ZONDER
NAAR HKT HOOGDÜITSCH.
'f
En als de Koning ingegaan was om de aan-eiitende gasten te overzieii, zag hij aldaar een’ mensch niet gekleed zijnde met een bruiloftskleed.
En zeide tot hem: Vriend, boe zijt gij hier ingekornen, geen bruiloftskleed aanhebbende?....nbsp;En hij verstomde.
Toen zeide de Koning tot de dienaai's, bindt zijne handen en voeten, neemt hem weg ennbsp;werpt hem uit in de buitenste duisternis , daarnbsp;zal weening zijn en knersing der tanden.
Want vele zijn geroepen, maar weinige uitverkoren,
Wanneer in deze gewi’gtige tekst gezegd wordt; de Koning ingegaan was ^ om de aanzittendenbsp;gasten te oPerzien ^ zag hij aldaar een* menschnbsp;niet gekleed zijnde met aen bruiloftskleed ^ zietnbsp;duideigk, dat men dezen mensch niet moet
-ocr page 4-zoeken onder de lieden die een goddeloos leven leiden in de wereld, van welke het openbaarnbsp;is dat zg zullen verloren gaan; maar het zgnnbsp;menschen , die door den schgn niet alleen zich-zelven, maar ook anderen met welke zg omgaannbsp;bedriegen ; menschen die veel te zeggen hebben,nbsp;en zich bg de kinderen Gods weten te voegen,nbsp;zonder dat deze in staat zgn zich voor hen tenbsp;wachten.
Hoe zijt gij hier ingekomen, vraagt de Ko-ning, geen bruiloftskleed aanhebbende ? -En hij verstomde.
Dit zgn verstommen kan men duidelgk zien dat hij den zin van des Konings vraag verstondnbsp;en wist dat daarop niets te antwoorden was.nbsp;De mensch begreep , zeg ik, waarom hg nietsnbsp;kon antwoorden. Waarin bestond dan zgne ontsteltenis en verwarring ? Juist in de zaak waarvan gesproken werd, en die hem terstond deednbsp;verstommen. De Koning vraagt : Hoe zijt ggnbsp;hier ingekomen ? Hg had kunnen antwoorden,nbsp;«Ik ben geroepen geworden.” «Waarom hebtnbsp;gg geen fraai kleed aan ? ”nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;« Van waar zullen
het de menschen halen, die men van de straten en langs de heggen opneerat? Men heeft zenbsp;even gehaald gelijk ze waren, bedelaars, blinden , lammen; waar zouden deze het van daannbsp;halen ? Gelgk deze met lompen gedekt gekomennbsp;zgn, zoo ben ik ook gekomen.”
Dat zou een antwoord geweest zijn, wanneer
-ocr page 5-Irier alleen van fraaie lleederen spraak ware geweest. Derhalve moet het bruiloftskleed ietsnbsp;anders zgn. Het moet niet heeten een fraainbsp;kleed; er wordt niet gevraagd, hoe zgt gg hiernbsp;ingekomen, geen fraai kleed aanhebbende ?nbsp;maar, waarom hebt gq dat kleed niet aan hetwelk de overigen dragen ? Want de bedelaarsnbsp;hadden bruiloftskleederen aan die hun geschonken waren; en die mensch maakte hierop denbsp;eenige uitzondering , hq had zui-K een kleednbsp;niet aan. Waarom had hq het niet ? Zondernbsp;twqfel omdat hq van allen die met hem gekomennbsp;Waren het schoonste kleed had. De bedelaars,nbsp;de blinden, de kreupelen waren ligt te overtuigen dat zq een ander bruiloftskleed behoefden,nbsp;en dankten God, dat men hun, alvorens denbsp;bruilofiszaal in te treden, een feestgewaad aantrok , dat zq niet konden betalen. Maar toen denbsp;hoogmoedige, de welgekleede mensch, die toe-valligerwqze van de straat daarbq gekomen was,nbsp;een kleed werd aangeboden, zoo zeide hq:nbsp;o mqn kleed ziet er beter uit, ik heb geen andernbsp;van noode, ik behoef mq over mqn kleed nietnbsp;te schamen.” Dat is ook waar, dachten denbsp;dienaars, en lieten hem binnen. De Koningnbsp;ingekomen zqnde om de gasten te overzien, Vondnbsp;ki) daaronder eenen mensch die het kleed nietnbsp;aan had, hetwelk de Koning had laten uitreikeu.
Opdat mqne vrienden niet denken dat dit eene-uitvinding van ffzjr is, zoo wil ik mq duide-
-ocr page 6-Igk verklaren hoe het met de zaak gelegen is.
Het was in het land waarin de Heiland leefde en sprak in gebruik, dat allen die tot eenenbsp;bruiloft, of bij een aanzienlek man ter maaltednbsp;genoodigd werden, wanneer zq het huis binnentraden een feestkleed ontvingen. Dit kleed wasnbsp;zoo gemaakt, dat het over de andere kleederennbsp;kon getogen worden. In Turlge noemt mennbsp;het eenen kaftan, en nog heden ten dage volgtnbsp;men in het Oosten deze gewoonte. Wanneernbsp;zelfs een gezant van den Roomschen Keizer tennbsp;gehoor wil toegelaten worden, dan moet hij zulknbsp;een eerekleed aantrekken, zijn eigen kleed mogenbsp;Van goud en zilver blinken en met edele gesteenten versierd zijn, hij mag niet dan met dennbsp;eererok daarover getogen verschenen.
Gig zult nu de gelgkenis wel verstaan en de reden bevroeden, waarom de welgekleede raenschnbsp;geen bruiloftskleed had aangetrokkén. Nu kuntnbsp;gg begrijpen waarom de Koning hem dus aanspreekt , en waarom hg dezen niets wist te antwoorden. Zijn geweten zeide hem, dat hgnbsp;geene eervolle taal kon voeren, hg bemerkt,nbsp;wat de rok te beduiden heeft en dat hij on-regt had; maar te laat. Bindt hem handennbsp;en voeten, zeide de Koning, en werpt hem innbsp;de buitenste duisternis, — Hij trekt magtigennbsp;van de troonen af, en nederigen verhoogd Hg,nbsp;(Luk. I: Sa.) Alle hoogmoedige geesten, allenbsp;booggevoelende en werkheilige raenschen, alle
-ocr page 7-lieden die eene andere geregtigheid hebben, dan die welke in het bloed en de verdiensten vannbsp;Jezus gelegen is, die zich eene soort van heiligheid uit alle boeken, ondervindingen en oefeningen bqeenverzaraelen, die daarin hun levennbsp;doorbrengen en van de halve wereld willennbsp;aangebeden worden, dat zgn de lieden die geennbsp;bruiloftskleed meenen te behoeven ; die, zoonbsp;lang zq in de wereld zqn, wanneer hun hetnbsp;bruiloftskleed wordt aangeboden, wanneer mennbsp;hun zegt, dat het bloed en de geregtigheid vannbsp;Christus het eenige sieraad en eerekleed is,nbsp;waarmede men voor God bestaan kan, denken :nbsp;dat zqn kinderachtige dingen, dat zijn kleinigheden; dat hadden zjr anders geleerd, dat wistennbsp;zg beter, daar waren zg lang overheen , of zgnbsp;hadden daarvan veel diepere inzigten. En innbsp;denzelfden hoogmoedigen verblinden zin, tredennbsp;zq, zonder ontnuchterd te zqn van de wereldnbsp;af. Wanneer men hun dan Vraagt, waarom zqnbsp;bet zoo bekende bruiloftskleed niet aanhebben,nbsp;dan weten zq daarop niets te antwoorden : zqnbsp;hebben er dikwqls van gehoord, maar wordennbsp;afgewezen.
Zoo is het met de zaak gelegen, en daarom Zegt de Heiland:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zgJi gcrodpcnnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Wqz-^
nige uitverhoren,
De een is geroepen en komt niet, maar verontschuldigt zich. De andere komt, doch komt niet in den Waren, maar met eenen hoogmoedi-
-ocr page 8-gen geest, met eenen hoogen dunk van zich-zelven, hg wil liever wat medehrengen, dan zich wat laten geven.
Zullen en moeten wij eenmaal ontbloot worden, hoe gelukkig zouden wg zgn en hoe goed zou het wezen wanneer zulks hier in der tijdnbsp;geschiedde.
Ziet toe, zegt de Apostel, dat niet iemand de algemeene (de bedelaars-) genade geringnbsp;achte. (Hebr. XII.) Dat is niets ongewoons.nbsp;Denk om Naaman. De Profeet, dacht hg, zalnbsp;veel omstandigheid maken, met plegtigheid tenbsp;werk gaan, en eene diepzinnige taal voeren.nbsp;Maar deze zeide : Wascli u in de Jordaan. Ei,nbsp;dacht hij , als er niets anders noodig is , ik hadnbsp;dit ook in de rivieren mgns lands kunnen doen.nbsp;Doch zijne knechten zeiden: Mgn Vader, zoonbsp;die Profeet tot u eene groote zaak gesprokennbsp;had, zoudt gg ze niet gedaan hebben ? hoeveelnbsp;te meer, naardien hg tot u gezegd heeft, waschnbsp;u en gg zult rein zgn. En hg wiesch zich, ennbsp;werd rein, (2 Kon. V.)
Het is dus waarheid wat de Heiland zegt : De gezonden hebben den medicijnmeester nietnbsp;van nooden, maar die ziek zgn, (Matth. IX.)nbsp;Die niets noodig heeft, krggt niets. Die nietnbsp;arm is, wordt niet rgk. Die geen leed draagt,nbsp;wordt niet getroost. Die niet krank is, wordtnbsp;niet gezond. Die niet verloren is, die zoektnbsp;den Heiland niet, en nog veel minder vindt hg
-ocr page 9-Hem, Die zijne naaktheid niet gevoelt en geen kleed begeert, die krggt er geen. Dat is eenenbsp;treurige maar waarachtige zaak.
Alle trotsche zielen, die zich niet willen vernederen en in het stof Lukken , die niet arm van geest zgn , niet ziek willen heeten, die diennbsp;weg ten hemel niet willen inslaan langs welkenbsp;een arm zondaar en bedelaar er alleen komennbsp;kan, die worden buiten geworpen. Hij die denbsp;gebrokenen van harte zoo lief heeft, betoont aannbsp;zulke trotsche zielen zgne magt. Hg kan vertragen. Hg kan hen met geduld, raet onuitspre-kelqk geduld dragen, maar eindelijk worden zgnbsp;ten voorbeelde voor anderen uitgeworpen.
Hoe kan men echter dit verschrikkelgk lot ontgaan? Zal wel iemand zich in zgn lot voornbsp;de eeuwigheid willen bedriegen ? Zal wel iemand gevaar willen loopen, van, raet anderennbsp;tot het bruiloftsfeest gaande a/gewezen te worden ? Neen! dit zal wel niemand begeeren.nbsp;Welnu, daarvoor is raad, en wel voor diegenen , zoo als wg daar zoo beschreven, als ooknbsp;Voor hen die erkennen, arm , blind en naakt tenbsp;zgn. De raad voor de eerste is kortelgk die,nbsp;welke de Heiland zelve geeft (Luk. XIV.), waarnbsp;hg rangzuebtige lieden bg‘ eenen openbarennbsp;maaltijd eenen voorzigtigheids maatregel voor-lagt, die tot ons doel zoo veel te eerder dient,nbsp;omdat Hij ze gaf bg eene gelegenheid, die metnbsp;de gelgkenis van de bruiloft eepige overeenkomst
-ocr page 10-heeft. Wanneer gij geaoodt wordt, zegt Hq, zoo plaatst u niet boven aan, opdat niet wel-ligt iemand waardiger dan gij, genoodigd zjr,nbsp;en alsdan hij, die u en hem genoodigd heeft,nbsp;kome en tot u zegge : geeft dezen plaats ; en gijnbsp;alsdan zoudt beginnen met schaamte de laatstenbsp;plaats te houden. Maar wanneer gij genoodtnbsp;zult zijn, gaat henen en zet U in de laatstenbsp;plaats, opdat wanneer hij komt die u genoodtnbsp;heeft, tot u zegge : vriend! gaat hooger op. Alsdan zal het u eere zijn , voor de genen die metnbsp;u aanzitten. Want een iegelijk die zichzelvennbsp;verhoogt zal vernederd worden en die zichzelvennbsp;vernederd zal verhoogd worden.
Het is niet anders. Heeft iemand zich in dit leven verhoogd, en wil hg in de eeuwigheidnbsp;niet openbaar te schande gemaakt worden, dannbsp;moet hg zich in dit leven laten vernederen. Denbsp;zoodanige moet zich laten welgevallen, dat mennbsp;tot hem zegge , « de arme zondaars zgn voornamer lieden dan gg; laat ze hooger op gaan,nbsp;plaatst gg u onder aan.” Die zgne ziel lief heeftnbsp;die moet zich den smaad getroosten dat hgnbsp;twintig , dertig jaren gedroomd, zich een valschnbsp;Christendom, eene godsdienst gevormd heeft,nbsp;die geenen grond had; die zalig zon gewordennbsp;zgn, wanneer hg hg de eenvoudige gronden,nbsp;die hg in zgne jeugd uit den Catechismus geleerd heeft, gebleven ware; maar nu verlorennbsp;zou gaan, dewgl hg zich aan zichzelven ver-
-ocr page 11-gaapte; allerlei boeken doorgeleerd, maar ook de ware weg en het geloof daarbg verlorennbsp;heeft.
Wanneer een mensch dat kan toestemmen, zich niet schaamt te bekennen, de vorige jarennbsp;zich zelven misleid te hebben; ik wil mg totnbsp;den Heiland wenden; ik wil wederkeeren ennbsp;een kind worden ; Hq moge mg mijne jaren uitnbsp;genade goed maken en met mg doen wat Hemnbsp;behaagd; dat heet alsdan zich op de laatstenbsp;plaats zetten. Zoo kan men geholpen worden.nbsp;Dit is de zegen die men in dit leven zoekennbsp;en verkrggen moet. Want, daarmede tot na ditnbsp;leven wachtende, zal men met smaad en schimpnbsp;afgewezen worden.
Wat hen betreft, die zich voor arm en ellendig erkennen, die het weten dat er niets goeds aan hen is, dat zij verloren moeten gaan , wanneer zij niet geholpen worden; die van de straten en heggen geroepen zijnde, komen en zeggen : «Wat wil men toch met ons? Wg zgnnbsp;immers niet overeenkomstig een bruiloftsfeestnbsp;gekleed ? Wg kunnen niet bedoeld zijn. Watnbsp;zou de Heere Jezus met zulk een trotsch, eer-^nbsp;gierig, hoogmoedig, ngdig, verdrietig menschnbsp;als ik ben doen ? Wat zou Hg met zulk eennbsp;dom mensch uilrigten , die naauwelgks regt weetnbsp;wat hg wil, die naauwelgks begrip heeft vannbsp;hetgeen er vereischt wordt om zalig te worden ?nbsp;Mg kan hg zeker niet bedoelen.” «Ja,” zeggen.
-ocr page 12-de knechten, «wij hebben bevel, dat wg ze van de straten en heggen moeten inbrengen zoonbsp;als wg ze aantrejfTen : de goeden mogen wg nietnbsp;beter en de ondeugenden niet minder behandelen.” «Derhalve, mag ook komen?” « Ge-wisselgk.” — Wanneer men komt, dan wordtnbsp;er gezegd : « gg hebt u beangst en bekommerdnbsp;hoe gij ter bruiloft verschgnen zoudt, daar ggnbsp;geen bruiloftskleed had 5 maar daarin is voorzien : men zal u een kleed geven, een witnbsp;kleed dat u past,” «Dat is zeer goed; maarnbsp;ik kan het niet betalen.” «Gg kunt het omnbsp;niet bekomen : het is dat kleed hetwelk alle ontvangen, de geregtigheid van Jezus Christus, belnbsp;witte kleed der heiligen met zgn bloed be-sprengd, dat is de dosch en het eeregewaad,nbsp;waarin men alleen voor God bestaan kan.”
Kinderlijk en eenvoudig late men zich dit kleed geven, en in den naam des Vaders , desnbsp;Zoons en des Heiligen Geestes doe men het aan,nbsp;daarbij denkende, ik mag mg slechts laten beschenken, dat wil ik ook, De Heer beschenlenbsp;en hegenadige mg zoo veel als Hem behaagd.nbsp;Hu moge mij versieren, gelgk Hix wil; ik weetnbsp;wel dat ik er geen regt op heb, maar ik wilnbsp;het aannemen.
Dat is smaak hebben voor de zaak, lust en genegenheid hebben tot- en blijdschap overnbsp;het kleed en het met innigen dank aannemen.nbsp;Dat is oenoeo. Wanneer wg ons zelven in
-ocr page 13-fill
onze ellende en. rampzaligheid zien, dan zeggen wij: Lieve God l ik kan mij niet opschikkennbsp;en schoon voordoen : van waar zal ik een kleednbsp;halen? Ik kan niet verschenen voor U. Maarnbsp;dan heet het: Wat gij niet hebt, dat heeft ffi/,nbsp;tot aller voldoening. De dood van het Lamnbsp;Gods, het bloed door Hera aan het kruishoutnbsp;gestort heeft ons op eens versierd. Die daarvan eenen levendigen indruk in zgn gemoednbsp;ontvangen heeft, die het daarom te doen wasnbsp;en hartelgk bad: Ach Heer! bedek mij metnbsp;uwe geregtigheid! die trekt des Heilands verdiensten en den zegen van zgnen kruisdood aannbsp;gelqk een kleed. Dat is eene Bgbelsche spreekmanier. De Vader in den hemel ziet diennbsp;meusch aan als gezegend in zgnen Zoon, begenadigd en bedekt door Hem; die niet meernbsp;in zqne natuurlqke naaktheid verschijnt, maarnbsp;met Jezus onder één kleed, onder een heerlgfcnbsp;eeregewaad staat. Het is hetgeen de Profeetnbsp;zegt: Hij heeft mg belleed met de kleederennbsp;des heils, den mantel der geregtigheid heeftnbsp;Hij mij omgedaan; gelijk eenen bruidegomnbsp;zich met priesterlijk sieraad versiert, en alsnbsp;eene bruid zich versiert met haar gereedschap^nbsp;(Jes. LXI.)
Het is alles geschonken, louter vreemd, en niets eigen goed. Alle onze deugden, alle onzenbsp;hoedanigheden, alle onze zachtmoedigheid, ootmoedigheid, onderwerping, milddadigheid en
-ocr page 14-welke andere deugden meer, dat zgn altemaal kleederen die zeer goed zqn , maar het zqn nietnbsp;die kleederen , waarmede men voor God bestaannbsp;kan. Over dat alles moet men den Heer Jezus,nbsp;zqne geregtiglieid, zqn bloed en zqnen doodnbsp;aantrekken. Alle uitwendige oefeningen, allenbsp;goede dingen zqn bruikbaar wanneer wij dennbsp;Heiland bezitten, maar Voor alles moet Hij onsnbsp;eigendom zqn.
Daarna worden ons alle deugden, alle graden der heiliging als een sieraad aangetrokken. Maarnbsp;over dat alles komt de eeremantel, het bloednbsp;en de geregtigheid van Christus. Dat is hetnbsp;koninklqk gewaad, waarmede Hg zqne geloovi-gen bekleedt, den priesterleken rok, het merk-teeken dat wg den Heiland toebehooren, daarmede kan men voor God betuigen dat men deelnbsp;aan Hem heeft; want om zalig te worden komtnbsp;het daarop aan, dat de Heiland ons voor denbsp;zqnen erkent. Doet Hg dat, dan zgn wg geholpen.
Wanneer echter de Heiland iemand niet aan-wgst en voor zgnen Vader belgdt, maar zegt: Ik ken u niet: dan moge men duivelen uitgeworpen, de halve wereld tot de ware Godsdienstnbsp;gebragt hebben, de zoodanige zal toch afgewezen worden. Derhalve komt alles op den Heiland en zijne belgdenis aan. Die als arme zondaren tot Jezus komen, en niets dan hunnenbsp;naaktheid en armoede medebrengen, die kunnen
-ocr page 15-het eeregewaad ontvangen. De zoodanigen worden niet verstooten, ze zullen niet uitgeworpen worden , maar in het licht des levens wandelen.
De Heiland werke in ons dien zin, opdat wg ons hoeden tegen, of laten af brengen van hetnbsp;rampzalig zelfbedrog, hetwelk zoo velen uitnbsp;alle eeuwen in het verderf gebragt, de menschennbsp;bedrogen en verblind heeft; en dat de gemeentenbsp;te Ijaodicea in eenen zoo betreurenswaardigennbsp;toestand had gebragt, dat de Heer tot haarnbsp;zeide : Gij zegt, ih hen rijk en verrijkt gewor~nbsp;den en heb geens dings gebrek, en gij weet nietnbsp;dat gij zijt ellendig, jammerlijk, arm, blind ennbsp;naakt. (Openb. III.)
Laten wq zulke menschen niet alleen onder Turken of Heidenen zoeken, maar aan plaatseunbsp;waar men het meeste goede pleeg te zien en tenbsp;booren. Men vindt ze niet alleen in de gemeentenbsp;van Laodicea, de zoodanigen vindt men overal,nbsp;en er zal wel geen plaats zgn, waar er nietnbsp;enkelen worden gevonden.
Dringend noodzakelgk is het, dat wg ons laten roepen , en op die roepstem komen,
Welligt wordt het door het kleinste getal onder ons gevreesd, dat zg met smaad en schande zullen afgewezen worden, met geestelgken hoogmoed zullen zij hunne bekeering niet aanvangen.nbsp;Maar wie daarentegen ligtzinnig is, en de zaaknbsp;niet groot noch heilig en gewigtig acht; wienbsp;zich met zijne tgdelgke behoeften of met z'gne
-ocr page 16-zonden, of mei zqn huiszorg verontschuldigt, die wete dat de Heer zeide, dat niemand der-genen die genoodigd waren, zijn avondmaalnbsp;smaken zouden. (Luc. XIV.)
Er komen derhalve twee gevaarlgke dingen hg de noodiging tot de bruiloft voor. Aan dennbsp;eenen kant, niet komen, lui en traag zgn ennbsp;zorgeloos , wanneer de stem van den Zone Godsnbsp;gehoord wordt. Aan den anderen kant, op zichnbsp;zelven, op eigen gezag, op zgn fraaije kleed,nbsp;op zijne deugden komen. Deze worden buitennbsp;geworpen.
Maar hq die zich heeft laten roepen en met vreezen en beven komt, en denkt, wat zal iknbsp;daar doen ? die genade is voor mij te groot!nbsp;neemt het echter aan, laat het zich geven, dewijl Jezus gekomen is om ons te zegenen; trektnbsp;het kleed der geregilgheid, de verdiensten desnbsp;Heilands aan, verheugt zich over de groote zaligheid, en verwacht in dat kleed Zgne verschijning. De zoodanige zal feestmaal houden.
Te bekomen bij M. -WIJT amp; ZONEN, k Cents.