1r'C-
• Zalig zijn de barmhaitigen; want hun zal barmhartigheid geschieden.”
WELDOEN.
»Juist vijf en twintig jaren geleden namen wg quot;iien dierbaren schat in ons huis op,” zeide denbsp;•oude Johannes Beelon , »en zie wat de Heer al diennbsp;tgd voor ons gedaan heeft.”
De Heer had inderdaad veel voor den man, die zoo sprak, gedaan , en dit erkende hij met innigenbsp;dankbaarheid. De geschiedenis van dien dierbarennbsp;schat, waarvan hij melding maakte, is de volgende.nbsp;Voor vijf en twintig jaren zat Beelon in eennbsp;ongunstigen winternacht op zijn armstoel bg hetnbsp;vuur. Hg was een werkman, die het eenigszinsnbsp;beter had dan anderen van zijn stand; want aisnbsp;ondertuinier van den landheer kreeg hij een vrgnbsp;goed jaarlijksch inkomen. Bedaard en rustig gingnbsp;hij steeds zgn gang; hg onderscheidde zich nietnbsp;door bijzondere geestesgaven, door kennis en be-
-ocr page 2-behaving, maar met recht kon hij vroom, vriéndelijk^ oprecht, matig en werkzaam genoemd worden Hijnbsp;had den leeftijd van veertig jaren bereikt, en wasnbsp;in den echt verbonden met eene oppassende, beminnelijke vrouw, die zich toen buiten’s huis bevond,nbsp;hoewel het reeds laat was. Zijne vijf kinderennbsp;sliepen rustig.
ïMawa ” — zoo heette zijne vrouw - »komt laat, zeer laat,” zeide Beelon, toen hij op de kloknbsp;ziende ontdekte, dat het bijna elf uur was. »Nognbsp;één uurquot; - dus ging hij voort - »en het oudenbsp;jaar zal voorbijgegaan en een nieuw jaar begonnennbsp;zijn. God sta ons bij, opdat wij een beter gebruiknbsp;van onzen tijd maken dan tot heden. Ach! wijnbsp;brengen onze jaren door als eene gedachte.” Terwglnbsp;Beklon dit zeide , ging hij naar de deur van zijnnbsp;huis, opende haar en keek naar buiten. Het wasnbsp;donker en koud, en hij kon niets zien dan eennbsp;flauw licht, dat uit het venster van eene verw^derde-hut scheen.
»Ik zelf zou daarheen gaan,” sprak hij, »indiett ik mijne kinderen, die boven slapen, kon verlaten.nbsp;Maar ik kan er toch geen nut doen, zelfs indiennbsp;het arme wezen nog niet boven alle menschelijkenbsp;hulp verheven is.” Hij sloot hierop de deur ennbsp;ging wedernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;het vuur zitten. Maar hij gevoelde
zich daar geenszins op zgn gemak.
-ocr page 3-Het flauwe licht van de hut kwam uit de ¦ziekenkamer van eene a^me, jonge weduwe; Makihanbsp;Meeeen ¦was haar naam. Bjna op hetzelfde oogen-blik, dat Beelon naar buitea zag,, werd die kamernbsp;een doodsvertrek.
»Het arme schepsel is heengegaan,” fluisterde de ziekenoppasster van het dorp Maeia Beelon toe,nbsp;terwijl zjj hare hand op het hart legde, dat voornbsp;altijd opgehouden had te kloppen.
Maeia barstte in tranen uit, maar terstond wischte zij ze af. »Ik weet niet, waarom iknbsp;weenen zou,” zeide zij: »De ziel van Maetha isnbsp;nu gelukkig in den hemel, en wij moeten haarnbsp;niet op aarde terugwenschen.”
»En wij hebben dat sterfgeval ook kunnen voorzien,” verklaarde de oppasster. »Ik heb alnbsp;lang gezegd, dat Maetha hare ziekte niet zou tenbsp;boven komen. Ik heb eene menigte zoodanigenbsp;gevallen bijgewooud.” M.^kia keerde zich van haarnbsp;af. De oppasster was geenszins eene ongevoeligenbsp;vrouw, maar het was haar eigen op koelen toonnbsp;Over ziekte en dood te spreken, een toon , dienbsp;iets kwetsends had voor iemand, die daaraan nietnbsp;gewoon was.
Maeia zocht een voorwendsel, om in het aangrenzend vertrekje te gaan, waarin het omtrent •driejarig dochtertje van de afgestorvene lag te slapen.
-ocr page 4-»Lief, klein kind! lieve, kleine Anna!” zeide‘ Maeia Berlon bj zich zelve, gt;uwe moeder is doodjnbsp;maar gij kunt nog niet begrijpen, welk een verliesnbsp;gij geleden hebt. Ach! wat moet er van u worden!”
»Een nieuw jaar,” sprak Berlon, terwijl hp uit den slaap, waardoor hij overvallen was, ontwaaktenbsp;en op de klok ziende bemerkte, dat het één uurnbsp;was. gt;Zij dit nieuwe jaar gezegend voor ons allen.nbsp;Ik heb gesluimerd, geloof ik.”
Toen hij weder helder wakker was, werd de deur geopend en Maria, zpue vrouw, trad binnen. Hetnbsp;was voor hem niet noodig haar eene vraag omtrentnbsp;hetgeen er gebeurd was te doen. De uitdrukkingnbsp;van haar gelaat toonde, dat Martha Meeren nietnbsp;meer leefde. »Ik zal morgen weder naar hetnbsp;verblijf van de overledene gaan,” zeide Maria;nbsp;»voor het tegenwoordige werd mpne hulp daarnbsp;niet meer gevorderd.”
gt;En wat moet er met de kleine Anna gebeuren?” vroeg Berlon.
»Ik was van zins,” antwoordde Maria met tranen in de oogen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»haar morgen van hare gestorven
moeder af te halen. Zij kan voorloopig in onze-woning bij onze kinderen zijn.”
ïWaarom hebt gp haar nu niet medegebracht ?”¦ was hierop de vraag van Berlon.
-ocr page 5-»De arme Anna sliep, mijn waarde man, en zjj moet niets van haar verlies weten, voordatnbsp;ik morgen tot haar ga, om haar te kleeden.”
Op den volgenden dag kwam de kleine weeze in de woning van Berlon en zijne vrouw.
Zoo begon dit echtpaar het nieuwe jaar met eene daad van barmhartigheid.
Reeds eene geheele week was de kleine Anna Meeeen bij hare verzorgers geweest, somtijds verlangen toonende, om naar hare moeder terug tenbsp;keeren en zich verwonderende, waarom haar eennbsp;zwart kleedje was aangedaan, maar overigens gelukkig met hare speelgenootjes.
»Maria,” zeide Berlon op zekeren avond tot zijne vrouw: »ik denk steeds aan de arme, kleinenbsp;Anna. Het nieuwe jaar kan voor haar treurignbsp;worden. Welk een goed man was haar vader,nbsp;maar het is hem in de wereld niet medege-loopen.”
»Hij was,” merkte Maria op, »een goed Christen; altpd denk ik aan hem, wanneer ik de woordennbsp;der Schrift lees: gt;die de Heer liefheeft, kastijdtnbsp;Hy.” Hoe weinig dachten wij, toen zg vier jarennbsp;geleden trouwden, dat hunne vreugde in smartnbsp;zou veranderen.”
ïMaar nu, Maria, is hunne smart weder in vreugde veranderd; want hunne zalige geesten zpn
-ocr page 6-6
¦waar men niet meer hongert en dorst, en waar leed noch droefenis meer is.”
gt;Dat is volkomen waar, Bebion, want de afgestorvenen waren echte volgelingen van Jezus. En dat doet mg misschien nog te meer denkennbsp;aan de arme Anna. Het eenige, dat hare moedernbsp;tijdens hare ziekte bezwaarde, was wat er vannbsp;haar lief kind zou worden, wanneer zij stierf. Zgnbsp;vreesde soms, dat het in onwetendheid van hetnbsp;goede zou opgroeien.”
»Dat moet niet gebeuren, Maria. Ten minste ik hoop, dat het verhoed zal worden. Ik heb alnbsp;gedacht, of God ons niet iets tot plicht heeft gesteld , waaraan wij ons niet mogen onttrekken.”
sgt;Wat meent gij?” vroeg de vrouw.
»Gg herinnert u,” antwoordde de man, »dat ons aanbevolen wordt, om, wanneer er gelegenheidnbsp;toe is, aan allen wel te doen en meest aan denbsp;huisgenooten des geloofs.”
»Ja” verklaarde de vrouw, »en in zeker opzicht kan de kleine Anna , het kind van zulke vromenbsp;ouders, eene huisgenoote des geloofs wordennbsp;genoemd.”
»Ik hoop, dat zij het in waarheid worden zal, wanneer zij opgegroeid is. Maar wat zullen wgnbsp;‘doen? Bezaten wij geld, dan zou het gemakkelijknbsp;•wezen ons uit de verlegenheid, waarin wg ons
-ocr page 7-thans bevinden, te redden,quot; Na eenig dralen sprak Berlon: sWat dunkt u, als wij de zorg voornbsp;de kleine Anna op ons namen?”
«Zonder betaling?” vroeg Maria.
«Daar is niemand, die iets betalen kan,” merkte Berlon op. «Zoo wij haar aan baar lot overlaten,nbsp;dan komt zij in bet armenhuis , en wij weten watnbsp;dat is.”
«Zulk een lot zou ik haar niet toewensohen,” betuigde Maria. «Toch is het bezwarend voornbsp;ons haar in ons huis op te nemen; want hetnbsp;kost ons nu reeds moeite, om aan onze kinderennbsp;het noodige te verschaffen, en dit zal nog bezwa-render zijn, wanneer zij grooter worden.”
Berlon verzekerde, dat hg dit niet voorbjjzag, maar dat, naar zijn oordeel, de eenige wjjze,,nbsp;waarop de mensch zijne dankbaarheid aan Godnbsp;kan toonen, het bewijzen van liefde aan zjjnenbsp;natuurgenooten is. «Doch,” vervolgde hij metnbsp;een zucht, «indien gij er tegen hebt Maria” —
«Neen” riep zijne vrouw uit, «ik ben er niet tegen. Mijn eenig doel met de door mij gemaaktenbsp;opmerkingen was, om u op het gewicht der taak,nbsp;die wij op ons willen nemen, te wgzen. Met vtnbsp;ben ik bereid haar te aanvaarden; reeds had iknbsp;daarover nagedacht, doch ik wilde u niet vooruit-loopen. Ik zal aan de kleine Anna eene plaats
-ocr page 8-8
in mijn hart geven, gel^k aan mijne eigen kinderen.”
Dit plan werd volvoerd. De buren vroegen met verwondering, wat toch Beelon en zijne vrouwnbsp;bewogen had, om de weeze in hun huis oj) tenbsp;nemen. En de heer, bij wien Beklon in dienstnbsp;was, duwde hem op ruwen toon toe, dat hetnbsp;dwaas was een vreemd kind aan te nemen. Ditnbsp;echter had geen anderen invloed op den vromennbsp;man, dan dat hij zich te inniger aan de armenbsp;Anna hechtte. Behalve Beei.on en Maria was ernbsp;niemand in de nabuurschap, die meer dan eene-vluchtige gedachte aan de arme weeze wijdde.nbsp;De reden daarvan was, dat haar vader. Meeren,nbsp;voor een zestal jaren als vreemdeling in die plaatsnbsp;was komen wonen, en de menschen in die streeknbsp;waren niet op vreemdelingen gesteld. Hoewel zijnbsp;na verloop van eenigen tpd met Meeeen verzoendnbsp;werden, omdat zg bemerkten, dat hij een eenvoudig en vriéndelijk man was, overwonnen zij tochnbsp;hun vooroordeel nooit volkomen. Hij huurde eene-kleine woning, en juist toen de Voorzienigheidnbsp;zijne pogingen aanvankelijk zegende, en hij metnbsp;de moeder van de kleine Anna gehuwd was, werdnbsp;hg door zijn landheer met verkrachting van hetnbsp;gemaakte huurcontract uit zijn huis verjaagd,
-ocr page 9--omdat van hem in godsdienstige denkbeelden verschilde. Die handeling was onwettig, maar denbsp;landheer bezat grooten rgkdom, en Meeben wasnbsp;te arm, om hem een proces aan te doen, zoodatnbsp;hg zich aan eene onrechtvaardigheid moest onderwerpen, die hem te gronde richtte. Zijn moednbsp;begaf hem; zijn gestel, dat reeds vroeger niet sterknbsp;was, werd geheel ondermijnd, en hij stierf toennbsp;zijn dochtertje nog nauwelijks den leeftjjd van tweenbsp;jaren bereikt had. Daarna volgde de ziekte en denbsp;-dood van de arme, jonge weduwe. Men bevond,nbsp;-dat er niets voor de weeze was achtergelaten dannbsp;de weinige meubelen van de schamele woning, dienbsp;bij verkoop niet meer opbrachten dan vereischtnbsp;werd om de schulden der afgestorvene te betalen.
Of Meeeen en zijne vrouw nog ergens betrekkingen hadden, was op de plaats, waar zjj gewoond hadden en gestorven waren, onbekend. Ook BEKr.ONnbsp;en zijne vrouw wisten daarvan niets, want de overledenen hadden hun daaromtrent nooit eenigenbsp;mededeeling gedaan.
Eenige jaren waren verloopen, en Anna Meeken werd reeds lang als lid van Beblon’s huis aangemerkt, toen een vreemdeling hem kwam bezoeken.nbsp;vGij kent mij niet,” zeide deze kortaf, »mijanbsp;«aam is Meeeen.”
-ocr page 10-10
Beelon zag met scTierpen en angstigen blik den vreemde aan, die een man van middelbaren leeftjd ennbsp;ruw in zijne maniejren was. s Ik ben lang buitenslandsnbsp;geweest,” sprak de onbekende, »en ik ga wedernbsp;derwaarts. Ik kwam hier onderzoek doen naarnbsp;een broeder; reeds hoorde ik, dat hij en zijnenbsp;vrouw dood zijn. Gjj vermoedt zeker wat ik nunbsp;verlang.’’
»Gij wilt toch niet onze Anna medenemen?” riep vrouw Berlon uit. »Ach, Mpnheer! doe hetnbsp;toch niet.”
»Eerst moet ik haar zien,” sprak hij, sen dan zal ik u mijn plan inededeelen. Is dit het meisje?”nbsp;Hij leide zijne hand op den schouder van een kind,nbsp;dat juist het vertrek binnentrad. Anna was toennbsp;elf jaren oud.
»Dat is Anna Meeren,” zeide vrouw Berlon, zich dicht bij het kind plaatsende, dat vreemd opkeek,nbsp;toen zij den onbekenden man zag.
»Welnu,” vervolgde de vreemdeling, *ik ben haar oom en meen als zoodanig recht op haar tenbsp;hebben. Gij begeert te weten, waarom ik hiernbsp;hen gekomen. Welnu, toen ik voor een tal vannbsp;jaren mijn land verliet, was ik in twist met mijnnbsp;broeder. Ik heb vernomen, dat hij hier zich met dernbsp;woon had gevestigd. Ik ging herwaarts, om hetnbsp;geschil met hem bij te leggen, en ik hoor, dat
-ocr page 11-11
'bij gestorven is. Thans zal ik, die kinderloos ben, z^ne dochter als mijn kind aanneinen.”
Spoedig bleek, dat hjj dit zijn plan zou dóórzetten. Hij kon voldoende bewijzen bjjbrengen, dat Anna zijne nicht en hij haar wettige voogdnbsp;was. Hij bewees tevens, dat hij genoegzame middelen had, om haar te verzorgen, en hij verklaarde,nbsp;dat hij dit wilde doen, maar op zulk eene wjjze,nbsp;als hij het goed vond. Hij nu vond goed, datnbsp;Anna met hem zou gaan en met hem en zijnenbsp;vrouw leven.
gt;•' Maar hebt gij dan werkelijk het besluit opgevat, om Anna ons te ontnemen?” vroegen Beulon ennbsp;zijne vrouw met diepe droefenis.
Ja, dat moest geschieden, meende hij. Naar zijne ver verwijderde woonplaats wilde hij haarnbsp;medenemen. Dan zouden hare pleegouders , zooalsnbsp;hjj opmerkte, ook geen verdriet meer van haarnbsp;hebben.
»Verdriet heeft zjj ons nooit aangedaan,” zeide vrouw Beklon , terwijl zij in tranen uitbarstte.
»Dat verblijdt mij,” verklaarde'de onvriendelijke man; »te meer hoop is er, dat zp ook ons geennbsp;verdriet zal doen. Maar zij heeft u toch zekernbsp;onkosten veroorzaakt ?”
»De Heer heeft ons geholpen, om in haar -onderhoud te voorzien,” antwoordde Beelon. »Wjj
-ocr page 12-12
rzi^n niet armer dan voor acht jaren, toen het meisje bij ons kwam.”
sik ben blijde u dit te hooren verzekeren,” sprak Mebben, swant daaruit volgt, dat ik, terwplnbsp;ik u voor de toekomst van hare verzorging onthef, voor hetgeen gij in het verledene aan haarnbsp;deedt u geene vergoeding schuldig ben. Het wasnbsp;daarenboven uwe eigen keuze haar aan te nemen.”
Anna en haar oom vertrokken. Er liep een gerucht, dat de vreemdeling aan de Berlons eennbsp;aanzienlijk geschenk had gegeven. Sommigen zeidennbsp;eene som van honderd, anderen eene van twee ofnbsp;drie honderd gulden. De Berlons waren te be-bedroefd, om dat gerucht, toen het hun ter oorennbsp;kwam, tegen te spreken. Misschien meenden zijnbsp;wel, dat de oom, die zich als een weldoener voorgedaan had , hunne zorg voor de kleine Anna watnbsp;meer op prijs had mogen stellen; maar by dienbsp;meening bleven zij zich niet bepalen. Zij haddennbsp;vrijwillig uit liefde tot God den beker koud waternbsp;gegeven voor het kind van dierbare geloofsgenoo-ten, en zij waren gelukkig in de overtuiging, datnbsp;op die weldaad de goedkeuring des Allerhoogstennbsp;.rustte.
Twaalf jaren waren sedert . het heengaan van
-ocr page 13-Anna verloopen. Johannes Bekion en zijne vrouw werden oud. Zij hadden daarenboven bij ervaring'nbsp;geleerd, wat zij vroeger niet ondervonden hadden,nbsp;dat de Heer hen kastijdt, die Hij liefheeft. Velerlei beproevingen vielen hun ten deel. en dezenbsp;beproevingen werden al zwaarder en zwaarder. Zjjnbsp;waren zeer arm. Beelon had zijne betrekkingnbsp;verloren, nadat zijn heer gestorven was, en hijnbsp;werd daarenboven door eene pijnlijke lichaamskwaal gekweld. Slechts het nederigst werk kon-hij voor een zeer gering loon bekomen, en nietnbsp;eens werd hem daartoe altijd de gelegenheid gegeven. Zijne kinderen hadden zich her- en derwaartsnbsp;verspreid en waren te behoeftig, om veel voor hunne-ouders te kunnen doen; zp gaven echter wat zpnbsp;konden. De kleine Anna Mkerf.n werd door Beelonnbsp;en zijne vrouw niet vergeten. Menig vurig gebed,nbsp;zonden zij op, dat het goede zaad, hetwelk zij innbsp;haar hart hadden gestrooid, schoone vruchtennbsp;mocht dragen. Maar het scheen, alsof de weezenbsp;hen had vergeten, want zij hoorden niets van haarnbsp;sedert de droevige scheiding.
Het was op zekeren nieuwjaarsavond, dat het echtpaar bp het vuur zittende zich bij het verledens bepaalde.
gt;Reeds twintig jaren zijn sedert den dood van vrouw Meeren verloopen,” zeide Beelon.
-ocr page 14-14
ïEn ook twintig jaren sprak zijne vrouw met een zucht, »dat wij de verzorging van de kleine-Anna op ons namen. Ach! ik moet veronderstellen, dat zjj niet meer aan ons denkt.”
Er werd zacht op de deur geklopt. Beblon opende haar. Eene vreemde trad, binnen, eennbsp;meisje met een gezond en beminnelpk voorkomen.
»Kent gp mij niet, moeder, vader?” vroeg zjj.
Zij herkenden haar; het was de stem van Anna. Veel had zij te vertellen. Zij was nu hare eigennbsp;meesteres, verhaalde zij, want haar oom en tantenbsp;waren gestorven. Zij hadden haar tot hunne eenigenbsp;erfgename gemaakt. Met haar geld en goed wasnbsp;zjj, zoo spoedig mogelijk, naar het huis , waarinnbsp;zij hare kindsohheid had doorgebraoht, en tot haramp;nbsp;vroegere weldoeners teruggekeerd.
»Ik zal u nimmer meer verlaten!” riep zjj uit. ,gt;Ik mag den schjjn van ondankbaarheid op mjjnbsp;geladen hebben, maar in waarheid is mjjne liefdenbsp;tot u nooit verminderd.”
»En Anna hebt gjj uwen God nog lief?” vroeg Beblon met ernst.
gt;Ja, ik heb Hem nooit uit het oog verloren” betuigde zg.
Wederom was een v^ftal jaren na de terugkomst Tan Anna verloopen. »Juist vijf en twintig jaren
-ocr page 15-geleden namen wg dien dierbaren schat in ons huis op,” zeide Beklos, terwijl hg op een nieuwjaarsavond op een gemakkelijken stoel hjj eennbsp;helder brandend vuur zat; gt;en zie wat de Heernbsp;door dat; voortreffelpk meisje voor ons gedaannbsp;heeft!”
*0! daar is hij weder, die slechte, dronken soldaat,” zeide een kolonel. »Wat kunnen wgnbsp;doen om hem te verbeteren? Zijne soldij is reedsnbsp;ingehouden; hij is al meermalen opgesloten geweest,nbsp;en dikwerf zijn hem stokslagen toegediend. Welknbsp;middel is er toch om hem tot inkeer te brengen ?”nbsp;Een sergeant antwoordde op die vraag: »Overste,nbsp;daar is een middel, dat men nog niet heeft toegepast.”
»Wat is dat?” vroeg de kolonel.
«Overste,” antwoordde de sergeant »men heeft den ongelukkige nog nooit vergiffenis geschonken.”
De kolonel werd getroffen door die taal.
Na eene wijle tijds gezwegen te hebben, richtte hij deze woorden tot den beschuldigde: gt; Wat kuntnbsp;gü omtrent die slechte zaak, waarvan gjj betichtnbsp;Wrdt, ter uwer verdediging iubrengen?”
-ocr page 16-gt;Het bedroeft nbsp;nbsp;nbsp;zeer, dat ik zoo verkeerd
gehandeld heb,” verklaarde de soldaat.
»Ik vergeef u,” sprak de kolonel.
De vrijgesprokehe barstte in tranen uit, want eene teedere snaar in zpn hart was aangeroerd,nbsp;en van dien dag af werd hjj een ander man.
Zóó handelt ook God met zondaren.
Vergeving is de zinspreuk, die op zpn plan ter verlossing der wereld geschreven staat. In denbsp;openbaring van Johannes staat, dat een regenboog over den troon des hemels uitgebreid is (1),nbsp;hetwelk ons leert, dat het een troon van genadenbsp;en niet van gestreng recht is; en even duidelijknbsp;als die regenboog door de bewoners eener hoogerenbsp;wereld gezien wordt, is voor ons het woordnbsp;vergeving op iedere bladzgde van het evangelienbsp;geschreven. Het woord der belofte trof als denbsp;liefelijkste muzijk het oor van onze zondige,nbsp;verslagene stamouders. Wij kunnen het in denbsp;gansche geschiedenis van ons geslacht lezen. Maarnbsp;de treffendste wonderen van genade zjjn voor onsnbsp;te Bethlehem, in Gethsemané en op Golgotha tenbsp;aanschouwen.
Oneindig is Gods af keer van de zonde, maar even oneindig zpne ontferming omtrent zondaren.
(1) Openb. IV: 3.
-ocr page 17-Hoezeer koning David de ondankbaarheid, de trouwloosheid en het verraad van aijii zoon Absalom verfoeide, was zijne liefde voor zijn kind toch zódnbsp;groot, dat hij genoopt werd te zeggen: »Spaarnbsp;den jongeling Absalom!” En toen de zonden vannbsp;dien ontaarden jongeling hem een vroegtijdigen ennbsp;eerloozen dood berokkend hadden, werd het hartnbsp;van den armen koning zóó diep getroffen, dat hijnbsp;bitter bedroefd uitriep: »Ach, mijn zoon, mijnnbsp;zoon! ware ik voor u gestorven!”
De vader van den verloren zoon treurde over de verdorvenheid en losbandigheid van zijn kind,nbsp;en toch kwam hij hem van verre te gemoet,nbsp;viel hem om zijn hals en kuste hem. Is denbsp;vergevensgezindheid van menschen reeds zóó groot,nbsp;de vergevende liefde Gods is daarmede vergeleken wat dauwdroppels in vergelijking met breedenbsp;stroomen, met de onmetelijke diepte van dennbsp;oceaan zijn.
De predikant Doddbidge bezocht herhaaldelgk een moordenaar in de gevangenis.
»Hebt gij een weinig medelijden met zulk een diep gezonkene?” vroeg de veroordeelde misdadiger.
»Ja,” zeide de vrome leeiaar, »niet een weinig, maar zeer veel.”
Diep werd de booswicht door die taal getroffen; zg ontsloot zijn hart voor de vermaningen tot
-ocr page 18- -ocr page 19-152.
153.
154.
155.
156.
157.
158. 169.nbsp;160.nbsp;161.nbsp;162.
163.
164.
165.
166.
167.
168.
169.
170.
171.
172.
173.
174.
175.
176.
177.
178.
179.
180. 181.nbsp;182.
183.
184.
185.
186.
187.
188.
Cents.
99. Waarschuw, tegen valschenbsp;overleggingen............ 10
100. nbsp;nbsp;nbsp;De bedelaar..............05
101. nbsp;nbsp;nbsp;Samuel Mills............. 05
102. nbsp;nbsp;nbsp;Triomfboog van Titus .... 06
103. nbsp;nbsp;nbsp;Zijt gij gelukkig?.........07è
104. nbsp;nbsp;nbsp;Uit-en inwendige zending 05
105. nbsp;nbsp;nbsp;De twee erfenissen.......05
106. nbsp;nbsp;nbsp;De waarde van het gebed. 07^
107. nbsp;nbsp;nbsp;Samuel Crowther.........07^
108. nbsp;nbsp;nbsp;Catharina Philips........ 07i^
109. nbsp;nbsp;nbsp;Goodluck Day............07^
110. nbsp;nbsp;nbsp;De toestand derheid.vrouw 07^
111. nbsp;nbsp;nbsp;Middel om rijk te worden. 0-1
112. nbsp;nbsp;nbsp;Eene oude beproefde raad . 12^
113. nbsp;nbsp;nbsp;Verband ijver voor de zend. 07
114. nbsp;nbsp;nbsp;Ea-Poor-Negro..........^
115. nbsp;nbsp;nbsp;De zendel. onder de heid. . 05^
116. nbsp;nbsp;nbsp;Iets uit het leven eenernbsp;zendelingsviouw. Ie brief. 05
117. nbsp;nbsp;nbsp;De Christen-vrouwen der
118. nbsp;nbsp;nbsp;Christina en Esther.......06
120. nbsp;nbsp;nbsp;De veihoogde Heer.......03
121. nbsp;nbsp;nbsp;De zegenrijke vrucht van
122. nbsp;nbsp;nbsp;Opw. tot h. werk der zend. 05
123. nbsp;nbsp;nbsp;De Baron Dhijhern.......07^
124. nbsp;nbsp;nbsp;Een woord tot aanbeveling
125. nbsp;nbsp;nbsp;De toekomende wereld.,.. 05
126. nbsp;nbsp;nbsp;Iets uit het leven eenernbsp;zendelingsvrouw. 2e brief. 07
127. nbsp;nbsp;nbsp;Eene uit duizend........ 06
128. nbsp;nbsp;nbsp;Eene Martelaarsgeschied. 0.5
129. nbsp;nbsp;nbsp;Een Rabbi die rü^t zoekt
130. nbsp;nbsp;nbsp;De Christin geroepen totnbsp;deeln. aan de zendingzaak. 05
131. nbsp;nbsp;nbsp;Zoeken en vinden.......10
132. nbsp;nbsp;nbsp;De onfeilbare gids....... 10
333. Wien te hooren?........ 07^
134. nbsp;nbsp;nbsp;Eene zwaar beproefde geloofsheldin............... 07)!
135. nbsp;nbsp;nbsp;Marianne, de Bijbelver-spreidster van St. Giles.. 10
136. nbsp;nbsp;nbsp;De dochter V. d. Landman 12!
137. nbsp;nbsp;nbsp;De hoop des christens .. 07!
138. nbsp;nbsp;nbsp;Het leven van v.d. Kemp. 05
139. nbsp;nbsp;nbsp;Kunt gij altijd van Jezus
zwijgen V................06
140. nbsp;nbsp;nbsp;Het werk v. kleine Jessie. 07^
141. nbsp;nbsp;nbsp;Liefde voor liefde....... 05
142. nbsp;nbsp;nbsp;Heilig leven, zalig sterv. 07^
143. nbsp;nbsp;nbsp;Een sterfb in den vreemde 07!
144. nbsp;nbsp;nbsp;Iets uit het leven eenernbsp;zendelingsvrouw. 3e brief 05
Cents»
Iets uit hei leven eener zendelingsvrouw. 4e brief. 06nbsp;Levensgesch. van eenea
Eeneuitu.helpsterd.zend. 07^
Wat een reisverhaal kan
Een blik in deJav. huish. 05
Een Israel, tot Chr.gehragt 05 Schoone plaatsen uit denbsp;schriften van 3 Kerkvaders 07*
07*
. 05 05nbsp;06
Uit onze Brievenlasch Dankt God in alles .
Een andere Oom Tom Zeventig jarcn ....
De Soldaat cn de Landverh. 05 Getuig, omtrent de godsv.nbsp;en het leven der rhristeiien 04nbsp;2 tafereelen uit het levennbsp;en werken van een zendel. 07*nbsp;Eenzaammaar niet verlaten 07*nbsp;Uit onze Brieventasch II. 07*nbsp;Mededeel, van Ulfers I. 07*nbsp;idem idem II. 07*nbsp;Over zendingmethode 1.. 10nbsp;idem idem 11.. 10nbsp;Het kruis der bespotting. 07*nbsp;Over zendingmethode 111. 10nbsp;De Zending ouder d« volken
Dito. 11. Azië. 1. Weat-Azië 07*
De zeud.il.2. Japan enCliina 07* Dito. 3. Achter-lndië 07*
Dezcnd. 11. 4, Eng.InditJ 07* Hung-Sui-Tschuen enz . 07*nbsp;Dezend. ÏT. 5. Ind.Archipel 07*nbsp;Toespr. door Ds.H. L.Vinke 07*nbsp;Mededeeling.van v.d.Liefde 07*nbsp;dito dito 07*
De Kerstavond.........07*
De Zending. III. Afrika., 07* Dito dito. 2. Zuid-Afnka 07*nbsp;Verderft het niet, want ernbsp;is een zegen in...........10