cy,
VU
DE ARBEID VAN DE LAATSTE TIEN JAREN.
Het waa hoog tijd, dat er een helper te Tondauo kwam. De krachten van den ouden zendelingnbsp;namen zigtbaar af, ofschoon hjj pas vijftig jaarnbsp;oud was. Het Indische klimaat maakt den Europeaannbsp;vroeg oud; vooral als hp gelijk Riedel twintignbsp;jaar lang ingespannen gewerkt en daardoor zijnenbsp;krachten reeds lang ondermijnd heeft.
In den herfst van 1851 sohrpft hij: voor twee a drie jaar rekende ik het getal mijner toehoordersnbsp;des Zondags gemiddeld op 1500 a 2000; en nu isnbsp;het 2500. In die kleine kerk, die slechts voornbsp;300 personen berekend is, komen 5 a 700 waarvannbsp;velen buiten moeten staan. Wat zal ik doen? Iknbsp;kan ze toch niet wegjagen. En toch is het dikwijlsnbsp;van de warmte niet uit te houden, want denbsp;menschen zitten letterlijk op elkaar.
Vóór eenigen tijd was hier een aanzienlek heer van Ternate tot herstel van zpne gezondheid. Hpnbsp;betuigde nog nooit zoo’n gemeente gezien tenbsp;hebben. »Onze oude christen-gemeentenzeidenbsp;hp: «zpu bedorven. Maar hier is de aanvang van
1
0-'
-ocr page 6-een’ nieuwen toestand.” In de avond-bijeenkomst had het bidden der nieuwelingen een’ diepen indvuknbsp;op hem gemaakt. Bij het vermelden van dit bezoeknbsp;merke men op, dat er meer Europeanen bjj Riedelnbsp;kwamen, daar zijn naam ver door de Hollandschenbsp;bezittingen bekend was geworden. Velen, dienbsp;maar uit nieuwsgierigheid kwamen en niet uitnbsp;belangstelling voor de zaak des Evangelies, gingennbsp;zeer teleurgesteld henen. Dat was voornamelijknbsp;ten gevolge van Riedel’s persoonlijkheid waar vannbsp;een ooggetuige het volgende mededeelt:
»Zijn uiterljjk en zpne manieren hadden niet veel aantrekkelijks voor den Europeaan. Zijne langenbsp;magere gestalte, zpne scherpe eenigszins afstootendenbsp;trekken, werden niet aangenamer, als hij een kortnbsp;en droog antwoord gaf op de vraag, die men totnbsp;hem rigtte , of eene kernachtige opmerking maaktenbsp;met hetzelfde ernstige gezigt, of scherp en zondernbsp;omwegen de verkeerdheden en de zonden van kleinnbsp;én groot aan ’t licht bracht. Zgn afkeer van prachtnbsp;en wereldlust, brachten hem soms zoo ver, dat hijnbsp;de beschaafde vormen in het maatschappelpk verkeernbsp;verachtte. Ook in zijne kleeding wilde hij zichnbsp;niet naar de veranderlijke, grillige mode voegen.nbsp;Dus geen wonder, dat hg bij den Europeaan alsnbsp;zonderling bekend stond. Dit verhinderde echternbsp;niet, dat men zijne overtuiging hoog schatte, zichnbsp;door hem de waarheid liet zeggen, en hem alsnbsp;een streng boetprediker uit den tijd der profeten
-ocr page 7-beschouwde. Zijn standvastig karakter en wilskracht waren algemeen bekend, en waren bijzonder nuttignbsp;voor een volk, dat nog als kinderen aan denbsp;vaderhand moest geleid worden, ofschoon hijnbsp;daardoor onder zijns gelijken wel eens eigenzinnig,nbsp;en voor denkbeelden van anderen ontoegankelijknbsp;werd. Aan wereld- en menschenkennis waren hemnbsp;weinigen gelijk, en ik heb nooit iemand gevonden,nbsp;die er hem in overtrof. Dikwijls was het als of hijnbsp;door ingeving wist, voor wat doel men bij hemnbsp;kwam, of wat de oorzaak van deze of genenbsp;handeling was. Door eenvoudige opmerkingen ofnbsp;uitspraken kwam hij tot de ontdekking van zaken,nbsp;die voor ieder ander verborgen zouden geblevennbsp;zijn. Hij had zich zoo geoefend om op het gelaat,nbsp;in de uitdrukking of houding zijner lidmaten tenbsp;lezen, dat hp zich zelden vergiste, en dikwplsnbsp;de zwaarste overtredingen op deze wpze aan dennbsp;dag bracht. In dien tijd liep vader Eiedei reedsnbsp;in gebogen houding. Met groote wilskracht gingnbsp;hij zijne ligchamelpke zwakte tegen, en deednbsp;onafgebroken het werk, waar menig ander ondernbsp;bezweken zou zijn. Het was eene groote vreugdenbsp;voor hem toen hij een helper kreeg. Bij zijnenbsp;herhaalde verzoeken had hij dikwijls gevraagd omnbsp;een’ geloovigen, ontmoedigen broeder* Zulk een’ vondnbsp;hij dan ook in Hendrik Willem Nooy.
Deze was te Dordrecht geboren in 1825 en had reeds als kind het verlangen te kennen gegeven,
-ocr page 8-dat een verkondiger van het Evangelie wilde worden. Ouder geworden en meer bekend met denbsp;zendingzaken, nam hij het hesluit, den Heer opnbsp;dat arbeidsveld te dienen. Na eenige moeijelpk-heden ten gevolge van zijne gebrekkige opleiding,nbsp;werd hij in 1844 in het Zendelinghuis te Rotterdamnbsp;opgeuomen, waar hij zich spoedig, door zijnenbsp;goedhartigheid, verdraagzaamheid en opregtheid denbsp;liefde van zijne onderwpzers en medekweekelingennbsp;verwierf. Na volbrachte voorbereiding werd hp naarnbsp;het zendingveld gezonden. Door zijne openhartigheid en vriendelijkheid wist hij veler harten voornbsp;zich te winnen.
Zooals reeds gezegd is, was hp in Januari 1850 in de Minahassa aangekomen, en had zich naarnbsp;Tondano begeven, waar hp eerst het Maleischnbsp;en Alifoersch ging leeren. Daar hij van de Regeringnbsp;nog geen toelating had tot zijne vestiging, moestnbsp;hij zijn verblijf soms door reizen naar de anderenbsp;zendelingen af breken, waardoor hp het land ennbsp;zijne bewoners leerde kennen. Hij ging dan echternbsp;zoo spoedig mogelijk weer naar Tondano terug.nbsp;Het getuigde vóór hem, dat vader Riedel, die zijnnbsp;nieuwe helper zeker heel streng onderzocht ennbsp;naging, hem spoedig zijn volle vertrouwen schonk.nbsp;Door dezen werd hp bekend met den arbeid, ennbsp;zoodra de moeijelijkheden met de taal overwonnennbsp;waren, begon hij eene werkzaamheid ten toonnbsp;te spreiden, die hem meer en meer de liefde
-ocr page 9-van zijn’ vaderlijken vriend verwierf. Het scheen echter doelmatig, het werk zóó te verdeelen,nbsp;dat Nooy de ver afgelegen gemeenten overnam,nbsp;terwijl Riedel zijne krachten tot Tondano bepaalde. Dit was wel noodig, want sedert eenigenbsp;jaren werd het Riedel te moeijelijk om naar denbsp;gemeenten aan het meer te gaan. Hij kon dienbsp;reis niet meer te paard doen, en moest zich innbsp;een tandoe (draagstoel) over de bergen latennbsp;dragen. Dit had hij nog geregeld tweemaal pernbsp;jaar gedaan. Nu ondernam hij die reis voor denbsp;laatste maal, om dit arbeidsveld aan zijn’ medehelper in het zending werk over te geven.
Nooy verhaalt daarvan onder anderen het volgende; gt; Riedel neemt den tijd waar, om de strand-negerijen te bezoeken, als de lieden hun voornaamste arbeid op de rijstvelden en koffijplantages gedaan hebben, ten einde alle aanstoot bij denbsp;Hoofden en regeringsbeambten te vermijden. Daarnbsp;hj zich maar tweemaal in ’t jaar van de hoofdplaatsnbsp;Tonda,no verwpderen kan, zoo is de zorg voornbsp;de uitbreiding der buitengemeenten grootendeels aannbsp;de daar gevestigde meesters overgelaten, die zich voornbsp;zoo ver het mp toescheen loffelijk van hun’ pligtnbsp;kweten. Zij werken niet alleen onder hunne scholieren , maar zoeken ook de harten der volwassenennbsp;voor het woord des kruises te winnen. Riedelsnbsp;bezoeken strekken niet, om het Evangelie opnbsp;andere plaatsen uit te breiden, waar het nog geene
-ocr page 10-6
wortels geschoten heeft, maar h^ bezoekt alleen de reeds bestaande gemeenten, regelt hunne aangelegenheden , doopt degenen die zich de christelijke leer genoegzaam eigen gemaakt, en dienbsp;door hun’ wandel bewezen hebben, daartoe bereidnbsp;te zijn, en neemt de ver gevorderde christenen totnbsp;lidmaten der gemeente aan, om mede het Avondmaalnbsp;te kunnen vieren enz. In deze bezigheden heeftnbsp;Riedel hulp van eenige lidmaten te Tondano, dienbsp;hem begeleiden als pënoelongs (inlandsche helpers)nbsp;en den band tussohen de verschillende gemeentennbsp;onderhouden en versterken. Zonder hen zou broedernbsp;Riedel weinig kunnen doen, want juist door hennbsp;doet hij meer, dan hem anders mogelijk zijnnbsp;zoude, hoe goed Riedel de taal ook magtig is.nbsp;Zij zoeken hunne broeders op, die door de zondennbsp;verloren zijn, om de reddende boodschap van hetnbsp;Evangelie te verkondigen, en hen dan tot den panditanbsp;(leeraar) te brengen voor verder onderwijs. Zpnbsp;stellen de leden der gemeente in hun’ wandel,nbsp;op de proef wat voor één enkel man onmogelijknbsp;zijn zoude; zij vermanen de verdwaalden, en waarnbsp;het noodig is, oefenen zij kerktucht uit. Doornbsp;deze kan er een steeds vaste kern gevormdnbsp;worden , waardoor de leden meer en meer aannbsp;elkaar verbonden worden.”
Nadere opmerkingen verhaalt Noor; »Maandag morgen vroeg verlieten wij Tondano. Velen kwamennbsp;om Riedel goede reis te wenschen, ofschoon zij
-ocr page 11-den vorigen dag nog veel bg hem geweest waren. Zij zeiden, dat zij al dien tgd geljjk zouden zijnnbsp;aan hulpelooze kinderen, ' zonder vader en moeder.nbsp;Bovendien stonden er vele mensohen aan den wegnbsp;en op de plaats der afvaart in groepjes bijéén,nbsp;om afscheid van den geliefden pandita te nemen.nbsp;Ons gezelschap was talrijk; behalve degenen die alsnbsp;Pënoelongs méégingen , waren er verscheiden, die denbsp;broeders aan het meer wilden bezoeken, gedreven doornbsp;belangstelling in de verbreiding van het Evangelie.nbsp;Eerst gingen wij over het meer; verscheidene uitnbsp;boomstammen vervaardigde bootjes brachten onsnbsp;over. Allen waren vrolijk. De schoone morgennbsp;en de heerlijke schepping wekten ons tot dankbaarheid. Het meer, vroeger de plaats van krijgnbsp;en bloedvergieten (1), weêrklonk nu van liederennbsp;des vredes ter eere van God en den Verlosser. Nadatnbsp;wp een goed uur over de spiegelgladde vlaktenbsp;gevaren hadden, kwamen wij te Toulian Kitjil,nbsp;vanwaar de reis verder over land zou gaan. Men hadnbsp;ons reeds van verre gezien, en alles in gereedheidnbsp;gebracht voor eene hartelijke ontvangst. Na dennbsp;gewonen groet: »Tabé toewan, slamat datang!”nbsp;(gegroet heeren, zpt welkom!) begonnen zij eennbsp;vers aan te heffen. Vriendelijkheid en vrpmoe-
Vroeger voeren de Tondaners met hunne gebonden vijanden op het meer, om hen op de maat der muziek letterlijknbsp;in stokken te hakken.
-ocr page 12-digheid behoort niet tot het alifoersehe karakter. Dikwijls zag ik mannen zich achter een boschjenbsp;verbergen, om mij niet te ontmoeten, hoewel iknbsp;alleen was; vrouwen en kinderen vlugtten vaaknbsp;voornbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, als of ik een booze geest was. Die
minder verlegen zijn gaan met neergeslagen oogen voorbij, of, groeten wij hen, dan zien zij met opennbsp;mond ons aan en gaan zwijgend verder. Als wijnbsp;iets vragen, moet het wel tienmaal herhaaldnbsp;worden, eer wp antwoord krijgen. Waar hetnbsp;Christendom eenigen invloed gekregen heeft, is hetnbsp;geheel anders geworden. Daar zijn de kinderennbsp;zelfs niet meer verlegen, maar komen ons te gemoetnbsp;met eene buiging, en geven met vrijmoedigheidnbsp;antwoord. Dit onderscheid tusschen de heidensohenbsp;en christelijke Alifoeren is zoo duidelijk te erkennen,nbsp;alsof het op hun gelaat te lezen stond. Dat vielnbsp;mij ook hier weer in het oog. Het was liefelpknbsp;hunne wederzijdsche begroetingen aan te zien. Zulknbsp;eene hartelijkheid en liefde! Men drukte elkaar nietnbsp;een, maar beide handen. De een trok den anderenbsp;met geweld tot zich, als ware het kwaad gemeend.nbsp;Ieder wilde bij het groeten de eerste zijn. Datnbsp;alles ging met eene vriendelijke , ongedwongennbsp;blijdschap gepaard, die getuigde, dat hier een echtenbsp;evangelische geest heerschte. Wat een verschilnbsp;met twintig jaar vroeger, toen de Alifoeren hiernbsp;nog heidenen waren. Ja, hier is in 20 jarennbsp;tijds eene verandering tot stand gekomen, als
-ocr page 13-waarvan de gescliiedenis der menschheid schaars een tweede voorbeeld weet aan te wijzen.
»Nadat wij eenige uren te Toulian Kitjil waren geweest, ging het verder naar Kombi waar w^ nognbsp;vroeg genoeg aankwamen , om naar de kennisnbsp;onderzoek te doen van hen, die gedoopt wildennbsp;worden, en die aan het Avondmaal deel wildennbsp;nemen. Onze aankomst scheen wezenlijk een feestnbsp;voor de negerij te zijn. Het was een lust om tenbsp;zien ,hoe zij hunne vreugde aan. den dag legden.nbsp;Hier kwam men met ryst op schoone schotelsnbsp;opgedischt, daar bracht men visch, krabben ofnbsp;vruchten, terwijl anderen jong en oud, bezignbsp;waren, met geiten en kippen te vangen, of eennbsp;zwijn te slagten, om ons en de onzen feestelijknbsp;te onthalen. Allen werden hartelijk en gastvrijnbsp;ontvangen, ’s Avonds was de geheele negerij metnbsp;fakkels verlicht, en tot in den nacht was men hiernbsp;en daar onder stichtelijke gesprekken en gezangnbsp;bgeen. Den volgenden dag ging de reis overnbsp;Kolongan naar Rerer, de plaats, waar wp onzenbsp;eigenlijke werlszaamheden beginnen zouden. Ik wasnbsp;met eenige anderen vooruitgereden. Spoedig kwamnbsp;broeder Riedel ook in zijne tandoe (draagstoel)nbsp;aan, die door twintig man uit Kombi‘gedragennbsp;werd. Zij hadden hem bijna even snel als denbsp;paarden ons, over de bergen gedragen, warennbsp;zeer vermoeid en door hunne krachtsinspanning ergnbsp;bezweet, maar zongen toch nog met lust in het
-ocr page 14-Alifoersch : Hej soemigi makawa noe! (He, dorpsbewoners, brengt eere aan onzen Heer!) Tot aller vreugde zong Riedel zelf ook mede. Dat was wedernbsp;een staaltje van de wijze, waarop hij met denbsp;inlanders omging, waarvoor hij eene bijzonderenbsp;gave bezit en waardoor hij allen aan zich weetnbsp;te verbinden, zonder dat zjj in ’t minst hunnenbsp;achting of eerbied voor hem uit het oog verliezen.
»In Rerer werden wij weer feesteljjk onthaald door de hoofden en de meesters met de kinderen.nbsp;Ik begon met het school-onderzoek. Het onderrigtnbsp;is beperkt; lezen, schrijven, zingen, b^belschenbsp;geschiedenis , maleische taal en wat rekenen, datnbsp;is alles; voor de bestaande volkstoestanden is hetnbsp;genoeg, meer zou overbodig zijn; wat zij leerennbsp;is hun van groot nut. Men kan zich naauwelijksnbsp;voorstellen, van welk een gewigt het schrijvennbsp;onder dit volk geworden is. Het dient niet alleennbsp;om de broederlijke gemeenschap tusschen de verschillende gemeenten of tusschen vrienden tenbsp;onderhouden , en om den Pandita wat te vragennbsp;of hem hunnen dank te betuigen, maar Riedel gafnbsp;ook sedert jaren schriftelijk onderrigt aan honderden, dat op die wijze velen opgewekt, gestichtnbsp;en in hun geloof bevestigd heeft. Ook het zingennbsp;der Evangelische gezangen bracht er veel toe b^,nbsp;om de christelgke waarheid in ’t volksleven diepnbsp;te doen indringen.
Mijn onderzoek te Rerer was bevredigend. Er
-ocr page 15-11
waren kinderen van zea tot acht jaar , die reeds vlot lazen en op hunne plankjes goed kondennbsp;schrijven; bij andere, was het wel minder, maarnbsp;bij de meesten ging het bevredigend. In ’t oognbsp;vallend was het, dat de meisjes verder gevorderdnbsp;waren dan de jongens, en dat kwam, door datnbsp;de knapen meer voor den arbeid gebruikt worden.nbsp;Het onderzoek in de maleische taal viel ook nietnbsp;ongunstig uit; de kinderen begrepen , wat zij innbsp;den maleischen bijbel lazen, behalve eenige vreemdenbsp;uitdrukkingen. Daarop onderzocht Riedel de doo-pelingen en hen die lidmaten wilden worden, opnbsp;de reeds meer gemelde wgze. De gemeente moestnbsp;hare toestemming geven of zjj aangenomen zoudennbsp;worden. Door haar werd een onwaardig lid nietnbsp;toegelaten. Den volgenden dag werd de Doopnbsp;toegediend en het heilige Avondmaal gevierd,nbsp;’s Avonds verzamelden zich allen voor het huisnbsp;vau den schoolmeester, waar wij aangekomen waren.nbsp;Daar hielden eenige broeders uit Tondano aanspraken , en vele der gedoopten en nieuwe ledennbsp;gaven daar getuigenis van hetgeen de Heer aannbsp;hunne zielen gedaan had.
»Een voorbeeld van naauwgezetheid in de nieuwe gemeenten bp het vervullen der godsdienstige pligtennbsp;zagen wij te Kolongan, waar wjj den volgenden dagnbsp;aankwamen. Daar was een man, die des Zondaggnbsp;gewerkt had , waarom de gemeente hem van hetnbsp;Avondmaal wilde uitsluiten. Nadat hij op Riedels
-ocr page 16-12
vermaning beterschap beloofd had, werd h^ toegelaten. Van daar gingen wp terug naar Kombi. Die gemeente onderscheidde zich door een christelijknbsp;leven, waartoe het geloovig hoofd en de vromenbsp;schoolmeester veel hadden bijgedragen. Hoe andersnbsp;was het nu, dan toen Riedel hier voor het eerstnbsp;kwam! Als de Tifa (inlandsche trom) de gemeentenbsp;tot de godsdienstoefening bij elkaar roept, zietnbsp;men eenvoudige en net gekleede menschen, hetnbsp;haar in orde, velen met schoenen aan, allen innbsp;de eene hand een witte doek en in de anderenbsp;een bijbeltje of nieuw testamentje houdende, aankomen. Twintig jaar vroeger leefden zij geheelnbsp;als wilden, zonder beschaving. De geestelpkenbsp;vooruitgang was nog grooter. De duisternis vannbsp;het heidendom was door het licht van ’t Evangelienbsp;geheel overwonnen.
Van daar ging de reis over Ranawangko naar Laloempej. In deze kleine negerij werd Riedelnbsp;aangenaam verrast met een net kerkje, dat zondernbsp;zijn medeweten, sedert zijn laatste bezoek daarnbsp;gebouwd was. Vroeger moesten de christenen tenbsp;Laloempej ter kerk gaan. Nu verzochten zp dennbsp;zendeling, hunne kerk in te wijden. Ofschoon wijnbsp;nu een’ dag langer moesten blijven , voldeed Riedelnbsp;aan hun verlangen, vooral met het oog op eenenbsp;oude vrome vrouw, die anders altijd naar Laloempejnbsp;moest gedragen worden. Hier was ook niets opnbsp;het gedrag der gemeente aan te merken. Al waren
-ocr page 17-13
er eenige, bg wie nog niet veel van de godsdienst des harten te erkennen was, bij velen stond denbsp;glans van tevredenheid en de liefde voor hun’nbsp;Verlosser op hun gelaat te lezen.
»Bij het oponthoud in Laloempej viel onder anderen in ’t oog, dat de kinderen zoo vreedzaamnbsp;in groepjes op de dorpstraat speelden. Zij warennbsp;zoo verdraagzaam en dat kwam vooral uit, toennbsp;Riedel eenige handen vol lansanoten onder hennbsp;uitstrooide; zij zochten die stil op, zonder ze elkaarnbsp;af te nemen, of elkander te slaan of te stoeten ;nbsp;de sterkeren deden geen poging, om den zwakkerennbsp;het hunne te ontweldigen en zp, die nog nietsnbsp;hadden, wachtten, tot dat Riedel nog meer gaf.nbsp;Hier zijn nog maar enkele heidenen meer; denbsp;anderen 'behooren allen tot de christelijke gemeente,
«Het was den volgenden morgen nog donker toen Riedel reeds wilde vertrekken. Veertig mannen warennbsp;bereid, om hem en hetgeen hij meegenomen had opnbsp;reis te dragen. Zij beschouwden het als een voorregt,nbsp;den draagstoel te mogen aanvatten. Bn ofschoonnbsp;het over de bergen niet gemakkelijk was, gingennbsp;de dragers snel onder een vrolijk gezang voortnbsp;naar Kapataran. Ofschoon hier reeds sedert meernbsp;dan honderd jaren christenen wonen, stond de gemeente ver achter bij de nieuwe gemeenten. Menigeen,nbsp;die gedoopt wilde worden, moest afgewezen worden.nbsp;Het was hier lang een harde bodem voor hetnbsp;Evangelie geweest en Riedel had er veel kommer
-ocr page 18-14
over. Eens had hij er in geen twee jaar het Heilige avondmaal of den Heiligen doop bediend ,nbsp;omdat zjj zich zoo slecht gedroegen. Sedert eenigenbsp;jaren was het beter geworden, en begon hetnbsp;Evangelie nu betere vruchten te dragen.” Na eenenbsp;moeijeiijke reis over het gebergte naar Eris,nbsp;keerden de zendelingen met hun gevolg over hetnbsp;meer terug, na eene afwezigheid van elf dagen.nbsp;Overal zag men in Tondano vrolgke gezigten,nbsp;en hoorde men het geroep: Slamat poelang toewan !nbsp;(Welkom bij uwe terugkomst, Mjjnheer!)
Dat was de laatste reis, die Riedel naar de gemeenten aan het meer deed. Zeker heeft hij daarnbsp;zijnde in gedachten voor goed afscheid van hennbsp;genomen, daar hjj wel voelde, dat zijne zwakkenbsp;krachten tegen zulk eene vermoeijende reis nietnbsp;meer bestand waren; hij kon dan nu ook getroost die gemeenten aan zijnen jongeren broedernbsp;overlaten. Daar hp een’ sterken weerzin had vannbsp;alles dat sentimenteel was, zoo liet hg ook bgnbsp;die gelegenheid niets blgken van wat er in zijnnbsp;hart omging.
Maar rust wilde hg nog niet nemen. Hij kon zich nu ongestoord wijden aan den arbeid tenbsp;Tondano. Hij zette zijn werk zooals gewooulgknbsp;voort. In dien tijd kon hij zich geen denkbeeldnbsp;vormen, hoe hij zonder arbeiden zou kunnen leven.nbsp;Nog geruimen tijd ging alles goed. Het werd hemnbsp;wel moegelijk om regt op in den preekstoel te
-ocr page 19-15
staan gedurende de godsdienstoefening; maar velen hadden beloofd, dat als hg niet meer naar denbsp;kerk kon loopen, men hem er heen zou dragen ,nbsp;en dat hij dan zittende, maar zoo kort mogelijk,nbsp;hun Gods woord zou verkondigen. Dit was nognbsp;niet noodig. Ook de avondbijeenkomsten werdennbsp;nog geregeld in de kleine kerk gehouden. Riedelnbsp;sprak daar weinig, maar verheugde zich over denbsp;getuigenissen en de innige gebeden der verst gevorderde gemeenteleden, die hier voor velen tennbsp;zegen werden.
In huis had hij nog altijd vele knapen , die hjj tot meesters opleidde. Zijne drie dochters, dienbsp;nog hg hem in huis waren, deden het huishoudennbsp;en verpleegden hun vader met trouwe liefde. Sabinenbsp;de oudste, moest hij missen, maar hg deed hetnbsp;met vreugde, want in 1852 vroeg zgn ambtsbroeder Noot om hare hand. Deze had zich eennbsp;huis verschaft met een stuk grond, dat aan Riedelsnbsp;tuin grensde. Het was een groote reden vannbsp;dankbaarheid, dat zgne dochter eengelukkighuwelijknbsp;aanging en zoo digt in zijne buurt bleef wonen.
NOG EENS IN DE LIJDENSSCHOOL.
Allengs begon Riedel meer te lijden, hg begon hoe langer hoe erger te hoesten en zgne krachtennbsp;gingen achteruit. Pijn had hg niet. Ook konnbsp;hg zijn werk nog doen. Het hinderde de gemeente
-ocr page 20-16
niet, als hij op den kansel met spreken moest wachten tot dat de hoestbui over was. Stil wachttennbsp;de nog altijd op een gedrongen scharen, tot dat hgnbsp;weer bijgekomen was om voort te gaan; zij warennbsp;dankbaar voor ieder woord, dat zij van de lippennbsp;van hun geliefden vader Riedel hoorden. Maarnbsp;zijne ziekte werd erger. In ’t begin van 1853nbsp;schreef hij: gt; Den brief van 19 October heb iknbsp;ontvangen en het verwondert mij niet, dat hetnbsp;Genootschap hooge waarde aan het leven van zgn'nbsp;zendeling hecht, vooral als de Heer zgn werknbsp;met zegen bekroond heeft. Maar ik denk ennbsp;gevoel met betrekking tot mij zelven iets anders,nbsp;namelijk: gt;Bedek de zonde mijner jongheid, ennbsp;ligt mgne schreden op het pad des levens! ”
»Gedurende mijne ziekte heb ik nog twee jaar lang mijn werk kunnen doen. Op ’t laatst moestnbsp;ik mij dikwijls aan den kansel vasthouden vannbsp;zwakte. Maar nu heb ik het preeken in de grootenbsp;kerk aan broeder Nooy moeten overlaten. Ik hebnbsp;de gemeente lief en wordt door haar geliefd. Hetnbsp;is door ’s Heeren goedheid, dat ik niet bedlegerignbsp;ben; al is het niet ver, ik kan toch. nog gaan.nbsp;Zoo komt een groot gedeelte der gemeente Zondags in de kleine kerk om mij te zien, een versnbsp;met mij te zingen en eenige woorden van mg tenbsp;hooren. Ook dit is genade voor mij en de vromenbsp;lieden. Ook mijne langdurige ziekte en het lange
-ocr page 21-17
•wachten -op den dood is wijsheid en goedheid des Heeren. Het schijnt mij toe - misschien vergis iknbsp;mij - dat de Heer daardoor de- gemeente van mijnbsp;ontwennen, en aan broeder Noor gewennen wil.”
Ten slotte verzoekt hij ontheven te worden van het voorzitterschap in de bijeenkomsten der broedersnbsp;in de Minahassa en van het thesaurierschap.
De volgende brief is geteekend 9 Dec. 1853 en luidt: gt; In ’t begin van dit jaar is de benaauwheidnbsp;op mijne borst en het hoesten wat verminderd; maarnbsp;door de minste inspanning bij het gaan of sprekennbsp;wordt het weer erger; zoodat ik geheel bereidnbsp;ben heen te gaan. Des Maandags na Paschennbsp;wilde ik opstaan, maar kon niet. Dien dag konnbsp;ik mij naauwelijks herinneren waar en wie ik was.nbsp;In Mei liet ik een paar malen naar de kerknbsp;brengen, maar het gaan en luisteren spande mijnbsp;zoo in, dat ik er voortaan van moest af zien.nbsp;Sedert dien tijd heb ik niets meer in ’t openbaarnbsp;kunnen doen. Dikwijls zeg ik tot de broeders ennbsp;leden der gemeente, dat het wachten en nietsnbsp;doen moeijelijker is dan het arbeiden, namelijknbsp;als men gewoon is te werken, en zpne gemeentenbsp;lief heeft. Vooral des Zondags als de gemeentenbsp;bijeen komt, die ik door Gods genade bijeen brachtnbsp;en zoolang verzorgd heb. Het is een geluk voornbsp;mij, dat ik hier het zingen in de kerk hooren kan,nbsp;en dat ik vele gezangen en psalmen van buitennbsp;ken, zoodat ik toch met de gemeente meê kan
2
-ocr page 22-zingen en gemeenschap oefenen. Sommigen komen tot mij, om mp te zien en iets van mp te hoo-ren ; anderen zien mp voor het huis op een’ stoknbsp;leunende en groeten mij; 's avonds ga ik eennbsp;korten tpd naar de bijeenkomst in de kleine kerk;nbsp;allen verheugen zich daarover. Ik zing dan metnbsp;hen, en spreek een woord tot opwekking. Maarnbsp;ik moet voorzigtig zijn , want als ik te veel ofnbsp;te luide spreek, heb ik er dagen lang binder van.nbsp;Op den gedenkdag van mijne aankomst alhier, innbsp;October, hield broeder Noor het Avondmaal. Daarnbsp;voor liet ik mp naar de groote kerk brengen.nbsp;De geheele gemeente, mjjne geestelijke kinderen,nbsp;die ik allen van aangezigt ken, was zeer ver-blpd, want zij hadden mij niet verwacht.
In November werd de Minahassa met eene ziekte (de roodeloop) bezocht, waaraan honderden ledennbsp;en vele oude lieden en kinderen aan stierven.nbsp;Bij deze gelegenheid werden bidstonden gehoudennbsp;in de kleine kerk, waar Riedel nog eens voornbsp;de gemeente spreken en bidden kon.
De brief was eenige dagen blijven liggen en de afzending werd door omstandigheden nog laternbsp;uitgesteld, want de grijsaard kreeg nu een nognbsp;zwaarder kruis te dragen dan alle ligchamelijknbsp;lijden. Hij schrijft daarover in een postscriptum,nbsp;d.d. 10 Jan. 1854: »De bidstonden hadden mijnbsp;wel zeer verzwakt, maar mijne krachten kwamennbsp;toch weer wat bij, zoodat ik met broeder Nooy
-ocr page 23-19
er over sprak, om op het Kerstfeest nog eens te preeken. Maar, ach! de Heer wilde het anders,nbsp;en ofschoon hij mij menig kruis opgelegd en geholpen heeft te dragen, toch geen heeft mij zóónbsp;getroffen en terneêr gedrukt als dit laatste. Noornbsp;was gedurende de epidemie dag en nacht in denbsp;gemeente bezig geweest. Den 14den December, toennbsp;hij als naar gewoonte bij mij kwam, klaagde hynbsp;zelf over maagpijn. Den volgenden dag was hetnbsp;niet beter, maar hij wilde des Zondags toch nognbsp;preeken. Zijn toestand echter werd iederen dagnbsp;erger. De docter uit Menado, die er bijgeroepennbsp;was, vond dien bedenkelijk. Mijne beide anderenbsp;dochters met Nooï’s vrouw pasten hem bij beurtennbsp;op. Toen ik den 21 sten Dec. bij hem kwam,nbsp;vond ik hem zeer ziek. Een van zpne leerlingen,nbsp;zijn lieveling, was dien dag in zijn huis gestorven. Ik zeide er hem niets van en liet het Igknbsp;in mijn huis brengen, om het te laten begraven,nbsp;zonder dat hij er iets van merkte. Maar ’s middags om twee uur verliet hij ons zelf, onze goede,nbsp;brave Noot. Welk een slag! hoe drukkend, hoenbsp;zwaar! Zijne laatste woorden tot mij waren:nbsp;»Papa, ik geef u mijne lieve Sabina, uwe dochternbsp;terug. Gij zult wel voor haar zorgen.” Zoo heeftnbsp;het den Hemelschen Vader behaagd, in mijnennbsp;ouderdom, mij hem te ontnemen, die als menschnbsp;mjjn beste vriend als christen mpn geliefde broeder,nbsp;bovendien mijn getrouwe helper en opvolger in
-ocr page 24-20
het ambt en mijn schoonzoon was. Ik geef mij over aan den wil des Heeren. Maar mjjn hart isnbsp;gebroken en mijne oogen z^n vol tranen. Nietnbsp;7.00 zeer voor mij zelf, want hoe lang nog, ennbsp;ik volg mijn’ lieven Noor? Ook niet zoo zeernbsp;voor mgne dochter, ofschoon zj’ eene jeugdigenbsp;weduwe is van naauwelijks 18 jaren, en maar éénnbsp;jaar en negen maanden gelukkig met haren mannbsp;vereenigd'is geweest. Maar die arme gemeente,nbsp;die naauweljjks aan Noor gewend en door hemnbsp;geliefd was, voor welke hij alles deed en waaraannbsp;hij zich geheel en al gaf, zij is nu inderdaadnbsp;een wees. Velen bidden hier tot den Heer dernbsp;gemeente, dat Hij door het Genootschap weereennbsp;herder tot hen zende, die als vader en moedernbsp;voor baar zorgt. Dat doet ook uw bedroefdenbsp;dienaar.”
Hyna een geheel jaar lang bleef de gemeente tot groot verdriet van haren zielverzorger eene wees.nbsp;Nu en dan |kwam zijn oude vriend Schwarz ofnbsp;broeder Wilkem uit Tomohon over, om te preeken.nbsp;Beiden hadden echter zooveel met hunne eigenenbsp;gemeenten te doen, dat dit niet dikwpls kon geschieden. De schoolmeester moest de godsdienstoefening in de groote kerk leiden op andere zondagen.nbsp;Vader Riedel sleepte zich nog altijd met behulpnbsp;van zijne vrienden en zpn’ stok naar de kleine kerk.nbsp;Het sneed hem door het hart, om de gemeentenbsp;zonder geregelde godsdienstoefening te zien, waar-
-ocr page 25-21
door eene soort van laauwheid ontstond. Zoo ver zjne zwakke krachten het hem toelieten, zocht hgnbsp;die op de bgeenkomsten tegen te gaan. Menigmaalnbsp;legde hij hun deze 3 vragen voor:
1. nbsp;nbsp;nbsp;Of de gemeente vooruitging, terwijl er geennbsp;geregelde dienst in de groöte kerk was? Deze vraagnbsp;werd met neen beantwoord.
2. nbsp;nbsp;nbsp;Of de gemeente, al werd zij niet naar behoorennbsp;geleid, toch vast stond? Hier op zeiden allen ja.
3. nbsp;nbsp;nbsp;Of zg niet achteruitging? Daarvan wildenbsp;men niets weten.
Om hunne laauwheid en krachteloosheid toch tegen te gaan, verzamelde de grijsaard zgne krachtennbsp;nog eens , en rigtte eene klasse voor dooponderrigtnbsp;in. Degenen, die er aan deelnamen, haddennbsp;reeds twee a drie jaaar lang geleerd. Nu onder-rigtte Riedel hen 2 maanden lang, eiken avond,nbsp;met de hulp van godvruchtige leden der gemeentenbsp;en toen doopte hij hen. De smart over Nooy'snbsp;sterven lag hem nog zwaar op het hart. Daarbgnbsp;stierf in dien tijd nog een andere broeder plotseling, namelijk Hartig te Kema, hetgeen hemnbsp;ook diep trof. Hjj kende dezen sedert 1823 ennbsp;achtte hem hoog om zijnen gver en zgne werkzaamheid voor het rgk Gods. Hij schrgft: gt; dagelgksnbsp;zucht ik; O Heer! zg konden beiden nog zooveelnbsp;goed doen! Hoe weinig kan ik daarentegen nognbsp;verrigten! • Zijn wil geschiedde; maar onderworpenheid heb ik nog niet genoeg geleerd.”
-ocr page 26-DE FEESTAVOND EN HET HEENGAAN.
De gemeente te Tondano kreeg toch eindelek weer een’ trouwen herder, namel^k Hessbl Rooker,nbsp;nog een jong man, die na zijne opleiding tenbsp;Rotterdam in het zendelinghuis genoten te hebben,nbsp;in 1852 naar Boelekomba op Zuid-Celebes gezondennbsp;werd en daar eenigen tgd gearbeid had. Daar hijnbsp;in zijne gezindheid en denkwijze veel overeenkomstnbsp;had met Nooy, won hij spoedig het vertrouwennbsp;van Riedel en van de gemeente. Daardoor gafnbsp;Riedel zich weer aan de rust over. Zijn ligcha-melijk lijden bleef. Men hoorde hem nooit klagen.nbsp;Alleen als hij die aanvallen van hoesten had, zeidenbsp;hij wel eens: »Och! och! dat niets doen ennbsp;wachten valt mp zoo moeijelijk, vooral omdat iknbsp;van mijne jeugd af aan tot in de 50 jaar gewoonnbsp;ben geweest, om altijd bezig te zijn. Maar denbsp;Heer schenkt vergeving en genade; ik bid dageljjks:nbsp;uw wil geschiede! Bewaar mg voor ongeduldignbsp;zijn ! Men heeft mij wel geraden eene zeereis tenbsp;gaan doen of bij de zee te gaan wonen, maar iknbsp;heb daarin volstrekt geen lust; ik ben te veelnbsp;aan Tondano gehecht.
Met dankbaarheid kon hij op zpne kinderen zien. Zijn zoon Frits was wel is waar noch schilder, nochnbsp;zendeling geworden. Vader Riedel heeft daarovernbsp;eerst veel verdriet gehad. Later schreef hij heelnbsp;tevreden , dat Frits ambtenaar geworden was. Zpne
-ocr page 27-oudste dochter leefde toen heel gelukkig met den Majoor van Kema, een geboren Minahasser, maarnbsp;een zeer bekwaam man. De tweede dochter Sabinenbsp;woonde als weduwe eenige jaren alleen met haar kind,nbsp;dat zijn vader nimmer gezien heeft, digt bg Ribdbi.nbsp;De grgsaard bezocht haar dagelijks en vermaaktenbsp;zich met zjjn kleindochtertje. Later smaakte hij nognbsp;de vreugde, zgne dochter Sabine met den ook doornbsp;hem hoog geschatten en geliefden herder van zijnenbsp;oude gemeente, Rookeb gehuwd te zien. Zij isnbsp;later overleden.
De derde dochter werd spoedig de vrouw van Tendeioo, zendeling te Amoerang. Het was te vernbsp;af, dan dat Riedel hen kon bezoeken, maar hijnbsp;werd toch door menig gunstig berigt over ditnbsp;gelukkig huwelgk verblgd. Ook deze dochternbsp;stierf vroeg.
De jongste dochter bleef eerst nog bij haren vader. Later huwde deze met den zendelingnbsp;Gbaaeland. Maar hoe kon haar ziekelijke vadernbsp;alleen blgven ? Neen! dat bleef hg ook niet.nbsp;Toen hij zag, dat zijn einde nog niet nabij was, namnbsp;hg eenige kinderen tot zich, zooals hg zoovelen innbsp;zgn leven bij zich had gehad, die nu als vrome ennbsp;trouwe meesters menige ziel tot den Heer brachten,nbsp;of als huismoeder een echt christelgk huisgezinnbsp;verzorgden. Er ging geen Zondag voorbg, zondernbsp;dat een gansche schaar van leden zgner gemeentenbsp;bg hem kwam. Zoolang zij in de kerk waren,
-ocr page 28-24
btond hij aan het open venster, en luisterde naar het zingen. Na de godsdienstoefening werd zijnenbsp;voorzaal vol. Kon hjj dan ook al niet meer spreken,nbsp;men wilde hem toch nog zien, en elk woord, datnbsp;hjj tot hen zeide, werd met dankbare vreugdenbsp;aangenomen. Men zong zoo gaarne voor hem, zijnbsp;kenden zijne lievelingsgezangen wel. Zoo stond hgnbsp;nog altgd in naauwe betrekking tot zgne gemeente.nbsp;»Twee kleine Piara (meisjes) stoppen en naagennbsp;mgne kleeren,” schrgft hg, «natuurlgk geen laken,nbsp;die draag ik niet meer.” Zgne moerids (jongens)nbsp;waren een kleine en een wat grootere knaap.nbsp;Zij sliepen naast hem op den vloer, opdat als ernbsp;iets gebeurde, zij bij hem waren. Bij voorbeeld,nbsp;als eene aardbeving (zooals men in de Minahaasanbsp;zoo dikwglsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;heeft) innbsp;nbsp;nbsp;nbsp;den nachtnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de bewoners
wakker schrikte en hen uit hunne huizen deed vlugten,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;uitnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vrees datnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zg instórtennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zouden. Dan
moesten nbsp;nbsp;nbsp;denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;moeridsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;den grgsaard naar buiten
helpen. Behalve hen had hg nog eenige grootere knapen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dienbsp;nbsp;nbsp;nbsp;moestennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hout halen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;het dak her
stellen, koken, wasschen, enz.
Des Zondags gingen al de kinderen naar de kerk op een na. Later moesten zg de preek, die broedernbsp;Rookee gehouden had, weer verhalen, en Rieoeinbsp;knoopte daaraan zgne verdere verklaringen. Denbsp;laatste brief is gedateerd 3 Maart 1858. Een vreemdenbsp;heeft hem gecopiëerd, nadat de grijsaard dien metnbsp;potlood opgesteld had; want, zeide hij, nu kan
-ocr page 29-25
ik niet meer de pen hanteren, zooals ik dan ook. reeds voor lang mijn werk, voor de verbreidingnbsp;van het Evangelie, heb moeten neêrleggen. Hijnbsp;heeft zijn’ naam met bevende hand onderteekendnbsp;Zoo verliepen er nog een paar jaren. In 1859nbsp;ging het hem zeer ter harte, dat zijn oudenbsp;vriend Schwabz hem nog voorging naar de eeuwigheid , van wien men het nog niet zoo spoedignbsp;verwacht had; hij was tot weinige uren voornbsp;zijn’ dood nog werkzaam geweest. Toen Riedelnbsp;reeds lang rusten moest, kon deze nog al zijnnbsp;werk doen. Daarom heeft Riedel, toen het lijknbsp;van zijn’ te Menado overleden vriend door Tondanonbsp;en over ’t meer naar Langowan gebracht was,nbsp;zeker toen nog meer gebeden: Heer bewaar mijnbsp;voor ongeduld , uw wil geschiede!
Bindeljjk den 12 October 1860 sloeg het lang verwachte uur. Twee dagen later, en hij zou nognbsp;eens den gedenkdag van zpne aankomst te Tondanonbsp;herdacht hebben. Ook op zijn sterfbed, toen eenenbsp;schaar van diep bewogen gemeenteleden in een’nbsp;kring rond hem stonden, is hij die 29 jaren innbsp;zpne herinnering misschien nog eens terug gegaan,nbsp;die hjj onder hen doorleefd had. Zjjne laatste gedachte met het oog op zijn’ arbeid zal wel geweestnbsp;zpn : ,» Het ia alles, alles genade.”
Die zoo sterft, sterft gelukkig.
-ocr page 30-26
BEN BEZOEK TE TONDANO.
»Zij rusten van hunnen arbeid, want hunne werken volgen hen”, spreekt de Geest van hennbsp;die in den Heer sterven, dat geldt ook vannbsp;Biedei. Kom, lezer! laat ons in den geest naarnbsp;Tondano gaan. Ik wil u gaarne op het kerkhofnbsp;brengen, op den heuvel, misschien onder de schaduw van een’ statigen kamfer- of ligt gebladerdennbsp;dadapboom, of waar het gebeente van den volgeling van .Iezus rust. Hoewel ik in Tondanonbsp;wel zoo wat den weg weet, kan ik die plaats nietnbsp;vinden. Maar laat ons eens rond zien. De werken van vader Riedel zien wp regts en links.nbsp;Beschouwen wij die wat nader. Wp zullen hetnbsp;nemen zoo als het wezenlpk is. Als gij wat rekenen kunt, zult gij ook niet verwachten, dat nunbsp;alles zoo gaat, als in den tijd der eerste liefde.nbsp;Niet waar, als gij twee menschen bruidspaar geziennbsp;hebt en gjj ziet hen na twintig jaar weder, ondernbsp;de lasten des levens, dan verwondert het u niet, datnbsp;zjj veranderd zijn. Daarom kan hunne liefde, innbsp;weerwil dat het schijnt als of zij verflaauwd is,nbsp;in waarheid gerijpt en inniger geworden zijn. Zoonbsp;ook met Riedels werk. Hij had ook zelf dikwplsnbsp;aan den tpd van beproeving en schifting in zgnenbsp;gemeente gedacht, als wanneer er nog veel innbsp;Tondano anders kon worden, en het aan het lichtnbsp;kon komen, dat niet alles goud is wat er blinkt.
-ocr page 31-27
Maar gelgk reeds in den bloeitgd de vromen daar zeiden: »Zeker zgn er in de gemeente niet weinigen , die door het prediken van den panditanbsp;(zendeling) den weg tot het eeuwige leven gevonden hebben”, zoo is het ook nu nog. Het woordnbsp;des kruises, dat de getrouwe dienstknecht daarnbsp;aan den oever van dat meer geplant heeft, blijktnbsp;nog eene kracht Gods te zpn om zalig te makennbsp;dengenen die gelooven, al bljjft het voor velennbsp;eene ergernis en dwaasheid, of eene verborgenheid.nbsp;In Tondano is na verloop van tijd wel veel naam-christeudom ingeslopen; doch waar vinden wij datnbsp;anders? Zien wij hoe Tondano in weinige jarennbsp;van eene heidensche negerij in eene christelijkenbsp;stad veranderd is, dan verbazen wij ons toch, ennbsp;het kan niet geloochend worden, dat dit doornbsp;Gods genade het werk van vader Eiedel was, datnbsp;zich nog meer zal uitbreiden, nadat hij de eeuwigenbsp;rust is ingegaan.
Maar laat ons zelf zien. Op den weg van Tomohon merken wij reeds van verre op, dat wijnbsp;eene groote plaats naderen, met regelmatig gebouwde straten. Aan beide zijden hebben wijnbsp;welige, groene en besproeide rijstvelden, die doornbsp;dammen in behoorlijke vakken verdeeld zijn, en vannbsp;vlijtigen arbeid getuigen. Hier en daar plassennbsp;eenigen in het water, bezig met de plantjes innbsp;regte rijen te plaatsen. Zjj roepen ons van verrenbsp;een luid en vrolijk tabeh! (welkom) toe, even als
-ocr page 32-28
ieder, dien zjj op den weg ontmoeten. Dat klinkt anders dan dat domme: u, u, het eenige watnbsp;men vroeger uit den half geopenden mond dernbsp;lieden vernam, als zg niet geheel stom bleven.
Nu bomen wij in de stad. Zoo kunnen wg Tondano nu met regt noemen. Het zgn niet meernbsp;de verward staande houten huizen, waar eenenbsp;groep menschen in onreinheid voortleven. Nunbsp;heeft men er regte straten van eene halve mijlnbsp;lengte, waar men tuin aan tuin ziet met rozenheggen afgezet, en in elke daarvan onder de schaduw der hoornen een huis, meest netjes en schoon,nbsp;op geen heele hooge palen, met eene trap ennbsp;eene véranda. De liefde van Eiedel voor den tuinbouw heeft navolging gevonden, want bijna overalnbsp;ziet men bloem- en groentenbedden. De wegennbsp;zijn goed bestraat, altijd droog en rein; hoe geheel anders dan vroeger, toen het een moddèrpoelnbsp;was, en de zwijnen er zoo maar rond liepen.nbsp;Achter de hoofdstraten vindt men alleen nog maarnbsp;overblgfselen van den Ouden tijd. Huizen, onder wiernbsp;palen nog modderpoelen staan, soms wel plassen,nbsp;waarin de eenden zich verlustigen.
Ook in de stad hebben wij vele groeten te beantwoorden. De menschen zijn grootendeels goed en zindelijk gekleed. Zie hoe net die meisjesnbsp;het haar opgemaakt hebben, zelfs met een paarnbsp;rozenknopjes er in. Wg moeten het haar ten goedenbsp;houden, dat zij het a la Polka noemen; het is
-ocr page 33-29
in ieder geval beter dan zoo als hare moeders het vroeger zoo slordig om het hoofd lieten hangen. Een weinig ijdelheid mag wel mede in ’tnbsp;spel komen. Soms komt er wel eens een pronkernbsp;met zwarten rok aan en hoogen hoed op en eennbsp;gouden horlogieketting om, aanwandelen; somsnbsp;ook wel eens een opgedirkt zusje, doch dat zjjnnbsp;maar heel enkelen. Verscheidenen zijn ook armoedignbsp;gekleed, maar nipt zoo als vroeger alleen met denbsp;tjidako om de lendenen. Overal vriendelijke, opennbsp;aangezigten, vrije en levendige, maar niet onbe-tamelpke bewegingen.
Het is druk in de straten. Ruiters en wagens worden ook niet gemist. Als wij deze laatstenbsp;vergelijken met de lompe voertuigen, die hier eenenbsp;halve eeuw vroeger in gebruik waren, wat ziennbsp;wp dan ook een vooruitgang in de industrie!nbsp;Vroeger was het eene zeldzaamheid, dat men denbsp;dingen met een wagen vervoerde. Alles werd toennbsp;nog op de schouders gedragen. Thans weet mennbsp;de menschelpke kracht beter op prijs te stellennbsp;en te gebruiken. Daarvan getuigt dat grootenbsp;koffij-pakhuis, waar de wagens meest heen rpden.nbsp;Uit het groote gebouw, waar duizenden en duizenden centenaars koffijboonen geborgen worden,nbsp;kunnen wjj opmaken , hoe de koffij-cultuur, overalnbsp;in de Minahassa, vooruit is gegaan. Eene wandeling naar de koffijtuinen geeft ons gelegenheid denbsp;zorg te bewonderen, waarmede zjj aangelegd zijn
-ocr page 34-30
en onderhouden worden, daaraan is het meest te danken, dat het welige gewas den prgs dernbsp;Java-koffij op de europeesche markt overtroffennbsp;heeft. Zou dat alles mogelpk geweest zpn, alsnbsp;niet het Evangelie ook voor de beschaving eenenbsp;plaats onder het Alfoersche volk bereid had?
Slaan wp nog een blik op de markt en het werkzame leven daar. Dadr is een luid bieden,nbsp;loven en handelen, in de eigenaardige half-maleische, half-alfoersche taal; hier en daar hoortnbsp;men er bp schertsen en lagchen. Daar hoort mennbsp;het geschreeuw van eenige Chinezen, die hier alsnbsp;echte handelslieden goede zaken doen.
Als men des Zondags door de straten van Ton-dano gaat, heerscht er eene feestelijke stilte. Spade of hakmes, of wat voor werktuig de Tondanérsnbsp;in de week gebruiken, alles moet heden rusten.nbsp;Tegen den tpd dat de godsdienstoefening begint,nbsp;komen alle menschen op straat in hunne Zondagschenbsp;kleeren. De sieraden, die van goeden smaak getuigen, ontbreken ook niet. Bijv. gouden of zilverennbsp;haarspelden, of gekleurde pantoffels b^ de vrouwennbsp;en meisjes. De bonte schaar gaat onder het klokgelui naar de kerk. Dat is nog die oude noodkerk van 1845. Vader Riedel had reeds dikwplsnbsp;over dat gebouw gezucht, waar hjj met moeitenbsp;verstaanbaar voor de gemeente kon spreken, wantnbsp;het geluid verdween in het hooge dak. Nu isnbsp;zp het invallen nabij. Er zpn plannen gemaakt,
-ocr page 35-31
opmetingen gedaan, maar een nieuw Godshuis is tot nog toe niet gebouwd. Zoo vol als innbsp;Riedels tijd is de kerk nu niet meer. Warennbsp;er vroeger 2000, nu is het getal kerkgangersnbsp;tot op 1500 verminderd; maar daarom zullennbsp;wp geen steen op de Tondaners werpen, wantnbsp;als bjj ons, op de 7000 zielen, 1500 de godsdienstoefening regelmatig bezoeken, dan spreektnbsp;men niet van eene slechte opkomst. De slechtstennbsp;zjjn die bruine christenen te Tondano ook niet,nbsp;want zie hoe aandachtig zp luisteren, alsof zijnbsp;de woorden van broeder Rookeb uit zpn’ mondnbsp;opvangen.
Na het einde der godsdienstoefening gaat het meerendeel der kerkgangers uit een. Ongeveer hetnbsp;derde deel gaat naar de kleine kerk, die er nognbsp;goed uitziet en waar, zoo als reeds gedurendenbsp;meer dan twintig jaar de herhaling der preek innbsp;’t Alfoersch plaats heeft, geheel op dezelfde wijzenbsp;als bij vader Riedel. In den namiddag bezoekennbsp;wij de zondagschool, waar een hulpzendeling dennbsp;volwassenen onderrigt in de H. Schrift geeft.nbsp;Daar zijn nog eenige weinige heidenen bij, dienbsp;wachten om gedoopt te worden. De goede Silvanusnbsp;Item, die hier met zooveel trouw gearbeid heeft,nbsp;IS onlangs tot zpne ruste ingegaan.
Des avonds is ook weer de wel bekende bijeenkomst in de kleine kerk, waar Rookee even als Riedel, broeder onder de broeders is, ofschoon de
-ocr page 36-32
vrge gesprekken tueev in eene doorloopende bpbelver-klaring overgegaan zijn. Het getal dat daar regelmatig bijéénkomt bedraagt 2 a 300 en dikwijls veel meer.nbsp;Behalve dat komen er Zondagsavonds nog velen innbsp;kleinere kringen in hunne huizen onderling bgeen.nbsp;Zoo worden er bij voorbeeld iedere maand innbsp;16 huizen zending-bidstonden gehouden, waarop innbsp;één jaar / 258 gecollecteerd wordt. Maar wij willennbsp;niet alles van één’ kant beschouwen. Bij anderennbsp;toch ziet men des Zondags juist veel wereldzin,nbsp;genotzucht en onchristelijke handelingen, alles zoonbsp;als bjj ons. Wij zijn niet zoo kleingeestig, dat wijnbsp;de vroiyke groepjes van wandelaars daarondernbsp;rekenen, die wij ’s middags op straat zien evennbsp;min als de jongens, die te paard rgden. Maarnbsp;waar een gezelschap kaart zit te spelen, dat menignbsp;huisgezin ongelukkig maakt, of weer anderen rondomnbsp;de volle flesch zitten, waaruit het eene glas hetnbsp;andere na ingeschonken wordt, tot dat alle aanwezigen half of heel dronken zijn, daar mogen wijnbsp;zulk een gedrag niet nalaten als donkere schaduw-zpde te stellen tegenover de lichtzijde, die onsnbsp;het tafereel van het christelijk leven der Tondanersnbsp;heeft doen zien. Andere gezelschappen zijn vannbsp;onschuldiger aard. De Tondaners bezoeken elkaarnbsp;gaarne Zondags ’s middags om wat te praten.nbsp;Menigeen is er, die denkt, dat hij zpne pligtennbsp;als goed christen vervuld heeft, als hp nu ennbsp;dan de kerk bezoekt. Voor ’t overige is hem de
-ocr page 37-Zondag slechts een dag van uitspanning; ernstige gedachten en diepere behoeften zijn hem vreemd.
Zien wij op de Tondaners van vroegeren tjd terug: toen eene schaar ruwe menschen met denbsp;gruwelen van het heidendom en met de diepstenbsp;onzedelijkheid besmet, nu eene christelgke gemeentenbsp;op geen laag standpunt van zedelijkheid staande,nbsp;met een niet gering getal leden, die zich in woordennbsp;en daden geloovige christenen toonen, dan moetennbsp;wij wel verwonderd uitroepen: Wat een groot werknbsp;heeft de Heer gedaan! Daar heeft zjjn woord,nbsp;door zijn’ trouwen discipel gepredikt, in weinigenbsp;tientallen jaren een’ ommekeer te weeg gebracht,nbsp;waar voor in ons vaderland wel tweemaal zooveelnbsp;tjjd noodig geweest is.
God de Heer heeft het gedaan, en daarom zeggen wij ook hier: Hem zij de eer! Maar zijn trouwenbsp;knecht zal ook niet vergeten worden, en daaromnbsp;zeggen wij met menigen Tondaner, wien nog hedennbsp;de oogen vochtig worden en de tranen langs denbsp;wangen rollen, als hij den naam van R:edel hoort:nbsp;Zijne werken volgen hem na!
-ocr page 38-Cents.
Als God werkt, wie zal
dan keeren 1............... 15
De Soldaten-dochter.......
Het gelukkige sterf bed.... 10 De weg en het middel .... 15nbsp;De gast zonder bruiloftskl. 07%
Treffend voorbeeld........07%
Levensschets V. Blumhardt. 15
De roepstem des Heeren ... 15
Anna Walsh..............07%
Eerste zend. te St. Thomas. 15
Vroege godsvrucht........ 07%
De Russische kleermaker.. 07% Kenmerk, v. een kind Gods. 07%nbsp;Overtuiging verwaarloosd.. 12%nbsp;Woord aan jonge moeders.. 07%nbsp;De onbekende zendeling .. 04
Mevrouw Rumpff. ........ 10
. Opmerkelijke leiding Gods 07 Een nieuw traktaatje ..... 10
. De vrome landman ....... 07%
. Ged. over de eeuwigheid .. 07%
, Maria ................... 10
, William ................. 07%
, De Christen in het gasthuis 03
, Wie zoekt die vindt....... 05
, Levensb, van een’soldaat .. 05
, Pacalsdorp ............... 07%
, Onnoodige zorgen ........ 04
. Zachéüs .................. 08
. Bekeering v. A. H. Franke. 04
, Blandina ................ 07%
, Bede van een grijsaard ... 07% . Het huisgez. te Haeterdale. 15nbsp;, Inwendig Christendom onder Hottentotten ........05
. Aarons dood ............. 15
, Het Paaschfeest ...... ... 10
. Leven van Chrysostomus .. 07% . Het geheimzinnige in den
. Jacob Wilson ............ 15
. Wanneer ben ik , enz.....0lt;gt;
. Overeenk. Christel. Godsd. 05
. Zendingsgave ............ 15
. De zwarte knecht ........ 10
Cents.
Peter Lobeck............. !49.
De welbestede stuiver..... 10 j
De wever uit Welsh.......OT'J 50
De kleine bewoner van het i51. Auverffnésche Gebergte,... 10 52.
Arme Sara ............... 04 |53.
De jonge Hutbewoonster... 22^54. Opwekking te Eiberfeld.... 05
De lersche boer........... 10
Elisabeth Cunningham..... 15 John Robins, de matroos... 10nbsp;Uitbreiding der Parabel enz. 10nbsp;Kolonel Jacob Gardiner.... 15^ i
De Bode met goede tijding. 15
Zonderlinge tusschenkomst
Levensber. van Amelia Gale 07^ i
Sara Hill.................. l»2i t
, üegeschied.van MarySmith 12% f
De waarheid van het Evang. 10
, Herman de houthakker... . 12% quot;3 Laatste uren v. John Cowper 10
. Het elude van den tijd..... 10
, Wat God bewaart, is wel
27
, Wie zijt gij ? Wat hebt gij
te doen 1............... . 10
De weêrhaan van het kasteel 12% * Eben-Haëzer inLatakko.., 10nbsp;Indiaansche bekeerlingen.. 10
, De Christen-feesten........ 05
Verhaal van 2 predikers... 07% i De tijd en de eeuwigheid.. 10nbsp;Kort en heilzaam berigt ... 10nbsp;, Johan Coenraad Ter Linden 07% 5nbsp;, Een beroep op het hart.... 12% ^nbsp;De landman in den Elzas... 10nbsp;Sterfgevallen van zeven bekeerde heidenen.......... 10
Levensloop van C.L.Töpfer 07% i , Eenige bijzonderheden uit '
het leven van Morrison..... 15
. nbsp;nbsp;nbsp;Lydia S..................07%
Hugo Bourne............. 07% nbsp;nbsp;nbsp;!
De christelijke viering van
Henri Obookiah...........
. De zendelingen in Groenl..
. Het bezoek bij een kranke..
. Brieven van een' leeraar ...
. nbsp;nbsp;nbsp;Polycarpus............... 10
-ocr page 39-100.
m.
102.
103.
104.
105.
106.
107.
108. 109.
no.
111.
112.
113.
114.
115.
116.
117.
118. 120.nbsp;121.
122.
123.
124.
125.
126.
127.
128.
129.
130.
131.
132.
133.
134.
135.
136.
137.
138.
139.
140.
141.
U2.
143.
144.
145. U6.nbsp;147.
Cents I
De bedelaar.............. 05 148.
Samuel Mills............. 05 149.
Triomfboog van Titus .... 06 150.
Zijt gij gelukkig ?.........07^ 151.
Uit-en inwendige zending 05 162.
De twee erfenissen....... 05 158.
De waarde van het gebed. 07^154.
Samuel Crowther......... 07i 155.
Catharina Philips ........ 07| l56,
Goodluck Day............ 071'
De toestand der heid.vrouw 07|,157. Middel om rijk te worden. 04 |168.nbsp;Eene oude beproefde raad . 12^159.nbsp;Verband ijver voor de zend. 07 160.
Ra-Poor-Negro..........05 161.
De zendel. onder de heid. . 05^ 162. Iets uit het leven eener 163.nbsp;zendelingsvrouw. Ie brief. 05nbsp;De Cbristen-vrouwen der 164.
Apostolische eeuw........ 06 ,
Christina en Esther....... 06 165.
De verhoogde Heer....... 05 166.
De zegenrijke vrucht van 167.
een rijksdaalder.......... 02
Opw. tot h. werk der zend. 05 169-
De Baron Dhijhern....... 07^ 170.
Een woord tot aanbeveling 171.
der zendingszaak......... 07^172.
De toekomende wereld.... 05 178. Iets uit het leven eenernbsp;zendelingsvrouw. 2e brief. 07 174.
• ¦ • nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;06 175.
Eene uit duizend.
Eene Martelaaregeschied. 05 176. Een Rabbi die rust zoekt 177.
bij Christus.............05 178.
De Christin geroepen tot 179. deeln. aan de zendingzaak. 05 1®9
Zoeken en vinden ....... 10 161.
De onfeilbare gids....... 10 1 §2.
Wien te hooren?........ 07^ 168.
Eene zwaar beproefde ge- 184.
loofsheldin............... 07^ 185.
Marianne, de Bijbelver- ,186. spreidster van St. Giles.. 10 ,187.nbsp;De doehterv.d. Landman 12^188.nbsp;De hoop des christens .. 07|189*nbsp;Het leven van v.d. Kemp. 05 190.nbsp;Kunt gij altijd van Jezus 191.
zwijgen?................06 |192.
Het werk v. kleine Jessie. 07^ 198.
Liefde voor liefde....... 0.S
Heilig leven, zalig sterv.
Een Bterfb.in den vreemde 07^
Iets uit het leven eener zendelingsvrouw. 3e brief 05nbsp;Iets uit het leven eenernbsp;zendelingsvrouw. 4e brief. 05nbsp;Levensgesch. van eenen
lerschen knaap.........07^
De Thermometer......... 05
Cents.
Eeneuitu.helpsterd.zend. 07^
Wateen reisverh.kanuitw. 05 Een blik in deJav.huish. 05
Een Israël, tot Chr. gebragt 05 Schoone plaatsen uit denbsp;schriften van S Kerkvaders 07i
Uit onze Brieventasch ... 07^
Een andere Oom Tom ... 06
De Soldaat en de Laiidverh. 06 Getuig, omtrent de godsv.nbsp;en het leven der christenen 04nbsp;2 tafereelen uit het levennbsp;en werken vaneen zendel. 07inbsp;Eenzaammaarnietverlaten 07inbsp;Uit onze Brieventasch II. 07^nbsp;Mededeel, van Ulfers I. 074nbsp;idem idem It. 074nbsp;Over zendingmethode I.. 10nbsp;idem idem II.. 10nbsp;Het kruis der bespotting. 074nbsp;Over zendingmethode 111. 10nbsp;De Zending onderde volken
Dito. II. Azië. 1. West-Azië 07i
Tollenaarsbede......... nbsp;nbsp;nbsp;05
De zend.11.2. Japan enCljina 074 Dito. 8. Achter-lndië (*74
De zend. II. 4. Eng.Indië 07è Hung-Siii-Tschuen, enz... 074nbsp;Dezend. 11.6. Ind.Archipel 074nbsp;Toespr. door Ds.H. L.Vinke 074nbsp;Mededeeling.van v,d.Liefde 074nbsp;dito dito 074
De Kerstavond.......... 074
De Zending. III. 1. O-Afr. 074 Een vertrouwelijk gesprek. 06nbsp;DeZending. III. 2. Z-Afr. 074nbsp;Verderft het niet, enz... 10
Barmhartigheid.......... 07
De Zending.lil 8 W-Afrika 074 J.r.Riedel. Eenlevensb.I lOquot;nbsp;DeZend. TV.1 N-Amerika., 074nbsp;Levensber.van J.E.Jellesma 174nbsp;ook in 8 afzonderl. stulges ^ 06nbsp;Een blik o/d gesch.v.d. Zend. 5nbsp;J. F. Riedel. Een levensb IInbsp;nbsp;nbsp;nbsp;124
dito nbsp;nbsp;nbsp;ditonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;111nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;74
dito nbsp;nbsp;nbsp;ditonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;IVnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;74
dito nbsp;nbsp;nbsp;ditonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Vnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;10
De Zend. IV. 2. Z.gt;Amer. 74 De Hut bij de Hoofdkerk.. 5nbsp;J.F.Riedel. Eenlevensb. VI 10
[
;