-ocr page 1-

JOHAN FREDERIK RIEDEL.

EEN LEVENSBEELD ÜIT DE MINAHASSA OP CELEBES.

III.

Aankomst in de minahassa, vestiging te tondano.

» Dat is dan het land, waar ik, zoo God het wil, leven sleten zal! Hier wil ik tot Zgne eernbsp;Arbeiden en al mijne krachten aan Hem w^den, ennbsp;bier wil ik als het zoo zjjn moet, voor zgn’ heiligennbsp;Qaam lijden! ” Dat waren de gedachten, die Riedel’snbsp;ziel vervulden, toen hij van het schip zjjn’ blik lietnbsp;Saan over de groene bergtoppen, en over het voornbsp;hem liggende Menado. Met een dankbaar hart dachtnbsp;by aan de hulp onder zooveel gevaren ondervonden,nbsp;verblijdde hij zich in goede gezondheid, na eennbsp;laar in het Indisch klimaat te hebben doorgebracht,nbsp;*aodat hij dan nu ook met frissche kracht zpn’ arbeidnbsp;beginnen kon. «Trouwe Heiland,” was van het beginnbsp;innig gebed: «geef mij kracht, om als getrouwenbsp;getuige, het woord van uw kruis tusschen deze bergennbsp;^e verkondigen, en laat de Heidenen, die gjj met uwnbsp;bloed gekocht hebt, bekend worden met uwe zalig-*®akende barmhartigheid.”

Terwpl hp zoo in gedachten verzonken stond, was een sloep aangekomen, waaruit een jongen heelnbsp;aan boord kwam, en overluid vroeg; »of er zichnbsp;®i6t twee pandita’s (zendelingen) onder de passagiers

1

-ocr page 2-

bevonden?” Schwarz, die het terstond hoorde, antwoordde: »Ja! zeg uwequot; meester, dat aangekomen z^n.” Zoo vlug als hij gekomen was, verdween denbsp;jongen achter de verschansing, en snelde naar het strandnbsp;terug. Het duurde- niet lang, of er kwam eene grooterenbsp;sloep, waaruit broeder Hellendoorn zelf aan boordnbsp;kwam. Met tranen in de oogen, omarmde hij denbsp;aangekomenen, en heette hen in den naam des Heerennbsp;hartelijk welkom. Maar hoe verwonderd was hij, toennbsp;Riedel zijne jonge vrouw bp de hand vatte, en zeide :nbsp;»ik breng eene helpster mede.” »Des te beter” wasnbsp;het antwoord; »wp hebben ook de vrouwen noodig:nbsp;om voor het Godsrijk te arbeiden.”

Aan gene zpde van de benedenstad met hare naauwe vuile straten, was de breede weg, die naar het fortnbsp;leidde, waaraan het huis van den predikant lag, omgeven door eene nette heg met hare blaauwe klokjesnbsp;en andere bloemen, die zeer aan het vaderland dedennbsp;denken. Hier wachtte Mevrouw Hellendoorn reeds denbsp;vreemdelingen op, en werd aangenaam verrast, doornbsp;het meêkomen der zuster, te meer daar zij eene land-genoote in haar erkende, want zp was ook vannbsp;Amboina. Beide vrouwen door dezelfde belangen bezield , sloten spoedig eene vriendschap, die levenslangnbsp;stand hield. In dien tijd waren er te Menado geennbsp;woningen voor vreemden te huur, dus ruimden denbsp;gastvrjje vrienden eene kamer voor de echtgenooten,nbsp;en eene voor Br. Schwarz in, die zich daar gezamenlijk, zeer gelukkig gevoelden.

Den volgenden dag maakten de broeders hunne opwachting bij den Resident, den heer Pietbemaat, een welwillend

-ocr page 3-

öan, die hen vriendeljjk ontving, en alle noodige hulp en ondersteuning voor hun werk beloofde. Vervolgensnbsp;niaakten zp zich behoorlijk bekend met de gesteldheid van de Minahassa. Zooveel mogelijk werden denbsp;plannen voor het werk gemaakt, en Hellendoornnbsp;deelde zijne ervaring en de noodige wenken mede.nbsp;Veel belang boezemden hun de christelpke scholen in,nbsp;die Hellendoorn reeds begonnen was te stichten, voornbsp;quot;Welke hg met veel ijver jongelingen tot meestersnbsp;opleidde. Deze leerlingen had hij bij zich aan huis,nbsp;de christelpke opvoeding droeg goede vruchten,nbsp;^ok zijne vrouw had eenige meisjes bp zich genomen.nbsp;Op welke het leven in een christelijk huishouden eenenbsp;goede uitwerking had.

De goede vrouw zorgde als eene eigene moeder voor haar. Ook hare jonge vriendin , die reeds bjj den zendeling Kam in huis geleerd had met inlandsche meisjesnbsp;Om te gaan, begon een levendig belang te stellen innbsp;dit soort van werk.

Nadat zjj tien dagen in Menado geweest waren, S'ngen de beide jonge zendelingen, onder geleide vannbsp;Öei.lendooen, eene bezoekreis doen, om een plaats tenbsp;binden, waar zij zich konden vestigen. De reis werdnbsp;'Meermalen door hevige stortregens bemoeijeljjkt, waardoornbsp;d® steile wegen gevaarlgk werden, zoodat men steedsnbsp;boezen moest met de paarden te vallen. De reizigersnbsp;'^3'ren ook dikwijls doornat. Zeer bezorgd waren denbsp;broeders voor hun’ geleider, wiens gezondheid buiten-dien reeds geschokt was. Onder de bescherming desnbsp;^deeren bleven zjj voor alle ongevallen bewaard.

Te Lotta werden zij door de hoofden, den Hoekoem

1*

-ocr page 4-

besar aan het hoofd, onder feestelyke aanspraken begroet. Zpn ambtgenoot te Tomohon, nam hen dennbsp;eersten nacht vriendelpk in zijn huis op. Als zij nanbsp;de vermoeijenissen der reis met hun’ gastheer aan dennbsp;disch zaten, vroeg deze naar het doel van de reis,nbsp;en verzocht dringend, nadat dit hem bekend gemaaktnbsp;was, dat een der broeders in zijne negerg zoublpven;nbsp;zjjn volk verlangde zeer naar onderrigt; hjj zounbsp;dadelpk een woonhuis en eene kerk laten bouwen.nbsp;*Wp hebben reeds eene school ingerigt,” voegde hjjnbsp;er met’ vergenoegdheid bp: »als wij nu maar een’nbsp;goeden meester hadden.” Daar de regen onder dennbsp;maaltgd opgehouden had, en de avondzon de bergtoppen verlichtte, besloot men de school te gaan bezoeken. Nadat de schoolmeester geroepen was, gingnbsp;de Majoor (zoo werd hij om zijne verdiensten in dennbsp;javaschen oorlog betiteld), zijne gasten deftig voor,nbsp;en geleidde hen, gevolgd door een aantal nieuwsgierigen,nbsp;naar het wachthuis, waar een sterk gebouwd man,nbsp;met verschillende likteekens in ’t gezigt, in eene versleten uniform stond, met zoo wat een dozijn kinderennbsp;in een’ halven cirkel om zich heen geschaard. De kinderennbsp;waren blijkbaar voor die gelegenheid, maar zeer gebrekkignbsp;in kleederen gestoken. Het was een vreemdsoortig schoolmeester: gedurende den oorlog op Java had hp watnbsp;lezen en schrjjven geleerd, die kennis deelde hjj zijnennbsp;leerlingen mede; de schoolboeken had hp zelf gemaakt’,nbsp;alle stukjes papier, die hp maar krijgen kon, had hijnbsp;zorgvuldig verzameld, en enkele letters of woordennbsp;daarop geschreven. De uitslag van het onderzoek konnbsp;niet bijzonder zpn; maar men zag in ieder geval den

-ocr page 5-

goeden wil. Den volgenden dag ging de reis verder, luen hield maar kort rust. Van het reeds gedooptenbsp;Hoofd waren allerlei kwade geruchten in omloop: hgnbsp;zou voor / 600 zgn nieuw geloof verloochend en denbsp;Oude gewoonten van het heidendom weer aangenomennbsp;hebben. Een’ veel beteren indruk maakte de Hoekoemnbsp;toewah te Kawangkoan, die door den vro^g gestorvennbsp;broeder Muller gedoopt was. Bp hem waren sporennbsp;Tan opregte bekeering. Daar deze negerij zoo slechtnbsp;en onregelmatig gebouwd was, had de Resident lastnbsp;gegeven, dezelve op eene betere plaats, naar een beternbsp;plan nieuw op te bouwen. Nu wilde het Hoofd innbsp;eens eene kerk en een huis voor een’ meester bouwen;nbsp;hjj drong er zeer op aan, dat men hem een’ zenden zou.

Ook te Tompasso had men gaarne een’ van de beide zendelingen gehouden. Nog dringender was de bedenbsp;ie Langowan. In deze pas nieuw gebouwde negerjjnbsp;¦wilde de Majoor met vele van zijne onderdanen zichnbsp;gaarne laten doopen. Van alle plaatsen, die zjj totnbsp;hiertoe bezocht hadden, scheen deze de geschikstenbsp;Voor eene zending; zoo besloot Schwarz zich hier tenbsp;Testigen, waarover vele menschen zich verheugden.

Van Kakas, waar de reis toen heen leidde , wachtte Wen niet veel goeds. Hier was in den laatsten tjjdnbsp;een offerfeest gevierd, waarbij men ruwe en onzedelijkenbsp;gebruiken heeft. De Majoor wilde de schande vannbsp;^Pn volk goed maken, en zeide; »Wij Alifoeren zjjnnbsp;allen blind , en weten niet waar wjj heen zullen gaan.nbsp;He christenen hebben het licht, want alles wat wpnbsp;geleerd hebben, hebben wij van de christenen; wjjnbsp;^ïn dom en onnoozel; maar de christenen hebben het


-ocr page 6-

boek dat hun alles zegt. Toen ik op Java onder andere heeren kwam, schaamde ik mij over mjjnenbsp;onwetendheid. Nadat ik teriiggekotnen ben, heb iknbsp;de heidensche gebruiken verlaten. Nu wilden wij gaarnenbsp;een’ meester hebben , die ons onderwees en den warennbsp;6od leerde kennen.” Geheel uit begeerte naar hoogernbsp;heil kwamen deze woorden wel niet voort. Ook hiernbsp;werd op de aanstelling van een’ onderwijzer uitzigtnbsp;gegeven. Intusscheu was er eene praauw (inlaudschenbsp;boot) klaar gemaakt, die door krachtige roeijers innbsp;beweging werd gebracht, om de zendelingen over denbsp;blaauwe vlakte van het meer van Tondano heen tenbsp;brengen. Vervolgens legde men te Bemboken aan;nbsp;ook hier vertoonde men verlangen naar een’ leeraar;nbsp;vóór het vertrek kwamen al de Hoofden bij dennbsp;Majoor, en een, die wat Maleisch verstond, hield eenenbsp;aanspraak, waarin hjj dit verlangen uitsprak. Denbsp;anderen beloofden een huis te bouwen, en hunne kinderen naar school te zenden. ¦

Van daar ging het verder over het meer. De heer-Ijjke natuur en de tot nu toe aangename ervaringen stemden de harten tot lof en dank, zoodat de mondnbsp;er ook van overvloeide: plegtig rolden de klankennbsp;van het koraal over den stillen waterspiegel. De roeijersnbsp;luisterden naar die ongewone toonen, en roeiden opnbsp;de maat. Al nader kwam men aan den noordelijkennbsp;oever, tot dat de huizen van Tondano duidelijk tenbsp;voorschijn traden. Riedel wist het reeds, dat waarschijnlijk zijn arbeidsveld hier zou aangewezen worden.nbsp;De Resident had het hem nadrukkelijk aanbevolen,nbsp;zich hier te vestigen. Hoe klopte hem het hart, toen

-ocr page 7-

de praauw de rivier binnengeloopen was! Aan de Ankerhand stond reeds een houten kerkje, niet vernbsp;^au daar was eene houten hrug over het water; digtnbsp;daarhjj legde het vaartuig aan, omringd door vele innbsp;het water plassende kinderen; ook aan den oever verzamelden zich spoedig vele menschen.

In het gouvernementshuis vonden de zendelingen een goed onderkomen. Om het terrein te onderzoeken,nbsp;bleven zp hier een’ heelen dag.

Hellendoobn was hier al meermalen geweest, en broeder Muleee had reeds de beide opperhoofden metnbsp;bunne vrouwen en eenige inwoners gedoopt» Dé bezoeken van de predikanten waren hier te zeldzaam omnbsp;bet regte leven in deze kleine gemeente op te wékken.nbsp;De menschen waren nog zeer onwetend, maar toondennbsp;grooten lust om iets te leeren Ook de heidenennbsp;^erlangden er naar. Bene school was hier door denbsp;Regering gesticht, een meester uit Amboina stond érnbsp;aan ’t hoofd. Het onderzoek gaf eene treurige uitkomst,nbsp;De kinderen konden maar wat lezen, schrpven énnbsp;zingen; rekenen kon de meester zelf niet; van andernbsp;anderrigt was geen sprake.

Den nbsp;nbsp;nbsp;Junij was de bezoekreis geëindigd. Be-

bouden keerden de broeders naar Menado terug. Tondano was niettegenstaande verschillende moepelijk-beden, als een gunstig, maar niet gemakkelijk arbeidsveldnbsp;’^oor iliBDEi bestemd. Het vertrek daarheen werdnbsp;door verschillende oorzaken eenige maanden vertraagd.nbsp;Det was voor den jongen zendeling van veel belang,nbsp;dat hp nog langer bij HELLENnoofiN bleef, omdatnbsp;Rizuel de alifoersche taal leerde. Hij was misschien,

-ocr page 8-

behalve Mullek en Lammees de eerste, die zich met deze vau alle andere ver afwijkende talen bezig hield.nbsp;Hg had een woordenboek van over de -duizend woordennbsp;gemaakt, en was met het vertalen van een schoolboeknbsp;in deze taal bezig; door den dagelijkschen omgangnbsp;met zjjne moerids had hij eene goede oefening in hetnbsp;spreken. Zoo hadden Riedel en Schwaez in Hellbndookn’snbsp;huis de beste gelegenheid om de gewigtige voorbereidingnbsp;voor hun werk te ontvangen. Ook was er veel voornbsp;de inrigting van het nieuwe huishouden te doen,nbsp;waarin de jonge vrouw trouw door hare vriendin geholpen werd. Eindelgk kwam de dag van vertrek; hetnbsp;was de 13*® October; Riedel ging alleen ’s morgens opnbsp;weg, daar er geen dragers voor zjjne vrouw te krggennbsp;waren. Gesterkt door een hartelijk gebed in den vriendenkring, reed hy bljjmoedig door de frissohe morgenluchtnbsp;de blaauwe bergen te gemoet; een van zgne moerids,nbsp;Amos genaamd, volgde hem met een' gehuurden bediende.nbsp;De laatste was met veel moeite gekregen. In dien tijdnbsp;had men ouder de Alifoeren geen bruikbare dienstboden;nbsp;dikwjjls moesten de Buropeërs in Menado blijde zjjn,nbsp;als zjj een’ jongeling in hun’ dienst konden krijgen, dienbsp;van een ander eiland, voor zijne straf daar heen gebrachtnbsp;was. Zoo had Riedel door de welwillendheid van dennbsp;Resident zpn’ bediende van Sangi gekregen (de Sangi-eilanden liggen ten noorden van Celebes). Een paar dragersnbsp;zouden spoedig met het goed nakomen; Riedel dachtnbsp;vóór den avond te Tondano te zijn. Daar echter denbsp;dragers, ten gevolge van de gewone traagheid, hem nanbsp;lang wachten te Toinohon nog niet bereikt hadden,nbsp;besloot hjj tot vreugde van den Majoor daar te over-

-ocr page 9-

nachten. Toen h^ ’s avonds met z^n’ gastheer onder de verlichte veranda zat, verzamelde zich onder aaiinbsp;den trap, eene schaar van nieuwsgierigen rond Amos,nbsp;dien zij met alle mogel^ke vragen bestormden. Een hadnbsp;de vrijmoedigheid vooruit te treden, en begeerde dennbsp;pandita zelven te spreken, waartoe hij wegens zijnenbsp;ofschoon onbeduidende vaardigheid in het Maleisch,nbsp;boven de anderen gewettigd scheen te zijn. Het wasnbsp;de oude soldaat met het gezigt vol likteekens, diennbsp;wij reeds als schoolmeester leerden kennen. »Mjjnheer,”nbsp;zoo begon hij, »ik weet heel goed, dat gij blankennbsp;een boek hebt, waaruit gij al uwe wetenschap put; ofnbsp;eigenlijk zijn het twee boeken; het Nieuwe testamentnbsp;heb ik zelf gezien en er in gelezen ; maat het Oudenbsp;testament moet nog veel merkwaardiger zijn , want iknbsp;heb gehoord, dat daarin beschreven staat de scheppingnbsp;der wereld. Sedert ik op Java geweest ben, geloof iknbsp;niet meer aan de geschiedenis van Loemimoeoet. (1)nbsp;Maar nu wilde ik gaarne weten, hoe de aarde en denbsp;menschen geschapen zijn.” Riedel, verheugd over denbsp;goede gelegenheid om christeljjke kennis te verbreiden,nbsp;ging in huis eii nam uit zpne kist een’ maleischennbsp;Eijbel, waarschgnlijk had hij van de Vereeniging tenbsp;Batavia een aantal van die bijbels gekregen. Nu lasnbsp;hij de scheppingsgeschiedenis verkort voor, en herhaaldenbsp;het zoo goed mogelijk in het Alifoersch , voegde hiernbsp;en daar eenige opmerkingen bij over den levenden

(1) Zie het kleine stukje door Bestuurders van het Neder-Bndsche Zendelinggenootschap uitgegeven, getiteld ; Nederiandsch Host-Indië en het Nederlandsche Zendelinggenootschap, Tweedenbsp;xtiikje, Eerste gedeelte, blz. 10.

-ocr page 10-

10

God en zjjne volkomen openbaring in Jezus Cheistüs. Niet alleen de oude soldaat, maar de geheele schaarnbsp;onder aan de veranda luisterde met ingehouden adem.nbsp;De eerste was zeer verheugd, toen hp ten slotte dennbsp;bijbel tot geschenk kreeg. De anderen zeiden metnbsp;een’ uitroep van verbazing; »Zoo iets hebben wij nognbsp;nooit gehoord!”

Den volgenden morgen kreeg Kibdbl door zjjn’ pver z^ne lieden vroeg op weg. In de koele morgenluchtnbsp;ging de reis rustig voort. Aan den linkerkant verhiefnbsp;zich de groote berg Masarang en aan den regter denbsp;trotsche Tampoesoe. Vóór dat de hitte des daags drukkend werd, was de pas tusschen de beide bergen bereikt,nbsp;en meer en meer opende zich het uitzigt over hetnbsp;heerlyke meer, omgeven door de groene velden ennbsp;boschrflke bergruggen. Om 10 uur kwam men tenbsp;Tondano aan, de Kesident had voorloopig het gouvernementshuis ter beschikking van den zendeling gesteld.nbsp;Daar rigtte zich Eiedel zoo goed hp kon in, met behulpnbsp;van Amos en zijn’ sangischen bediende.

Het was een stille intogt zonder veel opzien geweest; toch verbreidde zich spoedig het gerucht in de negerg,nbsp;dat de pandita aangekomen was. Het duurde nietnbsp;lang, of de beide Majoors verschenen met de anderenbsp;opperhoofden en het gemeentebestuur, om hem tenbsp;begroeten. Zij spraken in deftige redenen hunne geluk-wenschen uit. Zoodra zjj zich verwijderd hadden, gingnbsp;Kiedei, naar beneden in de keuken, waar zjjne beidenbsp;jongens te vergeefs hun best deden om een’ eenvoudigennbsp;maaltjjd te bereiden. Om verschillende redenen, misschien wel voornamelijk wegens de onzindelijkheid,

-ocr page 11-

11

was het voor een’ Europeër eene onmogelijkheid hannen kost te eten; dus moest Riedel zelf voor kok spelen,nbsp;waarbp hg zich met de gedachte troostte, dat zgnenbsp;vrouw spoedig dezen arbeid van hem zou overnemen.nbsp;Zjj kwam dan ook 5 dagen later in een’ draagstoelnbsp;tot groote vreugde van haren echtgenoot, wien datnbsp;alleen zijn en dat koken niets bevielen. Broeder Hellen-doobn begeleidde haar. Behalve degenen, die hetnbsp;huisraad droegen, waren er ook eenige moerids mede-gekomen, die in Kakas aan den anderen kant vannbsp;het meer, als schoolmeesters aangesteld zouden worden.nbsp;Hellendooen en Riedel brachten hen in eene praauw daarheen. In het niet ver verwijderde Langowan was ernbsp;8 dagen vroeger ook een aangesteld. Schwarz had ernbsp;zich nog niet gevestigd. Nadat hij met zijne ambtgenootennbsp;beraadslaagd had, was hij nog eenmaal naar Batavianbsp;gegaan, om het zendelinggenootschap aldaar te verzoeken,nbsp;de zending in de Minahassa te ondersteunen, en voor-namelgk plannen te maken om scholen op te rigten.nbsp;Eerst in 1832 keerde hij terug, en moest voorloopignbsp;zjjn’ intrek te Kakas nemen, tot dat zgn huis tenbsp;Langowan gereed zou zgn. Hellendoorn kwam omnbsp;hem plegtig te bevestigen. Maar hoe verbaasd warennbsp;hij en zijne geleiders, toen hij reeds 50 kinderen, dienbsp;kort te voren zooals alle Alifoersche kinderen naaktnbsp;rondliepen, nu goed en netjes gekleed in het nieuwenbsp;schoolgebouw bgeen zag. Het weinige onderrigt vannbsp;®ene week had reeds zooveel vrucht gedragen, datnbsp;alle kinderen de letters kenden. Nadat de inwijdingsredenbsp;geëindigd was, keerde men over het meer naarnbsp;Tondano terug.

-ocr page 12-

12

Deu volgenden dag werden de opperhoofden tc zanien geroepen, en Hellendookn droeg de zorg voor de kleinenbsp;gemeente aan broeder Riedel op, nadat hij de volgendenbsp;vragen tot de gemeente gerigt had :

1. nbsp;nbsp;nbsp;Of zij zich met hunne vrouwen en kinderen innbsp;de christelijke godsdienst wilden laten onderwijzen ?

2. nbsp;nbsp;nbsp;Of zij zich verbinden wilden, dat de gedooptennbsp;des Zondags de kerk zouden bezoeken?

3. nbsp;nbsp;nbsp;Of zy de kinderen en ook die der heidenennbsp;naar de school wilden zenden ?

Zij antwoordden allen bevestigend, beloofden hunne belofte na te komen, en bedankten Riedel met een,nbsp;dat hp gekomen was, om met hen te wonen en hennbsp;te onderwijzen. Dadelijk daarop keerde Hellendooennbsp;naar Menado terug.

De Zondag naderde, waarop Riedel zijne openlijke werkzaamheid beginnen zou. . Hp had daartoe eenenbsp;eenvoudige preek in ’t Maleisch, opgesteld over hetnbsp;onderwerp : » Jezus is gekomen om zondaren zalig tenbsp;maken.” Met een innig gebed voor het heil der zielen,nbsp;waaronder hij nu zpn’ arbeid begon, begroette hijnbsp;den dag des Heeren. Maar de negerij zag er nietnbsp;zondags uit: in den vroegen morgenstond hoorde men,nbsp;onder ieder huis, het stampen van de rjjst, zooalsnbsp;iederen anderen dag, en de lieden gingen met hunnenbsp;manden en gereedschappen uit, naar het veld, zooalsnbsp;gewoonlijk. Dat trof den zendeling; hij had diep medeleden met deze arme onwetende heidenen , toen hijnbsp;uit zpne veranda dit bedrpf aanzag.

Plotseling pit hij de trappen af; hp bemerkte een’ man, dien hp reeds als christen had leeren kennen ,

-ocr page 13-

13

en die nu als de heidenen naar zijn werk ging. »Hoe ÏOEMEWA!” roept de zendeling, en deze keert zichnbsp;om, »moogt g^ van daag naar uw werk gaan ?” »Ja welnbsp;Mijnheer,” antwoordde hij bedremmeld, »als ik geennbsp;slecht voorteeken ontmoet!” »Hoe, gjj wilt een christennbsp;zijn, en zflt nog zoo bijgeloovig, dat gfl voor eenenbsp;muis of schreeuwenden vogel bang zijt. Maar weet ggnbsp;dan niet wat voor dag het heden is ?” »Ik geloofnbsp;zeker, dat het geen booze dag is,” antwoorddenbsp;de man nog altijd aan zijn b^geloof vasthoudende.nbsp;»Neen! het is een zeer goede dag, Toemewa, de dagnbsp;onzes Heeren Jezus Christus , die u van alle kwaadnbsp;redt, en u zalig wil maken; weet gij dan niet datnbsp;het heden Zondag is?” »0 zoo!” zeide hij langzaam,nbsp;»ik dacht dat het gisteren Zondag was.” »Neen,nbsp;heden is het Zondag en keer nu om, en ga naarnbsp;de kerk.” »Maar mijnheer ik moet op het veldnbsp;werken, de lieden van mijne mapaloes z^n er reedsnbsp;allen heen.” (1)nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»Toemewa, gy wilt een christen zgn

en op Zondag werken, dat gaat niet! Dus keer om, en kom spoedig in de kerk.” Dit werd zoo bepaaldnbsp;gezegd, dat de Alifoer niet durfde tegenspreken.nbsp;»De pandita is een streng heer,” zeide hij, toen hijnbsp;op zijn’ terugweg het aan eenige mensohen vertelde.

Het bepaalde uur van de godsdienstoefening kwam, het teeken voor de b^eenkomst werd gegeven met denbsp;tifa, dat is een kleine trommel. Maar hoe verbaasdnbsp;was Riedel, toen hij in het houten kerkje behalve de

(1) Zie over dit mapaloes, het gezamenlijk werken op den ®kker, het boven aangehaalde «Kleine stukje,” blz. 26.

-ocr page 14-

14

hoofden en hunne vrouwen, slechts een handvol menschen zag; het was slechts een tiende deel der gedoopten.nbsp;Het gezang, waarbij de schoolmeester voorging, klonknbsp;zeer zacht en onzeker. Er werden eenige maleischenbsp;verzen gezongen. De preek werd wel is waar metnbsp;opmerkzaamheid aangehoord, maar meer uit nieuwsgiC'nbsp;righeid dan uit begeerte, zooals men dit niet onduidel^knbsp;öp de gezigten zien kon. Het was een moeijelpknbsp;begin; zooveel te vuriger bad Riedel aan het eind vannbsp;de godsdienstoefening, dat het den Heer behagen mogtnbsp;over de doode en' trage harten zijn’ heiligen Geestnbsp;uit te storten en het ware leven in hen op te wekken,nbsp;zpn rpk aan deze plaats te planten en uit te breiden.

Toen hij later vroeg, waarom er zoo weinig christenen in de kerk geweest waren , kreeg hij ten antwoord,nbsp;dat de meesten niet wisten of het Zondag of eennbsp;andere dag was. Velen woonden nog op de akkers,nbsp;waar de rpstoogst nog niet gereed was. De preek,nbsp;meepde men, zou wel door een ieder verstaan zijn,nbsp;maar of de zin er van werkelpk begrepen was, bleefnbsp;zeer twijfelachtig. Nog zwaarder, dan de ervaring vannbsp;dien zondag, moest Riedel veel wat hg dageljjksnbsp;hoorde en zag drukken. De Tondaners waren bekendnbsp;door hun stelen en hun onmatig sagoweer-drinken.nbsp;Ten aanzien van schandelijke onzedelijkheid stondennbsp;zij bp de andere Alifoeren niet achter. De ervaringnbsp;leverde voortdurend het bewjjs, dat dit gerucht slechtsnbsp;al te gegrond was. Zooals het leven van het rijststampen lederen morgen, zoo hoorde men iederennbsp;avond de woeste kreeten van dronken menschen, dienbsp;de avond-godsdienstoefening van Riedel’s kleinen huise-

-ocr page 15-

15

lijken kring stoorden. Wat kon men ook anders dan ruwheid verwachten by de onzindelijkheid en onordelyk-heid, die overal in de negery zigtbaar waren. Twistennbsp;was aan de orde van den dag, waar verscheidene gezinnennbsp;in één huis woonden. Echtscheidingen waren nietsnbsp;byzonders. Daarby bevonden zich onder de Alifoerennbsp;eenige vreemden, die niet bevbrderlyk waren aan denbsp;zedelijkheid: eenige Chinezen, sluwe handelaars, dienbsp;invloed hadden, mohammedanen, die de dochters vannbsp;gedoopte ouders voor eenige stukken weefsel kochten,nbsp;en een paar kleurlingen met Europeesch bloed, een vannbsp;welke, een 60jarige, zich eene vrouw van 15 jaar voornbsp;een oud geweer en tien kruiken arak kocht. Daarbynbsp;heerschte overal het vreeselykste bygeloof, zoowel bij denbsp;christenen als by de heidenen. De laatsten waren overnbsp;het geheel niet tegen den verkondiger der nieuwe leer,nbsp;behalve de priesters, want hun invloed was aanzienlyknbsp;verminderd. Voor het oog was men vriendelyk jegensnbsp;den zendeling. Velen geloofden, als zy van hem leerden,nbsp;dat zy gelyk aan Hollanders zouden worden. Bij hennbsp;gold meer de hoogere trap van beschaving, daar zynbsp;Van de ware godsdienst weinig begrip hadden. Hetnbsp;Wt zich denken, dat deze verhouding voor het zending-Vferk veel grooter zwarigheden opleverde, dan dat mennbsp;'a openlijke vyandschap voor het rijk Gods had moetennbsp;strijden. Alle begin is moeyelyk, dacht Riedëï., en lietnbsp;*ich niet ontmoedigen; hy had de magt der goddelykenbsp;Senade te zigtbaar ondervonden , om de bekeering vannbsp;'tit volk niet van God te verwachten.

II

-ocr page 16-

16

DE EERSTE VRUCHTEN.

De arbeid der eerste jaren was een zaaien in hoop, zooals Riedel dikwijls in zijne brieven uit dien tijdnbsp;schreef. Het meest wendde hy zich tot het jongenbsp;geslacht. De school was in treurigen toestand; denbsp;door de Regering aangostelde schoolmeester was nietnbsp;voor zijn betrekking berekend; te minder, daar hij hetnbsp;Alifoersch, de taal van ’t volk, niet geleerd had. De kinderen kenden geen Maleisch. Riedel nam de taak vannbsp;onderwazen op zich, en leerde den meester, hoe mennbsp;onderrigten moet. Hij liet zich zeer veel gelegennbsp;liggen aan het leeren der volkstaal; maar begreep,nbsp;dat de maleische de taal voor kerk en school moestnbsp;zjjn. Het Alifoersch heeft vele tongvallen; op denbsp;eene plaats verstaat men den anderen niet. Hoelangnbsp;zou het duren, eer men den bijbel in al die talen hadnbsp;overgezet? Bijbel, gezangen en schoolboeken warennbsp;in ’t Maleisch gereed om te gebruiken ; ook werd denbsp;europeesche beschaving door deze taal voor ’t voU^nbsp;open gesteld. Door haar bleef de zending in verbandnbsp;met het zendingwerk in den Indischen Archipel. Datnbsp;waren alle gewigtige gronden. En toch kan mennbsp;de gedachte niet weerhouden: had het God behaagdnbsp;een’ man als Luthbk naar de Minahassa te zenden,nbsp;die den bijbel in ’t Alifoersch had laten spreken, eunbsp;zoo eene schrijftaal voor ’t volk geschapen had, efnbsp;dan het Evangelie geen diepere wortels zou g®'nbsp;schoten hebben? Maar wp willen geen oordeel nit-spreken; Riedel maakte veel gebruik van de landtaal,nbsp;en ondervond veel zegen. Zijne beinoeijingen in d®

-ocr page 17-

17

school droegen goede vruchten. De kinderen leerden de ééne bijbelsohe geschiedenis voor, de andere na,nbsp;on begrepen ze gedurig beter, waarbjj dan het vragennbsp;in ’t Alifoersch hielp; zy leerden psalmverzen van buitennbsp;en zongen die. Zoo werden de harten der kinderennbsp;gewonnen, en spoedig kwam het zoo ver, dat denbsp;bedeesde en verlegen kinderen vertrouwelgk naar hemnbsp;toe kwamen, en hem de hand gaven, zoodra zg hemnbsp;zagen. Verder de bemoeiingen van den zendeling omnbsp;het vrouweli'k geslacht te verheffen en te beschaven.nbsp;De vrouwen moesten gewonnen worden, om orde ennbsp;zindeljkheid in hare huizen te bevorderen. De voor-treffelpke vrouw van Riedel was de krachtige hulpnbsp;ran haren echtgenoot in het zendingwerk. Zï maaktenbsp;in de negerg bekend, dat zy Zondags namiddags denbsp;Vrouwen bï zich verzocht om haar te onderrigteu. Denbsp;eerste maal had zp eene talrpke vergadering. De leerlingen, sommigen zelfs van hoogen leeftïd, maakten goedenbsp;Vorderingen in ’t aanleeren der letters en bybelschenbsp;geschiedenis, die de nieuwe vriendin haar vertelde.nbsp;Slechts eeuige Zondagen ging het goed.

De priesters, die veel hadden tegen deze nieuwe gewoonte, zoo geheel verschillend van de voorvaderlïke,nbsp;¦brachten er veel tegen in; degenen die de vergaderingnbsp;bezochten werden bespot en gehoond, en de mannennbsp;Werden bang gemaakt, dat de vrouwen weldra de baasnbsp;zouden zjjn. Hierdoor werden vele afgeschrikt en anderenbsp;door hare mannen verhinderd. Het aantal der leerlingen versmolt zóó, dat men de oefeningen moest staken.

Beter ging het met de naaischool, die de goede ¦^rouw tweemaal in de week voor meisjes hield. De

-ocr page 18-

18

pBrjjs van naalden en garen, die zeer hoog was, werd door haar bestreden. Riedel eh zpne vrouw legden zichnbsp;gaarne ontberingen op, overtuigd van daardoor bij tenbsp;dragen tot de bevordering van het koningrjjk Gods. Ondernbsp;het naaijen werd dé gelegenheid waargenomen, om denbsp;jonge meisjes in de christelijke waarheid te onderwijzen.nbsp;Deze naaischool hield stand. Reeds vroeger waren ernbsp;in de Minahassa scholen geweest van eenige vrouwen,nbsp;die het vlechten van matten, mandjes of andere handwerken aan de meisjes onderwezen. De christel^kenbsp;stempel, die de naaischool droeg, oefende een’ goedennbsp;invloed uit.

Behalve dat had Mevrouw Riedel veel met haar huishouden té doen, waartoe in Indië veel meer behoort, dan wij ons voorstellen. Veel werk, dat bjj denbsp;Europeërs door bedienden gedaan wordt, bezorgde zijnbsp;zelve. Bp Riedel waren twee jongens; een moest nanbsp;eenigen tpd weggezonden worden, daar hij van geehnbsp;nut was. Amos gedroeg zich goed, en was een hulpnbsp;in ‘t huishouden.

Hoewel de naaischool goed ging, moeten wij ons niet te veel van de leerlingen voorstellen. Velenbsp;waren zóo vuil, dat Mevrouw Riedel ze eerst geheelnbsp;moest reinigen waarbij hare zachte, liefderijke maniernbsp;meer goed deed , dan knorren zou gedaan hebben. Zi)nbsp;had nog erger ondervindingen. gt;He! Kaeimenöa, watnbsp;hebt gij onder uwe sarong ?quot; moest zjj aan eene dernbsp;leerlingen vragen, die een gestolen stuk goed ondernbsp;haar bovenkleed had zoeken te verbergen. »Heb ik unbsp;niet pas verteld, waar de dieven eenmaal komen ?nbsp;ging zij kalm voort, nadat zij bet stuk van het meisje

-ocr page 19-

19

tad aangenomen, die het zonder de minste schaamtè terug gaf. Ook de liefderijke vermaningen, die volgden,nbsp;schenen weinig uit te werken. Dikwijls werd ér nanbsp;schooltjjd iets gemist. Alle zaken moesten nagegaannbsp;Worden, als er een Alifoer in huis was: dikwjjlsnbsp;Werden er kleinigheden meegenomen. Riedel had andersnbsp;gaarne bezoek; hg wekte christenen en heidenen ernbsp;toe op; de meesten lieten zich door eene zekerenbsp;Schuwheid terughouden. Om zich vertrouwelijker tenbsp;maken, ging hij zelf met zijne vrouw bg hen. Ennbsp;Schoon hij met groote vriendelijkheid ontvangen werd,nbsp;Was het heel moegelgk, hun vertrouwen te winnen.nbsp;Er waren onder de gedoopten, die met vrijmoedigheidnbsp;den zendeling naderden, en zich verbeeldden op dê hoogtenbsp;Van hun’ tgd te zijn, met hun’ zwarten rok, den wandelstok in de hand, alsof zjj Hollanders waren. Riedelnbsp;had een’ afkeev van alle pralerg en dwazen opschik.

De nieuwe zeden hadden eenigen invloed op de geheele bevolking van Tondano; maar dat zg nognbsp;niet geheel de overhand hadden, bleek daar men nognbsp;geen’ afstand van de fosso’s (offers) kon doen. Zjjnbsp;Werden nog van tgd tot tgd gevierd, en dan warennbsp;3'lle inwoners, zelfs de christenen, in groote opgewon-quot;tenheid. Ook Riedel was er getuige van, en moestnbsp;*net een bedroefd hart toezien. Zoo iets te overwinnennbsp;V'as moegelgker dan voor dweepzieke heidenen vannbsp;®^ljneB Heer en Heiland te spreken. Do godsdienstigenbsp;gebruiken van de Alifoeren schonken zooveel genot! Zgnbsp;stonden daarin gelgk met aardschgezinde kinderen innbsp;ehristelijke landen. De grootste onverschilligheid voornbsp;godsdienst was een karaktertrek in ’t volk van Ton-

i';

-ocr page 20-

20

dano, die de zendeling bjj elke gelegenheid ondervond.

De kerk bleef Zondags leeg, niettegenstaande de oogst binnen was, alle huisgezinnen uit de veldhutten innbsp;de negerij teruggekeerd waren en het naderen vannbsp;den Zondag door de schoolkinderen bekend werd gemaakt. Er was daardoor geen gelegenheid eenigennbsp;godsdienstigen invloed op de lieden te oefenen.

Te vergeefs deed Riedel wat hjj kon om het te veranderen. De tjjden voor het Kerstfeest naderden,nbsp;maar Tondano scheen nog in een’ diepen geestelgkennbsp;winterslaap te liggen. Dikwpls zag men den zendelingnbsp;eenzaam wandelen, met bekommerde blikken om zichnbsp;staren, werktuigeljjk zjjne ppp vasthouden en digtenbsp;rookwolken uitblazen. Hoe zal ik het toch aanleggennbsp;om deze meuschen tot mjj te trekken, was aanhoudendnbsp;zpne gedachte, en in stilte bad hjj voor de zielennbsp;dergenen, wier heil hem zoo na aan het harte lag, ennbsp;binnenshuis overlegde hij met zpne vrouw. De liefdenbsp;is vindingrpk: zoo kwam Riedel eens met een vroljjknbsp;gezicht naar huis. Ik heb het gevonden, wp moetennbsp;hen met list vangen. Lieve vrouw, de Kersttijd nadert,nbsp;gij moet daarom vele koeken bakken, echte duitschenbsp;kerstkoeken, zooals in Turingen, die zullen het lokaas zjjn'nbsp;Ofschoon de goede vrouw, die haren man in alles g®'nbsp;hoorzaamde, tot bakken gereed was, naar de gegevennbsp;aanwijzing bleek het spoedig onmogelijk te zijn, daarnbsp;in geheel Tondano geen meel te kragen was. »0, datnbsp;hindert niet,” zeide Riedel »wij kunnen even goed rjjs^nbsp;nemen, bak gg maar rgstkoeken, zoo goed als gjj kunt;nbsp;dat beantwoordt ook aan het doel.”

De dagen vóór het feest was men in school jjvenS

-ocr page 21-

21

bezig om aan de kinderen de geschiedenis te verhalen, en de beteekenis van het feest duidel^k te maken; ook lietnbsp;hij hen een lied leeren, en de meester gaf zich allenbsp;moeite met zijne fluit om hen goed de wgs te leeren;nbsp;daarbij werd herhaaldelijk in de negerg bekend gemaakt,nbsp;wanneer het groote feest begon. Op den kerstavondnbsp;zou mede voor het gouvernementshuis een feest gegevennbsp;worden; allen konden komen kijken. Des namiddags vannbsp;den eersten feestdag werden de aanzienlijkste familien bijnbsp;Rikdel genoodigd, en wie komen wilde zou welkom zgn.

Den dag te voren stond Mevrouw Riedei, in de keuken ijverig lekkere rpstkoeken te bakken , die bjjnbsp;inboorlingen van de oostersche eilanden als de grootstenbsp;lekkernij beschouwd worden. Vrolpk zag zp de bergennbsp;koeken op hare borden verrjjzen; zou het welligt gelukkennbsp;door dit middel velen tot het Godsrijk te brengen?nbsp;Riedel ging de kamer op en neder, niet alleen zijnenbsp;preek overdenkende, maar dikwijls overleggende, hoenbsp;bij zjjne gasten den volgenden dag het beste zou bezighouden.

Tegen den avond verzamelden zich de schoolkinderen; zij stonden in een’ kring; Riedel in ’t midden. Eenenbsp;groote schaar nieuwsgierigen was bijeengekomen; hetnbsp;lied werd aangeheven, de feestgeschiedenis in ’t Maleischnbsp;verteld, en daarop ondervroeg hij de kinderen, die goednbsp;antwoordden. De vaders en moeders waren verwonderdnbsp;Over de geleerdheid hunner kinderen, die zij hiernbsp;boorden. Riedel nam deze gelegenheid waar, om innbsp;eene korte toespraak de geheele vergadering te wgzennbsp;op den Zoon van God, die ook uit liefde tot denbsp;Alifoeren mensch geworden was, en ook hun Heiland

-ocr page 22-

23 .

en Verlosser wilde zgn. Hii verzocht hen den volgenden dag in de kerk te komen, waar zij meer kondennbsp;hooren. Werkelijk was de kerk vol, maar de toeloopnbsp;was in den namiddag nog veel grooter. Christenen ennbsp;heidenen waren gekomen, zoodat men de menschennbsp;buiten moest onthalen; van de rijstkoeken bleef nietsnbsp;over, en de koiSjkan was gedurig leeg. Biedei zatnbsp;zeer te vreden in ’t midden van ’t gezelschap (natuurlijknbsp;met de pijp in den mond), en vertelde van zjjn vernbsp;afgelegen vaderland. Zijne schilderingen waren zoonbsp;onderhoudend, dat menige gast, met een’ half geopendennbsp;mond zijn rijstkoek vergat. Hoe de velden in Duitschlandnbsp;nu met sneeuw bedekt waren, hoe de boomen hunnenbsp;bladeren verloren hadden, hoe meeren en rivieren metnbsp;ijs bedekt waren, zoodat men daar op gaan kon; hetnbsp;vlugge schaatsen- en slede-rijden, het vuur in den kagchel,nbsp;in de kamer, de korte winterdagen; dat alles scheennbsp;veel te wonderbaar om het te kunnen gelooven. Eennbsp;der Hoofden bevestigde de waarheid; hij had opnbsp;Java dikwpls met Buropeërs gesproken; die haddennbsp;hem dezelfde dingen verteld; alle blanken stemdennbsp;daarin overeen , zoodat daaraan geen twijfel kon zpn.nbsp;Daardoor werd de spanning der toehoorders nog grooter,nbsp;toen Riedel nog meer vertellen zou. Hij beschreef denbsp;bezaaide velden, die door de vorst verstijfd het voorjaar afwaohten; en wat dan verder met hen gebeurde,nbsp;legde hij hun uit, naar de zeden en gebruiken vannbsp;den alifoerschen akkerbouw, en kwam ten laatste geheelnbsp;ongezocht op het Evangelie, en legde hun de beteekenisnbsp;van het Kerstfeest uit. Hij bediende zich daarbijnbsp;van de alifoersche taal. Werd hjj niet geheel be- -

-ocr page 23-

23

grepen , zoo hielp het Hoofd hem, en vertaalde zjjn Maleisch. Spoedig viel de duisternis in, en de vergaderden gingen hoogst tevreden uiteen. In geheelnbsp;Tondano wérd over de bijeenkomst bij den zendelingnbsp;met algemeene dankbaarheid gesproken. Riedel ennbsp;zijne vrouw waren met lof en dank vervuld; zp voelden,nbsp;dat het hun gelukt was tot de menschen nader tenbsp;komen.

Op den tweeden Kerstavond werd voor de eerste maal het heilige avondmaal in Tondano gevierd.nbsp;Waarschijnlijk nam behalve Riedel en zijne vrouwnbsp;slechts de familie Constance daaraan deel, daar vannbsp;de christen-inboorlingen nog niemand aangenomen was.nbsp;De tafel was klein, want er zaten maar 7 menschen aan.nbsp;Riedel schreef: »Allen voelden wij echter, dat de Heernbsp;in ons midden was, en ons zegende. Ik had het aannbsp;velen uit de gemeente van te voren bekend gemaakt.nbsp;Vroeger hadden zij er niets van gehoord of gezien.nbsp;Allen betuigden, dat zij iets bpzonders in hun hartnbsp;gevoeld hadden, dat zij niet konden uitspreken.nbsp;Anderen zeiden: het was alsof de Heer Jezus zigtbaarnbsp;in ons midden was. Moge deze plegtigheid ten gevolgenbsp;hebben , dat velen naar verder onderwijs streven , omnbsp;3'ls medeleden opgenomen te kunnen worden.”

Op Nieuwjaarsdag was de kerk druk bezocht. ii'iEDKL geloofde eene verbetering in den toestand dernbsp;naamchristenen op te merken. Maar er was iets. datnbsp;hem die schoone verwachting weer benam. De gezamenlijke kerkgangers waren in ’t wit of roodnbsp;gekleed, wat zeer in ’t oog viel, daar zp met Kerstmisnbsp;allen in ’t zwart verschenen. Bij nader onderzoek

-ocr page 24-

‘,3i

24

bleek, dat men bet er voor hield, dat Chriatus op Kerstmis gestorven en op Nieuwjaarsdag opgestaannbsp;was. Daarop grondde zich hunne gewoonte ook, van dezenbsp;dagen door de kleur der kleeding aan te duiden.nbsp;Bovendien werd hetkerkgaan op deze feesten als een bewpsnbsp;beschouwd van christen te zpn, waaruit zich verklarennbsp;liet, waarom zoo velen in de kerk waren. Daarbpnbsp;kwamen nog een paar andere ervaringen. Met Kerstmisnbsp;werden de graven der christenen gewit, zooals bijnbsp;de Alifoeren bp eene andere gelegenheid geschiedt.nbsp;Men verheelde het niet, dat het gedaan werd, om dennbsp;dood en alle zware ziekten voor het volgende jaar vannbsp;die huisgezinnen af te wenden. Op den eersten Kerstdagnbsp;kwamen, zeide men, de zielen der afgestorvenen uitnbsp;de graven, en als deze niet gewit waren, werden zijnbsp;boos, en maakten de levenden ziek of doodden hen.nbsp;Men schaamde zich dit bpgeloof niet. Met Nieuwjaarsdagnbsp;ging het erg toe. De christenen vierden hem niet veelnbsp;beter dan een heidensch offerfeest; er werd onmatignbsp;gegeten en gedronken; 's avonds mengde zich hetnbsp;woeste leven der dronkaards met het gillen dernbsp;dansenden, en zooals de christenen de feesten dernbsp;heidenen bjjwoondeu, zoo namen ook dezen aan denbsp;christelpke feesten deel.

Alle begin is moepelijk, dacht Buïdel , toen hij den volgenden Zondag uit de kerk terugkwam, dienbsp;zoo leeg was als vroeger.