-ocr page 1-

DE KERSTAVOND.

Er is mogelijk in geheel Engeland geen mooijer stadje dan Wilton. Sedert dat men met dennbsp;spoortrein reist, is het bijna geheel vergeten,nbsp;öaar het ver ligt van alle spoorweglijnen, die alsnbsp;een netwerk Engeland doorkruisen. Maar in denbsp;dagen van diligences, toen de Highflyer of denbsp;Rapid langs den grooten weg ratelden, zagen denbsp;reizigers verrukt naar de mooije villa’s en denbsp;heldere huizen die er zoo gezellig uitzagen ennbsp;de kinderen met mollige gezichtjes die vrolijknbsp;Juichten als de koets voorbijging. Het stadjenbsp;had ook een schaduwzijde. De groote noordelijkenbsp;¦Weg namelijk, die door de stad leidde, was denbsp;aanhoudende verblijfplaats van bedelaars en landloupers van allerlei soort.

De kosthuizen, die voor deze reizigers waren rugericht, bevonden zich in donkere vuile straten,nbsp;*oodat zij voor de reizigers niet te zien waren.

Cl

-ocr page 2-

Wie zou denken dat achter die mooije huizen en tuinen begroeid met rozen en kamperfoelie, zooveel luiheid en ellende schuilden?

Op den avond voor kerstmis van ’t jaar 1825 stond John Thüegood aan de deur van zijnen winkel, die zelden zoo laat ’s avonds open was; maar een aantalnbsp;landlieden, velen van ver weg, hadden voorraadnbsp;voor de feestdagen opgedaan, en John had hetnbsp;buitengewoon druk gehad. Hij had de blindennbsp;gesloten en sloeg nog een laatsten blik op denbsp;sneeuw die in dichte vlokken over de Hoogstraatnbsp;dwarlde.

» Ik ben dankbaar dat het dagwerk gedaan is ” zeide hij tot zichzelven, ging in huis en sloot denbsp;deur. Hij had juist den sleutel omgedraaid en denbsp;knippen er opgeschoven, toen hij zacht en verlegennbsp;tegen de deur hoorde kloppen.

Er was geen winkelier in Wilton die niet geknord zou hebben, als hij zoo laat op dennbsp;avond hoorde kloppen, en niet gezegd zou hebben:nbsp;»ln den nacht! een mooije tijd om de menschennbsp;te komen lastig vallen!” Maar John Thukboodnbsp;had een goed hart, sommige menschen die hemnbsp;niet konden begrijpen of waardeeren, zeiden datnbsp;hij meer door zijn hart, dan door zgn hoofdnbsp;werd geleid: - mogelijk was het ook zoo, en voornbsp;de armen en ongelukkigen van Wilton, was dit

-ocr page 3-

«00 kwaad niet, en de predikant uitgezonderd, werd er niemand met meer eerbied door de atads-menschen aangezien dan lip. Dikwpls zou eennbsp;van zijn arme klanten bij hem in schuld zijn gekomen; maar als hij zag dat de onmogelijkheidnbsp;om hem te betalen, niet kwam door luiheid ofnbsp;verkwisting, noodzaakte hij hen nooit om het geldnbsp;te betalen.

Zoo als zijn goddelijke meester wiens voorbeeld hij zoo goed mogelijk trachtte na te volgen, gingnbsp;hij rond, goed doende en in het geheim gaf hpnbsp;aalmoezen.

Om de hongerigen te voeden, de bedroefden te troosten, het doodbed te verzachten, was hij altijdnbsp;gereed, zoowel met zijn beurs als met zpne gebeden. Vele van zijne medewinkeliers waren afgunstignbsp;op zijn voorspoed in zaken, maar zij hadden geennbsp;Woord tot zijn nadeel te zeggen. De eenige beschuldiging die zij tot hem konden inbrengen, w'asnbsp;dat hij al te goed was.

Dat zachte verlegen tikken op de deur behoefde niet hei'haald te worden, want John deed dadelijknbsp;open.

Voor hem stond een net aangekleede jongen van omstreeks elf jaar die angstig naar hemnbsp;opzag, als wilde hij zich verontschuldigen. .

»Wel mijn kleine jongen, wat doet u hier zoo

-ocr page 4-

laat komen?” vroeg John, op zijn gewonen vrien-delijkeu toon.

»Als het u klieft, mijnheer, is bet te laat, mijnheer, om een stuivershroodje te vragen.”nbsp;Na de sneeuw van zijn pet en jasje geschud tenbsp;hebben liet John hem in den winkel komen.nbsp;»Waarom zijt gij niet vroeger gekomen, mijn jongen?” vroeg hij, want hij zag dat er iets aannbsp;scheelde en deed de vraag op een ernstigen toon.

ïMoeder en ik, mijnheer, zijn pas in de stad gekomen, wij hebben den geheelen dag door denbsp;sneeuw geloopen, en nu is zp niet wel, en moeder denkt mijnheer, dat als zij iets te eten heeft,nbsp;het dan wel beter zal gaan!”

»En waar is uwe moeder nu?” »Zij is in een huis in de populierenlaan. Ik geloof ten minstennbsp;dat de vrouw zeide Populierenlaan.” John’s oogennbsp;werden vochtig; hij kende dat huis wel, het wasnbsp;een van de niinste plaatsen in Wilton. »Daar isnbsp;het brood, mijn jongen. Gaat vlug naar huis, iknbsp;zal u spoedig volgen.” De gestalte van den jongen verdween in het duister. John ging achternbsp;in den winkel, waar zijn jas hing, dien hij aaudeed,nbsp;riep toen aan de trap: ïMargabeïha, kom beneden en sluit de winkeldeur, ik blijf niet langnbsp;weg,” hij nam een zakje met thee en suiker vannbsp;de planken, en liep snel voort. Ja de stemmige

-ocr page 5-

«n verstandige John Thüksood , zeven en zestig' jaar oud, liep over de straat, sprong over denbsp;sneeuwhoopen en half bevroren plassen als eennbsp;schooljongen. En -waarom vroeg Margaketha niet aannbsp;haar man waar hij zoo laat naar toe ging? Wel datnbsp;late en overhaaste uitgaan was voor haar nietnbsp;Treemd. Zij wist -wel dat de barmhartigheid hemnbsp;¦wegriep, on als het mogelijk was, hield zij daaromnbsp;nog meer van hem.

John was spoedig bij het huis van den dokter, zijn medehelper in menige goede daad, en nanbsp;weinige minuten stonden zij belden aan het bed -als een bos stroo een bed mag genoemd worden -van de stervende vrouw. Zij was niet bewust vannbsp;hunne tegenwoordigheid. In haar hand hield zijnbsp;een stuk brood, dat haar zoontje had afgebrokennbsp;en in haar hand gegeven, maar de arm was tenbsp;zwak om het naar haar bevende lippen te brengen.nbsp;De dokter bukte om haar pols te voelen , toen hijnbsp;voorzichtig haar arm nam, zag hij een oogenbliknbsp;treurig naar den jongen, die verbijsterd in eennbsp;hoekje van de kamer stond, die slecht verlichtnbsp;was door een spattende olielamp, en fluisterdenbsp;bij zich zelf: »arme jongen.” John begreep denbsp;beteekenis van dien blik en de woorden.

’t Einde was gekomen, hij ging naar den jongen, nam hem zachtjes bij' de hand en knielde neer.

-ocr page 6-

de jongen deed hetzelfde; John gevoelde zich gelukkig, toen de snelle beweging van den jongennbsp;hem zeide dat iemand, mogelijk zyne moeder wel,nbsp;wier leven bijna ten einde was, hem had leerennbsp;bidden.

Ja goede John, ofschoon gij het niet weet, die stervende vrouw is eene goede moeder geweest voor den treurenden jongen die naast u knielt,nbsp;en te midden van haar moeilijkheden en droefheid had zij zijn jeugdige gedachten altijd naarnbsp;den Zaligmaker gericht, die de jonge kinderennbsp;zegent, en hun belooft dat zij deel zullen hebbennbsp;in zijn hemelsche zegeningen.

Kort en krachtig was het gebed van den goeden man, en toen hij opstond zag hij den dokter overnbsp;de stervende vrouw gebukt.

Toen hij wist dat de jongen geene moeder meer had, leidde hij hem weg, uit de tegenwoordigheid van het lijk en gaf den herbergier eenignbsp;geld, met bevel het ligchaam ongestoord te latennbsp;liggen; de dokter en John vertrokken en gingennbsp;de straat op. Toen zij de Hoogstraat bereikten,nbsp;meldde het klokkengelui, dat het Kerstmis was.nbsp;De sneeuwjagt was over en de sterren flikkerdennbsp;in de onbewolkte lucht. Dezelfde sterren die denbsp;schaapherders van Bethlehem beschenen, toen denbsp;engelen de geboorte verkondigden van Hem die de

-ocr page 7-

vermoeide aardsche reizigers tot zijns Vaders eeuwigen vrede en rust kwam roepen, die een Vader voornbsp;den vaderlooze is, die gezegd heeft, dat zg dienbsp;Hem zoeken, Hem vroeg zullen vinden en datnbsp;niemand die tot Hem zal komen, verstooten zal worden ; die de troost en zegeningen beloofd heeft aannbsp;hen die treuren, wiens beloften altijd-vervuld worden.

//Ik heb een vreemde medegebracht Makgjketha”, zeide John vriendelijk toen zijne vrouw de deurnbsp;open deed, ïhij is niet heel groot, dus zult gijnbsp;zeker wel plaats voor hem hebben?” De jongennbsp;zag Maegaeetha verlegen aan, als vreesde hij haarnbsp;antwoord. Maegaeetha kon geen onvriendelijknbsp;antwoord geven al had zij het gewild. »Plaats,nbsp;John? O plaats genoeg !” en Maegaeetha kuste dennbsp;jongen, die in tranen uitbarstte. John, zijne vróuwnbsp;en de jongen, die Habey Fleming heette, gingennbsp;naar boven om het avondeten te gebruiken.

Haeey at weinig en als hij sprak was het alleen Om ja of neen te zeggen.

Het vriendelijk paar zag dat zijn hart vol was en viel hem niet lastig met vragen.

Na het avondeten werd hem een gezellig slaapkamertje aangewezen, dat er uitzag alsofnbsp;het juist voor zulk een kleinen jongen bestemdnbsp;¦Was. Zoo was het geweest.

Voor dat hij te bed ging , knielde hij en bad

-ocr page 8-

8

een van de gebeden, die zijne vrome moeder hem geleerd had. De klokken luidden nog uren,nbsp;nadat de moedeilooze jongen zich in slaap hadnbsp;geweend.

John en Maegaketha zaten nog lang bij het vuur in de huiskamer over Haeey te praten ennbsp;overwogen menig plan, dat zij met hem zoudennbsp;doen. John luisterde zonder tegenwerpingen naarnbsp;ieder voorstel dat Maegaketha deed, ofschoon hgnbsp;reeds in zijn geest besloten had, dat als het mogelijk was hg den jongen in huis zou houden.

xMaegaeethazeide John na een poos stilte, »vindt gij niet, dat hij veel op onzen Willynbsp;gelijkt, wien het God behaagde een tijd geledennbsp;van ons te nemen. ’

»AVel John dat dacht ik ook, toen ik hem kuste en hij verlegen en sidderend bij u stond.”nbsp;Na weder een tijd stilte, zeide John, »Mae-GAEETHA vau avoud had ik een vreemde gedachte , soms denk ik dat de Hemel ons dennbsp;jongen als een kerstgeschenk gezonden heeft.”

»Een vreemde gedachte,” zeide Maegaeetha, »en toch na alles, niet zoo heel vreemd. Vanwaar anders komen al onze goede gaven, als uit dennbsp;hemel, waar God alles tot ons welzijn beschikt.”nbsp;»Dan rijst de plechtige gedachten bij mjj op, lievenbsp;vrouw, dat wg een bewgs moeten geven, hoe

-ocr page 9-

¦wij deze gaven gebruiken; laten wij dezen jongen beschouwen als Gods kerstgeschenk en laten wijnbsp;hem op die wijze opvoeden, dat als eenmaal denbsp;tijd daar is, dat wij rekenschap van onze voogdijschap moeten geven, wij niet beschaamd behoevennbsp;te zijn.”

»Het zal zijn zoo als gij zegt, John lief, mogt er een dag komen, dat bloedverwanten of vriendennbsp;hem zullen opeischen! O ik ken u te goed omnbsp;niet te weten, wat een verscheurend vertrek datnbsp;zou zijn.’ ’

»Het zou een hard afscheid voor mij zijn , nochthans laten wij zooveel goed voor hem doen,nbsp;als wp kunnen, tot die dag komt, als hij moetnbsp;komen, Makgabetha.”

Terwijl nu de klokken voor de Kerstmis speelden, had John ten tweeden male voor den jongen. Het gebed van den rechtvaardige vermag veel.

Haery Fleming volgde het Ipk zijner moeder naar het kerkhof. Zij werd behoorlijk begraven opnbsp;het kerkhof te Wilton. De onkosten werdennbsp;door den predikant, den dokter en John betaald,nbsp;die dikwijls te zamen weldeden.

Volgens het verhaal, dat Haeky eens op een avond aan zijne beschermers verhaalde, terwijl hij tus-schen hen bij het vuur zat, scheen het dat zpn

-ocr page 10-

10

vader kort na zijn huwelyk, een dronkaard en dobbelaar geworden was. Het gebeurde dikwglsnbsp;dat hij verscheidene dagen achtereen van huisnbsp;was, en als hij dan te huis kwam sloeg hij zijnenbsp;vrouw, en behandelde haar zeer wreed. Eindelijknbsp;werden zijn bezittingen door zijne schuldeischersnbsp;opgeëischt, hij vluchtte niemand wist waar heen;nbsp;en liet zijne vrouw en kind aan de goedheid vannbsp;de wereld over. De arme verlaten vrouw hadnbsp;noch vrienden noch familie, zij dacht, dat alsnbsp;zij maar te Londen kwam, zij wel eenig werknbsp;zou vinden.

De vrouw ging met haar zoon te voet naar de stad, verkocht haar gouden horlogie en kettingnbsp;ergens ouder weg om geld te hebben om haarnbsp;voedsel en huisvesting te betalen. Hakry zeidenbsp;toen hij zijn treurig verhaal eindigde: »Iknbsp;hragt den laatsten stuiver in uw winkel, goedenbsp;mpuheer en jufvrouw Thuegood,” dit zeggendenbsp;legde hij zijn hoofd in de schoot van Makgarethanbsp;en weende.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*

Na verloop van jaren klom Harry van bood-schapjongen op) tot eersten bediende in den winkel van den goeden ouden kruidenier.. Z^n grootst genoegen was, als de uren van werken geëindigdnbsp;waren, om bij zijne weldoeners, ’s winters hij hetnbsp;vuur en ’s zomers in het kleine prieel, te zitten,

-ocr page 11-

11

en hun uit den Bijbel voor te lezen, of over de gebeurtenissen uit het verleden te spreken. Terwijl John naar de stem, die hij zoo gaarnenbsp;hoorde, luisterde, werd zijn hart soms voor eennbsp;oogenhlik beangstigd. Het was de angst dat zijnnbsp;jongen (ofschoon Haeby een man geworden was,nbsp;bleef hij toch altijd zijn jongen) van hem geëischtnbsp;of van zijne zijde weggerukt zou worden. O datnbsp;hij slechts in de toekomst had kunnen zien, datnbsp;zijn vrees ijdel was.

Tien jaren zijn er verloopen en het is weder de avond Voor Kerstmis. Ten einde zijn klanten geluk tenbsp;wenschen met het Kerstfeest, had John als een bijzonderheid plaats genomen achter de toonbank. Hij heeftnbsp;genoeg te doen, iedereen wil de hand schudden vannbsp;den ouden man met zyn zilverwithaar , en iedereennbsp;¦wil hem geluk wenschen. Ben man treedt dennbsp;winkel in, die zijn hand niet uitsteekt en geennbsp;vriendeliijk woord heeft om hem te begroeten.nbsp;Hij is van middelbaren leeftijd, en ziet er uitnbsp;als een arme bedelaar, die van betere afkomstnbsp;is. HAEKr vroeg wat hij wilde. »Ik ben eennbsp;bediende zonder werk,” klaagde de man, »ennbsp;ik heb sinds van morgen niets gegeten. Mijnheernbsp;lees deze papieren en gij zult zien dat ik waarheid spreek.”

Als het een andere dag geweest was, zou

-ocr page 12-

12

Haerï den bedelaar een paar stukjes kopergeld * gegeven , en zich niet verder over hem bekommerdnbsp;hebben, maar omdat het kerstavond was nam hijnbsp;het pak, hoe druk h^ het ook had, en zag hetnbsp;stuk in. Het was genoeg. De man die voor hemnbsp;stond was zijn vader. Hakrï schreef eenige woorden op een stukje papier en gaf het hem, zeggende; «Neem dat mede naar de koffijkamer waarnbsp;gij eten zult krijgen en blijf daar totdat iknbsp;kom!” De man zag zeer verwonderd nam betnbsp;briefje en verliet den winkel.

Zoodra de winkel gesloten was, vertelde Hakey zijne ontdekking aan John. Breng hem niet hier,”nbsp;zeide John, «opdat ik geene onvriendelijke woorden tegen hem zeggen kan. Doe hem geen ver-wijtingen, want de zoon mag zijn vader niet ver-oordeelen, spreek vriendelijk met hem, zeg hemnbsp;dat God langmoedig ia, dat Jezus voor zondaarsnbsp;stierf hoe diep ook gezonken; zeg hem zoolangnbsp;er leven is, is er hoop, zooals in een van onzenbsp;geliefkoosde gezangen staat, lieve Habky. Denbsp;grootste zondaar kan zich bekeeren, zoolang hetnbsp;levenslicht niet is uitgedoofd.”

»Als hij eenig bewijs geeft dat hij zich verbeteren wil, zeg hem dan van mij, dat ik hem bij éénnbsp;mijner vrienden , een koopman te Londen, zal inleiden , op wiens kantoor hij als bediende kan

-ocr page 13-

13

•opgenomen worden en waar hij zoolang kan blijven als hij zich goed gedraagt.”

Wie zal de ontmoeting tusschen vader en zoon beschrijven. Terwijl de klokken door hun vrolpknbsp;gelui den kerstmorgen begroetten, stonden Robertnbsp;en Harry Fleming bij moeders graf; en toen denbsp;tranen van den schuldigen echtgenoot op den metnbsp;sneeuw bedekten heuvel vielen, was er vreugde innbsp;den hemel bij God over één zondaar die zichnbsp;bekeerd bad.

Robert Fleming mogt achter zijn lessenaar in Londen, Hollstreet gezien worden, hij is twaalfnbsp;Jaar in die betrekking geweest, en geniet denbsp;achting en het vertrouwen van zijn patroon.

John Thurgood stierf in hoogen ouderdom en de zilveren haren zijn een kroon van de grootste eernbsp;voor hem geweest. Margaretha mogt hem nietnbsp;lang overleven. Eiken Zondag als Harry metnbsp;zijne vrouw , want hp was drie jaar geledennbsp;getrouwd, over de begraafplaats naar de kerknbsp;ging, stond hij voor drie kleine grafheuvels stil,nbsp;die naast elkaar waren en dankte God, dat Hijnbsp;hem eene moeder gaf, die hem als kind leerdenbsp;bidden, dat Hij hem als wees goede beschermers gezonden had, die in zijn jeugdig hartnbsp;lessen van godsvrucht ingeprent en altijd de

-ocr page 14- -ocr page 15-

Het graf eener Moeder.

Er is geen plaats meer gesoliikt voor stille overdenking dan het dorpskerkhof.

In de drukte, de koortsige gejaagdheid van ons daaglijksch , leven, deszelfs lijden, teleurstellingennbsp;en verwachtingen is het mij eene verademing ennbsp;opwekking geweest bij de graven, een stil uurnbsp;door te brengen. Het gras dat er op groeit,nbsp;de boomen die het beschaduwen, schijnen mijnbsp;vreedzamer dan die op de stoflage wegen. Krachtig en helder is de herinnering aan een dier bezoeken mij in het geheugen gegrift, schoon twintignbsp;jaar geleden.

Na eene drukke en vermoeijende week in de hoofdstad doorgebragt, ging ik Zaterdags avondsnbsp;naar mijn stil dorp vele mijlen van Londen, omnbsp;den Zondag rustig door te brengen, De avondnbsp;was verkwikkend na een warmen dag. Denbsp;grootsche natuurtooneelen van de wereld haddennbsp;mij niet zóó getroffen, mijn hart niet zóó in de

-ocr page 16-

16

nabijheid van God gebragt als tusschen de graven van het berkhof. Hier hoop ik eens te rusten nadat mijn aardsche leven geëindigd zalnbsp;zijn. De plek boeide mij langer dan gewoonlijk,nbsp;plechtige geen treurige gedachten vervulden mijnnbsp;gemoed, door tijd en plaats opgewekt; ik dachtnbsp;aan dien dag die eens komen zal, als die menigtenbsp;menschen van verschillende geslachten en leeftijden,nbsp;uit den doodslaap opgewekt zullen worden, alsnbsp;de laatste bazuin zal slaan. Ik zat, met het oognbsp;naar boven starende in den kalmen, helderennbsp;hemel alsof dat uur gekomen was, - in zulkenbsp;oogenblikken is het alsof de sluijer tusschen denbsp;tegenwoordige en toekomende wereld wegvalt, -toen eene ligte beweging in het gras mij tot mij-zelven bragt. Een jong mensch stond eenigenbsp;schreden van mij af bij een graf.

Een eenvoudige steen .stond aan het hoofdeinde , waarop in weinige woorden vermeld was: dat in de zekere en verblijdende hoop van eenenbsp;glorierijke opstanding, de beste der moeders daarnbsp;rustte.

Spoedig waren we in gesprek, er zijn tgden dat alle plichtplegingen vervallen, ;/Wel mijn vriend,”nbsp;zeide ik, »gij weet nu welk een goede moedernbsp;gjj gehad hebt, dikwijls voelen wij de waardenbsp;van onze geliefden het diepste als wij bij hunnbsp;graf staan.” »Mijnheer,” antwoordde de jongeling

-ocr page 17-

17

met een gevoel dat ik niet verwacht had: wik dank God eiken dag van mijn leven dat het zoonbsp;niet was, ik kende haar in al hare waarde toennbsp;zij hier was, o zoo goed, of ik zou hier niet kunnen staan. Mijnheer, God weet dat ik het in allenbsp;ootmoedigheid zeg. Van mijne vroegste jeugdnbsp;kan ik mij niet herinneren, dat zij om mij tranennbsp;heeft geschreid , of dat ik haar woorden hebnbsp;toegevoegd die ik wenschte niet gesproken tenbsp;hebben. En wat is dat nu een troost!” Gelukkig het kind dat aan het graf zijner moeder zulkenbsp;woorden kan zeggen, hoevelen kunnen zoo nietnbsp;spreken! Jong mensch hebt gij eene bemindenbsp;moeder verloren? Bezoekt gij ooit haar graf?nbsp;Welke zijn dan uwe gedachten? Is het spijt,'tenbsp;laat berouw? Als de tijd maar weder kwam hoenbsp;anders zou ik handelen! Als zulken dit blad lezennbsp;weet ik hun geen troost te geven, maar zounbsp;liever hen die nog eene moeder hebben opwekken,nbsp;om haar liefderijk te behandelen en haar in • eerenbsp;te houden.

Maar laat mij u van een ander voorbeeld ook verhalen , toen ik op de geliefde plek onder de schai-duw der boomen ronddwaalde, en hoorde dat er iemand weende. De.droefheid was zoo hevig, dat iknbsp;niet kon nalaten hem te wijzen op de hoop des christens om degenen, die in de vrees des Heeren gestorven zijn op een volmaakter plaats weder te vinden.

-ocr page 18-

18

sNeen dat is het niet waarover ik treur; hebt gij ooit de angst van naberouw gevoeld? Weetnbsp;gij wat het is na een leven van boosheid te ontwaken, en te vinden dat het te laat is. Datnbsp;is mijn geval en daarom ziet gij mij, sterkennbsp;man, weenen als een kind.” Ik zeide hem watnbsp;ik kon om hem te troosten en wij zetten onsnbsp;onder een boom neder om zijn verhaal te hooren.

w Luister mijnheer en als gij mijn verhaal gehoord hebt, zult gij u niet verwonderen over de droefheid waar in gjj mij vondt. Het is het grafnbsp;van mijne moeder en weinigen hebben er zulk eenenbsp;bezeten. Haar gelaat was als dat van een engel.nbsp;Dikwijls zie ik het in mijne droomen zoo als iknbsp;het mij herinner, toen ik een kind was, met haarnbsp;ernstige, lieve blaauwe oogen en blond haar, datnbsp;ik tusschen mijne vingers wond.

»Mijn vader was dood, ik was haar eenig kind! hoe beminde zij mij, haar eenige zorg en gedachte! Dagen lang gebruikte zij heel weinig omnbsp;mij overvloed te geven , want wij waren arm,nbsp;dikwijls ging zij dun en schamel gekleed, terwjjlnbsp;ik warm en heerlijk gekleed was, alsof wj rijknbsp;waren. Maar ik groeide op zelfzuchtig, ongehoorzaam, en zonder hart. Toen ik de school verlietnbsp;kwam het mij voor, dat het kinderaohtig ennbsp;onmanlgk was om naar mijne moeder te luiste-

-ocr page 19-

19

ren, en zag ik In haar de hinderpaal voor ni^ne-genoegens.

Ik was liefst met mpn makkers , een luije troep die rookte en dronk. . . Hier hield de vreemdeling op, ppnliike gedachten schenen zpn gemoednbsp;te vervullen. Daarna vervolgde hp ;

»Omstreeks dezen tijd had ik eene zeer gevaarlijke ziekte, mijne moeder paste mij op, zoo als alleen eene moeder doen kan en nooit kan ik dienbsp;innige liefde vergeten, die onvermoeide zorgnbsp;waarvoor geene opoffering te groot was. Iknbsp;kan de koele hand op mijn voorhoofd nog voelen die mij meer goed deed dan de medicijnennbsp;van den doctor. Ik was voor een tijd verbeterd;nbsp;vele waren de beloften en voornemens aan moedernbsp;medegedeeld. Ik vroeg haar met tranen vergeving;nbsp;haar gelaat werd gelukkiger en toonde mindernbsp;zorg. Ik hoorde haar God danken voor de verandering in mij. Maar helaas het gevaar en hetnbsp;vooruitzigt van den dood had mij verschrikt.nbsp;Naauwelijks kwamen mijne krachten terug of iknbsp;keerde tot mpn oude levenswijs terug. Door mijnenbsp;vrienden aangemoedigd, leerde ik drinken en spelen in de herberg.

De droefheid van mijne moeder was onbeschrijfelijk, het brak haar hart. Ik wilde niet luisteren, schoon genoeg gewaarschuwd. Na een paar keerennbsp;te veel gebruikt te hebben, maakte ik mij op een

-ocr page 20-

20

zomeravond op mijne gewone manier gereed om uit te gaan , toen mijne moeder mij vriendelijk verzochtnbsp;dien avond bij haar te blijven.

»Ik heb iets in den oven, daar gij van houdt” zeide zjj met een vriendelijken glimlach, maar iknbsp;was in een .slechte luim, en vast besloten om uitnbsp;te gaan en met mjjne makkers vrolijk te zijn.

Ziende hoe weinig invloed haar woorden op mij maakten, zeide zij sHakky mijn jongen, iknbsp;voel mij niet wel en alsof ik hier niet lang meernbsp;zijn zal. Mogelijk is dit wel mijn laatste verzoek.”nbsp;Zij stelde zich tusschen mij en de deur in ,nbsp;hield mijn arm vast en zeide: «Gij moet blijvennbsp;Haeky.” In drift opstuivende maakte ik mijnnbsp;arm los en liep koel weg zonder om te zien.

Ik was te verhard om in de herberg de stem van mijn geweten te hooren. Onder luidruchtigenbsp;vrolijkheid en veel drank, bleef ik uren lang zittennbsp;zonder aan huis te denken of mij aan iets verdernbsp;te storen.

Toen tikte een huurman mij zachtjes op den schouder en verzocht mij naar huis te komen alsnbsp;ik mijne moeder nog levend wilde zien. Geheelnbsp;bewusteloos vau wat mij omringde hragt mennbsp;mij naar huis. Tot mij zelven gekomen, leiddenbsp;de predikant mij tot mijne moeder en begreep ik denbsp;geheele toedragt der zaak. In onuitsprekelijken angstnbsp;boog ik mij over haar, vreezende dat elke ademhaling

-ocr page 21-

21

de laatste zijn zou. Ik smeekte haar om vergiffenis , stortte mijn geheele ziel in een gebed voor haar uit. Het was te laat. Nooit zou ik innbsp;deze wereld haar stem meer hooren. Eensklapsnbsp;zagen degenen die bij haar waakten, een verandering op haar gelaat komen, zij opende haar oogennbsp;en vestigde ze op mij, met een blik van liefdenbsp;die ik nooit zal vergeten. Hoe heeft die blik mijnbsp;jaren lang vervolgd; het was maar één oogenblik,.nbsp;toen kwamen de onmiskenbare teekenen des doods,nbsp;zij was boven alle aardsohe smart verheven.

Hierna herinner ik mij niets meer dan dat moeder dood was; die laatste stoot hadnbsp;Voltooid, wat mijn slecht gedrag begonnen had.

Lang lag ik tuschen leven en dood; de laatste zou mij welkom geweest zijn, maar de gedachtenbsp;aan het oordeel, dat regtvaardig was ! . . .

Ik herstelde en op mijn moeders graf beloofde ik plegtig met Gods hulp nooit m,eer mij aannbsp;dergelijk gedrag schuldig te zullen maken. Iknbsp;hing mijn moeders beeltenis boven mijn bed, bewaardenbsp;elke kleinigheid van haar als een kleinood, hieldnbsp;haar nagedachtenis in eere, trachtte zoo veel mogelijk te vergoeden wat bij haar leven verzuimdnbsp;was. Maar hoe ledig, hoe doodelijk stil was mijnnbsp;te huis, ik kon niet blijven wonen waar zy gestorven was.

Vele jaren was ik buitenslands, maar dit bezoek

-ocr page 22-

22

'Lerimiert mij mijn vroeger leven met levendige Meuren. Ik heb nu eene lieve vrouw en kinderennbsp;om mij te troosten. Ik hoop en vertrouw dat mjnnbsp;zonden door Christus bloed gereinigd zullen worden,nbsp;toch zal ik deze smart tot mijn laatste levensuurnbsp;mede dragen. God is goed boven wat ik verdien.nbsp;Ik heb veel dat de wereld boven alles waardeert,nbsp;en toch zou ik het alles willen geven, om mijne moeder, al was het voor een enkel uur, terug tenbsp;hebben.

O Mijnheer ik weet niet wie gij zijt, hebt gij eenigen invloed bij de jeugd, deel hun medenbsp;wat ik u verhaalde. Als zij wenschen dat hetnbsp;goed met hen moge zijn, als zij een gerust geweten en den vrede des gemoeds op prps stellen, bidnbsp;hen uit slecht gezelschap te blijven, en zeer zorgvuldig toe te zien dat zij de beste gave van God,nbsp;.hunne moeder, waardeeren.

Stille rustplaats van Gods dooden!

'k Denk aan u met zoete vreugd,

Eindpaal van verdriet en nooden,

Kustplaats na den strijd der deugd!

Zonden wij voor 't sterven beven,

Sidd'ren voor dien jongsten nood?

Jezus liet voor ons zijn leven,

Jezus overwon den dood!

-ocr page 23-

Bij

de Drukkers en Boekverkoopers M. Wijt amp; Zonen, zijn verkrijgbaar de volgende Kleine Stukjes

17.

18,

19.

20. 21.nbsp;22.

23.

24. 25nbsp;2(5,

27,

28.

29,

SO.

31,

S2,

33

34.

35, 86,nbsp;37.

Cents.

Peter Lobeck............. 15

De welbestede stuiver..... 10

De wever uit Welsh.......07^

De kleine bewoner van het Auvergnésche Geberg-te.... 10

Arme Sara................ 04

De jonge Hutbewoonster... 22^ Opwekking te EIberfeld.... 05

De lersche boer........... 10

Elisabeth Cunningham..... 15

John Ilobins, de matroos... 10 Uitbreiding der Parabel ... lOnbsp;Kolonel Jacob Gardiner.... 15$

De Stroopers-dochter...... 10

De Bode met goede lijding. 15

Jansje Allan.............. 15

Zonderlinge tusschenkomst

der Voorzienigheid........ 07

Levensber. van Amelia Gale 07^

Sara Hill.................. 1-2^

De geschied.van MarySmith 12^

De Dorps-predikant....... 10

De waarheid van bet Evang. 10

Kracht des geloofs........ nbsp;nbsp;nbsp;10

Herman de houthakker... , 12^ Laatste uren V, John CoAvper 10

Het einde van den tijd..... 10

Wat God bewaart, is wei

bewaard.................. 15

Wiezijtgij? Wat hebt gij

te doen ?................. 10

De weêrhaan van het kasteel 12^ Eben-Haëzer inLatakko... 10nbsp;Indiaansche bekeerlingen .. 10

De Christen-feesten........ 05

Verhaal van 2 predikers... 07^ De tijd en de eeuwigheid .. 10nbsp;Kort en heilzaam berigt... 10nbsp;Johan Coenraad Ter Linden 07^nbsp;Een beroep op het hart.... 12|nbsp;De landman in den Elzas... 10nbsp;Sterfgevallen van zeven bekeerde heidenen.......... 10

Levensloop van C.L.Töpfer 07^ Eenige bijzonderheden uit

het leven van Morrison..... 15

Lydia S..................07^

Hugo Bourne............. 07^

De christelijke viering van

den Zondag............... 05

Henri Obookiah........... 10

De zendelingen in Groenl.., 16 Het bezoek bij een kranke.. 15nbsp;Brieven van een’ leeraar ... 15

Cents.

Polycarpus.............. 10

Als God werkt, wie zal

dan keeren ?.............. 15

De Soldaten-dochter......

Het gelukkige sterf bed,.. lö De weg en het middel ... 15nbsp;De east zonder bruiloftski. 07$

Treffend voorbeeld....... 07|

Levensschets V. Blumhardt 15

Hadara......-........... 04

De oude geneesheer...... 10

De roepstem des Heeren 15

Anna Walsh............. 07t

Eerste zend. te St. Thomas 15

Thirza...................20

Vroege godsvrucht....... 07i

De Ilussische kleermaker. 071 Rermerk. v. een kind Gods 07|nbsp;Overtuiging verwaarloosd. 12|nbsp;Woord aan jonge moeders. Ü7|nbsp;De onbekende zendeling.. 04

Mevrouw liumpff......... 10

Opmerkelijke leiding Gods 07

Een nieuw traktaatje..... 10

De vrome landman... .... 07i Ged. over de eeuwigheid.. 07^

Maria................... 10

Wüliam................. 07i

De Christen in hel gasthuis 03

Lord Teignmouth........ 10

Leven van Schwartz.....08

Wie zoekt die vindt....... 05

Levensb. van een’ soldaat.. 05

Pacalsdorp............... 07^

Onnoodige zorgen j....... 04

Zachéüs...........,.......08

De twee buren ........... 10

Bekeering v. A. 11. Franke. 04

Blandina................ 07J

Bede van een grijsaard ... 07^ Het huisgez. te Ilaeterdale 15nbsp;Inwendig Christendom onder Ilottentotten........05

Aarons dood............. 15

Het Paaschfeest.......... 10

Leven van Chrysostomus . 07^ Het geheimzinnige in den

Christen................. 05

Jacob Wilson............ 15

De eerste kerkgang...... 10

Wanneer ben ik , enz.....06

Overeenk. Christel. Godsd. 05

Zendingsgave............ 15

De zwarte knecht........ 10


ik


-ocr page 24-

j nbsp;nbsp;nbsp;Cents.-

Iets uit het leven eener zendelingsvrouw. 4e brief. 05nbsp;Levensgesch. van eeuen

ïerschen knaap..........07^.

De Thermometer.........05

Toespraak............... 05

Eeneuitu.helpsterd.zend, 05

hiel verre.............06

Wat een reisverhaal kan

uitwerken ............. 05

Een blik in doJav. huiah. 05

Het /Onze Vader”....... ü5

Een Israel, tot Chr. gehragt 7^ Öchoone plaatsen uit denbsp;schriften van 3 Kerkvaders 07^

Gidion.................ü7^

Dankt God in alles......05

Uit onze Brieventasch ... 07^ Een andere Oom Tom ... 05

Zeventig jaren..........06

DeSoldaat en de Landverh. 05 Getuig, omtrent degodsv.nbsp;en het leven der cliristenen 04nbsp;2 tafereelen uit het levennbsp;en werken van een zendel. 07|nbsp;Kenzaamniaar nietverlaten 07^nbsp;Uit onze Brieventasch JI. 07^nbsp;Mededeel, van Ulfers I. 07^nbsp;idem idem II.

Over zendingniethüde I,, 10 idem idem II.. 10nbsp;idem idem III.. 10nbsp;Het' kruis der bespotting. 07^nbsp;DeZendiiig onder de volken

der aarde. I. Europa____ 07^

Dito. II. Azië. I. West-Azië 07| Dito. Dito. 2. Japan enChina 07'è'nbsp;Dito. Dito, S.Achter-lndië 07%nbsp;Dito.Dito. 4. Eng. ludië 07%nbsp;Dito. Dito. 5, Tnd. Archipel 07%nbsp;Hung-8ui-Tschuene.d.Tap. 07%nbsp;Toeapr. door Ds.H. L.Vinke 07%nbsp;Mededeeling.van v.d.Liefde 07%nbsp;dito dito 07%

145.

14G.

147.

148.

149. lüO.

151.

152.

153.

154.

155.

156.

157.

158. ,159.nbsp;160.nbsp;161.nbsp;162.

163.

164.

165.

166.

167.

168.

169.

170.

171.

172.

173.

174.

175.

176.

177. 178

179.

180. 181.

Cents.

99. Waarschuw, tegen valschenbsp;overleggingen............ 10

100. nbsp;nbsp;nbsp;De bedelaar.............. 05

101. nbsp;nbsp;nbsp;Samuel Mills............. 05

102. nbsp;nbsp;nbsp;Triomfboog van Titup____06

103. nbsp;nbsp;nbsp;Zijt gij gelukkig?.........07^

104. nbsp;nbsp;nbsp;Uit-en inwendige zending 05

105. nbsp;nbsp;nbsp;De twee erfenissen.......05

106. nbsp;nbsp;nbsp;De waarde van het gebed. 07^

107. nbsp;nbsp;nbsp;Samuel Crowther......... 07i

108. nbsp;nbsp;nbsp;Catliarina Philips ........07|

109. nbsp;nbsp;nbsp;Goodluck Day............ 07^

110. nbsp;nbsp;nbsp;De toestand der heid. vrouw 07|

111. nbsp;nbsp;nbsp;Middel om rijk te worden. 04

112. nbsp;nbsp;nbsp;Eene oude beproefde raad . 12^

113. nbsp;nbsp;nbsp;Verband ijver voor de zerid. 07

114. nbsp;nbsp;nbsp;Ra-Poor-Negro.......... 05

115. nbsp;nbsp;nbsp;De zendel. onder de heid. . 05^

116. nbsp;nbsp;nbsp;Iets uit het leven eenernbsp;zendelingsviouw. Ie brief. 05

117. nbsp;nbsp;nbsp;De Christen-vrouwen dei

Apostolische eeuw........06

118. nbsp;nbsp;nbsp;Christina en Esther....... 06

120. nbsp;nbsp;nbsp;De vei hoogde Heer....... 05

121. nbsp;nbsp;nbsp;De zegenrijke vrucht van

een rijksdaalder.......... 02

122. nbsp;nbsp;nbsp;Opw. tot h. werk der zend. 05

123. nbsp;nbsp;nbsp;De Baron I hijhern....... 07^

124. nbsp;nbsp;nbsp;Een woord lot aanbeveling

der zendingszaak.........'07^

125. nbsp;nbsp;nbsp;De toekomende wereld____05

126. nbsp;nbsp;nbsp;Iets uit het leven eenernbsp;zendelingsvrouw. 2e brief. 07

127. nbsp;nbsp;nbsp;Eene uit duizend........ 06

128. nbsp;nbsp;nbsp;Eene Martelaarsgeschied. 0.5

129. nbsp;nbsp;nbsp;Een Rabbi die rust zoekt

bij Christus.............05

130. nbsp;nbsp;nbsp;De Christin geroepen totnbsp;deeln. aan de zendingzaak, 05

131. nbsp;nbsp;nbsp;Zoeken en vinden....... 10‘

132. nbsp;nbsp;nbsp;De onfeilbare gids....... 10

133. nbsp;nbsp;nbsp;Wien le hooren?........ 07^

134. nbsp;nbsp;nbsp;Eene zwaar beproefde geloofsheldin............... 074

135. nbsp;nbsp;nbsp;Marianne, de Bijbelver-spreidster van St. Giles., 10

136. nbsp;nbsp;nbsp;De dochter V. d. Landman 12^

137. nbsp;nbsp;nbsp;De hoop des christens .. 07^

138. nbsp;nbsp;nbsp;Het leven van v.d. Kemp. 05

139. nbsp;nbsp;nbsp;Kunt gij altijd van Jezus

zwijgen ?................ 06

140. nbsp;nbsp;nbsp;Het werk V. kleine Jessie. 07^

141. nbsp;nbsp;nbsp;l.iefde voor liefde....... 05

142. nbsp;nbsp;nbsp;Heilig leven, zalig sterv. 07^

143. nbsp;nbsp;nbsp;Een sterfb.in den vreemde 07^

144. nbsp;nbsp;nbsp;Iets uit het leven eenernbsp;zendelingsvrouw. 3e brief 05