DE BEJAARDE CHRISTEN IN HET GASTHUIS.
{Hene ware Geschiedenis, j
Iemand uit mijne gemeente in het grafelijt ziekenhuis zullende bezoeken, op eenen verrennbsp;afstand van mijne woning, werd mij berigt datnbsp;er in een ander gedeelte van het huis een oud,nbsp;braaf man lag, met een ongemak aan den voet,nbsp;die verlangde een christelijk gesprek met mijnbsp;te voeren, indien mijn tijd zulks toeliet.
Ik werd in zijne kamer gebragt, waar ik hem alleen, en in het bed vond. Zijn gelaatnbsp;was achtbaar; vrolijkheid en vergenoegen wasnbsp;er op uitgedrukt i zijne grijze haren warennbsp;het bewijs van zijnen ouderdom, schoon denbsp;levendigheid zijner oogen gelijk was aan dienbsp;van de prilste jeugd. » Hoe gaat het u, mijnnbsp;vriend ? zeide ik. gt; Zeer wel, mijnbeer ^ welnbsp;nooit beter in mijn gansche leven; dank zijnbsp;God voor al zijne weldadenantwoordde de
-ocr page 2-man op zulk een vrolijken, toon, die mij te gelijk verwonderde en verkwikte. gt; Zeer wel, hoe dat 7 ik daeht uit hetgeen ik gehoord heb, datnbsp;gij zwak waart en veel pijn hadt uit te staan.
» Ja mijnheer, dat is zoo, maar met dat alles ben ik zeer wel, want God is goed voor mijne ziel en Hij verzorgt mij van al het noo-dige voor het ligchaam. De menschen in ditnbsp;huis zijn liefderijk; vrienden bezoeken mij omnbsp;met mij te spreken en te bidden; ik heb nietsnbsp;noodig, mijnheer! dan meer genade, om dennbsp;Heer voor al zijne goedheid te loven.
Wel mijn vriend, gij zijt een oud pelgrim, en ik ben blijde dat gij op reis door dit leven dankbaarheid geleerd hebt. » Dankbaarheid, antwoorde hij spoedig, .neen, mijnheer ! ik heb den Heer nog nooit gedankt,nbsp;ik kan Hem nooit danken, en zal Hem nooitnbsp;danken zoo als het behoort, tot ik in de heerlijkheid inga, en dan o! wat zal ik Hemnbsp;dan danken voor hetgeen Hij voor mij gedaannbsp;heeft. Zijne oogen waren vol tranen, terwijl hij sprak. .Welk een goeden meester dientnbsp;gij, hervatte ik. .Ja, mijnheer! als denbsp;dienaar maar zoo goed was als de meester 1nbsp;maar wat ben ik? een oude zondaar, die nietsnbsp;verdien, en alles ontvang wat ik noodig heb.nbsp;Ik behoef niets, mijnheer! dan meer genade omnbsp;-den lieer beter te dienen j ik leg hier op dit
-ocr page 3-bed, en bid en ling diig en nacht; m^nhecr^ laat ik mijn lofzang ecns voor u zingen, iknbsp;begin dien altijd omstreeks vier ure des morgensnbsp;en dezelve houdt gedurende den geheelen dagnbsp;mijn geest levendig. Zonder mijn antwoordnbsp;af te wachten rigtte hij zich op, en met cenenbsp;oude, gebrokene, maar zeer aandoenlijke stem,nbsp;zong hij twee of drie verzen, uitdrukkendenbsp;Gods goedheid over hem en zijne begeerte omnbsp;lot Gods eer Ie leven; de eenvoudigheid, ernstnbsp;en hartelijkheid, met welke deze achtingwaardige man dit deed, maakte op mij eenen zoo-danigen indruk, welken ik onmogelijk aan dennbsp;lezer kan mededeelen.
Toen hij met zingen geλindigd had, zeide hij : » vergeef mijne stoutmoedigheid , mijnheer!nbsp;gij hebt den Heer ook lief, en dus ben ik verzekerd dat gij niet ontevreden zijt, dat gij mijnbsp;den Heer hoort loven; maar nu, mijnheer,nbsp;spreek met mij over Jezus Christus, gij zijtnbsp;Zijn dienaar en Hij heeft u heden hier gezonden, om eene on waardige ziel te bezoeken,nbsp;die de minste Zijner gunstbewijzen niet verdient ; spreek, als het u belieft, over Jezusnbsp;Christus! gij noeh ik zijn in staat om overnbsp;Hem te spreken zoo als het behoort. ^ Iknbsp;antwoordde: en toch, indien wij zwegen,nbsp;zouden de steenen het uitroepen; » ja, datnbsp;zouden zij wel mogen doen; schaamte, mijn-
-ocr page 4-heer, schaamte zouden zij over ons uitroepen, indien wij weigerden over Zijne goedheid tenbsp;spreken, teide de oude. » Jezus Christus,nbsp;vervolgde ik, is eene veilige toevlugt en eennbsp;helper in tijd van gevaar; juist zoo, mijnheer ! dat is Hij. - gt; Jezus heeft zorg voor
u gedragen, en al de dagen van uw leven voor u gewaakt, en Hij wil uw deel en leidsman zijn tot in den dood. » Dat is ook
zoo, dat zal Hij. - b Hebt gij u reeds lang
geleden aan Hem toevertrouwd - b Meer dan
veertig jaren geleden, mijnheer! meer dan veertig jaren geleden, heeft Hij mij gezocht en gezaligd, een groot zondaar, die niets verdiende dan Zijnen toorn; ik kan Hem nooit
genoeg prijzen.- b Wel, mijn vriend ! deze
Zaligmaker, dien gij lief hebt, op wien gij u verlaat, leefde en stierf voor u, is wedernbsp;opgestaan voor u, Hij heeft u door Zijnennbsp;B. Geest geheiligd, en leeft nu om gedurignbsp;uwe voorspraak te zijn, en denkt gij nu, datnbsp;Hij u eindelijk verlaten zal?- b Neen, mijn
heer! Hij is getrouw, die het beloofd heeft en Hij zal het doen; ik heb, helaas! een veranderlijk hart; maar Hij verandert nimmer. Iknbsp;geloof dat Hij eene kroon der Heerlijkheid voornbsp;mij weggelegd heeft, en ofschoon de vijandnbsp;onzer zielen mij soms zegt, dat ik dezelvenbsp;niet hebben zal, zoo geloof ik Christus liever
-ocr page 5-dan hem, en ik vertrouw dat ik die eenmaal
verkrijgen zal. - gt; En ondervindt gij niet,
zeide ik, » dat Zijn juk zacht en Zijn Ia.st ligt is ? Zijne geboden zijn niet zwaar, zijn ze
dat wel? - » Tieen, mijnheer! het is voor
een mensch spijs en drank, den Heer lief te
hebben en te doen wat Hij gebiedt.quot;- » Waar
waart gij, eer gij in het gasthuis kwaamt?-
gt; In de dorpswerkplaats te......- gt; Hebt
gij eene vrouw ? - » Zij is eenige jaren ge
leden gestorven, en kwam vσσr mij in hare hemelsche woning. ¦gt; Hebt gij kinderen P nbsp;» Ja, mijnheer! ik heb twee getrouwde zonen,nbsp;die een huisgezin hebben ; de een is kortelingsnbsp;bier geweest, en ik hoop dat hij op den goedennbsp;weg is, en zijne kinderen in de vreeze Godsnbsp;opvoedt. gt; Hebt gij nog eenige aardschenbsp;zorgen op uw hart ? gt; Niets, hoegenaamd,nbsp;mijnheer! ik ben in dit huis gekomen, zoo als iknbsp;duidelijk zie, om mijne dagen te eindigen, wantnbsp;het ongemak aan mijn been moet mij eerlangnbsp;in het graf brengen, en ik ben gewillig om tenbsp;gaan, of 's Heeren tijd af te wachten; ik hebnbsp;niets noodig dan meer genade om den Heer tenbsp;loven. Deze woorden herhaalde hij gedurig innbsp;den loop van ons gesprek.
. Gij hebt veel reden, zeide ik, gt; om dankbaar te wezen, dat er zulk een huis, als dit, is, voor arme zieke inenschen, waar men voed-
-ocr page 6-sel, ligging en geneesmiddelen yerkr^gt*quot;
. Dat heb ik waarlijk, mijnheer! het is voor mij een huis van weldadigheid, cn ik sehaamnbsp;mij te hoorcn, hoe ondankbaar een aantal lijders schijnen te zijn, voor de weldaden vrelkcnbsp;de Heer hier voor hen beschikt ; maar, armenbsp;schepsels 1 zij kennen Hem niet, en hebbennbsp;Hem ook niet lief. Do Heere ontferme zichnbsp;over hen, en wijze hun den rcgten weg, mijnheer! ik zou nimmer den goeden weg gekendnbsp;hebben, indien Hij zich niet over mij ontfermde, toen ik geen medelijden met mijzelvennbsp;had. Tranen rolden langs zijne wangen, terwijl hij dit zeide; hier, dacht ik, ligt eennbsp;arme man , die zeer rijk, en een zwak man,nbsp;die zeer sterk is ; in dezen oogenblik werdnbsp;zijn middagmaal hem gebragt. » Hier , mijnheer! ziet gij de weldaden; de Heer draagtnbsp;zorg voor mij, en zendt mij overvloed vannbsp;voedsel, voor dit oud en afgesleten ligchaam.nbsp;. En toch, zeide ik, » zal dit oud en afgesleten ligchaam eenmaal vernieuwd en een heerlijknbsp;ligchaam worden, en voor eeuwig met eene ziel
in de tegenwoordigheid Gods leven. - gt; Dat
is regt, zeide die goede oude man, dat zal zoo zijn, schoon de wormen mijn ligchaam zullen doorknagen, zal ik uit dit mijn vleesch Godnbsp;aanschouwen, maar, kom mijnheer! ziendenbsp;dat ik op mijn horologie keek , gij moet een
-ocr page 7-woord tot uwen Meester spreken, als het u belieft, zoowel als voor Hem; ik zal mijn eten zoo lang ter zijde zetten. Ik deed zoo, denbsp;man bevestigde hetgeen ik gebeden had, metnbsp;woorden, gebaren en een gelaat waarop het genoegen te lezen was, hetwelk het gebed hemnbsp;verschaft had. Eindelijk zeide hij: « God zijnbsp;met u, mijnheer, en zegene uwen arbeid aannbsp;vele zielen; ik hoop dat gij mij weder zult komen zien, indien mijn leven gespaard wordt;nbsp;ik ontmoet zoo gaarne diegenen, die met mijnbsp;over Jezus Christus en Zijn dierbaar verlossingswerk spreken. Ik antwoordde: Mogtnbsp;de God van Abraham, Izaak en Jakob, dienbsp;hen leidde op de reis door dit leven en hennbsp;veilig gebragt heeft in de stad die fondamenten heeft, u ook daar brengen, en u zegenennbsp;de dagen die u nog overig zijn, tot gij tenbsp;huis komt. Ik ga dezen avond eenige godvruchtige vrienden bezoeken, die verblijd zullen zijn eene boodschap te krijgen van iemandnbsp;die zoo veel ondervinding heeft van Gods genade , wat zal ik hun zeggen ? » Zeg hun,nbsp;mijnheer, dat gij een arm, stervend, oud mannbsp;bezocht hebt, die niets in de wereld noodignbsp;heeft, dan meer genade om den Heer te loven.nbsp;Zoo eindigde onze eerste ontmoeting. Ik konnbsp;niet nalaten te overdenken, onder het terug-keeren n.aar huis, dat, daar mijn oogmerk met
-ocr page 8-naar het gasthuis te gaan geweest was onderwijs en vertroosting aan de arme zieken mede te deelen, een arm ziek man dienstenbsp;baar moest zijn om mij zelven in eene grootenbsp;mate te onderwijzen en te vertroosten. Ik bezocht hem nog vier of vijf malen daarna, ennbsp;vond hem altijd in diezelfde gelukkige, geduldige , dankbare en stichtelijke zielsgesteldheid. De laatste keer dat ik bij hem was,nbsp;zeide hij:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt; Mijnheer, ik verlang naar mijn
Hemelsch huis, maar ik ben gewillig een reiziger te blijven, zoo lang als mijn Heer en meester zulks goedvindt.
Hij stierf kort na mijn laatst bezoek, in eene vaste verzekering des geloofs, en eenenbsp;gegronde hoop op de onsterfelijkheid.
lt;amp;edrukt te Rotterdam, bij M. WIJT amp; ZONEN. De prijs is 3 Cents.