-ocr page 1-

S''

BARK EK, 31 October 1831.

Ehen-haëzer in Latahho.

Ilet is eene bekende gebeurtenis dat Samuel, na eene groote en gedenkwaardige overwinningnbsp;van het volk Gods over hunne vqanden , eenennbsp;steen oprigte, tusschen Mispa en Sen, welkennbsp;hij EB£N-HAëZEK of STEEN DER HUEPE noemde,nbsp;en zeide ;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;« tot hiertoe heeft ons de Heere ge

holpen.quot; 1 Sam. Vil : i2. Zoo lang die steen in de velden van Mispa stond, en zoo menigmaal zgn naam aan de reizigers naar Sion gemeld werd, predikte deze steen, (want ook denbsp;steenen roepen , waar de mensch zqnes ondanks ,nbsp;zwggt,) als het ware met luider stemme, datnbsp;de Heere vriendelgk is en gaarne helpt. Hoe

-ocr page 2-

rrolgk kan dan de vermoeide wandelaar zijne reis voortzetten, en de belangen zgns volks,nbsp;zoowel ais die zgner eigene ziel, den Koning ennbsp;Herder van zgn volk, aanbevelen, en zich bemoedigen met de gedachte: heeft de Heer totnbsp;hiertoe geholpen. Hg zal het verder maken.

Zulke gedenksteenen hehben nog steeds hunne nuttigheid op onze reis naar, het hemelsche Jeruzalem, dat boven is, en ik zoude ieder pelgrim aanraden, hoezeer ook de weg met kruisennbsp;bezet is, ook de gedenksteenen niet te vergeten;nbsp;bq het einde van een jaar, bq onze geboortefeesten, bq gelegenheid eener herstelling uitnbsp;krankheid en deigelqke uitreddingen als bewijzen der Goddelgke hulp, dezelve niet uit hetnbsp;oog te verliezen, alsmede de bezwaren die onsnbsp;treffen ; waarvan David getuigt : Psalm LXXVII :nbsp;lo, 11, als ook VS. 6 en 12, hetwelk met voordeel zoude geschieden. Daarbq ' behooren wqnbsp;ook de Vreugde Sions niet te vergeten, als hetnbsp;Hervormingsfeest den 3i October daar is, opnbsp;dat men uit de toenmalige ondervinding der Goddelgke hulp aan zgne Kerk bewezen, bq vernieuwing een goed toeverzigt behoudt, dat denbsp;poorten der hel, dezelve niet zullen overweldigen.

Deze Eben-haëzers zijn inzonderheid noodig voor eenen Zendeling, alsmede voor alle Bestuurders der Genootschappen, die met menigerlei bezwaren en teleurstellingen te worstelen

-ocr page 3-

hebben. Dan, gelooft zg God ! dezelve ontbiec-ken hun ook niet.

Voor de missie in Zaid-Afrila, Latahlo niet alleen, maar ook voor alle Zendelingsonderne-mingen in het algemeen, rigt de Zendeling moffat een zoodanige gedenksteen op, bg gelegenheid van een Zendelings-feest in de Kaapstad,nbsp;in December i83o, bij hetwelk hij berigt geeft,nbsp;hoedanig hem de Heer onder de Boschjesraannennbsp;gezegend heeft.

Sedert veertien jaren was hij reeds aan deze zware, doch zalige arbeid als Zendeling werkzaam geweest. Zeven jaren had hg zich bgnbsp;uitsluiting toegelegd op het aanleeren van hunnenbsp;barbaarsche taal, en gedurende de drie laatstenbsp;jaren, bad hg in dezelve gepredikt.

Hg begint zgne rede met de beschuldiging van de vijanden des Evangelies te wederleggen, welkenbsp;zeggen, dat de Zendelingen zich eeniglijk bezignbsp;houden met de Heidenen psalmen te leeren zingen. K Ik beroep mg op daadzaken ,” zegt hg ,nbsp;« die ten bewgze kunnen verstrekken, dat doornbsp;de Zendelingen veel meer, dan dit, verrigtnbsp;word : zij hebben van halve duivels, menschennbsp;gemaakt. Ik spreek uit ondervinding, en beroepnbsp;mg op Latahko, alwaar de wilden, die voornbsp;eenige jaren nog den dieren gelijk waren, nunbsp;reeds tot eene Christen-geraeente verzameld zijn.nbsp;Ih wijs u op onze Zendelings-kerk, welke ge*

-ocr page 4-

Ti'olgk kan dan de vermoeide wandelaar zijne reis voortzetten, en de belangen zgns volks,nbsp;zoo wel als die zijner eigene ziel, den Koning ennbsp;Herder van zgn volk, aanbevelen, en zich bemoedigen met de gedachte: heeft de Heer totnbsp;hiertoe geholpen. Hij zal het verder maken.

Zulke gedenksteenen hehben nog steeds hunne nuttigheid op onze reis naar, het hemelsche Jeruzalem, dat boven is, en ik zoude ieder pelgrim aanraden, hoezeer ook de weg met kruisennbsp;bezet is, ook de gedenksteenen niet te vergeten;nbsp;bij het einde van een jaar, hg onze geboortefeesten, hg gelegenheid eener herstelling uitnbsp;krankheid en deigelijke uitreddingen als bewijzen der Goddelijke hulp, dezelve niet uit hetnbsp;oog te verliezen, alsmede de bezwaren die onsnbsp;treffen ; waarvan David getuigt ; Psalm LXXVII:nbsp;lo, 11, als ook VS. 6 en la, hetwelk met voordeel zoude geschieden. Daarbij' behooren wgnbsp;ook de vreugde Sions niet te vergeten, als hetnbsp;Hervormingsfeest den 5i October daar is, opnbsp;dat men uit de toenmalige ondervinding der God-delgke hulp aan zgne Kerk bewezen, bg vernieuwing een goed toeverzigt behoudt, dat denbsp;poorten der hel, dezelve niet zullen overweldigen.

Deze Eben-haëzers zijn inzonderheid noodig voor eeuen Zendeling, alsmede voor alle Bestuurders der Genootschappen, die met menigerlei bezwaren en teleurstellingen te worstelen

-ocr page 5-

— 5 —

hebben. Dan, gelooft zij God ! dezelve ontbree-Icen hun ook niet.

Voor de missie in Ziiid-AfrUa., Latahlo niet alleen, maar ook voor alle Zendelingsonderne-mingen in het algemeen, rigt de Zendeling moffat een zoodanige gedenksteen op, bg gelegenheid van een Zendelings-feest in de Kaapstad,nbsp;in December i83o, bij hetwelk hij berigt geeft,nbsp;hoedanig hem de Heer onder de Boschjesmanneiinbsp;gezegend heeft.

Sedert veertien jaren was hij reeds aan deze zware, doch zalige arbeid als Zendeling werkzaam geweest. Zeven jaren had hg zich bijnbsp;uitsluiting toegelegd op het aanleeren van hunnenbsp;barbaarsche taal, en gedurende de drie laatstenbsp;jaren , bad hg in dezelve gepredikt.

Hg begint zijne rede met de beschuldiging van de vijanden des Evangelies te wederleggen, welkenbsp;zeggen, dat de Zendelingen zich eeniglijk bezignbsp;houden met de Heidenen psalmen te leeren zingen. « Ik beroep mg op daadzaken,” zegt bij,nbsp;« die ten bewgze kunnen verstrekken, dat doornbsp;de Zendelingen veel meer, dan dit, verrigtnbsp;word : zij hebben van halve duivels, menschennbsp;gemaakt. Ik spreek uit ondervinding, en beroepnbsp;mg op Latalio, alwaar de wilden, die voornbsp;eenige jaren nog den dieren gelijk waren, nunbsp;reeds tot eene Christen-gemeente verzameld zijn.nbsp;Ik wijs u op onze Zendelings-kerk , welke ge-

-ocr page 6-

alvorens hun het Evangelie door de Zen

heel vervuld word van voormalige Heidenen , welhe met zulk eene ingespannen aandacht toe-hooren , als men in andere Janden lgt;ezwaarlqknbsp;vinden zou; waaruit derhalve duidelijk blqki,nbsp;welk eene verandering er bij hen is te weeg ge-bragt.” Voorts breidt hij dit nog verder uit,nbsp;door daadzaken aantoonende, hoe de Heidenennbsp;waren

delingen werd verkondigd.

c De Boschjesmannen wisten, zegt hij, a niets van eene toekomende wereld: alle genoegens ennbsp;eer van deze wereld, namen een einde in vernietiging , bij hunnen dood; de geest verlaatnbsp;het ligchaam en keert tot niets weder. Wanneernbsp;een arme sterft zoo werpt men zijn Iqk in hetnbsp;J'osch, en hq word den roofvogelen tot spijs.nbsp;De rqke daarentegen word met vele plegtighedennbsp;ter aarde besteld, en men beweent alsdan innbsp;lokgezangen, het eeuwig verlies van de afgescheidene, en keert van het graf terug, zondernbsp;eenige straal van hoop op onsterfelijkheid. Hetnbsp;gevclg van deze bejamraerenswaardige onkundenbsp;is, dat zij zich aan allerlei ondeugden overgeven , en met dezelfde ongevoeligheid hunnennbsp;spiets in het hart huns evenmenschen stooten ,nbsp;als in dat hunner honden. Die als trekvogelnbsp;door hun land reist, mag wonderveel van hunnenbsp;goedhartigheid, menschlievendheld, enz. roemen;nbsp;maar geheel anders moet hij oordeelen , die hen

-ocr page 7-

half zoo goed kent als wig. Daar ziet inon de man onder de schaduw eens booms uitgestrektnbsp;liggen, lerwgl de vrouw het land moet bearbeiden , en hg haar even als eene slavin, opnbsp;eene tijrannike wgs behandelt. Daar vindt mennbsp;eene moeder, welke tweelingen gebaard heeft,nbsp;met de grootste ongevoeligheid, het eene kind,nbsp;hetwelk pas het levenslicht aanschouwde , latennbsp;ombrengen; is het een zoon en eene dochter,nbsp;zoo word de laatste , en zign het twee van hetzelfde geslacht, zoo word de zwakste gedood.nbsp;Daar ziet men het geheele volk bg aanhoudendenbsp;droogte, tot eenen man gaan, welken zijnbsp;ff kegenmaker” noemen, op dat hg hun denbsp;vengsters des hemels onsluite, en den regennbsp;gebiede.

Tot zulk een arm, verblind én bggeloovig volk kwamen nu de Zendelingen, om hun het Evangelie te verkondigen ; en wilt gg den inhoud onzer prediking weten? Wg leerden hun, was hetnbsp;antwoord van moffat , « dat zg menschen, gevallene , zondige menschen zijn; wij maaktennbsp;hun bekend met het Goddelgke Wezen , tegennbsp;wien zg zondigden, en met de leere der toekomst ; een leven na dit leven! — Zg werdennbsp;doordrongen van deze nieuwe waarheid , en hetnbsp;was hun, als stond de Regter voor hunne oogen,nbsp;om, van den hemel komende, de graven te openen; de dooden op te wekken, en voor zgn

-ocr page 8-

oordeel te stellen. Daarbq Terkondigden wg hun ook de troostvolle leer des Evangeliuins.

Maar aan ons leeraarambt waren vele beproevingen van ons geloof gepaard. Menigmaal ontzonk ons den moed, als wq ons door duizenden bedreigd zagen t die ons te vuur en te zwaardnbsp;zochten te vervolgen en uit hun land te vcrdrq-ven; de eene wolk van donkerheid verving denbsp;andere ; en rondom ons hoorden wij spotredenen en lasteringen van een geweten- en toome-loos volk. Mijn medebroeder en ik hievennbsp;dikwerf onze klagten ten hemel op , om versterking van ons geloof, opdat wij het toch op onzen post mogten kunnen uiihouden, en nietnbsp;moede worden in eenen arbeid, die voor alsnbsp;nog vergeefs scheen te z'qn, volgens Jes. XLIX; 4.nbsp;Maar wq wilden volstandig blijven, ook dan alnbsp;werd de uitwendige onderstand feruggehouden,nbsp;en deze natie niet verlaten. Onderwijl oefendennbsp;wq ons in hunne taal, en zettenden eenige stukken uit den Bqbel daarin over, vervaardigdennbsp;eenen Catechismus en Liederen, en als ons oognbsp;vermoeid was van opwaarts te zien bij het aanhoudend gebed , ziet 1 toen kwam de zegen vannbsp;boven , ging van huis tot huis , van hart tot hart,nbsp;en verspreide zich, zoo dat het gansche oord innbsp;korten tijd van lof en dank en aanbidding overvloeide.

Dat was een tqd! — Ik zal dezelve nimmer

-ocr page 9-

9

Waarligk een tqd van verkwikking van den Heer. Menigeen nam de waarheid aan ,nbsp;en er werd eene gemeente verzameld. Ook leerden wg hen lezen en schrqven, maar vooralnbsp;hunnen wandel ten hemel te rigten, zoodat zijnbsp;den Koning der verschrikking gemoedigd in denbsp;ongen konden zien.

Ik wenschte dat gg het met eigene oogen kondt aanschouwen , welk eene aanmerkelijke verandering hg hen heeft plaats gehad; hoe de ruwenbsp;Boschjesroan , die te voren met een’ verwilderdennbsp;blik in onze verzameling tradt, zich thans aandachtig en bedaard nederzet, om met blijdschap,nbsp;de boodschap des vredes en der zaligheid tenbsp;hooren , en welk eenen invloed het heeft, wanneer zg dezelve geloovig mogen omhelzen.

Aan de sterfbedden ontwaard men het aan-merkelgk onderscheid tusschen geloovigen en ongeloovigen, Voor de laatsten is het eene ver-schrikkelgke gedachte, welke zg wenscheii uitnbsp;hunne ziel te verbannen. Maar geheel anders isnbsp;het met dezulken , die de kragt der toekomendenbsp;eeuwen gesmaakt hebben. Kortelings zagen wgnbsp;er nog eenigen sterven, die zich zalig gevoeldennbsp;in de hoop, en aan den rand des grafs hunnenbsp;aanverwanten hiermede troosteden , en betuigdennbsp;dat zij niet als redenlooze dieren sterven, maarnbsp;eeuwig leven zouden.”

Lieve Vrienden! is zulk eenen terugblik op

-ocr page 10-

lO

de ervaring gegrond niet troostrqk; eene hulp die van God komt, die, (al schijnt dezelve tenbsp;toeven), wanneer men dezelve geloovig verbeidt,nbsp;zijnen zegen niet terug houdt, maar te zijnernbsp;tijd den wasdom geeft. Van deze hoogte beschouwde moffat het verledene en toekomende;nbsp;door deze vrolqke hoop en blijde verwachtingnbsp;op de toekomst ondersteund, keerde hg van denbsp;Kaapstad naar zijn geliefd Latahico terug.

« Wq hebben,” zegt hij, « eenen uitgebrei-den werkkring. Honderden wonen in ons gebied , en duizenden in onze omstreken. Onze natie wordt door vele vreemde Afrikanen bezocht; hetgeen zij bij ons zien en hooren, denbsp;minzame ontvangst welke zq bij ons aantrelfen,nbsp;dit alles wekt vertrouwen, en bjanc voor denbsp;verkondigers des kruisses den verderen ingang.nbsp;Thans leeren zij het voorregt inzien, dat wqnbsp;onder hun zijn komen woonen, en bidden onsnbsp;dat wij hun toch niet verlaten mogen; en daarnbsp;wij, wanneer zij door andere horden van wildennbsp;overvallen en verdreven werden, op onze posten getrouw bleven, te midden van krijg ennbsp;bloedstorting , zoo zagen zij ons als de eigenaarsnbsp;des lands aan. Waar wij ook henen reisden ,nbsp;werden wij als Vrienden behandeld, en de inboorlingen, ofschoon nog onbekeerd, vertrouwden ons hunne have en goederen, ja zelfs liuunbsp;leven stelden zq in onze hand, zoodat onze

-ocr page 11-

11

namen zelfs andere reizenden ten vrijgeleide verstrekten.

Het bezoeken onzer kerken is mede zeer opwekkend, daar men hen uit vergelegene streken ziet komen , om het woord Gods te liooren. Iknbsp;pleeg in de laatste tijd des morgens voor zon-nen-opgang uit te rijden om eenige dorpen , drienbsp;k vier uren van ons verwijderd, te bezoeken.nbsp;Op dezen weg kwam mij menigmaal eene geheelenbsp;menigte te gemoet, om aan de godsdienst deelnbsp;te nemen, onder anderen eene moeder met harenbsp;kinderen en dienstboden, welke mede reedsnbsp;vóór zonnen-opgang van buis gegaan waren.

Om echter den zegen dezer missie in deszelfs gebeelen omvang te beschouwen, moeten wijnbsp;onze blikken verder over de grenzen uitstrekken. Wij moeten de verwgderde volksstammennbsp;hooren roepen :nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;« Komt over en helpt ons.”

Aanschouwt het licht dat aldaar afstraalt van de bergen, om ons, donkere dalen te verlichten.nbsp;De Buralongen verlangen Zendelingen. Gebekko ,nbsp;Koning van de Wankitsen, hetwelk een uitge-hreid gebied is , heeft reeds dikwgls Zendelingennbsp;onder zijn volk begeerd. Ja , nog meer : ondernbsp;de stam der Moselkakas, welke honderd mijlennbsp;ten oosten van ons verwijderd is, klonk denbsp;mare van itz/nf'f'O. Het scheen als of hunnennbsp;Koning, gelijk de voormalige wqzen, eene sternbsp;verschenen was. In allerijl zond hg twee van

-ocr page 12-

zgne aanzieulijksten met hun gevolg, om te vernemen , welk soort van wezens w5 waren. Zij kwamen om onze levenswgze te zien , en woonden regelmatig onze godsdienstoefeningen bg ;nbsp;terwijl zg zich verheugden over onze liefdevollenbsp;deelneming. Toen zg de terugreis zouden aanvaarden , vernamen zg dat er op hunnen weg,nbsp;eenige stammen waren , welke hun naar hetnbsp;leven stonden, waarom zg mi) dringend baden,nbsp;hun naar hunne woonplaats ten leidsman te verstrekken. Ik bewilligde in hun verzoek , en dezenbsp;reis is de belangrgkste, welke ik immer gedaannbsp;heb.

Toen ik tot de Buharusen genaderd was, kwam ons een opperhoofd met een groot gevolgnbsp;te geraoet; met dezelfde vriendelgkheid werdennbsp;wg door de Moselkakas ontvangen ; zg wistennbsp;niet hoe zg rag hunne liefde en achting bewijzennbsp;zouden. Aan iederen oord waar ik overnachte ,nbsp;schonken zij mg een os, om te kunnen slagten.nbsp;Hoe meer wg de woonplaats des Konlngs naderden , des te sterker bewgzen ontving ik van zgnnbsp;verlangen , om mij eerlang hg hem te zien.nbsp;Toen wij de hoofdstad, (of wel het dorp), genaderd waren, bestegen wij onze paarden, ennbsp;zonden onze goederen vooruit. Wij kwamen innbsp;eene uitgestrekte vlakte, alwaar omtrent zes duizend stuks vee weide, en vonden aldaar viernbsp;honderd krijgslieden, in een’ halven kring staan.

-ocr page 13-

— i3 —

Zoodra wij van onze paarden stegen, kwamen er, op een gegeven teeken, nog drie honderdnbsp;mannen te voorschgn, en voegden zich bij denbsp;vorigen. Toen hieven zg gezamenlqk een krijgslied aan, waarop een driemalen herhaald Hurrahnbsp;volgde , waarna weder alles stil was. Toen tradnbsp;MosELKjjKA zelf naar ons toe, drukte ons denbsp;hand, verwelkomde ons vriendelqk en liet onsnbsp;eenige ververschingen toedienen. Gedurende dennbsp;tgd van mijn verblgf aldaar, had ik dikwgls gelegenheid mij mét hem te onderhouden, on daarbij zijne hartelgke vriendschap te genieten.

Hij zeide dat hg zich niet dankbaar genoeg kon betoenen voor de liefde , welke zgne liedennbsp;bg ons genooten hadden. Bij een dezer ontmoetingen sprak hg rnij, op de Volgende wgze aan:nbsp;« mgn Vriend! mijn hart bemind u; gij , ofschoonnbsp;een vreemde , hebt mg lief gehad, gij hebt mijnbsp;verkwikt, gg waart mgn schild in gevaren, ggnbsp;hebt mg op uwe armen genomen en gezegend.”nbsp;Ik viel hem in de rede , en vroeg wanneer iknbsp;zulks gedaan hadj daarop wees hg mg op denbsp;twee hoofdlieden, welke hg tot rag gezondennbsp;had, en zeide: «dit zgn brave mannen ondernbsp;mgne hoofdlieden, daarom ik hen tot u gezonden heb. Zg zijn mijne oogen, mgne ooren ennbsp;mgnen mond, daarom wat gg hun gedaan hebt,,nbsp;dat hebt gg aan mg gedaan.” Hg lelde zgnenbsp;hand op de borst, en betuigde met eene diep

-ocr page 14-

— i4 —

geroerde ziel : « heden is mgn hart, witter dan melk,” (dat is : zeer verheugd.)

Hg heeft mij een dag reizens vergezeld op mijnen terugtogt, en verliet mg met zegenwen-schen. De laatste woorden welke hg tot mijnbsp;sprak , waren : (t Kom spoedig weder en brengnbsp;ons Zendelingen , zoo als in LataJiho, Ik verlang ook zulke dingen te hooren als onder unbsp;zgn.”

Wg kunnen onzen vrienden melden, dat reeds twee Zendelingen , met name lemn en rolland ,nbsp;zich gereed maken, om zich binnen korten tijdnbsp;bij dezen beminnelijken Koning neder te zetten.

« Mijne Vrienden,” dus gaat de Zendeling voort, « zulke daadzaken vorderen onze dankzegging, en geven ons nieuwe stof tot hopen,nbsp;dat de tijd der genade voor AfrUa aaugebro-ken is. Gaan wg naar de Binnenlanden tol denbsp;Kaffers; van alle zijden stralen ons blinkendenbsp;uitziglen te gemoet. De grenzen van het Gods-rgk breiden zich dageigks uit, en Ethiopiënbsp;strekt zijne handen uit naar den Heer. Bg mijnnbsp;laatste bezoek in het Kafferland stond ik opnbsp;eene hoogte, en mgne oogen wendden zich naarnbsp;de plaats, alwaar van der kemp, zgne eerstenbsp;tent opsloeg. Hoe liefelgk heeft zich alles veranderd! In vergelijking van vroegere dagen,nbsp;bloeit thans de woestgn als eene roos. Zgn

-ocr page 15-

geloof aanschouwde toen. van verre, wat wig thans genieten.

Aan het graf van Broeder williams stond ik met een onbeschrgfelgk gevoel; ik dacht aannbsp;de scharen welke hem dadélijk waren toege-vloeid; aan de onderscheidene genootschappennbsp;om zqn groot werk voort te zetten, en deszelfsnbsp;zegenrqke bemoeijingen te helpen bevorderen,”

Nu, lieve Vriended! hoe bevalt u dezen Eben-Haëzer ? Is het niet een getrouwe en genadige Heer, die het verbeiden van hulp, boven biddennbsp;en denken, beloond? Ja Hij heeft geholpen,nbsp;en zal verder helpen; — welgelukzalig allennbsp;die op Hem betrouwen.

« Heere ! uwe goedertierenheid zg over ons, zoo als wq op u hopen!

-ocr page 16-

A-

2My 0

Te bekomen bij M. WIJT amp; ZOJ^EN, a lo cents. Alsmede:nbsp;2. Jjeveiisge£clgt;iedezii2 van Peter Lobbeek^ tweede druk^

naar bet Hoogduitsch , nbsp;nbsp;nbsp;i5 Ct.

s. De Welbestede Stuiver, of de Bijbels der arme Negers,

tweede druk; naar het Bngelscb. nbsp;nbsp;nbsp;.xo )gt;

5. De Wever uit Welsh, nbsp;nbsp;nbsp;tweede druk; naar het Engelsch. 07I gt;»

4* De kleine bewoner van het Auvergnésche gebergte ; naar

het Engelsbh. nbsp;nbsp;nbsp;10 n

5. Arme Sara ; of de ludiaansche Vrouw , tweede druk ,

naar het Engelsch. nbsp;nbsp;nbsp;07^ )gt;

S* De Jonge Hulbewoonster, derde druk; naar het Engelsch. ss^ )gt;

7. nbsp;nbsp;nbsp;Buitengewone Opwekking onder de kinderen in Eiber»

fcld, tweede druk. nbsp;nbsp;nbsp;o5 »

8. nbsp;nbsp;nbsp;De lersche Boer, naarnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;het Engelsch.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;xo )gt;

9. nbsp;nbsp;nbsp;Elizabeth Cunningham ; eene ware Geschiedenis , tweede

druk. nbsp;nbsp;nbsp;90 n

10* Geschiedenis van John nbsp;nbsp;nbsp;Robins, de Matroos,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;10 )gt;

11, Uitbreiding van de Parabel der vijf_wijze en vijf dwaze Maagden.

»

xo xgt; i5 »nbsp;i5 ))nbsp;07 »nbsp;10 X)nbsp;i5 )»nbsp;isj xgt;

19. Het leven van Kolonel Jacob Gardiner. x3. De Stroopers Dochter.

14. De Bode met goede tijding. i5* Jansje Allan,

x6. Zonderlinge tusschenkomstfder Voorzienigheid.

17. Levensberigt van Amelia Gale. a8. Sara Hill , de leerling van de Zondagschool,nbsp;ig, De Geschiedenis van Mary Smith.nbsp;sogt; De Dorps-Predikant.

isè XX

SI* De Waarheid en uitwerkselen van het Evangelie, sa. Kracht des Geloofs , hij treffende beproeving.nbsp;s3, Herman de Houthakker*

94. nbsp;nbsp;nbsp;De laatste uren van John Cowper.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;xo »

95. nbsp;nbsp;nbsp;Het einde van den tijd,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;10 x»

s6. Wat God bewaart, is wel bewaard. nbsp;nbsp;nbsp;*5

%jy Wie zijt gij ? Wat hebt gij te doen 7 Wat behoort gij

te worden? nbsp;nbsp;nbsp;lO m

s8. De Weerhaan van het Kasteel. nbsp;nbsp;nbsp;isf »