zig en den Hol'nbsp;len Spiegel zien wil, dezelve niet onder*nbsp;fcheiden en volkomen duidelyk ziet, dannbsp;wanneer hymet zyn Hoofd zoo ver mogelyknbsp;agterwaarts afwykt van de plaats daar denbsp;Vertooninggefchiedt; ingeval, naamelyk»nbsp;dat het Voorwerp en deszelfs Beeltenis el*nbsp;kanderen raaken. In dergelyke omftandig*nbsp;heden gelukt ook daarom de Proef ruinanbsp;zoo goed met een blooten Degen, daarmebnbsp;meê naar den Spiegel toe fteekt.
De Beel- Telkens als men dus de Beeltenis voor vertof Spiegel ziet, ftaat zy omgekeerd. Wactnbsp;de Lichtkegels, die van de weerZyds tegeflnbsp;elkander over Baande Gedeelten van ’t Voorwerp af komen, kunnen in zulken geval innbsp;de Vorm van Naderende Straalen niet op’^nbsp;Oog vallen, dan na dat zy malkandereonbsp;eerft gekruift hebben tuflchen het Voorwerpnbsp;en den Spiegel, ik wil zeggen , om mynbsp;kiaarer uit te drukken, dat van een ontel-
329
Spiegelkunde.
^^aare menigte ran dergelyke Lichtkegels, xyi. 'iie, by voorbeeld, uit de Punten A, B 1^ S.nbsp;^an een Voorwerpaffchieten, en vanwelkCoEEL.nbsp;dommige zig, bieren daar, op verfchillen-p/aanv.nbsp;•Ie afftanden kruiflèn, en anderen wedernbsp;gt;0 ’c geheel niet kruiflèn; het Oog in ditnbsp;geval, geene een paar tclFens, en op dennbsp;delfden tyd vangen kan, dan alleenzulken,nbsp;die de kruiding reeds ondergaan hebben. De-ivyl nu de invallende Lichtkegel A E,
Weerkaatzing, de Beeltenis van he ^üni. brengt in a, de plaats, daar zyn eigen Wy-derende Straalen zig vereenigen en kruiffen,nbsp;de LichtkegelBG, dooreen noodzaake-^yk gevolg van denzelfden aart, Btekent innbsp;moet ’er de Beeltenis in een juifl ftrydi-ftand met dien van ’t Voorwerp, en ’tnbsp;'^oderfl: boven (laan; en het Oog, dat ver-^er agterwaarts geplaatft is, die Beeltenisnbsp;''aogende, haar ook in dien Stand zien.
Zy hetOogdeezeEeeltenis regtftreeks’tZymen
^oor de Straalen «H, blï, zelve vange,of
zy het ter zyde van den Spiegel geplaatft opeenPa.
dezelve door Weerkaatzing op een wit Pa-X 5 nbsp;nbsp;nbsp;pier
XVI. LES.nbsp;2. Afdeel.
\Vy zien de Beeltenis vannbsp;eenVoor-werp,nbsp;binnen ’tnbsp;Brandpunt,ver-,nbsp;der agternbsp;den Spiegel.
33° Weergekaatst Licht.
pier zie, in beide die Gevallen, en in het iaatfte zoo wel als het eerfte, ziet men dienbsp;Beeltenis in een onigekeerden ttand; dewyl denbsp;Straalen , die van het Papier naar het Oc^nbsp;Weergekaatft worden, regtftreeks naar hetnbsp;Oog komen, en zig onder weg niet kruiflen.
Wy hebben voorheen aangemerkt, dat de Verhevenronde Spiegel ons de Beeltenisnbsp;kleiner, en nader by denzelven doet zien,nbsp;dan ze zig vertoont in een vlakken Spiegel.nbsp;De Holronde Spiegel verfchilt ook van dennbsp;Vlakken, maar op een geheel andere wysnbsp;en door een regt ftrydig UitwerkfeL Wantnbsp;als men deBeeltenis in deezen agter deWeer*nbsp;kaatzende Oppervlakte ziet, fchynt zy ’ernbsp;verder agterwaarts van af teftaan, dan hetnbsp;Voorwerp zelf ’er van vooren van af is, ennbsp;wy zien ze altoos min of meer vergroot.nbsp;De eerde van deeze twee Schynvertoonin*nbsp;gen ontftaat daar uit , dat de Straalen dernbsp;Licbtkegels, die van ieder Stip van ’t Voorwerp affchieten, hun Wydering yoor eennbsp;gedeelte verliezen door de Weerkaatzingopnbsp;den Spiegel, gelyk mem met een onflag zien
zalgt;
-ocr page 425-331
Spx egelkunde.
als mendeWydering, welkedeLicht- xvi. kegelftraalen, uit A komende, op den af-L E^S.nbsp;ftand van d, zo ze geen Spiegel ontmoet deel.nbsp;hadden, gehad zouden hebben^ vergelyktP/aatV.nbsp;®et die, welke ze nu na de Weerkaatzing^*^'nbsp;e by het Oog D hebben. Die is oirzaaknbsp;hac het Punt van derzelver zamenloop a,nbsp;haar het gedeelte A van’t Voorwerp geziennbsp;'vordt, zig agter de Weevkaatzende Op--per klakte bevindt, en op eea merkelyk verder afftand agterwaarts, dan het Voorwerpnbsp;'er voorwaarts van af ftaat. Op dezelfdenbsp;'^ys is ’t ook naar Evenredigheid en elksnbsp;hyzonderen Sand met alle de andere Punten van ’t Voorwerp AB gelegen; waarnbsp;door dan ook de Beeltenis dezelfde geftakenbsp;ftand aanneemt, dien het lighaam heeft,nbsp;dat zy vertoont.
de
De grootte van de Beeltenis fchyntmer-En groo-^lyk toegenomen om dat, gelyk ik ''ooren aangemerkt, en door de Negendebladz.nbsp;^toefneeming beweezen heb, de Straalen^°^‘nbsp;by hun Invading een weinig Naderen-^yn, na hun Weerkaatzing op een Hol*
ron
-ocr page 426-332 Weergekaatst Licht,
XVI. L E S.nbsp;2. Afdeel.
ronden Spiegel, fterker tot elkanderen Naderen; Om die reden doen de AlTen der twee Lichtkegels van de beide uiterften vannbsp;'t Voorwerp A^ en B/, die den natuurly-ken loop van hun Nadering volgende zignbsp;in d zouden vereenigen, en ons derhalven,nbsp;zonder Spiegel, het Voorwerp A Bondernbsp;den Hoek A dB vertoonen, ons nudeszelfsnbsp;Beeltenis doen zien onder den HoekaDè, dienbsp;merkelyk grooter is •, dewyl hun Weerkaat-zing op den Holronden Spiegel hun trapnbsp;van Nadering fterk heeft doen toeneemen,nbsp;en hun veel eerder, dan ze anders gedaannbsp;zouden hebben, tot een puntzamenloopen.nbsp;Dogveel- Een Holronde Spiegel, die niet zeer kroninbsp;vomd beloop is, laat ons een vry net en ge-engeboo-trouw Afbeeldfel zien van de gedaante vannbsp;een Voorwerp dat taamelyk klein is; maarnbsp;als de Spiegel zeer diep is in vergeiykingnbsp;van zyn wydte, of als het een groot Voorwerp is, vertoont zig de Schets minder na-tuurlyk. Want, dewyldeAfmeetingen vannbsp;’t Voorwerp dan doorgaans niet Evenwy-wydig loopera met de weerkaaczende Opper*
-ocr page 427-333
SpiEGELKUNOE.
Pervlakre, en deszelfs zigtbaare Stippen zig xvr.
of meer ver agterwaarts agter den Spie ^
6el vertoonen, naar maate van den minde-DEEL. ïen of meerderen afftand , waar op zy voornbsp;lt;^£0 zelven ftaan; moet ’er noodzaakelyknbsp;bit volgen, dat de Beeltenis, die door alnbsp;^ie byzondereVertooningen gevormd wordt.
Ons onder kromme Lyiien doet zien, ’t geen biet regteLynenftaat voor den Spiegel, of,nbsp;biet andere woorden, dat de fchynbaarenbsp;gedaante, die vvy in den Spiegel zien, nietnbsp;Overeenkomt met de waare en natuurlykenbsp;gedaante van *t Voorwerp.
Om Holronde Spiegels, gelyk ook Ver-Holron-'^evenronde, van Glas te maaken, neemt^gn'^gp'ig, bien een üuk Spiegelglas, dattaamelykdikgels ge-en laat ’er de eene zyde van, gelyk zynbsp;eiFen en vlak; terwyl men de anderenbsp;^ypt en bewerkt, dat zy Verhevenrondnbsp;''''ordt. Deeze laatfte Oppervlakte foeilietnbsp;bien vervolgens door ze te bekleeden metnbsp;bon Blad Tin , bevogtigd en doortrokkennbsp;*bet Kwikzilver , gelyk men de gemeenenbsp;Spiegels gewoon is ce doen. Dit Bekleed-
fel.
-ocr page 428-334 Weergekaatst Licht.
XVI.
LES.
a AF-
fel, dat door de Verhevenronde vorm vao die zyde van ’t Glas ; daar het opgelegdnbsp;wordt, een Holronde gedaante aanneemt,nbsp;doet al de üitwerkfels, welke de Spiegelsnbsp;daar wy zoo aanftonds van fpraken, eigennbsp;zyn: ditnogthans uitgezonderd, dat, dewylnbsp;de dikte van ’c Glas omtrent het middennbsp;van zulk een Spiegel vry groot, en overalnbsp;op de andere plaatfen merkelyk minder is,nbsp;zulks aan’t Licht vry wat afbreuk, en eeni-ge onregelmatigheden iu deszelfs bewee-gingen veroirzaakt.
Ilolron- Men heeft ’er zedert gemaakt die regel*
zen^pie nbsp;nbsp;nbsp;Vlakke fluk-
ge!s ge- ken Spiegelglas, Kringswyze gerond, die boogen. jg behoorlyke gedaante deed aannee*nbsp;men, door ze plat neer te leggen op eennbsp;Klootrond uirgeholde Vorm in een Oven,nbsp;dien men met voordagt daar toe vervaar*nbsp;digd had, en zoo lang ftookte tot dat hetnbsp;Glas door de Hitte week geworden in boog,nbsp;en zig naauwkeurig over al naar de Hol*nbsp;ligheid der Vorm fchikte, die’er onder gereed fttMid om het te ontvangen. Deezfi
Spiegelkunde.
ïConft namzynoorfpronguit£«g’Ê/an^/. Nu xvi. ’'uiiii twintig jaareo geleeden, liet meDinyL E^,nbsp;te Londen Spiegels zien, die op die wysu^cL.nbsp;gekromd waren, van twee Voeten Midde-lyns. Korts daar na wierden ’er dergelykenbsp;^oor my vervaardigd in onze Spiegelgiete-ty van Sr. Gohin {^)~ doch thans kromt mennbsp;’er die nog grooter zyn, zoo in Engelandnbsp;^Is in Frankryk. De Heer de Buffon vertoonde ’er over eenigen tyd eenen aan denbsp;Akademie der Weecenfchappen, wiens Mid-^ellyn drie Voeten bedroeg, en die in dennbsp;^oninkiyken Tuin vervaardigd wasgewor-den.
Het geen in het Toeftellen van deeze Hol- Manier tonde Spiegels, van Glas gemaakt, inzon-dorheid zo ze groot zyn en de kromte vannbsp;beloop wat fterk gerond is , het aller-i^ozwaarlykft valt, is het foeliën van de
Ver-1*) Deeze Spiegels wierden toen geboogen door den Heer de 3er«£srej, CmtrSleur van die Splegelmaakery. Na-
®d heeft ’er de Heer Rcmilly , die ’er thans DiertHeur
noggroottr zyn, NoUet.
geboogen, die
-ocr page 430-3^0 Wee R GEKAATST LICHT.
XVI. h E S.nbsp;2.. Af-deel.
Verhevenronde Oppervlakte, en het Ge* kwikzilverd Bladtin ’er op te leggen op zulknbsp;een wys, dat ’er geen merkelykeGebrekennbsp;en Vlekken in den Spiegel tebefpeurenzyn’nbsp;’t Is hier de plaats niet, om my over dienbsp;fluk en die ganfche wys van behandelingnbsp;breedvoerig uit te laaten. Ik zal ’er alleennbsp;maar in ’t algemeen van zeggen, hoe’er denbsp;Engelfcbe Werklieden gewoon zyn mee om*nbsp;tegaan, die ’er my in vertrouwen, (quot;wantnbsp;het was toen nog een zoort van gehe.im,)nbsp;deeze onderiigting wel van hebben willennbsp;geeven.
Door de nbsp;nbsp;nbsp;neemt een groote Lap gewafebt
fchenuit-Doek, dat vry flerk is, of anders zooveel gedagt. maaien dubbel genomen als men genoegnbsp;oordeelt. Men fnydt de Lap rond en maaktnbsp;’er een welgevormden Cirkel van, die oiB'nbsp;trent eens zoo groot van Middellyn moetnbsp;zyn als het Glas, dat men bekleeden wiDnbsp;men legt ’er romdom den ganfehen rand eennbsp;Herken zoom om, en maakt ’er op den af*nbsp;Hand van twee Duim tot twee Duim Koor*nbsp;den of Touwtjes aan vaH, met welke meo
de
-ocr page 431-Spiegelkünde. 33^
^®Lap maatig fterk, ineen Cirkelrond of xvi.
wel flegts maar agtkantig Raamfpant,^ S.
^ Welk men Waterpas, en ter gewooneoEEL. hoogte van een Tafel, boven den Grond,
^*¦§608 plaadt, dat het vaft fta. Over dee-gefpannen Lap fpreidc men het Bladtin rnen, op dezelfde wys als men anders ge-'^oon is te doen, met Kwikzilver gland ennbsp;hevogtigt, en zet ’er vervolgens het Glasnbsp;®iet zyn Verhevenronde Zyde op, dat doornbsp;^yn eigen zwaarte, of door die van eenigenbsp;^ewigten die men er by doet, het Doek ennbsp;'¦ Gekwikzilverd Bladtin dat ’er op legt ^
*^°ende inzakken, zig ’er overal aan vad , en ’er zig zo eenpaarig en naauwkeu-^18 aan hegt, dat de Lugt en de Kwikzil-» die ’er te veel is, van zelf naar dennbsp;^®nd toe, allenskens naar boven klimmen,
^®ar maate dat het Glas dieper zinkt, h^eeze Glazen Spiegels hebben boven die Voordeeinbsp;Metaal twee aanmerkelykevoordeelen.nbsp;y kaatzen een grooter getal van Licht* spiegeié.jnbsp;.'‘^alen terug, en zyn daar door beter ge-'^hikt om derker en kragtdaadiger te vver-DEEt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ken.
-ocr page 432-338 Wseroekaatst L'ïCHT.
XV[. LES.nbsp;2. Af-SSIL.
ken, zoo in ’c Vormen van Brandpunten Vuui^ manken, als in de Beelteniffen defnbsp;Voorwetpen op ’c Levemligft te vertoneO*nbsp;Ten anderen behouden ze ook hun glans eönbsp;de zuivere helderheid hunner Oppervlaktenbsp;beter en langer, waar door men bevrydnbsp;wordt van de noodzaakelykheid om ’ernbsp;en dan eenige herftellingen aan te doen, di®nbsp;met den tyd de gedaante van den-Spieg®^nbsp;misvormen, en onregelmaatig maken kun*nbsp;nen. Deeze laatfte aanmerking had dennbsp;Newton doen befluiten, omtotzyn Weef'nbsp;kaatzende Teleskoop Glazen Spiegels tenbsp;bruiken. Maar, welke moeite by ooknbsp;om ’er zulken, die goed waren, toe te vin*nbsp;den, en den weg, om ze zoo te maken»nbsp;te toonen en aan tepryzen, de Werklied®®nbsp;vonden de uitvoering zoo bezwaarlyk,nbsp;zy’er van afzagen. Alles, waar ze zigtha®®nbsp;inzonderheid op leggen, is dat zy ’ernbsp;taal toe neemen, ’t welk vafl: en digtnbsp;noeg in één gedrongen is, om fraai gegla®^nbsp;en gepolyft te kunnen worden; en vanzi^*^nbsp;eenmengfel, dat deszelfs Opper vlakte ^
339
Spiegelkunde.'
*6 wel bewerkt is, niet vlakt, dan na ver-'Oop van een zeer langen tyd. nbsp;nbsp;nbsp;a. A f-
De groote Metaalen Spiegels '^'iven die van Glas in eenige opzigten denier, van 'nbsp;'^oorrang; zy zyn minder toevallen en gevaarnbsp;''anbreekenonderhevig: en, dewyl mendespjegeis^nbsp;^«ide Oppervlakte wederzyds Polyften kan,
^an een en ’t zelfde ftuk Metaal twee Spie-Ssls teffens uitleveren; den eenen Holrond,
'^^n anderen Verhevenrond, beide van eene ^footte.
Als men flegts de Zonneftraalen in eenpe Gla-
^'®inen Omtrek nbsp;nbsp;nbsp;vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;plaatsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wil bynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;éénnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ver*^^“ ^P'®'
, nbsp;nbsp;nbsp;gels moc-
«¦•aeren, om ’er een zeer aanmerkelyken trap ten uit Hitte te doen ontftaan, kan mennbsp;^“quot;ide Spiegels maaken van een min of meer^^quot;*nbsp;getal kleine Vlakke Spiegeltjes, dienbsp;ineen Raamtjezet, en onderling zulknbsp;Schuinsheid en Helling tot malkandcrennbsp;als het beftek vereifcht: gelyk wy innbsp;t^erciende Les daar breeder van gefpro-^jprnbsp;hebben.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Maarnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;totnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vormennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van 2
j^®^lteniflen en de Verfchynfels der Gezigt-^92f *i^e, dgaf ^,y hiervan fpreeken, is hetnbsp;Y 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;volj
hfipi.. nbsp;nbsp;nbsp;_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Uadz.^lt,
-ocr page 434-340 Weercekaatst Licht.
Xyi. volftrekt noodzaakelyk, dat de Holrond' 2. Af-* overal gelyk en eenpaarig loope, datnbsp;deel. de Deeltjes waar uit zy zamengelleld is»nbsp;uit Vakjes en Ruitjes beftaa, die zoo kleionbsp;zyn, dat men ze met het Oog niet van el'nbsp;kanderen onderfcheiden kan, en dat denbsp;Helling en Schuiofe Stand, die ’t een nietnbsp;het ander maakt, te eenemaal onzigtbaar zy*nbsp;Want anders, zo de Spiegel op die wy*nbsp;niet gefteld is, vormen ’er zig, in plaat*nbsp;van een enkeldBeeld, zoveeleBeelteniffe®nbsp;in als ’er Vlakke Spiegeltjes zyn: of,nbsp;ieder van dezelve niet groot genoeg is od*nbsp;de Beeltenis geheel te vertoonen, zooves*nbsp;Ie geknotte en Rukken van Beelteniflen al*nbsp;’er Glaasjes aan den Spiegel zyn.
Lepels,
Zak-
werks-
Als men op de Holte van een nieuv''^® LÉpel, op het binnenfte van de Kas van eS**nbsp;kas, Me.Zakuurwerk, of op den holrondloopeoquot;nbsp;bodeL,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’t een of’t ander MetaalenHd’*'
zyn Holle taad en Gereedfchap, wiens Oppervlalt^^ Spiegels, ygn dien aart is, dat zy zeer veel
Weerkaatft, het oog Haat, en ’er zyn A*’’ gezigt ’t onderft boven gekeerd, of eeoiê^
-ocr page 435-Spiegelkunde.
*tgt;(Jere van de Verfchynfels in ziet, die tot XVI.
drie laaftvoorgaande Proefneemingen ^ ^^ttekking hebben: ontftaat zulks, gelykDEEL.
ligtelyk begrypt, alleen daar uit, dat 'Jie Weerkaatzende Oppervlakten, allen innbsp;^®3r zoort, mede Holronde Spiegels zyn;nbsp;^'’'¦egelmaatige zekerlyk wel voor ’c meeftenbsp;gedeelte, maar die egter niet nalaten , omnbsp;t ruuwe en op een min of meer gebrek-“^elyke wyze dat geen te doen, ’t welkeennbsp;^fotnte van regelmaatiger beloop naauwkeu»nbsp;en met een juifte netheid doen zou.
Over de Gemengde Spiegels.
Gemengde Spiegel noem ik, wiens Opper-Denk-'’^akte ten deele Regtlynfch is, en in dat
Gemeng-
als Vlak wordt aangemerkt, tendee-de Spie-krom loopt, ’tzy dat die kromte zig met 8®'®* Holrondheid, ’t zy met haar Verheven-^'^dheid vertoone. Van dien aart zyn denbsp;^S^lfpiegels, en zulken die gedeelten Coni^uet.
Y 3 nbsp;nbsp;nbsp;maa-
-ocr page 436-34i Weergekaatst Licht,
XVI. maaken van Rolronden^ Evenwydigaanhuo ^ Asdoorgefneeden. ’c Zyr, alleen maar Huk-DEEL. ken van enkele Liefhebbery, door wielnbsp;Cylindre,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jjjgjj ^jg rnet verwondering Beelte*
niflen ziet vertoonen van Voorwerpen, da*i men voor den Spiegel niets van gewaarnbsp;wordt; of waar door men bekende Telce*nbsp;ningen en Zaaken, die ’er voor leggen»nbsp;t’eenemaal misvormt en onkenbaar maakt*nbsp;Ieder buitencwyfFel heeft die gelchilderd®nbsp;Printen wel in de hand gehad, waar op mcOnbsp;jiguuren ziet afgetekend, die men zeer be*nbsp;zwaarlyk zou kunnen raaden wat ze verbeelden , dog die men met verbaasdheid aari'nbsp;ftonds met den opflag van ’t Oog herkent»nbsp;als men ’er den Spiegel by gebruikt, daafnbsp;ze voor gefchiktzyn. Men weet ook, d^'*’nbsp;als men zyn Aangezigt in dergelyk zoorrnbsp;van Spiegels ziet, men ’er alle trekkennbsp;in de uicerfte wanorde zal vinden, en oPnbsp;een vreemde wys misvormd.
Zy moe- Oin van deeze Uitwcrkfels, envaneeo'
ten twee-„g nbsp;nbsp;nbsp;van dien aart, daar Wvnader
zintsaan-'’ nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•' ^gf
gemerkt van fpreekta zullen, reden te geeven,
0^^
-ocr page 437-343
SpiegelkuNde.
lanmerken, dat, dewyl decze Spie- xvi. gels in eene hunner Afmeetingen, in de^^ ES.nbsp;Hoogte by voorbeeld, Regtlynfch loopen,DEEL.nbsp;®Ddus, voorzoo verre, Vlakzyn; alles worden;nbsp;quot;'at daar regt op regc neer paffeert en vernbsp;*oond wordt, volkomen moet overeenftem* en in denbsp;*quot;en met het geen we te vooren gezegd heb-Ef^edte.
van de Vlakke Spiegels, die wy ook altoos door regreLynen verbeeld hebben. Dog ^aar by moet men ook agt geeven, datde-'^yl al die Regte Lynen, die roenzigvoor-ftelien kan regt op en neer te loopen, nietnbsp;in een en 't zelfde V'lak leggen, maar eennbsp;Oppervlakte met malkander vormen die innbsp;haar Breedte krom loopt: ook alles wat ’ernbsp;hy deeze Afmeeting en , haar Verfchynfelsnbsp;Waats heeft, op de zelfde wys verklaardnbsp;hioet worden, als de üitwerkfels van denbsp;Holronde of Verhevenronde Spiegels, wel*nbsp;he wy door ronde of Cirkellynen hebbennbsp;®ëeeld.
Laat ons dan, voor eerfl, eens onder-pe Ro!-^ellen, dat F G, m figuur i6 , de RolfpUgel “ enkelen alleen maar aangemerkt in zyn hoogte.
Y 4 nbsp;nbsp;nbsp;Hoogte;
-ocr page 438-XVI. LES.nbsp;2. Afdeel.
als een Vlakkenbsp;Spiegelsnbsp;Flaat V.nbsp;Fig, i6.nbsp;Miroirnbsp;Cylindri-que.
Zie boven bladz.nbsp;275.
ZO
344 WeERG EKAAT S T L I CHT
Hoogte, en dat AE als een Voorwerp, ii* verfcheiden gedeelten volgens zyn langteaf'nbsp;gedeeld, ’er voor legge. Dewy! FGder-halven een Regtiynfche en voor zoo vernbsp;Vlakke Spiegel is, of ten minften als zodanig moet vvorden aangezien, zullen de ge*nbsp;deelten a, b, c, d, e, van de Beeltenis allen onderling op den zelfden Afftand van el'nbsp;kanderen zig vertoonen motven, als waarnbsp;op de gedeelten A, B, C, D, E vannbsp;Voorwerp zelfs zig onderling bevinden P®nbsp;redenen hier van heb ik voorheen, toen wynbsp;van de Vlakke Spiegels fpraken, gemeld»nbsp;en in figuur 7,8,9 van Plaat 2, aangewee-zen. Een Voorwerp derlialven, dat men'Onbsp;een Verhevenronden Rolfpiegelziet, hly^^
zyn eigen en natuurlyke gedaante behouden
voor zoo ver zyn Hoogte betreft, of, oin my naauwkeuriger uit te drukken, voor zo®nbsp;ver het beloop betreft van die Afmeeting»nbsp;welke Regchoekig ftaat tegen dercgcop®®nbsp;neer loopende Oppervlakte van den Sp’®*nbsp;gel; dat is, welke, gelyk hier AE, VVa'nbsp;terpas aanlegt tegen de Loodregt opftaar.d®nbsp;Hoogte FG van den Spiegel.
-ocr page 439-345
Spiecelkunde.
Zo men nu, ten anderen, vervolgens agt XVI.
geefc op her geen ’er gebeuren zal inde^
Ilreedte^ r y van den Spiegel, gelyk ikfiguur oeel.
^7 verbeeld wordt, moet men nbsp;nbsp;nbsp;Breedte
de invaliende Straalen A^, Lr, Mr,een Ver- ,
Nïj F 31, en dergelyke, naar Z, daar het
Oogis, Weergekaatft, degedeelten A, L,SpiegeI, ^
^1, N, F van de Tekening doen zien,
den Oratrek van almnopfi endatjuifthetmis-
^elfde ook plaats zal hebben, ten opzigt^®^
Van alle de andere zigtbaare Punten, diezig^erp Na-
in de andere met de Oppervlakte van den -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Jrlüdh
Spiegel Evenwydig loopendeLynenBQG,]?,-^; 27.
CRH , KSK en dergelyke bevinden. Hier
'gt;itgt;ïal men ligcelyk kunnen begrypen, dat
indien decze gedeelten alle in zoo klein een
^mtrek en zoo digt by een gedrongen, het
Voorwerp, daar zy de Beeltenis van vor*
•^en, in zyn natuurlykegeftaltevertoonem
*^llen, die zelfde gedeelte in de Tekening
^00 wyd en breed van een gefpreid moeten
^^ggen, dat ’er het Voorwerp te eenemaal
^okenbaar door zal zyn. Zoo gaat het, by
''Oorbeeld, met de gedaante van een Menfch
die
34*5 Wee RGEKAATST Licht.
XVI. L E S.nbsp;2. Afdeel.
die in de Langte van hec Hoofd tot de Voeten eene Lyn, zoo lang flegts als N S maakcnde,nbsp;met de Breedte van zyn Lighaam degar fchenbsp;ruimte vanLNP, en nog meer, bcflaat.
een Na. tunrlyknbsp;Voor-
Hier uit volgt ook van zelfs aan den anderen kant, dat een welgeregelde gedaante, werp mis-voor zulk een Spiegel gefield , een Beelte-vormd;: nis moet maakep, dieteeenemaalmisvor.mdnbsp;isj dewyl zig onvermydelyk cene van haafnbsp;Afmeetingen binnen een merkelyk veel kleiner Oratrek vertoonen moet, dan dien, welken zy in het Voorwerp beflaat. Dit is ooknbsp;de reden, dat men zyn Aangezigt als geheelnbsp;geplet en ingedrukt ziet, met eenongetpeconbsp;grooten wyden Mond, wanneer men d^A*nbsp;van den Rolfpiegel Evenwydig met dennbsp;Stand van beide zyn Oogen houd.nbsp;een Wa- Indien FG, in figuur 26, een .Vlakk®
terpas Spiegel was, die eenige Breedte had , zoU oor *
Werpwatmen alle de gedeelten A, B, C, D, Eon-verhe. feilbaar zien moeten in de Lyn ae, naatn®' PiaafV. Jyk ineen Waterpas Stand, terwyldeSpie*
Fig. 26. gel, gelykmcnveronderfleld, LoodregtoiO
hoog ftond. Dog in den Rolfpiegel vet-
(OOD^
-ocr page 441-347
Spiegelkunde.
toont zig, her geen op het Waterpas leggen- x VT. de Papier getekend is, meer verheven,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;S.
trent in den Stand als van eg. Dit ontftaat deel. daar uit, datdeLichtkegels, die van de gedeelten A, B, C, D , E van de Tekeningnbsp;op den Spiegel vallen, denzelvennietflegtsnbsp;in een enkel punt zonder Breedte, (gelyk wynbsp;veronderftelden, toen wy alleen maar denbsp;Aflen van die Lichtkegels in aanmerkingnbsp;namen,) maar in een zekere uitgelirektheidnbsp;Van ruimte raaken» die zelve als een kleinenbsp;Verhevenronde Spiegel, gelyk ik voorhecanbsp;iteb doen zien, moet aangemerkt worden,nbsp;v^elke door de Wydering der Straalcn,
'Vaar uit die Lichtkegels beftaati, te doen toeneeraen, de Beelteniflen nader by hetnbsp;Oog brengen; en dat derhalven het Puntnbsp;^, in plaats van in a gezien te worden,
*ig in g vertoonen zal, en dus ook alle de andere Punten naar Evenredigheid en elksnbsp;^yzo^deren afftand.
Eindelyk kan men ook nog ten opzigten groo-''an de Verfchynfels vandenRolfpiegelaan-^^^quot;®*' ’''turken, dat de Afmeeting ae van de Beel- oog ’er
te-
-ocr page 442-.348 Weeroekaatst LiCHT.
XVI. LES.nbsp;2. Afdeel,
hooger
boven
houdt
tenis toeneemt in grootte, naar maate dat men het Oog hooger houdt boveu de Schil*nbsp;dery, daar de Beeltenis op getekent is. Wantnbsp;daar door wordt de Gezigthoek, waaronder men de Beeltenis ziet, minder fcherp,nbsp;gelyk men uit dsfiguur 26 zelve gemakkelyknbsp;befpeuren kan, als men veronderftelt datnbsp;het Oog in K geplaacft is, en den Hoeknbsp;flKe, die merkelyk grooter is, met den anderen vergelykt, en uit het geen we reedsnbsp;lang voor heen en meermaalen gezegd hebben , weet men dat de fchynbaare grootsnbsp;van alles wat wy zien zig natuurlyker wysnbsp;regelt naar de meerder of minder wydce vannbsp;deszelfs Gezigthoeken.
In een Kegel,nbsp;fpiegel
Een Kegelfpiegel is ook als de Rolfpie* gel uit een Regtlynfchen, en voor zoo ver
ziet men Vlakken, Spiegel, enuitecn Verhevenron-nisopden^^** zamengevoegd, dog eenigeomftandig' Bodem; heden komen’er by, dié deszelfs üitwerk-fels zeer van die van den Rolfpiegel doennbsp;verfchillen. Want, voor eerfl, dewyl ionbsp;den Kegel alle de Regte Lynen van denbsp;Weerkaatzcnde Oppervlakte, fchuins op-
lOO'
-ocr page 443-349
Spiegelkunde.
loopende, onlerling naar elkanderen hel- xvi. ^en, en een algemeen punt van zamenloopL ES.
hebben boven het Vlak daar de Schilderydeel. op legt, zoo kan zulk eerSpiegel, op hetMid-^elpunt van een kringswys rondom loopen- ^nbsp;de Tekening geplaacfl; ^ dezelve in haar volle uitgeftrektheid^ en in alle haare deelennbsp;aan iemand doen zien, die het Oog, opnbsp;een behoorlyken Afftapd , vlak boven hetnbsp;Toppunt van den Kegel houdt. Want denbsp;Straalen die uit de gedeelten A, B, C, dernbsp;Tekening^^Mri8, affchieten, worden,naynbsp;den Spiegel in g, geraakt te hebben, door Fig. 28.nbsp;denzelven naar den Aanfchouwer omhoognbsp;ëekaatft, en doen hem diezelfde gedeeltennbsp;der Tekening op den bodem van den Kegel z,ien in a, , c. Metde Punten D,E,
^ in het tegenoverftaande gedeelte van den ^egel gaat het eveneens; zoo dat alles watnbsp;^tbinnen den Otntrek van de gantfcheCir- *'nbsp;^^Ivlakte, daar men hier flegts de helft Anbsp;^GHFD van ziet, getekend is, zig bynbsp;®en vertoont in den Cirkel wiens raiddellynnbsp;hier verbeeld wordt doot e ƒ; dat is, op dennbsp;Modern van denKegelfpiege 1,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De
3jro Weergekaatst Licht.
XVL
LES.
2. A F -
deel. dog Kleiner , Nanbsp;der, ennbsp;Omgekeerd:
De Beeltenis by gevolg is irierkelyk kleiner dan het Voorwerp, en ook veel nader bynbsp;het Oog, dan ze, indien de Spiegel alleen uit regte Lynen beft'ond, zou gefchee-nen hebben. Wantdewyl de Oppervlaktenbsp;van den Kegelfpiegel, even als die van dennbsp;Rolfpiegel in haar Otntrek of Rondte uitnbsp;Cirkelronde Lynen, aan den Voet Even-wydig, is zamengefteld. ondergaat een Wy-derende Straalkegel, overal daar hy ’eropnbsp;valt, de zelfde verandering, die hy gewoonnbsp;is te lyden van den Verhevenronden Spiegel . dien het, gelyk wy voorheen getoondnbsp;hebben, eigen is, de Èeelteniflen der Voorwerpen kleiner te vertoonen, en ze nadernbsp;by het Oog te brengen. En, dewyl tweenbsp;Vlakke Spiegels, diefchuins tegenelkande-ren aan Ronden, gelyk hier de Lynen cg»nbsp;/g, ons de BeeltenilTen abc en def in eennbsp;regtdraadsftrydige orde en ftand, als dienbsp;zelfde gedeelten A, B, C, D, E, F, in 'tnbsp;Voorwerp zelf hebben, vertoonen zouden»nbsp;begrypt men ligtelyk, dat, als men op hetnbsp;Toppunt van een Kegelfpiegel neder ziet,
oiefl
-ocr page 445-351
SPI EGELKUNDl.
Jnen by het Middelpunt van de Beeltenis die XVI. fchetzen vinden zal, die in den buitenften^ E S.
2. aF-
Oratrek AHD van ’c Papier zyn afgete-oEEu kend, en dat men weder de uiterlykfte Trekken van die zelfde Beeltenis zal zamenge-fteld zien uit de naaftbygelegen deelen C,
G, F van de Tekening.
Maar iets dat deeze zoort van SpiegelSgen mit-hyzonder aan zig heeft, is dat zyn kromte, vottr.de Van den Voet af naar het Toppunt, aliens-jja.nbsp;kens hoe langer hoe fterker geboogen is.tuurlyk.nbsp;Git is een tweede omftandigheid, die onzenbsp;«anmerking verdient, dewyl ze meer dannbsp;^-mge andere toebrengt, om de Beeltenis innbsp;Rcdaante te doen verfchillen van het Voor-, dat zy vcrtoonen moet. Dewyl denbsp;gedeelten van de Tekening zig alleen ineennbsp;^^gt ftrydige orde in den Spiegel doen zien,nbsp;die, welke op het Papier ’t verft vannbsp;^htanderen ftaan, in de Vertooning’tnaaftnbsp;een gebragt worden: met één woord,nbsp;wat ’er in den Cirkel AHDafgete-^'id is, zal zig, om zoo te fpreeken, innbsp;enkel Punt by een verzamelen; BIE
zal
-ocr page 446-352 Weergekaatst Licht.
XVI. LES.nbsp;2. Af.nbsp;i)££L.
zal minder in raalkanderen gedrongen z;, n» en CGF den buitenften Omtrek van denbsp;Beeltenis uicmaaken. Hier uit ziet men#nbsp;dat zo de gedeelten van de Beeltenis zig innbsp;een natuurlyke orde en elk op zyn be'üoor-lyken afftand vertoonen zullen om ons eennbsp;bekend Voorwerp te doen zien, zy in denbsp;Tekening op een regtdraadsftrydige wys ge-plaatft moeten worden, en in de juift te*nbsp;gengefteJde Evenredigheden van grootte;nbsp;waar uit dan noodwendig een Schildery ont-Haat, daar men niet weet wat men vannbsp;maaken zal. Dit Uitwerkfelj naamelyk»nbsp;van den Spiegel, waar doorhyaandeBeebnbsp;tenis een Geftalte geeft, die de Tekeningnbsp;niet heeft; wordt daar door veroirzaakt, datnbsp;de verft afgelegen Deelen, als A, H, D»nbsp;op een Cirkelzoom van den Spiegel vallen,nbsp;wiens bogt ’t meeft geboogen is, en allef'nbsp;kromft loopt, en die daarom als een zeernbsp;fterk Verhevenronde Spiegel werkende, di^nbsp;deelen nader dan de andere, welke elder*nbsp;vallen, by malkander brengt. Indien odnbsp;dc geduurige verminderingca van die krom'
3fï
Spiegelkünde.
die van het Toppunt of naar den Voet XVI.
^an den Kegel toe allenskensflaauwerwordt,^ E S.
^0 een juifte en behoorlyke Evenredigheid deel. ftaan met de geftadige afneeming en verkleining der Evenwydige Cirkels , waar innbsp;®'le de gedeelten van’t Voorwerp elk op zynnbsp;plaatszyn afgetekend, zullen die gedeeltennbsp;^iide Beeltenis tot een regelmaatige orde ennbsp;Schikking gebragt worden, en die vorm ver-ki'ygen, die ze hebben moeten otn hec Voor-quot;'erp naauwkeurig en in zyn natuurlykennbsp;^cand te vertooneOi
Uit deezen Aart en Eigenlchap van den een na-^Ggelfpiegel volgt ook , aan den anderen
dat de Deelen van een regelmaatig werp te Voorwerp of Tekening zig in den zelven^P^”®’nbsp;een teeenemaal omgekeerde enonriatuur-vonnd.nbsp;orde vertonen moeten, en met Even-'^^'^’gheden zoo van Afftand als van Groot-zoo wanfchapen en buitenfpoorig, datnbsp;‘Ie Beeltenis geheel door misvormd moetnbsp;j '^fden. Een Menfch, by voorbeeld , zietnbsp;^ *yn Gelaat in, voorzien mee een Mondnbsp;^ *yn ganfehe Aangezigt rond loopt, cer-Ueêl,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Znbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wyl
-ocr page 448-354 Weergekaatst Licht.
XVI, wy] zyn Ooren, tot een oigemeene klein*
heid in gekrompen, by het midden als tegen
DBEL. eikandern geplakt ftaan.
Algemee Deeze Spiegels, zoo Rolfpiegels als Ke*
ne Regel gelfpiegels, zyn doorgaans Verhevenrond-
voor allejyjgp ^ou ze ook, zo men wilde, Holrond zoortennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’
van Spie-kunnen maaken; en dan zou men in ’c ver* klaaren van bunUicwerkfels opdenzelfdeönbsp;Voet kunnen te werk gaan, door, naatne*nbsp;lyk, alles wat van de Eigenfehappen vaDnbsp;den Regtlynfchen Spiegel afhangt te onder*nbsp;fcheiden, van’t geen den Holronden Kloot*nbsp;fchen Spiegel, daar wy voorheen van fpt*'nbsp;ken, eigen is, en elks Verfchynfels afzoO'nbsp;derlyk op te maaken. In ’t algemeen, d^'nbsp;wy! rog de Gemengde Spiegels niet andet*nbsp;dan uit Lynen beftaan kunnen, van welk®nbsp;zommige herwaarts Regt, andere derwaat^*nbsp;heen Krom loopen, zal men altoos, alnbsp;ren z'-Ifsdie kromme Lynen juifligeennbsp;kels en Cirkelboogen, zo men flegts dat ^1^nbsp;gemeen beginfel, dat de Licbiflraaien dW^nbsp;bun Stuithoek aan bun Stooiboekennbsp;maaken, tot zyn Grondregel houdt,
-ocr page 449-35f
SP I EGELKüNDE*
iovïoed^emakkelyk ontdekken kunnen, en XVI. bet Deel dat die kromme Lynen hebben van ^ ®nbsp;bet üitwerkfel, dat men door zulk een osei.nbsp;Spiegel ziet geboren worden*
Over de Straalbreeking van ’f Licht; ofBe-ginjelen van de Doorzigtkunde.
T'XE Straalbreeking van ’t Licht, gelyk Ontdek-wy reeds in’t begin van ’t voorgaan-Lid hebben te kennen gegeeven, is een breeking. ¦^fdwaaling of Loopfïreeks verandering,
'^clke de Lichtftraalen in zommige gevallen , als ze uit de eene Middelftof in de an-^^re overgaan, te lyden hebben. De Ou-hebben dit Uitwerkfel reeds gemerkt;
*^8 verledigden zig niet om dit ftukdieper onderzoeken en na te vorfcijen; dewylnbsp;’er het groot belang niet van bezeften ,nbsp;ook dan zeer bezwaarlyk, konden bc-*^^60 jnet die Denkbeelden in ’t Hoofd,
Z a
-ocr page 450-356 Gebroken Licht.
XVI.
LES.
2. A F -n SS E L.
I:
Dioptri-
que.
welke ze zig van de Voortdraaling desLicbts en van ’t zien der Voorwerpen gevormdnbsp;hadden, De Uitvinding der Verrekykers,nbsp;tot wier ontdekking de kennis der Straal-breekingen ons onfeilbaar eerlang gebragcnbsp;zou hebben, zo bet gedienflig Geval dootnbsp;zyngereeder bereidvaardigheid het ons nietnbsp;hadafgewonnen, deed deWiskonftenaars, eonbsp;inzonderheid de Srarrekundigen, wel haaftnbsp;zien, boe noodzaakelyk het was, dat meonbsp;dit Verfchynfel grondig nafpoorde, en ’ernbsp;de Wetten van kende en onwrikbaar vaftnbsp;ftelde. Zedertdientyd , mag men zeggen»nbsp;begon men zig eerft met eenwaarlyk goC'nbsp;den en gewenfchten uicflag op dit onder*nbsp;zoekuit te leggen. Snelhus, met de Proef'nbsp;neemingen en Giffingen van Kepler zy^nbsp;voordeel doende, zette die Navorfchinênbsp;fterk voort, en bragt ze tot een merkelVnbsp;ken rrap van volkomenheid. DescartI^®nbsp;heeft ’er, om zoo te fpreeken, de laatfl-^nbsp;hand aangelegd. Zyn verhandeling over d®nbsp;Doorzigtkunde is een Meeflerftuk; zonbsp;den tyd, waar in hy fchreef, in aanmerki'’^nbsp;neemt.
-ocr page 451-357
Doorzigtkunde.
De Straalbreekina: , daat wy hier van XVI.
- nbsp;nbsp;nbsp;°nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Les
Ipreeken , wordt niet gezien en nagegaan ^
dan in doorfchynende MiddelftofFen , daiDEEL.
js, inzulken, daar het Licht in doordringt
terwyl het zyn Werking, waar door het zig Straal-
delven zigtbaar maakt, en ons de ^ndere^j^l^
Lighaamen doet zien , blyft behouden. En
dewyl het gebeuren kan, dat een Licht-
ftraal, na in zulk een Middelftof ingedron-
8en te zyn, zig verdeelt, en dat verfchei-
den van deszelfs gedeelten zig zonder eeni-
ge orde Regts en Links naar alle kanten
''erfpreiden, zullen wy, zonder ons met de
bulken op te houden , alleen maar op die
^traalen agt geeven, dievereenigd geblee-
''^n zyn, en eenregelmaatigebeweegingin
Straalbreekende Middelftof behouden
hebben.
De Doorfchynende MiddelftofFen, ’t zyDenk-''afleLighaamenzyn ’t zy VIoeiftofFen ,beeld van
tïip-- nbsp;nbsp;nbsp;. T . ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦ deStraal-
‘‘crK ik aan als Lighaamen, wier openin |,ree-
8en regelmaatig volgens allerhande zoorten king-
Streeklynen regt doorloopende, ver-'^'ild zyn Qiet die zekere fyne Vloeiftof,
Z 3 nbsp;nbsp;nbsp;wel-
-ocr page 452-358
Gebroken Licht.
XVI.
1. nbsp;nbsp;nbsp;E S.
2. nbsp;nbsp;nbsp;Afdeel.
Mattere de la Lunbsp;tniere.
welke wy tot nog toedennaarageeven va» Sloffe des Lichts ^ oi Licbtfiof. WanneerDUnbsp;dergelyke doorfchynende Lighaamen geheelnbsp;en van alle kanten gedompeld zyn in andere Middelftoffen, die, fchoon van een ver-fchillende aart, zoo wel doorfchynend zyonbsp;als zy, verbeelde ik my dat het Buitenlicht,nbsp;’t welk ’er rondom is, door de Zon, door denbsp;Maan of door eenig ander brandend enLicht-geevend Voorwerp verleevendigd, zyn werking mededeelt aan het Binnenlicht, dat i»nbsp;die Lighaamen huisveft, en dat dit wedernbsp;op zyn beurt die werking voortzectot aannbsp;de tegenoverftaande Oppervlakte dier Lig'nbsp;haamen; even eens omtrent gelyk het g^'nbsp;luid een Bofchvan’t een tot het ander eindnbsp;doorloopt, zonder dat de klankgeevend®
Lugt, die tuflchen de Boomen is, zig veiquot; plaatft. Ik herhaal derhalven nogmaals»nbsp;gelyk ik voorheen reeds verklaard heb,nbsp;als ik zeg, dat een Lichtftraal uit de Lug*nbsp;in het Water, in het Glas of iets dergelyl^®nbsp;Doorgaat, dat hy zig Buigt, dat hy van zV'’nbsp;Loopftreek ^fnsiykt, dat hy zig Breekt’
-ocr page 453-359
Doorzigtkunde,
dathy Nadert, dat hy zig verder Nerwydert, 'XVI. ^ andere uitdrukkingen van dien Aart rneer;^nbsp;dat tnen, zeg ik, dit alles verdaan moet deel.nbsp;öiet vaneen waareen daadelyke verplaatzingnbsp;Van de Lichtdof zelve, maar alleen vannbsp;den voortgang en’t verder uitflrekken vannbsp;derzelver werking; of van de veranderingen van haar Looplynen en Beweegftreeken.
De Lichtftraalen breeken zig als’er deezcTwee twee Omftandigheden beide plaats hebbennbsp;haamelyk, als zy uit de eene Middelftof|eStjaal-in een andere, die of meer of minder digt-beid heeft, overgaan, en als teffens bun'^'quot;^'nbsp;Streeklynen fchuins op het Vlak vallen,nbsp;dat die twee Middeldoffen van elkandernbsp;baheidt. Een Lichtftraal derhalven , omnbsp;thy klaarer uit te drukken, met vi'elk eenenbsp;Streeklyn hy ookbewoogenmogt worden,nbsp;op de Middelftof neervallen, zou geennbsp;minde breekingondergaan, indien hy uitnbsp;d^Lugt, by voorbeeld, komende, ineennbsp;®tiderc doorfchynende StofFe viel, die netnbsp;®ven doordring baar, meer nog min, voornbsp;was, als de Lugt zelve: en fchoon ’er,
Z 4 nbsp;nbsp;nbsp;ten
360
Gebroken Licht.
XVI. LES.nbsp;2. Afdeel.
een anderen, al een verfchil van doordring* baarheid tuffehen die twee MiddelftofFennbsp;plaats had, zou egter de Lichtftraal dezelfnbsp;ven in een Regte Lyn, zonder breeking»nbsp;doorloopen , indien hy uit de eene Lood-regc neer viel op de Oppervlakte van de an-j.Deel. dere. Dit is iets, dat het Licht met all?nbsp;andere Lighaamen gemeen heeft, gelyk ieder erkennen zal, als hy zig te binnen brengtnbsp;’tgeenwy, toen wy van de Wetten der Fe-weeging fpraken, vandeWeerüuitingin ’fnbsp;algemeen gezegd hebben,
De oir-zaak is onbekend.
Welke de waare en eigenlykeoirzaak zy van deStraalbreeking des Lichts, is tot nognbsp;toe niet ten vollen bekend. De Natuurkundigen zyn ’t met raalkanderen over ditnbsp;ftuk op verre na niet eeus. Maar haar?nbsp;Wetten kent men vry naauwkeurig; en ditnbsp;is ’t juift ook daar ons het meeft aan gelegen legt, dat wy ’t leeren kennen; om dat di?nbsp;Wetten de Gronden zyn, waar op de ga?'nbsp;fche Doorzigtkunde ruft, en waar uit all?nbsp;de Verklaaringen en Ophelderingen, die onsnbsp;hier te pas zullen komen, afgeleid moete?
WOt'
-ocr page 455-Do ORZ I GTKUNDE.
borden, De volgende Proefneetning zal ons XVI.
dezelve zigtbaar voor oogen ftellen, ^ nbsp;nbsp;nbsp;^
^ nbsp;nbsp;nbsp;2- Af^
1gt;£ EU
l Proefneeming,
Toejtel-
Men neemt een vierkante Schyf van Houtwerk-
of van Metaal, volkomen Regt eo Vlak tot
de Proef-
geverfd, en van die grootte, dat men^gemin-’ereen zwarten Cirkel van twintig Duimenden der Middellyns of daaromtrent op trekken kan ,nree-niet die Lyneo en die Verdeelingen, welkeking.nbsp;töen ’er op ziet va figuur l. Aan iedernbsp;vier Hoeken van de Schyf, moet daarenboven ook een Schroef zyn met eennbsp;tiandvat omzegevoeglykde kunnen draaien, die alle door de Schyf been gaan, ennbsp;tioor wier middel men dezelve vafl: zettennbsp;Waterpas ftellen kan op een Tafelrje,
Fig.
'^^t op een Voet ftaac, waarin men’t hoo-Sor kan op fchuiven of lager laaten zakken t'^ar welgevallen, en om welken het Water-draait. Zie die Tafel met de Schyf die _nbsp;op legt in figtiur 2.. afgebeeld»
Zy nbsp;nbsp;nbsp;Dee-
-ocr page 456-3*51
XVI. L E S.nbsp;a. Afkeel.
I‘
Fig. 3-
Gebroken Licht.
Deezen Toeftel plaatft men in een dofl' kere Kamer, daar men door middel vaonbsp;een Vlakken Metaalen Spiegel, die buite»nbsp;het Venfter uitfteekt , de Zonneftraaleonbsp;door een opening van drie Duimen hoognbsp;en een Duim breed, die in een der Blindennbsp;of Vallen gemaakt is, met een Waterpa®nbsp;Streeklyn laat invallen.
Dit Licht vangt men eerft op een Lood' regt op (taande Plaat van duo Koper, di®nbsp;men op den Omtrek van den grooten Cir*nbsp;kei zet, en die voorzien is met een op^'nbsp;ning, een weinig korter en fmaller dan di^nbsp;van de Venfteiblinde, om den Lichtftraalnbsp;daardior vvat kleiner van Omtrek te ma®'nbsp;ken. Die Plaat is afzonderlyk te ziennbsp;figuur 3.
Dewyl de Tafel met alles wat ’er op zig beweegen en Waterpas draaien kan/'’nbsp;dewyl men de Loodregt op (taande Kopquot;'nbsp;ren Plaat naar welgevallen verzetten,nbsp;overal op den Omtrek van den Cirkelnbsp;zen kan waar men wil, begryptmen zelf®’nbsp;dat men den Lichtftraal zeer gemakkelj'''
3lt;y?
DoORZ IGT kunde.
^angsaile de halve Middeliynen, dieop het XVI, Cirkel vierde Deel O C P getrokken
eene voor de andere na, leiden kan. deel. h, of figuuris een Kasje, tien Dui-Jïif. 4.nbsp;•hen lang, vier breed en vier hoog. Hetnbsp;** Van boven geheel open. Zyn vier Zydennbsp;^Sn van dunne Koperen Plaaten gemaakt,nbsp;de Bodem is een helder doorfchynendnbsp;^uk Spiegelglas, dat’er met Maftik in vaftnbsp;S^zet is, De Zyde g è heeft op een derdenbsp;'^an haar langte een opening, die in alle op-ïigten aan die van de Loodi egt op ftaandenbsp;I^operen Plaat volkomen gelyk is: en opnbsp;^ac men in dat Kasje Water zou kunnennbsp;'^oen , zonder dat ’er het uit liep, is dienbsp;'Opening met eenReepje van dunGlas gedekt,nbsp;'^^t’ermetSetnentop vaft gemaakt is.
^^guur 5 of ik, verbeeldt een vierkantigFig. 5-filokje van Kriftal, dat zeer zuiver enzon-eenig Blaasje is, wiens zyden, volko-Vlak, en naauwkeurig Evenwydig aan ^kanderen, ieder drie Duimen lang zyn.
Du;
^ dikte van ’t Blokje kan omtrent twee
'Pien haaien.
Dce-
-ocr page 458-3lt;^4
Gebroken Licht.
X't'I. Deeze twee laatfte ftukken plaatd men»
^ ^ het een na het ander, op den halven Cir-
2 Af-
Deel. kei OP Q, op zulk een wys, dat de Zyde g b van ’t Kasje op de Lyn O R da, ennbsp;deszelfs opening Ik, of de Lyn ik vannbsp;Blokje Kridal, vlak op het Punt C valle»nbsp;Als men het Kasje gebruikt, vuk men hetnbsp;met zoo helder en zuiver water alsmooglyknbsp;is, tot op de helft van de hoogte, en ziet ’etnbsp;van boven Loodregt in neder, om wel tenbsp;onderfcheiden over welke plaats of Lyn opnbsp;het Cirkel vierde C^R de Lichtdraal zytgt;nbsp;loop neemt.
Uilvcerkzeh.
DeLicht- I» De Lichtdraal, die, langs de haW®
breekt Middellyn AC geleid, in C in de opening
als hy in^l van het Kasje valt, verdeelt zigdaar iti
’t WatertyyeeD^.e]ei], van welke het een boven ovef komt.
de Oppervlakte van het Water heenfchiet» en zyn eerde en oirfpronkelyke Streekiy'’nbsp;onveranderlyk volgende naar B loopt. D®*'nbsp;ander Deel van den Straal dompelt zig if ^nbsp;water, en keert zig, terwyl hy ’erin valt»
DoORZIGTIfÜNDE.
weinig ter zyden af naar den kant toe xvi. ^an de LynC;gt;, die Loodregc op denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;a ƒ.*
(laat. nbsp;nbsp;nbsp;deel.
2. Het zelfde Üitwerfel ziet men ook
Een min
gebeuren, wanneer de Straal minder fchumsfcbuinfe
°P de Lvn g b valt : als, by voorbeeld,Straal 1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;heeft
'®ngs de halve Middellyn DC, EC,
'^stgelyke ; die hoe langer hoe nader aan ’teen
^oodregte komen. Dog onderfcheid heeft
egter ook altoos by plaats, datdeBree-Bree-
Iting hoe langer hoe minder wordt: of
nader uit te drukken, dat de gebroken
Straal hoe langer hoe minder van zyneerfte
oirfpronkelykeStreeklyn fchyiit afgewee-
naar maate datdelnval-Lynen minder
^’quot;huins worden ; zoo dat ’er zelfs als de
Straal Loodregt, gelyk P C, neervalt opgZ»,
S®en Breeking, geen Loopflreeks Afdwaa-
in ’c geheel plaats heeft. Want dan
^t^heidt zig de Zonneftraal niet meer in twee
'^^rfchilieride wegen, maar het deel dat in
j nbsp;nbsp;nbsp;O ^
^ Lugt blyft, en ’t ander dat door het
' Streeklyn Cp.
*ter heen loopt, volgen beiden eenpaarig de • -
3*
-ocr page 460-36(5
Gebrok en Licht.1
XVI. 3. De zelfde Verfchynfels hebben’er ool^ L E S. plaats, als men het Blokje Kriftalneemt ionbsp;deel. van het Kasje met Water; dog, hetnbsp;^f^^'geen men nog daarenboven hier by opmerkt»nbsp;Glas is is dat de Straalbreeking, die het Licht oD-fterker. dergaat terwylhetin ’tGlas valt, vry fter'nbsp;ker is in alle Gevallen, daar ze plaatsnbsp;heefc, dan die het lydt als ’t in ’c Watetnbsp;komt.
B'^Her nbsp;nbsp;nbsp;hoewel de Straalbreeking bo®
Even re-langer hoe minder worde, naar maace dai^ de Invallende Straal minder fchuins vall®
en Maat
vanBree- op de Oppervlakte van de Straalbreekend® king. Middelftof, vindt men egter akooseenebe*nbsp;ftendige Evenredigheid tuflchen den Hoel^nbsp;van de Breeking a Cy), en tuflchen die®nbsp;van de Invalüng AGP. Decze Event^'nbsp;digheid kent men uit de vergelyking vaOnbsp;de Lynen a den A e met malkander, dienbsp;SmBr. Hoekmaaten zyn van die twee Hoeken, de®nbsp;Breekhoek en den Invalhoek, welke n'®'’nbsp;door het Water en bet Glas heen, van deOnbsp;Bodem van’t Kasje, dnideiyk zien en ondelquot;
fcheiden kan. De Ondervinding toont , da*
¦a V
-ocr page 461-307
Doorzigtkunde.
^eeerfte, deHoekmaat, naamelyk, a d van XVI. den Breekhoek Itaac tot Ae, de Hoekmaat^ E^S.nbsp;''an den Invalhoek, enbygevolg de5r«e^-DEEunbsp;^oek a Cp zelf ook tot den Invalhoek AGP,nbsp;als 3 toe 4, wanneer de Straalbreekendenbsp;Midde’ftof gemeen Water is, en omtrent alsnbsp;® tot j, wanneer het Glas is, en de Lichc-ftraal in beide de gevallen uit de Lugt ’ernbsp;invalt (*).
5. Een Lichtftraal, nazynBreeking opaDeWeer-nf op eenige andere plaats gevallen, ver Volgt, alshy door middel vaneen Vlakkenbrcektalsnbsp;Spiegel of iets dergelyks naar C terugtnbsp;ilt;aatft wordt, dien weg niet regtftreeksver-komt.nbsp;der voort, maar draait zig daar van denbsp;^oodlyn PC af, en komt zeer naauwkeu-^ig weer te rug in A, daar hy te voorennbsp;Van vertrokken was. Dit heeft plaats in al-in Gevallen zonder onderfcheid.
Wet*
Oeeze Evenredigheden moet men niet hoogeraan-dan dat ze doorgaan te?tnaafienhy. Ik zal ’er een ^auv/keurigerbepaaling van opgeeven, alsik in’cvervolgnbsp;Ontbinding van ’t Licht in zyn byzondere gedeelten,nbsp;de verfchillende Graden van Breekbaarheid j dienbsp;‘''•cUsStraaien eigen zyn, fpreeken zal, N.
-ocr page 462-363
Gebroken LicHt,
xvi. L E S.
2. AF-ËL. Wettennbsp;dernbsp;Straal-b reeking.
Wetten van de STRAALBREEKiNCi
Uit deeze zo even gemelde UicwerK' fels onzer Proefneeming kunnen vyy devol'nbsp;gende algeraeene Regels afleiden, wtelKe wynbsp;van nu af aan als Wetten zullen aanmef'nbsp;ken of va fte Grond begin Telen, waarop wynbsp;alles, wat ons over de Straalbreekingen idnbsp;de verfcheiden Verfchynfels van ’t GcbrO'nbsp;ken Licht en Doorzigtkunde te zeggen flaaOnbsp;zullen Grondveften.
I. Wet.
Eerste Wet. De Licbtjlraalen breekef^ altoos , als ze viet een fchuinfen Fal vOfinbsp;de eene Middeljlof overgaan in een ander^tnbsp;die van een ver/cbiUende Digtbeid, ofnbsp;een verfcbillenden aart is.
11. Wet.
Tweede Wet. Jls de LichtjlraaU^ breeken, terwyl ze uit een Tier Middeljlofnbsp;overgaan ineen Digter, is de BreekhoekkUi'nbsp;ner dan de Invalhoek. Het tegendeel beepnbsp;plaats als ze uiteen Digter Middeljloj ineef^nbsp;Tier vallen (*).
DeR‘
(*) Deeze Wet lydc eenige uiczondetingeo. d*
aiee^quot;
-ocr page 463-Derde Wet. Hoewel deBreeking der Licht nbsp;nbsp;nbsp;XVL
braaiengrooter word of kleiner,’t zy door de^
^^eerder of minder trap van fcbuinsbeid, waar d e e t,
llLfFet,
Vetce of* ZwavelagtlgeStoffen, die Doorfchyriend©
, Breeken hen Licht iterker j dan men van haar vei-^*gten zou 3 dat zo zouden doengt; als men alleen maar Dlgtheid in aanmerking nam. In dergelyke zoortennbsp;Stoffen zyn twee oirzaakcn van Straalbreeking , denbsp;''»e die van haar Digtheid afhangt, de andere die uit haSc.nbsp;^yzonderen aart voortfpruit. Deeze laatffe is in Raat, om,
lels
iyk
de.
^ Entende gevallen ten vollen waar is, en wel inzonderheid
Zulke Ligh-aamen altyd plaats grypt, waar in ’er ons
aangelegen is, dat wyde Beweegingen van ’t Licht
gaan en kennen . zullen wv die W et, voor zoo vet zy top-
een algemcenen Regel dieneit kan , altyd alseea
*geen de andere niet doen kan, opeen meer dan overmoedige wys le vervullen j of hat gebrek in de juittemaa-en naauwkeurig te vergoeden. Hier uit kan net der-^ilvengebeuren, dathet Liclugt; als het uiteen yler Mid-IQ een die Digter is overgaat, zyn Breekhöek groo-^®^niaakc dan zyn Valhoek, of ook wei dat het die beide ^“^ken aan malkaar gelyk maakt, dat is, gren Breekingnbsp;geheel ondergaat. Vandeezeen dergelyke Uitwerk-^ou men Voorbeelden kunhen toonen, iets, dat zeker-’Oet onze algemeene Wet niet overeenftemt. Maarnbsp;*yldeeze Wet in de meeft gewoone en doorgaans voor-
quot;g tot
“'quot;Ondb,
'eginfel van de Dooriigtkunde aanwstken.
370
Gebroken Licht.
XVI.
1. nbsp;nbsp;nbsp;K S.
2. nbsp;nbsp;nbsp;Afdeel.
meéde Straal valt; H zy door den byzonderetl' aart der Sraalbreekende Middeljlof^ waar itinbsp;by valt; blyven egier de Hoekmanen van d(nbsp;twee Hoeken, die van den Breekboek, nad'nbsp;melyk en die van den Invalhoek^ altyd de zelfnbsp;Evenredigheid bejlendig tot malkander behoü*nbsp;den.
IV. JVet.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Vierde Wet. De StraalbreekingvermiH'
dert, even als de JVeerkaatz/ng, zoo veel tnetf immer merken kan de werkzaamheid vannbsp;Licht niet: dewyl een gebroken Straal, diettnbsp;men den zelfden weg; zo als hy kwam, dwingtnbsp;te rug te keer en, als by uit de Straalbreekend^nbsp;Middelftofkomt de Streeklyn weer aanneemt gt;nbsp;die by hy zyn Invalling bad : gelyk wynbsp;het zelfJe Uitwerkfel van onze Proefoe®'nbsp;ming gezien hebben, en gelyk menzig,nbsp;men wil, daar nog nader van overtuig®*’nbsp;kan, door die Proef op den zelfden en and^'nbsp;re Straalen, dikwils agter een, teherhaal^^'
V. nbsp;nbsp;nbsp;ll^et.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^yfde Wet. De gebroken Straal en
Invallende Straal bevinden zig altyd in één ’r zelfde Flaky ’r welk Loodregt fiaat op de OP
pervlaktt van de Straaibrtekende Middelfi‘‘-'‘
371
371
DoORZI GTKÜNDtt, Ophelderingen,
XVL Les.
2. AF-
Wanneer men deeze algemeene Regelen deel.
®ls Wetten aanmerkt of als Gtondbeginfe*^®^^'||^j*« onmiddelyk uit de ProefoeeiniDg zelve oirzaa.nbsp;^Pgemaakt, zoude ik de moeite wel fpaarcDg^^quot;^®*^nbsp;bunnen om ’er de Redenen van na te vor- bree-^chen, zonder dat zulks aan de Waarheden,'*‘‘‘’S*nbsp;ik nog verder van voorneemen ben daarnbsp;»dt af te leiden, eenig nadeel deed. Maarnbsp;den Leezer, die mogelyk nieuwsgierignbsp;gt;s om te weeten wat men over dit ftuk gc-^agt heeft, dat genoegen te geeven, veel-gt; dan hem te vlcijen met de hope vaanbsp;de zaak zelf in den Grond te doen ken»
; oordeel ik het niet ongevoeglyk, dat ik Gevoelens en Redeneeringen vande be-'^aarofte en fchranderfte Natuurkundigennbsp;^30 de llrydendepartyën hierkortelyk meldenbsp;Öescartes opmerkende, dat de Straal-gevoe-’’Peking van’t Licht in’t algemeen op een van Des-regtdraads ftrydige wysnbsp;«dt dan de Straalbreeking van anderenbsp;A a anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Lig*
-ocr page 466-XVI.
Gebroken Licht.'
LES.
2, AFDEEL)
Lighaaroen , en by zig zelve, zonder deO minften fchyn van twyfFel overtuigd, datnbsp;een Snaphaankogel, uit de Lugt fchuins iönbsp;’c Water gefchooten, den Hoek van zyönbsp;Breeking of Streekbuiging daarom alleeDnbsp;grooter dan dien van zyn lavalling maakt»nbsp;omdat hy, in de Oppervlakte vaneenMid'nbsp;delftof vallende die meerder Digtheid heeft gt;nbsp;grooter tegenftand en vertraaging ontmoetnbsp;in zyn Loodregte Beweeging van bovennbsp;naar beneden, dan in zyn Waterpas Streek’nbsp;lyn, waar meê hy Evenwydigmetdie Op'
perv lakt e bewoogen wordt: redeneerde daat P/aatVI.uft op deeze wys, „ Dewyl een LoodeOnbsp;ö. „Kogel of eenig ander dergclyk vaft Li^'nbsp;,, haam, in C komende , zyn Loopftree^nbsp;„ buigt mee naar de Lyn Cd te naderen»nbsp;„ daarom om dathet Water, daar hy invalt»nbsp;„aan zyn Beweeging vanboven naarnbsp;„ neden meer Weerftand biedt dan de Lu^^'nbsp;„ daar hy uit kwam; zoo moet dan ook e^*’nbsp;..Lichtftraal, die, in net dezelfde oroft^*'
^ nbsp;nbsp;nbsp;A6
„ digheden gefield zynde, zig buigt naar “
373
DoORZIG rKUNDE,
»Lyn CP, ons billyk doen denken, dat xvi. 5gt;het Water hem minder Weerftand biedc^ ® S.
1» dan de Lugc.” Die zelfde Wysgeer daar-DEEi,. ^Ovoven ziende, dat de Straalbreeking vannbsp;^ Licht in ’t Glas grooter was dan in ’cnbsp;^3ter, maakte ’er aanftonds het zelfde ennbsp;algemeen befluit uit op, dat hoe meernbsp;^‘gtheids de doorfcbynende Lighaamen be-, hoe het Licht ’er met te meerdernbsp;'''¦yheiJzynBeweegingen in oeiFende. Dognbsp;in ging hy ongetwyfFeld wat te haaftignbsp;werk, dewyl hy de uitzonderingen nietnbsp;''oorzag, diemenzedert ontdekt heeft, eanbsp;'^3ar ik in de voorgaande Aantekening ge-van maakte.
öeeze Onderftelling, hoe aanneemelyk2^®*”’g' ana .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, r, nnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;heeden.
“naers m den eerften opuag en op een
^‘^hynbaargoedeRedeneeriog gegrond,kwam
''seien reeds op dien tyd vreemd voor, en
''an
ft.
heden vindt men ’er weinigen, die ’c
zig verkrygen kunnen om’er hun toe-‘^ctnming aan te geeven; om dat men, den jöwendigen toeftand der doorfchynendeLig-^®ajen niet kennende, noch met genoeg-
Aas
-ocr page 468-374
Gebrokenquot; 1,icht;
XVI.
--LES.
a, AF-Si:£L,
zaame naauwkeurigbeid onderrigt op wel'
ke wys zyeigenlyk de werking van’t Licht
ontvangefn en doorlaaten, uit Voorbeelden
redeneert en Vergelykingen, die zeer veel
ongelykheid in zig hebben, en van een gs'
heel verfchillende aart zyn. WantgeeoC
andere-Vloeiftof is ’erzekerlyk, die by het
Licht kan vergeleeken worden, en de Doof'
fchynbaarheid der Lighaamen , daar het
door heen fchiet, verfchilt teeenemaal vao
dat geen, ’t welk men in de Duiftere en Oo'
doorfchynende Lighaamen Doordringbaar'
Pemea- heid of Doorloopbaarbeid noemt,
quot;bUité
Een big- nbsp;nbsp;nbsp;tie zwaarfte wederparty ondertüS'
ter Lig- fchen, dunkt my, daar dit Gevoelen meê t® hetLichquot;^’'^^^quot; heeft, is deeze. Het Vooroordeel»nbsp;Tryer naamelyk, daar men in is, dat een Lighaah*nbsp;ge^ven**^ nooit een vryer doorgang aan een vreetnlt;l®nbsp;Stoffe zal kunnen verkenen, als de openii’'nbsp;gen en ledige ruimten tuflchen deszelfsnbsp;gen Deeltjes af neemen, in getal of in groot'nbsp;te; geiyk zekerlyk in alle Gevallen gebeuft»nbsp;daar een meerder Digtheid plaats heeft-Maar dit Vooroordeel, hoefterk het
375
Doozigtkunde.
*7» kan hec egter tegen duidelyke Ver- xvi, fchynfels en Proeven ftand houden ? Moet ^ E S.nbsp;Oien niet als een ontwyfFelbaare waarheid de el.nbsp;erkennen, dat de Werking van het Licht,
•Jat uit de Lugt komt, zig verfnelt terwyl fact in ’t Water doordringt, wanneer mennbsp;2iet, dat het, om van Ctot in a te komen, Plant VI,nbsp;hiet meer dan den zelfden tyd flegts befteedt,nbsp;dien het aan het doorloopen van de Lyn CBnbsp;l^efteed zou hebben, indien het in de Lugtnbsp;Was blyven voortloopen Is een grooterenbsp;Doorfchynbaarheiddaarenboven niet een onfeilbaar teken, dat ’er het Licht gemakkely-ker en vryer in kan doorftraalen ? En nog-rans zien wy in ontelbaare Voorvallen, datnbsp;®en Lighaam, fchoon het meer Digtheidnbsp;keeftdan een ander, daarom egter niet minder wel gefchikt is om het Licht door tenbsp;^3aten. Men vergelyke flegts èens, omnbsp;*daar een Voorbeeld te noemen, een Dia-•hant van een helder en zuiver Water metnbsp;ftuk Glas van dezelfde dikte. Onge-
^wyfFeld zal men aanftonds gewaar worden,
dat het Glas, hoewel yler, dewyl het zoor.
A a 4 nbsp;nbsp;nbsp;te-
37Ö
Gebroken Licht.
XVI. LES.nbsp;2. Afdeel.
telyk ligter is , nooit egter zoo volmaaW een Doorfchynbaarheid, als de Diamant gt;nbsp;zien laat.
Gifling
Maar wat is de oirzaak , zal men vraa* gen, dat het Water, fchoon digter vannbsp;StoiFedan de Lugt, egter het Licht een gC'nbsp;makkelyker en vryer doorgang verleent ?nbsp;Descartes antwoordt ’er op, dat een
van Des-Vak Lugts zamengefteld is uit Deeltjes» CARTES, .jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;of vol van kleine Takjes zyn*
Water en daar door minder gefchikcom doorgan* die Regtlyns loopen, tuflchenzigopennbsp;doorlaat te laaten, dan de Deeltjes van ’t Water»nbsp;Lugt^^ die glad en effen van Oppervlakte zyn,
van eene gedaante, waar door ze zig na* tuurlyk van zelve in zulk een ftand en or*nbsp;de voegen, dat’er eene ylheiduitontftaat»nbsp;die zeer gefcliikt is om het Licht ’ertelaa'nbsp;ten door heen Straalen,
Dit Antwoordkan men zekerlyk niet hoO' gegrond, aanneemen dan voor een Gilling; en daanbsp;is ze nog niet een van de gelukkigfte. D®nbsp;Wysgeer, die ze eerft inde Waereld bragt»nbsp;zou ze waarfchynlyk niet gewaagd hebbeo»
10
-ocr page 471-377
Doorzigtkdnde.
*ndien hy geweeten had, dac de meefte XVI. Oliën, die minder Digtheiddan hec Water^nbsp;hebben, egter het Licht, dat uit de Lugt i,n deeunbsp;^ar valt, fterker doen breeken dan het Wa-^er. Want volgens zyn eigen Denkbeeldennbsp;*öoet men ook gelooven, dat alle de Vettenbsp;Stoffen uit TakagtigéDeeltjesbeftaan; waar-men dan met regt zou kunnen zeggen,
^at één van beiden waar moet zyn,of dat deBeweeging van’t Licht niet daarom versneld wordt in ’t Water, om dat de Deeltjes van die Vloeiftof niet getakt zyn, gelyknbsp;die van de Lugt; of dat de Vette Lighaa-flien, die het Licht zoo fterk en fterkernbsp;doen breeken dan het Water, ook Dcelt-mosten hebben, die, juift anders dannbsp;% ze onderftelde, niet minder glad ennbsp;^ffen, niet minder vry en los in hun be-''''eeging zyn, dan die van ’t Water.
Oe Natuurkundigen, die het Grondbe* Gevos-ginfel der Aantrekkingskragten voorftaan,2^”^(o,if-hiet de volgers van Cartes lus erkennende, aanen die
da. J n nbsp;nbsp;nbsp;'toplol-
de Beweeging van het Licht, wanneerfg„ door uit de Lugt doorgaat in ’t Water, ver- de Aan-Aa 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Sneld
-ocr page 472-37*
Gebroken Licht:
XVI. fneldt wordt, geeven, als men hen naar de ^ ® ^ oirzaak van die verfnelling vraagt, eeng®'nbsp;»E5L. heel ander Antwoord. Zy fchryven ,
trekkings melyk, dan Uicwerfel toe aan de Aantrefc* kingskragt van het Water, welke, fterkc^nbsp;zynde dan die van de Lugc, het uiteind C vaonbsp;den invallende Straal naar zig trekt, eOnbsp;hem dwingt zig wat meer neer te buigen»nbsp;en naar de Oppervlakte te hellen, dan hVnbsp;volgens zyn nacuurlyke en oirfpronkelyk^nbsp;Streeklyn gedaan zou hebben; en hem duSnbsp;naar het punt a zyn loop doet neemen,nbsp;plaats van in een regte Lyn door te loopednbsp;naar B. Dewyl deeze Aantrekkingskrag*nbsp;verder een kragt is van dien aart, dat zynbsp;vermogen toeneemt, naar maate vannbsp;meerdere Digtheid van ’t Lighaam daar zynbsp;huisveft, en naar maate dat de Afftand tuS'nbsp;fchen dit Lighaam en tuflehen een ander gt;nbsp;dat ’er door wordt aangetrookken, kleine^nbsp;wordt, volgt ’er uit : vooreer ft, dat d®*nbsp;de Beweeging van ’t Licht, dat uit de Lug*'nbsp;op hetzelve valt, fterker verfneliennbsp;dan Water; gelyk de Onderv inding ook a^'’'
tOOD'’'
-ocr page 473-375
' DoorzigtkundE,
'oont: en ten tweeden; dat de InvallendeJixvr. Straal hoe langer hoegrooterfnelheid mott^nbsp;Jtrygen, naar maate dat hy de Straalbree-DEgL.nbsp;kende Middelflof, die de meefte Digtheidnbsp;keeft, hoe langer hoe nader komt; waarnbsp;^oor hy dan een verfnelling in zyn Bewee-Sing en taffens een kleine bogt of kromtenbsp;oioet hebben, die men wel niet ziet, maarnbsp;die men egter, als men volgens deeze Be-êiofeis redeneert, onderftellen moet.
Indien iemand in dit zoort van Grondbe-ginfelen en manier van denken zyn parry gekoozen, de aantrekkende en wegftooten-dekragten der StofFe, eens voor al, in zynnbsp;Natuurkunde plaats gegeeven heeft, zou iknbsp;i’em niet raaden, dat hy in dit geval vannbsp;Gevoelen veranderde. Dq Newtoniaaneritnbsp;'^'oct ik bekennen, weetenzig, als ’topre-den geeven aankomt van de verfchillendenbsp;Gitwerkfels, die men in de Straalbreeking
’t Licht waarneemt, zeer wel te red* den. Maar als men onpartydig wil oordce*j
Diet dan met eenige moeite gcfchiedt,
en
zal men my ook moeten toeftaan , dat het
-ocr page 474-380
Gebroken Licht.
XVI. CD ook al min of meer zyn zwaarigheid io LES, 2ig heeft. De Leezer zal ’er door de vol*nbsp;bsel. gende aanmerking over kunnen oordeelen.nbsp;Zwaan'g- Newton heeft in zyn Proefneemingennbsp;heden, ggj^ geker getal van Lighaaraeo, zoo Vaftsnbsp;als Vlietbaare gevonden, die, fchoon mio*nbsp;der Digcheid dan het Water en ’c Glas bezittende, hec Licht egter dat uit de Lugt ionbsp;hun valt, zoo fterk of fterker dan Waternbsp;en Glas doen breeken. Hy zag, met eeonbsp;woord, en erkende, dat de verfnelling vaOnbsp;hec Licht, dat, in deeze zelfftandighedeOnbsp;doordringt, grooter is, dan ze had moeten zyn, zo men derzelver trap vannbsp;Digtheid alleen in aanmerking neemt, ennbsp;daar naar rekenen wil. Wat zal men ridnbsp;hier op zeggen, als men 'er een Grondbe'nbsp;ginfel van gemaakt heeft, om de verfnellingnbsp;van den gebroken Lichtftraal toe te fchryvednbsp;aan de Aantrekkingskragt vandeStraalbree-kende Middelftof, en de Digtheid van di*^nbsp;Middelftüf als de algemeene maat van di®nbsp;kragt en derzelver Vermogen heeft opgegs^'nbsp;ven? Het Geval is vry belemmerend voof
381
Doorzigtkünde.
®en Natuurkundigen, die het zig als een XVL
''aften Regel heeft voorgefchreeven, om zoqL E S.
- nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Af*
Spaarzaam als mogelyk te zyn in Onder-deel.
hellingen. Zie hier deoploffing, welke
hien van die zwaarigheid geeft. In de Lig-
haamen, daar wy thans van fpreeken, zyn,
^egtmen, tweërleizoort vanAantrekkings-
kragten •, de eene hangt af van de Digtheidj
andere is iets onbekends, dat aan de by-
Zondere Natuur van ieder van die zelfftan*
digheden gehegt en eigen is. Waarfchyn-
lyk zult gy ’er ook nooit iets naders van
Vreecen of het anders kennen, dan door den
slgemeenenGeflagtnaam, dien men 'er aan
Seefc, en door de Werkingen dje men zegt
dat het verrigt. Dog men zal u voor dit
gebrek van meerdere kundigheid h dit ftuk
'''eer overvloedige voldoening verfchaffen,
gy flegts eenigen fmaak hebt in Bereke-
’quot;Dgen. Want men zal u met de uiterfte
’^Nauwkeurigheid weeten te zeggen, hoe veel
invloed het op deeze of op die Straalbree-
heeft.
Het Gevolg, dat men uit dit alles billykGeenvait
mag
-ocr page 476-$82
3CVL L E S-2. Afdeel.nbsp;beidennbsp;voldoet.
Een vry-
er door-
gang
geeft
fneller
bewee-
gingaan
’tLicbc-
Gebroken LicttT.’
mag afleiden is, dat de A'éwfOM/flaKera en dff Cartefiaanen het in dit ftuk met malkande*nbsp;ren eens zyn, dat het Licht een verfnellingnbsp;krygt van Beweegingals het uit de Lugt ionbsp;’t Water, in ’t Glas, en in een menigtsnbsp;van anderedigtere Middellloften overgaat»nbsp;maar dat,over de oirzaak van die verfnelling»nbsp;de eene ons niet veel meer Licht weeten tCnbsp;geeven dan de andere. Want, zig op denbsp;Aantrekkingskragt, gelylcdeiVeiutonfizaTzertnbsp;doen, te beroepen, is een Grondbeginfel tenbsp;baat te neemen, dat veelen zeer tegen ftaat,nbsp;en in verfcheiden Gevallen vry wat onder»nbsp;fteuningen aanvulling noodigheeft: en metnbsp;de andere te zeggen, dat het Licht zyn Be»nbsp;weeging verfnelt, om dat het ’er een vryernbsp;doorgang vindt, is byna even als of men betnbsp;ftuk zelf, daar men reden van geeven moeft»nbsp;voor Reden gaf.
Ik moet hier egter aanmerken, dat fflcn deezeD,de Cartefiaanen, naamelyk, ’tonregtnbsp;tegenwerpt, dat een vryer doorgang in hetnbsp;Water, in het Glas, en dergelyke Stoffenfnbsp;iadieo men flegts uit andere ontwyffelbaare
383
Doorzigtkundk.
l'lyken be wyzen kon, dat ze ’er met ’er daad x VI. plaats in had, niet genoeg zou zyn om van^ E^S.nbsp;'Ie verfoeide Beweeging des Lichts voldoen- deel.nbsp;de reden te geeven. Men moet zig hier denbsp;denkbeelden voorftellen van een Cartefiaan^nbsp;die de Doorftraaling van ’c Licht door eenenbsp;^iddelftof niet alseenBcweeging van plaats-^lt;irandering aanmerkt, maar alleen als denbsp;^verdragt en voortzetting van een Werking, welke door die van het Lichtend Lig-haam, daar de Straal uit voortfchiec, haarnbsp;hegin krygt en ftand blyft houden. Nunbsp;homt het my zeer aanneemelyk voor, datnbsp;een Lichtftraal, op die wys aangemerkr,nbsp;die verfchillende MiddelftofFen, van welkenbsp;de eene beter dan de andere gefchikt zynnbsp;Om zyn Beweeging haar trap van Werkzaamheid te laaten, door loopt, de Werking,nbsp;die van de eene Oppervlakte voortgezetnbsp;'Zordt naar de andere, het allervlugft en fnelftnbsp;Zal kunnen gefchieden, in plaatzen daar zenbsp;*®ioder beletfels, die haar vertraagen, ont-en den doorgang vryer heeft.
Een Schryver van deeze laatere tyden, StraaU
heefc
-ocr page 478-Gebroken Licht.
XVI. heeft de Straalbrecking van het Licht ge* 2. Af-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verklaaren door derzelver oirzaak
beei.. daar aan toe te fchryven, dat de Str. alen» breeking fchuins in de openingen van de Straal'nbsp;r^etdoorbreekcnde MiddelitofFe va.len, een W eer-Weer kaatzingondergaan; en door die Wcerkaat-in zing tegen de Wanden der Openingen vaOnbsp;peningen Loopftreek veranderen. Hoewel dit Gevoelen eenvry natuurlyken fehynbaar Foorko-men heeft, is het nogthans onmogelyk heEnbsp;zelve te doen gelden» zoo lang men niecnbsp;toont, dat de Hoeken van die zoogenoemdenbsp;V/eerkaatzingen , of Stuithoeken, aan denbsp;Hoeken van Invalling of Stoothoeken ge*nbsp;lyk zyn in alle Gevallen, daar, ’tgeen mennbsp;Straalbreeking noemt plaats heeft. Ten dieOnbsp;einde zou men tot Ooderftellingen zynnbsp;toevlugt moeten neemen, die bezwaarlyi^nbsp;ingang zouden vindeqj gelyk, by voorbeeld»nbsp;dat meed; al de openingen en ledige gangernbsp;der Doorfchynende Lighaamen volgens eeflnbsp;zekere en d' zelfde Streeklyn lagen, dasinbsp;men nogvhans zeer gegronde reden heeft ofPnbsp;te gelooven, dat die openingen en ganger
o?
-ocr page 479-385
Doorzigtkunde.
®p allerhande wyzen en met allerhande XVI.' Streeklynen door het Lighaam loopen : of^^
*Qders zou men moeten onderflellen, datoeel. ’er meer Licht door die fchuinfe openingennbsp;'''eergekaatft wordt, dan ’er in die valt,
'''elke deInvallendeLichtftraalen regtftreeks ''angen : het welk naiuurlyker wyze niet tenbsp;'denken is.
Ophelderingen.
Een van de gewoonlykfte Uitwerkfels der j;en Reg-^traalbreeking, daarwelhet meed: het OogteStok_ valt, en daar men zig altyd, alsnbsp;Sr de reden niet van kent, over verwondert, gebrokennbsp;de fchynbaare inbuiging of kromte vannbsp;'^sn Stock, dien men fchuins in ’t Waternbsp;^sekt. Ieder weet dat zulk een Stok innbsp;P'-aats .van zigRegt, gelyk hyis, te vertoo-zig doet zien als of hy in het Punt Cnbsp;|sknakt of gebroken was, en een zoort van
of Hoek AC b maakt. Om de oir- Plaat VL ^®ak van dit Verfchynfel wel tebegrypen,^*^'nbsp;men aanmerken, dat ieder genoegzaamnbsp;Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Bbnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;daar
-ocr page 480-s8(5
Gebroken Licht.
XVI. LES.nbsp;2. Afdeel.
daar toe verlicht Punt van het onder Water gedompeld gedeelte van den Stok, zigcbaafnbsp;voor ons wordt, door middel van een Licht*nbsp;kegel, die uit het Water fchuins overgaf''-in de Lugt, daar het Oog, gelyk men ver*nbsp;onderftelt^ geplaatft is. Zulk een Licht'nbsp;ftraal nu, die uit een üigter Middelltof i”nbsp;een andere valt, welke minder Digtheit^nbsp;beeft, moet zig in deeze laat (te Breek e’’nbsp;met van de Loodlyn P D af te wyken, vol'
gens de voorheen gemelde eerfte en tweede
Wet der Straalbreekingen. Het Oog,
E gepiaatft , wordt derhalven het Punt ^ van den Stok door den Lichtkegel DE g®'nbsp;waar, wiens Straalen in 6 ons toefchyoe'’nbsp;zamen te loopen, en daar wy derhalven oh*nbsp;ook verbeelden het Voorwerp te zien.nbsp;dezelfde wys gaat het ook met alle de ah'nbsp;dere zigtbaare deelen F, G, H, van d'^”nbsp;Stok, en, als men op ieder van hun do^^^nbsp;Redeneering toepaft, zal men ligtelyknbsp;grypen, dat hun Beelteniflcn zig allennbsp;len moeten vertoonen op de Lyn bnbsp;die met het gedeelte A C van den Stol^'
-ocr page 481-387
Doorzictkünöë.
lt;5at buiten het Water fteekt, een Hoek Xvi.
itiaakt. nbsp;nbsp;nbsp;l’- S.
Volgens den zelfden Regel verklaart ivenD^EL.'
Ook de oirzaak van een ander Verfchynfel
•' zigtbaar
Gelds
*'an gelyke natuur. Een uuk Gelds, naa-ftuk
•llelyk.
den bodem van iets dat niet
OD UWU L/WUW114 V ««M nbsp;nbsp;nbsp;V4UL. mwbgt; J
^ nbsp;nbsp;nbsp;wordt
doorfchynend is, van een Metaalen, Hou-door ’t
ïenof Aarden Kommetje, by voorbeeld,
Oenig ander dergelyk Vaatwerk gelegd, enter zigc.
*00 geplaatrt, dat men ’c niet zien kan,^®^'^*
quot;^ordt zigtbaar, ais men ’er Water op giet
tot een zekere ea genoegzaame hoogte.
^ant men bemerkt ligtelyk, dat de Straal
^S, die, zo ’cr geen Brcekiag was, en hy
^egtlynfch voort liep tot aan t, boven over
t Oog zou heen fchieten, nu, als by in S
't't het Water in de Lugt komt, van de
l^oodiyn P S zal afwyken, en naar het Oog
^ T loopen , dat derhalven de Beeltenis
’t ftuk Geld zal zien in r, even als of
Voorwerp zig opgehgd hadde.
Alles derhalven wat wy door middel van’tSchie* ^t^^uins loopendeStraalen in het Water zien, ylfch!”nbsp;wy boven zyn waare plaats verheven.
en
Bb 2
-ocr page 482-388
Gebroken licht.
XVI LESnbsp;a. Afdeel.
en hooger dan het met ’er daad is. Dit i* iets daar men op letten moet als men Virchnbsp;wil fchieten. Want menzon hem zekerly''nbsp;mifleni, indien men naar die plaats fchootlt;nbsp;daar men hem meent te zien; en wel o:”nbsp;decze twee redenen; l. Om dat by laagcfnbsp;legt, dan hy ons toefchynt te zyn ; en 3*nbsp;Om dat de Kogel in ’t Water eenBreekioënbsp;of Loopftreeksbuiging ondergaat, regt*nbsp;draadsftrydig met de Straalbreeking vannbsp;Licht, en daar door noodwendig zyn loopnbsp;hooger neemt en zig opligt boven de Streek'nbsp;lyn, die men hem dage te geeven.
Uitbet Waternbsp;ziet men
op dezelfde
wys
Gelyk wy , in de Lugt ons onthoudeO' de Voorwerpen in ’t Water gewaar wot'nbsp;de vöoN^®^’ die de randen van een Kommetjenbsp;werpen de Kanten en Wallen van een Vyvernbsp;Watergragc ons belet zouden hebbennbsp;zien, indien het Licht dat van hun affebi^*'nbsp;geen Straalbreeking onderging, cerwyl
van de eene Middelilof overgaat in de aO
dere; op dezelfde wys ontdekken ook Dieren, die onder ’t Water zyn, al®
fchuins naar boven in de Lugt zien, Voo^'
DoORZ I GT kunde.
'herpen die niet onder ’t bereik van hun XV'J. ^ogen vallen zouden, zo zy ze alleen maar^ E S.nbsp;^*^or middel van Regclynfche LichcuraalenMEL.nbsp;’’^oeflen zien. Het Oog, in R geplaatftjR/uotVJ.nbsp;'''orde het geen in T is gewaar, even gelyk^*^' ,^’
, in T zynde, ziet wat ’er in R is : dog '^rbeeldt zig tefFens, in ftee van het totnbsp;^yn waare plaats in T te brengen, dat hetnbsp;in t bevindt.
Oeeze laatfte aanmerking is van grootMenziet ^*^laDg in deStarrekunde, en dient zorgvul-g^ 5^°quot;nbsp;in agt genomen. Daar volgt, naame-ren, voornbsp;uit, dat wy de Hemellichten bynbsp;en ondergang boven den Gezigteinderhaar On-eenigen tyd voor datzy nog bovennbsp;'^^nzelven gereezen, en eenigen tyd na datnbsp;^y reeds beneden denzelvcn gedaald zyn.
die,
quot;ant devvyl de Dampkring der Aarde een ^ üddelftof is, welke meerDigtheid heeft dan
door welke het Licht der Hemellich-
eer het in denzelven valt, heen fchiet, de Straal, die van de Ster S, by voor-als zy nog beneden den Gezigtein-
gt;is, af komt,
Bb 3
en die in een Regte p.
Lyn
Uebroken Licht.
390
XVI. L E S,nbsp;2. Afdeel.
Lv '
Lynnaar V zou voortloopen, zig in ebree’ .kennaardeLoodlyn^;» toe; waardoor Mnbsp;op het Oog van den Aanfehouwer, dieOnbsp;men in t onderflelt geplaatft te zyn, val'nbsp;lende, hem de Star zal doen zien even al*nbsp;of ze reeds boven den Gezigteinder gcreezeönbsp;was en zig bevond in s.
en zelden Na dat nu die Star of eenig ander Hemd' licht reeds opgegaan en boven den Gezig'^'
IA' ilc2 f C
plaats, einder verheven is, verfchilt deszelfs fchyD'
ïop^nt plaats om dezelfde reden ook nog vaO dewaare : dog, naar niaate het hoogerryH»nbsp;wordt dat verfchil allenskens kleiner. Wa'’*'nbsp;dewyl de Straalen onder ’t ryzen hoenbsp;ger hoe minder fchuins, alsRren Xx, cPnbsp;den Dampkring der Aarde vallen,nbsp;de Straalbreeking naar Evenredigheid ho^nbsp;'langer hoé kleiner, tot dateindelyk,
Star tot boven aan ’t Hemels Toppunt? d toe een hoogte, die ’er niet veel vannbsp;fchilt, gereezen is, haarStr.iaIen,LoodrC^^nbsp;of byna Loodregt vallende, geene ofnbsp;noegzaam geeneBreeking lyden, en de Staf
op die plaats doen zien, daar ze waarlyk
Het
-ocr page 485-Doorziotkunde.
391
Het geen ik hier als io ’t voorbygaan van XVI.
Straalbreekingen der Scarrekunde gezegd^ ^ S-
2 Af-
ruft op deezen Grond en Onderftel-DEEL. Jiog , dat de Dampkring der Aardenbsp;Middelftof is, die een fterker Straalbree-kring
^endekragt of meer Digtheid heeft dan die,
' meer
''^elke de onmeeebaare ruimte der HemelenDigtheid '’ervulc. Dit is iets daar men onweerrpree.^quot;i^gj_nbsp;'^elyke blyken van heeft; voor eerft, doorftof.nbsp;het opkomen der Hemellichten en derzel-''er Verfchyning bovenden Gezigteinder,nbsp;hie beftendig altoos vroeger gefchiedtjdannbsp;volgens een nette uitrekening van hunnbsp;'^^gelykfchen loop en den tyd dien ze daarnbsp;hefteden, gefchieden moeft. Ten anderen doordeoamiddelykeWaarneemingennbsp;Proeven, welke bekwaame Natuurkundigen op verfcheiden tyden en in verfchei-den plaatfen gedaan hebben, en door wiernbsp;*hiddel zy de juifte Evenredigheid getragtnbsp;hebben te bepaalen tulTchen de Hoekmaatennbsp;''an de Hoeken van Invalling en van denbsp;boeken derGebede Straalbreeking,gevormdnbsp;d^Of Lichtftraalen, die ui: de Hemelruim-
3Sgt;a Gë BROK EN L I CHT.
XVL te in den Dampkring vaHen, cn dien in zyn
T F S nbsp;nbsp;nbsp;*
2. Af-* S^nfche uitgeftrektheid tot op de Oppet'
B E E L. vlakte des Aardbodems toe doorloopen
Pg Ik zeg, met voordagt, éeGebeele Straal'
Straalen breeking, om dat een Lichtftraal, door de
enStarquot; nbsp;nbsp;nbsp;Dampkring gebroken, niet
renraaa- met een enkele en dezelfdeRegteLyn ver-
den^” der altyd blyft voortloopen; gelykineeO
Damp- Scraalbreekende Middelftof van een gelyk'
kroramr nbsp;nbsp;nbsp;eenpaarige Digtheid ge*
Lyn, beurt. Maar dewyl de Lugt in die Laage'’ van den Dampkring, die het naait by denbsp;Oppervlakte van de Aarde hangen, een groo*nbsp;ter trap van Digtheid heeft, en meernbsp;Dampen belaaden is, dan in hooger Itrefi'nbsp;ken, moet men aanmerken dat zyn Straal'nbsp;breekendekragt ook, naar maate, allenskensnbsp;meer en meer toeneemt. Dit zal dan oif'nbsp;zaak zyn, dat een Lichtltraal, diezig voor
(*') Men kan daar over nazien de TrtmsaS. Fhllofil^' N. If/.beneytnséc Exper, Phyjico Mechamqutsnbsp;BEE , onlangs in ’t Franfch overgezet, te Parys by Ch®'nbsp;valier uitgegeven. Tom. I. pag. lob. amp;c. N.
-ocr page 487-393
Doorzigtkunde.
eerfte maal breekt ina, daar hy in den XVI. dampkring begint te vallen, ftcrkergeboo-^ E^.nbsp;§en wordt in b, en daar na wederom nog de el.nbsp;fterker in e. Indien men nu, in plaats ^^^nnbsp;Riaar drie Laagen, gelyk wy hier gedaannbsp;liebben, in den Dampkring te rekenen,nbsp;''eronderftelt, gelyk men ftellen moet, datnbsp;’er een ontelbaare menigte van dergelykenbsp;*hin of meer verfcheiden Laagen is, en datnbsp;haar verfchillendeDigtheden,ongevoelig, abnbsp;^^nskens van het punt a af tot aan de Oppervlakte der Aarde, meer en meer toenec-^iien, begrypt men ligtelyk, dat de Gestoken Liehtftraal een aan-een-gefchakeldenbsp;htomroe Lyn zal moeten volgen en onsnbsp;^e Zon of Star, daar hy uit voortfchiet,
•^oenzien langs de Raaklynvan die kromme ^yn t d.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
Dewyl men daarenboven door verfchei-Straal, ^en Proefneemingen, met de grootftezorg-^g^^^^,'”!’nbsp;^uldigheid dikwils herhaald,bevonden heeft, naar denbsp;de Straalbreeking van het Licht, datSg?|’^2^nbsp;'*gt;t tiet Ydel overgaat in de Lugt, fterkerdennbsp;^ordr, naar maate dat men die Vloeiftofj^jj^g^nbsp;Bbjnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’t ’ ’
-ocr page 488-394
Gebroken L i cht.
XVI. LES.nbsp;a. Afdeel.
’t zy door dezelve in een te perflen, ’t zy door Koude, in Digcheid doet toenemen»nbsp;volgt ’er noodwendig uit, dat de Voorwerpen , die men dus dwars door den Damp*nbsp;kring heen ziet, fchoon telkens op de zelf'nbsp;de en vaft bepaalde hoogten waargenomen,nbsp;niet altyd even ver van hun waare plaatsnbsp;verwyderd zullen fchynen, maar zomtydsnbsp;min zomtyds meer daar van afwyken. Wantnbsp;de gemaatigdheid van deLugt, haar zwaarte, en de grooter of kleiner overvloed vannbsp;Dampen daar ze meê belaaden is, verfchil-len niet alleen naar’conderfcheid van Lugt-ftreeken en Jaargetyden, maar ook nognbsp;daarenboven door tulTchenkomft vanontel*nbsp;baare andere toevallige oirzaaken.
Het 2elf de Gebouwnbsp;kan hoo'nbsp;ger ennbsp;laagernbsp;fchynen,
¦ Deeze verfcbeidenheden en verandering^^ van Digtheid, in zommige Streeken vannbsp;•den Dampkring, hebben op de Straalbree-king van ’t Licht zoo groot een invloed,nbsp;dat ervaren en oplettende NacuurkundigeOnbsp;ons verzekeren, dat zy eene en de zelfd^^nbsp;Gebouwen, die zy volgens de Regelen d^tnbsp;Dandmeetery op een Affland diewatgro^t
-ocr page 489-39?'
Door? IGTKUNDE.
^as gemeten hadden, op verfchillende ty- XVI. den van verfchillende hoogte, nueens wat^ ^nbsp;•Hocger dan wat Laager bevonden hebben deel.nbsp;Dergelyke Berigten, gevoegd by de over»nbsp;tuiging, waar door men verzekerd is datnbsp;Zodanige Gevallen kunnen gebeuren, waar*nbsp;fchuwen een omzigtig Scarrekundigen,nbsp;otn zig op de naauwkeurigheid van zyanbsp;tafelen van Straalbreeking niet blindelingsnbsp;hiet een volkomen vertrouwen te verlasten;
Cn boezemen een welgegronde enredelyke 3gterdogt aan ieder in, die zig genoodzaakt ziet om op de voikomene Regcheidnbsp;^an een Lichtftraal, die een groote (treeknbsp;Lugts heeft doorgeloopen, zyn Waarneer-tftingen en Berekeningen te grondveften.
Wanneer men op de Zon of op de Volle^^j, ^laan, als ze digt by den Gezigteinder zyn,Maannbsp;®gt geeft, ziet men zomtydsdat haar Schyf, nen°zignbsp;lo plaats van Cirkelrond, langwerpig Rond by dennbsp;vertoont; dog dan merkt men teffens^n^frnbsp;t*ok dat die Middellyn, die Loodregtnbsp;'''aarts (laat, dekortfte is, en de Waterpasi^ond!’nbsp;Middeliyn, met den GezigteinderEvenwy-
Gebroken Lichi.
XVI. L E S.
2. AF-
BEEL.
dig, de langde. De Reden van dit Ver-fchynfel zal menligtelyk begrypen kunnen, zo men aanroerkc, voor eerd, dat de Straal-breeking alle gedeelten van het Hemellichtnbsp;zig verhevener en hooger boven den Ge*nbsp;zigteinder doen vertoonen dan ze waarlyknbsp;zyn; ten anderen, dat die fchynbaare ver*nbsp;heffing te fterker is, naar raaate dat eennbsp;Voorwerp zig nader by den Gezigteindernbsp;bevindt. Want uit deeze twee bekendenbsp;Uitwerkfels volgt van zelf en duidelyk, datnbsp;de benedende Rand van de Zon of Maan*nbsp;Schyf, als ’c naad by den Gezigteinder, ’tnbsp;meed opgeligt zig vertoonen moet, en alsnbsp;tot den bovenden Rand genaderd moetnbsp;fchynen, waar door dan de Cirkelrondenbsp;form Natuurlyker wys veranderd wordt iH'nbsp;een Langronde. Indien men’er agt op geeftnbsp;zal men dok befpeuren, en’er op dezelfdenbsp;wys de reden van begrypen kunnen, datnbsp;twee Starren, van welke de eene boven denbsp;andere daat, kort na haaren opgang zoonbsp;ver niet van elkandercn verwydcrd fchy-Den, als wanneer ze de Middaglyn nader
ko'
-ocr page 491-Doorzigtkünde.
l^omen, en zig omtrent hec Hemels Toppunt xvi. bevinden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2. Af-
Een Verfchynfel, dat zomtyds wel eensoEEu gebeurt, en de Oude Starrekundigennbsp;'vat Werksom’er de reden van uit te vin-duifterdnbsp;den verfchaft heeft, dewyl zy de Uitwerk-°Pnbsp;fels van de Straalbreekingdes Lichis, doorzon nogxnbsp;den Dampkring der Aarde veroirzaakt, nogf'^^y'”^’nbsp;oiet genoeg kenden : is dat men de Maan tenbsp;^enemaal verduifterd kan zien opkomen, ternbsp;'vy] zig de Zon’er tegen over, aan den ande.
^en kant van den Gezigteinder, met zyn ge-beele Lighaam nog boven de Kimmen zien ^3at. Zy,'die weeten dat de Verduiftering dernbsp;Maan veroirzaakt wordt door de Schaduwnbsp;der Aarde, welke zigdan tuffchendeZonennbsp;^uflchen de Maan in geplaatft vindt, ftaannbsp;''erwonderd dat zy dezelve van Licht beloofd zien in de tegenwoordigheid en vlaknbsp;^^genover die Zon zelf, die het haar ge*
''^’^on is te verleenen. Dog in dit geval is bet de Maan zelve niet, die zig vertoontnbsp;boven den Gezi gteinderj het is flegtshaarnbsp;^lt;^him en Toverbeeld , dat door middel
van
-ocr page 492-Gebroken Licht,
XVI. van deStraaibreekiogopgeligc wordtenzig ^ bovenden Gezigteinder verheft; even ge*nbsp;DEEL. lyk wy te vooren in figuur 8 van de StarSnbsp;gezien hebben.
Maar, zalmen zeggen, hoe kan de MaaO zig dan nog van ons duslaacenzien, als zenbsp;geheel Verduiftcrd is, en bygevolg geeOnbsp;Licht meer heeft?
De Maan nbsp;nbsp;nbsp;herinoere zig, dat de Maan tco
3PS
Pt
fchoon tyde van haare Verduifteringen nooit te VerX\'. eenetnaal van alle Licht beroofd is. Zynbsp;fterd, blyft altyd zigtbaar en men kan haar zeernbsp;zigibaar. g™akkelyk onderfcheiden met een kleur,nbsp;waar onder ze zig vertoont, als van gloeiend yzer, dat begint uit te dooven en te ver*nbsp;koelen. Dit is ook een Verfchynfel, waarnbsp;over de Ouden kwalyk geredeneerd hebben»nbsp;omdatzy de Straalbreekende kragtvan deOnbsp;Dampkring der Aardeniet grondig genoegnbsp;kenden , en ’t welk ik zeer wel verklaardnbsp;en opgeloft vind in de Gezigtkunde vandeo
I. Desl. lladz.
Heer Smith. Het ontftaat, zegt hy, uit een deel vandeZonneftraalen, die, van we*nbsp;177. r78.^ej2yden langs den Aardbodem heen fchie*
eed*
-ocr page 493-399
DoORZ IGTKüNDE.
tende, en zig in deszelfs Dampkring bree- xvi. kende, elkanderen in de Schaduw kruis-^ Enbsp;fen, en de Maan, die ’er in gedompeld is,deel.nbsp;cen flaauw Licht by zetten.
De üitwerkTels, daar ik tot hier toe ge- Dc ’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Straal»
'vag van maakte, Icerea ons reeds, dat de
Straalbreeking des Lichts den Stand of plaat- veran-zing van een Voorwerp dikwils ''^ran-y^^^® dert, door het ons te doen zien op een plaats werpen,nbsp;daar het niet is : thans zullen wy verdernbsp;foonen, dat die zelfde oirzaak ook invloednbsp;heeft op de Gedaante, de Grootte, deanbsp;Afftand, en de Legging der Voorwerpen,nbsp;öog dewyl alle deeze Schynvertooningennbsp;afhangen van het onderling beloop der Scraa-^en, die de Beelteniffen op den bodem vannbsp;’t Oog tekenen, zal het gevoeglyktl zyn,nbsp;dat ik, eer ik myin ditftuk dieper inlaate,
'^ooraf door eenvoudige Proefneemingen düidelyk doe zien, opwelkeene wys de Ge-broken Scraalen zig onderling in orde fchik-ken ; welk een beloop en geftalte zy totnbsp;^^'ïlkanderen aanneemen , naar maate vannbsp;verfchillenden aart hunner gefteltenis
by
-ocr page 494-400
Gebroken Licht.
XVI. by de Invalling, en de byzondereform der
2 Af^* Srraalbreekende Oppervlakten.
DEEL, Wanneer twee MiddelftofFen elkandereo
StmI raaken, moet de Oppervlakte van die, wel'
breeken- l^e van beiden de meelte Digtheid heeft»
noodwendig een van deeze drie gedaanten
IS of hebben; zy moet of Vlak zyn, ofVerhe*
Vlak of venrond , of Holrond ; en de Invallende
xJoirondj _ nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»••nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/'»•»
of Bol- Straalen, die er verlcheiaen te gelyk op
rónd. vallen om ’erdoor heen te icopen, raoeteo ofEvenwydig zyn met malkanderen, ofnbsp;Naderende, of Wyderende. Want nu ienbsp;alle deeze verfchillende Gevallen gebeurennbsp;zal, ga ik-thans onderzoeken: en, dewylnbsp;reden heb om te gelooven, dat de Leezer»nbsp;na alles wat tot hier gezegd en meer dannbsp;eens herhaald is, genoegzaam begryptnbsp;een Lichtftraal van de dikte vaneen Duio’»nbsp;by voorbeeld, aangemerkt moet worden al®nbsp;een Bondel van Straalen, diezig verdervaDnbsp;elkander kunnen Verwyderen , of digt^^nbsp;tot elkander Naderen, om een Rol, ofnbsp;Kegel te formecren; zal ik,in plaats van twe®nbsp;van malkanderen onderfcheiden enafzoO'
401
IDoorzigtkünde;
Öerlyke Straalen, gelyk ik in ’c begin der XVI. Spiegelkunde gedaan lieb, maar eenen en ^ ^ S.nbsp;loeien doorgaans tot myne ProefneemingènDKEt.nbsp;gebruiken; en uit de byzondere gedaante,
’t zy Rolronde, ’c zy Kegelvormige, die ^ zal aanneemen, over de ondei linge Even*nbsp;Wdigheid, of Nadering, of Wyderingvannbsp;'Ie Deelen, daar hy uit beftaat, doen oor-'^eelen. Wat de Holronde of Verhevenron*nbsp;Oppervlakten van de MiddelllofFenaan*
S3ac, ik zal hier alleen maar van zulken Veeken, die Kiooisrond zyn ; omdat mev.spbérUnbsp;genoegzaam alle de Werktuigen derDoor-f“w*nbsp;^*gtkunde op die vorm gewóón is temaa-j en ook om dat het , zo men haarfinbsp;*^itwerkfels wel begreepen heeftj niet zeernbsp;*^osielyk vallen kan, om volgens die zelf*nbsp;Grondbeginfels en Regels voort te gaapjnbsp;Wat ’er by allerhande andere zoorten vannbsp;^'^ttiine Lynen en verfchillend beloop vannbsp;PPervhkte gebeuren zal, te voorzien ennbsp;'^P te loflen*
Deel.
402
XVL L li S.
Gebroken Licht.
de^l' E-venwydige Straaien, vallende fcbuins een Tkr Middel(t$f in ^en Digter, dienbsp;een Platte Oppervlakte beeft,
II. Proefneemino.
Tocjlel
Toeflel Door middel van een Platten Metaale^ en Werk-Spiegel, buiten het Vender geplaatft,nbsp;deStiaal- in een Kamer, die zeer donkernbsp;breeking maakt is, Zonneftraalen vailen, welkenbsp;P°°^/^quot;loopen doet door een holle ronde Buis,nbsp;Opper- Waterpas in een derPilinden van ’tVecd^^nbsp;vlakte.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j ^ jg anderhalf Duim Middelly'’^
ói^
gt;((
heeft, en zes Duimen lang is. Op dee^^ Buis zet men aan dat eind, waar meê zenbsp;de Kamer komt, Verhevenronde Glaa*!^^nbsp;van verfchillende zoorten ; min ofnbsp;Verhevenrond ,Eaar maate van de verfch'*nbsp;lende Proefneemingen die men doen 'nbsp;Tot deeze Proef gebruikt men ’er een,
maar pas die Verhevenrondheid heeft.
-ocr page 497-40^
Doorzigtkdndè.
’er vereifchc wordtj om de Lichtftraal een XVI. ''olmaakc Rolronde Vorm te doen aannee-^ E Slt;nbsp;ttien.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ceel.
Deezen Bondel van Scraalen Iaat Schuins op een der lange Zyeen vallen vanf*^. 9.
Kasje, dat nbsp;nbsp;nbsp;8 ftast afgebeeld,ea
^elk men ten dien einde op het Tafeltje Waacfl:, daar ik te vooren van gefproken,
*^0 zoo als het 'm figuur 2 te zien is breeder ^sfchreeven heb.
half
De lange Zyden van dit Kasje beflaan twee volkomen regte en Platte Itukkeanbsp;*^las, van vier Duim breed en één Voet langjnbsp;opeenafftand van zes Duimen volmaaktnbsp;^''enwydig aan elkanderen zyn opgeregc.nbsp;twee korte Zyden zyn van Metaal, ge-ook de Bodem, en in ieder van hun isnbsp;Cirkelronde opening v m twee en eeti
Duim Middellyns, elk met zulk een
van Glaasje voorzien, als daar men Wyzerplaat van een Zakuurwerk meënbsp;, en die onder den naam van Har-è^^glaasjes bekend zyn, Van ’teen fleekcnbsp;Verheven zyde naar buiten uit, van 'cnbsp;Cc 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3Q*
-ocr page 498-404
Gebroken Licht.
XVI. l ES.nbsp;2, Afdeel.
ander naar binnenin ’t Kasje. Alle deeze Glazen, dewyl ’er Water in ’t Kasje gS'nbsp;daan moec worden , zyn met Sement vaftnbsp;gezet; aan de vier Hoeken van’t Kasje, oPnbsp;den uitfteekenden buitenrand, zyn SchroS'nbsp;ven om het op de ftraksge’melde Taf^^nbsp;Waterpas te kunnen Hellen, en aan ’t eeo^nbsp;eind heeft men een Kraantje, daar men ^nbsp;Water door laat uitloopen.
Uitvier kneels.
Evenwy- De Lichtdraal by A in ’t Kasje, dat Straalennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vallende, breekt zig daar naar^
uit de toe, en vormt op dien Afdandop een Wifter”nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Plaatje, dat inenLoodregt tegen zyj
P/aatVIlStreekiyn aanhoudt, een verlichten
lo* wiens Middellyn aan die van den Roliquot;*^® den Straal Licht, in A gemeeten, gelyllt;nbsp;Deezen verlichten Cirkel kan men duideW'nbsp;ker onderfcheiden, als men het Glasnbsp;buiten met een Huk wit Papier bedekt*nbsp;de Afbeelding heeft men ’t Kasjelagcerê®|jnbsp;laaten, en alleen maar de Dikte of’t
val*
BV j
DoORZI CTKUNÜE.
40?
'^an Water, dat ’er in is, vertoond; te ge- XVI. ^yk met de Uitwerkfels en den Loop van^ ^
j nbsp;nbsp;nbsp;-i» A F»
f Licht dat ’er door heen fchiet. nbsp;nbsp;nbsp;deeu
Indien men den Straal, in plaats van hem en uit
pp deeze wrys te fluiten, weder uu het Kasje
de Lugt laat vallen, neemt hy de Streek* Lugt val-1 nbsp;nbsp;nbsp;*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;l0Tld0
'Vn aan van S r, welke aan die van den In* ’ ''allenden Straal R r Evenwydig is. Dienbsp;'^Qtdekt men gemakkelyk en zigtbaar, doornbsp;^P de randen van’t Kasje een Regelmaat tenbsp;^gen, Evenwydig met eenen vandie tweenbsp;^^faaleni de dikte van den Lichtftraalblyfcnbsp;'^P alle plaatzen van zynganfebe hngtebe-ftindig overal dezelfde en even groot.
Hieruit volgtderhalven,dat Lichtftraa-^’yj^quot;^^
1 nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r,ve
by hun Inv ailing Evenwydig, wanneer dig. uit de Lugt fchuins in een Vak Waters
fch
leten, wiens Oppervlakte Regtlynfch en
is, hun Evenwydigheid blyven be-
Ouden : gclyk ook als zy uit het Water
'''eer overgaan in de Lugt, die hen op de
^^'fde wys een Platte Oppervlakte aan
'®dt. Even eens gaat het ook met alle an-
^^0 MiddelltofFen, die, in Digtheid van C c 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;mal-
Gebroken Licht,
XVI. malkanderen verfchilkn, en flegts van eetgt; ^ Af^*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Dikte of Diepte zyn, gely*^
BEEL. wy ze hier veronderfteüen,
Naderende Straden, vdlende uit een Yltf Middeljlofin een Digter; en uit deeze^we-4erojn .in een Tkr, beiden met Plattenbsp;Oppervlakten.
III. Proefneeming,
Toeflel.
Pl fVlI nbsp;nbsp;nbsp;Proefneeming gaat men op
Fig. IX. zelfde wys, als indevourige, tewerk; hc' lialven dat men, in plaats van op het ein^nbsp;van de Buis eenGlaasjete zetten, datma^’^nbsp;zeer weinig Verhevenrond is, en liegt*nbsp;dient om de Zonneftraalen alleen maar diet*nbsp;geringen trap van Wydering , dien tne'’nbsp;ben ziet hebben als men ze door een gatnbsp;een donkere Kamer vangt, te beneemen^'^nbsp;folmaakt Rolrond te maaken; nu een at'quot;'
de?
-ocr page 501-407
Doorzigtkunde.
der Glaasje gebruikt dat merkelyk verheve XV’!, ner is, en den Liclr Itraal den vorm van^ ^ S.nbsp;een ronden Puntzuil of Kegel doet aannee-OEEL.nbsp;men, wiens Toppunt omtrent agc of negennbsp;Duimen van den V'oec af voor uit lleekc.
Nadat men het Kasje met Water gevuld heeft, plaatft men hetzelve met de Zyde A Dnbsp;Loüdregc tegen den Lichtkegel aan, op zulknbsp;een wys dat het Toppunt van den Kegelnbsp;het de Zyde BCvan ’t Kasje bereikt; waarnbsp;ha mende Kraan open draait, en ’t Waternbsp;’er uit laat loopen.
Uitwerkzels.
Zoo dra het Water uit de Kas geloopen Nadc-K krimpt het Toppunt van den Lichtke gel in, en wykt llerk agterwaarts, dermaa uit de
dat men ’t nu ziet in E.
Indien men dan het ledig Kasje eenigekaderen ^Uiinen voorwaarts fchuift, zoo ver, dat milder,nbsp;het Toppunt van den Lichtkegel eenigzinsnbsp;feiten de agterfte zyde B C van ’i Kasje uic-^^ekcj zal het Water, dat men ’er vervol-C c 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gens
-ocr page 502-4o8
Gebroken Light.
XVI. gens ingiet, dat Toppunt een weinig vcorf
LES. nbsp;nbsp;nbsp;doen fpringen, en men zal den gan*
Deel. fchen Kegel een misvormde gedaante, ais
van F G, zien aanneemen.
uit het -Dit toont ons derhalven, dat de Nadering
Water injgj Straalen, alszy uiteen Yler Middelfto^ deLugt
vallende in een Digcer overgaan, afneemt en minder ft ^rker^quot; wordt; en dat in tegendeel dezelve toeneemt»nbsp;wanneer de Straalen uit een Digter Mid'nbsp;delftof in een Yler vallen, en de Oppervlak*nbsp;ten van die MiddelftolFen in beide deezsnbsp;gevallen Plat en Regtlynfch zyn,
DERDE GEVAL.
W^derende Straalen, vallende uit een Tltf Middeljlofin een Digter^ en uit een Digternbsp;in een Tiert die heiden Platte Opper’nbsp;vlakten hebben,
JV. PrOEFNE E MING.
Toejlel-
PhatVll nbsp;nbsp;nbsp;denzelfden Stand,
F’S- r2- in ’c was by de voorgaande Proefneeroing»
cO
-ocr page 503-409
Doorzigtkunde.
en, na dat men’c Kasje heeft laaten ledig loo- xvi. pen, fchuift men het zoo ver agterwaarts,L Enbsp;dat de Lichtftraalen, die, na een Punt inGuEEL^nbsp;gemaakt te hebben, weder van elkanderennbsp;beginnen af te loopen, en door hun Wyde-^ing een Lichtkegel te vormen, diemetzynnbsp;ïoppunt vlak tegen dat van den anderennbsp;^anftaat; dat die Lichtftraalen, zeg ik,Lood-^¦egt op de Zyde A D van ’t Kasje vallen,
Sr door heen, en aan de andere zyde ’er ^eer uit loopen. Op omtrent drie of viernbsp;t^uimen afftands van die andereof agteiftenbsp;2yde BC van ’t Kasje, (telt men Loodregcnbsp;hoog een wit Bordpapier, waarop mennbsp;den Voet van dien Lichtkegel vangt, vannbsp;'''iens Middellyn men naauwkeurig de maatnbsp;^eemt. Vervolgens doet men weder, alsnbsp;Paar gewoonte. Water in het Kasje.
' nbsp;nbsp;nbsp;Vit^Kerkzuls,
tie Lichtende Cirkel of Voet van den Wyde» t-ichckegel is op het B ordpapier een weinignbsp;kleiner van Omtrek geworden; en deLicht-uit denbsp;Cc 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ke-l^«g““’*
-ocr page 504-410 Gebroken Licht.
kegel vertoont zig ecnigermaate misvorra^» dewyl hy nu op den Afitand van B Cnbsp;dik niet is, als hy was, eer men Water lOnbsp;’t Kasje gedaan had.
Hier zien wy dat de Straalen, toen zy
XVI.
LES.
2. Afdeel.
Water Wyderennbsp;minder:
uit her jjjj nbsp;nbsp;nbsp;Water vielen, hun Wy*
Water in nbsp;nbsp;nbsp;°nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
de Lugt dering voor een gedeelte verloeren; ma^r
vallende, dezelve weer aannamen, als ze uit het VVa*
Wyderen nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. x
meer. nbsp;nbsp;nbsp;kwamen en weder in deLugt overginge»'
Waar uit men derhalven dit algemeen Be*
fluit mag op raaaken, dat, wanneer twee
MiddelftofFen elkanderen met Platte Op'
per vlakten raaken; de Digter Middeiftof'^®
Wydering der Straalen doet afneemen,
de Yler in tegendeel dezelve vermeerdert*
Opbelderingen,
Eyenwy. Volgens de tweede Wet van de Stra*^' Straalen hreeking des Lichts verlaat een Lichtflraa^»’nbsp;Breeken die fchuins uit een Yler Midde'ftof innbsp;D4^ter Oigter overgaat, zyn eerfte en oirTpronk^'nbsp;Middel- lyk Loopftreek om tot een Lyn, die op k®''nbsp;Viak, dat beide de MiddelftoiFen van
fcheiti^»
-ocr page 505-4II
Doorzigtitünde.
fcheidt, verbeeld wordt Loodregt te (taan, XVI. te naderen - ofgelyk men ’t noemt, breekt^ ^nbsp;naar de Loodlyn toe. Die is te reden,DEEL.nbsp;Waarom in de tweede Proefneeming,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
Lichtftraal, als hy in A gekomen is, zyn toe lt; Loopftreek neemt naar B, door zig naarnbsp;Loodlyn toe te breeken en dezelve tenbsp;naderen. Want zyn Invalling was fchuins,nbsp;en de Middelftof, die hy verliet, de Lugtnbsp;öaaraelyk, was Yler dan die daar hy innbsp;Overging, het Water.
Indien men zig twee Evenwydige Lynen Verbeeldt, die zig beide te gelyk en even ven E-fterk buigen, begrype menligtelyk, dat zynbsp;na die Buiging ook Evenwydigaan malkander bly ven zullen. Alle de byzondereLicht-draaden nu ofdeStraalen, die te zameneennbsp;Holronden Lichtbondel uitmaaken , gelyknbsp;die van de ftraksgemelde tweedeProefnee-|nitig, zyn Evenwydig aan malkanderen ;nbsp;leder van dezelven valt derhalven met vol.
^omen dezelfde Helling en net even fchuins de Platte Oppervlakte : hun Broekingnbsp;^*ykt ook, by de Proef, met dezelfde een-
paa-
-ocr page 506-XVI. LES.nbsp;2 A F-BBEL.
cn loo-pen, weer innbsp;ylerStofnbsp;komende, metnbsp;hun In-valJynnbsp;Evenwy-dig.
Xie hl.
i'g. 13.
412 Gebroken Licht.
p^arige fchuinsheid te gefcliieden in een Vak Water, dat niet meer dan flegts 5 of 6 Duimen Dikte heeft: en dewyl ze dus ook nanbsp;dat Uitwerkfei zigtbaar Evenwydig aan el-kanderen blyven, maaken zy wederom tenbsp;zamcn een Rolronde Lichtbondel uit ,nbsp;wiens Middellyn met die van den eerften,nbsp;dien ze in de Lugtvoor de Breeking vormden, overeenkomt. Dit is de reden, datnbsp;die Gebroken Rolronde Lichtftraal, alsnbsp;men hem op een Vlak, dat men ’er Lood-regt tegen houdt, vallen laat, op hetzelvenbsp;een verlichten Cirkel doet zien van de zelfdenbsp;grootte als hy ’er te vooren op vertoondnbsp;had, eer hy in’t Water kwam.
In het vyfde Uitwerkfei van de eerfte Proefneeming, waar op wy onze vierdenbsp;Wet der Scraalbreeking gegrondvefl hebben, zagen wy dat een Lichtftraal als A Cnbsp;by zyn Invalling in een Digter Middelftofnbsp;naar a gebroken, a’s men hem door middelnbsp;van eenSpiegelof anderszins weeromkaatfte,nbsp;zigby zyn wederkomft in de Lugt by Copnbsp;zulk een wys boog, dat hy altoos langs de
413
Doorzigtkunde,
LynCAdie dezelfde is, daar hy te vooren xvi, mee op het Water viel, terug keerde. HierL E S.
^ nbsp;nbsp;nbsp;A F*
hit volgt dat die Lichtltraal, als hy tot a gekomen uit het Water verder doorlooptnbsp;en overgaat in de Lugt die’er agter is,zynnbsp;ftreek zal nesmen raar B , en den Hoeknbsp;j)aBraaaken, aan dien van de andere zydenbsp;AcP volkomen gelyk. Want de groottenbsp;Van deeze Hoeken hangt af van den Graadnbsp;Van fchuinsheid, waar meé die Straal uitnbsp;het Water in de Lugt valt; ’t zy by a alsnbsp;hy uit C naar a loopt, ’t zy by C, als hynbsp;den zelfden weg te rug keert vananaarC.
Die fchuinsheid nu is in beide die gevallen hven groot, en de Straal valt met net dennbsp;Zelfden Graad van Helling by a in de Lugtnbsp;3ls by C; dewyl de Oppervlakten E F, G H,nbsp;die de Icheiding tuflchen Lugt en Waternbsp;hiaaken, Evenwydig zyn aan elkanderen.
De Hoeken, die door de Breekinggemaakt 'vorden, moeten dan ook hier wederzydsnbsp;êHyk zyn ; en dit is de oirzaak, dat denbsp;Dichtdraai a B, na het Water doorgeloo-te hebben, weder een Streeklyn aanneemt,
-ocr page 508-414
Gebroken Liciit.
XVI. neem^:, welke aan die, die hy te voorefl
^ ^ hadde eer hy ’erin kwam,Evenwydig is-
D E E L. lo ’t Kasje met Water van de DerdeProef'
rende' nbsp;nbsp;nbsp;vertoonde zig de Lichtkege) lan*
Straalen ger, dan hy in de Lugr was; om dat de
naderen Invallende Straalen ad, bc met een fchuin* in enOig-
terStoffeTe Helling, die wederzyds Regtdraads te-gtif elkander llrydt, op eene en dezelfde Fig. 14. Platte Oppervlakt c d van de Digitr Mid'nbsp;delftoffc gevallen, ook ieder zyn Broekingnbsp;naar den regcdraadsflrydigenen tegenover'nbsp;gefttlden kant heen maakt. Hier door wordtnbsp;de natuurlyke en oirfpronkelyke Naderingnbsp;van die Straalen, die hun punt van zamen'nbsp;loop, Regtlyns, in e zouden gehad hebben,nbsp;minder, en dat Punt verder voorwaarts uitnbsp;verplaatft naar E. Dog zoo dra men hetnbsp;Water uit het Kasje heeft laaten loopen, her*nbsp;(lellen zig de Straalen weer, en komen ionbsp;hun eer-ie en eigen Naderpunt e weder bynbsp;een,
ineen Als het Toppunt van dien Lichtkege^ Ylcrlier* [jjjjjen andere Zyde van ’t Water K ^
K^r nbsp;nbsp;nbsp;*
‘ jndeLugtuitfteekt, neemen de uitfteekeO'
/
-ocr page 509-D OORZ 1 GTKöNDE.
415
*^2 Straalen als bk, bk, weder een Streek- jj-yj ^yn aan, welke lael hun Vallyn, de oirfpron- LESnbsp;^elyke Streeklyn, waar mee ze ’er in vielen ,
Evenwydig loopt; gelyk ik zoo ^^oftonds, in ’t verkiaaren van de Uitwerksels van de tweede Proefneeming, heb aan-8etnerkt. Hier uitontftaathet, dat hetNa-^erpunt, ’t welk zonder die twee weder-^ydfche Breekingen in i zou geweefl zyn,nbsp;''oorwaarts uit loopt en zig verlangt tot innbsp;en dat de Zyden van den Lichtkegel,nbsp;plaats van uit Regte Lynen ƒ j, li te be-ISaan, twee kromten en bogten, ieder we-^erzyds naar den tegenftrydigen kant, heb-^^n,gelykmen in g en in h ziet.
Om de Uitwerkfels eindelyk van de vier- Wyde-'Se Proefneeming wel te begrypen, heeft tende zig flegts te verbeelden, dat de Wy wyd^eroi
de
hgi
rende Straalen/^7K, kn voortfchieten uitvinder in
Digter
uigcer
gemeen Straalpunt k. Als men nu hun stof, in ^^op, zoo als die door de Wetten derfen Yl^
V, nbsp;nbsp;nbsp;llerkei.
'^rraalbreeking geregeld wordt,
Ziet
na gaacj
4i6
Gebroken Licht.
XVf. men, by h minder Wyderende worden dan ® zy te vooren waaren; en dat zy vervolgen*nbsp;deel. aan de andere Zyde van de Oppervlak^®nbsp;HI, weer in de Lugt, die ’er ageer is,nbsp;komen, weer meerder Wydereadc worden gt;nbsp;en nu zelfs fterker Wyderen, dan zynbsp;vooren deeden, eer zy de eerfte Oppeiquot;'nbsp;vlakte K L geraakt hadden; want huDnbsp;Streeklynen hebben thans een beloop, alsnbsp;of ze uit het Punt i merkelyk nader daonbsp;ki voortkwamen.
Wyde- Op dezelfde wys ziet men ook, waaroiU
ren,door2y in weerwil van die fterker Wyderingi een Dig
ter Stof oogthans op een Vlak, dat men hun tegen
heen ge-houdt, een verlichten Cirkel vertoonen» loepen
ll rker die kleiner is. Want zonder die twee BreS' d .IJ by
kingen, in/jen ing, zouden de Straalen^.^t h„n in-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' n
valling; kb ^ van wcdcrzyden Regtlynfch gcloopeP
flaan
minder
ruimte.
dog^be hebben tot in men in «: maar, door zig
tweemaal, eerft in b daar na in g, tekroin' men, volgens de meermaalen gemelde E veO'nbsp;redigheid en Aart van Straalbreeking j bC'nbsp;vatten zy nu tuflehen hun beiden flegtset®nbsp;ruimte als van ƒ tot aan 1, kleiner danvah
0
-ocr page 511-.DoORZ I G rKUNDE. 417
tot n quot;, en vormen dus allen te zamen met XVI. ïQalkander een Lichtkegel , die wel over^ £ƒ,nbsp;geheel genomen onregelmaatig van beloop deel,
’S dog wiens byzondere deelen, ’t een tot ^ct ander, hun zekere en in die Gevallen be-^oorlyke maat en overeenkomll; hebben.
I. Bejluit.
igter Middelftof cuffchen twee Kromlyn-l’JJpgj^^®' fche , dog een Middelpuntige Oppervlakten Wyvennbsp;Hl, KL, begreepen is: onder Voor-^j^^™^nbsp;baardeegter,dat deStraalen nietzeer fchuins hun Val-'^oeten invallen; en dat ze digc naaft elkan- q,quot;
'^^ren zyn. Want dewyl in zulken gevalm?«^r-gebroken Straal a l» op de Oppervlakte ^ L '’alt met een fchuinsheid, die maar zeer
Deel, nbsp;nbsp;nbsp;Dd
Het geen ik van de EvenwydigeStraalenZommi-§®2egd heb, dat ze, naatnelyk, na door een wydigT' ^'gter Middeiftof, tulTchen twee Platte Straalen,nbsp;aan malkander Evenwydige Oppervlak D°igter”nbsp;wederzyds beflooten, been geloopen teStof metnbsp;Evenwydig blyven; kan om dezelfdcQ'j^'^J”®nbsp;^®denen ook plaats hebben, wanneer de vlakten
wei-
-ocr page 512-4i8
Gebroken Licht;
XVI. LES.nbsp;2. Af-DXKL.
weinig verfchilt van die met welke de lo' vallende Straal A a de Oppervlakte HI treft»nbsp;zal ook de Breek hoek Bèp, waar meê hynbsp;de Lugt komt, niet merkelyk verfchillen vaOnbsp;dien, welken hy by zyn Invalling maakte»nbsp;naamelyk Aap: bygevolg zullen amp; Ben A ^nbsp;Evenwydig aan elkander zyn, of tenmiD'nbsp;ften genoegzaam Evenwydig. Dog gehe^^nbsp;anders is het met den Straal eE tenopziê*'nbsp;van zyn InvallynDiigelegen. Want dewy^nbsp;hier d e veel fchuinfer op de Oppervlak!^nbsp;K L valt, dan Dd doet op Hl, zynnbsp;Hoeken van Invalling en van Dreeking,nbsp;de Straal in de Lugt overgaat, op verre0*nbsp;ook aan elkanderen niet gelyk; zoo alsnbsp;(lelden, dat ze in ’t voorgande Gevalnbsp;ren: en dit doet de in de Lugt weer uitk^nbsp;mende Straal eEnaar deStreeklyn vannbsp;Invalling D d merkelyk hellen. Dewylnbsp;verfchil tuflchen deeze Hoeken hoe lang^jnbsp;hoe grooter wordt, naar maatedatdeStr^^nbsp;abofde fchuinfer valt op de Oppervlak''^nbsp;K L, begrypt men gemakkelyk , datnbsp;twee’er uitkomende ftraalenèB en «E i’'®'
-ocr page 513-419
Dookzigtkundb.
Êvenwydig aan malkander loopen zullen, XVI. Ichoon hun twee Invallende A a en ^ lt;^2. af?'nbsp;^venwydig zyn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;deel.
n, Bejluit.
Dewy] deEvenwydigheid der Straalbree-Door een
*^ende OppervlaktenEF, CIH, iafigtiuri^. met
®lleen de oirzaak is, dai de weder in dennet E* _ tnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;venwyai-*
uit komende Straal b B een Screeklyngg op-
^^hneemc, welke met die van den eerft In- pervlak-
'^llenden Straal A CEvenvvydig loopt, moet lo^pen
«Ulks nooit plaats hebben in gevallen daar zyn z®
beide Oppervlakten naar malkanderen
hellen, als in fisuur 16 T H en L K. dig aan
^^'^yl hier de Breeking zoo in a als m
^'de naar een enden zelfden kant heen ge-P/aatVII
Hiedtjoni dat de eene Oppervlakte
regtdraads ftrydig fchuinfeFIelling loopt
de andere, zal de Streeklyn van de uit-
J^hiende Straal loopen als amp;B, altydfehuins
die van de Invalling Aa; en min of
®erfchuins, naar maate dat de Breekingen
^mer zyn of grooter.
D d 2 nbsp;nbsp;nbsp;G«-
-ocr page 514-4.20
XVL LES.nbsp;2. Afdeelnbsp;De Zonnbsp;maaktnbsp;doornbsp;Plattenbsp;Glazen,nbsp;en ftil'nbsp;ftaandnbsp;Water,nbsp;geennbsp;Brandpunt,
Gebroken Licht^
Gevolgen,
D2 uitHag vaa de tweede ProefneemiflS leert ons, waarom de Platte Glazen, g®'nbsp;lykdeRuiten, by voorbeeld, van een Veü'nbsp;fter, of de Spiegelglazen van een Rytuig»nbsp;Schuifraam , en dergelyke, niet gefebil'''nbsp;zyn om het Zonnelicht, dat ’er door hee'’nbsp;Straalt, te verzamelen, en tot eenBranlt;J'nbsp;punt te doen zamenloopen. Want dewV^nbsp;de Zonneftraalen genoegzaam Evenwydiënbsp;zyn aan malkanderen, vallen ze allennbsp;den zelfden trap van Helling, de eennbsp;febuinfer dan de ander, op een en ’t zelflt;^^nbsp;Vlak : en brengen derhaltten de Straalbre^'nbsp;kende Oppervlakten, die Regtlynfch zy*’'nbsp;in hun onderling Beloop en Schikkingnbsp;de minde verandering te weeg. Op denbsp;de wys gaat het ook met alle 1111(1330“^^nbsp;Wateren, wier Oppervlaktezig overal,nbsp;ver ze zig uitftrekken, van zelf Waterp^*nbsp;ftelt. Nooit ziet men dat dergelykenbsp;ken van VJietftof, Meiren, Slooten, Vynbsp;of ia Vaten, Bakken, open Glazen
-ocr page 515-421
Doorzigt’künbe.
^oe Straalbreekend en Doorfchynend zy XVT.
wezen mogen, deEvenwydigeStraaleu^^ E^S. ®5nleidinggeeven om Brandpuncen in hun-deel.nbsp;Boezem te vormen,
Indien MiddelftofFen, van meerder Digt-Dunne ^sid dan de Lugt, Platte en RegtlynfGhe^^g®”nbsp;Oppervlakten hebben, en daar by tefFenszenver-^^er dun zyn, veroirzaaken zy , terwyl
Gezigtftraalen doorlaaten, geen merke-niet.
^yke veranderingen in de Beelteniflen. Door Ruiten heen van een Schuifraam , doornbsp;Spiegelglazen van een Koets, ziet mennbsp;®'les omtrent op dezelfde wys, als men hecnbsp;een gelykiïagtige en eenpaarige Middelhof, mee hec blooteOog, zonder die Ruitennbsp;Spiegelglazen gezien zou hebben. Maarnbsp;dezelve vry dik zyn, vertoont zig hetnbsp;'hoorKverp, dat nietzeer ver van de Straal-''dekeode Middelftof af is, nadar by, ennbsp;^footer : dikwils verandert het dan ook vannbsp;hddaante , en word minder Helder.
De Wyderende Straalen, naamelyk, die Door dik een Plat Glas, dat zeer dik is, ofnbsp;'^atof Bak met Water komen en over-fchyrunbsp;Dd 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gaan
-ocr page 516-Gebroken Licht.
^ ^ yier MiddelftofFe komen, fterker, dan
DEEL. te vooren deeden. Dit was, gelyk we ë
zien hebben, de uitflaa van onze vierdi^ Voor- -p,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;...nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;“nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Apr
werp na- quot;toefneeming.Hierdoorfchynen ze ons
der. halve te komen van een Punt dat nader by i®’
dan dat daar ze met ’erdaaduitvoortfchi'^'
ten. Het Straaipunt E, by voorbeeld,
Flaat nbsp;nbsp;nbsp;I4gt; vertoont zig als of het in e
14- plaat ft ware: en op de zelfde wys gaath^^
ook met alle de andere zigtbaare Punten va®
dat Lighaam.
Een Vifchnbsp;legt laager, dan
OP
Dit is dan ook de Reden, dat een Viftl’» dien wy in ’t Water zien, ons verhever^^nbsp;toefchynt en nader by de Oppervlakte, d®®nbsp;hy fchyntjiy inderdaad is. Eenjaager, die hem d’®''nbsp;een Snaphaanfehoot zou willen dooden»nbsp;moet op deeze bgdriegelyke SchynvertO^nbsp;ning letten, en ’er zyne maatregelennbsp;neeraen. Want de Schoot kan maar totnbsp;zekere Diepte toe in ’t Water booren;nbsp;alsdeVifch laager legt dan hy meende,nbsp;dan die Diepte van den Schoot reikt,nbsp;de Vifch geen gevaar van ’er door gecrolf'^’’
423
Dooamp;zigtkunde.
Op de zelfde wys komt ons ook de Bo» XVL dein van een Waterton, Bak of Emmer, E S.nbsp;Grond van een Gragt ofVyver, nooit zoonriEt.nbsp;laag voor, dan hy waarlyk is; om datnbsp;Water, ’c geen ’er op ftaat, hem hooger doet mindernbsp;fchynen. Als men in een Bad nederklimtjl'fP dannbsp;Verwondert men zig altyd, dat men ’t veelnbsp;dieper vindt, dan men verwagt hadde: ennbsp;vvanneer men met baaft iets onder uit hetnbsp;Water wil krygen, gebeurt het zeer dikwilsnbsp;dat men de Hand ’er dieper in fteekc, dannbsp;toen meende te zullen moeten doen, en zynnbsp;l^leeren nat maakt; om dat men, naamelyk ,
^ig verbeelde, dat het zoo diep niet was, men dan bevindt-
Als men door een Water, dat vry diepRegte
een Voorwerp ziet, zou deszelfs fchyn-k nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, werpen
“aare gedaante altyd roet de waarevolko-onder 't
toen overeenftemmen, indien dedeelenjdie^®^,^'^ • n ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lange
«aar de Oppervlakte fchynen te ryzen, allen stok, de
«en gelyke en eenpaarige Verplaatzingon-
^«fgingen. Want in de Beeltenis, zoo wel fchynen als itj \ Voorwerp zelf, hangt de gedaantenbsp;’Alleen af van de onderlinge Schikking ennbsp;Dd 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Stand
424
Gebroken Licht.
XVI. Stand der Deelen, waar in een eenpaarig® 2 Af beweeging, hun allen gemeen, geenverao*nbsp;debl. dering brengt. Maar, wanneer dat Voof'
werp van een merkelykgroote uitgeftrekt.'
heid is, gefchieütdievcrplaatzingniet eeD' paarig en by alle Deelen op eengelyke wys*nbsp;Want, dewyl de Lichtftraalen, die van denbsp;uiteinden, het verft van ’t Oog af gelegen»
voortkomen, met een meerdere fchuinsheid
dan de andere, die nader by zyn, op de Oppervlakte van de Lugt vallen, ondei'nbsp;gaanzy ook een fterker Breeking: de BoU'nbsp;dels of Lichtkegels van Wyderende Straa'nbsp;len fpreiden zig, by ’t Oog komende, zoönbsp;wyd en breed uit, dat hun ingebeeld
menlooppunt,daardeSchynvertooningenvaO
die deelen des Voorwerps gefchieden, als nader by de Straalbreekende Oppervlak'nbsp;te voorkomt, en wel zoo veel nader, da^nbsp;het verfchil in opzigt van de andere deels*’nbsp;te groot is, om de ganfche Beeltenis eennbsp;volkomen gelykheid en overeenkomftnbsp;gedaante te doen hebben met zyn Voot'nbsp;werp. Het Oog, by voorbeeld, in «S®*
plaatft»
-ocr page 519-425
Dook.zigtkünde/
flaatft, om op den bodem Hl van ’t Wa- XVI. ter, een Voorwerp, dat regc is, van een^nbsp;tatnelykelangte, of een reeks van Voorwer-deel.nbsp;pen, allen in een regte ry naaft elkanderen Plaatviinbsp;gefchikc, alsg, d, c,g te befchouwen, ziet^*'^’nbsp;het alles te fatnen niet alleen nader by zig ;nbsp;baarde uiterfteen afgelegenfte deelengg,
Zullen zig ook vertoonen als of ze nader ''^aren dan de andere, en meer naar ’t mid-tlen geplaatde deelen, d, c; zoo dat ’er eennbsp;Zoort van kromme Lyn door gevormd zalnbsp;borden, die met haar Holligheid naar dennbsp;Aanfchouwer gekeerd ftaat (*). Dus komtnbsp;Ons een Looden Pyp, die op den Grondnbsp;'tan een Vy ver legt, geboogen en krom voor,
Schoon zy met ’er daad Regt zy , en de Grond zelfs van dien Vyver Ichynt ons in
(*) Om te weeteii, velke de natuur van deeie kromme '•yn zy, en hoe die geformeerd worde, behoeft men flegtinbsp;fraaije en geleerde Redevoering na te zien van den Heernbsp;bH MaIRAN, die in de A/ew. de Vj^cad. Royale des^nbsp;^‘ifnceide 1740 gedrukt fiaat: waar men ook verfcheidenbsp;t^Eutige Aanmerkingen omtrent dit ftuk lal vinden. N.
425
Gebroken Licht;
XVI. ’t midden dieper toe dan naar de kanten»
Af^* nbsp;nbsp;nbsp;dezel vewezenlyk overal even diep iS’
deel. De Digtere Middel ftoffen , fchoon Pl^*’
Alles nbsp;nbsp;nbsp;Oppervlakten, doen ons, als ze een
vertoont nbsp;nbsp;nbsp;r^-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i.
aigonderaanmerkelyke Dikte of Diepte hebben, 3*
Water jg Voorwerpen grooter zien, dan ze waaf' zwaarernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ctr,
engroo- lyk zyn. Een Vifch komt ons in het Wa'
; tef dikker en langer voor dan wy hem bevinden, na dat hy ’er uitgehaald is. Keit' jes, Steenen, Stukken Houts, Planten eonbsp;Groente, bedriegen ons Oog op de zelfd*nbsp;wys, als wy ze op den bodem van Beeken gt;'nbsp;Vyvers, Rivieren enSlooten,diepeBakkeOnbsp;cn Tobben zien: alle Vlakken en Langte'’nbsp;fchynen ons grooter toe van uitgeftrektbeid»nbsp;en de uiteinden, die de tuffchenruimten bevatten, op een verderen afftand vanelkati-deren te Haan, De oirzaak van alle deez^nbsp;en dergelykeUitwerkfeienis, dat de Naderende Straalen, als zy uit het Water ovet'nbsp;gaan in de Lugt, fterker Naderende worden. Want laaten we eens veronderft^^'nbsp;PtoVIIieOj dat g, 'mfiguur 14de twee tegen ePnbsp;kander overftaande uiteinden zyn van ceo
Voor-
-ocr page 521-4*7
Doorzigtkundb,
Voorwerp , dat men op den Bodem van ’t XVI. Water door middel van de Lichtftraalen^ ^nbsp;gb, gb, gewaar wordt, dan zal het Oog, o es t.nbsp;in/fegeplaatft, over de grootte van dat Voorwerp oordeelen uit den Oezigthoek GAG,nbsp;die merkelyk Wyderis, dan deHoekgAg’.
En dewyl het met alle de andere Afmcetin-genvan het Lighaam, dat men dus ziet, op een en dezelfde wystoegaatjzal men ligtelyknbsp;kunnen begrypen, dat alles wat men doornbsp;eene Middelftof, die een aanmerkelyke dikte heeft, en van meer Digtheid is dan denbsp;Lugt, heen ziet, zig grooter en zwaarernbsp;vertoonen moet : gelyk wy ook in zulkenbsp;Gevallen met ’er daad zien gebeuren.
Als ik myn Oog regt boven een diepedog ver-
Kom of Bak met Water of eenig ander hel- .
zig nice
der en doorfchynend Vogt houd, en naar als men’t een (tuk Gelds of iets dergelyks zie, datnbsp;den Bodem legt , en genoegzam verlichtnbsp;en zigtbaar is, zie ik het grooter, dan of iknbsp;het in de Lugt zag, maar nogthans opzynnbsp;Waare en eigen plaats: anders derhalvendannbsp;het ftuk Gelds gebeurde, daar ik tc vooren,
toea
-ocr page 522-428
Gebroken Licht.
XVI. LES.nbsp;a. Afdeel.
toen ik van de Straalbreeking des Lichts in ’c algemeen fprak, gewag van maakte, ennbsp;dat geheel van plaats fcheen te veranderen.nbsp;De Reden hier vanbegryp ikdceze tezynjnbsp;dat, naamelyk, in dit geval myn Oog, alsnbsp;regt ’er boven geplaatR, een gedeelte vannbsp;’t ftuk Gelds, zynmidden, by voorbeeld»nbsp;gewaar wordt door een Bondel van Licht-ftraalen, wiens As, dewyl ze Loodregt uitnbsp;het Water in de Lugt valt, geenBreekingnbsp;ondergaat: dat gedeelte van het Stuk moetnbsp;ik derhalven ook op zyn waare plaats of innbsp;zyn eigen en natuurlyke Streeklynzien. Alle de andere gedeelten zie ik door middelnbsp;van fchuinfe, en bygevolg Gebroken Stramien, waar door ze zig een weinig verdernbsp;van het eerde, dat als onbeweeglyk op zynnbsp;plaats blyft, Verwyderd vertoonen. Hi^tnbsp;door fchynt het Voorwerp grooter van Otn-trek, dog niet verplaatft, noch uit zyn oir-fpronkelyke Streeklyn en Standplaats gS'nbsp;wecken. Zelfs zal het ook niet merkelyk
van gedaante veranderen,als men ’erop neer
ziet op zulk een wys, dat de Regtlynfcbe
Licht'
-ocr page 523-429
DoORZ IGTKUNDÏ.
Uchtflraal, die niet gebroken wordt, uit XVI. het midden van het Voorwerp komt; be-^nbsp;houdens egter dat dan ook het Voorwerp deel.nbsp;Qiet zeer groot zy, maar taamelyk klein ennbsp;Van weinig uitgeftrektheid.
Een dik Glas, wiens Zyden van weers-Dij,; Glas kanten, fchoon beiden Piat, niet Even-^^^buiusnbsp;^ydig loopen, maar fchuins tot elkanderen^gn^^er-
ftaan, doet ons nimmer de Voorwerpenplaatft al-u nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ie Voor-
«len op hun waare en eigen plaats: want, v^erpen:
op welke eene wys men zigook buige, en
^0 welken Stand men zig plaatze, om door
Glazen van dien aart en vorm heen te zien:
^He Lichtftraalen nogthans, die ’er door op
Ons Oog vallen, zondereen eenigen uit te
^onderen, ondergaan, ’t zy als ze ’erin, ’t
2y als ze ’cr uitkomen, ten minden één*
^reeking. Ik zeg , ten minden écne Bree-
king : want, zo een Straal by zyn inkomen
Schuins valt op de eerde Oppervlakte, en
^ hy dan, in ’t Glas zynde, ook weder
de tweede of ageerde Oppervlakte fchuins
''3lt, ondergaat by twee Breekingen; celyk
*hen uit nbsp;nbsp;nbsp;aö, daar de fchuinfe Lichc-
ilraal
-ocr page 524-XVI. LES.nbsp;2. Afdeel.
en doet het zelfde Voor'nbsp;werpnbsp;zomtydsnbsp;tweemaalnbsp;zien.
Glaasjes met Ruit'nbsp;jes.
Facettes.
4.JO Gebroken Licht.
ftraal A a tweemaal, eensby ’t inkomen i* a en weder eens by ’t uitgaan in b, gebroken wordt, ligtelyk begrypenzal: en, zOnbsp;hy Loodregc valt opdeeerfte Oppervlakte,nbsp;zal hy daar door zelfs met te grooter fchuins-heid op de tweede vallen.
En indien dit dik Glas op zulk een wys , gefleepen is, dat eene van deszelfs Opper*nbsp;vlakten ten deele Evenwydig is aan de an*nbsp;dere, en ten deele ’er fchuins meê loopt,nbsp;zal men het zelfde Voorwerp op één en dennbsp;zelfden tyd op twee plaatfen te gelyk ’ernbsp;door kunnen zien. Dit ondervindt men, bynbsp;voorbeeld, onder anderen, aaa een Koets*nbsp;glas, wanneer het vry breed van Rand is»nbsp;en men het Oog derwaards wendt, om ’eïnbsp;door naar de Voorwepen te zien, die buitennbsp;zyn.
Tot fraaier en duidelyker vertooningdef 'Verfchynfelen, uit deeze oirzaak geboren»nbsp;Ilypt men een zoort van Glaasjesmec ver*nbsp;fcheiden Ruitjes ; die men met regt deOnbsp;naam zou mogen geeven vanVermenigvuldi*nbsp;gers; om dat zy de Beeltenis van een Voor*
43*
DoorzigtkuNdb,
'ïerp, dat men ’er door heen ziet, met ’er XVI. daad als vermenigvuldigen, en op verfchei^nbsp;den plaatfen te gelyk vertoonen. UithetDEw,.nbsp;geen ik zoo aanüonds van de Straalbree*nbsp;kende Lighaamen , als het ftuk dik Glas,nbsp;tuiïchen tweefchuins tot malkander loopen-de Oppervlakten begreepen, gezegd heb,
2al men de reden van deeze vermenigvul-digingder BeekenilTen ligtelyk kunnen op-*5aaken, zoo dra men llegtshetOog flaop figuur 17. Want men ziet daardatde viernbsp;kanten of Ruitjes ac, cd, de, eb, dewylpz^*nbsp;allen fchuins loopen met de grootenbsp;^Jatte Zyde oieder afzonderlyk en opnbsp;^'g zelf, de Straalen die van de wederzyd»nbsp;fche uiteinden van ’c Voorwerp Fafkomen,nbsp;^aderen doen en zamenloopen naar hetnbsp;delfde Oog E, Hier uit ontflaat dan, datnbsp;*^6 Straalen, die op a c vallen, na tweemaalnbsp;^*g gebroken te hebben, een Beeltenis vor-dien in G : die op het Ruitje c d vallen eennbsp;®ödere Beeltenis in H; en dat eindtlyk opnbsp;gelyke wys die door de ea door eb fchie*nbsp;hetzelfde Voorwerp ieder afzonderlyk
ver-
-ocr page 526-432
Gebroken Licht.
XVI.
LES,
2 A F-0£EL.
Ver-
vertoonen , in I en in K: zoo dat men der* halven zoo veel Beelteniffen ziet vannbsp;Voorwerp, als ’er Vakjes of Ruitjes zyOnbsp;aan ’t Glaasje.
Men ziet deeze Beelteniffen volkomen efl
®‘^‘-'^^®j®onderrciieiden door alle die Ruitjes, indieo om’er de
ieder van dezelve uit ailede wederzydfcnc
uiteinden van het Voormerp Straalen ont' vangt, indien die Straalen na hun BreekiO'
Voorwerpen geheelnbsp;en on-
derfchei-Naderende naar een en de zelfde plaat* den doornbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t • t. i i
tezien. zamenloopen, en mdien de Licntkegels»
¦ die uit ieder zigtbaarpunt v’an ’t Voorwerp komen, nog een weinig Wydering behouden of weer aangenomen hébben. Indiesnbsp;’er de eerde of de tweede van deeze Voor'nbsp;waarden ontbreekt, wordt men door iedernbsp;Ruitje niet meer dan flegts een gedeelte vaunbsp;’t Voorwerp gewaar ; en zonder de derdunbsp;ziet men niets onderfcheiden maar vertoon^nbsp;zig alles verward. Om deeze Gebreken r®nbsp;beter te vermyden , moet men met deez®nbsp;Glaasjes niet dan van verre zien naar grotgt;‘nbsp;te Voorwerpen; en alleen maar naar kleiu^nbsp;van naby. De Ruitjes moeten daarenbo*
veO
435
Dodrzigtkunde;
'^en ook van behoorlyke Breedte ea Otntrek XVI. *yn, en door hun onderlinge Helling en ^ ^nbsp;^uinsheid tot malkander geen te kromme o eeunbsp;al te fterk geboogen Verhevenrondheidnbsp;^ortnen ; gelyk men het Glaasje zelfenbsp;®ok, als men ’er door zien wil j niet te nanbsp;het Oog moet houden. Dog op welkenbsp;^ene wys men zig van deeze voorzorgen tenbsp;*^edienen, en welke Uitwerkfels men ’er vannbsp;wagten heeft,zalmen duidelykerbegry*gt;
Psn kunnen, als wy eerft van het zien door ^’^taalbreekénde Middelftoifen , tufTchennbsp;^erhevenronde Oppervlakten begreepenjnbsp;bullen gefproken hebben.
VIERDE GEVAL.
^venwydigè Straaien, vallende uit een Tkf Middelfléf in een Digter, die een Ver-bevenronde Oppervlakte beeft,
Vi Proefneemïng.
Toejleh
Het Kasje, voorheen in den Toeftelvan de tweede Proefneeming befchreeven, eninf»^. iginbsp;Vi DEEténbsp;nbsp;nbsp;nbsp;E e jïÉMKl
-ocr page 528-434 Gebroken Licht»
XVI. fikuur 9 van de zevende Plaat afeebeeld» T F Snbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\é
2 nbsp;nbsp;nbsp;‘ plaatft men op zulk een wys dat een Ro*'
» ea 1» ronde en VVaterpasloopende Lichtftraal
en Lynregc valt op de Oppervlakte vanb*^*'
Verhevenrond Glaasje, dat in een van
korte Zyden met de Verhevenheid naar bui’
ten is vaftgezet : waar na men het KafJ^
met Water vult.
Uitwerkzels,
Evenwy- ^oodra men Water in ’t Kasje gegoote® dige heeft, merkt men dat de Scraalen van deOnbsp;uirdè^” ’ Rolronden Lichtbondel Naderende wordt^'’nbsp;Lugtin’ten aan alle kanten naarde As van denBo^'nbsp;worden loopen , die hier door, In plaats va**nbsp;Naderen-dievaneenRol, de gedaante van eenPui^*’'nbsp;zuil of Kegel aanneemt, wiens Toppuntnbsp;in de K-as vooruit fteekt; gelykinnbsp;18 te zien is.
-ocr page 529-Doorzjgtkünde. VYFDE GEVAL.
XVI. Les.
2!. A F.
Naderende Straaien, vallende uit een Tleroszi,, Middeljtof in een Digter, die een Ver\nbsp;bevenronde Oppervlakte beeft.
VI. Proefneeming.
Toefiel.
Door de Verhevenronde Oppervlakte vaü Glaasje laat men, eer’er nog Water inp/aamtinbsp;Kasje gedaan is , een Lichckegel fchieten^*^*
'''*n Naderende, Straalen, wier Naderpunt het Toppunt van don Kegel men moetnbsp;vallen net op die plaats daar hec Mid*
'^slpmit is van de Verhevenrondlieid van’t blaasje. Men merkt die plaats met een'W'y.nbsp;hertje, dat men ’er ter Zyde van oprigt.
Vult verder, als naar gewoonte, het Kas*
I® niet zuiver en helder Water.
Men herhaalt vervolgens deeze jtelfde foefneeming met twee andereLichikegels,nbsp;elkander, van welke de een zyn Top*
436 Ge BROK Et» Licht.
XVI. punt werpt binnen, de andere buiten het S zoo aanftonds genoemde Middelpuntnbsp;Dak L. Verhèvenrondheid, als ’er nog geen Waternbsp;in ’t Kasje is. Men tekent elke reis de
plaats j daar ieder van die twee Lichtkegel® zyn Toppunt heeft, en giet eindelyk Waternbsp;in het Kasje, gelyk men deed by de voof'nbsp;gaande Proefneemingen.
Uitwerhels.
tSTaderen- -Als de Naderende Lichtftraalen, volgen^
fen nbsp;nbsp;nbsp;Natuurlyk beloop, bun Naderpunt heh*
hun Puntben bet in het Middelpunt van de Verb^'
lp’rMid-venrondheid der Straalbreekende Opp®’’* delpuntnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;a(\
van’t vlakte, veroirzaakt het Water, dat me‘^
Bolrond (jgjy gp ja •[ Kasje giet, geen de minil**
hebben, verandering in hun Streeklyn en onderli*'»
biyven beloop. Het Toppnnt van den Lichtkeg^*
'• blyfc beftendig en onveranderlyk ftaan,
tegenover het Wyzertje A. zie figuur i9'
Die hun Als de Naderende Lichtftraalen van di^”
Nader- gart zyn dat ze zatnenloopen of elkarid*^^
binaen^ kruiflen op een plaats die nader by de Sera»*
4?7
DoORZIGTKUNDEr
l^reekende Oppervlakte is ,dan het Middel- XVf. Punt van derzelver Verhevenrondheid, doet ^ ^nbsp;het Water, dat men daarop in ’t Kasje giet, d e e unbsp;het Toppunt van den Lichtkegel eennbsp;Oig zig verlengen en voorwaarts fpringen traindernbsp;gelyk in figuur 19 tot aan B.
In tegendeel ziet men dat zelfde Top Die’er Pttnt inkrimpen en agcerwaarts wyken,
®eer men deeze Proef neemt met Straalenfterker hie volgens hun natuurlyk beloop hetnbsp;'^urpunt hebben buiten voorby het zelfdenbsp;Middelpunt C.
^yderende Straaien, niaUende uiteen Tier Middelfiof in een Digter, die een Verbevenronde Oppervlakte beeft.
VIL Proefneeming.
Toefiel.
Terwyl’t Kasje in den zelfden Stand als P/aat 'Q de voorgaande Proefneemingen geplaatft,
en zonder Water is, Iaat men ’er door de Verhevenronde Zyde van ’i Glaasje een Bon-delLichtftraalen invallen, die, na elkandernbsp;ren in het Toppunt van een van zulke Licht'nbsp;kegels, als wy tot dezooaanitonds gemel'nbsp;de Proeven gebruikten, gekruid: tehebbeninbsp;weder beginnen te Wyderenen zigvanechnbsp;te fpreiden. Men vangt dit Licht op eefnbsp;Vlak, dat men Loodregt in ’t Kasje op oih'nbsp;trent zes of ze ven Duimen Aftlands van d^nbsp;Scraalbrcekende Oppervlakte oprigt, entC'nbsp;kent naauwkeurig de grootte af van ds”nbsp;verlichten Cirkel, die ’er op het Vlak doof
Als men het Water’er in gegooten heeft’ vertoont zig deeze verlichte Cirkel mcrk'C'nbsp;lyk kleiner, en is blykbaar in grootte vs”nbsp;Omtrek afgenomen.
Indien men daarop ’c Kasje allenskeO®
j '
439
Doorzigtkünde.
Straalen uit voortkomen, krimpt de Om* XVI, trek van den Voet des Lichtkegels, door^^nbsp;die Wyderende Straalen gevormd, hoe langs deel.nbsp;hoe meer in, zoo dat die Lichtkegel einde- Evenwy.nbsp;lyk een Rolronde gedaante aanneemt: cn2gff5°^3_nbsp;als men dan nog ’t Kasje verder agter uit derende,nbsp;hahuift, beginnen de Straalen Naderende tenbsp;¦'vorden, en naar elkanderen toe te loopen.
Uit deeze drie Proefneemingen kan men derhalven deeze vier algemeene Gevolgennbsp;sfleiden.
1. nbsp;nbsp;nbsp;Dat de Lichtftraalen, die uit een Ylernbsp;hliddelftofin een DigtermeteenVerheven-•quot;onde Oppervlakte vallen, zo ze Evenvvy.
^'ghayn, Naderende worden.
2. nbsp;nbsp;nbsp;Dat zy, zo ze Naderende zyn, ennbsp;hiin Naderpunt , of punt van zamenloop,nbsp;hebben in het Middelpunt zelf vande Ver-^svenrondheid der Straalbreekende Opper-''lakte, geen Breeking ondergaan.
3. nbsp;nbsp;nbsp;Dat, zo zy hun Naderpunt hebben bin*nbsp;dat Middelpunt van de Verhevenrond-
hun trap van Nadering afneerot; en dezelve in tegendeel toeneemt; zo zy
440 Gebroken Licht.
XVI. L E S.nbsp;2. afdeel.
buiten en verder dan dat zelfde MiddelpuD? natuurlyker wys zouden zamenloopen.
4. En eindelykdac de WyderendeStraa' len, in een DigterMiddelftofmec een Vet'nbsp;hevenronde Oppervlakte vallende, hun WV'nbsp;dering voor een gedeelte ten minfte verliC'nbsp;zen: ’c welk zoover welgaan kan, datnbsp;Evenwydig aan elkander, en zelfs NadereO'nbsp;de worden.
Het Top- In alle deeze Proefneemingen, waar den*^ het Licht, terwyl het door StraalbreekeO'nbsp;Lichtke- deOppervlakten dieVerhevenrond van vorH*nbsp;geen*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fchiet, de gedaante vaneenPun^'
kei Punt zuil of Kegel aanneemt, kan men oprneiquot; arkeltfé!*^^°» dat de plaats , daar de Straalennbsp;yereenigen en elkanderen kruiflen,nbsp;naauwkeurigbeüaatineen enkel punt,nbsp;wel een klein rond Vakje of Kringetje b^'nbsp;haat, dat men zeerduidelyk zienenondfiquot;quot;nbsp;fcheiden kan, als men op die plaats eennbsp;Papier houdt daar men de Straalen
441
Doorzigtkünde.
Dp vallen laat: en welk Rondje of Kringet- XVL je wyder van Omtrek is, naarmaate datde^ Ë^S.nbsp;Verhevenronde Oppervlakte, die de Inval-DEEt„nbsp;lende Siraalen vangt en breekt, breeder isnbsp;Dn van meer uitgeftrektheid.
Opbe/deringin,
Het onderling beloop,’t welk de Straa-DeLood-Isn na hun Breeking met malkanderen heb* ben, hangt af van de byzondere Afdwaa* looptnbsp;bng en Sireeklyns verandering, die iedernbsp;'^an hungeleeden heeft: en welke Afdwaa-As.nbsp;bng van de oirfpronkelyite Streeklyn , innbsp;'Ie zelfde Middel^^of, grooter of kleiner is,nbsp;maate van demeerder of minder fchuins-beid, waar meê ze in die Middelftof vallen. Deeze fchuinsheid, nu, kan om twee-'^'¦lei oirzaaken verfchillende zyn; of om datnbsp;be Straalen op een Vlakke en Regtlynfchenbsp;Oppervlakte vallen met verfcheiden en on*,nbsp;bsrling van elkander verfchillende Streek-yfenj of om dat de deden van de Straal-*^eekeDde Oppervlakte zelve niet allen in ’cnbsp;Ee 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zelf-
-ocr page 536-44»
Gebroken Licht.
- XVI. zelfde Vlak en een regte Lyn leggen. Dif ^ ^ laacfte Geval is het, dat in de vyfdeProef*nbsp;vxEL. Deeming plaats heeft. Alle de Liclitftraa'nbsp;len zonder onderfcbeid hebben daar een ennbsp;dezelde Streeklyn , dewyl ze allen Even-wydigzyn aan malkander, maar de Deelt*,nbsp;jes van de Verhevenronde Oppervlakte,nbsp;welke die Straalen vangt, moet men aan*nbsp;merken als zoo veele Vakjes of Ruitjes, dienbsp;oneindig klein zyn, en ongevoelig allennbsp;fchuins ftaan tot elkanderen. In een Rol*nbsp;ronden Bondel vanEvenwydige Lichtftraa-len, die zig Vlak voor zulk een Verheven*nbsp;ronde Oppervlakte vertoont, is één Straal,nbsp;P/aatvindie Loodregt op eenen van die Ruitjes valt»nbsp;21. regtftreeks het beloop volgt van de Asnbsp;ABvan de Verhevenrondheid, zonder eeni*nbsp;ge Breeking te ondergaan. Maar die Straalnbsp;is ook de eeniglle, dien dit gebeurt. Alled^nbsp;andere vallen onvermydelyk fchuins op d®nbsp;rondom leggende Deelen ; om dat deez®nbsp;deelen, naamelyk, fchuins ftaan tot die va”nbsp;’t midden , en de Straalen niet fchuins totnbsp;elkander zyn , maar Evenwydig loopen-
-ocr page 537-443
Dodrzigtkunde.
De Straalen, die ’t naaft by den As zyn, XVI.
zhde, vallen naauwelyks of niet fchuins op^ E^S.
de Straalbreekende Oppervlakte; en daar- tgt;ICEL. om is ook de Breeking, die ze ondergaan, f
, nbsp;nbsp;nbsp;quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, aigeinin
Van geen byzonder grootbelang; maar boe of meer
gering die Breeking ook zou mogen ’t zy uit oirzaak van dien kleinen trap vanstraalen,nbsp;fchuinsheid, ’t zy om den byzcnderen aartnbsp;en gefteltenis der Middelftof; het is en blyftnbsp;egter altyd een vafle en onverbreekelyke Regel, dat zy, van vveerzyden komende, el-^anderen hier of daar op de As A B kruisten moeten. Deze plaats, daar die weder-»
^ydfehe Straalen malkaar oncmoeceo en t^ruisfen, zal of wat nader by of wat verder af vallen, naar maate van het Straal-t’reekend vermogen van de JVliddelfiof ennbsp;tiet fterker of flaauwer beloop der kromtenbsp;'¦’an derzelver Oppervlakte (*),
In-
^ t*) ED, Fi^wir lï zynde de Erandpunts afftand der ^''enwydig«.Straalen, genomen by den As, Haat tot C D,
^ ^ afitand van dit Brandpunt van het Middelpunt der gCquot;
““Eenheid, als de Hoek^iaat dar InvaUiflge UaaÉ tot de
Hoek*
-ocr page 538-444
Gebroken Licht.
XVI. lodien de Straalen, die een weinig ver* ^ ^ der ter zyden de As vallen, als ƒ g-, geen fter*nbsp;DEEL. Breeking dan de andere,'die naderzyn»nbsp;reH*'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aanftonds van rpraken,(gely!^
kruiffen ) ondergingen, zouden zy na de Bree* op denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Evenwydig aan e D loopen, en ziS
’nog merkelyk verder agterwaarts op de zelfde As A B kruiffen : waar door dan het Toppunt van den Lichikegel vry grof eOnbsp;ftomp zou worden. Maar, dewyl de Oppervlakte zelve door haar Verhevenrondheidnbsp;zig veel, febuinfer voor den invallendennbsp;Lichtftraal geplaatft vind in g, dan in^»
' ’er de Straalbreeking op deezelaatfteplaats ook te fterker door, en wel niet zulk eeonbsp;Evenredigheid, dat de laatftgenoemdeLicht'nbsp;flraalen, wederzyds, na hun Breeking g^'nbsp;lyk gD, zig vereeBigenen zamenloopen op
het zelfde punt bynavén de As met de voorgaande e D.
ik
Hoekmaat der Straalbreekinge : dat ia te zeggen. reden van 4 tot 3 of ten naaften by, zo de Straalbte^'nbsp;Iteade Middelftof Water is, of van 3 tot 2 inbsp;' Glas zynde. N.
-ocr page 539-Ui
DoorzigtküNde.
Ik zeg, op het zelfde Punt £yna van de xvL As; wahczorhennaauwkeurigwil fpree!cen,L ES.nbsp;kan men het geen eigenlyk een waar PudCdeel;
noemen. De verfcheiden, in een onafgebro-^°S maa.
ken reeks aan één gefchakelde fchuinshedenenkef Van Helling, door de Cirkel of KlootsrondeE'^”'' .nbsp;kromte veroirzaakt, hebben die Evenredig-cirkeltjenbsp;heid onderling tot elkanderen niet, welke ’ernbsp;vereifcht wordt, om Lichtftraalen, die bynbsp;hun Invallidg Evenwydig zyn, in één en ’tnbsp;Zelfde Punt te doen zamenloopen. Zigt-oaar zal men dit aanftonds gewaar worden,
''Is men den Loop van een Straal, die zeer ''er ter zyden van de As valt, als hi, volgens de Wetten der Straalbreeking nagaat.
^len zal bevinden, dat de fchuinsbeid van '^e Oppervlakte in i wat al te groot is, ennbsp;^en gebroken Straal daar door een fterkernbsp;^fap van Nadering doet verkrygen, dan hynbsp;hebben moeft, om zig op de zelfde plaatsnbsp;^an de As met de andere te vereenigen. Dienbsp;dan ook de reden, waarom alle Lichtke-S^ls, die men door middel van Klootsron-'t zy Scraalbreekende,’t zy Weerkaae-
*¦4® GïBaoKEN Licht,
XVI. LESnbsp;2. Af-
zende, Oppervlakten (als ze zeer Breed van Uitgeftrektheid en Omcrek zyn) vorffltjnbsp;nooit in een Punt, dat volkomen fcherpnbsp;toeloopt, eindigen ,* en dat die zoogenoein*nbsp;de Brandpunten aicyd bertaan uit een Git*nbsp;keltje van min of meer uitgebreidheid.nbsp;Gezigtkundigen , die deeze onderwerpe'^nbsp;met een Wiskonflige naauwkeurigheid be*nbsp;handelen, draagen daarom ook altyd zorggt;nbsp;dat zy hun betoogingen niet verder dan al'nbsp;leen maar tot zulk een bondel van Lichtftraa-len uitftrekken, die flegtseen klein gedeeltenbsp;Van dergelyk zoort van Oppervlakten be*nbsp;flaat,
Nade
rende
Straalen
, In de zesde. Proefneeming onderging d*-'
Lichtkegel, wiens Scraalen hun natuurlyl^
die hun’Waderpunt in het Middelpunt hadden vaO
, de Verhevenrondheid der Scraalbreekendö punt in tnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
Middel Oppervlakte, toen ze uit de Lugc in ^
lenLood-Ziilketi geval lyden de Lichtftraalen, dewy'
regt: nbsp;nbsp;nbsp;ze allen , als Adl», fif, volkomen Lood'
P/aaSviii nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. . ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, mö
lig. 22. regt overal op de deelen van de kromm^'
Lyo ƒti' vallen, geenBreeking; gelyk voof'
POORZIGTKU nde. ' nbsp;nbsp;nbsp;447
heen van dergelyke Loodregte Scraalen is XVI. aacgeraerkt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
Maar wanneer de Straalenvan denLicht-OEEL. kegel hun natuurlyk Naderpunt nader bydie’tNa-de Straalbreekende Oppervlakte hebben,nbsp;dan derzel ver Middelpunt C, gelyk de Straal hebbennbsp;ik; of verder van die Oppervlakte enagternbsp;of buiten C, gelyk gl, vallen zy fchuinsLoodlynnbsp;op de Verhevenrondheid. In oerfte ge-'’al kruipt de Lichtkegel voorwaarts uit ennbsp;'Vordc langer , om dat de Straalen in denbsp;öigcer Middelilof naar de Loodlyn toe gebroken worden, en bygevolg de Lyn, dienbsp;I-oodregt op het Valpunt ftaat, gelyk hiernbsp;naderen. In het tweede Geval krimptnbsp;*^0 Lichtkegel in en wordt korter, om datnbsp;Straalen, uit de zelfde oirzaak, de Lood-^yo Cd nader komen.
De verlichte Cirkel van de zevende Proef* xVyde-hcetning wordt, als men Water in ’t nbsp;nbsp;nbsp;jj
6'et, kleiner van Omtrek; om dat de Straa worden, die den Wyderenden Lichtkegel, daar door^bun
^'y het Voetvlak van is, vormen, door zig naar de ^ h^ar de Lynen als Cf, Cf , die LoodregtLoodlyn
op“®’
-ocr page 542-448
XVI. LES.nbsp;5. Afdeel.
veran
derd.
Plaat
vni. Fig: 23.
^^et de Straalen,nbsp;die uitnbsp;het Water weernbsp;in' denbsp;Lugtvalnbsp;léti, gaatnbsp;het evennbsp;fcens.
Gebroken Licht.
op de Valpunten Zj m, ftaan, te breeken» naar elkanderen wederzyds en naar de A*nbsp;AB Naderen. Dit üitwerkfel moet ooknbsp;grooter en zigtbaarer zyn, natr rnaate datnbsp;de Invallende Straaléti minder Wyderendenbsp;worden; gelyk gebeurt, als men de Straal-breekende Oppervlakte Idm verder agteiquot;nbsp;waarts en van het Punt af fchuift, daar denbsp;Straaletl beginnen te Wyderen : en dit i*nbsp;ook de reden, waarom die gebroken Straaleo»nbsp;gelyk wy gezien Hebben, toen men de Wa*nbsp;terkas alienskens verder ageer uit plaatfte»nbsp;van éené mindere Wydering overgingen totnbsp;Evenwydigheid ^ en van die eindelyk zelf^nbsp;tot Nadering.
Indien men weeten wil, hoe het Lichtftraalen van dien zelfden aart, alswynbsp;tot de drie voorgaande Proefneemingen g^'nbsp;bruikt hebben , zou afloopen , indien zYnbsp;uit het Water, dat binnen Verhevenrond^nbsp;Oppervlakten beflooteü is, overgingen iod^nbsp;Lugt; heeft men flegts de Straalen^nbsp;wy 'mfiguur 2i, 22j 23 gebroken Sera®'
len noemden j als InvallOnde Straaleii aan
met'
-ocr page 543-449
DoORZIGTKüNDEj
Oierken. Dan zal men zien , dat Licht- XVI. ftraalen, die in de Digter Middelftof,
Voorbeeld, Evenwydig waren, als zy in de deel. Vier overgaan Naderende worden; dat denbsp;Naderende Scraalen (terker Naderen , denbsp;Vyderende minder Wyderen of Evenwydignbsp;borden, of eindelyk zelfs Naderen.
GEVOLGEN.
Zommige Handwerkslieden, die een fterk Glazen I-icht noodig hebben, en langen tydnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;®“t
aan fyn en klein Goed werken moeten, ter gee-8%k Goudrmits,PlaatfDyders,Diamentzet-^ers, üurwerkmaakers, en dergelyke meer, om by te ^^bruiken zomtyds, om’er ’s avonds bynbsp;^gt;en, een Lamp, die haar Licht laat vallennbsp;^oor een Ronden Glazen Bol of Bokaal vannbsp;^^oGlas, en met Water dat wel zuiver is,
^^vuld: gelyk in figuur 24 ftaat afgebeeld. p/aatvni
by zulk een Fles of Bol geplaatfl: zynde.
^Vlam van een Kaars of van een Lamp.^^^’- 24* öi
'verpt een vry groot gedeelte van deszelfs 'ootronde Oppervlakte WyderendeStraa-V. Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ffnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;leö
4J0
Gebroken Licht.
XVI. leo uit; welke, gelyk die van de zevend® T TT Q
2 Af- P‘‘o^fDeem!ng,alszy in’c Water vallen, mef' DJiïL. keiyk mindeT Wyderende worden. DeWy'nbsp;dering, die ze nog behouden hadden, vef'nbsp;liezen die Straalen vervolgens, als zynbsp;het Water weer overgaan in de Lugt: d®'nbsp;wyl zy daar, van wederzyden, gebrok®'’nbsp;worden van deLoodlynen j5e,/)£-af, end®*nbsp;van dezelve afwyken- De ganfchc Bo®'nbsp;del of Kegel van Lichtflraalen wordt hi®*nbsp;door in een naauwer Omtrek by eennbsp;bragc, zo dat ze ’er Evenwydig of Nad®'nbsp;rende door gemaakt worden.
EenKon- De vafte Lighaamen, die in Glazen Fl®*
'de Bol nbsp;nbsp;nbsp;of eenige ander doorfchl*
vertoont ’ nbsp;nbsp;nbsp;^
zig, in nend Vogt gevuld, beflooten zyn, verclt;^
terglas, Eirond.
If
doorgaans misvormd van gedaaO^^’ als men ze ziet door de Wanden of Zy^nbsp;van de'Fies, die meeftalde eeneftreek h®^
krom, de andere heen regc loopen. De meetingen, naamelyk, van’c Lighaam.nbsp;den allen geen gelyke en eenpaarige Breek'®nbsp;'haarer Lichtflraalen, maar zommigenbsp;voor derzelver Uhwerfel meerder h'
-ocr page 545-45Ï
Doorzktkunde.
Öan an dere. Laat ’er, by voorbeeld, een lang* XVI. '®erpig Ronde Glazen Fles zyn, gelyk in^nbsp;figuur ay vertoond wordt,gevuld metWa-DEEunbsp;in wier midden een Metaalen Bol hangtnbsp;die volmaakt Rond is, en wiens Loodregt^r,-^; 2^^nbsp;loopende Middellyn verbeeld wordt doornbsp;AB. Het Oog dat de Beeltenis van dienbsp;^yn ontvangt door middel van Straalen, dienbsp;een en ’t zelfde Vlak bc gebroken worden , zal haar zien in byna genoegzaam haarnbsp;^^tuurlyke langte: daar in tegendeel de Mid*nbsp;dellyn A B, indien zy, gelyk m figuur 26,^*^*nbsp;''Oor de Waterpas Middellyn genomennbsp;'''ordt, gezien zal worden onderden Hoeknbsp;dfe, welke merkelyk grooter is dan die vannbsp;figuur 25; om dat de Breekingen, die denbsp;^'ohtftraalen uk het Water in deLugtval-^®nde ondergaan, in d en in e veel fterkernbsp;dan welke ze lyden in bea inc, Denbsp;'ootronde Bol zal zig derhalven onder eennbsp;®Ogwerpig of Eironde gedaante aan iedernbsp;'^^rtoonen, die zyn Oog in zulk een Standnbsp;om *er naar te zien, als hetindeezenbsp;Afbeeldingen geplaatft is.
f f i nbsp;nbsp;nbsp;D®
-ocr page 546-452
Gebroken Licht;
XVI, LES.nbsp;2. Afdeel.nbsp;Glazennbsp;Bollennbsp;hebbennbsp;Brand •nbsp;punten
De ronde Fleflchen of Bokaalen,daar ikzoo
aanftonds hier boven van fprak, de Glazen
Boilen van Kaarskroonen, ’c zy ze Hol en
met Water gevuld, ’c zy ze geheel van
Glas zyn, en in ’t algemeen alle Lighaa'
men, die doorfchynend en van een min of
dog itee meer volkomen Klootsronde gedaante zyn»
ken geen hebben die bekwaamheid, dat zy de ZoD' Behang n ,
fels of neltraalen, die genoegzaam Evenwydig loo Huisraad pen, kunnen verzamelen, en ’er ErandpuO'nbsp;ten van vormen, waar in men ligt VuUf'nbsp;vattende Stoffen kan aanfteeken. Egter zodnbsp;men zig bedriegen, indien men, gelyknbsp;zomtyds wel heb hooren zeggen, zignbsp;beelden wilde, dat dergelyke Lighaarnoo»nbsp;vry en alleen hangende in ’t midden vannbsp;Vertrek, in Haat zouden zyn om de Behangnbsp;fels of’t Huisraad in Brand tefteeken.nbsp;Ongelukken en Toevallen van dien Aartnbsp;hoeft niemand bekommerd te zyn, det'^ï
fiüU
men weet, dat het Brandpunt van de fvydigc Straalen, die zy breeken enver^®
melen, zeer naby en maar pas buiten
ali
Omtrek valt, op eenAfftand, die
-ocr page 547-453
DoorziGteünde.
het vierde gedeelte,of, op zyn hoogfl: ge- XVI. nomen, de helft van hun Middellyn haaien ^nbsp;KaD(*j. Behalvendac, zyndeezeBrandpun* deel.nbsp;ten daarenboven ook zeer zwak; dewylhecnbsp;''erlies, dat het Licht lydt terwyl het eennbsp;dikte van zulk een uitgebreidheid doorloopt,
Zeer groot en aanmerkelyk is.
De Gezigtkundigen, dit laatfteUitwerk- Het vor-fel in overweeging neemende, hebben een hiiddel uitgedagt om de Straalbreekende venrondenbsp;^ighaaraen van dien aart minder uitgebreidnbsp;'n dikte, maar platter en dunner te raaaken;nbsp;bonden egter het vermogen dat hun eigennbsp;om de Lichtftraalen te verzamelen ennbsp;Standpunten te vormen, daar door cebena-'^eelen. Zy bagreepen,vooreerft,dat deln-''^llende Scraalen, die zeer ver ter zyden
den As, AF, verwyderd zyn, in dien Plaat IX. ^2 op de Oppervlakte van ’t Glas vallennbsp;een zekerefchuinsheid, als, by voor-^sld, van 47 of 48 Graden , in plaats
van
*end
verandert naar de Dlgtheid of het Straalbree-
454 Gebroken Licht.
XVI. LES.nbsp;2. Af-dekl.
van io ’t Glas door te dringen en ’cr zig i** te breeken, alleen maar, om zoo te fpree-ken, ’er langs heen glyden, en ’er weernbsp;van af fluiten; gelyk de Scraalen gebeurtnbsp;die op een punt als z, en op dien afftand ternbsp;Zyden van de As AF vallen. Zy merktennbsp;ook ten anderen aan, dat een Straal, al*nbsp;^/e, wanneer hy in ’t Glas indringt en ’er ianbsp;georoken wordt, in een Regte Lyn verdernbsp;altyd voortloopt en blyft voortloopen totnbsp;aan g; ’t zy die weg, en de Glas dikte daarnbsp;hy door moet, lang of kort zy: want in eeunbsp;overal eenpaarige en gelykvormige Middel'nbsp;lloflydt het Licht geen Breeking of Afd waa'nbsp;ling, maar behoudt beftendig zyn Streek'nbsp;lyn. Uit deeze twee Aanmerkingen befloo'nbsp;ten ze, met een zeer juiften en fchrande'nbsp;ren vond, dat men de ganfche diktenbsp;als den vryen doorgang van ’t Licht tnaafnbsp;nadeel toebrengende en tot de verzamelingnbsp;der Straalen te eenemaal nutteloos,nbsp;kunnen wegneemen. Dusbragtenze dand®nbsp;twee regtflreeks tegen elkander overftaat^'nbsp;Sepnents. deSnyjlukken van denBol cbi, kml by
455
Doorz I GTKüNDE.
kander, en leiden ze als op één, om’er maar xvi. één enkel Lighaam, een weerzyds min of L E Snbsp;meerVerhevenronde Glasfchyf, gelyknbsp;Van te vormen; door wiens middel de Straa-len, lt;5ie Evenwyjjg aan de As löopen, alsnbsp;op, zig welzoonaby niec verzamelen, maarnbsp;in een merkelyk grooter getal, dan zo ze denbsp;ganfche dikte van den geheelenBol haddennbsp;moeten doorloopen.
Als men op deeze wys de Glazen inde , ^ gedaante als van Verhevenronde Glasfchy-Ven vormt, neemt men’er vry wat dikte ken za-dit, en maakt ze dunner: zyzouden lt;2gternbsp;Ook zoo nog te dik blyVen, indien men denbsp;^ollhyftukken, daar ze uit zamen gefieldnbsp;^yn, de ganfche uitgebreidheid van Opper-''lakte en Omtrek wilde laaten behouden,
^ie ze zouden moeten hebben, om alle Zon-heftraalen, welke ze wel zouden kunnen i^feeken, te vangen. Dewyl deMiddeliyncinbsp;''an zulk een Glasfchyf de Spanlyn is vannbsp;Oen Boog van 47 of 48 Graaden als c h i^piaat IX.
de dikte van de Schyf hn omtrent ecn^'ilg* 27. derde gedeelte uitmaaken van de Middellynnbsp;F f 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vaa
-ocr page 550-456 Gebroken Licht.
XVI. L E S.nbsp;2. Af-deel.
vandenganfchen Bol. Dit zou het toeftel-len van dergelyke Schyven in de groote Glazen, door de moeielykheid om ze dus
te fmelten, door de onhandelbaare zwaarte
van hun gewigt, en andere redenen, noegzaam ondoenlyk maaken; en zou in denbsp;kleine zelfs meer kwaad dan goed doen*nbsp;om dat men door de groote dikte meernbsp;Licht verliezen zou, dan men zou winneUnbsp;door de uitgebreidheid der Oppervlakte»nbsp;Hierom vergenoegt men zig met Bolfnyftuk'nbsp;ken, diemerkelykkleinerzyn, gelyknbsp;by voorbeeld; en dan krygt men met eeönbsp;minder getal wel van Invallende Straalen,nbsp;dog ook met grooter doorfchynbaarheidjnbsp;genoegzaam de zelfde Uicwerkfels.nbsp;peTvl^f' Voorheen heb ik reeds aangemerkt, dai^nbsp;te, hoe de Klootsronde Oppervlakten juift niet ^nbsp;vorm^” beft van allen gefchikt zyn, om deStra^'nbsp;brengt len in zoo klein een Omtrek van plaats,nbsp;len^tor'zou zyn, in een enkel punt»nbsp;ten Punt. doen zamenloopen. Welk een beloopnbsp;van Oppervlakte men ten dien einde deOnbsp;voorrang zou moeten geeven, weet tno'’
-ocr page 551-4J7
Doorzigtkunde.
zeer wel, maar men heefc het al te bezwaar- XVI. lyk bevonden, om het Glas op zulk een ^ ^ f”nbsp;wys te bewerken, en ’er die vorm aan te deel.nbsp;geeven, die het hebben moeft. Daarenboven, fchoon men dit al eens wift over tenbsp;komen, zou men het egter nog nooit daarnbsp;toe brengen kunnen, dat men alle deLicht^nbsp;ftraalen volkomen naar een en ’t zelfde enkel Punt hunne (treek deed neemen, en zignbsp;daar in vereenigen : om dat zy, gelyk wynbsp;in ’tvervolg nader zien zullen, (choon innbsp;eeae en de zelfde Middelftof, niet allen denbsp;zelfde en een volkomen gelyke eneenpaari-ge Breeking ondergaan.
Toen ik, in de Dertiende Les, van het grand-
Vuur fprak, heb ik doen zien, hoe bet mo- slasvaii
, , nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. Platte
gelyk was, dat men een zeer groote menig Glaasjes
te van Lichtftraalen in een kleinen Omtrek by één verzamelde en zamen deed loopen ^iadz. 'nbsp;door middel van Spiegeltjes, op een zoort 493-Van Raam in orde gefchiicc, en in zulk eennbsp;Schuinsheid van Helling tot elkandereri onderling gefteld, dat ze alle Straalen naarnbsp;cen en dezelfde plaats te rugkaatzen. Een
Uit-
-ocr page 552-453
Gebroken Licht.
xvr.
les.
2. afdeel.
Uicwerkfel van omtrent gelyken aart zon men ook, zo men wilde, gevoeglyk krygeonbsp;kunnen door middel van de Scraalbreeking»nbsp;Want dewyl een Zonnefiraal, als hy doornbsp;een ftuk Glas, wiensbeide Oppervlakten we*nbsp;derzyds Plat zyn, en fchuins naar elkandernbsp;hellen, heen fchiet, zig noodwendig volgens de Wetten der Straalbreeking naar diennbsp;rand van ’t Glas buigt, die dedikfte is,nbsp;zou men door een getal van dergelyke Glazen op eenzoort van Stellel of Raam naaitnbsp;elkander te plaatzen , de Invalling der Gebroken Straalen kunnen bellieren op zulknbsp;een wys, dat zy allen, op eenigen afllandnbsp;van ’t Werktuig, op één en de zelfde plaatsnbsp;zamenliepen. In de Glazen, met Ruitjesnbsp;gefleepen, daar ik te vooren gewag va»nbsp;gemaakt heb, ziet men ’er een voorbeeldnbsp;van in ’t klein. VVant als men zulk ee»nbsp;Glaasje tegen de Zon houdt, zal men zien»nbsp;dat alle de Lichtllraalen, die door de klei'nbsp;De Ruitjes of Vakjes, welke alle fchuiu®nbsp;Haan met de groote Plaate Oppervlakte»nbsp;heenvallen, zig vereenigen en elkander kruis'
fe»
An
Doorziot kunde.'
fen in een gemeen Brandpunt. Indien nu XVI. alle deeze Ruitjes grooter waren van Om*^ ^nbsp;trek, van elkanderen los enafgezonderdjenoEEL.nbsp;dan in een zoort van Kaam op dezelfdenbsp;wys in orde geptaa:!!, gelyk ze nu onderling in één en’t zelfde valt ftuk Glas ftaannbsp;en gefleepen zyn, zou ’er ongetwyffeld ooknbsp;een dergelyk Uitwerkfel uit geboren worden.
Als men het Brandpunt van een groot jjet eer. Verhevenrond Glas nader by wil brengen,Kehrand-en tot een kleiner Omtrek doen inkrimpeDj^oof eennbsp;laat men den Lichtkegel, die ’er uit voort tweedenbsp;komt, op een andere V^erhevenrondeSchyf.^l^j'^gj..nbsp;die nog ronder of fterker van bogt is, val-fterkc.nbsp;len en ’er door heen loopen. Volgens het^k 434-Uitwerkfel van de zesde Proefneeming moeten de Straaleo , die op dit tweede Glasnbsp;Vallen met zulk een trap van Nadering, datnbsp;voorby het Middelpunt van deszelfs Ver-hevenrondheid eerft zouden vereenigen, zig,
2o in ’t inkomen als in 't uitkomeu, nog fterker naar de As toe buigen ; en bygevoignbsp;^0 Wel nader by, ais ia een kleiner Om trek zig
by
-ocr page 554-4^0
^XVI. LES.nbsp;ü. Afdeel.
IV. Deel 2 Stuk.nbsp;bladz.
498.
De Vergheven, rondenbsp;Glasfchy-ven ver-grootennbsp;de Voorwerpen.
Gebroken Licht.’
by één verzamelen. De Heer Tfcbirnhaufen bediende zig van die middel om de Werkzaamheid der Zonneftraalen in’c Brandpuntnbsp;van zyn groote Glazen te vermeerderen eonbsp;kragtiger te doen worden; van welke Glazen ik reeds voorheen, toen ik van de ver-fcheiden wyzen om vuur te maken fprak *nbsp;gewag gemaakt heb. Maar ik weetniet ofnbsp;’er egter met dit middel we] zoo veel voordeel tebehaalenis; het tweede Glas onder-fchept en dooft een groot getal van Straa-len,- en de Brandpunten, die op deezewysnbsp;het allerdigft in één gedrongen zyn, als hetnbsp;geheele onderfcheid flegts zoo klein maarnbsp;is als hier, zullen mogelyk daarom zoo veelnbsp;kragtdaadiger juiftdan anderzins niet werken.
Het voornaamfte Uitwerkfel van derge-lyke Verhevenronde Glasfchyven, of Vergrootglazen gelyk men ze noemt, en daar men ze wel het meefl: toe gebruikt, is, datnbsp;zy ons de Voorwerpen grooter doen voorkomen, dan wy ze zien met het blootsnbsp;Oog. Dit ontftaat hier uit; dat de Lichc-
ftraa-
-ocr page 555-4ÓI
Doorzigtkundb.
ftraaleojdievan de wederzyds tegen elkan* XVL der overflaandegtdceken Aa, bb, ce, van^
’t Voorwerp, ’t zy die JNaderende zyn, alsnREL. Ad,ae, ’t zy ze Evenywdig zyn, ge!yknbsp;bd, de, of Wyderende als cd, ce, na denbsp;twee gewoone Breekingen geleden te hebben, zig aan de andere Zyde van ’t CJlas,nbsp;de eene wat verder van ’c zelve af, de andere wat nader ’er by, met malkanderennbsp;vereenigen: dog altyd zoo, dat zy by dienbsp;vereenigingen grooter Hoeken maaken, dannbsp;de Straalen, die uit de zelfde gedeelten vannbsp;’t Voorwerp Lynregt en zonder Breekingaf- 'nbsp;fchooten, op die zelfde Afftanden gemaaktnbsp;zouden hebben. Want dus zou men, bynbsp;voorbeeld, roet het bloote Oog uit h hecnbsp;Voorwerp A a zien onder den Gezigthoeknbsp;Aha\ daar men ’t nu door middel van’tnbsp;Glas ziet onderden Hoek dhe, die merke-»nbsp;lyk grooter is en wyder van opening.
Het zelfde Uitwerkfel zou ook plaats doen ze hebben, als men het Voorwerp zag uitnbsp;of uit g; maar dewyl de eerfte van deeze heel zien,nbsp;tvvee Standplaatzen, ƒ naamelyk, het punt”®®^‘^®
is.
-ocr page 556-4^2
XVI. L E S.nbsp;2. Af-DEEL.nbsp;Standplaatsnbsp;van ’tnbsp;Oog.
’t Ver. ward Gc'nbsp;zigt.
Plaat IX. Fig. 29,
Gebroken Licht.
is, daar de Evenwydige Straalen zig ver-eenigeo, en ’er geene van dien aart uit zulke gedeelten van ’t Voorwerp, als A amp; en a ^nbsp;zyn, op het Glas vallen kunnen, zal mennbsp;’er het Voorwerp niet geheel door kunnennbsp;zien, indien hetzelve, in vergelykingmetdenbsp;Middeilyn van ’t Glas, van die grootte is,nbsp;als men ’t hier veronderftelt. Nog minder zal men ’er van kunnen zien uit hetnbsp;puntg, dewyl daar geen andere Straalennbsp;van’t Voorwerp kunnen komen, dan zul-ken alleen, die by hun In valling Wydercn-de liepen, gelyk cd,ce.
Wanneer men het Voorwerp verder van het 'Glas verwydert, en tot agter het Punt Fnbsp;brengt; het welk, indien men veronder-ftelde, dat het Licht van de andere Zydsnbsp;van’c Glas kwam, het Brandpunt zou zy’’nbsp;der Evenwydige Straalen ; ziet men hetnbsp;niet meer onderfcheiden maar verward: dewyl de Bondels van Wyderende Lichtftraa-len, als l m, die uit ieder Stip van de Op'nbsp;pervlakte van ’t Voorwerp affchieten, D*nbsp;de twee Breekingen veranderd worden ia
Bon-
-ocr page 557-4*5?
Doorzigtkunde.
Botidels vae Evenwydige of zelfs Naderen- XVI.
de Straalen, gelyk wy in de voorgaande^ zevende Proefneeming gezien hebben. Eddeeu
als zy op die wys, gelyk ik reeds meermaa-len voorheen gezegd heb, op een gezond en welgelleld Oog vallen, heeft men geennbsp;duidelyk en onderfcheiden gezigc van’tVoor-werp. Die Straalen, namelyk, moeten, alsnbsp;zy het uit Glas weer in de Lugt vallen, nognbsp;eenigen trap van Wydering hebben overgehouden, en bygevolg een punt ƒ hebben,nbsp;daar ze zouden zarnenloopen, gelyk n o,p q.
Geenszins egter, wil ik zeggen, dat men ’t Voor-
cooit de Beeltenis van een Voorwerp onder-„ nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gekeerd
icheiden zou kunnen zien, wanneer heten voor
Vergrootglas die Bondels van Wyderende’^^!®® Straalen inNaderende veranderd beeft;maar^'^^^^”*
in zulke Gevallen ziet men die Beeltenis tus-fchen het Glas en tuiïchen het Oog, en in een omgekeerden ftand. Dit gebeurt, naa-nielyk, als het Voorwerp op dien afilandnbsp;geplaatfl: is van het Glas, en het Glas zoonbsp;Ver afftaat van het Oog, datdewederzyd-
fche Straalbondels, die zig na de Breekin-
gen
M
1
-ocr page 558-40 Gebroken Licht*
XVI. gen op de cene of de andere plaats vereeni-
T 17 C
2 Af moeten, elkanderenkruiffen eerzynog
DEEL. op de Glasfchyf vallen; gelyk men, by
.P/aat IX. voorbeeld, ziet dat ze in C doen : en dat de Jfig, 30.
Straalen, waar uit ieder van die Bondelsbe* ftaat, in plaats van VVyderende, Naderendenbsp;geworden, ook elkanderen op een zekerennbsp;afftand van ’t Oog, eer zy ’er nog in vallen , als in a ea in amp; kruiden. In deezenbsp;laaftgenoerade punten van zamenloop ofnbsp;kruiding der Straalen vormt zig eene Beeltenis van ’c Voorwerp, die men vangen kannbsp;op een wit Papier, of ook wel onmiddelyknbsp;zien, als men het Oog plaatft in D, dat is»nbsp;op zulk een Afdand, dat ’er de Straalennbsp;van ieder Bondel wederom een trap vannbsp;Wydering hebben aangenomen, die otn*nbsp;trent overeenkomt met dien, welken zynbsp;hebben zouden , zo men het Voorwerp zagnbsp;met het bloote Oog. De Beeltenis abnbsp;omgekeerd; dewyl zy door.Straaibondels»nbsp;die elkanderen in C gekruid hebben» g^'nbsp;vorrad wordt; waar uit dan noodzaakelyi^nbsp;volgen moet» dat het gedeelte A van’t Voorwerp
-ocr page 559-^65
Doorzigtkünde.'
Werp zig vertoont ina, het gedeelte B in amp;, xvl.
eti dus het bovenfte beneden, het beneden-^ S.
Ite boven. nbsp;nbsp;nbsp;deel.'
Als de Beeltenis agter ’t Glas, dat is, aan
dieZydedaar’t Voorwerp is, gezien wordt, tenis ag.
ftaatzy verder agterwaarts dan ’t Voorwerp
Want dewyl ieder Stip van deszelfs Opper ftaat'ver-
^lakte voor ons zigtbaar wordt door jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Voor
hel van Straalen, die na de Breekingen min- werp.
dan voorheen Wyderen, gelyk no,pq,
''alt hun zamenloops-punt ƒ, daar wy ons
^et Voorwerp verbeelden geplaatft tezyn,
''erder van ons af en agter het punt, waar'
hit de Straalen voortkwamen, als F, by
''Oorbeeld. Dog dewyldeezezoorten van
blazen de Beelteniflen, terwylzy ze ver*
'^cr van ons afbrengen, taffens ook vergroo-
; kan men zulks niet dan zeer bezwaar-
merken,’ dewyl wynatuurlykerwysal-
^Vd genegen zyn om te denken, dat een
l^^kend Voorwerp zoo veel nader by ons
naar maate het ons grooter voorkomt.
phi dit vooroordeel te boven te komen, en
Verfchynfel onderfcheidenlyk waar te
V. De EI,. nbsp;nbsp;nbsp;G gnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nee*
-ocr page 560-^66
Gebroken Licht.
XVI. ueemen, moec mep ’er een Voorwerp to®
L E S. hebben dat lang en dun is, en hetzelve op
DÉÉL. zulk een wys onder ’c Oog brengen ,
men ’er een gedeelte van zie door het üla*’
dac
en hot ander gedeelte met de bloore Ooi
Dan zal raen wel haalï gewaar worden,
die laatfle gedeelte nader by het Oog
dan de Becieenis van het eerde.
fjet \’er De Verhcvenronde Glazen doen
grootglasStraalep op het Oog vallen, die’er andeJ’^'
Voor- ^*0 hetVoorwerp zonderGlasgezienh»'^’
werpen niet op gevallen zouden hebben. Dit helderer. , ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, , ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ dl®
natuurlyk en onvermydelyk gevolg van “
eigenfchap, die ze hebben, dat ze de
draaien minder Wyderende doen word^’’
want dewyl die Straalen na de Breekijs
moet ’er de Oogappel im veelen van
nader by één gedrongen zyn dan te vooiquot;®^’
gen, die anders ter zyden gevallen, , j misgegaan zouden hebben. In dit op*'^nbsp;kan men ook met regt zeggen, datd®nbsp;grootglazen de Voorwerpen helderer’’’^!,
ken, en ze ons met meer klaarheid
hV
zien; dog men moet hier ook teffoDS
-ocr page 561-DooRZ IGT KüND®, 467-
aanmerking neemen, dat alle de Straalen , XVI. die op de Oppervlakte van ’t Glas vallen,^ Ap^*nbsp;niet tot aan ’t Oog komen. Veelenzyn ’er^DEKL,nbsp;die naar het Voorwerp te ruggekaatft wor.nbsp;den; die dikte van ’c Glas onderfchept ’ernbsp;nok daarenboven een vry groote menigte vannbsp;dooft ze; om nu die niet eens te tellen,nbsp;die by hun overgang uit h£t Glas in denbsp;^ugt terzydeo afwyscn en verloeren gaan.
dat 'er, a les wel ingezien en tegen mal* itander berekend, zeer vetle Gevallen ge-^turen zullen, waar in men die verliezen ternbsp;^®auwernood w?er vergoed zou vinden doornbsp;grooter men'gte van Licht, die op hecnbsp;gebragc worde door deStraalbreeking.
Èön Voorwerp, dat men door een Ver-Vertoont
^’’ootglaas ziet, vertoont zie dik wils onder zompen nbsp;nbsp;nbsp;, tydsmis.
quot; gedaante die mm of meer mismaakt i.S maakt.
dat, naatnelylc, de Scraalboodels, die
de verfcheiden gedeelten van ’c Voor-
'•tp op het Oog vallen, niet alleen op de
de eenpaarjgewys eneven fterkgebroken
Cg nbsp;nbsp;nbsp;beeft inzondeihoid plaats, als
Voorwerp vaneenaanraerkelykegroot-te,
-ocr page 562-4(58 -Gebroken Licht.
2. afdeel.
XVI. te, en het Glas vry rond van beloop is gt; ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zeer zelden gebeuren, dal-
alle de deelen van de Straalbreekende Op' pervlakte overal net even ver van alledi^nbsp;gedeelten van ’c Voorwerp afftaan, daard®nbsp;Straalen uit voprtkomen. Hier door oot'nbsp;ftaat dan, dat het Oog die gedeelten zicnbsp;verbeeld geplaatft te zien op zulke afda'’^nbsp;den , die onderling dezelfde Evenredighei
en Schikking tot malkanderen niet hebbel” a!s ze hebben in ’t Voorwerp zelf; otnnbsp;de Wydering der Straalen, die’er iii’tOe^nbsp;de Beeltenis van fchetzen, niet overal ee®'nbsp;paarig en even fterk door de Breeking veiquot;
minderd, maar by de eene in meerder, de andere in minder trap is afgenoroen.
zelfde oirzaak , die de gedaante van Voorwerp mismaakt, kan ook zomty^*nbsp;weeg brengen, dateenige gedeelten vannbsp;Voorwerp zig zeer verward vertoonen,nbsp;wyl men de andere zeer duidelyk en oo^®^nbsp;fcheiden ziet: inzonderheid wordt mennbsp;aan de uiterfte einden en buitenkanten''^^nbsp;de Beeltenis gewaar, als het Glas watk^
yar
0^ eel’
-ocr page 563-Doorzigtkunde.
^an Brandpunt is. Dog in dergeiyk geval XVI. •noet men ’er daarenboven ook nog by ^ S.nbsp;Aanmerking neemen, dat de Scraalbreekin-B^jjL.nbsp;8en, die omtrent den Rand van ’t Glasnbsp;Selchieden, niet regelmaatig zamenloopennbsp;'*'ec die van ’t midden, of van de gedeel-die naby de As zyn; gelyk ik reedsnbsp;''oorbeen heb te kennen gegeven.
ZEVENDE GEVAL.
^‘’^enwydige Licbtfiraalen, vallende uit een ^ier Middelftof in een Digter^ die eennbsp;Holronde Oppervlakte heeft.
VUL PROEFNEEMINe.
Tocfielt
1’ot deeze Proefneeming, gelyk ook tot PlaatlK. ^ twee volgende, gebruikt men wederomnbsp;tot welk reeds meermaalen voorheennbsp;'^^tgelyk flag van Proefneemingen ge-beeft, en in figuur 9 van Plaat Vllafge-'^^id flaat. Dog in plaats van den Rolron-Gg 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;den
-ocr page 564-47© Gebroken licht.
XVI. den Straalbondel te doen vallen op het Vcf' 2 Af- hevenronde Glas, dat in een der korte ZTnbsp;CEEL. den van ’t Kasje ingezet is, laat men hen*nbsp;nu fchictcn in de Holte van het Glas,nbsp;in de andere korte Zyde van ’t Kasjenbsp;en Holrond is naar buiten Men doeth^'**nbsp;op een Vlak, dat Loodregtftandig in’l Ka*'nbsp;jeopgeregt is, een verlichten Cirkel ma^*nbsp;ken, van wiens Middellyn men naauwkc^''nbsp;rig de maat neenif; wanneer men, alsnbsp;gewoonte, Water in ’t Kasje doet.
Uitwerkzels,
Evenwy- Zoodra men Water in’t Kasje gegoot^*’
Soaalen heeft, merkt men dat de Straalbondel
uit de die plaats af aan daar by in ’t Water kom*’
Walter- uitgebrcid heeft; en dat de verlich*®
Holrond,Cirkel, dien hy op het Loodregtftaan***^
W^de-quot;^ Vlak maakt, in groote van Omtrek k
rende, genomen, en meer en meer toeneemt, c*'
maate dat men dat Vlak verder agte*
fchuift, en van de Straalbreckende OpP^
(S
vlakte verwydert, gelyk uit ^ zien is.
-ocr page 565-471
Doorzigtkitndb.
AGTSTE geval. XVI.
L E S.
Naderende Straaien, vallende uit een Middeljlof in een Vigter, die een Hol ¦nbsp;ronde Oppervlakte beeft.
IX. Proefneeming.
Toeflel.
Na hec Water wederom uit het Kasje
I nbsp;nbsp;nbsp;32»
hebben laaten loopen, doet men door het
delfde Holronde Glas, dat wy zoo aan-ftonds gebruikten, verfcheiden Lichtkegels, den eenen na den anderen, nu van meernbsp;dan van minder Naderende Straalen, om-^tentgelyk die van de zesde Proefneeming jhl^dz-’t Kasje vaiien;racn merktnaauwkeurigdenbsp;Afdanderijdaar de Toppunten van dieLicht-^‘-'gels, de een nader de ander verder, eindigen; en giet dan Water in ’t Kasje,
Uitvoerkzels,
Hoe fterk een trap van Nadering de Straa- Naderen-die door ’t Holronde Glas in ’t Kasje
fchie-
G g4
-ocr page 566-47a Gebroken Licht.
XVI. LES.nbsp;2. Af-
BEEL.
Lugt in
Holrond
Water,
Naderen
jninder.
fchieten, ook hebben mogen, men ziet eg» ter, zoo dra men ’er Water ingegooiennbsp;heeft, denLichtkegel voorwaarts kruipen»nbsp;en merkelyk langer worden. Men wordenbsp;ook gewaar, dat hy een onregelmaatigege'nbsp;daante gekregen heeft, en op die plaats»nbsp;daar hy in ’t Water valt, zoo dik niet is»nbsp;als hy ’er zyn zou, indien de Lynen vaonbsp;den Voet af tot aan het Toppunt toe vol'nbsp;komen Regt liepen : gelyk in figuur 3a opnbsp;het Oog duidelyk genoeg te zien is.nbsp;men deeze Proef neemt metStraalendieeeOnbsp;minderen trap van Nadering hebben,nbsp;men dezelve zig hoe langs meer, naar maa'nbsp;te van den geringer trap van Nadering, vaönbsp;elkanderen Verwyderen en Verfpreiden; zoOnbsp;dat zy ’er Ëvenwydig, en zomtyds zelfsnbsp;Wyderende door worden.
NÊ'
-ocr page 567-473
Doorzigtkunde.
NEGENDE GEVAL. XVI.
LES.
Wyderende Straalen, vallende uit een Middelfiofin een Digter^ die een Hol-ronde Oppervlakte beeft.
X. Proefneeming.
Toeftel.
Alles in den zelfden ftand laaiende als by
33*
de voorgaande Proefneeming, fchuift men het Kasje zoo ver agter uit, dat het Toppunt van den Lichtkegel, daar deszelfsnbsp;Straalen elkanderen kruiffen, en beginnennbsp;te Wyderen, net in het Middelpunt valtnbsp;Van de Holrondheidvan’t Glas. Den ^^^^Coneavitiinbsp;Van dien Lichtkegel vangt men op een Vlak,nbsp;dat men op zeven of agt Duimen afftandsnbsp;in het Kasje Loodregtftandig opregt, ennbsp;meet naauwkeurig de Middellyn van diennbsp;Voet; waarna men wederom volgens ge-tvoonce Water in ’t Kasje giet.
Men herhaalt daarna nog tweemaal de-*elfde Proefneeming: eens» na dat men het Gg ynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Kas-
-ocr page 568-474
XVI. LES.nbsp;2 Af.nbsp;DEEL.
Wyde-
rènde
Straalen,
die tiun
Wyder-
nunt irt ’t
jVliddel-
punt der
Water-
hülte
hebben,
breeken
jiiet.
Die ’t ’er
binnen
hebben,
Wyderen
minder.
Die ’t ’er
buiten
hebben,
Wyderen
fterker.
Gebroken Licht.
Kasje nader by het punt C, het Toppunt van den Lichtkegel, gebragt heeft: en eens gt;nbsp;na dat menhet meer agcerwaarts gefchooven,nbsp;en verder van dat Punt Verwyderd heeft»nbsp;dan het by de eerfte Proef was.
UitmoerkulSt
In’t eerfie Geval verandert de verlichte Cirkel, als ’er Water in ’t Kasje gegooteonbsp;wordt, niet van grootte; gelyk ook denbsp;Lichtkegel niet van gedaante verandert»nbsp;maar de zelfde Vorm blyft behouden.
In het tweede Geval krimpt de Voet van den Lichtkegel in, en is in ’t Waternbsp;minder breed van Omtrek, dan hy te voo*nbsp;ren was in de Lugc.
In het derde Geval fprêidt zig de Voet vÉn den Lichtkegel breeder uir, en de Kegelnbsp;zelf wordt in beide deeze twee laatfte Gevallen een weinig mismaakt en onregelraaa-tig van gedaante, gelyk men m figuur 33»nbsp;by P zien kan.
Uit deeze drie zoo aanftonds voorgemelde
Proef*
-ocr page 569-47S
Doorzigtkunde
Proefneetningen blykt derhalven. i. Dat yi, Evenwydige Scraalen, als zy uit eenYler^
2» JP»
Middelftof in een Digter, die een Holron-oEE.. de Oppervlakte heeft, overgaan, van Even-wydig Wyderende worden.
2, nbsp;nbsp;nbsp;Dat Maderende Straalen hun trap vannbsp;Nadering voor een gedeelte verliezen, ennbsp;minder Naderende worden.
3, nbsp;nbsp;nbsp;Dat Wyderende Straalen, die hun AVy-derpunt in het Middelpunt zelfvan de Holrondheid der Oppervlakte hebben, Regt-flreeks doorgaan, en geen de minde Bree-king lyden: dat zy, wier W'yderpunt nadernbsp;by de Holronde Oppervlakte dan gemeldenbsp;Middelpunt, minder Wyderende worden:nbsp;en dat zy eindelyk, die hun Wyderpuntnbsp;verder hebben, fterker Wyderen.
Ophelderingen,
In de agfteProefneeming worden de Even-Door wydige Scraalen, als zy in 't Water komen, fchuin-Veranderd in Wyderende; om dat zy uitfen Invalnbsp;een Yler Mlddeiftof in een Digcer over greeUng
gaan- naar
-ocr page 570-47^
DEL.
de.ood. lyr wornbsp;de) denbsp;Evrnwynbsp;dip
Staalen W^de-rede.nbsp;Piiat Xnbsp;34-
De Na*
terende
Binder
Naderen
de.
Flaat X Fi£- 35-
Gebroken Licht.
gaande, die door de kromte van haar Op* pervlakte hen ’er fchuins op doet vallen,nbsp;gebroken worden naar de Lynen Cf, Cgnbsp;'toej die, dewyl zede verlengde halveMid-deilynen zyn van de Holronde Oppervlaktenbsp;bbe, Loodregt op die Oppervlakte ftaan,nbsp;en derzelver zoogenoemde Loodlynen zyn.nbsp;En dewyl alle de Straalen zonder uitzonde»nbsp;ring, die zig rondom de AsCb bevinden,nbsp;dat zelfde Lot ondergaan , en zig naar hunnbsp;ne Loodlynen breeken, wordt ’er een Kegelvormige gedaante uit geboren, wier Voetnbsp;breeder van Omtrek is, dan die van dennbsp;Rolroden Bondel, abed, welkende Even-wydige Straalen by hun Invalling vormden.
In de negende Proefneeming hebben wy gezien,dat deNaderenae Straalen, alsnbsp;de, toen zy in ’t Water kwamen, mindernbsp;Naderende wierden. Dit üitwerkfel is eennbsp;noodzaakelyk gevolg van hun Breekingnaarnbsp;de Loodlyn toe; waar door de Gebrokennbsp;Straalen bi,ei, zig geboogen hebben naarnbsp;de Loodlynen Cf, Cg, en dezelven genaderd zyn. Wanneer nude Invallende Straalen
-ocr page 571-477
Doorzictkunde.
len een mindereo trap van Nadering heb- XVI. ben, moeten ze zig naar Evenredigheid^nbsp;door de Breeking nog Wyder van elkande-jjiKL.nbsp;ren verfpreiden ; bet welk men ligtelyk bc-grypt, dat zelfs zoo ver kan gaan, dat z;
*er Evenwydig, en zomtyds wel Wyderer de door worden.
Wy hebben, eindelyk, inde tiende Prof-neeming opgemerkc, dat de Lichtftraa);n,of min-die in het Middelpunt zelf, van de Hoi’on-de Oppervlaktehun Wyderpunt lad-Wyde-den, en uit hetzelve zig eerft tiegomen van inalkanderen te verfpreiden,* gely;, hyFig. 36.nbsp;voorbeeld, de StraalenC/, C^, geeniree-king leeden, toen ze uit de Lugt in he Water overgingen. Want dewyl in zullen geval de Straalen alle Loodregt valler, waarnbsp;’t ook zy op de Holronde Oppervlakte, evennbsp;als de halve Middellynen Cb, Ce, zyn zenbsp;de Loodiynen zelve, en gaan zonaer Breeking te lyden regtftreeks door. Maar, alsnbsp;zy hun Wyderpunt nader by de Holrondenbsp;Oppervlakte hebben of verder, dan derzel-ver Middelpunt C, gelyk k b, en Ib, worden
-ocr page 572-478
Gebroken Licht,
XVI. den ze, in ’c Water komende, onverroyde-^ lyk om hun fchuinfen Inval gebroken, en
A F» nbsp;nbsp;nbsp;j T
deel. in beide gevallen naar de Loodlyn bf loe: waar uit dan ontftaac, dat in’c eerfte gevalnbsp;ie Gebroken Straalen minder Wyderen dannbsp;Invallende; en dat zy in het tweede ge-V1 (terker Wyderen, dan ze voor hun Bree*nbsp;kiig deeden.
Gevolgen.
Glazen ^ Natuur levert ons niet veele voorbeel-van ^en ut van Lichtftraalen, die by hun over-terilok garguit een Yler Middelftof in een Di?' rond, of ter, tiflchvn een of twee Holronde Opper*nbsp;deeenequot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bcflooten, gebroken worden. Dd
zyde. Opper’lakte van ’t Water en van alle andere doorfchynbaare Vogten is genoegzaam al'nbsp;toos Rejtlynfch en Plat; en fchoon zy idnbsp;Bakken, of ander dergelyk Vaatwerk ftaan,nbsp;wier BoJeras Verhevenrond binnenwaart?nbsp;loopen, is’er egter geen hope, dat men z®nbsp;eenige Uhwerkfels van dien aart, als daar
{00*
-ocr page 573-47?
Doorzictkunde.
toonen; of die Bodems moeften zelve ten XVI. minften zeer dun zyn enDoorfchynend,om^nbsp;de Lichtflraalen, die van den anderen kancoESL.nbsp;kwamen, doorgang te geeven. Maar denbsp;Kontl verfchafc onsLighaamen, wier üoor-fchynbaarheid, en gedaante byzonderlyk ge-fchiktisom het Licht zig te'doen verfprei-den, en die ook met dat oogmerk uitgedagcnbsp;zyn, orn de natuurlyke Streeklynen vannbsp;deszelfs Straalen, en hun onderling beloop,nbsp;in zommige Gevallen te veranderen. Vannbsp;dien aart zyn de Glazen, die aan de eenenbsp;zyde Hol en aan de andere Plat zyn, ofnbsp;wier beide Oppervlakten van weerkantennbsp;Holrond zyn.
Deeze zoorten van Glazen hebben drieDerzel-aanmerkelyke Uitwerkfels, die hun der eigen zyn. Zy doen ons de Voorwerpen kleiner zien, dan ze inderdaad zyn ;nbsp;nader by, dan men ze met het bloote Oognbsp;zien zou , en minder Helder. Om de ver-klaaringen deezer Verfchynfels te gemakke-iyker uit onze voorgaande Proefneemingcnnbsp;*f te leiden, zullen wy onderliellen, dac
het
-ocr page 574-4^0
Gebroken Licht.
XVI. het beloop van de Holte de r Glazen volko-AF-’ nbsp;nbsp;nbsp;’sgt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ook genoegzaam
bebl. altoos in zulke Glazen plaats heeft; en dat die Holrondheid van weerkanten net eveneens en in alleopzigten de zelfde is. Mennbsp;ziet de Afbeelding van dergeijk zoort vannbsp;Plaat X.oen Glas in figuur 37. daar ’er een Schyfnbsp;37- van vertoond wordt, volgens het beloopnbsp;van de As der Rondheid afgefneeden.
Zy ver- Alles wat de Nadering van de Lichtftraa* kleinen |en, die van beide de uiteinden van eennbsp;werpen. Voorwerp tot ons Oog komen, minder doetnbsp;worden, vermindert ookonvermydelyk denbsp;Schynbaare grootte van dat Voorwerp; de-wyl men het daar door dan ziet ondereennbsp;kleiner Gezigthoek. Dit nu is het juift»nbsp;dat een Holrond Glas doet. Want volgensnbsp;den uitflag van de negende Proefneemiognbsp;worden de Scraalen als Ad, Be, van denbsp;beide uiteinden van’t Voorwerp AB afge*nbsp;PldatX. komende, dienatuurlykerwys inD zoudennbsp;37» zaraenloopen, door hun Breekingenby hunnbsp;invallen in ’t Glas minder Naderende, dannbsp;' zy te vooren waren. Indien het dan gs-
beurt.
-ocr page 575-481
DooRZ IGTKÜNDE.
beurt, dat die Gebroken Straalen volgens XVI. hun nieuw beloop hun Naderpunt hebben ®nbsp;juift in het Punt E, dat het Middelpunt Isdeei,^nbsp;van de Holrondheid der andere zyde G1H,nbsp;gaan zy wel uit het Glas in de Lugt over,nbsp;zonder een tweede Breekingte lyden: maarnbsp;de fchynbaare grootte van ’t Voorwerp isnbsp;egter altyd kleiner. Men ziet het nu onder den Gezigthoek a¥ b, in plaats datnbsp;men ’t zonder het Glas gezien zou hebbennbsp;onder den Hoek A F B, die merkelyk groo-ter is.
Indien de by ’t inkomen van ’c Glas’tZy’er Gebroken Straalen df, eg door dienbsp;king 'zulk een beloop kreegen, dat hunBreekin-Naderpunt, daar ze zig zoudennbsp;gen, verder voorwaarts en van het Glas afnbsp;viel dan het Punt F, zou’er de Gezigthoek, daar men uit dat Naderpunt betnbsp;Voorwerp onder zag, nog kleiner door worden. Want dan zouden die Straalen, alsnbsp;2y uit het Glas weer in de Lugt overgin- -gen, nog een tweede Breaking lyden, dienbsp;ken, door ze van de Loodlynen pp, 5 ? t®
482 Gebroken Licht.
XVI. Verwyderen, nog minder Naderende zou ïquot; ? doen worden, dan ze waren eer ze uitbet
2. AF-»
DEEL. Glas kwamen.
Eindelyk kan het ook gebeuren, dat de eerfte Broeking, by ’c inkomen in ’t Glas
Doen de Voorwerpen
nader by gefchied , de Straalen df, eg, nog zoo zien. groot een trap van Nadering overlaat, datnbsp;ze binnen het Punt F, en nader dan 't zelve by’t Glas, zouden zamenloopen. Ditnbsp;veroirzaakt hun een tweede Ereeking, dienbsp;op een regtftrydige wys gefchiedc van htnnbsp;eerlte. Maar, dewyl de Gebroken Straalennbsp;df,eg, nooit met die zelfde fchuinsheid opnbsp;de Oppervlakte van de Lugt GHI vallennbsp;kunnen, waar mede de Straalen Ad, Be,nbsp;op de Oppervlakte CKE van het Glas zouden moeten vallen, om de eerftgenoeradenbsp;dien vereifchten trap van Nadering tedoennbsp;behouden; is de tweede Breeking onvermy-delyk altoos zwakker dandeeerUe, enby-ge\/olg niet in (laat omdezelve te vergoeden.
De Holronde Glazen verminderen ook denfchynbaaren Afftand van ’t Voorwerp,nbsp;eh doen ons hetzelve nader zien. Want
de
-ocr page 577-483
DoORZIOTKUNDtt.
de Wyderende Straalen der Lichtkegels, die XVI. van ieder zigtbaar Stip van ’t Voorwerp af-^ ^nbsp;komen, fpreiden zig, terwyl ze dooroEEL.nbsp;het Glas heenloopen, verder van malkan-deren en worden fterker Wyderende, gelyknbsp;wybyde Tiende Proefneeming gezien heb-P/aat X.nbsp;ben, en in derzelver Derde Geval aan-^*^*nbsp;merkten. Hier uit ontftaac derhalven, dacnbsp;men het Lichtend Punt A in a ziet, en ’cnbsp;zig als zoo veel nader bygeplaatft vertoont.
’t Is waar, ’t zou volgens de twee eerfte*f2ydic Gevallen van die zelfde Tiende Profnee-Voor-ming gebeuren kunnen, dat de Wyderendenbsp;Straalen, die van dén en ’t zelfde Punt af delpuntnbsp;komen, indien dat Punt op zekere Afdan-jenbsp;den van een Holronde en Straalbreekendefdpd-Opperviakte, als Water, Glas, of iets dcr-^^^^’nbsp;gelyks geplaatft is, den zelfden trap vannbsp;VVydering in de Digter Middeülof bleevennbsp;behouden ; of wel, dat ze zelfs veel eernbsp;iets van hun Wydering verlooren, dan’ernbsp;meer van kreegen. Maar deeze twee Gevallen hebben nooit plaats, wanneer hetnbsp;Licht door de ganfche dikte van een Glas,
H h ^ nbsp;nbsp;nbsp;wiens
484 Cebroken Licht,
XVI. wiens beide Oppervlakten Holrond zyn «
T TT ^ nbsp;nbsp;nbsp;*
^ heen Straalt, om van daar zyn Beweeging DEEL. verder in de Lugc te vervolgen. Wantnbsp;als het Straalpunt in het Middelpunt zelfnbsp;van een der twee Holronde Oppervlaktennbsp;als CD, by.voorbeeld, gephatftis, en denbsp;Plaat x.Straalen Ab, Ac, derhalven, alsLoodregc,nbsp;Fig. 39- zonder BreekingRegtlynstotaan de anderenbsp;Oppervlakte GH doorloopen, vallen zynbsp;daar fchuins op de Oppervlakte van deLugt,nbsp;en doet de Breeking, diezebygevolg nood-zaakelyk ondergaan moeten, hen zig van denbsp;Loodlynen Fp, F q, verwyderen. Hiernbsp;door neeraen ze dan een Beloop aan, als ofnbsp;ze kwamen uit het Punt a, ’t welk merke*nbsp;lyk nader by is dan het Punt A, waaruitnbsp;ze met ’er daad zyn voortgekomen.
’t Zy ze ‘erbinnen en
zyn
Indien die Wyderende Straalen uit een Punt affchieten, ’t welk nader by het GlaSnbsp;enquot;naderisgt; ^3° het Middelpunt van deszelfs Hol*nbsp;by’t Glasjondheid A; en zy derhalven, volgens den
uitflag van het tweede Geval, hun Wyde-ring, als zy in ’t Glas komen, voor een gedeelte verliezen, vallen zy met zoo groot
een
-ocr page 579-DoORZIOTKUNOe.
een fchuinsheid op de andere Oppervlakte, XVI. dat die tweede Breeking, die ze daar on-^nbsp;dergaan, hun een meerder tnaate van Wy- Deel.nbsp;dering weder geeft, dan de eer fle hen hadnbsp;doen verliezen. Ligtelyk zal men dit uitnbsp;het enkel inzien van figuur 40 begrypeo paat X.nbsp;kunnen, daar de Stra.den de, fg, uit het ƒ *
Punt tuflchen k, eu het Middelpunt der Holrondbeid A voorrgekomen, door hunnbsp;tweede Breeking by d, en ƒ z'g dermaatenbsp;van de Loodlynen Fd,Ff, verwyderen,nbsp;dat zy nu uit het Punt k fchynen te komen, ’t welk nader by het Glas is, dannbsp;’c Punt tuflchen ^ en A, waar uit zenbsp;eigenlyk oirfpronkelyk waren.
Een Glas, dat aan de eene zyde Holrond, Een Glas en aan de andere zyde Plat is, geeft ookg^g^y.nbsp;dezelfde Uitwerkfels, en doet ons de Voor-deHol,nbsp;werpen zien op dezelfde wys, als een datg^jg*^®nbsp;Hol is van weerkanten. Het ganfcbe on-Piat, ver-derfcheid beftaat maar in wat meer en waty^g”^nbsp;tnin. Want zo de Naderende Straalen, die werpen,nbsp;vande wederzydfche uiteinden van’t Voorwerp afkomen, als bd,bd, na hun eerftenbsp;Hh 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Bree-
48lt;5 Gebroken Licht.
XVI. Breeking op de Holronde zyde van’t Gla* L ® nog Naderendebly ven, gelykiie,ie, wor-BEËL. denzy, terwyl ze fchuins door de Plattenbsp;Flaat. X.Qppgj^jaj-te GH in de Lugc vallen, voornbsp;de tweede maal opeenregtftrydige wysalsnbsp;de voorige, gebroken. Maar deeze tweede Breeking is zwakker dan de eerde ; omnbsp;dat de Val van de op de Platte Oppervlakte G H zoo fchuins niet is , als die vannbsp;den Straal b d op de Holronde Oppervlaktenbsp;CE. Hier door blyven dan bygevolg denbsp;uitkomende Straalen ef, e/, akyd mindernbsp;fterk naar de As A F Naderen, dan zy dee-den, voor dat zy het Glasontmoetten. Mennbsp;ziet derhalven door deeze zoort van Glazen ook een Voorwerp kleiner, dan inecnbsp;het bloote Oog, dewyl men ’t ziet ondernbsp;een kleiner Gezigthoek, als efe.
Doet ze
Nader
zien.
Wat de Wyderende Straalen, die uit ieder afzonderlyk Stip van een Voorwerp af-fchieten, aangaat, fchoon zy hun Wyder-punt, daar ze zig uit beginnen te verfprei-den, in het Middelpunt zelf van de Holrondheid hadden, en bygevolg zonder Bree-
4S7
king Regtlyns tot aan de Platte Oppervlak-te G H doorliepen, gelyk A c, zouden zy 2. af-*
egter, dewyl zy fchuins op die Oppervlak-te vallen, daar noodwendig Breeking ondergaan moeten; en die Breeking, gelyk men uit de Figuur zelve ligtelyk ziet, zou hunnbsp;Wydering doen toeneemen. Het Voorwerpnbsp;zal ’er zig derbalven ook, als ware hetna-der by, door vertoonen.
Deeze Uiiwerkfels nu b'yven volkomen gt;t2y men
de zelfde, ’t zy men de Platte Zyde van ’t’t^ias Glas, ofwel zyn Holronde Zyde tegen hetnbsp;Licht houde. Als de Straal van het PuntPlattenbsp;F afkomt, wordthy tweemaalengebroken,nbsp;eeril, naamelyk, in h, en daarna in g‘, en de.nbsp;wyktdaar door tot op een Aflland ais A /nbsp;van de As AF af. Indien hy uit het Puntnbsp;A voortflraalt, ondergaat hy niet meer dannbsp;eene Breeking, naamelyk, in c dog deezenbsp;is om de groote Schuinsheid der Invallingnbsp;fterk genoeg om hem n«ar i te doen loo-pen. Dewy! F/ van dezelfde langteis alsnbsp;A/, en de Straal derbalven in beide Gevallen zig even ver van de As A F verwy.
derc,
483
xvr.
I^E S. «T Af.
OECl,,
Door
Holronde Gla-2en ziet men denbsp;Voorwerpennbsp;mindernbsp;Helder.
Gebroken Licht.
dert^ ziet men dat deeze laatlle Breeking alleen detweeeerftgenoerade evenaart; ennbsp;deeze vergoeding, waar door de uitkotn-ften wederzyds malkanderen gelykblyven,nbsp;ontmoet men ook altoos in alle andere Ge.nbsp;vallen; ’t zy ’er van beide kanten twee Bree-kingen plaats hebben.
De Klaarheid, eindelyk en Helderheid van ’t Voorwerp, begrypt men ligtelyk datnbsp;door de Holronde' Glazen een weinig verminderd moet worden. Want dewyl zynbsp;het Litpht zig meer van een verfpreiden, ennbsp;deszelfs Wyderende Scraalen fterkerWyde-ren doen, zyn zy oirzaak, dat ’er zoo veelnbsp;Lichts niet op den Oogappel valt, als ’ernbsp;zonder hun tulTchenkomfl: op zou gevallennbsp;zyn.
Einde van beiV'^fde DeelSy Eerjle Stuk,
-ocr page 583- -ocr page 584- -ocr page 585- -ocr page 586- -ocr page 587- -ocr page 588- -ocr page 589- -ocr page 590- -ocr page 591- -ocr page 592- -ocr page 593- -ocr page 594- -ocr page 595- -ocr page 596- -ocr page 597- -ocr page 598- -ocr page 599- -ocr page 600- -ocr page 601- -ocr page 602- -ocr page 603-J
I-
V . â–
â– â– - -
: ij-