'^Door M. H. SCHIPPERS.
:?-lt;Q
-ocr page 2- -ocr page 3-het H£DEKI-*K0SCHE ZENDtLI'tamp;StKOQTSCH^P.
;:i5.
SE.5“ S«'
»De godsvrucht,” zegt de Apostel, »is een groot gewin.” En elders; gt;Zij is tot alle dingen nut;nbsp;want zp heeft de beloften beide voor het tegenwoordige en het toekomende leven.” Er zpn er,nbsp;die deze uitspraak niet beamen, die in godsdienstigheid geen aanwinst zien, en voor hare beloftennbsp;weinig gevoelen. Het is in den regel vruchteloosnbsp;met dezulken veel te redeneeren. Het wordt maarnbsp;al te licht een twistrede, en tegen één keer verbetering, wordt er wellicht tien keeren verbitteringnbsp;uit geboren. Iets anders is het, wanneer mennbsp;hun voorbeelden, sprekende en niet te wedersprokennbsp;voorbeelden, kan doen zien, waaruit blpkt, datnbsp;voor sommigen het godsdienstig leven wèl eennbsp;gewin is en voor wie de beloften wèl wordennbsp;vervuld. Dat zal leiden tot stil nadenken, terwijlnbsp;daaruit weder iets goeds kan geboren worden.nbsp;‘Een zaaier ging uit om te zaaien, en een deelnbsp;van het zaad viel in goede aarde.”
1
-ocr page 4-Zulk een sprekend en niet te wederspreken voorbeeld levert m. i. de Minahassa van Menadonbsp;op. Ik wil trachten eenvoudig te verhalen vannbsp;wat ik daar gedurende mijn tweejarig verblijf zagnbsp;en ondervond. Ik wil eerst een schets geven vannbsp;het godsdienstig volksleven in het algemeen. Daarnanbsp;mpne lezers in kennis brengen met eenige Mina-hassers persoonlijk.
Teneinde het godsdienstig volksleven der Mina-hassers, zooals het nu is, beter te kunnen waar-deeren, willen wij beginnen met te vragen wat het vroeger was. Vroeger, »dat is niet vele eeuwennbsp;geleden”, zoodat menigeen ongeloovig de schoudersnbsp;zou kunnen ophalen, zeggende: »Het is zoo langnbsp;geleden; het kan geen navraag meer lijden, ennbsp;geschreven oorkonden van de geschiedenis der Minahassa bestaan niet.” Neen, als wij spreken vannbsp;vroeger, dan deuken w^ slechts 50 jaren terug,nbsp;toen de zendelingen Riedel en Sch-w.iez in de Mina-hasse kwamen, en die de meeste thans nognbsp;levende Minahassers hebben gekend. Onze overlevering is nog geen twee menschengeslachten oud.nbsp;En bovendien, wie even buiten de Minahassa gaat,nbsp;naar Bolaang-Mongondou, kan daar nog den zelfdennbsp;toestand aanschouwen, dien wij ü van de Mina-has.sa zullen beschrijven, en met eigen oogen zien
-ocr page 5-hoe het vroeger was. Dit voor wie soms meenen mocht, dat wg overdrijven.
Wjj stellen ons dan voor, dat wij in de Mina-hassa zijn, ruim 50 jaren geleden. Zie daar dien man eens. Gij meent bgna dat bet eene vrouw is,nbsp;zoo lang heeft hij zijn haar laten groeien. Zijnenbsp;kleeding heeft veel gelijkenis met die van Adamnbsp;in den hof van Eden. Wij willen trachten hemnbsp;te ontmoeten en een goed woord tot hem tenbsp;spreken. Misschien vindt het eene goede plaats.nbsp;Maar onze vriend is op die ontmoeting niet gesteld.nbsp;Nauwelijks heeft hij bespeurd, dat wij onzenbsp;schreden tot hem willen richten, of hij maaktnbsp;zich uit de voeten, zpne woning binnen. Gijnbsp;vindt het jammer, dat wij hem niet ontmoetnbsp;hebben even buiten de negery (dorp), wat verdernbsp;Van zpn huis. Maar uwe teleurstelling zou evennbsp;groot zijn geweest. Was daar geen huis, dat hijnbsp;kon binnengaan, er is een bosch, waarin hij hadnbsp;kunnen vluchten. Kort gezegd, zoo gij iemandnbsp;Ontmoeten wilt, zult gij een opperhoofd, of iemandnbsp;a^nders, die gezag heeft, in den arm moetennbsp;nemen. Want de Minahassers zijn schuw alsnbsp;Opgejaagd wild.
Wp wandelen eene negery door. Al zien wij geen mensohen, wij zien toch hunne huizen, ennbsp;^nllen die eens in oogeiischouw nemen. Zij zijn
1*
-ocr page 6-ver van fraai en er is weinig orde en regel in de plaatsing. Het z^n allen zeer groote huizen, die,nbsp;op hun wel tweemanslengte hooge palen, heelenbsp;kasteelen geljjken. In ieder huis wonen 13 tot 14nbsp;huisgezinnen, maar daarom zgn er niet evennbsp;zoovele kamers in één huis. Hoogstens zfln de gezinnennbsp;gescheiden door een ruw afschutsel, hetgeen natuurlijknbsp;noch aan zindeljjkheid, noch aan zedelpkheid bevorderlijk kan zijn. Wanneer men zulk een huis wil binnen komen, moet men een ladder beklimmen, wantnbsp;vaste trappen heeft men niet, daar men zenbsp;eiken avond wil ophalen. Waarom zal straksnbsp;blijken.
Gij vraagt of deze menschen ook godsdienst hebben. Zeker hebben zjj godsdienst. Zp biddennbsp;zeer veel. Als zij naar den akker gaan, zeggen ze:nbsp;ïO Empoeng ! (zoo noemen zij hunne góden) geleidnbsp;mij op den weg, opdat 'mij geen ougeluk over-kome;” en zoo meer. Bij niets vergeten zij hunnenbsp;góden. En zij hebben ook wel wat voor hen over.nbsp;Als zij rijst planten, maken zij groote feesten omnbsp;de góden gunstig te stemmen, opdat zij eennbsp;ruimen oogst mogen bekomen. Dan wordt er somsnbsp;de geheele week niet gewerkt, maar altijd doornbsp;feestgevierd; en vooral worden er dan veel var,nbsp;kens geslacht. Want uit de ingewanden diernbsp;dieren kunnen de priesters vóórspellen of de oogst
-ocr page 7-voor- of nadeelig zal wezen. Men heeft ook nog andere voorteekenen. Wanneer bgv. iemand eennbsp;nieuw huis wil gaan bouwen, of wanneer ergensnbsp;een nieuw dorp zal worden aangelegd, gaat denbsp;priester naar zekeren vogel hooren, hoe die roeptnbsp;en hoe dikwijls, om alsdan daarnaar het werk af tenbsp;raden of aan te moedigen. Doch dit alles is nognbsp;betrekkelijk onschuldig. Veel erger is, dat er geennbsp;huis mag gebouwd worden zonder dat onder dennbsp;eersten- paal, die in den grond geslagen wordt,nbsp;een hoofd wordt begraven van iemand uit eennbsp;andere negery. Zulk een hoofd moet altijd bynbsp;overrompeling worden afgeslagen of gesn eld, zoo-ak men gewoonlijk zegt. Nu kunt gij ook begrepen wat de menschen zoo schuw maakt, ennbsp;waarom z^ altgd des avonds hun trap willen ophalen. Ook waarom zp hunne huizen zoo hoognbsp;bouwen en de palen van scherpe doornen voorzien. Men leeft altpd in vrees, en zoodra mennbsp;iemand ziet uit een andere negery, stijgt de angstnbsp;ten top en denkt men, dat er een kop noodignbsp;is. - Br waren soms veel koppen noodig. - Datnbsp;kunt gij best begrppen als gij eens de begra'nbsp;fenis bpwoont van een opperhoofd. - Gij zietnbsp;onmiddellflk, dat men niet meent, dat met den doodnbsp;alles een einde neemt; evenwel de wijze, waaropnbsp;daarvan getuigenis wordt gegeven, is eene zeer treu-
-ocr page 8-rige. - Dat men wat eten en drinken op het graf zet, een naald, een draad en dergelpke meer innbsp;het graf legt, omdat men meent, dat de overledene dit een en ander op zijne reis kan noodignbsp;hebben; - dat alles is vrij onschuldig. Maar hetnbsp;is het stoffelijk overschot van een opperhoofd. Die man heeft in zijn leven zijn werknbsp;nooit zelf behoeven te doen, doch altijd veelnbsp;bedienden en slaven gehad. Hem nu zoo alleennbsp;te laten vertrekken zou niet eerbiedig zijn. Dusnbsp;zal men wat koppen snellen, en die gelijk metnbsp;zijn stoffelijk overschot in hetzelfde graf be-^ - graven. Tegelpk met hem begraven, zoo meentnbsp;y /i.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zullen zij ook tegelijk met hem in het
, ^_‘^oolt;^®*’'‘ijk aankomen, en dan zal hij wel begrij-— pen dat het zijne slaven zijn. - Een kop te snellen, d. i. een hoofd verraderlijk af te slaan, geldt voor een groote eer. Geen meisje zal aan eennbsp;jongeling, die zulk eene daad nog nimmer verrichtte. de hand van trouw reiken. En wie hetnbsp;honderdmaal doet, krijgt een’ prachtigen koppen-snellershoed. Men kan begrijpen hoe men voortdurend leeft in vrees. In vrees voor menschen.nbsp;Maar dat niet alleen; in vrees voor de góden,nbsp;evenzeer. Bij de minste ramp, die iemand treft,nbsp;denkt hij, dat de góden op hem vertoornd zijn,nbsp;en haast hij zich hun een offer te brengen.
-ocr page 9-1]
Maar de góden blijmoedig te danken voor zegen of ontvangen weldaden, daaraan denkt men niet.nbsp;Zoo was het dan vroeger. Wat is daarvannbsp;overgebleven ?
Het is vijftig jaren later. Wij zijn wederom in de Minahassa, te Tondano, in de maand September 1880, Welk een gansch andere toestandnbsp;in datzelfde land ! - Tondano is eene groote plaats,nbsp;die uit 16 kampongs (wijken) bestaat. - In elknbsp;van die wijken heeft nu iedereen gasten, vrienden, bekenden of familieleden, sommigen herbergen geheel vreemden uit verafgelegen negeryen ;nbsp;menschen wier aangezicht men nimmer te vorennbsp;zag. Van de oude schuwheid en vrees voor vreemden is niets meer te bemerken, Tondano viertnbsp;feest. Geen feest ter herinnering aan het een ofnbsp;ander; het is eene bijeenkomst van alle christenen,nbsp;van allen die komen willen, uit den werkkringnbsp;van den Zendeling van Tondano, ter versterkingnbsp;van onderlinge liefde en van den band der gemeenschap. - Zulk een feest wordt elk jaarnbsp;gevierd in een der gemeenten van den werkkringnbsp;Tondano; en het schoonste daarvan is, dat dezenbsp;bijeenkomsten niet van den zendeling maar vannbsp;de gemeenten zelven zijn uitgegaan. Nu zij, innbsp;1880, te Tondano zelf, in de hoofdplaats gehouden worden, heeft men de noodigingen verder dan
-ocr page 10-10
gewoonlijk uitgestrekt. Niet alleen de gemeenteleden van de gemeenten rondom Tondano zijn gevraagd, de noodiging is uitgegaan tot allen, hetnbsp;geheele land door, eii er zijn velen gekomen. -Het zijn twee recht opgewekte dagen. - Middennbsp;in Tondano staat eene tamelijk groote kerk,nbsp;maar die voor deze gelegenheid toch veel te kleinnbsp;is. Gelukkig dat er rondom ramen en deuren zijn,nbsp;die allen zijn opengezet, terwijl aan drie zijdennbsp;een afdak om de kerk is gemaakt, zoodatnbsp;ruim driemaal meer menscheu dan gewoonlijknbsp;plaats kunnen vinden. De kerk zelve is ook fraainbsp;versierd. Boven den predikstoel staat met grootenbsp;letters te lezen: »liefde is de band onzernbsp;gemeenschap,” terwijl voor de kerk eerepoortennbsp;zijn aangebracht, met opschriften, die doen ziennbsp;dat de naam van Jezus in de Minahassa met eerenbsp;wordt genoemd. - En wanneer men tegenwoordignbsp;de negeryen doorwandelt, niet alleen te Tondano,nbsp;maar ook elders, ja bijna overal in deMinahassa;nbsp;welk eene verandering ook in het uiterlijke! Denbsp;huizen staan niet meer zonder orde en regel doornbsp;elkaar, maar allen net op één rij. Zij zijn nietnbsp;meer zoo hoog op palen, want men behoeft nietnbsp;meer bevreesd te zijn voor koppensnellers. Dienbsp;vindt men er niet meer. Men zou zich tegenwoordig wel schamen een kop te snellen! Is
-ocr page 11-niet een der eereteekenen afgestaan aan de zendelingen? Een koppensnellershoed versiert sinds jaren het museum van het zendeliughuis en prijkte op denbsp;tentoonstellingen te Parijs, Weenen, Arnhem eunbsp;Amsterdam. - Maar iemand der zake kundig zalnbsp;misschien opmerken, dat wij nu toch aan het overdrijven zijn. «Koppensnellen! De Regeering zorgt,nbsp;dat dit niet geschiedt. Wie het zou durven wagen,nbsp;zou voorbeeldig gestraft worden! En die huizennbsp;op één rij bouwen, wel dat geschiedt ook opnbsp;bevel.” Zou iemand waarlijk meenen, dat wij ditnbsp;niet wisten. Wij weten deze dingen ook wel.nbsp;Maar wij weten ook, dat bevelen en opvolgon tweenbsp;zijn. Staat de Minahassa reeds 50 jaren onder denbsp;Nederlandsche Regeering? Waarom verbood zij hetnbsp;vroeger dan niet met bedreiging van strenge ennbsp;voorbeeldige straffen? Waarschijnlijk omdat hetnbsp;haar al heel weinig zou geholpen hebben. Sindsnbsp;hoe lang er straf op staat, weet ik niet juist,nbsp;maar dit weet ik wel, dat bovenbedoelde koppen,nbsp;snellershoed door wijlen Br. Ltnemann is gezonden;nbsp;en dat deze hem van een koppensneller, door hemnbsp;gedoopt, had ontvangen. Br. Linemann kwam innbsp;1846 in de Minahassa. Het staat dus vast, datnbsp;er na 1846 een Minahasser leefde, die 100 hoofden afsloeg, waarvoor hij niet werd gestraft maar dooide zijnen beloond. De Regeering straft den doodslag
2
-ocr page 12-12
en heeft dat altijd willen doen; dewijl zij echter den toestand vroeger niet voldoende heheerschte,nbsp;moest zij dien, ondanks het afslaan van hoofden,nbsp;ongestraft laten. Dat zij den toestand nu beternbsp;beheerscht en den koppensneller straft, - nietnbsp;meer behoeft te straffen! - is een gevolg van denbsp;prediking des Evangelies. Zeggen wij dan te veel,nbsp;wanneer wij het verdwijnen van die mensch-onteerende gewoonte eene vrucht der Evangelisatienbsp;noemen? Evenzoo is het gelegen met het bouwennbsp;der huizen. »Zij moeten allen op één rij staan-Dat is bevel.” Menigeen is misschien langer innbsp;de Minahassa geweest dan ik, maar was niet doornbsp;zijne betrekking verplicht de meest afgelegennbsp;negeryen te bezoeken, en weet daarom niet, datnbsp;dit bevel, wel overal wordt gegeven, maar alleennbsp;daar wordt opgevolgd, waar met het Christendomnbsp;ook de beschaving is doorgedrongen en het zedelijk gevoel is verhoogd. - Te Toparing, een afgelegen en tot in 1880 eene heidensche negery,nbsp;was een jaar te voren alles nogbij het oudenbsp;gebleven.
Zoo is dus, door de werking des Evangelies, voor vijandschap liefde in de plaats getreden. Ennbsp;niet alleen in de huizen is eene groote verandering ten goede gekomen; ook de menschen, dienbsp;ons tegenkomen, zijn allen behoorlijk gekleed en,
-ocr page 13-13
in plaats van schuw ons te ontvlieden, groeten zij ons beleefd; indien wij hun iets willen vragen,nbsp;staan zij ons gaarne te woord. - Men is overnbsp;het geheel prijs gaan stellen op orde, netheid,nbsp;reinheid, zindelijkheid, zedelijkheid. Men zendtnbsp;zijne kinderen gaarne naar de scholen, die aller-wege zijn opgericht, eerst door het Nederland-sche Zendelinggenootschap en later door de Ee-geering; en op den eersten dag van iedere weeknbsp;worden overal godsdienstoefeningen gehouden. Innbsp;één woord: Het zuurdeeg is gelegd in de drienbsp;maten meel, heeft reeds een groot gedeelte daarvannbsp;doorzuurd en zal voorlgaan, naar wij hopen ennbsp;bidden, zijn werking hoe langer hoe meer tenbsp;openbaren, «totdat het geheel doorzuurd is.”
Na zoo het een en ander over den toestand in het algemeen te hebben gehoord, zal het wellicht niet onwelkom zijn ook eens met enkelenbsp;menschen persoonlijk kennis te maken. Daartoenbsp;moet ik u uitnoodigen tot een bezoek te Tana-wangko, waar ik heb gewoond en dus de menschennbsp;meer van nabij ken. De lezer vergezelle mij bijnbsp;het huisbezoek.
Het eerst treden wij binnen de woning van den hulponderwijzer aan ’s Genootschaps kweekschool, den meest ontwikkelden, den meest dege-
2*
-ocr page 14-lijken en tevens een der vroomste Minahassers, dien ik heb ontmoet. Zie maar gerust rond innbsp;het huis en ontzie u niet plaats te nemen. Allesnbsp;is naar het behoort. Tafels, stoelen, lampen vindtnbsp;gij hier en velerlei zaken meer, die in een goednbsp;gezin niet mogen ontbreken. De huisheer en zijnenbsp;vrouw ontvangen u beleefd en zpn hun gezelschap best waard. Maar gij vraagt, of hier ooknbsp;vroomheid woont. Ik zou kunnen antwoorden,nbsp;dat in de Minahassa Christendom en beschavingnbsp;dermate hand aan hand gaan, dat gij in geen enkelnbsp;gezin, waar de godsdienst niet op prijs wordtnbsp;gesteld, zooveel orde en netheid zult aantrelfen.nbsp;Maar er zijn ook nog andere kenteekenen van warenbsp;vroomheid, als: bescheidenheid, blijmoedigheid,nbsp;ingetogenheid, zachtmoedigheid, gepaste vroolijk-heid. Meer dan eens had ik gelegenheid elk dezernbsp;deugden bij onzen vriend waar te nemen. Ik zagnbsp;hem bij feesten vroolijk, maar nooit uitgelaten; -bij iedere gelegenheid, zoo onder vreugd als bjjnbsp;droefheid, doelende in anderer lief en leed; iknbsp;zag hem, verontwaardigd over iets onedels en onheiligs, maar ook vergevensgezind, waar de grievenbsp;hem persoonlijk betrof. Geen klein bewijs, dat zijnenbsp;vroomheid van de echte soort is, zie ik ook hierin,nbsp;dat hij er nooit in verkeerden zin of met onheilige bedoelingen over spreekt. Wie waarlijk de
-ocr page 15-15
reine gemeenschap mag smaken met den Hemel-schen Vader, houdt haar in zpne binnenkamer. Zij is hem te heilig om haar op de straat nedernbsp;te leggen tot een voetwisch voor velen; uit zijnenbsp;vperken toont hij welk geesteskind hij is, opdatnbsp;niet hij, maar zijn Vader verheerlijkt worde. - Zóónbsp;doet onze vriend. - Komt, wij willen zijne noodi-ging aannemen, en bij hem blijven eten. Let nunbsp;eens op, als hij straks bp de gave den Gevernbsp;niet vergeet, en, zooals het een huisvader past, de zp-nen voorgaat in het gebed. Let dan eens op die eenvoudige, ongekunstelde woorden, maar bovenalnbsp;op dien innig vromen toon, waarmede die man bidt.nbsp;Onwillekeurig rijst in uwe ziel het verlangen omnbsp;altijd zóó te mogen bidden. Als gij er later overnbsp;wilt nadenken, kunt gij er u geen rekenschap vannbsp;geven, wat het eigenlijk was, dat u zoo aangreep,nbsp;want hij heeft niets bijzonders gezegd, het wasnbsp;volstrekt geen »mooi” gebed; het was zeer, zeernbsp;eenvoudig, maar er was iets, iets, waaraan wijnbsp;geen naam kunnen geven, iets in de hoogstenbsp;mate benpdbaars. En als gp des Zondags diennbsp;man het Evangelie hoort verkondigen, dat hijnbsp;soms doet, als de zendeling in andere gemeentennbsp;werkzaam is, dan is het weêr even hetzelfde. Hijnbsp;boeit u, gp weet niet waardoor. Hij zegt nietsnbsp;bpzonders; gij weet, wat gp hoort, reeds lang; en
16
toch er is iets; wat? Zou het niet dit zijni lt;l8,t hij geeft van wat hij waarlijk heeft, van wat hijnbsp;in den hoogsten zin zijn eigendom noemen mag? -En zou dat niet het geheim zijn van alle warenbsp;stichting ? -
Lezer! ik heb niet overdreven. Die man, dien ik het mij een eer reken, mijn vriend te mogennbsp;noemen, staat mij zóó en niet anders voor dennbsp;geest. Laat mij er eerlijkheidshalve terstond alleennbsp;dit aan toevoegen: Denk niet dat allen, of dat denbsp;meeste Minahassers zoo zijn, of ook, dat er velennbsp;zoo gevonden worden. Het zou onmogelijk zijn.nbsp;(Zie Mark. IV; 38.) Maar dit toch moogt gijnbsp;gelooven: al zijn er weinigen. Zóó zijn kr! -»De godsvrucht is een groot gewin.” -
Wij treden eene andere woning binnen. De vrouw, die hier woont, is pas van Menado teruggekeerd. Tegen hare reis naar de hoofdplaats zagnbsp;zij nog al op, want zij was opgeroepen om tenbsp;getuigen in eene strafzaak. - Wij willen haar eensnbsp;vragen, hoe zg het gehad heeft. »Ja, ik wasnbsp;blij toen ik thuis was, want men wilde mij innbsp;groote moeite brengen.” - Wel, hoe dat? - »Wel,nbsp;des avonds, toen de zaak den volgenden morgennbsp;moest behandeld worden, kwam de man van denbsp;vrouw, die terecht zou staan, mij vragen, wat ik
-ocr page 17-17
zou getuigen. Wel, antwoordde ik, ik getuig wat ik gezien heb, de waarheid. Ja, hè,”” klonk hetnbsp;toen op bitsen toon, »»dat mijne Frouw den diefstal gepleegd heeft. Pas maar op, morgen komennbsp;er groote heeren om voor ons te getuigen, ennbsp;dan beteekent natuurlijk de getuigenis van eennbsp;gering mensoh, zooals gij zijt, niets. Pas op ennbsp;weet wel wat ge doet!”” Toen werd ik bevreesd,nbsp;en vóór ik ging slapen, bad ik, dat ik toch krachtnbsp;mocht krijgen om de waarheid en niets dan denbsp;waarheid te zeggen, en dat God mij daarbij mochtnbsp;helpen. Want de Heer Jezus ging immers voornbsp;de waarheid wel in den dood, en zouden wij dannbsp;mogen liegen, al moesten wij er ook voor in denbsp;gevangenis komen?” - Gij begrjjpt, lezer! dat denbsp;vrouw zich noodeloos had laten beangstigen. Innbsp;Neêrlandsch-Indië wordt, evenmin als in Nederland,nbsp;de persoon des menschen aangezien in het gerecht,nbsp;en het getuigenis van den geringe geldt evenzeernbsp;als dat van den aanzienlijke. Maar dat wist dienbsp;vrouw in haren eenvoud niet, en zij liet zichnbsp;bangmaken. Doch wat dunkt u van hare waarheidsliefde? Maakt zij er niet menig christen innbsp;Nederland mede beschaamd?
Wij treden wederom een andere woning binnen. De man, die hier woont, is blind. Zijn naam is
-ocr page 18-Bastiaau. nbsp;nbsp;nbsp;willen eens een geprek met hem
trachten aan te knoopen, en hem eens vragen naar de oorzaak zijner blindheid. »Vertel onsnbsp;eens, Bastiaan! zijt gij altpd blind geweest, ofnbsp;hebt gij vroeger kunnen zien?” - »Ja, ik heb welnbsp;kunnen zien in mijn leven, maar dat is heel langnbsp;geleden, ik kan het mij niet meer herinneren.nbsp;Ik was misschien twee of drie jaar oud, toennbsp;heerschten hier erg de pokken. Ik werd er ooknbsp;door aangetast, en wel erger dan anderen, zoodatnbsp;beide mijne oogen uitzwoeren. Weet u hoe hetnbsp;kwam, dat het zoo erg was?” - «Neen, dat wetennbsp;wij niet. Weet gp dat, Bastiaan?” - »Zeker weetnbsp;ik dat. Het kwam, omdat er toen nog geennbsp;vacoinateurs in het land waren. Sinds die er zjjn,nbsp;en alle kinderen ingeënt worden, is er nooitnbsp;meer zoo’n hevige ziekte geweest. Het mag eensnbsp;een enkel geval zijn, maar daar blijft het bij, ennbsp;het is ook niet zoo hevig.” - sZoudt ge werkelijk denken, Bastiaan! dat dit de oorzaak is?nbsp;Hebt gij zooveel vertrouwen in het inenten?” -»Of ik dat denk? Neen, dat weet ik zeker. Wijnbsp;zien het immers. Als vroeger één mensoh pokkennbsp;had, dan ging het als een loopend vuur van dennbsp;een op den ander, en in korten tijd was eennbsp;heele negery in rouw; maar sinds alle kinderennbsp;worden ingeënt, blijft het steeds bp een enkel
-ocr page 19-19
geval. Wat kan nu duidelijker zijn? Ik heb wat dikw^ls in zelven gezucht: och, och, was iknbsp;ook maar ingeënt als kind, dan was ik nu zekernbsp;niet blind.” Het is merkwaardig, lezers! of Bas-tiaan eens of tienmaal vertelt, hoe h^ blind isnbsp;geworden, die lof der vaccine moet er altijd bij.nbsp;En die eenvoudige man, die niets weet van s gemoedsbezwaren”, maar alleen zgn gezond verstandnbsp;laat spreken, zou zeker al heel vreemd opzien, alsnbsp;hij hoorde, dat er in Nederland beschaafde mannennbsp;gevonden worden, die, en nog wel in naam vannbsp;godsdienst en Christendom, hemel en aarde bewegennbsp;om te bestrijden, wat hij als een der grootstenbsp;zegeningen beschouwt. Maar, het is wel meer gebeurd, dat iets aan kinderkens en eenvoudigen zoonbsp;klaar was als de dag, terwijl wpzen en verstan-digen het niet zagen. De hemel beware de Mina-hassa voor deze wijsheid! - Doch wij willen hemnbsp;nog eens verder vragen: »Maar, Bastiaan! als genbsp;nu nooit hebt kunnen zien, hoe kunt gij dan in denbsp;kerk altijd meêzingen? Of heb ik dat verkeerd gezien?” - gt;Neen, dat hebt gij wel goed gezien. Denknbsp;niet, omdat ik blind ben, dat ik daarom nietsnbsp;heb geleerd. Ik ging altijd maar meê naar schoolnbsp;en naar de catechisatie, en al ging het zoo vlugnbsp;niet als bij andere kinderen, ik leerde toch veel,nbsp;en werd ook later als lidmaat der gemeente aan-
-ocr page 20-genomen. En wat die gezangen en paalmen aangaat, ach ik ben nu al in de zestig en ik heb ze altijd hooren voorlezen, eiken zondag. Zoonbsp;leerde ik ze gaandeweg, en ik ken ze nu bgnanbsp;allen van buiten. Ach, verleden jaar was ik ziek;nbsp;toen beu ik in geen half jaar te kerk geweest; datnbsp;was een groot gemis! Maar nu kan ik gelukkignbsp;weer iederen Zondag gaan.” Ja, iederen Zondagnbsp;kwam hij, des morgens en des avonds, geleid doornbsp;zijne kleindochter. Roerend vooral was het, diennbsp;braven oude te zien aan den disch des Heeren,nbsp;tastende naar brood en naar beker. Het lichtnbsp;der zon kon hij zich niet herinneren ooit te hebben gezien; maar door Gods goedheid zag hij eennbsp;ander licht, waarvoor nimmer zijn oog behoeftnbsp;gesloten te worden en dat hij steeds helderdernbsp;zal aanschouwen. - En zoo zijn er meer van dienbsp;eenvoudige!] en stillen, die in hunnen eenvoud hetnbsp;hoogste en beste inwendig hebben ervaren. Iltnbsp;herinner mij nog levendig eene oude vrouw, Marianbsp;geheeten, die ik in het voorjaar van 1881 aannam tot lidmaat der gemeente. In hare jeugdnbsp;had zij dat verzuimd, maar nu in haren ouderdomnbsp;mocht zij het toch nog beleven. Wat maakte betnbsp;haar gelukkig! En al was hare kennis luttel,nbsp;gevoelde er meer van dan menig ander, die op geennbsp;enkele vraag het antwoord behoefde schuldig te blijven.
-ocr page 21-Eenige huizen verder woont een broeder van Bastiaan, Andreas geheeten, die eenige jaren oudernbsp;is dan hij. Hij ziet ons aankomen en loopt dennbsp;trap af. »Laat ons hier maar wat praten”, zegtnbsp;hij, »want ik zou niet gaarne zien, dat u in mijnnbsp;huis een ongeluk kreeg; die balk is zoo slecht.”nbsp;Ja, die balk, die de voorgalerij moet ophouden,nbsp;heeft zijn besten tijd zeker gehad. Hij is geheelnbsp;vermolmd en hier en daar met touwen vastgebonden. Wij willen het toch maar wagen.nbsp;Misschien valt hij heden nog niet. De man isnbsp;zeer vereerd, dat wij boven willen komen, en alrasnbsp;komt het gesprek op den slechten staat van zijnnbsp;huis. Gij moet toch eena zien, dat ge daarvoornbsp;een nieuwen balk krijgt, zeggen wij. »Ja”, is hetnbsp;antwoord, gt; het is hoog noodig, maar ik zie er geennbsp;kans toe. Ik ben te oud om zelf hout te gaannbsp;slepen en ik heb niemand om voor mij te werken.nbsp;Wij hebben twee zonen gehad. Zij hadden alsnbsp;kind goed schoolgegaan, en daar ik gaarne wilde,nbsp;dat er iets van kwam, vroeg ik aan den Heernbsp;Geaaplajsd, die toen hier woonde, of zij bij hemnbsp;in huis mochten komen. Het ging alles goed ; hetnbsp;waren flinke jongens, totdat hier voor eenige jarennbsp;die algemeene opgewektheid was om soldaat tenbsp;Worden, waarvan de districtshoofden toen zooveelnbsp;Werk moesten maaken. Hooge handgelden werden
-ocr page 22-uitgeloofd, en wie iemand aanbracht, ontving eene niet geringe belooning. Daardoor werden ooknbsp;mijne zonen verleid. Ik was er niet voor, maar ernbsp;was niet aan te doen. Het werd hun zoo prachtignbsp;voorgesteld, en dan dat geld! En wat is nu hetnbsp;einde? Een enkele maal kregen wij eens een brief.nbsp;Toen hoorden wij in lang niets. En nu onlangsnbsp;vernamen wij heel toevallig van een’, die metnbsp;pensioen uit den dienst terugkwam, dat zij beidenbsp;overleden waren, de een te Willem I, de andernbsp;te Atjeh. Het had evengoed kunnen gebeuren, datnbsp;wij er niets van hadden gehoord; want het schijnt,nbsp;dat men de betrekkingen van het overlijden geennbsp;kennis geeft.” De tranen kwamen den ouden maonbsp;in de oogen bij zijn verhaal, en ik kon er nie**nbsp;veel op antwoorden; ik was verontwaardigd, maarnbsp;kon er bij hem niet van doen blijken. Ik trachttenbsp;hem te troosten en ging. Het is wel jammer, datnbsp;zulke dingeu kunnen plaats hebben.
Wij gaan verder nog andere huizen binnen-Gij verwondert u wellicht over de vraag, die ik aan velen doe, namelpk of zij getrouwd zijn; terwijl ik, als de vraag ontkennend luidt, daartoenbsp;ernstig opwek. En misschien zegt iemand:nbsp;moeten de menschen zelf weten of zij trouwennbsp;willen. Wat gaat u dat aan?” - Laat ik u den
-ocr page 23-toestand verklaren. Vroeger, vóór de vestiging des Christendoms in de Minahassa, had wel iedere mannbsp;slechts ééne vrouw; maar de huwel^ksband wasnbsp;een zeer losse. Iets van zeer weinig beteekenisnbsp;kon aanleiding geven tot scheiden, waartoe slechtsnbsp;noodig was, dat de man zgne vrouw den trapnbsp;afzond. Later regelde de Regeering het huwelijknbsp;der iulandscho christenen op de volgende wijze;nbsp;Christenen kunnen op vertoon van hunne doopakte,nbsp;en zoo zij minderjarig zijn, met een bewijs vannbsp;toestemming hunner ouders of voogden, aanteekenennbsp;b^ den kontroleur, waarna het huwelijk, twee wekennbsp;later, door den zendeling of hulpprediker wordtnbsp;voltrokken. - Wie zóó getrouwd is, diens huwelijknbsp;kan niet worden ontbonden dan voor den landraad,nbsp;om gewichtige redenen, evenals onder ons. De men-schen nu, die ik opwek om te trouwen, zijn geennbsp;ongehuwden, maar gehuwden op de oude wpze, dienbsp;helaas! ook onder christenen nog al te veel wordtnbsp;gevolgd. Sommigen, in afgelegen negeryen woonachtig, doen het soms uit beschroomdheid. Zij zijn verlegen om met den kontroleur in aanraking te komen.nbsp;Anderen vinden het lastig om zooveel formaliteitennbsp;in acht te nemen; »de oude wijze is gemakkelp-ket.” Wederom anderen verbinden zich niet gaarnenbsp;voor goed, maar vinden het aangenamer te kunnennbsp;scheiden wanneer hun dat lust. Welke hunne
-ocr page 24-24
redenen zijn, wij verzetten er ons altijd tegen met al onze macht, daar die oude huwelijksband veelnbsp;te los is, en hij, naar de tegenwoordige maatschappelijke toestanden, geen huwelijk meer heeten mag.nbsp;Bij huisbezoek dringen wij er op aan, en wanneernbsp;ons kinderen uit zulk een huwelijk ten Doopnbsp;worden aangeboden, vermanen wij de ouders daarover ten ernstigste. Ik zal u een paar gevallennbsp;meêdeelen.
Ik was aan het doen van huisbezoek in de gemeente Sendoek • De meester vergezelde mij ennbsp;gaf mij inlichtingen van verschillenden aard.nbsp;»Daar,” zoo sprak hij, wijzende op een huis, datnbsp;wij op het punt stonden binnen te gaan, »daarnbsp;woont een man, die lidmaat is, maar nooit aannbsp;het Avondmaal komt.” Eer ik nog gelegenheidnbsp;had gehad verder te vragen, waren wij het huisnbsp;al binnen en stond ik tegenover den man zelven.nbsp;Ik knoopte een gesprek aan en na eenig aarzelennbsp;vernam ik het volgende: Johannes, zoo heette hij,nbsp;was in zijn jeugd tot lidmaat aangenomen, kortnbsp;daarop wettig gehuwd, en een gemeentelid, waaropnbsp;de zendeling trotsch mocht zijn. Maar zie,daarnbsp;kwam de beproeving. Zijne vrouw werd zieknbsp;en stierf. Hij bleef achter met eenige hulpbehoevende kinderen. Toen moest hij geholpennbsp;worden. De zeden laten niet toe, dat eene vrouw.
-ocr page 25-25
die prijs stelt op haren goeden naam, in het huis van eenen weduwnaar of ongehuwde komt om tenbsp;helpen of te werken. Dus was hp wel genoodzaakt spoedig te hertrouwen. Dat deed hij, maarnbsp;er was geen tijd voor alle formaliteiten; hijnbsp;huwde op heidensohe wijze. Zijne dorpsgenootennbsp;rekenen dit niet voor zoo groote schande. Maar denbsp;christelijke gemeente kan zulk een huwelijk nietnbsp;erkennen, en daarom had de mat nu in jarennbsp;het voorrecht niet genoten van mede aan te zitten aan het Avondmaal. Ik gevoelde dadelijk, datnbsp;ik hier niet te doen had met iemand, die ietsnbsp;verkeerds wilde. Het geheele gezin gaf den indruk,nbsp;dat er wel liefde woonde, en dat hier alleennbsp;door den nood gedrongen, een zwakheid begaannbsp;was, die niet al te zwaar mocht worden aangetekend. Ik vermaande dus met zachtheid, weesnbsp;op het gemis, dat de man zich zelven berokkendnbsp;had, en gaf hem in overweging daarover eens kalmnbsp;na te denken. Weldra bleek het, dat ik mij nietnbsp;had vergist. De man had er zelf reeds lang overnbsp;gedacht, en mijn woord was nu als ’t ware denbsp;vonk, die de reeds aanwezige brandstof aanstak.nbsp;Dezelfde week kwam de man reeds naar Tana-Wangko om te vragen, wanneer het Avondmaalnbsp;gevierd zou worden. »Nu! u kan er op aan, vóórnbsp;dien tijd zijn wij getrouwd.” Omstandigheden bui-
-ocr page 26-ten zijn schuld veroorzaakten, dat bij op den dag der Avondmaalsviering wel aangeteekend, doch nognbsp;niet getrouwd was. Met tranen in de oogen vroegnbsp;hij; *Hoe moet het nu?” Ik had mij reeds voorgenomen, hem zaterdagsavonds op te zoeken en tenbsp;zeggen, dat hp komen kon. Hij voorkwam mij,nbsp;door het mij te komen vragen. Wellicht is voornbsp;weinigen de dag der Avondmaalsviering een zoo gelukkige, als die toen voor Johannes was. Zpne vrouw,nbsp;die nog geen lidmaat was, maar reeds lang hetnbsp;onderwijs bijwoonde, werd later ook aangenomen;nbsp;beiden zijn nu sieraden der gemeente, eenenbsp;eere van den Christus; die zijn’ naam door hun’nbsp;wandel verheerlijken.
Een tweede voorbeeld. Het is zaterdagmorgen. Op den vorigen zondag is in de kerk te Tanawangkonbsp;kennis gegeven, dat er morgen kinderdoop zijn zal;nbsp;dus komen nu van morgen de ouders, die voornbsp;hunne kinderen den Doop verlangen, bij mij aan huis-Daar komt ook Daniel, een gepasporteerd soldaat,nbsp;vergezeld van een’ vroegeren krijgsmakker, dienbsp;ouderling der gemeente is en als doopgetuige zalnbsp;optreden. Daniel geeft zijn verlangen te kennen,nbsp;doch ik stem niet onmiddellijk toe, want datnbsp;is nu reeds zjjn derde kind en hij is op denbsp;oude wijze gehuwd. Ik houd hem voor, dat hij,nbsp;die in dienst is geweest en iedere maand naar de
-ocr page 27-27
hoofdplaats gaat om zpu pensioen te ontvangen, zich niet kan verontschuldigen met verlegenheidnbsp;of iets dergeljjks, gelpk eenvoudige lieden uit afgelegen negeryen. Dat beweert hij dan ook niet.nbsp;Hij mompelt zoowat, dat hij toch veel vannbsp;zijne vrouw houdt, haar nimmer zal verlaten, ennbsp;dergelpke, maar heeft blijkbaar een andere reden,nbsp;die hij niet zeggen wil óf durft. Zijn kameraadnbsp;stoot hem aan, geeft hem een wenk. Daniel bedenkt zich, behaalt blijkbaar eene overwinning opnbsp;zichzelven en verhaalt nu, dat hij vroeger wettignbsp;gehuwd is geweest, van die vrouw is gescheiden,nbsp;maar daarvan geen bewjjs heeft, en daarom nietnbsp;trouwen kan. Ik vermaan hem daarvan dan werknbsp;te maken, en in vertrouwen, dat hij zijn belofte zal houden, werd den volgenden dag zijnnbsp;kind gedoopt. Uit nader ingewonnen inlichtingennbsp;bleek mg, dat niet door Daniel’s schuld zijn eerstenbsp;huweljjk ongelukkig was geweest, maar dat ditnbsp;had gelegen aan het slechte gedrag zijner vrouw.nbsp;Veertien dagen later kwam Daniel met denzelfdennbsp;ouderling-doopgetuige na kerktijd bij mij. Danielnbsp;nam het woord, herinnerde aan ons gesprek vannbsp;vóór 14 dagen, en vervolgde aldus: »Wij gingennbsp;te zaraen naar Menado om ons pensioen. Onderweg spraken wij over hetgeen wij u beloofdnbsp;hadden, en zoodra wjj te Menado kwamen, ging
-ocr page 28-28
ik naar mijnheer den Secretaris om naar mijne stukken onderzoek te doen. Ja, mijnheer had diennbsp;dag geen tijd ; maar dit wilde hij mij alvast zeggen,nbsp;dat het ƒ 6,90 aan zegel enz, kosten zou. Watnbsp;had ik toen een spijt! Want mijn pensioen bedraagt slechts ƒ 5,- ’s maands, en ik had geennbsp;ander geld medegenomen. Maar mijn kameraadnbsp;zeide: »»Neen, wij moeten ons woord houden, dannbsp;zal ik u die ƒ 1,90 wel voorsohieten van hetnbsp;geld, dat ik ontvang.”” Zoo geschiedde het. Iknbsp;moest drie dagen wachten. Toen kreeg ik mijnenbsp;stukken. Hier zijn ze. Zoodra nu mijnheer denbsp;kontroleur hier komt, teekenen wij aan, want mijnenbsp;vrouw kan niet heel naar Menado loopen.” Datnbsp;gebeurde. Eenige weken daarna trouwden Danielnbsp;en Carolina, en gaarne voldeed ik aan hun verzoek om aan den avond van den dag, waarop zpnbsp;waren getrouwd, bij hen te komen eten. -
Natuurlijk dragen niet alle vermaningen zulke goede vruchten. Maar het is immers slechts eennbsp;deel van het zaad, dat in de goede aarde valt.nbsp;Indien maar altijd één deel zichtbare vruchtennbsp;vertoonde! Dat zou bemoedigend zijn. Doch ooknbsp;waar zulks niet het geval is, willen wij vertrouwen, dat het in stilte rijpt. De beste wijze omnbsp;het zoo even besproken euvel te bestrijden is zeker,nbsp;het geweten op dit punt fijner te leeren gevoelen.
-ocr page 29-29
luider te doen spreken. Dat gaat echter uit den aard der zaak langzaam.
En nu ten slotte nog iets over eene deugd, waarvan waarlijk al de eer aan het Christendomnbsp;toekomt; dankbaarheid. Gedurende mijn kortnbsp;verblijf in de Minahassa had ik treffende blijken,nbsp;dat deze niet meer geheel ontbreekt.
Op zekeren avond werd ik geroepen bij een meisje, dat de klem had in den mond. Ik gingnbsp;er heen, en vond een meisje van omstreeks zeventien jaren, een mijner catechisanten, akelig stuiptrekkende op den grond liggen. was geheelnbsp;bewusteloos, en rondom haar stonden een menigtenbsp;vrouwen en kinderen te jammeren en op luidruchtige wijze hun medelijden te betuigen. Zijnbsp;meenden het ongetwijfeld zeer goed, maar daarnbsp;zij het de patient benauwder maakten dan zij hetnbsp;reeds had, begon ik met deze menschen te verwijderen. Vervolgens legde ik het meisje op eenenbsp;rustbank en hielp haar, met het gelukkige gevolg,nbsp;dat zij bijkwam en den mond weder opende. Zijnbsp;was waarschijnlijk getroffen door een zonnesteek,nbsp;en was zoo uiterst zwak, dat ik eenige dagennbsp;later nog voor haar leven vreesde. Zoo goednbsp;men een zieke, die men niet bp zich aannbsp;huis heeft, verzorgen kan, deed ik het haar, ennbsp;met een week of zes kwam zij weer ter oate-
-ocr page 30-chisatie. - Nu heb ik over het algemeen nooit te klagen gehad, dat zieken, die ik geneesmiddelennbsp;gaf, mij niet dankbaar waren. Gewoonlijk krggtnbsp;men na herstel een kip of wat rijst ten geschenke»nbsp;maar daarmee is het dan ook uit. Zoo gemakke-Ipk evenwel nam deze het niet op. Telkens ennbsp;telkens bleef zij bjj ons komen, nu eens om onsnbsp;een kleinigheid te brengen, dan weder om te vragen of zij ons ook van dienst kon zijn, somsnbsp;enkel voor het genoegen van elkander eens tenbsp;zien. En toen ik het volgend jaar zelf ziek werd,nbsp;kwam zij iederen dag vragen hoe het ging, ennbsp;toen wij weg moesten, was zp zeker niet hetnbsp;minst bedroefd; tegelijk ten hoogste verwonderd,nbsp;dat ik, die haar goed geholpen had, voor mi)nbsp;zelven geen geneesmiddel kon vinden.
Een ander voorbeeld nog van trouwe aanhan-kelpkheid. In Februari 1882 leed ik aan hevige koortsen. Voor het gewone geneesmiddel, chinine,nbsp;weken zij niet. Ik begreep eindelijk, dat het nietnbsp;lang meer kon duren, of zij zouden mij te sterknbsp;worden. Toen schreef mijne vrouw aan dennbsp;Officier van gezondheid ter hoofdplaats naar mi)nnbsp;opgave, zoo goed dit kon, de geschiedenis mijnernbsp;ziekte. Gelukkig had de geneesheer geen verhindering en stond bij drie dagen na het afzenden
-ocr page 31-van den brief aan het ledikant. Dien morgen zullen wij nooit vergeten. Een engel uit dennbsp;hemel hadden wij niet Wijder kunnen begroeten.nbsp;Gij lezer, die den geneesheer hebt, zoodra gij hemnbsp;hebben wilt, op elk uur van den dag, weet nietnbsp;wat het is, wanneer men weken ziek is en zijnnbsp;eigen docter heeft moeten zijn. üy weet niet watnbsp;het is, als er dan eindelijk een deskundige voornbsp;u staat, aan wiens advies en leiding men zichnbsp;kan toevertrouwen. Het eerste woord van dennbsp;arts was, dat het zóó geen dagen kon voortgaaii.nbsp;Dat had ik ook begrepen. Daarom had ik hemnbsp;laten roepen. Maar wat te doen? Onmiddellijknbsp;weg van het strand, naar de bergen, waar hetnbsp;koeler is! - Gemakkelijk gezegd, maar niet gemakkelijk gedaan! Naar de bergen! Naar de bergen! Maar waar? Er zijn geen logementen ofnbsp;gezondheidsverblijven, of iets van dien aard.nbsp;Het eenige zou zijn bij mijn helper, den inland-schen leeraar van '1’aratara; maar die man heeftnbsp;een groot gezin en geen al te groot huis. Dochnbsp;wij zouden het hem vragen. Hij maakte niet hetnbsp;minste bezwaar. Zoo hij voor zich en de zijnennbsp;maar een hoekje overhield, was het grootste deelnbsp;van het huis voor ons. Over voorgalerij, binnen-galerij en slaapkamer konden wij beschikken zoolang wij wilden. Na enkele dagen werd ik dus
-ocr page 32-32
»naar boven”, zooals men het noemt, want Tara-tara ligt 1500 voet boven de zee, vervoerd. Wij bleven er elf weken, totdat wij naar Nederland vertrokken. Toen dachten wij er over watnbsp;wij zouden geven ter vergoeding voor al de moeite,nbsp;die men aan ons had gehad en voor het gebruiknbsp;van het huis. Voor eten hadden wij zelf gezorgd.nbsp;Daar wij de gastvrijheid der Minahassers in hetnbsp;algemeen, en die van mijn’ helper in het bijzonder kenden, wilden wij den schijn van betalennbsp;vermijden. Wij gaven hem een klein geschenknbsp;in geld. Toch weigerde hij volstrekt het aan tenbsp;nemen. Daarom had hij het niet gedaan. Iknbsp;trachtte hem te beduiden, dat wij daaraan geennbsp;oogenblik hadden gedacht, en dat het onze bedoeling was hem, op deze wijze mijn dank tenbsp;betuigen, want hij had mij werkel^k een onschat-baren dienst bewezen. Hij wilde zijn vrouw eensnbsp;roepen, wat die er van dacht. Deze was evennbsp;onverzettelijk. Geld aannemen van ons! Wel, *0nbsp;zou zich schamen. Neen dat nooit. »En”, voegdenbsp;zij er bij, »laat ons toch niets van dien aard innbsp;uwe kamer vinden na uw vertrek, want dannbsp;zouden wij moeten weenen.” Het eenige watnbsp;zij wilden aannemen, was eene gedachtenis vannbsp;weinig of geen waarde, iets dat wij zelven hadden gebruikt. Mijn helper beweerde, dat niet wp
-ocr page 33-aan hem, maar hij aan ons dank verschuldigd was. »Nu”, zeide ik, »dat moet ge mij dan tochnbsp;eens uitleggen.” Zijn antwoord was:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hebben
dikwijls bjj prediking en onderwijs op meer huiselijk leven hooren aandringen en u hooren zeggen, dat daarin de kracht ligt der gemeente. Hoe kunnen wij dat nu beter leeren, dan wanneernbsp;wij in ons eigen huis dagelijks zien, hoe gij tenbsp;zamen leeft, uwen dag verdeelt, enz.” Hat antwoord verraste mij, en zoo mocht ik dan ook dienbsp;laatste maanden, ofschoon werkeloos, een zegennbsp;wezen. God geeft Zijn zegen, ook op het onbewust uitgestrooide zaad.
Ik heb mijn verhaal ten einde. Ik wil er niet veel aan toevoegen. Dat de feiten voor zich-zelven spreken ! Dit is zeker., dat het laatst medegedeelde antwoord, een der laatste woorden, dienbsp;ik hoorde van Minahassische lippen, mij dezernbsp;dagen, nu wij weder gereed staan te vertrekken,nbsp;vaak voor den geest komt. Het stelt des Zendelingenbsp;roeping in helder licht. Niet alleen door prediking en onderwijs, maar ook, ja meest, doornbsp;zijn wandel heeft hij het Evangelie te verkondigen.nbsp;Men let op hem, ook in het kleine, en vojgt hemnbsp;na. Heerlijke, maar moeilijke roeping, die onsnbsp;diep verootmoedigt, wanneer wij een blik op ons
-ocr page 34-34
zelven slaan. Lezer! help ons dan aan onze roeping getrouw zijn, sterk ons in onzen strijd, sterk en steun ons door uw gebed! Opdat wijnbsp;het hoe langer hoe meer met een gerust geweten Paulus zullen mogen nazeggen: gt;Weestnbsp;mijne navolgers, gelijk ik het ben van Christus,’nbsp;(I Kor. XI : 1).
September 1883.
É
-ocr page 35-2 3. 4. 6. 7. 8. 9. 10. 12. U, 15, 16. 17. 19. 20. 21.nbsp;22. 23. 24. 25. 20. 27. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38. 39. 40. 41. 12. 43. 44. 46. Cents. De welbestede stuiver.....10 De wever uit Welsh.......07^ Ue kleine bewoner van het Auvergnésche Gebergte.... 10nbsp;De jonge Hutbewoonster,.. 22j^nbsp;Opwekking te Elberfeld.... 05 John Robins, de matroos... 10 Kolonel Jacob Gardiner.... 15^nbsp;De Bode met goede tijding. 15 Jans je Allan.............. 15 Zonderlinge tusschenkomst Levensber. van Amelia Gale. 07^ De geschied, v. Marj- Smith. 12^ De waarheid van het Evang. 10 Herman de houthakker... . 12^ Laatsteurenv.JohnCowpcr. 10 Het einde van den tijd..... 10 Wat God bewaart, is wel Wie zijt gij ? Wat hebt gij Eben-Haëzer inLatakko... 10 Indiaansche bekeerlingen .. 10 De Christen-feesten........ 05 Verhaal van 2 predikers... 07'J De tijd en de eeuwigheid.. 10nbsp;Kort en heilzaam berigt... 10nbsp;Johan Coenraad Ter Linden 07^nbsp;Een beroep op het hart.... 12^nbsp;De landman in den Elzas... 10nbsp;Sterfgevallen van zeven bekeerde heidenen.......... 10 Levensloop van C.L.Topfer 07^ Eenige bijzonderheden uit het leven van Morrison..... 15 De christelijke viering van Het bezoek bij een kranke.. 15 |
Cents . Brieven van een* leeraar ... 15 Als God werkt, wie zal dan keereii ?............... 15 De Soldaten-dochter....... Het gelukkige sterf bed..., 10 De gast zonder bruiloftskl.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;0?^ Treffend voorbeeld........ 07| Levensschets V. Biumhardt. 15 De roepstem des Heeren ... 15 Eerste zend. te St. Thomas. 15 Kenmerk, v. een kind Gods. 07^ Overtuiging verwaarloosd.. 12|nbsp;Woord aan jonge moeders., 07^nbsp;De onbekende zendeling .. 04 Opmerkelijke leiding Gods 07 Ged. over de eeuwigheid .. 074 De Christen in het gasthuis 03 Levensb. van een’soldaat .. 05 Pacalsdorp ............... 07^ Bekeering v. A. H. Franke. 04 Rede van een grijsaard ... O74 Het huisgez. te Haeterdale. 15nbsp;Inwendig Christendom onder Hottentotten ........0.5 Aarons dood ............. l.’S Leven van Chr^'sostomus .. 07i Het geheimzinnige in den |
Cents , De eerste kerkgang ...... 10 Overeenk. Christel. Godsd. 05 Waarschuwingtegen valsche . Triomfboog van Titus .... 06 • Zijt gij gelukkig?.........07^ . Uit- en inwendige zending 05 . De twee erfenissen....... 05 . De waarde van het gebed. 07^ . Samuel Crowther......... 074 . Catharina Philips ........07|!l64. . Goodluck Day............ 07|:155. . Detoestandderheid.vrouw 074 156. . Middel om rijk te worden. 04nbsp;. Eene oude beproefde raad . 124 157.nbsp;. Verband ijver voor de zend. 07 168. . Ra-Poor-Negro.......... 05 159. . De zendel. onder de heid. . 054 . Iets uit het leven eener 161. zendelingsvrouw. Ie brief. 05 162. . De Christen-vrouwen der 163. Apostolische eeuw........ 06 . Christina en Esther....... 06 164. . De verhoogde Heer....... 05 . De zegenrijke vrucht van 165. een rijksdaalder.......... 02 166. . Opw. tot h. werk der zend. 05 167. . De Baron Dhijhern....... 074!l68. . Een woord tot aanbeveling '169. der zendingszaak......... 074'170. . De toekomende wereld.... 05 il71. . Iets uit het leven eener il72.nbsp;zendelingsvrouw. 2e brief. 07 !l73. . Eene uit duizend........06 i . Eene Martelaarsgeschied. 05 [174. . Een Rabbi die rust zoekt |17ö. bij Christus.............05 nbsp;nbsp;nbsp;!l76. . De Christin geroepen tot 177. deeln. aan de zendingzaak. 05 :178. . Zoeken en vinden.......10 nbsp;nbsp;nbsp;:179. . De onfeilbare gids...,,., 10 nbsp;nbsp;nbsp;180 . Wien te hooren?........ 074 181. . Eene zwaar beproefde ge- I183. loofsheldin............... 074188. . Marianne, de Bijbelver- 184. spreidster van St. Giles.. 10 185. . De dochter V. d. Landman 124 186. . De hoop des christens .. 074187. . Het leven van v.d. Kemp. 05 jl88. . Kunt gij altijd van Jezus il89. zwijgen ?................ 06 nbsp;nbsp;nbsp;1190. |
Cent». Het werk v. kleine Jessie. 074 Liefde voor liefde.......05 Heilig leven, zalig sterv. 074 Een sterfb.in den vreemde 074nbsp;Iets uit het leven eenernbsp;zendelingsvrouw. 3e brief 05nbsp;dito. 4e brief. 05nbsp;Levensg.v.e.Iersche knaap 074 Eeneuitn.helpsterd.zend. 074 Wat een reisverh. kanuitw. 05 Een blik in deJav. huish. 05 Een Israel, tot Chr. gebragt 05 Schoone plaatsen uit denbsp;schriften van 3 Kerkvaders 074 Uit onze Brieventasch ... 074 Een andere Oom Tom ... 05 De Soldaat en de Landverh. 05 Getuig, omtrent de godsv.nbsp;en het leven dér christenen 04nbsp;2 tafereelen uit het levennbsp;en werken van een zendel. 074nbsp;Eenzaammaarnietverlaten 074nbsp;Uit onze Brieventasch II. 074nbsp;Mededeel, van Ulfers I. 074nbsp;idem idem 11. 074nbsp;Over zendingmethode I.. 10nbsp;idem idemnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;II.. Het kruis der bespotting. Q74 Over zendingmethode 111. 10nbsp;De Zending onder de volkennbsp;der aarde. I. Europa.... 074nbsp;Dito. II. Azië. 1. West-Azië 074 Tollenaarsbede . ........ ^ Dezend.il.2.Japan enChina W4 Dito. 3. Achter-lndië 074 By een Ziekbed.........05 Dezend. II. 4. Eng.Indië 074 Hung-Sui-Tschuen, enz... ^4nbsp;Dezend. II. 6. Ind.Archipel 074nbsp;Toespr. door Ds.H. L.Vinke ^4nbsp;Mededeeling.van v.d.Liefde 074nbsp;dito dito ^4 De Kerstavond.......... De Zending. III. 1. 0-Afr. 074 Een vertrouwelijk gesprek. 06nbsp;DeZending. TII. 2. Z-Afr. 074nbsp;Verderft het niet, enz.... 1^nbsp;Barmhartigheid..........07 |