-ocr page 1-

rp:

DE ZENDING

ONDKR

DE VOLKEN DER AARDE.

rfgt;»'WVWWWW^/V^.A/WWWW

II. AZIË.

3. ACHTEK-INDIË.

Een uitnemend, dikwijls veel te weinig door ons gewaardeerd voorregt is het, in een christenlandnbsp;^e leven. Allereerst natuurlijk al daarom, omdatnbsp;zelve nu burgers van het Godsrijk kunnennbsp;borden en daardoor voor tijd en eeuwigheidnbsp;gelukkig. Maar ook, al werden wij dit nog niet,nbsp;staan wij nog maar alleen in eene uitwendigenbsp;betrekking tot den Christus Gods, toch reeds isnbsp;ons voorregt groot, dat wij in een christelijkenbsp;Siaatschappij leven. Verre is het van ons denbsp;beschaving den grootsten zegen des evangelies tenbsp;*toenien, maar dat het toch ook een zegen is, dat,nbsp;’^aar het christendom zich vestigt, in ’t algemeennbsp;^0 zeden verzacht en denkbeelden en gevoelensnbsp;''’an menschelijkheid, betamelijkheid en vrijheidnbsp;Ook onder hen beerschende worden, die al kennen

*/ 3

1

-ocr page 2-

zij zelve ’fc christendom maar zeer oppervlakkig, toch belijders er van zich noemen, het zal opnbsp;nieuw ons duidelpk worden, waar wij volken gaannbsp;beschouwen, die zonder het licht des evangeliesnbsp;levende, ook zoo veel maatschappelijke ellendenbsp;ondervinden. O! het is zulk een leugen, hetnbsp;verraadt zulk een volslagen onkunde van den toestandnbsp;der heidensche volken en was het nog maar alleennbsp;eene openbaring daarvan, dat zeggen: Waaromnbsp;zouden wij den heidenen ’t evangelie brengen?nbsp;Zij zijn in hunnen onschuldigen natuurstaat veelnbsp;gelukkiger dan wij. Dat zij dit niet zijn, daarvannbsp;kunnen ons de Siamezen en Birmanen ten bewijzenbsp;strekken, van wie ik u thans wat ga verhalen.

’t Zijn weder volken, in Azië wonende, die ik u daar noemde. Gij herinnert u, dat wij reedsnbsp;tweemaal in dat werelddeel vertoefden, maar alsnbsp;gij tl daarbij ook herinnert, dat in dat Azië meernbsp;dan de helft des menschdoms woont en ' verre denbsp;meeste van hen of blinde heidenen of volgelingennbsp;van den valschen propheet mahomed zijn, dan begrijpt gij ligt, dat wij in Azië langer dan in eenignbsp;ander werelddeel ons ophouden. Reeds beschouwdennbsp;wij het westelijk en oostelijk gedeelte er van:nbsp;de landen met de gele kleur, eens christelijk,nbsp;thans mahomedaansch eu het ver afgelegen Japannbsp;en China, zoo lang voor andere volken gesloten.

-ocr page 3-

Daavtusschen in uu ligt het vaste land van Indie, lt;3oor de riviet de Brahmapoetra in twee grootenbsp;deelen gescheiden: Voor- en Achter-Indië. Ik hebnbsp;€r een oogenblik over gedacht die heide deelennbsp;te gelijk te beschouwen, maar kwam daarvannbsp;spoedig terug. Vooral het eene gedeelte, Voor-Indië,nbsp;Ook wel Hindostan geheeten, dat onder Engelschnbsp;gebied staat, vereischt en verdient eene afzonderlijke beschouwing, en Achter-Indië, waarmede wijnbsp;Ons thans gaan bezighouden, is zulk eene ooknbsp;¦wel waardig, al was het alleen omdat daardoornbsp;ona medelijden met dat ongelukkig land grooternbsp;On ons gebed, dat het Godsrijk ook daar meernbsp;koine, hartelijker en vuriger zal worden. Doornbsp;het afzonderlijk te behandelen, verkrijgen wij ooknbsp;nog dit voordeel, dat v.'ij, ook nu nog alleen metnbsp;Zulke volken kennis maken, die onder eigen be-Iieerschers staan, terwijl wij dan later in de bewonersnbsp;Van Hindostan en van den Oostindischen archipelnbsp;Volken zullen leeren kennen, die aan anderenbsp;natiën , gedeeltelijk aan Engeland, gedeeltelijk aannbsp;Nederland onderworpen zijn.

De twee deelen, waarin het vaste land van Indië is gescheiden, zijn wel niet even groot,nbsp;maar toch staat de bevolking dier beide deelennbsp;in niet de minste verhouding tot beider uitgestrektheid. In Voor-Indië toch leven op eene oppervlakte

1*

-ocr page 4-

van 65,000 vierkante mijlen, 180 millioen menschen. Achter-Indië daarentegen is 40,000 vierkante mijlennbsp;groot en daar wonen er naauwelijks 30 millioen.

Het land zou er niet minder dan in Voor-Indiè' kunnen voeden, want bet is een der vruchtbaarstenbsp;en schoonste der aarde. Wjj vinden echter ooknbsp;hier het treurige verschijnsel, dat wij ook in onsnbsp;werelddeel, denken wij slechts aan Spanje ennbsp;Italië, opmerken, dat daar waar de natuur hetnbsp;schoonst en vruchtbaarst is , de menschen vaaknbsp;ellendig, lui en traag zijn. Ook in Achter-Indiënbsp;is dit zoo. Groote rivieren stroomen er door ennbsp;maken het door hare overstroomingen vruchtbaarder,nbsp;dan de Nijl het Egypteland doet. Nooit misluktnbsp;er de oogst. Vruchtboomen, die zelfs in denbsp;Indische bezittingen der Engelschen hunne vruchtnbsp;niet tot rijpheid brengen, zijn hier met heerlijkenbsp;vruchten overladen. Van de menschen, die ernbsp;wonen, kunnen wij helaas! hetzelfde niet zeggen.nbsp;Wij zullen het zien, waar wij met hen ons bekendnbsp;gaan maken. Wat in de eerste plaats het bestuurnbsp;betreft, waaronder zij leven, wij vinden hier niet,nbsp;als in China, vele millioenen onder denzelfdeunbsp;schepter vereenigd. Achter-Indië is in onderscheidennbsp;Staten verdeeld. De westkust behoort grootendeelsnbsp;aan de Engelschen, onder wier heerschappij ooknbsp;het rijk van Assam in het noorden met eeno

-ocr page 5-

bevolking van 1 millioen inwoners staat. Belialve dat, zijn er voornanielük drie groote, onafhankelijke rijken, dat van Assam, van Siam en vannbsp;Birma. Elk van 'deze heeft eene uitgestrektheidnbsp;als gansoh Duitschland, maar telt op verre nanbsp;niet zoo veel inwoners. Bezien wij elk dier landennbsp;Wat meer van nahij.

A. A.SSAM.

Van Assam, dat ik in de eerste plaats u noemde, is niet veel verblijdends te zeggen. T?ro-testantsclie zendelingen vindt men er in ’t geheelnbsp;niet, en ofschoon Roomsche er reeds meer dannbsp;twee honderd jaar arbeiden, zijn verre de meestenbsp;inwoners nog heidenen. En dat zijn er niet weinigen. Dat Assam toch heeft eene bevolking vannbsp;12 a 15 millioen menschen, vier, vijfmaal zooveelnbsp;als ons vaderland. Voor een deel zijn zij volgelingen van CONFUCIUS, dien wijze uit China, vannbsp;wien wij onlangs hoorden, terwijl andere aanbiddersnbsp;zijn van dien buddha, die in gansch Indië ondernbsp;verschillende namen, in Achter-Indië onder diennbsp;Van GAUDAMA wordt vereerd. Zoo als ik zeide,nbsp;hebben Roomsche zendelingen hier het christendomnbsp;trachten te brengen, en een half millioen inwoner»nbsp;Worden gerekend tot hunne kerk te behooren.

-ocr page 6-

Voor eenige jaren werden zij zwaar vervolgd en stierven er vijf bisschoppen en tien zendelingen,nbsp;meest Pranschen , als martelaren. Daaruit is toennbsp;een oorlog ontstaan tusschen de beheerschersnbsp;van Assam en Frankrijk, die eindigde met dennbsp;afstand van een gedeelte des lands aan de Pranschennbsp;en de vidje toelating van het christendom in hetnbsp;geheele rpk. Wij zouden over dit laatste meernbsp;ons verheugen, als er nu ook een Evangelie verkondigd werd, rijker aan troost en heiliging dannbsp;de verbasterde Eoomsche kerk er brengen kan.nbsp;Geve God, dat weldra de tijd aanbreke, dat ooknbsp;over dit volk, dat nu nog in duisternis zit of innbsp;schemerlicht wandelt, het volle licht van Zijnnbsp;koningrijk opga.

B. SIAM,

Niet zoo treurig als in Assam is het in Siam gesteld, het tweede der groote Indische rijken,nbsp;waarvan wij hebben te spreken. Daar is althansnbsp;het zuivere Evangelie aan de inwoners verkondigdnbsp;en dat wordt het nog. De eerste Protestantschenbsp;zendeling, die er kwam en eenigen tijd vertoefde,nbsp;was de u reeds bekende gützlaïf , die voor datnbsp;hp geheel aan den arbeid onder de Chinezennbsp;zich wijdde, drie jaren in Siam doorbragt. Hij

-ocr page 7-

is het ook, die nadere berigten van dat land en dat volk ons gegeven heeft, dat even als denbsp;meeste van Achter-Indië nog te -weinig bekend is.nbsp;En uit die berigten blijkt, dat, -wat ik van ditnbsp;deel van Indië in ’t algemeen zeide, zeer in ’tnbsp;byzonder van Siam geldt. Het is een heerlijknbsp;land, maar schaars bevolkt, bevolkt door eennbsp;Ongelukkig, ellendig menschengeslacht. Wat hunnenbsp;godsdienst betreft, zijn zij aanbidders van buddiianbsp;of GAUDAMA zoo als ook zij hem noemen, volgensnbsp;¦wiens leer de, hoogste bestemming van den mensohnbsp;is om eens in het niet weder te keeren , -waaruitnbsp;bij eens te voorschijn kwam. Deze troosteloozenbsp;godsdienst wordt beleden door een volk, dat meernbsp;dan andere, behoefte heeft aan troost. Allerellendigst toch is de maatschappelijke toestand innbsp;Siam. De koning heerscht er met volstrektenbsp;¦willekeur en wordt er als een god vereerd. Allennbsp;moeten hem dienst bewpzen, want geen Siameesnbsp;is zijn eigen meester. Ieder inboorling is van zijnnbsp;vier en twintigste jaar af verpligt vier maandennbsp;in het jaar geheel voor den koning te ai-beidennbsp;in huiselijke dienst, op het veld, ter zee of bijnbsp;het leger. Zij ontvangen hiervoor geen loon ennbsp;worden dus haast genoodzaakt, wat zij dan uoodignbsp;hebben op misdadige wijze zich te verschaffen,nbsp;terwijl vrouwen en kinderen tehuis verteeren, wat

-ocr page 8-

in de overige aclit maanden verdiend was ^of wat maar al te veel geschiedt, honger lijden. Hetnbsp;gevolg van die wedevregtelijke handelwijs is,nbsp;dat er in dit door de natuur zoo rijk gezegendnbsp;land zooveel armoede en gebrek heerscht. Henbsp;koning alleen is er rijk, maar alle anderen zijnnbsp;arm; hij alleen is er vr^, maar alle anderen z^nnbsp;aan dienstbaarheid onderworpen. Tot zelfs metnbsp;de hoogste Staatsbeambten is het er daardoor zeernbsp;treurig gesteld. Gützlaef deed er de ervaringnbsp;van op, toen hp voor het eerst in het land kwam.nbsp;Bij den eersten Staatsminister ontboden, werd hijnbsp;in eene zekere soort van stal gebragt, waar timmerlieden zeer druk bezig waren. Hij zocht ernbsp;naar eene deur om in het paleis van den Ministernbsp;te komen, maar groot was zijne verbazing, toennbsp;z^n gids hem naar een bijna naakten , vettennbsp;man verwees, die op planken uitgestrekt lag ennbsp;zich bezig hield met het schoonmaken van dennbsp;loop eens geweers, en grooter werd zij nog, toennbsp;hij allen die tegenwoordig waren, op hun aangc-zigt zag neder vallen en hij tot de overtuigingnbsp;kwam, dat hij in dien wanstaltigen, smerigen man,nbsp;Siams eersten Staatsminister aanschouwde. Weinignbsp;bemoedigend was voor hem het gesprek, dat dezenbsp;daarop door een tolk met hem hield. Na eenigenbsp;vragen hem gedaan te hebben, betreffende zijn

-ocr page 9-

ambt en de bedoeling, waarmede liy in Siam kwam, zeide hij tot hem: »Gij zijt een priester, kuntnbsp;gij ook kippen slagten? hebt gij een vrouw, kuntnbsp;gij ook bidden en prediken?” En toen Giiïztawnbsp;antwoordde, dat hij het kippen slagten overlietnbsp;aan zijn knecht, en dat bidden en piediken zijnnbsp;ambt was, hernam de Staatsminister: «Welaan,nbsp;gij moet in mijne tegenwoordigheid bidden ennbsp;¦eene predikatie bonden.”

Zoo is GÜTZLAFï in de maand Augustus van het jaar 1838 in Siam ontvangen en wij kunnen ernbsp;reeds uit vermoeden, wat daar voor de Evangelieprediking te doen was. Hij en andere zendelingen,nbsp;die na hem er werkten, klagen vooral over denbsp;vreeselpke domheid des volks. Wel hebben zijnbsp;niet minder dan 50,000 priesters, één op denbsp;aestig zielen, maar behoef ik het u wel te zeggen:nbsp;deze, zij zijn blinde leidslieden der blinden. Datnbsp;cr zoovelen aan dit ambt zich wijden, heeft daarinnbsp;zijne oorzaak, dat zjj van die vier-raaandeljikschenbsp;dienst des konings vrij zpn. Zij mogen zich echternbsp;niet in het huwelijk begeven, zoodat wel in allenbsp;opzigteri de vloek op Siams huiseljjk en maatschappelijk leven rust. Men kan zich haast geennbsp;juist denkbeeld vormen van de slavernjj, waarondernbsp;zij, die er vrjjen heeten, zuchten en van dennbsp;bespott^ijken eerbied, dien zjj voor een mensch,


-ocr page 10-

10

hunnen koning, hebben. Het ia alsof op hem wordt overgedrageu, wat eigenlijk aan God toekomt.nbsp;Men mag niet vragen, hoe het met zijn gezondheidnbsp;is gesteld, want hoe zou hem iets kunnen ontbreken? Spreekt men van hem, dan noemt men hemnbsp;Heer over alles of almagtigste of onfeilbare. Alles van hem is van goud. Wil mennbsp;gehoor hij hem hebben, dan zegt men, dat mennbsp;zijn gouden voeten wensoht te bereiken. Zegtnbsp;men, dat hij iets gehoord heeft , dan is het,nbsp;het is tot zijn gouden ooren doorgedrongen.

Wel zal er veel toe behooren om zulke slp.afsche en daarbij vaak nog zoo hoogmoedige zielen tenbsp;brengen tot de vrijheid van de kinderen Gods.nbsp;Toch is er ook in Siam, wat de Evangeliepredikingnbsp;bevordert. Het is vooreerst al, de vrijheid dienbsp;elke godsdienst en zoo ook de christelijke daarnbsp;voor hare belijders vindt. Tot nog toe raag hetnbsp;Evangelie er vrij gepredikt worden. Verder dit,nbsp;dat zij even als de Chinezen , die er ook vele innbsp;Siam wonen, gr9ote liefhebbers van lezen zijn.nbsp;Als gij bedenkt, dat de zendelingen soms komennbsp;in landen, waar niet alleen de drukkunst, maarnbsp;ook het schrijven en dus alle lezen geheel onbekendnbsp;is, dan gevoelt gij, hoe dit hun reeds moed geeft,nbsp;als zij bij menschen komen, bij wie zij althansnbsp;met die moeijelijkheid niet te worstelen hebben.

-ocr page 11-

1.


u

En kunnen de Siamezen lezen, zij kunnen, en zietdaar Wat vooral de vrienden van bet Godsrijk met eenenbsp;blijde hoop voor hen mag vervullen, zij kunnennbsp;Ook den Bijbel, ten minst het Nieuwe Testament ennbsp;de geschiedkundige boeken van het Oude lezen, dienbsp;door GÜTzLAFr in hunne taal werden overgebragt.nbsp;Tegenover die gunstige verschijnselen staan echternbsp;Ook ongunstige, en ouder deze staat als in Chinanbsp;Eet gebruik van opium bovenaan. Amerikaanschenbsp;zendelingen strijden er tegen deze als tegen allenbsp;Vijanden en zoeken de Siamezen met Hem, die ooknbsp;Eun Zaligmaker wil zijn, bekend te maken. Zijnbsp;Eunnen echter maar op weinig vruchten van hunnennbsp;Arbeid er wijzen. Alles is er nog zeer in dennbsp;beginne.

Wel wekken dus deze Indiërs bij ons een gevoel Van medelijden. Wel hebben wij met het oog opnbsp;Een vurig te bidden, dat toch spoedig de dagnbsp;3'anbreke, dat ook de Indiaan voor jezus de knienbsp;Enige. Maar zijn er in Siam nog slechts weinigenbsp;^ie dat doen, anders en beter is het in het derdenbsp;Sroote Indische Rijk Birma. Daar wordt, al isnbsp;Eet nog niet de volle dag, toch reeds het morgenlicht gezien.

-ocr page 12-

12

C. BIRMA.

Is liet nog op vele plaatsen der aarde, ook in die streken, waarop wij thans onze aandachtnbsp;vestigen nacht en donkerheid, toch aanschouwennbsp;wij hier en daar, ook waar het voor weinigenbsp;jaren nog alles duisternis was, de eerste lichtstralen van den nieuwen dag. Zoo is het ook innbsp;Birma, het magtigste van de rijken van Achter-Indië, tot welks beschouwing wij nn overgaan.nbsp;Even als Assam en Siam is het zeer uitgestrekt,nbsp;maar weinig bevolkt eii niet minder als daar, isnbsp;de natuur er heerlijk en schoon. Ik ga u eerstnbsp;wat van het land en zijne bewoners mededeelen,nbsp;dan maak ik u bekend met den zendeling, die ernbsp;zoo ijverig en met zooveel vrucht arbeidde, datnbsp;men hem den Apostel der Birmanen heeft genoemd,nbsp;eindelijk verhaal ik u wat van de gezegende vruchtnbsp;der Evangelieprediking in dat land.

De inwoners vau Birma, zij bedragen een getal van circa 5 millioen, hebben in aard en karakternbsp;veel overeenkomst met hunne naburen, de Siamezen,nbsp;en met hen gelijken zij ook op de Chinezen, innbsp;zooverre zij als deze valsch en listig en uitermatenbsp;trotsch zijn. Alle volken van Achter-Indië hebben dien zonderlingen hoogmoed gemeen, dat zijnbsp;hun land als het middenpunt der wereld en hunnen

-ocr page 13-

13

Vorst als den koning van het menselidom beschou-vven. In het laatst van de vorige en het begin Van deze eeuw wei'd die volkstrots bij de Birmanennbsp;oiet weinig gevoed door dat hun gebieder denbsp;Omliggende rijken eiv daaronder ook Siam aannbsp;^ijne heerschappij wist te onderwerpen. Later innbsp;1824-1826 zijn zij in oorlog geraakt met denbsp;Engelsohen en toen deze er spoedig vele vei'Ove-vingeu maakten, werd hun trots een weinig gefnuikt,nbsp;daar zij wel genoodzaakt waren te erkennen, datnbsp;or nog magtiger volken waren dan ’t hunne. Zijnbsp;l'leven echter onafhankelijk , hoewel zp veel doornbsp;hen ingenomen land aan zijn voormalige gebiedersnbsp;^erug moesten geven en de zeekust onder Engelschenbsp;heerschappij kwam. Wij gunnen hun die staatkundige onafhankelijkheid, als zij maar in ’tnbsp;geestelijke onder het zachte juk van den bestennbsp;hieester zich leeren buigen. De man die daartoenbsp;®en der gezegeudste middelen hun was in de handnbsp;*ljns Heeren, is een Amerikaansche zendeling,nbsp;¦^Donieam judson geheeten. Zijne levensgeschiedenisnbsp;zeer merkwaardig en doet ons nu eens aannbsp;oliiziArr en dan weder aan luthek denken. Gijnbsp;herinnert u nog den hoogmoedigen, eerzuchtigennbsp;Jongeling, die bij zijne opneming in het zendeling-hnis van den predikant jünicke, op zijne vraag,nbsp;vvat hij daar kwam doen, ten antwoord gaf: »Ik

-ocr page 14-

14

¦wil een beroemd kanselredenaar worden.” Den* zelfden hoogmoed merken -wij in judson op. Zpnnbsp;vader quot;was predikant te Plymouth in Amerika ennbsp;reeds zeer vroeg gaf de later zoo beroemd geworden zendeling blijken van goeden aanleg. Maarnbsp;even als gütziaff in den beginne diende hij metnbsp;zpne gaven zichzelven, niet den Heer. Als jongeling aan het einde zijner studiejaren met anderennbsp;een vergelijkend onderzoek ondergaan hebbende,nbsp;stond hij dit glansrijk door, maar het kort berigt,nbsp;dat hij daarvan aan zijn vader zond: »’t is mijnbsp;gelukt, ik ben de eerste,” doet ons een diepennbsp;blik slaan in zijn hart en ons zien, dat hetnbsp;daar toen nog treurig gesteld was. Later dwaaldenbsp;hij ook met zijn verstand geheel af en begon aannbsp;de waarheid van Gods openbaring te t-wijfelen,nbsp;In dien gemoedstoestand bezocht hij een oom vannbsp;hem, mede predikant, waar hij een jong predikernbsp;ontmoette, wiens gesprekken een diepen indruknbsp;op hem maken. Nog met dien indruk in het hartnbsp;reist hij verder en moet iu eene herberg overnachten, ¦waar hem wel een vrpe kamer wordtnbsp;gegeven, maar met den wensch, dat het hem nietnbsp;hinderen mogt, dat er in een nabij gelegennbsp;vertrek een zieke lag, wiens dood men tegemoetnbsp;zag. Hij kan zijn gedachte van dien zieke nietnbsp;aftrekken. Zou hg tot sterven bereid zgn? Zou

-ocr page 15-

15

liy vergeving van zonden hebben? Deze eii andere ¦vragen komen hem voor den geest. Wel zegt hijnbsp;tot zichzelven: is dat nu mijne philosophie ? maar hijnbsp;Inlijft onrustig. Eindelijk slaapt hij in. Aan dennbsp;Oaorgen vraagt hij naar den zieke en hoort datnbsp;tij dien nacht gestorven is. Keeds dat ontroertnbsp;liem, maar nog veel heviger wordt zijn ontroering,nbsp;toen, hem de naam van dien gestorvene genoemdnbsp;’^'fordt. Het was een zijner beste academievrienden,nbsp;ttiaar een vriend van dezelfde denkwijs, als hijnbsp;den laatsten tijd geweest was. Deze schoknbsp;tieslist bij hem. Wie, die lcihek’s jongelingsjarennbsp;^ent, denkt hier niet aan diens vriend alexiüsnbsp;zijn plotseling sterven? De jeugdige judsonnbsp;tgt;ezocht daarop het seminarium te Andover, waarnbsp;^et besluit bij hem tot rijpheid kwam om dennbsp;Heer, dien hij had liefgekregen als zijn Zaligmakernbsp;^0 het moeijelijk zendiugwerk te dienen. Eenenbsp;®'a.nbieding van eene predikantsplaats aan de hoofdmerk te Boston slaat hij af en met bewilligingnbsp;^IJner ouders reist hij naar Engeland. Amerikanbsp;mad toen nog geen eigen zendelinggenootschap,nbsp;hoewel het te Boston in datzelfde jaar (1810)nbsp;Voornamelijk door een schrijven van judson ennbsp;^oor zijn vrienden tot stand kwam. Door eennbsp;®ogelsch genootschap wordt hij naar Engelsch-Indiënbsp;afgezonden, maar, w^ zullen het later hooren,

-ocr page 16-

16

hoe christelijk een vereeniging van mannen, lt;lie christenen zich noemden, daar jaren langnbsp;gehandeld heeft, judson mogt daar niet blijven.nbsp;Het eerste zeilree schip brengt hem naar hetnbsp;Oost-Afribaansche eiland Isle de France. Ook hiernbsp;niet geduld, komt hij nogmaals naar Indië ennbsp;ofschoon in eene andere streek aangeland, moetnbsp;hij weer vlugteu. Daar er nu juist in de havennbsp;geen ander schip lag als een, dat naar de Bir-maanache stad Rangoon voer, bleef hem nietsnbsp;anders over als naar de Birrnanen te gaan. Zoonbsp;kwam JUDSON in 1813 in Birma. Hij heeft ernbsp;jaren lang met zijn voortreffelijke vrouw ondernbsp;groote moeljelijkheden, maar met rijken zegennbsp;gearbeid. Vooral in den reeds genoemden oorlognbsp;met de Engelschen heeft hij er met zijn mede-zendeling pkice veel doorgestaan. Hij bevond zichnbsp;toen in Ava, de tegenwoordige hoofdstad vannbsp;Birma. Bij het uitbarsten van den ki-ijg werd hijnbsp;dadelijk gegrepen en met andere Engelschen innbsp;een zoogenoemden doodskerker geworpen. Elfnbsp;maanden zaten'zij daar, twee aan twee gekeetend,nbsp;te smachten, en akelig was de toestand der vrijnbsp;gebleven vrouwen, die dagelijks de tijding verwachten , dat haar mannen ter dood waren gebragt.

Reeds was werkelijk de dag bepaald, waarop dit zou geschieden , maar de omstandigheid, dat

-ocr page 17-

17

¦lt;Je man , die daartoe geraden had, in ongenade ''iel, verhinderde de uitvoering op het oogenbliknbsp;der beslissing. Echter duurde de gevangenschapnbsp;twee volle jaren. Na dien tijd, toen de vredenbsp;gesloten was, kon judson, helaas echter niet meernbsp;^et zijn vrouw, die in 1826 terwijl hij afwezignbsp;¦Was, stierf, weer vrij in Birma werken, en denbsp;Amerikanen, die hunne zaken nooit ten halve doen,nbsp;Ondersteunden hem krachtig. Tot 1831 kwamennbsp;¦or niet minder dan 31 zendelingen van welke 34nbsp;gehuwd waren, Wel stierven er velen maar denbsp;Overblijvende ontwikkelden een verbazenden geloofs-*noed. JunsoN was en bleef jaren lang tot aannbsp;®^Ün dood in 1850 de ziel van ’t geheel en zorgdenbsp;Ook voor eene vertaling der heilige schrift in denbsp;taal der Birmanen, daarmede in eene behoeftenbsp;''vóórziende, waarin overal voorzien moet worden,nbsp;2al eene zending op den duur vruchten dragen.

De zending in Birma droeg ze, echter op andere 'quot;'ijs als JUDSON zelf wel verwachtte. Het ging ernbsp;¦®'ls in Korinthe, die rijke en aanzienlijke koopstadnbsp;quot;an Griekenland, maar waar de eerste christenennbsp;olezulken waren, dat paulus aan hen schreef: »zietnbsp;roeping, broeders! dat gp niet vele wijzennbsp;*ijt naar het vleesch, niet vele magtigen, nietnbsp;quot;ele edelen.” Met volle regt kan datzelfde vannbsp;eerste christenen in Birma gezegd worden.

-ocr page 18-

18

Zij waren geen eigentlijk gezegd Birmanen , maar behoorden tot een onder hen wonende en doornbsp;hen doorgaans zwaar onderdrukte volksstam^de-Karen en. In grooten getale, men zegt tot 2nbsp;millioen wel, wonen deze in het rijk van Birffl^nbsp;in onaanzienlijke dorpen, en onder deze Kareneönbsp;is het Evangelie met zoo veel vrucht verkondigd rnbsp;dat reeds in 1832 een zendeling van daar schrijve^nbsp;kon: »Niet langer behoef ik u over de gruweleOnbsp;des heidendoms, maar mag veel meer van damp;nbsp;zegeningen des Evangelies spreken. Mijn brief i®nbsp;niet meer uit een heidensoh land gedagteekend.nbsp;want de afgodendienst is van den oever deze^^nbsp;rivier verdwenen. Mijn oogen rusten op veldeninbsp;welke de hand der christenen bebouwd heeft-’nbsp;Het waren christenen uit de Karenen van wi^nbsp;hij dit schreef; maar diezelfde christenen wete»nbsp;ook ander en beter zaad te zaaijen. Spoedig tochnbsp;kregen, de zendelingen daar iulandsche medehelpers»nbsp;onder welke vooral twee met name ko-tha-byu eonbsp;SAN-QUAÏ.A uitmuntten. De eerste, door junsoi*nbsp;vrijgekocht en in 1828 gedoopt, doorreisde n»nbsp;den Engelsohen oorlog, hij was toen reeds meer'nbsp;dan 50 jaar oud, geheel Birma om er vooralnbsp;onder de Karenen chkistus te prediken. Op eeonbsp;dier reizen kwam hij in een dorp, waar een huiS'nbsp;gezin woonde, dat door den Heer gezegen^

-ocr page 19-

19

'quot;'erd, om zelfs een zegen voor anderen te worden, Voor eenige jaren was daar een kind geborennbsp;•iat door zijn ouders, «^uaia, liooi?, verwachtingnbsp;quot;vras genoemd, zoo als een lamecii zijnen zoonnbsp;ï^oach noemde, zeggende; »deze zal ons troostennbsp;Over ons werk en over onze smart.” QualaVnbsp;Vader ging diep gebukt onder de verdrukking dernbsp;Birmanen. Zijn moeder was zoo voortreffelijk eennbsp;Vrouw en later zulk eene geloovige christin, datnbsp;Oen zendeling van haar schreef; ^Was ik eennbsp;Schilder en moest ik mama aan de voeten vannbsp;Jezus schilderen, ik zou daartoe genoeg hebbennbsp;aan de herinnering die ik heb van deze ootmoedige zuster, hoerende naar de woorden van denbsp;gezanten des Heeren.” Onder de leiding van zulknbsp;oene moeder is san-quaua gunstig ontwikkeld ennbsp;een der bekwaamste en pverigste predikers ondernbsp;zijn landgenooten geworden, meer dan zijn oudersnbsp;Bet ooit hadden kunnen vermoeden, de verwachting vervullende, die zij reeds hij zijn naamgevingnbsp;Jiitspraken.

Wel werd er ook door hem een blijde hoop Vervuld. Met welk gunstig gevolg toen het Evangelie in Birma en inzonderheid onder de Kareneunbsp;gepredikt werd, blijkt ons uit eene rede voor reedsnbsp;meer dan tien jaar te Londen door een lid vannbsp;Bet parlement in eene groote vergadering van het


-ocr page 20-

20

Engelsch-Keikelijk zendelinggenootschap gehouden. Tot meerderen ijver voor de zending in Engelscb'nbsp;Indië willende opwekken wees hij op de gezegendenbsp;werkzaamheid van judson in Birma en inogt eïnbsp;toen reeds van zeggen : »Daar is nu eene christe-lijke bevolking van 100,000 zielen, daar zijn 176nbsp;Birmaansohe- en Karener-gemeenten met 11,966nbsp;Avondmaalsgangers en 2500 school-leerlingen, vannbsp;welke laatste er 197 in de stad Eangoon tot hetnbsp;piredikainbt worden opgeleid en met 174 iulandschenbsp;heidensche leeraars. Ligt daarin niet voor onsquot;nbsp;voegde hij er bij, igt; eene bemoediging en een®nbsp;aansporing om in onzen arbeid voort te gaan.quot;nbsp;En als latere berigten (van 1867) ons dan sprekennbsp;van een getal van 19,231 Avondmaalsgangers ennbsp;4,517 school-leerlingen, van 560 gemeenten ennbsp;412 iulandsche leeraars, als ons verhaald wordtnbsp;dat door die niet rijke bevolking 20,000 guldennbsp;voor den arbeid onder hen wordt bijgedragen, dannbsp;mag ik, waar wij zulke vruchten van het zending'nbsp;werk aanschouwen, dezelfde vraag wel aan onSnbsp;rigten: ligt daarin niet ook voor ons eene bemoediging en aansporing om in onzen arbeid nietnbsp;te vertragen? Of zegt gij welligt nog? Jainbsp;maar welke christenen zijn die Binnanen ennbsp;Karenen misschien? Hoort het getuigenis van eennbsp;officier van het Engelsche leger omtrent hen; a^het

-ocr page 21-

21

*Ün vooral twee treklsenzegt hij, sclie de Ka-^^eensche christenen kenmerken : hij de vrouwen '^6 ingetogenheid en knischheid, die in de treffendstenbsp;^®genstelling staan met de zoo losse zeden vannbsp;^it land van Indië en de mannen de grootenbsp;öaanwgezetheid, waarmede zij hunne belofte hou-'^®n, bij hunne aanneming tot lid der kerk afgelegd,nbsp;in het geheel geen sterken drank te zullennbsp;gebruiken. Ik ben er zelf getuige van geweest,nbsp;^at geen van hen er toe kan gebragt worden,nbsp;Wndewyn aan te nemen. Altijd was het weernbsp;hetzelfde antwoord:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»christenen drinken geen

sterken drank.”

Over het al of niet gepaste van het afvorderen zulk eene belofte bij het afleggen van belijdenis,nbsp;opreken wij hier niet. Het kan zijn dat de Ame-'¦ikaansohe zendelingen onder deze volksstammennbsp;wie dronkenschap eens heersohend geweest is,nbsp;een bijzonderen aanleiding toe hebben. Maarnbsp;^at dunkt u, van die kuisch en matig levendenbsp;Garenen? Zeker wel dat hunne jeugdige gemeentennbsp;**^Snige gemeente ter beschaming zijn , waar hetnbsp;®bristendom siuts meer dan duizend jaar bekendnbsp;Of zij door hun gedrag, hun naauwgezettenbsp;''^^ndel en den ijver door velen hunner betoond,nbsp;ook anderen tot christus te brengen ook onsnbsp;heiligt beschamen; bedenke een ieder, die dit

-ocr page 22-

22

leest bij zichzelven, maar voordat wij ooit in de ¦weinige vrucht op den zendingarbeid een voorwendsel zouden zoeken om ons te onttrekken aaünbsp;dit door den Heer ons aanbevolen werk, vergelijken wij den toestand der jeugdige gemeenten i»nbsp;de heidenlanden met dien in die landen, waarnbsp;het christendom sints eeuwen gevestigd is. Ëonbsp;zoo menigmaal wij er als onder de eenvoudig®nbsp;Karenen leeren kennen niet beneden, maar bove^nbsp;vele in ons werelddeel, in ons vaderland, wekk®nbsp;ons dit tot eene edele jaloerschheid en bij de aansporing, die er in ligt om in den zendingarbeid inbsp;die door den Heer gezegend, zulke heerlijke vruch’nbsp;ten kan dragen, niet te vertragen, wekke het ni®^nbsp;minder ons op om ook in eigen kring door woordnbsp;en wandel te doen, wat onze hand vindt om t®nbsp;doen, wetende en bedenkende dat noch de een®nbsp;noch de andere arbeid ijdel is in den Heer.

-ocr page 23-

verkrijgbaar de volgende Kleine Stukjes

(Je Drukkers en Boekverkoopers M. Wijt amp; ZoNEN, zijn

15

10

15

Cents.

Peter Lobcck.............IS

J^e welbestede stuiver..... 10

De wever uit Welsh.......07i

De kleine bewoner \an het Auvergnésche Gebergte,... 10

Arme Sara................ 04

De jonge Ilutbewoonster... 22^ Opwekking te Elberfeld.... 05

De lerschc boer........... 10

Elisabeth Cunningham..... 15

John Robins, de matroos... 10 Uitbreiding der Parabel ... 10nbsp;Kolonel Jacob Gardiner.... 15^

lie Stroopers-dochter...... 10

De Bode met goede tijding. 15

Jansje Allan.............. 15

Zonderlinge tjjsschenkomst

der Voorzienigheid........07

Eevensber. van Amelia Gale 07^

Sara Hill.................. 1.24

De geschied.van WarySmith 12^

De Dorps-predikant....... 10

De waarheid van het Evang. 10

Kracht des geloofs........ 10

Herman de houthakker..., 12| Laatste uren v.John Cowper 10

Het einde van den tijd..... 10

Wat God bewaart, is wel

oewaard.................. 15

Wie zijt gijl Wat hebt gij

te doen 1............... .. 10

De weêrhaan van het kasteel 12^ Eben-Haëzer inLatakko... 10nbsp;Indiaansche bekeerlingen .. 10

De Christen-feesten........ 05

herhaal van 2 predikers.. • 07i De tijd en de eeuwigheid.. 10nbsp;Kort en heilzaam berigt... 10nbsp;Johan Coenraad Ter Linden 07^nbsp;Een beroep op het hart.... 12inbsp;De landjnan in den Elzas... 10nbsp;^terfg-evallen van zeven bekeerde heidenen.......... 10

levensloop van C.L.Töpfer, 07^ ^enige bijzonderheden uitnbsp;het leven van Morripon..... 15

Cents,

Lydia S.................07i

Hugo Bourne............ 07^

De christelijke viering van

den Zondag..............05

Henri Obookiah.......... 10

De zendelingen in Groenl., 15 Het bezoek bij een kranke. 15nbsp;Brieven van een’ leeraar .. 15

Polycarpus.............. 10

Als God werkt, wie zal

dan keeren ?.........

De Soldaten-dochter.,

Het gelukkige sterfbed...

De weg en het middel De gast zonder bruiloftskl. 07$

Treffend voorbeeld....... 07J

Levensschets V. Blumhardt 15

Hadara.................. 04

De oude geneesheer...... 10

De roepstem des Ileeren 15

Anna Walsh ..... ......... 074

Eerste zend. te St. Thomas 15

Thirza...................20

Vroege godsvrucht.. ..... 07è •

De Russische kleermaker. 074 Rermerk. v. een kind Gods 07^nbsp;Overtuiging verw'aarloosd. 124nbsp;Woord aan jonge moeders. 074nbsp;De onbekende zendeling.. 04

Mevrouw Eumpff......... 10

Opmerkelijke leiding Gods 07

Een nieuw traktaatje..... 10

De vrome landman... ..... 074

Ged. over de eeuwigheid.. 074

Maria................... 10

William................. 074

De Christen in het gasthuis 03

Lord Teignmouth........ 10

I..even van Schwartz.....08

Wie zoekt die vinlt;lt....... 0.5

Levensb. van een’ soldaat.. 05

Pacalsdorp............... 074

Onnoodige zorgen........ 04

Zachéüs.................. 08

De twee buren........... 10

Bekeering v. A. H. Franke. 04


-ocr page 24-

85.

86.

87.

88.

89.

90.

91.

92.

93.

94.

95.

96.

97.

98.

99.

100.

101.

102.

103

104

105

106

107.

108.

109.

110. 111.nbsp;112.

113.

114.

115.

116.

117.

118. 120.nbsp;121.

122.

123.

124.

125.

126.

127

128,

129,

130,

138.

139.

110.

141.

142.

143.

144.

145. 148.nbsp;147.

f. IJ nbsp;nbsp;nbsp;.......... V- , a

. Uit-en inwendige zending 05 . De twee erfenissen....... 05 n.,.

50.

151.

152.

153.

154.

155.

158.

157.

158. 159nbsp;160.nbsp;161.nbsp;1G2.

183.

184.

165.

166.

167.

168.

169.

170.

171.

172.

173.

174.

Cents.:

Blandina................07^! 132.

Hede vail eeii grijsaard ... 07^j 133. Hot huisgez. te Ilaeterdale 15 ‘134.nbsp;Inwendig Christendom on- }

der llottentotten........ 05. 135.

Aarons dood............. 15 '

Het Paaschfeest.......... 10 jl36.

Leven van Chrysostomus . 07^ 137 Het geheimzinnige in den

Christen................. 05

Jacob Wilson............ 15

De eerste kerkgang...... 10

Wanneer ben ik , enz..... 08

Overeenk. Christel. Godsd. 05

Zendingsgave............ 15

De zwarte knecht........ 10

Waarschuw, tegen valsche

overleggingen............ 19

De bedelaar.............. 05

Samuel Mills............. 05

Triomfboog van Titus .... 06 Zijt gij gelukkig?......... 07^

De waarde van het gebed. 07V|

Samuel Crowther......... 07V

Caiharina Philips,.......07^

Goodluck Day............ 07^

De toestand derheid.vrouw 07| Middel om rijk te worden. 01nbsp;Eene oude beproefde raad . 12-^nbsp;Verband ijver voor de zend. 07

Ra-Poor-Negro.......... 05

De zendel. onder de heid. . 05^ Iets uit het leven eenernbsp;zesdelingsviouw. Ie brief. 05nbsp;De Christen-vrouwen dei

Apostolische eeuw........ 06

Christina en Esther....... 06

De vei hoogde Heer....... 05

De zegenrijke vrucht van een rijksdaalder.......... 02

Opw. lot h. werk der zend. 05

De Baron Dhijhern....... 07^

Een woord tot aanbeveling

der zenfiingszaak......... 07^

De toekomende wereld.... 05 Iets uit het leven eenernbsp;zendelingsvrouw. 2e brief. 07

Eene uit duizend........06

Eene Martelaarsgeschied. 05 Een Rabbi die rust zoekt

bij Christus............. 05

De Christin geroepen tot deeln. aan de zendingzaak. 05nbsp;Zoeken en vinden.......10

Cents-

De onfeilbare gids.......

Wien te hoorenï........

Eene zwaar beproefde ge- .

loofsheldin........... 9'*

Marianne, de Bijbelver-spreidster van St. Giles..

De dochter V. d. Landman De hoop des christens .. 97jnbsp;H et leven van v.d. Kemp» 95nbsp;Kunt gij altijd van Jezus

zwijgen ‘i................9o

Het werk v. kleine Jessie. 074

Liefde voor liefde.......95

Heilig leven, zalig sterv. 07| Een sterfb.in den vreemde 974nbsp;Iets uit het leven eenernbsp;zendelingsvrouw. 3e brief 95nbsp;Iets uit het leven eenernbsp;zendelingsvrouw. 4e brief. Oonbsp;Levensgcsch. van eenen

lerschen knaap.......... 9lt;4

De Thermometer.........9o

Toespraak...............9o

Eene uitn. helpster d. zend. Oa

Kiet verre.............9»

Wat een reisverhaal kan

nitwerken ............. 9 a

Een blik in dc Jav. huish. 93

Het 'Onze Vader”.......9a

Een Israel, tot Chr. gebragt 74 Schüonc plaatsen uit de ,nbsp;scliriften van 3 Kerkvaders 07|

Gidion ................. 974

Dankt God in alles......Or,

Uit onze BriGventasch ... 974 Een andere Oom Tom ¦ p

Zeventig jaren..........9ö

De Soldaat en de Landverh. 95 Getuig, omtrent degodsv.nbsp;en het leven der christenen O*

2 tafcrrelen uit liet leven . en werken van een zendei. 9/-

Eenzaam maar niet verlaten 9/» Uit onze Brieventascli il» 9/|nbsp;Mededeel, van Ulfers 1. 9,^?

idem idem 11. 97» Over zendingmethode ^nbsp;idemnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;idemnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;II..

idem nbsp;nbsp;nbsp;idemnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;111..

Het kruis der bespotting. 9^/4 De Zending onder denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;volkennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

der aarde. nbsp;nbsp;nbsp;1. Europa...-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^Ll

Dito. II. Azië. 1. West-Aziè 9/4 Dito. Dito. 2. Japan cnCliina 9/4