-ocr page 1-

DE LAATSTE UREN

VAK

den WelEerw. Keer

JOHN C OW P E II;

beschieveo door zijiieu broeder

WILLIAM COW PER, Schildknaap.

Na langen tijd door twijfelingen heen en weder geslingerd te zijn, mogt ik eindelijk door Godsnbsp;genade, alle de vertroosting van het Evangelienbsp;Voor mij zelven aanneinen. Sedert dien tijd wasnbsp;het mijn vurigste wensch ook mijne geliefde betrekkingen in dit heerlijk voorregt te zien deelen.nbsp;In mijn’ eersten brief aan mijnen broeder verhaaldenbsp;ik hem wat God aan mijne ziel had gedaan: ennbsp;ook later- herinner ik mij niet ooit voorbedachtelijk de gelegenheid verzuimd te hebben, om -waarnbsp;het mogelijk was over de eeuwige belangen vannbsp;onze ziel te spreken.

Toen ik St. Alban verliet en hem te Cambrid»e bezocht, was mijn hart zoo vervuld met dit onderwerp dat ik niet kon nalaten mijn gevoel voornbsp;hem uit te storten j ik sprak zonder cenige ^achterhoudendheid en trachtte in alles te toonen datnbsp;ik de leerstellingen der Christelijke Godsdienst

[2-

-ocr page 2-

2

niet alleen met mijn verstand had toegestemd, maar dat zij ook een’ diepen indruk op mijn hartnbsp;hadden gemaakt.

Hij scheen met genoegen over dit alles met mij te spreken , en wanneer wij het nu en dannbsp;oneens waren , was onze twist altijd zonder eenigenbsp;bitterheid, en mijn broeder trachtte dikwijls datnbsp;verschil weg te nemen , en mij te overtuigen datnbsp;wij in den grond der zaak hetzelfde geloofden.nbsp;Dat hij hierin niet slagen kon, zal ieder toestemmen die het onderscheid inziet tusschen een Christen die in het Evangelie al zijne vreugd heeftnbsp;leeren vinden, en iemand die Jezus Christus nognbsp;maar bij naam kent, zonder Hem voor zijn eigennbsp;hart als Zaligmaker te hebben aangenomen.

Hij was een opregt man , begaafd met een helder verstand, eene buitengewone zachte geaardheid;nbsp;mij had hij altijd de hartelijkste liefde betoond.

Op zijne zeden en geheel zijn uitwendig gedrag was nooit eenige aanmerking te maken. Zijnnbsp;grootste genoegen bestond in het vermeerderennbsp;van zijne kundigheden. Hij was ver gevorderd innbsp;de Latijnsche, Grieksche en Hebreeuwsche talen ;nbsp;verstond het Fransch en Spaansch, en sprak gemakkelijk het Italiaansch. Daar moest een tijdnbsp;komen dat hij alle deze dingen zou leeren verachten ; niet omdat dezelve nutteloos of verachtelijk zijn, wanneer zg worden geleerd en gebruikt in de dienst en tot verheerlijking van God,nbsp;maar omdat zij ons waarlijk verlagen, wanneernbsp;wij er onophoudelijk naar streven, alleen om onzen

-ocr page 3-

hoogmoed te voeden, en door raenschen geprezen te worden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hijnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wasnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;opgeruimdnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en aangenaam in

den omgang, en door al zijne betrekkingen bemind.

Zoo verliepen twee jaren waarin wij gedurig over de hoofdwaarheden van het Evangelie spraken ; want wij zagen elkander, zoolang als ik tenbsp;Huntingdon woonde , cens of twee keeren in de week.

Na dien tijd begon hij zich minder uit te laten ; hij hoordenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;mijnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;welnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;altijd aan,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;maar antwoordde

bijna niet; naderhand erkende hij dat stilzwijgen vastelijk tenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hebbennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voorgenomen , uil vrees dat

de goede verstandhouding tusschen ons beide mogt ophoudennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ofnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;eenigzinsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verminderen door

onze verschillende meeningen. Toen onze familie naar Olney werd verplaast, zagen wij elkandernbsp;^eel minder. Jaarlijks kwamen wij elkander bezoeken , en wanneer hij bij ons vvas, bleef zijnenbsp;houding hierin hetzelfde; hij woonde stiptelijknbsp;onze huisselijke Godsdienst bij, luisterde metnbsp;deelneming naar ons spreken daarover, maarnbsp;bleef altijd even zoorzigtig in het verbergen vannbsp;zijne gedachten, omtrent de gewigtigste onderwerpen van ons geloof. Mogt er iets gebeuren datnbsp;hem onaangenaam kon wezen, zijne natuurlijkenbsp;goedwilligheid deed hem dat altijd voorbij zien.

In September 1769 ontving ik een brief uit Cambridge, met de tijding dat hij gevaariijk zieknbsp;was. Ik vertrok dadelijk en vond hem zeer erg.nbsp;Hij had zich ongesteld gevoeld op een reisje doornbsp;Walles ; en uit vrees van ver van huis door eenenbsp;ziekte te worden aangetast, was hij nacht en dag

1

-ocr page 4-

met de koorts Toortgereisd. Spoedig na zijne terugkomst te Cambridge, kreeg hij zulk eenenbsp;hevige bloedspuwing, dat de Geneesheer het alleennbsp;aan zijn sterk ligchaainsgestel toeschreef, dat hijnbsp;dezelve had kunnen doorstaan, tevens verklarendenbsp;dat hij een’ nieuwen aanval ónmogelijk kon tenbsp;boven ki;men. In dezen allergevaarlijksten toestand scheen hij zich niet meer dan in gezondenbsp;dagen over zijne ziel te bekommeren. Zijn bednbsp;was bedekt met romans en dergelijke boeken, totnbsp;verstrooijing geschikt. Naderhand vernam ik datnbsp;reeds in die dagen de gedachten aan God en denbsp;eeuwigheid zijne ziel menigmaal als bestormden,nbsp;maar dat hij, zich verlatende op zijn deugdzaamnbsp;gedrag, en hoegenaamd geen denkbeeld van gevaar hebbende, die gedachten altijd had verdreven.nbsp;Het behaagde God dat hij niet instorlte en spoedignbsp;krachten herkreeg; na tien dagen verliet ik hemnbsp;met alle kenteekenen van herstelling. Het isnbsp;waarschijnlijk dat deze ziekte, die hij geheel tenbsp;boven scheen te zijn, in Gods hand werd gebruiktnbsp;om zijn gestel te ondermijnen.

Den 16 Februari] 1770 werd ik op nieuw ontboden ; de tijdingen waren zeer verontrustend; de Geneesheer scheen weinig hoop te hebben.nbsp;De zieke was zeer verblijd over mijne komstnbsp;en scheen zich met herstelling te vleijen. Watnbsp;mij betrof, ik was in eenen regt moeijelijken toestand ; hij was hoogstbedenkelijk ziek, en scheennbsp;dat zoo weinig te vermoeden, dat zelfs geennbsp;enkel ernstig woord uit zijnen mond gehoord

A

-ocr page 5-

werd. Zoo dikwijls het maar eenigzins mogelijk was, Irachtle ik over de onzienlijke dingen tenbsp;spreken; en den dag na mijne komst verzochtnbsp;it voor hem te mogen bidden, hetgeen hij terstond aannam. Ik herhaalde dit een en andernbsp;gedurig, maar zonder eenige blijkbaar gezegendenbsp;uitwerking; intusschen achtte ik zijne bereidwilligheid in het luisteren naar mijne woordennbsp;reeds een goed leeken ; want hoewel hij zelf nietnbsp;sprak, scheen het hem een genoegen van dennbsp;weg des Heeren met mijne eigene ziel te hooren,nbsp;hij gaf mij dan de hand en zag mij met een oognbsp;vol uitdrukking van hartelijke liefde aan.

Op den 21 Februarij overviel hem des morgens ten elf ure eene allerhevigste benaauwheid, dienbsp;bijna den geheelen dag voortduurde. Zijn lijdennbsp;was ontzettend. Ik had nooit iets dergelijks bijgewoond , en meende dat hij moest stikken; ooknbsp;de Doctor scheen zulks te vreezen. Op dien dagnbsp;gevoelde ik levendig de nabijheid van mijnennbsp;Ood ; Hij stelde mij in staat om, naast den geliefdennbsp;lijder gezeten, onophoudelijk voor hem te bidden.nbsp;Ik trachtte hem te doen opmerken, dat hij tenbsp;midden van zulk een zwaar lijden toch nog velenbsp;voorregten had , en daaronder ook vooral dat sommige zijner vrienden , gedurig over zijne ziel Godsnbsp;genadige ontferming inriepen. » Gij hebt gelijknbsp;was zijn antwoord, » ik hoop dat God zich mijnernbsp;zal erbarmen.” Op allerlei wijze drukte hij nu zijnenbsp;genegenheid voor mij uit; ik had hem nooit metnbsp;zoo veel tederheid mij ieder oogenblik de beste zegeningen hooren toewenschen.

-ocr page 6-

Gedurende al deu tijd van deïe zware beproeving , mogt hij eene onderwerping aan Gods wil toonen, die men onder zulk zwaar lijden nietnbsp;altijd bij gevorderde Christenen aantreft Nooitnbsp;hoorde ik eene klagt van zijne lippen ; integendeel, in de ergste oogenblikken zeide hij dikwijls :nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»Ik wensch maar dal het God behage

mij in staat te stellen om zonder klagen te lijden ; ik heb geen regt tot klagen.” Eens zeide hijnbsp;hard op; »Laat uw stok en uw staf mij ondersteunen ! en, ach! dat het mogt zijn als in denbsp;dagen van ouds toen de kaars des Heeren mijnenbsp;tent bescheen!” Zekeren avond dat ik hem mijnenbsp;hoop uitdrukte , dat de Heer hem mogt genadig zijn,nbsp;antwoordde hij: »Ik hoop ja, één ding is waar,nbsp;dat ik nergens aanspraak op heb.” Dikwijls spraknbsp;hij met zulk een diepen ootmoed van zich zelf.nbsp;Ik meende iu dit alles het aanlichten van dennbsp;dageraad te zien, en twijfel niet of Gods Geestnbsp;geleidde langzamerhand deze ziel door den wegnbsp;van levendig schulbesef, tot het volle inziennbsp;van de genade die ons in Christus geopenbaard is.

Den 10 Maart barste hij op eens in tranen uit en riep mij luid toe: »0! verlaat mij niet!” Ik gingnbsp;bij het bed; hij greep mijne hand en bleef langnbsp;bidden. Eindelijk sprak hij:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»Mijn broeder!

?” » Ja!” was het antwoord.

ik ben vervuld van alles wat ik u nog moet zeggen.quot; De vrouw die hem oppaste, vroegnbsp;of hij hartshoorn of iets anders wenschte: »Nietsnbsp;van dat alles kan mij helpen.” Ik vroeg; »Nietnbsp;waar, myn broeder, ik weet wat gij mij wilt

zeggen

-ocr page 7-

Hij zweeg eenigen t^d, en hernam toen: » Ziet: Ik make alle dingen nieuw¦—na een oogenWiknbsp;zwijgen, » Ja, Hij is maglig om dat te doen!”

Ik verliet hem een uur, nog minder om hem niet te vermoeijen, dan wel om alle mijne verwondering en vreugd voor God uit te storten.nbsp;Toen ik- terug kwam, onahelsde hij mij en metnbsp;het hoofd tegen mij leunende , zeide hij : » Broeder,nbsp;indien ik mogt herstellen, zouden wij veel meer voornbsp;elkander zijn dan tot hiertoe. Maar of ik leefnbsp;of sterf, het zal goed zijn ; ik weet het zal goednbsp;zijn. Ik heb iets gevoeld dat ik nooit vroegernbsp;kende, en ik ben verzekerd dat God mij metnbsp;deze ziekte heeft bezocht omdat ik te hoogmoedig was om het in gezonde dagen te leeren.nbsp;Nooit heb ik die voldoening ondervonden die iknbsp;nu geniet. Ik meende in mijzelf den grondslagnbsp;mijner hoop voor de eeuwigheid te vinden, ennbsp;in mijzelven vond ik toch geen’ vasten grond omnbsp;nu op te rusten. Er was geen anker voor denbsp;ziel. Ik dacht dat gij dwaaldet, en toch wenschtenbsp;ik uw geloof te deden. Ik vond mij daartoenbsp;evenwel niet in staat, en dacht toch dat ik eensnbsp;tot het geloof zou worden gebragt. Gij hebtnbsp;meer door twijfelingen geleden dan ik; en onsnbsp;lijden, hoewel onderscheiden in aard en duur,nbsp;heeft ons tot hetzelfde einde gebragt. Ja ik hoopnbsp;Hij heeft ons beide geleid, die de Zijne tot zichnbsp;trekt. Eenmaal waren deze dingen mij dwaasheid,nbsp;maar nu heb ik een’ vasten grond der hope, nunbsp;ben ik gerust,”

-ocr page 8-

Toen ik hem des avonds verliet, zag hi) mij sterk aan en mijne hand vattende zeide hij opnbsp;eenen plegtigen toon: »Als ledig en nogtans vol,—nbsp;Is niets hebbende en nogtans alles bezittende,—nbsp;k zie de rots waarop ik schipbreuk leed, mijnnbsp;eigen verdienste : ik zie de rots waarop ik behouden worde, rrzüs chrisids. Ik heb vredenbsp;voor mijne ziel; en zoo ik herstel, het zal hoopnbsp;ik zijn om een bode des vrcdes ook bij anderennbsp;Ie wezen. Ik heb iets geleerd in een oogen-blik, dat alle mijne geleerde boeken mij in zoonbsp;vele jaren niet hebben kunnen leeren. Ik hebnbsp;dikwijls over deze dingen gedacht, maar ik wasnbsp;verblind door vooroordeel, en ik bleef blind omnbsp;dat ik geene verlichting zociit bij Hem, die onsnbsp;alleen de zegelen des boeks kan ontsluiten. Jfunbsp;is mij alles helder ; mijne twijfelingen en zwarigheden zijn nu opgeheven, en daardoor is allesnbsp;mij nog helderder en vaster. Het licht gaatnbsp;laat voor mij op, maar één ding vertroost mijnbsp;dat ik nooit met eenige Evangeliewaarheid dennbsp;spot heb gedreven. Altijd had ik eerbied voor'nbsp;de overtuiging van Gods kinderen, hoewel iknbsp;hun geloof niet regt kende. Hetgeen ik lijde,nbsp;is het gevolg mijner afstamming van Adams bedorven geslacht, en van mijn eigene overtredingen: het goede dat ik geniet, is uit Godsnbsp;overvloedige genade; — de kroon van alle Zijnenbsp;goedertierenheden is, dal Hij mij een Zaligmakernbsp;heeft leeren kennen ; een Zaligmaker niet alleennbsp;van anderen , maar ook van mijne anders verlorene

-ocr page 9-

ziel, nbsp;nbsp;nbsp;Hoe gaarne zou iknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nu te Olney zgn inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;{hij

weende bij het langzaam uitspreken Tan deze woorden) Eén uur spreken met den Hr. hetvios ;nbsp;als ik mogt herstellen zalnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ik overnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;alles metnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hem

spreken; nu zoude mijn zwak ligchaarn het mij naaiiwelijks toclaten.'!

Hij vertelde mij toen dat hij sints vijf jaren de waarheid had gezocht ; namelijk sedert mijn eerstenbsp;bezoek nadat ik St. Alban had verlaten; dat hijnbsp;sedert den dag waarop hij als Evangeliedienaarnbsp;was geordend, tien jaren geleden , altijd onvoldaannbsp;was geweest met zijne inzigten in dat Evangelie;nbsp;dat hij altijd een diep gevoel had gehad van zijnenbsp;verantwoordelijkheid en van zijne groote verplig-ting om door leer en wandel te stichten, dat hijnbsp;zijnnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gebrek menigmaalnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;erkendnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en reikhalzend

naar nbsp;nbsp;nbsp;waarheid en lichtnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;uitgeziennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;had. Opnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;den

10 Maart was die waarheid en dat 'licht helder voor zijne ziel geworden : want ook in zijne ziektenbsp;had hij gedurig daarover gedacht; toen eerst hadnbsp;hij alles duidelijk begrepen.

Het was verwonderlijk hoe ook zijn ligchaarn in die eerste dagen, nadat de ziel met de krachtnbsp;desnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;geloofsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wasnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aangedaan,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;werdnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;versterkt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Van

den nbsp;nbsp;nbsp;10 totnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;14 Maartnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hadden wij allenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hoop

op herstel. Hij scheen dit ook te wenschen maar alleen om anderen van nut te wezen.

Zijne overtuiging was helder en vast, en hij wasnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hiervoor tennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;uiterste dankbaarnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aan zijnennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Heer.

Op nbsp;nbsp;nbsp;den 10nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ma.art zeide hijnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zachtnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tot mij ; »nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Welk

eene groote genade voor een arm zondaar, xoo

-ocr page 10-

iO

zeker te z^n van z§ne aanneming bij God, als ik ben van de mijne.’’ Op een’ anderen dagnbsp;zeide hij:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»Dit* bed zou een leger van ellende

en heb nog zoo veel te leeren. In alles


kunnen zijn; en in zekeren zin is het dat ook, een leger van smart, maar tevens van vreugd,nbsp;van opvoeding en onderwijs. Zoo ik dezen nachtnbsp;sterf, dan weet ik dat ik zalig zal zijn. Mijnenbsp;verzekering is alleen op Gods onwankelbaar woord,nbsp;op mijne uiterste onwaardigheid, op de allesvol-doende geregtigheid van Christus. Broeder! ecnsnbsp;heb ik mijne zaligheid op eenen zandgrond willennbsp;bouwen; nacht en dag was ik bezig om allerleinbsp;dingen te leeren die mij nu van geene nuttigheidnbsp;zijn , ik heb mijne gezondheid daaraan opgeofferd,nbsp;en moet er nu voor lijden. Beklagenswaardignbsp;komen mij nu vele geschriften voor , die ik vroeger zoo hoog waardeerde. Ja gewisselijk iknbsp;achte ook alle dingen schade en drek te zjn omnbsp;de uitnemendheid der kennisse van Christus Jezus,nbsp;mijnen Heerel Ik moet op eene nieuwe school

gaan


ging het mij vroeger naar wensch; ik werkte maar om bewonderd te worden en ik werd bewonderd en geroemd , zoo veel ik 't hoopte ; — nunbsp;is alles anders en heb ik andere lessen te leeren.”

Den 13 des avonds zeide hij: »Wat al vertroosting en opbeuring ondervind ik, hoewel ik zoo ellendig lijdend daar ter neder lig. Nu zienbsp;ik eerst wie de goede keus had gedaan, en wienbsp;den slechten weg volgde. Alles komt funijl zoonbsp;helder voor, dat ik naauwelijks kan begrijpen hoenbsp;er zoo veel noodig is geweest om mijn verstand

-ocr page 11-

II

hierin te verlichten. Alles wat ik zie is heerlik, heerlijker dan ik het kan uitdrukken. Hoe velenbsp;teksten die ik met de geleerde uitleggingen nietnbsp;begreep, worden mij nu geheel duidelijk. Daar isnbsp;maar één sleutel tot het Evangelie, het ge'oof namelijk ; daar is maar één Uitlegger van, Gods Geest dienbsp;het toepast op ons hart. Ik zal nooit kunnen uitspreken het zalig gevoel dat mijne ziel doorstroomde,nbsp;toen ik dien sleutel mogt vinden , toen ik dien Uitlegger leerde kennen. Ik beef bij het herdenken aannbsp;het vreeslijke van mijnen toestand; want mijne mee-ningen kwamen mij zoo wijs en goed voor, dat ik mijnbsp;had voorgenomen die tot het uiterste te verdedigen.nbsp;God heeft mij terug getrokken van den afgrond.”

Zijne schijnbare beterschap bleek weldra alleen eene oogenblikkelijke vermeerdering van krachtennbsp;te zijn, welke God hem verleende, opdat bij innbsp;staat Zou wezen van Gods groote daden en vannbsp;het nieuwe leven dat zijne ziel had leeren kennen ,nbsp;te spreken. Zijn gevoel was meestal geen eigenlijke vreugde, maar dien vrede Gods die alle verstand te boven gaat, en die Christus alleen geeftnbsp;dengenen die Hem liefhebben ; do hemelsche glimlach op zijn gelaat drukte dien vrede uit, ondernbsp;het zwaarste ligchaamslijden. Zijne woordennbsp;waren dikwijls, — » Verwonderlijk is het datnbsp;God op de menschen, op mij nederziet; ennbsp;ik ondervind het toch dat dit waarheid is, datnbsp;Hij alles weet wat ik lijde. Ik zie Hem en weetnbsp;dat Hij nabij is, ik hoor Hem spreken, komtnbsp;herwaarts tot Mij alle die vermoeid en belastnbsp;zijt, en Ik zal u ruste geven, Matth. XI.

-ocr page 12-

12

Den 14 Maart bespeurde ik eene merkelijke afneming tan krachten , het spreken werd zelfs dennbsp;•volgenden dag dikwijls afgebroken en moeijelijk.nbsp;Bij oogenblikken evenwel sprak hij nog met levennbsp;en duidelijkheid van de Goddelijke dingen.

Den 15 des avonds sprak hij : » Daar is blijdschap in den Hemel over eenen zondaar die zich bekeert, meer dan over negenennegentig rechtvaardigen, die de hekeering niet van nooden hebben.nbsp;Dat is een van de teksten die door mij en doornbsp;vele anderen in een geheel verkeerden zin zijnnbsp;opgenomen. Waar is een regtvaardige ? Helaas!nbsp;was zou van mij geworden zijn indien ik achtnbsp;dagen geleden ware gestorven! waarop zoude iknbsp;dan gepleit hebben P op die ingebeelde reglvaar-digheid ? Neen , dan zou ik het nu reeds inziennbsp;dat er geene deugd in mij was, dan zou ik nunbsp;reeds met ontzetting uitroejsen: heuvelen valt opnbsp;ons , bergen bedekt ons ! Ik ben lang niet dankbaar genoeg voor zoo groot eene genade; — wel-ligt ben ik zoo ongevoelig door de zwakheid vannbsp;mijn ligchaam. Ik hoop ten minste dat, zoonbsp;mijne krachten mogten vermeerderen , ik ook innbsp;andere opzigten Gode beter zou verheerlijken.”

Den volgenden dag bemerkte hij zelf dat zijne vermogens eenigzins schenen te vermindereu.nbsp;» Ik was cens trotsch op mijn verstand en op allenbsp;mijne kundigheden, nu ben ik zoo stomp ennbsp;zwak, God heeft dat alles tot niets gemaakt omnbsp;mij als het ware te zeggen: roem nu nog innbsp;iets van het uwe. Alle mijne nog overige ver-

-ocr page 13-

mogens wil ik gebruiken om te roemen in z jne barmhartigheid. In geen ding stel ik meer belang dan in Christus, in Zijn bitter lijden, innbsp;Zijnen dood, in de vergeving van mijne zonden.nbsp;Heb ik geene reden om Hem te prijzen ? al mijnnbsp;verstand, mijn denkvermogen zal geheel verduisterd worden , ik denk dat het spoedig geschieden zal, maar mijn Verlosser leeft en zal dan medelijden met mijne ellende hebben.”

Zijne smarten waren groot, zijne zielsvermogens somtijds zoo zwak, dat hij niet dan met groote moeite geregeld kon denken — en denbsp;Trooster scheen voor een’ korten tijd van zijnenbsp;zijde geweken. Hij moest nog een strijd tegennbsp;al hel booze in ons hart doorstaan, de Heernbsp;gaf uit genade de overwinning. »Gij scheentnbsp;verleden Zaturdag gelukkiger dan nusprak ik.nbsp;D Gevoelt gij niet meer die vrede en vertroostingnbsp;die toen uw deel waren ? Twijfelt gij eenigzins aannbsp;uwe aanneming bij God.i”’ Hij antwoordde: «somtijds geloof ik; maar somtijds ben ik bijna wanhopig. ’

Nooit had ik hem te voren zoo driftig gezien als nu in zijne woorden en bewegingen, ik vroegnbsp;of hij niet kon bidden om kracht en ondersteuning ten einde daartegen te strijden. «Ja, maarnbsp;ik zie mijzelf afschuwlijk boos en verdorvennbsp;Indien ik in deze ziekte sterf, zet dan toch nietsnbsp;anders op mijn graf dan mijn naam en de plaatsnbsp;waar ik leeraar was; wat ik geweest ben, kannbsp;niet te spoedig door de menschen vergeten worden. Ik was op het punt geheel deïst te worden,

-ocr page 14-

14

mijn ambt en pligten drukten mij onuitsprekelijk neder, ik had het alles willen verlaten. Ik, boos schepsel , werd nog godsdienstig genoemd, hoewel ik zonder Christus, en dus zonder God was in de wereld.”

Ik herinnerde hem aan eene merkwaardige he-keerings-geschiedenis, die hij eens op mijnen wensch had gelezen. Hij zeide die bespottelijk gevondennbsp;en als dweeperij terzijde te hebben gelegd. »Ennbsp;nu is het anders,” sprak hij weer, »nu weet iknbsp;dat God mij, die even Laag en diep gezonkennbsp;was, even zoo heeft gered, en mij mijne zondennbsp;heeft vergeven.”

Ik vroeg hem wat hij van mijne eigene bekee-ring vroeger dacht ? Hij antwoordde: »Ik vond uwen toestand vreemd. Toen ik u te London bezocht en uwe droefheid zag, zoude ik alles gegeven hebben om u te helpen. Ik wendde daartoenbsp;ook alles aan , en was zeer onaangenaam getroffen,nbsp;bij het zien dat alle mijne pogingen vruchteloosnbsp;waren, en trachtte mij hierin eindelijk te vertroosten door i!w lijden aan te merken als een oordeel van God over u, en mijne vruchteloozenbsp;moeite als een oordeel over mijzelven. De' Heernbsp;M. alleen kon u opbeuren. Dat verwonderde mij,nbsp;maar ik schreef het daaraan toe dat hij uw gevoelnbsp;beter verstond dan ik; — nu verwondert mij datnbsp;niet meer, met hem waart gij vereenigd doornbsp;het geloof, met mij niet.”

Daar is iets merkwaardigs in de ondervinding van Gods genade, wanneer zij waarlijk met eennbsp;. opregt hart wordt aangenomen; iedereen denkt

-ocr page 15-

15

altijd dat hy het meest aan God is verschuldigd , dat zijne zonden de grootste, zijne uitreddingnbsp;de magligste is. Zoo vras het ook met mijnnbsp;broeder, hij vergeleek zijn toestand met dennbsp;mijnen, met dien van anderen, en vond altijdnbsp;zijne eigene behoudenis de wonderlijkste proevenbsp;van Gods genade. Van het begin van zijn levennbsp;af, had hij altijd omgegaan met menschen die hemnbsp;nog meer moesten verblinden, die alle zijne voor-oordeelen tegen de waarheid versterkten, en zijnenbsp;eigene geregtigheid voedsel gaven. Onbesprokennbsp;in alle zijne betrekkingen had hij ook zijne vrienden onder hen , die, geacht en geroemd door denbsp;wereld, meenden gcene behoefte te hebben aannbsp;het kruis van Christus. Eigen deugd en verdienste , achting bij de wereld, liefde bij verstandige , aangename menschen, dat was het hoogstenbsp;waar naar hij streefde.

Zoo lang hij nog hoop op herstelling had, sprak hij gedurig over de aan zijne zorg toevertrouwde zielen , en woog het hem zoo zwaar, aannbsp;de groote verpligtingen die op hem lagen, zoonbsp;weinig ernstig te hebben beantwoord. Ik zatnbsp;alleen bij zijn bed en hoorde hem bidden. » Onbsp;Heer! Gij zijt goed; liefde en genade zijn bij U,nbsp;Gij zijt de bron van alle kennis: Ik ben eennbsp;worm voor U, arm en dwaas en hulpeloos alsnbsp;een kind. Gij hadt mij menige ziel toevertrouwd,nbsp;en ik was buiten staat die tot U te brengen.nbsp;Help mij toch, o Heer, ik kan niets buiten U,nbsp;geef mij door Uwe genade dat ik getrouwer zij!”

-ocr page 16-

16

16

I

I

(

(

Op een tijd van onophoudelijk lijden en zware pijnen zeide hij : » Mijn broeder, ik ben zoo gelukkig als een Koning.”

De dag vóór zijn’ Jood vroeg ik hem of hij dien nacht had gerust, hij antwoordde: » ik heb eenennbsp;slechten nacht gehad, geen oogenblik geslapen,” Iknbsp;vroeg of hij had kunnen bidden; » Ja,” sprak hij ,nbsp;»ik heb gedurig mijne gedachten tot Jezus kunnennbsp;rigten en mijne uren met Hem in het gebed door-gebragt, ik ken geenen anderen troost dan deze.”

Den volgenden morgen werd ik opgeroepen om bij zijne laatste oogenblikken tegenwoordig te zijn. Iknbsp;vond hem in eenen diepen slaap, geheel stil en zoonbsp;het scheen zonder smart. Ik bleef bij het bed staan ,nbsp;tot men mij bijna dwong de kamer te verlaten ; vijfnbsp;minuten daarna was hij gestorven. Zijn dood trofnbsp;mij sterk, want hoewel wij geene hoop hadden ,nbsp;.scheen hij den vorigen avond mets verergerd te zijn.nbsp;De Heer van leven en dood behoedde hem voor langer lijden en bragt hem zacht over in de ruste, dienbsp;daar overblijft voor bet volk van God.

Hij stierf den 20 Maart 1770, des morgens ten 7 uren.

Jezus zeide »Die in Mij gelooft zal leven al ware hij ook gestorven. Ik ben de opstandingnbsp;en het leven.” Joh, XI.

Gedrukt en te bekomen bij m. w'ijt amp; zohek , te liotterdam, a 10 Cents.