-ocr page 1-

wmm

INWENDIG CHRISTENDOM

ONDElt

HOTTENTOTTEN.

Voor ongeveer 23 jaren is lict hier medegedeelde; Inwendig Christendom onder Hoitentotten, in het licht gegeven in den Zaadzaaijer, ennbsp;met goedvinden van den schrijver en uitgevernbsp;daaruit ontleend. Zoo dit iemand bevreemdennbsp;mogt, dan bedenke hij, dat de Heer thom, bijnbsp;zijn verblijf in ons vaderland ten jare 1821^nbsp;aanleiding heeft gegeven tot de oprigting vannbsp;het eerste Vrouwen Hidp-Zendelinggemotschap innbsp;ons midden. Daarbij vindt men hier eenenbsp;proeve, op welke wijze men eenvoudige Heidenen onder zegen van boven, tot kennis vannbsp;het Evangelie kan brengen, en dat door eenennbsp;uit hun midden. Welligt wordt ook door denbsp;dwaasheid dezer prediking, deze of die, wiennbsp;geene wijzer woorden troffen, behouden. Mogenbsp;maar de Christen uit Africa’s binnenlanden,

-ocr page 2-

den Christen uit het beschaafd Europa niet veroordeelen, als het eens minder op de wijsheid der woorden, dan op geloof door de liefdenbsp;werkende, zal aankomen.

De Heer thoji, Engelsch Zendeling en Predikant in de binnenlanden van de kaap de Goede Hoop, werd voor eenigen tijd hier tenbsp;lande in een gezelschap ondervraagd, op welknbsp;eene wijze men toch te werk ging, om de zoonbsp;onwetende en woeste Hottentotten eenige geestelijke denkbeelden van het Christendom mede tenbsp;deelen. Ja, antwoordde hij, het gaat ook daarnbsp;als overal bij de onbeschaafdste klasse der men-schen het geval is, zij zijn zeer zinnelijk, ennbsp;meer nog dan men dat uit hetgeen men hiernbsp;ziet, zich kan voorstellen. Evenwel met behulpnbsp;van ophelderende vergelijkingen, ontleend uitnbsp;bij hen bekende zaken, gelukt dit door dennbsp;Goddelijken zegen dikwijls beter dan men zounbsp;denken.

’t Is moeijelijk die menschen eenig denkbeeld van hunne ziel en deszelfs geestelijke werkingnbsp;te geven, en daardoor van hetgeen bekeeringnbsp;de* harten mag genaamd worden. Ik herinner

-ocr page 3-

mij hun, na onderscheidene vruchtelooze pogingen, dat eens met zeer goed gevolg te hebben opgehelderd met de gelijkenis van een wagenrad (*), uit welks middelpunt de spaken liepen,nbsp;die in hetzelve hunne vastheid hadden, en welkenbsp;wederom in het buitenste van het rad vastnbsp;waren, en door hetzelve in evenredige gesteldheid gehouden werden. Het middelpunt was hetnbsp;beginsel des harten, de spaken waren de vermogens der ziel en hare werkzaamheden, en denbsp;omtrek van het rad was de uitwendige wandel.nbsp;Nu, zeide ik hun, is het immers niet genoegnbsp;den uiterlijken omtrek en de spaken goed tenbsp;maken of te repareren, zoo lang men het middelste gedeelte niet hecht en sterk gemaaktnbsp;heeft. Neen, neen, was hun antwoord, daaropnbsp;steunt alles, en dat moet alles vast en goednbsp;maken. Nu, hernam ik, evenzoo is het metnbsp;de bekeering. Het uitwendig leven is zooveelnbsp;als het buitenste van het rad, en dat moetnbsp;goed zijn, maar dat is niet genoeg, — kennis ennbsp;gemoedsbewegingen en werkingen, zijn zooveelnbsp;als de spaken; als die goed zijn is het nog nietnbsp;genoeg op zich zelve, het komt vooral aan opnbsp;het beginsel van het hart, daar alles uitgaat,

(*) Het derde van vergelijking en de stompheid der mcnschen moet hier ^at in aanmerking genomen worden. ;

*

-ocr page 4-

even gelijk ia het middelpunt van het i'ad alles zijne vastheid heeft. En daarvoor dus, voornbsp;de bekeering van uw hart, moet gij in donbsp;eerste plaats bezorgd zijn. En nu toonden zijnbsp;het te vatten.

Meermalen, zeide dc Heer thom, heb ik met zigtbare vrucht over den brief aan philejiox,nbsp;gepredikt •—• en ik herinner mij onder anderen,nbsp;dat, toen ik eenmaal in de toepassing vroeg:nbsp;„Is hier ook zulk een ONESIMüS?” een slaaf innbsp;het midden der vergadering uitriep: „ Ja, Leer-

aar! dat ben ik: een regte drosser____” Waarop

ik hem daarover onderhouden hebbende, met eenen brief van voorspraak aan zijnen Heernbsp;terug zond.

Hierop verhaalde de Heer thoji, dat hij meermalen met genoegen, en zelfs met bewondering der eenvoudige naïveteit, oenennbsp;Hottentotsolien Medehelper, genaamd cüpidonbsp;KAïcA-LAH (1), tot zijne mede-Hottentottennbsp;alzoo had hooren prediken, en toen men zijnnbsp;verlangen te kennen gaf, om daarvan iets

1

Van dezen cupido kan men meer vinden, behalve in de Maandelijksebe Berigten van het Nederlandschenbsp;Zendelinggenootschap, en het Magazin fur die neuestenbsp;Geschichte der Kvangelisoher Missions nnd Bibelgeselschaf-ten, Bazel 1823, Ster Jahrgang, Quartalheft.

-ocr page 5-

meer te hooren, gaf hij er tie volgende proe* ven van:

Eenmaal over een der wonderen van den Zaligmaker predikende, zeide hij, na de verklaring van de geschiedenis, bij de zaak stilstaande:„Gijnbsp;wilt altoos zoo gaarne van wonderen hooren,nbsp;en wonderen zien, ziet daar nu een wonder!nbsp;Ja maar^ zult gij zeggen, als er iemand kwam,nbsp;die nog dat en dat deed, die zulke en zulkenbsp;wonderen verigte. — Ach! gij zijt zoo stomp,nbsp;dat gij niets verstaat, al ziet gij het voor uwenbsp;oogen. Ik zeg u, daar geschieden nog gedurignbsp;wonderen, maar gij ziet ze niet, omdat gijnbsp;niet opmerkt, gij slaat er geen acht op. Iknbsp;zal het u aantoonen. (Er was een algemeenenbsp;en gespannene aandacht). Neemt het oude Testament, en leest eens uit het elfde kapittel vannbsp;den Profeet Jesaïas, vers 6, 7, 8, 9. En denbsp;tcolf zal met het lam verkeeren en de luipaardnbsp;hij den geitenhok nederliggen, en de kalf en denbsp;jonge leeuw, en het mestvee te zamen, en eennbsp;klein jongsken zal ze drijven. Be koe en denbsp;hfierin zullen zamen leeiden, hare jojigen zullennbsp;zamen nederliggen, en de leeuw zal stroo etennbsp;gelijk de os; en een zoogkind zal zich vermakennbsp;over het hol van eenen adder, een gespeend kindnbsp;zal zijne hand uitsteken in de kuil des hasüisken.

-ocr page 6-

Men zal nergens leed doen noch verderven op den ganschen berg mijner heiligheid', want (letnbsp;nu wel op!) loant de aarde zal vol zijn van denbsp;Tcennis des HEEBEN, gelijh de wateren dennbsp;bodem der zee hedehhen. — Dat liebt gij nunbsp;gehoord. Als daar nu eens eeu groote, brullende leeuw, even als wij met zooveel gevaarnbsp;en vrees geschoten hebben, als zoo een grootenbsp;schrikkelijke, brullende leeuw in de Kaapstadnbsp;kwam, wat zouden ze allen vlugten; en alsnbsp;die verschrikkelijke leeuw, nu bedaard ennbsp;stil en tam met een klein lammetje zamennbsp;ging, en dan eene beerin en eene koe metnbsp;de jongen door elkanderen; wat zoudt gijnbsp;roepen: een wonder! een wonder! — Nu iknbsp;zeg u, zij gebeuren nog gedurig, die wonderen; juist niet zoo als gij ze alleen in uitwendige dingen zien wilt, maar zie daar die,nbsp;en die, en die, welke gij kent; zij leefde immersnbsp;zoo woest en zoo goddeloos, even als de wildenbsp;dieren, zoodat slagen er niets aan deden omnbsp;ze beter te maken; en nu, dat zijn ze geworden door Cliristus, stille, brave menschen,nbsp;zoo gedwee en goedwillig. Zegt nu, dommenbsp;menschen! zijn dat nu niet die groote, grimmigenbsp;leeuwen in lammeren veranderd? Is dat nietnbsp;een zoo groot, nog grooter wonder in de.

-ocr page 7-

genade, dat ziet ge voor uwe oogen, (*) ea merkt ge daar niet op?”

Op eenen anderen tijd over den dood en het eeuwig leven predikende, zeide hij ondernbsp;anderen: Daar ziet gij den mensch koud ennbsp;onbeweeglijk: — hij is dood, zegt gij, — denbsp;arme mensch! hij is dood, hij is er niet meer!nbsp;zoo staat gij bij hem te kermen. — En ik zegnbsp;u, hij is niet dood. — Wat is toch dood? —nbsp;Ik zeg u, het is niet die mensch, het is zijnnbsp;lijk maar, hij is het zelf niet. — Dat verwondert u, kom ik zal het u ophelderen. Gij weetnbsp;het nog wel, toen we laatst op de jagt waren,nbsp;zagen wij eensklaps vlak voor ons, zulk eenenbsp;scln-ikkelijke groote slang. Niet waar, wat warennbsp;wij bang, vooral toen wij dien ijselijken kop daarnbsp;tusschen die wiek henen zagen. Stok stil stonden wij en wij sidderden van angst. Wij zagennbsp;toe, en ziet de slang bewoog zich in het geheelnbsp;niet; wij wachtten nog een weinig, maar nognbsp;zagen wij geen de minste beweging, ook nietnbsp;toen wij langzaam voortgingen. Wij wistennbsp;niet wat dat was, maar toen wij er eindelijknbsp;bij kwamen, zagen wij duidelijk dat het hetnbsp;vel van eene slang was, de slang zelve was

(*) De Leeraar zelf was het bewijs, en zijne prediking rvas wel uit bevinding.

-ocr page 8-

er uit, en had haar vel achter gelaten. Ziet dat is de dood. Daar ligt het lijk, maar denbsp;mensch is er uit, en dat lijk is de menschnbsp;niet, het is maar de huid. Dit, (op zichzelvennbsp;wijzende) dit is de mensch.

Nog eene andere keer had hij tot tektst: Gelooft in den Heer Jezus Christus en gij zultnbsp;zalig ivorden, en sprak dezer voege tot zijnenbsp;hoorders. Ik weet gij zijt stompe menschen,nbsp;en weet niet wat geloof is; en gij zult tochnbsp;door het geloof moeten zalig worden. Gijnbsp;neemt Christus voor het geloof en het geloofnbsp;voor CHRISTUS, en dan eens weer het evan-GEUiE voor het geloof, en zoo verward spreektnbsp;gij er over onder malkanderen. Ik zal u nunbsp;zeggen wat het geloof, en wie Christus voornbsp;u is, en waartoe gij het evangelie hebt;

Daar gaat gij van den regten koningsweg,

de linkerhand om, cenen geheel verkeerden

weg in. Zij schijnt in een mooije kloof of

dal te leiden, maar komt in een leelijk moeras

idt. Daar komt nu iemand u achter aan. /

Hij ziet u loop en, en denkt: ach, die arme menschen! zij zijn verdwaald, en weten hetnbsp;zeker niet, dat in die kloof zulk een bedrie-gelijk moeras, en in dat moeras zulk eenenbsp;gvondelooze put is, daar ze in verzinken

-ocr page 9-

zullen. Hij loopt, en roept u achter na: Menschen, menschen! gij zijt verkeerd, gijnbsp;gaat naar den dood, keert toch weerom, anders zinkt gij in eene grondelooze put. — Maarnbsp;ja, gij hoort niet naar hem, gij hebt het ooknbsp;veel te druk met elkanderen, en zijt tenbsp;nieuwsgierig wat gij in die mooije kloof zultnbsp;vinden, en zoo als gij er in komt, en doornbsp;het moeras henen wilt baden, paf daar ligtnbsp;gij in de put: hoe meer gij spartelt om ernbsp;uit te^ komen, zooveel te dieper zinkt gij innbsp;de modder: gij kunt ook tegen den kant nietnbsp;opkomen, en een, die het meende, en watnbsp;liooger dan de anderen gekomen was, stondnbsp;daar en riep: kom ik wil u helpen, maar,nbsp;toen hij zich maar een weinig bewoog, gleedtnbsp;hij zelf af en zonk nog het diepst van allen.nbsp;Hij » was geheel weg. — Daar ligt ge nu,nbsp;en gij kunt u zelven, en malkanderen nietnbsp;helpen. O hoe schreeuwt en jammert genbsp;nu: Ach hadden wij maar gehoord! warennbsp;we maar teruggekeerd! Hoe zullen wij dennbsp;dood nu ontkomen? wij zinken al dieper ennbsp;dieper weg! — Let nu wel op: daar komtnbsp;nu die man, die u heeft nagcroepen, hijnbsp;had het wel gedacht, ei\, hij is u nagegaan.nbsp;Wat zegf hij? verwijt hij het u:_daar ligt

-ocr page 10-

10

gij nu, en gij kunt u niet helpen, en gaat hij dan weg? Neen. Stil, menschen! roeptnbsp;hij u toe, gij kunt er niet, uitkomen, maarnbsp;wacht, ik zal u helpen. Daar, dat touwnbsp;moet gij aanvatten en goed vasthouden! Hijnbsp;werpt u een lang touw toe, en die het vasthouden, — want de een moet het den anderennbsp;zoo weel hij kan ook toereiken, —• die hetnbsp;goed vasthouden, en blijven vasthouden, dienbsp;trekt hij met alle magt op den kant, ennbsp;behoudt hij in het leven. Zoo goed en zoonbsp;sterk is die man. Maar ongelukkig diegenenbsp;onder u die zeggen, wat zal dat touw mijnbsp;helpen, en het van zich afwerpen. Zou datnbsp;geene groote dwaasheid zijn! — En wat zultnbsp;gij nu doen, als gij gered en veilig op dennbsp;kant staat? —• Zult gij het touw in uwe armennbsp;drukken, en zeggen: lief touw! gij hebt mijnbsp;gered? — Zult gij zeggen: Ik heb mij zelvennbsp;gered, want ik heb het touw vast gehouden? —• Of zult gij niet dien goeden en sterkennbsp;man danken, voor hem op de knieën vallen,nbsp;en zeggen: gij, gij hebt mij gered van dennbsp;dood.

Ziet, nu kunt gij het alles leeren en weten. Die man is Chkistüs, het touw is het Evangelie^nbsp;en het vasthouden van het touw, waardoor

-ocr page 11-

11

gij gered wordt, is het geloof. Ziet gij het nu wel dat het eigenlijk cheistüs is, die ons redt,nbsp;door middel van het Evangelie, en dat hetnbsp;geloof eindelijk door het Evangelie Christusnbsp;vasthoudt, wiens liefde en magt ons uit onsnbsp;verderf trekt. Maar die man onder u, dienbsp;een weinig hooger gekomen was, en zichzelvennbsp;en u meende te redden, maar geheel wegzonk^nbsp;dat is een Fariseeuw, zoo als wij daarvan innbsp;het Evangelie lezen*, en hierover sprak hijnbsp;vervolgens in bijzonderheden.

-ocr page 12-

C\

liij de Drukkers eo Boefcverkoopers M. Wijt amp; Zonsw zijn verkrijgbaar de volgende Kleine Stukjes;

Cents.

42.Hugo Bourne. •...»•. 074 45.De Christelijke viering vannbsp;den Zondag ........05

44. nbsp;nbsp;nbsp;Henry O booki ah, inboorlingnbsp;der Sandwichs-eilanden. . 10

45. DeZend«lingeninGroeniand 15

46. Hetbezoek bij een kranke. 15

47. Twee Brieven van een*nbsp;Leeraar in Zuid-Afrika. • 15

48. Fo]ycarpus. . .......10

49. nbsp;nbsp;nbsp;Als God werkt, wie zal dan

keeren?..........15

50. De Soldaten-dochter. ... 10

51. Het gelukkige Sterfbed • . 10

52. De weg en het middel • • • 15

53. DeGast zonderBruiloftskl. 07^

54. TrelFend voorbeeld. .... 07^

55. Levensschets van Blumbardt 15

56. Hadara,een jongAbyssiniër 04

57. De Oude Geneesheer. ... 10

58. Roepstem des Heeren ... 15

69. Anna Walsh........07^

60.Eerste zending teSlThomas 15 Gl.Thirza, of de aantrekkingskracht van het Kruis ... 20

62. nbsp;nbsp;nbsp;Merk waardig voorbeeld van

vroege Godsvrucht.....07^

63. De Russische Kleermaker. 074nbsp;64.Senigo kenmerken van een

kind Gods ......... 07|

65.Overtuiging verwaarloosd . 124 66.EenwoordaanjongeMoeders 074nbsp;67*De onbekende Zendeling . O4nbsp;68.Plet leven en sterven vannbsp;Mevrouw RuaipiF ..... 10

69.Opmerkelijke leiding Gods 074

70. Een nieuw Traktaatje. . . 10

71. De vrome Landman .... 074

72. Ernstige gedachten over de

Eeuwigheid nbsp;nbsp;nbsp;074

73. Maria. ••••••.••••10

74. William..........074

75*De bejaarde Christen in het

Gasthuis . • . .......03

76«Lord Teignmouth . . • • • 10

77. Loven van Schwartz. ... 08

78. Wie zoekt die vindt. ... 05

79. Levensb. van een* Soldaat. 05nbsp;SO.Pacalsdorp. .••••«• 074nbsp;Sl.Onnoodige zorgen. • • • . Qi

.................. • 08

85.Twee Bureu........10

84. Debekeer. van A.H.Franke. 4

85. Blandiaa •••••.....nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;74

86. Bede van een Grijsaard. . . 10

87. HetHuisg0z.teHealherdalo 15

Cents.

l.Iievensgeschiedenis van

Peter Liohbeck nbsp;nbsp;nbsp;^ . 15

2. De Tvelbealede Stuiver . . 10

3. De Wever uit Welsh. • . 07*

4. De kleine Bewoner van hetnbsp;Auvergnésche Gebergte. . 10

5. Arme Saranbsp;nbsp;nbsp;nbsp;07|

6. De jonge Hutbewoonster . 22^nbsp;7.0pwekjcing te Dlberfeld • 05nbsp;8.De lersche Boer ..... 10nbsp;S.Dlisabelh Cunningham » • 20

10. Geschiedenis van JohnB.O'-bensj de Matroos ..... lO

11. Uitbreiding van de Parabel 10

12. Het Leven Van Kolonel Jacob Gardiner. . . ......m

13. De Stroopers—dochter . . . 10nbsp;l4gt;De Bode met goede tijding 15

15. Jansje Allan ........ 15

16. Zonderlinge tusschenkomstnbsp;der Voorzienigheid .... 07

17 .Levensber. van AmeliaGale 10 18.Sara Hill, de leerling van

de Zondagschool .....15

lO.DeGeschied.vanMarySmilh 12^

20. De Dorps-predikant. ... 10

21. De waarheid en uitwerkselen van het Dvangelie. . 10

22«Kracht des gcloofs,bij treffende beproeving ..... 10 23.Herman de Houthakker . ¦ 12^nbsp;24Laatsto uren v. JohnCowper 10

25. Het einde van den tijd. . . 10

26. Wat God bewaart, ia welnbsp;bewaard •*.... ••••15

27. Wie zijt gij? Wat hebt gij

te doen? ..•.'•..•••10

28. DeWeêrhaanvanhelKasteel 12^

29. Eben-Haëzer in Latakko*. 10nbsp;SO.Henige berigten van Indi-

aansche Bekeerlingen ... 10 51 .De Christen-feeslen» . . • 05nbsp;52.Verhaal van twee reizende

Predikers •.•..•... 07^

35. De Tijd en de Eeuwigheid. 10

54. Kortenheilz.6erigtaanallen 10

55. LevensloopvanJohan.Coen-

raad Ter Linden......07^

36. Een Beroep op het hart.« . 12^nbsp;57.Trokken uit het loven eens

Landmans in den Elzas • . 10 58.Sterfgevallen van zeven

bekeerde Heidenen * • . • 10 59.Levensloop vanC.L.TÖpfer 07^

40. Eenige bijzonderheden uilnbsp;het leven van Morrison • . 15

41. Ljdia S....... . . . • 07^

4’