1-
EEX LEVENSBEELD UIT DE MINAIIASSA OP CELEBES.
VAN AMBOINA NAAR MENADO.
Aangedaan namen Rikdei. en zijne echtgenoot afscheid Van Amboina, waar zij zooveel liefs en goeds genotennbsp;hadden. Ds. Kam kon zijn plan, de jonge vrienden tenbsp;begeleiden, niet ten uitvoer brengen. Gaarne was hijnbsp;inedegegaan , want Celebes lag hem na aan het harte;nbsp;bet was op zijn verzoek, dat het zendingwerk daarnbsp;ernstig zou worden begonnen. Bijgaf den vertrekkenden:nbsp;*l)ue beste zegenwenschen mede. De Heer heeft dienbsp;, later wonderbaar verhoord, beter dan zij hadden kunnennbsp;^ en mogen verwachten. Drie jaar later is Ds. Kamnbsp;gestorven, nadat hij tot het laatst ijverig werkzaamnbsp;geweest was.
Toen het schip vertrok, stonden de jeugdige echtelingen op het dek, en zagen bewogen naar het groene ®ilaud, dat zjj meer en meer uit het oog verloren. Hetnbsp;Viel vooral het jonge vrouwtje moeijelijk, het vaderlandnbsp;*iiet haren ouden vader en familie te verlaten. Eindelijknbsp;V'as de laatste bergtop ,met zijne palmen uit het oognbsp;Verdwenen
9 Hooger en hooger gingen de golven. De stormwind builde door het touwwerk. Een zwaar onweder brak
-ocr page 2-los. Men hoorde schreijen , twisten, jammeren , klagen' .«n vloeken alles door elkander in Javaansch, Maleischrnbsp;Chineesch en Boegineesch. Nergens was er een plaatsje^^nbsp;waar men zijne gedachten kon verzamelen, of ongestoordnbsp;bidden. Stille zuchten stegen tot Hem op, aan wiennbsp;wind en zee gehoorzaam zijn! Het was Riedels laatstonbsp;zeereis, maar ook de moeijelijkste.
Na veertien dagen was de hoogte van Ternate bereikt. Maar door het ruwe weder kon men betnbsp;land niet naderen. Tegen den morgen bedaarde de-storm. Het was een heerljjk gezigt: de zee weder'nbsp;kalm, slechts met kleine golven; de oostelijke hemo^nbsp;in het morgenrood; de bergen van Djilolo en van hetnbsp;eiland Ternate met hunne hooge toppen, die nognbsp;het donker lagen en sterk afstaken, de kegel'nbsp;vormige top van den laatsten door eene dikke wolknbsp;omhuld. Plotseling schoten weder bliksemstralen door dequot;nbsp;wolken, van zware donderslagen vergezeld, die doornbsp;bet luchtruim rolden, een verheven maar vreeselijknbsp;schouwspel.
Eenige uren later lag het schip voor de reede van Ternate ten anker. Aan den voet van den groenennbsp;berg breidt zich de stad uit, waarboven bet prachtigenbsp;paleis van den sultan zich verheft. Aan de anderfrnbsp;zijde ziet men het naburig eiland Tidore, daar achternbsp;Djilolo met zijne veel gebogen kusten en zflnenbsp;statige bergen.
In de stad woonde een Duitscher, een leerling van het zendelinghuis van JaMcKB te Berlijn,nbsp;£akser, Junomichei. gehesten. Hjj wist er niets van,
-ocr page 3-^at er op het zooeven aangekomen schip twee zendelingen waren. Zoodra hij het hoorde, kwam hy zelf *au boord. Hoe groot was zyne vreugde, toen hijnbsp;•gt;iet alleen bezoek kreeg, wat zoo zelden gebeurde,nbsp;*öaar nog wel van Duitschers, en dan nog van leerlingen van den veelgeliefden JaNicsE. Hij nam bennbsp;^adelyk mede. Ook vrouw en kinderen, ontvingen denbsp;Rasten met vreugde, die daar negen dagen de harte-lykste vriendschap en gastvrijheid genoten.
JuNGMicHZL had een moeijelijk arbeidsveld. Hg l'on niets anders dan in de Hollandsche en Maleischenbsp;Reineenten (700 zielen groot) getrouw het Evangelienbsp;Verkondigen. Eigenlijk zendingwerk onder de moham-**^edaansche Ternatanen werd geheel verhinderd, doornbsp;^en Hollandschen resident en den strengen mohamme-^aanachen sultan.
Gedurende dat oponthoud, rookte en rommelde vulkaan verscheidene malen hevig. Men hield datnbsp;'oor een voorteeken van eene uitbarsting. Sedertnbsp;Wintig jaren was er geen geweest.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Met hartelijke
^^Qkbetuigingen, nam men afscheid. nbsp;nbsp;nbsp;Maar ook nu
men den wind tegen. Gedurende eene geheels ^®ek kwam men weinig verder. Hit was weder eenenbsp;voor hun geduld, dat zg in de nabijheid vannbsp;, ® plaats hunner bestemming waren, en deze nog nietnbsp;’^*'den bereiken. Zg moesten op den Heer leerennbsp;*^roawen, wat zg vooral in hun’ werkkring, dien zijnbsp;'^Idra zouden intreden noodig hadden. Ribbel vierdenbsp;^ driëendertigsten geboortedag, met zgne vrouw,nbsp;u 8*teDnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(,p 2ee, den Heer dankende voor de
1*
-ocr page 4-bewijzen van zigne genade, en zich geheel aan de leiding zijns Hemelschen Vaders vertrouwende.
Eindelijk zag men in het westen de bergtoppen van Celebes. Een dag moest het schip, voor de straatnbsp;Banka kruisen , eer het binnen kon loopen. Mennbsp;bleef den nacht over voor anker liggen. Daar deednbsp;zich nog een gevaar op voor onze reizigers, waaraannbsp;zjj nog niet gedacht hadden. Men zag natnclpk innbsp;de verte een paar verdachte praauwen. De andersnbsp;niet vreesachtige kapitein werd toen zeer bezorgd;nbsp;hij wist dat daamp;r ieder jaar zeeroovers van Mindanaonbsp;kwamen; daar het getal praauwen vermeerderde,nbsp;•werd men op het schip onrustig; alles werd totnbsp;verdediging in orde gebracht, pistolen, snaphanen ennbsp;sclieepskanonnen werden geladen. Deze toebereidselennbsp;bemerkende, en zulk een’ tegenstand niet verwachtende,nbsp;trokken de zeeroovers terug.
Met verheugde harten dankten onze reizigers den Heer, dat zij ook dit gevaar weder ontkomen waren.nbsp;In den loop van den dag voeren zij de noordelgkönbsp;punt van Celebes om. Men zeilde langs de kust,nbsp;aan de linkerhand lag een prachtig eiland met bosschen.nbsp;Verder zag men niets dan de onafzienbare zee. Toennbsp;de stuurman eindelijk meer oostwaarts afhield, zagnbsp;men de heerlijke baai van Menado.
DE HEIDENSCHE MINAHASSA.
De kaart van Nederlandsch Inclië ligt voor ons. Dit is nu het eiland waar onze zendelingen aan wal gingeOf
-ocr page 5-Celebes. Wat ecn bijzoaderen vorm heeft het! Als eene ®pin. Hoe geheel anders dan het naburige eilandnbsp;Borneo! En toch is het onderscheid tusschen dezenbsp;eilanden niet zoo heel groot; op beide heeft men een’nbsp;^i^ug, die van één punt uit naar verschillende rig-^ngen loopt. Op Borneo is de tusschearuimte vlaknbsp;^and, bg Celebes grootendeels water, dat al mindernbsp;minder diep wordt en ook later geheel land zalnbsp;borden. Wg hebben hier een klein gedeelte van hetnbsp;®dand , dat meer dan een derde gedeelte van Frankrijknbsp;oppervlakte bedraagt. Waar het noordelijke schiereiland in de rigting van het westen naar het oost-noord-eosten loopt, begint het land, de Minahassa geheeten ,nbsp;•lat men op onze gewone kaarten met den top van denbsp;pink bedekken kan; het is niet zoo groot als de provinciën Groningen en Drenthe te zameii.
Den naam, die bondgenootschap beteekent, draagt ^®t, door de verschillende stammen , die het bewonen,nbsp;^t bondgenootschap beteekende niet veel, en vooralnbsp;•het tegen de Euroiieërs, die in deze gewesten kwamen.nbsp;Bet waren eerst Spanjaarden en in later tijd Neder-^nders. Wg zullen maar niet verhalen hoe dit toeging.
Dm het land en de inwoners van meer nabij te ^®oren kennen, zullen wij een’ reiziger volgen, die innbsp;begin van onze eeuw dat land bezocht heeft, ennbsp;•Öen wg om het duidelijk te maken zelf zullen latennbsp;opreken. Zijn verhaal luidt als volgt :
*Na eene lastige vaart ankerde ons schip. Met de ^^iste morgenschemering ging ik op het dek. Denbsp;van Menado lag voor mij. Het water heeft een’
-ocr page 6-6
mooijen, blaauwen gloed. De heuvels, die tot statige bergen oplslimmen met verschillend gevormde toppen,nbsp;steken schoon tegen den hemel af. Alleen de laatstenbsp;zyn kaal, anders is alles wyd en zijd met bosschennbsp;bedekt, maar volstrekt niet eentoonig, daar de verschillende schakeringen het landschap verlevendigen.nbsp;Op het strand zijn op sommige plaatsen sierlijke kokospalmen , waar tusschen wij de graauwe daken vannbsp;Menado zien; aan den linkerkant het fort Amsterdam,nbsp;bet eenige verdedigingspunt van de Hollanders in denbsp;Minahassa.
ïNu bracht de sloep ons aan wal. Menado is geen moojje stad. Zooals overal in de groote plaatsen aannbsp;de kusten van den Indischen archipel, vindt men ooknbsp;hier eene bonte mengeling van volk. Maleijers en Chinezen , Ternatanen en Boeginezen zijn rgkelgk vertegenwoordigd, zoodat de inboorlingen, de Alifoeren innbsp;hunne eigenaardigheden weinig uitkomen. Dat gedeeltenbsp;van de stad waar de Europeërs wonen, is net aangelegd , met eene breede straat, die op het fort uitloopt.nbsp;Hier en daar ziet men een huis door een’ mooi aan-gelegden tuin omringd. Bij den Resident ondervondnbsp;ik het nut van den aanbevelingsbrief van den Gouverneur. Ik bleef slechts eenige dagen in Menado on*nbsp;de noodige toebereidselen te maken voor de verderenbsp;reis. Er werd een rijpaard aangeschaft, ik kreeg aanbevelingsbrieven aan eenige districtshoofden, ook verschafte de Resident mij een’ jongen, die den wegnbsp;kende, die mij verstond, daar hij benevens het alfoerschnbsp;zijne moedertaal, maleisch sprak.
-ocr page 7-»Deu volgenden morgen reed ik reeds voor zonsop-;gang met mijn’ jongen de blaauwe bergen op. De ^ucht was welriekend en verfrisscbend.
•»Hier en daar was er nog eenige nevel in de dalen, ®iaar die spoedig door de stralen der zon verdween,nbsp;en nu prakte de plantengroei in de heerljjkstenbsp;^leuren. Daar donkergroen loof, afgewisseld door gelenbsp;'bloesems, hier licht groen met bloemen, ginds rijpenbsp;quot;^üstvelden, schitterend als goud.
»Mijn begeleider scheen geen oogen voor de schoonheid quot;Ifir natuur te hebben; zwijgend liep hij met achte-^öozen, slependen gang achter mij en knauwde, naar denbsp;gewoonte der inlanders, pinang of sirih, zoodat hetnbsp;'^oode sap langs zijn’ mond liep. Anders is hij eennbsp;goedaardige jongen, wiens vertrouwen ik reeds ver-quot;'Orven had door hem een klein geschenk te geven.
heet Tomalokn, verkort Mzloem. Na een kwartier Voortgegaan te zijn, kwamen wij aan eene negergnbsp;¦Titiwoengen, waar ik de bouwkunst, van de echtenbsp;¦^lifoersche huizen kon beschouwen. Zij staan opnbsp;twaalf tot zestien voet hooge palen. De vloer en denbsp;V'anden zijn van bijeengevoegd bamboe gebouwd. Denbsp;®6nig8ziQg overhangende daken zpn van palmbladennbsp;SOftiaakt. Een eenvoudige trap uit een’ boomstamnbsp;^ostaande, met uitgehouwen treden, voert naar dennbsp;•lederigen ingang, dien men slechts kruipend door kannbsp;^oineu. »»Wiiarom zjjn de huizen hier zoo hoog ge-'^O'iwd, Maloen?quot;” Hjj zuchtte eens, verbaasd overnbsp;^6ne zoo eenvoudige vraag, als deze hem toescheen,nbsp;^PewJe toen het roode pinangspeeksel uit, veegde mefc
8
de mouw van zijn wollen baadje het gezigt af, en antwoordde voorzigtig: »»Wel mijnbeer, omdat denbsp;vyanden er niet in zouden komen en de meuschennbsp;vermoorden.” ”
gt;In den tegenwoordigen toestand der Minahassa zou deze voorzorgsmaatregel niet meer zoo noodig zijn;nbsp;ik heb dan ook bemerkt, dat de nieuwe huizen opnbsp;veel lager palen staan; maar uit oude tijden zijnnbsp;de Alifoeren toch gewoon, en verzuimen niet omnbsp;iedeien nacht hunne ladder in te nemen. In sommigenbsp;gevallen zijn hunne voorzorgen niet geheel ongegrond,nbsp;zoo als ik later, in een negerij ondervond, waar denbsp;hooge palen nog met doornen bedekt waren, en rondomnbsp;de huizen puntig gemaakte bamboes in den grondnbsp;bevestigd waren. Malden zeide mij, dat eenige liedennbsp;van daar, uit een’ anderen stam eenige menscheu-hoofden gehaald hadden, om hunnen gestorven hoofdman,-eene eervolle begrafenis te geven. En nu waren zijnbsp;bang voor wraak. Vroeger moet dat koppensnellennbsp;veel voorgekomeii zijn, nu is het eene zeldzaamheid. (1)
• Onze weg liep verder door kolBjtuinen. De in gelpke rijen geplante boompjes met hunne donkergroene,nbsp;glanzige bladeren en met vele roode vruchten er aan,nbsp;doen het oog aangenaam aan. Tusschen de koffijboomennbsp;staan andere in, om de eerste tegen de te sterkenbsp;zonnehitte te beschutten.
(l) Dit was toch zóó zeldzaam niet, in het begin van deze eeuw, toen deze reiziger de Minahassa bezocht; maar de iolandernbsp;MALDEN zon zich wel gewacht hebben, hem er veel van te vertellen, Het bleef geheim.
-ocr page 9-»Deze tuinen zijn zoo netjes, omdat zij , onder toezigt' ¦'^n regeringsbeambten in orde worden gehouden.nbsp;Verder komen wij aan tuinen, waar dat niet bet gevalnbsp;die dan ook zeer bij de andere afsteken. Daarnbsp;®taat alles onordelijk door elkaar, verschillende palmsoorten, koffij-, kakau-, muskaatboomen en anderen.nbsp;I^e grond er tusschen was bedekt met verwilderd gras.
»Nu hoorden wg het mui’melen van een beekje , dat lö eene breede bedding vloeit, en waarover eenenbsp;Witengewoon lange brug geslagen is, met een daknbsp;'^an bladeren er over. Op mijn vragen antwoorddenbsp;^AiOF.N mij, dat dit riviertje in korten tijd zoo kannbsp;^Wellen, dat eene korte brug geheel vernield zou worden.nbsp;Vele ongelukken zijn daardoor veroorzaakt.
«Ginds begint de weg langzaam te stijgen. Aan ^eide zijden hadden wij rijpe rijstvelden. Wg hoordennbsp;^aid zingen, en langs een’ heuvel zagen wg tusschennbsp;20 en 30 inboorlingen, die reeds aan den oogstnbsp;bezig waren. Hier had ik gelegenheid de Alifoerennbsp;beter te beschouwen.
«Men vindt onder hen knappe sterke menschen. Sunne kleur is lichtbruin, het gelaat dikwijls nietnbsp;•donkerder dan dat van een’ Spanjaard; de lange, gladdenbsp;baren zijn gitzwart. De mannen hebben gewoonlijknbsp;ëaen’ baard. Een breede band van boombast of bontnbsp;Sefeleurd katoen is om de heupen geslingerd; dezennbsp;**aemt men tjidako. Het haar dragen zg op hetnbsp;^•chterhoofd bij elkaar gebonden. Een breede hoed,nbsp;in een punt uitloopt, is eene goede beschuttingnbsp;^®8en de zonnestralen. Diezelfde soort dragen de
-ocr page 10-10
vrouwen ook. Zij zjjn gekleed met eene soort van weefsel, dat bij de borst met gladde plooijen vastge-maakt wordt en als een rok tot aan de voeten reikt.nbsp;Behalve deze sarong dragen sommigen nog eene wijdenbsp;kiel, kabaja genaamd, die bij het werken wordt uitnbsp;gedaan. De kinderen hebben niets aan.
»»Maar waarom werken die menschen allen bjj ¦elkaar; zijn zij slaven van een rgk heer, aan wiennbsp;dit land behoort?” Bij het woord slaven schotennbsp;Maloens oogen vuur, zoo als ik het niet van hemnbsp;verwacht had. Hij hield zpn hoofd naar boven, en zeide:nbsp;»»Niets van slaven. Mijnheer, allen vrije menschen.””nbsp;Na nog eenige vragen gedaan te hebben, merkte ik,nbsp;dat alle veldarbeid hier gemeenschappelijk verrigtnbsp;wordt. Eenige menschen spreken met elkander af,nbsp;om beurtelings elkander te helpen bij het bewerkennbsp;van hunne akkers; van daag zijn zij op het veld vannbsp;den een’, morgen op dat van een’ ander, naar eenenbsp;bepaalde volgorde. Des morgens trekken zij metnbsp;¦elkander in plegtigen optogt uit, nadat het teeken metnbsp;eene kleine trommel gegeven is. Dikwijls gaat mennbsp;met de Hollandsche vlag voorop, en plant die dannbsp;op het veld, waar men arbeiden moet. Men noemtnbsp;zulke werkkringen mapaloes. Nadat wij nog een eindnbsp;verder gegaan waren, zagen wij de negerij Lotta voornbsp;ons, omgeven van kokospalmen en pisangboomen.
»Hier begint men al groenten te verbouwen, die zij te Menado op de markt brengen. Vroeger had mennbsp;die gewoonte niet. Wjj ontmoetten een aantal mannennbsp;en vrouwen met groenten ; de laatste droegen hare
-ocr page 11-11
toanden op 't hoofd, en zelfs eene kruik olie, in volslagen evenwigt. Meest zijn de vrouwen in hare houding en manieren flinker dan de mannen. Kluchtignbsp;18 de beweging met den arm, dien zjj onder hetnbsp;loopen steeds geheel naar achteren slingeren.
»Zij maken niet veel * werk van de zindelijkheid. De ifuile gezigten verraden, dat zp niet gewoon zijn zichnbsp;geregeld te wasschen. Het verwonderde mij zeer, datnbsp;allen een voor een achter elkaS.r liepen. Laternbsp;quot;hernam ik, waarom men dit doet. De wegen in denbsp;^inahassa zijn grootendeels maar smalle paden, doornbsp;^igt struikgewas of hoog gras heenloopende, waar voornbsp;geen twee menschen naast elkaar plaats was. Vroegernbsp;i'^as er zeker geen breeder weg bekend, zoodat zij nunbsp;^e oude gewoonten nog hielden.
»Ook hier ging de geheele trein ons stil vooruit, 8lechts eenige meisjes riepen mijn’bediende, die achternbsp;iiilj ging, een paar woorden toe.
»Spoedig daarop kwamen wij in de negerij, en hielden uurtje rust in de zoogenaamde loge. Zulk eennbsp;gebouw heeft men in iedere hoofdplaats; het dientnbsp;tot ontvangst der reizende beambten; ook anderenbsp;Bollaudsche reizigers worden daar ontvangen. Denbsp;bouwtrant is zoo als andere huizen, maar de logenbsp;etaat niet op zulke hooge palen. De trap is gemakke-tjiker en voert ons onder eene veranda, van waarnbsp;*oen met eene deur naar binnen gaat. Terwijl Tomaloennbsp;het paard bezorgde en een eenvoudig ontbjjt zou klaarnbsp;luaken, ging ik naar binnen, opende de zonneblinden,nbsp;was verrast door het moope uitzigt. Vóór mg
-ocr page 12-12
strekte zich eene groote vlakte met gras uit, eea vriendelijk beekje slingerde door het mooije groen.nbsp;Links stonden verschillende boomgroepen, dia zich totnbsp;aan het digte bosch uitstrekten. Op den achtergrondnbsp;stegen de bergen vrij stijl naar boven.
»Ik zat er lang, en verdiepte mij in het schoone uitzigt. Mijn bediende scheen zich in deze naraur-beschouwing nog meer te verdiepen; hij was reedsnbsp;een uur weg, en alle uitzien naar hem was te vergeefs.nbsp;Eindelijk was mpn geduld ten einde, en ging ik hemnbsp;zoeken. Spoedig werd ik daarin op den weg verhinderd , omdat ik door slijk moest waden; van allenbsp;kanten zag men de oorzaak: verscheidene varkens, dienbsp;met den snuit den grond omwoelden.
xEenige half naakte kinderen vlugtten achter het kreupelbosch, toen zij den Europeer zagen. Hier ennbsp;daar keek een oud moedertje door eene opening, datnbsp;de pilaats van huisdeur inneemt, maar het hoofd werdnbsp;spoedig weer schuw teruggetrokken; slechts eenigenbsp;bleven staan, toen ik haar in redelijk goed maleischnbsp;naar den jongen vroeg. Eindelijk hoorde ik in eennbsp;huis luid lagchen, waarin ik Tomiloen's stom herkende.nbsp;Ik waagde het, om langs den ingekerfden halk naarnbsp;boven te klimmen , en kwam er ook gelukkig; zoodra.nbsp;ik door den ingang naar binnen kon zien, zag ik tweenbsp;meisjes op eene mat zitten, die met het vlechten vannbsp;bladeren bezig waren; de moeder hurkte in een hoekjenbsp;voor de stookplaats, en blies dapper de kolen aan,nbsp;waar boven een aarden pot hing. Tomaloen zat bij denbsp;meisjes, en schertste met haar. Om een' beteren indruk
-ocr page 13-Van nbsp;nbsp;nbsp;strafpredikatie te geven, wilde ik van de
ladder naar binnen gaan, maar stiet mijn hoofd duchtig aan den dakstijl.
» Terwijl ik van de pijn bekwam, was mpn jongen Opgesprongen , en trachtte eeue onverschrokken houdingnbsp;aan te nemen. Op mijn streng verwpt, had hjj eenenbsp;Bieuigte verontschuldigingen, die leugens waren. Ondernbsp;anderen zou de vrouw, die aan het vuur zat, hemnbsp;opgehouden hebben en de beloofde eieren nog nietnbsp;gegeven hebben.
»Toen bij zich in het Alifoersch tot de vrouw wendde, aag ik duidelijk aan haar gezigt, dat zij voor hetnbsp;eerst van de bedoelde eijeren hoorde, en toen maaktenbsp;ay aanstalte om ze te halen. De dochters gingennbsp;ttiaar stil voort met haar werk, en wierpen slechts nnnbsp;en dan met open mond een’ blik op mij.
» Nadat ik den jongen nogmaals aangespoord had om *Jen meest mogelijken spoed te maken, ging ik naarnbsp;•Ie loge terug. Het duurde nog een’ geruimen tgd,nbsp;Voor hij het water aan het koken had en de eijerennbsp;Irlaar waren. Een tweede oponthoud had ik, doornbsp;^at hg het paard te kort aangehouden had, zoodatnbsp;liet dier te vergeefs zgn’ honger trachtte te stillennbsp;s^an het weelderige gras. Natuurlek spaarde ik denbsp;^aleische scheldwoorden niet; hij hoorde ze metnbsp;kalmte aan. Onze reis was verscheidene uren vertraagd.
»Eindelijk waren wij weder op den weg, die voortdurend stijgend en dalende door het bergland gaat. Aan beide zjden hadden wg digte bosschen, die zoonbsp;dik met slingerplanten begroeid zijn, dat men zonder
-ocr page 14-14
byl geen’ weg zou kunnen banen. Het woud verhinderde ons op de hoogste punten, die wij óverkwamen, het vrije uitzigt. Eerst nadat wij eene gevaarlijkenbsp;steile helling afgekomen waren en aan den andere»nbsp;kant eene soortgelijke waren opgeklommen, krege»nbsp;wp een mooi uitzigt.
De golvende heuvels met dikke bosschen bedekt, lagen aan onze voeten, en verscheidene bergtoppennbsp;zagen wp in de verte. Tomaioen noemde mij metnbsp;ongeveinsde vriendelijkheid al de namen der bergtoppen, als of er niets tusschen ons voorgevallen was.
Nadat ik door eene onbeduidende negerij (Keuilo)' gekomen was, werd de weg gemakkelijker. Aan dennbsp;regterkant hadden wjj den groeten Lokon (een’ berg)nbsp;met zijne met bosschen bedekte wanden en steil»nbsp;rotsen. Aan de linkerzijde verhief zich het Masarang-gebergte met verscheidene toppen, dat zijn’ naamnbsp;Tolgens het verhaal der inboorlingen, daaraan ontleendnbsp;heeft, dat het bij den zondvloed in den vorm van eenenbsp;hanenkam boven het water uitstak, Eene soortgelpkenbsp;¦verklaring wordt ook van andere bergnamen gegeven..nbsp;De zondvloed speelt in ’t algemeen eene groote rolnbsp;in de overleveringen der Alifoeren.
gt; Mpne opmerkzaamheid werd gevestigd op eenen wagen, die door twee ossen getrokken werd, en die langzaamnbsp;naar ons toekwam. Men ontmoet hier zelden een’nbsp;wagen, omdat er in geheel de Minahassa zoo weinig'nbsp;wegen zijn, die bereden kunnen worden. De lastennbsp;worde» door menscben op paarden gedragen; zoo
-ocr page 15-15
«agen -wij rpoedig daarop eene rij mannen, weder-als de ganzen achter elkaar loopende, met hunne *^8t- of kofSjzakken langzaam voortstappen; zjj brachtennbsp;bunne vrachten naar Menado.
«Verder liep onze weg door de niet onbeduidende ®egerij Kakaskassen. In de breede dorpstraat speeldennbsp;®ene groote menigte kinderen. De kleine geheel naaktenbsp;Schepseltjes sprongen schreeuwende rond, en toondennbsp;®ene levendigheid en behendigheid, die ik, na alle»nbsp;¦afat ik van de Alifoeren gezien had, niet van hennbsp;Eerwacht zou hebben, Eenigen liepen zeer goednbsp;stelten , anderen omringden hen, en trachttennbsp;ben te doen vallen. Achter een ouden boom wasnbsp;•öet een touw een eenvoudige schommel gemaaktnbsp;daarmede een ander troepje zich niet minder vrolijknbsp;''ermaakte. Daar oefenden zich weer anderen doornbsp;®*et pijlen van bamboe naar een’ paal te schieten,nbsp;van hen mikte op een levendig voorwerp,nbsp;vogeltje op den top van een’ boom, en raaktenbsp;De kinderen worden in de Minahasa reedsnbsp;^*'oegtijdig meê naar de akkers genomen en aan hetnbsp;^erk gezet.
•Op de hoogte, die wij over moesten, kwamen wg 'Onderscheidene goudgele rijstvelden voorbij, en zagennbsp;^ier en daar menschen aan hun’ arbeid. Benige vamnbsp;velden waren zwaar beschadigd; de meeste warennbsp;Soheel afgegeten. Ik onderzocht naar de oorzaak er-Het scherpere oog van Maloèn deed het mgnbsp;Potdekken. Aan eenige halmen zaten heel kleinenbsp;buizen, die bjj twee of drie plaats genomen hadden,
-ocr page 16-16
«n zich den maaltijd goed lieten smaken. Het waien de achterblyvers van een’ grooten drom, die eenenbsp;breede streek in het veld kaal schenen gegeten tenbsp;hebben. Dit ongedierte veroorzaakt hier dikwijls eenenbsp;heele verwoesting. Allengs daalde de weg wat, ennbsp;kregen wij de groote negerij Tomohon in het gezigt,nbsp;het doel van m^ne eerste dagreize, waarheen ik eennbsp;paar dragers met mijn goed vooruit gezonden had. Iknbsp;vond hen dan ook bij het hoofd van dat distrikt.nbsp;Dit is de hoogste post, die een inlander bekleedt;nbsp;gewoonlijk noemt men hem Hoekoem besaar. Ik hadnbsp;een’ aanbevelingsbrief aan hem , en werd zeer vriéndelijknbsp;door hem ontvangen. Hij kwam mij voor zijn huisnbsp;te gemoet, zijn’ stok met gouden knop in de hand,nbsp;het kenmerk van zijne waardigheid, zijne kleedingnbsp;was eenigszins Europeesch. Daar hij redelijk goednbsp;Maleisch sprak, konden wij elkaar verstaan. Hjj wasnbsp;zeer beleefd en voorkomend; zoo’n verstandig gezigt,nbsp;met zachte vriendelijke uitdrukking had ik hier nietnbsp;onder de inboorlingen verwacht. Zijn huis onderscheidde zich ook zeer voordeelig van al de andere,nbsp;die ik tot nu toe gezien had. De trap met breedenbsp;treden voerde eerst naar de vérande; van daar uitnbsp;kwam men in een open vertrek, waar eene tafel,nbsp;eenige stoelen en lange banken tegen den muur stonden-De eerste was reeds voor mij gedekt; spoedig werdnbsp;een goed middagmaal voor mij opgedragen, bestaand®nbsp;uit: rgst, eene gekookte kip, gebraden zwijnenvleescb,nbsp;visoh, eijeren en heerlijke vruchten. Alleen de viscb,nbsp;die zooals zj uit de beek komt, in heete asch gebraden
-ocr page 17-¦¦'vorclt, met alle ingewanden en sporen van slijk op de schubben, was niet heel smakelijk. De zindelijkheidnbsp;laat over het geheel veel te wenschen over. Bij ’t ge-livuik der stoelen moest men voorzigtig zijn, de handennbsp;cn kleederen niet vuil te maken. De muren droegennbsp;tondom de sporen van het roode pinangvocht.
«Nevens het zoo even vermelde vertrek was ®en ander, door welks deur, zoo nu en dan eennbsp;’^rouwen- of meisje.shoofd nieuwsgierig keek, maarnbsp;^oodra het opgemerkt werd, verdween het w'eder.nbsp;Aan de tegenovergestelde zijde was eene andere kamer,nbsp;^le mij aangewezen werd om te overnachten. Ik hadnbsp;aan tafel gezeten, en mjj het een en ander vannbsp;Ae omstreken, zeden en gewoonten, enz.; laten ver-l'Sllen. Het opperhoofd roemde met veel zelfvoldoening zijne verdiensten tot verbetering der koffijcultuur.
geen district w.as er iu de laatste jaren zooveel i'an dit artikel verbouwd als in het zijne. Het volknbsp;Arbeidde vlijtig in de tuinen. Het was grootendeelsnbsp;Snoeverij, want men behoeft niet lang in de Minahassanbsp;reizen, om op te merken, dat men overal tegeunbsp;koffijbouw is, omdat deze eene zeer naauwkeurigenbsp;*org vereischt, waaraan de Alifoeten niet gewoon zijn.
*De avondkoelte lokte mij naar buiten, en ik had een’ nabij zijnden heuvel een aardig gezigt overnbsp;geheele negerij. Op den terugweg zou het snelnbsp;invallende duister mij verrast hebben, als de lichtenbsp;'nnnn aan den altijd helderen hemel niet geschenen had.nbsp;^aar schijnsel verlichtte het geheele dorp, men hoordenbsp;i'nn verschillenJe kanten zingen en drukten. Op féna
2
-ocr page 18-IS
Jilaats werd er muzijk gemaakt; maar die een muzikaal oor zeker onaangenaam moest aandoen. Waarschijnlijk was het dansmuzijk voor de jeugd. Mijn wegnbsp;voerde langs eene andere groep. Voor het wachthuis'nbsp;zat eene troep mannen, op wien het schijnsel van hetnbsp;wachtvuur viel; zulk een huisje vindt men in iederenbsp;negerij.
»In het wachthuis hangt eene klok,-die bestaat uit eene schaal, waarin water droppelt; als de schaal volnbsp;is, is er een uur verloopen. Des nachts wordt er,nbsp;als de waker zich niet verslapen heeft, ieder uurnbsp;op de gong geslagen (dit is een koperen hekken,nbsp;dat een’ harden toon geeft); de alarmtrommel heeftnbsp;men er ook; de gevangenen worden daar in het bloknbsp;gesloten. Dat wachthuis dient ook om de reizendenbsp;inlanders op kosten der gemeente te verplegen en tnnbsp;voeden.
»Het wachthuis van Tomohon bood mij in de schemering een belangrijk schouwspel aan; De mannennbsp;zaten in een’ halven cirkel rond het vuur opnbsp;den grond. Zij waren in een levendig gespreknbsp;gewikkeld, met de ellebogen op de knieën en denbsp;kin in de hand; z^ toonden hunnen bijval aan deonbsp;spreker met een luid gelach.
»Ik verstond toen niets van het gesprek; later hek ik dikv/jjls ondervonden, dat er in de wachthuizennbsp;gewoonlijk over allerlei zaken en belangen gesprokennbsp;•werd. Het is eene verzamelplaats, zooals in Europnnbsp;vaak de herbergen. Alle nieuws werd er verteld eonbsp;beoordeeld. Dikwjjls hoort men de ontevredenhei*^
-ocr page 19-It)
Over de maatregelen der regering, soms worden er ook geschiedenissen uit oude tijden verhaald, wordtnbsp;er geschertst, en als men goed bezig was werdnbsp;menigeen gehekeld. Ook onder de véranda van mijn’nbsp;gastheer was een gezelschap vereenigd.
»De eenigermate volledige Heeding der mannen deed mij voor het eerst het onderscheid der standennbsp;Opmerken, die de bevolking tamelijk scherp onderscheiden. Er is een uitgebreide erfelijke adel, waartoenbsp;de families behooren, die hare afkomst te dankennbsp;hebben aan koppensnellen, jagtavonturen of op anderenbsp;¦Wyzen beroemd geworden voorouders. Bij de huwelijken wordt met zeldzame nitzondering altijd op denbsp;standen acht gegeven. Voor een meisje van adelnbsp;*on het eene vernedering zijn een’ gewonen man denbsp;hand te geven.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;In de gansche levenswijze, zoo
''»el ten opzigte van beschaving als van zedelijk- ' heid, onderscheiden zich de adellijke heeren en dames,nbsp;*00 als ik in Tomohon zag, zeer weinig van denbsp;*'Dderen.
»Mijne komst verstoorde eerst het levendig onder-1'oud. Ik werd met nieuwsgierige blikken gadegeslagen, ¦l^lengs werden zij vertrouwelijker, en daar verschcidenennbsp;Onder hen Maleisch spraken, knoopten wij spoedig eennbsp;^sprek aan, en ik moest op allerlei vragen overnbsp;®nropeesche betrekkingen uitleg geven. Toen ik mijnbsp;Vermoeid ter ruste begaf, hoorde ik weer hardernbsp;Ptaten en lagchen. Misschien waren het wel aanmer-^Dgen over den vreemdeling.
*Het hanengekraai wekte mij in den vroegen morgen-
2*
-ocr page 20-stond. Spoedig hoorde ik iets anders, namelijk het stampen van de rijst, dat onder ieder huis door denbsp;vrouwen gedaan wordt. In een blok hout is een gat.nbsp;waarin men de rijst doet, zoo als zy uit de areonbsp;komt, en dan wordt ze zoo gestampt; in de vertenbsp;maakt dit geluid de uitwerking, alsof men eene kloknbsp;hoort luiden.
»Ik maakte mij spoedig gereed tot de bestijging van den Lokon; bij mijn’ jongen kreeg ik nog tweenbsp;mannen uit Tomohon als gidsen.
Niettegenstaande mijn plan, vertrokken wij een uur later, dan bepaald was. Dit talmen is iets algemeensnbsp;bij de indisohe menschen. Eindelijk waren wij opnbsp;weg. Tot de negerij Kajoewoe kon ik het paardnbsp;gebruiken. Wij kwamen aan eenige kofBjtuineu, dienbsp;niets beter waren onderhouden, dan die in de buurtnbsp;van Menado. Het werd tijd, dat de boompjes va»nbsp;het hooge gras bevrijd werden, om niet te verstik'nbsp;ken. Op eene andere plaats zou ik de luiheid ennbsp;nalatigheid nog meer zien. Ik was van mgn paardnbsp;gegaan, en moest nu door digte struiken gaan.nbsp;om eene nieuw soort van varenkruid te zoekeo-Daar trapte ik op een’ hoop koffijboonen; op mijn®nbsp;vraag, hoe zij daar kwamen, zeide Tomaloen met eennbsp;schalkschen blik op de twee andere mannen. »»nbsp;heeft een van de lieden uit Tomohon zich het werknbsp;gemakkelijk gemaakt. In plaats van de hem toeg®'nbsp;meten vruchten naar huis te dragen, de schillen ®'^nbsp;af te doen, de hoonen te reinigen en te droog®®*nbsp;heeft hij ze hier nedergelegd, en zal wel eene verontquot;
-ocr page 21-21
schuldiging geweten hebben, hoe hij ze onderweg verloren heeft.” ’’ Dat stemde slecht overeen met dennbsp;Bver voor den koffijbouw, •waarop de Hoekoein besaarnbsp;*jch beroemde,
«Verder zagen wij weder rjjstvelden. Daar die zoo Ver van de dorpen verwijderd zijn, hebben de . liedennbsp;^aar hntten opgeslagen om te overnachten. Wij troffennbsp;het arbeidersge zeis chap in onveiligheid aan. Zij warennbsp;het oneens op wat voor veld zp zouden beginnen tenbsp;Vverken. Beide partijen zaten tegen over elkaar innbsp;afwachting, tot dat de hoofdlieden het uit zouden maken.nbsp;Zoo zagen zij aan, hoe hunne rijst door de vijanden,nbsp;kleine muizen opgegeten werd.
»»Als de lieden van Tomohon zoo doen, dan zullen mnizen niets voor hen overlaten ,” ” zeide ik tot mijn'nbsp;Jongen, die spoedig een nltvlngt wist. »»0 mijnheer!””nbsp;Antwoordde hij, t»dan moeten zp sago eten,”” en weesnbsp;eenige groepen sagopalmen aan den voet van een’nbsp;heuvel. Men vindt dien boom veel in de Minahassa ,nbsp;•naar alleen in geval van nood, wordt zijn merg ge-8eten. Gewoonlijk gebruikt men alleen de bladen,nbsp;^nt het dekken van huizen, waartoe zij zeer geschikt zijn.”
Een dergelijk uitstapje werd gedaan naar den ten ®®sten gelegen Masarang. Deze is, zooals de eerstgenoemde berg, een uitgebrande vuurspuwende berg.nbsp;^An dit reisje deelen wij alleen de besclirpving medenbsp;*ener offerplaats.
E.t was eene afgelegen pbiat.s, midden in het bosch.
nr groote boomen was eene hut of beter gezegd
-ocr page 22-22
¦waren vier palen met eeu dak er op. Er zat eea priester op eene lage bank. Vóór hem brandde eennbsp;vuur en kookte rijst in eene aarden pan. De priesternbsp;¦was juist bozig met bet plukken van eene kip, dienbsp;ook op bet vuur toebereid moest worden, en versterktenbsp;zich zeslf nu en dan met een’ dronk sagoweer uit eennbsp;nevens bem staand bamboeriet. De maaltijd werdnbsp;voor de góden toebereid , maar zij kregen er maarnbsp;•weinig van, -«’ant bet grootste gedeelte gebruikte denbsp;¦walian of priester zelt. Een vreemdsoortig offeraltaarnbsp;stond er onder booge boomen. Het was eene kleinenbsp;stellaadje van bamboe, waarvan de vier boeken metnbsp;palmbladen versierd -waten, van welke eene guirlandenbsp;aan de takken der boomen vastgemaakt was; langsnbsp;deze guirlande zo-aden de góden naar beneden komen,nbsp;en een weinig van de spijze gebruiken. Daartoenbsp;werden zij uitgeaoodigd met deu dikwijls herhaaldennbsp;uitroep: vKomt Goden! eet en drinkt.” Deze Godennbsp;der Alifoeren zijn voor bet grootste gedeelte geestennbsp;van bujrne voorvaderen, namelijk degenen, die zich doornbsp;bijzondere daden naam gemaakt hebben.
»Van Tomohon voert de weg verder over de vlakten-Wijd en zijd schitteren de gouden rijstvelden. Niet minder mooi nioet het zijn als het zaad lichtgroen is-
ïMijne natuurbeschouwingen, -werden heden dooreen onaangenaam toeval verstoord. Wij -waren zoo watnbsp;een kwartier voortgegaan, toen mijn bediende verschriktnbsp;staan bleef. gt;»Wat is er toch?”” vroeg ik. Hij scheennbsp;zoo ontsteld, dat bp mij niet boorde. Toen ik zS®*
-ocr page 23-quot;liHk volgde, zag ik datgene wat tiem zoo had doea schrikken; het was eene kleine slang, die zich twintignbsp;schreden vóór ons, over den weg kronkelde. ssZijt gijnbsp;quot;Voor zulk een diertje bang Tomaloen ! ” ” riep ik lagchendnbsp;uit. »»Niet waar. Mijnheer! wij keeren terug?”” zoonbsp;begon hij. »»Waarom omkeeren?” ” »»Anders overkomtnbsp;ons een groot ongeluk. Bij u. Mijnheer! mag het andersnbsp;zijn, maar in dit land gaan wij op een' dag, als wijnbsp;Zulk een dier gezien hebben, niet verder, anders moetennbsp;¦wij omkomen ?” ”
»Eerst wilde ik den jongen van zijn ongeloof terug brengen, maar hij bleef er bij. oflk doe van daagnbsp;geen’ stap verder,”” en hij was niet van zijn stuk afnbsp;te brengen, v» De góden zouden ons dooden,” ” herhaaldenbsp;bij meermalen met huivering. Nu werd het ernst ennbsp;bief ik mijne zweep op; maar toen werd het nognbsp;¦erger; want hij ging op den grond liggen, en riep:nbsp;‘»Dood mij, maar verder ga ik niet.””
»Tn den zak, dien hij droeg, w'as onder anderen een thermometer, en met het op den grond gaan liggennbsp;Was deze gebroken. De slagen nam hij met slaafschenbsp;onderwei’ping aan.
»Wat nu te doen? Om de warme bronnen te onderzoeken, die wij heden zouden aantreffen, kon ik den thermometer niet missen ; gelukkig had ik een’ tweedennbsp;in mijn’ koffer, dien ik te Tomohon gelaten had. Alzoonbsp;keerden wij terug. Terwijl ik hij den Hoekoem mgnenbsp;zaken uitpakte, was Tomalokn in de keuken gegaan,nbsp;6n had zich van wat rijst meester gemaakt. Daaropnbsp;ging hjj onder de véianda op den grond liggen ea
-ocr page 24-24
sliep rustig. Spoedig daarna stond liij vrolijk op, en-riep: »»Zoo nu is het een andere dag, nu zal ons geenonheil overkomen!”” Ik weet niet, of ik mij meer over die dwaasheid, waarmede de jongen zijne gódennbsp;verschalken wilde, geërgerd of er om gelagchen heb.
sNa dit onaangename oponthoud vervolgden wij onze reis weder; wij gingen langs de negerij Sarongsong,nbsp;die aan eene uit de rotsen ontsprongen bron harennbsp;naa.ra ontleent. Van daar ging onze weg over berg’nbsp;en dal; spoedig hadden wij eenige mannen ingehaald,nbsp;die denzelfden weg gingen. Ik knoopte met hen eennbsp;ge.sprek aan, om andere gedachten te krijgen, wantnbsp;den gebroken thermometer kon ik nog niet vergeten.nbsp;Tomai.oen moest de tolk zijn. Onze gezellen warennbsp;ook niet vrolijk; zij moesten heden voor het opperhoofd werken; iederen dag werden daarvoor eenigenbsp;uit de gemeente gekozen. Dikwijls had men te blagennbsp;over het plagen niet alleen van den Hoekoem hesaar,nbsp;maar nog meer over de beambten, die onder hemnbsp;stonden. Men morde, dat deze een lui leven leidden,nbsp;terwijl de andere ingezetenen van de negerij voor hennbsp;arbeidden en belasting moesten betalen. Ook gingnbsp;het er zeer partijdig toe; zij die zich den wacht-hoofdman en den ontvanger niet tot vrienden maakten,nbsp;voeren er altijd slecht bij. Zij konden het zich daarnbsp;niet zoo gemakkelijk maken als op hunne eigenenbsp;akkers, en de opzigter scheen hun vriend niet tenbsp;zijn , want als hij achter hen komende opgemerktnbsp;werd, met eene rotting in de hand, zwegen zp, e»nbsp;zagen er nog onvergenoegder uit.
-ocr page 25-»Overigens is de verhouding van den inboorlingquot; ^genover zijne meerderen veel beter, ja de manier,nbsp;¦Waarop het opperhoofd zijne lieden gewoonlijk behan-'ielt, herinnert ons aan de aartsvaderlijke toestanden.nbsp;He Inst om te heerschen ligt wel in het volkskarakter, vandaar dat tot ambtelijke betrekkingennbsp;steeds eene groote aantrekkingskracht bestaat. Denbsp;gelukkige, die eene zoodanige betrekking verkregennbsp;keeft. weet zich zeer spoedig in zijne waarde alsnbsp;bestuurder te schikken, tegenover degenen met wiennbsp;bij nog kort te voren in denzelfden stand verkeerde.
» Ken paal van Sarousong kwamen wij op eenen hoogst ^nteressanten vulkanisohen bodem. (I) De weg is geel,nbsp;quot;Wit en 'Ool. Verder zag men regts een’ kleinen vijver,nbsp;'^oor kreupelbosch omgeven. Het water is warm en'nbsp;beeft op sommige plaatsen eene gele kleur, waaruitnbsp;®n en dan zwaveldampen opstijgen.
«Spoedig bereikten wij het nog belangrijken meer, Lino genaamd. Van uit de negerij Lahendong bestegen wij een’ bergrug, van waar wij een’ heerlijkennbsp;terugblik hadden over weelderig begroeide hoogtennbsp;tot op het donkere meer op den achtergrond. Nietnbsp;ïQiiider mooi was het op eenige honderden schredennbsp;''erder naar de andere zijde, waar het genoemde meernbsp;^ts een ovale spiegel voor onze voeten lag. Stil ennbsp;Vriéndelijk is het dal, dat aan alle zjjden door schoonnbsp;gevormde bergen omringd is. 'Wie zou kunnen ver-
(1) lil (ie Ncderlandsche kolorien worden de wegen bij palen genieten; één paal is 20 minuten gaans.
-ocr page 26-26
moeden, dat dit liefelijk beeld dood en verderf bedekt? Komt men naderbij, zoo bemerkt men op vele plaatsennbsp;kokende en borrelende moerassen. Wee den vermetele,
' die zich tot aan den stillen waterspiegel durft wagen. Hij zou voordat hij hem bereikt had, het offer vannbsp;den onderaardschen gloed geworden zijn. (1)
»Ik stond op eene merkwaardige plaats. De bodem van het meer Lino is namelijk een groote krater, dienbsp;zijne vulkanische werking nog niet geheel verlorennbsp;heeft.
»Ik moest dit oord nog meer bezoeken, en nam daarom mijn’ intrek in de negerij Sonder. Om daarnbsp;te komen, gingen wij terug tot Lahendong, en vandaarnbsp;verder door Lejlem, eene groote maar zeer vervallennbsp;plaats. Als men hier te lande de gebouwen niet goednbsp;onderhoudt, dreigen zij spoedig in te storten, ook denbsp;onreinheid is erg. In Sonder was het iets beter,nbsp;waar ik mij in de loge op miju gemak maakte.
»Dien avond had ik eene goede gelegenheid om het volksleven te beschouwen. Er werd een oogstfeestnbsp;gevierd, daaronder verstaat men geen godsdienstig feest-De priesters hebben er niets bij te doen. Het ienbsp;eigenlijk een volksfeest, waarbij de ruwheid en betnbsp;zedelijk verderf van bet volk duidelijk te zien zijn-Tegen den avond bemerkte ik reeds eenige meisjesnbsp;met bloemen en bonte doeken versierd. In bet haar
(1} De Italiaansche graaf de Vulua eindigde op deze wij*® zijn veel bewogen leven in 1830, nadat hij bijna alle laudennbsp;aarde doorreisd bad.
-ocr page 27-27
hadden zy kransen van rijst-aren. Ook de jongens hadden zich met rijsthalmen en boomtakken kluchtignbsp;toegetakeld. Zij gingen naar de dausplaats, midden innbsp;het dorp; naar dat de toonen der instrumenten hardernbsp;¦vrerden, werd het geschreeuw ook meer. Ook ik ging ernbsp;heen, en kwam juist hij het feestelijk begin. Bij dennbsp;helderen maneschijn kon ik alles goed zien.
» De danseressen hielden een’ doek in de hand. dien zjj heen en weer zwaaiden. Langzaam afgemeten en voor eennbsp;gedeelte bevallig was hare manier van dansen. Daarbijnbsp;¦Werden op eentooiiige wpzen versjes gezongen. Zoonbsp;als ik later vernam, betoonden zij op verschillendenbsp;¦'vijzen hun’ dank aan de Goden voor den ontvangennbsp;2figen op den oogst. Dit gezang werd door een instrument begeleid, dat menschen met een muzikaalnbsp;gehoor zou hebben doen wegloopen, De kolintangnbsp;he.staat uit een raam met vier klinkende bekkens, dienbsp;Voortdurend met stokken geslagen, een’ onaangenamennbsp;hlank geven. Voor ons gehoor is die muziek ondragelijk; spoedig veranderen de liederen, de bewegingnbsp;Wordt sneller, en hard gelach klinkt er tusschen in.nbsp;Ten laatste wordt het ruw en ongemanierd. Bij datnbsp;S'lles zitten de oudere menschen alsof er niets in is.
»De mannen zitten in groepen er om heen, en praten Rappor, het bamboeroer, met een’ bedwelmenden drank,nbsp;sagoweer gevuld, gaat druk rond. En als zich hiernbsp;'^f daar een meisje bijzonder onderscheidt, zoo wordtnbsp;Ook van deze zjjde mede ingestemd in den luidruch-^igen lof der knapen.
»Dat mijn Tomaloen er ook aan meedeed, behoef ik
-ocr page 28-2S
D naauwelijks te zeggen. Zoo vieren de Alifoeren hun oogstfeest. Ik zocht door eene wandeling door denbsp;negerij een’ rustiger indruk te krijgen , maar ik hleefnbsp;het leven hooren. De wanklanken bij een schoonnbsp;begaafd, maar diep bedorven volk, kon ik niet uitnbsp;mijne gedachten verdryven.
»Van den goeden aanleg der Alifoeren had ik reeds verschillende proeven gezien; by voorbeeld hunne geschiktheid voor allerlei kunstwerken is zeer merkwaardig.nbsp;Seeds in eenige dorpen had ik een’ smid gezin, dienbsp;roet groote behendigheid hakmessen, bylen, sabelsnbsp;en andere gereedschappen vervaardigde. Niet zeldennbsp;treft men ook een’ goudsmid aan, die niet alleennbsp;smaakvolle sieraden maakt, maar die ook bij voorbeeldnbsp;het slot van mijn geweer heel goed hersteld heeft.nbsp;Men maakt ook vele huishoudelijke zaken, matten innbsp;mooije patronen , doozen van palmbaden gemaakt,nbsp;manden, hoeden en diergelijke; men moet zich verwonderen over de handigheid, waarmee al deze zakennbsp;gemaakt zijn. Dit volk staat geenszins op den laagstennbsp;trap der natuurvolken. Ook in het karakter vindtnbsp;men veel aantrekkelijks. De weeke gemoedsaard, dienbsp;zich ook in de zachte taal afspiegelt, komt overalnbsp;in uit. Vriendelijk, gedienstig en bereid hulp te ver-leenen is de Alifoer altyd; zijne gastvryheid strekt zichnbsp;ver uit. Maar al deze goede hoedanigheden wordennbsp;verduisterd door de onreinheid en den lagen trapnbsp;van zedelijkheid Hunne huizen laten veel te wenschennbsp;Over; in ééne ruimte bevindt zic'a meer dan ééo
-ocr page 29-29
huisgezin; dikwgla met de huisdieren er bij. Echt-scheidingen zijn aan de orde van den dag, en veel-'quot;'yveiij wordt als een bewijs van rijkdom be-scliouwd. Er heerscht traagheid, werken wordt alleen door dwaug gedaan; door vrijen wil komt men ernbsp;Biet toe.
»Ik bezocht ook een’ waterval, die in’t vresten hij de Bcgerij Tintjep is, die eeue niet onbeduidende massanbsp;'quot;'ater van een 70 voet hooge rots stort. Schuimend ennbsp;^tuisend valt het water in eene kom, die het innbsp;rotsen gevormd heeft een prachtig schouwspel innbsp;lt;16 stille liefelpke natuur.
»Ik werd langer opgehoudeu, dan mijn plan was; liet regende verscheidene dagen, zoodat er geen denkennbsp;B-an was om uitstapjes te doen. Wie niet in de tropische gewesten geweest is, kan zich van de magtnbsp;'''au zulk een’ regen geen denkbeeld maken. Zoonbsp;'quot;’as er op mijnen weg eene brug weggeslagen , zoodat ik een’ dag langer moest wachten, eer ik mijnenbsp;*eis kon voortzetten. Eindelijk brak er een helderenbsp;Biorgen aan. Na zulke donkere dagen schijnt denbsp;latuur dubbel mooi. Bg ’t ontw'aken wordt mennbsp;li^groet door ’t gezang der vogels. De geheelenbsp;Batuur schijnt van levenskracht doordrongen tenbsp;quot;ÜB, en overal op bloemen en bladen schitteren denbsp;dauwdroppels in het zonlicht als diamanten. Voornbsp;Bns lagen de bergtoppen in nevelen gehuld, opnbsp;^elke ik nu het eerst mjjne aandacht ging vestigen;nbsp;de hoogste top is de Sopoetau. Hoe nader wg kwalt;-
-ocr page 30-30
men , des te daidelyker trad de reusaclitige afgestomi^t»-kegel te voorschijn.
»De weg liep door twee andere dorpjes naar Toni' passo. Hier nam ik mijn’ intrek om het helangrjjknbsp;gebergte te onderzoeken. De Hoekoera besaar ontvingnbsp;mij voorkomend en vriendelijk. Ik werd met een’nbsp;goeden schotel wilde kippen, die men hier in ’t wondnbsp;met' een’ goed afgerigten, tammen haan vangen kan,nbsp;ontvangen. De gastheer verklaarde mij onder dennbsp;maaltijd eenigszins verlegen, dat hij geen kans zag,nbsp;mij den volgenden dag mannen mede te geven, omnbsp;den berg te bestijgen. Er zou hier fosso (offerfeest)nbsp;gevierd worden; bij die gelegenheid rustte alle arbeid.nbsp;Tomaloen was buiten zich zelven van vreugde.
»Ik moest mij daarin schikken. Deze offerfeesten zijn de voornaamste godsdienstige gewoonten der Ali'nbsp;foeren, en de priesters (walians) hebben er hunnenbsp;voornaamste bezigheden bij; soms wordt zulk een fossonbsp;door de geheele gemeente gegeven, meestal maarnbsp;door eenen, die zich een’ naam wil maken of de gunstnbsp;van de góden wil verwerven, of op die wijze eennbsp;ongeluk wil afwenden. Dit laatste was ook hier hetnbsp;geval. Mijn jongen wist mij spoedig de geheele gO'nbsp;schiedenis te verhalen. De bewerker van dit feestnbsp;was een der rijkste lieden. Voor korten tijd had bjjnbsp;agne derde vrouw duur gekocht, die wel dertig jasJnbsp;jonger was dan bij zelf. Alle Alifoersche huwelijke^nbsp;geschieden door een’ koopprijs aan de ouders van d®nbsp;bruid te geven. De ouders hadden eigenlijk maarnbsp;goede zaken willen doen Veertien dagen na hnt
-ocr page 31-huwelijk was de jonge vrouw weder weggeloopen, en Uu moest de man op nieuw betalen, om haar tegennbsp;een’ koopprijs terug te krijgen; nu ergerde de oudenbsp;Uian zich zoo, dat zijn geduld ten einde liep, en hijnbsp;haar een goed aantal slagen liet toedienen. Daaropnbsp;quot;volgde de echtscheiding, en nu was de verlaten echtgenoot met al zijn betalen nog bedrogen, en moestnbsp;Uu weder met zijne twee vrouwen tevreden zijn,nbsp;Waarvan de eerste reeds een oud moedertje was,
»Spoedig daarop werd zijn oudste zoon door koppensnellers in ’t bosch gedood. Eindeljjk werd zijne tweede Vrouw ernstig ziek. Toen drongen de priesters er bijnbsp;hem op aan, dat hij een offerfeest zou geven; wantnbsp;anders zouden de góden nog meer vertoornd op hemnbsp;Worden. Hij deed het, hopende de kranke vrouw te-behouden.
»De feestelijkheden waren reeds in vollen gang, en hadden al drie a vier dagen geduurd. Voor het huisnbsp;van den feestgever stond eene kleine stellaadje, zooalsnbsp;ik op de offerplaats bij de bestijging van den Masarangnbsp;gezien had. Ook hier was eene guirlande aan denbsp;hoornen vastgemaakt, waar langs de góden naar be-ueden zouden komen, om de offergaven aan te nemen.nbsp;In het huis waren de geheele familie en al de vriendennbsp;feestelijk gekleed en versierd bijeen.
»In het midden van hen bevonden zich eenige priesters,. Van wie een als opperpriester te erkennen was. Hijnbsp;®prong als een waanzinnige op eene plank rond metnbsp;®en’ waaijer van palmbladen in de hand, en zongnbsp;Onafgebroken. Men zeide mij, dat hij nu door den
-ocr page 32-..god Lembej bezeteu was, en dat by zich sedert vgf uren in dien toestand bevond. Eindelijk viel hij opnbsp;den grond.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;is hij doodriepen de aanwezigen.
Vier andere priesters legden een’ doek over hem heen. Nu werd mij gezegd, zou een groot wonder geschieden:nbsp;zij zouden den opperpriester een stuk van zpne tongnbsp;afsnijden. Werkelijk lieten zij een stukje vleesch zien,nbsp;dat zij naar boven wierpen en weder opvingen. Iknbsp;kon bet een oogenblik goed gadeslaan, en zag datnbsp;het een stuk hanenkam was. Nu werd door een’nbsp;priester met een wierookvat gezwaaid en met eenenbsp;eentoonige stem den god Lembej gevraagd, om dennbsp;opperpriester het leven weer te geven. Toen begonnennbsp;zij te fluiten en den schijnbaar doode terug te roepen.nbsp;Maar hij scheen niet te willen luisteren, want denbsp;opperpriester sliep vast, door het vele drinken van denbsp;sagoweer en de vermoeijenissen van het dansen. Ein-delijk werd hp door het fluiten wakker, sprong opgt;nbsp;schudde den doek van zich en deed een’ tjjd lang alsofnbsp;hij stom was. Daarop werd hem het stuk tong ondernbsp;bewierooken en zingen weder terug gegeven ; hij kauwdenbsp;wat pinang en verhief toen zijne stem om de gódennbsp;voor zijn herleven te danken. Bij al dat leven lag denbsp;vrouw in een hoekje op eene mat. Niemand bekommerde zich over baar. Het was duidelijk te zien, dat zjjnbsp;in het laatste tijdperk van longontsteking was. ’s Avondsnbsp;was het eerst eene groote smulpartij, later hoorde me»nbsp;muziek en werd er gedanst. Den volgenden dagnbsp;kwam het slot. van het gansche offerfeest. Nege**nbsp;zwanen werden onder verschillende plegtigheden g®'
-ocr page 33-33
¦'¦slacht, hunne harten door al de priesters onderzocht, '¦6en stukje van ieder op de oflfertafel gelegd en alsnbsp;bewijs van het onderzoek der uitspraak verkondigd,nbsp;¦dat de góden den feestgever een lang leven, bestendige gezondheid, vele kinderen en wie'weet wat gevennbsp;'houden. Daarop kregen de priesters hun loon; iedernbsp;'«en zwijn en de opperpriester kreeg er twee.
»Ik liet mij nu niet langer door de beschouwing der ^eden en gebruiken ophouden, maar besteeg den volgenden morgen den Sopoetan. Het was zeer moeijelijk,nbsp;^ij moesten over uitgestrekte rotsblokken met puim-'steen overstrooid; geheele woestenijen lagen tusschennbsp;«en'' weligen plantengroei; het laatste gaf nog grooternbsp;lgt;ezwaren, dikwijls moesten onze lieden met hunnenbsp;l^reede hakmessen ons door het digt met slingerplantennbsp;begroeide woud een' weg banen, om vooruit te komen.nbsp;In deze wildernis kwamen wij aan eene vooruitsprin-quot;goude rots, waar eene negerij geweest was. In oudenbsp;'lijden kozen de Alifoeren zulke ontoegankelijke plaatsennbsp;l^ot hunne woonplaats, om tegen vijandelijken overvalnbsp;l^eveiligd te zpn. Slechts een pad, zoo breed, datnbsp;een man op gaan kan, werd opengehouden; dezenbsp;toegang liet zich gemakkelijk verdedigen. Men zietnbsp;liaaruit hoe heftig de oorlogen waren, die nog tusschennbsp;^orachoidene stammen voorkomen.
»De gansche reis mislukte bijna door het bijgeloof *’‘Üner lieden, het geschrei van eenen vogel deed hennbsp;*00 schrikken, dat zij wilden omkeeren, even alsnbsp;^oiiALoE toen hij de slang zag. Gelukkig kwam ernbsp;ander voorteeken, dat het kwaad weer weg nam,
3
-ocr page 34-34
en zoo lieten zi] zich bewegen voort te gaan. Het arme volk moet in bestendigen angst leven voor denbsp;geesten, die overal in hoornen, bergtoppen en rotsholen verblijf houden en de menschen gevaar en verderf aanbrengen. Eindelijk hadden wij den voet desnbsp;kegels bereikt, door eene uitgestrektheid asch omringd;
elke schrede zinkt men in dien zachten bodem en heeft moeite voorwaarts te komen. Wijd en zijd isnbsp;er geen teeken van leven te zien; alleen de sporennbsp;eener soort wilde koe (antilope) bewijzen, dat die dierennbsp;uit het woud dikwijls de koele hoogte bezoeken.
• He berg zelf is zeer steil en de laatste helft bijna niet te beklimmen. Met de grootste inspanning bereikten wij den rand van den krater, en zagen innbsp;eene zwarte opening, waaruit digte zwaveldampennbsp;opstegen, die ons verhinderden iets te onderscheiden.nbsp;Later trok de damp door den wind op, en lag ernbsp;een kokende zwavelpoel door steile rotswanden ingesloten. Wij wierpen er steenen in, zij bereikten dennbsp;poel, niet zonder met donderend geweld tegen denbsp;rotsen aan te komen. Het panorama van deze hoogtenbsp;5791 voet boven den waterspiegel gelegen, was heef'nbsp;lijk. Vóór ons lagen drie andere bergen met kraterSfnbsp;waar tusschen diepe dalen en op den achtergrondnbsp;een golvend boschrijk landschap. Ten zuiden een®nbsp;«itgestrekte vlakte tot aan de zee bij Belang;
’t Noordwesten zag men een klein deel van de baa' van Amoerang.
• Het onderzoek van den anderen krater vorderde no^
-ocr page 35-een paar dagen. Vervolgens onderzochten wjj de kokende bronnen in de buurt van Langowau. Denbsp;morgen, dat ik daar heenging, was nevelig, zooalsnbsp;bet daar op de hoogte dikwijls is, en vóór zonsopgang is het er soms heel koel. Op den weg kwamennbsp;eenige jagers tegen, die een wild zwijn gedoodnbsp;badden; zij hadden het dier in eenen kleinen kuil,nbsp;Waarin een strik gelegd was, gevangen. Ook de wildenbsp;koe vangt men op deze wijs; soms jaagt mep metnbsp;bonden, die het wild opsporen en naar den jager drijven.
»De vulkanische grond in de buurt van Langowang IS hoogst interessant. Ook hier zijn als het warenbsp;Veiligheidskleppen; als die er niet waren zou het landnbsp;Oog veel meer dan nu van aardbevingen te lijdennbsp;bebben. Dit eenige modderbronnen springt de kokendenbsp;massa voortdurend eenige voeten hoog in de lucht.nbsp;Andere bronnen hebben helder water, maar zoo heet,nbsp;dat er in weinige minuten eijereu hard in gekooktnbsp;*l)n. Op andere plaatsen stjjgen onophoudelijk dikkenbsp;dampkolommen uit de aarde op. De grond is wjjdnbsp;zjjd wit van den door de hitte verscheurden kalk-*‘«en. Ik had mij nog gaarne wat langer hier opge-bouden om deze plaats nog beter te onderzoeken,nbsp;®mdat deze, door gezondheidsbronnen, misschien nognbsp;*enmaal van groot gewigt kan zjjn.
bad
*M\jn bediende zette een zuur gezigt, toen ik nog '®tder wilde. Er werd namelijk in Langowang eennbsp;^‘m»iloft gevierd, waar hij gaarne wilde zjjn; hjj
mg daar reeds meermalen van verteld, den rgkdom
'mi (igj, bruidegom geprezen en opgetekl, wat hij als
3*
-ocr page 36-36
koopprijs aan de ouders van de bruid betalen zou. Het meisje was wel ƒ 500 en zoo veel stukken weefsel,nbsp;areng en sagopalmen, paarden, enz. waard. Zg isnbsp;de mooiste van alle ïoun-pakewa. (Ue Alifoeren dernbsp;Minahasa bestaan uit vier hooldslammen, nu bevondennbsp;wij ons onder den zoo even vermelden stam). gt;»Ik zaJnbsp;mij wel eenmaal met eene leelijke vrouw moeten vet'nbsp;genoegen,”” zeide hg er naïf bij; verder dau twintignbsp;gulden zal ik het wel piet brengen. Daar ik mg nietnbsp;zoo lang door eene bruiloft wilde laten ophouden, zochtnbsp;ik door vragen eene beschrijving te krggen van denbsp;zeden en gewoonten. Tomaloen beweerde, dat de adelnbsp;der bruid zich daarin openbaart, dat de bruidegor»nbsp;haar eerst een menschenhoofd brengt. Dit bewijs vaunbsp;dapperheid moest vroeger ieder adellijk jonkman geveStnbsp;als hij trouwen wilde. De Hoekoem besaar zeide, d»tnbsp;dit nu geen gewoonte meer was. Malden zeide later:nbsp;»»Och Mijnheer, de Toun-pekawa halen nu nog dikwgl*nbsp;een hoofd.quot;” Wij willen aannemen, dat de bruid ernbsp;dezen keer afstand van gedaan heeft. Is de koopprö®nbsp;voldaan, dau trekt de bruidegom met zijne bloedverquot;nbsp;wanten en vrienden op den voor de bruiloft bepaalde#nbsp;dag in feastelijken optogt naar het huis van denbsp;bruid. Dadelijk neemt men plaats aan de bruiloftstafelnbsp;het bruidspaar gaat ernstig en zwijgend aan het eindenbsp;zitten. Nu komt de priester, hg eet pinang en kaJl^’nbsp;en geeft er van aan den bruidegom, die er ook v##nbsp;eet en het dan aan de bruid geeft. Daarna neemt d®nbsp;priester eene portie rijst, die op een blad ligt, legtnbsp;iets van op de vier hoeken der tafel, en deelt het overig^
-ocr page 37-87
tusacben bruid en bruidegom. Zoo doet hij ook met de sagoweer, en dan worden de jongelieden als gehuwdnbsp;Wschouwd. Zy trekken zich terug als de gasten aannbsp;tafel smullen, en hoe langer hoe levendiger worden;nbsp;in dien tjd bidt de priester, dat de jonggehuwdennbsp;gelukkig zullen zijn. Den volgenden dag trekt hetnbsp;geheele gezelschap naar het huis van den bruidegom.nbsp;De jonge vrouw weigert schijnbaar eerst de trappennbsp;nf te komen, maar laat zich overhalen, door een stuknbsp;goed , dat zp ten geschenke krijgt, hetgeen zjj als extranbsp;koopprijs aan hare ouders geeft. Een tw'eede krijgt zij,nbsp;door dat zp weigert iets van den maaltijd te gebruiken. Den volgenden dag hebben de andere plegtig-keden plaats. De priester voert het jonge paar naarnbsp;de grenzen der negerij, gevolgd door de gasten, terwijlnbsp;de jonge man met een’sabel gewapend is. Daar gekomennbsp;steekt ieder een stuk bamboe in den grond, en zegt:nbsp;‘Hier is eene muis en zoo ontelbaar als de haren opnbsp;ket vel van de muis zijn, zoo zal uw rijkdom zijn.”nbsp;Daarop keeren zij terug, de vrouw draagt eenigenbsp;kladeren en wat hout. Dit beteekent de toebereidingnbsp;¦?an het dagelijksch eten, en het voederen der zwijnen.
»De man loopt met opgeheven sabel en een bamboesiet met sagoweer in de hand en laat ieder, dien hij ^enkomt, eene teug drinken. Dan worden er doornbsp;jongelieden eenige spijzen aan de góden geofferd.nbsp;Bet grootste offei feest, waar de prie-sters wat vannbsp;krijgen en het aantal zwijnen geslacht w’ordt, is eerstnbsp;ba verloop van eenige dagen. • Dat is zoo als het hiernbsp;kftven beschreven offerfeest. Ik zou zeker mijne reis
-ocr page 38-eeiie week moeten verlengd hebben, als ik al die feesten meê had willen vieren. Dat was myte lang,nbsp;en ik vertrok naar Kakas.
»De weg stijgt en daalt, totdat ik na een uur een verrassend uitzigt kreeg. Vóór ons lag het blaauwenbsp;meer van Tondano, stil en spiegelglad, omringd doornbsp;alle mogelijke schakeringen van groene bergen; v66tnbsp;ons de groote negerp Kakas, met hare grijze daken,nbsp;en pisangboomen. Aan de regterzpde verheft zichnbsp;een voorname berg, de Kawin.
^ISla eene korte rust in het zoo even vermelde dorp, vervolgden wij den oever naar den tegenovergesteldeunbsp;kant. Het gansche terrein is moerassig, daar bouwtnbsp;men de rijst op natte velden. Tot dat doel wordtnbsp;het land geheel onder water gezet en op dien mod-derigen grond de rijst gezaaid Later moet zij verplantnbsp;worden, omdat zij op een’ gelijken afstand van elkaarnbsp;moet staan. Deze manier van verbouwen levert meernbsp;op dan de rijstbouw op drooge velden.
»In de nabijheid van de negerij Passo deed ons de opstjjgende waterdamp, eene warme bron opmerken-Niet ver van daar is eene tweede. Deze bronnennbsp;staan in verband met het meer, waar het water totnbsp;Eembokken zeer warm is. Tot het zoo even genoemdenbsp;plaatsje is de oever heuvelachtig, in ’t algemeen 200nbsp;voet boven het meer; de weg gaat berg op, berg af-Altijd biedt het den reizigers weer een verrukkendnbsp;uitzigt aan.
De omgeving van Remboken is een bepaalde steeOquot; woest^u. De grond is geheel bezaaid met grootere e»
-ocr page 39-kleinere steenen. Hier en daar ziet men er ook groote rotsblokken tusschen. Zelfs de plaats, waar de negergnbsp;staat, is niet anders. Men moet zich verwonderen, hoenbsp;de menschen zich hier gevestigd hebben. Deze plaatsnbsp;staat in groot aanzieu bij de Alifoeren, en wordt alsnbsp;middelpunt der aarde beschouwd. Het is bijzonder,nbsp;dat zoo dikwijls als er in de Miuahassa aardbevingennbsp;zijn, deze plaats er van bevrijd blijft.
»Aan deze steenen is eene legende verbonden. Een reus die in den Sopoetan smid was, haalde kolen;nbsp;hij was daarbij op vreemd grondgebied gekomen; denbsp;eigenaar een andere reus, die den vulkaan Mahawoe,nbsp;bewoonde, joeg hem weg, eu zóó liet hij zijne kolennbsp;rallen, die in steenen veranderden en er tot nunbsp;toe liggen.
»Daar de akkerbouw in deze buurt onmogelijk is, rvordt hier een bijzondere tak van nijverheid gedreven , namelijk pannenbakken. De vrouwen vannbsp;Hembeken gaan met hare waar door het geheele land.nbsp;Hovendien biedt het meer eene goede gelegenheid totnbsp;risschen aan. Men gebruikt daarvoor, kleine uit een’nbsp;boomstam gehouwen kanoes, eene soort van bootjes, dienbsp;heel goed dienen zoolang het water stil is; is hetnbsp;Onstuimig, dan zijn zij zeer gevaarlijk.
»Ik bleef hier een’ dag, en liet mg in zulk eene banoe in verschillende rigtingen over het meer varen,nbsp;ota de luchtgesteldheid te onderzoeken.
•De verdere weg over den steenachtigen oever is Zeer moejjelgk. Aan de linkerzijde hadden wg nunbsp;boogere bergen, waar achter het meer Lino ligt. Verder
-ocr page 40-40
op werd het weer vlahker. Wij volgden den oever’ tot de noosdelijkste punt, kwamen toen door de'nbsp;kleine negerij Koja, en hadden ook spoedig den laat-fiten paal tot Tondano afgelegd. Tondano is een dernbsp;voornaamste negerijen in de Minahassa, of heter gezegdnbsp;zjjn het twee negerijen. De breede vloed, die hetnbsp;water van het meer in tamelijk snellen stroom weg-'nbsp;voert, .scheidt dat groote dorp in tweeën. Westelijknbsp;ligt Tondano Tonlian, oostelijk Tondano Toulimambot,
«Ieder der beide deelen wordt als ééne negerij beschouwd, heeft zijn eigen Hoekoem besaar met de andere beambten. De naam, juister genomen Toundano, be--teekend watennenschen. Dadelijk bij mpne aankomstnbsp;had ik het bewijs, dat de bewoners met regt dien naanvnbsp;dragen. Waar wp anders de jeugd op den weg zagennbsp;spelen, vonden wij hen hier in ’t water. Dat was eennbsp;geweld iu ’t water, waar knapen en meisjes doornbsp;elkaar zwommen, onderdoken , en eerst een eind verdernbsp;weder boven kwamen, en vrolijk rondplasten als jongenbsp;eenden. Hier en daar zag men ook volwassen men-schen een bad nemen.
«Vroeger was de naam van watermenschen nog toepasselijker, want toen stonden hunne huizennbsp;ook in ’t water. Daar waar het meer zijne bedding langzamerhand versmalt, komen tegenwoordignbsp;nog eene menigte palen te voorschijn, waarop zjjnbsp;gebouwd waren.
* Het was het verlangen naar vrijheid, .dat dit volkje dit eigenaardig leven deed leiden. Reeds ittnbsp;cude tijden waren zij minder ondergeschikt dan ds’
-ocr page 41-andere Alifoeren, en zochten zg de euro2ieesche over-heersching te ontgaan.
»Van 1709 — 11 voerden zij.onafgebroken oorlog tegea de Oost-indische comjiagnie, en konden slechts met-moeite onderworpen worden. Juist honderd jaren laternbsp;stonden zij weer op, en stuitte men op hunne ontoegankelijke waterburgten. Men nam ernstiger maatregelen , bracht eenige groote vaartuigen met kanonnennbsp;op het meer, en nu was het met de watermenschennbsp;gedaan. Hunne huizen werden in brand gestoken, ennbsp;• zp moesten zich op ’t land redden. Nu was de opstandnbsp;onderdrukt, zij onderwierpen zich en werden genoodzaakt de huizen op het land te bouwen, en beloofden,nbsp;dat er riet meer in ’t water zou gebouwd worden.-Sedert dien tijd zijn zij rustig.
»Deze geschiedenis getuigt van veerkracht bij de bevolking, zoo als deze zich nu ook nog van de overige alifoersche stammen onderscheidt, maar even weinig getuigt de negerij van orde en netheid. De lompe huizen,nbsp;die zoo mogelijk ieder wel door een dozijn huisgezinnen,nbsp;bewoond worden, staan slordig dooreen. Van straten’nbsp;is geen spoor te vinden. De geheele grond is modderig en vuil, omgewroet door de altijd vrij loopendenbsp;zwijnen. Een houten brug ligt over den stroom, en.nbsp;verbindt de beide negerijen, wier getal inwonersnbsp;3 a 4 duizend te zamen bedraagt.
»De koffijbouw belooft hier veel. Als de Tondaner eene goede leiding heeft, kan hij iets goeds ten uitvoer brengen, aanleg en bekwaamheid heeft hjj innbsp;^Ö^ondere mate, en bij behoorlijke aansporing toonen zgi
-ocr page 42-hi
h-
eene vl^t, waarvan de vruchten niet zullen uitblijven. Welligt zal deze streek in de toekomst, in de ontwikkeling der Minahassa. nog een bijzonder gewigtnbsp;verkrijgen, zoowel door hare gunstige ligging, als doornbsp;de aangewezen eigenschappen barer bewoners.”
Wij breken nu hier de reisbeschrijving af, die ons voorloopig met de omstreken bekend gemaakt heeft,nbsp;•waar Rikdei zijne -werkzaamheden zou aanvangen, ennbsp;geven, eer wij tot hem zelven terugkeeren, nog eennbsp;kort overzigt over de pas kort voor zijne aankomstnbsp;aldaar aangevangen evangelische zending in de Miuahassa-
HET BEGIN VAN HET ZENDINGWERK VOOR RIEDELS AANKOMST.
De Hollanders hebben, zoo als reeds gezegd is, nadat zij het land in bezit genomen hadden, het Christendom daar verkondigd. Zjj wendden zich niet dadelijknbsp;tot de Heidenen, maar eerst tot diegenen, welke doornbsp;de portugeesche en .spaansche zendelingen , vroeger hetnbsp;Christendom hadden aangenomen. Zoo waren er spoedignbsp;duizenden bekeerden op dat eiland. Had de Oost-in-dische Compagnie toen dadelijk voor een toereikendnbsp;aantal zendelingen gezorgd, het evangelie zon ditnbsp;groot aantal naamchristenen gezuiverd hebben. Maarnbsp;er waren zoo weinig predikanten aangesteld , dat zjinbsp;slecht eens in vele jaren hunne gemeenten kondennbsp;bezoeken. Zoo was de zorg der gemeenten in denbsp;Minahassa aan de predikanten van Ternate toevertrouwd, die op de Sangi- en Talaur-eilanden, itt
-ocr page 43-43
Gorontalo en een aantal plaatsen op de noordkust van Celebes werkzaam waren. In ’t begin van de I8de eeuwnbsp;bevatten de gemeenten te zamen 21000 zielen, waarvannbsp;ongeveer 5400 in de Minahassa waren. Eens om denbsp;vier of vijf jaren zagen zij hun’ herder en le'eraar ennbsp;dan nog maar voor korten tijd. Dan werden denbsp;kinderen, welke in dien tusschentijd geboren waren,nbsp;gedoopt, de echtparen, die zich daarvoor aanmelddennbsp;ingezegend en het heilig avondmaal gevierd.
Schoolmeesters uit de nieuwe gemeenten werden aangesteld, die Zondags met de voorlezing van eenenbsp;maleische preek godsdienstoefening hielden. Men behoeftnbsp;zich niet te verwonderen, als deze christenen bijnanbsp;geheel op de hoogte van Heidenen bleven. Met dennbsp;christelijken naam en vorm vereenigden zij hunnenbsp;Vroegere bijgeloovige voorstellingen, en hun zedelijkenbsp;toestand is er niet door verbeterd. Het werd vannbsp;een’ christen verhaald, dat hij de gewoonte van koppensnellen behouden had.
Dikwijls werden zp nog erger dan de Heidenen, door hun’ hoogmoed, daar zij door hunne godsdienst,nbsp;zich gelpk waanden met de Hollanders, en dingennbsp;deden, die zij in hun’ vroegeren stand niet durfdennbsp;doen. Door deze hoogst betreurenswaardige verhoudingnbsp;Is de christennaam op die eilanden berucht geworden,nbsp;ïn den loop van de vorige eeuw, werden de bezoekennbsp;koe langer hoe onregelmatiger, en taakte het geheelnbsp;tn verval, zoodat de uiterlijke christelpke vormennbsp;, geheel verloren gingen.
Toen Ds. Kam in 1817 te Menado kwam, waren er
-ocr page 44-44
28 jaren verlöopen, sedert de laatste predikant t@ Menado vertoefde. Dit was het keerpunt van de ge*nbsp;schiedenis der Minahassa. Deze ijverige man verhief'nbsp;zijne stem om arbeiders in dezen verlaten wijngaardnbsp;te roepen.
Twee jaar later bezocht een ander predikant, Ds. Lkntinö de kustplaatsen en de binnenlanden, en dooptenbsp;velen. Er werden door het Nederlandsche zendelinggenootschap twee zendelingen naar de Minahassa gezonden, Lammers en Muller, die in 1822 er aankwamen.nbsp;De eerste vestigde zich in Kema, waar hij stierf,nbsp;eer er twee jaren verloopen waren; zijn arbeid bleefnbsp;niet zonder vrucht.
De andere vestigde zich te Menado , die in de daar wonende Europeanen groote tegenstanders had, watnbsp;het hem zeer moeijelijk maakte. Niettegenstaande dat-was zijn arbeid niet te vergeefs; niet alleen in denbsp;hoofdplaats, maar voornamelijk ook in Tanawangko,nbsp;Amoerang en meer in de binnenlanden, stichtte hijnbsp;op verschillende plaatsen gemeenten.
In 1826 stierf hij. Zijn opvolger was Hellen doorn , die Kam eenige jaren geholpen had, toen hij alsnbsp;predikant bij de hollandsche en maleische gemeente»nbsp;te Menado werd aangesteld. Hij wijdde al zijne krachtnbsp;en tijd met onvermoeiden ijver aan het zendingwerk.nbsp;Hij was de eerste, die er zich op toegelegd heeftinbsp;het Alifoevscb te leeren, omdat het Maleisch, datnbsp;tot dien tijd door de predikanten uitsluitend gebruiktnbsp;was , door het grootste gedeelte der inboorlingen nietnbsp;hegrepsn werd.
-ocr page 45-Hy leidde de jeugdige inlanders op tot hulppredikers voor de gemeenten in ’t binnenland. Hij kan beschouwdnbsp;worden als de grondlegger der nieuwere Eendiug innbsp;de Minahassa.
De zoo even vermelde werken en de toenemende invloed der Europesche beschaving, waren als vonkennbsp;geweest. In den loop van eenige jaren vinden wgnbsp;het Alifoersch heidendom, wezenlijk verdrongen. Innbsp;vele negerijen verlangde men naar onderrigt. Hiernbsp;en daar werden door de gemeenten zelfs scholen opge-rigt, in ’t begin heel klein, om de jeugd lezen ennbsp;schrijven te leeren. Op verschillende plaatsen vondnbsp;men menschen, die den wensch uitten, gedooptnbsp;te worden. Wg durven niet denken, dat zulkenbsp;wenschen overal uit reine grondbeginselen voortkwamen.nbsp;Grootendeels was het een maatschappelijke overgang,nbsp;dien het volk onderging, zooals dikwijls gebeurt, alsnbsp;het krachtige volle leven, moede van de oudenbsp;vormen, naar iets nieuws vraagt en zoekt. Zulk eenenbsp;beweging is te vergelijken bij het bearbeiden van een’nbsp;akker, met de ploeg. Dat is de voorbereiding, waarnanbsp;het zaad van het Evangelie met goed gevolg uitgestrooid kan worden. Maar de krachten van één’nbsp;man waren niet toereikend voor het werk, dat hgnbsp;ondernomen had, omdat hg toenmaals op de Sangi-eilanden en in het land ten zuiden van de Minahassa,nbsp;Bolaang-Mongondou, het evangelie ook verkondigde.nbsp;In de laatst vermelde plaatsen scheen zijne werkzaamheid zeer noodig, omdat het Mohammedanismenbsp;reeds begon door te dringen, en dat voor de Mina-
-ocr page 46-46
hassa ook gevaarlijk kan worden, als het christelijk zendingwerk niet krachtig onderhouden wordt. Ondernbsp;deze omstandigheden is het zeer duidelijk, dat men aanhoudend aan het Zendelinggenootschap om arbeidersnbsp;verzocht.
Wij hebben reeds gemeld, hoe deze bede om hulp, door de uitzending van Riedel en Sohwaez vervuld werd.
-ocr page 47-27 28. 29. 30 31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38. 05 074 10 10 40. 44. 45 46. 47, 48 Cents. Peter Lobeck............. De kleine bewoner van het Auverffnéache Gebergte.... 10 De jonge Hutbewoonster... 22^ üpweKking te Eiberleld.... 05 John Robins, ile matroos... 10 Uitbreiding der Parabel enz. 10nbsp;Kolonel Jacob Gardiner.... 1.5^ De Hode met goede tijding. 1.5 Zonderlinge tussrhenkomst Levensber. van Amelia Gale 07^ 8dia Hill.................. 1?2^! De geschied.van MarySmith 12^ De wa.it heid vau het Evang. 10 Herman de houthakker.... 12| Laatste uren v.John Cowper 10 llei einde van den tijd..... lÜ Wal God bewaart, is wel Wie zijt gij ? Wat hebt gij te doen ? ............... . 10 De weêrliaan van het kasteel 12^ Eben-Iiaëzer inLatakko... lÜnbsp;Ifidiaansche bekeerlingen .. 10 De Chrisien-feesten...... Verhaal van 2 predikers. De tijd en de eeuwigheid Kort en heilzaam berigt ...nbsp;Jühan Coenraad Ter Linden 07^nbsp;Ken beroep op het hart .... 12^nbsp;De landman in den Elzas... 10nbsp;Sterfgevallen van zeven bekeerde heidenen .......... 10 Levensloop van C.L.Töpfer 07^ Eenige bijzonderheden uit het leven van Morrison..... 15 De christelijke viering van De zendelingen in Groenl.. 15 Het lgt;ezoek bij een kranke.. 15nbsp;Brieven van een’ leeraar ... 1.5nbsp;Polycarpus............... 10 |
Cents. Als God werkt, wie zal dan keeren ?............... 15 De Solduten-dochter....... Het gelukkige sterfbed.... iö De weg en het middel .... 15 Üe gast zonder bruiloftskl. 0/2 Treffend voorbeeld........ 07| Levensschets v. Biumhardt. 15 De roepstem des Ileeren ... 15 Eerste zend. te St. Thomas. 15 De Russische kleermaker.. 07^ Kenmerk, v. een kind Gods 07^nbsp;Overtuiging verwaarloosd,. 12|nbsp;Woord aan Jonge moeders.. 07^nbsp;De onbekende zendeling .. 04 Opmerkelijke leiding Gods 07 Ged. over de eeuwigheid .. 074 De Christen in het gasthuis 03 Wie zoekt die vindt....... U,5 -. Levensb. van een’soldaat .. 05 Pacaisdorp ............... 074- De tw'ee buren .....'...... 10 Bekeering v. A. H. Franke. 04 Blandina ................ 074. Bede van een grijsaard ... 074 Het huisgez. te Haeterdale. 15nbsp;Inwendig Christendom onder llottentotten ........05 Het Paaschfeest ...... ... 10 Leven van Chrjsostoinus .. 074^ Het geheimzinnige in den Overeenk. Christel. Godsd. 05 |
Cents.
147- De Thermometer.........05
148. nbsp;nbsp;nbsp;Toespraak............... 05
149. nbsp;nbsp;nbsp;Eene uitn.helpsterd.zend. 074
lóO, Kiet verre.............06
151. Wateen reisverh. kanuitw. 05 162. Een blik in deJav. huish. 05
153. Het 'iOnze Vader”.......05
154 Clement Oarow.......... 124
;155. Een Israel, tot Chr.gebragt 05
156. nbsp;nbsp;nbsp;Schoone plaatsen uit de
I schriften van 3 Kerkvaders 074
157. nbsp;nbsp;nbsp;Gidiou .................074
158. nbsp;nbsp;nbsp;Uit onze Brieveutasch ... 074
159. nbsp;nbsp;nbsp;Dankt God in alles......05
liöO. Een andere Oom Tom ... 05
!161. Zeventig jaren..........06
162. DeSoldaat en de Landverh. 05 168. Getuig, omtrent degodsv.
en het leven der christenen 04
164. nbsp;nbsp;nbsp;2 tafereelen uit het leven
en werken van een zendel. 074
165. nbsp;nbsp;nbsp;Êenzaatumaarnie.tverlateu 074
166. nbsp;nbsp;nbsp;Uit onze Brieveutasch 11. u74
167. nbsp;nbsp;nbsp;Mededeel, van Olfe.rs 1. 074
168. nbsp;nbsp;nbsp;idem idem 11. 074
169. nbsp;nbsp;nbsp;Over zendiugmethode I.. 10
170. nbsp;nbsp;nbsp;idem idem 11.. 10
171. nbsp;nbsp;nbsp;Het kruis der bespotting. 074
172. nbsp;nbsp;nbsp;Over zendingmethode 111. 10nbsp;178. DeZending onder de volken
der aarde. 1. Europa ... 074
174. nbsp;nbsp;nbsp;Dito. II. Azië. 1. West-Azië 074
175. nbsp;nbsp;nbsp;Tollenaarsbede........05
176. nbsp;nbsp;nbsp;Dezeiid.ll.2.JapanenChina074
177. nbsp;nbsp;nbsp;Dito. 3. Achter-lndië 074
178. nbsp;nbsp;nbsp;Bij een Ziekbed .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;05
179. nbsp;nbsp;nbsp;Dezend. II. 4. Eng.lndië 074nbsp;180 Ilung'8ui-Tsc])uen, enz 074
181. nbsp;nbsp;nbsp;Dezend.n.6. lnd.Archiigt;el 074
182. nbsp;nbsp;nbsp;Toespr. door Ds.H. L.Vinke 074
183. nbsp;nbsp;nbsp;Mededeeling. van v.d.Liefde 074
184. nbsp;nbsp;nbsp;dito dito 074
185. nbsp;nbsp;nbsp;De Kerstavond .........(»74
186. nbsp;nbsp;nbsp;DeZending. 111. 1. O-Afr. 074
187. nbsp;nbsp;nbsp;E'^n vertrouwelijk gesprek. 06
188. nbsp;nbsp;nbsp;DeZending. Til. 2. Z-Alr. 074
189. nbsp;nbsp;nbsp;Verderft het niet, enz... 10
190. nbsp;nbsp;nbsp;Barmhartighe’d.......... 07
191. nbsp;nbsp;nbsp;DeZending.1118 W-Afrika 074
192. nbsp;nbsp;nbsp;J. F. Riedel Een levensb l 10
193. nbsp;nbsp;nbsp;DeZend. 1 V. 1 N-Amerika., 074
194. nbsp;nbsp;nbsp;Levcnsber.vanJ.E.JeJlesnia 174nbsp;ook in 3 afzonderl. stukjes a 06
It,
CeiJls
)S00. De bedelaar.............. 05
lOi. Samuel Mills............. 05
,102. Triomfboog van Titus .... 06
103. nbsp;nbsp;nbsp;Zijt gij gelukkig?........07i
104. nbsp;nbsp;nbsp;üit-eii inwendige zending 05
r.105. De twee erfenissen.......05
106. nbsp;nbsp;nbsp;De waarde van het gebed. 071
107. nbsp;nbsp;nbsp;Samuel Crowther......... 071
108. nbsp;nbsp;nbsp;Cailiarina Philips ........071
.109. Goodhick Day............ 071
110. nbsp;nbsp;nbsp;De toestand der heid.vrouw 071'
111. nbsp;nbsp;nbsp;Middel ora rijk te worden. 04
• '112. Eene oude beproefde raad . 12i .113. Verband ijver voor de zend. 07
114. nbsp;nbsp;nbsp;Ra-Poor-Negro........... 05
115. nbsp;nbsp;nbsp;De zendel. onder de heid. . 051
116. nbsp;nbsp;nbsp;Iets uit het leven eenernbsp;zendelingsvrouw. Ie brief. 05
117. nbsp;nbsp;nbsp;De Cbristen-vrouwei) dei
.118. Christina en Esther.......06
120. nbsp;nbsp;nbsp;De vei hoogde Heer.......05
121. nbsp;nbsp;nbsp;De zegennjke vrucht van
122. nbsp;nbsp;nbsp;Opw. tot h. werk der zend. 05
123. nbsp;nbsp;nbsp;De Baron Dhijhern....... 071
124. nbsp;nbsp;nbsp;Een woord tot aanbeveling
125. nbsp;nbsp;nbsp;De toekomende wereld.... 05
126. nbsp;nbsp;nbsp;Iets uit het leven eenernbsp;zendelingsvrouw. 2e brief. 07
127. nbsp;nbsp;nbsp;Eene uit duizend........06
128. nbsp;nbsp;nbsp;Eene Martelaarsgeschied. 05nbsp;. 129. Een Rabbi die rust zoekt
130. nbsp;nbsp;nbsp;De Cliristin geroepen totnbsp;deeln. aan de zendingzaak. 05
131. nbsp;nbsp;nbsp;Zoeken en vinden....... 10
132. nbsp;nbsp;nbsp;De onfeilbare gids....... 10
133. nbsp;nbsp;nbsp;Wien te hoorenV........ 071
134. nbsp;nbsp;nbsp;Eene zwaar beproefde ge-
ioofsiieldin............... 071
135. nbsp;nbsp;nbsp;Marianne, de Bijbelver-spreidster van St. Giles.. 10
136. nbsp;nbsp;nbsp;De dochter V. d. Landman 121
137. nbsp;nbsp;nbsp;De hoop des christens .. 071
138. nbsp;nbsp;nbsp;Het leven van v.d. Kemp. 05
139. nbsp;nbsp;nbsp;Kunt gij altijd van Jezus
zwijgen ?................06
140. nbsp;nbsp;nbsp;Het werk v. kleine Jessie. 071
141. nbsp;nbsp;nbsp;Liefde voor liefde....... 0.5
142. nbsp;nbsp;nbsp;Heilig leven, zalig sterv. 071
143. nbsp;nbsp;nbsp;Een Blerfb,in den vreemde 071
144. nbsp;nbsp;nbsp;Iets uit het leven eenernbsp;zendelingsvrouw. 3e brief 05
14Ö. iets uit het leven eener zendelingsvrouw. 4e brief. 05nbsp;146. Levensgcsch. van eenen
lerschen knaap.......... 071