Wees gegroet, gezegende Paaschmorgen! Waar gij aanbreekt, ontwaakt licht en vreugd; waar uwnbsp;vriendelijke zon schjjnt in huizen en harten, daarnbsp;brengt zfl gloed en warmte, daar doet zg nieuwnbsp;leven, blijde hoop ontkiemen. Wees gegroet, gezegende Paaschmorgen!
Maar, brengt de Paaschmorgen overal licht en Vreugde? licht in alle huizen, alle harten?
Neen - alleen daar, waar men Jezus liefheeft, waar de harten warm kloppen voor den liefderpkennbsp;Heiland, waar in de harten de behoefte leeft, omnbsp;Hem na te volgen, Hem te dienen; daar alleennbsp;brengt hij zegen, vreugd en licht. Overal elders breektnbsp;wel »Paschen” aan, maar wordt geen rPaaschfeest”nbsp;gevierd.
Plechtig klonken uit de dorpskerk te O ... . de tonen van den nazang:
«Triomf, de Heer is opgestaan,
«Wjj mogen vroolijk grafwaarts gaan,
«Zijn liefde zal ons wekken”.
-I
1*
-ocr page 2-2
en weinige minuten later zag men armen en rijken, ouden en jongen de kerkdeur uitstroomen.
’t Was een echt vroolijke Paaschdag! Helder blauw was de lucht, de zon scheen koesterend ennbsp;warm, alles zag er zoo blij, zoo vriendelijk uit.nbsp;En was het ook al te verwachten, dat April nognbsp;wel eens koude dagen, misschien nog wel eensnbsp;een »witten hoed” zou geven, op dezen Paaschdag kreeg men een heerlijk gevoel van lente.
We willen den stroom van al die menschen niet volgen: wij zouden dat niet kunnen; want ze gaannbsp;zoo veel verschillende kanten uit, als er maarnbsp;straten, wegen en paden zpn: en O.... is eennbsp;groot, uitgestrekt dorp. Slechts twee van hennbsp;willen wg in het oog houden, vrouw Melis metnbsp;haar zoontje Karei. Als ge ’t goed vindt, willennbsp;wij hen op weg naar hun huisje volgen. Wenbsp;behoeven daarvoor niet ver te loopen; want kijk,nbsp;daar staan ze er al voor stil; vlak op den hoeknbsp;van de straat tegenover de kerk. Karei doet denbsp;deur open en laat moeder binnen, ’t Is een kleinenbsp;kamer waar zp inkomen, en alles ziet er eenvoudig, bijna armoedig uit, maar o zoo zindeljjk ennbsp;knap, alles blinkt u tegen!
Zoodra moeder de deur binnenkomt, klinkt haar een klein stemmetje te gemoet, een klaaglijk stemmetje: gt;0 Moeder, ben u daar? ik heb zoo naar
-ocr page 3-u verlangd, ik heb zoo’n pijn!” Dat stemmetje komt uit een bedstee, en door een bleek magernbsp;handje wordt het bedgordijn op zpde geschoven.
Moeder gunt zich haast geen tpd om haar doek af te doen en aan een knop van de deur te hangen. Met een: »is het weer zoo erg? ach mijnnbsp;arm Mieke!” gaat zij naar de bedstee en vat hetnbsp;kinderhandje in de hare.
»Arm Mieke!” zoo zeggen wij onwillekeurig Ook, als wij even in de bedstee gluren en hetnbsp;ziekel^k gezichtje van het meisje zien, waaropnbsp;te lezen staat, dat zij veel pijn lijdt.
Mieke is het eenig dochtertje van vrouw Melis. Ach, moeder zou haar zoo graag weer gezondnbsp;zien en vroolpk; als liefde en trouwe zorg iemandnbsp;beter konden maken, dan was Mieke het reedsnbsp;lang. Moeder houdt zoo veel van haar meisje;nbsp;ze heeft twee dochtertjes verloren: een daarvannbsp;was maar een jaar jonger dan Mieke, die nu bijnanbsp;elf is. ’t Zou zoo prettig en gezellig voor Miekenbsp;zpn, als dat zusje nog leefde, ze zou zooveel aannbsp;haar gehad hebben. Nu is ze dikwijls alleen:nbsp;want moeder gaat nog al eens een halven dagnbsp;uit werken om wat te verdienen. ïoen vader dennbsp;vorigen winter stierf, nam hij alle verdienstennbsp;tneê in ’t graf.
We zouden zoo over moeder en Mieke voort-
-ocr page 4-pratende, bijna vergeten eens naar Karei om te zien. Hij is toch meê in huis gekomen, maar h^nbsp;is daar zoo stil bg het raam bleven zitten, datnbsp;wij hem niet hoorden. Moeder bad ook haastnbsp;vergeten, dat hij daar zat; ze heeft Mieke watnbsp;getroost en gekoesterd, haar eens verteld wat denbsp;dominé alzoo gepreekt heeft, haar eens verteld,nbsp;dat Antje van den smid haar nieuwe blauwenbsp;jurk aan had, en dat nichtje Suze beloofd hadnbsp;eens gauw naar Mieke te komen kpken: zij zounbsp;dan een mooi hoedje voor haar pop meebrengen,nbsp;dat zij zelf gemaakt had. Kijk, als moeder zoonbsp;maar een beetje met haar keuvelde, was hetnbsp;alsof die ppn wat weg ging.
’t Is zoo jammer, Mieke was vroeger zoo’n gezond kind, maar toen zij aeht jaar was, kreeg zp een ziekte in het rechterbeen, dat al erger werd.nbsp;Eerst kon zij er nog wat meê loopen, toennbsp;moest zij op twee stoelen stil liggen, en nu sedertnbsp;November is zij meestal te bed. Geen drankjenbsp;van den dokter mocht tot nog toe baten, en tochnbsp;heeft ze er al heel wat geslikt. Die goede dokternbsp;komt altijd maar voor niet en geeft de drankjesnbsp;ook voor niet, omdat hij wel weet, dat sintsnbsp;vaders dood, moeder het niet kan betalen.
Daar slaat de groote hangklok half één. Meteen roept moeder: »Jongens, Karei! ’t is half
-ocr page 5-5
éen, en je bent nog niet naar de Zondagschool!”
»Ik ga er ook niet heen,” is Kareis antwoord.
»Niet naar de Zondagschool, jongen? en dat nog wel met Paschen,'’ is moeders verbaasde vraag.
»Hé Karei!” roept een stemmetje uit de bedstee, »waarom ga je niet?”
«Omdat ik er geen lust in heb, ik heb een hekel aan de Zondagschool,” is het korte antwoord.
gt;Hé Karei,” zegt Mieke nog eens; maar moeder legt gauw de hand op Miekes mondje, opdat zenbsp;maar niet meer zal zeggen. Ze weet wel, alsnbsp;Karei slecht gehumeurd is, kan hp niet veel vannbsp;zijn zusje velen.
«Wat weet jij van de Zondagschool af? Je bent er nooit geweest, en als je er altpd naar toenbsp;moest, zou je ’t ook zoo prettig niet vinden,” isnbsp;dan ook Kareis onvriendelgk antwoord.
Neen, ’t is waar, Mieke is nooit op een Zondagschool geweest, maar ze deukt dikwijls, «als ik er naar toe kon gaan, zou ik ’t er wel prettig vinden.”
Nichtje Suze vertelt er wel eens van; ze hooren er zulke mooie verhalen en ze moeten er zulkenbsp;mooie versjes van buiten ieeren. Nu en dan zietnbsp;zg die wel eens van Karei, en dan leert zij zenbsp;ook van buiten; maar ’t gebeurt zoo dikwijls, alsnbsp;zij ’t hem vraagt, dat zij tot antwoord krijgt:nbsp;«och, ik heb mijn papiertje verloren.”
-ocr page 6-I:
ii
6
»Karel,” zegt moeder weer op ernstigen toon, »wat zal de juffrouw nu toch weer zeggen, alsnbsp;je zelfs op Paschen niet komt?”
»Ik vind het juist op Paschen zoo vervelend, moeder; je hoort dan altijd weer dezelfde verhalen, en die kan ik wel droomen.”
»En die verhalen zpn toch altpd weer nieuw en mooi,” zegt moeder, meer tot zich zelf dannbsp;tot Karei. Maar luider voegt zij er bij: »Och mijnnbsp;jongen, die onverschilligheid is toch zoo’n treurignbsp;gebrek in je.‘’
Lezers, zoudt ge wel zeggen, dat Karei in October pas 13 jaar is geworden? Zoudt gij hennbsp;geen twee of drie jaren ouder geven, dien Hinken,nbsp;stevigen jongen? En niet alleen in lengte is hijnbsp;een baas, ook in het leeren kan hp met ouderenbsp;jongens wedijveren. Op school had hij nooit denbsp;minste moeite met zijn sommen, zijn geschiedenis,nbsp;zijn aardrijkskunde; in een wip zat een les innbsp;zijn hoofd, en de meester zei ook altijd: »’t Isnbsp;een knappe, vlugge jongen, er zit een kostelpknbsp;hoofd op, maar hij is zoo bitter onverschillig, hijnbsp;kon het veel verder brengen, als hij wat meernbsp;ambitie had.”
Nu is hij sedert een groot jaar bij een baas; het timmermansvak moet hjj leeren. ’t Was heelnbsp;gelukkig; toen vader stierf, was juist zijn school-
-ocr page 7-tijd om, en kon hij dadelijk voor moeder wat gaan verdienen. En de baas zegt even als vroegernbsp;de meester; s’t Is een knappe jongen, alles leertnbsp;hij even vlug en gemakkelijk aan, hij is krachtignbsp;en sterk voor twee, maar die onverschilligheid zitnbsp;hem in den weg, als hij die niet overwint, zalnbsp;hij het nooit ver brengen.” Hij verdient nu reedsnbsp;twee gulden, dat is voor moeder een aardigenbsp;tegemoetkoming; maar hij zou dikwijls nog meernbsp;kunnen thuis brengen ; het is druk aan den winkel,nbsp;en er zijn knechts, die met overwerken nog eennbsp;aardig stuivertje ’s weeks er bij verdienen. Daarnbsp;heeft Karei echter geen lust in, hij doet wat hemnbsp;wordt opgegeven, meer niet; en, ofschoon moedernbsp;om hem aan te moedigen al zoo dikwijls gezegdnbsp;heeft: »A1 wat je oververdient, mag je voor jenbsp;zelf houden,” dat helpt niet, het kan Karei tenbsp;weinig schelen.
Ja, die onverschilligheid zit hem in den weg, overal en bij alles, zelfs bij het spelen met zijnnbsp;vrienden. Hij heeft er dan ook heel weinig; wantnbsp;hij laat ze loopen en ze noemen hem »een saaienbsp;jongen”. Men kan het Karei aauzien, dat hij onverschillig is, hp ziet er nooit recht opgeruimdnbsp;en gelukkig uit. Moeder denkt zoo dikwijls: »Iknbsp;zou Karei zoo graag eens met een tooverroenbsp;aanraken; als die onverschilligheid er uit was,
2
-ocr page 8-zou hij een heel andere jongen worden.” Maar zij heeft tot nog toe die tooverroe niet gevonden.
Nu is onverschilligheid wel niet zoo’n groot kwaad, als bijv. onwaarheid-spreken of bedriegen:nbsp;we doen er zoo veel zonde niet meê, maar -er komt nog iets bij. Zie eens, we zijn niet alleen onverschillig voor wat ons zelf aangaat, wenbsp;zijn ook - en dikwijls nog erger - onverschillignbsp;voor anderen. Wij vragen niet, wat anderen verdriet, wat anderen genoegen doet, we letten ernbsp;niet op, of anderen onze hulp ook noodig hebben,nbsp;of wjj anderen het leven ook eens wat plezieriger,nbsp;wat gelukkiger zouden kunnen maken, en datnbsp;alles is toch wèl een groot kwaad in de oogennbsp;van den Hemelschen Vader, die immers wil, datnbsp;wp, zooveel wp kunnen, tot vreugd en zegen voornbsp;anderen leven.
Dat was dan ook de reden, waarom Karei er nooit recht gelukkig uitzag en het ook nooit was.
Hadt ge hem gevraagd, of hij van zjjn moeder en zijn zusje hield, dan zou hij u verwonderdnbsp;hebben aangekeken en tot antwoord hebben gegeven: »ja natuurlijk”. Hij was dan ook volstrektnbsp;geen slechte jongen, hij was lang niet alt^dnbsp;knorrig tegen zijn zusje, en hij deed zijn moedernbsp;niet dikwpls verdriet, dit mogen we niet van
-ocr page 9-hem zeggen. Maar toch - zoo recht innig lief had hij haar niet, dan zou hij meer zijn bestnbsp;hebben gedaan om haar plezier te doen. Ennbsp;vooral arm ziek Mieke had wel eeus een beetjenbsp;plezier, een beetje vriendelijkheid noodig. Alsnbsp;Karei haar bpv. Zondags eens verteld had, watnbsp;hij op de zondagschool gehoord had; als hij nunbsp;en dan eens thuis was gekomen met een kleinenbsp;verrassing ; als hij ’s avonds nog eens een uurtjenbsp;met haar gespeeld had, om haar wat afleidingnbsp;te geven - bij had zoo veel voor zijn zusjenbsp;kunnen zijn. Dat alles echter kon moeder hemnbsp;niet leeren ; dat zijn dingen, die uit ons eigen hartnbsp;moeten komen, die we uit eigen beweging moetennbsp;doen. En moeders eenige troost was: »Wie weetnbsp;of hij niet veranderen zal, als hjj wat ouder is;nbsp;als hij maar eens er wat van voelt, hoe prettignbsp;het is, om iemand plezier te doen, wie weet ofnbsp;zpn oogen dan niet opengaan, of hij dan nietnbsp;een heel andere jongen wordt.”
Moeder rijst nu van haar stoel op: «In vredes naam,” zegt zij, »ik kan je nu niet meer naarnbsp;de Zondagschool sturen, je zoudt de deur geslotennbsp;vinden. Ik zal het eten maar op het vuur gaannbsp;zetten, dan kunnen we van middag een half uurnbsp;vroeger klaar zijn.” Juist wil moeder daaraannbsp;beginnen, toen er aan de deur wordt getikt, en
2*
-ocr page 10-10
een oud heer met grijzen baard en een heel vriendelijk gezicht binnenkomt.
»Dokter!” roept een verheugde kinderstem.
»Wel Dokter, komt u zelfs op Paschen bij ons, dat hadden wij niet gedacht!” zegt moeder eveneens verheugd, terwijl zij zich haast een stoelnbsp;voor dokter bij de bedstee te schuiven.
«Waarom op Paschen niet even goed als op een anderen dag?” is het vriendelijk antwoord. »Iknbsp;hoorde van je buurvrouw, die onder kerktijd eennbsp;poosje bij Mieke heeft gezeten, dat het arme kindnbsp;weer zoo’n pijn had, en ’k dacht: ik moet tochnbsp;eens even zien of ik daar niet wat aan doen kan.nbsp;Hoe is ’t kleine meid, nog altpd zoo’n pijn, wilnbsp;dat vervelende beentje nog maar niet ophouden jenbsp;te plagen?”
«Neen dokter,” zegt Mieke, «o ik had daar straks zoo’n pijn en het klopt zoo in mijn hoofdnbsp;en overal; maar ’t is nu al weer wat beter, nunbsp;moeder weer thuis is.”
»Ja,” zegt dokter, terwijl hij haar handje vat, «zoo’n lief moedertje is toch maar de beste dokternbsp;die er bestaat. En moeder behoeft van daag nietnbsp;uit werken, dat is heerlijk! - Hoe is ’t Karei,”nbsp;gaat dokter voort, die hem bij ’t binnenkomennbsp;niet eens opgemerkt heeft, want Karei heeft zichnbsp;opzettelijk schuil gehouden. «Jongen, ben je niet
-ocr page 11-11
naar de Zondagschool ? Ben je ziek en moet ik je ook een drankje voorschrijven ?”
Karei antwoordt niet, maar moeder zegt: »Och dokter, kon u Karei maar eens een drankje gevennbsp;voor zijn onverschilligheid, wat zou ik u dannbsp;dankbaar z^n, want hem scheelt niets dan dat.”
De dokter kijkt Karei eens even aan, hg kent hem wel en weet ook wel, dat hij aan die kwaalnbsp;lijdt. Dan zegt hij ernstig»Ik ben bang, dat ernbsp;in mjjn gansche apotheek geen enkel drankje voornbsp;die kwaal is te vinden. Die kwaal is wel te genezen, maar het geneesmiddel moet van binnennbsp;gezocht en gevonden worden. Karei moet zelfnbsp;naar het drankje zoeken, dan zal hij het vindennbsp;ook.” »Wel,” vervolgt de dokter op vriendelijkennbsp;toon, o’t is jammer, dat Karei niet naar de Zondagschool is gegaan: de kinderen krijgen allennbsp;een mooi plaatje mee naar huis, en er wordt eennbsp;mooi Paaschverhaal verteld, ik weet dit van eennbsp;der juffers, die ik juist sprak vóór dat zjj ernbsp;heenging.”
»0 Karei, hoe jammer!” kan Mieke niet nalaten te zeggen.
5Hoe jammer, niet waar Mieke?” zegt dokter, terwijl hij haar gezichtje eens streelt, «Miekenbsp;zou dat plaatje ook wel graag gezien hebben.nbsp;Maar wacht eens even, ’t kan zijn - ik heb aan
-ocr page 12-de Juffrouw gevraagd, of ik zoo’n plaatje eens zien mocht, en toen heeft zij er mij een gegeven - ’t kannbsp;zijn, dat ik het nog in den zak heb . . . Ennbsp;jawel, dokter haalt zijn groote portefeuille volnbsp;papieren voor den dag, en daar komt het plaatjenbsp;te voorschgn. Mieke volgt iedere beweging vannbsp;den dokter met groote oogen.
»Daar hebben wij ’t waarlijk,” zegt dokter, «Moeder, nu moeten wij de gordijnen voor hetnbsp;raam wat hooger ophalen, anders kan Mieke nietnbsp;genoeg zien. Zie zoo, nu is het licht genoeg;nbsp;kan je zóó goed zien, kleine meid?”
Mieke richt zich wat overeind, en ja, ze kan heel goed zien; - o, wat een beelderignbsp;plaatje! Het stelt voor het graf van den Heernbsp;Jezus, en een engel staat er hij, die den steennbsp;afwentelt. O, wat hééft die engel een vriendelijknbsp;gezicht! In de verte komen er twee vrouwen aan,nbsp;en kijk eens, wat staan die hoornen daar mooinbsp;om heen, en de lucht, wat is die helder blauw,nbsp;juist zooals van daag bij ons. Nu het gordijnnbsp;zoo hoog opgetrokken is, kan Mieke een heelnbsp;stuk van de blauwe lucht zien.
«O, dokter hoe mooi! moeder kijk eens!” roept ze, en ’t is een genot, haar verheugde gezichtjenbsp;te zien, «en er staat wat onder geschreven ook,nbsp;met kleine letters.”
-ocr page 13-13
»Ja er staat ook wat onder geschreven: het is de Paasohgeschiedenis, zoo als die ons in dennbsp;B^bel wordt verhaald. Kan Mieke dat wel voorlezen?”
«Zeker kan zij dat,” zegt moeder, «dokter zal eens hooren, hoe mooi en duidelijk zij lezen kan;nbsp;niet waar, mijn kind?”
Mieke moet nu met behulp van den dokter nog wat meer overeind worden gezet, en dan begintnbsp;zij, eerst wat beverig, want ze is wel een weinignbsp;verlegen, maar toch heel duidelijk:
»»Bn laat na den Sabbath, als het begon te lichten, tegen den eersten dag der week, kwamnbsp;Maria Magdalena en de andere Maria om het grafnbsp;te bezien.
««En zie daar geschiedde eene groote aardbeving, want een engel des Heeren, nederdalende uit den hemel, kwam en wentelde den steen afnbsp;en zat daarop.
»»En zpn gedaante was gelijk het licht, en zijn kleeding wit gelijk sneeuw.
»»En uit vrees voor hem zijn de wachters zeer verschrikt geworden en werden als dooden;nbsp;maar de engel zeide tot de vrouwen; vreestnbsp;gijlieden niet, want ik weet, dat gij zoekt Jezusnbsp;die gekruisigd was.
»«Hij is hier niet, want Hij is opgestaan, gelijk
-ocr page 14-14
Hij gezegd heeft. Komt herwaarts, en ziet de plaats, waar de Heer gelegen heeft.” ”
»Mooi zoo! mijn vrouwtje,” zegt de dokter, als Mieke gelezen heeft, en hij legt haar weernbsp;zachtjes neer om wat uit te rusten. Karei is ooknbsp;naderbij gekomen, hij was toch nieuwsgierig omnbsp;het plaatje eens te zien.
»Je hebt zeker dat verhaal wel meer gehoord,” zoo vervolgt de dokter, »van dien goeden Heer,nbsp;wiens feest wij van daag vieren. En je weetnbsp;zeker wel, hoe Hij gestorven was aan het kruis, ennbsp;hoe zijne vrienden Hem begraven hadden, en hoenbsp;Pilatus nog een wacht had gezet voor het graf,nbsp;opdat er toch niemand bij zou kunnen komen.”
»Ja dokter,” zegt Mieke, »moeder heeft het mij verteld, al heel dikw^ls.”
¦»Heb je er wel ééns aan gedacht Mieke, hoe heerlik het toch geweest moet zgn voor denbsp;vrouwen, die zoo bedroefd waren om Jezus’ dood,nbsp;zóo bedroefd, dat zij dachten nooit meer vroolijknbsp;te kunnen worden, hoe heerlijk, toen zij hoorden, dat Jezus niet meer in het graf lag, dat Hijnbsp;leefde?”
»Ja dokter,” zegt Mieke.
»Welnu,” vervolgt de dokter, „niet alleen de vrouwen waren zoo blij, toen zij hoorden: Jezusnbsp;leeft; maar al die eeuwen door, sedert Jezus
-ocr page 15-15
Op aarde was, hebben de menschen het met ieder Paaschfeest weer gehoord, en altijd blijft het nognbsp;even heerlik om te hooren. O! zooveel menschennbsp;worden er door verbljjd en vertroost! - De woorden die je daar gelezen hebt, kan je nog niet geheelnbsp;begrijpen, ook niet waarom het Paaschfeest zoo grootnbsp;en zoo heerlijk is. Dat leeren we pas veel later,nbsp;als we ouder zijn: maar een klein beetje kan jenbsp;er toch wel van voelen. Vertel me eens, praatnbsp;moeder nog wel eens met je over vader?”
gt;0 ja dokter,” zegt Mieke, »zoo dikwgla!”
»En als je vraagt, waar vader wel gebleven is, waar de zwarte mannen vader heengebracht hebben, wat zegt moeder dan ?”
Mieke ziet moeder eens eventjes vragend aan, dan antwoordt ze; «Moeder zegt, dat ze vadernbsp;op het kerkhof hebben gebracht, onder het groenenbsp;gras, en dat vader daar rust en in het geheelnbsp;geen pijn meer heeft.”
»En zegt moeder niets meer?” vraagt dokter.
Weer kijkt Mieke moeder aan en zegt: «Ik dacht, dat vader daar zoo akelig alleen lag, maarnbsp;moeder zei, dat vader het nu 6 zoo goed had,nbsp;dat hg bg den Hemelschen Vader was, dat hijnbsp;niet meer in het graf lag, maar in den Hemelnbsp;leefde, - en toen.....
«Nu Mieke, en toen?”
3
-ocr page 16-16
»En toen vroeg ik: »»Juist als Jezus, waarvan u my met Paschen verteld heb?”” en toen zeinbsp;moeder: Ja:”
» En ik wed dat moeders verhaal nog niet uit was.''
Mieke bedenkt zich even en zegt: »Moeder zei, dat vader ook nog bij ons was gebleven, al konden we hem niet zien, en dat vader altijd bijnbsp;ons zou blijven, als wjj maar heel veel aan hemnbsp;dachten, en .....
gt;En deden wat hg graag wilde, niet waar Mieke?”
»Ja dokter.”
ïEn heeft moeder geen gelijk Mieke? Is het niet soms of je vaders stem nog, hoort, die zegtnbsp;als je pijn hebt: »Toe Mieke! hou je goed, andersnbsp;is moeder zoo bedroefd.” En als je u dan goednbsp;hebt gehouden en niet geschreid hebt, hoor jenbsp;dan nog wel niet eens: »je ben mijn lieve, knappenbsp;meid!” juist zoo als vader vroeger dikwijls zei?”
Mieke kijkt dokter verbaasd aan en denkt: hoe weet u dat? maar ze zegt niets, ze knikt alleennbsp;maar eens.
gt;Kgk nu, Mieke, zooals vader nog bij je kan zgn, ook al kunt ge hem niet meer zien, kan Jezusnbsp;nog veel meer bij ons zgn, maar alleen dan, als wijnbsp;goede gedachten in ons hart hebben, als wg onsnbsp;best willen doen om braaf en goed te zijn, alsnbsp;we met liefde aan Jezus denken. En voor zoo
-ocr page 17-17
veel menschen, vooral voor hen, die zich hier op aarde eenzaam en verlaten gevoelen, is het zoo’nnbsp;heerlijke en vertroostende gedachte, dat Jezus hijnbsp;hen is, — En Jezus kan ook op staan, kan ooknbsp;leven in de harten van kinderen.”
Karei is hoe langer hoe dichter hij gekomen, hp heeft ieder woord verstaan, en hp zon somsnbsp;ook zoo graag eens iets vragen. Vooral nu begrpptnbsp;hij niet recht, wat dokter daar het laatst gezegdnbsp;heeft: maar hij durft niet, want hij gelooft,nbsp;dat dokter hoos is, omdat hij niet naar de Zondagschool is gegaan.
Gelukkig begrijpt ook Mieke het niet best en vraagt: //Hoe meent u dat dokter, dat Jezusnbsp;kan opstaan in het hart van een kind?”
»Dat begrijpt Mieke niet, dat dacht ik wel, ik zal probeeren, het je beter uit te leggen. Epk eensnbsp;Mieke, we hebben gelezen, niet waar? de Heernbsp;Jezus lag begraven onder een zwaren steen en ernbsp;was zelfs een wacht bij, om te maken dat niemandnbsp;dien steen weg zou nemen.”
//Ja dokter.”
»Welnu, zoo kan Jezus in ons hart ook begraven liggen onder de zonde, b.v. onder onze eigenliefde. Je weet wel, wat eigenliefde is,nbsp;niet waar ?”
//O ja dokter, als we alleen maar aan ons zelf denken.”nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3*
-ocr page 18-»Stel je voor, Mieke! een meisje, dat altijd aan zich zelf denkt, dat alleen maar vraagt, wat vindnbsp;ik plezierig, en nooit eens, kan ik moeder ofnbsp;zusje ook plezier doen? Zoo’n kind is niet gelukkig, want ze maakt niemand gelukkig en niemandnbsp;houdt veel van haar. En in het hart van datnbsp;kind kan Jezus niet leven, omdat er geen liefdenbsp;genoeg in is; die eigenliefde is de steen, die Jezusnbsp;houdt begraven.
Maar als nu dat meisje begint te gevoelen, dat zij nooit gelukkig kan worden, als zij altijd aannbsp;zich zelf denkt; als zij dat eigen-ik leelijk begintnbsp;te vinden en haar best gaat doen, het te overwinnen;nbsp;als zij eens iets gaat doen voor een ander en zenbsp;heeft daarna zoo’n gelukkig en blp gevoel, dat zijnbsp;denkt: //dat wil ik meer doen”; als zo eens begintnbsp;met te vragen: //vindt een ander dat prettig?”nbsp;dan wordt langzamerhand de steen, waarondernbsp;Jezus begraven ligt, opgetild, dan gaat Jezus innbsp;dat hart leven, dan komt er iets heel anders innbsp;dat kind en eindelek, als zij meer en meer datnbsp;leelpke eigen ik op zij heeft gezet, zeggen wij:nbsp;//Jezus is in dat hart opgestaan, de steen isnbsp;afgewenteld!” En dan voelt het kind zich eerstnbsp;recht gelukkig, en voelt eerst, hoe lief zij haarnbsp;moeder en allen om haar heen heeft. Begrijptnbsp;je ’t nu Mieke?quot;
-ocr page 19-19
iiO ja dokterquot;, zegt Mieke, en aan haar gezichtje is het te zien, dat zij ’t begr^pt.
En aan Kareis gezicht is het ook te zien: hij luisterde den heelen tpd met open mond naarnbsp;hetgeen dokter zei.
(/Maar” zegt dokter, //er zpn nog meer steenen waaronder Jezus begraven kan liggen, b.v. onwaarheid , ongeduldigheid , onverschilligheid, ónbsp;onverschilligheid is ook zoo’n zware steen!”
Dit laatste zegt dokter op zeer ernstigen toon, en Karei durft niet op te kjjken, maar hij verbeeldtnbsp;zich, dat dokter hem aanziet.
//Dokterquot; vraagt Mieke, nadat er eenige oogen-blikken zijn voorbijgegaan, waarin niemand een woord sprak, i/kan er ook geen engel komen, dienbsp;den steen in ons hart oplicht? Zijn er nu geennbsp;engelen meer zooals toen? dat is naar!”
Dokter lacht, eens vriendelyk tegen Mieke en zegt; «Zeker mpn kind, zeker zijn er nog engelen.nbsp;Vertel me eens, als je eens ongeduldig ben geweestnbsp;en daardoor onvriendelijk tegen moeder, hoe komtnbsp;het dan, dat je gauw daarna weer heel andersnbsp;zijt en alles doet om het moeder maar te latennbsp;vergeten ?”
Mieke krijgt een kleur, ze herinnert zich wel zoo’n oogenblik van onvriendelijkheid, en zegt dannbsp;zacht: //Dan zie ik hoe bedroefd moeder er uitzietnbsp;en krgg zoo’n naar gevoel, en ... .
-ocr page 20-20
• nbsp;nbsp;nbsp;Kijk Mieke” zegt dokter, »dan is dat berouw
de engel, die den steen wil opliohten. Zoo zendt God zyne engelen in ons hart, en dienbsp;heeten onder anderen: liefde, eene vriendelijke gedachte, berouw of schaamte, ennbsp;er is geen steen zoo zwaar of hij kan doornbsp;een dezer engelen worden afgewenteld. O kinderen,nbsp;eerst als Jezus leeft in ons hart, kunnen wij gelukkig zjjn, vóór dien tijd niet, ook al bezaten wijnbsp;alle schatten van de wereld.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;metnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;elk Paasch-
feest weer, komt nbsp;nbsp;nbsp;de vraagnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;totnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ons:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Is Jezus al
opgestaan in uw hart?”
//Maar o wee, nu heb ik hier meer dan een half uur zitten praten.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Moeder,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zultnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;genbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zorgen dat
Mieke een slaapje nbsp;nbsp;nbsp;doet? andersnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zounbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dokter haar
ziek maken in plaats van beter.”
• nbsp;nbsp;nbsp;O dokter” zegt moeder, »ik denk, dat Miekenbsp;zal zeggen, dat u haar pijn hebt weg gepraat.”
//Ik dank u wel, dat u mijn kind zoo’n heerlijk uurtje hebt bezorgd!quot;
• nbsp;nbsp;nbsp;Eu wat doet Karei van middag? Hij moetnbsp;zeker eerst eten. Maar heb je lust om daarna metnbsp;mij meê te rijden ? Ik moet nog naar een ziekenbsp;vrouw buiten den tol. Wil je m^n bruintjenbsp;vasthouden, terwijl ik bij de zieke ben?”
• nbsp;nbsp;nbsp;Als ’t u blieft dokter!” zegt Karei, en zijnnbsp;heele gezicht klaart op.
-ocr page 21-//Afgesproken dan, om drie uur rijd ik weg.”
;/Dag moeder, dag Mieke, nu geen ppii hebben hoor!”
Met die woorden gaat dokter de deur uit.
//Wat is die dokter toch lief moeder,” zegt Mieke en Karei denkt dit ook, al zegt hij het niet.
Moeder zet nu het eten op tafel ; ’t is een smakelijk middagmaal, moeder heeft gezorgd voornbsp;mooie groote Paascheieren. Karei zei wel eennbsp;paar dagen geleden, toen Mieke vertelde dat ze ernbsp;al naar verlangde, //Och kom, wat proef je nunbsp;voor onderscheid aan een Paaschei of een gewoonnbsp;ei”, maar hij moet bekennen, van daag smaken zenbsp;hem toch bijzonder lekker.
Vóór dat de klok drie slaat, is Karei reeds op den .stoep voor dokters huis en weldra rijden ze uit.
Het is een heerlijk ritje; de zon schpnt koesterend en alles ziet er zoo vroolijk uit. De boomen langs den weg hebben al knoppen en Karei zietnbsp;overal tusschen het gras bloemkens staan.
//Jammer dat Mieke ook niet met ons meê kan rijden” zegt dokter, //dat arme kind; ik ben bangnbsp;dat zij nog wel heel lang in huis zal moetennbsp;blijven.”
Wonderlijk, Karei dacht ook juist aan Mieke, dat kwam zeker toen zijn oog op de grasbloemkensnbsp;viel. Mieke praat altijd zoo veel van bloemen.
-ocr page 22-22
Bn hij heeft zelfs even gedacht //Zou ik er eens uitspringen, om er een paar voor haar te plukken ?”nbsp;maar hij durft niet aan dokter te vragen, om evennbsp;op te houden. //Ik zal op een anderen dag ernbsp;eens wat voor haar gaan plukken, ik weet nunbsp;waar ze staan,” denkt hij.
Verder spraken zij niet veel; de dokter dacht misschien wel aan een ergen zieke, die hij bangnbsp;was dat sterven zou, mogelijk ook wel aan eennbsp;dien hjj hoopte beter te maken.....
En Karei ? hij moest altijd nog denken aan hetgeen dokter met Mieke had gepraat.
Gewoonlijk dacht hij niet lang na over één ding. Wat hij hoorde, ging meestal het eene oornbsp;in, het andere uit, maar van daag was het anders.nbsp;Hij zag den heelen tijd nog het plaatje vóór zich,nbsp;’t was zoo mooi gekleurd, hij had het ook kunnennbsp;hebben, als hij maar naar de Zondagschool wasnbsp;gegaan. En hij zei wel tot zich zelf //Wat kan mijnbsp;nu zoo’n plaatje schelen? ik heb ’t nu toch gezien”nbsp;maar dat hielp niet, hij moest er telkens weernbsp;aan denken.
Eindelijk komen zij hjj het tolhek, en de dokter laat zijn paard stil honden voor een klein huis,nbsp;dat eenigszins eenzaam aan den weg ligt.
Daar woont Hannes, een arm arbeider, en dokter moet eens naar het oude Grootje gaan zien, datnbsp;van den winter zoo met den hoest sukkelt.
-ocr page 23-23
«Je kunt eigenlijk wel mee naar binnen gaan” zegt dokter, «Klaas van het tolhek zal wel evennbsp;bg het paard blijven.”
Karei zou veel liever buiten blijven: wat kan hem het oude Grootje schelen? Maar dat durft hijnbsp;niet te zeggen, en hij volgt dokter dus in hetnbsp;kleine armoedige huisje.
«Dokter!” is de verheugde uitroep van drie stemmen te gelijk; van Grootje, die dadelijknbsp;weer een hoestbui krijgt, van Hannes en vannbsp;Gerrit, het zoontje van den arbeider. Er is geennbsp;moeder meer, en Grootje woont nu hij haar zoonnbsp;in, dat is nu al elf jaar lang.
Karei kent Gerrit nog wel, ze hebben zamen schoolgegaan, maar later heeft hij hem tochnbsp;nooit meer gezien, want het huisje waar Gerritnbsp;nu woont, hoort hjj eene andere gemeente.
Het eerste wat de dokter en Karei zien, als z^ binnen komen, is eene bloeiende Azalia middennbsp;op tafel: een mooie plant met lichte roode bloemen ,nbsp;en daar omheen de vroolijke gezichten van Hannesnbsp;en Grootje, maar vooral van Gerrit.
«O dokter” zegt Grootje tusschen haar hoesten door, «zie toch eens, hoe Gerrit mjj verrast heeft,nbsp;kijk eens, wat een mooie plant, en ik wist er nietsnbsp;van, ik dacht, dat ik nog droomde, toen ik vannbsp;morgen wakker werd en de bloemeu zag.”
-ocr page 24-//En ik wist er ook niets van” zegt Hannes.
//Maar Herrit wist er meer van!” zegt dokter, //ja, ja, ik was ook in de geheimen, ik wist datnbsp;je kleinzoon plan had om zijn Grootje een blijdenbsp;Pasohen te bezorgen. Maar denk niet, dat ik ernbsp;één cent aan geholpen heb, ’t is alles van zijnnbsp;eigen gespaarde geld.” En tot Gerrit, die er uitziet, als straalde een zonnetje uit zijn oogen, zegtnbsp;dokter; //Je hebt mooi gekozen, hoor 1”
//Dokter,” zegt Gerrit, //het is zoo aardig gegaan ; u moet begrppen dat ik eerst een veel kleiner plant had uitgezocht, want de tuinbaas zei,nbsp;dat ik voor één gulden maar een klein plantjenbsp;krijgen kon, en ik had niet meer. Toen ik diennbsp;kleinen pot dan meê wou nemen, vroeg de tuinbaas: //Jongen, wat doe je met die bloemen?” Dienbsp;zijn voor Grootje, zeg ik, ik wou er haar metnbsp;Paschen meê verrassen, omdat zij er zoo overnbsp;tobt, dat zij niet uit kan om den hoest, en van ’tnbsp;jaar de boomen niet groen kan zien worden. Iknbsp;zei hem ook (anders mocht hij eens niet weten,nbsp;waar ik den gulden van daan had gehaald) dat iknbsp;er al lang gespaard had, als ik bij mijn baasnbsp;överwerkte. En toen zei hp ; //Wacht eens, ik hebnbsp;me vergist, je kunt voor een gulden ook nognbsp;wel een andere krijgen, en toen gaf hp mij dezenbsp;plant, dokter, wel driemaal zoo groot als denbsp;andere!”
-ocr page 25-25
En Gerrit springt in de rondte van plezier.
Grootje heeft niet alles gehoord, ze is wat doof; maar zij vat dokters hand en zegt: »Datnbsp;mijn lieve jongen zoo aan mij gedacht heeft. - 6nbsp;dokter, ik heb zoo’n gelukkige Paschen!”
»En hij niet minder, denk ik,” zegt de dokter lachend. »En ’t kwam net mooi,” voegt Hannesnbsp;er bij, »’t had er anders treurig uitgezien vannbsp;daag, want met het werk is ’t slapjes tegenwoordig, en er konden van ’t jaar geen paasch-eieren op overschieten.”
»Nu,” zegt dokter, «ik zie wel, van daag behoef ik je geen drankje voor te schrjjven. Mijn drankje voor Grootje is altijd: een beetje opgewektheid en een beetje goeden moed, en daarnbsp;heeft Gerrit al voor gezorgd. — Dag Grootje!nbsp;laat die plant je nog maar lang van dit heerlijkenbsp;Paaschfeest spreken. Dag Hannes! Dag Gerrit!nbsp;je bent een knap dokter. Grootje is in langennbsp;tijd niet zoo wèl geweest als van daag.”
En voort gaat de bruin weer. — Gerrit bljjft net zoo lang voor de deur staan, als hij dennbsp;wagen zien kan.
gt;Jongens,” zegt dokter op ernstigen toon, »als er van daag geen Paaschlicht in dat huisje scheen,nbsp;zou het er donker uitzien, geloof ik. Ik denknbsp;niet, dat Hannes en Gerrit veel middageten heb-
-ocr page 26-26
ben gehad; er is zoo weinig verdiend in de laatste dagen. Ik zal zien, dat Hannes ander werknbsp;krijgt. De Hemelsche Vader zendt dat licht vannbsp;daag zeker als een vergoeding; - ik geloof niet,nbsp;dat er veel menschen z^n, zóo gelukkig als dezenbsp;drie met al hun armoe.”
Mieke heeft onderwijl wat geslapen, ze is echter wakker als Karei binnenkomt. Zou zijnbsp;durven vragen, of hij haar eens wat wil vertellennbsp;van zijn ritje met den dokter? Ze denkt daarnbsp;nog over, als Karei uit zich zelf b^ haar komt,nbsp;om haar een sinaasappel te geven.
gt;0, dank je Karei!” roept ze.
»Je moet niet bedanken Mieke, de dokter heeft hem mij voor je gegeven; wil ik de schil er eensnbsp;voor je afdoen?”
Rustig gaat de avond voorbij. Karei zit te lezen in een boek over de vaderlandsche geschiedenis, terwijl moeder Mieke wat voorleest. Maarnbsp;zijn gedachten zijn niet bij zijn boek, telkensnbsp;denkt hij weer aan alles wat hij gezien en gehoordnbsp;heeft. En dien nacht droomt Karei heel verwardnbsp;van paarden en van een wagen, die altijd maarnbsp;voortrijdt en waar hij niet uit kan springen. Ennbsp;op ’t laatst droomt h^, dat hij onder een groetennbsp;steen ligt en ’t ó zoo benauwd heeft; hij kan hemnbsp;maar niet oplichten. En hij ziet door den steen
-ocr page 27-27
heen, en daar staat een engel met een lang wit kleed aan, en roept: «Help mij”, en hij voeltnbsp;dat de engel hem bij zijn arm pakt en op wilnbsp;tillen, en dat duurt een heele poos. Eindelijk -daar wordt hij wakker, en als hij zijn oogen opennbsp;doet, wordt hij waarlijk aan zijn arm getrokkennbsp;door moeder, die bij zijn bed staat en zegt (terwijlnbsp;zij hem zachtjes heen en weer schudt): »Wel jounbsp;slaapkop! wordt je nooit wakker, ’t is al half acht.”
Zóo laat is Karei zelden opgestaan; gelukkig, dat het van daag weer Zondag is. Op tweedennbsp;Paaschdag is de winkel nog gesloten.
Den volgenden dag gaat Karei weer naar zijn werk als gewoonlijk.
Toch niet als gewoonlijk. Gewoonlijk ging hij zoo laat mogelijk van huis en moest moeder welnbsp;tienmaal zeggen: «hé jongen! maak toch voort”.nbsp;Nu zien we hem al vroeg uitstappen. Waarom?nbsp;Ja, dat zullen we zien! Er is aan den winkelnbsp;weer veel werk, dat is altijd in de maand April,nbsp;als de menschen aan het schoonmaken zijn, hebbennbsp;zij den timmerman nog al eens noodig.
Nu is de baas gewoon, om zpn knechts al bij ’t begin van ’t werk te vragen, wie over wilnbsp;werken dien dag; en natuurlijk, wie het eerstenbsp;komt, heeft de eerste rechten. Daar denkt Kareinbsp;aan en daarom heeft hij zoo’n haast.
-ocr page 28-»Maar,” zoo vraagt gj natuurlijk, gt;hoe komt het, dat Karei op eens zoo’n haast heeft, hetnbsp;kan hem immers nooit schelen om over te werken,nbsp;ja, hij doet het liever niet,”
Luister eens. We weten, hoe blij Mieke was met het plaatje, dat zij van den dokter had gekregen ; den heelen dag moest zjj het telkens weernbsp;bekijken. Eén ding was echter jammer: om datnbsp;te doen moest ze altijd wat overeind komen,nbsp;en dat koste haar met haar zieke beentje nognbsp;al moeite. Als moeder niet bij haar was, kon zijnbsp;’t niet alleen. Moeder had al eens gezegd: »Wilnbsp;ik het met een speld aan het gordijn vaststeken,nbsp;dan kan je het zien, ook als je ligt?” Maar dannbsp;kwam er een gaatje in , en kon ’t zoo ligt scheuren, - neen dat wou ze liever niet.
»Als er een lijstje om heen was, konden we het ophangen, dat zou heerlijk zijn!” zei moeder.nbsp;Maar hoe daaraan te komen ? Het lijstje, waarnbsp;het portret van den koning in’ hing, boven dennbsp;schoorsteen, was veel te groot, dat om vadersnbsp;portret te klein, en dat mocht niet weg.
Karei hoorde moeder en Mieke daar samen over praten, en op eens herinnerde hij zich, dat in dennbsp;winkel, waar hij altjjd voorbij moest als hjjnbsp;naar zjjn werk ging, lijstjes voor het raam lagen.nbsp;Lijstjes van allerlei grootte lagen daar, die kostten
-ocr page 29-29
zoo wat 50 of 60 centen. Als hij er zoo eens een kragen kon voor Mieke! Maar hij heeft geennbsp;geld; aan moeder wil hij ’t niet vragen, die kannbsp;’t niet missen. Wacht, daar schoot hem iets tenbsp;binnen: als er dinsdag weer eens veel werk wasnbsp;en hij kon eens overwerken: moeder had toch gezegd, dat hij dat geld zelf mocht houden.
Dit plan had hij gisteren avond in zijn bed gemaakt; begrijpt ge nu, waarom hij zich van morgen zoo haast om op zijn winkel te komen?
• nbsp;nbsp;nbsp;Had die onverschillige Karei aan zoo iets gedacht?” vraagt gij.
Maar had de dokter niet gezegd: dat een •vrien-delpke gedachte de engel kan zijn, die den steen van eigenliefde of onverschilligheid in onsnbsp;hart kan afwentelen?”
Toen dus de baas vraagt: »Jongens ik heb overvloed van werk, wie wil overwerken?” zegtnbsp;Karei: »Ik, als ’t u belieft baas.”
»Jp Karei?” vraagt de baas verwonderd; »jp overwerken?”
• nbsp;nbsp;nbsp;Als ’t u belieft baas^” zegt Karei weer, ter-wpl hij een kleur krijgt
• nbsp;nbsp;nbsp;Nu best jongen, ik heb er niet tegen,” herneemt de baas, «reken er dan maar op, dat jenbsp;twee uur langer blijft ”
Twee uur denkt Karei, dat is 20 cents, dat
-ocr page 30-helpt. — Als Karei thuis komt om te eten, zegt hij aan moeder, dat bij mogelijk wat langer wegnbsp;zal blijven van avond, omdat het aan den winkelnbsp;zoo druk is. Van zijn plan vertelt hij nog niets,nbsp;dat is natuurlijk; maar moeder ziet wel aan hem,nbsp;dat er iets is, wat hij prettig vindt, hij ziet ernbsp;zoo opgeruimd uit.
Zoo gaat het nog eenige dagen, die week. Karei is telkens doodsbang, dat moeder of dokter eensnbsp;met een lijstje aan zullen komen, maar gelukkignbsp;gebéurt dat niet.
Mieke zegt nog wel dikwijls: »Hoe jammer dat het niet hangen kan:” en dan denkt Karei bijnbsp;zich zelf: »Wacht maar Mieke!” — De baas hadnbsp;ook al opgemerkt, dat Kareis gezicht veel vroolijkernbsp;stond dan gewoonlijk en dacht: »dat vele werkennbsp;is goed voor hem.”
Als het Vrijdag is, zijn de 60 centen bij elkaar en nu moet Karei aan moeder het geheim welnbsp;verklappen, want hoe zal hij anders de maat voornbsp;het lijstje kragen. — Kunt ge u moeders gezichtnbsp;voorstellen, toen Karei het haar vertelde, s’avondsnbsp;terwijl Mieke insliep?
Dat Mieke zoo verrast zou worden, en dat Karei dat verzonnen had! Wie weet, of moeder niet gevraagd had aan den Hemelschen Vader, dat Hijnbsp;zijn engelen toch ook in het hart van haar jongen
-ocr page 31-31
mocht zenden, en of zij nu niet dacht: »mijn gebed is verhoord.” Zeker is het, dat haar gezichtnbsp;van blijdschap straalde, op dat oogenblik.
Moeder hielp hem heel precies de hoogte en breedte van het plaatje te meten; toen werd hetnbsp;weer voorzichtig op Miekes bed neergelegd; zijnbsp;moest het altijd bij zich hebben.
Als Karei den volgenden morgen naar z^n werk gaat, ia het winkeltje nog gesloten, maar als hp ernbsp;om twaalf uren voorbij komt, loopt hij er gauwnbsp;^n en zoekt een lijstje uit. En als hp de maatnbsp;neemt met het touwtje dat hij bij zich heeft,nbsp;vraagt de Juffrouw »is het ook voor het plaatjenbsp;van de Zondagschool? Dan moet je dit hebben;nbsp;ik heb er gisteren nog een verkocht, precies zoonbsp;groot, aan Keetje van den schoolmeester.”
Dat was er juist een van 60 centen! Karei had de Juffrouw wel om den hals willen vliegen, toennbsp;zp dat zeide.
Heel stil legt Karei, als hij thuis komt, het pakje boven op de kast, zonder dat Mieke ietsnbsp;merkt. s’Avonds als zp slaapt wordt het plaatjenbsp;er in gezet, en als zij wakker wordt den volgendennbsp;morgen, hangt het aan den muur, zp behoeft maarnbsp;even de oogen op te slaan, om het te zien,
»0 moeder!” roept het kind, skom toch gauw hier, kijk eens wat daar gekomen is, het plaatje
-ocr page 32-hangt in een l^stje, o moeder!” en als moeder bij haar komt en ook Karei heeft geroepen, die zijnnbsp;best doet een gezicht te zetten, alsof hij nergensnbsp;van weet, vraagt Mieke, (terwpl zij de handjesnbsp;bevend van plezier om moeders hals slaat) »zounbsp;een engeltje uit den hemel dat daar gebracht hebben?”
»Ik denk, mijn kind,” zegt moeder, terwijl zij haar kust, «ik denk, dat een mensch of misschiennbsp;wel een kind, het daar heeft opgehangen, maarnbsp;dat een engeltje uit den hemel het hem heeftnbsp;ingefluisterd!” Meteen wpst zij naar Karei, die*nbsp;zich nu niet meer goed kan houden en niet weetnbsp;of hij moet huilen of lachen, hij doet zoo watnbsp;beiden te gelijk.
En nu vertelt moeder Mieke haarklein, hoe alles gegaan is.
Of Karei ook gezoend werd, of hij ook bedankt werd door zijn zusje!
Met welk een blij gevoel ging Karei dien morgen met moeder naar de kerk.
Hoe kwam het, dat Karei dien middag veel meer lust had om naar de Zondagschool te gaan ennbsp;verlangde, dat de Juffrouw haar verhaal zounbsp;beginnen? Anders kon zoo’n verhaal hem weinignbsp;schelen. Zou hij weer aan Mieke gedacht hebben?nbsp;of aan Gerrit, of aan het plaatje? ik denk aannbsp;alles te gelpk.
-ocr page 33-33
Wat luisterde Mieke goed, toen Karei haar van de Zondagschool vertelde, wat was zij blij en watnbsp;speet het Karei, dat hij dat nooit, nooit vroegernbsp;gedaan had!
Ge vraagt misschien weer, hoe had Karei zoo op eens lust gekregen om Mieke te vertellen: daarnbsp;dacht hij vroeger nooit aan, daar was hij immersnbsp;te onverschillig voor ? Had de dokter niet gezegd;nbsp;»dat berouw een engel is, die den steen in onsnbsp;hart kan afwentelen?”
Het plaatje was een altoos durend genot voor Mieke, die zoo bly was, toen de dokter kwam ennbsp;het ook kon zien; zg vertelde er ook terstond hg,nbsp;wie haar zoo vriendelgk verrast had. De dokternbsp;keek moeder eens aan en zei: gt;Zou het drankjenbsp;al gevonden zijn ?”
’t Was gelukkig, dat het gedurende die heele maand en in Mei ook nog zoo druk aan den winkelnbsp;was, en dat de baas telkens moest vragen, ofnbsp;Karei wilde overwerken, want hg had altoos geldnbsp;noodig.
Wonderlijk, dat hij nu telkens weer iets nieuws bedacht, waarmee hij Mieke plezier kon doen, ennbsp;dat hem vroeger nooit zoo iets in de gedachtennbsp;was gekomen! Zon het ook wezen, door datnbsp;Kareis oogen er nu eenmaal voor waren opennbsp;gegaan, en dat hij nu daardoor telkens weer ietsnbsp;anders ontdekte ?
-ocr page 34-34
’t Was of al de plannetjes die hij had, of de lust om Mieke pleizier te doen, hem ook tot allesnbsp;meer lust gaven. De baas had reeds opgemerkt,nbsp;dat hij met veel meer lust werkte; vroeger moestnbsp;hij zoo dikwijls zeggen: »Jongen, je hamert welnbsp;met je handen, maar je ziel is er niet bij;” nunbsp;ging bet met veel ijver, zoodat de baas alnbsp;eens bij moeder gekomen was om baar te zeggen:nbsp;• Moedertje je zult eens zien, wat een flinke kerelnbsp;je zoon wordt; die onverschilligheid gaat er hoenbsp;langer hoe meer af.” Zelfs de menschen, die hemnbsp;op straat of zoo nu en dan in huis zagen, zeiden:nbsp;»Er komt iets anders in den jongen maar meernbsp;dan iemand, merkte moeder het, en verblijdde ernbsp;zich zoo innig in.
Neen, ’t was de oude onverschillige Karei niet meer, als hij uitging, als hij thuis kwam, als hijnbsp;met Mieke speelde: er was iets anders in hemnbsp;gekomen, de menschen hadden gelijk.
Maar zou er ook niet iets anders in ons moeten komen, als Jezus, die reine, heilige Jezusnbsp;in ons hart gaat leven?......
Zoo ging de zomer voorbij, zoo kwam weer de lange koude winter. Toen was er zelden over tenbsp;werken; maar Karei had al gemerkt, dat men nietnbsp;alleen door iets te geven, iemand plezier kannbsp;doen of gelukkig maken, neen, ook door iets voor
-ocr page 35-35
ieraand te zijn. Als hij s’avonds al zijn best deed om zyn zusje wat op te vroolpken, haar denbsp;pjjn wat te doen vergeten, door met haar te spelennbsp;ot wat voor haar te lezen, dan w a s hij iets voornbsp;haar, dan was hij haar tot afleiding, tot troost.
En toch gaf hp haar ook dikwijls nog wat. Als hp in plaats van met zijn vriendjes te gaannbsp;spelen bij haar ging zitten, dan gaf hij aan haarnbsp;zijn tpd en zpn plezier, en dat had nog meernbsp;waarde dan presentjes.
Zoo zorgt de liefderijke Hemelsche Vader, dat zelfs de armste nog altjjd wat te geven heeft.
En hoe Mieke iederen middag verlangde naar het uur dat Karei thuis zou komen, behoef iknbsp;wel niet te zeggen!
Eindelijk kwam ook het voorjaar en met het voorjaar brak ook Paschen weer aan. Willen wenbsp;op eersten Paaschdag weer eventjes een bezoeknbsp;bp vrouw Melis gaan brengen ?
Zie, daar komen we Karei al tegen, die uit de Zondagschool komt. Ditmaal is het geen warmenbsp;lentedag zooals verleden jaar, het weer is guurnbsp;en somber. Paschen valt dit jaar vroeg, 't is nognbsp;Maart. Maar het Paaschzonnetje, dat toen buitennbsp;scheen, schijnt nu in Kareis hart, dat kunnen wijnbsp;aan zpn gezicht zien. Wat ziet hij er vergenoegd
-ocr page 36-36
en gelukkig uit, hij denkt zeker aan iets heel prettigs !
We zouden ’t hem wel zelf kunnen vragen, maar we loopen hem liever even voorbij en zorgennbsp;dat wij een oogenblikje vóór hem binnen zijn.
Daar zien wij moeder zitten, zij zit aan tafel en heeft iets in de handen waarop zij zit te kijken.nbsp;Zien wp goed, vallen er tranen op?
Doch laten wij eerst eens in de bedstede kijken, waar we Mieke verleden jaar vonden.
Waar is zij? ligt zg daar niet meer, zou zij genezen zijn?
Ja Mieke is genezen; zij ligt niet meer in de bedstee, zij heeft geen ppn meer, zij voelt zichnbsp;niet meer moê. Sedert twee maanden rust zij bijnbsp;vader op het kerkhof onder het groene gras, Zpnbsp;was dien winter gedurig zieker en pijnlijkernbsp;geworden, en hoe bedroefd moeder ook omnbsp;haar dood is, hoe bitter zij haar eenig dochtertjenbsp;mist, zij zou haar toch niet meer terug wenschen.nbsp;Zij moest den laatsten tijd van haar leven zoonbsp;heel veel pijn lijden, moeder is dankbaar, dat haarnbsp;lieveling nu rust!
Karei heeft moeder trouw geholpen om voor Mieke alles te doen, wat haar de pijn wat konnbsp;verzachten of doen vergeten. Tot het laatste toenbsp;had zij nog zoo veel plezier in haar plaatje, en
37
toen zij zoo zwak was, dat zij ’t niet meer in haar handjes kon houden, had zij nog eens gezegd:nbsp;»Hoe gelukkig toch dat er een lijstje om is, nunbsp;kan ik het toch nog zien.”
Is het wel wonder, dat moeders tranen op dat plaatje vallen, nu zij ’t in de hand houdt?
Het hangt na Miekes dood tegenover vaders portret naast den spiegel; moeder kan echter nietnbsp;laten het telkens eens in de hand te nemen, ennbsp;dit had zij nu ook gedaan, terwijl zp alleen was.
Daar is Karei! moeder veegt gauw haar tranen weg, en hangt het plaatje weer op zijn plaats.
Karei komt op een draf binnenloopen. en roept reeds aan de deur: »Moeder ik heb op de Zondagschool wat voor Mieke gekregen!”
//Jongenlief”, zegt moeder zacht en bpna ver-wplend, wvoor Mieke? die is immers niet meer bij ons”.
//•Ja moeder, kijk maar!” en meteen haalt Karei twee papiertjes voor den dag, waarin zaad is.
//Alle kinderen”, zoo gaat hij voort, »hebben zaad van de Juffrouw gekregen om te zaaien, wenbsp;mochten kiezen welk we wilden hebben. Ik hebnbsp;resida gekozen en oost-indische kers, dat kan goednbsp;tegen weer en wind, eu daar hield Mieke zoo veel van.
//Weet u niet, hoe aardig zij ’t vond om te zien, hoe in ’t tuintje hierover van den melkboer die
-ocr page 38-roode en gele bloemen tegen het hekje opkropen, en de honing uit de kelkjes vond zij zoo lekker,nbsp;ik kreeg wel eens zoo’n bloem voor haar. Datnbsp;weet u toch nog wel moeder? Nu, die zaai iknbsp;bij het paaltje, dan kruipt het er tegen op, ennbsp;het resida-zaad strooi ik er om heen, dan bedektnbsp;het haar heele graf, vindt u dat niet assrdignbsp;moeder?'
Moeder kan niets doen dan haar jongen in de armen nemen en hem kussen, «Hij is haar bestenbsp;jongen, haar troost, haar alles” zegt ze.
Weer klinkt, maar nu is het avond, uit de dorpskerk te O . . . het plechtig Paaschgezang vannbsp;de gemeente:
//Triomf! de Heer is opgestaan,
//Wij kunnen vroolijk grafwaarts gaan.”
(Gez. 141).
Karei zingt met luider stem mee, als hij naast moeder in de kerk zit. Doch hp denkt terwijlnbsp;aan iets anders. Zijn gedachten dwalen af naarnbsp;het plekje op het kerkhof, waar Mieke begravennbsp;ligt, en hij denkt er aan hoe aardig ’t zal zijnnbsp;als die roode en gele bloemen tegen het paaltjenbsp;opkruipen, en als hp een ruikertje resida, dat
-ocr page 39- -ocr page 40-
Cents. De jonge Hutbewoonster... 22^ Opwekking te Elberfeld.... 05 John Robins, de matroos... 10 Kolonel Jacob Gardiner.... I5Jnbsp;De Bode met goede tijding. 15 Zonderlinge tusschenkomst Levensber. van Amelia Gale. 07^ De geschied. V. Mary Smith. 12^ De waarheid van het Evang. 10 Laatste uren V. John Cowper, 10 Het einde van den tijd..... 10 Wie zijt gij 1 Wat hebt gij Eben-Haëzer inLatakko... 10 Indiaansche bekeerlingen .. 10 De Christen-feesten........ 05 Verhaal van 2 predikers... 07^ De tijd en de eeuwigheid.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;10 Kort en heilzaam berigt... 10 Johan Coenraad Ter Linden 07^nbsp;Een beroep op het hart.... 12|nbsp;De landman in den Elsas... 10nbsp;Sterfgevallen van zeven bekeerde heidenen.......... 10 Levensloop van C.L.Topfer 07^ Eenige bijzonderheden uit het leven van Morrison..... 15 De christelijke viering van Het bezoek bij een kranke. 15 Bri(fven van een’ leeraar ... 15 Als God werkt, wie zal De S«ldaten-dochter....... Het gelukkige sterf bed____ 10 De gast zonder bruiloftskl. nbsp;nbsp;nbsp;07^ TreflFend voorbeeld........07| Levensschets V. Blumhardt. 15 |
Cents. De roepstem des Heereu ... 15 Eerste zend. te St. Thomas. 15 Kenmerk. V. een kind Gods. 07^ Overtuiging verwaarloosd.. 12Jnbsp;De onbekende zendeling ., 04 Opmerkelijke leiding Gods 07 Ged. over d« eeuwigheid .. 074 De Christen in het gasthuis 03 Levensb. van een’soldaat .. 05 Pacalsdorp ............... 074 Bekeering v, A. H. Franke. 04 Rede van een grijsaard ... 074 Het huisgez. te llaeterdale, 15 Leven van Chrysostomus .. 074 Het geheimzinnige in den Overeenk. Christel. Godsd. 05 W aarschuwing tegen valsche . Triomfboog van Titus .... 06 , Zijt gij gelukkig?......... 074 , Uit- en inwendige zending 05 . De waarde van het gebed. 074 , Goodluck Day............ 074 De toestand der heid. vrouw 074 Middel om rijk te worden. 04nbsp;Eene oude beproefde raad . 124 De zendel. onder de heid. , 054 De Christen-vrouwen dernbsp;Apostolische eeuw........ 06 |