-ocr page 1-

I}

BIUEF VAN EENEN LEERAAR

m ZUID-AFRIKJ AAN ZIJNE GEMEENTE,

Geliefden in den Heer Jezus Christus! Genade, barmhartigheid en vrede van den Drie-eeni-gen God, Vader, Zoon en Geest, worden u allen, hetzij bij aanvang rijkelijk geschonken,nbsp;of bij voortgang vermenigvuldigd. — Amen.

De betrekking waarin ik als Herder en Leeraar tot ulieden sta, en de verre afstand op welkennbsp;velen uwer van het huis Gods wonen, nopennbsp;mij aan u, briefswijze, mijn hart open te leggen, en u over eenige aller belangrijkste zakennbsp;kortelijk te onderhouden. Ontvangt deze regelennbsp;als een blijk mijner belangstelling in uw eeuwignbsp;welzijn, en mijner begeerte om uw getrouwenbsp;Dienaar bevonden te worden.

Vergunt mij dan, u, in de eerste plaats te herinneren aan de noodzakelijkheid der inwen-

1

^gt;3

-ocr page 2-

dige Godsdienst. Dit is het eene noodige, en moet derhalve de eerste zaak uwer belangstelling wezen. »Tenzij iemand wederom geborennbsp;worde, hij kan het koningrijk Gods nietnbsp;zien.” a- «Indien iemand in Christus is, die isnbsp;een nieuw schepsel.” b. » Want in Jezus Christus heeft niets eenige kracht dan een nieuwnbsp;schepsel.” c. De bijbel spreekt van eene inwendige geestelijke verandering, als voor een’nbsp;ieder noodzakelijk, om tot het koningrijk desnbsp;Hemels toegelaten te kunnen worden. De bijbelnbsp;leert ons dat wij onrein en met zonde besmetnbsp;zijn, en dat wij derhalve, om God te kunnennbsp;zien, en zijne heilige nabijheid te genieten,nbsp;door Gods Geest gereinigd en geheiligd moetennbsp;worden- »Zoo iemand niet geboren wordt uitnbsp;water en Geest, hij kan in het koningrijk Godsnbsp;niet ingaan; ’’ d. dat is, zoo iemand die geeste-hjke verandering niet onderga, vvelke door hetnbsp;water van den doop wordt aangeduid, doch alleen door Gods Geest te weeg gebragt wordt,nbsp;hij kan in het koningrijk Gods niet ingaan. Onsnbsp;verduisterd verstand moet verlicht, ons bedorvennbsp;hart moet vernieuwd, en onze door do zondenbsp;besmette ziel moet in het bloed van Christusnbsp;den eenigen Zaligmaker door den invloed desnbsp;heiligmakenden Geestes gereinigd worden. Hebt

($, Joh. 3 V3. 3. nbsp;nbsp;nbsp;— /». 2 Cor, 5 vs. 17. — c. Gal, 6 va, 15.

1^, Joh. 3 TTS. 5.

-ocr page 3-

gij dan, mijne Geliefden, deze inwendige verandering ondervonden ? Hebt gij ooit ernstig gedacht dat de ware godsdienst haren oorsprong in deze vernieuwing des harten moet hebben ;nbsp;en dat alle uiterlijke diensten zonder dezelvenbsp;ijdel zijn? Gij zijt misschien arbeidzaam en vlijtig in uw beroep, nuttige leden der zamenle-ving en onbesproken van wandel, en gij beroemtnbsp;u daarop : doch deze dingen zijn niet genoegnbsp;Hebt gij als arme, verloren gaande zondaars totnbsp;Christus uw toevlugt genomen P en, afstandnbsp;doende van eiken anderen grondslag der hope,nbsp;vertrouwt gij op Christus en zijne vlekkeloozenbsp;geregtigheid, zijnen zoendood en zijne volmaaktenbsp;gehoorzaamheid ? Hebt gij het kwaad en hetnbsp;gevaar der zonde ingezien, en u gedrongen gevoeld tot het bloed van Christus u te begeven,nbsp;om verzoening en behoudenis te bekomen ? Zietnbsp;gij uwe eigene zwakheid in, en derhalve denbsp;noodzakelijkheid om door den invloed des Gees-tes u te versterken ? Bidt gij ook om diennbsp;Geest; en ondervindt gij dat hij in u werkt hetnbsp;willen en het werken naar zijn welbehagen ?

Gij draagt den naam van Christenen, gij gaat ter kerke, en gij gebruikt het avondmaal; maarnbsp;dit alles is niet genoegzaam. Iri Christus Jezus,nbsp;dat is, in onze Christelijke godsdienst, baatnbsp;niets, zoo wij geen nieuwe schepselen zijn. Vor-dert gij in de heiligmaking ? Weemt gij in de

ft


-ocr page 4-

gelijkvormigheid aan het beeld van Christus toe, en gevoelt gij u door wederliefde bewogen omnbsp;de geboden van Christus te bewaren ? Dit isnbsp;de grondslag der ware godsdienst. » Zoo iemandnbsp;den Geest van Christus niet heeft, die komtnbsp;hem niet toe.” a. Onderzoekt dan uzelven, ennbsp;bidt God om u » te beproeven, en zoo gij opnbsp;eeneti schadelijken weg zijt, u op den eeuwigennbsp;weg te leiden.” b Zonder deze inwendige verandering ontbreken u de eerste beginselen dernbsp;ware godsdienst; zonder de wedergeboorte zijtnbsp;gij nog in uwe zonden, in uwen verdorvennbsp;natuurstaat, en «die nog in het vleesch zijnnbsp;kunnen God niet behagen.” c.

Zegt het geweten u dat gij met deze verandering nog onbekend zijt, vergunt mij om u op te wekken om in dezen toestand niet langernbsp;onbekommerd en tevreden te blijven, »Denbsp;toorn Gods rust op n,” d dewijl gij met Hemnbsp;niet verzoend zijt door het geloof in zijnennbsp;Zoon. Gij zijt onder den vloek der wet, ennbsp;deze wet zegt tot een ieder die buiten Christusnbsp;is : » Vervloekt is een iegelijk die niet blijft innbsp;al hetgeen geschreven is in het boek der wetnbsp;om dat te doen.” e. Laat dan het inzien vannbsp;uw gevaar u aansporen, ja dringen om de toe-vlugt tot Christus te nemen, opdat gij behouden

a. Kom. 8 vs.'9. — S. Vs. 139 vs. Ï3, 24. — c. Kom. 6 vs. 8. (i. Joh. 3 V». 56. — e, Gal. 3 vs, 10.

-ocr page 5-

naoogt worden. » Wij als gezanten van Christus wege bidden u, als of God door ons bade: laatnbsp;u met God verzoenen.’’ a. « De Heere heeftnbsp;geenen lust in uwen dood.” b. Hij belooft dennbsp;keiligmakenden Geest in antwoord op uwe gebeden. c. » Hij heeft nooit tot den zade Jakobsnbsp;gezegd: zoekt mij te vergeefs.” d. Gaat dannbsp;als arme behoeftige zondaars tot den troon dernbsp;genade, geeft u aan den Heere over, werpt unbsp;op zijne genade in Christus, bidt om de vergiffenis uwer zonden, bidt om nieuwe harten, omnbsp;den verlichtenden en heiligmakenden invloednbsp;van den Heiligen Geest, en om kracht om dennbsp;weg van Gods geboden te kunnen bewandelen.nbsp;Ja,^ zoo gij het ware geloof verkregen hebt,nbsp;zoo gij in opregtheid tot Jezus gekomen zijt,nbsp;zoo gij door Gods Geest naar den inwendigennbsp;mensch vernieuwd zijt, moet gij dit ook innbsp;uwen wandel aan den dag leggen. »Die dennbsp;naam van Christus noemt, sta af van ongereg-tigheid.” e. » Laat uw licht alzoo schijnen voornbsp;de menschen, dat zij uwe goede werken mogennbsp;zien, en uwen Vader die in de hemelen is, verheerlijken.” ƒ. »Die zegt dat hij in Christusnbsp;is, die moet alzoo wandelen gelijk hij gewandeld heeft.” g.

“• 2 Cor. 5 Ts. 20. — b. Ezech. 35 vz. 11. — c. Luk. 11 vj. 15. d- Jea. 45nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;19. _ e, 2 Tim. 2 va. 19. — f. Mslli, 6 ys. 16.

Slt; 1 loh. 2 ya, 6.

-ocr page 6-

Verdraagt dan verder het woord mijner vermaning, en mogt de Geest Gods u bewegen om de^elve niet alleen met liefde te ontvangen,nbsp;maar u ook genade geven Om naar dezelve tenbsp;handelen.

Laat u veel iii het gebed bevinden. »Naakt tot God en Hij zal tot u naken.’’ a. Het gebednbsp;is de adem der ziele, zonder hetwelk de warenbsp;godsdienst niet bestaan kan. Stort daarom, innbsp;de stille eenzaamheid, uwe harten dagelijks voornbsp;den Heer uit; belijdt uwe onwaardigheid ennbsp;menigvuldige overtredingen ; bidt Hem om vergiffenis en genade ; bidt om den versterkendennbsp;en heiligmakenden invloed des Heiligen Geestes,nbsp;om u in staat te stellen » den strijd des geloofsnbsp;te strijden,” b. en «de loopbaan die u voorgesteld is, met lijdzaamheid te loopen.” c.

En, opdat gij in de kennis van uwen pligt steeds moogt toenemen, onderzoekt dagelijks hetnbsp;Woord van God. d. Daarin heeft de Allerhoogste zijnen wil aan zijne schepselen geopenbaard;nbsp;daarin wijst Hij den weg aan, om tot tegenwoordig en toekomend geluk te geraken. Maaktnbsp;daarom veel gebruik van dat dierbaarste geschenk des Hemels: stelt u niet te vreden metnbsp;hetzelve slechts te lezen; leest met aandacht,nbsp;en toepassing op uzelven, en vergeet niet daar-— 6. 1 Tim. 6 V3, 12. — c. ïlebr. 12 ra. 1.

-ocr page 7-

bij om uwe harten tot God te verhefien dat uw verstand verlichte, en » uwe oogen ontdck-ke, opdat gij de wonderen zijner wet moogtnbsp;aanschouwen.” a.

Gedenkt immer dat gij hier op aarde slechts » gasten en vreemdelingen,” b. reizigers naar denbsp;eeuwigheid zijt. Uw tijd ter beproeving gaatnbsp;snel voorbij, en weldra zal de dag der vergelding aanbreken. Gedraagt u dus als degenennbsp;die eenmaal sterven, en daarna geoordeeld moeten worden. Tracht, onder den bijstand dernbsp;Goddelijke genade, om » matig, regtvaardig ennbsp;godzalig te leven in deze tegenwoordige wereld.” c. Wordt niet dronken in wijn, waarin overdaad is, maar wordt vervuld met dennbsp;Geest.” d. »Want geen dronkaard zal het koningrijk Gods beerven.” e. Aanschouwt do verderfelijke gevolgen van deze allergruwelijkstenbsp;ondeugd, in de ongelukkige ellendigen die zichnbsp;aan dezelve hebben overgegeven, en » onthoudtnbsp;u van den schyn dezes kwaads.”/. «Laat hoererij en alle onreinigheid niet eens onder u genaamd worden.” g. Want deze zonden verstokken het hart; en doen misschien meer dannbsp;eenige andere zaak om Gods Geest uit tenbsp;blusschen.

Ps. 119 va. 18. — 6. Hebr. 11 va. 15. — c. TilUi 1 va. 12. Ep^ea, 5 VS. 18. — e, 1 Cor. € vs, 10. — ƒ*. l'Thes.S va. 21.nbsp; Ephea, 5 va. S.

-ocr page 8-

Laat waarheid en opregtheid uwen handel en wandel kenmerken. God is de » God dér waarheid.” o. » Liegt dan niet, (zelfs jokkender wijze,) tegen elkander,” A. maar «spreekt denbsp;waarheid een iegelijk met zijnen naasten.” c.nbsp;»Bezorgt hetgeen eerlijk is voor alle men-schen.” d. «Geeft een iegelijk wat gij schuldignbsp;zijt: schatting, dien gij de schatting: tol, diennbsp;gij de tol: vreeze, dien gij de vreeze: eere,nbsp;dien gij de eere schuldig zijt. En zijt niemandnbsp;iets schuldig, dan malkanderen lief te hebben.” e.

Zoekt alles in den wil Gods te betrachten, en «waardig het Evangelie te wandelen.” ƒ.nbsp;» Dit dan is de wil Gods, uwe heiligmaking,” g.nbsp;Want » zonder heiligmaking zal niemand den Heernbsp;zien.” h. Zoekt » den ouden mensch, die verdorven is af te leggen, en den nieuwen menschnbsp;aan te doen, die naar God geschapen is, innbsp;¦ware regtvaardigheid en heiligheid.” i.. gt; Hetzijnbsp;gij eet, hetzij gij drinkt, hetzij gij iets andersnbsp;doet, doet het alles ter eere Gods.” k. ¦gt; Weestnbsp;navolgers Gods, als geliefde kinderen en waa*-delt in de liefde;’’ l. want « God is liefde.” m,nbsp;w Alle bitterheid, en toornigheid, en gramschap,nbsp;en geroep, en lastering, zij van u geweerd,nbsp;met alle boosheid. Maar zijt tegen malkanderen

«. Ps. 31 V8. 6. — b. Col. 3 VS. 9. — c. Ephes. 4 vs. 25. rf, Kom, 1*2 73, 17. —¦ e. Kom. 13 va. 7, 8. — f- Phil* 1 vs, 27.

*1 Thtts. 4 VS. 3. — A. Hel)r.‘l2 VS. 14. — i. Bphes. 4 vs. 22, 24. h, 1 Cor. 10 v8. SI. — l. Ephos. 5 vs, I, 2. — m% 1 Job. 4 v». 16.

-ocr page 9-

9

jjoedertieren, barmhartig, vergetende malkan-deren, gelijkerwijs ook God in Christus u vergeven heeft.” o. B Hebt geene gemeenschap met de onvruchtbare werken der duisternis, maarnbsp;bestraft ze veeleer,” b. want b om deze dingennbsp;komt de toorn Gods over de kinderen der ongehoorzaamheid.” c.

8 Gedenkt des Sabbatdags dat gij dien heili-get:” d. en laten de heilige uren van dien dag aan de dienst des Heeren , en uwe voorbereiding voor de eeuwigheid worden toegewijd.nbsp;Verbeuzelt den kostbaren tijd niet, u op diennbsp;dag ter behartiging uwer eeuwige belangen verleend ; wijdt denzelven volstrekt niet toe aannbsp;de ijdelheid of de dienst der wereld; maar zoektnbsp;veeleer door het waarnemen der openbare ennbsp;huisselijke godsdienst, en het lezen van dennbsp;bijbel en andere godsdienstige boeken, in denbsp;kennis die zalig maakt, toe te nemen, en vordering te maken op den weg, welke ten hemelnbsp;leidt. Hoofden van huisgezinnen *. Dient dennbsp;Heer in uwen kring. Ieder huisvader beschou-we ïich als den Leeraar eener kleine gemeente,nbsp;en zegge met Josua, b aangaande mij en mijnnbsp;huis, wij zullen den Heere dienen.” e. b Voedtnbsp;uwe kinderen op in de leering en vermaningnbsp;•ies Heeren.” ƒ. Zorgt niet enkel voor hun tij-

**• Sphes» 4 VS* 51» 32. nbsp;nbsp;nbsp;6» Eplt» 5 v*. 11. —w £ph. 5 vsi 6.

Sxod. 20 TS. S, —• €, Jo6U« 24 yu 15. ƒ* Ephes. 6 nbsp;nbsp;nbsp;4.

-ocr page 10-

- lO -

delijk, maar vooral voor hun geestelijk, hun eeuwig welzijn. Leert hen, »de vreeze desnbsp;ïïecren is het beginsel der wijsheid.” a. Vermaant hen om »aan hunnen Schepper te gedenken in de dagen hunner jeugd;’’ b. ennbsp;spoort hen tot ware godsdienst aan, door hunnbsp;de liefde voor te stellen, welke Jezus den kinderen betoonde, toen hij zeide; » Laat de kin-derkens tot mij komen, en verhindert ze niet,nbsp;want der zulken is het koningrijke Gods.” c.nbsp;Herinnert hun aan de goddelijke verklaring:nbsp;» Ik heb lief, die mij lief hebben : en die mijnbsp;vroeg zoeken, zullen mij vinden.” d. Laat denbsp;huisselijke godsdienst dagelijks waargenomennbsp;worden, en laat naar het voorbeeld van Abraham, e. den vriend Gods, niet alleen uwe kinderen maar ook uwe dienstbaren dezelve bij-wonen. Zij hebben allen onsterfelijke zielen.nbsp;Zij zijn allen voor de eeuwigheid bestemd.nbsp;Maakt daarom ook hen met den eenigen Verlosser der zielen bekend; en zoekt hen voornbsp;den hemel op te voeden, stelt u echter in denbsp;waarneming der huisselijke godsdienst niet tenbsp;vreden, met slechts den lof des Hoeren te zingen. Leest ook het woord van God, «hetwelknbsp;u wijs kan maken tot zaligheid,”/, en bidtnbsp;dat God u en de uwen met zijnen zegen bekroo-

Pd. IH T*. 10. — 4, Pred. 12 v*. 1, — e. Mare. 10 va. 14. d, Spr. 8 V*. 17. —. «. Gea. 17 v*,27. — y. 2 Tim. 3 vi. 15.

-ocr page 11-

n«. Herinnert u, Engelen zingen , doch zondaart moeten ook hidden. Draagt daarom uwe belangen en die uwer huisgenooten, al is het stamelend en gebrekkig, aan den troon der genadenbsp;in den gebede op. God let op het hart, ennbsp;Hij die gezegd heeft: »Bidt en u zal gegevennbsp;worden: zoekt en gij zult vinden: klopt en unbsp;zal open gedaan worden ; ” a. zal uwe gebedennbsp;verhoeren, zoo gij in het geloove bidt, en unbsp;al het noodige rijkelijk mededeelen.

Maakt ook, zooveel de omstandigheden zulks eenigzins toelaten, een vlijtig gebruik van denbsp;openbare dienst des Heiligdoms. »Laat de onderlinge bijeenkomsten niet na;” b. maar zegtnbsp;liever met den Psalmist:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»Hoe liefelijk zijn

uwe woningen, o Heer der Heirscharen ! Mijne ziel is begeerig, en bezwijkt ook van verlangen,nbsp;naar de voorhoven des Heeren: mijn hart ennbsp;mijn vleesch roepen uit tot den levenden God.nbsp;Want een dag in uwe voorhoven, is mij beternbsp;dan duizend elders: Ik koos liever aan den dorpel in het huis mijns Gods te wezen, dan langnbsp;te wonen in de tenten der goddeloosheid.” c.nbsp;De prediking des kruises, hoewel » eenigen eenenbsp;ergernis, en anderen dwaasheid, is dengenennbsp;die gelooven de kracht en de wijsheid Gods” d.nbsp;ter zaligheid; en deze leer wordt, hoewel inis-

*• Mstlh. 7 VS. 7. — i. Hebi. JO vs. 25. — c. Fs, ts, 2 , inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i c.,r. 1 VS. Ss, Si.

-ocr page 12-

- 12 -

schien In ïwakheid, nög^ans, zoo wij hopen in zuiverheid onder n verkondigd.

Laat dit alles op u aangedrongen worden door de ernstige gedachte, dat gij eerlang stervennbsp;en aan God rekenschap geven moet. Wij staannbsp;allen als het ware aan den kant van die ontzaggelijke eeuwigheid, alwaar ons lot voor altoos onveranderlijk beslist zal worden.

Weldra zal uw Leeraar moeten ophouden n te vermanen, en u tot het behartigen uwernbsp;eeuwige belangen aan te sporen; en weldra zultnbsp;gij buiten de gelegenheid wezen om de vermaningen en opwekkingen des evangelies te genieten. — »Hoedanigen behoort gij dan niet tenbsp;zijn in heiligen wandel en godzaligheid. ” o.nbsp;K Strijdt den goeden strijd des geloofsb. » Jaagtnbsp;naar het wit tot den prijs der roeping Gods,nbsp;welke van boven is in Christus Jezus.” c.nbsp;» Voegt bij uw geloof deugd, en bij de deugdnbsp;kennis, en bij de kennis matigheid, en bij denbsp;matigheid lijdzaamheid, en bij de lijdzaamheidnbsp;godzaligheid, en bij de godzaligheid broederlijkenbsp;liefde, en bij de broederlijke liefde, liefde jegens allen. Want zoo deze dingen bij u zijn,nbsp;en in u'overvloedig zijn, zij zullen u niet ledignbsp;noch onvruchtbaar laten in de kennis van onzennbsp;Heer Jezus Christus.” d.

6. 1 Tim. 6 V3, 15, — c, Phil. 5 va# 14.

*. 5 Potr. 5 VS. 11. — d, 3 Pelr. 1 vs. 5 tot

-ocr page 13-

lO,

Aoglaus vertrouwt niet op dit alles. »Waa-neer gij gedaan zult hebben al hetgeen u bevolen is, moet gij nog peggen : wij zijn onnutte dienstknechten.” o. Vertrouwt alleen op dennbsp;zoendood en volmaakte gehoorzaamheid vannbsp;Jezus, den borg en middelaar van zondaars;nbsp;en tracht door uwe blijmoedige gehoorzaamheidnbsp;aan zijne geboden uwe liefde jegens Hem tenbsp;openharen.

Hem nu die magtig is u voor struikelen te bewaren, en onstraffelijk te stellen voor zijnenbsp;heerlijkheid in vreugde, den alleen wijzen God,nbsp;onzen Zaligmaker, zij .heerlijkheid en Majesteit,nbsp;kracht en magt, heide nu en in alle eeuwigheid b.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ik hen

Uw heiltoewenschende dienaar in Christus.

«. T.Hk. 17 va. 10. — i». Jtttl. 25.

-ocr page 14-

— i4 —

TWEEDE BRIEF

van

lEMEN LEERAAR IN ZÜID-AFRIKA AAN ZIJNE GEMEENTE.

Mijne geliefde Gemeente !

De graagte waarmede gij mijnen eersten brief ontvingt, en de hoop dat dezelve, ondernbsp;den goddelijken zegen, niet nutteloos geweestnbsp;is, bewegen mij, u weder briefswijze, tot denbsp;uoodigste en belangrijkste zaken op te wekken.nbsp;Mogt de .Allerhoogste ook deze poging, omnbsp;het rijk zijner genade uit te breiden en uwnbsp;eeuwig welzijn te bevorderen, met zijnen zegennbsp;bekroonen! Hem alléén worde de eer en denbsp;lof daarvoor toegebragt!

In mijnen eersten brief heb ik uwe aandacht bepaald bij de noodzakelijkheid der inwendige godsdienst. Vergunt mij, echter, n nogmaals daaraan te herinneren, als zijndenbsp;eene zaak van het allergrootste aanbelang. Hetnbsp;is niet genoeg dat gij gedoopt en ledematennbsp;der gemeente zijt; dat gij het huis Gods

-ocr page 15-

bijwoont, ten avondmaal gaat, en in awen wandel onder uwe medemenschen u onberispelijk gedraagt. Dit kan alles plaats hebben,nbsp;en heeft ook in duizende gevallen plaats,nbsp;alwaar geen het minste zaligmakend werk vannbsp;Gods Geest in het hart wordt gevonden. Herinnert u dat gij » van natuur kinderen desnbsp;toorns” a. zijt, dat gij u, om de zonde, onder den vloek ^an Gods wet bevindt h.; ennbsp;derhalve aan den eeuwigen dood onderworpennbsp;zijt. c. Gij moet daarom, opdat gij de strafnbsp;uwer zonden ontkomen, en den toekomstigennbsp;toorn ontvlieden moogt, «van den vloek dernbsp;wet verlost” d. en gt;; met God verzoend worden.” e. Uwe harten moeten ook van denbsp;besmetting der zonde worden gereinigd, wantnbsp;» zonder heiligmaking zal niemand den Heernbsp;zien ; ” ƒ. en' » niets dat onrein is kan in hetnbsp;nieuwe Jeruzalem ingaan.” g. Gij moet »innbsp;den geest uwes geraoeds vernieuwd” h. ennbsp;» nieuwe schepselen in Jezus Christus worden.” i. Gij moet ook van de heerschappijnbsp;der zonde verlost w'orden, »den strijd desnbsp;geloofs strijden,” h. «de heiligmaking najagen,” l. » het vleesch met deszelfs bewegingennbsp;en begeerlijkheden kruisigen,” m. » de wereld

a. Ephes. 2 vs. 5. — h. Gal. 5 vs. 10, — c. Rotn. 6. va. 23^ Gal, 3 va. 15. —nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Coi'. 5 va. 20. —¦ ƒ. Hebr, 12 va. 14

ggt; Opent, 21 va. 27* ~ h. Ep^fes. 4 vs. 25. •— a. 2. Cor. 5 va. IT. t. 1 Tim, 6 VS, 12, — l, Hebr. 12 va. li. — nti Gal. 5 va', J4.

-ocr page 16-

overwinnea,” o. »de u ligtelijk omringende zonde afleggen, en de loopbaan u in het evangelie voorgesteld met lijdzaamheid loopen.” b.nbsp;Gij moet derhalve niet in uiterlijke dingen berusten, of met eene enkele belijdenis van godsdienst te vreden stellen: »Want,” zegt Christus , » niet een iegenlijk die tot mij zegt,nbsp;Heere, Heere, zal ingaan in het koningrijk dernbsp;hemelen, maar die doet den wil mijns Vadersnbsp;die in de hemelen is.” c. Dit dan is zijn gebod, » dat wij gelooven in den naam van zijnennbsp;Zoon Jezus Christus,” d. Buiten Christus isnbsp;• God een verterend vuur.” e. »God is innbsp;Christus, echter de wereld met zichzelven verzoenende.” ƒ. »Door het lijden en den doodnbsp;van Christus, die als Borg en Middelaar vannbsp;zondaars, aan de geregtigheid der gtjddelijkenbsp;wet heeft voldaan, toont God nu hoe Hij regt-vaardig is, terwijl Hij de goddeloozen, die innbsp;Jezus gelooven, regtvaardig verklaart5 g. Doornbsp;de volkomene gehoorzaamheid van Jezus aannbsp;de goddelijke wet, heeft Hij ook voor allen,nbsp;die in Hem gelooven zullen, een regt op hetnbsp;eeuwige leven verworven, b. Tut Jezus moetnbsp;gij daarom, als in uzelven straf verdienendenbsp;eh verloren gaande zondaars, uwe toevlugt

¦«. 1 Joh. 5 vfl. 4. rr- lgt;- Hcbr. 12 v5. 1. — S/Tatlh. 7 v*. 21. rf, 1 Joh. 5 les. J5. — €. Hebr. 12 va. 29. — /'. 2 Cor. d rs. 19.nbsp;g, Ronia 3 V8i 26,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4. Hand. 26 va, 18, Gal. 4 va, 5,

-ocr page 17-

— 17 —

nemen, opdat gij, door zijne verdiensten, de Vergeving uwer zonden, de reinigmaking uwernbsp;harten, en het eeuwige leven verkrijgen moogt.nbsp;Gij moet ook immer in de betrachting uwernbsp;pligten op den beloofden bijstand der genade o.nbsp;Vertrouwen, en den invloed des Heiligen Geestesnbsp;dagelijks inroepen, opdat Hij »in u werke hetnbsp;willen en het werken, naar Gods welbehagen.” b.

Het is van grootste belang, dat gij hieromtrent regte en duidelijke denkbeelden hebt; want zoo gij op eenen verkeerden grondslagnbsp;bouwt, kan het niet missen of het gebouwnbsp;uwer hoop .zal in den dag der beproeving zeker instorten, c.

Vergunt mij dan. Mijne geliefden! u, met de teederste belangstelling in uw eeuwig welzijn , af te vragen, of gij ooit, met dien ernstnbsp;en die plegtigheid welke het belang der zaaknbsp;vordert, onder eene overtuiging van uwe schuldnbsp;en bedorvenheid, uwe toevlugt tot Christus alsnbsp;den eenigen doch algenoegzamen Zaligmakernbsp;hebt genomen, en of gij sedert getracht hebt,nbsp;en nog tracht, te wandelen «gelijk Christusnbsp;gewandeld heeft?” d. Vertrouwt gij enkel opnbsp;zijne verdiensten? Zoekt gij Hem in alles tenbsp;behagen ? Is zijn dood uw leven ? Is zijn

2 Cor. 22 vi. ! «i. 1 JoH., 3 VS, 6 •

e. nbsp;nbsp;nbsp;7 vi. V,


-ocr page 18-

—^ 18 —

woortl uw ri^tsnoer ? Handel gij in alles uit eene begeerte om Hem te dienen en te eeren ?-Ziet wel toe dat gij uzelven hieromtrent nietnbsp;bedriegt, dat gij u niet tevreden stelt met denbsp;gedaante in plaats van de kracht der godzaligheid. a. Gij moet niet enkel bijna, maarnbsp;geheel en al Christenen wezen. b. Er zijn velennbsp;die meenen, dat, dewijl zij eenen duidelijkenbsp;en zuivere belijdenis van het christelijke geloofnbsp;hebben afgelegd en tot leden eenor christelijkenbsp;gemeente zijn aangenomen, zij eene gegrondenbsp;hoop op de zaligheid mogen koesteren. Hetnbsp;vertrouwen derzulken staat gelijk met dat dernbsp;dwaze maagden, die meenden, dat, dewijl zijnbsp;lampen hadden , zij gereed waren om den bruidegom te gemoet te gaan. c. Het doen vannbsp;belijdenis is wel nuttig en noodig, en magnbsp;niet verwaarloosd worden ; doch, even gelijknbsp;eene lamp, waarin geene olie is, om in dennbsp;donkeren nacht te lichten, zoo zal eene enkelenbsp;belijdenis v.an godsdienst, alwaar geen zaligmakend werk van Gods Geest aan het hartnbsp;plaats heeft, nutteloos bevonden worden, omnbsp;het gemoed van den zondaar met licht ennbsp;troost te vervullen, wanneer hij door het donkere dal des doods moet gaan. Gij wordt nietnbsp;• leden van Christus,’’ gelijk velen meenen ennbsp;ook zeggen, wanneer gij voor leden eener

(f,. ) Tim. 5 vfc. 5. — h. Rand. 36 rs. 38. — c. Matlh, 33 vs, 5lt;

-ocr page 19-

— '9 —

christelijke gemeente erkend wordt, maitr alléén, wanneer gij, als arme, on waardige, en in uzelven verloien gaande zondsars, uwe toe-vlugt tot den troon der genade neemt, metnbsp;waar berouw over uwe zonden, vertrouwendenbsp;genade te verkrijgen enkel om het zoenolFernbsp;van Christus, en biddende dat gij door hetnbsp;geloof in zijne verdiensten van uwe zondennbsp;vrijgesproken, en met Hem vcrcenigd moogtnbsp;worden; terwijl het uw voornemen en ook uwnbsp;trachten is, om, door den bijstand zijner genade, zijne geboden te bewaren en zijn voorbeeld na te volgen.

Laat u ook niet bedriegen, door te vertrouwen op eene korstondige overtuiging van zonde. Overtuiging is geene bekeering, ennbsp;wordt niet altoos, gelijk de ondervinding onsnbsp;overvloedig leert, door bekeering achtervolgd.nbsp;Judas Iseariot was onder eene zware overtuiging van zonde, toen hij het onschuldig bloednbsp;had verraden ; o. de Landvoogd Felix werd zeernbsp;bevreesd onder de prediking van Paulus; b.nbsp;en Koning Agrippa werd bijna bewogen eennbsp;Christen te worden, c. Judas echter is innbsp;wanhoop gestorven : d. de voor hem gelegennbsp;tijd, tot welken Felix uitstelde, is, gelijk ernbsp;reden is te vreezen, nooit gekomen; e. en de

“• Malih. 27 VS. 4. — h, Hanlt;lgt; 24 Vfl. 25. — c. Hand. 26 vi* 28. d. Hand. inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hand, 24 Ts. 27.

2 ¦*

-ocr page 20-

20 —

Koning Agrippa is waarschijnlijk slechts een bijna Christen gestorven.

Terwijl ik u echter vennane om in eene enkele overtuiging van uwe zonden niet tenbsp;berusten, vermaan ik u ook, op de ernstigenbsp;wijze, om overtuigingen niet te vervvaarloozen.nbsp;Zij kunnen het begin zijn van een. zaligmakendnbsp;werk van Gods Geest aan uw hart; »bluschtnbsp;daarom den geest niet uit.” a. Bidt vurignbsp;om zijnen heiligmakenden invloed, dat Hij uwnbsp;verstand verlichte, uw hart verteedere, en unbsp;niet slechts overtuige, maar waarlijk bekeere,nbsp;en in staat stelle om »den ouden mensch,nbsp;die verdorven is, af te leggen, en den nieuwennbsp;mensch, die naar God in ware geregtigheidnbsp;en heiligheid geschapen is, aan te doen.” b.

Vooral bid ik u, stelt niet, gelijk, helaas! velen doen, de behartiging uwer eeuwige belangen tot »eenen meer gelegenen tijd” c. uit.nbsp;Bedenkt dat gij van eiken verwaarloosden oogen-blik eene zware verantwoording moet afleggen.nbsp;Bedenkt ook wie gij zijt, en hoedanig uwnbsp;leven is, » eene bloem, die in den morgenstondnbsp;bloeit en des avonds wordt afgesneden en verdort.” (1. Vertoeft dan niet langer op den randnbsp;des verderfs;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» Ziet nu is ’t de welaangename

tijd; ziet nu is ’t de dag der zaligheid!” e.

it. Tbes.lt;. 5 VS- 19 psaim. 90

b. Epli^a. 4 VS. 22, 24. — c. Hand. 24 v«. 35. ’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/ r, »nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7

-ocr page 21-

21

Jonge lieden! de godsdienst is het ééne noo-dige. « Indien gij u niet bekeert, zoo zult gij vergaan.” a. » De vreeze der Heeren is hetnbsp;beginsel der wijsheid.” b. «Gedenkt dan aannbsp;uwen Schepper in de dagen uwer jongelingschap.” c. » Zoekt den Heer terwijl Hij nognbsp;te vinden is, roept Hem aan terwijl Hij nabijnbsp;is.” d. Stelt niet de gewigtige belangen uwernbsp;onsterfelijke zielen tot eene onzekere toekomstnbsp;uit. De jeugd is geen waarborg tegen dennbsp;dood, en misschien nog in de dagen uwernbsp;jeugd, wordt gij naar het stille graf henennbsp;gevoerd. Neemt dan, zonder uitstel, uwe toe-vlugt tot Christus, opdat gij door Hem de verzoening met God moogt verkrijgen, en doornbsp;don bijstand zijner genade in staat moogt worden gesteld »waardig het evangelie te wandelen,” e. en God in alles te verheerlijken^nbsp;Lieden van rijperen jaren! De godsdienst isnbsp;het ééne noodige; want, «wat baat het eennbsp;mensch, zoo hij de geheele wereld gewint,nbsp;en lijdt schade zijner ziel?” ƒ, Laat dan uwenbsp;voornaamste zorg aan de belangen uwer zielennbsp;toegewijd worden. «Immers is een ieder mensch,nbsp;hoe vast hij ook staat, enkel ijdelheid.” g.nbsp;Velen, terwijl ïij *ioh in het beste hunner

«. Luk. 13 VS. 3. — h. psalm. Hl vs. 10. — c. Pred. 12 vs. 1. lt;i Jeaaia 55 vs. 6* ¦quot; lt;?. Pbilt 1 vs. 27. — /. Mallht 1^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;26*

j'.'Paalm. 39 Y»,. 6. nbsp;nbsp;nbsp;.'AL.

-ocr page 22-

jareii bevinden, worden door den arm des doods ter neder geveld, en opgeroepen om vóór Godnbsp;te verschijnen. » Heden, dan, indien gij Godsnbsp;stemme hoort, zoo verhardt uwe harten niet;” a.nbsp;maar • bekent hetgeen lot uwen vrede dient.” b.

Oude van dagen! ü vooral is de godsdienst het ééne noodige. Menigmaal heht gij de roepstem van God door het evangelie, u biddendenbsp;gt; om u met Hem te laten verzoenen,” c. gehoord , en nog zijn velen uwer, helaas! buitennbsp;Christus, en daarom buiten hoop! De tijd dernbsp;genade is voor u bijna voorbij. De dood wenktnbsp;ieder uur; en weldra moet gij de eeuwigheidnbsp;ingaan. Stelt dan toch niet langer uit, omnbsp;uwer zielen wil, om uw eeuwig welzijn tenbsp;behartigen: neemt dadelijk uwe toevlugt totnbsp;het gebed, erkent uwe zonden, en bidt ernstignbsp;om vergeving, om verzoening met God, en omnbsp;de vernieuwing uwer harten. Indien gij innbsp;eenen onbekeerden toestand sterft, zoo moetnbsp;gij ¦ eeuwig verloren gaan; d. » tenzij dat gijnbsp;wederom geboren wordt, kunt gij bet koningrijknbsp;Gods niet zien.” e. Nog, echter, verkeert gijnbsp;in den welaangenamen tijd, den tijd der genade.nbsp;Maakt denzelven ten nutte. » Ontwaakt gij dienbsp;slaapt, en staat op uit de dooden, en Christus zal over u lichten” ƒ. Verkeert niet lan-

a. Hebr. 5 v». 35, 4, ZiuktJ 13 V*. 5. •

b. nbsp;nbsp;nbsp;L.okas 19 v». 4?. — c. 2 C'ir, S n. 50.

c. nbsp;nbsp;nbsp;Joh. 5 VS. 3. — /¦ Ejilies. 5 ys. 14.

-ocr page 23-

20 -

ger in eenen toestand, die, wanneer gij loo sterft, den dood toor u verschrikkelijk en denbsp;eeuwigheid rampzalig zal doen zijn.

Gij die christenen in waarheid zijt! die waarlijk op Christus vertrouwt, en voOr Hem zoekt te leven ; voor u ook is het nu de welaangename tijd. Nu is het voor u de tijd om God tenbsp;verheerlijken, voor uwe medemenschen nüttignbsp;te wezen, en de opregtheid van uw geloof aannbsp;den dag te leggen. »Werkt dan zoo lang hetnbsp;dag is: de nacht komt, wanneer niemand werken kan.” a. »Laat uw licht alzoo schijnennbsp;voor de menschen, dat zij uwe goede werkennbsp;mogen zien, en uwen Vader, die in de hemelennbsp;is, verheerlijken.’ ’ h. * Hetzij gij eet, hetzijnbsp;gij drinkt, hetzij gij iets anders doet, doet hetnbsp;alles ter eere van God.” c. Toont dat gij omtrent de godsdienst in ernst zijt; dat uwe harten de gewigtige waarheden gevoelen, welke gijnbsp;belijdt te gelooven; en dat gij waarlijk een ander en een beter vaderland zoekt. d. Laat hetnbsp;blijken in het waarnemen uwer wereldsche zaken , in het kiezen uwer woningen, en in uwennbsp;omgang met uwe medemenschen, dat uw hartnbsp;aan de wereld niet vastkleeft, maar dat gij uwnbsp;geestelijk welzijn in alles en boven alles bedoelt.

Tracht altoos voorbeeldig te zijn »in heiligen

“• Joh. 9 V6. 4. Mallh. 5 vt. 16, c. 1 Cor. 10 vs. 31. d. Hehr. 11 xo, 14, 16.

-ocr page 24-

24

wandel en godzaligheid.” a. » Een ieder, die den naam van Christus noemt, sta af van denbsp;ongeregtigheid.” b. Tracht immer te wandelennbsp;als navolgers van Hem die » zachtmoedig en nederig van harte” c. was; tracht, naar de vermaningen van zijn woord, om » het kwaad doornbsp;het goede te over winnen,” d. »uwe vijandennbsp;lief te hebben, degenen die u vervloeken, tenbsp;zegenen, dengenen die u haten, wel te doen,nbsp;en voor degenen, die u geweld doen en die unbsp;vervolgen, te bidden.” e.

Vliedt de plaatsen en de gezelschappen , waardoor gij in verzoeking zou kunnen gebragt worden ; bidt niet alléén, maar waakt ook tegen de zonde. ƒ. » Onthoudt u van de vleeschelijkenbsp;begeerlijkheden, welke krijg voeren tegen uwenbsp;ziel; ” ff. tracht naar reinheid in uwe gedachten , woorden en werken; en zoekt in al denbsp;vruchten des Geestes overvloedig te zijn. A.

»Gedenkt des sabbatdaags dat gij dien heiligt.” i. Toont door uw voorbeeld uwe achting voor dit gebod des Heeren. Er zijn velen die, door het koesteren van ijdele gedachten , door het spreken en lezen van hetgeennbsp;aardsche dingen betreft, door het afleggennbsp;van bezoeken, en door onnoodig reizen op

a. 2 Pelr. 3 ys. 11. _ 6. 2 Tim. 2 nbsp;nbsp;nbsp;19. — c. Malth. 11 vs. 29.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j

rf. Hom. 12 VS. 21. — e. MattJi. S vs. 44. — /i Mare. 14 ys. 58.

1 Petr, 2 vst 11, — A, Gal. 5 vs, 22, — t. Exod, 20 vs. 8,

-ocr page 25-

- 25

den rustdag, den dag des Heeren ontheiligen; terwijl eenigen zich niet schamen om hunne gewone bezigheden op dien heiligen dagnbsp;voort te zetten. i Behoedt,” daarom, vooralnbsp;op den dag des Heeren, » uw hart, hoven alnbsp;dat te bewaren is;” a. zoekt anderen in ‘^uwenbsp;gesprekken te stichten en te onderrigten, ennbsp;laat u in geene dan alleen gevallen van volstrekte noodzakelijkheid of van barmhartigheid h. overhalen , om de rust van dien dag tenbsp;verbreken. Leest met aandacht de vermaningnbsp;des Heeren hieromtrent, die wij vinden in Jesaianbsp;58 VS. 13 en U, en bidt God dat Hij u krachtnbsp;verleene om zijnen sabbat ie heiligen.

Vermijdt zorgvuldig* zelfs in de geringste zaken , alle bedrog en onregtvaardigheid; weestnbsp;opregt en openhartig; geeft een elk reden omnbsp;op uw woord als op uwen eed staat te maken;nbsp;laat uw ja, ja zijn, en uw neen, neen; zoektnbsp;nooit op eenige onwaardige wijze uw eigennbsp;voordeel te bevorderen; laat eerlijkheid en op-regtheid uwen geheelen wandel kenmerken; ennbsp;» alle dingen die gij wilt dat u de mensehennbsp;zouden doen, doet gij bun ook alzoo.’’ c.

Wendt ook uwe ijverigste pogingen aan om anderen voor het rijk der genade te winnen,nbsp;*ïoor uwe kinderen, indien gij ouders zijt, innbsp;lt;ie leering en vermaning des Heeren op te voe-

“¦ nbsp;nbsp;nbsp;4 vgt;. 23. — i. Mallh. 12 vs. 4. 12, — c. Malt, 7 t». 12.

-ocr page 26-

26

den; a. door de vele Heidenen die u omringen, in de leer der ware godsdienst te onderrigten, b.nbsp;en door allen, waarmede gij verkeert, doornbsp;middel van uw voorbeeld, uwe vermaningen ennbsp;uwe gebeden, op te wekken, dat zij zich totnbsp;den Zaligmaker trachten te wenden.

Tracht, kortom, als onderdanen, als leden der gemeente, als hoofden van huisgezinnen,nbsp;als echtgenooten, als ouders en als kinderen,nbsp;* in alles de leer van God onzen Zaligmaker tenbsp;versieren.” c. Aldus zult gij uwen leeraar bemoedigen, de harten van Gods kinderen metnbsp;blijdschap vervullen, de tegensprekers den mondnbsp;stoppen, en uwen Vader^ die in de hemelen is,nbsp;verheerlijken. Amen.

Ik verblijf,

Uw heiltoewenschende Leeraar en Dienaar in Christus.

fi. ËpheSi 6 vsk 4. Tilus 2 v5. 10.

amp;en* 17 VS* 27* Josua 24 va. 15.