Den ,0 Mei 1828 ging ik, tegen den avond eenen berg af, langs een smal en steil voetpad.nbsp;Aan mqne linkerzgde was eene -wijdstrekkende,nbsp;en niet struiken bewassene glooijing, en daarnbsp;boven hooge rotspunten; aan mgne regterzijdenbsp;een afgrond met eenige doornheggen bezoomd.nbsp;Ik was zeer vermoeid, en stond stil om ademnbsp;te balen , toen ik een schreeuw hoorde, die vannbsp;beneden den berg kwam, en te gelqkertijd eennbsp;sterk gekraak in de rotsen vernam. Ik wenddenbsp;de oogen daarheen en zag een stuk rots, dat,nbsp;door het kreupelhout heenwentelende, regt opnbsp;mg afkwamj doch ik kon op een nabg gelegennbsp;uitstek springen, en aldus bewaarde God mgnbsp;het leven i want naauwelgks was ik op dit plekjenbsp;of ik zag, mij half omwendende, de rots neder-vallen als eene bom. vgf of zes treden van mgnbsp;af, op het voetpad zelfs, en juist op de plaats
-ocr page 2-waar eenige seconden vroeger mgne voeten gerust hadden,
De steen maakte eene groeve in den grond, gruis en stof verreweg verspreidende, en metnbsp;eene nieuwe wenteling stortte hg in den afgrond.nbsp;Ik dankte Hem , die de Behouder is van allenbsp;nienschen, en voornamelijk van zijne kinderen,nbsp;en nam uit de holte, die de rots in het voetpad gemaakt had, een steentje, dat ik als eennbsp;klein Eben~Haëzer bewaar; want op die plaatsnbsp;heb ik waarlgk de hulp des Heeren gekend,nbsp;en mgne oogen hebben zgne uitkomsten gezien.
Ik vervolgde mgnen weg , en weldra ontmoette ik den man, wiens geroep mij voor het gevaarnbsp;dat ik liep, had gewaarschuwd. Het Was eennbsp;bergbewoner, van hooge jaren en Van een zachtnbsp;en eerlijk voorkomen. Hg ging langzaam voortnbsp;en scheen ziek. » De rots¦ zeide ik tot hem,nbsp;» is juist op de plaats gevallen waar ik stilnbsp;stond.” » Dat vreesde ik,” antwoordde hg,nbsp;» daarom heb ik u toegeroepen te vlugten.”
De reiziger. Ik dank er u opregtelgk voor, en loof God, die mg uw roepen heeft doen hoeren , en mg uit het gevaar heeft verlost. Het isnbsp;wel zgne vaderlgke goedheid, die mg het levennbsp;heeft behouden.
De bergbewoner, nbsp;nbsp;nbsp;God bewaart, ie wel
bewaard; want al de steenen, die gq aan den voet van den berg ziet leggen, zgn op dezelfdenbsp;wigs van tgd tot tigd van deze rotsen afgevallen,
-ocr page 3-en nooit is er een ongeluk door gebeurd, sehoon hier veel menschen langs gaan.
De reiziger. En gelooft gij dat vele op die onzigthare , maar almagtige bescherming letten ?
zitten , want ik voel Ik weet niet wat ik heb sedertnbsp;maar naauwelqks kan ik den
De bergbewoner, Daar ben ik niet zeker van. Doch ik moet gaan zitten , want ik voel mijnbsp;zwak en ziek.nbsp;dezen morgennbsp;eenen voet voor den anderen zetten.
De reiziger. Als God u bewaart, m'gn vriend, zgt gq wel bewaardt. Wat denkt gg er van :nbsp;zgt gg onder de bewaring Gods ?
De bergbewoner. Waarom niet, Mijnheer ? Ik denk dat wel alle menschen onder de magt vannbsp;God staan.
De reiziger. Voorzeker; maar hoevelen zgn er die dat weten willen , en er gaarne aan denken ? Dat dacht ik, voor ecnige oogenblikkennbsp;bg mg zelven, terwijl ik van dezen berg dienbsp;uitgestrekte vlakte beschouwende , met steden ennbsp;dorpen bedekt, waar eene menigte menschennbsp;gaan en komen , en zich in alle rigtingen bewegen, maar zich, midden in hunne bezigheden ,nbsp;weinig over den alraagtigen en algoeden Godnbsp;bekommeren, die hen doet leven en die hennbsp;zal doen sterven. — Zie, mgn vriend! mennbsp;wordt geboren, men doorloopt de wereld, ennbsp;men legt zich in de aarde ter ruste, als of ernbsp;niemand in den hemel ware.
De bergbewoner. Hetgeen gij zegt, is wel
-ocr page 4-waar : men bemoeit zich weinig met God of niet een ander leven.
Igt;e reiziger. Helaas ! veel menschen denken er misschien niet meer aan , dan de ossen ofnbsp;de paarden die zg voortdrqven !
De bergbewoner. Ik geloof zelfs dat menig dier verstandiger is dan zijn geleider. Maar watnbsp;zal men er van Zeggen Mgnheer ? Haar is hiernbsp;op aarde zooveel te doen, dat men geen tijdnbsp;heeft aan alles te denken.
De reiziger. Gelooft gij dan, dat men het ¦wezenlijke moet verzuimen, cm zich alleennbsp;hezig te honden met hetgeen binnenkort zalnbsp;eindigen? Want, binnen weinige jaren, nietnbsp;waar ? zullen toch allen , die onder deze dakennbsp;wonen, of deze velden bebouwen, vervangennbsp;zgn door menschen, die welligt heden wordennbsp;geboren, of heden voor de eerste maal cenenbsp;spa handleren ?
De bergbewoner. Dit alles is voorzeker wel waar : en hoe weinig denkt men er echter aan !nbsp;He ouden van dagen zeggen het ons, en wijnbsp;letten daar weinig op. Het is ons als eennbsp;kindersprookje.
De reiziger. Maar geen sprookje is het, dat wij voor God moeten verschgnen, hetzq wij ernbsp;op gedacht hebben, hetzq wg het niet hebbennbsp;willen gelooven.
De bergbewoner, o ! Niets is gewisser. Daar is niet op af te dingen , of te zeggen ; een an-
-ocr page 5-dere keer. De slimste moet dien weg gaan, Zoowel als de anderen, en hoewel er reeds ta-raelgk veel menschen-beenderen in de aarde liggen , zal er voor de onzen nog wel een plaatsjenbsp;overschieten.
De reiziger. En zoo de ongesteldheid die gij gevoelt, de uwe daar bragt; zoo gq hedennbsp;of morgen moest sterven , wat zoudt gq er vannbsp;denken ?
De bergbewoner. Ach ! ik zou er mq wel naar moeten schikken.
De reiziger. Dat is te zeggen, als ik u wel begrqp, dat gq een af keer van God hebt.
De bergbewoner. Ik! een afkeer van God! o wel het tegendeel, dat verzeker ik u.
De reiziger. Oordeel zelf, naar het antwoord dat gq gaaft. Ik vraag u, hoe uwe gemoedsstemming zqn zou , wanneer gq thans deze wereld moest verlaten, en dien ten gevolge voornbsp;God verschqnen ; want bq het scheiden uit ditnbsp;leven, bevindt zich de mensch in de tegenwoordigheid des Heeren; en gq antwoord mq alsnbsp;iemand, die, ongaarne eene plaats verlatendenbsp;waar het hem behaagt; alleen uit dwang vertrekt, want gq hebt mq gezegd, dat gq er unbsp;wel naar zoudt moeten schikken om te sterven,nbsp;dat is voor God te verschqnen.
De bergbewoner. Het is waar, ik heb dat gezegd; maar het was omdat ik den tqd nietnbsp;had er over na te denken.
-ocr page 6-De reiziger. Of veeleer, omdat uw hart niet naar God gerigt is ; want zoo als Hij-zelf zegt:nbsp;uic den overvloed des harten spreelt de mond.nbsp;Gelooft gq , bg voorbeeld , dat iemand die eennbsp;plan in het hoofd of een verlangen in het hartnbsp;heeft, veel Igd van nadenken noodig heeft, omnbsp;daarvan te spreken, zoodra iemand naar hemnbsp;hoort ?
De bergbewoner, o, Hg zal er zelfs in zgne eenzaamheid en in zgne droomen van spreken,nbsp;omdat zgn hart er op gezet is.
De reiziger. Het uwe is dan niet nabg God, want terwgl ik u vraag, wat gg bg de gedachtenbsp;gevoelt, dat gij misschien binnen weinige dagen voor Hem zult staan, zwggt gij over dennbsp;goeden God, en drukt alleen uw leedwezen uitnbsp;van deze wereld te moeten verlaten! Uw antwoord toch komt hierop neder: Als ik konnbsp;ontslagen worden van te sterven, zou ik nietsnbsp;beter wenschen ; dat is te zeggen: als ik eennbsp;middel vinden kon om nooit voor God te verschijnen , ik zou er gaarne gebruik van maken.
De bergbewoner. Dat Igkt wel wat naar hetgeen ik gezegd heb; echter ben ik zeker dat ik God niet haat, en dat ik alleen door onnadenkendheid zoo heb geantwoord.
De reiziger. Of misschien kent gg ook u zelven niet wel j want onderstel eens, [dat dienbsp;jonge mensch, die wg daar beneden bg hetnbsp;bosch zien werken met den grgsaard, die wel-
-ocr page 7-ligt zgn vader is, op dit oogenblik verlof kreeg om de spa neder te leggen, en op het naastenbsp;dorp een feest te gaan bgwonen, zou dan denbsp;vader den zoon moeten vraarschuwen, om welnbsp;acht te geven op zgn antwoord: of zou denbsp;zoon, bg verzinning en verrast, antwoorden :nbsp;ik wilde liever nog eenige uren spitten; maar daarnbsp;gij beveelt mgn vader, moet ik er mg wel innbsp;schikken , om naar dit feest te gaan ? Ik denknbsp;veeleer dat de jonge mensch zgn spa in dennbsp;grond zal laten steken, en over heggen en sluo-ten zal glen om er te spoediger te zgn,
De bergbewoner. Dat is alles zeer waar, en ook zeer duidelgk; maar gg begrgpt dat iknbsp;maar een boer ben, en dat ik niet veel kennisnbsp;heb om u te antwoorden.
De reiziger. Wat wilt gg zeggen ? Vormt de kennis het hart? Moet men geleerd wezen omnbsp;lief te hebben ? Is er op uw dorp geen zoonnbsp;die zgn vader lief heeft; geen ongelukkige dienbsp;zgn' weldoener bemint; geen gierigaard die zgnnbsp;geld en goederen lief heeft ?
De bergbewoner. Ja, daartoe is geene wetenschap noodig, De grootste domoor is er spoedig een meester in, wanneer hij wil. Maar ik wil zeggen: dat wg ten opzigte van God, de kennis niet hebben, die men in de stad vindt, ennbsp;dat wg on*® woorden zoo niet weten te schikken , als Mijnheer.
De reiziger. Maar, mgn vriend, is het om-
-ocr page 8-dat ik in de stad woon, en omdat gq mg Mgnheer heet, dat ik den Heei'e dankbaar bennbsp;voor de bewaring, die Hij mg verleend heeft ?nbsp;Zeg mg, moet ik, omdat op eene gepaste wijsnbsp;te doen, mg herinneren hetgeen ik op de schoolnbsp;heb geleerd, of kan ik het u niet anders doennbsp;verstaan, dan wanneer ik de taal en de spreek-rnbsp;wgze van een beschaafd man gebruik.
Z7e bergbewoner, Neen, Mijnheer, Gij gelooft hel en gevoelt het: dat zegt gij openhartig, ennbsp;ik begrgp u gemakkelgk.
Zgt;e reiziger. Vraag mg nu eena wat ik zou denken, wanneer ik heden moest sterven, ennbsp;ik zal u even openhartig en eenvoudig antwoorden , dat ik er gelukkig door zou wezen, omdatnbsp;ik tot mgn God en Zaligmaker zou gaan. Echternbsp;verzeker ik u, dat ik hier beneden reeds zeernbsp;gelukkig ben; ja, zoo gelukkig als de mensch,nbsp;buiten den hemel, wezen kan; maar, gelgk denbsp;Heilige Schrift zegt, door den mond van dennbsp;Apostel Paulus; Wij hebben meer behagen omnbsp;uit dit ligchaam uit te wonen, en bij den Heerenbsp;in te wonen.
De bergbewoner. Het is zeker dat God meer waard is dan deze wereld, en alles wat ernbsp;schoon en goed op is; maar, Mijnheer, omnbsp;aoo tevreden te zijn, dat men voor God zalnbsp;Verschijnen, moet men ook zeker wezen, datnbsp;inen wel zal ontvangen worden , en dat is nietnbsp;gemakkelgk.
-ocr page 9-De Reiziger. Stem mg voor het minst toe, dat men er zich mede moet bezig houden; wantnbsp;¦welk mensch kent het uur van zqn heengaannbsp;van deze aarde ? Kon ik, zelfs voor weinigenbsp;oogenblikken, denken , dat ik zoo nabij mijnnbsp;overgang in de eeuwigheid was ? En noch gij,nbsp;noch ik, kunnen zeggen dat wg er dit oogen-blik verder van verwijderd zgn.
De bergbewoner. Dat is wel waar; voorzeker wel waar! Maar wat bedenkt men het weinig! Wat is men ook slecht bereid om henen te gaan! Wat heeft men zaken met zgnnbsp;geweien af te doen, eer men zich voor Godnbsp;durft vertoonen !
De reiniger. Ja! voor God, die heilig en regtvaardig is, wiens oogen te rein zijn omnbsp;het kwaad te aanschouwen, die den schuldigennbsp;geenszins onschuldig houdt, en die ieders werknbsp;regtvaardiglijk oordeelt, ieders werk in het ge-rigt brengende naar waarheid , met al dat verborgen is, en die het vonnis der vcroordeelingnbsp;uitspreekt over alle zonden en bevlektheid.
De bergbewoner. En ziedaar juist waarom men zoo weinig Verlangt deze wereld fe verlaten i het is omdat er een oordeel zal zgn, waarnbsp;ieder ontvangen zal wat hem toekomt : en ggnbsp;begrgpt f dat alvorens men met zgn gewetennbsp;geheel in orde is, men weinig begeert die vierschaar te naderen.
De reiziger. Waarom hebt gg mg dat niet
-ocr page 10-eerder gezegd, in plaats van voor te geven, dat gij God lief hebt ? Gij ziet wel dat gq thansnbsp;toestemt, dat gq , ver van Hem te beminnen.nbsp;Hem vreest als een onverbiddelijk Regter, ennbsp;dat daarom de dood u niet anders voorkomtnbsp;dan eene lastige verpligting, waar gq welnbsp;gaarne van zoudt willen verschoond zqn.
De berglewoner. Maar, Mqnheer, wie kan zeggen of gelooven heilig genoeg te zijn, omnbsp;geene vrees te hebben van in het gerigt te verschijnen voor den God van hemel en aarde ?
De reiziger. Wat hebt gq van mij gedacht , toen ik u zeide , dat wanneer God mij plotselingsnbsp;door dat stuk rots van de aarde had weggenomen , mque ziel zich zou verheugd hebben danbsp;eeuwigheid in te gaan 7
De bergamp;euoner. Ik moet u bekennen dat het mij voorkwam, dat gij wat hoog van u zelvennbsp;opgaaft, en dal, wanneer God u aan uw woordnbsp;hield, gij misschien diezelfde taal niet zoudtnbsp;voeren
De reiziger. Ik hoop dat ik opregt in mqu l)art geweest ben, en nog ben; en hetgeen iknbsp;gezegd heb , zeg ik nog , terwijl God mij hoort,nbsp;met dezelfde opregtheid en dezelfde zekerheid.nbsp;Ik voeg er zelfs hij, dat indien dit zoo nietnbsp;was, dat is Ie zeggen, indien ik voor den doodnbsp;vreesde , en beangst was om voor God te ver-schqnen , mqn leven eene gestadige kwelling zounbsp;zijn, omdat ik ieder uur in onrust en in de
-ocr page 11-akeligste bekommering zou moeten verkeeren. Want, mijn vriend, van twee zaken is éénenbsp;waar : of men moet een goddeloos mensch wezen , en met God en eeuwigheid spotten; ofnbsp;men moet het regtvaardig oordeel des Heerennbsp;met angst te gemoet zien, tenzq men weet,nbsp;dat Zgu oordeel niet meer te vreezen is,
JDe bergbewoner. Dat is voorzeker waar ; of men moet met de toekomst spotten; of mennbsp;moet de hel vreezen, zoolang men nog geen’nbsp;vrede met God gemaakt heeft ! Wat is datnbsp;gewigtig!
J)e reiziger En daar de lieere zegt, dat Hg komen zal als een dief in den nacht, dan,nbsp;wanneer men Hem het minst zal verwachten,nbsp;hoe droevig moet dan de toestand wezen vannbsp;eenen mensch, die zonder goddeloos te zqn,nbsp;echter niet in den vrede Gods deelt, en duchtnbsp;den Oppersten Rcgler te ontmoeten ?
Ve bergbewoner. Maar, Miguheer , ik zou wel eens willen weten, hoe een mensch zoo geheelnbsp;heilig en zonder zonde kan zqn, dat Hg nietnbsp;voor dien Regler te vreezen heeft?
Igt;e reiziger. Zeg mg eens: wanneer de ongelukkige misdadiger, die kortelings hier te lande gerigt is, de genade die hg gevraagdnbsp;heeft, bekomen had, zou hg dan eenige vreesnbsp;hebben gehad om uit de gevangenis te gaan?
De bergbewoner. Dat denk ik niet: als de schuld vergeven is, is het hart vrolgk. Die eens
-ocr page 12-eerder gezegd, in plaats van voor te geven, dat gq God lief hebt 7 Gij ziet wel dat gg thansnbsp;toestemt, dat gq , ver van Hem te beminnen.nbsp;Hem vreest als een onverbiddelijk Regter, ennbsp;dat daarom de dood u niet anders voorkomtnbsp;dan eene lastige verpligting, waar gij welnbsp;gaarne van zoudt willen verschoond zqn.
De bergbewoner. Maar, Mijnbeer, wie kan zeggen of gelooven heilig genoeg te zijn, omnbsp;geene vrees te hebben van in het gerigt te verschijnen voor den God van hemel en aarde ?
De reiziger. Wat hebt gq van mij gedacht , toen ik u zeide , dat wanneer God mij plotselingsnbsp;door dat stuk rots van de aarde had weggenomen, mqne ziel zich zou verheugd hebben denbsp;eeuwigheid in te gaan 7
De bergbewoner. Ik moet u bekennen dat het mij Voorkwam, dat gij wat hoog van u zelvennbsp;opgaaft, en dat, wanneer God u aan uw woordnbsp;hield, gq misschien diezelfde taal niet zoudtnbsp;voeren
De reiziger. Ik hoop dat ik opregt in mijn hart geweest ben , en nog ben; en hetgeen iknbsp;gezegd heb , zeg ik nog , terwql God mij hoort,nbsp;met dezelfde opregtheid en dezelfde zekerheid.nbsp;Ik voeg er zelfs bq , dat indien dit zoo nietnbsp;Was , dat is Ie zeggen, indien ik voor den doodnbsp;vreesde , en beangst was om voor God te Verschijnen , raqn leven eene gestadige kwelling zounbsp;zqn, omdat ik ieder uur in onrust en in de
-ocr page 13-akeligste bekommering zou moeten verkeeren. Want, raqn vriend , van twee zaken is éénenbsp;waar : of men moet een goddeloos mensch wezen , en met God en eeuwigheid spotten; ofnbsp;men moet het regtvaardig oordeel des Heerennbsp;met angst te gemoet zien, tenzij men weet,nbsp;dat Zqu oordeel niet meer te vreezen is,
.Ve bergbewoner. Dat is voorzeker waar : of men moet met de toekomst spotten; of mennbsp;moet de hel vreezen, zoolang men nog geen’nbsp;vrede met God gemaakt heeft ! Wat is datnbsp;gewigtig'.
J)e reiziger En daar de lieere zegt, dat Hij komen zal als een dief in den nacht, dan,nbsp;wanneer men Hem het minst zal verwachten,nbsp;hoe droevig moet dan de toestand wezen vannbsp;eenen mensch, die zonder goddeloos te zqn,nbsp;echter niet in den vrede Gods deelt, en duchtnbsp;den Oppersten Regter te ontmoeten ?
Ve bergbewoner. Maar, Mijnheer , ik zou wel eens willen weten, hoe een mensch zoo geheelnbsp;heilig en zonder zonde kan zqn, dat Hij nietnbsp;voor dien Regter te vreezen heeft?
Ve reiziger. Zeg mij eens: wanneer de ongelukkige misdadiger, die kortelings hier te lande gerigt is, de genade die hq gevraagdnbsp;heeftI bekomen had, zou hq dan eenige vreesnbsp;hebben gehad om uit de gevangenis te gaan?
De bergbewoner. Dat denk ik niet: als de schuld vergeven is, is het hart vrolqk. Die eens
-ocr page 14-vergiffenis heeft, heeft den Begter niet meer te ontzien. Wat zal iemand vreezen , aan wiennbsp;zqn schuldeischer de schuld kwijtscheldt!
De reiziger. En wanneer die ongelukkige vergiffenis had ontvangen , zou hg die hebben toegeschreven aan eenige voorbereiding in de gevangenis door hem gemaakt, of eenige gemoedsgesteldheid , hem daar eigen geworden ?
De bergbewoner. Ik houde het er voor, dat alles wat een veroordeeld en gevonnisd misdadiger in zgne gevangenis kan doen of bedenken ,nbsp;niet veel verandert aan de uitspraak van denbsp;regtbank, en bg gevolg aan zijne straf. Het isnbsp;klaar, dat, wanneer de genade gegeven wordt,nbsp;zg niet van dan misdadiger komt.
De reiziger. En moet die misdadiger, wanneer hg haar ontvangt, daarvan verzekerd zgn , eh er zich over verblgden ?
De bergbewoner. Hij zou een groote dwaas zgn , wanneer hij dit niet deed; en ik denk nietnbsp;dat dit immer gebeurd is.
De reiziger. Wel nu ! Wanneer God tot een mensch, dat is tot een zondaar, gelgk gg ennbsp;ik , zegt, dat Hg hem vergiffenis heeft geschonken , zal dan die mensch vreezen zijne gevangenis te zien opengaan, al is het plotselingsnbsp;en met zulk een hevigen schok, als die welkenbsp;mg kwam bedreigen ?
De bergbewoner. Ik versta u; maar aan wien heeft God dit ooit gezegd?
-ocr page 15-De reiziger. Bij heeft het, van het begin der Wereld af, aan eiken zondaar gezegd, die in dennbsp;Zaligmaker gelooft, die de Zoon Gods is, denbsp;Heere Jezus Christus; Hij zegt het heden aannbsp;alle menschen, aan wien Hij dien Zaligmakernbsp;doet bekend maken ; en Hij zal het zeggen , totnbsp;aan het einde der wereld, aan alle levendigennbsp;onder de zonne , aan wie Htj altijd en zondernbsp;dubbelzinnigheid zal verklaren , dat elke zondaar , zelfs de grootste van allen, die in Jezusnbsp;Christus gelooft , zqne geheele en volle vergiffenis heeft, en niet in het oordeel zal komen.
De bergbewoner. Wij gelooven dat wel alles, maar dat neemt niet weg dat men zondaar is,nbsp;en voor het gerigt moet verschqnen.
De reiziger. Zoodat, zegt gg , wanneer de misdadiger, van wien wij spraken, vrqspraaknbsp;had ontvangen , hij zou hebben moeten zeggen snbsp;hoewel ik volkomene vergiffenis heb, ben ik nognbsp;schuldig voor de wet , en men behoort mg ,nbsp;bq het verlaten der gevangenis, voor de vierschaar des gerigls te leiden.
De bergbewoner. Neen, neen, dat zou niet raogelgk zijn geweest.... Daar is hier iets datnbsp;ik niet wel doorzie $ want ik ben een goednbsp;Christen, zoo goed als iemand anders; ik geloofnbsp;in Jezus Christus, onzen God en Zaligmaker;nbsp;en echter ben ik verzekerd dat ik geoordeeldnbsp;zal moeten worden, en dat, wanneer ik mgnennbsp;vrede niet met God gemaakt heb, ik veroordeeld zal worden.
-ocr page 16-breekt veel aan , dat ik zou gevoelen , dat God zgneu vrede met mij gemaakt heeft,
De reiziger. Dat komt waarsclitjnlgk voort, dat gij, aan den oenen kant, niet overtuigd zijt,nbsp;dat gij , zonder eenige uitvlugt voor de heiligenbsp;wet Gods veroordeeld zqt; en dat gij, aan dennbsp;anderen kant, geen geloof Slaat aan hetgeennbsp;God zegt van zqne vergiffenis, die volkomen isnbsp;jn Zqiien geliefden Zoon Jezus.
De bergbewoner. Dat zou wel mogelijk zqn ; want dewijl ik vrees heb om te sterven , moetnbsp;noodzakelgk mqne ziel slecht staan met harenbsp;zaken, en de gevangenis vreezen.
De reiziger. Dat is reeds iets waard, dat gij het bemerkt; want eene zieke, dia zgne kwaalnbsp;gevoelt en vreest, neemt eerder een geneesmiddel, dan hij , die weigert die te erkennen. Laatnbsp;ons dan zien of God u de groote gunst zal bewijzen u uwe kwaal geheel te doen zien, hetnbsp;geneesmiddel daarvoor te leeren kennen, en bovenal het aan te nemen.
De bergbewoner. Ik verlang niets liever, dat verzeker ik u ; want het zal mg heter zgn , nochnbsp;ziekte noch dood te vreezen, en juist te wetennbsp;wat er van mg worden zal, wanneer ik vannbsp;hier zal vertrekken,
De reiziger. Vooral wanneer gg verstaat, dat God u lief hoeft gehad, en dat hg u lief heeftnbsp;als kgn kind, en wanneer Hg zelf u verzekertnbsp;dat Hg w al uwe zonden heeft vergeven; dat Hij
-ocr page 17-n bewaart en beschermt bij dag en bq nacht, en dat Hq u in zijne heeriqko woning ontvangennbsp;zal, waar gij in Zijne tegenwoordigheid eenenbsp;heerlijkheid eu gelukzaligheid zonder grenzennbsp;zult genieten.
De bergbewoner. Waarlqk, Mgnheer , gij moet dat alles ter dege weten, om daar met zooveelnbsp;verzekerdheid van te spreken, als of g’g reedsnbsp;in het bezit waart van al dat geluk.
De reiziger. Het woord, uitgegaan uit den mond des Heeren , is onwankelbaarder dan denbsp;rotsen; want deze breken en storten in, maarnbsp;hetgeen God heeft verklaart, blgft en duurtnbsp;voort van eeuw tot eeuw, en zal nimmermeernbsp;voorbqgaan.
De bergbewoner. Maar waar hebt gq gezien, bid ik u, dat God aan u zelven, persoonlijk^nbsp;gezegd heeft, dat Hij u vergiffenis heeft geschonken , en u in het paradqs zal ontvangen ?
De reiziger^ Ik zal het u zeggen; en mogt mqne stem u, ten opzigte uwer ziel, diezelfdenbsp;dienst doen, die de uwe mq , naar Gods wil,nbsp;ten opzigte van mqn broos ligchaara, gedaannbsp;heeft. God heeft mij gewaarschuwd on krachtig bewaard. Het behage Hem u in dit uur tenbsp;bewaren, door de waarschuwing, die Hq doornbsp;mqnen mond tot u rigt, en u de kracht te schenken om den toekomenden toorn te ontvlieden»nbsp;wiens treffen veel plotselqker en schrikkel^kernbsp;is, dan dat van eeneh steenklomp dié naar dennbsp;afgrond rolt.
-ocr page 18-De btrgbewoner, Ik hoor u aan; want ik heb belang in hetgeen gq zegt, en ik verlangnbsp;te verslaan , van waar gg weet dat deze vergiffenis van God u toekomt. Dat is, naar m'gnnbsp;oordeel, het voornaamste; want als gij het 2e-ker weel, dan zal mg dit veelligt even raoge-Igk zijn dan u.
De reiniger. Alle dingen zgn mogelgh dengenen die gelooft^ zegt God; en wat rag aangaat , ik heb geweien en weet, dat God mg ingue zonden heeft vergeven en mij de strafnbsp;daarvan heelt kwgtgeschoiden, omdat Hg zelfnbsp;verklaart, dat Hg vrede gemaakt heeft met ledernbsp;mensch, die opregtelgk in Jezus Christus gelooft. Hg verklaart, en zeker Hg is geen leugenaar , dat elke zondaar, zelfs de voornaamstenbsp;en misdadigste der zondaren, die van harte gelooft in den Zoon van God , geregtvaardigd is; datnbsp;is te zeggen, regtvaardig voor God gesteld doornbsp;datzelfde geloof, hetgeen hem lot regtvaardigheidnbsp;gerekend wordt; in dier voege dat God diennbsp;zondaar zoodanig met zich beeft verzoend, datnbsp;Hg alle soort van veroordeeling heeft afgeschaftnbsp;en geheel weggenomen, en dat de mensch, innbsp;deze vergiffenis ontvangen , niets te vrezen heeft,nbsp;noch van de wet, noch van het oordeel, nochnbsp;van den toekomenden toorn. Die verklaringnbsp;schgnt mg duidelqk genoeg.
De bergbewoner. Laat rag zien of ik haar wel begrijP' segt dat God, voorzeker door esne
-ocr page 19-groole goedertierenheid , verklaart, dat, wanneer een mensch , een zondaar ^ bij voorbeeld zoo alsnbsp;ik , opregtelijk in Jezus Christus gelooft, Godnbsp;in vrede is met dien zondaar, dat Hq hem zijnenbsp;zonden vergeeft, en hem van de veroordeelingnbsp;ontheft, die de zondaar zou hebben moetennbsp;dragen. Is het zoo 7
De reiziger. Ja, dat is hetgeen God belooft; dat is de verklaring van het Evangelie zelve;nbsp;dat is te zeggen van de goede boodschap dernbsp;vergeving, die God aan iederen zondaar schenkt,nbsp;die in Jezus Christus gelooft. God laat bekendnbsp;maken: a dat Hq zelfs zijn Zoon in de wereldnbsp;heeft gezonden; opdat een iegelijk die in Jezusnbsp;Christus gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.” Hij verklaart, » dat een iegelijk die in Jezus Christus gelooft, is geregtvaar-digd en behouden, en dat hq reeds van dennbsp;dood in het leven is overgegaan.”
De bergbewoner. Na dit alles. Mijnheer, wanneer ik verzekerd ben dat ik in Jezus Christus geloof, behoor ik ook zeker te zqn, datnbsp;God mij de zonden vergeeft, en de veroordeelingnbsp;wegneemt, die ik verdiend heb. In dat gevalnbsp;moet ik geen dood meer vreezen, geen oordeelnbsp;geen bel, noch iets dergelqks.
De reiziger. Evenmin als de v-eroordeelde, die genade heeft ontvangen, de regtbank of denbsp;gcregtsdienaars moet vreezen. En dat is nietnbsp;alljs, want God, die rigk is in barmhartigheid,
-ocr page 20-verklaart nog, dat de zondaar die in Jezus Christus gelooft, «niet alleen geene veroordeeling meer te vreezen heeft, maar dat hg de gonadegiltnbsp;heeft des eeuwigen levens; en dat hij ^ omnbsp;Christus wille, ontvangen zal worden in het Koningrijk der hemelen, als een kind in het huisnbsp;zijns Vaders.”
De bergbewoner. Daarom, niet waar, zoudt gij gaarne deze wereld verlaten, zelfs op hetnbsp;oogenhlik, hoewel gg er reeds zoo gelukkignbsp;zgt, a]s men hier wezen kan? Ach, ik beginnbsp;te begrijpen, wat een mensch moet denken ennbsp;gevoelen, die weet dat God niets meer tegennbsp;hem heeft, en dat integendeel God voor hem is,nbsp;gelijk een Vader voor een geliefd kind. Hetnbsp;moet eene gehpel andere zaak rijn, dan het ge-wooniijke leven j want daarin ontbreken geenenbsp;zorgen, droefheden en bekommeringen voor hetnbsp;tegenwoordige, en geene vrees voor hetgeen volgen moet.
De reitiger. Ja , die overtuiging, die God door zijnen Geest \an waarheid en liefde aannbsp;lederen mensch geeft, die opregt in Jezus Christusnbsp;gelooft, is wel onderscheiden van de gevoelensnbsp;die men gewoonlqk in de wereld vindt. Ooknbsp;wordt deze hcerlgke toestand genoemd :nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» het
nieuwe leven, het leven Gods , het eeuwig en waarachtig leven,” en ik kan u zeggen, doornbsp;ceoe zalige ondervinding, dat het waarlijk eenenbsp;ruste is van den geest, en de ware vreugde van
-ocr page 21-het hart, en dat niets te vergelgken is met den vrede van een hart, dat zich bewust is doornbsp;God bewaard te worden als een klein kind doornbsp;eene goede moeder, en dat ieder uur met vrijheid aan Gcd kan denken als aan een teedernbsp;vader, en zich tot Hem kan wenden als tol eennbsp;almagtig en onveranderbaar vriend.
De bergbewoner. Maar ten slotte, Mqnheer, dat alles is als eene bron die men ontdekt heeft.nbsp;Gelukkig die haar kent j maar waartoe dientnbsp;zq hem die er niet mede bekend is ?
De reiziger. Waarlgk, mijn Vriend, zij is voor u als voor mij geopend; wie dorst, komenbsp;en drinke, zoo veel hg verlangt. De Heere, dienbsp;haar heeft geschapen, noodigl ieder dorstig reiziger en zegt tot hem : a Komt en neemt van datnbsp;levend water om niet,”
De bergbewoner. Hoe dat, bid ik u ? Wat moet ik doen om gedrenkt te worden, gelgk iknbsp;wel zie dat gij zgt?
De reiziger. Dewijl God verklaart dat Hij volkomen vergeeft aan een iegelgk, die zich aannbsp;Jezus Christus ondervverpt; ja, aan ieder zondaar die gelooft in den Zoon van den zahgmaken-den God , gelqk een arm schuldenaar op zijnennbsp;borg vertrouwt: wat hebt gg te doen om hetnbsp;leven te hebben dan in dien Zaligmaker te ge-looven 7
De bergbewoner. Maar ik verzeker u, dat ik altqd in Jezus Christus geloof 1 heb, en echter
-ocr page 22-heb ik altijd vrees vaöe den dood gehad en rqne schrikkelijke gevolgen.
J?e reiziger. Meent gtj, dat de misdadiger, wien men vergiffenis aankondigt, en die dennbsp;bode gelooft die hem de aankondiging doet,nbsp;nog vrees heeft om uit zijne gevangenis te gaan ,nbsp;om veroordeeld en eindelijk ter dood gebragt tenbsp;worden ? Wanneer hq dien angst heeft, wat isnbsp;hem dan het getuigenis van den bode geweest ?
Xgt;e bergbewoner. Het is klaar, dat hq hem niet geloofd heeft. Dat is echter wonderlijk:nbsp;want ik ben verzekerd, dat ik geloof in Jezusnbsp;Christus , en ik ben er verre af van geene vreesnbsp;voor de toekomst te hebben. Zelfs de ongesteldheid , die ik heden gevoel, onrust mq . Echter,nbsp;dewijl God zegt, dat de zondaar, die in Jezusnbsp;Christus gelooft, niet meer behoort te vreezen ,nbsp;waarom ben ik dan niet gerust ? Kunt gij raqnbsp;deze tegenstrqdigheid verklaren ?
De reiziger. Ik denk, dat gij uw geheele leven door geweten hebt, dat er een Zaligmakernbsp;is, en dat gq u hebt aangewend dit alzoo tenbsp;gelooven en te zeggen, maar dat gq nog nooitnbsp;in Hem geloofd hebt 7 Gq hebt de zaak aangenomen , gelqk men doet met het bestaan vannbsp;ecu’ persoon die ons vreemd is, maar gij zijtnbsp;niet met het hart tot Hem genaderd, gelqk eennbsp;ongelukkige doet bq de belofte van eene spoedigenbsp;hulp, die zqn weldoener hem geeft.
De bergbewoner. Dat zou wel kunnen wezen ,
-ocr page 23-Mqnheer. Ja, het schqnt in^ dat gg daarin gelijk kunt hebben ; en dat ik Waarlgk meernbsp;ge-weten heb, dat er een Zaligmaker is, dannbsp;dat ik in Hem geloofd heb. Kom, Mijnheer,nbsp;heb de goedheid, van mg duidelijk te verklaren,nbsp;wat het eigenlgk is in Jezus Christus te geloo-ven , opdat ik beproeve het te doen , en alzoonbsp;vrede met God hebbe ; of liever dat ik wcte ennbsp;erkenne dat God vrede met mij gemaakt heeft ?
De reiziger. Hebt gij ooit gedacht en gelooft, dat gij door de wet Gods vervloekt zqt ?
De bergbewoner. Vervloekt! Mgnheerj dat is sterk. Ik heb wel geloofd en geloof nog, datnbsp;ik zondaar ben; wie is dit niet? Maar dat iknbsp;daarom vervloekt zou zgn, dat heb ik moeitenbsp;mg op te dringen.
De reiziger. Wat hebt gg dan een Zaligmaker noodig, wanneer gg niet verloren zgt? De misdadiger die niet veroordeeld is, heeft geenenbsp;genade noodig, en wanneer hg zich zelf overreedt , dat zgn vonnis niet zal voltrokkennbsp;worden, zal hij dan moeite doen om uitstel tenbsp;bekomen ?
De bergbewoner. Hoe bedriegt men zichzel-ven I Men zegt wel: ik ben zondaar, ik heb eenen Zaligmaker noodig ! maar ondertusschen ge-looft men noch het een, noch het ander.
De reiziger. Men bigft dan ook met welbehagen in de wereld en in de zonde. en vreest een leven te verlaten , na hetwelk men God zal
-ocr page 24-moeten bejegenen, en zgne regtvaardige en heilige wet, wier veroordeeling ' men ducht,nbsp;al heeft men jaren lang geveinsd er zich nietnbsp;over te bekommeren.
De bergbewoner. Wat zal ik u zeggen ? Dit is alles nieuw voor rag, en echter ben ik nietnbsp;jong meer. Nu, ik wil er op denken, en metnbsp;ernst. Gij zegt dan, dat, naar de wet Gods,nbsp;elk zondaar, dat is ieder meusch, vooroordeeldnbsp;en vervloekt is?
De reiziger. » De bezoldiging der zonde is de dood,” zegt God. De ziel die zondigt zal sterven. Vervloeht is een iegelgk, die niet blijftnbsp;in al hetgeen geschreven is in het boek dernbsp;wet om. dat te doen. Dal zgn verklaringen vannbsp;God, en vergeefs poogt men de kracht daarvannbsp;te ontvlieden.
De bergbewoner. Dat gaat mg dus aan, zoowel als een ander; ik moet mg dan daarin wel schikken en zeggen, dat, daar ik een zondaarnbsp;ben, ik als zoodanig onder het vonnis der ver-oordeeling sta; want zoodanig is de wet vannbsp;God, en die wet is regtvaardig.
De reiziger. Ja, maar dewijl boven deze regtvaardige wet van veroordeeling, zich eenenbsp;genade verheft gt; die even regtvaardig is als denbsp;wet, de genade van den Opperheer zelve, dienbsp;baar aan u verkondigt, zoo moet gij die genadenbsp;ontvangen én aangrijpen, opdat zg ttw deelnbsp;worde. Want God stelt haar u voor oogen; u
-ocr page 25-aan de eene z^de de zware rots zgns toorus vooratellende, die uwe ziel dreigt te verpletten,nbsp;en aan de andere z’qde den Heero Jezus, bqnbsp;wien gq niets te vrezen hebt, ook wanneer denbsp;gansche berg om u heen instorlte.
Xgt;e bergbewoner. Ik versta u, en dank u op mijne beurt opregtelijk , dat gij zoo lang ennbsp;zoo luid tot mij, wien de ooren, helaas 1 bqnanbsp;gesloten waren, hebt geroepen. Maar nog eennbsp;woord, niet uw verlof: wanneer ik dan vervloekt ben om mijne zonden , hoe moet ik innbsp;Jezus Christus gelooven, om de vergeving ennbsp;het leven te hebben ?
De reiziger. Ik verwachtte en verlangde die vraag , welke ik zoo eenvoudig inogelqk zal beantwoorden , u vooraf zeggende, dat hij dienbsp;baar doet, reeds zeer nabij het gezegende antwoord is, dat God-zeif den zondaar geeft, dieilnbsp;Hq door den dood zqns Zoons heeft vrijgekocht.nbsp;Zie hier wat het is in Jezus Christus te gelooven : het is, aan de eene zqde, erkennen datnbsp;men zelf veroordeeld en verloren is als zondaar , en dat men alzoo niet voor God bestaannbsp;kan dan door genade. En , van de andere zqde ,nbsp;is het, met opregtheid des harten en op hetnbsp;getuigenis Gods, gelooven, hetgeen God omtrent Jezus Christus betuigd heeft, te weten daïnbsp;Hq is de eigen Zoon Gods, die uit den schootnbsp;des Vaders op aarde is gekomen, om aldaar innbsp;zichzelven en door zqne offerande, de verzoening
-ocr page 26-te werken dergenen, voor welke Hq is overgegeven. Het is alzoo, van harte, Jat is opregt en eenvoudig, te gelooven, dat Jezus Christus isnbsp;de Messias, door God beloofd van den beginne ,nbsp;en dat Hg de eenige Zaligmaker is, dat het alleen door Hem en in Hem is, dat een menschnbsp;met God kan verzoend worden en het eeuw'genbsp;leven hebben. Wanneer dus gg, mijn Vriend,nbsp;in Jezus Christus gelooft, dan erkent gg, datnbsp;gg geen middel hebt, om u door u zelven denbsp;vergeving uwer zonden te verschaffen, en gg ontvangt in uw hart den Zoon Gods, als den volkomenen en eeuwigen Zaligmaker, dien het Godenbsp;behaagd heeft aan de wereld te schenken. Ggnbsp;ziet dan op Jezus en op zgn offer, als een .'chul-denaar , die niet betalen kan , op hetgeen een weldoener voor hem gedaan heeft, nadat hij reedsnbsp;veroordeeld was.
JDe bergbewoner. Ten gevolge van dit alles ; hetgeen regt schoon en aandoenlgk is, is denbsp;mensch, ik stem het toe, verloren in zich-zel-ven , en zgne behoudenis is eene genadegift dienbsp;God hem schenkt in Jezus Christus, zgnennbsp;Zoon, die voldaan heeft voor den armen onver-mogenden zondaar.
JDe reiziger. Voorzeker is dit hetgeen de Heilige Geest zegt, en wat Hij krachtig betuigt aan een iegelgk die van harte in Jezusnbsp;gelooft.t' Ja j die Geest der waarheid verklaart,nbsp;dat God de geheele behoudenis schenkt aan een
-ocr page 27-iegelijk die opregtelijk gelooft in den naara van den Zone Gods.
De bergbewoner. Welk een verklaring! Welk eene heerlijke belofte voor den menscli die wenschtnbsp;zalig te worden! Kom, ik moet mij zelven innbsp;stilte, en alleen met God , onderzoeken , opdatnbsp;ik wete, of ik waarlqk in opregtheid in Jezusnbsp;Christus geloof, als in den Zone Gods, in dennbsp;Zaligmaker, die van den hemel tot ons gekomennbsp;is; en wanneer ik dit alzoo mag vinden, dannbsp;zal ik met zekerheid weten, dat God vrede metnbsp;mq gemaakt heeft, en ik zal gerust zqn.
De reiziger. God zelf helpe u door zijnen goeden Geest; en het eenvoudige woord van 'hetnbsp;Evangelie der genade worde met hartelijkheidnbsp;en opregtheid door u ontvangen. Te weten, datnbsp;wie den Zone Gods gelooft, het leven heeft;nbsp;dat elk zondaar, die, zijn verderf bg de wetnbsp;Gods erkennende, met een opregt geloof tot dennbsp;Zaligmaker toevlugt neemt, is geregtvaardigdnbsp;door het geloof, en voor altgd vrede heeft roetnbsp;God.
De bergbewoner stond op om zgnen wegte vervolgen, en zeide bg het heengaan: Wanneer, zoo als ih hoop, ik begrepen heb , wat gij metnbsp;liefde mg hebt willen zeggen en verklaren , ennbsp;ik het waarlqk en van harte geloof, dan zalnbsp;ik weten , dat God mg vergeven heeft in zgnen
-ocr page 28-Zoon Jezus Christus, en ik zal mg niet meer ontrusten, noch over mijne ongemakken, nochnbsp;over mijnen dood: en in plaats van te zeggen,nbsp;dat ik er mij wel naar zal moeten schikken,nbsp;Zal ik zeggen, dat het rag goed is tot Hem tenbsp;gaan, die, door zgne groote goedertierenheid,nbsp;gewild heeft, dat ik zijn kind zou wezen innbsp;zgneii Zoon , mgn Zaligmaker.
Amen! antwoordde ik, de hand drukkende van dien man, wiens opregtheid mij had geroerd:nbsp;Amen! mgn Vriend. Geloof waarlgk van hartenbsp;in dien welbeminden en almagtigen Zaligmaker ,nbsp;dien God ons gegeven heeft, en berustende opnbsp;de getrouwheid van Hem, die uit de hemelennbsp;in onze harten spreekt door zijnen Geest, vreesnbsp;niets hier beneden, dewijl, gelgk gg zelf hetnbsp;mg gezegd hebt, ft'at God bewaart, wel bewaard
De Lezer van dit kleine Verhaal.merke nu op, hoe God de redding, die Hg mij wilde schenken,nbsp;deed dienen tot heil eener ziel, die een veelnbsp;grooter gevaar liep, dan dat, hetgeen mgnnbsp;broos leven dreigde, en voor welke , welligt,nbsp;het Woord des geloofs de wekstem was, dienbsp;haar behoudt van den toekomenden toorn.