HET CHRISTENDOM, LEVENSBRON VOOR DE VOLKEREN.
naar aanleiding van Joh. 17: 3,
GEHOUDEN DOOE
Ds. D. P. M. GRASWINCKEL te Ainersfoort,
BIJ GELEGENHEID VAN
de Jaarvergadering van het Nederlandsch Zendelinggenootschap,
te Rotterdam, 4 September 1878.
TE ROTTERDAM, BIJ
M. WYT amp; ZONEN. 1879.
-ocr page 2- -ocr page 3-^ Vrienden van de zending in het algemeen, en van het Nederlandsch Zendelinggenootschap in hetnbsp;bizonder, ons eerste woord is een welkomstgroetnbsp;tot u allen, en ons tweede woord is een dankzegging tot God, die, waar velen in het afgeloopennbsp;jaar van onze zpde z^n weggenomen, ons hetnbsp;voorrecht schenkt om dezen feestelgken dag samennbsp;te vieren. En een feestelijke dag is het. Warennbsp;in de eerste dagen van Mei, een aantal Bestuurdersnbsp;uit alle oorden des lands te zameu gekomen metnbsp;angst in het Hart, en met rouw in de ziel, omdatnbsp;door gebiek aan genoegzame belangstelling, denbsp;bloeiende zending in de Minahassa plotseling ennbsp;onvoorbereid zou moeten worden afgebroken, tochnbsp;liet God ons op dien dag niet alleen. Het geloofnbsp;mocht bij velen wankelen of bgna vernietigd zjjn,nbsp;het geloof niet aan God, maar aan het welslagennbsp;van onze pogingen, toch schemerde ook op diennbsp;droeven dag, de hoop hier en daar door den bewolkten hemel. En de hoop, die lichtstraal uitnbsp;den Hooge, gaf aan het geloof, aan het heen-gedragen worden der ziele naar boven, weêr nieuwenbsp;kracht. Als trouwe vrienden in den druk, be,
1*
-ocr page 4-moedigden we elkander door belofte en wederzjdsch vertrouwen. Wij zouden ons opmaken, en meernbsp;bouwen, en beter bouwen dan vroeger, en God vannbsp;den hemel, die zou het ons doen gelukken. Neennbsp;toeval was het niet, dat in den handdruk tennbsp;afscheid meer spierkracht zat, dan in den handdruknbsp;der ontmoeting. De moed was verlevendigd, nunbsp;krachtiger dan te voren, het »wij moeten”, hetnbsp;moet”, maar bovenal het gt;ik moet”, vernomennbsp;werd. ¦ En ziet.......de hoop werd niet be
schaamd. Waar anders wel eens menschelijke beloften worden gehoord , waarover de hemel zichnbsp;bedroeft, thans ging de belofte, geboren uit verlevendigd plichtgevoel, wederzijdsch vertrouwen,nbsp;en opgewekt geloof in vervulling over. De Vadernbsp;steunde onze pogingen, en we mochten gaandewegnbsp;ondervinden, dat er nog menschenharten te overnbsp;waren, die klopten voor onze schoone en edele zaaknbsp;En toch, mgne vrienden, ons juichen moet metnbsp;mate wezen. - Op den namiddag van een warmennbsp;dag pakken de wolken zich samen, vale grauwenbsp;tinten geven aan boom en akker een fantastischnbsp;voorkomen, de doodelijke stilte wordt vervangennbsp;door het ritselen en suizen van het geboomte,nbsp;terwijl nu en dan een stofwolk, dwarrelend, denbsp;bladeren als met asch overdekt. De bliksemstraal,nbsp;die uit de dicht op een gepakte wolkenmassa schiet,nbsp;wettigt het vermoeden, dat het onweêr hevignbsp;worden zal. En niet ten onrechte! De dondernbsp;is niet van den hemel, de regen klettert tegen de
-ocr page 5-5
ramen, bliksemstraal op bliksemstraal schiet naar beneden. Daar is het, alsof het ingeslagen is vlaknbsp;boven het hoofd. De kinderen, zelfs de onver-saagdsten verkeeren onder den indruk van het
oogenblik. Wederom een bliksemstraal.......
maar de t^druimte tussohen het licht en het weerkaatsend geluid wordt grooter, en na eennbsp;wple nog grooter. »De bui is over”, zoo roepennbsp;de kinderen. Maar de vader ziet nog eens naarnbsp;buiten. Geheel gerust is hij niet. Het is, alsofnbsp;aan den anderen kant van den hemel weer nieuwenbsp;buien komen opzetten, en ernstig bljjft zijn blik,nbsp;terwjjl de kleinen hunne stemmen verheffen, die totnbsp;zwijgen waren gebracht, toen de groote kracht innbsp;Gods schepping den menseb en ook het kind zjjnnbsp;nietigheid gevoelen deed. - Dat beeld mjjne Vriendennbsp;.is van toepassing op de vrienden van het Neder-
landsch Zendelinggenootschap. Velen...... ze
meenen, dat nu het »te kort” is gedekt, alles in orde is. Straks zaten ze in zak en assche, maarnbsp;nu zpn ze er boven op. Neen niet alzoo! Zeernbsp;zeker het ite kort” is gedekt, een gedwongen ennbsp;overhaast terugtrekken is verhinderd, en we danken God, en in onzen geest al die bekende ennbsp;onbekende vrienden, dat het dusver zoo goed isnbsp;gegaan. Maar ziet de donderbui, die boven ons Genootschap hangt is nog niet weggedreven. Nieuwenbsp;»te korten” kunnen worden verwacht, als na denbsp;inspanning, de krachten verminderen, en op denbsp;wakkerschudding, inslaping volgen gaat. Het is
-ocr page 6-waar, ons Genootschap heeft in beginsel besloten om van lieverlede en geleidelijk, de Minahassanbsp;tot zelfstandigheid te verheffen, en haar eennbsp;plaats te geven in het Indisch kerkverband,nbsp;zoodat de uitgaven noodwèndig ziillen verminderen ; maar toch mag nooit vergeten worden,nbsp;dat dit eerst in de toekomst ligt, en dat we dus innbsp;den eersten tpd ruime bijdragen dringend behoeven.nbsp;En daarenboven (en we spreken nu alleen vannbsp;de Minahassa), ook dan nog, als de Minahassanbsp;zelfstandig is geworden, zal zp onze hulp nietnbsp;kunnen ontberen. Immers de aanblijvende zendelingen met kweekschool voor inlandsohe onderwp-zers, drukkerp en pensioenen vorderen nog jaarlpksnbsp;bijna dertien duizend gulden en de uitgaven voornbsp;onze scholen zpn eerder stijgende, dan dat zijnbsp;voor inkrimping vatbaar zijn. Neen, ook al verminderen in de toekomst de uitgaven, vermindering is geen ontheffing. En dat is ook goed!nbsp;We kunnen en mogen de Minahassa niet loslaten.nbsp;Een vader scheidt niet van zpn kind. En denbsp;Minahassa is ons kind, ook al is het opgegroeidnbsp;tot een fiere maagd. De Minahassa blpft ons kind,nbsp;’t kind van vele zorgen, vele opofferingen, velenbsp;gebeden. Broeders en Zusters vergeet dat kind innbsp;de verte niet. O, als gp het niet vergeet, dannbsp;zal de bewolkte hemel gansch en al helder worden, en dan zullen we blijde en dankbaar kunnennbsp;zingen: »Ja de bui is voorbp. Looft den Heernbsp;mpne ziel. Halleluja”!
-ocr page 7-En tot ijverige krachtsinspanning mogen wij elkander wel opwekken, want de zending ia eennbsp;goede en heilige zaak. Zij is de dochter van het .nbsp;Christendom, en het Christendom is de levensbron der volkeren. Bij deze laatste gedachtenbsp;wensch ik in dit uur stil te staan. Dat ik dat doe,nbsp;vindt zpn oorzaak in betrekkelijk toevallige omstandigheden. Br. PiEKSoN, die als eerste redenaarnbsp;was aangeschreven, werd verhinderd om hedennbsp;het woord te voeren, en zoo ging de taak overnbsp;op mij, ik moet zeggen: »wel wat onverwacht”.nbsp;Ik vertrouw dat gp dit laatste vooral in het oognbsp;zult houden, en dat ge het geen pdele plichtpleging noemt, wanneer ik een beroep doe opnbsp;uwe toegevelijkheid.
Doch hierover niet meer. Ik zou dan tot u spreken over »het Christendom als levensbron voor de volkeren”. Het woord dat iknbsp;aan mpne rede ten grondslag wensch te leggennbsp;leest gp Joh. 17: 3, gt;Dit is het eeuwige leven,nbsp;dat zij U kennen, den eenigen waarachtigen Godnbsp;en Jezus Christus, dien Gp gezonden hebt”.
Het is bekend, dat Jezus in het hebreeuwsch heeft gesproken en dat onze 4 Evangeliën in hetnbsp;grieksch geschreven zpn. Kunnen nu, zooals eennbsp;vaderlandsch godgeleerde nog onlangs heeft opgemerkt, de 3 eerste Evangeliën woord voor woordnbsp;in het hebreeuwsch worden vertaald, dan wettigtnbsp;dit de overtuiging, dat zp in het hebreeuwschnbsp;gedacht, de woorden van Jezus meer letter-
2
-ocr page 8-lijk teruggeven. Ditzelfde kan van het Johannea-Evangelie niet gezegd worden. Dit is niet slechts in ’t grieksch geschreven, maar ook in het griekschnbsp;gedacht. En daar Jezus in het hebreeuwschnbsp;heeft gesproken, zoo vinden we in dit Evangelienbsp;niet de letterl^ke, maar de zakel^ke woordennbsp;en gedachten van Jezus terug, in vrijen vormnbsp;uitgesproken. Ik zeg »de zakel^ke woorden ennbsp;gedachten” van Jezus; want juist, omdat hetnbsp;Johannes-Evangelie de beteekenis van den Christus,nbsp;en van het in zijne gemeenschap gewekte leven,nbsp;zoo diep heeft opgevat, en omdat het in zoo’nnbsp;echt christelpken levensboden! is geworteld, moetnbsp;het afkomstig zpn van een schrpver, die, doornbsp;persoonlijken omgang en door algeheele geestes-sympathie, Jezus had leeren kennen en begrijpen.nbsp;Doch hoe dit ook zij, het woord van Johannesnbsp;is waar in zich zelven. De geschiedenis dernbsp;»beschaving” zou een geschiedenis der »verwildering” worden, wanneer de kennis van God ennbsp;van Jezus uit het hart der menschen kon wordennbsp;gewischt.
Wanneer nu in ons tekstwoord van »leven” gesproken wordt, dan is het duidelpk, dat wenbsp;daaronder niet mogen verstaan het zinnelpk, hetnbsp;stoffelgk leven van den mensch, in den zin waarinnbsp;we ook spreken van het zinnelpk en stoffelijk levennbsp;van dieren en planten. Zou dan soms het verstandelijk leven bedoeld worden, het leven dat zichnbsp;ten taak stelt om door overleg, veerkracht en
-ocr page 9-9
volharding zich bronnen, en telkens weer nieuwe bronnen van welvaart te openen? Evenmin! Denbsp;vreemdeling, die van het platteland of uit denbsp;provinciestad het fiere Rotterdam bezoekt met zynnbsp;mastbosch van schepen, met zpn breede kaden,nbsp;ruime havens en werkzame bevolking, zal onwillekeurig uitroepen: » hier is leven, krachtsinspanning , werkzaamheid” .... Maar toch, dat leven,nbsp;hoe hoog ook' te waardeeren, uit stoffelijk oogpunt , is het ware, het volle leven des menachennbsp;niet. Dat leven kan den mensch als zedelijk ennbsp;geestelpk wezen onmogelijk voldoen. Integendeel,nbsp;de ondervinding leert, dat juist het stofPelpk levennbsp;en de ontwikkeling daarvan, vaak schade berokkent aan de diepste behoeften des menschen, ennbsp;dat het veranderen van steenen in brood, dikwjjlsnbsp;afbreuk doet aan de warmte en de innigheid vannbsp;het hart. — Onder het «leven” van onzen tekstnbsp;hebben wij dus het innerlijk leven te verstaan,nbsp;het leven van het gemoed, van het hart, van dennbsp;geest, m. a. w. van den mensch in den mensch.nbsp;Dit leven nu wordt het » eeuwige leven” genoemd.nbsp;Hiermede wordt niet bedoeld; «leven na den doodnbsp;of leven in de eeuwigheid”. Neen! Het eeuwigenbsp;leven bestaat reeds nu, kan reeds op aarde hetnbsp;eigendom des menschen wezen, en draagt dezennbsp;naam, omdat het niet vernietigd kan worden. Allenbsp;zpn, alle leven wordt eens opgelost, gaat eensnbsp;te gronde, maar het leven van den geest, hetnbsp;leven dat door de beademing Gods is geboren,
-ocr page 10-kan niet te gronde gaan. — En -wat is nu de bron van dit leven, waarin is het gegrond, watnbsp;zijn er de noodwendige bestanddeelen van? Wijnbsp;antwoorden met onzen tekst: »de kennis van God”,
Misschien zegt soms iemand: »neen, de bron van het eeuwige leven, m. a. w. van het geestesleven, is de mensch zelf, is zyn zelfbewustzijn.nbsp;Kent de mensch zichzelven als geestelgk wezen,nbsp;dan zal het zgn streven zijn om dat wezen te ontplooien, en het tot levensvolheid te brengen. Ennbsp;ziet, dat is de hefboom tot, neen sterker nog,nbsp;dat is de inhoud van het eeuwige leven”. Innbsp;deze opmerking is zeker veel waars, maarnbsp;toch slechts ten deele, want ons zelven als geeste-Ipk wezen te kennen is een daad, een toestandnbsp;van het zieleleven, die onlosmakelijk met het geloof aan God verbonden is. Zelfbewustzpn alsnbsp;geestelpk wezen en godsbewustzpn gaan noodwendignbsp;samen, en vloeien meestal in één. Kwpnt hetnbsp;zelfbewustzijn, ook het godsbewnstz^n zal gaandeweg zijn diepte en z^n hoogte moeten inboeten.nbsp;We kennen ons zelven eerst in God. Immers denbsp;hoogste trap van geestesleven wordt niet bereiktnbsp;door zelfkennis, de gebrekkige verhouding tusschennbsp;feit en ideaal, maar door de kennis van God, innbsp;wien het feit en het ideaal één is, daar Hp nietnbsp;is geroepen om de heiligheid en de gerechtigheidnbsp;en de liefde te worden, maar feitelgk dat allesnbsp;reeds is.
En God te kennen, dat is niet, iets weten van
-ocr page 11-God, b. V, weten dat God is, of dat God deze of die eigenschap moet bezitten, zonder welke Hpnbsp;zou ophouden God te zpn. Neen, hoe noodzake-lijk het ook voor ons godsdienstig leven is, omnbsp;iets van God te weten, om het Godswoord tenbsp;kennen, dat door het geestesoor van de uitne-raendsten is verstaan , toch is dat meer een werknbsp;van het verstand, of van het geheugen, dan vannbsp;onzen innerlpken mensch. Evenmin als we eennbsp;dichter zijn geworden, wanneer we weten, watnbsp;deze of gene geschreven heeft, en hoe hij datnbsp;heeft geschreven, evenmin zpn we godsdienstig,nbsp;evenmin kennen wij God, als we alleen maar denbsp;uitspraken van anderen omtrent het godsdienstignbsp;leven, en omtrent God het voorwerp van dennbsp;godsdienst kennen. Neen, even als we om dichternbsp;te zijn, den geest der verheffing naar het ideale,nbsp;zelfstandig moeten bezitten, en de diepe beteekenisnbsp;van het ideale, zelfstandig moeten gevoelen (waartoe we ten deele door de stukken van de uit-nemendste schrpvers worden gevormd), zoo moetennbsp;we om godsdienstig te zijn, om God te kennen,nbsp;zelfstandig den geest der vroomheid bezitten, waardoor we iets verstaan van datgene, wat God innbsp;de zinnelpke wereld daar buiten, maar vooralnbsp;niet minder in de geestelijke wereld daar binnennbsp;te hooren geeft. Berst dan, als we zelfstandig denbsp;diepten des harten gaan pijlen, en de bergtoppennbsp;van het geestesleven gaan beklimmen, waar Godnbsp;zijn heiligste woorden doet hooren , eerst dan
-ocr page 12-kennen wij God. En onze godsdienst, onze Gods-kennis in den hoogsten zin, is te inniger, naarmate onze nederdaling naar binnen en onze opklimming naar boven, ernstiger is gemeend en oprechter volbracht.
God kennen.... Neen we bedoelen daarmede niet, dat wp de diepten van het wezen Godsnbsp;moeten kennen, dat het zpn van den Eeuwigenbsp;in zich zelf, ons volkomen klaar en doorzichtignbsp;moet zijn. Dit is eene onmogelpke zaak. Hetnbsp;wezen Gods blijft voor ons in velerlei opzichtnbsp;verboi’gen. Ook al danken wij onnoemelijk veelnbsp;aan onzen Zaligmaker, toch moeten wij als Christenen, volkomen het woord onderschrijven van dennbsp;ouden dag: »God is groot en we begrijpen Hemnbsp;niet”. Neen als we spreken van gt; God te kennen”,nbsp;dan bedoelen we de zjjde Gods te kennen, dienbsp;den mensch is toegekeerd, m. a. w. Gods betrekking tot de stoffelijke en zedelijke wereld. Geljjknbsp;het wezen van de natuur ons wel altijd verborgen zal blijven, maar daarom de natuur in harenbsp;verschijnselen kenbaar is voor den mensch, zoo isnbsp;ook het wezen Gods in zich zelf verborgen, maarnbsp;de betrekking, de verhouding van God tot hetnbsp;geschapene, inzonderheid tot den mensch is zichtbaar geworden.... zichtbaar natuurlijk voor hetnbsp;oog van den geest. — Waren wij menschen nunbsp;wat wjj wezen moesten, ziet dan zouden we Godsnbsp;stem verstaan en zijn gedaante aanschouwen. Wasnbsp;er nu op het oog van onzen geest en op het
-ocr page 13-oor van ons hart geen deksel, dan zouden we God zien, God kennen gelijk Hij is; want denbsp;reinen van hart, zjj immers zien God. Haddennbsp;we dien genialen, door geen zonde verstoordennbsp;en dus harmonischen aanleg, om het geestesleven te pijlen en den Eeuwigen Geest te grijpen,nbsp;die uit Zich Zelf stroomen van geesteljjk levennbsp;doet vloeien in de harten, die Hem zoeken, dannbsp;zou de muur des afscheidsels tusschen ons en Godnbsp;als losgebroken puin ter neder liggen. Maar neen!nbsp;We weten wel beter. De zonde, het zinnelijke ennbsp;zelfzuchtige streven maakt scheiding tusschen onsnbsp;en God, en daarom zegenen wij God, dat er Eénnbsp;is geweest, die God heeft verstaan, en die onsnbsp;het inzicht wil geven om den Waarachtige tenbsp;kennen. Zeer terecht staat dan ook in ons tekstwoord: »dat zij TJ kennen en Jezus Christus, diennbsp;Gij gezonden hebt”. — Jezus Christus, ja Hij kendenbsp;God in den volsten zin van het woord. Was ooknbsp;Hij aan de wet der ontwikkeling onderworpen,nbsp;zoodat Hij toenam in wijsheid, zoodat Hp gehoorzaamheid leerde, uit hetgeen Hij heeft geleden;nbsp;toch moeten de kiemen èn van het geniale, ènnbsp;van het reine door geen zonde verstoorde zielsleven, reeds bij zijn wording, zijn eigendom zijnnbsp;geweest. Beademd door Gods geest, uit Godsnbsp;geest geboren, is Hij opgeklommen tot de bergtoppen van het volle geestesleven. Toen hoordenbsp;Hij Gods stem, toen verstond Hij Gods woord,nbsp;toen zag Hp Gods gedaante in de zinnelijke wer-
-ocr page 14-ken van Gods hand, maar hovenal in de verborgen werken van Gods geest. In Hem was het godde-Igke en menschelgke niet een tweeheid, maar eennbsp;eenheid. In Hem was het goddel^ke belichaamdnbsp;in het menschelijke, en was het menschelgke opgeklommen tot het goddelgke. Zijn geloof was ,nbsp;een aanliggen aan Gods hart, een rusten in Godsnbsp;schoot. Zijn liefde was een weerkaatsing van denbsp;liefde des Eeuwigen, die het verlorene opzoekt,nbsp;het gekrookte steunt, en de smeulende vonkennbsp;aanblaast. Dien Jezus te kennen, die niet alleennbsp;door zijn woord de diepten van het heilige geestesleven aan ons hart en geweten onthulde, maarnbsp;die bovenal door zijn leven en sterven toonde,nbsp;dat het »zich in gemeenschap stellen met dennbsp;zondaar” en dat het »dragen der zonde”, hetnbsp;eenige middel is, om het zelfzuchtig gemoed desnbsp;menschen te veroveren, en zoo heilige beginselennbsp;tot ontplooiing te brengen, en zondige beginselennbsp;van kracht te berooven, dien Jezus te kennen, isnbsp;de weg om God te kennen, en zoo de bron vannbsp;het eeuwige leven. Neen we kennen Jezus niet,nbsp;als we slechts de een of andere leerstellige formulenbsp;aangaande Hem overnemen, als we slechts hetnbsp;een of ander uit zijne geschiedenis weten. Eerstnbsp;dan. kennen we Hem, als ons hart, getrokkennbsp;door zjjn zedelijken invloed, door zijn overweldigende majesteit, het ideaal des levens heeft leerennbsp;kennen en liefkrjjgen, dat Hij ons te aanschouwennbsp;heeft gegeven. Eerst dan kennen we Hem, als we ons
-ocr page 15-bewust worden, dat we het beste en het hoogste zouden missen, indien het licht was uitgedoofd, dat in Hem isnbsp;opgegaan, over Gods genadige betrekking tot dennbsp;mensoh en over ’s menschen innigste betrekkingnbsp;tot den Almachtige. — Is het waar, dat hij, dienbsp;den Zoon loochent, ook den Vader loochent, dienbsp;Hem gezonden heeft, het is ook waar, dat hijnbsp;die den Zoon bezit, onmogelpk den Vader kannbsp;verliezen. En den Vader te bezitten, iets vannbsp;God in het harte om te dragen , dat, en niet andersnbsp;dan dat, is het eeuwige leven. — Neen de Christennbsp;gaat niet in bespiegeling op. Hij is geroepen totnbsp;den arbeid. Maar zjjn arbeid, ook zpn meestnbsp;stoffelyke arbeid zal, door het bezit van Godsnbsp;geest, een lioogere wijding ontvangen. Zjjn arbeidnbsp;zal niet uit zelfzucht en louter verstandelpk overleg geboren zpn, zal ook niet naar de maatstafnbsp;van burgerlijke beschaving en maatschappeljjkenbsp;welvoegelijkheid berekend worden, maar zal alsnbsp;een Godswerk ondernomen, en naar Gods beginselen volbracht worden.
En ziet. Mijne Vrienden, is dit nu onze heilige overtuiging, gevoelen we dat ons menschelijk wezennbsp;eerst aan zijn bestemming kan beantwoorden, alsnbsp;het door den Christus geheiligd is, gevoelen wenbsp;dat ons menschelijk wezen eerst veerkracht bezit,nbsp;als het den doop heeft ondergaan van Jezus geest,nbsp;dan mogen wij het geestesleven, dat ons van Godnbsp;is geschonken, niet zelfzuchtig voor ons zelven
-ocr page 16-houden. Het licht mag niet onder de koornmaat geplaatst worden, maar op den kandelaar om tenbsp;schjjnen door het huis. . dat is waar, volkomen
waar.....maar die kandelaar mag ook niet in
het huis geplaatst worden achter dikke muren en gesloten vensters. Neen, het huis moet openstaan,nbsp;opdat ook de menschen van de straat licht zouden kragen.
De zending, de mededeeling van die krachten, van die opheffende en heiligende en vernieuwendenbsp;beginselen, welke wg door Gods genade hebbennbsp;ontvangen, is dan ook zoo oud als het Christendom. kan zich beroemen de oudste dochternbsp;des huizes te wezen. — Trouwens wat wij nietnbsp;kunnen missen, dat kunnen ook de volkeren nietnbsp;missen, en allerminst de Heidenen. Ook voornbsp;hen is, niet minder als voor ons, het Christendomnbsp;de bron des levens. Hadden zjj geen geestelijkenbsp;behoefte, hadden zij geen drang naar het eeuwige,nbsp;had hvin oor zelfs niet de wegstervende echo’s vannbsp;Gods stem verstaan, was hun oog zóó blind, datnbsp;ze van het licht toch niets konden opmerken, wenbsp;zouden zeggen: »laten we thuis blgven. Waartoenbsp;zooveel gaven en krachten verspild?” Maar wenbsp;weten wel beter. Zóó is het met hen niet gesteld. De landen mogen nog wel niet wit zijnnbsp;om te oogsten, de akkers zgn toch omgewerktnbsp;en wachten op zaad. — Of zullen we zeggen:nbsp;gt;die volkeren hebben hun godsdienst. Daar zijnnbsp;ze bjj geboren, laten zij er ook bg sterven?”
-ocr page 17-Neen dat mogen we niet. Als de zwakke maagd hard moet werken om haar brood te verdienennbsp;bij een walmend pitje, en het stond in uw vermogen om haar een gasvlam te bezorgen, zoudtnbsp;ge dan den treurigen moed hebben om te zeggen:nbsp;»laat maar, ze is het gewoon”?
Zeer zeker, ze hebben eenig licht die Heidenen. Een sprank van Gods geest is ook hun in de ziel
gevallen, maar toch..... hun oog is nog niet
opengegaan voor dien God, die in weerwil van de menschelpke zonde, in weerwil van de stormen des gewetens, de eeuwige liefde is; hun bliknbsp;is nog niet gescherpt voor het wezen des men-schen, dat door zonde zoo ontheiligd is, maarnbsp;dat toch over zulke heerlijke krachten heeft tenbsp;beschikken; en onkundig zijn ze nog geblevennbsp;van dien Eénen, in wiens reine ziel het beeld desnbsp;Vaders is teruggekaatst, en die als, drager desnbsp;lichts en als bron van de frissche waterstroomennbsp;het menschelpk hart weer doet opleven, en denbsp;door de zonde verlamde krachten weer opwekken kan.
En omdat die heidensche harten zooveel missen, dat hun door christenharten kan geschonken worden, roept God die christenharten toe: »laat hetnbsp;zaad des Evangelies vliegen overal héén. Ik denbsp;Heer zal wasdom geven”. — En we hebben watnbsp;meê te deelen. Vraagt ge »wat?” We antwoorden; »geen dogmatiek, geen christelijk leerstelsel.”nbsp;Verre is het van ons, om van de dogmatiek kwaad
-ocr page 18-18
te zeggen. Ieder uit ons midden heeft het een of ander leerbegrip zichzelven gevormd, of overgenomen van anderen, Maar, is de dogmatiek denbsp;verstandelgke, de beredeneerde uiteenzetting vannbsp;den indruk, dien de buitenwereld, dien ons innerlijk wezen, dien God, dien de Christus op denbsp;gemeente van vroeger en later tgd maakt, dannbsp;kan, omdat die indruk, en dus ook de beredeneerde uiteenzetting daarvan, telkens wisselt, nooitnbsp;in de dogmatiek, als het voor alle tgden afgerondnbsp;leerstelsel, het wezen des Christendoms wordennbsp;gezocht, en allerminst kan dat gedaan wordennbsp;voor heidensche volkeren, die de gedachtengangennbsp;van ons westerlingen onmogelijk kunnen volgen.
Zullen we dan humaniteit brengen, zonder meer? Maar weten we dan niet, dat humaniteit zondernbsp;diviniteit, ten lange laatste, op niets uitloopt, ennbsp;dat het menschelijke eerst tot volledige ontwikkeling kan geraken, als het in het goddelijke geworteld is ?
Zullen we dan eenig en alleen verstandelijke ontwikkeling brengen? O, we stellen verstandelijkenbsp;ontwikkeling op hoogen prijs, we willen onzenbsp;scholen dan ook zoo goed mogelijk maken, dochnbsp;een mensch heeft niet alleen een hoofd, hg heeftnbsp;ook een hart; en als we de hoofden vullen ennbsp;de harten laten gebrek Igden, terwijl wij ze nognbsp;het weinigje geestesleven ontnemen, dat ze hebben , dan zijn we op weg om monsters te vormen,nbsp;maar geen inenschen, en allerminst kinderen van God.
-ocr page 19-Neen we moeten aan de Heidenwereld brengen het Christelijk leven, bet Christelflk zijn. Is hetnbsp;Christendom die heilige levensrichting naar Godnbsp;en naar menschen, waarvoor ons door Jezus denbsp;oogen zijn geopend, en die door den zedelykennbsp;invloed van Jezus in ons wordt gewekt, dan zalnbsp;die levensrichting de parel van groote waardenbsp;zjjn, welke het westen aan het oosten moet bren-hen. Die parel dan ook gebracht! Het Christendom ingeplant in het hart, in de levensbeschouwing, in de levensrichting van hen, die we willennbsp;toebrengen tot het koningrijk Gods.
Wanneer we dat het best zullen doen? Natuurlijk als we zelf christelpk leven hebben, als we zelf dragers zgn van het licht. Grootendeels, wenbsp;kunnen wel zeggen uitslnitend, hangt alles dusnbsp;af van de Zendelingen. Zpn zp ranken van dennbsp;wijnstok, die Christus is, dan zyn ze de zuur-deesem van de volkeren, de pioniers der beschaving , de herauten van den nieuwen dag.
Gode nu zp dank, dat vvp onder hen zoovele vrome en vroede mannen hebben. Waren zp innbsp;ons midden, ze zouden zeker de eersten zjjn, omnbsp;te beljjden »dat hun geloof zooveel sterker, ennbsp;hunne liefde zooveel inniger, en hun toewjjdingnbsp;zooveel ernstiger moest wezen”. En ze haddennbsp;recht met die bewering! Welk leeraar in onsnbsp;vaderland, welk bestuurder in ons midden, welknbsp;Christen in deze vergadering heeft tegenover Godnbsp;geen schuld te beljjden ? Maar toch met het oog
-ocr page 20-20
op het Christelijk ideaal, mogen zij vele tekortkomingen hebben, in de werkelijkheid, die toch maar eene gedeeltelgke benadering is van hetnbsp;ideaal, toonen zg Code zij dank, dat de geestnbsp;van Christus hunne ziel heeft aangeraakt en gevormd. — Treurig, dat we ook in deze samenkomst weer een naam missen, die ons zoo dierbaar is, dat we Wilken, een der oudsten, ennbsp;zeker een der waardigsten, niet meer »één dernbsp;onzenquot; kunnen noemen. Niet meer »één der onzen?” .... O ik vergis mg. Het Koningrijk Godsnbsp;is niet begrensd tot de aarde. Hier zgn de wortelen. Daar boven is de bladerenkroon en denbsp;vrucht. Ja de vrome afgestorven broeder blgftnbsp;één der onzen! »Vader in de hemelen geef datnbsp;hg, even als wij een der uwen mogen zijn”.
Wilken.... Zgn zoon was in het Zendelinghuis, nu is hij er niet meer; maar er zgn kinderen vannbsp;andere zendelingen. O mijne jeugdige vrienden,nbsp;uw vroeger vriendje kan geen brieven meer vannbsp;vader krijgen, en door een braaf gedrag en eennbsp;werkzaam leven, geen blgdschap meer brengennbsp;in het vaderlijk hart, dat te harder klopt en tenbsp;vuriger bidt, wanneer het kinderen heeft in dennbsp;vreemde. Dat kunt gij wel! O denkt veel aannbsp;uwe ouders, wien het zooveel kostte van u tenbsp;scheiden, en die u zoo hartelgk liefhebben. Isnbsp;voor den zendeling zgne gemeente de kroon dernbsp;eere, in die kroon schitteren toch ook paarlennbsp;en de paarlen zijn de kinderen, die iets van
-ocr page 21-Christus' in hunne harten hebben, die iets van het heilige voelen stroomen door hunne jeugdigenbsp;ziel. Wordt zulke paarlen. Wordt vroom en goed.nbsp;Wat ge ook moogt worden in de wereld, vergeet nooit, dat iedere betrekking eerst geadeldnbsp;wordt door een degelijk karakter. God zegene u!nbsp;God sterke u!
Er zijn onder u ook jongelieden, die zich voorbereiden om zendeling te worden, hetzp dat hunne vaders het zijn, of niet. Gebruikt uwen tpd goed,nbsp;nu u zoo’n schoone gelegenheid hier in Rotterdamnbsp;is aangeboden. We hebben noodig mannen, dienbsp;wat weten, die zich zei ven niet behoeven te schamen, en over wie wjj ons niet behoeven tenbsp;schamen, wanneer ze later in aanraking komennbsp;met ontwikkelden, soms ook met ontwikkelden,nbsp;voor wie de zending »een dwaasheid” is. Ontwikkeltnbsp;u daarom veelzgdig. Wordt mannen, zooals onzenbsp;tpd, met zpn vele eischen, ze noodig heeft. Maarnbsp;vergeet boven alle dingen niet, het hart te vormen.nbsp;Als ge dat brengt onder den heiligenden invloednbsp;van Jezus, dan zult ge zonden kunnen bekampen,nbsp;hartstochten kunnen bedwingen, en kiemen vannbsp;het ware leven, van het eeuwige leven zich ziennbsp;ontwikkelen tot een forsche plant. Zalvende woorden,nbsp;die vaak leegte van hoofd en leegte van hartnbsp;moeten bemantelen, vragen we niet van u, maarnbsp;wel vragen we van u, de zalving van het gemoedsleven , van het geweten, van het karakter met
-ocr page 22-Gods geest. God zij u naby in uwe studiën, bovenal in de bestudering van uw eigen hart!
De gezegende vruchten van de zending, zoo zeide ik aanstonds, hangen grootendeels, zoo niet uitsluitendnbsp;af van de zendelingen .... Maar wij dan, vermogen wg niets? Zeer zeker! Als de zendelingnbsp;bijna alleen staat, dan zal h^ bij groot geloof, tochnbsp;niet vervaard wezen. Hij weet, dat er Eén is, dienbsp;steunt en steunen kan. Maar zendelingen blevennbsp;toch ook »menschen.” De sympathie, de steun,nbsp;de medewerking, het gebed van de Vaderlandschenbsp;Christenen is voor hen een prikkel, om vol tenbsp;houden, in den eigenaardigen en vaak zoo moeiljjkennbsp;en afmattenden strgd, waarin zij zijn gebracht. Ennbsp;ziet wat ontbreekt het nu vaak aan die sympathie,nbsp;aan die medewerking, aan dat gebed. Ons Hoofdbestuur, dat steeds zoo trouw op zyn post staat,nbsp;wat moet het soms bedelen en weer bedelen, omnbsp;ter nauwernood het noodigste te verzamelen; onzenbsp;in den dienst des Evangelies bijna vergrpsde Director,nbsp;wat moet hjj vaak worstelen als een andere Elianbsp;om niet moedeloos te worden; onze nieuwe in eennbsp;moeilpken tijd benoemde, maar toch zoo ijverigenbsp;Penningmeester, wat moet hp vaak zuchten, alsnbsp;hg de ontvangsten met de uitgaven vergelijkt, ennbsp;onze zendelingen .... wat moeten ze dikwijls,nbsp;over het geloof en de liefde van de rijke en gezegende Nederlandsche natie, droevig het hoofdnbsp;schudden, als ze daar naast de offervaardigheid
-ocr page 23-23
van hunne, naar de wereld zoo arme, bekeerlingen zien.
0 mijne vrienden, ons volk heeft zich over zooveel te schamen. We zgn niet meer het vrome ennbsp;vroede volk van vroeger. Hier duizenden, die metnbsp;allen godsdienst hebben gebroken, en die u een gt;ach-terblgver” noemen of «bedrieger”, als ge nog vannbsp;»een God in den Hemel” spreekt. Daar duizenden, die nog wel voor zich zelven den Christus be-geeren, maar die gaan glimlachen, als ge het woordnbsp;«zending” noemt. Elders duizenden, die zóó zgnnbsp;opgegaan in het stoffelijke en in de genoegens desnbsp;levens, dat ze geen hart meer hebben voor de dingennbsp;van het eeuwige leven. Ginds weer duizenden, wiernbsp;hart is bekneld door het enghartigst formalisme, en dienbsp;meenen, dat de zendeling, des noods met den Hei-delbergschen Catechismus, of met de Instituten vannbsp;CiLvijN de wereld moet overwinnen; en dat ieder,nbsp;die er anders over denkt, geen Christen is.
O, als onze armzalige twisten eens hun bitterheid verloren, als ons verschil van meening eens metnbsp;waardeering gepaard ging, als de oogen van onzenbsp;jongelingen en jongedochters weer eens gingennbsp;fonkelen voor de dingen van het Koninkrgk Gods,nbsp;als onze vaders en moeders eens wat meer gingennbsp;vragen; «Wat moeten onze kinderen worden voornbsp;God”, als de kerkelijke vraagstukken eens wat meernbsp;op den achtergrond geraakten, en de schreiendenbsp;nooden van onze I9e eeuw wat meer het onderwerp werden van samenspraak en gebed, o er zou
-ocr page 24-24
weer leven komen, eeuwig leven in de harten van ons volk, en de engelen in den Hemel, en denbsp;menschen op de aarde zouden zich verheugen metnbsp;eene heilige vreugd!
Maar is dat niet een pdele verwachting . . . ? Neen, mgne vrienden, God leeft en regeert, en ooknbsp;uit tijden van wanorde zal Hg orde weten tenbsp;brengen. Hij kent zpn tpi . . . en wp . . . O,nbsp;zoo wp van goeden wille zgn, laten we dan denbsp;handen in één slaan, om elkander te steunen, omnbsp;met elkander het geloof levendig en de liefde vurignbsp;te houden.
Bekeeren ook wij ons van onze gemakzucht, onze oppervlakkigheid. De Heer vraagt niet één deel,nbsp;niet twéé deelen. Hij vraagt ons geheel.
Zoo we zelve door woord, maar bovenal door daad getuigen, dat de kennis van God en van Christusnbsp;de parel is van groote waarde,'en de kracht tennbsp;eeuwigen leven, dan zullen we ons volk ten zegennbsp;zgn ... en dan . . . dan zal de zending bloeien,nbsp;en het Godsrgk zal komen met kracht, Ainen.
-ocr page 25-Cents
. De welbestede stuiver..... 10
. De wever uit Welsh.......07^
. De kleine bewoner van het Auvergnésche Geberg'te.... 10
, Arme Sara ............... 04
. De jonge Hutbewoonster... 22i
, Opwekking te Elberfeld____05
, De lersche boer........... 10
. Elisabeth Cunningham..... 15
John ilobius, de matroos... 10 , ritbreiding der Parabel enz. lOnbsp;, Kolonel Jacob Gardiner.... 15^
, De Bode met goede tijding. 15
Zonderlinge tusschenkomst
Levensber. van Amelia Gale 07^
Sara Hill.................. tój
. De geschied.van Mar^’Smith 12f
, De Dorps-predikant....... 10
De waarheid van het Evang. 10
Herman de houthakker... . 12^ Laatste uren v. John Cowper 10
. Het einde van den tijd..... 10
, Wat God bewaart, is wel
, Wie zijt gij ? Wat hebt gij
De weêrhaan van het kasteel 12^ Eben-Haëzer inLatakko... 10nbsp;Indiaansche bekeerlingen .. 10
De Christen-feesten........ 05
Verhaal van 2 predikers... 07^ De tijd en de eeuwigheid .. 10nbsp;Kort en heilzaam berigt... 10nbsp;Johan Coenraad Ter Linden 07^nbsp;Een beroep op het hart.... 12^nbsp;De landman in den Elzas... 10nbsp;Sterfgevallen van zeven bekeerde heidenen.......... 10
Levensloop van C.L.Töpfer 07^ Ecnige bijzonderheden uit
het leven van Morrison..... 15
De christelijke viering van
De zendelingen in Groenl.. 15 Het bezoek bij een kranke.. 15nbsp;Brieven van een’ leeraar ... 15nbsp;Polycarpus............... 10
Cents.
49. nbsp;nbsp;nbsp;Als God werkt, wie zal
dan keeren ?............... 15
50. nbsp;nbsp;nbsp;De Soldaten-dochter.......
51. nbsp;nbsp;nbsp;Het gelukkige sterf bed., 10
52. nbsp;nbsp;nbsp;De weg en het middel .... 15
53. nbsp;nbsp;nbsp;De gast zonder bruiloftskl. 071
54. nbsp;nbsp;nbsp;Treffend voorbeeld........ 07|
55. nbsp;nbsp;nbsp;Levensschets v. Blumhardt. 15
56. nbsp;nbsp;nbsp;Hadara................... 04
57. nbsp;nbsp;nbsp;De oude geneesheer....... 10
58. nbsp;nbsp;nbsp;De roepstem des Heereo ... 15
59. nbsp;nbsp;nbsp;AnnaW'alsh.............. 07|
60. nbsp;nbsp;nbsp;Eerste zend. te St. Thomas. 15
61. nbsp;nbsp;nbsp;Thirza.................... 20
62. nbsp;nbsp;nbsp;Vroege godsvrucht........ 07|
63. nbsp;nbsp;nbsp;De Russische kleermaker.. 074
64. nbsp;nbsp;nbsp;Kenmerk. V. een kind Gods. 07|
65. nbsp;nbsp;nbsp;Overtuiging verwaarloosd,, 12|
66. nbsp;nbsp;nbsp;Woord aan jonge moeders.. 07|
67. nbsp;nbsp;nbsp;De onbekende zendeling ., 04
68. nbsp;nbsp;nbsp;Mevrouw Rumpff. ........ 10
69. nbsp;nbsp;nbsp;Opmerkelijke leiding Gods 07
70. nbsp;nbsp;nbsp;Een nieuw traktaatje..... 10
71. nbsp;nbsp;nbsp;De vrome landman ....... 074
72. nbsp;nbsp;nbsp;Ged. over de eeuwigheid .. 07|
73. nbsp;nbsp;nbsp;Maria ................... 10
74. nbsp;nbsp;nbsp;William ................. OT4
75. nbsp;nbsp;nbsp;De Christen in het gasthuis 03
76. nbsp;nbsp;nbsp;Lord Teignmouth........ 10
77. nbsp;nbsp;nbsp;Leven van Schwartz.....08
78. nbsp;nbsp;nbsp;Wie zoekt die vindt....... 05
79. nbsp;nbsp;nbsp;Levensb. van een’soldaat .. 05
80. nbsp;nbsp;nbsp;Pacalsdorp ............... 07^
81. nbsp;nbsp;nbsp;Onnoodige zorgen ........ 04
82. nbsp;nbsp;nbsp;Zachéüs.................. 08
83. nbsp;nbsp;nbsp;De twee buren ........... 10
84. nbsp;nbsp;nbsp;Bekeering v. A. H. Franke. 04
85. nbsp;nbsp;nbsp;Blandina ..... 074
86. nbsp;nbsp;nbsp;Bede van een grijsaard ... 074
87. nbsp;nbsp;nbsp;Het huisgez. te Haeterdale. 15
88. nbsp;nbsp;nbsp;Inwendig Christendom onder Hottentotten ........05
89. nbsp;nbsp;nbsp;Aarons dood ............. 15
90. nbsp;nbsp;nbsp;Het Paaschfeest .......... 10
91. nbsp;nbsp;nbsp;Leven van Ch^sostomus .. 074
92. nbsp;nbsp;nbsp;Het geheimzinnige in den
93. nbsp;nbsp;nbsp;Jacob Wilson ............ 15
94. nbsp;nbsp;nbsp;De eerste kerkgang ......10
95. nbsp;nbsp;nbsp;Wanneer ben ik , enz.....06
96. nbsp;nbsp;nbsp;Overeenk, Christel. Godsd. 05
97. nbsp;nbsp;nbsp;Zendingsgave ............ 15
98. nbsp;nbsp;nbsp;De zwarte knecht........ lü
99. nbsp;nbsp;nbsp;Waarschuw, tegen valsche
-ocr page 26-Cents
Triomfboog van Titus .... 06
Zijt gij gelukkig?.........07^
Uit- en inwendige zending 05
De waarde van het gebed. 07^
Samuel Crowther......... nbsp;nbsp;nbsp;07^
100.
101.
102.
103.
104.
105.
106. 167.nbsp;108.
109.
110. 111.nbsp;112.
113.
114.
115.
116.
U7.
118.
120.
121.
m.
123.
124.
125.
126.
127.
128.
129.
130.
131.
132.
133.
134.
135.
136.
137.
138.
139.
140.
141.
142.
143.
144.
145.
146.
147.
148.
149.
De toestandderheid.vrouw 07^1^59 Middel om rijk te worden. 04 1^0nbsp;Eene oude beproefde raad . 12% 161nbsp;Verband ijver voor de zend. 07 162
Ra-Poor-Negro..........05 163
De zendel. onder de heid. . 05%
Iets uit het leven eener zendelingsvrouw. Ie brie^ 05nbsp;De Christen-vrouwen dei
De zegenrijke vrucht van
Opw. tot h. werk der zend. 05 171
De Baron Dhijhern.......072.
Een woord tot aanbeveling 178.
der zendingszaak......... 07%
De toekomende wereld.... 05 174. Iets uit het leven eener 176.nbsp;zendelingsvrouw. 2e brief. 07 176.
Eene uit duizend........06 il77.
Eene Mart elaarsgeschied. 05 178. Een Rabbi die rust zoekt |179.
bij Christus............. 05 166
De Christin geroepen tot jlSl-deeln. aan de zendingzaak. 05 |162.
Zoeken en vinden....... 10 il83.
De onfeilbare gids....... 10 |184.
Wien te hooren?........ 07% 166.
Eene zwaar beproefde ge- :166.
loofsheldin............... 07% 167.
Marianne, de Bijbelver- jl68. spreidster van St. Giles.. 10 jl66*nbsp;De dochter V. d. Landman 12%jl66.nbsp;De hoop des christens 07|1®1*nbsp;Het leven van v.d. Kemp. 05 |162.nbsp;Kunt gij altijd van Jezus 1^6.
zwijgen?................ 06 jl®4.
Het werk v. kleine Jessie. 07%
Liefde voor liefde....... 05
Heilig leven, zalig sterv. 07%
Een sterfb.in den vreemde 07%
Iets uit het leven eener zendelingsvrouw. 3e brief 05nbsp;dito. 4e brief. 05nbsp;Levensg.v.e.Ierschc knaap O?* ”®!-
De Thermometer......... 05 i^OS.
Toespraak...............06 r®®*
Eeneuitn.helpsterd.zend. 0704.
:164
165
166 :i67nbsp;il68.nbsp;!169,nbsp;,170.
195.
196.
197.
198.
199
200
Cents.
150. nbsp;nbsp;nbsp;Niet verre..............06
151. nbsp;nbsp;nbsp;Wateen reiaverh.kanuitw. 05nbsp;162. Een blik in deJav. huish. 05
168. Het «Onze Vader”.......05
154. Clement Carow..........12%
165. Een Israel.tot Ciir.gebragt 05
156. nbsp;nbsp;nbsp;Schoone plaatsen uit denbsp;schriften van 8 Kerkvaders 07%
157. nbsp;nbsp;nbsp;Gidion.................07%
168, Uit onze Brievenüsch ... 07%
Dankt Grod in alles......05
Een andere Oom Tom ... 05
Zeventig jaren.......... 06
DeSoldaatendeLandverh. 05 Getuig, omtrent de godsv.nbsp;en het leven der christenen 04nbsp;2 tafereelen uit het levennbsp;en werken van een zendel. 07%nbsp;Eenzaammaarnietverlaten 07%nbsp;Uit onze Brieventaschll. 07%nbsp;Mededeel, van Ulfers I. 07%nbsp;idem idem II. 07%nbsp;Over zendingmethode I.. 10nbsp;idem idem 11,. 10nbsp;Het kruis der bespotting. 07%nbsp;Over zendingmethode UI. 10nbsp;De Zending onder de volken
der aarde. 1. Europa____07%
Dito. II, Azië. 1. West-Azië 07%
Tollenaarsbede.........06
Dezend.ll.2.Japan enCÏiina 07% Dito. 3. Achter-lndië 07%
Bij een Ziekbed......... nbsp;nbsp;nbsp;05
Dezend. 11. 4. Eng.Indië 07% Hung-Sui-Tschuen, enz.,. 07%nbsp;Dezend. II. 5. Ind.Arcbipel 07%nbsp;Toespr. door Ds.H. L.Vinke 07%nbsp;Mededeeling.vanv.d.Liefde 07%nbsp;dito dito 07%
De Kerstavond.......... 07%
De Zending. III. 1. O-Afr. 07% Een vertrouwelyk gesprek. 06nbsp;DeZending. Til. 2. Z-Afr. 07%nbsp;Verderft het niet, enz... 10
Barmhartigheid.......... 07
DeZending.IIlS W-Afrika 07% J.F,Riedel. Eenlevensb.I 10nbsp;De Zend, IV. 1 N-Amerika.. 07%nbsp;Levensber.van J.E.Jellesma 17%nbsp;ook in 8 afzondert, stupes k 06nbsp;Eenbliko/dgescb.v.d.zend. 5nbsp;J.F.Riedel-Eenlevensb.lI 12%nbsp;ditonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dito 111 7%
dito nbsp;nbsp;nbsp;ditonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;IVnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7%
dito nbsp;nbsp;nbsp;ditonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Vnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;10
De Zend. IV. 2. Z.-Amer. 7% De Hut by de Hoofdkerk.. 5nbsp;J.F.Riedel. Eenlevensb. VInbsp;nbsp;nbsp;nbsp;10
dito nbsp;nbsp;nbsp;ditonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;VlInbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7%
De Zending. V. Australië., 7%
-ocr page 27- -ocr page 28-