DE EERSTE KAPITEIN VAN EEN
ZENDELINGSCIIIP.
vVW'VA/VWV'.A./V*’--'-
TE ROTTERDAM, BIJ M. WIJT amp; ZONEN.nbsp;1849.
-ocr page 2- -ocr page 3-In cle tweede helft der achttiende eeuw werd in den omtrek \a,n New-Castle in Engeland jacob winsosnbsp;geboren. Hij was de jongste van negen kinderen.nbsp;Zijn vader, die koopvaardijkapitein was, leidde ooknbsp;dezen zijn’ zoon voor de zeedienst op. Van eenenbsp;reis naar Amerika teruggekeerd, ging hij als onderstuurman naar Oost-Indië, en diende daar zijn vaderland in den oorlog tegen de Franschen en tegennbsp;iiYDEB ALi, den Sultan van Myzore. Zijn hoofdoog-inerk was het leven regt te genieten, en zooveelnbsp;geld te verdienen als mogelijk was, om later vrolijknbsp;en op zijn gemak zijne dagen te kunnen doorbrengen.nbsp;Hij dacht eens goed te zorgen voor een’ aangenamennbsp;ouden dag, en daarom ontzag hij in zijne jonge jarennbsp;ook geene inspanning of moeite. Het ontbrak hemnbsp;ook geenszins aan kracht en geschiktheid naar geestnbsp;en naar ligchaam. Toen hij nog maar korten tijdnbsp;in Indië geweest was, vond hij reeds gelegenheid omnbsp;zijn vaderland eene zeer gewigtige dienst te doen.nbsp;De Engelsche Generaal coote namelijk was bij Gud-dalore met zijne legerafdeeling geheel ingesloten. Aannbsp;de landzijde belette hydee ali allen toevoer, en opnbsp;zee verhinderde zulks eene vloot van Fransclie oor-
-ocr page 4-logscliepen. Dü Generaal smith, die te Madras bevel' voerde , vroeg nu onzen jeugdigen zeeman ofnbsp;liij liet zou durven wagen, om met eenige trans-portsehcpen door de vijandelijke vloot heen te zeilen.nbsp;^VILSOX beloofde het te beproeven, en mogt ook hetnbsp;waagstuk gelukkig volvoeren. Hij bragt een’ ruimennbsp;voorraad van benoodigdlieden aan het schier uitge-liongerde leger , en hij werd ook door coote als eennbsp;bode des hernel.s ontvangen. Hij moest aan tafel denbsp;plaats innemen aan de regterhand van den Generaal,nbsp;en behalve een eervol en hoog loffelijk getuigsclu-iftnbsp;dat deze hem uitreikte, bragt de zoo gelukkig geslaagde togt hem eene geldelijke belooning van omtrent 7000 daalders op. Dit was dan ook alles waaropnbsp;het bij hem aankwam. Geld was hem zoo te zeggennbsp;zoo dierbaar als dagelijksch brood, en de eer die ernbsp;dan bijkwam, nam hij gaarne als toegift aan. Datnbsp;God het was, zijn Hemelsche Vader, die uit barmhartigheid zijn ondernemen met zegen bekroond had,nbsp;daaraan dacht hij niet. Den lof dien men hem voornbsp;zijne daad toezwaaide, nam hij even koel en onverschillig aan als een stomme afgod den rook der offerhanden. Hij begreep dat hij daarop volkomen regtnbsp;had. En toch had hij het wel beter kunnen weten.nbsp;Het is zoo , ik weet niet hoe zijne opvoeding geweestnbsp;is. Ik kan u niet mededeelen of al dan niet eenenbsp;tender liefhebbende moeder over zijne eerste schreden gewaakt, en hem in zijne kinderlijke jaren reedsnbsp;gesproken heeft van hot Lam Gods, dat voor onzenbsp;zonden zich zelf heeft opgeofferd. Ik weet niet ofnbsp;zijne onderwijzers dat fondament in hem gelegd had-
-ocr page 5-den, buiten hetwelk geen andoi' gelegd worden kan. Maar te dier tijd bevond zich in India, en ook bijnbsp;het Engelsche leger een man Gods, die een lichtnbsp;was ^schijnende in eene duistere plaats”, en dat nietnbsp;minder ten nutte der Christenen als voor het heilnbsp;der arme Heidenen. Die man was, feeüerik Ciieis-TiA.tN SCHWAEZ, een edelaardig Duitscher, die aksnbsp;Zendeling uit flade was overgekomen, en zijne standplaats had tc Tanjore. Hij had zich door zijne vroomheid en zijn’ rcgtschapen wandel zoo wel bij denbsp;Christenen als bij de Mohamedanen hooge achtingnbsp;verworven. Daarom ook wist de Gouverneur vannbsp;Madras, toen hij vredesonderhandelingen met hydernbsp;AI.I aanknoopen wilde, geen’ beteren bemiddelaar tcnbsp;vinden dan dezen gezant van cheistus. Schwarznbsp;werd dan geroepen. Hij aehte zulk eene bemiddeling des vredes geheel met zijne evangeli.schc roepingnbsp;overeenkomstig, en bedacht zich dus ook niet lang.nbsp;Hij ging dan, zijn vertrouwen op God stellende,nbsp;het hol van den tijger binnen; immers wij doennbsp;hyder ah volstrekt niet in zijne oer en karakter tcnbsp;kort, wanneer wij zijne hoofdstad met dien naamnbsp;aanduiden. Maar zelfs deze man gevoelde een’ on-willekeurigen eerbied voor den Zendeling. Toennbsp;SCHWAEZ de vredesvoorslagen bekend gemaakt had.nbsp;en nu vertrekken wilde, bood ali hem eene beursnbsp;met 200 daalders ten geschenke aan , maar senWARznbsp;weigerde ze aan te nemen. De Mahomedaan drongnbsp;nu evenwel te meer daarop aan. Sciiwarz zeidenbsp;toen dat hij het geld wel wilde ontvangen, zoo hijnbsp;daarvoor te Tanjore eene christelijke school raogt op-
-ocr page 6-rigten, cn de Mahomedaan stemde daarin toe. hyder ALI had ook aan zijne officieren het bevel gegevennbsp;dat zij den eerwaardigen vader schwaez overal vrijnbsp;moesten laten gaan, waar en wanneer hij wilde.nbsp;“ Hij is een heilig mandit voegde hij er bij, “ ennbsp;hij meent het goed met mij.” Zulke heilige mannennbsp;waren toen evenwel voor wilson nog vrij onverschillig. Het Evangelie was hem nog eene dwaasheid, gelijk het dat weleer den Grieken geweest was.nbsp;Maar nu beproefde God het anders met hem. Eeni-gen tijd later had namelijk wilson een’ aanzienlijkennbsp;krijgsvoorraad aan boord, die voor den Admiraalnbsp;HUGHES bestemd was, en nu werd hij door de Fran-sclien genomen, die hem vervolgens met nog een aantal andere krijgsgevangenen voor de som van 200,000nbsp;daalders aan hyder ali verkochten. Zij zouden gc-zamentlijk van Cuddalore, dat toen door de Franschennbsp;bezet wasf, naar Seringapatam vervoerd worden. Dezenbsp;gevangenschap boezemde wilson moer vrees in dannbsp;de dood zelf kon gedaan hebben, en hij besloot daarom eene poging te wagen om zich met de vlugt tenbsp;redden. Hij sprong dan in de schemering van dennbsp;muur der vesting, die 40 voet hoog was, naar beneden , en zijn getrouwe bediende volgde hem. Zondernbsp;merkelijk letsel aldus beneden gekomen, was denbsp;eerste vraag die wilson zijn’ knecht deed: “Toby,nbsp;kunt gij zwemmen?” en het antwoord luidde “Neen.”nbsp;Dit was eene groote teleurstelling, want de gansche,nbsp;uitgestrekte vlakte, welke zij in hunne vlugt moestennbsp;dóórtrekken, werd door de wijde en diepe vertakkingen van de Coleroon-r'vfÏBv doorsneden. Evenwel
-ocr page 7-wilde kapitein wilson den man niet hulpeloos achterlaten , en drie dier rivierarmen zwom hij over met TOBT op zijn’ rug. De vierde arm was daartoe evenwel Jte breed, terwijl hier ook de vloed uit zeenbsp;met geweldige ki-acht instroomde. Toen wilson daarom een eind weegs in deze vierde vertakking gezwommen had, gevoelde hij dat hij met geene mogelijkheid met zulk een’ last beladen de overzijdenbsp;zou kunnen bereiken. Hij keerde dan terug, zettenbsp;TOBY aan land, en gaf hem eene aanbeveling aannbsp;een’ zijner vrienden, hetwelk ook alles was wat hijnbsp;voor hem doen kon. Hij heeft later nooit weder vannbsp;dezen getrouwen bediende gehoord. Zonder zich eennbsp;oogenblik te bedenken sprong wilson nu weder innbsp;de rivier; maar wat hij deed, hij kon niet voorwaartsnbsp;komen, en de geweldige vloed wierp hem op eennbsp;ander punt weder aan wal terug. Hier ontdekte hijnbsp;tot zijne blijdschap eene boot en twee Indianen ernbsp;bij , die hem in het eerst de overvaart wel belettennbsp;wilden, doch hem weldra integendeel daartoe denbsp;behulpzame hand boden, Bij helderen maneschijnnbsp;zette hij alsnu de vlugt voort. Tegen het aanbrekennbsp;van den dag kwam hij bij den vijfden rivierarm aan,nbsp;die de breedste was van allen. Daar hij doodelijknbsp;afgemat was door de groote krachtinspanning van dennbsp;vorigen dag, verloor hij bijna geheel den moed, toennbsp;hij de geweldige breedte van dezen stroom overzag,nbsp;en hij bleef eenige oogenblikken besluiteloos aan dennbsp;oever staan. De gedachte evenwel aan de gevarennbsp;die hem in zijnen rug bedreigden, deed hem allennbsp;angst verbannen, en hij wierp zich dan op nieuw in
-ocr page 8-de golven. Omtrent het midden van den stroom bereikte hij een’ grooten boom, wel zoo zwaar en lang als de mast van een schip, die door de golven werdnbsp;voortgedreven. Op dien boom legde liij zich nu metnbsp;hoofd en armen neder, en bragt in dezen toestand,nbsp;zwevende tusschen dood en leven, ruim een half uurnbsp;al slapende door. Bij het eerste morgenlicht had hijnbsp;den anderen oever bereikt, en nu geloofde hij ooknbsp;alle gevaar te boven te zijn. Hij beklom eene zand-hoogto om eens goed rond te zien, maar o! in ditzelfde oogenblik ontdekte hij eene menigte ruiters vannbsp;HTDER ALi, dio tot zijn ongeluk hem insgelijks innbsp;het oog gekregen hadden. Zij renden op hem aan ,nbsp;en schudden hem naakt uit, terwijl zij hem vervolgens met op den rug gebondene handen naar het hoofdkwartier van den sultan van Mysore medesleepten.nbsp;Voor hij daar aankwam had de brandende zonnehittenbsp;hem het vel derwijze verschroeid, dat zijn geheelenbsp;ligchaam met blaren overdekt was. Een van hydernbsp;Ai.i’3 bevelhebbers nam hem nu aanstonds onder eennbsp;scherp verhoor, en vroeg hem onderanderen wie hijnbsp;was, waar hij van daan kwam, en waarheen hij gaannbsp;wilde. Wilson gaf daarop een getrouw verhaal vannbsp;zijne vlugt en van de gevaren die hij had moetennbsp;doorstaan. » Gij liegt,” hernam de bevelhebber,nbsp;“ want nog nooit is een mensch over den Coleroonnbsp;gezwommen. Wie er maar den vinger insteekt wordtnbsp;door de krokodillen tot goeden prijs verklaard.” Wilsonnbsp;gaf hem echter zoovele onwederlegbare bewijzen vannbsp;hetgeen hij verhaald had, dat de andere hem tennbsp;laatste wel gelooven moest. Verbaasd sloeg de Hindoe
-ocr page 9-nu beide banden boven zijn hoofd te zamen en riep uit: » Dit is een man Gods! ” Dat werd wilson laternbsp;werkelijk; toen echter was er zelfs uit de golven vannbsp;den vreeselijken Coleroon nog door hem geen gebednbsp;opgezonden, tot God in den hemel. Dewijl hij cenenbsp;poging gedaan had om te vlugten, werd hij van zijnenbsp;kameraden, de krijgsgevangene officieren, gescheiden,nbsp;en men wierp hem in een’ toren, waar hij nu hetnbsp;gezelschap der matrozen en soldaten deelen moest.nbsp;Den volgenden morgen werd hij vastgeboeid aan een’nbsp;gemeen soldaat en zoo vervoerd. Genoegzaam naaktnbsp;moest hij nu, aan de sterkste zonnehitte blootgesteld,nbsp;ruim 20 Duitsche mijlen te voet afleggen, eer Serin-gapatam bereikt kon zijn. De officieren zagen metnbsp;medelijden zijn’ ongelukkigen toestand, en hielpen hemnbsp;zoo veel zij konden. De eene gaf hem een hemd, denbsp;andere een vest, een derde een paar schoenen, kousennbsp;enz. Naauwelijks waren zij echter aan het eerstenbsp;punt aangekomen waar rust gehouden moest worden ,nbsp;of de bandelooze troep die tot geleide diende ontnamnbsp;WILSON dat alles weder, zoodat hij slechts eenigonbsp;lompen overhield, waarmede hij zijne schaamte bedekken kon. Naakt en barrevoets moest hij dan de verdere dagen den togt voortzetten. Onder weg werdennbsp;de gevangenen aan htdee ai.i zelven voorgesteld. Denbsp;sultan wilde dat zij Mahomedanen zouden worden ennbsp;in zijne'dienst overgaan, als wanneer zij aanstondsnbsp;in vrijheid zouden gesteld worden; en werkelijk warennbsp;er eenigen die CHEISTUS verloochenden, om het hardenbsp;lot te ontgaan dat zij voor oogen hadden. Wilsonnbsp;evenwel, ofschoon hij nog geen belang in.CHEiSTus
-ocr page 10-10
stelde, was te trotseh om aan den voorslag des vij-ands te voldoen, en hij zou zich veeleer den smade-lijksten dood getroost hebben, dan in zijne dienst over te gaan. Vreeselijk waren intusschen de mishandelingen en kwellingen die hij op dezen togt tenbsp;lijden had. De ringen zijner ketenen maakten diepenbsp;wonden in zijn vleesch, en hij werd ook door buikloop overvallen. Het was door een wonder dat hijnbsp;daarom nog levend te Seringapatam raogt aankomen.nbsp;Doch hier zou zijn lijden eerst een' aanvang nemen.nbsp;Naakt, ziek en half dood van vermoeijenis, werd hijnbsp;met nog 153 lotgenooten, meest Schotsche Hooglanders, in een ellendig, ongezond gat gestoken. Zijnenbsp;ketenen wogen 32 pond. Men had ze voor hem innbsp;het bijzonder zoo zwaar gemaakt, dewijl hij hadnbsp;willen ontvlugten en ook alle voorslagen des sultansnbsp;\an de hand had gewezen. De andere officierennbsp;mogten vrij gaan waar zij wilden. Ieder gevangenenbsp;ontving dagelijks een pond slechte rijst, die vol kleinenbsp;steentjes was, en om de 40 dagen eene ropij , waar-\ oor zout en kolen gekocht moest worden om denbsp;rijst te koken. Zij vingen, bij gebrek van vet of ietsnbsp;dergelijks, de groote mieren in hunne gevangenis op,nbsp;die zij dan uitsmolten. De honger kwelde onze gevangenen steeds op het ergst. De rijst werd hunnbsp;niet hoofd voor hoofd uitgedeeld, maar in een’ groo-ten schotel gaf men in ecus de hoeveelheid die voornbsp;een zeker getal gevangenen gezamentlijk bestemd was.nbsp;Opdat nu niemand meer nemen zou dan hem toekwam,nbsp;hadden zij van hout een’ lepel gemaakt en deze gingnbsp;van hand tot hand den kring rond , terwijl niemand
-ocr page 11-11
liet gewaagd zou hebben voor zijne beurt toe te tasten. Waterzucht en buikloop begonnen meer en meer onder de gevangenen te heerschen, en sleepten velenbsp;slagtofifers weg. Wilson bleef voortdurend aan een’nbsp;anderen gevangene vastgeketend. Het gebeurde menigmaal dat dan ’s morgens zijn lotgenoot dood nevensnbsp;hem lag; maar dan werd toch aanstonds weder eennbsp;ander gevangene aan diezelfde ketting gesloten. Dochnbsp;het menjehelijk hart is zoo verdorven en zoo verhard, dat die twee zoo zamengeketende gevangenennbsp;meestal volstrekt niet met elkander over weg konden.nbsp;Zij vloekten en twisten onderling, en maakten op dezenbsp;wijze hunne gevangenis in waarheid tot eene hel.nbsp;Daaruit ziet men dat er nog een erger kerker bestaatnbsp;dan die te Seringapatam, en dat er nog een geduchternbsp;dwingeland is voor ons arm, verloren geslacht dannbsp;iiYDEE ALi: hij namelijk die een menschenmoordernbsp;geweest is van den beginne. Ten laatste werd ooknbsp;WILSON door de heerschende krankheid aangetast. Hijnbsp;zwol zoodanig op, dat zijn aangezigt schier onkenbaar werd, en dat hij aan zijne beenen en dijen nunbsp;zoo dik was als vroeger aan zijn gansche ligchaam.nbsp;De dood scheen voor hem aanstaande. Het was eennbsp;geluk voor wiLSOX, dat de man met wien hij toennbsp;zamengeketend was, zacht en medelijdend van aardnbsp;was, en dat hij hem in zijne ziekte veel zorg betoonde. Eens wilde hij dat wilson de toelaag welkenbsp;hij dien dag ontvangen had, geven zou om er olienbsp;voor te koopen, waarmede hij hem dan ’s avonds denbsp;gewonde voeten wrijven wilde. Wilson echter maaktenbsp;de bedenking, dat hij dan voor morgen niets zou
-ocr page 12-12
overhouden om zout en kolen te koopen, waarmede de rijst moest gekookt worden. »Mijn vriend,” hernamnbsp;nu de andere, „daaraan zult gij denkelijk wel geencnbsp;behoefte meer hebben; gij zijt dan welligt al dood.”nbsp;Bij dit alles kwam in Wilson’s gemoed nog geenenbsp;enkele gedachte op aau God. Zijn geweten scheennbsp;in den diepsten slaap verzonken. Hij werd geencnbsp;onrust, geene vrees gewaar. Hij bad niet, hij verootmoedigde zich niet voor God, hij had geen begrip zijner zonden, en voelde geene bekommeringnbsp;over zijn eeuwig lot na den dood. Daar lag hijnbsp;magteloos neder. Hij wilde gaarne blijven leven, ennbsp;zijne herstelling was de eenige gedachte die hemnbsp;bezighield. En ziet! God verlengde zijn leven.nbsp;Wilson had zich in plaats van rijst iets anders tenbsp;eten laten geven, en nu week de zwelling op eenmaal , zoodat hij in eenige dagen weder evenzoonbsp;mager geworden was, als hij laatstelijk dik en opgezwollen was geweest. Hij was wel doodelijk zwak,nbsp;maar niettemin van de ziekte geheel genezen. Watnbsp;echter jammer was: zijne zelfgenoegzaamheid en zijnnbsp;hoogmoed waren nog dezelfde gebleven. 22 maandennbsp;lang moest wilson in dezen akeligen kerker versmachten. Nu echter deden de overwinningen van dennbsp;Generaal coote den trots der Mohamedanen buigen.nbsp;Hydeb ali vroeg om den vrede, en nu was eenenbsp;der eerste voorwaarden de uitlevering der Engclschenbsp;krijgsgevangenen. De heer law, zoon van den bisschep van Carlisle, bekwam den aangenamen last omnbsp;in Seringapatam de deuren der gevangenis te gaannbsp;openen. Maar welk een toonecl wachtte hem daar!
-ocr page 13-13
Van de 154 gevangenen waren er sleclita 32 meer in leven , en die vond hij nog naakt, uitgeteerd en metnbsp;zweren overdekt. Dat nu op alle mogelijke wijzenbsp;voor deze arme menschen gezorgd werd behoef iknbsp;wel niet te zeggen. Doch toen zij nu al hunne vrijheid wederbokomen hadden, verkeerden zij bijna innbsp;nog grootcr levensgevaar dan te voren in hunnenbsp;ketenen. De geweldige honger dien zij zoo langennbsp;tijd hadden moeten uitstaan werd nu , daar zij etennbsp;konden zooveel zij wilden, hun ergste vijand, wantnbsp;de onmatigheid waaraan zij zich overgaven deed hennbsp;in de ergste krankheden vervallen. Wilson verkeerde , op zijn ziekbed uitgestrekt, 14 dagen lang aannbsp;den rand des grafs. Ook ditmaal echter genas hij ,nbsp;maar evenmin als vroeger gedacht hij aan Hem dienbsp;op nieuw hem voor den dood bewaard had. Te opmerkelijker is dit, omdat wilson teregt met denbsp;grootste afkeuring gewoon was te spreken van hetnbsp;volgend voorbeeld van ondankbaarheid, waaraan zichnbsp;een rijke Hindoe te zijnen aanzien had schuldig gemaakt. Die Hindoe namelijk viel in Bengalen in eenenbsp;rivier, in tegenwoordigheid van wilson. Zondernbsp;toegebragte hulp ware hij buiten twijfel verlorennbsp;geweest. Wilson, wiens bedrevenheid als zwemmernbsp;wij reeds hebben leeren kennen, sprong den Hindoenbsp;aanstonds na, en haalde hem uit het water, motnbsp;groot gevaar van zijn eigen leven. Ofschoon denbsp;geredde Hindoe den toenmaals nog jeugdigen wilsonnbsp;bij onderscheidene gelegenheden nuttig had kunnennbsp;zijn, deed hij toch nooit te zijnen aanzien iets, waaruit had kunnen blijken, dat er te eeniger tijd tus-
-ocr page 14-14
schen lien beiden het gei'ingste ook maar voorgevallen was. Deze ondankbaarheid kon kapitein wilson nietnbsp;vergeten. En nu! Hij zelf was door God gerednbsp;geworden uit de CoZeroo»-rivier, uit de kaken dernbsp;krokodillen, uit de booze ziekte die in de gevangenisnbsp;geheerscht had, uit die gevangenis zelve, en toennbsp;nog weder uit de krankheid die hij zich door zijnenbsp;eigene onmatigheid berokkend had, en toch deed hijnbsp;ook niet het geringste, ten blijke dat er tusschennbsp;zijnen God en hem zooveel belangrijks gebeurd was.
Lezer! gij hebt zeker wel dikwijls reeds met een bedenkelijk schouderophalen gezegd: ,, Ondank isnbsp;’s werelds loon,” wanneer iemand, wien gij eenenbsp;dienst bewezen had, u later niet meer scheen te kennen , of ten minste u zijne dankbaarheid niet zoonbsp;dikwijls en zoo duidelijk als gij dat wel gewenschtnbsp;had, betoonde; en gij hebt gelijk: Ondank is ’swereldsnbsp;loon. Maar gij bedenkt misschien niet dat gijzelfnbsp;van die waarheid een sterk bewijs zijt. Uw gcheelenbsp;leven en al het goede dat het u aanbrengt, en evenzeer uwe behoudenis en uw eeuwig zalig leven isnbsp;altcmaal eene genadegift van God. En hoe dikwijlsnbsp;hebt gij nu wel uit den grond van uw hart gesproken,nbsp;of gezongen: „Loof den Heer, mijne ziel, en vergeetnbsp;geene van zijne weldaden! Loof den Heer, mijnenbsp;ziel, en al wat binnen in mij is zijnen heiligen Naam?”
Wilson was dan eindelijk geheel hersteld. Zijne achterstallige soldij, over den geheelen tijd zijnernbsp;gevangenschap , werd hem uitbetaald. Hij gingnbsp;ook weder varen. En Lezer'! wanneer God ooitnbsp;oenen mensch met Zijne liefde en genade waarlijk
-ocr page 15-15
gezoclit heeft, dan heeft Hij dat wilson gedaan. Zijne eerste reis te koopvaardij was nu naar Batavia.nbsp;Op deze reis nam het ongedierte aan boord van zijnnbsp;schip, witte mieren, duizendpooten, kakkerlakken ennbsp;dergelijken zoo geweldig toe, dat men genoodzaaktnbsp;was Ptdey-baai aan te doen, terwijl men het schipnbsp;geheel vol water moest laten loopen. Puley-haai isnbsp;echter eene der ongezondste plaatsen van de geheelenbsp;aarde, en dien tengevolge was na verloop van 14nbsp;dagen van al het Europesche scheepsvolk geen menschnbsp;meer in leven dan winsoN alleen. Allen stiervennbsp;aan rotkoortsen. Wilson moest nu zwarte matrozennbsp;opzoeken , maar volbragt niettemin den togt met dennbsp;gunstigsten uitslag. — Bij eene andere gelegenheid lagnbsp;zijn schip bevracht en geheel gereed om uit te zeilennbsp;met nog vele andere schepen op eene reede ten anker.nbsp;Tegenwind belette het naar zeegaan. Zoo bevondnbsp;WILSON zich mot eenige andere kapiteins en kooplieden ’s avonds aan wal. Hij was echter in dit gezelschap niet op zijn gemak. Onbemerkt verwijderdenbsp;hij zich daarom, en in plaats van gelijk de anderennbsp;den nacht aan wal door te brengen, voer hij naarnbsp;boord terug. Tegen middernacht werd de wind gunstig. Nu liet hij oogenblikkelijk anker ligton, en zagnbsp;zich al spoedig in volle zee. Eer de anderen denbsp;noodige toebereidselen tot vertreklsen hadden kunnennbsp;maken was de wind weder omgeslagen, en zij moesten derhalve blijven liggen. Toen wilson de havennbsp;bereikte waarheen ditmaal zijne bestemming was,nbsp;trof hij het geluk dat zijne lading juist dingen bevattenbsp;die hier zeer gezocht waren. Hij was de eenige die
-ocr page 16-IG
(laai'van had aangebragt, en daarom kon bij nu de prijzen geheel naar goedvinden bepalen, en bebaaldenbsp;hij eeno rijke winst. In korten tijd was nu zijn vez’-inogen zoo toegenomen, dat hij besloot zijn moeijeiijknbsp;beroep te laten varen, en inet dat plan, op een ander schip als passagier de terugreis naar Engelandnbsp;aannam. Een gemakkelijk, onafhankelijk leven wasnbsp;steeds zijn verhzzzgcn geweest, en dat zou hij niinbsp;kunnen hebben. Op datzelfde schip waarmede wilsonnbsp;huiswaarts keerde bevond zich ook de Zendelingnbsp;THOMAS, die uit Indië terug kwam. Dikwijls sprakennbsp;zij nu te zamen over christelijk geloof en christelijknbsp;leven; maar bij ons gelukskind wilson , ging ditnbsp;alles zonder dat het hart er eenig deel aan nam.nbsp;Het ongeloof was diep bij hem geworteld, en spraknbsp;ook in al zijne handelingen; van daar dat thomasnbsp;ook tot den opperbootsman zeide: «ik zou eerdernbsp;oen’ Indischen matroos tot het Christendom bekeerennbsp;kunnen, dan dezen kapitein wilson.” — In Engeland aangekomen kocht wilson zich een aardig landgoed in Horndeaiv, in het graafschap Hamshire. Hijnbsp;stelde zich voor zijnen tijd met tuinarbeid en overigens op zoo aangenaam mogelijke wijze door tenbsp;brengen. Eene nicht nam zijne huishouding waar.nbsp;Dit uu was een stil, godsdienstig meisje, en Wilson’snbsp;omgang viel uitdienhoofde niet zeer in haren .smaak.nbsp;Zij bleef echter bij hem, en onderhield trouw harenbsp;godsdienst. Wilson achtte haar hoog om haar goednbsp;en edel hart, maar hij beklaagde haar om hetgeennbsp;hij “ hare zwakheden ” noemde, dat is hare ernstigenbsp;bezorgdheid voor het heil barer onsterfelijke ziel.
-ocr page 17-Wilson head geen begrip van een geluk dat een’ anderen grondslag heeft dan geld of wereldscbe genietingen.
Wilson was als een ongeloovige naar Indië gegaan, en ook als een ongeloovige van daar teruggekeerd, En toch had God met den man dien Hij uit zoo vele gevaren redde, dien Hij bewaarde, ja diennbsp;Hij met de teederste zorg behoedde, iets zeer ge-wigtigs voor, gelijk wij zien zullen.
Wanneer de vruchtdragende kiemen, die in de aarde gelegd zijn, hare omkleedsels verbroken hebben, dan is er menigmaal slechts één warme nachtnbsp;noodig, ééne weldadige regenbui, en zij dringen ooknbsp;door de aardkorst henen, die er over uitgespreid ligt.nbsp;In de harten van het engelsche volk, was de zaaknbsp;der Evangelische zendingen reeds ten volle voorbereid. De Broedergemeente, de Baptisten en nognbsp;enkele andere godsdienstgenootschappen hadden hunnenbsp;boden in de heidenwereld uitgezonden. De beginselen waren klein, maar zij waren toch groot genoegnbsp;om de Engelsche natie bepaaldelijk voor te bereidennbsp;op het meer belangrijke dat te gebeuren stond. Datnbsp;nu de zaak der zendingen in Engeland eerlang zulknbsp;eene algemeene deelneming vond, daartoe droegennbsp;toen voornamelijk de geschriften bij van twee vromenbsp;arbeiders onder de Heidenen. Uit Oosi-hidié namelijknbsp;kwam een geschrift naar Engeland over van dennbsp;Zendeling W. caeey , getiteld: “ Onderzoek omtrentnbsp;den pligt der Christenen tot bevordering van de be-keering der Heidenen,” en uit West-Afrika, en welnbsp;uit de aldaar te Sierra Leone bestaande kolonie van
2
-ocr page 18-18
vrijgemaakte Begerslaven, kwam te zelfdcr tijd de predikant melvilbis horne terug, en deze gaf eennbsp;werkje uit onder den titel: “ Brieven over Plvange-lisclie Zendingen, gerigt aan Protestantsche predikanten,” Gelijk MOZES en auron als werktuigen innbsp;Gods hand moesten dienen, toen Hij zijn oud volk Israelnbsp;uit Egypte wilde uitgeleid hebben, zoo moesten thansnbsp;ook de genoemde twee mannen krachtdadig er toenbsp;medewerken om in Europa die maatregelen te doefinbsp;nemen, welke de Voorzienigheid Gods wilde datnbsp;strekken zouden, om de arme Heidenen uit het diensthuis te verlossen, waar zij zoo veel eeuwen reedsnbsp;onder de slavernij van zonde en bijgeloof gezuchtnbsp;hadden.
In Londen, de groote wereldstad, ontstond eene geestdrift voor het Zendelingswerk, zoo als de Evangelische kerk die nog niet aanschouwd had. Nietnbsp;minder dan 200 geestelijken en een veel grooter aantal leeken kwamen den 22 September 1795 to: Londennbsp;bijeen, en grondvestten daar het Londensche Zendelinggenootschap. Genoegzaam al de bij de Evangelische kerk in Engeland bestaande godsdienstgenoot-schappen namen deel aan het groote werk: Indepen-denten (bij Avelke iedere gemeente haar eigen bestuurnbsp;heeft); Presbyterianen (waarbij Synoden bet opzigtnbsp;hebben over de leer en het beheer der verschillendenbsp;gemeenten); Methodisten (zoo genaamd naar bepaaldenbsp;regelen , welke de stichters van dit godsdienstgcnoot-schap voor leven en leer hebben aangenomen, alsnbsp;huns inziens meest bevorderlijk voor wasdom ennbsp;bloei die naar de godzaligheid is); Episcopalen of
-ocr page 19-19
Eissclioppelijken (dus genaamd dewijl xij oiiderande-ren ook den bissclioppelijken vorm van bestuur dor Roomsche kerk behouden hebbenj; en Baptisten ofnbsp;Doopsgezinden (die de bediening des doops uitstellen, tot dat de doopeling tot de kennis en belijdenisnbsp;der waarheid in cheistüs gekomen is). Ééne enkelenbsp;gemeente bragt bij de 2000 daalders te zamen. Mennbsp;benoemde twee en dertig Directeuren, aan wie de al-gemeene leiding der zaak werd opgedragen. Maarnbsp;nu ontstond de vraag: waarheen zullen vrij ons metnbsp;onze eerste pogingen tot bekeering der Heidenennbsp;wenden? De predikant haweis, die zelf omtrentnbsp;3500 daalders bijgedragen had, stemde er voor datnbsp;men Otalieite, een der Gezelschapseüanden in de Grootenbsp;Zuidzee, kiezen zou, en zijn voorslag vond algemeenennbsp;bijval. Men kocht een schip aan, voor 35000 daalders.nbsp;Dat schip heette Dujf. De vlag die van dit schipnbsp;geheschen werd, voerde als zinnebeeld, •—• dat denbsp;bestemming van het vaartuig zeer eigenaardig uitdrukte, • drie zilverkleurige duiven met olyftakkennbsp;in den bek, en geschilderd op een’ purperen grond.nbsp;Dit schip toch moest oene arke Gods wezen, omnbsp;de Heidenen te redden uit den zedelijken zondvloed.nbsp;Vrijwillig bood zich een goed aantal godsdienstignbsp;gestemde matrozen aan, om aan boord dienst tenbsp;doen. De tucht die onder deze zeelieden voortdurend bewaard bleef was voortreffelijk. Maar allenbsp;standen, alle soorten van menschen wilden aandeelnbsp;nemen aan dit groote liefdewerk ter gunste dernbsp;Heidenen. De Assurantiemaatschappij vroeg bij denbsp;verzekering van het schip slechts Vat deel van het
'20
in gewone gevallen gevorderde bedrag, en dat ofschoon de reis die ondernomen zou worden zeer ver en gevaarlijk was. De tolbeambten maakten denbsp;noodige uitklaringspapieren van het schip geheelnbsp;zonder betaling in gereedheid. Men weet dat denbsp;bevelhebbers van Engelsche oorlogschepen het regtnbsp;hebben, voornamelijk in oorlogstijd, om de matrozennbsp;der koopvaarders des noods met geweld weg tenbsp;nemen, hetwelk „matrozen pressen” genoemd wordt,nbsp;maar de Lords der Engelsche Admiraliteit gavennbsp;voor het schip Duff een vrijbrief af, waardoor denbsp;matrozen daarop ingescheept voor het pressen veilignbsp;waren. Onderscheidene Londensche ambachtsliedennbsp;gaven gereedschappen, anderen schonken stof omnbsp;kleederen van te maken, in één woord er werdnbsp;van alles medegegeven, wat bij eene vestiging innbsp;het Heideusohe land zou kunnen noodig zijn. Maarnbsp;het voornaamste ontbreekt nu nog. Wij hebben nunbsp;wel een schip en varenslui aan boord, en zijn vannbsp;een vrijbrief en andere noodige papieren voorzien,nbsp;maar waar zijn de zendelingen ? — Met de grootstenbsp;zorgvuldigheid had men allen onderzocht die zichnbsp;aanmeldden, en daarvan werden vier geestelijken, eennbsp;geneesheer en 24 andere zendelingsarbeiders aangenomen; ook zouden 6 vrouwen en 3 kinderen dezernbsp;vredeboden medegaan. — Op den 28 Julij 1796 hadnbsp;in de groote Sionskapel te Londen de inzegeningnbsp;der genoemde 29 heidenboden plaats. Omtrent 8000nbsp;personen waren getuige van deze belangrijke plegtig-heid, van dit eerste groote akkerwerk der Evangelische kerk. Er waren 29 fraaije bijbels ten geschenke
-ocr page 21-gegeven, door een voorstander van do zendelingszaak. Nu traden 5 predikanten, die daartoe door Directeuren verzocht waren, aan de tafel waaraan hetnbsp;Bestuur gezeten was, en stelden eiken Zendelingnbsp;een’ Bijbel ter hand, met de woorden: „Ga heennbsp;geliefde broeder, wandel naar dit gezegend Woord,nbsp;en verkondig den Heidenen het Evangelie naar uwenbsp;roeping, uwe gaven en uwe krachten.” De Zendelingen antwoordden dan daarop: „Ja, dat wil iknbsp;doen, met de hulp des Hoeren.” Daarop hief donbsp;aanwezige schaar uit één hart en met éénen mondnbsp;oen toepasselijk gezang aan. Op den 9 Augustusnbsp;vierden Directeuren des Genootschaps gezamentlijknbsp;met de Zendelingen het Heilige Avondmaal. — Denbsp;scheepsbemanning, aan welke het overbrengen dernbsp;belangrijke reizigers was opgedragen, bestond uitnbsp;.3 officieren, of personen die daarmede gelijkstaandennbsp;rang hadden, 1 konstabel, 1 timmerman, 1 victua.nbsp;liemeester, 1 zeilmaker, 15 matrozen en den kapitein. — Maar wie was toch deze kapitein? — Onzenbsp;JACOB WILSON! Verbaast u daarover niet zoozeer,nbsp;lezers! zegt niet: „Is saul onder de profeten?”-—nbsp;Hij die op den troon zat, zeide: „ Ziet, Ik maaknbsp;alles nieuw.” Hij die aüeon’s dorren staf deednbsp;groenen en vruchten dragen, die kon ook het hartnbsp;van JACOB WILSON verteederen en vatbaar makennbsp;voor indrukken van geloof en bekeering.
Wij hebben kapitein wilson in Horndeaw op zijn land-gocdje gelaten, alwaar hij zich met tuinarbeid en op andere hem meest aangename wijze den tijd besteedde.nbsp;Hoewel God in storm en onwcder in ziekte en
-ocr page 22-22
gevangenis als met zoovele krachtige stommen tot hem gesproken had, zoo was hij niet tot nadenkennbsp;over zichzelven en bekommering over zijne zondennbsp;gekomen. Steeds was hij zich blijven koesteren innbsp;de bedriegelijke zonnewarmte zijner eigene geregtig-heid. En die zonnewarmte was alles wat hij verlangde. Wilson geloofde dat hij zich in Indië zoonbsp;uitstekend gedragen had, dat hij niet slechts daarover de grootste zelftevredenheid gevoelde, maar hijnbsp;meende ook dat God daaraan een welgevallen moestnbsp;hebben. Ja hij gaf aan de veelvuldige uitreddingennbsp;en genadebetooningen Gods hem bewezen, die uitlegging, dat hij wel een bijzonder gunsteling vannbsp;God wezen moest. Later heeft hij dit geheel andersnbsp;ingezien. En ziet hier, wat tot die verandering tennbsp;goede aanleiding gaf.
Wilson had tot nabuur een oud zeekapitein, met name siMS. Sims wist er ook van te spreken hoenbsp;het op zee, en bij storm en onweer, en bij hetnbsp;fluiten' der vijandolijke kogels toeging. Maar hijnbsp;wist bovendien ook wat het zeggen wil, wanneernbsp;het geweten zijne stem vermanend en dreigend innbsp;ons verheft, en hem hadden de woorden zwaar opnbsp;het hart gewogen: „Vervloekt is een iegelijk dienbsp;niet houdt de letter dezer wet.” Doch hij wist ooknbsp;dat .lEZUS CHKisTus is in de wereld gekomen omnbsp;zondaren zalig te maken, en daarin vond bij on-begrijpelijken troost. Wilson kon dan wel geen’nbsp;boteren buurman gehad hebben. In Amerika is hetnbsp;de gewoonte onder de derwaarts trekkende landverhuizers, dat zij die er reeds gevestigd zijn, de nieuw
-ocr page 23-aankomenden getrouw helpen om hun dusgenoemd “blokhuis” te bouwen, al is het ook dat zij elkandernbsp;volstrekt niet kennen. Op gelijke wijze dacht nunbsp;ook siMS dat hij verpligt was zijne buren met raadnbsp;en geestelijken troost bij te staan, en hun, zooveelnbsp;in hem was, den beteren weg te toonen. De mannbsp;deed daaraan zeer wel. Gave God, dat iedereennbsp;zulk een’ buurman had! Sims nu ging, zoo als mennbsp;zegt, op den man af; en daar hij met alle zondennbsp;en ongeregtigheden, die aan het leven van kapiteinsnbsp;en schippers maar al te zeer eigen zijn, zeer goednbsp;bekend was, wdst hij wiLSON ook juist op de regtcnbsp;plaats aan te tasten. En wilson was daarbij ooknbsp;in het geheel niet op zijn gemak. Maar zoo moetnbsp;het gaan, lezers, de mensch moet des noods metnbsp;geweld ontrukt worden aan dien bedriegelijkon toestand van zekerheid en rust, dien hij bouwt op zijnenbsp;zoogezegde goede werken. Maar het viel sims motnbsp;dat al moeijelijk®!quot;) om wilson toen ook aan denbsp;voeten van jezüs cheistus te brengen. Hij trachttenbsp;hem te doen gelooven dat de Bijbel Gods Woord isnbsp;en JEZÜS CHEISTUS onze eenige Heiland. Maar wilson was nog in het geheel niet in de stemming,nbsp;dat hij die verzekering zoo gereedelijk zou aangenomen hebben, en het bewijzen viel hier zeernbsp;bezwaarlijk. Inderdaad, wij moeten waarheden alsnbsp;deze eerst van harte gelooven, voor wij aan begrijpen en bewijzen denken moeten. Daarom sprak denbsp;Heiland ook: „Zoo iemand wil den wil doen desgenen die mij gezonden heeft, die zal van deze leernbsp;bekennen of zij uit God is dan of ik van mijzelven
-ocr page 24-24
spreek (1). Zoo dikwijls sms met zijne bewijzen voor den dag kwam, werd bij daarover door wilsonnbsp;bespot. Sprak hij hem van Gods Woord als vannbsp;de ééne, eeuwige Openbaring, dan kreeg hij tennbsp;antwoord: „ Maar wie gelooft dan toch dat dat boeknbsp;Gods Woord is?” Sprak hij hem van de innerlijkenbsp;overtuiging, die hij voor zich van de waarachtigheidnbsp;des Bijbels verkregen had, dan was wilson gereednbsp;hem toe te voegen: » Altemaal zelfbedrog goedenbsp;vriend?” Nu kwam SIMS op de gedachte om een’nbsp;bondgenoot te hulp te roepen, die in den kamp tegennbsp;het ongeloof meer bedreven was dan hij zich zelvennbsp;geloofde te wezen. In de nabuurschap van Horndeaivnbsp;namelijk woonde een jong geestelijke, dien sims welnbsp;cens ging hooren. Hij heette griffin. Dezen verzocht hij dan hem voor eenige dagen op zijn landgoednbsp;te komen bezoeken. De geestelijke kwam. Wilsonnbsp;werd nu op een’ der volgende dagen aan het middagmaal genoodigd. Hij beroemde er zich hier op,nbsp;dat hij meer dan ëénen geestelijke, die de Openbaringnbsp;tegen hom had willen verdedigen, in minder dan eennbsp;kwartier tijds tot zwijgen gebragt had. De leeraar,nbsp;tegen wien hij deze snoeverij bepaaldelijk rigtte, nunbsp;zijn tafelgenoot, zeide hem op vriendelijken toon,nbsp;dat hij do zaak voor veel te verheven en te ernstignbsp;hield, om onder een gewoon tafelgesprek behandeldnbsp;te kunnen worden. Toen nu de maaltijd afgeloopennbsp;was begaf men zich gezamentlijk in den tuin, on gingnbsp;men nu weldra vortrouwelijk zitten in een prieel; cn
(1) Joh, Vil: 17.
-ocr page 25-25
mijne vrienden! wat de gevaren door wilson bij zijn overzwemmen van de Coleroon-vviiev ondervonden,nbsp;wat de beproevingen in den kerker van Seringapatam.nbsp;niet hadden kunnen uitwerken, dat gebeurde hier innbsp;een’ stillen, eenzamen lusthof, bij het vreedzaam ondergaan der zon, en terwijl zachte avondkoeltjes doornbsp;de hoornen speelden en gras en bloemen ligt bewogen.nbsp;iJe zekerheid en de kracht van overtuiging waarmedenbsp;de geestelijke sprak, deed alle wapenen welke wilsonnbsp;tegen Gods heilig Woord poogde aan te wenden verstompen en krachteloos worden. Wanneer wilson nunbsp;of dan al geloofde eenige winst voor zijn gevoelennbsp;gedaan te hebben, dan trachtte de geestelijke nietnbsp;door magtspreuken en dergelijken zich daarvan afnbsp;te maken, maar hij bleef even bedaard voortspreken,nbsp;en verzuimde slechts niet wilson te herinneren, datnbsp;hij reeds met veel heviger tegenstanders op het veldnbsp;der waarheid had te kampen gehad, dan nu hier hetnbsp;geval was met hem, wilson. Hij deed hem voortsnbsp;opmerken, dat al die spitsvondige redeneringen,nbsp;die van tijd tot tijd als iets nieuws opgedischt worden , oigentlijk reeds oud en honderdmaal wederlegdnbsp;zijn. Reeds de oude Heidenen, zoo zeide hij, hebben soortgelijke aanvallen tegen Gods Woord beproefd En daar bestrijders als wilson steeds tegennbsp;over eene ernstige verdediging der zaak liet veldnbsp;moesten ruimen, is het alleen daaruit te verklarennbsp;dat gedurig weder dezelfde aanvallen beproefd werden, dat het menschelijk hart blind en tevens arge-listig genoeg is, om die geledene nederlagen tenbsp;vergeten. Daar die bestrijders hun hart niet los
-ocr page 26-konden maken van de wereld, konden zij ook niet los geraken van kunnen tegenstand tegen het koningrijk van God, waarbij kwam dat het doorgaansnbsp;menschen waren, die hun geweten als met een brandijzer hadden toegeschroeid. „ Ik verwonder er mij innbsp;het geheel niet overzoo vervolgde de geestelijke,nbsp;„dat de wereld aanvallen waagt op het Woordnbsp;van God. Elk zondaar, elk overtreder is een natuurlijk tegenstander van den regterstoel voor welken hijnbsp;zal getrokken worden; en het Woord van God nu isnbsp;de regterstoel, waarvoor de wereld moet te regtnbsp;staan.” De geestelijke bepaalde zijne partij al verdernbsp;bij de wonderbare eenheid die in den Bijbel heerschen-de is. Van het eerste woord: „In den beginne schiepnbsp;God den hemel en de aarde,” tot aan het laatstenbsp;„Ja, ik kom haastelijk, Amen,” is de Bijbel eennbsp;groot welsluitend geheel. Éën en dezelfde geestnbsp;wordt het geheele boek door opgemerkt, en hetnbsp;schoonste verband bestaat er tusschen het eerste Goddelijk magtwoord: »Daar zij licht!” en de verhevenenbsp;en breede profetische schilderingen die het laatstenbsp;bijbelboek bevat, van het licht, dat als een bliksemstraal de wereld verlichten en schijnen zal vannbsp;het oosten tot het westen. Voorts wees de geestelijke op de vervulde godspraken der profeten. Maarnbsp;steeds en bovenal drukte hij zijnen tegenstander opnbsp;het hart: leef slechts naar de uitspraken van ditnbsp;Woord, en zjjne ondoorgrondelijke, troostrijke waarheid zal u met lederen dag helderder en zekerdernbsp;worden. De geestelijke wilde voor het overige zijnenbsp;partij in geenen deele overrompelen, om het zoo te
-ocr page 27-noemen, en liij traclitte ook geen’ overliaastcn , maar daardoor ij delen triomf over hem te vieren. Wilsonnbsp;was stil en nadenkend geworden, en aan dit nadenken begreep de geestelijke hem vooreerst te moetennbsp;overlaten. Hij wist dat God in zulke oogenblikkennbsp;door zijnen Heiligen Geest oneindig meer doet, dannbsp;de boste bewijsgronden zouden kunnen te weeg brengen. De vrienden namen nu afscheid van elkander.nbsp;Bij het heengaan maakte JACOB wilson reeds eenenbsp;veel diepere buiging voor den geestelijke dan hij bijnbsp;het inkomen gedaan had. Maar het is met dat alnbsp;eene wel gegronde opmerking dat, wanneer al eennbsp;mensch wat zijn hoofd, zijn verstand betreft bekeerdnbsp;wordt, daarmede nog niet heel veel gewonnen is.nbsp;Boomen en planten zuigen de levengevende sappennbsp;door bladeren en wortelen in; het minst echter dooide bladeren, het meeste vocht klimt door de wortelen naar boven. Een goed inzigt te hebben in denbsp;waarheden des Evangelies is nu wel eene zeer welkomenbsp;zaak, maar toch beteekent dat niet veel meer, dan ’nbsp;het weinige vocht, dat de planten door middel dernbsp;bladeren inzuigen. De hoofdzaak der bekeering blijftnbsp;altijd; dat het hart veranderd wordt. Wat baat het,nbsp;om een ander voorbeeld te gebruiken, dat ik hetnbsp;roer van een schip al omdraai, om aan het schipnbsp;eene andere rigting te geven, wanneer de wind uit diennbsp;hoek niet waait? ¦— Maar Hij , aan wien wind ennbsp;zee gehoorzamen moeten, geeft ook dien gunstigennbsp;wind, als het Zijn wil is dat hij waaijen zal.
Op een’ eerstkomenden zondag hoorde wiLSON zijn’ vriend, den predikant in de dorpskerk prediken.
-ocr page 28-28
Hiel', was geen zweem van redetwist of strijd tegen liet ongeloof, maar er werd bloot gehandeld van denbsp;verdorvenheid van het menschelijk hart en den toestand der veroordeeling waaronder de mensch vannbsp;natuur ligt. En zoo krachtig en overtuigend spraknbsp;de leeraar, dat wilson ondanks zich zelven, ja ennbsp;amen zeggen moest op hetgeen hij gehoord had.nbsp;Toen werd heengewezen op de eeuwige liefde ennbsp;ontferming Gods, waarmede Hij ons verloren geslachtnbsp;had willen genadig zijn, en zoo kwam de spreker totnbsp;de geleidelijke ontwikkeling van de leer der verzoening en verlossing in Jezus Christus den Zaligmaker. Wilson had met klimmende belangstelling toegeluisterd, en zóó was hij ten laatste door de woorden des Leeraars getroffen, dat hij tot zich zelvennbsp;sprak: „ O, mogt ook ik aan die verlossing en zaliging deel hebben!” Is het maar eerst zoover metnbsp;ons gekomen. Lezer, dan komt het ook wel vorder.nbsp;Die zoekt zal vinden. Ik verhaal u nu niet in bijzonderheden, hoe WILSON toenam on opwies in hetnbsp;leven des gcloofs. Als men toch eene reizo beschrijft,nbsp;dan vermeldt men niet iedere schrede die men doet,nbsp;maar slechts de hoofdpunten van den togt. Nu,nbsp;zoodanig hoofdpunt was voor jacob wilson de tijdnbsp;toen de belangstelling in de zendelingszaak onder denbsp;Engelschen zoo levendig werd. Hij was nu ook reedsnbsp;zoover gekomen, dat hij niets liever wcnschto dannbsp;met zijn gansche hart on leven zich toe te wijden aannbsp;JEZUS CHRISTUS, den Heer. Op zekeren dag kwamnbsp;hij van Portsea, van zijn’ vriend griffin terug. Hijnbsp;wandelde in zijn’ tuin op en neêr. De geloofsdaad
-ocr page 29-van ABRAHAM, die uit gehoorzaamlieid aan den wil van God vaderland en vrienden verliet, maakte opnbsp;dat oogenblik zijne ganscbe belangstelling gaande,nbsp;en de geloofslielden, waarvan Hebreen XI gesprokennbsp;wordt, hielden zijn gemoed geheel bezig. Hij vroegnbsp;zich zelven af, of hij even zoo bereid wezen zou omnbsp;CHRISTUS’ wil alles op te offeren, en zijn vaderlandnbsp;te verlaten. Daarover bleef hij nog eenige volgendenbsp;dagen peinzen, en met zich zelven strijd voeren. Geloofsmoed en zwakheid wisselde af in zijne ziel. Maarnbsp;nu kwam hem kort daarop het Evangelisch Magazijnnbsp;ter hand, en daarin trok aanstonds het berigt zijnenbsp;aandacht, dat men in Londen een Zendelinggenootschap wilde oprigten, en zich voorstelde om hetnbsp;Evangelie over te brengen naar de eilanden van dennbsp;Stillen Oceaan. Welnu, dus vroeg hij aan zich zcl-ven, wanneer men u opdroeg om het bevel te voerennbsp;over het schip dat derwaarts vertrekken zal, zoudtnbsp;gij dan genoegzame kracht des geloofs bezitten, omnbsp;daaraan uwe gemakkelijke rust, uw verder leven metnbsp;één woord, ten offer te brengen? Zult gij u nognbsp;eenmaal op den Oceaan wagen, niet om den willenbsp;van aardsch gewin, maar om zielen te gaan opzoeken , die nog niet weten dat het bloed des Lams ooknbsp;voor hen gestort is? De Heilige Geest gaf het antwoord in zijn hart, en dat antwoord luidde ja! Hijnbsp;gevoelde op het oogenlik, dat hij met blijdschap totnbsp;al die opofferingen in staat zijn zou. Wel kwam nunbsp;of dan wel eens de bedenking bij hem op:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Zult
gij dan waarlijk weder u wagen op het gevaarlijke element, en dat zonder eenig uitzigt op voordeel
-ocr page 30-30
en zullen niet uwe oude kameraden u daarover duchtig uitlagchen ?” Maar zulke bedenkingen, waarin dan weder de geest van den vroegereu kapitein wilsoknbsp;sprak, werkten toch niets uit; daartoe had de bekeerde kapitein wiLSOJsr een veel te getrouwen helper.nbsp;En vraagt gij wie dat ia? Die helper heet JEZUSnbsp;CHEISTUS. En tegen zulk een’ bondgenoot was denbsp;oude geest van wiusoN niet bestand. Wilson dannbsp;beraadde zich rijpelijk over de zaak , en toen hij innbsp;vurig gebed tot God allen tegenstand van zijn weêr-strevig hart overwonnen had, bood hij zich blijmoedignbsp;aan, om met het daartoe te bestemmen schip denbsp;Zendelingen naar de Zuidzee over te brengen; ennbsp;Directeuren des Genootschaps namen dit aanbod aan,nbsp;onder hartelijke dankbaarheid jegens den genadigennbsp;God, die dozen ervaren zeeman zoo kennelijk voornbsp;dit belangrijke werk bestemd had. Wilson belasttenbsp;zich nu met den aankoop van het schip Duff; hijnbsp;zocht de geschiktste matrozen uit, en droeg ook zorgnbsp;voor de geheele uitrusting en proviandering van hetnbsp;schip. Hij zelf droeg eene som van 3500 daaldersnbsp;tot de onderneming bij, ook verlangde hij voor zijnenbsp;diensten als kapitein en opperstuurman in het geheelnbsp;geene belooning. Zeven of acht malen reisde hij omnbsp;deze zaak van Horndeaw naar Londen., en altijd opnbsp;zijne eigene kosten. Zoo had dan toch de Hindoenbsp;in Cuddalore met regt van hem getuigd: „Dit is eennbsp;man Gods!” Merkt op, mijne vrienden, hoe allesnbsp;hier naar den wil van God moest zamenloopeu. Evennbsp;als de beide handen onwillekeurig elkander naderennbsp;en zich vouwen als het hart bidden wil, zoo zijn ook
-ocr page 31-31
altijd, als zoovele werktuigen, de geschikte personen ^aanwezig, wanneer de Heer op aarde zijn rijk uitbreiden wil. ¦—¦ Ieder scheepskapitein ontvangt vannbsp;zijnen admiraal, of van de verder boven hem gesteldenbsp;gezaghebbers eene instructie. Jacob wilsox bekwamnbsp;die ook. Jezus Christus was, wij mogen het zoonbsp;uitdrukken, zijn admiraal, en de Directeuren van hetnbsp;Genootschap waren ’sHeeren Secretarissen. Wilson’snbsp;instructie is gedagteekend van den 5 Augustus 1796.nbsp;Zij begint met ootmoedigen dank aan God, voor dennbsp;voorspoed, waarmede Hij tot daartoe de pogingen vannbsp;het Genootschap gezegend had. Directeuren sprekennbsp;ook hunne gevoelige dankbaarheid er over uit, datnbsp;een man als wilson zich bereid getoond had zich innbsp;deze zaak geheel aan de dienst van God toe te wijden.nbsp;Dan volgt de bepaling, waarbij het bevel over het-schip hem opgedragen wordt, en dat wel met eenenbsp;onbepaalde volmagt. Hij nïoest den togt naar zijnnbsp;beste oordeel besturen. Voorts worden de Zendelingen aan zijne bijzondere zorg en vriendschap aanbevolen. “De liefde van Christus,” zoo heet het,nbsp;“ heeft deze mannen gedrongen vaderland en vriendennbsp;te verlaten, om Zijnen Naam onder de Heidenen tenbsp;verkondigen. Zij zullen vergoeding vinden voor denbsp;ontberingen die zij zich getroosten, in uwe zorg voornbsp;hunne belangen. Mogen zij daarom hunnerzijds unbsp;niet slechts als een’ broeder liefhebben, maar u ooknbsp;als een’ vader achten en eeren. Moge gij in staatnbsp;zijn om hunnen moed te verlevendigen zoo dikwijlsnbsp;hun hart neêrgedrukt wordt onder de moeijelijkhedennbsp;waarmede zij te worstelen zullen hebben. Moge gij
-ocr page 32-32
heil met vaderlijken ernst teregtwijzen, zoo vaak zij gevaar loopon om verkeerde stappen te doen. Mogenbsp;gij eindelijk in ieder geval van verschil van meeningnbsp;voor hen de bemiddelaar, de vriend zijn, in wiensnbsp;boezem een ieder gaarne zijn’ kommer uitstort.” Ofschoon nu wel Directeuren den wensch hadden, omnbsp;het Evangelie der zaligheid zoo veel mogelijk aannbsp;al de eilanden der groote Zuidzee te doen overbrengen, kreeg wilson toch in last om de krachtennbsp;vooreerst niet te verdoelen, maar te trachten eerstnbsp;en vooral gevestigden voet te verkrijgen op althansnbsp;eenigen dier eilanden. Van die vaste punten dachtnbsp;men dan later uit te gaan, om het goede zaad alnbsp;verder en verder te brengen. Op die eerst te bezetten eilanden moesten de Zendelingen op slechts weinig posten verdeeld worden. Bij eiken post moestennbsp;enkele oudere, meer geoefende dienaars des Heerennbsp;geplaatst worden, als zoo vele leidslieden der jongere broederen. Ook moesten de kolonisten, naarnbsp;gelang hunner geschiktheid en overeenkomstig hunnenbsp;betrekking of beroep, op die punten zoo verdeeldnbsp;worden, dat elke vestiging tevens eene kleine model-gemeente aanbood, waarvan de leden door wandelnbsp;en christelijk voorbeeld aan de Evangeliepredikingnbsp;bevorderlijk moesten zijn. Buitendien werd wilsonnbsp;ook den weg aangewezen, dien men wenschte datnbsp;hij zoo mogelijk volgen mogt, terwijl hem een aantal eilanden opgegeven werden, die hij met het oogmerk om daar later posten te vestigen, bezoekennbsp;moest. In Amerika moest hij die dieren en plantennbsp;scheep nemen, waarvan men berekenen kon dat zij,
-ocr page 33-33
zoo zy op Otaheile ingevoerd werden en tieren wilden, voor de Zendelingen en ook voor de inboorlingen nuttig zouden zijn. Van de Zuidzee moest hij oversteken naar China, en langs de Kaap de Goedenbsp;Hoop naar Europa terugkeeren. Het slot der instructie luidde aldus: „Er blijft ons nu niets meernbsp;overig, dan u aan de leiding en bewaring op tenbsp;dragen van Hem die de winden gebiedt en die denbsp;onstuimige golven doet stille zijn. Wij zullen zonder ophouden den God aller genade smeeken dat Hijnbsp;u nabij zij en het welgelukkcn uwer Zending verzekeren moge. De liefde en de heilbede van alle vromen en weldenkenden, zal u op uwen togt vergezellen, en zoo hopen wij ook dat God zijne engelennbsp;gebieden zal u veilig en behouden aan de plaatsnbsp;uwer bestemming te brengen. Die verhevene geestennbsp;mogen dan met vreugde den christelijken tempel ziennbsp;oprijzen in het Heidensche land, en daardoor weder-^ om nieuwe stof verkrijgen, tot verhooging van hetnbsp;nieuwe lied, dat zij zingen. Hem die op den troonnbsp;zit en het Lam, zij cere en dankzegging.”
En zoo reisde dan jacob wilson met het zende-lingschip af. Wij, mijne Lezers, mogen uit het tot dusverre verhaalde ruime aanleiding nemen, om onsnbsp;over de groote daden Gods te verblijden. Dezelfdenbsp;man, die van al zijne vroegere togten huiswaartsnbsp;gekeerd was zonder geloof en zonder bekeering innbsp;het hart, dien zien wij nu den steven wenden naarnbsp;de zee der eilanden, om de Heidensche bewonersnbsp;tot geloof en tot bekeering te brengen. Maar hoenbsp;staat het met uzelven, Lezers ? Gij hebt reeds 20nbsp;of 40 of misschien wel 60 jaren lang de zee des
3
-ocr page 34-34
t' '
levens bevaren, en zijt gij ook, gelijk wilson, van al uwe togten tot dusverre thuisgekomen met koelheid of verachting voor den Heiland en zijn Woord?nbsp;Zoo ja, o moge de Heer dan toch spoedig een keerpunt stellen in uw leven, een’ Ebenhaëzer, een Effatha,nbsp;waar de adem des Heiligen Geestes u aanwaait!nbsp;Moge het van u gelden: de avond was beter dan denbsp;morgen en de middag geweest was! Gebeurt datnbsp;niet, komt er niet zulk een keerpunt, dan is denbsp;avond uws levens een donkere nacht, een nacht waarop nimmer een vrolijke morgenstond meer volgen zal!nbsp;En mogt dit blaadje welligt in handen komen vannbsp;een’ zeekapitein, schipper of stuurman, die vragenbsp;zichzelven af hoe het hem te moede zoude zijn, alsnbsp;hij ook eens eene instructie kreeg zoo als die vannbsp;WILSON; ofwel, hij overlegge bij zichzelven, of hijnbsp;alreeds, schoon ongezien voor het oog der wereld,nbsp;de drie duiven met olijftakken in zijne vlag voert;nbsp;of hij aan boord van zijn schip God dient en Zijnnbsp;Woord in eere houdt, en of hij in zijn beroep trachtnbsp;nuttig te zijn voor de zaak van den Heiland, dannbsp;wel of zijne gedachten zich eenig en alleen bepalennbsp;tot de zaken die zijne scheepsladingen uitmaken , totnbsp;rogge en tarwe, suiker, koffij en thee en meer der-gelijken, en of geld en gewin zijn hoofdstreven uitmaken. Is dit laatste het geval, o dat hij dan Godnbsp;bidde dat ook voor hem het keerpunt niet meer verrenbsp;zij! Hij bidde zoo in vol vertrouwen, en als hij hetnbsp;ernstig en aanhoudend doet zal de verhooring nietnbsp;uitblijven.
Voor wij kapitein wilson nu volgen op zijne reis, willen wij nog iets naders zeggen van zijn schip en
-ocr page 35-Vein lt;'io sclieepsbemaniiing. De eerste stuurman was wiLuiAM WILSON, een neef van onzen jacob , en dienbsp;reeds als kapitein een Westindievaarder gevoerd had.nbsp;Hij gaf echter, uit belangstelling in de zaak en omdatnbsp;hij ook gaarne zijnen Heer on Zaligmaker dienennbsp;wilde, die betrekking op, en aanvaardde den post vannbsp;stuurman onder zijnen oom. Een jonger broeder vannbsp;den stuurman, jacob genaamd, liet zich als matroosnbsp;aannemen. Nog was er onder de matrozen iemandnbsp;aangenomen, itonsoN geheeten, die vele zeereizen alsnbsp;stuurman gedaan en het zeeleven reeds lang vaar^velnbsp;gezegd had, maar die geene rust voor zijn hart hadnbsp;kunnen vinden, voor hij zijne diensten aangebodennbsp;had, al moest hij nu ook als gewoon matroos varen.nbsp;Wat toch de liefde tot Christus niet doen kan.nbsp;Lezers! Maar het is zoo: wie CHRISTUS tot zijnennbsp;Heer heeft zal oneindig gelukkiger wezen, al is hijnbsp;ook maar matroos, dan een ander met den rang vannbsp;admiraal, maar die de zonde en de wereld nog dient. —nbsp;Wat nu het schip aangaat: de meeste zaken die wijnbsp;aan boord aantreffen, zijn door vrome Christenen alsnbsp;gaven der eerste liefde geschonken geworden. Onder-anderen zijn er ook G spaden, 9 hamers en 4000nbsp;spijkers aan boord bezorgd. Uit onderstaanden brief,nbsp;aan den penningmeester des Genootschaps gcrigt,nbsp;kunt gij zien , mijne vrienden, Avie het was die dezenbsp;ijzerkramerij gegeven had.
„ Zoo even lees ik wat de geliefde broeders noodig hebben, die gereed staan om tot de Heidenen te gaan,nbsp;om hun de blijde boodschap der zaligheid te brengen.nbsp;Geloofd zij God dat wij die boodschap reeds vernomen hebben! Ik ben maar een arm man en ik heb
3 *
-ocr page 36-3G
begrepen dat alvorens ik iets gaf tot bevordering der goede zaak, ik mij overtuigen moest dat ik dat innbsp;mijne omstandigheden doen kon, zonder op te houdennbsp;jegens anderen een eerlijk man te blijven. Zoo hebnbsp;ik dan nagegaan wat ik schuldig ben en wat ik bezit , en nu bevond ik dat ik omtrent 14 daaldersnbsp;overhad. Voor dat geld heb ik naar mijn beste verstand de bijgaande voorwerpen gekocht, die ik tennbsp;geschenke aanbied.”
De schrijver van dezen brief was een kruijer of pakdrager.
Den 10 Augustus 1796, des morgen ten 6 ure ging het schip onder zeil. Door omtrent honderdnbsp;stemmen werd bij dat uitzeilen aan boord van hetnbsp;schip Buff, een godsdienstig lied aangeheven. Denbsp;matrozen der andere schepen, die zij voorbij zeilden,nbsp;luisterden stil en aandachtig naar dit vrome gezang,nbsp;en de vrienden en het volk aan den wal zwaaidennbsp;met de hoeden. Nu werd de steven kanaalwaartsnbsp;gewend. Bij Spithead echter moest gewacht worden,nbsp;tot dat de oorlogschepen zouden aangekomen zijn,nbsp;onder wier geleide het zendelingschip de Franschonbsp;kust zQude langs zeilen. Eene vrouw, met namenbsp;KUDDEN, die in de algemeene geestdrift gemeend hadnbsp;dat zij mogelijk tot het Zendelingswerk geroepen wasnbsp;en dus de reis had willen mede doen, kwam ondernbsp;het slingeren van het schip, en onder den invloednbsp;der zeeziekte tot de overtuiging, dat zij best doennbsp;zou met nu nog terug te keeren. Zij had niet gehandeld uit waarachtig geloof, maar zich bloot doornbsp;eene voorbijgaande opwelling van gevoel en belangstelling in het werk der Zendelingen laten medesle-
-ocr page 37-37
pen. Zij liet zich dan hij Spithead weder aan land zetten, en keerde huiswaarts. Gij kunt denken Lezers,nbsp;hoe zij uitgelagchen werd , toen zij daar weder thuisnbsp;kwam. Zij had van vrienden en familie afscheid genomen als of zij hen nimmer zou wederzien, en nunbsp;stond zij , eer nog 14 dagen verloopen waren wedernbsp;voor hunne oogen. En toch hadden die menschennbsp;die haar zoo uitlachten ongelijk. Wanneer ik tochnbsp;een’ toren wil bouwen , en met het werk een beginnbsp;maak zonder vooraf met naauwkeurigheid de kosten berekend te hebben, en als ik dan al spoedignbsp;bemerk dat mijne middelen te kort schieten om hetnbsp;werk te voltooijen, dan is het waarlijk verstandLnbsp;ger dat ik den bouw staak, dan dat ik het werknbsp;slechts half zou kunnen ten einde brengen. — Nognbsp;eenmaal kwam het schip ten anker, en wel te St.nbsp;Helena, alwaar nog iemand het schip verliet, tenbsp;weten de Predikant iiaweis. Deze had 3500 daalders bijgedragen voor de uitrusting der Zendelingen,nbsp;maar het was zijn plan niet geweest om in persoon mede te gaan, doch zijn hart stelde met dat alnbsp;zooveel belang in de zaak en in de arbeiders die nunbsp;in het groote bekeoringswerk zouden optreden, dat hijnbsp;hen, zoo ver hij konde, had willen uitgeleide doen.nbsp;Hun koers liep langs de Azorische on Kaap Verdi-scJie eilanden, en nu stuurde men op Bio Janeiro,nbsp;de hoofdstad van Brazilië aan. Tot dusverre wasnbsp;de reis zeer vooi’spoedig geweest. Uit Bio Janeironbsp;schrijft WILSON aan een’ vriend te Portsea: „God isnbsp;ons buitengewoon genadig geweest. Het schip heeftnbsp;op de gansche reis bijna nooit meer slingering gehad,nbsp;tian toen gij de laatste maal met onze vrienden aan
-ocr page 38-boord waart.” De Zendelingen waren dan ook geene enkele maal door te sterke beweging van liet schipnbsp;in hun studiewerk of in het schrijven gehinderdnbsp;geworden, en genoegzaam dagelijks had men opnbsp;het dek godsdienst kunnen houden. Er heersehtenbsp;voortdurend de beste verstandhouding tusschen dennbsp;kapitein en de Zendelingen. Wilson zorgde voornbsp;hen als een belangstellend vader. Om hen goed tenbsp;leeren kennen, en hen ook in de gelegenheid tenbsp;stellen te beter met hem bekend te worden, vroegnbsp;hij dagelijks vijf hunner bij zich aan tafel. In dennbsp;boven aangehaalden brief schrijft hij over hen alsnbsp;volgt: „Hun gedrag geeft alle -stof tot blijdschap,nbsp;en ik ben vast overtuigd dat er door hen veelnbsp;goeds ouder de arme Indianen gedaan zal worden.nbsp;En al zoude er ook maar édne enkele ziel tot denbsp;kennis gebragt worden van het heerlijk Evangelienbsp;van onzen Heer en Heiland, dan zou ik mij nognbsp;voldoende beloond achten voor de gevaren, zorgennbsp;en ontberingen die aan deze lange zeereis verbonden zijn.” In Bio Janeiro werd het schip van bliksemafleiders voorzien, maar zonder daarom in hetnbsp;minst God, den waren beschutter voor storm ennbsp;onweer, te vergeten. Dat doen wij menschen,nbsp;helaas, maar al te veel; wij bouwen op onzenbsp;eigene wijsheid en voorzigtiglieid, en zien den eeni-gen hechten grondslag van zekerheid en geluk, dienbsp;in een’ vromen geloofswandel bestaat, ligtvaardignbsp;voorbij. — Nadat onze kapitein nu water en levensmiddelen ingenomon had, zette hij den togt langsnbsp;de kust van Zuid-Amerika voort. Hij wilde omnbsp;kaap Hoorn heen de Zuidzee bereiken, maar hevige
-ocr page 39-39
zuidelijke winden w'aien hem hierin hinderlijk. Meermalen kregen onze reizigers zware stortzeeën over, ten gevolge waarvan zij een gedeelte van hun veenbsp;verloren. •—¦ Hunne cenige melkkoe viel, bij hetnbsp;zware Iverken van het schip, zoo dikwijls neer ennbsp;werd daarbij zoo zwaar verwond, dat er niet andersnbsp;overschoot dan haar te slagten. De vrouwen ennbsp;kinderen gevoelden maar al te zeer het verlies vannbsp;liet nuttige dier. — Daar het weder gedurig ruwernbsp;en .stormachtiger werd, hield wilson het niet voornbsp;geraden, den gevaarlijken weg om Amerika’s zuidelijken uithoek heen voort te zetten. Hij veranderde dan plotseling den koers, stak de Atlantische zeenbsp;dwars over, en liep nu onder Zvdd-Afrika en Nieuw-Holland hoen, en vervolgens de groote Ziddzee in.nbsp;Thans was de wind hem zoo gunstig, dat hij innbsp;twee dagen tijd bijna 100 Duitsche mijlen afzeildc.nbsp;Uitnemend werd inmiddels de tijd besteed, die voornbsp;do Zendelingen nog overbleef, om zich voor hunnbsp;gewigtig werk steeds meer voor te bereiden. Metnbsp;alle vlijt legden zij zich toe op het aanleeren vannbsp;de taal der Gezelschaps-eilanden. Ook benoemdennbsp;zij uit hun midden een bestuur, waaraan zoodranbsp;men aan land zou gevestigd zijn de leiding vannbsp;zaken en het broederlijk opzigt over de overigen zotinbsp;zijn opgedragen. Tevens besprak men veel en ernstig de meest gepaste wijze, volgens welke bij hotnbsp;aan te vangen bekeeringswerk der Heidenen zounbsp;dienen gehandeld te worden. — Maar wij willennbsp;thans niet zoozeer over deze Zendelingen spreken,nbsp;maar meer bijzonder van kapitein wilson. Hijnbsp;mogt dan in den kortst mogelijken tijd den overtogt
-ocr page 40-doen en het gansclie gezelschap Zendelingen behouden op Otaheite aan wal brengen. Hij knoopte vriendschappelijke betrekkingen aan met koningnbsp;POMAEË en met de opperhoofden, en de Zendelingen namen weldra de hun aangewezene posten in.nbsp;Wilson bezocht nu ook met de Duff het eilandnbsp;Eimeo, maar kwam spoedig van daar op Otaheitenbsp;terug om te zien hoe het met de daargeplaatstenbsp;Zendelingen ging. Hij vond hen op den besten voetnbsp;met de inlanders. Andermaal verliet hij nu hetnbsp;eiland, en zeilde naar Tongatabu, een der Vriend-schaps-eilanden. Hier ontscheepte hij insgelijks eenigenbsp;broeders Zendelingen. Den laatst aan boord overgebleven’ Zendeling, broeder CEOok, bragt hij naarnbsp;St. Christina (Tahnata) een (!\ax Markiezen-eilanden. Behalve CEOOK ZOU ook HAEEis op dit eiland zijnnbsp;werkkring' hebben moeten vinden. Hij had te vorennbsp;zelfs bepaald om plaatsing daar verzocht. Toen het ernbsp;nu echter op aankomen zou ontzonk hom de moed.nbsp;Hij wenschte nu liever weder mede terug te kecrennbsp;naar Otaheite, omdat daar meer Zendelingen bijnbsp;elkander waren. Wilson gaf daartoe zijne toestemming, terwijl CEOOK moed en geloofskracht genoegnbsp;bezat, om geheel alleen onder de wilden van St.nbsp;Christina achter te blijven. —¦ Wilson legde voornbsp;de onder zijne leiding gestelde Zendelingen gelijkenbsp;zorg aan den dag, als eene teeder liefhebbendenbsp;moeder, die hare kinderen voor het eerst ondernbsp;vreemden ziet, en nu zoo dikwijls zij kan, zichnbsp;overtuigd hoe het hun daar wel gaat. Van de Mar-Tdezen-eïlanden zeilde hij weder naar Tongatabu, ennbsp;bezocht de daar geplaatste broeders nogmaals. Hij
-ocr page 41-41
vond hen door Gods genade volkomen vpel en tevreden op hunnen post. Toen wendde hij ten derdémale den steven naar Otaheite. Op dit eiland had zichnbsp;ook de hoofdmagt, de kern onzer geestelijke strijdersnbsp;gevestigd. Toen nu wilson op alle mogelijke wijzenbsp;de goede verstandhouding tusschen de Zendelingennbsp;en den koning en de opperhoofden geloofde verzekert te hebben, stak hij weder in zee. Het belangrijkste van den hem opgedragen last was alzoo vervuld.nbsp;Nu wilde hij ook nog pogen , of het hem gelukkennbsp;mogt in China eene lading in te nemen, waarvan denbsp;opbrengst ten deele althans de kas des Genootschapsnbsp;zou kunnen schadeloos stellen voor de uitgaven aannbsp;deze zendelingsreis besteed, en om daardoor tevensnbsp;eene nieuwe onderneming van dezen aard uitvoerlijkernbsp;te maken. Die togt naar China ging almede aller-voorspoedigst, en wilson bragt zijn schip in goedennbsp;staat te Canton. Hier hoorde hij voor het eerst innbsp;14 maanden weder vloeken. Lezers! vergun mij hiernbsp;de vraag: is het u gedurende uwen omgang met allerlei soort van menschsn, gelijk ambt of beroep datnbsp;medebrengt, ook wel eens mogen gebeuren dat gijnbsp;in geen 14 maanden had hooren vloeken? En hoenbsp;is dat in de laatste 14 maanden met uzelven geweest? — — In China dan, hoorde avilson wedernbsp;vloeken niet slechts, maar do ligtzinnige menschennbsp;die hij daar ontmoette, ontzagen zich ook niet omnbsp;met de godsdienstigheid van wilson en zijn scheepsvolk derwijze den spot te drijven , dat zij het Zen-,nbsp;delingschip den bijnaam gaven van “ de tien geboden.”nbsp;Wilson had van dit alles veel verdriet. Hij schreefnbsp;dienaangaande uit Canton-. “ Wat mij betreft is dit.
-ocr page 42-42
het onaangenaamste deel van de gansche reis, want ik bevind hier onder verklaarde vijanden vannbsp;God en Christus, en allen doen hun best om doornbsp;lagen spot mij het leven hier te verbitteren.” Gelukkig dat WILSON slechts kort aan deze plaats verblijven moest. Hij had zich voorgesteld zeker 2 of Snbsp;maanden hier te zullen moeten vertoeven, maar hetnbsp;hoofd der Engelsche faktorij in Canton gaf hem denbsp;verzekering, dat hij niet langer dan 5 of 6 dagen zounbsp;opgehouden worden. Men mag hier wel vragen hoenbsp;het kwam, dat wilson , met wiens “ vroomheid ” allennbsp;zoo den spot dreven, nu toch zooveel medewerkingnbsp;ondervond ? Het was, Lezers! omdat die spottersnbsp;toch innerlijk achting en eerbied gevoelden voor eennbsp;karakter als dat van wilson; en daar zij zekernbsp;hunne eigene zedelijke minderheid diep zullen gevoeldnbsp;hebben, en misschien ook wel het zelfverwijt datnbsp;zij eveneens behoorden te doen als hij, hebben zijnbsp;voor het minst de hand willen leenen, om het lossennbsp;en weder laden van het Zendelingschip zoo voorspoedig mogelijk te doen afloopen. Zelfs de Chinezennbsp;hielpen wilson daarbij met een’ voorbeeldeloozennbsp;ijver. Zoo gebeurde het dat, ofschoon de Duff hetnbsp;laatst aangekomen was, dit schip toch te gelijk metnbsp;de veel vroeger aangekomene schepen, onder konvooinbsp;van eene sterke afdeeling Engolschb oorlogschepen,nbsp;de thuisreis kon aannemen. Wij willen het schipnbsp;nu maar laten voortzeilen, en ons weder in Engelandnbsp;verplaatsen en daar zijne aankomst verbeiden.
Op Vrijdag den 11 Mei 1798 had er te Londen eene Algemeeno Vergadering plaats van het Zendelinggenootschap, en wel in de groote Spitalfieldskerk.
-ocr page 43-43
Gedui-ende dc bij die gelegeiiJieid gehoudeiic godsdienstoefening, kwam liet berigt aan dat de Duff, naar laid van ingekomeno zeetijdingen, behouden tenbsp;Canton binnengeloopen was, waarin men tevens hetnbsp;bewijs had dat de reis, voor zoover de bestemmingnbsp;naar de Zuidzee betrof, gelukkig was afgeloopen.nbsp;Na de predikatie en het gebed maakte Haweisnbsp;deze verheugende tijding van den predikstoel bekend, opdat de gansche vergaderde menigte het diennbsp;dag nog weten, en allen God er voor danken zouden.nbsp;Als een loopend vuur ging dit nieuws nu voort vannbsp;mond tot mond, en het is moeijelijk uit te drukken,nbsp;¦wat velen daarbij gevoelden. Daags daaraan werdnbsp;een brief van vvilson ontvangen, die al datgenenbsp;mededeelde wat wij in de hoofdzaken reeds weten.nbsp;Den 11 Julij 1798 kwam voorts kapitein wilsonnbsp;met zijn schip op den Theems aan. Hij had Cantonnbsp;den 3 December 1797 verlaten. Dat hij zelf met denbsp;warmste dankbaarheid in het hart op nieuw dennbsp;vaderlandschen bodem betrad, behoef ik wel niet tenbsp;verzekeren, en evenmin dat allen die het met denbsp;zendelingszaak goed meenden, schier geene woordennbsp;vinden konden, om hunne blijdschap over den zoonbsp;gewenschten afloop der onderneming uit te drukken.nbsp;En zeker er was overvloedig stof tot danken. Innbsp;21 maanden tijd had het schip 10000 duitsche mijlennbsp;afgelogd; de geheele bemanning mogt in den bestennbsp;welstand thuisvaren; van de 60 personen toch dienbsp;te zamen uitgegaan waren, was er niet één overleden. Op do geheele reis was geen spoor geweestnbsp;van scheurbuik of van koortsen, die anders eenenbsp;] scheepsbemanning zoo vreeselijk aantasten kunnen.
-ocr page 44-44
Terwijl van andere schepen, die met de Buff op dezelfde reede lagen, meermalen matrozen voor denbsp;oorlogschepen geprest geworden waren, was hetnbsp;Zendelingschip daarvan verschoond gebleven. Ooknbsp;kwam het schip zelf in zeer goeden staat terug.nbsp;Wanneer men bedenkt dat de eilanden der Zuidzeenbsp;bijna allen met koraalriffen omringd zijn, en wilsonnbsp;en zijn volk den Stillen Oceaan nog nooit te vorennbsp;bevaren hadden, dan moet men de Goddelijke bewaring erkennen, daarin dat het schip slechts éénenbsp;enkele maal gestoten heeft, en dan nog zonder schade te bekomen. Geen der masten had zelfs • eennbsp;zweem van eeno scheur bekomen, geene steng of ranbsp;was gebroken, geen anker was verloren gegaan. —nbsp;De geldelijke opbrengst van de lading, welke wilsonnbsp;uit China had medegebragt, beliep nagenoeg 29000nbsp;daalders. William wilson, een neef van onzennbsp;kapitein, stelde een uitvoerig verhaal op van denbsp;volbragte zendelingsreis en bezorgde daarvan do uitgaaf. Het boek prijkte met onderscheidene fraaijenbsp;platen. Hij had echter niet voor zijn eigen voordeelnbsp;dezen arbeid ondernomen, maar bestemde do voor-deelen die hij er uit zou kunnen trekken voor hetnbsp;Zendelinggenootschap. Op deze wijze ontving hetnbsp;Genootschap dan ook van den uitgever een bedragnbsp;van 14000 daalders, dat anders william Wilson’snbsp;honorarium zou uitgemaakt hebben. Een en andernbsp;te zamen genomen gaf dus weder rijkelijk de middelen aan do hand, om het begonnen werk krachtdadig voort te zetten. Op don 6 Augustus werd tenbsp;Portsca en ook in twee kerken in Londen een opzettelijk dankfeest gevierd, bij ivelke gelegenheid
-ocr page 45-45
GBIFFIN en HAWEis (ie leerrede hielden. Directeuren des Genootschaps betuigden ook op plegtige wyzenbsp;aan jacob wilson hunnen dank, en tot een blijvendnbsp;aandenken voor hem en zijne familie, schonken zijnbsp;hem eene schoone schilderij, door een’ der eerstenbsp;kunstenaars vervaardigd, en die de zamenkomstnbsp;voorstelde van wilson en de Zendelingen met dennbsp;koning en de koningin van Otaheite. Hawbis vereerde zijn’ vriend een’ kostbaren diamanten ring,nbsp;waarbij hij deze regelen voegde. “ Ik wenschte opnbsp;blijvende wijze mijn’ naam aan den uwen te verbinden, en daartoe diene dezen ring. De cirkel doornbsp;dien ring gevormd is het zinnebeeld der eeuwigheid.nbsp;Die hoop ik met u in te gaan. De brillanten vannbsp;dezen ring schitteren met geen’ sterker gloed dannbsp;mijne vriendschap , en het goud er aan is ook nietnbsp;zuiverder van gehalte dan die vriendschap is. Terwijl gij dan dezen ring draagt, hoop ik dat gij mijnnbsp;aandenken in uw hart zult dragen. Mijn hart zal unbsp;toebehooren tot aan mijn’ laatsten polslag. Godnbsp;zegene u !”--
JJu ging WILSON weder stil leven; maar het was een geheel ander stil leven dan voorheen, toen hijnbsp;uit India was teruggekeerd. De wonderbare leidingen en bewaringen Gods, op de laatste , groote reisnbsp;door hem ondervonden, hadden aan zijn geloof eenenbsp;sterkte gegeven, die nu geheel voorbeeldig mogt genoemd worden. In het jaar 1799 koos hij zich eenenbsp;brave vrouw tot levensgezellin, en met haar mogtnbsp;hij nog 20 jaren dezen ondermaanschen pelgrimstogtnbsp;voortzetten. Wilson’s lievelingsbezigheid was en bleefnbsp;nu altijd het le?en en bepeinzen van Gods Woord.
-ocr page 46-Dagelijks las hij groote gedeelten daarvan, en niets gaf hem zooveel waar genoegen. Op zijn 47^^» jaarnbsp;ondervond hij eene groote verzwakking aan de oogen,nbsp;zoo zelfs, dat hij vreesde geheel en al blind te zullen worden; en vooral betreurde hij dit vooruitzigt,nbsp;dewijl hij dan niet meer in den Bijbel zou kunnennbsp;lezen. Hij maakte zich dan met ijver nog den tijdnbsp;ten nutte dat hij nog zien kon, om geheele hoofdstukken , ja gansche boeken der Heilige Schrift vannbsp;buiten te leeren. Bij bepaalde gedeelten zeide hijnbsp;het geleerde dagelijks bij zich zelven op. Daar hijnbsp;eene bijzondere neiging voor de eenzaamheid had,nbsp;kon hij die ook wel op geene betere wijze besteden.nbsp;Hij is echter niet blind geworden, en zelfs werdennbsp;zijne oogen later weder beter. Nu was het dan welnbsp;jammer, zouden velen denken, dat hij zooveel'tijdnbsp;en zooveel moeite aan dat van buiten leeren besteednbsp;had. Maar verre van daar! Wilson leed, daar hijnbsp;nu zoo geheel buiten zijn’ vroegeren' levenskring zichnbsp;bevond en de zeelucht niet meer genoot, onder anderen zeer daaraan, dat hij ’s nachts veelal nietnbsp;slapen kon; en nu was het hem een aangenamenbsp;troost, dat hij een’ zoo grooten schat van bijbelplaatsen in zijn geheugen bijeenverzameld had, dienbsp;hij in die lange, slapelooze nachten, overdenken kon.
Wilson werd ook Lerhaaldelijk tot mededirecteur van het Zendelinggenootschap gekozen, en die betrekking nam hij telkens met liefde waar. — Hij wasnbsp;in allen deele een man van orde, en als zoodanignbsp;nam hij ook de bepaling des Ouden Verbonds, waarnbsp;het heet dat een ieder een tiende van zijne goederennbsp;offeren moet, ten regel aan voor de beoefening van
-ocr page 47-den pligt der weldadiglieid, zoodat liij jaarlijks het zuiver tiende deel zijner inkomsten voor godsdienstige en menschlievende oogmerken bestemde. Ennbsp;toen hij na verloop van eenige jaren den staat zijnernbsp;bezittingen eens opzettelijk naging om zich te overtuigen of hij wel altijd juist dat tiende gedeelte tennbsp;olFer gebragt had, bevond hij nog ruim 2100 daalders zuiver over te hebben. In het voorbijgaan zijnbsp;het gezegd, dat ook andere Engelschen toenmaalsnbsp;zoodanige regels volgden voor de werken hunnernbsp;christelijke weldadigheid. Sommige bestemden hetnbsp;zevende deel hunner inkomsten voor liefderijke oogmerken, en eene gravin van Warwick had daartoenbsp;hot derde gedeelte barer jaarlijksche ontvangstennbsp;aangewezen. Hoe ongunstig steekt daarbij het gedrag van zeer velen in den tegenwoordigen tijd af!nbsp;Voor eigen vermaak, voor uitspanningen en derge-lijken heeft men geld genoeg over, maar hoe karig isnbsp;men meestal ten aanzien van kerk en zendelingszaak,nbsp;en alle verdere uitgaven die op de godsdienst betrekking hebben! — Wiisox had een’ zijner bloedverwanten, een jong koopman, willen helpen en hetnbsp;grootste gedeelte van zijn vermogen in de zaak vannbsp;dien bloedverwant gelegd, en ook een deel van hetnbsp;aanzienlijke erfgoed zijner vrouw. De oorlogsstormennbsp;echter, die in het begin van de tegenwoordige eeuwnbsp;woedden, veroorzaakten den ondergang van dezennbsp;jongen koopman, en daardoor verloor nu wilsonnbsp;niet slechts hetgeen hij in Indie zoo zuur had moetennbsp;Verdienen, maar ook zijne vrouw moest het harenbsp;missen. WiLSOX betreurde dat alleen daarom, dewijlnbsp;hij nu niet meer zoo veel doen kon in het belang
-ocr page 48-48
J,
¦'•I I -I
i -
V,::
der godsdienst en tot ondersteuning zijner arme familiebetrekkingen. ¦— In bet najaar van 1818 begon Wilson’s gezondheid zeer te wankelen, en zijnenbsp;vrienden werden bezorgd voor zijn leven. Hij zelfnbsp;gaf te kennen dat hij verwachtte dat deze ziektenbsp;wel in zijn’ dood eindigen zou. Hij voegde er bij:nbsp;„ik zou nu, zoowel als te aller tijd, gaarne willennbsp;sterven, wanneer ik niet dacht aan het lot mijnernbsp;vrouw en vijf kinderen. Maar de Heer is algenoeg-zaam. Ik vertrouw op Zijne zorg voor hen dienbsp;ik moet achterlaten, gelijk Hij steeds mij nabijnbsp;is geweest.” Nergens treurde hij gedurende zijnenbsp;krankheid meer over, dan dat hij de kerk niet meernbsp;bezoeken kon. Hoe grooten troost vond hij nu innbsp;do slapelooze nachten, welke hij in deze ziektenbsp;doorbragt, in de vroeger van buiten geleerde bijbelspreuken. — Gedurende den ganschen loop dernbsp;ziekte toonde hij op de onmiskenbaarste wijze, datnbsp;hij als een vroom, geloovig christen den dood tenbsp;gemoet ging, en vooral was dit uit zijne laatstenbsp;gesprekken blijkbaar. Hij stierf op Vrijdag 14 Augustus 1819, nog niet ten volle 54 jaren oud.