BLANDINA, FELICITAS, PERPETUA.
Die namen roepen lang vervlogen eeuwen voor onzen geest terug, ’t Zijn de namen van drienbsp;vrouwen, van drie heldinnen des geloofs, die harenbsp;trouw aan den Heiland, wien zij liefhadden, bezegelden met haar bloed. Wel verdienen zp bpnbsp;de christengemeente in herinnering te blijven leven.nbsp;En de onwankelbare moed, tot in den marteldoodnbsp;zoo heerlijk door haar betoond, moge nog hedennbsp;den onverschillige beschamen, den trage aanvuren,nbsp;den zwakke versterken.
’t Is wel opmerkelijk, dat wp in de geschiedenis van ’s HeUands omwandeling, ons in de Evangeliënnbsp;verhaald, - eene geschiedenis zoo vol van tegenstand, vervolging en haat - ook niet ééne vrouwnbsp;aantreffen, die tegen Hem was. Naast eenigenbsp;vrienden vinden wp veel vriendinnen, maar naastnbsp;vele vijanden geen enkele vijandin van den Heer.nbsp;Zelfs de heidensche vrouw van Pilatus spreektnbsp;Hem vóór, en de gt;dochters van Jerusalem”, die
-ocr page 2-Hem zoo weinig kennen, volgen Hem weenend op den weg naar den kruisberg. Waar de oorzaaknbsp;van dit verschijnsel gelegen is, behoeven wij thansnbsp;niet te onderzoeken. Maar ’t was wel te wenschen,nbsp;dat wg het ook van onzen tijd mogten kunnennbsp;getuigen; »de Heer heeft geen vijandin; geennbsp;vrouwenhart houdt zich voor Hem gesloten”. Ennbsp;daar bestaat waarlijk wel reden voor. Immers, isnbsp;ook de man, wat hij van geestelgk leven bezit,nbsp;aan Christus verschuldigd, de vrouw heeft daarenboven ook hare maatschappelijke verheffing aannbsp;Hem te danken. En dat zg niet meer benedennbsp;den man staat, gelgk overal buiten het Christendom,nbsp;maar naast hem, als zgn gelgke, deelgenoote vannbsp;dezelfde genade en medeërfgename van dezelfdenbsp;heerlijkheid, dat is eene vrucht van het Christendom,nbsp;en - dat mag zg wel nooit vergeten.
Op een drietal edele vrouwen uit den eersten christentijd willen wij thans onze aandacht vestigen. De roomsche kerk heeft haar in de rij dernbsp;heiligen geplaatst. Die heiligenvereering is denbsp;onze niet, en wij achten haar met het Evangelienbsp;in strijd. Maar toch is het goed, dat het opwekkend voorbeeld van hen, die in het Godsrijk hoognbsp;staan aangeschreven, niet in vergetelheid wordenbsp;begraven.
Het zuurdeeg, in de drie maten meeis gelegd, werkte stil, maar krachtig door. Heerlgk breidde
-ocr page 3-•zich het Evangelie uit in alle landen rondom de Middellandsche zee, en wekte overal nieuw leven,nbsp;en bragt een onuitsprekelgken zegen waar hetnbsp;kwam. In Klein-Azië en langs Afrika’s noord-kust,nbsp;in Griekenland en Italië, in Frankrijk en Spanjenbsp;zelfs, waren reeds christelijke gemeenten gevestigd.nbsp;Het kleine mosterdzaadje schoot reeds op tot eennbsp;boom, die zpne takken breed uitsloeg en vevkwik-Irende schaduw gaf. Doch dit geschiedde nietnbsp;zonder velerlei tegenstand. De Heer had het aannbsp;de zpnen voorspeld: »in de wereld zult gij verdrukking hebben”, en het duurde niet lang eernbsp;dit woord werd vervuld. Had het Evangelienbsp;reeds uit zijn aard te worstelen met al wat ernbsp;verkeerds en zondigs was in het menschelijk hart,nbsp;die magt der zonde werd ook in uiterlijke vijandschap openbaar. In het eerst hadden de christenennbsp;van den haat der Joden te lijden, doch dit wasnbsp;meer eene vervolging in beperkten kring. Denbsp;Romeinen, de beheerschers der wereld, hielden denbsp;christenen voor eene sekte van de Joden, en lietennbsp;ken daarom meestal met rust, omdat zij zich metnbsp;de godsdienst der overwonnen volken niet wildennbsp;inlaten. Maar toen Jeruzalem was verwoest, ennbsp;ket Joodsche volksbestaan was opgeheven, toennbsp;bleek, dat het Christendom, dat zich van nu aannbsp;juist te krachtiger uitbreidde, iets geheel andersnbsp;Was dan men had gemeend, en Rome, waar gods-
*
-ocr page 4-dienst en staat op het nauwst vereenigd waren^ begon er gevaar in te zien. Eene godsdienstnbsp;zonder tal van góden, zonder offeranden, zondernbsp;tempels, zonder beelden; wier belijders zich vastnbsp;aaneensloten, zich door gestrengheid van levennbsp;onderscheidden van de gansche maatschappij, aannbsp;de woeste en zedelooze volksvermaken geen deelnbsp;namen, voor de standbeelden der keizers nietnbsp;wilden wierooken of knielen, maar een Gekruisigdenbsp;als Heer en Zaligmaker eerden, - zulk eene godsdienst, dacht men, ondermijnde de instellingen vannbsp;den staat en krenkte het keizerlijk gezag. Weldranbsp;sloeg dan ook het vuur der vervolging in laaijenbsp;vlammen uit, en woedde, - hoewel nu en dannbsp;met eenige verpoozing, en ook niet overal evennbsp;fel, - totdat, in het begin der vierde eeuw,nbsp;CoNsiAHTUN DE Groote den keizerstroon beklom ennbsp;zelf het Christendom aannam.
In den geest verplaatsen wij ons naar Vie nne, in het zuidelijk Gallië (het tegenwoordige Frankrijk)nbsp;aan de oevers der Ehone. Daar, evenals in hetnbsp;naburig Lyon, werden reeds in de 2e eeuwnbsp;bloepende christengemeenten gevonden. Omtrentnbsp;haar oorsprong verkeeren wij in onzekerheid, ennbsp;de namen van hare stichters zijn ons onbekend.nbsp;Onder de regeering van den Romeiuschen keizernbsp;Marcus Aurelius brak daar eene vreeselijke vervolging uit, die in het jaar 177 haar hoogste
-ocr page 5-toppunt bereikte. Al wat menschelijke boosheid kon uitdenken, werd tot uitroeping van hetnbsp;Christendom aangewend. In strpd met de wet,nbsp;werden slaven op de pijnbank gelegd, om hunnbsp;lasterlpke beschuldigingen tegen hunne meestersnbsp;af te persen. Ongehoorde martelingen werdennbsp;den christenen aangedaan, om hen tot afval vannbsp;hun geloof te noodzaken, en waar zij weigerdennbsp;hunnen Heer te verloochenen, werden zij ondernbsp;de ontzettendste wreedheden ter dood gebragt.nbsp;En waren er ook enkele zwakken, die voor dienbsp;foltering bezweken en ontrouw werden aan hunnenbsp;belpdenis, ongelpk veel grooter was de schaar dernbsp;getrouwen, die hun Heiland meer liefhadden dannbsp;hun leven, en, bereid om alles te verduren voornbsp;Hem, die voor hen het kruis gedragen had, standvastig bleven tot het einde toe.
Onder die velen wordt ook de naam van Biandina met eere genoemd. Zij was eene slavin, en nognbsp;jong van Jaren. Te gelijk met hare meesteresnbsp;werd zij gevangen genomen, en door gruwzamenbsp;pijniging poogde men haar eene beschuldigingnbsp;tegen de christenen te ontwringen. Maar wie opnbsp;zulk eene bekentenis mogt hopen, of wie mogtnbsp;vreezen, dat haar de moed zou ontbreken omnbsp;tegenover hare beulen de waarheid vol te houden,nbsp;kende haar niet. De zwakke maagd was eenenbsp;beldin; de arme slavin was door Christus vrij
-ocr page 6-6
gemaakt. igt;Ik ben een christin, en onder ons wordt niets kwaads bedreven”, - dat was denbsp;onverschrokken belijdenis, die zij aflegde, en dienbsp;zjj telkens, bij het aanwenden van nieuwe martelingen, herhaalde. Den geheelen dag dóór, totnbsp;aan den avond toe, werden de ongehoordstenbsp;pijnigingen voortgezet, door geen pen te beschrijven,nbsp;zoodat hare beulen, die elkander telkens haddennbsp;afgewisseld, zich verwonderden, dat er in zulk eennbsp;uitgerekt en mishandeld ligchaam nog een levensvonk overig was, en nog meer, dat er in het hartnbsp;eener jonge en teedere maagd zulk een onoverwinnelijke standvastigheid kou wonen. Toch hadnbsp;zij den bitteren lijdenskelk nog niet tot den bodemnbsp;geledigd. Te zamen met eenige andere christenennbsp;werd zij naar het amphitheater (de plaats waarnbsp;de openbare schouwspelen werden gehouden) gequot;nbsp;sleept, om door de wilde dieren verscheurd tenbsp;worden. Daarbij werd zij, in de houding van eennbsp;gekruisigde, aan een paal vastgebonden. Was hetnbsp;vreemd, dat die aanblik de deelgenooten van haarnbsp;lijden aan den gekruisigden Heiland deed denken,nbsp;en dat die gedachte hen aanvuurde en versterkte?nbsp;Blandina moest het aanzien, dat zij allen werdennbsp;gedood; doch haar renden leeuwen en tijgersnbsp;voorbij zonder haar te deren, als hadden zij - barmhartiger dan de menschen - medelijden met harenbsp;onschuld en jeugd. Bij hare vervolgers was geen
-ocr page 7-deernis te vinden. Nog was hunne woede tegen de arme lijderes niet gestild, ja, tegenover haarnbsp;Onbezweken geloofsmoed nam hunne bitterheid toe,nbsp;want zij gevoelden heimelijk de schande van hunnenbsp;nederlaag. Men maakte haar los van den paal,nbsp;en bragt haar terug naar den kerker; maar alleennbsp;Om haar telkens nieuwe folteringen te doen ondergaan en haar dagelijks getuige te maken van hetnbsp;ontzettend uiteinde barer geloofsgenooten. Dochnbsp;welke onmensohelijke wreedheden ook werdennbsp;beproefd, om haar tot afzwering van den Christusnbsp;te dwingen, ’t was alles vergeefs, - zij stuittennbsp;af op dat heerlijk schild, waarmee de jonge maagdnbsp;zich gedekt hield, die haar geheele hart had gegeven aan den Heer. En terwijl zij niet ophieldnbsp;in stilte tot Hem te roepen en om kracht tenbsp;smeeken, was dat: »ik ben een christin, en ondernbsp;ons wordt niets kwaads bedreven”, het éénige,nbsp;dat zij luide deed hooren.
Eindelijk, op den laatsten dag der schouwspelen, werd zp wederom in het renperk gebragt, tenbsp;zameu met een 15 jarigen jongeling, Ponïigusnbsp;genaamd. Nog eens wilde het woedende volknbsp;lgt;eproeven hen tot afval te noodzaken. Dat eennbsp;knaap en een jonge maagd over de almagt vannbsp;Rome zouden zegevieren en aan het heidendomnbsp;de overwinning ontrukken, dat zou te veel zijn;nbsp;ten slotte wilde men toch de góden doen triom-
-ocr page 8-feeren. Maar Blandina hield niet op, haar jeugdigen lotgenoot tot moedig volharden aan te sporen. En toen hij nu voor hare oogen dennbsp;marteldood had ondergaan, sloeg ook voor haarnbsp;het uur, dat een eind zou maken aan haar onbeschrijfbaar lijden. ISia nog eerst gegeeseld en opnbsp;een gloeijenden ijzeren stoel gezet te zijn, werdnbsp;zp ten slotte in een net gewikkeld en voorgeworpen aan een woedenden, stier, die haar eennbsp;tijdlang met de hoornen omhoog slingerde ennbsp;wondde, tot dat eindelijk, toen zij nog eenignbsp;teeken van leven gaf, een zwaardvechter haar dennbsp;laatsten doodsteek toehragt. De christenheldinnbsp;had gezegepraald. De Heer, wien zij had liefgehad tot het einde, riep de getrouwe getuigenbsp;tot zieh, en de kroon, door zijne genade voornbsp;haar weggelegd, was ongetwijfeld te schooner,nbsp;naarmate de strijd banger en de vuurproef desnbsp;lijdens heeter was geweest.
De geschiedschrijver Eusebios meldt ons: igt;de gt; heidenen zelven bekenden, dat nimmer eenigenbsp;»vrouw zoovele en zoo zware pijnen had geleden”.nbsp;De opzieners der gemeenten van Vienne en Lyonnbsp;gaven haar de schoone lofspraak; »dat Christusnbsp;»in haar heeft getoond, hoe door God met denbsp;«hoogste eer wordt verwaardigd, wat gering ennbsp;«veracht schijnt bij de menschen.” En wie zalnbsp;ons zeggen, of niet de schitterende geloofsmoed
-ocr page 9-9
van deze jonge slavin het hart van menig heiden geopend heeft voor dien Heer, die de zijnen bezielt met zulk eene onoverwinnelijke kracht, ennbsp;met zulk een vrede, ook bij Ipden en dood? Ennbsp;wie zal ons zeggen, bij hoevelen, in dien tijd dernbsp;vervolging en nog in later eeuwen, haar voorbeeldnbsp;een vuur van heilige geestdrift heeft ontstoken,nbsp;om óók den Heiland getrouw te blpven, trots denbsp;magt des ongeloofs en de boosheid der wereld?
Ook onder de volgende Homeinache Keizers en ook in andere landen greep het heidendom naarnbsp;moordbijl en zwaard, om de magt van, het steedsnbsp;Veldwinnend Christendom te stuiten. Zoo brak,nbsp;tijdens de regeering van Septimius Seveeus, eenenbsp;bittere vervolging tegen de christenen in Noord-Afrika, en vooral in Carthago, los. Bij keizerlijknbsp;besluit was op straffe des doods verboden, tot denbsp;joodsche of christelijke godsdienst over te gaan.nbsp;Dat in dit edict zij, die reeds vroeger christenennbsp;vvaren geworden, niet uitdrukkelijk werden genoemd,nbsp;gaf welligt aanleiding, dat deze vervolging allermeest hen trof, die wèl de christelijke godidienstnbsp;hadden omhelsd, maar nog in het tijdperk dernbsp;voorbereiding verkeerden, en nog niet door dennbsp;doop als eigenlijke leden waren opgenomen. Zgnbsp;werden Catechumenen genoemd, en onder dezennbsp;werden de meeste slagtoffers geveld. Onder hen
-ocr page 10-behoorden ook Peuoitas en Perpetua. Die beiden worden doorgaans te zamen genoemd. Hoe verschillend ook in rang en stand, waren zij toch éénnbsp;in geloof, één in liefde tot den Heer, één in volhardende trouw, en als zusters stonden zij malkandernbsp;dan ook in het doodsuur ter zijde, terwijl zijnbsp;gelijktijdig dezelfde mishandelingen en dezelfdenbsp;doodstraf ondergingen.
Even als Blandina, was ook Pelioitas eene jeugdige slavin, gehuwd en op het punt om moedernbsp;te worden, toen zij, te zamen met Perpetüa ennbsp;nog andere christenen, gevangen genomen werd.nbsp;Volgens de Romeinsche wetten mogt zij niet aannbsp;een dierengevecht worden blootgesteld, alvorensnbsp;haar kind was geboren. Bang viel haar de gedachte,nbsp;dat zij om die reden van hare geloofsgenootennbsp;zou worden gescheiden, om eerst later den doodnbsp;te ondergaan, en vurig bad zij, dat dit gevaarnbsp;mogt worden afgewend, en die scheiding nietnbsp;noodig mogt zijn. Haar gebed werd - verhoord,nbsp;en weinig dagen vóór den tijd van het strafgerigtnbsp;werd haar kind geboren, en door eene van harenbsp;zusters liefderijk tot zich genomen. Toen z^ eennbsp;kreet van felle smart deed hooren, duwde een dernbsp;onmenschelijke gevangenbewaarders haar toe; »indiennbsp;»gij nu reeds kermt, wat zal het dan zijn als gjjnbsp;»aan de wilde dieren voorgeworpen wordt? Datnbsp;»hadt gij wel mogen bedenken, toen gij hardnekkig
-ocr page 11-11
»weigerde! aan de góden te offeren.” Doch de moedige christin gaf het verheven antwoord: »nunbsp;gt;liid ik voor m^zelve alleen; maar dan zal hetnbsp;gt;een ander z^n, sterker dan ik, die in en metnbsp;»mg l^den zal, omdat ik bereid ben, voor Hemnbsp;»lgden en dood te ondergaan.”
De dag was gekomen, waarop de duurgekochte zegepraal zou worden behaald. De veroordeeldennbsp;werden naar het amphitheater gevoerd; de jongelingennbsp;vóórop; achter hen de beide jeugdige vrouwen.nbsp;Hemelsche kalmte en weemoedige vreugd lagennbsp;over het gelaat van Dehcitas verspreid. Wijnbsp;verzwijgen al de mishandelingen, die de gevangenennbsp;reeds vroeger hadden moeten verduren, en vermelden slechts enkele bpzonderheden van het ontzettend en bloedig tooneel, dat nu volgde.nbsp;Standvastig weigerden de slagtoffers, zich met hetnbsp;gewaad van heidensche priesters en priesteressennbsp;te laten omhangen, waartoe de Romeinsche krygs-tribuun hen eerst had willen dwingen. De jongelingennbsp;werden aan verscheurende dieren voorgeworpen;nbsp;de vrouwen werden van kleederen beroofd, innbsp;netten gewikkeld, en eene woedende koe werdnbsp;tegen haar losgelaten. Maar b^ het gezigt vannbsp;zoo gruwzame foltering, aan die twee jonge, teederenbsp;wezens aangedaan, ontwaakte eindelek een gevoelnbsp;van medelijden, en een kreet van ontzetting verhiefnbsp;zich uit het midden der digt opeengedrongen
-ocr page 12-12
volksmenigte. Daarop werden beiden naar het einde van het strijdperk teruggebragt, en ontvingennbsp;hare kleederen terug. Met moeite rigtten de zwaarnbsp;gewonde vriendinnen zich op, en stonden daar,nbsp;hand in hand, als toonbeelden van christelijkenbsp;onderwerping en berusting, totdat het zwaard vannbsp;een der wachters een eind maakte aan haar lijdennbsp;en aan haar leven. Doch daar ging voor denbsp;gemeente, en voor velen daarbuiten, heerlijke krachtnbsp;aan haar voorbeeld uit, en zij spraken nog, ooknbsp;nadat zij gestorven waren.
Reeds hebben wij den naam van Perpetda genoemd en van haar sterven gesproken; doch ook van haarnbsp;in het bijzonder moeten wij nog iets vermelden.nbsp;Zij was rijk en aanzienlijk; eerst 22 jaren oud;nbsp;omringd van al wat gelukkig maakt in het oognbsp;der wereld; nog in het bezit van hare beide oudersnbsp;en van twee broeders, waarvan de jongste, evennbsp;als zij zelve, tot de Catechumenen behoorde, ennbsp;van een aanvallig kind, een zuigeling, dien zij metnbsp;al de kracht der innigste moederliefde beminde.nbsp;Van haar echtgenoot wordt niet gesproken, en hetnbsp;laat zich vermoeden, dat hij, toen zij het christelijknbsp;geloof omhelsde, haar verlaten, of zich van hetnbsp;toenmalig regt van echtscheiding bediend heeft.nbsp;Waarschijnlijk waren hare overige verwanten christenen, behalve haar vader, die onverzettel^k het
-ocr page 13-18
heidendom bleef aanhangen. Ook zij zelve waa christin,, en met hart en ziel had zg zich aannbsp;den Heer gegeven. Maar een boordevolle lijdensbeker was voor haar bestemd, en onder de bitterstenbsp;droppelen, daarin gemengd, behoorden de herhaaldenbsp;pogingen van haren vader, om haar te bewegennbsp;tot afval van haar geloof. Nauwelijks was zijnbsp;gevangen genomen, of hp vond middel om haarnbsp;te bezoeken, en drong haar, met smeeken en dreigen,nbsp;om hare belpdenis te verloochenen, en hem ennbsp;haar gansche geslacht de schande eener veroor-deeling te besparen. Diep griefde haar de smartnbsp;van den grpsaard, dien zp als haar vader eerdenbsp;en liefhad, maar zp kon, zij mogt, zij wilde harennbsp;Heer niet verzaken. »Vader” - sprak zij-»zietnbsp;»gij die krnik ddar op den grond liggen? Kuntnbsp;»gij dat voorwerp wel anders noemen, dan hetnbsp;«werkelijk is?” Natuurlijk was hetantwoord: »neen!”nbsp;'Welnu”, - hernam zij, - «evenmin kan ik vannbsp;«mijzelve iets anders zeggen of getuigen, dan datnbsp;»ik waarlijk christen ben.” Tot in de ziel geroerdnbsp;zag zp hem na, toen hp teleurgesteld heenging.nbsp;Haar hart was bedroefd, doch haar geloof nietnbsp;geschokt.
Voor als nog werden de gevangenen niet zóó gestreng bewaakt, of de opzieners der gemeentenbsp;wisten gelegenheid te vinden om tot hen door tenbsp;dringen en hun, naar de vurige begeerte van hun
-ocr page 14-14
hart, den doop toe te dienen. Perpetïa gevoelde en wist, dat die wijding van den doop eene wijdingnbsp;tot den dood zon wezen, en was volkomen bereidnbsp;zich te onderwerpen aan het lot, dat haar wachtte-Kort daarop werd zij, met hare lotgenooten, naarnbsp;den stadskerker óvergebragt. De verstikkende hittenbsp;en de akelige duisternis, die hier heerschten, denbsp;onmenschelijke ruwheid der wachters, en bovenalnbsp;de angst over haar zuigeling, die nu de moederborstnbsp;moest derven, deden haar onbeschrijfelijk lijden.nbsp;Intusschen wist de Gemeente door opoffering vannbsp;geld en door smeeking te bewerken, dat het dennbsp;christenen vergund werd nu en dan in ruimer ennbsp;reiner lucht te ademen. En hier mogt Perpetuanbsp;hare moeder omhelzen; haar jeugdigen broedernbsp;wederzien, dien zij niet ophield te vermanen totnbsp;trouw aan zpn geloof, en ook haar dierbaar kindnbsp;weêr in de armen drukken en laven; ja tot harenbsp;blpdsohap werd zelfs de vergunning verkregen, datnbsp;zp het in den kerker bij zich mogt houden.
Intusschen kwam de dag nabp, waarop het openlijk verhoor der gevangenen zou plaats vinden.nbsp;Weêr drong de vader van Perpetua in de gevangenisnbsp;door, en bestormde haar op nieuw met zijnenbsp;gebeden. »Heb deernis met mijne grauwe haren!”nbsp;zoo smeekte hij. En hij beriep zich op zpne liefdenbsp;voor haar, op hare moeder, op hare broeders, opnbsp;haar kind, dat na haren dood wel niet in het
-ocr page 15-15
leven zou blijven. Hij overdekte hare handen met zijne kussen; wierp zich aan hare voeten neder;nbsp;noemde haar schreijend de meesteres van zijn lot,nbsp;en kermde: »leg toch dien hooghartigen zin af,nbsp;»die uzelve en ons allen in het verderf moetnbsp;»8torten!” O ’twa8 een vreeselijke proef, waaropnbsp;haar geloof werd gesteld; te gevaarlijker, omdatnbsp;die beproeving van zulk eene zijde tot haar kwam,nbsp;en haar innigst gevoel, hare heiligste aandoeningnbsp;gold. Zij had hare betrekkingen van heeler hartenbsp;lief; doch daar was Eén, wien zij nog meer liefhadnbsp;dan vader, of moeder, of kind, en dien Eéne konnbsp;zij niet verloochenen.
Op een verheven gedeelte, te midden van het marktplein, stonden de gevangenen, door eenenbsp;ontelbare volksmenigte omringd, en werden hoofdnbsp;voor hoofd ondervraagd. Reeds hadden al denbsp;overigen beleden, dat zij christenen waren. Nunbsp;kwam de beurt aan Perpetua. Maar vóór zij nognbsp;tijd had om te antwoorden, daar stond eensklapsnbsp;de vader weer voor haar, met haar zoontje in denbsp;armen. »Erbarm u over uw kind!” snikte denbsp;wanhopige grijsaard. Zelfs de regter ondersteundenbsp;zijn pogen, en sprak: »heb deernis met de grijzenbsp;»haren uws vaders en met de jeugd van uw kind.nbsp;»Offer voor het welzijn des keizers!” maar zijnbsp;antwoordde: »neen! dat doe ik niet.” - Zpt gpnbsp;»dan eene christin?” vroeg hij daarop. »Ja”nbsp;- hernam zij, - »ik ben eene christin.”
-ocr page 16-16
Nu was het pleit beslist en werd het vonnis geveld. Pekpetüa werd naar den kerker terug-gebragt. lij vond er haar kind niet meer. Tenbsp;vergeefs vroeg en smeekte zij, dat men het haarnbsp;zou wedergeven; het werd hardnekkig geweigerd.nbsp;Zoo had zij, bij ligchamelijk lijden, nog ergernbsp;zielesmart te verduren. Maar het geloof gaf haarnbsp;kracht om ook dien bangen strijd ten einde toenbsp;te strijden. En nu de innigste banden, die haarnbsp;nog aan de aarde hechten, allengs werden losgemaakt, keerde hare ziel zich onverdeeld naarnbsp;het betere vaderland, dat haar eerlang wachtte.nbsp;In hare hoog opgewekte gemoedsstemming had zynbsp;bij herhaling droomgezigten, die haar bemoedigdennbsp;en verkwikten, en waarin zij vertroostende wenkennbsp;zag van dien Heer, die het haar tot in de laatstenbsp;ure niet zou laten ontbreken aan kracht om tenbsp;volharden. Ook in de dagen barer gevangenschapnbsp;gaf zij, voor allen, die haar omringden of bezochten,nbsp;heerlijke getuigenis van haar geloof en hare hoop,nbsp;en versterkte velen om ook, even als zij, staandenbsp;te blijven onder het zwaarste wigt van leed. De
bewonderenswaardige heldenmoed der christenen,
/
en ook niet het minst van Peepetua, perste zelfs den gevangenbewaarder Pudens den diepsten eerbiednbsp;af, zoodat ook hp zich aan het Evangelie desnbsp;kruises gewonnen gaf. Toch had zij, ook nog innbsp;de laatste oogenblikken, een ontzettenden strpd
-ocr page 17-te verduren, en wederom was het haar vader, die nog eene uiterste poging wilde wagen. Nogmaalsnbsp;drong hij in haren kerker; wierp zich in ver-twpfeling ter aarde; rukte zich de haren uit dennbsp;baard, en bezwoer haar, Christus te verlaten.nbsp;PfiEPETUA had innige deernis met den armen man.nbsp;Alles zou zi] voor hem willen doen; slechts ditnbsp;ééne kon zij niet. Haar hart brak en hare tranennbsp;vloeiden, doch hare trouw aan den Heer overwon.
Keeds zagen wij, hoe zij, te zamen met Pflioiias, werd teregt gesteld, zoodat wij haar uiteinde nietnbsp;afzonderlijk behoeven te beschrijven. In de schattingnbsp;der wereld stonden beide vrouwen ver van elkander:nbsp;de rijke aanzienlpke en de arme slavin. Maarnbsp;Christus had die breede kloof gedempt. Gemeenschappelijke liefde tot Hem verbond haar alsnbsp;zusters te zamen. En gelijk zij één waren innbsp;geloof en trouw, waren zij het ook in lijdenskrachtnbsp;en stervensmoed en in een Godverheerlijkendennbsp;dood. Zeker ’t is met volkomen regt, dat laternbsp;eeuwen nog met bewondering en eerbied op zulkenbsp;christenheldinnen staren.
Uit de breede lijst der martelaren van den eersten christentpd hebben wij ons bij deze drienbsp;edele vrouwen bepaald. Zou het nu genoeg zijn,nbsp;ons haar vreeselijk lijden om Christus wil tenbsp;herinneren, en het dan verder bp een gevoel van
-ocr page 18-deernis, of van bewondering, of wel van afgrijzen over de boosheid, waarvan zij de slagtoffers waren,nbsp;te laten ? Dan zouden wij er zeker weinig vruchtnbsp;van hebben. Neen, zij behooren óók tot dienbsp;»wolke van getuigen, die ons omriugt”, wier aanbliknbsp;ons moet aanvuren, wier verheven voorbeeld eenenbsp;heilige geestdrift bij ons wakker maken en onsnbsp;krachtig tot navolging bewegen moet. Als wijnbsp;zien, hoe zij de onbeschrijfbaarste smarten gewillignbsp;voor hunne christelijke bel^denis verduurden, ennbsp;het leven voor Hem gaven, dan dringe zich denbsp;vraag aan ons op: »wat heb i k voor Hem over ?nbsp;»Wat zou ik bereid zijn voor Hem op te offeren?”nbsp;In den tijd der Hervorming, en ook later, is denbsp;wreede vervolging tegens ’s Heilands discipelennbsp;¦ maar al te dikwerf herhaald. De kerk van Homenbsp;heeft veel meer christenbloed vergoten, dan al denbsp;woede van het heidendom ooit heeft geplengd.nbsp;En had zij de onbeperkte magt in handen, wgnbsp;zouden ook nu nog eene hernieuwing van de oudenbsp;gruwelen te duchten hebben. Dat ligt in haarnbsp;karakter, in hare geheele inrigting, en zij draagtnbsp;er roem op, dat zij niet verandert. Of mogtnbsp;eenmaal - wat God genadig verhoede! - hetnbsp;ongeloof, dat in onze dagen met volle handennbsp;wordt gezaaid, de opperheerschappij verkrijgen, ennbsp;de wilde hartstogten doen losbreken, die in denbsp;borst der menschheid sluimeren, en alleen door de
-ocr page 19-19
godsdienst te o verwinnen z^n, wie kan vooruit verzekeren, dat w^ niet wederom de jammeren dernbsp;eerste eeuwen zouden beleven? Doch zoover isnbsp;het, Gode z^ dank! althans in ons vaderland ennbsp;onder ons volk nog niet gekomen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;mogen
den Christus als onzen éénigen Heiland en Zaligmaker belijden, zonder dat er kerkerboeijen voor ons gereed liggen, of brandstapels worden ontstoken.nbsp;Maar toch zal het ons goed doen, in deze onzenbsp;dagen, waarin het aan niets zoo zeer, als aannbsp;heilige geestdrift ontbreekt, en een ijskoude ademnbsp;van doodende onverschilligheid over het menschdomnbsp;blaast, ons geloof te verfrisschen, door op dienbsp;vroegere geloofsgetuigen te zien. Als wij die edelennbsp;vóór ons stellen, die, onder de uitgezochtste foltering,nbsp;het leven bl^'moedig gaven aan dien Heer, wiennbsp;zp veel meer dan het aardsohe leven dankten,nbsp;dan moet onze eigene trouw worden gestaald, ennbsp;’t moet ons zijn, als werden wjj met een vuurdoopnbsp;des Heiligen Geestes gedoopt. Worden wg thansnbsp;ook niet meer geroepen om voor Christus tenbsp;sterven, wp worden wèl geroepen om voor Hemnbsp;te leven, en dat is in de daad geen geringe zaak.nbsp;Hebt gg Hem lief met heel uwe ziel, en aarzeltnbsp;gg niet. Hem met woord en daad en wandel tenbsp;helgden voor de menschen - o, de wereldwijzenbsp;zal hooghartig de schouders over u ophalen; denbsp;ligtzinnige zal u bespotten; de dienaar der zonde
-ocr page 20-20
zal zich aan u ergeren; de kinderen dezer eeuw, zoo trotsch op hun verstand, zullen u verachterdnbsp;noemen en niet op de hoogte van uwen tijd. Datnbsp;is óók lijden, - zpt gp bereid het voor uwen Heernbsp;te dragen? En wordt in uw maatschappelijk, innbsp;uw huiselijk, in uw bpzonder leven, uwe trouwnbsp;aan Hem openbaar voor allen, die u omringen?nbsp;Hebt gy het voor Hem over, uzelven te verloochenen;nbsp;met de zonde te breken; een zegen te verspreidennbsp;om u heen; voor het Godsrijk te arbeiden waarnbsp;en zooveel gij kunt; met één woord: in heiligenbsp;dienende liefde het heerljjk beeld van uw Heilandnbsp;te laten zien aan de wereld? Die martelaarsnbsp;deden zooveel voor Hem, - wat doe ik voor Hem? -laat dit de vraag zpn, die wij telkens aan onszei vennbsp;voorhouden. En laat ons zorgen, dat de Heernbsp;eenmaal tot ons moge kunnen zeggen: »al waartnbsp;»gij ook geen bloedgetuigen, trouwe getuigen zijt gij toch van mij geweest.”