-ocr page 1-

Stri tKcta Beliitem en Lew.

Het verschijnsel, in bovenstaande woorden uitgedrukt, moest in de gemeente van Christus ongehoord, althans zeldzaam zijn. Helaas, dat is zoo niet.

Een vermaard Engelsch geneesheer der 16® eeuw las, kort vóór zijn dood, voor het eerst het Nieuwenbsp;Verbond; en zoo groot w'as zijne verbazing overnbsp;hetgeen hij las, dat hij het gewade boek toornignbsp;van zich wierp, en uitriep: »öf dit is het Evangelienbsp;niet, öf wij zijn geen Christenen!” Vanwaar dienbsp;toorn en die uitroep? Omdat hp opmerkte, hoezeernbsp;de leer des Christendoms van de betrachting ernbsp;van verschilde.

Een Christen sprak in eene vergadering van heidenen over Jezus, hoe Hij enkel liefde was geweest,nbsp;en met zpn denken, spreken, doen, lijden en stervennbsp;alleen onze behoudenis voor tijd en eeuwigheidnbsp;had bedoeld. Met gespannen aandacht luisterdennbsp;de verzamelden. Op eens riep een van hen: »Neen,nbsp;het is niet waar; het is niet waar; het is onmogelijknbsp;waar!” » «Waarom zou dat niet waar zpn?””nbsp;vroeg de spreker. De heiden antwoordde: »Indien

ill


i

-ocr page 2-

het zoo ware, moest men het in uw leven, spreken en doen bespeuren;” en hij bleef er bij: shet isnbsp;niet waar!” Ook die heiden had strijd tusschennbsp;belijdenis en leven opgemerkt bij hen, die zichnbsp;christenen noemden.

Op het jaarfeest eener studenten-vereeniging in Calcutta liet een jeugdig fijn beschaafd Hindoe,nbsp;die lang in Europa had vertoefd, namelijk Suren-dranath Banardschi, zich aldus hooren; »Ik bennbsp;geen christen, maar ik heb een groote en oprechtenbsp;hoogachting voor den Bijbel. Wat is er liefelijker dan de psalmen van David, wat verhevenernbsp;dan de voorschriften van Jezus? Wat is verkwikkender voor den versaagden geest van den metnbsp;lijden worstelenden mensch, dan het voorbeeld desnbsp;levens van den onsterfelijken Stichter des Christendoms, die de wereld, zoowel hare vreugde alsnbsp;haar leed, veracht, alleen voor tijn werk geleefd,nbsp;ja over dat werk zich verheugd heeft, en zelfsnbsp;daarvoor gestorven is? Maar wat Indië voor zijnenbsp;wedergeboorte noodig heeft, zijn niet christelijkenbsp;preeken en voordrachten, maar de openbaring vannbsp;een in waarheid christelijk leven, van eene vrien-delpkheid, zachtmoedigheid en liefde als Christusnbsp;getoond heeft in leven en in sterven. Het grootenbsp;verschil tusschen hetgeen Christus heeft geleerdnbsp;en hetgeen men in Indië van het christelijk leven

-ocr page 3-

te zien krijgt, is de grootste hinderpaal voor de uitbreiding van het Christendom geweest. Met denbsp;zendelingen der christenen maak ik eene uitzondering; zij vormen eene zeer achtingswaardigenbsp;klasse van menschen, en hebben aan dit landnbsp;reeds gewichtige diensten bewezen. Ook de christenen onder de inboorlingen moet ik uitzonderen.nbsp;Sommige hunner zijn de schitterendste sieraden dernbsp;Indische maatschappij. Maar er zijn menschen innbsp;Indië, die zich christenen noemen, en de waarheden van dit verheven geloof belijden, maar dienbsp;een zeer onchristelijk leven leiden, de gedachtenisnbsp;van den zachtmoedigen gekruisten Christus bevlekken, zijne voorschriften met voeten treden ennbsp;niets dan smaad over den christennaam brengen.”nbsp;Ook deze heiden sprak onverholen uit wat hijnbsp;had opgemerkt, dat er strijd is tusschen denbsp;belijdenis en het leven der christenen.

Gij kent Jona, mijn lezer! de zoon van Amitthai, door God gezonden naar Ninive, om tegen die grootenbsp;stad te prediken. Hij vluchtte voor het aangezichtnbsp;des Heeren; hij begaf zich op een schip, datnbsp;naar Tartessus in Spanje voer, en weldra was hijnbsp;tnet een diepen slaap bevangen.

Maar wilde Jona los komen van God, God quot;'ilde Jona niet los laten. Een groote storm, dienbsp;het schip dreugde te breken, werd Gods bode tot

-ocr page 4-

den vluchteling. De zeelieden vreezen, zij roepen, ieder tot zijnen God, en werpen de vracht overnbsp;boord, om het schip te verlichten. Ook de slapendenbsp;Jona wordt gewekt om tot zijn God te roepen,nbsp;of Deze misschien aan hen gedenken en voornbsp;vergaan hen bewaren mocht. Overeenkomstig hetnbsp;aloude volksgeloof, dat bijzondere rampen straffennbsp;voor bijzondere misdaden wai’en, en dat, door hetnbsp;lot te werpen, de wil der Goden kon bekendnbsp;worden, besluiten zij door het lot uit te maken,nbsp;om wiens wil hun dit kwaad overkwam. Het lotnbsp;valt op Jona. En nu bestormen allen hem metnbsp;vragen: »V^erklaar ons, om wiens wil dat kwaadnbsp;ons overkomt? wat is uw werk? vanwaar komtnbsp;gij? welk is uw land, van welk volk zijt gij?”nbsp;In plaats van al die vragen één voor één tenbsp;beantwoorden, zegt hij hun, wie zijn God is. »Iknbsp;ben,” zoo spreekt hij; »ik ben een Hebreër, ennbsp;ik vrees den Heer, den God des hemels die denbsp;zee en het drooge gemaakt heeft.” Schoonenbsp;belijdenis! Hij verklaart te behooren tot hetnbsp;volk, dat wegens zijn godsdienst en geloof algemeen bekend is. Zijn God is Jehova, de Eeuwige»nbsp;die zich geopenbaard heeft in al zijne heerlijkheidnbsp;en majesteit. Met een God, die slechts hier ennbsp;daar heerschappij uitoefent, maar de Almachtige, dienbsp;alles geschapen heeft, de eenige en waarachtige Gou-

-ocr page 5-

Maar hoe nu? Heeft de man, die zóó spreekt, kunnen handelen als hij deed? Hij zegt; »Ik bennbsp;een Hebreër, een van het volk Gods;” en hijnbsp;onttrekt zich aan God! Hij belijdt God als dennbsp;Heer, den God des hemels, die alles schiep. Ennbsp;hij zoekt Hem te ontvluchten! Hij zegt: »iknbsp;vrees den Heer.” En hjj is ongehoorzaam aannbsp;Gods bevel! Waarlijk, hier is strijd tusschennbsp;belijdenis en leven! Geen wonder, dat de zeelieden vroegen:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»wat hebt gij dit gedaan ?” Hoe

stemt uwe belijdenis met uwe handelingen overeen? O, die vraag uit den mond der heidenen zal diepnbsp;beschamend voor den dienaar van den eenig warennbsp;God zijn geweest.

Zullen wij op Jona den steen der veroordeeling werpen? Tasten wij, aleer wp dit doen, in eigennbsp;boezem.

Waar is een belijdenis, zóó schoon, zóó heiligend, zóó vertroostend, als deze: Ik ben een christen, ik geloof in Jezu.s Christus, mijnen eenigennbsp;en algenoegzamen Zaligmaker, door Wien iknbsp;gemeenschap heb met den eenigen, waarachtigennbsp;God, den heiligen Vader, en roem in de hope dernbsp;heerlijkheid! Is er altijd samenstemming tusschennbsp;haar en ons leven ?

il

IL.


Wij belpden God als den eenigen, waarachtigen God. Hebben wij geen afgoden meer, waaraan

-ocr page 6-

ons hart hangt, geld en goed, eer en aanzien, bloedverwanten en betrekkingen?

Wij belijden God als den Heilige. Is het altijd bij ons te zien in ons najagen der heiligmaking?

Wij zeggen amen op het woord der Schrift: »Gij zijt duur gekocht; zoo verheerlijkt God innbsp;uw lichaam, en in uwen geest, welke Godes zijn!”nbsp;Wordt er van die verheerlijking van God nietnbsp;menigmaal weinig bfl ons bespeurd?

Wij roemen: sGod is liefde.” Wij spreken van Gods hoogste liefdedaad met ingenomenheid. Wijnbsp;erkennen, dat liefde het hoofdgebod van hetnbsp;Evangelie is. Ai mij, wat geeft ons leven veelnbsp;liefdeloosheid, haat en bitterheid te aanschouwen!nbsp;Waar is de liefde tot God, die al het zondigenbsp;in ons verteert? Waar de liefde tot de naastennbsp;en broeders, die ons onszelven doet verloochenennbsp;en verzaken?

Wij belijden Jezus, als den eenigen naam onder den hemel ter zaligheid gegeven. Is ook werkelijk alle eigengerechtigheid en werkheiligheid uitnbsp;de gemeente van Christus verbannen?

Wij roemen in de hoop der heerlijkheid. En het geringte lijden maakt ons versaagd, hopeloosnbsp;en troosteloos.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;a

Wij zeggen te gelooven, dat dengenen, die God liefhebben, alle dingen moeten medewerken ten

-ocr page 7-

goede. En wij vertwijfelen bg den minsten nood.

Wij spreken het uit, dat de aardsche schatten vergankelijk zijn, dat geld en goed een hand volnbsp;zand zijn; dat wij niets in de wereld hebbennbsp;gebracht, en dus ook niets daaruit kunnen mede-nemen. En wij zwoegen en slaven om die aardschenbsp;schatten te verzamelen, vaak langs wegen die hetnbsp;Evangelie veroordeelt, en menigeen is zóó verkleefdnbsp;aan dat zand, dat het hem te veel is, met enkelenbsp;korrelen daarvan den minder bedeelde te helpen.

Ik zou alzoo kunnen voortgaan. Maar reeds genoeg! Heb ik daar gesproken van wat in denbsp;werkelijkheid nimmer voorkomt, of veeleer dennbsp;vinger gelegd op eene wond, waaraan de gemeentenbsp;van Christus deerlijk lijdt; strijd namelijk tusschennbsp;belijdenis en leven? Indien het laatste; - en wienbsp;zal dat kunnen loochenen? ~ dan mogen wijnbsp;daarop wel met allen ernst letten. Als allen in denbsp;gemeente van Christus beleefden wat zij belijden,nbsp;hoe zou de gemeente bloeien, en welk een indruknbsp;zou zij maken op de wereld die, naar dit zinrijkenbsp;woord »eerst de christenen en dan het christendom,nbsp;eerst het wandelende en dan het geschrevenenbsp;woord bestudeert.” Ach! die strgd bjj velennbsp;tusschen belg denis en leven belemmert den wasdomnbsp;der gemeente, en verhindert haar om ten zegen tenbsp;zijn en invloed uit te oefenen.

-ocr page 8-

8

Het Evangelie eischt van ons samenstemming tusschen hart en mond en daden. De mond magnbsp;niet anders spreken dan het hart gevoelt. Denbsp;daden moeten met de overtuiging en gevoelensnbsp;van het hart, met de woorden der lippen overeenkomen. Dit is het ernstig woord van Jezus:nbsp;»Niet een iegelpk, die tot mij zegt, Heere, Heere,nbsp;zal ingaan in het koninkrijk der hemelen: maarnbsp;die daar doet den wil mijns Vaders, die in denbsp;hemelen is.” Het Evangelie erkent geene belijdenisnbsp;als de ware, wanneer het leven met haar innbsp;tegenspraak is.

Belpdenis en leven één. Dat kan niet anders. Zoo is de Heer onzer belpdenis ons voorgegaan.nbsp;In Hem was leer en leven één. Hij eischte liefdenbsp;tot God. En die liefde was de drijfveer van alnbsp;zjjne daden, en openbaarde zich in onbepaaldenbsp;gehoorzaamheid aan God. Hij sprak: »den Heer,nbsp;uwen God zult gij aanbidden en Hem alleen dienen.”nbsp;En Hij weigerde te knielen voor den Overste dezernbsp;wereld, en als men Hem koning wilde makennbsp;ontweek Hjj de schare. Hij leerde zijne jongerennbsp;bidden: »TJw naam worde geheiligd;” en zoozeernbsp;bedoelde geheel zjjn leven de heiliging van Godsnbsp;naam, dat Hij aan het einde Zijns levens zeggennbsp;kon: »Ik heb U verheerlijkt op aarde, ik hebnbsp;voleindigd het werk, dat Gp mij gegeven hebt om

-ocr page 9-

te doen.” Hij wekte op tot het gebed, en zelf oefende Hij bestendig gemeenschap met den Vadernbsp;en zonderde nachtelijke uren daartoe af. Hijnbsp;vermaande tot onderlinge liefde. En welk eenenbsp;liefde heeft Hij zelf betoond! Stelt Hem u voor,nbsp;zooals Hij hier beneden omwandelde. Hij ontvangtnbsp;zondaars en eet met hen, Hij vertroost boetvaar-digen, komt zwakken tegemoet, weent overnbsp;verharden, is zachtmoedig jegens tegenstanders,nbsp;wreekt zich zelven niet, scheldt niet die Hemnbsp;schelden en bidt voor zijne vijanden. Wij nu dragennbsp;zijn naam en zijn tot zpne navolging geroepen.

N nbsp;nbsp;nbsp;«

' »Die zegt, dat hp in Hem blijft, die moet ook zelf alzoo wandelen gelijk Hij gewandeld heeft.”nbsp;Maar wat dan, als dat niet alzoo is? Wat dan,nbsp;als de belpdenis beter is dan het leven, en denbsp;samenstemming tusschen beide ontbreekt ? Dannbsp;mogen wij den naam van Christus dragen, maarnbsp;zijne discipelen zijn wij niet. Het is toch terechtnbsp;gezegd: »Wie de leer van Christus belijdt maarnbsp;het leven van Christus niet, die belijdt Christusnbsp;maar half; want wat is de leer zonder het leven?nbsp;Een boom zonder vruchten.”

Naar het woord van een groot man is de kunst nooit vervallen zonder de kunstenaars. Zoonbsp;kunnen wij ook zeggen dat het Christendom en denbsp;kerk nooit schade hebben geleden zonder dat

-ocr page 10-

10

Christenen daaraan mede schuldig waren. De beste aanprijzing van het Evangelie is die door hetnbsp;leven. Aan de vrucht kent men den boom. Uitnbsp;het leven van Jezus’ discipelen wordt gezien, wienbsp;de Meester is, wiens onderwijs zij genoten en watnbsp;het Evangelie is, dat zij belijden. Niet de wonderennbsp;in den eersten tijd des Christendoms hebben betnbsp;meest tot uitbreiding der kerk bggedragen; veeleernbsp;het heilig leven dat de eerste christenen leidden.nbsp;Maar is dat zoo, dan is het ook waar, dat nietsnbsp;aan het Evangelie meer afbreuk doet dan de slordige W'andel zijner belijders. »Het is niet waar!nbsp;het is niet waar! het is onmogelijk waar!” zoonbsp;riepen die heidenen uit, aan wie de liefde vannbsp;Jezus verkondigd werd. Zou niet menigmaal denbsp;wereld rondom ons hetzelfde denken, indien alnbsp;niet zeggen? Het was niet ten onrechte dat denbsp;zeelieden tot Jona zeiden: Wat hebt gij ditnbsp;gedaan? toen hij hun verklaard had, wie zijnnbsp;God was. Het was even goed, alsof zij tot Hemnbsp;zeiden; Gij spreekt schoon, maar handelt slecht;nbsp;hoe kunt gij vluchten voor zulk een God als gijnbsp;belijdt? Zoo zou het ook menigmaal terecht zijnnbsp;van de zijde der wereld, indien zij ons verwijtendnbsp;vroeg: hoe kunt gij leven zooals gij doet?

Hoe zal de christen naar zijne roeping voor anderen ten zegen zijn? Door woord en vooï-

-ocr page 11-

11

beeld op het nauwst samenverbonden, maar door het laatste vooral. Petrus schreef aan christenvrouwen ; »Z^t uwen eigenen mannen onderdanig,nbsp;opdat ook, zoo eenigen den woorde ongehoorzaamnbsp;zijn, zij door den wandel der vrouwen, zonder woordnbsp;mogen gewonnen worden.” Die wenk mag welnbsp;door alle christenen behartigd worden. Het woordnbsp;zonder den wandel werkt niets uit. De wandelnbsp;zonder het woord oefent vaak gezegenden invloed.nbsp;Als wij, wel verre van door het kwade overwonnen te worden, integendeel het kwade overwinnennbsp;door het goede; als wij tegenover onstuimige driftnbsp;zachtmoedigheid, tegenover bittere vijandschapnbsp;liefde, tegenover zelfzucht zelfverloochening openbaren ; als wy overal en ten alle tijde zoeken tenbsp;toonen, dat wij trouw zijn aan onze beginselen,nbsp;en ons niet slechts kinderen des lichts noemen,nbsp;maar ook in het licht wandelen, dan blijft datnbsp;nooit zonder uitwerking. Maar tegenover het tennbsp;zegen zijn voor anderen, staat het voor anderennbsp;ten vloek en ten verderve zjjn. En dat zijn wij,nbsp;als ons slechte voorbeeld anderen medesleept, alsnbsp;zij met ons gedrag zichzelven verontschuldigen. Denbsp;mond der waarheid heeft gezegd: »wee den mensch,nbsp;door wien de ergernis komt!”

Belijdenis zonder leven ia naamchristendom. Den naam te hebben van te leven, en werkelijk dood

-ocr page 12-

12

te zijn, is een verschrikkelijke toestand. Wij hebben een Evangelie vol dierbare en troostrijke beloften, en niet één daarvan kunnen missen.nbsp;Maar die beloften zijn voor hen, die in waarheidnbsp;christenen zijn, niet voor hen, die zich daarvoornbsp;slechts uitgeven. Wij kunnen ze ons niet toeëige-nen, ja, wij durven het niet, en al deden wg het,nbsp;wij zouden toch den troost er niet van smaken’nbsp;als ons geweten ons veroordeelt en getuigt, datnbsp;er bg ons strijd is tusschen belijdenis en leven.nbsp;Vanwaar zoo weinig ware vreugd in goede dagen,nbsp;zoo luttel moed en kalmte als het ons tegenloopt?nbsp;Vanwaar versaagdheid in nood en bij dreigendenbsp;gevaren en zooveel vrees voor den dood? Is hetnbsp;niet, omdat de stem daarbinnen ons verwijt, datnbsp;wij niet zijn die wg konden en moesten zijn. Omnbsp;onder alles goedsmoeds te zpn, om kalm te blijvennbsp;waar anderen sidderen, om den schrik des doodsnbsp;te overwinnen, daartoe is het niet genoeg, datnbsp;wij in Jezus’ naam profeteeren, vele krachten doennbsp;en roemen kunnen op de zuiverheid onzer belpde-nis. Als wij Jezus’ woorden hooren en niet doen,nbsp;dan zijn wij gelijk aan den dwaas, die zpn huisnbsp;op een zandgrond gebouwd heeft. Stormwind,nbsp;regenvlagen en waterstroomen ondermanen datnbsp;huis en doen het bezwijken. Maar als wij Jezus’nbsp;woorden hooren en doen, dan staat ons huis op

-ocr page 13-

13

een rots, bestand tegen alle verderf dreigende krachten. Is er bij ons overeenstemming tusscheiinbsp;belijdenis en leven, dan is het anker onzer hooi) innbsp;den hemel vastgemaakt, en de stormen des levensnbsp;kunnen het niet losrukken.

Vanwaar toch bi] zoo velen die str^'d tusschen belijdenis en leven? Hier uit onkunde. Men noemtnbsp;zich een christen, maar weet niet, wat die naamnbsp;in heeft. Meo heeft belijdenis gedaan, maar zondernbsp;recht te beseffen wat men deed. Men kent hetnbsp;Evangelie niet. Daar is de christennaam zondernbsp;beteekenis. De belijdenis een bloote klank. Isnbsp;het wonder dat het leven afwijkt van het Evangelie?

Bij anderen ontbreekt het niet aan kennis. Maar de belijdenis gaat buiten het hart om. Zij is zaaknbsp;des verstands, des gevoels, der verbeelding. Hartnbsp;en leven zijn nog niet aan den Heer geschonken.nbsp;Men gelooft zijn woord niet met betrekking totnbsp;zich zelven. Men roemt wellicht in het kruis vannbsp;Christus, maar heeft zich door de liefde van Christusnbsp;nog niet laten dringen. Men doet misschien naarnbsp;sommige voorschriften van het Evangelie, maarnbsp;paait daarmede afwijking van anderen. Het isnbsp;daar niet gekomen tot eene algeheele omzettingnbsp;van den wil, tot dat sterven met Christus, waardoor toch eerst de christen geboren wordt.

-ocr page 14-

14

Maar ook als het daartoe gekomen is, ontbreekt nog maar al te veel de samenstemming tusschennbsp;belijdenis en leven. Wie het meest nabij zijnnbsp;hart leeft, zal de eerste zijn om bet te erkennen.nbsp;»Het vleesch begeert tegen den Geest en de Geestnbsp;tegen het vleesch; en deze staan tegen elkander,nbsp;alzoo dat gij niet doet, hetgeen gij wildet.”

Zou niet de geest in dezen strgd minder de nederlaag lijden, indien het waken en biddennbsp;minder verzuimd werden?

Hoe noodig is het ons zelven te onderzoeken. Om juist daarbij te werk te gaan, moeten wij onsnbsp;niet beoordeelen naar sommige daden, maar naarnbsp;ons doorgaand heerschend bestaan. Daar is niemand,nbsp;die zich niet nu en dan van eene gunstige of minnbsp;gunstige zijde vertoont. En als wij daarnaarnbsp;oordeelen, zouden wij eene zeer verkeerde uitspraaknbsp;doen. Davids bede zij de onze bij onze zelfbeproeving: »Doorgrond mij, o God! en ken mijnnbsp;hart; beproef mij, en ken mijne gedachten. Ennbsp;zie, of bij mij een schadelijke weg zij; en leid mjjnbsp;op den eeuwigen weg.” Is de uitkomst van datnbsp;onderzoek voor ons zeer beschamend en vernederend,nbsp;het brenge ons dan tot Hem. die vergeving ennbsp;bekeering beide schenken wil, en die den Geestnbsp;wil geven aan allen, die het ware leven missen ennbsp;nog maar in naam zijne discipelen zijn.

-ocr page 15-

15

Laat ons toch ernstig toezien, dat om onzentwil de naam des Heeren niet gelasterd worde. Hetnbsp;woord van Christus wone daartoe r^kelijk in onsnbsp;Hij, die het ons doet hooren is tevens de Leeraarnbsp;en Leidsman, die ons wil bekwamen door Zijnennbsp;Geest, die het willen en werken ons wil geven ennbsp;Zijne kracht in onze zwakheid wil volbrengen.nbsp;Als de honger en dorst naar gerechtigheid onsnbsp;drijft, als de ootmoed ons doet bidden zondernbsp;ophouden, als de liefde van Christus ons zeernbsp;begeerig doet zijn om, hetzp uit- hetzij inwonendenbsp;Hem welbehagelijk te zijn, dan zullen wij onzenbsp;harten verzekeren voor God en onze roeping ennbsp;verkiezing vast maken. Dat doende zullen wijnbsp;nimmermeer struikelen, maar in de kracht Godsnbsp;door het geloof bewaard worden tot de zaligheidnbsp;die geopenbaard staat te worden. En als het boeknbsp;des levens wordt geopend, zal onze naam daarinnbsp;niet worden gemist.

-ocr page 16-

it

Bij de Drukkers en Boekverkoopers M. Wiji amp; ZoNBN zijn verkrijgbaar de volgende Kleine Stukjes.

27

93

Cents.

De welbestede stuiver.....10

De wever uit Welsh.......07^

De kleine bewoner van het Auvergnésche Gebergte.... 10nbsp;De jonge Hutbewoonster... 22^nbsp;Opwekking te Eiberfeld.... 05

De lersche boer........... 10

Elisabeth Cunningham..... 15

John Robins, de matroos... 10 Kolonel Jacob Gardiner.... 15^nbsp;De Bode met goede tijding. 15

Jansje Allan .............. 15

Zonderlinge tusschenkomst

der Voorzienigheid........07

Levensber, van Amelia Gale. 07^ De geschied. v.Mary Smith. 12|

De Dorps-predikant....... 10

De waarheid van het Evang. 10

Kracht des geloofs........ 10

Herman de houthakker.... 12^ Laatste uren V. John Cowper. 10

Het einde van den tijd..... 10

Wat God bewaart, is wel

bewaard ................. 15

Wie zijt gij 1 Wat hebt gij te doen? ............... • 10

Eben-HaSzer inLatakko.., 10 Indiaansche bekeerlingen.. 10nbsp;De Ghristen-feesten........ 05

Verhaal van 2 predikers... 07^ De tijd en de eeuwigheid.. 10nbsp;Kort en heilzaam berigt... 10nbsp;Johan Coenraad Ter Linden 074nbsp;, Een beroep op het hart.... 124

De landman in den Elzas... 10 Sterfgevallen van zeven bekeerde heidenen.......... 10

Levensloop van C.L.Topfer 074 Eenige bijzonderheden uit

het leven van Morrison..... 15

Lydia S..................074

Hugo Bourne.............074

De christelijke viering van

den Zondag............... nbsp;nbsp;nbsp;05

Henri Obookiah........... 10

Het bezoek bij een kranke.. 15

Cents.

Brieven van een’ leeraar ... 15

Polycarpus............... lO

Als God werkt, wie zal

dan keeren ?............... 15

De Soldateu-dochter.......

Het gelukkige sterfbed.... 15 De gast zonder bruiloftskl. 074

Treffend voorbeeld........ 07f

Levensschets V. Biumhardt. 15

Hadara................... 04

De oude geneesheer.......1®

De roepstem des Heeren ... 15

Anna Walsh.............. 074

Eerste zend. te St. Thomas. 15

ïbirza....................20

Kenmerk. V. een kind Gods. 074 Overtuiging verwaarloosd.. l’^anbsp;Woord aan jonge moeders.. 074nbsp;De onbekende zendeling .. 04

Mevrouw Bumpff. ........^

Opmerkelijke leiding Gods 07

De vrome landman ....... 074

Ged. over de eeuwigheid .. nbsp;nbsp;nbsp;074

Maria ................... l®

William .................074

De Christen in het gasthuis nbsp;nbsp;nbsp;03

Lord Teignmouth........ 1-

. nbsp;nbsp;nbsp;Leven van Schwartz.....03

, nbsp;nbsp;nbsp;Wie zoekt die vindtnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.......nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;05

. nbsp;nbsp;nbsp;Levensb. van een’soldaatnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;05

, nbsp;nbsp;nbsp;Pacalsdorp ...............074

, nbsp;nbsp;nbsp;Onnoodige zorgen ........ 04

. nbsp;nbsp;nbsp;Zachéüs.................. 03

, nbsp;nbsp;nbsp;De twee buren ........... *0

. nbsp;nbsp;nbsp;Bekeering v. A. H. Franke.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;04

. nbsp;nbsp;nbsp;Blandina ................ 0^|

, Bede van een grijsaard ...

. Het huisgez. te Haeterdale.

. Inwendig Christendom on-

der HoUentotten ........^

. Aarons dood .............

. Het Paaschfeest....... • • •

. Leven van Chrysostomus nbsp;nbsp;nbsp;^ *

. Het geheimzinnige in den

Christen .................

Jacob Wilson ............ ^