-ocr page 1-

JOHAN FREDERTK RIEDEL.

BEN LEVENSBEELD UIT DE MINALIASA OP CELEBES.

1 . IK DE VADEllSTAD.

Het was op een donkeren herfstdag op het eind 'der vorige eeuw, dat men van de Koopmanskerk tenbsp;Erfurt de klok hoorde luiden ter gelegenheid vannbsp;«ene begrafenis. Langzaam bewoog zich de stoet doornbsp;de naauwe hoekige straten van de eerwaardige stad.nbsp;Achter de baar liep eene neg jeugdige weduwe metnbsp;vijf kinderen, waarvan het jongste een driejarig knaapjenbsp;was dat, zonder het goed te begrijpen welken treu-rigen weg hij ging, toch even bitter weende als zijnenbsp;¦oudere z'usters. Het jongste broertje lag te huis nognbsp;in de wieg.

Het was Cubisi'iaan Emanuel Uieuel, dien men ging tiegraven,. een gezien en algemeen hooggeschat koopman ; van daar dat velen den stoet volgden. In denbsp;lijkrede ontbrak het niet aan eene opsomming dernbsp;deugden en verdiensten van den afgestorvene. Aandoénlijk was de rede, die wees op een steen, die innbsp;den loop der jaren grijs geworden was en het stoffelijk,nbsp;¦overschot bedekte van den grootvader van den nu pasnbsp;overledene, die eens als waardig predikant zijne gemeente als een voorbeeld in alle goeds en edels voor-

1

-ocr page 2-

ging en wiens naam ook bij het toenmalig geslacht nogr niet vergeten was. Trots alle redeneringen gat' zij de-¦weeneiide weduwe weinig troost. Toen spoedig daaropnbsp;de aarde dreunend op de kist viel, was zij onder dennbsp;last van het verlies bijna ineengezonken. Een hejaarttnbsp;man, die in den stoet het digtst bij haar was en-van wien ook reeds menige traan in de grijze baardnbsp;gevloeid was, trad op haar toe en stond haar in die-moepelijke oogenblikken bij, en op zijnen arm leunende-nam zij den terugweg aan, nadat de kinderen hunne-transen op den nieuwen grafheuvel gelegd hadden.

«Lieve dochter”, fluisterde de oude man de bedroefde weduwe toe:

Wie maar ilen goeden God laat zorgen,

En op Hem hoopt in 't bangst 'gevaar ,

Is bij Hem veilig en geborgen ,

Dien redt Hij godlijk wonderbaar;

Die op den boogen God vertrouwt Heeft zeker op geen zand gebouwd.

»Ja Sabine, de trooster der weduwen en verzorger van weezen zal u ook niet verlaten”. Na een langerenbsp;pauze ging hij voort: «Gij komt nu maar bij ons.nbsp;-wonen. In de balkonkamer zult gij met uwe kinderenplaats genoeg hebben en aan het dagelijksch broocPnbsp;zal. ons onze God het ook niet laten ontbreken”.

In het sterfhuis was de grootmoeder aan de wieg van het jongste kleinkind gebleven en had met hetnbsp;zindelijke linnen schort menigen traan uit de oogennbsp;gewischt, in gedachte de begrafenis volgende, ennbsp;«dikwijls gestoord door de winkelbel, die een klant

-ocr page 3-

aanwldde. ' De gevraagde waren werden veelal met een woord van deelneming aangenomen en meest bleefnbsp;men nog een woord praten. »Ja grootmoeder Mullsr,nbsp;ik heb het altijd gezegd: uw schoonzoon was veel tenbsp;goedhartig. Och lieventijd! van hoevelen had hij jarennbsp;lang de rekening staan, en als het dan eindelijk nognbsp;maar betaald werd. En dan de vele aalmoezen. Denbsp;bedelaars zagen er nooit vroljjker uit, dan als zij bijnbsp;DiEDEt nit den winkel kwamen. Ja ja, een ander,nbsp;die meer op zijn voordeel gelet had, zou hier eennbsp;heel vermogen verkregen hebben”.

De grootmoeder hoorde het maar half en ging beerr, omdat het kleinkind onrustig in de wieg werd. »Weesnbsp;maar stil, mijn Fkitsje , nu komt moeder spoedignbsp;¦weer”, zeide zij geruststellend tegen den kleine, terwijlnbsp;aij hem op haar schoot nam. Maar hp weende voort,nbsp;tot dat hij bij moeder was. Dit knaapje was Johj.vnbsp;PjsEBEsiK Riedei,, waarovei' de volgende bladen handelen.

Het huis van Riedel werd met den winkel verkocht. Men weet aan de gulheid van den afgestorvene, datnbsp;Ba de schikking der nalatenschap, de achterblijvendennbsp;geen belangrijk erfdeel ontvingen. En niet ten onrechte.nbsp;Het weldoen was van oudsher een hoofdkaraktertreknbsp;in de familie Riedel geweest, zoo als algemeen innbsp;Erfurt bekend was. Hoewel de weduwe S.4kine Ank* .nbsp;geboren Mcllek, met haar zes kinderen geen schitterend lot ten deel viel, zoo was zij toch hjj hare oudersnbsp;voor eeu dreigenden nood bewaard. Wij houden nunbsp;maar alleen het oog op onzen Johan Fkederik, in dennbsp;Ering zijner familie. Zijne grootouders waren goede

1*

-ocr page 4-

godvruchtige lieden, die hunne kleinkinderen met groote liefde opnamen. De grootvader liet er zich bijzondernbsp;veel aan gelegen liggen, om bij de opvoeding denbsp;plaats van den verloren vader in te nemen, en ditnbsp;ging bij hem gepaard met wijsheid, ernst en goedheid, met stiptheid en orde. De rekenlei en hetnbsp;schoolwerk moesten hem op bepaalde uren getoondnbsp;worden. Was het oppervlakkig of slordig gemaakt,nbsp;dan deed hp hun een ernstig verwijt, werd het werknbsp;uitgewischt en moest het nog eens gemaakt worden.nbsp;Waren zij ongehoorzaam, dan werd de rotting spoedignbsp;in de hand genomen, waarbij Farrs niet droomde, datnbsp;liij het vaderland van dat stokje eens zelf zou zien.nbsp;In slecht gezelschap werden de kinderen niet geduld,nbsp;zooveel als mogelijk was waren zij altijd onder toezicht,nbsp;’s Morgens en 's avonds moesten de groote eeo hoofdstuk uit den bijbel voorlezen, zoo als hun ook dikwijlsnbsp;voorgehouden werd voor zich zelven de heilige schiiftnbsp;fe lezen. lederen Zondag ging de knappe oude niiiu,nbsp;met het geheele huisgezin, naar de Koopmanskerk.,nbsp;Ook Psris mogt niet meer te huis blijven, nadat; hgnbsp;vier a vijf jaar oud was, en meest naar. het orgeinbsp;zag, dat • met plegtstatige toonen het gezang begeleidde. Maar allengs werd de knaap opmerkzamer ennbsp;aandachtig. Ja spoedig ontwikkelden zich sporen vaanbsp;een inwendig leven, zoo als bij kinderen niet veelnbsp;gevonden wordt. In mijn tiende jaar, zoo schrijft hgnbsp;onder anderen, in zijne levensbesoluijving, overviel mijnbsp;eene zware ziekte, die de Heer als een middel gebruikte , om mij nader tot Hem te brengen, en door

-ocr page 5-

»ïen Heiligen geest krachtig aaii miiii hart fo aibciaen. Mgn bedorven toestand werd mij helder. Ik ontdekte,nbsp;dat ik een zondaar was en zóo onmogelijk zalig koiinbsp;worden. Toch ging ik niet naar de goede bron , totnbsp;Jezos Chkïstüs, maar zocht door eigen werken mijnenbsp;schuld goed te maken, en verviel zóo in eigen geregtig-heid, die mijn hart voor den geest van God ontopgankeiijknbsp;maakte. Nogtans leidde de weg van Riedel tot dienbsp;bron, al lag dezelve in de verte; zijn leven was ondernbsp;een strenge wet, maar de wet leidt tot Cuuistus Metnbsp;bgzondere naauwgezetheid beijverde hij zich, ook innbsp;kleine zaken, alles zonder gebreke te doen. De vermaning zijns grootvaders, dat hij een godvruchtig ennbsp;deugdzaam mensch moest worden, stond hem altijd voornbsp;den geest. Zijn hart was vol van de beste besluiten ennbsp;voornemens. Dikwijls stelde hij zich het beeld vannbsp;aijn overgrootvader, den hier boven vermeiden predikant,nbsp;zoo als het ouder glas en lijst aan di n muur hing,nbsp;voor den geest, en zeide; zulk een vroom man wil iknbsp;ook eenmaal worden.

Het was een fraai portret, een hoog eerwaardige gestalte in een deftige kleeding van den hoogduitschennbsp;lutherschen predikant van die dagen. In de linkerhand hield hij een kruis met de spreuk; kinderen latennbsp;wij Hem liefhebben, want Hij heeft ons liefgehad,nbsp;Magister Johzn Hendbikus Riedel, tot zoo ver kondennbsp;de klein-kinderen lezen. Maar Fsits bad zich dikwijls het,nbsp;hoofd vermoeid om de daarop volgende latiinsche regels .nbsp;te ontcijfereh, tot hij eindelijk vii:i den geestelijke uitnbsp;de Koopmauskerk, die dikwpls bij zijne grootouders aan

-ocr page 6-

iiuis kwam, de volgende vertaling hoorde, die hij •spoedig uit zijn hoofd kende: Hier is wel het gezichtnbsp;en de lippen van Riedel afgeheeld, die na bij denbsp;heiligen in den Hemel ismaar zijne deugd cn vroora-lioid en heilige wetenschap en innerl^ke gaven latennbsp;zich niet in woorden beschreven; de gemeente betreurtnbsp;haar welsprekenden leeraar; de moeder, kinderen ennbsp;armen hun weldoenden vader.

Fkedeeiamp; besloot dit voorbeeld na te volgen, maar niet alleen in een kinderlijken droom. Hg werd hoenbsp;langer hoe meer door een ieder bemind, omdat hgnbsp;een vlijtige, zedige en bescheiden knaap was. Zijnnbsp;meester en medescholieren mogten hem gaarne lijden;nbsp;maar vooral was hij grootvaders grootste vreugde.

De tijd van inzegening naderde. Het onderwijs voor de belijdenis was op niets minder dan op vrome opwekking aangelegd. De geestelijke die hem leerde, gafnbsp;in handel en wandel wel eens aanstoot en ergernis.nbsp;Hij wam zooals gezegd is, dikwijls bij de familienbsp;khiLLEE aan huis en daardoor won hij niet in de schattingnbsp;van Riedel. De oude man moet het wel erg gemaaktnbsp;hebben, want in den reeds vermelden levensloop spreektnbsp;Riedel van zijne zeer onchristelijke gedragingen.

In dien tijd zocht de knaap naar iets, dat zijn hart vrede kon geven. Zijn geweten zeide hem duidelijk, datnbsp;hij gezondigd had. Vooral het uitzicht op het avondmaal en het eerste gebruik er van deed hem inzien,nbsp;hoe onwaardig hij zelf was. Lang ging hij onder d[itnbsp;denkbeeld gedrukt, tot hij besloot zijn zielverzorgernbsp;raad te vragen. Maar die zeide: gt;Wel Fairs wat

-ocr page 7-

zijn dat nu voor gedachten. Ieder kent u als den ¦voortreffelijksteu, deugd zaanisten en beminnenswaardig-sten knaap; uwe meesters prijzen u, uwe moeder ennbsp;uwe grootouders hebben vreugde van u, en gijnbsp;kwelt .1 met de gedachte van uwe onwaardigheid.nbsp;Natuurlek, zoo heilig als de engelen kunnen wij hiernbsp;op aarde niet zijn, dat komt eerst later. Hier hebbennbsp;wij allen onze zwakheden en kleine fouten. Maar gelooftnbsp;gij, dat de groote God in den Hemel, zich om zulkenbsp;kleinigheden bekommert? Kom, houd goeden moed,nbsp;word een braaf mensch en zet u zulke grillen uitnbsp;het hoofd.”

Het is ligt te begrijpen, dat zulk een zielverzorger den jongen Riedel zijne zorgen gemakkélijk maakte.nbsp;Was hij bij de inzegening, die in de pastorie in tegenwoordigheid van de bloedverwanten plaats had, zeernbsp;aangedaan, lóo werd de stem des gewetens gestildnbsp;¦en jaren verliepen er voor zij uit den slaap gewektnbsp;wei'd en zich op nieuw duidelijk liet hooren. Denbsp;eigengeregligheid kwam weder boven en Riedel be-¦schouwde de kleine zonden veel ernstiger dan genoemdenbsp;geestelijke.

Op de schooljaren volgden de leerjaren. De weduwe had geen middelen om haar kinderen eene voornamenbsp;opvoeding te geven. De zonen moesten een handwerknbsp;leereu. Twee waren er reeds als verwera op reis,nbsp;rEixs moest bij een kleermaker in de leer. Hij leerdenbsp;z^n handwerk grondig. Van de overige drie leerjarennbsp;kunnen wij niets berichten, daar onze bron ons in hetnbsp;¦duister laat.

-ocr page 8-

II

2. OP REIS.

In vroeger tijd reisden de meeste jongelingen in Duitschland, op hun handwerk. Zoo ging ook Ikitsnbsp;toen hij achttien jaar oud was, met den randsel opnbsp;den rug en een stok in de hand, met zijn vriendnbsp;Tils (Wilhelm), op reis. De moeder werd het w'eek oninbsp;het harte, toen haar laatste zoon de wijde wereld in ging,nbsp;de grootvader, intusschen grijs geworden, gaf zijne laatstenbsp;vermaning aan den kleinzoon; «Friis blijf een bravenbsp;jongen, hond God in alle.s voor oogen,quot; nog eennbsp;laatste handdruk en kus en hij gaat in den vreemde,nbsp;met een beklemd hart en de oogen door tranen verduisterd , die eerst op straat rijkelijk vloeiden, maarnbsp;spoedig gedroogd werden, daar zijn reisgenoot hemnbsp;wachtte. Met rustige schreden wandelden beiden overnbsp;bergen en dalen. De weg voerde door Frankenland ,nbsp;Zwaben, Beijeren en Tjrol naar Stiermarken; hart ennbsp;oogen waren overal geopend voor de heerlijke werkennbsp;Gods in de natuur.

Te Griitz, de hoofdstad van Stiermarken, hadden zij werk gekregen en wilden zij blijven. Een tijd langnbsp;ging alles goed, maar spoedig lieten de katholieken,nbsp;hen protestanten, niet meer met rust en besloten zijnbsp;naar Hongarije te gaan, waar zj bij protestantennbsp;werk vonden.

Daar werd Eiedel plotseling ziek en kon niet herstellen , tenzij hij het land verliet en daar zijn reisgezel goede verdiensten had, wilde deze niet medegaan en

-ocr page 9-

fl

vertrok Rirdel alleen. In Silezië gekomen zocht hy ¦werk, maar verscheidene bazen wilden hem niet nemen,nbsp;om zijn slechte gezondheid, tot hij eindelijk bij iemandnbsp;klaar kwam, waar hij erg ziek werd. In die ziektenbsp;bad hij tot God, en deed de gelofde dat als hijnbsp;herstellen mogt hij zijn geheele leven aan God zounbsp;wijden. Veertien dagen was hij ziek. Vandaar gingnbsp;hij naar Breslau, waar hij ook weer werk kreeg ennbsp;tot zijne groote vreugde een kring van ijverige christenen vond, die ook godsdienstige bijeenkomstennbsp;hielden. Ook hij nam daar deel aan. Van dat oogeiirnbsp;blik af begon er voor Eiedei. een ander leven. 22'nbsp;September 1818 erkende hij, dat Jezus de Heiland is,nbsp;kreeg hij rust voor zijne ziel en werd hem de wegnbsp;geopend zijne geloften te vervullen. In dien tijd wasnbsp;er van de zendingzaak in Duitschland weinig bekend,nbsp;terwijl er in Engeland en Holland reeds meer werknbsp;van gemaakt was. Sommige menschen dachten ennbsp;spraken er echter wel over, zoo dat Rieuel’s aandacht er meer bepaald op gevestigd werd door iemand,nbsp;die nit Berlijn kwam, een jong man, die er meer vannbsp;wist en 'er veel van aan Rieiiel vertelde. iMa langnbsp;bidden en denken besloot hij, in September 1821j,nbsp;naar Revlijn te gaan, nadat hij 3 jaar in Breslaunbsp;geweest was.

BIJ JtlNlCKH.

Het was op den 22®*™ September 1821 , dat de ons welbekende jongeling, door de Wilhelinstraat te Berlijn

-ocr page 10-

10

ging. Zijn hart klopte sneller. Hij dacht aan de gewichtige oimnekeer, die sedert 3 jiiar in zijn levennbsp;had plaats gehad en dacht ook over zijne toekomst,nbsp;of hij kleermaker of zendeling zou worden. Hij bleefnbsp;doordenken, tot dat hij aan het negen en twintigstenbsp;huis kwam en verzuchtte nogeens: »Heer Jezvs ik bennbsp;het niet waard, uw wil geschiedde ” en ging toen metnbsp;vasten stap den trap op. Spoedig .stond hij voor den drienbsp;•en zeventigjarigen grijsaard, wiens oogopslag reedsnbsp;genoeg was om den jongeling te bemoedigen. Het gespreknbsp;nam spoedig eene ernstige wending, over de beweeggronden, die hem hadden doen besluiten zendeling tenbsp;¦worden. Aan het einde van het gesprek zeide Riedel totnbsp;JaNicKE: j Hoogwaardige heer, ik voel het nu meer dannbsp;ooit, hoe arm en zwak ik in het geloof ben. Ik beu nietnbsp;geschikt om in den wijnberg des Heeren te arbeiden.”nbsp;»Ik kan u niet afwijzenquot; zeide JiiNiCKE »ik zie dat denbsp;Heilige Geest jn uw harte is. Maar gij kunt niet dadelijk in de zendingschool komen, daar zij geheel vol is. Iknbsp;raad u, hier werk te zoeken en rustig af te wachten,nbsp;¦of de Heer u eene deur opent; toen noemde hij hemnbsp;iemand, die hem wel werk zou geven of een anderenbsp;baas aan de hand doen. Benige dagen later bevondnbsp;Riedel zich iii de Boheemsche kerk, het maakte eennbsp;diepen indruk op hem, toen hij die levenskrachtigenbsp;voorstelling van het Evangelie van den preekstoel hoorde.

Hij was gewoon, in bloemrijke voorstellingen met eene zedeleer doorvlochten, drooge rationalistische preêkennbsp;te hooren. Hoe verheugde hij zich, vereenigd met eenenbsp;groote schaar, van een trouwe herder, die onvervalschte

-ocr page 11-

11

¦woorden uit de verkwikkende levensbron te hooren. Hoe plegtig sprak de grijsaard in eenvoud en demoed,nbsp;¦eene groote tegenstelling met de meeste kanselredenaarsnbsp;van dien tyd. gt;Wat is het goed hier te te zijn” spraknbsp;Riedkl bij zichzelf, toen hp de kerk verliet, »ai wordtnbsp;ik niet in de zendingschool opgenomen, wil ik tochnbsp;hier blijven, ’s Maandags avonds ging hij geregeld naar ¦nbsp;de zaal der pastorie, waar JiiNicKE op kinderlijke wijze,nbsp;zgue preek van den vorigen dag besprak en zijne hoordersnbsp;ondervroeg. Evenzoo de bijbellezingen, die Donderdagsnbsp;plaats hadden, waar Jünicke zich als meester in denbsp;bijbelsche verhalen en in de betrachting derzelve deednbsp;kennen. De zendingzaak, die onze jonge vriend totnbsp;hiertoe als een beeld in de verte had toegeschenen,nbsp;werd door de mededeelingen der vrienden van JaMCKz’snbsp;school, die reeds ouder de heidenen arbeidden, meeren meernbsp;Verwezenlijkt. Het vlijtig lezen der zendingsberigten,nbsp;vooral van Bannen, vermeerderden zijne kennis. Riedei.nbsp;werd zooals velen bespot, maar hij was blijde als denbsp;zwaluw, die zijn nest gevonden heeft. Zulke ontmoetingen bevestigden hem in zijne overtuiging en JiiNioKEnbsp;«rkende, .Jat de Heer dezen jongeling tot een krachtigennbsp;kampvechter voor zijn rijk verkoren had.

Op den 1 October 1822 kwam Riedel in de zendingschool , die toen twee en twintig jaar bestaan had. Zij ¦was de eerste in de Evangelische kerk, een opregtnbsp;werk des geloofs, daar alles door liefdegaven en bijdragen, zoo wel uit Berlijn als van buiten af, moestnbsp;gedekt worden. Eerst kort voor genoemden tijd hadnbsp;honing Fbedeeik Wilhelm III, de inrigting eene jaarlijk-«che toelage van 500 daalders gegeven.

-ocr page 12-

12

Vele knappe mannen waren reeds van kaar uitgegaan.' in de dienst van het Engelsche Zendelinggenootschap,nbsp;onder welke behoorden Nymnder, ArtBECHr, Schmele;h ,nbsp;Rhenius enz., die zich in de zendingsgeschiedenisnbsp;onderscheiden hebben. Onder de toenmalige leerlingennbsp;bevond zich Güïzl.afr, die in later tijd naar Hollandnbsp;ging om in dienst van het Nederlandsche Zendelinggenootschap zijn bekenden loopbaan te beginnen. Eennbsp;ander, JonaN Gotmer SctiwAnz, zoon van een schoenmakernbsp;te Koningsbergen in Prtiissen, kwam er te gelijk metnbsp;Eiedul. Spoedig sloten zij eene innige vriendschap ennbsp;bleven hun geheele leven ten naauwste te zaam verbonden. Vroeger onderwees JilNmcE voor het grootstenbsp;gedeelte zelf. Maar nu was hij niet krachtig genoegnbsp;meer, ora het bij zijne ambtsbezigheden vol te houdennbsp;en hield hij maar weinige uren over voor de zending-school. Hij onderhield intusschen met alle jongelingennbsp;een geestelijk verkeer, dat voor hunne ontwikkelingnbsp;rijke vruchten gaf. De beraadslagingen op zijne studeerkamer, die altijd met een gi bed op de knieën beslotennbsp;werden, waren eene betere opleiding dan een wetenschappelijk onderrigt, maar het laatste werd daarom:nbsp;niet nagelaten. De Engelsche taal werd eerst geleerd,nbsp;daarna Latijn, Grieksch en Hebreeuwsch, om de schriftnbsp;beter te begrijpen, dan volgden oefeningen in hetnbsp;prediken. Het laatste jaar mogten zij den predikstoelnbsp;beklimmen en was vader .laKicKF, daar als beoor-deelaar, om hen later teregt te wijzen. Ook leerdenbsp;bij zijn leerlingen, de zieken geestelijk en ligchamelijknbsp;belpen. Des winters had hij eene inrigting voor soep,nbsp;waar de jongelieden soep moesten uitdeelen; daardoor

-ocr page 13-

13

leerden zij barmliartigheid. Het was een leven vau werken en streven, door liefde en geloof, dat Riedelnbsp;was ingetreden. Boven alles stond als opschrift denbsp;naam van Jezus en alles ging door Hem en in Hem. Vijfnbsp;jaren bleef hij daar en meer en meer werd hij bevestigdnbsp;om den Heer te dienen, door de Heidenen het Evangelienbsp;te gaan verkondigen. Met verlangen zag hij uit naarnbsp;den tijd, dat hij als bode des heils uitgezonden zounbsp;worden. Ook die tijd naderde.

Zijn geestelijke vader w^erd ligcharaelyk zwakker. Een van de laatste werken van Jünicke was , om hetnbsp;bestuur vau het Nederlandsche Zendelinggenootschap tweenbsp;van zijne mannen voor te stellen en die waren Riedelnbsp;en SciivvAiiz. Hij hield veel van Riedel en hij was hetnbsp;in wiens armen de grijsaard stierf, terwijl de verzameldenbsp;christenen een gezang zongen. Dit was 21 Juli 1827.

Drie dagen later ging een lijkstoet door de Wilhelin-straat, zoo als zelden in Berlijn gezien was. Het lijk werd afwisselend gedragen door twaalf studenten, twaalfnbsp;jongelingen der Hernhutter gemeente en twaalf zendelingnbsp;kweekelingen ; Riedel ging voorop met de Heilige Schriftnbsp;Op een kussen ten teeken, dat het nu voleindigd levennbsp;On werken geheel aan God gewijd was.

4 ROTTERDAM.

13 November 1827 hadden Riedel en Schwakz Berlijn verlaten. Het afscheid was hun moeijelijk gevallen, toen zij voor de laatste maal met de christelijke vrienden hun knieën voor den Heer bogen.

-ocr page 14-

14

Warme zegeiiwenschen volgdeu hen. De weg der beide vrienden scheidde voor een korten tijd, om innbsp;Botterdan) weer te zamen te komen. Ieder zocht nognbsp;eenmaal z^ne geboorteplaats op, om er voor altijd afscheidnbsp;van te nemen. Biedel bleef eenige weken te Erfurt.nbsp;Voor zijne moeder was het eene groote vreugde, omnbsp;haar zoon na eene afwezigheid van tien jaren weer tenbsp;zien. Of zijne grootouders nog leefden is ons nietnbsp;gemeld. Eene zuster, waarschijnlijk Juoitha , wasnbsp;met zijn onde vriend en reisgezel Tils gehuwd. Ooknbsp;een paar broeders van hem woonden in Erfurt. Innbsp;dezen familiekring trachtte hij de ervaringen van zijnnbsp;hart zoo nuttig raogelijk te maken. Hij viarde daarnbsp;het Kerstfeest en zat voor de laatste maal in denbsp;Koopmanskerk, daar w'aar hj zoo dikwijls met zjnnbsp;grootvader gezeten had. Op den derden feestdag ondernam hj de reis naar Holland. Van Erfurt naar Rotterdam te reizen was in dien tjd geen kleinigheid,nbsp;vooral in den winter. Dikwjls bleef de postwagennbsp;bijna in de sneeuw steken , niettegenstaande de postillonnbsp;de paarden hard sloeg en menigen vloek uitte. Alsnbsp;Riedel dat hoorde liet hj niet na het raam tenbsp;openen, dat geheel bevroren was en waarachter hjnbsp;met zjn reisgezelschap zat te klappeitanden van denbsp;koude, en riep dan: hoor eens vriend, dat vloekennbsp;moest gij laten, als gj niet in den afgrond rjden wilt-Op zulk vervelend reizen moest eene rust vannbsp;eenige dagen in het Wupperthal verkwikkend zjn.nbsp;Hier bevond zich een kring van ijverige zendingsvrienden , die met vader JaNicsE eene geregelde brief-

-ocr page 15-

15

wisseling onderhielden en zijne zendingschool met belangrijke sommen ondersteunden. Als zijne leerlingen naar Holland of Engeland gingen, leidde hun wegnbsp;altijd vast naar dit lichtpunt van het zendingsleven innbsp;Duitschland. Twee jaar vroeger was de zendingschool:nbsp;in Barmen gesticht. Reeds had zij verscheidene .kleinere-afdeelingen en eigen ondernemingen in het heidenland.nbsp;Het waren gezegende dagen, die Riedel in dien broeder-kring doorbi-acht. Veel nieuws en leerrijks hoorde Infnbsp;er ook; hij kreeg nuttige wenken voor zijn verdere-reis en eene aanbeveling aan de vrienden in Wezel,nbsp;bij wie hij zich op zijne reis nog eens zou ophouden.nbsp;De Thuringer gevoelde, zich vreemd , toen hij dienbsp;vreemde taal hoorde en hoe langer hoe meer van de-bekende menschen zich verwijderde, en toen op weg vannbsp;Emmerik naar Arnhem het gesprek geheel in het Hol-landsch gevoerd werd, was hij te moede als trad hjj.nbsp;bet zendingsveld al in.

Moedig trachtte hij de hollandsche uitspraak en spreekwijze te leeren en was zeer tevreden, als hij verstaan werd. Zijne vraag naar een » Gasthaus” (logement),nbsp;in Arnhem, riep bij het reisgezelschap ten deele verlegennbsp;gezichten te voorschijn, ten deele vrolijke, zoodat hij hetnbsp;voor geraden hield de hulp van een heer in te roepen,nbsp;die Hoogduitsch sprak. Het volgende oponthoud wasnbsp;in Zeist. Rifdf.i, had in de broedergemeente te Berlijnnbsp;vele vrienden; van haar waren hem aanbevelingen aannbsp;eenige dnitsche broeders in de gemeente te Zeist medenbsp;gegeven, bij wie hij weer eenige dagen stil bleef.nbsp;Ook hier had spoedig de liefde tot één Heer de harten

-ocr page 16-

te zamen scebracht. Het kennismaken met cle bol-landsche zeden kwam liem voor den volgenden tijd goed te stade. Nu ging bet nog twee dagen door dienbsp;vlakke bollandsohe landen, met de vele kanalen (waaropnbsp;men hier en daar flinke schaatsenrijders zag), de goed ernbsp;uitziende dorpen, waarnaar onze reizigers dikwijls zagen,nbsp;met het idee: hier moet een voorname stad zijn, ennbsp;de mooije in dezen tijd veidaten landhuizen. Eindelijknbsp;zag men in de verte den toren van Rotterdam, en hetnbsp;reisdoel zou bereikt zijn. Gode zij dank! dacht Riedki.,nbsp;dat is weder eene schrede nader tot het heerlijk doel,nbsp;toen zij de Goudsche poort inreden.

Het Nederlandsche zendelinggenootschap is het oudste op het vaste land van Europa. In 1797 werd het voornamelijk door toedoen van deii beroemden Dr. van deknbsp;Kemp, in het leven geroepen, lleze verleende zijne werkzaamheid ook aan het Londensche genootschap, dat tweenbsp;jaar langer bestaan had, waardoor hij ook in verbinding met het laatste als zendeling naar Zuid-Afrika ging.

Tot een naderen stap van ontwikkeling kwam het Nederlandsche zendelinggenootschap door de oprigtingnbsp;van eene zendingschool te Berkel, niet ver van Botterdam. In 1816 nam de predikant Kam de leiding hiervannbsp;op zich. Maar de daar opgeleide leerlingen werdennbsp;ook door buitenlaudsche genootschappen uitgezonden.nbsp;Eerst eenige jaren later, in 1819, begon het genoemdenbsp;genootschap eigen zendelingen naar de Nederlandschenbsp;bezittingen in Indië te zenden, daar de regering innbsp;de koloniën de vreemde zendelingen in het werk meernbsp;bemoeilijkte. Die zendingschool was in 1823 begon-

-ocr page 17-

17

nen. De jongelieden, die zieh aan het zendingswerk wilden toewijden, werden vroeger op verschillende plaatsen opgeleid, daar waar zij zich bevonden. Daar dit echternbsp;''¦ijne bezwaren had, zocht het bestuur, dat zijn zetel tenbsp;Rotterdam had, naar zulke personen, die reeds eene goedenbsp;opleiding voor het zendingswerk ontvangen hadden, en dienbsp;zich dan nog eenigen tijd in die stad moesten ophouden,nbsp;tot verdere voorbereiding, om namelijk met de hollandschenbsp;gewoonten nader bekend te worden en de hollandschenbsp;taal te leeren. Zoo waren dan ook Riedel en Schwarznbsp;door het bestuur tot zulk eene voorbereiding bestemd.nbsp;Met opdragt zich tot den heer Ledebobr te wenden, ennbsp;^an hem de verdere aanwijzingen af te wachten. Denbsp;Ontvangst bp dezen was vriendelijk en hartelijk. Ooknbsp;bewijst zij, hoe het levende geloof alle onderscheidnbsp;¦^aii stand en van nationaliteit, als een kleinigheid.nbsp;Overwint en de harten spoediger tot elkaar brengt dannbsp;®en jaren lange omgang in wereldsche zaken. Evennbsp;spoedig werd Puedei. bevriend met bet huisgezin, waarnbsp;bem, en ook korten tijd daarna zijn vriend Schwakz, eennbsp;''erblpf gewezen werd. Het was bij den spiegelmakernbsp;OnusHOF en zijne vrouw, beide vrome, brave menschen,nbsp;lt;lat de beide Duitschers werden ingekwartierd. Denbsp;twee dochters, die later met zendelingen getrouwdnbsp;zpn, waren toen nog in huis. Hier voelden de broeder-snbsp;Zich spoedig te huis, hoe vreemd de omgeving hun ooknbsp;'^as. Dat smalle hooge huis met naauw voorhuis, datnbsp;groote venster, dat men in de hoogte schuift om tenbsp;Openen, die achterkamer met hoog licht, die schoor-^teenen in plaats van kagchels en honderd andere

2

-ocr page 18-

18

dingen meer waren hun nieuw en onbekend. In het drukke leven der handelstad met hare vele havens en bruggen,nbsp;de lange rijen van groote zeeschepen aan de Boompjes,nbsp;het vreemdsoortig roepen der verkoopers langs de straten, overal vonden zij zich in een nieuwe wereld verplaatst. Ook bij het eerste bezoek in de kerk was ernbsp;veel, waarover zp zich verwonderden; het kwam onzennbsp;vrienden zeer ongepast voor, dat de mannen hetnbsp;Godshuis inkwamen met den hoed op het hoofd. Tenbsp;vergeefs zochten zij naar een altaar, en hoe vreemdnbsp;kwamen hun de uiterlijke teekenen van het heiligenbsp;avondmaal voor, waarbij de lidmaten zich om eene tafel,nbsp;gewoon gedekt met een wit tafellaken, verzameldennbsp;en ieder van het rond gegeven brood nam en uitnbsp;den van hand tot hand gaanden beker dronk.

Het is karakteristiek voor het ontwakende leven der Christelijke kerk, gedurende de eerste tientallen jaren vannbsp;onze eeuw, dat het zich ver boven alle confessionelenbsp;perken verhief. Men vraagde niet naar Luthersch ofnbsp;Gereformeerd, maar wedergeboren of wereldling. De Heernbsp;.Tkzus wilde men dienen; de uiterlijke vormen blevennbsp;daarbij onverschillig en zelfs het groote verschil dernbsp;leer trad terug voor de groote waarheid des heils.nbsp;In het bijzonder was de zendingzaak vrij van allenbsp;banden.

In dezen zin waren alle leerlingen van vader Junickk voor hunne roeping opgeleid. Van daar voegden dannbsp;Riedei en Schwabz , beide Lutheranen, zich spoedig naarnbsp;de vormen der Gereformeerden, om zóo meer den frisscheiinbsp;adem van het levende geloof te genieten, dien zij iii

-ocr page 19-

Luthersclie vormen dikwijls te vergeefs gezocht hadden. Beide beijverden zich om spoedig de Hol-landsche taal te kennen; ook het Engelsch werd geleerd. De eerste waren zij spoedig gewoon dagelijksnbsp;Ie gebruiken, daar hun gastheer hun verzocht had tenbsp;huis hollandsch te spreken. Menig misverstand zalnbsp;iti den beginne plaats gehad hebben , daar vele hol-landsche woorden eene heel andere beteekenis hebbennbsp;s-ls de gelijk uitgesproken hoogduitsche. De beidenbsp;hlnitschers, die altijd zoo ernstig waren, konden zichnbsp;hij sommige gezegden niet van lagchen onthouden.nbsp;'daardoor hunne huisgenooten zich vergisten. Maar alnbsp;•leze bezwaren werden door gemeenschap in het geloofnbsp;Overwonnen daar men de vreemdelingen met zaoht-•^oedigheicl teregt hielp, Evénzoo ging het met denbsp;Onbekendheid van de zeden des la.nds, zooals de buiten-?e'vone zindelijkheid waartegen Rikdei. in tien beginne,nbsp;hij zijn pijp nitklopte, dikwijls gezondigd had.

Zoo mogelijk sloten de beide zendelingen in dezen lyd zich nog inniger aan elkander. Beide verschijnennbsp;'•s.n toen af, in hun gansche leven en werken, alsnbsp;(¦Ou naauw.ste verbonden.

Naar gaven en inborst verschilden zij zeer van elkan-ScHwiBz was een milde Johannes natuur, Riedf.i. ®en Vurig Petrus-karakter. Men kon het ook in hunnenbsp;handelingen zien. Eene gebeurtenis, gedurende hunnbsp;'•'erblijf te Botterdam voorgevallen , is zeer eigenaardignbsp;door den eerstgenoemden medegedeeld. Zij ont-‘Ooetten eens een hun geheel vreemd beer, dien Bjeufi.nbsp;¦'¦Onder omwegen aansprak, met de vraag: hebt gij den

2*

-ocr page 20-

20

fBeer Jezus lief? *Maar Rikdei, dat is toch onvoorzichtig , als men zoo met de deur in het huis valtquot;, zeide zijn vriend tot hem. Het antwoord was : »metnbsp;al die voorzichtigheid brengt men het Godsrijk nietnbsp;verder”. Niettegenstaande dat vond hij in Holland velenbsp;vrienden. Ook de heeren bestuurders van het zendelinggenootschap kregen hoe langer hoe meer vertrouwen innbsp;de beide jongelieden, met de goede hoop, dat zij ware,nbsp;trouwe arbeiders zouden worden in het zendingwerk.

Spoediger dan Riedki. in zijn vurig verlangen, om zijn werk ouder de heidenen te beginnen, gedacht had,nbsp;verliep de tijd in Rotterdam. Anderhalf jaar had hynbsp;met zijn vriend daar doorgebracht, en vlijtig gewerkt,nbsp;niet alleen in de talen, maar ook in de theologie.nbsp;Bovendien werden zij door verschillende ijpeesters onderwezen, meest predikanten.

Hunne opleiding werd hier voltooid. Het is opmerkelijk, hoe zij, door zulk eene tweeledige opleiding in geheel verschillende landen, zulk een trap van ontwikkeling konden bereiken, niettegenstaande het hunnbsp;vroeger aan elke grondige voorbereiding had ontbroken. Niemand zou uit de latere brieven, die in goednbsp;Hollandsch geschreven waren, den vroegeren kleermaker en schoenmaker herkennen.

De maand Juli van het jaar 1829 liep tpn einde, toen de Commissie de opleiding der leerlingen voltooid Inbsp;verklaarde, zoodat zij uitgezonden konden worden-Met een Hollander, Douwes genaamd, moesten zijnbsp;door eene Commissie voor de Protestantsche Kerk innbsp;Nederlandsch Indië geëxamineerd en geordend worden.nbsp;Op den 21®t®n September had dit plaats.

-ocr page 21-

21

Als arbeidsveld voor de drie kandidaten was Timor bestemd, waarheen, zooals in den beginne beslotennbsp;'^as, Riedel en Sohwaez ook gaan zouden.

Intusschen was het gewigtig verzoek van den zendeling Kam gekomen, om in het noordelijk gedeelte vannbsp;bet eiland Celebes zendelingen te vestigen en daarnbsp;•^it verzoek door den gouverneur der Molukken ondersteund werd, veranderde de bestemming der beidenbsp;tluitsche broeders. Op genoemden dag stonden denbsp;kandidaten, niet zonder angst voor de strenge commissienbsp;''an onderzoek in den Haag Het examen liep echternbsp;tot aller tevredenheid af. Waarschijnlijk had den volgenden dag de ordening plaats 22 September.

Met lof en dank in de harten , keerden de broeders 'laar Rotterdam terug. Zij werden daar begroet doornbsp;buüne vrienden, die ongetwijfeld hun Heer gemeenschappelijk met hen dankten.

Den 5den October verschenen zij voor het geheele bestuur. Vooraf hadden zij hunne instruktie gekregen.nbsp;De voorzitter wenschte hun regt hartelijk geluk metnbsp;den gunstigen afloop van het examen , en deed hun denbsp;plegtige vraag; of zij bij hun besluit bleven, om totnbsp;de Heidenen te gaan en hun het evangelie te verkondigen ? Met bewogen harten verklaarden zp, dat zijnbsp;bet Evangelie, onder de heidenen , hun gansche levennbsp;quot;'Üden prediken en den bestemden dag van hunnenbsp;‘tfreize met vreugde te geracet zagen. Zij beloofdennbsp;d® gegeven instruktiën getrouw te zullen volgen.

Op den avond van dienzelfden dag, was de inaande-iöksche zending-bidstond, zooals die reeds sedert langen

-ocr page 22-

22

, tijd door het genootschap gehouden werd. In dezelve kwamen de drie nieuwe zendelingen voor de verzameldenbsp;gemeente. Nadat zooals gewoonlijk een gedeelte vannbsp;het luaandherigt en mededeelingen uit de heidenwereldnbsp;voorgelezen waren, werd ieder hunner door dennbsp;Voorzitter, Ds. Oort, plegtig ingezegend.

Zijne toespraak sloot zich aan het woord aan: »Laat ons Hem liefhebben, want Hij heeft on.s eerst liefgehad,’'nbsp;en wees op het gewigt van het zendiugwerk, doornbsp;hetwelk zij nu met de daad bewijzen zouden, dat zijnbsp;den Heer hartelpk liefhadden.

Hierop werd aan ieder der broeders door Ds. ue Vmts een bijbel met een gepast woord overhandigd. Metnbsp;gezang en een hartelijk, kinderlijk geloovig gebed vannbsp;Ds. OoRï werd deze plegtigheid besloten.

De afreis werd nog eenige weken vertraagd, daar er geen geschikte scheepsgelegenheid was.

Den 30st®n October volgde het afscheid van het vergader-de bestuur en drie weken later, namen denbsp;broeders afscheid van de familie OunsnorF, en van hunnbsp;vriendenkring in Rotterdam.

Menigeen zag met betraande oogen de statige barl^, ‘ie Jonge Adrianu,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, die de zendelingen wegvoerde.

Den 23sten November ging zij van He.llevoetsluis in zee. Zij hadden een gunstigen wind. Met weemoed, maarnbsp;toch met lof en dank, riepen de reizigers het vaderland,nbsp;dat spoedig voor hunne oogen verdween , een hattelijknbsp;vaarwel toe.

-ocr page 23-

23 o. OP JAVA.

Van de zeereis met hare lasten en bezwaren zijn Ons geene bijzonderheden bekend. Wij weten alleen,nbsp;*Jat zij buitengewoon voorspoedig geweest is, daarnbsp;het schip na verloop van geen volle drie maandennbsp;de reede van Batavia voor anker lag. Den 19nbsp;h'ebruarij betraden de broeders voor de eerste maalnbsp;tien Indischen bodem,

De uitgeputte reiziger wordt van een nieuw leven tloordrongen, als hij, na eene lange zeereis, op eensnbsp;tlie heerlijke warme landen aanschouwt. Het land,nbsp;dat hij verliet, was in zijn winterkleed en met jjsnbsp;bedekt. Maar hier komt men in den eeuwigen zomer,nbsp;fflet zijne prachtige bloesems en weelderigen plantengroei. Dan zijn al de lasten vergeten. Mén klaagdenbsp;aan boord over zeeziekte. Ja zelfs de geloovigste zielennbsp;werden onder ligchameljjke kwalen moedeloos. Maarnbsp;'•'-oodva men den voet aan wal gezet heeft, zijn denbsp;donkere wolken, die den geest omhuld hebben, 'verdwenen ; men is weer vrolijk en opgeruimd, als denbsp;blaauwe hemel hier boven en tevreden ziet men omnbsp;zich heen in de nieuwe wereld, waar men zoo plotseling in verplaatst is.

Bij onze reizigers kwam nog eene andere reden tot' dankbaarheid, toen zij den Indischen bodem betraden : zijnbsp;prezen God, dat Hij in Zijne genade hen gebragtnbsp;had op het veld, dat zij ter Zijner eere zouden bearbeiden. Ja met welk een gevoel mag Biedkl die ^ver-sohillende volken van Java wel beschouwd hebben? Die

-ocr page 24-

24

gele Javanen, die bruine Maleyers en, hier en daar tusschen hen, die vele Chinezen.

Enkel heidenen, menschen, die den Heiland hunner zielen niet kennen en van zijne liefde niets weten.

Ik geloof, dat als de vele vreemde talen, die hjj hoorde spreken, hem niet gezegd hadden, dat hij tochnbsp;niet zou worden verstaan, hij hun wel had willennbsp;toeroepen, dat zij den Heer Jezus lief moesten hebben.

In Batavia was eene hnlpvereeniging van het Neder-landsche genootschap.

De daarbij behoorende predikant Buscn ontving de broeders eerst, maar spoedig namen zij hun intreknbsp;bij den zendeling Medhuhsï, die te Weltevreden woonde,nbsp;niet ver van Batavia. Deze onvermoeide man wasnbsp;door het Londensche genootschap uitgezonden, en sedertnbsp;1821 op Java werkzaam, had verscheidene zendingsreizen door het geheele eiland gemaakt, vele boekennbsp;in de landstaal vertaald en verbreid en een kleinennbsp;kring bekeerde Javanen, Maleijers en Chinezen om zichnbsp;verzameld.

Hier kregen de jeugdige zendelingen dadelijk een inzigt in de moejjelpkheden van het zendingswerk,nbsp;waardoor hun vele schoone voorstellingen van vroegernbsp;ontvielen.

Zulke ervaringen worden een bode des Evangelies niet gespaard. De zeudingvrienden in het vaderlandnbsp;stellen het werk zich geheel anders voor als het innbsp;de werkelijkheid is.

Naar enkele treffende vruchten der prediking, zoo als die in bekeeringsgeschiedenissen verhaald worden,

-ocr page 25-

•25

beoordeelt men wel eeiis den geheelen akker en overschat zoodoende de uitkomsten.

Maar overal zijn onder de bekeerde heidenen, nevens eenige treffende sporen van christelijk leven, vele overblijfselen van het heidendom, waarvan wij ons geennbsp;denkbeeld kunnen vormen, zonder nadere bekendheidnbsp;met de toestanden.

In dien tijd waren de zendingvrienden nog veel minder met de bezwaren bekend dan nu. Vandaarnbsp;dat de uitgaande zendelingen niet zelden groote teleurstellingen ondervonden.

Te Java leerden Riedel en Schwarz een der moeije-lijkste zendingsvelden kennen. Het mahomedanisme had daar sedert eeuwen de diepste wortelen geslagen,nbsp;en de staatkunde van de Hollanders had, steedsnbsp;het fanatisme vreezende, allen christelijken invloednbsp;eerder tegen gehouden dan begunstigd. Sedert hetnbsp;eiland onder het bestuur der Engelschen gekomen was,nbsp;van 1811 tot 1815, was het eigenlijke zendingswerknbsp;op Java begonnen, maar het had met zeer veel moeilijkheden te kampen. Dikwijls betoonden zich de Chinezen,nbsp;die in de meeste hoofdplaatsen van Java in aanzienlijke koloniën gevestigd zjjn. naar evenredigheid hetnbsp;toegankelijkst voor de evangelieverkondiging, maarnbsp;ook dikwijls traden zg zeer vijandig tegen het evangelie op.

Medhurst had evenwel niet voor niet gewerkt, niettegenstaande de achterdochtige houding van de koloniale regering, die den druk van het Javaansche Nieuwenbsp;Testament, dat hij vertaald had, verhinderde. Door

2^*

-ocr page 26-

26

dezen ervaren zendingsman werden dus onze nieuwe aankomelingen, op zeer goede en nuttige wijze, op denbsp;hoogte van de zaken gebracht. Al moesten zij ooknbsp;vele hunner plannen laten varen, zoo werden hunnbsp;moed en vreugde toch niet vernietigd. Het versterktenbsp;Riedkis ijver nog maar te meer, om de tot nu toenbsp;onbekende moeijelijkheden het hoofd te bieden.

Hun verblp bij Meuhurst was voor hen zoo leerzaam, dat zg er langer bleven, dan eerst het plan geweest was.nbsp;Onder zgne leiding bekwaamden zij zich in de Maleischenbsp;taal. Dikwgls hadden zij hem onder zijne werkzaamheden gade geslagen en er met hem óver gesproken.nbsp;Somtgds begeleidden zij hem ook naar het mijlen vernbsp;vcrwfldeïde Depok, waar sedert de vorige eeuw, eenenbsp;christen gemeente bestond, van lieden, die na vrijlating uit de slavernij, het christendom hadden aangenomen. Hier was het intusschen, niettegenstaandenbsp;de uiterljjke vormen van het christendom, eeii evennbsp;moejjelpke arbeid als bij de heidenen en mahomedanen.

Eerst den 10 Julij gingen de jeugdige zendelingen verder naar Soerabajja, de hoofdplaats in het oostelijknbsp;gedeelte van het eiland, waar zij zich naar hun eerstenbsp;plan spoediger na hun aankomst zouden begevennbsp;hebben, omdat het leven daar veel goedkooper is dannbsp;te Batavia.

In Soerabaija kozen zij hunne woonplaats bjj den horologiemaker Emoe , een geboren Waldecker, die sintsnbsp;meer dan tien jaren alle zendelingen, die daarheennbsp;kwamen, een_ onderkomen gaf.

Hfl woonde midden in de stad, waar naast Javanen,

-ocr page 27-

27

Malejjers en Chinezen, vele ongeloovige naain-chnstenen gevonden werden. Hij was de eerste, die met eenigenbsp;vrienden door Kam, die daar eenigen tijd vertoefde, totnbsp;het christendom werd toegebracht. Hij begon eennbsp;geregeld zendingswerk onder de inboorlingen, daarnbsp;^-ijne vrouw eene javaansche was.

Zijne werkzaamheid bleef lang sch^nbaar te vergeefs, totdat zjj eindelijk, najaren, onverwachte rijke vruchtennbsp;voortbracht, Emde had een eigen huisje aan den oevernbsp;van de Kalimas, die door Soerabaija stroomt. Denbsp;voorkamer had hij tot ontvangst van zendelingen ingc-'igt, die gewoonlijk hier eenigen tijd moesten wachtennbsp;op scheepsgelegenheid, om verder te reizen. Hij noemde deze zijn profetenkamer.

Hier werden dan ook onze broeders vriendelijk ontvangen ; hun verbluf werd tot drie maanden verlengd.

Emdb en Riedel hadden karakters, die veel overeenkomst hadden. Hoe zal de laatste zich verheugd hebben over de vrijmoedigheid, waarmede de oudenbsp;horologiemaker elke gelegenheid gebruikte, om voor denbsp;Waarheid van het Evangelie getuigenis af te leggen.nbsp;2oo zit hij daar nu bij hem tusschen zijne zieken, zoonbsp;hij zijn gebroken uurwerken noemde. Een officiernbsp;hrengt het zijne er nog bij, met den uitroep: het isnbsp;verd .... vuil! Ja , Mijnheer! antwoordde Emde’ kalm,nbsp;het horologie zal ik wel voor u schoonmaken, kon iknbsp;het uw hart ook maar doen; dat heeft het misschiennbsp;nog veel meer noodig. En nu was hij bg zgn tekstnbsp;*n legde den zigtbaar getroffen heer in eenvoudigenbsp;woorden het eene noodige uit.

-ocr page 28-

23

Op eeii anderen keer verzelden de vrienden den onden man op de markt. Daar was een gedrang van verschillende menschen in onderscheidene kleederdrachten.nbsp;Er was veel te bewonderen en te vragen over denbsp;onbekende waren en vruchten, die te koop werdennbsp;aangeboden. Vader Emdf, had den zak vol van Javaan-sche traktaatjes, die hij met hulp van zijne vrouw ennbsp;dochter vertaald en op zijne kosten had laten drukken.nbsp;Hier en daar deelt hij deze, of briefjes met bijbelspreuken uit en zegt daarbij, dat ieder die Maleischnbsp;verstaat en ’s avonds in de pandoppo kan komen,nbsp;daar meer van de gewigtige geschiedenis zal hooren.

Zoo werden er ook des avonds godsdienstige zamen-komsten in de Pandoppo gehouden. Deze was eene soort loods, met een dak van bladeren, welks opene zijdennbsp;men door neerhangende matten kon digt maken.

Hoe werd het Riedel te moede, toen hij zich in zulk eene vergadering bevond, die hem zoo levendig aannbsp;Breslau en Berlijn deed denken. Zeker de geheelenbsp;omgeving was hier anders. Hij zag hier, door denbsp;' open muur, op de bosschen van bananen met dienbsp;groote breede bladeren en op de palmen met hunnenbsp;slanke stammen. Ook ziet hij gele en bruine gezigtennbsp;voor zich en hoorde hij de Maleische taal, nog meestnbsp;onverstaanbaar voor hem. Maar die sporen van innerlijke aandoeningen der ziel, doordrongen van harenbsp;eeuwige belangen, die zuchten en tranen, die de ge-' beden begeleidden, waren even als in het vaderland.

Nog gelukkiger gevoelde hij zich in de Hollandsche bijeenkomst, van een klein aantal vrienden, die nu

-ocr page 29-

29

een« bij Emde, dan in oen ander huis zich vereenigden,

Van den hoon en spot, waarmede de wereld de vromen vervolgt, kon hij dikwijls een voorbeeld zien. Terwijlnbsp;men bij Emde bad, hield men voor het huis soms eennbsp;vreesselijk leven en wierp men de deur met slijk.nbsp;Met welk een rust de oude man dat alles opnam, wasnbsp;voor de jonge zendelingen versterkend en verkwikkendnbsp;te zien.

Was Riedel’s bestemming niet naar Celebes geweest, zoo was hij gaarne bij vader Emde gebleven. Maarnbsp;nu moest hij verder gaan ; een scheepsgelegenheid wasnbsp;gevonden. De dag van het afscheid naderde.

Vooraf moesten de Duitsche broeders van hun Hol-landschen makker scheiden , die reeds vroeger de reis naar Timor ondernam. Eenigzins benijdden zij hem,nbsp;omdat op Timor destijds de zendingzaak zeer bloeidenbsp;ouder Le Bruin en Terlinden. Op Celebes daarentegennbsp;kon men niet anders dan een moeijelijk begin verwachten.

Maar hoe wonderbaar zijn de wegen des Heeren. Noordelijk Celebes is nu een ster van de eerstenbsp;grootte onder de zendingakkers, terwijl Timor metnbsp;teleurgestelde verwachtingen op den achtergrond getreden is.

Den 19‘ien October namen de beide Duitschers afscheid, na den vorigen avond met hunne vrienden, zich in eennbsp;hartelijk gebed der genade eu bescherming van hunnennbsp;Heer aanbevolen te hebben.

De vrouw van Emde en hare dochter pakten ’s morgens een paar mandjes met pisang en manga (twee oosterschenbsp;vruchten] in, tot verkwikking voor de reizigers en de

il

-ocr page 30-

30

de vader bracht hen naar Grissé, een halve mijl van Soorabaija, waar het schip lag.

De oude man sprak den zc^en uit over zijne jonge vrienden, toen zij in de boot stapten en ging biddende en in gedachten verzonken naar zijne werkplaatsnbsp;terug.

Ongeveer tien jaar later ontstond ten gevolge der werkzaamheden van dezen man, in de nabijheid van Soera-baija, eene krachtige beweging onder de Javanen, waaruitnbsp;de voornaamste zending op Java haren oorsprong heeft.nbsp;Zijne dochter Wit.hei.mina bracht veel toe tot de verbreiding van het Evangelie. Het Nederlandsche Zendelinggenootschap nam haar in dienst. De bekeerdennbsp;telden eenige honderden en later bracht Jeilesma denbsp;gemeente tot over de twee duizend zielen. Zijn naamnbsp;verdient een eervolle vermelding in de zendingge-schiedenis.

WACHTTIJD TE AMBOtNA.

De reis ging nu langs de kust van het naburige eiland Madura. Bjj de hoofdplaats Sumanap legdenbsp;het schip aan en bleef daar vijf dagen. Riedel ennbsp;ScHWAHz namen die gelegenheid waar, om zich aannbsp;den Sultan te laten voorstellen, die hen in zijn paleisnbsp;vriéndelijk ontving. ïHij is een man,” schrijft Scuwakz,nbsp;»die verstandig over het Christendom denkt en metnbsp;eerbied er over spreekt. Wp gelooven ons niet tenbsp;vergis.sen, als wij zeggen, dat een zendeling op Sumanap veel toegang zou vinden , zoowel onder de Madu-

-ocr page 31-

31

veezen als onder de Christenen, die bijna geheel zonder leiding zijn, daar er maar eenmaal ’sjaars eennbsp;predikant van Soerabaija komt. De Sultan kon onsnbsp;veel van Menado vertellen en zelfs over den toestandnbsp;van het Chi’istendom aldaar, waarover wij 'Ons zeernbsp;verwonderden. Hij wensobte ons ten slotte een goedennbsp;uitslag op ons werk”.

Tot zoo ver had Madura nog geen zendeling gehad, zoo als nog vele andere plaatsen op de eilanden innbsp;den Archipel, die er misschien nog meer regt op hadden.

De verdei'e vaart was zeer ongunstig, door tegenwind vertraagd, en van storm hadden de broeders veel te lijden. Op den 30 October kwamen zij eindelijk tenbsp;Aijiboina aan, ' In een oud aardrijkskundig boek wordtnbsp;van dit eiland gezegd , dat de specerijlucht den schipper reeds mijlen ver tegenwaait. Onze reizigers heb-,nbsp;ben hunne reukorganen te vergeefs ingespannen ennbsp;niets kunnen bemerken.

Onder de heerlijke eilanden van den Archipel neemt Amboina om zijn natuurschoon niet de minstenbsp;plaats in.

Eene lange uitgestrekte baai scheidt het aan beide zijden gelegen land in twee schiereilanden, die doornbsp;eene kleine landengte aan elkaar verbonden zijn.nbsp;Overal zijn de bergen en heuvels, die hier en daar metnbsp;ruwe rotsen voor den dag komen, door een weel-derigen plantengroei bedekt.

Aan den oostelijken oever der baai ligt het fort Victoria, omringd door de ruim uitgebouwde hoofdstad, die denzelfden naam als het eiland draagt. Toen

-ocr page 32-

32

waren er reeds ongeveer 10,000 inwoners. Na de laiitete moejjeljjke en ge vaar volle vaart ademden onzenbsp;reizigers ruimer, toen het schip de ankers in de baainbsp;had laten vallen.

Spoedig was het door een tal van booten omringd. Riedels oogen zochten in een van dezelve een onbekenden en toch bekenden man te ontdekken. Ds. Kamnbsp;wist sedert lang, dat de zendelingen komen zoudennbsp;en moest hen dus verwachten. Maar dat zoeken wasnbsp;te vergeefs. Door vragen vernam men, dat Ds. Kamnbsp;weder een reisje met zijn schip was gaan doen.nbsp;Maar spoedig kwam er een bediende, die de aan-gekomenen ontving, en hen naar een viendelijk uitziend huis bracht, dat omringd was door een tuin;nbsp;daar vond men de vrouw van Kam, die alles voornbsp;hunne komst in gereedheid gebragt had.. Jozef Kamnbsp;was een man van buitengewone beteekenis. Eerst o])nbsp;mannelijken leeftjjd had hij het zendingswerk aanvaard,nbsp;en hij had met den meesten ijver en opofferingen, zoonbsp;als weinigen, daarin gewerkt.

In 1813 was hij van Rotterdam uit door het Loudeii-sche genootschap uitgezonden. Wij hebben reeds opgemerkt hoe hij gedurende zijn verblijf te Soerabaga gewerkt heeft. Van daar was hij naar Amboina gegaan,nbsp;dat toen voor de tweedemaal in een korten tijd ondernbsp;Bngelsche heerschappij was, 1810 tot 1817. In diennbsp;tijd waren de kerkelijke zaken geheel in verval geraakt; schoon het meerendeel der bewoners van oudenbsp;tijden her christenen waren, kwam er toen maar zeldennbsp;een predikant en deze bleef dan nog maar zeer kort.

-ocr page 33-

33

De toen reeds treurige toestand der kerk was daardoor tot een geheel verwaarloosden geworden.

Het was Kam, die de christengemeente deed herleven. Later toen het eiland weêr in Hollandsche handen gevallen was, werd hjj door het gouvernement aangesteld.nbsp;Hij was de eenige in de Molnkken, waarvan Amboinanbsp;de hoofdplaats is.

Op zeer vele eilanden was het nog slechter gesteld, een ware kudde zonder herder. Daar arbeidde Kamnbsp;op bewonderenswaardige wijze en met zeldzame volharding , die wijd en zpd zegen heeft verspreid. Zijnnbsp;werk, dat in het begin zoo weinig nut scheen te hebben,nbsp;was naderhand van zooveel belang, dat hij den bijnaamnbsp;kreeg van «Apostel der Molukken.” Toen hij eenmaalnbsp;begonnen was, zijn hem andere arbeiders opgevolgd.nbsp;Verscheidenen van hen werden door hem ingeleid.

Voor zpne zendingsreizen had hij zelf een schip laten bouwen, waarvan hij dikwijls gebruik maakte,nbsp;ofschoon reeds 60 jaar tellende. Met datzelfde schipnbsp;was hij ook op reis, toen Schwabz en Riedel te Amboinanbsp;kwamen. Zijne vrouw leerden zij alseene echte zendelings-vrouw kennen, die den ijver en de volharding van haarnbsp;man bezat. Nadat zij, onder haar moederlijke verpleging,nbsp;van de vermoeijenissen der reis uitgerust waren, maaktenbsp;zij dadeljjk aanstalte om hun het oponthoud zoo nuttignbsp;mogelijk te maken. De broeders hadden reeds op Javanbsp;de Maleische taal geleerd. De vrouw van Kam gafnbsp;hun nu een onderwjjzer, onder wiens leiding zp hunnenbsp;studie zouden kunnen voltooijen.

Tot oefening in het spreken wist zij het Hollandsche

-ocr page 34-

34

gesprek in het Maleisch om te zetten en, als zij bleven steken hen voort te helpen.

Zoolang haar man afwezig was werden er onder haat leiding bijeenkomsten gehouden, waar Hollander.snbsp;en Maleijers te zameii kwamen.

Bijzondere zorg droeg zij voor hare school, waar zij niet alleen de inlandsohe meisjes les in handwerkennbsp;gaf, maar ook de christelijke leer der zaligheid in denbsp;kinderlijke gemoederen trachtte in te prenten. Reedsnbsp;was hare kennismaking voor de zendelingen opwekkendnbsp;en nuttig, nog meer was het echter die van haar man,nbsp;die na eenige weken terugkeerde.

Dikwijls brachten zij met hem bezoeken aan ver verwijderde christen gemeenten van het eiland, waarheen de weg over berg en dal en langs prachtigenbsp;natuurtooueelen voerde. Het aanschouwelijk ondevrigt,nbsp;dat de ervaren man door zijn omgang met de inboorlingen gaf, was voor heé veel waard. Hadden zij opnbsp;Java eene groote moeijelijkheid leereu kennen, denbsp;mohammedaansche godsdienst, die in ludië het zen-dingwerk zoo moeijelijk maakt, hier zagen ze eenenbsp;andere, die niet minder groot is, namelijk hetnbsp;naam-ohristendom uit den ouden tijd. Met dit laatstenbsp;had Riedel op zijn later arbeidsveld een zwarennbsp;kamp. Juist door de Ambonnezen en de zoogenaamdenbsp;burgers, is in die streek de naam »christen” in kwaden reuk gekomen. De laatste zijn afstammelingen vannbsp;allerlei vreemdelingen en inlandsche moeders, aati wienbsp;bijzondere voorregten zijn toegestaau. Met don eerstennbsp;naam noemt men de inlandsche christenen van onge-

-ocr page 35-

35

mengde afkomst. De burgers zjjn niet gezien, omdat zij lui zijn en den predikers van het Evangelie velenbsp;hinderpalen in den weg leggen. De Ambonnezen,nbsp;in naam christenen, maar die dikwijls de kennisnbsp;der eenvoudigste waarheden misten, waren niet beter,nbsp;ïoch was de arbeid van trouwe dienstknechten desnbsp;Heeren op dezen harden bodem niet nutteloos, maarnbsp;liet vruchtbare sporen na.

Hoe nuttig echter het verblijf voor Riedel en Schwab:. bij-de familie Kam ook was, toch werd de tijd vannbsp;wachten hun te lang.

Vijf maanden verliepen voor er goede scheepsgelegenheid was, om naar Celebes te vertrekken, wat onder begeleiding van Kam zou zjjn.

Zij werden reeds ongeduldig; zoo verlangden zij naar hun eigen arbeidsveld. ,

Alle toebereidselen waren eindelijk gemaakt.

Het Maleisoh spraken zij heel vloeijend; vooral Riedel had zich veel daarin geoefend. Een stil jong meisjenbsp;kwam veel bij mevrouw Kam aan huis. Zij was denbsp;dochter van den vroegeren Resident van Haroekoe,nbsp;die. naar het schijnt te Amboina stil was komennbsp;wonen. Zij kon, zooals bijna alle inlandsche kinderen,nbsp;minder van de Hollandsche taal dan van de Maleische,nbsp;maar sprak en schreef deze toch; gewoonlijk gold haarnbsp;bezoek de naaischool, waarbij zij de vrouw van dennbsp;zendeling trouw hielp.

Haar lief uiterlijk, alsook de blijken van christelijk leven, die zij gaf en niet het minst haar jjver, omnbsp;het Godsrijk metterdaad te dienen, maakten op Riedel

-ocr page 36-