-ocr page 1- -ocr page 2- -ocr page 3- -ocr page 4- -ocr page 5-

?kB nbsp;nbsp;nbsp;0

-r- nbsp;nbsp;nbsp;^

Nederlandseh Zendelinggenooisehap.

WILLIAM,

DE ARME ZIEKE.

XSBNE WARE aESCKXEEENXS.

5^

-ocr page 6-

PSALM CXIX: 108.

De opening uwer woorden geeft licht, de slechten verstandig makende.

-ocr page 7-

Hoewel het goeJe, dat in het algemeen door de verbreiding der Heilige Schrift gesticht wordt, innbsp;onze dagen aan alle ware Christenen bekend is,nbsp;zoo kan zulks uit den ‘aard der zaak minder het geval zijn ten opzigte van de bijzondere werking, dienbsp;het eenvoudige lezen des Bijbels ongetwijfeld dagelijks in het gemoed van bijzondere, vooral onopgemerkte of ongelukkige personen uitoefent, ofschoonnbsp;deze werking dikwijls hoogstmerkwaardig is.

De kleine geschiedenis, welke hier verhaald en voor welker waarheid ingestaan wordt, kan ondernbsp;vele andere voorbeelden dienen, om deze werking tenbsp;leeren kennen en waarderen.

Nadat ik (zoo verhaalt de Schrijver) eenige jaren in de dienst des Evangeliums was werkzaam geweest , vernam ik van eenen inwoner uit het dorpnbsp;Overton, alwaar ik prediken zou, dat er in denbsp;nabuurschap een arm ongelukkige woonde, dienbsp;van het gebruik zijner leden beroofd, geheel vannbsp;onderrigt verstoken zijnde, evenwel nog geschiktnbsp;was over godsdienstige onderwerpen een hoogst stichtelijk gesprek te voeren. De persoon, die mij dit

-ocr page 8-

vertelde, was ten opzigte van de godsdienst eerder onverschillig dan ijverig, hetwelk zijn getuigenis des te minder verdacht maakte, en hij verzekerde daarbij ,nbsp;dat deze man, william genaamd, die door de krachtnbsp;en zalving zijner gesprekken al zijne buren in verbazing bragt, uithoofde van ligchamelijke ongesteldheid van het voorregt verstoken was de openbarenbsp;godsdienst bij te wonen, en nooit een ander boeknbsp;dan den Bijbel gelezen had.

Dit verhaal prikkelde mijne nieuwsgierigheid zeer, zoodat ik aan den avond van dien dag mij nog innbsp;de gelegenheid stelde, dien merkwaardigen man tenbsp;zien. De eerste blik op zijn hutje overtuigde mijnbsp;reeds van de armoede van deszelfs bewoner. Hetnbsp;dak was op vele plaatsen open; het venster had nognbsp;slechts eenige glasruiten. De vervallene deur stondnbsp;open en binnentredende, zag ik een W'ezen wiensnbsp;aanblik nog ongelukkiger was, dan zijne treurigenbsp;woning.

Eene houten voetbank, waarop hij zat, benevens eene gebrokene stoel en eene eikenhouten tafel maakten het huisraad uit. Niettegenstaande ik mij dennbsp;man , dien ik nu zag, in de grootste armoede hadnbsp;voorgesteld, werd ik, hem aanschouwende, doornbsp;medelijden diep bewogen. Hij was ongeveer dertignbsp;jaren oud; zijn hoofd van eene buitengewone dikte,nbsp;stond in eene slechte verhouding tot de dunne ennbsp;mismaakte leden, zijne lengte was niet meer dan dienbsp;van een tienjarig kind, met moeite sleepte hij zich

-ocr page 9-

met behulp van twee krukken voort, en Je kromming zijns rugs deed hem bezwaarlijk adem halen. De ongelukkige was in dezen vreesselijken toestandnbsp;geraakt, door de achteloosheid met welke men hemnbsp;in zijne kindschheid behandeld had. Toen ik bin-nentraJ las bij ; en daar ik mij voorgenomen had,nbsp;zijne gedachten uit te vorschen, voordat ik hem denbsp;mijne deed kennen, sprak ik hem op eenen onverschilligen toon met deze woorden aan: » Goeden dag,nbsp;william, wat leest gij daar voor een boek?” Hijnbsp;hief het hoofd op, ten einde mij te beschouwen, ennbsp;antwoordde met eenen zachten ernst, welke dadelijknbsp;den treurigen indruk, dien zijn aanblik op mij gemaakt had, uitwischte: » Ik lees in het N. Testament van onzen Heer en Heiland Jezus Christus.”nbsp;Ik merkte daarop aan : » Ik heb dikwijls van godsdienstige lieden gehoord, dat in dit boek goede dingen zouden staan; gij zult mij kunnen zeggen, of ditnbsp;waar is. Ik voel mij door vele zonden bezwaard,nbsp;en indien dit boek mij konde beter maken, zoo wilnbsp;ik het ook lezen.” — » Wanneer degeen, ondernbsp;wiens invloed dit boek gesclweven is,” antwoorde hij,nbsp;» uw hart opent, dan zal het lezen van dit boek voornbsp;u ongetwijfeld weldadig zijn, zonder dit echter, blijftnbsp;het onnut. Be natuurlijke menscli begrijpt nietnbsp;de dingen, die des Geestes Gods zijn, want zijnbsp;zijn hem dwaasheid, en hij kan ze niet vei staan,nbsp;omdat ze geestelijk onderscheiden worden.'” (1 Cor.nbsp;II: 14.) »Maar,” hernam ik, terwijl ik mij steeds

-ocr page 10-

c

hield, alsof ik den zin zijner woorden niet gevat had, » hoe hebt gij het dan aangevangen, dezenbsp;geestelijke dingen te verstaan, daar gij toch zekernbsp;geen geleerde zijt ? ” Hierop beschouwde hij mij metnbsp;eene groote opmerkzaamheid, alsof hij in mijne zielnbsp;wilde lezen. » Mijnheer,” zeide hij eindelijk, niknbsp;ken u niet, noch ook het doel van uw bezoek, maarnbsp;ik weet, dat dit boek mij gebiedt, dengene, die naarnbsp;den grond der hoop vragen, die ik heb, rekenschapnbsp;te geven, en ik smeek God, dat Hij mij nabij mogtnbsp;zijn, om dien pligt met zachtmoedigheid en eerbiednbsp;te vervullen. Gij ziet, voer hij voort, de misvormd-heid mijns ligehaams, maar' die mijner ziel, welkenbsp;nog veel grooter is, kent gij niet; gij weet niet,nbsp;hoe talloos mijne overtredingen zijn.” — )gt; Gij! riepnbsp;ik in verwondering uit, en waardoor? Gij kunt unbsp;naauwelijks bew'egen, welke zonden moogt gij innbsp;den toestand, waarin gij zijt, wel begaan.” «Hetnbsp;is waar, antwoordde hij, ik kan God op dezelfdenbsp;wijze niet beleedigen, als andere menschenj intus-schen ben ik toch een der slechtste schepselen. Langnbsp;geloofde ik, dat de ligchaamsmarten, welke mijn leven zoo ongelukkig maken, mij het regt gaven tenbsp;zondigen, zooveel als ik wilde. Ik dacht, dat Godnbsp;in de volgende wereld eenen mensch niet straffennbsp;zou, dien hij hier, naar mijne meening, zonder oorzaak wreedclijk behandelt. Daar ik bijna geen andere zonden, dan vloeken en lasteren, begaan kon,nbsp;zoo gaf ik mij daaraan oyer, zonder deze ondeugden

-ocr page 11-

te bestrijden. Ik deed vervloekingen en eeden, die in geen menschenhart nog zijn opgekomen en welkenbsp;zelfs iemand, die zich aan die schandelijke gewoontenbsp;had overgegeven, niet dan met huivering zou aan-hooren. Eindelijk, God zij gedankt, werd ik, drienbsp;jaren geleden, toen* ik, op mijne krukken leunende,nbsp;mij voor mijne deur sleepte om mij in de stralen dernbsp;zon te verlustigen, van eene hevige maagpijn aangegrepen. In het eerste oogenblik kwam mij het beeldnbsp;des doods om de reeds genoemde oorzaak niet vrees-selijk voorj doch daar het lijden voortduurde, zoonbsp;werd mijne ziel met meer ernstige gedachten vervuld.nbsp;Ik vroeg mijzelven af: » Wat voor goeds heb ik innbsp;mijn leven gedaan? Helaas, volstrekt niets! Welkenbsp;zijn de gronden mijner hoop op een gelukkig levennbsp;hier namaals? —- En zoo ik de zaligheid niet verkrijgen kan, zal mijn lot de rampzaligheid zijn voor alnbsp;het kwade, door mij hier op aarde verrigt ? Dezenbsp;gedachten beangstigden mij, dewijl ik geen andernbsp;redmiddel kende, dan mijne eigene werken.” Hiernbsp;viel ik hem in de rede met de aanmerking, » dat ernbsp;ook wel geen beter redmiddel zou te bedenken zijn,nbsp;dan dat men het goede doe, zooveel als in zijn vermogen is, om de gunst des Allerhoogsten te verwerven , ” waarop hij antwoordde: n TJit de werkennbsp;der ivet zal geen vleesch geregtvaardigd worden,nbsp;*coor hem, want door de wet is de kennis dernbsp;zonde. (Rom. III: 20.) Hij heeft ons zalig gemaakt, niet uit de werken der regtvaardigheid,

-ocr page 12-

8

die wij gedaan hadden, maar naar zijne hardhartigheid, door het bad der wedergeboorte en vernieuwing des Heiligen Geestes, denwelken Hij over ons rijkelijk heeft uitgegoten door Jezusnbsp;Christus onzen Zaligmaker. (Tit. III: 5, 6.) Ianbsp;dezen benaauwden toestand, zeide hij, (zijn verhaalnbsp;voortzettende) beproefde ik' te bidden. Mijn gebednbsp;had volstrekt geene overeenkomst met die gebeden,nbsp;welke gij weleens gelezen of gehoord zult hebben.nbsp;Het was een gebed des geloofs, zonder'vele woorden; maar zoo als het was, heeft God het gehoordnbsp;en waardig geacht te verhoeren. Voor zoover iknbsp;hèt mij herinneren kan, was deszelfs inhoud; Heernbsp;ik ben een arm zondaar j niets goeds heb ik innbsp;geheel mijn leven gedaan en heden is de dood mijnbsp;een koning der verschrikking, daar ik niets dan denbsp;eeuwige rampzaligheid verwachten kan. Indien Gijnbsp;mij redden kunt, o Heer, zoo verlos mij, ik smeeknbsp;u daarom, ofschoon ik er de mogelijkheid niet vannbsp;begrijp. Beproef mij nog eenmaal, en ik wil mijnbsp;beteren gelijk David, die zevenmaal des daags bad-ik wil achtmaal bidden en twaalf kapittels lezen. —nbsp;Onder bidden verstond ik toen, gebeden uit het gebedenboekje mijner moeder te lezen.” — » Hoe?nbsp;vroeg ik hem daarop, zijn er dan waarlijk nog betere gebeden, dan die, welke men in gebedenboekennbsp;vin^t?” — «Ach, Mijnheer,quot; antwoordde hij,nbsp;)) lees al de gebeden, die door menschenhanden geschreven zijn, stel de schoonste en meest gepaste

-ocr page 13-

gebeden op, indien gij daartoe in staat zijt, en evenwel zult gij in uw gansehe leven nog niet e'énmaal opregt gebeden hebben. » Dat is toch wonderlijk!nbsp;wat verstaat gij onder het woord bidden; ” — » bidden zeide hij, » heet datgene van Grod vragen,nbsp;wat wij naar ons inzien behoeven, en slechts vannbsp;Hem verkrijgen kunnen.” — i) Godzoo ging hijnbsp;voort, )) vergunde dat ik eenigzins van mijne krankheid herstelde, en ik mogt gevoelen, dat het nu mijnnbsp;pligt was mijne gelofte te vervullen; maar helaas!nbsp;ik bemerkte spoedig dat ik niet kon bidden. Ik begreep niet dat het mogelijk was God lief te hebbennbsp;en bij het gevoel dier liefde, de zonden opregt tenbsp;betreuren, zoo dat ik ophield die gebeden voor Hemnbsp;uittestorten, daar dezelve op mij dien invloed nietnbsp;hadden, welken ik verwacht had. Gods voorzienigheid liet echter niet toe, dat ik het lezen van hetnbsp;Evangelium naliet, in weerwil van de vrees die mijnbsp;beving, wanneer ik hetzelve in handen nam. Ik lasnbsp;het geheel door, en het scheen mij toe, alsof op elkenbsp;bladzijde mijne veroordeeling geschreven stond. Denbsp;groote en heerlijke beloften, die ik daarin vond,nbsp;maakten geen’ indruk op mijn gemoed; slechts zweefden voor mijnen geest de dreigende woorden in Rom.nbsp;II: 5. Naar uwe hardheid en, onbekeerlijk hartnbsp;vergadert gij uzelven toorn als eenen schat in dennbsp;dag des tooms en der openbaring van het regt-vaardig oordeel Gods; of Rom. 1: 18. fFant denbsp;toorn Gods wordt geopenbaard van den hemel

-ocr page 14-

10

over al de goddeloosheid en ongcregtigheid dermen-schen, óf 2 Thess. I; 7, 8. Wanneer de Heer Jezus Christus zich zal openbaren van den hemelnbsp;•met de Engelen zijner kracht, met vlammend 'nbsp;vuur, tmaak doende over degenen, die God nietnbsp;kennen en over degenen, die het Evangeliumnbsp;onzes Heeren Jezus Christus niet gehoorzaamnbsp;zijn. Ondertusschen las ik dit boek ten tweedenmalenbsp;en aan den eersten brief van Johannes komende, lasnbsp;ik de A'ertroostende woorden: Het bloed van Jezusnbsp;Christus zijnen Zoon reinigt ons van alle zonden.nbsp;(1 Joh. 1: 7) en het scheen mij toe, alsof eene nieuwe 'nbsp;wereld in mij opging. Ik meende reeds gewaar tenbsp;worden, dat het bloed van den Zoon Gods de wonden mijner ziel heelde; ik gevoelde innig leedwezen over mijne zonden, en kon dezelve beweenen;nbsp;ik kon gelooven — ik kon God liefhebben. Hadnbsp;ik duizend levens gehad, ik zou ze allen gegevennbsp;hebben, uit liefde tot Christus, mijnen Heiland ennbsp;Middelaar.” —

» Gij zegt mij daar, hernam ik, gansch wonderbare en buitengewone dingen. Maar, waarom meent gij , dat God u dit te kennen gegeven heeft? Houdtnbsp;gij het misschien voor eene belooning voor uwennbsp;ijver en uwe opmerkzaamheid, bij het lezen van hetnbsp;N. Testament aan den dag gelegd ? ” — hierop antwoordde hij mij met eenen onbeschrijfelijken nadruk:

)) God heeft ons zalig gemaakt en geroepen met eene heilige roeping, niet naar onze werken, maat

-ocr page 15-

11

naar zijn voornemen en genade) die ons gegeven is in Christus Jezus voor de tijden der eeuwen.nbsp;(2 Tim. I: 9.)” — ))Hoe?” zeide ik ^ wilt gij mijnbsp;doen gelooven, dat God zich met eenen armen zondaar, zoo als gij zijt, reeds bemoeid zou hebben voornbsp;den aanvang der wereld ? ” — » Ja zeker, hernamnbsp;hij, indien dit niet zoo ware, waarom zou dan innbsp;den Bijbel staan: » God heeft ons uitverkoren innbsp;hem [Christus) voor de grondlegging der wereld,nbsp;opdat wij zouden heilig en onberispelijk zijn voornbsp;hem in de lief de.''' (Ephez. 1: 4.) ~ » Zondernbsp;twijfelantwoordde ik, » hebt gij van dat ©ogenblik af aan niet weder gezondigd ? ” » Helaas f zeidenbsp;hij, » wij struikelen allen in velen ” (Ja'c. III: 2.)nbsp;Indien wij zeggen dat wij niet gezondigd hebben,nbsp;zoo maken wij Hem tot eenen leugenaar en zijnnbsp;woord is niet in ons (1 Joh. 1: 10.) » Maar,”nbsp;voegde ik hem toe, )gt; wanneer gij voortdurend zoonbsp;vele zonden begaat, dat gij de rampzaligheid verdient, zou het dan niet beter geweest zijn, dat gijnbsp;in de onwetendheid waart gebleven,” — waarop hijnbsp;antwoordde: » Ik vertrouw dat Hij, die in mijnbsp;een goed werk begonnen heeft, hetzelve voleindigen zal tot op den dag van Jezus Christus.nbsp;(Phil. 1: 6.) Mijne schapen hooren mijne stem ennbsp;ik ken dezelve, en zij volgen mij, en ik geef hunnbsp;het Eeuwige leven, en zij zullen niet verlorennbsp;gaan in der Eeuwigheid, en niemand zal dezelvenbsp;uit mijne hand rukken. (Joh. X: 27 en 28.) En

-ocr page 16-

12

indien iemand gezondigt heeft, wij hebben een voorspraak bij den Vader, Jezus Christus dennbsp;regtvaardige; en hij is eene verzoening voor onzenbsp;zonden, en niet alleen voor de onze, maat ook vootnbsp;die der geheele wereld. (1 Joh. II: 1, 2.) » Indiennbsp;ik u goed verstahernam ik, » zoo kunt gij dannbsp;zonder vrees zondigen, sedert Jezus Christus uvz Heiland geworden is. ----» Dat zij verre! riep hij in

heiligen ijver en met nadruk uit: hVij die der zonde gestorven zijn, hoe zullen wij nog in dezelve leven ?nbsp;(Rom. VI: 2.) » JVant de liefde van Christus dringtnbsp;ons, als die dit oordeelen, dat indien één voor allennbsp;gestorven is, zij dan allen gestorven zijn; en hijnbsp;is voor allen gestorven, opdat degenen die levennbsp;niet meer zich zelven zouden leven, maar diennbsp;die voor hen gestorven en opgewekt is. (2 Cor.nbsp;V : 14, 15.) — Terwijl hij zoo sprak, waren zijnenbsp;oogen op mij gevestigd, en daar hij bemerkte, datnbsp;een traan, dien ik niet verbergen konde, in mijnnbsp;oog opwelde, riep hij uit: » O Mijnheer, ik bennbsp;verzekerd, dat gij degene niet zijt, die gij schijnt;nbsp;maai ik verzoek u dringend, mij te zeggen wie gijnbsp;zijt, en het doel dat u hierheen voerde.” — » Mijnnbsp;hartelijk geliefde broeder, zeide ik nu tot hem, hetnbsp;is waar, dat ik degene niet ben, die ik voorgaf tenbsp;zijn; ik ben een arm zondaar, die even als gij dooiden Heiligen Geest tot Christus geleid ben gewordennbsp;en in Hem den Zaligmaker bemin, die voor ons uitnbsp;liefde gestorven is, toen wij nog zondaren waren.’’'’ -

-ocr page 17-

13

(Rom. V: 8.) Na een oogenblik twijgens, zèide WILLIAM: » Ik heb van eenen Geestelijken hooreiinbsp;.spreken, die dikwijls in dit dorp komt prediken.nbsp;Misschien zijt gij die man wel, Mijnheer?” — «Ja,nbsp;mijn vriend, ik ben het; heden morgen nog heb iknbsp;uwen armen buren verkondigd: » de bezoldingnbsp;der zonde is de dood, maat de genadegifte Godsnbsp;is het Eeuwige leven door Jezus Christus onzen Heer.” (Rom. VI: 23.) Nimmer zal ik zijnennbsp;blik en zijne houding op dit oogenblik vergeten. Metnbsp;de grootste inspanning hief hij zich op, vatte mijnenbsp;hand, sloot die in de zijne, knielde neder, en badnbsp;met ten hemel geslagen oogen: » O mijn God, Unbsp;breng ik mijnen hartelijken dank! Niet slechts hebtnbsp;gij mijne wenschen verhoord, maar dezelve nog verrenbsp;overtroffen. Menigmaal heb ik U gebeden dat ik denbsp;zaligheid mogt genieten, om eens in mijn leven metnbsp;eenen der Uwen te spreken, en zie, heden zondtnbsp;Gij mij eenen dienstknecht Uws Zoons Jezus Christus in mijn arm hutje!” Hierop zeide hij mij:nbsp;» mijn dierbare Heer! ik smeek u dringend, herhaal mij, wat gij over de heerlijke woorden gezegdnbsp;hebt, die gij daar even bijbragt; want ik heb nooitnbsp;het voorregt gehad eene leerrede te hooren.” — Iknbsp;voldeed aan zijnen wensch en genoot tevens eenigenbsp;oogenblikken van het reinste genoegen, dat ik gedurende mijne bediening gesmaakt heb, namelijk, datnbsp;het woord van God, met belangstelling gehoord ennbsp;aangenomen werd. Helaas! in eene talrijke verga-

-ocr page 18-

14

tiering zoekt men zulke voorbeelden menigmaal te vergeefs!

Toen ik mijne leerrede geëindigd had, zeide william tot mij; » Ik geloof dat de Voorzienigheid u naarnbsp;Overton leidde; want, sedert de verandering, dienbsp;mijn inwendig leven ondergaan heeft, heb ik dagelijks mijnen hemelschen vader gebeden, een’ zijnernbsp;dienaars te zenden, om mijne arme buren Godsnbsp;woord bekend te maken. Gij zijt daartoe door Hemnbsp;uitverkoren en met die overtuiging, twijfel ik niet,nbsp;dat de Heer door u het goede werken wil.”

Benige oogenblikken bleven wij nog bij elkander en na hem Gode aanbevolen te hebben, vertrok iknbsp;diep doordrongen van het belangrijke voorval. Iknbsp;had een wezen ontmoet, die gedrukt door ligchaams-pijnen, bij het gemis van onderligt en uiterlijkenbsp;ondersteuning, evenwel door Ijet lezen der Heiligenbsp;Schrift gekomen was om zijne ziel tot het onzienlijkenbsp;te verheffen, te vormen, te reinigen en reeds in ditnbsp;leven tot eene zaligheid te geraken, die onbekeerdenbsp;menschen niet kennen. Welk eenen rijken schat vannbsp;troost heeft God ons in zijn Evangelie gegeven, ennbsp;hoe blind moeten wij zijn, zoo wij nalaten uit dienbsp;bron van al het goede dagelijks te putten! — Nadatnbsp;ik aan eenige mijner vrienden medegedeeld had, metnbsp;welk eenen voortreffelijken Christen ik had -kennisnbsp;gemaakt, vereenigden wij ons om hem een meer onbekrompen leven te bezorgen, ofschoon het ons zwaarnbsp;viel hem tot het aanneraen van eene kleine onder-

-ocr page 19-

15

stcuning te bewegen. » Ik kan wel leven,” /.eicle luj , » van hetgeen mij de kerk toereikt; (22 stuivers ontving hij wekelijks) en ongetwijfeld zal zulksnbsp;tweedragt stoken onder degenen, wier behoeften ,nbsp;grooter zijn dan de mijne.” — Wij bezochten hemnbsp;dikwijls en werden gesticht door zijne eenvoudige ennbsp;vrome gesprekken, maar vooral door zijne opgeruimdheid en zijn geduld bij ligchaamspijnen. Kort daarop,nbsp;toen hij zijne moeder, die bij hem woonde, uit dennbsp;Bijbel voorlas, zeide hij eensklaps; » lieve moeder,nbsp;ik voel mij niet wel, help mij spoedig naar bed; iknbsp;hoop, weldra in het kuis mijns Vaders te zijn.” Zijnbsp;geleidde hem tot aan zijne legerstede en liep ijlingsnbsp;heen, om een versterkend geneesmiddel te halen.nbsp;Toen zij, met eenige buren vergezeld, terugkwam,nbsp;had haar zoon het spraakvermogen reeds verloren ennbsp;eenige minuten daarna ontsliep hij kalm, geen teekennbsp;van vrees begeleidde zijnen overgang in eene volgendenbsp;wereld, waar hij het geluk smaakt dat den geloovigenbsp;bereid is.

Deze kleine geschiedenis behoeft geene verdere verklaring, om onder den goddelijken zegen eene heilrijke uitwerking op het hart des lezers te weeg te brengen. Mogt het verhaal vooral dienen om velennbsp;te brengen tot het afgezonderd lezen der Heilige Schriftnbsp;gepaard met een ernstig gebed, alsmede tot het gemeenschappelijk gebruik des Bijbels in de huisgezinnen; dat in het bijzonder kranken, lijdenden, onge-lukkigen, die van menschen verlaten zijn, krachtig

-ocr page 20-

4

4

16

C)

aangespoord wierden, zich met het goddelijke woord, als met eenen getrouwen vriend, dagelijks gemeenzamer te maken! Zeker zal dan de heerlijke uitspraaknbsp;van den Psalmist aan hen allen bewaarheid worden,nbsp;dat: waar Gods woord bekend wordt, (waar mennbsp;het leert doorgronden en verstaan) hetzelve het hartnbsp;verheugt en verkwikt, en de eenvoudigen verstandignbsp;maakt en hen en allen leert begrijpen, wat tot hunnbsp;eeuwig heil en hunnen vrede dient.

’t Leven is een school der wijsheid, Waar het Godgewijd gemoed.

Aan de hand eens trouwen Vaders, Teederlijk wordt opgevoed.

Aan die sterke hand zich hechtend. Dringt men heen door angst en druk.nbsp;Wordt bewaard bij rust en vrijheid.nbsp;Voorbereid voor waar geluk.

Zalig hij, die deugd bij sterkte Voegen kan in ’s levens perkjnbsp;Die geen lof van menschen bedelt,nbsp;Maar, in Jezus wijs en sterk.

Slechts bij Hem wil roem behalen,

En bij God tracht wel te staan.

Zoo beproefd en zoo geprezen,

Stapt men rustig grafwaarts aan.

Te Botterdam, bij M. Wijt amp; ZonEif. Prijs 7è Cent.