-ocr page 1- -ocr page 2- -ocr page 3- -ocr page 4- -ocr page 5-

-sr:-- nbsp;nbsp;nbsp;Q)

cy..c

TREKKEN

T~

UIT HET LEVEN

EENS LANDMANS

IN DEN ELSASZ.

Toen ik in het jaar 1821 in mpn nieuw Leeraarsambt ingewqd werd, maakte de Heer Inspector , die mg bevestigde, van deze gelegenheid gebruik, om de talrijk vergaderde d'orpsgemeentenbsp;in zijne leerrede eenige inlichting tc geven aangaande de inrigtingen, in onze dagen tot bevordering van het Godsrijk plaats hebbende. Nanbsp;over den oorsprong, het doel en de gezegende

werkzaamheden der Londensche, Bazelsche en

andere 13ijbel-en Zendelinggenootschappen gesproken te hebben , herinnerde hg zijne toehoorders , dat er eenige jaren geleden ook te Straatsburgnbsp;zulk een Bgbelgenootschap was opgei igt, hetwelknbsp;reeds vele deelnemers telde, die ol door eenenbsp;bgdrage van 6 franken jaarlgks, of door 5o fran-

1 *

-ocr page 6-

ienin eons voor hun geheele leven leden werden, daar andere door onbepaalde giften het hunnenbsp;tot uitbreiding van Gods woord bijdroegen. Hijnbsp;besloot met den wensch, dat er velen, hqzondernbsp;zq , welke God met tgdelijk vermogen gezegendnbsp;had, toch zulk eene gelegenheid, om hunne be-hoeftigere racdemenschen de H. Schrift te verschaffen, niet ongebruikt zouden laten voorbijgaan.

Nadat de Godsdienst geëindigd was, was er in de pastorij een maaltijd gereed gemaakt voor denbsp;geestelijken, welke de plegtigheid hadden b%e-Woond, de plaatselijke en kerkelijke opzieners,nbsp;schoolmeester en anderen. Reeds was het geheele gezelschap bij elkander, toen nog een dernbsp;ouderlingen ontbrak. Terwijl ik naar benedennbsp;ging, om hem te laten roepen, trad hij juist denbsp;huisdeur binnen. « Gij laat lang op u wachten ,nbsp;m’gn vriend,” zeide ik tot hem. a Ach, Dorainénbsp;hernam hg, ik moet het u zeggen, waarom iknbsp;niet vroeger kon komen. De Heer Inspector hadnbsp;ons in de kerk zoo veel goeds van de Bgbelge-nootschappen gezegd, dat ik na de kerk metnbsp;mijne vrouw er over gesproken heb , om er ooknbsp;lid van le worden. Wij kwamen dus overeen omnbsp;jaarltiks 6 franken te geven, doch daar kwamnbsp;mij de gedachte voor den geest: gij zqt reedsnbsp;*00 oud, en zult dus misschien niet lang meernbsp;deze bqdrage kunnen geven. Zou het dan nietnbsp;beter zijn, dat gij op eens 5o franken gaaft.nbsp;Dan was het hetzelfde, of gij ook nog dit jaarnbsp;stierft, daar het Bgbelgenootschap, dan toch

-ocr page 7-

heeft; wat gg haar toegedacht had. Mijne vrouw vond dit goed, en ziet gij, hier heh ik nu hetnbsp;geld. Hierop telde hij inti 5o franken uit, welkenbsp;ik den Heer Opziener bragt, terwijl ik hem metnbsp;de uitwerking zijner opwekking geluk wenschte-Eenige maanden daarna, toen ik des Zondagsnbsp;na de middag uit de kerk gekomen was, kwamnbsp;dezelfde man in mgne kamer. Daar hij er zeernbsp;nêergedrukt uitzag, en in zijne oogen tranenwaren, zeide ik tot hem, «wat scheelt gij, mijnnbsp;vriend? Waarom zijt gij zoo treurig? Er schijntnbsp;u iets op het hart te liggen.” « Ach , hernam hij,nbsp;zou men niet treurig zijn! Het is van daag zondag , en hoe gaat het op ons dorp toe ? Zoonbsp;was het niet voor de omwenteling. Toen kwamnbsp;men in huis bij elkander, om over God en zijnnbsp;woord te spreken, en den Bijbel of andere leerredenen te lezen. De jonge lieden durfden nietsnbsp;ongeregelds doen. De eenige herberg in het dorpnbsp;moest niet alleen onder kerktqd, maar ook dikwijls des avonds gesloten worden. Men hoordenbsp;des nachts en overdag geen schreeuwen en levennbsp;op de straat. Maar hoe is het tegenwoordig ?nbsp;In alle drie de herbergen wordt dikwijls zelfsnbsp;gedurende de godsdienst gespeeld en gedronken.nbsp;En daarna schreeuwen en zingen de jonge liedennbsp;door het dorp, terwijl er aan het dansen geennbsp;einde is. Men drgft handel en vecht; men hoortnbsp;vloeken en tieren , en dat duurt tot diep in dennbsp;nacht. Zoo wordt de dag des Heeren ontheiligdnbsp;en de jeugd bedorven. Dat kan geenc goede

-ocr page 8-

gevolgen hebben, en het doet mij hartelgk leed. Ik wilde wel eens gaarne weten, wat de Dominénbsp;daarvan zegt.” «Ongetwijfeld,” antwoordde ik,nbsp;«betreur ik het met ii, dat de goede tucht ennbsp;orde gedurig meer verdwgut, en als Zielzorgernbsp;heb ik er reeds dikwijls over gezucht; doch hetnbsp;moet u niet al te zeer ter neder slaan. Wij willen bet aan den Heer aanbevelen, die de hartennbsp;leiders kan als waterbeeken, en ondortusschennbsp;maar onvermoeid voortgaau met getrouw te waarschuwen en te vermanen, inzonderheid bij onzenbsp;eigene huisgezinnen, opdat dan ten minste denbsp;onze der wereld niet geltjkvormig worden, maarnbsp;anderen een goed voorbeeld geven. Ondertus-scben moet ons dit ten troost verstrekken, dat,nbsp;zoo wij ook iu ons land al zoodanige droevigsnbsp;ondervinding hebben , daarentegen in andere landen en werelddeeletr bet Christendom des tenbsp;heerlijker opluikt. Ik wil u iets voorlezen , waaruit gij vernemen zuft, hoegverig in Azia, Afrika,nbsp;Amerika en op de Zuidzee-eilanden het woordnbsp;van God verkondigd wordt, hoe overvloedig hetnbsp;er uitgedeeld en hoe gretig het er gelezen wordt;nbsp;boe gelieele tot heden toe wilde en onbeschaafdenbsp;Volken er door uit de duisternis des Heidendomsnbsp;tot het Evangelie van Jezus Christus bekeerdnbsp;worden, en welke gezegende vruchten van warenbsp;godzaligheid er uit ontkiemen.” — Hierop las iknbsp;hem eenige zendelings-berlgten en onder anderennbsp;uit hét derde jaarlijksche berigt van het Bazelschenbsp;ïendeÜBggenootschap, de oprigtingsbrief van dien

-ocr page 9-

edelen Wurtembergschen geeslelgke voor, die door zgne gift -van 3ooo guldens zooveel bgb,ragtnbsp;tot oprigting van bet genootschap* Het voorge-lezene scheen indruk op hem te maken, en hadnbsp;ten gevolge, dat hg mg vrolgk en getroost verliet.

Toen ik eenige dagen daarna van eene -wandeling te huis kwam, vond ik den man in mgne kamer, terwgl hg rog met een opgeruimd gelaatnbsp;en vriendelgke groet een vol geldzakje overhandigde. «Goeden avond, vriend,” riep ik hemnbsp;toe, «wat hrengt gij mg daar?” «Hier,” zeidenbsp;hg, «zgn vooreerst 102 franken. Aanstaande Za-turdag ga ik met granen ter markt, dan zal iknbsp;er nog 98 franken bgdoen. Dat maakt dan tenbsp;zamen 200 franken, die ik voor het Bazelschenbsp;Zendelinggenootschap bestemd beb. De heerlgkenbsp;herigten, die gg mg onlangs daarvan voorlaast,nbsp;hebben mg zoo verheugd, dat ik gaarne ooknbsp;iets -wilde bgdragen, dat den armen Heidenen hetnbsp;Evangelie van Jezus verkondigd -werd. Ik verzoek u dus, dit geld den Heer Inspector ternbsp;hand te stellen , om het naar Bazel te bezorgen.”

Geheel verbaasd over deze overwachte en onder boeren ongewone raildadigheid , gaf ik hem te kennen, hoezeer mg zgne goede gezindheidnbsp;verheugde. Evenwel moest ik hem vragen watnbsp;de zgnen hiervan zeide. «O,” riep hg uit,nbsp;«c hierin ben ik mgn eigen meester. Het geld isnbsp;mgn wettig eigendom. Mgne kinderen zgn allenbsp;wel verzorgd , en wat ik van mgn .vermogen voornbsp;mg gehouden heb, daarmede kan ik handelen

-ocr page 10-

8

zoo als ik wil. Zij hebben wel,” voegde hq er bq , «in het eerst mij eenige tegenwerpingennbsp;willen maken, onder anderen, zeide mijne vrouw:nbsp;» ja , breng uw geld maar, de Dominé zal hetnbsp;toch niet willen aannemen;” doch ik antwoorddenbsp;haar kort af: «Als de Dominé het niet aanneemt,nbsp;dan breng ik het den Heer Inspector zelfs ennbsp;als die het ook niet W'il aannemen, dan weet iknbsp;nog, waar de post is, en zend het met de postnbsp;naar Bazel.” Daar ik terstond merkte, dat zijnbsp;het geld wilde wegslulten, opdat ik het niet zounbsp;kunnen vinden, zeide ik tot haar: «dat zal unbsp;weinig helpen; de oude *** heeft nog zooveelnbsp;krediet, dat leder koopman of jood in de omstreek hem dadelijk zooveel voorschiet. Spaarnbsp;dus uwe moeite. Daarop lieten zij mij mgn gangnbsp;gaan en waren er mede tevreden.”

« Nu welaan ,” zeide ik , «uw besluit is dan genomen ; maar zeg mij dan nu ook , lieve vriend,nbsp;wat u daartoe bewogen heeft ? (Want ook overnbsp;de zuiverheid zgner beginselen wilde ik zekerheid hebben). «Geheel eenvoudig, antwoorddenbsp;hij : a Ik zal het u maar zeggen, Dominé , watnbsp;mij daartoe bewogen heeft ?” « God heeft mij innbsp;mijn leven reeds zooveel goeds bewezen en mgnbsp;daarbg een inwendig vergenoegd gemoed geschonken, dat ik dacht te moeten beantwoordennbsp;aan het lied , « laat mg jegens anderen uitoefenen , wat gij aan mij gedaan hebt.” Inzonderheid heeft Hij rng uit vele kommervolle gevarennbsp;wonderbaar uitgered. Duister slechts naar de-

-ocr page 11-

9

zelve : nbsp;nbsp;nbsp;« Toen ik nu 4o jarea geleden nigne

vrouw trouwde, bragten wg wel eenige onroerende goederen zamen , maar al ons gereed geld, waarmede wg onze huishouding moesten beginnen , bestond in een koper gros, dat wij vannbsp;het geld, hetwelk wij bij de bruiloft in de kerknbsp;aan de armen gegeven hadden , over hadden gehouden. Wij leefden dus zeer armoedig, en moestennbsp;ons lang komraervol behelpen. Doch de Heernbsp;heeft ons gezegend en wij verkregen langzamerhand^ zooveel, dat wij niet alleen onze kinderennbsp;een gepast uitzet konden geven , maar ook eennbsp;aardig sommetje voor onzen ouden dag kondennbsp;opleggen. Vervolgens, voor omtrent 5o jarennbsp;had ik het ongeluk van eenen boom op eenennbsp;puntigen wgngaard-staak te vallen , die mg diepnbsp;in het Igf ging. Ouder de grootste smarten gelukte het mg , dezelve er uit te trekken, terwglnbsp;ik nog naauwelgks de kracht had om mg naarnbsp;huis voort te slepen. In de tuindeur viel ik innbsp;onmagt, waarop men mg naar bed droeg. Denbsp;chirurgijn onderzocht mgne wond, en daar hgnbsp;dezelve doodelgk achtte . week hij den geheelennbsp;dag niet van mijn bed. Ik beruste er in van tenbsp;moeten sterven, terwgl ook de mgnen niets dannbsp;den dood verwachtten. Maar, ziet! tegen allenbsp;verwachting begon mgne wond na eenige dagennbsp;te genezen. Inwendig was niets gekwetst, en ,nbsp;Gode zij dank! tot op dit oogenblik gevoel ik ernbsp;niet het minste letsel van. — Op eenen anderennbsp;tgd reed ik een beladen wagen naar huis op

-ocr page 12-

lO

welke mqne vrouw zat. Het gezadelde paard viel onder mg ; ook de wagen viel om. Ik lagnbsp;onder het paard en mijne vrouw lag onder dennbsp;wagen, terwgl er niemand in de nabgheid was.nbsp;In deze hoogen nood, waarin wij ieder oogen-hlik moesten vreezen , gekwetst te worden , meenden wij heide, dal ons laatste uur gekomen was.nbsp;Daar wij dus God om redding , of om een zalignbsp;einde baden en zuchtten , gelukte het eindelijknbsp;mgne vrouw, zich van onder de wagen uit tenbsp;arbeiden. Zij kwam tot mij, sneed de leidselsnbsp;in hetwelk het paard zich verward had, los,nbsp;joeg het op: en ziedaar 1 ook ik kwam er zondernbsp;schade af. Oordeel nu zelf, of het niet onzenbsp;schuldige pligt is, den goeden God, die ons zoonbsp;verwonderlijk gered heeft, dankbaar te zgn, ennbsp;of wil niet met de grootste gewilligheid iets vannbsp;ons vermogen aan zgne dienst moeten opofferen? ”

« Ja wel, mgn vriend !” hernam ik, «en ik jjegrgp nu, waarom gg zoo vast hg uw voornemen blgft. Vooroorloof mg intusschen nog eenenbsp;vraag : Ik weet wel, dat gg onze eigene armen reeds veel goeds bewezen hebt; maar uwenbsp;200 franken worden, gelgk gij quot;weet, aangewendnbsp;tot instandhouding der zendingen in verafgele-gene landen en werelddeelen; en gg zult vannbsp;hen-, die er nut van trekken, waarschgnlgknbsp;nooit iemand te zien krijgen. Hoe kwaamt ggnbsp;dan op de gedachten, uw geld zoo ver, tot overnbsp;de zee, weg te zenden? ”

-ocr page 13-

11

« Ook daarvan,” zeide hg , « zal ik u de reden zeggen : Ik was nog een knaap , toen mg mijn zalige Vader voor het eerst naar hetnbsp;veld zond, om een stuk lands met tarwe te be-zaaijen. Hg hing mij de zaadzak om, en iknbsp;ging heen om het te doen, zoo als ik reedsnbsp;dikwijls gezien had. Ik begon het zaad uit tenbsp;stroogen, en verhief er mg niet weinig op, datnbsp;ik dit ook reeds verrigten kon. Juist stond mijne oude Grootmoeder daar digt bij , en nadat zijnbsp;eenigen tijd naar mg gezien had, riep zg mijnbsp;toe : « Hoor, Hans ! dit wil ik u zeggen en letnbsp;op de herinnering, die uwe oude Grootmoedernbsp;u geeft. Als gij in ’t vervolg weder zaait, werpnbsp;het zaad dan heel ver van u af; dit doende,nbsp;zal de akker overal gelgk bezaaid worden , ennbsp;eene rgke oogst opleveren. Ik nam dit ternbsp;harte en dacht er dikwijls aan, als ik wedernbsp;zaaide, terwgi ik bevond, dat zg de waarheidnbsp;gezegd had. Nu denk is dus: De lieve Godnbsp;heeft mij nu met geld bedeeld, dat is ook eennbsp;zaad, dat ik moet uitstroogen. Zoo wil ik dannbsp;de raad van mgne lieve Grootmoeder volgen ennbsp;mgn deel daarvan ook heel ver wegwerpen tot innbsp;de heidensche wereld toe. De Heer zal het misschien ook zegenen en vruchten laten dragen.nbsp;Ziet gij , Domine ! dat is mg nu zoo ingevallen ,nbsp;toen ik het geld voor de zending bestemd heb.

Het zal wel niet noodig zijn aan te merken, dat eenige dagen later de 98 franken wel afgepastnbsp;volgden en de geheele som naar deszelfs bestem-

-ocr page 14-

12

ming gezonden werd,' Om zijn karakter nog beier te leeren kennen mag behalve het vermelde nog het volgende dienen :

Eenige dagen na het ongelukkige voorval niet de wijngaard-staak, toen men nog altijd aan zgnenbsp;genezing twijfelde, gebeurde het, dat er eensnbsp;een oogenblik niemand bij hem in' de kamer was ,nbsp;daar zijne vrouw (die mij dit dikwijls verhaaldnbsp;heeft) in de keuken bezig was, om eene papnbsp;voor zijne wond te bereiden. Zij moest buitennbsp;in den tuin gaan om er iets voor te halen. Toennbsp;z'ij daarop in de keuken terug kwam , hoorde zijnbsp;iemand in de ziekenkamer zingen. Meensnde,nbsp;dat gedurende hare afwezigheid iemand er in wasnbsp;gegaan, dacht zq bq zichzelve : 'Wie mag tochnbsp;zoo onverstandig zqn om bq raqn doodziekennbsp;man te zingen, daar toch de heelmeester hetnbsp;minste gedruisch, ja zelfs het overluid sprekennbsp;ernstig verboden had? Zq qlt naar binnen ennbsp;tot hare groote verbazing is het haar doodkrankenbsp;man zelf, die zoo bard hij kan een lof- en danklied zingt. Hij zelf heeft mij meer dan eenSnbsp;verzekerd, dat hq in zqn gansche leven zichnbsp;nimmer zoo onderworpen, zoo inwendig tevredennbsp;had gevoeld , als toen. Ook staat in zijnen huis-hqbel op het laatste blad, waarbij gewoon was denbsp;geboortedagen zqner kinderen an andere familieaangelegenheden aan te teekenen , de door hemnbsp;zelf geschrevene aanmerking, dat God hem opnbsp;zqn ziekbed de zaligste uren zijns levens verleend had.

-ocr page 15-

10

Voor het overige had dit echtpaar , inzonderheid gedurende de treurige jaren i8i6 en 1817 , zich bqzonder weldadig jegens de armen betoond.nbsp;Meer dan eens ging de man met granen ter markt,nbsp;dat hij , niettegenstaande de hooge prqs van betnbsp;graan, bij zijne terugkomst geen geld medebragt,nbsp;dewql hij de gansche lading, deels ter leen,nbsp;deels geheel zonder geld weggegeven had. Allenbsp;huis-armen van het dorp vonden bq hem en zijnenbsp;vrouw rijkelijk ondersteuning, en niemand gingnbsp;zonder geholpen te zijn van hem weg, hoewelnbsp;die goede lieden dikwijls met de snoodste ondankbaarheid beloond werden,

Hq was klein van persoon, had weinig voorkomen, en was slecht bespraakt, zoo dat, wie hem voor het eerst zag en hoorde, hem voor weinignbsp;beduidend moest aanzien. Maar hoe meer mennbsp;hem kennen leerde, des te meer moest men zq-ne Christelqke gezindheid, zijne liefde voor Godsnbsp;woord en zijne kinderlijke eenvoudigheid hoogschatten. Arbeid was zijn leven. Wanneer hq slechtsnbsp;den ganschen dag in het veld en de wqnberg kon-de arbeiden , was hij tevreden, en werkelijk werdnbsp;hij voor de beste akkerman en wqngaardenier vannbsp;het geheele dorp gehouden. De kerk verzuimdenbsp;hq nooit, en als hq in de week voor de bidstonden hoorde luiden , zoo ' verliet hq terstond zqnnbsp;arbeid en kwam van zijne verwqderdste akkersnbsp;te huls, om, de godsdienst bq te wonen. Ge-woonlqk was hq ook tegenwoordig bij de Zon-dagsche catechisatie. Hoewel hq wegens zqne

-ocr page 16-

i4

christelgke godsdienstigheid dikwijls door zijne naburen bespot werd, verdroeg hg het evenwelnbsp;geduldig, daar hg daarenboven zeer ootmoedig was,nbsp;«Ik ben,’’ zeide hij eens tot mij, «als jongeling dikwgls uitgelagchen , omdat ik zoo klein ennbsp;moegelijk ter spraak was. Mijne makkers vermaakten zich altgd ten mijnen koste en zagennbsp;mg met verachting aan, zoodat ik menigmaalnbsp;geheel bedroefd daarover werd, en bg mij zelvennbsp;dacht: Waarom heeft mg God toch niet grooternbsp;laten worden ? Waarom heeft hij mg niet evennbsp;als andere jongelieden, de gaaf geschonken, omnbsp;met iedereen te kunnen spreken ? Doch nu zie iknbsp;het wel in, hoe goed ragn hemelsche Vader hetnbsp;met mij voor had. Was ik toch een groote knaapnbsp;en zoo vaardig in het spreken geweest, als anderen mijns gelijken, dan was ik zeker heelnbsp;hoogmoedig geworden. Doch nu heeft mg Godnbsp;altijd zeer nederig willen houden.”

Toen zgne vrouw eenige jaren geleden stierf, vergoot hij geene tranen, alhoewel beide echtge-uooten elkander hartelijk liefhadden, en hij anders zeer ligt weende. Evenmin schreide hg,nbsp;toen twee jaren later zijn zoon stierf, die hijnbsp;bgzonder lief had. Hij wist, dat beide in dennbsp;Heer ontslapen waren en verblijdde zich, hen innbsp;de eeuwigheid weldra weder te zullen zien.

niettegenstaande hg zich niet veel over godsdienstige waarheden uitlaten, en niet van iedere bgzondere geloofsleer naauwkeurige rekenschapnbsp;geven konde, zoo was hg toch met zgn hart de

-ocr page 17-

i5

lioofdzaak deelachtig en de leer der verzoening door Jezus Christus was toch de grond, waaropnbsp;*gn geloof rustte.

Mogten toch op onze dorpen, en ik voeg er bq, ook in onze steden, zeer vele menschennbsp;gevonden worden, die aan deze man gelqk zgn!

Sammlungen fiir Liehhaher Chris-licher Wahrheit und Goltseligkeit. St. 11 p. 332. i833.

-ocr page 18-

17é M 20 nnbsp;25nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;))

i5 » 07

10 )gt; tS I»nbsp;»9| «

i3.

xA‘

25.

i6lt;

17.

»e.

gt;9»

194 gt;»

s3.

94*

35-

96.

*7»

98.

*9*

50.

51.

39.

S3.

34.

35. 56.

gt;7* n

Gedrukt en te bekomen bij M. WIJT amp; ZOIJTEN , a ^0 cents, bij wie mede wordt uitgegeven?

1. nbsp;nbsp;nbsp;Levensgescliiedeni* van Peter Lobbeek, tweedo druk,

naar het Hoogduitscli, nbsp;nbsp;nbsp;^5

fi. De ^Velbeatede Stuiver, of de Bijbels der armeN^egera,

tweede druk; naar het Engelsch. nbsp;nbsp;nbsp;lonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;M

5. De Wever uit Welsh, tweede druk; naarnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;het Engelsch. 07^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;n

4. nbsp;nbsp;nbsp;De kleine bewoner van het Auvergnésche gebergte ; naar

het Engelsch. nbsp;nbsp;nbsp;“nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tgt; amp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

5. nbsp;nbsp;nbsp;Arme Sara; of de InJiaansche Vrouw , tWeede druk,

naar het Engelsch. nbsp;nbsp;nbsp;„

6. nbsp;nbsp;nbsp;De Jonge Hutbewoonater, derde druk; naar het Engelsch. saj »

7. nbsp;nbsp;nbsp;Buitengewone Opwekking onder de kinderen in Elber-

feld, tweede druk. nbsp;nbsp;nbsp;o5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» ¦

8. nbsp;nbsp;nbsp;De lersche Boer, naar het Engelsch.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;10nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»

g. Elizabeth Cunningham ; eene ware Geschiedenis, tweede

druk.^ nbsp;nbsp;nbsp;90nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;)gt;

o. Geschiedenis van John Robins, de Matroos. nbsp;nbsp;nbsp;10nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;u

2. nbsp;nbsp;nbsp;Uitbreiding van de Parabel der vijf wijze en vijf dwaze

Maagden. nbsp;nbsp;nbsp;in

9. nbsp;nbsp;nbsp;Kei leven van Kolonel Jacob Gardiner.

De Stroopers Dochter.

De Bode met goede tijding.

Jansje Allan.

Zonderlinge tusschenkomst der Voorzienigheid.

Levensberigt van Amelia Gale.

Sara Hill , de leerling van de Zondagschool.

De Geschiedenis van Mary Smith.

Do Dorps-Predikant.

De Waarheid en uitwerkselen van het Evangelie.

Kracht des Goloofs , bij treffende beproeving.

Herman de Houthakker.

De laatste uren van John Cowper.

Het einde von den tijd. nbsp;nbsp;nbsp;,,

Wat God bewaart, is wel bewaard. nbsp;nbsp;nbsp;15 j,

Wie zijt gij 7 W»t hebt gij te doen ? Wat behoort gij

te worden? nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;10 i»

De Weêrbaan van het Kasteel. nbsp;nbsp;nbsp;„

Ebon-Haëzer , in Latakko. nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;10 » ;

Benige berigten van Indiaansche Bekeerlingen. nbsp;nbsp;nbsp;JO jgt;

De Christen-Feosten , een ouderwijs ter verruiling vau *8 mensuhen voornaamste behoeften.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;o5 n

Verhaal van twee reizende Predikers. nbsp;nbsp;nbsp;07I m

De Tijd en de Eeuwigheid. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;20 gt;» i

Kort en heilzaam berigt, aan allen , die Begeerte hebben om zalig te Worden •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;20 *'

Levensloop van Johan Coenraad Ter Linden. nbsp;nbsp;nbsp;07^

Een Beroep op het Hart.