VI.
BENE ZWARE BEPROEVING.
De Alifoer had gelijk. Het doet pijn en het harte bloedt, als menschen die zoo innig verbonden zijn, van elkaAr moeten scheiden; dat moestnbsp;ook Riedel ondervinden. Wel bleef hem zijnenbsp;gemeente, maar zijne vrouw werd hem door dennbsp;dood ontnomen, en dat is zielesmart.
Eerst werd hij zelf in 1840 lang ziek, tot aan den rand des grafs; en hij was ook geheel bereid tenbsp;sterven. Maar de vele gebeden voor zijn behoudnbsp;¦werden verhoord. De Heer zegende de middelennbsp;van den geneesheer, die van Menado ontbodennbsp;was; doch er verliepen 9 weken, eer hp weer konnbsp;preeken , »en de oude kracht” schreef hij toen zelf,nbsp;»zal ik wel niet terug krijgen.”
Doch deze beproeving, hoewel verzwaard door de zorgen vpor het dagelijksoh onderhoud, wasnbsp;onbeduidend tegenover die, door den dood zijnernbsp;voortreffelijke vrouw hem opgelegd.
Aan zpne zuster schreef hij: «Sedert Maart 1841 sukkelde mijne vrouw, en den 14den Augus-
1
[•!-lt;
-ocr page 2-tils nam de tIeeL- haar tot zich. Zg was een voorbeeld van eene trouwe echtgenoot; tien gelukkige jaren heb ik met haar doorleefd. Zij wasnbsp;eene moeder, zoo ala er hier in ’t land zeldennbsp;gevonden worden. Zij was eene flinke huisvrouw,nbsp;anders had ik het hier niet zoo ver gebracht. Zijnbsp;was eene ootmoedige zendelingsvrouw, die harennbsp;Heer lief had en geen offer te groot achtte omnbsp;zielen tot Hem te brengen. Niettegenstaande onzenbsp;bekrompen omstandigheden, was zij altijd dankbaarnbsp;eu tevreden. De aardsche goederen hadden voornbsp;haar geen waarde. Zij was om haar goed hartnbsp;algemeen bemind door armen en rijken. Hetnbsp;was haar altijd eene groote vreugde onderwps tenbsp;geven, vooral om de heidenen tot Jezus te brengen.nbsp;Het weinige, dat zij had, gebruikte zij tot uitbreiding van het godsrijk. Zoo als haar leven eennbsp;voorbeeld voor christenen en heidenen was, evennbsp;zoo was haar heengaan ; - voor mij was het eenenbsp;ramp, voor haar eene vreugde, daar zij den doodnbsp;altpd als een vredebode beschouwde. Reeds langnbsp;had zy een verlangen naar het leven hiernamaals,nbsp;en zelfs een voorgevoel van haar heengaan.
• Toen ik in April te Menado was, liet zij (zoo ahs gewoonlijk als ik op reis was) christenvriendennbsp;komen, met wie zjj las, zong en bad. Tot dezennbsp;zeide zij ' »»Wij hebben onlangs den dood desnbsp;Heeren verkondigd en ons gelukkig gevoeld; alsnbsp;gij het heilige Avondmaal weêr viert, ben ik in
-ocr page 3-den Hemel bij mijn’ dierbaren Verlosser; maar denkt dan aan mij, als gij gezang 100 zingt, datnbsp;is mijn lievelingslied.” ” Gedurende bare ziekte badnbsp;zij met volkomen overgave uren lang. Benigenbsp;dagen voor haren dood, zeide zij mij , hoe iknbsp;alles in huis moest inrigten, hoe ik de kinderennbsp;moest opvoedeu, en regelde alles voor hare begrafenis. Benige uren vóór haren dood zeide zij:nbsp;»»Nu ben ik nog bij volle kennis, en als de doods-strpd komt misschien niet meer. Laat de kinderennbsp;en vrienden komen; ik wil van allen afscheidnbsp;nemen.”” Het geschiedde; zij gaf ieder de hand, ennbsp;sprak ieder naar zpne omstandigheden toe. Totnbsp;mij zeide zij: »»Riedel, wij hebben altijd gedacht,nbsp;dat gij mij voor zoudt gaan tot den Heer; maarnbsp;ik had het niet kunnen dragen, dat gij mij metnbsp;vjjf kinderen alleen liet. Daarom heb ik den Heernbsp;gesmeekt, dat Hij mp vóór u zoude wegnemen;nbsp;dit geschiedt nu. Wees niet bedroefd, en weennbsp;niet. Ik sterf niet, ik ga u maar voor. In dennbsp;Hemel vinden wij elkaar weer, en zijn wij voornbsp;Gods troon voor eeuwig hereenigd.” ” Zoo gingnbsp;zij in tot de vreugde van haren Heer.
»Nu zit ik hier alleen met vpf jonge kinderen. Op wier eten , drinken, slapen, baden , wasschennbsp;en kleeding ik het oog moet houden. Ik moetnbsp;in de keuken, in het bad- en waschhuis en overalnbsp;rondgaan, en zien, dat alles iu orde blijft. Iknbsp;moet ook de kleêren van de kinderen en mij
1*
-ocr page 4-zelven knippen en soms wel naapen, opdat wij niet met gescheurd goed loopen. Ik ben diepnbsp;bedroefd, maar ik benijd mijne lieve vrouw niet.”
Bp de begrafenis (die in de Oost-Indiën uiterlijk een’ dag na het overlijden plaats heeft) was eenenbsp;groote schaar van heinde en verre tegenwoordig.nbsp;De treurige tijding had zich als op de vleugelennbsp;van den wind in den geheelen omtrek verbreid.nbsp;Christenen en heidenen begeleidden de lieve ontslapene met innige deelneming, naar hare laatstenbsp;rustplaats.
Gedurende de ziekte was Riedei. zeer belemmerd in zijne werkzaamheden, daar hij zelf de ziekenbsp;moest verplegen. Nu vatte hij zijnen arbeid, vooralnbsp;de lang uitgestelde reizen, weêr op, en vond alsnbsp;herder, zielverzorger en schoolopziener overal veelnbsp;te doen. Hij kon echter niet meer als vroegernbsp;reizen, daar hp zijne kinderen mede moest nemen,nbsp;omdat er niemand t’ huis bleef om ze te verzorgen.nbsp;Kwam hij dan na eenige dagen vermoeid terug,nbsp;zoo zag er in huis alles zoo verwaarloosd uit ennbsp;was hp zeer weemoedig gestemd. Maar de vragennbsp;van de hongerige kinderen lieten hem geen’ tijdnbsp;om hierbij lang stil te staan. Hp moest naar denbsp;keuken om eten klaar te maken. De zeden veroorloven daar niet, dat een weduwnaar eene huishoudster neemt.
Het was een moeijelpke tijd voor onzen zendeling. «Waarom? Waartoe?” vraagt de mensch naar
-ocr page 5-de wereld, maar de christen spreekt: »Ook dit zijn wegen van genade en van vrede.quot; Dit heeft ooknbsp;de bedroefde weduwnaar onder het zware kruis,nbsp;dat hem opgelegd was, dikwijls gezegd, en daarbjjnbsp;menigmaal aan het lievelingsvers van vader JamcKEnbsp;gedacht.
Altijd kleiner, altijd reiner.
Moet ik worden hier op aarde,
Tot ik boven, zonder zonde, hem zal loven.
Men zou gedacht hebben, dat zijn tegenwoordige toestand hem in zijn zendingwerk te Ton-dano had moeten belemmeren. Maar het tegendeel was waar. Gods wegen zijn wonderbaar. Wijnbsp;zullen weldra zien, hoe met het heengaan vannbsp;Mevrouw Riedel een nieuw tijdperk in de geschiedenis van Tondano aanvangt, waarin de krachtnbsp;van het Christendom zich nog veel meer openbaarde dan tot op dat tijdstip. Onder de hittenbsp;van den zomer als al wat leeft zucht, dannbsp;rijpen de vruchten op de velden en in de tuinen,nbsp;en dan maakt de mensch zich gereed tot dennbsp;bljjden oogst. Zoo werd het ook den zendelingnbsp;te Tondano vergund het overvloedigst vruchten tenbsp;oogsten, gedurende de hitte der beproeving.
DE VOLLE OOGST.
Had Riedel reeds in de eerste tien jaren vruchten op zijnen arbeid gezien, zoo als vele zende-
-ocr page 6-6
linger) gedurende hun gansche leven niet inoogsten, toch begon de eigenlijke oogsttijd voor het werknbsp;des Heeren pas in het tweede tiental jaren. »Mijnenbsp;uit de heidenen verzamelde gemeentezegt hijnbsp;aan 't eind van 1841 , »is niettegenstaande al denbsp;hindernissen en moegelijkheden door den dood vannbsp;mijne vrouw veroorzaakt niet achteruit, maarnbsp;vooruit gegaan, en het schijnt mij toe, dat juistnbsp;na den dood van mijne vrouw in vele harten doornbsp;Gods geest een nieuw leven is opgewekt, wantnbsp;ik heb in dit jaar, na het geven van onderwijsnbsp;den heiligen Doop toegediend:
aan nbsp;nbsp;nbsp;volwassenen van 19-60 jaar........136
» heidensche kinderen, op verzoek van christen doopgetuigen, met toestemming van de
ouders........•............195
» nbsp;nbsp;nbsp;aan kinderen vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;christen-ouders..... 63
tezamen, . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;394
»Als het bezoeken der kerk nog meer toeneemt, dan wordt de kerk te klein. Met de leerkamernbsp;onder mijn huis is dit reeds het geval, zoodatnbsp;velen er buiten voor de vensters en deuren moetennbsp;zitten en staan.
»Zoo heb ik volop te doen. De heidenen staan verbaasd, want zij zien, dat het met hun bijgeloof spoedig gedaannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zal zgn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Derhalvenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zeggen
eenige christenen: »»de Heer verhoort ons gebed.”” Daarvoor ben ik zeer dankbaar, maar somtijds
-ocr page 7-toch met beven, dat bet hier weer eens luwen zal. De aanleiding tot deze opwekking en het verlangen naar christelflk onderwijs, is misschien, ondernbsp;Gods zegen, in bet voorbeeldige ziekbed en hetnbsp;blijmoedige en zachte heengaan van mijne lievenbsp;vrouw te vinden; want geheel Tondano, zelfs denbsp;heidenen, spreken er van. Velen zijn verwonderdnbsp;over het sterfbed der geloovigen, zoo als men datnbsp;hier zoo duidelijk zag. Honderden zoowel christenen als heidenen betreuren haar verlies, zoodatnbsp;weinigen tot mij komen, die niet met tranen innbsp;de oogen binnen treden, waardoor bij mij natuurlijk de wond altijd weer open gereten wordt.”
Het getal van degenen, die wenschten gedoopt te worden, vermeerderde in groote mate, zoodat innbsp;1847 reeds berigt kon worden: »Er zijn hier nunbsp;nog maar weinige Alifoeren die niet wenschennbsp;gedoopt te worden.” Toen Eiedel weinige jarennbsp;later het werk aan andere handen moest overgeven,nbsp;bleek uit de registers, dat hij 9341 personen gedoopt had. Even zoo vermeerderde het aantal,nbsp;van hen, die aan het Avondmaal deel namen. Innbsp;hetzelfde jaar bedroeg het 300. Toen Riedel zichnbsp;moest teruggtrekken, had hij niet minder dannbsp;3851 personen als lidmaten aangenomen. Daar hijnbsp;zoo als hier boven gezegd is, vooral met de voorbereiding van deze nieuwe leden zeer naauwgezetnbsp;was, gaf hem dit veel werk, en men zal zich nietnbsp;verwonderen, dat de krachten van den trouwen
-ocr page 8-herder spoedig uitgeput waren. Wel werd het werk gaandeweg gemakkelijker, daar zij die dennbsp;Doop verlangden, zich niet aanmeldden, voor datnbsp;zi) van andere christenen de gevorderde kennisnbsp;verkregen hadden.
»Ik heb in het afgeloopen jaar,” zoo schrijft hij eens, »weder 665 oude lieden gedoopt, ennbsp;daarbij heb ik door ’s Heeren genadige leiding,nbsp;veel hulp van de gemeente ondervonden. Vroegernbsp;moest ik zulke lieden eerst zelf leeren lezen, maarnbsp;nu leeren zij het van elkaar, en niemand waagtnbsp;het meer om den heiligen Doop te vragen vóórnbsp;dat hij lezen kan; of als een echtpaar zich aanmeldt, dan heeft ten minste een van beiden hetnbsp;geleerd. Vroeger moest ik wel tienmaal eene vraagnbsp;herhalen, om hun die te doen begrijpen; maarnbsp;thans leeren zij de vragen van elkaar en sprekennbsp;er uitvoerig tezamen over. Ik ben soms verbaasdnbsp;over hunne antwoorden. Vroeger bad ik aan ’tnbsp;eind van ieder leeruur; maar nu laat ik hen zei vennbsp;bidden, en ik verwonder mij over de genade ennbsp;gave des gebeds, die daarbij aan den dag komt.nbsp;Vroeger moest ik altijd zelf van ieder nagaan hoenbsp;hij zich gedroeg, en daarbij ben ik dikwijls bedrogen uitgekomen; thans vraag ik slechts (want zijnbsp;komen gewoonlijk van 20 tot 40 te gelijk om zichnbsp;voor den Doop aan te melden), of er iemand ondernbsp;hen is, die niet goed leeft; en ik kan mij op hunnbsp;woord verlaten, want zij kennen elkaar beter dan
-ocr page 9-ik, en sluiten degenen, die een’ slechten naam, hebben van zelf uit hunnen kring. Zoo heb iknbsp;veel hulp bij mijn’ arbeid, ook dat is genade.”
, Zoo was het ook met de avondmaalgangers , zoo als uit den volgenden brief blijkt. »Op den 28®t®nnbsp;Maart 1847 heb ik ongeveer 300 nieuwe ledennbsp;aangenomen. Zoodat wij nu met ongeveer 500nbsp;personen aan het heilige Avondmaal deel nemen.nbsp;Maar, vraagt men, hoe staat het bij zoo velen metnbsp;de kerkelijke tucht, vooral daar er geen ouderlingen, en diakenen zijn? Hiermede heb ik Gode zijnbsp;dank ook weinig moeite. Want als ik menschennbsp;tot het voorbereidend onderwijs aanneem, zoonbsp;houd ik hun duidelijk hunne pligten voor, en datnbsp;ik niet iedereen na kan gaan, maar dat zp opnbsp;elkanders wandel het oog moeten houden. Ditnbsp;verklaar ik hun nog uitvoeriger, scherp het hunnbsp;gedurende 'het onderwijs en bij de plegtige aanneming in. Daarom vermanen zij elkaar, als ernbsp;een iets mi.sdreven heeft. Hoort de schuldige ernbsp;niet naar, dan zegt men mij (maar alleen in zijnenbsp;tegenwoordigheid), het zij vóór de aanneming, ofnbsp;bij de voorbereiding tot den Doop , dat men geennbsp;gemeenschap met hem hebben wil. De aangeklaagde verantwoordt zich dan of vraagt om vergiffenis. Toont hij berouw en belooft hij beterschap,nbsp;dan moet hij eerst nog in de kerk voor de gan-sche gemeente zjjne overtreding belijden, om vergeving bidden en beterschap beloven. Op die
-ocr page 10-10
wijze wordt de tucht door de gemeente zelve uitgeoefend. Den Heer zij dank, wij hebben in vijftien jaar onder ruim 500 lidmaten slechts vijfnbsp;van die gevallen gehad.”
In weerwil daarvan ging het Riedel’s krachten te’ boven. »Weder”, schrijft hij, shebben 500nbsp;zich aangemeld. Maar wat is een onder zoovelen?nbsp;Vooral als hij op zijn’ dood zag, viel hem de gedachtenbsp;moeijelijk, dat het werk plotseling kon afgebrokennbsp;worden, tot groote schade van de gemeente.nbsp;Daarom vroeg hij om de hulp van een’ zendeling.nbsp;Dit verzoek deed hij voor het eerst reeds in 1845.nbsp;Eerst vijf jaren later zou het vervuld worden.
Intusschen had men van deze en gene zjjde bedenkingen tegen Riedels werk ingébracht Er waren er, die beweerden, dat Riedel ligtvaardig doopte,nbsp;dat de gedoopten onchristelijk wandelden, dat mennbsp;in de Minahassa dus eveneens handelde, als in denbsp;dagen der Oost-indische compagnie en een uaam-christendom daarvan het gevolg zoude zijn. Toennbsp;Riedel door het Bestuur des Genootschaps opnbsp;deze klagten gewezen werd, kon hij in gewoedenbsp;getuigen, dat hij juist in tegendeel behoedzaamnbsp;was in het toelaten van heidenen tot den Doop,nbsp;en hp kon daarvoor bewijzen aanvoeren. Dat denbsp;gedoopten dikwijls alleen gedrongen werden doornbsp;de begeerte om in de gemeente opgenomen tenbsp;worden, erkende hij gaarne; maar was dit nietnbsp;eveneens in de eerste christentijden? Voor het
-ocr page 11-lidmaatschap meldde men zich zoo ligt niet aan; die dat deden, waren menschen, die reeds behoeftenbsp;aan het hoogere hadden leeren kennen. Ten aanziennbsp;van het huwelijk, moest hij wel eens toegevendheid gebruiken, daar hij toch menschen, die,nbsp;vele, soms dertig jaren, met elkander geleefdnbsp;hadden , niet noodzaken kon , zich nog als jeugdigenbsp;paren te laten trouwen.
Had men gesproken van onverschilligheid bij de inlandsche christenen, Riedel antwoordde daarop,nbsp;dat men blijkbaar de zaak niet goed begreep.
»Het is toch geen kleinigheid zijnen godsdienst en vaderlijke zeden prjjs te geven. Ook is hetnbsp;geen kleinigheid openlijk te belijden, dat men eennbsp;strafwaardig zondaar is, vooral daar volgens denbsp;vroegere begrippen ‘vele zonden niet als zoodanignbsp;werden beschouwd. Zou het huichelarij zijn, alsnbsp;oude lieden nog lezen leeren, alhoewel het innbsp;hunne huizen of tuinen niet het minste nut doet?nbsp;De reden daarvan kan alleen zijn, dat zij hetnbsp;woord Gods lezen willen. Ik zou vele brillennbsp;noodig hebben, als ik den wensch van alle oudenbsp;lieden, die gaarne leerden lezen, vervullen wilde. (1)nbsp;Ik weet van eenigen, die stukjes papier naar hunnenbsp;tuinen medenemen, en als het regent onder hetnbsp;schuilen, zich in 't spellen oefenen. Zij laten zichnbsp;dikwijls door schoolkinderen onderrigten, hoe het
(1) Later werden hem brillen gezonden.
-ocr page 12-een of andere woord uitgesproken wordt en wat het beteekent. Ik heb in dit jaar voor meer dannbsp;ƒ 100 aan Bijbels en Nieuwe Testamenten verkochtnbsp;en heb er thans niet een meer, Is dit niet eennbsp;bewijs voor ’t verlangen naar Gods woord?”
»Ongeveer twee uren van hier, aan gene zijde van het meer, is eene kleine negerij Watoemejanbsp;van ongeveer 46 huisgezinnen. Bij 't begin vannbsp;’t jaar vroeg het opperhoofd om een’ meester. Iknbsp;zond er eenen. Nu ontvangen er 48 kinderennbsp;onderwps. De gansohe gemeente heeft van haarnbsp;heidensch bijgeloof afstand gedaan, en buiten mijnnbsp;weten een net kerkje gebouwd. Zou dit uit onverschilligheid voortspruiten?
»Ik denk dat de geachte Bestuurders zullen zeggen: » »0, wat houdt Eiedej. veel van zijne Ton-daners!”” Ja ik houd ook veel van hen, daar ik nu over de 12 jaar onder hen geleefd heb. Ofschoon ik hunne zonden niet verheelen kan, integendeel ze zelfs aan ’t licht breng, zoo neemnbsp;ik daarbij toch alle omstandigheden in aanmerking.nbsp;Zoo lang een zendeling het volk, waaronder hijnbsp;arbeidt, niet lief heeft, is al zijne moeite te vergeefs. Ik ben een vriend van allen, zonder Godsnbsp;woord geweld aan te doen, en zeg hun bij iederenbsp;gelegenheid de waarheid. Heidenen en christenennbsp;zeggen: »»Mijnheer heeft gelijk!”” En dan is mijnbsp;de weg voor het dierbare Evangelie geopend.”
Uit zulke brieven kan men den zendeling leeren
-ocr page 13-13
kennen. Er was ook gezegd, dat de inlandsche christenen geen begrip hadden van het christendom. Riedel antwoordde daarop, dat de inlandersnbsp;zeker niet in staat waren, de christelijke leer tenbsp;verklaren, maar vraagt hij:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»Hoeveel christenen
kunnen dit in Europa, waar het christendom nu a,l sedert 1000 jaren gepredikt is?”
Van eene geheel andere zijde vond Riedel tegenstand. Hij wenschte den christelijken rustdag gevierd te zien, en nu gebeurde het niet zelden, dat de bevolking juist op dien dag tot werken genoodzaakt werd. De christenen, die hier tegen op kwamen, hadden dikwijls veel te lijden; doch vannbsp;wege de Regering werd hierin later voorzien.nbsp;Waren er, die de bevolking tot het vieren vannbsp;hunne heidensche feesten aanspoorden , waartegennbsp;de zendelingen zich altijd verzetten, wegens denbsp;onzedelijkheden, waarmede deze steeds gepaardnbsp;gingen, de zendeling mogt meer en meer ondervinden , dat de inlandsche christenen hem in ditnbsp;verzet steunden.
Ook de christelijke scholen ondervonden veel tegenstand. Men zeide, dat de scholen, die gedeeltelik onder medewerking van de Regering opge-rigt waren, slechts dienen moesten om te leerennbsp;lezen, schrijven en rekenen, en het denkvermogennbsp;van de jeugd te ontwikkelen. Het godsdienstignbsp;onderwijs moest van de gewone schooluren althansnbsp;uitgesloten zjjn. Hieruit ontstonden velerlei moei-
-ocr page 14-14
lijkheden, die tot nu toe niet zijn opgeheven. Een aantal scholen zijn door het Zendelinggenootschapnbsp;gesticht, en worden er door onderhouden. Dezenbsp;staan alleen onder het opzigt van de zendelingen.nbsp;Andere zijn de zoogenaamde gouvernenientssoholen,nbsp;waaraan ook meesters, door de zendelingen opgeleid, aangesteld zijn, en door de Regering bezoldigd warden, doch die dan ook onder opzigt van denbsp;ambtenaren staan. Tegenwoordig heeft de Regeringnbsp;hare eigene kweekschool, even als het Genootschapnbsp;de zpne, en op de genootschapsscholen wordt steedsnbsp;onderwijs in Bijbelsche geschiedenis gegeven.
Gelgk het getal der christelijke huwelijken en dat der lidmaten boven verwachting^ aangroeide,nbsp;zoo kwam men ook getrouwer ter kerk.
Reeds in het vroege morgenuur trokken heele scharen van christenen van heinde en verre naarnbsp;Tondano, waar door feestelpke Zondagsstilte ooknbsp;voor het uiterlijke de dag des Heeren gevierd werd.nbsp;Zelfs regen en slechte wegen weêrhielden de vannbsp;buiten opkomenden niet. Naast de kerk stondnbsp;sedert 1846 eene klok op een 30 voeten hoognbsp;gestel; deze werd ’s morgeps om 8 uur geluid, omnbsp;de aandachtigen te zamen te roepen. Eens lietnbsp;Eieükl zijne toehoorders tellen. Er waren er 2000.nbsp;Ieder hoekje was bezet. Zoo vol was het, dat hjinbsp;zelf moeite had om op den preekstoel te komen;nbsp;want men stond op den trap en in de gangpaden.nbsp;Onder den preekstoel zaten zijne leerlingen, die
-ocr page 15-15
men dikwijls met een potlood aauteekeningen van de preek zag houden. Velen konden echter nietnbsp;meer in het gebouw komen en bleven voor denbsp;open vensters en deuren • staan. Dat ook zg nognbsp;konden verstaan, getuigt voor de stilte, die ernbsp;heerschte. Bij velen bemerkte men de vruchtennbsp;van de prediking. Menig fonkelend oog zag dennbsp;leeraar met gespannen blikken aan; sommigen stonden de tranen in de oogen.
Vroeger had Kiedei zijne preeken zorgvuldig uitgewerkt en van buiten geleerd. Maar in die dagen, toen de voorbereiding van degenen, die gedooptnbsp;wilden worden en het onderrigt aan de avondmaal-gangers al zijn’ tijd vorderden, kon hj dit nietnbsp;meer doen. In ’t begin der week koos hij zijnennbsp;tekst en dacht daarover herhaaldelijk na, zichnbsp;sterkende door het gebed. Hij sprak op dennbsp;preekstoel kort, eenvoudig en niet opgesierd, maarnbsp;aanschouwelijk, kernachtig en met warmte. Daarbgnbsp;hield hij de toestanden in de gemeente steeds innbsp;’t oog. Wat de leeraar met zeldzame opmerkingsgave en menschenkennis de gansche week innbsp;de huizen, op den weg en op de akkers waargenomen had, gaf hem aanleiding, uit de voor-raadskamer des goddelijken woords de gepastenbsp;wapenen te kiezen, die zelden ualieten te treffen.nbsp;Iedere preek had voor hem de beteekenis van eenenbsp;daad, waarbij h^ al zijne krachten inspande, zoodatnbsp;hij dan ook op Zondagavond zeer vermoeid was.
-ocr page 16-16
Na de preek was er altijd gelegenheid om die te bespreken, ‘ en de gemeente maakte daarvannbsp;meer en meer gebruik. Het bidvertrek onder hetnbsp;huis was al lang te klein geworden voor dienbsp;zamenkomsten. Daarom kwamen zij, die van Godsnbsp;woord nog meer in de alfoersche taal wildennbsp;hooren op het grasperk voor Riedel’s huis bijeen,nbsp;waar de spoedig groot geworden boomen eene verkwikkende schaduw gaven. In ’t midden stondennbsp;eenige banken voor de oude menschen. De jongeren stonden er om heen. In het geheel warennbsp;er hier gewoonlijk duizend of nog meer bijeen.nbsp;Het gezellig onderhoud van vroeger was bij dezenbsp;groote schaar onmogelijk. Maar de lidmaten, dienbsp;daartoe in staat waren, werden aangespoord, omnbsp;bg afwisseling het woord te voeren, en Riedei,nbsp;wandelde in zijn’ huisjas en met de lange pijpnbsp;tusschen de troepjes toehoorders rond, en maaktenbsp;slechts nu en dan eenige opmerkingen. De Alifoernbsp;heeft van nature aanleg tot welsprekendheid, dienbsp;zich bij deze gelegenheden duidelijk openbaarde. .nbsp;De sprekers bewezen door de kracht en het vuurnbsp;waarmee zij spraken en door hunne gebaren, hoenbsp;zeer zij door het onderwerp, dat zp bespraken,nbsp;bezield waren. De toehoorders zaten ook ingespannen te luisteren. Bp de ouden ging intus-schen de betel-doos rond. Als men hem zoo innbsp;die vergadering gade sloeg, kreeg men den indruknbsp;als van een’ vader te midden van zijne geestelijke
-ocr page 17-17
kinderen. Tot besluit zong men een lied uit het hoofd. Het gezang was zuiver en welluidend, doornbsp;dat er verscheidene schoolmeesters bij waren, dienbsp;ook meestal, maar niet uitsluitend, de sprekers waren.
Des namiddags werden de aannemelingen onderwezen. De reeds vroeger gemelde bijbellezingen, die hjj ’s avonds in deze zaal hield, moesten ge-ruimen tijd gestaakt worden, omdat er te veelnbsp;menschen kwamen, en er was geen andere plaats,nbsp;die er geschikt voor was. De kerk kon niet gebruikt worden, omdat men er geen verlichtingnbsp;had. Er bleef niets anders over, dan de opkomenden te verdoelen. Zoo ontstonden er te Tondanonbsp;een aantal kleinere bijeenkomsten, die geregeld innbsp;bepaalde huizen werden gehouden. Hier warennbsp;mannen, daar vrouwen, bier jongelingen, daar meisjesnbsp;vereenigd, en overal lazen de meest gevorderdennbsp;iets uit den Bijbel voor, verklaarden het zoo goednbsp;mogelpk, waarbp zij ook wel eens de voorlichtingnbsp;van den leeraar inriepen j of zij bespraken eenignbsp;onderwerp uit de preek en baden met elkaar.nbsp;Toenmaals verzamelden zich een aantal jongeliedennbsp;in het leervertrek onder Riedel’s huis. Vadernbsp;Riedel was er ook bij. Hij schreef daar over:nbsp;»Ik heb dikwijls vreugdetranen gestort, als iknbsp;hunne woorden en de uitdrukking hunner dankbaarheid, en met hoeveel gevoel zij spraken, medenbsp;aanhoorde. Ik geloof dat menig europeesch jongeling beschaamd zou staan, als hij het bidden
2
-ocr page 18-18
hoorde van deze jongelingen, eerst sedert kort tot het Christendom overgegaan.” Maar ook dezenbsp;bijeenkomst moest opgegeven worden; want toennbsp;/.ij meer bekend werd, kwamen er veel meer dannbsp;er plaats was. Het laat zich denken, dat denbsp;wensch naar eene geschikte plaats voor zulkenbsp;scharen hoe langer hoe sterker werd. Deze werdnbsp;echter eerst in 1849 vervuld. Intusschen werdennbsp;de vrije bijeenkomsten aan de huizen steeds meernbsp;bezocht; zij bestonden soms buiten Eiedel’s weten.
Zoo wandelde hij eens door de negerg. Daar aan het einde onder de laatste huizen stond er éénnbsp;dat een geschenk was van eenen vromen man , aannbsp;de drie bewoners, die het vroeger heel arm hadden. Eene weduwe van omstreeks 60 jaar woondenbsp;er, die het grootste deel van haar levennbsp;slavin geweest was. Nu had zij niet alleen harenbsp;aardsche vrijheid gekregen, maar ook de warenbsp;vrijheid, met welke de Zoon ons vrij gemaakt heeft.nbsp;Zij woonde met haren zoon, die in vroegeren tijdnbsp;zich als soldaat had laten aanwerven. Later waSnbsp;hg in dienst blind geworden en met pensioennbsp;naar huis gezonden. De derde bewoner was denbsp;kleinzoon van de oude vrouw, Simon geheeten,nbsp;een arme, kreupele jongen van 18 jaar. Toennbsp;Riedel dien avond het anders zoo rustige huisjenbsp;voorbij ging, hoorde hij overluid spreken. Voor-zigtig klimt hij den trap op, die uit een’ paalnbsp;bestond, waarin men kepen gehakt had. Hij was
-ocr page 19-19
zeer verbaasd; want het was er zóó vol, dat hij naauwelijks de deur in kon. In 't midden zat denbsp;kreupele met drie andere jongelingen. Dertignbsp;mensehen stonden om hen heen, en luisterden opmerkzaam naar het geen de jongelieden spraken.nbsp;»Simon wat is hier te doen?” roept de zendeling,nbsp;nadat hij hen eerst vriendelijk gegroet heeft. »Iknbsp;weet het zelf niet, Mijnheer!” was het antwoord.nbsp;»Wij vier jongens zijn reeds lang gewoon omnbsp;lederen Zondag om dezen tijd te zamen te komennbsp;om in onze taal over de preek te spreken ennbsp;met elkaar te bidden. Vandaag zijn voor hetnbsp;eerst al deze mensehen er bij gekomen, want dienbsp;hebben gevraagd, of zij eens luisteren raogten.nbsp;Mynheer heeft van daag over het zalige stervennbsp;der geloovigen gepreekt, dat heeft hunne hartennbsp;aangegrepen, en zij willen dat nu nog eens hooren.”
Zoo bleek, dat deze onderlinge bijeenkomsten van veel nut waren.
Waar geen groote byeenkomsten waren, sprak de huisvader Zondags namiddags met zijne huisgenoo-ten over de preek, en eindigde meestal met gebed.nbsp;Riedel schryft, dat hij van verscheidenen wist,nbsp;die, al waagden zij het niet in het openbaar, dannbsp;toch in hun’ eigen’ kring in geest en in waarheid baden. Deze gebeden hadden namelijk betrekking op de komst van het Godsrijk, en denbsp;ovetwinning over het heidendom. Benige jongeliedennbsp;kwamen bepaald tot dit doel bij elkaar. Eens
2*
-ocr page 20-was er een man van Kema onder hen, die aan ’t einde geroerd uitriep: »Ach bid ook voor onzenbsp;arme gemeente!” Zelfs jonge lieden, die nog nietnbsp;gedoopt waren, hadden zulke vereenigingen ornnbsp;zich voor het dooponderwijs voor te bereiden.
Riedel rustte niet gedurende den tijd, dat er geen bijbelonderwijs kon gegeven worden. Hijnbsp;voelde zich altijd gedrongen tot christelijke gemeenschap , en verzamelde dus altijd weer kleinenbsp;kringen om zich heen. Eindelijk werd zijn langnbsp;gekoesterde wensch vervuld, de bouw van eenenbsp;kleine huiskerk, zoo als hij die noemde.
Tegenover zijn huis was een drabbige grond, waarop .riet en struiken welig groeiden, en waaraan niemand iets had. Deze werd hem door denbsp;gemeente tot dat doel afgestaan. Eene schaar vannbsp;jongelieden ging vrijwillig aan den arbeid. Hetnbsp;hout werd gerooid en de grond opgehoogd, watnbsp;veel moeite kostte. Dit werk moest des nachtsnbsp;hp maneschpn geschieden, want overdag mogtnbsp;men den arbeid op het veld of in de tuinen nietnbsp;verzuimen. Maar al waren zjj door de hitte ennbsp;den arbeid overdag vermoeid, toch gingen zij altijdnbsp;weer met lust en ijver er meê voort. Toen denbsp;plaats in orde gebracht was, ging men hout vellennbsp;en droeg de stammen aan, brandde houtskolennbsp;voor den smid, enz. Deze en andere handwerkersnbsp;bevorderden den bouw, door voor minder dan denbsp;helft van het gewone loon te werken. Met vreugde
-ocr page 21-21
zag de gemeente het gebouw langzaam vorderen. Een welgezeten man betaalde het dak met / 100.nbsp;Een ander gaf eene ebbenhouten tafel, eene vrouwnbsp;eene koperen kroon. Het bouwen was een werknbsp;van liefde en geloof; want toen Riedel er meênbsp;liet beginnen, had hij niets om de kosten te dekken. Latei- gaf het Zendelinggenootschap ƒ 600.nbsp;Hetgeen ontbrak gaf de gemeente, en ook Riêdelnbsp;droeg het zijne bij. Zoo was »de lieve kleine kerk”,nbsp;toen zij af was, ook geheel betaald.
Van buiten en van binnen geleek zij veel op eene zaal der broedergemeente. Boven de deurnbsp;was in hout gesneden, in ’t Maleisch Pred. 4:17
I ... I
• nbsp;nbsp;nbsp;Bewaar uwen voet, als gij ten huize Gods ingaat , en wees nabij om te hooren.” Daar binnennbsp;stond boven eene andere kleine deur, door welkenbsp;de leeraar binnen kwam, het opschrift, Luk. 8: 18
• nbsp;nbsp;nbsp;Zie dan hoe gij hoort.”
• Zoo heeft de Heer der gemeente”, zoo schreef Riedel . »ook in dit opzigt meer gedaan, dan iknbsp;bidden of verwachten kon”. Zoo schrijft hp innbsp;een’ brief: »Toen ik mij hier te Tondano vestigde,nbsp;wenschte en bad ik, dat mijne voorzaal altijd volnbsp;van leergierigen zou zijn. De Heer gaf bovennbsp;bidden en denken, en ik moest eene grootere zaalnbsp;onder mijn huis bouwen. Ik bad verder, dat ooknbsp;dit vertrek altijd vol mogt zijn, dan zou ik tevreden zijn. De Heer gaf weêr meer, zoodat ooknbsp;deze zaal te klein werd. Hu heb ik een kerkje.
-ocr page 22-dat wegens het bezwaar der verlichting slechts voor 300 personen ingerigt is. Maar er komen er weernbsp;meer. Zoo heeft de Heer mij boven verwachtingnbsp;verhoord. Ik word oud. Daarom wil ik tevredennbsp;en dankbaar zijn, en het overige voor mijnen opvolger laten.” Nu konden de bijbellezingen desnbsp;avonds weer gehouden worden. Ook zending-bidstonden werden geopend, en afzonderlijke preek-hethalingen voor de ouden. Bovendien diende hetnbsp;kerkje tot het geven van onderwijs aan de aan-nemelingen. In al deze bpeenkomsten was Riedelnbsp;als vader onder zpne kinderen en als broedernbsp;onder christelijke broeders en zusters; vooral alsnbsp;hij de oudsten der gemeente om zich heen hadnbsp;en zich met hen versterkte. De geestelijke liederen werden daarbij ook niet vergeten. Dikwijlsnbsp;zat hij Zondagsavonds uitgeput van vermoeijenisnbsp;in ’t kerkje te luisteren naar het gezang. Dannbsp;sprak men in de alfoersche taal vrij over de preeknbsp;en werd er hartelijk gebeden.
Hier was Riedel geheel de man van de duit-sche stichtelyke bijeenkomsten. Dit was hem van Breslau bijgebleven, hp bleef dit tot zijn einde.nbsp;De gevaren daaraan verbonden wist hij met verstand te vermijden, en tevens den invloed vannbsp;een innig christelijk gemeenteleven vruchten tenbsp;doen dragen voor de gemeente. Overigens betoondenbsp;hij zich als de Herder, die de kudde met onweerstaanbare magt wist te leiden. Waar het noodignbsp;was, gebruikte h^ gezag.
-ocr page 23-20
Zoo was er geschil ontstaan tusschen Tomohon en Tondano over de grensscheiding. Vredesvoorstellen werden niet aangenomen, en ten gevolgenbsp;van beleedigingen, die men elkander had aangedaan , kwam het zoo ver, dat men naar de wapenennbsp;greep. Niet alleen heidenen, maar ook velen, dienbsp;reeds gedoopt waren, tooiden zich met de oudenbsp;krpgssieraden (kransen van bladeren om het hoofd)nbsp;en wapenden zich met speer en schild. Aan dennbsp;voet van den berg Masarang hadden de vijandelijke benden zich tegenover elkander geschaard;nbsp;het bloedvergieten scheen onvermijdelijk. Daarnbsp;kwam de lange, magere gestalte van den zendeling bedaard te voorschijn; onbevreesd plaatstnbsp;bij zich tusschen de vijanden in en spreekt hennbsp;toe in stoute en strenge taal. De vertoorndenbsp;mannen, die zoo even nog met wild geschreeuwnbsp;en grootspraak de lucht vervulden, hooren hemnbsp;stil aan. Hij -bestraft hen, als een schoolmeesternbsp;een’ troep woeste jongens , en beveelt hen dadelpknbsp;naar huis te gaan. Het duurt niet lang of de eennbsp;gaat na den anderen van daar; ten laatste verwijderen zij zich allen stilletjes en verlegen. Zoo werdnbsp;de laatste strijd der Tondaners door vader Riedelnbsp;verijdeld.
Vragen wij van waar deze magt? Behalve zijne geestkracht ¦yvas zeker ook het ambt, dat hij bekleedde , een middel om hem die te verschaffen.nbsp;Hij stond niet boven de gemeente, maar in haar
-ocr page 24-24
midden. Het was hem zoo als weinigen gegeven, dén weg tot de harten der menschen te vindennbsp;en in innige betrekking tot hen te komen. Hijnbsp;was een vriend en raadsman in ieder huis, op denbsp;hoogte van allerlei zaken, deelnemend in vreugdenbsp;en verdriet, behulpzaam met raad en daad. Ieder,nbsp;die het verdiende, bestrafte hij zonder aanzien desnbsp;persoons in gepaste taal, die wel soms heel strengnbsp;kon zijn, maar toch altijd gepast voor de gelegenheid. Men kon zeggen, dat hij het persoonlijkenbsp;geweten van zjjne gemeente was. Dus kon hp alsnbsp;herder zooveel uitrigten.
Dit gedeelte van zijn werk moest hij altpd in de morgenuren verrigten, daar het meerendeel dernbsp;bewoners den geheelen dag in de tuinen waren.
Laat ons eens zien, hoe hij te werk ging. Het is 's morgens 5 uur. Het begint te schemeren. Innbsp;de negerij wordt het levendig, en weldra hoort mennbsp;onder alle huizen het rijststampen. Daar komtnbsp;Eibdel in zijn eenvoudig morgengewaad, zoo alsnbsp;de Europeanen in Indië dragen. Langzaam staptnbsp;hij door de straten, terwijl hij de damp wolkjes van zijne pijp in de Incht blaast. Menigenbsp;vriendelijke groet wordt hem toegeroepen door denbsp;stampende vrouwen en meisjes,'of door de mannen,nbsp;die bij hun huis aan ’t werk zijn, Zp, die hemnbsp;Ontmoeten, verheugen zich hem de hand te mogennbsp;drukken, en menigeen, die hem in de verte heeftnbsp;zien aankomen, maakt een’ omweg om dat te
-ocr page 25-25
doen. Maar hier en daar verschuilt er zich ook wel een achter de haag, om zich voor den be-strafFenden blik van den zielzorger te verbergen. Tochnbsp;gebeurt dat niet dikw^ls. De jongens daar gindernbsp;heeft hij wel opgemerkt: »He daar! Tangendong,nbsp;waarom verbergt gij ii? Kom eens hier”. En werkelijk de jongen komt, als werd hij door onzigt-bare handen getrokken; langzaam nadert hij, totnbsp;dat hij voor den leeraar staat. Nu zal hij mogelijk erg beknord worden. Doch neen, niets vannbsp;heftigheid; kalm maar ernstig wordt hij aangesproken. Op verstandige wijze worden hem zijnenbsp;overtredingen voorgehouden, zoodat hij het hoofdnbsp;hoe langer hoe dieper van schaamte laat zinken.nbsp;Voor ditmaal is het genoeg; misschien bevindt hijnbsp;zich spoedig in het huis van den leeraar om vergiffenis te vragen. Maar daar heeft hij een’ anderen voor zich, een’ hoogmoedigen en trotschennbsp;zondaar.’ Dien spreekt hij anders aan, zoodat hpnbsp;voor zijne krachtige stem beeft en siddert. Alsnbsp;hamerslagen vallen de wigtige woorden op hetnbsp;verharde hart en roepen tot bekeering, en ondernbsp;zulke slagen is menig hart week geworden. - Nunbsp;gaat Riedel verder. Onder de strafpredikatie isnbsp;zijne pijp uitgegaan. Om ze weêr aan te steken,nbsp;gaat hü den trap op van het naast bgzijnde huis,nbsp;dat al niet meer tot die oude huizen behoort,nbsp;waar verscheidene gezinnen bijeen woonden. Vóórnbsp;in een groot vertrek zit het gezin op matten bij
-ocr page 26-26
het ontbijt vereenigd. Het binnentreden van den Pandita veroorzaakt eene vrolijke drukte. Na hetnbsp;groeten wordt eerst aan zjjn verzoek voldaan; eennbsp;knaap brengt hem een’ gloeijenden spaander vannbsp;het vuur, waarmede hij zijne pijp aansteekt. Dannbsp;gaat hij op een’ stoel zitten (dien de bewonersnbsp;nog niet gebruiken), en nu begint een gesprek,nbsp;eerst over de gezondheid en dagelijksche zaken,nbsp;maar spoedig neemt het eene ernstige wending,nbsp;en wijst hij op den Gever van alle goede gaven.nbsp;Daarbij komt dan ook de verandering ten goede,nbsp;die Tondano voor het oog ondergaan heeft ternbsp;sprake, sedert het Evangelie daar verkondigd was.nbsp;Maar Riedel moet nog verder en neemt afscheid.nbsp;Op den hoek der straat ontmoet hij eene jongenbsp;vrouw. Ook zij is op het eerste gezigt van dennbsp;leeraar aangenaam verrast; maar spoedig krijgt zi]nbsp;de tranen in de oogen. Kort 'geleden is haarnbsp;eerste kindje gestorven »'Winoei, dengenen die Godnbsp;lief hebben, moeten alle dingen ten goede dienen;nbsp;gelooft gij dat?” Zoo spreekt hij haar toe, ennbsp;zijne stem getuigt van hartelijke deelneming, maarnbsp;tegelijk straalt een vast geloofsvertrouwen er innbsp;door. Dan spreekt hjj haar troostwoorden toe, ennbsp;in de vochtige' blikken der jonge moeder straaltnbsp;reeds iets van zalige vreugde door. - Daar gaatnbsp;hg weêr in een huis; er ligt daar een zieke, eennbsp;heiden, die nog niet om den Doop verzocht heeft.nbsp;Riedel heeft geneesmiddelen meêgebraoht; maar hij
-ocr page 27-27
spreekt ook nadrukkelijk over het geestelijk geneesmiddel voor de vergeving der zonde en van den groeten Geneesmeester, die het alleen uitreikennbsp;kon. »Het is toch een treurig ding met u lieden”, zegt hij. «Vroeger hebben de priesters u innbsp;uwe domheid bedrogen en u heel duur laten betalen voor hunnen onzin, waardoor gij hersteldnbsp;zoudt worden. Priesters hebt gij niet meer. Nunbsp;zijt gij toch niets beter, als gij de regte hulpnbsp;niet leert zoeken.”
Bijna twee uren zijn met die morgenwandeling voorbij gegaan. Nu keert hij naar huis terug, omnbsp;zijn ander werk te verrigten.
Riedel schreef niet veel over zijn werk.
»Ik schrijf,” zegt hij eens, «opzettelijk heel weinig en kort, want ik ben dikwijls zelf in hetnbsp;onzekere, en weet, dat lof en roem van menschen,nbsp;en zelfs van het Genootschap, weinig beteekent,nbsp;ja dikwijls schade doen. Ik weet, dat alles genadenbsp;is, en dat ik niet alleen voor het Genootschap,nbsp;maar vooral voor mijnen grooten Zender, den Heernbsp;Jezus werk.” Het Zendelinggenootschap drong ernbsp;dikwijls bij hem op aan, uitvoeriger en naauw-keuriger berigten te geven. Daarop schreef hij innbsp;Februarij 1851 het volgende: »Ik vind dezennbsp;wensch billijk en voel mij verpligt er aan tenbsp;voldoen. Maar als ik weer, zooals voor 18 ennbsp;19 jaar sommige voorvallen vertellen wil, waar
-ocr page 28-•28
zal ik dan meê aanvangen. Als de broeders van het Parijsche genootschap (in Zuid-Afrika) eennbsp;bezoek van inlanders ontvangen, die hun geschenken , vruchten, enz. brengen, dan zijn zp er verblijdnbsp;over en berigten het. Ik verheug er mij ook over,nbsp;als de lieden mij zoo iets brengen, maar datnbsp;geschiedt bijna dagelijks. En niet slechts enkelen,nbsp;maar soms velen te gelijk komen mij bezoeken ,nbsp;vooral Zondags; als zij door de week dikwijlsnbsp;kwamen zou ik hun misschien vragen, of zij geennbsp;werk hadden? Als de Duitsche broeders eennbsp;onderhoud met inboorlingen hebben, en deze hoorennbsp;hen aan en geven goede antwoorden, dan is hunnbsp;dat een goe.d teeken , waarvan zij in hunne berigtennbsp;melding maken. Ik hecht daar nog niet veelnbsp;aan, omdat ik daarmede dikwijls bedrogen bennbsp;uitgskomen. Overigens is mijn geheele leven ennbsp;handelen hier eigenlijk een gesprek met de Ton-daners. Op straat, in de tuinen, voor mijn huis,nbsp;en waar ik menschen ontmoet, knoop ik godsdienstige gesprekken met hen aan, en wordt niet slechtsnbsp;geduldig, maar dikwijls zeer verheugd aangehoord ;nbsp;mijne vragen worden uitstekend beantwoord, ennbsp;als ik hun zelfs in harde woorden de waarheidnbsp;zeg, zoo bekennen zij toch, dat ik gelijk heb, ennbsp;zijn overtuigd, dat ik het uit liefde doe.
Als de Moravische broedei-s, vooral in de gt;spreekuren” hartelijke belijdenissen hooren, zoo wordt daarover aan het Bestuur geschreven, en dit laat
-ocr page 29-39
die brieven drakken. Zulke hartelijke, innige, echt godsdienstige belijdenissen hoor ik vele, vooralnbsp;Zondags in de kleine kerk. Ik verwonder en verheug mij daarover, en dank den Heer der gemeente,nbsp;die zulk een’ zegen verleent op mijn’ geringennbsp;arbeid. Maar ik verheug mij ook altijd met beven,nbsp;want de ondervinding heeft mij geleerd, dat nietnbsp;alle bloesems zich tot vrucht zetten.
Als de Engelsche broeders zulk een verlangen naar onderrigt bespeurden, en zulk een ijverignbsp;bezoek der kerk en van andere bijeenkomsten zagennbsp;als ik, dan zouden zij reeds in ’t eerste jaar aannbsp;hunne Genootschappen geschreven hebben: »Zendnbsp;ons toch hulp.” Ik heb dat verlangen en dienbsp;begeerte nu reeds vele. jaren. Ook daarvoor bennbsp;ik dankbaar; maar toch ben ik niet zonder zorg,nbsp;en beveel de zaak meer den Heer der gemeentenbsp;aan. Zoo ik van het Genootschap al om hulpnbsp;vroeg, dan deed ik dit meer met het oog op mijnennbsp;leeftijd. Ik denk dus, dat de reden waarom anderenbsp;broeders zulke gevallen meer vermelden is, omdatnbsp;z^ bij hen minder voorkomen dan in mijnenbsp;gemeenten.
Een andere reden, waardoor ik korter en weinig schrgf is deze. Ik lees de duitsche en engelschenbsp;zendingsbladen al sints meer dan 30 jaren, ennbsp;hollandsche meer dan 20. Er is van menigen zendeling en zijn werk veel ophef gemaakt, er isnbsp;veel over geschreven en gedrukt. Maar na zijnen
-ocr page 30-dood is het, nader beschouwd, anders oitgekomen. Dit wensoh ik voor mj zelven niet. Hoe mindernbsp;in de wereld bekend, zelfs bij christenen, hoenbsp;beter. Als de Heer ons maar als Zijne, hoewelnbsp;zwakke knechten beschouwt. Doch nog eene anderenbsp;reden heb ik voor mijne kortheid, en wel, datnbsp;ik zooveel werk heb. Door Gods hulp behoef iknbsp;geen preek te schrijven; en hoe zou mij dit ooknbsp;mogelijk zijn bij het vele werk, dat ik hier heb ?nbsp;Maar ik denk de gansche week biddende over een’nbsp;gekozen tekst na. Sedert vele jaren bid ik Zatur-dagavonds met mijn huisgezin om Gods rijkennbsp;zegen op mijn werk, en om verbreiding van hetnbsp;Evangelie over de gansche aarde. Den nacht vannbsp;Zaturdag op Zondag breng ik voor een deel in hetnbsp;gebed door, omdat ik mijne afhankelijkheid gevoelnbsp;en overtuigd ben, dat ik zonder den zegen desnbsp;Heeren te vergeefs zou arbeiden. Zoo begint denbsp;dag des Heeren. Dikwijls heb ik op dien dagnbsp;niet eens tijd om rustig te eten. Want buitennbsp;den tijd der Godsdienstoefening en van de bijeenkomsten in de kleine kerk, is mijn huis gewoonlijknbsp;vol met menschen. 's Maandags en dikwijls Dingsdagsnbsp;nog ben ik moede van het Zondagswerk. Maarnbsp;daarover ben ik niet ontevreden; integendeel iknbsp;ben er blijde en dankbaar voor, werk zoolang hetnbsp;dag voor mij is, en bid dagelijks, dat Gods rijknbsp;moge komen. Door den velen arbeid zie ik, datnbsp;de Heer mpn arm en zwak gebed in genade verhoort.”
-ocr page 31-31
Naar aanwijzing over het vele werk met de doop-kandidaten herhaalt hij, dat het hem onmogelijk is zulke uitvoerige berigten te geven.
Toch voldeed hij aan den wensch van het Zen-delinggenootschap, in zoover , dat hij nog een bijvoegsel aan dezen brief toevoegde, waaraan wijnbsp;het volgende ontleenen.
»Als een aantal volwassenen tot onderwijs voor den Doop worden aangenomen, zoo wordt iedernbsp;afzonderlek gevraagd, waarom hg een christen wilnbsp;worden. Dan krggt men antwoorden als de volgende: l- De heidenen keeren het gezigt vannbsp;God af, en wenden het naar de zonde. Bg denbsp;christenen is het omgekeerd. 2. Ik ben een grootnbsp;zondaar en heb een’ Verlosser noodig. ' Maar denbsp;alifoersche godsdienst heeft dien niet en maaktnbsp;mg niet zalig. 3. Ik vreesde als heiden te sterven,nbsp;want dan kom ik zeker in de hel; maar sterf iknbsp;als een waar Christen, zoo kom ik zeker in dennbsp;Hemel.”
Ben heiden van buiten het dorp had al lang gevraagd om gedoopt te worden, en kwam nu weer met hetzelfde verzoek tot Riedkl. Daar deze ver*nbsp;klaarde, dat er op den volgenden Zondag geen volwassenen gedoopt zouden worden, viel bij op zijnenbsp;knieën, en zeide met de oogen ten hemel gerigt:nbsp;»0 Heere Jezus! gij weet dat ik in ü geloof, wantnbsp;uw Heilige Geest heeft dit geloof in mgn zondignbsp;hart gegeven. Uit genade hebt gij mij mijne vele
-ocr page 32-32
en groote zonden vergeven. En als ik nu sterf, kom ik bij U in den Hemel al ben ik nog nietnbsp;gedoopt.”
Als zulke volwassenen in de groote kerk ten aanzien van ongeveer 2000 personen gedoopt zijn,nbsp;zoo komen zij nog eens in de kleine kerk metnbsp;een aantal vrome lieden zamen. Niet de zendeling,nbsp;maar een van de laatsten vraagt dan aan de nieuw-gedoopten; »Wat hebt gij gevoelt bp den H. doop?nbsp;Hoe bewijst gij uwe dankbaarheid voor zulk eenenbsp;weldaad? enz.” Daarop volgen dan antwoordennbsp;als deze:
1. nbsp;nbsp;nbsp;Vroeger was ik een slaaf der zonde. Denbsp;Heer heeft mij tot nu toe in het leven gespaard;nbsp;nu ben ik niet alleen een vrijgelatene, maar eennbsp;kind Gods geworden.
2. nbsp;nbsp;nbsp;Gisteren nog was het mij, als of ik een tenbsp;naauw, vuil kleed aan had. Maar nu heeft denbsp;Heer mij met de kleederen des heils bekleed.nbsp;Daarom springt mijn hart in mij op van vreugdenbsp;en hoop ik mijne dankbaarheid jegens God ook voornbsp;de mensohen te doen blijken door mij er op toenbsp;te leggen, als christen te leven en te lijden, ennbsp;biddende er naar te streven, dat ik in het geloof,nbsp;in de liefde en in goede werken toeneme.
3. nbsp;nbsp;nbsp;Ik zat vroeger in het blok der zonden;nbsp;want ik was door het heidensch bijgeloof als metnbsp;touwen gebonden. Daarvoor wil ik mijnen Verlossernbsp;danken, door niet alleen mpn gezigt, maar ook
-ocr page 33-33
mijn hart en mjjii gansche bestaan van de zonde af en tot God te wenden.
4. Ik heb reeds lang aan den Verlosser gelooft, maar heden heb ik de zekerheid ontvangen, dat ook mg de zonden vergeven zgn. O, onderenbsp;broeders en zusters! Als ik ooit weêr van dennbsp;goeden weg inogt afwgken, vermaant mij dan,nbsp;en bidt voor mij dat ik standvastig blijve.
Na zulke belijdenissen vermaant een of meer van de oude christenen de nieuw gedoopten, daaropnbsp;wordt een lied gezongen, allen geven elkaê,r denbsp;hand, en zoo wordt de bijeenkomst gesloten.
Op dergelijke wijze bad dan ook de voorbereiding tot het heilig Avondmaal plaats in de kleine kerk. Ieder kou daar vrg spreken. Als er iemandnbsp;was, die aanstoot had gegeven, zoo werd hem datnbsp;voorgehouden, en hij mogt zich verdedigen. Bleeknbsp;echter zijne schuld en onboetvaardigheid, zoo mogtnbsp;hij aan het Avondmaal niet deelnemen. Evenzoonbsp;werden degenen, die vroeger uitgesloten waren ennbsp;zich verbeterd hadden weêr aangenomen. Was hetnbsp;een man, zoo spraken de broeders, was het eenenbsp;vrouw, dan spraken de zusters eenige hartelijkenbsp;woorden van vermaning. De zendeling was hiernbsp;geen opziener, maar als een broeder onder denbsp;broeders en zusters. Zoo sprak de gemeente ooknbsp;dikwijls onder elkaar, tot voorbereiding van hetnbsp;Avondmaal. Eene 60-jarige vrouw, die vierjarennbsp;te voren eerst had leeren lezen en gedoopt was,
3
-ocr page 34-34
sprak eens : nbsp;nbsp;nbsp;»Broeders en zusters! Ik wil u eens
zeggen, hoe ik mij in mijne domheid voorbereid voor het heilig Avondmaal; ik bid aanhoudendnbsp;om den Heiligen Geest.” Op de vraag wat moetnbsp;dan de Heilige Geest in u doen? antwoordde zij:nbsp;»Ik bad, dat hij als een mes, al mijne boozenbsp;gedachten uit mijn hart en hoofd afsnijde. Ooknbsp;dat hij als een vuur alle boosheid die nog in mijnbsp;is, verbrande; dat hij mij verlichte en mijne kennisnbsp;vermeerdere ; dat hij mij verwarme om mijnen Heernbsp;boven alles, en mijnen naaste als mij zelf te doennbsp;liefhebben.”
Een ander zeide: »Ik kom slechts als de verloren zoon ; maar de Heer is genadig. Hij geeft mij nog een feest, zooals de vader aan den verloren zoon. O, mogt ik maar dankbaar zijn!”nbsp;Eene vrouw zeide:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»Ik zit aan de tafel, als
de zondares aan de.voeten van Jezus, en al ween ik niet, zoo gevoel ik toch mijne onwaardigheidnbsp;en Zijne groote liefde.”
De Alifoer gebruikt gaarne beelden bij zijn spreken. Moet men van deze voorbeelden niet zeggen, datnbsp;het liefelgke beelden zijn van ervaringen in hetnbsp;christelijk leven? In hoevele gemeenten van onsnbsp;vaderland zoekt men te vergeefs naar zulke uitingen?nbsp;Menig predikant zou den Heer op zijne knieënnbsp;danken, als hij eens zulke woorden van ledennbsp;zijner gemeente mogt hooren. Wij willen daarmede niet zeggen, dat de gemeente van Tondano
-ocr page 35-35
tot voorbeeld voor de onzen kon gesteld worden. Riedel wist heel goed, dat niet alle bloesemsnbsp;vrucht voortbrengen.
Veel ook in het opgewekte christelijke leven te ïondano was overgenomen van anderen. Veel wasnbsp;een gevolg van de zucht tot navolging. Ook denbsp;volle kerken op Zondag, en het gebruik makennbsp;van de gelegenheid om de preek te bespreken,nbsp;moet niet opgevat worden , als of de menigte altijdnbsp;bijeen kwam als eene schare van heilbegeerigen.nbsp;Men moet hier ook niet vergeten, dat het gevoelnbsp;bij dit volk soms zeer levendig is. Wp mogennbsp;de schaduwzijde niet uit het oog verliezen, ennbsp;ons toch vooral niet schuldig maken aan overdriving van het goede, dat men aanvankelpknbsp;bespeurt. Riedel had daarvan een’ af keer; hijnbsp;zocht zich steeds van eenzijdigheid vrij te houden.nbsp;Hij onthield zich van de beoordeeling van het hart,nbsp;die slechts Gode toekomt; en hg ondervond dannbsp;ook meermalen, gelijk al de zendelingen in denbsp;Minahassa, dat men op schoone woorden niet tenbsp;veel moest rekenen. Zoo verhaalt hij het volgende:
Een jong mensch, die reeds als kind gedoopt was, huwde met een gedoopt meisje in een andernbsp;district, doch op alifoersche wijze. Daar, ver-wjjderd van godsdienstige en christelijke gemeenschapsoefening , wordt hij onverschillig, en bekommert zich niet meer over het Christendom. Opnbsp;zekeren dag komt hij te Tondano. Hij komt
3*
-ocr page 36-langs Riedel’s huis en brengt hem een bezoek. Hij wordt vriendelijk ontvangen , en men gaat aannbsp;bet praten, eerst over onverschillige zaken, waarbijnbsp;hij op allerlei vragen grif antwoordt. Op eensnbsp;staat de jonge man op, en zegt verlegen: Mijnheer! ik weet niet waar ik heen ga.
Riedel. Dat kan ik u volgens Gods woord wel zeggen, gjj loopt in het verderf.
De man. Ja dat geloof ik ook, mijn hart zegt het mij, maar ik wil toch niet.
Riedel. Gij behoeft ook niet, als gij uwen Verlosser maar weer zoekt.
De man begon te weenen, Riedel sprak hem liefderijk over de genade van den Heer voor dwa-lenden. Bij het heengaan kreeg hij geen hand,nbsp;voor dat hij beloofd had weder een ander levennbsp;te beginnen.
In den kleinen kring van bijzonder ijverige christenen, die zich meer aan Riedel hadden gehecht , gaf deze gebeurtenis groote vreugde. Tochnbsp;wachtte men te vergeefs op de vruchten der bekee-ring. Het bleef met dien jongen man als te voren.
Zeker zouden vele soortgelijke gevallen te vermelden zijn. Had de zendeling meer uitvoerige berigten gegeven , zooals wij die uit vele anderenbsp;zendingen ontvangen, zoo zouden wij hier zekernbsp;nog verscheidene voorbeelden kunnen aanvoeren.nbsp;Toch vinden wij er meer in zgne brieven.
-ocr page 37-37
Eeae bruid was bg haar huwelgk met geleende kleinodiën versierd; dat is by de inlanders algemeen in gebruik. Te Tondano was het al zeernbsp;matig in vergelijking van vroeger, en ook dezenbsp;bruid had er zich eerst tegen verzet, maar zichnbsp;toch door hare vriendinnen laten overhalen. Nunbsp;gebeurde het, dat zij op weg uit de kerk een’nbsp;diamanten ring verloor. Haar schoonbroeder, dienbsp;voor het geleende in moest staan, kwam daardoornbsp;in groote verlegenheid; hy zou een arm mannbsp;geworden zijn, als hij de w^rde van den ringnbsp;had moeten vergoeden. Men gaf hem den raadnbsp;het in de negerij bekend te maken en den vindernbsp;eene belooning te beloven. Hij vond beter dennbsp;Heer te bidden, dat die hem het verlorene kleinoodnbsp;terug deed bezorgen. Twee dagen later kwam eennbsp;jongen bij hem, die den ring gevonden had. Hijnbsp;had getracht den eigenaar te vinden, tot hij toevallig van de geschiedenis hoorde, en den ringnbsp;eerlijk terug gaf. Zoo iets zou tien jaar vroegernbsp;onmogelijk geweest zijn. Toen zou ieder, als hijnbsp;in de plaats van den jongeling geweest was, innbsp;’t geheim naar Menado zijn gegaan, en het gevondene aan een’ Chinees verkocht hebben.
Eens schrijft Rieuel: »Ik ben verbaasd en beschaamd over den zegen, dien God op mijne geringe pogingen geeft; als ik de bijbelkennis in mijnenbsp;gemeente zie, en de met tranen afgelegde belijdenissen en het ernstige, aanhoudend gebed hoor.
-ocr page 38-38
Ik ben nu 50 jaar, en dikwyls denk ik aan mijn sterven. Dan zal mijn laatste woord of zeker m^nenbsp;laatste gedachte zijn: Het was en het is alles,nbsp;alles genade.”
Eerst in de eeuwigheid zal het getal van edele garven openbaar worden, die de vrome en getrouwenbsp;dienstknecht door noesten arbeid hier beneden voornbsp;den oogst inzamelde.
Nadat wij de werkzaamheden van Riedel gedurende zijn verblijf op Tondano nagegaan hebben, willen wij nu iets van zijn huiselijk leven verhalen. De eerste vijf jaren na den dood van zijnenbsp;vrouw, leefde hij, zóó als wij gezien hebben; metnbsp;behulp van zijne kweekelingen zorgde hij zelf voornbsp;het huishouden. Hoe hij het zoolang met zpnennbsp;uitgebreiden arbeid heeft kunnen volhouden begrijptnbsp;niemand. Eindelijk werd het hem toch te zwaar.nbsp;De kinderen hadden behoefte aan meer zorg ennbsp;toezigt, waarin hij alleen niet langer kon voorzien.nbsp;En ofschoon nog vervuld met het beeld van zijnenbsp;voortrefielijke vrouw, moest hij besluiten wedernbsp;in den echt te treden. Zijne tweede vrouw wasnbsp;eene dochter van eenen beambte, een lief, zacht,nbsp;eenigszins bedeesd meisje. Door hare zorg voornbsp;het huishouden en de kinderen, kon Riedel zichnbsp;nu weer geheel aan zijnen arbeid wijden.
Zijn zoon Ebits was toen niet meer in het ouder-Ipke huis. Eerst had zijn vader zelf hem onder-
-ocr page 39-39
wezen, daarna had hij eenigen tijd de school te Menado bezocht. Op zpn 14de jaar ging hij bijnbsp;den heer Fkanois, die als Eegering-commissarisnbsp;daar kwam, en werkte bij hem als secretaris,nbsp;waarbij hij zoo zeer het vertrouwen van den heernbsp;Feancis won , dat deze hem medenam op eene reisnbsp;door de Molukken, en behulpzaam wilde zijn omnbsp;hem naar Europa te zenden. Fairs had grootennbsp;aanleg voor het teekenen, en de heer Francisnbsp;wilde den vader overreden hem schilder te doennbsp;worden. Deze was er niet tegen, maar hadnbsp;gehoopt, dat zijn zoon zendeling zou worden.nbsp;Hp wilde hem er echter niet toe overhalen. Toennbsp;hjj naar Europa ging, was het nog onbeslist, ofnbsp;hjj naar Dusseldorp op de schilderschool, dan welnbsp;naar het zendelinghuis te Botterdam zou gaan.nbsp;Hij koos vrpwillig het laatste, tot onbeschrijfelijkenbsp;vreugde van zijnen vader, en tot grooten troostnbsp;voor diens ouden dag.
De oudste dochter Marie had verscheidene jaren hare ziekelijke tweede moeder trouw in het huishouden geholpen, toen zij in 1850 in het huwelijknbsp;trad met den majoor van Kema, Palinkahu, eennbsp;wel opgevoed, verstandig en vlijtig inlander. Hetnbsp;is eene goede getuigenis voor den vooruitgang dernbsp;christelijke beschaving in de Minahassa, dat eennbsp;zendeling het wagen kon zijne dochter aan een’nbsp;inboorling als vrouw te geven. Eet huwelijk isnbsp;zeer gelukkig geweest. Ben europeesch reiziger
-ocr page 40-40
was ten hoogste verbaasd over de beschaving van dat inlandsch Hoofd, en over het familieleven innbsp;dat huis. Op den zelfden dag dat het huwelijknbsp;gevierd werd, kwam de lang verwachte mede-zendeling van Riedel in de Minahassa aan, het wasnbsp;Br. Noor, die echter nog vóór Riedel gestorven i.s.
Vier jaren na zijn huwelijk moest Riedel zjjne tweede vrouw verliezen. Hij had niet verwacht,nbsp;dat zjj hem voor zou gaan, daar hij zelf in dennbsp;laatsten tijd oud was geworden en zijne krachtennbsp;voelde afnemen. Sedert verzorgden zijne drienbsp;dochters het huishonden.
Werpen wp eindelpk nog. eenen blik over het meer van Tondano naar Langowan, op Riedel’snbsp;ouden, trouwen vriend Schwabz. Hij had veelnbsp;langer moeten wachten. De bodem -scheen veelnbsp;harder dan te Tondano. Van alle kanten ondervond het Evangelie daar hindernissen. Wel werdennbsp;in korten tijd vele scholen gesticht; maar hetnbsp;getal van degenen , die gedoopt konden worden wasnbsp;klein. Een groot deel der bevolking was wel nietnbsp;ongenegen om tot het christendom toe te treden,nbsp;maar de ware beweegredenen had men er niet voor.nbsp;Dikwijls zal hij wel bedroefd naar den kant vannbsp;Tondano gezien hebben, en den Heer om een’ deelnbsp;van gelijken zegen gevraagd hebben. Volle twaalfnbsp;jaren dacht Schwarz te vergeefs gearbeid te hebben,nbsp;uitgezonderd voor enkele personen. Eindelijknbsp;in 1843 werd zijn gebed verhoord, en na het
-ocr page 41-41
traiienzaad volgde een blijde oogst. Br ontwaakte in ’t geheele distrikt van Langowan een opregtnbsp;vragen en zoeken naar het heil. De in vele negerijen opgerigte sc.holen bewezen nu hun nut. Brnbsp;ontstonden van lieverlede vijftien christelijke gemeenten, Schwarz kon langer dan Riedel werkzaam zijn, van daar dat het getal door hemnbsp;gedoopten grooter is dan wij van den laatstennbsp;vermeldden, namelijk 13068; maar er waren slechtsnbsp;1278, die aan het Avondmaal deelnamen.
Nadat te Tondano en te Langowan de deuren open gezet waren, en velen tot het Christendomnbsp;toetraden, verspreidde het zich meer en meer doornbsp;geheel de Minahassa, »De veldqn zijn rijp voornbsp;den oogst,” dit was de indruk, dien ieder reizigernbsp;ontving. De behoefte aan meer arbeiders deednbsp;zich gedurig sterker gevoelen.
De arbeiders kwamen dan ook. De eerste moest reeds de plaats van eenen afgestorvene innemen.nbsp;Reeds was Mattern gestorven toen de zendelingnbsp;N. Ph. Wilken aankwam. Hij was een Oost-Bries,nbsp;die 2 jaar in het zendelinghuis te Barmen geweestnbsp;was, en verder zijne opleiding in Holland genotennbsp;had. Hg had vele moeijelijkheden te overwinnen.nbsp;Maar hg wist door trouwen en ijverigen arbeidnbsp;de harten voor hem en het Evangelie te winnen.nbsp;Zijne praktische geschiktheid heeft niet weinignbsp;meêgewerkt om dezen invloed te verwerven. Hgnbsp;is de eerste geweest, die in plaats van de oude.
-ocr page 42-42
logge karren, met draaijende as en sohijfwielen , goede wagens invoerde, die hij op zijne aanwijzingen, onder zijn toezigt door inlanders liet vervaardigen. Deze wagens worden nu door de geheelenbsp;Minahassa gebruikt. De eerste Vruchten van zijnennbsp;geestelijken arbeid vertoonden zich in de negerijnbsp;Tataaran, die tot zijn’ werkkring behoorde, maarnbsp;niet ver van Tondano ligt. Van daar breiddennbsp;zij zich uit naar Tomohon zelf, waar langen tijdnbsp;de oude heidensche gewoonten hardnekkig warennbsp;vastgehouden, en ook de oude Majoor , niettegenstaande deze zich vroeger voor het Christendomnbsp;verklaard had, allerlei moeijelijkheden in den wegnbsp;legde.
De gemeente te Menado was, sedert den dood van Hellendooen , zonder een’ eigenen herder, ennbsp;werd door de andere zendelingen bediend. Riedelnbsp;was daarvan ontheven, omdat hp zoo veel te doennbsp;had te Tondano. Eerst in 1846 kwam de zendeling F. H. Linemann als hulpprediker te Menado,nbsp;die zjjne werkzaamheden in ’t noorden van denbsp;Minahassa uitbreidde. Ook hij heeft niet te vergeefs gewerkt, en doopte in de door hem gestichtenbsp;gemeenten duizenden. Van groot belang was voornbsp;de Minahassa het bezoek van den Inspector vannbsp;Rhijn, in 1847. Door zijne bemoeijingen is ditnbsp;gezegend arbeidsveld in zpne hooge beteekenisnbsp;aan de zendingvrienden in Holland eerst regtnbsp;bekend geworden, en aanbevolen. Het Nederland-
-ocr page 43-43
sche Zendelinggenootschap heeft ingevolge daarvan zpne krachten in ruime mate daaraan besteed.
Onder de zendelingen , die tengevolge van de inspectie naar de Minahassa gezonden werden,nbsp;maken wij nog slechts gewag van Hartig , dienbsp;vroeger op Timor stond, en nu te Kema kwam.nbsp;Riedel kende hem nog van Berlpn, en in z^nenbsp;vrouw vond Riedel eene oude bekende .weer,nbsp;Mejufvrouw Helena Oddshoff, de dochter van zijnennbsp;vriendelijken gastheer te Rotterdam.
Deze vlugtige blik op de ontwikkeling der zending in de Minahassa toont ons, dat de vruchten van Riedel’s arbeid zich veel verder dan Tondanonbsp;verspreidden. Daar was het eerst de dam gebroken;nbsp;vandaar uit verbreidde zich de zending over hetnbsp;geheele land. En moet men een’ man noemen,nbsp;door wien de Alifoeren zoo geheel veranderd zijn,nbsp;dan kunnen wij zonder den trouwen arbeid vannbsp;de andere zendelingen in iets te kort te doen gerustnbsp;zeggen: het was vader Riedel.
-ocr page 44-Cents.
1. nbsp;nbsp;nbsp;Peter Lobeck............. IC
2. nbsp;nbsp;nbsp;De welbestede stuiver..... 10
6. De wever uit Welsh.......07V
4. nbsp;nbsp;nbsp;De kleine bewoner van hetnbsp;Auvergnésche Gebergte.... 10
5. nbsp;nbsp;nbsp;Arme Sara............... 04
6. nbsp;nbsp;nbsp;De jonge Hutbewoonster... 22i
7. nbsp;nbsp;nbsp;Opwekking te Elberfeld..,. 05
8. nbsp;nbsp;nbsp;De lersche boer........... 10
9. nbsp;nbsp;nbsp;Elisabeth Cumiingham..... 15
10. nbsp;nbsp;nbsp;John Robins, de matroos... 10
11. nbsp;nbsp;nbsp;Uitbreiding der Parabel enz. 10
12. nbsp;nbsp;nbsp;Kolonel Jacob Gardiner.... 15^
13. nbsp;nbsp;nbsp;De Stroopers-dochter...... 10
14. nbsp;nbsp;nbsp;De Bode met goede tijding. 15
15. nbsp;nbsp;nbsp;Jansje Allan.............. 15
16. nbsp;nbsp;nbsp;Zonderlinge tusschenkomst
17. nbsp;nbsp;nbsp;Levensber. van Amelia Gale 07^
18. nbsp;nbsp;nbsp;Sara Hill.................. ],2^
19. nbsp;nbsp;nbsp;De«schied.van MarySmith 12i
20. nbsp;nbsp;nbsp;De Dorps-predikant....... 10
21. nbsp;nbsp;nbsp;De waarheid van het Evang. 10
22. nbsp;nbsp;nbsp;Kracht des geloofs........ 10
23. nbsp;nbsp;nbsp;Herman de houthakker... . 12i
24. nbsp;nbsp;nbsp;Laatste uren v.John Cowper 10
25. nbsp;nbsp;nbsp;Het einde van den tijd..... 10
26. nbsp;nbsp;nbsp;Wat God bewaart, is wel
27. nbsp;nbsp;nbsp;Wiezijtgij? Wat hebt gij
28. nbsp;nbsp;nbsp;De weêrhaan van het kasteel 12^
29. nbsp;nbsp;nbsp;Eben-Haëzer inLatakko... 10
30. nbsp;nbsp;nbsp;Indiaansche bekeerlingen .. 10
31. nbsp;nbsp;nbsp;De Christen-feesten........ 05
32. nbsp;nbsp;nbsp;Verhaal van 2 predikers... 07^
33. nbsp;nbsp;nbsp;De tijd en de eeuwigheid.. 10
34. nbsp;nbsp;nbsp;Kort en heilzaam beri^t ... 10
35. nbsp;nbsp;nbsp;Johan Coenraad Ter Linden 07^
36. nbsp;nbsp;nbsp;Een beroep op het hart.... 12^
37. nbsp;nbsp;nbsp;De landman in den Elzas... 10
38. nbsp;nbsp;nbsp;Sterfgevallen van zeven bekeerde heidenen.......... 10
39. nbsp;nbsp;nbsp;Levensloop van C.L.Töpfer 071^
40. nbsp;nbsp;nbsp;Eenige bijzonderheden uit
het leven van Morrison..... 15
41. nbsp;nbsp;nbsp;Lydia 8..................07^
42. nbsp;nbsp;nbsp;Hugo Bourne............. 07^
43. nbsp;nbsp;nbsp;De christelijke viering van
44. nbsp;nbsp;nbsp;Henri Obookiah........... 10
45. nbsp;nbsp;nbsp;De zendelingen in Groenl.. 15
46. nbsp;nbsp;nbsp;Het bezoek bij een kranke.. 1.5
47. nbsp;nbsp;nbsp;Brieven van een’ leeraar ... 15
Cents.
Als God werkt, wie zal
dan keereii 1............... 15
50 De Soldaten-dochter.......
51. nbsp;nbsp;nbsp;Het gelukkige sterf bed.- 10
52. nbsp;nbsp;nbsp;De weg en het middel .... 15
53. nbsp;nbsp;nbsp;De gast zonder bruiloftskl. O/ J
54. nbsp;nbsp;nbsp;Treffend voorbeeld........ 07}
55. nbsp;nbsp;nbsp;Levensschets V. Blunihardt. 15
56. nbsp;nbsp;nbsp;Hadara.................. 04
57. nbsp;nbsp;nbsp;De oude geneesheer....... 10
58. nbsp;nbsp;nbsp;De roepstem des Heeren ... 15
59. nbsp;nbsp;nbsp;Anna Walsh.............. 07|
60. nbsp;nbsp;nbsp;Eerste zend. te St. Thomas. 15
61. nbsp;nbsp;nbsp;Thirza.................... 20
62. nbsp;nbsp;nbsp;Vroege godsvrucht........ 07è
63. nbsp;nbsp;nbsp;De Russische kleermaker.. 07|
64. nbsp;nbsp;nbsp;Kenmerk. V. een kind Gods. 07}
65. nbsp;nbsp;nbsp;Overtuiging verwaarloosd.. 12}
66. nbsp;nbsp;nbsp;Woord aan jonge moeders.. 07}
67. nbsp;nbsp;nbsp;De onbekende zendeling ., 04
68. nbsp;nbsp;nbsp;Mevrouw Rumpff. ........ 10
69. nbsp;nbsp;nbsp;Opmerkelijke leiding Gods 07
70. nbsp;nbsp;nbsp;Een nieuw traktaatje..... 10
71. nbsp;nbsp;nbsp;De vrome landman ....... 07^
72. nbsp;nbsp;nbsp;Ged, over de eeuwigheid , 07}
73. nbsp;nbsp;nbsp;Maria ................... 10
74. nbsp;nbsp;nbsp;William ................. 07%
75. nbsp;nbsp;nbsp;De Christen in het gasthuis 03
76. nbsp;nbsp;nbsp;Lord Teignmouth........ 10
77. nbsp;nbsp;nbsp;Leven van Schwartz.....08
78. nbsp;nbsp;nbsp;Wie zoekt die vindt....... 05
79. nbsp;nbsp;nbsp;Levensb. van een’soldaat .. 05
80. nbsp;nbsp;nbsp;Pacalsdorp ............... 07%
81. nbsp;nbsp;nbsp;Onnoodige zorgen ........ 04
82. nbsp;nbsp;nbsp;ZachéUs.................. 08
83. nbsp;nbsp;nbsp;De twee buren ........... 10
84. nbsp;nbsp;nbsp;Bekeering v. A. H. Franke. 04
85. nbsp;nbsp;nbsp;Blandina ................ 07%
86. nbsp;nbsp;nbsp;Bede van een grijsaard ... 07%
87. nbsp;nbsp;nbsp;Het huisgez. te Haeterdale. 15
88. nbsp;nbsp;nbsp;Inwendig Christendom onder Hottentotten ........05
89. nbsp;nbsp;nbsp;AËlrons dood ............. 15
90. nbsp;nbsp;nbsp;Het Paaschfeest .......... 10
91. nbsp;nbsp;nbsp;Leven van Chi^sostomus .. 07%
92. nbsp;nbsp;nbsp;Het geheimzinnige in den
93. nbsp;nbsp;nbsp;Jacob Wilson ............ 15
94. nbsp;nbsp;nbsp;De eerste kei'kgang ...... 10
95. nbsp;nbsp;nbsp;Wanneer ben ik , enz.....06
96. nbsp;nbsp;nbsp;Overeenk. Christel. Godsd. 05
97. nbsp;nbsp;nbsp;Zendingsgave ............ 15
98. nbsp;nbsp;nbsp;De zwarte knecht........ 10
99. nbsp;nbsp;nbsp;Waarschuw, tegen valsche
-ocr page 45- -ocr page 46-