S'-
DE BIJBELS DER ARME NEGERS.
Een iegelijk doe gelijk hij in zijn hart voorneemt, niet uit droefheid of uit nooddwang, wantnbsp;God heeft eenen blijmoedigennbsp;gever lief.
2 Cor. IX: 7.
Het was kermis in het dorp: de kooplieden die uit de naburige stad gekomen waren, haddennbsp;hunne kramen op het groote plein geplaatst ennbsp;de boeren in hunne beste kleęren hen omringd,nbsp;en het uitgestalde goed, of om te koopen, ofnbsp;slechts om, op hun gemak, de menigte nuttigenbsp;of aardige dingen, die te koop werden aangeboden , te beschouwen. Een zeker kraampje loktenbsp;Vooral kalanten, het was dat van eene oudenbsp;vrouw, die koeken verkocht, welke zij alleennbsp;konde bakken, en die men, zoo zij zeide, heetnbsp;«n warm moest opeten. Een klein meisje, onder
-ocr page 2-aiitleven, van lieu of twaalf jaren, scheen dezelve zeer lekker te vinden. Zij had de derde koeknbsp;reeds op en zocht in haar zak, of haar nog eennbsp;stuiver overbleef, om een vierde te koopen. Zijnbsp;vond ook wezenlijk nog eenen stuiver, en keerdenbsp;naar het kraampje, van hetwelk zij zich eennbsp;oogenblik verwijderd had, terug; doch op eensnbsp;voelde zij zich zachtjes op den schouder getikt.
Een bejaard heer, die zich onder de menigte bevond, en die hare graagte opgemerkt had,nbsp;hield haar staande en zeide tot haar, terwijl hijnbsp;glimlachte; Hoe is uw naam mijn kind? Louisenbsp;GÉRABO, antwoordde zij een weinig onthutst.nbsp;En wat wilt gij met di^en stuiver, dien ik innbsp;uwe hand zie, doen? Zij aarzelde een weinignbsp;wat zij zoude antwoorden, toen zeide zij; Ik ganbsp;nog eeue koek koopen. Mijnheer.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;eene, gij
hebt er dus reeds meer gegeten, en hoeveel dan wel, een ? twee ? Zeg mij hoe veel ? De armenbsp;Imuise, meer en meer verlegen wordende, kreegnbsp;eene kleur en zag voor zich heen, eindelijk, hetnbsp;stuivertje in hare hand heen en weder keerende,nbsp;zeide zij zachtjes; drie.
Drie koeken, riep de oude man , gij hebt dus alzoo drie stuivers besteed zonder juist hongernbsp;te hebben, en wilt nu den vierden op dezelfdenbsp;wijze besteden. Het is veel mijn kind!......
-ocr page 3-was ik in uwe plaats, ik zoude wel weten wat ik met diennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vierdennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;stuivernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;doennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zoude en
wat ik met de drie anderen zoude gedaan hebben. Denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;grijsaardnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hield op metnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;spreken;
Louise hief het hoofd nbsp;nbsp;nbsp;op ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zag den ouden
heer aan, die haar met zoo veel welwillendheid aansprak, zij scheen hem te vragen wat hij innbsp;hare plaats zoude gedaan hebben; zij ging bijnbsp;haar zelven alle de dingen na die men voor eenennbsp;stuiver kan koopen, maar de koeken van de oudenbsp;vrouw schenen haar altijd toe de voorkeur te verdienen. De grijsaard hare nieuwsgierigheid ziende,nbsp;besloot dezelve te voldoen, maar om meer op zijnnbsp;gemak te kunnen praten stelde hij haar voor opnbsp;eene der banken, die op de plaats stonden, tenbsp;gaan zitten.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Toen zijnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gezetennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;warennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kreeg hij
eenige blaadjes papier uit den zak, en liet een van dezelve aan Louize zien, haar vragende ofnbsp;zij wist wat zulks beduidde.
Dé wat is dat aardig, riep zij uit; hoe Mijnheer kan men dat voor een stuiver hebben ? Zie daar een klein huisje met groote bladeren overdekt, voor hetzelve zijn kinderen die in een boeknbsp;zien. Is dat hun vader die naast hen zit? Maarnbsp;wat hebben zij toch aan het gezigt en aan hunnenbsp;handen? Het schijnt wel of zij allen zwart zijn.
Het zijn negers mijn kind dat is te zoggen.
-ocr page 4-zwarte meiischen, die in een Jand, hier ver van daan , wonen eu waar liet zeer warm is.
Zij zijn dan even als de knecht van den heer die in dat groote huis woont; hij heeft mij eensnbsp;doen schrikken door zijn leelijk voorkomen.
Deze Negers zijn echter daarom niet slechter dan de blanken. Integendeel, de blanken zijnnbsp;dikwijls veel slechter dan zij : want er zijn er dienbsp;in het land der arme Negers komen , die hen aannbsp;hunne huisgezinnen ontrooven, met touwen ofnbsp;ketens binden en die hen niettegenstaande hun gejammer eu hunne wanhoop, verkoopen , ja mijnnbsp;kind, hen verkoopen even als men de schapennbsp;rloet die gij op de markt ziet.
Welk eene ijsselijkheid! Maar mijn heer wie koopt hen en wat doet men met die arme Negers?
Andere menschen, even ondeugend als zij die hen verkoopen, koopen hen en bedienen zichnbsp;van hen zoo als men zich van een paard of eennbsp;os bedient, om de aarde van den morgen totnbsp;den avond te beploegen, zonder hun rust tenbsp;laten nemen of soms wel zonder hun voedsel tenbsp;geven !
Maar belet de overheid dan al dat kwaad niet?
Kindlief, niettegenstaande alles wat de overheid en de regters kunnen zeggen, niettegenstaande alles wat God, die de opperste Kegtcv
-ocr page 5-is, heeft verboden, drijven die ondeugende menschen hunnen schandelijken koophandel.
En maakt men de kleine Negers ook gevangen?
Ja lieve Louiza , tot de arme kleine kinderen toe voert men weg, men pakt hen op schepennbsp;bijeen, waar de meesten tegen de mishandelingen niet bestand, ziek worden en binnen weinigenbsp;dagen sterven; gelukkig dat er andere blankenbsp;menschen zijn, die over deze wreedheden verontwaardigd , naar hetzelfde land gaan en er zichnbsp;met alle magt tegen verzetten; die de Negersnbsp;leeren dat er een God in den hemel is, die denbsp;zwarte menschen even zeer als de blanke bemint , en die voor allen eenen Zaligmaker opnbsp;aarde heeft gezonden, die Jezus Christus zijnnbsp;Zoon is.
Hoe, weten de Negers dat niet even goed als wij ? Gaan zij niet ter kerk ? Neen ; zij hebbennbsp;noeh kerken, noch scholen, waar zij van Godnbsp;hoorei) spreken; maar zij bidden stukken steennbsp;en hout aan, zieh verbeeldende dat dit gódennbsp;zijn, die magt bezitten hen te voeden als zijnbsp;honger hebben, hen te genezen als zij ziek zijn,nbsp;en hen in den hemel te ontvangen wanneer zijnbsp;sterven.
Hoe, verbeelden zij zich dan dat die steenen en d.at hout hen verstaan ?
-ocr page 6-Ja waarlijk; ook kan men van hen zeggen dat zij zonder hoop zijn , daar zij zonder Godnbsp;in de wereld zijn, want hunne valsche gódennbsp;knnnen hen helaas niet bevrijden, noch van denbsp;mishandelingen der blanken, noch van den invloed en de droevige gevolgen hunner zonden.
Arme menschen! . . . . Maar indien zij zoo onwetend zijn , Mijnheer, hoe komt het dan datnbsp;zij kunnen lezen, want ik zie dat de kleinenbsp;Negers op het prentje een boek in de handennbsp;hebben.
De Heer die bij hen zit en aan wien het huisje toebehoort dat met groote bladeren bedekt is, isnbsp;een van die weldoende menschen waarvan ik unbsp;zoo even sprak , een van die christenen die nietsnbsp;zoo vurig begeeren dan den Zaligmaker te doennbsp;kennen en beminnen aan al degenen, die zijnbsp;van Hem kunnen spreken. Hij heeft zijn vaderland verlaten, hij is naar dat land gegaan hetwelk zeer ver van het zijne verwijderd is, waarnbsp;het klimaat warmer is, dan hier in het middennbsp;van den zomer; hij heeft met veel moeite denbsp;taal der inboorlingen geleerd, en nu leert hijnbsp;hun lezen, en onderwijst hen vele andere nuttige dingen.
Wat lezen zij dan te zamen? Zij lezen in den bijbel mijn kind. Deze goede man heeft dien
-ocr page 7-zelf ill hunne tiial overgebragt en er afdrukken van gegeven aan hen, die hij heeft leeren lezen,nbsp;opdat zij er God uit leeren beminnen , die dennbsp;hemel en de aarde gemaakt heeft, en den lievennbsp;Zaligmaker, die zelf van den hemel is neęrge-daald om onze zonden af te koopen.
Mijnheer, ik vind dat die heer zeer braaf heeft gedaan met de bijbels aan de arme menschennbsp;te brengen, en zooveel niogelijk te beletten datnbsp;zij verkocht worden. Ik ben verzekerd dat denbsp;kinderen die daar lezen, hem met geheel hunnbsp;hart beminnen, want ik gevoel dat ik reeds vannbsp;hem boude, hoewel ik hem niet ken.
Indien gij veel van hem houdt mijn kind, moet gij hem in zijnen arbeid helpen.
Ik hem helpen Mijnheer, dat kan niet; evenwel als ik in dat land woonde, verzeker ik u dat iknbsp;zoude beproeven de jonge Negers te leeren lezen.
Gij zoudt immers ook trachten hen te leeren den goeden God en Zijnen Zoon .lezus te beminnen , niet waar lief kind ?
Louize gevoelde hare eigene onwetendheid, zij was te opregt om meer braafheid voor te wendennbsp;dan zij wist te bezitten; zij dacht aan haren weinig gevorderden leeftijd, aan hare ligtzinnigheid,nbsp;die haar niet toelieten aan anderen te leeren Godnbsp;lief te hebben, dien zij moest bekennen zelve niet
-ocr page 8-s
genoeg te beminnen; ook in plaats van te antwoorden liet zij bet hoofd zakken en zeide niets.
De grijsaard hernam: welnu mijn kind! indien gij u daartoe te zwak gevoelt, zoudt gij echternbsp;niet blijde zijn dat elk van die kleine negers dennbsp;bijbel had, dat goddelijk boek dat de geschiedenisnbsp;en de lessen van den Zaligmaker bevat en datnbsp;ons leert zijne genade en weldaden op prijs tenbsp;stellen ?
O ja, gaarne wilde ik dit, zeide Louize zonder haar hoofd op te beuren, gaarne wilde ik dat elkenbsp;kleine Neger een nieuw testament had.
Gij moet hun die zelve sturen.
Ik ?.. Hoe wilt gij ?
Zoude uw vierde stuiver, waarmede gij nog eenen koek wildet koopen, niet kunnen dienennbsp;om te beginnen?
Wat zal men met een stuiver beginnen ? Men kan er bijna niets mede doen.
Ik zal u zeggen kindlief, hoe men er partij van kan trekken; weet gij hoeveel een nieuwnbsp;testament kost?
Mijne moei die mij het mijne op oudejaarsdag heeft gegeven, had er geloof ik, 50 stuivers voornbsp;betaald (I). Om er een te koopen, zoudt gij ernbsp;dus 49 stuivers bij moeten hebben.
Cl) Thans zijn die voor nog geringer prijs verkrijgbaar.
-ocr page 9-Ja, 49 Mijnheer; en hieruit blijkt hoe weinig één stuiver is.
En indien ik eenige oogenblikken vroeger gekomen ware, en u toen deze geschiedenis verteld had, wat zoudt gij liever gedaan hebben, of uwenbsp;drie koeken warm opeten, of wel er slechts eennbsp;nemen en twee stuivers meer aan de arme Negersnbsp;geven ?
Louize werd beschaamd en zeide zeer zachtjes en bijna weenende tot den grijsaard: ik zoude nunbsp;wel wenschen er in ’t geheel geene gegeten tenbsp;hebben, dan zoude ik u vier stuivers kunnennbsp;geven.
Wel! mijn kind! zeer wel! hernam de oude man. God zij geloofd dat gij nu gevoelt, hoeveelnbsp;beter een stuiver besteed kan worden dan omnbsp;koek of andere onnutte dingen te koopen.
Ja Mijnheer, ik gevoel dat, en ik zal nooit geene koeken meer koopen.
Beloof u zelve niet te veel, opdat gij zoudt kunnen houden ’t geene gij besloten hebt; ’t geennbsp;God van u vordert is niet, dat gij nooit koeknbsp;zult koopen, maar alleen dat gij u eenige ontbering voorschrijft, met uwe jaren overeenkomstig,nbsp;ten einde alzoo deze ongelukkigen te helpen. Iknbsp;zal aantonnen dat zulks niet moeijelijk is; gevennbsp;uwe ouders u van tijd tot tijd niet eenig geld
-ocr page 10-10
zoo als zij vai) daag schijnen gedaan te hebben i
Ja Mijnheer; zij geven mij vier of vijf stuivers in de week.
Gij geeft er zeker somtijds gaarne een of twee aan de armen, met welke gij medelijden hebt?nbsp;Er kunnen ook kleine uitgaven zijn welke gijnbsp;liever niet zoudt nalaten. Ik vraag u dus slechtsnbsp;één enkelen stuiver in de week voor de armenbsp;Negers.
O dat is niet genoeg; ik kan er wel twee, ja zelfs drie geven.
Bepaal u voor het oogenblik bij éénen; het zullen 52 stuivers in het jaar zijn, dus meer dannbsp;noodig is, om een nieuw testament te koopen;nbsp;zonder armer te zijn, kunt gij dat aan een van dienbsp;arme afgodendienaars geven, die de blijde boodschapnbsp;van hunne behoudenis nog niet gehoord hebben.
Waar kan ik u den stuiver brengen Mijnheer? ik weet niet waar gij woont.
Mijn huis is niet ver van het dorp verwijderd, en ik zal daar den ganschen zomer blijven. Iknbsp;kom alle zondagen dezen weg heen, en gij zultnbsp;mij, zoo als van daag uwe gift geven. Ik danknbsp;God dat Hij u bewogen heeft om mij die te geven;nbsp;ga nu naar uwe moeder en zeg haar ons gesprek.nbsp;Dat onze lieve Zaligmaker uw Herder zij en gijnbsp;Hem getrouw beminnen mogt!
-ocr page 11-11
Louize liep zoo spoedig zij koude naar huis om hare moeder te verhalen, al wat de oudenbsp;man haar had gezegd, zij deed dit met zooveelnbsp;belangstelling dat het hare brave moeder verheugde. Sedert lang had zij gewenscht dat harenbsp;dochter zich meer geneigd gevoelde om zich metnbsp;de godsdienst bezig te houden, haar teeder in denbsp;armen nemende zeide zij; ik verheug mij dat gijnbsp;door het lot dier arme Negers getroffen zijt; gijnbsp;kunt niet beter doen dan om uwe kleine uitzui-nigingen te besteden, ten einde hun middelen tenbsp;verschaffen om in de behoudenis, die in Jezusnbsp;Christus is, onderwezen te worden, en dat gebruik van uw geld zal mogelijk voor u even zoonbsp;nuttig zijn als het voor hen kan worden, wantnbsp;ik twijfel niet of gij zult ook ter hai'te nemen omnbsp;dat heilig Woord te lezen, ’t welk gij weet datnbsp;nuttig is aan de arme Negers te doen kennen.
Ja voorzeker moederlief, ik ben daartoe besloten. Maar zeg mij indien ik er tegen Charlotte ennbsp;Elizabeth van sprak ? Mogelijk zouden wij onsnbsp;geld bij elkanderen kunnen brengen, en doordiennbsp;elk onzer geregeld eene stuiver gaf, zoude mennbsp;dan drie nieuwe testamenten aan de negers kunnen zenden, in plaats van een.
Uwe gedachte komt mij zeer aannemelijk voor; het is schoon weder, ik zal met u nitgaan; zoo
-ocr page 12-12
gij wilt zullen wij te zaďnen bij uwe kleine vriendinnen gaan, en gij kunt haar uw voorstelnbsp;doen.
Elizabeth en Charlotte waren kinderen van een wever, die aan het andere einde van het dorpnbsp;woonde. Het was een godsdienstig man, ennbsp;daar zijne kinderen niet te huis waren toen Louizenbsp;en hare moeder bij hem kwamen , vertelde Louizenbsp;aan hem het plan hetwelk zij had.
God zij gedankt, riep de brave man uit toen zij geëindigdnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;had,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;God zijnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gedankt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hoe dikwijls is mijnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dezenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gedachtenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;te binnennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gekomen
als ik aan mijnen arbeid was. Ziedaar buurvrouw, nog dezen morgen las ik de schoone voorspellingnbsp;in het elfdenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kapittel van Jesaia: (1)nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de aarde
zal vol kennis des Heeren zijn , gelijk de wateren den bodem der zee bedekken; en ik had voor allenbsp;die volken en voor dat groot gedeelte onzer land-genooten, die zelfs het Woord des levens nietnbsp;bezitten, ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;die,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zoo alsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;het Evangelie van
Mattheus (1) zegt, in het land en de schaduwen des doods gezeten zijn. Uw voorstel verheugtnbsp;mij meer dan ik zeggen kan. Tot hiertoe hadnbsp;ik slechts wenschen gevormd, en gij wijst mijnbsp;een gemakkelijk middel aan om die vervuld te
(1) Jes. XI: 9.
(1) Matth. IV: 16.
-ocr page 13-13
xien. Maar daar komen mijne vrouw en kinderen weder, zij zullen zeer tevreden over het bezoek van Louize en over haar voornemen zijn. Kinderen , vervolgde hij, zonder aan zijne dochtersnbsp;tijd te geven de buren te groeten, wilt gij bijbelsnbsp;aan de arme Negers sturen ? Ja aan de Negerkinderen, onze vriendinnen zullen u zeggen hoenbsp;gij dat moet bewerkstelligen.
Na deze weinige woorden liet de wever hen alleen bij elkander, en in een klein kamertjenbsp;gaande waarvan hij de deur sloot, knielde hijnbsp;neder voor den Vader die ons in het verborgennbsp;ziet, en bad dat Hij hem door Zijnen Heiligennbsp;Geest zoude helpen, in het voornemen hetwelknbsp;hij had om iets voor de eer van den naam vannbsp;Jezus te doen, en voor de bevordering van Zijnnbsp;rijk des vredes op de aarde.
O indien elk zoo deed, indien men, alvorens iets te ondernemen, zich tot God wendde, indiennbsp;men Hem Zijnen raad en zegen vroeg over allesnbsp;wat men doen wilde, hoeveel meer goeds zoudenbsp;er niet in de wereld geschieden; hetgeen mennbsp;met God zoude beginnen, zoude men ook metnbsp;Zijne hulp eindigen.
Toen hij weder in de kamer terug kwam, vond hij zijne vrouw, zijne dochters en hare buren,nbsp;nog met hetzelfde onderwerp bezig, zij waren
-ocr page 14-14
overeengekomen, ieder een stuiver in de week te geven en den wever te verzoeken die te verzamelen , opdat de oude lieer die bij hem kondenbsp;komen halen. Charlotte had zich daarenbovennbsp;voorgenomen, om tot hetzelfde einde datgene ternbsp;zijde te leggen, hetwelk men haar voor harenbsp;moeite geven zoude, aan de huizen, waar zijnbsp;het bestelde werk van haren vader bragt, ennbsp;Elizabeth wilde dat men hare oorringen verkocht, om de kleine hoeveelheid hunner opbrengstnbsp;te vermeerderen.
De wever konde zijne tranen niet weęrhouden: hij vouwde de handen te zamen, en de oogennbsp;ten hemel heffende, riep hij uit: O! mijn Zaligmaker, welk eene genade bewijst Gij aan mij ennbsp;aan mijn huis, dat Gij aan ons vergunt aannbsp;uw werk mede te arbeiden. Breng Gij zelf hetnbsp;ten einde Heere, zegen onze voornemens en onzenbsp;zwakke pogingen.
Gedurende het overige van de week, hielden deze brave menschen zich ernstig bezig om meernbsp;uitgestrektheid aan hunne plannen te geven: zijnbsp;spraken er van tot hunne vrienden, tot hunnenbsp;buren, en haalden hen over om zich met hennbsp;te vereenigen, ten einde hunne voornemens tennbsp;uitvoer te brengen, zij slaagden echter niet bijnbsp;¦ allen; sommigen zeiden dat de bijbel slechts
-ocr page 15-15
voor de geestelijkheid was, eii dat het niet paste dat elk dien las, en dat dit boek vooral nietnbsp;voor kinderen geschikt was; anderen vonden datnbsp;men wel andere dingen te doen had, dan zichnbsp;met de menschen te bemoeijen, die eenige duizendenbsp;uren van ons woonden en die men *waarscliijnlijknbsp;zijn geheele leven niet zien zoude; er waren ernbsp;die vreesden dat men, door de milddadigheid tennbsp;voordeele van vreemde volken op te wekken,nbsp;gevaar liep die te verminderen omtrent de menigvuldige ongelukkigen die ons omringen en dienbsp;dezelfde behoefte hebben, even als of men metnbsp;eenen vasten wil en den Goddelijken bijstandnbsp;beiden niet konde bijstaan. Eenigen echter, verrenbsp;van aan deze onoverdachte meeningen of baatzuchtige gedachten deel te nemen, haastten zich omnbsp;te geven hetgeen men hun vroeg: zij verbondennbsp;zich om wekelijks, sommigen een stuiver, anderen meer te geven, naar mate hun toestandnbsp;dit toeliet.
Den volgenden zondag begaven allen, die zich vereenigd hadden tot dat nuttig oogmerk, opnbsp;een bepaald uur naar den wever; er waren omtrent vijftien personen bij elkander.
De grijsaard, die men te voren verwittigd had, was verwonderd zulk eene talrijke vergadering te vinden, hij verheugde zich daarover en
-ocr page 16-16
dankte God, en de aanwezigen noodigende om te gaan zitten, trachtte hij hun op de volgendenbsp;wijze zijne plannen te ontwikkelen ;
Waarde Vrienden !
n Daar van den Vader der lichten alle goede gave en volmaakte gifte is, zoo als ons de Apostel JACOBUS leert (1): is het God die ons hier innbsp;dit uur vergadert. Wij zijn voor het grootste gedeelte weinig gegoed, en de plaats die wij bewonen is een eenvoudig dorp. Indien het doel hetwelk wij ons voorstellen betrekking had op eenigenbsp;groote onderneming dezer wereld, zoude het eenenbsp;dwaasheid zijn ons daarmede bezig te houden; wijnbsp;zouden volgens alle waarschijnlijkheid niet slagen;nbsp;maar het is anders gesteld met een christelijknbsp;werk, zoo als dat met hetwelk wij ons nu bezignbsp;houden: elk is in het bijzonder geroepen om ernbsp;deel aan te nemen en zich nuttig te maken, hoenbsp;onbeduidend de middelen ook schijnen die in onzenbsp;magt zijn. Ik zoude hetgene God op die wijzenbsp;bewerkstelligt, kunnen vergelijken met hetgeennbsp;hier geschiedt onder uwe oogen, in de vrolijkenbsp;akkers welke gij bebouwt. De beek die door hetnbsp;dorp heen loopt, waarvan het water uwe lande-
(.1) Jac. I: 17.
-ocr page 17-rijen en uwe akkers vruchtbaar maakt, is overvloedig en breed, maar indien gij haren loop naar boven volgt, wordt zij gedurig smaller ennbsp;kleiner; gij zult zien dat zij haar begin neemtnbsp;met eenige kleine stralen die hier en daar vannbsp;onder het gras en de heesters te voorschijn komen. Indien iemand zeide dat deze kleine straaltjes onnoodig zijn, zoude hij zich zeer bedriegen:nbsp;niet alleen zoude het gras en de planten die zijnbsp;doen groeijen, verkwijnen, maar gij zoudt ooknbsp;daarenboven de u zoo nuttige beek niet hebben gt;nbsp;die zij, door zich te vereenigen, hebben gevormd,nbsp;en die uwen dorst lescht en u verkwikt, de molen van het dorp doet omgaan en u zoo grootenbsp;diensten van verschillenden aard bewijst. Evennbsp;eens is het, lieve Vrienden! met de bronnen dernbsp;weldadigheid, welke God uit het hart Zijner kinderen laat vloeijen. Zij verlevendigen het hartnbsp;reeds dat dezelve bevat. Zij vereenigen zich metnbsp;anderen en vormen eindelijk te zamen eenen vloednbsp;van ijver en liefde, waardoor de grootste ondernemingen voordeelig gaan.
Indien een van ulieden midden op den dag van het veld komt, en hij versmacht wegens de grootenbsp;hitte, is eene teug water uit de kleinste dier bronnen genoegzaam om zijnen dorst te stillen; als hijnbsp;slechts zijne hand met water kan vullen, lescht hij
-ocr page 18-18
ei' even zoo goed zijnen dorst mede, als daar waar de beek het breedst is.
Is het niet even zoo met het levende water, hetwelk zijnen loop naar het eeuwige leven heeft?nbsp;Indien iemand door den last zijner zonden vermoeid en naar geregtigheid dorstende, door denbsp;genade van Hem, die bronnen in de woestijnnbsp;doet ontstaan, het water ontmoet, hetwelk zijnennbsp;oorsprong in uw dorp heeft gehad; of in hetnbsp;huisgezin van eenen van ulieden. Indien een vannbsp;onze landgenooten, indien de arme Afrikaanschenbsp;Neger, indien de afgodendienende Indiaan hetnbsp;Heilige Boek ontvangt, hetwelk gij hem vannbsp;uwe penningen gegeven hebt, van wege en innbsp;den naam des Zaligmakers, indien zijn geestelijken dorst gelescht is, zal er dan in de hemel-sohe woonplaatsen niet een toon van vreugdenbsp;en dankbaarheid opgaan ?
Werkt dan dit uit, dat er een groote stroom door uwe vereende bijdragen ontsta, welke er velenbsp;lesschen kan, opdat er vreugde in den hemel zij.
Wat de middelen betreft om uwe giften daar te doen komen , waar zij henen gaan; weest daarnbsp;niet ongerust over. In vele groote steden van onsnbsp;land zijn menigvuldige genootschappen van bravenbsp;mannen, die zich bezig houden met de gaven dernbsp;Christenen te verzamelen, die door middel van
-ocr page 19-19
deze gaven, Gods heilig Woord in allerlei talen doen overzetten en drukken, die onderzoeken innbsp;welke gedeelten der wereld dat Woord nog nietnbsp;is doorgedrongen, en die het aan de meest bar-baarsche en ruwste volken doen brengen, doornbsp;ijverige zendelingen, wier deugd zij beproefd hebben. Indien gij zelf oogmerk hebt iets voor dezenbsp;heilige zaak te doen, verzamelt dan elke week denbsp;stuiver welke een iegelijk van u vrijelijk wilnbsp;geven , ik zal de sommen welke gij zoo van tijdnbsp;tot tijd verzameld hebt, aan het Bijbel- of Zen-deling-Genootschap der naaste stad zenden, ennbsp;deze zullen hetgeen gij gegeven hebt, gebruikennbsp;om bijbels te zenden aan de Negers en anderenbsp;Heidenen, die dezelve niet hebben.
Maar vooral moet gij denken, mijne vrienden, om de huisgezinnen van uw land en uwe buurtnbsp;van bijbels te voorzien; want indien de droevigenbsp;toestand der afgodendienaars u belang inboezemtnbsp;en u treft, moet uwe liefdadigheid ook opgewektnbsp;zijn ten voordeele van uwe vrienden en naasten,nbsp;die mogelijk den Zaligmaker nog niet kennen,nbsp;omdat zij het boek niet gekregen hebben, hetwelknbsp;ons van Hem spreekt.
Blank of zwart, wild of onbeschaafd, moet om behouden te zijn, Jezus Christus kennen,nbsp;en begrijpen welke de uitwerking Zijner leer op
-ocr page 20-20
de havteu is, en dit zelf gevoeld hebben; het is niet wegens kleur van huid, wegens taal, zedennbsp;of gewoonten, dat een mensch in den hemel kannbsp;ingaan; hij moet wezenlijk Christen zijn, wezenlijknbsp;vernieuwd zijn door het Woord des levens en dennbsp;Geest van den hemelschen Vader. Een opregtnbsp;geloof aan den Zaligmaker moet hem bezielen ennbsp;hem deelgenoot maken van de belofte aan het geloof gedaan. Verschaft dan bijbels aan hen, dienbsp;ze niet hebben, maakt dat men die leze, en bidtnbsp;den Heere met u mede te werken , opdat gij nietnbsp;te vergeefs zoudt werken.”
Deze kleine redevoering, door den ouden man uitgesproken met de zalving en de kracht, welkenbsp;eene ware overtuiging en een opregte lust omnbsp;wel te doen te weeg brengen, werd door de omstanders met de levendigste belangstelling aangehoord, en om orde te houden in de uitvoeringnbsp;hunner plannen, verdeelden zij den arbeid welkenbsp;zij hadden aangevangen, en kwamen overeen, zichnbsp;tweemaal ’s maands bij den weever te vereenigen,nbsp;om in zijne handen het geld uit te storten , hetwelk zij in dien tusschentijd bij hunne vriendennbsp;hadden bespaard en vergaderd; om te onderzoekennbsp;welke personen van het dorp door hunne armoedenbsp;en goede gevoelens het meest verdienden den
-ocr page 21-21
bijbel ten geschenk te ontvangen, en om elkander dan mede te deelen, wat zij omtrent anderen ofnbsp;zichzelven opgemerkt hadden, nopens de uitwerkingnbsp;van het lezen van Gods woord.
Lieve lezers! herinnert gij u de vreugde welke de drie koeken aan Louize veroorzaakten, vergelijktnbsp;die met de oneindig grootere vreugde welke zijnbsp;moest ondervinden, toen zij zag tot welke gevolgen het sparen van haren laatsten stuiver hadnbsp;geleid. Besluit er uit, dat indien ook gij evennbsp;als Louise u eeuige lekkernij onthoudt, indien gijnbsp;even als Charlotte het tiende deel van het geld,nbsp;voor uw'e uitspanningen besteed, ter zijde legt,nbsp;indien gij even als Elizabeth eenige nutteloozenbsp;versiersels opolfert, besluit daaruit dat gij evennbsp;als die kinderen, zult erkennen dat het beter is,nbsp;hetgeen gij overhoudt, aan datgene te bestedennbsp;hetwelk eeuwig stand houdt, dan aan hetgeennbsp;voorbijgaat en verteert, omdat een stuiver aannbsp;eene goede daad gewijd een kostbare droppel innbsp;den vloed der zegeningen des Heeren kan worden ; dat dezelve aldus besteed, wezenlijk eennbsp;welbestede stuiver is, daar hij tot bevordering dernbsp;komst van het koningrijk der hemelen gébruikt is.
-ocr page 22-