-ocr page 1-

een beroep op het hart.


«AJR BBT BtfRBJrSCH.


\3


z'


-ocr page 2- -ocr page 3-

Lezer!

Ik kom tot u met drie vragen, welke het niet ongepast zoude zgn, indien gij dezelve eiken dagnbsp;uws levens uw hart afvraagdet. Ze zgn zeernbsp;kort, maar van een eeuwig aanbelang voor uwenbsp;wezcnlqke welvaart.

Zgt;e eerste is.' WAT BEN IK?

De tweede : waar ben ik ?

De derde ; waarheen ga ik ?

Het genoegen vi-n uw tegenwoordige leven hangt waarlgk af van eene bedaarde overweging dezernbsp;drie vraagstukken, en niemand kan ontkennen ,nbsp;dat onze eeuwige belangen er ten naauwste madenbsp;betrokken zgn.

I. WAT BEN IK ?

Om uwe gedachten tot eene ernstige overweging dezer vraag te leiden, beschouw uzelveu als een schepsel van den iioog-verheven’ go» ,nbsp;die u geschapen heeft m-et een aardsch ligchaam

-ocr page 4-

en met een geestelgk beginsel , de ziel genaamd ^ welke beide Hg op eene wonderbare wgze ver-eenigd heeft, en welke bg derzelver oorspronke-Igke schepping vatbaar waren voor het genotnbsp;van reine en onverderfelgke gelukzaligheid. Dezenbsp;gelukzaligheid, ten einde de liefde, magi en heerlijkheid van God ten toon tc spreiden , was hetnbsp;groote en edele doel van ’s menschen aanwezen.nbsp;Maar toen onze eerste vader tegen God ongehoorzaam wierd, verviel hg van zijne bestemming om zijnen schepper te verheerlijken, ennbsp;verloor hg daardoor zijn waar geluk. Hij werdnbsp;een zondaar, en door zgue zonden werd hij ver-werpelgk voor zgnen wettigen Heer , die hem denbsp;gevolgen van zijne ongehoorz-aamheid en zondenbsp;vóórzegd had , te weten : dat hg cc den dood zoude sterven;” zoo als gij lezen kunt Gen. XI : 17.

Adam zondigde dus tegen God, en verviel al-zoo tot bederf zoo naar het ligchaam als naar den geest; en van dien tijd af een kwade boomnbsp;zgnde, kon hg geene andere dan kwade vruchtnbsp;voortbrengen. Wg allen weten, dat elk schepselnbsp;zgns gelgke voorlbrengt : dit is eene algemeenenbsp;wet, welke niet verbroken kan worden. Denbsp;eerste mensch derhalve , een zondaar gewordennbsp;zgnde, was en kan slechts de vader van zondaren zgn. En wg, afstammelingen van diennbsp;bedorven vader, deelen alzoo in zgn bederf ennbsp;de rampzalige gevolgen zgner ongehoorzaamheidnbsp;en zonde.

In antwoord dan op de eerste vraag : wat

-ocr page 5-

BEN IK ? moet gezegd worden , dat gg een zon~ daar zijt, een schepsel, zoo bedorven van aard,nbsp;dat gg van uzelven niets anders dan zonde innbsp;gedachten, woorden en daden voortbrengt. Gijnbsp;zgt zulk een zondaar, dat gg u om God in hetnbsp;minste niet bekommert, veel minder Hem liefnbsp;hebt en Hem zoudt zoeken te verheerlijken, —nbsp;zulk een zondaar, dat gij zorgeloos voortleeftnbsp;in uwen zondigen staat, hoeveel ellende en teleurstelling gij in denzelven ook ondervindt. Metnbsp;één woord , gg zijt zulk een zondaar, dat er bgnbsp;uzelven geene hulp noch hope van redding is;nbsp;en gg zult in dezen ellendigen toestand moetennbsp;verloren gaan , indien gg geen gebruik maaktnbsp;van het eenige redmiddel, door God in Zgnnbsp;Woord u geopenbaard, Zgne genade inroepende,nbsp;om u daartoe verlichte oogen des verstands tenbsp;geven.

Erkent gg dit van uzelven ? En wilt gg zoodanig antwoord geven op de vraag : WAT ben ik ? 01 integendeel, durft gg God en Zgn Woordnbsp;tegenspreken en zeggen : « dat het mét u zóónbsp;niet is gesteld; dat gg een goed hart hebt; datnbsp;gij ordelgk leeft,— een ieder het zijne geeft,—-naarstig zgt in uw beroep enz. en dat derhalvenbsp;die treurige beschrgving niet op u kan zien?”

Het zg verre van mij, mgne stem te vei-heffen tegen het minste goed, dat er in de wereld isnbsp;en waaraan men len alle tijde zoo vele behoeftenbsp;heeft! maar het moet u vrgiüoedig gezegd worden , (omdat de zaligheid uwer ziel er van af-

1 *

-ocr page 6-

liangi) dat, indien dit en dergelijke, door u opgenoemd , alles is -waarop gij u beroemt, ggnbsp;niet slechts de hier boven beschreven zondaarnbsp;maar zelfs de gehéél verdorven zondaar zijt, vol-strektelijk ongevoelig voor uwen beklagenswaar-digen toestand. Op een’ verkeerden weg te zijn,nbsp;en het niet te -weten, -wordt altijd beschouwd alsnbsp;duhbeld betreurenswaardig. Gij dan, die eennbsp;antwoord, als het bovengemelde, geeft, verkeertnbsp;in dien beklagelgken zoudenstaat, en echter gijnbsp;weet bet niet, noch wilt het gelooven. Integendeel, in plaats van uzelven waarlijh als een verloren schaap te erkennen, dat geheel van zqnennbsp;herder is afgedwaald , verbeeldt gij u, dat ernbsp;veel goeds in u gevonden wordt, terwgl er nietsnbsp;hiervan bestaat : en gg bedriegt alzoo uzelven.

Den raensch van zijnen verdorven’ aard en zware schuld voor God te overtuigen , valt nietnbsp;in het bereik des menschelgken vermogens. Ditnbsp;is iels, dat men in goeden ernst niet kan aannemen , ofschoon men het uitwendig met anderennbsp;in de openbare godsdienst-oefeningen belgdt.

Maar is er voor den sterfel'gken mensch op deze vraag: wat bev ik ? geen ander antwoordnbsp;te geven? Is er niets anders te zeggen, dannbsp;dit : n Ik ben een verdorven, verloren , rampzalig zondaar!”

Geloofd zg God ! z'g , die niet slechts in naam, maar inderdaad Christenen zgn, kunnen bg hunnenbsp;ootmoedige belijdenis van zonde en schuld nognbsp;iets voegen; maar , terwgl zg er dit bgvoegen gt;

-ocr page 7-

laten zij niet na zichzelven als zondaren te blijven beschouwen en te belijden, «dat in hen, dat is in bun vleesch, geen goed woont.”

Een van deze zal zeggen : WAT ben ik inderdaad? De ellendige nakomeling van een’ bedorven vader. In mijn hart is de wortel van bederf en zonde. Ik ben geheel zondig, terwijl Godnbsp;heilig is. In dezen staat werd ik geboren 5 ennbsp;ik leefde in de zonde voort, tot dat het Godonbsp;behaagde mg door Zijne genade op de zaligheid»nbsp;in Zijn Woord geopenbaard, te doen acht geven.nbsp;Tot dus verie een dwaas dienaar van een’ harden meester, die mij wel vermaken beloofde,nbsp;maar mij niets dan kwelling en verdriet bezorgde ,nbsp;werd ik door Goddelijke genade overgehragt innbsp;het koningrijk van Gods lieven Zoon. Nu zagnbsp;ik duidelqk in , dat mijn hart bedorven en mijnnbsp;wandel zondig was , niettegenstaande eenigc uitwendige daden, welke de lieden dezer wereldnbsp;prijzen en welke ik deels om liuune goedkeuring , en deels uit een blind gevoelen mijner eigene waardigheid verrigte : zoo behaagde het mijnennbsp;genadigen Heer, « mij te vernieuwen in den geestnbsp;des gcmoeds.” Sedert deze gelukkige verandering , door Zijne goedertierenheid en magt in mijnbsp;gewerkt, kan ik op deze vraag (wat ben ik?)nbsp;zeggen: «Eertijds was ik duisternis, maar nunbsp;ben ik licht in den Heer! Voorheen was ik eennbsp;vijand van God, maar nu ben ik Zijn vriend»nbsp;geschapen in Christus Jezus tot goede werken*nbsp;Als een vreemdeling en bgwoner op aarde, hoe-

-ocr page 8-

8

danig ik mij beschouw, en als een hemel-burger , die ik hoop te zqn, wacht ik in geloof en metnbsp;lijdzaamheid den bepaalden tijd, dat God mij innbsp;Zgne heerlgkheid tot zich zal nemen. Ik \erlaatnbsp;mq alleen op Christus bloed en geregtigheid,nbsp;als den grond mqner behoudenis , ziende steedsnbsp;op « Hem, die geene zonde gekend heeft , maarnbsp;zonde voor ons is gemaakt, opdat wq zondennbsp;worden régtvaardigheid Gods in Hem.” (2 Cor.nbsp;V : 21.) Door het geloof aan de door Hem bijnbsp;God te weeg gebragte verzoening rerkrgg ik denbsp;te voren ongekende rust des geinoeds en kalmtenbsp;mqns gewetens. De oogen mgns verstands doornbsp;den Geest van God verlicht zqnde, ben ik nunbsp;bekwaam om te zien op Christus, als den Heer,nbsp;inqne geregtigheid en sterkte, en alzoo allenbsp;mijne hoop te stellen op Hem ter beërving vannbsp;de beloofde eeuwige heerigkheid en zaligheid:nbsp;terwijl de genade van God mij de zonde doetnbsp;haten en naar heiligheid van hart en wandel leertnbsp;streven, «werkende in mg beide het willen ennbsp;bet werken naar Zgn welbehagen.”

Dusdanig is de ootmoedige belgdenis van den opreglen Christen. Lezer! is het de uwe ? Zgtnbsp;gij zoodanig een mensch ? Of zgt gg hieromtrentnbsp;zorgeloos en onverschillig ? — Is het laatstenbsp;uw geval, doe dan een stap verder en vraag unbsp;zclven :

II. waar BBir IK ?

Zulk eene vraag deed God aan Adam, toen hij

-ocr page 9-

viel; en Adam’s gevallen kinderen mogen zich dezelfde vraag ook wel doen. (Gen. Ill: 9.)

Gg hebt een’ bedorven aard , gelijk wg gezien hebben ; en uwe tegenwoordige verblgfplaats isnbsp;in eene zondige wereld. De aarde werd om denbsp;zonde van Adam vervloekt. Gij vindt op dezelve ,nbsp;het is waar, voedsel voor u ligchaain: maarnbsp;terwijl gg u een’ t'gd lang staande houdt, liggen,nbsp;de zaden van verscheidene ziekten in u verborgen ,nbsp;welke u vroeger of later ten grave doen dalen.nbsp;Uw levenstijd gaat schielijk voorbij ; en allesnbsp;wat u omringt is aan dezelfde vergankelijkbeidnbsp;en verwoesting onderworpen.

Zoekt gij vermaak en voldoening van de aarde ? De aarde kan ze u niet geven; de lusten ennbsp;begeerlgkheden, die in uw binnenste heerschen ,nbsp;kunnen u geene ware en bestendige zielsrustnbsp;bezorgen.

Gg zoekt het gezelschap van uwe natuurge-nooten , en in de verscheidenheid van vreemde en ijdele gedachten, welke de gezelschappennbsp;aanbrengen , zoekt gij uzelvcn l« vergelen. Velenbsp;menschen verbeelden zich het meest zich vermaakt te hebben, wanneer de gedachte aan hetnbsp;groote doel huns levens het verst van hen verwijderd is geweest. Dat zij eens sterven moeten,nbsp;en echter onsterfelgke schepsels zijn — daai-aannbsp;denken zg niet. Is het niet te vreezen , dat zgnbsp;zich eindelgk voor eeuwig te leurgesteld zullennbsp;vinden.

Want wat zegt het Woord van God? «Hebt

-ocr page 10-

lO

de wereld niet lief, noch hetgeua in da wereld is. Zoo iemand de wereld lief heeft, de liefdenbsp;des Vaders is niet in hem : want al dat in denbsp;wereldis (naraelgk) de begeerlgkheid des vleeschs,nbsp;«n de begeerlgkheid der oogen , en de grootsch-heid des levens, is niet uit den Vader, maarnbsp;uit de wereld.” (i Joh. 11 : i5 , i6.)

WAAR BEK IK? Deze vraag doe ik nog eens. Leeft gij nog in uwen bovengemelden zondenstaatnbsp;dan moet ik u ronduit zeggen, dat gij niet slechtsnbsp;in de wereld, maar f'oor de wereld, en me/ denbsp;wereld leeft. Gij hebt geene hoop boven de aarde 5 en gevolgelijk zoekt gij alle genot alleenlqknbsp;van dezelve. Het beste te eten en te drinken,nbsp;fraai gekleed te zijn en onder de menschen mnbsp;het een of ander opzigt te schitteren , — maaktnbsp;uwe grootste bemoeijing uit. Spreekt men tot iinbsp;van dood en eeuwigheid! met tegenzin laat gijnbsp;u daaraan herinneren en toont zelfs uw ongenoegen , dat men u in uwe droomen stoort. Eenenbsp;eenzame wandeling of de stille afzondering innbsp;eene kamer zoude u met schrik vervullen. Ennbsp;kunt gij de gedachte aan den dood en de eeuwigheid niet verdragen; hoe zult gij te moedenbsp;zijn , wanneer deze voor u staan ? Hoe brengtnbsp;gij uw leven door ? Is het niet enkel met denbsp;iiajaging van de zien- en zinnelijke dingen dezernbsp;wereld, de belangen uwer onsterfelgke ziel geheelnbsp;cn al verwaarloozende.

Maar zijt gq inderdaad en in waarheid een Christen: het antwoord op de vraag waar bennbsp;IK? zal op deze of dergeiijke wgze zgn.

-ocr page 11-

11

« Ik ben , Gode zij dank! door de volkomena gehoorzaamheid van Christus , bevrgd van denbsp;schuld en straf, maar ook van de heerschappijnbsp;der zonde; in welken wij hebben de verlossingnbsp;door Zijn bloed, (namelqk) de vergeving dernbsp;misdaden naar den rgkdoin van Gods genade.’’nbsp;(Efez. 1:7.) Ik ben verlost van de aarde, ofschoon nog op dezelve levende; «en hetgene iknbsp;nu in het vleesch leef, dat leef ik door het geloofnbsp;des Zoons Gods, die mij lief gehad heeft eunbsp;zich zelven voor mij overgegeven heeft.” (Gal.nbsp;II : 20.) Gevolgelqk, schoon het mijn phgt Jsnbsp;alle mgne wereldsche zaken levende als menschnbsp;in de wereld, met ijver en vlqt te verrigten, isnbsp;het echter mqn voorregt dezelve ook als eeunbsp;Christen, levende voor eene betere wereld, zonder eene oubetanielgke nalatigheid te doen. Iknbsp;denk er steeds aan , dat ik hier een vreemdelingnbsp;ben, en wandelende in den geest van mijn’ Yer-, losser herinnert mij zulks ook de wereld, dianbsp;mq omringt. De geest der wereld is lijnregtnbsp;strijdig met dien , welken ik door Gods genadenbsp;ontvangen heb. Aan ’s Heilands les tot zijnenbsp;leerlingen houd ik mij ; «Indien gij van de wereld waart , zoo zoude de wereld het hare liefhebben ; doch omdat gq Van de wereld niet zijl,nbsp;maar ik u uit de wereld heb uitverkoren , daarom haat u de wereld.” (Joh. XV : ig.) Denbsp;wereld lagche dan vrij over mijn gedrag en hope:nbsp;ik wil er mij niet over beklagen . maar voor haarnbsp;bidden. Nu gevoel ik mq reeds aanvankelijk ge-

-ocr page 12-

12

lukkig in de bl^de verwachting, dat ik , na mqn werk op aarde volbragt te hebben , vun de lustnbsp;der zonde en der wereld verlost en In de hemel-sche maatschappg -van heilige zalige wezens zalnbsp;overgebragt worden.

Heil n, lezer! indien gij dit voor uzelven betuigen kunt! De vraag : waar bex ik ? hoe dikwerf ook door u herhaald, zal u telkensnbsp;nieuwe stof tot nuttige overdenking opleveren ennbsp;eene «hope die u nimmermeer beschaamd zalnbsp;maken,” verlevendigen. Gij zult u dan met eennbsp;bijzonder genoegen bepalen bij de derde vraag,nbsp;welke ik heb voorgesteld, namelgk :

III. WAARHEEN GA IK ?

« Ik ga (zult gg zeggen) door eeue wildernis naar een hemelsch vaderland. Uit een staat vannbsp;zonde en droefheid ga ik over tot volkomenenbsp;heiligheid en tot eene heerlgke en onuitspreke-Iqke vreugde. Ik ga van uit den strijd tegen denbsp;vganden mijner ziel tot de bezitneming van eenenbsp;kroon onder do geesten der reglvaardigen. Innbsp;één woord, ik zal haast al de bedriegelgke gdel-heden der zinnen verwisselen met het genot dernbsp;vreugde voor bet aangezigt ingcs Scheppers,nbsp;aan ‘Wiens regterhand liefelijkheden voor eeuwignbsp;gevonden worden.”

Lezer 1 is dit niet uwe nederige hoop ? en verkwikken deze gedachten niet uwe ziel? —Is het anders met u gesteld? Waarvoor leeft g'q dan?nbsp;Is het enkel om te eten en te drinken? Is het

-ocr page 13-

ID

misschien oni zwaar te werken, ten einde wat ¦geld of goed ¦voor uw ligchaams-bestaan te vergaderen? Kunt gij meenen dat gij alzoo aannbsp;liet doel, waarom God u op deze aarde geplaatstnbsp;beeft, beantwoord? En is dit doel hem waardig,nbsp;die hoogst volmaakten wijs is; ofwel v waardig,nbsp;die eene ziel bezit, welke niet sterven kan ennbsp;daarom met geene vergankelqke goederen kannbsp;bevredigd worden? Vraag uzelven dan eens af:nbsp;« Wa.A.RHEEN oiï G-AAT” —— Gq gaat (zoo ols iedernbsp;moet toestemmen) haastelijk naar het graf. Binnen weinige jaren zult gij, en binnen weinigenbsp;uren kunt gij het rijk der dooden intreden. Naarnbsp;deze plaats gaat gij, wat uw ligchaam betreft.nbsp;Maar de vraag word van een meer einstlgen aard;nbsp;waarheen gaat mijne ziel? Naar welke plaatsnbsp;vertrekt mijn onsterfelijke geest, wanneer dezelve deze leeme hut verlaat ? « Waar zal ik eeuwignbsp;blqven ? ” Deze zijn redelijke en gewigtige vragen; redelijkere eu ge wigtigere kunnen met geenenbsp;mogelqkheid gedaan worden. Hoe zult gij dezelve beantwoorden ? — Kunt gij dezelve hiernbsp;niet op eene gepaste wqze beantwoorden ? Hoenbsp;kunt gij verwachten, dat gij het hiernamaalsnbsp;zult kunnen doen ? Kunnen de aardsche goederen opwegen tegen die des Hemels? Christus zelfnbsp;heeft deze vraag door eene andere beantwoord:nbsp;« Wat baat het een meusch, zoo hij de geheelenbsp;iVereld wint en lijdt schade zqner ziele ? Of watnbsp;zal een mensch geven tot lossing van zijne ziel?”nbsp;(Matth. Xyi: 26.) Hij stelt het geval tegen de

-ocr page 14-

i4

geheele 'wereld, en gq kunt niet verwachten een gedeelte uit de duizenden milioenen van dat geheel te verkrqgen. En zult gij daaraan uwe zielnbsp;¦wagen ? — En echter (het moet als eene vrees-selqke waaiheid beleden worden) alle onbekeer-deii offeren voor de vergaukelqke goederen denbsp;zaligheld hunner zielen op. Hunne daden bewq-zen het, al zeggen zij het niet met woorden.nbsp;Ieder measch, die al zijne zorgen, lijden krachtennbsp;dezer wereld toewijdt zonder het eene noodigenbsp;te behartigen, moge door zlchzelven en zignnbsp;’s gelijken voor wijs gehouden worden, maarnbsp;voor God is hij een dwaas. Anderen, die bezorgdnbsp;zgn voor de behoudenis hunner onsierfelijkenbsp;zielen, moge hij voor dwazen houden — o!nbsp;(mogt ieder het regt opmerken!) spoedig zullennbsp;de zaken van gedaante veranderen! en zij, dienbsp;ernstige Christenen eenmaal konden beschimpen,nbsp;zullen hierna met eeuwige wroeging moeten erkennen: « Deze was het, daar wij eertijds medenbsp;lachten, en dien wij voor eene bijspreuk desnbsp;verwqts hadden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zotten hielden zqn leven

voor razcrnq , en zijn einde oneerlijk. Hoe is hij (n«) gerekend onder de kinderen Gods, en (/me)nbsp;is zijn lot onder de heiligen? Yoorwaar wij zijnnbsp;van den weg der waarheid afgedwaald, en hetnbsp;licht der geregtigheld is ons niet opgegaan. !nbsp;(Boek der wijsheid, V: 3,4, 5 en 6.)

O! mogt gij dan bij tijds bedenken, waarheen' Gil GAAT! 'welligt binnen kort zal uw eeuwignbsp;lot beslist 'V.’orden. « Zoo als de boom valt

-ocr page 15-

i5

Llqft hi) liggen. ” Hebt gi) geene hope in dit leven! gi) zult er geene hebben in de toekomendenbsp;¦wereld. Vraag dan ernstig uwe ziel: «waarheen,nbsp;naar welke plaats, tot welken onveranderlgkennbsp;staat GA IK? Mogt Gods genade door zqn heilignbsp;woord uw verstand verlichten, den geest uwsnbsp;gemoed vernieuwen en u bekeeren van uwennbsp;zondigen weg tot een leven des geloofs in Christus, als uwen Verlosser. Mogt zgne genade unbsp;leeren uw hart daartoe geduriglgk tot Hem tenbsp;verheffen, die u belooft op uw gebed Zgnennbsp;Geest te zullen schenken. Alzoo zult gij eennbsp;inwendig genoegen erlangen, hoedanig geen uitwendig goed u geven kan. Uw geweten geraaktnbsp;tot vrede met God door het bloed en de gereg-tiglieid van Christus, en ook tot vrede met allenbsp;menschen, ofschoon deze niet mogten ophoudennbsp;u om uwe Godvruchtigheid te haten. De Heiligenbsp;Geest zal u bekwamen, om de overblqvendenbsp;zwakheden van uw bedorven vleesch te bestrijdennbsp;en te overwinnen ; en aldus wordt gg allengskensnbsp;voorbereid tot het genot der eeuwige rust. Wienbsp;is in staat die hemelsche gelukzaligheid te be-schrgven, aan welke gg na eene korte wgl metnbsp;al de verlosten voor eeuwig deel zult erlangen!nbsp;Bewonder de weldadigheid van dien God, dienbsp;zulk een goed bereid heeft voor hen, die Hemnbsp;liefhebben.

Zeg niet, zoo als velen doen, ofschoon hun die gdele verschooniug niets zal baten: « ik verkeer in behoeftige omstandigheden, en ben ver-

-ocr page 16-

i6

pligt al mqncn tgd te besteden, om het levensonderhoud voor mijzelven en. mqn huisgezin te verdienen. Rqke lieden, die een goed inkomennbsp;hebben, mogen helgene gij mij aanraadt, behartigen , maar iemand als ik moet den ganschennbsp;dag zwaar arbeiden, verlangende des avondsnbsp;naar den slaap. Bedenk evenwel als eene bewe-zene waarheid, dat gg zeer wel voor uwe zielnbsp;kunt zorgen zonder in eenig opzigt uwe igdelgkenbsp;belangen te verwaarloozen, of céne minuut vannbsp;uwen tgd te verliezen. De ware Godsdienst gedoogt geene luiheid; ook zal de mensch geen’nbsp;tgd verliezen door een klein gedeelte van eikennbsp;morgen en avond met zgn’ God door te brengen.nbsp;Een tiende, wat zeg ik! een honderdste gedeeltenbsp;der oogenbllkken , eiken dag met gdele gedachten en gesprekken doorgebragt, indien hetzelvenbsp;aan God en de zorg voor uwe ziel wlerd toege-wgd, zoude meer dan genoegzaam zijn tot denbsp;vervulling uwer pligten om te bidden en dennbsp;Bijbel te lezen; en hierdoor zoudt gij u in uwnbsp;dagelgksch beroep regt naarstig maken. En watnbsp;«angaat de rgken en hunne betere omstandighedennbsp;geloof mij, dat zg aan meerdere verleidingen zgnnbsp;blootgesteld, om het woord van God bij hennbsp;te doen verstikken, dan honderd of duizend vannbsp;uwe zorgen zulks vermogen. De vermaken (zoonbsp;als zg dwaasselijk genoemd worden) der grootennbsp;vervoeren hunne harten tot ontelbare gdele be-drgven, welke door gemoedskwellingen wordennbsp;opgevolgd en uitloopen op eeuwige ellende : ter-wgl uwe tgdelijke bezorgdheden u te meer drin-

-ocr page 17-

1?

gen moeien om te staan in de gunst van den iarnihariigen God, die « nimmer begeven, noclinbsp;verlaten zal de genen, die op Hem vertrouwen.quot;nbsp;Christus gebiedtu « eerst (en boven alles) liet Koningrijk van God en Zijne geregtigheid te zoeken; ennbsp;{dit doende belooft Hij, dat) alle deze dingen (dat isnbsp;al hetgeen tot uw onderhoud waarlijk dienstig is)nbsp;u zullen toegevoegd worden.quot; zie (Malth. VI:nbsp;27 — 34.) O! Bedenk dan, welke eeue ellendigenbsp;verontschuldiging het u, voor God moetende verschijnen , zijn zoude te zeggen: Heere! ik hadnbsp;geen tijd om aan u te denken , noch eenige gelegenheid, om voor mijne ziel te zorgen. Al mijnenbsp;gedachten waren bepaald op mijne Weeding, __nbsp;op hetgene ik eten en drinken zou, en hoe iknbsp;mij onder de menschen het voordeeligst zou ver-toonen. Veel tijd heb ik misschien verloren doornbsp;ledigheid, of door ijdele gesprekken met mijnenbsp;vrienden. « Eu kunt gg geene betere verschoo-ning dan deze, voor de verwaarloozing uwernbsp;zalgheid inbrengen ? Kunt gij: beproef het aaunbsp;den toetssteen van Gods Woord, en zie of nietnbsp;elk voorwendsel als van geene waarde moet verworpen worden. Neem de toevlugt tot Godsnbsp;genade, biddende met den Psalmist: « Verbergnbsp;Uw aangezigt van mijne zonden ! en delg uit alnbsp;mijne ongeregtigheden. Schep mij een rein hart,nbsp;o God! en vernieuw in het binnenste van mijnbsp;eenen vasten geest. Verwerp mij niet van Üwnbsp;aangezigte; en neem uwen Heiligen Geest nietnbsp;Van mij.” (Psalm LI: n, la en i3.)

-ocr page 18-

i8

Hoe gelukltig zoudt gg zgn , lezer! indien gq de drie voorgestelde vragen in de taal en dennbsp;geest des geloofs en der heiligheid kondct beantwoorden. Laat mg u dit ten slotte nog mogennbsp;voorhouden.

I. nbsp;nbsp;nbsp;Wat ben ik? Kunt gq in waarheid zeggen: » eertgds was ik duisternis, maar nu bennbsp;ik licht in den Heer.” — Verlost van de aardenbsp;doorbet bloed des Lams, ben ik door zgn Woordnbsp;geleerd en door zgne genade vervrgmoedigd, mg-zelven als een kind van God en een erfgenaamnbsp;des Hemels te beschouwen. En ofschoon ik eennbsp;zwak en sterfelijk ligchaam omdrage, echter,nbsp;dank zij mqnen Zaligmaker! het staat niet langernbsp;ten dienste der zonde : integendeel het is mijnennbsp;geest onderworpen. Mqn bedorven vleesch mogenbsp;nog dikwgls in mij strgden, maar door genadenbsp;heerscht het niet meer in en over mij. Opnbsp;’s Heeren liefde en trouw wil ik mij standvastignbsp;verlaten. Hg zal mg , vertrouw ik, door zijnennbsp;raad leiden , tot dat hg mg in zgne heerlgkheidnbsp;opneemt. Mijn streven is nu Hem door mijn geloof en wandel in deze wereld te verheerlgken.nbsp;Op zijne getrouwheid en belofte verlaat ik mg ,nbsp;dat Hij mqne wachtende ziel, na de sloping mijnsnbsp;ligchaams, zal overvoeren in het land der eeuwige rust. Is dit uw antwoord des geloofs,nbsp;Lezer ! dan is het een antwoord, van eengoed geweten , hetwelk u nimmer beschaamd zal maken.

II. nbsp;nbsp;nbsp;Waar een ik ? Kunt gg op deze vraagnbsp;zeggen: » ik ben wel een vreemdeling in een

-ocr page 19-

19

vreemd land, ofschoon het mqn geboorteland is : maar mijn Verlosser is mgn leidsman naarnbsp;het betere Vaderland hierboven. Als een bijwo-ner op aarde leef ik dus, gesterkt door zqnnbsp;¦VVoord en Geest. Ik heb vganden, ik ken ze;nbsp;maar door zqne kracht bestrijd en overwin iknbsp;ze. Ik heb ontelbaar vele behoeften en zwakheden : maar Hij voorziet in alle dezelve ennbsp;onderschraagt mg. De toekomst is voor mg verborgen; maar ik ben verzekerd , dat mij nietsnbsp;treffen zal dan hetgene mg ten beste dient.nbsp;Alzoo smaak ik in eene zondige wereld meernbsp;waar genoegen, dan wereldsche menschen zichnbsp;verbeelden kunnen. » Mg steeds strekkende totnbsp;hetgene voor is, jaag ik naar het wit tot dennbsp;prijs der roepinge Gods , die van boven is innbsp;Christus Jezus.” Is dit uw geval, lieve lezer!nbsp;waar git rr bevindt, de Heer is dan bij u, ennbsp;eerlang zult gij eeuwig zijn wddr Hij is.

III. WAARHEEN GA IK. ? Indien de voorgaande antwoorden waarlijk de uwe zijn, dan moogtgijnbsp;op deze vraag met eene heilige hope zeggen:nbsp;langs den weg welke de geloovigen voor mijnbsp;bewandeld hebben, ga ik van de aarde naar dennbsp;hemel, uit een stand van zonde tot dien vannbsp;volmaakte heiligheid. Haast zal ik mijnen loopbaan voleindigd hebben , en haast de kroon dernbsp;regtvaardigheid ontvangen welke voor mij is weggelegd. Gelukkige ziel! uw Christelijke strijd isnbsp;haast volstreden en gaat gij in in de rust vannbsp;uwen Heer.

-ocr page 20-

ZM'? I

20

Lezer! mogt gg al het voorgetiragene Ier harte nemen en er uw voordeel mede doen, dan zounbsp;ik mg vleijen, dat dit boekje u tot een aangenaamnbsp;geschenk der liefde zoude verstrekken. Mogenbsp;het dan dienen om u te brengen tot eene gereedenbsp;en geloovige aanneming van Gods mensch-gewor-dcn Zoon, die in de wereld is gekomen, omnbsp;Zondaren zalig te maken. Tot dit einde, henbsp;eenige einde, waartoe het u in handen gegevennbsp;wordt, gebiede er God Zgnen zegen over, omnbsp;Zgns Naams wille , Amen.

Te ROTTERDAM, bg M. WIJT amp; ZONEN. De prgs is 12i cents.

*

-ocr page 21- -ocr page 22- -ocr page 23-


-ocr page 24-