ÖE BETKEKKINGEN IN HET VADERLAND. DE LENTE BREEKT AAN.
Bezoeken wg Tondano op een’ der laatste dagen van Junij 1835. Hoewel de vegen als met bakken uitnbsp;den hemel gegoten, den grond in een moeras verkeerdnbsp;heeft, is de avondkoelte na een’ zeer heeten dagnbsp;Welkom. Ue arbeiders keereri uit de koffijplantagesnbsp;^erug; alechts enkele mannen hebben nog de oudenbsp;tjidako aan; de meeste dragen katoenen broeken, alsnbsp;niet een baadje de kleeding voltooid. Bij de vrouwennbsp;6n meisjes, die hare manden netjes op ’t hoofdnbsp;dragen, vinden wij eenige, aan welke men zien kan,nbsp;dat wasschen en het vlechten van het haar niet meernbsp;Vreemd is. In de rivier is het levendig; daar plassennbsp;spelen de kinderen als eenden. Op eens hoortnbsp;n'fin een geroep van den oever »de Pandita komt”,nbsp;®u allen snellen op het land. Men loopt naar denbsp;hrug; ieder wil de eerste zgn. Daar komt Riedel aannbsp;rijden op den weg van Tomohon. Hij is te Menadonbsp;geweest. Een Europeaan wilde huwen, en daarnbsp;Hellendooen naar Gorontalb op reis was, zoo moestnbsp;de welbekende Zendeling van Tondano overkómen om
1
-ocr page 2-hem over te trouwen. Ruiter en paard met modder bespat toonden, dat de wegen, zoo als men zegt,nbsp;onbegaanbaar waren, en gelukkig had hjj den hevigennbsp;regen te Tomohon bij den Majoor kunnen afwachten,nbsp;zoodat hg niet, als op weg er naar toe, geheel doornbsp;nat aan kwam.
»Dag Mijnheer!” Zoo klinkt de groet van alle zpden, terwijl hij voorbij rijdt. Over de brug gekomen,nbsp;komt de kleine Pwts, aan de hand van eenen ouderennbsp;knaap vader te gemoet. Verscheidene mannen volgennbsp;den laatsten, die op eene draagbaar van bamboes eenigenbsp;bagage en eene groote kist dragen. Wat zal er innbsp;die kist zijn ? Zeker komt zp uit Holland; daarnbsp;zullen de bpbels en boeken wel in zijn, zoo fluisteren,nbsp;de kinderen. Nu is de Zendeling het huis genaderd,nbsp;en stggt af. Verscheidene knapen, die hem vroljjknbsp;tegemoet gekomen zijn, nemen het paard van hemnbsp;over, terwijl hij Jen trap opgaat, waarbij men welnbsp;bemerkt, dat de rid hem vermoeid heeft. Zijne vrouwnbsp;in eene helder witte kabaai, komt hem vrolpk tegemoet,nbsp;en de kleine Maeu Judith I5 jaar oud, op den armnbsp;van een bruin meisje, strekt de handen verlangendnbsp;naar vader uit.
Grooter nog wordt het gejubel, nu de kist in de voorzaal wordt uitgepakt. De lang verwachte bijbelsnbsp;en schoolboeken zgn er wel nog niet in; doch welkenbsp;wonder fraape dingen komen daar te voorschijn. Denbsp;familie te Erfurt heeft allerlei geschenken gezonden; daarnbsp;zijn een schortje en andere duitsche kleedingstukkennbsp;voor de moeder, die deze verwonderd en door harenbsp;meisjes aangestaard, volgens Riedels aanwijzing, aanpast-
-ocr page 3-Daar komt een pak naalden en garen te voorschijn, dat komt juist te pias. Het werken in de naaischoolnbsp;had bijna moeten gestaakt worden, want in geheelnbsp;^lenado was geen naald meer te krijgen. Daarom wasnbsp;®ien over dit deel der bezending bijzonder verheugd,nbsp;herder zijn er voor Fkitbje een kiel, een wit broekjenbsp;andere kleêren in; wel wat klein, want de tantesnbsp;hebben de maat in den laatsten brief gevolgd, en dezenbsp;^as bijna een half jaar onder weg en de kist nietnbsp;'Hinder; intusschen is de jongen gegroeid, maar tochnbsp;het gaat nog. Nu echter steeg de vreugde ten top,nbsp;^oen een heel regiment tinnen soldaten werd uitgepakt;nbsp;Drits kan zpn geluk b^na niet begrijpen; hij springtnbsp;de rondte en roept: »Ook de duitsche menschennbsp;houden van mij, en zenden mij speelgoed en kleêrennbsp;''an zoover.” Niemand kon echter meer kinderlijk blijnbsp;*Ün dan vader Riedel; ook voor hem waren in denbsp;hist niet alleen eenige nieuwe boeken, maar ook eennbsp;Paar nieuwe pijpen. Wat de laatste voor hem warennbsp;''arstaat men eerst dan, als men weet, dat hij al jaarnbsp;®n dag uit eene zamengelapte ppp had moetennbsp;fooken; terwpl men hem tegelpk goed voorzien hadnbsp;''an den echten tabak uit het vaderland.
Eene diepe ontroering greep den man aan, toen hij 'iat alles bekeek en weemoedige gedachten aan het vernbsp;^ai’wijderde vaderland maakte zich van hem meester.nbsp;Dok de vrouw stonden de tranen in de oogen. gt;Zoonbsp;'ets is hier op het gebergte, in de bosschen, ondernbsp;'ie heidenen nog nooit gezien,” zeide zjj: »wat zijnnbsp;dat goede menschen in Duitschland!”
De oude herinneringen waren ditmaal bij Riedel
1*
-ocr page 4-bgzonder opgewekt. Naderhand vertelde hij zijne vrouw nog veel van de familie, en maakte met haarnbsp;in gedachte eene reis naar 't vaderland. »Ja! als wjjnbsp;ze werkelijk konden opzoeken,” zeide hij in gedachtennbsp;voor zich uit ziende; »doch neen, dat kan op aardenbsp;niet meer zijn; het is ons allen beter en nuttiger, tenbsp;trachten in het hemelsch Jeruzalem in te gaan, waarnbsp;geen scheiding meer wezen zal, en waar wij altijd bjjnbsp;den Heer zullen zijn.”
«Gaarne zoude ik,” zoo schreef Riedei. in antwoord na de ontvangst der bezending, «nog eenmaal bg u tenbsp;Erfurt zgn, om u te hooren, te zien, en elkandernbsp;wederzijds op te wekken tot het bewandelen van hetnbsp;smalle pad. Maar deze wensch moet om den wil desnbsp;Heeren verloochend worden; want die niet van allesnbsp;afziet, kan zijn volgeling niet zijn, en dus nog mindernbsp;zyn Zendeling. Schrijft mij spoedig, hoe het te Erfurtnbsp;met het ware Christendom, met het Zendelinggenootschap en met de bijeenkomsten gesteld is. Groet alleiiinbsp;die zich mijner nog herinneren regt hartelijk van mij gt;nbsp;ook van mijne vrouw en van Fbitsje. Hartelijk danknbsp;voor het gezondene. Mijne vrouw kan geen Duitscbnbsp;lezen nog minder schrijven, en Maleisch verstaat mennbsp;in Europa niet; daarom antwoord ik u voor haar.nbsp;Het is nu zes uur, de zon gaat onder, en hetnbsp;donker; bij u is het nu ’s morgens tien uur, en gÜnbsp;hebt zeker veel te doen, daar het marktdag is. D®nbsp;Heer geve u Zijnen zegen bij het werk! En gedenktnbsp;met liefde aan uwen broeder,
Eenen anderen brief aan de kinderen van zijnen ^'rager, waarin hij eene beschr^ving van zijn huiselyknbsp;^®ven gegeven beeft, eindigt hij met deze woorden:nbsp;•Maar nu nog een woord van liefde aan uwe jongenbsp;^a-rten. Zoo lang mij de genade te beurt gevallen isnbsp;'lên Heer te bennen, zoo lang heb ik voor m^nenbsp;familie en ook voor hunne kinderen gebeden. O! datnbsp;'ffe gebeden niet te vergeefs mogen zijn! Het isnbsp;f'Öna 20 jaar, dat ik den Heer ken, en zijne genadenbsp;^an mjjn hart gevoeld heb. Nog geen oogenblik hebnbsp;berouw gehad, dat ik den Heer zoo vroeg hebnbsp;faeren kennen. Integendeel heb ik dikwijls betreurd,nbsp;•lat ik 17 jaar in dienst der wereld heb doorgebraoht.nbsp;^ch, lieve kinderen, moogt gij u vroeg gewennen dennbsp;Seer te dienen! Vele verzoekingen omringen u, dienbsp;ëÜ zonder de genade van Jezus Christus niet kunt over-'^innen. Zoekt Zijne genade met bidden en smeeken,nbsp;Zoolang het voor u heden is. Geeft uw hart nietnbsp;'^^er aan de zonde of aan de Edelheden der wereld;nbsp;*oaar geeft het den Heer Jezus, die u met Z^n bloednbsp;gekocht heeft; dan zullen wii elkander in de eeuwig-heid vinden.
»Uw voor u biddende neef, J. F. Riedel.”
De bloei van het ware Christendom in zijn vaderland f’leef hem steeds ter harte gaan. Meermalen doet hijnbsp;*^oderzoek naar de bijeenkomsten te Erfurt, hoe zijnbsp;fgt;ezocht werden, wat er gelezen werd, enz. Ook hetgeennbsp;voorviel op kerkelijk gebied in ruimen kring, sloegnbsp;belangstellend gade. Met betrekking tot de oud-luthersche beweging, die zich ook tot Erfurt uitstrekte,nbsp;fiet hij zich uit in den geest dier echte unie (vereeniging).
-ocr page 6-die aan de redding van zondaren door Jezus Chrisïus vrij wat meer waarde toekent, dan aan de geschilpuntennbsp;tussclien de onderscheidene kerkgenootschappen. Hoewelnbsp;opgegroeid te midden van een luthersche omgevingnbsp;en in die kringen tot een levend geloof gekomen ennbsp;daarin bevestigd, begreep hp, dat het onder Gods bestuur zijne levenstaak geworden was, denzelfden Heer,nbsp;dien hij in de Luthersche kerk gevonden had, naarnbsp;de vormen der Gereformeerde kerk te dienen, en opnbsp;dien weg zielen voor Hem te -winnen, Geene dernbsp;beide belijdenissen, noch de luthersche, noch denbsp;hervormde, achtte hij als zood-anig hinderlijk of onmisbaar om deel te verkrijgen aan den Zaligmakernbsp;van zondaren.
Zoo schrpft hij dan onder anderen: »Hoe gaat het met de vereeniging (unie) van de Luthersche en G^erefor-meerde kerken (1)? Het is beter, dat gij ,lieve neef, ennbsp;gij, broeders eu zusters, u er niet in mengt. Voor geennbsp;van u is het noodig ambtswege hieraan iets te doen-Ik bid u, scheidt u niet van de kerk af, zij mogenbsp;luthersch of gereformeerd of vereenigd zijn. Er wordtnbsp;toch in allen dezelfde tekst gelezen, dezelfde vergevingnbsp;van zonden verkondigd, dezelfde zegen des Heereunbsp;uitgesproken; de gemeenschap der geloovigen is in'nbsp;alle kerken dezelfde. En waar dat alles is, is de
(1) De pogingen in het tweede vierendeel van deze eeuw in Duitschland, vooral iu Pruissen aangewend, om de Lutherschenbsp;en Gereformeerde kerken te vereeuigen, verwekten vooral bUnbsp;vele Lutherschen krachtigen tegenstand. Intusschen is toen tochnbsp;de zoogenaamde «Vereenigde kerkquot; tot stand gekomen, die innbsp;Duitschland, naast de Oiid-Luthersche gevestigd is. (Vert.)
-ocr page 7-Heer, en met Hem meer of minder zegen, maar toch Zegen, die in de scheiding niet gevonden wordt.”
De briefwisseling met de familie was overigens niet druk; de reden daarvan zal wel geweest z^n, dat hetnbsp;brievenvervoer toen nog veel te wenschen overliet.nbsp;Meermalen wordt gesproken van brieven, die verlorennbsp;gingen , en eens kwamen een aantal brieven tegelijknbsp;tvel twee jaren later teregt.
Over het verkeer te Tondano en in de Minahassa komt in de brieven niet veel voor. Maar toch, zijn’nbsp;Ouden vriend Sohwaez ontmoette bij dikwijls, daarnbsp;Hangowan gemakkelijk genoeg te bereiken was. Maarnbsp;daar zag het er, niettegenstaande het met de schoolnbsp;aanvankelijk goed ging, heel wat treuriger uit dan tenbsp;Tondano, en Schwarz moest lang schijnbaar te vergeefsnbsp;arbeiden, eer hij enkele vruchten van zijn’ trouwen en'nbsp;bverigen arbeid zag. Zonder twijfel kwam hij meermalen te Tondano, omdat de , toenmalige opzigternbsp;CoNSTANs, zijn schoonvader, daar woonde. Het wasnbsp;oene groote vreugde voor heiden, als zij bij Hellf.kdooknnbsp;zamen kwamen.
Eens kwamen de gezinnen te Kema bijeen, en vierden daar te zamen het heilig Avondmaal. Het waren gezegende uren, die zij in de gemeenschap met dennbsp;Beer daar doorbrachten. Op de gemeente aldaarnbsp;maakte deze Avondmaalsviering een’ diepen indruknbsp;^n de oude schoolmeester, die een vroom man was,nbsp;zeide met tranen in de oogen: »Zulk eene eer heeftnbsp;Kema nog nooit genoten.”
In 1836 kwamen twee nieuwe zendelingen voor de Minahassa aan, beiden Duitschers en heiden ook te
-ocr page 8-Berlijn opgeleid in de zendingschool van JaeiVicke, toen onder bestuur van Rückeet. Tsaugott Hebmannnbsp;was uit Sagon, en was met eene vrouw uit Berlijnnbsp;getrouwd. Hij bad op zijne standplaats Amoerang welnbsp;de moeijelpkste taak van al de broeders, daar nietnbsp;alleen de heidenen en naamchristenen zijn’ arbeid bemoeilijkten, maar ook een opzigter, die hem vijandignbsp;was. Na den dood van zijne eerste wouw, huwdenbsp;hjj de zuster van Mevrouw Schwaez. De anderenbsp;zendeling was Adam Matteen, uit Spiers in Ilpn-Beperen,nbsp;die ook drukken geleerd had, en eene drukpers medebracht. Hij vestigde zich te ïomohon, en deed aannbsp;de Minahassa een’ groeten dienst door het drukkennbsp;van schoolboeken.
Riebel’s huisgezien was intusschen vermeerderd. Na de beide kinderen waarvan wij reeds gesproken hebben,nbsp;volgden nog drie dochters, Sabina, Sophia, en Heemina,nbsp;die allen gezond opgroeiden.
Als men nu weet, dat nog zes Moerids (huisjongens) en vier Anakh-piara (huismeisjes) in huis leefden,nbsp;dan kan men zich eenig denkbeeld vormen vannbsp;de drukte in dat huisgezin. De opvoeding van denbsp;pleegkinderen was ook niet gemakkelijk, en vorderdenbsp;veel geduld en langmoedigheid. Er was veel zelfstandigheid noodig om de orde in huis te handhaven.nbsp;Soms had men moeijelijke en bedroevende ervaringen;nbsp;maar duidelijk kon men den christelijken invloed bijnbsp;de kinderen opmerken.
Laat ons nu weer eens zien, hoe het met Eiedei’s ambtswerk stond, en dan vinden wij hem druk bezig
-ocr page 9-9
Met het voorbereiden van menschen, die tot de ge-Meente wenschten toe te treden. Eerst waren er enkelen, later meer, die hij geregeld op zijne studeerkamer liet komen, om hen op de zorgvuldigste wijzenbsp;door onderrigt en gebed voor te bereiden. Riedelnbsp;¦verstond het bijzonder met de menschen over de ge-wigtigste aangelegenheden des harten te spreken.nbsp;Hoezeer hij het vermeerderen van kennis bij z^jnenbsp;leerlingen op prijs stelde, zoo was hij toch het meestenbsp;bedacht op hun gemoedsleven. Daarbij stelde hijnbsp;toch geenszins zijne eischen voor den Doop te hoog,nbsp;gelijk dit in andere zendingen dikwijls geschiedt,nbsp;iot schade van de goede zaak.
Hij vergat niet, dat het de Heilige Geest is, die den mensch tot een waar christen maakt. 'Waar hjjnbsp;dus opregt verlangen naar verlossing zag, daar durfdenbsp;bij den Doop niet weigeren. De stellige voorwaarden’nbsp;voor allen, die er de bekwaamheid toe hadden, was:nbsp;leeren lezen, kennis van het doopformulier en hetnbsp;van buiten leeren en begrijpen van het Onze Vadernbsp;en de Twaalf Artikelen des Geloofs; en daarbij datnbsp;Men zich een’ tpd lang goed gedragen had, en vooralnbsp;^ich streng onthouden had van alle heidensche gruwelen.nbsp;Op heel oude lieden werd de eerste voorwaarde nietnbsp;toegepast. Dikwpls vroegen menschen van 50-70 jaarnbsp;n® den Heiligen Doop. Zij waren niet meer in staatnbsp;maleische taal te leeren. Riedel onderwees hennbsp;•tus in hunne moedertaal, en had de hierboven ver-Melde stukken daarin vertaald, maar liet hun die nietnbsp;Mt het hoofd leeren, en zocht hun slechts den inhoudnbsp;te doen verstaan. Het besprokene moesten zij in de
-ocr page 10-volgende bijeenkomst in hunne eigene woorden weergeven. Zoo ziet men hoe hij van alle doode vormen afkeerig was.
In 1836 was- het doopen van volwassenen al geen zeldzaamheid meer. Dit geschiedde voor de verzameldenbsp;gemeente, altijd met veel plegtigheid. De Alifoerennbsp;kwamen bij zulke gelegenheden mede in de kerk, ennbsp;mepigeen werd door de roerende belijdenis van een’nbsp;doopeling, uit het volle gemoed-, in eigen woordennbsp;uitgesproken, er toe bewogen, zelf den Heiland ennbsp;zijne genade te zoeken.
De gemeente en het getal der kerkbezoekers nam snel toe. In het genoemde jaar bedroeg het laatstenbsp;80-90, een jaar later stroomden reeds 2 a 300 innbsp;de kleine kerk, en dikwijls moest men voor de deurnbsp;blijven staan.
De preek was als tot hiertoe in het Maleisch, maar Eiedel overtuigde zich meer en meer, dat hi)nbsp;niet geheel buiten de volkstaal kon. Soms werd hi)nbsp;later door aandachtige toehoorders naar de beteekenisnbsp;van enkele uitdrukkingen of zinnen gevraagd; voorzekernbsp;een goed bew-ijs ,¦ dat hun kerkgaan geen wer’K dernbsp;gewoonte was. Daar nu onder de toehoorders ooknbsp;oude lieden zaten, die geen woord Maleisch verstonden,nbsp;en die hij als heilbegeerige zielen kende, herhaaldenbsp;hij de hoofdgedachte geregeld in de alifoersche taal.
Maar wat in de preek gehoord was, moest zooveel mogelijk bevestigd worden. Wij hebben reeds gezien,nbsp;hoe de Zondagnamiddag-hijeenkomsten daartoe gebruiktnbsp;werden en de preek dikwijls herhaald werd. Me»nbsp;gebruikte daarbij uitsluitend de alifoersche taal, en
-ocr page 11-zong waarschijnlijk een maleisch lied. Maar spoedig was de zaal en de veranda bij Kièdel voor dienbsp;bijeenkomsten veel te klein. Velen moesten buitennbsp;bljjven staan, waar men trouwens goed hooren kon.
Hadden wjj nu ook maar een geschikt »leervertrek,” dacht Riedel dikwijls. Tegenover zijnen grond wasnbsp;nog plaats genoeg. De grond was wel van denbsp;Regering te krijgen; maar het eenvoudigste gebouwnbsp;was niet onder de ƒ 600 te zetten. Zulk eene somnbsp;Was voor onzen Zendeling een onoverkomelijk bezwaar.nbsp;Zijn traktement was toch al klein genoeg; en vooralnbsp;als zijn geld door de ongeregelde scheepvaart over dennbsp;tijd aankwam, verkeerde hij wel eens in verlegenheid.nbsp;1de gebeden in den nood -werden ook wel eens bijzondernbsp;verhoord; zoo gebeurde het eens, dat hij uit Rotterdamnbsp;eene buitengewone gift van / 500 ontving; maar ditnbsp;geld was toen wel noodig voor allerlei noodzakelijkenbsp;dingen, zoodat er niets voor hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;leervertreknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;over
schoot.
Maar hier ook betoonde de liefde zich vindingrijk. Eens toen Riedel zijn huis stond te bekijken, kwamnbsp;de gedachte bij hem op; waartoe moet die ruimtenbsp;daar ouder, tusschen de palen ongebruikt blijven'? Hiernbsp;zouden geen stijlen en balken en geen dak, noodignbsp;^jjn; metnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;een paar muren,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;eenige ramennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;eene
deur kon die'plaats in eene ruime zaal van 12 voet Verbouwdnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;worden. Dit wasnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;eenenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;goedenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gedachte.
Ee kosten zouden echter nog altijd / 150 beloopen. Eeze som moest men zien te besparen. En waarlijknbsp;het ging.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Reeds na eenigenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;weken werdnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;leer-
vertrek ingewijd. Sedert dien tijd zag men lederen
-ocr page 12-Zondag, eene gansche schaar uit de kerk naar Riedels huis gaan; velen omdat het nieuw was. Maar hetnbsp;getal is toch niet verminderd: 7 0 a 80 menschen trofnbsp;men er iederen keer aan. Hoe wel te moede was nunbsp;de herder onder zijne schapen, omdat hij nu niet zoonbsp;als vroeger benaauwd in ’t gedrang behoefde te zitten,nbsp;terwpl hij toch van velen niet verstaan werd, maarnbsp;zich nu vrij kon bewegen, en met dezen en genen eennbsp;bijzonder gesprek kon aanknoopen, en hij de pijp ooknbsp;niet behoefde te laten rusten.
Spoedig werd het vertrek niet alleen des Zondags gebruikt. Het onderrigt in de Heilige Schrift wasnbsp;voor de christenen te Tondano zeer noodig. Daar ernbsp;velen naar verlangden, talmde Riedel niet, maar bepaalde twee uren wekelijks voor Bijbelonderrigt,nbsp;Maandags en Donderdags. Natuurlijk had hij er alleennbsp;in den avond tijd voor. Maar hoe nu te doen metnbsp;de verlichting? Zou men van de menschen kunnennbsp;vragen kaarsen meê te brengen? Waarschijnlijk zoudennbsp;velen door dat kleine offer terug gehouden zijn. Beternbsp;was het, hun in het begin geen lasten op te leggen.nbsp;Als zij moede van hun dagwerk uit den tuin of vannbsp;het meer terug kwamen, en dan nog ’s avonds kwamennbsp;leeren, moest men met zulk een’ aanvang tevredennbsp;zijn. Voor Riedel was het geen kleinigheid de kostennbsp;van het licht op zich te nemen; maar hoe bekrompennbsp;zij het ook hadden, kon dit er hem toch niet vannbsp;terug houden. In vast geloofsvertrouwen werden denbsp;lessen begonnen, en spoedig bemerkte hij, dat ernbsp;zegen op rustte. Daardoor werden de geldzorgennbsp;spoedig vergeten. »Wat zijn die paar gulden daar
-ocr page 13-13
tegenover!” zeide Riedel tot zijne vrouw, »Als ik die 80 menschen aanzie, die korten tjd geleden nognbsp;heidenen waren en nu hier als schapen van dennbsp;Goeden Herder lof- en dankliederen aanheffen voornbsp;den Verlosser, dan denk ik niet aan de uitgaven,nbsp;maar verheug ik mij hartelijk.”
Zoo als in ’t geheel bij de steeds aangroeijende gemeente , die meer en meer met lust Gods woord onderzocht, zoo vond men bp sommige menschen veelnbsp;stof tot lof en dank. Een jongeling begon meermalennbsp;Onder de preek te weenen. Toen men er met hemnbsp;Over sprak, bleek dat hij met ongedachte opmerkzaamheid, reeds sedert lang de verkondiging van hetnbsp;Evangelie gevolgd had. Hp kon gedeelten van eenenbsp;preek, die reeds tijden geleden uitgesproken was, nognbsp;vertellen. Eene vrouw, die reeds een’ geruimen tijd denbsp;kerk trouw bezocht had, vroeg om gedoopt te worden,nbsp;*want,” zeide zij, »ik ben eene groote zondaresnbsp;00 wensch niets meer in deze wereld dan van mijnenbsp;zonden verlost te worden. Dikwijls bekende de eennbsp;of ander des Zondags na de godsdienstoefening, datnbsp;hij door de woorden getroffen was, of dat er eennbsp;licht voor hem opgegaan was.
Ik kan niet nalaten, hier eene van de weinige be-keeringsgeschiedenissen, die Riedel ons uitvoerig meê-gedeeld heeft, terug te geven. Riedel gaf er niet veel.
In een’ brief van 23 November 1837 wordt van leerlingen, allen tusschen de 50 en 70 jaren oud.nbsp;Onder anderen berigt: »Onder deze acht personen wasnbsp;*le oudste de beroemdste priester van Makalonsoug,nbsp;Oen’ van de voornaamste afgoden van Tondano, die
-ocr page 14-u
regen en zonnesch^n bestuurt, en dus r^st tot voedsel geeft. Te zijner eere worden bijna voortdurend feestennbsp;gegeven, waardoor zijne priesters een goed inkomennbsp;hebben. Deze voornaamste priester kreeg in ’t beginnbsp;van dat jaar eene uitterende ziekte, waarschijnlpknbsp;tengevolge van de feesten, bij welke hij als hoofdpersoonnbsp;vreeselijk moest schreeuwen. Door zijne ziekte kwamnbsp;hij tot nadenken, werd aan zijnen dood herinnerd, ennbsp;begon daarvoor te vreezen, zeker door dat bij vannbsp;zijnen zoon, die een opregt christen is, dikwijlsnbsp;gehoord had, dat hij als priester niet zalig kon worden.nbsp;Ik ging tot hem, en vond zijn huis vol priesters.nbsp;Toen ik een’ tijd lang met hem gesproken had, verklaarde hij voor al zpne vrienden, dat hp een christennbsp;wenschte te worden, en vroeg mij, al zijne heidenschenbsp;heilige zaken, zoo als een groote trom, enz. wegnbsp;te werpen. Ik weigerde aan dit verzoek te voldoen,nbsp;en zeide, dat hij er eerst nog eens over na moestnbsp;denken, en dat God niet zijne afgodische gereedschappen,nbsp;maar zjjn hart wilde hebben, en dat hij hem dit metnbsp;opregt berouw en in ’t geloof aan den Heer Jbzïsnbsp;Cheistus geven moest. Daarop ging ik naar huis.nbsp;Een half uur later hoorde ik reeds, dat hp de schoolkinderen had laten roepen, om zijne heilige zakennbsp;weg te brengen. De groote trom kreeg de schoolmeester, om de kinderen 's morgens bijeen te roepen,nbsp;daar men geen klok had.
»Hierdoor ontstond er bij de christenen groote vreugde; men zeide: gt; »het hoofd der heidenen wordtnbsp;christen, daardoor wordt het duidelijk, dat hunnenbsp;godsdienst bedrog is.”” Onder de heidenen kwam eene
-ocr page 15-15
gïoote beweging. Velen liepen naar hunnen priester, ®n toen zij zagen, dat de trom weg was, sloegen zijnbsp;zich op de borst, en voorspelden hem allerlei ongeluknbsp;en vooral den dood. Anderen smeekten met tranennbsp;m de oogen, dat hij toch het geloof van hunne voorvaderen niet zou verloochenen, opdat de zielen dernbsp;Vaderen niet mogten komen en' de geheele negerijnbsp;Ongelukkig maken. Toen de onder hem staandenbsp;priesters zagen, dat geen smeeken noch dreigen hemnbsp;Van voornemen deed veranderen, begonnen zij démoedignbsp;fe smeeken, dat hij hun toch al zpne geheimen ennbsp;overleveringen zou meêdeelen, opdat zij voortaannbsp;*ie fosso's (offers) konden brengen. Maar de oude mannbsp;^leef standvastig en zeide: » »Wat ik eenmaal uitgespuwd heb, wil ik niet meer oplekken, want hetnbsp;'s onrein.” ” Bij het onderwijs, dat ik in Julij begon,nbsp;^on ik tot mijn vreugde duidelijk bemerken, hoe denbsp;öeest van God vooral in het hart van den oudennbsp;Priester, ook in dat van zijne vrouw werkzaam was.nbsp;^ant toen ik hun uitgelegd had, wat zonde was,nbsp;^aren zij ontsteld, en den volgenden dag gaven zgnbsp;^unne verwondering te kennen, dat de Almagtige Godnbsp;^ulke groote zondaars zoo als hij, zoo lang had latennbsp;leven. Toen ik hem Christus als den Verlosser, doornbsp;'vien ook zij vergeving van zouden konden ontvangen.nbsp;Voor hield, deed de oude man een’ uitroep vannbsp;Vreugde, en zeide: »»dat is eene godsdienst, die zoetnbsp;en het hart troost. Ik ken vele góden en hebnbsp;Veel geofferd; maar zoo iets heb ik nog nooit gehoord,nbsp;'lat God Zijnen Zoon als Verlosser voor het- zondignbsp;hienschdom gezonden heeft, en dat wp door Hem
16
vergeving van zonde, en de zaligheid voor onze zielen vinden kunnen. Wij vreezen onze góden; maar denbsp;ware God heeft ons lief.’’” Toen ik hem de lijdensgeschiedenis verhaalde, riep hij dikwijls tusschen beidennbsp;uit: »»Dat is liefde voor de vijanden, dat is liefdenbsp;voor zondaars.” ”
sik vermaande eens mijne acht oude leerlingen, dat zij ernstig en vlijtig tot God moesten bidden. Daarnbsp;zij niet regt wisten, hoe zij moesten bidden, verzochtennbsp;zij, zonder dat ik het wist, een’ jongen christen, dienbsp;dagelijks godsdienstoefening met zijn huisgezin hield,nbsp;met hen te bidden, hetgeen hij ook gaarne deed.nbsp;Zoo knielde iederen avond eene kleine gemeente vannbsp;christenen en heidenen voor den troon der Genade,nbsp;die in de alifoersche taal om den Geest der verlichtingnbsp;en bekeering baden.
• Daar de oude priester hoe langer hoe zieker werd, vroeg hij mij dringend om den Heiligen Doop, opdatnbsp;hij misschien niet deze wereld zou moeten verlaten,nbsp;eer hij zijn geloof openlijk beleden en het zegel dernbsp;goddelpke genade en der vergeving zijner zondennbsp;ontvangen zou hebben. Daar ik zelf zag, dat hij nietnbsp;lang meer zou leven, bepaalde ik den 275ten Augustusnbsp;voor deze plegtigheid. Dat was voor mij en mijn®nbsp;gemeente een dag van zegen en vreugde. De heidenennbsp;stonden aan hunne deuren of op straat om te zien,nbsp;of het waar was, dat hun opperpriester van daag g®'nbsp;doopt zou worden; want velen wilden het nog nietnbsp;gelooven. Maar toen zij zagen, dat hij door zijn’ zoonnbsp;in de kerk gebracht werd (want hij was te zwak omnbsp;alleen te gaan), schrikten zij, en voelden (zoo als later.
-ocr page 17-velen zeiden), dat hunne godsdienst hier te Tondano, den doodsteek ontvangen had.
»De geheele kerk was vol, er waren zelfs vele christenen van het zeestrand gekomen, om zich metnbsp;de gemeente over deze gebeurtenis te verheugen. Iknbsp;hield eene korte toespraak over de groote liefde vannbsp;den Heer, zelfs jegens de oudste en grootste zondaars.nbsp;Daarop las ik het doopformulier in het alifoersch voor,nbsp;waarop mijne acht oude leerlingen openlijk beleden,nbsp;dat zij in Jezus Christus geloofden en het heil hunnernbsp;zielen alleen bp Hem zochten, en daarom wenschtennbsp;gedoopt te worden. Dit alles bracht de geheele gemeente in beweging, want zóó was het alifoersch nognbsp;.nooit gebruikt, nog nooit waren zulke oude liedennbsp;gedoopt, en daaronder nog wel een opperpriester ennbsp;eenige onderpriesters, aan wier uitspraken vroeger denbsp;heidenen en ook wel christenen zoo • lang geloofdnbsp;hadden. Toen die oude mannen met hunne vrouwennbsp;voor het doopbekken knielden, en met tranen hetnbsp;heilige bondzegel Ontvingen, ontstond er zulk eennbsp;geween, dat ik moest ophouden met spreken. Ja, denbsp;Geest Gods was krachtig in ons midden, zoodat velennbsp;later verklaarden, nog nooit zoo iets gezien, gehoordnbsp;en gevoeld te hebben.
»Na kerktijd ging ik naar den gewezen priester, die 'volgens zijn verlangen den naain van Ibrahim ontvangennbsp;had, en vond daar al de nieuwe christenen en velenbsp;anderen, die hij op een’ maaltijd bij zich genoodigdnbsp;had. Hij was zoo blijde en dankbaar, en zoo aangedaan , dat hp niet veel spreken kon. Onder tranennbsp;•in in afgebroken woorden zeide hij: »0 mogt ik nu.
-ocr page 18-18
¦vvat mij nog van ’t leven over is, tot eer van mijn’ Heer Jezus Christus leven. Als het den Heer behaagdnbsp;had, hem nog langer bij ons te laten, zou h^ zekernbsp;een sieraad voor de gemeente en velen tot een goednbsp;voorbeeld geweest z^n. Maar de Heer had het andersnbsp;besloten. Ibrahims ziekte werd hoe langer hoe erger;nbsp;en wat wij vreesden, voelde hij zelf, dat hij spoedignbsp;het tpdelijke met het eeuwige zou verwisselen. Ditnbsp;geschiedde den 19lt;len October.
»Hp wist echter dien korten tijd nog goed te ge' bruiken. Hij bad in waarheid dag en nacht. Knielennbsp;kon hij niet meer, omdat hij te zwak was. Zondagsnbsp;liet hij zijne vrienden komen, die maleisoh verstonden,nbsp;om hem de preek te vertellen; en als ik 's avondsnbsp;bij hem kwam, verhaalde hij mij een groot deel vannbsp;hetgeen ik 's morgens gezegd had.
gt;Op zekeren dag liet hij zgne geheele familie, die nog meest heidenen waren, roepen, en vermaande hennbsp;met tranen, hun heidensch bijgeloof af te leggen ennbsp;in den Heer Jezus Christus te gelooven, »want” zeidenbsp;hij, ïgij ziet toch hoe goed ik het bp den Heer Jezn®nbsp;heb; ik ben zoo ziek, maar hoe verzacht hij mijnnbsp;lijden! Al mijne zonden heeft hij mij vergeven, opdatnbsp;ik nu vrolijk den dood te gemoet ga. Want ik sterfnbsp;niet; mijn ligchaam alleen gaat rusten tot aan dennbsp;jongsten dag; maar mijne ziel gaat tot God.”
»Zoo iets hadden de bloedverwanten van IbbahiM nog nooit gehoord, want de heidenen spreken nooitnbsp;van dood of graf. Zij waren zeer verbaasd, en beloofden hem er over na te denken.
»Ik was dikwijls getuige van zijne kennis der schrift»
-ocr page 19-19
die hi] in zulk een’ korten tyd, zeker door do verlichting van den Heiligen Geest, verkregen had, Eens vroeg hem zyn oudere broeder: gt;»Maar hoe is datnbsp;toch, gij gelooft in eenen God en spreekt zoo veelnbsp;van Jezus Chkistus, wie is dan die Jezus Christus?” ”nbsp;Ibrahim kon hem kort en bondig antwoorden, datnbsp;Jezus, Gods Zo.on, de Verlosser van onze zonden is,nbsp;en dat wij alleen door Hem tot God kunnen komennbsp;om zalig te worden. Een ander man vroeg hem inbsp;»gt;Gij vreest dan niet te sterven? Want gij gelooftnbsp;aan eene opstanding des vleesches; hoe moet ik datnbsp;begrjjpen?”” Ibrahim verhaalde hem de gelijkenisnbsp;Matth. 25: 31, e.v., die hij zich zeker had laten voorlezen en vertalen, met zulk eene opgewektheid, dat iknbsp;vreesde dat hij zou bezwijken. De oude man zeide:nbsp;»»Ja, als dat zoo is, wil ik er ook wel over denken.nbsp;Om eens onder die schapen te behooren.”
»Den dag voor zjjn’ dood w'as ik bij hem, en sprak hij voor christenen en heidenen veel over de liefdenbsp;van Christus en de zaligheid van de ware christenen.
»Daar ik zag, dat hij bijzonder zwak was, zeide ik lgt;ij het heengaan tot hem: »Het zal niet lang meernbsp;duren.” Hij antwoordde: »Ja, morgenavond zal denbsp;Keer Jezus zich mijner ontfermen en mijne ziel totnbsp;^ich nemen.” Toen ik den volgenden morgen bjjnbsp;l^em kwam, kon hy naauwelijks nog spreken. Maarnbsp;kende mij nog en gal mij de hand. Daaropnbsp;'’ouwde hij zijne handen om te bidden. Zijne vrouwnbsp;'vilde die vasthouden. Maar hij zeide: »»Laat mij, iknbsp;’'id.” ” Toen hij zijn gebed geëindigd had, dekte hijnbsp;Zich toe met zyne kleederen en gaf den geest. Heidenen
2*
-ocr page 20-en christenen die daarbij waren, weenden, en zeiden: ïïMogten ook wij eenmaal zoo sterven.””
Het was eene groote vreugde voor Riedki, toen hjj voor ’t eerst zes lidmaten, die hij een’ tijd lang tenbsp;zamen onderwezen had, aan het Avondmaal kon doennbsp;deelnemen. Zoo toegevend als hij was om de menschennbsp;tot den Heiligen Doop toe te laten, zoo streng wasnbsp;hij om het onkruid van de tarwe te scheiden.' Alleennbsp;degenen, die door hun gedrag bewezen, dat zij zichnbsp;verbeterden, werden tot dat onderwijs toegelaten. Denbsp;bevestiging was plegtig, even als het vieren van hetnbsp;Heilige Avondmaal, waaraan de Toudaners voor hetnbsp;eerst deelnamen. Velen waren van buiten af gekomennbsp;om deze gewigtige gebeurtenis ten minste als toeschouwers bij te wonen. De plegtigheid maakte een’nbsp;diepen indruk op hen. Riedel schrijft er van; »0,nbsp;welk een voorregt en welk eene zaligheid ondervindtnbsp;een zendeling reeds hier, zelfs midden onder de heidenen,nbsp;en in zijnen moegelijken werkkring! Ik verkondigdenbsp;den .dood des Heeren met menschen, die drie jaainbsp;geleden nog heidenen waren. Eenigen hadden vannbsp;mijne.vrouw de eerste letters geleerd. Bij zulke g6'nbsp;legenheden bewijst ons de Heer tot aanmoediging, datnbsp;ons werk niet geheel te vergeefs is.”
Intusschen was de school goed vooruit gegaan-Waarschijnlijk stond toen een geschikter onderwijl*’’' aan het hoofd dan bij den aanvang. Ook Riedel g®^nbsp;nog een paar lessen in de week. Hij liet dan in dennbsp;Bgbel lezen, en legde die op kinderlijke wijze u'*'nbsp;Dit was niet te vergeefs. Soms kwamen er eeuig®
-ocr page 21-21
leerlingen om gedoopt te worden. Van twee verhaalt hij het uitvoeriger. Zij waren van geringe afkomst;nbsp;hunne bloedverwanten waren vroeger slaven geweest.nbsp;‘Waarom wilt gg toch gedoopt worden?” vroeg Riedelnbsp;toen zij het kwamen vragen.
De kinderen. Omdat wij ons willen bekeeren.
Riedel. Maar als gij heidenen blijft hebt gij het toch veel gemakkelijker. Dan behoeft gij niet iederennbsp;Zondag in de kerk te komen, en kunt gij leven alsnbsp;de andere heidenen, en hebt gij niet zulk eene zwarenbsp;verantwoording als wij christenen.
K. Ja, maar het kerkgaan is ons een genoegen en verkwikt onze ziel. De heidensche godsdienst geeftnbsp;ons geen vergeving van zonden, en die zoeken wij juist.
R. Zijt gij dan zondige kinderen?
K. Ach ja, wjj hebben zoo dikwijls Gods wil overtreden. (Eene kon hare tranen niet weêrhouden).
R. Bij wien denkt gij dan vergeving van uwe zonden te verkregen?
K. Bij Jezus Cheistus onzen Heiland; enz.
Bjj dit gesprek waren eenige christenen tegenwoordig, die verbaasd waren over deze antwoorden. De doopnbsp;van de kinderen en de daarbij blijmoedig afgelegdenbsp;l)olijdenis voor de gemeente- baarde groot opzien.
De vorderingen in de school in 't lezen, schrijven, vekenen en in de maleische taal, overtroffen ooknbsp;spoedig de verwachtingen, en bepaalden zich niet totnbsp;jeugd, daar zelfs de volwassenen zich door denbsp;kinderen lieten onderwijzen. Bij de aankomst van dennbsp;zendeling waren er maar zeer weinigen, die iets vannbsp;ket Maleisch verstonden of het spraken, en reeds
-ocr page 22-zeven of acht jaar later werd deze taal veel iu ïoudano gebruikt. Eene groote belemmering bestond echter innbsp;gebrek aan boeken. Er waren velen, die gaarne haddennbsp;leeren lezen, als zij maar een boek gehad hadden;nbsp;menigeen had gaarne twee gulden gegeven om zichnbsp;een Nieuw Testament aan te schaffen, als zij maarnbsp;voorhanden geweest waren. Voor het onderwijs iunbsp;’t rekenen had RiEnuL een boekje vertaald; maar hijnbsp;moest het door de kinderen laten oversohrijven. Hetnbsp;is reeds gemeld, hoe dit gebrek in 1837 door denbsp;pers te Tomohou verholpen werd, die zeker alleennbsp;schoolboeken, katechismussen, enz. leverde. Het verzoeknbsp;om een Nieuw Testament moest nog dikwijls geweigerdnbsp;worden, hetgeen den trouwen herder zeer leed deed ,nbsp;vooral als een volwassene tot hem zeide; ïZie, nunbsp;heb ik lezen geleerd; maar wat helpt mjj dat nu, alsnbsp;ik niets te lezen heb.” Zijne veelvuldige bemoeijingennbsp;werden toch ten laatste met goed gevolg bekroond.nbsp;Er kwam eene groote kist met eenige honderdennbsp;exemplaren van de Heilige Schrift aan. Het berigtnbsp;van deze gebeurtenis verbreidde zich als een loopendnbsp;vuur door Tondano. Van alle kanten kwamen oudnbsp;en jong om Bijbels te koopien. Velen hielden eennbsp;aantal koperen muntstukken in de hand; anderennbsp;telden ze nog eens na, of het wel genoeg zou zijn.nbsp;Eenigen , die geen gereed geld hadden, brachtennbsp;vruchten. Hier kwam een oud man met eene zaknbsp;rijst, daar een meisje, dat eene ópene mand metnbsp;eijeren sierlijk op haar hoofd droeg; elders eenenbsp;vrouw, die een paar hanen medebracht. In allenbsp;rust en orde. ieder op zijne beurt, naar dat hij ge-
-ocr page 23-komen was, gaf' Riedel hun een’ Bijbel of een Nieuw Testament, voor dezen en genen er een woord vannbsp;'vermaning bijvoegende. Had hij voor ver af wonendenbsp;christenen en voor bijzondere omstandigheden geennbsp;Bjjbels bewaard, dan zou de geheele bezending spoedignbsp;uitverkocht zijn. In de eerste behoefte was nu voordien. Op dien avond kon men voor vele huizen eennbsp;gezelschap bijeen vinden, dat naar een’ knaap ofnbsp;jongeling luisterde, die bij het flikkerend licht vannbsp;«ene harstfakkel uit het heilige boek voorlas. 'Velennbsp;'Waren heel blijde, den lang verlangden schat te bezitten.
Hierdoor werd het getal der leergierigen weer ver-uieerderd. Het getal scholieren, dat in ’t begin de 30 niet bereikte, was spoedig vertienvoudigd, en alnbsp;kwamen niet al de kinderen trouw op school, zoonbsp;Was er in ’t vertrek toch geen plaats genoeg. Ernbsp;uioest eene nieuw school gebouwd worden, hetgeen hetnbsp;«iistrict Tondano in 1837 zonder hulp der' Regering,nbsp;eigen kosten ondernam. Het volgende jaar wasnbsp;het groote gebouw klaar. Dennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Februarij werd
het feestelijk ingewijd. De aanzienlijkste mannen uit negerij hadden zich bij de nieuwe school verzameld. Riedel geleidde de kinderen, nagenoeg 400nbsp;getal, in optogt van het oude huis daarheen. Allennbsp;Waren net gekleed. De oudste Majoor ontving hennbsp;Uan den ingang. Na een gebed en gezang hield denbsp;zendeling eene aanspraak over het nut van het school-Saau. Vervolgens sprak de Majoor de kinderen innbsp;t alifoersch toe, en hield hun voor, hoeveel zij voornbsp;hadden bij hunne ouders, die in hunne jeugd geen
-ocr page 24-24
gelegenheid tot leeren gehad hadden. Daarop nam een van de jongens uit naam van hen allen het woord,nbsp;en bedankte de Hoofden voor de moeite en kosten,nbsp;die het gebouw veroorzaakt had. Tot besluit beloofdennbsp;al de kinderen vlptig te zijn en door hun gedrag tenbsp;bewezen, dat het christelijk onderrigt hun niet tenbsp;vergeefs gegeven werd.
Ook het bouwen van eene kerk was langzamerhand noodig geworden. De oude, die reeds zeer bouwvallignbsp;werd, kon de helft van hen, die de godsdienstoefeningennbsp;kwamen bijwonen, niet meer bevatten; want toennbsp;kwamen er in den regel des Zondags 4 a 600 en opnbsp;de feestdagen nog veel meer ter kerk. Men moestnbsp;op nog meer rekenen; zoo werd het nieuwe gebouwnbsp;op 800 zitplaatsen aangelegd. Het had den vorm vannbsp;eenen langwerpigen achthoek, 64 voet lang, 50 breed,nbsp;en stond op palen, zes voet boven den beganen grond.nbsp;Naast de beide groote deuren waren trappen voor denbsp;galerijen. De achthoekige kansel was van ebbenhout,nbsp;met snijwerk, door inlanders vervaardigd. Een Europeaannbsp;schonk de toen moeijelijk te verkrijgen sloten; eennbsp;eenvoudig tondaanseh christen gaf een net ebbenhoutnbsp;tafeltje ten geschenke, om het doopbekken op tenbsp;plaatsen. Anderen hielpen zonder geldeljjke vergoedingnbsp;aan den bouw.
Het was voor Eikdel een drukke tijd, daar hij toch voornamelijk het opzigt over het bouwen had. Daaromnbsp;was hij dubbel dankbaar, toen het werk zonder ongelukken voltooid was. Juist één jaar na de inwijdingnbsp;van de nieuwe school kon die van de kerk plaatsnbsp;hebben. De toespraak bij die gelegenheid gehouden
-ocr page 25-25
had tot onderwerp Deut. 20: 24; en de kerk was toen geheel vol. Welk een onderscheid tusschen deze bijeenkomst en die van 7 jaar vroeger, toen 10 a, 20 mensohe»nbsp;Riedel’s gansche gehoor uitmaakten! Ja, de Heer hadnbsp;reeds vele zegeningen aan Tondano geschonken.
Van toen af kreeg de Zondag een geheel ander aanzien in Tondano. Reeds in den vroegen morgennbsp;hield het rijststampen onder veler woningen op.nbsp;Naauwelijks waagde het nog een enkele van de ge-doopten met de heidenen naar het werk te gaan. Ja,nbsp;zelfs van de nog niet gedoopten, werden reeds velennbsp;door de toenemende kracht der gewoonte genoopt dennbsp;feestdag te houden. In den tijd van den rijstoogst,nbsp;als een groot aantal huisgezinnen in de veldhuttennbsp;Wonen, zag men hen des Zondagsmorgens vroeg vannbsp;alle kanten aankomen, om zich eerst te wasschen ennbsp;dan in nette kleederen de godsdienstoefening bij tenbsp;Wonen. Behalve deze kwam een groot aantal ook uitnbsp;andere negerijen te voet of over het meer in hunnenbsp;Motto’s (vaartuigen), getrokken door de verkondigingnbsp;van het Evangelie, en gaven zich dus gaarne de moeitenbsp;Om er een’ verren weg voor af te leggen. Het teekennbsp;met de tifa (trom) werd gegeven. Op verren afstandnbsp;hoorde men het geluid, en dan werd het druk op denbsp;Wegen. Ja, men kon toen werkelijk reeds van wegennbsp;Spreken, want zij wai'en regelmatig door de negerijnbsp;keen aangelegd, en de nieuwe huizen werden in goedenbsp;Orde daar aaugebouwd. Ook Riedel’s tuin met denbsp;Vozenheg had reeds hier en daar navolging gevonden,nbsp;Menigeen maakte op weg naar de kerk een’ kleinennbsp;Omweg of wachtte bij de brug, om den zendeling te
-ocr page 26-zien en te groeten. Daar komt hij dan met zijne vrouw, vergezeld door Feits en Maeik. Plegtige ernstnbsp;is op zijn gelaat te lezen; want hij beschouwde hetnbsp;niet ligt als een verköndiger van Chkistus de menschennbsp;tot gemeenschap met hem uit te uoodigen. Toch isnbsp;zijn ernst geen stijfheid. Vriendelijk beantwoordt hijnbsp;het groeten van zijn gemeenteleden, die nu vooruitnbsp;loopen en spoedig de kerk gevuld hebben. Zij was,nbsp;op vergrooting gebouwd. Het duurde niet lang of ernbsp;bleven van de 800 zitplaatsen slechts enkele open.
Ook het gezang klonk andei's dan voorheen. Men hoorde het, dat de gemeente de gezangen en psalmennbsp;gaarne zong. Hoe aandachtig luisterden zij naar denbsp;eenvoudige maar toch kernachtige preek! De ineestennbsp;verstonden haar toen ook, niettegenstaande zij i»nbsp;’t Maleisch werd uitgesproken; en toch luisterden zi]nbsp;dubbel opmerkzaam als, na eeue afdeeling, de hoofd-gedachten in ’t Alifoersch werden herhaald.
Na de godsdienstoefening gingen de meesten naar huis; maar toch eene gansche schaar volgde den leeiaarnbsp;naar zijne woning, waar de benedenzaal spoedig volnbsp;was. Na eenige oogenblikken kwam dan Riedel weernbsp;te voorschijn met de pijp in de hand; deze werdnbsp;echter voorloopig in een’ hoek gezet. Na nog eensnbsp;gezongen en hartelijk gebeden te hebben, stak hij zijnenbsp;pijp op, en wandelde al rockende te midden van denbsp;vergaderden op en neer, terwijl hij al vragende denbsp;preek met hen herhaalde en zijne hoorders tot vragennbsp;gelegenheid gaf Zijne vrouw had intusschen dennbsp;maaltijd bereid, die dadelijk na het sluiten van dezenbsp;bijeenkomst gebruikt werd. Dan rustte hij wat uit.
-ocr page 27-27
terwijl zijne gade vrouwen en meisjes onderrigt gaf, die toen niet meer, zoo als vroeger, zich door spotnbsp;lieten weerhouden. Na deze kwamen weer mannen ennbsp;jongelingen, die de trouwe herder door schriftverklaringnbsp;en gebed meer en meer de waarde van het Evangelienbsp;deed gevoelen en in het geloof versterkte. En hiermede eindigde dan het Zondagswerk, terwijl de avondnbsp;hetrekkelijk stil voorbij ging.
»Hoe geheel anders is het te Tondano geworden”, beiden de oude Alifoeren dikwijls. Het woest getier,nbsp;dat men vroeger alle avonden vernam, verminderdenbsp;^an jaar tot jaar. Het gejoel van beschonkenen werdnbsp;steeds zeldzamer. Blijkbaar was de zedelijke toestandnbsp;¦Van de bevolking veranderd.
In een brief van 1839 schreef Riedel; «Ofschoon de gemeente ten opzigte van het zedelijk leven nognbsp;'¦eel te wenscheu overlaat, vooral ten opzigte van hetnbsp;huwelijk, (want ik heb dit jaar slechts 12 paar innbsp;het huw'elijk kunnen bevestigen, ook al omdat hetnbsp;huwelijk door den ambtenaar gesloten wordt en daaraannbsp;'rog al kosteir verbonden zijn) zoo kan ik toch gerirstnbsp;'’erklaren, dat de groote losbandigheid, die er vroegernbsp;heerschte, veel verminderd is. Van de onkuischheidnbsp;echtscheidingen, daar men zich vroeger zelfs opnbsp;beroemde, hoor ik W'einig meer. Stelen, bedriegennbsp;wraakzucht, waarin de Tondaners eertijds uitmirntten,nbsp;*ljir zeer afgenomen.’’
Posso’s hadden nog slechts zelden plaats, en vonden 8®en’ algemeenerr bijval. De geheele invloed der waliansnbsp;(friesters) was ondermijnd; het heidensclr bijgeloof wasnbsp;in den wortel geschokt. De bekeering vair eetrige
-ocr page 28-•28
priesters, die dan hunne bedriegerijen openlijk beleden, had het meeste daartoe bijgedragen. Een, die nognbsp;altpd hardnekkig den christelijken invloed weêrstveefde,nbsp;werd ziek. De verhalen van de gelukkige genezingnbsp;van den Pandita bewogen ook hem den zendeling tenbsp;laten halen. Riedel zag spoedig, dat het eene ligt®nbsp;maar oude ziekte was. Doch terwijl hij met dennbsp;patiënt sprak, bemerkte hij eenen anderen priester,nbsp;die zijne tooverijen aanwendde, zooals die tot herstellingnbsp;van een’ zieke altijd plaats hadden. Dadelijk stak hijnbsp;het meêgebrachte middel in zijnen zak. »Hoe! wiltnbsp;gij mij met list vangen, en den levenden God de eennbsp;ontnemen?” roept hp uit. »Als nu de zieke gezondnbsp;wordt, dan zullen uwe góden wel daarvan de eernbsp;hebben. Neen, nu kan ik u niet helpen. Als giJnbsp;inziet, dat uwe bijgeloovige gebruiken geen nut doen,nbsp;en als gij op den waren God vertrouwt, laat het mgnbsp;dan zeggen”, en daarop ging hij weg. Na eenigenbsp;dagen werd hij weêr geroepen; de bezweringen warennbsp;te vergeefs geweest. De zieke beleed, dat de g®'nbsp;heele alifoersche godsdienst leugen en bedrog was, ennbsp;dat hij bij den waren God hulp zocht. Het middelnbsp;werd hem nu toegediend, met een vurig gebed, datnbsp;de Heer het mogt zegenen. Na eenige dagen was denbsp;zieke hersteld. Dat was weder een zware slag voornbsp;het heidendom.
Vroeger werd geen akker bebouwd, zonder dat e®** priester zijne tooverkunst er op uitgeoefend had. N®nbsp;zag men, dat de akkers van de christenen zonder al dl®nbsp;plegtigheden toch even vruchtbaar waren als de andere,nbsp;en weldra werden ook die gebruiken achterwege gelaten-
-ocr page 29-29
Al openbaarde zich bij een groot aantal gedoopten de kracht des Evangelies niet ten volle in hunnennbsp;wandel, zoo waren toch langzamerhand christelijkenbsp;gebruiken en gewoonten ontstaan, die de christenennbsp;meer en meer van de heidenen afzonderden ennbsp;heidensche eigenaardigheden deden verdwijnen. Vroegernbsp;zouden de christenen, als bij hen aan huis eennbsp;kind gestorven was, zich drie nachten achtereen metnbsp;kaartspelen Irebben bezig gehouden. Dit gebruik,nbsp;dat toen nog aan het zeestrand bestond, had men tenbsp;Tondano al lang laten varen. Toch zou een naamchristen het bij den dood van zijn kind nog eensnbsp;beproefd hebben, als de anderen er geen schande overnbsp;geroepen hadden.
De christelijke gemeente deed zich hoe langer hoe meer als innig verbonden kennen. Dit bleek ook innbsp;de ruime bijdragen, die zjj voor hare armen of voornbsp;andere goede zaken verleende. Men had nog geennbsp;betamelijke Ipkbaar; op zekeren dag vierden ƒ 42 daarvoor gecollecteerd, waarvoor nu ook een voegzaamnbsp;lijkkleed kon gekocht worden.
De gunstige invloed van het christendom op alle toestanden te Tondano was onmiskenbaar. Vlijt, ordenbsp;en zindelijkheid namen blijkbaar toe. Dit ontging dennbsp;ambtenaren niet, en kwam bij gelegenheid van bezoekennbsp;Van aanzienlpke personen, zooals van den Gouverneurnbsp;der Molukken en van Prins Hendrik der Nederlanden,nbsp;Ook voor dezen aan het licht. Riedei erkende datnbsp;zulke bezoeken gunstig op de verkondiging van hetnbsp;Evangelie werkten, in zooverre zij dienden om denbsp;uuropeesche beschaving te bevorderen, die te Tondano
-ocr page 30-met het christendom vooruitging. De Regering be-moegelijkte de zending in de Minahasa dan ook niet» zooals toen nog op Java, maar moedigde bijvoorbeeldnbsp;het schoolbezoek zeer aan.
De gunstige gevolgen van deze verhouding was wederzijds heel duidelijk. De koffijteelt ging ze®’-'nbsp;vooruit. Van nature is de Alifoer lui en ontbreektnbsp;het hem aan overleg om zgn werk behoorlijk te regeleu-Daarbij kwam, dat in vroegere jaren de vele feestennbsp;den lediggang in de hand werkten, waardoor weêr denbsp;onzedelijkheid bevorderd en de kracht van het volknbsp;ontzenuwd werd.
dit
Stonden de vlijt en bedrijvigheid in Tondano nog niet gelijk met die in onze christelijke landen, zoOnbsp;viel toch het verschil tusschen de andere distriktennbsp;der Minahassa, die het Evangelie nog niet aangenomennbsp;hadden, en Tondano duidelijk in het oog.' Riedel wjjstnbsp;er op, hoe het christendom niet alleen leert, dat di®nbsp;niet werken wR ook niet eten zal, maar ook dat hetnbsp;een natuurvolk aan grootere behoeften gewent e”nbsp;daardoor de vlijt en de orde bevordert. Vroeg®’^nbsp;gingen de kinderen geheel naakt; de christelijke schoolnbsp;vorderde, dat z^ er gekleed kwamen. Alle kleeding'nbsp;stukken werden vroeger gedragen totdat zij in lomp®”nbsp;van ’t lijf vielen; ze te wasschen, daar werd niet aa”nbsp;gedacht. De openbare godsdienstoefeningen, waaïnbsp;niemand slordig kon verschijnen, gewendden de menscb®”nbsp;niet alleen aan zindelijkheid, maar noodzaakten hen o®'*
voor vernieuwing der kleêreu te zorgen, en om te kunnen moest men werken. Het christendom b®'nbsp;vorderde ook het nadenken en ontwikkelde het v®quot;^'
-ocr page 31-31
stand, waai’dooi' men te gemakkelijker het werk leerde verdeelen.
De opziener te Tondano (men had toen nog geen controleurs) ondervond het wel, dat hjj veel voor badnbsp;bij zijne ambtgenooten in de heidensche distrikten. Hetnbsp;kan niet ontkend worden, dat de zending, en bepaaldelijk te Tondano, waar zij het eerst en krachtigstnbsp;werkte, op deze wijze een groot aandeel had aan denbsp;voor Nederland zoo welkome verbetering van denbsp;koffijcultuur in de Minahassa, tengevolge waarvan denbsp;Menado-koflSj spoedig een gezocht artikel op de enro-pesche markten werd.
Bij de goede verstandhouding der regeringsbeambten tot de zending, hing zeker veel af van de persoonlijkheid, en niet altijd is deze even gunstig gebleven.nbsp;Maar het christendom had in dat land reeds te diepenbsp;wortels geschoten, dan dat ^de Regering op den dnnrnbsp;20U hebben kunnen toelaten, dat men zich vijandignbsp;daartegen betoonde.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•
Door de zoo even gemaakte opmerkingen zijn wij teeds ver over de beperkte grenzen van Riedel’snbsp;Werkkring te Tondano gegaan. Wij hebben al gezegd,nbsp;‘lat hij door sc’nolen in de naburige negerijen op tenbsp;‘¦igten, zjjnen werkkring had uitgebreid. Het getalnbsp;Scholen vermeerderde aanmerkelijk. üit de moeridsnbsp;kwamen geschikte en kundige schoolmeesters, die geitouw bleven aan hunnen vaderlijken opvoeder, ennbsp;*oeestal onder den invloed van de bij hem ontvangennbsp;*^kristelpke indrnkken hun ambt vervulden. Wat eennbsp;‘'ïeugde was het voor den zendeling, waartegen al denbsp;¦Vroegere moeite rijkelijk opwoog, als hij de nu zindelijk
-ocr page 32-en net gekleede kinderschaar bijeen zag, en deze op vragen, ook van godsdienstigen aard, goed wisten tenbsp;antwoorden, op dezelfde plaatsen waar tot op diennbsp;tijd, het duistei'e bijgeloof de heerschappij gevoerd had.
Op zekeren morgen voer hij, in den meermalen vermelden uitgeholden boomstam, over het stille meernbsp;naar Bris. Men kan het prachtige schouwspel, dat ditnbsp;meer oplevert, niet genoeg bewonderen, al heeft mennbsp;het reeds dikwijls gezien. Stelt het u voor. Linksnbsp;hangen de nevels nog tusschen de scherpe rotswanden,nbsp;en willen nog niet van tusschen de kloven optrekken.nbsp;Het gebergte ligt hier dus nog in het duister dernbsp;schemering. Hooger op zijn de hooge bergtoppennbsp;reeds vrij van het nevelkleed en deze, door de eerstenbsp;zonnestralen verguld, spiegelen zich af in het blankenbsp;water, dat door het roeijen maar weinig bewogen wordt,nbsp;zoodat het zonnebeeld al schommelende uiteenvloeit.nbsp;Hoe heerlijk ademt men in die frissche nrorgenlucht.nbsp;Wij, die nooit»den last en de hitte van een’ dag i''nbsp;de heete luchtstreek ondervonden hebben, begrijpB*'nbsp;niet hoe dankbaar men is voor het genot van ?.ul''nbsp;eene frissche morgenlucht, die ligchaam en ziel verkwikt en sterkt. Zoo zit ook Riedel dankbaar ennbsp;vrolijk gestemd in het gebrekkig vaartuig, terwijl Mnbsp;van tijd tot tijd de rook blaast uit zijne duitsche püP’nbsp;die hij ook daar meegenomen heeft, en wisseltnbsp;zijne bruine roeijers een woordje over de goedheid eönbsp;vriendelijkheid van God. Het verheugt hem, datnbsp;daarvoor ook gevoel toonen te hebben in de natuu‘-De negerij Eris, aan den oostelijken oever, womnbsp;meer en meer duidelijk voor het oog. Daar vlak aa’’
-ocr page 33-’t strand, op dien heuvel, dat kleine achthoekig gebouwtje is de school, welke die kleine gemeente uit eigen middelen heeft gebouwd en waar vóór twee maanden eennbsp;van Riedel’s leerlingen als ouderwijzer is aangesteld.nbsp;Spoedig heeft men het doel van den togt bereikt.nbsp;Op eens hoort men muziek. Kinderstemmen, doornbsp;fluiten begeleid zingen Psalm 128. Al gaat het zingennbsp;nog niet gansch zuiver, het klinkt toch zoo plegtig:
U mag meu zalig heeten,
Dien ’s Heeren vrees bekoort;
Die, met een goed geweten,
Steeds ivandelt naar Zijn woord.
Gij zult uw nooddruft vinden Door d’arbeid van uw hand;
Wat g’u moogt onderwinden.
Komt, naar uw wensch, tot stand.
Intusschen is het vaartuig aan den oever gekomen; maar Riedel blijft getroffen zitten luisteren totdat denbsp;laatste woorden zpn weggestorven. Ook de roepersnbsp;luisteren en zijn bewogen. »Mijnheer,” zegt een hunner,nbsp;!»wie had ooit gedacht dat hier aan het meer, in hetnbsp;digte bosch, nog zulke vrome liederen zouden klinken?”nbsp;Nu is de bezoeker met langzame schreden den heuvelnbsp;opgegaan. Zijn oog valt op de rozenheg, waarmedenbsp;de plaats en het eenvoudige gebouw is afgezet, ennbsp;op het gebouwtje zelf. Een glimlach en een tevredennbsp;knikje zegt zooveel als: »nu, voor een begin is hetnbsp;heel goed.” Eenige treden in de hoogte ligt ondernbsp;het vooruitstekende dak de deur. Riedel treed binnen.nbsp;Hoe verschillend is de indruk, die zijne verschijningnbsp;teweeg brengt. Bij den meester, die den geliefdennbsp;vader Riedel heden niet gewacht had, hartelijke blijd-
3
-ocr page 34-34
-schap, bij de kinderen verlegenheid en beschroomdheid; ja eenigen zoeken zich aan het oog van dien grootennbsp;vreemden man in den zwarten jas te onttrekken ennbsp;kruipen onder de bank. Eenigen van de oudere zijnnbsp;reeds iets vertrouwelijker. Zij hadden bij de aanstellingnbsp;van den meester al een stuk vau den koek gekregen,nbsp;die de Pandita, om de kinderen voor de school t©nbsp;winnen, toen meêgebracht had. Zij begroeten hemnbsp;eenstemmig. Riedei spreekt vriendelijk met hen, ennbsp;met de hulp van den meester gelukt het dan ook denbsp;verlegen kinderen uit hunne schuilhoeken te voorschijnnbsp;te brengen. Nu is alles weer in orde gezeten, legtsnbsp;20 jongens, aan den anderen kant 6 of 8 meisjes.nbsp;Zijn de kleêren van eeuige kinderen nog gebrekkig,nbsp;zoo is het toch al veel beter dan vroeger; voor weinigenbsp;maanden hadden deze kinderen in het geheel geennbsp;kleêren aan. Ook wat de zindelijkheid aangaat is tennbsp;minste al een goed begin gemaakt. De banken zijnnbsp;nog zeer gebrekkig, namelijk een stuk van een’ boomstam waar ruwe planken op gelegd zijn. Tafels zijnnbsp;er niet. Tegen den muur hangt een houten bord metnbsp;kalk bestreken, waarop het alphabet met inkt geschrevennbsp;is. Een zwart bord waarop men met krijt schrijft i®nbsp;er nog niet. Evenzoo ontbreken alle andere hulpmiddelen. Nu begint het examen. Het spellen gaatnbsp;reeds heel goed. Het ontbreekt maar aan AB-boeken.nbsp;Nu had Riedel er genoeg meêgebracht en zegt, datnbsp;zij er ieder een voor 25 duiten van den meesternbsp;kunnen koopen. Ook het schrijven is bevredigend.nbsp;De meeste kinderen kunnen al een dozijn letters na-teekenen. Daarvoor hebben zij plankjes van hout,
-ocr page 35-door vader vervaardigd, glad gemaakt en even ak het bord aan den muur met kalk bestreken. Daaropnbsp;schrijven zij met vogelpennen en inkt. Om een’ steunnbsp;voor hunne plankjes te hebben, knielen zij voor denbsp;banken, die dan als tafels dienen. Na het schrijvennbsp;volgt de bijbelsche geschiedenis. De bruine kinderennbsp;antwoorden goed, en eenige kunnen op kinderlijke wijsnbsp;sommige verhalen vrij weer geven. Moeijelijker valtnbsp;hun het rekenen. Maar wat kan men in twee maandennbsp;ook leeren? Tot besluit wordt gezongen. Eenigenbsp;jongens blazen op de bamboezen fluiten, die de meesternbsp;hun had leeren bespelen.
Het examen wordt met een gebed geëindigd. Nu worden er nog prijzen uitgereikt: eenige vellen papier,nbsp;stukjes inkt (men gebruikt daar eene soort vaunbsp;chineeschen inktj, enz. Verheugd gaan de kinderennbsp;naar huis. In de negerij is het reeds lang bekendnbsp;geworden, dat de Pandita er is. Ja zelfs op de naast-bijzijnde velden heeft men het vernomen, en menigenbsp;man en vrouw hebben hun werk in den steek gelaten,nbsp;en staan nu, na zich eerst gewasschen te hebben,nbsp;voor het huis van het negerijhoofd. Het zijn degenen,nbsp;die wenschen gedoopt te worden, met wie Riedel nognbsp;een paar uren bezig is, om naar hunne kennis en denbsp;opregtheid van hun voornemen onderzoek te doen.nbsp;Hjj ligt er de hand niet mede. Eenigen wijst hij af;nbsp;deze moeten over een paar maanden terugkomen.nbsp;Anderen worden geschikt geacht; den volgenden Zondagnbsp;moeten zij naar Tondano komen, om den H. Doop tenbsp;ontvangen.
Intusschen heeft het tweede dorpshoofd, die reeds
3*
-ocr page 36-36
gedoopt is, zoo goed' mogelijk, een’ maaltijd laten aanrigten, om den gast te onthalen. Na den eten isnbsp;er nog eene korte godsdienstige b^eenkomst in denbsp;^school. Niet alleen een groot aantal gedoopten, maarnbsp;ook nog veel meer heidenen zijn daarbij tegenwoordig-Aan ’t eind blijven eenigen aan de schooldeur staan,nbsp;om den zendeling te bedanken voor de eer hunnenbsp;negerij aangedaan; vertellen ook hoe goed het is, nunbsp;zij den schoolmeester hebben, die hun iederen Zondagnbsp;Gods woord verkondigd. Zij konden toch niet iederennbsp;Zondag te Tondano komen, omdat het te ver- af was.
De blotto ligt voor het vertrek gereed. »Mijnheer zegt het tweede Dorpshoofd, »ik vrees, dat w^ stormnbsp;zullen krijgen,” en daarbij wijst hij op eenige wittenbsp;wolken, die zich tusschen de tegen hen over liggendenbsp;bergtoppen tezamen trekken. Hij wilde Riedel bewegennbsp;dien nacht te Eris te blijven, en zijn huis voor lie*^nbsp;te nemen. Riedel antwoordde lagchend-. »Wees nietnbsp;bezorgd; den Heer zijn nog altijd storm en zeenbsp;gehoorzaam.” Onder de afscheidsgroeten, glijdt hetnbsp;vaartuig over den nog stillen waterspiegel. Sjioedignbsp;hoort men doffe donderslagen. Reeds doet de eerstenbsp;windstoot het water rimpelen. Zonder te . sprekennbsp;roeijen de mannen met verdubbelde kracht, om zoonbsp;mogelijk voor dat de bui over komt Tandengan , eenenbsp;negerij aan den oever te bereiken. Maar eene tweedenbsp;windvlaag, vergezeld van een’ harderen donderslagnbsp;verijdelt hun voornemen. Er was groot gevaar, datnbsp;de boot om zou slaan. Zij moeten het nu regt opnbsp;de al hooger en hooger stijgende golven aanhouden,nbsp;om drie menschenlevens te behouden. En nu breekt het
-ocr page 37-37
onweer in zijne volle kracht los. Slag op slag schieten de bliksemstralen door de donkere lucht, en donderslagen,nbsp;door het gebergte weêrkaatst, dreunen in de ooren. Nunbsp;kwam het aan op werken en bidden. Ook Riedïl moestnbsp;helpen om het water uit te scheppen; menige vurigenbsp;stille bede werd daarbij tot den waren Helper in noodnbsp;opgezonden. Ook de gedachten aan de laatste urenbsp;ontbreken niet. Maar het behaagde den Heer zijn’nbsp;dienaar uit het gevaar te redden. Het angstige uurnbsp;gaat voorbij, en al is het onstuimige water niet zoonbsp;spoedig effen, de storm is toch voorbij en de hemelnbsp;weer helder. De aankomst is wel vertraagd, en alsnbsp;het geen volle maan geweest was, zou de duisternisnbsp;der nacht nieuwe moepelijkheden verwekt hebben.nbsp;Maar nu schiet het vaartuig veilig de rivier in.
Daar ginds aan de brug wachten reeds lang eenige moerids op hun’ geliefden meester, die nu met hen,nbsp;wel doornat, maar toch met lof en dank in de zielnbsp;naar huis gaat.
De meeste negerijen, waar scholen waren, lagen aan gene z^de van den berg. Om die op te zoeken,nbsp;had men altijd een paar dagen noodig, en laternbsp;eene geheele week. Omdat de mensohen van dienbsp;plaatsen zelden naar Tondano konden komen , werd innbsp;de school, die bjjna overal te gelijk voor kerk ingerigtnbsp;Was, godsdienstoefening gehouden, en waar reedsnbsp;lidmaten waren, ook het Heilig Avondmaal gevierd.nbsp;In verscheidene plaatsen was er niet eens eene tafelnbsp;voor, en moesten de schoolborden op onderlagen totnbsp;dat doeleinde gebruikt worden.
-ocr page 38-De meeste van die scholen leverden goede vruchten op. Vele jonge lieden leerden vlot lezen en eenenbsp;goede hand schrijven ; met het rekenen kwamen zijnbsp;niet veel verder dan de hoofdregels. Het zingen werdnbsp;echter hoe langer hoe beter, en dikwijls had Riedei.nbsp;hartelijk schik in de zuiver gezongen twee- en driestemmige liederen. Gewoonlijk w'erd hij bij zijne aankomst door de kinderen, onder leiding van dennbsp;meester en met gezang ontvangen. Het godsdienstignbsp;onderwijs was ook bevredigend. En sommige volwassenen leerden te huis van de schoolkinderen.nbsp;Dikwijls- zaten de ouders' ’s avonds, als zij van hunnbsp;dagwerk te huis waren gekomen fakkellicht, ennbsp;trachten van de kinderen te leeren, wat deze opnbsp;school geleerd hadden. Menigmaal was Riedel verwonderd, als hij bp zijn bezoek aan de strandnegerijennbsp;hier en daar zelfs oude lieden vond, die verrassendenbsp;kennis aan den dag legden.
Het bleef ook niet alleen bij uit het hoofd leeren: Gods woord openbaarde zijne kracht op het gemoed.nbsp;Schuldgevoel, openlijk belijden van hunne vele zonden,nbsp;innige blijmoedigheid des geloofs, en hartelijke liefdenbsp;jegens Hem, die de zondaren aanneemt en de verlorenen zalig maakt, een beslist verlaten van heidenschenbsp;zeden en gewoonten vertoonden zich bij vele personennbsp;in iedere negerij, waar Riedel eenmaal eene schoolnbsp;gesticht had. Daarmede wil men niet zeggen, datnbsp;iedere kleine gemeente, die in korten tijd in dien omtreknbsp;ontstond, uit enkel heiligen bestond. De groote meerderheid der gemeenteleden, die door de hierboven gemeldenbsp;beweging, die toenmaals onder de Alifoeren plaats
-ocr page 39-had, aanleiding kreeg, om het christendom aan te nemen, veroorzaakte den zendeling dikwijls moeite ennbsp;hommer. Vooral vond het te Kapataran , waar de gemeente Van vroegere tijden dagteekende, weinig ingang,nbsp;en het scheen wel alsof de trouwe arbeid van dennbsp;Vromen onderwijzer Amos te vergeefs was. Riedel wistnbsp;de weerspannigsten met de noodige geestkracht tenbsp;behandelen. Zoo onttrekt hij zich eens twee jaren innbsp;die gemeente aan Doop en Avondmaalbediening. Bijnbsp;eenigen ten minste had deze maatregel eene goede uit-'verking. Bene andere gemeente, Laloempej daarentegennbsp;gdf voortdurend stof tot blijdschap. Hier zag men hetnbsp;Christendom steeds dieper wortel schieten , en hetnbsp;heidendom verdwijnen. Ook in Rerer kwam het zaadnbsp;des Evangelies goed op, waartoe het voorbeeld vannbsp;het oude tweede Hoofd veel bijdroeg. Evenzoo gingnbsp;het te Kombi, dat voor weinige jaren, nog niets dannbsp;®en armzalig dorpje was, in het bosch verscholen,nbsp;Waar zelfs de eenvoudigste beginselen van beschavingnbsp;Ontbraken. De huizen en de mensehen waren hiernbsp;Zeer veranderd.
Uit deze en andere negerijen in de buurt kwamen des Zondags een gr'ootere of kleinere schaar vannbsp;christenen naar Tondano, omdat zij liever den zendelingnbsp;dan den schoolmeester hoorden. Ook trok de herhalingnbsp;Van de preek in het Alifoersch velen, die de maleischenbsp;taal nog niet goed verstonden. Vele vrouwen werdennbsp;aangetrokken door Mevrouw Riedel, en namen gaarnenbsp;deel aan het onderrigt, dat zij des Zondags namiddagsnbsp;aan vrouwen en meisjes gaf. Het was een liefelijkenbsp;' aaublik. Zondags morgens de schare onder het zingen
-ocr page 40-40
¦van stichtelijke liederen te zien aankomen, en ’s avonds ¦weer evenzoo te zien vertrekken.
Kwam Riedei. over het gebergte, dan heerschte in al de negerijen aan het strand groote vreugde. Ennbsp;al ontbrak het ook niet aan onverschilligheid, zoonbsp;kwam hij toch nooit van die wel eens vermoeijendenbsp;reizen terug, zonder den Heer te danken voor nieuwenbsp;ervaringen van de werkzaamheid van Zijnen Geest, totnbsp;heil van onsterfelijke zielen.
Vergelekt men Tondano en zijn distrikt wat het vóór Riedels aankomst was met 10 jaar daarna, dannbsp;kan men zeggen: Eerst geleek het op een’ hardnbsp;bevrozen’ grond, later was het als wanneer de lentenbsp;op alle plaatsen knoppen en bloesems doet uitkomen:nbsp;een nieuw leven na den winterslaap. Vragen wij nu,nbsp;welk een’ indruk dit op den zendeling zelf maakte,nbsp;zoo moeten wij zeggen, dat in zpne berigten tochnbsp;overal de meeste ootmoed doorstraalt. Niet ons. Heer,nbsp;niet ons, maar uw naam zp eer, dat was de grondtoon,nbsp;die bij al zijne blijdschap over de werking van hetnbsp;door hem verkondigde woord heen klonk. Hij wilnbsp;zich niet voor het minst boven andere arbeiders verheffen, dien niet hetzelfde geluk ten deel viel, zoo alsnbsp;dan ook zijn vriend Schwakz voor ’t grootste deel,nbsp;nog altpd te vergeefs scheen te arbeiden. Hij wjjstnbsp;op vele moegelijke plaatselijke bezwaren, die het werknbsp;te Langowan in den weg stonden, terwijl daarentegennbsp;te Tondano, door de onverdiende genade des Heeren gt;nbsp;in verschillende opzigteu de harten vatbaarder gemaaki*nbsp;werden. Ook geeft hij nadrukkelijk te kennen,nbsp;in zijne gemeente niet alles goud is wat er blinkt-
-ocr page 41-41
»Eenigen wandelen niet, zoo als beloofd hebben, anderen zijn niet getrouw aan hunne belijdenis, anderennbsp;houden zich weer in ’t verborgene met alifoerschnbsp;bijgeloof bezig. Maar ik Maag daarover liever niet bijnbsp;menschen, want die kunnen er toch niets aan doen-,nbsp;maar ik zeg het des te meer in mijne gebeden dennbsp;Heer, die de harten veranderen kan, en van wiennbsp;ook onze werkzaamheid alleen afhangt.”
In Augustus 1839 leden Riedel en de overige zendelingen in de Minahassa een smartelijk verlies.nbsp;Hellendooen werd uit zijnen werkkring opgeroepen totnbsp;de eeuwige rust. De geliefde broeder werd zeer dooide overigen gemist. Diensvolgens moest Riedel meermalen naar Menado om voor de europeesche ennbsp;inlandsche gemeenten te pteeken, of herderlijk w-erknbsp;te verrigten. Het kerkbezoek aldaar stak zeer ongunstig af tegen dat te Tondano. Het zou een slechte ruilnbsp;geweest zijn, als de zendeling van zijne gemeente innbsp;’t gebergte naar de boofdplaats beroepen was, omdatnbsp;Riedel nu de oudste der ambtbroeders was. Hij wenddenbsp;zich tot het Zendelinggenootschap, en vroeg dringend,nbsp;Om te Tondano te blijven. Hjj voelde zich te veel aannbsp;^ijoe gemeente verbonden, om die te verlaten. Ditnbsp;gevoel had de gemeente ook. Het gerucht van mogelijkenbsp;’herplaatsing was reeds verbreid. 'Velen zeiden; »Dannbsp;gaan wij mede, want de ziel moet haar voedsel hebben,nbsp;S-nders verhongert zij.” Een oud Alifoer schudde zjjnnbsp;hoofd en zeide.- »Neen niets dan de dood kan dennbsp;Raudita van Tondano wegnemen. 'Wij zijn met elkaarnbsp;¦herbonden, als de nagel met het vleescli. Als mennbsp;hem met geweld los rukt, doet het pijn en bloedt het.”
-ocr page 42- -ocr page 43-CeDts De bedelaar.............. 05 147- Samuel Mills............. 05 148. Triomfboog van Titus .... 06 149. Zijt gij gelukkig?......... 07i lóü. Uit- en inwendige zending 05 151. De twee erfenissen....... 05 152. De waarde van bet gebed. 07^ 153. Samuel Crowther......... 07^ 154. Catliarina Philips ........07i|155. Goodluck Day............07iil56. De toestand der heid.vrouw 07i! Middel om rijk te worden. 04 (157.nbsp;Eene oude beproefde raad . 12i 158.nbsp;Verband ijver voor de zend. 07 '159. Ea-Poor-N’egro..........05 |160. De zendel. onder de heid. . Iets uit het leven eener nbsp;nbsp;nbsp;162. zendelingsvrouw. Ie brief. 05 nbsp;nbsp;nbsp;;168. De Christen-vrouwen dei Apostolische eeuw........ 06 :164. De verhoogde Heer....... 05 :165. De zegenrijke vrucht van nbsp;nbsp;nbsp;166. een rijksdaalder.......... 02 167. Opw. tot h. werk der zend. 05 168. De Baron Dhijhern....... 07^ 169. Een woord tot aanbeveling nbsp;nbsp;nbsp;170. der zendingszaak......... 07J 171 • De toekomende wereld.... 05 172. Iets uit het leven eener 173.nbsp;zendelingsvrouw. 2e brief. 07 Eene uit duizend........ 06 174. Eene Martelaarsgeschied. 05 175. Een Rabbi die rust zoekt 176. bij Christus............. 05 17/- De Cliristin geroepen tot 173. deeln. aan de zendingzaak. 05 ,172. Zoeken en vinden....... 10 180 De onfeilbare gids....... 10 131. ^yieD te hoorenV........ 07J 182. Eene zwaar beproefde ge- [183. loofsbelclin............... 07^ 184. Marianne, de Bijbelver- ,185. spreidstur van St. Giles.. 10 !l86.nbsp;De dochter V. d. Landman 12^187,nbsp;De hoop des christens .. 07^ 188.nbsp;Helleven van v.d.Kemp. 05 jl89.nbsp;Kunt gij altijd van Jezus (190. zwijgen':'................ 06 !l91. Het werk v. kleine Jessie. 07^192. Lielde voor liefde....... 05 !l93. Heilig leven, zalig sterv. 07i(l^'l* Een sterfb.in den vreemde 07|' 100. 101. 102. 103. 104. 105. 106. 107. 108. 109. 110. 111.nbsp;112. 113. 114. 115. U6. 117. 118. 120.nbsp;121. 122. 123. 124. 125. 126. 127. 128. 129. 130. 131. 132. -’33. 134. 135. 136. 137. 138. 139. 140. Ul. 142. 143. 144. 145. I4fi 195. 196 197. 198. Iets uit het leven eener zendelingsvrouw. 3e brief 05nbsp;iels uit het leven eenernbsp;zendelingsvrouw. 4e brief. 05nbsp;Levensgcsch. ¦van eenennbsp;Terschen knaap.........07^ |
Cents. Eeneuitu.helpsterd.zend. O/i Wat een reisverh. kanuitw. 05 Een blik in de Jav. huish. 05 JEen Israel, tot Chr.gebragt 05 Schoone plaatsen uit denbsp;schriften van 8 Kerkvaders 07è Uit onze Brieventasch ... 074 Een andere Oom Tom ... 05 De Soldaat en de Landverh. 05 Getuig, omtrent de godsv.nbsp;en het leven der christenen 04nbsp;2 tafereelen uit het levennbsp;en werken van een zendel . 074nbsp;Eenzaaramaarnietverlateu 074nbsp;Uit onze Brieventasch II. 074nbsp;Mededeel, van Ulfers I. 074nbsp;idemnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;idemnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;II.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;074 Over zendingmethode I.. 10 idem idem il.. 10nbsp;Het kruis der bespotting. 074nbsp;Over zendinginetliode III. 10nbsp;De Zending onder de volkennbsp;der aarde. I. Europa.... 074nbsp;Dito. II. Azië. 1. West'Azië 074 Tüllenaarsbede........ nbsp;nbsp;nbsp;05 De zend. 11.2.Japan enCliiua 074 Dito. 3. Achter-lndië 074 By een Ziekbed ........05 De zend. II. 4. Eng.lndië 074 Hung-Sui-Tschuen, enz... 074nbsp;Dezend.II. 5. Ind.Arcbipel 074nbsp;Toespr. door Ds.H. L.Vinke 07|nbsp;Mededeeling.van v.d.Liefde 074nbsp;dito dito 074 De Kerstavond.......... 074 De Zending. III. 1. O-Afr. 074 Een vertrouwelijk gesprek. 06nbsp;De Zending. 111. 2. Z-Afr. 074nbsp;Verderft het niet, enz,... 10 Barmhartigheid.......... 07 DeZending.1118 W-Afrika 074 J.E.Riedel. Eenlevensb.T 10nbsp;DeZend.JV.1 N-Amerika.. 074 Levensber.van J.E.Jeliesma 174 ook in 8 afzonderl. stukjes k 06nbsp;Een blik o/d gesel), v.d. Zend. 5nbsp;J.F.Riedel Eenlevensb II 124nbsp;ditonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ditonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lilnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;74 dito nbsp;nbsp;nbsp;ditonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;IVnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;74 |