-ocr page 1-

Eene dierbare overledene herdacht.

Met eeii diepbewogen gemoed, met een verscheurd harte zet ik mij heden ter neder, om u te schrpven.nbsp;De zwaarste slag, die mp had kunnen treffen, heeftnbsp;mij getroffen. De diepste wonde, die mij geslagen hadnbsp;kunnen worden, werd mjj geslagen. Het zwaarstenbsp;kruis, dat mij op de schouders gelegd konde wordennbsp;werd mij opgelegd.

Hoe dikwerf ik gedurende twee lange, bange dagen en nachten gebeden heb: »Vader, indiennbsp;het mogelijk is, laat dezen drinkbeker van mjjnbsp;voorbijgaan!” dat kan ik u niet zeggen. Tot mijnenbsp;schaamte moet ik belijden, het tweede deel diernbsp;bede: »niet mijn wil maar de Uwe geschiedde,quot;nbsp;kwam noode over mjjne lippen. Wel is de afstandnbsp;nog ver tusschen den leerling en den Meester! Iknbsp;heb geworsteld met mijnen God; maar die kinderlijke overgave aan den Hemelschen Vader, och, dienbsp;viel mij nog zoo zwaar! Heden ja, nu de slagnbsp;gevallen is, nu er niets meer aan te veranderennbsp;Valt, nu zwjjg ik Gode, nu zeg ik mijnen Heilandnbsp;na; gt;Den drinkbeker, dien mp de Vader gegeven

-

-ocr page 2-

heeft, zal ik dien niet drinken!” Maar ik gevoel het, dat is niet de overgave van mijnen Meester.nbsp;Eer nog het lijden begon, verklaarde Hij; »Nietnbsp;mijn wil maar de Uwe, Vader!” Bn ach, ik hebnbsp;gestreden tegen de gedachte, dat de Heer vvelligtnbsp;van mij het zwaarste offer zoude vragen. Ik hebnbsp;daartegen geworsteld. En met kracht sprak ik hetnbsp;tegen, toen mijne lieve, nu zalige echtgenoot, mijnbsp;herhaaldelijk verzekerde: »Mijn goede beste mannbsp;wij gaan scheiden! Do Meester is daar, en Hij roeptnbsp;mij. Nog eenige uren of oogenblikken welligt ennbsp;ik ga henen.” In die ure herinnerde ik haar ;nbsp;Onze Heer is een hoorder der gebeden. Ik herhaalde dien bekenden regel uit onze evangelieschenbsp;gezangen: »Hij laat geen bidder staan.” Ik zeinbsp;met eene heilige overtuiging: »Bij Hem zijn uitkomsten ook tegen den dood, wij mogten ditnbsp;immers in vroeger jaren ondervinden.” Ik spraknbsp;met haar, hoe door haar heengaan mijn leven vannbsp;alle genoegen zoude worden beroofd, hoe mijn werknbsp;er door zoude schaden, daar zij ra^ die taak tennbsp;allen tijde zoo gemakkelijk maakte. Bovenal hoenbsp;onze zeven hulpbehoevende kinderen hare moederzorg zoo zeer behoefden.

Dit alles word wel niet door haar tegengesproken; maar zjj herinnerde mij, »dat wel eens meer zwarenbsp;offers worden gevraagd, dat ’s Heeren gedachten

-ocr page 3-

3

anders zijn dan onze gedachten, zijne wegen hooger dan onze wegen.” ....

Dit is heden gebleken. Wat mijne dierbare vrouw reeds langer dan drie maanden verklaarde,nbsp;hoewel ze schijnbaar gezond was, »met deze bevalling ga ik heen”, is werkelijk geschied. Donderdag,nbsp;den Oden Januarij beviel mijne vrouw zeer moeije-lijk van eene welgeschapen dochter. Negep-en-dertignbsp;uren daarna overleed zij. Haar heengaan was kalm,nbsp;haar geloof overtuigend, hare kinderlijke berustingnbsp;in den wil van den Hemelschen Vader volkomen.nbsp;Zij was wel gaarne hij ons gebleven, dat verzekerdenbsp;zij herhaaldelijk. Eenmaal, het was een uur voornbsp;haar sterven, sloeg zij mij hare beide handen omnbsp;den hals, en zeide: »Wat waren wij gelukkig! Watnbsp;ware ik nog gaarne bij u gebleven! Wat heb iknbsp;een medelijden met u! Wat zult gij een’ zwarennbsp;strijd moeten strijden! Maar de Heer zal met unbsp;zijd!” Toen ik daarop zeide: »Maar lieve! 't isnbsp;immers nog niet zeker! Zoo lang er leven is, mogennbsp;wij hopen”, toen glimlachte zij flaauw en druktenbsp;mij innig de hand. En toen ik daarop begon tenbsp;schreijen, verzocht zij: »Mijn goede, beste man,nbsp;ween toch niet; dat kan ik van u niet zien. Laternbsp;zult gij nog genoeg moeten schreijen, en laat dannbsp;uwe tranen den vrijen loop.” Benigen tpd daarnanbsp;zeide zij: gt; Zult gij van daag Catharina ook laten

1

-ocr page 4-

roepen?” Dit is ons oudste dochtertje, dat te Tondano school gaat. gt;Och”, zeide ik «waarom tochnbsp;lieve ? Zij vermeerdert hier maar de drukte, ennbsp;dat geeft u maar vermoejjenis.” Toen antwoorddenbsp;zij: »Nu dan is het ook goed.”

Zij sprak echter van haren dood; ik was nog in de hoop, dat zij zoude blijven leven. Niet langnbsp;daarna vroeg zg naar hare kinderen. De vier kleinsten waren te huis. Immers onze oudste is innbsp;Nederland, de tweede gaat te Tondano school, denbsp;derde was wegens de zwakte mijner vrouw naarnbsp;Hatahan, bij Br. Wieesma, opdat mijne vrouw meernbsp;kalmte en rust konde hebben. Toen de vier kinderennbsp;tot haar gebragt werden, kwamen haar de tranen innbsp;de oogen. Vriéndelijk zag zij daarop mg aan. gt;Gijnbsp;zult toch goed voor hen zorgen, niet waar, bestenbsp;man!” Dat was haar laatste verzoek aan mij. Nunbsp;was zij van alles los, «Heer!” smeekte zij, «maaknbsp;het kort. Ik wil nu gaarne heengaan.” Daarop zochtnbsp;zg mijne hand. Die hand drukte zij innig, teedernbsp;en liet haar niet meer los tot zij haren laatstennbsp;adem had uitgeblazen. Een kus, dien ik haarnbsp;nog een paar malen op de lippen drukte, werdnbsp;beantwoord met een’ glimlach. Zoo sluimerde zijnbsp;zachtkens in. Br lag kalmte en vrede over haarnbsp;dierbaar gelaat verspreid. En geen wonder. Haarnbsp;strijd was lang reeds gestreden. Wat zij moest

-ocr page 5-

achterlaten, stelde zij in ’s Heeren hand. Aldus kon zij in den Heer ontslapen. Daarom was hetnbsp;sterven haar tot eeuwige winste.

treuren, maar niet als degenen, die geene hope hebben. Wij weten het: dit sterfelijke zalnbsp;onsterfelijkheid aandoen. Onze Heiland stond op uitnbsp;het graf. Hij bragt daardoor het leven en denbsp;onverderfelpkheid aan het licht. Hij ging ons voornbsp;naar het Vaderhuis. Daar zijn vele woningen. Ennbsp;onze Heer bereidde er plaats voor allen, die innbsp;Hem gelooven, op Hem hopen. Tot dezen behoorde mijne dierbare echtgenoot. Daardoor wetennbsp;wij, dat zij naar betere gewesten verhuisde.nbsp;Daar zal haar liefde vol hart weder liefde toonen.nbsp;Daar zal haar werkzame geest met vernieuwdenbsp;vermogens en krachten arbeiden tot verheerlijkingnbsp;van Christus. Daarom om harentwil treuren wijnbsp;niet. Er is hope in ons hart. Br is een vastnbsp;geloof, dat tot verzekerdheid o verging. Waar wijnbsp;treuren, daar treuren wij om ons zei ven en omnbsp;die kleine, arme, hulpbehoevende kinderen.

Een mijner vrienden vroeg mij dezer dagen; »Wat is nu eigenlijk de oorzaak uwer droefheid?nbsp;Waarom zoo geheel verslagen? Is het niet, omdatnbsp;uwe beste vrouw nu niet meer met uw leeft?nbsp;Omdat gij medelijden met haar hebt? Omdat gijnbsp;haar nog zoo gaarne het genoegen van het leven

1*

-ocr page 6-

had gegund? Zoo ging het althans mij, toen ik in hetzelfde geval verkeerde.” Dezen, anders -welmee-neiiden vriend moest ik gansoh ontkennend beantwoorden. Met volle overtuiging zeide ik dan ooknbsp;tot hem; »0 neen mijn vriend! niet dat is oorzaaknbsp;van mijne diepe droefheid. Die beste, liefdevollenbsp;vrouw leed geen schade. Met haar behoef ik geennbsp;medelijden te hebben. Om haar behoeven wijnbsp;niet te treuren. Al leefden wij ook te zamennbsp;uiterst gelukkig, en hadden bijna den Hemel opnbsp;aarde, zij leed geen verlies, haar geluk verminderde niet. Zij is heden nog gelukkiger. Bijnbsp;haren Heiland heeft zij meer dan bij mij. Innbsp;den Hemel is het beter, dan hier op aarde, alnbsp;kan men ook hier beneden waar genoegen smakennbsp;en een’ voorsmaak van den Hemel ondervinden.’nbsp;Neen, geliefden! over haar ben ik niet bezorgd,nbsp;harentwege niet bedroefd. Zij geniet het hoogstenbsp;geluk. En al is er in het hoe nog veel duisters,nbsp;al stellen w ij ons die dierbare ook voor, aan onsnbsp;denkende, voor ons biddende, ons heil bewerkende,nbsp;hare lievelingen ook nu nog op het hart dragende,nbsp;toch gelooven wij, dat ook dit haar geluk nietnbsp;kan verstoren, maar veeleer volmaken zal. Zij isnbsp;nu als die goede engel, die de lievelingen omgeeft,nbsp;zooals onze Heer verklaarde: »Ik zeg ulieden, datnbsp;hunne engelen in den Hemel altijd zien het aan-

-ocr page 7-

gezigt mijns Vaders, die in de Hemelen is.”

Onze droefheid heeft eenen anderen grond. Het lijden, het verlies is geheel en alleen aan onzenbsp;zijde. Hoe treurig toch zit ik er heden toe! Iknbsp;heb alles verloren. Wij leefden te zamen zoonbsp;gelukkig. Welligt waren wij te gelukkig. Welligtnbsp;hechtten wij ons te veel aan elkander. Welligtnbsp;was onze liefde en ons genoegen te veel van denbsp;aarde. Welligt vergaten wij te zeer den Hemelnbsp;en het Hemelsche. En dan is deze zware slag eennbsp;gevolg van mijne tekortkomingen. Och, dat de Heernbsp;zich dan mijner erbarme! Wij smaakten immersnbsp;te zamen zooveel rein, menschelijk genot! Watnbsp;waren het zalige uren en dagen, als ik van mijnenbsp;dikwerf vermoeijende togten huiswaarts keerde ennbsp;dan door eene teeder liefhebbende gade met geopende armen werd ontvangen. Als dan die dierbare echtgenoot mij de wolken van het voorhoofdnbsp;kuste. Als die lieve kinderen dan bij mij op-klouterden en met blijde gezigten vertelden watnbsp;zij gedurende die week of tien dagen, gedaannbsp;hadden. Dan werd vermoeijenis vergeten en teleurstelling hier en daar ondervonden geheiligd. Dannbsp;werd de soms terneder gebogen Evangeliedienaarnbsp;opgebeurd en werd de toekomst, die eerst metnbsp;een donker floers scheen overtogen, weder helder.nbsp;Voorwaar, toen waren er om mijn huis, o zoo vele

-ocr page 8-

vroeg

rozen! Toen zong ik met onzen vromen, ontslapen de Genestet:

Als ik mijn huis alléén, mijn zoet geluk aanschouwe, De moeder met haar kroost, gezegend en bemind,nbsp;Dan rijst, diep uit mijn hart, de lofzang Uwer trouwe,nbsp;Dan looft U, stille, o Heer! Uw rijk gezegend kind.

’k Had, voor mij zelf, alleen te staam’len van Uw zegen. Daar was meer licht dan bruin in mijn gelukkig lot,nbsp;En ziet mijn oog terug op de afgelegde wegen.

Ik zie Uw weg. Uw liefde, Uw leiding, o mijn God!

Voorzeker, men kan hier op deze zoo schoone aarde ook waarlijk gelukkig zijn. Hoe diep bedroefd ook op dit oogenblik, hoezeer ter nedernbsp;gebogen, toch mag ik niet vergeten wat ik eenmaal van mijnen God en Vader mogt ondervinden.nbsp;En al smelt ik tegenwoordig ook bijna weg innbsp;tranen, toch is deze aarde niet enkel een tranendal.nbsp;Ik heb het aangename van het leven welligt meernbsp;dan duizenden ondervonden. Het waren, o zulkenbsp;gelukkige jaren, die wp te zamen mogten doorleven.nbsp;Maar ach, slechts lli jaar mogt het duren. Ennbsp;het werd zoo plotseling afgesneden. Soms is hetnbsp;m^, alsof ik droomde. Dan deuk ik haar weêr tenbsp;zien, andermaal hare vrolijke stem te vernemen,nbsp;haar opgeruimd gelaat te aanschouwen; maar hoenbsp;treurig is dan het ontwaken. Zij is van mij weggescheurd. Ik sta alleen. Ik heb het beste ver-

-ocr page 9-

loren. Zg ligt in het stille en kille graf. Zij komt niet weder. Alles rondom mij bleef gelijk;nbsp;maar het mist voor m^ de bezieling. Overal zoeknbsp;ik haar, maar zij komt niet. Alles zegt mij; ggnbsp;zijt arm geworden. Ik was rijker dan de rijkstenbsp;hier beneden, want ik was volkomen gelukkig ennbsp;daarbij tevreden. Ik werd bemind met een volkomen hart, en ik beminde haar boven alles.nbsp;Onuitsprekelijk gelukkig waren wij. En thans. . .nbsp;onuitsprekelpk ongelukkig ben ik geworden. Ach,nbsp;haar gelaat kan ik niet meer zien; haar raad nietnbsp;meer vernemen; hare liefde niet meer ondervinden;nbsp;hare hulp niet meer ervaren; haren bijstand nietnbsp;meer genieten! O gaf ik toe aan mijn gevoel,nbsp;dan kwam het gt; waar om Heer?” op mijne lippen.nbsp;Dan zoude ik mpn hart in jammerklagten willennbsp;uitstorten. Dan zoude ik willen zeggen: »Heer!nbsp;neem hen toch van hier, die het leven moede zijn,nbsp;die zich zelven en anderen tot last zpn, die snakkennbsp;naar den dood; maar neem toch onze dierbaarstennbsp;niet! De mpne wilde nog zoo gaarne blijven, ennbsp;wij hadden haar zoo noodig!” Maar neen! Zoonbsp;mag ik niet klagen. Ook mijn geloof zegt:

ffEr is een, die het weten moet!

Doe Hij naar Zijn welbehagen! Ons betaamt het niet te vragen,nbsp;Zooals Hij het maakt is ’t goed.”

-ocr page 10-

10

Het bovenstaande moge eenigszins u doen zien hoe ik te moede ben, nu de Heer mijne dierbarenbsp;echtgenoot tot zich genomen heeft. O het verliesnbsp;is zoo groot! Hiet alleen mijne jeugdige, hulpbehoevende kinderen en ik, maar ook mijn uitgebreide werkkring, die twintigduizend zielen, aannbsp;mijne leiding toe vertrouwd, hebben veel verloren.nbsp;Want al deed mijne goede vrouw gewoonlijk nietnbsp;veel van zich hooren naar huiteu, zij werkte zooveel te meer naar binnen. Zij bezat eene edelenbsp;ziel. En deze schittert, als de diamant, niet hetnbsp;minst in het verborgen. Zij was eene ware zen-delingsvrouw, die haar geloof het liefst in dadennbsp;openbaarde. Daarvan getuigt ook, dat z^ voornbsp;de‘ tweede maal naar Indië kwam verbondennbsp;aan een’ zendeling. En dat zij dit deed metnbsp;een volkomen hart, en met volkomene toewijding,nbsp;om haar geloof en liefde te openbaren voor heidenen en mohammedanen. O, zij getuigde zoo gaarnenbsp;van haren Heiland; maar het liefst met dadennbsp;van geloof, het meest met een hart, dat liefdenbsp;beoefent.

MARIA MARTHA FLIERINGA, oudste dochter van den aan de vrienden dernbsp;zending welbekenden en waardigen Predikant G.nbsp;Fliekinga te Menaldum, is geene onbekende in denbsp;berigten der zending, is geene vreemdelinge voor

-ocr page 11-

11

de vrienden van het Nederlandsche Zendelinggenootschap. Immers in het jaar 1860 verbond zij zich aan den zendeling A. quot;Vissee, bestemd omnbsp;te Malang of te Swaroe te arbeiden. Naauwelijksnbsp;echter hadden zij het zendingveld betreden of denbsp;Heer riep haren volijverigen echtgenoot tot zich,nbsp;en als jeugdige weduwe, nog geen twintig jarennbsp;oud, keerde zij naar de ouderlijke woning terug.nbsp;Acht jaren lang vertoefde zij weder bij hare ouders,nbsp;en wekte menig lid der gemeente op, om metnbsp;meerderen ijver voor de zending te arbeiden,nbsp;hiervoor toch niets te veel te achten.

Er wordt tot op den huldigen dag in de gemeente van mpnen hooggeachten en thans met mij zwaarnbsp;beproefden schoonvader veel voor de zending gedaan;nbsp;en onder de dorpen tot de afdeeling Leeuwardennbsp;beboerende staat het mede in de eerste reijen.nbsp;Men zoeke dit, behalve bij den bekenden ijver ennbsp;de geestdrift, die dezen wakkeren Evangeliedienaarnbsp;bezielt, ook in den goeden geest en de opwekkin-gingen en vermaningen, die van deze waardigenbsp;zendeling-zuster uitgihgen, toen zij acht jaren langnbsp;als zendeling-weduwe, in stilte hare dagen sleet.nbsp;En eerlijk en opregt van aard, beleefde zij ooknbsp;hier wat zij bij anderen opwekte. Immers toen iknbsp;in 1867 hare hand vroeg, was zij bereid mij tenbsp;volgen, wanneer de Heer dit verlangde. Indië en

-ocr page 12-

12

de heiden wereld, zelfs Bolaang-mongondou, gelijk toen mgne bestemming was, schrikten haar nietnbsp;terug. Nooit echter verzweeg zij, wanneer het pasnbsp;gaf: »lk huwde mijnen man uit innige genegenheid.nbsp;Dat hij zendeling zoude worden deed mij genoegen,nbsp;maar niet wegens deze zijne betrekking, alleennbsp;wegens onze wederkeerige liefde vereenigde ik mijnbsp;met hem.” Dit heeft zij meermalen verklaard,nbsp;vooral tegenover hen, die meenden, dat men enkelnbsp;door hoogere roeping en leiding tot de zendingnbsp;mogt komen. Die durfden zeggen: »Het moetnbsp;voor eene zendelingsvrouw onverschillig zijn wienbsp;haar vraagt, als zij maar tot het doel, de zending,nbsp;komt.” Dan vooral verdedigde zij hare meeningnbsp;met vuur en geestdrift. »Neen” sprak zij dannbsp;gt;ook het huwelijk van den zendeling moet doornbsp;reine liefde, door zuivere toegenegenheid geheiligdnbsp;zijn. En ik meen, dat hij het best als zendeling,nbsp;kan werken, die eene hulpvaardige, liefdevollenbsp;vrouw aan zijne zijde heeft. Hij behoeft steunnbsp;en troost, bemoediging en opbeuring. En dezenbsp;moet hij vinden in zijn eigen huis. Dat huisnbsp;moet hem een liefelijk tehuis zijn. Daar verzamelenbsp;hij dan nieuwe krachten, om met deze toegerustnbsp;zich tot zijne taak daar buiten te begeven. Ennbsp;hier heeft de zendelings-vrouw hare hoogste roeping.nbsp;Hier beziele zij haren echtgenoot tot zijn ge-

-ocr page 13-

13

wigtig werk.” En zij die door haar godsdienstig gemoed overal de hand van den Hemelschen Vadernbsp;opmerkte, zij erkende daarom juist in ons huwelijknbsp;hare roeping tot de zending.

Zoo vatte zij hare zendingtaak op. En indien er sedert ik in 1869 te Kema aan wal staptenbsp;tot heden toe, dus gedurende ruim elf jaren, ietsnbsp;goeds door mij, in mijne vele gemeenten, gewerktnbsp;werd, dan moet een goed deel daarvan terug-gebragt worden tot die edele vrouw, vol liefdenbsp;en geloof, vol toewijding en zelfverloochening,nbsp;tot haar, die de Hemelsche Vader mij als de grootstenbsp;genadegave deed toekomen.

Het is zoo; de wereld kende haar weinig. Zij zocht geen’ naam, zelfs niet bij de vrienden dernbsp;zending. Zij bleef liefst onbekend. Maar in huisnbsp;deed zij veel van zich hooren. Daar bewoog allesnbsp;zich rondom haar. Daar maakte zij mg de taaknbsp;zoo gemakkelijk, dat zij bijna alles alleen op harenbsp;schouders nam. En dit niet zuchtende. O neen!nbsp;met een gewillig en dankbaar hart. Zp was juistnbsp;gelukkig, waar zij mij de taak kon verligten. Ennbsp;zoo begrijpt ieder, dat zij juist in huis haren liefdegloed verspreidde. En van dat huis, metnbsp;zpne vele kweekelingen, ging dan weder de goedenbsp;geest uit. Zp was niet gelukkiger, dan wanneernbsp;zij anderen gelukkig kon maken. Zij droeg een’

-ocr page 14-

14

schoorien naam, maar zj beantwoordde ook ten volle daaraan. Zy was Maria en Martha tegelijk.nbsp;Wat wij schoons en edels aan de beide namennbsp;verbinden, kon men bij haar vinden. Wat wasnbsp;zij gelukkig, als zij met de gemeente mogt opgaannbsp;naar het bedehuis en daar aan ’s Heeren voetennbsp;mogt zitten! Er werd dan ook nooit eene kerk-beurt door haar overgeslagen. En hoewel zij hetnbsp;meeste genot had, wanneer ik zelf den dienstnbsp;verrigtte, toch liet zij zich nimmer wachten,nbsp;wanneer de hnlpzendeling of de inlandsche meesternbsp;onderwijs gaf, omdat ik naar elders geroepen werd.nbsp;Deze geest sprak zich ook uit in hare dagelijkschenbsp;lektuur. Zij las het liefst geschiedenis. Motley’snbsp;»Opkomst van de Nederlandsche Republiek” verslond zij. De levens van ,Piutarohus las zij metnbsp;groot genoegen. De kerkgeschiedenis in tafereelennbsp;van Professor Moll, van Oosterzek, Ds. v. d. Pot ennbsp;anderen las zij voor hare stichting. De Opvoedingnbsp;des menschdoms door God, van Professor Hofstedenbsp;DE Groot was haar lievelingsboek. Al de kleinerenbsp;geschriften van Neandeb, Hagenbach's Kerkhervorming, evenzoo die van Merle d’Aubigné, en hetnbsp;thans nog niet geheel uitgegeven werk van Wijlib,nbsp;Geschiedenis van het Protestantisme, waren denbsp;boeken, die zij, gedurende ons llf jarig huwelijk,nbsp;of met mij, maar grootendeels voor zich zelve

-ocr page 15-

15

las. In dat alles openbaarde zij den Mariageest, die zich het liefst koesterde in des Heeren nabijheid.

Maar ook de Marthageest was haar eigen. Haar geheele huis, zoo keurig net gehouden, magnbsp;het getuigen. Hare kinderen, altijd even schoonnbsp;en frisch, mogen er van spreken. Die ijver, dienbsp;werkzame geest, die zij zoo gaarne aan harenbsp;kweekelingen mededeelde, weken van haar nimmer.nbsp;Door de week las zij dan ook nimmer overdag. Denbsp;avond- en de Zondags-uren waren bestemd voornbsp;lezen. De vrienden, die ons nu en dan bezochten, zouden ook van haren Marthageest kunnennbsp;verhalen. Wie tot haar kwam, werd met eenenbsp;gulheid en gastvrijheid ontvangen, die tot herhalingnbsp;uitlokten. In stilte, in haar huis, voor hare kinderen,’nbsp;voor hare moerids, voor allen die tot haar kwamen,nbsp;spreidde zij dien liefelijken glans, die van hetnbsp;Evangelie der genade uitstroomt, mildelijk ten toon.nbsp;Vpanden had zij dan ook niet. Door velen wordtnbsp;zij diep betreurd en innig beweend. Aan velennbsp;heeft zp goed gedaan, en het meest door harennbsp;stillen, eenvoudigen, liefdevollen w'andel. Maarnbsp;haar hoogste glans was en zal immer blijven, datnbsp;zij mij het zendelingsleven zoo gemakkelijk maakte.nbsp;Nooit hoorde ik over mijn werk, dat soms veelnbsp;was, van haar ook maar eenige klagf. »Gij kentnbsp;uwe roeping beste man!” sprak zij meermalen,

-ocr page 16-

16

»ik ging met u om u gelukkig te maken, om u het leven te veraangenamen, om u te steunen ennbsp;behulpzaam te zijn. Vat gg uwe taak naar anderernbsp;oordeel wat breed en zwaar op, ik mag u daarinnbsp;niet belemmeren. Alleen draag zorg, dat gij uwenbsp;gezondheid niet knakt; dan doet gij mij en mgnenbsp;kinderen leed en het Godsrijk geen voordeel.”nbsp;Zoo was hare taal; maar zoo was ook haar leven.nbsp;Zg had een opgeruimd bestaan. Zij zag liever denbsp;licht- dan de schaduwzijde. Dat heeft mij meermalen vertroost. Was ik ter nedergebogen overnbsp;ondervonden teleurstellingen, dan was vaak haarnbsp;woord: »Werd niet onze Meester veracht? Droegnbsp;Hg geen kruis? En wilt gg dan vergeten, dat denbsp;¦dienaar niet meer is dan zgn Meester?” Een andernbsp;maal; »Werpt al uwe bekommernissen op Hem,nbsp;Hg zorgt voor u.” Zag ik soms eens de toekomstnbsp;wat duister in, dan zeide zij meermalen: »Gij zgtnbsp;precies als onze beste Moe! Kom geen muizennesten in het hoofd gehaald. Komen die dagennbsp;dan komen die plagen.” Gold het meer ernstigenbsp;onderwerpen, dan kwam zij met het Schriftwoord:nbsp;» »Zijt niet bezorgd tegen den morgen; elke dagnbsp;heeft genoeg aan zijn eigen kwaad.” ”

En als dat dan nog niet genoeg was, dan stond zij van hare zitplaats op, streek mijn voorhoofdnbsp;glad, drukte een kus er op, en sprak vol gloed :

-ocr page 17-

17

»Kom Meindekt, wij dragen zamen den last. Vindt gÜ die helft ook nog te veel, geef hem mij dannbsp;maar geheel. De Heer helpt altijd, bij wat wij innbsp;zijne kracht beproeven of volbrengen.” En dannbsp;voelde ik mij beschaamd. Die kleine zwakkenbsp;vrouw, zoude die meer vermogen dan ik? Haarnbsp;doel was bereikt. Moedig stak Meindert het hoofdnbsp;omhoog. Vol geloof vervolgde hij dan den hemnbsp;gewezen weg. En nimmer werd dat geloof nognbsp;beschaamd. Dan werd des Heeren nabijheid ervaren.nbsp;Dan werd kracht geschonken in evenredigheid aannbsp;het opgelegde kruis. Hoe heb ik dien engel vannbsp;eene vrouw wel gedankt voor hare liefde en innignbsp;geloof! En hoe dikwerf heb ik den Hemelschennbsp;Vader in stilte gedankt, die mij haar had geschonken ! Niemand, die haar niet in haar huis ennbsp;in ons werk gekend hoeft, kan beseffen, hoeveel iknbsp;in haar verloren heb. Daarom zeg ik: zij was eenenbsp;echte zeudelingsvrouw, die haar geloof en liefde,nbsp;haar ijver en trouw Gode ten offer bragt. Zij gafnbsp;zich zelve. Zij gaf zich met een volkomen hart.nbsp;Voor zich zelve eischte zij weinig. Zij was overgelukkig, als zp anderen gelukkig kon maken. Datnbsp;was haar eenige toeleg. Daartoe spitste zp haarnbsp;helder verstand, haar fijn gevoel, haar juist oordeel.nbsp;En dat zal toch wel het hoogste in de zending zjjn.nbsp;Neen, zij heeft niet te vergeefs geleefd. Hare werken

-ocr page 18-

van geloof en liefde volgen haar. Zij bad onder de inlanders vele vriendinnen. Dit blijkt na harennbsp;dood nog te duidelijker. Zij gevoelde zich dannbsp;ook hier in haar eigen huis en in eigen omgevingnbsp;regt gelukkig. Het zwaarste voor haar was, datnbsp;zij hare lieve kinderen, nog zoo jong zijnde, naarnbsp;Nederland moest zenden. En ook kon zij er naarnbsp;snakken hare hoogbejaarde ouders nog eens tenbsp;mogen ontmoeten. Dat heeft haaf hier benedennbsp;niet meer mogen gebeuren. Zekerlijk zal het haarnbsp;te beurte vallen in die gewesten der heerlijkheid,nbsp;waar geen sprake meer zijn zal van scheiden en heen-' gaan; waar alle geloovigen, voor eeuwig verbonden,nbsp;zamen stemmen in lof, dank, eer en verheerlijkingnbsp;van God, onzen Vader en van Christus, den Heer.

Ja, geliefde vrienden! Zij zal nu wel gelukkig zijn, daaraan twijfel ik niet. Maar waar haarnbsp;aanminnig beeld mij voor den geest staat, waarnbsp;ik alles bedenk wat ik met haar verloren heb,nbsp;waar ik de toekomst tegen zie, waar ik staar opnbsp;mpnen arbeid, waar die zeven jeugdige kinderennbsp;in mijne verbeelding rondom mij staan, daar zoudenbsp;ik haast bezwijken onder den last, daar zoude iknbsp;met Mozes willen uitroepen: Heer het is te veel,nbsp;het is te zwaar voor mij. Voorzeker zoo er ooitnbsp;voor mij aanleiding was, mij moedeloos ter nedernbsp;te werpen, mp in de eenzaamheid terug te trekken,

-ocr page 19-

19

Om alleen te zijn met mijnen God, dan is het heden.

Maar ik weet het, dat mag niet. Alweder de hand aan den ploeg, dat is mijne roeping. Dienbsp;goede, brave vrouw zoude mp het eerst er toenbsp;willen opwekken. Rui.scht nog niet die weemoedigenbsp;vraag mij in de ooren: »Gij zult toch goed voornbsp;hen zorgen, niet waar, beste man ?” En dit zoudenbsp;ik niet doen, wanneer ik mij in de eenzaamheidnbsp;terugtrok, en mij overgaf aan klagen. Neen zoo niet!

Wij willen op Christus staren. Hij bljjve het volmaakte voorbeeld. Toen zijn strijd in het bangenbsp;Gethsemané was volstreden, sprak Hij: »Staat op,nbsp;laat ons heengaan, hij die mij verraadt is nabij.”nbsp;Neon den strijd niet ontweken! Wij willen ooknbsp;hedeu do staf Gods in de hand nemen, wetendenbsp;dat toch onder lijden en druk God onze Vadernbsp;blijft, en Christus onze helper wil zijn. En zoudenbsp;dat niet genoeg zijn? Zoo Hij maar met ons is,nbsp;wie of wat zoude dan tegen ons zijn?

O mogt het ons gaan als Paulus, dat zijn geloof het onze wierd, en wij na dezen juichten: »Ik bennbsp;verzekerd, dat noch dood, noch leven, noch engelen,nbsp;noch overheden, noch magten, noch tegenwoordige,nbsp;noch toekomende dingen, noch hoogte, noch diepte,nbsp;noch eenig ander schepsel ons zal kunnen scheidennbsp;van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus,nbsp;onzen Heer.”

-ocr page 20-

Bij de Drukkers en Boekverkoopers M. Wijt amp; ZONEN zijn verkrijgbaar de volgende Kleine Stukjes.

Cents.

t)e welbestede stuiver..... 10

De wever uit Welsh.......07^

De kleine bewoner van het Auvergnésche Gebergte.... 10nbsp;Dc jonge Hutbewoonster... 22^nbsp;Opwekking te Elberfeld.... 05

üe lersche boer........... 10

Elisabeth Cunningham.... .* 15 John Xlobins, de matroos... 10nbsp;Kolonel Jacob Gardiner.... 15^nbsp;De Bode met goede tijding. 15

J ansje Allan .............. 15

Zonderlinge tusschenkomst

der Voorzienigheid........ 07

Levensber. ran Amelia Gale. 07^ De geschied, v. Mary Smith. 12^

De Dorps-predikant....... 10

De waarheid van het Evang. 10

Kracht des geloofs........ 10

Herman de houthakker... . 124 Laatste uren V. John Cowper. 10

Het einde van den tijd..... 10

Wat God bewaart, is wel

bewaard ................. 15

Wie zijt gij ? Wat hebt gij

te doen t................ 10

Ebeii-Haëzer inLatakko... 10 Indiaansche bekeerlingen .. 10

De Christen-feesten........ 05

Verhaal van 2 predikers... 07^ De tijd en de eeuwigheid .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;10 '

Kort en heilzaam berigt... 10 Johau Coenraad Ter Linden 07^nbsp;Een beroep op het hart.... 124nbsp;De landman in den Elzas... 10nbsp;Sterfgevallen van zeven bekeerde heidenen.......... 10

Levensloop vanC.L.Töpfer 07% Eenige bijzonderheden uit

het leven van Morrison..... 15

Lydia S..................07^

Hugo Bourne............. 07^

De christelijke viering van

den Zondag............... 05

Henri Obookiah........... 10

Het bezoek bij een kranke.. 15 Brieven van een’ leeraar ... 15

Polycarpns............... 10

Als God werkt, wie zal

dan keereii 1............... 15

De Soldaten-dochter.......

Het gelukkige sterf bed.... 10 De gast zonder bruiloftskl. , 074

Treflfend voorbeeld........ 07}

Levensschets V. Blumhardt. 15

Cents

Hadara................... 04

De oude geneesheer....... 10

De roepstem des Heeren ... 1.5

Anna Walsh.............. 07|

Eerste zend. te St. Thomas. 15

Thirza....................20

Kenmerk. V. een kind Gods. 074 Overtuiging verwaarloosd., 12|nbsp;Woord aan jonge moeders.. 074nbsp;De onbekende zendeling .. 04

Mevrouw Rumpff. ........ 10

Opmerkelijke leiding Gods 07

De vrome landman .......074

Ged. over de eeuwigheid .. 074

Maria ................... 10

William ................. 074

De Christen in het gasthuis 03

Lord Teignmouth........ 10

Leven van Schwartz.....08

Wie zoekt die vindt....... 05

Levensb. van een’soldaat .. 05

Pacalsdorp ............... 074

Onnoodige zorgen ........ 04

Zachéüs.................. 08

De twee buren ........... 1()

Bekeering v. A. H. Franke. 04

Blandina ................ 074

Bede van een grijsaard ... 074 Het huisgez. te Ilaeterdale. 15nbsp;Inwendig Christendom onder Hottentotten ........05

Aarons dood ............. 15

Het Paaschfeest ...... 10

Leven van Chrysostomus .. 074 Het geheimzinnige in den

Christen ................. 05

Jacob Wilson ............ 15

De eerste kerkgaïig ...... 10

Wanneer ben ik , enz.....Ol)

Overeenk. Christel. Godsd. 07

Zendingsgave ............ 15

De zwarte knecht........ 10

Waarschuwing tegen valsche

overleggingen ............ 10

De bedelaar..............05

Samuel Mills............. 05

Triomfboog van Titue .... 00

Zijt gij gelukkig-?......... 07i

Uit- en inwendige zending 05

De twee erfenissen.......05

De waarde van het gebed. 074

Samuel Crowther......... 074

Caiharina Philips ........074

. Goodluck Day............ 074

De toestandderheid.vrouw 074