Eene toare Geschiedenis., naar het Engelsch.
Daar is maar eéii weg tot zaliglieiil, cle weg ons in den liijbel aangewezen;nbsp;die denzelven verwerpt gaat tot lietnbsp;eeuwig verderf.
I.
DE ZONDAG-SCHOOL.
Ik stel mij voor, aan mijne jonge lezers, de geschiedenis te verhalen van een meisje, dat harenbsp;meesters tot vreugde was, en hen dubbel beloonde voor de moeite met haar genomen. Zijnbsp;heette Jansje Allan en was het cenigste kindnbsp;eener weduwe, die tot beider onderhoud eennbsp;fruitwinkeltje had opgezet. Jansje was elf ofnbsp;twaalf jaren, toen hare moeder het tijd achte,nbsp;om haar naaijen te laten leeren; zij had weleernbsp;ook onderrigt in het lezen ontvangen , maar hadnbsp;dat bijna reeds vergeten, daar zij nooit totnbsp;oefening word aangespoord. Hot is waar, vrouwnbsp;Allan las zelve zelden. De Bijbel lag vergetennbsp;en bestoven in een hoek, c'n werd alleen innbsp;handen genomen, wanneer de dood onverwachtnbsp;iemand barer kennis,sen wegnam, of wel bij denbsp;eene of andere dergelijke omstandigheid, ge-
1*
-ocr page 2-'schikt om zelfs het onverschilligste gemoed wakker te maken, dan gevoelde zij met angstnbsp;en schrik, hoe vreesselijk het zijn zou in zulknbsp;een’ zondigen toestand voor den Regter te moeten verschijnen. Het heilige Boek werd dannbsp;opengeslagen, eenigc kapittels gelezen, ja zijnbsp;meende zelfs, eenige geliefde zonden vaarwelnbsp;te zeggen, maar na verloop van weinige dagen,nbsp;was die goede indruk weer vervlogen, zij begonnbsp;op nieuw het vorige leven, en vergat den Bijbelnbsp;even als weleer. O! indien zij eens ernstig diennbsp;God had opgezocht, wiens Woord van vrede ennbsp;verzoening zij verwierp, welk eene veranderingnbsp;zou er dan in hare ziel hebben plaats gegrepen. Zij zou dan bij ondervinding hebben geleerd, dat Hij alleen, allen die tot Hem gaan,nbsp;kan en wil verlossen van dien angst, van dienbsp;onkunde en van die verkeerde gezindheden,nbsp;zoo wel als van dien schrik des doods, die haarnbsp;zoo ellendig maakte; dat God alléén ons bedorven hart kan veranderen, ons vergeving, vredenbsp;des gemoeds, hoop en vreugde schenken.
Vrouw Allan was evenwel bedachtzaam in de dingen dezes levens; zij berekende reeds watnbsp;het kind zou kunnen verdienen met naaijen,nbsp;en daarom vervoegde zij zich bij eenige Dames,nbsp;die het opzigt over eene naburige liefdeschoolnbsp;hadden, waar niets voor het onderwijs werdnbsp;betaald. Zij verkreeg daar eene plaats voornbsp;Jansje, onder beding, van haar eiken dag geregeld te zullen zenden. Vrouw Allan beloofdenbsp;dit vast, schoon zij tevens bij zich zelven voornam geen woord te houden; tweemaal ’s weeksnbsp;toch ging zij buiten de stad om fruit te koo-pen, en gedurende deze afwezigheid moest haarnbsp;dochtertje op den winkel passen. Vreezende dit
-ocr page 3-een bezwaar tegen het opnemen van Jansje zijn zoude, verkoos zij liever daarvan niets te zeggen, en naderhand altijd een of ander voorwendsel ter verontschuldiging op te zoeken.nbsp;De Dames tot haar sprekende van het nut, datnbsp;haar kind kon hebben, wanneer zij niet alleennbsp;naaijen en lezen leerde, maar ook op de Zondag-school onderrigt in de Godsdienst ontving,nbsp;sloeg vrouw Allan de oogen ten hemel en antwoordde: «O ja! dat is waar, de goede Godnbsp;zegene u van zoo aan armen te denken. Watnbsp;mij betreft, zoo wensch ik boven alles, dat Jansjenbsp;daarin onderwezen worde; al het andere achtnbsp;ik in vergelijking daarvan gering.”
De Dames dachten, dat zij gevoelde, wat zij sprak, en behandelden haar dan ook met nognbsp;meer goedheid, terwijl de fruitvrouw haar verliet, zeer te vreden over zich zelve en dennbsp;goeden uitslag harer pogingen. Zij vergat, datnbsp;Hij, die zich niet laat bedriegen, haar ooknbsp;gehoord had, en dat hare leugens en valschheidnbsp;reeds waren opgeschreven in Zijn boek om haarnbsp;ook daarvan eens rekenschap af te vragen, innbsp;het uur van dood en oordeel.
Jansje wist nog bijna niets, toen zij op school kwam. Zij had nog bijna niets anders in haarnbsp;leven gedaan, dan wat leeren lezen, somtijdsnbsp;op de winkel passen, en dit was doorgaans hetnbsp;eenige, op straat spelen met andere slechtnbsp;opgevoede kinderen. Nooit had zij van netheidnbsp;en orde gehoord en was even slordig op harenbsp;kleeding als op haar gelaat en handen. Zynbsp;was opgeruimd van karakter, maar daar mennbsp;haar nooit van de behoefte harer ziel gesprokennbsp;had, dacht zij daaraan nimmer. — Eerst bevielnbsp;het haar niet op school, maar langzamerhand
-ocr page 4-aan geregeld werken gewennende, won zij ook :il spoedig, om hare vrolijkheid en gedienstigheid , de genegenheid barer medeschoolmeisjes.nbsp;De meesteres, hoewel dikwijls verpligt haar tenbsp;berispen, hield toch veel van haar, wijl zijnbsp;nooit stmu’sch of knorrig antwoordde, maar integendeel over hare gebreken wezenlijk berouwnbsp;toonde, door gedurig naar verbetering te trach -ten. De Dames, die het oppertoezigt over denbsp;school hadden , merkten met genoegen op, datnbsp;zij zeer gaarne leerde.
Daar vrouw Allan des Zondags Jansje goed missen konde, zoo liet zij haar geregeld denbsp;Godsdienstige lessen bijwonen, tot groote vreugdenbsp;van haar kind, dat met levendige belangstellingnbsp;van dingen hoorde, waarvan niemand haar ooitnbsp;oenig denkbeeld had gegeven. De predikant bemerkte hare oplettendheid en ondervroeg haarnbsp;menigmaal naar hetgeen hij geleerd had.
Op zekeren dag sprak hij over het gebed en voegde, bij meer andere vermaningen, dezenbsp;woorden; „Mijne lieve kinderen; ik hoop toch,nbsp;dat gijlieden allen reeds verstaat wat bidden,nbsp;of om Jezus Christus wil tot God naderen innbsp;het gebed, beteekent? Wat u betreft, Jansje,nbsp;ik hoop dat gij ouder die gelukkige kinderennbsp;behoort, die reeds vroeg God tot hunnennbsp;leidsman hebben verkozen en gaarne tot hemnbsp;gaan als tot hunnen Vader, die om Jezus wilnbsp;ons onze zonden wil vergeven. Niet waar?”—nbsp;Jansje antwoordde toestemmend, hoewel zijnbsp;eigenlijk maar zelden aan bidden dacht ennbsp;naauwelijks wist hoe wij aan Jezus Christusnbsp;onze verlossing te danken hebben. Zij wildenbsp;gaarne behagen, aan den Predikant zoo wetnbsp;als aan de jDames en aan de schoolmeesteres;
-ocr page 5-door allen wenschte zij opgemerkt en bemind te worden; maar den toorn Gods vreesde zijnbsp;niet, op Zijne gunst stelde zij geene prijs,nbsp;in Zijne tegenwoordigheid durfde zij te liegen!nbsp;Zij kende God nog niet en begreep nog niet,nbsp;dat Hij alles ziet en alles hoort. De Predikantnbsp;eindigde met deze woorden: „Voor kinderennbsp;die den Zaligmaker liefhebben en gehoorzamen,nbsp;zijn, even als voor volwassenen, heerlijke beloften in onzen Bijbel = „ Ik heb dengene lief,nbsp;die mij lief heejt; — die mij geduriglijk zoekennbsp;zullen mij vinden,” enz. — Wij zullen elkandernbsp;nu mogelijk niet meer spreken voor den aanstaanden Zondag; lieve kinderen, is er mogelijk nog iemand onder u, die tot nu toe nognbsp;niet tot den Heer ging, die bedenke toch watnbsp;Jezus aanbiedt: Zijne liefde. Zijne leiding,nbsp;Zijne hulp, de eeuwige zaligheid. » B: zal u leiden als een herder zijne schapen, u dragen alsnbsp;mijne lammeren” Altijd is hij ons nabij. Innbsp;dit ©ogenblik is Hij in ons midden tegenwoordig. Wie zou kunnen weigeren tot Hem tenbsp;gaan. Nu roept en bidt Hij ons tot Hem tenbsp;komen; maar, dat wij het nimmer vergeten,nbsp;eens zal de dag des oordeels daar zijn, waaropnbsp;Hij onze Regter is; waarop Hij ons zal vragen,nbsp;waarom wij niet naar Zijne _ stem en gebodennbsp;hebben geluisterd; waarop Hij allen, die geweigerd hebben tot Hem te komen voor eeuwignbsp;uit Zijne heilige tegenwoordigheid zal verbannen, en verwijzen naar die plaats der smarte,nbsp;ivaar de ivorm niet sterft en het vuur nietnbsp;uitgebluscht wordt. — Nu dan, kinderen! nognbsp;is het tijd, nog kunt gij kiezen. »En Gij,nbsp;Heere! Gij zijt in ons midden tegenwoordig.nbsp;Gij ziet in onze harten, wij wenschen tot ü te
-ocr page 6-gaan, en schoon wij nog naauwelijks weten, hoe ons tot U te wenden, wij vertrouwen evenwel op Uwe belofte, dat Gij allen, ook denbsp;zwaksten , die tot U gaan, wilt aannemen, liefhebben en zalig maken. Vernieuw onze hartennbsp;door den Heiligen Geest, dat Die ons geleidenbsp;in het regte spoor, en ons helpe om altijd meernbsp;tot U te naderen!”” ¦— Jansje had met haarnbsp;hart het gebed des Leeraars gevolgd. Zij haasttenbsp;zich naar huis te gaan, om des avonds in stiltenbsp;alles na te denken en nog eens hare ziel tenbsp;verheffen tot God. De woorden en gebeden desnbsp;Leeraars hadden toch voor het eerst regt diepen indruk op haar gemaakt.
HET TWEEDE HUWELIJK.
Het is onnoodig alles omstandig te verhalen wat er al gedurende Jansje’s schooltijd gebeurde ; wij zullen vooral onze aandacht vestigennbsp;op haar leven na dien tijd. Toen bewees haarnbsp;geheele gedrag, dat zij sedert dien Zondag,nbsp;waarvan wij zoo even spraken , groote vorderingen had gemaakt. Sedert dien dag had zij aannbsp;God gedacht, als aan den Overalomtegenwoor-dige, die in het hart ziet; had zij leeren inzien , dat zij in Zijn oog niets was, bedorven,nbsp;geneigd tot het kwaad en uit zich zelve geheelnbsp;onbekwaam tot het goede. Zij gevoelde behoeftenbsp;aan redding, behoefte aan eenen Verlosser.nbsp;Tot Jezus wilde zij gaan, maar zoo groot wasnbsp;in den beginne hare onwetendheid, dat zij som-
-ocr page 7-tijd.s hare verkeerdheden te groot achtte om uitgewisoht te kunnen worden in het bloed desnbsp;Lams. — Vele gebreken gewende zij zich langzamerhand af; onder andere het liegen om harenbsp;gebreken te bedekken. Dat allen, die door Godsnbsp;goedheid, eene betere opvoeding dan het armenbsp;Jansje hebben ontvangen, toch bedenken, datnbsp;hunne verpligting ook des te grooter is: * eewnbsp;iegelijk, dien veel gegeven is, van dien gal veelnbsp;geëischt worden.”
Een jaar was sints dien Zondag bijna verloo-pen, toen zekere Thomas Grey in de buurt van vrouw Allan kwam wonen. Hij was soldaatnbsp;geweest, trok nu een klein pensioen, en wensch-te dat in zijne geboorteplaats te verteeren.nbsp;Zijne vrouw was dood, en zijne kinderen getrouwd , toen hij vrouw Allan leerde kennen, ennbsp;korten tijd daarna ten huwelijk vroeg, wijl zijnbsp;knap en vlijtig scheen, en het alleen wonennbsp;hem niet beviel. Zijn aanbod werd aangenomen ,nbsp;wijl vrouw Allan door het pensioen hare omstandigheden meende te verbeteren, en zijnbsp;meestal ontevreden zijnde, altijd meende, datnbsp;verandering verbetering voor haar lot zou zijn.
Gedurende eenige maanden ging alles goed. Jansje trachtte zich aangenaam aan haren stiefvader te maken; het bedroefde haar echter hemnbsp;gedurig te hoeren vloeken. Met zachtheidnbsp;maakte zij hem eens hierop oplettend, hij stemde toe, dat het eene slechte gewoonte was , dienbsp;hij zich in den oorlog had aangewend. — Toennbsp;Thomas evenwel langzamerhand de groote gebreken van zijne vrouw ondekte, werd hijnbsp;minder inschikkelijk. Hare huishouding, het isnbsp;Waar, veronachtzaamde zij geheel, en liet allesnbsp;op hare dochter aankomen, terwijl haar grootste
-ocr page 8-genoegen en eenigsle bezigheid in het praten met buurvrouwen bestond. Thomas vloekte en schold dan zonder ophouden, maar zondernbsp;verbetering te weeg brengen. Zoo verstrekennbsp;de laatste maanden van Jansje’s schooltijd, ennbsp;nu was hare moeder van meening, dat zij voornbsp;haar eigen onderhoud moest zorgen. De Schoolmeesteres beval haar als meid aan; maar harenbsp;moeder, die een gedeelte van haar loon voornbsp;zich zelve wenschte, deed zulke buitensporigenbsp;eischen, dat dit nergens gelukte. Eindelijk kreegnbsp;zij werk bij eenen kamerbehanger, en daar zijnbsp;toen alleen des nachts en op de etens-uren tenbsp;huis kwam, was zij zelden getuige van dienbsp;twisten tusschen hare ouders, die haar zoo zeernbsp;hadden gekweld. Des avonds schikte zij eerstnbsp;te huis alles in orde, en daar hare ouders gewoonlijk uit waren, nam zij ieder oogenbliknbsp;waar, om in den Bijbel te lezen, om na tenbsp;denken daarover en om te bidden.
»Het is waar,” dacht zij somtijds, »dat ik niet, zoo als velen mijner kennissen, oudersnbsp;heb, die mij des avonds met goedheid ontvangennbsp;en mij daardoor mijn werk en mijn te huis komennbsp;veraangenamen. Het is waar, dat, hoewel iknbsp;het meeste van allen win, ik het slechtste gekleed ben, omdat ik over zulk een gering gedeelte van mijn loon kan beschikken. Maarnbsp;door Gods goedheid zie ik toch in, hoe allenbsp;deze dingen mij ten goede kunnen medewerken.nbsp;Dit ledige huis doet mij terstond denken aannbsp;Hem, die overal is en wiens liefde ik des tenbsp;meer ondervind, naar mate mij de menschennbsp;onverschilliger behandelen. God heeft mij innbsp;zulk eene armoede doen geboren worden, datnbsp;ik nergens dan op eene liefdeschool kon ko-
-ocr page 9-men, en juist daardoor ben ik onder bet opzigt geraakt van mensehen, die acht gaven op denbsp;belangen mijner ziel, die mij den weg der zaligheid hebben aangewezen, mij het woord desnbsp;levens hebben gegeven , mij Jezus hebben leerennbsp;kennen en zijne liefde mij als het hoogste goednbsp;hebben leeren zoeken. Indien ik gelukkig warenbsp;geweest, zou ik Hem mogelijk vergeten hebben,nbsp;nu is Hij mijn eenige Vriend, wien ik alles zegnbsp;en wiens woorden van liefde ik vind, zoo dikwijls ik mijn Bijbel open sla.”
Bij het naderen van den winter werden de stille uren zeldzamer. Het koude weder, denbsp;vroege avond beletteden vrouw Grey hare gesprekken op straat; zij stelde zich daarvoornbsp;schadeloos door zoo lang mogelijk te praten metnbsp;ieder, die iets in haren winkel kwam koopen;nbsp;hier was dan ook weldra de plaats, waar zichnbsp;vele lediggangers vereenigden. Het gezelschapnbsp;van ondeugende mensehen doet hun altijd we-derkeerig kwaad. Vrouw Grey nam door dennbsp;invloed barer vriendinnen, de allernadeeligstenbsp;gewoonte aan van sterken drank te gebruiken.nbsp;Thomas had hetzelfde gebrek en had voornamelijk daardoor niet te doen als kruijer, waarmede hij en zijne vrouw gehoopt hadden nognbsp;iets bij hnn sober inkomen te verdienen. Hetnbsp;pensioen was altijd reeds vooraf verteerd. Vroegnbsp;vrouw Grey om geld, dan vloekte Thomas, ennbsp;maakte somtijds geene zwarigheid haar te slaan.nbsp;Zoo gaat het mensehen, die God, noch zijnenbsp;geboden zoeken. Jansje bragt bijna hare ge-heele verdiensten aan de sehuldeischers. Eensnbsp;dat zij volgens gewoonte, bij een derzelvcnnbsp;kwam met haar loon, zeide deze; » ik zie , datnbsp;gij vlijtig en braaf zijt; sedert twee weken mijn
-ocr page 10-kind was de schuld afgedaan; gij hebt my uw geld gebragt, ik heb daarvoor een wollen roknbsp;en een paar goede schoenen voor u gekocht,nbsp;die gij zeer nooüig hebt.” Jansje was getroffennbsp;door de goedheid dezer vrouw en bedankte haarnbsp;hartelijk.
DE WOND.
Toen Jansje denzelfden avond naar huis keerde , was het reeds donker geworden , en zij bemerkte niet, dat op een naburig dak nognbsp;werklieden bezig waren. Eene pan viel, juistnbsp;toen zij er onder was, op haar been, ennbsp;veroorzaakte zulk eene hevige pijn, dat zijnbsp;luid schreeuwende neęr viel. Men droeg haarnbsp;naar huis. Reeds van verre zag vrouw Greynbsp;eene menigte menschen, maar hoe verschriktenbsp;zij , toen zij haar eenigst kind herkende. Jansjenbsp;werd te bed gelegd en nu zag men eerst, datnbsp;de scherpe kant der pan eene diepe wond hadnbsp;veroorzaakt; het been was zeer gezwollen ennbsp;zwart. Iedere buurvrouw gaf raad, en het armenbsp;Jansje leed nog meer, nadat men er een morsignbsp;verband had omgelegd. Eindelijk gingen eerstnbsp;de vreemden henen, daarna vrouw Grey zelvenbsp;om aan ieder, die het ongeluk nog niet mogtnbsp;gehoord hebben, te vertellen wat • er gebeurdnbsp;was. — Nu verhieven de gedachten van hetnbsp;meisje zich tot God. ¦—• Tot nu toe had zij Hemnbsp;altijd kunnen danken, en tot zich zelven kunnen zeggen, God is mijn beste vriend; voor het
-ocr page 11-11
eerst had Zijne hand haar bezocht, zij kon niet aan Hem denken zonder bitter te weenen.nbsp;jgt; Heeft God mij verlaten ? ” dacht zij gedurig. —nbsp;Neen, Gods kinderen moeten leeren altijd opnbsp;Hem te vertrouwen, zoowel wanneer Hij kastijdt en beproeft, als wanneer Zijne hand zegent. — Jansje wist dat nog niet bij ondervinding; maar toen zij haren Bijbel, de bron vannbsp;alle v'ertroosting, opende, vielen hare oogen opnbsp;deze woorden;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» Zoude ik het goede van God
ontvangen, en het kwade niet ontvangen?” Zij las nog verder in het boek van Job, en konnbsp;niet begrijpen, dat zij daarin voorheen niet meernbsp;belang had gesteld. Nadenkende over alles watnbsp;Job overkwam, verweet zij zich één oogenbliknbsp;gedacht te hebben, dat God haar verliet omdatnbsp;Hij haar smart had toegezonden. Hare ziel werdnbsp;allengskens kalmer, en zij verdroeg daardoor ooknbsp;de pijn des ligehaams gemakkelijker. Als wijnbsp;tot ons zelven met volle overtuiging kunnennbsp;zeggen; Hij, die de rampen zendt, is mijnnbsp;God, mijn Vader, mijn Vriend; Hij beproeftnbsp;mij alleen om mijne ziel te reinigen en mijnbsp;voor te bereiden voor Zijne heilige gemeenschap, dan zegenen wij de hand, die slaat, ennbsp;onderwerpen wij ons zonder klagen aan Zijnennbsp;altijd volmaakten wil.
Jansje leed veel pijn, vooral ook door de zeer onverstandige wijze, waarop hare moedernbsp;het been behandelde. Aan ieder werd raadnbsp;gevraagd, alle oogenblikken werd het verbandnbsp;van de wond genomen, allo middelen aangewend; — het natuurlijke gevolg was dat denbsp;wond zeer verergerde; eindelijk werd eennbsp;wondheeler gehaald, die, de schouders bedenkelijk ophalende, aan Jansje vroeg, of zij niet
-ocr page 12-12
huis verlangen te gaan ?
Jansje. s Zou ik
zeer veel leed? — »niet altijd,” — was liet antwoord, uitgesproken met een tevreden glim-lagchen. sik geloof, mijn kind, dat gij hiernbsp;geen rust hebt, zoudt gij niet naar het zieken
V”
daar stil liggen? dan wensch ik het zeker. Mijnheer.” — De geneesheer keerde zich nunbsp;tot de moeder; ^ ik ben overtuigdzeide hij ,nbsp;s dat uw kind beter in een hospitaal, dan hier,nbsp;zou kunnen worden verzorgd.” —•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»In een
hospitaal ?” riep vrouw Grey, s neen , nooit.” »Ik zorg den gehečlen dag voor haar; mijnenbsp;vriendinnen zien hier met mij, wat er aan tenbsp;doen is, en wij doen niets anders dan geneesmiddelen aanwenden.” — s Dat is het kwaadnbsp;sprak de geneesheer, s rust is de wenschelijkstenbsp;artsenij voor uw kind, hier kan zij die nietnbsp;genieten, en daarom raad ik u ernstig haar opnbsp;eene plaats te laten brengen, waar stilte ennbsp;goede oppassing zoo bevorflferlijk aan hare genezing kunnen zijn.” Nadat het verband gelegdnbsp;was, beval de wondheeler ten sterksten aan,nbsp;dat men er niets aan zou veranderen voor zijnenbsp;terugkomst.
Des avonds, toen Thomas te huis kwam, had het volgende gesprek plaats:
Vrouw Grey. Gij hebt een zeer kundigen heelmeester gehaald, Thomas; hij wist nietsnbsp;anders aan te raden, dan dat ik Jansje in hetnbsp;ziekenhuis moest zenden.
Thomas. Zij zou daar ook veel beter zijn.
V.IOUW Grey. Zoo zoudt gij niet spreken als het uiv kind goldt.
Thomas. Zoo zout ik spreken als het mij zelf aanging. Meermalen ben ik in ziekenhuizennbsp;geweest; ik weet dus bij ondervinding hoe het
-ocr page 13-13
daar is. Veel beter voorzeker als in een hok gelijk deze kamer, die van ’s morgens vroegnbsp;tot ’s avonds laat door iedere kar wordt heennbsp;en weer geschud; en waar het gepraat vannbsp;ledige wijven daarenboven alle rust beneemt.
dansje. Ik wenschte, vader, dat gij mijne moeder overtuigen kondt, dat ik het daar beternbsp;zal hebben. Ik ben verzekerd, dat ik spoedigernbsp;in het hospitaal zal herstellen.
Thomas. Gij wenscht het dus zelve ook, mijn kind?
dansje, da, ik wensch het zeer. Ik denk toch dat de geneesheer mij niet zal bedriegen ,nbsp;on gevoel mij reeds iets beter sedert hij mijnbsp;verbonden heeft.
Thomas. In dat geval zult gij er morgen stellig worden overgebragt.
Nu begon de moeder te schreijen en te razen; de vreeselijkste dingen gebeurden gedurig _ innbsp;ziekenhuizen; zij ¦vjps verzekerd, dat haar kindnbsp;er niet zoo uit zou komen als zij er werd ge-bragt. Dit alles trof het arme meisje zoo zeer,nbsp;dat zij, niettegenstaande een geneesmiddel, waardoor zij tot rust had moeten komen, geennbsp;oogonblik sliep.
IV.
DE CHRISTELIJKE GENEESHEER.
De Geneesheer was den volgenden morgen zeer verwonderd, dat de zieke niet geslapennbsp;had. » Dat komt door het leven hier aan huis,”nbsp;zeide Thomas. — „Niet alleen het leven,”nbsp;hernam Jansje, „maar is mijn been zoo erg,
-ocr page 14-14
Mijiilieer! dat het afgezet zal moeten worden?” zij sprak deze woorden schreijende en metnbsp;moeite uit. — » Heb ik het u niet gezegdnbsp;vrouw, dat uwe woorden haar nadeel moestennbsp;doen?” riep Thomas. — „ Mijn kind,” sprak denbsp;Geneesheer, „ kan ik u geheel antwoorden ? Innbsp;wiens hand is het leven en de gezondheid ? Gijnbsp;weet immers op Wien te vertrouwen? Laatnbsp;ons dan niet vooruitloopen, te groote bekommering voor het vervolg is ons verboden. Weesnbsp;verzekerd, dat God helpt en kracht geeft aannbsp;ieder, die op Hem vertrouwt.”
Toen de Geneesheer vertrokken -was, ging Thomas terstond eene draagbaar halen en bragtnbsp;Jansje naar het ziekenhuis over. ¦— De zindelijkheid , maar bovenal de stilte, hadden eenenbsp;gelukkige uitwerking op de zieke. Hare geheelenbsp;ziel kon zich daar verheffen tot God onzennbsp;Vader; en wie, die vertrouwend bad, vondnbsp;daarin niet troost en bemoeeKging. Jansje vondnbsp;beide en sliep gerust in.
Bij haar ontwaken zag zij den Wondheeler met nog eenige andere Geneeshe'eren bij haarnbsp;bed. Zij onderzochten de wond en sprakennbsp;vriendelijk tot haar. Na eenige oogenblikkennbsp;in eene vreemde taal gesproken te hebben,nbsp;schudde de oudste van hen het hoofd, zeggende; » Wij kunnen met alle voorgeschrevenenbsp;middelen voortgaan, echter vrees ik, dat uitstelnbsp;het kwaad zou kunnen verergeren.” De Wondheeler bleef alleen om het been te verbinden;nbsp;hy vroeg aan Jansje of zij een boek had; zijnbsp;wees hem haren bijbel, waarop hij vervolgde:
» aan dat Boek alleen hebt gij genoeg. Indien gij den inhoud daarvan waarlijk gelooft, zoonbsp;weet gij reeds, dat degenen, die God lief-
-ocr page 15-hebben, alle dingen medewerken ten goede.”
Zoowel deze laatste woorden als het gezegde van den oudsten Geneesheer, versterkten Jansjenbsp;in de vrees, dat haar been zou worden afgezet.nbsp;Zij bad God om kracht, opdat zij zich zondernbsp;morren geheel aan Zijnen wil mogt onderwerpen.
Veertien dagen daarna spraken de Genees-heeren lang over haar been en lieten haar daarna met den Heelmeester alleen, die dus het gesprek begon:
Heelm. Herinnert gij u nog, lieve Jansje, dat gij mij beloofd hebt alles te zullen doen,nbsp;wat ik tot uwe genezing zou aanraden ?
Jansje. Ja, Mijnheer.
Heelm. Wel nu, ik zal u dan gerust alles zeggen. Toen ik voor het eerst deze wond zag,nbsp;oordeelde ik, dat dezelve ongeneeselijk was.nbsp;Alle Geneesheeren, die naderhand uw been zagen , waren met mij van hetzelfde gevoelen. Ernbsp;is maar ëén middel, dat ons overig blijft omnbsp;met Gods hulp, uwe gezondheid te herstellen.
Jansje verbleekte: Ik begrijp u. Mijnheer, ik zal alles doen, wat gij noodig zult achten.
Heelm. Begrijpt gij wel geheel alles 1
Jansje. Ja Mijnheer, ik dank u voor alle uwe goedheid: ook voor de wijze, waarop gijnbsp;mij deze tijding hebt medegedeeld. Ik heb welnbsp;gevreesd, dat het zoo zou eindigen, en wachtnbsp;kracht van den Heer.
Heelm. Ja, Hij zal u zekerlijk kracht geven; nooit heeft iemand vergeefs op hem gehooptnbsp;of vergeefs tot Hem gebeden.
Alleen zijnde barste Jansje uit in tranen. Levendig kwam alles voor haren geest; het Ijjden onder de kunstbewerking, de hulpeloosheid, dienbsp;het gemis van een been voor haar geheel leven
-ocr page 16-It)
ten gevolge zou hebben, alles kwam haar vreeselijk voor. Eindelijk kwam het haar voor ,nbsp;dat eene stem gedurig in haar hart vroeg: Isnbsp;dit de onderwerping, die een Christen betaamt ?nbsp;Staat er niet geschreven: Roept Mij aan in dennbsp;dag der henaanwdheid; Ik zal er u uithelpen ennbsp;gij zult Mij eer en. Ps. L: 15. Beteekenennbsp;deze woorden, dat God door wonderen uit gevaren zal redden ? Wonderen waren noodignbsp;voor de bekeering van ongeloovigen, niet voornbsp;het geloovig hart. Wij kunnen dat dan nietnbsp;veronderstellen, maar meenen, dat deze woorden uit den Psalm willen zeggen, dat Hij ons,nbsp;op ons gebed zal verlossen van alles, wat onsnbsp;belet Hem hoven alles lief te hebben, Hem alleennbsp;te vertrouwen, dat wij , door Zijne kracht, allesnbsp;zullen leeren dragen en in benaauwdheid, zoonbsp;wel en nog meer dan in vreugd , vol vertrouwen tot Hem gaan en hij Hem blijven, daarnbsp;bij Hem alleen ook in groote smart volkomennbsp;vertroosting te vinden is.
Zoo dacht Jansje, toen zij door een bezoek der Schoolmeesteres werd verrast. ď Lief kind,”nbsp;zeide deze, » eerst gisteren heb ik gehoord,nbsp;wat er met u voorgevallen is en nu nog gebeuren moet; de Heer zal u, hoop ik, voorbereiden om dat lijden te ondergaan.” Jansjenbsp;antwoordde: »Dat doet Hij reeds; al meer ennbsp;meer leert Hij mij alleen datgene te wenschennbsp;wat Hij geeft. Hij heeft mij voorheen tot unbsp;gebragt en doet nu hot onderwijs, dat ik toennbsp;van u ontving, tot rijken zegen voor mij zijn.”nbsp;Zij sprak lang met hare Meesteres, wier be -zoek haar tot groot genoegen verstrekte, ennbsp;gevoelde zich bij het scheiden derzelve zeernbsp;gesterkt en bemoedigd. — Wanneer hare ouders
-ocr page 17-17
kwamen, sprak zij als gewoonlijk hare moeder goeden moed in, en beleed dan altijd, dat denbsp;kracht, waarmede zij haar lijden droeg, nietnbsp;uit haar zelve, maar alleen van den Heer was.nbsp;Hoe Zijne dienst haar lust was geweest; en hoenbsp;Hij haar nu door Zijne onuitsprekelijke liefdenbsp;ondersteunde.
De kunstbewerking had reeds den volgenden dag plaats, en was sehielijker afgeloopen dannbsp;dansje zich had durven voorstellen. Zij bleefnbsp;toen nog eenigen tijd in het hospitaal, en zagnbsp;niemand dan nu en dan hare moeder en denbsp;Schoolmeesteres. — Toen de tijd naderde, datnbsp;zij de stilte, die haar zoo aangenaam was geworden , moest missen, zag zij eerst tegen datnbsp;oogenblik op; evenwel ook hieromtrent hooptenbsp;zij op dien God, die haar zoo magtig ondersteund had. —' Eerst moest zij op krukkennbsp;gaan, maar naderhand, toen zij een houtjn beennbsp;had, ging zij weer even als voorheen dagelijksnbsp;bij den kamerbehanger.
V.
DE TWEE VRIENDINNEN.
Zoo ging alles den gewonen gang gedurende twee jaren. Thomas en zijne vrouw haddennbsp;schulden, en gaven zich meer en meer aan hetnbsp;gebruik van sterken drank over, waardoor zijnbsp;al meer en meer achteruit gingen, dansje gafnbsp;zooveel als mij maar eenigzins kon. — Totnbsp;haar zestiende jaar was zij nog altijd op denbsp;Zondagschool blijven gaan. Van dien tijd af
-ocr page 18-18
woonde zij, in plaats daarvan, de openbare Godsdienst-oefeningen met naauwgezetheid bij.nbsp;Zij zat meest altijd op dezelfde plaats in denbsp;kerk, naast een meisje van hare jaren, dat,nbsp;even als zij, met groote belangstelling naar denbsp;leerredenen luisterde. Zij kwamen langzamerhand in kennis en gingen gedurig met elkandernbsp;uit de kerk, om nog eens over al het gehoordenbsp;te spreken.
Maria, zoo heette het meisje, was zwak. en daardoor niet in staat als meid te dienen; zijnbsp;won de kost met naaijen. Haar karakter wasnbsp;ernstig; zij had lust in de Godsdienst, maar wasnbsp;zelden in de gelegenheid geweest om hare denkbeelden hieromtrent te ontwikkelen, zoodat zijnbsp;dan ook vele waarheden nog niet kende, dienbsp;een Christen moet gelooven.
Jansje sprak altijd van den Verlosser als van haar eenige hoop, als van Hem door wiensnbsp;dood wij verlost zijn van alle onze zonden.nbsp;Alle onze tranen, alle onze droefheid over onzenbsp;overtredingen zouden die niet kunnen uitwis-schen, dat kan alleen het bloed van Christus,nbsp;den onbevlekten volmaakten Zoon van God.
Kort na deze kennismaking nam de tante, waarbij Maria inwoonde, op haar verzoek , tweenbsp;kamertjes in hetzelfde huis, waar Jansje woonde , zoo zagen zij elkander dagelijks.
Een jaar daarna kreeg Jansje eene zware verkoudheid , die nog verergerde toen zij te Vroeg uitging om haar werk te hervatten. Zij moestnbsp;het bed houden en men haalde haren geneesheer,nbsp;die dagelijks haar kwam bezoeken tot dat zij opnbsp;nieuw in staat was uit te gaan. Zij zou zich
-L
19
toen zeer in acht hebben moeten nemen, maar dat was niet gemakkelijk in den winter en innbsp;een huis, dat altijd open stond. Zich warmnbsp;kleeden was noodzakelijk, maar dat kon zijnbsp;niet; — binnen kort werd zij dan ook wedernbsp;op nieuw ongesteld, zoo was het gedurendenbsp;den geheelen winter, dan wat beter dan weęrnbsp;erger. De behanger gaf haar werk te huis,nbsp;maar daar zij dat zeer moeijelijk bij hare moeder kon afdoen, kreeg zij verlof den dag bijnbsp;Maria door te brengen. Eenigen tyd daarnanbsp;werd ook haar bed op het kamertje van harenbsp;vriendin overgebragt, en zij waren dus altijd bijnbsp;elkander. Des morgens en des avonds badennbsp;zij gezamenlijk tot God en lazen uit den Bijbel,nbsp;die ook den geheelen dag open op hunne tafel lag; zij lazen dan gedurig een tekst, ennbsp;spraken daarover, zij deden haar best om datnbsp;dan goed te verstaan door, zoowel hetgeennbsp;vooraf ging en hetgeen volgde, al de overeenstemmende plaatsen , die zij zich konden herinneren , na te lezen.
De gezondheid van Jansje werd echter niet beter: hare gedurige ongesteldheden deden menigmaal de gedachte in haar opkomen, dat zijnbsp;niet zeer lang meer zou leven. Eens dat zijnbsp;juist deze woorden had opgeslagen: Wij hebben meer verlangen om uit dit ligchaam uit gt;nbsp;en bij den Heer in te wonen. 2 Cor. V: 8,nbsp;vroeg zij aan Maria:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» Wat dunkt u, meent
gij hetzelfde als de Apostel te verkiezen?”
Maria. Somtijds geloof ik het wel Als ik des Zondags het woord des Heeren heb hoeren prediken, of regt van harte heb gebeden,
-ocr page 20-dan verlang ik bij Hem te zijn, daar waar de zondag niet eindigt, waar noch zonde, noch onkunde ons zullen hinderen de heerlijke volmaaktheden te bepeinzen van dien Zaligmaker,nbsp;die ik hier reeds onuitsprekelijk bemin. — Innbsp;zulke oogenblikken is mijne begeerte om ontbonden en met Christus te zijn. (Phil. I: 23.)nbsp;maar toen ik, ziek zijnde, mij in levensgevaarnbsp;bevond, was mijne vrees voor den dood zoonbsp;groot, dat ik God heb gebeden mij nog nietnbsp;op te roepen.
Jansje. Waarvoor vreesdet gij toen het meest?
Maria. Mijne zonden kwamen mij zoo groot en menigvuldig voor, hoe vele pligtcn had iknbsp;veronachtzaamd, met welk eene verstrooidheidnbsp;las ik den Bijbel, hoe ligtzinnig had ik somtijdsnbsp;gebeden, hoe weinig aan God gedacht! O Jansjenbsp;als men aan den rand van het leven is, zietnbsp;men al die dingen uit een geheel ander oogpuntnbsp;dan gewoonlijk.
Jansje. Ik denk ook wel eens, dat ik niet lang meer zal leven.
Maria. En maakt die gedachte U niet bevreesd ?
Jansje. Ja, de gedachte aan den dood is somtijds ontzettend en treurig. Het is als ’t warenbsp;eene stem, die men onverwacht hoort. En tochnbsp;is het door de ziel, als hoorden wij deze woorden ; » de Bruidegom Toomt(Matth. XXV.)
Maria. Mij komt het bij die stem zoo beangstigend voor, dat mijne lamp niet met olie gevuld zal zijn.
Jansje. Wat meent gij, dat men door de olie verstaan moet ?
Maria. Ik heb in de kerk gehoord, dat de maagdon menschen zijn, die Christenen ge-
-ocr page 21-21
naamd worden, en dat de komst des Bruidegoms liet naderen van den dood beteekende. Het onderscheid, tusschen ware Christenen ennbsp;Christenen alleen in naam, ziet men in de wijzenbsp;waarop beide den dood te gemoet gaan. Denbsp;ware Christenen kunnen bij oogenblikken, doornbsp;het ligchamelijke , dat ook hen blijft aankleven,nbsp;ontzet of getroffen zijn bij het naderen vannbsp;dat groote oogenblik; maar door het geloofnbsp;worden zij gerust gesteld, en geheel bemoedigdnbsp;gaan zij tot den Heer; — zij daarentegen, dienbsp;verzuimden met het hart de waarheid te zoeken,nbsp;of ingang te verleenen in hun hart, nochnbsp;ook in de eenmaal gekende waarheid, door denbsp;kracht des Geestes staande blijven; deze Christenen alleen in naam, niet wetende wat te doen,nbsp;of op ivien met vol vertrouwen te zien, sterven in twijfelingen en onrust. Daar ik nunbsp;toch den dood vreesde, zoo kon ik mij nietnbsp;onder de eerstgenoemden rangschikken, en gijnbsp;kunt dus begrijpen, waarover ik mij beangstigde.
Jansje. Gij hebt dus alleen het ontrustendo van des Leeraars woorden onthouden, terwijlnbsp;mij de bemoedigende woorden het meest hebbennbsp;getroffen. Weet gij wat hij er bij voegde ?
Maria. Ik herinner het mij niet duidelijk.
Jansje. In de laatste oogenblikken van ons leven komen wij , hier op de wereld, voor hetnbsp;laatst met onze gebeden tot Jezus; wij hopennbsp;dan onzen Heer te ontmoeten. Ware Christenennbsp;zijn gedurende hun leven menigmaal tot Hemnbsp;gekomen; door het geloof vertrouwen zy vastnbsp;dat door Zijn bloed hunne zonden zijn uitge-wischt, om Zijnen dood al hunne zondennbsp;vergeven. Zij hebben Hem gedurende hun leven leeren liefliebben als hunnen Redder, in
-ocr page 22-22
droefheid als hunnen Trooster, als hunnen Mid-delaaar en Voorspraak bij den Vader. In die uren» die onzen dood voorafgaan, in den doodstrijd wacht ons somtijds nog eene moeijelijkenbsp;beproeving , maar Hij is dan ook nabij nooitnbsp;heeft een Christen meer behoefte aan de hulpnbsp;van Jezus , en ongetwijfeld ondervindt hij nooitnbsp;sterker die hulp, dan op het oogenblik zijnernbsp;vereeniging met dien onuitsprekelijk liefdevollennbsp;Heer. Ons geloof aan, en onze liefde tot Hem,nbsp;zijn alléén in staat onze zwakke ziel zoodanignbsp;te versterken, dat zij zonder vrees de valleinbsp;der schaduwen des doods binnentreedt. Maarnbsp;zekerlijk, wanneer wij in ons leven die liefdenbsp;tot den Heer hebben gevoeld, wanneer ons geloof in haat tegen de zonde is gebleken , indiennbsp;wij alleen uit dankbaarheid voor Zijne onbegrijpelijke goedheid, en niet om ons zelvennbsp;eenigzins daarop te verhetfen, Zijne gebodennbsp;hebben gevolgd, en alle menschen hebben liefnbsp;gehad, dan zal ons zekerlijk Zijne sterke handnbsp;ook in de bangste lijdens-uren vast houden ennbsp;ons overbrengen in den Hemel.
Maria. Nu herinner ik mij , dat in diezelfde leerreden gehoord te hebben.
Jansje. Het is gebrek aan geloof, waardoor wy den dood vreezen.
Maria. En het gevoel van onze geheele onwaardigheid.
Jansje. Dat gevoel zal en moet ons altijd bij blij ven. Indien wij eerst dan de vrees voornbsp;den dood zouden te boven komen , wanneer wijnbsp;over ons zelven en onze werken meenden tenbsp;vreden te kunnen zijn, zoo zouden wij nooit metnbsp;gerustheid aan onzen overgang in het anderenbsp;leven kunnen denken. » Uit de iverlcen der ivet
-ocr page 23-23
geen vleesch voor God geregtvaardigd worden. Eom. III; 20.
Maria. Maar daarentegen: » zonder heiligmaking zal niemand den Heer zienJ' Hebr. XII: 14.
Jansje. Wij moeten zeker de heiligmaking zoeken, omdat wij zonder dezelve ten eenennbsp;male ongeschikt zouden zijn voor de gemeenschap met den Hriligen God. Maar wij kunnennbsp;niet op onze heiligmaking, op onze deugd, opnbsp;onze verdiensten houwen, als op gronden vannbsp;gerustheid, als op zoovele redenen, waarom wijnbsp;onze zaligheid hopen. Bedriegen wij ons tochnbsp;niet: als wij van onze volmaaktheden iets verwachten, dan zijn wij verloren. Door Jezusnbsp;bloed worden wij behouden. Niemand leggenbsp;zich daarom minder op de heiligmaking toe,nbsp;die is een noodzakelijk gevolg van ons geloof,nbsp;het geloof zonder de werken is dood. Lievenbsp;Maria, de dag des Heeren is elke week eennbsp;dag van vreugde voor ons. Laat ons hopen, datnbsp;in deze vreugd reeds een’ voorsmaak, eene voorbereiding is voor de heerlijke vreugd, die aannbsp;onze ziel in den Hemel eens zal te beurt vallen,nbsp;wanneer wij onzen Heer onafgebroken zullennbsp;aanbidden. Vertrouwen wij dan niet op onzenbsp;deugd, op onze heiligheid, maar bidden wijnbsp;veeleer, dat Gods Geest een volkomen geloof ennbsp;vertrouwen op de algenoegzaamheid onzes Zaligmakers Jezus Christus, in ons werke, zoonbsp;zullen wij zonder verschrikking denken aan onsnbsp;vertrek uit eene wereld van zonde en verdriet,nbsp;naar eene plaats, waar God alle tranen van denbsp;oogen der zijnen zal afwisschen; waar de doodnbsp;niet meer zal zijn, noch rouwe, noch gekrijt,nbsp;noch moeite, want de eerste dingen zullen weggegaan zijn.
-ocr page 24-Maria. Meestal geloof ik, dat dit alles ook mij zal bemoedigen; maar somtijds komt weernbsp;vrees bij mij boven.
Jansje. En door de vrees zoudt gij het vertrouwen op Jezus Christus al meer en meer buiten sluiten. En: de zaligheid is in geenen anderen. Want daar is ook onder den Hemel geennbsp;anderen naam, die onder de menschen gegeven is,nbsp;door welken wij moeten zalig worden. Hand. IV; 12.nbsp;Alzoo zijn wij verloren, indien wij niet opnbsp;Hom al ons vertrouwen zetten. Tot wien zullen wij henen gaanl Gij helt de woorden desnbsp;eeuwigen levens.
HET VERTREK.
Zoo spraken Jansje on Maria menigmaal, elkander opbeurende, en versterkende in hetnbsp;geloof. Gedurende den zomer was Jansje veelalnbsp;ongesteld geweest. Bij het naderen van dennbsp;winter leed zij altijd meer aan hevige pijn innbsp;de zijde en sterke benaauwdheden. Dagelijksnbsp;kwam haar geneesheer haar bezoeken; hij wendenbsp;alles aan; bragt somtijds andere geneesheerennbsp;mede om te zien of zij mogelijk anderen raadnbsp;zouden geven, maar vruchteloos; de krachtennbsp;van Jansje namen af, terwijl de benaauwdhedennbsp;altijd mcnigvuldiger werden. Zij kon niets meernbsp;werken en zelfs werd het spreken haar somtijdsnbsp;moeijelijk. — Dc meesteres der liefde-schoolnbsp;kwam op zekeren dag met eeno der Dames,nbsp;die over deze school het toezigt hadden, de
-ocr page 25-25
zieke bezoeken. Maria las voor Jansje uit den Bijbel en ging uit bescheidenheid heen, toen zijnbsp;aan beide stoelen had aangeboden. Daaropnbsp;begon het volgende gesprek;
Mevr. Jansje, kent gij mij nog?
Jansje. o Ja, Mevrouw, en ik heb groote redenen, die mij u nooit zouden doen vergeten! — Hier zweeg zij vermoeid stil, maarnbsp;een oogenblik daarna voegde zij er zacht bij:nbsp;» die heerlijke school!”
Mevr. Wilt gij daarmede zeggen, dat het onderwijs , daar aan u gegeven, voor uwe ziel is gezegend geworden ?
Jansje. O ja ! ja !
Mevr. Zoo gelooft gij, lief meisje, dat de waarheden , die men u daar heeft leeren kennen,nbsp;u nu kracht geven om,alle smarten te verdragen ?
Jansje. Ja zelfs kracht om den dood gerust te zien naderen !
Mevr. Hebt gij dan geene hoop op herstelling ?
Jansje. Neen, ik wensch die niet meer.
Mevr. Gevoelt gij geene vrees?
Jansje. Nu niet.
Mevr. Ik zie lieve, dat het spreken u ver-moeidt. Mij dunkt, gij zoudt mij uwe meening even goed te kennen kunnen geven, door mijnbsp;op de Schriftuurplaatsen te wijzen, die uitdrukken hetgeen gij gevoelt. Tracht mij op dezenbsp;wijze, bij voorbeeld, uit te leggen, waarom gijnbsp;den Koning der Verschrilclcingen niet meer vreest ?
Jansje nam haren Bijbel en wees op de volgende plaatsen: De prikkel mi des doods is de zonde, en de kracht der zonde is de icet. Maarnbsp;Gode zij dank, die ons de overwinning geeft doornbsp;onzen Heer Jezus Christus. 1 Cor. XV: 56-57.nbsp;Wij dan geregtvaardigd zijnde uit het geloof
-ocr page 26-26
hebben vrede bij God door onzen Heere Jezus Christus. Rom. V: 1. Zoo God voor ons is, vnenbsp;zal tegen ons zijnl God is ’t die regtvaardignbsp;maakt, wie is 't die verdoemt ? Christus is 't dienbsp;gestorven is, ja maar dat meer is, die ook opgewekt is, die ook ter regterhand Gods is, die ooknbsp;voor ons bidt. Wie zal ons scheiden van de liefdenbsp;van Christus 1 Rom. VIII; 31-35.
Mevr. Dat zijn heerlijke vertroostende woorden ; gelukkig die ze op zich zelf kan toepassen.
Jansje ging daarop voort met de volgende teksten aan te wijzen; De Geest en de Bruidnbsp;zeggen: komt! En die het hoort zegge: komt! Ennbsp;die dorst heeft kome; en die wil, neme het loaternbsp;des levens voor niet. Openb. XXII: 17. O allenbsp;gij dorstigen , komt tot de wateren en gij die geennbsp;geld hebt, komt, koopt en eet, ja komt, koopt zonder geld, zonder prijs, wijn en melk. Jezaia LV: 1.
Mevr. Ja alles is genade. Als onze waarde, onze geregtigheid ons als voorwaarden ter verkrijging der zaligheid waren voorgesteld, zoonbsp;zouden wij zonder hoop zijn. Alles is genadenbsp;onzes nooit volprezenen Verlossers.
Ja, genade, alleen genade! herhaalde Jansje zacht, daarop wees zij nog haar geliefde Mevrouw op het tweede versje van den 41cn Psalm.nbsp;Deze nam daarop zeer aangedaan afscheid, nanbsp;Jansje in alles wat in haar vermogen was ondersteuning te hebben beloofd: « het zal mijnenbsp;schuld zijn,” zeide zij, »indien ik hier geenenbsp;nieuwe proef zie, hoe magtig God de zijnennbsp;ondersteunt.”
Deze en de andere Dames, die Jansje op school hadden leeren kennen, kwamen haarnbsp;vervolgens dikwijls bezoeken; zij lazen haarnbsp;dan voor; het eenigste dat Jansje doen kon.
-ocr page 27-27
was aan te wijzen in den Bijbel wat zy gevoelde, en zacht bij zich zelve te bidden. De benaauwdheden werden gedurig sterker. Marianbsp;en vrouw Grey waakten altijd bij haar, beidenbsp;hadden de hoop opgegeven.
Eindelijk was ook voor haar het oogenblik daar, dat zij het geroep hoorde: „de Bruidegomnbsp;komt.” — Den vorigen dag had eene der dames,nbsp;op haar verzoek, hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Kapittel van het
Evangelie van Johannes voor haar gelezen. —
Des nachts was zij zeer benaauwd; eindelijk, na eenige zeer moegelijke oogenblikken, hieldnbsp;haar lijden voor altijd op. Haar gelaat was zoonbsp;weinig veranderd, dat de omstanders naauwelijksnbsp;konden gelooven, dat zij reeds ontslapen was.
Eindelijk toen die onuitsprekelijke kalmte, die op den dood volgt, zich over alle hare trekkennbsp;verspreidde, kon men er niet meer aan twijfelen. Maria was zeer bedroefd, maar had tochnbsp;kracht om God te danken, dat Hij hare vriendinnbsp;verlost had. Het was innige vertroosting voornbsp;haar hart, als zij er aan dacht, hoe die verheerlijkte ziel reeds in de nabijheid was vannbsp;dien Verlosser, die zij zoo liefhad op de wereld.
Eenige dagen later werd het stoifelijk overblijfsel ter aarde besteld. Hare moeder, haar stiefvader, de predikant, die haar had onderwezen, de schoolmeesteres, de dames, die zoonbsp;veel goedheid gedurende haar leven voor haarnbsp;gehad hadden, verscheidene harer schoolkennissen volgden haar lijk. Het graf was op eennbsp;gedeelte van het kerkhof, waar nog onlangsnbsp;verscheidene anderen schenen begraven te zijn.nbsp;Toen alles was afgeloopen, vroeg een der aanwezige meisjes aan de schoolmeesteres: «waarom zijn deze graven zoo na bij elkaamp;r? Zie
-ocr page 28-28
tóch, men is verpligt over de nieuw opgewor-pene aarde te gaan.
» Dit is de plaatsvvas het antwoord, » waar men de armen ter rust legt; maar als de bazuinnbsp;zal klinken en de dooden opstaan uit hunnenbsp;graven, dan zullen velen overgaan in de eeuwigenbsp;heerlijkheid, die hier naauwelijks uit liefde eennbsp;plekje grpnds verkregen om den langen slaapnbsp;des doods te slapen!”