Hoeveel discipelen des Heeren maken ^ich het leven treurig, en berooven zich van de liefelijke blijdscliap die de Geest der aannemingnbsp;tot kinderen schenkt, door de droevige gewoontenbsp;van zich meer bezig te houden met hunnenbsp;eigene zwakheden, en de overblijfsels des bederfsnbsp;die in hen zijn, dan met de magt, de volheidnbsp;en de heerlijkheid van Jezus, met Wien zijnbsp;vereenigd zijn, en van Wien zij , dagelijks en innbsp;alle omstandigheden , de kracht en de heiligheid,nbsp;die zij verlangen, kunnen en moeten bekomen.
Zij bezitten het geloof. Zij hebben afgezien van het oprigten eener eigene geregtigheid voornbsp;God, zij geven de geregtigheid van Christus denbsp;eere en zien in opregtheid alleen op Hem ennbsp;op Zijne offerande, als de oorzaak der vergevingnbsp;hunner zonden en van hunne toelating in Godsnbsp;tegenwoordigheid. Vraagt men hun : » Zoudt gijnbsp;voor don Eeuwigen kunnen bestaan, wanneernbsp;er geen Verlosser was ? ” dan antwoorden zijnbsp;terstond, en met een toon van diepen ootmoed:nbsp;n Neen voorzeker, daar is voor ons slechts toornnbsp;en vervloeking buiten den barmhartigen en al-magtigen Zoon van God: op Hem alleen is onzenbsp;hope; Hij weet het, en wij hebben geen andernbsp;uitzigt dan op dat bloed, dat voor ons beterenbsp;dingen spreekt dan het bloed van Abel.” —
1
O-c,
-ocr page 2-Maar vraagt men hun vervolgens, of zij gelukkig zijn, of zij zich verheugen in dit dierbaar geloofnbsp;dat God hun geschonken heeft, en of zij in denbsp;gemeenschap met hunnen Zaligmaker den volkomenen vrede en levendige hope deelachtig zijn,nbsp;die Zijn Geest uitstort in de zielen van Jezusnbsp;vrienden ; — terstond zijn zij treurig en neer-slagtig; zij zuchten en kunnen alleen hunnenbsp;droefheid uitdrukken, dat zij die volmaakte ennbsp;heerlijke vreugde, daar de Apostelen in hunnenbsp;brieven van spreken, en die eenige bevoorregtenbsp;Christenen waarlijk, en in overvloed, schijnen tenbsp;bezitten, naauwelijks meer dan bij naam, kennen.
Deze zielsgesteldheid is een groot kwaad ; en de vrijgemaakte kinderen Gods, die haar innbsp;hunne broederen ontdekken, kunnen niet genoegnbsp;geduld en teederheid gebruiken om haar te lenigen , en niet genoeg hartelijke en vrijmoedigenbsp;getrouwheid, ten opzigte der genadeleer, omnbsp;den wortel van dat kwaad uit te roeijen, hetgeen altijd een gebrek aan geloof is, helaas!nbsp;een overblijfsel van ongeloof, van vijandschapnbsp;tegen de barmhartigheid Gods. Ik zal een gesprek verhalen, dat ik, betrekkelijk dit onderwerp , eens hield met eenc ziel door die krankheidnbsp;aangedaan, en aan wie de Heere te zien gaf,nbsp;dat zij waarlijk aan de liefde Gods jegens haarnbsp;had getwijfeld, omdat zij hare oogen op zich-zelve gevestigd hield, in plaats van die met ver-
-ocr page 3-trouwen op te heffen tot den leidsman en vol-eindiger des geloofs.
Een vreemdeling kwam mij bezoeken met het verlangen om van den dienaar des Hecren eenigenbsp;woorden van vertroosting te ontvangen. Hijnbsp;zeide mij dat hij, sedert meer dan een jaar,nbsp;voornemens Avas geweest zich met mij te onderhouden , maar dat zijne gevorderde jai'en en denbsp;lange weg hem tot hiertoe verhinderd haddennbsp;daartoe te geraken. Hij betuigde mij zijne levendige belangstelling in de dingen die hoven zijn,nbsp;welke hij eerst sints twee jaren had leeren kennen , daar hij, zoo als hij met ontroering zeide,nbsp;negen en zestig jaren had doorgehragt in onkundenbsp;en ijdelheid. Maar, voegde hij er bij, met eennbsp;waarlijk hemelschen glimlach, de arbeider, diennbsp;de heer des huizes op de markt huurde ter elfdernbsp;ure, bekwam een penning van geene minderenbsp;waarde, dan dien zijner mede-arbeiders; en indien de Heere, uit Zijne grootmagtige en louternbsp;genadige hand mij dat dierbaar pand Zijner oneindige liefde schenkt, zoo zal ik niet mindernbsp;hebben dan al Zijne geliefden , dewijl ik Hem bezitten zal. Hem zei ven en Zijn leven, dat geennbsp;tong kan uitspreken.
De toon, waarmede de vreemdeling deze woor-den^sprak, was bijzonder innemend. Daar was in zijne uitspraak en manier iets eenvoudigs ennbsp;verhevens, en te gelijker tijd eene levendigheid
van gevoel, door den ernst zijner jaren op de a.indoenlijkste wijze getemperd. Maar het wasnbsp;mij gemaklcelijk te bemerken, dat zijne ziel nietnbsp;in de volle vrijheid van een kind Gods stond, ennbsp;dat er nog verzuchting overblcef in het hart vannbsp;dien man, hoewel hij vernieuwd was door dennbsp;Geest der vrijmaking.
Ik deed het hem opmerken; en hij beleed mij, dat, hoeveel dnizende blijken hij had van Godsnbsp;oneindige genade jegens hem, en hoezeer hij zijnnbsp;ware leven maar berekende van den tijd af datnbsp;de welbeminde Zoon van God zich aan zijne zielnbsp;had doen kennen; hij echter niet volkomen gelukkig was, en geen dag doorleefde zonder datnbsp;hij diep bedroefd was over zijn bederf en hardheid des harten; zoo zelfs, dat hij zichzelvennbsp;somtijds vroeg of hij waarlijk een kind Godsnbsp;was, dan of hij misschien tot hen behoorde dienbsp;de Heilige Geest afteekent in het begin van hetnbsp;zesde hoofdstuk van den brie! aan de Hebreën.
Voedt gij twijfelingen, vroeg ik hem, over de waarheid van den Bijbel? Zijt gij niet verzekerdnbsp;dat hij het woord is van God-zelven ?
De Vreemdeling. De afschuwelijke voltaire en de bedriegelijke roüsseaü deden mij meer dannbsp;eene halve eeuw daaraan twijfelen ; en hunne onreine en schandelijke leugens verhieven zich, alnbsp;te lang, tusschen mijne deerniswaarde ziel ennbsp;den glans van de zon der geregtigheid. Maar,
-ocr page 5-o wonder, de onverwinnelijke arm des Heeren heeft mij vrij gemaakt! — Ja, de steen, die opnbsp;mijne borst drukte, is weggenomen en van mijnbsp;afgewenteld; de schel is van mijne oogen gevallen, en de huichelarij mijns harten beschaamd.nbsp;De Heer heeft tot mij gezegd: Ik ben het die innbsp;het boek der waarheid tot u spreek; en de waarheid heeft geschenen tot in het binnenste mijnsnbsp;harten. Jezus, de liefderijke, nederige en zachtmoedige Messias, dien ik, zijn schepsel, had afgewezen, gelijk een razende het geneesmiddelnbsp;verwerpt, dat zijn leven zal bewaren; Jezus isnbsp;tot mijn hart genaderd, en ik heb van dien dagnbsp;af geweten wat het is, een blik van hoop tennbsp;hemel op te heffen, daar een Vader te zoeken,nbsp;en Hem met den Vadernaam te noemen. Ja, iknbsp;ben thans Christen, terwijl ik geheel mijn levennbsp;een afschuwelijk vijand van Gods openbaringnbsp;was, en ik geloof dat de Heer gesproken beeftnbsp;en nog spreekt in deze bladen, die ik niet opensla zonder eene ontroering te gevoelen, die nietnbsp;van deze wereld is, en een brandende dorst naarnbsp;dat levendmakend water, dat springt uit de geeslijke steenrots die Christus is.
De Predikant. Gij hebt alzoo in die getrouwe getuigenis Gods gezien wat verzekering Hij u vannbsp;zijne liefde geeft, en met wat vaderlijke zorgnbsp;zijne on ver anderlijke genade u ten einde toe zalnbsp;omringen; want ook tot u, wien het gegeven is
-ocr page 6-in opregtheid in den Zoon van God te gelooven, en al uwe verwachting; te mogen stellen op denbsp;geregtigheid Gods die geopenbaard is in Jezus,nbsp;ook tot u, geloovige, zijn al de verklaringen ge-rigt van vergeving, van verzoening, van versterking en van volkomenen en onverstoorharennbsp;vrede, die de heldere bladen van het Evangelienbsp;der genade bedekken. Mij dnnkt dat gij u innbsp;dit opzigt meer dan rijk moet gevoelen; en dat,nbsp;dewijl God u zijnen Zoon heeft doen kennen, dewijl uwe ziel zich aan Jezus hecht als aan Hem,nbsp;die uit den schoot des Vaders is nedergedaald,nbsp;en die door zijn offer zijne geliefde kinderennbsp;heeft vrijgekocht, gij, met een welgegrondenbsp;blijdschap, de voorsmaak genietenmoogt van dienbsp;volheid, welke in de woningen Gods bewaard isnbsp;voor de zielen, die Hij in Jezus, hun oudstennbsp;Broeder, heeft liefgehad.
De Vreemdeling. Ik geloof wel dat dit alzoo behoorde te zijn, want het is door genade, doornbsp;genade, en door genade alleen, dat de vergeving en de zaligheid aan zondaars wordt geschonken. Wat had ik in mijzelven, dan boosheid,nbsp;bevlektheid en opstand tegen den Heere! Ennbsp;echter ik geloof in Hem; ja ik ken Hem in mijnnbsp;hart, en ik gevoel dat het mij gemakkelijker zounbsp;zijn te sterven, dan optehouden Hem te kennen. Ik heb Hem niet gezocht. Hem niet eerstnbsp;gekend. Hij zelf heeft in mijn hart plaats ge-
-ocr page 7-nomen; en dewijl Hij zegt, dat de mensch, in wien Hij woont door het geloof, het leven, hetnbsp;eeuwige leven, heeft, en dat het welbehagennbsp;Gods op hem rust, dat hij geen gebrek heeft,nbsp;en dat de weldadigheid en de genade hem alnbsp;zijne levensdagen zullen verzeilen, zo) gevoel iknbsp;dat er in mij volkomen vertrouwen, volkomenenbsp;vreugde en volkomene vrede behoorde te zijn;nbsp;en dat, opgewekt als ik ben met Christus, dennbsp;Vorst des levens, door het geloof dat ik hebnbsp;ontvangen, ik ook dat geestelijk leven krachtignbsp;behoorde te bezitten, en altijd eenen geopendennbsp;en gelukkigen toegang behoorde te hebben totnbsp;den troon dier genade, die mij voorzeker toekomt , omdat ik voorzeker ontvangen heb mijnbsp;op den Hcere Jezus te verlaten. Maar het isnbsp;niet alzoo. Jfeen, ik ben niet altijd opgebeurd;nbsp;en al te dikwijls, ach ! in plaats van den Vadernbsp;te danken voor de groote liefde die Hij ons innbsp;Jezus betoond heeft, beklaag ik mij, ben ik onvergenoegd , en ontvhigt God, als een weerspannig kind dat de straffe vreest.
De Predikant. Ik denk met dit al, dat al de dagen van uvvm Christelijke loopbaan zoonbsp;beneveld niet zijn, en dat somtijds de zon dernbsp;genade van onzen lieven Zaligmaker met eennbsp;helderen glans in uwe ziel schijnt. Hebt gijnbsp;geene oogenblikken van opregte en geruste ver-ecniging met den Heer, en is de geest der
-ocr page 8-aanneming tot kinderen nooit in uw hart uitgestort, u vergewissende dat God u lief heeft, met geheel zijn hart en met geheel zijne ziel,nbsp;ïoo als Hij iich verwaardigt te spreken ?
De Vreemdeling. Ja, ik ken dergelijkeoogen-blikken, maar wat zijn zij kort en zeldzaam op mijnen weg!
De Predikant. Herinner u en zeg mij, wat de vaste grond is van den vrede, het vertrouwen en de vreugd die gij dan geniet, al isnbsp;het als in het voorbijgaan ?
j)e Vreemdeling. Ach ! Wat andere bron van vrede en vreugde zou zich voor mijne ziel openen , in de tegenwoordigheid van God, den Heiligen der Heiligen, dan zijne oneindige goedheid,nbsp;dan zijne genade, dan zijne teedere en onuitputtelijke langmoedigheid jegens een ellendignbsp;zondaar, als ik ben! Wanneer ik eenige oogen-hlikken ingeleid word in het licht van desnbsp;Heeren aanschijn, en in de genietingen vannbsp;zijn! heerlijk heiligdom , zoo is het zeker nietnbsp;omdat Godj in mij iets ziet, dat zijne deernisnbsp;opwekt; maar het is alleen omdat de Heer opnbsp;mij, zijn zeer onwaardig kind, een oog vannbsp;goedheid en weldadigheid nederslaat.
De Predikant. Maar waarom keeren uwe onwaardigheid , uwe bevlektheid en diepe ellende den blik van genade niet van u af; waaromnbsp;stuiten zij hem niet en wijzen hem niet terug?
-ocr page 9-Hoe komt liet, dat de duisternis die u omringt, het licht van Gods aanschijn tot u laat genaken ?
De Vreemdeling. Ach, wat zou er van het kind van God worden, indien zijn bederf niag-tiger was dan de getrouwheid der genade vannbsp;Christus? Hoe zou het met mijne ziel staan, indien in haar noch bevlektheid, noch weerspannigheid, moest gevonden worden , om het mogelijk te maken dat de gemeenschap van Godsnbsp;Geest zich aan haar gevoelen deed! Ach! Hebnbsp;ik in de eerste dagen van mijne ontwaking,nbsp;of liever van mijne opstandig uit een graf volnbsp;verrotting, geloofd, dat God heiligheid eischtenbsp;eer Hij vreugde kon schenken, ik heb die dwaling afgelegd: en wanneer de blik mijns Vadersnbsp;op mij nederdaalt, dan roep ik met innige overtuiging; Wat genade, wat liefde van mijnen God!
De Predikant, Zonder twijfel; maar wij zijn wel te beklagen dat die genade niet onveranderlijk is !
De Vreemdeling. Wat zegt gij. Mijnheer! De genade Gods veranderlijk! De barmhartigheid desnbsp;Heeren wisselbaar en ongetrouw! Hebt gij ernstignbsp;gesproken ?
De Predikant. Ik vat u op uwe woorden • want gij zegt mij , in de tegenwoordigheid Godsnbsp;die, naar zijn woord, let op ons gesprek, datnbsp;de genade en de verzekering, die hij zijne kinderen geeft, niet terug gehouden of afgekeerdnbsp;wordt door het bederf dat zich nog in den
-ocr page 10-Christen bevindt, en dat alzoo do Heer niet wacht met zegen te schenken tot dat de zielnbsp;dien heeft uitgelokt door hare heiligheid, maarnbsp;dat hij altijd zegent in zijne barmhartigheid.nbsp;Gij zegt dit, en gij beklaagt u over de zeldzaamheid dier hemelsche lichtstralen, als ik hetnbsp;zoo mag uitdrukken, over het klein getal vannbsp;die getuigenissen van liefde en van belangstelling zelfs, die God u schenkt. Wat moet ik dannbsp;uit uwe eigene verklaring besluiten, zoo hetnbsp;niet is, dat, daar uw toestand, altijd dezelfde,nbsp;geen verhindering is voor de eeuwige genade,nbsp;die genade als bij tu.sschenpozingen moet werken, en dat de stralen der levenszon door menigvuldige verduisteringen worden teruggehouden.
JJe Vreemdeling. Neen, Mijnheer, dat zal ik niet toegeven. Dc Heer verandert niet, noch isnbsp;wi.sselbaar in zijne liefde. Christus, staat er geschreven, is heden dezelfde, en gisteren, en innbsp;der eeuwigheid. liet is dus niet in God, dat dienbsp;tusschenpozingen zijn van liefde en verlossing;nbsp;zij zijn alleen in mij, ellendigen! en ik zie wel,nbsp;dat er een verboi’gen gebrek in mijn geloof moetnbsp;zijn, daar ik, gelijk ik er zeker van ben, geplaatst onder de verlichting der liefde Gods innbsp;Jezus, echter daarvan zoo weinig invloed gevoel.nbsp;Eu ik bid u. Mijnheer, met uwe liefderijkenbsp;dienst mijne ziel te hulp te komen; want wanneer ik mijn gebrek ken, zal ik ook zeker
-ocr page 11-het geneesmiddel leeren kennen. God zal het een wel bij het andere willen voegen. Spreeknbsp;dan, en spaar mij niet; want ik ben hier gekomen om een gids te vinden in dit onzekerenbsp;licht, waarbij ik wankelend voort treed.
Be Predikant. Waarom wilt gij u door uw gezigt laten leiden? Waarom sluit gij de oogennbsp;niet, om bij uitsluiting de stem van Christusnbsp;te volgen, die u voorzeker niet van den vvegnbsp;zal helpen ?
Be Vreemdeling. Door het gezigt ? zegt gij : hoe dat, bid ik u ? Wanneer heb ik mij aannbsp;zulk eene verkeerdheid schuldig gemaakt ?
Be Predikant. In uw geheel doorgaandsch Christelijk leven, meen ik: en ik zal trachtennbsp;het u aan te toonen. Onze goede en liefderijkenbsp;Vader heeft ons door zijnen Zoon, uit zijnennbsp;naam tot ons gekomen, gezegd, dat wij , aannbsp;wien Hij Jezus heeft doen kennen, het eeuwigenbsp;leven hebben. Hij heeft ons zijne belofte bijnbsp;eedzweeringe bevestigd, opdat er een einde zoudenbsp;zijn aan alle tegensprekinge zijner barmhartigheidnbsp;door ons ongeloof. Dit is alzoo een stellig beslist punt, bewezen en aan onze ziel bevatbaarnbsp;gemaakt door een onwraakbaar getuigenis, vaster dan de rotsen der bergen, want het zalnbsp;nimmer voorbijgaan. Het is klaar voor ons, dienbsp;de toevlugt hebben om in Jezus de hoop vastnbsp;te houden die ons voor oogen is gesteld, dat wij
-ocr page 12-12 -
kinderen zijn, erfgenamen Gods, medeërfgena-men van Ctristus, en dat de onbevlekkelijke en onverwelkelijke erfenis, welke ons deel is,nbsp;ons bereid is en krachtig bewaard wordt doornbsp;de onveranderlijke trouwe Gods; in diervoegenbsp;dat niets ons die uitstekende genade kan roeven , of ons scheiden van de liefde Gods dienbsp;in Christus is. Die genade bevat al de dingen,nbsp;die tot bet leven behooren, zonder dat de geringste bijzonderheid is vergeten. Versterkingnbsp;des geloofs; meer overvloedige openbaring vannbsp;de gifte Gods in Jezus; betooning van het levennbsp;des Zaligmakers in ons door de kracht des Heiligen Geestes; dagelijksch en toenemend afleggennbsp;van den ouden, door het aandoen van dennbsp;nieuwen mensch ; ijver tot liet gebed, het waken, het volharden in den strijd tegen de verzoeking; lijdzaamheid in de beproeving, en zekere verwachting van de zalige toekomst desnbsp;Heeren; en dat alles in de onveranderlijke genadenbsp;Gods, die zekerlijk in den vrijgekochten hetnbsp;werk volmaakt van de Rots onzer hope: datnbsp;zijn de heilgoederen die God verklaart in volheidnbsp;te zullen geven aan hun, voor wien Hij zijnennbsp;Zoon niet gespaard heeft. God is waarheid; zijnnbsp;woord is bestendig en vast; het wordt vervuld;nbsp;het bUjft en werkt, of de mensch er in toe-stemme of niet, of hij het gevoele dan of hijnbsp;het wantrouwe: de raad des Heeren zal bestaan.
-ocr page 13-— i3 —
en het is even onmogelijk dat zijn kind niet geliefd, bewaard, geleid, gezegend, verlost,nbsp;geheiligd en verheerlijkt zou worden, als hetnbsp;onmogelijk is dat Jezus zou ophouden de onuitputtelijke schat te zijn der onbegrijpelijkenbsp;rijkdommen Gods in zijne uitverkorenen. Onderstellen, dat in een, ja, in maar een dernbsp;leden van het ligchaam van Christus, de krachtnbsp;des hemelschen levens zich niet ontwikkelt,nbsp;en dat God het alzoo buiten de gemeenschapnbsp;laat des Heiligen Geestes, en verstoken van hetnbsp;genot der Goddelijke natuur, is eene tegenstrijdigheid, een gebrek, invoeren in de uitdeelingnbsp;der genade, en aannemen dat de gunst vannbsp;God in sommige gevallen meer of minder vrij,nbsp;vrijmachtig en genadig is, in gebreke blijftnbsp;en ophoudt te zijn wat zij is: en dat alzoonbsp;oen der schapen van den goeden Herder regtnbsp;heeft zich te beklagen over het gure weder,nbsp;omdat zijn Heer hem eene genoegzame vachtnbsp;ter dekking heeft onthouden.
De Vreemdeling. God bewaar mij, dat ooit zulk eene onderstelling in mij is opgekomen! Denbsp;enkele gedachte aan zulk eene oordeelvellingnbsp;schijnt mij toe eene soort van Godslastering tenbsp;zijn.
De Predikant. Dit is intusschen de redenering, die uw hart gehouden heeft, buiten uw geloof om, als ik het zoo noemen mag. Want,
-ocr page 14-stellige
om mijn betoog te vervolgen, daar do verklaringen Gods zoodanig zijn, moet de menscli,nbsp;van het oogenblik af dat hij zekerheid verkrijgtnbsp;het regt te hebben zich die toe te eigenen,nbsp;daarvan door het geloof en voor zichzelven dennbsp;geheelen inhoud aangrijpen en verwezenlijken,nbsp;hoe die inbond ook zij, en hoe overheerlijk rijknbsp;hij zich voordoe; hoe groot de onevenredigheidnbsp;ook moge wezen, die hij opmerkt tusschen dennbsp;zegen en hem die den zegen ontvangt. Hier kannbsp;het geloof niet bestaan in eene berusting desnbsp;verstands, gegrond oj) eenige opgemerkte betrekking tusschen de gift, en hem die de gift ontvangt : integendeel, hoe meer de tegenstellingnbsp;zich vertoont, dat is te zeggen: hoe meer denbsp;liefde, de welwillendheid en teedere zorgen Godsnbsp;onverdiend voorkomen, zoo veel te meer moetnbsp;ook het geloof geoefend worden, dat het vertrouwen is in hetgeen God heeft gezegd, en de vasthouding aan zijne beloften. De vraag moet nooitnbsp;zijn : Heb ik voor mij zelven grond om zulk eenennbsp;zegen te verwachten? — Maar wel: Heeft Godnbsp;gezegd, dat die zegen voorzeker aan den metnbsp;Hem verzoenden zondaar zal toebehooren ? Hiernbsp;moet het geloof zich dan slechts met eene zaaknbsp;bezig houden, namelijk zich te verzekeren, datnbsp;God de belofte gedaan heeft. — Wanneer hetnbsp;zeker is dat de Heere tot eene aardsché lamp gezegd heeft; Ik,.de Almagtige, zal u lot eene
-ocr page 15-Zon niakeu, — zoo behoort de lamp zich terstond in hare kleine vlam te verheugen, en zich tenbsp;beroemen in den Heere over den oneindigen glansnbsp;dien zij eens zekerlijk zal hebben. —Ben ik dannbsp;zeker dat ik Christus toebehoor ? — Daar Godnbsp;gezegd beeft dat de Christen geheiligd zal worden in deze wereld door 'Zijnen Geest, en datnbsp;hij gelijk gemaakt zal worden aan Christus innbsp;den hemel; zoo sidder ik. Christen, kleine ennbsp;zwakke lamp, van vreugde reeds ontstoken tenbsp;zijn, en ik beroeme mij tegen de duisterhedennbsp;der wereld, zeggende: Ik zal schitteren vannbsp;licht en schoonheid, wanneer de Heere Jezus zalnbsp;verschijnen; want de mond des Eenwigen heeltnbsp;het gesproken.
De Vreemdeling. Ja, maar wanneer ik dat licht niet in mij zie, en integendeel, de dnisternisnbsp;zich om mijne llaanwe vlam schijnt te verdikken, welke zekerheid zal ik hebben, dat eennbsp;zoo heerlijke glans mijn deel zal zijn ?
De Predikant. o Kleingeloovige! Zou uwe ontrouw en ongeloof de getrouwheid van Godsnbsp;besluit vernietigen? Hoe! Mogt Abraham twijfelen of de Christus eens uit zijn zaad zoudenbsp;voortkomen, toen hij Isaac op het hout des altaars hond, en zijne hand uitstrekte naar hetnbsp;zwaard, dat den erfgenaam der belofte zoudenbsp;dooden ? — En gij , die yan God de openbaringnbsp;van Jezus ontvangen hebt, en die in uwe ziel u
-ocr page 16-i6
toebetrouwt aan dien Messias, aan dien gezalfde des Heeren, gij zoudt mogen twijfelen of hetnbsp;gond en de edelgesteenten in de schatkist bevatnbsp;zijn, omdat God u haar ongeopend heeft gegeven , of liever, omdat gij met dit gond het voorwerp nwer begeerte niet hebt gekocht ? Maarnbsp;wanneer God tot u zegt; Gij hebt in mij hetnbsp;leven, want ik heb het n in Jezus gegeven;nbsp;zult gij dan den Heer antwoorden: Gij zegt het,nbsp;maar ik gevoel het niet; hoe zou ik het dan ge-looven ? — Ziet gij niet, welke misgreep uwenbsp;zwakheid doet, wanneer zij de gewaarwordingnbsp;des levens voor de zekerheid der gift stelt. Zalnbsp;de maag verwarmd worden door den drank, diennbsp;de mond weigert te ontvangen ? Zal het levennbsp;Gods de ziel versterken die het door twijfelingnbsp;van zich afstoot; en zal de belofte blijdschap ennbsp;hoop in het hart storten, dat zich niet verzekerdnbsp;heeft in die belofte begrepen te zijn ? Hoe tochnbsp;wordt eene belofte anders ontvangen dan doornbsp;het geloof, het vertronwen des harten Dat denbsp;Christen dan handele als het kind; dat hij zijnnbsp;Vader geloove op zijn woord, en dat hij alzoonbsp;eerst aangrijpe, dan in zich gevoele den vastennbsp;grond van hetgene hij hoopt, gelijk hij het bewijsnbsp;heeft der dingen die hij niet ziet.
De Vreemdeling. Dat is te zeggen dat, omdat ik Christus toebehoore, waaraan ik niet twijfelen kan, want mijn geheele hart rust in Hem
-ocr page 17-en Zijne oneindige offerande, ik mijzelven moet verheugen, ja mij in God beroemen over het dadelijk bezit van een goed, waarvan ik geen denbsp;minste uitwendige blijken zie?
Be Predikant. En wat is het geloof toch anders ? Ziet gij in uzelven de blijken der opstanding van uw ligchaam ? Neen voorzeker, ennbsp;echter neemt gij er de wezentlijkheid zoodanignbsp;van aan, dat gij zonder eenigen schrik de ontbinding daarvan ziet naderen, en dat gij metnbsp;vaste verzekerdheid op den steen die het zal bedekken , doet graveren: Jezus zal mij van hiernbsp;doen opstaan. — Hoe zoudt gij het noemen, wanneer gij, door een nieuwsgierig en dwaas onderzoek , in uw vleesch en beenderen, zoo als zijnbsp;thans zijn, een redelijk en klaarblijkelijk bewijsnbsp;poogdet te ontdekken van de vernieuwing desnbsp;levens in hen, en zelfs van de openbaarwordingnbsp;van een geheel verschillend leven, dan hetgeennbsp;hen nn beweegt ? Gij zondt dit werk eene zinneloosheid achten , en zoudt daardoor uw geloofnbsp;aan het woord Gods vernietigen, dat verklaart,nbsp;dat uw ligchaam onverderfelijk en verheerlijktnbsp;zal opstaan.
De Vreemdeling. Vergeef mij , zoo ik mijne meening vasthoudende, n vraag, of de Christennbsp;bij het bewustzijn der gemeenschap aan zijnennbsp;geliefden Verlosser, niet alle de zalige aandoeningen die daarin begrepen zijn, in zichzelven
-ocr page 18-nioet vinden ? Zijn de vrede en de blijdficliap, de hoop en de verwachting: des Ileei’en niet alsnbsp;de glans van liet vuur des waren geloofs ?nbsp;Wanneer dan die glans ontbreekt, wat zal denbsp;Christen van zichzelven zeggen ?
Be Predikant. Hetgeen ik zoo even gezegd heb, te weten, dat het geloof, begrijpt gij ?nbsp;dat het geloof, dat is het vertrouwen op denbsp;beloften Gods, ontbreekt; en ver van zich tenbsp;kwellen om dien glans te bekomen waar gijnbsp;van spreekt, zal hij zich verstandiger bezignbsp;houden om het vuur te vinden, dat dien verspreid. Hij zal de oorzaak vaststellen eer hijnbsp;het uitwerksel verwacht; en wanneer hij metnbsp;droefheid zich overtuigt dat het uitwerksel innbsp;hem vermindert; dat hij traag is geworden innbsp;de dienst zijns Heeren; dat hij de lezing vannbsp;het Woord verwaarloost; dat hij koud en hardnbsp;is in zijne geheden; dat hij daden van liefdebetoon heeft afgesneden, of dat hij mindernbsp;wederstand biedt aan de verzoeking: hij zalnbsp;daaruit niet besluiten, dat het vuur verkoeldnbsp;is, of dat het licht minder helder schijnt; maarnbsp;dat hij, ongeloovige! getwijfeld heeft aan denbsp;liefde zijns Verlossers, en opgehouden heeftnbsp;zich te voeden en te versterken met het kracli-tig en duurzaam brood der beloften zijns Vaders. De verzwakte Christen zal door den Geestnbsp;der aanneming tot kinderen tot de kracht zijns
-ocr page 19-— 19 —
Gods terugkeeren, in plaats van, met tranen van wantrouwen, in de sombere woning der mismoedigheid af te dalen.
De Vreemdeling. Zou het mogelijk zijn, dat zulk eene verleiding in mijn hart gebleven is ?nbsp;Wat is dan , tot heden, mijn geloof geweest ?nbsp;Hoe! ik heb niet geloofd, en heb mij niet verblijd, dan wanneer ik zag en tastte! o! Wasnbsp;het zoo met mij gesteld, dan begrijp ik waaromnbsp;mijn leven zoo droevig was ! Wat opgeruimdheid , wat kracht, wat volharding op den wegnbsp;zal men bij den reiziger vinden , die zijnen gidsnbsp;mistrouwt, en nooit voort wil treden, ten zijnbsp;hij het doel van zijne reis ziet.
De Predikant. Uwe aanmerking komt de mijne voor, die ik wilde maken en aandringen met een verhaal, dat u belangrijk kan zijn, omdatnbsp;het juist den staat beschrijft, waarin uwe zielnbsp;ongelukkiger wijze voor God verkeert heeft. Iknbsp;ging met een vriend naar zeker heer, wiens kasteel in het gebergte te midden van bosseten isnbsp;gelegen. Wij waren slecht met den weg bekend,nbsp;en de nevels die tusschen de bergen hingen maakten onzen voortgang nog ongewisser. Gelukkig,nbsp;en door de goedheid Gods, ontmoetten wij eennbsp;houthakker, die, niettegenstaande zijn slechtnbsp;voorkomen, ons van groote nuttigheid was doornbsp;ons op het regte pad te brengen, en ons naauw-keurig aan te w'ijzen welken weg wij vervolgens
-ocr page 20-520
te houden hadden. Mijn vriend, ik weet niet door welk wantrouwen, verbeeldde zich dat dienbsp;man ons had bedrogen, dat hij ons van hetnbsp;spoor zocht te helpen, misschien ons kwaad wilde doen. Ik, daarentegen, had eene ongestoorde berusting in zijne aanwijzing en besloot dienbsp;getrouw te volgen. Ik kon dit echter niet, zonder van de zijde mijns vriends tegenstand tenbsp;ontmoeten, daar hij, bij herhaling, staandenbsp;hield, dat het onmogelijk was, dat een kronkelig en schier ongangbaar pad, dat wij doornbsp;een digt kreupelbosch volgden, zou uitloopen opnbsp;een prachtige heerenwoning. Echter bleef ik bijnbsp;mijn besluit, en aan het eind van het boschje,nbsp;kwamen wij op een openen heuvel van waar wijnbsp;op eenen afstand, en boven de nevels, de gevelspits zagen van het kasteel dat wij zochten. Alles is wel, riep mijn vriend, ziedaar den weêr-haan; wij zijn niet vcdwaald. Wij zouden hetnbsp;even min zijn, antwoordde ik, wanneer de mistnbsp;dien voor ons verborg: de aanwijzing van dennbsp;gids was meer waard dan het gezigt dier daken,nbsp;want zij was even waar bij nacht als bij dag.nbsp;Mijn vriend gevoelde mijn verwijt, en beleed datnbsp;hij ongelijk had gehad de goede trouw van dennbsp;houthakker te verdenken.
De Vreemdeling. Ach! het is niet de goede trouw eens menschen die ik miskend heb, maarnbsp;die van God zelven, den getrouwen en waarach-
-ocr page 21-— 2 1 —
tigen Getuige ! Ja ; ik belijd liet en verootmoedig mij! Ik heb tot heden den weerhaan gezocht, in plaats van met vastheid op het woord van dennbsp;gids te steunen, die ons van den hemel gezonden is. Ik zie het, ik zie het, ik heb mijnnbsp;oog op mij zelven, op mijn verstand, op mijnnbsp;hart en mijne ziel gevestigd, om de getuigenissennbsp;Gods te toetsen aan gevoel en aandoening; en iknbsp;heb het nooit begrepen dat er geen gevoel ofnbsp;aandoening van den hemel daar is, waar de twijfel, en helaas! het ongeloof woont. Wat ellendig en verhard zondaar was ik! Ik heb de gena-degiften en goederen van Jezus boven Jezus zelvennbsp;gesteld; en wanneer Hij tot mij sprak: Ik hebnbsp;u liefgehad, ik heh mij voor u overgegeven —nbsp;dan zuchtte ik, in mij zelven zoekende of ditnbsp;waar was ; niet in zijne vrije genade geloovende ennbsp;den liefdevollen Zaligmaker met een vertrouwendnbsp;hart ontvangende, maar twijfelende of het waarnbsp;was, en overtuigd willende zijn door teekenennbsp;en wonderen! Wat duisternissen vervulden nognbsp;mijne arme ziel 1 Ach, hoe heb ik den Heerenbsp;beleedigd !
De Predikant. Gij waart u zelven tot kwelling. Op de rots en hoog boven de golven verheven,nbsp;hebt gij van den storm gedroomd; en gelijk denbsp;landman, die den sikkel zou willen nemen omnbsp;een veld te inaaijen, waar hij niet gezaaid had,nbsp;en dan zich zou beklagen, er niet dan doornen
-ocr page 22-22
en distelen te vinden, zoo hebt gij ook over een onvruchtbaren grond geweend, zonder op tenbsp;merken, dat de hand des geloofs er het vruchtbare zaad van de rijke belofte Gods nog niet gestrooid had. Bij dezen eersten misslag hebt gijnbsp;een’ tweeden gevoegd. In plaats van op dennbsp;naam des Heeren te vertrouwen en op uwen Godnbsp;Ie steunen, toen gij in de duisternis w'andeldetnbsp;en licht mistet, hebt gij willen voortgaaw op dennbsp;glans van uw eigen vuur, moeite doende om tenbsp;gevoelen hetgeen Jezus nog niet door Zijnennbsp;Geest gewerkt had, en om u te verheugen metnbsp;eene blijdschap, die Hij niet door Zijn Woordnbsp;had geschonken.
De Vreemdeling, o! Hoe openen zich mijne oogen, en hoe schonw ik het licht aan van Zijnenbsp;beloften. Ben ik niet de Zijne? Heeft Hij mijnbsp;niet gegeven mij naar den naam des Heeren tenbsp;mogen noemen ? Ik zal Hem dan volgen gelijk ernbsp;geschreven is. Ik zal gelooven, ja ik zal vastelijk gelooven, ook zelfs wanneer Hij Zijn aanschijn voor mij schijnt te verbergen, en wanneernbsp;ik zal gevoelen dat mijn hart kwijnt, dan zal iknbsp;mij wel wachten te zeggen, dat de vrijmagt Godsnbsp;ten einde is, of dat Zijne genade heeft gewankeld. Dat Hij mij slechts helpe en mijn hartnbsp;versterke!
De Predikant. Hij heeft het beloofd. Geloof dan, en verwezenlijk reeds vooraf de vervulling
-ocr page 23-van ïijne rijke barmhartigheid. Christen! over-win in uwen God, zelfs dan wanneer in den strijd de wonden u bedekken, en het bloedverlies uwe krachten doet bezwijken !
De Vreemdeling verliet den dienaar des Heeren met dankzegging aan den goeden God. — Mrjinnbsp;Broeder, die dit gesprek hebt gelezen, vertrouwnbsp;u geheel en al aan het getuigenis van uwennbsp;hemelschen leidsman; en verontrust u nimmernbsp;op uwe reis naar de heerlijke woningen des hemels , ook niet wanneer het pad ruw is, en denbsp;nevel der beproeving u omgeeft en het huis uwesnbsp;Vaders voor uwe oogen verbergt.
-ocr page 24-i. Levensgeachiedenis van Peter LoUbeck , derde dtufc,
naar hel Uoogduitaoh , nbsp;nbsp;nbsp;j5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Cl,
%, IDe Welbestede Stuiver, of de Bijbels der arme Negers ,
tweede druk; naar het Engelsch. nbsp;nbsp;nbsp;lonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7)
4. nbsp;nbsp;nbsp;De kleine bewoner van het Auvergn^ache gebergte j naar
hel Kngelsch , derde druk. nbsp;nbsp;nbsp;lOnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;)»
5. nbsp;nbsp;nbsp;Anno Sara; of de Indiaansche Vrouw, tWeede druk,
naar hel Engelsch. nbsp;nbsp;nbsp;07^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»
7. nbsp;nbsp;nbsp;Buitengewone Opwekking onder do kinderen in Elber-
ftld, tweede druk, nbsp;nbsp;nbsp;o5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;)gt;
8. nbsp;nbsp;nbsp;De lersche Boer, naar het Engelsch.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;))
9. nbsp;nbsp;nbsp;Elizabeth Cunningham; eene ware Geschiedenis, tweede
druk. nbsp;nbsp;nbsp;80nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»
11, nbsp;nbsp;nbsp;Uitbreiding van de Parabel der vijf wijze en vijf dwaze
Maagden. nbsp;nbsp;nbsp;10nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;)gt;
IS. Hel leven van Kolonel Jacob Gardiner. nbsp;nbsp;nbsp;17^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;»
l5, De Stroopers Dochter. nbsp;nbsp;nbsp;lonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»
i5
i5 )gt; 07 Jgt;nbsp;10 ))nbsp;l5 M
I9i| ïgt;
14. De Bode met goede lijding. i5« Jansje Allan,
i6« Zonderlinge tusschenkomst der Voorzienigheid.
17. Levensberigt van Amelia Gale.
I 18, Sara Hill , de leerling van de Zondagschool. i9« De Geschiedenis van Mary Smith.
#0» Do Dorps—Predikant.
SI. De Waarheid en uitwerkselen van het Evangelie.
isé
Sft* Kracht de* Geloof*, bij trelTende beproeving. s3lt; Herman de Houthakker*
94. De laatste uren van John Cowper. nbsp;nbsp;nbsp;10nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;n
s5. Het einde van. den tijd. nbsp;nbsp;nbsp;10nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»
97, nbsp;nbsp;nbsp;Wie 'zijt gij 7 W*t hebt gij te doen 7 Wat behoort gij
te worden ? nbsp;nbsp;nbsp;10nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;»
*8, De Weêrhaao van het Kasteel, (tweede druk) nbsp;nbsp;nbsp;„
99. Eben-Ifaëzer , in Latakko. nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lo n
30, nbsp;nbsp;nbsp;Benige berigten vsn Indiaansche Bekeerlingen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;10 »
31, nbsp;nbsp;nbsp;De Christen-Peosten , een ouderwijs ter vervulling vau
*$ menschen voornaamste behoeften, nbsp;nbsp;nbsp;o5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t)
39. nbsp;nbsp;nbsp;Verhaal van twee reizende Predikers.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;07!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;)»
53, De Tijd en de Eeuwigheid, nbsp;nbsp;nbsp;10nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;M
34, nbsp;nbsp;nbsp;Kort en heilzaam berigt, aan allen , die begeerte hebben
om zalig te worden • nbsp;nbsp;nbsp;10nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;n
56. nbsp;nbsp;nbsp;Een Beroep op het Hart.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;19|nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»
57. nbsp;nbsp;nbsp;Trekken uil het leven eens Landmans in den Elsasz, uit
hel Hoogduitsch. nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*0nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»
Sq. Levensloop van C. L. Töpfer , Evangeliesch Predikant
Ie Pelerswalden.
40. nbsp;nbsp;nbsp;De Schaapherder van de vlakte van Salisbury.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;17^ )»
41. nbsp;nbsp;nbsp;Eenigo bijzonderheden uit het leven en do werkzaamheden
van Dr. Robert Morrison , Zendeling nbsp;nbsp;nbsp;onder deChinezen. i5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
42. nbsp;nbsp;nbsp;Lydia S... (Ken aulhenthiek verhaal).nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;07^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»