-ocr page 1-

gt;5:

LYDIA S....

AUTBEETIE K EEEBAAi.)

Lydia S... was de dochter uit een achtingswaardig en godvruchtig huisgezin in Nieuw Engeland, die op haar zestiende jaar door den dood aan hare ouders ontrukt werd.

Hare zedelijke en verstandelijke opvoeding was met zorg bestuurd geworden en zij was de roemnbsp;harer ouders, het sieraad van haren kring en denbsp;bewondering van allen die haar kenden.

Welke de godsdienstige indrukken waren van hare kindsche jaren is mij onbewust, maar zooveel is zeker, dat Lydia reeds zeer Vroeg eerbied voor de dienst des Heeren betoonde, ennbsp;de hoop voedde van zich voor haren dood geheel tot Christus te bekeeren.

Het was in den zomer van 1824 dat zg meer ^öpaaldelijk begon acht te geven op de belangennbsp;harer ziel, en in de maanden JuUj en Augustus

I

-ocr page 2-

van dat jaar ontving zij gewigtige indrukken en werd zij overtuigd dat zij zonder gevaar nietnbsp;langer hare godsdienstige pligten vermogt uitnbsp;te stellen.

Eens op een morgen was de eerste gewaarwording die zich aan haar’ geest voordeed, deze : dat zij dadelijk en onverwijld het christelijk geloof omhelzen moest, en dat alle uitstelnbsp;hare ziel gevaar zoude doen loopen. Zij beschouwde zich, gelijk zij zelve verhaalde, alsnbsp;eene groote zondares en in handen van een regt-vaardig God; het werd haar duidelijk, dat ernbsp;slechts in Jezus Christus genade, zaligheid, vol-komene verlossing te vinden was, dat Hij bereidnbsp;was haar te ontvangen en vergiffenis aan haarnbsp;te schenken , op dat oogenblik sself, en dat eennbsp;uitstel allerwaarschijnlijkst noodlottig voor harenbsp;ziel zoude wezen.

Zij overleidde bij haar zelven, zocht naar bewijsgronden daarvoor en daartegen, wierp zich op de knieën en bad, en nam eindelijk hetnbsp;vaste beslujt zich te bekeeren en de aangebodenenbsp;verlossing aan te grijpen, nog vóór het eindenbsp;van dien dag. Zij bekeerde zich dus nietnbsp;oogenhlikkelijk, maar besloot het in den loopnbsp;van den dag te doen! Dit was, zoo dacht zij,nbsp;een vast genomen en onveranderlijk besluit, ennbsp;•bij voorraad verheugde zij zich zoo nabij hetnbsp;oogenblik te wezen, dat zij zich, gelijk de

-ocr page 3-

H. Schrift het noemt, met hare tegenpartij zoude verzoetten.

Maar die dag had even als de vorige zijne werkzaamheden, zijne zorgen, zijne vermaken,nbsp;zijne vvereldsche gesprekken en de avond vondnbsp;haar zoo onverschillig als voorheen.

De volgende ochtend ontwaakten hare godsdienstige gevoelens met vernieuwde kracht. Het gevaarlijke van haren toestand en de noodzakelijkheid eener dadelijke bekeering kwamen haarnbsp;nog duidelijker voor den geest; de zonde vertoonde zich aan hare oogen in al hare afschuwelijkheid en strafbaarheid; zij verweet zich vannbsp;aan haar op gisteren genomen besluit ontrouwnbsp;geworden te zijn, en in een angst die gemakkelijker te gevoelen dan te beschrijven is, namnbsp;zij ten tweeden male voor zich voor het eindenbsp;des daags met God te verzoenen. Hierop geraakte zij in eene kalmer gemoedsstemming.nbsp;Wel is waar geheel gerust was zij niet, bij denbsp;herinnering dat zij hare eerste gelofte verbrokennbsp;had, maar haar voornemen was nu zoo stellig,nbsp;zij had zoo vast besloten dit ten uitvoer tenbsp;brengen, dat zij omtrent den Uitslag geen twijfelnbsp;voedde, en daarom verblijdde zij zich op nieuwnbsp;bij de gedachte dat zij nu waarlijk eene Christinnbsp;zoude worden. Zij had eene groote stap gedaan,nbsp;zoide zij, haar berouw en hare bekeering warennbsp;nu onveranderlijk, zij had zich plegtig verbon-

1*

-ocr page 4-

den voor het einde van den dag zich tot den Heere te wenden.

Maar helaas!.... die dag verstreek en liet evenmin als de vorigen iets na. Terwijl de urennbsp;verliepen dacht Lydia dikwijls aan haar voornemen, maar het was niet meer met dezelfde belangstelling als ’smorgens, en toen de avondnbsp;gekomen was, was de ernstige indrnk geheelnbsp;bij haar vervlogen.

Den daarop volgenden dag waren het dezelfde angsten, hetzelfde voornemen, maar ook hetzelfde uitstel, dezelfde achteloosheid in de uitvoering. Zoo verliepen er eenige weken in dienbsp;beurtelingsche beloften, vertragingen en overtredingen harer beloften. Eindelijk verdweennbsp;hare benaauwdheid geheel en al en verviel zijnbsp;in haren vorigen staat van onnadenkendheid.nbsp;Geheel en al onverschillig was zij wel niet; zijnbsp;hoopte altoos zich nog te eeniger tijd te bekee-ren, maar zij stelde zulks tot meer verwijderdenbsp;tijdstippen uit, en gaf zich zoo als te voren aannbsp;wereldsche bezigheden en vremaken over.

Omstreeks dien tijd ging Lydia met hare ouders in een naburig dorp wonen, en il^had haar innbsp;drie maanden tijds niet gezien toen ik bij haarnbsp;sterfbed geroepen werd. Die laatste ziektenbsp;duurde kort, slechts vijf dagen. De voortgangnbsp;barer kwaal was zoo snel en verborgen geweest,nbsp;dat zij haar waren toestand slechts acht uren

-ocr page 5-

voor haar dood te weten kwam. Zij werd er door verrast, want haar hart had de rust nietnbsp;gezocht daar waar die te vinden was.

Op den dag van haar overlijden gaf men haar te kennen, dat de verschijnselen in hare ongesteldheid verontrustend waren, en dat naar allenbsp;waarschijnlijkheid haar laatste oogenblik niet vernbsp;af was. Die slag was verschrikkelijk, en haarnbsp;ziel ontwaakte plotseling uit derzelver doodslaap.

Het was bij het aanbreken van den dag op hetzelfde uur dat zij eeuigen lijd geleden dienbsp;zoo spoedig vergetene voornemens had gevormd.nbsp;De zon die boven de kim rees, de doodschenbsp;stilte rondom haar, de haar omringende personen , het zien van den Leeraar, — alles droegnbsp;er toe bij om haar die gesmoorde godsdienstigenbsp;indrukken te herinneren, en slechts ééii oogenblik was er noodig om haar het afgrijsselijke vannbsp;haren toestand te doen beseffen. Daar lag zij nunbsp;als eene verharde zondares, in handen van God,nbsp;zonder berouw, zonder vergeving, zonder hoopnbsp;aan de rand van het graf, — zij die den Zaligmaker veracht had, den H. Geest bedroefd, ennbsp;alle aanbiedingen van genade had verworpen.

Stellen wij ons een oogenblik in hare plaats. De tijd die haar verleend was geworden om zichnbsp;te bereiden voor eene eeuwigheid, was verstreken! Gezondheid, krachten, wereldsche begoo-chelnigen, vleijende verwachtingen, alles was

-ocr page 6-

weg:! Haar bloed begon te stollen in de aderen, haar ademhaling werd beklemd en moeijelijk. —nbsp;Wat kon zij nu voor hare ziel doen, door smarten overmeesterd en door wanhoop aangegrepen?nbsp;En toch, ZW4 of nimmer was het de tijd omnbsp;nog iets te doen, nog eenige uren en het zoudenbsp;te laat zijn, voor eeuwig te laat!

Haar angst was zoo verscheurend dat zij uitriep dat hare ziel verloren was, en dat er niets meer voor haar gedaan kon worden, en het wasnbsp;als of haar staat eene schrikverwekkende voorbereiding was, waarin zij kracht verzamelde omnbsp;het oordeel eener eeuwige verdoemenis over haarnbsp;te hooren uitspreken. — Bat woord — dat ijzing-barend woord, verloren! doorsneed hare zielnbsp;gelijk een zwaard; haar geheele ligchaam huiverde van schrik. Na eene zware worstelingnbsp;kwam zij weder eenigzins bij, en de oogen tennbsp;hemel geslagen, verzamelde zij hare laatstenbsp;krachten om te bidden. 0! welk een angst, —nbsp;welk een doodsangst was er in dat gebed. Zijnbsp;smeekte, zij riep overluid om genade en vergeving, tot dat zij eindelijk afgemat door harenbsp;krankheid, en door akeligheid bevangen, in eenenbsp;bezwijming geraakte.

Eene kortstondige ijlhoofdigheid gaf haar afleiding ; zij droomde dat zij hersteld was, en omringd van hare speelgenooten, in wier spelennbsp;en vrolijkheid zij deelde. Maar spoedig her-

-ocr page 7-

7 -•

kreeg zij de bewustheid van het vreesselijke van haren toestand, hebbende een voet in het grafnbsp;en op het punt zijnde om in de donkerheid dernbsp;helle neder te dalen (gelijk zij zelve het verscheidene keeren noemde). En op dat denkbeeldnbsp;ving zij weder aan te roepen en te smeeken totnbsp;God, tot dat hare zwakte haar in eene nieuwenbsp;flaauwte deed vallen.

Wij bragten het grootste gedeelte van den ochtend biddende bij haar bed door. Wij onderhielden ons met haar over den Zaligmaker ennbsp;over hetgeen zij nog van Zijne ontferming verwachten kon. Maar alles te vergeefs. Harenbsp;krachten schenen uitgepnt; het levensbeginselnbsp;begon te verminderen, de dood strekte zich opnbsp;haar voorhoofd uit, en de wanhoop overmeesterde hare ziel. Zij zag het noodlottig oogen-blik naderen, en het onherroepelijk vonnis datnbsp;haar wachtte. Zij wendde het hoofd om ennbsp;bezwoer mij, bezwoer ons allen, om bij dennbsp;Vader aller genade nog voor haar aan te houden;nbsp;wij deden dit met inspanning en met tranen,nbsp;maar helaas! onze gebeden bragten haar geenennbsp;troost aan.

Een weinig later keerde zij zich tot haar Vader, die naast haar gezeten was, en met dien oogopslag die alleen door ouders verstaan kannbsp;worden, zeide zij : » och! lieve vader kunt gijnbsp;mij niet helpen, kunt gij niets doen om mijn

-ocr page 8-

leven te verlengen ? Och bid, bid voor mij ! ’ ’ Op nieuw bevolen wij haar aan de ontfermingnbsp;des Heeren aan; nog eenmaal beproefde ik betnbsp;haar tot Christus te brengen, en haar eenigenbsp;dier beloften voor te stellen, welke ik dachtnbsp;dat tot opbeuring konden verstrekken, toen zijnbsp;mij in de rede viel, zeggende; . neen, ik magnbsp;niet meer hopen vergiffenis te ontvangen, hetnbsp;is te laat! het is te laat! — Zij herinnerde mijnbsp;hare noodlottige voornemens, gelijk zij ze noem'nbsp;de, die zij niet ten uitvoer had gebragt, ennbsp;bad mij om toch alle jonge lieden van mijnenbsp;gemeente te waarschuwen, dat zij zich aan haarnbsp;voorbeeld spiegelen zouden. gt; Laat hen de kloppingen van hun geweten toch niet in den windnbsp;slaan,” zeide zij, » en het laten berusten hij eennbsp;voornemen om zich te bekeeren. Waarschuwnbsp;hen, waarschuw hen op het krachtigst! ” Ennbsp;wederom begon zij te bidden, en wederom vielnbsp;zij in zwijm.

Haar spraak werd belemmerd, hare oogen gebroken, maar nog altoos deed zij haar best om te bidden, wanneer zij uit eene flaauwte wedernbsp;bijkwam, tot dat zij eindelijk al zwakker ennbsp;zwakker geworden, de laatste zucht slaakte ennbsp;dat haar ziel terugkeerde tot God den opperstennbsp;Regter van’ alle zijne schepselen.

-ocr page 9-

— 9 —

Toen ik mij van dit schriktooneel verwijderde, was mijn geest vervuld van de treurigste overdenkingen, — Weinige weken geleden liad dezenbsp;jonge dochter onder den invloed eener diepenbsp;overtuiging, aan den ingang van den bekeerings-weg gestaan. De Heiland riep haar. De Heiligenbsp;Geest drong haar. Zij had geluisterd, bij haarnbsp;zelve overwogen en besloten, ja hesloten zich tenbsp;bekeeren. Haar zij had hare hekeering uitgesteld tot op een’ anderen tijd, en hoewel ditnbsp;uitstel slechts in weinige uren bestaan had, hadnbsp;de Booze den tijd gehad, om het goede zaad datnbsp;in haar gelegd W'as te verstikken. Die voornemens stilden telken reize hare ongerustheid ennbsp;waren daardoor juist beletselen tot hare bekee-ring. Indien Lydia dadelijk in de schuld gevallen was voor God, in stede van zich voor te nemennbsp;zulks te doen, zoo ware haar dood zegepralendenbsp;geweest, hare nagedachtenis gezegend en haarnbsp;eeuwig bestaan gelukzalig.

Laat ons hierbij een oogenblik stilstaan, oin na te denken over de argelistigheid van hetnbsp;menschelijke hart en de listen des satans.. Denbsp;vijand onzer zielen zegt niet: » Het berouw isnbsp;onnoodig; het is eene ijdele zaak zich te bekeeren;” die strik zoude te lomp wezen voornbsp;iemand, opgevoed in Christelijke gevoelens. Neennbsp;integendeel, hij zegt: » Het is eene noodige ennbsp;onontbeerlijke zaak zich door berouw en door

-ocr page 10-

lO

geloof met God te verzoenen.’' Alleenlijk doet bij ons de uitvoering van dit gewigtig werk totnbsp;op een ander oogenblik uitstellen. Zoo doendenbsp;wiegt hij de onrust van het geweten door eennbsp;bedriegelijk vooruitzigt in slaap, om zijn slacht-ofler naderhand door aardsehe bezigheden ennbsp;zorgen, door wereldsche vermakelijkheden ennbsp;afleidingen van dag tot dag van haar oogmerknbsp;terug te houden. Welk eene helsche list! welknbsp;eene medepligtigheid van ons slechte hart! welknbsp;een’ noodlottige slaap, die slechts eindigt wanneer de dood in aantogt is !

Hoe vele onsterfelijke zielen storten zich — moet men vreezen — in den afgrond, door diennbsp;bedriegelijken waan misleid! Gij bijvoorbeeld,nbsp;gij denkt niet om uwe zaligheid; gij slaapt, ennbsp;waarom? omdat gij voornemens zijt ü nog tenbsp;eeniger tijd te bekeeren.

Indien gij nu met zekerheid wist, dat de dood U binnen weinige uren zoude treffen, zoudtnbsp;gij niet uwe slaperigheid van U afschudden ennbsp;Ü opmaken om met een bekommerd gemoed dennbsp;Heere te zoeken ? Maar nu zoekt gij den Ileerenbsp;niet, en gij blijft gerust in weerwil van de bijnbsp;11 aanwezige vijandschap jegens God, omdat denbsp;satan ü in dien rampzaligen waan gebragt heeft,nbsp;die duizende zielen deed verlolen gaan en hetnbsp;misschien ook uwe ziel doen zal, den waan,nbsp;gt; dat gij U zekerlijk met der tijd nog eens metnbsp;God verzoenen zult.”

-ocr page 11-

Uwe rust is dus eene valsche rust; uw verbond met het leven eene herschenschim; uw verdrag met den dood een leugen. Den dag dat gij hem niet verwacht, en de ure waarvan gijnbsp;niet weet, zal de Zoon des menschen verschijnen, en wee dan dengenen die nu zich overgeelt aan de onverschilligheid, in de ijdele verwachting dat hij nog bijtijds berouw zal hebben.

Gij zegt: uw voornemen is stellig; maar hoe stelliger het is, hoe grooter gevaar gij loopt,nbsp;want uwe gerustheid zal ook des te grooter zijnnbsp;en uw geweten zal er des meer door in slaapnbsp;gesust worden.

• Binnen weinige dagen,”- zegt gij » binnen weinige uren, zal dat voornemen ten uit voernbsp;gebragt worden.” Bejammerenswaardige en wree-de begoocheling! Al wildet gij er slechts dennbsp;tijd afnemen om uw’ vader te gaan begraven,nbsp;of om uwe huisgenooten vaarwel Ie zeggen;nbsp;slechts één half uur! bij dat luttel toeven looptnbsp;gij een gevaar, waarbij alle schatten der wereldnbsp;niet opwegen. Wanneer God bij ons aandringtnbsp;op een onverwijld berouw, is ieder uitstel denbsp;allergrootste onvoorzigtigheid. Het kan den Geestnbsp;doen weggaan; het geduld des Heeren ten eindenbsp;brengen; het bevat misschien de dood: de doodnbsp;van het ligchaam en de dood van de ziel. Indien de Godsdienst eenige waarde voor U heeft,nbsp;zoo is het heden. Heden heeft de Hecre regt

-ocr page 12-

12

op uwe gehoorzaamheid, en zoo gij Christus geloof en liefde verschuldigd zijt; zoo zijt gij het heden aan Hem verschuldigd.

Met zulk eene gewigtige zaak als de Godsdienst is, moet men niet beuzelen noch ook onderhandelen. Het Evangelie eischt niet bloote voornemens, beloften en besluiten van ons; hetnbsp;eischt dat wij ons hart zonder vertraging aannbsp;God geven, dat wij van stonden aan onze wilnbsp;aan zijn Woord onderwerpen, en dadelijk hetnbsp;heil aannemen dat ons aangeboden wordt innbsp;Christus. De plegtigste gelofte maakt geene verandering in onzen stand ten aanzien van God;nbsp;zij zoude ons slechts schuldiger voor Hem maken, indien wij stierven zonder die vervuld tenbsp;hebben.

Wij bidden U dan bij de heilige Majesteit van God, die uwe verborgenste gedachten kent, bijnbsp;dien hoogen Regterstoel voor welken gij gewacht wordt, bij de kostelijke waardij uwernbsp;onsterfelijke ziel, die duizenden werelden te boven gaat, en boven dat alles bij de oneindigenbsp;liefde van Hem die voor zondaren stierf, biddennbsp;wij IJ: bekeer U omverwijid !

Heden zoo gij Zyne stemme hoort, zoo en verhort uw herte niet. (Ps. XCV : 7 en 8.)

Gedrukt te Rotterdam bij M. WIJT amp; ZONEN, ïrijs Cents.