TUT HET EEVETf VAN EENEN
TE R O T TE K1) A M, bij Af. W IJ T amp; ZO N E N,nbsp;1815.
-ocr page 2-a: nbsp;nbsp;nbsp;c^Tr:quot;'
.1
-ocr page 3-Het volgende verhaal mag tot een nieuw bewijs verstrekken dat liet Zendeliogswerk niet alleen het welzijn der Heidenen bevordert, maarnbsp;ook menigen Europischen Christen ten zegennbsp;dient. Wanneer deze geschiedenis, lieve lezer!nbsp;u ook nog aan do ontferming van eenen Heilandnbsp;herinnert, wanneer dezelve u uwen Zaligmakernbsp;en uwen bijbel regt dierbaar maakt, zoo denknbsp;dan, dat ik ze ook daarom u verhaald heb.
Op eenen schoonen zomeravond, zoo leest men in een godsdienstig Fransch weekblad,nbsp;zaten eenige christenen uit een dorp (het wasnbsp;in Engeland) vertrouwelijk te zamen en verhaalden elkander, op welke verschillende won-derwegen de Heer hen tot zich geleid had. Ondernbsp;hen bevond zich ook een jong soldaat, die stilzwijgend toeluisterde. Doch de Leeraar, die innbsp;hun midden wa“, scheen eenigzins met zijnennbsp;levensloop bekend en verzocht hem dringendnbsp;dat hij zijne levensgeschiedenis verhalen zou.nbsp;De jongeling aarzelde eenige oogenblikken; eiri-
-ocr page 4-delijk, op het dringende Terzoek van allen, bevpilligde hij er in. Eerst sprak hij van zijnenbsp;kinderjaren, van dien gelukkigen tijd, toennbsp;een vader en eene moeder hem onafgebrokennbsp;gadesloegen en hem eene godvruehtige opvoeding gaven; hij verhaalde _op eene roerendenbsp;wijze, hoe zij hem onderwezen, met en vóórnbsp;hem baden en hoe bedroefd zij waren, toennbsp;hij hunne vermaningen veronachtzaamde. ¦gt; Eindelijk,’’ zeide hij, » nadat ik, door de zondenbsp;geheel overmeesterd, God vergat, vlugtte iknbsp;en werd soldaat. Op het oogenblik dat ik mijnnbsp;vaderland verlaten zon,, bood mijn trouwe va-der nog eenmaal aan, mij vrij te koopen, ennbsp;mijne moeder smeekte mij haar toch niet tenbsp;verlaten. » Ach, mijn zoon, mijn eenig kind!”nbsp;riep zij weenend uit, » breek het hart uwernbsp;moeder niet ,en loop niet in uw verderf!” Iknbsp;had mijne ouders regt lief en zou gaarne bijnbsp;hen gebleven zijn, doch hunne vroomheid haatte ik, en om mij aan den invloed van die godsdienstigheid te onttrekken, bleef ik onverbiddelijk en vertrok. Ik was hun eenige zoon,nbsp;mijn vertrek was voor het reeds gewonde moederhart een te zware slag, en weinige dagennbsp;daarna daalde zij door harteleed verteerd in hetnbsp;graf, maar bad nog stervende voor het behoud van haar ongehoorzaam kind.
-ocr page 5-Wij scheepten ons in naar on^e Amerika an-sche Koloniën, waar mijn regiment lag. Midden in zee zijnde, wilde ik op zekeren dag iets onder uit mijnen mantelzak nemen en vondnbsp;daarin een bijbeltje, dat mijne trouwe moedernbsp;heimelijk daarin gestoken had, uit teedere bezorgdheid voor het welzijn van haren ongelukki-gen zoon. En ik? Ach, woedend bij den aanblik van dit door mij zoo gehate boek, loop opnbsp;het verdek en werp het zoo ver mogelijk innbsp;zee. Ik kwam bij het regiment en aldaar gafnbsp;ik mij zonder schaamte aan allerlei zonden over.nbsp;Wanneer ik nu nog aan de talrijkheid, aan donbsp;grootheid mijner toenmalige misdaden denk,nbsp;moet ik sidderen en schaamrood worden. Iknbsp;dacht in het geheel niet meer aan de vreesdij- -ke gevolgen van zulk een leven, en het was alleen de genade van God, die mij op den wegnbsp;des verderfs kon doen stilstaan.
Op zekeren dag was ik naar gewoonte met mijne makkers te zamen en ijverig in het bedrijven van allerlei buitensporigheden, toen iknbsp;in de verte eensklaps eenen psalm hoorde zingen. Ik bleef op dezelfde plaats staan.....
geheel andere gedachten, dan die, welke tot hiertoe mij hadden bezig gehouden, , rezen innbsp;mijne ziel op; tranen glinsterden in mijne oo-gen; ik dacht aan het ouderlijke huis, aan
-ocr page 6-do gebeden mijner ouders, aan het verdriet dat ik hun veroorzaakte, alt;in al mijne afschuwelijke zonden; dit alles doorboorde mij het hart,nbsp;ik sidderde bij de gedachte aan den heiligennbsp;God, wiens ongenoegen ik op mij geladen hadnbsp;en die mij au geheel verlaten zou. Mijne makkers spotteden met mijne plotselijke veranderingnbsp;en toen zulks niet hielp, verlieten zij mij. Iknbsp;sloeg den weg in, van waar het gezaag kwam,nbsp;en zag daar eenen Zendeling, die in het opennbsp;veld voor de negers eene leerrede hield. Opdatnbsp;niemand mij zien zoude, verbergde ik mij achter de struiken en hoorde de leerrede tot hetnbsp;einde aan. Aan het slot bepaalde de Zendelingnbsp;den dag, waarop hier weder godsdienstoefening zou gehouden worden. -Het , is mij nietnbsp;mogelijk den toestand te beschrijven, waarin iknbsp;mij bevond. Ik had geenen bijbel, niemandnbsp;was er in het regiment, aan wien ik mijn vertrouwen kon sehenken en die mij met zijnennbsp;raad kon bijstaan. Op den bepaalden tijd dernbsp;godsdienstoefening, nam ik weder mijne schuilplaats tusschen de struiken en luisterde; hetgeen ik hoorde, opende mijne oogen nog meernbsp;voor de afschuwelijkheid van mijn vorig leven.
Voorheen was ik in het regiment de hoofdman of belhamel van alle buitensporigheden en slechte daden geweest. Mijne kameraden kon-
-ocr page 7-1-den zich dus van mijne omkeering geen begrip vormen en poogden vruchteloos mij weder overnbsp;te halen, om met hen mede te doen; dezenbsp;moedigde mij aan, gene smeekte, een derdenbsp;hoonde en allen bespottcden mij. Daarop verklaarde ik hen ronduit, welke inwendige verandering er bij mij had plaats gehad, hoe iknbsp;nu hun en mijn zondige leven beschouwde ennbsp;hoe vreeselijk het zijn zal, zoo wij in de zonden volharden en ons niet verootmoedigen ennbsp;tot den Heer ons bekeeren, Naauwelijks hadnbsp;ik dit gezegd, of zij riepen allen te gelijk,nbsp;gt; een nieuwe fijne!quot; Eenigen riepen: bij isnbsp;gek! Anderen meenden dat een goed glas rumnbsp;mij wel herstellen zou, enz.
Vruchteloos wende ik mij tot allen in het regiment om eenen bijbel te bekomen , daar niemand denzelven bezat. Eindelijk liet mij iemand uit deze plaats zeggen, dat hij vernomen had, dat ik gaarne een bijbel zou willen hebben , waarom hij mij de vrijheid gaf denzelvennbsp;bij hem te komen halen. Ik haaste mij daarheen i men gaf mij een verzegeld pakket metnbsp;het opschrift: » de heilige Bijbel.” Met eennbsp;verheugd en dankbaar hart liep ik in de kazerne, om den kostelijken schat te openen. Maarnbsp;verbeeld u mijne ontzetting, mijne droefheid,nbsp;toen ik het pak opende, was het een spel
-ocr page 8-kaarten. Al mijne kameraden lachten luid en riepen: • dat is fraai, dat is goed, dat heeftnbsp;hij verdiend,” enz.
Ik had de gewoonte, ten einde de vervolgingen en lasteringen mijner kameraden te ontgaan, mijne vrije uren in het woud door te brengennbsp;en vooral in dat boschje, waar ik voor hetnbsp;eerst de leerrede van den Zendeling gehoordnbsp;had. Dikwijls bad ik den Heer, dat Hij mijnbsp;toch penen bijbel, mogt laten vinden. Stel unbsp;mijne verbazing en mijne vreugde voor, toennbsp;ik eens in mijn boschje wandelde en daar waarlijk een’ bijbel vond liggen. Ik knielde nedernbsp;en dankte God voor deze heerlijke gave. Naau-welijks had ik mijn gebed geëindigd, of daarnbsp;hoor ik een geritsel in het boschje en de Zendeling staat voor mij. Hij vertelde mij, dat hijnbsp;voor eenige dagen mijn gebed om'eenen bijbelnbsp;vernomen en daarom denzelven mij gebragt had,nbsp;en ook nu getuige van mijne dankzegging ennbsp;blijdschap was. Deze dienaar van God gaf mijnbsp;sedert dien tijd raad en onderrigt, waaraan iknbsp;zulk eene groote behoefte had, om op den wegnbsp;des heils moedig voort te wandelen. Zoo werdnbsp;mijne ziel gesterkt. Ik volgde zijnen raad ennbsp;verstond spoedig het woord des Apostels: IVtjnbsp;dan geregtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God door onzen Eeer Jezus
-ocr page 9-Christus. Rom V: 1, Van toen af kende ifc slechts ééne zwarigheid, deze: Wat zal iknbsp;den Eeere vergelden voor al zijne weldaden aannbsp;mij bewezen. Ps. CXVI:gt;'12, slechts ééne vraag:nbsp;Heer, wat wilt gij dat ik doen zal9 Hand. IX:nbsp;6. Ik vormde het plan, om eiken avond dennbsp;bijbel voor te lezen, maar ik vond veel tegen»nbsp;stand. Mijne kameraden zongen, schreeuwdennbsp;en vloekten, opdat mijne woorden gesmoordnbsp;zouden worden. Ik hield moed en stoorde mijnbsp;niet aan hunne bespottingen; het gevolg daarvan was, dat na eenige dagen, verscheidenenbsp;lieden zich om mij heen verzamelden, om Godsnbsp;woord te hooren; ja zelfs mag ik de hoopnbsp;koesteren, dat zij de boodschap des hcils nietnbsp;vruchteloos vernomen hebben. Zoo was, doornbsp;Gods genade, mijn vrijmoedige en trouwe wandel een middel, waardoor ik mijne tegenpartijnbsp;tot zwijgen bragt. Ten laatste lieten zij mij geheel met rust en behandelden mij zelfs met achting en vriendschap.
Zoo stonden de zaken, toen ons regiment naar Engeland verplaatst werd. Ik kreeg verlof om mijnen vader te gaan opzoeken, ennbsp;ijlde heen om hem mijne schuld te belijden,nbsp;hem om vergeving en zijnen vaderlijken zegennbsp;te smeeken. Reeds zag ik van verre mijne geboorteplaats liggen, en hoe vele smartelijke her-
-ocr page 10-10
innerlngen vernieuwde de aanblik van dit dorp! Eindelijk bereikte ik het vaderlijke huis, maarnbsp;daar ontmoette mij eene lijkstaatsie, en bij dezelve zag ik eenen mijner aanverwanten. Iknbsp;vroeg dus: » wie wordt daar begraven?” Mennbsp;zeide het mij — ach, het was mijn hartelijk geliefde vader! IJlings loop ik naar den trein toe,nbsp;op het kerkhof werp ik mij op de kist; zelfnbsp;niet wetende wat ik deed. Toen ik eindelijknbsp;tot mij zelven kwam, hoorde ik achter mij fluisteren: hij heeft zijne grijze haren met hartelecdnbsp;in het graf gebragt.
Ach! ware dit verwijt ongegrond geweest! Helaas! het was maar al te waar. —
Wanneei* ik nu verder de gevaren bedenk, waaraan ik blootgesteld was, al de verzoekingen die mij dreigden, al de valstrikken die mijnbsp;gelegd werden, dan moet ik bekennen: ik bennbsp;in de kracht Gods beimard. 1 Petr. I: 5. Zoonbsp;heb ik n dan nu eenvoudig en naar waarheidnbsp;verhaald, wat de Heer aan mij gedaan heeft.nbsp;Ik heb niets dan schande verdiend, den Heerenbsp;alleen komt de eer toe I Inderdaad, niemandnbsp;heeft grooter reden dan ik om te belijden : uitnbsp;genade ben ik dat ik ben.
Dc Prijs 5 Cents,