Door J. K. WIJNGAAEDEN.
tquot;iune keu.
Reeds lang was ik van plan een bezoek aan Soemba brengen. Er bestond daarvoor eene goede reden;nbsp;Zendeling van Savoe te zijn en niet eenigszins met denbsp;toestanden op Soemba bekend te wezen, dat mag niet,nbsp;tiet zou ons werk schaden. Wat toch is het geval? Savoenbsp;Soemba behooren bij elkaar. ïMiet dat Savoeneezen ennbsp;^oembaneezen zooveel punten van overeenkomst hebben,nbsp;dat ze van dezelfde moeder afstammen. Er is toch grootnbsp;i'orschil in beider zeden en gewoonten, zoowel als in
taal. Men gevoelt zicli weinig tot elkaar getrok-Zich vermaagschappen met elkander doet men heel
quot;^oinig. Eenige geslachten geleden huwde een Radja van ®avoe eene Soembaneesche schoone, genaamd Kahi. Vannbsp;'t^ar dat sommige Savoeneezen Soembaneesoh bloed innbsp;Hnne aderen hebben. Van tijd tot tijd hoort mennbsp;^hteken van wini-KaM, zijnde de nakomelingen van ge-^oernde Kahi {wmi d. i. zaad). Zoo hoort men ook sprekennbsp;mm-Au, het geslacht van Au. Deze was eenenbsp;^iittineesche prinses van Dengka, die met een’ Savoe'nee-^•iheu Radja trouwde, nu 6 of 7 geslachten geleden.nbsp;k*och dit slechts in het voorbijgaan.
dat
Waarom Soemba en Savoe bij elkaar behooren? Niet iinidat de gesteldheid van den bodem en de vegetatienbsp;^iioveel overeenkomst hebben, Soemba toch is vrij watnbsp;'i^Hohtbaarder en rijker dan Savoe. De reden is, dat ernbsp;^ooveel Savoeneezen zijn, die er zich gevestigd hebben, en
er zoo velen zijn, die er tijdelijk heen gaan, voor een
I ^aaud of d ieder jaar, en dan weer naar Savoe terugkeeren.
-ocr page 2-Met de boot van de Paketvaart gaan er steeds mede naar Soemba, of komen er terug. (1) Eu gedurende de Oost-moeson gaan er geregeld prauwen heen, steeds volgeladennbsp;met menschen. Zoo’n vaartuigje bergt dikwijls een 40talnbsp;passagiers. Savoe en Soemba staan in voortdurend contact, vnDnbsp;daar mijn zeggen, dat beide eilanden bij elkaar behoore»-Voor den goeden gang van zaken is het noodzakelijk’nbsp;dat de zendeling van Savoe eenigszins op de hoogte zijnbsp;van de toestanden op Soemba. Noodig ook is het, denbsp;B. B. zendelingen aldaar te kennen, aangezien deze even-eens onder de Savoeneezen werken; dikwijls onder denbsp;zulken, die na korter of langer tijd naar hun geboorte-land terug keeren en dan weder onder den zendeling vaDnbsp;Savoe komen. Samenwerking is liier als een vereischtenbsp;Het behoeft geen nader betoog van hoeveel belang zulks isnbsp;Mijn verlangen om Soemba te zien, is dus licht verklaarbaarnbsp;Het stond bij mij vast, dat ik het een bezoek zou breng®^
Maar wanneer.^
Eeeds lang had ik dat voornemen
trehad
Ik besloot in de maand Juli (1892) te zullen gaan. wilde er niet langer mede wachten; het zou kunnen ziji’nbsp;dat van uitstel allengs afstel kwam.
Doch hoe de reis te maken? ’t Gemakkelijkste ZoU 'geweest zijn, wanneer ik met de boot was gegaan.
Savoe over Endeh is men in 36 uren te Waingapoe. boot ligt een’ halven dag stil te Endeh. Evenwel, ik hanbsp;een ander plan. Ik had zooveel gehoord van het reiZ^Bnbsp;per prauw, dat ik den lust niet kon wederstaan zoo i^knbsp;mede te maken. De //Van Goens”, de boot vannbsp;Paketvaart kwam, maar ik liet haar gaan.
Ik
Mijne Savoeneezen vonden het bijzonder aangenaam
dat ik
naar de wijze des lands zou reizen. Dadelijk boden er zi^’k
(1) De eene maand gaat de boot van Savoe naar Soemba ; de ande niaarid komt ze van Soemba naar Savoe.
-ocr page 3-Velen aan oni mij te vergezellen. Ik koos er eenigen uit, die mij wel eens met dit of dat behulpzaam waren geweest.
Met welke prauw zou ik gaan? Ja dat wist ik heusch niet. Doch dat zou wel terecht komen. Toen rnen vannbsp;niijne plannen hoorde, bood de neef van den tegenwoordigennbsp;iladja aan mij over te brengen. Hij zou voor de prauwnbsp;Zorgen. En zoo geschiedde het.
De dag van vertrek werd vastgesteld: 5 Juli zouden quot;ij de reis aanvaarden. Het was wel noodig, dit eenigenbsp;dagen te voren te bepalen. Hoeveel moest er niet voornbsp;de reis klaar gemaakt worden! Bij mij thuis was hetnbsp;quot;en gebraad en gebak van belang. Er moesten koekjesnbsp;*hn, rijstgebak en allerlei lekkers meer. KofHe en thee,nbsp;quot;quot;ater in Hesschen, rijst en weet ik al wat! mochten nietnbsp;'borden vergeten. Er diende gezorgd voor een mat ennbsp;quot;quot;Q kussen om op te slapen, en voor een deken; wantnbsp;^'et zou koud kunnen zijn op zee.
^00 brak Dinsdag 5 Juli aan. Het uur van vertrek vastgesteld op 5 uur ’s namiddags. Alles werd naarnbsp;^oord gebracht. Tegen 4 uur gingen we van huis. ’t Was menbsp;optocht naar het strand! ’t Had er veel van alsof ik eenenbsp;ëroote reis ging maken, of dat ik voor goed van Savoenbsp;''quot;rtrok. In grooten getale ging men mede naar het strand.
Baar lagen onze zeilers. Er waren n.1. twee prauwen, Zonden afvaren. Een kleine sampan bracht de liedennbsp;boord. Dit ging langzaam in zijn werk. In quot;zoo’nnbsp;'^^Igeholden boomstam kunnen moeielijk meer dan tweenbsp;^quot;Qschen jdaats nemen. En men moet oppassen. Zit men
luen omslaat. Heeft een sampan vlerken [praJwe bérok),
stil, beweegt men zich een weinig, dan bestaat er kans, dat
quot;ord. Tegen 6 uur waren we klaar om onder zeil te gaan.
zij vaster op het water. Ik ging het laatst naar
niet
Bijzondere plechtigheden hadden vóór de afvaart
-ocr page 4-plaats. De beideiien zijn anders gewoon te offeren. Aan liet strand te Séba ligt een offersteen, gewijd aan Hobo Aba.
Deze Hobo Aba is een der voorvaderen, waarscliijnlijk een koen zeevaarder. Men offert niet aan hem alleen-Vaart men van eene andere plaats af, dan heeft mennbsp;zegen van anderen noodig.
Te Loeboe-loeboe (Eae Lioe) vraagt men gunst van Doha; de lieden van Liaae hebben ze te vragen aannbsp;Bjami. De offerande bestaat in het slachten van eennbsp;varken, dat men gezamenlijk opeet.
Maar nu op reis! Zoodra we allen aa-n boord waren, werden de zeilen geheschen en wij vertrokken. Het '/goede reis” weer-klonk uit veler mond. De Radja van Seba deed ons uitgeleide;nbsp;hij ging een eindje mede; in een sampan keerde hij terug-
Het was een verrukkelijke avond. Pi-achtig dook de zon in ’t westen onder, legde zij zich ter ruste in haarnbsp;purperen bed. Weldra viel de nacht. Doch al mistenbsp;men het licht des daags, de vriendelijke maan kwamnbsp;hare plaats. quot;VWlk een verrukkelijk gezicht op quot;t water!nbsp;Dijna geen rimpeltje gleed over de oppervlakte. Welknbsp;eene plechtige stilte! Welk eeiie majesteit! Langzaam,nbsp;zeer langzaam ging ons bootje vooruit. Savoe bleef riegnbsp;lang in ’t gezicht. Hier en daar brandde een enkel vuur.nbsp;Maar al vager en vager werden de omtrekken, en eindelijknbsp;Was ons eilandje ook verdwenen. Zoo dobberden, dochnbsp;daarvan kon geen sprake zijn, het was te stil, iknbsp;zeggen; zoo bevonden wij ons op de groote zee, met enkelnbsp;lucht en water om ons heen.
Hoe klein en nietig moet men zich gevoelen, wanneer de zee zich gaat verheffen, wanneer wind en golven samennbsp;spannen en zich het ranke vaartuig ten speelbal kiezen-Hoe verschrikkelijk, overgeleverd te zijn aan de brullende zee,nbsp;aan den loeiendeu stormwind. Wel moet men sidderen bij de
-ocr page 5-gedaclite daaraan, te meer wanneer men weet, boe menigmaal 1‘eeds een prauw bleef, waarvan men volstrekt niets meer vernam.
Ja de Savoeneezen kennen de kracbt en de woede der elementen. Iloe menigeen vond niet een graf in de golven.nbsp;Toen ik nu d jaar geleden oi) Savoe kwam, was er juistnbsp;een prauw vergaan. Een Ternoekoeng ging met een 4J) mannbsp;naar Soemba, in eeue oude prauw, die op genoemd eilandnbsp;gerepareerd zou worden. JNTog al een waagstuk om innbsp;eene oude prauw over te steken. Er stond veel zee, toen
raad werd niet geluisterd.
goeden
nien vertrok. Naar
Van -wachten, totdat de zee wat kalmer zou zijn geworden, quot;hide men niet weten. Het kon wel! En men vertroknbsp;otn nooit weer te keeren, ja behalve één. Het eerstenbsp;gedeelte der reis ging goed. Toen men Soemba in T gezichtnbsp;^'^reeg, werd de boot lek; men drong allen naar één kantnbsp;tHet bet gevolg, dat de boot omsloeg. elk een verschrikkelijk tooneel moet er toen hebben plaats gegrepen! Eennbsp;“^btal menschen worstelende met den dood. allen trachtendenbsp;de oingeslagen prauw te klimmen, de een den andernbsp;'''erdringende, terugstootende, alleji hunne krachten inspannende om het leven te behouden. Maar alles tenbsp;^^rgeefs: de een voor, de ander na, allen verdwenen in de jnbsp;'diepte en werden een prooi der golven, of beter gezegd!
bi
haaien, waarvan het in die streken wemelt. Aan ®ükelen gelukte het zich boven op de prauw te werken,nbsp;^^och hoe vermeerderde slechts luuine ellende! A^ersmachtendenbsp;dorst, doorweekt van het zilte water, verschroeid vannbsp;zon, viel de een na den ander van nit})utting in denbsp;golven terug. Ten slotte was er nog slechts één overgebleven. Zeven dagen en zeven nachten bracht hij in diennbsp;eöarden toestand door. Meer dood dan levend werd hijnbsp;'’Pgenomen door eene Engelsche boot, die hem naarnbsp;eepang bracht, van waar hij naar Savoe terugkeerde.
-ocr page 6-En tocli gf.an de Savoeneezen maar steeds door, de zee met hunne prauwen te bevaren, ’t Zijn koene zeelui-Ze wagen veel. Zoolang ze maar weten in welke richtingnbsp;ze moeten varen, geven ze geen moed verloren. Helnbsp;deert hun niet, bijnanbsp;nbsp;nbsp;nbsp;totnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;middelnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in het water te
zitten. Ze kunnen langen tijd zonder eten, als ze maar hun sirih-pruimpje hebben. Vreeselijk moet het zijU)nbsp;wanneer ze niet meer weten, waar ze zich bevinden e»nbsp;waarheen den steven te wenden. Dan maakt de wanhoopnbsp;zich van hen meester. Ontzettende tooneelen ontstaannbsp;dan. Op het roer en o]5 de zeilen let men niet meer-Als razenden gaat mennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;elkandernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;te lijf;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;men werpt elkaar
buiten boord, of wel nbsp;nbsp;nbsp;denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;steektnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;den ander dood.
Verschrikkelijk wanneer men het hoofd verliest!
Doch wij willen terugkeeren tot onze prauw. AH® gedachten aan onheil, dat ons zou kunnen overkomeU’ 'nbsp;willen we verre van ons doen. Wij zien liever eens oiunbsp;ons heen. Het vaartuig is heusch niet groot. Stel unbsp;voor eene sloep, vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vadem ofnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;5 lengte, bij een®
breedte van ongeveer 1^. Wel een notendopje, zult gd zeggen, en ’t is waar. Onze boot is geheel open. Ijuikennbsp;heeft ze niet. Slechts bij het roer en voorop heeft men een® -overdekking, een dek, aangebracht.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, '
Naar voren staat een mast, waaraan een groot zed (meestal van katoen) is vast gemaakt. Dikwijls komennbsp;daarbij nog een paar kleinere zeilen. Het touwwerk i®nbsp;niet altijd even sterk.
De bemanning bestaat uit een nachoda (kapitein), djoeroemoedi (stuurman) en eeiiige matrozen, die voornbsp;zeilen moeten zorgen, of roeien, wanneer er geen wind is-De djoeroemoedi van onze prauw had zijne vrouW b^nbsp;zich. Dit schijnt wel meer te gebeuren, en moet beschou'nbsp;worden als een voorrecht, verbonden aan de stuurmanskuns •
-ocr page 7-Vrouwlief zit dan mede aan liet roer, en wisselt haar inai Van tijd tot tijd af.
Onze djoeroemoedi vertelde mij, dat zijne wederhelft noj niet veel van het vak af wist; maar hij had alle lioopnbsp;dat zij het wel zoude leeren; hij had haar nog maanbsp;kort getrouwd. Zijne vorige vrouw kende al de geheimeinbsp;Van de kunst. Hoe goed wist ze een schip over t(nbsp;brengen, evengoed als hij! Het speet hem wel, dat zinbsp;hem ontrouw was geworden, toen hij haar voor ééne reiinbsp;thuis liet; zij was anders zulk eene goede huljie voor hemnbsp;üe djoeroemoedi is een gewichtig, ja de gewichtigst!nbsp;persoon aan boord. Hij moet het schip overbrengen. Hinbsp;dient goed de richting te weten, waarin hij moet varennbsp;Ilij moet aangeven, wanneer de zeilen overgehaald behooreinbsp;te worden. Doorgaans heeft hij een klein kompas voo:nbsp;zich staan, waarop hij heet te varen. De anderen kunneinbsp;gaan slapen; de djoeroemoedi moet steeds op zijn'post zijnnbsp;bij mag niet gaan dutten, dan alleen in het benijdenswaardiginbsp;geval, dat zijne vrouw hem kan vervangen. Hij is eeinbsp;belangrijk man, wat hij ook zeer goed weet. Als zoodanijnbsp;¦quot;^ordt hij dan ook geëerd. Hit blijkt irel hieruit, danbsp;iedereen hem gaarne wat van liet zijne mededeelt.
Ik sprak nog niet van de passagiers. In ons kleii Schuitje waren een 25 tal. Heel ruim zaten ze niet. J^rinbsp;geinakkelijk konden zij het zicli niet maken. Men zanbsp;^ig gedrongen. Nu dat hinderde zoo erg niet! Men i;nbsp;zulks gewoon. Iedere prauw', die van Savoe vertrekt,nbsp;steeds volgeladen. Gelukkig, dat men over 't algemeeinbsp;geene verre reizen doet. Waarlijk 't is me eene kastijdintnbsp;nldoor op eene en dezelfde plaats te moeten blijven zittennbsp;lie ))assagiers moeten voor hun eigen leeftocht zorgennbsp;er een ])raauw zal vertrekken, worden er steed;nbsp;gfoote hoeveelheden klappa’s, potjes met stroop en dergelijk;
-ocr page 8-laar het strand gebracht. De vrouw zorgt meestal daarvoor.
Doorgaans heeft men aan boord een klein plaatsje af-eschoten, waar men water kookt voor een kopje koffie if thee, of rijst voor het maal. En komt er eens eennbsp;vliegend vischje naar binnen wippen, Üuks wordt het ge'nbsp;'oosterd. Geregeld vischt men ook. Daarvoor gebruiktnbsp;neii eene lijn rnet een haak (kaU) of wanneer men dichtnbsp;mder de kust is, wordt het werpnet [djala) uitgeworpen.
Heel gezellig varen is het op den duur niet. .In de ierste uren heeft men heel veel stof tot gesprek, maai'nbsp;en lange leste raakt men uitgepraat en wat dan? Mennbsp;wacht 'te slapen. Doch dit gelukt niet altijd even ge'nbsp;nakkelijk. ISIu eens ligt men op den buik dan weernbsp;)p den rug. Gelukkig wanneer men eenige ruimte heeftnbsp;im zijne leden uit te strekken, wat dikwijls niet hetnbsp;'eval is. Ik herinner mij, eens aldoor op een’ zak nietnbsp;iteenen gezeten te hebben.
Voor den pandita had men een plaatsje ingeruimd biJ iet roer; men had een afdak van blatiren gemaakt, waarondernbsp;k kon zitten, of beter gezegd kon liggen. Het kostte niijnbsp;noeite in en uit de loofhut te komen; dat moest metnbsp;leel veel beleid gebeuren, ’t Was me eene kwelling ondernbsp;lat dak! En ’t was nog de beste plaats.
Zoodra j het anker gelicht was en men de zeilen had ^eheschen, werd een gezang aangeheven. Het heet, datnbsp;nen onder gezang moet vertrekken. De Savoeneezennbsp;lebben een eigenaardig scheepsgezang. Een enkele begintnbsp;e zingen, waarop al de anderen in koor invallen.
Ook begon men weldra met het eten van hétoepak^ kédoee), pakjes gekookte rijst, in blaaren gewikkeld,nbsp;lehoort er zoo bij.
Langzaam ging de boot vooruit. Eerst werd er druk epraat; maar allengs verminderde dit. Allen trachtten,
-ocr page 9-9
zoo goed en zoo kwaad als dit ging, te slapen, djoeroemoedi alleen liield de wacht. Ik sliep ook inbsp;Een’ enkelen keer werd ik wakker om echter spoedig wenbsp;in te dommelen. Zoo ging de nacht voorbij.
Op Savoe had men gezegd, dat de reis slechts één nac' duurde. De verbazing was niet gering, toen we ’s morgeinbsp;nog geen land zagen. Wel moesten we langzaam hebhenbsp;gevaren, dat Soemba nog niet in ’t gezicht was. Het'dnnrinbsp;tot een uur of tien, voor dat we iets zagen; toen vertoond(nbsp;zich in de verte witte spikkels; dat waren de bergen vanbsp;Wodjéloe. We zeilden den geheelen dag nog. Gelukki;nbsp;dat er eene flinke bries kwam, waardoor we goed voorurnbsp;gingen, ’s Middags kwamen we op de hoogte van Menjil:nbsp;tegenover de rivier Poeroe. Groote koraalriffen strekkenbsp;zich ver in zee uit; zoodat men de open zee moest houdeinbsp;^\'ij wilden onzen weg bekorten. Wij meenden, dat we w(nbsp;over de riffen heen konden steken oin in de loloA te komeinbsp;De lolok is de bedding der rivier. Yan wege genoemdnbsp;koraalriffen kan de Poeroe zich niet in zee storten, zij loojnbsp;een heel eind weegs vlak langs de kust. Hierdoor is een genbsp;tttsschen den wal en de ritten en daarin kan men goed varei
Hoe zouden we ons beklagen, dat wij een’ kortoren wej ''Vilden nemen! Waren we maar gewoon doorgezeild, hoeveinbsp;Vroeger zouden we op de plaats onzer bestemming geweesnbsp;^ijn! In den beginne ging het goed; maar weldra hadde;nbsp;Pij met tegenspoed te kampen. Het duurde niet lang of cnbsp;^oot zat aan den grond. Zij zat vast. Er was geen benbsp;iveging in te brengen. Wat nu te doen? Eenige van onznbsp;lieden sprongen buiten boord om te trekken of te duwennbsp;^^ij, die in de prauw bleven, boomden uit al onze machtnbsp;Eindelijk raakte ze een weinig vlot, om echter weldra wedenbsp;'ast te zitten. Met horten en strooten gingen we vooruitnbsp;quot;ioba! toha! toba!quot; (boomen! boomen! boomen!) klonk he
-ocr page 10-10
door. Gelukkig gingen de moed en de goede geest niet srloreu. Het duurde lang voordat we diep water hadden-I Avonds om 10 uur kwamen we in de loloA. Averij haddennbsp;e niet, dan alleen, dat de ijzeren bout, waarmede hetnbsp;ier aan den achtersteven is bevestigd, brak. Dit werdnbsp;smakkelijk verholpen.
Wij kwamen vlak bij den wal. De grootste helft van I nze mannen verliet dadelijk de boot en ging aan land. Iknbsp;et mij ook terstond naar wal brengen, om me een weinig tenbsp;ertreden. Wanneer men 30 uur op rug of buik gelegennbsp;eeft, wordt men wel een weinig stijf en stram in de leden-
Men maakte een groot vuur, waar we om heen hurkten, aar de nacht tamelijk koel was. Het was een fantastischnbsp;ezicht in het duister van den nacht; een vlammend vuur,nbsp;at boomen en struiken spookachtig verlichtte. Als school-hngen hield ik veel van Indianen-lectuur; ik las wel eeiisnbsp;'an roodhuiden, die ’s avonds in liunne bosschen vurennbsp;ntstaken en er om heen gingen zitten. Hoe menigmaalnbsp;rensohte ik toen zoo iets bij te mogen wonen! Weinignbsp;acht ik zeker, dat zulks nog eens zou gebeuren. Mijo®nbsp;pngens-droomen werden dien nacht verwezenlijkt; ik vondnbsp;liet wel aardig; toch niet aardig genoeg om tot den morgennbsp;|gt;ij het vuur te blijven. Het was dan ook minder aange-I laarn aan den eenen kant geroosterd te worden en aan de vannbsp;ket vuur afgekeerde zijde te verkleumen. Ik liet mij naarnbsp;noord terug brengen, om in mijne eenvoudige hut te logeeren.
krauw gebleven. Hoe koud had de oude man het! Ho®
Mijn ouderling, een van mijne volgelingen, was in de
I libberde hij! //Wel pena-toewa, wat is er aan?” vroeg ik-'/Ja meneer, ik heb het zoo koud,” was het antwoord. Itk had bepaald met den onde te doen. //Weet je wat?nbsp;] ECom maar hier, we zullen samen onder mijn deken slapen,nbsp;poo gezegd, zoo gedaan. Markus schoof dicht naar miJ
-ocr page 11-Den volgenden morgen zetten we onze reis voort. E frisch ontwaakten we niet. Van wassclien of baden kwenbsp;niet veel. Van ontbijten ook niet. Met een kopje zwaïnbsp;koffie moesten wij ons tevreden stellen.
Voor bet eerst hadden wij een goed gezicht op Soeinl AVas het landschap al niet schoon te noemen, het zagnbsp;goed uit. De streek, waar wij voorbij voeren, was rinbsp;aan hout. In de bosschen van Mënjilie kapipen de Savenbsp;neezen het hout om hunne prauwen te repareeren, of oinbsp;wel om er huizen op Savoe van te bouwen. Toennbsp;kerk te Seba gebouwd zou worden, ging men eerst najnbsp;Soemba om balken te kappen. Zoo ook toen de vori/nbsp;radja een huis zou bouwen.
Ik vroeg mijnen lieden : //wanneer gij hout gaat kappd moet ge daarvoor geene toestemming vragen aan den lladjnbsp;Van wien die bosschen zijn?” //O neen,” was het antwoornbsp;quot;dat is niet noodig, de Soembaneezen durven ons toejnbsp;niets te doen; wij kappen zooveel als ons goeddunktjnbsp;Had Savoe slechts wat hout van Soemba, wat zouden |nbsp;goede kerken en scholen kunnen bouwen!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j
Hoe rustig zag het landschapj er uit! Men zou niet zegge dat er nog zulke gruwelen en wreedheden op Soemba plaajnbsp;hebben; dat de menschen nog in duisternis en in schaduwtnbsp;des doods zijn gezeten. En hoe zou men dit ook, ajnbsp;alles rust ademt en Gods lieve zon over de schepping opga^'nbsp;Van de soengei-Poeroe zetten we ’s morgens de renbsp;Voort. AVij passeerden een klein eilandje, jMoesa Mancinbsp;geheeten. Hier zit het wrak van een ijzeren schip, 1nbsp;¦*¦872 daar vergaan. liet geheele geraamte is nog te zielnbsp;Gestadig slaan de golven er tegen, nu reeds 20 jaar, ma^nbsp;gt;iog steeds biedt het weerstand. Langzaam, langzaa|nbsp;Verdwijnt het. //oo nu en dan laat er een stuk los gnbsp;Valt in de diepte. Na jaren zal alles verdwenen
-ocr page 12-12
an rollen de golven weer rustig voort, trotsch op hare oerwinning. Niets is bestand tegen de woede van het ziltenbsp;Ement. Over hoeveel heeft de zee zich niet reeds gesloten!
De bemanning van genoemd schip werd gered door de iivoeneezen, onder aanvoering van hun hoofd. Hun lotnbsp;m zeker anders geweest zijn, waren ze in handen vannbsp;Soembaneezen gevallen.
Bij poelau-Seloeroeh, meer naar het Zuiden, strandde m jaar of wat geleden ook een schip. Het tegenwoordigenbsp;pofd der Savoeneezen op Soemba verleende hulp, en slaagdenbsp;' in al de opvarenden behouden aan land te brengen,nbsp;ij werd daarvoor mild beloond.
Op onze verdere reis hadden we geene wederwaardigheden .eer. Tegen een uur of elf kwamen we te Melolo aan.nbsp;^et was laag water, zoodat we de rivier niet op kondennbsp;aren. Het is er moeilijk aankomen. Voor de mondingnbsp;r rivier strekt zich eene groote zandbank uit. Bij aan-omst bevond Br. Pos (1) zich aan het strand. Men hadnbsp;:em van mijne komst verwittigd. De prauw, die gelijknbsp;iet ons van Savoe vertrok, was ons vóórgekomen doornbsp;ns oponthoud op de riffen, en kwam eenige uren vóórnbsp;ns aan. Men berichtte, dat de paudita van Savoe innbsp;pntocht was. Wij waren blijde elkaar te ontmoeten,nbsp;jadelijk gingen we naar de zendeling-woning, niet ver vannbsp;^et strand gelegen.
Het huis werd door Br. Pos zelf gebouwd. Het is ink ruim en ziet er netjes uit. Met niet weinig vol-.oening wees Br. Pos mij op zijne woning. Nu dat magnbsp;an ook wel. Plet is erg streelend voor iemands gevoelnbsp;ijn eigen huis te bouwen. Plet is geen kleinigheid. Metnbsp;oeveel bezwaren en moeite heeft men te worstelen! Om
Eed.
(1) Van de Christelijk Geref. Zending, Dir. Donner.
-ocr page 13-Zulks te kunnen begrijpen, moet men de toestanden kennen. Vanwaar krijgt men al de materialen? Vanwaar het werk-'nbsp;^'olk ? En dan hoeveel moeite kost het den menschen aannbsp;het verstand te brengen, hoe en op welke manier ernbsp;gewerkt moet worden! Wel heeft men Joh’s geduld ennbsp;Salomo’s wijslieid noodig. Hoezeer moet men zelf denbsp;handen uit de mouw steken, zelf het voorbeeld geven!nbsp;En dit kan men in Indie niet ongestraft doen. Tndiënbsp;geen land, vooral de Kesidentie Timor niet, waar denbsp;Europeaan beitel en schaaf kan hanteeren, zonder zijn :nbsp;gestel te schaden.
Een paar jaar werkte collega Pos over zijn huis. hielukkig, dat het thans klaar is.
Een dag of 6 bracht ik hij Br. Pos en echtgenoot hoor, beiden hartelijke, gulle menschen. M.et veel genoegennbsp;quot;'as ik bij hen. Over hoeveel hadden wij te praten;nbsp;hoeveel met elkander te bespreken! Hoe aangenaam wasnbsp;het, weer eens iemand te ontmoeten, met wien men overnbsp;werk kan spreken! Er is zooveel, waarover men inbsp;gaarne de gedachten van een ander hoort. Wanneer inbsp;*ïien alleen is, komt men dikwijls voor moeilijkheden, inbsp;quot;'aarin men niet dadelijk weet te handelen, waarover men ;nbsp;gaarne eens anders raad eerst zou inwinnen. Hoe heerlijk inbsp;'quot;aiineer men dan weer eens iemand heeft, met wiennbsp;j'ion de zaken kan behandelen. Veel hebben Br. Pos ennbsp;'h gesproken en besproken, te meer daar hij onder hetzelfdenbsp;quot;olk (Savoeneezen) werkt.
Het werk te Mélolo maakte een’ aangenamen indruk op i He school werd bezocht door een 40tal leerlingen, dienbsp;¦^Uen geregeld opkwamen. Heel veel kan van haar nog inbsp;luet gezegd worden, daar zij nog in hare opkomst is.nbsp;Eeker zal zij goed worden, wanneer Br. Pos zich aannbsp;haar blijft wijden, dammer, dat ze niet in de termen voor
-ocr page 14-14
subsidie viel. Dau had er wat meer aan ten koste gelegd kunnen worden, en dit zou het onderwijs ten goedenbsp;gekomen zijn.
De opkomst in de kerk was goed, evenzoo in de zondag' school. De gemeente te Mélolo bestaat enkel uit Savoe-neezen. Zij telt, groot en klein, een 270 zielen.
Br. Bos en zijne vrouw zijn de rechte menschen op de rechte plaats. Zij hebben heel veel slag om met inlandersnbsp;om te gaan. Daarbij werken zij met veel toewijding-Geen wonder, dat men veel van hen houdt.
Soembaneezen traden nog niet tot de gemeente toe-Nu, geheel onverklaarbaar is dit verschijnsel niet. Savoeneesohe gemeente is alles behalve zonder vlek ofnbsp;rimpel. Er heerscht in haar midden zooveel wat er niefnbsp;mocht gevonden worden. Er gaat van haar geene aantrekkingskracht uit.
Met welk doel komen de Savoeneezen naar Soeniba • Om des gevvins wille. De bodem is vruchtbaar; rijsBnbsp;turksche tarwe groeien welig. Tn zijn eigen land heeftnbsp;de Savoenees dikwijls niets. Dan gaat hij naar Soembanbsp;om rijst, maïs enz. te zoeken. Soemba geeft prachtigenbsp;paarden, die de Savoenees gaarne heeft. Hij schroomt niednbsp;allerlei listen en ahals te gebruiken om zoo goedkoop mogelij^jnbsp;aan al deze zaken te komen. Ook gebéurt het wel, dat hiJnbsp;met geweld neemt, wat hij goedschiks niet kan krijgen-
Een enkel voorbeeld. Een Radja-moeda, een machthebbende, ging laatst naar Soemba, naar Melolo.
Radja van Rendeh stond bij hem in de schuld. Eenig® jaren geleden kreeg deze een hond van hem, of lieie’nbsp;ruilde hij dien tegen een paard. Onze Savoenees kreeg hetnbsp;paard nog niet. Nu, dat vond hij goed, dat zou n®nbsp;terecht komen. Hij zag het zelfs niet ongaarne.nbsp;paard, dat hij zou krijgen, gaf hem dan nog rente. 1^®^
-ocr page 15-15
15
Ill
tocli de gewoonte, dat als bijv. iemand een varken van 1 jaar oud schuldig is, en niet op den vastgestelden tijdnbsp;betaalt, hij over een jaar een varken van 2 jaar moetnbsp;^even. Zoo iets is nog al winstgevend voor den scliuld-®ischer. Zoo dacht ook onze Savoenees. Hij liet de zaaknbsp;'^open. Hij maande den Radja van Rendeh niet dan eensnbsp;het jaar. Toen eenige jaren waren verloopen, wildenbsp;dan toch zijn paard hebben. Hij gaf zulks den Radjanbsp;kennen. Deze zond iemand met een paard. Maar datnbsp;^^ond den man niet aan. Nu wilde het geval, dat denbsp;Wnger een prachtig beest bereed. Eu wat deed hij nu?
nam eenvoudig het mooie paard. He Radja was natuurlijk quot;quot;Oedend. Hij kwam weldra naar Melolo om hetnbsp;terug te eischen. Eenige dagen werd er over deze zaaknbsp;^^faadslaagd. Het einde was, dat de Savoenees het paardnbsp;'^^hield, dat hij eenige dagen daarna voor 400 gulden verkocht.
He Radja van Rendeh gaf toe, maar dat hij de zaak *het vergat, laat zich begrijpen. Hit bleek, toen wij hemnbsp;paar dagen later een bezoek in zijne kampong brachten,nbsp;eerste gedachte was, dat wij met slechte bedoelingennbsp;^quot;'ainen, omdat wij Savoeneezen in ons gevolg hadden,nbsp;t^elukkig dat wij hem dadelijk konden gerust stellen.
He Savoenees komt op Savoe om zijn voordeel te ^'*eken, om te halen, als ik het zoo eens plat mag uit-^’'ukken. Het is natuurlijk dat de Soembanees hem nietnbsp;'lau met wantrouwende blikken aanziet. ’t Is wel jammer!
®i'eikt. Meende men vroeger,
geloof, dat men daarin verkeerd gezien heeft. Savoe-^®ezen en Soembaneezeu zullen niet samen kerkwaarts gaan. Wil men onder laatstgenoemde werken, dan moetnbsp;^'len zieli Ya,u (Je gemeenten Melolo en Kambeniroe los-
werk ondervindt er de nadeelige gevolgen van. He ^ ‘ivoenees is niet de brug, waarover men den Soembanees
dat zulks het geval was.
-ocr page 16-16
16
maar in
maken, en onder de Soembaneezen zelveu gaan wonen. Dan zal er waarschijnlijk wel kans vaii slagen zijn-zendelingen behoeven niet op genoemde plaatsen te wonen-De gemeenten daar zijn klein, zij kunnen wel toevertron''nbsp;worden aan de zorg van inlandsche voorgangers. Denbsp;zendelingen moeten zich onder de Soembaneezen trachtennbsp;te vestigen.
Ik zei zoo pas, dat de Savoenees op Soemba koint nni des voordeels wille. Laat ik hem niet tekort doen-Hij staat daarin niet alleen. . Endeneezen, Arabierennbsp;Ghineezen doen het in nog sterker mate. De Soembaneesnbsp;ziet dan ook niet alleen zijn’ vijand in den Savoene®®’nbsp;in iederen vreemdeling, hetzij blank of bruin ofnbsp;moeten leeren kennen, van zijne onbaatzuchtige bedoeling®®nbsp;overtuigd moeten zijn. De Evangeliedienaar kannbsp;beter doen, dan zich van alle vreemdelingen af te scheid®®nbsp;en zich geheel aan den Soembanees te geven. Dan ^nbsp;wantrouwen spoedig voor vertrouwen plaats maken.
De Endeneezen zijn een ware ramp voor Soemba. h)®*® overstroomen het land. Zij trouwen met Soembaneeschenbsp;vrouwen, nemen Soembaneesclie kleederdracht aan, volg®nbsp;zeden en gewoonten en spreken de taal des lands. ^1|nbsp;die manier veroveren zij het land. Dit is niet het g®'‘nbsp;met den Savoenees, deze blijft Savoenees in alles.
Soemba is voor vele Savoeneezen een herstellingsoord. ® men ziek, en wil het op Savoe niet beter worden dan g^‘nbsp;men naar Soemba. Dit eiland is rijk aan water en ®®nbsp;koeler klimaat dan Savoe. Velen vinden er baat. ^'oo^‘nbsp;syphilitische wonden en gewrichts-rheumatisme genezen ernbsp;goed. Het trof mij, zooveel geschonden aangezichten, \riilenbsp;wonden of litteekens van wonden te Melolo te zien. hl®nbsp;onzedelijkheid is groot op Soemba, te Melolo en te Waingap®®'
er
ÜQ
Vr
Ih
ai
b,
ttii
b,
te
Sc
w,
^0
da
Of
Ve
te
Ü;
'V;
dc
eerst
Ook den zendeling wantrouwt hij. Hij zal hem
tl
hc
ie-
Zo
Se
i
-ocr page 17-17
Soeniba is een rijk land. Al de Savoeneezen zouden Ar best eene plaats kunnen vinden, liet Gouvernementnbsp;' het gaarne zien, dat er zich meerderen op Soembanbsp;'quot;Ëstiffden, als tenen wicht tenen de Bndeneezen. Van dennbsp;^^Voenees gaat een zekere beschavende invloed uit. Waarnbsp;zich vestigt, verdwijnt de slavenhandel. Het Bestuurnbsp;^ËVordert de emigratie zooveel mogelijk. Toch had totnbsp;'lusverre de verhuizing nog niet op groote schaal plaats.
pogingen, die de Eegeering in het werk stelde, hadden *^eestal geen gevolg. Een jaar of drie geleden trachttenbsp;van den Eadja van Timoe gedaan te krijgen, dat hijnbsp;100 man (of huisgezinnen) naar Soemba zou zenden,nbsp;belooning zou niet uitblijven, als hij hierin het Gouver-**®tnent ter wille was, aldus liet men doorschemeren. Hetnbsp;^®lukte echter niet. Nu ruim een jaar geleden werd dennbsp;^^dja’s verzocht een 500 menschen (of huisgezinnen) naarnbsp;^Oemba te sturen. Het gebeurde niet. Wat mag hiervannbsp;de reden zijn? Zij is eenvoudig deze, dat de lieden,nbsp;^'^odra zij zich o]) Soemba bevinden, gouvernements-onder-^^üen zijn, zij staan dan niet meer onder de Eadja’snbsp;Savoe. Hit hindert dezen en zij werken daarom denbsp;'Arhnizing naar Soemba niet in de hand, houden die veeleernbsp;^gen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Dit laat zich eenigszins begrijpen. Komt een
Iets
^lt;^dja van Savoe op Soemba, dan wordt hij gaarne in zijne ^aardigheid erkent. Hij gevoelt zich gekrenkt, -wanneernbsp;lieden niet meer naar hem luisteren. Een paar jaarnbsp;Skieden moest de Eadja van Seba menschen van Savoenbsp;Soemba zenden om zijne prauw daar te repareeren;nbsp;hoofd te Melolo wilde zijne lieden niet geven. Zoo
Steeds stellen de Eadja’s als voorwaarde, als er een ver-
IS niet aangenaam.
‘ avoeneezeii op Soemba aanstellen en ontslaan.
^'^ek tot emigratie tot hen komt, dat zij de hoofden der
Dit ffe-
-ocr page 18-18
18
De Soembanees heeft een gunstig uiterlijh, hij is ges])!'
erd
en hink gebouwd. Het is een schoon gezicht hem te paard te zien, gewapend met een ïans (soms heeft hiJnbsp;wel twee lansen bij zich).
Met 13r. Pos bracht ik een bezoek aan den Radja fan llendeh. Deze woont een paal of 5, 6 van Melolo.nbsp;paard gingen wij er heen. Hij ontving ons met eenignbsp;wantrouwen, vanwege de bovengenoemde zaak met dennbsp;Savoeneesehen radja-moeda. Maar dit veranderde weldm^nbsp;onze komst was vrede. Dit bleek ook uit het onderzoeknbsp;van de ingewanden van het een of ander dier (ik geloofnbsp;eene kip). Hij liet ons pinang aanbieden op koperennbsp;schalen. Het viel wel in zijn smaak, dat ik een sirih'nbsp;pruimjjje gebruikte. Voor tijdverdrijf hield de vorstnbsp;bezig met het snijden van eene scheede voor een nies-Kerst zat hij met ontbloot bovenlijf, uaderliand trok hiJ .nbsp;een wit jasje aan, of liever een jasje, dat wit geweestnbsp;maar nu meer naar zwart zweemde.
He Radja van Rendeli is een lang, stevig gebouwd mn’*' , Hij is wel iemand om ontzag in te boezemen. Het heet,nbsp;dat hij een echte wreedaard is. Nu, dat zal welnbsp;zijn, want verleden jaar liet hij dO inenschen oinbrengo’'-
Men zou het den man echter niet aanzien, dat hij zoo n lust in bloedvergieten heelt. Wat te zeggen van iem'^'^'*^’nbsp;die niets om een rnenschenleven geeft ? Och, de gewoontenbsp;doet zooveel. En een rnenschenleven heeft nu eeiuim'nbsp;geen waarde voor den Soembanees. Ik hoorde vertell®'^;nbsp;dat het meer moeite kost een kip te slachten dan o®®nbsp;mensch (e dooden. Hit in het oog houdende, zalnbsp;kunnen begrijpen, dat een Hoofd op Soernba er nietsnbsp;vindt menschen om het leven te brengen.
De kampong van den Radja van Rendeh bestaat nit o®’’ tiental huizen, regelmatig gebouwd, /dj vormen een straa*-
-ocr page 19-J^eze regelmatige plaatsing der huizen vindt men niet bij de Savoeneezen. üe kampong was omgeven door eennbsp;^teenen ])agar en door eene haag van eactus-plaiiten. lietnbsp;'s voor een’ vijand niet gemakkelijk er binnen te komen.
Een Soembaneesch huis is gebouwd op palen. Er wordt ^ooit onder geveegd. Meestal is de paardenstal onder lietnbsp;^hüs. Binnenshuis is de stookplaats, in het midden, tusscheunbsp;''ier stijlen, waarboven eene zoldering is. Hierop houdtnbsp;de Mérapoe^ de godheid, verblijf. De woning ziet er vrijnbsp;^'Vart uit. De vrouwen hebben een afzonderlijk, een af-Sesehoten gedeelte van het huis voor zich.
Voor het huis van den radja stonden de zegeteekenen, den oorlog behaald. M'aarin deze bestonden? Nunbsp;*ezer schrikt niet! liet waren menschenhoofden. Er warennbsp;16, alle op staken geplaatst. Wel een ijzig gezicht,nbsp;quot;’aniieer men zoo iets voor het eerst ontmoet.
W'
Op Savoe bestond vroeger ook iets van dien aard. Als oorlog voerde, trachtte men zooveel hoofden als maarnbsp;'hogelijk • was buit te maken. Deze zond men naar denbsp;hegery, waar ze bewaard werden. Was de oorlog geëindigd, dan wierp men ze weg, of beter gezegd, dan wierpnbsp;'hen ze op eene bepaalde plaats, waaromheen een paggertjenbsp;eeinaakt werd. Nog in dezen tijd zijn deze plaatsen te zien.
'IJ gaven den Eadja
‘^hbenke, waarvoor hij ons een karbouw terug gaf.
Eij den Eadja van Eendeh ontmoetten wij afgezanten het riji van Bëwa. Eadja Toegoe was gestorven, ennbsp;, 'hrvan kwam men nu kennis geven. De vorst van Eéwanbsp;de voornaamste vorst van Soemba. Hij was klein vannbsp;l'hhsoon, had een vuil uiterlijk, maar hoe nietig hij ooknbsp;'^hs, hijnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i-ggeei-en, te heerschen. Hij vergrootte
gebied aanmerkelijk, door naburige rijkjes te anexeeren. hn sluipmoord was hij niet afkeerig. Waar hij niet met
een zwart stuk linnen ten ge-
-ocr page 20-20
20
list.
geweld koTi meester worden, daar gebruikte hij
Verschrikkelijke gruwelen worden van hem verhaald.
Radja Toegoe was rijk, hij bezat veel goud. Fabel-achtige verhalen gaan er van zijne rijkdommen. spreekt van huizen vol met geld, gelegen in ontoegankelijke plaatsen, bewaakt door een paar dienaren, die metnbsp;niemand in aanraking mochten komen, die gedood werdennbsp;zoodra zulks het geval was. Men weet te verhalen van denbsp;schatten, die radja Lewa in den grond begroef, waarvannbsp;niemand de plek wist, dan hij alleen, daar de slaven, dienbsp;hem vergezelden, eigenhandig door hem werden gedood.
Radja Toegoe is eene persoonlijkheid, die indruk maakt. Zijn naam zal niet in de vergetelheid wegzinken, hijnbsp;voort blijven leven in de herinnering der Soembaneezen.
liet Gouvernement had niet weinig met dezen Radja te stellen. Hij was volstrekt niet genegen eeniger nnjzenbsp;afhankelijk te zijn. Men vertelde mij, dat hij den KoniHnnbsp;van Holland als zijn’ jongeren broeder [adik-nja) geschouwde, op zijn best als zijn gelijke, niet zijn meerdere-Van de mai hapa compagnie (zoo luidt de gewonenbsp;drukking) moest hij niet veel hebben. Het Gouvernementnbsp;stelde indertijd een prijs op zijn hoofd, ik meennbsp;f 1000, IVieniand heeft hem ooit kunnen krijgen, hiJnbsp;wist zich altijd buiten schot te houden.
Toen wij te Rendeh waren, bracht men daar het bericht van zijnen dood. Men vertelde, dat hij lang ziek was geweest. -de Radja’s van Soemba moesten in kennis worden gesteld f®®nbsp;zijn dood. Tevens werden zij bij de begrafenis verzocht-De Soembaneezen bewaren hunne dooden niet hm.^'nbsp;Men wikkelt ze in kains, in kostbare doeken. Een rijk^'nbsp;krijgt veel kains mede. Alleen het gezicht laat mennbsp;eerste dagen bloot. Treedt ontbinding in, en wordtnbsp;te erg, dan dekt men het ook toe. Va eenige dag®'’
|S(
üi
ikt
‘ Se (1,nbsp;'Is
•te
lt;lü
^ 't'a
•tei
É
-ocr page 21-''Vordt de doode begraven. Het graf wordt echter nog ''let gesloten, üit geschiedt wanneer alle bloedverwantennbsp;''nuwezig zijn. Dan worden er vele beesten geslacht.
I ^och niet alleen karbonwen en paarden, maar ook men-[^ehen. De overledene moet bediening hebben in het zielen-'Wd. Er moeten slaven zijn, die zijne voeten kunnesi quot;'^ssclien, die hem kunnen knijpen, en pitjiten, als hijnbsp;'*^riüoeid is, die zijn sirihzak kunnen dragen. Hij dientnbsp;^liivinnen te hebben, die voor hem koken en hem bedienen.nbsp;^Södaar de mensehenslachting. Het is vreeselijk, maarnbsp;quot;'aar. Toen de Radja van Mélolo stieri, werden er 10nbsp;^liiVen gedood. Zoo ook werden er stellig menschen oin-' S®bracht bij den dood van Radja Toegoe, zeker meer dannbsp;de vorst van Léwa toch was de voornaamste Soem-^Heesclie Radja.
' ide slachtoffers, die een gestorven hoold moeten vergezellen in het //jenseits”, worden niet onthalsd of gespitst gekrist, maar geworgd. Men slingert hun een touwnbsp;' quot;quot;i den hals, aan welks einde getrokken wordt, tot denbsp;^quot;gelukkigen dood zijn.
.h lËr werd verteld, dat er bij den dood van Radja Toegoe lederen dag 15 prachtige paarden werden geslacht, gedurendenbsp;dag of 10, en bij de voorloopige begrafenis zelfs 25.nbsp;j quot;1 vleesch wordt bij zulke gelegenheden niet gegeten.
, * een paard doodgestoken, dan wordt het der verrotting l*'’ijs gegeven. Men laat liet even buiten de kampong liggen.nbsp;H^adja Léwa stierf te Lobanopoe dicht bij Kambeniroe.nbsp;® Savoeneezen van laatstgenoemde plaats gingen er allennbsp;om met een’ rijken buit paardenvleesch terug tenbsp;Zij waren zeker niets rouwig, dat Radja Toegoenbsp;quot;quot;d was, zij konden zich nu vergasten aan paardenvleesch,nbsp;quot;’^van zij liefhebbers zijn. Zij hadden het slechts voornbsp;I quot;1 nemen. De Soembaneezen betwistten het hun niet
-ocr page 22-22
Wel hadden zij soms onderling oneenigheid. Somtijd® werd er gevochten om een mooi stuk vleesch, waarbij mennbsp;wel eens een houw over arm of been kreeg.
Maar lang genoeg stond ik stil bij den Radja van bev''^-Wij waren te Rendeh op bezoek bij den vorst. een uur of drie keerden wij terug.
ttig.
Van Mélolo zon ik naar Kambeniroe gaan. Ik spmk met Elias Radja, den diaken, af, dat wij over land dernbsp;waarts ons zouden begeven. De afstand tusschen beidenbsp;plaatsen bedraagt 50 paal en die is te paard in 1nbsp;wel af te leggen. Ongelukkig kreeg ik een ongemak nannbsp;mijn voet, waardoor ik van mijn voorgenomen laiidrei®!®nbsp;moest afzien. Ik diende nu wel de reis per prau''''nbsp;maken. Elias zou mij overbrengen, quot;s Nachts omnbsp;vertrokken wij. Het was heerlijk lichte maan.
Zuster Pos met eenige gemeenteleden deden mij uitg®!® tot aan het strand. Het speet mij bepaald nu alnbsp;te moeten verlaten. Ik sleet er zulke heerlijke,nbsp;volle dagen. De aangenaamste herinneringen zullen ®ijnbsp;steeds daarvan bij blij ven.
konden de Kambeniroe-rivier opvaren tot bij het huis
Het reisje naar Kambeniroe duurde niet lang-volgenden morgen om een uur of tien waren wij er-
ebt
vlak)
V,
Br. van Alphen. De rivier levert een prachtig op, hare oevers zijn weelderig begroeid, hier zijn znnbsp;daar loopen ze steil omhoog. Zoo iets heeft men opnbsp;niet. Verwend werd ik er niet.
Eenige dagen mocht ik ook bij Br. Van Alpheu brengen. Het was mij goed ook daar te zijn.
De gemeente te Kambeniroe is nog kleiner dan di® ^ Mélolo. De toestand, waarin zij verkeert, is alles betmnbsp;rooskleurig. Kerk en school werden minder goed beZ®
l'er
Alphen (eve
Christel. Gerefori»'
-ocr page 23-i nbsp;nbsp;nbsp;23
® j^^ding) opende eene school te Wainga])oe. Ik bezocht Naar mijne meening is Waingapoe eene goede plaatsnbsp;eene school. Deze heeft alle kans van slagen, wan-er een Hink onderwijzer geplaatst mag worden, iemand dienbsp;“iHend is voor zijne taak en lust en ijver voor zijnnbsp;heeft. Br. van Alphen trachtte iemand voor dezenbsp;^Ool te vinden, maar slaagde daarin nog niet. De per-die aan het hoofd stond, toen ik Waingapoe be-was in ’t minst niet geschikt voor zijn werk. Iknbsp;^''dde onzen Broeder aan, zelf de kinderen te onderwijzen.
[,..¦^6 school zou verloo])en, wanneer de toen in functie '^^'de man belast bleef met het onderwijs. En dit zounbsp;|,*'^iner zijn. 't Is waar de zendeling woont een half uurnbsp;van Waingapoe. Dit is wel wat lastig. Wat doetnbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;echter al niet voor de goede zaak! Te Kambeniroe
quot; 'jj nbsp;nbsp;nbsp;tegenwoordigheid van den zendeling minder noodig.
'1 mlandsche helper kan het werk best alleen doen.
. nbsp;nbsp;nbsp;*00 het niet mogelijk was iederen dag te gaan, welnu
^ dh'. van Al])hen er zich dan om den anderen dag heen Voor het instandhouden van eene school mag mennbsp;Wat doen. Er zijn te Waignapoe genoeg kinderen,nbsp;^ Iets willen leeren. Ik geloof wel, dat het mindernbsp;h godsdienstonderwijs te doen is, dan wel om te leerennbsp;en schrijven. De kinderen, die de school bezochten,
' nbsp;nbsp;nbsp;allen van rnohammedaansche ouders. Nu mogen
V
¦Vü''? Waingapoe gevonden heeft, en dat die met 'A]j werkzaam mag zijn. Van eene goede school isnbsp;. ^ iets goeds voor ons werk te wachten. Moge datnbsp;^ blijken.
schrijven op eene zendingschool wel geen hoofd-2ijü, doch ook zonder direct godsdienstonderwijs kan '¦eel doen tot zedelijke vorming der kinderen. Vannbsp;^sli ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Alphen iemand voor zijne
-ocr page 24-Zoo deelde ik dan iets aangaande Soemba mede. eiland, dat nog zoo in duisternis ligt verzonken.nbsp;bet licht der genade ook hier eenmaal schijnen!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I
be'
Veel werd er tot heden voor de ontwikkeling en scha ving van den Soemhanees niet gedaan. Vroeger 'quot;'a'quot; Jnbsp;hier een paar Controleurs, maar die werden er van da‘^^nbsp;genomen. Nu is er één civiel gezaghebber, gevestigdnbsp;Waingapoe (Nangamessie) en twee posthouders, te ntenbsp;en te Memboro. Dus voor heel Soemba drienbsp;Ook werd er nog niet bijzonder veel gedaan om inbsp;Soembanees het Christendom te brengen. Op Oost gt;500nbsp;werken twee broeders zendelingen, te Melolo en Kambei'^’^^^
en op West Soemba is een pastoor werkzaam, te Laoera-
wordt nog te kort gearbeid om nu reeds van vruchten'te
spreken. Dat ook Soemba tot den Heer gebracht moge quot;'or
tooi. Wij*
Na een verblijf van 11 dagen op Soemba, terug, nu niet met eene prauw, maar met de stoomnbsp;De //Speelman” van de Paket-vaart bracht mij naarnbsp;Den 18'*®“ Juli vertrokken wij van IVaingapoe, dennbsp;waren wij te Endeh en den 20®*®“ kwamen wij thuis.
bet®'.
Dankbaar voor hetgeen ik genoot, was ik
weer in eigen werkkring te zijn. Savoe is toch nog dan Soemba.
Boeloeh-Hawah (Deli) Januari ’93.
É