ONDER
DE VOLKEN DER AARDE.
». ZUID-AFUIK(^.
’t Was eene in vele opzigten treuvige besoliou-¦wiug, waarmede wij de laatste maal ons bezig Lielden, toen wij den blik sloegen op Afrika'snbsp;Oostkust en wij bij zooveel nacht en donkerheid, alsnbsp;wij daai vonden, schier geen enkele lichtstraalnbsp;ontdekten. Madagascar alleen vertoonde ons eennbsp;gezegend, veel belovend arbeidsveld. Eene geheetnbsp;andere beschouwing wacht ons, waar wij nu totnbsp;ijuid-Afrika ons wenden. Verstaat men ondernbsp;dien naam de landen aan den zuidelijken uithoeknbsp;van dit in een punt uitloopend werelddeel, in de.nbsp;hoogste mate verdienen deze onze aandacht ennbsp;belangstelling. Schier in geen gedeelte der aardenbsp;wordt meer voor de uitbreiding van het Godsrijknbsp;gedaan dan daar. Door Duitsche, Noorweegsche,nbsp;Pransche, Engel sche en Amerikaansche zendelingen
-ocr page 2-•wordt er het Evangelie verkondigd en bij veel teleurstelling eu tegenstand mogen deze toch ooknbsp;rijke vrucht op hunnen arbeid aanschouwen. Zouden wij niet verlangen iets van die werkzaamheidnbsp;en van die vrucht te vernemen? Reeds als christenen moeten wij dat en daarenboven hebben wijnbsp;als Nederlandsche christenen, als leden en begunstigers van het Nederlandsoh Zendelinggenootschapnbsp;op die landen eene bijzondere betrekking. Tweehonderd jareu stonden de zuidelijkste er van, innbsp;den omtrek van de Kaap de Goede Hoop, ondernbsp;Nederlaudsch gezag en behalve den man, die innbsp;1797 een krachtig middel was tot oprigling vannbsp;ons Zendelinggenootschap, den merkwaardigen , van.nbsp;DEK Kemigt;, heeft dit genootschap in de eerste jarennbsp;van zijn bestaan vijftien zendelingen naar Zuid-Afrikanbsp;afgezonden. Thans is het aan Engeland onderworpen , maar Hollandsche zeden en gewoontennbsp;heerschen er nog op vele plaatsen en de Hollandschenbsp;taal wordt er door velen verstaan en gesproken.nbsp;Zoo zijn het dan voor ons niet zoo ten eenemalenbsp;vreemde landen , waarvan wij' nu zullen hooren ennbsp;gaarne wilt gij mij , hoop ik, volgen, waar ik unbsp;iets van die landen en zijne bewoners, ga verhalen,nbsp;van hetgeen er gedaan is en gedaan wordt om hetnbsp;christendom er te brengen, van de moeijelijkhedennbsp;-ran dien arbeid eu den tegenstand, dien dat werk
-ocr page 3-er ondervindt, maar ook van den zegen, die er reeds op gezien wordt.
Zuid-Afrika wordt behalve door de Europeanen en hunne afstammelingen door onderscheidene inland-ache volksstammen bewoond , die door sommigen totnbsp;twee, door anderen tot drie hoofdstammen gebragtnbsp;worden. De laatste verdeeling volgende, dragennbsp;zij den naam van Hottentotten, Betsjuanen ennbsp;Kaffers, van welke de eerste in het zuiden ennbsp;westen, de laatste in het oosten, de anderenbsp;tusachen deze beide in hunne woonplaats hebben.nbsp;Allen te zaïnen zijn zij Heidenen , zeer onderscheidennbsp;echter in aard en karakter. Do Hottentotten,nbsp;waartoe ook de Boschjesmannen behooren,, staannbsp;op den laagsten, de Kaffers op den hoogsten trapnbsp;van beschaving en ontwikkeling, terw.pl de Betsjuanen even als met hunne woonplaats zoo ook innbsp;dit opzigt tusschen beiden in staan. Van denbsp;eersten heeft men somwijlen wel eens getwijfeldnbsp;of zp menschen waren en in vele landen vannbsp;Europa zijn Hottentotten en Boschjesmannen schiernbsp;een spreekwoord geworden als eene benaming aannbsp;zeer ruw'e, onbeschaafde menschen gegeven. Zijnbsp;zijn het dan ook bovenmate. Zij kenmerken zichnbsp;door neiging tot dronkenschap en bovenal doornbsp;luiheid en onbeschrijfelpke morsigheid. De Kaffer-
-ocr page 4-stammi.'u daaventegen zijn een geheel ander slag van men^elien, veel krachtiger en schooner, maarnbsp;daarh^ ook wilder en in hoogen graad aan ontuchtnbsp;en diefstal overgegeven, terwijl de tusschen hen ennbsp;de Hottentotten inwonende Betsjuanen, zoo als iknbsp;zeide, ook in beschaving en ontwikkeling tusschennbsp;hen in staan. Zwakker en bloeder zijn zij dannbsp;de Kaffers, maar krachtiger en werkzamer dan denbsp;Hottentotten. Wat hunne godsdienst betreft, staannbsp;zg allen nagenoeg op denzelfden , dat is, een zeernbsp;lagen trap. Nauwelijks hebben zp eenig denkbeeldnbsp;van een hoogste Wezen, een woord althans hebbennbsp;zij er niet voor. De zendeling Mopfat, die in denbsp;taal der Betsjuanen den Bijbel overzette, gebruiktenbsp;er het woord Morimo voor, dat is, de Opperste.nbsp;Even als de negers van Midden-Afrika hebben zijnbsp;giooten schrik voor booze geesten. Van het aan-w'euden van toovermiddelen, Fetischen, vindt mennbsp;echt r bij hen geen spoor, maar wel hebben zijnbsp;talrijke toovenaars, onder welke vooral de regen-makers uitmunten, menschen, die voorgeven dennbsp;in Zuid-Afrika vaak zoo vurig gewenschten regennbsp;te kunnen maken, Van een leven na dit levennbsp;hebben zij ook weinig of geen denkbeeld. Denbsp;zendeling Moffat , zoo even u reeds genoemd, dienbsp;vijftig jaren onder de Betsjuanen doorbragt, zegtnbsp;daaromtrent: »ik heb bij vele stammen rondgereisd.
-ocr page 5-lieb met vele andere, die tot de volken uit de binnenlanden behoorden, omgang gehad, maarnbsp;ondanks al mijne nasporingen ten opzigte hunnernbsp;kennis van goddelijke zaken vond ik bij hen nooit zelfsnbsp;maar één lichtstraal, waaruit zij eenige voorstellingnbsp;van een toekomend leven zouden kunnen putten.nbsp;Mets bleef voor hen over dan sombere, schrikkelijke vernietiging.” ’t Spreekt van zelf, dat zulknbsp;een volslagen gebrek aan kennis van God en van eennbsp;volgend leven een hoogst treurigen invloed uitoefentnbsp;op hun bestaan en wandel. Zoo vindt men bij dezenbsp;volken niets van dien eerbied voor afgestorvenen,nbsp;voor ouders, dien wij b. v. vroeger bij de Chinezennbsp;aantroffen. Bij de Kaffers is het eene gewoonte,nbsp;dat de zoon, wanneer hij volwassen en sterk genoeg is, zijnen ouders alle bezittingen en goederennbsp;ontneemt en hen laat zien, hoe zp teregt komen.nbsp;Zijn zg hem tot een last of worden zij ziek, dannbsp;is het gebruikelijk, dat hij zijnen ouden vader ofnbsp;moeder naar buiten in het veld draagt; daar zetnbsp;hij een weinig water naast hem neder en dennbsp;volgenden dag hebben de wolven en gieren hemnbsp;verslonden. Daarover verwondert zich niemand,nbsp;maar wel over den afschuw, dien de Europeaannbsp;er van heeft, Zoo is dan de godsdienstige, zedelijkenbsp;en maatschappelijke toestand der inboorlingen vannbsp;Zuid-Afrika wel diep treurig. Voordat ik u nu
-ocr page 6-6
verhaal van wat er gedaan is en gedaan wordt om uit dien toestand hen op te heffen, moet ik unbsp;spreken van de vele vreemdelingen, die er zichnbsp;hebben nedergezet, van het bestuur, waarondernbsp;die volken daardoor voor een deel zijn gekomennbsp;én van den daardoor veroorzaakten eigenaardigennbsp;toestand dier landen. De Portugezen kwamen ernbsp;het eerst in 1493, door hen werd de Kaap ontdekt, maar later in de zeventiende eeuw (l(i52)nbsp;maakten de Hollanders er zich van meester ennbsp;bleven dit tot vóór zeventig jaren. Hun bestuurnbsp;en bovenal het gedrag van de daar zich vestigendenbsp;kolonisten liet zeer veel te wenschen over; zgnbsp;onderdrukten de inboorlingen, die zij of wegjoegennbsp;of tot slaven maakten en daarom was bet voornbsp;dezen een zegen, dat de kolonie later in het beginnbsp;van deze eeuw onder Engelsch bestuur kwam.nbsp;Vooral werd de toestand der inboorlingen zeernbsp;verbeterd door een in 1827 genomen besluit vannbsp;de Engelsche regeering, waarbij aan allen van watnbsp;kleur of oorsprong gelijkheid van rechten gegevennbsp;werd. Vele afstammelingen der oude kolonistennbsp;waren daarover zoo verstoord, dat zij uit denbsp;kolonie geweken en dieper ’t land zijn ingetrokken.nbsp;Zij hebben daar twee republieken gesticht: denbsp;Oranje-Vrijstaat en de Transvaalsche. Zij zijn daarnbsp;bekend onder den naam van de boers, Hollandsche
-ocr page 7-boeren en zeker is het voor ons Nedevl^inders niet aangenaam om te hooren, dat zij het juist zijn,nbsp;¦die het zendingswerk groote moeijelijkheden innbsp;den weg legden. De door hen gestichte republieken liggen ten noorden van de Kaapkolonie. Dezenbsp;zelf is het meest zuidelijke gedeelte van het land,nbsp;terwijl nog hooger aan de Oostkust eene tweedenbsp;kolonie van de Engelschen, Natal genaamd, ligt.nbsp;In de Kaapkolonie zelve en ten noorden van dezenbsp;wonen nu de Hottentotten , in Natal en ten zuidennbsp;«n noorden daarvan aan de Oostkust de Kaffers,nbsp;in de vrijstaten door de Hollandsche boeren gestichtnbsp;•en westelijk en oostelijk van deze de Betsjuauen.nbsp;Het getal der inwoners is moeijelijk met juistheidnbsp;op te geven. Voor eenigen tijd rekende men hetnbsp;500,000, van welk 200,000 blanken zijn en ondernbsp;de andere zijn er vele van • gemengde afkomst.nbsp;In bijna geen land ter wereld zijn menschen vannbsp;zoo verschillenden landaard als hier. Hollandschenbsp;boeren, Pransche Hugenooten , Eugelsche en Schot-sohe kolonisten, Duitsche werklieden, Mohamedaan-sohe Maleiers, Oost--Indische koelies en Chinezen,nbsp;leven er onder de Hottentotten, Betsjuanen ennbsp;Kaffers en wassen er te zamen tot een nog onbekendnbsp;geheel, dat inmiddels door de christelijke kerknbsp;in haar. meest onderscheiden vormen doorzuurdnbsp;wordt. Vernemen, wij nu, wat er door deze
-ocr page 8-vroeger gedaan is en ook in onzen tijd gedaais wordt, om er het christendom te brengen.
De eerste pogingen daartoe werden aangewemï' door de Hernhutters. Deze broederschap, uit ledennbsp;van verschillende kerkgenootschappen door dennbsp;graaf von Zinzendobp tot ééne gemeente, gewoonlpknbsp;de broedergemeente genaamd, vereenigd, heeft zichnbsp;van den aaiivang af zeer ijverig betoond in dfrnbsp;uitbreiding van het Evangelie. Toen zij nog geennbsp;zeshonderd leden telde, zond zij reeds twee zendelingen uit en hoewel het nog altijd een betrekkelpknbsp;klein kerkgenootschap is , had het voor tien jaar'nbsp;op zes en twintig posten in de heidenwereld eennbsp;getal van meer dan driehonderd zendelirrgen, zoo»nbsp;mannen als vrouwen. Een lid dier gemeente,nbsp;Geokge Schmidt was in 1737 de eerste zendelingnbsp;in Zuid-Afrika. Hij vestigde zich een eind oostwaarts van de Kaapstad onder de Hottentotten opnbsp;een plaats Baviaanskloof geheeten, doch bleef er-slechts 7 jaren. Nauwelpks toch had hij na eennbsp;arbeid van 5 jaar vijf Hottentotten gedoopt of hijnbsp;kreeg moeijelijkheden met de predikanten in denbsp;Kaapstad, wier nayver daardoor werd opgewekt.nbsp;Ook op andere wijs ondervond hij tegenstand; hijnbsp;besloot daarop naar Amsterdam te reizen, gijnbsp;herinnert u, de Kaap-kolonie was toen Hollandsch,nbsp;jnaar daar werd zijn verzoek om terug te mogen
-ocr page 9-keeren afgeslagen. Vijftig jaren verliepen er voor dat een nieuwe poging gedaan werd. Eerst innbsp;1792 gingen er weer zendelingen naar de Kaap,nbsp;wederom drie Hernhutters. Zij vonden in Baviaans-kloof nog sporen van Schmidts werkzaamheid o. a.nbsp;nog een oud vrouwt'e door hem gedoopt. I)enbsp;Hottentotten ontvingen hen met veel vreugde.nbsp;De naam der plaats werd door hen veranderd ennbsp;zü gaven haar een anderen, ziui'ijken, veelbetee-kenden. Genadedal noemden zij haar, in de hoop,nbsp;dat ’s Heeren genade er op rusten zou. In ruimenbsp;mate werd die hun geschonken. Genadedal is eennbsp;gemeente van meer dan drie duizend zielen geworden en het licht daar ontstoken verspreidde zichnbsp;wijder. Andere posten werden in de nabijheidnbsp;daarvan opgerigt, ook door Hernhutters bezet,nbsp;waarvan vooral ééne onze opmerkzaamheid verdient,nbsp;als eene merkwaardige proeve met welk eene zelfverloochening en overgegevenheid aan de zaak desnbsp;Heeren deze Hernhutters arbeiden. ' In die lamj-streek worden de mensohen soms door een vreese-Igke, afzigtelijke ziekte aangetast, de Lazarus-krankheid geheeten, die veel overeenkomst heeftnbsp;met de raelaatschheid, waarvan in het Nieuwenbsp;Testament zoo vaak melding wordt gemaakt.nbsp;Vroeger onder de Hollandsche regeering werd ernbsp;voor die ongelukkigen niets gedaan. Maar de
*
-ocr page 10-10
Engelschen trokken zich hunner aan en vereenigden hen in een oord, Hemel en Aarde geheeten. Zoolang zij er waren was dit ook een zendingspostnbsp;van de Hernhutters. In 1845 besloot de regeeringnbsp;uit voorzigtigheid en ook om hun zelfswil naarnbsp;een eiland in de nabijheid van de Kaapstad gelegen,nbsp;het Robbeneiland genaamd, hen over te brengen.nbsp;Zij waren aanvankelijk met dien maatregel weinignbsp;tevreden en hun eerste vraag wa.s: gaat onze-leeraar mede? Hij ging mede en nog altijd arbeidtnbsp;er een Hernhutter onder die naar ligohaam en zielnbsp;zoo diep ellendige menschen. Waarlijk! de Euro-pesche christen, die zich soms niet ontziet laagnbsp;op de zendelingen neer te zien en zonder eenigenbsp;kennis vaak van hunne moeite en hun arbeidnbsp;op dien arbeid smaalt, moest een.s naar zulk eenenbsp;plaats worden overgebragt om te zien, wat hetnbsp;geloof in Christus en de liefde tot Hem vermag.nbsp;Hij zou er kunnen leeren over zichzelven zich tenbsp;schamen en eerbied krijgen voor mannen , die welnbsp;niet volmaakt zijn, onder welke men soms ooknbsp;onwaardigen aantreft, maar toch ook zoo velen,nbsp;die door hunne daden het toonen, dat zij hunnenbsp;-zielen hebben overgegeven voor den naam van den
Heer, Jezus.
Maar het woi-dt tijd, dat wij tot Zuid-Afrika Tvederkeeren. Waren de Hernhutters, zoo als wij
-ocr page 11-11
opmerkten, de eersten, die in 1792 den bijna. vijftigjaren gestaakten arbeid hervatten, zij blevennbsp;niet lang de eenigen. Zeven jaren later kwamennbsp;er weer anderen , door het toen onlangs pas gestichte Londonsche genootschap uitgezonden, waaronder twee Nederlanders, van dku Kemp en Kiche-KER. Het is hier de plaats om met den eerstennbsp;vroeger reeds genoemd wat nader u bekend tenbsp;maken. Hij Rotterdammer van geboorte had eerstnbsp;te Leiden voor doctor gestudeerd en was daarnanbsp;ritmeester geworden. Voor zijn huwelpk leiddenbsp;hij een buitensporig leven en zijn godsdienstigenbsp;denkwijs was in volslagen ongeloof overgegaan.nbsp;Dit duurde tot dat hij in 1791 door een treurignbsp;ongeluk eensklaps zijn vrouw en dochter verloor.nbsp;Hij bevond zich met haar in een bootje op denbsp;Maas bij Rotterdam. Door een onvoorzien toevalnbsp;sloeg het om-, zijne vrouw en dochter verdronkennbsp;en zelf werd hij te nauwornood gered. Van diennbsp;oogenblik vond hij nergens rust meer, tot dat hijnbsp;eindelijk na hevigen strijd tot een hartelijk onnbsp;levend geloof in Christus kwam. Beslist gaf hijnbsp;.aan Hem zich over en weldra werd het zijn lustnbsp;dien Heer, die ook hem verlost had, in het moeije-lijk zendingwerk te dienen. Hoewel reeds vijftignbsp;jaar oud bood hij zich aan het Londonsche Zendelinggenootschap als zendeling aan ,en terwijl de onder-
-ocr page 12-handelingen daarover aanleiding gaven, dat in 1797 het ïTederlandsohe Zendelinggenootschap, het eerstenbsp;van dien aard op het vaste land van Europanbsp;gesticht werd, vertrok van dek Kemp in ’98 metnbsp;Kicheiikr, onzen eersten zendelingen twee Engelschenbsp;naar Znid-Afrika. Hij bleef er arbeiden tot datnbsp;hij in 1811 er stierf. Nadat hij er eerst met veelnbsp;moeijelijkheden te worstelen had, het was in dennbsp;tijd van den overgang der kolonie onder Engelschnbsp;bestuur, werd hem eindelijk vergund eene afzonderlijke kolonie te stichten. De kens van de plaatsnbsp;daartoe was echter aan de Hollandsche boeren , dienbsp;de minst geschikte uitkozen, ten einde de Hotten-totten te noodzaken, om bij gebrek aan hetnbsp;noodige onderhoud bij de boeren werk te gaannbsp;zoeken. Zoo werd Bethelsdorp gesticht, een plaatSjnbsp;die nu meer dan 600 inwoners telt, waar men thansnbsp;net gebouwde huizen vindt, eene kerk en eenenbsp;school en bij andere bewijzen van christelijk levennbsp;ook veel ijver voor de uitbreiding van het Godsrijk.
Tnsschen de Kaapstad en Bethelsdorp ligt nog een ander merkwaardig, Pacaltsdorp geheeten. Hetnbsp;ontving zijn haam van den zendeling Pacai.t dienbsp;er maar vijf jareh was van 1813 tot 1818, maarnbsp;in dien korten tijd ongeloofelijk veel deed, zoo datnbsp;het plaatsje, dat toen Hooge Kraal heette en waarnbsp;slechts weinige ellendige hutten waren, weldra een
-ocr page 13-13
welrarend dorp werd met kerk en school eu meer dan 700 inwoners.
Na den dood van tan der Kemp , die al droeg zijn werk niet die vrucht, die hij zelf er vannbsp;gehoopt had, altijd eene merkwaardige verschijningnbsp;in de zendingsgeschiedenis blijft, breidde deze innbsp;het Kaapland verder zich uit. Vooral heeft eennbsp;zendeling philip geheeten van 1818 af met grootennbsp;zegen er gewerkt. Reeds had hij, nog predikant innbsp;Engeland zijnde, twintig zendelingen naar Ziiid-Afrika afgezonden, toen hjj in 1818 zelf als opziener over al de Londonsche zendingsposten daarnbsp;te lande er henenging. 't Was voornamelijk doornbsp;zjjn toedoen, dat in 1827 door de Engelschenbsp;regeering het hoogst gewigtig besluit werd genomen,nbsp;dat alle bewoners van het Kaapland voortaan gelijke regten zouden hebben en alle slavernij ernbsp;werd afgeschaft. Sedert dien tijd heeft het christendom onder de Hottentotsche bevolking in denbsp;Kaapkolonie heerlijke vorderingen gemaakt. Maarnbsp;ook daarbuiten breidde het zich uit: in het westen onder een Hottentottenstam , de Namaqua’snbsp;geheeten, in het oosten onder de Kafferstammen,nbsp;in het noorden onder de Betsjuanen. Veel tenbsp;uitvoerig zon ik worden als ik dien arbeid in bijzonderheden u wilde beschrijven. Niet dan het voornaamste er van kan ik met een enkel woord
-ocr page 14-14
aanstippen. Moge liet dezen en genen een middel zijn om uitvoeriger berigten omtrent het een of andernbsp;zendingsgebied met meer belangstelling en vruchtnbsp;te doen lezen.
Onder de Namaqua’s in het westen en noordwesten zijn Duitsche zendelingen werkzaam van het Uijnsche genootschap te Barmen gevestigd, ondernbsp;wie bovenal een Hugo Hahn uitmunt. Toen zichnbsp;daar eerst zendelingen wilden vestigen, haddennbsp;zij veel last van een opperhoofd, Amikankk ge-heeten (1), die vroeger bij een Hollandschen boernbsp;in dienst was geweest, maar na harde behandeling hem outvlugt was. Hij had daarna eenigennbsp;aanhang zich weten te verwerven en verwoesttenbsp;vaak de aangelegde zendingsposten, maar het behaagde Gode over deze en over Afrikaner zelvennbsp;zich te ontfermen. Een zendeling waagde het totnbsp;hem te gaan en God zegende zijn arbeid. AruiKANEü,nbsp;werd bekeerd en in 1816 gedoopt. Van dien tijd afnbsp;had er bij hem eene algeheele omkeering plaats, zoonbsp;dat hij , die vroeger de schrik der bevolking was,nbsp;thans de vreugde des lands werd eii zelf ook begon tenbsp;leeren en het Evangelie te verkondigen. Zoo als iknbsp;zeide, zijn thans daar aan de Westkust van Zuid-Afrika Uijnsche zendelingen gevestigd, wier werk-
(1) Zijne merkwaardige geschiedenis is uitvoerig beschreven in iT. 35 van de «Kleine Stukjes.”
I
-ocr page 15-15
zaamheid van jaar tot jaar er zich iiitbreidt. Wel hebben zij er met vele moeijelijltheden te kampen.nbsp;Behalve van Europeanen, die om koper te gravennbsp;er gekomen wai'en en die voor verre het nieeren-deel christenen alleen in naam waren , kwamen dienbsp;over hen van een zoon van Afhikaneb, Jonker, genaamd, die meer dan eens hunne posten verwoestte.nbsp;Na diens dood is er door toedoen inzonderheidnbsp;van niifio haiin in September 1870 vi-ede geslotennbsp;tusschen de stammen, aan de Afrikaners onderworpen en een ander-e, die der Herero's en schijntnbsp;er thans voor de zendelingen en hunnen arbeid eennbsp;heter tijd aan te breken.
Ten oosten en noordoosten van de Kaapkolonie Onder de Kaffers arbeiden Engelsche, Duitsche,nbsp;enkele Noorweegsche en vooral Amerikaansohe zendelingen. Een krachtig, maar ook een zeer woestnbsp;en wild volk zijn die Kaffers, die voor een deelnbsp;in ’t Engelsche Nata', voor een ander deel buitennbsp;die kolonie wonen. Voor eenige jaren (1856) werdennbsp;vele van hun stammen door een valsch propheetnbsp;er toe verleid al hun vee te slachten, waarvan hijnbsp;het hun had beloofd dat het bij een algemeenennbsp;oordeelsdag, die aanstaande was, zou opstaan. Toennbsp;er ten gevolge daarvan groot gebrek en hongersnood kwam, zijn vele Kaffers in Natal gekomen , zoo-dat binnen weinige jai'en de inlandsche bevolking van
-ocr page 16-16
10.000 tot 120.000 steeg. Onder deze arbeiden nu zendelingen van onderscheiden volken vannbsp;Europa, niet altpd helaas'. in dien geest van broederlijke liefde en wederkeerige achting, die voor hunnbsp;werk zoo wensohelijk zijn zou. Onder een gedeeltenbsp;van hen in ’t noorden hebben de zendingsbodennbsp;van Lcdwig Har-ms uit Hermansburg zich nedergezetnbsp;en stichten er gedurig nieuwe posten, ’t Was innbsp;1866, dat weder twaalf nieuwe zendelingen daartoenbsp;er kwamen, die vooral door een inboorling Davionbsp;genaamd met groote blijdschap werden ontvangen.nbsp;Hij, die reeds voor eenige jaren gedoopt, zelf aan denbsp;teregtbrenging zijner landgenooten zich had latennbsp;gelegen liggen, was nu als buiten zich zelven vannbsp;vreugde, toen hij zoo vele verkondigers der blijdenbsp;boodschap tegelijk tot dat doel zag komen. Mogen zijnbsp;en anderen er niet te vergeefs vaderland en vriendennbsp;voor hebben verlaten maar met rijke vrucht opnbsp;dien door zoo vele arbeiders bebouwden, grondnbsp;wei’kzaam zijn.
Andere van die en wel van het Londonsche en Parpsche genootschap vinden wij onder de Betsju-anen, tusschen de Hottentotten en Kaffers inwonende. In ’t begin dezer eeuw regeerde over denbsp;meest zuidelpk gelegene van die stammen eennbsp;koning met name Matibe. Na eerst geweigerd tenbsp;hebben, gaf hij in 1817 zijne toestemming tot vesti-
-ocr page 17-17
ging van zendelingen. En kwamen er, onder welke vooral de reeds genoemdenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nitmuntte, die-
nu. reeds langer dan vyftig jaren er arbeidt en later een Livingstone , zijn schoonzoon zeer beroemdnbsp;werd. Twaalf jaren lang tot in 1829 hadden zij'nbsp;met de onbeschaafdheid des volks , met de moeijelijk-heid van het aanleeren der taal en met vele ramnennbsp;en gevaren te worstelen en zagen weinig vruchtnbsp;op hunne pogingen. Toen doopten zij de eerste zei?nbsp;Betsjuanen en sedert dien tijd ontstond er ondernbsp;dit volk in de nabijheid van Lataku, de plaatsnbsp;hunner vestiging en zelfs verder eene algemeenenbsp;opwekking en verlangen naar onderrigt. Doornbsp;Morr.rT werd de Bijbel in hunne taal overgezet.nbsp;In dat zelfde jaar kwamen Fransche zendelingennbsp;van het genootschap te Parijs gevestigd hun tenbsp;hulp. Later begaven deze zich meer zuidwaartsnbsp;onder een stam der Betsjuanen, de Bassoetoe’snbsp;genaamd, terwpl de Engelsche zendelingen hunnbsp;werkkring steeds meer noordwaarts uitbreidden.nbsp;Moffats schoonzoon Livingstone reisde heinde ennbsp;ver op plaatsen, waar geen Europeaan ooit geweestnbsp;was; hij is de meest beroemde reiziger en ontdekker van Afrika’s binnenlanden geworden. Laternbsp;hield hij op zendeling te zijn in den engeren zinnbsp;des woords': nog steeds is hij aan ’t reizen ennbsp;hoewel er reeds meer dan eens tijding gpekomen
-ocr page 18-is, dat hij gestorven zou zijn, melden latere weer van zijn leven (1) en mag men van hem nog menignbsp;belangryk herigt omtrent het tot dusverre nog zoonbsp;weinig bekende binnenland te gemoet zien. Ooknbsp;landere van Moffats zonen en dochteren zijn ijverigenbsp;arbeiders onder de Betsjuanen, onder wie van jaarnbsp;tot jaar het koningrijk Gods met gezegend gevolgnbsp;wordt uitgehreid.
Maar ook met veel moeijelijkheden hebben de zendelingen er te worstelen. Wij hoorden er reeds iets van, maar nog meer bepaald wil ik er op wgzen,nbsp;¦om dan ten slotte nog met een enkel woord van denbsp;vrucht der zending in Zuid-Afrika te spreken.
Overal waar het Godsrpk komt zal het tegenstand ontmoeten. Het is een woord van den Koningnbsp;zelven er van:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»Ik ben niet gekomen om vrede
te brengen maar het zwaard!” en hoe meer ook in reeds gevestigde christengemeenten opwekking komtnbsp;en belangstelling, des te meer zal zich ook bijnbsp;anderen vijandschap en tegenstand openbaren. Tochnbsp;zpn de moeijelijkheden , die het te overwinnen heeftnbsp;op verschillende plaatsen verschillend. In Zuid-’nbsp;Afrika ontstaan zij, behalve zoo als overal uit dennbsp;algemeenen zondigen toestand der mensohen, deelsnbsp;uit hunne bijzondere geaardheid, zoo als de Hot-tentotten door groote luiheid, de Kaffers door
(1) Zie de belangrijke mededeelingen in het Maandberigt van het Ned. Zend. Gen. 1873 n°. 3 en t.
-ocr page 19-19
woestheid eu wreedheid zich kenmerken, 'deels uit hunne eigenaardige zwervende levenswgs vooral bijnbsp;d.e stammen in het noorden en westen, die hetnbsp;aanloggen van vaste zendingsposten zoo moeijelijknbsp;maakt. Maar er is daar nog ijieer. Ik heb reedsnbsp;meermalen van de Hollandsche boeren meldingnbsp;gemaakt en gezegd, dat zoo inz9nderheid de kolonisten heeten, die ontevreden over de Engelsche rogee-ring zijn uitgeweken en eigen republieken stichtten.nbsp;Deze nu hebben zich vaak den zendingarbeid vijandig getoond en dien verstoord. Nu moge hetnbsp;waar zijn, dat zjj daartoe ook gedreven werdennbsp;omdat zij bevreesd waren niet zoo zeer voor chris-telijken als wel voor Engelschen invloed, waar isnbsp;het ook, dat die boeren met groote minachting opnbsp;de inlandsche bevolking nederzagen en ze nauwelijksnbsp;voor menschen hielden. 'Voor sommigen hunnernbsp;kerken zou het opschrift gestaan hebben: » honden ennbsp;Hottentotten buiten ” en toen Engeland aan dje Hot-tentottenen andere inboorlingen in 1827 gelijke reg-teu had gegeven, werden daardoor vooral vele boerennbsp;tot uitwijken gedrongen. De beide republieken, dienbsp;zij stichtten, zijn in het land der Bet-sjuanen, ennbsp;dezen hebben zij alzoo behandeld, dat zij, dienbsp;toen door een Kaffer opperhoofd Mosei,ekatsi verdrukt werden ¦ en hen daarom met vreugd zagennbsp;komen, later getuigden : Moselekatsi was gruwzaam
-ocr page 20-20
jegens zijne vijanden en zacht jegens de overwonnenen , maar de boeren vernietigen hunne vjjanden en maken hunne vrienden tot slaven. Meer dan eennbsp;zendingspost o. a. dien van Kolobeng, waar Livingstone toen was gevestigd, hebben zy verwoest ennbsp;al de inlandsche kinderen, die zij er vonden, medegenomen. Ook de. Pransche zendelingen onder denbsp;Bassoeto’s hebben veel van hen moeten lijden ennbsp;alleen door het afstaan van een groot deel van hunnbsp;land hebben zij vrede met hen kunnen sluiten.nbsp;Hun opperhoofd, Moschescii, een edele, krachtige perpersoonlijkheid, wiens woorden en daden ook toen hijnbsp;nog heiden was, vaak van edeler gezindheid getuigdenbsp;dan die zijner vijanden, die christenen zich noemden , was diep daardoor nedergebogen en heeft datnbsp;ongeluk van zijn volk niet lang overleefd. Welnbsp;maakt het een treurigen indruk, als christenen alzoonbsp;in plaats van de zaak huns Heeren te bevorderen ,nbsp;die benadeelen en dit toch is het wel het zachtstenbsp;oordeel, dat wij over vele van die Hollandschenbsp;boeren kunnen vellen, dat zij dit maar al te dik-wps hebben gedaan. God geve, dat er nu voornbsp;goed een einde mag zijn gekomen aan de verdrukkingen , die de inboorlingen van hen hebben tenbsp;lijden en de broeders daar werkzaam voortaan innbsp;vrede het werk des vredea er kunnen werken.
Zoo kunnen zij het, die meer in ’t zuiden, in
-ocr page 21-21
de KaapkoloKÏe zelve arbeiden en waar ik nu nog ten slotte iets van de vrucht van het zendingswerknbsp;ill Zuid-Afrika ga mededeelen, kan ik u van dienbsp;meest zuidelijke streken vooral berigten doen hoo-ren, die verblijdend zijn. Op vele plaatsen, schrijftnbsp;men van daar, gaat de zendelingarbeid meer ennbsp;meer in den gewonen arbeid van herders en leeraarsnbsp;in gevestigde gemeenten over. Meer dan de helftnbsp;van die onderhoudt hare eigen leeraren en draagtnbsp;bovendien tot de zending bij. Men vindt daarnbsp;alomme dorpen en steden met christelijke gemeenten ook uit de inboorlingen, waarvan velen ook innbsp;liuiinen wandel toonen in waarheid christenen te zijn.nbsp;In de meer noordelijke streken zijn nog vele heidenen, maar dat ook daar het Godsrijk meer en meernbsp;komt, blijkt uit de getuigenis van den u reedsnbsp;bekenden Moffat, die 50 jareii er arbeidde. «Iknbsp;herinner mij,” schrijft hij » nog den tgd , dat ik dacht,nbsp;als ik het beleven mogt, de heilige schrift in denbsp;taal der Betsjaanen overgezet en onder hen liedennbsp;te zien, in staat die te lezen en te waarderen,nbsp;dan zou ik gaarne met den ouden Simeon zeggen:nbsp;ï nu laat gij, Heer! uwen dienstknecht gaan iunbsp;vrede.” De genade des Heeren heeft mij de vervulling van dien wensch doen zien. Er zpn gemeenten gesticht. Een groot aantal Befcsjuanen isnbsp;reeds ingegaan in de vele woningen van het huis
-ocr page 22-22
des Vaders, andere wandelen nog hierbeneden met de zalige hoop des eeuwigen levens door Jezusnbsp;Christus. Duizende kunnen nu het boek dernbsp;boeken in hunne moedertaal lezen. Voor allernbsp;oogen is nu openbaar hoe krachtig, in vergelijkingnbsp;met eiken alleen menscheljjken invloed, de magtnbsp;des Evangelies is, om wilde volken tot een standpunt te verheffen, waarop zij de zegeningen dernbsp;godsdienst, die met zekeren tred door de beschaving gevolgd wordt, weten te waardeeren, De metnbsp;onze zending in verbindtenis staande Betsjuanennbsp;schijnen hun, die slechts knechten , om niet tenbsp;zeggen slaven van de om het zielenheil hunnernbsp;heidensche dienstboden weinig zich bekommerendenbsp;boeren zijn, wel een eeuw vooruit. ’’
Geeft hij ons van dit laatste juist geene bewijzen, ik kan er u een duidelijk, treffend geven wat vannbsp;die inboorlingen worden kan, door iets u mede tenbsp;deelen uiteen schrijven van den zendelingTiyo Soga,,nbsp;zelf een bekeerd Kaffer. Naar de Kaapstad gereisdnbsp;om te zien of hij daar door verandering van luchtnbsp;en geneeskundige hulp beterschap van een keelongesteldheid vinden mogt, schrijft hij van daar o, a.:nbsp;»Ik woon hier bij H. G. Morgan, den eenigen predikant van de Presbyteriaansche kerk in deze stad,nbsp;die met zijne familie mg veel liefde bewijst. Hetnbsp;doet mij maar leed, dat ik hem van den last van
23
zijn arbeid niets kan afnemeu door voor hem tequot; prediken. Hoe zou ik er naar verlangen zijn invloedrijk gehoor ons zendingswerk aan de grenzennbsp;aan te bevelen; maar ik mag nog niet lang achtereen spreken. Ik gevoel bij mijne aankomst hier ennbsp;sedert ik met christenen van onderscheiden benamingen in aanraking ben gekomen, die niets vannbsp;ons 300 uren verwijderd arbeidsveld weten, dat mijnbsp;hier eene schoone gelegenheid is gegeven om ietsnbsp;voor de zaak van Chkistus te doen.” Na nu verhaald te hebben, hoe hij in kleine kringen daartoenbsp;nog gelegenheid vond, sluit hij zijn berigt met denbsp;woorden; »in de Kaapstad zelve en in hare omgeving heb ik voortreffelijke mannen van allerleinbsp;christelijken naam leeren kennen. Wel het best bevielnbsp;mij een schoolmeester der Engelsohe kerk, zoonbsp;innig en teeder was zijn christendom. Ik ben ooknbsp;in een kostelpke gemeenschap getreden met denbsp;leeraars van onderscheiden kerken , die sedert 25jaarnbsp;om de veertien daag tot gemeenschappelijk gebednbsp;zich vereenigen. De eerste van die vergaderingennbsp;die ik bijwoonde, zal ik nooit vergeten; altijd isnbsp;de herinnering aan die zalige ure mij bpgebleven.nbsp;De leeraars van de Hollandsch gereformeerde, vannbsp;de Presbyteriaansche, van de Wesleyaansche, van denbsp;Independenten en somwijlen ook der Engelsch-epis-copaalsche kerk komen hier broederlijk zamen. Men
24
zegt en ik geloof het ten volle dat onder hen de beste eensgezindheid heerscht,”
Zoo schrijft een Kaffer, vroeger heiden. Zien wij ^r met dankbaarheid aan God uit, wat uit zulknbsp;een kan worden, wij trekken uit zijn woorden hetnbsp;besluit, dat de zendingsarbeid en ook die in denbsp;reeds gevestigde gemeenten in het aan arbeidersnbsp;zoo rijke Zuid-Afrika dan zeker ’t meest gezegendnbsp;zal zijn, als die allen in liefde één, elkander helpennbsp;en ondersteunen. Ach! hoe menigmaal is het daarnbsp;en ook onder ons anders. Zien wij voor onszelvennbsp;maar toe, dat er in ons veel van dien geest dernbsp;liefde zij, waaraan de Heer de zijnen wil gekendnbsp;hebben. Dan toch zal de wereld gelooven, dat denbsp;Vader Hem gezonden heeft, als die in hem gelooven één zijn in Hem en één in Zijn Vader en zijnbsp;liefde hebben onder elkander.
-ocr page 25- -ocr page 26- -ocr page 27- -ocr page 28-