Waarde Vriendin!
Volgens uwe begeerte ontvangt gij hier het verhaal van de gemoedsgesteldheid, in welke iknbsp;vrouw L. r. vond bij mijn eerste bezoek, benevens de gesprekken en voorlezingen, welke,nbsp;door Gods genade, de middelen waren om harenbsp;vreeze voor den dood en het gericht te overwinnen, en haar [de verzekering te geven van denbsp;Vergiffenis barer zonden. Hare eigene uitdrukkingen, of hetgeen tot haar gesproken wierd.nbsp;Woordelijk weder te geven durf ik niet verzekeren, maar gij kunt gerust zijn dat alles denbsp;strikste waarheid behelst. Zij is in de ruste,nbsp;maar na haren dood moge zij spreken tot sommige harten, die nog, •gt; zonder hope en zondernbsp;God in de wereld leven.”
Voor eenige maanden te.....zijnde, ontmoet-
ik eene bekende, wier mildadigheid haar in aanraking bragt met armen. Zij wasnbsp;foet» op weg om eenige verkwikking te brengen
aan eene vrouw, die zeer ziek en neerslagtig was. Zij hoopte, dat een weinig versterkendnbsp;voedzel en wat wijn haar zou verkwikken ennbsp;opbeuren. » Tweemaal, vervolgde zij, sprak iknbsp;met haar en trachtte haar te troosten, maarnbsp;alles te vergeefs; op mijne vraag, wat haarnbsp;zoo troosteloos maakte,” hoorde ik, dat het denbsp;vreeze voor sterven was, daar zij gevoelde, datnbsp;hare ziel eeuwig ongelukkig zou zijn. Medelijden toonende met deze arme lijderes, haaldenbsp;mijne vriendin mij over haar naar het huis dernbsp;kranke te begeleiden. Het is door Gods Voorzienigheid , zeide zij, dat ik u juist op dezennbsp;weg ontmoet j want ik gevoel mij zelve geheelnbsp;onbekwaam tot haar te spreken, en onze zoonbsp;trouwe ^Leeraar verliet ons voor een paar wekennbsp;ter herstelling zijner gezondheid, ü, zal zijnbsp;vast gaarne hooren, daar gij van Ierland komt,nbsp;haar Vader was een Ier. Ik besloot aan ditnbsp;verzoek te voldoen; en bad tot God, dat Hijnbsp;mij wilde bestieren in het spreken tot die armenbsp;vrouw, opdat ik het op zulk eene wijze mogtnbsp;doen, dat ik haar ja troostte, maar tochnbsp;niet misleidde, zoo dat mijn bezoek haar aangenaam wierd, niet, om dat ik tot dat land behoorde dat zij lief had, maar om dat ik haarnbsp;den weg wees naar dat betere vaderland, daar
-ocr page 3-de dood niet meer zijn zal, noch rouw, nochge-krijt, «och moeite, want de eerste dingen zijn Weggegaan (1). Wij kwamen door een smalnbsp;keukentje, en een niet minder smalle trap opnbsp;de kamer der zieke vrouw, die te bed lag, ennbsp;moeijelijk adem haalde. Zij scheen ongeveer 35nbsp;jaren oud te zijn, hare handen waren zeer mager , en haar aangezigt doodelijk bleek; maarnbsp;haar blik drukte meer angst en ontroering uitnbsp;dan wel ziekte, hetgeen aan haar uiterlijk dennbsp;schijn gaf van ontevredenheid, hoewel zij andersnbsp;iets innemends had.
Eenige vragen na hare gezondheid gedaan hebbende, zeide mijne vriendin:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» Hier breng
ik u eene lersche Dame, daar ik heden niet langer bij u blijven kan; zoo gij nog meer geldnbsp;wenscht, zend maar aan mijn huis, en nu bidnbsp;ik u, beur u wat op, en geef aan geene zwaarmoedigheid toe.”
’ g'j uit Ierland Mevrouw,” vroeg i. p. toen wij alleen waren. gt; Ik bevestigde haar dit,nbsp;en voegde er bij, dat ik tot haar kwam, hoorendenbsp;dat hare familie ook van daar was.” p Het isnbsp;ïeer vriendelijk van u, vervolgde zij, zoo iemand als ik ben te willen bezoeken. Ik gevoelnbsp;genegenheid voor de Ieren, om mijn’ lieven
CO Openl. XXI: 4.
-ocr page 4-Vader: hij is dood Mevrouw! en ik zal henj nimmer wederzien! dit zeggende barstte zij innbsp;tranen uit.” » Het is eene groote droefheidnbsp;hen te verliezen, die van onze jeugd voor onsnbsp;zorgden en ons lief hadden, en ieder welgestemd kinderhart betreurt den dood van zulkenbsp;naauwe betrekkingen bitterlijk; maar wij riloe-ten ons herinneren, dat ieder, die den Heernbsp;Jezus in onverderflijkheid lief had, en van dezenbsp;aarde scheidt, uit den doode zal herrijzen, ennbsp;vereenigd worden met die geliefden, die gelijknbsp;zij, de vergeving en vrede gezocht hebben innbsp;het uitdelgende bloed van den Zaligmaker. Iknbsp;wensche dat bekte, gij en uw Vader, onder datnbsp;getal behoort, en indien dit zoo is, dan moogtnbsp;gij gelooven dat hij niet is verloren maar voorgegaan.’' » Gij zijt zeer goed Mevrouw, hernamnbsp;zij, maar het maakt mij altoos onrustig van Godnbsp;of den Zaligmaker te hooren , daarom tracht iknbsp;zulke gedachten uit mijn hoofd te zetten; maarnbsp;elders vinde ik ook geen rust. » Het bedroefdnbsp;mij u dus te hooren spreken, want, het zij uwenbsp;onrust ontspruit uit beproevingen in dit leven,nbsp;uit vreeze voor straffen in een volgend, er isnbsp;geen vertroosting, dan in het oprecht kinderlijknbsp;geloof in den Heere Jezus.”
» Beproevingen in deze wereld !” herhaalde
-ocr page 5-¦zij met nadruk ; » neen Mevrouw! de hoest, en
de pijn in de zijde en het hoofd, zijn zeer dragelijk , en de nachten slapeloos doortebrengen zou mij aangenaam kunnen worden, indien iknbsp;sights kon vergeten, waar ik heen ga; maarnbsp;iklverdiene het, en kan het maar niet vergeten.”nbsp;» Volgens uw zeggen, vreeze ik dat gij geen vertrouwen op de belofte des Zaligmakers hebt:nbsp;Komt herwaart» tot mij alle die vermoeid ennbsp;belast zijt, en Ik zal u ruste geven (1). Gijnbsp;schijnt juist eene van die welke Hij genadig totnbsp;zich roept in deze woorden; en ik mag er bijnbsp;voegen ; er is nog eene andere belofte over hetzelfde onderwerp. Al, wie tot mij komt, zal iknbsp;geenszins uitwerpen {2). d Oja,” antwoordde zij,nbsp;• ik hoorde deze beloften meermalen; mijn lievenbsp;Vader ging de eeuwigheid daarop in, en slootnbsp;zijn oogen op deze wereld, zeggende: . geenszins uitwerpen ! ” maar hoe verschilt dit metnbsp;mij; hij verdiende naar den hemel te gaan, hijnbsp;beminde God, en bad tot God, en menigmalennbsp;raadde hij mij dit ook aan , maar ik dacht, hetnbsp;was tijds genoeg, als men oud werd; zoo lettenbsp;ik niet op mijne wegen.” En nu het te laatnbsp;is, zie ik mijn misslag eerst in. » De uitdruk-i^i^g van hare gelaatstrekken, gedurende ditnbsp;CO Matih. XI: eS.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Joan. VI: 37.
-ocr page 6-gesprek, drukten bijna eren zoo veel uit, als. hare woorden; en ik gevoelde mij gedrongen'nbsp;uitteroepen :nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» Dat de Heere u vertrooste! ”,
» 0 neen, zeide zij, voor mij is er geen troost bij God! ’’ daarop zweeg zij en vervolgde dSnnbsp;op een indrukmakende toon: » Gij weet nie/,nbsp;tot wie gij spreekt Mevrouw! indien gij mijnbsp;leerdet kennen, zoo gij sleehts een gedeelte vannbsp;mijne goddeloosheid wist, zoudt gij mij niet naderen , of mij aanmoedigen om mijn vertrouwen opnbsp;den Heere te stellen.” « Inderdaad , hernam ik,nbsp;is mij uw vorig leven geheel onbekend, en hetnbsp;.bedroefd mij te hooren, dat gij u zoo veel tenbsp;verwijten hebt, maar de Heere, die toch zelvenbsp;weet, hoe ver zijne barmhartigheid zich uitstrekt,nbsp;heeft verklaart, i de goddelooze verlate zijn weg,nbsp;en de ongerechtige man zijne gedachten, ennbsp;hij beheere zich tot den Heere, zoo zal Hij zichnbsp;zijns ontfermen en tot onzen God tcant hij vergeeft menigvuldig.” (I)nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;« Dit behoort u aan
te moedigen om u tot den Heere te wenden, in plaats van u nog langer af te keeren. Het isnbsp;Hem ernst. Daarom geloof zijn woord, en bid,nbsp;dat Dij u alle uwe overtredingen vergeve om denbsp;verdiensten van onzen Heer Jezus Christus.”
» 0! ik wenschte dat ik dat kon, en mogt (O LV : 7.
-ocr page 7-7
doen,/-niaar neen, liet is (e laat! Ik kan mijn weg en gedachten niet verlaten, zij zijn het,nbsp;}lie mij verlaten! liet is nu geen deugd voornbsp;hiij sommige zonden natelaten, nu ik ze nietnbsp;i^eer doen kan, zoo als, met verachting op anderen neer te zien , want elk is nog beter dannbsp;ik , mijn hart niet te hechten aan nieuwe klee-deren of aan veimaken, nu ik bij gebrek vannbsp;gezondheid er geen genot van hebben kan, iknbsp;word er toe genoodzaakt, wat waarde kan ditnbsp;bij God hebben. • Denkt gij waarlijk, zeide ik,nbsp;dat gij uwe zonden zoo lief hebt, dat, wanneernbsp;gij hersteldet, gij u met vreugde aan dezelvenbsp;weer zoudt overgeven.
» Hissehien zoude ik wel, hernam zij, want ik had genoeg roepstemmen te voren, maar hetnbsp;hielp niets. Ik verloor een lief kind van 9 jaren;nbsp;op den dag, dat zij begraven wierd, was ik alsnbsp;wezenloos, sloot mij op in den stal, en badnbsp;tot God, Hem belovende, dat ik zijne gebodennbsp;zou bewaren, in de kerk zou gaan en aan hetnbsp;Avondmaal, zoo Hij mij al mijne zonden wildenbsp;vergeven en mij mijne andere kinderen latennbsp;behouden. Een kleine poos bedwong ik mijnennbsp;hoogmoed, en mijne zucht tot vermaak; maarnbsp;ras verveelde het mij zoo mij zelf te kruisigen , en, meenende dat ik al bijzonder braaf
-ocr page 8-8
was, verviel ik van kwaad tot erger. 0! Ik kan aan niemand zeggen, hoe slecht ik werd,”nbsp;hierbij verborg zij haar aangezigt in de lakens.nbsp;» Ik wil u niet vragen, wat op uw gewetennbsp;ligt, noch ook weten, wat u zoo zwaar drukt;nbsp;het eenige, het eenige, dat ik u wilde verzekeren is: » dat het bloed van Jezus Christus reinigt van alle zonden,” en dat, welke grootenbsp;schuld tl ter neder drukt, er niets is, dat zijnnbsp;dierbaar bloed niet kan uitwisschen : « Al warennbsp;uwe zonden als scharlaken, zij zullen icitnbsp;worden, als sneeuw ; al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol.” (1)nbsp;I 0 ja,” antwoorde zij, » wanneer ik het verdiende , zoo ik mijne beloften had gehouden, ennbsp;mijn pligt gedaan, dan zou Hij mij het vroegere hebben kunnen vergeven, en ik had dennbsp;troost gehad, dat Hij niets tegen mij had; maarnbsp;nu verwacht ik niets als dood en verdoemenis,nbsp;dat ik ook zal inoogsten.”
gt; Het is volkomen waar, dat de bezolding der zonde de dood is, en dus ook, wat gij verdient,nbsp;en wat ik verdien, en dat ieder nakomeling vannbsp;Adam inoogsten zou. Maar God heeft een middel ter vergiffenis voor ieder, die het zoekt innbsp;den naam van Jezus Christus: De genadegifie Godsnbsp;(O !• 18.
-ocr page 9-9
is het eeuwige leven door Jezus Christus onzen Heer ’(^1). In haar voorkomen zag ikj datnbsp;haar gemoed niet opgeheurd werd, en de Bijbelnbsp;opnemende las ik van het 3de Hoofdstuk uit hetnbsp;Evangelie van Johannes; van hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tot het
18de vers, en toen bevreesd zijnde haar te zeer te zullen vermoeijen, leide ik eene vouw bij dienbsp;plaats, en verzocht haar dezelve meermalen overnbsp;te lezen, daarop nederknielende bad ik hard op,nbsp;dat de Heere toch om zijns Zoons wille haarnbsp;zijnen H. Geest schenken wilde, en haar innbsp;staat stellen te gelooven dat Dij zonden om nietnbsp;vergeeft, dat Christus » niet is gekomen te roepen rechtvaardigen, maar zondaars tot bekee-ring,’’ dat i Hij, de rechtvaardige voor de on-rechtvaardigen gestorven w’as, opdat Hij zondaarsnbsp;tot God zou brengen; ’’ en dat Hij volkomen kannbsp;zalig maken degene dié door Hem tot God gaan ,nbsp;alzoo Hy altijd leeft om voor hun te hidden (2).nbsp;Door de keuken gaande bij mijn vertrek, zag iknbsp;eene jonge vrouw daar bezig, en vroeg haar ofnbsp;zij eene bloedverwante van t. r. was. Ik ben haarnbsp;ntans zuster, was het antwoord. Hoe lang was zijnbsp;*iek ? • Gedurende de wintermaanden was zij altoos zwak, en klaagde soms over pijn in de zijde,;
lO
maar de laatste tijd was zij veel erger, beide naar ligchaam en ziel; » zij sehijnt zefer ongelukkig: » Indedaad Mevrouw! naar de wijze,nbsp;waarop zij van zich zelf spreekt, zou men meenen , dat zij een zeer slecht mensch was geweest,nbsp;maar niemand anders zou haar gedrag zoo beschrijven ; zij is vriendelijk en voorkomend voornbsp;allen die haar omringen, en is altoos gereednbsp;eene arme geburin bij te staan, waar het maarnbsp;in haar vermogen is. Nooit ontdekte ik eenenbsp;fout in haar, als alleen, dat zij wat hoogmoedignbsp;was, en dan de kinderen uit de school en denbsp;kerk hield, wanneer zij niet in staat was hennbsp;netjes op te kleeden. Ouze predikant veroordeelde het als hoogmoed, en raade haar hetnbsp;te overwinnen.’’ » Dat is ook wel w'aar hernamnbsp;ik, want wie zich door hoogmoed laat beheer-schen, zal zekerlijk vernederd worden; ik hoopnbsp;echter, dat vrouw p. niet slechts het kwaad vannbsp;hare zonden zien zal, maar ook vergeving zoeken en vinden.
Dus liep mijn eerste bezoek bij l. p. af; te huis komende, was ik ternedergeslagen, en nadenkende over den droevigen toestand harernbsp;hopeloosheid, zoo aan de rand van de eeuwigheid, gevoelde ik tevens voor mij zelfnbsp;vernieuwde dankstof, dat ik, zonder de ver-
-ocr page 11-1J
schrikkingen der wanhoop, genadig geleid vvaa, om het anker mijner hope voor mijne zondigenbsp;ziel te werpen, op de genadige belofte van vergeving in Jezus Christus. O ! hoe zou ik wensehen,nbsp;dat zij, die dit heil nog niet kennen, die nognbsp;zonder God voortleven, getuigen waren van denbsp;toestand dezer vrouw, opdat zij mogten geleidnbsp;worden door den H. Geest, hoe onbeleden ennbsp;dus niet vergeven zonden ons tot wanhoop leiden , en zoo leerden vlugten tot Christus, alsnbsp;de eenige schuilplaats voor den toekomendennbsp;toorn.
Na een paar dagen bezocht ik haar weder, zij scheen verheugd mij te zien. Ik vertelde haarnbsp;hoe veel ik om haar gedacht had, sedert mijnnbsp;laatste bezoek, en hoe ik het als eene bijzonderenbsp;gunst van God wenschte, haar ligchamelijk, ofnbsp;geestelijk lijden te verzachten. » Wij zijn arme,nbsp;zwakke en zondige schepselen, en wie weet,nbsp;hoe ras ik ook behoefte hebbe aan een vriend,nbsp;die mij verzorgt op mijn ziekbed; buiten diennbsp;hetzij armen of rijken , er is slechts één vriendnbsp;die ons kan helpen op wien wij kunnen vertrou-'ven. Koning David gevoelde de waarheid hiernbsp;, als hij zegt; » Al ging ik ook in een dalnbsp;de*' schaduice des doods, ik zon geen kwaadnbsp;vreezen, want gij zijt met mij (1). Ik hoop dat
12
de Heer u ook 7,al doen ruste vinden in deze ¦woorden, voor dat gij deze wereld van zondennbsp;en droefheid verlaat. »0 Mevrouw,” hernamnbsp;zij, » zoo ik dit kon zeggen, zoo zou ik gewillig zijn alles te dragen, wat Hem mogt behagennbsp;mij op te leggen tot straf mijner zonden.”nbsp;» Waarlijk ik geloof u, vrouw; en indien onsnbsp;lijden hier onze zonden kon uitdelgen, zou hetnbsp;eene verstandige keuze zijn het nu, en niet innbsp;de eeuwigheid te dragen; maar wij zondigdennbsp;tegen een eeuwig God, en geene verzoeningnbsp;dan alleen die aangebragt is door God onzennbsp;Zaligmaker, kan ons redden van eeuwige straf.’’
» Het is waar, maar al te waar,” riep zij uit, » ik mag niet verwachten vrij te komen doornbsp;dit lijden, er is erger voor mij te wachten,nbsp;dan al dit tegenwoordige; maar daar er geennbsp;raad is, kan het mij geen goed doen er over tenbsp;denken, kon ik het mij maar uit het hoofdnbsp;zetten.”
» Het grieft mij u nog zoo ongelukkig te zien, hebt gij vergeten, wat ik u uit den Bijbel verhaalde. » Neen Mevrouw, ik herinner mij zeernbsp;goed, maar het is niet voor mij, want ik kennbsp;mij zelf en niemand kan mij beoordeelen, ” ennbsp;op nieuw herhaalde zij met een wanhopige stem .nbsp;» Gij kent mij niet.” » Ik weet zeker niet waar-
-ocr page 13-op gij doelt, en het zou mij spijten, u over eenige zonden ligt te doen denken, maar meentnbsp;gij, dat er nooit zoo groot een zondaar als gijnbsp;zijt, vergeving ontving en zalig werd ?’’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» Ik
ben verzekerd, dat er nimmer een grooter zondaar op aarde was; want wat is meer dan overalnbsp;zonden, niets dan zonden!” » Ik veronderstelnbsp;dan, dat gij elke ondeugd , daar gij toe geneigdnbsp;waart, bedreven hebt,” » Niemand kon slechternbsp;zijn.” Gij waart ontrouw aan uwen echtgenoot?”nbsp;• 0 neen Mevrouw! God beware mij!” » Gijnbsp;waart een Godslasteraar?” » Neen, want ik hadnbsp;altijd afschrik voor die zonde.” » Nu dan trach-tet gij anderen afvallig te maken en vervolgdetnbsp;hun, omdat zij den Heer Jezus wenschten te dienen ? ” » Oneen, het is erg genoeg ziehzelvennbsp;te verderven, zonder nog anderen te verleiden.”nbsp;» Denkt gij dat gij dit doende u meer bezondigd zoudt hebben ? ”
» Ja , want dan ware ik den duivel gelijk.” gt; En toch, is er een man in den hemel, dienbsp;zich daaraan schuldig maakte, en zoo God genadig genoeg was zijne zonden te vergeven,nbsp;denkt gij dan, dat zijn arm verkort is, zoo datnbsp;Hij u niet bereiken kan?” » Maar hoe weetnbsp;Sü. dat Hij vergiffenis ontving? Wie meld ons,nbsp;welk deel God hem na den dood gaf?” De
-ocr page 14-i4
Ileere zelve meldt ons deze wonderbare gebeurtenis, ik zal het u voorlezen (1). Hier spreekt Paulus van zich zelf, en wat hij vroeger deednbsp;tegen de geloovigen aan Christus; Ik was te voren, enz. enz......... » O Mevrouw, herlees
dit nog eens! Ik deed het nog drie of viermalen , tot een voorbeeld dergenen die in Hem gelooven zullen ten eeuwigen leven.”
» Let op deze woorden, bid ik u, de Bijbel zegt ons Hij bewijst genade aan een’ Godslasteraar en een vervolger, op dat andere zondaarsnbsp;een voorbeeld mogten hebben , en nimmer behoeven te twijfelen, of hij zou ook hier genadenbsp;bewijzen , wanneer zij tot Hem kwamen. Toennbsp;ik op zag, waren de oogen der vrouw gesloten ;nbsp;eenige oogenblikken bewoog zij zich niet, maarnbsp;toen liepen de tranen haar langs de wangen.
Zich hervattende riep zij uit : nbsp;nbsp;nbsp;» God zegene
u Mevrouw, dat is de eerste aangename gedachte die ik immer uit den Bijbel had. 0, is het mogelijk, dat Hij een Godslasteraar vergaf,nbsp;en dat is geschreven voor zulk een verworpelingnbsp;als ik ben? 0, genadige Zaligmaker, vergeefnbsp;mij naar dit voorbeeld en neem mij dan tot u.nbsp;Maar lieve Mevrouw, zijt gij zeker dat dit waarnbsp;is ?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» Ik was zoo getroffen, dat ik naauweJijk.s
(i} I Tim. 1; 13—16.
-ocr page 15-lO
antwoorden kon. Er is dezelfde zekerheid om te geloqven, dat Panlus is vergeven, als er isnbsp;om te gelooven dat hij een vervolger was, ennbsp;dat de geest van God het zoo bestuurde dat ditnbsp;geboekt wierd, (beide de zonden en de vergeving) , wetende, dat menig zondaar, gelijk hij,nbsp;behoefte zoude hebben dit te weten, voor zijnbsp;konden gelooven dat er ook voor hunne zielenbsp;hope was. Vervolgens nam ik het kapittelnbsp;van de Handelingen, en las van het begin totnbsp;het 22ste vers. Gij ziet hoe spoedig Christus eennbsp;wreed vervolger van zijn Evangelie kan veranderen in een ijverig en krachtig prediker, ennbsp;het hart van een’ hoogmoedigen Phariseër herscheppen , om dien dierbaren naam aan te roepen,nbsp;dien liij vroeger anderen wilde noodzaken tenbsp;lasteren.- Wie, die Saulus had zien vertrekken,nbsp;als vervolger naar Damascus, had zich kunnennbsp;voorstellen, dat hij bij zijne aankomst aldaar,nbsp;Apostel zou worden; of dat hij, die slechtsnbsp;gelegenheid zocht de geloovigen in den Heernbsp;Jezus te vervolgen, Linnen weinige uren metnbsp;een gehoorzaam hart zou uitroepen: » Heer! watnbsp;wilt gij dat it doen zal! ”
. Dat is waarlijk w'onderbaar Mevrouw, en er is geen twijfel, of Paulus was bekeerd, maarnbsp;dat was een wonder, en hij deed naderhand zoo
-ocr page 16-i6
veel voor God, dat hij recht had op genade, maar voor mij ^ • wat kan ik doen?” gt; Paulusnbsp;toebrenging was wonderbaar, zonder twijfel, ennbsp;wij moeten niet verwachten zulke uitwendigenbsp;teellenen in de bekeering van zondaren nu nognbsp;te zien. Paulus is een voorbeeld, niet van denbsp;wijze hoe het Christus behaagt, zulk eenenbsp;verandering te weeg te brengen, maar in zijnenbsp;teregtbrenging zelve door de genade, in dennbsp;vollen loop van zijne zonde en verkeerdheid,nbsp;waardoor hij gebragt wierd, uit de duisternisnbsp;tot zijn wonderbaar licht.” Saulus had nietsnbsp;dan haat en vijandschap tegen Christus in zijnnbsp;hart, toen de Heer hem tegen hield met hetnbsp;doordringend zeggen:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» Saul, Saul, wat ver-
'''olgt gij mij! ” Hij had niets in zich, waarom Christus hem genadig zou zijn, behalve het medelijdende hart van den Zaligmaker, en toen hijnbsp;geroepen wierd aan anderen de redenen vannbsp;hunne geestelijke zegeningen te ontdekken, gafnbsp;hij hun het onderwijs, dat hij bij ondervindingnbsp;kende. » Hij heeft ons zalig gemaaht, niet uitnbsp;de werken der rechtvaardigheid, die wij gedaannbsp;hadden, maar na zijne barmhartigheid (1). Weesnbsp;verzekerd, God wil niet den dood eens zondaars,nbsp;maar gij wordt geroepen op dit oogenblik zoonbsp;(0 TH. UI: 5.
-ocr page 17-als gij zijt, naar het voorbeeld van Saulus, vast te houden aan de belofte ter uwer vertroosting,nbsp;dat Hij u geenszins wil uitwerpen.
Kalme rust teekende nu het gelaat der vrouw, zij scheen getroffen en buiten staat om te spreken , na eenige minuten zeide zij:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» Lieve
Mevrouw, denkt gij waarlijk, dat ik mij mag vermeten om te hoopen ?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;0, bedrieg mij niet,
tracht mij niet te troosten, met te zeggen, dat God aan anderen genadig is, ten zij gij zekernbsp;zijt, dat Hij ook mij genade wil bewijzen, Liever weet ik het ergste en verwacht dat, dannbsp;mij zelve in de hel te vinden, daar ik waandenbsp;naar den hemel te gaan.” » God beware mij,nbsp;dat ik u zou bedriegen, mijn eenige wensch is,nbsp;dat gij zoudt hooren en gelooven, wat God zelfnbsp;u zegt. Hij gebied onze hope te bouwen opnbsp;Jezus Christus. Luister naar die woorden: Al-zoo zegt de Heere, ziet ik legge een grondsteennbsp;in Zion (1), een beproefden steen, eenen koste-lijken hoeksteen, die wel vast gegrondvest is;nbsp;wie gelooft, die zal niet haasten, en Hij zegt,nbsp;wie die hoeksteen is (2). Want niemend kannbsp;een ander fondament leggeti dan hetgene gelegdnbsp;is, hetwelk is Jezus Christus, meent gij nu,nbsp;i*at God u zou zeggen, dat Hij zelve het fonda-
raent gelegd had, hetwelk Hij noemt, beproefd, kostelijk en vast, en dus uw vertrouwen zounbsp;wekken om u teleur te stellen?”
• Wilt gij mij daar mede zeggen. Mevrouw, dat ik mij mag verlaten op de enkele belofte,nbsp;zonder eenige aanbeveling, en dus vragen, omnbsp;door Hem behouden te worden, daar ik mij zelfnbsp;niet behouden kan?” p Zeker, zoo is do mee-ning, en de Zaligmaker drukte dit ook zoo uitnbsp;bij die heerlijke gelijkenis van de twee schuldenaars, de een, die grooter schuld had, denbsp;ander kleiner, toen zij niets hadden om te betalen, schold Hij hun beide kwijt.” 0, Mevrouw,nbsp;uit die gelijkenis verhaalde mijn Vader altoos;nbsp;menigmaleu hoorde ik hem tot zich zelf zeggen,nbsp;toen hij uitgestrekt op het ziekbed lag, na dienbsp;val, waarvan hij nooit weer herstelde , p niets,nbsp;om de betalen.” Weinig dacht ik na over denbsp;beteekenis dezer woorden; lieve Vader! dachtnbsp;gij , zulk eene vergitfenis te behoeven, als ik ;nbsp;gij, die geheel uw leven den Heere gewijd had ?”nbsp;p Ieder die zich recht kent zal weten, datnbsp;hij van God niets dan straf verdiend heeft, maarnbsp;volgens uw zeggen ben ik verzekerd, dat uwnbsp;Vader geloofde in dc vrijmagtige vergeving, doornbsp;Christus aangeboden. Mogt Hij u ook in staatnbsp;stellen, hetzelfde te doen en mogt gij u in de
-ocr page 19-eeuwiufheid verheugen, en n vereenigen in het gezang der verlosten (1). Hem die ons heeftnbsp;lief gehad en ons van onze zonden gewasschennbsp;heeft in zfn bloed.
Hierop knielde ik neder, en smeekte den Heere, die de gebeden hoort en verhoort, om zijnen Geestnbsp;te zenden in het hart dezer bedroefde vrouw,nbsp;opdat zij door zijn invloed mogt getrokken worden tot den Zaligmaker, en dat de geest dernbsp;genade en der gebeden over haar uitgestortnbsp;wierd, zoodat zij met alle bare nooden en behoefte kwam tot de voetbank zijner ontferming.nbsp;Toen ik oprees waren de oogen van vrouw p.nbsp;opwaards geslagen, met de uitdrukking vannbsp;diep gevoel. In angstige verwachting stond iknbsp;eenige oogenblikken bij haar , zoo als zij zullennbsp;gevoelen , die de waarde van vergeving kennen;nbsp;maar wie kan naar waarde schatten, het ge-wigtige tijdstip, wanneer eene ziel voor het eerstnbsp;den toegang tot den troon van God zoekt in dennbsp;naain van den Heer Jezus. Toen haar gebed geëindigd was, verliet ik haar, haar kleur getuigde dat zij zeer vermoeid was, na haar nognbsp;1 Tim. 1 te hebben opgezocht, om te lezen ennbsp;te herdenken lot mijne wederkomst.
• Duizenmaal dank Mevrouw, was haar afscheid,
fi) Openh. I: 5-
-ocr page 20-20
God ïondt u tot mij, om mij te verzekeren, dat mijne ziel zalig kon worden. gt; O! dat Hijnbsp;mij ook in .staat stelle het te gelooven. En lievenbsp;Mevrouw, kom toch spoedig terug, om tot mijnbsp;van den Heiland te spreken. Bij mijn volgendnbsp;bezoek vond ik haar merkelijk zwakker, niette-gen.staande dit rigte zij zich op, mij ziende, ozei-de zij, ik verlangde al naar u. « Dit is mij eennbsp;goed teeken, dat gij troost gevonden hebt in denbsp;waarheden, die ik ter uwer overdenking u aanstipte.” » Ja Mevrouw, dank zij Gods goedheid,nbsp;een zwaar gewigt is mij van het hart genomen,nbsp;dat mij geheel ter neer drukte. Die gelukkigenbsp;uren, die ik doorbragt sinds uw vertrek ! Denbsp;Heere is zeer barmhartig, en geeft mij vrijmoedigheid mijne zonden zonder vreeze Hem te belijden. Hij weet ze nu allen, en nu ben iknbsp;zeker, Hij wil mij vergeven, naar het voorbeeld,nbsp;dat Hij van zijne genade gaf aan Saulus vannbsp;Tarsen.” « Het verheugde mij u dus te hooren,nbsp;want alleen de geest van God kan den zondaarnbsp;brengen tot die zekerheid. Had gij deze vrede,nbsp;sedert ik u verliet.” » Neen Mevrouw, al mijnenbsp;vrees kwam de eerste nacht terug, ik had eennbsp;spaansche vlieg en kon dus niet leggen. Toennbsp;het in huis stil was, begon ik na te denken overnbsp;-alles, wat gij mij gezegd had en ik trachtte te
-ocr page 21-bidden. Maar o, dat inzien in inijuc schuld! liet was mij, als beledigde ik den Heiland doornbsp;op Hem te zien, en in dezen angst sloeg ik mijnnbsp;Testament op, om te lezen wat gij aangetee-kend had, en op eenmaal, hoe weet ik niet,nbsp;viel mijn oog quot;op eene andere plaats, de woordennbsp;drongen tot in mijn hart even als’ ware hetnbsp;Gods stem; ik leide een teeken bij die plaatsnbsp;wanneer ik weer tot moedeloosheid mogt vervallen , hier is het. » Want Christus als wijnbsp;nog krachteloos tvaren, is te zijner tijd voor denbsp;goddeloozen gestorven (1). Want naauwelijks zalnbsp;iemand voor eenen rechtvaardigen sterven ; wantnbsp;voor eenen goeden zal mogelijk iemand ook bestaan te sterven, maar God bevestigt zijne liefdenbsp;tegen ons, dat Christus voor ons gestorven is,nbsp;als wij nog zondaars waren. • Dat is, watnbsp;ik behoefde, een Verlosser , die goddelcozen zaligtnbsp;en sterft voor zondaars. Goddelooie en zondaar,nbsp;dit zijn mijne namen, en nu weet ik , Hij wilnbsp;mij zaligen, want ik herinner mij en geloof denbsp;belofte, daar ook mijn Vader zoo veel van hield:nbsp;hij, die tot mij komt zal Ik geenszins uitwerpen.nbsp;Na nog eenige gesprekken met vrouw p, sloegnbsp;ik den ISO^'^quot; Psalm op, den geheelen Psalmnbsp;Co Rom. V: 8.
-ocr page 22-22
doorgelezen hebbende, herhaalde ik hel -ide vers, maar hij u is vergeving, opdat gij gevreesdnbsp;wordt: gt; Hier hooren wij wat gevolg de verzekering van Gods vergiffenis op onze harten moetnbsp;hebben. Het is die, van Hem te vreezen, nietnbsp;met een slaafsche vrees die ons voor Hem zounbsp;doen vlugten, maar met die kinderlijke vreezonbsp;om Hem als onzen Vader niet te bedroeven.
Nu zijn er sommigen, die meenen, dat het prediken van vergiffenis aan zondaars, hen slechtsnbsp;zal aanmoedigen voort te gaan in hunne goddeloosheid. Denkt gij, dat de tekst, die u zulk eenenbsp;rust gaf, die uitwerking ook ook bij u zal hebben ?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» Ik raag niet veel van mijzelve spreken
Mevrouw! want ik ben beide, zwak en verdorven; maar dit weet ik, dat indien ik dit afleide uit ’s Heilands lijden en genade, ik waardig zounbsp;zijn nog erger straf te ondergaan, dan ik immernbsp;vreesde, want dat zou bet schandelijkste misbruik zijn. Van dit tijdstip, mag men in waarheid zeggen, ondervond l. p. eene vreugde ennbsp;vrede door het geloof en maakte verwonderlijke vorderingen in het regt verstaan des Bijlrals,nbsp;Eens herinnerde ik haar, hoe zij gezegd had,nbsp;dat Paulus van wege de diensten, die hij nanbsp;zijn bekeering aan Christus gedaan had, regt hadnbsp;genade te verwachten.
-ocr page 23-20
I Ik zeide dat in onwetenheid lieve Mevrouw, ik wist toen nog: niets van vergeving voor zondaars, wanneer zij eerst hunne toevlugt nemen totnbsp;het kruis van Christus, ook dacht ik, dat denbsp;dienst van God slavernij was. Maar daar is eennbsp;tekst Eph. III: 8, waar Paulus nog leert, datnbsp;hij het een voorrecht rekent, verwaardigd tenbsp;worden het Evangelie te mogen prediken. « Mijnbsp;de allerminste van alle de heiligen, is deze genade gegeven, om onder de Heidenen, door hetnbsp;Evangelie te verkondigen, den onnaspeurlijkennbsp;rijkdom van Christus.
Bij mijne menigvuldige bezoeken bij deze nu zoo gelukkige vrouw, gevoelde ik mij verootmoedigd, de vastheid van haar geloof en liefdenbsp;opmerkende, en hoe veel vreugde en vrede zijnbsp;mogt genieten die ik vaak mis. Eenmaal vondnbsp;ik haar met gezwollen oogen rood van hetnbsp;weenen, en drukte mijne vreeze uit, dat harenbsp;blijdschap in den Zaligmaker verzwakt was.”nbsp;gt; Neen, lieve Mevrouw , Hij schenkt mij de genade aan Hem vast te houden onder alle mijnenbsp;nooden, en ik vertrouw zelfs in den dood, datnbsp;de satan mij niet zal kunnen treffen. • Mag iknbsp;u. dan vragen wat u bedroefde?’’ • De herinnering van mijnen hoogmoed en deszelfs nadeelige
-ocr page 24-24
gevolgen, antwoorde zij: hoort gij dat twisten aan de andere zijde des wands? Mijne buurvrouwnbsp;is ziek Mevrouw, en nu kan ik haar niet zeggen, hoe bedroefd ik ben, dat wij niet vriend-schappelijker met elkander leefden; zoo ik haarnbsp;vergiffenis kon vragen en tot haar spreken vannbsp;de liefde des Verlossers. Dat is die vrouw, dienbsp;ik in mijn hart verachtte, om dat zij aan hetnbsp;Avondmaal ging, zonder zich met mij verzoendnbsp;te hebben, terwijl ik mij zelf beter waande,nbsp;daar ik te huis bleef; om aan mijnen toorn toe tenbsp;geven. Trachtet gij na dien tijd nimmer goedenbsp;vrienden te worden ?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» Ja Mevrouw, maar zij
is nog trotsch, mijne dochter bragt haar een weinig vSin die lekkere gelei, die gij mij gisteren gaaft ^nbsp;maar zij weigerde het, dit bedroefdt mij, ennbsp;herinnerde mij mijn schuld. Indien ik u durfdenbsp;vergen om eens bij haar te gaan ? Ik wenschtenbsp;wel, dat hier een deur was, om van deze kamernbsp;in de hare te gaan, dan kon zij al uwe vertroostende woorden hoeren!
Aanstonds voldeed ik aan dit verzoek, en vond de oude vrouw aan het hoekje van den haard,nbsp;schrikkelijk hoestende. » Ik hoorde hier naast,nbsp;n hoesten, doet gij daar niets voor?” «Janbsp;Mevrouw i*. gaf mij een middel, maar het helpt
-ocr page 25-niet.” » Mevrouw m. is voor ieder hulpvaardig, Van haar vernam ik de ziekte van uw buurvrouw i. p. die hier niet lang meer zijn zal,nbsp;zaagt gij haar onlangs?” i Neen Mevrouw,nbsp;mijne hoest verbiedt mij uittegaan; buurvrouw p.nbsp;mogt ik nimmer lijden, zij beweerde, dat hetnbsp;laag was geld van de armenkas aan te nemen, daarnbsp;ik twee zonen had, die mij konden ondersteunen , wat raakte haar dat of die konden, ofnbsp;niet!
gt; Vrouw p. zond mij om u vergeving te vragen , en na een paar aanmerkingen over het noodzakelijke van vergiflenis te schenken aannbsp;hun die ons misdeden, vergunde zij my aan p.nbsp;te zeggen, dat zij de gelei zou aannemen ennbsp;goede vrienden zijn. Dat is meer, dan ik verdien , riep de goede vrouw p. uit, bij mijnenbsp;terugkomst, maar de troost er van ontvang iknbsp;uit de genadige handen van Hem, die weet, hoenbsp;ik er mede begaan was , na dat ik mijn afschuwelijke hoogmoed en mijn verzuim van Godsnbsp;geboden beleden had. • O Mevrouw, als ik denknbsp;aan de rustdagen, die ik verwaarloosde, aan denbsp;jaren, dat ik Christus mijn Zaligmaker noemde,nbsp;toen ik nog geen gedachte had van zalig wordennbsp;dan door mijne w erken, vervult het mij met
-ocr page 26-Tervvondering te zien dat de Heere mij zoo lang-moedig spaarde, tot ik mijn eigen bederf en de liefde van God mijn Verlosser leerde inzien.
Eens dat een predikant mij vergezelde, was zij zoo zwak dat zij verzocht de oogen te mogennbsp;toehouden, terwijl zij wenschte dat hij voornbsp;haar zou lezen. Hij haalde eenige bijbelplaatsennbsp;aan, en maakte daarbij eenige opmerkingen,nbsp;sprekende over de genade van Christus, die vergeving liet prediken aan zijne moordenaars, opdat de profetie zou vervuld worden: zij zullennbsp;mij aanschouwen dien zij doorsteken hebben,nbsp;en zij zullen over hem rouwklagen als met denbsp;rouwklage over een eenigen zoon, en zij zullennbsp;over hem bitterlijk kermen, gelijk men bitterlijknbsp;kermt over eenen eerstgeborenen (1).,
Bij deze woorden veranderde het gelaat der zieke, zij werd bloed rood, en scheen diep getroffen , ik dacht dat zij stierf, maar de predikant wenkte mij dat ik stil zou zijn. Na eenenbsp;minuut was de pijnlijke trek verdwenen en eennbsp;stroom van tranen liep over de bleeke wangennbsp;der stervende vrouw, terwijl zij met eene naauwe-lijks hoorbare stem uitriep : » die ik heb doorstoken ; die ik heb doorstoken 1 ” Zoo volharddenbsp;CO Zech. XH: lo.
-ocr page 27-27
itij tot den einde, dragende al haar lijden met het grootste geduld, haastende haar man en kinderen voor het Evangelie te winnen, en metnbsp;toenemenden ernst naar mate haar einde naderdenbsp;Voor hunne bekeering biddende. Drie maandennbsp;na dat zij rust voor haar hart gevonden had,nbsp;in de belofte van den Zaligmaker, ging zij over innbsp;de ruste die blijft voor het volk Gods.
-ocr page 28-liukt en te bekomeji bij M. WIJT amp; ZONEN, a Ia ct. bij wie ook uitgegeven wortltj:nbsp;Levensgeschiedenia vaa f e(er Lohbeck gt; derdo druk,nbsp;naar het Hoogdaitsch ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i5 Ct,
Arme Sara ; of de Indiaansche Vrouw , tWeede druk , naar het Sngelsch.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;07I »
De lersche Boer, naar het Sngelsch.
Geschiedenis van John Robins , do Matroos. nbsp;nbsp;nbsp;*0 m
«7i »
Uitbreiding van de Parabel der vijf wijze en vijf dwaze Matgden.
Het leven van Kolonel Jacob Gardiner.
j5
i5
07
De Stroopers Dochter.
De Bode mot goede tijding.
Jansje Allan.
Zonderlinge tusschonkomst dor Voorzienigheid.
i5
194
Ijevensberigt van Amelia Gale.
Sara Hill , Je leerling van de Zondagschool.
De Geschiedenis van Marj Smith.
De Dorps-Predikant.
De Waarheid en uitwerkselen van het Evangelie.
194
Kracht des Geloofs , bij treffende beproeving.
Herman de Houthakker*
De laatste uren van John Cowper»
Hot einde van den tijd. nbsp;nbsp;nbsp;10nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»
Wat God bewaart, is wel bewaard, (tweede druk) j5 nbsp;nbsp;nbsp;u
De Weérhaan van het Kasteel, (tweede druk)
£hen-gt;Haëaer, in Datakko. nbsp;nbsp;nbsp;10nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;n
Eenige berigten ven Indiaansche Bekeerlingen. nbsp;nbsp;nbsp;10nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»
De Gbristen-Feosten , een ouderwijs ter vervulling vau 's menschen voornaamste behoeften.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;o5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;n
5s
33.
34
Verhaal van twee reizende Predikers. nbsp;nbsp;nbsp;074nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;m
De Tijd en de Eeuwigheid. nbsp;nbsp;nbsp;10nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»
Een Beroep op het Hart.
Trekken uit het leven eens Landmans in den Elsasz, uit
Levensloop van Johan Coenraad Ter Linden. nbsp;nbsp;nbsp;074nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;n
het Hoogduitsch.
Sterfgevallen van zeven bekeerde Heidenen* nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;10 tgt;
De Schaapherder van de vlakte van Salisbury* nbsp;nbsp;nbsp;174 m
Hugo Bourne. nbsp;nbsp;nbsp;74 »
De Christelijke viering van den Zondag. nbsp;nbsp;nbsp;u5 n