-ocr page 1-

HENRY OBOOKIAH,

INBOORLING DER

SANDWICHS-EILANDEN.

i

-ocr page 2- -ocr page 3-

In de Stille- of Zuidzee ligt eene groep eilanden, die men de Sandwichs-Eilanden noemt, en het is op deze eilanden dat het Noord Ame-rikaansche Zendelinggenootschap voor omtrentnbsp;twintig jaren eene missie heeft gevestigd.

De bevolking dier eilanden wordt op viermaal honderdduizend zielen berekend; en hoewel denbsp;beroemde kapitein Cook aldaar ongelukkig zijnnbsp;leven gelaten heeft, gaf men steeds het gunstigste getuigenis van de inwoners, vooral tennbsp;aanzien van hunne gastvrijheid omtrent vreemdenbsp;landen.

Het was dan ook onder de gunstigste uitzig-ten, dat de zending aldaar werd aangevangen en voortgezet.

In het jaar 1824 schreef de Heer Ellis deswegens : »De Koning en de Opperhoofden van al deze eilanden toonen zich zeer genegen tot denbsp;aanneming van de Christelijke godsdienst, daarnbsp;zij zich met alle vlijt van de middelen bedienen

-ocr page 4-

om in dezelve onderwezen te worden. Velen hunner hebben reeds aanmerkelijke vorderingennbsp;gemaakt in het lezen en schrijven; de dag desnbsp;Heeren wordt door al de Opperhoofden en velennbsp;van het volk met naauwgezetheid gevierd.” Ennbsp;het was vooral een zeer verblijdend berigt, datnbsp;in het jaar 1831 wegens deze zending gegevennbsp;werd: i Sedert eeuwen,” dus schreef men,

» zijn wel geene Zendelingen onder aangenamer voorteekenen tot hunnen arbeid ingegaan. Reedsnbsp;bestaan groote gemeenten van twaalfduizend eilanders , welke geregeld onderwijs genieten.nbsp;Voor zesentwintigduizend scholieren zijn nietnbsp;minder dan vierhonderd veertig nationale helpers, wier verdere opleiding nog veel arbeidsnbsp;vereischt, en nog is er een aantal van meer dannbsp;honderdduizend dezer eilanders, die nog buitennbsp;het bereik onzer pogingen zijn, en die reedsnbsp;vrijwillig hunne afgodsdienst vaarwel gezegd hebben , met reikhalzend verlangen naar de gelegenheid uitziende om onderwezen te worden.”

Tot betere bereiking van het belangrijk doel, dacht het Genootschap goed eenige jongelingennbsp;van die eilanden naar Amerika te doen overkomen en onder bijzonder toezigt te nemen. Onder deze jongelingen was ook zekeren Henrynbsp;Obookiah, en het is van dezen dat wij nu eenigenbsp;bijzonderheden wenschen mede te deelen.

Reeds in zijne jeugd waren de lotgevallen van

-ocr page 5-

Oboohiah belangrijk. Immers bij merkte dit zoo aan, als in het aanbiddelijk bestuur van Godsnbsp;Voorzienigheid dienstbaar, om zich uit zijn vaderland te verwijderen en tot hooger bestemmingnbsp;opgeleid te worden.

Beide zijne ouders die te Hawdi woonden, werden voor zijne oogen gedood, bij gelegenheidnbsp;van eenen oorlog die op dat eiland plaats had.nbsp;Te vergeefs hadden zij zich eenige dagen verborgen in een hol, hetwelk zij eindelijk moestennbsp;verlaten bij gebrek aan voedsel. Obookiah hooptenbsp;zijnen kleinen broeder, toen drie maanden oud,nbsp;te redden, doch werd achterhaald en het kindnbsp;door de vervolgers aan een spies geregen.

Hijzelf gevangen, moest eenigen tijd de moordenaars van zijne ouders dienen. Zijn oomnbsp;echter, die een Opperpriester was, zijn verblijfnbsp;ontdekt hebbende, kocht hem vrij, en meendenbsp;hem tot dienzelfden stand dien hij bekleedde opnbsp;te leiden. Treffend beschrijft hijzelf de ontmoeting met zijn’ oom, als eene weldadige verlossing uit deze harde dienst. Nog eens ontkwamnbsp;hij een dergelijk gevaar, en nu verlangde hij,nbsp;indien mogelijk, het eiland te verlaten, waartoenbsp;zich eerlang eene gunstige gelegenheid aanbood,nbsp;door een schip van JVew-York.

Onder de Amerikaansche handelaren namelijk, welke dit eiland dikwijls bezoeken, bevond zichnbsp;ook Kapitein B., welke in 1809 daar aanlandde.

-ocr page 6-

6

Door herhaalde betooningen van vriendschap ^ aan den Koning Tamahamaah bewezen, wonnbsp;hij geheellijk diens vertrouwen, zoodanig zelfs,nbsp;dat deze toestemde, dat één van de jonge Prinsen hem tot Amerika zon vergezellen. Ooknbsp;werden nog twee jongelieden van de lagerenbsp;klasse aan boord ontvangen, om den jongennbsp;Prins op te passen. Toen echter de tijd vannbsp;zijn vertrek daar was, weigerde men hem tenbsp;laten vertrekken, dan onder zekere voorwaardennbsp;welke Kapitein B. niet konde aannemen.

De twee jongelieden, welke hem tot oppassers gegeven waren, intusschen verlangende om Amerika te zien, bleven aan boord, tot dat zij innbsp;den beginne van de lente in 1810 te JNew-Havennbsp;aanlandden. Een van hen werd Hendrik, denbsp;andere Thomas genoemd.

Kapitein B. nam Hendrik Obookiah in zijn huis, waar hij behandeld werd met die oplettendheid , welke zijne gesteldheid in een vreemdnbsp;land vorderde. Na eenen korten tijd ten huizenbsp;van den Heer B. gebleven te zijn, waar hij innbsp;de eerste grondbeginselen van het Christendomnbsp;onderwezen is, werd hij bekend met de stadenden van zeker coUegie, die hem weenende vonden en vroegen, waarom hij weende? waaropnbsp;hij antwoordde: gt; omdat niemand mij wil onderwijzen.” Toen nam een der jonge Heeren hemnbsp;onder zijne bijzondere zorg, en zond hem ter

-ocr page 7-

WOOD bij zgnen vader, den Eerw. Heer Milta, te Torringfort.

Hier ontving Eendrik alles wat noodig was tot zijnen verderen voortgang in beschaving, ennbsp;daar hij het studeren niet konde uithouden zonder, nadeel zijner gezondheid, sleet hij een gedeelte van zijnen tijd in den arbeid.

Tot beschaving van zijnen geest, had men alles, wat men konde, toegebragt en zijne vorderingen waren genoegzaam, om diegenen v/elkenbsp;hem onderrigting gegeven hadden te overtuigen , dat hun werk niet te vergeefs zoude zijn.nbsp;Spoedig leerde hij spellen, en in weinige maanden was hij bekwaam om het Nieuwe Testamentnbsp;te lezen. Hij had ook groote vorderingen innbsp;het sehrijven gemaakt, en men heeft opgemerkt,nbsp;dat hij het Engelsch zoo schielijk leerde sprekennbsp;als hij het leerde spellen.

Toen hij bekwaam werd zijne begrippen mede te deelen, poogde hij op deze wijze en in eenenbsp;gebrokene taal zijne deelneming in het belangnbsp;zijner landslieden uit te drukken; ^ 0 mijn armnbsp;volk van OwgheeJ gij weet niets. Ik wensch-te, dat gij wist» wat wij weten. Gij bidt eennbsp;houten God aan; niet goed, gij zyt zeer slecht;nbsp;d! o!” Op eenen anderen tijd hoorde men hemnbsp;dit gebed doen: gt; Groote en eeuwige God! Gijnbsp;hebt den hemel, de aarde en alles gemaakt!nbsp;Ontferm ü over mij. Laat ipij den Bijbel ver*

-ocr page 8-

8

staan; maak mij vroom! Groote God! heb genade met mijnen broeder Thomas, maak hem vroom en geef dat ons volk geenen steenen Godnbsp;meer diene.”

Wanneer men hem vroeg, of hij niet naar Owyhee wilde terugkeeren, zoo zeide hij: «Janbsp;wanneer ik genoeg weet,”

Door het lezen, het verkeer en het hooren prediken, maakte hij groote vorderingen ter verkrijging van godsdienstige kennis.

De leer van het Evangelie ontving hij met eene Verwonderlijke graagte, en zijn hart werdnbsp;daardoor geheel vervuld. Getuige de navolgende uittreksels uit zijne brieven. In 1813 schreefnbsp;hij aan eenen zijner vrienden: r Ik heb uwenbsp;beide brieven ontvangen, en daaruit de goedenbsp;woorden vernomen, die mij toonen dat mijn hartnbsp;nog koud is; o Heer! hoe lang zal ik nog innbsp;mijne zonden blijven? zult Gij mijne stille bedenbsp;verhoeren ? Ik geloof zeker, mijn vriend ! datnbsp;uwe gebeden voor de arme zielen der heidenennbsp;zullen verhoord worden, en dank u, dat gijnbsp;ook mijner daarbij gedenkt. Roept tot God,nbsp;dat Hij Zijnen Heiligen Geest over allen mogenbsp;uitstorten.”

En in 1815 schreef hij .nan eenen anderen; » Ik weet niet meer hoe het met mij was toennbsp;ik van huis ging ; ik dacht zoo geheel als eennbsp;kind. Dewijl ik noch vader noch moeder had.

-ocr page 9-

zoo dacht ik: ik moest de wereld gaan zien, om iets te vinden. Nimmer had ik van eenennbsp;Verlosser, noch van den hemel of hel, ietsnbsp;gehoord. Eerst toen ik wegging, vernam ik,nbsp;dat de Zoon Gods, Jezus Christus, in de wereldnbsp;gekomen is om zondaars zalig te maken.

»Ik hope, ofschoon ik u in persoon niet ken-ne, u echter in de toekomende wereld aan te treffen; want velen zullen komen, van het Oosten en Westen, van het Noorden en Zuiden,nbsp;om in het Rijk van Christus aan te zitten; maarnbsp;veeltijds denke ik, dat ik deze heilige en zaligenbsp;wereld niet zal zien, want ik hen een grootnbsp;vijand van God geweest, en heb Zijne goedheidnbsp;omtrent mij verzondigd. 0, mijn lieve vriend!nbsp;vergeet niet voor mij tot God te bidden; bidnbsp;voor mijne arme landgenooten en anderen, datnbsp;wij den toekomenden toorn mogen ontvlieden.nbsp;Vergeet niet voor Wilhelm, (een ander jongeling van de Sandwichs-Eilanden,) te bidden,nbsp;dat bij de Goddelijke tegenwoordigheid steedsnbsp;moge genieten, en een goede strijder voor hetnbsp;Kruis van Christus worden ; ik heb hope, datnbsp;zijn hart zal veranderd worden. Heezeer wenschtenbsp;ik, dat hij altijd bij mij kon zijn, om alles.nbsp;Wat in mijn vermogen is, voor hem te doen.nbsp;God heeft hem en mij) in Zijne Voorzienigheid,nbsp;uit het duistere land hier gebragt.

» Ik zie geenen anderen weg voor zondaren

-ocr page 10-

10

dan tot Christus te komen. » Ik ben de Weg,” legt de Heiland, * de Waarheid en het Leven,nbsp;niemand komt tot den. Vader dan door mij.nbsp;Aan dien dag lult gij bekennen, dat ik in dennbsp;Vader ben en gij in mij.’’ Mogt de Heer unbsp;leiden en u tot eenen getrouwen arbeider innbsp;Zijnen wijngaard maken! ”

Belangrijk vooral is den brief door hem geschreven aan den Heer Torringforo, den 5 Augustus 1816, lakelijk van dezen inbond:

.......»laat ons bedenken, mijn waarde

vriend! dat wij sterfelijk zijn en dat wij niet weten wanneer de Heer ons zal oproepen. Onbsp;welk eene schrikkelijke, zaak is het om onvoorbereid en in de zonde te sterven. Hoe zou hetnbsp;ook mogelijk zijn, indien wij hier den tijd dernbsp;genade verwaarloosden, en de dienst der wereldnbsp;boven die van God kozen, dat wij vrede en blijdschap zouden kunnen smaken die in den hemelnbsp;genoten wordt, waartoe wij geen lust hadden?nbsp;En wat zal het zijn als wij het aanbod vannbsp;genade en zaligheid, dat ons hier gedaan wordtnbsp;versmaden ?

»0, mijn vriend! ontwaak uit uwen slaap, en haast u, den weg der zonde te verlaten en dienbsp;naar den hemel te bewandelen! Hoe langer gijnbsp;het uitstelt, hoe moeijelijker dit worden zal.nbsp;0, lieve vriend! besef het gevaar waarin gijnbsp;verkeert! Uwe ongesteldheid van welke gij mij

-ocr page 11-

11

onderrigt, zou een middel tot uw einde kannen zijn. En is deze niet een boodschap tot u, dienbsp;u vraagt: » Zijt gij bereid om te sterven?”

» Gij houdt mij immers ten goede, dat ik u zoo ernstig aanspreek ? Ik meen u geen sterkernbsp;bewijs mijner vriendschap te kunnen geven. Hetgeen ik u toewensche, is toch eene zaligheidnbsp;die alle begrip te boven gaat en die den Christen bij zijn sterven ten deel valt. Hier wordtnbsp;dezelve ons nu in Let Evangelie aangeboden.nbsp;O, neem haar aan, gij ontvangt ze om niet! Dienbsp;als de verloren zoon tot den Vader gaat en zegt:

• Vader! ik heb gezondigd,” wordt in liefde aangenomen en in de gunst des Vaders hersteld.

• Mijn lieve E., ik ben bet niet die u oordeelt, uw eigen hart doe het u eenmaal! en eenmaal zal het de Heer doen, als Hij met Zijnenbsp;heilige Engelen op de wolken des hemels zalnbsp;verschijnen. 0, dat wij dan elkander mogtennbsp;ontmoeten, onder diegenen tot wie Hij zeggennbsp;zal: • Komt gij gezegenden mijns Vaders, beërftnbsp;het koningrijk, hetwelk u bereid is van denbsp;grondlegging der wereld!””

Obookiah wenschte niets vuriger, dan dienstbaar te zijn aan de bevordering van het heil zijner medemenschen. Doch hij werkte meestnbsp;lu stilte, en vreesde zelfs dat dit bekend zoudenbsp;worden en hem hoogmoedig m,aken. Van dezennbsp;zijnen ootmoed getuigt het navolgende voorval:

-ocr page 12-

12

In een dorp van aanmerkelijke uitgestrektheid had hij de godsdienstoefening bijgewoond, ennbsp;werd des avonds genoodigd tot eene godsdienstige bijeenkomst. Hier wilde men dat hij eennbsp;woord zoude spreken; maar hij meende dit tenbsp;moeten weigeren, zeggende: » Ik, arme heiden,nbsp;zou ik de Christenen onderwijzen?” De Predikant drong daarop aan, zeggende: dat hij hetnbsp;voor zijne rekening nam. Hij deed dan eenenbsp;toespraak op de hem eigene, hartelijke ennbsp;krachtige wijze; doch had zoodra niet geëindigdnbsp;of hij onttrok zich en werd door zijnen vriendnbsp;weenende aangetroffen.

Van zijnen goeden aanleg getuigde hetgeen zijn onderwijzer, de Heer Eartcey, van hemnbsp;schreef in deze woorden: » Hij belooft zekernbsp;veel; hij bezit eene bevallige gemoedsgesteldheidnbsp;en vele bekwaamheden om nuttig te wezen; hijnbsp;heeft een levendig begrip en goed geheugen, ennbsp;in aanmerking van de ongemakken waaraan hijnbsp;reeds vroeg onderhevig was en uit de daadzaken, als in eene vreemde taal studerende, blijktnbsp;het dat zijne vorderingen meer dan gewoon zijn.”nbsp;De verstandelijke vermogens van Obookiah warennbsp;uitmuntend. In alles bleek het dat hij eennbsp;gezond verstand had en hetgeen hem gezegdnbsp;werd goed inzag. Het aanleeren van talen kosttenbsp;hem echter eenige moeite, doch zijne volharding deed hem dit gemakkelijk overwinnen.

-ocr page 13-

13

Boven alles wat men van zoo iemand had kunnen verwachten, was hij in den omgang met menschen zeer beschaafd en toonde hij zelfs veelnbsp;menschenkennis te bezitten.

Overal en altijd was hij Christen, en nam elke gelegenheid waar om even als hij doornbsp;zijnen wandel stichtte, ook door zijne gesprekken nuttig te zijn. Hiertoe maakte hij dikwijlsnbsp;gebruik van een Nieuw Testament dat hij altijdnbsp;bij zich droeg, en waarvan hij altijd het meestnbsp;gepaste gebruik maakte.

In het begin van het jaar 1818 werd hij ernstig ongesteld, hetwelk hem zoo hevig aantastte, dat na verloop van weinige weken zijnnbsp;toestand bedenkelijk werd, daar de krachtennbsp;hem, die anders een zeer sterk gestel had, geheel begaven, en het gevolg daarvan was, datnbsp;bij na eene ziekte van ruim eene maand overleed. Hij ontsliep in de blijde hoop eener zaligenbsp;opstanding, of om zoo als hij zich uitdrukte:nbsp;» aan te landen in het huis van zijnen Vader innbsp;den hemel.”

Gedurende de ziekte openbaarde zich meer en meer het Christelijk karakter van Ohookiah. Zijnnbsp;geduld, zijne lijdzaamheid en onderwerping aannbsp;den wil des Heeren en zijne dankbaarheid aannbsp;*ijne vrienden en weldoeners, trok aller aandacht tot zich.

• Deze dagen,” dus sprak hij tot zijne oppas-

-ocr page 14-

14

pers, » ïijn de genoegelijkste en nuttigste van mijn leven. Het is eene goede zaak ziek te zijn,nbsp;wanneer men bij zijne verstandelijke vermogensnbsp;raag blijven en den dood met gelatenheid tenbsp;gemoet kan gaan.” gt; Zijt gij dan niet bevreesdnbsp;voor den dood ? ’’ vroeg men hem. Hij antwoordde : » Neen, dat ben ik niet.” Een zijnernbsp;vrienden zeide, • dat het hem leed deed hemnbsp;zoo zwak te vinden; ” zijn antwoord was: »Denbsp;wil des Heeren geschiede! ”

Jufvrouw P. die hem oppaste, vroeg hem: » of zij hem wat uit den Bijbel wilde voorlezen;” dit was hem zeer aangenaam en hij hoordenbsp;het biddende aan. Een ander vroeg hem : gt; ofnbsp;hij vertrouwen stelde in zijn geneesheer?” Hijnbsp;antwoordde: » Ja, maar veel meer in den geneesheer daar boven.quot; De doctor zeide hem:nbsp;» dat het onzeker was of hij van deze ziektenbsp;zoude herstellen.quot; Hij antwoordde; » God zalnbsp;voorzien, Zijn teil is de beste.” Bij het ontwaken vroeg men hem eens: gt; of hij niet blijdenbsp;was de dageraad te aanschouwen?quot; »Ja,”nbsp;zeide hij, » maar ook in den nacht licht denbsp;Heer mij toe.quot;

Vooral stelde hij veel belang in zijne landslieden, die zeer aan hem verbonden waren en hem met alle zorgvuldigheid oppasten. Kortnbsp;voor zijnen dood sprak hij deze dus aan: gt; Mijnenbsp;lieve landslieden, ik wensch een woord tot u

-ocr page 15-

15

te spreken en begin met u te danken voor de liefde en zorg mij betoond, gedurende mijnenbsp;ziekte. Ik twijfel niet of gij zult aan mij blijven denken, maar vOoral ook denken aan hetgeen wij dikwijls bespraken, wegens de voor-regten die wg genoten door de openbaring dernbsp;liefde Gods in Jezus Christus onzen Heer en denbsp;kennis die alle verstand te boven gaat; de Heernbsp;zal in dit vreemde land verder voor u zorgennbsp;en hope ik, u leven schenken om eenmaal onzenbsp;blinde landgenooten nuttig te zijn. Mij wordtnbsp;dit voorregt niet vergund, maar ik ben bereidnbsp;te sterven. De Heer weet wat mij best is ennbsp;ik geloove in Hem als de Opstanding en hetnbsp;Leven.”

Zijne krachten namen langzamerhand af en tij zag zijn einde met kalmte naderen. Kortnbsp;voor zijnen dood verzocht hij zijnen vriend, denbsp;Leeraar fVilks, nog eens met hem te bidden, ennbsp;bedankte hem voor deze dienst; inzonderheidnbsp;bedankte hij de waardige Jufvrouw P. voor denbsp;liefdezorg hem gedurende zijne ziekte betoond-Hij riep tot zijne landgenooten: gt; Alloah o öe!”nbsp;dat is: » Mijne liefde blijft met u; ” legde zichnbsp;neder en ontsliep zacht.

Ons einde zij als het zijne!

-ocr page 16-

rukt en Ie bekomen bij M. quot;WIJT amp;ZOJSEN, a ^0 ct.

bij wie ook uitgegeven wordt*; LovensgeAchiedenia vau Peter Lobbeek»^ derde druk,nbsp;naar hel Uoogduilack ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;iS Ct.

De Welbestede Stuiver, of de Bijkeia der arme Negcra , ivreede druk; naar het !Eiigeiach.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lo n

S. De Wever uit Welsh, tweede druk; naar het Engelsch. 07^ u

4. nbsp;nbsp;nbsp;De kleine bewoner van het Auvergn^sche gebergte ; aaar

het Kngelsch , derde druk. nbsp;nbsp;nbsp;10 M

5. nbsp;nbsp;nbsp;Arme Sara ; of de InJiaansche Vrouw , tweede druk ,

naar het Engelsch. nbsp;nbsp;nbsp;07I )gt;

6. nbsp;nbsp;nbsp;De Jonge HuLbewoonster, vierde druk; naar het Engelseh. s®^ »

7. nbsp;nbsp;nbsp;Buitengewone Opwekking onder de kiaderen in Elber-

feld, tweede druk. nbsp;nbsp;nbsp;o5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»

8. nbsp;nbsp;nbsp;De lersche Boer, naar bet £ngel«ch.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;iOnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»

9. nbsp;nbsp;nbsp;Elizabeth Cunningham ; eene ware Geschiedenis , tweede

druk. ^ nbsp;nbsp;nbsp;80 gt;»

iO. Geschiedenis van John Robins, de Matroos.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;10 »

11* Uitbreiding van do Parabel der vijf wijze en viji dwaze

Mavgden, nbsp;nbsp;nbsp;iOnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;n

in. Het leven van Kolonel Jacob Gardiner. nbsp;nbsp;nbsp;17^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;»

gt;5. Do Stroopers Dochter. nbsp;nbsp;nbsp;sonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ii

i4lt; De Bode mot goede tijding. nbsp;nbsp;nbsp;»

45. Jansje Allan. nbsp;nbsp;nbsp;i5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;n

16. Zonderlinge tusschenkomst der Voorzienigheid. nbsp;nbsp;nbsp;07nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;11

«7gt; kjevensberigt van Amelia Gale. nbsp;nbsp;nbsp;lOnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;n

Sara Hill, Je leerling van de Zondagschool. nbsp;nbsp;nbsp;i5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» .

gt;9* De Geschiedenis vaa Marj Smith. nbsp;nbsp;nbsp;18^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;n

®o« De Dorpsxpredikant. nbsp;nbsp;nbsp;ionbsp;nbsp;nbsp;nbsp;u'

at* Do Waarheid en uitwerkselen van het Evangelie. nbsp;nbsp;nbsp;10nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;n

Aa. Kracht des Geloofs , bij treffende beproeving. nbsp;nbsp;nbsp;«onbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»

a5« Herman de Houthakker» nbsp;nbsp;nbsp;js^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;n

gt;4* De laatste uren van John Cowper. nbsp;nbsp;nbsp;tonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;n

b5. Het einde va», den tijd. nbsp;nbsp;nbsp;aonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»

*6. Wat God bewaart, is wel bewaard* (tweede druk) x5 nbsp;nbsp;nbsp;u ‘

•7* Wie aijt gij ? Wal hebt gij te doen ? Wat behoort gij

te worden 7 nbsp;nbsp;nbsp;gt;0nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»

ftS* De Weêrhaan van het Kasteel, (tweede druk) nbsp;nbsp;nbsp;„

89. Rben-Haëzer, in Latakko. nbsp;nbsp;nbsp;tonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»

So* Eeoige berigten van Indiaaosche Bekeerlingen. nbsp;nbsp;nbsp;jonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;n

Si* De Ghrislen-Peosten , ecu ouderwijs ter vervulUag van

's mensuhen voornaamste behoeften. nbsp;nbsp;nbsp;oSnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;w

38. Varhaal van twee reizende Predikers. nbsp;nbsp;nbsp;07^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;m

53, nbsp;nbsp;nbsp;De Tijd en de Eeuwigheid.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»onbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;»

54. nbsp;nbsp;nbsp;Kort en heilzaam berigt, aan allen , die begeerte hebben

om zalig te worden. nbsp;nbsp;nbsp;tonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;1

55. nbsp;nbsp;nbsp;Levensloop van Johan Coenraad Ter Linden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;07k

56, nbsp;nbsp;nbsp;Een Beroep op hot Hart.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»

57, nbsp;nbsp;nbsp;Trekken uil het leven eens Landmans in den Elsasz, uit

hel Hoogdnitsch. nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’’

58. nbsp;nbsp;nbsp;Sterfgevallen van zeven bekeerde Heidenen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;to w

5g» Levensloop van C. L. Töpfer , Evangeliesch Predikant

te Peterswalden. nbsp;nbsp;nbsp;w

40* Do Schaapherder van de vlakte van Salisbury* nbsp;nbsp;nbsp;17! gt;1

41* Eenige bijzonderheden uU hot leven en de werkzaamheden

van Dr. Robert Morrison , Zendeling ouder da Chinezen, »5 1» 42. Lydia S... (£en authenthiek verhaal).nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;07J gt;»

45. Hugo Bourne. nbsp;nbsp;nbsp;7^ gt;»

44. De Christelijke viering van den Zondag. nbsp;nbsp;nbsp;o5 »