(DKIE VOOKLEZmO-EJSr.)
III.
l� onze vorige bijeenkomst schetste ik u enkele ''��ekken uit het leven van den halleschen zendelingnbsp;��U'vaktz , om te doen uitkomen, hoe eene eenige persoonlijkheid hare eigene methode heeft en de mogelijkheidnbsp;��loet geboren worden, dat de zendeling ook op het woelige
te
oneel van het openbare leven een nuttig werktuig
^orde in Gods hand; en het bleek u, al trachtte ik
�Jit
niet opzettelpk te ontwikkelen, dat het volstrekt
Sfien vereischte van de zending is, dat zij zich afzon-
en zich onttrekke aan het dagelpksch bedrijf. Hoe �Ie
maatschappij zulk een leven op prijs weet te stellen, ��k ons uit het prachtig gedenkteeken voor dezen
^^^�gelie-dienaar door de engelsche compagnie opgerigt.
mij hier in het voorbijgaan opmerken, dat zijn�
1
�naamgenoot, onzen zendeling johan oottlieb scinvAEz eene min kostbare, doch niet te min op prijs gesteldenbsp;eer te beurt viel, toen Z. M. hem tot Broeder van dennbsp;Nederlandschen leeuw benoemde. Het zou af te keurennbsp;zijn in den zendeling, als hij naar zulke onderscheidingen streefde; maar even verkeerd is het van denbsp;zendingvrienden, wanneer zij hunne zaak boven denbsp;goedkeuring van eenen vorst en zijne raadslieden verheven achten. Het is iets anders, des noods zich tenbsp;kunnen plaatsen boven het oordeel der wereld, ietsnbsp;anders dat oordeel opzettelijk te tarten.
Meer uitvoerig stond ik stil bij de methode der Broedergemeente, die ik trachtte u te doen kennen alsnbsp;een goed sluitend geheel en daarom volkomen beantwoordende aan het begrip van methode; doch die onsnbsp;tevens bleek zoo innig te zamen geweven met hetnbsp;geheele karakter van de Hernhutters, dat zij voornbsp;andere genootschappen niet in praktijk te brengen ia.nbsp;Ik toonde daarbij aan, dat men haar elders had trachten na te volgen in onderdeelen, die het minst voornbsp;navolging vatbaar zijn, omdat zij alleen dan waardenbsp;hebben, als zij uit denzelfden wortel zijn opgeschoten;nbsp;terwijl men naliet in praktijk te brengen, wat heternbsp;dan iets anders daarvoor geschikt was als, b. v. in denbsp;zending; handenarbeid, industrie, inspectie, repatri�ren,nbsp;en in het vaderland het ter harte nemen van de opvoeding der kinderen.
Door een voorbeeld uit de zending van de Schot-sche kerk zocht ik aan te toonen, hoezeer een schijnbaar verschillend uitgangspunt in der daad tot gelpke
-ocr page 3-*6sultat8n leidt; hoe verkeerd het is eene methode te ^eroordeelen, omdat de aanvang niet strookt met onzenbsp;'��zigten. Ons bleek, dat de voortreffelijke Dr. alexan-**^6 nuFF door zijne engelsche scholen en zuiver weten-�chappelijke leerstof niet weinig bijdroeg tot denbsp;belangrijke wijzigingen, in het maatschappelijk ennbsp;godsdienstig leven der Hindoes ontstaan. Ik kon daarbijnbsp;**iet nalaten te doen opmerken, hoe de vrije bewegingnbsp;zending op het vaste land van Indi�, hare con-onrrentie met instellingen van den staat en van parti-oulieren tot hare kracht en haren bloei bijdragen.nbsp;Eindelijk herinnerde ik u, hoe ook de medische zen-medewerkt aan de komst van chiustus koningrijknbsp;op aarde, en om n te doen gevoelen, wat ik in dennbsp;�*edischen zendeling wenschelijk acht, schetste ik u hetnbsp;^oven van den kortelings overleden zendeling iiendeeson.
stellen
�emakkelijker is het mij, het bijgebragte met een O'^'Otal voorbeelden te vermeerderen, dan de juiste gren-te vinden , waar binnen ik mijne stof moet beperken,nbsp;^�et zuiden van Afrika levert ons ter beschouwingnbsp;0�igt;� moffat, nog altijd op gevorderden leeftijd werk-onder stammen, die tot het laagste peil vannbsp;^O�dierlijking gedaald zijn, die zich aanvankelijk aannbsp;*0'�hter zeden gewend hebben, en die, gelijk ik innbsp;^op�e vorige lezing aanstipte, prijs stellen op lezen.
'gelijk lezen! En dat bij menschen, die vroeger om j*quot;� beschutting voor den nacht te hehhen, een gatnbsp;grond groeven, waarin man, vrouw eu een paarnbsp;quot;deren op een� hoop zaamgedrongen, een verblijf
1*
op lezen, al is het dan ook maar werk-
-ocr page 4-vonden; die ivanneei' zij overvloed hadden, onbegrij-iselijk groote massa�s dierlik voedsel verslonden, om daarna dagen achtereen te gaan slapen; die aan denbsp;walgelijkste onreinheid overgegeven, alleen nog daarinnbsp;betoonden boven het dier te staan, dat zij zeer gebrekkige kleederen , tamelijk voldoende wapenen wistennbsp;te vervaardigen, en eene taal bezaten.
Maar ik zou u dan vooraf moffat moeten doen kennen op zijne zwerftogten door de soms verschroeide landstreek, met het geweer in den arm, om zich tenbsp;verdedigen tegen leeuwen, hippopotamussen, bavianen,nbsp;of om zich voedsel te verschaffen; maar altijd jijverignbsp;in het opsporen van de eigenaardigheden van land ennbsp;volk, altijd er op uit, vrede te stichten tusschen denbsp;verschillende stammen, eindelijk geheel te huis in denbsp;taal en de zeden van een ras, dat hij door pzeren volharding een sport hooger voert op de maatschappelijkenbsp;ladder, dat zijn zwervend leven vaarwel zegt, en zichnbsp;woningen bouwt naast de zpue. Ik zou u dan moetennbsp;aantoonen, dat alleen het geloof van den christen, datnbsp;is de volkomen overgave van hart en kracht en levennbsp;aan den Heer tot zulk eene zelfopoffering in staatnbsp;stelt, zeker niet geringer dan die van een� xaveeics.
Afrika! wie kan dat werelddeel noemen, zonder te denken aan de onbezweken reizigers, die getracht hebben het nader te brengen aan de europesche beschaving?nbsp;Vergun mij u hier den edelen baker, geen zendeling,nbsp;en zijne onverschrokken gade uit den allerjongsten tijdnbsp;te herinneren, of zoo gjj zijne reis niet kent, u aan tenbsp;sporen daarmede kennis te maken. Maar ook wie
-ocr page 5-vergeet onder dat heldental, liyingstone, den schoonzoon van MOFFAT? Laat mij even dien man stilstaan.
Livingstone had niet, gelijk hendeeson, de herinnering aan eeue vrome moeder tot steun op het eerste deelnbsp;van zijnen levensweg; zijne moeder was eene onvermoeidenbsp;huissloof, die al haren tijd noodig had, om zoo als wijnbsp;het uitdrukken �de boel bij elkhar te houden,� om rondnbsp;te komen, of zoo als de Schot eigenaardig zegt: �denbsp;twee einden te doen sluiten�; maar hij kon woekeren m�tnbsp;de nalatenschap zijns vaders : ligohaamskracht, een� gezonden, frisschen zin. Met verklaarbaren trots verhaaltnbsp;iiviNGSTONE dan ook in don aanvang van zijn voortreffelijk werk �zendingreizen in Zuid-Afrika� van een� zijnernbsp;voorouders het volgende. Toen deze op zijn sterfbednbsp;lag, liet bij zijne kinderen bij zich komen, en sprak:nbsp;�Ik heb met de meeste zorg al de overleveringen nagegaan , die ik maar vinden kon omtrent onze familie,nbsp;en ik heb niet kunnen ontdekken, dat onder onzenbsp;voorvaders ooit een oneerlijk man bestaan heeft: alsnbsp;dus een van u of een van uwe kinderen op oneerlijkenbsp;Wegen geraakt, dan zal het niet zijn omdat het innbsp;Ons bloed zit; dan is dat niet het uwe. Ik laat unbsp;deze les na: weest eerlijk.� Mijns inziens ligt in zulknbsp;oene anecdote een schat van leering voor zendingvrien-den. Zoekt uwe zendelingen niet uitsluitend ondernbsp;hen, die door hunne, opleiding reeds vroeg geleid zijnnbsp;op den weg des Heeren.. Een goede aanleg, eene voortreffelijke opleiding zijn onwaardeerbare voorregten.nbsp;lUaar om in waarheid christen te heeten, behoort mennbsp;de wijding van Gods Geest te hebben. �n aanleg �n
-ocr page 6-opvoeding �n de H. Geest, �t ssijn allen gaven Gods, die w�er met elkander in 't naauwste verband staan; zgnbsp;vormen een� schakel, waaruit geen schalm gemist kannbsp;worden, om den hoogsten trap van menschenwaarde hiernbsp;op aarde te bereiken. Maar gelijk niet ieder, die zegtnbsp;Heere! Heere! een discipel van jezus is, gelijk de zoon,nbsp;die tot den vader zegt �ik ga niet� en toch gaat, staatnbsp;boven den anderen, die zegt, �ik ga� en het niet doet;nbsp;zoo ook is de ware zendeling niet te kennen uit dennbsp;vorm, waarin hg zijne gedachten giet. Geen woorden,nbsp;maar daden moeten ons leiden in de keus onzer zendelingen, die wat overigens ook van henge�ischt wordt,nbsp;niet de eigenschappen van het was, maar veeleer die vannbsp;den diamant moeten openbaren.
Op zijn tiende jaar werd hvingstone naar de katoen-fabriek gezonden, om iets te helpen bgdragen tot het dagelijbseh onderhoud van het huisgezin. Het deel, datnbsp;zjjne moeder hem liet, besteedde hij al zeer spoedig totnbsp;het aankoopen van eene latijnsche spraakkunst, en toennbsp;ging hij naar de avondschool, om daar da taal van hetnbsp;oude Latium aan te leeren. Men weet, dat dit nognbsp;altijd in Engeland, maar vooral in Schotland de eerstenbsp;schrede is op den weg van het voortgezet onderwjjs.nbsp;Zeer prijst livikgstone het degelijk onderwijs van dennbsp;eenvoudigen dorpsschQ,olmeester; en hij voegt er bij, datnbsp;onder zijne medescholieren velen op later� leeftijd totnbsp;een hooger standpunt in de maatschappg dan het zgnenbsp;geraakt zijn. Toch duurde dit onderwgs slechts vannbsp;�s avonds 8�10 ure. Dan zat de jongen echter doorgaans nog op tot 12, tenzg zgne moeder hem de boeken
-ocr page 7-uit de hand rukte, en hem herinnerde, dat het tijd van slaxsen was , om den volgenden morgen we�r om zesnbsp;Uur op de fabriek te kunnen zijn. Wat was het geheimnbsp;van den schotschen schoolmeester? Och, Toehoorders, denbsp;taan bezat geen geheim; hij leerde zijne jongens maarnbsp;lezen, maar niet in boekjes als wij er in onze dagen zoonbsp;vele kennen: hij las met hen viegilius en hoeatius,nbsp;en daardoor verkreeg livingstone kracht en smaak totnbsp;het doorworstelen van vele andere werken over geschiedenis, land- en volkenkunde, staathuishoudkunde, godsdienst. Daardoor verwierf hij den lust en de kracht,nbsp;om op zijne niet al te veelvuldige wandelingen botanische studi�n te maken; daardoor duizelde hij niet, wanneer hij een boek op eene der spin-jennies legde, omnbsp;onder het geraas der werktuigen van tyd tot tijd een zin�nbsp;te lezen, en onder zoo geheel werktuigelijken arbeidnbsp;zijn� geest te verrijken.
Maar livingstoke was niet enkel een krachtig en Schrander jongeling; hij leerde ook chbist�s lief hebben. Zelf zegt hij: igt;In den gloed der liefde, die hetnbsp;Christendom inboezemt, besloot ik weldra mijn leven tenbsp;wpden aan de verzachting van menschelijke ellende. Doornbsp;nadenken over den weg, dien ik daartoe te bewandelennbsp;had, kwam ik tot de overtuiging, dat ik mij op de geneeskunde moest toeleggen; terwijl ik dan later als zendeling naar China wilde gaan. Nu was ook het voornemennbsp;opgevat, om de studie der botanie (plantenkunde) krachtignbsp;door te zetten; en zoo moest hij dikw^erf over allerleinbsp;gronden groote voetreizen maken, die ongezocht strekten.nbsp;Om hem tot den onvermoeiden reiziger te vormen, waar-
-ocr page 8-8
voor hg bekend is, maar die hem ook aanleiding gaven tot de beoefening der geologie (aardkunde).
En laat mij hier al weder eene van die karakteristieke anecdoten invlechten, die livingstone zelf ons verhaalt.nbsp;Op een van die voetreizen, waarop een paar zijner broeders, ook wakkere jongens, hem vergezelden, �kwamennbsp;wg,� zoo luidt het verhaal, �in eene kalksteengroeve;nbsp;het was lang voor dat de geologie eene zoo populairenbsp;wetenschap was geworden als tegenwoordig. Het is nietnbsp;mogelgk te beschrijven, met hoeveel vermaak en verbazing ik de schelpen begon in te zamelen, waarvan hetnbsp;in deze lagen wemelde. Een mijnwerker, die dien ijvernbsp;van een� kleinen jongen zag, beschouwde mij met datnbsp;medelijdende oog, dat de goedhartige aanneemt, wanneernbsp;hij een� waanzinnige ontmoet. Toen ik hem vroeg : hoenbsp;zijn toch die schelpen tussoheu deze rotsen ingekomen,nbsp;zette hij mg eenvoudig neder met het antwoord: � � Toennbsp;God de rotsen geschapen heeft, heeft Hij er ook de schelpen ingelegd.� � Wat een moeite hadden de geologennbsp;zich kunnen besparen, als zij de turksche philosophie vannbsp;dezen Schot hadden omhelsd!� Zietdaar de eigen woorden van LIVINGSTONE. En zoo iemand aan de vroomheid,nbsp;ik zou durven zeggen de regtzinnigheid, maar dan tochnbsp;altijd de gezonde regtzinnigheid van dezen zendelingnbsp;mogt twgfelen, hij geve zich dan de moeite hem ie volgen op zijne reizen. De beoefening der natuurwetenschappen behoeft het geloof niet te ondermijnen. Denbsp;studie van den Bijbel, ons openharingshoek, behoeftnbsp;niet onverschillig te maken voor de studie der natuur,nbsp;niet blind voor de lessen, die God in zijne schepping
-ocr page 9-Voor ons heeft -weggelegtl. Even hekrompen is de man, die van de hoogte zijner wetenschap laag nederziet opnbsp;den Bijbel, als hij die niet anders dan minachting heeftnbsp;voor de vruchten van den noesten arbeid der natuurkundigen.
Even als liENDEKSON wist LIVINGSTONE eindelijk zooveel geld te besparen, dat hij de collegies in de medicijnennbsp;en het Grieksch, zoowel als do lessen over do godgeleerdheid, aan de academie te Glasgow, gedurende denbsp;wintermaanden kon gaan waarnemen, om altijd we�r desnbsp;zomers zijn� kost te gaan verdienen in eene katoenspinnerij. Eindelijk had hij zijne medische studi�n volbragt,nbsp;schreef zijne latijnsche stellingen, legde zijn examen af, ennbsp;werd gepromoveerd tot wat men in Schotland noemt licentiaat der faculteit van genees- en heelkunde. Door dennbsp;oorlog verhinderd naar China te gaan, verbond hij zichnbsp;aan het Londensche genootschap, dat hem in 1840 naarnbsp;Afrika zond. Den arbeid van anderen voort te zetten,nbsp;streed tegen zijn neigingen; hij bereidde zich voor totnbsp;het opzoeken van een� nieuwen werkkring door het beoefenen van handwerken en het houwen van woningen,nbsp;even als door het geven van schoolonderwps. � En�, zegtnbsp;hij, �daardoor was ik aan den avond van eiken dagnbsp;meer vermoeid, dan toen ik op de katoenfabriek werkte,nbsp;zoodat aan studie niet te denken viel.� Hielden denbsp;Bechuanen hem voor ongeschikt, om groote togten tenbsp;doen, zijn hooglandsch bloed kwam er tegen op, zichnbsp;daarin door hen de loef te laten afsteken. En hij overtrof hen weldra ook hierin. Men staat verbaasd over denbsp;geestkracht en de volharding van dezen man. Zpne
-ocr page 10-10
reizen zullen te allen tijde het bewijs kunnen leveren, Iioe de mensch het schijnbaar onmogelijke vermag. Alsnbsp;men hem daar ziet te midden van de meest onbeschaafdenbsp;volken, altijd, overal de meester, ook in het bestrijdennbsp;van allerlei wild gedierte, in het doorstaan van de grootstenbsp;�vermoeijenissen, in het tarten van gevaren, in het verduren van ongemakken, ja zelfs van krachtondermijnendenbsp;koortsen, altijd waarnemende, altijd onderzoekende, dannbsp;vraagt men onwillekeurig: wat mag toch wel het motief,nbsp;de beweegreden voor zulk eene levenswijding geweestnbsp;zijn ? Livinqstonb geeft ons , bijna in weerwil van zioh-zelven, de opheldering, ergens midden in zijn boek.
Over een gedeelte van het binnenland sprekende, als eene streek zeer geschikt voor de zending, ook wegensnbsp;het klimaat, zegt hij: �Het is waar, dat ik veel tenbsp;Igden had van koorts, maar mijne ervaring kan hiernbsp;niet wel tot maatstaf dienen. Genoodzaakt om maandennbsp;achtereen op den voohtigen grond te slapen, blootgesteldnbsp;aan stortbujjen, twee of driemaal daags met nattenbsp;voeten, van inlandschen kost levende (met uitzonderingnbsp;van koffij zonder suiker, gedurende mijne reis naar hetnbsp;noorden en de laatste helft van mijne reis huiswaarts) ennbsp;wel van manioc-wortels en meel, die zooveel onopgelostnbsp;zetmeel bevatten, dat de oogen er van worden aangedaan,nbsp;voorts dagelijks, gedurende verscheidene uren, in hetrek-kelijke werkeloosheid blootgesteld aan de stralen van denbsp;zon, wanneer de thermometer in de schaduw op 96�nbsp;stond, was hier voor mij zoo veel vereenigd, datnbsp;nadeelig op de gezondheid moet werken, dat welnbsp;geen zendeling, die zich hier mogt vestigen, zoo veel
-ocr page 11-11
nadeelige invloeden tegelijk zal hebben te weerstaan.� En dan laat bij onmiddelijk daarop volgen:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;�Ik ver
meld deze ontberingen niet, als of ik die als opoffering beschouwde, want mij dunkt, dat dit woord nooit gebruikt moet worden van iets, dat wij kunnen doennbsp;voor Hem, die uit den hemel kwam en voor ons stierf;nbsp;maar ik meen, dat bet noodig is, die op te teekenen,nbsp;opdat men later geen ongunstig denkbeeld koestere tennbsp;gevolge van mijne ervaring ten aanzien van hetgeennbsp;anderen zouden kunnen ondervinden, die minder warennbsp;blootgesteld aan de afwisseling van het weder en aannbsp;den invloed van ongewoon voedsel.�
Onder de bedenkingen, die ik heb moeten hooren tegen het opleiden van geneeskundigen behoorde ooknbsp;deze, dat de studi�n van den geneeskundige zoo ligtnbsp;den geest uitsluitend op bet stoffel^ke rigten, en z��nbsp;den welligt gesohikten jongeling voor het zendingwerknbsp;verloren doen gaan. Voorts dat de voordeelen met denbsp;geneeskundige practijk in Indi� te behalen, de verzoekingnbsp;medebrengen, om zich aan de zending te onttrekken, ennbsp;zich als gewoon geneesheer te vestigen. Ik zeg niet, datnbsp;de bezwaren van grond ontbloot zijn. Maar zou Nederland dan ongeschikt zijn om hendesson�s en livingsionb�snbsp;voort te brengen ? Eerst wanneer de ervaring het mijnbsp;geleerd zal hebben, zal ik wagen het uit te spreken;nbsp;eerst wanneer de gelegenheid vruchteloos opengesteldnbsp;is, zal ik zeggen: zulk soort van mannen levert Nederlandnbsp;niet op. Ik ken geneeskundigen, die eene ziel hebben,nbsp;geheel geschikt voor de zending. En had het Neder-
12
landsche zendelinggenootschap niet in vroegere jaren een zoo afgezonderd standpunt ingenomen, dat wg alsnbsp;jongelingen, die waarlijk niet onverschillig waren voornbsp;de godsdienst, niet eens kennis droegen van het bestaannbsp;van een genootschap, dat in onze geboorteplaats zijn*nbsp;hoofdzetel had, ik geloof dat uit den kring, waarin iknbsp;mij als aankomend jongeling bewoog, mannen zoudennbsp;voortgekomen zijn, zoo als ik ze nu aan �t v/erk zounbsp;�willen zien.
Ik ken de eigenaardige gevaren voor den jongeling verbonden aan de studie der exacte en ervaringswetenschappen , onder welke de geneeskunde meer en meernbsp;eene plaats gaat innemen. Maar ik weet ook, dat alleemnbsp;hij een sterke held is, die gehard is door den strijd.nbsp;En waarom houden wij ons op een� afstand, waar dienbsp;strijd door edele jongelingen gestreden moet worden?nbsp;Waarom worden niet alle krachten ingespannen om hennbsp;toe te rusten met de wapenrusting Gods? Moet hetnbsp;strijd kosten om hen te bereiken, wel nu, die, strijd isnbsp;wel wat waard; door klagen wordt in onzen tijd niemand, wordt niets gewonnen. Waarlijk het staat onsnbsp;niet mooi, laag pe�r te zien op de eigenaardigheden,nbsp;die het karakter erlangt door de zelfopoffering, dienbsp;de ware geneesheer zich moet getroosten. Maar datnbsp;doet gij niet, die vrees koestert voor de toekomst vannbsp;den zendeling, integendeel, gij roemt de liefderijkenbsp;behandeling van menigen geneesheer; maar nwe liefdenbsp;voor den jongeling, dien gij tot zendeling wilt vormen is te week; gij wilt hem afsluiten van de ver-aoeking, die onze tgd zoo ruimschoots oplevert; gij zgt
-ocr page 13-13
beducht uwen kweelieling bloot te stellen aan de blagen , die hij in den stryd des levens kan beloopen.nbsp;Anders deed Jezus, toen hy voor zijne discipelen totnbsp;^en Vader sprak: �Ik bid niet, dat gp hen uit denbsp;Wereld wegneemt, maar dat gij hen bewaart van dennbsp;tooze.�
Houd mij de vrijmoedigheid ten goede, waarmede ik deze woorden tot u spreek. En ook wanneer ik u de vraagnbsp;Voorleg; zijn de gevaren aan de studie der godgeleerdheid verbonden niet even groot? Heb ik ze niet gekendnbsp;de jongelingen, die meenden met hun leerstelsel de wereld te zullen overwinnen ? Heb ik niet voor mijnen geestnbsp;de mannen, die zich in ijdele bespiegelingen verlorennbsp;hebben, en wier einde droevig geweest is? Ook ondernbsp;de godgeleerden zijn edele mannen. Geen stand kan wel-hgt een grooter aantal aauwijzen. Maar wee hun, wan-�eer de theologie hen van den weg doet afdwalen, weenbsp;hun, wanneer zij op den zandgrond der ijdelheid ennbsp;Van den eigenwaan gaan bouwen. De val van zoodanignbsp;huis zal groot zijn.
En zou ik hier den onderwijzer voorbijgaan? Zou ik Vergeten de gevaren , die verbonden zijn aan het betredennbsp;Van eene loopbaan, die zoo ligt tot zelfverheffing totnbsp;halve wetenschap, tot betweterij leidt? Maar zou ik dannbsp;daarbij weder vergeten, hoe de .ware onderwijzer daarinnbsp;^ene eigenschap van den grooten Meester openbaart, datnbsp;hjj kinderen in zijne armen neemt, en dat hp vooral,nbsp;iiit den grond zijner ziel leert zeggen: derzulken is hetnbsp;honingrijk der hemelen? Wee den onderwijzer, die zijnenbsp;ziel aan de wetenschap of aan den mammon gaat ver-
-ocr page 14-14
koopen! Wee den leevaar, wee den geneesheer, die dit doet. De maatschappij heeft aan de zulken weinig. Ennbsp;de groote Meester zal van hen zeggen: j Zij hebben hunnbsp;loon weg!�
De ware zendeling kan nooit geneeskundige, of godgeleerde of onderwijzer blijven. Zijne roeping geeft hem een ander karakter. Maar zijne opleiding kan in naauw verbandnbsp;gebragt en gehouden worden met die van de genoemdenbsp;standen. Altijd blijft eene bijzondere opleiding voor dennbsp;zendeling noodig, �t zij hij die aan de academie, in eennbsp;zendelinghuis of in de school des levens ontvange. Innbsp;hooge mate behoeft hij de wijding des H. Geestes, maarnbsp;deze geeft noch eene academie, noch een zendelinghuis,nbsp;noch het dagelijksch bedrijf. Die wijding openbaart zichnbsp;ook niet in eene eigenaardige spraak, of in een ongewoon uiterlijk; zij is niet het eigendom van dezen ofnbsp;genen stand of van eene bepaalde klasse in de maatschappij. Zij doet zich voor het oog van ons menachennbsp;alleen kennen in de wel gegronde geestdrift, die zelfopoffering mogelijk maakt, om anderen gelukkig te helpennbsp;maken, in een� volkomen afkeer van alles wat niet opnbsp;God en het goddelijke gerigt is. Diep ongelukkig isnbsp;de zendeling, die in plaats van deze wijding, opgewondenheid , zucht tot standsverheflSng, en wat dies meer zijnbsp;openbaart. Ongelukkig is,hij, wanneer preeken of taalstudie of eene andere wetenschap de lust van zpn levennbsp;is geworden, al is het ook, dat hij niet te kort magnbsp;schieten, wanneer dit en zoo veel meer van hem gevorderd wordt, waar het er op aankomt zielen te winnennbsp;voor het koningrijk van zijnen Heer.
-ocr page 15-15
Er is nog een andere stand, die den jongeling ruimschoots gelegenheid geeft, om het Irarahter te vormen, dat voor den zendeling noodig is, al is het ook, datnbsp;die stand maar al te weinig aanleiding vindt of zoekt,nbsp;oia den geest met nuttige kundigheden te verrijken. Iknbsp;bedoel den handwerkersstand, uit welken zoo vele waardige zendelingen zijn voortgekomen, die ruimschootsnbsp;^ijn deel aan groote mannen geleverd heeft, maar die,nbsp;helaas! tot nog toe al te veel gebukt gaat onder de zorgen van het alledaagsche leven, om zijne leden eenenbsp;Semakkelijke gelegenheid te verschaffen tot eene vrjenbsp;Ontwikkeling van den geest.
hi
Laat ons nog een� blik slaan op een� enkelen van de-^cle zendelingen, uit dien stand voortgekomen. John quot;'ii.liams, de martelaar van Erromanga was in de-^are beteekenis van het woord een werkman-zendeling,nbsp;(^el te onderscheiden van een� zendeling-werkman). Evennbsp;een xavekius werd hij voor de zaak van chbistusnbsp;Scwonnen door het woord: �wat baat het een� mensch,nbsp;^6 geheele wereld te winnen, als hij zijne eigene zielnbsp;Verliest?� Maar wel verre van even als xaverius tenbsp;*ljn opgeleid aan de Hoogeschool, en zijn vermaak tenbsp;hebben gevonden in philosophische studi�n, was het wii-lust voor liet aanbeeld, aan de bankschroef, aannbsp;^0 draaibank te staan. Bestemd voor den ijzerhandel,nbsp;had de bewerking van metalen zooveel aantrekkelijksnbsp;^Oor hem gekregen, dat hij in betrekkeljjk korten tijdnbsp;Cfiu der beste werklieden van zijn� patroon werd, ofschoon
1) zich bpna alleen geoefend had in de uren, die hp
zijn winkelwerk kon uitkoopen. Maar naar mate
-ocr page 16-16
zijne hand meer geoefend werd ia het smidswerk, werd zijne ziel onverachilliger jegens de godsdienst. Lievernbsp;hragt hij zijne vrije zondagsnren met eenige vrolijkenbsp;kameraden op plaatsen van uitspanning of in de herbergnbsp;door, dan naar de kerk te gaan. En toch john wasnbsp;zoo�n goede jongen; hadden zijne zusters iets te doen,nbsp;dan was het altijd: daar zal john ons wel aan helpen,nbsp;en met het prettigste gezigt en met de meeste vaardigheid werden de zusters altijd geholpen. En zijne moeder,nbsp;die echter in hare jeugd ook niet veel van preeken gehouden had, was onvermoeid werkzaam geweest, om denbsp;zaden van godsvrucht in de harten van hare kinderennbsp;te strooijen, al was het ook al weder, dat vader hetnbsp;groote nut daarvan niet kon inzien. En het huisgezin,nbsp;waarin wiiliams als apprentice (handwerksleerling) wasnbsp;opgenomen, was ook opregt godsdienstig. Wat baat ooknbsp;al die vroomheid? Is zij niet juist geschikt, om bijnbsp;den jongeling afkeer van de godsdienst te verwekken?nbsp;Neen! en nogmaals: Neen! Het is ten eenenmale onmogelijk, dat de jongeling ooit, ten gevolge van (ienbsp;waarachtige vroomheid zijner moeder, van godsdienst een'nbsp;afkeer krijge, tenzij hij eene ziel hebbe, die hem innbsp;staat stelt, de hand te slaan aan haar, die hem hetnbsp;leven schonk. Maar waaraohtige vroomheid bestaat nietnbsp;in het houden van lange zedepreeken, in het opdringennbsp;van wat voor het kind onbegrijpelijk is, in het overladen van zijn geheugen met onverteerbaar zielevoedsel,nbsp;als wat dien naam draagt zulks nog is. De stille huiselijke kring waar de godsdienst aan den haard zit, en,nbsp;wat meer zegt, leeft in hart en wandel der ouders, is de
-ocr page 17-Schoonste planthof voor het kinderlijk gemoed. Maar al �'Teder die kring levert nog geenszins den waarborg voornbsp;'Je wedergeboorte van den jongeling of de jonge dochter.nbsp;*De wind blaast waarheen hij wil, en men hoort zijnnbsp;geluid, maar men weet niet van waar hij komt en waarnbsp;J'ij heen gaat. Alzoo is een iegolpk, die uit den Geestnbsp;geboren is.� Het kind leeft in het huisgezin, voor hetnbsp;huisgezin, op verantwoordelijkheid der ouders; de jongeling, de man moet leeren leven in de gemeenschap metnbsp;God, voor God, op eigen verantwoording.
De uitstekende williams, de lust van zijne zusters, �ie lieveling van allen met wie hij verkeerde, zou tenbsp;gronde zijn gegaan, als hij zich niet had laten aangrijpen door het woord: sgt;wat baat het den meusch ofnbsp;hij de gansche wereld gewinne , als hij zijne ziel
verliest?�
Maar nu eenmaal Gods Geest in hem de overwinning had behaald , verkreeg ook bij hem alles eene anderenbsp;gestalte. Het oude was bij hem nieuw geworden. Hetnbsp;bekende had voor hem eene andere gedaante gekregen,,nbsp;daarin verschilt de inensoh , die zijne jeugd in eenenbsp;gezonde atmosfeer heeft doorgebragt, van hem, die in een�nbsp;redelijk en stoffelpk verpesten dampkring de kostelijkenbsp;hinderjaren heeft gesleten. 'Waarlpk het is een onwaar-�Jeerbaar voorregt, eene opregt vrome en tevens helder-'icnkende, practische moeder gehad te hebben. Wienbsp;hiervan overtuigd is, zal de voorregten eener ehriste-lijke maatschappij niet gering achten. Wie den strijdnbsp;hent tegen de zonden, die in aderen en quot;gebeente zijnnbsp;'Joorgedrongen, zal niet verwachten, dat de wedergebo-
2
-ocr page 18-18
Tene uit de Heidenen liet zelfde karakter zal openbaren , als hij wiens wieg gestaan heeft in de huiskamer vannbsp;den christen.
Spoedig na zijne bekeering ontwaakte in wili.iams de begeerte om mede te werken tot het winnen der Heidenen voor het koningrijk Gods. Kort was zijne voorbereiding, want het Londensche zendelinggenootschap hadnbsp;behoefte aan arbeiders, en men meende toen ook, datnbsp;ieder vroom christen, als hp maar de noodige wakkerheidnbsp;openbaarde, geschikt was, om als zendeling het Evangelienbsp;te gaan verkondigen. En williams was werkelijk eennbsp;van die uitstekende geesten, die hun� eigen weg zelfnbsp;vinden; aan wie gidsen meer last dan nut aanhrengen.nbsp;Dit nam niet weg, dat hij het onderwijs van een paarnbsp;predikanten met groeten ijver en naauwgezetheid bijwoonde , dat hij veel las en,.....want hij bleef
immers werkman, elke gelegenheid aangreep om zich bekend te maken met de behandeling van allerlei gereedschappen. Hij vertrok weldra met een groot getalnbsp;zendelingen, voor de Zuidzee en voor Znid-afrika bestemd , en onder de laatsten behoorde de straks genoemde BOEEKT MOFFAT.
Ik behoef hier niet uit te weiden over de schoone uitkomsten van het werk dier zendelingen in de Zuidzee.nbsp;Maar het eigenaardige van dat werk moet ik toch nognbsp;in enkele trekken doen uitkomen.
Die talrijke eilandengroepen waren eerst sedert weinige jaren in aanraking gekomen met de europesche beschaving. Helaas! zij had er bijna niet anders dan bezoedelende voetstappen gezet! Wat hadden die inlanders
-ocr page 19-10
Van den Europeaan nog. anders geoogst daii kwalen en nieuwe zedelijke ellende?
Daar komen de zendelingen , niet om spoedig weer den betreden bodem te verlaten, maar om zich daar te ves-i'igen, om te leven o p denzell'den grond en v a n den-zelfden grond; niet om het goed der armen te zoekennbsp;of hun voordeel te doen met de geheel versohilllendenbsp;vraarde der dingen, maar om een nieuw leven te wekkennbsp;m hunne maatschappijen.
Zij beginnen zich woningen te bouwen. Maar wat Onmetelijke schatten vertonnen zich daardoor aan het oognbsp;der eenvoudigen, die vroeger aan zeelieden voor enkelenbsp;Spijkers een groot deel van hunnen oogst hadden afgestaan ! En dan de behandeling van die werktuigen, hetnbsp;Vervormen van klei, hout en ijzer tot het vervullen vannbsp;geheel onbekende behoeften! Bewondering deed dennbsp;Zuidzee-eilander verstommen, of bragt hem in eene aannbsp;�Waanzin grenzende vervoering.
Williams, buzacot en eenige andere zendelingen van het Londensche genootschap waren hier regt op hunnenbsp;plaats. Ellis zegt omtrent williams: �De eerste ennbsp;gedurende geruimen tijd de belangrijkste eischen, dienbsp;�loor de inlanders aan williams gesteld werden , bestonden in het verleenen van hulp ale handwerksman . . .nbsp;Ieder hoofd en iedere stam was er naijverig op, hem bijnbsp;*ich te hebben; en zijne verdienste werd aanmerkelijknbsp;Verhoogd door de belangeloosheid, waarmede hij hulp verleende, en de moeite, die hij zich gaf om de inlanders tenbsp;Onderwijzen, waardoor deze weldra iii staat waren, nietnbsp;O-lleen in eigen behoeften te voorzien , maar ook belang-
2*
-ocr page 20-20
rijke hulp te verleenen bij het repareren van schepen , die de havens aandeden. Hoewel williams in Engeland alleennbsp;het smidswerk had beoefend, en dit het eerste was, datnbsp;hij in de Zuidzee overbragt, zoo werd hij toch spoedignbsp;de leermeester in het timmeren, houtdraaijen, het bouwennbsp;van sloepen en grootere vaartuigen en later in de suiker-fabrikatie, de tabaksteelt en den katoenbouw.
� De behoeften van een volk, dat zijne eerste schreden op de baan der-beschaving begon te zetten, en de be-noodigdheden voor een� nieuwen zendingspost, waar allerlei gebouwen moesten worden opgerigt, en waar dikwijlsnbsp;nog vooraf de gereedschappen moesten vervaardigd worden, aleer het woonhuis, het schoolgebouw of de kapelnbsp;konden worden opgetrokken, verschaften ruim baan aannbsp;de vruchtbare vindingskracht van onzen broeder, en bijnbsp;zulke gelegenheid was het dikwijls zeer opmerkelijk, hoenbsp;hij alle beschikbare middelen op het voordeeligst wistnbsp;aan te wenden, en hoe hij ten slotte elke moeijelijkheidnbsp;overwon.�
Eene inderdaad belangrijke bladzijde in het leven van WILLIAMS levert het verhaal op van zijne proeven, teleurstelling en eindelijke zegepraal bij het vervaardigen vannbsp;een� smidsblaasbalg; en zeker is u allen bekend, hoe hijnbsp;zich den weg baande naar naburige eilanden, door hetnbsp;bouwen van een� kotter, waarmede hij stoutweg de zeenbsp;beploegde.
. Maar dezelfde man verwierf zich eene uitstekende kennis van de taal en van het volk. Behoef ik nog tenbsp;zeggen, dat hij met en voor het volk leefde, zich met hetnbsp;volk als vereenzelvigde, met behoud van de waardigheid
-ocr page 21-21
en het betaraeliik voorkomen des Enrope�rs en des Christens. Toch behoefde hij niet te ontzien om met opgestroopte mouwen voor het aanbeeld te staan of schaaf en beitel te hanteren in tegenwoordigheid van inlanders,nbsp;altijd gereed hem te vragen, gewoon altijd vriendelijke inlichtingen te ontvangen. Gelijk de ouden hunnen kreupelen Vulcaan, die de bliksems voor Jupiter had te smedennbsp;en door zpne kunst den godenzetel hernam, hem doornbsp;de onsterfelijken ontzegd, met eerbied noemden, en hemnbsp;aan Je godin der schoonheid huwden, zoo behield ooknbsp;de smid en timmerman wii.liams onder zijne Eajate�rs ofnbsp;Samo�rs zijne volle waardigheid. Te beklagen is denbsp;nian, die dit alleen vermag in toga of zwarten rok.
En wat nu aan dat en nog veel meer anders de kroon Opzette, w'as zijne volkomene en algeheele wijding aannbsp;het groote werk, dat hij zich tot levenstaak had gekozen.nbsp;Hij bezat eene uitgebreide , naauw'keurige kennis vannbsp;de H. Schrift. Liefde tot zijnen Heer en zijne mede-oienschen was het leidende beginsel van alle zijne out-�''verpen en handelingen. Dit openbaarde zich nergensnbsp;Meer dan in den omvaug, den aard en de strekkingnbsp;�^an zijnen arbeid , voor zoover die betrof preeken, onderwijs, vooral in de hoogere schoolklassen; de gemakkelijkheid waarmede hij vragen wist te voorzien, uit tenbsp;lokken, te beantwoorden, de aandacht wist gaande tenbsp;bonden, en gedurig de geesten wist te leiden tot denbsp;redelijke en godsdienstige waarheid.
Williams was geen schriftgeleerde, geen wetensohappe-l�k man in den gewonen zin. Williams gebruikte echter �lo gaven door God hem gegeven, en zijn helder hoofd
-ocr page 22-deed hem dikwijls vragen z�� oplossen, dat daarin de geleidelijke weg der wetenschap niet te miskennen is. Iknbsp;denk hier b. v. aan zijne voorstelling van het ontstaannbsp;der koraal-eilanden, aan zijne denkbeelden over den wegnbsp;waar langs eenige eilanden der Zuidzee zullen bevolkt zijn.nbsp;Zoo was hij, even als een livings�one en als de meestenbsp;engelsche en amerikaansche zendelingen, goed te huis opnbsp;het gebied der natuurwetenschappen; men kan de werkennbsp;van deze mannen met even veel vrucht raadplegen, overnbsp;onderwerpen van natuurkundigen aard, als eenmaal dienbsp;van de Jezu�ten, en als tegenwoordig die van onze beroemdste reizigers. En bij dat alles behouden denbsp;meesten hunner een eenvoudig oog, een' vroomen zin,nbsp;een gemoed, waarin de godsdienst den grondtoonnbsp;uitmaakt.
Zou Nederland geen handwerkszendelingen kunnen opleveren als de WILLIAMS of b�zacots of . . . caeey's had ik haast gezegd, maar deze laatste behoort niet in denbsp;bedoelde afdeeling. Nederland mag op zulke zendelingennbsp;roemen. De Minahasa is aan zulke mannen haren bloeinbsp;verschuldigd. Maar, helaas! die mannen worden somsnbsp;zeer gebrekkig gesteund. Men heeft ook tegenwoordignbsp;wel wat anders te doen, dan zich met de zending in tenbsp;laten, en laat dus het zendingwerk gerust over aan denbsp;kleine schare, die men met den naam van dweepersnbsp;doodverwt. Begint Nederland al te gevoelen, dat hetnbsp;tekort gekomen is in zijne verpligtingen jegens denbsp;indische volken; ontwaakt het eindelijk uit een� diepen slaap, het schijnt zich nog altijd de oogen uit tenbsp;wrijven; althans het ziet niet, dat er toch geweest zyn.
-ocr page 23-23
die als trouwe wachters Indi� niet hebben verwaarloosd. Een deel z^ner zonen roept met luide stem; �Ontwaaktnbsp;gy die slaapt.� Maar wat te doen, als de slaap eensnbsp;geweken is, dat schpnen'zij nog niet te weten. Wordtnbsp;Blaar wakker, dat is het woord.
Een ander deel roept; licht! licht! en meent, dat het genoeg is de kaars op den kandelaar te zetten. Maar watnbsp;baat dat den blinde?
En dan zijn er nog zoo velen, die vinden, dat het toch waarlijk zoo slecht niet gaat; en dat wie er andersnbsp;Over denkt niet de vriend van den keizer kan zpn'.
Ik sluit de reeks mijner tafereelen. Ik heb van den beginne af aan niet. verholen, dat zij met een bepaaldnbsp;doel werden ontrold. Een ander had op het ruime gebiednbsp;der zending eene andere keus gedaan,-uwe voorstellingennbsp;m eene andere rigting gevoerd. In zooverre en bij denbsp;enkele opmerkingen, die ik hier en daar invlocht, spraknbsp;tot u mijne persoonlijke opvatting. Maar zeker heb iknbsp;n uitstekende mannen voor oogen gesteld, en even zekernbsp;beb ik mij door mijne persoonlijke meening niet laten,nbsp;vervoeren, u anders dan ware tafereelen te leveren. Iknbsp;heb zoodoende getracht den weg te banen, om u in kortenbsp;trekken onze methode te schetsen, en daaraan te verbinden mpne denkbeelden aangaande de wijze, waarop dienbsp;2ioh meer en meer behoort te ontwikkelen. Verleentnbsp;mij daartoe ten slotte nog eens uwe welwillende aandacht.
Vrij algemeen ontmoet men de dwaling, dat de zending der Protestanten een voortbrengsel is van den nieuweren.
-ocr page 24-24
tijd, waarbij men dan wel eene uitzondering wil erkennen ten aanzien van de Broedergemeente. Maar reeds innbsp;1578 hebben de Engelschen eene poging bewerkstelligd,nbsp;om eene zending in Groenland te vestigen. Ceomweilnbsp;ontwierp een plan, dat voor zijn� tijd uitstekend mogtnbsp;heeten. Onder willem iii werd reeds een zendelinggenootschap gesticht. En Nederland heeft sedert het begin dernbsp;17lt;ie eeuw meermalen een� prijzensvraardigen ijver geopenbaard in de toebrenging der Heidenen. Ik heb een ennbsp;ander aangetooud in een werkje , dat bij de meesten uwernbsp;genoegzaam bekend is. (1). Het beroemde en in velenbsp;opzigten verdienstelijk werk van onzen huig de geoo�,nbsp;het product zijner uitspanningsuren op Loevesteijn,nbsp;�Bewps van den waren godsdienst� levert op meer dannbsp;eene plaats, en regt schoon bij den aanhef, het bewijs,nbsp;dat deze groote geleerde het als de heilige pligt vannbsp;Nederland beschouwde, de Heidenen aan de voeten vannbsp;CHRISTUS te brengen.
Meent niet, zoo zegt hij, dat al de voorregten, die God VI geschonken heeft
BDaartoe alleene dient, opdat gij hebben zondt De wisselbanken rijk aan �t afrikaansche goud,
De huizen vol ivoors, de zolders overgoten
Hier van ternaatschen oogst, daar van bandasche noten!
Neen, neen, wat hooger is 't daar gij om denken moet,
't Is om een meerder zaak, �t is om een grooter goed.
Dat God geboden heeft, dat voor n zouden wijken In �t ploegen van de zee der gansche wereld rijken.
(1) Zie: Geschiedenis tegenover kritiek, bij M. WYT amp; zoken uitgegeven in 1864.
-ocr page 25-Opdat gij brengen zoudt diep in �t verzengde land Een aangenamer vuur van Goddelijken brand.
Opdat al waar men ziet des hemels twalef lichten
Gij �t licht, door twalef boon ontstoken, zondt gaan stichten;
Opdat gij voeren zondt tot aan het winterhuis
En aan de znideras �t Jerusalemsche kruis.
Kortom! Bij onze voorouders was de overtuiging ge-t'estigd , dat zij niet enkel de schatten van Indi� moesten zoeken, maar ook zielen moesten trachten te winnen voornbsp;het koningrijk van oiikis�us. Maar gelijk het met menigenbsp;Overtuiging bij ons menschen gaat, er komen maar al tenbsp;^aak een aantal wezenlijke of vermeende bezwaren voor,nbsp;Op den weg, die tot de uitvoering leidt; en zoo blijftnbsp;het bij goede voornemens on plannen; en .worden denbsp;geesten dan al eens op nieuw uit den slaap gewekt, weldra dommelen zij weder in, en de nakomelingschap vindt niet dan luttel vruchten. Die bezwaren bestonden gedurende de 17de en 18de eeuw innbsp;*16 almagt van de Oostindische compagnie, een staatnbsp;m den staat; in de overmagt van den staat over denbsp;herk; in den strijd daaruit geboren tussclien het geestelijknbsp;en wereldlijk element; in het begrip bij den gezetennbsp;hurger al vrij spoedig ontstaan, dat Indi� een' geschiktennbsp;uitweg verleende voor woelgeesten en avonturiers, en tennbsp;slotte in de behagelijkheid, geboren uit eene stoffelijkenbsp;Welvaart, wier wedergade in bjjna geen ander land vannbsp;Europa gevonden werd.
Zijn wij in onzen fjd die bezwaren te boven? Het IS er zoo ver van af, dat enkele met verandering vannbsp;haam gebleven zijn, en andere een bijna gevaarlijkernbsp;karakter verkregen hebben.
-ocr page 26-De almagt van den staat doet zich bijna even drukkend in Indi� gevoelen als in de dagen der Compagnie. Men klaagt over het cultuurstelsel; ik zal dit hier nochnbsp;verdedigen noch laken. Maar zeker is, dat het een amb-tenaarspersoneel heeft in �t leven geroepen, dat z�� zeernbsp;den boventoon in Indi� voert, dat daardoor particulierennbsp;zoo goed als in �t niet verdwijnen. Bij al de achting,nbsp;die men ambtenaren kan toedragen, moet men erkennen,nbsp;dat dit eene onevenredigheid doet ontstaan, die zelfsnbsp;den ambtenaar moest stuiten.
Van daar de belemmeringen , die de industrieel ontmoet , waarover thans gansch Indi� klaagt; vandaar ook de hinderpalen, die de zending te overwdunen heeft, ennbsp;waartegen zij nog minder bestand is dan de industrie.
Het schouderophalen, de gelaatsfrons van een� ambtenaar is genoeg om den zendeling bij inlandsche hoofden in discrediet te brengen; en de zendeling vindt doorgaans te weinig steun, bij landgenooten in Indi� of innbsp;het Moederland, om zich met de vereischte kracht tenbsp;doen gelden. Het is waar, zijne roeping is niet, zichnbsp;met staatszaken in te laten; maar evenmin zal het welnbsp;zijne roeping zijn, lijdelijk toe te zien, dat het volknbsp;waaraan hij zich ten naauwste verbonden heeft, stelselmatig wordt uitgesloten van de voorregten, die okbistusnbsp;voor het gansche menschdom verworven heeft. Wanneernbsp;ik eene klagt heb tegen ons genootschap, dan is hetnbsp;deze, dat het zich niet met meer warmte en wakkerheid heeft doen gelden , bp de Regering, bij de Volksvertegenwoordiging, bij de Natie, om de hinderpalennbsp;�op te ruimen, die de evangelieverkondiging in den weg
-ocr page 27-27
staan. Wij leven niet meer in de tijden der vervolgingen van het martelaarschap, en ongepast zou het voornbsp;lt;len zendeling zijn, zich tegen de gestelde magten tcnbsp;Verzetten. Onze tijden geven middelen aan de hand,nbsp;vgt;in op den weg des regts te verkrijgen, wat door ovet-�agt ons onthouden wordt. Van die middelen gebruiknbsp;te maken is de pligt ook van Bestuurders van eennbsp;Zendelinggenootschap.
Het Bestuur van het Parijsche genootschap maakte van het sluiten der parijsche tentoonstelling gebruik, om denbsp;tussohenkomst van den keizer bij de engelsche regeringnbsp;�D te roeiden, ten behoeve van de zendelingen onder denbsp;Bassoetos in Zuid-afrika. En de fransche gezant heeftnbsp;Verworven, dat Engeland de oogen geopend heeft voornbsp;'ten druk, waaronder die volkstam gebukt ging.
Men ijvert thans voor de scheiding van kerk en staat, wat zou ik hier over dit gewigtig onderwerp afdoendsnbsp;IQ �t midden kunnen brengen ? Maar toch dit achtnbsp;ik zeker, dat als het de staatslieden te doen is, omnbsp;Van de godsdienst af te komen, zij een vuur zullennbsp;tloen ontbranden, dat hun eigen gebouw zal verteren.nbsp;Be strijd tussohen de wereldlijke en geestelijke magt isnbsp;�liet van gisteren, en is niet te beslechten door het gevennbsp;�if loslaten van wetten of reglementen. Tot op den hui-�Bgen dag was het een dobberen, waarbij nu eens denbsp;^ene dan de andere de overmagt verwierf. Het is gemak-kelyk te zeggen; de overwinning is aan ons; maar denbsp;��iuste verandering van stelling tusschen de partijen kan.nbsp;het woord doen logenstraffen.
Eerst dan wanneer de staatslieden gevoelen, neen! ik
-ocr page 28-28
moet meer zeggen, innig overtuigd zyu, dat godsdienst de-waarde van een volk verhoogt; eerst dan wanneer geestelijken gaan handelen in overeenstemming met het woord-huns meesters �mijn koningr^k is niet van deze wereld;� eerst dan wanneer eenstemmigheid bestaat tusschen de-wereldlijke en geestelijke leidslieden, waaneer de maatschappij niet in twee kampen, een wereldlijk en een gees-telijk kamp verdeeld is, zal het gevaar geweken zijn,nbsp;dat nu meer dan ooit ons dreigend te gemoet treedt.
En dan die strijd tusschen christenen van verschillende-belijdenis, tusschen de leden van eene en dezelfde gemeente; zal hij leiden tot het vinden der waarheid, tot versterking van het rijk van ciikistus, of zal hij denbsp;krachten niet meer en meer gaan verlammen: de krachten namelijk tot stichten en opbouwen van het goede?
Ik laat de straks genoemde ondergeschikte punten liggen; want ik heb reeds meer dan genoeg genoemd,nbsp;om de verklaring te wettigen, dat de zending onder denbsp;bestaande omstandigheden niet bloeijen kan.
En toch zij is eenmaal geworden een van de middelen in Gods hand, om cuuistus koningrjjk op narde uit tenbsp;breiden. Met haar moet rekenschap gehouden worden,nbsp;gelijk als met al de bestanddeelen van het volksleven.nbsp;Aan ons is het, de waarde der zending bij de natie tenbsp;verheffen, mede te werken om de hinderpalen op te ruimen, die haren bloei in den weg staan; daartoe moeitenbsp;noch tijd, noch kracht te ontzien. En zoo zou ik in onzenbsp;dagen, in Nederland als eersten en voornamen grondslagnbsp;eener goede zendingmethode opgeven; versterk uwe gelederen, minder nog door het getal, dan door de waarde
-ocr page 29-29
Uwer manschappen, vooral door al de geestelijke inidde-len, die Gods Woord en Geest u aan de hand geven. Den smaad der wereld kunt gij niet ontgaan, maar laatnbsp;fiie u niet verhinderen van te doen wat ii is opgelegd.
Ons genootschap telt ruim 450 Bestuurders, doorbet gansche land verspreid en nog een veel grooter getal vannbsp;Dud-bestuurders en Medewerkende leden. Wat zou mennbsp;van den invloed van zoo vele mannen, grootendeels tot denbsp;geestelijke leidslieden beboerende niet mogen verwachten?nbsp;Andere genootschappen te zarnen tellen zeker niet mindernbsp;Bestuurders of invloedrijke voorstanders. En wat is denbsp;^�ending in Nederland? Moet ik het bewijs leveren, datnbsp;v.ij bij ons geen nationale zaak is geworden? Ik eonsta-leer, dat zij in onze dagen meer dan ooit in discredietnbsp;ie bij de natie.
Dat zou niet zoo zijn, als de vrienden der zending alleen de belangen van hunnen Meester in �t oog hielden,nbsp;als zij zich niet lieten vervoeren door de hartstogten,nbsp;die onafscheidelijk verbonden zijn aan strijd. Dat zalnbsp;^ij niet langer blijven, als nog te goeder ure de 7000nbsp;*n Isra�l de handen in een slaan en zeggen: boven onzenbsp;geschillen staan de algemeene belangen van het godsrijk;nbsp;uen koningrijk, dat tegen zich zelf verdeeld is, kan nietnbsp;Bestaan: voor onze indische broeders is het ��ne noodige,nbsp;dat zij gebragt worden aan de voeten van ciikistus ennbsp;uiet dat ��ne zal hun al het andere geworden; en doornbsp;dat gemeenschappelijk zamenwerken zullen onze hartennbsp;Weer verwarmd, zal ons oog weer verlicht worden.
Nog eens: dat zal zij niet langer, als men ophoudt rich af te zonderen, zich in een� hoek terug te trekken.
-ocr page 30-met onwil, soms met wrevel vervuld over de dingen die gebeuren , maar zonder den zedelijken moed te openbaren, die niets ontziet, ook en allerminst eigene belangen, om de regten van anderen te handhaven en te verdedigen. Ik spreek hier niet voor ons genootschap,nbsp;voor zijne Bestuurders, allerminst voor mijzelven; iknbsp;spreek hier voor de zending in het algemeen, dat is voornbsp;het beginsel, dat bij ons volk behoorde te leven, vannbsp;Indi� te doen deelen in onze voorregten, dat wedernbsp;niets anders is dan de opregte overtuiging, dat het bevelnbsp;van den Meester geen ijdele klank was: predikt het Evangelie allen creaturen.
Dat de staat zending zou moeten drijven, acht ik eene ongerijmdheid, dat de gemeeente dit doe acht iknbsp;bijna eene onmogelijkheid, wanneer ik zie op hare eigenenbsp;nooden en behoeften. Maar dat staatslieden en gemeenteleden, dat do ga.nsche natie ga gevoelen, dat, hoe dannbsp;ook opgevat en volvoerd, hoe gebrekkig ook, als allenbsp;menschenwerk, de zending eene noodzakelijkheid is geworden voor Indi�, - dit acht ik mogelijk, dit is althansnbsp;een doel, laat het een ideaal zijn , waarnaar wij moetennbsp;streven. En nog eena: de grondslag voor elke goedenbsp;zending-methode behoort in onze dagen te zijn, denbsp;openbare meening voor dat gevoelen te winnen.
Ik vlei mg niet, bij u allen, geachte Toehoordei's, gereede instemming te ontmoeten met dit mijn bijzondernbsp;gevoelen. Wat zou mijne stem vermogen, tegenover denbsp;zelfstandigheid van veler meening? Maar voor zoover innbsp;deze vergadering mannen zijn, die met mij hetzelfde bedoelen, die daarbij veel meer vermogen dan ik, och, dat
-ocr page 31-zich door m^ne zwakke woorden laten aansporen om t� doen wat hunne hand vermag. Zijt in dit goede,nbsp;Gode welgevallig werk, niet traag in het benaarstigen!nbsp;liaat ons allen vurig van geest zijn! Gode zij dank! Iknbsp;^ten onder u, die veel, zeer veel veil hebben voor denbsp;^ak des Heeren ; dit heeft de Heer gezien, en het heeftnbsp;^gedragen, om ons staande te houden, in tijden vannbsp;groot bezwaar. Toch wordt meer, en nog meer, en altijdnbsp;�leer van u gevorderd. Wat vermogen wij niet in denbsp;bracht Gods? Heeft het woord niet langer beteekenisrnbsp;�Indien gij een geloof had, als een mosterdzaad, gij zoudtnbsp;fot dezen berg zeggen, ga heen van hier derwaarts ennbsp;zal gaan; niets zal u onmogelijk zijn�?
�Hebt gij niets anders, waarde spreker!� zoo hoor ik ^ezen en genen uit u midden zeggen , �dan staat gijnbsp;nog verre van de praktijk, en dan hebben wij nog dennbsp;^i)d, aleer wij uwe methode in toepassing kunnennbsp;brengen!�
Ik gevoel ten volle de beteekenis van die bedenking, �n ik zal mij wel wachten mij boven haar verheven tenbsp;�-chten. Doch gij meent toch ook, dat men moet zaaijennbsp;�m te kunnen maaijen, en dat het zelfs goed is te zaaijen,nbsp;^1 is het dan ook, dat het een ander zal zgn, die maait?nbsp;Gij meent toch ook, dat in ons iets moet zijn van Hem,nbsp;�ie kon zeggen: ik heb de wereld overwonnen ? Wel nu!nbsp;laat ons dan maar aanvangen met zaaijen, of als hetnbsp;�oodig is, met den akker te bereiden; de zegen is altijdnbsp;^an boven.
Aan u, mijne Medebestuurders! zou ik intusschen in �rnstige overweging w'illen geven: herziet de organisatie-
-ocr page 32--van ons genootschap. Gij hebt den moed gehad zijne bepalingen te handhaven; tracht de krachten, de velenbsp;krachten, die wij behouden , beter te zamen te doen werken. Hoe dit kan geschieden laat zich hier niet bespreken; zelfs zou de tijd mij dit thans niet toelaten.
U allen , Medeleden van ons genootschap, maar ook u, Leden van andere genootschappen, roep ik toe: Slaat denbsp;handen in een. Op dit gebied is zanienwerking mogelijk,nbsp;als gij de zaak maar goed beschouwt.
Als gij de zaak goed beschouwt. Ikhebumet opzet eene reeks van tafereelen voorgehouden, om u tenbsp;herinneren, hoe de zendingmannen gewerkt hebben , ennbsp;gij weet eenigszins wat de uitkomsten van dat werk geweest zijn. �Nog is duisternis over vele landen verspreid,nbsp;ook daar waar het evangelie wakker gepredikt is.� Zoo isnbsp;het; maar duisternis is een woord, dat maar al te zeer misbruikt is, vooral door de zending vrienden. Spreken wijnbsp;van duisternis, als in de heldere Juni-nachten de zonnbsp;onder den horizon staat, maar haar gloor zich over dennbsp;hemel verspreidt? Spreekt gij van duisternis, als de zonnbsp;achter dikke regenwolken verscholen is? Heerschte innbsp;ons land nog duisternis, toen een kakel be gkoote zijnenbsp;kloosterscholen stichtte? Het zijn wel sombere geesten,nbsp;die het duister noemen, wanneer de zon niet in vollennbsp;glans aan den hemel staat, of die de vensterluiken sluiten,nbsp;omdat het daar buiten stormt en regent. Rekent gij hetnbsp;weinig, wat u gedurig onder de oogen komt van dennbsp;vooruitgang op het vaste land van Indi�, in de Zuidzeenbsp;zelfs in Zuid-afrika en China? Wij menschen zijn zoo
-ocr page 33-haastig, en immers de natuur leert het ons, hoe God alles door ontwikkeling, dikwijls zeer langzaam doet totnbsp;stand komen!
Welnu! wacht dan ook niet, dat uwe evangeliebeden eenmaal den vollen dag zullen zien opgaan; wachtnbsp;�iet, dat de heiden in een model-christen zal herschapen worden. Gij doet dit niet?
Wel nu, nog eens! Duldt dan ook, dat die zelfde evangeliebede beginne met de allereenvoudigste middelen,nbsp;die God hem aan de hand geeft, en laat die eerst hunnenbsp;''werking doen. �Wat noemt gij eenvoudige middelen�?nbsp;Ik ga het u zeggen. Doch vooraf een woord over hetnbsp;karakter van den zendeling. �Hij moet een uitstekend,nbsp;6en eenig man, een heilige, een apostel zijn,� zegt men.nbsp;Ijaat ons zien! Vereenigt in een� mensoh de zelfopofferende geestdrift van een� xaveuius, de vatbaarheid om zichnbsp;rn gansch vreemde toestanden op zijne plaats te gevoelennbsp;Van een� de nobili , de taalkennis van een� beschi, de bijbelkennis en den nederigen zin van een ziegenbalg, denbsp;Vroomheid van een� Hernhutter, de populariteit en hetnbsp;*del aanminnig gelaat van een� schwar�z, de onderwij-^ersgaven van een� a. nurr, de medische kennis en vaar-'ligheid van een� henderson, de taaije volharding en denbsp;^-Igemeene kennis, bij het krachtig gestel van een� ti-viSQSTONE, de kunstvaardigheid en vindingrijkheid vannbsp;�6n� WILLIAMS; voegt daarbij wat al die mannen onderscheidde een� oiiberispelijken wandel, waarachtige liefdenbsp;lot God en CHRISTUS, meewarigheid jegens den ongelukki-8en evenmensch: dan zult gij wel een uitstekend, eennbsp;oenig mensch hebben. Of de apostelen al die gaven ia
3
-ocr page 34-31
zich hebben vereemgd? Met al den eerbied, dien ik �voor een� rE�Bt's, een� joiiannes , een� patilos koester, twijfel ik zeer, of zij aan het geschetste beeld zouden beantwoorden. En toch ontbrak nog ��n trek aan dat beeld,nbsp;die aan alle apostelen eigen was, maar die ook iedernbsp;christen, dus ook de zendeling moet kenmerken: zijnbsp;waren vol van H. Geest. Daardoor leefden zij nietnbsp;meer zichzelven maar Gode, daardoor hadden zij dennbsp;ouden mensch uitgedaan, en was in hen alles nieuw geworden. Zietdaar de hoofdtrek in het karakter van dennbsp;zendeling. Laat die trek niet gemist worden: hij zij innbsp;waarheid een Christen.
Vordert echter van hem niet, dat hij uitblinke door gestalte, door houding, door minzaamheid, door taalkennis, door vaardigheid in geneeskunde en handwerken,nbsp;en nog zooveel meer, en dat alles tegelpk. Hij is ennbsp;blijft een mensch, beperkt van vermogen, aan tijd en plaatsnbsp;gebonden. Wel nu! past dan ook op hem uwe gewonenbsp;begrippen van den mensch toe. Heeft hij goede gavennbsp;van verstand en hart, gij acht die noodzakelijk; heeft hijnbsp;aanleg voor taalstudie, gij geeft hem gelegenheid metnbsp;dit talent te woekeren; heeft hij zin voor den handenarbeid , die in onze noodzakelijke, stoffelijke behoeftennbsp;voorziet, zegt tot hem: woeker met deze gave, wij zullen u steunen; heeft hij een hoofd en oog en hand omnbsp;den ligchaamslijder ter zijde te staan, verblijdt u, dat hjjnbsp;als uw zendeling, die edele taak kan vervullen. Alleennbsp;vordert niet alles van ��nen. Helpt uwe zendelingen dennbsp;arbeid verdeelen. Het is goed, dat de mensch zich zel-ven kan helpen; maar het is beter, dat hij geholpen
-ocr page 35-worde, waar een ander het werk beter verstaat. Dat hij christen, dat hij zendeling is, zij u genoeg, om ernbsp;gerust op te zijn, dat hij wat gij als het ��ne noodige beschouwt, en te regt, niet zal verzuimen.
De Hernhutters hebben hunne historieschrijvers, hunne taalkundigen, hunne schriftverklaarders en predikanten , hunne handwerkers. En de een wordt nietnbsp;gesteld boven den ander. Alleen heeft ieder met zijnnbsp;talent te woekeren.
En nu zeide ik, �duldt,� maar ik had moeten zeggen: �eischt dat uwe evangeliebeden beginnen met de eenvoudigste middelen, die God hun aan de hand geeft,nbsp;en laat die eerst hunne werking doen. Dat is eigenlijknbsp;altijd de methode geweest van ons genootschap. Maarnbsp;het ongeduld der zendingvrienden, om vruchten te ziennbsp;*00 als zij zich die voorstellen, heeft maar al te vaaknbsp;Bestuurders en zendelingen van den weg geholpen.
Toen JELLESMA zich op de noordkust van Ceram vestigde onder eene volkomen barbaarsche bevolking, dienbsp;verspreid in de bosschen van de jagt leefde, was zijnnbsp;eerste zendingwerk een verbond met de hoofden te sluiten.nbsp;Het uitgesproken doel was eene negerij te vestigen,nbsp;tuinen aan te leggen, woningen te bouwen, praauwen tenbsp;timmeren, netten te breijen, handelswegen te openen,nbsp;Waarbij de zendeling helpen en raden zou. Eene schoolnbsp;*ou worden geopend, om lezen, schrijven en rekenen,nbsp;maar ook timmeren, tuinbouw en anderen nuttigennbsp;handenarbeid te leeren.
De inboorlingen zouden daarentegen den zendeling, �ooveel mogelijk, tegen billijke vergoeding, kokosnoten,
3*
-ocr page 36-viscli, enz. leveren. Het zou den inlanders aanvankelijk nog geoorloofd zijn slangen te eten en hunne gebrekkige kleeding te behouden , maar als de voorraad van lyftogt voldoende was, dan zou men zich tot beterenbsp;zeden schikken.
Jelleska achtte zich verpligt aan Bestuurders opheldering over deze daad te geven. Hij schreef dus:
�Misschien bevreemdt heku, dat in de gemaakte overeenkomst met de Alfoeren geen woord van de godsdienst wordt gesproken, maar zij van geheel maatschappelijkennbsp;aard is. Het kwam mij voor, dat ik hieromtrent nietsnbsp;moest bepalen. Zoodra ik vernam, dat deze Alfoerennbsp;zich welligt aan het strand onder mijne leiding zoudennbsp;willen vestigen, was ik hiermede zeer ingenomen. Zijnbsp;hadden er eerst zeer vele bezwaren tegen, doch lieten zichnbsp;eindelijk overhalen. Was ik nu begonnen over de aanneming des Christendoms te spreken, en had ik dit totnbsp;een artikel onzer overeenkomst willen maken, dan zounbsp;dit voor hen weer een nieuw bezwaar zijn geweest, ennbsp;ik houd mij overtuigd, dat zij , vreezende dat hier ietsnbsp;anders achter schuilde, zich geheel aan mij zouden hebbennbsp;onttrokken. Bovendien ware met deze bepaling weinignbsp;gewonnen, daar de Alfoeren hierover niet konden oor-deelen. Liever heb ik daarom, hoewel met hen over hetnbsp;Opperwezen sprekende, de aanneming des Christendomsnbsp;niet tot een artikel onzer overeenkomst gemaakt, vertrouwende, dat, wanneer de Heer mijne pogingen innbsp;het maatschappelijke zegent, mij dan later de beste gelegenheid zal worden geopend, om hun langzamerhandnbsp;de verlossing te verkondigen, die in chwstus jezus is.�
-ocr page 37-37
Riedel en schwarz vonden in de Minahasa reeds voorgewerkt. Zij moesten zich dus eenigszins in hetnbsp;bestaande schikken. Maar hoeveel jaren heeft vooralnbsp;de laatste zijn werk moeten bepalen tot de scholen! Ennbsp;het is mij wel eens voorgekomen, dat zij deze nog veelnbsp;langer uitsluitend als hun arbeidsveld hadden moetennbsp;beschouwen ; maar natuurlijk dan ook daaraan al hunnenbsp;kracht hadden moeten besteden. In allen gevalle hadnbsp;men daar met vrucht onderwijs in timmeren , enz. kunnennbsp;geven, gelijk jf.llesma zich dat voorstelde. (1) Zekernbsp;heeft men zich de toestanden in de Minahasa hier tenbsp;lande dikwijls al te schoon voorgesteld. Laat ik mijnbsp;beter uitdrukken: men heeft hier te lande omtrent denbsp;christenen in de Minahasa voorstellingen gemaakt, die aannbsp;het onnatuurlijke, aan het onmogelijke grensden. Ennbsp;wanneer kiedel en soiivvabz, maar vooral wilken daarnbsp;tegen waarschuwden, als zij zeer karig waren met berig-ten aangaande de uitkomsten van hun werk, dan werdnbsp;dit wel eens toegeschreven aan al te groote zedigheid.nbsp;Er waren altijd zendingvrienden, die in de Minahasanbsp;model-christenen zochten. Daaraan hebben de zendelingen geen schuld. Niet geheel vrij van schuld -waren
(1) Dat onderwijs is daar eigenlijk altijd door sommige zendelingen gegeven; de BB. WILKEN en ULFERS vooral hebbennbsp;zich daardoor verdienstelijk gemaakt. Maar hoe werd dat onderwijsnbsp;opgevat? Meer als een noodzakelijk kwaad, dan als een nood-zakelijk bestanddeel van den zendingarbeid. Dat gedeelte vannbsp;het werk gt;verd gedurende een� geruimen tijd veel te laag gc-sehat, en juist in een^ tijd toen het hoofdzaak had behooren
te
zijn.
-ocr page 38-soms de stellers onzer Maandberigten, die eer de schoone, dan de meer donkere tafereelen voor oogen hielden.nbsp;Wat is het gevolg van een en ander? Dat menigeennbsp;nu zegt: �Het is toch zooveel bjjzonders niet in dienbsp;Minahasa�; terwijl toch inderdaad de ommekeer verbazend is. (1)
Ik behoef hier niet den toestand van het Christendom in de Minahasa te schetsen; genoeg zij, daarvan te zeggen , dat de vooruitgang daar ten volle beantwoord heeftnbsp;aan de eischen, die men een� gezetten arbeid kan stellen.nbsp;Daar wordt niet gelijk op vele Zuidzee-eilanden eenenbsp;vrije bevolking gevonden. Heeft Hawaii bij voorbeeldnbsp;zich met en door het Christendom tot een� constitutio-neelen staat kunnen verheffen , de Minahasa heeft geennbsp;hoofden, die zulk een voorregt verlangen. Ja toch, hetnbsp;telt er een, die zeker zijn volk op een vrijer standpuntnbsp;geplaatst zou hebben, als de Minahasa niet eene europe-
(1) Het is er verre af, dat ik hiermede een� blaam zou willen werpen op de stellers der Maandberigten. Hunne taak is nietnbsp;altijd gemakkelijk; 1�. omdat de berigten bestemd zijn om in denbsp;bidstonden te worden voorgelezen, waardoor men niet volkomennbsp;vrij is in de kenze van vorm en inbond; 2�. omdat vele bijzonderheden , die de tafereelen eerst regt aanschouwelijk zondennbsp;maken, niet voor openbare mededeeling vatbaar zijn; 3�. omdatnbsp;uit den aard der zaak minder verscheidenheid in de berigten kannbsp;komen, naarmate de zending meer gevestigd is. Maar om innbsp;al deze bezwaren tegen de Maandberigten te gemoet te komen ,nbsp;werd besloten tot het uitgeven van de � Mededeelingen�; en sedertnbsp;lang behoeft geen twijfel meer te bestaan over den aard van hetnbsp;christendom in de Minahasa, als men deze wil raadplegen.
-ocr page 39-39
^iclie kolonie geweest was, en daarmede gepaard ging de �agenoeg onbeperkte magt van liet ambtenaarspersoneel.nbsp;Ik zie niet voorbij de goede zpde van dezen toestand;nbsp;maar de breede schaduwzijde daarvan is, dat de hoofden, die hun voordeel zien in het aanbidden van denbsp;Opgaande zon, zich ligtelijk schikken naar de inzigtennbsp;van het tijdelijk europeesch gezag, en dat de bevolkingnbsp;geen' anderen maatstaf heeft voor de zedelpkheid, dannbsp;bet bevel.
Ik meende, dat de zendelingen door het stichten van handwerksscholen, de bevolking gedeeltelijk vrij kondennbsp;maken van den grond, en daardoor ook van den veldarbeid, die hoe voortreffelijk ook, wanneer hij vrij wordtnbsp;verrigt, altijd verstompt, wanneer slechts oude gewoontennbsp;op bevel worden gevolgd. Nooit heb ik het in de gedachte gehad , de bevolking aan den akkerbouw te onttrekken; hoe zou ik tot zulk eene ongerijinheid hebbennbsp;kunnen vervallen, daar ik toch altijd geweten heb, datnbsp;het volk zonder de vruchten van den grond niet levennbsp;kan? Mijne handwerksonderwijzers zouden geen gewonenbsp;handwerkslieden geweest zijn, maar mannen, die hunnbsp;onderwijs als uitgangspunt gebruikten tot eene hoogerenbsp;christelijke en maatschappelijke opleiding van jonge men-schen, die aanleg en lust betoenen voor handwerken.nbsp;Wat was een der grootste bezwaren van de zendelingen ,nbsp;bepaaldelijk van Br. ulfeks tegen dit plan? �Gij zoudtnbsp;daardoor nog meer slaven van de hoofden doen ontstaan,�nbsp;zeide men. �En op welken grond?� ^Wanneer eennbsp;hoofd onder zijne dorpelingen een� jongeling heeft, dienbsp;ervaren is in eeuig handwerk, dan begint hij diens ijdel-
-ocr page 40-heid te streelen, geeft hem werk, waarvoor hij hem niet of naauwelijks betaalt; en wee den arme, als hij zichnbsp;uit het spinneweb wil losrukken, waarin bij niet verward zou geraakt zijn, als hij zich niet boven anderennbsp;in bruikbaarheid onderscheiden had,� Nu vraag ik u, ofnbsp;onder zulke omstandigheden het Christendom kan bloei-jen, en of het niet pligt wordt langs den regtmatigennbsp;weg een einde te helpen maken aan toestanden, dienbsp;de vrije ontwikkeling der bevolking ten eenenmalenbsp;belemmeren ?
Wat is een der jongste gevolgen van de slaafsche afhankelijkheid, waarin de bevolking verkeert? Hetnbsp;schoolonderwijs bloeide in de Minahasa; thans wordt hetnbsp;te gronde gerigt. Waarom? Vraagt het mij niet. Ik hebnbsp;reeds genoeg, misschien zelfs te veel gezegd; maar de tijdnbsp;kan komen, dat openbaarmaking heilige pligt wordt. Dannbsp;zult gij, mijne Medebestuin-ders, immers niet vertsagennbsp;of vertragen?
Op Java begon jei,i,esju zijn werk geheel anders dan op Ceram, maar hij vond ook daar bestaande toestanden.nbsp;Het Christendom was reeds door anderen gebragt. Hoenbsp;dikwijls heeft men niet gevraagd naar een leven van jel-lEsin! Ik acht, dat het vooreerst nog niet te geven is.nbsp;Wat heeft de goede man moeten laveren en worstelen,nbsp;om niet te verzeilen op allerlei klipiren, niet door denbsp;Javanen, maar door eigen landgenooten hem in den -wegnbsp;gelegd ! Hij zou iets anders geleverd hebben, als hij denbsp;handen vrij had gehad, want waarlijk hij had een heldernbsp;hoofd en een hart, dat blaakte voor het welzijn van dennbsp;Javaan. En toch hij is daar begonnen met de school;
-ocr page 41-ik geloof, dat deze meer vruchten zou hebben gaan Opleveren, als jellesma niet zoo vroeg bezweken was.nbsp;Hp moest, toen hij zich op Java vestigde, nog een begin,nbsp;�naken met het aanleeren der taal, en was er dus verrenbsp;^an af, zich vrij onder de Javanen te kunnen bewegen.nbsp;Nog staat het mij levendig voor, hoe tegen zijne evangelistenschool de bedenking werd in het midden gebragt,nbsp;�^at daar zoo vele wereldsche, zoo weinig, hoe zal ik zenbsp;noemen? geestelijke? theologische? vakken waren opgeno-�nen. De opmerking was ongegrond, dit werd gemakkelpknbsp;*�6wezen; maar zij teekende den geest, die enkele zen-dingvrienden bezielde. Helaas! dat men den zendelingnbsp;gaat verdenken van gebrek aan trouw in zijne bijzonderenbsp;��oeping, als hij niet begint met in alles de godsdienstnbsp;*^P den'voorgrond te stellen!
Als thans onze zendelingen op Java na rijpe ervaring ^��agen om onderwijzers, geneeskundigen, ethnologen,nbsp;�aar toch altijd zendelingen, dan moeten de vrienden innbsp;Nederland niet gaan meenen, dat zij ophouden met zen-�^�ngwerk. Neen! zij zullen beginnen, zij zullen grondslagen leggen. Zij zullen de eerste vruchten op den akkernbsp;brengen, om later, later, al verder en verder te gaan.
wat dit geslacht niet vermag, dat zal een volgend ge-��laoht voortzetten, dat zullen latere geslachten voltooijen. ^eent het Gouvernement in zijne kweekscholen en scholennbsp;tooverstaf gevonden te hebben, waarmede de nieu-beschaving over Java zal worden uitgegoten? Zeernbsp;^�Oker niet. Het werkt op tijd. Het weet thans echternbsp;dat de natie het bij dat werk wil steunen. Hetnbsp;^an zijn vertrouwen stellen op de openbare meening, en
-ocr page 42-rustig zijne duizenden besteden voor bet onderwijs. Wjj -werken, in den geloove; en God is magtig, maar Hij wil,nbsp;dat wij middelen zullen zoeken en aangrijpen, dat wpnbsp;zullen zaaijen en nat maken; zonder dat geen zegen.nbsp;Welnu, zal de zending op Java gaan bloeijen, dan moetnbsp;,al weder in Nederland gewerkt worden, lang, aanhoudend.
Meent de Maatschaj^pp tot nut van den Javaan een� tooverstaf te bezitten? Verre van daar, integendeel zijnbsp;begint nog eens van hetzelfde punt, dat het uitgangspunt was van ons genootschap; zij zoekt harten te winnen voor den Javaan, het onregt waaronder hp gebuktnbsp;gaat te fnuiken. Haar weg is wel een zeer lange; en tochnbsp;als de zendingvrienden niet meer kracht ontwikkelen,nbsp;dan zal hun vooruitsprong op de vrienden van dennbsp;Javaan spoedig zijn ingehoet.
�Naar Bolaang Mongoudou� zoo klonk het een jaar lang in onze zendingkringen. Wat zal daar de aanvang van het werk moeten worden? Ik wil niet voor-uitloopen op de bijzonderheden; maar zeker zullen denbsp;zendelingen, die daar heen gaan, eerst de handen volnbsp;hebben, om de bevolking voor zich te stemmen, omnbsp;in de taal door te dringen, om huizen te bouwen,nbsp;akkers aan te leggen, welligt om eene kolonie tenbsp;stichten, die begint met in hare eigene behoeften tenbsp;voorzien.
In eigen behoeften te voorzien!?
Ja, Toehoorders! ik geloof, dat wp dit aan de zending :zullen moeten gaan verbinden. Het gaat niet aan, datnbsp;jaar aan jaar, en welligt eeuw aan eeuw, door een klein
-ocr page 43-43
iand als het onze worde opgebragt voor het onderhoud ^an evangeliebeden, gemeenten, scholen in het uitge-^trekte Indi�. Onze voorouders hebben dat niet gedaan,nbsp;*^en hunne schatkisten overvloeiden van het indisch goud.nbsp;2al het te vergeefs ons voorgehouden zijn, het voorbeeldnbsp;�Ier Broedergemeente ? Zullen wij doof blgven voor denbsp;l�ssen der ervaring? Het moet daar heen, dat christelijke mannen in Indi� hun bestaan vinden. Dat zal nietnbsp;Semakkelijk, niet op eenmaal gaan. Dat gaat niet langsnbsp;quot;^ftn weg, dien eenmaal bewandeld is door een� onzernbsp;'Beest bekende philantropen. Een zendelingwerkman isnbsp;althans in onze Indi�n niets. Maar verdeelt den arbeid,nbsp;Sebruikt de verschillende krachten, die u ten dienstnbsp;^taan; en de tijd zal geboren worden, dat, altijd metnbsp;gebreken , welligt met vele betreurenswaardige gebreken,nbsp;het christelijk element krachtiger dan thans, krachtigernbsp;�ian ooit in Indi� zal optreden. Ik versmaad daarmedenbsp;geenszins de hulp van den inlander; integendeel hij be-koort gewonnen te worden voor de zaak. Ik ver-''��rp daarmede ook niet de methode, die thans nognbsp;'^eor de zendelingen gevolgd wordt; zij heeft veel goeds,nbsp;ware dat zoo niet, door omverwerping van het beslaande komen wp niet tot het betere. Ontwikkeling,nbsp;^'Tje, door wel aangewende middelen bewerkte ontwikkeling moet onze leuze zijn.
Gij gevoelt, geachte Toehoorders! dat het onderwerp ^oor geen uitvoerige behandeling in deze avoudure vatbaar is. Gij die met ons werk van nabij bekend zijt,nbsp;dat ik niet voor het eerst deze gedachten uit, datnbsp;dus niet nieuw zijn, dat zij niet zjjn invallen van het
-ocr page 44-oogenblilc, Ik weet, dat onder u zijn, die ernstige bedenkingen hebben tegen de methode, zoo als ik dienbsp;opvat. Ik weet, dat ik voorstanders gevonden heb, waarnbsp;ik die niet zocht, tegenstanders waar ik die het minstnbsp;verwacht had. Gij kent echter de zuiverheid van mijnenbsp;bedoelingen. Gij weet, dat ik allerminst partijman ben.nbsp;Laat ons dan nog eens en al weder overleggen. Wienbsp;een� anderen, wie een� beteren weg weet, hp spreke.nbsp;Niet aan menschen hangt de zending; zij is het middel, datnbsp;God heeft geschonken, opdat menschen zouden medewerken tot stichting van zyn rijk op aarde. U en mijnbsp;heeft God niet noodig ter verwerkelijking van zijn verheven plan. Nederland zelfs kan daarbij gemist worden.nbsp;Doen wij het niet, anderen zullen het doen. En mijnbsp;dunkt, dat wij vingerwpzing genoeg hebben voor de dingen , die welligt in eene niet verre toekomst te wachten staan. Ik dank God, dat Hij mij in de gelegenheid gesteld heeft nog eens, eh in ruimer kring dannbsp;ik mij had durven voorstellen mijne ziel voor een deelnbsp;uit te storten. Voor een deel; want gij begrijpt, datnbsp;het onderwerp, dat ik behandelde, niet is uitgeput.
Thans echter is sluiten mij voorgeschreven; hoeveel ik ook nog op het hart heb, ik moet mij tevreden stellen,nbsp;en ik doe het met warmen dank voor de welwillendenbsp;aandacht, die gij mij geschonken hebt.
Heb ik mijne taak niet aangevangen, dan in vertrouwen op de hulp van mijnen Hernelschen vader, die mij z�� veel blijken van zijne liefde gegeven heeft, ik bidnbsp;van dien Vader, dat hij deze voordragten tot iets hoo-,nbsp;gers dienstbaar make, dan dat een spreker met zekere
l�iate van instemming, altijd met toegevendheid is aan-Sehoord, en in staat gesteld werd eene geldelijke bijdrage te storten in de kas van het genootschap, dat hij liefnbsp;heeft.
De zending verdient eene wetenschappelijke behandeling, zoo goed als broederlijke bespreking. Zij mag niet aan de uiterste grens der maatschappij eene naau-ni�elijks merkbare plaats blijven bekleeden. Zij moet innbsp;het volksleven gaan ingrijpen. Maar dat kan zoo nietnbsp;noorden, als zp het troetelkind van enkelen blijft, omnbsp;�nn door alle overigen met medelijden beschouwd tenbsp;�'^orden. De zendingmannen moeten gaan begrijpen,nbsp;dat zij als zoodanig regt van bestaan hebben. Laatnbsp;hen optreden in de volle maatschappij! Maar dannbsp;kloeten zp ook niet terugdeinzen voor onaangenamenbsp;bejegening, voor veroordeeling van hun werk.
Laat hen zelven dat werk gedurig toetsen; wel over-quot;'egen, wat anderen, al zijn het dan ook geen vrienden, daartegen in te brengen hebben; verwerpen stroo ennbsp;stoppelen en alles wat geen geschikte bouwstof blpkt
zijn.
Maar op de maatschappij rust evenzeer eene verplig-Haar voegt geen oordeel zonder grondig onder-^'�ek, op een bloot �men zegt�; geen schouderophalen bloot vermoeden; geen minachting uit onkunde;nbsp;Seen zwijgen uit onverschilligheid.
God geve, dat de zending weldra in Nederland, ge-^hk reeds in andere landen , een noodzakelijk deel worde het nationale volksbestaan! Altijd zal zij harenbsp;^genstanders en vijanden vinden; maar wat nood!
-ocr page 46-46
Wat nood, als wij iii waarheid het vorstelijke woord tot het onze kunnen maken: �Ik heb, aleer ik deze zaaknbsp;aanvaardde, een verbond gesloten met den Vorst allernbsp;vorsten. Hij is magtig ons de overwinning te verschaffen.�
Aan ons, niet te vertragen, maar ons wakkere werklieden te betoonen bij den ophouw van den tempel des Heeren. Ik heb gezegd!
-ocr page 47-Naschrift. De voorstellen, waarop ik boven doelde, zijn opgenomen in de �Mededeelingen van wege het Ne-derlandsche Zendelinggenootschap.� (XIII D.) Zij werdennbsp;door de Jaarvergadering van 1867 aangenomen, ennbsp;openhaar gemaakt in een geschrift getiteld: �Aan allenbsp;Vrienden van Indi�. � Allerlei oorzaken hebben echternbsp;Biedegewerkt om de uitvoering te beletten. Het lust mijnbsp;Diet, die hier te vermelden. Ik ben door dezen tegenspoednbsp;Diet tot de overtuiging gekomen, dat mijne denkbeeldennbsp;Over zendingmethode voor geen verwezenljjking vatbaarnbsp;zijn. Integendeel meer en meer moet het, dunkt mij,nbsp;dien weg op met de zending. Wel gevoel ik, dat mijnbsp;het voorregt niet te beurt zal vallen, die te zien verwezenlijken. Ik moet en kan daarin berusten. Intusschennbsp;IS het zendelinghuis bevolkt geworden; maar geheelnbsp;3'Dders dan ik mij had kunnen voorstellen. De kinderen onzer zendelingen werden, door het sluiten dernbsp;kostschool, aan mijne zorg toevertrouwd. Is die taaknbsp;heiligt beter berekend voor mpne krachten? Ik beslisnbsp;dit niet; ik wil gaarne in deze leiding Gods handnbsp;Orkennen, en dan heb ik geen vrijheid anders te zeggennbsp;dan; Het moet zoo goed en beter zijn.
Mag ik daarom geen leedwezen gevoelen, dat men �iet in tijds heeft ingezien, dat het zendelinghuis innbsp;^6le behoeften van Indi� had kunnen voorzien? Kannbsp;�ien het mij ten kwade duiden, dat ik in mijne voor-lezing0jj de zaak nog eens heb trachten toe te lichten?
zou deze niet hebben uitgegeven, had men mg daartoe niet dringend aangespoord. Nu de zaak nog
�18
�eeus onder de oogen van het publiek gebragt is, kan ik den w�nsch niet onderdrukken, dat de geestennbsp;verwakkerd worden, �t zij tot ernstige grondige weerlegging, �t zij tot volvoering van denkbeelden, dienbsp;alleen in zoo verre de m^ne zijn, als ik getrachtnbsp;heb, ze op het werk van onze nederlandsche zendingnbsp;toe te passen, �t Is immers gebleken, dat anderenbsp;volken z�� hebben gewerkt, als ik dit van ons genootschap verlangde? �t Is immers ook gebleken, datnbsp;ons genootschap dezelfde beginselen steeds gehuldigdnbsp;heeft ?
Zal een ander na mij dit plan verwezenlijken? Ik �wensch het vurig. En leeft in Nederland de man, dienbsp;daartoe geroepen is, ik zal hem niet in den weg staan;nbsp;ik ben ten volle bereid mijne plaats voor hem tenbsp;ruimen. Als mijne oogen den dag nog mogen aanschouwen , dat Nederland wakker is geworden voornbsp;zijne hooge roeping in Indi�, dan zal ik volkomennbsp;vrede hebben, en God danken voor zijne groote genadenbsp;aan mij bewezen.
J. C. N.
12 September 18G9.