-ocr page 1-

'

LEVENSLOOP

VAK

E. L. TÓFFER^

KTANGELISCa PREDIKANT TE PETERSITALVIK.

Ik wil u een zeer gewigtige levensloop van een godvruchtig predikant mededeelen, die voor om-trend veertig jaren, in Sileziè', lis gestorven.nbsp;Zqne ouders waren zeer behoeftige lieden, en hqnbsp;Werd door epn bqzonder Gods-bestuur tot hetnbsp;predikambt geleidt, en heeft in zqn leven zeernbsp;merkwaardige lotgevallen gehad.

Hq werd geboren in 1707, te Langen, een vlek in Darmstad. Zqn vader was aldaar schoolmeester; dezen verloor hq reeds vroegtigdtg. Hqnbsp;genoot eene godvruchtige opvoeding van beidenbsp;tqne ouders, maar daar hem zqn vader spoedignbsp;ontrukt werd, zoo ervaarde hq des te meer denbsp;vaderlqke zorg van God, als der weezen vader.

-ocr page 2-

Reeds in zijne jeugd betoonde hij grooten lust voor de studie , en verzocht zgne moeder om opnbsp;de iatqnsche school te mogen gaan. Daar zijnbsp;echter eené arme weduwe was, antwoorde zijnbsp;met tranen: « watgt; wilt gij studeren? Ik kannbsp;u hiertoe geen penning geven.” « Ach mijne lievenbsp;moeder! hernam hq , de lieve God vordert ditnbsp;niet van u, maar heeft mq een gezond verstandnbsp;en handen tot werken geschonken, zoodat iknbsp;hoop , al is het ook met vele bezwaren vergezeld,nbsp;mgn brood te kunnen verdienen.” Zoo werdnbsp;zqn vertrouwen reeds in zijne vroege jeugd , opnbsp;Gods liefderijken bqstand gesterkt, en hq werdnbsp;ook in zqne verwachting niet beSchaamd, wantnbsp;hq ontving gelegenheid om naar tF'lldingen., innbsp;het vorstendom Waldeck te komen, waar eennbsp;weeshuis en school bestond, oin zich in talen ennbsp;wetenschappen en in de gronden der godgeleerdheid te kunnen oefenen , en. werd ¦ in hetzelvenbsp;, opgenomen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•

In de cabqheid dier plaats woonde zeker Héér, F.orsimeicter genaamd j met wien hij, in kennisnbsp;kwam, en diens toegenegenheid won, zoodat dezenbsp;hem aldaar met ,de, noodige behoeften ondersteunde; hierbq zocht hq zelve nok «og.; wat tenbsp;verdienen, als koorzanger, waartoe hq .eenigenbsp;liederen vervaardigde, welke bq somtpige gelegenheden gezongen werden.

Daarbij, bq een goed geheugen, ook eengezond verstand bezat, •zoo verzamelde hq zich al tas

-ocr page 3-

Vele schoone en nuttige kundigheden, en boven al was er hem zeer aan gelegen, om het woordnbsp;van God biddende te onderzoeken, en wanneernbsp;bq andere studiën ondernam , dezelve mede doornbsp;bet gebod te heiligen. Ziet, lieve lezers! dat isnbsp;Vooral gewigtig, en moest gij ook doen bq allesnbsp;Wat gq onderneemt ; dan ontvangt gq eerst dennbsp;reglen zegen op alle uwe verrigtingen, want denbsp;spreuk is u immers niet onbekend:

« Aan Godi ze^en, is alles gelegen,quot;

Van deze school werd de jonge Töpfer verplaatst naar de hoogeschool te Giesen in Hessen, Aldaar bleef hq echter niet lang, maar gaf zichnbsp;moeite om op de nog hoogere school te Jena tenbsp;komen, alwaar te dier tqd zeer godvruchtigenbsp;leeraars waren. Het koste hem echter veel moeitenbsp;hiertoe te geraken, naardien zqne bekrompenenbsp;omstandigheden hem hinderlqk waren, en bqnbsp;daardoor steeds in de engte gebragt werd, zoodatnbsp;bij di3or aanhoudende en dringende gebedennbsp;tot God moest roepen. Hq ontving van eenigenbsp;goede vrienden zeven guldens, waarmede hij echter niet ver kon komen, en ter naauwernoodnbsp;zijne reiskosten bertrqken 5 zoodat hq te Jenanbsp;komende, slechts eenen schelling over bad.nbsp;Toen liq de poort Intrad, ontmoette hem eennbsp;arm mensch, over welken bij zoo bewogen werd,nbsp;dat bg bom zgn overgebleven schelling nog

1 *

-ocr page 4-

schonk, zoodat h^ nu niets over behield. Hij had in deze stad slechts een eenige kennis; deze wasnbsp;een student, tot welken bq zich begaf, en zgnenbsp;kleine pakkagie néderlag, terwijl hg tot hem zei-de:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;« Lieve vriend! ik kom om bij u te ver-

blqven, en ini)ne studiën op deze hoogeschool voort te zetten; ” waarop deze verschrikt ant-woorde : « zijt gq dwaas; waarvan wilt gij studeren ? Gg hebt immers geen geld, en ik kannbsp;u ook niets geven. ” Maar God neigde daarnanbsp;zqn hart, zoodat hij hem- op zqne kamer nam,nbsp;en tot hem zeido : « dan behoeft gq geen huurnbsp;te betalen, en kunt op eene stoel slapen en bijnbsp;mijn licht zien te werken, en hetgeen ik ontberen kan, dat zal ik u geven; doch dit is dagelijks niet meer dan eenen penning. ” « onbsp;daarmede kan ik rondkomen, ” antwoorde denbsp;jonge Töpfer ; en hq behielp zich waarlqk eenennbsp;gerulmen tgd met éénen penning brood daags.nbsp;Daar het toen juist zomer was, ging hg menigmaal met zijn penning brood op een klein eiland,nbsp;waar hij dat brood dan met belde handen in denbsp;hoogte !hlef, en tot Zijnen Henielschen Leidsmannbsp;bad.; « Lieve Heiland I gq hebt met weinigenbsp;brooden zoovele duizenden verzadigd, gg denktnbsp;ook aan mg, gij wilt ook met dit brood dennbsp;jongen Töpfer verzadigen. Leg doch uwen zegennbsp;op hetzelve , opdat ik ook met dit weinige mgnennbsp;nooddruft stille. ” Dan at hij en nam hg zqnnbsp;hoed en schepte water; en was zqn honger en

-ocr page 5-

dorst gestild, dan was hg zoo vergenoagdf ale de rijkste student.

Ziet nu eens, lieve lezers! hoe het bewaarheid ¦^ordt, hetgeen ik ii te voren herinnerde: JlaHnbsp;Gods tegen is alles gelegen. Vergeet dit niet-Er zgn ook vele armen die zich met weinignbsp;moeten behelpen; echter hebben zij nog meernbsp;dan dezen jongeling om hunnen honger te kunnennbsp;stillen. Gedenkt dan gestadig om den lievennbsp;Heer Jezus te bidden , dat wanneer gg ook weinig te genieten hebt, Hg zulks ook zegenen kannbsp;en wil; dan zult gg allgd genoeg hebben ennbsp;verzadigd worden, en hoe meer gij hem danktnbsp;voor hetgeen hij u geeft, des te meer wil Hgnbsp;u zegenen en u meer doen toevloeijen : zoo zultnbsp;gij even vergenoegd worden, als de armenbsp;Töpfer was.

Hij was van zulk een geaardheid , dat hij zgn gebrek niet ligt aan iemand te kennen gaf, maarnbsp;des te meer klaagde hij den Heer Jezus zijnen'nbsp;nood, en verkreeg menigmaal op zijn gebed,nbsp;oogenschgnlijk verhooring, waardoor zgn geloofnbsp;zeer versterkt werdquot; Hiervan strekt het volgendenbsp;ten bewijze ; Toen hij eenigen tijd aan de hooge-school gewent was, kwam het den rector (denbsp;opperste van de school) ter oore dat hij zich opnbsp;zulk cene armoedige wijs moest behelpen: dezenbsp;Werd hierover door medelgden aangedaan, ennbsp;deed hem ontbieden ; hg schonk hem daarop drienbsp;daaldsrs, opdat hg zich in een kosthuis kon

-ocr page 6-

¦vervoegen, om aan de algemeene tafel te eten; met dit geld kon hij een vierendeel jaars rondkomen, Vol vreugde snelde hij naar zijnen vriendnbsp;en verhaalde hem, hoe de lieve God voor hemnbsp;had gezorgd.

Eens 'was het vierendeel jaars verstreken , en hij had nog geen kostgeld ontvangen, om hetnbsp;te kunnen uitbetalen. Toen bad hg weder regtnbsp;kinderlijk tot God , dal Hij hem dat geld hetgeennbsp;hij zoo zeer behoefde, wdde doen toekomen. Nanbsp;dit gebed werd hg ontboden bij Doctor Buddaeas,nbsp;een leeraar der hoogeschool en een zeer vroomnbsp;man : deze overhandigde hem hoewel van eenennbsp;onbekende, drie daalders ; nu kon hij zijne schulden betalen en zijn kosthuis weder bezoeken._

Was dit niet eene ziglbare verhooring zgnes gebeds^?

Op eenen anderen tgd waren zgne schoenen versleten, o Dacht hij , heeft de lieve God totnbsp;'hiertoe zoo genadig door geholpen , Hij zal u ooknbsp;nu niet verlegen laten; en daarop ging hij naarnbsp;een schoenmaker en bestelde een paar schoenen.nbsp;Doch toen des schoenmakers vrouw dezelve tenbsp;huls bragt, geraakte hij in groote verlegenheid,nbsp;en zeide tot haar : « ik heb thans gebrek aannbsp;geld, lieve vrouw! maar ik heb een rijke Vader”nbsp;(hg bedoelde zijn hemelsche Vader). « O, zeidenbsp;zi) , wanneer gg eep rijken vader hebt, wil ik unbsp;de schoenen gerust laten,” Verscheidene wekennbsp;verliepen, en nog vond hg geen middel om de-

-ocr page 7-

zelve te betalen. Vol bekommering ging hij cene wandeling doen in bet vrge veld ; alwaar bij dennbsp;Heer Jezus zgneii nood voordroeg, en bad, datnbsp;Hq hem toch niet te schande mogt laten worden.nbsp;Terwijl hg zoo biddende was, ontmoete hem eennbsp;Heer in het zwart gekleed; deze zag hem sterknbsp;aan, beschouwde hem als in nood zgnde, ennbsp;vroeg hem vriéndelijk wat hem ontbrak, ennbsp;waarom hg zoo bedroefd was. Hij verhaaldenbsp;aan dien vreemde alles zeer openhartig , en zeidenbsp;hem ook waar hij woonde. Naauwelgks was hgnbsp;weder te huis, of daar meldt zich eene dienst*nbsp;maagd aan, en brengt den jongen Töpfer eennbsp;pakje van dien zelfden Heer, en maakte zichnbsp;terstond weder weg; en bg bet openen vondnbsp;hg in hetzelve : een rok, een vest en tweenbsp;goudstukken. Welk eene vreugde! Nu bad hijnbsp;overvloed om zgne schoenen te betaleu en zichnbsp;te kleeden; hg snelt naar zijn vriend en toontnbsp;hem zulks , en zegt: e ziet eens deze kleedercn ;nbsp;is het niet als of de lieve Engelen die zelf ge-bragt hebben l”

Hij kon niet genoeg loven en danken dat hij naar Jena gekomen was. Er was te dier tgdnbsp;eene groote opgewektheid onder de studenten;nbsp;een groot aantal jonge lieden verbond zich onderling, om alleen voor den Heer Jezus te leven,nbsp;en voor Hem hunne studiën voorttezetten, omnbsp;Hem daarna in het predikambt te kunnen dienen.nbsp;Van daar zijn naar Duitscliland en elders, vele

-ocr page 8-

heerlijke Godsinannen uitgegaan. Ook Töpfer werd aldaar krachtig opgewekt. Als hij van Jenanbsp;sprak, zeide hij allqd : « dat was mijne geestelijke geboortestad.” Toen hij zijne studiënnbsp;aan de hoogeschool voltooid had , kreeg hij eenenbsp;plaats als huis-kandidaat ; waarna hij een beroepnbsp;ontving naar Kloouerlergen, bq Maagdenburg ^nbsp;alwaar te dier tqd eene school was, in welkenbsp;hij als leeraar werd aangesteld. Aan deze schoolnbsp;stond de Abt Steinmetz, een beroemd predikernbsp;en een bqzonder godvreezend man. Deze beminde hem, en nam hem eens mede op zijnenbsp;reize naar JVernigerode bq Harz, alwaar hq innbsp;kennis geraakte met den vromen graaf vonnbsp;Promnitz ; Hetwelk vanachter bleek een bijzondernbsp;Gods-bestuur te zijn geweest, aangezien de graafnbsp;hem eenigen tqd daarna , beriep als predikant opnbsp;zqne goederen in Sileziè'. Hij arbeide inmiddelsnbsp;in de school te Kloosterbergen met veel getrouwheid; hij had een’ bq zonderen ijver omnbsp;zielen voor Jezus te winnen, waarom hij desnbsp;zondags, zoö in de stad als te Kloosterbergennbsp;oefeningen hield, soms aan andere plaatsennbsp;tweemaal des daags.

In het jaar 1727 werd hq voor de eerste-maal als leeraar beroepen naar Staszfurt, eene kleine stad bij Maagdenburg , alwaar hij totnbsp;J743 bleef; Waarna hem de genoemde graaf vonnbsp;Promnitz naar Silbzië deed komen , cn wel naarnbsp;Petersivalden bij Beichenbach ; alwaar de Koiiing

-ocr page 9-

dat jaar verlof had gegevea eene kerk te mogen bouwen , en in deze nieuwe kerk werd hij l alsnbsp;de eerste Evangelische Predikant ingewijd; alwaarnbsp;hq tot aan zgn einde, met veel^ zegen mogtnbsp;arbeiden.

Hij bezat eene hartelgke liefde voor zijnen Heiland en voor die zielen, welke aan zijne zorgnbsp;Waren vertrouwd, en bezat eene bijzondere gavenbsp;om uit de natuur aanleiding te ontleenen ternbsp;opleiding tot geestelijke dingen. In weldoen wasnbsp;zijne blijdschap gelegen, en het vertrouwen opnbsp;zijnen Heer en Heiland dat hij van der jeugdnbsp;aan bezat, bleef hem zijn geheele leven bij,nbsp;ook onder de zwaarste beproevingen, welke hijnbsp;van tijd tot tijd nog moest doorworstelen. Denbsp;volgende voorbeelden kunnen hiervan ten bewijsnbsp;strekken :

Hij had vijf kinderen uit zijnen echt, waarvan hij er vier door den dood verloren, en slechtsnbsp;eeneu zoon overgehouden had, die door zijnenbsp;gedragingen hem veel kommer en smart veroorzaakte. Hij liet hem studeren, doch hij kwamnbsp;zeer ongeschikt van de studie terug, en liet zichnbsp;aanwerven onder de Bosniacken , van waar hg,nbsp;na een korstondig verblijf, door de officiers werdnbsp;terug gezonden. De graaf von Stolberg nam,nbsp;om den vader in zgne verlegenheid te hulp tenbsp;komen , dezen ouberadenen zoon tot zich naarnbsp;^sraigerode ,• doch deze aldaar zqnde , ontvreemde den graaf een paard en reed er mede weg ,

-ocr page 10-

10

om zich met troepen naar America, hetwelk toen juist in oorlog was, te laten inschepeo. Niemand durfde dit berigt dec vader brengen;nbsp;eiudelgk nam de schoolmeester dit op zich, ennbsp;Irachte deze hem voortebereiden , door voorafnbsp;te zeggen , dat hij niet te zeer moest verschrikken ; maar onze lieve vriend bezat een heldernbsp;geloof en antwoorde den schoolmeester : « ggnbsp;zijt toch allen wonderlijke menschen, gij kuntnbsp;mij niet verschrikken. Ik heb met God in hetnbsp;gebed zoo lang geworsteld, dat ik mij aan zg-nen wil in alles hoop te onderwerpen.

Deze man had ook eene merkwaardige ervaring in den zeven-jarigen oorlog. Gedurende dezelvenbsp;lag het Keizerlijk Huzaren regiment op zijne plaatsnbsp;in bezetting. Vijandige personen zochten hemnbsp;bij een voornaam Keizerlijk officier in verdenkingnbsp;te brengen , stelden hem aan denzelven voor alsnbsp;een zeer rijk maar gierig man, bg wien zeernbsp;veel te halen en te plunderen was. Dit berigtnbsp;vond ingang bij den officier, en deze zond daaropnbsp;een commando Huzaren onder bevel van eennbsp;luitenant, naar de pastorij. De predikant, hunnenbsp;komst bemerkende , ging hun te gemoet en vroegnbsp;hun wat zij te bevelen hadden, a Niet» te bevelen,nbsp;antwoorde de officier, dan u van uwen grootennbsp;rgkdom wat to ontlasten, omdat gg zulk eennbsp;rgk, maar gierig mensch zgt.” c O ! hernamnbsp;de waardige Töpfer, ik vrees voor ulieden niet,nbsp;want ik sta onder God, die een God der liefde

-ocr page 11-

11

gt;s, en indien gq Hem zóó kendet, als ik Hem ken, dan zandt gij nóch mg, noch iemand plunderen.” Zoo sprak hij tot hen, en ziet! denbsp;huzaren namen hunne mutzen af, hoorden hemnbsp;eerbiedig aan en keerden zonder aan plunderingnbsp;^e denken, in stilte terug.

Hg bezat ook eeue eigendommelijke vrgmoe-digheid in zgn prediken. Kens predikende over Eph. II VS. 8 : Uit genade zijt gij zalig geworden , zeide hg in de toepassing , vraagsgevrgzenbsp;tot zich zelven : a hoe staat het met u,' mijnnbsp;lieve Töpfer, wilt gij ook zalig worden?” Daarop voortgaande , zeide hij : lt;c lieve toehoorders !nbsp;als ik bedenk wie ik van nature ben, zoo kannbsp;ik niet zalig worden, en als ik mij aanzie watnbsp;ik door de genade geworden ben, kan ik nognbsp;minder hopen; daar ik echter weet, en hiervannbsp;zoo overtuigd ben, als ik thans voor uw aan-gezigt sta, dat mg barmhartigheid geschied is,nbsp;zoo ben ik ook even zoo verzekerd dat Töpfernbsp;Zalig zal worden.

In zgne laatste uren bezocht hem een vriend, tot wien hg onder anderen zeide: « Ik heb dennbsp;Bgbel zoo menigmaal bestudeerd, en uit denzel-ven gepredikt, en nu ben ik zoo zwak van geheugen , dat ik mg slechts ééne tekst weet tenbsp;herinneren, maar aan dezelve wil ik mg ooknbsp;houden, zoolang ik leef: Bergen zullen wijden en heuvelen wanlelen, maar Mijne goedertierenheid zal van u- lüit wijlen, en het ver-

-ocr page 12-