-ocr page 1-

DE ZENDING

ONDER

DE VOLKEN DER AARDE.

111. AFlllliA.

1.

OOST-AFRIKA.

Met de beschouwing van een nieuw werelddeel hebben wij ditmaal aan te vangen , Afrika, een totnbsp;lieden toe onbeschrijfelijk ongelukkig deel der aarde.nbsp;Naar de meest waarschijnlijke berekening heeft hetnbsp;eene bevolking van ruim 200 millioen, voor eennbsp;*leel Mahomedanen, voor een ander deel blindenbsp;lieidenen. Vele landen er van zijn nog nimmernbsp;door Europeanen bezocht en van het binnenlandnbsp;iiieteu wij tot nu toe weinig of niet. ’t Zijnnbsp;3'lleen de kusten, die bekend zijn en waar dannbsp;Ook hier en daar Evangelie-boden werkzaam zijn.nbsp;Om n iets van hunne werkzaamheid te doen hooren,nbsp;i^il ik achtereenvolgend een blik u doen slaan opnbsp;de Oost-, de Zuid- en de Westkust. Over hetnbsp;Noorden sprak ik vroeger reeds. (1) Toen wp het

(1) De zending o. d. v. d. a. II. 1 bl. 6 en volgg.

1

-ocr page 2-

•westel^k deel van Azië, Klein-Azië, Syrië en aangrenzende landen beschouwden, die landen waar het eens licht was , maar nu weer treurig duister,nbsp;aeide ih, dat dit helaas! ook van Noord-Afrikanbsp;geldt. lu de derde en vierde eeuw onzer jaartelling waren daar bloeijende christen-gemeenten,nbsp;maar later hebben de navolgers van Mahomed hetnbsp;geheel overstroomd en tot nu toe is het bijna geheel Mahomedaansch gebleven. Maar ook verdernbsp;aog hebben deze hunne veroveringen voortgezet,nbsp;zoo als de zendingkaarten ons te zien geven, (vaarnbsp;bijna het geheele noorden met de gele kleur isnbsp;geteekend. Nagenoeg een derde deel der bevolking van Afrika is dan ook Mahomedaansch. Overnbsp;Hie bevolking in ’t algemeen wil ik nog eenigenbsp;?pmerkingen doen voorafgaan om dan verder Oost-Afrika meer in ’t bijzonder u te leeren kennennbsp;Zoo als ik reeds zeide, is Afrika tot nu toenbsp;¦weinig bekend. Niet veel meer dan de kustlanden,nbsp;het vijftigste gedeelte van het geheel, is doornbsp;Europeanen bezocht, hoewel vooral in den laatstennbsp;tijd pogingen worden aangewend om meer in 'tnbsp;binnenland door te dringen. Door die reizigers,nbsp;Tan welke LniNGsroNE de meest beroemde is,nbsp;heeft men er iets van leeren kennen, maar dezenbsp;berigten zijn hoogst treurig. Vindt men in denbsp;«oordelijke streken, ook hier en daar aan de kusten

-ocr page 3-

¦''ele Mahomedanen, het grootste gedeelte van de bewoners zijn heidenen en deze staan op een zeernbsp;lagen trap. Er is hier niets van dat beschaafd»nbsp;heidendom, dat wij vroeger in China en IndiSnbsp;leerden hennen. Eenige voorstelling hebben zij vannbsp;een hoogsten God, die alles geschapen heeft, maarnbsp;*ij bemoeijen zich verder niet met Hem. God isnbsp;te goed, zeggen zij, om iemand, wie hij ook zij,nbsp;kwaad te doen. He booze geest doet dit en dezennbsp;moet men door toovermiddelen afweren. Hunnenbsp;gansche godsdienst bestaat dan ook eigenlijk innbsp;die afwering van het kwade en is zoo in dennbsp;grond duivelsdienst. Allerlei van die middelennbsp;hebben zij, die zij Fetischen noemen en waaraannbsp;aij offeren. Alles kan tot zulk een Petisoh worden.nbsp;Ha eens zijn bet dieren, als slangen, tygers, dannbsp;eens een schoone boom, dikwijls ook ruwe vannbsp;hout of gom gemaakte menschenbeeldjes. Maarnbsp;Ook een eenvoudige stok, potten , flesschen , beenderen, horens, vederen, gebroken messen kunnennbsp;een Fetisch zijn. Elk land, elk dorp heeft zijnennbsp;algemeenen Fetisch, maar ook ieder mensch zijnennbsp;hijzonderen. Tot dezen bidt men om alles, diennbsp;Vertrouwt men alles toe, dezen vreest men tenbsp;mishagen en brengt men offers van dieren, ooknbsp;^el van kinderen, tweelingen b. v. worden al-

kpd hem ter eer geslagt. Op die wijs zoekt do


-ocr page 4-

arme, ongelukkige bevolking van Afrika rampen van zich af te weren en tijdelijke zegeningen tenbsp;verkrijgen, maar ’t zal wel geen bewijs behoevennbsp;dat die Fetisch-dienst, zoo als men dezen vormnbsp;des heidendoms noemt, niet den minsten zedelpkennbsp;invloed uitoefent op hart en leven. Treurig is hetnbsp;dan ook met de zedelijkheid bij hen gesteld. Innbsp;de hoogste mate zijn de negers, zoo heeten denbsp;meeste bewoners van midden-Afrika, overgegevennbsp;aan ontucht, onmatigheid, diefstal en wraakgierigheid. En is zoo hun godsdienstige en zedelijkenbsp;toestand zeer beklagenswaardig, niet minder is hetnbsp;hun maatschappelijke. Hp is dit wel inzonderheidnbsp;door de slavernij, dien vloek van Afrika. Voornbsp;weinige jaren berekende men, dat er jaarlijks 250,000nbsp;zoo mannen als vrouwen naar buiten in slavernpnbsp;werden weggevoerd en moge dit in den laatstennbsp;tjjd wat verminderd zijn, ’t getal is nog altijdnbsp;veel te klein, als wij wilden opgeven, hoe velennbsp;er jaarlijks slaven worden. Want ziet, zij wordennbsp;daartoe niet alleen naar Azië en Amerika verkocht,nbsp;ook binnenslands worden zij gekocht, ja wat nognbsp;meer is, gestolen, geroofd. Zoo zijn onder denbsp;Galla-negers aan de oostkust de huizen ver uiteennbsp;gebouwd, wegens de vijandschap, waarin zij metnbsp;elkander leven en omdat men in dat opzigt zijnnbsp;jiaasten buurman, ja zijne naaste betrekkingen

-ocr page 5-

niet vertrouwen kan. Hoewel de kinderen aan de z^de van hunne ouders slapen, wordt er tochnbsp;jaarlijks een groot aantal door de menschen-dievennbsp;gestolen, die des nachts de muren van het huisnbsp;doorbreken, de ouders een groot stuk hout op dennbsp;nek werpen en hun de kinderen dan ontnemen.nbsp;In vele huizen slapen die kinderen op kruiswijsnbsp;gelegen balken in het bovenste gedeelte van hetnbsp;huis, maar de menschen-dieven dringen ook totnbsp;daar door. En wanneer de muren van het huisnbsp;te dik zijn om door te breken, graven de rooversnbsp;des nachts eene gracht om het huis en steken hetnbsp;in brand. Wanneer nu de bewoners er uitspringennbsp;vallen zij in de gracht en worden met hunnenbsp;kinderen gegrepen. De eene broeder verkoopt denbsp;kinderen van den anderen en de menschen worden gestolen, als zjj van het eene dorp naar hetnbsp;andere gaan. Somtijds worden oorlogen gevoerdnbsp;alleen om slaven te maken, die of in ’t binnenlandnbsp;in harde dienstbaarheid blijven of aan de kustennbsp;aan de slavenhandelaars verkocht worden, die ernbsp;niettegenstaande alle wetten daartegen , altijd nognbsp;zijn en de ongelukkige negers ver van hun vaderland wegvoeren.

Zoo hoorden wij iets van den godsdienstigen, den zedelpken en maatschappelijken toestand dernbsp;bewoners van Afrika en wat dunkt u nu? Zou

-ocr page 6-

het geen krachtige opwekking voor ons zijn om te hidden: Vader, Uw koningrijk kome? Is de meestnbsp;oppervlakkige blik, dien wg op hunne ellendenbsp;werpen, niet meer dan genoeg om een diep medelijden met die millioenen onzer natuurgenooten onsnbsp;te doen hebben en het vurig ons te doen verlangen, dat het licht des Evangelies opga over dienbsp;duisternis? Helaas! ’t schijnt er nog op zoonbsp;weinige plaatsen; ’t schijnt er nog vaak zoo flauw,.nbsp;De meeste lichtstralen vertonnen zich in het zuiden,nbsp;enkele ook in ’t westen; wij hooren daarvan later,nbsp;maar op de Oostkust, waarmede wp nu in ’t bijzonder ons gaan bezig houden is het schier nognbsp;alles nacht en donkerheid.

EGYPTE.

Die Oostkust langs reizende komen wij, als wij van boven af beginnen het eerst aan een land,nbsp;welks naam wij van onze vroege jeugd af hoorden,nbsp;Egypte. In dat land, reeds uit de aartsvaderlijke tijden ons bekend, werd al vroeg het Evangelie gepredikt en in Alexaudrië en andere plaatsennbsp;waren spoedig bloeijende gemeenten. Later heeftnbsp;het gedeeld in het lot van alle naburige staten ennbsp;is het Mahomedaansch geworden, wat het totnbsp;heden toe gebleven is. Wel is er nog een overblijfsel der christenen, Koptische christenen ge-

-ocr page 7-

naamd, maar hun christendom verdient nauwlijks dien naam, en menigmaal gebeurt het, dat er vannbsp;hen uit armoede en vertwijfeling tot het Mahome-daansch geloof overgaan, De pogingen om lichtnbsp;onder hen te verspreiden, hebben nog weinig gebaat. In de vorige eeuw hebben de Hernhuttersnbsp;er gearbeid, maar moesten in 1783 na een dertig-jarigen moeijelijken en grootendeels vruchteloozennbsp;arbeid er hun werk staken. Niet veel meer vruchtnbsp;werd van latere pogingen gezien. In de hoofdstad Cairo, eene groote, levendige handelstad, bevinden zich nog altijd eenige zendelingen, meernbsp;echter op hoop van beter tijden dan wegens voornbsp;’t oogenblik gelukkig slagen. Toch luiden denbsp;laatste berigten iets gunstiger en spreken van meernbsp;opwekking onder de Koptische christenen. En ooknbsp;bet vroeger reeds door hen uitgestrooid zaad bleefnbsp;niet geheel zonder vrucht. In Cairo rigtten zijnbsp;scholen op en daaronder ook eene inrigting vannbsp;hooger onderwijs voor de Kopten en hunne gees-telgken, en een kweekeling van die inrigting wasnbsp;bet, die door het geestelijk opperhoofd naarnbsp;Abyssinië, een land, waarvan wij zoo aanstondsnbsp;zullen hooren, gezonden werd, toen men hem vannbsp;daar als naar gewoonte een opperpriester kwaninbsp;vragen. Maar al zien wij dan ook in Egypte eennbsp;enkele lichtstraal, toch is van daar op de vraag:

2

-ocr page 8-

8

»Wachter! -wat is er van den nacht?” nog nieh anders dan dit droevig antwoord te geven: snognbsp;is het nacht.”

ARYSSINIE,

Ik noemde n daar den naam van Abyssinië.-Dit land ook Habesch geheeten, is een zeer merkwaardig. Het ligt een heel eind bezuiden Egypte^ maar van het daar tuaschen liggende Nubië metnbsp;een meerendeels Mohamedaansche bevolking vannbsp;ruim drie millioen is helaas! van zendingsarbeidnbsp;niet te verhalen. Tn Abyssinië daarentegen werdnbsp;hel christendom reeds vroeg gebragt, en, wat vooralnbsp;dat land zoo merkwaardig maakt, tot heden toeis het er gebleven, al is het dan ook zeer verbasterd. Abyssinië is het eenige christelijke land van-Afrika. Twee jongelieden, Ebumkntics en Aedf.sivamp;nbsp;geheeten, hebben daar reeds in het begin dernbsp;vierde eeuw het Evangelie gepredikt. Met meerderen waren zij er gekomen om een ontdekkingsreis te doen, die anderen werden door de Abyssi-niërs gedood, om hunne teedere jeugd werden zijnbsp;gespaard. Spoedig kwamen zij bij den koning innbsp;groot aanzien, en toen hun nu eenigen tijd laternbsp;vrijheid werd gegeven , om in hun land weder te-keeren, weigerde Erumentics daarvan gebruik tenbsp;maken. Hij bleef in Abyssinië, predikte er het

-ocr page 9-

Evangelie en -werd de grondlegger der Abyssi-nische kerk. Die kerk nu is tot op den huidigen dag gebleven. Wel is zij jammerlijk verbasterd,nbsp;en heerscht er treurige onkunde bij de geestelijkheid en bij het volk. Chkistus staat er geheel opnbsp;den achtergrond en een menigte heiligen wordeunbsp;er vereerd. Voorts wordt benevens den Zondagnbsp;ook de Sabbath gevierd, en zijn de besnijdenis ennbsp;de onthouding van het vleesch van onreine dierennbsp;nog in gebruik. In het begin der zeventiendenbsp;eeuw hebben de Jesuïten pogingen aangewend, omnbsp;dit land aan de Roomsohe kerk te onderwerpen,nbsp;die echter mislukten. In de laatste zestig ja.en,nbsp;zijn de Protestanten het zich gaan aantrekken ennbsp;al hebben hunne pogingen tot nu toe niet veelnbsp;uitgewerkt, toch bleven zij niet geheel zondernbsp;vrucht. Merkwaardig is de aanleiding tot het begin hunner werkzaamheid. Ben Abyssiniër, Abinbsp;Rdmi geheeten, verzelcle iii 1808 een beroemdennbsp;reiziger door Afrika, maar bleef in Cairo, de daarnbsp;straks u genoemde hoofdstad van Egypte, ziek achter.nbsp;Daar werd hij door den toenmaligen Pranschennbsp;consul AssEUff liefderijk opgenomen met de belofte,nbsp;dat, indien hij herstelde, hij hg hem blijven mogt.nbsp;Dit geschiedde en nu liet die consul hem denbsp;heilige schrift in de Amharische taal, die in hetnbsp;zuiden van Abyssinië gesproken wordt, overzetten.

-ocr page 10-

10

Zelf zonderde hij zich daartoe tweemalen ’s weeks met hem af. In tien jaren was dit moeijelijke,nbsp;maar grootsche werk volbragt en toen nu hetnbsp;handschrift daarvan aan het Britsche en Buiten-landsche Bijbelgenootschap te Londen vertoondnbsp;¦werd, zorgde dat niet alleen voor een bijbeldruknbsp;in de Amharische taal, maar gaf ditzelfde ooknbsp;aanleiding om een zending onder de Ab3'ssiniërsnbsp;te leproeven. Twee zendelingen Kugmk en Gobat,nbsp;van welke de laatste later Protestantsch bisschepnbsp;van Jeruzalem werd (1), trokken er in 1829 heen.nbsp;De eerste stierf er spoedig, maar Gobat is er drienbsp;jaar gebleven en was er dien tijd «onder rooversnbsp;en moordenaren, in ziekte, honger en naaktheid,nbsp;onder wilde dieren en in woestijnen, kortom ondernbsp;de gevaarlijVste omstandigheden des levens eennbsp;toonbeeld van de bewarende zorg der goddelijkenbsp;voorzienigheid ” Toch had zijne werkzaamheid ernbsp;voor ’t oogenblik nog weinig gevolg en zag hynbsp;zich gedrongen na dien tijd vooral door de beginselen eener landziekte, die in Abyssinië vele slagt-ofiPers maakt, een land te verlaten , waarvoor zijnnbsp;hart nog altijd warm klopt. In 1839 volgdenbsp;drie nieuwe zendelingen hem op, Isenbekg, Bi.um-HAKDT en Kkapf. Eerst werkten zg er voorspoedig.

(1) Zie over hem zending o. d. v. d. a. II. 1 hl. 22.

-ocr page 11-

11

maar toen het volk begon te begrijpen, dat mea veranderingen in hunne kerk wilde maken, openbaarde zich een algemeen misnoegen, dat zoonbsp;hevig werd, dat de zending opgeheven moestnbsp;worden. Keapf begaf zich toen nog verder zuidwaarts , waar wp straks van hem zullen hooren.nbsp;In Ab^ssinië zelf werd later het werk wedernbsp;voortgezet door zendelingen van de »Pelgrims-zending op St. Chrischona.” (1) Door toedoen vannbsp;Gobat kwamen er eerst vier, later zes, die doornbsp;Theodoros den koning, die langzamerhand geheelnbsp;het land aan zich onderworpen had, met grootenbsp;vriendelijkheid werden ontvangen. Later kwamennbsp;er van Engelsche en Schotsche genootschappennbsp;nog meer zendelingen, bepaaldelijk om onder denbsp;Joden, die er in grooten getale worden gevonden,nbsp;te arbeiden. In den aanvang beloofde zoo wel denbsp;eene alk de andere arbeid veel vrucht en vooral denbsp;Duitsche zendelingen waren onuitputtelijk in dennbsp;lof van koning Tiieodoros. Maar ook hier bleeknbsp;op tretfende wijs de waarheid van het woord dernbsp;Schrift: »'t is heter tot den Heer toevlugt te nemen , dan op prinsen te vertrouwen ” Eerst wasnbsp;het een Engelsch zendeling onder de Joden Stern,

(1) Zie over deze zending: ‘Maandbcrigt van het ICed. Zend. Gen. 1866 n°. 12.

-ocr page 12-

12

die het ongenoegen van Tiieodobos zich op den hals haalde; latec vielen ook sommige van denbsp;Duitsche zendelingen bij hem in ongenade en denbsp;meeste, ten laatste allen werden gevangen genomen. Toen herhaalde verzoeken van de Bngel-«che regeering om hen los te laten, niet baatten, isnbsp;daardoor eindelek een oorlog met Engeland ontstaan, die in 1868 met de nederlaag en dennbsp;dood van Theodokos eindigde. Die Tbeouobos, zegtnbsp;een der zendelingen van hem, is ongetwijfeld denbsp;merkwaardigste man,’ die ooit in Abyssinië leefde.nbsp;Hij is een werktuig in de hand Gods, wel is waarnbsp;in de eerste plaats tot uitoefening zijner strafge-rigten. Maar toch blinkt in hem ook thans nognbsp;dikwijls een regt koninklijke geaardheid uit ennbsp;enkele zijner gedachten, woorden en daden toonen,nbsp;ook in zijne ongunstigste oogenblikken , als schitte-i-ende bliksemstralen, de w'are grootheid, waartoenbsp;hij had kunnen komen, indien hij een’ anderennbsp;weg had ingeslagen! Zeker toonde hp dat ooknbsp;daarin nog, dat hij voor zijnen dood de gevangennbsp;zendelingen losliet, die hij , als hij gewild had, uitnbsp;wraak had kunnen dooden. Ten gevolge van diennbsp;oorlog moesten zij toen allen het land verlaten,nbsp;dat na dien tgd aan regeeringloosheid ten prooinbsp;werd. Enkele zijn er later teruggekeerd, vooralnbsp;ook omdat de zending onder de Joden niet zonder

-ocr page 13-

13

hoop voor de toekomst is. Ook zeudelingen van St. Crischona zijn er weer gaan arbeiden. Vannbsp;Jeruzalem af willen deze in het binnenland vannbsp;Afrika doordringen langs een weg door hennbsp;»de Apostel weg” genaamd. Op de voornaamstenbsp;plaatsen vestigen zij zich en geven zulk eenenbsp;'vestiging den naam van een Apostel. Zoo heetnbsp;hun eerste station te Alexandrië, dat van Mattheusnbsp;¦enz. Mogten zij op die wijs steeds dieper in Oost-Afrika doordringen, ook in dat Abyssinië, datnbsp;land, waaruit volgens een oude legende de kamerling kwam, door Philipptis gedoopt en waarheennbsp;¦dezelfde gedoopt zijnde, terugreisde om er de eerstenbsp;prediker des Evangelies te zijn en alzoo ditnbsp;merkwaardig, maar thans nog zoo diep ongelukkig land in werkelijkheid worden, wat het reedsnbsp;vijftienhonderd jaren en vooral in den laatsten tijdnbsp;¦daarvan alleen in naam was, een christelijk land.

Wanneer wij nu van Abyssinië af den blik zuidwaarts rigten, dan kan ik u helaas! metnbsp;¦een enkel woord den toestand van het Godsiijknbsp;ep de oostkust van Afrika beschrijven. Aan denbsp;^ans'che oostkust van Afrika tot aan Port-Natal innbsp;het zuiden is nog geen christelijke zending, slechtsnbsp;hier en daar een eenzame heidenbode, terwijl mennbsp;¦er nog op enkele plaatsen, aan de Portugezennbsp;•onderworpen, Roomsch-Katholieke kerken vindt.

-ocr page 14-

14

En toch kan het ook aan de protestantsche christenen niet verweten worden, dat zij die landen vergaten.nbsp;Meer dan eens werden door hen pogingen aangewendnbsp;om het christendom er te brengen, maar tot nu toenbsp;te vergeefs. Het was daarom niet vreemd, datnbsp;toen voor eenige jareu Ludwig Harms te Hermans-burg zijne zendelingen tot de heidenen begon tenbsp;zenden, zijn oog het eerst op den nog onbebonw-den akker aan de kust van Oost-Afrika viel.nbsp;Maar ook zijne boden hebben er zich niet kunnennbsp;vestigen. Het grootste bezwaar behalve de warme,nbsp;verzengende luchtstreek daarvoor is, dat de geheelenbsp;kust door Mahomedanen bewoond wordt, die ernbsp;als overal zeer vijandig tegen het christendomnbsp;zijn. Hun opperhoofd, de Sultan van Mascat,nbsp;wiens gebied behalve in Azië ook langs die oos-kust van Afrika zich uitstrekt, was het voor eenigennbsp;tijd minder, en toen heeft de straks u genoemdenbsp;zendeling Kbapf, nadat hij uit Abjssinië verdreven was, daar zijn arbeid pogen te vervolgen.nbsp;Twaalf jaren lang van 1845 tot 1857 ia er doornbsp;het Engelsche kerkelijk genootschap gearbeid. Zgnbsp;zonden Kbapp in Rebmanjj en andere zendelingennbsp;versterking, maar niet dan klagten kwamen er vannbsp;dit zendingveld. »Ik dacht, ik .arbeidde te vergeefs en verteerde mijne kracht vruchteloos ennbsp;onnut, hoewel mijne zaak des Heeren en mijn

-ocr page 15-

15

ambt moties Gods is.” (1) Dit is de toon, die in al hunne berigten gehoord wordt en vooral in eennbsp;schrijven, dat zij in ISb-? aan het genootschapnbsp;zonden, het in bedenking gevende of de tijd voornbsp;Oost-Afrika nog wel gekomen was, of het nietnbsp;beter zou zijn de zending op te geven. Zij ploegden er als op rotsen, slechts een heiden, Abenbsp;Gundsche genaamd, was door hen gedoopt, ’t Wasnbsp;juist in dien tijd, dat de zendingsboden van Hakmsnbsp;er aan kwamen. Geen wonder, dat Rebmann ennbsp;de anderen hun den raad gaven, niet in strekennbsp;zich te vestigen, die zij zelven dachten te verlaten. Zij gaven aan dien raad gehoor en begavennbsp;zich toen meer zuidwaarts, waar wij hen laternbsp;zullen terugviuden. De zendelingen van hetnbsp;Engelsche genootschap bleven er nog 3 jaren. Denbsp;bestuurders toch wilden van geen ophefiiog vannbsp;de zending hooren en wezen hun bezwaarde ennbsp;in hun oog kleinmoedige zendelingen op anderenbsp;akkers, als die in West-Afrika, in de Zuidzee,nbsp;waar ook zoo lang zonder zigtbare vrucht gearbeid was. Zij bleven dan. Maar nu stierf innbsp;October 1856 de hun goedgezinde Sultan. Spoedig raakten nu de wilde heidenen meer in ’t binnenland in oproer. In Febr. 1857 stroomden zij

(1) JesaIA 49; 4 naar de vertaling van LUIHER.

-ocr page 16-

10

in wilde horden naar de zeekust, roovende en X^lunderende en verbrandende. De zendelingennbsp;moesten vlugten, willt;»en zjj niet in een oproernbsp;nutteloos hun leven verliezen. Maar was dit treurig, treuriger nog was, wat zij als het gevolgnbsp;van een twaalfjarige werkzaamheid zagen. Nietnbsp;een eenig mensch was er, schrijven zij , die eenignbsp;leedwezen over ons vertrek te kennen gaf en zelfs denbsp;heidensche vrouw van Abe Gunosohe (hun eenigenbsp;doopeling) scheen slechts met ééne gedachte vervuld te zjjn, de hoenders en een paar waterkruikennbsp;zich toe te eigenen, die zjj moesten achterlaten. De twee toen zich daar nog bevindendenbsp;zendelingen begaven zich daarop naar een nabjjnbsp;gelegen eiland. »Toch ben ik zeker,” schreefnbsp;een hunner, » dat de Oost-Afrikaansche zendingnbsp;niet workeljjk opgegeven, maar slechts voor eennbsp;tjjd afgebroken is, tot de Heer de deuren wedernbsp;opent niet meer door Mahoraedaansche hnlp , maarnbsp;door de hand eener christeljjke magt.” Die hoopnbsp;is wel is waar nog niet vervuld. Toch zien wjjnbsp;eene lichtstraal in het feit, dat Rebmann laternbsp;weer is teruggekeerd , dat zjjn vroegere medearbeider Kbapf door twee Engelsche en twee Duitsohenbsp;zendelingen het vroeger gestaakte werk trachttenbsp;voort te zetten en dat, al schjjnen de Wanika’snbsp;onder wie zjj tot nu toe arbeidden, het Bvan-

-ocr page 17-

ir

17

gelie zeer vijandig, de meer in ’t binnenland wonende Galla-negers een vruchtbaarder arbeidsveld beloven. Naar bet bij de kust gelegen eilandnbsp;Zanzibar, waar de Sultan vau Maskat woont, begafnbsp;zich voor weinige jaren (1864) de Protestantscbenbsp;Engelsche bisschop Tozek , nadat een zending doornbsp;zijn wakkeren voorganger Mackenzie meer in ’tnbsp;binnenland aangevangen, was opgeheven. Hetnbsp;schijnt zijn plan te zijn , de enkele op zich zelvennbsp;staande Evangeliebeden aan de kust tegenover Zanzibar, nader tot elkander te brengen en dus tenbsp;beproeven onder de Galla-negers eene zending tenbsp;vestigen. Moge hem of anderen na hem dit eerlang gelukken, en het God behagen dat weldranbsp;Over die nu nog zoo donkere kust het licht desnbsp;Evangelies opga, en van daar verder over de nognbsp;onbekende, maar toch in onzen tijd, al is hetnbsp;langzaam, meer bekend wordende binnenlandennbsp;zich verspreide.

MAURITIUS EN MADAGASKAR.

Wanneer wij bij onze reis langs Afrika’s oostkust op het vaste land bleven, dan zouden wij hier kunnen eindigen, want verder op langs dienbsp;kust tot aan Port-Natal in het zuiden bevindtnbsp;zich geen enkele Evangelische zendingspost meer,nbsp;maar ten oosten van die kust liggen nog een paar

-ocr page 18-

18

«ilanden, waar dit wel liet geval is, het kleine Mauritius en het groote Madagascar, van welknbsp;laatste vooral veel belangrijks, bedroevends zoonbsp;wel als verblijdends te zeggen is.

Mauritius, eeii klein eiland nog oostelijker dan Madagascar, is daarom merkvvaardig en belangrijk,nbsp;omdat het thans geheel aan Engeland onderworpennbsp;is, en iiu een toevlugtsoord voor zendelingen, zoowel als vervolgde christenen, zoo menigmaal hetnbsp;hun op de oost-kust van Afrika te heet wordt.nbsp;In de hoofdstad Port-Louis is eene Evangelischenbsp;en Eoomsch-Catholijke Kerk en behalve zendelingen , die er tijdelijk zich ophouden, zijn er daarnbsp;ook voor vast gevestigd, die er met vrucht ondernbsp;de heidensche bevolking arbeiden.

Naar dat Mauritius begaven zich ook de zendelingen, die in 1836 van het tusschen dit eilandje en het vaste land van Afrika gelegen Madagascarnbsp;moesten vlugten. In de gansche nieuwe zendings-geschiedenis, is geen land belangrijker dan dit.nbsp;Een groot eiland is het, bewoond door onderscheidennbsp;volken, van welke de Hova’s de magtigste zijn.nbsp;Het getal inwoners wordt op 4 a 6 millioen berekend. In het begin dezer eeuw regeerde overnbsp;de Hova’s een kloek vorst, Radama geheeten. Nanbsp;het overlijden zijns vaders was hem een groot rijknbsp;ten deel gevallen, dat zich steeds uitbreidde, zoo-

-ocr page 19-

19

dat hem vier vijfde deel van het geheele eiland onderworpen was, terwijl hij het voornemen koesterde het zich geheel te onderwerpen. Ook metnbsp;Europesche volken sloot hij verhindtenissen, vooralnbsp;met de Engelschen en deze maakten van die gelegenheid gebruik om er eene zending te vestigen.nbsp;In 181.8 kwamen er de eerste twee door hetnbsp;Londonsche zendelinggenootschap uitgezonden. Denbsp;koning begunstigde hun werk, vooral het oprigtennbsp;van scholen, waardoor hij algemeene beschavingnbsp;zocht te verspreiden. In 1832 telde men reedsnbsp;10,000 Madagascaren, die lezen konden. Ofschoonnbsp;Radama zelf het christendom niet aannam, dreefnbsp;hij met de afgoderij den spot. Zoo gaf hij eens,nbsp;toen men hem om een kleedingstuk voor eennbsp;afgod verzocht, ten antwoord: »die god moet dannbsp;toch al heel arm zijn, als hjj zich niet eens eennbsp;stuk kleeding verschaffen kan. Zoo hij in waarheid god is, dan dient hij zelf daarvoor te zorgen”.nbsp;Onder de regeering van dezen verlichten koningnbsp;maakte het christendom op Madagascar spoedignbsp;groote vorderingen, maar het behaagde aan Godnbsp;een tijd van zware beproeving voor deze jeugdigenbsp;christenen te doen aanbreken. In 1828 stierfnbsp;Radama en werd opgevolgd door eene zijner vrouwennbsp;de bloeddorstige Ranavalona , die het christendomnbsp;zeer vijandig was. In den beginne zocht zij het

-ocr page 20-

20

met list tegen te werken, als eens Keizer JuiiANes^ de afvallige. Zoo verbood zij alle christelijk onderwijs op de scholen, en gaf in 1832 het bevel,nbsp;dat alle onderwijzers bij het leger moesten wordennbsp;ingelijfd. Nog altijd gingen de zendelingen ondernbsp;wie inzonderheid een Jones uitmuntte met hunnbsp;werk voort. Afaar eindelijk brak de vreeselijkstenbsp;vervolging uit. In Februari 1835 begaf een aanzienlijk opperhoofd zich tot de koningin met de-klagt, dat door den invloed der vreemdelingen denbsp;góden des lands werden gesmaad, dat vele Mada-gezen aan hunne zijde zich schaarden en dat zijnbsp;met behulp der legermagt, die uit hun land tenbsp;wachten stond, weldra zich van het gansche eilandnbsp;zouden meester maken. Om nu dezen boozen dag,nbsp;dien hij zich zeer nabij voorstelde, niet te beleven ,nbsp;verlangde hij van de koningin eene scherpe speer,nbsp;ten einde zich daarmede het hart te doorboren.nbsp;De koningin, door deze ontmoeting zeer getroffen,nbsp;verklaarde plegtig, dat zij het christendom, alnbsp;ware het ten koste van lederen belpder et vannbsp;zou uitroeijen. En weldra toonde zij, dat het haarnbsp;met dat zeggen ernst was. Bijbellezen, bidden,nbsp;zelfs bet denken aan wat zij vroeger geleerd hadden , werd nu den christenen verboden. In achtnbsp;maanden tijd werden er meer dan duizend omge-bragt, maar nu bleek het ook, dat het christen-

-ocr page 21-

2t

dom aldaar gepredikt niet ijdel was. Vele der vervolgden betoonden den krachtigsten geloofsmoednbsp;en ondergingen liever alles, dan dat zij ontrouwnbsp;werden aan hunne belijdenis. Zoo o. a. een aanzienlek opperhoofd Rafaualshy geheeten. Alle aangewende pogingen om hem de namen zijner ge-loofsgenooten te doen opgeven waren vruchteloos.nbsp;» Hier ben ik,” zeide hij, »de koningin doe metnbsp;mij naar haar welgevallen, doch mijne vrienden verraden, dat wil ik niet.” Toen kort daarop dennbsp;geregtsdienaren gelast werd hem ter dood te brengen waren zij niet weinig getroffen door zijnenbsp;kalme gemoedsgesteldheid, want als zij hem naarnbsp;de strafplaats henen leidden, sprak hij tot hen vannbsp;Jezus Chkistus en hoe zalig hij zich gevoelde bijnbsp;de gedachte, dat hij Hem nu weldra zien zou,nbsp;die uit liefde ook tot hem was gestorven. Zelfsnbsp;toen men al gereed stond met spiesen hem tenbsp;doorsteken, zond hij nog zijne vurige gebeden voornbsp;zijn vaderland, zijne vervolgde broeders en zijnnbsp;eigene ziel ten hemel. Van degenen die even alsnbsp;hij werden omgebragt, stierven de meesten eennbsp;dergelijken heldendood. Velen vlugtten naar Mauritius , maar er waren er ook, die voor dat zijnbsp;Madagascar verlaten konden, gegrepen werden ennbsp;dan op de wreedaardigste wijs ter dood ge-bragt. Zoo werden er met het hoofd naar be-

-ocr page 22-

22

neden in diepe kuilen geworpen en met kokend water overgoten; anderen werden op eene hooge rots ge-bragt en aan een touw hun aan ’t lijf gebonden overnbsp;den rotswand gehangen. Pan werd hun gevraagd, ofnbsp;zij wilden ophouden te bidden. En telkens als eennbsp;hunner, er waren er eens veertien, »Neen” zeide^nbsp;doorsneed het opgeheven mes het touw, en storttenbsp;de ongelukkige in de diepte neder. Maar niemandnbsp;hunner kocht met een »Ja” zijn leven. Zoo werden de arme christenen gruwelijk vervolgd, tochnbsp;hield het christendom stand, ja breidde zelfs ondernbsp;de vervolging zich uit en werd alzoo eene profetienbsp;vervuld, van een der raadslieden der wreedenbsp;koningin, die haar gezegd had: de aard der godsdienst van deze lieden brengt mede, dat hoe meernbsp;gij er doodt, zij des te meer in aantal toenemen.

De waarheid van dit woord bleek treffend hij den dood van Ranavalona in 1861. Waren ernbsp;toch voor de verdrijving der zendelingen in 1836nbsp;mogelijk een vjjftigtal christenen, toen werden zijnbsp;er reeds ten getale van 5000 gevonden. Welnbsp;verre dat het haar gelukte, de christenen te verdelgen, ging het met dezen als eens met Israël innbsp;Egypte, hoe meer zij het verdrukte, hoe meer zijnbsp;vermeerderden. Opmerkeljjk is het, dat dit geschiedde met een volk aan zichzelven overgelaten;nbsp;indien ergens dan bleek hier op treffende wjjze

-ocr page 23-

23

d*» kracht van Gods woord en van het eenvoudig, opregt gebed. Door die middelen breidde ooknbsp;Onder de hevigste vervolgingen het Godsrijk opnbsp;Madagascar, voorspoedig zich uit. Groot was nunbsp;ochter de vreugde van de gedurende zoo velenbsp;laren verdrukten, vervolgden, gejaagden toen metnbsp;den dood der oude koningin die vervolgingen eennbsp;einde namen. Alles scheen nu een betere toekomst tenbsp;beloven. Van haren zoon en opvolger Kakoto , dienbsp;Onder den naam van Radama ii den troon beklom,nbsp;hadden de zendelingen en onder deze inzonderheid Em,is , die in den tijd der vervolgingen driemalen gelegenheid had gehad, Madagascar te bedoeken , de gunstigste verwachtingen. Wel wasnbsp;hjj zelf geen christen, maar herhaaldelijk had hynbsp;dich den beschermer der verdrukten betoond, zoo-•lat het by hen en hunne vrienden dan ook grootenbsp;blijdschap verwekte, toen hij de plaats zijnernbsp;moeder had ingenomen. Die gunstige verwach-Mngen werden echter niet vervuld. Wel gaf hynbsp;O’anstonds aan de zendelingen vryheid om naarnbsp;Madagascar weder te keeren en wp kunnen onsnbsp;¦doorstellen, met welk eene dankbare vreugde hetnbsp;bondonsche zendelinggenootschap van die vergun-ning gebruik maakte. In 1862 kwam Ellis ernbsp;met vier anderen en werd het jaar daarop nognbsp;^eder door vier gevolgd. Maar voor wie hun

-ocr page 24-

24

arbeid gezegend werd, niet voor den koning, die hoe langer zoo meer aan dwaasheden en uitspattingen van allerlei aard zich overgaf, tot dat hij,nbsp;na nog geen twee jaren geregeerd te hebben,nbsp;door zijn eigen volk in Mei 1863 werd vermoord.nbsp;Aandoénlijk is het den zendeling Bllis te hoorennbsp;spreken van den indruk, dien dat sterven op hemnbsp;maakte. »Dit dan” zoo schrijft hij »was het eindenbsp;van zoo menig uur van ingespannen arbeid ennbsp;ernstig nadenken. Welk een wereld van liefelijkenbsp;hoop vernietigde dat korte woord; »B4üaua is dood”nbsp;in mijn hart. Hoe geheel anders dan bij mijnenbsp;aankomst kwam mij nu in vele opzigten de toekomstnbsp;van Madagascar voor.” Maar was hij en zijnenbsp;medearbeidei's door dit sterven geheel ternederge-slagen, weldra bleek het, dat dit niet die nadee-lige gevolgen had, die zij er van vreesden. Welnbsp;is waar bleef Radama’s opvolgster, zijn weduwenbsp;Basohekina aan hare heidensche godsdienst getrouw.nbsp;Toch legde zij den christenen geen moeijelijkhe-den in den weg. Alleen, zeide zij, van hen,nbsp;die beweerden eene betere belijdenis te hebben,nbsp;te verwachten, dat zij ook beter handelden dannbsp;anderen. Ouder haar regeering werd de eerstenbsp;van de vier martelaars- of gedachteniskerken ingewijd, die op die plaatsen, waar vroeger belijders des Evangelies door geweld het leven had-

-ocr page 25-

25

4eii verloren, werden gesticht, oofe op die rots, waarvan wij daar strahs verhaalden. (1) Voorspoedig breidde onder haar wps en mild bestuur hetnbsp;christendom zich uit, maar ook dit duurde nietnbsp;lang. Reeds in 1868, bezweek zp aan een langdurige krankheid en haar opvolgster, een nicht vannbsp;haar, beklom onder den naam van Ranavalona iinbsp;den troon.

Wat schrikkelijke herinneringen waren voor de christenen aan dien naam verbonden. Maar ziet!nbsp;deze tweede Ranavalona was geheel anders dan denbsp;eerste. Reeds op haar krooningsfeest toonde zijnbsp;openlijk haren eerbied voor bet christendom. Opnbsp;eene voor haar opgerigte tribune lag op eenenbsp;kleine tafel voor haar aan hare regterhand harenbsp;kroon en aan den anderen kant een Bijbel. Zijnbsp;hield bij die gelegenheid eene rede tot het volk,nbsp;waarin deze merkwaardige woorden voorkomen:nbsp;» wat het bidden betreft” (zoo wordt op Madagascarnbsp;gewoonlijk de nieuwe godsdienst genoemd), »zoonbsp;is het niet geboden en ook niet verboden, wantnbsp;God heeft u gemaakt.” Tusschen Hem, den Schepper en hare onderdanen , Zijne schepselen, beloofdenbsp;zij op geenerlei wijze zich in te dringen.

(1) Zie over deze en andere bijzonderheden het •belangrijk’' Maandberigc van het Ned. Zend. 1870, n°. 6.

-ocr page 26-

26

Maar weldra toonde zij, hoe zij zelven Hem wilde aanbidden. Na van een iulandsch zendelingnbsp;Andriambelo onderligt ontvangen te hebben lietnbsp;zij door dezen den 21steB Juli 1869 zich doopennbsp;en nadat de bewaarders van den voornaamste dernbsp;afgoden verklaard had, dat deze het eigendomnbsp;was van de koningin, heeft zij dezen in het openbaar laten verbranden.

Het liet zich verwachten dat na deze openlpke erkenning van het christendom velen het zoudennbsp;aannemen. Weldra werd de aandrang zoo groot,nbsp;dat de zendelingen, hoewel er nog weer nieuwenbsp;waren bijgekomen, met hun werk verlegen raakten.nbsp;Op eenige plaatsen gingen bij de godsdienstoefeningen geheel ongeschikten voor, hier een jongennbsp;van veertien jaar, daar een overheidspersoon, dienbsp;nog op heidcnsche wpze met twaalf vrouwennbsp;leefde. Op andere jontbrak ten eenenmale elkenbsp;voorganger en gebeurde het somwijlen, dat denbsp;menigte na eenigen tijd bij elkander te zijn geweest, uiteenging, nadat een uit haar midden denbsp;aandoenlijke bede had opgezonden; jgt;o God! wijnbsp;»willen n dienen, maar wij weten niet hoe! Leer

• nbsp;nbsp;nbsp;ons bidden, o God! of zend ons iemand, die

• nbsp;nbsp;nbsp;het ons leert.”

Wel zijn zoo op Madagascar de velden wit om te oogsten en waar wij zoo menigmaal vernemen

-ocr page 27-

27

van weinig vrucht oji den zendingsarheid, waar wij als op de Oostkust van Afrika van zoo menig mislukt, opgegeven werk hooren, daar vervult het onanbsp;hart met dankbare blijdt^hap, als wij hier en daarnbsp;eens vernemen van welgelukken, van zegen op dennbsp;arbeid. In ruime, in zeldzame mate werd die opnbsp;Madagascar geschonken. Behalve de boden vannbsp;het Londonsche genootschap en enkele Roomschenbsp;zendelingen die echter nog weinig slagen, zijn ernbsp;nu ook van andere Engelsche en van een Noor-weegsch genootschap werkzaam. Reeds zijn meernbsp;dan 300,000 inwoners voor het christendom gewonnen en hoewel ouder deze het verschil duidelijknbsp;merkbaar is van hen, die voor en gedurende denbsp;vervolgingen en van hen, die na dien tijd toetraden , werkt dit er met kracht. Gode zij danknbsp;voor dien zegen, zeggen wij hier, hoop ik vannbsp;harte. Hem zij dit veelbelovend, maar ook nognbsp;vele zorgen verwekkend werk op Madagascar aanbevolen. En is daar eens het christendom metnbsp;kracht gekomen, dan mogen ook van daar Evan-gelieboden uitgaan onder die duizenden van Afrika’snbsp;Oostkust, waar het nu nog zoo treurig duister isnbsp;en ook over die volkeren het licht opgaan, waarvan wij op Madagascar den heerlijken dageraadnbsp;aanschouwen.

-ocr page 28-

11


Bij de Drukkers en Boekverkoopers M. Wijt amp; Zonen, zijn verkrijgbaar de volgende Kleine Stukjes


Cents.


5.

6.

7.

8.

9.

10.

U.

12.

13.

U.

15.

lÖ.


17.

18.

19. •20.nbsp;21.nbsp;22.

23.

24.

25.

20.


27.


28.

29.

30.

31. 82.nbsp;33.nbsp;54.

35.

36.

37.

38.


40.


41.

42.

43.


44.

45

46.

47.


Peter Tgt;obcck.............

De welbestede stuiver..... 10

De wever uit Welsh .......07^1

üe kleine bewoner van het Auvergnésche Gebergte.... 10

Arme 8ara................ 04

De jonge Hutbewoonster... 22^ Opwekking te Elberfeld.... 05

De lersche boer........... 10

Elisabeth Cunniughara..... 15

John Robins, de matroos... 10 Uitbreiding der Parabel ... 10nbsp;Kolonel Jacob Gardiner.... 15^

De Siroopers-dochter...... 10

De Bode met goede tijding. 15

Jansje Allan.............. 15

Zonderlinge tusschenkomst

der Voorzienigheid........07

Levensber. van Amelia Gale 07^

Sara HiU.................. W j

De geschied.van MarySmith 12^

De Dorps*predikaiit....... 10

De waarheid van het Evang. 10

Kracht des geloofs........ 10

Herman de nouthakker... . 12J Laatste uren V. John Cowper 10

Het einde van den tijd..... 10

Wat God bewaart, is wel

bewaard.................. 15

Wie zijt gij % Wat hebt gij

te doen ?................. 10

De weörhaan van het kasteel 12^ Eben-Haëzer inLatakko... 10nbsp;Indiaansche bekeerlingen.. 10

De Ghrislen-teesten........ 05

Verhaal van 2 predikers... 07^ De tijd en de eeuwigheid .. 10nbsp;Kort en heilzaam berigt... 10nbsp;Johan Coenraad Ter Linden 07|nbsp;Een beroep op het hart .... 12inbsp;De landman in den Elzas... 10nbsp;Sterfgevallen van zeven bekeerde heidenen.......... 10

Levensloop van C.L.Töpfer 07^ Eenige bijzonderheden uit

het leven van ^for^ison..... 15

Lydia S................ .. 07^

Hugo Bourne............. 07^

De christelijke viering van

den Zondag............... 05

Henri Ob'Xikiah........... nbsp;nbsp;nbsp;10

[)e zendelingen in Groenl... 15 Het bezoek bij een kranke,. 15nbsp;Brieven van een’ leeraar ... 15


Cents.

Polycarpus.............. 10

Als God werkt, wie zal

dan keeren ?.............. 15

De öoUlateu-dochter......

Het gelukkige sterf bed... 10 De weg en hel middel ... 15nbsp;De gast zonder bruiloftskl. 07$

Trett’end voorbeeld....... 07|

Levensschets v. Blumhardt 15

Hadara.....• ........... 04

De oude geneesheer...... 10

De roepstem des Heeren 15

Anna Walsh............. 07^

Eerste zend. te St. Thomas 15

Thirza...................20

Vroege godsvrucht....... 07^

De Russische kleermaker. 074 Kermerk. v. een kind Gods 07^nbsp;Overtuiging verwaarloosd. 12|nbsp;Woord aan jonge moeders. 07^nbsp;De onbekende zendeling.. 04

Mevrouw liumptf......... 10

Opmerkelijke leiding Gods 07

Een nieuw traktaatje..... 10

De vrome landman....... 07^

Ged. over de eeuwigheid.. 07|

Maria................... 10

William.................07|

De Christen in hel gasthuis 03

Lord Teignmouth........ 10

Leven van Schwartz.....08

Wie zoekt die vindt....... 05

Levensb. van een’soldaat.. 05

Pacaisdorp...............07^

Onnoodige zorgen........ 04

Zachéüs.................. 08

De twee buren........... 10

Bekeering v. A. H. Franke. 04

Blandina................ 07^

Bede van een grijsaard . 07%^ Het huisgez. te Haeterdale 15nbsp;Inwendig Christendom onder Hottentotten........05

Aarons dood............. 15

Het Paaschfeest.........10

Leven van Chrjsostoimis . 07^ Het geheimzinnige iu den

Christen................. 05

, Jacob Wilson............ 15

De eerste kerkgang...... 10

Wanneer ben ik , enz..... 06

Overeenk. Christel. Godsd. 05

Zendingsgave............ 15

De zwarte knecht........ 19