EEN OPWEKKEND VOOEBEELD
urr dt:
EERSTE TIJDEN DES CHRISTENDOMS.
TE ROITERDAM , UIJ
M. WIJT amp; ZONEN.
1847.
-ocr page 2-“ CwiISTÜS LEEFT IN MIJ.”
(Sal. II: 20'’.
-ocr page 3-Het zal velen der lezers van dit Stukje gewis niet onbekend zijn, dat het Chrisfendom, van deszelfsnbsp;eerste vestiging af, onder menigen een steen des aanstoots, eene rotse der ergernis geweest is, en dat vooral deszelfs belijders in de drie eerste eeuwen hevigenbsp;vervolgingen hebben moeten verduren j zoo zelfs, datnbsp;zij niet zelden hun geloof met eenen bloedigen doodnbsp;hebben bezegeld. Meer dan een der Romeinsche keizersnbsp;hebben zich door hunnen haat en bloeddorst jegensnbsp;de Christenen eenen treurigen naam verworven,nbsp;en ter bevestiging hiervan zal het genoeg zijn slechtsnbsp;eenen Nero, Domitianus, Decius en Diocletianus tenbsp;noemen. Intusschen, onder het waakzaam oog vannbsp;den grooten Herder, zegevierde het Christendom overnbsp;elke vervolging, en nooit bijna werden er brandstapels en moordschavotten opgerigt, of de geloofsmoed en standvastigheid der lijders, die op dezelvenbsp;hun leven eindigden, gaven de getuigenis, hoe heerlijk en goed de boom moet zijn, die zulke vrucliten
-ocr page 4-Yoortbrengt. Ofschoon het vast staat, dat men van de derde eeuw af te ver gegaan is in de vereering van.nbsp;hen die de waarheid en goddelijkheid des Christendomsnbsp;met opoffering huns levens bevestigden; zoo ware hetnbsp;echter te wenschen, dat men in de twee eerste eeuwennbsp;de bloedgetuigen voor de edelste zaak wat meer in aandenken had gehouden, en de geschiedenis hunnernbsp;laatste levensuren en van hun gehouden gedrag onder lijden en doo^ voor de nakomelingschap hadnbsp;bewaard. Ieder toch die van ganscher harte dennbsp;Heere Christus liefheeft en Ilem toebehoort, kan hetnbsp;niet anders dan aangenaam zijn, waar hij de godsdienst door Jezus gesticht, in al hare kracht en beminnelijkheid aanschouwt. Met de heiligste verrukking w'ordt hij aangedaan, zoo menigwerf hij verneemt van discipelen van dien Heer, die het in denbsp;vorming naar zijn voorbeeld tot eene aanmerkelijkenbsp;hoogte gebragt, en eenen onverdoofden ijver en fleren moed voor de hoogste aangelegenheid getoondnbsp;hebben. Verscheidene voorbeelden waren hiervannbsp;bij te brengen. Onder deze bekleedt zij zeker nietnbsp;eene laatste plaats, wier naam aan het hoofd vannbsp;dit Stukje vermeld staat. Wie prijs stelt op levendignbsp;geloof, vasten moed en onverwrikte overtuiging innbsp;de zaak der godsdienst, neemt gewis met belangstelling dit blaadje ter hand, dat hem bekend maaktnbsp;met den marteldood van een meisje, hetwelk, ondernbsp;die zware beproeving, van bovengenoemde deugdennbsp;de yeirassendste blijken gaf.
Het was onder de regering van Keizer Marcus
-ocr page 5-Aurelius, dat er weder eene hevige vervolging tegen de Christenen uitbrak. Vooral de steden Lijon ennbsp;Vienne in Frankrijk deelden in dezelve. De opzieners dier gemeenten hebben de omstandigheden der-zelye in eenen treuriggestelden brief aan de gemeenten in Azië en Phrijgië naauwkeurig vermeld, ennbsp;daarin vooral de standvastigheid onzer Blandina geroemd , die alle v'erwachting der Heidenen en Christenen verre overtrof.
Zij was van geboorte eene lijfeigene en behoorde eene aanzienlijke vrouw toe, die mede om haar geloof gemarteld is. Doch slavin mogt zij zijn naarnbsp;den vleesche, (zooals de schrijvers van dien tijd haarnbsp;noemden) vrij was zij naar den geest, en op de schitterendste wijze heeft zij getuigenis gegeven van dennbsp;geest der vrijheid en van het kindschap Gods, dienbsp;haar bezielden. Mogt hare meesteres meenen, datnbsp;zij, in handen der v'ervolgers geraakt, uit zwakheidnbsp;van haar ligchaam welligt voor de marteling bezwijken en haar geloof verloochenen zou; deze toondenbsp;hierdoor haar niet regt te kennen. Nimmer heeftnbsp;een Christen, hoe ook met deii mannelijkstcnnbsp;moed bezield, groolere proeven van standv.istigheidnbsp;gegeven dan deze zwakke slavin; nimmer, naardenbsp;getuigenis der Heidenen zelve, heeft eene vrouwnbsp;¦zulke groote en langdurige martelingen doorgestaan.
Zij, die in last hadden haar door pijniging tot afval van het geloof te bewegen, vingen reeds vroegnbsp;hunne gruwzame bezigheden aan, en telkens vannbsp;“lartcltuig verwisselende, eindigden zij niet voor dat
-ocr page 6-de avond viel. Doch hoe ook haar ligchaam werd mishandeld, haar moed bezweek niet. Hare pijni-gers werden moede en konden niet voortvaren, maarnbsp;Blandina’s geloof bleef zich gelijk, cn ofschoonnbsp;niemand der omstanders zich kon begrijpen dat zijnbsp;nog leefde, daar ée'ne foltering, zoo als zij er reedsnbsp;vele had uitgestaan, toereikend was om haar levennbsp;te eindigen, zij leefde echter nog, door hoogerenbsp;magt ondersteund en gesterkt.
Tegen den avond werd zij naar haren kerker te-ruggebragt, waar eene menigte barer geloofsgenooten, op dezelfde wijze als zij mishandeld, haar ontvingen.nbsp;Treurig en ijzingwekkend schouwspel! Maar neen ,nbsp;zij waren gelukkig in elkanders bijzijn, want zij konden elkander opwekken, bemoedigen en in het geloofnbsp;versterken, en aldus voor vertwijfeling of afval bewaren.
Reeds den volgenden dag werd zij weder uit hare gevangenis gehaald, en nu aan een kruis gehangen,nbsp;en aan den aanval van wilde dieren blootgesteld.nbsp;Voor de Christenen die er getuigen van waren, diende deze wijze van marteling slechts tot aanmoediging hunner standvastigheid, tvant zij beschouwdennbsp;de edele martelares als een voorbeeld van geduld ennbsp;geloofsmoed, en gedachten bij dit schouwspel aan hunnen Heiland en Heer, die ook eenmaal aan een kruisnbsp;geleden had en gestorven was. Zoo werkten zij denbsp;bedoelingen hunner vijanden tegen. Overigensnbsp;scheen het, alsof de wilde dieren de menschen be-¦schaamden, want zij raakten haar verminkte ligchaamnbsp;zelfs niet aan. Zij werd daarom weder afgenoraen
-ocr page 7-cn naar hare gevangenis terug gevoerd, om voor eene nieuwe pijniging bewaard te blijven.
En de gelegenheid hiertoe kwam spoedig. Kort na den laatstgemelden dag werd zij weder naar denbsp;martelplaats gevoerd, met haren vijftienjarigen broeder, die het reeds vroeger had moeten aanzien hoenbsp;zij gefolterd werd, om daardoor, kon het zijn, bewogen te worden om zijn geloof af te zweren. Toennbsp;zij echter ook nu beiden onverwrikt waren, kendenbsp;de woede der Heidenen geene perken meer. Zondernbsp;medelijden te hebben met den nog jeugdigen knaap,nbsp;zonder de zwakheid en teedere gesteldheid van Blan-dina in aanmerking te nemen, en slechts bedacht opnbsp;de bevrediging hunner bloeddorst, deden zij hunnbsp;alle denkbare pijnigingen aan, onder welke dan ooknbsp;de jeugdige, edele knaap bezweek, steeds aangemoe-digd door de opwekkingen zijner zuster.
Nu was alzoo Blandina alleen nog overig; die groote heldin, welke allen Christenen het heerlijkstenbsp;voorbeeld gegeven had van getrouwe gehechtheidnbsp;aan, Jezus, en daardoor zoowel als door harenbsp;opwekkende redenen, vele martelaren voor de heiligste zaak in hun geloof had doen volharden en denbsp;kroone der overwinning doen behalen. Van nu afnbsp;was zij het cenige doelwit der Heidensche bloeddorst;nbsp;maar het einde barer loopbaan kon niet verre meernbsp;zijn. De ure barer beproeving was bijna voorbij.nbsp;Deze gedachte overmeesterde haar. Hemelsche vreugde vervulde haar hart. Zij gevoelde de smart nietnbsp;meer van haar geteisterd ligchaam; zij dacht niet
-ocr page 8-meer aan de laatste schrikkelijke dagen, of aan het lijden dat nog moest doorgestaan worden, eer harenbsp;voleinding daar was. Gelijk een arbeider, na hetnbsp;volbrengen van zijn dagwerk, verheugd daarop terugziet, en het weinige wat nog te verrigten valt,nbsp;met dubbele opgeruimdheid volvoert; gelijk een gelukkig overwinnaar de doorgestane moeijelijkhedennbsp;met vrolijken moed herdenkt, en zich haast om doornbsp;den laatsten slag de kroon aan zijne overwinningnbsp;op te zetten; zoo overzag onze heldin met snellen bliknbsp;het lijden dat haar was aangedaan en door haar innbsp;geloof was gedragen. Die blik deed een voorgevoelnbsp;der aanstaande overwinning in hare ziel ontwaken,nbsp;zij zag, als het ware, de palmen der overwinningnbsp;haar toewenken, en welkom, driewerf welkom wasnbsp;haar de laatste teug uit den bitteren lijdensbeker.
Hare pijnigers, die reeds alle foltermiddelen op de ligchamen der Christenen hadden beproefd, zonnennbsp;op eene nieuwe marteling. Zij wikkelden haar innbsp;een net, en wierpen haar eenen stier voor; dezenbsp;slingerde haar herhaalde malen in de lucht, ennbsp;nu was ook haar einde daar. De reeds verheerlijktenbsp;geest ontvlood, onder deze pijnen, het zw'aar gefolterdenbsp;Jigchaam — en voor Blandina bestond geeue smarte meer!
Zoo magtig is God in de zwakke! Zoo groot de werking des geloofs.
En nu, lezers, wat dunkt u van deze martelares? Is zij het niet ten volle waardig dat haar naam nog
-ocr page 9-met eere genoemd wordt? Bekleedt zij niet eene eerste plaats onder die edele bloedgetuigen voor het Christendom , uit de eerste eeuwen A^an deszelfs vestiging ?nbsp;Is zij niet een sprekend bewijs voor de waarheidnbsp;en verhevenheid eener godsdienst, die onder het bitterste lijden zulk eene kracht en geloofsmoed uitstort,nbsp;en tot zulk eene standvastigheid in staat stelt?
weten is? Ware dit het geval, er zouden er meer
Maar Avat bijzondere opmerking verdient, en wij u bovenal op het harte wilden binden, is een treknbsp;uit hare lijdensgeschiedenis, die Avij tot dusA^er onvermeld lieten. Telkens, onder de wreedste pijnigingen , hoorde men haar de woorden uitroepen: » Iknbsp;ben eene Christin!” en dit scheen haar ook immernbsp;vermeerderde kracht tot den strijd te geven. Veronderstelt dit niet dat zij de hooge waardij, het onschatbare geluk A'an eene Christin te zijn kendenbsp;en levendig gevoelde? Hoevelen onzer beschaamt zijnbsp;hierin niet? Wij noemen ons Avel allen naar dennbsp;Heere Christus, wij belijden Hem wel met de lippen , maar gevoelen wij allen evenzeer wat het zegt,nbsp;dien naam te dragen, die belijdenis af te leggen ? Wijnbsp;kennen allen de eene helft van het opschrift bovennbsp;het Godsgebouw: (1) » Die den naam van Christusnbsp;noemt, sta af van ongeregtigheid;” maar toonen wijnbsp;ook in ons leven dat die kennis meer dan een ijdel
gevonden worden Avier toeleg het is zich te vormen naar hunnen Heer, wier eenig streven het is, dat Hij in hen een gestalte verkr^ge.
(1) 5 Tim. n : 1».
-ocr page 10-10
GchJ zij gedankt, ons geloof wordt niet meer op zulke zware proeven gebragt als in die eerste eeuwennbsp;des Christendoms! maar hoeveel meer schande dannbsp;voor ons, als wij, bij minder zware verzoeking, innbsp;ons leven en onze daden toonen dat wij ons geloofnbsp;verzaken en Christus tot eenen dienaar der zondenbsp;maken.
Dikwerf welligt stond ons eene keuze te doen tusschen Cliristus en de wereld. Wie herinnert zichnbsp;het oogcnblik niet, dat hij aan de laatste den voorrang gaf? O! dat wij ons daarover schamen metnbsp;schuldbelijdenis en berouw, en met het oog op zoovele edelen uit de eerste Christentijden het heilignbsp;voornemen opvatten, om meer standvastig te zijn innbsp;de belijdenis van Christus. Er is geen beter middelnbsp;om zich te dekken tegen de verzoekingen om onwaardig onze bestemming te han.dclen , dan die eenvoudige herinnering: n ik ben een Christen” een toegewijde aan dien Heer, die door Zijn bloed mij kochtnbsp;en door Zijnen Geest mij wil heiligen. Maar het zijnbsp;dan ook ons aller toeleg, om meer bekend te worden met den diepen vcclomvattenden zin van datnbsp;woord; want waar deze kennis ontbreekt, ach! daarnbsp;is zij een ijdele klank der betuiging: Ik ben eennbsp;Christen, hoe dikwerf zij ook herhaald worde.
Gevoelen wij echter al de kracht van dat woord, toonen wij het in onzen handel en wandel dat wijnbsp;het weten, welke dure verpligtingen er rusten op dennbsp;belijder van Christus, dan zal de heerlijke kracht ennbsp;legenrjjke invloed des Christendoms zich ook, aan ons
-ocr page 11-11
openbaren. Al worden wij niét vervolgd om onze overtuiging in de heiligste zaak, de Christen van dennbsp;tegenwoordigen tijd kent toch' ook donkere oogen-blikken. Smal is de weg, eng de poort die tot hetnbsp;leven leidt en zwaar drukt dikwerf het kruis, datnbsp;vrolijk op de schouders was genomen. Hier verdonkeren zich zijne uitzigten, daar worden zijne wen-schen teleurgesteld, ginds treffen hem rampen ennbsp;wederwaardigheden , elders wordt zijn hart bitternbsp;verwond door den dood van die hem dierbaar zijnnbsp;aan zijn hart. Het is waar, hij kent het opschriftnbsp;boven de poort des Christendoms: »door vele verdrukkingen moeten wij ingaan in het koningrijknbsp;Gods.” (1) Hij weet het woord van zijnen Heer:nbsp;)) Zoo iemand achter mij wil komen, die verloochenenbsp;zichzelven, neme zijn kruis op en volge mij.” (2)nbsp;maar dit neemt daar m de bitterheid van zijn lijden
Wat is er dan dat hem onder dit alles goedsmoeds en standvastig kan doen zijn om te volharden tennbsp;einde toe. Het is de godsdienst die hij belijdt, welkenbsp;hier haren zegenrijken invloed uitoefent. De ervaring van zijne zalige betrekking tot zijne innige gemeenschap met Christus, deze en deze alleen troostnbsp;en bemoedigt hem. In een woord, de vaste overtuiging die hem bezielt: Ik h~n een Christen, dezenbsp;doet hem volharden, deze bewaart hem om geennbsp;schipbreuk te lijden aan zijn geloof, of in een oogen-blik van bittere moedeloosheid de zaligste verbindte-
(1) Hand, XIV ; 22i. |
(2) JInnh, XVI: 2i. |
12
nis te verbreken. Deze overtuiging doet hem psalmen zingen en vrolijk juichen zelfs in den donkef-sten nacht; want hij ziet op zijnen Heer, die ook den weg des lijdens betreden en het kruis gedragennbsp;heeft, maar juist langs dien weg tot heerlijkheid isnbsp;ingegaan. Die blik herstelt de rust en kalmte innbsp;zijn gejaagd gemoed. Zij doet het hein gevoelen;nbsp;)gt; de dienstknecht is niet meerder dan zijn Heer.”nbsp;Ligt wordt hem de last, die vroeger pijnlijk drukte-luchtiger de tred op den smallen weg, die nog kortnbsp;geleden loodzwaar voortging, en wat hem nog over-kome, het blijft de roemtaal zijns geloofs: n Iknbsp;vermag alle dingen door Christus, die mij krachtnbsp;geeft.” (1)
Dat zelfde geloof, eindelijk, die zelfde overtuiging is het ook, welke hem de ure des doods kalm en gelatennbsp;doet te gemoet zien. Bitter in vele opzigten is hetnbsp;sterven, dat laatste tijdstip van ons verblijf hier opnbsp;aarde. De scheiding van ziel en ligchaam, het vaarwel zeggen aan het licht der zon, het verlaten vannbsp;alles wat ons dierbaar is, het henengaan naar eennbsp;onbekend gewest, van waar nooit eenig stervelingnbsp;terug keerde. Voorwaar alles, wat de jongste urenbsp;voorafgaat en vergezelt, en daarop onmiddellijk volgt,nbsp;maakt het sterven pijnlijk en zwaar. Maar neen,nbsp;niet voor den Christen, slechts voor den zondaar isnbsp;het dit. Ook in die uren kent de discipel van Jezusnbsp;de rots waarop hij bouwt, en het anker der hopenbsp;waaraan hij zich sast klemt. Ook nu is de herin-(t) Phil, tv: 13,
-ocr page 13-13
nering; » iA ben een Christen,” genoeg om zijnen moed te yerlevendigeu en het geloof in hem te versterken; mijn Heer, dien ik toebehoor, zal ook nunbsp;mij niet begeven of verlaten. Wat meer zegt: hijnbsp;ziet met heilige vreugd die ure naderen. Hij hijgtnbsp;naar dezelve, meer dan de gevangene naar de verlossing uit zijnen dompigen kerker, omdat zij hemnbsp;henen voort in de nabijheid van dien Heer dien hijnbsp;op aarde diende, wiens voetstappen hij zocht tenbsp;drukken. En nu zou de vriend niet verlangen naaide ontmoeting van zij nen boezemvriend ? Hoe meernbsp;de Christen toeneemt in gelijkvormigheid aan zijnennbsp;Heer, des te minder begint hij zich hier op aardenbsp;te huis te gevoelen. Vreemdeling in den volstennbsp;zin des woords is hij dan hier beneden, en verlangend begint hij uit te zien naar het einde van zijnnbsp;zwerven zoo ver buiten zijn ware vaderland. Datnbsp;is het wat hem vrolijk doet juichen als de togt iinbsp;volbragt. Dat, wat de prikkel ontneemt aan dennbsp;dood, zoodat hij de bitterheid van het sterven nietnbsp;meer smaakt. Pijnlijk mogen zijne smarten zijn,nbsp;hij gevoelt ze niet; want het geloofsoog ziet reedsnbsp;den hemel geopend. Zwaar moge de strijd zijn dienbsp;zijne nog overgeblevene krachten met den dood voeren; hij weet het, na dezen zal geen vijand zijnnbsp;geluk meer belagen. Het is hem, als of een bodenbsp;des vredes uit hooger kringen nederdaalt, naast zijnnbsp;leger staat om zijnen moed te schragen en zijnenbsp;kracht te versterken. Ziet, daar nadert hem denbsp;engel des doods. Met een glimlach om de ver-
-ocr page 14-bleekte lippen sluimert hij in voor een beter leven ; en zijn laatste juichtoon hier beneden wordt zijnnbsp;eerste loflied hier boven;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» Hoe zalig is het, een
Christen, een discipel van Jezus te zijn!”
Zietdaar, lezers, wat het zegt, die overtuiging, waar zij regt levendig en ongeveinsd is:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» Ik ben een
Christen.” Hebt gij de heldin bewonderd, wier laatste lijden en sterven wij u verhaalden, o, be-wondei't nog meer de godsdienst, die zulk eenenbsp;kracht uitoefent, zulke helden vormt tot den zwaarstennbsp;en moeijelijksten strijd. Maar neen, het blijve niet bij
enkel bewondering: zij is vlugtig en haar indruk
ras voorbijgaande. Waar niet de begeerte in u ontwaakt is: mogt ook aan mij zich aldus de kracht van Christus openbaren! daar is de blik op onze martelares vergeefs en geheel onvruchtbaar geweest. Maarnbsp;is die begeerte in u opgewekt, ach, onderdrukt haarnbsp;niet. Zij vure u aan, om van nu af in uw levennbsp;te toonen; » Christus leeft in mij.” Ziet daartoe opnbsp;zoovelen, die dit in waarheid konden getuigen, ooknbsp;op haar van wie dit Stukje u sprak. Of ontmoedigen u die voorbeelden, omdat gij zooveel gebrek ennbsp;zwakheid in u ontwaart, ziet dan af van die allen,nbsp;en verheft uwen blik tot den Heer, dien zij diendennbsp;en van wien zij hunne kracht en steikte ontleenden.nbsp;Hij is de Barmhartige en Getrouwe, die uwe tranennbsp;ziet, uwe zuchten opmerkt en uwe gebeden in zijnennbsp;naam opgezonden, bij den Vader wil veraangenamen.nbsp;Ja, ziet op Hem! Tracht zijn beeld, zooals Hij hiernbsp;op aarde leefde en rondwandelde, u hoe langer zoo
-ocr page 15-bestemder eix levendiger voor oogen te stellen. Vraagt in alle omstandigheden uws levens u zelven af: Hoenbsp;zou mijn Heer en Heiland hier gehandeld hebben?nbsp;maar vertraagt dan ook niet om in denzelfden zinnbsp;en geest te handelen, al moest het u vele opofferingen en ontberingen kosten. En bovenal, vergeetnbsp;het bidden niet. Bidt veel, dagelijks en zondernbsp;ophouden om den Heiligen Geest, die uw verstandnbsp;verlichten, uw hart reinigen en vernieuwen wil, ennbsp;alleen den ouden mensch in u kan ten onder brengen.'nbsp;Wanneer gij zoo leeft, o! er is geen twijfel aan ofnbsp;Christus zal in u eene gestalte verkrijgen. Dan mogenbsp;de wereld u haten en vervolgen, omdat gij niet vannbsp;haar zijt; maar geen nood, gij behoort uwen Jezusnbsp;toe. Die gedachte schenkt meerder rust en vreugd,nbsp;als wanneer gij de geheele wereld hadt gewonnen.nbsp;En waar de dienaar der wereld in radelooze wanhoop en vertwijfeling verzinkt, daar kunt gij blijdenbsp;juichen:
Jezus is mijn Heer en Koning,
Die mij woning In Zijns Vaders huis bereidt;
Wat mij hier ook moog ontbreken ,
In die streken Wacht mij rust en zaligheid.
Die genade, lezers! verleene God aan u en aan tn^. Het zij daartoe uw en mijn ernstig voorne-
-ocr page 16-men, uwe en mijne dagelijkse lie bede, door dc lezing van dit stukje opgewekt of versterkt:
Dat mijn ziel met woord en daden.
Op mijn paden.
Zich dan gansch aan Hem gewenn’;
Laat vooral mijn laatste dagen Blijken dragen.
Dat ik Jezus eigen ben.
Gezang LI; 1, 6.