-ocr page 1-

..

DE ZENDING

ONDER

DE VOLKEN DER AARDE.

II. AZIË.

4. ENGELSCH INDIB.

Wij zijn met onze beschouwingen genaderd tot ¦een der belangrijkste streken der aarde, thans hetnbsp;lïieest onder den naam van Engelsch Indië bekend. Zoo wel om het groote aantal menschen,nbsp;4at daar woont, als om hetgeen daar in vroegernbsp;eo later t^d voor de zending gedaan is, is het eennbsp;4er merkwaardigste landen. Eene bevolking treffennbsp;er aan van b^na 200 millioenen. Daar en innbsp;China woont de helft des menschdoms. Het isnbsp;®ene der oudste zendingen van de Protestanten.nbsp;Eeeds voor honderd vijftig jaren kwamen daarnbsp;Evangeliebeden. Het is het heden ten dage doornbsp;4e meeste arbeiders bebouwd veld. Niet mindernbsp;dan 31 zendelinggenootschappen zijn er werkzaam,nbsp;die er meer dan 500 eigenlijke zendelingen hebben.nbsp;¦®ii dan nog vele iulandsche medehelpers. Gij ver-

1


-ocr page 2-

moedt uit dit alles, dat het een wijd uitgestrekt land is. Waar gij het vinden kunt, heb ik unbsp;onlangs reeds herinnerd. (1) Midden in Azië: daarnbsp;ligt dat vaste land van Indië, dat door de riviernbsp;de Brahmapoetra in twee ongeljjke deelen verdeeldnbsp;wordt, waarvan wij het oostelijk deel reeds beschouwden. Toen reeds zeide ik u , dat het westelijk gedeelte er van, dat wij nu nader zullennbsp;bezien, nog merkwaardiger was. Van de uitgestrektheid er van kunt gij eenig denkbeeld u vormen, als ik u zeg, dat het tusschen de rivierennbsp;de Indus en de Brahmapoetra, die er de westelijke en oostelijke grens van zijn, een breedtenbsp;heeft van 400 uren, terwijl de lengte van hetnbsp;Himalaya-gebergte in het noorden tot aan kaaigt;nbsp;Komorin in het zuiden niet minder dan 500 urennbsp;is of nog beter misschien, als gij weet, dat het zoonbsp;groot is als Europa zonder Noorwegen, Zweden ennbsp;Busland en dus een oppervlakte heeft als Engeland,nbsp;Erankrijk, Spanje, Portugal, Nederland, België,nbsp;Zwitserland, Italië, Griekenland, Pruissen en denbsp;overige Duitsche Staten te zamen. Het is daarbijnbsp;niet minder bevolkt dan die landen. Volgens eennbsp;matige berekening wonen er 180, volgens anderenbsp;200 millioen menschen, d. i. nagenoeg het zesde

(1) Zie het vorige stukje, bl. 3.

ii

-ocr page 3-

Sedeelte van het menschdom. Reeds als meiiseh het ons niet onverschillig zijn, hoe hnn toestand is en veel meer hebben wij nog als christe-®6n in hun lot belang te stellen.. Mij dunkt hetnbsp;'Geinige dat ik er daar van zeide, doet u al ver-Ungen meer van hen te weten en de volgendenbsp;Eenvoudige, maar treffende opmerkingen van eennbsp;®ngelsoh sohrpver (1) zijn zeker wel geschikt omnbsp;dit verlangen nog grootev te maken. »Als hetnbsp;^aar is, zegt hp, dat Indië een zesde deel vannbsp;^et gansche menschdom bevat, sta dan, o chris-^®n, een oogenblik stil en spreek tot uzelven; vannbsp;Elke zes jonggeborenen op aarde ziet er daar eennbsp;^Et levenslicht; welk lot gaat het tegen? Vannbsp;Elke zes bruiden op aarde, is er daar eene metnbsp;®En man verloofd: welke liefde zal zij van hemnbsp;Endervinden? Van elke zes gezinnen op aarde,nbsp;'^Eeft er daar een zijn huiselijke haard: welkenbsp;l’nnd der liefde vereenigt er de leden onderling?nbsp;^an elke zes weduwen op aarde brengt er daarnbsp;®Ene hare dagen treurende door : welken troostnbsp;^Eeft zi)'i Van elke zes weezen op aarde, dwaaltnbsp;daar een rond: welke verpleging vindt het?nbsp;^an elke zes gewetens op aarde, dorst er d a a rnbsp;®En naar vrede, welke balsem voor zijn wonden,

(1) Arthur in zijn boek over de zending iu Mcisoer. Bazeler Missions-Magazin, 1857 blz. 282.

1»

-ocr page 4-

welke geneesheer is er voor zijne krankheden? Van elke zes menschen die op aarde sterven, gaat ernbsp;daar een van hier; welke toekomst gaat hij tegen?”

Dat die vragen bij lange na niet bevredigend kunnen beantwoord worden zal eene nadere beschrijving van den toestand des volks, van hunnenbsp;heerschende gewoonten ons leeren. Ik begin daarmede om u eerst een indruk te geven van denbsp;ellende des heidendoms, dan verhaal ik u er ietsnbsp;van , hoe weinig het bestuur , waaronder die landennbsp;van lieverlede gekomen zijn, gedaan heeft om dienbsp;ellende weg te nemen en eindelijk hoe desniettegenstaande het Evangelie er meer en meer gekomen is. ’t Zijn uit den aard der zake slechtsnbsp;algemeene beschouwingen waarmede wij ons kunnennbsp;bezig houden; toch zullen zij hoop ik eenig denkbeeld u geven van den toestand des lands en metnbsp;meer belangstelling latere berigten daarvan unbsp;doen hooren of lezen.

A. Hindostan, Voor- of Engelsch Indië heet dan het groote westelijk deel van het vaste land vannbsp;Indië. Die algemeene naam moet u echter nietnbsp;doen denken, dat het, even als China, een landnbsp;is, door één volk bewoond, ’t Is in niet mindernbsp;dan 35 staten verdeeld en er worden wel 30 onderscheidene talen gesproken, die wel aan elkandernbsp;verwant zijn, maar toch niet minder verschillet*

-ocr page 5-

dan het Fransch, Bngelsch, Duitsch en Hollandscli Onderling. Die uitgestrekte landen zijn voor hetnbsp;grootste gedeelte aan Engeland onderworpen, gijnbsp;hoort daarvan straks meer. Zij zijn door verschillende volken bewoond, maar de meesten, meer dannbsp;lOO millioen behooren tot de Hindoe’s , met welden naam zij dan ook meest genoemd worden.nbsp;In godsdieust-gebruiken hebben zij veel gemeen-sohappelijk.s. Zij zijn heidenen en hunne godsdienststelsels zijn zoo duister en verward, dat hotnbsp;schier onmogelijk is er een klaar denkbeeld zich vannbsp;Ie maken. Het hoogste Wezen wordt door hen voorgesteld als Brahma, Schepper, Soiva, Verwoesternbsp;en Wischnoe, Behoeder, maar zij leeren van diennbsp;God ontelbare meusch-wordingen, zoodat hunnenbsp;góden tot in het oneindige zich vermenigvuldigen.nbsp;A.1 moge dan het denkbeeld van een opperbestuurder daaraan ten grondslag liggen en in de leernbsp;Van Boeddha, die eenigo eeuwen voor Ciiuistus alsnbsp;hervormer der verontreinigde Brahminenleer schijntnbsp;npgetreden te zijn, veel goeds worden gevonden,nbsp;in de werkelijkheid heerscht in Indië het veelgodendom met al de ellende daarvan. Om nu beidenbsp;van die ellende en van de moeijelijkheden die ernbsp;juist in hunne godsdienst voor de aanneming desnbsp;Christendoms zijn gelegen, eenig denkbeeld te gevennbsp;ga ik eenige hunner godsdienst-gebruikeu en de

-ocr page 6-

ö

onder hun heerschende verdeeling in kasten u beschrijven.

De Hindoe’s worden dikwijls als beschaafde heidenen voorgesteld, maar mogen zg meer letterkunde en beschaving hebben dan de Siamezen ennbsp;Birmanen , van wie wij onlangs hoorden, dat het ernbsp;in andere opzigten niet minder treurig gesteld is,nbsp;zal een nadere kennismaking met de wijze, waaropnbsp;zij kinderen, kranken, oude menschen en weduwennbsp;behandelen, met hunne Juggernaut- en slingerfees-ten ons leeren, ’t welk alles duizende jaren ennbsp;tot voor weinige alzoo bij hen gevonden werd.

Even als de Chinezen hebben zij weinig met dochters op. Deze worden dan ook bij duizendennbsp;te vondeling gelegd of vermoord, in heilige stroo-men, ’t liefst in de grootsche Ganges, eeue rivier,nbsp;die gewoonlijk een uur, op sommige plaatsen viernbsp;uur breed is, verdronken. Ook kan men er aannbsp;de oevers dier rivier oude menschen en krankennbsp;vinden die door hunne naastbestaanden met digtnbsp;gestopten neus, oogan en ooren daar worden neergelegd, waarmede deze nog wel meenen een gods-dienstpligt te vervullen.

Niet minder wreed zijn de Saties of weduwen-ver-brandingen. Sati beteekent reine, deugdzame vrouw. Naar Hindoe-begrippen verdient slechts die vrouwnbsp;dien naam, die bij het sterven van haren echtge-

-ocr page 7-

^Oot in den dood hem volgt. De Hindoe’s begra-hunne lijken niet als , maar verbranden ze elke trouwe gade in Indië stortte zich vroegernbsp;^®vend in de vlammen, die het Igk baars cchtge-®oots moesten verteeren. Meer dan 30.000 offersnbsp;jaarlijks eischte tot voor nog niet langen tijd datnbsp;'''ïeeselgk gebruik.

Welk eene godsdienst, zegt gg en gij herbaalt ^let met diep medelgden met die ongelukkigen, alsnbsp;§ij van hunne Jaggernaut- en slingerfeesten hoort.nbsp;Dschaggauatha of' zoo als de Engelschen zeggen,nbsp;Jaggernaut is een afgod, die op vele plaatsen innbsp;Indië vereerd wordt. Zijn meest beroemde tempelnbsp;*taat in de stad naar hem genoemd in de provincie Orissa op de oostkust van Hindostaii. Dienbsp;tempel is prachtig gebouwd en daarin bevindt zichnbsp;een beeld van den afgod, dat tweemaal ’s jaarsnbsp;op een wagen werd i'ondgereden. Duizenden vannbsp;pelgrims uit alle oorden van Indië, die soms tweenbsp;ttiaanden en langer op reis waren, begaven zichnbsp;lt;lan derwaarts om voor den afgod neder te knielen,nbsp;'^elen, om zich door zijnen wagen te laten verpletteren. Op die feesten toch, deze en anderenbsp;'gebruiken zijn thans gelukkig door de Engelschennbsp;3'fgesohaft, wierpen zij zich voor de zware raderennbsp;Tan den wagen om er, mannen zoowel als vrou-Tfen, op eene vreeselgke wijze door 'verpletterd,nbsp;te worden.

-ocr page 8-

Ook nog een ander feest hek ik u genoemd ^ -waarbij niet minder afgrijselijke dingen voorvielen,nbsp;’t Is het zoogenaamde haken- of slingerfeest,nbsp;Eene paal wordt daarbij in den grond gezet, metnbsp;een dwarsbalk daaroven-, waaraan een tonw isnbsp;vaatgemaakt en dan laten die godsdienst-ijveraarsnbsp;twee ijzeren haken zich in den rug slaan en worden zoo rondgeslingerd onder het gejubel dernbsp;hun godsdienstzin bewonderende menigte (1).

Maar reeds genoeg van die gruwelen. Ook al leefde in uw hart de overtuiging nog niet dat allennbsp;heidenen het Evangelie gepredikt moet worden,nbsp;deze althans, zegt gij, hebben dringende behoeften aan de zegeningen des Christendoms. Mennbsp;tracht ze hun te brengen. Maar' helaas l in hnnnbsp;eigen godsdienststelsel is nog eene gewoonte, dienbsp;bij hen meer nog dan bij andere volken de aanneming van bet christendom in den weg staat:nbsp;hunne verdeeling in kasten. Eene flaauwo gelijkenis heeft dit met ons verschil in standen. Eennbsp;flaauwe, zeg ik, want er is bij ons niet zulk eennbsp;afstand tusschen den koning en den geringstennbsp;burger als bij do Hindoo's tusschen de leden van

(1) Zie de afbeelding van dit en meer andere gebruiken der Hindoe's op de Zcndings-prentenkaart en de meer uitvoerige beschrijving in het daarbij uitgegeven boekje «een nieuwenbsp;Zendiiigskaartquot; bl. 12-27.

-ocr page 9-

9

cle eene en andere kaste. Zulke kasten of stand-onderscheidingen zyn er wel honderd, waarvan de vier voornaamste z^n; de Bi'ahminen of priesters, de Kschetria’s of krijgslieden, de Waisia’snbsp;of kooplieden en landbouwers en de Sudra’s ofnbsp;bandwerkslieden. Dan heeft men er nog, zoo alsnbsp;n ligt bekend is de Paria’s, maar deze maken niet,nbsp;zoo als men wel eens meent, de laagste kastenbsp;nit, maar ’t zijn mensohen zonder kaste, die omnbsp;de een of andere reden bunne kaste verloren heb-tgt;en en deze zijn de meest verachten ouder hen.

’t Is voor ons, die wel onderscheid in rang en stand kennen, maar onder wie aan ’t avondmaalnbsp;b. V. de koning met den handwerksman aan eennbsp;disch zich schaart moeijeljjk een juist denkbeeldnbsp;’'^an die kasten ons te vormen. Deze deelen denbsp;maatschappij in afdeelingen van wezens, die alleennbsp;de gedaante van meuschen, maar anders niets gemeen hebben. Met leden van een andere en lagerenbsp;kaste uit één schotel te eten, uit één beker tenbsp;drinken, uit ééne bron water te putten, in dezelfdenbsp;¦vroning zamen te zitten, dat alles zpn dingen, dienbsp;in Indië in ’t gewoon leven tot de onmogelijkheden behooren. Vreeselijk trotsch zijn inzonderheidnbsp;de Brahminen of Brahmanen, de leden der hoogste kaste, de góden der aarde zoo als zij zichnbsp;gaarne laten noemen. Deze, hij gaat met opge-

-ocr page 10-

10

lieven hoofd zyn weg, terwgl alle andere kasten eerbiedig voor hem buigen. En de Paria, denbsp;verworpeling zonder kaste, wiens enkele aanbliknbsp;den Brahmien zou ontheiligen, wijkt van verre innbsp;eene andere straat of verbergt zich, waar hjj kan,nbsp;als hij den God der aarde daarheen ziet gaan.nbsp;In de heilige boeken der Hindoe’s vindt men eennbsp;menigte uitspraken die de heiligheid van den Brahmien leeren. ’t Zal genoeg zijn deze ééno tenbsp;noemen om u een denkbeeld te geven van hetnbsp;veeleischende en onregtvaardige dier uitspraken.nbsp;»Brahminen, leest men er onder anderen in, moeten geëerd worden, zelfs als zij goddeloos en aannbsp;allerlei misdaden schuldig zijn, maar niet de Sudra,nbsp;de laagste kaste, zelfs al was hij vrij van allenbsp;booze hartstogten. De koe, al eet zij soms vuilenbsp;dingen, is beter dan het zwijn met zijn bestenbsp;eigenschappen.” En zulk een Brahmien nu wordtnbsp;een Paria, dat is een verworpeling der maatschappij,nbsp;als hij christen wordt. Boomsche zendelingennbsp;hebben vroeger in hunne gemeenten het kaste-onder-scheid toegelaten, maar verre de meeste Protestanten het verworpen naar het woord van Paulus,nbsp;dat in Cheistus is noch Jood noch Griek, nochnbsp;dienstbare noch vrjje, noch man noch vrouw maarnbsp;allen één zijn in Hem. (1) Maar daarvan is nu het

(1) Gal. Ill: 28.

-ocr page 11-

11

gevolg, dat een Hindoe, die christen wordt, zijn leaste verliest en hg, dien dit treft niet slechtsnbsp;•loor zijn landgenooten, maar door zijn eigen kiu-*leren gehaat, verafschuwd en vervolgd wordt.nbsp;‘^1 de teedere banden, die het hart van den vadernbsp;^^-n het kind, van den echtgenoot aan zijne gade,nbsp;^an het kind aan zijn ouders binden, moeten verscheurd worden, wanneer een Hindoe zijn hartnbsp;opent voor het geloof in Cheistus. Dit is denbsp;'verschrikkelijke vesting, schreef voor vijftig jaarnbsp;'¦'eeds 'William Cakey, een man van wien wij straksnbsp;Oioer zullen hooren, die dè duivel hier opgewor-Pen heeft. (1)

B. Wanneer gij nu echter hoort, dat de landen, ''vaar deze gewoonten heerschen', eerst voor eennbsp;gedeelte, later hoe langer zoo meer onder eenenbsp;christelijke regering zijn gekomen, dan zoudt gijnbsp;Bgt meenen, dat dit wel een krachtig middel zalnbsp;geweest zijn om die vesting in te nemen. Maarnbsp;belaas! neen. Wij komen thans aan het treurigstnbsp;^cel onzer beschouwing, de handelwijze, die jarennbsp;^ang door de bestuurders der Oostindische Compagnie in Indië gevolgd is. ’t Is treurig diepgezonken heidenen gade te slaan, maar nog treuriger,nbsp;Zoogenaamde christenen om vuil gewin zich bene-

(1) Zie het leven en werken v.vn Dr. WILLIAM CAREï, ’'quot;or j. douwes jb,., hl. 78.

-ocr page 12-

12

den de heidenen te zien verlagen en dit hebben de Engelschen jaren lang gedaan. Maar voor datnbsp;ik u daarvan bewijzen geef, zij zijn er helaas! innbsp;overvloed, moet ik iets van den aard en de in-rigting dier Compagnie u zeggen. (1). ’t Wasnbsp;oorspronkelijk eene vereeniging tot bevordering vannbsp;den handel. Evenals wij als leden en begunstigersnbsp;van het zendeling-, het bijbelgenootschap ons ver-eenigen om te zamen te doen, wat een alleennbsp;niet kan, zoo vereenigden zich reeds vroeg menschennbsp;om te zamen handel te drijven. Zoo werd dennbsp;laatsten December van het jaar 1600 door de toennbsp;regerende koningin van Engeland Elisabeth , eenonbsp;vereeniging goedgekeurd, die later de 0.1. Compagnie genoemd werd, aan welke het toegestaan werd,nbsp;in alle landen voorbij de Kaap de Goede Hoopnbsp;tot aan de znidspits van Amerika, voor zoo vernbsp;zij niet reeds in het bezit van christelijke vorstennbsp;waren, alleen handel te drijven en daar ook landnbsp;en ander eigendom zich te verwerven. Eerst kreegnbsp;zij een enkel vast punt in Indië, later een kleinnbsp;grondgebied , vervolgens gedurig meer en nadat innbsp;1757 een beslissende veldslag door hare troepen,nbsp;die zij van de Engelsche kroon had, geleverdnbsp;was, kwam langzamerhand het heele uitgestrekte

(1) Het hier volgende is meest ontleend uit het Bazeler Missions-Magazin 1858, bl. 206 en volgg.

-ocr page 13-

13

¦gebied van Hindostan voor het grootste gedeelte Onder haar bestuur tot dat het voor weinigenbsp;jaren (1858) aan de troon van Engeland kwam.

Be geschiedenis van de regering der O. I. Compagnie over Indië is een der treurigste, het christelijk gevoel meest beleedigende. Ik kan ernbsp;n slechts enkele trekken van mededeelen, maarnbsp;zullen genoeg zijn om u met weerzin te verhullen tegen de beginselen, waardoor hare bestuurders zich lieten leiden. Waar ik u daaraan iets ga zeggen, moet gij niet uit het oognbsp;Verliezen, dat er door alle tijden henen enkelenbsp;personen, ook beambten der Compagnie geweestnbsp;zijn, die door betere, door waarlijk christelijkenbsp;zich besturen lieten, maar dat de Compagnienbsp;zelf dezulke niet kende, heeft zij duidelijk getoond in de begunstiging der afgoderij eenerzijdsnbsp;cn aan den anderen kant door hare vijandigenbsp;houding tegen het christendom, ’t Was eerst innbsp;het laatst van de vorige en het begin van dezenbsp;eeuw, dat zij dit duidelgk toonde en er ook voornbsp;zich zelve hewust van werd. In Engeland tochnbsp;¦Was het in de achttiende eeuw, als in de meestenbsp;banden van Europa, wat het christendom betreft,nbsp;treurig gesteld en de dure verpligting der christenen om mede te werken tot uitbreiding van hetnbsp;Bodsrijk werd weinig gekend. Van daar dan ook.

-ocr page 14-

14

dat toen in 1783 eene menigte bezwaren tegeiï de handelingen der Compagnie werden ingebragt,nbsp;er onder deze geene waren over de verwaarlozingnbsp;van de geestelijke belangen barer onderdanen. Wijnbsp;willen dit daarom ook tot dien tijd toe niet hoognbsp;haar aanrekenen, maar treurig is het, dat toennbsp;in de laatste jaren dier eeuw in Engeland ijvernbsp;ontwaakte voor de verkondiging des Evangeliesnbsp;ook in Indië, de Compagnie deed wat zij konnbsp;om dit tegen te houden. Ook voor ons land ennbsp;voor ons volk is dit leerrijk, omdat er ook bijnbsp;ons nog zijn, die het Evangelie in onze oost-Indische bezittingen niet willen laten prediken, uitnbsp;vrees dat wij daardoor eens die bezittingen zullennbsp;verliezen. Die vrees, wij spreken hier niet overnbsp;hare gegrondheid, maar wel spreken wij het uit,nbsp;dat al was zij nog zoo gegrond, wij daarom tochnbsp;het Evangelie aan de Javanen willen gebragt hebben, omdat het heil van onsterfelijke zielen bjjnbsp;den christen meer wegen moet dan alle aardschenbsp;schatten, die vrees, zeg ik, deed de bestuurdersnbsp;der O. I. Compagnie maatregelen nemen en bragtnbsp;hen tot daden, waardoor zij, zoo als zij zeiden,nbsp;hunne onzijdigheid ten opzigte van de godsdienstnbsp;wilden toonen, maar waardoor zij in der daad hetnbsp;heidendom begunstigden en het christendom tegenwerkten. Ten bewgze van het eerste strekken de

-ocr page 15-

15

*loor hen ingevoerde belasting voor de pelgrims hunne trouwe zorg voor de instandhouding dernbsp;3'%oderij. Wij hoorden daar straks van den tem-Psl van Djaggernaut en van de vele bedevaart-gangers derwaarts. Zulke heilige plaatsen zijn ernbsp;Indië vele, en nu bepaalde de regering, datnbsp;®lke pelgrim een som gelds moest betalen, als hijnbsp;^ulk een tempel bezocht. Zij deed dit niet omnbsp;*^10 pelgrimstogten tegen te werken, want openlijknbsp;Saf zij hare blijdschap te kennen, toen de belastingen daarvan jaarlijks meer opbragten, en doornbsp;^it te doen, bragt zij de heidenen in den waan,nbsp;^'Isof zij zelf daarin iets godsdienstigs zag. Verdernbsp;’'atn zij de zorg voor de afgoden op zich. Zijnbsp;tïok de rijke bezittingen der tempels aan zich ennbsp;nam daartegen de verpligting op zich voor denbsp;ntgoden te zorgen, en hield dan naauwkeurignbsp;tekening van ontvangst en uitgaaf, waarop dar»nbsp;posten voorkwamen als deze: voor de tafel vannbsp;den afgod, zooveel; voor zijne kleeding, zooveel;nbsp;^Oor zijne olifanten en paarden ,zooveel. Zij zorgdenbsp;voor, dat de tempels niet vervielen, maarnbsp;trouwde ze op en bragt zoo heidensche feesten,nbsp;die reeds in verval waren, weder tot vroeger aan-*ien en luister. In tijden van droogte geschieddenbsp;vaak, dat de regering aan hare beambtennbsp;^evel gaf, Brahminen aan te stellen en te be-

-ocr page 16-

16

zoldigen, die den afgod om regen vroegen, e» toen zy bezit nam van de landstreek Orissa,nbsp;¦waarin de beroemde tempel van Jaggernaut was,nbsp;deed zij bet niet, voor dat zij plegtig den priesternbsp;aan bem bad laten vragen of dit zijne goedkeuring wegdroeg, na vooraf wel gezorgd te bebben,nbsp;dat die priester den god een toestemmend antwoord liet geven. Niet minder eerbied toondenbsp;zij voor de góden des lands op een jaarlijkscbnbsp;feest, waarbij bet onder de Hindoe’s gewoontenbsp;is, dat ieder bet werktuig aanbidt, waardoor hijnbsp;zpn onderhoud heeft, de landbouwer b. v. zijnnbsp;ploeg, de smid zpn aanbeeld. Op dit feest werden niet slechts onder het oog der regering,nbsp;maar volgens hare verordening in de handelsbuizennbsp;der Compagnie de rekenboeken en andere documenten netjes in orde gelegd en met behoorlijkenbsp;plegtigheid aangebeden. Het zal wol geen betoognbsp;behoeven, dat zulk eene openlijke begunstigingnbsp;der afgoderij nadeel deed aan het werk der zendelingen. »Als Jaggernaut geen god is, waaroiunbsp;geeft de regering dan geld voor hem uit?” »Alsnbsp;de regering Jaggernaut niet verlaat, hoe kunt ggnbsp;verwachten dat ik het doen zal?” Zoo hoordeunbsp;de zendelingen gedurig zich tegenwerpen, als zgnbsp;den Hindoe’s zeiden, dat zij van deze ijdele dingeünbsp;zich zouden bekeeren tot den levenden God. Eu

-ocr page 17-

17

ziet! niet genoeg was liet die regering de afgoderij alzoo te begunstigen, zij werkte daarbij de prediking des Evangelies tegen, eerst Openlijk,nbsp;later toen dit niet meer mogelijk was, in ’t geheim. Toen er voor bet eerst in het laatst vannbsp;de vorige eeuw zendelingen begonnen te komennbsp;en er een besluit moest genomen worden omtrentnbsp;hunne al of niet toelating, verhieven zich in denbsp;daartoe belegde vergadering te Londen stemmen,nbsp;die niet schroomden dingen te zeggen als deze;nbsp;»ik zag liever een bende duivels in Indië, dan eennbsp;bende zendelingen. De uitzending van Evangeliebeden in onze oostelijke bezittingen is het dolste,nbsp;buitensporigste, kostbaarste , onverantwoordelijkstenbsp;plan dat ooit door een dweeper is uitgedacht.nbsp;Zulk een plan is verderfelijk, onstaatkundig, onnut , onheilbrengend, gevaarlijk, onvruchtbaar,nbsp;phantastiesch.” Naar die beginselen werd dan ooknbsp;trouw gehandeld. Tot in 1813 werd geen zendeling in Britsch-Indië toegelaten, en die er kwamen werd aanstonds aangezegd, dat zij het landnbsp;moesten verlaten, zoo als nog in 1812 plaatsnbsp;had met Adokibam Judson, die toen zoo als wijnbsp;vroeger hoorden (1), naar de Birmanen ging. Vannbsp;1813 af aan moest de openlijke tegenstand ophouden; de regering werd gedwongen zendelingen

(1) Zie het vorige Stukje, hlz. 15.

-ocr page 18-

18

den vrijen toegang te geven, maar waar zij kon, bleef zij lien tegenwerken. Wel waren er, Godenbsp;zij dank! ook in Indië mannen, beambten dernbsp;regering, die God meer gehoorzaamden dan denbsp;menschen. Ben Nelson en MAiiLiNo verdienen alsnbsp;zoodanig genoemd te worden. Nadat in 1833nbsp;besloten was door het Engelsch Parlement, datnbsp;alle openlijke begunstiging van afgoderij moestnbsp;ophouden, maar de regering der Compagnie tegenbevelen naar Indië had gezonden, weigerde eennbsp;bekeerde Hindoe bij gelegenheid van eene processienbsp;als trommelslager de trom te slaan tot eere vannbsp;den god. Hij werd veroordeeld en zijn vonnisnbsp;aan genoemden Maitland ter bekrachtiging aangeboden. Deze weigerde te teekenen en schreefnbsp;naar Londen, dat indien zulke handelingen nognbsp;langer in den geest der Compagnie waren , hij omnbsp;zijn ontslag verzocht. Het werd te Londen aangenomen. Maitland nu had een jaarlijksoh inkomen van 180,000 gulden in Indië, maar als Mozesnbsp;verkoos hjj liever met het volk Gods kwalijk gehandeld te worden, dan voor eeuen tijd de genieting der zonde te hebben (Hebr. 11 ; 25).

Voor eenen tijd! De genietingen der zonde zijn maar voor eenen tijd. Treffend is dit ook aannbsp;de O. I. Compagnie, die beheersoheres van koningrijken, gebleken. Niet alleen dat er voor

-ocr page 19-

19

eenige jaren Cl857) een vreeselijke opstand in Indië is uitgebarsten, niet onder bet volk, waaronder de zendelingen werkten, maar onder denbsp;inlandsche soldaten, tot wie nooit een zendelingnbsp;Spreken mogt, een opstand die bet gebeele gebouw barer grootheid op zijn grondzuilen deednbsp;Wankelen, maar toen die opstand gedempt was,nbsp;is de regering over Indië, dien vroeger zoo inag-tigen kooplieden ontnomen, en is Indië aan denbsp;Engelsche kroon gekomen. Zoo nam hunne grootheid een einde en inmiddels nam het door hennbsp;Verdrukte en tegengewerkte christendom toe innbsp;grootte en kracht.

C. Daarvan wil ik u ten slotte nog iets gaan verhalen. Wij vinden er treffende bewijzen in hoenbsp;God niettegenstaande de tegenwerking en vijandschap der menschen zijn rijk deed komen. Reedsnbsp;is het meer dan 150 jaar geleden, dat de eerstenbsp;S'ïbeiders daarvoor er kwamen, ’t Was in den tijd,nbsp;dat door Spenek en Fbancke een nieuw krachtignbsp;leven in de in sluimering verzonken kerk in Duitsch-land was gaan ontwaken, en uit de merkwaardigenbsp;stichting van Fkancke te Halle gingen de eerstenbsp;zendelingen Ziegenbalg en Plütschow in 1705 naarnbsp;Indië. Ook de Denen hadden daar eene bezittingnbsp;Op de oostkust van Hindostan, Tranquebar ge-heeten, en de toenmalige koiiing van Denemarken,

-ocr page 20-

20

Fkedekik IV, meer clan de bestuurders der O. I-Compagnie op bet heil zpner beidensche onderdanen bedacht, zorgde er voor dat er Evangelie-boden tot hen kwamen. Zikgenbalg en later Friedbich Schwarz, de laatste van 1749-98, dusnbsp;bijna vijftig jaar, hebben met grooten zegen daarnbsp;gew'erkt, terwijl de berigten, door hen naar Europa gezonden, bij velen ijver voor de toennbsp;helaas! nieuwe zendingzaak deed ontwaken. Nognbsp;¦was die ijver echter niet aanhoudend. Wederomnbsp;kwam er voor honderd jaar een geest van ongeloof over Engeland, Frankrijk, Duitschland , ennbsp;hoewel er te Halle geld in overvloed was voornbsp;de zending te Tranqnebar, het ontbrak aan mannen, gewillig om derwaarts te gaan. »Een nieu'cve,nbsp;bekwame zendeling zou ons tot grooten troost ennbsp;hulp zijn,” schreef in 1793 een der zendelingennbsp;van Tranqnebar naar Halle, »vindt men echternbsp;geen regt geschikte, zoo late men ons liever uit-¦sterven.”

Zoo begon daar door gebrek aan bekwame en gewillige arbeiders de eerst zoo veel belovendenbsp;zending te kwijnen. Maar ziet, juist in datzelfdenbsp;jaar 1793, toen die zendeling meende, dat bunnbsp;arbeid ijdel zou worden, ging er een schip uitnbsp;Engeland onder zeil naar Indië, met den man aannbsp;boord, dien wij den grondlegger noemen kunnen

-ocr page 21-

21

if

,1 ¦

vail cle thans zoo belangrijke en rijkgezegencle zendingen in Indie. William Cakby is zijn naam(l).nbsp;Vroeger was hij schoenmaker geweest, maar laternbsp;zeide hij dit ambacht vaarwel, en nadat hy denbsp;groote kerk in Engeland had verlaten, werd hijnbsp;eerst lid, later predikant van een baptisten, d. w. z.nbsp;doopsgezinde gemeente. Als zoodanig hield hijnbsp;den October 1792 in Engeland een zendingsrede , die hij in deze twee vermaningen uitsprak:nbsp;»Verwacht iets groots van God; onderneemtnbsp;iets groots voor God”. Die rede maakte diepennbsp;indruk. Denzelfden avond werd besloten tot op-rigting van het Baptisten-Zendelinggeuootschap,nbsp;dat tegenwoordig jaarlijks eene ontvangst heeftnbsp;van meer dan 300,000 gulden. Had het woordnbsp;van Caret aanleiding tot die stichting gegeven,nbsp;zelf voegde hij hij het woord de daad en vertroknbsp;reeds het volgend jaat als eerste zendeling vannbsp;het jeugdige genootschap naar Indië. Als zoodanignbsp;was het hem echter niet vergund in Engelsch-Indië te wonen; maar hij werd er opzigter vannbsp;eene indigo-fabriek en kon reeds in die betrekkingnbsp;veel nut stichten. Dit duurde tot 1799. In dat

(1) Wie meer omtrent hem en zijn werk wil weten, leze het vroeger reeds aangehaalde werkje van DOUWES : ¦Uet levennbsp;van Dr. william Carey, Evangelietode onder de heidenennbsp;ill Bengalen”. Groningen, hij J. B. WOLTERS, 1856.

Éi.

-ocr page 22-

22

jaar zond het genootschap vier nieuwe zendelingen uit. Reeds had Cakey alles tot hunne ontvangstnbsp;in gereedheid gebragt, maar naauwelijks warennbsp;zij te Calcutta, de grootste stad in het noordennbsp;van Indië aangekomen, of de gouverneur-generaalnbsp;beval, dat zij aanstonds weder vertrekken zouden.nbsp;Zij vlugtten toen naar Serampore, zes uren vannbsp;daar, dat toen mede eene Deensche bezitting was.nbsp;De Engelsche gouverneur eischte onmiddelijk vannbsp;den Deenschen, dat hjj hen zou laten vertrekken.nbsp;Deze weigerde dit echter bepaald en schreef, datnbsp;als de Compagnie met geweld er op bleef aandringen , hij de Deensche vlag zou intrekken ennbsp;de beslissing aan de wederzijdsche regeringen innbsp;Europa overlaten. Dit mannelijk, christelijk gedrag was oorzaak, dat de zendelingen in Indiënbsp;bleven, maar te Serampore onder Deensche bescherming. Cakhy , die hen te vergeefs bij zichnbsp;verwachtte, voegde zich nu bij hen en de grondslag was gelegd tot de latere, meer belangrijkenbsp;zendingen in Indië. Intusschen was er van 1793nbsp;af met de Compagnie reeds eene groote verandering gekomen. Weigerde zp voortdurend eigenlijke zendelingen in hare bezittingen toe te laten,nbsp;zij moest van dien tijd af toestaan , dat er meernbsp;Engelsche predikers voor de in Indië wmiiendenbsp;Engelschen kwamen, en ouder deze waren voor-

-ocr page 23-

'treffelijke i-nannen, inzonderheid een Buchanan , rtie de christenen in het moederland met dennbsp;''‘'aren toestand in Indië bekend maakte. Dezenbsp;^'-'obanan was ook het middel om Caeeï later alsnbsp;hoogleeraar te Calcutta te doen aanstellen. Daarnbsp;heeft hij tot aan zijn dood in 1834 zegenrijk ge-’quot;^erkt, vooral door vertalingen der heilige Schriftnbsp;onderscheidene Indische talen, zoo dat hetnbsp;hem met zijne vrienden in den loop van 25 jaarnbsp;inogt gelukken, met inlandsche medehelpers , groo-here of kleinere gedeelten van het Oude en Nieuwenbsp;Testament in veertig verschillende talen en tong-quot;rallen over te brengen.

En die Bijbels en Testamenten konden, Gode zij dank! gebruikt worden. Zoo als ik u verhaaldenbsp;''^erd de Compagnie in het jaar 1813 genoodzaaktnbsp;^an zendelingen vrijen toegang in Indië te gevennbsp;'®n velen maakten daarvan gretig gebruik. Nognbsp;®ieer verandering kwam er twintig jaren later toennbsp;openlijke begunstiging der afgoderij werd verboden, en inmiddels ontkiemde en wies het opnbsp;^ele plaatsen uitgestrooide zaad. In 1852 warennbsp;in Indië niet minder dan 443 zendelingen ennbsp;b98 inlandsche helpers, uitgezonden en ondersteundnbsp;door 32 verschillende genootschapiren. Veel was ernbsp;dien tijd reeds veranderd en verbeterd. Inzonderheid heeft een gouverneur, 'William Bentinck, ,

-ocr page 24-

24

daarvoor veel gedaan. Hij verbood de Saties- of weduwen-verbrandingen en de zelfopofferingen ondernbsp;den wagen van Djaggernant. Later werd ook betnbsp;haken- of slingerfeest verboden en nadat werkelijknbsp;de ondersteuning der afgodendienst van regeringswege had opgehouden, raakte zij op vele plaatse»nbsp;in verval. Inmiddels predikten de zendelinge»nbsp;alom de blijde boodschap des Evangelies en zochten vooral door oprigting van christelijke scholennbsp;op het opkomend geslacht te werken. Zoo bloeiden de zendingen in Indië , tot dat voor eenigenbsp;jaren (1857) een geweldige storm over vele losbrak. Toen raakten namelijk in het noorden vel»nbsp;inlandsche troepen aan het muiten. Vele Europeanen werden vermoord en onder deze ook elf zendelingen, terwijl de schade door onderscheidene genootschappen geleden op meer dan achtmaal honderdnbsp;duizend gulden begroot werd. Later is echter ooknbsp;hier gebleken, dat wat de mensohen schade achten,nbsp;soms groote winst is. Zoo als ik u reeds verhaalde gaf diezelfde opstand aanleiding dat ernbsp;groote verandering kwam in de regering va»nbsp;Eugelsch-Indië. Overal werd daarbij in Engelandnbsp;de belangstelling in het lot van dat land opgewektnbsp;en wel hij velen ook die christelijke belangstelling,nbsp;die van den Heer geleerd heeft, kwaad met goednbsp;te vergelden. Nooit waren de inkomsten der Engel-

-ocr page 25-

25

Selsohe en Amerikaansche genootschappen zoo groot ^¦18 in de jaren na den opstand en dnizende guldennbsp;^'erden geschonken vooral met het oog op Indië.nbsp;^ok moeten wij de verwoestingen van dien ojjstandnbsp;ï'iet te groot ons denken. Indië is geen land alsnbsp;Nederland maar grooter dan do helft van Europanbsp;terwijl in het noorden de opstand woeddenbsp;Meef het in het zuiden rustig en daar zijn juistnbsp;•ïe meest gezegende zendingen. Veel zou ik u nognbsp;deze en andere, op het vaste land van Indië ennbsp;het in de nabijheid daarvan gelegen eiland Ceilonnbsp;bunnen verhalen , veel ook van den arbeid van dezennbsp;genen zendeling daar, van een Lacüoix b. v. eensnbsp;^et drie anderen door ons Nederlandsch Zendelinggenootschap uitgezonden , toen oök Nederland nognbsp;bezittingen daar had en tot aan zijn dood in v^riend-^ehappelijke betrekking tot ons genootschap gebleken (1), maar ik mag aan dit stukje niet meernbsp;Uitgebreidheid geven en moet bij het zeer alge-^eene mij bepalen. Waar het bij dezen of genennbsp;'^6n lust heeft opgewekt meer van den belangrijkennbsp;s^i'beid op dit zoo zeer belangrijke deel van dennbsp;^'bker te weten, kan hij hetzij in de maandbe-’’'gten van ons genootschap», hetzij elders meer

(I) Zie over hem o. a. Maandberigt van-het Nederlandsch Zendelinggenootschap 1860 n°. 4.

-ocr page 26-

2G

daarvan vinden, (1) Voor vv'ü er nu afscheid vau nemen, nog een enkele blik op ’t voorleden e»nbsp;het heden.

Toen voor nog geen zeventig jaar Caeeï de kust van Bengalen betrad met de boodschap des EvaU'nbsp;gelies, heerschte de afgoderij nog in volle krachtnbsp;door gansch Indië. Met uitzondering van denbsp;of zeven Deensohe en Duitsche zendelingen in hetnbsp;zuiden, was Indië slechts een groote woestenij va»nbsp;ontzettende geestelijke ellende.

Die eenzame bode van Christus kruis, die de vlakte van Bengalen doortrok, die zes, zeven trouwenbsp;mannen, die aan de kust van Tranquebar zielennbsp;voor den Heer zochten te winnen, zijn thans totnbsp;een schare van meer dan 500 zendelingen gewoi'nbsp;den (2), uitgezonden door bijna al de kerken dernbsp;Evangelische christenheid. Vijftienhonderd inland-sche helpers ondersteunen hen in de prediking vannbsp;Christus, den gekruisigde, onder hunne landgenoo-ten. Eeeds meer dan tweehonderd duizend zijnnbsp;verlost uit de duisternis en ellende der afgoderij-De afgods-feesten worden met steeds minder luiS'nbsp;ter gevierd. Geen enkelen nieuwen tempel, maar web

(1) Zie'o. a. Maandberigt 1858, nk 2, 12. 1859,jn°. 5' 1860, n°. 4, 0. 1861, nk 7, 10. 1861, n°. 7. 1865, n°. C'nbsp;f2) Opgave van 1862. Zie Bazeler Missions-MagaziBcnbsp;1863 W. 181.

-ocr page 27-

27

^file oude vervallene, zag er voor eenige jaren een reiziger. De Brahminen gevoelen bei, datnbsp;tegen een v^and strijden, die hun te magtignbsp;en het koningrijk des Heeren breidt er zich uitnbsp;dag tot dag. Wat dunkt u? had Williamnbsp;Cabeï ongeljjk, toen hij zelde: »Verwacht ietsnbsp;groots van God.” Vergeten wij niet, dat hij ernbsp;^hvoegde: «Onderneemt iets groots voor God.”

ERRATUM.

tn het vorige Stukje staat, blz. 5, 6 en 12, Jssam. ^•orvoor moet gelezen worden Anam, zoo als het derde on-afhankelijk rijk van Achter-Indië genoemd wordt.

-ocr page 28-