-ocr page 1-

(Tj

DE

GESCHIEDENIS

VAN

MARY SMITH,

HOOP VAN DEN CHRISTEN

BIJ DEN DOOD.

NAAR HET ENGEtSCH.

-ocr page 2-




-ocr page 3-

DE GESCHIEDENIS

VAN

MARY SMITH.

Mary Smith behoorde tot een talrqk huisgezin, en haar vader, een arm man zgnde, was blijde zijne kinderen iets te kunnen laten verdienen , zoodra zg daartoe in staat waren,

4r

In dien tijd waren er geene zondagscholen, alwaar arme hinderen, zonder koeten voor hunnenbsp;ouders, konden leeren lezen, en Mary’s vadernbsp;kon het schoolgeld niet betalen, waarom zgnbsp;verpligt Was zonder onderwgs op te groeijen;nbsp;doch zij was een handig en zeer naarstig meisje,nbsp;en zoodra zij groot genoeg was ging zg dienen, en alzoo zij in acht nam wat haar gezegdnbsp;werd, leerde zg spoedig nuttig te zijn. Toennbsp;zij volwassen was kreeg zij eene andere dienst,nbsp;die een weinig beter was dan de eerste, iu welkenbsp;zij hare meestéres zoo buitengewoon voldeed, dat

-ocr page 4-

Cs

deze dikwqls zeide, dat er geene betere meid in het dorp was. Doch hoewel Mary eene goedenbsp;dienstmaagd, eene brave dochter en een werkzaam meisje was, wdst zij echter weinig vannbsp;God, en dacht er niet aan, dat het niet slechtsnbsp;haar pligt was, » anderen te doen wat zg zoudenbsp;» wenschen dat haar geschiedemaar dat zijnbsp;ook » den Heer haren God moest liefhebben metnbsp;» haar gansche hartf’ hetwelk onze Zaligmakernbsp;(Mare. XII: 3o en 3i) verklaard heeft » hetnbsp;eerste en grootste gebod te zijn.quot; In het huisnbsp;van hare meesteres werd weinig aan de Godsdienst gedacht; de grootste zorg was daar slechtsnbsp;geld te winnen ; men was gewoon naar de kerknbsp;te gaan wanneer het gelegen kwam, maar nimmer nam men de pligten omtrent God ter harte,nbsp;of vond men vermaak in derzelver uitoefening.

Toen Mary omtrent vierentwintig jaren oud was, huwde zij met eenen jongman, Smith genaamd, maar daar zg van de vreezo Gods nooitnbsp;hare eerste zorg had gemaakt, kwam het nietnbsp;in haar op , dat dit bij haren man het geval konnbsp;zijn ; en daar Smith als een eerlijk en werkzaamnbsp;mensch werd aangezien, dacht Mary dat zg zeernbsp;voorzigtig in hare keuze was.

Daar Mary gediend had, was zij beter in staat voor baar huishouden , dan menig andere jongenbsp;vrouw; zij hield haar huis schoon en netjes, ennbsp;bereidde haren man altgd een smakelijk voedsel; en terwijl andere mannen te huis komende

-ocr page 5-

de huishouding in wanorde en hun middagmaal uaauweliiks eetbaar vonden , vond Smith zqnnbsp;huis altqd netjes, en al moest hij zich slechtsnbsp;met een stukje brood en kaas vergenoegen, hetnbsp;vfas steeds op eenen helderen schotel en zag ernbsp;sinakelgk uit. Hoewel zgne vrouw eene goedenbsp;huishoudster was, had zq dikwps bq de vermeerdering van haar huisgezin met vele moeqe-Iqkheden te kampen ; zq werd moeder van tiennbsp;kinderen en ofschoon niet alle in het leven bleven , had zq genoeg te doen met hen te verzorgen , zoo dat zq niets konde verdienen om hetnbsp;loou van haren man eenigzins te vermeerderen.nbsp;Menigmaal zat zq den halven nacht op om tenbsp;werken met een kindje aan hare borst, terwqlnbsp;het weinige voedsel, dat zq kon gebruiken, haarnbsp;naauwelqks in staat stelde zoo vele vermoeqenis-sen te verduren; inderdaad benadeelde dit harenbsp;gezondheid zoodanig , dat zq eindelqk in eenennbsp;zeer zwakken toestand verviel , en zoo zieknbsp;werd, dat de geneesheer weinig hoop op harenbsp;herstelling durfde voeden.

Mary Smith vond toen dat er iets méér noodig was, dan alleen eene goede vrouw en moedernbsp;geweest te zijn. Zq had geene hoop op herstel,nbsp;en als zq er aan dacht om voor God te verschijnen, begon zq te gevoelen dat zij eenenbsp;zondares was; en wanneer zq er aan dachtnbsp;dat zij deze wereld zou moeten verlaten, vondnbsp;zq dat zq niets van de toekomende wist.

-ocr page 6-

Het is 'waar, zij hoopte dat zij naar den hemel gaan zoude, en zij had iets gehoord van Jezus Christus , die gekomen was om zondaarsnbsp;zalig te maken ; maar zg was niet met Hem bekendnbsp;geworden in hare gezonde dagen, nu was zijnbsp;te ziek ora veel te kunnen denken. Zij wildenbsp;zoo gaarne hopen dat hare zonden haar zoudennbsp;vergeven worden, maar zij had geene voldoendenbsp;reden om dit te verwachten; en zij poogde tenbsp;gelooven dat zij naar den Hemel gaan zoude,nbsp;maar zij kon niet gelqk de Christen, a redennbsp;geven van de hope die in haar was,” ennbsp;waarlijk, zij had in het geheel geene reden omnbsp;te hopen, want wanneer zij zich poogde te vertroosten met de gedachte dat zij altijd vannbsp;eenen werkzamen aard en eene goede vrouwnbsp;en moeder was geweest, kon zij niet nalatennbsp;te vreezen dat dit niet voldoende zoude zijn;nbsp;daarenboven wist zq , dat zij dikwijls verkeerdnbsp;gehandeld had, en dat God haar daarom in hetnbsp;gerigt konde brengen over hare zonden. Ennbsp;om vergilTenis te verkrggen om Christus wil,nbsp;omdat Hg uit den hemel gekomen en gestorvennbsp;was om de zonden der wereld weg te nemen ,nbsp;daarin gevoelde zg volstrekt geenen troost, omdat zq Christus nooit als haren Zaligmaker hadnbsp;aangenomen. Alles wat zg konde doen was tenbsp;bidden: » God wees mq genadig,” ofschoonnbsp;zij niet wist waarom Hij haar genadig zoudenbsp;zgn, en daarom was zg in groote vrees en zie-

-ocr page 7-

lenangst; vele jaren daarna zeide zq dat zij toen gelqk was aan iemand, die niets had oinnbsp;op te staan, zq gevoelde geen rust noch troost.nbsp;Na eenigen iqd zond God zijnen zegen over denbsp;middelen, die tot hare herstelling aangewendnbsp;werden , en zq werd weder gezond.

Men zoude nu verwacht hebben, dat Mary’s eerste zorg zoude geweest zqn dien genadigennbsp;God te danken , die haar van het ziekbed hadnbsp;opgerigt, eu dat zq zich zou hebhen voorgenomen in het vervolg ernstig te streven om totnbsp;Christus te komen en Hem voor eeuwig te loven on te prijzen. Maar, helaas! hieraan dachtnbsp;zij niet. Het is waar, zij wa,s gewoon naar denbsp;kerk te gaan, wanneer het haar gelegen kwam ,nbsp;en de eeste maal dat zij, nadat zq hersteld was,nbsp;daarweder henenging, gevoelde zij eenige dankbaarheid, dat zij wederom in staat was uit tenbsp;gaan, doch het ging ras voorbij, en had nietnbsp;het uitwerksel, van baar lot haren Zaligmaker tenbsp;brengen , met een gebroken hart over hare zonden , met een nederig en opregt gebed om doornbsp;den Heiligen Geest geleerd te worden, Hem tenbsp;kennen en lief te hebben en zqnen wil te doen.nbsp;Zij ging als naar gewoonte voort. Toen harenbsp;kinderen grooter werden, liet zq hen alle Zondagen naar de kerk gaan , en zq en haren mannbsp;zonden hen naar hun best vermogen ter schoolnbsp;«n wenschten hen zoo vlqtig en werkzaam tenbsp;maken als zij zelve geweest waren , en evenwelnbsp;ondernamen zq het niet op de regte wqze.

-ocr page 8-

Wanneer ouders wenschen van hunne kinderen iets goeds te maken, moesten zg hun leeren God boven alles te vreezen en lief tenbsp;hebben en gaarne hunnen eigenen wil te verzaken; zij moesten hen tot dien Zaligmaker brengen, die voor hen stierf, en terwijl zij hunnenbsp;kinderen leeren in Hem te gelooven, Hem tenbsp;vreezen en te beminnen , en Hem te bidden omnbsp;de vergeving hunner zonden , en om Zgne genade om hen in de toekomst te helpen , moesten de ouders zelve God ernstig smeken omnbsp;Zijnen zegen over hunne pogingen.

£enige jaren daarna bevroog die barmhartige God , die over haar waakte , zelfs toen wanneernbsp;zg weinig aan Hem dacht, door Zijne oneindigenbsp;goedheid haar hart met de overtuiging van haren eigenen zondigen toestand. Zij begon tenbsp;gevoelen dat zij eene ellendige zondares was. Zijnbsp;vond dat, indien zij al niet gelijk sommigen denbsp;geboden door openlijke daden van boosheidnbsp;overtreden had, dat haar hart evenwel boosnbsp;was in Gods oogen, en zij bij Hem veroordeeldnbsp;moest staan. Zij begon hier eerst aan te denken , toen zij op de gebeden in de kerk achtnbsp;gaf, die daardoor de middelen werden om haarnbsp;uit hare yalsche gerustheid te doen ontwaken.nbsp;Toen was het dat zg angstig begon te denken ;nbsp;jgt; If'tzt zij doen moeit om zalig Ie wordenzgnbsp;poogde haren pligt beter te doen dan te voren , zg ging getrouw naar de kerk, en zorgde

-ocr page 9-

meer om den rustdag te heiligen; —- maar dlï alles gaf haar geene rust; zij vond nog datnbsp;(zoo als Jacobus zegt) : » Wij allen struikelennbsp;in velen;quot; en wanneer hq gevoelde dat hetnbsp;met hem zoo was, zoo kan het niemand verwonderen dat de arme Mary Smith zich iederennbsp;dag zondig voor God bevond , hoewel harenbsp;buren gewoon waren haar voor braaf te houden.

Eenigen tqd daarna hoorde Mary Smith eene leerrede , welke haar op eene wijze , die totnbsp;haar hart doordrong, zeide: dat Jezus Christusnbsp;uit den hemel gekomen was om zondaren tenbsp;redden, en dat wq» indien wq gelooven, ennbsp;vertrouwen op Hem hebben, behouden zullen worden.

Niemand, die niet de last zijner zonden gevoeld heeft, kan zeggen welk een troost dit voor haar was; zij ondervond nu dat zij nietnbsp;om hare eigene braafheid, maar door den dood^nbsp;des Zaligmakers aan het kruis, vergeving kondenbsp;verwachten, en dat zijne geregtigheid, haarnbsp;toegerekend, alleen hare aanneming bij Godnbsp;konde verwerven. Dit was baar een grootenbsp;troost. Hare kennis was echter nog maar zeernbsp;gering, niemand hebbende die haar konde helpen, en niet in staat z'qnde om den Bqbel tenbsp;lezen, was zq onbekend met verscheidene dingen in de Heilige Schriften vervat. Op dezenbsp;wqze ging zq eenigen tqd voort. Eens hoordenbsp;zq dat eene zekere jufvrouw, die in de stad:

-ocr page 10-

woonde somtgds de weduwe Jones, die in hare nabuurschap woonde, kwam bezoeken , en datnbsp;zq gewoon was om den Bqbel voor haar te lezen. Mary Smith verzocht vrouw Tones haarnbsp;door haar dochlerlje te willen laten zeggen wanneer de jufvrouw haar weder zou komen bezoeken : en de volgende keer dat jufvrouw Greynbsp;kwam , hield Mary Smith op met wasschen , ennbsp;luisterde naar de uitlegging der Schriften; zijnbsp;wilde evenwel niets zeggen aan de jufvrouw dienbsp;haar vreemd was, vau het oogmerk barer komst,nbsp;en jufvrouw Grey denkende dat Mary alleen gekomen was om de arme vrouw Jones, die zeernbsp;ziek was op te passen , wist niet hoe begeerig zqnbsp;was om het woord van God te leeren kennen.

Spoedig daarna werd Mary Smith zelve ziek en was nu eens beter en dan weder erger gedurende den geheelen winter. In het begin vannbsp;het daarop volgende voorjaar verhaalde vrouwnbsp;Jones aan Jufvrouw Grey , dat Mary Smith zieknbsp;was, die haar den volgenden dag ging bezoeken. Mary, die toen nog in staat was om beneden te komen, was zeer blijde Jufvrouw Grey tenbsp;zien, die, nadat zq naar hare gezondheid gevraagd had, met haar over haren Verlosser begon te spreken, haar herinnerende dat alle zaligheid alleen van Hem en door Hem was. Jufvrouw Grey voegde er bij, dat zt} hoopte, datnbsp;Mary nooit verzuimde in den Bqhel te lezen,nbsp;welke het woord van God is en Zgnen genadi-

-ocr page 11-

gen wil omtrent ons bevat. Mary antwoordde, dat zg dikwgis wenschte in staat te zgn dit tenbsp;doen, maar dat liet ongelukkig voor haar was ,nbsp;dat zij niet kon lezen: en dat zij dikwijls hadnbsp;getracht het te leeren, opdat zg in staat mogt zijnnbsp;den Ëgbel te lezen, maar dat zg slechts weinigenbsp;woorden konde begrgpen. Jufvrouw Grey verblijdde zich zeer dat zg zoo begeeiig was omnbsp;den Bijbel te leeren kennen , en zeide haar , datnbsp;daar zg zelve den Bijbel niet konde lezen het tenbsp;meer noodzakelgk was, dat iemand anders zulksnbsp;voor haar deed, en beloofde dit somtgds voornbsp;haar te komen doen. Jufvrouw Grey begon metnbsp;haar te verklaren, dat God in den beginne dennbsp;mensch geschapen had naar Zijn beeld; dat is,nbsp;zonder zonde. Maar toen onze voorouders gezondigd hadden, verloren zg het beeld Gods ,nbsp;hunne natuur werd zondig, en alle hunne kinderen worden geboren met dezelfde zondige geaardheid , en zgn ongeneigd om Gods wil tenbsp;doen, zoodat zg voor eeuwig zouden moetennbsp;verloren gaan, indien zg aan zichzelven warennbsp;overgelaten. Maar de groote goedheid Gods deednbsp;Hem ons Zgnen Zoon Jezus Christus geven alsnbsp;een slagtoffer voor onze zonden, die uit dennbsp;Hemel kwam, onze natuur aannam en ons innbsp;alles gelgk werd uitgenomen de zonde. Dat Hijnbsp;alle geregtigheid vervulde , en toen stierf, op datnbsp;Hij eene verzoening bg God zoude worden voornbsp;onze zonden en alzoo onze schuld betalen,

iL


-ocr page 12-

10

welke wij zelve niet konden betalen. Dat wq om Zqnen wil vergiflFenis zullen ontvangen, indiennbsp;wq in Hem gelooven, omdat onze Zaligmakernbsp;als onzen plaatsvervanger gehoorzaam was aannbsp;God. God wil ons behandelen als of wij Zijnenbsp;wetten gehoorzaamd hadden, en niet zoo als wijnbsp;waarlqk verdienen; zoo dat alles zal gedaannbsp;worden om Jezus Christus wil, en Zijn lijdennbsp;voor ons zal de reden zqn waarom ons vergeven wordt. Doch Christus heeft verklaard, datnbsp;wij, indien wq niet in Hem gelooven, verlorennbsp;zullen gaan.

Op zekeren dag bragt jufvrouw Grey een boekje voor Mary mede, dat gemakkelijker tenbsp;lezen was dan eenig ander , hetwelk zq te vorennbsp;had; want zij zeide, dat zij voort konde gaannbsp;met lezen, ofschoon te ziek om veel voor haarnbsp;huisgezin te doen. Zq hoopte in staat te zqnnbsp;den Bijbel te lezen , wanneer de winter-avondennbsp;kwamen, hoewel zq toen vijf en veertig jarennbsp;oud was.

Nogtans behaagde het den Almagtigen God anders te beschikken ; want kort daarnanbsp;werd zij veel erger, en jufvrouw Grey zagnbsp;spoedig, dat Mary niet lang meer op deze wereld zoude blijven, en dit dacht zij zelve ook.nbsp;Eens toen jufvrouw Grey voor haar lar, verhaalde Mary Smith haar hoe ziek zij eenige jaren te voren geweest was, en voegde er bij :nbsp;»Hoe kan ik ooit dankbaar genoeg zqn, dat

-ocr page 13-

11

God mg tot nu toe gespaard heeft, — toen' had ik geene hoop, maar Hg heeft mg in-staat gesteld om al mgne zorg op mgnen Verlosser te werpen, en ik hoop, dat Hij mgnbsp;nooit zal verlaten.quot; »Gg kunt verzekerd zgn,nbsp;dat Hg dit niet zal doen omdat gij op Hemnbsp;vertrouwt,” antwoordde jufvrouw Grey, »en Hijnbsp;heeft Zijnen Heiligen Geest beloofd dengenen,nbsp;die Hem vragen, opdat zq Hem mogten liefhebben en gehoorzamen.

Spoedig echter werd Mary te zwak om beneden te kunnen komen. Hare kinderen, die van huis waren, hoorende, dat hunne moeder zoonbsp;ziek was, kwamen haar bezoeken, en zij hadnbsp;het genoegen van hen allen ¦ nog eens rondomnbsp;zich te zien; hiervoor betuigde zij hare dankbaarheid aan God , die haar vele zegeningennbsp;schonk, zoodat zq mogt opmerken hoe onderscheiden haar lot was van dat van haren Verlosser, die » veracht en verworpen werd doornbsp;de mcnschen; ” zoodkt Hij niets had Waaropnbsp;Hij Zijn gezegend hoofd konde nederleggen, terwijl zij gedienstige vrienden en betrekkingennbsp;had en alles wat zij behoefde; want ofschoonnbsp;zij geene meerdere verkwikkingen had dan andere arme menschen , was zij dankbaar voor alles , en dacht, dat al wat zg genoot meer wasnbsp;dan zg verdiende. De dag na dat zij hare kinderen gezien had, zeide zq : » God zij geloofd,nbsp;ik heb hen allen nog eens gezien j hoe goed is

-ocr page 14-

12

Hij voor mij 1 toen kwam Laar de uitspraak van onzen Zaligmaker te binnen, dat wq gereednbsp;moeten zijn om alles om Zijnen wil op te offeren , » man of vrouw, vader of moeder, ofnbsp;kinderen, of huizen, of akkers {” zij zeide, datnbsp;haar man en hare kinderen alles was wat zg innbsp;de wereld had, en zg gevoelde nu, dat zij hennbsp;allen aan den Heer konde overgeven, er hgnbsp;voegende : »Hoe zou ik iels kunnen weigerennbsp;.aan Hem, die voor mg stierf.”

Eens zeide zg : » te voren dacht ik, dat de Joden het slechtste volk der wereld waren , ennbsp;verwonderde mg, dat zg den Heiland haddennbsp;kunnen kruisigen -, doch nu gevoel ik, dat mgnnbsp;eigen hart ook zoo is, hetwelk zich zoo langnbsp;doof hield voor de stem van het Evangelie. Onbsp;hoe konde ik zoo hard van harte zqn?” Jufvrouw Grey antwoordde: » Denk Mary, aannbsp;de genade en langmoedigheid Gods, die in plaatsnbsp;van u reeds lang op te eischen , u tot bekeeringnbsp;en tot uwen Zaligmaker gebragt heeft, om wiensnbsp;wil alleen uwe zonden u kunnen vergeven worden.” »0 ja,” antwoordde zij met veel gevoel.nbsp;» Wq hebben niets om te betalen, maar veel tenbsp;doen; indien wg voor onze verlossing betalennbsp;moesten , zouden wg verloren moeten gaan.nbsp;Dank den Heer voor eenen Zaligmaker, Hgnbsp;deed alles voor ons 1 ” Somtijds scheen Marynbsp;door den vgand in verzoeking gebragt te worden om te vreezen, dat zg niet genoeg konde

-ocr page 15-

13

doen. Doch meest altgd, na zulke twgfelingen uitgedrukt te hebben, scheen zq hare gedachtennbsp;tot Christus oin verlossing te wenden , en menigmaal herhaalde zq : » wat zoude ik zander eenennbsp;Zaligmaker doen ? ” zq zeide, dat zq nu zoonbsp;goed als zij kon bad, dat de Heilige Geest innbsp;haar hart mogt wonen j dat Christus haar hartnbsp;vau de zonda, die zij nog zeer sterk gevoelde,nbsp;wilde reinigen; doch toen haar gezegd werd,nbsp;dat de verlosten des Heeren zouden bekleednbsp;worden met de geregtigheid van Christus alsnbsp;met een gewaad, zeide zij dadelijk; »0 mogtnbsp;Christus mij met Zijne geregtigheid bekleeden,nbsp;en alle mqne zonden bedekken , al mijne geregtigheid is als een wegwerpelgk kleed{Jezalanbsp;LXIV: 6). En een korten tijd daarna herhaalde zijnbsp;het gebed van den boetvaardigen moordenaar :nbsp;»Heere! gedenk mijner als Gij in Uw Koning-rgk zult gekomen zgn;quot; en merkte op, dat ofschoon deze zulk een zondaar was, onze gezegende Heiland hem echter niet afwees.

Zij was zeer aangedaan over het verhaal der zalving van de voeten van onzen Zaligmakernbsp;door Maria, (Luc. VII: 67; en maakte daarover vele aanmerkingen ; aan het 42“ vers waarnbsp;Jezus spreekt, van de twee schuldenaars, dienbsp;niets hadden om te betalen, zeide zij : «dat isnbsp;juist zoo als Ik; ik ben alles schuldig , en hebnbsp;niets om te betalen; och of de Heer mq vergeven wilde, gelgk Hq deze vrouw vergaf; welke

-ocr page 16-

14

gezegende woorden waren het, die Hij tot haar sprak?” Zij scheen eenige oogenhlikken aannbsp;dezelve te denken, en herhaalde toen a henen in vrede. — Wat moet zij bq deze woordennbsp;gevoeld hebben? Maar mij is veel vergeven, ennbsp;ik moet zoo veel liefhebben als zg.”

Over verscheidene plaatsen in het Evangelie , die nu allen niet kunnen herhaald worden, wasnbsp;zij zeer getroffen , onder anderen over de beloftenbsp;des Zaligmakers (Luc. XI : i3.) omtrent dennbsp;Heiligen Geest aan degenen die er om vragen.nbsp;De gelijkenis van den onvruchtbaren vijgenboomnbsp;(Luc. XIII: 6.) paste zij op zich zelve toe, canbsp;zeide dat de Heer haar lang gespaard en haarnbsp;niet afgesneden had , toen zq zoo lang weigerdenbsp;naar hem te hooren. Ofschoon Mary Smithnbsp;gevoelde dat dit waarheid was, zoo moet mennbsp;echter niet denken dat zg eene dier hardnekkigenbsp;ongeloovige en openlijke slechte menschcn was ,nbsp;die allerlei zonden doen en God lasteren, maarnbsp;zij gevoelde dat zoo zg haren Verlosser nietnbsp;boven alles lief bad, en weinig aan haren pligtnbsp;jegens God dacht, ofschoon zg Zgn woord gingnbsp;hooren, indien dat woord haar hart niet bekeerde, dit alles geene nuttigheid had, maarnbsp;gelijk Was aan het omspitten van den vggen-boom , die, zoo lang het niet van dat gevolgnbsp;was dat hij daardoor vruchten droeg, alleennbsp;deed zien hoe slecht dezelve was.

Wanneer de Heilige Schriften haar voorgelezen

-ocr page 17-

1;

¦werden, veranderde zij dikwps de woorden in gebeden voor zich zeive, en hare lippen bewogen zich in het stille gebed tot haren Verlosser ,nbsp;wanneer zij naauwelijks in staat was overluid tenbsp;spreken. Zg was zeer opmerkzaam op bet gesprek van onzen Heer met Nicodeinus (Joh. III.)nbsp;en bad ernstig dat de Heer haar een nieuwnbsp;hart wilde geven en dat de Heilige Geest innbsp;haar mogt wonen. Zij scheen sterk te verlangen dat zg altijd door Hem mogt geleid worden, en dat Hg gedurig bij haar mogt bl'gvennbsp;en haar hart vernieuwen; zg vreesde God dennbsp;Heiligen Geest te bedroeven , en betreurde harenbsp;zwakheid , welke haar dikwijls verhinderde tenbsp;bidden , en wanneer zg begon te bidden wasnbsp;zij dikwijls verpligt op te houden , hetgeen haarnbsp;somtijds deed vreezen dat zulke onvolkoraenenbsp;gebeden niet verhoord zouden worden. Zg wasnbsp;toen zeer zwak en leed verschrikkelijk, maarnbsp;nooit hoorde men haar morren; zg was dankbaar voor alles wat men voor haar deed, ennbsp;ofschoon in groote smart, allgd vergenoegd; terwijl zij sedert eenige maanden volkomen verzekerd was dat zg niet lang meer zou leven. Denbsp;herinnering aan hare vorige zorgeloosheid ennbsp;verzuim omtrent God vervulde haar met droefheid , en gaf haar somtgds nieuwe vrees. Allesnbsp;waaromtrent zij zich toen bekommerde, wasnbsp;over haar huisgezin ; maar nu gevoelde zg datnbsp;zg niets heler kon doen , noch voor zich zelve s

-ocr page 18-

Ï6

noch voor haar gezin, dan haren pligt boven alles te betrachten jegens God onzen Zaligmaker, en Zijnen zegen te zoeken voor zichnbsp;zelven en voor hare kinderen.

Zij ontving het Heilige Nachtmaal met groole dankbaarheid, daar zg lang genoeg had mogennbsp;leven om het nog te gebruiken; zij zeide datnbsp;het haar vertroostte , maar beschouwde het nietnbsp;gelqk sommigen als iets dat hare zouden af-waschte , en haar rein maakte Voor Gods aange-zigt. Zg wist dat Jezus Christus dit alleennbsp;doen kon , zq behoefde niets meer tot hare zaligheid , toen zg gevoelde dat Hg haar Verlossernbsp;was. Maar zij gebruikte het Avondmaal, omnbsp;dat Hij haar gebood dit te doen « ter Zgnernbsp;gedachtenis(Luc. XXII vs. 19.) en zij bevond betnbsp;eene versterking en verkwikking barer ziel tenbsp;zgn, door het geloof in Hem.

Op zekeren dag, toen jufvrouw Grey kwam , verhaalde Mary haar dat zg in groote ongelegenheid was geweest, want dat een barer kinderennbsp;zich zoo halstarrig had getoond, dat zg geheelnbsp;toornig was geworden. « O jufvrouw zeidenbsp;zij , « denk hoe zondig ik ben , welk een hartnbsp;ik moet hebben om nu zelfs zoo te handelen :nbsp;ik kon den gantschen nacht niet slapen, ennbsp;vond een’ langen tijd in het gebed zelfs geenennbsp;troost, maar eindelgk evenwel verbeterde ditnbsp;weder. Misschien begon ik mg zelve voor tenbsp;braaf te houden, en mg was noodig vernederd

-ocr page 19-

17

te worJen; zoo tooade mq de Heer lioe zwak ik ben en deed mij op nieuw gevoelen dat iknbsp;niets doen kan tenzij Hij mij helpe. Geprezennbsp;zij Zgnen naam, Hij heeft mij nu weder opge-rigt, en ik kan weder troost gevoelen in mijnennbsp;Verlosser !”

Zij werd zoo zwak , dat men eiken dag dacht dat het hare laatste zijn zoude. De hoestnbsp;hield haar gedurig wakker, en deed haar somtijds bijna verstikken, doch zij klaagde nooit;nbsp;integendeel , zij vergeleek haren eigenen toestand met het Iqden van haren Zaligmaker omnbsp;haren wil en loofde God dat Hij haar op haarnbsp;doodbed ondersteunde. Ik moet hier opmerken dat er bij haar geene geveinsdheid of gemaaktheid, noch uiterlgke vertooning was; zgnbsp;sprak juist zoo als zij gevoelde, en gafnbsp;niet voor godsdienstig te zijn, maar was hetnbsp;inderdaad. Ëeuige maanden te voren, kon zijnbsp;naauwelijks iets uit den Bijbel opzeggen, ennbsp;wenschte dikwqls dat zij het zich regl kondenbsp;herinneren, maar nu was het verwonderlqk omnbsp;te liooren hoe veel zq er van konde herhalen, innbsp;aanmerking nemende dat zq zoo ziek was. Zijnbsp;was zeer bezorgd om geen misbruik te makennbsp;van de goedheid harer vrienden ; verscheidenenbsp;weldoende menschen , haar lijden vernemende, boden haar alles aan wat zij verlangde, maar zijnbsp;liet nooit om iets vragen dat zq zelven niet kondenbsp;eten; te gemoedelqk zqnde om het geen voor

-ocr page 20-

18

haar bestemd was aan te nemen en aan hare hinderen te geven, ofschoon die er dikwglsnbsp;slecht aan toe waren.

Toen zg hoorde dat onze gezegende Zaligmaker de voeten Zqner discipelen had gewasschen, begreep zg dadelgk dat zg het op zich zelvenbsp;moest toepassen, en bad dat hare ziel van denbsp;zonde inogt gewasschen worden : « Heer t maahnbsp;mij rein,quot; Zg scheen te vreezen dat zg geennbsp;genoegzaam berouw had: maar toen men haarnbsp;herinnerde dat zg om Christus wil aangenomennbsp;zoude worden en niet om hare eigene verdiensten, was zg weder bedaard, en zeide « Hoenbsp;goed is de Heer!” Aan Petrus denkende dienbsp;zgnen Meester verloochend en op zijne eigenenbsp;kracht vertrouwd had, zeide zij: « Hoe menigmaalnbsp;denken wg dat wg nooit zullen doen , het geennbsp;wg anderen zien doen, en zijn gereed genoegnbsp;hen te laken , tot dat wg weten hoe bedrieglijknbsp;ons eigen hart is ; wij hebben geene reden omnbsp;hen te verachten, wanneer wg in ons eigennbsp;hart zien.”

Toen hel i5* Hoofdstuk van den iquot;* brief aan de Corinth, en een gedeelte van het 3® Hoofdstuk aan de Phil, aan het 7“ vers beginnendenbsp;haar eens werd voorgelezen, merkte zg op «Onbsp;ja, alle dingen zijn schade om Christus. Ik behoef niets dan Hem, geene geregtigheid dan denbsp;Zgne. O konde ik Hem maar zoo als Paulusnbsp;liefhebben! Maar ik hoop dat Hg ook mgn lig-

-ocr page 21-

cliaam zal veranderen en Zqnen heerlijken Hg--chame zal gelqk maken.” Zg was zeer dankbaar voor de belofte der genade in den hemel ¦weggelegd voor de kinderen Gods, gelqk geschreven staat in het Hoofdstuk van dennbsp;brief van Petrus, en had zij soms de vrees ge-ult, dat zq mogt afvallen en verloren gaan, dannbsp;werd zij vertroost door de verzekering (Phil.nbsp;I : 6) dat Hij, die in u een goed werk begonnennbsp;heeft , dat voleindigen zal tot op den dag vannbsp;Jezus Christus. Op zekeren dag, toen baar weder voorgelezen werd (Joh. XIV: i6, 17) ; » Ennbsp;ik zal den Vader bidden, en Hg zal u eenennbsp;anderen Trooster geven , opdat Hij bij u blijvenbsp;in der eeuwigheid 5 namelgk den Geest dernbsp;waarheid, welken de wereld niet kan ontvangen , want zij ziet Hem niet, noch kent Hemnbsp;niet; maar gq kent Hem, want Hg blijft bg u,nbsp;en zal in u zqn,” zeide Mary Smith :nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» ik

bespotte eens iemand, die met mgnen man kwam spreken, toen hij vele jaren geleden zeernbsp;ziek was, en hem poogde over te halen omnbsp;hulp te vragen van den Heiligen Geest. Het isnbsp;waar dat de wereld Hem niet kent. 01 hoenbsp;zondig ben ik ! hoe goed is de Heer jegens mijnbsp;geweest, wat zoude ik zonder Zaligmaker hebben aangevangen. Doch nu hoop ik dat denbsp;Heilige Geest bij mij blijven zal.’* Zij werd vertroost door de volgende uitnoodigingen en beloften :nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1) O alle gg dorstigen, komt tot de wa-

-ocr page 22-

20

teren, en gij die geen geld hebt, koopt en eet, ja komt, koopt zonder geld, en zonder prgs,nbsp;wijn en melk. Neigt uwe ooren en komt tot mij,nbsp;hoort, en uwe ziel zal leren , ” (Jes. LV : i, 3).nbsp;» Ik zal u niet begeven , noch ik zal u nietnbsp;verlaten,” (Hebr. XIII: 5).nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» En Hg zeide tot

mg : Deze zijn het die uit de groote verdrukking komen : eu zij hebben hunne lange kleedercnnbsp;gewasschen, en hebben hunne lange kleederennbsp;wit gemaakt in het bloed des Lams, enz.”nbsp;(Openb. VII: i4—17).nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» En God zal alle tranen

van hunne oogen afwisschen; en de dood zal niet meer zgn, noch rouw, noch gekrgt, nochnbsp;moeite zal er meer zgn , enz.” (Openb. XXI :nbsp;3—7). En de Geest en de Bruid zeggen ,nbsp;komt. En die het hoort zegge, komt. En dienbsp;dorst heeft, kome: en die wil, neme het waternbsp;des levens om niet.” (Openb. XXII: 17). Dezenbsp;en andere vrge aanbiedingen der genade gevoeldenbsp;Mary Smith te behoeven; en zg berustte metnbsp;vertrouwen in dezelve, biddenfle en er zich overnbsp;verheugende.

Zij werd nu zoo zwak, dat zij naauwelgks kon spreken , maar het weinige dat zij zeide, toondenbsp;dat haar geloof in haren Zaligmaker slerk was ;nbsp;al hare vrees van geene vergiffenis te zullen erlangen verdween toen de dood naderde , en harenbsp;hoop werd vast en onwrikbaar. Zij verlangdenbsp;gedurig om gedeelten uit de Schrift te hooren,nbsp;«n betuigde haar leed, dat zij anderen zoo lot

-ocr page 23-

21

last was , maar zq was dankbaar en geduldig onder al haar Iqden , en bad steeds om meer •vertrouwen en geduld. Zq zeide dikwerf gedurende denbsp;laatste weinige dagen hares levens, dat Godnbsp;alle vrees van haar weggenomen had, dat zijnbsp;wist dat zq om Christus wil aangenomen zoudenbsp;worden.

£r was geene vrees des doods in haar, maar vast geloof en vaste hoop in haren Verlosser,nbsp;zij sprak van den Hemel, en daar met Christus te zijn, en was altqd begeerig om Godsnbsp;woord te hooren. Het was een wezenlqk genoegen bq haar te zijn , en niemand kon nalaten te wenschen, dat zijn einde het hare gelqknbsp;mogt wezen, gezegend en getroost door harennbsp;Zaligmaker. Den morgen dat zq stierf, zeide zq :nbsp;» Geef mqne groete en mqnen zegen aan Jufvrouw Grey, en zeg haar dat wij elkander innbsp;den Hemel zullen ontmoeten. Ik ga henen omnbsp;met God te zijn. Ik zal spoedig bij Hem zqn;”nbsp;korten tqd daarna , verlangde zq omgelegd tenbsp;worden, en na eenige weinige minuten gelegennbsp;te hebben, zeide zq, » Christus ! wees mq genadig!” eu op dat oogenblik verliet haren geest zijnnbsp;sterfelijk ligchaam, iti volle verzekering van innbsp;heerlijkheid te worden ontvangen, en met diennbsp;Zaligmaker te zqn , naar wien zq zoo zeer verlangd had.

-ocr page 24-

«Sf


Gedrukt en te bekomen bij M. WIJT amp; ZONEN, k 12i Cent.