-ocr page 1-

(A

JOHAN FREDERIK RIEDEL.

EEN' LEVENSBEELD UIT DE MINAHASSA OP CELEBES.

IV.

HEï' ElfïEN HUIS. HUISELIJK LEVEN. WERKKRING BUITEN TONDKNO.

Wij weten niet, hoe lang Rikdei. in het gouvernementshuis gewoond heeft. Alle berigten van ’t jaar 1832 tot in den herfst van 1833 ontbreken ons. Waarschijnlijk zijn de brieven uit dien tijd verloren gegaan.nbsp;In den laatstgenoemden tijd vinden wij den zendelingnbsp;in een eigen huis. Oorspronkelijk had hij zulk eennbsp;willen laten bouwen, zooals Schwabz het op Langowannbsp;deed. Er was een huis te krijgen, dat door eenigenbsp;veranderingen naar den eisch kon worden ingerigt.nbsp;Het behoorde aan een’ Majoor, van wien Rirdel hetnbsp;voor 425 gulden kocht en was geheel in den stijl vannbsp;het land, op 12 voet hooge iDalen gebouwd, klein,nbsp;maar goed en sterk. Een paar vertrekken, zooals denbsp;keuken en provisiekamer, de laatste gelijkvloers, moestennbsp;Verbouwd worden, het een en ander kostte hemnbsp;4 a 500 gulden. Het daarbij behoorend stuk grondnbsp;Was tamelpk groot, men plantte er eene rozenhaagnbsp;Om en boomen in. Vóór het huis werden eenigenbsp;bloembedden aangelegd en rozenstruiken gezet, waarojjnbsp;menig bloempje aan het lieve. Vaderland deed denken,

C.,,]

-ocr page 2-

alleen was er in dit warme land meer groeikracht in. Een geinakkelijke trap voerde naar de ruimenbsp;veranda, die aan den kant van den weg was. Doornbsp;eene deur kwam men van daar in de voorgalerij, dienbsp;de geheele breedte van het huis innam; hier stondennbsp;eenige stoelen en tafels. Dit vertrek, dat altijdnbsp;bijzonder net was, werd gebruikt als er bezoeknbsp;kwam, tenzij dat men verkoos in de avondkoelte bijnbsp;eene hanglamp, onder de veranda te zitten. Men hadnbsp;er gordijnen, die men op den dag digt deed tegennbsp;ije zon. Het hek was met eene rij bloempotten versierd,nbsp;en alles maakte een’ aangenamen indruk; in vergelijkingnbsp;met de andere huizen van Toudano, moest dit eennbsp;ieder in het oog vallen. Van de voorgalerij, die tevensnbsp;eetkamer was, kwam men in een’ donkeren gang, waarnbsp;aan den eenen kant de slaapkamer, aan den anderennbsp;kant Mevrouw Eiedei’s werkkamer was, en dan in denbsp;achtergalerij, van waar men aan de eene zijde in denbsp;studeerkamer, en daar tegenover eenige trappen af in een’nbsp;overdekten gang kwam, die naar de keuken, eene kamernbsp;en een’ provisiekamer leidde. Alles was slechts vannbsp;hout en planken gemaakt; metselaars had men toenmaals niet in de Minahassa, zoodat er geen schoorsteennbsp;kon gemaakt worden. Midden in de keuken stond eennbsp;groote met aarde gevulde kist, in plaats van eenenbsp;haardstee, de rook moest door de opening onder hetnbsp;dak een’ uitweg vinden. Aan ’t einde van den gangnbsp;was het badhuis , dat men in Indië niet missen kan,nbsp;dat tegelijk .voor de wasch gebruikt wordt, die daarnbsp;veel meer voorkomt, dan by ons. Verder waren er nognbsp;eenige stallen. De zwijnen uit de Minahasa zijn zoo

-ocr page 3-

gewoon aau het vi-ge leven , dat zij zich dikwijls luid over hunne gevangenis beklaagden. De kippen lietennbsp;zich zelfs niet voor den nacht opsluiten, en vernachttennbsp;of op de takken der boomen of op het dak. Laternbsp;kwam er ook een paardestal bij , toen de werkzaam-beden in andere negerijen Ribdei noodzaakten dikwijlsnbsp;te reizen. Achter het buis was de moestuin. Weelderignbsp;groeiden de komkommers, boonen, uijen en spinazienbsp;6nz., jaar-in jaar uit. Riedel vond daarin genoegen.nbsp;Ook de aangeplante boomen groeiden sneller, dan eennbsp;Diu'opeaan mogelijk zou achten, en gaven in weinigenbsp;jaren het heerlijk.ste lommer; onder deze boomen vondnbsp;gt;nen ook citroen- en oranjeboomen, die, te gelijk metnbsp;de witte bloesems en de gouden vruchten tusschen hetnbsp;donker groen en glanzend loof getooid, een heerlijknbsp;gezigt oplevevden. Ook de pisangs met hunne grootenbsp;bladen ontbraken niet, en leverden met de mangoboomennbsp;Voor den altijd eenvoudigen disch de kostelijke vruchten.nbsp;Oe heg, reeds in ’t eerste jaar dik en sterk geworden,nbsp;^as in alle jaargetijden met geurige rozen bedekt.

Van het huis werpen wij nu ' een’ blik op het huishouden; men zal wel bespeui'd hebben, dat het vermeerderd was. Hun eerste kind was geboren; het was een bnaapje, dat bij den doop den naam Fkits kreeg. Hijnbsp;S^'oeide op tot vreugde van zijne ouders, en herinnerdenbsp;öet zijne dikke wangen zijn’ vader dikwijls aan denbsp;bazuin-engeltjes in de Koopmanskerk te Erfurt, terwijlnbsp;do blonde haven van den kleine zeer de opraerkzaain-van de Alifoeren trokken, want dat was daar ietsnbsp;^il'zonders.

Op nog eene andere wijs was het huisgezin vermeerderd.

1*

-ocr page 4-

Wij hebVjen reeds gezegd, dat Hei.lknuookn een aantal jongens en meisjes in huis opgenoraen had om hunnbsp;een christelijke opvoeding te geven. Dat zelfde deednbsp;KtEDEi. ook. Tegenover het treurige familieleven, datnbsp;men in de alifoersche huizen vond, en de geheelnbsp;verkeerde of verwaarloosde opvoeding der kinderen,nbsp;moest deze maatregel van groot gewigt zijn. De pleegkinderen ontvingen voeding en kleeding van RtEDfin.nbsp;maar moesten daarvoor ook allen huiselijken arbeidnbsp;verrigten, zoodat de huisvrouw ook eene wezenlijkenbsp;hulp aan hen had. Behalve hen had men er geennbsp;dienstboden. De meisjes (anakh piara) moestennbsp;wasschen, strijken, naaijen, breijen enz. Daar mennbsp;in wanne landen dikwijls van kleederen verwisselennbsp;moet, zoo heeft men daar veel meer aan de wasohnbsp;te doen, dan in een gematigd klimaat, vooral alsnbsp;de kleederen, zooals hij de vrouwen, meest van witnbsp;katoen gemaakt zijn. In de keuken moesten de jongensnbsp;(moerids) de huisvrouw helpen, en daar leerdennbsp;zjj behoorlijk koken. Behalve dat moesten zij rijstnbsp;en maïs stampen, hout uit het bosch halen, bladeren van de hoornen plukken, om , zooals dikwijlsnbsp;noodig is, het dak van ’t huis te herstellen, in dennbsp;tuin werken en voor 't vee zorgen. Naast de keukennbsp;was eene bijzondere kamer voor hen ingerigt. BehaW^’nbsp;de voeding en kleêreii kregen zij maandelijks nognbsp;eenig geld om tabak te koopen. Meer echter, dannbsp;deze dieusthetooning, was de moeite in reki!iii''rnbsp;te brengen, die Biedei. en zijne vrouw met dozinbsp;kweekelingen hadden, die zij geregeld ondevrigt gaven-De omgang met hen was niet gemakkelijk, en dikwii'“

-ocr page 5-

ontstonden allerlei moeijelijkheden, die voor de pleegouders eene ware oefening in geduld en langmoedigheid werden. Daarbij kwam, dat het niet gemakkelijk viel hun onderhoud te bekostigen. Riedel ontving vannbsp;het Nederlandsche Zendelinggenootschap geen bepaaldnbsp;jaargeld; door tusschenkomst van het Hulpgenootschapnbsp;te Batavia ontving hij jaarlijks zooveel als wel voornbsp;de behoeften van één persoon berekend geweest zounbsp;zijn, maar waarvan een huisgezin alleen met grootenbsp;zuinigheid leven kon. (l) Dikwijls had Riedels toestandnbsp;voor hem iets drukkends. Hoe dikwijls had hij gelegenheid te denken, wat zou er toch veel goeds voornbsp;het Godsrijk te doen zijn, als de middelen er maarnbsp;'varen! Menigmaal moest hij van iets af zien, omdatnbsp;die er niet waren. (2) Zoolang hij nog een' guldennbsp;had, liet hij zich niet terug houden, om dien totnbsp;heil van de hem toevertrouwde zielen en tot be-'nbsp;vordering van het Godsrijk te gebruiken. Reeds in zijn’nbsp;natuurlijken aanleg had hij de zucht tot weldoen, die denbsp;familie Riedel onderscheidde; deze was gerijpt door denbsp;volkomen geloovige overgave aan den Heer en Zijne zaak.

(1) nbsp;nbsp;nbsp;Het Genootschap legde in die dagen zijnen zendelingen zoonbsp;veel toe, als deze noodig hadden. Dit gaf aanleiding tot grootenbsp;nioeijelijkheden, ook omdat het niet gemakkelijk was, te bepalennbsp;Wat wel noodig was voor de strikte behoeften. Daarom werd dannbsp;Ook later aan de zendelingen een vast jaargeld verleend, (de Vert.)

(2) nbsp;nbsp;nbsp;Hetzelfde kan men nog in onzen tijd zeggen, en dat denbsp;uitgaven gedurig stijgen, is ook hieraan toe te schrijven, dat hetnbsp;Restnur zich gedrongen ziet, zooveel in zijn vermogen is, in bestaande behoeften te voorzien, (de Vert.)

-ocr page 6-

Riedel was niet een van die alledaagscha meiiscbeu. die slechts om eigen behoeften denken.

Hieruit zal men begrijpen, dat er geen weelde en overvloed in het huis van den zendeling van Tonclanonbsp;was. Men had er geen klok, men rigtte zich naar denbsp;zonshoogte. Had men al geen gebrek aan het dage-lijksche voedsel otjidat men geheel naar ’s landswijzenbsp;leefde, men moest zich toch veel ontzeggen wat voornbsp;Europeanen, die in Indië wonen , eene bepaalde behoeftenbsp;geworden is. En meer dan dat; Riedel ontzegde zichnbsp;bijv. zelfs het aanschaffen van een’ nieuwen jas, toennbsp;de uit Europa meê gebrachte kleêren versleten waren.nbsp;Hij liep liever met een’ versleten zelfs verstelden jasnbsp;om de uitgaven er van 'voor het bedoelde oogmerk tenbsp;besparen. Wij willen hem echter in dit opzigt nietnbsp;als een’ heilige voorstellen; want, zooals gezegd is,nbsp;zijn toestand viel hem dikwijls zwaar, en als wijnbsp;steeds zien, dat hij zich gaarne eenige opoffering getroostte, zoo vertoonen zich toch hier en daar in zijnenbsp;brieven sporen van ontevredenheid over gebrek aannbsp;middelen, ofschoon dan ook niet in betrekking totnbsp;zijn persoon.

Nog in ’t eerste jaar van zjjn verblijf te Tondano kwam voor hem een zware beproevingstljd, toen hijnbsp;door eene hevige galkoorts lang aan het ziekbed gebonden was. Deze koorts heerschte in ’t jaar 1832nbsp;in de Minahassa; vele inboorlingen stierven er aan.nbsp;Bij deze gelegenheid kwam het heidendom weer tenbsp;voorschijn. Met veel geraas en allerlei plegtighedennbsp;wilden de priesters de ziekte verbannen, en, zoo alsnbsp;zij voorgaven, den duivel met fakkels en boombladeren

-ocr page 7-

in de hand uit de negery verdrijven. Maar hij wilde niet wijken, en hierdoor werd het heidendom juist geschokt;nbsp;vooral nadat Rikdel weer hersteld was, en in krachtigenbsp;prediking de besmettelijke ziekte als een strafgerigtnbsp;Gods over de zonden der Alifoereu voorstelde. Hijnbsp;zelf was den dood zeer nabij geweest, en had zichnbsp;op zijn heengaan voorbereid. Hoewel hij verlangennbsp;had om te sterven, zoo vermengde zich toch ooknbsp;daarmede de bittere gedachte; Wat zal er van mijnenbsp;vrouw' en mijn kind worden? Als hij gestorven was,nbsp;zou zij haar goed hebben moeten verkoopen, om zichnbsp;tet geld voor de terugreis naar Arabon te verschaffen.nbsp;En w'at zou zij daar aanvangen, nadat zij geheelnbsp;uit haar vroeger verkeer gerukt was? Deze vragennbsp;hadden Riedei. zoo zeer bezig gehouden, dat hij nanbsp;zijne genezing ernstig moeite deed bij het Zendelinggenootschap om de toekomst van zijne vrouw, indiennbsp;zp weduwe werd, verzekerd te zien.

Die stille zachte vrouw was haren man in dien tpd oen krachtige troost; met vrolijken geloofsmoed gaf zijnbsp;'vat zij had ter eere van God. Dikwijls nog heeft zijnbsp;'^ijstkoeken gebakken om de Tondaners tot de bezoekennbsp;up zondagmiddag te verlokken, en menige guldennbsp;heeft zij voor naalden, garen , vingerhoeden, enz. uit-ë®geven om hare naaischool aan den gang te houden.nbsp;J®'. als het geld ontbrak, verkocht zij soms iets vannbsp;haar eigen goed, om voor het werk der christelijkenbsp;liefde de noodige hulpmiddelen te verkrijgen.

Om ons een aanschouwelijk beeld van Riedels huishouden te maken, moeten wij wel bedenken, dat de Indische levenswijze geheel anders is dan de onze. De

-ocr page 8-

(lagen in alle jaarget^clen even lang , zijn niet door een’ hoofdniaaltijd in tweeën gedeeld; men heeftnbsp;daar twee maaltijden: een des morgens, de anderenbsp;’s avonds. Des ochtends vroeg vóór zes uur gaat hetnbsp;donker van den nacht, slechts door eenf korte schemeringnbsp;gevolgd, in ’t volle daglicht over. Om dezen tijd warennbsp;allen opgestaan en hadden zich gewasschen, hetgeen bijnbsp;de pleegkinderen soms heel veel moeite in had; dan ver-eenigde men zich in de voorgalerij, waar de huisvader uitnbsp;den Bijbel voorlas, vervolgens dronk men koffij, dochnbsp;alleen de ouders; de kinderen kregen rijstebrij. Nanbsp;het ontbijt, ging Riedel dadelijk naar de school; toennbsp;Frits 3 jaar oud was, ging hp geregeld meê. Intusschennbsp;bereidde de huisvrouw den eersten maaltijd, dien mennbsp;even na 8 uur gebruikte. Rijst in kokend water,nbsp;langzaam op ’t kolenvuur gaar gekookt, mogt er nooitnbsp;aan ontbreken , groenten waren er het geheele jaar door,nbsp;met kokosolie werden die toehereid; gewoonlijk hadnbsp;men visch of eijeren, vleesch maar zeldzaam. Hiernanbsp;ging ieder aan zijn werk, dat om drie uur door denbsp;thee werd afgebroken. Om 6 uur, als het daglichtnbsp;even snel als des morgens met den donker wisselt tnbsp;gebruikte men zulk een’ maaltijd als ’s morgens. Daaropnbsp;volgde het onderrigt der pleegkinderen, en om 9 uurnbsp;eindigde het dagwerk.

Deze regelmatige dagverdeeling werd toch van tijd verbroken, als Riedel zijn werk in de omliggendenbsp;plaatsen ging verrigten. Wij hebben reeds gehoord,nbsp;dat op verschillende plaatsen der Minahassa verlangennbsp;naar onderrigt bestond, en dat men in eenige negerijen.

-ocr page 9-

9

zooals ïomohoii, zoodra het verzoek gedaan was, scholen oprigt,te. De zendelingen, met Helibndoornnbsp;aan ’t hoofd, hadden met juisten blik gezien, dat ditnbsp;'^erlangen eene hoogst gunstige gelegenheid aanboodnbsp;Voor de Evangelieverbreiding in de Minahassa. Schwakznbsp;'vas niet voor niets voor deze zaak naar Batavianbsp;geweest. Eene zekere som was door het Hulpgenoot-schap voor de oprigting van scholen en voor hetnbsp;Onderhoud der meesters toegestaan. Zeker kon ditnbsp;slechts voor het eerste begin dienen, en het was nietnbsp;uiogelijk in alle negerijen , die een’ meester verlangden,nbsp;ov een’ aan te stellen. In de eerste jaren had Riedelnbsp;drie onder zijn toezigt: te Tomohon, Laloempej ennbsp;Kapataran. In de beide laatste plaatsen waren reedsnbsp;christengemeenten. ïe Laloempej was eene door dennbsp;V'endeling Lammees gesticht; de andere was nog van denbsp;Oostindische compagnie, en bestond eene eeuw. Dienbsp;heide negerijen lagen Over het Lembeangebergte , datnbsp;^an de oostzijde het meer omgordt. De reis daarheennbsp;Werd in eene blotto, een’ uitgeholden boomstam gedaan,nbsp;^l-en kon de negerij Toulian-kitjil in een uur bereiken,nbsp;^^an daar besteeg men langs een zeer moeijelijk padnbsp;he stijle hoogte van den berg. Was de top bereikt,nbsp;dan had men aan beide zijden een prachtig uitzigt.nbsp;Terugziende had men, diep onder zich, de blaauwenbsp;vlakte van het meer, daar achter de reusachtige bergen.nbsp;Waarvan men te Tondano slechts de toppen over denbsp;Voorliggende bergen ziet uitsteken. Aan den anderennbsp;hant zag men over de met bosschen bedekte bergen,nbsp;he zee: de verdere weg, den berg weder af, was zoonbsp;•hogelijk, nog moeijelijker, en als het geregend had

-ocr page 10-

10

niet zonder gevaar. De eerste negerij aan dien kant was Kombi: eenige huizen in het digte bosch, waarnbsp;geen spoor van akkers te ontdekken was. De'bewoners stamden af van Tondano, en hadden zich, na denbsp;verwoesting van de waterkolonie, hier gevestigd. Riedei-vond hen in een’ toestand, die wat het wonen aangingnbsp;weinig verschilde van dien hunner zwijnen. De Weedingnbsp;der mannen bestond slechts uit eene reep boomschorsnbsp;om de lendenen geslagen. Van zindelijkheid haddennbsp;zij geen begrip. Toen Riedel eens genoodzaakt was daarnbsp;te overnachten, kon zelfs het dorpshoofd hem geenenbsp;andere rustplaats aanbieden, dan den harden grond,nbsp;naast het groote rijstvat, waar de kippen de aardenbsp;ongestoord omkrabden, om de gevallen rijstkorrels opnbsp;te pikken. Het geheele onthaal bestond uit rijst op eennbsp;pisangblad aangeboden. Hier was men nog zeer bp-geloovig; de priesters hadden nog veel magt en aanzien,nbsp;daarom verlangde men ook niet naar eene school. T®nbsp;Laloempej was het anders, daar had Br. Lammer^nbsp;gehoor gevonden; hij was er dikwijls van Kema heengegaan , en had er verseheidenen gedoopt.

Toch waren deze bezoeken te kort, dan dat do g®' meente er veel nut van kon hebben ter bevorderingnbsp;van christelijke kennis. Nu waren echter reeds zevennbsp;jaren verloopen sedert zij geheel aan zich zelven overgelaten waren. De onkunde was daar grooter dannbsp;te Tondauo'. De negerij ligt sohilderachtig in eennbsp;bosohrijk ravijn, welks steile rotswanden tusschen denbsp;boomen uitkomen. Daar zijn twee merkwaardige rotsen,nbsp;die broeder en zuster genaamd zijn. Er heerschte tenbsp;Laloempej veel bijgeloof, en het was des te noodzak®'

-ocr page 11-

lijker, hier het christendom in zijne beginselen te Ondersteunen. Deze weg liep. even als de andere,nbsp;*quot;3 eens berg op, dan berg af. Kapataran zelf ligtnbsp;itt eene kleine vlakte De christenen in deze plaatsnbsp;Overtroffen alles wat Riedet, tot nu toe van verwaarloosde naamchristenen gezien had; zij waren tot een’nbsp;Ivoep heidenen met bijzonder bijgeloof gew'Ordeu.nbsp;^elen kenden zelfs den naam van onzen Heiland niet.nbsp;Ook in ruwheid en onzedelijkheid wedijverden zij metnbsp;•Ie alifoersohe heidenen. In vroegeren tijd was dezenbsp;•'egerij veel grooter en voornamer geweest. In laterennbsp;tijd ging zij achteruit en verminderde het getal inwo-oors van jaar tot jaar. In dezen toestand kon denbsp;^Qibonsche meester er niet veel aan doen, hoewel hijnbsp;een dertigtal kinderen op school gehouden had. Hiernbsp;Vfas de werkzaamheid veel-moeijelijker, dan daar wmarnbsp;liet christendom nog niet bekend was. Spoedig kwamennbsp;nog andere negerijen bij, waar even eens-scholennbsp;iHet guastig gevolg werden opgerigt. Eens kreeg mennbsp;Uil eene gemeente eene dringende bede om een’ meester;nbsp;8®ld tot bezoldiging had men niet meer. Riedel be-ilaolit zich niet lang; hij zond er een’ van zijne inoeridsnbsp;dien hij de kleêren gaf, terwijl de gemeentenbsp;i'oor den kost had te zorgen. Het getal der scholennbsp;*^11 den meeroever vermeerderde zoozeer, dat het be-^Oeken er van eenige dagen voi’derde.

dat


^10 opende zich ook hier voor den zendeling een ^niin arbeidsveld, dat al niet minder stug bleek als

van Tondano. Dikwijls zag de kinderschaar er alles


‘lalve behagelijk uit, gewoonlijk waren zij erg vuil; ^’iis lieiien zij verlegen weg. als de vreemde

-ocr page 12-

i2

man aankwam, om cle school te bezoeken. Eiedei wist echter de kinderharten tot zich te trekken; eennbsp;middel daartoe was onder anderen de vrucht van dennbsp;lansaboom, eene noot die lekkere pitten bevat. Alsnbsp;hij zijne hand in den zak stak en een paar handennbsp;vol naar de kinderen wierp, was de verlegenheidnbsp;grootendeels vergeten. Een’ volgenden keer ontvingennbsp;zij hem al vertrouwelijker. Later werd door de kinderen een goede invloed op de ouders geoefend.nbsp;Door de scholen stond een bevolking van 8000 zielennbsp;met Tondano in betrekking. Riedel voelde de verantwoordelijkheid om voor hun eeuwig heil zorgnbsp;dragen, en nam het werk in de buitengemeenten gt;n®^nbsp;allen ernst en ijver op.

VOORTG.\NU VAN HET WERK EN VRUCHTEN,

DIB HET OPLEVERDE.

Intusschen bleef de kleine kerk te Tondano ’s Zoudag® leeg gelijk in den beginne. De schoolkinderen woondennbsp;de godsdienstoefenining wel bij, daar die beschouwdnbsp;werd als mét het onderrigt in verband te staan.nbsp;de volwassenen waren er gewoonlijk slechts tien ^nbsp;twintig tegenwoordig. De namiddag-bpeenkoinsten gt;nnbsp;Riedels huis werden echter drukker bezocht : hetnbsp;onthaal op kofflj en koek bracht veel daartoe bij. SOnbsp;wist het gesprek dan altijd op gepaste wijze een®nbsp;ernstige wending te geven, en de gewigtigste vrag®’’nbsp;van de zijde der inenschen uit te lokken. Zoo werdennbsp;dit langzamerhand stichtelijke bijeenkomsten, in welk®

-ocr page 13-

13

de Schrift uitgelegd, en gezongen en gebeden werd. Toch behield het gesprek zijnen vrijen loop. Laternbsp;Werden de rijstkoeken en verdere verfrisschingen achterwege gelaten, om niet op den duur menschen te hebben,nbsp;die daarom kwamen. Velen bleven diensvolgens weg;nbsp;öiaar eenigen kwamen trouw terug; dat waren degenen,nbsp;die reeds belang begonnen te stellen in het woordnbsp;Qods. Deze kwamen natuurlijk ook in de kerk, zoodatnbsp;het getal kerkgangers een weinig vermeerderde. Velennbsp;Waren opmerkzaam, en toonden langzamerheid eennbsp;érnstig verlangen naar het christelijke heil, zoodat'nbsp;ItiEDEi spoedig eenigen tot lidmaten kon aannemen,nbsp;die aan ’t Avondmaal deel mogten nemen.

Hij vond gedurig meer ingang bij de heidenen. Riedei, bezocht de zieken, en bracht hun geneesmiddelen. Hij verpleegde hen zeker nog wel meer, ennbsp;''ader .Jaeuicke’s opleiding tot werken van barmhartigheid aan de zieken, zal hem ook onder de Alifoerennbsp;''oortreffelijk te stade zijn gekomen. Hun eenigenbsp;Zorg voor de zieken bestond daarin, dat zij een fosso,nbsp;®en offerfeest hielden, of door de priesters eenigenbsp;andere ceremonie lieten uitvoeren, om de vreemdenbsp;ziel, die in ’t ligcbaam van deir zieke was gevaren,nbsp;®r uit te verdrijven en de eigene ziel terug te roepen;nbsp;'miners zoo stelden de Alifoeren zich eene ziekte ennbsp;hare genezing voor. Dikwijls brachten de priesters ,nbsp;zooals zij zeiden, de zielen in een’ doek terug. Vannbsp;het verplegen van een' zieke, voornamelijk van zindelijknbsp;houden, het voorkomen van koude vatten en gepastnbsp;''oedsel voor de herstellenden, wist men in de Mina-hassa niets af. Geheel verwaarloosd lagen de onge-

-ocr page 14-

14

lukkigen in hunne pijnen op eene mat op den groiid, het hoofd met een’ doek vast om wonden. Als de bij-geloovige toovei’spreuk was opgedreund, bekommerdenbsp;niemand zich meer om den zieke, totdat zijne krachtennbsp;waren uitgeput, en de dood hem opeischte, of denbsp;levenskracht, na langen kamp, weer boven kwam ennbsp;de zege behaalde.

Welken indrnk moest het op de ïondaners maken, als nu de Leeraar een’ zieke met groote zorg reinigde,nbsp;hem een gemakkelijker legerstede bereidde, bij verwondingen een trerband aanlegde, en dit op zijn’ tijdnbsp;vernieuwde, of verkwikkende, krachtige spijzen bracht’.nbsp;Wij weten niet, of Rikdkls kennis van de geneeskunstnbsp;ver ging, of dat hij niet meer dan eenige huismiddelennbsp;kon aanwenden. Doch al had hij ook niets meer dannbsp;dat kunnen doen, toch kon het niet missen , of bij kreegnbsp;onder deze omstandigheden spoedig den naam vannbsp;een’ groot’ docter. Bij deze werkzaamheden had 'hij denbsp;beste gelegenheid om op den waren grooten Geneesheernbsp;en Heiland te wijzen, en de geschiedenissen van Hemnbsp;en Zijne wondergenezingen maakten dan een’ veelnbsp;dieperen indruk, dan wanneer die in de school g6'nbsp;leerd werden. Het bijgeloof en de bedriegerijen vannbsp;de priesters werden gedurig meer ingezien. De laatstennbsp;zagen, dat het met hunne heerschappij over het volknbsp;ten einde liep. Sommigen gingen zelven, als zij zieknbsp;waren, naar den zendeling, en wilden na hunne gS'nbsp;nezing, uit erkentelijkheid, aan den Leeraar hunne kinderen ten doop aanbieden.

Waar tot doopen ging Rieiw.i. niet zoo spoedig over. De weinige volwassenen, die dit sacrament verlangden’

-ocr page 15-

15

'iioesten geruimea tijd voorbereid worden, moesten leeven lezen, en eerst dan ontvingen zij den Doop, alsnbsp;®r teekenen van eene opregte zinsverandering op tenbsp;Werken waren. Bleef het getal der gedoopten de eerstenbsp;laren klein, zoo deed de invloed van Riedki, en zijnenbsp;''rouw in den ointrek eene goede uitwerking, waardoornbsp;^Wt onderscheid tusschen het levende en het naam-christendom langzamerhand duidelijk werd. Door dage-^ijksche oefening, sprak hij het Alifoersch hoe langernbsp;beter, waardoor een bezwaar dat tot hiertoe eenenbsp;Sroote hindernis geweest was begon te verdwijnen.

wist op gepaste wijze de waarheden van het i'Vangelie met de beschouwing van de meest gewonenbsp;^aken in verband te brengen, en verbreidde zoo in dennbsp;‘^3'gelijkschen omgang christelijke kennis. Ook onttrokkennbsp;christenen zich langzamerhand meer aan de hei-'^cnsche gewoonten. Vroeger hadden zij zonder uitsondering allen aan de heidensehe fosso’s deel genomen,nbsp;^eeds in tSSS, toen er weder zulk een feest gevierdnbsp;^ou worden, sprak hij met ernst naar aanleiding vannbsp;'Cor. ö: 14—18, en met dankbare blijdschap onder-^Ond hij, clat er bijna geen van de christenen aannbsp;^'ool namen. 1’och wachtte hg zich van zulke uitkomsten te hoog te schatten. En zoo ontveinsde hijnbsp;*ich niet den toestand van godsdienstige onversohillig-k®id, die altijd nog onder de groote menigte zoowelnbsp;''an christenen als van heidenen in Tondano heersclite.nbsp;'’^^ij menschen vermogen niets,” dat ondervond Riedf.i,nbsp;y ^llen arbeid voor het Godsrijk.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Des te meer

hij werk van het gebed voor de hem toever-^‘ouwde zielen, met het vaste vertrouwen, dat ook

-ocr page 16-

16

God

hier wat bij de mensohen ónmogelijk is, by mogelijk is.

Niet ver achter zijn huis lag een digt rietveld, dat zich tot aan de rivier nitstrekte; het behóórde tot zijn ert.nbsp;Toen eens zijne jongens geen werk hadden, gebruikt®nbsp;hij hen, om die plek bebouwbaar te maken. Eenig®*'nbsp;tijd later, plantte hij daar maïs, die in het huishoudennbsp;goed te pas kwam. In ’t midden had Riedel er eennbsp;hutje van bamboes en bladen gemaakt, dat door denbsp;welig opgroeijende ma'isplanten aan alle kanten verborgen was. Het was een stil en rustig plekje. Zoovernbsp;ik weet heeft Riedel het maar eens in een’ brief aannbsp;een’ vriend vermeld, en mogelijk zou^ hij het afkeuren,nbsp;dat ik dat verborgen hutje openbaar maakte: hij noernd®nbsp;het zijn bidkamertje.

Hoe het zaad begon te ontkiemen, moge Riedel z®!^ j ons mededeelen. In ’t begin van ’t jaar 1835 schreefnbsp;hij in een berigt aan het Zendelinggenootschap h®^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;|

volgende:

vel?

del'

dit

»Als ik het verlooiien jaar mij voor den geest breng, en ik mij al de zegeningen en weldaden herinner, di®nbsp;mij de Heer onze God vooral in mijn werk als zendeling heeft doen ten deel worden, dan voel ik nannbsp;den eenen kant mijne onwaardigheid en ongeschiktheid,nbsp;maar aan den anderen kant Gods genade en languio®'nbsp;digheid, en ik kan slechts zuchten: O God, maaknbsp;mij dankbaar voor uwe zegeningen en trouw bij rvil”nbsp;werk. Zeker was dit jaar gekenmerkt doornbsp;wederwaardigheden en moeijelijkheden, maar niet minnbsp;door de zigtbare genade van God. Want wat ander-

op ’t gebergte van Menado nooit geschiedde, is in

-ocr page 17-

17

jaar gebeurd, en wat ik nooit in den korten tijd, dat ik hier ben kon verwachten, dat heeft de Heer doornbsp;^ijne genade gedaan. Menschen, met wie ik voor drienbsp;iaar nog over hun bijgeloof moest spreken, kwamen ennbsp;droegen om gedoopt te worden, nadat zij van kleinenbsp;Schoolkinderen de geloofsbelpdenis en lezen geleerdnbsp;hadden. Christenen, die eerst in openbare ontuchtnbsp;ifiefden, besloten in dit jaar een christelpk huwelijknbsp;^an te gaan, en acht zulke paren vroegen mij, hunnennbsp;®cht kerkelpk in te zegenen. Vier volwassen kinderennbsp;^an twee der aanzienlijkste priesters hier te Tondanonbsp;i^Waïnen tot mij, en verzochten om in de christelijkenbsp;gemeente opgenomen te worden. Een oude priesternbsp;^an het zeestrand, die 30 k 40 jaar de geheele negerijnbsp;'bedroog, en zich daarvoor goed liet betalen, smeektenbsp;‘oy met tranen in de oogen, dat ik hem toch nietnbsp;langer van den heiligen Doop zou terughouden, omdatnbsp;1'ij daardoor rust voor zijn ziel hoopte te vinden.

‘Zouden zulke gebeurtenissen mij en alle vrienden ^an de zendingzaak niet tot dankbaarheid jegens Godnbsp;^nsporen? Zijn zulke feiten geen stralen van goddelijkenbsp;Scnade? En hoe gebrekkig pok de kennis en hoenbsp;*''fak het geloof van deze menschen ook mag zijn,nbsp;*00 kan men toch zien, dat het bpgeloof en de afgo-^ctij der Alifoeren, ten minste hier te Tondano, ennbsp;Vooral door het overgaan van den priester, in dennbsp;Stond verzwakt is, en dat het zaligmakende licht vannbsp;liet dierbare Evangelie zich meer en meer verbreidt.nbsp;Ten bewpze hiervan wil ik nog het een en ander uitnbsp;^Iju dagboek meêdeelen.

*8 .Julij 1834. Te Kapataran gekomen, vond ik,

2

-ocr page 18-

18

dat de schoolkinderen, een 40tal jongens en 4 meisjes nog in de kerk school gingen, en werd verblijd doornbsp;de vorderingen, die zij in twee jaar gemaakt hadden.

»9 Julij. Nadat ik eenige kleine kinderen en vier oude lieden gedoopt had, reisde ik verder naar Laloempej-Hier hadden drie negerijen, die niet ver van elkaarnbsp;liggen, voor den meester, dien ik in ’t laatste jaar hiernbsp;heengezonden heb, een groot en sterk schoolgebouwnbsp;gezet. Het waren 60 jongens en 7 kleine meisjes,nbsp;die in dit ééne jaar al tamelijk veel geleerd hadden.

»10 Julij. Ik kwam in de negerij Kolongan. Het Hoofd rigtte den volgenden morgen eene lange aanspraaknbsp;tot mij, waarin hij mij te kennen gaf, dat hij begeerde gedoopt te worden, en een’ meester wilde hebben.nbsp;Twee jaar geleden had hij hetzelfde gevraagd; toenmaals gaf ik hem tijd om te overdenken en te leeren.nbsp;Daarop werd hij met een van zijn kinderen ziek, ennbsp;vierde weer een heidensoh feest, dat hem zoo watnbsp;100 gulden kostte, en bijna eene maand duurde, dochnbsp;het kind stierf en hij werd niet beter. Nu wilde bpnbsp;met zijn gansche huisgezin de afgoderij verlaten, ennbsp;zijne kinderen naar school zenden. Tot mij zeide hij:

»Als mijnheer mij al niet doopen wil, omdat ik weer een duivelsfeest gevierd heb, zoo ben ik toch eennbsp;christen in mijn hart, want ik heb met groote schadenbsp;ondervonden, dat onze godsdienst en de verhalen vannbsp;onze voorvaders niets dan bedrog en leugen zijn, ennbsp;dat er maar één God is, aan wien ik nu geloof.nbsp;beloofde hem, na veel vragen en antwoorden, waaruitnbsp;de opregtheid van zijne belijdenis bleek, hem in lt;1®nbsp;gemeente des Heeren op te nemen, als hij naai

-ocr page 19-

19

Tondano wilde komen ; want in z^ne negerij was geen geschikte plaats voor deze heilige plegtigheid.

»11 Julij. Ik reisde verder, en kwam op mijnen weg naar Makalisoeng door de negerp Rerer, waar iknbsp;•n het huis van het Hoofd ging om wat uit tenbsp;rusten. Ook deze man, die de beroemdste priester uitnbsp;den omtrek is, omdat hij alleen het geschreeuw dernbsp;vogels verstaat, had mij reeds twee jaar geleden gevraagd om met zijne vrouw gedoopt te worden. Iknbsp;gaf hem tijd tot overdenken, en zeide hem, dat, alnbsp;Was hij oud, hij toch nog wat leeren moest. Dat konnbsp;hij het best van zijne vrouw, want die had al bij dennbsp;zendeling Dammers geleerd; maar zij was nog niet gedoopt. Eenigen tjjd daarna w'as er in de buurt eennbsp;groot offerfeest, waar men hem huurde voor omtrentnbsp;ƒ 10 om den vogel te hooren. Nadat ik dit vernomennbsp;had, nam ik mij voor, hem niet te doopen. Toen iknbsp;zpn huis binuentrad, kwam hij mij met zijne vrouwnbsp;^6 gemoet en vroeg mij; «Mijnheer! Hoe moet het nunbsp;gt;oet ons?”

gt;Ik. Wat er van u worden zal? Ik weet het niet.

»Hij. Wij zijn nu noch heidenen, want wij hebben geen offerplaats meer; noch christenen, want wjj zijnnbsp;’log niet gedoopt.

»Ik. Hoe dat? Gij zijt altijd nog heidenen met geheele hart, want al hebt gij uwe heidenschenbsp;Voorwerpen weggeworpen, gij hebt daarna toch weernbsp;'^rie nachten naar den vogel geluisterd, en daarvoornbsp;goed geld aangenomen.

* Beiden begonnen te weenen. De man verontschul-•^^de zich; hij zeide, dat hij door een’ christelijken

2*

-ocr page 20-

20

Hoekoeni besaar er toe gedrongen was. De wouw deed haren man het ééne verwet na het andere , ennbsp;smeekte, dat als ik haren man niet kon doopen, iknbsp;toch haar ten minste doopen zou, omdat zij geennbsp;deel aan deze heidensche werken had gehad, integendeel zij had het haren man afgeraden. Ik zeide haar,nbsp;dat ik dit niet gaarne zou doen, omdat er daardoornbsp;verwijdering tusschen haar en haren man ontstaan zou,nbsp;en dat het beter was, dat zij wachtte, tot dat hijnbsp;bewijzen gaf, dat hij van zin veranderde.

»12 .lulij. Te Makalisoeng vond ik maar weinig kinderen in de school, omdat het Hoofd, die uit liefdenbsp;voor het christendom, zonder dat hij er voor betaaldnbsp;werd, ouderrigt gaf, vroeger de kinderen ook gewoonlijk te eten gaf. Daar hp het nu uit gebreknbsp;niet meer doen kou, waren al de kinderen, op zevennbsp;na, weggebleven.

13 Julij. Toen de christenen verzameld waren tot de godsdienstoefening, die ik wilde beginnen, kwam hetnbsp;Hoofd van Rerer met zijne vrouw en twee kinderen,nbsp;en vroeg mij in de vergadering, dat ik toch tennbsp;minste zijne vrouw en kinderen zou doopen. Ik lietnbsp;hen de geloofsbelijdenis openlgk opzeggen eu doopte hennbsp;en • hunne kinderen. Zoodra zij het zegel des heiligennbsp;Doops ontvangen hadden , kwam de oude vader (denbsp;alifoersche priester) nam de kinderen op den arm,nbsp;kuste hen, en verheugde er zich over, dat zij in hetnbsp;verbond van den eenigen waren God waven opgenomen.nbsp;Toen zeide hij tot mij: »Ik hoop, dat mijnheer nu ooknbsp;medelijden met mjj zal hebben, en ook ik gedooptnbsp;worde, opdat ik een worde met mijne vrouw en kin*

-ocr page 21-

21

lieren.quot; Ik beloofde het na eenigen tijd, als hij het heidendom geheel vaarwel zeide, en zich met zijnnbsp;gansche hart aan den Heer Jezus overgaf.

»8 Augustus. Er kwam eene vrouw tot mij, die hier in groot aanzien stond, omdat zij familie van hetnbsp;hoofd was; zoolang ik hier was, had ik echter al veelnbsp;Van haren slechten levenswandel gehoord, en mjj verwonderde zeer, dat zij kwam, en vroeg om gedoojltnbsp;te worden.

gt; Ik. Waarom wilt gjj gedoopt worden ?

gt;Zij. Omdat ik het heil mijner ziel zoek, en dat hoop ik in de christelijke godsdienst te vinden.

»lk. Hoe kunt gij die hoop koesteren, daar gij onze godsdienst nog in het geheel niet kent.

»Zjj. Al is mijne kennis nog zeer gebrekkig, ik heb toch al veel over de godsdienst gedacht. Ik heb lezennbsp;geleerd, het »kort begrip” achter de psalmen van buitennbsp;geleerd, en heb eenige preeken aangehoord, waardoornbsp;ik overtuigd ben, dat ik alleen door Jezus Christusnbsp;*alig kan worden,

»Ik. Het is wel heel goed, als gp dat weet, maar nip dunkt, dat het voor u beter zou zijn bij uwenbsp;alifoersche godsdienst te blijven, dan kunt gij levennbsp;*00 als gij tot nu toe gedaan hebt, en de verantwoording zal op den dag van het gerigt niet zoonbsp;zwaar zpn.

»Zij. Als ik dat wilde, zou ik niet tot u gekomen zpn, want ik weet wel, dat ware christenen niet zoonbsp;slecht kunnen leven. Vroeger heb ik zooals alle anderen.nbsp;Zulk een’ levensweg als eene eer beschouwd. Nu hebnbsp;Ik de schandelijkheid er van erkend, want wat zonnbsp;er anders van mijne onsterfelijke ziel worden ?

-ocr page 22-

22

»Ik gaf haar nog eene maand tyd, om er over na te denken, nog meer te leeren, met hare familie tenbsp;overleggen, en deze te zeggen, dat zij na den Doopnbsp;niet naar de alifoersche zeden aan een’ man konnbsp;verkocht worden voor 200 a. 300 gulden, wat tennbsp;huwelijk geven heet.

»20 September. Twee hoofden kwamen, volgens de . afspraak, om in de gemeente des Heeren opgenomennbsp;te worden. Ik nam hun de geloofsbelijdenis in tegenwoordigheid van eenige christenen des avonds in mijnnbsp;huis af. Het was aandoénlijk, vooral toen de beroemdenbsp;oude priester uit Rerer, met innerlijke ontroering ennbsp;afschuw sprak van het bijgeloof en de bedriegerijen,nbsp;die hij zoo lang gepleegd had.

» 21 September. Ik doopte hen tot stichting van mi) zelven, en de gansche gemeente was geroerd toennbsp;deze twee oude mannen, met tranen in de oogen, voornbsp;het doopfond knielden, en plcgtig in 't genadeverbondnbsp;van den levenden God werden opgenomen.

S'28 September. Heden doopte ik de vrouw, die m de vorige maand bij mij geweest was, voor eenenbsp;talrijke schaar, nadat ik over Luk. 15:12 gepreekt had.

»25 December. De kerk was zoo vol christenen en heidenen, dat een groot aantal er buiten moest staan.nbsp;De meeste der eersten waren wel slechts uit gewoontenbsp;gekomen, omdat men vroeger altijd dacht, dat wienbsp;een christen wilde zijn, op Kenstmis en nieuwenbsp;jaar te kerk moest komen, al kwam hij ook het ge'nbsp;heele jaar er niet in. Er zijn er toch eenige, die zid*nbsp;over de blijde boodschap van de geboorte van eenen Verlosser reeds hartelijk verheugen, en er God voor danken.

-ocr page 23-

23

»Ik was van plan met mijne vijf gemeenteleden in •ieze feestdagen het heilig Avondmaal te gebruiken:nbsp;Klaar daar ik dit om de slechte gelegenheid in denbsp;lierk gewoonlijk in mijn huis deed, en nu ous dochtertje - ziek was, moest ik het tot eenen anderen tijdnbsp;uitstellen.

»1 .Tan. 183.Ö. Ditmaal was het nieuwjaarsfeest geheel anders en voor het uiterlijke veel beter dannbsp;Vroeger. Verleden Zondag had ik in de kerk bekendnbsp;gemaakt, dat Donderdag het nieuwe jaar begon, ennbsp;*taar ik vreesde voor het misbruik van den arak, diennbsp;Kien zooveel in de negerij heeft, herinnerde ik denbsp;christenen aan hunnen pligt, namelijk om den Heernbsp;dezus te volgen en de heidenen met een goed voorbeeldnbsp;Voor te gaan. Inderdaad de Heer heeft deze vermaning boven mijne verwachting in de harten der christenen gezegend , want er werd in de negerij, geen getier gehoord, en dronken meuschen zag men niet.nbsp;Eenigen zelfs bedankten mij ’s avonds voor deze vermaning, en zeiden, dat zij nog nooit zulk een matignbsp;mi toch vrolijk nieuw jaar hadden geviei-d. Wantnbsp;Wat zij anders in overvloed genoten hadden, en er zieknbsp;van geworden waren, hadden zij dit jaar met matenbsp;gebruikt, met dankzegging tot den Heer, en daarbijnbsp;een gezond en tot den arbeid geschikt ligchaam behouden. Ook was nu hun voorraad niet uitgeputnbsp;^00 als anders. Dit gaf mij gelegenheid om te spreken,nbsp;hoe de godzaligheid voor alle dingen nuttig is, en denbsp;belofte voor dit en het toekomstige leven heeft.

Februarij. Heden zegende ik vier echtparen in. t'ver één paar verwonderden zich zoowel christenen

-ocr page 24-

24

als heidenen, omdat zij hun huwel^k begonnen geheel zooals het christenen betaamt, en zooals zeker nognbsp;niemand in Tondano getrouwd is. Beide zijn jongelieden,nbsp;ongeveer 20 jaar oud, aan hun’ levenswandel kleeftnbsp;volstrekt geen vlek, wat hier te lande niet veel gevondennbsp;wordt. De jongeling betaalde niets voor zijne bruidnbsp;aan de ouders, en deze verlangden ook niets voornbsp;hunne dochter, hetgeen nog nog niet gebeurd was,nbsp;zoolang de negerij Tondano bestaat. De gewoontenbsp;alhier is anders, dat de dochter tot het huwelijknbsp;gedwongen, en verkocht wordt; is zij uit geringenbsp;familie voor ƒ 15 tot soms ƒ 500, uit voornamenbsp;familie tot ƒ 1000 toe. Dat er uit deze gewoontenbsp;veel vreemds voortvloeit, kan men denken. Eenigennbsp;beginnen echter reeds het verkeerde er van in tenbsp;zien , en het Christendom zal ook in dit opzigt allengsnbsp;eene verandering bewerken, daar reeds door één paarnbsp;een begin is gemaakt.”

Tot zoo ver Ribdei-s berigt. Men zal opmerken, dat hij ill deze mededeelingen de zaken op de eenvoudigstenbsp;wijze vermeld heeft. Hij was tegen alle overdrijvingnbsp;bjj zijne berigten, en vreesde altijd te veel te zeggen;nbsp;liever zou hij in 't verborgene gewerkt hebben, zondernbsp;dat er in Europa van gesproken werd; dit is wedernbsp;een punt, waarin hij met vader Janicke overeenstemde.nbsp;Alleen het gevoel van pligt jegens het Bestuur vannbsp;het genootschap deed hem zijn’ tegenzin tegen hetnbsp;verslaggeven overwinnen. Bens schreef hij: »Ik bekennbsp;openhartig, dat het mij moeijelpk valt een dagboeknbsp;over te zenden , als ik het niet met beschrijvingen vannbsp;reizen aan kan vullen. Ik heb mij altijd voorgenomen

-ocr page 25-

25

alleen de volle waarheid te schrijven. Als ik dus een uitvoerig dagboek zenden moest, zou er misschiennbsp;tegen mijnen wil veel onwaarheid onder loopen, daarnbsp;ik mij dikwijls in mgne verwachtingen teleurgesteldnbsp;zie. Ik praat bjjvoorbeeld veel met de schoolkinderen;nbsp;zij beloven mij veel goeds; maar soms moet ik al dennbsp;volgenden dag het tegenovergestelde zien. Even zoonbsp;gaat het met de volwassenen; daarom vrees ik altijd,nbsp;dat ik te veel zal schrijven.

Het Zendelinggenootschap verlangde, behalve de jaar-berigten, van zijne zendelingen de beantwoording van zes bepaalde vragen in betrekking tot hun werk. Innbsp;1835 antwoordde Riedel het volgende:

De godsdienstige toestand dergenen, onder welken ik werk is droevig. De christenen, die ongeveer 300 in getalnbsp;zpn , zijn onwetend en bijgeloovig, en eenigeu zijn onverschillig ten opzigte van de godsdienst. De grondnbsp;daarvan schgnt te zijn, dat zij vóór mijn’ tijd geennbsp;onderrigt gehad hebben, en christenen geworden zijnnbsp;zonder de godsdienst te kennen. Er beginnen nunbsp;toch eenigen , vooral vrouwen , vorderingen in denbsp;kennis te maken, en deze tooneu haren godsdienstigennbsp;zin door uiterlijk zedig gedrag en door het vlptignbsp;gebruik maken van de middelen om hare kennisnbsp;te vermeerderen. De toegang tot de heidenen staatnbsp;Diij open. Zij schijnen meer tot het Christendomnbsp;Over te hellen, dan het vpandig te zijn. Dit komtnbsp;echter slechts voort uit onverschilligheid voor allenbsp;godsdienst.

•Mijn werk is als volgt; lederen Zondag preek ik in ’t Maleisch. Ha kerktijd verzamelen zich de

-ocr page 26-

2(5

groote schoolkindereu met eenige auclere menschen in mijn buis, waar ik de gehouden preek in vragen ennbsp;antwoorden herhaal, ’sAvonds heb ik catechisatie metnbsp;eenige jongelieden, die ik later als leden van de gemeente hoop aan te nemen. Maandag en Vrijdag hebnbsp;ik met drie vrouwen, tot het zelfde doel, catechisatie;nbsp;Donderdag met de schoolkinderen, en Zaterdagavondnbsp;met twee vrouwen^ die al tamelijk gevorderd zijn.nbsp;Ook ga ik bijna dagelijks ’s morgens naar de school omnbsp;met de kinderen den Bijbel te lezen, en die naar hunnenbsp;bevatting te verklaren. Behalve de school te Tondano,nbsp;heb ik nog 4 andere scholen, die onder mijn opzigtnbsp;staan, waarheen ik dikwijls ga. Daar worden 240nbsp;jongens en 20 meisjes onderwezen in zingen,' lezen,nbsp;schrijven en in de godsdienst. De meesters, die iknbsp;als mijne helpers beschouwen kan, zjjn twee vannbsp;Ambon, twee van Kema of Menado en een van Tondano , die vroeger mijn leerling was, en in wiensnbsp;Weeding ik tot nu toe voorzie. De boeken, die innbsp;deze scholen gebruikt worden, zijn het Nieuwe testament , twee schoolboekjes van H. Wester en ’t eenvoudig onderrigt in de godsdienst van Brink. Ooknbsp;nu moet ik het herhalen, dat ik aan boeken grootnbsp;gebrek heb.

ïVruchten bespeur ik wel van mijnen arbeid, als ik een niterlijk zedelijk gedrag, enz. vruchten magnbsp;noemen. Toch wenschte ik meer levendige vruchtennbsp;van bekeering te zien. Het getal van mijne toehoorders vermeerderd van jaar tot jaar, en mijn houtennbsp;kerkje wordt bijna te klein , daar aldaar iederen Zondag ongeveer een honderdtal bpeen komen, van welke

-ocr page 27-

27

eenigen naar het dierbare Évangelie aandachtig luisteren , en de hoop geven, dat zij door den Heiligen geest het ware geloof eenmaal in zich zullen latennbsp;werken.

»Tegenstand is er niet, behalve de onverschilligheid bij vele christenen en de volkomene zorgeloosheid ten aanzien van alle godsdienst bij de Alifoeren. Maarnbsp;medewerking is er ook niet, behalve den wenschnbsp;der Regering, dat de kinderen school gaan. Met datnbsp;doel heeft de Resident eenigen tijd geleden, de scholennbsp;onderzocht, hetgeen eene goede uitwerking heeft gehad.”

-ocr page 28-

Bi] de iJL-ukkers en Boekverkoopers M. Wui k ZONEN, zijn verkrijgbaar de voJgende Kleine Stukjes

Cents.

Als God werkt, wie zal

dan keeren ?............... 15

De Soldaten-dochter.......

Het gelukkige sterf bed.... 10 De weg en het middel .... 15nbsp;De gast zonder bruiloftskl. 074

Treffend voorbeeld ... .....074

Levensschets V. Blumhardt. 15

l.

3.

3.

4.

5.

6.

7.

8. 9.

10.

U.

13.

13.

14.

15.

16.

17.

18.

19.

20.

31.

32.

23.

24.

25. 2ö.

Cents.

Peter Lobeck.............l*''.

De welbestede stuiver..... 10

De wever uit Welsh.......07^

De kleine bewoner van het Auverg^ésche Gebergte.... 10

Arme Sara............... 04

De jonge Hutbewoonster... 324 Opwekking te Elberfeld.... 05

De lersche boer........... 10

Elisabeth Cunningham..... 15

John Robins, de matroos... 10 Uitbreiding der Parabel enz. lOnbsp;Kolonel Jacob Gardiner.... 154

l)e Stroopers-dochter...... 10

De Bode met goede tijding. 15

Jansje Allan.............. 15

Zonderlinge tusschenkomst

der Voorzienigheid........07

Levensber. van Amelia Gale 074

Sara Hill.................. 124

De geschied.van MarySmith 124

De Dotps-predikant....... 10

De waarheid van het Evang. 10

Kracht des geloofs........ 10

Herman de houthakker.... 124 l-aatste uren v.John Cowper 10

Het einde van den tijd..... 10

Wat God bewaart, is wel

bewaard ................. 15

Wie zijt gij 1 Wat hebt gij

te doen 1 ................10

De weêrhaan van het kasteel 124 Eben.*Haëzer inLatakko... 10nbsp;Indiaansche bekeerlingen .. 10

De Christen-feesten........ 05

Verhaal van 2 predikers... 074 De tijd en de eeuwigheid . , 10nbsp;Kort en heilzaam berigt... 10nbsp;Johan Coenraad Ter Linden 074nbsp;Een beroep op het hart.... 134nbsp;De landman in den Elzas... 10nbsp;Sterfgevallen van zeven bekeerde heidenen.........10

Levensloop van C.L.Töpfer 074 Eonige bijzonderheden uit

het leven van Morrison..... 15

Lydia S.................074

Hugo Bourne.............074

De christelijke viering van

den Zondag............... 05

Henri Obookiah .......... lü

De zendelingen in Groenl.. 1.5 Het bezoek bij een kranke. 15nbsp;Brieven van een’ leeraar..,. 1-5nbsp;Polycarpus............... 1C

Hadara..................04

De oude geneesheer....... 10

De roepstem des Heeren ... 15

Anna Walsh..............074

Eerste zend. te St. Thomas. 15

Thirza....................20

Vroege godsvrucht........ 074

De Russische kleermaker.. 074 Kenmerk, v. een kind Gods. 074nbsp;Overtuiging verwaarloosd.. 124nbsp;Woord ar.ii jonge moeders.. 074nbsp;De onbekende zendeling . . 04

Mevrouw Ruinpff. ........ 10

Opmerkelijke leiding Gods 07

Een nieuw traktaatje..... 10

De vrome landman ....... 074

Ged. over de eeuwigheid .. 074

Maria ................... 10

William ............... 074

De Christen in het gasthuis 03

Lord Teignmouth ........ 10

Leiven van Schwartz.....08

Wie zoekt die vindt.......05

Levensb. van een’soldaat .. Oo

Pacalsdorp ............... 074

Onnoodige zorgen ........ 01

Zachéüs.................. 08

De twee buren ........... 10

Bekeering v, A. H. Franke. 04

Blandina ................ 0lt;4

Bede van een grijsaard ... 074 Het huisgez. te Haeterdale.nbsp;Inwendig Christendom on-

der Hottentotten ........0*)

Aarons dood ............ J'’

Het Paaschfeeat ...... ... 10

Leven van Chrysostonms .. 0.4 Het geheimzinnige in den

Christen .................

Jacob Wilson ............

. De eerste kerkgang ...... 1

. Wanneer ben ik, enz.....0 gt;

Overeenk. Christel. Godsd. 0*'

Zendingsgsve ............

De zwarte knecht........ 1

Waarschuw, tegen vaUche overleggingen


10